Verder met de Voortgangsrapportage 3e Kustnota: evaluatie en advies
juli 2002 RA/02-554
Verder met de Voortgangsrapportage 3e Kustnota: evaluatie en advies
juli 2002 RA/02-554
Resource Analysis Zuiderstraat 110 2611 SJ Delft Nederland Tel. +31 15 2191519 Fax +31 15 2124892 E-mail
[email protected] www.resource.nl
document versie auteur(s)
e
Verder met de Voortgangsrapportage 3 Kustnota: evaluatie en advies definitief Harm Albert Zanting, Maartje Donkers, Jill Slinger, Joop de Schutter, Frank Robijn
paraaf bestand pagina’s datum
\\SERVER\PROJECTS\Projecten\EVAL3KUST\5 Output\51 Rapporten\definitief\02-554 EVAL3KUST definitief 020731.doc juli 2002
screener paraaf
Marja Menke
datum
juni 2002
Voorwoord e
In februari 2002 is de eerste voortgangsrapportage over de actiepunten uit de 3 Kustnota verschenen onder de titel: Traditie, Trends en Toekomst: het vervolg. In dat voortgangsrapport wordt de voortgang van kustbeleid vastgelegd en gerapporteerd aan de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat. Het rapport dat nu voor u ligt, beschrijft de evaluatie van (de totstandkoming van) het eerste rapport. Bovendien wordt in dit document een advies gegeven over de volgende voortgangsrapportages. De evaluatie en het advies zijn uitgevoerd door Resource Analysis in opdracht van het RIKZ en begeleid door Marinka Kiezebrink, projectleider Kustacties bij RIKZ. De evaluatie is uitgevoerd aan de hand van een elektronische enquête en een drietal verdiepingsgesprekken. In een workshop op 8 juli 2002 is met ervaringsdeskundigen van gedachten gewisseld over de conclusies van dit rapport en over de plannen voor het verbeteren van de voortgangsrapportage. Via deze weg willen wij de respondenten van de enquêtes, de geïnterviewden en de deelnemers van de workshop hartelijk danken voor hun bijdrage aan deze evaluatie.
Resource Analysis, Delft, juli 2002
i
Samenvatting Inleiding e Volgens de 3 Kustnota moet het Rijk jaarlijks een voortgangsrapportage uitbrengen. Deze vormt de basis voor het jaarlijks overleg tussen de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de voorzitters van de Provinciale Overlegorganen Kust (POK’s). Het eerste voortgangsrapport is in 2002 door RIKZ uitgebracht. In de voorliggende studie is de inhoud en het totstandkomingsproces van dit voortgangsrapportage is geëvalueerd. Mede op grond van de evaluatie wordt ook een advies geformuleerd over verbeteringen van inhoud en proces. Daarbij zijn steeds drie onderwerpen aan de orde: 1. het doel (de doelstelling en doelgroepen) van de voortgangsrapportage, 2. de vorm waarin de voortgangsrapportage wordt gepresenteerd en verspreid en 3. het proces waarmee de voortgangsrapportage tot stand komt. De evaluatie bestond uit een elektronische enquête en drie verdiepingsgesprekken. Gedeeltelijk parallel lopend aan de enquêtes en de gesprekken hebben specialisten van Resource Analysis twee analyses uitgevoerd: (1) internationale ervaring met evaluatie van integraal kustzonebeleid en (2) een visie op elektronische ondersteuning van beleidsmonitoring. Het resultaat van de studie is in een workshop voorgelegd aan een groep betrokkenen. Het geheel resulteert in aanbevelingen voor het Plan van Aanpak voor het vervolg. Beleidsmonitoring Beleidsmonitoring is het gedurende de implementatie van (nieuw) beleid periodiek en op een systematische manier volgen van de ontwikkelingen. Beleidsmonitoring onderscheid zich van beleidsevaluatie. Beleidsevaluatie is het na een afgesproken periode op een systematische manier terugkijken en beoordelen of het ingezette beleid is uitgevoerd en of – en in hoeverre – vooraf gestelde doelen daadwerkelijk zijn bereikt. Monitoring en evaluatie zijn onlosmakelijk verbonden met de beleidscyclus (formulering, ontwerp, uitvoering en evaluatie) van het integraal kustbeheer proces. Het gaat erom de doeltreffendheid (effectiviteit) van het beleid te onderzoeken en op grond daarvan te sturen. Daarmee wordt meer inzicht verkregen in de doelmatigheid van de inzet van mensen en middelen om de beoogde doelen (effecten) te bereiken. Daarnaast kan daarmee de aandacht voor de effecten van het beleid groter worden. e
In de 3 Kustnota staat een strategische doelstelling, uitgewerkt in vier operationele doelen en een actieprogramma. Met name de doelen, maar ook de activiteiten, zijn niet uitgewerkt in concrete, verifieerbare indicatoren. Voor een goede beleidsmonitoring zouden deze procesindicatoren en toestandsindicatoren alsnog moeten worden vastgesteld. Dit zou via de zogenaamde Logical Framework Approach kunnen worden aangepakt. Doelen De doelstelling van de voortgangsrapportage zou moeten worden verbreed naar het complete e (integrale) kustbeleid. Als er gedurende de looptijd van de 3 Kustnota nieuw (aanvullend) beleid wordt vastgesteld, dan zal ook de monitoring moeten worden aangepast. Ook zou – naast rapportage over de uitvoering van activiteiten - gerapporteerd moeten worden over de veranderingen in het kustsysteem (toestandsindicatoren). De genoemde primaire doelgroep (Staatssecretaris en voorzitters POK's) van de voortgangsrapportage blijft bestaan. De resultaten van deze bespreking zullen wel expliciet aan de belanghebbenden moeten worden teruggemeld. Naast bovengenoemde doelgroep zou het voortgangsrapport ook jaarlijkse besproken moeten worden tussen bestuurders en uitvoeringsdiensten op regionaal niveau (in de POK's zelf). Overige organisaties als kennisinstituten, diensten, belangenorganisaties etc. worden op de hoogte worden gebracht van de beschikbaarheid van de documenten. Burgers zijn in het algemeen geen doelgroep van de voortgangsrapportage, maar kunnen op verzoek wel een exemplaar ontvangen.
iii
Het rapport zou geen extra beleidsdocument moeten worden. Het is niet gewenst dat de voortgangsrapportage wordt opgenomen in andere rapportages zoals Water In Beeld. Vorm Een gedrukte vorm van de rapportage zal jaarlijks moeten blijven verschijnen. Er is belangstelling voor een rapportage op internet. De internetversie kan de informatie doelgerichter ontsluiten en presenteren. De website zou naast de rapportage ook een rol moeten spelen in het proces van gegevensinwinning. Opzetten van een goede indicatorenstructuur geeft dan mogelijkheden om - via de software achter de website - de ingevoerde informatie regelmatig te verwerken tot bruikbare overzichten. Door toevoeging van tweeweg interactie zal de website ook bijdragen aan het ontstaan van informele netwerken tussen betrokkenen, zodat de leden van elkaar kunnen leren. Proces Het tot stand komen van de eerste voortgangsrapportage had het karakter van een zoektocht naar vorm en inhoud. Het ligt voor de hand om de regio's een centrale rol te geven in het opstellen van de rapportage. De regionale directies van Rijkswaterstaat kunnen daarbij een grotere verantwoordelijkheid krijgen. Ook voor de totstandkoming van het rapport kan het internet worden benut. Een projectspecifieke internetsite kan de huidige manier van rapporteren ondersteunen. Plan van aanpak en vervolg Belangrijkste opgaven voor het vervolg zijn: · Heldere, verifieerbare indicatoren opstellen. · Ontwerpen, bouwen en gebruiken van ondersteunende internet-faciliteit en een internetrapportage. · Gegevensinwinning organiseren; duidelijke rollen en verantwoordelijkheden. · Analyseren van de ingewonnen gegevens. · Ontwikkelen van procedures en agenda's voor de behandeling van voortgangsrapportage. · Organisatiestructuur voor de uitvoering van het Plan van Aanpak Deze opgaven zullen in het Plan van Aanpak moeten worden omgezet in activiteiten. Het overleg van POK-secretarissen - onder leiding van bijvoorbeeld een RIKZ-projectleider kan als centrale sturende projectgroep fungeren. De "ambtelijke POK's" kunnen de rol van vier regionale taakgroepen op zich nemen. Een werkgroep voor gegevensinwinning en analyse zal op het centrale niveau het meeste werk doen. Aparte werkgroepen voor internet en indicatoren zullen nodig zijn om specifieke taken op te zetten en uit te voeren.
iv
Inhoud 1
Inleiding .........................................................................................................................................1 e 1.1 Voortgangsrapportage 3 Kustnota ....................................................................................1 1.2 Doel, vorm en proces..........................................................................................................1 1.3 Opzet van de studie ............................................................................................................2 1.4 Leeswijzer ...........................................................................................................................3
2
Beleidsmonitoring..........................................................................................................................5 2.1 Beleidscyclus ......................................................................................................................5 2.2 Integraal Kustbeheer...........................................................................................................7 2.3 Raamwerk voor beleidsmonitoring en –evaluatie...............................................................8
3
Doelen .........................................................................................................................................11 3.1 Doelstelling .......................................................................................................................11 3.1.1 Enquête................................................................................................................11 3.1.2 Verdiepingsgesprekken .......................................................................................12 3.1.3 Analyse en advies ................................................................................................12 3.2 Doelgroepen .....................................................................................................................13 3.2.1 Enquête................................................................................................................13 3.2.2 Verdiepingsgesprekken .......................................................................................14 3.2.3 Analyse en advies ................................................................................................14 3.3 Thema’s ............................................................................................................................15 3.3.1 Enquête................................................................................................................15 3.3.2 Verdiepingsgesprekken .......................................................................................17 3.3.3 Analyse en advies ................................................................................................17
4
Vorm............................................................................................................................................19 4.1 Fysieke vorm – drukwerk en internet................................................................................19 4.1.1 Enquête................................................................................................................19 4.1.2 Verdiepingsgesprekken .......................................................................................19 4.1.3 Analyse en advies ................................................................................................20 4.2 Frequentie .........................................................................................................................21 4.2.1 Enquête................................................................................................................21 4.2.2 Verdiepingsgesprekken .......................................................................................22 4.2.3 Analyse en advies ................................................................................................23 4.3 Inhoudelijke focus .............................................................................................................23 4.3.1 Enquête................................................................................................................23 4.3.2 Verdiepingsgesprekken .......................................................................................24 4.3.3 Analyse en advies ................................................................................................24
5
Proces .........................................................................................................................................25 5.1 Informatiebronnen.............................................................................................................25 5.1.1 Enquête................................................................................................................25 5.1.2 Verdiepingsgesprekken .......................................................................................26 5.1.3 Analyse en advies ................................................................................................26 5.2 Opstellen voortgangsrapportage ......................................................................................27 5.2.1 Enquête................................................................................................................27 5.2.2 Verdiepingsgesprekken .......................................................................................28 5.2.3 Analyse en advies ................................................................................................28
6
Conclusies en aanbevelingen .....................................................................................................31
7
Plan van Aanpak en 2 voortgangsrapportage ...........................................................................33
e
v
Bijlagen A) B) C) D) E) F)
Geraadpleegde literatuur Enquête Respondenten enquête Geraadpleegde personen in verdiepingsgesprekken Deelnemers workshop Logical Framework – voorbeeld
Lijst van figuren Figuur 1-1: respondenten enquête ..........................................................................................................2 Figuur 2-1: de beleidscyclus....................................................................................................................6 Figuur 3-1: doelstelling ..........................................................................................................................11 Figuur 3-2: doelgroepen ........................................................................................................................13 Figuur 3-3: focus op actiepunten...........................................................................................................16 Figuur 3-4: detailniveau.........................................................................................................................17 Figuur 4-1: fysieke vorm........................................................................................................................19 Figuur 4-2: frequentie informeren over actiepunten ..............................................................................22 Figuur 4-3: frequentie informeren over ontwikkelingen Kustbeleid .......................................................22 Figuur 4-4: integreren in kustactiviteiten ...............................................................................................23 Figuur 5-1: betrokkenen ........................................................................................................................25 Figuur 5-2: communicatie......................................................................................................................27
Lijst van tabellen Tabel 2-1: sterkten en zwakten van de logisch raamwerk benadering ...................................................9
vi
1
Inleiding
1.1
Voortgangsrapportage 3 Kustnota
e
e
In de 3 Kustnota staat geschreven dat het Rijk zich verplicht om jaarlijks een voortgangsrapportage uit te brengen. In deze rapportage worden ten minste opgenomen: ·
voortgang actiepunten uit de Kustnota;
·
zandsuppleties: hoeveelheden, locatie en budget;
·
aantal en aard (tijdelijk, structureel) overschrijdingen van de Basiskustlijn;
·
regionale ontwikkelingen (inclusief juridisch instrumentarium en regelgeving);
·
ontwikkelingen op rijksniveau.
