35e jaargang
Verenigde Staten en Rusland dreigen terug te keren naar een tijdperk van nucleaire wapenwedloop
1
lente 2015
Redactioneel Uitgave van Artsen voor Vrede / AVV en de Nederlandse Vereniging voor Medische Polemologie ‘Gezondheidszorg en Vredesvraagstukken’ / NVMP Verschijnt vier keer per jaar.
Colofon Redactie M. Bakker H. D’aes (hoofdredacteur) J.M.G. van der Dennen (eindredacteur) H. van Iterson W. Kusters M. Tyssen
Samensteller van de Engelse synopsis: P. M. Moll-Huber. Medecorrector: A. Mercx
Redactie-adres Voor Nederland: Postbus 199, 4190 CD Geldermalsen, telefoon: 06-42009559, e-mail:
[email protected] Internet: www.nvmp.org Voor Vlaanderen: Hugo D’aes, Van Stralenstraat 10, 2060 Antwerpen, e-mail:
[email protected]
Europese website: http://www.ippnw-europe.org
Vormgeving / druk Equipe, Heerenveen SMG Banda-Telenga
Kopijsluiting Inleveren kopij voor 15 mei 2015.
Bureau / Secretariaat Voor NVMP: Postbus 199, 4190 CD Geldermalsen, telefoon: 06-42009559, e-mail:
[email protected] Voor vragen over en bestellen van medischpolemologische literatuur (artikelen, boeken, documentatiemappen), audiovisueel materiaal, symposiumverslagen en eerder verschenen Nieuwsbrieven. Postrekening bestellingen 55 52 587. Voor Artsen voor Vrede / AVV (Vlaanderen): J. De Loof, Karel van de Woestijnestraat 18, 9300 Aalst, telefoon: (053) 78 44 26.
Lidmaatschap NVMP-lidmaatschap vanaf € 60,--/jaar. Postrekening NVMP: NL40INGB0004395340 Opzegging lidmaatschap uiterlijk 3 december. Artsen voor Vrede / AVV: het modale lidgeld bedraagt € 60,--/jaar. Bijdragen op rek.nr.: 429-8072731-15 of rek.nr. 001-1066890-63 van Artsen voor Vrede.
Copyright Overnemen van artikelen uit de Nieuwsbrief is toegestaan met vermelding van de bron. Bij de voorplaat Britse Trident kernonderzeeër
/
GEZONDHEIDSZORG EN VREDESVRAAGSTUKKEN ARTSEN VOOR VREDE
2
“Poetin dreigde met kernwapens” staat in Trouw van maandag 16 maart 2015. In een documentaire van de Russische staatstelevisie gisteren had hij laten weten klaar te zijn om de kernwapens in staat van paraatheid te brengen ten tijde van de Krimcrisis vorig jaar. Die alertheid voor verontrustende dreigingen vindt u terug in deze nieuwsbrief. Verschillende artikelen refereren aan de nucleaire afschrikking en de toenemende investeringen in de modernisering van kernwapens. Onze verenigingen blijven lobbyen voor vrede en veiligheid. In januari was er een ontmoeting van een IPPNW-delegatie en vertegenwoordigers van de Unie voor Buitenlandse zaken en Veiligheid van Europa. Verder leest u over het congres in Wenen en “de Oostenrijkse belofte”. Een woord en thema is de laatste weken erg blijven hangen: liminaal. Michael Ignatief schreef erover. Het terreurgeweld en de war on terror hebben veranderingen teweeggebracht in ons denken over de grenzen tussen oorlog en vrede. Ooit beschouwd als tegenpolen met de utopie van vrede die ons tot de waanzin van de oorlog dreef, kan je oorlog en vrede nu zien als liminale toestanden, als in elkaar grijpende realiteiten die onontwarbaar met elkaar verbonden zijn. Een toestand waarbij een zekere oorlogsdreiging nooit afwezig is. We zijn veroordeeld om met die werkelijkheid te leven, om onze argeloosheid te verliezen. Maar die liminale toestand kan tot gevolg hebben dat
Vrede en veiligheid staan hoog op de agenda. Ngo’s werken samen met officiële organisaties. Bij bemiddeling en mediation. Bij de VN-resolutie 1325, een samenwerking tussen de NAVO en (gender)specifieke organisaties. Hierover was een interessante conferentie van de Trans-Atlantische Commissie ter gelegenheid van Internationale Vrouwendag. Dit stemt tot optimisme. The girls of the atomic city beschrijft de onverwachte rol van vrouwen in de Tweede Wereldoorlog. ’Zacht en eervol’ is een mooi boek dat uitnodigt de dilemma’s op het gebied van ethiek en menselijkheid tot zich te nemen, door te lezen en te herlezen en door te overdenken. De cultuurgebondenheid van onze ethische normen werd onlangs bevestigd bijvoorbeeld in de reactie van David onen Achana, opperleider van de Acholi, het grootste volk van het noorden van Oeganda. Hij gaf aan dat het Strafhof in den Haag een taal spreekt die zij niet verstaan. Afrikaanse culturen hebben rechtssystemen die gericht zijn op verzoening om de vicieuze cirkel van wraak te voorkomen. Het lentenummer dat nu voor u ligt geeft u nog meer lezenswaardige informatie en stof tot overdenking.Veel leesplezier. Mimi Tyssen
Inhoud Woord van de AVV-voorzitter . . . . . . . . 3
Het Oostenrijkse pleidooi . . . . . . . . . . . 4
Column: Bang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Ontmoeting van een IPPNW-delegatie en vertegenwoordigers van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid van Europa op 27-01-2015 . . . . . . . . . . 7
Verenigde Staten en Rusland dreigen terug te keren naar een tijdperk van nucleaire wapenwedloop . . . . . . . . . . . . 8
ISSN 2215-1230
we vernuftiger en vindingrijker worden om de broze vrede die we hebben weten te bewerkstelligen, te bewaren.
Boekbespreking: The Girls of Atomic City . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Boekbespreking: De zinzoekende, hypersociale roofaap en het kwaad . . . . 12
Verslag tegensprekelijk symposium Vechten voor vrede . . . . . . . . . . . . . . . . 17 Boekbespreking: ‘Zacht en Eervol’ . . . . 22
Algemene ledenvergadering 2015 . . . . . 23 Legacy of World War One . . . . . . . . . . . 23
Meer burgemeesters tekenen tegen kernwapens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Uit tijdschriften en van internet . . . . . . . 24
De wereld is een schouwtoneel
Woord van de AVV-voorzitter Elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel
Jef De Loof Deze woorden werden in 1668 door Joost van den Vondel neergeschreven, nadat ze in 1558 door William Shakespeare voor zover we weten voor het eerst waren vermeld: All the world ’s a stage and all the men and women merely players.
Oorspronkelijk enkel bedoeld voor theatervoorstellingen, zullen geen van beide beroemde schrijvers ooit vermoed hebben dat dit citaat vandaag een veel ruimere toepassing heeft. Het is zelfs pas recent toepasselijk op de hele wereld. Ook de Amerikaanse president dient in het vervolg bij het opstellen van zijn verkiezingsprogramma rekening te houden met het hele wereldtoneel en niet alleen met de plaatselijke republikeinse tegenpartij. Ook wij, Europeanen, hebben onze rol te spelen in het wereldschouwtoneel.
Obama zit met problemen. De republikeinen verwijten hem zich als president van het machtigste land ter wereld veel te zwak op te stellen en de eigen bewapening te verwaarlozen. Volgens hen wordt de Amerikaanse bewapening, vooral de kernwapenbewapening, ondermaats in vergelijking met de opnieuw groeiende Russische militaire macht. Van sommigen krijgt hij zelfs racistisch gekleurde beschuldigingen als zou hij door zijn familiale afkomst onvoldoende patriottisch enthousiasme
kunnen opbrengen. Het ergste wat je een Amerikaanse president kan verwijten. In het vooruitzicht van de verkiezingen waren de democraten in de Verenigde Staten nochtans al een hele tijd bezig hun wapenarsenaal, ook hun kernwapens, te moderniseren en aan te vullen in een nieuwe wedloop met Rusland. Want ook in Rusland had president Poetin problemen om zijn opgeklopte populariteit op peil te houden. Een nieuwe wapenwedloop, het nonproliferatieverdrag en de daarmee gepaard gaande akkoorden inzake wapenbeheersing ten spijt, leek een geschikt middel hiertoe.
Verenigde Staten en Rusland dreigen terug te keren naar een tijdperk van nucleaire rivaliteit
Onder die titel verscheen op 4 januari 2015 in The Guardian een uitgebreid en vrij goed gedocumenteerd artikel over de opnieuw toenemende investeringen door beide landen in nucleaire afschrikking (zie artikel verderop in deze nieuwsbrief). Het Amerikaans leger investeert ondermeer in twee JLENS zeppelins – waarvan één reeds geplaatst is – om inkomende kruisraketten boven Washington te detecteren. Bij de Russen gaat het vooral over
gemoderniseerde nucleaire duikboten met vernieuwde kernwapens. Zij streven naar niet op te sporen, onzichtbare en onhoorbare nucleaire onderzeeërs die praktisch onafhankelijk van hun vastelandsbasissen kunnen opereren. De Amerikanen zouden zich hierover ernstig zorgen maken. In elk geval is het aantal inzetbare strategische kernkoppen verleden jaar gestegen, terwijl vele miljarden aan 'modernisering' van het arsenaal worden besteed.
Elk speelt zijn rol
Eind vorig jaar wou president Obama het solowapenspel van Europese kernwapenimport van 1983 herhalen en verklaarde hij zonder voorafgaand gesprek met zijn Europese bondgenoten dat Amerika zijn militaire positie in Europa veilig zou stellen door het verhogen van de Amerikaanse invoer in Europa van gesofistikeerde wapens en een gemoderniseerd nucleair wapenarsenaal. Bijna onmiddellijk daarop kwam het antwoord van Angela Merkel, dat ik niet meer letterlijk ken, maar hierop neerkwam: “Europa zal zelf voor zijn eigen wapens zorgen. Ik verzet me tegen de invoer van buitenlandse wapens”. Dit werd doorgegeven door onze nationale radiozender. Haar woorden werden uitgesproken met een opmerkelijke vastberadenheid. Drie keer in de loop van de dag heb ik er opnieuw naar geluisterd. Het deed deugd.
Voor mij leek het de voorbode van een nieuw tijdperk: het tijdperk waarop wereldproblemen door de wereld worden behandeld, en niet alleen door het machtigste land dat denkt de wereld te kunnen manipuleren. Het leek me het begin van de echte uitroeiing van de slavernij. Elk speelt zijn zelf gekozen rol, eventueel in vrije samenwerking met anderen.
De Russische Alkula-class kernonderzeeër
Europa is te kwetsbaar. Het mag nooit meer het slagveld van de wereld worden! *
3
Drie bijeenkomsten in Wenen over de humanitaire gevolgen van kernwapens
Het Oostenrijkse pleidooi
Peter Buijs en Marianne Begemann Na Noorwegen, maart 2014, en Mexico, begin 2014, was het nu de beurt aan Oostenrijk voor de organisatie van het derde Congres over de Humanitaire Gevolgen van Kernwapens, te Wenen van 5-9 december 2014. Namens het NVMP-bestuur woonden wij de bijeenkomst bij – zowel het ngo-deel (6 en 7 december) als het officiële deel op 8 en 9 december. Uitgerekend op sinterklaasdag vond in Wenen de aftrap plaats van drie opvolgende indrukwekkende bijeenkomsten, alle gewijd aan de strijd tegen kernwapens.
Op 5 december vond ’s middags een Public Forum plaats over The Marshall Islands Nuclear Zero Case in the International Court of Justice. Deze ‘David’ heeft ‘Goliath’ (de VS) voor het International Court of Justice in Den Haag gedaagd, vanwege de medische en humanitaire schade aan haar bewoners als gevolg van de talloze boven- en ondergrondse kernproeven.
Tal van sprekers kwamen aan het woord waaronder Christopher Weeramantry, oud-rechter van het Internationaal Gerechtshof, de Nederlandse advocaat Phon van der Biezen, voorzitter van het internationaal juristenteam dat de zaak steunt en begeleidt en Tony de Brum, minister van buitenlandse zaken van de Marshalleilanden.
Deze laatste nam ook ’s avonds de Sean McBride Prize in ontvangst van het International Peace Bureau en bracht op indrukwekkende wijze de zorgen en het leed over van z’n medebewoners, die of afzagen van nageslacht, dan wel bij elke zwangerschap
4
Meer dan 150 landen bijeen in Wenen
doodsbang waren voor mismaakte kinderen, zoals er vele geboren zijn.
Civil Society Forum en parlementair gedeelte
Zaterdag 6 en zondag 7 december waren gewijd aan het Civil Society Forum van ICAN, dat in de Aula der Wissenschaften plaatsvond, hartje centrum, achter de Stephansdom. Voorafgaand aan de officiële conferentie, 8 en 9 december, hadden zich meer dan 600 burgeractivisten verzameld om aan te dringen op een verdrag dat kernwapens verbiedt. Een deel van de zondag bestond uit een training hoe je als campaigner bij parlementariërs kunt lobbyen. Voor verdere informatie, zie website ICAN.
Maandag 8/12 verzamelden zich in Wenen regeringsvertegenwoordigers van meer dan 150 landen, en van tal van ngo’s – w.o. het IRK en IPPNW, inclusief de Nederlandse afdeling daarvan – voor de Weense Conferentie. Daaronder bevonden zich voor het eerst kernwapenstaten zoals het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, naast India, Pakistan en China. Zelfs de staten die voorgaande conferenties hadden afgedaan als “afleidend” van de lopende onderhandelingen over kernwapens bleken onder de nieuwe strategie van gedachten veranderd en kwamen naar Wenen om de onaanvaardbare risico’s van gebruik van en ongelukken met kernwapens te bespreken. In essentie is het onverenigbaar met alle leven op aarde als er een
escalatie plaatsvindt. “We zijn dichter dan ooit bij de start van onderhandelingen die moeten leiden tot een verdrag dat kernwapens verbiedt”, vertelde Beatrice Fihn, uitvoerend directeur van de Internationale Campagne voor afschaffen kernwapens (ICAN). “We zijn ervan overtuigd dat de regeringen de moed zullen vinden om te beginnen aan een nieuw diplomatiek proces dat resulteert in een internationaal verdrag tegen kernwapens”, aldus Fihn.
Tijdens de vorige conferenties in Noorwegen en Mexico kwam men tot de conclusie dat er geen adequaat antwoord kan zijn als een of meer nucleaire wapens tot ontploffing worden gebracht, opzettelijk of per ongeluk. De strategie van alle betrokken ngo’s voor de conferentie op 8 en 9 december was dat de focus vooral moet liggen op het groeiende isolement van de nucleaire staten. Deze willen als enige vasthouden aan kernwapens terwijl een overgrote meerderheid van de wereldgemeenschap daar tegen is. Zo ontstaat een morele druk: het is eigenlijk illegaal om kernwapens te bezitten, en dergelijke landen kun je beschouwen als ‘schurkenstaten’. Deze conferenties hebben dan ook gezorgd voor een fundamentele verandering in de wijze waarop internationaal over kernwapens gesproken wordt, met nu de nadruk op de ontoelaatbare medische en humanitaire gevolgen.
