3-001
VERGADERING VAN WOENSDAG 27 OKTOBER 2004 ___________________________ 3-002
VOORZITTER: DE HEER BORRELL FONTELLES Voorzitter 3-003
Opening van de vergadering 3-004
(De vergadering wordt om 9.05 uur geopend) 3-005
Ingekomen stukken (zie notulen) 3-006
Voorbereiding van de Europese Raad (Brussel, 4 en 5 november 2004) 3-007
De Voorzitter. − Aan de orde is het debat over de verklaringen van de Raad en de Commissie over de voorbereiding van de Europese Raad in Brussel van 4 en 5 november. Het woord is aan staatssecretaris Nicolaï, namens de Raad. 3-008
Nicolaï, Raad. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, op 5 november vindt de eerste Europese Raad onder dit Nederlandse voorzitterschap plaats. De laatste Europese Raad onder een Nederlands voorzitterschap vond in juni 1997 in Amsterdam plaats en heeft, zoals u weet, geresulteerd in het Verdrag van Amsterdam. Dit keer hebben we niet zulke grote ambities. Het zal u echter niet verbazen dat de belangrijkste onderwerpen van de komende Europese Raad identiek zijn aan sommige van de hoofdthema’s die zeven jaar geleden werden besproken. Destijds, in 1997, herinnerde men zich de problemen die er in een aantal lidstaten met betrekking tot de ratificatie van het Verdrag van Maastricht waren geweest, en daarom werd besloten het vraagstuk van het verkleinen van de afstand tussen de Unie en de burgers als agendapunt toe te voegen. Dit vraagstuk heeft nog niets aan relevantie ingeboet. Tijdens de komende top zullen we wederom de betrokkenheid van de burgers bij de Europese Unie bespreken. Andere belangrijke onderwerpen voor de Europese Raad zijn, ten eerste, een nieuw meerjarenprogramma voor justitie en binnenlandse zaken, ten tweede de voorbereiding van de tussentijdse evaluatie van de Lissabon-strategie en van het Luxemburgse voorzitterschap van volgend jaar, en ten derde de externe betrekkingen. Ik zal beginnen met de samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken. Dit is een uiterst belangrijk onderwerp voor deze Europese Raad. Op
basis van het programma van de Europese Raad van Tampere is er de afgelopen vijf jaar veel werk verricht om een Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te creëren. De Europese Unie heeft de samenwerking tussen justitiële en politiële diensten in de lidstaten versterkt en beleid ontwikkeld op het gebied van asiel, migratie en buitengrenzen, maar het werk is zeker nog niet afgerond. De problemen waar de Unie mee te maken heeft zijn in hoge mate grensoverschrijdend: terrorisme, georganiseerde misdaad en stromen van asielzoekers en illegale immigranten. Bovendien hebben de aanvallen van 11 september 2001 in New York en van 11 maart 2004 in Madrid eens te meer duidelijk gemaakt welk een buitengewoon grote uitdaging het is om de veiligheid van onze burgers te beschermen. Tegelijkertijd moet de Unie ervoor zorgen dat de burgers hun fundamentele vrijheden kunnen blijven genieten en zich vrij in de Unie kunnen bewegen. De Raad heeft daarom een programma voor de komende vijf jaar opgesteld op basis van de evaluatie die de Commissie in juni heeft ingediend. Dit nieuwe meerjarenprogramma - ook wel het Haags programma genoemd - bouwt voort op het Tampere-programma. De afgelopen twee dagen hebben de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken hier uitgebreid over gesproken in Luxemburg. De Raad heeft brede overeenstemming bereikt over de inhoud van het programma. De kwestie inzake besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid en medebeslissing op het gebied van asiel- en immigratiezaken zal echter ook onderwerp van verder overleg in de Raad Algemene Zaken zijn. Een ander punt van discussie was het gemeenschappelijk asielstelsel. Het lijkt erop dat over deze kwestie een redelijk compromis is bereikt. Het is de bedoeling dat de Europese Raad het meerjarenprogramma opstelt. Het Haags programma is weliswaar gebaseerd op het Grondwettelijk Verdrag, maar loopt er niet op vooruit. Het voorzitterschap streeft ernaar in het meerjarenprogramma optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden die het huidige Verdrag biedt. Andere punten die in het nieuwe meerjarenprogramma aan de orde komen zijn: bestrijding van illegale immigratie; versterkt partnerschap met derde landen en een gezamenlijk visumbeleid; definitie van basisbeginselen voor de integratie van migranten; effectieve grenscontrole; snelle informatie-uitwisseling tussen justitie, politie en veiligheidsdiensten; strijd tegen het terrorisme; en toewerken naar een ware Europese rechtsruimte. Dit zijn allemaal essentiële elementen voor een veiliger Europa, waar de rechtstaat het laatste woord heeft en iedere burger verzekerd is van zijn vrijheid. Het is de bedoeling dat de Europese Raad de Europese Commissie verzoekt om in 2005 een actieplan te presenteren waarin wordt beschreven welke maatregelen genomen moeten worden en wat de termijnen zijn voor de implementatie van dit meerjarenprogramma.
6 Het tweede onderwerp is de voorbereiding van de tussentijdse evaluatie van de Lissabon-strategie. Zoals u weet zal tijdens het Luxemburgse voorzitterschap een aantal essentiële kwesties inzake de Lissabon-strategie aan de orde worden gesteld. Tijdens de Voorjaarsraad in maart 2005 zal de tussentijdse evaluatie van de Lissabon-strategie besproken worden. Het Nederlandse voorzitterschap zou graag een bijdrage willen leveren om deze belangrijke Voorjaarsraad tot een succes te maken. Op 4 november zal de Europese Raad het verslag van de werkgroep van Wim Kok bespreken. De Europese Raad kan de Commissie en de Raad vervolgens verzoeken om het verslag-Kok als uitgangspunt te nemen bij de voorbereidingen van de Voorjaarsraad. Tijdens het diner voor staatshoofden en regeringsleiders zal er, onder de titel 'Managing Change', een informele discussie plaatsvinden over de wijze waarop de overheden in de lidstaten de hervorming van hun economieën kunnen bevorderen. De discussie zal worden ingeleid door de Duitse bondskanselier, de premier van Finland en de premier van Slowakije. Zij zullen hun ervaringen op dit gebied delen met de andere leden van de Europese Raad. De nieuwe voorzitter van de Commissie zal vervolgens kort zijn visie schetsen op de toekomst van de Lissabon-strategie. Ook de rol van de sociale partners bij de implementatie van de Lissabon-strategie is een punt op de agenda van deze Europese Raad. Voorafgaand aan de bijeenkomst van de Europese Raad zal de tripartiete sociale top met werkgevers en werknemers op Europees niveau plaatsvinden. Zoals ik in mijn inleiding al zei, zullen wij ons ook richten op de betrokkenheid van de burgers bij de Europese Unie. Gelet op de teleurstellende opkomst bij de meest recente verkiezingen voor het Europees Parlement achtte de Europese Raad van juni het noodzakelijk op deze kwestie terug te komen. Om de bespreking in de Europese Raad voor te bereiden heeft het voorzitterschap op 5 oktober een informele bijeenkomst van de ministers voor Europese Zaken georganiseerd die geheel in het teken stond van de vraag hoe de betrokkenheid van de burgers bij Europa vergroot kan worden. Tijdens de bijeenkomst lag de nadruk op de procedures die gevolgd zullen worden tijdens het aanstaande ratificatieproces in de lidstaten en die inhouden dat in ten minste tien landen referenda gehouden zullen worden. De resultaten van die bijeenkomst zullen het uitgangspunt zijn voor de bespreking in de Europese Raad. Het derde belangrijke punt voor de Europese Raad zijn de externe betrekkingen. Er zullen op dit gebied vier onderwerpen worden besproken. Allereerst de situatie in Irak. De Europese Raad zal zich buigen over een pakket van ondersteuningsmaatregelen ten behoeve van de Iraakse interim-regering. Dit pakket zal officieel worden gepresenteerd tijdens een werklunch met de Iraakse premier Allawi. Naar ik hoop zal in dit pakket een politieke intentieverklaring worden opgenomen over het
27/10/2004 aanknopen van betrekkingen met de EU, evenals een reeks van specifieke maatregelen ter ondersteuning van de Iraakse interim-regering. In dit verband denk ik aan ondersteuning door de EU van de verkiezingen begin volgend jaar; activiteiten op het gebied van civiel crisisbeheer, zoals training van de politie, en capaciteitsopbouw binnen het gerechtelijk apparaat. Niet alleen zal de Europese Unie hierdoor als een eenheid naar buiten treden - hetgeen na de gebeurtenissen van de afgelopen anderhalf jaar zo hard nodig is - maar ook zullen we zo de gelegenheid krijgen vanuit de Unie een concrete bijdrage te leveren aan de daadwerkelijke verbetering van de situatie in Irak. In de Europese Raad zal ook gesproken worden over de situatie in het Midden-Oosten. We zullen onderzoeken hoe de EU op de korte en de middellange termijn verder aan het vredesproces kan bijdragen, in het licht van het politieke besluit dat Israël genomen heeft over het plan voor terugtrekking uit de Gazastrook. Ik kan in dit stadium nog geen uitspraken doen over eventuele resultaten van deze gesprekken. Wat mij betreft zijn de vijf kernpunten die tijdens de Europese Raad in maart zijn geformuleerd nog steeds van kracht. In de Europese Raad zal ook kort over Iran worden gesproken. Het is van belang dat de internationale gemeenschap, waaronder de EU, eensgezind blijft in haar streven om Iran ertoe te bewegen alle verrijkingsactiviteiten op te schorten en verbetering te brengen in de mensenrechtensituatie. De bijeenkomst van de raad van bestuur van het IAEA op 25 november zal in dit verband een belangrijke maatstaf zijn. Ten slotte zullen wij stilstaan bij de situatie in Soedan, en in het bijzonder in Darfur. We moeten druk uitoefenen op alle betrokken partijen om vooruitgang te boeken in de verschillende vredesprocessen. Ons uitgangspunt blijft dat indien onvoldoende vorderingen wordt gemaakt, passende maatregelen - inclusief sancties - nadrukkelijk tot de mogelijkheden behoren. Voorts zal de Raad spreken over positieve maatregelen, waaronder de ondersteuning die de EU kan bieden aan de recentelijk goedgekeurde uitbreiding van de missie van de Afrikaanse Unie in Darfur. Tot zover dit overzicht van de agenda van de aanstaande Europese Raad, waarvoor de voorbereidingen op dit moment in volle gang zijn. Het voorzitterschap zal u tijdens de vergaderperiode in november op de hoogte brengen van de resultaten van de Top. (Applaus) 3-009
Verheugen, Commissie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, ik had mijn toespraak eigenlijk willen beginnen met de zin: “Volgende week zullen we een nieuwe Commissie hebben”, maar ik laat dat vandaag toch liever afhangen van uw beslissing, … (Applaus)
27/10/2004 … maar wat er vandaag ook gebeurt: we staan voor een bestuurswisseling. De ambtsperiode van de huidige Commissie loopt ten einde en er treedt een nieuwe Commissie aan. Dat betekent echter niet dat we aan het begin staan van een totaal nieuw beleid. Hoe de beslissing ook zal uitvallen, de hoofdlijnen van het Europees beleid zullen worden gecontinueerd. Het is belangrijk erop te wijzen dat de grote vraagstukken waarmee Europa heden ten dage geconfronteerd wordt, niet ter discussie staan en dat het Europees beleid ook na de wisseling gekenmerkt zal worden door betrouwbaarheid, stabiliteit en continuïteit. Tegen deze achtergrond heeft de beoogde, door u reeds gekozen Commissievoorzitter Barroso hier gisterenochtend bevestigd dat de toekomstige Commissie zich even sterk als de huidige Commissie zal inzetten voor de totstandkoming van een concurrerend Europa, voor de verbetering van het concurrentievermogen van de Europese economie. De strategie van Lissabon staat in dit streven nog altijd centraal en dat zal ook zo blijven. Dat geldt voor alle belangrijke componenten. Er is echter één punt dat we fundamenteel moeten veranderen: we mogen er geen genoegen mee nemen dat het alleen bij het maken van plannen blijft, we mogen er geen genoegen mee nemen dat we alleen ambitieuze perspectieven ontwikkelen. We moeten er ons ook serieus voor inzetten dat die plannen en ambities worden gerealiseerd, dat wil zeggen dat de strategie van Lissabon echt leven wordt ingeblazen. Een ander belangrijk punt dat de beoogde voorzitter heeft benadrukt, is de totstandkoming van een veilig Europa, een Europa dat zich richt op de behoeften van zijn burgers. We willen een Europa dat de buitenlandse betrekkingen met alle belangrijke partners intensiveert, vooral met de toekomstige lidstaten en met de buurlanden in het algemeen. De Europese Raad zal de komende week spreken over onderwerpen die zeer nauw met deze vraagstukken samenhangen. Ik zal de belangrijkste punten noemen, met name de punten die betrekking hebben op de strategie van Lissabon en op het nieuwe programma voor de bevordering van rechtvaardigheid, vrijheid en veiligheid. Ten aanzien van de strategie van Lissabon juicht de Commissie de tussentijdse evaluatie van harte toe. De beslissende fase daarvan breekt nu aan. Volgende week zal de groep op hoog niveau onder leiding van de Nederlandse oud-premier Wim Kok haar verslag presenteren. De Commissie gaat ervan uit dat ze op grond van dit verslag het mandaat zal krijgen om ten behoeve van de Voorjaarstop van de Raad concrete voorstellen voor de tussentijdse evaluatie uit te werken. Dit tijdschema en dit moment moeten ons de mogelijkheid geven, de strategie van Lissabon weer op het goede spoor te brengen. Dat wil niet zeggen dat er in de afgelopen vijf jaar niets gebeurd is, maar het heeft geen zin er omheen te draaien. Er is nu eenmaal niet genoeg gebeurd en de Commissie moet in alle ernst
7 constateren dat het een heel aantal lidstaten aan de noodzakelijke energie heeft ontbroken om hun toezeggingen ook in daden om te zetten. Dat moet nu echt anders. De Commissie is bereid ook in de toekomst alle mogelijkheden te beproeven waarmee het proces weer nieuw leven kan worden ingeblazen en ook beter kan worden gecontroleerd. De Commissie vindt dat de Unie zich nu echt op de groeicomponent moet concentreren. Het staat buiten kijf dat Europa een dynamische en duurzame groei nodig heeft om meer werkgelegenheid te creëren en ons sociaal model te waarborgen. Dat vraagt meer initiatieven van ondernemers, een grotere bereidheid tot innovatie en meer investeringen in onderzoek en onderwijs. We moeten in Europa hervormingen doorvoeren die de economische dynamiek vergroten. Om te kunnen uitgroeien tot een echte kenniseconomie die de steeds hardere internationale concurrentie kan bijbenen, moet Europa zijn troeven op het gebied van onderwijs, kennis en technologische ontwikkeling uitspelen. Ik wil echter nog eens duidelijk maken dat de totstandkoming van een dynamischer, beter concurrerend Europa hand in hand moet gaan met het behoud van het Europees sociaal model. Alleen in een dynamischer, beter concurrerend Europa kunnen we dit model handhaven. We mogen niet vergeten dat sommige lidstaten nog ver verwijderd zijn van een systeem dat voldoende sociale zekerheid garandeert. Concurrentievermogen, samenhang en solidariteit moeten gelijkelijk worden bevorderd; ze moeten zogezegd gelijke tred met elkaar houden. De tussentijdse evaluatie van Lissabon biedt ons de mogelijkheid om die doelstellingen te realiseren. In dit verband wil ik erop wijzen dat de Commissie er onverminderd naar streeft de wetgeving te verbeteren, dat wil zeggen eenvoudiger en overzichtelijker te maken. De Commissie hecht met name aan een zo uitvoerig mogelijke effectbeoordeling. Daaruit wordt dan ook duidelijk wat de gevolgen van onze wetgeving zijn voor de desbetreffende segmenten van de samenleving, in het bijzonder voor de economie en het bedrijfsleven. Het voorzitterschap legde de nadruk op maatregelen voor vereenvoudiging, voor een betere effectbeoordeling en voor onderzoek naar de administratiekosten. De Commissie steunt dat volledig. We werken aan deze maatregelen mee en we juichen het werk toe dat door de groep op hoog niveau, met vertegenwoordigers uit Parlement, Commissie en Raad, wordt verricht om de wetgeving te verbeteren. Op het gebied van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid zal de Europese Raad als vervolg op de Tampere-programma’s een meerjarenprogramma aannemen dat de activiteiten van de Unie op dit terrein voor de komende jaren zal bepalen. Sinds Tampere hebben we de basis gelegd voor een gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. Het nieuwe Haagse programma zal deze inspanningen vanuit
8 dezelfde visie en met een hernieuwde bereidheid tot samenwerking met een uitgebreide en zich steeds verder uitbreidende Unie voortzetten, uitgaande van de fundamentele waarden rechtvaardigheid, vrijheid en veiligheid voor alle burgers. Vanwege de vele tragische gebeurtenissen en de verschrikkelijke aanslagen waarvan we de afgelopen jaren getuige zijn geweest, hebben we na Tampere onze prioriteiten moeten bijstellen. Het besef dat de lidstaten alleen tegen deze nieuwe bedreigingen niet opgewassen zijn, wordt intussen alom gedeeld. Willen we hierin succesvol zijn, dan moeten we de samenwerking in het kader van de Unie voortzetten. Een ander belangrijk element was de geleidelijke ontwikkeling van een nieuw beleid, het beleid inzake de grondrechten. De opname van het Handvest van de grondrechten in het Constitutioneel Verdrag, de toekomstige toetreding tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, de ontwikkeling van mechanismen op grond van artikel 7, de vaststelling van de antidiscriminatierichtlijnen, dat alles heeft zijn uitwerking op de Unie en beïnvloedt alle beleidsterreinen van de Unie. Zoals we op het terrein van het economische beleid de pretentie hebben er door eigen inspanningen voor te zorgen dat we de sterkste economie van de wereld worden, zo moeten we ook de ambitie hebben om van Europa het werelddeel te maken waar de burgerrechten het best zijn gewaarborgd. Deze elementen maken ons ervan bewust dat we de juiste weg moeten zien te vinden tussen de behoefte aan vrijheid en het recht op vrijheid enerzijds en het veiligheidsaspect anderzijds. Op het gebied van de veiligheid zijn we door de ontwikkelingen van de afgelopen jaren gedwongen, prioriteit te geven aan terrorismebestrijding. Dat zullen we ook niet kunnen loslaten. Daarbij moeten we echter niet vergeten dat ook de effectieve preventie en bestrijding van alle zware vormen van georganiseerde criminaliteit moet worden voortgezet. Dat is in het nieuwe programma opgenomen. Met het oog op de praktische uitvoering juicht de Commissie het besluit van de Raad toe, voor de sectoren die onder titel IV van het Verdrag van Nice vallen, de medebeslissingsprocedure in te voeren. De Commissie zal daartoe ieder jaar een voortgangverslag over de resultaten en de daadwerkelijke uitvoering voorleggen. Het gaat voorts bij de Europese Raad volgende week om de vraag, hoe Europa dichter bij de burgers kan worden gebracht. Dat is een opdracht die hier in het Parlement geen toelichting behoeft, omdat ieder van u zich dagelijks voor deze opgave gesteld ziet. We zullen het er allemaal over eens zijn dat de communicatie kan worden verbeterd en dat dit een van de belangrijkste prioriteiten moet zijn. We moeten de duidelijk zichtbare kloof tussen de Europese instellingen en de burgers overbruggen. Ik denk dat de ratificatie van het constitutioneel verdrag in alle lidstaten volop gelegenheid biedt met de burgers over Europa in discussie te gaan en de burgers bij de Europese politieke processen te betrekken. De
27/10/2004 ratificatieprocedure blijft uiteraard overal een nationale aangelegenheid. De Commissie zal echter in het kader van dit proces haar voorlichtingsactiviteiten uitbreiden, zodat overal hulp kan worden geboden waar een nadere toelichting op de Grondwet en de voordelen daarvan voor de Unie nodig is. Het spreekt vanzelf dat een dergelijk voorlichtingsoffensief slechts in nauwe samenwerking en zij aan zij met het Europees Parlement kan worden uitgevoerd. Laat ik ter afsluiting nog enkele woorden aan de uitbreiding wijden. De Raad zal in de komende weken geen besluiten nemen over de recente verslagen van de Commissie. Er zal alleen over worden gesproken. Ze worden gepresenteerd. Voorstellen die de Commissie begin deze maand heeft aangenomen, hebben we reeds aan het Parlement doen toekomen. Ik denk dat we met betrekking tot de uitbreiding op een heel belangrijk punt zijn aangekomen. We kunnen vandaag eigenlijk al tamelijk nauwkeurig voorzien dat de vijfde uitbreiding, zoals gepland, in 2007 met de toetreding van Roemenië en Bulgarije zal worden afgerond. We kunnen met redelijke nauwkeurigheid voorzien dat we begin volgend jaar de onderhandelingen met Kroatië zullen openen. Verder weten we dat eind dit jaar ook nog de belangrijke en verstrekkende beslissing moet worden genomen, of we onderhandelingen aangaan met Turkije of niet. Laat ik ook op deze plaats nog eens duidelijk maken dat de Commissie geprobeerd heeft een voorstel te doen dat gericht is op consensus. Een voorstel waarbij zeer goed is geluisterd naar de discussies in de lidstaten en naar de discussies in dit Parlement – en wel in alle fracties van het Parlement. Doel daarvan was om zoveel mogelijk gedachten en ideeën, maar ook zoveel mogelijk angsten en zorgen, die wij immers delen, in het voorstel op te nemen. De Commissie is er daarom van overtuigd dat de voorstellen die ze heeft gedaan een goede basis vormen voor de te nemen beslissingen. De Commissie denkt dat de Europese Raad volgende week een uitstekende gelegenheid biedt om te laten zien dat het Europees beleid zowel door continuïteit als door een nieuwe dynamiek wordt gekenmerkt. (Applaus) 3-010
Thyssen (PPE-DE), namens de fractie. – Voorzitter, voorzitter van de Raad, beste collega's, een van de belangrijkste punten op de Europese Raad van volgende week is natuurlijk het verslag over de tussentijdse evaluatie van het proces van Lissabon. De sleutelwoorden van dat programma kent bijna iedereen: groei, concurrentievermogen, kennis, economie, werkgelegenheid, duurzame ontwikkeling. Iedereen spreekt erover, iedereen staat erachter maar de resultaten ontbreken of zijn alleszins veel te licht. Sinds Lissabon is de wereld natuurlijk een stuk veranderd. Bepaalde landen in Azië kennen een enorme groei en de Unie zelf is ook een stuk groter geworden. We hebben er tien landen bij gekregen en dat maakt het er allemaal niet gemakkelijker op. We hebben ook geleerd - en we hebben dat in het voorjaar expliciet te lezen gekregen -
27/10/2004 dat de lidstaten wel Lissabon-richtlijnen aannemen, maar lang niet evenveel enthousiasme aan de dag leggen om deze ook om te zetten. We stellen ook vast dat de structurele maatregelen die zich in de lidstaten opdringen, niet of niet overal of zeker niet overal in voldoende mate genomen worden. Moeten we de ambities van Lissabon daarom afzwakken, omdat zij niet haalbaar zijn? Het omgekeerde is nodig, een tandje bijzetten zal beter zijn. Ik wens het Nederlands voorzitterschap dan ook toe dat het een eerste aanzet kan geven om de discussie in goede banen te leiden. Maar de vraag is natuurlijk hoe we daar komen, wat er nodig is. Wat volgens ons zeker niet mag gebeuren is dat men het stabiliteitspact gaat afzwakken. Wat zeker ook niet mag gebeuren is dat, als we de discussie over de financiële vooruitzichten gaan voeren, we onze eigen manoeuvreerruimte zo smal maken dat ze eigenlijk tot nul gereduceerd wordt. Wat we wel moeten doen vanuit Europa is de evolutie vergemakkelijken en daarvoor zijn veel zaken nodig en ook mogelijk. Ik heb me altijd al afgevraagd of de lidstaten zich niet zodanig tegenover mekaar kunnen engageren dat ze dat engagement kunnen gebruiken als een externe factor die ze kunnen inroepen als hen intern de moed ontbreekt om te doen wat ze moeten doen en als ze weer eens worden verleid om dat wat ze moeten ondernemen nog maar eens een jaartje uit te stellen. Het heeft geholpen toen we de Monetaire Unie tot stand brachten en het kan ook nu helpen. Zouden we ook niet met zijn allen een inspanning moeten doen om over dat proces van Lissabon in andere woorden te spreken, om het op een andere manier aan de man en de vrouw te brengen? Onze woordenschat aanpassen kan de zaak ook al een heel eind verder vooruithelpen. We spreken altijd al van groei en concurrentievermogen, we kunnen het ook hebben over welvaart voor meer mensen en meer kansen op goede banen. We spreken over het probleem van de vergrijzing, we kunnen het ook hebben over perspectief op een langer en beter leven. Voorzitter, we moeten de boodschap bijschaven, maar we moeten ook zorgen voor een goede boodschapper en daar hebben we ook de laatste jaren een tekort aan gehad. Ik hoop dat we een nieuwe commissievoorzitter krijgen die ook die kant van zijn taak waarneemt, want we hebben dat nodig. Dat kan een stimulans zijn om processen zoals het proces van Lissabon te bevorderen. Dat is onze taak en daartoe moeten we allemaal bijdragen. Collega's, als u van plan bent om straks tegen de voorgedragen Commissie te stemmen, denk er dan om dat dit ook een factor zal zijn die de evolutie van dat proces van Lissabon een stuk gaat vertragen en daarop zitten de mensen niet te wachten. Mijnheer de voorzitter van de Raad, ik wens u alle succes toe. (Applaus) 3-011
Van den Berg (PSE), namens de fractie. – Voorzitter, de sociaal-democraten zijn bezorgd over het Nederlands voorzitterschap. Wij vrezen dat u Europa steeds verder de conservatieve hoek indrukt en daarmee de agenda van
9 Lissabon eigenlijk inruilt voor een rechtse agenda. Harder en langer werken tegen hetzelfde loon in plaats van de wereldwijde concurrentie aan te gaan door het behouden van de bescherming en door slimmer te produceren, door meer te investeren in mensen en in kennisnetwerken en daarvoor ook ruimte te creëren in de openbare middelen. Daarmee laat u het sociaal Europa in onze ogen vallen en geen wonder dat Koningin Beatrix gisteren hier zei dat ze de bezieling in Europa mist. Tegelijk zijn wij bezorgd omdat u afwezig bent op cruciale momenten in het politieke drama dat hier vanochtend zijn hoogtepunt zal bereiken. Terwijl regeringsleiders als Verhofstadt in België en Persson in Zweden keihard zeggen dat ze iemand als Buttiglione niet in hun eigen huis of in de Europese regering willen, vertikt ú het om een signaal te geven aan de voorzitter van de Commissie-Barroso waarmee u aangeeft dat hij moet inbinden en aan de overduidelijke wens van de meerderheid van het Europees Parlement tegemoet moet komen. Sterker nog, minister Bot zegt zelfs dat hij vierkant achter Buttiglione staat. Zo frank en vrij als u zich uitlaat over lastenverlichtingen en bezuinigingen, zo afwezig is het Nederlands voorzitterschap bij de uitspraken van de kandidaat-commissaris die een bedreiging voor de Europese normen en waarden vormt. Die normen en waarden die u zelf met zoveel vuur bepleit. Juist nu de burgers gepakt lijken te worden door politieke hartstocht is het Nederlands voorzitterschap afwezig, gisterenochtend zelfs lijfelijk. Het Nederlands voorzitterschap, hoe bekwaam ook in zijn technisch kunnen, is politiek onderling verdeeld en verwordt daarmee tot een bleekneusje. Europa verdient beter, socialer, sterker en bovenal democratischer. Wij dagen u, Nederlands voorzitterschap, uit meer profiel en politiek gezicht te tonen. Daarop heeft de Europese burger recht, te beginnen bij een duidelijke uitspraak van de Raad die nu Barroso vraagt aan de eisen van het Europees Parlement tegemoet te komen. Of zijn uw woorden over een sterk Europees Parlement eigenlijk een wassen neus? Aan u de keuze. (Applaus) 3-012
Watson (ALDE), namens de fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa fractie in dit Parlement heeft gezien de huidige omstandigheden ongetwijfeld genoten van de wijze waarop de fungerend voorzitter, met uitgestreken gezicht, een agenda van de Raad gepresenteerd heeft die bijna barok te noemen is. De voordracht van zijn speech op 33 toeren was bijna volmaakt. De Raad zal voor het reactiveren van de Lissabonagenda gebruik maken van de conclusies uit het verslagKok. Wat nu al over de inhoud van dat verslag naar buiten is gekomen, doet vermoeden dat het een verrassend samenhangend geheel is. Mijn fractie is verheugd over het vooruitzicht op een soepeler, meer gerichte herziening van de Lissabon-agenda. Ik wijs er
10 overigens op dat ons gezwollen taalgebruik in het verslag-Kok enigszins wordt afgezwakt: in plaats van over “de meest concurrerende kenniseconomie ter wereld” wordt gesproken over “een van de beste economieën ter wereld”. Ik beschouw dit niet als minder ambitieus. Internationaal de beste willen zijn moet geen doel op zich zijn bij de Lissabon-agenda. Het doel is duurzame welvaart en een betere levensstandaard creëren voor de burgers van Europa op basis van de inherente mogelijkheden en de unieke dynamiek van de Europese samenleving, en niet op basis van het streven vóór China of de Verenigde Staten een denkbeeldige finishlijn te overschrijden. In het verslag-Kok wordt terecht benadrukt dat de lidstaten van de Unie een betere coördinatie moeten nastreven. We kunnen de eenheidsmarkt niet laten functioneren zonder eenheid in ons denken en doen. Hoeveel Europese staten baseren hun nationale economische agenda's op Lissabon? Niet veel. In ieder geval niet genoeg. Wat dit weekend van belang is, is dat het verslag-Kok door de Raad niet als excuus gebruikt wordt om van verdere gezamenlijke actie af te zien. Omarm het, stem ermee in, spreek nogmaals uw steun er voor uit, maar in het belang van de Europese Unie vraag ik u vooral: doe er iets mee. De Raad zal ook spreken over de meerjarenagenda voor justitie en binnenlandse zaken, "Tampere Plus", waar de heer Verheugen over sprak. Het streven is het uitgebreide beleidsterrein van justitie en binnenlandse zaken in de Europese Unie te herdefiniëren. De ALDEFractie is daar verheugd over, maar wijst er wel op dat Europa is veranderd sinds Tampere, en dat moet tot uitdrukking komen in deze nieuwe agenda. Nooit eerder heeft Europa zoveel behoefte gehad aan een evenwichtige, liberale benadering van migratie en asielzaken als nu. Er moet geen gehoor worden gegeven aan de wens die duidelijk in sommige nationale hoofdsteden bestaat om de uitvoering van de wettelijke verplichtingen die wij in internationaal verband hebben ten opzichte van vluchtelingen en asielzoekers, over te brengen naar kampementen in staten buiten onze eigen grenzen. “Tampere Plus” betekent ook “post-Madrid”. De strijd tegen het terrorisme en de dringend noodzakelijke versterking van de justitiële en politiële samenwerking dienen prioriteiten te zijn. De ALDE-Fractie zal er nauwlettend op toezien dat de maatregelen die genomen worden om ons in Europa meer veiligheid te bieden, geen afbreuk zullen doen aan onze fundamentele vrijheden. De Unie zal binnenkort nieuwe wetgeving hebben op het gebied van procedurele waarborgen en de rechten van aangeklaagden, en we herinneren de Raad eraan dat hierover niet onderhandeld kan worden. We willen tevens een toezegging inzake een nieuw instrument voor gegevensbeveiliging in de derde pijler, waarmee de beveiliging van gegevens van Europese burgers in heel Europa gegarandeerd is. Deze kwesties moeten een centrale plaats krijgen in de nieuwe agenda.