Deze voortgangsrapportage vormt de basis voor het jaarlijks overleg tussen de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de voorzitters van de Provinciale Overlegorganen Kust (POK’s). Mede op basis van deze rapportage worden onderwerpen geselecteerd waarover nadere afstemming tussen het Rijk en de regio nodig is. Het Rijksinstituut voor Kust en Zee (RIKZ) heeft de verantwoordelijkheid gekregen voor het opstellen van deze rapportages. Begin 2002 is de eerste voortgangsrapportage verschenen. Daarmee is in het eerste jaar aan de aangegane verplichting voldaan. Naar aanleiding van deze eerste ervaring heeft het RIKZ besloten tot een evaluatie van het rapport en vooral het proces waarmee het rapport tot stand is gekomen. Op grond daarvan zal een Plan van Aanpak worden gemaakt voor de volgende voortgangsrapportage. RIKZ wil zich in dat proces bezinnen op verbetering van de voortgangsrapportage zelf en van de manier waarop de benodigde informatie wordt ingewonnen. Ook wordt goed gekeken naar het gebruik van de voortgangsrapportage. Speciale aandacht wordt gevraagd voor de mogelijkheden die het internet zou kunnen bieden voor verbetering. 1.2
Doel, vorm en proces Bij de evaluatie van en het advies over de voortgangsrapportage zijn steeds drie onderwerpen aan de orde: (1) het doel (de doelstelling en doelgroepen) van de voortgangsrapportage, (2) de vorm waarin de voortgangsrapportage wordt gepresenteerd en verspreid en (3) het proces waarmee de voortgangsrapportage tot stand komt. Deze drie onderwerpen zijn uitgewerkt in onderstaande vragen. Doel · Wat is de juiste doelstelling van de voortgangsrapportage? Was die in de eerste versie helder (voor iedereen) en was zij achteraf bezien juist? ·
Wat is/zijn de doelgroep(en) van de voortgangsrapportage? Wat is hun informatiebehoefte? Was/waren de doelgroepen bij de eerste versie goed (compleet) bekend en waren zij achteraf bezien juist?
Vorm · Welke vorm(en) moet de voortgangsrapportage in het licht van doelstelling en doelgroep(en) krijgen? Zijn er meerdere formats, of is een vorm te bedenken die voor alle doelen en doelgroepen voldoet? ·
Wat is de optimale frequentie van informeren van de (verschillende) doelgroep(en); jaarlijks, maandelijks, continu, bij meldenswaardige feiten?
1
definitief RA/02-554
·
Wat is de juiste inhoudelijke focus van de rapportage? Is deze vast, of is deze flexibel; welk deel is vast, welk deel is flexibel? Heeft de focus vooral betrekking op de vorm (wat staat in de samenvatting en de "gekleurde pagina's") of ook op de feitelijk te verzamelen informatie?
Proces · Welke groepen moeten worden betrokken bij de totstandkoming van de rapportage? Zal hun bijdrage effectief zijn en is het de inspanning waard? In welke rol zullen of kunnen ze bijdragen (actief of toetsend)? Op welke manier kunnen deze groepen zelf voordeel ondervinden door hun bijdrage aan de rapportage?
1.3
·
Welk proces sluit het beste aan bij de antwoorden op bovenstaande vragen? Wie dragen verantwoordelijkheden daarin? Welke organisatie is daarvoor nodig?
·
Welke middelen bevorderen een effectieve en efficiënte uitvoering van de voortgangsrapportage? Welke middelen ondersteunen het informatie inwinnen, en welke de disseminatie (communicatie)?
Opzet van de studie De studie heeft langs twee hoofdstromen vorm gekregen. 1. Evaluatie: het "navragen" van de ervaringen opgedaan bij de eerste voortgangsrapportage. 2. Analyse: enerzijds een korte verkenning van (internationale) kennis en ervaringen met beleidsevaluatie en –monitoring (van kustzonebeleid) en anderzijds een analyse van het proces van informatiemanagement en de bijbehorende ICT-instrumenten. Een groep informanten is per elektronische enquête bevraagd. De enquête is te vinden in Error! Reference source not found.. De enquêtes zijn verzonden naar vertegenwoordigers van: · betrokkenen bij het opstellen van de eerste voortgangsrapportage; · (ervarings)deskundigen bij het opstellen van beleidsevaluaties en beleidsmonitoring; · extern: regionale directies, provincies, waterschappen, gemeenten en belangenorganisaties; · opdrachtgever (DG Water en eventueel andere ministeries).
Figuur 1-1: respondenten enquête
2
definitief RA/02-554
De namen van de respondenten op de enquête zijn te vinden in Bijlage C. Er zijn 60 enquêtes verzonden en er zijn uiteindelijk 25 enquêtes ingevuld terugontvangen. In Figuur 1-1 is de verdeling van de respondenten over de verschillende organisaties te zien. Vanuit RIKZ zijn acht enquêtes ingevuld geretourneerd, drie medewerkers van DG-Water hebben meegewerkt aan de enquête, vier van zowel de regionale directies, provincies en gemeenten en nog twee enquêtes van waterschappen. De enquêteresultaten zijn de basis geweest voor drie verdiepingsgesprekken met opiniemakers uit de verschillende doelgroepen. Er is een gesprek gevoerd met vertegenwoordigers van de beheerders (waterschappen en regionale directies van Rijkswaterstaat), het tweede gesprek is gehouden met vertegenwoordigers van de andere overheden (provincies en gemeenten) en tot slot is er een gesprek gevoerd met vertegenwoordigers van het DG Water van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. In de verdiepingsgesprekken zijn de enquêteresultaten geïnterpreteerd en vertaald naar visies op het vervolg. De lijst met geïnterviewden is te vinden in Bijlage D. De interviewverslagen zijn niet op zichzelf staand opgenomen in dit rapport, maar verwerkt in de hoofdstukken 3 tot en met 5 over de evaluatie. Gedeeltelijk parallel lopend aan de enquêtes en gesprekken hebben specialisten van Resource Analysis twee analyses uitgevoerd. De eerste is een analyse naar internationale ervaring met evaluatie en monitoring van integraal kustzonebeleid. De tweede analyse mondt uit in een visie op elektronische ondersteuning van beleidsmonitoring. Dit rapport gaat verder dan een evaluatie. Resource Analysis geeft aan de hand van de evaluatieresultaten een advies over het voortgangsrapport, zowel gericht op de inhoud als op het proces. Dit advies is ter toetsing voorgelegd aan een groep betrokkenen in een workshop. Tijdens deze workshop hebben de aanwezigen gediscussieerd over verschillende aspecten met betrekking e tot het vervolg van de voortgangsrapportage 3 Kustnota. In Bijlage E is een lijst opgenomen met de deelnemers aan deze workshop. De resultaten van de workshop zijn gebruikt bij het schrijven van hoofdstuk 7, het advies voor de vervolgaanpak. 1.4
Leeswijzer Na deze inleiding volgt eerst een hoofdstuk over beleidsmonitoring in het algemeen. In dit hoofdstuk (hoofdstuk 2) zijn de resultaten van een beperkte analyse van (internationale) literatuur over dit onderwerp verwerkt. De evaluatie en de adviezen in de hoofdstukken daarna staan mede in het licht van deze algemene inzichten. De drie hoofdonderwerpen uit de enquête en gesprekken (doel, vorm, proces) komen terug in de hoofdstukken 3 t/m 5 van dit rapport. De paragrafen zijn als volgt opgebouwd. Eerst komen per onderwerp de resultaten zoals die naar voren zijn gekomen uit de enquêtes en de verdiepingsgesprekken aan de orde. Daarna volgt in steeds de paragraaf ‘Analyse en advies’. Hierin staat de visie en het advies van Resource Analysis. In hoofdstuk 6 zijn de conclusies en aanbevelingen op een rijtje gezet en in hoofdstuk 7 wordt een advies voor de vervolgaanpak gegeven. In dat laatste hoofdstuk zijn de resultaten van de workshop van 9 juli 2002 verwerkt.
3
definitief RA/02-554
2
Beleidsmonitoring
2.1
Beleidscyclus e
De voortgangsrapportage over de actiepunten uit de 3 Kustnota is een voorbeeld van beleidsmonitoring. Beleidsmonitoring Het gedurende de implementatie van (nieuw) beleid periodiek en op een systematische manier volgen van de ontwikkelingen.
Populair gezegd is beleidsmonitoring: "De vinger aan de pols houden". Daarbij is het belangrijk om twee zaken goed in de gaten te houden. 1. Ten eerste of de afgesproken activiteiten ook daadwerkelijk, tijdig en effectief worden uitgevoerd. 2. Ten tweede of het bereiken van de beoogde resultaten dichterbij begint te komen. Door gedurende de implementatiefase de voortgang te meten mag verwacht worden dat betrokkenen "beter bij de les blijven". Daarnaast kunnen problemen in de implementatie van het beleid vroegtijdig worden gesignaleerd, waarmee de beleidsmakers in staat gesteld worden om – zo zij dit wensen – tussentijds bij te sturen. Beleidsmonitoring kan gemakkelijk worden verward met beleidsevaluatie. Toch is dat niet hetzelfde. Beleidsevaluatie Na een afgesproken periode op een systematische manier terugkijken en beoordelen of het ingezette beleid is uitgevoerd en of – en in hoeverre – vooraf gestelde doelen daadwerkelijk zijn bereikt.
Met andere woorden: "Is het beleid effectief geweest, bezien over de gehele evaluatieperiode". Met beleidsevaluaties bestaat meer ervaring dan met ebleidsmonitoring. Het wordt meestal uitgevoerd bij de start van het ontwikkelen van nieuw beleid. In Figuur 2-1 is de complete beleidscyclus geschetst met daarin de plaats van beleidsmonitoring en beleidsevaluatie aangegeven. Monitoring en evaluatie zijn, ook in internationale projecten, onlosmakelijk verbonden met de beleidscyclus (formulering, ontwerp, uitvoering en evaluatie) van het integraal kustbeheer proces. Globaal hebben zij betrekking op controle en rapportage van de voortgang van het proces in vergelijking met de oorspronkelijk gestelde doelen. De aanpak is feitelijk afgeleid van Amerikaans / Europese tradities in beleidsontwikkeling en -uitvoering: management by objectives (doelgerelateerd management). Hoewel de methode vooral vanuit bedrijven en organisaties is ontwikkeld, leent ook het terrein van het overheidsbeleid zich voor het gebruik ervan.
5
definitief RA/02-554
beleidsvoorbereiding beleidsbepaling
beleidsevaluatie beleidsuitvoering + beleidsmonitoring Figuur 2-1: de beleidscyclus
Het gaat erom de doeltreffendheid (effectiviteit) van het beleid te onderzoeken en op grond daarvan te sturen. Voor de monitoring gaat het dan om (bij)sturing van de beleidsuitvoering. Voor de beleidsevaluatie gaat het om het zonodig bijstellen of verder ontwikkelen van het beleid zelf. Deze manier van werken is gericht op een tweetal strategische doelen. ·
Bevorderen van inzicht in de doelmatigheid van de inzet van mensen en middelen om de beoogde doelen (effecten) te bereiken.
·
Vergroten van de aandacht in het algemeen voor de effecten van beleid. Wie en wat bereiken we met onze inspanningen.
Om deze doelen te kunnen bereiken zal een samenhangende strategie moeten worden gevolgd. Belangrijke elementen daarin zijn: ·
Inhoud: Afspreken wat en hoe gemonitord en geëvalueerd wordt; op grond van heldere doelstellingen en resultaten. Daarmee moeten begroting, planning en uitvoering van activiteiten in het beleid steeds beter op elkaar gaan aansluiten.
·
Proces: De monitoring integreren in de cyclus van begroting en jaarverslag (effecten, prestaties, nieuwe vragen) van de overheid op alle niveaus.
6
definitief RA/02-554
Bijvoorbeeld (hypothetisch) : In het beleid is het garanderen van het (mede)gebruik van (delen) van de kust voor recreatie één van de doelstellingen. De waterkwaliteit is daarbij van belang en "het aantal dagen per zomerseizoen dat ongewenst algenbloei optreedt boven een afgesproken normwaarde" zou daarvoor een indicator kunnen zijn. Om de normwaarde te bereiken zouden maatregelen gepland kunnen zijn, zoals reductie van de ongezuiverde lozing van stedelijk afvalwater, uit te drukken in een indicator zoals "reductie van geloosde vuilvracht". De combinatie van een inhoudelijke en een procesindicator maakt het mogelijk om jaarlijks een idee te krijgen of het beleid wordt uitgevoerd en of dit beleid het gewenst effect heeft. De maatregel veronderstelt kennis van de oorzaak-gevolg-relatie tussen ongezuiverde lozing en waterkwaliteit. Over de aard en intensiteit van dergelijke relaties is meestal slechts beperkte kennis en ervaring beschikbaar. Juist omdat het vaak onzeker is of maatregelen ook de gewenst effecten zullen sorteren is monitoring belangrijk. Als de maatregel wel wordt uitgevoerd (gemeten via de procesindicator), maar de waterkwaliteit verbetert niet (gemeten via de toestandindicator), dan geeft dat te denken over de effectiviteit van het beleid. Mogelijk is de veronderstelde relatie niet geheel juist, of zijn er meer factoren die de waterkwaliteit beïnvloeden. Via monitoring kan dus geleidelijk kennis en ervaring worden opgebouwd over de veronderstelde relaties tussen doelen en maatregelen. Het voert te ver om te veronderstellen dat uit de resultaten van de monitoring op een eenvoudige manier consequenties voor de implementatie van het beleid zouden kunnen worden afgeleid. Het vestigt echter wel de aandacht op onverwachte gevolgen en daagt uit tot doelgericht nadere analyse van de oorzaak-gevolg-relaties en effectieve maatregelen.