In Wenen kwamen veel overlevenden van kernproeven aan het woord. Zij getuigden van de langetermijneffecten die nucleaire explosies op de menselijke gezondheid hebben. Zowel op de ICAN conferentie als op de conferentie van 8 en 9 december kregen zij veel aandacht. Zij getuigden op indrukwekkende wijze wat de gevolgen zijn
Column en waren van de bommen op Hiroshima en Nagagsaki. Onder hen Setsuko Thurlow, die als 13-jarige ‘Hiroshima overleefde’. Daarnaast spraken Ban Ki Moon (videomessage), de Paus bij monde van zijn nuntius en Peter Maurer, voorzitter van het IRK.
Door de verschillende sprekers werd uitvoerig stilgestaan bij de leemte in het internationaal recht, waarbij kernwapens de enige massavernietigingswapens zijn die nog niet onder een internationaal verbod vallen. De samenvatting van de voorzitter (Oostenrijk) gaf duidelijk aan dat een overgrote meerderheid van de deelnemende landen vindt dat de catastrofale humanitaire gevolgen van het gebruik van kernwapens reden is om met urgentie stappen te zetten op het vlak van nucleaire ontwapening. Voorzitter Oostenrijk pleitte vervolgens in een bewogen pleidooi voor ‘het identificeren en nastreven van effectieve maatregelen die de juridische hiaat opvullen ten aanzien van het verbieden en elimineren van nucleaire wapens’. Oftewel kernwapens zijn onacceptabele wapens die volgens de regels van het internationale recht illegaal moeten verklaard worden.
Wat in gesprekken in de wandelgangen duidelijk naar voren kwam vanuit de verschillende contacten met afgezanten uit de diverse landen en vertegenwoordigers van grote maatschappelijk en religieuze instituties was dat er grote bezorgdheid heerst over de kernwapenpositie van vooral Rusland en Amerika. Wat Rusland betreft komt dit door de situatie in Oekraïne, waar herbewapening met kernwapens op de Krim volop aan de gang is. Wat de VS aangaat, betreft het vooral het vernieuwen van het hele kernwapen arsenaal. Ook het arsenaal dat in Europa ligt, waaronder in Nederland en Duitsland, valt hieronder. Dit is een miljarden verslindend project dat allerminst gericht is op afbouw.
Wij keerden zeer gemotiveerd en geïnspireerd huiswaarts met de opdracht de uitkomsten van de bijeenkomsten zo breed mogelijk te delen – m.n. bij organisaties als de KNMG en het RK - en bij onze regering steun te verkrijgen voor het ‘Oostenrijkse pleidooi’. *
Leon Wecke
Het blijkt dat men bang is in Europa, bang voor IS, bang voor ebola en bang voor de moslimterroristen. Moet de onvoorziene snelle opmars van IS, voorheen ISIS, in Irak, Syrië en Libië ons dan geen angst inboezemen? Moet een aanslag op onze vrijheid van meningsuiting, of beter dé vrijheid van meningsuiting dat ook niet doen, een aanslag die onze democratische leiders, aangevuld met erkende dictators, de straten van Parijs opdreven in gemeenschappelijke, al dan niet geveinsde, bezorgdheid over een van de basiswaarden der democratie? Uit een peiling voorafgaand aan ‘Parijs’, onder 8000 lezers van het Algemeen Dagblad, bleek dat meer dan de helft van de lezers bang was voor een aanslag van IS. Alhoewel de uitslag misschien meer over die lezers dan over de Nederlanders zegt, was het wel een serieus te nemen indicatie. “Nu Nederland de oorlog heeft verklaard aan IS door het sturen van militairen en F-16’s groeit de angst voor terreuraanslagen”, zo concludeerde de krant.Van meerdere zijden werd geroepen dat het nu, met de aanslag in Parijs, ‘oorlog’ was of minstens diende te zijn. Maar oorlog is wel wat anders dan de aanslag op Charlie Hebdo, gepleegd door twee doorgedraaide Franse burgers met als resultaat twaalf Franse slachtoffers. Na het bloedig incident te Parijs, voelen Nederlanders zich een stuk onveiliger.Volgens de 25.000 leden van het 1-Vandaag Opiniepanel verwachtte 31 procent voorafgaand aan de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo een aanslag in Nederland en na de aanslag was dat 56%. Zes op de tien respondenten wensten zwaardere wapens voor de politie. De politiek-psychologische en sociaal-psychologische betekenis van het huidig terrorisme is onmetelijk veel groter, zeker in West-Europa, dan de feiten toelaten. Er zijn in aanvang ‘slechts’ twee criminelen geweest die verblind door eigen ideologie de andersdenkende medemens als nonvaleur zagen, als levend vlees dat je overhoop mag schieten en overhoop moet schieten in het geval ze jouw heiligste waarde, de Profeet, diep beledigen. We zijn geschrokken, we zijn boos, en onze angst spreekt uit de herhaaldelijk gegeven verzekering: “We zijn niet bang”. Dat zijn we dus wel, zoals ook uit de cijfers blijkt. En wat boosheid betreft: boos dienen we te zijn op al diegenen die zo boos en bang zijn na ’Parijs’. De media, zowel de oude als de nieuwe, hebben meegedaan door van de aanslag op de redactie een mediahype te maken. Het wreken van de Profeet werd uitvergroot tot een aanslag op de vrijheid van meningsuiting. Elk ander nieuws werd overschaduwd door wat in de hoofdstad van Frankrijk gebeurd was. De honderden tot meer dan duizend slachtoffers
Bang van Boko Haram, ten tijde van de aanslag in Parijs, waren, volgens het westers rekenmodel, er heel wat minder dan de 17 doden in Parijs. Als het om het aantal slachtoffers gaat zijn er heel wat ernstiger dreigingen in de wereld dan terrorisme, een wereld overigens, die niet onveiliger maar veiliger wordt, waarin het geweld niet toeneemt, maar afneemt, zoals uit diverse statistieken blijkt. “De wereld staat weer in brand”, zo wordt geschreven en gezegd, maar niets is minder waar. Men zie de diverse rapporten over human security. De befaamde Amerikaans/Canadese taalwetenschapper en psycholoog Steven Pinker, zei in de Tinbergenlezing: “Geloof het of niet – en ik weet dat de meeste mensen het niet geloven – maar we leven in de vredigste tijd van het bestaan van onze soort”.
In tien jaar terrorisme in Nederland is er één Theo van Gogh te betreuren. Uiteraard één Theo van Gogh te veel. Bij die gelegenheid verklaarde minster Zalm ook al de ‘oorlog’ aan het terrorisme. Men ligt in Nederland wel deels wakker bij de gedachte aan een terroristische dreiging, maar niet vanwege het feit dat in Nederland jaarlijks 3000 mensen vanwege de kortetermijneffecten van fijnstof hun leven voortijdig beëindigen (bij langetermijneffecten is het cijfer 10 tot 15.000), 2.200 Nederlanders verliezen het leven als gevolg van een wankel keukentrapje of een ander ongeluk thuis, 800 staat gemiddeld op de teller van de jaarlijkse verkeersdoden. En dan noemen we niet het aantal slachtoffers van de ‘andere zorg’ in Nederland, waardoor de zorg in feite verschraald wordt en je financiële positie in belangrijke mate je kans op genezing bepaalt. De deels aangeprate angst voor terrorisme zorgt ervoor dat de vele miljoenen slachtoffers van ziekten, milieuvervuiling, honger en armoede in de wereld onvoldoende tot het bewustzijn van de welvarende mens doordringen. En misschien moeten we, als het om terrorismebestrijding gaat, niet al te zeer denken aan de met een machinegeweer uitgeruste wijkagent, maar dat we daadwerkelijk iets moeten doen aan de diverse primaire economische, sociale en politieke oorzaken van terrorisme.
5
6
Ontmoeting van een IPPNW-delegatie en vertegenwoordigers van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid van Europa op 27-01-2015 Ward Kusters In de Europese Unie is de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse zaken en Veiligheidsbeleid een politieke post. De beslissingsbevoegdheid van de functie is beperkt. De hoge vertegenwoordiger kan alleen de Unie vertegenwoordigen op vlakken waarover er reeds consensus onder de lidstaten is.
Deze functie wordt op dit moment ingevuld door Federica Mogherini. Zij studeerde politieke wetenschappen aan de Sapienza Universiteit van Rome waar ze afstudeerde op een scriptie over de relatie tussen religie en politiek binnen de islam. Ze onderhield contacten met de Partij voor Europese Sociaaldemocraten, de Socialistische Internationale en partijen die daar deel van uitmaken. Ze focuste zich voornamelijk op de relatie met de Amerikaanse Democratische Partij. Op 30 augustus 2014 benoemde de Europese Raad haar met ingang van 1 november 2014 in die functie. In die hoedanigheid liet zij weten met de hele EU te willen streven naar de erkenning van Palestina. Minder gekend is dat zij sympathie heeft voor IPPNW. Om die reden verzocht Elisabeth Waterston, huisarts en een zeer actief lid van de Britse afdeling van IPPNW, om een onderhoud met haar. Federica Mogherini verontschuldigde zich maar zij liet haar sympathie blijken door een hoge vertegenwoordiging van haar kabinet. Wij werden ontvangen door E. Petrocelli, Member of Cabinet - Communication Advisor en mw. Judit
Körömi, verantwoordelijke voor de afdeling Non-Proliferation, Weapens of Mass Destruction en een tweetal andere kabinetsmedewerkers.Voor IPPNW waren Gunnar Westberg (Zweden), Elisabeth Waterston (GB), Ira Helfland (USA), Micelle Di Paolantonio (Frankrijk),Vladimir Garkavenko (Rusland), Ward Kusters (België) aangeduid.
Gunnar Westberg startte de vergadering met een presentatie over de gevolgen van een nucleaire oorlog. Uitgaand van een hypothese – een conflict tussen Indië en Pakistan – waarbij honderd nucleaire bommen met een sterkte van de bom van Hiroschima worden ingezet, berekenden Amerikaanse onderzoekers de gevolgen. Zij berekenden in de daaropvolgende jaren de afname van de graanproductie in de VS en van de rijstproductie in China. Een verschrikkelijke hongersnood zou het gevolg zijn. Hij stelde de vraag of er ook analyses voor Europa bekend zijn? Petrocelli zegde dat het departement Landbouw in Europa over een groot budget beschikt en ook studiediensten heeft. Of deze het probleem bestudeerd hebben wist hij niet. De modellen over climate change worden zeker bestudeerd. Elisabeth vroeg of Europa iets zou doen met the Austrian peace pledge. Dit is de slotresolutie van het congres over Humanitarian Impact of Nuclear Weapons in Wenen (8-9 december 2014, zie hiernaast). Tot verrassing van de aanwezigen bleek dat praktisch iedereen deze ’hoogmis’ van de vredesbewegingen had bijgewoond. In deze slotresolutie stelde de Oostenrijkse regering de doelstelling: to identify and pursue effective measures to fill the legal gap for the
prohibition and elimination of nuclear weapons en to cooperate with all relevant stakeholders, States, International Organisations, the International Red Cross and Red Crescent Movements, parliamentarians and civil society, in efforts to stigmatize, prohibit and eliminate nuclear weapons in light of their unacceptable humanitarian consequences and associated risks (which means exactly what it says). Al zeker 42 landen toonden zich bereid aan zo een debat deel te nemen en vele anderen wilden het in overweging nemen.
Als antwoord lichtte Petrocelli eerst de opdracht van de Unie voor Buitenlandse zaken en Veiligheidsbeleid van Europa toe. Zij heeft een tweeledige taak: ten eerste de visibiliteit van het buitenlands beleid groter te maken en ten tweede zoveel als mogelijk de eenheid binnen de 28 lidstaten te bevorderen. In die zin wil de Unie vooral door het afleggen van statements zeker meehelpen om een Nuclear Test Ban te realiseren. Weinig is geweten dat de Europese Unie ook initiatieven neemt en uitleg vraagt, niet alleen bij eigen leden maar ook bij China, Rusland en de Verenigde Staten over zowel nucleaire als chemische wapenbeheersing. In de Europese Unie loopt een duidelijke scheidingslijn tussen Nato members en not Nato members. Ook moet men er zich van bewust zijn dat de lidstaten, buiten Engeland en Frankrijk, geen eigen kernwapens bezitten. Het is niet de taak van de Unie de verschillen te benadrukken.
Het is moeilijk om in enkele lijnen uren van gedachtewisseling samen te vatten. Wat mij vooral is bijgebleven is dat er toch veel gebeurt zonder dat dit de pers haalt en dat burgerinitiatieven wel degelijk zin hebben.
*
7
Verenigde Staten en Rusland dreigen terug te keren naar een tijdperk van nucleaire wapenwedloop Vertaling/bewerking: Hans van Iterson Er is een alsmaar grotere kloof aan het ontstaan tussen Moskou en Washington door een toenemende dreiging met nieuwe kruisraketten en gedurfde patrouilles van Russische kernonderzeeërs voor de Amerikaanse kust. Hierdoor dreigt het einde van een tijdperk van wapenbeheersing en een terugkeer naar een gevaarlijke rivaliteit tussen ’s werelds grootste kernmachten. De spanningen tussen de twee kernmachten zijn zo toegenomen dat de VS dreigen met vergeldingsacties als antwoord op de ontwikkeling van een nieuwe Russische kruisraket. Washington beweert dat deze in strijd zijn met de wapenbeheersingsverdragen die na de Koude Oorlog werden overeengekomen. Dit leidt in de VS tot geluiden voor een hernieuwd plaatsen van Amerikaanse kruisraketten in Europa.
Investeren in nucleaire afschrikking
Op tweede kerstdag lanceerde het Amerikaanse leger de eerste van twee experimentele ‘zeppelins’ boven Washington. Dit systeem, bekend als JLENS, is ontworpen om inkomende kruisraketten te detecteren.
Het North American Aerospace Command (NORAD) gaf de aard van de dreiging niet aan maar NORAD gezagvoerder generaal Charles Jacoby gaf negen maanden geleden al toe dat het Pentagon met ‘een aantal belangrijke uitdagingen’ geconfronteerd wordt bij het tegengaan van de Russische kruisrakettendreiging. Met name de nieuwe Russische kernonderzeeërs spelen hierbij een gevaarlijke rol. Deze onderzeeërs maken uitstapjes naar de
8
De JLENS
overkant van de Atlantische oceaan bewapend met kruisraketten, al dan niet voorzien van kernkoppen.
De stijgende spanningen komen op een moment waarop de wapenbeheersingsinspanningen van het post-Koude Oorlog-tijdperk hun momentum aan het verliezen zijn. Sterker nog, het aantal inzetbare strategische kernkoppen van de VS en Rusland is het afgelopen jaar toegenomen (!). Beide landen besteden vele miljarden dollars per jaar aan het moderniseren van hun arsenaal.
