Meten van duurzaamheid in de (biologische) landbouw Resultaten consultatieronde Den Haag, 22 mei 2008
Meten van duurzaamheid in de (biologische) landbouw Resultaten consultatieronde
Den Haag, 22 mei 2008 Suzanne van der Pijll, Edwin Hecker en Laura Mout
In opdracht van WUR Redactie en uitgave Schuttelaar & Partners Zeestraat 84 2518 AD Den Haag Nederland t +31 (0) 70 318 44 44 f +31 (0) 70 318 44 22
[email protected] www.schuttelaar.nl
Inhoudsopgave 1
Inleiding........................................................................ 5
2
Methodiek ..................................................................... 6
3
Resultaten ..................................................................... 7
4
Conclusies en aanbevelingen ............................................. 15
5
Vervolgstappen .............................................................. 17
Bijlage 1 ‘Actoren voor consultatieronde’ Bijlage 2 ‘(Concept) infobladen’ Bijlage 3 ‘Gespreksrichtlijn consultatieronde’
Den Haag, 22 mei 2008
Meten van duurzaamheid in de (biologische) landbouw
4/27
1
Inleiding In opdracht van WUR/Bioconnect heeft Schuttelaar en Partners (S&P) een consultatieronde gehouden met vijftien actoren over een meetlat in de (biologische) landbouw. Door middel van deze interviews hebben we scherp gekregen wat de diverse partijen van het onderwerp vinden, wat de eventuele tegenstellingen zijn en waar het commitment ligt. In dit verslag rapporteert S&P de uitkomsten van de consultatieronde. Het verslag is als volgt opgebouwd: • Methodiek • Resultaten • Conclusies en aanbevelingen • Vervolgstappen • Bijlagen: overzicht met actoren, infobladen en gesprekslijn Wij hebben de consultatieronde met veel enthousiasme uitgevoerd en interessante gesprekken gevoerd met mensen die zich bezig houden met duurzaamheid in de (biologische) landbouw. Alle actoren toonden een grote bereidheid mee te werken. Het projectteam: Suzanne van der Pijll Edwin Hecker Laura Mout
Den Haag, 22 mei 2008
Meten van duurzaamheid in de (biologische) landbouw
5/27
2
Methodiek Actoren Voor de consultatieronde heeft Schuttelaar & Partners (S&P) in overleg met de opdrachtgever vijftien actoren geselecteerd. Een overzicht van de actoren staat weergegeven in bijlage 1. Voorafgaand aan het interview hebben zij ter voorbereiding de (concept) infobladen ‘duurzaamheid in de landbouw’ ontvangen (bijlage 2). De actoren zijn allen face-to-face geïnterviewd. Tijdens de interviews stonden de volgende vier doelen centraal: • Toetsen of de actoren iets voelen voor het ontwikkelen van een gemeenschappelijke taal voor het meten van duurzaamheid in de landbouw. • Toetsen in hoeverre er bereidheid is voor het starten van een benchmark rond de drie thema’s dierenwelzijn, klimaat en energie en natuur en biodiversiteit. • Toetsen of de actoren bekend zijn met het onderzoek van WUR/Bioconnect naar duurzaamheidsindicatoren in de (biologische) landbouw. • Onderzoeken wie de trekker kan zijn van het verder implementeren van de indicatoren. Het interview werd gevoerd in drie blokken. In het eerste blok werd ingegaan op het ontwikkelen van een gemeenschappelijke taal voor het meten van duurzaamheid in de landbouw. Bij het tweede deel kwam het opzetten van een benchmark voor het meten van duurzaamheid voor de thema’s dierenwelzijn, klimaat en energie en natuur en biodiversiteit aan bod. Tot slot zijn de wensen voor de toekomst van de geïnterviewde besproken. In bijlage 3 staat de volledige gesprekslijn en vragenlijst.
Verwerking Alle interviews zijn per onderwerp geanonimiseerd verwerkt. Een aantal actoren heeft dit ook nadrukkelijk verzocht. Ook hebben stakeholders bij ons het verzoek neergelegd om op de hoogte te worden gesteld van de resultaten van het onderzoek. De actoren ontvangen allen een exemplaar van deze rapportage.
Den Haag, 22 mei 2008
Meten van duurzaamheid in de (biologische) landbouw
6/27
3
Resultaten Alle resultaten zijn gebaseerd op uitspraken van de geïnterviewde actoren Eén gemeenschappelijke taal heeft een grote meerwaarde De actoren vinden het belangrijk dat er één gemeenschappelijke taal komt voor het meten van duurzaamheid in de biologische en gangbare landbouw en dat deze vervolgens ook gebruikt wordt. Het is hierbij van belang dat het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en de overheid meer op één lijn komen. De actoren adviseren om de indicatoren vanuit de primaire sector uit te breiden naar de gehele keten. Zo wordt duurzaamheid inzichtelijk gemaakt door en voor de hele keten. “Ik zie het nut van het inzichtelijk maken van duurzaamheid in de gehele keten en dat kan gebruikt worden om allemaal een tandje bij te zetten.”