27/10/2004 Gisteren heb ik de Raad "een onzichtbare, maar nadrukkelijk aanwezige geest" genoemd. Nu die geest hier aanwezig is, hoop ik dat hij luistert naar wat er vandaag in dit Parlement gezegd wordt. Ik hoop dat hij nadenkt over onze rechten en de manier waarop we daar gebruik van willen maken, en dat hij de prerogatieven van dit Parlement respecteert, ongeacht de uitslag van de stemming vandaag. (Applaus) 3-013
Frassoni (Verts/ALE), namens de fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega’s, ik zou het voorzitterschap allereerst twee vragen willen stellen. De ene houdt verband met de vergadering van gisteren: ik zou graag willen weten wat de fungerend voorzitter van de Raad voor dringende bezigheden had dat hij niet bij ons aanwezig kon zijn. Mijns inziens zou zijn aanwezigheid belangrijk en uiterst welkom zijn geweest bij het debat dat wij gisteren gevoerd hebben. Mijn tweede vraag heeft betrekking op de strategie van Lissabon. Alvorens daar inhoudelijk op in te gaan, zou ik graag vernemen hoe het voorzitterschap denkt vorm te geven aan de verbanden tussen de drie verslagen die onlangs zijn uitgebracht door adviesgroepen op hoog niveau: het verslag-Strauss-Kahn, het verslag-Sapir en, het meest recentelijk, het verslag-Kok. Het merendeel van wat in die drie verslagen is geschreven, komt namelijk min of meer overeen, maar het is verder niet duidelijk wat hun onderlinge verband is of - en dat is nog belangrijker - wat er mee gedaan gaat worden. Ik zou het op prijs stellen als het voorzitterschap iets zou willen zeggen over deze twee punten. Over de inhoud van het verslag-Kok en over de wijze waarop volgens dat verslag de strategie van Lissabon moet worden voortgezet, zou ik drie opmerkingen willen maken. Wanneer er over het Europees sociaal model gesproken wordt, is men geneigd – in deze verslagen over de discussie over de strategie van Lissabon, althans – zich uitsluitend te concentreren op de levensstandaard en het inkomstenniveau die gewaarborgd moeten worden. Wij zijn echter van mening dat dit een uiterst beperkte visie is op het Europees sociaal model, dat immers ook betrekking heeft op de wijze waarop mensen leven en dus op de modellen voor sociale cohesie die er zijn in Europa, op de wijze waarop mensen consumeren en dus op het respect dat zij hebben voor het milieu, en op de wijze waarop mensen produceren en dus op het streven om criteria van transparantie en participatie op een positieve manier toe te passen. In de tweede plaats is het volgens ons werkelijk een vergissing, vooral van een groep deskundigen op hoog niveau, om te denken dat daadwerkelijke concurrentiekracht uitsluitend bereikt kan worden door alleen maar de arbeidsmarkt te hervormen en het aantal voorschriften en belemmeringen te verminderen. Wij zijn van mening dat er in het geheel niet op serieus is nagedacht over de noodzakelijke macro-economische
27/10/2004 hervormingen en, bijvoorbeeld, over de vraag hoe wij het tekort aan de vraagzijde te boven kunnen komen. In de derde plaats lijkt ook hier weer, net als in andere rapporten, de integratie van de milieudimensie in de strategie van Lissabon eerlijk gezegd weinig méér dan een soort symbolisch eerbetoon: niemand gelooft er echt in, maar men voelt zich, om redenen van conformisme en politieke correctheid, verplicht het in elk geval te noemen. De milieudimensie blijft op de achtergrond en maakt geen deel uit van de daadwerkelijke visie op groei. Ook wat dit betreft zou ik graag horen wat het voorzitterschap van plan is te gaan doen. Wat betreft Justitie en Binnenlandse Zaken, zouden wij op twee punten onze bezorgdheid willen uiten over de onderwerpen die aan de orde zullen komen. Ten eerste, hoewel het enerzijds zo is dat de G5 het idee van kampen buiten de Europese Unie in essentie van de hand hebben gewezen, is het anderzijds zo dat in het verslag waarover u zich zult buigen toch sprake is van het afhandelen van asielaanvragen buiten de Europese Unie, in samenwerking met derde landen. Vanzelfsprekend zijn wij niet tegen een dergelijke samenwerking – we moeten alleen wel bekijken hoe zij gestalte krijgt. In het verslag is tevens sprake van een vergroting van de capaciteit voor asielopvang in derde landen, en dit lijkt mij, in aanmerking genomen dat we het hier hebben over ontwikkelingslanden, uitermate hardvochtig. Ik zou graag van u willen horen waarom dit algemene bezwaar tegen kampen vervolgens toch weer wordt opgepakt in het verslag en hoe het voorzitterschap dit probleem denkt te gaan aanpakken. Het tweede probleem is natuurlijk de medebeslissing, de beruchte “passerelle”clausule, waartegen fel verzet is ontstaan. Welke strategie hanteert het Nederlands voorzitterschap in dezen? Ten slotte, mijnheer de fungerend voorzitter, een vraag over de uitbreiding, of beter gezegd, over deze overgangsperiode tussen de uitbreiding en de toetreding van de nieuwe lidstaten. Is het voorzitterschap voornemens iets te doen in verband met de TurksCypriotische kwestie? Zoals u weet is de leider van de Turks-Cypriotische gemeenschap zijn meerderheid kwijtgeraakt. Ik zou graag uw plannen vernemen, want het is zonneklaar dat de Europese Unie niet, zoals zij op dit moment doet, de Turks-Cyprioten in de steek mag laten. (Applaus) 3-014
Meijer (GUE/NGL), namens de fractie. – Voorzitter, na dit debat kan het Parlement tonen dat het geen marionet is van de Raad en de Commissie. Als onder het Nederlandse voorzitterschap de nieuwe Europese Commissie wordt weggestemd, zal dit langdurig worden herinnerd als het moment waarop de Europese democratie een stap vooruit zette. De daarna nieuw samen te stellen Commissie zal geen andere politieke samenstelling krijgen, maar het is in ieders belang om de meest omstreden kandidaten te verwijderen. Dit geldt
11 zowel voor kandidaten die een traditie hebben van voorrang voor eigen zakelijke belangen als voor kandidaten die de achtergestelde positie van vrouwen en homo's willen handhaven. Belangrijk nieuws is dat de media melden dat de heren Prodi en Kok eindelijk erkennen dat de belangrijkste doelstelling van de agenda van Lissabon uit 2000 niet kan worden gehaald. De gekozen maatregelen, gericht op meer ruimte en vrijheid voor grote internationale bedrijven, zullen niet leiden tot de meest concurrerende economie. Vaststellen dat Lissabon mislukt, geeft Europa nieuwe kansen. Het wordt tijd voor een nieuwe doelstelling: Europa als de meest sociale economie van de wereld. Dat was oorspronkelijk al de inzet in 2000. Toen is de fout gemaakt het reeds langdurig bestaande streven naar een sociaal Europa te verwarren met het najagen van zoveel mogelijk arbeidsplaatsen in de commerciële sector. Die fout heeft inmiddels geleid tot het voorstel voor een dienstenrichtlijn die nationale wetgeving en collectieve arbeidsovereenkomsten met elkaar laat concurreren, tot verder gaande privatiseringen die leiden tot minder kwaliteit tegen hogere kosten, en opnieuw tot een havenrichtlijn die het werk van de havenarbeiders verder zou vernietigen. We behoren tot het rijkste deel van de wereld. Onze problemen zijn desintegratie van de samenleving en milieuvervuiling. Die problemen worden niet opgelost door een steeds verder gaande economische groei tot elke prijs. Niet groei, maar een betere verdeling van wat we al hebben, moet veel meer aandacht krijgen. In plaats van een knellend stabiliteitspact te handhaven dat de rol van de democratisch gekozen overheid als oplosser van problemen ernstig ondermijnt, kunnen we streven naar betere overheidsvoorzieningen, bestaanszekerheid voor iedereen en het eerlijk delen van de beschikbare arbeid. We hebben de middelen om armoede, onverschilligheid, criminaliteit, aantasting van de natuur en verloedering van het milieu actief tegen te gaan. Dáár ligt de nieuwe uitdaging na het mislukken van Lissabon. (Applaus) 3-015
Piotrowski (IND/DEM), namens de fractie. − (PL) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren afgevaardigden, onlangs is de communicatiestrategie van de Europese Unie opgesteld. Iedereen is het erover eens dat deze strategie niet alleen in het verleden onbevredigend of zelfs ongeschikt was, maar dat dit nog steeds het geval is. Commissaris Verheugen was een van de sprekers die dit vandaag hebben bevestigd. In de lidstaten van de Europese Unie en daarbuiten wordt uitsluitend een puur centralistische benadering van het bouwen aan de gemeenschappelijke toekomst van Europa gepresenteerd. Heel wat afgevaardigden in het Europees Parlement staan sceptisch tegenover dit integratiemodel. Dit is immers slechts een van de vele mogelijke modellen. Zo is een aanzienlijk aantal afgevaardigden gekant tegen de toetreding van Turkije en zij hebben daar rationele redenen voor. Het is van groot belang dat we, in ons streven naar een effectievere
12 communicatiestrategie van de EU, rekening houden met verschillende standpunten en opvattingen die vooralsnog slechts een minderheid vertegenwoordigen, maar steeds meer aanhang vinden en evenveel geldigheid bezitten. Alleen dan is er sprake van democratie en pluralisme in het Europees Parlement, in de lidstaten van de Europese Unie en in kandidaat-landen. Dank u wel. 3-016
Libicki (UEN), namens de fractie. − (PL) Dank u wel, mijnheer de Voorzitter. Wij hebben vandaag veel gehoord over de strategie van Lissabon en uiteraard hopen wij allemaal dat de strategie slaagt. Voor het welslagen van de strategie van Lissabon mogen wij haar niet behandelen als een toverspreuk die al onze problemen als bij toverslag oplost. Mijnheer Verheugen heeft gezegd dat Europa concurrerend moet zijn. Uiteraard zijn ook wij van mening dat Europa met andere regio's in de wereld moet kunnen concurreren. Tegelijkertijd wordt er echter gezegd dat wij het Europees sociaal model moeten uitbouwen, en daarmee wordt, als ik mij niet vergis, de doorgeschoten verzorgingsstaat bedoeld met een overheid die de burger elk initiatief ontneemt door hem alles te geven wat hij volgens diezelfde overheid nodig heeft. Wij moeten een duidelijke keuze maken: ofwel het vertroetelend sociaal model, ofwel concurrentievermogen tegenover de Verenigde Staten. Er is geen andere weg naar het economisch succes van Europa. Wanneer staatssecretaris Nicolaï bijvoorbeeld zegt dat er raadplegingsrondes zullen plaatsvinden met werkgevers, werknemers en vakbonden, dan moeten wij vaststellen dat hier een element teveel is. Zijn werkgevers en werknemers niet voldoende? Wanneer zowel werknemers als vakbonden vertegenwoordigd moeten zijn, zal niemand het ooit eens worden. Als wij het hebben over een gemeenschappelijke ruimte van recht, moeten wij beseffen dat deze ruimte het in de geldende Europese Verdragen vastgelegde rechtskader niet mag overschrijden. Anders is er sprake van een schending van de Verdragen en komt de samenhang binnen de Europese Unie onder druk te staan. Ik wil benadrukken dat ons buitenlands beleid moet berusten op wat wij allemaal delen, dat wil zeggen op onze waarden. Ons beleid op dit terrein is van het grootste belang, bijvoorbeeld tegenover Darfur. Dank u wel. 3-017
Czarnecki, Ryszard (NI). − (PL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Nicolaï, mijnheer de commissaris, op de Top van de Europese Unie in november zal de Duitse bondskanselier voorstellen ter tafel leggen voor de volledige liberalisering van de energiemarkt tegen 2007, alsmede voor de oprichting van een Europees systeem voor het toezicht op de financiële markten en de harmonisering van regels voor financiële transacties in de 25 lidstaten. Een ander voorstel van de heer Schröder betreft de versterking van de Europese bewapeningsmarkt. In dit verband wil ik herinneren aan het Franse spreekwoord "Wie te veel wil omvatten, omarmt weinig". Wellicht verdienen minder, doch realistischere plannen de voorkeur. Ronduit verontrustend is echter het voorstel van bondskanselier
27/10/2004 Schröder tot harmonisering van de heffingsgrondslag voor vennootschapsbelasting in de Europese Unie. Dit project, waarover het Duitse dagblad Handelsblatt van gisteren nadere details onthulde, zou in 2006 moeten worden gerealiseerd. Naar het voorbeeld van de BTW zouden er op dit gebied in de Europese Unie verschillende tarieven moeten worden ingevoerd. Gaat het hier wel om het concurrentievermogen, een van de wachtwoorden van de Europese Unie? Het antwoord luidt: "nee". Wel sluit het aan bij de recente voorstellen van de Franse minister van Financiën, de heer Sarkozy. De uitvoering daarvan zou vooral de economieën van de nieuwe lidstaten treffen. Wij zullen hier niet mee instemmen. 3-018
Eurlings (PPE-DE). – Voorzitter, dank aan minister Nicolaï voor zijn presentatie. Ik denk dat hij namens de Raad drie zeer belangrijke punten heeft aangestipt. Allereerst de agenda van Lissabon. Ik ben het eens met al diegenen die zeggen dat het na alle mooie woorden tijd wordt voor echte daden. Het wordt tijd dat wij werkelijk als Europese economie voorop komen lopen. Volgens mij is het goed dat toch een zekere verandering van paradigma heeft plaatsgevonden. Niet met die grote plannen die sommigen hebben voor een 'supercommissaris' of iets dergelijks, niet alleen van bovenaf, maar meer gericht op de landen zelf: waar zijn goede voorbeelden, hoe kunnen we die ondersteunen? Een bottom-up benadering, waarbij ik speciale aandacht wil vragen voor de regionale dimensie, voor een betere aansluiting tussen een Europees beleid en een efficiënt nationaal beleid, bijvoorbeeld ook door het stimuleren van technische topregio's. Die succesfactoren moeten worden ondersteund, maar daarbij hoort ook dat beter moet worden nagegaan of nationale parlementen hun part of the deal echt nakomen. Misschien kan zijne excellentie daar nader op ingaan. Tweede punt, het terrorisme. Daarover zijn veel mooie woorden gesproken. Hoe is het echter mogelijk, Voorzitter, dat zo kort na die dramatische aanslag in uw eigen land Spanje, toen hier werd gezegd dat de veiligheidsdiensten nu echt beter moeten gaan samenwerken - dat zeiden we op 11 september 2001 ook al - die daadkracht nu weer lijkt weg te glijden, en het weer minder belangrijk wordt gevonden? Hoe kunnen we nu eigenlijk, voordat het weer mis gaat, echt voor samenwerking op het vlak van terrorismebestrijding zorgen? Derde punt, Tampere. Dit is een cruciaal punt als wij de geloofwaardigheid van een sociale Unie hoog willen houden. Wij zullen daarbij doortastend moeten optreden. Het is niet langer aanvaardbaar dat wij door uiteenlopend beleid mensensmokkelaars de kans geven om honderdduizenden mensen per jaar als vee over de binnengrenzen van onze Unie te smokkelen. Daarom, Voorzitter, ben ik het geheel eens met de Raad om besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid en medebeslissing te hanteren. We moeten vastberaden deze weg blijven volgen, want het is tijd dat Europa echt de problemen van de mensen oplost. Daarom zou ik aan
27/10/2004 diegenen die wellicht hopen op een overwinning tegen de Commissie vanmiddag, willen zeggen: besef wel dat buiten op straat veel mensen verward zullen zijn, omdat ze niet begrijpen dat de Unie zichzelf in de voet schiet, terwijl er zoveel te doen is. 3-019
De Keyser (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het hebben over de problemen van de uitbreiding en de belangrijke begindatum voor de toetredingsonderhandelingen met Turkije. Ik zou allereerst commissaris Verheugen willen feliciteren met zijn uitzonderlijke verslag over Turkije. Volgens mij staat alles erin, zowel de pro’s van deze toetreding alsook de dingen die al onze eventuele angsten alleen maar versterken. Toen wij gisteravond in de Commissie buitenlandse zaken de discussie hierover aangingen, tekenden zich twee “kampen” af. De eerste groep begint al een heel requisitoir op te stellen met alles wat Turkije nog zou moeten doen alvorens ook maar een aanvang gemaakt kan worden met de toetredingsonderhandelingen. Zo is daar het vraagstuk van de mensenrechten – en daar zijn wij ons terdege van bewust –, de kwestie-Cyprus, de situatie van de Koerden. Dat zijn allemaal dingen die behandeld moeten worden, maar dat kan ook, uitgespreid over een heel lange periode, tijdens de toetredingsonderhandelingen. Anderen daarentegen, waaronder mijn fractie, zijn van mening dat Turkije op geopolitiek en geostrategisch niveau juist een kans is voor Europa. We moeten heel serieus toezien op de toetredingsvoorwaarden; we moeten niet al “ja” of “nee” zeggen, maar we moeten op een heel eerlijke manier aan het werk gaan, dus net zoals we te werk gegaan zijn bij de andere landen. Ik zou echter willen zeggen, mijnheer Verheugen, dat het mij verbaast dat dit verslag niet meer scenario’s of perspectieven biedt op het gebied van de negatieve consequenties die de toetreding van Turkije zou kunnen hebben voor ons sociaal model. Zullen we bijvoorbeeld het huidige sociale-cohesiebeleid kunnen handhaven en de structuurfondsen, die onmisbaar zijn voor de Europese cohesie? Wordt het sociaal model geen schade toegebracht wanneer er bij een uitbreiding geen rekening mee wordt gehouden? Onze ideeën over de aanpassingen die nodig zijn voor Europa om een toekomstige toetreding mogelijk te maken zijn nog heel vaag, en dat lijkt mij volstrekt onvoldoende. De vraag van de toetreding van Turkije is vooral een vraag van Europa. Kunnen we uitbreiden en tegelijkertijd ons solidariteitsmodel handhaven? We zullen daar buitengewoon alert op zijn, evenals op de kwestie van de mensenrechten in Turkije. 3-020
Bourlanges (ALDE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, de publieke opinie en de Europeanen verwachten drie dingen van de Europese Raad. Het eerste is dat de Raad duidelijk vooruitgang boekt in de bestrijding van
13 terrorisme. De aanslagen in Madrid hebben ons eraan herinnerd dat hoognodig substantiële vorderingen moeten worden gemaakt, met name als het gaat om de samenwerking tussen politiediensten, de organisatie van Europol en de strafrechtelijke samenwerking. Het tweede dat we verwachten, is dat u geen concessies doet op het gebied van de bescherming van de grondrechten; niet wat betreft de uitwisseling van gegevens, waarop streng juridisch toezicht vereist is, en vooral ook niet wat betreft het asiel- en immigratiebeleid, waarbij oplossingen die in strijd zijn met de mensenrechten onaanvaardbaar zijn. Ten derde en ten slotte verwachten we dat u een belangrijke stap zet door op alle beleidsterreinen van titel IV van het EG-Verdrag de medebeslissing toe te passen, die een garantie vormt voor de democratie, alsmede de gekwalificeerde meerderheid, die een garantie vormt voor de doelmatigheid; we verheugen ons erover dat dat inderdaad de weg is die het Nederlands voorzitterschap is ingeslagen. 3-021
VOORZITTER: DE HEER FRIEDRICH Ondervoorzitter 3-022
Catania (GUE/NGL). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, de fungerend voorzitter van de Raad heeft vandaag een heleboel gezegd over de noodzaak van een veiliger Europa. Wij zijn van mening dat Europa eerst maar eens democratischer, vrijer en gastvrijer moet worden. Wat het waarborgen van het recht op asiel betreft, is er de laatste tijd in feite sprake geweest van talloze misstanden en onrechtmatigheden: van de gebeurtenissen bij Cap Anamour en de deportaties vanuit Lampedusa tot de recente heisa rond de dertien Koerden die in de haven van Augusta hadden aangemeerd. Te vaak wordt het Verdrag van Genève geschonden op het punt van non-refoulement, wordt de identiteit van asielzoekers gehaast vastgesteld en vinden er misstanden plaats die zelfs zo ver gaan, dat er handboeien worden gebruikt, zoals we onlangs nog hebben kunnen zien. Het is duidelijk dat de Raad die volgende week bijeenkomt om te vergaderen over veiligheid, rechtvaardigheid en vrijheid in zijn bewegingsruimte zal worden beperkt door de besluiten die de G5 vorige week reeds genomen hebben in Florence. Ik zou in dit verband willen vragen wat het standpunt van het voorzitterschap van de Raad is ten aanzien van het gebruik van biometrische gegevens in paspoorten en visa en wat het vindt van het vestigen van kampen buiten het grondgebied van de Unie. 3-023
Sinnott (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, als ik vijf jaar na Lissabon naar Ierland kijk - en ik vraag me af of de situatie in andere landen niet hetzelfde is - dan zie ik nog steeds armoede, discriminatie en daklozen op straat. De financiële beleidsmakers in onze landen hebben een eenzijdige interpretatie aan Lissabon
14 gegeven om alles in te kunnen zetten op het maken van winst, zelfs als dat ten koste gaat van de burgers. In Ierland wordt gesnoeid in de sociale zekerheid ten behoeve van economische groei. Zelfs toen de winst binnenstroomde, bleef de Lissabon-strategie, althans in de betekenis die onze leiders eraan gaven, louter een excuus, een mantra bijna, om de nieuwe, ruime middelen aan alles te besteden behalve aan de burgers die er de grootste behoefte aan hadden. Er is bijvoorbeeld enorm veel geld uitgetrokken voor universiteitsstudenten, maar vrijwel niets voor kinderen die leerproblemen hebben en die door tijdig ingrijpen hoop op doorstroming naar de middelbare school of een baan kan worden geboden, zodat ze geen leven hoeven te leiden waarin ze afhankelijk zijn. Ik druk u op het hart om bij de herziening van Lissabon een dam op te werpen voor verkeerde - of misschien ook wel correcte - interpretaties van de strategie die het ongewenste effect hebben dat ze de kloof tussen rijk en arm, gezond en gehandicapt, en sterk en zwak vergroten. 3-024
Ó Neachtain (UEN). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is duidelijk dat er meer initiatieven geïmplementeerd moeten worden wil de Europese Unie tegen 2010 de belangrijkste kenniseconomie ter wereld zijn. Het EUprogramma voor 2005 moet volledig worden uitgevoerd waar het gaat om uitbreiding van het aantal breedbandverbindingen op scholen en in bibliotheken, zodat al onze jonge burgers gegarandeerd toegang tot snelle internetverbindingen en ontwikkelingsmogelijkheden hebben. Voor alle plattelandsgebieden en voor alle steden moeten uitgebreide breedbandfaciliteiten beschikbaar zijn, en dit geldt in het bijzonder voor de meest perifere gebieden van de Europese Unie. Tevens moet de Europese Unie voor het einde van het komende jaar het actieplan financiële diensten uitvoeren. Dat zal banken, fondsbeheerders en verzekeraars de mogelijkheid bieden in heel Europa activiteiten te ontplooien. Er moet ook een nieuwe kaderrichtlijn voor diensten ten uitvoer worden gelegd, een absolute vereiste voor het voltooien van de interne markt. Verder vind ik het van groot belang dat de EU de aanbevelingen van de Europese Taakgroep werkgelegenheid opvolgt. Deze taakgroep pleit voor bevordering van de flexibiliteit in onderwijs, opleiding en innovatie, alsmede voor meer flexibiliteit van werkgevers en werknemers, en beveelt aan obstakels voor werkgelegenheid weg te nemen. We moeten ook meer investeren in beleid op het gebied van onderzoek en ontwikkeling. We vragen de Europese Raad ook om na te denken over manieren waarop de Europese burgers meer bewust gemaakt kunnen worden van het werk van de Europese Unie en de relevantie van de EU voor ons dagelijks leven. De Europese Raad zal de Europese Commissie verzoeken om een uitgebreidere communicatiestrategie
27/10/2004 te ontwikkelen. Dit zal de taak worden van commissaris Wallström, die een sleutelrol zal vervullen in deze voorlichting van de burgers, die tot doel heeft uit te leggen hoe en waarom Europa zijn besluiten neemt. 3-025
Battilocchio (NI). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik voer het woord namens de Nieuwe Italiaanse Socialistische Partij, die in dit Parlement vertegenwoordigd wordt door mijzelf en de heer De Michelis. De tussentijdse evaluatie moet een moment zijn waarop in alle rust een heldere analyse en vergelijking gemaakt wordt. Hoewel er belangrijke resultaten geboekt zijn, moet de aandacht ook gevestigd worden op die sectoren en actiegebieden waarin het communautaire optreden te zwak en te traag is geweest in vergelijking met de parameters die in de strategie van Lissabon zijn vastgesteld. Bovendien willen wij als reformisten opnieuw onderstrepen dat de groei en de economische ontwikkeling niet ten koste kunnen en mogen gaan van het sociaal model van Europese solidariteit, dat weliswaar kan worden bijgewerkt, maar waarvan de richtsnoeren en beginselen niet mogen worden aangetast. Tot slot vinden wij de verwezenlijking van een Europa van de burgers een fundamentele doelstelling. We moeten de middelen vinden waarmee we een communicatie en wisselwerking met de bevolking op gang kunnen brengen, zodat Europa steeds dichter bij de Europeanen kan komen te staan, want in het verleden werden de communautaire instellingen helaas te vaak ervaren als abstract en ver weg - een trend die moet worden omgebogen. 3-026
Buzek (PPE-DE). − (PL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Verheugen, de strategie van Lissabon is van het allergrootste belang. Vandaag stellen wij echter vast dat de vooruitgang van deze strategie onvoldoende is. Ik wil eraan herinneren dat in de bepalingen en de doelstellingen van de strategie van Lissabon onvoldoende rekening is gehouden met de uitbreiding en dat te weinig is geprofiteerd van de uitbreiding als impuls voor de ontwikkeling van de Europese Unie. Waarschijnlijk zijn er ook te veel prioriteiten gesteld. Thans stellen wij vast dat wij achterlopen bij de uitvoering van de strategie. Wezenlijke economische hervormingen blijven achterwege en dit heeft geleid tot een vertraging van de economische groei. Tegelijkertijd willen sommige regeringen hun problemen met anderen delen door bijvoorbeeld belastingharmonisatie of door initiatieven ten gunste van de Europese reuzen in plaats van steun te bieden aan het midden- en kleinbedrijf, dat veel belangrijker is. Het resultaat kan alleen maar zijn dat wij allemaal als verliezer uit de strijd komen. Hoe kunnen wij deze toestand verbeteren? In de eerste plaats moeten wij de prioriteiten van de strategie van Lissabon tot een absoluut minimum beperken. Prioriteiten ten gunste van de economische groei moeten bovenaan op de agenda worden geplaatst. Welke prioriteiten zijn dit? In de eerste plaats de voltooiing van de interne markt. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de
27/10/2004
15
markt voor diensten en de tegenstrijdigheid tussen wat regeringen zeggen en wat ze doen. Zo gelden er voor Poolse ondernemingen in de dienstensector op de Duitse markt beperkingen in de vorm van contingenten en is de situatie in vergelijking met de situatie van voor 1 mei 2004 zelfs verslechterd. In de tweede plaats steun voor het midden- en kleinbedrijf, vooral in de vorm van vereenvoudiging van de wetgeving. In de derde plaats modernisering van de arbeidsmarkt, want willen wij de concurrentiestrijd kunnen winnen, dan moeten werknemers mobiel zijn. Wij moeten ervoor zorgen dat er na 1 mei 2006, twee jaar na de uitbreiding, geen beperkingen meer mogen gelden voor het vrije verkeer van personen in de Europese Unie. Ten vierde: onder het zevende kaderprogramma moet een einde worden gemaakt aan de feitelijke voorkeursbehandeling van onderzoeksinstituten uit de oude lidstaten ten opzichte van instituten uit de nieuwe. Ten vijfde: tot de instrumenten die worden ingezet om het concurrentievermogen van de EU te vergroten, dient een doeltreffend uitgevoerd cohesiebeleid te behoren waarin rekening wordt gehouden met de ontwikkelingsimpuls die uitgaat van de nieuwe lidstaten. Tot slot moet de rol van de Europese Commissie worden versterkt. Zo moet de Europese Commissie de regeringen op de doelmatigheid van hun optreden kunnen afrekenen. Verder moet het Europees Parlement niet alleen op de hoogte worden gehouden, maar tevens invloed kunnen uitoefenen op de besluiten in het kader van de strategie van Lissabon, om een consensus op nationaal niveau te bevorderen. Dank u wel. 3-027
Sacconi (PSE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik heb met een zekere verbijstering moeten constateren dat in beide inleidende redevoeringen, wanneer gesproken werd over de tussentijdse evaluatie van de strategie van Lissabon, de woorden “milieu” en “duurzame ontwikkeling” niet één keer zijn gevallen. Ik ben niet geïnteresseerd in formele erkenningen of in rituele huldeblijken, maar ik vraag mij af, mijnheer Verheugen, of dit het soort continuïteit is waar u op doelde. Afgezien daarvan zijn er echter drie goede redenen waarom deze derde pijler van de strategie van Lissabon nog altijd relevant is. De eerste is dat enkele dagen geleden een internationaal gebeuren van zeer grote betekenis heeft plaatsgevonden, dat voor de verandering eens heel positief was: de ratificering door de Doema van het protocol van Kyoto, een gebied waarop de Europese Unie zich een wereldleider heeft getoond. De tweede reden is dat, heel toevallig, de lidstaten juist op milieugebied het verst achterlopen in de verwezenlijking van het communautair beleid. Er is echter een reden die nog belangrijker is, en die heeft te maken met het onderwerp waarover de overheden in gans Europa zich terecht – zij het enigszins obsessief – het hoofd breken: concurrentie. Hoe kan de Europese Unie haar concurrentiekracht mondiaal niveau herwinnen als zij niet inzet op nieuwe technologieën of als zij niet, ook technologisch opzicht, een leidersrol op zich neemt
op de in op
het gebied van de milieutechnologie? Dit is de vraag die ik u voorleg en ik hoop dat hieraan tijdens de evaluatie van de strategie nadrukkelijk aandacht zal worden geschonken. 3-028
Sbarbati (ALDE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega’s, vóór alles wil ik mijn dank uitspreken voor het verslag. Ik heb twee vragen: de eerste betreft de strategie van Lissabon. Het Europees sociaal model kan zonder meer samengaan met concurrentiekracht, cohesie en solidariteit; deze woorden zijn niet alleen sleutelbegrippen, maar moeten ook worden vertaald in politieke maatregelen. Daartoe moeten de resultaten praktisch worden beoordeeld en we moeten de grote ambities niet opgeven. Ik blijf erbij dat we ons nadrukkelijk moeten richten op opleidingen, scholen en onderzoek, om eenieder het gereedschap te geven waarmee hij of zij zich kan ontplooien en deel kan nemen aan actief burgerschap, opdat de sociale bescherming niet een ontaarding van de verzorgingsstaat wordt. Mijn tweede vraag houdt verband met het Europa van de burgers, dat maar niet van de grond wil komen en waarvoor beslist een grote inspanning onzerzijds nodig is op het vlak van de communicatie. Als wij echter willen voorkomen dat dit bij mooie woorden blijft, moeten wij zorgen voor een toereikend budget binnen onze begroting en verder zou het Grondwettelijk Verdrag zonder meer een waardevolle impuls kunnen geven. 3-029
Figueiredo (GUE/NGL). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, we maken ons ernstige zorgen over de tenuitvoerlegging en de herziening van de in maart 2000 goedgekeurde Agenda van Lissabon. In tegenstelling tot hetgeen ons is beloofd, zitten we nu met twintig miljoen werklozen, terwijl zeventig miljoen mensen het gevaar lopen tot armoede te vervallen. Dat zijn verschrikkelijke aantallen. Als het inderdaad zo is dat de Agenda van Lissabon een mislukking is, zoals Commissievoorzitter Prodi onlangs aan het einde van zijn mandaat heeft verklaard, dan geldt dat uitsluitend voor de beloften en de gewekte verwachtingen op sociaal vlak – volledige werkgelegenheid en sociale insluiting, kennis en onderzoek – , en niet voor die gebieden die voor de economische en financiële groepen interessant zijn. De liberaliseringen en privatiseringen binnen essentiële sectoren als energie, post, telecommunicatie, de belangrijkste openbare diensten en de financiële sector worden gestaag voortgezet en er worden op een aantal gebieden steeds meer wetgevingsvoorstellen gedaan die een gevaar inhouden voor de grondrechten en de rechten van werknemers. Dat geldt bijvoorbeeld voor het voorstel voor een richtlijn voor het instellen van een interne dienstenmarkt – wat neerkomt op meer privatiseringen – en het volstrekt onaanvaardbare voorstel voor een richtlijn betreffende de werktijden, dat een stap terug inhoudt. De Agenda van Lissabon dient dus herzien te worden om haar een nieuwe inhoud te
16 geven, met prioriteit voor de werkgelegenheid en de sociale integratie waaraan behoefte is. 3-030
Borghezio (IND/DEM). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, spreken over veiligheidsproblemen in Europa en zwijgen over de gevaren van het moslimterrorisme, zoals grotendeels gedaan is in de verslagen waarmee dit debat werd ingeleid, is een zeer ernstige zaak. Het toont ook aan hoezeer wij er inmiddels aan gewend zijn geraakt, misschien deels door de propaganda over het fabeltje van de gematigde islam en deels door de invloed die wordt uitgeoefend door de uiterst machtige islamitische lobby – die dankzij de olie over enorme rijkdommen beschikt – op de Europese politiek, de afzonderlijke lidstaten en de media. Wat betreft de belangrijke en gevoelige asielproblematiek, daarentegen, vallen mijns inziens de inspanningen toe te juichen, al zijn ze misschien aan de late kant, om de beoordeling van de dossiers en de situaties van asielzoekers over te hevelen naar het grondgebied van de derde landen, waar deze problematiek binnen de politieke en sociale bevoegdheden van die landen zou moeten vallen – ik denk hierbij aan Afrikaanse landen. Misschien hebben de Afrikaanse leiders scherper omlijnde ideeën over dit onderwerp, want zij hebben het over een trend om met bedrieglijk oogmerk gebruik te maken van de techniek, de truc van valse asielaanvragen en ze hebben ons aangespoord onze ogen te openen. Om de Afrikaanse landen hierbij te betrekken moet niettemin het beleid inzake steun worden gewijzigd; het moet transparanter worden en meer de moeite waard voor de volken van Afrika. 3-031
Mote (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Raad zou zich moeten realiseren dat het Britse volk er nooit om gevraagd heeft geregeerd te worden door voormalige communisten, en al helemaal niet door communisten die hebben geholpen bij de sovjetbezetting van Oost-Europa. Zo willen wij ook geen ongekozen commissarissen die hun betrokkenheid bij duistere zaken verbergen, zoals misbruik van publieke middelen, belastingontduiking en omkoping. Wij doen een beroep op de zorgplicht van onze regering. Daarom heb ik vorige week gedetailleerde informatie omtrent geïnstitutionaliseerde corruptie in de EU verstrekt aan de Serious Fraud Office in Londen en heb ik de Britse regering verzocht om alle toekomstige bijdragen aan de Europese Unie krachtens het Verdrag van Wenen stop te zetten. Geen enkel Brits parlement heeft er ooit voor gestemd om Brits gemeenschapsgeld dat afkomstig is van de belastingbetaler door te sluizen naar derden die niet te vertrouwen zijn. 3-032
Evans, Jonathan (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben verheugd over dit debat en het moment waarop het plaatsvindt, slechts twee weken voordat de Europese Raad het verslag van Wim Kok over de Lissabon-agenda bespreekt. Dit is momenteel de
27/10/2004 meest urgente kwestie in de Europese Unie. De slechte gezondheid van de Europese economie is een bron van grote zorg voor de miljoenen burgers die nog steeds geen baan hebben. Het is van vitaal belang voor het toekomstig concurrentievermogen dat Europa een antwoord vindt op de dubbele uitdaging van grote demografische veranderingen en groeiende concurrentie van China, India en andere opkomende economieën. Toen minister-president Balkenende het Parlement in juli toesprak, zei hij: “De Europese economie heeft stijve gewrichten en gebruikt haar hoofd te weinig. Daardoor zijn onze concurrenten ons te snel en te slim af. Wie objectief naar de ontwikkelingen kijkt, ziet dat Europa ook in tijden van conjunctureel herstel, terrein verliest.” Dit waren wijze woorden, en ik ben blij dat het voorzitterschap prioriteit geeft aan de bestrijding van de economische sclerose die aanzienlijke delen van dit continent aantast. Als we geen radicale economische hervormingen doorvoeren, zal Europa het niet redden. Daarvan ondervindt niet alleen onze huidige generatie de gevolgen; het zal ook betekenen dat wij een erfenis van onvermogen en mislukking achterlaten voor hen die na ons komen. De heer Prodi heeft eerder deze week gezegd dat het fiasco van het Lissabon-proces te wijten is aan het gebrek aan meerderheidsstemming in de Europese Unie. Wat een onzin! De oorzaak van het fiasco is het gebrek aan politieke wil om de hervormingen te realiseren die duidelijk nodig zijn. Sommigen proberen Lissabon om te vormen om meer nadruk op sociale en ecologische doelen te leggen, ten koste van de harde economische besluiten die nodig zijn. Het verbaast mij niets dat de landen in Europa die economische groei kennen, die landen zijn die de noodzakelijke hervormingen hebben doorgevoerd. Niemand ontkent dat deze hervormingen pijnlijk waren, maar ze waren wel noodzakelijk. We kunnen denk ik wel stellen dat het Parlement, de Commissie en de werkgroep-Kok het er allemaal over eens zijn dat er concrete vooruitgang moet worden geboekt. De vraag is of Europa de moed heeft om tot daden over te gaan, en het eindelijk eens niet meer bij woorden houdt. 3-033
De Voorzitter. − Ik heb twee minuten nagedacht en zou willen verklaren dat hetgeen de heer Mote vraagt natuurlijk in tegenspraak is met het Gemeenschapsrecht. Ik zeg dit opdat in de notulen komt te staan dat de heer Mote een onrechtmatig verzoek heeft gedaan. 3-034
Hughes (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben verheugd dat zowel de fungerend voorzitter als commissaris Verheugen heeft benadrukt dat het verslagKok geen eindstation is, maar een startpunt voor een tussentijdse herziening van Lissabon die tijdens de komende voorjaarstop moet worden afgesloten. Ik ben daar verheugd over omdat dit verslag, gelet op de eerste versies die ik van het verslag-Kok heb gezien, geen goede afsluiting van de tussentijdse herziening zijn,
27/10/2004 omdat het evenwicht erin ontbreekt. Ik ben het op dit punt niet eens met de heer Evans. In het verslag wordt heel terecht veel waarde gehecht aan verbetering van de groei en het concurrentievermogen, maar je moet toch wel heel goed lezen om iets tegen te komen wat lijkt op de gedachte dat sociaal beleid een productiebevorderende factor kan zijn. Maar het is wel degelijk een productiebevorderende factor. We hebben een groter concurrentievermogen nodig om ons Europees sociaal model in stand te houden, maar dat model zelf is een stimulerende factor voor het realiseren van dat concurrentievermogen. In plaats van algemeenheden te verkondigen, kan ik misschien beter een specifiek voorbeeld geven. Ik las onlangs dat in de nieuwe lidstaten maar liefst veertig procent van de bevolking kampt met een slechte gezondheid of letsel waarvoor werkgerelateerde factoren aan te wijzen zijn. Dat percentage ligt in de voormalige vijftien lidstaten met vijfentwintig procent veel lager. Ik denk dat dit voor een groot deel te danken is aan het uitgebreide wetgevingskader op het gebied van gezondheid en veiligheid dat we in Europa al meer dan tien jaar hebben. Dat moeten wij niet vergeten. Dat is sociaal beleid als productiebevorderende factor: het levert een bijdrage aan concurrentievermogen, kwaliteit op de werkvloer en kwaliteitsbanen en het zorgt ervoor dat mensen langer actief blijven op de arbeidsmarkt. Laten we op alle gebieden het evenwicht van Lissabon in stand houden. 3-035
Mayor Oreja (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, niemand ontkent het belang van Tampere I, waarmee een koers is uitgezet en een binnenruimte ontsloten is, en als gevolg waarvan er op alle gebieden acties zijn opgestart. Degenen die de aanzet hebben gegeven tot Tampere I en daaraan actief hebben deelgenomen, beseffen dat Tampere II radicaal dient te verschillen van Tampere I, dat het niet gewoon een meerjarenprogramma kan zijn met dezelfde kenmerken als Tampere I. Tampere II stelt ons voor de noodzaak om keuzes te maken, om te selecteren, om grenzen af te bakenen, om dingen te verwezenlijken en te benadrukken, en vooral om prioriteiten te stellen. De vereisten van Tampere II zijn dus van een heel andere aard. Van terrorismebestrijding in algemene zin moeten we overstappen op een Europees beleidsplan waarmee we het moslimterrorisme effectief kunnen bestrijden; hebben we het over terrorismebeleid in algemene zin, dan dienen we te specificeren welke concrete maatregelen vereist zijn om een concrete organisatie te bestrijden. Onze collega Alain Lamassoure heeft net een Europees proefproject ter bestrijding van het moslimterrorisme in de begroting van het Europees Parlement laten opnemen. Dat is naar mijn idee de koers die de Europese Raad dient aan te houden.
17 De minister-president van Luxemburg heeft als vervanger van de fungerend voorzitter van de Europese Unie verklaard dat terrorismebestrijding de prioriteit van ons continent is, want uit de aanslagen in Madrid, de Filippijnen en Azië blijkt dat we allemaal met dit probleem te maken hebben. Het is echter niet alleen een kwestie van buitenlands beleid: er moeten ook gevolgen zijn voor het binnenlands beleid. Een Europees buitenlands beleid is uitgesloten als we niet eerst een binnenlands beleid hebben waarover we het in de Europese Unie met elkaar eens zijn; een Europees buitenlands beleid is uitgesloten als we niet eerst een ruimte van vrijheid hebben die ons in de gelegenheid stelt om het terrorisme effectief te bestrijden. 3-036
Roure (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, de nieuwe prioriteiten voor de ruimte van vrijheid, veiligheid en justitie moeten in de eerste plaats bestaan in de bevordering en de bescherming van de grondrechten, en dan niet alleen die van de Europese burgers, maar ook die van de onderdanen van derde landen. Die doelstelling kan alleen worden gehaald wanneer de inspanningen die wij ons getroosten met het oog op de totstandbrenging van deze ruimte, niet beperkt blijven tot de oprichting van een “fort Europa”; juist de humanitaire plicht van Europa moet centraal komen te staan in het asieldebat. We moeten namelijk het recht op asiel behouden. Als mensen in gevaar verkeren moeten zij te allen tijde in Europa een toevluchtsoord kunnen vinden. Ons oogmerk blijft het bereiken van een acceptabel Europees harmoniseringsniveau. Het blijkt dat in de eerste fase niet de harmonisering is bereikt die wij verlangen. Er is vooral sprake geweest van harmonisering van onderaf. Daarom is het absoluut noodzakelijk dat we zo snel mogelijk zorgen dat nieuwe wetgevingsinstrumenten kunnen worden aangenomen. Wat we nodig hebben is een brede aanpak van het beheer van de migratiestromen en de grenzen. Ik verwelkom het voorstel van het voorzitterschap om per 1 april 2005 de gekwalificeerde meerderheid en de medebeslissing toe te passen op het gehele hoofdstuk asiel, immigratie en buitengrenzen, en ik roep de lidstaten die niet overtuigd zijn op om toch zo snel mogelijk mee te werken aan deze overgang tot medebeslissing op alle terreinen, overeenkomstig artikel 67 van het Verdrag. Het is overigens zaak om de Europese samenwerking tegen het terrorisme verder te versterken en, in het bijzonder, om de gegevensuitwisseling te bevorderen tussen de betrokken nationale diensten en de diensten die zijn belast met de terrorismebestrijding. Dit dient gepaard te gaan met een versterkte rol van Europol en Eurojust. Wij roepen de lidstaten dus op de geest van Tampere vast te houden teneinde deze uitdagingen het hoofd te bieden. 3-037
Silva Peneda (PPE-DE). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, mijnheer Nicolaï, mijnheer de commissaris, in de jaren tachtig heeft Jacques Delors het
18 Europees project een nieuwe impuls, een nieuwe visie gegeven, door voor te stellen een interne markt te scheppen met één enkele munt. In 2000 heeft de Europese Unie zich op de Top van Lissabon opnieuw een uitdaging voor een heel decennium gesteld: de Europese Unie zou de meest dynamische en concurrerende regio van de wereld moeten worden. Het is nu bijna 2005 en de balans is op dit moment, halverwege de gestelde termijn, verre van rooskleurig. Er is maar weinig voortgang geboekt en over een aantal dagen zal Wim Kok zijn tussentijds evaluatieverslag presenteren – het belangrijkste punt op de agenda van de volgende Europese Top in november. Het is nog geen tijd om binnen dit Parlement commentaar te leveren op de conclusies van dit tussentijds verslag. Ik wil echter wel graag de aandacht vestigen op twee punten die ik van groot belang vind. Mijn eerste opmerking heeft te maken met het feit dat strategieën die alomvattend beogen te zijn, in het algemeen niets bewerkstelligen. Het is daarom heel belangrijk dat we binnen de gekozen strategie duidelijke prioriteiten stellen. Het heeft geen zin de economische aspecten van de strategie voorrang te verlenen boven de sociale of milieuaspecten van die strategie, of andersom. Waar het om gaat is dat we voor alle aspecten van de strategie prioriteiten vastleggen. Dat zijn geen gemakkelijke keuzes, maar we kunnen ze niet langer uitstellen. Ten tweede wil ik er graag met nadruk op wijzen dat de strategie van Lissabon niet mag worden gezien als iets dat uitsluitend onder de verantwoordelijkheid van de Europese Unie valt. Het succes van die strategie zal voor een groot deel afhangen van de inzet en het vermogen van de lidstaten om de nodige structurele hervormingen door te voeren, en dat betekent dat ze zullen moeten laten zien dat ze over de politieke wil beschikken om op wereldschaal een leidersrol te vervullen. Ik geloof nog steeds dat de doelstellingen van de strategie van Lissabon realistisch zijn. Wie had er in de jaren tachtig bijvoorbeeld gedacht dat meer dan driehonderd miljoen Europeanen nu één en dezelfde munt zouden gebruiken? Zoals Helmut Kohl al zei, zal uiteindelijk blijken dat de profeten en dromers het bij het rechte einde hebben. Tot slot, mijnheer de Voorzitter, beste collega’s, wil ik aangeven dat ik heel blij ben met de verzekering van de – naar ik hoop – volgende voorzitter van de Europese Commissie dat de strategie van Lissabon tijdens zijn mandaat alle prioriteit zal krijgen. 3-038
Nicolaï, Raad. − Voorzitter, laat ik beginnen met extra nadrukkelijk te verklaren hoe blij ik ben hier in uw midden te zijn, zeker tegen de achtergrond van vragen die gesteld zijn tijdens het zo belangrijke debat over de Commissie waarbij ik gisteren aanwezig was. Er werd ook concreet gevraagd naar de reden van mijn afwezigheid. Die is eenvoudig, ik moest de koningin van Nederland hierheen begeleiden en bij haar voordracht hier aanwezig zijn. Maar weest u er vooral van verzekerd dat wij alles wat hier gezegd wordt over dat
27/10/2004 enorm belangrijke punt van de besluitvorming van het Parlement over de nieuwe Commissie bijzonder goed op de voet volgen. Wij houden als voorzitterschap nauw contact met alle betrokkenen en missen geen woord. Weest u daarvan verzekerd! Dit neemt niet weg dat wij als voorzitterschap geen partij zijn in deze belangrijke discussie tussen u als Parlement en de nieuwe Commissievoorzitter. Hoezeer wij ons hierbij ook betrokken voelen, het is een zaak van volwassen democratie dat u als Parlement met de nieuwe Commissievoorzitter in discussie gaat. Ik wil hier nadrukkelijk verklaren dat niemand, evenmin uit het voorzitterschap, u als Parlement ook maar enig recht zou ontzeggen om naar eigen goeddunken besluiten te nemen. Ook dat past bij die volwassen democratie die Europa is. U heeft dat recht en ik ga ervan uit dat u zo dadelijk als Parlement een verstandig en weloverwogen besluit zult nemen. Ik dank u vervolgens voor de bemoedigende woorden die door velen van u gericht zijn aan het adres van het voorzitterschap en de komende Europese Raad, alsmede voor de instemming die u in vele gevallen hebt betuigd met de onderwerpen en de wijze waarop zij worden besproken. Natuurlijk kan je vervolgens over de inhoud van mening verschillen en dat is precies zoals het hoort. De enige kritische algemene opmerking als het gaat om de rol van het voorzitterschap heb ik eigenlijk gehoord van het Nederlandse socialistische parlementslid, de heer van den Berg, maar verder voel ik mij in het algemeen gesterkt in de weg die wij als voorzitterschap gaan. Wat betreft de komende Europese Raad hebben velen van u aandacht gevraagd voor de strategie van Lissabon. Formeel wil ik er daarom op wijzen dat de Voorjaarsraad, dat is u bekend, de cruciale Raad is, dus de besluitvormende Raad als het gaat om de hele strategie van Lissabon en dat u de activiteiten die de Europese Raad nu in november zal ontplooien moet zien als voorbereiding op deze Voorjaarsraad onder leiding van het Luxemburgs voorzitterschap. Desalniettemin staat er zeer veel op het spel en ben ik het zeer met allen eens - de heer Verheugen was de eerste die dat met grote nadruk zei - dat het van enorm groot belang is een nieuwe impuls aan deze strategie van Lissabon te geven, dus aan de ontwikkeling van een zo concurrerend mogelijke kenniseconomie in de wereld. Ik ben het ook zeer eens met de velen die hebben gezegd: geen woorden maar daden, zet het om in concrete acties, zoals de heren Eurlings en Jonathan Evans. Ik ben het ook zeer eens met de velen die zeiden: kijk naar nationale overheden. Probeer niet de boel naar Brussel af te schuiven! Laten we ons echter realiseren dat de agenda van Lissabon in de eerste plaats een verantwoordelijkheid is van nationale overheden en dat die de daad bij het woord moeten voegen. Mevrouw Thyssen onderstreepte dit als een van de eersten, maar ook de heren Watson, Eurlings en anderen benadrukten dat het belangrijk is om structurele hervormingen te durven doorvoeren op nationaal niveau. Dit is ook precies het onderwerp dat tijdens het informele diner met de regeringsleiders zal worden besproken. Er zullen ervaringen op nationaal niveau bij het doorvoeren van de
27/10/2004 zo broodnodige hervormingen worden uitgewisseld. Enkelen hebben erop gewezen dat het evenwicht in de strategie van Lissabon, zoals het hier door het voorzitterschap wordt gepresenteerd en in de Europese Raad zal worden besproken, niet het juiste is, omdat er te weinig aandacht zou gaan naar de andere componenten, naast de economische groei als zodanig, namelijk de sociale component en de milieucomponent. Ik kan diegenen die daarop wezen, zoals de heer van den Berg en mevrouw Frassoni, en anderen verzekeren dat we dat evenwicht handhaven. Natuurlijk zal de Raad spreken en zijn eigen conclusies moeten trekken, maar het voorzitterschap zal in de Raad nadrukkelijk vasthouden aan de drie pijlers die de strategie van Lissabon kende en moet blijven kennen. Ik ben het er dus helemaal niet mee eens - ook dat was een van de scherpere opmerkingen van de heer van den Berg - dat dit een conservatieve aanpak en opzet zou zijn. Integendeel, ik denk dat wij juist op een progressieve en vooruitstrevende manier die economische groei in samenhang met die twee andere pijlers dienen te bevorderen. Het is ook een goede zaak dat de voormalige sociaal-democratische premier van Nederland, de heer Kok, deze taakgroep voor de tussentijdse evaluatie voorzit en met zijn verslag zal komen. Ik hoop inderdaad dat de Raad dat als een goed startpunt voor de verdere discussie kan gebruiken. Een aantal van u heeft terecht en begrijpelijk het andere belangrijke punt genoemd dat in zekere zin als meer besluitvormend op de agenda van de komende Europese Raad staat, namelijk justitie en binnenlandse zaken, waarbij velen terecht hebben gezegd dat we de daadkracht na de afschuwelijke aanslag in Madrid niet mogen verliezen. Wij moeten deze daadkracht gebruiken om echt stappen te zetten op het vlak van de uitwisseling van gegevens en van meer politiële en justitiële samenwerking. De heren Eurlings en Bourlanges en vele anderen merkten dat terecht op. Dat is precies wat we doen. Dat proces loopt, zoals u weet, en ik ben bepaald positief over de stappen die nu gezet worden. Wij zullen hierover spreken. Wij zullen hierover ook in december spreken, omdat wij dan over het echte verslag van de coördinator voor terrorismebestrijding zullen beschikken en dit in de Europese Raad aan de orde zullen stellen. Er is ook terecht op gewezen dat wij, bij de grote noodzaak om met verder gaande samenwerking en ook verder gaande mogelijkheden en maatregelen te komen bij het bestrijden van terrorisme, niet de wezenlijke fundamentele mensenrechten en vrijheden uit het oog mogen verliezen. De heer Watson en anderen merkten dat op. Dit belangrijke punt zal zeker tijdens de Europese Raad en de Europese Raad van december op die manier aan de orde komen. Er is door enkelen, mevrouw Frassoni en de heer Catania, concreter gevraagd naar de ideeën over asiel- en migratiebeleid. Er is van kampen gesproken, hoewel wij deze niet zo zouden noemen, maar veeleer zouden spreken van opvangmogelijkheden in de regio. Er is samenwerking nodig met de derde landen waar de asielzoekers vandaan komen. Het voorzitterschap stelt voor om via de lijn van intensievere samenwerking met derde landen de
19 problemen aan de bron aan te pakken en hoopt dat deze aanpak tijdens de Europese Raad ook bekrachtigd en besloten kan worden. Dit betekent dat wij van echte betrokkenheid van onze kant blijk moeten geven, maar ook iets mogen verwachten van die derde landen als het gaat om migratie en asiel. Heel belangrijk en terecht door velen onder wie Eurlings, Bourlanges, Rühle en anderen genoemd, is het principiële punt dat men wil overgaan tot besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid en medebeslissing op dit hele terrein van asiel en migratie. Ik begrijp heel goed de wens van iedereen die daarover gesproken heeft, om op dit gebied daartoe over te gaan. Het is een lastige discussie, dat kan ik niet ontkennen. U weet dat het voorzitterschap op de lijn zit die door een aantal van u hier is aangegeven, te weten dat we inderdaad zo ver mogelijk die kant op zouden moeten gaan. Wij spannen ons daar als voorzitterschap in ieder geval zoveel mogelijk voor in. Ik hoop dus dat wij tot een voldoende positief besluit in deze richting kunnen komen. Een aantal van u heeft op een derde punt gewezen dat ook op de agenda van de komende Europese Raad staat en dat de problematiek van communicating Europe betreft, te weten het bevorderen van een grotere betrokkenheid van de burgers bij Europa, bij wat u hier doet, bij wat de Raad doet, bij wat de Commissie doet, bij wat we in Brussel doen. Hierover zijn verschillende opmerkingen gemaakt, maar in alle gevallen was men het erover eens dat dit onderwerp harder en beter aangepakt moet worden, omdat we niet op dezelfde manier door kunnen gaan met het verspreiden van brochures en dan maar moeten hopen dat de burger dan eindelijk begrijpt hoe goed en belangrijk het werk is dat wij hier met zijn allen doen. In die zin ben ik het ook eens met bijvoorbeeld de heer Piotrowski die zegt dat niet één verhaal moet worden verteld, maar ook de kritische verhalen, de sceptische verhalen. Ja, laten we alstublieft niet bang zijn voor kritiek, laten we niet bang zijn voor kritische discussies, laten we ook niet bang zijn voor botsingen tussen verschillende instellingen zoals een Parlement en een Commissie, als het gaat om de volwassenheid van de democratie, als het gaat om het bevorderen van debat want debat zal uiteindelijk het allerbelangrijkste zijn om burgers meer betrokken te krijgen bij Europa. Als ze zien dat hier belangrijke dingen worden besloten waarover je van mening kan verschillen en waarover burgers ook een mening hebben, dan zullen ze op die manier betrokken raken bij Europa en dan zal op die manier, zeg ik ook de heer Battilocchio, Europa minder ver weg zijn dan het nu voor veel mensen is. In praktische zin, mevrouw Sbarbati, kost dat inderdaad ook geld. De Commissie, de Raad, de nationale overheden zullen er wat voor over moeten hebben om hier werk van te maken. Als ik één ding mag noemen: het Nederlandse voorzitterschap heeft bevorderd dat er aan de vooravond van de Europese Raad in december een televisie-uitzending zal komen, die op een breed toegankelijke manier mensen zal confronteren en zal aanspreken op onderwerpen die daar worden besproken en ook daar stopt het Nederlandse voorzitterschap geld in.