Tegen de achtergrond van de oorlog in Oekraïne en een falende economie legt Vladimir Poetin steeds meer nadruk op kernwapens als waarborg voor en symbool van de Russische invloed. In een lezing, die in de eerste plaats over het
Een Russische kernonderzeeër bij Murmansk
Oekraïense conflict ging, verwees Poetin nadrukkelijk naar het Russische kernwapenarsenaal. Poetins nadruk op de Russische nucleaire capaciteit is bedoeld om hem ruimte te geven voor Russisch optreden in Oekraïne en misschien zelfs aangrenzende staten. Zijn woorden kun je vertalen als: “Ik ga mijn eigen gang en zal Oekraïne binnenvallen en jullie zullen de andere kant opkijken. Zolang ik het geen invasie noem zullen jullie naar mijn kernwapens kijken en denken ‘laten we dit niet forceren’.”
Terug naar een Koude Oorlog?
De Russische pers heeft deze overenthousiaste toon overgenomen. De Pravda, de voormalige spreekbuis van het Russische regime, plaatste in november een artikel getiteld ‘Rusland bereidt een nucleaire verrassing voor de NAVO’, waarmee gepocht werd over de Russische superioriteit op het gebied van tactische kernwapens. ‘De Amerikanen waren hiervan op de hoogte’, aldus het commentaar in de Pravda. ‘Zij waren er van overtuigd dat Rusland nooit meer zou herrijzen. Nu is het te laat’. Deels is deze verhoogde retoriek onzinnig. Immers de nieuwste versie van de Russische militaire doctrine, gepubliceerd op 25 december, is ongewijzigd als het over kernwapens gaat. Deze zullen alleen gebruikt worden indien men zelf met kernwapens wordt aangevallen of in het geval van een conventionele aanval die het voortbestaan
van Rusland bedreigt. Ze bevat dus geen clausule over een ‘preventieve nucleaire aanval’ zoals door sommige militairen werd bepleit.
Desalniettemin valt de nieuwe agressieve toon samen met een omvangrijke vernieuwing van het Russische kernwapenarsenaal als gevolg van Moskous vastberadenheid om gelijke tred te houden met het arsenaal van de VS. Dit zal leiden tot een flinke toename van het aantal kernraketten op onderzeeërs. Een belangrijk nieuw wapen hierbij is de Bulava-raket die kan worden uitgerust met meerdere kernkoppen.
De modernisering heeft ook betrekking op de nucleaire infrastructuur. Kort geleden deelde Rusland mee dat ze de ‘kernrakettentreinen’ zouden herintroduceren. Hiermee kan men intercontinentale kernraketten continu verplaatsen waardoor ze een moeilijker te raken doelwit vormen. Ook is er een groeiende angst in het Westen voor de nieuwe Russische Club-K kernraket, die zo klein is dat hij, inclusief lanceerinstallatie, in een kleine scheepscontainer kan worden opgeslagen. De meest alarmerende ontwikkeling volgens Washington is echter de Russische test van een middellange afstandsraket, de Iskander-K, die door Amerika als een regelrechte schending van het INF-verdrag uit 1987 wordt gezien, het verdrag dat juist een einde maakte aan de jarenlange spanningen veroorzaakt door de Europese kruisrakettenkwestie. Het zijn juist deze laagvliegende kruisraketten die de radar kunnen ontduiken en zo de angst voor een ‘preventieve aanval’ doen toenemen.
Amerikaanse zorgen De Republikeinen hebben al felle kritiek gegeven aan het adres van twee toonaangevende wapenbeheersingsonderhandelaars, Rose Gottemoeller van het State Departement en Brian McKeon van het Pentagon, omdat ze niet eerder gereageerd hebben op de Russische schending van het INFakkoord. Gottemoeller zei dat ze de Amerikaanse zorgen over de nieuwe raket wel een dozijn maal met haar Russische partners in Moskou had besproken en dat Obama Poetin een brief heeft gestuurd over deze aangele-
genheid. Ondanks dat is, volgens Gottemoeller, de nieuwe Russische Iskander-K kernraket, met een bereik van 500-5500 km, klaar om ingezet te worden. De Russen op hun beurt ontkennen het bestaan van deze raket en komen met tegenbeschuldigingen aan het adres van Amerika. “We hebben een breed scala aan opties, waarvan sommige in overeenstemming zijn met het INF-verdrag en welke dat niet zijn houden we voorlopig in reserve, maar we zullen die aan onze leiders adviseren mochten ze die weg willen bewandelen”, aldus McKeon van het Pentagon. Later voegde hij daar aan toe: “momenteel hebben we in Europa geen kernraketten die vanaf de grond gelanceerd kunnen worden, maar wat niet is kan nog komen”.
Een herintroductie van kruisraketten in Europa is politiek beladen en zal verdeeldheid zaaien. De Republikeinse meerderheid in het Congres wil echter nog veel hardere maatregelen tegen Rusland. De Amerikanen zijn opgeschrikt door de heropleving van de Russische onderzeevloot. Moskou bouwt een nieuwe generatie enorme kernonderzeeërs bewapend met ballistische raketten, die gelijkwaardig, zo niet beter, zijn dan die van hun Amerikaanse tegenpool. Sinds haar dieptepunt in 2002 heeft de Russische marine het klaargespeeld haar reikwijdte over de oceanen weer volledig in ere te herstellen.
Stille kernonderzeeërs Volgens Peter Roberts, oud-bevelhebber van de Britse marine, “vaart er elk jaar rond de kerst een Russische kernonderzeeër, een Akula I of II langs
De Yasen
Schotland, via de Golf van Biskaje naar de overkant van de Atlantische oceaan. Naar alle waarschijnlijkheid hebben ze nucleaire kruisraketten aan boord. De VS proberen dit te ontkennen, maar ze maken zich in werkelijkheid ernstig zorgen over de (on)mogelijkheid deze onderzeeërs op te sporen. Hun vaardigheden hierbij zijn afgenomen omdat ze zich volledig hebben toegelegd op grondoperaties zoals in Afghanistan”.
De Russische Akula onderzeeër wordt alweer opgevolgd door de nog stillere Yasen. Beide zijn multifunctionele onderzeeërs: enerzijds jagers bedoeld om vijandelijke onderzeeërs te vernietigen, anderzijds zijn ze bewapend met nucleaire kruisraketten die doelen op het vaste land kunnen raken. Of de onderzeeërs daadwerkelijk kernkoppen aan boord hebben, daarover blijft het gissen. De VS en Rusland besloten in 1991 in het kader van het START-verdrag de kruisraketten van hun kernonderzeeërs te verwijderen. Echter in 2009 liep dit verdrag af en bij haar opvolger NEW START, door Obama en Medvedev ondertekend, ontbreekt deze beperking. Ook de afspraak over het uitwisselen van informatie over elkaars kernwapenvoorraden ontbreekt in deze nieuwe versie. Kortom de VS en Rusland weten steeds minder van elkaar op nucleair gebied waardoor de onzekerheid en het wantrouwen toeneemt.
Hans Kristensen, de directeur van het Nuclear Information Project van de Federation of American Scientists, verklaarde dat, nu zowel de VS als Rusland hun arsenalen moderniseren en Rusland in toenemende mate in haar nucleaire afschrikking investeert, we te maken hebben met een periode van ‘verdiepende militaire competitie. Dit zal slechts weinig bijdragen aan verbeterde veiligheid, maar wel zorgen voor een verhoogde nervositeit aan beide kanten’. * Uit: The Guardian, 4 januari 2015
9
The Girls of Atomic City
Boekbespreking
Margreet Bakker Dit boek gaat over de productie van verrijkt radioactief uranium in Oak Ridge, benodigd voor de eerste kernbommen in het kader van het Manhattan Project. Deze keer gaat het niet over de kopstukken, maar over het personeel in de fabrieken van Oak Ridge en de wetenschapsters die direct of indirect de ontwikkeling van de atoombom mede hebben mogelijk gemaakt. Schrijfster Denise Kiernan geeft deze tot nu toe meestal onbekend gebleven vrouwen een plaats in de geschiedenis. Omdat het boek gaat over vrouwen, zal ik het hier in navolging van de schrijfster over de meisjes hebben.
Er werkten ook veel mannen in Oak Ridge; veel van de ervaringen zullen in dezelfde mate ook voor de mannen gelden wat betreft het werken en wonen. Het boek geeft een mooie inkijk in het leven in de jaren veertig en het leven en werken in Oak Ridge in het bijzonder.
Oak Ridge, Tennessee, is een gebied van circa 15 bij 5 mijl, boerenland dat was onteigend en/of uitgekocht voor militaire doeleinden. Boerderijen en dorpen zijn verdwenen. Het complex is genoemd naar de bergrug. In 1942 werden fabrieken en behuizingen voor personeel gebouwd. Van eind 1942 tot na de kernbommen op Japan was dit gebied zeer geheim, het had geen naam, en wat er gebeurde en wie er werkte was ook geheim. Er waren meerdere fabrieken, met ieder een vorm van uraniumverrijking, omdat de meest effectieve manier nog niet bekend was. Dat bleek pas later. Plutonium werd verrijkt in Hanford, in de staat Washington. De producten wer-
10
The Girls of Atomic City
den daarna in Los Alamos als lading in de kernwapens gezet. Het uraniumerts kwam voornamelijk uit Belgisch Congo en voor een kleiner deel uit Canada en de Verenigde Staten. Daarna werd het bij verschillende bedrijven in Noord-Amerika bewerkt tot een nog niet verrijkt product. Vervolgens ging het naar Oak Ridge voor de verschillende verrijkingsprocessen. Het product werd in kleine hoeveelheden per koerier naar Los Alamos gebracht. Daar werd het klaargemaakt voor gebruik in de atoombommen.
De meisjes
Voor alle bewerkingen was veel personeel nodig van allerlei opleidingsniveau, maar voor de productie in het verrijkingsproces was dit meestal niet al te hoog geschoold personeel. Op het hoogtepunt werkten in Oak Ridge circa 75.000 mensen. Het werk was overwegend volcontinu productiewerk. De medewerksters, er waren vooral veel vrouwen, waren in het algemeen jong en vaak net van school af. Daarom noemt de schrijfster ze meisjes (Girls). De meisjes van toen waren ten tijde van de interviews vrouwen van ver in de tachtig of nog ouder. De verhalen
verschillen, omdat de schrijfster vrouwen uit alle rangen en standen in het project heeft benaderd. Dit resulteerde in verhalen vanuit verschillende perspectieven. De achtergronden, motieven en ervaringen van een beperkt aantal meisjes worden beschreven met naam en foto. Andere verhalen zijn ingevoegd. De interviews vonden plaats tussen 2009 en 2012. De meisjes werden gerekruteerd uit het hele land, maar ook uit de wijde omgeving. Ze kwamen af op het loon dat hoger was dan dat in gewone banen. De redenen waarom de meisjes drie jaar lang het werk volhielden waren bijvoorbeeld het meehelpen om de oorlog te winnen; iedereen kende wel iemand die in de oorlog vocht; het betere salaris. Evenals het overige personeel woonden de meisjes meestal op het terrein, vaak in barakken, pensions en slaapzalen en soms betere of slechtere huizen, afhankelijk van de rang en status.
Wegen bestonden in het begin amper, men liep altijd in de modder (soms wel enkeldiep!) of in het stof, afhankelijk van het seizoen en het weer. Wie de omstandigheden en de lange werkuren niet vol hield was snel verdwenen.
Geheim
Het Manhattan Project was een militair project en uiterst geheim. Dat had zijn weerslag op het personeel. Aan de ene kant werd een militaire houding van deze burgers verwacht, dus niet vragen maar orders opvolgen. De locatie Oak Ridge stond in de officiële stukken als Site X bekend. De fabrieken hadden een codenaam. Verrijkt uranium heette Tubealloy of Product en Plutonium heette 49 (naar het atoomnummer 94). De kopstukken als Oppenheimer hadden ook een verhulde naam: hij was The Scientist. In het werk hadden de handelingen en de locaties en dergelijke een soort codenaam gekregen die alleen insiders begrepen. Het werd een tweede natuur om zo over het werk te spreken. Bij aanvaarding van het werk moesten ze een geheimhoudingsverklaring tekenen. Vooraf waren ze gescreend door een geheime dienst. Het personeel had geen uitleg gekregen over het product waar ze aan werkten. Ze wisten alleen welke handelingen ze moesten verrichten. De meisjes mochten in het kader van geheimhouding met niemand over het werk praten, ook niet met de naaste collega’s. De meesten hadden geen idee waar ze mee bezig waren. Hooguit konden aan de leidinggevende vragen worden gesteld bij problemen of bij uitleg over het werkproces. Toch hadden vooral de wat hoger opgeleiden wel een vermoeden waar het om kon gaan, afgeleid van het deelproces waar ze aan werkten, maar ook dan mocht het niet besproken worden. Zelfs de secretaresse had geen idee waar het over ging in de brieven die ze gedicteerd kreeg.
Werk en vrije tijd werden strikt gecontroleerd, zowel openlijk als stiekem. Wie de mond voorbij praatte kon rekenen op onmiddellijk ontslag. De geheimhouding ging zo ver, dat sommigen werden benaderd om hun collega’s te bespioneren en te verraden wanneer die hun mond voorbij praatten in een gezellige bijeenkomst. Wanneer men het terrein in of uit wilde, ging dat gepaard met ondervragingen en fouilleringen bij de toegangspoorten. Er
mocht niets mee naar buiten genomen worden behalve de persoonlijke bezittingen. Persoonlijke brieven werden gecensureerd. De beschrijvingen doen mij denken aan ‘Oost-Europese’ toestanden van voor de val van de Muur. Pas nadat de bommen op Japan waren gevallen en deze feiten in het nieuws kwamen, werd het de meisjes duidelijk waaraan ze hadden mee gewerkt. Dat leidde in eerste instantie tot trots vanwege de bijdrage aan het winnen van de oorlog. Later leidde het ook tot afschuw toen ze er achter kwamen welke gevolgen in termen van dood en menselijk leed de bommen veroorzaakten.
In het boek wordt de geheimhouding betracht tot na de bommen op Japan, in de hoofdstukken met (de verslagen van) de interviews en de ervaringen van de meisjes. In de tussenliggende stukken, in een ander lettertype, gaat het over de wetenschappelijke kant van de ontwikkeling van kernsplijting en over de militaire en politieke ontwikkelingen van de eerste atoombommen. Hierin wordt eveneens omfloerst beschreven wat er gebeurde voor zover het Oak Ridge en de andere sites betrof. Dit parallelle deel van het boek gaat ook en vooral over de vrouwen die een wetenschappelijke bijdrage
leverden. Andere meisjes die betrokken waren bij de ontwikkeling van de atoombom zijn de wetenschapsters. Vaak staan zij in de schaduw van de mannen die meer bekend werden en de Nobelprijzen kregen. Hun bijdrage is minstens zo groot als die van de mannen. In het boek worden een aantal voorbeelden genoemd, met hun naam erbij.
