Plan van Aanpak Zelfstandig (Blijven) Wonen Inleiding Het Rijk wil met ingang van 2015 een aantal vormen van ondersteuning voor mensen met beperkingen niet meer als een verzekerd recht in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) organiseren en financieren. De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) wordt dan herzien. Dit schrappen uit de AWBZ en het tegelijkertijd uitbreiden en aanpassen van de Wmo wordt de ‘AWBZ-decentralisatie’ genoemd. Deze decentralisatie is echter onderdeel van een bredere hervorming van de langdurige zorg en ondersteuning door het kabinet Rutte II. In dit plan van aanpak wordt op een rijtje gezet wat er door de gemeente Barneveld in het kader van de Wmo moet worden gedaan met betrekking tot langdurige zorg en ondersteuning voor inwoners met beperkingen die zelfstandig willen en kunnen (blijven) wonen. Veel is nog afhankelijk van landelijke politieke keuzes en ontwikkelingen; dit plan moet dan ook worden gezien als een dynamisch document.
Decentralisaties De AWBZ-decentralisatie naar de Wmo is niet de enige decentralisatie. Er is in Nederland een decentralisatieproces gaande ten aanzien van diverse vormen van ondersteuning van en zorg voor mensen met problemen of beperkingen. In dit proces wordt de verantwoordelijkheid voor de organisatie van deze ondersteuning bij gemeenten neergelegd. Van gemeenten wordt verwacht dat ze een beter zicht (zowel over-zicht als in-zicht) hebben op het lokaal benodigde, beschikbare en mogelijke ondersteuningsaanbod waardoor inwoners effectiever en efficiënter geholpen kunnen worden. Dit proces van decentraliseren is begin deze eeuw gestart met de invoering van de Wet Werk en Bijstand (WWB) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en wordt nu verder vorm gegeven in een drietal grote decentralisaties: 1) allerlei vormen van jeugdzorg worden een verantwoordelijkheid van de gemeente (Jeugdwet) 2) uit de AWBZ worden aanspraken/functies geschrapt en de Wmo wordt uitgebreid en aangepast 3) de Participatiewet (voorheen Wet werken naar vermogen) wordt ingevoerd De achterliggende gedachte is dat gemeenten het beste in staat zijn om inwoners effectief te (laten) ondersteunen. De eigen verantwoordelijkheid en kracht van mensen moet hierbij centraal staan. Maar er is nog een reden voor de drie decentralisaties. De huidige regelingen zijn ondoorzichtig, bureaucratisch en er is sprake van een zekere mate van overlap. Met de decentralisaties krijgen gemeenten de mogelijkheid om de ondersteuning op lokaal niveau te hervormen. De verwachting is dat gemeenten ondersteuning en zorg eenvoudiger en goedkoper kunnen organiseren. De decentralisaties gaan dan ook gepaard met forse efficiencykortingen.