20 Tot slot, wat betreft andere onderwerpen die aan de orde gesteld zijn, zoals de uitbreiding die de heer Verheugen al noemde. Het is niet de bedoeling om tijdens deze Europese Raad inhoudelijk daarover te spreken, omdat dit gepland staat voor de Europese Raad in december. Wel zal er uiteraard een presentatie zijn en kennen we allemaal het belangrijke en zeer waardevolle verslag van de Commissie daarover. Ik sluit mij bij deze graag aan bij de complimenten die onder andere door mevrouw De Keyser aan de Commissie, in het bijzonder aan de heer Verheugen, zijn gemaakt als het gaat om het waardevolle karakter van het verslag dat nu voor ons ligt. Ik sluit mij ook aan bij de opmerkingen die zij en anderen over Turkije maakten, namelijk dat wij ons moeten concentreren op de verschillende aspecten, op de kansen en positieve kanten. Doch denk ik eveneens dat de heer Verheugen een heel verstandige opmerking maakte toen hij zei: ook de zorgen die er zijn, zijn onze zorgen en die nemen wij ook mee, hebben wij meegenomen als Commissie in de voorstellen die wij hebben gepresenteerd en ook de mogelijke gevolgen hebben wij daarin al genoemd. Tot slot is er nog specifiek gevraagd door mevrouw Frassoni naar het Turks-Cypriotisch deel van Cyprus en wat de Raad voornemens is daar te doen. Het staat niet op de agenda van de Europese Raad, maar ik kan wel aan u en via u aan haar melden dat precies haar opmerking dat wij als Europese Unie niet het TurksCypriotische deel van Cyprus in de kou kunnen laten staan, de kern is van wat het voorzitterschap als leidraad heeft genomen na de negatieve uitslag van het referendum. Dit is tevens de reden waarom wij, zoals u weet, met anderen hard bezig zijn om met directe hulp en directe handel gedurende ons voorzitterschap zo ver mogelijk te komen. In ieder geval willen wij in die richting verder werken. Ik hoop hiermee de belangrijkste punten genoemd te hebben en gereageerd te hebben op de punten die het Parlement ten berde heeft gebracht. Ik hoop, Voorzitter, dat u mij zou willen verontschuldigen na deze interventie. Ook hier geldt dat wij woord voor woord zullen volgen wat er aan de zijde van de Commissie wordt gezegd. Dat hoeft, wat mij betreft, echter niet in levenden lijve. Als u mij zou willen toestaan mij nu terug te trekken, dan zou ik dat graag doen. Anders blijf ik uiteraard op uw verzoek hier nog aanwezig. 3-039
De Voorzitter. − Dit is een vrij land, mijnheer Nicolaï. U kunt niet gedwongen worden hier te blijven. Hoewel wij blij zijn dat u hier bent, vervult u uw plichten natuurlijk evenzeer wanneer u niet hier kunt zijn maar wel op de hoogte blijft van wat hier gezegd wordt. 3-040
Verheugen, Commissie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wat Lissabon betreft ligt de zaak eigenlijk heel eenvoudig: we hebben onze eigen ambities ten aanzien van de hoofdpunten productiviteit, groei en werkgelegenheid niet waargemaakt. Daarvoor zijn twee oorzaken aan te wijzen: de eerste bestaat uit factoren die door ons nauwelijks te beïnvloeden zijn, zoals externe
27/10/2004 indicatoren, invloeden van de wereldeconomie, olieprijzen enzovoort. De tweede, door ons wel degelijk te beïnvloeden oorzaak is gelegen in het feit dat het Lissabon-project slechts in enkele gevallen tot een nationaal project op het niveau van de lidstaten is omgevormd. Aangezien het Lissabon--project voor veruit het grootste deel buiten het communautaire kader valt en op nationaal niveau moet worden uitgevoerd, zullen de lidstaten er nu toe moeten worden gebracht, nationale uitvoeringsplannen op te stellen en het Lissabon--project ook in hun nationale beleid centraal te stellen. Anders zal het niet werken. Ik ben het volledig eens met de heer Watson: de vraag of we in 2010 even goed zullen zijn als de Amerikanen is weliswaar interessant, maar waarschijnlijk niet doorslaggevend. Een realistische doelstelling lijkt mij dat we voor 2010 de trend keren, dus de verschillen op de gebieden productiviteit, groei en werkgelegenheid kleiner maken. We moeten in Europa de dynamiek zien te genereren die ons in staat stelt het doel te bereiken dat Europa de sterkste economie van de wereld wordt. Veel meer dan een zichtbare trendbreuk zal tot 2010 echter nauwelijks mogelijk zijn. Laten we daarin realistisch zijn. Over de vraag hoe de strategie van Lissabon zich verhoudt tot de vraagstukken van het milieu en het sociale kader wil ik duidelijk zijn: natuurlijk streven we naar ecologische en sociale normen van een zo hoog mogelijk niveau. Dat is een onbetwistbaar uitgangspunt van het Europees beleid. Voor die ecologische en sociale normen van een zo hoog mogelijk niveau is echter ook een economie nodig met een zo groot mogelijk concurrerend vermogen. We hebben concurrerende industrieën en concurrerende bedrijven nodig. Bij het concurrentievermogen gaat het er niet alleen om dat enkele individuen zoveel mogelijk winst maken, maar dat we onze nationale economieën zo sterk maken dat ze aan de grote maatschappelijke doelstellingen zoals hoge milieunormen en hoge sociale standaarden kunnen voldoen. De realiteit is echter dat in Europa begrippen worden gebruikt waarachter heel verschillende voorstellingen schuilgaan. Ik heb dat in dit debat gemerkt. Er zijn bijvoorbeeld totaal verschillende ideeën over het Europees sociaal model naar voren gebracht: er is betoogd dat Europa een te strenge bescherming van werknemers kent; er is gezegd dat er te weinig sociale rechten zijn; er is gepleit voor hervormingen met het doel om de sociale rechten in te perken; er is gepleit voor hervormingen met het doel om de sociale rechten uit te breiden. Er bestaat in Europa helemaal geen overeenstemming over de vraag wat het begrip “sociaal model” eigenlijk inhoudt. Mocht ik in de komende jaren in de gelegenheid zijn om aan dit beleidsterrein een bijdrage te leveren, dan zal ik aan dat verdoezelen en verzwijgen niet meedoen. Ik zal duidelijk maken dat er op dit gebied conflicterende belangen zijn, dat die conflicterende belangen moeten worden benoemd en dat er in dat licht bewuste beslissingen moeten worden genomen. Lege begrippen en jargon waarachter in werkelijkheid totaal verschillende opvattingen schuilgaan, dragen niet bij tot een oplossing van onze problemen.
27/10/2004 Vergeeft u mij dat ik wat fel word, maar soms moet de waarheid worden gezegd om politiek iets te bereiken. En de waarheid is nu eenmaal dat men het er niet over eens is, hoe de verhouding moet zijn tussen milieunormen en sociale standaarden van een zo hoog mogelijk niveau enerzijds en concurrentievermogen anderzijds. We zullen er echter aan werken. Laat ik nog iets zeggen over twee andere onderwerpen die genoemd zijn. Ik ben blij dat mevrouw Frassoni Cyprus nog een keer ter sprake heeft gebracht. Dat biedt mij de gelegenheid daarover in het Parlement nog iets te zeggen. Ik wil niet verhelen dat ik diep teleurgesteld ben over het feit dat het niet mogelijk was de belofte na te komen die na het referendum van april door het Parlement, de Raad, de Commissie en de hele internationale gemeenschap aan de Turks-Cyprioten is gedaan. Die belofte hield in dat zij er niet onder zouden lijden dat het referendum in het Griekse deel van Cyprus is afgewezen. We hebben beloofd hen uit hun economische isolement te halen. De Raad is tot nu toe niet in staat geweest het desbetreffende voorstel van de Commissie over te nemen en ik doe een dringend beroep, niet alleen op de regering van de Republiek Cyprus, maar ook op enkele andere lidstaten, ervoor te zorgen dat het beleid van de internationale gemeenschap en van de Europese Unie ten aanzien van Cyprus kan worden uitgevoerd. De negatieve gevolgen zijn nu al zichtbaar. We hebben er jarenlang aan gewerkt op Cyprus een democratische, pro-Europese regering aan Turkse zijde te krijgen. Die regering is gevallen omdat Denktash en zijn mensen het argument konden gebruiken dat de Europeanen zoals altijd loze beloften hebben gedaan en zich daaraan niet hebben gehouden. Dit heeft nu al enorm veel schade toegebracht aan de oplossing van de kwestie-Cyprus. De Commissie verzoekt de Raad daarom met klem, haar voorstel nog voor het eind van het jaar aan te nemen en de belofte die we met elkaar aan de Turks-Cyprioten hebben gedaan, ook daadwerkelijk na te komen. (Applaus) Dames en heren, tot slot een opmerking over de economische effecten van de uitbreiding, zowel van de uitbreiding die reeds heeft plaatsgevonden als van de plannen voor verdere uitbreiding. De heer Buzek heeft iets heel belangrijks gezegd. Het lidmaatschap van de tien heeft de economie een krachtige, positieve impuls gegeven. De Commissie steunt die opvatting. Uit onze analyse blijkt overduidelijk dat de uitbreiding tot positieve economische resultaten heeft geleid, niet alleen in de nieuwe, maar ook in de oude lidstaten. Gebleken is dat de groeiregio’s integreren en dat beide kanten daarvan profiteren. Hetzelfde effect mogen we verwachten van de aanstaande toetreding van Roemenië en Bulgarije. Persoonlijk ben ik ervan overtuigd, maar ik kan alleen voor mezelf spreken, dat voortzetting van het politieke en economische hervormingsproces in Turkije er in de komende tien jaar toe zal leiden dat we ook in Turkije een economische situatie zullen krijgen die ons in het geval van toetreding dezelfde win-winsituatie oplevert als we bij de uitbreiding met de landen uit
21 Midden- en Oost-Europa hebben gezien. Daarmee is de vraag beantwoord of een dergelijke toetreding ons sociaal model in gevaar zou brengen. Het antwoord op die vraag is een duidelijk ‘nee’. De toetreding van deze landen zal geen bedreiging vormen voor onze sociale standaarden. Integendeel zelfs: ze zullen Europa sterker maken en ze zullen ons helpen onze doelstellingen te realiseren. (Applaus) 3-041
De Voorzitter. − De Franse autoriteiten hebben kennis gegeven dat mevrouw Simonot met ingang van 22 oktober vervangen is door de heer Le Rachinel. Ik heet onze nieuwe collega van harte welkom en wijs erop dat in artikel 3, lid 5, van het Reglement is bepaald dat, zolang de geloofsbrieven van een lid nog niet zijn onderzocht of over ingebrachte bezwaren nog niet is beslist, betrokkene met volledige rechten zitting neemt in het Parlement en zijn organen. SCHRIFTELIJKE VERKLARING (ARTIKEL 142) 3-042
Manolakou (GUE/NGL). - (EL) De werknemers moeten geen heil verwachten van de aanstaande topconferentie van 4 tot 5 november. Integendeel, na de eerste vijf jaar van tenuitvoerlegging van de besluiten van Tampere, waarmee de democratische rechten en vrijheden werden beknot, en na de tegen de werknemers gerichte strategie van Lissabon wordt nu een nieuwe vijfjarige aanvalsperiode ingeluid, met nieuwe, nog repressievere en volksonvriendelijkere maatregelen. Het doel van Tampere II is de procedures voor beperkte asieltoekenning te versnellen, concentratiekampen in te stellen voor immigranten van buiten Europa, biometrische gegevens in te voeren en de ondoorzichtige en gecentraliseerde inlichtingendiensten en -systemen van de EU, evenals de mechanismen voor repressielegalisatie te versterken, en wel onder het mom van de strijd tegen de criminaliteit en het terrorisme. Aldus versterkt men de dictatuur van het Europees kapitaal. Op de top zullen eveneens de nieuwe volksonvriendelijke maatregelen worden gepresenteerd die vervat zijn in het verslag van de heer Kok. Deze zullen de grondslag vormen voor de versnelde tenuitvoerlegging van de tegen de werknemers gerichte strategie van Lissabon. Ook zal worden besloten tot verdere militarisering van de EU en een grotere betrokkenheid van de EU bij de oorlog in Irak, aan de zijde van de VS. De repressieve maatregelen kunnen de strijd van de werknemers tegen dit oorlogszuchtig, autoritair en arbeidersonvriendelijke beleid en de hoopgevende inzet voor de bevrediging van hun hedendaagse behoeften echter niet tegenhouden. 3-043
22
27/10/2004
(De vergadering wordt om 10.50 uur onderbroken en om 11.00 uur hervat) 3-044
Samenstelling Parlement (zie notulen) 3-045
VOORZITTER: DE HEER BORRELL FONTELLES Voorzitter
versterking van het democratisch karakter van de Europese integratie. Vanuit die gedachte hoop ik dat we de komende weken tot een resultaat kunnen komen dat ons in de gelegenheid stelt om verder te gaan met ons werk in de Europese Unie. U kunt op mij rekenen. Ik zal te allen tijde loyaal en constructief met u samenwerken ten dienste van Europa en het project van de Europese Unie. (Luid en langdurig applaus)
3-046
Stemmingen
3-049
De Voorzitter. − Dank u, mijnheer Barroso.
3-047
De Voorzitter. − Aan de orde is de verklaring van de heer Barroso, de gekozen voorzitter van de Europese Commissie. 3-048
Barroso, gekozen voorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, ik heb op dit moment het woord gevraagd omdat ik denk dat het van belang is dat ik mijn visie op de huidige situatie met u deel en dat ik u mijn positie in deze fase van ons debat kenbaar maak. Ik heb uiterst geconcentreerd naar het debat van gisteren geluisterd. Ik heb uitgebreid contact gehad met de fractievoorzitters en ik heb tevens gesproken met de fungerend voorzitter van de Raad. Ik ben tot de conclusie gekomen dat indien er vandaag een stemming gehouden zou worden, de uitkomst niet positief zou zijn voor de Europese instellingen noch voor het Europese project. (Gemengde reacties) Onder deze omstandigheden heb ik besloten om vandaag geen nieuwe Commissie ter goedkeuring aan u voor te leggen. (Luid en langdurig applaus) Ik heb meer tijd nodig om deze kwestie te bekijken, met de Raad te overleggen en verder met u te overleggen, om te zorgen dat er bredere steun komt voor de nieuwe Commissie. Het is beter meer tijd uit te trekken om dit goed aan te pakken. (Applaus) De afgelopen dagen is gebleken dat de Europese Unie een sterk politiek bouwwerk is en dat dit Parlement, dat in alle lidstaten door de burgers is gekozen, een vitale rol speelt in het bestuur van Europa. (Luid applaus) Ik was vereerd als gekozen voorzitter van de Commissie in juli uw steun te ontvangen. Ik heb mijzelf er toen toe verbonden om, in het belang van Europa, actief met u samen te werken. Vandaag herhaal ik die toezegging. Ik ben ervan overtuigd dat we het met elkaar eens kunnen worden over onze gemeenschappelijke inzet ter
Wij bevinden ons in een politiek terra incognita, daar dit een situatie is die wij nooit hadden kunnen voorzien. In de Verdragen is duidelijk aangegeven dat de nieuwe Commissie haar werkzaamheden dient aan te vangen op 1 november en dat het Europees Parlement zich tevoren over een voorstel dient uit te spreken. Echter, het is evident dat het Parlement zich niet kan uitspreken als er geen voorstel is. De heer Barroso heeft zojuist gezegd dat er geen voorstel is. Ik denk dat het goed zou zijn te weten wat het standpunt van de Raad is, want bij ontstentenis van een voorstel dient ook de Raad zich uit te spreken. (Gemompel en applaus) 3-050
Nicolaï, Raad. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, leden van het Parlement, wij hebben begrip voor de situatie. (Gelach en applaus) Als gevolg van deze omstandigheden blijft de huidige Commissie-Prodi aan zolang als dat nodig is. (Applaus) 3-051
De Voorzitter. − Alvorens de voorzitter verder gaat met zijn uiteenzetting, zou het misschien goed zijn de fractievoorzitters te horen. (Protest) Ik geloof dat er een motie van orde is. Het woord is aan de heer Pannella voor een motie van orde. 3-052
Pannella (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, mijn motie van orde is gebaseerd op artikel 214 van het EG-Verdrag in combinatie met artikel 99, lid 2, en artikel 132 van het Reglement. Mijnheer de Voorzitter, het punt dat ik aan de orde wil stellen, zoals u al correct heeft aangegeven, heeft betrekking op de termijn die volgens het Verdrag is vastgesteld voor november, over een paar dagen. In de tweede plaats heeft de Commissievoorzitter, zoals eveneens in het Reglement is bepaald, ad actum de taak het Parlement de Commissie voor te stellen, en als zij wordt goedgekeurd, zal dit vervolgens worden doorgegeven aan de Raad.
27/10/2004
23 Het woord is aan de fractievoorzitters.
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken) 3-053
De Voorzitter. − Dat is geen motie van orde. Mijnheer Pannella, ik ontneem u het woord. Het woord is aan de heer Schulz. 3-054
Schulz (PSE), namens de fractie. – (DE) Hartelijk dank, mijnheer de Voorzitter, ik wil u namens mijn fractie, en ik denk ook namens andere fracties, het volgende verzoek voorleggen: naar aanleiding van de verklaring van de Commissievoorzitter en de reactie van de fungerend voorzitter van de Raad verzoeken wij om onderbreking van de vergadering, zoals oorspronkelijk was voorzien. Wij willen binnen onze fractie overleg plegen over het verdere verloop. 3-055
Poettering (PPE-DE), namens de fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dit is een cruciaal moment voor de Europese Unie, voor het Parlement en voor de relatie met de Commissie. Onze fractie heeft zojuist overleg gevoerd, maar opdat ook iedereen zich kan uitspreken die iets wil zeggen - niet iedereen is om een reactie gevraagd -, moeten we inderdaad gehoor geven aan de wens om de vergadering nu te onderbreken. Er is een zo breed mogelijke basis nodig voor hetgeen we zullen besluiten wanneer we hier weer bijeenkomen. Daarom sluit ik me aan bij het verzoek de vergadering nu te onderbreken. (Applaus) 3-056
De Voorzitter. − Dames en heren, ik acht het noodzakelijk de vergadering te onderbreken en de fracties te vragen overleg te plegen, maar voordat de plenaire vergadering wordt hervat zal ik, na afloop van de fractievergaderingen, een vergadering van de Conferentie van fractievoorzitters bijeenroepen; dus eerst de Fracties, dan de Conferentie van voorzitters en vervolgens plenair.
Als eerste is het woord aan de heer Poettering. 3-060
Poettering (PPE-DE), namens de fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Commissie, geachte collega’s, de op 22 juli met grote meerderheid gekozen toekomstige voorzitter van de Europese Commissie, José Manuel Durão Barroso, heeft vandaag het initiatief genomen. (Luid gelach) Hij laat daarmee zien dat hij leiderschapskwaliteiten bezit. (Applaus) Wij rekenen onder het voorzitterschap van José Manuel Durão Barroso (Levendig applaus) op een sterke Europese Commissie. De Commissievoorzitter heeft gezegd dat hij vandaag niet met een voorstel komt, omdat hij meer tijd nodig heeft. Mijnheer de voorzitter van de Commissie, namens de Fractie van de Europese Volkspartij en Europese Democraten zeg ik u: wij hebben u de afgelopen weken steeds gesteund en u kunt ook in de moeilijke dagen en weken die u te wachten staan, op onze steun rekenen, zodat we straks onder uw krachtige leiding een sterke Commissie zullen hebben. (Applaus) Uit het applaus blijkt dat er voor uw voorstel brede steun bestaat. (Luid gelach)
3-057
Wij hadden graag gezien dat er vandaag gestemd was met een positieve uitslag voor uw team. Dat wil ik niet verhelen, maar politiek is een proces. Ik hoop dat iedereen in de Europese Unie inziet dat dit Europees Parlement macht en invloed heeft. De Europese Unie ontwikkelt zich steeds meer tot een parlementaire democratie. Daarom is dit een belangrijke dag, ook in de geschiedenis van het Europees Parlement.
De Voorzitter. − Het woord is aan de heer Rogalski voor een motie van orde.
(Applaus)
We zullen opnieuw plenair bijeenkomen om 12.00 uur. (De vergadering wordt om 11.15 uur onderbroken en om 12.05 uur hervat)
3-058
Rogalski (IND/DEM). − (PL) Mijnheer de Voorzitter, namens de Liga van de Poolse Gezinnen heb ik een motie van orde tot ontbinding van het Europees Parlement. Het Parlement is de gijzelaar geworden van de homolobby in Europa. Het is een inefficiënte, dure en onproductieve instelling. 3-059
De Voorzitter. − Dit is duidelijk geen motie van orde.
Het strategische doel van onze fractie is steeds geweest, een sterke Commissie onder uw voorzitterschap te krijgen. Wij waren er niet op uit een specifiek lid uit uw team te isoleren. Het is beter om van de resultaten van de hoorzittingen in hun totaliteit kennis te nemen en daaruit de consequenties te trekken. (Applaus)
24
27/10/2004
Op basis van dat uitgangspunt rust op u nu de taak, samen met alle betrokkenen en ook met de Raad, de juiste beslissingen te nemen. Het moet tenslotte ook mogelijk zijn dat u als toekomstige voorzitter van de Commissie voorgedragen kandidaten afwijst, om te voorkomen dat u slechts het hulpje van regeringen bent. Daarom is onze fractie van mening dat er vandaag geen besluit hoeft te vallen. Wij moeten als Parlement nu onze verantwoordelijkheid nemen. In een moeilijke periode, waarin wij ons bovendien uitspreken voor de toekomst van ons werelddeel – vrijdag wordt in Rome het Constitutioneel Verdrag ondertekend – willen we een sterk Europees Parlement, een sterke Commissie en een Raad die met beide instellingen goed samenwerkt. Omdat wij geloven in de toekomst van Europa, wensen wij u, toekomstige voorzitter van de Europese Commissie, veel succes bij de voordracht van uw team, waaraan wij straks hopelijk met grote steun onze goedkeuring kunnen geven. Onze steun heeft u daarbij.
met hen - en juist zij waren de prominente figuren in de voorgestelde Commissie - en met name ook omdat wij ons solidair voelen met deze vriendinnen en vrienden uit onze fractie, is het besluit ons niet gemakkelijk gevallen. Wij hebben gisterenavond besloten dat wij de Commissie die u, mijnheer Barroso, vandaag zou hebben voorgesteld of die u van plan was voor te stellen, ondanks alles niet ons vertrouwen konden geven. Ik wil hier verder niet meer ingaan op de levendige discussie die wij hebben gevoerd, maar ik wil wel het volgende aan u kwijt: u hebt vanmorgen en gisteren in de loop van de dag en avond ingezien dat er geen meerderheid is voor uw voorstel. U hebt de juiste conclusie getrokken. U bent het Parlement een stuk tegemoetgekomen. Namens mijn fractie wil ik u nadrukkelijk zeggen dat u hier juist aan hebt gedaan! Doordat u uw voorstel intrekt, effent u een pad voor een gemeenschappelijke toekomst van ons allemaal, van de Commissie en van een brede meerderheid in het Europees Parlement.
(Applaus)
(Applaus)
3-061
Ik was blij te horen dat de heer Poettering deze ontwikkeling ook toejuicht. Het is immers nooit te laat om je aan te sluiten bij diegenen die vinden dat we het Europees Parlement ook moeten versterken, wanneer de discussie wordt afgekapt en wordt gereduceerd tot niet meer dan een presentatie, omdat het Europees Parlement alleen verstandig zou zijn als het voor de Commissie stemt. Welkom dus, mijnheer Poettering. Degenen die willen dat een sterke Commissie kan werken met brede steun van het Europees Parlement zijn degenen die willen dat een sterke Commissie, gedragen door een sterk Parlement, de echte uitdagingen van de komende jaren aankan. Wie deze Commissie steunt, is voor Europa. Wie de Commissie afhankelijk wil maken van de stem van een heerschap dat haar wellicht met drie of vier stemmen aan een meerderheid helpt, verzwakt Europa. Daarom is een brede meerderheid vereist.
Schulz (PSE), namens de fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de beoogde voorzitter van de Commissie, (Tekenen van onrust) mijnheer de Voorzitter, misschien heeft de medische dienst een paar kalmeringstabletten voor mijnheer. (Applaus en interrupties) Mijnheer de Voorzitter, ik ben gaarne bereid twee minuten van mijn tijd aan het vandalisme in de Europese Unie af te staan. Dit is onverteerbaar. Dat zijn nu de mensen die zo graag namens Europese burgers willen spreken! U moest zich schamen, onbeschofte vlegel! (Applaus en interrupties)
(Applaus)
3-062
(De heer Kilroy-Silk staat op en poogt het woord te nemen) De Voorzitter. − Mijnheer Kilroy-Silk, ik verzoek u uw mond te houden en te gaan zitten. (Applaus) 3-063
Schulz (PSE), namens de fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het besluit dat wij vandaag moeten nemen, is van grote betekenis voor de Europese Unie en haar toekomst. Wij hebben de afgelopen weken levendige discussies gevoerd en verschilden soms flink van mening. Gisterenavond is mijn fractie tot een unaniem besluit gekomen, maar daar zijn heftige discussies en hevige woordenwisselingen aan voorafgegaan, ook in onze eigen gelederen. Met ons besluit zouden we namelijk ook een oordeel vellen over onze sociaal-democratische vriendinnen en vrienden in de Commissie. Na lange discussies gisterenavond, ook
Mijnheer Barroso, wij hebben u de afgelopen weken verschillende voorstellen gedaan. Mijn fractie verwacht dat u de voorstellen van het Europees Parlement, die na afloop van de hoorzittingen zijn gedaan, meeneemt in uw toekomstige overwegingen. Namens de sociaaldemocratische fractie zeg ik u ook dat wij verwachten dat u in uw overwegingen rekening houdt met hetgeen wij u hebben gezegd. Eén ding is namelijk zonneklaar: u zult ook voor uw toekomstige Commissie de steun van mijn fractie nodig hebben. Wij willen graag met u samenwerken, maar gaat u dan wel serieus in op de wensen van de sociaal-democratische fractie. Op 22 juli hebben 413 parlementariërs voor u gestemd, waaronder ook enkele collega’s uit mijn fractie. Een groot deel van mijn fractie heeft toen tegen u gestemd. U hebt toen echter wel een groot bewijs van vertrouwen gekregen. De afgelopen drie maanden hebt u een deel van dit vertrouwen op het spel gezet. Met uw besluit van vandaag hebt u een deel van dit vertrouwen teruggewonnen. De sociaal-democratische fractie is bereid om constructief met u samen te werken. U hebt
27/10/2004 vandaag laten zien dat u dit ook wilt, iets wat we de afgelopen weken soms hebben gemist. Als we de komende weken overeenstemming willen bereiken, verzoek ik u om niet met dezelfde Commissie terug te komen die u ons vandaag zou hebben voorgesteld! Dan hadden we ook vandaag kunnen stemmen. Komt u met een nieuw voorstel dat op brede steun kan rekenen. (Levendig applaus) 3-064
Watson (ALDE), namens de fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, vandaag is dit Parlement aan de rivier de Rijn in aanzien gegroeid. Onze wilskracht is op de proef gesteld, en die wilskracht heeft standgehouden. Op geen enkel moment hebben wij meer gevraagd dan datgene waar wij recht op hebben. Wij hebben om geen enkel prerogatief gevraagd dat niet in de Europese wetgeving is vastgelegd. We hebben gevraagd om ons weloverwogen oordeel met respect te behandelen. In iedere fase is onze bereidheid om aan dat oordeel vast te houden in twijfel getrokken; onze standvastigheid is ter discussie gesteld, op de proef gesteld, zozeer zelfs dat het bijna tot een politieke crisis is gekomen. Die prijs voor het vasthouden aan onze rechten was voor iedereen echter te hoog; aan de onzekere weg van een politieke crisis heeft niemand van ons zich willen wagen. Onze wil en onze bereidheid om bij ons oordeel te blijven hebben echter gewonnen. Niemand in dit Parlement zoekt de confrontatie voor zijn plezier. Wij hechten echter waarde aan de spanning die tussen onze instellingen bestaat, omdat de mate waarin we deze spanning weten om te buigen in winst voor beide partijen een graadmeter is voor de volwassenheid van onze instellingen. Mijnheer Barroso, u stelde gisteren dat een stem tegen uw Commissie anti-Europees zou zijn. Ik denk eerlijk gezegd niet dat u dat ook echt meent. U weet dat wanneer pro-Europeanen uw Commissie bekritiseren, zij dat niet doen op grond van eurosceptische overwegingen. Het is juist precies andersom: vandaag verliest het euroscepticisme omdat de stem van de democratie in Europa een octaaf gestegen is en zichzelf in iedere nationale hoofdstad en daarbuiten heeft laten horen. (Applaus) U weet dat de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa fractie in dit Parlement u en uw Commissie heeft uitgedaagd, omdat we wilden dat het college sterker zou zijn dan u het, gezien de speelruimte die u had, kon maken - sterker, omdat we ook een sterkere Europese Unie willen. Mijnheer Barroso, ik verklaar hier nogmaals dat de ALDE-Fractie u steunt. Wij hebben voor u gestemd in de wetenschap dat uw inzet voor de Europese Unie overeenkomt met die van ons. Ik herhaal vandaag wat ik gisteren heb gezegd: als ons Parlement zwak is, dan is uw Commissie dat ook. Immers, indien de regeringen
25 van Europa ons niet respecteren, dan zullen ze u of de onafhankelijkheid van uw college ook niet respecteren. Onze kracht is uw kracht. (Applaus) U heeft de mogelijkheid om een nieuwe Commissie samen te stellen die de steun van dit Parlement kan winnen. Maakt u alstublieft haast! U kent de wil van dit Parlement. Aftreden, herschikken, terugtrekken - doet u wat u moet doen en komt u bij ons terug met een nieuwe Commissie, in het vertrouwen dat we u hoogachten als een toegewijde Europeaan en een voorzitter van de Europese Commissie die tot grote daden in staat is. Gisteren sprak ik over "de onzichtbare, maar nadrukkelijke geest van Justius Lipsius" in dit Parlement, en hier is hij weer. Opnieuw verzoek ik de Raad om stil te staan bij de rechten van dit Parlement en de wijze waarop het die wenst uit te oefenen. De ALDEFractie verzoekt de Raad om de prerogatieven van dit Parlement en de onafhankelijkheid van de door ons goed te keuren Commissie te respecteren. Wij roepen u op nog eens goed na te denken over uw eigen verantwoordelijkheid voor de impasse waarin wij terecht zijn gekomen. (Applaus) We zullen met u samenwerken om deze impasse te doorbreken. Laat de gespreksstof tijdens het overvloedige diner ter gelegenheid van de top ook stof tot nadenken opleveren. Mijnheer Barroso, namens mijn fractie zeg ik u toe dat de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa met u zal samenwerken om ervoor te zorgen dat er een Commissie kan worden goedgekeurd in november. Ik dank u voor uw openhartigheid en uw toewijding. Ik herhaal dat dit Parlement vandaag in aanzien is gegroeid: onze wilskracht is op de proef gesteld en onze wilskracht heeft standgehouden. (Luid applaus van het midden en van links) 3-065
(De heer Kilroy-Silk blijft de vergadering verstoren) De Voorzitter. − Mijnheer Kilroy-Silk, indien u niet ophoudt de vergadering te verstoren, zal ik u uit de zaal laten verwijderen. (Applaus) 3-066
Cohn-Bendit (Verts/ALE), namens de fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de gekozen voorzitter van de Commissie, mijnheer Barroso, ik zou willen beginnen in een taal die de taal van ons verleden is, door u een citaat van Mao Zedong voor te leggen. (Geroep)
26 Mao Zedong zei: "het begrijpen van een verlies is het voorbereiden van de overwinning”. Mijnheer Poettering, u zou zich eens samen met de heer Barroso in Mao moeten verdiepen. (Applaus) Ten tweede, het winnen van het vertrouwen van het Parlement is een lange mars. Wij zullen u bij deze lange mars terzijde staan... (Gelach) 3-067
(DE) Mijnheer de Voorzitter, we hebben hier de afgelopen dagen een spannende ontwikkeling meegemaakt. Ik denk dat we hier allemaal van hebben geleerd. We hebben geleerd dat het geen eenvoudige opgave is om vat te krijgen op de politieke ideeën van een Commissie. Dat hebben we bij uw verkiezing geleerd, mijnheer Barroso. U bent met een meerderheid verkozen, u bent de beoogde voorzitter van de Commissie. Vervolgens moesten we discussiëren over de competentie van de voorgestelde commissarissen. Toen u uw ambt aanvaardde, hebt u gezegd dat u onafhankelijk bent en wilt zijn, wat de heer Schröder, de heer Blair, of wie dan ook, ook mag zeggen. U stelt uw Commissie samen en niet de Raad. Wonderful, do it, do it! Dit betekent dat u - en samen met ons hebt u die macht een kandidaat met onze steun kunt afwijzen, als deze niet competent blijkt te zijn. U hoeft deze kandidaat niet zonder meer te accepteren en daarbij hebt u onze steun. (Applaus) En dat heeft niets te maken met ideologie. (Interrupties) Beste vrienden, er zijn competente kandidaten in de Commissie die niet mijn politieke voorkeur genieten. Wij willen ferme, competente commissarissen en geen schoothondjes van de een of andere regering in Europa. Dat willen wij hier duidelijk hebben gezegd. (Applaus) En daarom, mijnheer de Voorzitter, zeggen wij u klip en klaar: leest u aandachtig de resolutie die hier is voorgesteld en die in feite ook tot uw terugtrekking heeft geleid. In deze resolutie staan de argumenten op basis waarvan wij ook uw volgende kandidaten zullen beoordelen. Het gaat om competentie, het gaat om belangenconflicten. Komt u niet weer met kandidaten die compromitterend zijn. U zult dan namelijk met uw rug tegen de muur komen te staan. Komt u niet met voorstellen die in strijd zijn met wat u als Commissie wilt bereiken. Wij zeggen dan ook heel eerlijk dat wij uw moedige stap om uw voorstel terug te trekken opvatten als een signaal dat u voor rede vatbaar bent. U
27/10/2004 hebt ingezien dat het niet mogelijk is om slechts met een deel van het Parlement een meerderheid te vinden. 3-068
(EN) Mijnheer Watson, ik ben zeer verheugd dat u geen stem heeft hoeven uitbrengen die het tegenovergestelde inhoudt van wat u heeft gezegd. Dat zou niet best zijn geweest. We hebben van de feministen geleerd dat als een vrouw “neen” zegt, dat ook "neen" betekent. Van u hebben we geleerd dat als de liberale fractie “neen” zegt, dat "ja" kan betekenen en dat is niet best. (Gelach en luid applaus) 3-069
(DE) En daarom, mijnheer de voorzitter, verzoek ik u om voortaan te luisteren naar dit Parlement. Als u goed luistert, zult u hier een grote meerderheid voor een Commissie vinden. Dat moet u weten. De heer Poettering heeft vandaag al ondervonden dat de grootste fractie niet altijd de meerderheid in dit Parlement betekent. Dat is een democratisch leerproces dat wij de afgelopen dagen gelukkig allemaal hebben kunnen doormaken. (Applaus) 3-070
Wurtz (GUE/NGL), namens de fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de heer Barroso moest blijkbaar eerst oog in oog komen te staan met het gevaar alvorens het hoofd te buigen en zijn Commissie terug te trekken. Dat is een overwinning voor de Europese democratie en een grote aanmoediging voor allen die hebben bijgedragen aan het scheppen van de voorwaarden voor deze beslissing. Ik wijs erop dat de gekozen voorzitter zich gisteren nog, toen hij de helft van dit Parlement ervan beschuldigde dat het zich door zijn ploeg te bekritiseren aansloot bij – ik citeer – “degenen die fel anti-Europa zijn”, ontpopte als precies datgene waarvan hij eerder beweerde dat hij het juist niet wilde zijn, namelijk voorzitter van rechts tegen links en zelfs tegen de liberalen. De Commissie had niet verwacht dat wij het eens zouden kunnen worden over een gemeenschappelijk standpunt, maar het is ons wel gelukt en we hebben aan het langste eind getrokken. Nu is het tijd om de volgende stap voor te bereiden door lering te trekken uit de recente gebeurtenissen. Hoe heeft een dergelijke situatie, zonder precedent, kunnen ontstaan? Ik heb gisteren gewezen op de afnemende betrokkenheid van een meerderheid van de burgers en op een aantal symptomen van de kwaal die onze instellingen aantast. De uitdaging die de Europese bestuurders op alle niveaus moeten aangaan was – en blijft – het durven maken van een kritische evaluatie van wat niet goed meer gaat en het tonen van vastberadenheid om het Europese avontuur weer zin te geven. In tegenstelling tot wat u gezegd hebt, mijnheer Barroso, geloof ik zelf namelijk wel degelijk in Europa. Ik ben ervan overtuigd dat Europa nodig is, dus schaart u mij niet langer onder de tegenstanders van Europa.
