VERENIGING VAN ACADEMICI ACTIEF IN LANDBOUW - VOEDING - NATUUR EN MILIEU Studiekring Biologische Landbouw
Keten bepaalt succes Succesfactoren biologische landbouw ter discussie op eerste studiedag 'Wat bepaalt het succes van de biologische landbouw?' Onder deze titel organiseerde de studiekring op 11 februari haar eerste studiedag. Onder voorzitterschap van Skal-directeur Jan Holthuis werden verschillende geslaagde en (nog) minder geslaagde introducties van biologische producten onder de loep genomen. Van boer tot consument en van verwerking tot handel. Op zoek naar de succesfactoren. De melkveehouderij is een tak waarin de omschakeling naar biologische productie redelijk succesvol verloopt. Zo'n 175 biologische boeren produceren een half procent van de totale melkplas en dat aandeel groeit. De grote zuivelcoöperaties zien brood in EKO en biologische zuivel is goed verkrijgbaar in de supermarkt. Flip Lutteken van DLV-adviesgroep NV gaf in zijn inleiding een aantal verklaringen voor het succes maar wees ook op beperkingen die nog een rem zetten op de groei van het aantal biologische bedrijven. De omschakeling naar biologische productie is voor een melkveehouder relatief eenvoudig. De sector is altijd grondgebonden gebleven en dat biedt goede mogelijkheden om de kringloop op het eigen bedrijf rond te krijgen. Gras, maïs en andere voedergewassen kunnen goed worden geteeld zonder gebruik van kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen. Door weidegang en manier van huisvesten is het welzijn van de koe redelijk gewaarborgd. De omschakeling naar biologische melkveehouderij past goed in de ontwikkeling en vernieuwing van het platteland en kan goed worden gecommuniceerd naar de consument. Het product is homogeen en de afzetketen kort. Omschakelen naar een biologische productie is voor een melkveehouder een sociale breuk met de gangbare productie. Of hij dit kan hangt af van de omschakeling ‘tussen de oren'. Onzekerheid over het oordeel van collega's en zorgen over het financiële rendement zijn vaak een belemmering. De biologische melkveehouderij heeft behoefte aan onderzoek op het gebied van gezondheidszorg, voeding, fokkerij, integratie met andere sectoren en bodemvruchtbaarheid op lange termijn. De ervaring zit nog bij een kleine groep boeren. Verspreiding van kennis is nodig. Daarnaast moet de sector werken aan verbetering van het imago en een duidelijk onderscheidend biologisch product.
Rad in varkenshouderij Veel moeizamer dan in de melkveehouderij verloopt de omschakeling in de
varkenshouderij. Volgens Francien de Jonge, docente Ecologie aan het WUR zit de sector in een rad van avontuur. De productieketen van boer naar consument is lang en elke schakel moet ‘om' voor een succesvolle opschaling van de biologische varkenshouderij. De sector is sterk gericht op de efficiëntie van bulkproductie. Omschakeling vraagt een heel andere benadering van de productie van varkensvlees. Boeren moeten flink investeren in huisvesting om te kunnen omschakelen van intensieve naar biologische varkenshouderij. Grondgebondenheid is een vereiste. Dat betekent dat langdurige contracten met akkerbouwers nodig zijn voor de uitwisseling van mest en voer. Varkensboeren zijn onzeker over de beschikbaarheid van slachtcapaciteit. Supermarkten zijn huiverig om biologisch varkensvlees op te nemen in het assortiment omdat ze onzeker zijn over voldoende aanbod. Bovendien schermen ze met het concept van de ‘onbetrouwbare consument' die ondanks een positieve houding toch naar het goedkope bulkproduct grijpt of door vooroordelen het biologisch vlees links laten liggen. Volgens De Jonge is een belangrijke taak weggelegd voor de overheid. Die zou de onzekerheid voor de ondernemer moeten wegnemen door duidelijkheid te geven over haar doelstellingen met de sector. Op dit moment wordt alleen LTO erkend als onderhandelingspartner. De belangenorganisatie spreekt namens alle varkenshouders en daardoor kunnen de belangen van biologische producenten ondergesneeuwd raken
Vriendelijk fiscaal systeem Jan Wieringa, adjunct directeur van Platform Biologica, vergeleek de omschakeling naar biologische productie met de introductie van loodvrije benzine. Hij zag beide processen als een maatschappelijk gewenste ontwikkeling. Stel je voor dat loodvrije benzine was geïntroduceerd door een idealistische benzineboer met een beperkte afzet naar een select aantal idealistische pomphouders. Deze leveren dan aan een kleine groep van idealistische automobilisten die graag een stukje omrijden om maar loodvrij te kunnen tanken. Zo is het niet gegaan. Zonder veel voorlichting maar met fiscale ingrepen is nu bijna iedereen aan de loodvrije benzine. Als de gangbare verwerkingsindustrie naar de overheid een duidelijke wens tot ondersteuning voor het biologisch product zou uitspreken, zou er veel kunnen veranderen. Als je bijvoorbeeld de bijzondere verbruiksbelasting voor suiker verandert waardoor biologische suiker interessanter wordt dan gangbare suiker zal de vraag naar biologische suikerbieten enorm stijgen. Zo verdwijnen allerlei barrières. De biologische akkerbouwers krijgen een goede prijs en de consument wordt beloond voor maatschappelijk gewenst gedrag. Hoewel een fiscaal systeem dat vriendelijk is voor biologische producten alleen maar voordelen lijkt te hebben, wil de overheid er vooralsnog niet aan. Men is huiverig om eerste levensbehoeften te belasten, de gangbare landbouw is emotioneel tegen, het zou in de EU niet haalbaar zijn en tegen internationale handelsafspraken in gaan.