Sociaal experiment
Het wonen en werken in Oak Ridge bleek onbedoeld een sociaal experiment. Oak Ridge was opgezet als een tijdelijk militair project. Men kwam er snel achter dat er naast werken en wonen meer in het leven was, zoals sociale contacten en vrijetijdsbesteding. Er werden faciliteiten op het terrein opgezet, zoals een kerk, bioscopen, dansgelegenheden en sportgelegenheden. De meisjes maakten het leven buiten het werk leuk en gezellig. Ze probeerden naast het werk een sociaal leven er op na te houden. Zoals overal ontstonden er ook relaties. Een aantal van de meisjes is getrouwd met een man die ze in Oak Ridge hebben leren kennen. Sommigen konden niet tegen de sociale druk in combinatie met het werk, de barre woonomstandigheden en de geheimhouding: zij vertrokken snel. Anderen konden het beter volhouden. Er was veel ongelijkheid in het werk en leven in Oak Ridge. Er was rassenscheiding, vrouwen verdienden minder voor het zelfde werk en de sociale achtergrond werkte door in de perspectieven voor promotie en werk. Men protesteerde niet, zo was het in die tijd ook in de gewone maatschappij. De Afro-Amerikanen hadden de slechtste banen, woonden in slechtere behuizingen in slechtere omstandigheden.
In Oak Ridge werden door een officieel aangestelde fotograaf foto’s gemaakt van alle aspecten van het werken en leven in dit project. Een aantal van deze foto’s zijn in de fotosectie van het boek geplaatst, naast de portretten van enkele meisjes in de oorlogstijd en hun portretten in de tijd van de interviews. *
11
De zinzoekende, hypersociale roofaap en het kwaad
Boekbespreking
Johan M.G. van der Dennen Pouwel Slurinks Aap zoekt zin is een magistraal werk van een van de beste, maar helaas veel te weinig bekende, hedendaagse Nederlandse filosofen.
Het is enerzijds een bewerking en vernederlandsing van zijn oorspronkelijke dissertatie uit 2002: Why Some Apes Became Humans: Competition. Consciousness & Culture (Nijmegen: PS Press), en anderzijds een aanvulling en popularisering (zonder in simplificeringen te vervallen) van uiterst complexe materie, namelijk de beantwoording van vragen over zingeving, kentheorie, bewustzijn, cultuur, moraal, religie, over alles eigenlijk wat filosofen al eeuwenlang bezig heeft gehouden; en dit alles vanuit een consequent volgehouden evolutionair perspectief.
In de tijd van Charles Darwin leefden er, vooral in het Engelse taalgebied, geleerde mensen die ‘naturalisten’ werden genoemd, omdat ze niet alleen een enorme honger naar kennis van de levende natuur hadden maar ook alles wisten wat er te weten viel van die levende natuur. Pouwel Slurink is een authentieke hedendaagse naturalist met een encyclopedische kennis van de natuur, de evolutie en het menselijke gedragsrepertoire. Voor veel mensen heeft filosofie de connotatie van vrijblijvend gezwam in de ruimte, maar Slurinks werk sluit meer aan bij de empirische (mens)wetenschappen dan bij de vakfilosofie. “De meeste biologen, menswetenschappers en filosofen hebben geen moeite met de evolutietheorie. Maar is het echt duidelijk wat de evolutietheorie nu eigenlijk betekent voor onze levensbeschouwing? Daar lopen de interpretaties nogal uiteen. De één probeert evolutie te combineren met God en vooruitgang, de ander
12
Pouwel Slurink
denkt dat ze een einde maakt aan de vrije wil en het zoeken naar zin… In feite werpt de evolutietheorie soms een verrassend nieuw licht op oude vragen. Er sneuvelen nogal wat gekoesterde ideeën, maar tegelijkertijd worden er veel vragen beantwoord die filosofen eeuwenlang soms tot onzin en soms tot waanzin dreven… Zoals de vraag naar de zin…” (Achterflaptekst). In het voorwoord en de inleiding getuigt Slurink van zijn overtuiging dat alleen wetenschap en filosofie samen de belangrijke vragen kunnen oplossen die voortkomen uit de menselijke situatie (p. 11) en dat zelfs een elementaire kennis van de biologie en de ethologie leidt tot het perspectief van het evolutionair naturalisme waarbinnen veel dingen op hun plaats vallen die binnen afzonderlijke disciplines volkomen onbegrijpelijk zijn (p. 15). Geheel in de geest van de grote bioloog Theodosius Dobzhansky die schreef dat Nothing in biology makes sense except in the light of evolution, en niet alleen in de biologie. Aap zoekt zin bestaat uit drie delen. Deel 1 behandelt de vragen van de metafysica en de ontologie vanuit het evolutionair naturalisme, en is getiteld: ’Waarom we leven: oerzaken’. Deel 2 behandelt de evolutionaire kenleer (epistemologie) en de philosophy of mind onder de titel: ’Waarom we beleven: het organische dashboard’.
En deel 3 tenslotte is van belang voor degenen die antwoorden zoeken voor de vragen des levens: ’Wat we moeten: roofaap zoekt zin’. Dit laatst deel gaat over het mensbeeld, over cultuur en moraal vanuit het evolutie-filosofisch perspectief – problemen die traditioneel behandeld worden door de wijsgerige antropologie, de cultuurfilosofie en de ethiek. Voor de goede orde, het begrip ‘roofaap’ verwijst, naar analogie met de term ‘roofdier’, naar het ontstaan van een opportunistische mensaap die predator en carnivoor – en de grootste vijand van zijn soortgenoten – werd: de mens (die zich ook nog eens in alle arrogantie Homo sapiens sapiens noemt).
Darwin’s eenvoudige model van de natuurlijke selectie wordt nu al meer dan een eeuw gebruikt om allerlei organismen en hun gedrag te begrijpen. Steeds weer blijkt het ook geschikt om de mens te begrijpen. Het levert ook een nieuwe zijnsleer of ontologie op. De hele levende natuur op onze planeet (en waarschijnlijk ook elders) blijkt een gigantisch onbeheerd fokexperiment, een worsteling van Eros en Thanatos, van zijn en niet-zijn. Er is geen geest geweest die het allemaal van te voren ontwierp, want geest gaat niet vooraf aan de evolutie maar is er het product van (p. 24). Aap zoekt zin kan ook begrepen worden als Een Grote Correctie op het waanidee van de Sonderstellung van de mens, dat binnen de filosofie en de menswetenschappen nog steeds welig tiert, en ook op het nog steeds vigerende idee dat de evolutie vooruitgang impliceert in de richting van een bepaald doel (een teleologie, een punt Omega, een Gaia o.i.d.). Dit laatste dient niet verward te worden met doelgerichtheid van organismen. Organismen streven doelen na zoals voedsel, veiligheid (overleven) en voortplanting. Deze doelgerichtheid ontstaat doordat alleen organismen overleven die de juiste doelen hebben.
Zij is het product van selectie en dus juist niet van een voorafgaand doel. Voor dit soort doelgerichtheid bedacht Colin Pittendrigh de term teleonomie. Je zou het een geleid worden door interne doelen kunnen noemen. De doelgerichtheid van organismen is dus een afgeleide van hun genetisch programma, dat zich via hen voortplant (p. 35). Ook het verhaal over het ‘behoud van de soort’ (het idee dat organismen zich voortplanten om het behoud van de soort te garanderen, in plaats van de drang om hun bloedeigen ‘zelfzuchtige’ genen aan hun nageslacht door te geven) kan worden gezien als een van de laatste stuiptrekkingen van het metafysisch optimisme (een term van José Ortega y Gasset) waarin de natuur wordt gezien als harmonieus en wijs (p. 57). De natuur als ongeremde woekering, gratuite verspilling en permanent bloedbad is een adequatere voorstelling van zaken.
Het kwaad
Binnen het kader van de evolutietheorie is het niet alleen de vraag waar het kwaad vandaan komt, het is ook de vraag waar het goede vandaan komt. Eén antwoord is inclusive fitness of altruïsme gericht op verwanten. Individuen die genen delen kunnen goed zijn voor elkaar, omdat zij daarmee goed zijn voor hun eigen genen. Dit soort natuurlijke goedheid is evolutionair stabiel en sterft dus niet uit (p. 71). Slurink onderscheidt overigens zuiver, sexy en slim altruïsme: een bijzondere originele bijdrage. Hoofdstuk 10 (pp. 90-99) van Aap zoekt zin is, mijns inziens, centraal en cruciaal. Het probeert de vraag te beantwoorden waar het vertrouwen dat de natuur wezenlijk goed is eigenlijk op is gebaseerd. Volgens de middeleeuwse filosoof Thomas van Aquino waren “het zijn en het goede verwisselbaar”. Al het geschapene moest wel goed zijn: de Schepper is immers goed. Eigenlijk vonden we dit idee al bij Plato en beheerst het de filosofie minstens tot en met Leibniz. Gaan we niet langer uit van schepping, maar van evolutie dan vallen ons de schellen van de ogen. In de evolutie ontstaan doelen door het uitsterven van doelloze replicatoren. De doelen van levende wezens onderling sluiten elkaar echter onderling vaak uit: wat goed is voor de één, is bij uitstek slecht voor de ander.
Het sociobiologische besef dat de competitie binnen de soort, en zelfs binnen de families, net zo groot is als de competitie tussen soorten, leidt onontkoombaar tot het inzicht dat het kwaad deel uitmaakt van de natuur. Een beetje kwaadaardigheid is functioneel als een manier om de competitie uit te schakelen of af te zwakken… Dit alles betekent dat het kwaad geen bijkomstigheid is in de natuur, maar dat het loont: het is een talent, geen afwezigheid daarvan… Het kwaad is evenzeer structureel als gevolg van de competitie om schaarse bronnen. Het ‘metafysisch optimisme’ van vele traditionele dichters, denkers en dromers kan definitief de prullenbak in. Dit besefte Darwin toen hij noteerde dat ‘de duivel in de vorm van een baviaan onze grootvader was’ en dit realiseerden Price en Hamilton zich toen ze speculeerden over de evolutie van kwaadaardigheid… Daarmee komen we ook dicht bij een oplossing van het traditionele ‘probleem van het kwaad’. ‘Het kwaad’ is een inherent onderdeel van een random universe, waarin alle structuur en orde door stochastische processen ontstaan en waarin de toevallig ontstane organismen niet alleen niet volmaakt zijn, maar onderling ook nog eens vechten om schaarse energie en ruimte (pp. 96-97).
Tegelijk maakt de evolutieleer een einde aan het nog veel oudere metafysisch optimisme en is het in zekere zin een herneming van het tragische en ‘polytheïstisch’ wereldbeeld. Het kwaad is onderdeel van de wereld en onderdeel van onszelf. Het is niet door een simpele zondeval geïntroduceerd en kan dus niet door een simpele verlossing uitgedreven worden. Het komt niet louter voort uit de vrije wil, maar is inherent aan de structuur van de wereld. Het is niet louter de afwezigheid van het goede, maar is een ‘positieve’ kracht, erop gericht om alle concurrentie bij voorbaat te verzwakken. Kwaadaardigheid in deze vorm komt niet alleen voor bij talrijke dieren, maar het is een steeds terugkerende karaktertrek van de mens, die niet uitsterft omdat zij dikwijls loont. Helaas! (p. 200). De wet van de natuurlijke selectie, die verantwoordelijk is voor orde en structuur in de levende wereld, is in feite een wet van behoud van ellende. Het idee van de natuurlijke selectie houdt
bijvoorbeeld in dat het goede ontwerp in de natuur slechts gevonden wordt via eindeloos geëxperimenteer, en via mislukking en dood. De evolutietheorie laat zien dat competitie om schaarse artikelen en het daaruit resulterende conflict een wezenlijk kenmerk van de natuur en de maatschappij is. Schaarste is een rechtstreeks gevolg van het voortdurende geboorteoverschot. Daarmee lijkt meteen duidelijk dat er geen definitieve overwinning van het goede op het kwade mogelijk is. Goed en kwaad roepen elkaar voortdurend op en horen bij elkaar. In een samenleving vol engelen zijn degenen die misbruik maken van engelen in het voordeel. In een relatie wordt degene die zich het meest opoffert het hardst misbruikt. Zoals we al zagen kan het goede, altruïsme, evolueren als het gericht is op gemeenschappelijke genen of belangen – maar kwaadaardigheid, het met opzet schaden van een ander loont minstens net zo vaak, vooral als die ander een voedselconcurrent of seksuele rivaal is (p. 201).
Zoals talrijke schrikbewinden laten zien, kan het goede langdurig van het kwade verliezen totdat het gehele systeem uiteindelijk instort. Kortom, het idee dat de mens ‘van nature goed is’, is een misvatting: goed en kwaad zitten allebei in het menselijk arsenaal en zolang de menselijke samenleving een arena is waarin verschillende partijen verschillende strategieën volgen en belangen hebben zullen zij ingezet worden om coalities te smeden en concurrentie te bestrijden. Het lijkt erop dat vanuit evolutionair perspectief het probleem van de oorsprong van het kwaad en van de kwade opzet hiermee uiteindelijk is opgelost. De moraal kan het echte leven nauwelijks bijbenen. Boeven en hypocriete moralisten winnen het van brave burgers. Kwaadaardigheid loont zolang het loont de competitie uit te schakelen. Jouw goed hoeft uiteindelijk niet mijn goed te zijn. Het kan heel goed zijn dat jij profiteert van mijn verlies of dat ik profiteer van jouw verlies. De wereld barst van de onoplosbare morele conflicten. Het geloof in een éénduidige, rechtvaardige morele wereld, waarin het goed voor de één toch ook het goede moet zijn voor de ander is een bijgeloof dat Socrates verbindt met Kant
Vervolg op pagina 14
13
Vervolg van pagina 13
(p. 203-4). Het kwaad blijft onderdeel van de wereld. Het evolutionisme zit wat dat betreft dichter bij het tragisch wereldbeeld van de oudheid (p. 205). Het is ongetwijfeld de tragiek van het goede dat het een broos gemeenschappelijk streefdoel is, gekoesterd door samenwerkers die tot op zekere hoogte ook elkaars vijanden zijn (p. 328).
Evolutionaire (naturalistische) kenleer
Slurink stelt dat de oplossing van het kenprobleem in de loop van de filosofische geschiedenis werd verhinderd door het menselijk kenvermogen op te vatten als aparte en unieke competentie. De oplossing kwam pas toen diverse denkers bereid waren de menselijke kennis op te vatten als een product van dezelfde behoefte aan oriëntatie die andere dieren hebben. Het kenprobleem is een speciaal geval van het algemene probleem van aanpassing, zoals al werd geformuleerd door Charles Darwin, Konrad Lorenz, en andere evolutionisten, zoals Gerhard Vollmer (1983): “Ons kenvermogen is een resultaat van evolutie. De subjectieve kenstructuren passen op de wereld, omdat ze zich in de loop van de evolutie in aanpassing aan de ware wereld gevormd hebben” (1983: 102). Het is daarom te verwachten dat kennis niet alleen aansluit bij de wereld, maar ook subjectief gekleurd is vanuit de belangen en vanuit het perspectief van een heel specifiek organisme, in veel gevallen behorend tot een zeer specifieke sekse en leeftijdscategorie.