2.2
Integraal Kustbeheer Het Nederlandse water- en kustbeleid, verwoord in onder meer de Vierde Nota e waterhuishouding en de 3 Kustnota, gaat uit van integraal beleid en beheer. De beleidsmonitoring zou daarvan een belangrijk onderdeel moeten zijn en staat daarom niet los van de algemene principes die voor effectief integraal beleid en beheer gelden. Integraal kustbeleid moet een raamwerk bieden voor een proces naar duurzame ontwikkeling van de kustzone. Wereldwijd zijn integraal kustbeheer processen veelal ontwikkeld op grond van zogenaamde “best practices” voor formulering, ontwerp, uitvoering en evaluatie, zoals onder andere verwoord in een uitgebreid onderzoek en bespreking van integraal kustbeheer initiatieven in de zeeën van Zuidoost Azië (GEF/UNDP/IMO, 1996). Onderstaand zijn belangrijke kernelementen van deze benadering – zo goed mogelijk vertaald naar de Nederlandse praktijk van 2002 – geformuleerd (linker kolom). In de rechter kolom is het belang van beleidsmonitoring voor de effectieve toepassing van deze kernelementen aangeduid.
7
definitief RA/02-554
·
Gebruik een systematische en incrementele benadering: werk stap voor stap via verschillende activiteiten op verschillende fronten (pilots).
Ù Voortgang wordt via monitoring "gemeten". Incrementele stappen laten zich beter vertalen in concrete indicatoren dan grote vergaande doelstellingen.
·
Betrek het publiek bij het proces (participatieve en open procesbenadering met goede communicatie en voorlichting).
Ù Openheid wordt bevorderd door concreet de resultaten en de voortgang duidelijk te maken.
·
Integreer milieu, economie en socioculturele argumenten vanaf het begin in het proces (voorzie een integraal afwegings- en beoordelingskader).
Ù De indicatoren in de monitoring hebben niet alleen betrekking op technische zaken, maar beslaan het integrale veld. Ze komen overeen met het integrale beoordelingskader.
·
Ontwikkel (institutionele en management) mechanismen voor integratie en coördinatie: breng overleg en afstemming in planning, bestuur en beheer op alle niveaus.
Ù De resultaten van de monitoring is input in het bedoelde overleg. Het inbrengen van de voortgangsrapportage in het overleg tussen bewindspersoon en POKvoorzitters is daarvan een voorbeeld.
·
Ontwikkel mechanismen voor een duurzame financiering: koppel beleidsdoelstellingen aan de begrotingspraktijk.
Ù Monitoring kan argumenten opleveren om uitgaven te handhaven, vergroten of verminderen.
·
Ontwikkel kennis en capaciteit op alle (bestuurlijke en beheers) niveaus.
Ù Ook voor serieuze monitoring en analyse van de resultaten zal capaciteit moeten worden ontwikkeld.
·
Monitor de effectiviteit van de projecten en de programma’s en regel de terugkoppeling van de monitoring naar het bijstellen van de beleidsuitvoering en waar nodig het beleid zelf.
Zeer uitgebreide informatie over evaluaties van ICM (Integrated Coastal Management) programma’s, in uitvoering in de Verenigde Staten en Canada, is te vinden op de website van het Ocean Conservation Institute op http://www.dfo-mpo.gc.ca. In het werk van o.a. Chua Thia-Eng (1999), Olsen (1999) en diverse andere internationale instituten die werkzaam zijn in tropische landen worden voorbeelden ontwikkeld van indicatoren voor monitoring en evaluatie van ICZM-processen. Deze indicatoren en de daarbij behorende structuren bieden goede aanknopingspunten voor een vergelijking van de prestaties van ICZM programma’s in deze landen (Chua 1999), maar ze zijn in het algemeen onvoldoende toegesneden op de WestEuropese situatie om hier als uitgangspunt voor beleidsmonitoring te kunnen worden gebruikt. 2.3
Raamwerk voor beleidsmonitoring en –evaluatie e
De uitvoering van de 3 Kustnota is van start gegaan met een strategische doelstelling (duurzaam kustbeheer) met daaraan gekoppeld vier operationele (hoewel de facto ook strategische) doelen en een actieprogramma. Wat nog ontbreekt is de uitwerking van de doelen naar verifieerbare indicatoren voor zowel de voortgang van het ICZM proces (proces indicatoren) alsook de verandering in status van een aantal elementen van de kustzone (status indicatoren). Een dergelijke structuur is nodig om monitoring en evaluatie te structureren. Een bekende en veelgebruikte vorm van beleidsevaluatie voor een beleidsprogramma is een reconstructie van het opstellen van het programma vanuit de beleidstheorie (uitgangspunten). 8
definitief RA/02-554
Dit kan vooraf (a-priori) en achteraf (a-posteriori) waardoor de methode ook bruikbaar is voor e het reeds lopende kustbeleid zoals in het geval van de 3 Kustnota. De bedoelde methode betreft de benadering met een zogenaamd logisch raamwerk (Logical Framework Approach of LFA), zoals bijvoorbeeld omschreven in Leeuw, 1999,van Mierlo, 2002 en AUSGUIDE (laatste herziene versie), 2002. Ook de Wereld Bank gebruik de LFA als de centrale methodologie voor planning, supervisie, uitvoering en evaluatie van haar activiteiten (http://www.worldbank.org/oed). De analyse betreft in principe vier stappen:. 1. Probleemanalyse en ontwikkeling van een probleemboom. 2. Doelstellingenanalyse (de probleemboom wordt een doelstellingenboom). 3. Toetsing van de logica van de probleemboom (in verschillende stappen waaronder bijvoorbeeld een analyse van de intentie structuur –doel en middelen diagram-, krachtenveld analyse en een SWOT analyse). 4. Assumptieanalyse (specificatie van aannames en risico’s). Het logisch raamwerk moet niet technisch benaderd worden, maar de nadruk moet liggen op de oefening in het doorgronden van beleid (project) in termen van doelen, indicatoren, uitgangspunten en risico’s. De benadering omvat probleemanalyse, stakeholder-analyse en een ontwikkeling van een hiërarchie in doelstellingen, zodanig dat een uitvoeringsstrategie resulteert. Het product is een matrix (logisch raamwerk – logical framework-) dat een samenvatting geeft van wat het beleid (project) moet doen en hoe dat moet, wat de belangrijkste aannames zijn geweest voor de formulering van het beleid (project) en hoe de resultaten zullen worden gemonitord en geëvalueerd. In termen van de “doelenboom voor het kustbeleid” (figuur 1 uit de voortgangsrapportage) zou een logisch raamwerk kunnen worden ontwikkeld. In Bijlage F is een voorbeeld opgenomen hoe zo'n raamwerk er in eerste aanleg uit zou kunnen zien. Hoewel het logisch raamwerk een robuuste structuur verschaft voor planning, monitoring en evaluatie van beleid, kleven er aan het gebruik ervan ook nadelen. Deze betreffen met name de vereenvoudigingen die noodzakelijk zijn om een ingewikkeld beleidsproces of een project op een compacte wijze weer te geven. Daardoor is het moeilijk de relatie tussen doelen en middelen (de verticale logica) en de relatie tussen activiteiten, prestatie indicatoren en aannames (de horizontale logica) zorgvuldig en goed zichtbaar te houden. Ook heeft het framework de potentie een (te) eenvoudige controlelijst te worden waarop men kan worden afgerekend. In de matrix van Error! Reference source not found. worden de sterkten en de zwakten van de logisch raamwerk benadering naast elkaar gezet. Deze punten verdienen aandacht als een logical framework approach zou worden toegepast. Tabel 2-1: sterkten en zwakten van de logisch raamwerk benadering Potentiële sterkte Veel voorkomende Mogelijke gevaren problemen Verticale Doelen te simpel Geen Geeft een verbinding logica overeenstemming over voorgesteld. tussen middelen en doelen. resultaten.Zet een Onbedoelde effecten activiteit in een breder Geeft doelen te simpel worden over het hoofd beleidsperspectief. gezien. weer met onbruikbaar detail niveau (te veel Nodigt uit tot onderzoek Conflicten zijn niet of te weinig). naar risico’s. zichtbaar. Horizontale logica
Vereist analyse van de meetbaarheid van doelstellingen. Draagt bij aan de ontwikkeling van het monitoring en evaluatie raamwerk.
Moeilijk meetbare doelen te vinden op een hoog abstractieniveau. Neiging doelen onrealistisch in te schatten. 9
Onderschatting van het belang van kwalitatieve doelen. Overdosis aan informatie. Te rigide doelen.
definitief RA/02-554
Potentiële sterkte Formaat en toepassing
Koppelt probleemanalyse aan ontwikkeling van doelen. Is visueel goed toegankelijk (relatief goed inzichtelijk). Kan in participatie worden ontwikkeld.
Veel voorkomende problemen Raamwerk wordt aangepast aan reeds gevorderde ontwikkeling van het project idee. De risico’s worden gemarginaliseerd.
Mogelijke gevaren Formaat niet bruikbaar voor veranderende toepassing. Raamwerk wordt een controle middel van de hogere rangen.
Vereist veel inzicht en ervaring van gebruikers.
Een algemene conclusie is dat een al te rigide toepassing van het logisch raamwerk het zicht op de koppeling tussen doelen en prestaties versluiert in plaats van versterkt. Het wordt dan een te technisch communicatiemiddel op uitvoerend niveau. Dit wordt deels ondervangen door bijvoorbeeld bij de ontwikkeling van het raamwerk hieraan extra aandacht te geven. Bijvoorbeeld door het inzetten van kwalitatieve analyses in het beginstadium van de beleidsontwikkeling. Er zijn een aantal voorbeelden van instrumenten die hiervoor gebruikt kunnen worden, onder andere het Rapid Assessment Programme (RAP) van Resource Analysis. Het is ook van belang om het detailniveau aan te passen aan de gebruiks- en rapportagevereisten. Dit laatste element betreft in feite het probleem van verificatie (methoden en kosten) van beleidsdoelen en prestaties in algemene zin. Als het duidelijk is welke informatie de managers en bestuurders nodig hebben (de “sleutelindicatoren”) is het nodig onder andere de onderstaande vragen nader te overwegen. ·
Hoe moet informatie worden verzameld (surveys, statistieken, rapporten, observaties)?
·
Welke bronnen zijn bruikbaar (wie moet worden geïnterviewd, zijn de bronnen betrouwbaar)?
·
Wie moet informatie verzamelen (speciale diensten, personen, organen)?
·
Wanneer en met welke frequentie (maand, jaar, week) moet informatie worden verzameld en geanalyseerd?
·
Welke formaten (afhankelijk van waarvoor gebruikt) moeten worden gebruikt voor data en rapportages?
10
definitief RA/02-554
3
Doelen In dit hoofdstuk wordt het eerste hoofdonderwerp uit de enquêtes en gesprekken behandeld. Dit hoofdstuk wordt opgesplitst in drie paragrafen, genaamd doelstelling, doelgroepen en thema’s. Doelstelling en doelgroepen spreken voor zich. Met thema’s wordt de inhoudelijke uitwerking van de doelstelling bedoeld.
3.1
Doelstelling Wat is de juiste doelstelling van de voortgangsrapportage? Was die in de eerste versie helder (voor iedereen), volledig en was zij achteraf bezien juist?
3.1.1
Enquête In de eerste voortgangsrapportage wordt de doelstelling als volgt geformuleerd: e
“In de 3 Kustnota is voor implementatie van het daarin geformuleerde beleid een aantal actiepunten opgenomen. Het verleden heeft geleerd dat de uitvoering van acties niet voor ieder punt even voorspoedig verloopt. Om de vinger aan de pols te houden is in de e 3 Kustnota als actiepunt opgenomen dat er jaarlijks gerapporteerd wordt over de voorgang van de (overige) actiepunten.” Vrijwel alle respondenten van de enquête vinden dat deze doelstelling (achteraf gezien) juist is, zie Figuur 3-1.
Figuur 3-1: doelstelling De opmerking die hierbij geplaatst wordt, is dat het de vraag is of er jaarlijks veel nieuws is te melden over alle actiepunten. Andere actiepunten hebben juist een grotere dynamiek, die communicatie binnen het jaar vereist. Niet alle respondenten vinden de doelstelling volledig. Er ontbreken met name consequenties als gevolg van de voortgang. Welke maatregelen zijn nodig om de voortgang waar nodig te verbeteren. Andere ontbrekende elementen in de doelstelling zijn, volgens de respondenten op de enquête, nieuwe beleidsontwikkelingen en nieuwe inzichten sedert het uitbrengen van de e 3 Kustnota.
11
definitief RA/02-554
3.1.2
Verdiepingsgesprekken Het doel van de voortgangsrapportage is volgens de geïnterviewden het monitoren van de e voortgang van de uitvoering van het in de 3 Kustnota uitgezette beleid en het rapport dient als basis voor het overleg tussen de voorzitters van de POK’s en de Staatssecretaris. Een tweede doel is de leden van de POK’s een beeld te geven van de stand van zaken van de eigen actiepunten. Op de derde plaats is de rapportage een hulpmiddel voor de organisaties om elkaar te informeren over de stand van zaken en eventueel om elkaar te controleren. Dit laatste e vanwege problemen met de uitvoering van de actiepunten uit de 2 Kustnota. Het idee was dat de verschillende organisaties elkaar en zichzelf met behulp van de voortgangsrapportage kunnen herinneren aan de actiepunten. De beheerders zijn geïnteresseerd in hoe andere e beheerders het beleid, uitgezet in de 3 Kustnota, implementeren. Het eigen beleid kan hieraan getoetst worden. Ook wordt getoetst of het eigen beleid overeenstemt met het beleid op een hoger niveau. Verder vindt er een terugkoppeling plaats van het regionaal beheersniveau naar het Rijksniveau. De vraag is of de rapportage moet worden verbreed tot alle zaken die spelen rond het kustbeleid. Deze onderwerpen zijn niet allemaal nuttig voor het overleg met de Staatssecretaris. Het gevaar van een meer breed en integraal rapport is dat het dan mogelijk niet concreet genoeg wordt op de afzonderlijke punten.