Suiker nog marginaal Teelttechnisch hoeft de productie van biologische suikerbieten geen onoverkomelijke problemen te geven. Wel is het gewas tijdens opkomst kwetsbaar en gevoelig voor concurrentie van onkruiden. Tot voor kort bestond echter geen afzetkanaal. Paul Struik, hoogleraar landbouwplantenteelt, gaf hiervoor verschillende oorzaken. De verwerking van bieten is grootschalig, gecentraliseerd en maakt veel gebruik van chemische technieken. In het grootschalige verwerkingsproces is weinig ruimte voor diversificatie. De verwerking zal voor of na de reguliere campagne moeten gebeuren en dat geeft hoge meerkosten. Zowel de inzameling, opslag, verwerking, verpakking en behandeling van bijproducten zal volledig gescheiden moeten zijn. Dat de suikerindustrie toch biologische bieten gaat verwerken komt omdat men capaciteit over heeft. Het blijft echter marginaal. Biologische suiker is weinig herkenbaar omdat het vooral een grondstof is voor andere producten. Het is lastig een relatie te leggen tussen productie en consumptie en daardoor een meerwaarde te realiseren. Bovendien heeft een alternatief product als biologische rietsuiker een heel goed imago. Struik stelde dat biologische teelt van suikerbieten mogelijk is, mits het wordt ondersteund door onderzoek en de kostprijs wordt verlaagd. De subsidie op de gangbare teelt zou moeten worden verschoven naar de biologische teelt.
Elke week een tas Koos Bakker, directeur van AGF-groothandel Odin, stelde dat biologisch produceren geen economische activiteit is maar met de natuur goede voeding voortbrengen. De consument levert het geld om de productie mogelijk te maken en is dus een integraal onderdeel van de keten. Op basis van deze filosofie heeft Odin het groente-abonnement ontwikkeld. Op de gewone markt strijden tuinders om de gunst van de consument met de mooiste wortels tegen de laagste prijs. Volgens Bakker moet je niet werken met het idee ‘wat kan ik voor mijn wortels krijgen' maar met het idee ‘hoeveel wortels kan ik leveren voor een bepaald bedrag' Met andere woorden: ‘hoe kan ik de consument bewegen elke week vijftien gulden in te leggen om daarna te bedenken wat je voor vijftien gulden in een groentetas kunt krijgen.' Hoe kun je voor dat bedrag de landbouw organiseren. Elke week leg je weer uit waarom welke hoeveelheid van welke groente in het pakket zit, je doet er een recept bij en gaat mee met het seizoen. De meer dan 30.000 klanten zijn tevreden. Zij vertrouwen er op dat ze een goed gevulde tas krijgen. Bakker heeft het gevoel dat hij als intermediair kan werken. Hij zegt te streven naar een redelijke verdeling van kosten en baten in de keten. Van elke gulden is 43 cent bestemd voor de teler. Als handel en transport meer kost, wordt de tas leger. Daarom probeert Odin de producten zo dichtbij mogelijk te halen. Dit leidt vanzelf tot kleinschalige landbouw. De gangbare ketens worden gedomineerd door de meest kapitaalkrachtige schakels in de keten. Dit vormt een tijdbom onder de biologische landbouw en knabbelt aan de
voedingskwaliteit.