Kennis moet een organisme niet alleen oriënteren of adviseren, maar vooral leiden en sturen. Het gaat in de evolutie uiteindelijk niet om zuivere kennis, maar om genenverspreidend gedrag. Subjectieve waardetoekenningen moeten wel evolueren naarmate het organisme over meer informatie beschikt: bovenal moet het weten wat het ermee doen moet. De evolutionistische kenleer verklaart dus kennis, haar perspectiviteit, haar beperktheid, haar naïeve categorieën en het onderscheid tussen feiten en waarden – en dat alles vanuit het inzicht dat het cognitief-conatief apparaat geëvolueerd is om te oriënteren en te sturen. Aan kennis van de objectieve structuren van de wereld heeft een organisme niets als het niet gedreven wordt door een subjectief overle-
14
vingsprogramma. Dit subjectieve overlevingsprogramma krijgt onder meer gestalte door gespecialiseerde zintuigen, die relevante informatie doorgeven, door gespecialiseerde kenstructuren, die relevante onderscheidingen aanbrengen, en door een gespecialiseerd leervermogen, dat het dier in staat stelt zijn vaardigheden te verbeteren (p. 111-112). Voortbouwend op Konrad Lorenz (Die Rückseite des Spiegels, 1973) en Daniel Dennett (Kinds of Minds, 1995), onderscheidt Slurink (pp. 121-124) organismen met diverse graden van leer- en cultuurver-
mogen en complexiteit: Darwiniaanse, Lorenziaanse, Skinneriaanse, Popperiaanse, Bonneriaanse (of Imanishi-dieren), Gallupiaanse, en tenslotte Gregoriaanse organismen (voor ethologen en psychologen een feest van herkenning), die achtereenvolgens (1) nauwelijks leren, (2) aangeboren vaardigheden lerend verfijnen, (3) leren door psychologische beloning en straf, (4) in staat zijn te anticiperen en scenario’s te vergelijken, (5) kunsten van elkaar afkijken, (6) een beeld hebben van anderen en zichzelf, en (7) deel uitmaken van een door taal ondersteunde cumulatieve cultuur. In den beginne was er de noodzaak om te handelen. Blindelings en reflexmatig
handelen op basis van een aangeboren gedragsprogramma kan en wordt veel toegepast, maar heeft nadelen. Als het programma niet deugt, leidt het tot de dood. Meer flexibele organismen die konden experimenteren met gedrag hadden een terugkoppelpunt nodig, een aangeboren stoplicht, om al snel tijdens nieuw gedrag schade en succes terug te melden. Er ontwikkelde zich een ‘au’ en een ‘wau’ om gedrag te stoppen respectievelijk juist voort te zetten. Bij nog flexibeler beesten was er nog meer informatie nodig, niet alleen over de wereld, maar ook over de wenselijkheid van diverse opties. Het simpele stoplicht werd een klein dashboard met schakelaars, knoppen, alarmlampjes. Aangepast gedrag is alleen mogelijk als informatie over de wereld gecombineerd wordt met informatie over wat moet of urgent is. Om ‘juist’, dat wil zeggen, aangepast te kunnen handelen, moet kennis dus niet alleen refereren, maar ook motiveren, en zelfs dwingen. Een motief (honger, angst) kan zo gekoppeld worden aan een waargenomen voorwerp (een prooi, een gevaar) en leidt tot gedrag. Informatie over onszelf en de wereld moet ons waarlijk intiem kunnen raken en bijdragen aan een koersbepaling: bewustzijn, de wil. Zo bezien is bewustzijn zowel iets wat ons drijft als iets wat ons informeert: kennis als impuls, een geïnformeerd ‘moeten’, een in een subject gevoelde urgentie. Hoe ‘weet’ een organisme wat goed is en wat verkeerd? Door genot en pijn te voelen, het voorouderlijk stoplicht. Hoe ‘weet’ een organisme welke zaken prioriteit verdienen? Door ze in verschillende mate als dringend te beleven. Hoe ‘weet’ een dier welke dingen in de wereld gevaarlijk, smakelijk, aantrekkelijk zijn? Door ze als zodanig te ervaren. Bewustzijn lijkt de vorm te zijn waarin we afwegingen kunnen maken en kunnen kiezen tussen onze opties (pp. 124-5). Emoties fungeren hierbij als verkenners van mogelijkheden. De bijna vergeten informaticus George Pugh, in zijn boek The Biological Origin of Human Values
(1978) begreep dat het brein niet louter een informatieverwerkend systeem is, maar in de eerste plaats een beslissingssysteem. Kennis kan alleen leiden tot adequaat gedrag als organismen ook weten wat ze willen. Daarvoor zijn streefwaarden onmisbaar. En streefwaarden kunnen niet louter een andere vorm van kennis zijn, objectieve waarden op een metertje, omdat je ze dan zou kunnen negeren. Streefwaarden moeten subjectief dwingend zijn – het moeten gevoelens zijn (p.142). Zo ontstond zijn “door waarden gestuurde beslissingssysteem” (value driven decision system). Al met al is het gedrag van slimme groepsdieren moeilijk voorstelbaar zonder bewustzijn. Bewustzijn (het organische dashboard) is vooral nodig om gedrag te leren, te sturen, en bij te sturen binnen het kader van een veelheid van beloningen en straffen, die geëvolueerd zijn om ons te leiden (p. 157). Als er zoiets bestaat als de vrije wil, zou het een concrete psychologische structuur moeten zijn die mogelijkheden aftast en daartussen kiest. Je kiest je neigingen niet, maar je kiest tussen je neigingen op basis van de omstandigheden en je afweging en selectie van scenario’s. We zijn niet vrij onze impulsen te kiezen, maar wel om ze tijdelijk te onderdrukken en ze zodanig te modificeren, dat we er toch een redelijk fatsoenlijk leventje mee kunnen leiden. Mensen gedragen zich als redelijk perfecte nepotisten en hun paardansen volgen patronen, die we ook uit het dierenrijk kennen. Bovenal streven ze voortdurend naar aanzien, seks, en geld en zetten ze dat soort zaken veelal op een bijna wetmatige manier om in kinderen. Mensen lijken daarmee geen uitzondering te vormen op het socio-biologisch beginsel dat leven draait om genen doorgeven (p. 186). Ondanks de uiterst gecompliceerde werking van de menselijke geest blijft zijn ‘doel-structuur’ simpel. Centraal blijft de overleving van de genen staan, maar vooral de door de evolutie opgeworpen subdoelen die dit doel dienen: veiligheid, welbevinden, aantrekkelijkheid, aanzien, liefde, sociale zekerheid, vrijheid, voldoening, maatschappelijk succes en dergelijke (p. 191). Het besef dat ons verstand niet boven de natuur zweeft, maar zelf een feilbaar natuurproduct is, kan ons behoeden voor zelfoverschatting en hybris.
Deel 3: Roofaap zoekt zin
Deel 3 is een min of meer synthetiserend exposé dat voor de meeste lezers het interessantste zal worden gevonden omdat het, zoals de titel al aangeeft, antwoorden probeert te vinden op de gebruikelijke ‘levensvragen’. De hoofdstukken 21 (Hoe genen memen gebruiken & manipuleren), 22 (Hoe maakt cultuur de mens?), en 23 (Hoe techniek alles kan doen kantelen), gaan over de evolutie van cultuur en hoe en waarom de mens volkomen afhankelijk is geworden van cultuur. Hoofdstuk 24 (Het raadsel van de ontaarde roofaap)
tracht te achterhalen waarom één beest zoveel geest heeft, aan de hand van de evolutie van de mensachtigen te beginnen bij Sahelanthropus tchadensis (± 7 Ma = mega-annum = miljoen jaar geleden), Orrorin tugensis (± 6 Ma), Ardipithecus en Australopithecus. Het lijkt erop dat de evolutie van mensen vanaf de gemeenschappelijke MECHIBO-voorouder (voorouder van mensen, chimpansees en bonobo’s) het gevolg is van vier overgangen: (a) de overgang van ongeveer 6 Ma geleden die leidde tot allerlei rechtop lopende oeraapmensen; (b) de overgang van rond de 2 Ma van één van deze takken naar de eerste echte mensen (genus Homo) (c) de verdere verspreiding van een reeks bijzondere soorten mensen zoals
Homo heidelbergensis en Homo neanderthalensis; en (d) de overgang naar het talig en creatief wezen Homo s. sapiens (p.247). Verschillende theoretici, onder wie Charles Darwin, Robert Bigelow, en Richard Alexander, hebben een verband gelegd tussen onze overdreven cognitieve vermogens en de menselijke neiging tot groepsvorming en competitie tussen groepen. De menselijke intelligentie zou het product zijn van een evolutionaire wapenwedloop. Volgens Alexander zijn vroege mensen in een bepaalde fase hun roofdieren de baas geworden: ze zijn ‘ecologisch dominant’ geworden. Dit leidde tot een verhoogde bevolkingsdruk en toegenomen competitie tussen groepen van de eigen soort. Het werd belangrijk tot een sterke, samenhangende groep te behoren. Conflicten over bezit en vrouwen moesten onderdrukt worden. Sociale, communicatieve en morele vaardigheden werden daarmee belangrijker (p. 262-3). Onze voorouders werden op een bepaald moment zulke geduchte rovers dat zij vooral een bedreiging werden voor elkaar. De combinatie van de stammenstrijd tussen groepen, en competitie en seksuele selectie binnen groepen dreef de menselijke intelligentie op. Samenwerking en trouw waren aan de ene kant onmisbaar, maar opportunisme, hypocrisie en overspel boden aan de andere kant ook volop mogelijkheden. Er ontstond een wezen met een dubbele bodem dat voortdurend balanceert op de grens van ‘goed’ en ‘kwaad’, een amoreel-moreel, psychisch complex wezen, dat voortdurend heen en weer stuitert tussen het engelachtige en het demonische (p. 269).
Hoofdstuk 25 (Sprekend een aap) behandelt de taligheidshypothese: het idee dat wij mensen werden door de taal. Het ontstaan van de grammatica uit een soort proto-taligheid zou kunnen samenvallen met de zogenaamde ‘creatieve explosie’ van zo’n 77.000 tot
Vervolg op pagina 16
15
Vervolg van pagina 15
40.000 jaar geleden. Het is eveneens mogelijk dat de ambivalentie van wederzijdse altruïstische betrekkingen tussen stammen – vredige relaties, zo nu en dan omslaand in geweld en onderwerping – een enorme stimulans is geweest voor de evolutie van cognitieve vaardigheden, inclusief het vermogen tot taal en moraal (p. 279).
Hoofdstuk 26 (Is liefde een fantoom?) behandelt het hoe en waarom van seksuele voortplanting en ’s mensen problematische paarbanden en complex liefdesleven als gevolg van onze paradoxale neigingen. De meeste meercelligen doen aan seks, omdat het voor genetische variatie zorgt. Slechts weinig soorten doen aan liefde, een meer exclusieve gevoelsband met één partner. Liefde is niet blind, maar staart zich wel blind op een beperkt aantal genetische kwaliteiten. Bovendien impliceert liefde nog geen geluk, want ‘houden van’ impliceert nog geen harmonie tussen de seksen. Beide geslachten hebben totaal verschillende belangen en monogamie is dan ook een nogal ingewikkelde constructie, en is dan ook schaars bij zoogdieren in het algemeen. De hedendaagse mensenvrouw heeft een atavistische voorliefde voor dominante mannen behouden (vooral tijdens de ovulatie) en de mensenman blijft oog houden voor jonge vrouwen met een groot residueel reproductief vermogen. Love is a battlefield.
In hoofdstuk 27 (Waar komt het goede vandaan?) bespreekt Slurink onze, evenzeer problematische, moraal. Is de hele ‘objectieve’ moraal, zoals Michael Ruse dat propageerde in de jaren tachtig, een “collectieve illusie ons aangesmeerd door onze genen”? Slurink denkt dat het praten over goed en kwaad een eigen logica en objectiviteit heeft, hoezeer de moraal ook een ‘dubbele bodem’ heeft, gebaseerd is op manipulatie en macht, en onzichtbaar is vanuit een buitenmenselijk, volstrekt onpartijdig perspectief. Ons instinctenpakket en onze mentale gereedschapskist – ons emotief en conatief leven – is zo complex dat de moraal die eruit voortkomt allerminst simpel is en daarom ook allerlei onoplosbare tegenstrijdigheden bevat. Wij lijken ontworpen om te manoeuvreren in een sociale wereld, waarin we enerzijds elkaars
16
concurrenten zijn in een beperkte ‘gebruiksruimte’, maar waarin we anderzijds gedwongen zijn samen te werken om samen onze gemeenschappelijke ‘gebruiksruimte’ te vergroten. Hieruit volgt wat Slurink de “logica van strijdige en gedeelde belangen” noemt (p. 301). Een moraal ontstaat (‘emergeert’) vanzelf als individuen belangen, zorgen, en doelen delen en elkaar in dat kader proberen bij te sturen.
In hoofdstuk 28 (Hoe is God geëvolueerd?) concludeert de auteur dat godsdienst onze onwetendheid, onmacht en eenzaamheid weerspiegelt, maar ook de groepscohesie bevordert en de moraal een schijnbaar absoluut fundament verschaft. Hoofdstuk 29 (Geboren tussen zijn en behoren) gaat over de naturalistische drogreden, de onmogelijkheid om uit feiten normen af te leiden (Slurink prefereert zelf de term “fatalistische valstrik”). De dimensie van het behoren ontstaat pas als een verzameling conatieve (willende) wezens samen naar een wereld streeft met bepaalde eigenschappen. Waarschijnlijk blijft er altijd onenigheid over het einddoel en ieders bijdrage: er is geen goed dat voor allen (in gelijke mate) goed is. Maar mensen zijn onderling afhankelijke samenwerkers die het eens moeten worden om verder te kunnen. Omdat ze samen bepaalde dingen willen, kunnen ze semi-objectief over het goede spreken als dat wat bijdraagt aan de gemeenschappelijke belangen. Dit betekent dat uit wetenschappelijke uitspraken normatieve conclusies getrokken kunnen worden binnen de context van gemeenschappelijke verlangens, belangen en idealen. Zolang je expliciet of impliciet verwijst naar die gemeenschappelijke belangen is het meestal volkomen helder wat er bedoeld wordt. Zo kan een arts tegen zijn patiënten zeggen dat het beter zou zijn om minder te roken. Het laatste hoofdstuk (Roofaap zoekt zin) over vrijheid, zingeving en de ’menselijke maat’, is, zoals het hoort, de apotheose van een formidabele intellectuele exercitie. De menselijke vrijheid is door sommige filosofen geïnterpreteerd als de afwezigheid van een vaste natuur of een serie kant-enklare instincten. De mens zou slechts ’stompjes instinct’ hebben (Ortega y Gasset). Dat verklaart echter niet goed
waarom mensen vaak op een heel voorspelbare manier ontsporen en zich daarbij verdwaald en vervreemd voelen. Dit wijst er eerder op dat mensen juist boordevol behoeften en neigingen zitten en dat ze zelfs een behoefte hebben aan een samenhangend beeld van hun maatschappelijke taak en plaats. In principe is er niets mysterieus aan zin zoeken en zin geven, zolang we erkennen dat het ervaren van ‘zin’ louter het ervaren van een ‘match’ tussen onze behoeften en ons feitelijk leven is. Omdat de mens een specialist is in samenwerking en taken verdelen, is ons leven niet louter gericht op directe bevrediging, maar juist op een meer bestendige inbedding in de ons omringende samenleving.