3.1.3
Analyse en advies De doelstelling van de voortgangsrapportage beperkt zich tot de uitvoering van de in de e e 3 Kustnota opgenomen actiepunten. Door deze doelstelling in de 3 Kustnota op te nemen is e grote vooruitgang geboekt om de 3 Kustnota ook daadwerkelijk uitgevoerd te krijgen. De actiepunten blijven daardoor steeds op de agenda's van bestuurders en ambtelijke organisaties staan. e
De doelstelling zou in de geest van de 3 Kustnota goed kunnen worden uitgebreid met twee elementen: ·
jaarlijkse rapportage over ontwikkelingen in de toestand van het kustsysteem aan de hand van een kenmerkende set criteria;
·
jaarlijks de mogelijkheid om activiteiten en criteria toe te voegen of weg te laten, als reactie op beleidsontwikkelingen.
De voortgangsrapportage kan sterk aan kracht en betekenis winnen door niet alleen over het uitvoeringsproces te rapporteren, maar ook over de beoogde verbeteringen in het kustsysteem (fysiek, ecologisch, sociaal). Om dit te kunnen doen zal het nodig zijn om uit de doelstellingen e van de 3 Kustnota meetbare criteria af te leiden. Omdat veranderingsprocessen vaak langzaam verlopen, zal in de eerste jaren de vooruitgang niet spectaculair zijn, maar de richting van de ontwikkeling is vaak wel aan te geven. Ook een tegengestelde ontwikkeling zal worden gesignaleerd. De voortgangsrapportage registreert de implementatie van vastgesteld beleid. Als er gedurende e de looptijd van de 3 Kustnota nieuw (aanvullend) beleid wordt vastgesteld, dan is het logisch om dat voortaan ook te monitoren. Er moet voor gewaakt worden om in de voortgangsrapportage het beleid al vast te evalueren of zelfs al nieuw beleid te ontwikkelen. Dat zal – eventueel als reactie op de geconstateerde ontwikkeling – daarbuiten moeten plaatsvinden. Na aanvaarding van nieuw beleid, is aanpassing van de monitoring aan de orde.
12
definitief RA/02-554
De uitgebreide doelstelling van de voortgangsrapportage zou kunnen luiden: In de voortgangsrapportage Kustbeleid rapporteren de betrokken overheden jaarlijks over de voortgang van de implementatie van het Nederlandse kustbeleid. Daartoe wordt de voortgang van de uitvoering van in het beleid vastgestelde activiteiten en de veranderingen van belangrijke parameters van het kustsysteem zo kwantitatief mogelijk beschreven. De voortgangsrapportage biedt de informatie zo aan dat de verantwoordelijken voor het kustbeleid en de implementatie daarvan een adequaat beeld krijgen van de voortgang. De uitbreiding van de doelstelling zal niet moeten leiden tot een grotere detaillering. 3.2
Doelgroepen Wat is/zijn de doelgroep(en) van de voortgangsrapportage? Wat is hun informatiebehoefte? Was/waren de doelgroepen bij de eerste versie goed (compleet) bekend en waren zij achteraf bezien juist?
3.2.1
Enquête Op de vraag naar de doelgroepen van de voortgangsrapportage, zijn de volgende antwoorden (in volgorde van meest genoemd) gegeven (zie ook Figuur 3-2). 24x 23x 23x 22x 20x 18x 13x 11x
Regionale directies van RWS DG Water Provincies Waterschappen Andere departementen (VROM, LNV, ...) Gemeenten Belangenorganisaties Kennisinstituten
10x 9x 8x 3x 3x 2x 1x 1x
RWS-RIKZ RWS-DWW Burgers RWS-Bouwdienst Internationale partnerorganisaties RWS-MD Duinbeheerders Tweede Kamer / Minister
De enquêteresultaten laten slechts eenmaal "de Minister" als doelgroep zien, terwijl in het vervolg het overleg tussen bewindspersoon (Staatssecretaris) en POK-voorzitters las belangrijkste doelgroep van de voortgangsrapportage wordt aangemerkt. Dit verschil is te verklaren door de vraagstelling in de enquête, waarbij "minister" en "Tweede kamer" in één categorie zijn gezet. Aangenomen mag worden dat de hoge respons voor "DG Water" correspondeert met het beleidsniveau van de bewindspersoon van V&W.
Figuur 3-2: doelgroepen
13
definitief RA/02-554
3.2.2
Verdiepingsgesprekken De officiële doelgroep van de voortgangsrapportage bestaat uit de Staatssecretaris en de voorzitters van de Provinciale Overlegorganen voor de Kust (de POK's). In de rapportage zijn per actiepunt een trekker en partners aangewezen. Alle hierin genoemde partijen (dus ook de belangenorganisaties) zijn doelgroep voor de voortgangsrapportage en moeten bij het opstellen van deze rapportage betrokken worden. Dit geldt zowel voor de trekkers als voor de partners. Het is de taak van de POK’s om te zorgen voor regionaal draagvlak onder gemeenten, waterschappen en belanghebbenden. De communicatie met die laatste groep vereist wellicht enige toelichting of maatwerk vanuit de POK’s. Het is de vraag of er op dit moment voldoende over de voortgangsrapportage gecommuniceerd wordt naar de andere ministeries (LNV, VROM, EZ). Bij die ministeries is een handvol mensen betrokken bij het kustbeleid en zij zouden ook geïnformeerd moeten worden over de voortgang. Er is tijdens één van de interviews gesproken over de Tweede kamer als mogelijke doelgroep voor de voortgangsrapportage. Er bestaat hierover nog twijfel, het is nog niet helemaal helder hoe hiermee omgegaan moet worden. Er zijn wel onderwerpen waarbij de voortgang van het beleid jaarlijks wordt gerapporteerd aan het parlement. Burgers hoeven niet actief geïnformeerd te worden. Vanzelfsprekend kunnen burgers wel vragen om een exemplaar van het rapport, dat wordt voldoende bevonden. In de praktijk maken de beheerders (waterschappen en regionale directies), voornamelijk vanuit interesse in het beleid van andere organisaties, gebruik van de gegevens in de rapportage. Deze informatie is zonder de voortgangsrapportage ook wel te verkrijgen, maar moeilijker. Voor rapportage binnen de eigen organisatie (van de beheerders) is de voortgangsrapportage niet gedetailleerd genoeg. De tekst gaat niet één op één naar het eigen bestuur. Er wordt een samenvatting van gemaakt en aangevuld met eigen commentaar. Het is niet wenselijk om de doelgroep te verbreden en de rapportage meer gedetailleerd te maken. Als de voortgangsrapportage meerdere doelen moet gaan dienen, dan zal dat de bruikbaarheid niet ten goede komen. De omvang zal toenemen en de rapportage zal onduidelijk worden.
3.2.3
Analyse en advies De primaire doelgroep van de voortgangsrapportage is het overleg tussen de verantwoordelijke bewindspersoon van het Ministerie van Verkeer & Waterstaat (in 2002 de Staatssecretaris) en de voorzitters van de Provinciale Overlegorganen voor de Kust (POK's). Het eerste voortgangsrapport is in dit overleg inderdaad geagendeerd. In hoeverre het concreet is besproken en of en welke conclusies naar aanleiding daarvan zijn getrokken is niet goed bekend. Terugmelding naar de ambtelijke organisaties over de bespreking, conclusies en noodzakelijke acties heeft niet actief plaatsgevonden. Deze primaire doelgroep zal moeten blijven bestaan. Om het gebruik te verbeteren dienen de onderstaande mogelijkheden zich aan. · ·
Toevoegen van een samenvattend overzicht op een hoger aggregatieniveau van de voortgang op de belangrijkste parameters (activiteiten en systeemparameters). Op basis van het voortgangsrapport in een ambtelijk memo de belangrijkste bespreek- en beslispunten aangeven. Daarbij zou aan de orde moeten komen: o De activiteiten die achter lopen op de planning, inclusief voorstellen voor afspraken tussen bewindspersoon en "uitvoerders" (provincies, regionale directies, waterschappen). o De ontwikkelingen in het kustsysteem die afwijken van de verwachting, inclusief voorstellen voor nader onderzoek en/of ontwikkeling van aangepast beleid. o Voorstellen voor de prioriteiten voor de volgende voortgangsrapportage en eventueel het toevoegen of af laten vallen van activiteiten en/of criteria. 14
definitief RA/02-554
·
Terugmelding van de bespreking, de overwegingen en de afspraken aan de direct betrokkenen, nationale belangenorganisaties, belanghebbende ministeries en eventueel de Tweede Kamer.
In het overleg van 2002 waren ook vertegenwoordigers van andere departementen (IDOK) en van de VNG en de Unie van waterschappen aanwezig; primair vanwege andere agendapunten. Verbreding van de primaire doelgroep naar deze groepen is mogelijk. Dat ligt pas voor de hand als ook beleidsdoelen uit de andere ministeries in de uitvoering en dus de monitoring aan de orde zijn. Is dat niet het geval dan kan het beter een overleg tussen beleidsverantwoordelijke en uitvoerders blijven. Eventuele beleidsconsequenties worden dan naar aanleiding van het overleg verder met de andere ministeries besproken Naast bovengenoemde doelgroep zou het voortgangsrapport gebruikt kunnen worden voor een jaarlijkse bespreking tussen bestuurders en uitvoeringsdiensten op regionaal niveau. De beslissingen van het landelijke overleg, samen met het voortgangsrapport worden geagendeerd door middel van een ambtelijk memo met voorstellen voor beslissingen op regionaal niveau. Deze zullen betrekking hebben op het informeren over de stand van zaken, bespreking van de voortgang en kwaliteit van de uitgevoerde activiteiten en de programmering van activiteiten in de komende periode. De conclusies van het overleg, samen met de voortgangsrapportage worden vervolgens toegezonden aan alle gemeenten, waterschappen en relevante belangenorganisaties in de regio. Via bovenstaand beschreven gebruik en behandeling van de voortgangsrapportages zullen de betrokken overheden en belangenorganisaties op de hoogte worden gebracht van de voortgang van de implementatie van het kustbeleid. De overige genoemde organisaties: kennisinstituten, diensten, belangenorganisaties etc. die mogelijk belangstelling hebben, kunnen eventueel via brief of e-mail op de hoogte worden gesteld van de beschikbaarheid van de documenten. Via een website kunnen ze van de inhoud kennis nemen en eventueel een gedrukt exemplaar bestellen. Dit zou ook kunnen gelden voor de (wetenschappelijke) pers. De burgers in het algemeen zijn geen doelgroep voor de voortgangsrapportage, maar kunnen op verzoek wel een exemplaar ontvangen (al dan niet via een website). 3.3
Thema’s Focus op actiepunten, welke informatie wordt gebruikt, gemiste onderwerpen, compleetheid en bruikbaarheid, kwaliteit inhoud, detailniveau.
3.3.1
Enquête e
De voortgangsrapportage concentreert zich nu op de actiepunten uit de 3 Kustnota. In de enquête werd gevraagd of dit de juiste focus is voor de voortgangsrapportage (zie Figuur 3-3) Veertien respondenten vinden dit de juiste focus. Drie respondenten missen de verbanden met andere activiteiten in de kust en drie andere respondenten missen de verbanden met andere beleidsterreinen. Vijf respondenten stellen voor om de voortgangsrapportage op te nemen in een integrale rapportage over de kust. Opgemerkt wordt dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen de pure voortgang van de actiepunten en de voortgang van het kustbeleid. Dat laatste moet in de rapportage aan bod e komen en omvat meer dan alleen de actiepunten uit de 3 Kustnota. De voortgangsrapportage dient als gespreksdocument voor het overleg tussen de Staatssecretaris V&W en de voorzitters van de POK’s. Tijdens dit gesprek kan alles met betrekking tot de kust aan de orde komen.
15
definitief RA/02-554
Figuur 3-3: focus op actiepunten De informatie over de voortgang met betrekking tot de actiepunten moet meer dan nu het geval is, leiden tot acties in de bestaande wetgeving ruimtelijke ordening. Tot slot merkt een respondent op dat op grond van de conclusies de actiepunten jaarlijks bijgestuurd moeten worden. Onderwerpen die gemist worden in de eerste voortgangsrapportage zijn: · Beoordeling van de voortgang van de actiepunten; · Verbanden met andere activiteiten in de kust; · Communicatie over kustbeleid; · Bestuurlijk overleg kust; · Regionale informatie over de stand van zaken (bijvoorbeeld de specifieke situatie van de provincie Groningen); · Verwijzing naar achtergrondinformatie en contactpersonen. Daarnaast worden nog twee specifiek inhoudelijke onderwerpen genoemd die in de voortgangsrapportage aan bod moeten komen, namelijk: · Veiligheid, zeespiegelstijging en risicogebieden; · Zwakke schakels contra gebiedsgerichte aanpak. De opgenomen informatie is volgens de respondenten niet compleet op de volgende punten: · Locaties en kosten van de zandsuppleties; · Locaties en kostenbesparing onderwatersuppleties; · Aard en oorzaak van de BKL(basis kustlijn)-overschrijdingen; · De verbinding met het project Kustbewust en de vijfde nota Ruimtelijke Ordening is door het gebuikte format wat moeilijk vorm te geven; · Relatie actiepunten tot gebiedsplannen; · Extra aandacht voor andere landelijk en regionaal lopende projecten (o.a. Visie Hollandse Kust, Beleidsagenda). · Implicaties van (toekomstig) Europees beleid. Met betrekking tot de kwaliteit van de inhoud van het eerste voortgangsrapport wordt opgemerkt dat de kwaliteit van de inhoud over de actiepunten die Rijkswaterstaat aangaan beter is dan over de actiepunten waarvan andere partijen trekker zijn. Een tweede punt van kritiek betreft de kwaliteit van de conclusies en aanbevelingen, welke niet getuigen van een strakke controle van beleidsimplementatie, volgens een respondent. Tenslotte wordt nog genoemd dat de aangeleverde teksten vanuit de verschillende regio’s niet goed vergelijkbaar zijn en niet goed op elkaar aansluiten. 16
definitief RA/02-554
Over het algemeen wordt het detailniveau goed bevonden (Figuur 3-4). Een klein aantal respondenten vindt de informatie te gedetailleerd. Volgens hen leidt dit tot een omvangrijke hoeveelheid informatie.
