Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Fase 2 Fusieverkenning
Verdiepend onderzoek: Zelfstandig blijven of fuseren? - eindrapportage -
Stuurgroep fusieverkenning Vastgesteld op 12 november 2014
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Inhoudsopgave 1. Inleiding, opdracht, verantwoording
4
2. Stip op de horizon: het Waterschap 2025
6
2.1. Samenvatting visiedocumenten; belangrijkste opgaven komend decennium 2.2. Waterschap 2025 in West Overijssel/Zuid-West Drenthe: Hoe ziet dat er uit? 2.3. Uitwerking naar de aspecten 2.3.1. Herkenbare positie in de omgeving 2.3.2. Krachtig bestuur 2.3.3. Goed geëquipeerde organisatie voor de uitvoering 2.3.4. Goed werkgeverschap 2.3.5. Voldoende financiële draagkracht 2.3.6. Rol Waterkracht
3. Optie Zelfstandig blijven 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.5.1. 3.5.2. 3.5.3. 3.5.4. 3.5.5. 3.6. 3.7.
Herkenbare positie in de omgeving Krachtig bestuur Goed geëquipeerde organisatie voor de uitvoering Goed werkgeverschap Voldoende financiële draagkracht Huisvesting Structureel budget en meerjarenperspectief Ontwikkeling vermogenspositie en reserves Verwachte tariefontwikkeling Financiële risico’s en draagkracht Rol Waterkracht Reflectie op Waterschap 2025
4. Optie Fusie 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.5.1. 4.5.2. 4.5.3. 4.5.4. 4.6. 4.7.
Herkenbare positie in de omgeving Krachtig bestuur Goed geëquipeerde organisatie voor de uitvoering Goed werkgeverschap Voldoende financiële draagkracht Structurele kostenbesparingen Ontwikkeling Vermogen Verwachte tariefontwikkeling Financiële risico’s en beheersmaatregelen Rol Waterkracht Reflectie op Waterschap 2025
5. Vergelijking beide opties 5.1. 5.2. 5.3. 5.4. 5.5.
Herkenbare positie in de omgeving Krachtig bestuur Goed geëquipeerde organisatie voor de uitvoering Goed werkgeverschap Voldoende financiële draagkracht
6 7 9 9 10 11 13 14 14
15 15 15 15 17 17 17 17 19 20 23 24 24
25 25 25 26 27 27 27 29 30 32 32 32
33 33 33 33 34 34
pagina 2 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
5.6. Rol Waterkracht
6. Consequenties van fusie nader beschouwd 6.1. 6.2. 6.3. 6.4. 6.5. 6.5.1. 6.5.2. 6.5.3. 6.5.4. 6.6. 6.7. 6.8.
Gebiedsoriëntatie Beleidsharmonisatie Herkenbaarheid Gelijkwaardige inbreng Fusiekosten en indicatie tariefontwikkeling per categorie Beleidsharmonisatie afschrijvingsbeleid Huisvestingskosten Incidentele fusiekosten Vingeroefeningen m.b.t. effecten fusie per categorie belastingbetaler Beheersmaatregelen financiële risico’s Personele aspecten Routekaart naar een gefuseerd waterschap
7. Samenvattend beeld
35
36 36 37 38 38 38 38 39 39 41 45 46 46
48
Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5: Bijlage 6:
Samenvatting veranderopgaven waterschappen komend decennium Kerncijfers van het gefuseerde waterschap Onderbouwing huisvestingsvarianten Inventarisatie beleidsthema’s Berekeningen tarieven bij fusie Stappenplan fusie
pagina 3 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
1.
Inleiding, opdracht, verantwoording
In september 2014 hebben de algemeen besturen van Waterschap Groot Salland en Waterschap Reest en Wieden opdracht gegeven een verdiepend onderzoek te doen naar de meerwaarde van een fusie tussen beide waterschappen. De basis voor dat besluit vormden het visiedocument van het eigen waterschap en de uitkomsten van de gezamenlijk – in opdracht van beide dagelijks besturen – uitgevoerde eerste verkenning naar de mogelijkheden van een fusie, waarin ook concreet zeven punten worden genoemd die in fase 2 moeten worden verdiept 1. Bij die gelegenheid is op verzoek van het algemeen bestuur van Groot Salland besloten om naast de verkenning van de meerwaarde van een fusie van beide waterschappen ook de optie van een zelfstandig voortbestaan van beide waterschappen uit te werken. Beide opties worden, zoals hieronder beschreven, in dit rapport uitgewerkt. Het perspectief voor beide opties is de situatie 2025, uitgaande van bestaand beleid en uitvoeringsniveau. Op deze wijze worden beide opties onderling goed vergelijkbaar. In hoofdstuk 2 worden de belangrijkste opgaven van beide waterschappen voor het komend decennium op een rij gezet. Daarbij is gebruik gemaakt van de eerdere visiedocumenten van beide waterschappen en het rapport van fase 1 van de verkenning. Het zijn immers deze opgaven waarop het Waterschap 2025 een antwoord moet hebben. Daar een scherp en gedeeld beeld van hebben is nodig om een toekomstperspectief te kunnen formuleren. Vervolgens wordt in hoofdstuk 2 uitgewerkt hoe dat toekomstperspectief er uit ziet, de kenmerken van Waterschap 2025. Daarna worden deze kenmerken geconcretiseerd naar de middelen die nodig zijn om het beoogde Waterschap 2025 te kunnen zijn. Deze concretisering gebeurt op de volgende aspecten: herkenbare positie in de omgeving, krachtig bestuur, goed geëquipeerde organisatie voor de uitvoering, goed werkgeverschap, voldoende financiële draagkracht (inclusief doelmatigheid) en de rol van Waterkracht. Deze aspecten houden verband met de criteria die in fase 1 van het onderzoek gekozen zijn om de opties zelfstandig blijven en fuseren te wegen2 en met de bestuurlijke opdracht voor deze verdieping3. Aan de hand van dit algemene beeld worden daarna in de hoofdstukken 3 en 4 de twee opties voor de toekomst uitgewerkt. Dat gebeurt aan de hand van bovengenoemde aspecten om beide opties onderling vergelijkbaar te maken en te kunnen wegen: herkenbare positie in de omgeving, krachtig bestuur, goed geëquipeerde organisatie voor de uitvoering, goed werkgeverschap, voldoende financiële draagkracht en rol Waterkracht. In beide hoofdstukken wordt in de slotparagraaf een reflectie gegeven op de vraag wat de optie zelfstandig blijven respectievelijk fuseren voor een beeld oplevert in het perspectief van de kenmerken van Waterschap 2025. De optie van een zelfstandig voortbestaan van beide waterschappen, al dan niet met een verdere intensivering van de samenwerking in Waterkracht, is uitgewerkt in hoofdstuk 3. Daarbij is uitgesplitst naar beide waterschappen waar dat relevant is.
1
Rapport ‘Klaar voor de toekomst, uitkomsten fase 1 verkenning naar meerwaarde fusie’ d.d. 17 juni 2014 Dat zijn: bestuurskracht, uitvoeringskracht, goed werkgeverschap, doelmatigheid en financiële draagkracht. 3 Dat zijn: positionering in de omgeving en de rol van Waterkracht 2
pagina 4 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
De uitwerking van de optie fusie staat in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 worden de opties zelfstandig blijven en fusie met elkaar vergeleken. Dat gebeurt ook hier aan de hand van de aspecten die gebruikt zijn in de vorige hoofdstukken, te weten: herkenbare positie in de omgeving, krachtig bestuur, goed geëquipeerde organisatie voor de uitvoering, goed werkgeverschap, voldoende financiële draagkracht en de rol van Waterkracht. In hoofdstuk 6 worden vervolgens de consequenties van een fusie uitgewerkt op aandachtspunten die de algemeen besturen hebben meegegeven om te verdiepen. Concreet gaat dat om gebiedsoriëntatie, beleidsharmonisatie, herkenbaarheid, gelijkwaardige inbreng, tariefontwikkeling, financiële risico’s en routekaart besluitvormings- en inrichtingsproces. In het slothoofdstuk 7 wordt een samenvattend beeld geschetst van de uitkomsten van dit verdiepend onderzoek. Het rapport bevat zes bijlagen met achtergrondinformatie. Op basis van dit rapport kan in beide algemeen besturen een eindafweging worden gemaakt en besluitvorming plaatsvinden over de opties zelfstandig blijven of fuseren. Verantwoording Dit rapport is tot stand gekomen onder verantwoordelijkheid van de Stuurgroep, waarin de voltallige DB-en participeren. Veel voorbereidend werk is verzet in vier werkteams met medewerkers van beide waterschappen en de Regiegroep, waarin de beide directies zitting hebben. Er is in korte tijd door hen in een open en constructieve sfeer veel werk verzet. Veel waardering en dank daarvoor! Een Spiegelgroep, bestaande uit mevrouw A. Moons en de heren W. Lemstra en P.J. Klok, heeft uit oogpunt van kwaliteitsborging en objectiviteitsbewaking op twee momenten een reflectie op het beschikbare materiaal gegeven. Hiervan is bij het afronden van dit rapport dankbaar gebruik gemaakt. Ook hen zijn we dank verschuldigd!
Stuurgroep fusieverkenning Meppel/Zwolle 1 november 2014
pagina 5 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
2.
Stip op de horizon: het Waterschap 2025
In dit hoofdstuk wordt Waterschap 2025 uitgewerkt. In paragraaf 2.2. worden de belangrijkste ontwikkelingen die het komend decennium op de waterschappen afkomen en welke opgaven dat oplevert kort samengevat. Deze ontwikkelingen staan uitgebreid beschreven in de eerdere visiedocumenten van beide waterschappen en in de rapportage met de uitkomsten van fase 1 van deze fusieverkenning. In paragraaf 2.3. worden deze opgaven vertaald naar de vraag wat voor waterschap er in 2025 nodig is om op deze opgaven een antwoord te hebben. Dit gebeurt in de vorm van een beschrijving van de belangrijkste kenmerken van Waterschap 2025. Deze kenmerken worden in paragraaf 2.3. geconcretiseerd op zes aspecten: herkenbare positie in de omgeving, krachtig bestuur, goed geëquipeerde organisatie voor de uitvoering, voldoende financiële draagkracht (inclusief doelmatigheid), goed werkgeverschap en de rol van Waterkracht. Deze aspecten zijn ontleend aan de criteria die door de algemeen besturen aan het eind van fase 1 van de fusieverkenning meegegeven zijn voor dit verdiepend onderzoek. 2.1.
Samenvatting visiedocumenten; belangrijkste opgaven komend decennium
De afgelopen periode zijn er twee visiedocumenten verschenen over de toekomst van de beide waterschappen: die van Groot Salland en die van Reest en Wieden. Daarin wordt beschreven welke ontwikkelingen deze twee waterschappen de komende jaren op zich af zien komen en wat die betekenen voor hun opgaven. Hierover bestaat een gedeeld beeld; verschillen zijn vooral terug te voeren op de verschillende kenmerken van beide gebieden. Daarnaast bevat de rapportage van fase 1 van de fusieverkenning een hoofdstuk over de opgaven van de waterschappen voor het komend decennium, namelijk hoofdstuk 2 ‘Stip op de horizon 2025’, waarin het volgende wordt geconstateerd: ‘In het watersysteem en het waterbeheer is het opvangen van de effecten van de klimaatverandering de grootste opgaaf. In de waterketen ligt een belangrijke doelmatigheidsopgaaf. Op het terrein van de waterveiligheid staan de waterschappen voor grote investeringsopgaven en wordt samenwerking met andere partners steeds belangrijker. Tot slot leiden maatschappelijke ontwikkelingen tot grote opgaven op het punt van de positionering in de omgeving, de rolneming als medeoverheid en de zichtbaarheid naar de samenleving.’ Deze drie brondocumenten zijn als uitgangspunt genomen voor het vervolgonderzoek. Het diepgaandere gesprek over de in deze drie documenten beschreven ontwikkelingen en opgaven4, ook in sessies met beide AB-en met medewerkers, heeft het beeld van waar de waterschappen de komende jaren voor staan aangescherpt. De belangrijkste opgaven staan hieronder kort samengevat. Het belang van een goed functionerende fysieke infrastructuur is van cruciaal belang voor het functioneren van het waterschap. Veruit het grootste deel van het budget van het waterschap wordt uitgegeven aan de opgaven in het watersysteem/waterbeheer, de waterketen en de waterveiligheid en dat zal richting 2025 steeds meer het geval zijn. Daarom is het op orde hebben van de fysieke infrastructuur een randvoorwaarde en daarmee ook eerste prioriteit, nu en voor de toekomst.
4
Bijlage 1 bevat een gecomprimeerde samenvatting van deze documenten
pagina 6 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Het vereist voldoende financiële draagkracht en een goed geëquipeerde organisatie met medewerkers met kennis van hun vak én het gebied. Steeds duidelijker wordt dat de sterk aan verandering onderhevige positie van het waterschap in de omgeving om een adequaat antwoord vraagt. Doordat ook waterschappen bij hun taakuitvoering steeds meer afhankelijk zijn van andere partners in het ruimtelijk domein, in (veiligheids-)ketens en in netwerken, zal het waterschap zich anders moeten gaan positioneren. Samenwerking met andere publieke en private partners rondom planvorming en initiatieven voor co-creatie in de uitvoering, zijn steeds meer nodig om de eigen doelen te realiseren. Dit vergt verandering van houding en gedrag, een omschakeling misschien ook van autoriteit naar steeds meer het zijn van partner. De kracht blijft de kennis van het vakgebied ‘water’ in zijn veelzijdige uitingssoorten en natuurlijk de kennis van het gebied. Het komt er op aan deze kennis meer met anderen, onder andere met onderwijs en bedrijfsleven, te delen en te verrijken en beter toegankelijk te maken en in te zetten voor de samenleving als geheel, lokaal, regionaal, nationaal en internationaal. De verhouding tussen het waterschap en de samenleving is aan een vrij fundamentele herziening toe. Het OESO-rapport maakt daar behartigenswaardige opmerkingen over. Het adaptief vermogen moet beter, we moeten leren meer te denken en te werken vanuit de wensen en belangen van de samenleving en we moeten die samenleving op een andere, interactieve manier interesseren voor en betrekken bij het werk van het waterschap. We moeten ook met vertrouwen onderdelen van het werk samen met burgers en bedrijven oppakken of aan hen over durven te laten en daarvoor de juiste condities scheppen. De vervloeiing die hierdoor tussen waterschap en samenleving ontstaat, maakt het werk uitdagender en draagt bij aan het beter verbinden van beide werelden met elkaar. In het verlengde van het vorige punt wordt steeds duidelijker dat er voor de waterschappen in toenemende mate een opgaaf ligt in het vergroten van het bewustzijn bij burgers en bedrijven over het effect van hun handelen (of nalaten) op het waterbelang en de taakuitvoering van het waterschap. Wanneer dat lukt, snijdt het mes aan meer kanten. Het draagt bij aan meer begrip en aandacht voor het waterbelang en de onmisbare rol die het waterschap daarin speelt. De maatschappelijke effecten en daarmee de legitimiteit van het werk van het waterschap worden beter zichtbaar, herkend en onderkend en de kosten van de taakuitvoering kunnen beter worden beheerst. Tot slot is er opbrengst voor de samenleving als geheel; we gaan met elkaar bewuster om met de 3 P’s: people, planet, prosperity. 2.2.
Waterschap 2025 in West Overijssel/Zuid-West Drenthe: Hoe ziet dat er uit?
Deze paragraaf bevat een schets van hoe het waterschap dat werkzaam is in het gebied West Overijssel/Zuid-West Drenthe er anno 2025 uit ziet. Het antwoord op de vraag ‘Wat voor een waterschap is er anno 2025 nodig om de opgaven aan te kunnen?’ wordt gegeven in de vorm van een aantal kenmerken van dat Waterschap 20255. Deze kenmerken zijn bewust stellende wijs opgeschreven, net als de ambities , beredeneerd vanuit het perspectief van Waterschap 2025.
5
Bij het uitwerken van de kenmerken is gebruik gemaakt van de reflecties uit de sessies met de AB-en en medewerkers over een eerder werkdocument.
pagina 7 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Niet omdat er nu al zekerheid te geven is over hoe Waterschap 2025 er precies uit zal zien, al is de beweging wel goed te duiden, maar om te prikkelen tot nadenken over de vraag hoe beide waterschappen dit toekomstperspectief, gegeven de veranderopgaven waar zij voor staan, het beste kunnen realiseren, zelfstandig of samen. De kenmerken 1. Bedrijfszeker; staat borg voor een goed functionerende infrastructuur De infrastructuur van het waterschap is een noodzakelijk instrument om de taken adequaat te kunnen uitvoeren. Het in technische zin op niveau houden van de infrastructuur en die laten meebewegen met de nieuwste ontwikkelingen is daarmee de belangrijkste randvoorwaarde voor een adequate taakuitvoering door Waterschap 2025. Dit belang is sterk doorleefd bij bestuur en organisatie en steeds het uitgangspunt van handelen, ook in situaties waarin samenwerking gewenst of noodzakelijk is. In de fysieke infrastructuur gaat circa 80% van het budget en aan inspanning van het waterschap om. Een planmatige werkwijze faciliteert keuzes over de staat van de infrastructuur. Deze worden bewust gemaakt, op basis van door het bestuur vastgestelde risicoprofielen, waarin impact en belang worden afgewogen. Deze keuzes leiden logischerwijs tot een differentiatie in de inzet van middelen. 2. Vakbekwaam; staat gesteld om haar taken adequaat uit te voeren Natuurlijk voert het Waterschap 2025 eigen taken op een adequaat niveau uit. Het staat gesteld voor het mede vorm geven aan de inhoud en voor het uitvoeren van de grote programma’s uit de KRW, het Deltaprogramma, het BAW+, en Blueprint on Water. Het beschikt over de hiervoor benodigde hoogwaardige kennis en middelen en ligt met de uitvoering op schema. Diezelfde hoogwaardige kennis en middelen zet Waterschap 2025 in om de effecten van de klimaatverandering voor het waterbeheer in het landelijk gebied aan te pakken. Het waterschap doet dat op verzoek van gemeenten ook in het stedelijk gebied, in partnerschap met gemeenten en respecteert daarbij de eigen verantwoordelijkheden van gemeenten. Zo laat het zijn kennis maatschappelijk renderen, wordt de samenhang tussen keten en systeem versterkt en wordt de doelmatigheid in de uitvoering vergroot. Als vanzelfsprekende partner is Waterschap 2025 in staat crises in de veiligheidsketen (mee) te beheersen, vanuit een actieve rolneming en zichtbare en herkenbare toegevoegde waarde. Het waterschap is aanspreekbaar op het verhogen van de waterveiligheid, staat voor de uitvoering van het HWBP aan de hand van de landelijke risiconormen en heeft een adequate calamiteitenorganisatie. Het heeft de doelen uit de Unienotitie Crisisbeheersing 2020 en het bijbehorende uitvoeringsprogramma gehaald. Het is actief in de veiligheidsketen, bewijst zijn nut en toegevoegde waarde door kennis in te brengen en goed geëquipeerde menskracht in te zetten en wordt daarom gezien als een vanzelfsprekende partner. Waterschap 2025 levert bovendien zijn bijdrage aan het aanpakken van opgaven op het terrein van goed waterbeheer op bovenregionaal, landelijk en internationaal niveau vanuit de gevoelde solidariteit en de overtuiging dat gezamenlijk optrekken als collectief van de waterschappen in Nederland tot betere resultaten leidt. 3. Omgevingsbewust; weet in te spelen op concurrerende belangen Het waterbelang concurreert anno 2025 voortdurend met andere belangen op het gebied van de ruimtelijke ordening, de leefomgeving, veiligheid, verkeer en vervoer en economische ontwikkeling. Voor deze beleidsdomeinen zijn andere overheden verantwoordelijk. Deze wederzijdse afhankelijkheidsrelatie vereist een samen optrekken met andere overheden en (maatschappelijke) partners. Waterschap 2025 is zich daarvan zeer bewust en weet daar op een productieve manier mee om te gaan.
pagina 8 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Het verdiept zich in de belangen van anderen, weet wat er speelt en denkt oplossingsgericht mee. Daarbij wordt voortdurend gezocht naar manieren om het waterbelang te verbinden met de andere belangen die spelen om zo tot een maatschappelijk gedragen resultaat te komen. 4. Samenwerkingsgericht; weet telkens opnieuw positie te kiezen Door de toenemende complexiteit van grootschalige vraagstukken is samenwerking met partners bij de realisatie van de eigen opgaven onontkoombaar. Grootschalige vraagstukken vragen immers om een multidisciplinaire aanpak, van agendavorming tot uitvoering. Waterschap 2025 zet daarom in op samenwerking op uiteenlopende schaal en in verschillende vormen, geïnstitutionaliseerd of meer horizontaal georiënteerd, in netwerken of ketens. Dit doet het vanuit de overtuiging dat er veel mee te winnen is en dit steeds meer noodzakelijk is voor de eigen taakuitvoering. Waterschap 2025 levert aan de samenwerkingen waarin het participeert een actieve en op het gezamenlijke belang gerichte bijdrage en gedraagt zich daar als een betrouwbare partner. 5. Maatschappelijk verantwoordelijk; weet bewustwording van burgers en bedrijven te vergroten Waterschap 2025 werkt vanuit zijn specifieke verantwoordelijkheid voor de behartiging van het waterbelang voortdurend aan het bevorderen van het bewustzijn van de burger, bedrijven en instellingen over dat waterbelang. Het is zich er, mede gezien het OESO-rapport, terdege van bewust hoe belangrijk het is dat burgers, bedrijven en instellingen weten waarom het waterschap er is, wat het met zijn werk bijdraagt aan de economische ontwikkeling en veiligheid en deze bijdrage ook als zinvol weten te waarderen. Niet alleen als legitimatie voor de verschuldigde belastingen, maar ook als voedingsbodem voor het op gang brengen van bewustwording van de gevolgen van het eigen gedrag op de taken en kosten van het waterschap. Het waterschap weet zich te verplaatsen in het gedrag van burgers en bedrijven en heeft scherp zicht op de mogelijkheden hoe hierop te verbinden, onder andere via communicatie, voorlichting en educatie en hoe in interactie samen tot goede oplossingen te komen. Het selectiebeleid is daarom naast op kwaliteit mede gericht op diversiteit in bestuur en organisatie. 2.3.