1
De gemeente Barneveld wil de uitdaging om de effectiviteit en efficiency in het sociaal domein te verhogen zo lokaal mogelijk oppakken. Hierbij is het belangrijk de samenhang tussen de verschillende decentralisaties te versterken. Alle drie de decentralisaties zijn gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en (maatschappelijke) participatie in het algemeen. Door niet direct vanuit wettelijke kaders te denken maar primair vanuit doelgroepen en de opgaven waarvoor deze inwoners staan, kunnen de wat abstracte begrippen zelfredzaamheid en participatie geconcretiseerd worden. Dit komt tot uitdrukking in onderstaande figuur: inhoudelijke samenhang bij de 3 decentralisaties AWBZ-begeleiding, -dagbesteding, persoonlijke verzorging -> WMO
JeugdWet (+Passend Onderwijs)
Jeugdigen en Ouders
ParticipatieWet
positief opgroeien & opvoeden
Volwassenen
zelfstandig
arbeids participatie naar vermogen
(blijven) wonen Ouderen
Bij de AWBZ-decentralisatie naar de Wmo gaat het dus om jongvolwassenen en volwassenen met beperkingen die voor de opgave staan om zelfstandig te (gaan) wonen en om ouderen die voor de opgave staan zelfstandig te blijven wonen. Volgens de kabinetsplannen hebben mensen met beperkingen met ingang van 2015 geen recht meer op individuele begeleiding (en evt. kortdurend verblijf), dagbesteding (incl. vervoer) en persoonlijke verzorging die extramuraal (= buiten de muren van een verblijfsinstelling) worden geleverd in het kader van de AWBZ. De gemeenten worden dan in het kader van de Wmo verantwoordelijk voor passende oplossingen voor de beperkingen die de betreffende mensen in hun zelfredzaamheid en daarmee hun maatschappelijke participatie hebben zodat zij zelfstandig kunnen (blijven) wonen. Extramurale AWBZ-ondersteuning die betrekking heeft op minderjarigen wordt niet naar de Wmo gedecentraliseerd maar naar de Jeugdwet (doel: positief opgroeien & opvoeden). Mensen met een Wajong-uitkering die nu onder andere gebruik maken van (arbeidsmatige) dagbesteding in de AWBZ wil het kabinet laten herkeuren en kunnen onder de Participatiewet (doel: arbeidsparticipatie naar vermogen) gaan vallen. Eén en ander is daarbij afhankelijk van landelijke uitwerking van het Sociaal Akkoord. Alle decentralisaties staan nu gepland voor 2015.
2
Kabinetsplannen mbt hervorming langdurige zorg en ondersteuning De AWBZ-decentralisatie naar de Wmo is onderdeel van een bredere hervorming van de langdurige zorg en ondersteuning. Na lang wachten zijn de concretere -ten opzichte van het Regeerakkoord verzachte- plannen van kabinet bekend geworden. De kabinetsplannen in het kort: Wmo: herziening per 2015 • het ‘zelf-samen-gemeente’-principe wordt in de Wmo opgenomen, maar niet afdwingbaar. Van inwoners zal worden verwacht dat zij er, zowel in sociaal als in financieel opzicht, zelf alles aan doen om een beroep op publiek gefinancierde ondersteuning te voorkomen. • De mogelijkheid voor een persoonsgebonden budget (PGB) voor een individuele voorziening blijft verplicht in de Wmo maar alleen onder stringente voorwaarden (waarschijnlijk o.a.: het zelf regie kunnen voeren door budgethouder en het PGB wordt niet meer op de bankrekening van de budgethouder gestort) • gemeenten worden verantwoordelijk voor passende oplossingen voor mensen die onder de AWBZ individuele begeleiding (en evt. kortdurend verblijf), dagbesteding (incl. vervoer) kregen of zouden krijgen. Gemeenten moeten dit doen met 25% minder middelen (t.o.v. AWBZ) • gemeenten worden verantwoordelijk voor passende oplossingen voor mensen die onder de AWBZ persoonlijke verzorging kregen of zouden krijgen. Gemeenten moeten dit doen met 15% minder middelen (t.o.v. AWBZ) • gemeenten krijgen 40% minder middelen (t.o.v. huidig Wmo-budget) voor hulp bij het huishouden. Hulp bij het huishouden wordt (toch) niet inkomensafhankelijk maar wordt ‘ onderdeel van een breed ondersteuningspakket’ • in plaats van de huidige landelijke regelingen voor inkomensteun voor chronisch zieken en gehandicapten komt er een vangnet waarmee gemeenten steun kunnen bieden, ofwel via Wmovoorzieningen ofwel via de bijzondere bijstand. Gemeenten krijgen hiervoor ± 45% minder middelen (t.o.v. huidige regelingen) • wonen met participatiegerichte begeleiding voor de mensen met langdurige psychiatrische problematiek (GGZ) gaat naar (centrum)gemeenten. Dit nieuwe voornemen moet landelijk nog nader uitgewerkt worden. • middelen voor een GGZ-inloopfunctie gaan naar gemeenten • middelen voor cliëntondersteuning door huidige MEE-organisaties gaan naar gemeenten • er komt een stimulans van 50 miljoen euro t.b.v. ‘sociale wijkteams’ • er komt een korting van 50 miljoen euro i.v.m. een mogelijke efficiencyslag m.b.t. hulpmiddelen Zorgverzekeringswet • verpleging thuis (incl. onlosmakelijk daaraan verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars.