Figuur 3-4: detailniveau
3.3.2
Verdiepingsgesprekken De inhoud van de voortgangsrapportage wordt in de interviews als erg algemeen van karakter omschreven. In het rapport ontbreken nog veel feitelijke gegevens en een analyse/verdieping op basis van deze gegevens. Het rapport wordt niet concreet genoeg bevonden. Verder is meer regionale verdieping gewenst. De regionale differentiatie van de gegevens die voor het informeren van betrokkenen nodig is, is nog niet consistent opgenomen in de voortgangsrapportage. Het lijkt erop dat de toevalsfactor hierin nog te groot is. De Waddeneilanden komen bijvoorbeeld nauwelijks aan bod. Het huidige voortgangsrapport zorgt niet voor verbetering van de uitvoering van de actiepunten. De binding met het vervolg en de koppeling met de uitvoering missen. Uit de voortgang moeten (door het POK) conclusies worden getrokken die tot actie leiden. Dat heeft het rapport niet teweeggebracht. Het rapport moet volgens een aantal geïnterviewden kritischer zijn en harder en concreter evalueren op de beoogde doelen. Het rapport moet duidelijk aangeven wat het Rijk verwacht van zichzelf en van de provincies en gemeenten. Conclusies en aanbevelingen moeten zwaarder aangezet worden. In de hele rapportage moet hetzelfde detailniveau worden gehanteerd. Dit detailniveau hoeft niet heel groot te zijn, het signaleren van de regionale verschillen is voldoende, voor meer informatie kan dan contact opgenomen worden met de betreffende personen of organisaties.
3.3.3
Analyse en advies Conclusies over de inhoud van de voortgangsrapportage, die onder dit onderwerp genoemd worden in de evaluatie, zijn hiervoor al kort aan de orde gekomen bij de bespreking van de doelstelling. Uitbreiding van de rapportage met informatie over de toestand van het systeem en over de uitvoering van ander (nieuw) kustbeleid is daar aan de orde geweest. Belangrijk commentaar is dat de informatie in de eerste voortgangsrapportage niet concreet genoeg is. De rapportage is "verhalend" van opzet. Daardoor is de informatie niet eenduidig. Belangrijk nadeel is dat nu niet goed kan worden beoordeeld hoever de uitvoering van de actiepunten is gevorderd.
17
definitief RA/02-554
e
De resultaten van de eerste voortgangsreportage over de actiepunten uit de 3 Kustnota laten zien dat tot nu toe bij het proces naar integraal kustzonebeleid voornamelijk op strategisch niveau wordt gewerkt. De rapportage sluit in zeer algemene termen aan op integratie met andere beleidsterreinen (verantwoordelijkheden) zoals ruimtelijke ordening, natuurbeheer en veiligheid. Een duidelijke relatie wordt gelegd met de betrokken bestuurslagen (Rijk, Provincies, Waterschappen, Gemeenten), verantwoordelijk voor de voorziene activiteiten en initiatieven. Een meer gedetailleerde uitwerking naar technische en institutionele doelen en criteria (zoiets als een checklist per bestuurs- en beheers niveau) waarmee een soort “doelmatigheidstoets” kan worden uitgevoerd bestaat (nog) niet. Dit ten behoeve van het gemiste overzicht van de stand van zaken van de actiepunten en de uitvoering van het beleid. e
De monitoring en (toekomstige) evaluatie van de uitvoering van de 3 Kustnota kan worden gestructureerd door het in hoofdstuk 2 voorgestelde logical framework verder uit te werken en te koppelen aan een toekomstige structuur voor rapportage. De uitwerking is een lastige en omvangrijke klus, waarbij interpretatie van de bedoelingen van het beleid vaak aan de orde zal zijn. Het beste kan hiermee een speciale werkgroep worden belast die is samengesteld uit personen uit de beleidshoek, aangevuld met personen met voldoende kennis van het kustsysteem. De groep zal moeten worden geleid door een persoon met voldoende kennis en ervaring op het gebied van beleidsanalyse. De feitelijke ontwikkeling van de te gebruiken indicatoren kan worden uitgevoerd in samenspraak met een groep technische en institutionele experts, bijvoorbeeld door middel van een of meer workshops waaraan deze experts deelnemen. In het geval van bijstellingen van het beleid zullen de indicatoren meeveranderen. De suggesties die gedaan worden voor uitbreiding van de thema's hebben gedeeltelijk betrekking op activiteiten van meer algemene aard, zoals communicatie over het kustbeleid, bestuurlijk overleg, vergelijking van aanpakken en methoden. Opnemen van deze informatie in de voortgangsrapportage ligt niet voor de hand. De rapportage gaat over de implementatie van het afgesproken beleid en zal zich daartoe moeten beperken. Anders ontstaat overlap met andere documenten en processen. Het is wel de moeite waard om te bezien of er ander aanvaard beleid is voor de kustzone, dat e niet met zoveel woorden is opgenomen in de 3 Kustnota en waarvan de voortgang (dus) niet wordt gemeten en gerapporteerd. Het is aanbevelenswaardig om van de voortgangsrapportage de enige en complete rapportage te maken voor al het in uitvoeringzijnde kustbeleid. Vooralsnog gaat de voortgangsrapportage over de uitvoering van het Rijksbeleid. Met het oog op het gebruik van de rapportage voor regionaal overleg zou uitbreiding van de rapportage met regionaal beleid voor de hand liggen. Daarbij past ook de nodige voorzichtigheid, omdat de rapportage niet moet uitdijen naar een te groot en onoverzichtelijk document. Ter voorbereiding van een beslissing over een dergelijke uitbreiding zou een analyse van aard en omvang van het regionale beleid moeten plaatsvinden. Het valt te verwachten dat het regionale beleid goed in lijn ligt met het nationale beleid, waardoor de uitbreiding geen omvangrijke verandering, maar een welkome aanvulling zou betreffen. Met name de beheerders hebben behoefte aan inzicht in de onderliggende ("harde") gegevens. Toevoegen van deze informatie is alleen uitvoerbaar in een elektronische versie van de rapportage, waar deze gegevens als onderliggende informatie consulteerbaar is. Ze zullen niet in de gedrukte vorm moeten staan en zijn niet voldoende relevant voor het beleidsoverleg. Uit de enquête, maar vooral uit de verdiepingsgesprekken, komt nadrukkelijk naar voren dat duidelijk regionale specificatie van de rapportage gewenst is. De "zeearmenkust" van ZuidwestNederland, de Hollandse kust en de Waddenkust zijn zo verschillend van aard, dat de actiepunten vaak op een specifieke regionale manier worden uitgevoerd. Dat is geen bezwaar, maar vraagt wel om regiospecifieke rapportage. Ook bestuur- en beheerstijl en prioriteiten verschillen per regio. De regio's willen ook graag leren van de aanpak in andere regio's. De rapportage moet daarom veel meer regionaal worden opgezet, waarbij voor elke regio dezelfde "parameters" worden gerapporteerd, zodat vergelijken mogelijk is.
18
definitief RA/02-554
4
Vorm
4.1
Fysieke vorm – drukwerk en internet Welke vorm(en) moet de voortgangsrapportage in het licht van doelstelling en doelgroep(en) krijgen? Zijn er meerdere formats, of is een vorm te bedenken die voor alle doelen en doelgroepen voldoet?
4.1.1
Enquête In de enquête is de ondervraagden de keuze voorgelegd: geven zij de voorkeur aan gedrukte of aan elektronische rapportage? Hierover zijn de meningen verdeeld (Figuur 4-1). Een deel (ongeveer de helft) van de respondenten geeft de voorkeur aan een gedrukte rapportage (zoals het eerste voortgangsrapport). De andere helft heeft liever elektronische rapportage in combinatie met de gedrukte rapportage. Er is in Figuur 4-1 enige dubbeltelling te zien. De respondenten die de optie ‘internet’ hebben aangekruist, hebben bijna allemaal ook de optie ‘elektronisch en gedrukt’ gekozen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat voor wat betreft elektronische rapportage duidelijk de voorkeur wordt gegeven aan rapportage op internet boven rapportage op CD-ROM. Rapportage op internet maakt het namelijk mogelijk om dynamisch te rapporteren over de actuele stand van zaken. Rapportage op een CD-ROM blijft een momentopname.
Figuur 4-1: fysieke vorm 4.1.2
Verdiepingsgesprekken Ook tijdens de gesprekken is aangegeven dat de rapportage met zijn groene kleuren erg lastig te lezen is. De geïnterviewden geven zonder uitzondering aan dat de rapportage in gedrukte vorm moet blijven, daarnaast is het handig als het rapport ook op internet beschikbaar is voor een groter publiek. Een elektronisch verslag is meer geschikt om gelaagdheid van detailniveau in aan te brengen. Het nut van het elektronisch verzamelen en aanleveren van informatie wordt niet zozeer gevoeld.
19
definitief RA/02-554
4.1.3
Analyse en advies Uit de enquêtes en interviews blijkt dat men in het algemeen tevreden is met de aangeboden informatie. De evaluatie wordt gezien als een momentopname die als zodanig ook in gedrukte vorm gewenst is. Men ziet wel voordelen in een rapportage op internet, mits die de mogelijkheid biedt geïnformeerd te worden als nieuwe relevante feiten zich voordoen. Daarnaast is er een vraag naar achtergrondinformatie, zoals relevante rapporten en meer gedetailleerde, operationele informatie op het eigen werkterrein. Ook wordt geconstateerd dat de diverse betrokkenen in voldoende mate bereikbaar zijn om eventuele vervolgvragen te kunnen beantwoorden. De eerste conclusie is dat een gedrukte vorm van de rapportage jaarlijks zal moeten blijven verschijnen. De aanbevelingen die in deze studie over de inhoud en het gebruik gedaan worden, zullen de waarde daarvan verhogen. In het vervolg van dit hoofdstuk en het volgende hoofdstuk wordt verkend en beschreven hoe aanvullend het internet zou kunnen worden gebruikt voor zowel de vorm als het proces van de totstandkoming van de rapportage. Dit leidt tot een aantal interessante mogelijkheden, die ook voor andere beleidsterreinen dan het kustbeheer bruikbaar zijn en waarmee in het kader van de voortgangsrapportage ervaring kan worden opgedaan. Relevante informatie Als een website slechts toegang geeft tot informatie in documenten is de meerwaarde – als informatiebron – ten opzichte van een collectie gedrukte rapporten beperkt. Het enige voordeel is dat de rapporten via het internet eenvoudiger en sneller verkrijgbaar zijn. Om een overzicht van de stand van zaken te krijgen, is lezen van het rapport zelf (en eventuele aanvullende verslagen) de enige mogelijkheid. De website voegt dan niets toe aan de toegankelijkheid. Internet biedt vaak zelfs geen duidelijk overzicht van de informatie die beschikbaar is, maar alleen een verwijzing naar een rapport waar mogelijk de gevraagde informatie in is opgenomen. Dat werpt een relatief hoge drempel op: het kost de nodige tijd om de relevante informatie eruit te vissen. Er zijn echter voor de hand liggende mogelijkheden om de informatie via een website aanzienlijk beter te ontsluiten. In wezen is het beschikbaar maken van informatie over de stand van zaken van beleidsvoornemens vergelijkbaar met het bewaken van (prestatie-)doelstellingen in een bedrijf. Voor de eerder beschreven “management by objectives”-methode is allerlei ondersteunde software ontwikkeld die gericht is op het bijhouden en aanbieden van specifieke informatie. Naast efficiëntie is toegankelijkheid een belangrijke drijfveer achter dergelijke software. Bijhouden van informatie Om een dergelijke website op te zetten en actueel te houden is het nodig de informatie op een gestructureerde manier op te slaan. In plaats van een algemeen verhaal over de voortgang van hun activiteiten wordt de betrokkenen gevraagd specifieke informatie te geven. De eerder genoemde ontwikkeling van specifieke proces- en toestandscriteria zal dat kunnen bewerkstelligen. In een logical framework benadering (zie hoofdstuk 2) moet de (kwalitatieve of kwantitatieve) waarde van indicatoren regelmatig vastgesteld worden, terwijl door voortschrijdend inzicht nieuwe risico’s en aannames aan het licht kunnen komen. Beiden moeten apart gerapporteerd worden zodat de software achter de website de informatie in verschillende overzichten kan gebruiken. Een deel van de informatie is het resultaat van verslaglegging, zoals een overzicht van mogelijke risico’s. De website kan speciale schermen bieden om dergelijke informatie in de juiste proporties aan te bieden. Daarnaast kan een faciliteit worden ingebouwd waarmee bezoekers kunnen reageren op de gepresenteerde informatie en op die manier nieuwe feiten kunnen aandragen. Of die reacties direct op de website zichtbaar zijn of eerst door een “moderator” gescreend worden, is een keuze die samenhangt met de inrichting van het evaluatieproces; technisch is er geen beperking.