Uitwerking naar de aspecten
In de navolgende paragrafen worden deze kenmerken geconcretiseerd op de eerder door de AB-en gekozen aspecten: herkenbare positie in de omgeving, krachtig bestuur, goed geëquipeerde organisatie voor de uitvoering, goed werkgeverschap, voldoende financiële draagkracht en rol Waterkracht. 2.3.1. Herkenbare positie in de omgeving Waterschap 2025 zet in op horizontale samenwerking bij zijn taakuitvoering en excelleert in de interactie en wisselwerking met de omgeving, vanuit een open houding steeds op zoek naar de juiste partners en schaal van uitvoering. Grenzen tussen domeinen vervagen, opgaven worden complexer en kunnen alleen nog vanuit een integrale visie en benadering worden opgelost. Dat geldt zeker ook voor de wateropgaven. Waterschap 2025 realiseert zich terdege, dat het veel van haar opgaven niet alleen kan realiseren vanwege de complexiteit en samenhang die er is met andere domeinen zoals ruimtelijke ordening, landbouw en ecologie. De hoogwaardige technische kennis en kennis van het gebied die het waterschap heeft zijn omgekeerd ook van belang voor de partners om hun doelen te kunnen realiseren.
pagina 9 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Waterschap 2025 is, om een antwoord te vinden op die wederzijdse afhankelijkheid, voortdurend in interactie met de omgeving, nodigt anderen door zijn handelen uit en benut de energie die er in de omgeving is. Het weet als geen ander hoe het krachtenspel eruit ziet, heeft zicht op de belangen en doelen van andere partijen die verantwoordelijk zijn in de aanpalende domeinen en heeft scherp langs welke weg zij die willen bereiken. Het verdiept zich in de politieke agenda en bestuurlijke actualiteit van provincies en gemeenten, onderhoudt consequent de relaties, zit aan tafel waar het gebeurt, met een open mind voor de belangen van anderen en een op resultaatgerichte houding. Het waterschap weet te binden en te verbinden en verstaat de kunst van het ‘polderen’ als geen ander. Tot slot toont het zich een deskundige en betrouwbare partner. Betrokkenheid bij de economische- en maatschappelijke ontwikkeling(en) van de regio past bij het maatschappelijk ondernemend Waterschap 2025. Het waterschap deelt daarom zijn kennis met anderen en kiest bij de uitvoering van zijn taken zo, dat daarvan een impuls uit gaat naar het versterken van de regionale economie. Dit kan bijvoorbeeld door een goede band te onderhouden met kennis- en onderwijsinstellingen en het bedrijfsleven, kennis met hen te delen en een actieve bijdrage te leveren aan de ontwikkeling en uitvoering van duale leertrajecten. Alsmede door investeringen in de infrastructuur zo te doen dat deze de regionale bedrijvigheid stimuleren. 2.3.2. Krachtig bestuur Waterschap 2025 kent een bestuursstijl, waarin een proactieve, participatieve manier van werken wordt gecombineerd met een zichtbare ambassadeursrol naar de samenleving in het werkgebied. De bestuurder van Waterschap 2025 opereert vanuit een open houding, is gericht op de interactie met de samenleving. Hij weet wat er bij de verschillende geledingen in de regio speelt, heeft oog voor de belangen van anderen en is in staat die te verbinden met de belangen van het waterschap. Zijn (collegiale) bestuursstijl kenmerkt zich door proactiviteit, netwerken, voortdurend op zoek naar het smeden van strategische allianties in de samenwerking met lokale en regionale besturen, belangengroeperingen, onderwijsinstellingen en bedrijfsleven. Hij heeft een bewustzijn bevorderende stijl van besturen en is de ambassadeur van het waterschap. De interactie met de organisatie, die ook georiënteerd is op de omgeving, is cruciaal voor het welslagen van deze bestuursstijl. De besturingsfilosofie van het Waterschap 2025 maakt deze bestuursstijl mogelijk. Het AB neemt de strategische beslissingen, kiest de bestuurlijke prioriteiten, stelt de kaders voor de uitvoering en controleert op de naleving. In het AB vindt de brede belangenafweging plaats. Van AB-leden wordt daarom verwacht dat zij voortdurend in interactie zijn met de samenleving, ophalen wat daar leeft en speelt en dat betrekken in hun oordeelsvorming. Het DB werkt – ook uit oogpunt van het toenemende belang van integraliteit en om verkokering te voorkomen – collegiaal, met daarbinnen portefeuilleverantwoordelijkheden naar thema en gebied of gebiedsproject om zo de bestuurlijke relatie met het gebied te verankeren. Zij zijn zo ook het bestuurlijk gezicht van het waterschap in de omgeving. De interactie tussen bestuur en organisatie verloopt via het portefeuillehoudersoverleg tussen DB-lid en directielid. Dit overleg heeft als doel de kwaliteit van de voorstellen aan het bestuur te verbeteren en het eigenaarschap ervan te borgen. Het is het moment waarop bestuur en organisatie elkaar verbinden op realisatie van gekozen bestuurlijke doelen. De formele verbinding tussen bestuur en organisatie verloopt via de secretaris-directeursfunctie. Deze functionaris treedt vanuit het bestuur gezien op als opdrachtnemer en treedt naar de organisatie toe op als opdrachtgever.
pagina 10 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
De directie is verantwoordelijk voor het realiseren van de bestuurlijk vastgestelde doelen uit (onder meer) het bestuursprogramma, die worden vertaald naar de vier programma’s: Watersysteem, Waterveiligheid, Waterketen en Maatschappij en Organisatie. De sturing op de realisatie van deze programma’s gebeurt op basis van een vijfjarige perspectiefnota, waaraan jaarlijks een jaarschijf wordt toegevoegd. Deze nota bevat de bestuurlijke doelstellingen voor de komende vijf jaren. Het AB stelt deze vast. Jaarlijks stelt het AB de programmabegroting vast, met daarin opgenomen de prestatie indicatoren per programma. Hiervan afgeleid stelt het DB de beleidsbegroting voor dat jaar vast en de directie de beheerbegroting. De verantwoordingslijn verloopt conform. Waterschap 2025 zal veel participeren in netwerken en samenwerkingsverbanden. Om invloed te hebben en grip te houden op de prestaties van deze verbonden partijen is een bewuste bestuurlijke rolneming vanuit het waterschap van belang. Daarbij maakt het verschil of deelgenomen wordt in een algemeen bestuur, aandeelhoudersvergadering of ledenvergadering van een verbonden partij of dat sprake is van deelname in een dagelijks bestuur of raad van commissarissen. In het eerste geval heeft het behartigen van de belangen van het waterschap prioriteit, in het tweede geval staat – voortvloeiend uit de wet – het behartigen van het belang van de verbonden partij zelf voorop. In de ambtelijke voorbereiding werkt dit verschil door. Vertegenwoordigers in een algemeen bestuur en vergelijkbare organen worden ondersteund vanuit de waterschapsorganisatie, vertegenwoordigers in een dagelijks bestuur en vergelijkbare organen door de organisatie van de verbonden partij. 2.3.3. Goed geëquipeerde organisatie voor de uitvoering De organisatie van Waterschap 2025 voldoet aan de kwaliteitseisen die nodig zijn om de opgaven voor 2025 aan te kunnen. Daarnaast is een passende organisatiestructuur, competentieniveau van medewerkers en organisatiecultuur nodig. Kwaliteitseisen Deze richten zich op de volgende aspecten. Verstevigen partnerschap met de omgeving Professioneel relatiemanagement vormt het eerste belangrijke kwaliteitselement. Dit geldt zowel qua inbedding in de organisatie en de aansturing, als qua de hiervoor benodigde expertise. Als basis hiervoor geldt dat relatiebeheer van alle medewerkers is vanuit de opvatting: ‘dat doen we allemaal, overal en altijd’. Om dit te kunnen borgen heeft Waterschap 2025 allround waterschapsprofessionals die op de verschillende interactieniveaus de waterschapsbelangen behartigen. Om een goed zicht te krijgen en te behouden op de omgeving wordt ingezet op omgevingsmanagement, opdat wensen vanuit de omgeving snel in beeld zijn en kunnen worden meegenomen in het waterschapswerk. Waterschap 2025 is toegankelijk. De Omgevingspartners kunnen op een eenvoudige en voor hen herkenbare wijze met het waterschap contact leggen. Hierbij past de één-loketgedachte, de positionering van bijvoorbeeld één ServiceDesk waar vragen van intern en van burgers en bedrijven direct goed worden geadresseerd. Ook het hebben van duidelijke servicenormen maakt dat het waterschap door haar omgeving kan worden aangesproken op de diensten die hij levert. Voor het taakveld Vergunningverlening en handhaving vormt de toekomstige omgevingswet nadrukkelijk aanleiding tot versterking van de samenwerking met gemeenten, Rijkswaterstaat en de RUD’s.
pagina 11 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Kwaliteit diensten waarborgen en verbeteren Het Waterschap 2025 heeft als kennispartner een stevige positie. Waterkennis in huis hebben en houden is essentieel; hierop wordt daarom gestuurd. Een goede relatie met onderwijsinstituten onderhouden door met hen samen te werken en voldoende stagemogelijkheden te bieden vormen hierbij belangrijke ankerpunten. Dit biedt een fundament om tijdig gekwalificeerd personeel aan te kunnen trekken, maar ook om als organisatie als geheel (voldoende) te kunnen blijven vernieuwen. Vanzelfsprekend is het continue verbeteren en ook standaardiseren van werkprocessen belangrijk. De toepassing van ‘leanmanagement’, met inzet van hierop passende en van buiten naar binnen gerichte sturingsinstrumenten dragen hieraan gericht bij. Op het taakveld Vergunningverlening en handhaving is voldoende personele omvang aanwezig om aan de toekomstige kwaliteitseisen te kunnen voldoen. Personele continuïteit borgen Het waterschap heeft voldoende formatie (eigen personeel) en expertise voor het invullen van alle waterschapstaken, zo mogelijk in eigen huis en anders samen in bijvoorbeeld Rijn-Oost verband. Hierbij past ook het steeds zoeken naar een optimale balans tussen wat doen en kunnen we zelf en waar is juist de inzet van marktpartijen zinvol. Het waterschap beheert diverse bedrijfsmiddelen en voorzieningen (assets) vanuit rationele afwegingen hoe deze op (maatschappelijk) verantwoorde wijze in te zetten. Het vaststellen en afwegen van korte- en lange termijnrisico’s, het gewenste kwaliteitsniveau per beheerpost, maar ook de sociale veiligheid in de openbare ruimte vormen daarbij aspecten die in de afweging een eigen plaats opeisen. Het organisatiebreed toepassen van risicogestuurd werken past hierbij evenals certificeren daar waar dat ook aantoonbaar toegevoegde waarde heeft. Vanuit organisatorisch perspectief is het centraal organiseren van wat kan (beleid/ planvorming/ondersteuning) en het decentraal organiseren wat moet (primaire proces) het uitgangspunt. Voldoende gebiedsgeoriënteerdheid wordt hiermee geborgd. Dit geldt in het bijzonder voor het taakveld watersysteem. De directe relatie tussen het werkveld en haar omgeving (directe belanghebbenden) maken dit noodzakelijk. Tenslotte wordt gewerkt met horizontaal leiderschap. Dit omdat de klassieke ‘piramide’ organisatie geen antwoord meer kan geven op de vragen en behoeften van de samenleving. Leidinggevenden nemen een daarbij passende rol. Zij worden meer aangesproken op hun interactieve vaardigheden en initiatief. Zij zijn in staat om op interactieve wijze met de professionals in de organisatie te werken, hen in hun kracht te brengen en te houden. Dit vraagt oog voor het onverwachte, voor de verrassing, voor het onbekende en het vraagt ook om moed om risico’s te lopen, te mislukken en daarvan te leren. Doelmatigheid voortdurend in beeld Vraaggericht werken als uitgangspunt kan hieraan gericht bijdragen. Diensten en producten worden geleverd omdat er behoefte aan is, er dus vraag naar is, en met een daarop passend kwaliteitsniveau. Hiermee komt een dienst of product tot stand met een zo optimaal mogelijke prijs/prestatieverhouding. Het structureel afmaken van de sturingscyclus is hierbij een belangrijk element. Bij het continue leren en verbeteren wordt geborgd dat de zogenaamde Plan-Do-Check-Act (PDCA)-cyclus wordt afgemaakt. Voornamelijk de Act (waarin het leren en van daaruit verbeteren wordt geborgd) wil nog wel eens door de waan van de dag aan de aandacht ontsnappen. Hierdoor bestaat het risico dat fundamentele verbeteringen in de kwaliteit van de te leveren producten en diensten uitblijven. Waterschap 2025 waakt hiervoor.
pagina 12 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Organisatiestructuur Het Waterschap 2025 heeft een organisatiestructuur die helpt zijn ambities te realiseren. Vanuit die ambities zijn de volgende organisatiekenmerken leidend: de structuur ondersteunt de doelstellingen van Waterschap 2025; ordening naar organisatie-eenheden geschiedt op basis van werkprocessen; er zijn zoveel managementlagen als waarde toevoegt; span of support wordt binnen een kader situationeel bepaald; de structuur is logisch/herkenbaar voor externe partijen; de structuur maakt innovatie mogelijk. Competenties en organisatiecultuur Professionals werkzaam in het Waterschap 2025 beschikken, om succesvol bij te kunnen dragen aan de organisatiedoelstellingen, naast de noodzakelijke kennis en vaardigheden ook over de hierbij passende competenties. Competenties in de zin van houding en gedrag. In de interactie tussen bestuur, management en medewerkers vormt zich ook de hierbij passende organisatiecultuur, de gemeenschappelijke verzameling van normen, waarden en gedragsuitingen die door hen gezamenlijk gedeeld worden. Zeg maar de ‘sociale lijm’ die hen aan de organisatie bindt. Organisatiecultuur ontstaat doordat mensen binnen een organisatie optreden als cultuurdrager. Leidinggevenden hebben hierbij door hun positie, kennis of uitstraling een dusdanige invloed op anderen dat zij hierin ‘de toon zetten’. De organisatiecultuur kenmerkt zich onder andere door het bestaan van gemeenschappelijke waarden en doelstellingen, onderlinge samenhang, een participatieve instelling, stimulansen om creatief en flexibel te zijn en externe gerichtheid. De volgende competenties zijn noodzakelijk aanwezig in de organisatie: Resultaatgericht, Omgevingssensitief/omgevingsbewust, Samenwerkingsgericht, Klantgericht en Ondernemerschap. 2.3.4. Goed werkgeverschap Goed werkgeverschap houdt in dat Waterschap 2025 een gericht HRM-beleid voert om de randvoorwaarden te scheppen voor een positieve werkbeleving (medewerkerstevredenheid). Een positieve beleving van de verschillende gebieden, zoals werkzaamheden, arbeidsomstandigheden, secundaire arbeidsvoorwaarden en ontwikkelingsmogelijkheden. Goed werknemerschap vormt hierbij feitelijk de andere kant van ‘dezelfde medaille’. Het houdt in dat de medewerker op een positieve manier in de organisatie staat. Hierbij vormen juist motivatie, betrokkenheid, fysieke en mentale conditie en loyaliteit belangrijke elementen. Waterschap 2025 zoekt daarbij steeds naar een optimale balans tussen goed werknemerschap en goed werkgeverschap. Waterschap 2025 wil naast een goed, ook een aantrekkelijk werkgever zijn voor (ook) hoog opgeleid en jong personeel en zet daarvoor verschillende instrumenten in. Het voldoende ruimte bieden voor ontplooiing en creativiteit door het aanbieden van aantrekkelijke klussen is een voorwaarde om op lange termijn de beschikking te hebben en te houden over voldoende gekwalificeerd en gemotiveerd personeel. Waterschap 2025 zet in op het faciliteren van horizontale loopbaanpaden en/of roulatiemogelijkheden, omdat het verticaal doorstomen steeds minder van toepassing wordt aangezien de klassieke ‘piramide’ organisaties immers geen antwoord meer hebben op de vragen van nu en de toekomst. Vanzelfsprekend maakt ook het borgen van het aanbieden van opleiding/training ten behoeve van kennisontwikkeling hier onderdeel van uit.
pagina 13 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Arbeidsmarktontwikkeling De demografische ontwikkeling in Nederland (vergrijzing en ontgroening) de komende 10 - 15 jaar zal aan werkgevers in brede zin de nodige uitdaging bieden om voldoende gekwalificeerd personeel te blijven vinden en te behouden. Deze uitdaging op de toekomstige arbeidsmarkt geldt evenzeer, zo niet nog scherper, voor de overheid en daarmee ook voor de sector waterschappen6. Dit ondanks (in tijd) dempende maatregelen die inmiddels zijn getroffen, zoals het oprekken van de pensioengerechtigde leeftijd naar 67 jaar in 2021. Waterschap 2025 is zich hiervan bewust en voert daarom een gericht beleid om zijn positie op de arbeidsmarkt goed te laten zijn. 2.3.5. Voldoende financiële draagkracht Om de taken in 2025 op een financieel gezonde basis te kunnen uitvoeren en de toenemende maatschappelijke druk om de belastingtarieven te beheersen het hoofd te bieden, beschikt Waterschap 2025 over een voldoende financiële draagkracht en sluit het in zijn financiële beleid aan bij eisen uit de wet Houdbare Overheidsfinanciën (HOF). Waterschap 2025 is volop bezig de afspraken uit landelijk, regionale en lokale akkoorden met andere overheden te realiseren (rondom klimaat, waterpeil en waterkwaliteit) en beschikt over de noodzakelijke middelen om deze grote programma’s qua uitvoering aan te kunnen en op schema te blijven met de uitvoering. Daarnaast zal Waterschap 2025 nieuwe taken uitvoeren die voorheen door andere overheden werden uitgevoerd. Deze kunnen leiden tot hogere kosten. Duidelijk is dat het Waterschap 2025 voor grote investeringen staat gesteld. Niet alle investeringen hoeven alleen gedragen te worden, maar deels zal dit wel het geval zijn. Waterschap 2025 heeft voldoende financiële draagkracht om dit goed te kunnen doen. Financiële risico’s Waterschap 2025 De extra investeringen in het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP), Waterbeheer 21 (WB21), Kaderrichtlijn Water (KRW) leiden tot grotere uitgaven. Door de klimaatverandering nemen risico’s op extreem weer toe; hierdoor zal de kans op ongewenste situaties toenemen. Bovendien werkt het Waterschap 2025, vanuit het belang hiervan voor de duurzaamheid van ons land, op de langere termijn ten minste conform de afspraken uit de klimaatconvenanten. Het accepteert de mogelijk hieruit voortvloeiende hogere kosten. Tot slot vormen wijziging van wet- en regelgeving, bijvoorbeeld op het gebied van zuiveren van medicijnresten, een potentieel financieel risico. Kortom, Waterschap 2025 heeft voldoende draagkracht om financiële risico’s op te vangen.
2.3.6. Rol Waterkracht7 In het licht van de eisen die aan Waterschap 2025 worden gesteld is (blijvende) deelname aan Waterkracht een logische keus, omdat het kan bijdragen aan vermindering van de eigen kwetsbaarheid. De harmonisatie in beleid en uitvoering, die plaatsvindt op de verschillende werkgebieden, draagt bovendien bij aan open verbindingen tussen de betrokken waterschappen. Dit biedt in de basis kansen om de doelmatigheid van het werk te vergroten. Door de aanwezige kennis te bundelen en via specialismen aan te bieden wordt het samenwerken van medewerkers belangrijk om als collectief succesvol te kunnen zijn. Tegelijkertijd vraagt de samenwerking, omdat de eigen autonomie blijft bestaan, wel om veel coördinatie en afstemming.
6
De grote uittocht, vier toekomstbeelden van de arbeidsmarkt van onderwijs- en overheidssectoren, ministerie van Binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties (2010). 7 Waterkracht is een bestaand samenwerkingsverband tussen vijf waterschappen in de regio Rijn-Oost op de werkgebieden personele zaken, ICT, inkoop en zuiveren. Doel van de samenwerking is een verhoging van de te leveren kwaliteit, een verlaging van de kosten en een vermindering van de kwetsbaarheid te realiseren.
pagina 14 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
3.
Optie Zelfstandig blijven
In dit hoofdstuk wordt de variant zelfstandig blijven uitgewerkt. Daarbij wordt de vraag beantwoord wat de beide waterschappen in dat geval moeten doen om te voldoen aan de eisen die aan een waterschap anno 2025 worden gesteld. Deze beoordeling wordt in de achtereenvolgende paragrafen gedaan aan de hand van de ook in hoofdstuk 2 gebruikte aspecten: herkenbare positie in de omgeving, krachtig bestuur, goed geëquipeerde organisatie voor de uitvoering, goed werkgeverschap, voldoende financiële draagkracht en rol Waterkracht. De verschillen die er zijn tussen beide waterschappen worden daarbij inzichtelijk gemaakt. In de slotparagraaf wordt een reflectie gegeven op de vraag wat de optie zelfstandig blijven voor een beeld oplevert in het perspectief van de kenmerken van Waterschap 2025. 3.1.
Herkenbare positie in de omgeving
Beide waterschappen onderkennen de noodzaak om het partnerschap met hun omgeving te versterken teneinde te kunnen voldoen aan de eisen die aan Waterschap 2025 worden gesteld en voor beide waterschappen liggen hier dezelfde opgaven. Accenten liggen op het (structureel) tot stand brengen van betere verbindingen met de bestuurlijke omgeving en vooral ook met de samenleving. Daarvoor is een geschikt instrumentarium nodig en moeten bestuur, management en medewerkers de hiervoor benodigde (nieuwe) competenties ontwikkelen. 3.2.
Krachtig bestuur
Aan de geschetste besturingsfilosofie voor Waterschap 2025 kan door beide waterschappen worden voldaan. Verder kan de manier waarop de interactie met de omgeving en samenleving gebeurt in beide waterschappen een stevige impuls gebruiken. 3.3.
Goed geëquipeerde organisatie voor de uitvoering
Voor de organisaties van beide waterschappen liggen er de volgende ontwikkelpunten teneinde te kunnen voldoen aan de eisen van Waterschap 2025. Kwaliteit diensten waarborgen en zo mogelijk verbeteren Hierbij ligt het accent op het afmaken van de PDCA-cyclus waardoor het leren en verbeteren wordt geborgd. Ook een goed zicht op de vraag en het type vragensteller (gebonden of ongebonden) is daarbij essentieel om de dienstverlening daarop goed aan te kunnen laten sluiten. Het zorgdragen voor en onderhouden van voldoende vakkennis vraagt aandacht, evenals de doorontwikkeling naar voldoende sturingsinstrumenten om de te leveren prestaties te kunnen borgen en te evalueren. Ook is het voor beide waterschappen noodzakelijk de werkprocessen continu te blijven verbeteren. Leanmanagement kan hieraan een bijdrage leveren. Personele kwetsbaarheid verkleinen Beide waterschappen onderkennen dat thans sprake is van personele kwetsbaarheid, onder andere door eenmans-functies, op diverse gebieden, zowel in de ondersteuning als in het primaire proces. Voor het taakveld vergunningverlening en handhaving is bijvoorbeeld samenwerking met anderen voorwaarde om aan de toekomstige wettelijke eisen te kunnen voldoen.
pagina 15 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Maar ook op andere gebieden (bijvoorbeeld technologie waterketen) is professionele afstemming en het daarmee hebben van voldoende kritieke massa belangrijk om invulling te kunnen geven aan begrippen als innovatie, duurzaamheid en ook internationale samenwerking. Daarbij komt dat de impact van de ICT-ontwikkelingen de komende jaren groot zal zijn en kennis nodig is om deze op een adequate manier aan te kunnen. Ten tweede speelt hier de door beide waterschappen onderkende zorg om duurzaam voldoende en deels ook anders gekwalificeerd personeel te kunnen behouden en aan te trekken. Voor beide organisaties ligt er een grote ontwikkelopgave om de kwalificaties van het huidige personeel afgestemd te krijgen op de eisen van Waterschap 2025. Tegelijkertijd is op basis van de uitgevoerde strategische personeelsplanning te verwachten dat er als gevolg van het natuurlijk verloop in de organisatie ruimte ontstaat om een deel van het benodigde anders gekwalificeerd personeel zonder formatie uitbreiding (Groot Salland) of enkel heel beperkte formatie uitbreiding (Reest en Wieden) van buiten te kunnen aantrekken. Meer concreet is het beeld als volgt. De formatie van Groot Salland beslaat thans in totaal 344,7 fte. Verwacht wordt dat de toekomstige opgave die voort komt uit Waterschap 2025 kan worden uitgevoerd zonder dat hiervoor in totaal meer formatie nodig is. Natuurlijk verloop, formatie uitwisseling, inzet op het bereiken van een zo maximaal mogelijke doelmatigheid en heldere keuzes op wat het waterschap wel en niet doet, dienen dit te borgen. Wel zal de inzet op competentieontwikkeling, omdat functies inhoudelijk veranderen, het nodige verandervermogen vragen van management en medewerkers. Daarnaast speelt voor Groot Salland autonoom, dat de formatie moet worden uitgebreid met 10 fte (2019), op termijn teruglopend naar 5 fte (2025), om de opgaven die volgen uit het HWBP op een adequate manier aan te kunnen pakken. Vanwege de wijze waarop deze inzet kan worden gefinancierd (90% door derden, 10% zelf), zal deze echter de personeelskostenbegroting maar beperkt zwaarder belasten. De formatie van Reest en Wieden beslaat thans 207,1 fte, maar zal richting 2019 als gevolg van herinrichting van organisatie dalen naar circa 197 fte. Met oog op de toekomstige opgave wordt vanuit dat vertrekpunt vervolgens een lichte groei in formatie verwacht van circa 5 fte. Deze lichte groei wordt zowel voorzien in het primaire proces (1 fte) als in de ondersteuning van het primaire proces (4 fte). Voor het primair proces is dit verbonden aan het peilbeheer Drentse kanalen, dat overkomt vanuit de provincie. Voor de ondersteuning wordt de formatiegroei ingegeven door hoe het Waterschap 2025 invulling wil geven aan haar opgaven, positie en functioneren. Doelmatigheid waar mogelijk vergroten, zowel taakinhoudelijk als bestuurlijk-strategisch Beide waterschappen staan op het punt van het vergroten van de doelmatigheid met het oog op 2025 voor de volgende opgaven: afmaken van de PDCA-cyclus; werkprocessen continu verbeteren en te schonen op alles wat geen waarde toevoegt in de dienstverlening (leanmanagement toepassen); intern zo scherp mogelijk aan de wind varen, om zo doelmatig mogelijk te (blijven) werken; vraaggericht werken en projectmatig werken vergroten/verstevigen waar dat kan.
pagina 16 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Organisatiemodel herijken Tot slot speelt dat het organisatiemodel van Reest en Wieden aan herijking toe is, onder andere om integraal werken te bevorderen. Wil deze organisatie kunnen voldoen aan de eisen van Waterschap 2025 dan wordt een organisatie-aanpassing niet alleen wenselijk, maar ook noodzakelijk. Groot Salland heeft recent gereorganiseerd; in de doorontwikkeling van het gekozen organisatiemodel kunnen de eisen van Waterschap 2025 een plek krijgen. 3.4.