verbonden
verzorging)
wordt
een
AWBZ • mensen zullen minder snel recht krijgen op een opname in een verblijfsinstelling. Dit wordt de extramuralisering van ZorgZwaartePakketten genoemd. Mensen zullen hierdoor langer onder Wmo blijven vallen. In dit plan van aanpak gaat het om de uitbreiding c.q. herziening van de Wmo voor de gemeente Barneveld.
3
Wettelijk kader: uitbreiding/herziening van de Wmo Middels een wetswijziging is het kabinet van plan om een groot deel van de langdurige ondersteuning voor mensen met matige tot zware beperkingen die niet geïndiceerd zijn of kunnen worden voor verblijf (opname in een AWBZ-instelling) te decentraliseren naar gemeenten. Iedere gemeente wordt dan in het kader van de Wmo verantwoordelijk voor het vinden van een passende oplossing voor bepaalde meerderjarige inwoners die nu nog individuele begeleiding (en evt. kortdurend verblijf), dagbesteding (met eventueel vervoer) en/of persoonlijke verzorging krijgen of zouden krijgen vanuit de AWBZ. Het betreffende wetsvoorstel wordt naar verwachting eind 2013 bekend. De wet zal waarschijnlijk medio 2014 worden vastgesteld. De wetswijziging moet per 1 januari 2015 ingaan. De AWBZ-decentralisatie betekent voor inwoners die niet geïndiceerd zijn of kunnen worden voor verblijf, dat zij geen aanspraak (meer) kunnen maken op de AWBZ-functies individuele begeleiding, begeleiding groep (=dagbesteding), kortdurend verblijf (=logeeropvang) en persoonlijke verzorging. Voor hen zal in het kader van de Wmo een passende oplossing moet worden gevonden voor de door hen ondervonden beperkingen bij het zelfstandig functioneren. Het is de verantwoordelijkheid van de gemeente om dat in te vullen en daarbij rekening te houden met wat mensen nog wel zelf en/of met behulp van mensen uit hun sociale omgeving kunnen. Er is geen sprake van één op één overheveling van een recht op begeleiding, dagbesteding of verzorging. Het bieden van verzorging, begeleiding of dagbesteding is geen doel op zich maar een middel om resultaten te bereiken ten aanzien van zelfredzaamheid. Gemeenten zijn dus niet verplicht om mensen begeleiding en dagbesteding te bieden maar het gaat om regie en structuur. Het gaat niet om persoonlijke verzorging maar om het kunnen uitvoeren van dagelijkse levensverrichtingen (opstaan, wassen, aankleden, eten). Het gaat niet om kortdurend verblijf (of logeeropvang) maar om het voorkomen dat mantelzorgers die permanent toezicht moeten houden op hun hulpbehoevende naaste niet overbelast raken. In onderstaande tabel wordt het onderscheid tussen AWBZ en Wmo op een rijtje gezet. AWBZ-functies • individuele begeleiding & begeleiding groep (dagbesteding) • kortdurend verblijf (logeeropvang) • persoonlijke verzorging
Wmo-resultaten • regie & structuur • voorkomen overbelasting 24/7 mantelzorger • algemeen dagelijkse levensverrichtingen
Hoe de andere kabinetsplannen, zoals hulp bij het huishouden alleen nog als onderdeel van een breed ondersteuningspakket en steun voor financieel minder draagkrachtige chronische zieken en gehandicapten, uitgewerkt gaan worden in wetteksten, is nog onbekend. In verband met van de AWBZ-decentralisatie komen er gelden naar de gemeente. Hoeveel de gemeente zal ontvangen is nog niet bekend; naar schatting enkele miljoenen euro’s. Naar verwachting wordt in de zogenoemde septembercirculaire 2013 meer duidelijkheid geboden over het beschikbare budget en het toekomstige financiële verdeelmodel. In de gemeente Barneveld gaat het om een nog onbekend aantal –maar naar schatting 1500 tot 2000- (jong)volwassen en oudere inwoners. Het betreft met name (jong)volwassenen met psychiatrische aandoeningen en (licht) verstandelijke handicaps en ouderen met somatische en psychogeriatrische problematiek. Ook -in aantal beperkte- lichamelijk of zintuigelijk gehandicapten of mensen met niet aangeboren hersenletsel kunnen tot de doelgroep behoren.