27/10/2004 De heer Barroso heeft echter het tegendeel gedaan. Niet alleen heeft hij extra nadruk gegeven aan de meest omstreden punten van het Europese sociaal-economisch beleid door kampioenen van het liberalisme op strategische posten te plaatsen, hij heeft bovendien voedsel gegeven aan de vrees voor een terugkeer tot de morele, patriarchale orde van voorbije tijden en voor aansluiting bij een wereldbeschouwing die dichterbij die van de Amerikaanse neoconservatieven staat dan bij de verwachtingen van de Europeanen. Dat is dus wat in onze ogen moet veranderen in de toekomstige Commissie, en niet alleen de houder van deze of gene portefeuille. Dit doet evenwel niet af aan het goede nieuws, namelijk – anderen hebben het vóór mij gezegd – dat we hier te maken hebben met het reveil van de politieke confrontatie in het Europees Parlement, die eindelijk in de plaats komt van de lauwheid en de halfzachte consensus. Er is een heus beschavingsdebat opgelaaid, dat een groot bereik kan krijgen, voor de bestwil van Europa. In die zin vormen deze historische uren niet minder dan een nieuw begin. In die zin vormen deze historische uren niet minder dan een mijlpaal. Dat de belofte die zij inhouden, vervuld moge worden! (Applaus) 3-071
Bonde (IND/DEM), namens de fractie. − (DA) Mijnheer de Voorzitter, de huidige crisis toont aan dat de regels voor benoeming van de Commissie niet werken en evenmin zullen gaan werken met de Grondwet. De regeringsleiders wijzen mensen aan die ze graag kwijt willen en verwachten dan dat wij ons goedkeuringsstempel op hun keuze zetten. Wij stellen echter voor dat elk afzonderlijk nationaal parlement zijn eigen commissaris kiest en hem of haar ter verantwoording roept. Dan krijgen we een democratisch verkozen Commissie. Wat is dat voor een orgaan, dat we op dit moment Commissie noemen? De Commissie is de motor van de integratie. Die motor laat zich niet sturen door parlementsleden: noch door de nationale noch door de supranationale afgevaardigden in deze zaal. Die motor werkt door middel van 30 000 ambtenaren en meer dan 3 000 werkgroepen, waarmee de Commissie zich verzekert van invloed en van een netwerk in de lidstaten, ook buiten de nationale autoriteiten om. De werkgroepen zijn geheim en kunnen niet worden gecontroleerd door de parlementaire commissies voor Europese zaken van de nationale parlementen. De duizenden besluiten en wetgevingsdocumenten worden zelden in de Commissie zelf gemaakt, maar meestal in werkgroepen met deelnemers die wij helemaal niet kennen. Er worden betrekkelijk weinig stemmingen gehouden in de Commissie, en de resultaten zijn onbekend aan het grote publiek. De Commissie beheert een begroting van 100 miljard euro, maar die wordt niet gecontroleerd door de eigen boekhoudafdeling van de Commissie, door de Rekenkamer of door de daartoe ingestelde
27 Begrotingscommissie van het Europees Parlement, en ook de ombudsman kan geen documenten krijgen als hij daar eventueel voor de zekerheid om vraagt. In de Commissie zelf kunnen de voorzitters de verschillende directeurs-generaal niet sturen, ook al is de voorzitter formeel aansprakelijk. Maar over de richting is de hele club het eens, namelijk: steeds meer macht naar Brussel. Elke gelegenheid moet worden aangegrepen om meer macht naar zich toe te trekken, en aan openheid worden slechts zelden concessies gedaan. Het heeft de heer Santer vier jaar gekost om het telefoonboek van de Commissie openbaar te maken. Dat staat nu bij wijze van experiment op internet. Het heeft de heer Prodi vier jaar gekost om de agenda’s en notulen van de Commissie op internet te zetten. Het heeft de heer Barroso één dag gekost om de lijst met werkgroepen van de Commissie af te geven. Dat was op de dag voordat hij in deze zaal zou worden gekozen. Toen wilde hij graag laten zien, dat hij degene was die de besluiten neemt, maar daarna is de openheid tot stilstand gekomen. We hebben niet de belofte gekregen dat we mogen zien wie er in de werkgroepen zitten en wat ze daar doen. Mijn fractie doet niet mee aan de felle aanval op de persoonlijke geloofsovertuigingen van een afzonderlijke commissaris. Maar wij willen evenmin onze stem geven aan een supranationale, antidemocratische organisatie die door een vertrekkend commissaris zeer terecht een “monster” is genoemd. Dit “monster” heeft het alleenrecht om wetsvoorstellen te doen. Niemand kan het Europees Parlement verwijten dat het zijn beperkte bevoegdheid gebruikt om de Commissie af te wijzen, maar de onwaardige jacht op een afzonderlijke commissaris laat zien dat de beste vorm van controle wordt bereikt als de kiezers en het eigen nationale parlement van een land hun eigen commissaris kiezen en hem of haar verantwoordelijk stellen. Dan wordt de Commissie een instelling die van beneden naar boven wordt gekozen en die niet door een gekwalificeerde meerderheid van regeringsleiders van bovenaf wordt opgelegd. Dan kunnen de afzonderlijke commissarissen iedere week in hun nationale parlement verschijnen om te luisteren naar en te spreken met de vertegenwoordigers van het electoraat; dan worden de commissarissen onze vertrouwenspersonen in Brussel en de ambtenaren hun dienaren; dan zal de Commissie niet langer een onregeerbaar “monster” zijn en zullen de burgers opstaan en spontaan applaudisseren als de voorzitter van de Commissie langskomt. Er is nog een lange weg te gaan, en de heer Barroso heeft niet laten zien dat hij de sprong durft te wagen om de dienaar van de kiezers te worden. Vandaag heeft hij gesproken met vertegenwoordigers van de drie grootste fracties. De vier kleinste fracties zijn niet geconsulteerd. 3-072
Muscardini (UEN), namens de fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega’s, velen van ons hebben in hun leven meegemaakt dat zij onrechtvaardig werden behandeld en voor mensen die te goeder trouw zijn is dat een drijfveer om zich ervoor in te zetten dat anderen
28 geen discriminatie en machtsmisbruik hoeven te ondergaan. Vóór ieder besluit dat hij nam, vroeg Martin Luther King zich af: is het juist? Ik denk dat het juist is dat iedere politicus opkomt voor zijn eigen overtuigingen en in de bres springt om de opvattingen van anderen te beschermen om te bereiken wat goed is voor allen gezamenlijk. Politiek is namelijk wetten maken in het algemeen belang van de burgers van vandaag en morgen. Wie geen onpartijdig oordeel uitspreekt, dient het belang van zijn partij, maar niet dat van het Parlement, dat het gehele electoraat vertegenwoordigt en niet alleen de kiezers die voor ons persoonlijk hebben gestemd. Daarom hadden we er de voorkeur aan moeten geven vandaag te stemmen, om onze wederzijdse verantwoordelijkheden ten uitvoer te brengen. Ik steun evenwel het besluit van de heer Barroso, in de hoop dat de extra tijd voor rustig overleg de Raad, die binnenkort in Rome bijeenkomt ter gelegenheid van de ondertekening van het Grondwettelijk Verdrag, de gelegenheid zal bieden een objectief akkoord met het Parlement en de Commissie te bereiken. Wij spreken nogmaals onze waardering uit voor voorzitter Barroso. Wij zijn ervan overtuigd dat uit zijn keuzen en uit de suggesties van de regeringen respect zal blijken voor de wens van de burgers, die een Commissie willen die transparant is en het subsidiariteitsbeginsel eerbiedigt, een Commissie die in staat is de rechten van iedereen te verdedigen in het algemeen belang van de samenleving, vanuit een Europese visie, maar ook in het belang van de rest van de wereld. In elk geval sporen wij het Parlement aan specifieke regels op te stellen voor alle commissies gezamenlijk, opdat onze toekomstige hoorzittingen volgens dezelfde procedure verlopen. Met de procedures die tot nu toe gehanteerd zijn, was namelijk noch een onpartijdige werkwijze gegarandeerd, noch eerbiediging van daadwerkelijke democratie. (Applaus) Wij vinden niet – en nu reageer ik op de verklaringen van de vertegenwoordiger van de Raad – dat de Commissie-Prodi in functie kan blijven zolang als dat nodig is. De Commissie-Prodi moet voor het dagelijks bestuur in functie blijven tot aan de volgende plenaire vergadering van het Parlement in Straatsburg. Op die datum moet voorzitter Barroso opnieuw voor dit Parlement verschijnen met een volledige lijst commissarissen. Zo niet, dan maakt dit Europa een zwakke indruk en ik denk dat niemand daarop zit te wachten. Ik heb de afgelopen vijftien dagen in deze vergaderzaal vaak gedacht dat het seculiere karakter van dit Parlement alleen behouden kan blijven als het niet ontaardt in een nieuwe vorm van fundamentalisme, waarbij men beweert de ene groep mensen te verdedigen, maar ondertussen de rechten van een andere groep schendt. Het ene onrecht vervangen door het andere kan nooit iets
27/10/2004 positiefs opleveren, maar leidt slechts tot nieuwe onderdrukking en verdeeldheid in de samenleving. Iedereen die de culturele en seksuele diversiteit tracht te verdedigen door te discrimineren tegen de cultuur of de religieuze overtuiging van anderen, dient niet het gemeenschappelijk welzijn, maar pleegt nieuwe vormen van discriminatie. Intellectuele bekrompenheid maakt mensen klein en arrogant. Respect voor anderen, daarentegen, stelt hen in staat voorschriften uit te werken die het iedereen mogelijk maken in vrede samen te leven. Mijnheer Barroso, de Commissie dient te luisteren naar het Parlement, maar de chantage die sommigen hebben gepleegd van de hand te wijzen. De Commissie heeft geen voogden nodig die haar begeleiden op haar weg, maar betrouwbare en intellectueel oprechte gesprekspartners. 3-073
Czarnecki, Ryszard (NI). − (PL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Commissie, dames en heren, volgens een anekdote in mijn land is een goede Poolse politicus iemand die nooit een compromis sluit, terwijl een goede Amerikaanse staatsman altijd een compromis weet te bereiken. Als wij deze anekdote serieus nemen en toepassen op de Europese politiek, dan zou voorzitter Barroso een grote carrière in de Verenigde Staten tegemoet gaan en zouden veel uitmuntende politici en sprekers van Europees Parlement de politiek in mijn land stormenderhand kunnen veroveren. Ik wil de critici van de heer Barroso eraan herinneren dat het besluit, wie deel uitmaakt van de Europese Commissie, bij de regeringen van de lidstaten berust. De manoeuvreerruimte van voorzitter Barroso is uiterst klein. Wij moeten beseffen dat die manoeuvreerruimte nooit groot zal worden zolang voor de verkiezing van de Commissie de huidige procedure geldt. Als wij vinden dat de regeringen van de lidstaten in dit proces een te grote rol spelen, dan moeten wij dat duidelijk zeggen. Ik ben een andere mening toegedaan en zal dit dus niet verkondigen. Wil de Commissie de steun krijgen van de lidstaten, dan moeten de nationale regeringen een belangrijke rol spelen bij de benoeming, ook al vertraagt dat soms het besluitvormingsproces. We hebben het grootste respect voor iedereen die zijn bezwaren tegen afzonderlijke kandidaat-commissarissen naar voren heeft gebracht. Velen van ons hadden ook hun twijfels bij sommige kandidaten. De procedure schrijft echter voor dat wij stemmen over het college van commissarissen als geheel, en niet over individuele commissarissen. Dit heeft positieve en negatieve kanten. Thans ligt de bal opnieuw in het kamp van de voorzitter van de Europese Commissie en van de lidstaten van de Europese Unie. Ik hoop dat deze procedure niet te lang zal aanslepen, want Europa heeft een nieuwe Commissie net zo hard nodig als een sterk Europees Parlement. Vandaag heeft het Europees Parlement laten zien dat het sterk is. Ik ben ervan overtuigd dat wij dit allemaal
27/10/2004 beseffen, zowel diegenen die vóór, als diegenen die tegen voorzitter Barroso en zijn Commissie zouden hebben gestemd. Ik hoop dat het verhitte debat, waarvan wij getuige en deelnemer waren, geen aankondiging is van een voortdurende verdeeldheid binnen dit Parlement. Zelfs in het heetst van de strijd moeten wij bedenken wat ons verbindt en niet alleen wat ons eventueel verdeelt. Tot slot wil ik mijn hoogachting uitspreken voor de heer Barroso. U hebt geen gemakkelijk leven. U hebt een lastige taak op u genomen. Juist in deze moeilijke momenten wil ik mijn waardering uitpreken voor uw inspanningen en het karakter waarvan u blijk hebt gegeven. Ik ben ervan overtuigd dat wij u binnenkort kunnen gelukwensen met uw politiek succes. Hartelijk dank. 3-074
De Voorzitter. − Hartelijk dank. Hiermee zijn de geplande interventies van de fractievoorzitters beëindigd. Het woord is aan de heer Kilroy-Silk voor een motie van orde. 3-075
Kilroy-Silk (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb een motie van orde. De heer Barroso heeft gisteren zijn minachting voor het Parlement laten blijken door te laat te komen en zich niet te verontschuldigen. Hij laat nu zien onbekwaam te zijn, omdat hij vandaag geen voorstellen aan het Parlement kan voorleggen. Een Parlement dat zichzelf respecteert zou nu in de stemming uitspreken geen vertrouwen te hebben in de ... 3-076
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken) De Voorzitter. − Dat is geen motie van orde. Het woord is aan mevrouw Mussolini voor een motie van orde. 3-077
Mussolini (NI). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb een motie van orde. Ik beroep mij op artikel 99, lid 2 – net als een collega van wie ik de naam niet weet, wilde doen. Ik vind het absurd dat het Parlement, terwijl het om een zo belangrijke politieke verandering gaat, de mond gesnoerd wordt en ik vind het van essentieel belang dat er een debat op gang wordt gebracht. Het kan niet zo zijn dat alleen de fractievoorzitters het woord mogen voeren. Door dit voorstel niet in stemming te brengen, heeft de heer Barroso het Parlement buitenspel gezet. De gekozen voorzitter heeft in feite een politieke koers gevolgd bij het samenstellen van zijn Commissie en aangezien iedere kandidaat-commissaris al verschenen is voor de ter zake bevoegde parlementaire commissie, had de stemming door moeten gaan. Alles een maand uitstellen en proberen een meerderheid te vinden is geen optie, want het Parlement is soeverein.
29 We zitten hier niet voor spek en bonen. Niet alleen de fractieleiders zouden aan het woord moeten komen: dat zou voor iedereen... (Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken) 3-078
De Voorzitter. − Mevrouw Mussolini, dat is geen motie van orde. Het woord is aan de heer Nicolaï, fungerend voorzitter van de Raad. 3-079
Nicolaï, Raad. − Voorzitter, leden van het Europees Parlement, dank voor het woord. Het voorzitterschap en de Raad zijn formeel gezien geen officiële partij in de discussie die plaatsvindt tussen het Parlement en de nieuwe Commissievoorzitter. Wij zijn uiteraard heel nauw bij dit debat en deze situatie betrokken. Wij hebben als voorzitterschap nauw contact gehouden met alle betrokken partijen in deze discussie. Mede in reactie op de opmerking van de heer Watson kan ik u, Voorzitter, en de leden verzekeren dat we letterlijk geen woord hebben gemist van alles wat u als leden van dit Parlement heeft ingebracht over deze belangrijke kwestie, zoals ik vanmorgen ook al heb verklaard. Natuurlijk, Voorzitter, is de Raad in de huidige situatie medeverantwoordelijk. Wij zullen die verantwoordelijkheid ook nemen door, zoals de heer Barroso reeds heeft aangegeven, zo gauw mogelijk in overleg te treden met de nieuwe Commissievoorzitter, met de andere leden van de Europese Raad, in de hoop een spoedige oplossing voor deze situatie te kunnen bevorderen. Ik wil graag herhalen, Voorzitter, wat ik deze morgen heb gezegd, namelijk dat het Europees Parlement natuurlijk het volste recht heeft om zijn verantwoordelijkheid te nemen, zijn positie te bepalen en zijn keuze te maken. Ik heb ook gezegd dat de huidige confrontatie tussen het Parlement en de aantredende Commissie ook als een bewijs van een volwassen wordende Europese democratie kan worden gezien, en dat ik er uiteraard het volste vertrouwen in heb dat de positie die het Europees Parlement zal innemen, weloverwogen zal zijn. Ik heb vanmorgen ook nadrukkelijk herhaald dat het voorzitterschap en de Raad het volste vertrouwen hadden en hebben in de heer Barroso als aankomend voorzitter van de Commissie. Ik heb eveneens mijn welgemeende begrip uitgesproken voor de stap die de heer Barroso zojuist heeft genomen. Tot besluit, Voorzitter, vertrouw ik er daarom op dat zo spoedig mogelijk een oplossing voor de situatie zal kunnen worden gevonden. Daaraan voeg ik toe dat uw werk doorgaat, het werk van de Raad en het voorzitterschap doorgaat, alsook het werk van de Commissie. Daarom is het belangrijk te weten dat de huidige Commissie-Prodi het werk zal voortzetten, zodat de burger in Europa niet de dupe wordt van deze situatie. Het werk zal op alle vlakken en in alle instellingen worden voortgezet, en de Commissie-Prodi zal daarom zolang als nodig haar taken blijven waarnemen.
30
27/10/2004
3-080
Barroso, Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, hartelijk dank dat u mij het woord geeft. Volgens mij is alles al wel gezegd. Allereerst wil ik graag een woord van dank richten tot allen die mij hebben gesteund, allen die hebben begrepen waarom ik de stap heb gezet die ik gezet heb. Ik hoop de komende vijf jaar met u te kunnen samenwerken. Ik meen te kunnen zeggen dat we elkaar zullen leren kennen. Ik wil u graag zeggen dat ik een man van het compromis ben. Dat is mijn basisfilosofie. Ik wil ook graag zeggen dat ik voorstander ben van een “coalitie”, als ik dat zo kan zeggen, tussen allen die het Europees project gunstig gezind zijn. Dat is een belangrijk punt. Ik heb het al ter sprake gebracht tijdens de bijeenkomst van fractievoorzitters, toen het ging over de politisering. Natuurlijk hoor ik ook tot een politieke familie – ik heb de eer tot de politieke familie te horen van mensen als Konrad Adenauer, Robert Schuman en Alcide De Gasperi – maar ik denk ook dat we al diegenen, binnen de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement, binnen de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa fractie en binnen andere proEuropese fracties, die tot samenwerking bereid zijn, samen moeten brengen. Ik wil u graag zeggen dat mijn Commissie geen partijdige Commissie is. Ze is een Commissie waarin christen-democraten en leden van de Europese Volkspartij zitten, waarin socialisten zitten, waarin liberalen zitten, en waarin zelfs een lid van de Fractie Unie voor een Europa van Nationale Staten zit. Het is een pluralistische Commissie. Europa is immers een pluralistische zaak, Europa is een zaak van tolerantie, Europa is een zaak van evenwicht, Europa is een zaak van consensus omwille van onze burgers. (Applaus) Ik heb dus gedaan wat ik doen moest. Ik ben hier gekomen met mijn ploeg en ik heb op rationele wijze afgewogen wat het beste was, niet alleen voor de Commissie, maar voor alle Europese instellingen. En dat is een onderdeel dat ik zou willen benadrukken. Het komt namelijk voor – soms, zoals dat gaat in het politieke debat, en ik ben zelf ook politicus – dat men zegt: wij hebben gewonnen en de anderen hebben verloren. Ik zie de institutionele betrekkingen binnen de Europese Unie echter niet vanuit het oogpunt van een overwinning van het Parlement op de Raad of van een overwinning van de Commissie op het Parlement. Zo zie ik het niet. Het is toch zeker geen voetbalwedstrijd! Ik denk juist dat we elkaar aanvullen. Zoals al, zeer juist, gezegd is: we hebben een sterk Parlement nodig, en ook een sterke Commissie. Dat behoeft geen betoog. We kunnen niet onze autoriteit vestigen ten koste van andere instellingen. En daarom wil ik ook graag de Raad naar voren brengen, want de Raad vertegenwoordigt de lidstaten, en ik geloof dat de leden van de Raad allen democraten zijn die zijn verkozen door hun burgers.
Samenvattend: we moeten al onze instellingen respecteren, en dat is de wijze waarop ik van plan ben verder te gaan, mits – uiteraard – ik uw steun en uw hulp krijg. We hebben deze cultuur van respect tussen de verschillende instellingen nodig om de positie te verstevigen van al diegenen die in Europa het begrip compromis voorstaan. Mijns inziens moet men niet denken dat wat de ene instelling wint, de ander dus verliest. Ik geloof dat we vandaag de weg hebben vrijgemaakt voor een vruchtbaardere samenwerking, een bredere samenwerking. Dames en heren afgevaardigden, wij hebben het niet uitvoerig gehad over de kernproblemen van Europa, maar wij hebben behoefte aan brede steun om onze prioriteiten in Europa te kunnen realiseren. Ik voor mij ben uiteraard bereid samen met u aan het werk te gaan, met een houding van wederzijds respect en loyaliteit, en met het Europees project, het project van onze burgers, altijd bovenaan ons prioriteitenlijstje. (Levendig applaus) 3-081
De Voorzitter. − Dank u wel, mijnheer Barroso. Nu u, de Raad en de fractievoorzitters het woord hebben gevoerd zou ik uit hetgeen gezegd is de volgende conclusies willen trekken. Dit is geen verzoek tot uitstel van de stemming. Ware dat het geval, dan zou het Parlement zich moeten uitspreken over het al dan niet goedkeuren van dit verzoek. Maar dat is dus niet het geval. Ons is verteld dat er nog geen voorstel is waarover gestemd kan worden. De heer Barroso heeft meer tijd nodig om het uit te werken en de Raad heeft daar begrip voor en gaat ermee akkoord. Daarom zal de Commissie-Prodi aanblijven totdat wij in de gelegenheid zijn te debatteren en te stemmen over een voorstel. Bijgevolg is er op dit moment niets om over te stemmen. Het is evenmin erg zinvol om te stemmen over de ontwerpresoluties die verband houden met het debat over de Commissie. Hoewel we niet zullen stemmen over de ontwerpresoluties zou ik u willen verzoeken, mijnheer Barroso, deze aandachtig te lezen. (Applaus) Ik meen dat u daarin dingen zult kunnen vinden die u van pas kunnen komen bij het werk dat u te doen staat. Er zal daarom over geen enkele kwestie worden gestemd. (Protest) Behalve dat ik de heer Barroso uitnodig de ontwerpresoluties te lezen, verzoek ik hem bovendien alle voorstellen te lezen die zijn ingediend door de
27/10/2004 Fractie van de Europese Volkspartij democraten) en Europese Democraten.
31 (Christen-
Rest mij nog de heer Barroso en de Raad te verzoeken zo spoedig mogelijk met een voorstel te komen, zonder daar evenwel een tijdslimiet aan te verbinden – daar kan het Parlement over beslissen –, en ons op de hoogte te houden van de vordering van de werkzaamheden. Als er verder geen opmerkingen zijn is de vergadering onderbroken. (De vergadering wordt om 13.05 uur onderbroken en om 15.00 uur hervat) 3-082
VOORZITTER: DE HEER MOSCOVICI Ondervoorzitter 3-083
Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering 3-084
meningsverschil tussen de Europese Commissie en de regeringen van Duitsland en Polen wordt hierin aan een ander parlementslid toegeschreven, en wel aan de heer Jałowiecki van de PPE-DE-Fractie. Ik wil u verzoeken dit te laten rechtzetten, want niet de heer Jałowiecki, maar ik heb deze interventie uitgesproken. Voorts heb ik een voorbehoud bij de sprekerslijst van de interventies van een minuut, want daarop komt mijn naam helemaal niet voor. Ik ben bescheiden van aard en ben niet van mening dat dit een smartelijk verlies voor mijn persoon betekent, maar ten behoeve van de nauwkeurigheid wil ik dit toch rechtzetten. 3-090
De Voorzitter. – Dank u voor deze opmerkingen en, zoals de uitdrukking luidt: “geef de keizer wat des keizers is”. Ook hier zal dus de noodzakelijke correctie worden aangebracht. Zijn er verder geen opmerkingen? (De notulen van de vorige vergadering worden goedgekeurd)
De Voorzitter. – De notulen van de vergadering van gisteren zijn rondgedeeld. Zijn er opmerkingen? 3-085
Giertych (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik doe een beroep op artikel 172 van het Reglement, omdat ik een correctie op de notulen van gisteren wil maken. Onder punt 3 staat een verkeerde naam. De tweede naam in deel 2, "leden", moet zijn “Wojciech Wierzejski” in plaats van “Wojciechowski Janusz Czesław”. Vanwege de voornaam zijn de achternamen door elkaar gehaald. Ik verzoek u om de notulen op dit punt te corrigeren. 3-086
De Voorzitter. – Vanzelfsprekend, mijnheer Giertych, ik neem akte van uw opmerking en wij zullen uiteraard de vereiste correctie aanbrengen. 3-087
Knapman (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, vanmorgen is de agenda van het Parlement gewijzigd. Heeft dit gevolgen voor de agenda van de hele dag of slechts voor een gedeelte van de dag en wie heeft er besloten tot deze wijziging? 3-088
De Voorzitter. – Het zal niemand zijn ontgaan dat er vanmorgen het een en ander is voorgevallen. Dit heeft echter geen gevolgen voor de agenda zoals deze is vastgesteld. Wij vervolgen dus de debatten van vandaag om 15.00 uur, zoals voorzien in de agenda. 3-089
Czarnecki, Ryszard (NI). − (PL) Dank u wel, Mijnheer de Voorzitter. Bijna had ik gezegd mijnheer de minister, want ik herinner mij u nog als minister van Europese Integratie van de Republiek Frankrijk. Ik heb een voorbehoud en een opmerking bij de notulen van gisteren, en wel bij de interventies van een minuut. Mijn interventie over het "gouden aandeel" en het
*** 3-091
Betrekkingen EU/India 3-092
De Voorzitter. – Aan de orde is het gecombineerde debat over de top EU-India, met de verklaringen van de Raad en de Commissie over de betrekkingen tussen de Europese Unie en India alsmede het verslag van de heer Menéndez del Valle over ditzelfde onderwerp. 3-093
Nicolaï, Raad. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, de eerste top tussen de EU en India vond in 2000 plaats in Lissabon. Sindsdien heeft onze relatie een snelle en dynamische ontwikkeling doorgemaakt. Wij werken op vele gebieden samen, variërend van economische aangelegenheden tot culturele zaken, en we houden ons bezig met kwesties op lokaal, regionaal en wereldniveau. Het kader waarbinnen ons strategisch partnerschap in 2000 is opgezet, heeft nu echt invulling gekregen. Het Nederlands voorzitterschap ziet er zeer naar uit om gastheer te zijn op de aankomende Top, op 8 november in Den Haag. Die zal een verdere impuls aan onze betrekkingen geven. Wat willen wij met deze Top bereiken? Allereerst moeten we een einddatum bepalen voor de afronding van een alomvattend actieplan van de EU en India voor een strategisch partnerschap. Dit actieplan zou tijdens de volgende top in 2005 moeten worden goedgekeurd. Zo geven we uitdrukking aan het streven naar verdere ontwikkeling van de betrekkingen tussen de EU en India op diverse sleutelgebieden, zoals samenwerking binnen de Verenigde Naties en andere multilaterale fora; conflictpreventie en wederopbouw na conflicten; samenwerking in de strijd tegen de verspreiding van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor; bestrijding van het terrorisme en de georganiseerde misdaad; dialoog over
32 democratie en mensenrechten; en steun van de EU aan India bij het realiseren van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. De mededeling van de Commissie die in juni is verschenen en de reactie van India daarop vormen de basis voor dit actieplan. Er is een aantal uitdagingen op wereldniveau die we tijdens de Top moeten behandelen. Zowel de EU als India zet zich in voor het versterken van de rol van de VN. We zouden daarom moeten benadrukken dat een doeltreffend multilateraal systeem, dat gebaseerd is op de principes van het internationaal recht en waarbinnen een krachtige VN een centrale rol heeft, van essentieel belang is voor het bereiken van vrede en internationale stabiliteit. Naast oude uitdagingen moeten we ook nieuwe uitdagingen aangaan, zoals non-proliferatie van massavernietigingswapens, HIV/aids en de strijd tegen het terrorisme. Wat de strijd tegen de verspreiding van massavernietigingswapens betreft, moeten we onze samenwerking uitbreiden, met name om te komen tot meer consistentie en effectiviteit bij de exportcontrolemaatregelen inzake goederen voor tweeërlei gebruik. De EU wil de politieke dialoog met India op dit terrein en op het punt van massavernietigingswapens intensiveren. We hopen dat India hier positief op zal reageren. De Europese Unie is ernstig bezorgd over het gevaar van verspreiding van HIV/aids in India. Tijdens de Internationale Conferentie over bevolking en ontwikkeling is een duidelijke agenda voor de bestrijding van aids opgesteld, en in 2001 heeft de Algemene Vergadering van de VN de "Declaration of Commitment on HIV/AIDS" aangenomen. Wij willen nogmaals benadrukken dat de tenuitvoerlegging van deze agenda en verklaring van groot belang is. De VN-Veiligheidsraad heeft nu een duidelijke resolutie over terrorisme aangenomen. De EU zal de Indiase regering nogmaals duidelijk maken dat we vastberaden blijven strijden tegen elke vorm van terrorisme. We zullen haar ook inlichten over de concrete actie die de EU onderneemt om het terrorisme te bestrijden. Tijdens de Top zullen we tevens spreken over internationale en regionale ontwikkelingen. Ik zal mij concentreren op regionale ontwikkelingen. De EU heeft belang bij een stabiel, vreedzaam en welvarend ZuidAzië. De ontwikkelingen binnen de SAARC en de voortdurende en oprechte pogingen die ondernomen worden om vooruitgang te boeken in de alomvattende dialoog tussen India en Pakistan stemmen ons wat dit punt betreft hoopvol. Tijdens diverse bijeenkomsten op zowel politiek als bestuurlijk niveau heeft de EU ten volle haar steun uitgesproken en uitdrukking gegeven aan haar tevredenheid met de stappen die beide landen hebben gezet. Tijdens de Top zal de EU India aanmoedigen verdere vooruitgang te boeken in het overleg over substantiële maatregelen die aan het wederzijds vertrouwen moeten
27/10/2004 bijdragen, waaronder verbeteringen op het gebied van transport, handel en economische koppelingen en een persoonlijker contact langs de controlelijn. We kunnen echter niet op korte termijn resultaat verwachten: een voorzichtige, op kleine stappen gebaseerde benadering is vereist. We zien bemoedigende tekenen in wat we beschouwen als “verschuivende parameters” in de betrekkingen tussen India en Pakistan de afgelopen maanden. De EU hoopt dat beide partijen zich ten volle blijven inzetten voor dit proces, bijvoorbeeld door de consolidatie van het staakt-het-vuren langs de demarcatielijn. We zijn tevens verheugd over het feit dat beide partijen bereid zijn te zoeken naar mogelijkheden om te onderhandelen over een vreedzame regeling voor de kwesties inzake Jammu en Kashmir, als onderdeel van het bredere proces van de alomvattende dialoog tussen beide landen. Dit is cruciaal voor de toekomst van het proces. Uiteraard moet Pakistan er alles aan doen om infiltratie door terroristen langs de demarcatielijn en grensoverschrijdend terrorisme een halt toe te roepen. Tegelijkertijd moet India meer actie ondernemen om schendingen van mensenrechten te voorkomen. Een verhoogde levenstandaard in Jammu en Kashmir, zowel in sociaal als in economisch opzicht, is van belang voor het handhaven van de vrede. India moet rekening blijven houden met de standpunten van lokale leiders, die een groot aantal groeperingen in Kashmir vertegenwoordigen. De betrokkenheid van India is tevens noodzakelijk als het gaat om de situatie in Afghanistan, Nepal, Sri Lanka en Birma, kwesties die we ook tijdens de Top zullen bespreken. De EU is bereid om haar steun toe te zeggen voor de wederopbouw en stabilisatie van Afghanistan in samenwerking met de Afghaanse regering, en ze rekent erop dat India hetzelfde doet. Ook in Nepal en Sri Lanka moeten vrede en stabiliteit tot stand gebracht worden. We zullen de Indiase regering blijven aanmoedigen haar invloed aan te wenden om dit te realiseren. Economische aangelegenheden maken een belangrijk deel uit van de betrekkingen tussen de EU en India. Om die reden willen we ook op dit terrein enige signalen afgeven. We willen de bilaterale samenwerking verdiepen om handels- en investeringsstromen te stimuleren en uit te breiden. De Europese Unie is India's belangrijkste partner als het gaat om handel en buitenlandse investeringen en een van de belangrijkste partners van het land op het gebied van economische samenwerking. Wij willen dat zo houden. De Top zal ons ook de gelegenheid bieden om onze steun voor het multilaterale handelssysteem uit te spreken en uitdrukking te geven aan onze wens vooruitgang te boeken met de Doha-ontwikkelingsronde. Verder willen we dat India deelneemt aan Galileo, ons wereldwijd satellietnavigatiesysteem, en ook willen we de voorgenomen onderhandelingen over een maritieme overeenkomst bespreken. De eerste top vond slechts vier jaar geleden plaats, maar het contact tussen de Europese en de Indiase cultuur
27/10/2004 dateert al van duizenden jaren geleden. De twee culturen kwamen voor het eerst met elkaar in contact ten tijde van Alexander de Grote. Het is dan ook niet meer dan logisch de culturele dimensie van onze betrekkingen te benadrukken door een gemeenschappelijke verklaring inzake onze culturele relatie te ondertekenen. Ik wil afsluiten met de opmerking dat de relatie tussen de EU en India voortdurend verbetert. Wij onderhouden op vele gebieden betrekkingen en die zullen zeker nog beter en sterker worden. De Top op 8 november zal hiervan het bewijs zijn. 3-094
Verheugen, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben zeer verheugd dat ik in de gelegenheid ben met u over de betrekkingen tussen de EU en India te spreken. India is een partner die speciale aandacht verdient en deze Commissie heeft zich ten doel gesteld om tijdens haar mandaat de betrekkingen met India op een hoger peil te brengen. Ons streven was te komen tot een meer omvattend, toekomstgericht Europees beleid ten aanzien van India, en dit begint nu vorm te krijgen. Als we naar de huidige betrekkingen bekijken, is het duidelijk dat er veel veranderd is sinds onze eerste top in juni 2000 in Lissabon. We zijn er met name in geslaagd om de dialoog te verdiepen en te versterken, op alle gebieden. Tijdens de EU-India-top van vorig jaar is overeengekomen dat we de kans moesten aangrijpen om onze vriendschap uit te bouwen tot een strategisch partnerschap. Beide partners zijn belangrijke spelers in de wereld, met solide democratieën, gemeenschappelijke waarden en een lange historie van handels- en politieke betrekkingen. Er is dus een ruime basis om op verder te bouwen. India heeft een geweldig economisch potentieel en lijkt hard op weg met zijn economische groei China naar de kroon te steken. Het land doet steeds meer van zich spreken op het wereldtoneel. Het is betrokken in een proces van verzoening met Pakistan. Om deze redenen - maar er zijn er nog veel meer - kan de Europese Unie het zich simpelweg niet veroorloven om kansen voor samenwerking te laten liggen. De Commissie heeft met het oog op die samenwerking voorstellen gedaan. In de mededeling over het strategisch partnerschap tussen de EU en India worden de uitdagingen, kansen en verwachtingen beschreven voor het versterken van de samenwerking met India op internationaal, economisch en ontwikkelingsgebied. Ten eerste is het van belang te erkennen dat het bij onze betrekkingen allang niet meer enkel om de handel gaat. Beiden zijn wij actiever geworden als het gaat om het bevorderen van vrede, veiligheid en democratie in de wereld. Op die gebieden hebben wij ook dezelfde standpunten. De Europese Unie en India zouden nauwer kunnen samenwerken om een multilaterale benadering en de rol van de Verenigde Naties te steunen. We zouden meer kunnen gaan samenwerken op het gebied van conflictpreventie en wederopbouw na conflicten, en
33 bij de aanpak van mondiale problemen als nonproliferatie en terrorisme. Het spreekt voor zich dat de Europese Unie en India ook hun dialoog over mensenrechten en democratie moeten verdiepen, zowel op bilateraal niveau als in internationaal verband. De Europese Unie en India zouden ook nauwer kunnen samenwerken bij het bevorderen van vrede, welvaart en stabiliteit in bepaalde regio's. In gebieden waar de Europese Unie betrokken is bij het vredesproces en de wederopbouw, zoals Afghanistan en Sri Lanka, zou meer werk gemaakt moeten worden van de dialoog en samenwerking met India. De rol van het Europees Parlement is van cruciaal belang. Wij stimuleren de contacten met het Indiase Lagerhuis en pleiten er vooral voor dat delegaties van beide partijen elkaar op regelmatige basis ontmoeten. Het bezoek van een aantal leden van het Europees Parlement aan India dat voor begin volgende maand gepland staat, is dan ook een zeer goede zaak. India zou een belangrijke economische partner kunnen worden. Er moet echter nog veel gebeuren voordat de mogelijkheden die samenwerking tussen de Europese Unie en India op het gebied van handel en investeringen biedt, optimaal benut kunnen worden. India is al meer dan tien jaar een van de snelst groeiende economieën ter wereld. Zijn toenemende welvaart trekt meer en meer de aandacht van bedrijven in Europa. India zou deze ontwikkeling naar economische welvaart moeten consolideren door verder te gaan met het hervormen van de economie, ter verbetering van, onder andere, de markttoegang en de regelgeving. Daarom zouden wij een beleidsdialoog moeten initiëren op belangrijke gebieden van economisch bestuur, zoals industriebeleid, milieu en concurrentie. Wij streven ernaar strategische dialogen te stimuleren op het gebied van bijvoorbeeld informatietechnologie, vervoer, energie, biotechnologie of ruimtevaart. Deze contacten kunnen uiteenlopen van discussies over regelgeving tot samenwerking op het gebied van onderzoek. We willen ook op het gebied van handel en investeringen meer vooruitgang boeken. Dit houdt onder meer in dat het multilaterale handelssysteem waarvan we beiden hebben geprofiteerd, verbeterd moet worden. De onlangs bereikte overeenstemming over een ZuidAziatische vrijhandelszone is nadrukkelijk geïnspireerd op het EU-proces. Wij staan klaar om op basis van onze eigen ervaringen bijstand te verlenen. Te lang is er te weinig ondernomen om het wederzijds begrip te bevorderen. Middels een programma voor studiebeurzen in het kader van Erasmus Mundus wordt er een nieuwe stimulans gegeven aan uitwisselingen op het gebied van onderwijs. Tijdens de komende top, die begin november in Den Haag plaatsvindt, zullen we een verklaring aannemen over culturele samenwerking, in de hoop dat dit gebied een prioriteit voor onze toekomstige samenwerking zal zijn.
34 De Raad heeft conclusies aangenomen waarin de hoofdelementen van de mededeling worden onderschreven, en India heeft hierop gereageerd met een uiterst positief strategisch document. Voegen we hier de uitstekende aanbevelingen van het Parlement aan toe, dan zijn alle ingrediënten aanwezig om tijdens de vijfde top datgene te realiseren wat noodzakelijk is: een nieuw tijdperk inluiden in onze betrekkingen en een nauwere relatie met India gestalte geven in een strategisch partnerschap. De politieke leiders worden geacht hun ambtenaren opdracht te geven tot het opstellen van een gedetailleerd actieplan en een nieuwe politieke verklaring voor de zesde top in 2005. De uitvoering van dit alles staat of valt met de ononderbroken en krachtige steun van alle partijen, waaronder het Europees Parlement. 3-095
Menéndez del Valle (PSE), rapporteur. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik vind het treurig dat de aanslagen van 11 september nodig waren om ervoor te zorgen dat bepaalde analyses en acties werden toegepast en ten uitvoer gelegd, en dat sommige doelstellingen serieus werden genomen. Als we willen dat het terrorisme ooit definitief tot het verleden behoort, dan moeten we ons niet alleen door daadkracht maar ook door intelligentie laten leiden. Dan zal blijken dat de plaag waarmee we te maken hebben, in veel gevallen onder leiding staat van ontwikkelde, goed opgeleide personen die een fantastische voedingsbodem vinden onder de verworpenen der aarde. Honger en een extremistische ideologie vormen samen ongetwijfeld een explosieve combinatie. Het is naar mijn mening dan ook van fundamenteel belang dat we ons, zonder onze waakzaamheid te laten verslappen, tegelijkertijd buigen over de verschillende oorzaken die aan het terrorisme ten grondslag liggen. De internationale betrekkingen zijn op het ogenblik behoorlijk gespannen, en de Unie, die haar institutionele consolidering tracht te verwezenlijken door de Europese Grondwet goed te keuren, kan – als we daar de politieke wil voor opbrengen - een toonaangevende rol spelen om op deze gekwelde aarde de vrede, de stabiliteit en de rechtvaardigheid, waaronder die op milieugebied, te bevorderen. Terwijl ik dit zeg, is het nog net niet duidelijk of de VS als supermogendheid op twee november zullen kiezen voor een weg van constructieve samenwerking en respect voor de mening van anderen, waaronder die van de internationale organisaties, of dat zij de tegenovergestelde weg zullen inslaan. Ondanks het enorme overwicht van de Amerikaanse supermacht, die zich welwillend of vijandig kan opstellen, dienen we ons er in elk geval rekenschap van te geven dat er naast de Europese Unie andere staten zijn die steeds meer gewicht in de schaal beginnen te leggen in de internationale betrekkingen, zoals, in verschillende gradaties en om er een paar te noemen: China, India, Japan, Brazilië en Zuid-Afrika. Met een nauwe, respectvolle en voor beide zijden vruchtbare
27/10/2004 samenwerking tussen de Unie en sommige van die landen zouden we een bijdrage kunnen leveren aan de stabilisering van de welvaart, de rechtvaardigheid en de vrede in Zuid-Azië. Ik vind het niet nodig om uitspraken te doen over de wenselijkheid van een permanente zetel voor India in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, iets wat, zoals bekend, door dit land wordt nagestreefd. Maar uit het feit alleen al dat dit onderwerp op tafel ligt, blijkt niet alleen duidelijk dat de hervorming van de Verenigde Naties ter hand moet worden genomen, maar ook dat we dringend aandacht dienen te schenken aan de structurele ongelijkheid op aarde, die de betrekkingen tussen mensen en volkeren verziekt. Dat er in de eenentwintigste eeuw nog een verbond moet worden gesloten voor het bestrijden van de honger, zoals een aantal landen onlangs op het hoofdkantoor van de Verenigde Naties hebben gedaan, geeft aan hoe rampzalig het gesteld is met de internationale aanpak van de sociale problemen. Onze betrekkingen met India gaan terug tot de jaren zestig. India was feitelijk een van de eerste landen die diplomatieke betrekkingen aangingen met de toenmalige Europese Economische Gemeenschap. Het is geen cliché te zeggen dat dit belangrijke land de grootste democratie ter wereld is – al zijn eventuele tekortkomingen en gebreken doen daar niets aan af. De Unie is voor India de belangrijkste handelspartner en investeerder, maar op de lijst van handelspartners van de Europese Unie komt India op de veertiende plaats - na China, Brazilië en Zuid-Afrika, om precies te zijn. Om al deze redenen verdient de mededeling van de Commissie met het voorstel voor strategische samenwerking met India onze steun, en dat geldt ook voor de positieve conclusies van de Raad van 11 oktober jongstleden. Ik denk dat we allemaal blij mogen zijn dat de drie instellingen het op dit punt met elkaar eens zijn, wat de zoektocht naar die strategische samenwerking zal vereenvoudigen en verrijken met allerlei voorstellen en nuances. Daarom kunnen en moeten de drie instellingen nu daadwerkelijk, vanaf de verschillende terreinen waarop wij bevoegd zijn maar wel steeds op gecoördineerde wijze, aan de slag om onder meer de duurzame ontwikkeling en een adequaat globaliseringbeleid te stimuleren. New Delhi dient te worden aangespoord om de armoede resoluut aan te pakken, waarbij het ongetwijfeld zal kunnen rekenen op de medewerking van de Unie. Dat India op technologisch gebied een toonaangevende rol speelt, maar tegelijkertijd driehonderd miljoen inwoners heeft die in armoede leven, is – ik zal er geen doekjes om winden – moeilijk verteerbaar. Ik ben er echter van overtuigd dat de voorgestelde strategische samenwerking, waarvan we op de bilaterale Top van 8 november een duidelijk beeld zullen krijgen, zal bijdragen tot het vinden van de juiste oplossingen en tot het ontwikkelen van een doeltreffende multilaterale benadering in de internationale betrekkingen.
27/10/2004 3-096
Vernola (PPE-DE), namens de fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega’s, wij zijn het volkomen eens met de verklaringen van de Commissie en de Raad, en ook met het verslag van de rapporteur. Wij zijn van mening dat India, dat op dit moment de grootste multiculturele democratie ter wereld is, een strategische partner van de Europese Unie hoort te zijn in het definiëren van nieuwe internationale, politieke verbanden om vrede en veiligheid te waarborgen. Wij scharen ons dan ook volledig achter de aanbeveling dat de Raad India op 8 november, tijdens de vijfde Top tussen de Europese Unie en India, aanwijst als strategisch partner van de Unie. Het buitenlands beleid van de EU, waarover vandaag wordt overlegd in verband met de goedkeuring van de nieuwe Grondwet, moet als centrale doelstelling een multilaterale aanpak hebben, die ook uitmondt in een nauwere samenwerking in het kader van de Verenigde Naties. En om die reden moeten wij ons, als India een strategisch partner is, er dus ook van verzekeren dat voor India en Pakistan alle voorwaarden aanwezig zijn om op vreedzame en beschaafde wijze een oplossing te bereiken voor de kwestie-Kashmir. Ik bepleit hier geen nutteloze buitenlandse inmenging, maar heel simpel, dat hun - wanneer zij dat wensen - net zoveel zinvolle steun geboden wordt als de Europese Unie kan verlenen op basis van haar eigen ervaring op het gebied van buitenlands beleid. Wij hopen derhalve dat de samenwerking veel verder kan gaan. De Europese Unie is namelijk de voornaamste handelspartner van India, maar India is slechts de veertiende partner van de Europese landen. Er moet daarom meer geïnvesteerd worden in de economische samenwerking tussen onze bedrijven, in onderzoek en in duurzame ontwikkeling. Wij hechten dan ook groot belang aan de voorstellen die zijn gedaan voor het oprichten, door de Europese Unie en India gezamenlijk, van een Centrum voor Indiase studies, het organiseren van culturele weken die samenvallen met topbijeenkomsten tussen India en de EU en het ontwikkelen van een strategie om de bekendheid van de Europese Unie bij het Indiase volk te vergroten. Wij hopen dus dat het Indiaas parlement zo spoedig mogelijk een bezoek zal brengen aan het Europees Parlement. Het is al te veel jaren geleden dat dat voor het laatst is gebeurd, terwijl het juist nodig is een nauwere interparlementaire samenwerking tussen onze landen te ontwikkelen. 3-097
Gill (PSE), namens de fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur feliciteren met zijn uitstekende verslag en zijn inzichtelijke werk op het gebied van de betrekkingen tussen de EU en India; ik schaar mij achter het verslag in zijn huidige vorm. Toch zou ik, als voorzitter van de delegatie van het Parlement voor de betrekkingen met de Zuid-Aziatische landen, een stapje verder willen gaan.