Goed werkgeverschap
Beide waterschappen staan hier voor een opgave, mede gezien hun huidige relatief beperkte schaalomvang die overigens ook positieve kanten heeft. Medewerkers kunnen zich juist in een kleinschalige organisatie prettig voelen en daar dus bewust voor kiezen. Tegelijkertijd is duidelijk, dat in een kleine organisatie maar beperkt invulling kan worden gegeven aan doorontwikkeling van medewerkers, zowel taakinhoudelijk als in termen van loopbaanpaden. Ten tweede is het reëel om aan te nemen dat beide waterschappen – vanwege de schaal – minder aantrekkelijk worden als werkgever, zeker voor starters, waardoor het waterschap op de arbeidsmarkt onvoldoende kan concurreren met andere sectoren, vooral als het gaat om het aantrekken van hoog gekwalificeerd technisch personeel. 3.5.
Voldoende financiële draagkracht
Beide waterschappen krijgen te maken met een oplopend kostenniveau en hogere tarieven. Uitgangspunt hierbij is het bestaande beleid en kwaliteitsniveau van uitvoering, waarbij de opgaven van beide waterschappen tot en met 2025 waar mogelijk financieel zijn vertaald. 3.5.1. Huisvesting In de huidige situatie heeft Groot Salland één (hoofd)kantoor in Zwolle en een aantal regionale districtskantoren. Reest en Wieden heeft het hoofdkantoor in Meppel (Blankenstein) en huurt ruimte aan de Zomerdijk in Meppel. Daarnaast hebben beide waterschappen nog een beperkt aantal regionale vestigingen/werkplaatsen. Waterschap Groot Salland heeft het voornemen het gebouw op de locatie Dr. Thienenweg in Zwolle te renoveren/verbouwen en heeft de kosten hiervan al opgenomen in de begroting. Hierdoor wordt het gebouw energiezuiniger en kan het door invoeren van Slim Samenwerken8 en herinrichting van de bestaande ruimte meer personeel huisvesten. Na de renovatie en het invoeren van Slim Werken dalen de exploitatiekosten in Zwolle. De besluitvorming hierover is aangehouden in het licht van deze fusieverkenning. 3.5.2. Structureel budget en meerjarenperspectief De ontwikkeling van de netto-kosten van beide waterschappen is eerst berekend. Basis voor de analyse zijn de bestaande meerjarenramingen (tot en met 2019) van beide waterschappen. In deze ontwikkeling is rekening gehouden met de bestaande taakstellingen van beide waterschappen ten aanzien van het personeel. Vervolgens is voor de periode 2020 - 2025 rekening gehouden met de extra investeringsopgaven van beide waterschapen in die periode. In de periode tot en met 2019 is er deels geen inflatiecorrectie doorgevoerd (taakstelling), in de jaren daarna weer wel.
8
Slim werken komt neer op 0,67 werkplek per medewerker en een werkruimte van 10 m2 per werkplek.
pagina 17 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
De grote investeringsopgaven van de komende jaren (tot en met 2025) voor Waterbeheer 21, Kaderrichtlijn Water, het HWBP en benodigde investeringen in RWZI’s zijn geïnventariseerd en vertaald in kapitaallasten. Aangezien de doorontwikkeling naar Waterschap 2025 nauwelijks invloed heeft op de omvang van de formatie van de waterschappen, zijn er – naast de genoemde extra kapitaallasten voor investeringen (na 2019) – geen andere veranderingen ten opzichte van de huidige meerjarenramingen. Voor de kostenontwikkeling van de personeelskosten en goederen en diensten is vanaf 2020 een jaarlijkse stijging van 2% per jaar (verwachte inflatie) gehanteerd. In de onderstaande figuren is de ontwikkeling van de netto-kosten voor beide waterschappen weergegeven. Figuur: Ontwikkeling netto-kosten (in € 1.000) voor Waterschap Reest en Wieden
Figuur: Ontwikkeling netto-kosten (in € 1.000) voor Waterschap Groot Salland
De kostenontwikkeling op lange termijn is gematigd voor beide waterschappen. Bij Reest en Wieden is de jaarlijks te verwachten kostenstijging op langere termijn 2,0% (tegen gemiddeld 1,2% tot en met 2019). Voor Groot Salland is de jaarlijks verwachte kostenstijging iets hoger met 2,4% (tegen gemiddeld 2,2% tot en met 2019).
pagina 18 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
De interne kostentoerekening is niet in detail vergeleken. Een eerste scan laat zien dat deze op hoofdlijnen vergelijkbaar is. 3.5.3. Ontwikkeling vermogenspositie en reserves Het vermogen bestaat uit het ‘eigen vermogen’ en het ‘vreemd vermogen’. Onder ‘eigen vermogen’ wordt verstaan: a. algemene reserves (de wenselijke hoogte hiervan wordt bepaald op basis van een risico analyse); b. bestemmingsreserves voor tariefegalisatie; c. overige bestemmingsreserves. Onder ‘vreemd vermogen’ wordt verstaan: voorzieningen en leningen. Algemene reserves Het huidige beleid van beide waterschappen is om algemene reserves aan te houden op het niveau van de geraamde risico’s (de ratio voor het weerstandsvermogen is dan één). Egalisatiereserves voor tariefegalisatie De beide waterschappen hanteren egalisatiereserves om de tarieven te kunnen egaliseren. Begin 2016 is de verwachting dat Reest en Wieden een egalisatiereserve heeft van € 5,5 miljoen, die door inzet van tariefegalisatie zal dalen naar € 0,6 miljoen in 2019. Voor het watersysteem worden reserves ingezet voor het dempen van de tarieven tot en met 2018, daarna zullen de tarieven kostendekkend zijn. Voor zuiveren wordt de tariefontwikkeling afgevlakt tot en met 2019. Bij Groot Salland bedraagt de egalisatiereserve € 3,6 miljoen begin 2016 en zal deze licht afnemen tot € 3,0 miljoen in 2019. Voor watersysteem worden reserves ingezet voor dempen van de tarieven tot en met 2018, daarna zullen de tarieven kostendekkend zijn. Bij zuiveren is er een opbouw van reserves, aangezien de tarieven meer dan kostendekkend zijn. Tabel Ontwikkeling vermogenspositie en reserves van Reest en Wieden en Groot Salland (x € miljoen)
Omschrijving Algemene reserves (AR) Bestemmingsreserves (BR) Egalisatiereserves (ER) Totale weerstandscapaciteit Gewogen financiële risico’s Netto-kosten Algemene reserves / netto-kosten
Reest en Wieden 2016 2019 1,5 1,6* 0,8 0,8 5,5 0,6 7,7 3,0 1,5 1,5 49,2 51,1 3% 3%
Groot Salland 2016 2019 5,0 5,0 3,6 3,0 8,6 8,0 5,0 5,0 69,5 74,1 7% 7%
* De algemene reserves zijn bij WRW vastgesteld op basis van de risicoanalyse. Tot de volgende risicoanalyse wordt de algemene reserve opgehoogd met het inflatiepercentage (indexatie). Bron: Perspectiefnota 2015 - 2019 (WRW) en Financieel Meerjarenperspectief 2015-2019 (WGS), deze reserves kunnen verschillen door werkelijke resultaten in 2014 en 2015.
Overige bestemmingsreserves Reest en Wieden kent momenteel een overige bestemmingsreserve van € 0,75 miljoen. Dit bedrag is gereserveerd voor eventuele risico’s op aangekochte gronden.
pagina 19 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Voorzieningen Beide waterschappen hebben een voorziening voor arbeidsgerelateerde verplichtingen. Bij Reest en Wieden is de voorziening € 1,8 miljoen per 31 december 2013, bij Groot Salland is € 1,6 miljoen per 31 december 2013. Leningen De omvang van de leningenportefeuille van Reest en Wieden is € 105 miljoen per medio 2014. De gemiddelde resterende looptijd van de leningen is 9,4 jaar tegen een gewogen gemiddelde rentevoet van 2,85%. Bij Groot Salland is de omvang van de leningenportefeuille € 125 miljoen per medio 2014 met een gemiddelde resterende looptijd van 4,5 jaar (54 maanden) tegen een gewogen gemiddelde rentevoet van 3,46%. Concluderend: beide waterschappen hebben en houden de komende jaren voldoende reserves om de financiële risico’s af te kunnen dekken. Vanaf 2019 zijn bij beide waterschappen de tarieven kostendekkend. Bij Reest en Wieden zijn de egalisatiereserves in 2019 naar verwachting op, bij Groot Salland is dan nog een buffer aanwezig. 3.5.4. Verwachte tariefontwikkeling De doorrekening van tarieven is gebaseerd op een prognose van de heffingseenheden verstrekt door GBLT. De geraamde netto-kosten zijn toegedeeld aan de categorieën op basis van de bestaande verdeelsleutels per waterschap, zoals getoond in de onderstaande taartdiagrammen.
pagina 20 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Deze taartdiagrammen laten zien dat de belangrijkste verschillen in kostentoedeling bij de verdeling gebouwd/ongebouwd zit. Deze verdeling volgt uit de waardeverhoudingen van de categorieën gebouwd, ongebouwd en natuur. In de volgende figuren is de geraamde tariefontwikkeling opgenomen. Per waterschap is aangegeven wat het kostendekkende tarief is (zonder rekening te houden met tariefdifferentiatie) en is de geraamde tariefontwikkeling uit de perspectiefnota (WRW) of het meerjarenperspectief (WGS) opgenomen. Het verschil tussen beide komt ten laste van de egalisatiereserves (of ten gunste aan de reserves bij een meer dan kostendekkend tarief). Ontwikkeling tarieven zuiveringsbeheer
Voor de beide waterschappen zullen de kostendekkende tarieven op langere termijn stijgen. Bij Reest en Wieden is de komende jaren eerst een daling, gevolgd door een stijging vanaf 2019. De tarieven van zuiveren van Reest en Wieden zijn in de perspectiefnota over de periode tot aan 2019 afgevlakt (stippellijn) door de inzet van reserves. Deze reserves zijn volgens de huidige raming in 2019 op, daarna zullen de tarieven kostendekkend moeten zijn en dus moeten stijgen (verticale lijn in de figuur). Bij Groot Salland is voor zuiveren het tarief uit het meerjarenperspectief tot en met 2018 meer dan kostendekkend en in 2019 nagenoeg kostendekkend. Tot 2019 worden reserves opgebouwd. Ontwikkeling tarieven watersysteembeheer De onderstaande tabel geeft een vergelijking van de kostentoedeling voor het watersysteembeheer.
% ingezetenen Categorie gebonden kosten Tariefdifferentiatie buitendijks Tariefdifferentiatie wegen
Reest en Wieden 35% Niet X
Groot Salland 35% Niet X -
pagina 21 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Het verschil is de tariefdifferentiatie voor de categorie ongebouwd. Bij Reest en Wieden wordt er bij de categorie ongebouwd een onderscheid gemaakt in wegen enerzijds en agrarisch en overig ongebouwd anderzijds. Bij Groot Salland wordt bij ongebouwd een onderscheid gemaakt in binnendijks en buitendijks. Alle tarieven voor watersysteem nemen de komende jaren verder toe. Bij Reest en Wieden zijn de tarieven van het watersysteem in 2019 kostendekkend. Om te komen tot deze tarieven worden tot die tijd reserves ingezet. Bij Groot Salland is voor het watersysteem het tarief vanaf 2018 kostendekkend. Tot die tijd worden reserves ingezet.
Bij ingezetenen en gebouwd stijgen de tarieven de komende jaren extra tot deze kostendekkend zijn (rond 2019). Daarna is de toename in tarief bij beide waterschappen meer gematigd.
Reest en Wieden kent een tariefdifferentiatie voor wegen binnen het tarief voor ongebouwd. In bovenstaande figuur is naast het kostendekkende tarief (zonder tariefdifferentiatie) ook het tarief voor agrarisch en overig (niet-wegen) opgenomen. Het tarief voor verharde openbare wegen heeft een toeslag van 100% en is niet opgenomen. Bij zelfstandig voortbestaan blijft deze tariefdifferentiatie bestaan.
pagina 22 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Het tarief voor agrarisch en overig neemt de eerste jaren sneller toe dan het kostendekkende tarief (door inzet van egalisatiereserves), daarna is het tarief kostendekkend en loopt de ontwikkeling parallel. Voor Groot Salland is bij het berekenen van het kostendekkende tarief geen rekening gehouden met een tariefdifferentiatie voor buitendijks. Buitendijks gebied kent een korting van 75% en is niet opgenomen in de figuur. Het tarief voor binnendijks is wel opgenomen (tot en met 2019). Dit laatste tarief is door de tariefdifferentiatie hoger en neemt op korte termijn meer toe dan het kostendekkende tarief, na 2019 zal de ontwikkeling evenredig aan het kostendekkende tarief zijn. Bij zelfstandig voortbestaan blijft deze tariefdifferentiatie bestaan.
De tarieven voor natuur nemen bij beide waterschappen de komende jaren sneller toe om vanaf 2019 kostendekkend te zijn. 3.5.5. Financiële risico’s en draagkracht De omvang van de risico’s van beide waterschappen zijn methodisch juist en op vergelijkbare wijze bepaald. De risico’s van Groot Salland zijn hoger, met als belangrijkste verschil de risico’s rond de investeringen voor het Ruimte voor de Rivier-programma. Zoals in het vorige hoofdstuk aangeven hebben beide waterschappen extra taken de komende jaren (overdracht van gemalen en peilbeheer kanalen bij Reest en Wieden en investeringen in het HWBP bij Groot Salland). Beide waterschapen verwachten op dit moment geen extra risicoreserve voor deze taken te hoeven opnemen. De financiële draagkracht verandert bij Groot Salland niet en daalt bij Reest en Wieden op termijn licht door krimp van de bevolking. Beheersmaatregelen Om de trend van toenemende investeringen en een afnemende egalisatiereserve het hoofd te kunnen bieden en de toekomstige financiële kwetsbaarheid te verkleinen wordt risicomanagement ingezet. Door het beter zichtbaar maken van wat de belastingbetaler en omgeving krijgt, wordt hiervoor maatschappelijk draagvlak gevonden. Verdergaande samenwerking met partners en het zoeken naar passende financieringsvormen zullen belangrijke aandachtspunten gaan vormen.
pagina 23 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
3.6.
Rol Waterkracht
Verbonden met de optie van zelfstandig blijven was de vraag of intensivering van de samenwerking in het verband van Rijn Oost (Waterkracht en ODO) een bijdrage zou kunnen leveren aan deze optie. De betekenis van een intensivering van de samenwerking in Waterkracht is voor beide waterschappen identiek. Waterkracht biedt meerwaarde op de kennis-gerelateerde en personeelsgerelateerde aspecten van de taakuitvoering. Waterkracht helpt hier om kwetsbaarheden te verminderen en continuering van deelname aan dit samenwerkingsinitiatief is daarom nuttig en nodig. Tegelijkertijd speelt het eerder in hoofdstuk 2 gesignaleerde punt van de coördinatielast, het ‘kosten voor de baat principe’ en de onzekerheid over de doelmatigheidswinst die – op termijn – haalbaar is. De door Groot Salland begrote netto besparingswinst van jaarlijks € 0,4 miljoen die ook meegenomen is in de financiële berekeningen die zijn opgenomen in dit rapport, zullen naar huidige inzichten in elk geval niet worden gerealiseerd. Verder speelt dat er grenzen zijn aan deze samenwerkingsmogelijkheden. Enerzijds vanwege de behoefte van de deelnemende waterschappen om hun eigen beleidsruimte te behouden. Zonder die behoefte zou, naarmate de samenwerking in Waterkracht wordt geïntensiveerd, het eigen profiel en daarmee de herkenbaarheid van het waterschap vervagen en de argumenten om zelfstandig te blijven navenant aan kracht inboeten. Anderzijds vanuit oogpunt van het borgen van de democratische legitimiteit van het handelen van het waterschap. Wanneer steeds meer taken in Waterkracht worden gebracht gaat dit aspect vanwege de afgeleide manier van sturing kunnen geven aan de taakuitvoering navenant meer spelen. Intensivering van de samenwerking in Waterkracht, waar dat al mogelijk zou zijn, zal om voornoemde redenen onvoldoende bijdragen aan de opgaven waarvoor een zelfstandig Waterschap 2025 staat. 3.7.
Reflectie op Waterschap 2025
De reflectie op de vraag wat de optie zelfstandig blijven voor een beeld geeft in het perspectief van de kenmerken van Waterschap 2025 levert voor beide waterschappen een tamelijk gelijke uitkomst op. Bij een zelfstandig blijven zal de positie van beide waterschappen in de omgeving niet wezenlijk veranderen en kan de gebiedsoriëntatie goed geborgd blijven worden. De bestuurskracht neemt relatief gezien af, ook omdat de omgeving waarin en waarmee wordt gewerkt in toenemende mate opschaalt. De kwetsbaarheid van de eigen organisaties neemt toe en daarmee ook het belang van samenwerking in Waterkracht, maar de mogelijkheden daarvoor worden begrensd vanwege de coördinatielast die het oplevert en de wens van de deelnemende waterschappen om de eigen autonomie te behouden. Nieuwe wettelijke (kwaliteits-)eisen op het gebied van Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving dwingen tot samenwerking of zelfs taakoverdracht; dit versmalt het draagvlak van de eigen organisatie. De positie op de arbeidsmarkt verzwakt relatief gezien. Er zijn, uitgaande van behoud van het bestuurlijk ambitieniveau, amper kansen voor doelmatigheidsverbetering in de uitvoering; de schaal van de organisaties vormt hiervoor een belangrijke beperking. De financiële draagkracht verandert bij Groot Salland niet en daalt bij Reest en Wieden op termijn licht door krimp van de bevolking. Bij beide waterschappen zullen de tarieven blijven stijgen; vanaf 2019 zijn de tarieven bij beide kostendekkend. Groot Salland heeft na 2019 nog egalisatiereserve om na 2019 tarieven te kunnen dempen. Bij Reest en Wieden zullen de egalisatiereserve na 2019 grotendeels uitgeput zijn. Het tarief voor zuiveren van Reest en Wieden zal na 2019 moeten stijgen om kostendekkend te zijn.
pagina 24 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
4.
Optie Fusie
In dit hoofdstuk wordt de optie ‘Fusie’ uitgewerkt. Waterschap 2025, zoals dat beschreven is in hoofdstuk 2, vormt ook hier het uitgangspunt. In de achtereenvolgende paragrafen wordt de optie fusie uitgewerkt aan de hand van de ook in hoofdstuk 2 en 3 gebruikte aspecten: herkenbare positie in de omgeving, krachtig bestuur, goed geëquipeerde organisatie voor de uitvoering, goed werkgeverschap, voldoende financieel draagvlak en rol Waterkracht. In de slotparagraaf 4.7. wordt een reflectie gegeven op de vraag wat de optie fusie voor een beeld oplevert in het perspectief van de kenmerken van Waterschap 2025. In het rapport ‘Klaar voor de toekomst?, uitkomsten fase 1 verkenning naar meerwaarde fusie’ zijn de kerncijfers van het gefuseerde waterschap al gepresenteerd. De belangrijkste zijn nog een keer opgenomen in bijlage 1 van onderhavig rapport. 4.1.
Herkenbare positie in de omgeving
Een fusiewaterschap heeft de kans een stevige en herkenbare positie in te nemen in zijn bestuurlijke omgeving en in de diverse overleggremia waarin het is vertegenwoordigd. Dit vanwege de toename in omvang van de groep belanghebbenden die het immers vertegenwoordigt. De mate waarin de eigen belangen kunnen worden behartigd en de kans dat deze meer worden gerealiseerd nemen toe; er hoeft immers rekening te worden gehouden met de belangen van één waterschap minder. Tegelijkertijd kan bij fusie niet meer zij aan zij worden opgetrokken en neemt het aantal stemmen in vertegenwoordigende organen met één af. Dit leidt ertoe dat een fusiewaterschap in de besluitvorming in formele zin minder invloed heeft, al blijft ook de kracht van het argument in de praktijk gelukkig altijd een rol spelen. Een fusiewaterschap heeft niet vanzelf een herkenbare positie in de samenleving. De afstand naar burgers, bedrijven en instellingen kan bij het opereren op een grotere bestuurlijke schaal toenemen. Ook omdat de contacten in een groter gebied met minder waterschapsbestuurders onderhouden moeten worden. Dit vraagt om een andere kijk op de rolneming van leden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur en de rol van de organisatie hierbij. Op dit belangrijke aspect wordt in hoofdstuk 6 onder het thema gebiedsoriëntatie uitgebreid ingegaan. 4.2.
Krachtig bestuur
Aan de geschetste besturingsfilosofie voor Waterschap 2025 kan een fusiewaterschap voldoen. Programmasturing kan adequaat worden ingevuld evenals de interactie met de omgeving en de samenleving. Een grotere organisatie biedt mogelijkheden om nieuwe functies te creëren, vooral in het verbinding zoeken met de omgeving, waarmee de advisering, informatievoorziening en ondersteuning van het bestuur kwalitatief op een hoger plan kan worden gebracht. Om de bestuurskracht daadwerkelijk te laten toenemen is zichtbaarheid van bestuurders in het gebied en het relatiebeheer adequaat invullen en onderhouden van groot belang. De bestuurlijke drukte wordt minder doordat overlap in inliggende gemeenten verdwijnt en vertegenwoordigingen met één persoon kunnen worden ingevuld. Het bestuur van een fusiewaterschap krijgt te maken met een nieuwe dynamiek in de besluitvorming; belangen van (dan) deelgebieden kunnen strijden om prioriteit en moeten dan tegen elkaar worden afgewogen.
pagina 25 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
De mate waarin het bestuur hierin slaagt bepaalt mede de kracht van het besturen. Deze nieuwe dynamiek stelt ook eisen aan de voorbereiding van besluiten; de alternatieven die er zijn en de consequenties ervan moeten helder aan het bestuur worden gepresenteerd. Het vereist daarnaast, uit oogpunt van verwerven van draagvlak, actieve, transparante communicatie naar burgers, bedrijven en belangenorganisaties over de genomen besluiten en de afwegingen die daarbij zijn gemaakt. 4.3.
Goed geëquipeerde organisatie voor de uitvoering
Een organisatie die nieuw wordt ingericht, biedt de kans om de in hoofdstuk 2 beschreven uitgangspunten voor het Waterschap 2025 vanaf het begin goed vorm en inhoud te geven. De gekozen uitgangspunten voor de inrichting van een fusiewaterschap zijn hierin dan ook direct te verwezenlijken. Een grotere organisatie is in staat om grote programma’s uit te voeren en de nieuwe opgaven op weg naar 2025 aan te kunnen. Daarnaast kunnen kansen worden benut voor kwaliteitsverbetering en doelmatig werken vanwege de mogelijkheden die ontstaan voor (verdere) centralisatie en integratie van de beleids- en ondersteunende eenheden en doordat de inbreng in HWBP, Unie werkgroepen, Aqualysis en GBLT gebundeld vanuit één organisatie plaatsvindt. Een grotere organisatie heeft tegelijk ook het gevaar in zich van meer bureaucratie, stroperige besluitvorming en verkokering in de uitvoering. Het is daarom bij het inrichten van een nieuw fusiewaterschap van groot belang de randvoorwaarden te creëren die de slagkracht van de organisatie (blijven) bevorderen en het werk van het waterschap in het gebied zichtbaar houden. Wezenlijk onderdeel daarvan is het goed invulling geven aan het adagium van de grootschalige kleinschaligheid. Het gaat hierbij om het slim combineren van de twee schalen waarop het werk wordt gedaan en het borgen van de verbinding tussen deze twee schalen. Kleinschalig in het gebied waar kennis van het gebied, het hebben van ogen en oren in het gebied en het contact en de interactie met burgers, ook vrijwilligers, bedrijven en partners van groot belang is voor een adequate uitvoering van de primaire taken. Grootschalig, geconcentreerd op één plek waar dat kan en bijdraagt aan doelmatigheid bij de uitvoering van de ondersteunende taken en aan integraliteit bij beleidsvorming en bestuursondersteuning. En een manier van organiseren van het werk waarbij het voortdurend verbinden van wat er in bepaalde gebieden enerzijds en voor het waterschap als geheel anderzijds speelt onontkoombaar is vanwege de onderlinge afhankelijkheden die er zijn. Het zo werken op deze dubbele schaal komt de uitvoering en tegelijk ook de zichtbaarheid en positionering van het waterschap ten goede. In hoofdstuk 6 wordt dit thema van de grootschalige kleinschaligheid uitgebreid behandeld, zowel vanuit het bestuurlijk perspectief als vanuit het perspectief van de vormgeving en het functioneren van de organisatie na fusie. Een toenemende schaalgrootte als gevolg van fusie zal bijdragen aan het minderen van de personele kwetsbaarheid. Dit vanuit enerzijds het perspectief van de reeds geschetste ontwikkeling van de toekomstige arbeidsmarkt en anderzijds de constatering dat de beide waterschappen thans nog de nodige eenmansfuncties kennen en dat voor bijvoorbeeld het taakveld vergunningverlening en handhaving het krijgen van een voldoende robuuste personele omvang voorwaardelijk is om te kunnen voldoen aan de in de toekomst gestelde eisen.
pagina 26 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
4.4.