Om de taal en de indicatoren te kunnen implementeren, moeten de indicatoren praktisch toepasbaar zijn. Het bedrijfsleven kan de indicatoren benutten om houvast te geven aan haar eigen duurzaamheidsbeleid. Door het gebruik van een gemeenschappelijke taal kunnen bedrijven zien hoe zij ten opzichte van elkaar presteren. Alle betrokkenen weten dan waar extra inspanningen nodig zijn en kunnen deze ook maken. De meningen verschillen over in hoeverre de consument moet worden betrokken in de duurzaamheiddiscussie.
Moment is aangebroken om kennis te bundelen en toe te passen Eén gemeenschappelijke taal voor duurzaamheid op korte termijn heeft een grote voorkeur, want duurzaamheid is een zeer actueel thema. Naast het onderzoek van WUR/Bioconnect, dat bij ongeveer de helft van de actoren bekend is, lopen er veel duurzaamheidstrajecten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de Maatlat Duurzame Veehouderij (SMK), CLM meetlat, onderzoeken bij het MNP en LEI, en het DOP-rapport. Actoren vinden het belangrijk dat de kennis nu gebundeld en toegepast gaat worden in de praktijk. Kortom, er is genoeg ontwikkeld, het is tijd om aan de slag te gaan. Een enkele actor ziet dit graag gebeuren op Europees niveau. Maar Nederland moet hier niet op wachten.
Den Haag, 22 mei 2008
Meten van duurzaamheid in de (biologische) landbouw
7/27
“Duurzaamheid is hot. Steeds meer bedrijven, organisaties en overheden zijn hiermee bezig. Het is alleen voor velen nog onduidelijk hoe ze hier vorm aan kunnen geven.”
Meten kan bijdragen aan verduurzaming Actoren zien verschillende kansen voor het meten van duurzaamheid in de landbouw. Dit loopt uiteen van voordelen voor het individuele bedrijf tot de hele keten. Wanneer het meetsysteem op bedrijfsniveau wordt ingevoerd, kan elke ondernemer zijn eigen duurzaamheid meten. Een bedrijf kan zich vervolgens profileren met hoe duurzaam het is. Hiermee wordt uiteindelijk bereikt dat de duurzaamheid op alle aspecten vooruitgaat. Een andere kans is dat, door het meten van duurzaamheid in de gangbare en biologische sector, deze twee groepen met elkaar vergeleken kunnen worden en vervolgens van elkaar kunnen leren. Op ketenniveau geeft het meten van duurzaamheid een bijdrage aan het opzetten van een gecontroleerde keten. “In duurzaamheid zelf ligt de kans. Zonder duurzaam ondernemen heeft een bedrijf geen continuïteit.”
Bedreigingen zijn er ook volgens actoren. De eerste bedreiging zit in het begrip duurzaamheid. Het begrip is complex en divers. Hierdoor is het haast onmogelijk om dit in een certificaat door te vertalen naar de consument, zoals gebeurt bij één duurzaamheidaspect als het energielogo van huishoudelijke apparaten (bijvoorbeeld de wasmachine). Ook is een enkele actor van mening dat een wettelijk kader, dat sturing geeft aan agrofoodbedrijven die willen communiceren over duurzaamheid, ontbreekt. De overheid geeft ook geen richting voor het gewenste consumentengedrag op het gebied van duurzaamheid en gezondheid en laat dit teveel aan de markt over. Sommige actoren benoemden specifieke bedreigingen samenhangend met de invoering van duurzaamheidsindicatoren bedreigingen, bijvoorbeeld het wantrouwen tussen mensen uit de biologische en gangbare sector, de kosten om het systeem van indicatoren in te voeren en het mogelijk afschrikkende effect van indicatoren.
Meer evenwicht gewenst in people, planet en profit De drie P’s, people, planet en profit, omvatten alle aspecten van duurzaamheid. De indicatoren dienen echter zo geformuleerd te worden dat deze ook toepasbaar zijn in de vervolgfase van de keten, bijvoorbeeld bij het transporteren, sorteren en verwerken van producten. Een paar actoren wezen op het belang van het internationaal toepassen van de
Den Haag, 22 mei 2008
Meten van duurzaamheid in de (biologische) landbouw
8/27
indicatoren; houd echter altijd rekening met de lokale omstandigheden van de ondernemer. De volgende indicatoren werden expliciet genoemd door de actoren: dierenwelzijn, (geïmporteerde) grondstoffen, Fair Trade (eerlijke prijs voor de boeren), arbeidsomstandigheden, milieu (water, lucht, verpakkingen, mineralen & mest, gewasbescherming), biodiversiteit en energie. “Denk eraan dat je niet alleen in het buitenland kijkt naar de arbeidsomstandigheden van medewerkers, maar ook in Nederland.”