20
definitief RA/02-554
De continue monitoring van indicatoren kan via standaard (elektronische) formulieren gerealiseerd worden. Vaak is de indicator een aggregatie van meerdere bijdragen, waarbij een betrokkene slechts een deel van het plaatje schetst. Dat kan door een standaard (Excel, Word of E-mail) formulier aan te bieden dat periodiek ingevuld en naar de website verstuurd moet worden; de website kan de betrokkene daar automatisch per e-mail aan herinneren. De sofware achter de website interpreteert het formulier, slaat de informatie gestructureerd op en combineert het (indien nodig) met andere, reeds beschikbare gegevens om de waarde van indicatoren vast te stellen. Met een relatief geringe inspanning van de gegevensleveranciers kan zo’n systeem autonoom draaien. Op voorhand is het niet uitgesloten dat een deel van de informatie afkomstig is van gegevens die toch al op internet of intranet gepubliceerd worden, of die op een standaard manier gerapporteerd worden. Het is mogelijk om het ophalen of interpreteren van dergelijke informatie te automatiseren zodat geen menselijke tussenkomst meer nodig is. Voor het gros van de gegevens zal dit waarschijnlijk niet mogelijk zijn. Leren van elkaar Naast informatievoorziening sec kan een website ook op een andere manier bijdragen: door informele netwerken in stand te houden waarin personen met vergelijkbare functies ervaringen kunnen delen. Niet alleen door contactinformatie (wie zijn de collega’s), maar ook door thematische detailinformatie aan te bieden. Een rapport met teveel details is al snel onleesbaar, maar via een website kunnen de details wel eenvoudig gefilterd worden. Door een groep collega’s een virtuele thuisbasis te geven, ontstaat een door de deelnemers zelf onderhouden informatiepunt, waarbij de leden van elkaar kunnen leren en opgedane ervaringen ook voor nieuwkomers beschikbaar zijn. Zo'n website (projectkamer) zou al op heel korte termijn kunnen worden gestart voor het voorbereiden van het Plan van Aanpak. 4.2
Frequentie Wat is de optimale frequentie van informeren van de (verschillende) doelgroep(en); jaarlijks, maandelijks, continu, bij meldenswaardige feiten?
4.2.1
Enquête Er bestaat een duidelijke voorkeur voor een jaarlijkse rapportage over de actiepunten uit de e 3 Kustnota (Figuur 4-2). Toch geeft een redelijk groot aantal respondenten aan een tweejaarlijks rapportage ook voldoende te achten. Bij meldenswaardige feiten zou continu (via internet) gerapporteerd kunnen worden.
21
definitief RA/02-554
Figuur 4-2: frequentie informeren over actiepunten De voorkeur voor de frequentie van informeren over de ontwikkelingen in het kustbeleid in het algemeen ligt hoger (Figuur 4-3). Veel respondenten geven de voorkeur aan continue informatie over vermeldenswaardige feiten.
Figuur 4-3: frequentie informeren over ontwikkelingen Kustbeleid
4.2.2
Verdiepingsgesprekken Tijdens de gesprekken wordt aangegeven dat de voorkeur voor de frequentie van verschijnen van de rapportage (in de huidige vorm) één keer per jaar is. Een geïnterviewde geeft aan dat een meer frequente rapportage van de stand van zaken intern mogelijk is, maar naar buiten toe moet de rapportage jaarlijks blijven. Wanneer gekozen wordt voor het continu aanleveren van informatie en monitoren van de actiepunten, is de bereidheid om informatie aan te leveren een zwakke schakel. Twee maal per jaar rapporteren wordt als maximale frequentie genoemd. Het aanleveren van informatie moet zo min mogelijk tijd kosten.
22
definitief RA/02-554
4.2.3
Analyse en advies De optimale frequentie van het gebruik van de voortgangsrapportage voor het bespreken van de voortgang door bestuurders en uitvoerders is jaarlijks. De gedrukte rapportage zal daarom jaarlijks moeten verschijnen. In het licht van de in de vorige paragraaf gepresenteerde mogelijkheden op een website, kan voor delen van de informatie aan een hogere frequentie worden gedacht. Dit zal in eerste instantie vooral informatie zijn die actoren in de kustzone (veelal de beheerders) met elkaar willen delen. Dan wordt een regelmatige aanvulling en verbetering interessant. Omdat de consultatiefrequentie van een mogelijke website niet erg hoog zal zijn, is het beter om deze te koppelen aan een andere "kust-site" (bijvoorbeeld de kust en zeesite van RIKZ of Waterland). De kans is dan groot dat de bekendheid en het gebruik daardoor toenemen.
4.3
Inhoudelijke focus Wat is de juiste inhoudelijke focus van de rapportage? Is deze vast, of is deze flexibel; welk deel is vast, welk deel is flexibel? Heeft de focus vooral betrekking op de vorm (wat staat in de samenvatting en de "gekleurde pagina's") of ook op de feitelijke te verzamelen informatie?
4.3.1
Enquête In de enquête is gevraagd naar de wens van betrokkenen om de voortgangsrapportage van de e 3 Kustnota te integreren in andere activiteiten van het RIKZ op het gebied van beleidsmonitoring en evaluaties, zoals bijvoorbeeld Water In Beeld (Figuur 4-4). Hierop hebben twaalf personen geantwoord deze integratie graag plaats te zien vinden. Negen respondenten hebben aangegeven hier niets in te zien. Bij nadere analyse blijkt de vraag in de enquête niet helemaal eenduidig te zijn. Dit maakt de interpretatie moeilijker. De vraag bevat een combinatie van "integratie van het kustbeleid" en "integratie in Water in Beeld", dat breder is dan alleen het kustbeleid.
Figuur 4-4: integreren in kustactiviteiten Argumenten voor integratie zijn onder andere de transparantheid naar buiten toe, het komen tot één jaarverslag voor de kust zodat het totaalbeeld duidelijker wordt. Het houdt alle beleidsvelden bij elkaar en geeft overzicht. Er wordt benadrukt dat Water In Beeld hiervoor een goed medium kan zijn omdat het bekend is en een brede verspreiding heeft. Dubbel werk kan zo voorkomen worden. Er kan gebruik gemaakt worden van de ervaringen van het projectteam en de redactie van Water In Beeld bij het maken van de voortgangsrapportages. Hier wordt tegenin gebracht dat een voortgangsrapportage over acties wezenlijk verschilt van beleidsevaluatie. Water In Beeld handelt alleen over politiek relevante onderwerpen of 23
definitief RA/02-554
onderwerpen waar vermeldenswaardige vorderingen zijn gemaakt. Er zou dan geen totaalbeeld van de kustactiviteiten meer voor handen zijn. Een aparte voortgangsrapportage is beter te gebruiken om de informatie onder de aandacht te brengen van een specifieke doelgroep. Daarmee gaat de informatie niet ten onder in een integrale rapportage. Een aantal keren is benadrukt dat er in de voortgangsrapportage, waar mogelijk, wel verwezen moet worden naar andere relevante ontwikkelingen en rapportages. 4.3.2
Verdiepingsgesprekken Aangegeven is dat het rapport nu bestaat uit een “grote lap tekst” die niet uitnodigt tot lezen. Er is geen keuze gemaakt tussen de verschillende onderwerpen, alles wat loopt is vermeld. Dit is prima voor de eerste rapportage, maar in de volgende kunnen er jaarlijks andere accenten gelegd worden. Niet alle actiepunten zijn geschikt om jaarlijks over te rapporteren. Er is nu veel energie gestoken in het verzamelen en het maken van de redactieslag. Een analyseslag is niet meer gemaakt. Dit is wel gewenst. Meer gegevens moeten in tabel- en grafiekvorm worden gepresenteerd, zodat het uitnodigt om verder te lezen. Het verhaal moet verteld worden aan de hand van grafische gegevens.
4.3.3
Analyse en advies e
De voortgangsrapportage 3 Kustnota kan verbreed worden naar een "voortgangsrapportage integraal kustbeleid" voor het complete kustbeleid. Of zo'n verbreding naar onderwerpen die e niet in de 3 Kustnota aan de orde komen een grote uitbreiding van de voortgangsrapportage zal betekenen zal nader moeten worden uitgezocht.. Er zal voor gewaakt moeten worden dat het primaire doel van de voortgangsrapportage verslaglegging blijft. Het rapport zal geen extra beleidsdocument moeten worden, maar een signalerende rol moeten houden. Voor die signaalrol zal wel de analyse van de verzamelde informatie moeten worden verbeterd. De informatie wordt verzameld om zonodig actief jaarlijks te kunnen (bij)sturen. Dat kan alleen als uit de informatie wordt afgeleid en geëxpliciteerd waar het goed en waar het minder goed gaat. De analyse van de verzamelde informatie moet de rapportage relevant maken voor beheerders en bestuurders. Zo objectief mogelijk zal moeten worden beschreven wat de stand van zaken is en in hoeverre deze afwijkt van de voornemens in het beleid. Een dergelijke analyse vereist enige afstand van de beleidsontwikkeling. Er zal moeten worden gewaakt voor te sterke personele en hiërarchische verbanden tussen analisten en beleidsverantwoordelijken. Met andere woorden de beleidsverantwoordelijke (DG Water) blijft verantwoordelijk dat de voortgangsrapportage wordt gemaakt, maar houdt gepaste afstand tot de inhoud. De interpretatie van de inhoud voor het beleidsoverleg is wel weer de verantwoordelijkheid van DG Water. De informatie uit de voortgangsrapportage kan worden gebruikt in andere rapportages, zoals Water In Beeld. Het is niet gewenst dat de rapportage daarin wordt opgenomen. De rapportage dient als zelfstandig rapport te blijven bestaan. De kustproblematiek is specifiek en ook de bij dat kustbeleid en –beheer betrokken personen zijn grotendeels een aparte groep. Er zal wel een duidelijke link blijven bestaan, zowel qua inhoud als qua organisatie, tussen Water In Beeld e en de Voortgangsrapportage 3 Kustnota.
24
definitief RA/02-554
5
Proces
5.1
Informatiebronnen Welke groepen moeten worden betrokken bij de totstandkoming van de rapportage? Zal hun bijdrage effectief zijn en is het de inspanning waard? In welke rol zullen ze bijdragen (actief of toetsend)? Op welke manier kunnen deze groepen zelf voordeel ondervinden door hun bijdrage aan de rapportage?
5.1.1
Enquête Het algemene beeld is dat men vindt dat de regionale directies van Rijkswaterstaat, de Provincies, de Waterschappen en het RIKZ actief schrijvend betrokken moeten zijn bij de voortgangsrapportage (Figuur 5-1). DG-Water en andere departementen (VROM, LNV,....) worden het meest genoemd als toetsende partij.
Figuur 5-1: betrokkenen De voortgangsrapportage is nu gepresenteerd als een RIKZ product. De voortgangsrapportage dient een product te zijn van Verkeer en Waterstaat / DG-Water waarbij de Staatssecretaris bijvoorbeeld met een voorwoord ook zijn/haar instemming geeft en daarmee ook geschikt is voor aanbieding aan de Tweede Kamer. Iemand anders oppert de overweging om het opstellen van de voortgangsrapportage uit te besteden aan een onafhankelijk bureau. Respondenten hebben aangegeven dat de rapportage voor hen beter bruikbaar is, als de mogelijkheid bestaat om vragen te stellen aan of direct contact te leggen met betrokkenen. Als voornaamste groep wordt hiervoor genoemd de leveranciers van de informatie. De meeste respondenten (20 in totaal) zijn bereid om vragen of opmerkingen te beantwoorden van andere betrokkenen. Vier Respondenten geven aan met andere betrokkenen in contact te willen treden om ervaringen en informatie uit te wisselen.
25
definitief RA/02-554
Op de vraag welke andere groepen belangstelling zouden kunnen hebben voor de informatie, zijn de volgende groepen genoemd: · Buitenland / Europa; · Burgers; · Gemeenten; · VNG; · Ingenieursbureaus; · Universiteiten; · Terrein- en Natuurbeheerders; · Belangenorganisaties gericht op de kust. Meewerken aan de totstandkoming van het voortgangsrapport heeft bij een aantal respondenten geleid tot bruikbare kennis en contacten. Betrokken zijn bij de totstandkoming geeft een goed beeld van de samenhang tussen de voortgang van de verschillende actiepunten. Onderlinge uitwisseling van informatie wordt ook genoemd als positief punt van het bijdragen aan de voortgangsrapportage. 5.1.2
Verdiepingsgesprekken Tijdens de totstandkoming van de voortgangsrapportage is de mening van alle betrokkenen gevraagd in bijeenkomsten. Dit is een rechtstreekse en directe manier van betrokkenheid. Grote afwezigen bij deze bijeenkomsten zijn de gemeenten. Dit is moeilijk te begrijpen, aangezien gemeenten een taak en een belang hebben bij de actiepunten. De rapportage wordt nu gepresenteerd als RIKZ-product. Maar, het opstellen van de voortgangsrapportage is een gezamenlijk project van RIKZ, de provincies en de beheerders (regionale directies en waterschappen). Deze laatste groepen mogen dus ook best op de kaft of in het voorwoord vermeld worden. RIKZ is als redelijk onafhankelijke partij (is geen beheerder of uitvoerder) de aangewezen organisatie om het proces te leiden. Per actiepunt moet de organisatie die de “trekkende rol” heeft, zorgen voor het aanleveren van informatie en gegevens voor de voortgangsrapportage. RIKZ kan dan zorgen voor de redactieslag. Opgemerkt wordt dat Rijkswaterstaat met betrekking tot de voortgangsrapportages twee functies heeft: de regionale diensten zijn betrokken als beheerders en het RIKZ vanuit de rol van opdrachtnemer voor het schrijven van het voortgangsrapport. Deze functies moeten goed gescheiden blijven. De rol van de regionale directies was niet altijd duidelijk. De regionale directies van Rijkswaterstaat moeten meer betrokken worden dan dat bij het tot stand komen van het eerste rapport is gebeurd. De kennis over de regio die bij deze organisaties aanwezig is, moet optimaal gebruikt worden. Op dit moment vindt er geen actieve verspreiding van de rapportage plaats aan belangenorganisaties. Dit is wel wenselijk, aangezien ze in de voortgangsrapportage zijn aangewezen als partner bij verschillende actiepunten. Ook de verspreiding aan gemeenten is bij het eerste rapport niet structureel genoeg gebeurd.