Goed werkgeverschap
Op basis van de elementen die goed werkgeverschap karakteriseren biedt een fusiewaterschap gelet op zijn schaalgrootte goede mogelijkheden om hier ook daadwerkelijk (materieel) invulling aan te kunnen geven. Dit geldt zeker ook als het gaat om het bieden van mogelijkheden voor de ontwikkeling en doorstroom van medewerkers. Hiermee verkrijgt het fusiewaterschap een goede positie op de arbeidsmarkt en wordt het imago van aantrekkelijke werkgever versterkt. Hiermee wordt ook een adequaat antwoord gevonden op de toekomstige arbeidsmarktontwikkeling zoals deze zal optreden als gevolg van de geschetste demografische ontwikkelingen. 4.5.
Voldoende financiële draagkracht
Hierbij gaat het om de kostenbesparingen bij fusie, de vermogenspositie en de tariefontwikkeling. 4.5.1. Structurele kostenbesparingen Bij een fusie zijn de volgende structurele kostenbesparingen te verwachten/bereiken: algemene kostenbesparingen (bestuur, huisvesting, lidmaatschappen et cetera); doelmatigheid in goederen en diensten; doelmatigheid personeel. Elk van deze kostenposten wordt hieronder nader toegelicht. Algemene kostenbesparingen Bij een fusieorganisatie zijn besparingen te bereiken, waarvoor weinig sturing nodig is. Bestuur Fusie leidt tot een besparing op kosten van het bestuur (1 in plaats van 2 bij optie zelfstandig). De besparing in bestuurskosten is geraamd op jaarlijks € 0,6 miljoen gebaseerd op de bestuurskosten van beide waterschappen afzonderlijk. Huisvesting In een fusiewaterschap wordt gekozen voor huisvesting op één locatie, waaronder ook wordt verstaan twee locaties op loopafstand van 100 m maximaal van elkaar. Hierdoor is integraliteit van werken, een betere aansturing van de organisatie en organisatorische doelmatigheid te bereiken en zijn de kapitaallasten en kosten van beheer lager dan bij gebruik blijven maken van de gebouwen in Zwolle én Meppel. Financieel gezien is er geen groot verschil tussen gezamenlijke huisvesting in Meppel of Zwolle. Gezamenlijk huisvesting op één locatie zorgt op langere termijn (vanaf 2021) voor een besparing van jaarlijks gemiddeld € 0,25 miljoen.9 De voor de hand liggende opties locatie Zwolle (Dr. Thienenweg) en locatie Meppel (Blankenstein en een nabij pand) laten nagenoeg dezelfde structurele besparing zien.
9
Zie voor een onderbouwing bijlage 3
pagina 27 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Lidmaatschappen et cetera Daarnaast betaalt een fusiewaterschap minder bijdrage voor lidmaatschappen (Unie van Waterschappen, STOWA et cetera). Samen met een aantal andere kleine besparingen levert dit € 0,5 miljoen aan kostenbesparing op. Doelmatigheid in goederen en diensten Een fusiewaterschap heeft een grotere schaal waardoor de volgende kostenbesparingen te bereiken zijn: minder inhuur door lagere kwetsbaarheid; minder advieskosten door grotere kennis personeel; lagere kosten voor ICT; lagere beheer & onderhoudskosten (best practices van beide waterschappen). Door beide waterschappen is de potentiele reductie op kosten voor goederen en diensten geraamd op een jaarlijkse besparing van € 0,75 miljoen (minder dan 2% van de gezamenlijke kosten voor goederen en diensten). Doelmatigheid in personeelskosten Beide huidige waterschappen ondervinden momenteel schaalnadelen door de beperkte grootte. Uitgebreid onderzoek naar overhead bij organisaties10 laat zien dat organisaties kleiner dan 300 arbeidsplaatsen te maken hebben met schaalnadelen en profijt kunnen hebben van schaalvergroting. Bij een grotere omvang dan 300 arbeidsplaatsen vallen er nog beperkte schaalvoordelen te boeken, Vanaf 500 arbeidsplaatsen is er niet echt een schaalvoordeel te bepalen. Met een fusie kunnen de schaalnadelen verdwijnen. Bovendien is het mogelijk de fusieorganisatie nieuw in te richten om zo doelmatig te kunnen werken. In het fusiewaterschap zijn (conform kenmerken Waterschap 2025) korte lijnen, ligt de verantwoordelijkheid laag in de organisatie en worden werkprocessen lean ingericht. Hierdoor is het mogelijk dezelfde kwaliteit met inzet van minder personeel te leveren. Door beide waterschappen is de potentiele reductie in personeel geraamd op 30 fte (ruim 5% van de formatie). In deze raming is uitgegaan van een reductie van 30% in management, 10% in overhead en 5% bij beleid & planvorming (onderdeel van het primair proces). Bij gemiddelde personeelslasten van € 80.000, - per fte resulteert dit in een jaarlijkse besparing van € 2,4 miljoen. Eerdere fusie van waterschappen (Vechtstromen en Vallei & Veluwe) laten zien dat dit een haalbare besparing is.
10
Zie onder andere Rapportage benchmark overhead Waterschappen 2011, Berenschot
pagina 28 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Samenvatting Tabel Jaarlijkse structurele kostendaling door fusie (€ miljoen)
Omschrijving Effect in jaarlijkse kosten Bestuurskosten - 0,60 Huisvesting (incl. reiskosten) - 0,25 Besparingen lidmaatschappen, etc. - 0,50 Doelmatigheid goederen & diensten (incl. ICT) - 0,75 Doelmatigheid personeel - 2,40 Totaal - 4,50 De netto-kosten van een fusiewaterschap zijn structureel € 4,5 miljoen lager dan de netto-kosten van beide waterschappen samen bij gelijkblijvende ambities. De incidentele kosten die gemaakt moeten worden om deze structurele besparing te bereiken staan in hoofdstuk 6. Afschrijvingsbeleid Een fusiewaterschap kent een geharmoniseerd afschrijvingsbeleid. In hoofdstuk 6 wordt de harmonisatie van het afschrijvingsbeleid bij een fusie beschreven. Dit afschrijvingsbeleid bepaalt de verdeling van de kapitaallasten over de tijd en heeft dus financiële consequenties, die doorwerken in de totale kosten en daarmee in de tarieven. Bij het doorrekenen van de tarieven is uitgegaan van een harmonisatie die de komende jaren extra kapitaallasten voor een fusiewaterschap oplevert t.o.v. de gesommeerde kapitaallasten van beide waterschappen. Een andere keuze kan in de komende jaren extra kapitaallasten of juist minder kapitaallasten betekenen. 4.5.2. Ontwikkeling Vermogen Het vermogen bestaat uit het ‘eigen vermogen’ en het ‘vreemd vermogen’. Onder ‘eigen vermogen’ wordt verstaan: a. algemene reserves (de wenselijke hoogte hiervan wordt bepaald op basis van een risico analyse); b. bestemmingsreserves voor tariefegalisatie; c. Overige bestemmingsreserves. Onder ‘vreemd vermogen’ wordt verstaan: voorzieningen en leningen. Algemene reserves De beide waterschappen hebben momenteel een gezamenlijke algemene reserve van € 6,5 miljoen. Deze reserve is gelijk aan de raming van de risico’s (de ratio van het weerstandsvermogen is 1). Bij een fusie is het mogelijk een andere verhouding te nemen. Aangezien hier vooralsnog niet toe besloten is gaan we uit van een zelfde ratio voor een fusiewaterschap. De risico’s van een fusiewaterschap zijn mogelijk kleiner dan de som van de risico’s van beide waterschappen samen. Een risicoanalyse bij fusie kan hier inzicht in geven. De som van de algemene reserves kan ook worden gerelateerd aan de netto-kosten. De totale nettokosten van beide waterschappen bedragen in 2016 bijna € 120 mln. De algemene reserves zijn daarmee 5,5% van de netto-kosten. Vanuit de gegevens Waterschapspeil is bekend dat een meerderheid van de waterschappen een percentage heeft tussen de 5 en 12. Daar voldoet een fusiewaterschap ook aan. Een fusiewaterschap loopt hiermee in de pas met de meeste waterschappen.
pagina 29 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Bestemmingsreserve voor aankoop gronden Reest en Wieden kent momenteel een overige bestemmingsreserve van € 0,75 mln. Dit bedrag is gereserveerd voor eventuele risico’s op aangekochte gronden. Deze reservering is overgenomen voor het fusiewaterschap. Egalisatiereserves De egalisatiereserves van beide waterschappen samen bedragen per 1 januari 2016 in totaal € 9 mln. In de optie zelfstandig dalen deze reserves tot € 3,6 mln. in 2019 door inzet voor tariefegalisatie in de jaren daarvoor. In een fusiewaterschap zijn deze reserves ook bestemd voor tariefegalisatie. De wijze waarop en het tempo waarop de egalisatiereserves worden ingezet kan bij een fusiewaterschap anders worden bepaald. Zo is het mogelijk om de reserves in te zetten om de incidentele kosten van een fusie (deels) te dekken. Bij een fusie na 2016 is een deel van deze egalisatiereserves al ingezet en is er voor een fusiewaterschap minder ruimte om andere accenten te leggen bij tariefegalisatie. De timing van een mogelijke fusie is dus een belangrijke factor in de financiële ruimte om een ander egalisatiebeleid te voeren. Voorzieningen Beide waterschappen hebben een voorziening voor arbeidsgerelateerde verplichtingen. Bij fusie bedragen de totale voorzieningen € 3,5 mln. Leningen De gezamenlijke omvang van de leningenportefeuille van beide waterschappen bedraagt (medio 2014) € 230 miljoen. 4.5.3. Verwachte tariefontwikkeling De doorrekening van tarieven is gebaseerd op een prognose van de heffingseenheden verstrekt door de belastingorganisatie GBLT. De geraamde netto-kosten zijn toegedeeld aan de categorieën. Hiervoor zijn de waardeverhoudingen voor de kostentoedeling van het fusiewaterschap bepaald uit de gegevens van de afzonderlijke waterschappen. Uitgangspunt voor de tariefbepaling zijn de netto-kosten van een fusiewaterschap. De kosten zijn structureel € 4,5 mln. lager dan de netto-kosten van beide waterschappen samen bij gelijkblijvend beleid en kwaliteitsniveau van uitvoering. Daarnaast is rekening gehouden met extra kapitaallasten door harmonisatie van het afschrijvingsbeleid. Bovendien is in de eerste jaren rekening gehouden met de incidentele fusiekosten (zie verder hoofdstuk 6). In onderstaande figuren is de toekomstige ontwikkeling van de kostendekkende tarieven van een fusiewaterschap weergegeven. De tarieven nemen in de tijd toe, waarbij de tarieven voor zuiveren op korte termijn (t/m 2019) eerst afnemen.
pagina 30 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Ontwikkeling tarieven zuiveringsbeheer
Ontwikkeling tarieven watersysteembeheer
pagina 31 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
4.5.4. Financiële risico’s en beheersmaatregelen Een grote verandering bij fusie is gezamenlijke huisvesting. Bij vestiging op één locatie wordt het overbodige pand verkocht. De verkoopbaarheid van dat pand is in de huidige vastgoedmarkt een financieel risico. Renovatie van één van de bestaande panden om gezamenlijke huisvesting mogelijk te maken heeft ook financiële risico’s. Een ander risico vormen de potentiele extra kosten of minder gerealiseerde besparingen door bureaucratie van een grotere fusieorganisatie. In hoofdstuk 6 staan de beheersmaatregelen hiervoor. De financiële gevolgen van de bij fusie noodzakelijke harmonisatie van het afschrijvingsbeleid zorgen op dit moment, omdat nog geen keuze is gemaakt, ook voor een financiële onzekerheid. De overige risico’s van een fusiewaterschap volgen uit de huidige risico’s van beide waterschappen. Hiervoor zijn al beheersmaatregelen genomen. Wel is het verstandig voor een fusiewaterschap een nieuwe risicoanalyse te maken. Concluderend bestaat het extra financiële risico’s door een fusie ten opzichte van de optie van twee zelfstandige waterschappen uit de verkoopbaarheid van het ongebruikte pand. Verdere extra beheersmaatregelen moeten volgen uit een nieuwe risicoanalyse van een fusiewaterschap. 4.6.
Rol Waterkracht
Ook bij fusie is blijven participeren in Waterkracht een vanzelfsprekende optie, daar waar het een bijdrage levert aan het verbeteren van de kwaliteit en verminderen van de kwetsbaarheid van de eigen organisatie of (inkoop-)voordelen te behalen zijn. Bij fusie zal de invloed van beide waterschappen in dit samenwerkingsinitiatief groter worden doordat er vaker menskracht kan worden geleverd en er bestuurlijk met één mond wordt gesproken. 4.7.
Reflectie op Waterschap 2025
Een fusie biedt de kans om de positionering in de bestuurlijke omgeving te versterken. De bestuurskracht neemt toe; er kan met één mond worden gesproken en het gewicht van de stem neemt door een grotere achterban toe. Tegelijkertijd neemt dit gewicht ook af daar waar het op formele besluitvorming aankomt; er is immers één stem minder uit te brengen. De afweging die soms zal moeten worden gemaakt tussen de belangen van (deel-)gebieden levert een nieuwe bestuurlijke dynamiek op en stelt eisen aan de voorbereiding van de besluiten en communicatie over de uitkomsten. Een fusiewaterschap heeft niet vanzelf een herkenbare positie in de samenleving. De afstand naar burgers, bedrijven en instellingen kan bij het opereren op een grotere bestuurlijke schaal toenemen. Het borgen van de gebiedsoriëntatie vraagt om gerichte maatregelen, bestuurlijk en organisatorisch. Een andere rolneming van leden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur en de rol van organisatie hierbij vormen hierin een belangrijk element. De beleidsopgaven die er richting 2025 liggen kunnen kwalitatief goed worden uitgevoerd. Kwetsbaarheden in de organisatie zijn op te vangen al blijft deelname aan Waterkracht op onderdelen gewenst. De positie op de arbeidsmarkt wordt stevig en er liggen naar de toekomst toe goede mogelijkheden om een aantrekkelijker werkgever te zijn. Er zijn reële doelmatigheidskansen aanwezig. De financiële draagkracht wordt sterker waardoor de tariefstijging macro gezien gedempt kan worden. De effecten per categorie zijn wel verschillend en leveren daarmee een lastige puzzel op bij fusie, alhoewel er mogelijkheden zijn om de grootste schokken te matigen (zie hoofdstuk 6).
pagina 32 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
5.
Vergelijking beide opties
In dit hoofdstuk worden de opties zelfstandig blijven en fusie vergeleken aan de hand van de zes aspecten die eerder in dit rapport gebruikt zijn: herkenbare positie in de omgeving, krachtig bestuur, goed geëquipeerde organisatie voor de uitvoering, goed werkgeverschap, voldoende financieel draagvlak en rol Waterkracht. 5.1.
Herkenbare positie in de omgeving
Beide waterschappen herkennen en erkennen dat zij hun positie in hun bestuurlijk omgeving en in de samenleving moet versterken willen ze aan de eisen van het Waterschap 2025 kunnen voldoen. Een fusiewaterschap zal posities in bestuurlijke verbanden op grond van zijn schaalgrootte steviger en herkenbaarder kunnen innemen en meer invloed kunnen nemen. Dit vanwege de toename in omvang van de groep belanghebbenden, die hij ingeval van een fusie kan vertegenwoordigen. Het afnemen van het aantal stemmen in bestuurlijke verbanden dat speelt bij fusie weegt minder zwaar dan deze kans op toenemende invloed. Ook de mate waarin de eigen belangen kunnen worden behartigd en de kans dat deze meer kunnen worden gerealiseerd nemen bij een fusiewaterschap toe, omdat in dat geval de belangen van het Waterschap in één organisatie zijn samengebracht. De herkenbaarheid in de samenleving is bij zelfstandig blijven als vanzelf geborgd en vormt bij fusie een potentieel risico, waarop maatregelen getroffen moeten worden om deze te beheersen. 5.2.
Krachtig bestuur
Bij zelfstandig blijven verandert de bestuurskracht autonoom niet, maar neemt deze relatief gezien wel af, vooral omdat de omgeving zich steeds grootschaliger organiseert. Bij een fusie neemt de bestuurskracht toe en neemt de bestuurlijke drukte af, onder andere omdat er geen overlap meer is in inliggende gemeenten. Het feit dat ingeval van fusie contact onderhouden moet worden met twee provincies speelt ook bij zelfstandig blijven voor Reest en Wieden en ontmoet in de dagelijkse praktijk geen bezwaar. Er ontstaat bij fusie wel een andere dynamiek in het besturen op het moment dat belangen van deelgebieden verschillen en tegen elkaar afgewogen moeten worden. De manier waarop hiermee omgegaan wordt bepaalt mede de kracht van het besturen bij een fusie. 5.3.
Goed geëquipeerde organisatie voor de uitvoering
Bij zelfstandig blijven neemt de kwetsbaarheid van de organisatie toe en zijn aanvullende maatregelen nodig om dit op te lossen. De samenwerking in Waterkracht kan daaraan bijdragen, maar is vanwege de beperkingen die daarin besloten zitten geen alternatief voor een fusie. Bij fusie neemt de uitvoeringskracht toe, maar gerichte maatregelen, met gebiedsgericht werken als speerpunt, zijn zeer nodig om dat in de praktijk ook te effectueren. Kennis kan bij fusie gemakkelijker worden gedeeld en verrijkt en kwetsbare functies kunnen bij fusie worden opgelost. Een grotere organisatie is beter in staat grote programma’s uit te voeren en nieuwe opgaven die op de waterschappen afkomen op weg naar 2025 aan te kunnen. Een grotere organisatie heeft tegelijk ook het gevaar in zich van meer bureaucratie, stroperige besluitvorming en verkokering in de uitvoering. Het is daarom van groot belang bij het inrichten van een nieuw fusiewaterschap de randvoorwaarden te creëren die de slagkracht van de organisatie bevorderen. Wezenlijk onderdeel daarvan is het goed invulling geven aan het adagium van de grootschalige kleinschaligheid.
pagina 33 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
5.4.
Goed werkgeverschap
Voor de verschillende elementen waarlangs goed werkgeverschap ingevuld kan worden bestaat vanuit de inhoud geredeneerd in theorie geen verschil tussen zelfstandig voortbestaan of een fusiewaterschap. Een fusiewaterschap heeft echter, gelet op haar schaal, wel meer mogelijkheden om hier ook daadwerkelijk (materieel) invulling aan te kunnen geven. Zeker ook als het gaat om de ontwikkeling en doorstroom van medewerkers, de positie op de arbeidsmarkt en het hiervoor hebben en houden van het imago als aantrekkelijke werkgever. 5.5.
Voldoende financiële draagkracht
Zowel bij zelfstandig voortbestaan als bij fusie nemen de kosten voor het waterschap in de komende jaren toe. Hierin zitten onder andere kapitaallasten voor extra investeringen en extra formatie om te voldoen aan de kenmerken van het Waterschap 2025. Bij fusie treden er autonome kostenverlagingen op, bijvoorbeeld op bestuur, lidmaatschappen en huisvesting. Bovendien kan door gerichte sturing een verdere kostenverlaging worden bereikt op kosten voor goederen & diensten (onder andere best practises van beide waterschappen op onderdelen van de taakuitvoering) en personeel (onder andere minder schaalnadelen). De totale structurele jaarlijkse kostenbesparing is becijferd op € 4,5 mln. Hierbij kan aan de bestuurlijke keus om het huidige beleid en kwaliteitsniveau van uitvoering in stand te houden worden voldaan. Als het gaat om de effectiviteit is er verschil tussen zelfstandig blijven en fusie. Door te werken op een grotere schaal is het waterschap beter in staat doeltreffend te opereren. De mogelijkheden om autonoom te handelen en eigen keuzes te maken nemen toe, de afhankelijkheid van anderen neemt af. Voorbeeld hiervan zijn de totstandkoming van de keur en het informatiebeleidsplan. Dat vergt nu twee keer voorbereiding en twee keer besluitvorming. Bij een fusie gaat dat in één keer. Ook zal een fusiewaterschap door de schaal die ontstaat beter in staat zijn de kwaliteit en continuïteit van de taakuitvoering te verbeteren en te waarborgen. Fusie helpt in het beheersen van de kosten en biedt kansen om de doeltreffendheid in het functioneren te vergroten. Deze voordelen ontstaan evenwel niet vanzelf. Er moeten daarvoor bestuurlijk wel ‘moedige besluiten’ genomen worden, zoals het concentreren van alle activiteiten op één locatie. Ook is een slimme inrichting en goede sturing op de organisatie nodig. Bij die inrichting van de organisatie en de beslissing waar taken worden uitgevoerd komt het er op aan keuzes te maken vanuit het adagium: geconcentreerd op één centrale plek waar dat kan, in het gebied waar dat moet. Dat wil zeggen: grootschalig organiseren om kosten te beheersen, bijvoorbeeld op de ondersteunende diensten, kleinschalig uitvoeren waar dat doeltreffend is vanuit oogpunt van gebiedsbekendheid en de zichtbaarheid van het waterschap voor burgers, bedrijven, instellingen en partners in het gebied. Een fusie van Reest en Wieden en Groot Salland levert geen grote extra financiële risico’s op. De verkoopbaarheid van een overbodig pand vormt het belangrijkste extra risico. Bij fusie wordt het financiële draagvlak steviger dan bij een zelfstandig voortbestaan. Daardoor kunnen risico’s beter worden gespreid en gezamenlijk worden opgevangen.
pagina 34 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
De totale exploitatiekosten van een fusiewaterschap zijn structureel € 4,5 mln. lager dan de kosten van beide waterschappen samen. De noodzakelijke harmonisatie van het afschrijvingsbeleid leidt de komende jaren in de nu uitgewerkte variant tot hogere kapitaallasten. Dit naar voren halen van kapitaallasten betekent dat op lange termijn de kapitaallasten zullen dalen. Een andere keuze bij harmonisatie van het afschrijvingsbeleid leidt tot een andere verdeling van de kapitaallasten over de tijd en kan leiden tot minder extra kosten of juist tot besparingen de eerste jaren. 5.6.
Rol Waterkracht
Zowel bij zelfstandig blijven als bij fusie is blijven deelnemen in Waterkracht van belang, omdat het de eigen kwetsbaarheid kan verminderen en er mogelijk inkoopvoordelen te behalen zijn. Het gewicht van dit argument speelt wel sterker bij zelfstandig blijven dan bij fusie. Tegelijkertijd is intensivering van de samenwerking in Waterkracht gezien de beperkingen die daaraan verbonden zijn en de coördinatielast die dat oplevert geen alternatief voor een fusie. Bij fusie zal de invloed van beide waterschappen in dit samenwerkingsinitiatief groter worden doordat er vaker menskracht kan worden geleverd en er bestuurlijk met één mond wordt gesproken.
pagina 35 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
6.
Consequenties van fusie nader beschouwd
In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de opdrachten die de algemeen besturen meegegeven hebben voor dit verdiepend onderzoek. Deze opdrachten gaan over: gebiedsoriëntatie, beleidsharmonisatie, herkenbaarheid, gelijkwaardige inbreng, tariefontwikkeling, financiële risico’s, personele aspecten en routekaart besluitvormings- en inrichtingsproces. Het gaat hierbij om de vraag welke consequenties een fusie op deze verschillende thema’s heeft en hoe hieraan het hoofd kan worden geboden. 6.1.