4
Inhoudelijk gaat het om ondersteuning bij praktische zaken omdat de betreffende inwoner dat door lichamelijke beperkingen niet (meer) zelf kan en om bevordering of behoud van structuur en regie in de persoonlijke levenssfeer omdat de betreffende inwoner door een beperkt of afwezig regelvermogen onvoldoende of geen regie over het eigen leven kan voeren. Het gaat dan bijvoorbeeld om zaken als het plannen, stimuleren en voorbespreken van activiteiten, hulp bij het initiëren of het op- of bijstellen van dag- of weekplanning, het inzicht geven in (mogelijke) gevolgen van besluiten en hulp bij het zich aan regels en afspraken houden en het corrigeren van besluiten of gedrag. Enkele praktijkvoorbeelden zoals individuele begeleiding, dagbesteding en persoonlijke verzorging nu vorm worden gegeven: begeleiding in de thuissituatie van en activiteiten voor zelfstandig wonende volwassenen met verstandelijke of psychiatrische problematiek, dagverzorging/dagopvang voor ouderen en ondersteuning/hulp bij opstaan, wassen, aankleden en eten. De AWBZ-decentralisatie naar de Wmo past in een ontwikkeling waarbij gemeenten een steeds grotere rol krijgen op het gebied van zelfredzaamheid en participatie van inwoners. Het past bij de kabinetsvisie dat ondersteuning zo dicht mogelijk bij de burgers georganiseerd moet worden omdat op lokaal niveau verbindingen gelegd kunnen worden met bijvoorbeeld lokale ondernemers, het welzijns- en maatschappelijk werk en andere plaatselijke maatschappelijke (vrijwilligers)organisaties.
5
Beleidsmatig kader: Barneveldse Wmo-doelen en Bakens In december 2011 zijn door de gemeenteraad van Barneveld de volgende Wmo-doelen en –bakens voor 2012-2015 vastgesteld: DOELEN 1) Bijdragen aan versterking van de zelfredzaamheid van inwoners 2) Bijdragen aan een sociale en vitale samenleving 3) Bieden van een gemeentelijk vangnet van ondersteunende voorzieningen Hierin zit de drieslag Zelf–Samen–Gemeente. Het motto voor beleid en uitvoering binnen het sociaal domein is: op eigen kracht waar mogelijk, ondersteuning en zorg indien nodig. Daarbij is sprake van een omslag, een kanteling: meer door inwoners zelf en samen laten doen, minder door de gemeente laten doen (of laten betalen). Meer Zelf & Samen dus, minder Gemeente. Van inwoners wordt, meer dan voorheen, eigen verantwoordelijkheid en initiatief verwacht. BAKENS Onderweg naar de doelen bepalen de volgende tien bakens de koers: 1. Maatschappelijke ondersteuning is gebaseerd op de eigen kracht van inwoners Ga eerst na wat de inwoner zelf kan (met hulp vanuit de naaste omgeving) en bepaal daarna of verdere ondersteuning nodig is. 2. Bij maatschappelijke ondersteuning is formele en informele ondersteuning in optimale verhouding Zoek naar de ideale verhouding tussen ondersteuning door vrijwilligers en professionele hulp. 3. Bij maatschappelijke ondersteuning is er een doordachte balans van collectieve en individuele ondersteuning Doe collectief wat collectief kan en bied individuele hulp als dit nodig is. 4. Maatschappelijke ondersteuning is gericht op de vraag achter de vraag Richt je samen met de inwoner op de werkelijke vraag en de oplossing in plaats van dat het aanbod de vraag stuurt. 