Volgens de actoren is het belangrijk dat de drie P’s in balans zijn met elkaar. Om het traject succesvol te doorlopen zal er ook voldoende aandacht moeten zijn voor profit. Twee stakeholders willen een extra P aan de 3 P’s toevoegen, namelijk de P van pleasure. Het plezier dat een ondernemer beleeft aan duurzaamheid bepaalt of een ondernemer duurzaam ondernemen als een kans of bedreiging ziet. Daarnaast zijn de actoren benieuwd naar de exacte 32 indicatoren die WUR/Bioconnect hebben meegenomen in hun onderzoek. De actoren zijn het niet eens over hoe ingezet kan worden op een gelijke inspanning op de verschillende duurzaamheidaspecten. Sommigen vinden een wegingsfactor met een ondergrens een uitkomst. Zo wordt op alle duurzaamheidaspecten een minimumniveau bereikt en kan een ondernemer ervoor kiezen op welk terrein hij uitblinkt. Een agrariër kan bijvoorbeeld 90 van de 100 punten scoren en dit geeft een positief signaal af richting de consument. Ook geven sommige stakeholders aan dat er experimenteerruimte moet zijn bij het toepassen van de indicatoren en dat het mogelijk moet zijn om de indicatoren, gedurende het proces, aan te passen.
Duurzaamheid op bedrijfsniveau is niet los te koppelen van de keten De meeste actoren vinden dat de indicatoren eerst bij individuele bedrijven moeten worden toegepast, omdat op bedrijfsniveau de kern zit waar geïnvesteerd kan worden in duurzaamheid. Hier ligt ook de verantwoordelijkheid van een ondernemer voor duurzaamheid. Ook willen ondernemers zich graag verbeteren op duurzaamheid, zij hebben hier wel een middel (indicatoren) voor nodig. Individuele bedrijven kunnen dan met elkaar vergeleken worden. Een enkele actor merkt op dat er bij de invoering van de indicatoren op bedrijfsniveau, moet worden opgepast dat één indicator niet de boventoon gaat voeren.
Den Haag, 22 mei 2008
Meten van duurzaamheid in de (biologische) landbouw
9/27
“Bedrijfs- en ketenniveau zijn niet los te koppelen. Het begint bij het bedrijf, maar duurzaamheidsindicatoren komen pas echt tot hun recht als het verbonden is met wat de keten in totaliteit wil presteren.”
Een meerderheid van de actoren is van mening dat de indicatoren uiteindelijk in de gehele keten, inclusief de retail, moeten worden geïmplementeerd. Op die manier kunnen spelers in de keten verantwoording (over duurzaamheid) aan elkaar afleggen. Enkele actoren wezen op het punt dat de indicatoren van WUR/Bioconnect op dit moment te kort schieten. De duurzaamheidsindicatoren richten zich primair op het agrarische bedrijf en zijn nu niet geschikt voor de gehele keten. Daarnaast zijn ze alleen ontwikkeld voor Nederland. Volgens de actoren is het juist van groot belang om met de (internationale) keten te communiceren over de duurzaamheidsindicatoren. Het geeft vertrouwen wanneer een leverancier vragen over duurzaamheid van een afnemer kan beantwoorden.
Voor- en nadelen vergelijkbaar voor gangbare en biologische sector De actoren maken weinig onderscheid tussen de gangbare en biologische sector als het gaat over de voor- en nadelen van het gebruik van duurzaamheidsindicatoren. Deze voor- en nadelen staan weergegeven in figuur 1. Figuur 1. Voor- en nadelen gebruik duurzaamheidsindicatoren in de biologische en gangbare landbouw. Nadelen
Voordelen • Gebruik geeft inzicht in stand van zaken, ondernemer krijgt erkenning. • Als het concept duurzaamheid is afgebakend, geeft dit houvast voor de
indicatoren. • Problematisch om uit de discussie te komen met alle partijen over de indicatoren.
agrariërs. • Er ontstaat een meer gecontroleerde
• Alleen de landbouw heeft geen zin, de keten moet hierbij betrokken worden.
keten. • Verhoging van duurzaamheid leidt vaak ook tot economisch voordeel. • Biologische en gangbare ondernemers kunnen van elkaar leren.
• Nog onvoldoende inzicht in de
• Niet alle bedrijven zullen de ontstane transparantie fijn vinden. • Een nieuw systeem van indicatoren kan gedwongen aanvoelen bij agrariërs.
Voor de biologische sector zien enkele actoren de volgende voordelen: biologisch heeft een voorsprong op het gebied van duurzaamheid. Ten
Den Haag, 22 mei 2008
Meten van duurzaamheid in de (biologische) landbouw
10/27
tweede kan er een verbinding ontstaan tussen Fair Trade en streekgebonden producten. Ook kunnen zo gesloten kringlopen op regionaal niveau gecreëerd worden. Enkele actoren zien twee nadelen voor de biologische sector. Ten eerste kan het zijn dat door metingen blijkt dat biologische landbouw op een aantal punten niet zo duurzaam is als gedacht, bijvoorbeeld qua (voedsel)veiligheid of energieverbruik. Dit kan het imago schaden. Enkele actoren noemden dat wanneer veel boeren duurzaam gaan telen, dit een bedreiging kan vormen voor de biologische boeren. “Eén systeem met duurzaamheidsindicatoren voor de gangbare en biologische sector geeft inzicht in hoe bedrijven ten opzichte van elkaar scoren en waar kansen voor verbeteringen liggen. Zo wordt een hoger duurzaamheidsniveau behaald.”