Gebiedsoriëntatie
Bij het groter worden van het werkgebied neemt het belang van het borgen van de gebiedsoriëntatie in termen van zichtbaarheid en uitvoering in de nabijheid van burgers, bedrijven en partners navenant toe. Tegelijkertijd leren fusieprocessen in andere sectoren zoals zorg en onderwijs, dat het vaak niet lukt hier op een goede manier vorm en inhoud aan te geven. De afstand tot de patiënt of leerling neemt toe, er ontstaat vervreemding van en in het primair proces en medewerkers worden een nummer en raken hun professionele ankerpunten kwijt. Ook al lijken de ervaringen bij fusiewaterschappen over het algemeen positiever, mede vanwege het feit dat er altijd een relatie bestaat tussen de gekozen bestuurders en het gebied, toch ligt hier een reëel gevaar op de loer. Het fusiewaterschap wil dit voorkomen en zoekt de oplossing in het goed organiseren van de grootschalige kleinschaligheid. Dit betekent dat de uitvoering van de primaire taken voor een groot deel in het gebied zelf – kleinschalig – plaats blijft vinden, met blijvende inzet van de medewerkers die bekend zijn met de resp. delen van het –grotere- gebied en van vrijwilligers. Dit is even nuttig als nodig omdat weten hoe het zit in het gebied van groot belang is voor de uitvoering van de primaire taken en voor de calamiteitenorganisatie. Het is ook nuttig en nodig, omdat het via de uitvoering zichtbaar aanwezig zijn in het gebied een uitgelezen kans biedt om als waterschap betrokken te zijn bij gebiedsprocessen en in contact te zijn met burgers, bedrijven en instellingen in het gebied. Die aanwezigheid is ook een belangrijk instrument in het kader van het relatiebeheer, naast de activiteiten die daarvoor vanuit de centrale organisatie ontwikkeld worden. De beleids- en ondersteunende taken worden geconcentreerd op één plek – grootschalig – uitgevoerd, omdat dat de kwaliteit en integraliteit ten goede komt en doelmatig is. Daarbij wordt de organisatie zo ingericht dat er op natuurlijke wijze verbinding wordt gemaakt tussen de uitvoering in het gebied en het werk ‘op kantoor’, om zo de kruisbestuiving en integraliteit van denken en werken te waarborgen. Naast via de uitvoering, wordt de gebiedsoriëntatie ook geborgd door inzet van het bestuurlijk niveau. Het bestuur gaat op een grotere schaal opereren. Tegelijkertijd is het van groot belang als bestuurder zichtbaar zijn in het gebied, feeling te houden met het gebied en de inbreng van buiten mee naar binnen te nemen. Dat betekent: weten wat er speelt, belangrijke politieke en bestuurlijke feiten en omstandigheden kennen, personele wisselingen in dat landschap volgen en als ambassadeur van het waterschap netwerken in bestuurlijke en maatschappelijke circuits. Kennis van hoe het zit helpt het waterschap ook in zijn eigen afwegingen rondom zijn strategisch handelen; wat moeten we doen of vooral laten om met partners, burgers en bedrijven in gesprek te komen en te blijven. De verantwoordelijkheid voor een deel van het gebied opnemen in de portefeuilleverdeling van elk DB-leden is hiervoor een goede stimulans en dat geldt ook voor de directie die het bestuur op dit punt zo kan ondersteunen en ontlasten.
pagina 36 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Daarnaast hebben ook de leden van het algemeen bestuur in het borgen van de gebiedsoriëntatie ook duidelijk een rol. Nieuwe vormen om in contact te blijven met burgers en bedrijven kunnen hiervoor worden ingezet. Daarbij kan gedacht worden aan vormen van inspraak en interactie in de fase waarin plannen worden gemaakt of op het moment dat voor het gebied belangrijke beslissingen aanstaande zijn. Het vormen van ad hoc gesprekstafels of meer gestructureerde fora voor dialoog en inspraak, fysiek of digitaal, met geïnteresseerde burgers en bedrijven kan een hulpmiddel zijn voor deze vorm van interactief besturen. Hier zou wellicht gekeken worden naar een oplossing van ‘gebiedsraden’, naar analogie van het instellen van dorpsraden11, waarvoor bij gemeentelijke herindelingen nogal eens gekozen wordt. Voor de eerste fase na fusie zal de samenstelling van het overgangsbestuur, dat gaat bestaan uit een samenstel van bestuurders die in maart 2015 in de algemeen besturen van de huidige twee waterschappen gekozen worden, een extra waarborg kunnen zijn om binding te houden met het gebied Als derde instrument geldt de communicatie van het waterschap naar de burgers, bedrijven en instellingen in het gebied en zijn toegankelijkheid in en vanuit het gebied. De toegankelijkheid in het gebied wordt geborgd door de aanwezigheid van medewerkers en hun vaardigheid als ambassadeur van het waterschap op te treden. Verdere digitalisering van de frontoffice met een vraagbaak en verwijsfunctie die 7x24 uur benaderbaar is helpt zeer om de toegankelijkheid van bestuur en organisatie vanuit het gebied te waarborgen. Omdat het belangrijk is tijdig beslissingen te nemen over de inzet van instrumenten om de gebiedsoriëntatie bij fusie goed te borgen, is dit aspect opgenomen in de routekaart als een van de prioritaire thema’s. 6.2.
Beleidsharmonisatie
In geval van fusie speelt beleidsharmonisatie een belangrijke rol. Immers twee gebieden worden één en dan is het wenselijk en in enkele gevallen ook noodzakelijk dat het waterschap per fusiedatum zijn burgers, bedrijven en instellingen een eenduidig product en/of dienst levert. In bijlage 4 staat een overzicht weergegeven van de onderzochte beleidsthema’s en staat vermeld waarin deze thema’s in essentie verschillen. Tevens staat daarbij aangegeven of dit verschil in beleid per fusiedatum moet zijn opgelost, dan wel dat harmonisatie binnen een jaar na fusie, dan wel nog wat later kan plaatsvinden. Op basis van deze inventarisatie kan worden geconcludeerd dat enkele onderwerpen en/of beleidsthema’s om juridische of inhoudelijke redenen voor fusiedatum geharmoniseerd moeten worden en de rest later kan. De drie ‘showstoppers’ zijn: bijdrage bij uitbreiding stedelijk gebied; grondbeleid, aankopen, pacht, visrechten, verpachten riet; calamiteitenorganisatie. Het onderwerp ‘keur’ is intensief besproken en ook nadrukkelijk onderwerp geweest in de medewerkersbijeenkomsten. Er bestaat weliswaar, zeker vanuit het perspectief van de 11
Dorpsraden vormen een gestructureerd communicatiekanaal tussen kernen en de gemeente; het zijn geen formele bestuurlijke entiteiten met bevoegdheden
pagina 37 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
belanghebbenden, een nadrukkelijke wens dit geharmoniseerd te willen hebben, maar juridisch is dit niet noodzakelijk. Indien geen tijdige vaststelling van de keur plaatsvindt, dan is er sprake van verschillende regelgeving in één gebied, omdat dan de oude keuren van de beide waterschappen onverkort van kracht blijven. De vraag of dit wenselijk is, is een bestuurlijke. De inspanningen zouden er wel op gericht kunnen zijn om ook de keur voor fusiedatum te harmoniseren. Bij het uitwerken van de beleidsharmonisatie, ongeacht of deze moet of wenselijk gevonden wordt, is het zaak de kenmerken van de deelgebieden die kunnen verschillen te respecteren. 6.3.
Herkenbaarheid
In de bestuurlijke opdracht is het begrip herkenbaarheid gerelateerd aan de onderdelen huisvesting, naamgeving, invulling sleutelfuncties en besturings- en organisatie model. Op het onderdeel huisvesting wordt hierna ingegaan. Voor wat betreft de in een volgende fase van het proces te kiezen naamgeving van een fusiewaterschap geldt als uitgangspunt, dat de achterban van beide waterschappen zich in de nieuwe naam moet kunnen herkennen. De invulling van de sleutelfuncties zal langs een transparant proces gaan verlopen, met kwaliteit als belangrijk criterium. Op het besturings- en organisatiemodel is in de paragrafen 4.3 en 4.4 ingegaan. Tot slot blijkt cultuur een belangrijke succesfactoren in een fusie en tevens een instrument om de herkenbaarheid te borgen. Het komt er daarom op aan bij het ontwikkelen van de cultuur van het fusiewaterschap veel aandacht te besteden aan het mee nemen van de goede elementen van de bestaande culturen en aan de vraag wat daarvoor nodig is, ook in tijd en geld. De bedoeling is deze bestuurlijk belangrijke punten zodra er een fusiebesluit ligt aan te pakken. Zie hiervoor ook de routekaart in paragraaf 8 van dit hoofdstuk. 6.4.
Gelijkwaardige inbreng
Belangrijk bij een fusie is om de goede punten uit de verschillende uitvoeringspraktijken van beide waterschappen vast te houden in het nieuwe waterschap. Dat biedt de kans op de kwaliteit van de uitvoering van 1 + 1 een 3 te maken en leidt tot herkenbaarheid. Het blijkt dat beide waterschappen elkaar in een fusie veel te bieden hebben doordat zij elkaar op verschillende terreinen versterken. De volgende punten zijn voorbeelden van ‘best practises’ op de criteria kwaliteit van uitvoering en kwaliteit van personeel die mee genomen kunnen worden naar het fusiewaterschap: monitoring waterkwaliteit; samenwerking met gemeenten in de afvalwaterketen; wijze van betrekken burgers bij de primaire taak (‘dijkleger’); strategisch personeelsbeleid. 6.5.
Fusiekosten en indicatie tariefontwikkeling per categorie
6.5.1. Beleidsharmonisatie afschrijvingsbeleid Beide waterschappen hanteren een ander beleid voor afschrijving van investeringen. Reest en Wieden hanteert de componentenmethode, waarbij de diverse componenten van een investering (mechanisch, elektrotechnisch, bouwkundig, etc.) een aparte afschrijvingstermijn hebben. Groot Salland hanteert één termijn voor de hele investering. De afschrijvingstermijnen van Reest en Wieden zijn over het algemeen korter.
pagina 38 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Bij een fusie moeten gelijke afschrijvingstermijnen worden gehanteerd voor (toekomstige) investeringen. Hierbij moet een keuze worden gemaakt. Hanteren van het beleid van Groot Salland voor de fusieorganisatie levert een voordeel op van lagere kapitaallasten voor de investeringen die Reest en Wieden momenteel heeft gepland. Hanteren van het beleid van Reest en Wieden levert hogere kapitaallasten op voor de geplande investeringen van Groot Salland. De hoogte van de investeringen verandert niet door het afschrijvingsbeleid. Voor deze analyse is uitgegaan van een mix van beiden. Voor toekomstige investeringen in waterveiligheid (keringen, etc.) wordt het beleid van Groot-Salland gehanteerd, voor de overige investeringen (RWZI’s, gemalen, watergangen, etc.) het beleid van Reest en Wieden. Deze mix sluit het beste aan bij de wet HOF. Bij deze keuze stijgen de eerste jaren de kapitaallasten elk jaar met gemiddeld 155 duizend Euro (cumulatief): Netto kosten (€ mln.) Harmonisatie afschrijvingsbeleid
2016 0
2019 0,5
2025 1,4
Het naar voren halen van kapitaallasten door harmonisatie van het afschrijvingsbeleid betekent dat op lange termijn de kapitaallasten zullen dalen. Bij het berekenen van de tarieven van een fusiewaterschap is rekening gehouden met bovenstaande extra kapitaallasten. Wanneer voor een ander geharmoniseerd afschrijvingsbeleid wordt gekozen zullen deze kosten veranderen en mogelijk om slaan naar opbrengsten in termen van lagere afschrijvingslasten. Een andere keuze zal dus tot andere tarieven leiden. 6.5.2. Huisvestingskosten Uitgangspunt is, dat het kantoor van het nieuwe waterschap op één locatie gevestigd is en de keus van die locatie de uitkomst is van een afwegingsproces op vier criteria, te weten integraliteit van werken, eenduidige aansturing, reizen woon-werk en financiële effect. Gezamenlijk huisvesting op één locatie zorgt op langere termijn (vanaf 2021) voor een besparing van jaarlijks € 0,25 mln.12. De voor de hand liggende opties locatie Zwolle (Dr. Thienenweg) en locatie Meppel (Blankenstein en een nabij pand) laten nagenoeg dezelfde structurele besparing zien. 6.5.3. Incidentele fusiekosten Om de eerder genoemde structurele besparingen van een fusie te bereiken, moeten er eerst kosten worden gemaakt (fusie- of transitiekosten). Hiervan is een zo goed mogelijke raming gemaakt van de verschillende onderdelen, gebaseerd op aannamen en ervaringscijfers (bijvoorbeeld cijfers van de fusies tot Vallei & Veluwe en Vechtstromen). Projectkosten voor implementatie fusie Dit zijn kosten om het proces van de fusie te begeleiden/vorm te geven en voor tijdelijke extra capaciteit in de opstartperiode (2015). Deze kosten zijn als volgt geraamd.
12
Zie voor een onderbouwing bijlage 3
pagina 39 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Omschrijving Projectorganisatie / inhuur (projectleider, jurist, secretaris) Functieboeken / plaatsing Communicatie Verhuiskosten Onvoorzien (10%) Totaal
Kostenraming (€) 200.000 50.000 50.000 20.000 30.000 350.000
Daarnaast zullen er bij beide waterschappen door medewerkers de nodige uren worden besteed aan voorbereiding van de integratie. Vooralsnog wordt er vanuit gegaan dat deze fusieactiviteiten door her-prioritering in de activiteiten binnen de begrotingen van beide waterschappen kunnen worden opgevangen. Desintegratiekosten Hieronder vallen de afschrijvingen op ICT, lopende contracten, etc. Uit een inventarisatie blijkt dat er nauwelijks doorlopende contracten zijn. De belangrijkste desintegratiekosten bestaan daarmee uit huisvesting (zie boven) en ICT. Voor de ICT kosten is een raming gemaakt van het boekwaardeverlies van eerdere investeringen en een kengetal gehanteerd voor de benodigde extra kosten voor integratie van systemen. De verwachte desintegratiekosten voor ICT bedragen € 1,0 mln. Deze kosten zijn getoetst aan de kosten van eerdere fusies bij waterschappen. Personele frictiekosten Frictiekosten ontstaan als medewerkers niet geplaatst kunnen worden in de nieuwe organisatie. Deze kosten worden pas in volle omvang zichtbaar op het moment dat keuzen zijn gemaakt en de plaatsingsprocedure tot het einde toe is doorlopen. Het betreft de loonkosten en de kosten voor outplacement van medewerkers. Basis voor de berekening van de frictiekosten is de reductie in formatie van 30 fte. Op basis van een analyse van de personeelsbestanden zijn er momenteel in totaal 48 fte van 61 jaar en ouder in beide waterschappen, waarvan 40% bij management en ondersteuning. Deze personen gaan de komende vijf á zes jaar met pensioen. Hierdoor is de reductie grotendeels via natuurlijk verloop te regelen. Hierdoor is het nauwelijks nodig om overige personen boven de formatie met gericht beleid en sturing binnen vijf jaar naar ander passend werk te leiden. Hiervoor zijn dan ook geen kosten geraamd. De besparing op personeelskosten bij fusie rekenen we vanaf 2016 mee. De personeelskosten van de niet geplaatste medewerkers zijn als frictiekosten opgenomen voor de periode dat zij nog in dienst zijn. De afbouw is lineair verondersteld. De kosten zijn gebaseerd op gemiddelde personeelslasten van € 80.000 per FTE. Frictiekosten Loonsom niet geplaatste medewerkers
2016 2,4
2017 1,9
2018 1,4
2019 1,0
2020 0,5
pagina 40 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Samenvatting Incidentele fusiekosten Proceskosten Desintegratiekosten Frictiekosten Totaal
2015 0,4
0,4
2016
2017
2018
2019
2020
1,0 2,4 3,4
1,9 1,9
1,4 1,4
1,0 1,0
0,5 0,5
Naast bovengenoemde incidentele kosten is een ander incidenteel effect het effect van verkoop van één van de panden op de boekwaarde. Bij verkoop van het pand Dr. Thienenweg is er een verwachte boekwinst van € 1,4 mln.; bij verkoop van het pand Blankenstein is er een verwacht boekverlies van € 1,2 mln. Dit effect hangt uiteindelijk af van welk pand wordt verkocht, de prijs van verkoop en het moment van verkoop. Bij bepaling van de kostendekkende tarieven van een fusiewaterschap is aangenomen dat dit effect niet via de tarieven, maar via de reserves wordt afgehandeld. 6.5.4. Vingeroefeningen m.b.t. effecten fusie per categorie belastingbetaler Bij een fusiewaterschap geldt een gelijk tarief per categorie belastingbetaler. Alleen door tariefdifferentiatie kan hier een uitzondering op worden gemaakt. Tariefdifferentiatie kan op de volgende gronden: buitendijks gelegen onroerende zaken (max. 75% lager tarief); onroerende zaken die als waterberging worden gebruikt (max. 75% lager tarief); onroerende zaken gelegen in bemalen gebieden (max. 100% hoger tarief); onroerende zaken die in hoofdzaak uit glasopstanden bestaan (max. 100% hoger tarief); verharde openbare wegen (max. 100% of 400% hoger tarief). Reest en Wieden hanteert momenteel een tariefdifferentiatie voor wegen, Groot Salland voor buitendijks. In onderstaande figuren is het effect op de tarieven ingeval van fusie weergeven. Hierbij zijn kostendekkende tarieven gehanteerd, rekening houdend met bovenstaande incidentele transitiekosten en de financiële effecten van harmonisatie van het afschrijvingsbeleid. Daarnaast zijn, om de vergelijking te kunnen maken, de tarieven van de afzonderlijke waterschappen uit hoofdstuk 3 opgenomen en is het kostendekkende tarief van beide waterschappen samen weergegeven. Dit is het (kostendekkende) tarief indien beide waterschappen zelfstandig zouden blijven en alleen een gezamenlijk tarief zouden vaststellen.
pagina 41 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Ontwikkeling tarieven zuiveringsbeheer
Het tarief voor zuiveren bij een fusiewaterschap is op langere termijn gelijk of lager dan het geraamde tarief van Groot Salland en over de hele periode lager dan het geraamde tarief van Reest en Wieden. De eerste jaren is het tarief hoger door de toegerekende incidentele fusiekosten. Ontwikkeling tarieven watersysteembeheer
Bij een fusiewaterschap is bij watersysteembeheer gerekend met 35% kostentoedeling aan ingezetenen, dus vergelijkbaar met hoe dit bij beide waterschappen nu gebeurt. Op grond van inwonerdichtheid van het totale gebied is het gekoppelde aandeel 25%. Het fusiewaterschap heeft de wettelijke mogelijkheid dit met maximaal 10% te verhogen o.b.v. bestuurlijke argumentatie. In bijlage 5 zijn doorrekeningen met andere percentages voor de kostentoedeling opgenomen. Het tarief voor ingezeten (bij 35%) van een fusiewaterschap is lager dan het geraamde tarief voor Reest en Wieden, maar hoger dan het geraamde tarief voor Groot Salland. Het fusietarief ligt dichter bij het tarief van Groot Salland dan bij dat van Reest en Wieden.
pagina 42 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Bij gebouwd zien we een zelfde beeld als bij ingezetenen. Het tarief van een fusiewaterschap is lager dan het geraamde tarief voor Reest en Wieden, maar hoger dan het geraamde tarief voor Groot Salland. Het fusietarief ligt dichter bij het tarief van Groot Salland dan bij dat van Reest en Wieden.
Het tarief voor ongebouwd bij een fusiewaterschap is berekend zonder gebruik te maken van tariefdifferentiatie. In bijlage 5 zijn berekeningen met tariefdifferentiatie te vinden. Het beeld bij ongebouwd is anders dan bij de voorgaande tarieven. Het tarief van een fusiewaterschap is hier lager dan het geraamde tarief voor Groot Salland, maar hoger dan het geraamde tarief voor Reest en Wieden. Het fusietarief ligt bijna op het niveau van het tarief van Reest en Wieden als daar geen tariefdifferentiatie zou worden toegepast.
pagina 43 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Bij natuur is het tarief van een fusiewaterschap hoger dan dat van beide waterschappen. Door afronding van de aandelen is de kostentoedeling aan natuur hoger bij een fusiewaterschap en dit resulteert in hogere tarieven. Belastingdruk volgend profielen De effecten van bovenstaande tarieven zijn door vertaald naar de belastingdruk (zuiveren en watersysteem samen) voor de verschillende type belastingbetalers. Voor de profielen meerpersoonshuishoudens in een koopwoning en agrarisch bedrijf is dit bovendien grafisch weergegeven. De profielen van beide waterschappen zijn niet helemaal gelijk. Daarom wordt in deze rapportage gebruik gemaakt van gestandaardiseerde landelijke profielen. In bijlage 5 is het verschil met de profielen van beide waterschappen opgenomen.
Vergelijken we de toekomstige tarieven (2025) van een fusiewaterschap met de toekomstige geraamde tarieven van beide afzonderlijke waterschappen (2025, kostendekkend, met de huidige tariefdifferentiatie) dan is het beeld als volgt.
pagina 44 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Binnen het gebied van Groot Salland stijgen de tarieven van huishoudens (gem. 2,5% in 2025), bedrijven (gem. 1% in 2025) en natuur (gem. 38% in 2025) en dalen de tarieven voor agrarisch (gem. 10% in 2025). Binnen het gebied van Reest en Wieden dalen de tarieven van huishoudens (gem. 9,6% in 2025), bedrijven (gem. 7,4% in 2025) en stijgen de tarieven voor agrarisch (gem. 7% in 2025) en natuur (gem. 33% in 2025).
Mogelijkheden om tariefontwikkeling te beïnvloeden Om de tariefontwikkeling bij fusie te beïnvloeden zijn de volgende variabelen/ knoppen van belang: de hoogte van de kostenbesparing bij fusie bepaalt het totale niveau van de netto-kosten van een fusiewaterschap. Hoe lager dit kostenniveau, hoe lager de tarieven; de verdeling van de lasten tussen de verschillende categorieën belastingbetalers zijn te bepalen door de hoogte van het aandeel ingezetenen en door gebruik te maken van tariefdifferentiatie (zie bijlage 5); om de tariefontwikkeling te dempen (bijvoorbeeld de eerste jaren bij grote verschillen) kunnen de egalisatiereserves worden ingezet. Hoe eerder de fusie, hoe meer ruimte er is om de egalisatiereserves anders in te zetten. Invloed van kostentoedeling en tariefdifferentiatie op de tariefontwikkeling De volgende varianten voor de kostentoedeling en tariefdifferentiatie zijn doorgerekend; het resultaat is opgenomen in bijlage 5: 25%, 30% en 35% voor ingezetenen; geen tariefdifferentiatie; tariefdifferentiatie buitendijks; tariefdifferentiatie wegen. Uit de in bijlage 5 opgenomen berekeningen blijkt het volgende effect van elk van deze variabelen (ten opzichte van 35% voor ingezetenen en geen tariefdifferentiatie): Bij een kostentoedeling van 25% aan ingezetenen daalt de lastendruk voor huishoudens (tussen 4% voor een meerpersoons koopwoning en -20% voor een eenpersoons huurwoning in 2025), terwijl de lastendruk voor agrarisch en natuur (+15%) en bedrijven (+4% - +10%) hierdoor stijgt. Bij toepassen van een tariefdifferentiatie wegen (100% hoger tarief) daalt de lastendruk van agrarisch en overig met 6%, terwijl die voor wegbeheerders bijna verdubbeld. Een tariefdifferentiatie buitendijks leidt tot een tariefdaling van twee derde voor agrariërs buitendijks en voor een stijging met 2% voor binnendijks.
6.6.
Beheersmaatregelen financiële risico’s
De geraamde incidentele fusiekosten en het effect van beleidsharmonisatie van afschrijvingsbeleid zijn zo goed mogelijk bepaald in een quick scan. Hierbij zijn aannames gedaan en deze posten kunnen bij fusie mogelijk anders uitpakken. Dit vormt daarmee een financieel risico. In het meest ongunstige scenario worden de besparingen op personeel en goederen & diensten niet gehaald en vallen de besparingen bij huisvesting tegen (in totaal structureel € 3,4 mln.), terwijl de
pagina 45 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
incidentele kosten hoger uitvallen (meer dan de geraamde € 8,6 mln.). In dat geval worden deze incidentele kosten op een langere termijn terugverdiend. De kansen voor doelmatigheid worden niet ‘vanzelf’ gerealiseerd, maar vergen specifieke aandacht en sturing door bestuur en management. Dit is een belangrijke beheersmaatregel. 6.7.
Personele aspecten
Zoals hiervoor aangegeven is de aanname, mede op basis van ervaringen elders, dat het fusiewaterschap organisatie breed met 30 fte minder toe kan dan de optelsom van de huidige formatie. Het natuurlijk verloop van personeel door pensionering wat de komende jaren relatief hoog is bij beide waterschappen zal er zeker toe bijdragen om de beoogde reductie in formatie deels langs die weg te bereiken. Daarnaast is uit oogpunt van personele zorg flankerend beleid nodig. Hierover worden afspraken gemaakt met de betrokken vakorganisaties in een te vormen Bijzonder Georganiseerd Overleg (BGO) en deze afspraken worden vastgelegd in een sociaal plan. In dit op te stellen sociaal plan zullen ook afspraken worden vastgelegd over een zorgvuldige procedure voor de plaatsing van medewerkers in de nieuwe organisatie. In ieder geval geldt als uitgangspunt dat medewerkers van beide waterschappen gelijke kansen hebben. Verder moeten er mogelijk afspraken worden gemaakt over toenemende reiskosten als gevolg van een verandering in standplaats dan wel over mogelijke verschillen in de bedrijfseigen regelingen die geharmoniseerd moeten worden. Dat laatste lijkt overzienbaar. De verschillen in de bedrijfseigen regelingen blijken namelijk beperkt te zijn. Deze verschillen zijn veelal gelegen in de toepassingscriteria dan wel in de hoogte van de vergoeding en zijn niet groot. In geval van fusie gaan deze geen knelpunt vormen. Binnen Waterkracht wordt bovendien momenteel al gewerkt aan harmonisatie van de volgende regelingen, hetgeen hierin positief bijdraagt: uitsluiting overwerkvergoeding; inconvenientenregeling (deze wordt mogelijk zelfs landelijk geregeld); BHV-vergoeding; trekhaakvergoeding; koffiegeldvergoeding; procentuele verhoging bij plaatsing in hogere schaal. 6.8.