5. Bij maatschappelijke ondersteuning is sprake van integraal werken Werk zo nodig samen om tot een samenhangend en volledig pakket van ondersteuning te komen, waarin de regie duidelijk is geregeld. 6. Maatschappelijke ondersteuning is niet vrijblijvend, maar resultaatgericht Definieer duidelijke, te behalen resultaten van de ondersteuning en spreek af hoe die te behalen. 7. Bij maatschappelijke ondersteuning is ruimte voor vakmanschap Creëer ruimte voor de goed opgeleide deskundige om te werken en te handelen volgens haar of zijn kennis, ervaring en vaardigheden. 8. Bij maatschappelijke ondersteuning is ruimte voor de lokale maat Lokaal wat kan, regionaal wat moet. 9. Bij maatschappelijke ondersteuning is ruimte voor identiteit Maatschappelijke ondersteuning vindt zo veel mogelijk plaats met inachtneming van de eigen identiteit van inwoners. 10. Maatschappelijke ondersteuning is zonodig ‘Er op af!’ Benader zo nodig ook mensen die niet om ondersteuning kunnen, durven of willen vragen. De raad heeft verder ook besloten dat deze tien Bakens als toetsingskader bij subsidiëring en inkoop van maatschappelijke ondersteuning worden gehanteerd en dat van het totaal aan financiële middelen voor welzijn en zorg 2% wordt gereserveerd voor innovatie.
6
Advies Wmo-raad De Barneveldse Wmo-raad is reeds in een vroeg stadium betrokken en heeft onderstaande geadviseerd (waarbij in cursief een nadere toelichting is gegeven en/of enkele opmerkingen/kanttekeningen zijn geplaatst). 1. De Wmo-raad adviseert om in voorstellen en communicatie duidelijk aan te geven hoe de koppeling is met de 10 bakens uit het Wmo-beleidsplan. Als voorbeeld kan het baken: lokaal wat kan en regionaal wat moet (baken 8) en het baken: identiteitskeuze (baken 9) worden genoemd. Uit gesprekken met “klankbordgroepen” komt de behoefte aan maatwerk en een diversiteit in keuzemogelijkheden meerdere keren naar voren. 2. Duidelijk uitwerken: Hoe de kanteling gemaakt kan worden van “Indicatie en recht op voorzieningen” naar “Het gesprek met focus op resultaat in de betekenis van compensatie en participatie” De Wmo-raad realiseert zich dat de complexiteit en diversiteit fors is en dat dit om specialisme en een creatieve en vernieuwende aanpak vraagt. Verdere uitbouw van Het gesprek en het waar nodig inhuren van specifieke expertise lijkt de Wmo-raad wenselijk. 3. Gezien de twee belangrijke Wmo-pijlers, compensatie en participatie, adviseert de Wmo-raad dat het resultaat van Het gesprek, de intake of de indicering zichtbaar wordt in de vorm van een participatieplan. Dit is een variant op de bekende zorgplannen uit de (Verpleging en Verzorgings) V&V-sector. In het participatieplan staat beschreven welke participatie door de cliënt gewenst wordt en in welke mate en in welke vorm hieraan invulling wordt gegeven vanuit de drieslag “zelf/samen/gemeente”. 4. Gezien de breedte en diversiteit van ondersteuningsmogelijkheden adviseert de Wmo-raad heldere afspraken met de zorgaanbieders te maken. Hierbij kan het gaan om de meer eenvoudige vormen van individuele- of groepsgewijze dagbesteding, maar ook om individuele maatwerkondersteuning waarvoor een hoge professionaliteit vereist is. Er is ook te denken aan verschillende inkoopmodellen. Is het een aanbesteding of wordt er gewerkt met vooraf geselecteerde aanbieders? 