5.1.3
Analyse en advies Er zijn geen knelpunten aan het licht gekomen die te maken hebben met het aanleveren van informatie. De gevraagde informatie ligt niet op de plank, maar het samenstellen ervan lijkt relatief weinig tijd te kosten. Een punt van kritiek is de transparantie van de totstandkoming van de rapportage. Zeker contribuanten die wat verder van RIKZ afstaan hebben niet altijd voldoende inzicht in wat er met hun bijdrage gebeurt in de tijd tussen het aanleveren van informatie en het beschikbaar komen van het rapport, wat een ontmoedigend effect heeft. Op dit moment wordt de voortgangsrapportage via de POK’s verspreid. De verspreiding moet actiever en planmatiger plaatsvinden. Met name de verspreiding onder gemeenten en belangenorganisaties moet meer aandacht krijgen. 26
definitief RA/02-554
De betrekkelijke tevredenheid van de respondenten over de beschikbaarheid van informatie die moest worden toegeleverd aan de eerste voortgangsrapportage kan een vertekend beeld geven. Immers, het tot stand komen van deze eerste rapportage had het karakter van een zoektocht naar de vorm en de inhoud. Dit heeft geresulteerd in een vorm en inhoud die nauw aansluit bij de beschikbare informatie. In eerdere paragrafen is inmiddels gepleit voor een meer gestructureerde aanpak, waarbij het doel en gebruik van de rapportage beter wordt duidelijk gemaakt en uitgewerkt in indicatoren. Dat zal waarschijnlijk gaan betekenen dat verschillende informatieleveranciers (in eerste instantie) een grotere inspanning zullen moeten gaan doen om de informatie in het juiste format en compleet aan te leveren. De informatievraag en het format zullen daarom in goed overleg met de leveranciers moeten worden vastgesteld. De leveranciers zijn zelf (overheids)instanties die ook een rapportageplicht hebben naar eigen bestuur. Het is daarom belangrijk om de informatievraag en het format zo goed mogelijk te laten aansluiten bij deze rapportageplicht. Daarmee ontstaat een belangrijke incentive om de informatiebronnen goed op de voortgangsrapportage af te stemmen. Na enige ervaringsjaren, zal de inspanning dan weer terug lopen. 5.2
Opstellen voortgangsrapportage Welk proces sluit het beste aan bij de gewenste informatiebronnen? Wie dragen verantwoordelijkheden daarin? Welke organisatie is daarvoor nodig?
5.2.1
Enquête In de enquête is gevraagd naar wat Rijkswaterstaat/RIKZ kan doen om het voor betrokkenen aantrekkelijker te maken om een bijdrage te leveren aan de voortgangsrapportage. Hierbij wordt vooral genoemd het op tijd communiceren over de bijdrage van betrokkenen aan het voortgangsrapport en het op tijd leveren van de conceptteksten. Er moet duidelijk worden aangegeven wat wordt verwacht, wanneer en met welk doel. Tenslotte moet RIKZ terugkoppelen of de ontvangen informatie voldoet en hoe deze is verwerkt. De meeste respondenten zijn tevreden over de communicatie tijdens de totstandkoming van het voortgangsrapport (zie Figuur 5-2). De communicatie tijdens het tot stand komen van het voortgangsrapport wordt vaak als communicatie op ad hoc basis aangeduid. Voor het aanleveren van teksten verliep de communicatie via regulier overleg, telefoon en e-mail.
Figuur 5-2: communicatie
27
definitief RA/02-554
Het zou hebben geholpen bij het verzamelen van informatie als de verwachte bijdrage explicieter en duidelijk was gemaakt. 5.2.2
Verdiepingsgesprekken Het proces kan worden gekenmerkt als een zoektocht naar de goede manier van omgaan met de actiepunten. Deze zoektocht heeft veel tijd gekost. Er was voor de informatieleverende instanties geen format beschikbaar (in welke vorm de informatie gewenst was). Er ontbreken indicatoren op basis waarvan de voortgang van de verschillende actiepunten wordt besproken. Omdat er niet duidelijk was welke informatie en in welke vorm precies verwacht werd, was het lastig om gerichte informatie aan te leveren. Als gevolg hiervan is de informatie op vele verschillende manieren aangeleverd (ongelijksoortige informatie) en dat is terug te vinden in het rapport. Een tweede gevolg van het ontbreken van een duidelijk format is de gereserveerdheid waarmee de informatie aangeleverd is. Aanlevering van de informatie via de POK-secretarissen is een goede manier van werken. Het tweemaal bespreken van het concept in de POK’s is niet gewenst. Men verliest dan snel de interesse en aandacht voor het uiteindelijke rapport. Waarom wordt het proces niet projectmatig aangepakt en wordt alleen het eindrapport in de POK’s besproken? Een suggestie voor het aanleveren van informatie is het regionaal bespreken van de voortgang per relevant actiepunt. Het verslag hiervan kan dan als input dienen voor de landelijke voortgangsrapportage. Verwacht wordt dat het een meerwaarde kan hebben als de rapportage door een externe onafhankelijke organisatie wordt geschreven, in plaats van door Rijkswaterstaat/RIKZ. Het is altijd moeilijk om de eigen organisatie te evalueren, er is enige afstand nodig. Daar staat tegenover dat als RIKZ het rapport schrijft, de organisatie gebruik kan maken van de eigen expertise en de communicatielijnen kort zijn. Dit laatste kan echter ook als een nadeel werken.
5.2.3
Analyse en advies Verantwoordelijkheid De voortgangsrapportage is goed beschouwd het verhaal van de uitvoerders van de activiteiten: Rijkswaterstaat (regionale directies), provincies en waterschappen. Deze overhandigen de voortgangsrapportage aan de beleidsverantwoordelijken: Staatssecretaris (DG Water) en regionale bestuurders. Door het zo aan te pakken worden de informatieleveranciers zelf verantwoordelijk voor de rapportage. Een coördinerende instantie (RIKZ, of een andere opdrachtnemer) werkt dan onder verantwoordelijkheid van de uitvoerders. De meeste informatie is regiospecifiek. Bovenstaande gedachtelijn doortrekkend, ligt het voor de hand om de regio's een centrale rol in het opstellen van de rapportage te geven. Onder leiding van de provincies (ambtelijke POK's), kunnen de regionale directies van Rijkswaterstaat daarin een centrale rol spelen. Dan wordt gebruik gemaakt van hun regiokennis en het versterkt de vorming van regionale netwerken. Uit de evaluatie blijkt ook dat de regionale directies deze rol ook ambiëren. Transparantie van het proces Er liggen mogelijkheden om een projectspecifieke internetsite (“projectweb” of “projectkamer”) in te richten waarop alle ingezamelde en verwerkte informatie voor alle deelnemers toegankelijk is, ook als de huidige manier van de rapportage voortgezet wordt. Dergelijke software biedt de mogelijkheid automatisch geïnteresseerden per e-mail te waarschuwen als een nieuwe versie van een conceptrapport verschijnt, of als er nieuwe bijdragen beschikbaar zijn. Ook kan hier de status van het project bijgehouden worden: wanneer moeten bijdragen binnen zijn, welke ontbreken nog, etc. Tevens kan de onderlinge communicatie worden verbeterd door bijvoorbeeld de contactgegevens (zoals naam, telefoonnummer en functie) van alle betrokken beschikbaar te maken.
28
definitief RA/02-554
Een dergelijk projectweb kan ook een publiekdeel hebben waar de laatste versie van het eindrapport staat, alsmede verwijzingen naar relevante rapporten. Dit onderdeel wordt opgepikt door zoekmachines en kan dus, beter dan gedrukte versies van het rapport, geïnteresseerden uit andere werkvelden trekken. Ook onderlinge verwijzingen (bijvoorbeeld een link op Waterland) helpen daarbij. Hoe de evaluatie in de toekomst ook verloopt, belangrijk is dat er een plaats is waar de geïnteresseerden of betrokkenen alle informatie over de voortgangsrapportage van het kustbeleid krijgen. Liefst in combinatie met andere relevante kustinformatie (van bijvoorbeeld de kust en zeesite van RIKZ of informatie van EUCC). Omdat de site relatief infrequent bezocht zal worden (de kernactiviteiten van de betrokkenen liggen elders) is het voor de transparantie essentieel dat mensen niet op zoek moeten gaan naar de informatie. Welke informatie toegankelijk is, hangt daarbij af van de bezoeker. Relevante informatie Toegankelijkheid kan worden bereikt door overzichten beschikbaar te stellen van waaruit snel naar de achterliggende informatie kan worden gegaan. In het geval van een beleidsevaluatie- of –monitoringsproces zal een website bijvoorbeeld een overzicht kunnen produceren van de stand van zaken voor beleidsdoelen, waarbij de bezoeker in een oogopslag kan zien waar de aandachtsgebieden liggen. Van daaruit kan per doel een uitgebreider overzicht worden opgevraagd, met verwijzingen naar betrokken personen en naar andere relevante documenten. Daarnaast moet de structuur van de website zo worden opgezet dat een nieuwkomer een totaalbeeld kan krijgen. Bij het samenstellen van de overzichten moet rekening gehouden worden met de reden waarom een bezoeker het overzicht oproept. Neem als voorbeeld een overzicht van beleidsdoelen en de mate waarin ze bereikt zijn. Als het overzicht getoond wordt als antwoord op de vraag “Waar zitten de knelpunten?”, dan verwacht de bezoeker een lijst dat het minst gerealiseerde doel bovenaan staat. Als de vraag luidde “Hoe staan we ervoor?”, dan is een overzicht met doel-boom met daarachter de status effectiever, waar mogelijk geaggregeerd per groep van doelen, zodat verschillen tussen gelijksoortige doelen duidelijker worden. Beide overzichten geven in principe dezelfde informatie; de vorm bepaalt de moeite die een bezoeker moet doen om de relevante informatie eruit te halen, en daarmee de toegankelijkheid van de gegevens. De overzichten moeten dan ook aansluiten bij de rol van de bezoeker in het proces. De recente ontwikkelingen gaan in de richting van een op maat gemaakt, persoonlijk “dashboard”, waarbij een bezoeker van een website een summier overzicht krijgt van de zaken die voor hem van belang zijn. Een beheerder die zelf bijdraagt aan de evaluatie zal bijvoorbeeld een indicatie krijgen van ontbrekende gegevens, een overzicht van recente bijdragen van zijn collega’s, maar ook de status van voor hem relevante beleidsdoelen, omdat dat de zaken zijn die hem het meest raken. Ook psychologisch is het van belang om zo compact mogelijk de meest relevante feiten te presenteren. Mensen zijn zeer wel bereid om naar statusoverzichten te kijken en naar aanleiding daarvan actie te ondernemen, maar zullen zelf pas een statusoverzicht samenstellen als hun werk daartoe aanleiding geeft. Als zij bijvoorbeeld elke maand een e-mailtje krijgen dat er een nieuw overzicht op de website staat, waarna ze met een muisklik de stand van zaken kunnen overzien, is de kans veel groter dat zij reageren dan wanneer ze eerst een rapport moeten lezen om voor hen relevante zaken te selecteren. Zeker bij een grote verscheidenheid aan betrokkenen kan ondersteuning via een website in grote mate bijdragen aan het levend houden van het evaluatie- en monitoringsproces.
29
definitief RA/02-554
Leren van elkaar De website zou zich moeten richten op feiten, problemen en oplossingen die voor de virtuele groep van belang zijn. De informatie kan in de vorm van een “factbook” gepresenteerd worden, waarbij de leden nieuwe feiten kunnen toevoegen en bestaande kunnen becommentariëren. Ook het bijhouden van een lijst met veel voorkomende problemen (zoals “bij wie moet ik zijn om…”) en antwoorden daarop (in internet jargon een FAQ) kan door de leden onderhouden worden; de internetpraktijk wijst uit dat een FAQ als erg nuttig wordt ervaren, en dat er altijd wel iemand bereid is het onderhoud te doen. Een virtuele groep heeft grote voordelen ten opzichte van een netwerk dat zich door fysieke samenkomsten profileert: geografische spreiding van deelnemers is geen probleem, iedereen kan deelnemen op het moment dat hij/zij er tijd voor heeft, en er is automatisch een archief dat ieder moment te raadplegen is. Door bij de inrichting van de website te benadrukken dat de virtuele groep door de leden gedragen moet worden, komt vanzelf een meer persoonlijk contact tot stand. Niet alle leden hoeven even actief te zijn: sommigen zullen de site alleen gebruiken om ideeën op te doen, terwijl anderen zich zullen opwerpen als trekkers. Doordat de volgers weinig inspanning hoeven te leveren om bij te blijven, zal de overdracht van kennis van voortrekkers naar volgers efficiënter verlopen dan via het instellen van overlegplatforms.