Routekaart naar een gefuseerd waterschap
Wanneer de algemeen besturen van beide waterschappen op 3 december 2014 uitspreken een fusie te willen, worden parallel twee sporen opgestart. De eerste spoor is het overleg op grond van artikel 3 jo 4 van de Waterschapswet met GS van de provincies Overijssel en Drenthe en besluitvorming op dat niveau, gevolgd door de goedkeuringsprocedure door de Minister van I&M, die slechts kan weigeren op grond van overwegingen van algemeen belang. Dit overleg zal resulteren in een besluit tot fusie van beide PS-en. Wanneer op dat niveau een besluit valt voor 1 juli 2015 is een fusie per 1 januari 2016 haalbaar.
pagina 46 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Om voldoende tijd te hebben voor een zorgvuldig proces, is het raadzaam dat parallel aan het eerste spoor op een tweede spoor wordt begonnen met de voorbereidingen van de bestuurlijke en organisatorische vormgeving van het nieuwe waterschap, uiteraard zonder dat er al onomkeerbare besluiten genomen worden. Dit vergt een projectorganisatie, waarvan een door PS na besluitvorming in te stellen voorbereidingscommissie de bestuurlijke ‘kop’ vormt. Deze voorbereidingscommissie krijgt bij provinciaal reglement taken en bevoegdheden toegekend die zien op de voorbereiding van de fusie. Gedurende deze tussenliggende periode blijven de DB-en en AB-en van beide waterschappen zelfstandig bevoegd voor wat betreft het eigen waterschap, maar gebruikelijk is beslissingen die over de fusiedatum heen reiken ten minste afgestemd of mogelijk ook al materieel gezamenlijk te nemen. In bijlage 6 is voor beide sporen een stappenplan op hoofdlijnen uitgewerkt. Door de recente wijziging van de Waterschapswet is het niet nodig tussentijdse verkiezingen voor een fusiewaterschap te organiseren. De uitslag van de verkiezingen in maart 2015 in beide waterschappen is bepalend voor de samenstelling van het overgangsbestuur, dat aantreedt op de dag van fusie en in functie blijft tot maart 2019. Groot voordeel hiervan is, dat de bestuurlijke continuïteit over de fusiedatum geborgd is, afgezien van de kosten die zo worden bespaard. De omvang van het overgangsbestuur wordt overigens bepaald door PS van beide provincies, maar de AB-en van de waterschappen kunnen daar natuurlijk een voorstel voor doen.
pagina 47 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
7.
Samenvattend beeld
In de rapportage over fase 1 van de fusieverkenning is geconstateerd, dat er binnen en buiten de sector brede consensus is over het feit dat de inrichting van het waterschapbestel vanuit overwegingen van een adequate taakuitvoering op het gebied van systeem, keten en veiligheid, gediend is met een ordening naar stroomgebied. Een benadering vanuit de samenhang tussen de twee stroomgebieden veronderstelt, aldus dat rapport, een samensmelting van de waterschappen Groot Salland, Reest en Wieden, Rijn en IJssel en Vechtstromen. De vorming van dit waterschap lijkt gezien de context binnen de laatstgenoemde twee waterschappen de komende jaren evenwel praktisch onhaalbaar. Met een fusie tussen Groot Salland en Reest en Wieden wordt wel een (logische) stap gezet in de richting van dit voor de toekomst mogelijke eindbeeld en deze fusie blokkeert een verdere opschaling, als dat wenselijk zou worden gevonden, zeker niet, zo wordt geconcludeerd. Dat vorige rapport rondt af met de conclusie, dat een fusie op een viertal punten het maatschappelijk belang kan dienen. Dat zijn: 1. een gefuseerd waterschap is beter in staat de inhoudelijke wateropgaven die er liggen te realiseren en kan meer kwaliteit in de uitvoering van haar taken leveren. Een fusie maakt het makkelijker kennis te delen binnen de organisatie, zodat de kwaliteit van de medewerkers en diensten kan stijgen en de personele kwetsbaarheid afneemt. Voor specifieke taken is het mogelijk verdere specialisatie van medewerkers te bereiken en zo meer kwaliteit te bieden. De inhoudelijke taken vragen om steeds meer afstemming met andere organisaties. Om deze afstemming inhoudelijk goed te kunnen doen is ook voldoende schaalgrootte noodzakelijk; 2. het partnerschap, dat nodig is voor een succesvolle taakuitvoering, is gediend door een sterke bestuurlijke positie van het waterschap. Een fusie zorgt ervoor dat met één stem, die een groter belang vertegenwoordigt, gesproken kan worden. Zo wordt het waterbelang in de regio beter geborgd en is het doel van ‘voldoende water, schoon water en droge voeten’ beter bereikbaar; 3. een fusiewaterschap kan kwalitatief en kwantitatief een grotere bijdrage leveren aan de belangenbehartiging op nationaal en internationaal niveau. De wateropgaven die de komende jaren aan belang gaan toenemen zijn zo met meer kracht te behartigen; 4. meer doelmatigheid en een grotere schaal om financiële risico’s op te vangen leiden bij verder gelijkblijvende omstandigheden bij een fusie tot lagere kosten en daarmee tot de mogelijkheid de ontwikkeling van de belastingtarieven beter te beheersen. Voor de burgers is dit van economisch belang. De uitkomsten van dit verdiepend onderzoek bevestigen de conclusie uit het rapport van juni 2014 over de fusieverkenning. Op verschillende punten kan deze conclusie met de uitkomsten van dit verdiepend onderzoek ook nader worden aangevuld en onderbouwd. Zo wordt onderbouwd dat fusie leidt tot lagere kosten en de tariefontwikkeling macro gezien inderdaad kan worden gedempt. Door Waterschap 2025 uit te werken is duidelijk geworden hoe de stip op de horizon er uit ziet en kan beter inzichtelijk worden gemaakt wat de beide waterschappen bij zelfstandig blijven moeten doen om daar te komen en hoe dat er uit ziet ingeval van een fusie. Uit de in dit verdiepend onderzoek uitgevoerde vergelijking tussen de opties zelfstandig blijven en fuseren blijkt dat een fusie voor de maatschappij (burgers, bedrijven, instellingen en [publieke] partners) meerwaarde oplevert. De kwaliteit van de taakuitvoering neemt bij fusie toe en de continuïteit is beter geborgd; een fusiewaterschap lijkt goed in staat de opgaven voor het komend decennium aan te kunnen. De vereiste nieuwe manier van besturen en organiseren is te realiseren;
pagina 48 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
er ontstaan meer mogelijkheden voor interactie met de samenleving en met partners. Een sterkere positie in de bestuurlijke omgeving biedt de kans de waterbelangen van het gehele gebied met meer kracht te behartigen. De bestuurlijke drukte neemt af, onder andere voor gemeenten die in beide gebieden liggen en de twee provincies. De tariefontwikkeling is bij fusie macro gezien minder hoog; dat is een gunstig maatschappelijk effect van een fusie. Uit de gemaakte vergelijking blijkt overigens ook, dat intensivering van de samenwerking, onder andere in Waterkracht, geen reëel alternatief is voor een fusie. Tegelijkertijd is duidelijk geworden, dat fusie ook vraagt om gerichte maatregelen om de daaraan verbonden potentiële risico’s het hoofd te bieden. Het verdiepend onderzoek heeft namelijk ook scherp gemaakt, dat er keerzijden zijn aan een fusie. De belangrijkste zijn het risico van verlies aan kennis van en betrokkenheid bij het gebied, meer afstand tot burgers, bedrijven en instellingen en toenemende bureaucratie. Voor een deel bevestigt dit het beeld dat ontstond in fase 1 van de verkenning en leidde tot de opdracht van de besturen om de optie fusie nader te verdiepen op onder andere het punt van de gebiedsoriëntatie. Tegelijkertijd zijn in de uitwerking van de onderdelen bestuur en organisatie van het fusiewaterschap oplossingen gevonden die aan deze risico’s het hoofd kunnen bieden, mits er gerichte sturing plaats vindt op de invoering en realisatie ervan. Eén ervan is de filosofie van de grootschalige kleinschaligheid, waar een groot deel van de primaire taakuitvoering in het gebied blijft plaatsvinden. En ander element dat een bijdrage levert aan blijvende betrokkenheid bij het gebied is het werken met een andere, meer op interactie met de samenleving georiënteerde rolneming van de leden van de besturen en het werken met een overgangsbestuur, dat de eerste jaren na fusie bestaat uit een samenstel van algemeen bestuursleden die op 18 maart 2015 in beide waterschappen gekozen worden. Voor een goed beeld wordt hieronder tot slot inzicht gegeven in de positie van het waterschap dat ontstaat bij een fusie -uitgaande van de begrotingsomvang en gebiedsomvang- in de ranking van de waterschappen die er in Nederland zijn. Qua begrotingsomvang zou een fusiewaterschap een middenpositie innemen, qua omvang van het gebied wordt het de tweede in grootte.
pagina 49 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Begrotingsomvang o.b.v. begrotingen 2012
Voor fusie 1 Hollands Noorderkwartier 2 Delfland 3 Rijnland 4 Rivierenland 5 Amstel Gooi en Vecht 6 Hollande Delta 7 Wetterskip Fryslan 8 Vechtstromen 9 Vallei en Veluwe 10 Scheldestromen 11 Brabantse Delta 12 De Dommel 13 Aa en Maas 14 De stichtse Rijnlanden 15 Hunze en Aas 16 Schieland 17 Rijn en Ijssel 18 Roer en Overmaas 19 Zuiderzeeland 20 Noorderzijlvest 21 Groot Salland 22 Peel en Maasvallei 23 Reest en Wieden
Na fusie 1 Hollands Noorderkwartier 2 Delfland 3 Rijnland 4 Rivierenland 5 Amstel Gooi en Vecht 6 Hollande Delta 7 Wetterskip Fryslan 8 Vechtstromen 9 Vallei en Veluwe 10 Scheldestromen 11 Brabantse Delta 12 Fusiewaterschap WGS en WRW 13 De Dommel 14 Aa en Maas 15 De stichtse Rijnlanden 16 Hunze en Aas 17 Schieland 18 Rijn en Ijssel 19 Roer en Overmaas 20 Zuiderzeeland 21 Noorderzijlvest 22 Peel en Maasvallei
Voor Fusie 1 Wetterskip Fryslan 2 Zuiderzeeland 3 Vallei en Veluwe 4 Vechtstromen 5 Hunze en Aas 6 Rivierenland 7 Rijn en Ijssel 8 Hollands Noorderkwartier 9 Scheldestromen 10 Brabantse Delta 11 Aa en Maas 12 De Dommel 13 Noorderzijlvest 14 Reest en Wieden 15 Peel en Maasvallei 16 Groot Salland 17 Rijnland 18 Hollande Delta 19 Roer en Overmaas 20 De stichtse Rijnlanden 21 Amstel Gooi en Vecht 22 Delfland 23 Schieland
Na Fusie Oppervlakte(ha) 355000 250000 244833 225000 213000 201000 200000 196400 190273 171000 160000 151000 144000 137500 128400 120000 110000 101809 92260 82000 70000 41000 35113
1 Wetterskip Fryslan 2 Fusiewaterschap WGS en WRW 3 Zuiderzeeland 4 Vallei en Veluwe 5 Vechtstromen 6 Hunze en Aas 7 Rivierenland 8 Rijn en Ijssel 9 Hollands Noorderkwartier 10 Scheldestromen 11 Brabantse Delta 12 Aa en Maas 13 De Dommel 14 Noorderzijlvest 15 Peel en Maasvallei 16 Rijnland 17 Hollande Delta 18 Roer en Overmaas 19 De stichtse Rijnlanden 20 Amstel Gooi en Vecht 21 Delfland 22 Schieland
Oppervlakte (ha) 355000 257500 250000 244833 225000 213000 201000 200000 196400 190273 171000 160000 151000 144000 128400 110000 101809 92260 82000 70000 41000 35113
pagina 50 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Op de andere door de algemeen besturen aangedragen punten van nader onderzoek die gaan over de consequenties van een eventuele fusie worden in hoofdstuk 6 van dit rapport antwoorden gegeven. De bij een fusie noodzakelijke beleidsharmonisatie blijft beperkt tot drie thema’s rondom de taakuitvoering en die lijken goed oplosbaar zonder grote financiële gevolgen. Harmonisatie van het afschrijvingsbeleid heeft, afhankelijk van gemaakte keuzes, wel financiële consequenties. Verder liggen er kansen om de kosten met € 4,5 mln. structureel te verminderen, onder andere doordat met minder formatie kan worden volstaan, door concentratie van de huisvesting op één locatie en door vermindering van de omvang van de besturen. De financiële risico’s nemen bij fusie niet toe en zijn in een grotere organisatie beter te beheersen. De tariefstijging is macro genomen bij fusie minder groot dan bij zelfstandig blijven. De effecten per categorie vormen wel een lastig punt; in hoofdstuk 6 worden verschillende instrumenten aangereikt voor bestuurlijke keuzes om de grootste schokken te dempen. De inzet van de egalisatiereserves is er één van. De mate waarin dit effect sorteert hangt mede samen met het moment van fusie. Aan de wens van herkenbaarheid en gelijkwaardige inbreng kan bij fusie op een goede manier worden voldaan. Onder andere omdat beide waterschappen ‘best practices’ hebben die van waarde zijn om mee te nemen naar een fusiewaterschap. Tot slot biedt de routekaart voor een fusie inzicht in de te doorlopen stappen en de daarvoor benodigde tijd. Belangrijkste mijlpaal hierin is het fusiebesluit dat PS van Drenthe en van Overijssel moeten nemen. Mede gezien de wettelijke termijnen lijkt de periode tot 1 juli 2015 nodig om dit besluit op dat niveau tot stand te brengen, maar dat belemmert een zorgvuldige procesgang bij het inrichten van het nieuwe waterschap niet wanneer het fusieproces meteen vanaf het moment van besluitvorming op twee parallelle sporen wordt aangepakt.
pagina 51 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Bijlagen Bijlage 1: Samenvatting veranderopgaven waterschappen komend decennium Bijlage 2: Kerncijfers van het gefuseerde waterschap Bijlage 3: Onderbouwing huisvestingsvarianten Bijlage 4: Inventarisatie beleidsthema’s Bijlage 5: Berekeningen tarieven bij fusie Bijlage 6: Stappenplan fusie
pagina 52 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Bijlage 1: Belangrijkste opgaven komend decennium De afgelopen periode zijn er twee visiedocumenten verschenen over de toekomst van de beide waterschappen: die van Groot Salland, die van Reest en Wieden. Daarnaast bevat de rapportage van fase 1 van de fusieverkenning van KokxDeVoogd en hoofdstuk over de ontwikkelingen en de daaruit voortvloeiende opgaven van de waterschappen voor het komend decennium. Deze bijlage bevat een samenvatting van deze documenten, aangevuld met de laatste inzichten. Deze samenvatting is geordend naar drie invalshoeken: verandering in de opgaven en taken van beide waterschappen, verandering in hun positie en verandering ten aanzien van hun functioneren. Verandering in opgaven en taken Het komend decennium zullen de volgende veranderingen in de opgaven en taken van beide waterschappen waarneembaar zijn. Daarbij zullen de accenten tussen beide waterschappen op enkele onderdelen verschillen, omdat de karakters van hun gebieden verschillen. Taakgebied Klimaatverandering
Watersysteem
Waterketen/zuiveren
Verandering in opgaven en taken Zorgen voor veilige dijken en keringen, voldoende en schoon oppervlaktewater en opvang en berging van een tijdelijk teveel aan water en wordt een steeds belangrijkere taak. Zie Deltaprogramma, BAW en HWBP. Problematiek zoetwater en droogte op de kaart zetten bij maatschappelijke partners is daarbij de opgaaf. Specifiek voor Groot Salland ligt er in kader HWBP een opgaaf m.b.t. versterken primaire keringen. Richting omgeving is sturen op het creëren van de noodzakelijke randvoorwaarden en zelf ook bewuster met de uitvoering van deze kerntaken bezig gaan een belangrijke opgaaf. Het aannemen van de rol van coregisseur en uitvoerder is hierbij een nuttig instrument. Belemmerende factoren als een toenemende complexiteit in relatie tot minder in plaats van meer regelruimte en meer concurrentie om de beschikbare fysieke ruimte leveren een uitdaging op bij het vinden van vernieuwende oplossingen en een andere manier van acteren met de omgeving. Tot die uitdaging behoort ook het 10 tot 15 jaar vooruit denken en het in een vroegtijdig stadium beïnvloeden van (Europese) regelgeving. De beweging zal zijn dat er een grotere verantwoordelijkheid bij belanghebbenden komt te liggen. De afstemming met partners in ruimtelijk domein wordt een steeds belangrijk deel van het werk. Denken in ketens i.p.v. centrale oplossingen wordt de nieuwe ratio. Stijging van kosten a.g.v. nieuwe normen (medicijnen) vraagt om een antwoord. De doelmatigheidsopgaaf blijft relevant neemt qua belang toe. Van afvalwaterzuivering naar energie en grondstoffenfabriek is een nieuwe tendens.
pagina 53 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Taakgebied Aansluiten watersysteem - keten
Veiligheid/ crisisbeheersing
Verandering in opgaven en taken Verbeteren stedelijk leefklimaat en versterken relatie landelijk en stedelijk waterbeheer wordt een belangrijke opgaaf. Integraal waterbeheer lokaal en regionaal met partners oppakken biedt daarvoor goede kansen. Veiligheid is ook steeds meer oriëntatie op droogte, milieu en volksgezondheid. Van crisisbestrijder naar zelfbewuste crisispartner wordt het perspectief. Eigen rol en werkwijze in veiligheidsketen verder professionaliseren om positie te markeren. Insteken op kennisdeling en samenwerking andere waterschappen en partners in veiligheidsregio en -keten. Actief opereren in risicocommunicatie als bewijs van kracht. Zoveel mogelijk inbreng hebben in relevante onderdelen Deltaprogramma.
Verandering in positie Het komend decennium zal de positie van het waterschap als enige functionele overheid in het staatsbestel en in de maatschappelijke context veranderen. Ontwikkeling Fundament bestaansrecht
Ontgrenzing beleidsdomeinen
Opschaling en partnerschap in samenwerkingsverbanden
Verandering in positie Steeds bestaansrecht moeten aantonen. Toenemende centrale regie en regelgeving rijk (HWBP, Wet HOF, Omgevingswet, VTH); waterschap daardoor steeds meer uitvoeringsorganisatie. Waterdomein steeds meer onderdeel ruimtelijk domein; ervoor zorgen een eigen gezicht te hebben. Noodzaak meer over grenzen heen te kijken ombuigen naar kans voor eigen taakuitvoering. Meer gesprekspartner zijn van regionale overheden voor gebiedsontwikkeling. Rondom VTH-taken samen optrekken met gemeenten en provincies. Krachtige positionering als watergeweten kiezen. Beide ontwikkelingen als noodzakelijke voorwaarde voor eigen taakuitvoering accommoderen, waarbij de inhoudelijke opgaaf de schaal stuurt in een afweging van doelmatigheid en nabijheid. Verbonden blijven via wederkerige relaties en belangen. Bijzondere verbondenheid in stroomgebied Rijn Oost borgen, bestuurlijk en ambtelijk. Eigenaarschap serieus nemen door overzicht, grip en sturing te houden op het geheel.
pagina 54 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Ontwikkeling
Betekenis voor (regionale) economie Identiteit en functioneel bestuur
Vermaatschappelijking bestuur/Invloed burgers en belangengroeperingen/ invloed sociale media
Zichtbaarheid
Verandering in positie Opdrachtgeverschap professioneel organiseren, o.a. door prestaties te definiëren en te monitoren. Ervoor zorgen gezag te hebben in samenwerkingsverbanden. Betrouwbaar zijn in nakoming afspraken. Belangrijke opdrachtgever voor regionale economie zijn. Waterinfrastructuur op orde hebben als bijdrage aan regionale economische ontwikkeling. Laten gelden als dé behartiger van het waterbelang in de regio en dé waterpartner op lokaal, regionaal, landelijk en internationaal niveau. Spanningsveld tussen partijpolitieke en functionele belangen in één bestuur weten te benutten voor gedragen besluitvorming. Maatschappelijke veranderingen en andere behoeften samenleving in werk waterschap weten te accommoderen. Open en wederkerige relatie onderhouden met burgers, bedrijven en belangenorganisaties. Meer inzetten op communicatie. Ruimte laten voor participatie en zelf-organiserend vermogen geledingen samenleving. Toenemende verstrengeling tussen wat het waterschap doet en andere partijen doen goed organiseren. Toenemende mondigheid en afnemende tolerantie burgers weten te hanteren. Invloed hogere omloopsnelheid informatie en gebruik sociale media in besluitvormingsprocessen weten te hanteren. Van buiten naar binnen denken hanteren als vanzelfsprekende houding hebben. Laten zien dat waterschap in staat is complexe opgaven in verschillende rollen aan te pakken. Sturen op resultaat binnen geldende kaders. Zichtbaar zijn in overleggen door aanwezigheid, goede inbreng en aandacht voor de belangen van anderen. Waardering verwerven bij belastingbetaler voor geleverde prestaties.
pagina 55 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Verandering ten aanzien van functioneren Naast de veranderingen in de taken en positie zullen er ook autonome veranderingen zijn die het functioneren van beide waterschappen raken. Aspecten Bestuur, daadkracht
Ambitie versus kwetsbaarheid
Innovatie en innoverend vermogen
Gedragsverandering
Draagkracht en doelmatigheid
Organisatie
Impact voor functioneren Heldere strategie hebben, ook t.a.v. internationale waterdoelen en in staat zijn daar naar te handelen. Korte interne verbindingslijnen onderhouden. Gemakkelijk toegang verwerven tot samenwerkingspartners. Daadkrachtig opereren als de omstandigheden daar om vragen, mandaat op orde hebben. Invloed aanwenden, o.a. via UvW, ook in Europa. Zicht houden op haalbaarheid ambities gegeven de kwetsbaarheden, realistisch zijn. Kwetsbaarheid eenmansfuncties en kleine eenheden met kracht oplossen, bijv. via samenwerking Waterkracht. Aangesloten zijn op kennisontwikkeling en verbinding houden met kennisinstellingen. Kansen pakken voor innovatieve manieren van werken als dat bijdraagt aan betere taakuitvoering. Innoverend vermogen in organisatie stimuleren door leren aan te moedigen en fouten maken te accepteren. Andere manieren van opereren gebruiken om gedrag van burgers en bedrijven te veranderen, communicatie en voorlichting inzetten als instrumenten. Actieve participatie aan de voorkant van processen. Gericht zijn op preventie, partnerschap en interactie. Forse doelmatigheidsopgaaf vanuit Rijk oplossen. Afnemende cofinanciering opvangen. Verantwoorde ontwikkeling belastingtarieven realiseren. Zicht houden op betaalbaarheid beleid en ambities. Draagkracht oplopende investeringslasten verbreden. Lasten niet doorschuiven naar de toekomst. Voldoende weerstandscapaciteit opbouwen. Kostenbewustzijn in organisatie bevorderen. Sturen op economisch renderend investeren. Antwoord hebben op toenemende politieke en maatschappelijke druk om belastingtarieven te beheersen. Onderkennen noodzaak prestaties van een hoog niveau te moeten blijven leveren. Samenspel tussen bestuur en organisatie optimaliseren. Wendbaar en lenig zijn, nieuwe opgaven kunnen accommoderen.
pagina 56 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Aspecten
Kennis, vakmanschap
Impact voor functioneren Gericht zijn op samenwerking en verbinding, intern en extern, als antwoord op noodzaak vanuit integraliteit te werken. Kennismanagement op orde hebben. Voldoende kritische massa aan personeel op hoog niveau hebben, ook om kwetsbaarheid te voorkomen. Antwoord vinden op toenemend belang van innovatie en kennisintensivering voor betere taakuitvoering, in combinatie met daardoor toenemende complexiteit in de uitvoering. Bundelen kennis en kunnen, stimuleren ondernemerschap en creëren experimenteerruimte. Samenwerking in de driehoek overheid-onderwijsbedrijfsleven versterken. Antwoord vinden op dreigend tekort vakkrachten. Risicomanagement naar hoger plan tillen. In staat zijn hoogwaardige technologie te implementeren. Voldoende communicatievaardigheid in huis hebben. Kennis ontwikkelen van nieuwe inhoudelijke kennisgebieden en daarvoor gekwalificeerd personeel hebben. Ontwikkelen andere competenties en vaardigheden in medewerkersbestand, gericht op verbinding maken, samenwerken, van buiten naar binnen denken etc.
pagina 57 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Bijlage 2: Kerncijfers gefuseerd waterschap Kijkend naar de schaal die ontstaat met een fusie wordt het fusiewaterschap een middelgroot waterschap dat redelijk vergelijkbaar wordt met haar buurtwaterschappen, zoals uit de navolgende staafdiagrammen13 blijkt. Hierin zijn ter vergelijk ook de kengetallen opgenomen van een fusie van de vier Rijn Oost/Vecht-waterschappen.