35 Ik ben er bijzonder op gebrand een betekenisvol, strategisch partnerschap te ontwikkelen. Ik hoop dat de vijfde Top EU-India, die op 8 november plaatsvindt, in dit opzicht een mijlpaal zal zijn; een topconferentie die de betrekkingen tussen de grootste democratie ter wereld en onszelf – de op een na grootste – in één klap de 21ste eeuw binnenloodst. Dit kan echter alleen als bij beide partijen daadwerkelijk de sterke wil aanwezig is om hun dialoog en hun verklaringen in daden om te zetten. Daarom verzoek ik de Raad na te denken over de vraag waarom er zo weinig vooruitgang is geboekt op dit terrein, ondanks de vele voorstellen en topconferenties uit het verleden. Zou de reden misschien kunnen zijn dat we nooit een duidelijk beeld voor ogen hebben gehad van hoe onze betrekkingen er over vijf of tien jaar moesten uitzien? De heer Nicolaï en commissaris Verheugen hebben een lange opsomming gegeven van de terreinen waarop we moeten gaan samenwerken. Ik ben echter van mening dat we prioriteiten moeten stellen. Als we namelijk uitgaan van een dergelijk groot aantal samenwerkingsterreinen, betekent dit dat we ons niet zullen kunnen concentreren op die dingen die we willen bereiken. Ook ontbraken in de opsomming enkele prioriteiten die toch van cruciaal belang zijn: een van onze voornaamste prioriteiten is bijvoorbeeld het realiseren van de Lissabon-doelstellingen, die toevalligerwijs overeenkomen met de topprioriteiten die India voor zichzelf heeft geformuleerd. Hun doelstelling is, net als die van ons, het opzetten van een kenniseconomie. We hebben dus dezelfde doelen en kunnen van elkaar leren, maar als we ervoor willen zorgen dat dit ook daadwerkelijk gebeurt, moeten we wel over de instrumenten beschikken die nodig zijn om ons verlanglijstje te kunnen vertalen in concrete resultaten. We moeten er dus voor zorgen dat er voldoende middelen beschikbaar zijn. Ik hoop vurig dat de mededeling van de Commissie ter plekke een tastbaar verschil zal maken en daarnaast zal leiden tot een partnerschap dat ons in staat stelt de voordelen van de uitgebreide Unie tot uitdrukking te brengen in het nieuwe nabuurschapsbeleid. Ik breng volgende week met een delegatie van het Parlement een bezoek aan New Delhi en zal er bij onze Indiase tegenhangers op aandringen actie te ondernemen op dezelfde terreinen – prioriteiten formuleren, een document opstellen – met het oog op verbetering van de betrekkingen tussen de EU en India. (Applaus) 3-098
Özdemir (Verts/ALE), namens de fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil de rapporteur bedanken voor zijn verslag. Tevens wil ik benadrukken hoe belangrijk het is dat de betrekkingen tussen de Europese Unie en India worden aangehaald en dat de samenwerking wordt geïntensiveerd. Het heeft te lang geduurd voordat we de betekenis van India hebben ingezien. Wij hebben andere landen in de regio, zoals
36 China, lange tijd anders behandeld dan India. Wij zijn dan ook blij dat de Europese Unie, maar ook veel nationale regeringen, de banden aanhalen met dit land, zoals blijkt uit de reisactiviteiten van de afgelopen tijd. Veel sprekers voor mij hebben er al op gewezen dat India de grootste democratie ter wereld is, met verschillende religies, culturen en etnische groepen. Tegelijkertijd is het een opkomende economische macht. We zouden er dan ook goed aan doen, in ons beider belang, de juiste betekenis aan dit land toe te kennen. Ik ben evenwel van mening dat bij eerlijkheid, eerlijke vriendschap en eerlijke betrekkingen ook hoort dat de problemen aan beide zijden niet onder het tapijt worden geveegd, maar openlijk worden besproken. Voor India zijn dit bijvoorbeeld de deels strenge invoerbeperkingen die de Europese Unie het land nog steeds oplegt. India kaart dit punt terecht aan, en wij moeten bekijken of India bijvoorbeeld niet veel meer geholpen is met eerlijke handel dan met de huidige ontwikkelingshulp. Ik denk dat we hier kritisch naar moeten kijken. Ik wil hier wel aan toevoegen dat de mensenrechtenkwestie wat ons betreft ook tot die problemen behoort. Wij zijn blij dat zich in de betrekkingen met Pakistan een mogelijke oplossing voor het conflict in Kashmir aandient. Wij juichen dat toe. Wij eisen echter ook – dit is onze uitdrukkelijke wens – dat voort wordt gemaakt met de nucleaire ontwapening in de hele regio, omwille van de veiligheid van de mensen die daar wonen. En zoals ik al heb gezegd, mag het onderwerp mensenrechten in de besprekingen met India niet ontbreken. Van de rol van de vrouw tot het kastenstelsel, ook deze kwesties moeten worden besproken. 3-099
Knapman (IND/DEM), namens de fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, in zijn eerste verklaring in juli heeft de heer Barroso gezegd dat we voor één prioriteit moeten kiezen en dat die prioriteit werkgelegenheid moet zijn. Dit schijnt echter niet doorgedrongen te zijn tot de commissie in kwestie, die aanbeveelt de betrekkingen tussen de EU en India te verstevigen door middel van outsourcing en insourcing. Het is jammer dat de rapporteur niet de tijd had om ons te vertellen in welke mate er sprake is geweest van insourcing, maar outsourcing heeft in ieder geval op grote schaal plaatsgevonden. In Groot-Brittannië alleen al hebben namelijk de meeste banken, verzekeringsmaatschappijen en zelfs de National Health Service bedrijfsactiviteiten naar lagelonenlanden verplaatst. Mijn opmerking betreft 3SE, een organisatie die is opgezet door de EU en de Indiase regering. Op hun website wordt namelijk nog iets verder gegaan. Volgens de website is de waarde van outsourcing gelegen in het verlengen van de werkdag. Werknemers worden op de site opgeroepen gebruik te maken van het tijdsverschil met India van drieënhalf tot vijfenhalf uur om meer arbeidsuren uit een werkdag te halen. De Commissie rept dus met geen woord over de arbeidstijdenrichtlijn nu het slechts de arme uitgebuite werknemers van India
27/10/2004 zijn die hiervan de dupe worden! De rapporteur zegt tegen ons dat we Delhi moeten helpen in de strijd tegen de armoede, maar zou het misschien niet beter zijn als hij zijn eigen organisatie eens vertelt hoe deze hieraan een bijdrage kan leveren? Zoals ik ter inleiding zei, heeft de heer Barroso verklaard dat hij de werkgelegenheid in de EU een impuls wil geven. Dit verslag doet precies het tegenovergestelde. 3-100
Papastamkos (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, om principiële redenen had ik liever eerst de voorzitter van de Commissie internationale handel, de heer Barón Crespo, het woord laten voeren, maar de parlementaire regels bepalen anders. De geostrategische en geo-economische betekenis van India behoeft geen betoog. Als rapporteur voor advies van de Commissie internationale handel wil ik de aandacht vestigen op met name de volgende punten. Er werd reeds gezegd, en terecht, dat India veertiende is op de lijst met de belangrijkste handelspartners van de Europese Unie. De Europese Unie is voor India echter de grootste handelspartners en de grootste bron van buitenlandse investeringen. Dit is bijgevolg een belangrijke handelsrelatie en deze relatie is zelfs voor verbetering vatbaar, aangezien het handels- en investeringsvolume ver achter blijft bij de reële mogelijkheden. Zoals u weet, vormt de grote bevolking van India een gevarieerd en omvangrijk potentieel aan consumenten van Europese producten. Daartoe is het evenwel noodzakelijk dat India zijn markt verder openstelt en overgaat tot economische hervormingen. De Europese Unie en India hebben beide belang bij zowel multilaterale als bilaterale samenwerking ter bevordering van de handel en de investeringen. Op multilateraal niveau moeten de Europese Unie en India de nadruk leggen op de doelstellingen en standpunten die zij gemeenschappelijk hebben, om op die manier de onderhandelingen in het kader van het Dohaontwikkelingsprogramma tot een goed einde te brengen. Zo hebben bijvoorbeeld beide partijen er belang bij dat de geografische benamingen worden beschermd. Ook op bilateraal vlak zijn er echter mogelijkheden tot versterking en intensivering van de werkzaamheden. Een goede grondslag daarvoor is de douanesamenwerking tussen de Europese Unie en India en de dialoog over vraagstukken zoals investeringen en intellectuele eigendomsrechten. Tot slot wil ik nog melding maken van het ontwikkelingsbeleid van India. De Europese Unie kan daaraan bijdragen door prioriteit toe te kennen aan zowel het streven naar de ontwikkelingsdoelstellingen van dit land, als de verbetering van het bestuur, de bevordering van duurzame milieuontwikkeling, sociale en economische samenhang, de verbetering van het socialezekerheidsstelsel en de overname van de door de
27/10/2004 Internationale Arbeidsorganisatie internationale arbeidsnormen.
37 vastgestelde
3-101
Barón Crespo (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats voer ik het woord als iemand die al jaren pleit voor het aanhalen van onze politieke en economische betrekkingen met de belangrijke veeltalige, multi-etnische en multireligieuze democratie die India is. In de tweede plaats wil ik, nu onze rapporteur voor advies van de Commissie internationale handel, de heer Papastamkos, het standpunt van deze commissie heeft toegelicht, wijzen op het toenemende belang van onze economische betrekkingen, en in dit verband raad ik u aan om het hoofdcommentaar van Le Monde van vandaag te lezen, waarin wordt uitgelegd hoe het komt dat Indiase bedrijven vanuit het oogpunt van de multinationale ontwikkeling een steeds belangrijker rol spelen. Verder wil ik erop wijzen dat het Europees Parlement samen met de Interparlementaire Unie een initiatief ten uitvoer brengt van de ministersconferentie van de WTO in Seattle, een initiatief waaraan we nu concreet gestalte hebben gegeven. Op 24 en 25 november zal het Europees Parlement optreden als gastheer van een interparlementaire conferentie die wordt gehouden in het kader van de conferenties van de WTO. Twee maanden geleden stond ik aan het hoofd van de delegatie van het Parlement in Genève en in dat verband wil ik graag onder uw aandacht brengen dat wij een verordening hebben opgesteld, die is goedgekeurd door Indiase, Chinese, Afrikaanse, Latijns-Amerikaanse en Europese parlementariërs gezamenlijk, en dit is naar mijn mening een belangrijke stap in de richting van een meer democratische vorm van globalisering. 3-102
Claeys (NI). – Voorzitter, mijn excuses voor de laattijdigheid. Het is een goede zaak dat we als Europese Unie streven naar een strategische alliantie met India ter bevordering van vrede, veiligheid, mensenrechten en democratie. Ook onze handelsbetrekkingen met India zijn van belang. Het land is zich op een zeer succesvolle manier aan het ontwikkelen tot een economische groeipool van formaat. In dat opzicht is het wel noodzakelijk dat wij ons bezinnen op de gevolgen van de outsourcing van Europese banen naar India. Het nu voorliggende verslag gaat daar nogal gemakkelijk overheen. Een ander aspect dat meer aandacht verdient, is de moeilijke relatie tussen India en Pakistan. Dan heb ik het niet alleen over de kwestie-Kashmir. De op zijn zachtst gezegd dubbelzinnige houding van Pakistan ten opzichte van het internationale moslimterrorisme moet duidelijk door de Europese Unie aan de kaak worden gesteld. De terroristen die onderdak krijgen in Pakistan zijn een bedreiging, niet alleen voor India maar voor de hele wereld en dus ook voor de Europese Unie. 3-103
Golik (NI). − (PL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik hoop dat de recente mededeling van de Commissie en het debat in het Europees Parlement van vandaag een nieuw tijdperk inluiden voor de
betrekkingen tussen de Europese Unie en India. Met het oog op de verwezenlijking van de Lissabon-strategie, waarmee wij ons ertoe verbinden om de in waanzinnig tempo voortrazende economie van de Verenigde Staten te evenaren in een mijns inziens onrealistisch tijdsbestek, kunnen wij de komende jaren niet zonder de hulp van een vriend en partner. Zouden Rusland of China over 20 of 50 jaar een dergelijke partner kunnen zijn? Dat lijkt onwaarschijnlijk. Wie in deze landen heeft gewoond en gewerkt en vertrouwd is geraakt met de politiek en ontwikkelingsplannen van deze landen en zal mijn woorden beamen. Al jaren laat India weten dat het nauwere betrekkingen wenst die niet beperkt blijven tot de economie en investeringen, maar dat het ook de politieke betrekkingen met de wereld wil aanhalen. Dit is een uitstekend ogenblik voor de onlangs uitgebreide en door de nieuwe landen versterkte Europese Unie van 450 miljoen inwoners om de betrekkingen aan te halen met de Indiase economie, die ruim een miljard mensen omvat. Dit is het soort bondgenootschap dat wij nodig hebben. Dit bondgenootschap zou een kwart van de wereldbevolking omvatten. Het is in ons eigen belang om ons te verbinden met een land waar 50 procent van de bevolking nog geen 20 jaar oud is. De economische groei in India bedroeg de afgelopen jaren gemiddeld 7 procent. Op talloze gebieden van wetenschap en industrie, zoals biotechnologie, bio-informatica, elektronica, ruimtevaart en de wapenindustrie behoort India tot de wereldtop. Er is veel werk aan de winkel, niet alleen op het gebied van de economie, investeringen, technologische uitwisseling en de opbouw van het maatschappelijk middenveld, maar tevens de verjonging van oude, niet altijd goed functionerende internationale organisaties, zoals de Verenigde Naties. Op basis van de verklaring van de Raad en de aanbeveling van het Europees Parlement moeten wij nu nadenken over... (Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken) 3-104
Beglitis (PSE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst de rapporteur, de heer Menéndez del Valle, van harte bedanken voor het zeer belangrijke werk dat hij met zijn verslag heeft verricht. Ook wil ik het Nederlands voorzitterschap, de heer Nicolaï, en commissaris Verheugen bedanken voor hun opmerkingen. Mijnheer de Voorzitter, de uitbouw van de betrekkingen van de Europese Unie met India zal van doorslaggevend belang zijn voor de vrede, de stabiliteit, de veiligheid en de ontwikkeling in heel de wereld. India is een groot democratisch land, een regionale grootmacht, met een lange geschiedenis en een belangrijk cultureel verleden. India is echter tegelijkertijd een land van de toekomst, een land dat op consequente en solide wijze de grondslag legt voor zijn
38 economische, sociale, wetenschappelijke technologische ontwikkeling.
27/10/2004 en
De Europese Unie en de lidstaten hebben er alle belang bij om met India een nieuw strategisch bondgenootschap, een nieuw strategisch partnerschap te ontwikkelen. Een dergelijke relatie zal een bijdrage zijn aan: de democratisering van het internationaal bestel, de bewerkstelliging van het noodzakelijk evenwicht op mondiaal en regionaal vlak, de totstandkoming van een multipolaire wereld, de bescherming van de vrede, de democratie en de mensenrechten, de hervorming van de VN en de versterking van legitimerende rol van de VN bij vreedzame crisisoplossing. India heeft een lange traditie als het gaat om het voeren van een autonoom en ongebonden buitenlands beleid en het deelnemen aan de internationale vredesmissies van de VN, zoals bijvoorbeeld in Cyprus. De Europese Unie moet op deze traditie inspelen. Tot slot wil ik, mijnheer de Voorzitter, nog mijn instemming betuigen met hetgeen de commissaris, de heer Verheugen zei. Voor de Europese Unie moet de ontwikkeling van de betrekkingen met India op het gebied van het onderzoek, de technologie en de informatiemaatschappij, waar India de laatste tijd enorme vooruitgang heeft gemaakt, inderdaad een prioriteit zijn. Dit blijkt onder meer uit het feit dat er duizenden Indiërs werken in softwareen informaticabedrijven in Europa. Daarom moet de Europese Unie de programma’s voor uitwisseling op onderwijsgebied en de programma’s van de onderzoeksinstituten bevorderen en onmiddellijk met de uitvoering van de beursprogramma’s beginnen. 3-105
Van den Berg (PSE). – Voorzitter, de Nederlandse mensenrechtenambassadeur stelde deze weken, aan de vooravond van de EU-India top begin november in Den Haag, vast dat de schending van de rechten van 260 miljoen kasteloze Dalits een internationaal mensenrechtenprobleem is. Ondanks democratie en recht in deze grootste democratie ter wereld is de praktijk op een aantal punten anders. Kastendiscriminatie is in India wettelijk verboden, maar vindt feitelijk plaats. Ik pleit ervoor om dit probleem expliciet aan de orde te stellen in onze bi- en multilaterale handelsgesprekken en in het terecht bepleite brede partnerschap van de EU en India dat hier voorligt. Positieve steun kan daarbij in mijn ogen helpen om het partnerschap een zodanige inzet te geven dat sociaal isolement, kinderarbeid, uitbuiting en oneerlijke handel op gezamenlijke wijze worden bestreden. Zo wordt een positieve agenda opgesteld, waarmee de problemen van de Dalits worden aangekaart en waardoor hun situatie ook actief kan worden verbeterd. Het moet daar gebeuren, maar juist dit soort internationale handelsproblemen bij een echt internationaal rechtsprobleem van 260 miljoen mensen verdient die gezamenlijke aanpak, niet alleen in India maar ook in
andere landen. Ik hoop dat we de moed hebben om dat bredere partnerschap ook op dit punt zo op te pakken. 3-106
Nicolaï, Raad. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil om te beginnen de rapporteur, de heer Menéndez del Valle, een compliment maken. Het voorzitterschap kan zich vinden in het merendeel van de opmerkingen en aanbevelingen die in dit interessante en goede verslag zijn opgenomen. Ook ben ik het volledig eens met iedereen die gezegd heeft dat het buitengewoon belangrijk is prioriteit te geven aan goede betrekkingen met dit uiterst belangrijke land, een land dat op economisch, technisch en politiek gebied steeds belangrijker wordt. De heer Menéndez del Valle stelde ook het belang van de VN-hervormingen aan de orde. Zoals iedereen weet, bestaat binnen de Raad geen overeenstemming over de uitbreiding van de VN-Veiligheidsraad en dat betekent dus dat de Unie niet expliciet zal kunnen verklaren of zij het Indiase verzoek om permanent lidmaatschap van de Veiligheidsraad al dan niet zal steunen. Ik benadruk dat de hervormingen van de VN veel meer omvatten dan alleen de uitbreiding van de Veiligheidsraad. Eventuele meningsverschillen over deze hervormingsmaatregel mogen de tenuitvoerlegging van andere noodzakelijke hervormingen binnen de VN dan ook niet in de weg staan. Een aantal afgevaardigden – de heer Özdemir en de heer Van den Berg – stelden de belangrijke kwestie van de mensenrechten aan de orde. Zoals u weet, is het bespreken van de mensenrechten in de Verenigde Naties een gevoelige zaak; ik weet zeker dat de delegatie van het Europees Parlement die afgelopen juni een bezoek bracht aan Kashmir dat ook gemerkt heeft. Desalniettemin zullen wij op de Top EU-India mensenrechtenkwesties, de situatie van vrouwen en kinderen, en diverse andere onderwerpen bespreken. Wij hebben immers altijd het standpunt gehuldigd dat ook bij de bestrijding van terrorisme, of van welke vorm van of militant extremisme dan ook, de mensenrechten geëerbiedigd dienen te worden. 3-107
De Voorzitter. – Dank u, mijnheer Nicolaï. Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen om 11.30 uur plaats. 3-108
Resultaat van het referendum en de verkiezingen in Wit-Rusland 3-109
De Voorzitter. – Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over het resultaat van het referendum en de verkiezingen in Wit-Rusland. 3-110
27/10/2004 Nicolaï, Raad. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, het gaat van kwaad tot erger met de politieke situatie in WitRusland. Slechts een zeer klein aantal oppositiekandidaten mocht meedoen aan de parlementsverkiezingen van 17 oktober 2004 en geen van hen werd gekozen. Er wordt beweerd dat het referendum dat een derde ambtstermijn voor de president mogelijk moest maken met overweldigende meerderheid is gewonnen. Niets staat president Loekasjenko nu nog in de weg om zich kandidaat te stellen voor de presidentsverkiezingen van 2006 en voor de derde keer gekozen te worden, zo niet president voor het leven te worden. Als deze presidentsverkiezingen op dezelfde manier gehouden worden als de verkiezingen en het referendum van 17 oktober, zal hij hierin ongetwijfeld slagen. In onze verklaring van 20 oktober 2004 hebben wij het verkiezingsproces scherp veroordeeld. We hebben met grote bezorgdheid opgemerkt dat de verkiezingen en het referendum niet voldeden aan de internationale normen voor democratische verkiezingen. De voorlopige bevindingen van de waarnemers van de OVSE en het ODIHR zijn duidelijk over wat er is mis gegaan. De Europese Unie is zwaar teleurgesteld dat de WitRussische autoriteiten zowel tijdens de verkiezingscampagne als op de verkiezingsdag duidelijk hebben laten blijken dat zij de democratische regels volledig aan hun laars lappen. Gezien de omvang en de aard van de onregelmatigheden die door de internationale verkiezingswaarnemingsmissie van de OVSE zijn vastgesteld, valt ernstig te betwijfelen of de resultaten überhaupt een afspiegeling zijn van de wil van de Wit-Russische kiezers. Uit opiniepeilingen bij stembureaus, die wij geloofwaardiger achten dan de officiële uitslag, lijkt opgemaakt te kunnen worden dat dit inderdaad niet het geval is. U heeft waarschijnlijk allemaal vorige week op televisie de beelden gezien van vreedzame demonstranten en oppositieleiders in Wit-Rusland die vervolgens in elkaar werden geslagen door de politie. We zijn zeer bezorgd over deze gewelddadige aanvallen. Deze aanvallen, met name die op het leven en de gezondheid van oppositieleider Lebedko, lijken zeer gericht te worden uitgevoerd en voorbereid. We roepen de Wit-Russische autoriteiten op iedereen die gearresteerd is omdat hij of zij het recht op vrijheid van meningsuiting uitoefende, zoals dat in de grondwet van Wit-Rusland is vastgelegd, onmiddellijk vrij te laten. Het spreekt voor zich dat we ook de aanvallen op journalisten veroordelen, waaronder die op Russische tv-journalisten die verslag wilden doen van de demonstraties. We hebben te maken met een buurland waar één man in zijn eentje bepaalt wat het beste is voor het volk. De oppositie en de onafhankelijke media worden onderdrukt, democratie is er ver te zoeken. En dit is geen nieuwe situatie: dit is al zo sinds 1996 toen president Loekasjenko het gekozen parlement naar huis stuurde en de grondwet dusdanig wijzigde dat gehele uitvoerende macht in handen kwam te liggen van de president, hijzelf dus.
39 Niet alleen de Wit-Russische bevolking, maar ook de Europese Unie heeft er belang bij dat er in dit buurland sprake is van democratie, respect voor de mensenrechten, vrede, veiligheid en welvaart. Wat kan de Europese Unie dus nog meer doen om ontwikkelingen te bevorderen die moeten leiden tot betere levensomstandigheden voor de Wit-Russische bevolking? Sinds 1997 staan de betrekkingen van de Europese Unie met Wit-Rusland op een heel laag pitje. In dat jaar besloot de EU namelijk de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst met Wit-Rusland niet te ratificeren naar aanleiding van het ontmantelen van de democratie in 1996. Alle technische bijstand werd stopgezet behalve waar het ging om de bevordering van de democratie of om humanitaire hulp. Na de presidentsverkiezingen van 2001, waarbij Loekasjenko werd herkozen, besloot de EU haar strenge beleid ten opzichte van het regime voort te zetten, maar tegelijkertijd te proberen de banden met de civiele samenleving te continueren en – waar mogelijk – uit te breiden. Helaas verslechtert de situatie alleen maar. De steun voor president Loekasjenko onder de bevolking neemt af en het regime wordt – in reactie hierop – steeds dictatorialer. Dus wat kan de EU hieraan doen, met zowel de wortel als de stok? Ten eerste de wortel: wat heeft de EU te bieden? Om een ruimte van vrede, veiligheid en welvaart te creëren heeft de EU het Europees nabuurschapsbeleid ontwikkeld. Mocht Wit-Rusland besluiten voor het pad van de democratie en de rechtsstaat te kiezen, waarbij de bevolking zelf haar eigen economische en politieke toekomst bepaalt, dan is de EU bereid Wit-Rusland hetzelfde aanbod te doen als zij haar andere buurlanden heeft gedaan. Uiteraard moeten we dit aanbod niet doen zolang er in Wit-Rusland geen veranderingen in gang gezet worden. Maar hoe groot is deze wortel? Nu de groei van de welvaart in de nieuwe EU-lidstaten die grenzen aan WitRusland gepaard gaat met de democratische stabiliteit, mag men aannemen dat dit een sterk psychologisch effect zal hebben op de bevolking van Wit-Rusland. Hopelijk zal dit een onomkeerbaar proces zijn. Ondersteuning van de civiele samenleving maakt reeds van oudsher deel uit van het beleid dat de EU voert. In de praktijk wordt het echter steeds moeilijker deze ondersteuning binnen de grenzen van Wit-Rusland te verwezenlijken. Het regime doet er namelijk alles aan om Westerse steun aan non-gouvernementele organisaties te voorkomen. Een alternatief hiervoor is de ontwikkeling van meer activiteiten voor de WitRussische civiele samenleving buiten Wit-Rusland zelf. De uitnodiging aan een aantal oppositieleiders en mensen uit de civiele samenleving om in mei een bezoek te brengen aan Brussel is een voorbeeld van dit nieuwe
40
27/10/2004
beleid. Maar er kan nog meer gedaan worden in de vorm van deelname van Witrussen aan seminars, cursussen en studies in het buitenland. In de komende jaren moeten we op deze wijze meer investeren in het Wit-Russische volk. Verder ben ik bijzonder verheugd over de oprichting van een afzonderlijke delegatie voor Wit-Rusland in het Europees Parlement. Dit zal u als afgevaardigden de kans geven zich meer te concentreren op dit buurland en er uw eigen contacten te leggen. Ik denk dat deze stap tegenover de Witrussen ook bewijst dat de EU de situatie in hun land buitengewoon serieus neemt. Ten tweede de stok, welke negatieve maatregelen kan de EU nemen? De betrekkingen staan al op een zeer laag pitje. We hebben in het verleden sancties afgekondigd in de vorm van een visaverbod voor de Wit-Russische leiders. Recentelijk hebben we dit verbod uitgebreid naar andere hooggeplaatste personen. Het enige gebied dat tot nu toe ongemoeid is gelaten is de economie en de handel. Uiteraard zou een dergelijk beleid echter ook de bevolking als zodanig treffen en Wit-Rusland verder isoleren. President Loekasjenko kan dan het argument gebruiken dat de bevolking het slechter heeft ten gevolge van de maatregelen van de EU in plaats van door zijn eigen beleid. Bovendien zullen de gewone burgers het zwaarst worden getroffen. Ik ben bang dat dit een tweesnijdend zwaard is. We moeten dan ook zeer voorzichtig zijn bij het overwegen van dergelijke stappen. De politieke ontwikkelingen in Wit-Rusland zijn reden voor grote bezorgdheid, niet alleen voor de EU, maar ook voor andere organisaties en landen als de OVSE en de VS. Als we gezamenlijk signalen afgeven, zal onze stem des te beter gehoord worden. We zullen echter ook moeten samenwerken met Rusland, aangezien dit het laatste land is dat nog enige invloed op Wit-Rusland kan uitoefenen. We hebben de situatie in Wit-Rusland vorige week tijdens de ministeriële trojka met minister Lavrov dan ook aan de orde gesteld. Hoewel de Russische regering onze bezorgdheid over de situatie deelt, zijn we het helaas niet eens over de te volgen koers. De Russen zijn niet bereid het strenge beleid te handhaven dat de EU thans ten uitvoer legt. En dat betreur ik zeer. Zoals ik heb uitgelegd, zijn de instrumenten die de EU ter beschikking staan om invloed uit te oefenen op de ontwikkelingen beperkt. Toch zullen we met deze instrumenten als EU, als individuele lidstaten en via de OVSE, blijven proberen invloed uit te oefenen op de situatie om het leven van de Wit-Russische bevolking daadwerkelijk te verbeteren. (Applaus) 3-111
VOORZITTER: DE HEER MAURO Ondervoorzitter 3-112
Verheugen, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, de ontwikkelingen in Wit-Rusland zijn zeer
verontrustend voor de Europese Unie. De Europese Unie heeft immers zeer veel belang bij stabiliteit, welvaart en democratie in de haar omringende landen. Het is betreurenswaardig dat Wit-Rusland de kans die de parlementsverkiezingen van oktober boden niet heeft aangegrepen om positieve stappen te zetten in de richting van democratisch pluralisme. Integendeel, de parlementsverkiezingen van 17 oktober voldeden bij lange na niet aan de elementaire eisen die de OVSE stelt aan democratische verkiezingen. Ook het controversiële referendum over het schrappen van de bepaling dat een president maximaal twee ambtstermijnen mag vervullen voldeed niet aan de internationale normen. Zoals in de voorlopige bevindingen van de internationale verkiezingswaarnemingsmissie van het Bureau voor democratische instellingen en mensenrechten (ODIHR) van de OVSE uiteen wordt gezet, valt het, gezien de omvang en de ernst van de onregelmatigheden tijdens de verkiezingsperiode en op de verkiezingsdag zelf, ernstig te betwijfelen of de resultaten een volledige afspiegeling zijn van de vrijelijk uitgedrukte wil van de WitRussische kiezers. Het recht op vrijheid van meningsuiting, vereniging en vergadering kwam ernstig in het geding. De mogelijkheden voor de kandidaten om campagne te voeren werden op allerlei manieren ingeperkt. De staatsmedia voerden uitgebreid campagne voor de zittende politieke machthebbers, terwijl zij de oppositie buitengewoon negatief afschilderden. Dat deel van de pers dat niet in handen is van de staat kon slechts een bijrol vervullen. De toegang tot onafhankelijke informatiebronnen blijft immers beperkt doordat alle nationale radio- en televisiezenders in handen zijn van de staat. In de dagen na de verkiezingen heeft de negatieve trend in het politieke klimaat in Wit-Rusland zich doorgezet. Sinds de verkiezingsdag hebben de autoriteiten steeds harder en intoleranter opgetreden tegen burgers die de uitslag van de verkiezingen en het referendum tijdens vreedzame protestdemonstraties in twijfel trokken. Veel mensen die zich in het openbaar hebben uitgelaten zijn gearresteerd of beboet. Oppositieleiders en journalisten zijn in elkaar geslagen. Het is buitengewoon verontrustend dat dissidente geluiden in Wit-Rusland keer op keer onderdrukt worden door de autoriteiten, in plaats van dat ernaar geluisterd wordt. Wit-Rusland is in voor- en tegenspoed een buurland van de Europese Unie, dat belangrijke historische, culturele en sociale banden heeft met de uitgebreide Europese Unie. We kunnen niet aan de zijlijn blijven staan wanneer het gaat om de toekomst van onze betrekkingen met dit of met welk ander land in onze onmiddellijke nabijheid dan ook. De Europese Unie heeft een kader ontwikkeld om de betrekkingen tussen de uitgebreide EU en haar buurlanden, waaronder Wit-Rusland, verder te versterken: het Europees nabuurschapsbeleid (ENB), dat
27/10/2004 – langer dan verwacht verantwoordelijkheid valt.
41 –
onder
mijn
relevante regionale, grensoverschrijdende thematische programma’s.
en
Zoals Commissievoorzitter Prodi heeft gezegd is het doel van het ENB een “vriendenkring” te creëren. Een belangrijk beginsel van de “vriendenkring” die we proberen te smeden, is gedeelde verantwoordelijkheid. We kunnen het beleid aan niemand opleggen, maar we zijn bereid onze buren te overtuigen van de voordelen van het ENB. We bieden nauwere samenwerking aan binnen het gehele spectrum van onze betrekkingen, van politieke dialoog tot economische integratie, op basis van onze inzet voor gemeenschappelijke waarden. Dit aanbod geldt ook voor Wit-Rusland.
Het moet echter gezegd worden dat het verlenen van internationale bijstand aan het maatschappelijk middenveld en onafhankelijke media allesbehalve eenvoudig is. In de afgelopen paar jaar heeft WitRusland, in strijd met eerdere afspraken tussen WitRusland en de Europese Unie, geweigerd belastingvrijstellingen te verlenen voor EU-bijstand. In Wit-Rusland is het thans zo dat het verplicht is om buitenlandse gratis hulpprojecten te laten registreren door overheidsinstanties, zodat zij in de praktijk alle internationale hulp die hun niet aanstaat kunnen afslaan.
De Europese Unie is bereid via het ENB haar voortdurende inzet voor de ondersteuning van democratische ontwikkelingen in Wit-Rusland te verstevigen. Als er fundamentele politieke en economische hervormingen worden doorgevoerd, is het mogelijk Wit-Rusland volledig bij het ENB te betrekken, met alle voordelen die dat zou opleveren. Onder de huidige omstandigheden kan er echter geen sprake zijn van een volledig ontwikkeld ENB-actieplan voor Wit-Rusland. De parlementsverkiezingen en het referendum van oktober waren een belangrijke mijlpaal voor Wit-Rusland in het kader van het ENB, maar helaas heeft Wit-Rusland deze kans voorbij laten gaan. Nauwere banden, inclusief betrekkingen in het kader van het ENB, zijn echter nog altijd een mogelijkheid, op voorwaarde dat er dus fundamentele hervormingen worden doorgevoerd.
Ten tweede blijven we de mensenrechtensituatie en de eerbiediging van fundamentele vrijheden en de rechtsstaat in het land op de voet volgen en zullen we de Wit-Russische regering op de hoogte blijven stellen van onze zorgen. Naar aanleiding van informatie die is overlegd door Europese vakbondsorganisaties, is de Commissie een onderzoek gestart naar beschuldigingen van schending van het recht op vrijheid van vereniging en het recht op collectieve onderhandelingen in het kader van het Schema van algemene tariefpreferenties. Op basis van de bevindingen van het onderzoek zal de EU moeten besluiten of Wit-Rusland in de toekomst toegang moet blijven houden tot de voordelen van het Schema.
Zolang deze fundamentele hervormingen op zich laten wachten, blijft een uiterst belangrijke vraag: hoe moet het democratische proces in Wit-Rusland verder worden bevorderd? Op de eerste plaats geloven we in duurzame contacten met de Wit-Russische bevolking. Op dit moment is een van de voornaamste elementen van het EU-beleid ten aanzien van Wit-Rusland de ondersteuning van het maatschappelijk middenveld en het democratiseringsproces. De Commissie wil een duidelijke boodschap afgeven aan de mensen in WitRusland, zodat zij weten dat de EU hen niet vergeten is. Er moet tegemoet worden gekomen aan de behoeften van de bevolking door middel van technische ondersteuning. Persoonlijke contacten tussen mensen in Wit-Rusland en de EU kunnen verder worden bevorderd. De Europese Unie stelt zich tot doel de bekendheid te vergroten van beleidsen steunmaatregelen van de EU waarvan de Wit-Russische burgers de vruchten plukken. Ik ben er zonder meer van overtuigd dat onze nieuwe lidstaten in die regio van Europa ons zullen helpen onze doelen te bereiken. De Commissie is voornemens de bijstandsinstrumenten die haar ter beschikking staan te gebruiken om de ondersteuning van en de bijstand aan maatschappelijke organisaties, journalisten en onafhankelijke media, universiteiten en, waar gepast, lokale autoriteiten voort te zetten. Wit-Rusland zal kunnen blijven profiteren van
Ten derde is het belangrijk rekening te houden met de vooruitzichten voor de lange termijn. Op de langere termijn kan en moet de nabijheid van Wit-Rusland zich vertalen in nauwere samenwerking en uitwisselingen op gebieden die van gemeenschappelijk belang zijn, zoals handel, justitie en binnenlandse zaken, vervoer, energie en het milieu, op voorwaarde dat er fundamentele politieke hervormingen worden doorgevoerd. De Commissie wil de deur openhouden zodat een democratisch Wit-Rusland in de toekomst volledig bij het ENB kan worden betrokken. Ik wil ter afsluiting nogmaals onderstrepen dat het belangrijk is dat we de Wit-Russische bevolking – en met name degenen die streven naar democratische veranderingen – niet in de kou laten staan. Het is nu belangrijker dan ooit onze inspanningen ter ondersteuning van het maatschappelijk middenveld en de democratische krachten in Wit-Rusland voort te zetten en te ontwikkelen. De Commissie is bereid zich hiervoor in te zetten. 3-113
Landsbergis (PPE-DE), namens de fractie. − (LT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, als we op een kaart kijken, kunnen we onmiddellijk zien dat de uitbreiding van de Europese Unie Wit-Rusland een unieke kans zou hebben geboden, als die kans op zich niet enkel theoretisch was geweest. Deze beide woordjes “als” zijn de buitengewoon fragiele pijlers waarop we ons Wit-Rusland zouden kunnen voorstellen als een brug tussen de Europese Unie en Rusland. Deze WitRussische brug zou voor alle drie de partijen
42 noodzakelijk zijn, en ook Wit-Rusland zelf zou hiervan de vruchten plukken. Maar dan zou er wel eerst sprake moeten zijn van een democratische, onafhankelijke WitRussische staat. Op dit moment is Wit-Rusland echter een semi-afhankelijk protectoraat, dat geregeerd wordt door een autocratische dictator die gesteund wordt door Rusland. Die mensen die geloven dat alles in WitRusland, inclusief de verkiezingen, staat of valt met de heer Loekasjenko hebben het mis. Als we uitsluitend de leiders van Wit-Rusland bekritiseren, sluiten we onze ogen voor de werkelijkheid. Sinds 1997 heeft zich immers een unie tussen Rusland en Wit-Rusland gevormd die zich uitbreidt in de richting van steeds verdere versmelting van de twee staten. Daarom mag ook de verantwoordelijkheid van Rusland niet worden veronachtzaamd. Zo heeft de heer Loekasjenko bijvoorbeeld generaal Ushopchik benoemd, een man die door de Litouwse justitie gezocht wordt voor het vermoorden van ongewapende burgers tijdens de gebeurtenissen in Vilnius in 1991 en die nu onderminister is in de huidige regering van Wit-Rusland. Wij hopen dat Loekasjenko niet op instructie van zijn adviseurs uit Moskou tot deze politieke provocatie heeft besloten. Als het echter gaat om zijn vriendschappelijke banden met het dictatoriale regime van Saddam Hoessein, die onder meer bestonden uit wapenhandel, is het maar zeer de vraag of dergelijke praktijken mogelijk waren geweest zonder toestemming van Moskou. Het lijkt erop dat Rusland baat heeft bij de huidige situatie. Als dat namelijk niet zo was, dan zou de situatie daar allang zijn veranderd en zou het land niet door Loekasjenko worden geleid. Het protectoraat is echter aan niemand anders dan Loekasjenko gegund. Niet alleen wat het land betreft, maar ook het regime. De situatie zal pas veranderen als Rusland inziet dat dit scenario ook voor Rusland niet het meeste gunstige is. Ondertussen had er nu al een informatiecentrum voor een democratisch Wit-Rusland in Brussel kunnen zijn, als de Europese Unie had meegeholpen aan de oprichting ervan. 3-114
Wiersma (PSE), namens de fractie. – Voorzitter, zes weken geleden deed dit Parlement een oproep aan de autoriteiten in Wit-Rusland om de parlementsverkiezingen van 7 oktober jongstleden vrij en eerlijk te doen verlopen en af te zien van een referendum om de grondwet te wijzigen. Deze grondwetswijziging zou het in theorie mogelijk maken dat de huidige president, de heer Loekasjenko, voor het leven aan de macht blijft. Ik noemde dat toen een naderende constitutionele staatsgreep. Wij moeten helaas vaststellen - en dat is niet de eerste keer - dat onze oproep tevergeefs is geweest. De autoriteiten hebben niet getracht de schade van eerdere schendingen van de rechten van de oppositiekandidaten te herstellen. Er is geen sprake geweest van een eerlijke en gebalanceerde media-aandacht, en de OVSE concludeerde dat de parlementsverkiezingen niet aan de internationale normen voldeden. Dat gold ook voor de campagne voor het referendum. De uitslag, een opkomst van rond de 90 procent van wie ruim 75 procent voor de grondwetswijziging stemde, wordt alom gewantrouwd.
27/10/2004 Er werd geen enkele oppositiekandidaat in het vleugellamme parlement gekozen. Sinds de verkiezingen vinden in Minsk bijna dagelijks kleine, maar standvastige geweldloze protesten plaats die zonder uitzondering met geweld worden neergeslagen. Deze situatie roept om reactie. Er mag geen twijfel over bestaan dat er in deze situatie geen enkele ruimte is om de betrekkingen met het regime in Wit-Rusland te versterken. Het moet voor de heer Loekasjenko absoluut duidelijk zijn dat toenadering is uitgesloten zolang zijn regime zich niet ertoe verbindt inspanningen te leveren met het oog op democratische hervormingen. Loekasjenko zal in deze omstandigheden internationaal geïsoleerd blijven, maar de kracht van deze hefboom is beperkt. Wij moeten ook trachten een bijdrage te leveren aan de veranderingen ten goede in Wit-Rusland door de democratische oppositie in Wit-Rusland te steunen. Het Amerikaanse Congres heeft vorige week een Belarus Democracy Act aangenomen waarin maatregelen worden genomen die ook Europa zou moeten overwegen. Ten slotte nog dit. Ik ben nu een aantal malen voorzitter geweest van de waarnemersdelegatie bij parlements- en presidentsverkiezingen in Wit-Rusland, en mijn frustratie over het gebrek aan veranderingen, ondanks alle pogingen van onze kant, is nog steeds heel groot. Het beleid dat door de Raad en de Commissie wordt voorgesteld, heeft van harte onze steun, maar de sleutel tot de verandering ligt volgens mij in de eerste plaats bij die andere buur van Wit-Rusland, niet de EU, maar Rusland. Ik zou nogmaals een oproep aan de Raad willen doen om ook wat harder in het gesprek te treden met Moskou, want ik heb alleen maar meegemaakt dat er op het moment dat wij de verkiezingen afkeurden, dezelfde dag een telegram lag van president Poetin om mijnheer Loekasjenko voor de zoveelste maal met succesvolle verkiezingen te feliciteren. 3-115
Onyszkiewicz (ALDE), namens de fractie. − (PL) Mijnheer de Voorzitter, er was hoofdzakelijk aandacht voor de recente gebeurtenissen in Wit-Rusland in verband met de verkiezingen die daar plaatsvonden. In de luwte van deze verkiezingen werd echter bovendien een referendum gehouden over een wijziging van de grondwet, die het de heer Loekasjenko mogelijk moet maken om de rest van zijn leven de macht in dat land uit te oefenen. Dit referendum werd gehouden zonder enige controle van buitenaf. President Loekasjenko stond waarnemers immers niet toe om een voor hem zo belangrijk referendum te controleren. Dit was voor hem van cruciaal belang, omdat het aanzienlijk moeilijker was om te frauderen, want voor de rechtsgeldigheid was niet alleen een hoge opkomst vereist, maar bovendien moest meer dan de helft van de stemgerechtigden zich voor de voorgestelde oplossingen uitspreken. Volgens de onafhankelijke onderzoeken van Gallup werd aan deze vereisten niet voldaan. Dit betekent dat er, hoewel er geen onafhankelijke waarnemers waren, alle reden is om noch dit referendum te erkennen, noch het recht van de heer Loekasjenko om zich nogmaals kandidaat te stellen voor het presidentschap.