Zingeving is aanpassing van ons leven aan het complexe leven in de ons omringende samenleving, waarin de bevrediging van behoeften altijd verloopt via het innemen van rollen en het verdelen van taken. Als je dan eindelijk het gevoel hebt dat je je plekje in de maatschappij veroverd hebt voel je je in diepere zin veilig: je voelt je niet buitengesloten of verdwaald. Je hebt het gevoel dat je leven deel uitmaakt van iets dat groter is dan je zelf (p. 335). Een normatieve evolutionaire ethiek zou zich moeten bezighouden met de vraag hoe we met z’n allen verantwoordelijk en verbonden gedrag kunnen versterken en onze opportunistisch parasitaire roofneigingen beter in toom kunnen houden. Misschien is het zelfs mogelijk dat wij, als hypersociale, gedomesticeerde, zinzoekende, intelligente roofapen, ons huidige plunderen roofkapitalisme geleidelijk ombouwen naar een meer symbiotische economie, waarbij we meer rekening houden met de belangen van onze kinderen en volgende generaties.
Lees dit boek. Het zal uw geestelijke gezondheid en algeheel welbevinden ten goede komen. *
Slurink, Pouwel. Aap zoekt zin. Waarom wij bewustzijn, vrije wil, moraal en religie hebben. Leusden: ISVW Uitgevers. 2014. pp 376.
Aalst, 15 oktober 2014
Verslag tegensprekelijk symposium
Vechten voor vrede
Mieke De Loof en René Broens
“Vrede is een containerbegrip vol paradoxen.” Met die woorden geeft Ludo De Brabander het startschot voor het symposium dat ‘Vechten voor vrede’ heet, naar het gelijknamige boek onder redactie van Jorg Kustermans en Tom Sauer. Ludo zal ons, als moderator en inleider, professioneel doorheen de namiddag loodsen. Ook Peter Van den Bossche, woordvoerder van de burgemeester, verwelkomt ons in ‘de charmante stad Aalst’. Aalst is blij met het Vredeshuis omdat het de vinger op de zere plekken in de samenleving legt. Hij feliciteert Jef met het initiatief en wenst ons een vruchtbare namiddag toe.
Inleiding door Jorg Kustermans
Jorg Kustermans onderzoekt de plaats van geweld in een stedelijke omgeving. Hij ontwikkelt vijf stellingen over vrede. De basishouding moet nederigheid zijn. Geen theoretische prietpraat over de schoonheid van het abstracte begrip ‘vrede’ (broederschap met alle volkeren bijvoorbeeld), maar een onderzoek naar de schaduwkanten van het begrip ‘vrede’, naar de weerhaken en onzuiverheden ervan. Vrede zal altijd betwist worden Initiatieven voor de vrede worden verschillend geïnterpreteerd. Neem nu de Nobelprijs voor de Vrede. De eerste winnaars in 1901 waren Henri Dunant en Frédéric Passy. De toekenning van de prijs aan Henri Dunant, oprichter van het Rode Kruis, werd door sommige vredesactivisten gecontesteerd. Gewonde strijders verzorgen en weer oplappen, ongeacht het kamp waartoe ze behoorden, droeg, volgens hen, bij tot humanisering van de oorlog, niet tot bevordering van de internationale vrede. Een gelijkaardig protest gold ook voor de Nobelprijs van 2012, uit-
gereikt aan de Europese Unie. Desmond Tutu en enkele voormalige Nobelprijswinnaars schreven een open brief. Daarin noemden ze de uitreiking van de prijs onwettig en in strijd met het testament van Alfred Nobel, zowel naar letter als naar geest ervan. Vrede kan gevaarlijk zijn Augustinus (354 – 430 na Christus) werkte zijn vredesbegrip uit in het standaardwerk De Civitate Dei. Echte vrede is een omvattende vrede, die ziel en lichaam, het hier en het hiernamaals omvat. Ze richt zich enerzijds op de ontwikkeling van een individueel ethos maar is anderzijds ook een bron van legitiem geacht geweld (plicht tot bestraffing). Vrede toont zich in de praktijk dus paradoxaal. Meer nog, vrede gecombineerd met testosteron kan een gevaarlijke cocktail worden. Denk maar aan de kruistochten. Vrede kan ook gevaarlijk zijn als vredesactivisten zichzelf niet meer in Frage stellen. John Irving geeft in Laat ons bidden voor Owen Meany ironisch commentaar op de agressieve arrogantie van de zogenaamde bloemenkinderen, die neerkeken op de terugkerende Vietnamsoldaten, die de horror van de oorlog hadden meegemaakt. De oplossing ligt in het aanvaarden van een onzuivere vrede Dikwijls begint alles met een ideaalbeeld van vrede: de oorlog stoppen en een echte democratische vrede – d.w.z. een liberaal-democratische vrede – installeren. De meeste interventies behalen dit resultaat niet omdat de lokale behoeften en verwachtingen botsen met de internationale behoeften en verwachtingen. Vrede en macht zijn geen tegenstellingen. Vrede zonder macht is niet mogelijk, maar het installeren van een agressieve vrede is uit den boze. Voor een constructieve vrede is een compromis onvermijdelijk, kijk maar naar de onderhandelingen met de Taliban. We moeten vrede anders denken: lokaler, kleinschaliger, met respect voor de context van gebruiken en tradities. Leren waarderen hoe doodgewoon vrede kan zijn Nog tot 24 december stelt Jimmy Kets
de fotoreeks The graves are nice this time of year tentoon in de loketten van het Vlaams Parlement. Hij doet dat in samenwerking met het Vlaams Vredesinstituut. De fotoreeks evoceert het hedendaagse herdenkingslandschap van de Eerste Wereldoorlog en omarmt het alledaagse, het hier en nu. De foto’s koppelen perfectie (Treurend ouderpaar van Käte Kollwitz) met de banaliteit van het alledaagse. Een greep: een tankstation met een grote lichtreclame Power achter een Brits soldatenkerkhof met graven in de sneeuw; kinderen die spelen rond een monument; een man, verkleed als een soldaat uit de Eerste Wereldoorlog, die nieuwsgierig over de rand van een loopgraaf kijkt; een wielertoerist die smakelijk geniet van een blond Passchendaele biertje … We hebben niet langer de behoefte om op een patriottische manier de vrede te vieren. Wat een goede zaak is.
Recht versus Realpolitik, eerste tegensprekelijk debat
Tomas Baum In 1795 publiceerde Kant zijn beroemde vredesessay Naar de eeuwige vrede, dat nog niets aan betekenis heeft ingeboet. Vrede is voor Kant een proces, waarbij je ernaar streeft om interacties te hebben op basis van rechtmatige relaties. Vrede is voor hem een ideaal dat richtinggevend moet zijn voor onze omgang met de realiteit. In tegenstelling tot de realisten en pragmatici, die geloven dat agressie en geweld in onze genen zijn geschreven, gelooft Kant dat we onze theoretische inzichten over vrede in de praktijk kunnen brengen door gebruik te maken van ons vermogen tot nadenken en onze vrijheid van handelen. Kants kritische filosofie richt zich op drie elementaire vragen: Wat kan ik weten? Wat moet ik doen? Wat mogen we hopen? Wetenschappelijke uitspraken zijn voor Kant algemene uitspraken die door ervaringen kunnen worden getoetst. Over vrede kunnen we geen harde, wetenschappelijk objectiveerbare en deelbare uitspraken doen, maar dat
Vervolg op pagina 18
17
Vervolg van pagina 17
geldt even goed voor oorlog. Dat oorlog inherent aan de menselijke soort zou zijn bijvoorbeeld, is niet verifieerbaar. Moeten we dan bij de pakken blijven neerzitten? Nee, want theoretische scepsis ontslaat redelijke mensen niet van morele keuzes. Voor Kant is die keuzevrijheid zelfs een moreel imperatief: ‘Handel zo dat de maxime van je wil altijd ook als principe van algemene wetgeving kan gelden.’ Je moet met andere woorden zo handelen dat wat je doet altijd veralgemeend kan worden tot een algemene wet. Wat mogen we hopen inzake vrede? Kant benadrukt de zee van mogelijkheden die we als vrije en rationele wezens hebben om de toekomstige geschiedenis vorm te geven. Het gaat niet om het verankeren van zekerheden, maar om het vrijwaren van mogelijkheden. Er zijn alternatieven in overvloed om een vreedzamere maatschappij vorm te geven, alleen moeten we met twee beperkingen rekening houden: we hebben slechts een beperkte kennis en we kunnen de impact van ons (moreel) handelen op lange termijn niet altijd goed inschatten.
Kant probeert met zijn rechtsleer de kloof tussen theorie en praktijk te overbruggen. Zijn uitgangspunt is: mensen zijn vrij. Die morele autonomie veronderstelt dat ik de morele autonomie van de ander respecteer en dat respect voor elkaars autonomie wordt vertaald in het algemeen belang, de res publica. Politiek is het in praktijk brengen van die rechtsleer. Rechtmatigheid en rechtvaardigheid in de praktijk vereist een constitutioneel kader, gebaseerd op het principe van de scheiding der machten. Ook internationaal moet er een zekere vorm van stabiliteit bestaan. Daarom veroordeelt Kant geheime clausules in internationale vredesovereenkomsten, inmenging in binnenlandse aangelegenheden van andere staten, territoriale expansie en het gebruik van eerloze tactieken zoals de inzet van sluipmoordenaars – drones zouden we nu zeggen. Die praktijken moeten volgens hem onmiddellijk worden stopgezet omdat ze de toets van rechtmatigheid niet doorstaan. Op het internationale niveau stelt Kant een federatie van vrije staten voor die onderling rechtmatige verhoudingen ontwikkelen. Eén grote wereldstaat construeren heeft volgens hem geen
18
zin omdat die geen recht doet aan de verschillende manieren waarop mensen in vrijheid vorm geven aan hun gemeenschap.
Tomas Baum en Alexander Mattelaer
Kants alternatief is de weg van de geleidelijke hervorming. Wanneer geweld wetgevend wordt, is het niet meer legitiem. Oorlog is onrecht omdat dan het recht van de sterkste heerst en individuen rechteloos zijn geworden. Kant biedt een alternatief voor het bekende adagium ‘Oorlog is de voortzetting van de politiek met andere middelen’ door het idee van vrede centraal te stellen en de horizon van het politieke denken ermee te verruimen. Ideeën vormen de toekomstige werkelijkheid, ze oriënteren het denken en voeden de perceptie. Kants vredesfilosofie, die vertrekt vanuit vrijheid en de nadruk legt op het vrijwaren van mogelijkheden, kan op die manier een omslag in het denken bewerkstelligen. Een omslag van willekeurige machtspolitiek naar macht, begrepen als verantwoordelijkheid. Wat inzicht, moed en verbeeldingskracht vraagt.
Alexander Mattelaer Alexander Mattelaer is het grotendeels eens met Tomas Baum, zijn vroegere baas, maar wil toch nuanceren en een paar andere accenten leggen. Recht versus Realpolitik vindt hij een valse tegenstelling. Beide begrippen gaan hand in hand. Een voorbeeld op microniveau, op de speelplaats. Roken, vechten, drugs gebruiken zijn er verboden en de studiemeester zorgt ervoor dat de regels worden nageleefd. Op het moment dat de bel gaat krijg je een moment van chaos. De studiemeester verliest het overzicht en de bullebakken krijgen vrij spel. Leerlingen die bij pesterijen niet voor zichzelf (of andere slachtoffers) durven op te komen worden een makkelijke prooi.
Een zekere mate van zelfbescherming en afschrikking van conflict is dus essentieel, maar ook belangrijk voor de instandhouding van het systeem. Soevereine staten hebben het monopolie op het gebruik van legitiem geweld en op afdwingbaarheid. Het gaat hierbij vaak om een kosten-batenanalyse. Op het internationaal toneel zien we soms een toestand van anarchie. Wetten en overeenkomsten zijn niet langer afdwingbaar – denken we maar aan Oost-Oekraïne. Aangezien er geen wereldregering is die bij conflicterende belangen wetten afdwingbaar kan maken, is zelfredzaamheid belangrijk. Tussen recht en macht bestaat er een asymmetrische relatie. Recht kan niet zonder macht maar macht kan wel zonder recht bestaan. In dat laatste geval gaat macht op een ongebreidelde wijze haar gang.
Besluit: vrede kan niet bewerkstelligd worden door macht en machtspolitiek af te zweren. Blind pacifisme is een gemakkelijkheidsoplossing. Machtspolitiek is iets van de wereld (verleden, heden en ook van de toekomst). Maar met machtsmiddelen moeten we behoedzaam en terughoudend omgaan. Daarom is nuance zo belangrijk. In de polemologie maakt men het onderscheid tussen ‘offensieve realisten’ (hoe meer macht, hoe beter) en ‘defensieve realisten’. Alexander Mattelaer is geen oorlogsstoker, dat bewijst zijn tegenstem bij de ‘coalitie van de willing’ in Irak. Hij is wel een defensieve realist. Daarom vindt hij het ook niet verstandig om de defensiebudgetten verder te laten dalen. We moeten dat machtsinstrument in stand houden, zegt hij, want het is het fundament van de rechtsstaat en hij is ervan overtuigd dat zwakte agressie in de hand werkt.
Vrede in het Midden-Oosten, tweede tegensprekelijk debat
Ludo Abicht Ludo Abicht begint met een kleine parabel. Op een congres, niet zo lang geleden, vertelde een collega dat hij op zevenjarige leeftijd zag hoe zijn vader van de tram werd gesleurd om afgevoerd te worden naar een concentratiekamp. Dat maakte een verpletterende indruk op hem. I deeply deplore the situation of men and mankind, besloot hij zijn verhaal. Waarop Ludo een andere kant van de situatie liet zien.
Als kind zonder vader zou zijn collega de hele situatie niet overleefd hebben mochten er ook geen goede mensen in Budapest hebben geleefd, die zich over hem hadden ontfermd. Wat de man beaamde.