5. Er voor te zorgen dat cliënten over een mentor of vertrouwenspersoon beschikken. Uit gesprekken met cliënten blijkt dat er meestal een grote behoefte is aan een mentor of vertrouwenspersoon. Veelal kan dit een mantelzorgers of vrijwilliger (uit de naaste familie) zijn. Belangrijk is wel dat deze persoon gemandateerd is namens de cliënt en als zodanig naar de gemeente gesprekspartner is en zijn of haar rol opgenomen is in het participatieplan. 6. Omdat de Wmo-raad verwacht dat er een grote behoefte is aan maatwerk adviseert de Wmo-raad veel aandacht te besteden is aan de optie van een persoonsgebonden budget (pgb) Door het pgb is de cliënt meestal beter in staat om de regie over zijn eigen leven in te richten en passende oplossingen te vinden voor de mate en wijze van ondersteuning. Ook verwacht de Wmoraad bij het gebruik van de optie pgb in plaats van zorg in natura (zin) dat er meestal een betere samenwerking mogelijk is met de informele zorg (mantelzorger, sociale netwerken). 7. In het licht van het pgb adviseert de Wmo-raad gebruik te maken van zorgvouchers. Bij een zorgvoucher krijgt de cliënt het geld niet meer op zijn eigen rekening gestort maar krijgen ze een budget dat beheerd wordt door een instantie zoals bijvoorbeeld de Sociale Verzekeringsbank
7
(SVB) Omdat vooraf het budget bepaald wordt is de kans op fraude, verkeerd of oneigenlijk gebruik kleiner. 8. De Wmo-raad adviseert om voor het vervoer heldere richtlijnen op te stellen. Het gaat erom dat de regie zoveel mogelijk bij de cliënt ligt en optimaal gebruik wordt gemaakt van sociale netwerken rondom de cliënt. 9. De Wmo-raad adviseert om de gemeente de regie te laten voeren over de gewenste samenwerking tussen de veelheid aan aanbieders. Een probleem van de huidige regelgeving is dat het erg complex is en er gebrek is aan een goede samenwerking. Cliënten ervaren heel veel muren tussen de aanbieders. Een stukje gezonde marktwerking is niet verkeerd maar soms voert het eigen (commerciële) belang de boventoon en niet het meest doelmatige belang van de cliënt. Om het netwerk van aanbieders goed met elkaar te laten samenwerken en versnippering te voorkomen is een strakke regierol van de gemeente gewenst. Het gaat vooral om de regiefunctie en niet om zorginhoudelijke deskundigheid. Daarvoor werkt de gemeente samen met deskundige aanbieders. 10. De Wmo-raad adviseert specifiek aandacht te besteden aan de groep die langzaam maar zeker verder afglijdt naar meer zorg (vooral psychiatrische component en ouderen). De Wmo-raad denkt hierbij aan de volgende vragen: Hoe wordt bewaakt dat er een heldere scheiding is en blijft tussen de Wmo en de AWBZ zonder dat de cliënt een discontinuïteit ervaart? Hoe wordt er voor gezorgd dat het ene plan tijdig en naadloos overgaat in het andere? Er moet voor gewaakt worden dat onder mantel van Wmo-participatie er in feite AWBZ-zorg geleverd wordt. Dit vraagt om een heldere en deskundig intake en signalering/herindicatie. 11. Werk vanuit het beleidsmotto zelf-samen-gemeente goed samen met het maatschappelijk middenveld. De Wmo-raad ziet specifieke kansen voor de wijkplatforms en kerken. Bijvoorbeeld door het vanuit de wijk en/of kerk mee-organiseren van een sociaal netwerk rondom de cliënt om hiermee te bevorderen dat een cliënt de regie over zijn eigen leven kan behouden. Een eerste stap is zo mogelijk een brainstormbijeenkomst tussen wijkplatforms en de kerken. 