Dat de gangbare landbouw op deze manier wordt aangespoord om aan duurzaamheid te gaan werken, zien de actoren als een groot voordeel. Ook worden de goed presterende bedrijven op duurzaamheid in de gangbare sector dan zichtbaar.
Benchmark biedt ruimte voor verbetering Aan de stakeholders is gevraagd wat ze vinden van het opzetten van een benchmark op het terrein van (1) dierenwelzijn, (2) klimaat en energie en (3) natuur en biodiversiteit. De meerderheid van de stakeholders is het eens met de keus voor de thema’s dierenwelzijn, klimaat en energie voor een benchmark in de gangbare en de biologische sector. Zij missen echter de volgende punten: • duurzame grondstoffen; • arbeidsomstandigheden; • milieu (uitspoeling van mest en gewasbeschermingsmiddelen, water en bodem). De meeste actoren vinden natuur en biodiversiteit alleen van belang voor de biologische sector. “Voer de benchmark eerst in op pilotniveau, anders overstijg je jezelf.”
Andere aandachtspunten zijn dat er maatschappelijke en politieke betrokkenheid moet zijn, indicatoren gebruiksvriendelijk moeten zijn en er een mogelijkheid is voor publieke financiering of economische kansen. Kortom een ondernemer moet een beloning krijgen op fiscaal en/of marktniveau door het gebruik van duurzaamheidsindicatoren. Tevens is het
Den Haag, 22 mei 2008
Meten van duurzaamheid in de (biologische) landbouw
11/27
van belang dat de indicatoren niet alleen opgezet worden in de primaire sector, maar ook in de keten. Een enkele actor vindt het belangrijk dat de ondernemers zelf betrokken zijn bij de keuze van de indicatoren. Eén actor is van mening dat er een benchmark op Europees niveau moet worden uitgevoerd in plaats van op bedrijfsniveau in Nederland. Tot slot moet het doel van de benchmark zijn dat bedrijven aan duurzaamheid gaan werken en niet gangbaar tegen biologisch afzetten of andersom.
Biologische en gangbare ondernemers van elkaar laten leren Actoren vinden dat gangbare en biologische ondernemers van elkaar kunnen leren in studiegroepen, netwerkbijeenkomsten of via coöperaties. De mix tussen biologische en gangbare ondernemers komt nu nog te weinig voor. Begin daarom met een aantal bedrijven die het interessant vinden om aan de slag te gaan met de duurzaamheidsindicatoren, afkomstig uit de biologische en gangbare sector, is het advies. Deze groep kan vanaf het begin als praktische toetsgroep dienen. De agrariërs kunnen zo testen of de indicatoren praktisch toepasbaar zijn en vervolgens de indicatoren breder uitdragen. Een meerderheid van de stakeholders vindt het belangrijk aansluiting te zoeken bij bestaande initiatieven, zoals studiegroepen of proefboerderijen. Informele leiders kunnen een extra stimulans zijn bij de implementatie van de indicatoren. Met studiegroepen wordt het draagvlak vergroot, kan ingezet worden op communicatie en gelijktijdig gebenchmarkt worden. De benchmark kan door ondernemers binnen een studiegroep gedaan worden of tussen studiegroepen onderling. Studiegroepen kunnen er toe bijdragen dat het (eventuele) wantrouwen dat bestaat tussen sommige biologische en gangbare agrariërs weggenomen wordt. Ook zijn enkele actoren van mening dat de gehele keten vanaf het startpunt hier bij betrokken moet zijn. “Het zou goed zijn om biologisch en gangbaar van elkaar te laten leren. Dit gebeurt volgens mij nog onvoldoende door het wantrouwen tussen de twee groepen.”