Daarna ontwikkelt Ludo Abicht vier stellingen. 1. Het zionistisch project is van een politiek project (bevrijdingsnationalisme, geconcipieerd door niet vrome joden in Oost- en West-Europa) steeds meer geëvolueerd naar een religieus project en een religieus conflict (langs beide kanten). 2. Wanneer je naar de geografische en demografische evolutie van het zionistisch project kijkt, dan kan je niet anders dan vaststellen dat, ondanks alle schijn en ontkenningen, de volgehouden koers naar ‘zo veel mogelijk land met zo weinig mogelijk Arabieren’ grotendeels geslaagd is. 3. Telkens als Palestina zichzelf op de kaart wil zetten (VN, Unesco …) roepen de VS en de Joden: jullie brengen het vredesproject in gevaar. Hoe kan je een vredesproject in gevaar brengen dat, gezien punt 2, nooit een vredesproces is geweest? Zeker niet in de hoofden van de zionistische leiders. 4. Door de demografische ontwikkeling, maar deels ook onder druk van het buitenland, staat Israël vandaag voor de volgende keuzes: a) Het voortzetten van de etnische zuivering van 1947-48 en 1967, wellicht onder de vorm van ‘vrijwillige transfers’ van Palestijnen uit Gaza en de Westoever. b) Het behouden van de status quo die er, gezien de snelle uitbreiding van de nederzettingen, de verdere bouw van de scheidingsmuur en het wegennet in de Bezette Gebieden, in feite geen is. c) De oprichting van een binationale eenheidsstaat met gelijke rechten voor alle burgers, te vergelijken met het oorspronkelijke handvest van de PLO. d) De uitbouw van twee soevereine staten naast elkaar – zoals in 1993 door Simon Peres werd voorgesteld – in de hoop dat het beëindigen van de gewapende conflicten, de aanslagen en de bezetting op termijn zal leiden tot hechtere vormen van IsraëlischPalestijnse en Israëlisch-Arabische samenwerking. Optie a is moreel en politiek onaanvaardbaar. Zowat alle Palestijnen ver-
werpen de status quo (optie b). De overgrote meerderheid van de Israëliërs is principieel gekant tegen optie c omdat die zou leiden tot een binationale staat met Palestijnse meerderheid. Nu al is de bevolking 49% niet-joods tegenover 51% joods; binnen vijftien jaar zijn de joden in de minderheid. Alleen optie d blijft nog over, als tussenoplossing. Dit leidt ons tot de hamvraag: indien Israël een ‘democratische Joodse staat’ wil zijn, dan hebben ze er alle belang bij om de opbouw van een soevereine, leefbare Palestijnse staat naast Israël te steunen. Realpolitik, waarvoor ook Chomsky en Finkelstein pleiten. Dat betekent een vrede waarin onaanvaardbare eisen worden weggeborgen zoals de terugkeer van vier miljoen Palestijnen of de idee van een Groot-Israël. Een vrede van wederzijdse onaanvaardbaarheden dus. Waarom werkt Israël hier niet aan en werpt het integendeel nóg meer obstakels op? Zoals de scheidingsmuur, checkpoints, roadblocks, de nederzettingen? Op die vraag heb ik nog nooit een redelijk antwoord gekregen, besluit Ludo Abicht.
Ludo Abicht en André Gantman
André Gantman André Gantman is, zoals Ludo Abicht, een voorstander van de tweestatenoplossing voor Israël en Palestina. We moeten wel beseffen dat het makkelijk is om vanuit Aalst oplossingen aan te reiken, zegt hij. Op het terrein zelf spelen vaak nog andere krachten. De gedaante van het conflict (het frame) is in dertig jaar tijd erg veranderd. De oorlog in 1967 kwam voort uit het oplevende Arabische nationalisme van Nasser. In 1956 (Sinaï-oorlog) werden blauwhelmen gestationeerd tussen Egypte en Israël. Die blauwhelmen verdwenen op eenvoudige vraag van Egypte.
Zijn de VN in staat om het conflict op te lossen? De VN hebben maar zo veel macht als de macht van de vijf permanente leden reikt. Omdat de beslissing unaniem moet zijn zitten we in een doodlopend straatje. Kunnen beide partijen tot een akkoord komen? Zijn er precedenten? In november 1977 kwam Sadat naar Jeruzalem. Vredesbesprekingen volgden en op 26 maart 1979 werd een vredesakkoord gesloten: in 1979 werden nederzettingen met de grond gelijk gemaakt en de Sinaï teruggegeven, in ruil voor de erkenning van de staat Israël. Sadat werd in zijn eigen land als een verrader gezien en fundamentalistische militairen, onder leiding van Khalid Islambouli, schoten hem op 6 oktober 1981 dood. De Oslo-akkoorden in september 1993 tussen Rabin en Peres en Arafat waren nog essentiëler. De onderhandelingen gingen naar de kern van het conflict. Onderhandelen met de PLO was een misdrijf volgens de vigerende Israëlische wetgeving en tóch gebeurde het en de hoop op vrede was groot. Daarna ging het bergaf: de terroristische aanslagen in Israël namen toe en tegen Rabin werd een lastercampagne gevoerd (hij zou Hitler en Himmler in één persoon zijn). Op 4 november 1995 vermoordde Yigal Amir, een religieuze jood, hem. In naam van God. Daarna is het van kwaad naar erger gegaan wat het aantal en de omvang van de aanslagen betrof met het bouwen van de veiligheidsmuur in 2004 tot gevolg. Ook de aard van het conflict is veranderd omdat het element godsdienst meer en meer op de voorgrond treedt, wat gesprekken bemoeilijkt.
André Gantman is niet optimistisch over de nieuwe evoluties, maar realistisch. Er zijn belangrijke nieuwe factoren in het spel gekomen die vrede bemoeilijken. Als we rekening houden met de wijze waarop Hamas afgerekend heeft met Fatah in Gaza, heeft Gaza geen democratische machtsoverdracht gekend. Hamas, dat opgericht werd door de Moslimbroeders, speelt een belangrijke rol in het conflict gezien zijn huidige machtpositie in Gaza. Aristide Briand zei dat, als je vrede wilt sluiten, je met tweeën moet zijn. Je moet onderhandelen met je vijand. Er is van vreedzame co-existen-
Vervolg op pagina 20
19
Vervolg van pagina 19
tie in het Midden-Oosten in het algemeen – buiten het Israëlisch-Palestijns conflict – geen sprake. De manoeuvreerruimte is heel klein geworden en we staan verder van de vrede dan een paar jaar geleden. Is er een oplossing? Rechtstreekse onderhandelingen met evenwichtige positieve druk van buitenaf.
Ludo de Brabander en Rik Coolsaet
Ludo Abicht Het tweede luik van de Oslo-akkoorden is nooit uitgevoerd. Gaza zou een modelprovincie kunnen worden. Het heeft alles: toerisme, aardgas voor de kust, archeologische rijkdom, een jonge bevolking (waarvan nu, na de recente gevechten, meer dan 50% werkloos is!). Hamas is niet IS. Hamas heeft al een variatie aan vredesvoorstellen gedaan waarop nooit is ingegaan. Hoe meer propaganda tegen Hamas, hoe radicaler ze worden. Zich tegen Hamas keren is contraproductief.
De spanning tussen Vrede en Veiligheid, derde tegensprekelijk debat Tom Sauer Het woord ‘vrede’ is een taboewoord geworden, zeker in de klassieke media. Het is alles ‘veiligheid’ wat de klok slaat. Vrede gaat nochtans veel verder dan veiligheid. Vrede is duurzame veiligheid. Critici zeggen: vrede is een utopie. Toch heerst nu al op veel plaatsen in de wereld langdurige veiligheid in relatieve vrede. Denken we maar aan de Scandinavische landen of aan West-Europa. Daarom vindt Tom Sauer dat de EU terecht de Nobelprijs voor de Vrede heeft verdiend, al had de OVSE (Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa) die ook mogen krijgen om zijn bijdrage tot de Helsinki-akkoorden, die het einde van de Koude Oorlog inluidden. Sommige ijzervreters beweren dat we dankzij de NAVO tot deze vreedzame situatie zijn
20
gekomen. De NAVO heeft inderdaad bijgedragen tot een zekere stabiliteit tussen Oost en West, maar dat heeft 1) veel geld gekost, 2) ons op de rand van een kernoorlog gebracht en 3) veel proxy wars (oorlogen bij volmacht) veroorzaakt zoals in Vietnam, ZuidAmerika, Cuba. Sinds de val van de Berlijnse muur is de NAVO constant op zoek naar nieuwe vijanden en weinig effectief in wat ze doet, bijvoorbeeld in Afghanistan en Libië. Ze is medeoorzaak van de verzuurde relaties met Rusland onder andere door de alliantie uit te breiden en de plannen i.v.m. een rakettenschild door te zetten. Ze is besluiteloos wat het kernwapenbeleid betreft. De enige redding voor de NAVO is een totale hervorming. Haar belangrijkste taak zou erin moeten bestaan om met Rusland samen te werken (NAVO als mini VN, inclusief Rusland). Ze zou enkel dan militair mogen interveniëren als ze belooft zich ook om de nazorg (bouwen aan de vrede, de natie en de staat) te bekommeren. Onder die voorwaarde zou de NAVO waarschijnlijk minder geneigd zijn om snel in te grijpen.
Het discours over de realiteit bepaalt de werkelijkheid. Om vrede te bereiken, moeten we over vrede denken en nieuwe ideeën over vrede ontwikkelen en verspreiden. We constateren dat de media net het omgekeerde doen: ze voeden het onveiligheidsgevoel. Twee voorbeelden. Een Limburgse schooldirecteur schrapt een schooluitstap naar Brussel uit angst voor een aanslag door Syriëstrijders. Statistisch gezien is de kans dat dit zou gebeuren veel kleiner dan de kans dat de leerlingen zouden omkomen in een busongeval op weg naar het Gallo-Romeins museum. Angst is een slechte raadgever en het aanwakkeren ervan maakt de positie van Syriëstrijders, die zo’n aanslag zouden willen plegen (volgens de veiligheidsdiensten gaat het in België over een zevental gevaarlijke individuen), alleen maar sterker. Een tweede voorbeeld van mediabeïnvloeding is de manier waarop de operaties in Irak van ‘onze’ F-16’s in de media worden voorgesteld. Top Gun is er niets tegen. We volgen ‘onze’ piloten en hun families voor, tijdens en na de missies zonder dat er kritische vragen worden gesteld. Zou het kunnen dat dit past in een pr-strategie om de zo succesvolle
F-16’s te vervangen door het zogenaamde neusje van de zalm, de F-35? Zou het kunnen dat die bombardementen meer kwaad dan goed doen? Dat ze zorgen voor nog meer radicalisering? Zou het kunnen dat investeren in onderwijs, cultuur of armoedebestrijding veel effectiever is dan voor zes miljard euro te investeren in gevechtsvliegtuigen (onderhoud, stationering en veiligheid niet inbegrepen)? En zou het kunnen dat de verstrengeling van belangen van luchtmacht, industrie, politiek en media ervoor zorgt dat kritische vragen preventief de kop worden ingedrukt?
Ten slotte het nucleaire luik. Veel goeds valt hier niet over te zeggen. Niet vanuit België (het regeringsakkoord gaat nog minder ver dan het vorige) en niet vanuit de NAVO, die de Oekraïnecrisis gebruikt om het koudeoorlogsdenken weer nieuw leven in te blazen. De tactische kernwapens uit de Koude Oorlog, die gestationeerd staan op ons grondgebied, zijn niet in ons belang, maar het Belgisch buitenlands beleid doet hier niets aan. Wat een verschil met Zweden, Noorwegen, Oostenrijk en Zwitserland! Daarbij komt nog dat de VS de enige kernwapenstaat is die kernwapens op andermans grondgebied gestationeerd houdt. Hierdoor spelen de VS met vuur: wat als China, Rusland of Pakistan hun voorbeeld willen volgen?
Gelukkig is er ook goed nieuws. Het werk dat de nieuwe ngo’s zoals ICAN (International Campaign to Abolish Nuclear Weapons) en Global Zero verrichten bijvoorbeeld. Ze ijveren voor een verbod op het gebruik en het bezit van kernwapens. Een verbod zoals dat bestaat voor chemische en biologische wapens en voor landmijnen en clustermunitie. Nu al zouden honderdtwintig tot honderdveertig staten, die lid zijn van de VN, het eens zijn om kernwapens als inhumane wapens te kwalificeren. De nucleaire wapenstaten met hun illegale wapens zouden op die manier een stigma krijgen en in het defensief worden gedreven. Door het positieve domino-effect van kernwapenvrije staten kunnen we de kernwapens misschien definitief de wereld uithelpen. We kunnen alvast beginnen met te ijveren voor een kernwapenvrij België.
Jos Vanschoenwinkel Jos Vanschoenwinkel situeert zichzelf: hij is geen ijzervreter, maar een warrior, die de laatste dertig jaar veel geleerd heeft uit de conflicten waarbij hij betrokken was. Hij wil een aantal mythes ontzenuwen. De eerste mythe luidt dat de liberale democratie de beste garantie voor de vrede zou zijn. De VS, als liberale democratie bij uitstek, hebben tot nu toe maar veertien jaar in vrede geleefd. Ook het VK was voortdurend bij oorlogen en conflicten betrokken. Voor Iran, dat geen liberale democratie is, is het tweehonderd jaar geleden dat het nog een buurland heeft aangevallen. Een tweede mythe is de mythe van een kernwapenvrije wereld. De kernwapens zijn er en in het Engels zeggen ze: You can’t uninvent them. Doen alsof ze niet uitgevonden zijn, kan niet meer. Ze zitten het veiligst in hun bunkers, daar is de controle en de risicobeheersing het grootst. Het NPV (het non-proliferatieverdrag) werkte in het begin heel goed: Zuid-Afrika en de Balkanstaten hebben hun kernkoppen vernietigd. Jos Vanschoenwinkel herinnert zich nog dat nucleaire wapens, toen hij een jonge piloot was, als gevechtswapens werden beschouwd. Nu zijn het politieke wapens geworden en niet langer slagveldwapens. We moeten aan Realpolitik doen: het plutonium zal niet verdwijnen. De enige manier om plutonium te verwijderen is het te laten ontploffen. Een derde mythe is het geloof in internationale rechtssystemen. Verdragen zoals dat van Genève, betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd, kunnen rechtstreeks de vuilnisbak in. Het recht van de sterkste geld. Sterke staten zoals de VS leggen, als het hen past, die verdragen naast zich neer. Ze zeggen: ‘Ik heb dat wel getekend, maar tja …’. Ook voor de internationale tribunalen geldt het recht van de sterkste. Blair, Bush, Rumsfield
Het publiek
… zullen nooit berecht worden; het zijn vooral Afrikanen die worden veroordeeld. Een laatste mythe is dat de mens van nature vredelievend zou zijn. Conclusie: er is geen spanning tussen vrede en veiligheid. Vrede kan niet zonder veiligheid.
Tom Sauer Kernwapens kunnen ontmanteld worden en plutonium kan, diep onder de grond en met een speciaal procedé met glasscherven, afgebroken worden. Kernwapens zijn wél een gevaar, ook al worden ze in zogezegd veilige bunkers weggeborgen. Lees maar Command and Control van Eric Schlosser, die een huiveringwekkende opsomming maakt van situaties waarin, op een haar na, kernongelukken zijn verijdeld.