12. Onderzoek op innovatieve manier of er mogelijkheden van AWBZ-begeleiding zijn door de lokale middenstand en het bedrijfsleven. Het is bekend dat er in Barneveld en in de buitendorpen actieve middenstandsverenigingen en actieve ondernemersplatforms zijn. Wellicht zijn er mogelijkheden om een brainstormbijeenkomst tussen de gemeente, lokale middenstand en het bedrijfsleven te organiseren. Misschien zijn er ook mogelijkheden om de gevolgen van de andere twee decentralisaties (Jeugdzorg en Wwnv) tijdens de brainstormbijeenkomst in beeld te brengen. Het is een uitdaging om met ondernemers en middenstanders van gedachte te wisselen om tot een innovatieve ‘win/win’ oplossing te komen. 13. Stel per doelgroep een communicatieplan op. Tot slot wil de Wmo-raad wijzen op het belang van communicatie waarbij de aspecten tijdigheid en gericht op de doelgroep heel belangrijk zijn. Dit kan binnen de bestaande kaders zoals de website en weekpagina maar ook door de organisatie van bijvoorbeeld brainstormbijeenkomsten of het gebruik van sociale media.
8
Opdracht: invulling van het wettelijk en het beleidsmatig kader A) Stel binnen het landelijke wettelijk kader en het lokale beleidsmatige kader een beleidsplan op, rekening houdend met de adviezen van de Wmo-raad, zodat het gemeentebestuur kan besluiten over invulling van de aanstaande uitbreiding/herziening van de Wmo. Dit plan vormt de basis voor de verordening, het eventuele bestek voor in te kopen diensten en de implementatie van de te treffen voorzieningen B) Implementeer, na besluitvorming door de gemeenteraad, de gemaakte keuzes voor de ingangsdatum van de wetswijziging.
Planning wat 1. kwantitatief en kwalitatief beeld van aard en omvang huidige AWBZ-aanbod en gebruik
Toelichting wanneer analyse van beleidsinformatie/databestanden jan 2012(van met name Zorgkantoor = huidig AWBZ- sep 2013 uitvoerings-orgaan) klankbordbijeenkomsten en gesprekken met (vertegenwoordigers van) huidige gebruikers en aanbieders en ‘over de heg’ en werkbezoeken bij aanbieders
2. interactieve beleidsvorming: raadplegen (mogelijke) aanbieders en (mogelijke) gebruikers
een aantal klankbordbijeenkomsten met inwoners, leden Wmo-raad, aanbieders en maatschappelijke organisaties (en gemeenteraadsleden als toehoorder) gericht op het vinden van creatieve oplossingen/voorzieningen ter invulling van de Wmo-resultaten (ipv AWBZfuncties)
sep/okt 2013
3. besluitvorming door gemeenteraad over te maken keuzes: het beleidsplan
onderwerpen: wat zijn (betaalbare) oplossingen/ voorzieningen om bepaalde inwoners met een beperkte zelfredzaamheid (inhoudelijk of financieel) te ondersteunen? hoe wordt de toegang en toeleiding/ cliëntondersteuning tot oplossingen/ voorzieningen georganiseerd? wat zijn oplossingen/voorzieningen om overbelasting van mantelzorgers te voorkomen? hoe wordt het vervoer naar en van groepsactiviteitenlocaties georganiseerd? welk inkoop- en bekostigingsmodel (incl. PGB) worden gehanteerd? in hoeverre wordt er een eigen bijdrage gevraagd? hoe wordt er bijgedragen aan afstemming tussen het sociale en het medische domein?