Oppervlakte (km²)
Inwoners 2.500.000
700.000 600.000
2.000.000
500.000 1.500.000
400.000
1.000.000
300.000
200.000 500.000
100.000
0
0 WRIJ
WVS
WVV
WZZ
WHA
Fusie-2 Fusie-4
WRIJ
WVS
Keringen (km)
WVV
WZZ
WHA
Fusie-2 Fusie-4
Waterlopen (km)
1200
30.000
1000
25.000
800
20.000
600
15.000
400
10.000
200
5.000 0
0 WRIJ
WVS
WVV
WZZ
WHA
Fusie-2
WRIJ
Fusie-4
WVS
WVV
Gemeenten
WZZ
WHA
Fusie-2 Fusie-4
RWZI's
70
60
60
50
50 40
40
30
30
20
20
10
10
0
WRIJ
WVS
WVV
WZZ
WHA
Fusie-2
Fusie-4
0 WRIJ
WVS
WVV
WZZ
WHA
Fusie-2
Fusie-4
13
Opvallend is het hoge aantal km waterlopen in het gebied van Waterschap Vallei en Veluwe. Naar verwachting is hier sprake van een definitiekwestie. Het waterschap geeft hierop binnenkort nog een reactie, maar was met de oplevering van deze rapportage nog niet beschikbaar.
pagina 58 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Meer gedetailleerd zien de kengetallen van het fusiewaterschap er als volgt uit.
pagina 59 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Bijlage 3: Onderbouwing huisvestingsvarianten In de huidige situatie heeft Groot Salland één (hoofd)kantoor in Zwolle en een aantal regionale districtskantoren. Reest en Wieden heeft het hoofdkantoor in Meppel (Blankenstein) en huurt ruimte elders in Meppel (aan de Zomerdijk). Daarnaast zijn er nog een beperkt aantal regionale vestigingen/werkplaatsen. Bij fusie zijn er drie voor de hand liggende keuzes voor de huisvesting van het personeel dat nu op de hoofdkantoren werkt: concentreren van al het personeel op de locatie in Zwolle (Dr. Thienenweg); concentreren van al het personeel in Meppel (Blankenstein en een nabij gelegen pand); nieuwbouw op de locatie Zwolle. De analyse beperkt zich tot de hoofdkantoren van de waterschappen. Bij de districtskantoren en werkplaatsen is mogelijk ook een voordeel te behalen bij fusie, maar dit is vanwege het verwachte beperkte karakter niet verder gekwantificeerd. De verschillende keuzes voor de huisvesting zijn gescoord op basis van de volgende criteria: aansturing/organisatorische doelmatigheid; bedrijfseconomische effecten; bereikbaarheid; beschikbaarheid. Aansturing/organisatorische doelmatigheid Concentratie van al het (kantoor-)personeel in één gebouw biedt ontegenzeggelijk voordelen in de aansturing en organisatorische doelmatigheid. Informele ontmoetingen ‘op de gang’ vinden zo vanzelf plaats en dragen bij aan uitwisseling van kennis en informatie en bieden gemakkelijke gelegenheid tot afstemming. Snijverlies door reizen tussen gebouwen wordt voorkomen. Er is meer mogelijkheid voor contact tussen manager en medewerker. Bedrijfseconomische effecten De bedrijfseconomische analyse is gebaseerd de financiële cijfers uit de begrotingen van beide waterschappen14, op taxatierapporten van beide hoofdkantoren inclusief een inschatting van de verkoopbaarheid van beide panden15. Daarnaast is gebruik gemaakt van de analyse over renovatie van de Dr. Thienenweg16 (Zwolle). De ingeschakelde makelaar geeft aan dat verkoop van elk pand naar verwachting drie jaar tijd zal kosten. Keuze huidige pand in Zwolle Waterschap Groot Salland heeft het voornemen de locatie Dr. Thienenweg in Zwolle renoveren/verbouwen. Hierdoor wordt het pand energiezuiniger en kan het door invoeren van Slim
14
15 16
Bijzonderheden: gedeelte terrein Dr. Thienenweg 1 is verhuurd aan kinderdagverblijf, aanwezigheid waterzuiveringsinstallatie aan Dr. Thienenweg in het kader van gesubsidieerd onderzoek. Het huurcontract van locatie Zomerdijk 8a loopt af op 1 maart 2016. De mogelijkheden tot verlenging zijn aanwezig. Taxatierapport van DTZ Zadelhoff, 6 oktober 2014. Gebouwanalyse Renovatie Hoofdkantoor WGS te Zwolle, Arcadis, 23 december 2013.
pagina 60 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Werken17 meer personeel huisvesten. In de huidige begroting is een budget voor verbouwen en invoering Slim Samenwerken à € 6,8 mln. opgenomen. Met een extra investering van € 1,3 mln. (om twee extra units in te richten) is het mogelijk al het personeel van beide waterschappen op deze locatie te huisvesten. Na de renovatie en het invoeren van Slim Werken dalen de exploitatiekosten in Zwolle, daarnaast vervallen de exploitatiekosten in Meppel van beide panden. Op het pand Blankenstein in Meppel zal bij verkoop een boekverlies (raming € 1,4 mln.) worden geleden. De toekomstige afschrijvingen op het pand Blankenstein in Meppel komen dan te vervallen, evenals de huur van het pand Zomerdijk. Keuze huidige locatie in Meppel met huur nabij gelegen pand Het huidige pand Blankenstein in Meppel kan meer werkplekken huisvesten na een flinke verbouwing. Hierbij is (nog) uitgegaan van traditionele huisvesting met 1 werkplek per werknemer (geen flexconcept). De kosten van deze verbouwing zijn gebaseerd op eerdere raming uit 2010 en bedragen € 1,4 mln. (nog niet in huidige begroting opgenomen). Ook dan past het personeel van beide waterschappen niet op deze locatie, dus er zal daarnaast een extra pand moeten worden gehuurd, tegen een marktconforme huurprijs. Voorwaarde is dat dit pand in de directe nabijheid (straal 100m) van Blankenstein beschikbaar is, dit is momenteel nog niet het geval. Daar tegenover staat het vervallen van de exploitatiekosten van de locatie Dr. Thienenweg in Zwolle en van het pand aan de Zomerdijk, dat niet meer hoeft te worden gehuurd. Op het pand Zwolle zal bij verkoop op basis van vrije verkoopwaarde een boekwinst (raming € 1,2 mln.) kunnen worden gemaakt. De toekomstige afschrijvingen, op boekwaarde en noodzakelijke verbouwing, in het pand Dr. Thienenweg in Zwolle komen dan te vervallen, terwijl er extra kosten zijn voor een ander huurpand nabij Blankenstein (gebaseerd op de gemiddelde huurprijs in Meppel). Keuze sloop en nieuwbouw in Zwolle Deze keuze bestaat uit het slopen van het huidige pand aan de Dr. Thienenweg in Zwolle en hier een nieuw kantoor neer te zetten. Naast de kosten voor nieuwbouw en de exploitatiekosten van het nieuwe pand, zijn er baten door het vervallen van de exploitatiekosten van de bestaande panden en de huurkosten van de Zomerdijk. Afstoten van beide huidige panden op basis van de vrije verkoopwaarde leidt tot een klein boekverlies. De toekomstige afschrijvingen in beide panden komen dan te vervallen. De drie keuzes zijn vergeleken op het effect dat de keuzes hebben op de kasstromen met betrekking tot de huisvesting. Hierin is dus geen rekening gehouden met de effecten op de jaarrekening. Wel is rekening gehouden met extra reiskosten voor het personeel door concentratie op één locatie. Tabel Huisvestingskeuzes vergeleken op basis van toekomstige kasstromen. Keuze Zwolle (renovatie huidige pand) Meppel (Blankenstein + huurpand) Zwolle (nieuwbouw)
17
Netto contante waarde kasstromen (x mln. €) 16,4 21,3 21,6
Slim werken komt neer op 0,67 werkplek per medewerker en een werkruimte van 9,8 m2 functioneel nuttig oppervlak per werkplek.
pagina 61 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Uit deze analyse blijkt huisvesting in het huidige (gerenoveerde) pand in Zwolle op bedrijfseconomische gronden het meest aantrekkelijk is. Op korte termijn zijn de kosten voor de verbouwing en het boekverlies op het pand Blankenstein in Meppel ongunstig, pas op langere termijn worden deze kosten goedgemaakt door de lagere exploitatiekosten. Let op, de gepresenteerde keuzes zijn niet helemaal vergelijkbaar. In Zwolle is uitgegaan van een flexconcept, terwijl in Meppel gerekend is met traditionele huisvesting (kosten en opbrengsten van flexconcept waren niet beschikbaar). Bovendien is er momenteel nog geen geschikt huurpand beschikbaar nabij Blankenstein. Om een goede vergelijking ten opzichte van de huidige situatie te maken zijn de huisvestingslasten voor de zichtjaren 2016, 2019 en 2015 hieronder opgenomen voor de twee goedkoopste varianten (geen sloop en nieuwbouw). Tabel Effect huisvestingslasten ten opzichte van optie zelfstandig (som van beide waterschapen) in € mln.
Gerenoveerde pand Zwolle Effect exploitatiekosten Effect afschrijvingen en financiering Effect reiskosten Totaal effect Keuze Meppel (Blankenstein + extra pand) Effect exploitatiekosten** Effect afschrijvingen en financiering Effect reiskosten Totaal effect
2016 -0,1 0,5 0,2 0,5* 2016 0,2 -0,2 0,3 0,2
2019 -0,6 0,4 0,2 -0,1* 2019 0,0 -0,1 0,3 0,2
2025 -0,7 0,3 0,2 -0,2 2025 -0,0 -0,1 0,3 0,2
* verschil door afronding; ** o.b.v. traditionele huisvesting, worden lager bij introductie flexwerken.
Uit bovenstaande tabellen blijkt dat de jaarlijkse lasten van concentratie in het huidige pand Dr. Thienenweg in Zwolle vanaf 2019 gunstiger zijn dan in de optie zelfstandig en dan vestiging in Meppel (Blankenstein en huurpand). Op langere termijn (na ongeveer 2033) wegen de lagere jaarlijkse huisvestingslasten op tegen de hogere lasten (renovatie en verlies boekwaarde) in de eerste jaren. Bereikbaarheid Het pand in Meppel is gemakkelijker bereikbaar per openbaar vervoer dan Zwolle vanwege de ligging nabij station NS. De bereikbaarheid per auto scheelt weinig. Beschikbaarheid (markt) Als het doel is te kiezen op basis van de economisch meest voordelige variant, dan is de markt bepalend voor de locatiekeuze. Dit betekent dat beide locaties gelijktijdig aangeboden (via inschrijving) worden in de markt en bij verkoop van één van de locaties automatisch de keuze valt op de andere locatie. Dit scenario vereist flexibiliteit van de nieuwe organisatie. Alternatieve scenario’s hiervoor zijn het afstoten van beide panden en één nieuw pand kopen (in één deal) of het verkopen van beide panden aan een vastgoedontwikkelaar en beide nog 10 jaar huren. Deze scenario’s zijn binnen deze fusieverkenning niet nader onderzocht, maar zijn mogelijk interessant te analyseren na een genomen besluit tot fusie.
pagina 62 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Bijlage 4: Geïnventariseerde beleidsthema’s In onderstaande tabel staan de beleidsthema’s vermeld welke zijn geïnventariseerd voor de taakvelden watersysteem, waterveiligheid, en Waterketen. Tevens staan ook enkele taakveld overstijgende beleidsthema’s opgenomen vanwege hun (mogelijke) relevantie voor dit onderzoek. De tabel benoemt in kolom 1 het beleidsthema, waarna in kolom 2 door middel Ja (J) of Nee (N) wordt aangegeven of er op dit thema tussen beide waterschappen een (wezenlijk) verschil bestaat. In kolom 3 en 4 wordt vervolgens aangegeven met welke prioriteit het mogelijk voorkomende verschil dient te worden geharmoniseerd. Bestaat er in dat geval een noodzaak om dit vóór fusie datum geregeld te hebben of mag hier ook wat meer tijd voor worden genomen. Hierbij is nog een onderscheid gemaakt of het aanbeveling verdient om deze harmonisatie binnen één jaar na fusie gereed te hebben. In kolom 5 is aangegeven of er in het kader van het nieuwe waterbeheerplan acties zijn opgenomen, lopend of nog te startend. Voor die thema’s geldt dat beleidsharmonisatie plaatsvindt in Rijn-Oost verband. Het is onwenselijk om daaraan voorafgaand harmonisatie tussen Groot Salland en Reest en Wieden na te streven. Tot slot wordt in kolom 6 het eventueel bestaande verschil nader geduid en wordt daar waar nodig een motivatie gegeven voor de gekozen prioritering om te komen tot beleidsharmonisatie.
1 Beleidsonderwerp en omschrijving
2
3
4
5
verschil
Voor fusie harmoniseren
< ca. 1 jaar na fusie harmoniseren
Actie in WBP
Relevante beleidsthema’s en mogelijke verschillen op de taakvelden Beheer en Onderhoud en Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving zijn vanwege het specifieke karakter verbijzonderd in kaart gebracht en staan als afzonderlijk thema in de tabel opgenomen.
Stedelijk waterbeheer Het betreft hier het beleid en beheer dat de waterschappen in het stedelijk gebied uitvoeren en de rolverdeling tussen waterschap, gemeenten en inwoners.
N
Overdracht stedelijk water Het gaat hier om de voorwaarden waaronder het waterschap stedelijk water overneemt van de gemeenten.
J
Watersysteem -
N
J
-
N
6 Toelichting verschil
De waterschappen in Rijn-Oost hebben gezamenlijk de nota ‘Water Raakt’ opgesteld. Hierin is het beleid voor het beheer in stedelijk gebied beschreven. De nota is bij beide waterschappen vastgesteld door de besturen. Randvoorwaarden om te komen tot overdracht zijn verschillend.
pagina 63 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
5
Actie in WBP
4
< ca. 1 jaar na fusie harmoniseren
3
Voor fusie harmoniseren
2
verschil
1 Beleidsonderwerp en omschrijving
Bijdrage bij uitbreiding stedelijk gebied Het gaat hier om het bijdragen in de kosten door het waterschap voor aanpassing van de waterhuishouding ten behoeve van stedelijke uitbreiding.
J
J
-
N
Schoon water (emissiebeleid, kaderrichtlijn water) Het gaat hier om het formuleren en bereiken van waterkwaliteitsdoelen, zowel stoffen als ecologie.
N
Waardevolle kleine wateren, Dit betreft een relatief nieuw onderwerp, nog geen beleid voor de overige wateren. De waterschappen in Rijn-Oost zijn samen met de provincies bezig om beleid uit te werken. Waterbeheer in natte omstandigheden, NBW / WB21. Het betreft hier de wijze waarop de waterschappen om gaan met wateroverlast.
N
-
-
J
J
N
N
J
Waterbeheer in normale omstandigheden Het gaat hier om het vaststellen van (streefpeilen) en beheer voor normale omstandigheden (GGOR)
J
N
N
J
-
-
J
6 Toelichting verschil
Groot Salland draagt bij aan de investeringen voor aanpassing van de waterhuishouding bij stedelijke uitbreidingen. Reest en Wieden hanteert het principe dat de initiatiefnemer betaalt. Groot Salland beraadt zich op het huidige beleid en neemt besluit met definitief vaststellen van “Water raakt”. De tekst in de vigerende waterbeheerplannen is vrijwel hetzelfde. In het nieuwe waterbeheerplan worden een aantal nieuwe beleidsnota’s aangekondigd voor bestaande en nieuwe waterkwaliteitsproblemen (o.a. nieuwe stoffen en plastics). Beleid moet nog ontwikkeld worden. Er is geen reden om dit sneller te doen dan in het Rijn-Oost-tempo.
Er bestaan verschillen in het toepassen van de norm en toetsing aan de norm, vaststellen van peilen en peilbeheer. Bovendien verschilt de wijze van monitoring en evaluatie (streef)peilen / beheer. In het nieuwe waterbeheerplan wordt verschillende acties opgenomen om hier invulling aan te geven. In het nieuwe waterbeheerplan wordt de actie opgenomen om de verschillen in GGOR die geconstateerd zijn weg te werken. De waterschappen in Rijn-Oost hebben geconstateerd dat zij behoefte hebben aan een kader waaraan getoetst kan worden of de waterhuishouding in een bepaald gebied goed genoeg is. In het nieuwe waterbeheerplan worden verschillende acties opgenomen om hier invulling aan te geven.
pagina 64 van 80
1 Beleidsonderwerp en omschrijving
2
3
4
5
verschil
Voor fusie harmoniseren
< ca. 1 jaar na fusie harmoniseren
Actie in WBP
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Waterbeheer in droge omstandigheden Het gaat hier om beleid voor het waterbeheer in perioden waarin door droogte schade kan optreden (of opbrengstdervingen hoger zijn dan in ‘gemiddelde jaren’)
N
-
-
J
Herinrichting watersysteem Verschillende oorzaken kunnen aanleiding zijn om tot herinrichting over te gaan: waterkwaliteit (Kaderrichtlijn Water), waterbeheer in natte situaties (overlast), normale situaties (GGOR) en droge situaties (zoetwatervoorziening). De maatregelen die nodig zijn, zijn altijd maatwerk.
J
N
J
J
Grondwaterbeleid Het grondwaterbeheer is erg versnipperd over verschillende overheden (Rijk, provincie, waterschap en gemeenten). Met als gevolg dat de taken en bevoegdheden niet altijd even transparant zijn.
N
-
-
J
J
J
-
N
In heel veel dossiers die regionaal en nationaal op de agenda staat vormt grondwaterbeheer een essentiële rol. Het is belangrijk om hierin als grondwaterbeheerder een duidelijk rol en positie te bepalen. Grondbeleid, aankopen, pacht, visrechten, verpachten riet. Het gaat hier met name om prijsvorming voor aankoop van grond en prijzen en regels voor pacht.
6 Toelichting verschil
De waterschappen hebben samen met andere partijen een intentieverklaring ondertekend over een strategie om nadelige gevolgen van klimaatverandering voor de zoetwatervoorziening zo veel mogelijk te beperken. Deze ZON strategie is met name van toepassing voor waterbeheer in droge omstandigheden. Beide waterschappen pakken het werk integraal op, dat wil zeggen dat de opgaven uit alle thema’s worden opgenomen in een project. In de programmering en waarschijnlijk ook de uitvoering zitten verschillen. De wijze van programmeren moet op korte termijn gelijkgetrokken worden. WGS: Ruimte om te leven met water WRW: Water op maat In Rijn-Oostverband wordt in de komende periode een grondwaterbeleidsplan opgesteld, waarin de taken en bevoegdheden van het waterschap en de andere overheden worden weergegeven. Ook zal daarin worden aangegeven wat de visie en de ambitie is met betrekking tot het grondwaterbeheer en de kennisontwikkeling daarover.
Het beleid dat de waterschappen voeren is verschillend: Groot Salland heeft een grondbank, Reest en Wieden niet. Groot Salland heeft de grondaankoop gecentraliseerd, Reest en Wieden heeft dat verspreid over de organisatie. Door de aard van het gebied verschillen de type ‘klanten’ tussen de waterschappen.
pagina 65 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
5
Actie in WBP
4
< ca. 1 jaar na fusie harmoniseren
3
Voor fusie harmoniseren
2
verschil
1 Beleidsonderwerp en omschrijving
J
N
N
J
Nevenfuncties van het water Het gaat om recreatief gebruik, sportvisserij en cultuurhistorie Monitoring waterkwantiteit en waterkwaliteit
J
N
N
J
J
N
N
J
Waterschapszorg
J
N
N
J
Groenblauwe diensten
J
N
J
N
Waterveiligheidsbeleid / HWBP
N
Visbeleid Visbeleid loopt voor een belangrijkste deel via de KRW. Voor alle waterlichamen zijn voor de visstand doelen (GEP’s) vastgelegd en zijn er maatregelen aangegeven waarmee die doelen gehaald zouden moeten worden. De KRW-doelen voor vis zijn een uitgangspunt voor het beoordelen van visserij activiteiten van anderen.
Waterveiligheid J
6 Toelichting verschil
De aanpak, voor een heel groot deel van het oppervlaktewater dus, is bij beide waterschappen gelijk. Er is nog een aantal issues waar beide waterschappen mee bezig zijn, zoals de beoordeling van de visplannen van de visserij. Omdat dit nog concreet gestalte moet krijgen kan eenvoudig gezamenlijk worden opgetrokken. Verschil is dat WRW te maken heeft met beroepsvisserij. Er zal ook verschil zitten in de contracten die voor de verhuur van de visrechten zijn opgesteld. Beleid is in grote lijnen hetzelfde. In de uitvoering zitten verschillen. Proces om intensiever samen te werken en werkwijzen en applicaties af te stemmen loopt in binnen Rijn-Oost verband. Geeft aan waar de taak van het waterschap ophoudt en andere (belanghebbenden) aan zet zijn voor wat betreft de watergangen. Kaders (niet beleidsmatig geborgd) voor betaling in geval een agrariër een dienst levert voor het waterschap. De tekst in de vigerend waterbeheerplannen is vrijwel hetzelfde. Het voortdurend actualiseren van het hoogwaterbeschermingsprogramma gebeurt op nationaal niveau. R&W: beperkte HWBP opgave. Inzet: beperkt aantal zaken vergoeden en projectgebonden bijdrage niet lager. WGS: grote opgave in het HWBP. Inzet: zoveel mogelijk zaken vergoed krijgen en projectgebonden bijdrage lager.
pagina 66 van 80
1 Beleidsonderwerp en omschrijving
2
3
4
verschil
Voor fusie harmoniseren
< ca. 1 jaar na fusie harmoniseren
Actie in WBP
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
5
Overname/ afstoten kunstwerken Het kan hier gaan om kunstwerken die bijdragen aan het uitvoeren van onze taak (bijvoorbeeld een gemaal), maar ook om kunstwerken die aangelegd zijn ten behoeve van een taak van anderen (bijvoorbeeld een brug) Calamiteitenzorg
N
-
-
N
Maatwerk. Geen beleid. Aanpak kan verschillen, maar wordt in belangrijke mate bepaald door de opstelling van de onderhandelingspartijen en het belang van het betreffende kunstwerk.
J
J
-
J
Groot Salland werkt met oefeningen in een samenwerkingsverband. Crisisorganisatie moet passend worden gemaakt in geval van fusie om in geval van calamiteiten goed te handelen en er intern geen misverstanden hierdoor ontstaan.
Visie op afvalwaterketen Het betreft hier een lange termijn visie op de afvalwaterketen van de toekomst (circa 2030). De routekaart 2030, het BAW 2011 en de KRW zijn belangrijke uitgangspunten voor beide visies. Dit maakt de visie op hoofdlijnen vergelijkbaar.
J
Waterketen N N
N
Nutriëntenverwijdering Het gaat hier om hoe beide schappen omgaan met de verwijdering van fosfor in stikstof in haar R.w.z.i.’s. Voor beide waterschappen zijn waterkwaliteitsdoelstellingen leidend voor de gewenste kwaliteit van het gezuiverde water (Emissie – Immissie toets). Rioleringsbeleid Van oudsher worden in het rioleringsbeleid randvoorwaarden aangeven die het waterschap stelt aan de gemeentelijke riolering. Het rioleringsbeleid van beide schappen streven op hoofdlijnen dezelfde doelen na. Afkoppelen schoon water en regulering emissie naar oppervlaktewater en RWZI vanuit de riolering.
J
N
N
J
J
N
N
J
Er op onderdelen andere accenten gelegd. WGS is bijvoorbeeld explicieter t.a.v. kennismanagement. In het WBP is sprake van concretisering van de visie op de AWK in doelstellingen en maatregelen. Omdat het om accentverschillen gaat hoeft er niet met prioriteit geharmoniseerd te worden. Doordat de watersystemen waarop geloosd wordt door de beide waterschappen verschillend zijn er verschillen ten aanzien van de verwijdering van fosfor en stikstof; WGS >75% en WRW>80%. De impact van lozingen op het watersysteem wordt niet beïnvloed door de fusie. Er zijn uitvoeringsverschillen tussen beide schappen, bv ten aanzien van het hanteren van de basisinspanning riolering en het vaststellen van de afnameverplichting van het waterschap. Deze verschillen zijn uitlegbaar vanuit de beleidskeuzes van de waterschappen. Opgemerkt wordt dat onder invloed van het BAW het belang van rioleringsbeleid is afgenomen. In het WBP worden diverse
(PS: integraal van toepassing voor watersysteem, keten en veiligheid)
6 Toelichting verschil
pagina 67 van 80
2
3
4
5
Voor fusie harmoniseren
< ca. 1 jaar na fusie harmoniseren
Actie in WBP
1 Beleidsonderwerp en omschrijving
verschil
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
6 Toelichting verschil
aspecten van riolering t.a.v. emissies en samenwerking in de waterketen uitgewerkt. Beleid verwijdering nieuwe stoffen Het gaat hier om de beleidslijn voor de verwijdering van medicijnen, hormoon verstorende stoffen, micro-plastics etc. Beide schappen hebben een vergelijkbare benadering, vervat in diverse beleidsdocumenten. Beide schappen hebben nog geen overkoepelend beleid uitgewerkt Energiebeleid Het gaat hier om een beleidslijn ten aanzien van energiebesparing en de eigen duurzame opwekking van energie. Het beleid van beide schappen is vergelijkbaar en in lijn met landelijke afspraken en akkoorden.