Wensen voor de toekomst: randvoorwaarden en vervolgactiviteiten Voor de toekomst noemden de actoren de volgende randvoorwaarden en vervolgactiviteiten: • Betrek de keten De duurzaamheidsindicatoren hebben een kans van slagen als de (Europese/internationale) keten wordt betrokken. Het is nodig dat
Den Haag, 22 mei 2008
Meten van duurzaamheid in de (biologische) landbouw
12/27
•
•
•
•
sleutelpersonen hun commitment uitspreken. Daarnaast is het belangrijk dat zij aangeven hoe zij invulling willen geven aan de duurzaamheidsindicatoren. Hierdoor wordt draagvlak gecreëerd. Bundel kennis en pas dit toe Koppel de indicatoren aan bestaande onderzoeken en vertaal dit naar praktische modellen waar individuele bedrijven in studiegroepen mee aan de slag kunnen. Pilotbedrijven kunnen hierbij de rol van praktische toetsgroep vervullen. Tevens moet er één centraal punt komen waar ondernemers met vragen terecht kunnen. Overheid moet voorkeur uitspreken voor duurzaamheid De overheid zou haar rol moeten oppakken en het voortouw nemen in het harmoniseren van de veelheid aan bestaande initiatieven in het meten van duurzaamheid (stellen van een duurzaamheidskader). Sommige stakeholders verwachten ook van de overheid dat zij een visie over duurzaamheid in de landbouwen voedingssector gaat uitdragen en hier gericht beleid op ontwikkelt, bijvoorbeeld fiscale maatregelen, net als in Denemarken en Duitsland. Een enkele actor ziet hier ook een kans om aan te sluiten bij het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en te werken met premies en heffingen. Sluit aan bij een platform en verbreed deze voor de indicatoren Een aantal stakeholders opperde het idee om in een bestaand platform belangrijke stakeholders bij elkaar te zetten, de neuzen dezelfde kant op te krijgen en zo de duurzaamheidsindicatoren van start te laten gaan. Laat een neutrale partij het voortouw nemen Volgens sommige stakeholders is het van belang dat een neutrale partij de opdracht krijgt om de implementatie vorm te geven, zodat de geloofwaardigheid behouden blijft. De neutrale partij kan de regie voeren in het bundelen van bestaande initiatieven, het stellen van een kader en het operationaliseren van het platform.
“Het is een ramp wat de overheid doet op het gebied van voeding. Ze geeft geen kaders voor het gewenste consumentengedrag voor duurzaamheid en gezondheid en laat dit aan de markt over.”
Vertaal duurzaamheid in begrijpelijke termen voor de consument Duurzaamheid is, volgens de actoren, een complex begrip dat bestaat uit veel verschillende aspecten. Dit is aan de consument moeilijk te vertalen in
Den Haag, 22 mei 2008
Meten van duurzaamheid in de (biologische) landbouw
13/27
een logo of keurmerk. Belangrijker is daarom dat het verhaal rondom duurzaamheid helder is voor de consument, waarbij informatiemoeheid moet worden voorkomen. Zorg voor herkenbare producten met een verhaal. “Communicatie op één aspect, bijvoorbeeld het zuiniger maken van auto’s of het energielabel bij huishoudelijke apparaten, is veel gemakkelijker dan communicatie op allerlei aspecten als bij duurzaamheid.”
Via welke middelen er gecommuniceerd moet worden over de metingen, verschillen de meningen. De meetresultaten moeten in ieder geval niet worden samengevat in één eindcijfer. De voorkeur van een aantal actoren gaat uit naar een schema zoals de Consumentenbond gebruikt, zodat diversiteit mogelijk blijft en de voortgang in beeld komt. In het schema van de Consumentenbond staat aangegeven hoe een bedrijf/product scoort op de verschillende thema’s. Plussen en minnen tonen hoe goed een bedrijf/product iets doet. Daarnaast moet de consument in ieder geval, als hij hier behoefte aan heeft, informatie over duurzaamheid van een product op een website kunnen vinden. Dit kan gestimuleerd worden door het plaatsen van de naam van de website op productverpakkingen.
Den Haag, 22 mei 2008
Meten van duurzaamheid in de (biologische) landbouw
14/27
4
Conclusies en aanbevelingen De conclusies en aanbevelingen zijn gebaseerd op de uitspraken van de geïnterviewde actoren. De benaderde actoren waren zeer bereid om mee te werken aan de consultatieronde, tijd vrij te maken voor het gesprek en mee te denken over hoe duurzaamheid in de landbouwsector (verder) geïmplementeerd kan worden. Op grote lijnen toonden de gesprekken met de actoren sterke overeenkomsten. Op detailniveau verschilden de actoren van mening. Bijvoorbeeld over de wijze waarop duurzaamheid vertaald kan worden naar de consument. Geconcludeerd kan worden dat de geïnterviewde actoren graag meedenken over een vervolgtraject en slechts een enkeling trekker wil zijn van de implementatie van de duurzaamheidsindicatoren. De actoren hebben vijf duidelijke wensen voor de toekomst: • Betrek de keten vanaf de start bij de duurzaamheidsindicatoren. • Bundel kennis door indicatoren te koppelen aan bestaande onderzoeken en vertaal dit naar praktische modellen. • De overheid moet haar voorkeur uitspreken door het stellen van een duurzaamheidskader. • Sluit aan bij een bestaand platform en verbreed deze voor indicatoren. • Laat een neutrale partij het voortouw nemen. Samengevat trekken de actoren onderstaande conclusies en doen zij de volgende aanbevelingen: Eén gemeenschappelijke taal heeft een grote meerwaarde Zorg voor een gemeenschappelijke taal voor het meten van duurzaamheid in de biologische en gangbare landbouw, waarbij bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en overheid meer op één lijn komen. Voor het implementeren van de gemeenschappelijke taal moeten de indicatoren praktisch toepasbaar zijn. Moment is aangebroken om kennis te bundelen en toe te passen Bekijk welke duurzaamheidstrajecten momenteel lopen, sluit hierbij aan en presenteer de duurzaamheidsindicatoren in een groter geheel. Kortom, er is genoeg ontwikkeld, het is tijd om aan de slag te gaan.