dec 2013
9
4. interactieve beleidsvorming: raadplegen (mogelijke) aanbieders
een aantal klankbordbijeenkomsten met mogelijke aanbieders gericht op concretisering van de nodige oplossingen/ voorzieningen naar inhoud en prijs (marktconsultatie)
feb-apr 2014
5. wijziging Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Barneveld door gemeenteraad
zo nodig ook vaststelling van basistarieven
jun 2014
6. contractering aanbieders voorzieningen
jul-dec 2014
7. organiseren van toegang en werkafspraken maken met (en zo nodig toeleiding/cliëntondersteuning contracteren van) partijen betrokken bij de instroom
jul-dec 2014
8. aanpassen (administratieve) organisatie en werkprocessen
bij betrokken gemeentelijke afdelingen
jul-dec 2014
9. wijziging Besluit maatschappelijke ondersteuning Barneveld
door college van B&W
nov 2014
10. start daadwerkelijk invullen van de nieuwe Wmo
jan 2015
Uitvoering Middelen tbv invoering nieuwe Wmo Ter compensatie van te maken invoeringskosten stelt het Rijk voor 2014 ± € 110.000 beschikbaar voor de gemeente Barneveld. lokaal-regionaal De schaal en uitvoeringskracht van de gemeente Barneveld is zodanig groot dat het overgrote deel van de Wmo-taken lokaal georganiseerd kan worden. Veel aanbod c.q. oplossingen/voorzieningen zijn al aanwezig binnen de gemeentegrenzen en veel aanbieders van maatschappelijke ondersteuning in de gemeente Barneveld zijn relatief kleine lokale en/of identiteitsgebonden instellingen. Voor zover nodig wordt e.e.a. in samenwerking met gemeenten in de FoodValley-regio opgepakt. Daarbij kan gedacht worden aan gezamenlijke inkoop van voorzieningen voor inwoners met hele specifieke beperkingen waarvoor een oplossing/voorziening inhoudelijk of financieel gezien niet lokaal kan worden georganiseerd.
10
projectstructuur Voor de uitvoering van dit plan van aanpak heeft het college van B&W –in verband met de samenhang met de Jeugdwet en Participatiewet- een separaat besluit genomen ten aanzien van de projectstructuur (incl. kostendekking). Deze is in onderstaande figuur weergegeven.
Stuurgroep wethouders v Daalen + vd Hengel directie afdelingshoofden WZI+OCJS projectleiders Regiegroep E. van Beem + R. Jongman projectleiders
Projectgroep
Projectgroep
Projectgroep
Arbeidsparticipatie naar vermogen
Zelfstandig (blijven) wonen
Positief opgroeien & opvoeden
L.Mulder
G.J. Kraan
E. Rijssenbeek + vacature
projectgroepleden
projectgroepleden
projectgroepleden
communicatie De decentralisaties vragen een cultuuromslag, een kanteling. Inwoners, gebruikers & aanbieders en de gemeente zullen anders moeten gaan denken en handelen. Oude rechten zullen vervallen en passende oplossingen zullen met elkaar moeten worden gevonden. Voorlichting en communicatie zijn dus heel belangrijk. Inwoners in het algemeen zullen worden geïnformeerd via de gemeentelijke communicatiemiddelen en (op aanvraag) door middel van voorlichtingsbijeenkomsten. Aanbieders en andere maatschappelijke organisaties via nieuwsbrieven en trainings- , voorlichting- en klankbordbijeenkomsten. Wat betreft concrete informatie aan inwoners die momenteel gebruik maken van AWBZondersteuning ligt het voortouw bij het Rijk. Lokaal kunnen aanbieders en gemeente hierop aansluiten. Eén en ander zal nader worden uitgewerkt in een communicatieplan.
11