27/10/2004 Wat het beleid van de Europese Unie betreft wil ik erop wijzen dat het effect van eventuele sancties hoogstwaarschijnlijk minimaal is. Wit-Rusland is zich aan het isoleren en sluit zich in toenemende mate af voor invloeden van buitenaf. Daarom zou het effect van dergelijke acties vanuit economisch gezichtspunt zeer beperkt zijn. Hetzelfde geldt voor de beloofde steun en het programma "Samenwerking met Wit-Rusland", want president Loekasjenko behandelt deze als een gifbeker. Maar wat rest ons dan? Het belangrijkste is, zoals reeds is opgemerkt, de versterking van het maatschappelijk middenveld. Dit kunnen wij niet uitsluitend binnen WitRusland doen, want dat is uiterst moeilijk. Wel kunnen wij gebruik maken van de hedendaagse technologie, de radio en de televisie. Langs deze weg kunnen wij bepaalde waarden en houdingen in Wit-Rusland overdragen. Dit kan van buiten Wit-Rusland gebeuren, zoals de Verenigde Staten van plan zijn. Tot slot zouden de acties van de Europese Unie parallel moeten lopen en worden gecoördineerd met de acties die de Verenigde Staten in de recente besluiten van het Congres en de president hebben aangekondigd. Dank voor uw aandacht. 3-116
Schroedter (Verts/ALE), namens de fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mijnheer de commissaris, dames en heren, het is in dit Parlement vandaag duidelijk geworden dat democratische processen vooruitgang en verandering teweeg kunnen brengen. Voor de mensen in Wit-Rusland is dit een droom. Wij moeten ook constateren dat de Europese Unie blijft toekijken hoe aan haar grens een stalinistisch dictatoriaal systeem ontstaat. De lijst met schendingen van democratische rechten en mensenrechten is lang. De lijst met slachtoffers wordt elke dag langer. Veel mensen in WitRusland berusten allang in de situatie. Wie kan, verlaat het land. Er is geen hoop meer. Alleen met dergelijke methoden kon Loekasjenko de macht voor zich behouden. Ik ben erg ontevreden over de verklaringen van de Raad en de Commissie, omdat ze helemaal niets nieuws bevatten. Het klopt niet dat er een kader zou zijn. Er is alleen maar een stuk papier. Er is niet echt een verandering in onze houding waarbij de aandacht specifiek uitgaat naar de situatie in WitRusland en nagedacht wordt over uitvoerbare maatregelen om de oppositie en het maatschappelijk middenveld in dat land te steunen. Geen van de huidige instrumenten zijn hiervoor toereikend en ze moeten dan ook worden veranderd. Deze kwestie moeten we nú op de agenda zetten, omdat ze nú urgent is, en niet “ooit eens een keer”. Ik wil u herinneren aan het verslag-Marset Campos van het Parlement waarin helder uiteen wordt gezet wat we nu moeten doen. Alleen met een democratisch WitRusland kunnen we ook voor onze eigen veiligheid zorgen. Ik vind daarom niet dat we moeten wachten op Rusland, maar dat we moeten inzetten op een democratisch Wit-Rusland. 3-117
43 Maštálka (GUE/NGL), namens de fractie − (CS) Dames en heren, als lid van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa heb ik vele mogelijkheden gehad om deel te nemen aan waarnemingsmissies bij verkiezingen in een groot aantal lidstaten van de Raad van Europa, waaronder bij de verkiezingen in WitRusland van drie jaar geleden, alsmede bij de verkiezingen die vorige week in het land hebben plaatsgevonden. Ik verkeer dan ook in de positie om vergelijkingen te kunnen trekken. Ik ben het in dit verband eens met de diverse kritische bevindingen die zijn opgenomen in het OVSE-verslag, bijvoorbeeld dat de politieke partijen in ongelijke mate toegang hebben gehad tot verslaggeving door de televisie. Ook verwerp ik het gebruik van alle vormen van geweld, of dit nu wordt gepleegd door individuen of door staatsautoriteiten. We mogen echter niet de schijnbare feiten vergeten die bij het maken van beleid vóór de conflicten in Joegoslavië en Irak zo misleidend bleken te zijn. Ten tweede moeten we in ons achterhoofd houden dat wat we vandaag over Minsk zeggen morgen voor Kiev zal gelden. Ik ben ervan overtuigd, en het is al eerder in dit Parlement gezegd, dat we allemaal willen dat WitRusland op een waardige manier gaat deelnemen aan de Europese samenwerking. Ik ben van mening dat gedwongen isolatie niet de manier is om dit proces te stimuleren, maar dat we hulp moeten bieden aan het gewone Wit-Russische volk. We moeten de Wit-Russen namelijk laten weten dat de Europese Unie erop gebrand is aan haar oostelijke grens een stabiel en democratisch buurland te zien ontstaan, dat het recht op vrije verkiezingen eerbiedigt. Ik denk dat we dit doel met resoluties alleen niet zullen bereiken, maar dat er ook concrete acties nodig zijn, bijvoorbeeld het uitbreiden van de hulp aan mensen in gebieden die getroffen zijn door de Tsjernobyl-ramp, het helpen oplossen van kwesties inzake migratie en grensbewaking, het vereenvoudigen van intensievere communicatie tussen studenten en het ondersteunen van maatschappelijke initiatieven. Dit zijn allemaal instrumenten waarmee de situatie voor gewone mensen verbeterd kan worden en ik ben ervan overtuigd dat democratie juist voor hen van het allergrootste belang is. 3-118
Wierzejski (IND/DEM). − (PL) Mijnheer de Voorzitter, het lijdt geen twijfel dat in Wit-Rusland de rechten van de mens worden geschonden, dat de fundamentele normen van de democratie niet worden nageleefd en dat minderheden, vooral de Poolse minderheid, wordt gediscrimineerd. Het staat bovendien als een paal boven water dat deze toestand allesbehalve normaal is en niet aan onze verwachtingen voldoet als het gaat om de normen van de democratische staat. Wij van de Fractie Onafhankelijkheid/Democratie blijven evenwel bij wat wij tijdens de vorige zitting hebben gezegd. Als afgevaardigden van de Liga van Poolse Gezinnen kennen wij het Europees Parlement niet het recht toe om zich te mengen in het buitenlands beleid van andere landen, aangezien het Europees Parlement daartoe niet
44 de bevoegd is. Het Europees Parlement moet zich met zijn eigen zaken bezighouden. Het beoordelen van de situatie in andere landen, zeker als deze niet tot de Europese Unie behoren, behoort niet tot zijn bevoegdheden. Een vergelijking met Turkije, waar de laatste tijd veel over wordt gesproken, kan in dit verband geen kwaad. Turkije is een land dat de helft van Cyprus bezet, geen diplomatieke betrekkingen onderhoudt met Griekenland en Armenië, dat de Koerdische minderheid vervolgt en dat nog altijd geen verontschuldigingen heeft aangeboden voor de genocide op het Armeense volk. Desondanks geldt Turkije als mogelijke lidstaat van de Europese Unie. Wit-Rusland, waar de overheid geen minderheden vervolgt op de massale schaal waarop dat in Turkije gebeurt, is een land dat geen vijandig beleid voert tegen andere naties en dat zijn buitenlands beleid wil openstellen voor en wil samenwerken met andere landen. Dit Wit-Rusland wordt vandaag door ons veroordeeld, terwijl wij Turkije erkennen als land dat tot de Europese Unie zou kunnen behoren. Wij zouden voor deze landen toch op zijn minst vergelijkbare normen moeten hanteren. Dank u wel. 3-119
Szymański (UEN). − (PL) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het is duidelijk dat bij de verkiezingen en het referendum in Wit-Rusland alle beginselen van de rechtsstaat en de democratie met voeten werden getreden. Wij weten allemaal wat er is gebeurd. De Raad, de Commissie en verschillende parlementsleden hebben hierover gesproken. Maar laten wij in alle eerlijkheid zeggen dat dit tevens het failliet is van het huidige beleid van de Europese Unie tegenover WitRusland. Het is bovendien een ongewoon levendig voorbeeld van wat er met Oekraïne kan gebeuren als wij ons nabuurschapsbeleid tegenover dat land niet drastisch hervormen. De geschiedenis van Wit-Rusland sinds 1996 is een uiterst schrikbarend voorbeeld van wat er in deze regio, vooral in Oekraïne, kan gebeuren. Wat kunnen wij vandaag doen? Om te beginnen moeten wij ingrijpende wijzigen doorvoeren. In de eerste plaats mogen wij deze verkiezingen en dit referendum niet erkennen, geen enkele lidstaat van de Europese Unie mag dit doen. Ten tweede moeten wij de lijst van personen die niet naar de Europese landen mogen reizen, uitbreiden met alle personen uit de kringen van de WitRussische machthebbers. Ten derde moeten wij deze zaak in het forum van de topontmoetingen EU-Rusland aan de orde stellen. Rusland is een land dat deze verkiezingen heeft erkend en dat optreedt als politiek beschermheer van dit politieke experiment in het hart van Europa. Daarnaast moeten wij investeren in de samenleving. Wij moeten grote investeringen doen in het maatschappelijk middenveld. Hier is mijns inziens een afzonderlijk fonds voor nodig ten behoeve van de vrijheid en de democratie. Wij moeten de moed en voldoende middelen opbrengen om een onafhankelijk radiostation op te richten dat uitzendingen voor de Wit-Russen
27/10/2004 verzorgt. Wij moeten middelen opbrengen opdat de WitRussische intelligentsia, die thans in haar eigen land wordt verstikt, in heel Europa kan studeren en de toekomst van het land kan vormgeven wanneer de kans zich voordoet, wanneer Wit-Rusland onafhankelijk wordt. Ik ben er ten stelligste van overtuigd dat dit een investering in onze gezamenlijke Europese toekomst is. Als wij deze investering niet opbrengen, zullen uiteraard de Verenigde Staten het doen en zal in nog een land in Midden en Oost-Europa de genegenheid jegens de Verenigde Staten worden gewekt. Persoonlijk zou ik deze ontwikkeling begroeten, maar ik weet dat dit veel Europese politici helemaal niet zou bevallen. Dank u wel. 3-120
Lang (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, op 17 oktober werden de Wit-Russische kiezers naar de stembus geroepen om zich per referendum over een grondwetswijziging uit te spreken en om de leden van hun parlement te kiezen. De opkomst was massaal en de grondwetswijziging is door 77 procent van de kiezers goedgekeurd. Wij moeten blij zijn met deze uiting van democratisch bewustzijn en met de hoge opkomst onder de bevolking. Sommigen, zoals de ondervoorzitter van de Parlementaire Assemblee van de OVSE, menen echter dat zij in de positie verkeren Wit-Rusland aan te kunnen klagen. Bepaalde beschuldigingen zijn hypocriet en demagogisch, met name wanneer ze worden geuit door regeringen die, alvorens anderen de les te lezen, eerst de hand in eigen boezem zouden moeten steken. Wordt het Duitse volk geraadpleegd over de Europese grondwet? Nee. Jacques Chirac spreekt zich namens Frankrijk uit voor de toetreding van Turkije tot Europa, tegen de uitdrukkelijke wil van het Franse volk. Bovendien zijn deze beschuldigingen misplaatst. Het gaat niet aan een natie die pas twaalf jaar onafhankelijk is zwart te maken; we zouden juist blij moeten zijn met de vooruitgang die zij heeft geboekt op het pad van de democratie, in plaats van ons op zo arrogante en moraliserende wijze te mengen in haar binnenlandse aangelegenheden. 3-121
Klich (PPE-DE). − (PL) Mijnheer de Voorzitter, het lijdt geen twijfel dat de verkiezingen en het referendum in Wit-Rusland ondemocratisch zijn verlopen. Zij waren niet vrij en niet eerlijk. Als de heren Maštálka en Lang dat niet inzien, dan is dat omdat zij het niet willen inzien. Ik maakte deel uit van de waarnemersmissie bij de verkiezingen en kon met eigen ogen zien hoe de verkiezingsprocedure verliep. Deze procedure was geen waarborg voor het democratisch karakter van de verkiezingen en bovendien was het verloop van de verkiezingen vaak niet in overeenstemming met de procedure. Wij moeten twee wezenlijke conclusies trekken. In de eerste plaats dat het Wit-Russische parlement geen democratische legitimatie bezit als vertegenwoordiger van het Wit-Russische volk. In de tweede plaats, en dit wordt vaak over het hoofd gezien, dat president Loekasjenko de democratische legitimiteit ontbeert om zich in 2006 kandidaat te stellen voor een derde
27/10/2004 mandaat, en wellicht daarna volgende mandaten, als president. De eerste conclusie is opgenomen in de resolutie die het Europees Parlement naar ik hoop met een overweldigende meerderheid zal aannemen. De tweede conclusie is verwoord in de amendementen. Wat moeten wij nu doen? Er is reeds op gewezen dat wij ons huidige beleid tegenover Wit-Rusland moeten heroverwegen. Zowel het voorzitterschap als de Commissie hebben een uiterst belangrijk element naar voren gebracht. Voor ons Europese beleid tegenover Wit-Rusland moet het volgende beginsel gelden: de samenleving steunen en de machthebbers isoleren zolang zij niet democratisch worden. Het is absoluut noodzakelijk dat wij alternatieve informatiebronnen voor de Wit-Russen in het leven roepen. In de eerste plaats een radiostation op Pools of Litouws grondgebied en daarna een televisiezender. Ten tweede moeten wij een ruim beurzenprogramma in het leven roepen voor WitRussische jongeren en studenten die in een van de lidstaten van de Europese Unie willen studeren, alsmede een programma ter ondersteuning van universiteiten die hen willen opvangen. Ter afronding nog een belangrijk punt dat nog niet is genoemd: een eenzijdige opheffing van de visumplicht voor Wit-Russen in de lidstaten van de Europese Unie zou een uiterst belangrijk gebaar zijn dat laat zien dat de Europese Unie open staat voor het Wit-Russische volk. 3-122
Paleckis (PSE). − (LT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s. Tien dagen geleden zijn er in Wit-Rusland stappen genomen die de kloof tussen dat land en het democratische Europa nog verder hebben vergroot. En dat terwijl Wit-Rusland al een halfjaar lang een buurland is van de EU. Het is één ding als we een min of meer tolerante houding aannemen wanneer een regime afglijdt tot autocratie in een land dat ver weg ligt, maar het is iets totaal anders als een staat, met grenzen die nauwelijks dertig kilometer verwijderd zijn van Vilnius, een van de hoofdsteden van de EU-staten, onvoorspelbaar wordt. De banden met Rusland, waar anti-Europese sentimenten terrein winnen en waar bepaalde democratische verworvenheden worden teruggedraaid, worden sterker en dit heeft een zekere invloed op Minsk. Hoewel ik mij achter het standpunt van de Raad schaar, ben ik er toch van overtuigd dat het in de tijd die ons rest tot de presidentsverkiezingen van 2006 noodzakelijk is het EU-beleid ten aanzien van WitRusland principieel te wijzigen, teneinde het aan de nieuwe omstandigheden aan te passen. Het is immers maar zeer de vraag of maatregelen die de pogingen van de Wit-Russische leiders om zichzelf, het land en zijn inwoners te isoleren deels in de hand werken wel doeltreffend zullen zijn. Over het algemeen is het zo dat zelfisolatie in dit tijdperk van televisie, computers en informatie, slechts gedurende een historisch korte periode met succes kan worden volgehouden. We moeten de Wit-Russen uitnodigen tot daadwerkelijke samenwerking met de Europese Unie en hun de hoop bieden dat zij een volwaardig democratisch deel van Europa kunnen worden. De andere buurlanden van Litouwen en Wit-Rusland hebben al specifieke plannen.
45 Het gaat onder meer om het uitzenden van een onafhankelijk radioprogramma, het uitgeven van een oppositiekrant en het oprichten van een European Humanities University in ballingschap. Er is echter aanvullende EU-financiering nodig om deze ideeën te kunnen uitvoeren. Er zij op gewezen dat er na 17 oktober, niet tweemaal, maar tienmaal zo veel middelen nodig zijn voor het creëren van een maatschappelijk middenveld in Wit-Rusland. 3-123
Pafilis (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, de verkiezingen en het referendum in Wit-Rusland stonden in het teken van sterke druk en onaanvaardbare inmenging door met name de Verenigde Staten, die de zogenaamde Act of 2004 in werking hebben gesteld ten behoeve van de democratisering in Wit-Rusland. Ook hebben NAVO-vertegenwoordigers plotseling de betrekkingen tussen Wit-Rusland en het internationale terrorisme ontdekt. De Europese Unie is dezelfde kant uitgegaan. De mededeling van het Nederlands voorzitterschap en die van de Commissie over de verkiezingsuitslag zijn ons inziens een voortzetting van de druk op en de chantage van de regering van Wit-Rusland. Daarmee wordt het volkenrecht en het beginsel van nietinmenging in de interne aangelegenheden van een ander land geschonden. Zowel de Europese Unie als de Verenigde Staten van Amerika beweren dat de democratische rechten worden geschonden, maar zij zijn schijnheilig. Wij weten immers allen wat de echte reden is voor deze steeds sterkere inmenging. Wit-Rusland weigert namelijk om zich te onderwerpen aan de NAVO en de andere imperialistische organisaties. De verslagen van de westerse waarnemers kunnen niet geloofwaardig zijn, aangezien zij in dienst staan van opportunistische politieke overwegingen of, ik zou haast zeggen, op bestelling zijn geschreven. Er zijn ook andere verslagen, van Rusland, China en de Gemenebest van Onafhankelijke Staten, waarin andere dingen staan. Ons inziens is het volk van Wit-Rusland als enige bevoegd en verantwoordelijk om over zijn toekomst te besluiten. Daarom veroordelen en laken wij de druk en interventies. Niemand geeft u, heren van de Commissie en heren van de Raad, het recht om andere landen de les te lezen en democratie uit te voeren. De enigen die bevoegd zijn om de problemen op te lossen zijn de volkeren zelf. Natuurlijk zouden de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika hun voldoening niet onder stoelen op banken hebben gestoken als de verkiezingen hadden plaatsgevonden onder soortgelijke omstandigheden als in Afghanistan, Irak, Kosovo en Bosnië. Dat zijn immers bezette landen, landen die zijn veranderd in protectoraten en die in uw ogen uiteraard ……… (Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken) 3-124
Czarnecki, Ryszard (NI). − (PL) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren afgevaardigden, dit Parlement besteedt uitgebreid aandacht aan Soedan, en
46 terecht, maar wellicht spreken wij te weinig over WitRusland en over het oosten in het algemeen. Te weinig, want Loekasjenko en de Wit-Russische machthebbers trekken zich niets aan van het standpunt van de Europese Unie. Wellicht omdat wij ons vooralsnog hebben beperkt tot fluisteren over de bescherming van de rechten van de mensen en de democratie in Wit-Rusland. Maar fluisteren volstaat hier niet. Hier is een besliste en krachtige stem vereist en soms wellicht een schreeuw, ook bijvoorbeeld voor de bescherming van de nationale minderheden in Wit-Rusland, waaronder de grote Poolse minderheid. Tenslotte moeten wij duidelijk stellen dat het hier niet gaat om een of ander ver Afrikaans of Aziatisch land waar een lokale tiran de democratie met voeten treedt. Wij hebben het hier over een direct buurland van de Europese Unie dat dichter bij Brussel of Straatsburg ligt dan sommige regio's in een aantal lidstaten van de Europese Unie. Moeten mediavrijheid of vrije verkiezingen, ons dagelijks brood in Europa, in WitRusland woorden in een vreemdewoordenboek blijven? Het antwoord is kort: nee. Maar wij mogen ons niet tot woorden beperken, wij moeten ook handelen. Laten wij Loekasjenko boycotten, maar laten wij niet de WitRussische samenleving, organisaties en jeugd boycotten. 3-125
Andrikienė (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, op 19 oktober heeft de Europese Commissie de conclusies van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa onderschreven dat de verkiezingen in Wit-Rusland op 17 oktober bij lange na niet hebben voldaan aan de democratische normen – zij zijn niet vrij en eerlijk verlopen – en ik kan mij volledig vinden in de conclusies van de Commissie. Daarnaast is gezegd dat Wit-Rusland het nabuurschapsbeleid wel kan vergeten; sterker nog, er zitten sancties aan te komen. De geschiedenis leert immers dat de EU in reactie op schendingen van de democratie en de mensenrechten bereid is sancties op te leggen. Een week later bracht het Russische parlement exact het tegenovergestelde standpunt naar buiten door te verklaren dat de verkiezingen en het referendum in WitRusland eerlijk, vrij, democratisch en legitiem waren. Slechts acht leden van de Russische Doema stemden tegen, terwijl 416 leden vóór waren. Onze conclusie dient duidelijk te zijn: het Russische parlement heeft zich gedistantieerd van alle democratische parlementen ter wereld en heeft tevens bewezen dat de laatste dictator in Europa kan rekenen op volledige steun van de Russische Doema, die gecontroleerd wordt door politieke machten die nauwe banden onderhouden met president Poetin. Bijna tegelijkertijd ondertekende de Amerikaanse president een ander document: de Belarus Democracy Act of 2004. Dit getuigt van de duidelijke bereidheid om diegenen in Wit-Rusland te steunen die zich inzetten
27/10/2004 voor de democratie: studenten, vakbondsmensen, maatschappelijke en religieuze leiders, journalisten en alle burgers van Wit-Rusland die vrijheid eisen voor hun volk. Dit document voorziet in het ter beschikking stellen van 45 miljoen Amerikaanse dollar, te gebruiken voor de versterking van de democratie in Wit-Rusland. Wat kan en moet de Europese Unie – en wij, het Europees Parlement in het bijzonder – doen? Een maand geleden heb ik hier in Straatsburg gesproken over het project “International Broadcasting to Belarus: Radio for Good Neighbourhood”. Dit project heeft tot doel opnieuw te beginnen met grensoverschrijdende radiouitzendingen voor Wit-Rusland via één radiozender, waarbij gebruik wordt gemaakt van de kennis van Radyjo Ratsyya uit Wit-Rusland en de uitzendvergunning van Radio Baltic Waves uit Vilnius, Litouwen voor een krachtige zender. Er is echter steun nodig van commissaris Verheugen en mijn collega’s in dit Parlement om dit idee uit te kunnen voeren. (Applaus) 3-126
Nicolaï, Raad. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het van harte eens met alle afgevaardigden die zich kritisch hebben uitgelaten over de situatie en hun bezorgdheid over de ontwikkelingen hebben geuit. Ik ben het tevens eens met de afgevaardigden die gezegd hebben dat het belangrijk is te zoeken naar manieren om de situatie te verbeteren, met name door middel van direct contact met het maatschappelijk middenveld. Ik zal ingaan op één kwestie, die genoemd werd door de heer Wiersma, de heer Szymański, mevrouw Andrikienė en anderen: namelijk Rusland en de rol die wij en Rusland zouden kunnen spelen. We voeren regelmatig overleg met Rusland over de situatie in Wit-Rusland. Het is immers een belangrijk land voor zowel Rusland als de EU. Helaas verschilt de Russische aanpak ter verbetering van de situatie in Wit-Rusland van die van de EU. Rusland begrijpt de zorgen van de EU over de mensenrechtensituatie in het algemeen en over meer specifieke kwesties, zoals de situatie van de media en de sluiting van de European Humanities University. De Russen zijn echter van mening dat democratische veranderingen het best bevorderd kunnen worden door Wit-Rusland meer te betrekken bij de internationale gemeenschap. Zoals ik eerder al heb proberen uit te leggen, lopen onze benaderingen sterk uiteen. U kunt er echter zeker van zijn dat we, waar mogelijk, met Rusland zullen samenwerken aan deze belangrijke kwestie en dat we alles zullen doen wat binnen onze mogelijkheden ligt. 3-127
De Voorzitter. − Tot besluit van het debat zijn zes ontwerpresoluties ingediend1. De stemming vindt morgen, donderdag, plaats. 3-128
1
Zie notulen.
27/10/2004 Komende verkiezingen in Oekraïne 3-129
De Voorzitter. – Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de komende verkiezingen in Oekraïne.
47 onafhankelijke en vrije verslaggeving van het verkiezingsproces door de media kan garanderen dat de verkiezingen vrij, eerlijke en transparant verlopen.
Nicolaï, Raad. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik verheug mij over deze mogelijkheid om met u te spreken over de situatie in Oekraïne aan de vooravond van de presidentsverkiezingen en de stand van zaken op het gebied van de betrekkingen tussen de Europese Unie en Oekraïne. De Oekraïense bevolking bevindt zich bij deze buitengewoon belangrijke presidentsverkiezingen op een tweesprong. Deze verkiezingen zijn immers bepalend voor de richting die Oekraïne de komende vier jaar zal inslaan.
Bovendien zijn er berichten over politieke druk op stemmers, die gedwongen zouden worden deel te nemen aan politieke bijeenkomsten en campagneactiviteiten. In andere berichten wordt gesproken over administratieve pesterijen die gericht zijn tegen de oppositie, zoals het gebruik van administratieve middelen om presidentskandidaten te beletten campagne te voeren door hun het gebruik van campagnemateriaal, staatsgelden, eigendommen en apparatuur voor campagnedoeleinden, enzovoorts te ontzeggen. We hopen dat deze incidenten een geloofwaardige en democratische verkiezingsuitslag niet in gevaar zal brengen. De Oekraïense regering dient dit te garanderen.
Op dit belangrijke moment heeft de Europese Unie vier duidelijke boodschappen voor de Oekraïense bevolking. De eerste boodschap is eenvoudig: de EU volgt de ontwikkelingen in Oekraïne op de voet. Omdat we buren zijn, weten we dat we belangrijk zijn voor elkaar. Dit betekent echter niet dat we altijd dezelfde mening zijn toegedaan. Het is zelfs zo dat de EU bepaalde ontwikkelingen in Oekraïne met een zekere mate van bezorgdheid volgt.
Zoals ik zei, waarderen wij de Oekraïense uitnodiging om toezicht te houden op de verkiezingscampagne en de verkiezingen, maar buitenlandse waarnemers alleen zijn niet voldoende. Dit zijn Oekraïense verkiezingen, voor het Oekraïense volk en daarbij zijn ook Oekraïense waarnemers nodig. We betreuren het dan ook dat onafhankelijke onpartijdige waarnemers niet eveneens toestemming hebben gekregen om toezicht te houden op de presidentsverkiezingen.
De staat van dienst van Oekraïne op het terrein van democratisering, mensenrechten, het handhaven van de rechtsstaat en het hervormingsproces geeft op zijn best een gemengd beeld te zien. Om slechts een paar voorbeelden te geven: er zijn nog altijd vragen over de verdwijning van een Oekraïense journalist, het huidige proces van grondwetshervormingen en de haast volledige afwezigheid van pluralistische media. De EU stelt de Oekraïense autoriteiten regelmatig op de hoogte van haar zorgen, bijvoorbeeld tijdens de recente Top EU-Oekraïne, maar ook tijdens andere bijeenkomsten in het kader van de politieke dialoog en via onze ambassades in Kiev. We volgen de verkiezingscampagne in Oekraïne in de aanloop naar de verkiezingen van 31 oktober dan ook zeer nauwlettend en met bijzondere interesse.
We hebben deze boodschap aan de Oekraïense regering overgebracht in de vorm van onze conclusies van de Raad en via de verklaringen van een eerder voorzitterschap. We hebben daarnaast gebruik gemaakt van onze diverse contacten op hoog niveau om deze boodschap door te geven. Daarnaast zal de Raad zich actief blijven opstellen, niet alleen tijdens de eerste verkiezingsronde, maar ook tijdens een eventuele tweede ronde later in november.
3-130
Het stemt ons tevreden dat Oekraïne in ruime mate uitnodigingen heeft verstrekt voor internationaal toezicht op de verkiezingen door het Bureau voor democratische instellingen en mensenrechten (ODIHR). Veel EUlidstaten zullen waarnemers sturen en de bevindingen van het ODIHR zullen voor de EU een uiterst belangrijk referentiepunt vormen. Toch hebben we nu reeds bepaalde zorgen over het verkiezingsproces. Ik zal enkele voorbeelden geven. Er bestaan duidelijke aanwijzingen dat er sprake is van partijdige verslaggeving in de media. Zoals u allemaal weet, is het van essentieel belang om alle politieke kandidaten evenveel toegang te bieden tot de media. De directe druk op onafhankelijke media in Oekraïne is echter toegenomen, waardoor het bijzonder moeilijk is voor pluralistische en onafhankelijke massamedia om verslag te doen van het verkiezingsproces. Alleen
We hopen dat deze boodschap de Oekraïense regering zal overtuigen de democratische normen strikter na te leven. Er mag geen sprake zijn van manipulatie van het verkiezingsproces in het voordeel van een bepaalde kandidaat en in het nadeel van anderen. Vrije en eerlijke verkiezingen en eerbiediging van democratische normen zijn essentieel als Oekraïne daadwerkelijk toenadering zoekt tot de EU. De tweede boodschap die wij hebben voor het Oekraïense volk hangt nauw samen met de eerste: Oekraïne is van belang voor de EU en vice versa, vooral na de uitbreiding. Diverse nieuwe lidstaten van de EU hebben sterke economische, culturele en historische banden met Oekraïne. Sinds de uitbreiding is Oekraïne een direct buurland van de EU. Het uitbreidingsproces heeft het belang van Oekraïne voor de EU doen toenemen. Bovendien stelt de kennis waarover de nieuwe lidstaten beschikken de EU in staat een actiever en effectiever beleid te voeren. Onze betrekkingen draaien echter niet uitsluitend om economie, cultuur en geschiedenis. Oekraïne is ook een belangrijke politieke speler. Zijn nauwe banden met Rusland en zijn rol binnen de VN, die geïllustreerd
48 wordt door de talrijke Oekraïense bijdragen aan vredesmissies, vormen hiervan een duidelijk bewijs. Onze samenwerking op het terrein van buitenlands beleid zou dan ook verder ontwikkeld moeten worden. Het Europees veiligheids- en defensiebeleid (EVDB) is een dergelijk terrein, en het feit dat er binnenkort een kaderakkoord zal worden ondertekend waarin de deelname van Oekraïne aan crisisbeheersingsoperaties van de EU wordt geregeld, is hiervan het bewijs. Zo kom ik bij de derde boodschap. De EU beschikt over de juiste instrumenten om ten aanzien van Oekraïne een doeltreffend beleid te voeren en onze betrekkingen te intensiveren. Op de eerste plaats is er de partnerschapsen samenwerkingsovereenkomst, die gepaard gaat met ministeriële trojka’s, politieke dialoogvergaderingen en talrijke werkgroepen op het niveau van deskundigen. De partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst zal de hoeksteen blijven vormen voor de samenwerking tussen Oekraïne en de EU. Bovendien hoop ik dat we binnenkort het actieplan in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid kunnen goedkeuren. Dit actieplan is een coproductie van de EU en Oekraïne die voorziet in concrete doelstellingen voor de komende jaren. Zoals president Koetsjma tijdens de laatste Top EU-Oekraïne heeft verklaard, moeten we ons inzetten voor de tenuitvoerlegging van een plan dat een echt actieplan dient te zijn en niet slechts een intentieverklaring. De EU is vastbesloten hieraan mee te werken in nauwe samenwerking met iedere kandidaat die bij vrije, eerlijke en transparante verkiezingen als winnaar uit de bus komt. Ten slotte, onze vierde boodschap: samenwerking tussen de EU en Oekraïne zal niet altijd gemakkelijk zijn, maar het is voor ons van wederzijds belang dat er op de lange termijn sprake is van een stijgende en niet van een dalende lijn. Luisterend naar de commentaren en meningen van opiniemakers en politici, zowel in de EU als in Oekraïne, ontstaat al snel de indruk dat de betrekkingen tussen de EU en Oekraïne op zijn zachtst gezegd suboptimaal zijn. Oekraïne wil dat de EU met meer over de brug komt: het vooruitzicht op EUlidmaatschap, gunstiger behandeling op het terrein van vrij verkeer, enzovoorts. Sommige mensen beweren dat als de EU niet meer doet voor Oekraïne, Kiev automatisch in de armen van Moskou zal worden gedreven. De gemeenschappelijke economische ruimte wordt vaak aangehaald als bewijs dat dit proces al aan de gang is. Bovendien zou het verloop van de ophanden zijnde presidentsverkiezingen mogelijk een schaduw kunnen werpen op onze betrekkingen. Hier ligt een taak voor de regering en de bevolking van Oekraïne. Toch denk ik dat onze betrekkingen op de lange termijn een stijgende lijn zullen vertonen, ook al zal onze samenwerking misschien niet altijd even eenvoudig verlopen. De huidige tendens is eenvoudigweg niet isolationistisch, maar juist meer gericht op integratie. Op 14 september heeft het Oekraïense parlement een debat
27/10/2004 gevoerd over de betrekkingen tussen de EU en Oekraïne. Bij die gelegenheid was een grote meerderheid van de parlementsleden voorstander van integratie met de EU. Het gezamenlijke actieplan zal getuigen van onze eigen wens om de kwaliteit van onze betrekkingen te verbeteren. Ik kom tot de slotsom dat het tijd is dat het Oekraïense volk een keuze maakt. Onze boodschap is duidelijk, zowel wat de verkiezingen als de toekomst van de betrekkingen tussen de EU en Oekraïne betreft. De verkiezingstijd is altijd een zware tijd en we wensen het Oekraïense volk dan ook veel wijsheid toe. We hopen dat de kiezers de juiste keuze maken: een keuze voor democratie en ontwikkeling, voor gerechtigheid en voor de rechtsstaat. Laten we bovendien hopen dat de omstandigheden zodanig zullen zijn dat zij deze keuze ook kunnen maken. (Applaus) 3-131
Verheugen, Commissie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ook ik wil om te beginnen herinneren aan het grote belang van Oekraïne als strategisch partner van de Europese Unie. Als direct buurland met nauwe economische, sociale en menselijke contacten speelt Oekraïne een belangrijke rol in de blijvende stabiliteit, veiligheid en welvaart op het Europese continent. Oekraïne is een belangrijke partner voor de veiligheid en stabiliteit in de hele regio. Oekraïne maakt zonder twijfel deel uit van de Europese cultuur en onze gemeenschappelijke Europese geschiedenis. Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie van november 2003 over het Europees nabuurschapsbeleid bekrachtigd dat Oekraïne, net als iedere andere staat in Europa die is geschoeid op democratische en markteconomische leest, de mogelijkheid moet hebben om op een dag het lidmaatschap van de Europese Unie aan te vragen, voor zover wordt voldaan aan de vereiste voorwaarden. Dit punt staat momenteel niet op onze agenda, maar ik heb de afgelopen maanden samen met mijn medewerkers toch een concreet perspectief voor de middellange termijn ontwikkeld voor de buurlanden van de uitgebreide Europese Unie, namelijk het Europees nabuurschapsbeleid waarover de heer Nicolaï het al heeft gehad. Er is een concreet en individueel actieplan ontwikkeld in nauwe samenwerking met de Oekraïense regering. Dit plan zal ik binnenkort voorleggen aan de Commissie en direct daarna ook bekend maken aan de Raad en het Parlement. De heer Nicolaï heeft het substantiële en kwalitatieve belang van dit nabuurschapsbeleid voor Oekraïne en zijn burgers al aangegeven. Laten we niet vergeten dat onze samenwerking met Oekraïne de afgelopen jaren al veel intensiever is geworden, met name sinds de inwerkingtreding van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst in 1998.
27/10/2004 Er zijn verschillende dialoogvormen ontstaan, inclusief een jaarlijkse topconferentie. Als onderdeel van onze partnerschapsovereenkomst heeft ook het Europees Parlement een eigen, intensieve dialoogvorm met het Oekraïense parlement ontwikkeld. Ik ben blij dat de nieuwe voorzitter van de delegatie voor de betrekkingen van het Europees Parlement met Oekraïne, de heer Siwiec, afkomstig is uit een direct buurland van Oekraïne, namelijk uit Polen. Tussen partners behoort een oprechte en openhartige dialoog vanzelfsprekend te zijn, maar op de presidentsverkiezingen in Oekraïne van komend weekend kan, op zijn zachtst gezegd, wel opmerkelijk veel kritiek worden geleverd. Helaas deel ik volledig de bezorgdheid van mijn collega, de heer Nicolaï, over de nalatigheden en onregelmatigheden die zich in de verkiezingsstrijd voordoen, met name op het gebied van de persvrijheid. Begrijpt u mij goed, dames en heren. Dit heeft slechts in de verte te maken met de zojuist gevoerde discussie over Wit-Rusland. Oekraïne heeft ongetwijfeld veel vooruitgang geboekt en is op weg naar een democratisch staatswezen. Als we bedenken dat deze weg voor de voormalige republieken van de Sovjet-Unie bijzonder lang was, moeten we dit ook waarderen. Er ontstaan echte politieke partijen. Er vormt zich een maatschappelijk middenveld. En er is een groot aantal non-gouvernementele organisaties actief geworden. In nauwe samenwerking met de Raad van Europa en de OVSE, en met belangrijke steun van de Europese Commissie, zijn regels en mechanismen opgesteld en hervormd die garant moeten staan voor de democratie en de rechtsstaat. Helaas bestaan veel van deze grondbeginselen van de democratie en de rechtsstaat in Oekraïne nog steeds alleen maar op papier. Dit is denk ik het belangrijkste inzicht dat we hebben van de huidige verkiezingssituatie in Oekraïne. Ja, we zien momenteel een keiharde verkiezingsstrijd in dit land. Dat kunnen we natuurlijk positief opvatten, namelijk als een teken dat er sprake is van politieke concurrentie. We kunnen het echter ook zo zien dat er wat de politieke cultuur betreft nog veel verbeterd moet worden. We mogen evenwel niet vergeten dat er een belangrijk verschil is vergeleken bij andere staten in de regio. Tenslotte hebben we in Oekraïne nu te maken met een echte verkiezingsstrijd tussen meerdere daadwerkelijke concurrenten. Ik wil echter ook duidelijk maken dat wij onze maatstaven voor een verklaring van gemeenschappelijke waarden en democratische principes niet omlaagschroeven. Het is een basisvoorwaarde voor de uitvoering van ons toekomstige, zeer ambitieuze actieplan in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid dat wij ons uitspreken voor gemeenschappelijke waarden en democratische principes.
49 Wij kunnen niet accepteren dat een regering en andere overheidsinstanties op verschillende niveaus en op alle mogelijke manieren ingrijpen in de verkiezingsstrijd. Wij kunnen ook niet accepteren dat zowel oppositiepolitici als onafhankelijke burgerinitiatieven steeds vaker het slachtoffer zijn van represailles. De eerste voorlopige verslagen van de verkiezingswaarnemers van het Bureau voor democratische instellingen en mensenrechten van de OVSE schetsen een nogal treurig beeld van een slechts ten dele neutrale berichtgeving in de landelijke elektronische media. Ondanks alle kritiek en scepsis heb ik er nog steeds vertrouwen in dat de aanwezigheid van verkiezingswaarnemers er mede voor kan zorgen dat de verkiezingen democratisch en legitiem verlopen. De Europese Unie heeft met een groot aantal projecten geprobeerd om zowel de centrale verkiezingscommissie als non-gouvernementele organisaties en journalisten te helpen bij het uitoefenen van hun taak in het verkiezingsproces. Naast de lidstaten van de Europese Unie en de Europese Commissie zal ook het Europees Parlement waarnemers sturen naar de internationale verkiezingswaarnemersmissie van de OVSE, waarvoor dank. Er rust een zeer grote verantwoordelijkheid op de schouders van degenen die ons dan verslag moeten uitbrengen vanuit Oekraïne. Daar zal namelijk in hoge mate van afhangen hoe wij Oekraïne in de toekomst zullen behandelen. Het staat buiten kijf dat deze verkiezingen een beslissende test zijn voor de stand van de democratie in Oekraïne. Wij moeten de overheid, de media, de politieke partijen en niet in de laatste plaats de kandidaten oproepen ervoor te zorgen dat de resterende dagen tot aan de verkiezingen gekenmerkt worden door democratie, rechtsstaat en eerlijkheid, hetgeen absolute vereisten zijn. De Europese Commissie is bereid om de gewenste intensievere samenwerking in het kader van het nieuwe nabuurschapsbeleid samen met de nieuwe president onmiddellijk in daden om te zetten. Het is ons echter niet om het even hoe deze verkiezingen worden gewonnen. Ik wil tot slot nog een keer herhalen dat de basis voor een intensiever partnerschap met Oekraïne, wat wij graag zouden willen, wordt gevormd door de toewijding aan gemeenschappelijke waarden en democratische principes, alsmede een overtuigend, helder beleid dat deze waarden en principes ook in het dagelijks beleid worden gerealiseerd. (Applaus) 3-132
Tannock (PPE-DE), namens de fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het verloop van de verkiezingen van aanstaande zondag is van doorslaggevend belang voor de toekomst van Oekraïne. Anders dan in andere voormalige Sovjetrepublieken is de uitslag immers nog
50 altijd zeer onzeker, dit in schril contrast met de verkiezingen die twee weken geleden in Wit-Rusland zijn gehouden en waarbij de bevolking van dat land de dupe is geworden van grootschalige fraude. Desalniettemin is er tot nu toe in de campagne sprake geweest van wijdverbreide beschuldigingen van partijdigheid van de autoriteiten tegen de oppositieleider, de heer Joesjtsjenko, die uiteenliepen van het gebruik van administratieve middelen om de kandidatuur van de zittende premier Janoekovitsj te steunen tot bizarre beschuldigingen van een KGB-achtige vergiftiging met ricine. Nog grotere zorgen baarden ons de intimidatie van de oppositiegezinde pers en de belemmering van de toegang tot berichtgeving door staats- en particuliere tvzenders. Er doen ook beschuldigen de ronde dat er talloze papieren of technische kandidaten zijn voorgedragen door aanhangers van de heer Janoekovitsj teneinde de samenstelling van de lokale verkiezingscomités te verstoren. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dergelijke tactieken overal voorkomen, legaal zijn, en dat de regering van Oekraïne een golf van kritiek, vergelijkbaar met die op president Loekasjenko, over zich heen zou hebben gekregen als deze kandidaten waren geweigerd. Er bestaan ook zorgen dat de verkiezingsbureaus die in de Russische Federatie zijn ingericht zeer moeilijk onafhankelijk te controleren zullen zijn. Daarnaast vond ik het persoonlijk zorgwekkend afgelopen weekend te horen dat twee dienstdoende politieagenten deel bleken uit te maken van de menigte die een fysieke aanval uitvoerde op een pro-Joesjtsjenko bijeenkomst. Namens de PPE-DE-Fractie ben ik dankbaar voor de uitnodiging om als waarnemer in Kiev aanwezig te zijn, die ik – samen met zes andere leden van het Europees Parlement – van de regering van Oekraïne heb mogen ontvangen. Ik roep iedereen op af te zien van acties die de wil van het volk om de president van hun keuze te kiezen, zouden kunnen verstoren. Oekraïne heeft nu de kans zijn inzet voor vrije, eerlijke en transparante verkiezingen te tonen als onderdeel van de Europese gemeenschap van naties, waartoe het land zonder meer behoort. (Applaus van rechts) 3-133
Wiersma (PSE), namens de fractie. – Voorzitter, Oekraïne neemt een centrale plaats in in het nabuurschapsbeleid van de Europese Unie vanwege zijn ligging - tussen de Europese Unie en Rusland -, zijn omvang en zijn historische verbondenheid met ons deel van Europa. Democratisering in Oekraïne is een van de grootste uitdagingen voor het nabuurschapsbeleid dat beoogt de betrekkingen met de landen rond de Europese Unie te versterken. De ontwikkelingen in Oekraïne zijn natuurlijk ook een belangrijke graadmeter voor het succes van dat nabuurschapsbeleid. De
27/10/2004 presidentsverkiezingen van aanstaand weekend en de tweede ronde enkele weken daarna, spelen een centrale rol in die ontwikkelingen. De keuze gaat in vereenvoudigde termen tussen de huidige koers van een semi-democratisch regime enerzijds en de Europese koers van de democratische oppositie anderzijds. De regering, president Koetsjma, met de oligarchen die hem steunen op de achtergrond, en de Russische president Poetin die gisteren een meerdaags bezoek aan Oekraïne begon, steunen hun eigen kandidaat, premier Janoekovitsj. Deze heeft, ondanks een aantal formele hervormingen, geen goede naam op het gebied van persvrijheid, vrijheid van meningsuiting en het garanderen van een open en eerlijk democratisch proces. In de aanloop naar de verkiezingen zijn talloze incidenten gemeld, waaronder het meest opvallende, de mysterieuze ziekte van de belangrijkste oppositiekandidaat Joesjtsjenko. We maken ons daarover grote zorgen. We juichen niettemin toe dat er, zoals commissaris Verheugen al heeft gezegd, een echte verkiezingsstrijd in het land aan de gang is, en we hopen ook dat die campagnes blijven doorgaan. Niettemin is het de vraag of de verkiezingen de volledige goedkeuring zullen krijgen van de internationale waarnemers, de onze en die van de OVSE. Ik steun de oproep van commissaris Verheugen dat deze waarnemers hun verantwoordelijkheid, die heel erg groot is, heel serieus moeten nemen. De verklaringen die na afloop van zo'n verkiezing worden afgelegd, hebben namelijk vaak een grote weerslag op de betrekkingen tussen de Europese Unie en het betreffende land. Wij roepen daarom de autoriteiten in Oekraïne op om in de laatste dagen voor de eerste ronde van die presidentsverkiezingen te zorgen voor een gelijke toegang van alle kandidaten tot de media, om te herstellen wat nog hersteld kan worden en zich verder in te spannen voor een eerlijke campagne in de tweede ronde, want dat zal natuurlijk de belangrijkste zijn, zodat de bevolking van Oekraïne haar eigen mening kan vormen. Oekraïne heeft de wens uitgesproken nog nauwer samen te werken met de Europese instellingen en de betrekkingen met de Europese Unie te versterken. De versterking van de banden met de Europese Unie kan alleen doorgaan als Oekraïne toont dat ze haar eigen democratie serieus neemt, want een verstoring van het democratisch proces in deze verkiezingen zou de betrekkingen tussen de Europese Unie en Oekraïne zwaar kunnen belasten. 3-134
Onyszkiewicz (ALDE), namens de fractie. − (PL) Mijnheer de Voorzitter, in Parlement is al vele malen gesproken over diverse schendingen van de beginselen die ten grondslag liggen aan het voeren van verkiezingscampagnes. Ik wil evenwel de aandacht vragen voor enkele nieuwe en mijns inziens originele elementen, die in deze specifieke verkiezingscampagne naar voren zijn gekomen.