Den Haag, 22 mei 2008
Meten van duurzaamheid in de (biologische) landbouw
15/27
Meten kan bijdragen aan verduurzaming Ga aan de slag met de kansen voor het meten van duurzaamheid en communiceer deze ook. Bijvoorbeeld de kans voor een ondernemer om zich te profileren met duurzaamheid. Meer evenwicht gewenst in people, planet en profit Zet in op een goede balans tussen de drie P’s; een wegingsfactor met een ondergrens voor alle duurzaamheidsaspecten kan hierbij helpen. Voeg hier wellicht de vierde P van pleasure aan toe. Duurzaamheid op bedrijfsniveau is niet los te koppelen van de keten Start op primair bedrijfsniveau en schaal dit in de toekomst verder op naar de keten, inclusief de retail. Op die manier kunnen (internationale) spelers in de keten verantwoording over duurzaamheid aan elkaar afleggen. Voor- en nadelen vergelijkbaar voor gangbare en biologische sector Breng de overeenkomsten en verschillen tussen de gangbare en biologische sector in kaart en benut deze om zo een hoger duurzaamheidsniveau in beide sectoren te behalen. Deze informatie is ook bruikbaar in studiegroepen. Benchmark biedt ruimte voor verbetering Houd bij de benchmark goed in de gaten dat alle indicatoren gebruiksvriendelijk moeten zijn. Sluit hier zoveel mogelijk aan bij bestaande systemen. Onthoud dat een ondernemer een plus moet krijgen op fiscaal of prijsniveau bij het gebruik van de indicatoren. Biologische en gangbare ondernemers van elkaar laten leren Maak gebruik van bestaande structuren voor kennisuitwisseling zoals studiegroepen en laat gangbare en biologische boeren van elkaar leren. Met studiegroepen wordt het draagvlak vergroot, kan ingezet worden op communicatie en gelijktijdig gebenchmarkt worden. Vertaal duurzaamheid in begrijpelijke termen voor de consument Laat herkenbare producten in de winkelschappen een verhaal vertellen over duurzaamheid. Vertaal dit echter niet in een eindcijfer voor duurzaamheid per product, maar werk dit eerder uit in een schema zoals de Consumentenbond gebruikt voor haar testen.
Den Haag, 22 mei 2008
Meten van duurzaamheid in de (biologische) landbouw
16/27
5
Vervolgstappen Advies van S&P op basis van de interviews. Op basis van de interviews met de actoren, de geraadpleegde achtergronddocumenten en de discussie met de begeleidingscommissie geeft S&P de volgende adviezen inzake de vervolgstappen. Deze adviezen staan naar ons inzicht in volgorde van prioriteit. Uitgangspunt bij de deze vervolgstappen is implementatie van de duurzaamheidsindicatoren in de landbouw. Dit loopt via twee parallelle sporen. In de primaire sector, zowel gangbare als biologische, kan gestart worden met de implementatie van de indicatoren. Op ketenniveau kan aansluiting gezocht worden bij een bestaand platform. Voor beide sporen is het wenselijk dat de overheid aangeeft wat de kaders voor duurzaamheid zijn.
Overheid spreekt voorkeur uit voor duurzaamheid Er zijn twee duidelijke zaken die naar de mening van S&P de overheid moet oppakken. Ten eerste kan zij overzicht scheppen in de verschillende duurzaamheidsinitiatieven en deze vervolgens bundelen. Ten tweede zou de overheid haar voorkeur moeten uitspreken over duurzaamheid in de landbouwsector, bijvoorbeeld door het toepassen van fiscale maatregelen op bedrijfsniveau gekoppeld aan het overheidskader voor duurzaamheid. Wanneer de overheid een helder kader stelt voor duurzaamheid, kan de sector aan de slag met de implementatie van de indicatoren.
Neutrale partij neemt voortouw Om de voortgang te bewaken en de geloofwaardigheid te behouden, is het belangrijk dat een neutrale partij eigenaar is. En ook dat de neutrale partij opdracht krijgt om het voortouw te nemen in de verdere implementatie. SMK is een onafhankelijke stichting en zou deze rol kunnen vervullen. SMK kan beginnen met een haalbaarheidsstudie voor de indicatoren, het ondersteunen van de overheid bij het bundelen van bestaande initiatieven en het toepassen van de indicatoren in de praktijk. Door het bundelen van indicatoren worden kennis en ervaringen uitgewisseld en wordt een transparante samenwerking gestimuleerd. Zo ontstaat er een set criteria waar de praktijk mee aan het werk kan en moet gaan. Daarnaast meent S&P dat het bij ieder project van belang is dat helder is wie de afzender is. Het project over de
Den Haag, 22 mei 2008
Meten van duurzaamheid in de (biologische) landbouw
17/27
duurzaamheidsindicatoren moet eenheid en energie uitstralen. Bijvoorbeeld via een consequent gebruikte huisstijl, inhoud en afzender.