Tom Sauer en Jos Vanschoenwinkel
Uitleiding door Rik Coolsaet
Het tegensprekelijk debat op dit congres staat in een lange, rijke traditie. Meer dan tweeduizend jaar geleden hielden Mo Di en Sun Tzu in China een gelijkaardig tegensprekelijk debat. Mo Di was een pacifist, die ervan uitging dat oorlog niet productief is. In een oorlog moorden soldaten straffeloos en moet de boer ten strijde trekken in plaats van het land te bewerken. Immoraliteit viert hoogtij. Sun Tzu daarentegen stelt de vraag: wat als de krijgsheer bedreigd wordt? Hij advi-
De sprekers
seert heersers en generaals om succesvol en met zo weinig mogelijk bloedvergieten oorlog te voeren. Tomas, Ludo en Tom staan meer aan de kant van Mo Di en André, Jos en Alexander aan de kant van Sun Tzu. Het debat blijft en iedereen heeft een beetje gelijk. Idealisme en realisme, we hebben ze allebei nodig. Alfred Nobel was niet ontevreden met zijn uitvinding van het dynamiet. Iedereen zal zo door de vernietigingskracht van dit wapen worden afgeschrikt, dacht hij, dat niemand het zal gebruiken om oorlog mee te voeren. Bertha von Suttner overtuigde hem van het gevaar van zo’n massavernietigingswapen. Het resultaat daarvan was de instelling van de Nobelprijs voor de Vrede. Ralph Norman Angell – cowboy, grafdelver, journalist, schrijver en lievelingsauteur van Rik Coolsaet – schreef in 1909 het pamflet Europe’s Optical Illusion (later, in 1933, uitgediept tot The Great Illusion). Daarin betoogt hij dat een wapenwedloop niet leidt tot meer vrede en dat het een grote illusie is te denken dat er in een oorlog winnaars zullen zijn. Integendeel, winnaars zullen verliezers zijn. Als we de tijdbalk bekijken, dan zien we dat er minder oorlogen worden gevoerd dan vroeger. Oorlog wordt minder als instrument gebruikt om aan politiek te doen. Nochtans vermindert daarmee het geweld niet omdat de wapens vernietigender dan ooit zijn geworden. Oorlog en vrede zijn altijd mensenwerk. Soms maak je juiste analyses, maar er zijn toevallige factoren die je niet onder controle hebt. De historische context is belangrijk. Soms kan één persoon het verschil maken. Denken we maar aan de Engelse scheepsagent Edmund Morel, die actie voerde tegen de wandaden van Leopold II in Congo, en zo
Vervolg op pagina 22
21
‘Zacht en Eervol’
Boekbespreking
Lijden en sterven in de Grote oorlog Majoor BD (Geneeskundige Troepen), C. van Amstel In dit boek slaagt Leo van Bergen erin om, zoals hij in zijn voorwoord schrijft, ‘een poging te doen het onderwerp Oorlog en meer specifiek de militaire slachtoffers die daarvan het resultaat zijn en de medische hulp die zij al dan niet krijgen’ op een indringende wijze voor het voetlicht te brengen.
In vijf hoofddelen – Strijd, Lichaam, Geest, Hulp en Dood – wordt niet alleen uitvoerig ingegaan op de achtergronden, maar wordt alles vooral indringend toegespitst op het uiteindelijke lijden en sterven. De sobere en contentieuze beschrijvingen van feiten en het onder de aandacht van de lezer brengen van het onnoemelijke oorlogsleed worden door Leo van Bergen met vele citaten tot ons gebracht.
Als recensent (voormalig officier van de Geneeskundige Troepen) verdiepte ik me aanvankelijk in de in deel IV beschreven: “Geneeskundige AfvoerVervolg van pagina 21
de eerste mensenrechtenbeweging in de geschiedenis in gang zette. Rik Coolsaet brengt hulde aan Jef De Loof, die vijfendertig jaar lang als voorzitter van Artsen tegen kernwapens, nu Artsen voor Vrede, ten strijde is getrokken tegen kernwapens. Rik was in 1982 uitgever bij Kritak en herinnert zich nog goed het boek En niemand hoort je huilen, over de gevolgen van een atoomoorlog. Jef kon toen surfen op een groot elan van een ware volksbeweging tegen de plaatsing van kernwapens en ging overal te lande lezingen geven om te waarschuwen
22
keten” zoals die beschreven wordt. De keten waarin men terecht kwam vanaf het moment van gewond raken, de eerste hulp van collega’s en brancardiers, de beperkingen van de hulpposten, basis- en veldhospitalen om vervolgens voor zover men dit overleefd had naar het ‘achterland’ afgevoerd te worden. Hierbij wordt uitvoerig stilgestaan bij de enorme tekorten op allerlei gebied, zowel op het gebied van capaciteiten als medische ‘voorraden’ versus de tegen het gevaar van kernwapens. Jammer genoeg is de historische context nu helemaal anders. Rik doet zijn hoed af voor Jef, een idealist, die gelooft in de maakbaarheid van de samenleving en die de moed heeft om dit zo veel jaar met zo veel energie vol te houden (Het publiek geeft Jef een staande ovatie).
Idealisme, maar ook realisme zijn allebei nodig. Soms kan de inschatting van een situatie ook verkeerd zijn. Rik Coolsaet herinnert zich nog het geweld in Somalië. De burgeroorlog en de
enorme aantallen slachtoffers en de erbarmelijke omstandigheden. Niet de heroïek staat centraal in dit boek, maar het lijden, sterven, de modder, de kou en het voortdurende vuren. Van Bergen beschrijft de verschrikkingen vanuit de ziel van de slachtoffers en de hulpverleners. Op deze wijze is hij erin geslaagd de lichamelijke en psychische ontberingen op het netvlies te plaatsen. Geen aspect wordt onderbelicht gelaten. Zo lezen we over “de arts in dienst van het systeem”, de ontwikkelingen tijdens de Grote Oorlog op het gebied van de medische voorzieningen, het verleggen van keuringseisen ten behoeve van de steeds grotere roep om manschappen. Ook de militaire psychiatrie in die tijd en de wijziging van ‘inzichten’ komen uitgebreid aan de orde. Bij het lezen en herlezen van dit boek kom je tot de conclusie dat Van Bergen je door zijn gedetailleerde beschrijvingen en vele soms ‘hartverscheurende’ citaten mee weet te voeren naar de gruwelijke ontberingen in de Grote Oorlog. “Zacht en Eervol” is een boek dat iedereen die betrokken bij of geïnteresseerd is in de militaire medische zorg en de daarin optredende dilemma’s op het gebied van ethiek en menselijkheid, tot zich moet nemen door te lezen, herlezen en overdenken. * gruwelijkheden die daar door de verschillende krijgsheren werden begaan riepen erom om tussenbeide te komen. Hij pleitte toen voor de vredesmissie Restore Hope met een interventie van de Belgische landmacht. Het werd een les in nederigheid. Hetzelfde geldt nu voor Kobani en Libië (waar ook olie is en NAVO-belangen te beschermen zijn). Moet het Westen tussenbeide komen en de bevolking, die altijd weer de dupe is, beschermen of moeten we ons afzijdig houden? Zal onze interventie lokaal aanslaan of zal ze, integendeel, groepen verenigen tegen een
NVMP Nederlandse Vereniging voor Medische Polemologie Gezondheidszorg en Vredesvraagstukken
Algemene ledenvergadering 2015 Op zaterdag 30 mei vindt in de De Amershof, Snouckaertlaan 11 te Amersfoort, van 10:00 tot 12:00 uur de Algemene Ledenvergadering van de NVMP plaats. Tijdens de lunch van 12:00 tot 13:00 uur zult u ook de gelegenheid hebben oude en nieuwe leden te ontmoeten. Na de lunch wil het bestuur samen met de aanwezige leden aan de hand van vooraf gemaakte stellingen brainstormen over de toekomstige koers van de NVMP.
Meer burgemeesters tekenen tegen kernwapens Hans van Iterson U zult wel denken, waarom bemoeit de NVMP als medische vereniging zich zo intensief met Mayors for Peace?
Toch is de stap niet zo groot. Artsen en burgemeesters hebben beiden een grote verantwoordelijkheid. De een voor de gezondheid en welzijn van de burger de ander voor diens veiligheid. Daarom heeft de NVMP geen enkele moeite om de coördinatie van Mayors
for Peace-Nederland op zich te nemen. Datzelfde verantwoordelijkheidsgevoel leidt er ook toe dat burgemeesters zich bereid tonen publiekelijk te tekenen tegen kernwapens en zo te helpen dit belangrijke onderwerp op de politieke agenda te krijgen.
Op 5 maart zette burgemeester Hans van der Pas van Rhenen samen met inwoonster en NVMP-lid mw. Moll-Huber (samensteller van de Engelstalige samenvatting van onze Nieuwsbrief) zijn handtekening. Een bijzonder moment dat wij hier graag memoreren.
Om 15:00 uur zal de bijeenkomst worden beëindigd. Deelname aan deze dag is kosteloos. Wij hopen velen van u te mogen begroeten. Noteert u datum en tijdstip vast in uw agenda? Mw. Moll-Huber en Hans van der Pas
externe vijand, het decadente Westen? Veel hangt af van de historische context, van plaatselijke structuren, van mensen. Tegenstellingen zullen er altijd zijn. Het komt erop aan om goede beleidsadviezen te geven, om bepaalde akkoorden te tekenen en om te proberen ze te verankeren in internationaal recht. Kleine stappen zetten en meningsverschillen niet laten escaleren. Goede diplomatie bestaat erin om de verschillende partijen bij elkaar te brengen en om met veel empathie voor de verschillende visies de grenzen proberen te verleggen. *
In het kader van 100 Jaar Eerste Wereldoorlog vindt op 24 en 25 juni in het World Forum te Den Haag het congres Legacy of the First World War plaats.
Voor gezondheidswerkers met een belangstelling voor de medische effecten van oorlog is zeker chapter 4, Medicine, interessant, mede georganiseerd door NVMP-bestuurslid Leo van Bergen. De deelthema's die ter sprake zullen komen, zijn wounds, gender, mental health, transition en surgery. Meer informatie, bijvoorbeeld over inschrijving, is te vinden op: http://www.legacyww1.org/
23
Uit tijdschriften en van internet
Medicine, Conflict and Survival Hans van Iterson In deze rubriek allereerst aandacht voor een speciaal nummer van het toonaangevende tijdschrift Medicine, Conflict and Survival. NVMP-secretaris Leo van Bergen was gastredacteur van het decembernummer 2014 dat geheel is gewijd aan de herdenking van 100 jaar Eerste Wereldoorlog.
In zijn inleiding benadrukt Van Bergen dat naast alle herdenkingen van het begin van WO I, nu 100 jaar geleden, er ook een groeiende aandacht is voor hernieuwde evaluatie van de rol van medische hulp tijdens de oorlog. Niet meer dan terecht volgens Van Bergen want niet alleen de medische zorg varieert van oorlog tot oorlog, ook de manier waarop de arts zelf tegen zijn oorlogstaken aankijkt verschilt. In die Eerste Wereldoorlog bijvoorbeeld bekeek de een oorlog als de ‘arts der artsen’ die volk, natie of ras psychisch en lichamelijk sterker maakte terwijl de ander de oorlog vervloekte vanwege al het lichamelijke en geestelijke leed dat hij voorbracht. Enerzijds beweert men dat oorlog goed is geweest voor de ontwikkeling van de geneeskunde, maar het omgekeerde is ook waar: geneeskunde was erg behulpzaam bij het voeren van oorlog. Zonder de goede medische zorg voor gewonden zouden er minder soldaten terug
24
naar het front zijn gestuurd en zou de oorlog minder lang hebben geduurd. Medische hulp redde dus niet alleen levens, het kostte indirect ook levens. Het was dan ook niet voor niets dat er stemmen opgingen onder artsen en verpleegkundigen om hun werk te staken. Dat zou meer overeenkomen met de eed van Hippocrates dan doorgaan met het oplappen van gewonden met als enig doel ze weer terug de loopgraven in te sturen. Ondanks de veelheid aan literatuur die over medische hulp tijdens WO I is geschreven benadrukt Van Bergen dat deze zich vrijwel altijd beperkt tot de praktijk en opvattingen van één bepaald land, vaak Groot-Brittannië. Om een beeld van de verschillen te krijgen moet je ook weten hoe het er in de zorg in anderen landen aan toeging en hoe zich dat tot elkaar verhield. De artikelen in Medicine, Conflict and Survival zijn er dan ook vooral op
gericht de overeenkomsten en verschillen tussen verschillende oorlogvoerende landen aan het licht te brengen. Zo geeft het artikel Rehabilitatie en Herstel van Heather Perry en Julie Anderson een beeld van hoe Britse en Duitse orthopeden met alle macht probeerden gewonde soldaten weer gevechtsklaar te maken. Toch waren er ook verschillen. Duitse soldaten die zo geamputeerd waren dat ze echt niet meer konden vechten werden in het thuisland nog zo goed en kwaad als mogelijk aan het werk gezet in de oorlogsindustrie. In Groot-Brittannië daarentegen was voor deze ex-soldaten de oorlog voorbij en keerden zij terug naar hun burgerbestaan. Een andere studie van Reid en Van Everbroeck over shellshock, het letterlijk gek worden van de oorlog, toont opmerkelijke verschillen aan tussen België en Groot-Brittannië. De slachtoffers
verschilden nauwelijks maar de manier waarop er tegenaan gekeken werd, des te meer. In het door de oorlog volledig ontwrichte België werden soldaten lijdend aan ‘d’n klop’ na de oorlog al snel op een hoop gegooid met andere geestelijk gehandicapten. In Groot-Brittannië daarentegen boog de politiek zich over hen, zij werden als symbolen van de oorlogsgekte gezien. Zij kregen een aparte status en er werd met sympathie over hen gesproken, wat niet wegneemt dat het heel moeilijk voor hen was een oorlogspensioen te verkrijgen. Opvallende verschillen dus die kenmerkend zijn voor hoe in de afgelopen eeuw tegen mentale oorlogsschade, posttraumatische stress-stoornis, wordt aangekeken. Immers vaak werden, en worden, veteranen met langlopende geestelijke gezondheidsklachten aan hun lot overgelaten. Deze en andere artikelen maken dit nummer van Medicine, Conflict and Survival meer dan lezenswaardig. Te vinden op: http://www.tandfonline.com/toc/ fmcs20/current# Het redactionele commentaar van Van Bergen en het artikel over shellshock zijn gratis te downloaden.
Nieuwe website en facebookpagina NVMP!
Met dank aan onze student medicijnen Byan Burhani beschikt de NVMP sinds kort over een geheel vernieuwde website. De oude site was informatief en degelijk maar qua vormgeving nogal uit de tijd.
Het adres van de website is nog steeds www.nvmp.org Ook onze facebook-pagina is nieuwe leven ingeblazen. Het laatste nieuws/actualiteiten kunt u hierop terugvinden. U vindt de NVMP-facebookpagina op: https://www.facebook.com/pages/NVMPGezondheidszorg-en-Vredesvraagstukken/138329199514501 Nog geen lid van Facebook? Dan is dit de aanleiding om het alsnog te worden!