27/10/2004 Het eerste element betreft fictieve kandidaten op de kieslijsten. 23 kandidaten dongen naar het presidentschap van Oekraïne, maar in wezen zijn er maar een paar echte kandidaten voor dit ambt. De overigen zijn weliswaar als kandidaat ingeschreven, maar hun deelname aan de verkiezingscampagne blijft beperkt tot de verklaring dat zij weliswaar kandidaat zijn, maar dat de beste kandidaat eigenlijk iemand anders is. Hun vertegenwoordigers in de kiescommissies vertegenwoordigden derhalve in werkelijkheid een heel andere kandidaat. Een ander nieuw en potentieel gevaarlijk element dat naar voren is gekomen, al is het gevaar momenteel wellicht enigszins geweken, zijn de vele kiesdistricten buiten het territorium van Oekraïne. De reden tot instelling van deze kiesdistricten is de aanwezigheid van een grote Oekraïense minderheid op Russisch grondgebied. Volgens de statistieken zijn er ettelijke miljoenen Oekraïense inwoners in Rusland. De controle over de kiesdistricten op Russisch grondgebied zal uitsluitend berusten bij de kandidaten, althans officieel. Er zal evenwel geen enkele internationale controle aanwezig zijn, terwijl de hoeveelheid hier uitgebrachte stemmen de doorslag kan geven voor wie wordt verkozen. Dan is er nog een derde element in deze verkiezingscampagne, en wel de overduidelijke steun van Rusland voor één van de kandidaten. Rusland, dat altijd zo gepikeerd reageert op kritiek op de manier waarop de verkiezingen werden gehouden in bijvoorbeeld Wit-Rusland en in andere landen en dit bestempelt als inmenging in interne aangelegenheden van een ander land, vertoont hier niet de geringste terughoudendheid. Een bijkomend gevaar dat naar voren is gekomen is het gevaar van een zogenaamde gewelddadige oplossing. Ik ben onlangs in Oekraïne geweest, heb daar verschillende mensen ontmoet en vaak werd deze angst geuit. Wij moeten beseffen dat dit gevaar niet denkbeeldig is. Dank u wel. 3-135
Schroedter (Verts/ALE), namens de fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, beste collega’s, ik ben het eens met commissaris Verheugen als hij zegt dat we in tegenstelling tot het buurland Wit-Rusland bij de presidentsverkiezingen in Oekraïne een spannende nek-aan-nekrace te zien zullen krijgen tussen twee sterke persoonlijkheden. De burgers daar kunnen echt kiezen. Desondanks, en veel collega’s hebben dit al gezegd, kijken we bezorgd uit naar dit weekend en dit verkiezingsproces, want er tekent zich een oneerlijke en keiharde strijd af. President Koetsjma gooit zonder scrupules zijn hele gewicht in de strijd ten gunste van zijn eigen kandidaat en dwingt ambtenaren en televisiezenders om hem te steunen. Wij eisen net als de heer Wiersma dat dit nu afgelopen is, en dat er een eerlijk verkiezingsproces mogelijk wordt gemaakt. Ik sluit me aan bij de eis van het voorzitterschap en ik betreur ook dat er geen lokale verkiezingswaarnemers konden worden afgevaardigd.
51 Zoals de laatste verkiezingen hebben laten zien is dat immers juist een centrale democratische factor van de verkiezingen voor de bevolking. De buitengewoon hoge opkomst heeft duidelijk gemaakt dat dit land democratisch potentieel heeft. Daarom is het zo belangrijk dat iedere ongewenste ontwikkeling wordt tegengegaan en dat deze verkiezingen echt democratisch verlopen. Ik heb vertrouwen in het volk van Oekraïne, maar ik roep ook het voorzitterschap en de Commissie op om ervoor te zorgen dat de ondersteuning van de democratische structuren, en met name van het maatschappelijk middenveld, een centrale rol krijgt in het actieplan. Dit moet prioriteit krijgen boven de economische ontwikkeling, omdat de democratische ontwikkeling in Oekraïne nog fragiel is en moet worden geconsolideerd. 3-136
Markov (GUE/NGL), namens de fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, Oekraïne speelt een hele belangrijke rol voor de lidstaten van de Europese Unie. Het land heeft een gemeenschappelijke grens met drie lidstaten, zodat er per definitie sprake is van een sociaal-economische relatie. Het heeft eveneens een grote invloed als we kijken naar de relatie in zijn geheel. Voorts speelt Oekraïne een grote rol met betrekking tot Moldavië; het is noodzakelijk dat Oekraïne daar zijn betrokkenheid toont. Ik heb zes jaar van mijn leven in dit land gewoond en ik ken Oekraïne al meer dan dertig jaar. Ik kan u zeggen dat Oekraïne duidelijk op weg is een democratie te worden. We zouden ons wat terughoudender moeten opstellen met onze eisen tot grote snelheid en verandering. Bepaalde zaken hebben nu eenmaal tijd nodig. Natuurlijk zijn er altijd bedenkingen over wat hier wordt aangekaart. Als Rusland een bepaalde kandidaat steunt, kunnen we zeggen dat dit een probleem is. Maar dan is het natuurlijk ook een probleem dat Tony Blair de heer Bush in de Verenigde Staten steunt. Er is hier ook gezegd dat bepaalde stemmen van kiezers in het buitenland gecontroleerd moeten worden. Maar dat is toch niet nieuw, er mag immers ook een groot aantal Amerikanen in Duitsland stemmen. Bij sommige landen gaat men er a priori van uit dat er een enorm gevaar bestaat dat ze zich niet zullen houden aan de democratische spelregels, maar bij andere landen niet. Wij weten ook dat er bij de laatste presidentsverkiezingen in Florida zogezegd grote meningsverschillen waren over de kiezersstemmen. Wij moeten vertrouwen hebben in Oekraïne. 3-137
Fotyga (UEN), namens de fractie. − (PL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Nicolaï, mijnheer de commissaris, de verkiezingscampagne in Oekraïne loopt ten einde, dat wil zeggen de campagne voor de eerste ronde. Talloze internationale organisaties spreken hun reserves uit over het verloop van de campagne, iets dat door vorige sprekers al is aangekaart. Het zou te ver gaan om de toestand in Oekraïne met Wit-Rusland te vergelijken, maar de beide landen hebben wel iets gemeenschappelijk, namelijk het strategische belang dat
52 Rusland eraan hecht. Dit was bij de verkiezingscampagne in Oekraïne duidelijk zichtbaar, zowel op de Top van Sotsji op 26 juli dit jaar, als tijdens het bezoek van president Poetin. Wij weten dat Rusland wenst dat de huidige machthebbers in Oekraïne aan de macht blijven. De kandidaat van het regime en huidige premier, de heer Janoekovitsj, heeft een veel betere toegang tot de media en meer mogelijkheden om in contact te komen met zijn kiezers. Het is van belang dat wij besprekingen over Oekraïne voeren met Rusland, dat immers een cruciale partner is in dit soort zaken. Deze gesprekken over Oekraïne zouden zowel in het kader van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst, als tijdens de Top EU-Rusland op de agenda moeten worden geplaatst. Tot slot wil ik reageren op de woorden van commissaris Verheugen. Het is juist dat Oekraïne nog niet volledig voldoet aan de criteria van de democratie, maar wij weten dat er wat dit aangaat geen beter perspectief is dan het vooruitzicht op lidmaatschap van de Europese Unie. 3-138
Klich (PPE-DE). − (PL) Mijnheer de Voorzitter, bij de naderende presidentsverkiezingen staat Oekraïne op de tweesprong: ofwel kiest het land voor het Europese perspectief, ofwel slaat het de weg in van een Sovjetstaat. Het eerste perspectief houdt de normen in van de democratie, de rechtsstaat, de markteconomie en een snellere politieke integratie in de structuren van de Europese Unie. Het tweede perspectief van de Sovjetstaat betekent het gevaar van de voortzetting van het huidige politiek-economische model. Wat kunnen wij nu ondernemen om het eerste perspectief te bevorderen en het tweede te verzwakken? Ongetwijfeld niet veel, maar wij kunnen op dit moment wel iets doen. Zo moeten wij het verloop van de verkiezingen en van de verkiezingscampagne tussen de eerste en de tweede ronde van de presidentsverkiezingen op de voet volgen, want deze campagne zal een uiterst dramatisch karakter krijgen. Wij moeten hierop reageren. Als Europees Parlement moeten wij na de presidentsverkiezingen een resolutie aannemen en vervolgens in een verslag bespreken in welke zin wij het Europese beleid tegenover Oekraïne moeten wijzigen. Ten tweede moeten wij bereid zijn om de aanneming van een actieplan voor Oekraïne door de Europese Unie, meer bepaald door de Commissie, uit te stellen. Ik juich toe dat de Europese Commissie het actieplan gisteren niet heeft aangenomen. Als Joesjtsjenko de verkiezingen wint, kunnen wij Oekraïne namelijk veel meer aanbieden en kunnen wij ons inzetten voor democratische veranderingen in het land. Als Janoekovitsj wint, kunnen wij het plan in de huidige versie aannemen, maar in dat geval moeten wij tijdens de eerste dagen na de verkiezingsoverwinning goed in de gaten houden wat de nieuwe president doet. In het geval van een overwinning van Joesjtsjenko moeten wij bereid zijn om bijkomende middelen vrij te maken om
27/10/2004 de transformatie in Oekraïne te ondersteunen. Maar nu reeds moeten wij heel duidelijk laten blijken dat wij hiertoe bereid zijn. Na de verkiezingen zouden wij snel een donorenconferentie moeten organiseren, min of meer naar het voorbeeld van de conferentie in Georgië of beter gezegd: ten behoeve van Georgië - die de Europese Unie in staat stelt om de transformatie in het land actief te ondersteunen. Wij mogen niet vergeten dat een sterk, democratisch en onafhankelijk Oekraïne essentieel is voor de stabiliteit van Europa. 3-139
Siwiec (PSE). − (PL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Verheugen heeft de toestand in Oekraïne treffend beschreven, want hij gebruikte veel grijstinten. Wij gebruiken vaak ofwel wit, zoals de Oekraïense machthebbers, ofwel zwart, zoals de oppositie. Alles is ofwel slecht, ofwel goed. In Oekraïne is alles evenwel gedeeltelijk goed en gedeeltelijk slecht. Ik zal de waarnemingsmissie van het Parlement leiden en kan u beloven dat wij met een positieve boodschap vertrekken. Wij willen de Oekraïners helpen bij de opbouw van de democratie en de naleving van de beginselen. Wij gaan niet een concrete persoon steunen, maar toezien op het verloop van de verkiezingen, Wij willen dat de Europese normen ingang vinden in de Oekraïense samenleving. Dat is het doel van onze missie. Wij mogen niet vergeten dat de verkiezingen in Oekraïne geen revolutie zullen inluiden. De stemming in de Oekraïense samenleving wordt niet gekenmerkt door de verwachting van revolutionaire veranderingen. Ik geloof niet dat de heer Joesjtsjenko revolutionaire veranderingen zal brengen als hij wint, noch dat de heer Janoekovitsj, mocht hij winnen, zich zal ontpoppen als een alter ego van Koetsjma. Wij moeten ons de vraag stellen wat de toestand is in Oekraïne in 2004. Waarin onderscheidt het land zich van andere landen van de voormalige Sovjet-Unie? Velen hebben erop gewezen dat er in Oekraïne een werkelijke politieke strijd gaande is. En waar is er in de regio nog sprake van een echte politieke strijd? Een maand voor de verkiezingen weten wij nog niet wie president wordt. In Rusland was dit lang en breed bekend. Het feit dat er een echte oppositie is, een daadwerkelijk alternatief, is een verworvenheid van de afgelopen jaren. Dit is tevens de verdienste van de Europese Unie en de landen die de oppositie steunden. Wij mogen het volgende evenwel niet vergeten: zelfs als de overwinnaar een vertegenwoordiger van de oppositie is, betekent dit niet dat de contacten met de Europese Unie op een lager pitje gezet kunnen worden. Wel creëert dat voor ons nieuwe uitdagingen. De ongekende beïnvloeding vanuit Rusland, die nu voor het eerst op deze schaal plaatsvond, vormt een belangrijk aspect. De betrekkingen met Oekraïne vergen van onze kant geduld en consistentie, en bovendien tijd. 3-140
27/10/2004 Staniszewska (ALDE). − (PL) Mijnheer de Voorzitter, als ik luister naar de woorden van commissaris Verheugen en vertegenwoordigers uit West-Europa over Oekraïne, heb ik de indruk dat u niet beseft over welk land jullie spreken. Oekraïne is een land dat pas twaalf jaar geleden onafhankelijk is geworden. Eeuwenlang verkeerde het land onder verschillende bezettingen; eeuwenlang werden pogingen ondernomen om de Oekraïense taal in het land uit te roeien. Dit land kan niet van de ene op de andere dag opstaan en in de loop van twaalf jaar democratisch en Europees worden in de westerse zin van het woord. Jullie landen hebben hier tenslotte eeuwen over gedaan. Dit mogen wij niet vergeten. Ik ben derhalve van mening dat de Europese Unie zich niet mag beperken tot passief toekijken bij de gebeurtenissen in dit land met vijftig miljoen inwoners aan de oostelijke grens van de Europese Unie. Dit kunnen wij ons niet veroorloven. Ongeacht de uitslag van de verkiezingen moeten wij met een duidelijk plan komen dat de pro-Europese en pro-democratische krachten en de democratische processen in Oekraïne steunt. Het moet gericht zijn tot jongeren en de economische dimensie en de economische ontwikkeling ondersteunen. Voor dit programma moeten ook voldoende financiële middelen worden uitgetrokken. Ik verwacht van de Europese Unie voorstellen voor een dergelijk programma. Dit programma moet, zoals mevrouw Schroedter zei, vooral gericht zijn tot de Oekraïense samenleving, niet tot de machthebbers. Een dergelijk programma hebben wij allemaal nodig. Niets is erger dan onverschillig toekijken hoe een klein en zwak kind het alleen niet redt in een moeilijke situatie. Ik ben van mening dat wij ons in veel sterkere mate moeten engageren. De verkiezingen zijn inderdaad niet volledig democratisch, maar van de verkiezingen en van de uitslag ervan mogen wij onze steun in de toekomst niet laten afhangen. 3-141
Kušķis (PPE-DE). − (LV) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, hoewel de verkiezingen in Oekraïne ingeklemd zitten tussen twee gebeurtenissen met grote nieuwswaarde – de parlementsverkiezingen in WitRusland en de Amerikaanse presidentsverkiezingen – zijn deze verkiezingen niet minder belangrijk voor Europa en de gehele wereld, ook al is dit buurland uiteraard democratischer dan Wit-Rusland en minder invloedrijk dan de Verenigde Staten van Amerika. Dankzij de leden van het Europees Parlement uit de nieuwe lidstaten en hun kennis van en ervaring met deze vraagstukken is er zelfs in de eerste paar maanden van de werkzaamheden van het Parlement speciale aandacht besteed aan kwesties die verband houden met Oekraïne, waarmee het belang van deze nieuwe Europese buurstaat als strategische partner is benadrukt. In de afgelopen paar jaar heeft zich in Oekraïne een grote en krachtige democratische oppositie gevormd, maar we zien er ook negatieve tendensen op het terrein van de persvrijheid en de exploitatie van de gehele bestuurlijke machinerie
53 door de regerende elite. Deze tendensen vormen een bedreiging voor het democratiseringsproces en het eerlijke verloop van de presidentsverkiezingen. De verkiezingswet is wettelijk correct, maar alleen de oppositie wordt verplicht deze na te leven. Het meest alarmerend is echter de houding van de bevolking zelf: iedereen weet wat er aan de hand is, maar de overtredingen zijn zo talrijk dat de samenleving eraan gewend geraakt is en er nog maar een handjevol mensen is dat meent dat een dergelijke handelwijze onwettig is. Daarbovenop komt nog eens dat de bevolking wordt gehersenspoeld door middel van reclames die gefinancierd worden met de miljoenen van de oligarchen. De verkiezingswet omvat inderdaad een plafond voor campagne-uitgaven, maar er wordt geen daadwerkelijke controle uitgeoefend op de begrotingen van de kandidaten, noch op de financiën van de politieke partijen. De uitslag van deze verkiezingen moet duidelijk en doeltreffend worden meegenomen in de besluiten van de Europese Unie, niet slechts wat het al dan niet aanvaarden van deze uitslag betreft, maar ook in verband met concrete strategische en financiële kwesties. Er wordt op dit moment door de Europese Unie en Oekraïne een actieplan ontwikkeld in het kader van ons nieuwe nabuurschapsbeleid. Als lid van het Europees Parlement pleit ik ervoor de inhoud van het document te verfijnen en het pas te ondertekenen nadat de verkiezingen gehouden zijn, zodat we weten of het volstrekt helder is dat de Oekraïense presidentsverkiezingen democratisch zijn verlopen en of de nieuwe regering volgens democratische methoden wordt gevormd. We hebben allemaal behoefte aan buurlanden die democratisch en vrij van corruptie zijn, zodat ondernemers grotere winsten kunnen behalen in een vrije, concurrerende omgeving, en onze burgers geruster kunnen gaan slapen in de wetenschap dat Oekraïne zich niet gehuld heeft in de grommende berenhuid van zijn grote Russische buurman. 3-142
Sonik (PPE-DE). − (PL) Mijnheer de Voorzitter, ziet Europa wel wat er in Oekraïne gebeurt? De kandidaat van de oppositie, de heer Joesjtsjenko wordt voortdurend door de media aangevallen en heeft geen toegang tot de publieke radio en televisie. De bijeenkomsten van de oppositie worden door provocateurs verstoord en journalisten worden geïntimideerd. Maar dit is nog niet het ergste. De jonge Oekraïense democratie zou deze proef kunnen doorstaan, ware het niet dat diegenen die het land verwoesten steun krijgen van buiten, en wel vanuit Rusland. President Poetin steunt eenduidig Janoekovitsj. Zijn huidige bezoek, zijn verblijf in Kiev tijdens de laatste dagen van de verkiezingscampagne is overduidelijk een inmenging in interne aangelegenheden van Oekraïne. Dit doet denken aan een bezoek van de tsaar in een onderworpen provincie. De aankondiging dat er 45 kiescommissies voor in Rusland woonachtige Oekraïners worden ingericht, werpt een schaduw over de
54 geloofwaardigheid van de uitkomst van de verkiezingen. Oekraïne vormt evenwel geen uitzondering: Rusland reageert niet op de ernstige schending van de democratie in Wit-Rusland; evenmin reageert het op de herhaaldelijke oproepen van het Europees Parlement en de Raad van Europa om een politieke oplossing te zoeken voor het conflict in Tsjetsjenië. Polen heeft de Oekraïense ambitie om deel uit te maken van de westerse gemeenschap van Europese landen altijd vurig gesteund en zal zich hier intensief voor blijven inzetten. Om het eenvoudig te zeggen, Oekraïne is voor West-Europa een land van strategische betekenis op het vlak van de economie, de veiligheid en het geopolitieke evenwicht op het continent. Als de Europese Commissie van mening is dat de positieve aanbeveling over Turkije gefundeerd is, dan kan het jawoord voor Oekraïne slechts een kwestie van tijd zijn. Laten wij ons ervoor inzetten om die periode zo kort mogelijk te maken. Om te beginnen moeten wij voor Rusland het signaal op rood zetten. Wij mogen niet toestaan dat er op de volgende Top EU-Rusland op 11 november door de lidstaten over de verkiezingen in Oekraïne wordt gezwegen. Ik roep u op om de komende twee weken, die voor Oekraïne van beslissend belang zijn, alles in het werk te stellen om Rusland tegen te werken in zijn optreden om de autocratische tendensen in zijn buurlanden te versterken. U allen roep ik op, dames en heren afgevaardigden, mijnheer de commissaris. Wij mogen geen nieuw IJzeren Gordijn optrekken. 3-143
Belder (IND/DEM). – Voorzitter, er zijn genoeg redenen om pessimistisch te zijn over een eerlijk en fair verloop van de presidentsverkiezingen in Oekraïne. Naar het zich thans laat aanzien, zal de stembusstrijd bovendien twee rondes bestrijken. Van groot belang is derhalve een nauwlettende Europese waarneming tijdens de zogenaamde tussenperiode van 31 oktober tot 21 november 2004 bij deze Oekraïense verkiezingsslag. Daartoe roep ik de Europese instellingen dan ook uitdrukkelijk op. Voorts dient de Europese Unie niet de vraag voorop te stellen wie als winnaar uit het strijdperk treedt, maar hoe dat gebeurt? Mocht dat op onrechtmatige wijze zijn geschied, dan verwacht ik van Raad en Commissie een duidelijk signaal richting Kiev. Het internationaal isoleren van Oekraïne kan dan wel bezwaarlijk in het belang van de lidstaten van de Unie zijn, maar van business as usual mag in dat geval absoluut geen sprake zijn. Tot slot nog een prangende vraag: hoe kijkt de Raad aan tegen de evidente inmenging van de Russische president in deze Oekraïense presidentsverkiezingen? Met deze interventie zijn immers zonder meer de externe belangen van de lidstaten van de Unie gemoeid, om nog maar te zwijgen over de nationale onafhankelijkheid van Oekraïne en de politieke vrijheid van haar burgers. 3-144
Nicolaï, Raad. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, uit de opmerkingen die een aantal leden van het Europees Parlement heeft gemaakt blijkt heel duidelijk dat het
27/10/2004 Europees Parlement de ontwikkelingen in Oekraïne op de voet volgt. Ik wil het specifiek hebben over het verkiezingsproces en de activiteiten van de EU in het kader van de verkiezingen, aangezien veel afgevaardigden daarover opmerkingen hebben gemaakt. Zoals ik heb gezegd, volgen we de verkiezingen zeer nauwlettend. De basis voor ons oordeel over het proces zal gevormd worden door het verslag van de verkiezingswaarnemingsmissie van de OVSE. De EU levert ongeveer de helft van de waarnemers voor deze missie. Op nationaal niveau stellen diverse lidstaten financiële middelen beschikbaar aan NGO’s die een bijdrage willen leveren aan een vrij en eerlijk verkiezingsproces. De EU zal in ieder geval van zich laten horen zodra de eerste verkiezingsronde achter de rug is. We zullen dan een verklaring doen uitgaan waarin wij een duidelijk oordeel zullen uitspreken over het verkiezingsproces. Een aantal afgevaardigden – de heer Tannock en de heer Wiersma – bracht de mogelijke vergiftiging van de oppositiekandidaat, Viktor Joesjtsjenko, te berde. We maken ons zorgen over deze berichten, maar ik wil niet speculeren over wat er gebeurd is. Ik ben in ieder geval blij dat hij in leven is en kan doorgaan met campagne voeren, waardoor het brede spectrum aan kandidaten waaruit het Oekraïense volk kan kiezen gehandhaafd blijft. 3-145
Verheugen, Commissie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, toen men mij vroeg wat er nu eigenlijk in de Europese Unie zou veranderen ten gevolge van de toetreding van acht Midden- en Oost-Europese landen, op 1 mei van dit jaar, heb ik gezegd: een heel belangrijke verandering zal zijn dat we ons meer moeten bezighouden met onze buren Oekraïne, Wit-Rusland en Rusland. Daarvoor zullen onze nieuwe lidstaten zorgen. Ik ben blij dat deze middag laat zien dat mijn voorspelling is uitgekomen, ook al ben ik het niet met alles eens wat met name de Poolse collega’s hier hebben gezegd. Ik vind het echter goed dat de vertegenwoordigers uit onze nieuwe lidstaten van de gelegenheid gebruikmaken om onze aandacht te vestigen op de bijzondere problemen van hun regio. Ik heb nog een laatste keer het woord gevraagd, omdat ik de indruk wil wegnemen dat wij ten aanzien van Oekraïne neutrale waarnemers zouden zijn. Dat zijn wij niet. We zijn in dit land zelfs buitengewoon actief, omdat het zo belangrijk voor ons is. Mevrouw Schroedter, onze activiteiten zijn precies gericht op dat wat u wilde, namelijk op ondersteuning van het maatschappelijk middenveld, waar we ook zeker successen boeken. Het is zeker niet zo dat er alleen maar negatieve berichten zijn. Ik had het gevoel dat we het in dit debat over het geheel genomen volledig met elkaar eens zijn over hetgeen we willen en hoe we dat bereiken. Waar het hier werkelijk om gaat is de relatie tussen politieke hervorming in Oekraïne en het vooruitzicht van dat land op toetreding tot de EU. Helpt een duidelijk
27/10/2004 Europees perspectief de democratische krachten in Oekraïne om terrein te winnen? Mijn antwoord hierop is een volmondig ‘ja’. Ik ben er zeker van dat een echt overtuigend Europees perspectief voor dit land zou helpen. En dat is precies de reden waarom wij Oekraïne met dit actieplan een beleid hebben aangeboden waarin het actieplan slechts de eerste stap vormt. Het is namelijk een beleid van verschillende opeenvolgende stappen die ons steeds dichterbij elkaar zullen brengen. Ik heb in gesprekken met president Koetsjma altijd bewust opengelaten waarheen dit uiteindelijk leidt, en Oekraïne zegt zelf dat zij ervan uitgaan dat deze weg hen op een dag in de Europese Unie zal brengen. Ik vind dat we het land een dergelijke ambitie niet mogen ontzeggen.
55 De Voorzitter. − Tot besluit van het debat zijn zes ontwerpresoluties ingediend1. Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen, donderdag, plaats. De vergadering wordt onderbroken in afwachting van het vragenuur om 18.00 uur. 3-149
VOORZITTER: DE HEER COSTA Ondervoorzitter (De vergadering wordt om 17.40 uur onderbroken en om 18.00 uur hervat) 3-150
Mijn laatste opmerking: ik ben het niet helemaal eens met sommige uitspraken van vanmiddag, zoals dat we meer begrip zouden moeten hebben voor de democratische tekorten in Oekraïne. Het land zou het immers zwaar hebben en het is een jonge democratie die pas sinds twaalf jaar onafhankelijk is. Met permissie, maar Estland, Letland en Litouwen zijn ook pas sinds twaalf jaar onafhankelijk, en toch hebben wij van deze drie landen gevraagd dat ze volledig zouden voldoen aan onze politieke en democratische normen. Dat is hun gelukt, ook al was hun verleden net zo moeilijk als dat van Oekraïne. Ik vind dat wij ook ten aanzien van Oekraïne veeleisend moeten zijn, dat wij de democratische krachten in dit land moeten zeggen wat we van hen verwachten. De vergelijking met een klein kind, die hier vanmiddag werd getrokken, is in mijn ogen niet juist. Een klein kind neem je bij de hand of je geeft hem een tik als dat nodig mocht zijn. Dit kunnen we met Oekraïne niet doen en in beide gevallen klopt het beeld ook niet. Oekraïne is geen klein kind, het is een zeer zelfbewust, belangrijk en volwassen land, en ik denk dat we van dit land wel kunnen verlangen dat het zich dan ook als een volwassene gedraagt.
Vragenuur (Raad) 3-151
De Voorzitter. − Aan de orde is het vragenuur (B60017/2004). Wij behandelen een reeks vragen aan de Raad. 3-152
De Voorzitter. − Vraag nr. 1 van István Szent-Iványi (H-0277/04): Betreft: Wreedheden jegens nationale minderheden in Voivodina (Servië en Montenegro) De afgelopen maanden is er sprake van toenemend etnisch geweld in de provincie Voivodina in Servië en Montenegro. Bij de gewelddaden, die zich richten tegen in de regio woonachtige nationale minderheden, zoals Albaniërs, Kroaten en Hongaren, gaat het o.a. om het besmeuren van nationale symbolen, het vernielen van persoonlijke eigendommen en cultureel erfgoed en het ernstig verwonden van personen. Ondanks herhaalde klachten van individuele personen en politieke groeperingen zijn de centrale en de lokale overheid niet bereid doortastend op te treden en de daders voor de rechter te brengen.
3-146
Belder (IND/DEM). – Voorzitter, het spijt mij zeer dat ik hier pas op het eind van het debat over Oekraïne binnenkwam, omdat ik een parallelle vergadering had van de delegatie van het Parlement voor de betrekkingen met Israël. Het kan mij ontgaan zijn, maar ik heb aan de Nederlandse vertegenwoordiger van de Raad een pertinente vraag gesteld over de visie van de Raad op de uitdrukkelijke politieke interventie van het Kremlin in deze Oekraïense presidentsverkiezingen. Mogelijk heeft de Raad daarop geantwoord. Mocht dit niet het geval zijn, dan blijft mijn vraag open staan. Bovendien heb ik haar in de landstaal van de vertegenwoordiger van de Raad gesteld en zou ik graag een antwoord krijgen. 3-147
Nicolaï, Raad. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik kan hieraan alleen toevoegen dat we ook dit met Rusland zullen bespreken tijdens de komende topconferentie, die op 11 november zal plaatsvinden. 3-148
Is het de Raad bekend dat de situatie in Voivodina verergert? Is de Raad van plan adequate stappen te ondernemen om de regering van Servië en Montenegro ertoe te bewegen de openbare orde te herstellen en de fundamentele mensenrechten van de etnische en nationale minderheden te waarborgen? Zou de afzijdigheid van de autoriteiten van Servië en Montenegro, die immers een ernstige schending van de criteria van Kopenhagen vormt, van invloed kunnen zijn op de betrekkingen tussen de Europese Unie en Servië, waarbij ook gedacht kan worden aan het toekomstig partnerschap? 3-153
Nicolaï, Raad. − Voorzitter, de kwestie van de interetnische spanningen in Vojvodina is aan de orde gesteld in de bevoegde raadsinstanties en in de Raad zelf, te weten in de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen, op 13 september 2004. De missiehoofden van de EU in Belgrado is verzocht een verslag over de situatie in de provincie op te stellen met een algemeen overzicht van de interetnische betrekkingen en meer informatie over de recente incidenten. Het verslag van de missiehoofden is op 15 september jongstleden uitgebracht. Hierin staat dat, hoewel de interetnische 1
Zie notulen.
56
27/10/2004 haalbaarheidsstudie van de EU betreffende ServiëMontenegro (met het oog op het beginnen van onderhandelingen met dat land over een Stabilisatie- en Associatieovereenkomst) te kiezen voor een zogenaamde 'tweesporenbenadering'. Dit overeenkomstig de Europese strategie die tijdens de Europese Raad van Thessaloniki in juni 2003 werd goedgekeurd.
onverdraagzaamheid in Vojvodina lijkt te zijn toegenomen, de incidenten - hoe verontrustend ook - in het algemeen kleinschalig zijn geweest en er geen sprake lijkt te zijn van een duidelijke tendens. In het verslag wordt aanbevolen te gelegener tijd een vervolgverslag op te stellen nadat de plaatselijke verkiezingen hebben plaatsgevonden, namelijk van 19 september tot 3 oktober. In het licht van het vervolgverslag zullen de bevoegde raadsinstanties de situatie opnieuw beschouwen. In zijn conclusies over de westelijke Balkan van 11 oktober 2004 toont de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen zich ingenomen met de door de regering van Servië op 8 september gedane toezegging dat zij de dialoog met alle etnische gemeenschappen zou intensiveren, en keek de Raad uit naar de uitvoering van die verbintenis. De EU zal de ontwikkelingen terzake blijven volgen. De eerbiediging van de mensenrechten en de rechten van minderheden maakt deel uit van de fundamentele waarden van de Europese Unie en vormt een doelstelling van het buitenlands- en veiligheidsbeleid van de Unie. Momenteel hebben Servië en Montenegro geen contractuele relatie met de Europese Unie. De Commissie zal in de komende maanden een haalbaarheidsverslag opstellen om na te gaan of zij de Raad kan aanbevelen met Servië en Montenegro onderhandelingen over een stabilisatieen associatieovereenkomst te openen. 3-154
Szent-Iványi (ALDE). – (HU) Het verheugt mij zeer dat de Europese Raad aandacht schenkt aan dit belangrijke vraagstuk. Het is belangrijk om te benadrukken dat het waarborgen van de rechten van minderheden en van andere nationaliteiten een fundamentele voorwaarde is voor het onderhouden van betrekkingen met de Europese Unie en ik vraag de Raad dan ook om op dezelfde manier serieuze aandacht te blijven schenken aan de gebeurtenissen en om, mochten zich nieuwe incidenten voordoen, dan vastberaden tot actie over te gaan. 3-155
Nicolaï, Raad. − Voorzitter, dank voor de opmerking van het geachte Parlementslid. U weet dat ons tweede verslag nog niet gereed is, maar ik kan u wel zeggen dat wij de situatie nauwlettend volgen. Ik wou ook nog wijzen op de conclusies van de Raad van 11 oktober, waarin de Raad de toezeggingen van Servië voor een dialoog met alle etnische groepen heeft verwelkomd. Laat ik de vraagsteller en u, Voorzitter, ook nog zeggen dat ik persoonlijk wel de indruk heb dat de situatie sinds de verkiezingen begin oktober wat rustiger is geworden. 3-156
De Voorzitter. − Vraag nr. 2 van Panagiotis Beglitis (H0336/04): Betreft: Servië-Montenegro: start van onderhandelingen met het oog op het sluiten van een Stabilisatie- en Associatieovereenkomst Tijdens de informele ontmoeting van de ministers van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie in september 2004 is het belangrijke besluit genomen om ten aanzien van de
De voorwaarde van samenwerking met het Internationaal Tribunaal voor Misdrijven in Voormalig Joegoslavië (ICTY) brengt evenwel risico's met zich mee, niet alleen van het uiteenvallen van de dubbelstaat, maar ook van een verwijdering tussen Servië en de Europese Unie, ondanks de geboekte progressie en de onlangs gehouden democratische presidentsverkiezingen. Servië is onderdeel van de oplossing van het probleem. Door Servië te helpen draagt de EU bij aan de veiligheid en de stabiliteit in de hele regio. Wat gaat de Raad doen en welke besluiten gaat de Raad nemen om de crisis die zich aftekent op te lossen (een crisis die snel tot een nieuwe cyclus van instabiliteit en botsingen op de Balkan zou kunnen leiden)? 3-157
Nicolaï, Raad. − Dank u wel Voorzitter. De ministers van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie hebben tijdens hun informele bijeenkomst begin september een tweesporenaanpak ten aanzien van Servië en Montenegro vastgesteld die één overkoepelende stabilisatie- en associatieovereenkomst zal behelzen, met twee apart onderhandelde protocollen over handel, douane en andere sectorale beleidsterreinen die duidelijk tot de verantwoordelijkheid van de republieken Servië en Montenegro behoren. Dit was een positief gebaar jegens Servië en Montenegro. Tegelijkertijd hebben de ministers van Buitenlandse Zaken gekozen voor handhaving van de politieke voorwaarden, waaronder nakoming van alle internationale verplichtingen, met name samen met het Internationaal Oorlogstribunaal voor het voormalige Joegoslavië, het ICTY. De Europese Unie vraagt consequent dat alle landen van de westelijke Balkan met het ICTY samenwerken als blijk van hun bereidheid om hun internationale verplichtingen na te komen en het beginsel van de rechtsstaat te eerbiedigen, een van de fundamentele beginselen waarop de Unie overeenkomstig artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie is gegrondvest. De leiders van die landen hebben meermaals, ook tijdens het Forum van de westelijke Balkan op 9 december 2003 dat de ministers van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie en van de regio bijeenbracht, beloofd met het ICTY samen te werken. Bovendien hebben de bevoegde politieke leiders in Servië en Montenegro, waaronder de presidenten van de statenunie en van de twee republieken, alsook de minister van Buitenlandse Zaken van Servië en Montenegro zich duidelijk vóór samenwerking met het ICTY uitgesproken. 3-158
Beglitis (PSE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de vertegenwoordiger van het Nederlands voorzitterschap voor zijn antwoord. Ik wil er echter op wijzen dat wij er dagelijks getuige van zijn dat de spanning en instabiliteit in de Westelijke Balkan toeneemt. Wij hebben enkele dagen geleden gezien dat de Servische minderheid verstek heeft laten gaan bij de
27/10/2004 verkiezingen in Kosovo. Wij hebben gezien hoe de huidige crisis in de Voormalige Joegoslavische Republiek van Macedonië om zich heen grijpt. Ik wil het Nederlands voorzitterschap vragen wat het in deze omstandigheden van plan is te doen. Wij hebben de Europese strategie in de Westelijke Balkan. Wat gaat het Nederlands voorzitterschap doen? De problemen hopen zich op. Ik vrees dat er een crisis voor de deur staat. Ik vraag het Nederlands voorzitterschap welke activiteiten het in de komende maanden zal ontplooien.
57 Op welke wijze brengt de Raad de onderdrukking van Armeniërs en Syriërs in Turkije ter sprake in de contacten dat land met het oog op een eventueel EU -lidmaatschap?
Vraag nr. 5 van Antonios Trakatellis (H-0329/04): Betreft: Eerbiediging godsdienstvrijheid in Turkije De bescherming van de grondrechten is een fundamenteel beginsel van de Unie en een noodzakelijke voorwaarde voor haar legitimiteit. Op het vlak van de buitenlandse betrekkingen is de eerbiediging van de grondrechten een uitdrukkelijke voorwaarde voor toetreding van kandidaatlanden tot de Unie.
3-159
Nicolaï, Raad. − Voorzitter, dank voor de opmerking. Ik begrijp de zorgen van het geachte parlementslid. De Raad kijkt ten aanzien van deze punten met belangstelling uit naar de haalbaarheidsstudie van de Commissie over het aangaan van onderhandelingen voor een mogelijke stabilisatie- en associatieovereenkomst met Servië en Montenegro. Zoals u weet - en ik herhaal dat hier - is de samenwerking met ICTY een kernpunt, ook in deze studie. Daarnaar zal zeer aandachtig gekeken moeten worden. Maar ik kan - en ik hoop dat u daarvoor begrip hebt - niet vooruitlopen op de uitkomst van deze haalbaarheidsstudie.
Gelet op het antwoord van commissaris Verheugen op een eerdere vraag (E-3014/00) , namelijk dat "eerbiediging van de godsdienstvrijheid inderdaad behoort tot de politieke criteria van Kopenhagen waaraan elk kandidaat-land moet voldoen voordat er toetredingsonderhandelingen tussen dat land en de Unie kunnen beginnen": in hoeverre heeft Turkije zich aangepast op de in de resolutie van het Europees Parlement (P5_TA-PROV(2004)0274) genoemde punten, met name de inbreuken op het beginsel van godsdienstvrijheid in Turkije (paragraaf 36 van de resolutie)? Kan de Raad een beslissing nemen over de datum voor begin van de onderhandelingen met Turkije, zolang de schendingen niet zijn beëindigd, zoals de voortdurende sluiting van de theologische school te Chalki, en de andere punten die worden genoemd in het memorandum dat door de Grieks-orthodoxe, de Syrische, de Armeense en de rooms-katholieke kerk is voorgelegd aan de Mensenrechtencommissie van het Turkse parlement?
3-160
De Voorzitter. − Aangezien de vragen 3, 4 en 5 over een soortgelijk onderwerp gaan, worden zij tezamen behandeld: Vraag nr. 3 van Dimitrios Papadimoulis (H-0278/04): Betreft: Manifestatie van de grijze wolven tegen het Oecumenisch Patriarchaat van Konstantinopel
In Turkije hebben honderden Turkse nationalisten die lid zijn van de paramilitaire organisatie de Grijze Wolven, heftig gedemonstreerd tegen het Oecumenisch Patriarchaat. Ze gooiden met stokken en stenen en er werd een pop, een personificatie van een Griekse priester, opgehangen en in brand gestoken. Deze gebeurtenissen deden zich voor op de vooravond van de trieste verjaardag van de pogrom tegen het Patriarchaat van Konstantinopel en de Griekse gemeenschap in Istanbul op 6 september 1955. De Turkse politie had evenwel maatregelen getroffen en heeft het ergste kunnen voorkomen. Welke initiatieven denkt de Raad te nemen ten aanzien van de Turkse regering om in de toekomst dergelijke gebeurtenissen te voorkomen? Heeft de Turkse regering beloofd stappen te ondernemen voor de heropening van de Theologische Faculteit van Chalki en welke maatregelen denkt de Raad te nemen zodat de Turkse regering de rechtspersoonlijkheid van het Patriarchaat erkent alsook de rechten die verbonden zijn met het beheer van haar eigendommen?
Vraag nr. 4 van Jonas Sjöstedt (H-0312/04): Betreft: Contact met Turkije De schendingen van de mensenrechten van de christelijke minderheden gaan door. Het recht om in vrijheid zijn godsdienst uit te oefenen en zijn eigen taal te gebruiken is in de praktijk beperkt. Oude kerken en kloosters vervallen of zijn opzettelijk verwoest. De genocide op Armeniërs en Syriërs die in het begin van de vorige eeuw heeft plaatsgehad, wordt door de Turkse instanties nog steeds actief ontkend.