Pas de indicatoren toe in de primaire sector in Nederland De indicatoren op people, planet en profit, zoals ontwikkeld door WUR en Bioconnect, zijn geschikt voor het primaire bedrijfsleven. S&P raadt aan om hierbij naar meer synergie met de gangbare sector te zoeken. Begin op kleine schaal met studiegroepen in de biologische en gangbare sector. Als hulpmiddel kan een schema ontwikkeld worden waarin ondernemers zelf hun voortgang op duurzaamheid kunnen bijhouden. Binnen studiegroepen kunnen ondernemers aan de hand van dit schema een benchmark uitvoeren. Door de indicatoren op kleine schaal (pilot) in te voeren, blijft het een eenheid die behapbaar is. Wellicht is later opschaling naar de volgende schakels in de keten mogelijk.
Sluit aan bij een bestaand platform en verbreed deze voor indicatoren Onderzoek of aangesloten kan worden bij een bestaand platform, waarmee de implementatie van de duurzaamheidsindicatoren door de keten heen een gevolg krijgt. S&P is van mening dat de voornemens van LNV, zoals verwoord in de concept beleidsnotitie ‘voedsel en consument’ evenals de initiatieven van de duurzaamheidscommissie van de FNLI, hiervoor aanknopingspunten bieden. Het aansluiten bij een bestaand platform kan parallel aan het traject van de primaire sector lopen. Door verbinding met elkaar te houden, wordt kennis uitgewisseld.
Slotopmerkingen Natuur en biodiversiteit kansen voor de biologische sector De indicator ‘natuur en biodiversiteit’ biedt volop kansen voor de promotionele kant van de biologische landbouw. De biologische landbouw kan zich op dit punt van de gangbare sector onderscheiden. Gebruik deze indicator om de biologische sector beter te positioneren. Start met de dierenwelzijnsindicator in gangbare en biologische sector Criteria voor dierenwelzijn zijn zowel in de biologische als gangbare sector zeer wenselijk. Tal van partijen in de sector vragen om breed geaccepteerde criteria op dit onderwerp. De indicatoren van WUR en Bioconnect bieden mogelijk een goede basis voor deze geaccepteerde criteria.
Den Haag, 22 mei 2008
Meten van duurzaamheid in de (biologische) landbouw
18/27
Bijlage 1 ‘Actoren voor consultatieronde’ Bedrijf
Persoon
Biologica
Arie van den Brand
CBL
Marc Jansen
Dierenbescherming
Marijke de Jong
FNLI
Kees Menkhorst
Ministerie van LNV
Teun Klumpers
Ministerie van LNV
Ika van der Pas
Rabobank
Bart Jan Krouwel Bart IJntema
SMK
Regien van der Sijp Herman Docters van Leeuwen
Taskforce Biologische Landbouw
Uli Schnier
The Greenery
Arie van der Linden
Triodos Bank
Peter Blom Thomas Steiner
VBP
Bavo van de Idsert
VeNeCa
Marjolein Engelen
VION
Paul Jansen
ZLTO
Antoon Vermeer
Den Haag, 22 mei 2008
Meten van duurzaamheid in de (biologische) landbouw
19/27
Bijlage 2 ‘(Concept) infobladen’ Deze infobladen zijn niet afgerond en definitief gemaakt.
Den Haag, 22 mei 2008
Meten van duurzaamheid in de (biologische) landbouw
20/27
Den Haag, 22 mei 2008
Meten van duurzaamheid in de (biologische) landbouw
21/27
Den Haag, 22 mei 2008
Meten van duurzaamheid in de (biologische) landbouw
22/27
Den Haag, 22 mei 2008
Meten van duurzaamheid in de (biologische) landbouw
23/27
Bijlage 3 ‘Gespreksrichtlijn consultatieronde’ Achtergrond project duurzaamheid in de landbouw Schuttelaar & Partners voert de interviews uit in opdracht van Bioconnect en WUR. LNV heeft de WUR verzocht aan de slag te gaan met het ontwikkelen van een instrument waarmee de duurzaamheid in de biologische landbouw kan worden gemeten. De afgelopen jaren zijn meetbare indicatoren bepaald en ingedeeld volgens People, Planet en Profit. Bij verdere ontwikkeling en implementatie is er een aantal dilemma’s, zoals onderbouwing indicatoren, schaalniveau (bedrijf, sector), toepasbaarheid, vergelijking biologisch en gangbaar. Het project richt zich op: • Het structureren van het probleem. • Zorgdragen voor draagvlak en commitment voor het ontwikkelen en implementeren van een instrument om de duurzaamheid te meten. • Vertaling van het wetenschappelijke verhaal naar een boodschap die voor de doelgroepen begrijpelijk is.