N
-
-
J
J
N
J
J
Beleid terugwinnen grondstoffen Hoe willen de schappen omgaan met terugwinning van grondstoffen uit afvalwater. De beleidsprincipes zijn voor beide gelijk. Afstemming vindt op landelijk niveau plaats in de grondstoffenfabriek.
J
N
N
J
Afvalwaterakkoorden De afvalwaterakkoorden zijn afspraken met individuele gemeenten over diverse thema van het afvalwaterketen beheer (bv waterkwaliteitsspoor, meten aan de waterketen, onderzoek aan de waterketen etc.).
J
N
N
J
Klimaatakkoord/energieakkoord Landelijke afspraken over energiebesparing, eigen energieopwekking en onderzoek reductie van broeikasgassen (bv methaan en lachgas). We volgen beide de landelijke afspraken
N
-
-
J
Uitwerking kent verschillen op detailniveau, bijvoorbeeld de interpretatie ‘technische levensduur’ van objecten. Voor een eenduidige besluitvorming over energieprojecten is het wenselijk een aantal verschillen te elimineren kort na de fusie. In de uitwerking zijn verschillen. Zo focust WGS op fosfaat en cellulose en WRW op fosfaat en mogelijk op bioplastics. Verscheidenheid is verrijkend voor de kennisontwikkeling in Nederland. Harmonisatie op korte termijn is niet nodig. Doordat het maatwerk afspraken zijn met individuele gemeenten is de inhoud van de akkoorden verschillend. WGS heeft modulaire akkoorden met alle inliggende gemeenten. WRW heeft modulaire akkoorden met vier van de zes inliggende gemeenten (streven is voor allen inliggende gemeente een modulair akkoord). -
pagina 68 van 80
1 Beleidsonderwerp en omschrijving
2
3
4
5
verschil
Voor fusie harmoniseren
< ca. 1 jaar na fusie harmoniseren
Actie in WBP
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Aansluitverordening Stelt eisen aan de aansluiting van derden op de zuiveringstechnische werken. Beide maken we geen gebruik (meer) van deze verordening. Slibverwerking Het gaat hier om de bewerking van vloeibaar zuiveringsslib (indikken, transporteren, gisten, ontwateren) en de verwerking van het ontwaterde slib. Bewerking: vergelijkbaar beleid (maximalisering afbraak droge stof).
N
-
-
N
-
J
N
N
J
Samenwerking Bestuursakkoord Water De wijze waarop de beide waterschappen invulling geven aan de afspraken uit het landelijke Bestuursakkoord water.
J
N
N
J
Vergunningenbeheer Beide schappen hanteren (uiteraard) het beleidsuitgangspunt te willen voldoen aan wet- en regelgeving, zoals deze bijvoorbeeld is vastgelegd in de vergunningen voor de zuiveringsinstallaties. Er kan echter op verschillende wijze invulling worden gegeven aan dit beleidsuitgangspunt. Aanpak sanering industriële lozingen Dit is landelijk beleid. De industriële lozingen zijn inmiddels vergaand gesaneerd. MJA-3 Is landelijke afspraak over verhoging van energie-efficiency voor de RWZI’s.
N
-
-
N
Verwerking ontwaterd slib: verschil in contracten met verwerker (GMB) b.v. t.a.v. tarief en looptijd. We zijn beide deelnemer in het slibplatform Noordoost NL en proberen daarin voor de lange termijn waar nuttig te harmoniseren. WRW gaat slibstrategie actualiseren. WGS heeft slibstrategie onlangs geactualiseerd. Op detailniveau verschillen. Doordat de aanpak maatwerk is met de inliggende gemeenten zijn er verschillen in aanpak, bijvoorbeeld in op te pakken onderwerpen, planning en (financiële) ambities. Harmonisatie met prioriteit niet nodig en ook niet wenselijk i.v.m. lopende afspraken. Beide waterschappen geven op nagenoeg dezelfde wijze invulling aan het beleidsuitgangspunt. Beide schappen voldoen aan wet- en regelgeving.
-
N
J
N
N
J
Meetbeleid riolering Op welke wijze wil het waterschap participeren in het meten in de gemeentelijke riolering. Beide schappen zijn
J
N
N
N
N
-
6 Toelichting verschil
Maatregelen zijn afgestemd op de kansen/mogelijkheden van de RWZI’s en kunnen dus verschillen. Een fusie verandert hier niets aan. Een verschil tussen beide waterschappen is dat WGS de plaatsing en het onderhoud van meetopstellingen riolering met eigen personeel doet, terwijl WRW dit heeft
pagina 69 van 80
2
3
4
5
Voor fusie harmoniseren
< ca. 1 jaar na fusie harmoniseren
Actie in WBP
1 Beleidsonderwerp en omschrijving
verschil
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
bereid de gemeenten vergaand te ontzorgen.
Rolneming in samenwerking gemeenten Welke rol zien waterschappen in de samenwerking met gemeenten.
J
N
N
N
Innovatie Beide schappen zijn bereid te participeren in innovatie projecten en activiteiten in de waterketen. Houding/cultuur qua innovatie komt overeen. Sanering lozingen buitengebied Hoe gaan de beide schappen om met de sanering lozingen buitengebied. Beide hebben een voorkeur voor sanering buitengebied d.m.v. drukriolering.
J
N
N
J
J
N
N
N
Reststoffenverwerking op RWZI’s
J
N
J
N
OESO Hoe gaan we om met de aanbevelingen uit het OESO rapport over het Nederlands waterbeheer. Er is nog geen vastgesteld beleid hiervoor. Integraal Zuiveringsplan (IZP) In dit strategische plan zijn voor een periode van tien jaar integraal de kosten en maatregelen voor de RWZI’s uitgewerkt om
N
-
-
J
J
N
J
N
6 Toelichting verschil
uitbesteed aan de markt. Harmoniseren is niet nodig, wel moet er voorafgaand aan een eventuele fusie duidelijkheid zijn met oog op de personele inzet op dit thema. WGS: traditie ‘in vergaande mate van ontzorgen’ van gemeente bij onderhoud en realisatie van riolering. WRW: terughoudender t.a.v. ontzorging gemeenten. Harmonisatie hoeft niet met prioriteit, wel duidelijkheid nodig met oog op hiervoor ter beschikking te stellen formatie. Op uitvoeringsniveau verschillen, bijvoorbeeld grondstoffenwinning. Verschillen kunnen verrijkend zijn voor kennisontwikkeling. Een verschil is dat WRW een grotere bereidheid heeft om IBA’s van gemeenten onder voorwaarden te beheren. Harmonisatie met prioriteit is niet nodig en ook niet goed mogelijk i.v.m. veelal lopende afspraken. WGS is bereid om onder voorwaarden reststoffen van derden te verwerken op de RWZI’s (waterlijn of sliblijn). WRW overweegt de optie om stoffen van derden te vergisten (verkenning). Voor duidelijkheid naar de markt is harmonisatie direct na de fusie wenselijk. Komt in WBP
WGS is een IZP aan het opstellen WRW is voornemens een Zuiveringsstrategie op te stellen. Voor een eenduidige kaderstelling aan het
pagina 70 van 80
2
3
4
5
Voor fusie harmoniseren
< ca. 1 jaar na fusie harmoniseren
Actie in WBP
1 Beleidsonderwerp en omschrijving
verschil
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
6 Toelichting verschil
te voldoen aan de doelstellingen voor het zuiveringsbeheer is harmonisatie kort zuiveringsbeheer. Het geeft het bestuur na een eventuele fusie wenselijk. duidelijkheid over het toekomstperspectief van de RWZI’s. Het levert input voor het FMP en de Meerjarenbegroting is kader stellend voor de projecten en het beheer en onderhoud van het zuiveringsbeheer. Beheer en Onderhoud / Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Beheer en Onderhoud Watersysteem J N J J Vanuit vergelijkbare doelstellingen is de werkwijze waarbinnen het beheer en onderhoud tot stand komt verschillend. Bij WRW is sprake van een geïntegreerde toedeling van taken binnen één afdeling. Bij WGS zijn de taken voor het watersysteem procesgericht verdeeld over de organisatie. Bij fusie zal harmonisatie van deze werkwijzen noodzakelijk zijn omdat het organisatorisch gezien niet wenselijk is om beide werkwijzen naast elkaar te laten bestaan. Wanneer dit aan de orde komt zullen de ervaringen van beide waterschappen op dit taakveld dan ook zorgvuldig moeten worden gewogen om van daaruit een verantwoorde en gedragen keuze te maken. Waterkering/ Waterketen J N J N De verschillen in werkwijze zijn op deze taakvelden beperkt en goed onderling verenigbaar. Zo maken beide waterschappen bijvoorbeeld voor wat betreft de waterketen een verschillende afweging in de mate van uitbesteding van dit type werkzaamheden. In termen van harmonisatie kost het maken van goede afwegingen hierop vanzelfsprekend tijd en zal (ook hier) het beste van beide waterschappen versmelten tot één.
pagina 71 van 80
2
3
4
5
Voor fusie harmoniseren
< ca. 1 jaar na fusie harmoniseren
Actie in WBP
1 Beleidsonderwerp en omschrijving
verschil
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving
J
Aanbestedingsbeleid
J
Internationale samenwerking
J
ICT t.b.v. primaire processen
J
Subsidiebeleid, waaronder 1. Subsidie verlening aan derden; 2. Subsidie verwerven voor eigen projecten
N
Risicoacceptatie /risicofilosofie
J
N
J
J
6 Toelichting verschil
De beoordeling hierop biedt echter meer kansen dan bedreigingen. Immers de keringstaak is reeds primair bij WGS belegd en voor de waterketen biedt schaalvergroting voordeel op zowel vanuit het perspectief van doelmatigheid als kwaliteit, kwetsbaarheid en de mogelijkheden tot verdere (product) innovatie. Het beleid van beide waterschappen op dit taakgebied is grotendeels gelijk. Zo is er een gezamenlijk handhaving en vergunningenbeleid vastgesteld in RijnOost verband. Dit komt onder meer tot uitdrukking in een gezamenlijke visie over de taakuitvoering en een daarop afgestemd uitvoeringsbeleid. Wel vormt de harmonisatie van de keur een belangrijk onderwerp van gesprek maar zonder een knelpunt te hoeven worden. In termen van harmonisatie worden op dit taakveld dan ook geen grote knelpunten voorzien.
Taakveld overstijgend N J N Geringe verschillen bestaan op criteria waarop mag worden afgeweken van het inkoopbeleid en inschakelen van NMA. N J N Intentie hetzelfde, in te bereiken doelstellingen (geringe) verschillen. N N N Gebeurt gedeeltelijk binnen waterkracht. N Verschillen zijn gering. Beide waterschappen hebben de afgelopen jaren in Rijn Oost verband op subsidiegebied nauw met elkaar samengewerkt. Samen met de waterschappen in Rijn Oost zijn de zaken op subsidiegebied goed op elkaar afgestemd. N J J Op visieniveau verschillend / thema is nog in ontwikkeling.
pagina 72 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Bijlage 5: Berekeningen tarieven bij fusie In deze bijlage staan verschillende berekeningen voor de tariefontwikkeling bij een fusie. De volgende varianten voor de kostentoedeling en tariefdifferentiatie zijn doorgerekend: 25%, 30% en 35% voor ingezetenen; geen tariefdifferentiatie; tariefdifferentiatie buitendijks; tariefdifferentiatie wegen.
Lastendruk bij fusiewaterschap (kostendekkend, 35% ingezetenen, geen tariefdifferentiatie) Lastendruk o.b.v. landelijke profielen 2016 2019 2025 eenpersoons huishouden huurwoning 163,75 166,39 184,24 eenpersoons huishouden koopwoning 269,47 273,76 297,42 meerpersoons huishouden huurwoning 274,07 273,21 300,79 meerpersoons huishouden koopwoning 379,79 380,59 413,98 agrarisch bedrijf 3.512,63 3.711,54 4.259,98 natuurterrein 4.442,56 4.721,32 5.446,90 groothandel 1.654,77 1.662,37 1.766,18 productiebedrijf 22.891,71 22.466,26 24.274,45
Lastendruk bij zelfstandige waterschappen Reest en Wieden (kostendekkend, 35% ingezetenen, tariefdifferentiatie wegen) Lastendruk o.b.v. landelijke profielen 2016 2019 eenpersoons huishouden huurwoning 180,21 186,55 eenpersoons huishouden koopwoning 292,83 303,87 meerpersoons huishouden huurwoning 300,10 301,81 meerpersoons huishouden koopwoning 412,72 419,14 agrarisch bedrijf 3250,11 3.501,96 natuurterrein 3.321,56 3.594,32 groothandel 1.771,12 1.811,32 productiebedrijf 24.741,27 24.328,92
2025 206,14 329,84 330,41 454,11 3.967,01 4.091,48 1.919,38 26.062,74
pagina 73 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Groot Salland (kostendekkend, 35% ingezetenen, tariefdifferentiatie buitendijks) Lastendruk o.b.v. landelijke profielen 2016 2019 eenpersoons huishouden huurwoning 154,84 161,10 eenpersoons huishouden koopwoning 256,94 266,30 meerpersoons huishouden huurwoning 259,49 267,50 meerpersoons huishouden koopwoning 361,60 372,70 agrarisch bedrijf, binnendijks 3808,27 4.104,57 natuurterrein 3.155,25 3.415,04 groothandel 1.591,55 1.634,80 productiebedrijf 21.824,60 22.272,56
2025 178,37 288,90 295,61 406,14 4.745,22 3.955,39 1.736,67 24.217,42
Verschil tussen landelijke profielen en eigen profielen waterschappen Uitgangspunten voor landelijke profielen Omschrijving ve’s waarde x € 100.000 eenpers.h.h. huurwoning 1 eenpers.h.h. koopwoning 1 2 meerpers.h.h. huurwoning 3 meerpers.h.h. koopwoning 3 2 agrarisch bedrijf 3 4 natuurterrein groothandel 7 24 productiebedrijf 300 120 Uitgangspunten voor profielen Reest en Wieden Omschrijving ve’s waarde x € 100.000 eenpers.h.h. huurwoning 1 meerpers.h.h. huurwoning 3 eenpers.h.h. koopwoning 1 2,5 meerpers.h.h. koopwoning 3 7,5 agrarisch bedrijf 3 3,75 natuurterrein tabelbedrijf 1800 27,5 Uitgangspunten voor profielen Groot Salland Omschrijving ve’s waarde x € 100.000 eenpers.h.h. huurwoning 1 meerpers.h.h. huurwoning 3 meerpers.h.h. koopwoning 3 2 agrarisch bedrijf 3 2,4 natuurterrein groothandel 10 24 middelgroot metaalbedrijf 450 120
hectares cultuur
hectares natuur
40 1000
hectares cultuur
hectares natuur
45 100
hectares cultuur
hectares natuur
25 1000
pagina 74 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Varianten kostentoedeling watersysteembeheer In deze bijlage zijn de tarieven watersysteembeheer opgenomen bij verschillende kostentoedelingen: 35% ingezetenen; 35% ingezetenen + tariefdifferentiatie buitendijks; 35% ingezetenen + tariefdifferentiatie wegen; 35% ingezetenen + tariefdifferentiatie buitendijks en wegen;
25% ingezetenen; 25% ingezetenen + tariefdifferentiatie buitendijks; 25% ingezetenen + tariefdifferentiatie wegen;
30% ingezetenen; 30% ingezetenen + tariefdifferentiatie buitendijks; 30% ingezetenen + tariefdifferentiatie wegen;
40% ingezetenen*.
* Op grond van inwonerdichtheid van het totale gebied is het gekoppelde aandeel 25%. Het fusiewaterschap heeft de wettelijke mogelijkheid dit met maximaal 10% te verhogen o.b.v. bestuurlijke argumentatie. Een aandeel van 40% is daarmee wettelijk niet toegestaan. De berekening is hier ter illustratie opgenomen. Tariefontwikkeling watersysteembeheer bij fusiewaterschap (kostendekkend) De figuren in de hoofdtekst zijn gebaseerd op een aandeel van 35% voor ingezetenen, zonder tariefdifferentiatie. Deze tarieven zijn in de eerstvolgende tabel opgenomen.
pagina 75 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Varianten bij 35% ingezetenen 35% ingezetenen 2016 108,59 52,86 78,39 4,44
2025 125,96 56,59 96,47 5,45
Opm. per huishouden per € 100.000 per ha per ha
2019 112,97 53,69 85,45 21,36 4,72
2025 125,96 56,59 98,83 24,71 5,45
Opm. per huishouden per € 100.000 per ha per ha per ha
2019 112,97 53,69 77,88 155,76 4,72
2025 125,96 56,59 90,05 180,11 5,45
Opm. per huishouden per € 100.000 per ha per ha per ha
35% ingezetenen + tariefdifferentiatie wegen & buitendijks 2016 2019 ingezetenen 108,59 112,97 gebouwd 52,86 53,69 ongebouwd 74,86 79,65 ongebouwd differentiatie buitendijks 18,72 19,91 ongebouwd differentiatie wegen 149,72 159,31 natuur 4,44 4,72
2025 125,96 56,59 92,11 23,03 184,22 5,45
Opm. per huishouden per € 100.000 per ha per ha per ha per ha
ingezetenen gebouwd ongebouwd natuur
35% ingezetenen + tariefdifferentiatie buitendijks 2016 ingezetenen 108,59 gebouwd 52,86 ongebouwd 80,31 ongebouwd differentiatie buitendijks 20,08 natuur 4,44
2019 112,97 53,69 83,41 4,72
35% ingezetenen + tariefdifferentiatie wegen ingezetenen gebouwd ongebouwd ongebouwd differentiatie wegen natuur
2016 108,59 52,86 73,20 146,39 4,44
pagina 76 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Varianten bij 25% ingezetenen 25% ingezetenen 2016 77,56 60,99 90,45 5,13
2019 80,70 61,95 96,25 5,45
2025 89,97 65,30 111,31 6,28
Opm. per huishouden per € 100.000 per ha per ha
25% ingezetenen + tariefdifferentiatie buitendijks 2016 ingezetenen 77,56 60,99 gebouwd ongebouwd 92,66 ongebouwd differentiatie buitendijks 23,17 natuur 5,13
2019 80,70 61,95 98,60 24,65 5,45
2025 89,97 65,30 114,04 28,51 6,28
Opm. per huishouden per € 100.000 per ha per ha per ha
2019 80,70 61,95 89,86 179,72 5,45
2025 89,97 65,30 103,91 207,81 6,28
Opm. per huishouden per € 100.000 per ha per ha per ha
ingezetenen gebouwd ongebouwd natuur
25% ingezetenen + tariefdifferentiatie wegen ingezetenen gebouwd ongebouwd ongebouwd differentiatie wegen natuur
2016 77,56 60,99 84,46 168,91 5,13
pagina 77 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Varianten bij 30% ingezetenen 30% ingezetenen 2016 93,07 56,93 84,42 4,78
2019 96,84 57,82 89,83 5,08
2025 107,97 60,95 103,89 5,87
Opm. per huishouden per € 100.000 per ha per ha
30% ingezetenen + tariefdifferentiatie buitendijks 2016 ingezetenen 93,07 gebouwd 56,93 86,48 ongebouwd ongebouwd differentiatie buitendijks 21,62 natuur 4,78
2019 96,84 57,82 92,03 23,01 5,08
2025 107,97 60,95 106,44 26,61 5,87
Opm. per huishouden per € 100.000 per ha per ha per ha
2016 93,07 56,93 78,83 157,65 4,78
2019 96,84 57,82 83,87 167,74 5,08
2025 107,97 60,95 96,98 193,96 5,87
Opm. per huishouden per € 100.000 per ha per ha per ha
2016 124,10 48,79 72,36 4,10
2019 129,11 49,56 77,00 4,36
2025 143,95 52,24 89,05 5,03
Opm. per huishouden per € 100.000 per ha per ha
ingezetenen gebouwd ongebouwd natuur
30% ingezetenen + tariefdifferentiatie wegen ingezetenen gebouwd ongebouwd ongebouwd differentiatie wegen natuur
Variant bij 40% ingezetenen 40% ingezetenen ingezetenen gebouwd ongebouwd natuur
pagina 78 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
In onderstaande tabel staat bij wijze van voorbeeld het effect van een mogelijke kostentoedeling op de lastendruk van twee voorbeeld profielen: een meerpersoons huishouden met een koopwoning en een agrarisch bedrijf. Hierbij is de lastendruk bij fusie op lange termijn (2025) vergeleken met die bij zelfstandig blijven, rekening houdend met de huidige tariefdifferentiaties. Effect lastendruk (2025)
35% ingezetenen, geen differentiatie 35% ingezetenen, differentiatie wegen 35% ingezetenen, differentiatie buitendijks 25% ingezetenen 30% ingezetenen, differentiatie wegen
WRW meerpersoons koopwoning
WRW agrarisch binnendijks
WGS meerpersoons koopwoning
WGS agrarisch, binnendijks
-9 %
+7 %
+2 %
-10 %
-9 %
+1 %
+2 %
-16 %
-9 % -13 %
+10 % +23 %
+2 % -3 %
-8 % +3 %
-11 %
+8 %
0%
-9 %
Bovenstaande tabel laat zien dat de lastendruk voor ingezetenen kan worden beperkt door een lager aandeel aan ingezetenen toe te rekenen. Voor agrarisch daalt de lastendruk door een tariefdifferentiatie wegen. Tegelijkertijd zal de lastendruk voor de overige categorieën stijgen.
pagina 79 van 80
Eindrapportage fase 2 fusieverkenning
Bijlage 6: Routekaart fusie Wanneer de algemeen besturen van beide waterschappen op 3 december 2014 uitspreken een fusie te willen, worden parallel twee sporen opgestart. Het eerste spoor is het formele spoor van overleg met de provincies Overijssel en Drenthe en besluitvorming op dat niveau, gevolgd door de goedkeuringsprocedure door de minister van I&M. Het overleg met de provincie gaat over het fusievoornemen zelf en de datum van effectuering en over het voor het fusiewaterschap vast te stellen reglement, incl. de overgangsbepalingen voor de periode tot aan de fusiedatum. De volgende stappen worden doorlopen; voor een deel kunnen deze elkaar in de tijd overlappen. Stap Startnotitie inzet waterschappen op bestuurlijke issues Overleg provincie over fusievoornemen en omvang bestuur Opstellen en overleg provincie over ontwerp fusiebesluit Terinzagelegging ontwerp besluit Opstellen definitief besluit Behandeling in GS en PS Overijssel en Drenthe Goedkeuring door minister + bekendmaking
Datum gereed/doorlooptijd 4 weken, december 2014 4 weken 6 weken 6 weken, wettelijke termijn 4 weken 4 weken, 1 juni/1 juli 2015 13 weken, wettelijke termijn
Het tweede spoor is het voorbereiden van de bestuurlijke en organisatorische vormgeving van het nieuwe waterschap. Dit kan opgestart worden, parallel aan het doorlopen van het formele spoor. De volgende stappen zijn hierbij aan de orde. De planning is geënt op de fusiedatum 1 januari 2016. Stap Opstellen projectplan, detailplanning en spelregels fusie Besluitvorming projectplan, aanwijzen kwartiermaker en opdrachtgevend orgaan, regelen mandaat en budget Instellen BOR en BGO Strategische aspecten, w.o. missie/visie, naamgeving, maatregelen borgen gebiedsoriëntatie Bestuurlijke aspecten, w.o. kostentoedeling, beleidsharmonisatie, profiel en procedure sleutelfuncties Organisatieaspecten, w.o. directie-, sturings- en organisatiemodel Sociaal plan Voorgenomen benoeming management Personele aspecten, w.o. functieboek Plaatsing personeel Financiële aspecten, w.o. begroting, mjr., tarieven Taakuitvoering, verordeningen, interne regelgeving Inrichting werkprocessen en huisvesting Inregelen (ICT-) systemen en processen Verhuizing
Datum gereed/doorlooptijd december 2014 januari 2015 Januari 2015 Januari - februari 2015 januari – februari 2015 januari – februari 2015 Januari – maart 2015 eind maart 2015 april - juli 2015 augustus – oktober 2015 april - oktober 2015 mei - oktober 2015 juni - november 2015 september - november 2015 december 2015
pagina 80 van 80