Groei via supermarkt Volgens Jan Moerdijk, projectleider biologische productie van the Greenery, pakt the Greenery de biologische productie op uit offensieve overwegingen. Het past in de strategische ontwikkeling naar een duurzaam product. Door de grootschaligheid is de cultuur van the Greenery anders dan de biologische wereld. De bedrijfscultuur binnen the Greenery zal deels om moeten maar dit is een langzaam proces. COET, voorheen veiling voor biologische producten heeft veel vakbekwame mensen opgeleverd die zich over het hele land hebben verspreid. Moerdijk constateert dat de groei en opschaling van de productie door zet. Onderzoek is nodig om een duurzame keten vorm te geven. De biologische productie vraagt om een speciale benadering, ook retailers zullen moeten streven naar een eerlijke winstverdeling. Naast het natuurvoedingskanaal en de groentepaketten zal de groei via de supermarkt tot stand moeten komen. Daarbij komt het aan op duurzame relaties want continuïteit is voor het grootwinkelbedrijf het belangrijkst. Voor The Greenery is het succes van het biologisch product afhankelijk van de reacties van de retailers. Opschaling van de biologische productie brengt veel veranderingen met zich mee. Volgens Moerdijk is nog veel onderzoek nodig om de keten vorm te geven. Graag zou hij zien dat een stuurgroep van alle schakels in de keten daar mee aan de slag zou gaan. Ketensamenwerking is nodig. Ook onderzoek naar concepten voor het aanbieden van biologische producten aan de consument is belangrijk. Op basis hiervan kan professionele marketing worden opgezet. The Greenery wil toe naar assortiment-contracten met de boeren omdat monocultures in de biologische landbouw onmogelijk zijn.
Consument mede verantwoordelijk Volgens directeur Peter de Ruiter richten De Groene Weg slagerijen zich op verantwoord consumentisme. Je moet de consument niet proberen te beïnvloeden maar de kans geven zich medeverantwoordelijk te voelen voor het product. Je geeft ze de kans mee te kijken achter de toonbank. De slagerswereld is moeilijk in beweging te brengen. Dit bleek ook uit de bijdrage van Gerrit van Woudenbergh, directeur van de Vereniging van Keurslagers. Hoewel hij respect heeft voor de biologische gedachte, ziet hij niets in segmentatie van de markt. De reguliere mest- en houderijmethodes moeten richting groen opschuiven zodat verdere segmentatie overbodig wordt. Door te veel nadruk te leggen op biologisch lijkt het alsof met de andere methoden iets mis is. Onderzoek wijst uit dat 80 procent van de consumenten zich absoluut niet druk maakt over de herkomst van vlees. Reeds 35% zoekt vooral gemak en slechts 18% is kritisch. Volgens De Ruiter is de supermarkt wel klaar voor biologisch vlees. Het
persoonlijk contact tussen consument en producent wordt hierdoor natuurlijk niet bevorderd. Om dit te ondervangen gaat De Groene Weg op voorverpakt vlees een badgenummer vermelden. Dit nummer verwijst naar een producent die men via Internet kan achterhalen. De Groene Weg gaat uit van een hoger prijs voor de boer. De vraag is of je die vaste afspraak kunt verlengen naar de consument. Daarvoor heeft de Groene Weg nog geen instrument.
Onderzoek voor duurzame relaties De verschillende bijdragen aan de studiedag maken nog eens duidelijk dat het succes van de biologische landbouw afhangt van de ontwikkeling van de hele keten. Ook geven alle inleiders aan behoefte te hebben aan onderzoek. In de primaire productie is veel praktisch onderzoek nodig. Bestaande (ervaringskennis) moet geïnventariseerd en gebundeld worden. De veehouderij vraagt aandacht voor huisvesting, gezondheidszorg, voeding en fokkerij. De rentabiliteit zal op grote schaal onderzocht moeten worden omdat dit nog steeds een belangrijke drempel voor omschakeling vormt. Voor de verwerking geldt hetzelfde. Onderzoek is nodig om de diverse chemische toepassingen in bijvoorbeeld de vlees- en suikerindustrie van een alternatief te voorzien. In het onderzoek moeten ook scenario's ten aanzien van de rentabiliteit van de verwerking meegenomen worden. Hierbij valt te denken aan vormen van schaalvergroting en de gevolgen van verschillende fiscale ingrepen. Voor de gehele productieketen is meer aandacht is nodig voor samenwerking. Onderzoek in de keten moet zijn gericht op het tot stand brengen van duurzame relaties waarbij alle partijen gelijkwaardig kunnen deelnemen. De ontwikkeling van een kennisuitwisselingssysteem met betrekking tot vraag- en aanbodprognoses heeft grote prioriteit. Kostprijsberekening en prijsdynamiek spelen hierbij een rol. Het is de vraag of bestaande ketens de beste weg zijn om biologische producten tot waarde te brengen. Onderzoek naar nieuwe verkoopconcepten is nodig. Ineke van Vliet, Wichert Koopman Met dank aan: Renske Loefs, Freek van Leeuwen, Marleen Zanen en Luc Steinbuch Afkomstig uit: Nieuwsbrief mei 1999 © KLV - Studiekring Biologische Landbouw, Wageningen.