Doel interviews • •
•
Consultatieronde met de 15 belangrijkste actoren. Eerste doel is om te toetsen of de actoren voelen voor het ontwikkelen van een gemeenschappelijke taal voor het meten van duurzaamheid in de landbouw. Tweede doel van de interviews is om te toetsen in hoeverre er support is voor het starten van een benchmark rond de drie thema’s dierenwelzijn, klimaat & energie en natuur & biodiversiteit.
Rond deze twee doelen zullen we: • inventariseren waar tegenstellingen zijn en waar commitment ligt; • peilen waar de wensen liggen ten aanzien van de toekomst; • verkennen of er bereidheid is om deel te nemen aan het platform Duurzaamheid in de landbouw.
Opzet interviews Het interview bestaat uit drie blokken.
Den Haag, 22 mei 2008
Meten van duurzaamheid in de (biologische) landbouw
24/27
In het eerste blok willen wij graag meer te weten komen over uw opvattingen over het ontwikkelen van een gemeenschappelijke taal voor het meten van duurzaamheid in de landbouw in het algemeen. In het tweede blok staan de uitdagingen voor verdere ontwikkeling centraal. Hier willen we uw mening over het opzetten van een benchmark voor het meten van duurzaamheid voor de thema’s dierenwelzijn, klimaat & energie en natuur & biodiversiteit. In het laatste deel volgt een aantal vragen over uw wensen voor de toekomst.
Vragen blok 1: opvattingen over het ontwikkelen van een gemeenschappelijke taal voor het meten van duurzaamheid in de landbouw in het algemeen.
Algemeen 1. Bent u bekend met het meten van duurzaamheid en de hiervoor ontwikkelde duurzaamheidsindicatoren in het project van WUR? 2. Ziet u de meerwaarde in van het hebben van één gemeenschappelijke taal voor het meten van duurzaamheid in de landbouw? 3. Ziet u de noodzaak en/of nut van het meten en vaststellen van duurzaamheid in de landbouw? 4. Waar liggen wat u betreft de kansen voor het meten van duurzaamheid in de landbouw? Ziet u ook bedreigingen? Zo ja, welke? 5. De indicatoren zijn ingedeeld volgens “People, Planet en Profit’. Welke duurzaamheidsindicatoren lenen zich in uw ogen het beste voor het meten van duurzaamheid op agrarische bedrijven? Welke indicatoren juist niet en waarom? 6. Wat moet in uw ogen het belangrijkste resultaat zijn na 1 jaar en na 3 jaar? Wilt u hier een bijdrage aan leveren? Wat zijn uw verwachtingen?
Vragen blok 2: uw mening over het opzetten van een benchmark voor het meten van duurzaamheid voor de thema’s dierenwelzijn, klimaat & energie en natuur & biodiversiteit. 1.
2.
De indicatoren kunnen op meerdere schaalniveaus (bijvoorbeeld bedrijf of sector) worden gebruikt. Op welk schaalniveau zou u het instrument als eerste willen inzetten en waarom? Welke voordelen ziet u in het gebruik van de duurzaamheidsindicatoren in de biologische landbouw?
Den Haag, 22 mei 2008
Meten van duurzaamheid in de (biologische) landbouw
25/27
3. 4. 5. 6.
7.
Welke nadelen ziet u in het gebruik van de duurzaamheidsindicatoren in de biologische landbouw? Welke voordelen ziet u in het gebruik van de duurzaamheidsindicatoren in de gangbare landbouw? Welke nadelen ziet u in het gebruik van de duurzaamheidsindicatoren in de gangbare landbouw? Steunt u het opzetten van een benchmark op het terrein van (1) dierenwelzijn, (2) klimaat en energie en (3) natuur en biodiversiteit? Wilt u een bijdrage leveren aan de benchmark? Hoe dan? Welke suggesties heeft u om bedrijven te laten leren van elkaar?
Vragen blok 3: wensen voor de toekomst Algemeen 1. Welke vervolgactiviteiten en/of randvoorwaarden moeten in uw ogen worden opgestart voor een goede implementatie van de duurzaamheidsindicatoren? 2. Wat kunt u en/of uw organisatie daar aan bijdragen? 3. Welke organisaties moeten naar uw mening betrokken worden in het vervolgtraject? Communicatie 1. Hoe belangrijk vindt u het onderwerp communicatie voor de implementatie van de duurzaamheidsindicatoren binnen de land- en tuinbouw? 2. Op welke manier moet er in uw ogen bekendheid worden gegeven aan de activiteiten in het vervolgtraject? Overig 1. Wat wilt u nog meer kwijt over duurzaamheid in de landbouw?
Den Haag, 22 mei 2008
Meten van duurzaamheid in de (biologische) landbouw
26/27
Den Haag, 22 mei 2008
Meten van duurzaamheid in de (biologische) landbouw
27/27