3-161
Nicolaï, Raad. − Voorzitter, vrijheid van godsdienst behoort tot de prioritaire gebieden in het herziene toetredingspartnerschap voor Turkije dat door de Raad op 15 mei 2003 is aangenomen. Krachtens deze prioriteit moet Turkije voorwaarden voor het functioneren van niet-islamitische godsdienstgemeenschappen scheppen die met de praktijk van de EU-lidstaten sporen. Dit omvat ook het genot van eigendomsrechten overeenkomstig protocol nr. 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De Raad is zich er ten volle van bewust dat niet-islamitische godsdienstgemeenschappen, met inbegrip van het oecumenisch patriarchaat, problemen blijven ondervinden. Hoewel op dit gebied enige vooruitgang is geboekt, moeten verscheidene problemen, met name het probleem van de rechtspositie van niet-islamitische godsdienstgemeenschappen en de eigendomsregistratie, nog worden opgelost. Alomvattende nieuwe wetgeving is nog in voorbereiding. Ondertussen tracht de regering veeleer ad-hoc oplossingen voor de meeste acute problemen te vinden. In deze context blijft de situatie rond de heropening van het seminarie van Chalki voor het moment eveneens onduidelijk. De Raad volgt nauwlettend de ontwikkelingen met betrekking tot de vrijheid van godsdienst in Turkije tegen de achtergrond van de politieke toetredingscriteria van Kopenhagen. De Unie zal deze kwestie bij Turkije aan de orde blijven stellen in het kader van de organen van de associatieovereenkomst en van de politieke dialoog alsook bij elke andere passende gelegenheid. Het is evenwel duidelijk, Voorzitter, dat het voorkomen of afhandelen van specifieke gebeurtenissen zoals de door geacht parlementslid genoemde demonstraties,
58 onder de exclusieve verantwoordelijkheid van de Turkse autoriteiten vallen. Zoals het geachte parlementslid weet, heeft de Commissie haar aanbevelingen inzake de verordeningen van Turkije op de weg naar toetreding op 6 oktober aangenomen en heeft ze aanbevolen onder bepaalde voorwaarden onderhandelingen met Turkije te openen. Ten einde de duurzaamheid en onomkeerbaarheid van de politieke criteria te waarborgen beveelt de Commissie een samenwerkingsstrategie aan om het hervormingsproces in Turkije te versterken en te ondersteunen met name met betrekking tot de volgehouden naleving van de politieke criteria van Kopenhagen. Het tempo van de hervormingen zal bepalend zijn voor de vorderingen bij de onderhandelingen. Voorzitter, wat specifiek de Armeense en Syrische minderheden betreft, wordt in het verslag een bijgewerkt beeld van de situatie geschetst dat met name tot uiting komt in onderwijssystemen, schoolboeken en taalonderwijs. 3-162
Papadimoulis (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de vertegenwoordiger van het Nederlands voorzitterschap. Ik wilde twee dingen vragen. Ten eerste, hebben de Turkse autoriteiten in hun besprekingen met de Commissie en de Raad concrete toezeggingen gedaan in verband met de eerbiediging van de criteria? Is er een tijdschema? Ten tweede, is de Raad van plan om, met het oog op de spanning van de laatste dagen in het Grieks luchtruim die wordt veroorzaakt door Turkse gevechtsvliegtuigen, de bepalingen inzake goed nabuurschap en vermijding van provocatie op te nemen in de tekst die op 17 december ter besluit zal worden voorgelegd? 3-163
Sjöstedt (GUE/NGL). − (SV) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil de Raad bedanken voor het antwoord op mijn vraag. Mijn aanvullende vraag betreft de Turkse strafwet, die zoals bekend onlangs is gewijzigd. Bij het bestuderen van deze nieuwe wet blijkt in artikel 305 nog steeds te worden vastgesteld dat wanneer de media schrijven over genocide op de Armeniërs, dat een misdrijf is waarop gevangenisstraf staat. Dat betekent dus dat het nog steeds rechtstreeks verboden is om het historische feit te vermelden dat honderdduizenden Armeniërs in de vorige eeuw vermoord zijn in wat nu Turkije is. Zal de Raad in zijn contacten met Turkije dit artikel 305 aan de orde stellen? Wat vindt u van de inhoud ervan?
27/10/2004 toetredingsonderhandelingen beginnen op een moment waarop niet aan de criteria is voldaan? Als wij toch daaraan beginnen, is er dan een bepaald tijdschema - de heer Papadimoulis verwees hier ook al naar - op basis waarvan de toetredingsonderhandelingen worden gestaakt indien niet aan de criteria voldaan wordt? Dat zou ik graag willen weten. 3-165
Nicolaï, Raad. − Dank u wel Voorzitter, wij zullen zeker nog intensief spreken, u en wij, en ook onderling, over de stappen op weg naar december en de stappen daarna als het gaat om het al dan niet beginnen en op welke termijn en op welke manier met onderhandelingen met Turkije. Misschien dat ik de drie vragen samen kan nemen met de volgende reactie. De Commissie heeft aangegeven dat - daar onderschrijf ik de opmerkingen die van uw kant gemaakt zijn - als het om de politieke criteria gaat, het nog geen gelopen race, nog geen afgedane zaak is. De Commissie heeft wel aangegeven dat er onder bepaalde voorwaarden met de onderhandelingen met Turkije begonnen zou kunnen worden. Een van die voorwaarden is nou juist het in werking treden van onder andere dat strafrecht waarnaar ook gevraagd is, op de wijze die de Commissie aangeeft. Heel belangrijk, ook voor u als ik uw vragen hoor, is het feit dat de Commissie aangeeft dat, als begonnen wordt met onderhandelingen met Turkije, ook wel degelijk de politieke criteria nog zeer nauw in de gaten gehouden zullen blijven worden. Sterker, - dat is althans de suggestie van de Commissie - als er tegenvallende ontwikkelingen zijn, bijvoorbeeld juist in deze politieke hoek waar u nu uw zorgen over uit, dan zou het mogelijk moeten zijn een zogenaamde noodrem in werking te stellen in de vorm van het opschorten van de verdere onderhandelingen. Dat zou een nieuwe verder gaande stap zijn in de wijze waarop we toetredingsprocessen laten verlopen ten opzichte van eerdere toetredingsprocedures. Ik ben ervan overtuigd dat deze voorstellen en suggesties van de Commissie in ieder geval een goede aanzet vormen om aan de zorgen die hier en op vele plekken ook door anderen zijn verwoord, tegemoet te kunnen komen als wij in december hierover een besluit nemen. 3-166
De Voorzitter. − Vraag nr. 6 van Robert Evans (H0279/04):
3-164
Betreft: Overstromingen in Bangladesh
Trakatellis (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik vrees ten zeerste dat ook ik min of meer dezelfde vragen moet stellen als mijn collega’s. Ik wilde in feite het volgende vragen. De vertegenwoordiger van de Raad heeft ons al gezegd dat Turkije eigenlijk op dit moment de criteria van Kopenhagen niet vervult, en de heer Verheugen heeft in een van zijn antwoorden iets dergelijks gezegd. Mijn vraag luidt daarom: kunnen wij
Welke bijzondere maatregelen heeft de Raad genomen om hulp te bieden na de overstroming die Bangladesh en de aangrenzende regio's onlangs heeft getroffen? Welke hulp op lange termijn kan de Raad aanbieden aan deze belangrijke regio, ervan uitgaande dat Nederland grote ervaring heeft bij het omgaan met een watersnood en de problemen waarmee lage landen te kampen hebben? 3-167
27/10/2004 Nicolaï, Raad. − Dank u, Voorzitter. Kunnen ook nietNederlanders mij verstaan? De Raad stelt het geachte parlementslid er graag van in kennis dat de Europese Unie zeer snel en voornamelijk via Echo heeft gereageerd op de recente overstroming in Bangladesh en de noordelijke Indiase staten Assam en Bihar, en hulp heeft verstrekt ter waarde van 4 miljoen euro. De Raad verzoekt haar zich tot de Commissie te wenden. Deze zal haar uitvoerige informatie over de kwestie kunnen verstrekken, met name wat betreft de technische en financiële bijstand. 3-168
Evans, Robert J.E. (PSE). – (EN) Mag ik de Raad bedanken voor zijn zeer korte reactie, al had ik op iets meer gehoopt. De overstromingen in Bangladesh, en ik heb ze met eigen ogen gezien, zijn een bijna jaarlijks terugkerend verschijnsel. Dit jaar hebben zij echter voor ongeveer 2,2 miljard Amerikaanse dollar schade aangericht. Dit is een enorm bedrag aan overstromingsschade: de Europese Unie is zo vriendelijk geweest om 4 miljoen euro aan hulp te sturen. Ik weet dat Nederland, met zijn eigen lange geschiedenis van strijd tegen het water, reeds grootschalige projecten in Bangladesh steunt, maar ik vraag me af wat er in de toekomst nog meer kan worden gedaan. Er zijn ongeveer 36 miljoen mensen getroffen door de overstromingen; dat is meer dan de bevolking van Nederland, België, Luxemburg, Denemarken en Ierland bij elkaar. Overstromingen in de Lage Landen van Europa krijgen niet de kans zo uit de hand te lopen: de Nederlandse regering heeft grote inspanningen verricht om terug te vechten tegen het water. Zij doen ook al heel veel in Bangladesh, maar ik vroeg me toch af of we nog iets meer te horen zouden kunnen krijgen over de plannen voor de toekomst. 3-169
Nicolaï, Raad. − Ja Voorzitter, ook van mijn kant excuses voor de verwarring over de vraagsteller. Het is mij nu geheel duidelijk. Mij is iets minder duidelijk, als ik zo vrij mag zijn, aan wie de vraag wordt gesteld. Als voorzitterschap kan ik immers niet veel toevoegen aan wat ik net gezegd heb en moet ik voor de feitelijke informatie verwijzen naar de Commissie. Iets anders is - de geachte afgevaardigde wijst daarop dat landen bilateraal natuurlijk wel degelijk activiteiten in Bangladesh kunnen ontplooien en dat ook wel degelijk doen en hebben gedaan en zullen blijven doen. Er wordt in het bijzonder gewezen op Nederland dat ervaring hiermee heeft. We hebben inderdaad activiteiten in Bangladesh ontplooid, mede vanwege de Nederlandse kennis en ervaring op het terrein van water. Doch ook een aantal andere landen zoals het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Denemarken, Ierland, Zweden, Italië, België en Frankrijk hebben bilateraal een bijdrage aan Bangladesh geleverd. 3-170
De Voorzitter. − Vraag nr. 7 van Bernd Posselt (H0280/04):
59 Betreft:
Grenscontroles in Zuid-Oost-Europa
Gedurende de maand augustus is er een groot aantal klachten geuit door reizigers over corruptie bij Roemeense en Bulgaarse douanebeambten, alsook over de zeer trage afhandeling van het reizigersverkeer aan de Grieks-Turkse grens. Wat is de Raad van plan te gaan doen om hier zo snel mogelijk verbetering in aan te brengen? 3-171
Nicolaï, Raad. − Voorzitter, wat Roemenië en Bulgarije betreft, wil de Raad het geachte parlementslid erop wijzen dat de toetredingsonderhandelingen met Bulgarije over hoofdstuk 24, justitie en binnenlandse zaken, in oktober 2003 voorlopig zijn afgerond en dat een proces van toezicht in gang is gezet. Onderhandelingen met Roemenië over hoofdstuk 24 lopen nog. Om lidstaat te worden moeten de kandidaatlidstaten voldoen aan de zogenaamde criteria van Kopenhagen, waarin onder meer gewag wordt gemaakt van stabiele instellingen die de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en de eerbiediging en bescherming van minderheden garanderen. Gezien het belang dat wordt gehecht aan de eerbiediging van de rechtsstaat is het duidelijk dat een doeltreffende, niet discriminerende wetshandhaving in Bulgarije en Roemenië met efficiënte mechanismen voor het indienen van klachten over corruptiezaken van het allergrootste belang wordt geacht. Beide landen moeten een tijdschema voor de wetgeving aanvaarden en uitvoeren, evenals andere maatregelen die gericht zijn op de ontwikkeling van de institutionele en operationele capaciteit van de wethandhavingsinstanties en de rechterlijke macht. Anticorruptiewetgeving is daarvan een onderdeel. De Bulgaarse en Roemeense autoriteiten hebben tot op heden een aantal specifieke anticorruptiemaatregelen genomen, op de uitvoering waarvan zowel de Raad als de Commissie toezien en tot de datum van toetreding zullen blijven toezien. Het toezicht zal met name worden uitgevoerd door de instanties die krachtens de Europa-Overeenkomst in het leven zijn geroepen, namelijk de Associatieraad, het Associatiecomité en de subcomités. Het toekomstig Europees agentschap voor het beheer van de buitengrenzen, dat naar verwachting op 1 mei 2005 operationeel zal zijn, zal ook een gemeenschappelijk kerncurriculum voor de opleiding van grenswachten opstellen en ontwikkelen en zal op Europees niveau opleidingen geven voor instructeurs voor de nationale grenswachten van de lidstaten. Tot slot memoreert de Raad in verband met de vertragingen aan de Turks-Griekse grens de beschikking van 29 april 2004 houdende vaststelling van de minimumaanduidingen voor signalisatie aan de buitengrensdoorlaatposten. Het gebruik van deze signalisatie is verplicht op vliegvelden. Aan de doorlaatposten van hun land- en zeegrenzen mogen lidstaten de voertuigen in afzonderlijke trajecten leiden. Deze afzonderlijke trajecten, Voorzitter, zijn onder meer bedoeld om de controleprocedures te vergemakkelijken en onnodige vertraging te vermijden. Tevens kan van deze scheiding worden afgeweken wanneer de verkeersstromen aan grensdoorlaatposten tijdelijk verstoord zijn.
60
27/10/2004
3-172
Posselt (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik dank u hartelijk voor uw uitvoerige antwoord en ik zou graag nog een aanvullende vraag willen stellen. U hebt het gehad over toezicht dat, als ik het goed heb begrepen, voornamelijk door de Associatieraad zal worden uitgevoerd. Mijn vraag berust op heel concrete vragen van burgers uit mijn kieskring in München en luidt als volgt: kunnen burgers met concrete klachten over vertragingen en corruptie zich direct tot de Raad of de Associatieraad wenden, en zo niet, bij welk orgaan kunnen ze dan terecht met dergelijke klachten, die vervolgens zouden kunnen worden afgehandeld in het kader van het proces van toezicht? 3-173
Nicolaï, Raad. − Voorzitter, in een concrete directe reactie op de concrete vraag kan ik het geachte parlementslid melden dat men zich in de door hem beschreven gevallen kan wenden tot de Commissie met dergelijke klachten. 3-174
De Voorzitter. − Vraag nr. 8 van Jacek Protasiewicz (H0281/04): Betreft: De toetreding van Turkije tot de Europese Unie Turkije is betrokken bij de Organisatie van de islamitische conferentie, een confessionele organisatie voor de samenwerking tussen de islamitische landen van de wereld. Is het Turkse lidmaatschap van de Organisatie van de islamitische conferentie politiek verenigbaar met het lidmaatschap van de niet-confessionele Europese Unie? 3-175
Nicolaï, Raad. − Voorzitter, wederom dank, ook voor de vraag. De criteria voor het lidmaatschap van de EU werden, zoals u weet, door de Europese Raad vastgesteld tijdens de bijeenkomst in Kopenhagen in juni 1993. Ze omvatten onder meer politieke criteria die vereisen dat een kandidaat-lidstaat beschikt over stabiele instellingen die, zoals ik zojuist al zei, de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en de eerbiediging en bescherming van minderheden garanderen. In december van dit jaar zal de Europese Raad op basis van het verslag en de aanbevelingen van de Commissie van 6 oktober 2004 besluiten of met onderhandelingen met Turkije wordt gestart. Naar aanleiding van de voorgaande vraag van de heer Papadimoulis hebben we reeds verwezen naar de aanbeveling van de Commissie en naar de voorwaarden waaronder zij aanbeveelt met onderhandelingen te starten. Ik denk dat ik in een reactie op de drie gecombineerde vragen daarover al enige nadere toelichting heb gegeven, Voorzitter. 3-176
Protasiewicz (PPE-DE). − (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil een vraag stellen in verband met de situatie die ontstaat als de vertegenwoordigers van de regeringen later deze maand het ontwerp-Verdrag voor de Europese Grondwet ondertekenen. In de loop van het debat over het Grondwettelijk Verdrag is er voortdurend op gewezen dat het wereldlijk karakter van de Europese Unie moest worden beschermd. Is lidmaatschap van Turkije van de conferentie van islamitische landen wel
te rijmen met onderhandelingen over een toekomstig lidmaatschap van de Europese Unie? Moet deze voorwaarde, die in de loop van de van het debat over het Grondwettelijk Verdrag zo duidelijk werd gesteld, niet ook nadrukkelijk aan de Turkse onderhandelaars worden voorgelegd? 3-177
Nicolaï, Raad. − Voorzitter, de scheiding van kerk en staat en het seculiere karakter van de staat Turkije is strikter geregeld in wet- en regelgeving dan in sommige van de huidige lidstaten. Daar zit ten principale geen bezwaar, het wordt ook niet op die manier door de Commissie genoemd. Iets anders is de discussie die we net aan de orde hebben gehad, namelijk als het gaat om de praktijk, de situatie en de godsdienstvrijheid en problemen die onder andere net aan de hand van uw vragen zijn besproken. Dit wordt zeer nadrukkelijk en zorgvuldig door de Commissie bestudeerd en daarvoor geldt dat, als besloten wordt om de onderhandelingen te beginnen, er na het begin van die onderhandelingen ook nog zeer nauw wordt toegezien op deze punten. 3-178
Evans, Robert J.E. (PSE). – (EN) Ik ben behoorlijk geschrokken van de implicaties van deze vraag, evenals van de bijdrage die we hebben gehoord van de andere zijde van het Parlement. De afgevaardigde had het over het beschermen van het seculiere karakter van de Europese Unie, en de Raad verwees in zijn antwoord naar de situatie in Turkije, waar sprake is van een scheiding tussen kerk en staat. Niets zou de vastberadenheid van de Europese Unie om zich sterk te maken voor een Unie die volledig seculier van aard is beter kunnen benadrukken dan de toetreding van Turkije, een groot land met een grotendeels islamitische bevolking. Ja, Turkije stelt de Europese Unie voor bepaalde uitdagingen. Ja, er zijn vraagstukken op het gebied van mensenrechten en een hele reeks andere aspecten die zullen moeten worden opgelost. Ik geloof echter niet dat religie hiervan deel zou moeten uitmaken. Persoonlijk verheug ik mij over de toetreding van Turkije tot de Europese Unie wanneer de tijd daarvoor rijp is. 3-179
Posselt (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, u zegt dat deze kwestie in Turkije strikter is geregeld dan in sommige lidstaten. Ten eerste zou ik graag willen weten welke lidstaten dit zijn. Ten tweede wil ik vragen wat u hiermee bedoelt: dat de religieuze groeperingen in Turkije geen rechtsstatus hebben, of dat de islam, die de belangrijkste godsdienst is, in Turkije door de overheid wordt georganiseerd, of dat niemand uit religieuze overwegingen een hoofddoekje mag dragen? Wat is volgens u in Turkije beter geregeld? 3-180
Nicolaï, Raad. − Voorzitter, wat betreft de laatste vraag. Ik gaf aan dat de formele scheiding van kerk en staat niet het probleem is, wanneer ik ook het commentaar en het
27/10/2004 oordeel van de Commissie lees. De discussie gaat, ging en zal hier gaan over de feitelijke doorvoering van de scheiding van kerk en staat, dus de godsdienstvrijheid als een van de punten waarnaar nauw gekeken wordt en gekeken zal blijven worden als het gaat om de ontwikkelingen in Turkije. In reactie op de opmerkingen - want een vraag was het geloof ik niet van de heer Evans - wil ik wel nadrukkelijk verklaren dat de positie van het voorzitterschap als het gaat om religie als criterium voor toetreding, niet aan de orde is. Religie is geen onderdeel van de criteria van Kopenhagen of anderszins van politieke criteria. Ik hecht eraan om dat hier ten principale nadrukkelijk te verklaren. 3-181
De Voorzitter. − Vraag nr. 9 van Georgios Karatzaferis (H-0284/04): Betreft: Provocerende uitlatingen van Albanese premier De premier van Albanië, Fatos Nano, heeft zowel vlak voor als na de voetbalwedstrijd tussen de nationale ploeg van Griekenland, Europese kampioen, en de nationale ploeg van Albanië (op 4 september 2004 te Tirana) ongehoorde uitlatingen gebezigd die het fanatisme en de gevoeligheden tussen Grieken en Albanezen alleen maar kunnen verscherpen, en op 9 september 2004 de Grieken ook nog beschuldigd van " racisme en xenofobie", en dat terwijl algemeen bekend is dat er tenminste anderhalf miljoen van zijn landgenoten (legaal of illegaal) naar Griekenland zijn gekomen en aldaar leven en werken, en waardevolle deviezen naar hun land sturen. Intussen hebben leden van de Griekse etnische minderheid in Derwitzani in Noord-Ipiros geklaagd dat Albanezen na afloop van voornoemde voetbalwedstrijd en gedurende de dagen daarna brand hebben gesticht in hun huizen. Past de houding van F. Nano een democratisch leider van een democratisch land dat nauwere betrekkingen wenst met de EU en door de EU financieel wordt gesteund? 3-182
Nicolaï, Raad. − Dank u Voorzitter. De Raad herinnert het geacht parlementslid aan de verklaringen die het voorzitterschap namens de Europese Unie op 14 september jongstleden over Albanië heeft afgelegd en de Raad benadrukt dat hij nooit commentaar levert op publieke verklaringen zoals bedoeld in deze vraag. Dank u.
61 3-184
Nicolaï, Raad. − Voorzitter, de oefening Majestic Eagle 04 is van 11 tot en met 16 juli jongstleden gehouden. Opgemerkt zij dat de Europese Unie in de context van het EVDB geen veldoefeningen houdt, dat wil zeggen oefeningen waarbij troepen worden ingezet zoals die welke in de vraag van het parlementslid worden genoemd. Dit type oefeningen, die de inzet van nationale of multinationale troepen met zich meebrengen, blijven tot de exclusieve verantwoordelijkheid van de lidstaten behoren. Wat het milieueffect van lage frequentie sonar op zee betreft, is de Raad op de hoogte van de lopende onderzoeken naar de mogelijkheid dat walvissen, dolfijnen of andere zeedieren hierdoor gewond raken, doof worden of hun richtingsgevoel verliezen. 3-185
Medina Ortega (PSE). – (ES) Ofschoon de Europese Unie in internationale aangelegenheden bepaalde verplichtingen heeft, bijvoorbeeld ten opzichte van de Habitat-richtlijn, moet ik erkennen dat kwesties inzake militaire oefeningen tot de nationale bevoegdheden behoren. We hebben het hier echter over een gebied waarop we momenteel een buitenlands en gemeenschappelijk veiligheidsbeleid ontwikkelen. Ik ben verontrust over het feit dat rechtbanken in de Verenigde Staten er op het ogenblik een stokje voor steken dat dergelijke oefeningen in de buurt van de Amerikaanse kust worden gehouden. Dit houdt namelijk in dat de militaire oefeningen, die voornamelijk worden gedaan door de Verenigde Staten, elders moeten worden gehouden, en wel nabij de Europese kust. Mijn aanvullende vraag is of de fungerend voorzitter van de Raad het wenselijk acht, vanuit het gezichtspunt van de Raad en in het kader van de samenwerking op het gebied van het buitenlands en gemeenschappelijk veiligheidsbeleid, om te bekijken welk standpunt wij moeten innemen, al was het maar in de vorm van aanbevelingen, om te verhinderen dat de Verenigde Staten deze vervuiling exporteren naar wateren in de buurt van de Europese Unie. 3-186
3-183
De Voorzitter. − Vraag nr. 10 van Manuel Medina Ortega (H-0289/04): Betreft: Sterfte onder spitsdolfijnen als gevolg van militaire oefeningen in de Atlantische Oceaan Van 11 tot 16 juli werd op ongeveer 100 mijl ten noorden van de Canarische Eilanden en ten oosten van Madeira de militaire oefening Majestic Eagle 04 gehouden, waaraan werd deelgenomen door oorlogsschepen van verschillende lidstaten van de Europese Unie. Niet voor de eerste keer zijn daarbij als gevolg van het gebruik van lage-frequentiesonar spitsdolfijnen aan land gespoeld.
Nicolaï, Raad. − Dank u voor de vraag. Ik kan helaas toch weinig toevoegen aan hetgeen ik hier in eerste instantie over gezegd heb, omdat het formeel geen zaak van Raad of voorzitterschap is. De Europese Unie houdt niet de veldoefeningen waarover de vraagsteller zich zorgen maakt. Die zorgen neem ik overigens wel degelijk serieus. Ik noemde reeds de lopende onderzoeken, de betrokkenheid en belangstelling die wij in dit verband aan de dag leggen. Ik kan wel zeggen dat wij de ontwikkelingen en onderzoeken zullen blijven volgen. 3-187
Is de Raad van plan om in het kader van de ontwikkeling van een Europees veiligheids- en defensiebeleid rekening te houden met de negatieve gevolgen van het gebruik van lagefrequentiesonar voor de spitsdolfijnen die zich bevinden in dicht bij de exclusieve economische zone van de Unie gelegen wateren?
De Voorzitter. − Vraag nr. 11 van Frederika Brepoels (H-0296/04): Betreft: Standpunt Europese Raad over de eventuele afschaffing van de euromuntjes
62
27/10/2004 In verschillende eurolanden is een debat aan de gang over het nut van de kleinste euromunten van 1 en 2 cent. In Nederland en Finland worden de prijzen reeds afgerond naar 0 en 5 eurocent. In België wil de Minister van Financiën de productie van de kleinste muntjes vanaf volgend jaar stopzetten. Allerhande studies worden uitgevoerd op bestelling, in het ene geval zijn de consumenten ontevreden, dan weer de handelaars; en ook de producenten vinden de aanmaak veel te duur. Er vallen zeker pro- en contraargumenten te bedenken voor het voortbestaan van de muntjes. Voordelen zijn er zeker voor wat de prijsstabiliteit betreft, nadeel kan zijn de kosten voor de producenten, de handelaars en de banken. Europa kan natuurlijk elk van de lidstaten op eigen houtje laten handelen zoals het nu gebeurt, maar is het dat wat Europa wil? Vindt de Europese Raad het tijdstip voor een onomkeerbare beslissing niet wat vroeg, zou men niet beter wachten tot de euromuntjes bijv. 5 jaar in omloop zijn? Wat is het standpunt van de Raad t.a.v. de prijsafrondingen? Vindt de Raad dat een lidstaat zomaar op zijn eentje kan beslissen om geen kleine muntjes meer aan te maken? Vermits de beslissing tot een eventuele afschaffing ligt bij de Europese Ministers van Financiën had ik graag het standpunt gehoord van de Raad. Voorzover ik weet vraagt geen enkel land de afschaffing. Gaat men tijdens het Nederlands voorzitterschap een duidelijke beslissing vragen aan de Europese ministers van Financiën of gaat men elke lidstaat zomaar wat verder laten aanmodderen?
3-188
lidstaten overal andere standpunten gaat innemen in verband met het al dan niet verder uitgeven van bepaalde kleine eurocenten of het al dan niet invoeren van prijsafrondingen, men nog moeilijk kan spreken van een prijsbeleid of van een financieel beleid in de eurozone. Ik zou dus de voorzitter van de Raad willen vragen of men dat toch ter discussie zou willen voorleggen aan de Raad van de Ministers van Financiën. 3-190
Nicolaï, Raad. − Ik begrijp heel goed de bezorgdheid en de vraag van het geachte parlementslid, maar dit valt niet, zoals ik net in eerste instantie aangaf, binnen de bevoegdheden en mogelijkheden van ons als voorzitterschap of als Raad. In die zin moet ik haar teleurstellen omdat ik haar ook niet kan toezeggen dat ik dit ter discussie zou willen stellen. Dat heeft in de eerste plaats te maken met de formele positie, maar ook in politieke zin voelen wij ons als voorzitterschap niet geroepen om dit belangrijke principe van subsidiariteit, waarbij niet altijd alles hier wordt uitgemaakt maar ook op nationaal niveau, op deze manier aan de orde te stellen. 3-191
De Voorzitter. − Vraag nr. 12 van Brian Crowley (H0304/04):
Nicolaï, Raad. − Dank Voorzitter. Noch de Europese Raad noch de Raad heeft een standpunt ingenomen over de zaken die het geacht parlementslid aan de orde stelt aangezien deze - enigszins vergelijkbaar met waar ik het net over had - onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen. In artikel 106 van het Verdrag worden de respectieve bevoegdheden van de Europese Centrale Bank en de lidstaten voor de uitgifte van eurobankbiljetten en euromunten duidelijk omschreven. In lid 1 wordt bepaald dat de ECB het alleenrecht heeft machtiging te geven tot de uitgifte van bankbiljetten. De uitgifte geschiedt door de ECB en de nationale centrale banken. In lid 2 wordt bepaald dat de lidstaten munten kunnen uitgeven op twee voorwaarden. Allereerst moet de ECB de omvang van de uitgifte goedkeuren en ten tweede moeten de uitgegeven munten voldoen aan eventuele andere wetgevingsmaatregelen die hun nominale waarde en technische specificaties harmoniseren. In Verordening (EG) nr. 975/98 van de Raad worden de nominale waarden en technische specificaties bepaald van de munten die door de lidstaten kunnen worden uitgegeven. Het is aan de lidstaten, Voorzitter, om binnen dit kader te besluiten hoeveel munten zij van welke nominale waarde willen uitgeven, terwijl elke uitgifte moet worden goedgekeurd door de Europese Centrale Bank. 3-189
Brepoels (PPE-DE). – Dank u wel, Voorzitter. Ik bedank de voorzitter van de Raad voor zijn antwoord. Uiteraard weet ik ook dat dit valt onder de bevoegdheid van de lidstaten. Toch vind ik en met mij, denk ik, de bevolking en een aantal consumentenorganisaties dat, indien men in de eurozone en in de verschillende
Betreft: Samenwerking tussen politie en kustwacht bij het voorkomen van invoer van verboden drugs Kan de Raad meedelen welke initiatieven er in het verleden genomen zijn of in de toekomst zullen worden genomen om de samenwerking tussen politiediensten en de verschillende kustwachten in de lidstaten te verbeteren om de invoer van verboden drugs, met inbegrip van synthetische drugs, te voorkomen? 3-192
Nicolaï, Raad. − Dank u wel Voorzitter. De verschillende bevoegde wetshandhavingsinstanties van de lidstaten waaronder politie, douane en kustwacht doen sinds jaren al het mogelijke om de invoer van illegale drugs op het grondgebied van de lidstaten te voorkomen. Het is uiterst belangrijk te voorkomen dat deze stoffen het grondgebied van de lidstaten bereiken. Het kaderbesluit betreffende illegale drugshandel, dat door de Raad spoedig formeel zal worden aangenomen, geeft de wetshandhavingsinstanties in de lidstaten de ruimte die ze nodig hebben om doeltreffend tegen de invoer van illegale drugs en tegen een hele reeks misdrijven op te treden. In dit verband moet de drugsstrategie van de Europese Unie worden genoemd waarover, zoals u weet, thans in de Raad wordt onderhandeld. Men is het eens over de prioriteit die wordt gegeven aan uitvoering van de bestaande Europese rechtsinstrumenten waarbij de bestrijding van de drugshandel centraal staat, zoals het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken die voorziet in de oprichting van gemeenschappelijke onderzoeksteams. Op 2 juni jongstleden heeft de Commissie een mededeling gepubliceerd over de versterking van de politie- en douanesamenwerking in de Europese Unie. De reactie van de Raad is opgenomen in het ontwerp van
27/10/2004 een meerjarenprogramma voor de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, het zogenaamde Haags programma, dat door de Europese Raad op 5 november aanstaande zal worden aangenomen. Gedurende zeker tien jaar hebben de douane-instanties van de lidstaten jaarlijks gezamenlijk operaties georganiseerd om de smokkel van drugs, waaronder ecstasy, via de lucht, over het land en over de zee te onderzoeken. Voor de nabije toekomst is een operatie betreffende ecstasysmokkel via de lucht gepland waaraan meer dan twintig lidstaten zullen deelnemen. 3-193
Crowley (UEN). – (EN) Ik bedank de fungerend voorzitter van de Raad voor zijn antwoord. Het verheugt mij zeer te horen dat er op dit terrein nieuwe initiatieven worden ontplooid, aangezien het om een groeiend probleem gaat. Ik zou de fungerend voorzitter van de Raad willen vragen het standpunt van het voorzitterschap over de aanpak van de smokkel van ecstasy uiteen te zetten, omdat deze drug in iemands keuken gefabriceerd kan worden en niet over de grens vervoerd hoeft te worden, terwijl voor heroïne, opium en cocaïne invoer noodzakelijk is. Ik zou ook graag het standpunt van de Raad willen horen over LSD en andere illegale verdovende middelen. De meeste synthetische drugs kunnen immers lokaal geproduceerd worden. Zelfs als een aantal ingrediënten mogelijk moet worden ingevoerd, kan dat legaal gebeuren, waarna illegaal gebruik van de betreffende stoffen volgt. Misschien zou de nadruk van ecstasysmokkel verlegd moeten worden naar de belangrijke problemen die verband houden met drugssmokkel vanuit gebieden als de driehoek rond Afghanistan, en via scheepvaartroutes. 3-194
Moraes (PSE). – (EN) Ik sluit mij aan bij de heer Crowley, maar verschil enigszins met hem van mening over de kwestie van ecstasysmokkel. Dit is namelijk wel een belangrijk probleem voor Londen, het gebied dat ik vertegenwoordig, waar veel ecstasysmokkel plaatsvindt. Mijn vraag aan de fungerend voorzitter heeft echter te maken met de drugsstrategie van de EU in kader van justitie en binnenlandse zaken, waaraan het Nederlandse voorzitterschap prioriteit heeft gegeven. Een verslag over de drugsstrategie is inmiddels begonnen aan zijn gang door het Parlement. Wat stelt het voorzitterschap, gezien de ervaring van de Nederlanders met drugspreventie en drugsbeleid, voor te doen om drugssmokkel te bestrijden? 3-195
Newton Dunn (ALDE). – (EN) De vraag gaat over het verbeteren van de samenwerking tussen politiediensten en de verschillende kustwachten. Na 11 september kwamen de Amerikanen erachter dat er in de Verenigde Staten een gebrek aan samenwerking bestond tussen de FBI en de CIA. Wat doet het voorzitterschap, of wat voor voorstellen heeft het, om de kwaliteit van het vertrouwen tussen de verschillende diensten binnen de
63 lidstaten en daarbuiten te verbeteren? Zoals de fungerend voorzitter heel goed weet – hoewel ik niet het idee heb dat hij naar mij luistert – is vertrouwen tussen de diensten het probleem. We hebben geen vertrouwen in elkaar en daarom is er geen samenwerking. Fungerend voorzitter, wat stelt u voor te doen aan het verbeteren van het vertrouwen tussen de diensten? 3-196
Nicolaï, Raad. − Dank u Voorzitter. Wat betreft de laatste vraag: zoals u bekend is, zijn er vergaande plannen om de samenwerking en informatie-uitwisseling binnen de Europese Unie te verbeteren, maar de vraagsteller heeft er terecht op gewezen dat het ook van groot belang is de samenwerking met instanties van buiten de Europese Unie te verbeteren. Die contacten zijn gelegd, de verbeteringen vinden plaats en met name werd terecht de samenwerking met de Verenigde Staten genoemd. De heer Crowley wees er terecht op dat, als het gaat om het grote en inderdaad toenemende probleem van ecstasygebruik, het niet alleen een kwestie is van smokkel van buiten de Europese Unie naar binnen, maar ook van wat er binnen de Europese Unie zelf gebeurt. Logischerwijs ging mijn antwoord in de eerste plaats over de externe kant van deze discussie, maar u heeft gelijk dat ook intern, binnen de Europese en nationale grenzen, hieraan een hoge prioriteit moet worden gegeven. Dit neemt uiteraard niet weg dat de samenwerking binnen de Europese Unie in de eerste plaats gericht is op de grensoverschrijdende problematiek en het in feite - zo begrijp ik toch zijn opmerking - ook een oproep is aan nationale overheden om hun verantwoordelijkheid hierin ook op te nemen. De drugsstrategie is genoemd en daarnaar is gevraagd. Deze is momenteel onderwerp van discussie in de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken en de vraag over de inhoud van deze drugsstrategie en de prioriteiten die wij daarin willen stellen, kan ik op dit moment dus niet beantwoorden. Ik kan hem wel zeggen dat het Nederlandse voorzitterschap plant om hierover in de Europese Raad van december een besluit te kunnen nemen. Dus voor die tijd kan ook het Europees Parlement kennis nemen van onze voornemens en prioriteiten voor de Europese drugsstrategie. 3-197
De Voorzitter. − Vraag nr. 13 van Eoin Ryan (H0306/04): Betreft: Derdewereldlanden en de schuldenlast De Wereldbank en het IMF hebben zich ingezet voor het mobiliseren van de middelen die nodig zijn om de ontwikkelingslanden in staat te stellen de door de internationale gemeenschap in 2000 overeengekomen Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te bereiken. Zij zijn het erover eens dat een weldoordachte kwijtschelding van schulden nuttig en noodzakelijk is, willen bepaalde landen de overeengekomen doelstellingen bereiken, maar hebben bedenkingen als het erom gaat 100 procent van de schulden kwijt te schelden. Zij hebben meer dan 53 miljoen dollar voor verlichting van de schuldendienst gemobiliseerd. Hoe luiden de plannen van de Raad wat betreft verlichting van de
64
27/10/2004 schuldenlast van arme landen, en is de Raad van oordeel dat het een nuttig initiatief van de Europese Commissie zou zijn om een schuldendepartement in het leven te roepen, zoals de Wereldbank onlangs heeft gedaan?
3-198
Nicolaï, Raad. − Voorzitter, een van de belangrijke elementen van de millenniumdoelstelling voor de ontwikkeling, die bestaat in het opzetten van een wereldwijd partnerschap voor ontwikkeling, is de duurzame schuldaflossing. Te midden van nationale en internationale maatregelen moet een brede oplossing worden gevonden voor de schuldenproblematiek van de ontwikkelingslanden, ten einde de schulden op lange termijn draagbaar te maken. Overeenkomstig de consensus van Monterrey, die in maart 2002 door de staatshoofden en regeringsleiders van de leden van de Verenigde Naties is goedgekeurd, erkent de EU dat duurzame schuldfinanciering van essentieel belang is voor het vrijmaken van middelen voor particuliere en openbare investeringen, en dat de verlichting van de buitenlandse schuld een cruciale rol kan spelen bij het vrijmaken van middelen die opnieuw kunnen worden aangewend voor activiteiten die duurzame groei en ontwikkeling in de hand werken. De verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling is een kerndoelstelling van de Europese Unie en meer in het algemeen van de internationale gemeenschappen. De verbintenissen die de EU-lidstaten zijn aangegaan op de Conferentie van Monterrey vormen een afspiegeling van de leidende rol van de Unie in het kader van de internationale inspanningen ter verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen en zouden tot uitdrukking moeten komen in het volledige scala aan beleidsmaatregelen van de EU in haar besluiten betreffende de toewijzing van financiële middelen. In zijn conclusies van 14 november 2002 heeft de Raad zijn bereidheid bevestigd tot, ik citeer, "voortzetting van de inspanningen om de houdbaarheid van schulden opnieuw in te voeren in de context van het versterkte HIPC-initiatief, zodat de ontwikkelingslanden en met name de armste, groei en ontwikkeling kunnen blijven nastreven zonder gehinderd te worden door de last van onhoudbare schulden".
crediteur nakomen. Tijdens die dialoog verklaarde de EU eveneens bereid te zijn om met de internationale financiële instellingen en de andere donoren te spreken over mogelijke veranderingen in de wijze van berekening van de vereisten van aanvullende schuldverlichting - topping up - op het eindpunt, voor die HIPC-landen waarvan de schuldenlast op dat moment onhoudbaar geacht wordt vanwege de ernstige exogene schokken. Ook toonde ze zich bereid manieren te bestuderen om de financiële kloof te dichten en tegelijkertijd te zorgen voor een eerlijke lastenverlichting. Volgens de EU zijn zowel de HIPC-landen als de donoren crediteurlanden verantwoordelijk voor duurzame schuldaflossing op lange termijn. De vraag of het een nuttig initiatief zou zijn van de Europese Commissie om een schuldendepartement in het leven te roepen, zoals de Wereldbank onlangs heeft gedaan, valt zoals u zult begrijpen niet onder mijn bevoegdheid maar onder de bevoegdheid van de Commissie. 3-199
Ryan (UEN). – (EN) Bedankt voor uw antwoord. Ik moet zeggen dat ik enigszins teleurgesteld ben omdat ik geen enkel concreet voorstel heb gehoord. Veel mensen praten wel over dit onderwerp, maar er gebeurt vervolgens heel weinig. Deze kwestie is van enorm groot belang en de Commissie had daarom zelf concretere ideeën moeten aandragen, in plaats van te verwijzen naar verschillende voorstellen die reeds door andere mensen zijn gedaan. Ik vind het antwoord op de vraag dan ook teleurstellend. 3-200
Nicolaï, Raad. − Voorzitter, het spijt mij. Ik vrees bovendien dat ik de ontgoocheling of teleurstelling niet geheel kan wegnemen. Ik heb in mijn eerste termijn wel uitdrukkelijk het belang en de wijze waarop wij hierbij als Raad betrokken zijn, net als het politieke gewicht en de prioriteit die wij hieraan geven, proberen aan te geven voor wat betreft de hele concrete organisatie en de aspecten die het geacht parlementslid heeft genoemd. Daarvoor verwijs ik nogmaals, zoals hijzelf trouwens ook deed in zijn nadere vraag, naar de Commissie. 3-201
De EU gaat ook na hoe verder kan worden gegaan dan het huidige HIPC-initiatief. Tijdens de dialoog op hoog niveau over ontwikkelingsfinanciering, die in oktober 2003 in New York is gehouden in het kader van de 58ste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, heeft de EU alle donor- en crediteurlanden die dit nog niet hadden gedaan, aangespoord om hun deel van de bilaterale schuldenverlichting op zich te nemen en om bij te dragen tot de multilaterale financiering van het HIPC-initiatief. De EU benadrukte ook dat het voor het IMF en de Wereldbank van groot belang is regelmatig te rapporteren of hun lidstaten hun HIPC-verplichtingen nakomen, in het bijzonder met betrekking tot artikel 4 inzake controle. Eveneens werd geopperd dat bij de officiële bilaterale schuldherschikking in de Club van Parijs ook rekening zou moeten worden gehouden met debiteurlanden die hun HIPC-verplichtingen als
De Voorzitter. − Wij zijn aan het einde gekomen van de voor het vragenuur gereserveerde tijd. Ik zie dat er nog ten minste drie afgevaardigden zijn om de volgende drie vragen te stellen. Ik zal de Raad vragen of hij iets langer kan blijven om nog een of twee vragen te beantwoorden. In dat geval is het vragenuur gesloten. Mijn verontschuldigingen aan de heer Newton Dunn, de heer Moraes, en mevrouw Malmström, want ik zie dat zij hier aanwezig zijn, maar de Raad heeft ons laten weten dringende verplichtingen te hebben en niet langer te kunnen blijven. 3-202
Newton Dunn (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil er slechts op wijzen dat de klok aangeeft dat het 18.56 uur is. Volgens de agenda is het vragenuur om
27/10/2004
65
19.00 uur afgelopen. Dan kan het toch zeker niet zo zijn dat het vragenuur al gesloten is? 3-203
De Voorzitter. − Aangezien de voor het vragenuur aan de Commissie gereserveerde tijd verstreken is, zullen de vragen nrs. 14 t/m 33 schriftelijk worden beantwoord1, met uitzondering van vraag 18, daar deze door de vraagsteller is ingetrokken. Het vragenuur is gesloten. 3-204
Mavrommatis (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijn vraag is nummer 20, en komt na vier andere vragen. Mijns inziens is dit ook de laatste vraag. Kunt u alstublieft, gezien de zojuist gevolgde procedure en gezien hetgeen uzelf zojuist zei, het debat nog met 2 à 3 minuten verlengen opdat ook mijn vraag behandeld kan worden? Ik dank u voor uw begrip. 3-205
De Voorzitter. − Zoals ik al zei, is het vragenuur gesloten, aangezien de Raad genoodzaakt is te vertrekken. 3-206
Indiening ontwerpresolutie (artikel 81 van het Reglement) 3-207
Agenda van de volgende vergadering (zie notulen) 3-208
Sluiting van de vergadering 3-209
(De vergadering wordt om 19.00 gesloten)1
1
1
Zie bijlage “Vragenuur” Agenda van de volgende vergadering: zie notulen.
66
27/10/2004 INHOUD
VERGADERING VAN WOENSDAG 27 OKTOBER 2004 .................................................................... 5 Opening van de vergadering ....................................... 5 Ingekomen stukken (zie notulen)................................ 5 Voorbereiding van de Europese Raad (Brussel, 4 en 5 november 2004)................................................. 5 Samenstelling Parlement (zie notulen) ..................... 22 Stemmingen ................................................................ 22 Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering...................................................... 31 Betrekkingen EU/India.............................................. 31 Resultaat van het referendum en de verkiezingen in Wit-Rusland .................................................... 38 Komende verkiezingen in Oekraïne ......................... 47 Vragenuur (Raad)...................................................... 55 Indiening ontwerpresolutie (artikel 81 van het Reglement)....................................................... 65 Agenda van de volgende vergadering (zie notulen). 65 Sluiting van de vergadering ...................................... 65