30
definitief RA/02-554
6
Conclusies en aanbevelingen In dit hoofdstuk worden de conclusies en aanbevelingen uit de voorgaande hoofdstukken samengebracht en waar nodig aangescherpt. Algemeen e De voortgangsrapportage 3 Kustnota is een vorm van beleidsmonitoring. Beleidsmonitoring is het gedurende de implementatie van (nieuw) beleid periodiek en op een systematische manier volgen van de ontwikkelingen. Beleidsmonitoring onderscheid zich van beleidsevaluatie. Monitoring en evaluatie zijn onlosmakelijk verbonden met de beleidscyclus (formulering, ontwerp, uitvoering en evaluatie) van het integraal kustbeheer proces. Het gaat erom de doeltreffendheid (effectiviteit) van het beleid te onderzoeken en op grond daarvan te sturen. Daarmee wordt meer inzicht verkregen in de doelmatigheid van de inzet van mensen en middelen om de beoogde doelen (effecten) te bereiken. Daarnaast kan daarmee de aandacht voor de effecten van het beleid groter worden. e
De strategische doelstelling van de 3 Kustnota is uitgewerkt in vier zogenaamde operationele doelen en een actieprogramma. In feite zijn ook deze vier doelen nog strategisch van aard, zodat de uitwerking naar operationele doelen en verifieerbare indicatoren niet beschikbaar is. Deze uitwerking zou via de zogenaamde Logical Framework Approach (logisch raamwerkbenadering) kunnen worden uitgevoerd. Doelen De voortgangsrapportage kan vooral aan kracht en betekenis winnen door niet alleen over het uitvoeringsproces te rapporteren, maar ook over de beoogde verbeteringen in het kustsysteem (fysiek, ecologisch, sociaal). Om dit te kunnen doen zal het nodig zijn om uit de doelstellingen e van de 3 Kustnota meetbare toestandscriteria af te leiden De voortgangsrapportage zou de enige en complete rapportage voor de uitvoering (implementatie) van het kustbeleid moeten zijn. Activiteiten uit vastgesteld beleid die niet in de e 3 Kustnota staan zouden aan de rapportage moeten worden toegevoegd. Mogelijk kan de voortgangsrapportage worden uitgebreid met de monitoring van de regionale beleidsdoelen voor de kust. Een analyse van de aard en omvang van deze regionale beleidsdoelen moet aan een beslissing hierover voorafgaan. Jaarlijks zal moeten worden bezien of er nieuw beleid is vastgesteld. Als dat zo is dan zullen de indicatoren waarop de voortgang gemeten wordt worden aangepast. Dat kan betekenen dat indicatoren worden toegevoegd, maar ook dat indicatoren worden geschrapt. Doelgroepen en gebruik De voortgangsrapportage is primair bedoeld voor overleg tussen bestuurders en uitvoerders op twee niveaus: · nationaal: tussen bewindspersoon V&W en voorzitters POK's.; · regionaal: tussen regionale bestuurders en uitvoeringsinstanties. Uitbreiding met vertegenwoordigers van andere departementen en (koepel)organisaties is mogelijk, maar de meerwaarde daarvan moet wel eerst worden duidelijk gemaakt. Om het belang en het gebruik van de voortgangsrapportage te verbeteren zal de bespreking in het overleg tussen bewindspersoon en voorzitters van de POK's gericht moeten zijn op concrete conclusies en besluiten. Deze moeten aan de "buitenwacht" worden duidelijk gemaakt De uitkomsten van bovengenoemd overleg wordt samen met de rapportage toegestuurd aan belanghebbenden: andere ministeries, andere overheden, belangenorganisaties en eventueel de Tweede Kamer.
31
definitief RA/02-554
De inhoud van de voortgangsrapportage kustbeleid kan worden gebruikt in andere evaluatieactiviteiten zoals Water In Beeld. Het ligt niet voor de hand om de voortgangsrapportage daarin te laten opgaan. Inhoud De inhoud van de voortgangsrapportage zal concreter moeten worden en afgestemd op besluitvorming in de overleggen tussen de bestuurders en de uitvoerders. Belangrijkste e voorwaarde daarvoor is het uitwerken van de doelen en activiteiten uit de 3 Kustnota in verifieerbare indicatoren. Naast procesindicatoren (uitwerking van de activiteiten) zullen ook toestandsindicatoren moeten e worden afgeleid uit de doelen van de 3 Kustnota. De uitwerking van het kustbeleid in verifieerbare indicatoren kan worden uitgevoerd door middel e van de aanpak met logical frameworks. De inhoud en opzet van de 3 Kustnota lenen zich daarvoor. De uitvoering van het beleid is sterk regionaal bepaald en georganiseerd. De opzet van de rapportage moet daarom sterker regionaal worden opgezet, waarbij voor elke regio dezelfde "parameters" worden gerapporteerd, zodat vergelijken mogelijk is. Vorm en frequentie De gedrukte versie van de voortgangsrapportage zal jaarlijks moeten blijven verschijnen ten behoeve van de primaire doelgroepen. Een internetversie van de rapportage heeft betekenis als deze wordt vormgegeven als informatiesysteem en niet slechts als een webversie van het rapport. In een internetversie kan de informatie op meerdere gebruikers worden afgestemd, bijvoorbeeld door meerdere lagen met verschillende detailniveaus aan te brengen. Een internetversie van de voortgangsrapportage opent mogelijkheden voor het ontwikkelen van een bij de uitvoering van het kustbeleid betrokken netwerk (groep), die in sterke mate mede bepalen welke (aanvullende) informatie wordt opgeslagen en in welke vorm. Proces De verantwoordelijkheid voor het opstellen van de voortgangsrapportage zou (op termijn) bij de uitvoerders van het beleid gelegd moeten worden. Het ligt voor de hand om de regio's daarin het voortouw te laten nemen. Onder leiding van de provincies (ambtelijke POK's), kunnen de regionale directies van Rijkswaterstaat daarin een centrale rol spelen. De analyse van de monitoringresultaten blijft de verantwoordelijkheid van het DG Water; eventueel uit te besteden aan het RIKZ, of een andere onderzoeksinstelling.Dit om te voorkomen dat de uitvoerders het eigen werk moeten beoordelen. Elk jaar zal – als uitkomst van het overleg – vooraf duidelijk moeten worden gemaakt welke informatie zal moeten worden geleverd ten behoeve van de rapportage. Daarbij moet aangegeven worden wat met de informatie zal worden gedaan. Als de voortgangsrapportage – via duidelijke indicatoren en regionale opzet – een vast format heeft gekregen, dan zal het inwinnen van informatie ook steeds verder gestandaardiseerd kunnen worden. Daarmee worden de mogelijkheden van "automatiseren" van het inwinnen van gegevens groter. Aan de rapportage zal een kritische analyse van de voortgang van de beleidsuitvoering moeten worden toegevoegd. Daarmee wordt een zinvolle bespreking en besluitvorming in het overleg tussen bestuurders en uitvoerders mogelijk.
32
definitief RA/02-554
7
Plan van Aanpak en 2e voortgangsrapportage Naar aanleiding van de conclusies en aanbevelingen in het vorige hoofdstuk, worden in dit hoofdstuk kort adviezen geformuleerd voor het opstellen van het Plan van Aanpak en de tweede voortgangsrapportage. Daarbij zijn de discussie in de workshop van 8 juli 2002 betrokken. Het Plan van Aanpak zal betrekking moeten hebben op de periode tot en met de behandeling van de voortgangsrapportage in de doelgroepen en de verspreiding van de conclusies onder de doelgroepen. In het Plan van Aanpak zullen de onderstaande inhoudelijke zaken aan de orde moeten komen. Waar nodig worden opmerkingen gemaakt over procedures, tijdpad en betrokkenen, maar compleetheid over deze onderwerpen is niet nagestreefd. Heldere, verifieerbare indicatoren opstellen In het Plan van Aanpak zal een sub-project moeten worden gedefinieerd dat heldere, verifieerbare indicatoren afleidt uit het bestaande beleid. Het zal moeten gaan om zowel procesals toestandsindicatoren. De primaire verantwoordelijkheid voor deze activiteit ligt bij de beleidsmakers (DG Water), ondersteund door deskundigen (bijvoorbeeld van het RIKZ, universiteiten, adviesbureaus). Verificatie zal moeten plaatsvinden bij de uitvoerders van de maatregelen. Deze activiteit heeft een hoge prioriteit, maar verdient het ook om zorgvuldig te worden e uitgevoerd. Omdat de 3 Kustnota zelf nog geen indicatoren bevat, mag verwacht worden dat bij de uitwerking van de indicatoren ook discussie ontstaat over de interpretatie van het vastgestelde beleid. De verleiding is groot om het opstellen van de tweede voortgangsrapportage uit te stellen, teneinde het opstellen van de indicatoren met voldoende e rust te kunnen doen. Jaarlijks rapporteren is echter een verplichting die in de 3 Kustnota aangegaan is. Mogelijk kan dit sub-project in fasen worden uitgevoerd. Ten eerste een snelle analyse van het e beleid in de 3 Kustnota en een vertaling in de belangrijkste indicatoren. In de wetenschap dat dit een voorlopige lijst is, kan op basis van deze indicatoren het voorbereiden van de tweede voortgangsrapportage in gang worden gezet. Ten tweede een verkenning of er buiten de e 3 Kustnota kustbeleid is dat in via voortgangsrapportage zou moeten worden gemonitord. Daarbij kan geput worden uit de resultaten van het BELEVA-project. Deze verkenning zou ook het regionale kustbeleid kunnen omvatten. Ten derde een rustige bezinning op de compleetheid van het beleid en de indicatoren, waarvan de resultaten niet noodzakelijk nog in de tweede voortgangsrapportage worden gebruikt. De benadering met het "Logical framework" zou hierbij toegepast kunnen worden. Ontwerpen, bouwen en gebruiken van ondersteunende internet-faciliteit en een internetrapportage De realisatie van de internet ondersteuning kan geschieden parallel aan het opstellen van de e 2 voortgangsrapportage. De volgorde van implementatie wordt bepaald door de inpassing in de overige activiteiten. Het Plan van Aanpak moet deze verbanden aangeven: welke software is noodzakelijk of gewenst om de voortgangsrapportage te ondersteunen, en voor welke onderdelen is de implementatie afhankelijk van uitkomsten uit het proces. Het gebruiken van een internetfaciliteit heeft alleen kans van slagen als het geen extra werk oplevert voor de projectorganisatie. Er zal daarom vanaf het begin voor moeten worden gezorgd dat met de faciliteit de "gebruikelijke" projectactiviteiten kunnen worden uitgevoerd en ondersteund. Op korte termijn kan aansluiting gezocht worden bij andere, lopende initiatieven, met name de Virtuele Kustcommunity, waarin soortgelijke functionaliteit wordt gerealiseerd. Zeker de ondersteuning van de communicatie met de projectorganisatie en een aantal groepsfaciliteiten zoals discussies zouden aan dat project ontleend kunnen worden. Vanaf het begin van de uitvoering van het Plan van Aanpak kan dit gedeelte van de website actief zijn. Gezien het ontbreken van ervaring met dergelijke communicatiemiddelen bij een groot deel van de betrokkenen is het belangrijk dat er voldoende tijd is om te leren omgaan met de website, en 33
definitief RA/02-554
te ontdekken hoe het kan helpen bij het proces. Dit stimuleert ook de betrokkenheid bij en ideeën over eventuele verdere ontwikkelingen. De website kan groeien tijdens het traject. Uitgaande van de software van de Kustcommunity kunnen in een latere fase de verschillende onderdelen beter geïntegreerd en aangepast worden. Andere delen zullen op maat gemaakt moeten worden, waarbij eerst eenvoudige versies opgeleverd worden die later, mede door commentaar van gebruikers, evalueren naar hun definitieve vorm. Het is belangrijk dat deze ontwikkelingen goed afgestemd worden. Hoewel het lenen van componenten uit andere initiatieven snel tot resultaat leidt, bestaat het gevaar dat integratie van dergelijke software een onevenredig grote inspanning vraagt. Bij het opstellen van het Plan van Aanpak zou een architectuur ontwerp voor de site gemaakt moeten worden, waarbij de uiteindelijke vorm van de website is geschetst en de stappen om daar te komen. Daarbij moet ook gekeken worden naar de haalbaarheid van technische integratie met bijvoorbeeld de Kustcommunity. Het Plan van Aanpak moet als eerste (ICT) activiteit het uitwerken van de technische koppelingen hebben, omdat dat de ontwerpkeuzes voor de software bepaalt. Gegevensinwinning organiseren; duidelijke rollen en verantwoordelijkheden In het Plan van Aanpak zullen heldere afspraken moeten staan over de taken en verantwoordelijkheden voor het inwinnen en leveren van gegevens. De centrale regie van een instituut zoals het RIKZ zou voor de tweede voortgangsrapportage kunnen worden gehandhaafd. Echter, een eerste forse stap naar een regionale organisatie van de monitoring kan worden gezet. Per kustregio (Zeeland, Zuid-Holland, Noord-Holland en Friesland/Groningen) zouden de zogenaamde "ambtelijke POK's" de taak krijgen om de benodigde informatie te verzamelen. Onder voorzitterschap van de provincie kan de betreffende regionale directie van de Rijkswaterstaat een belangrijke coordinerende rol krijgen. Een centrale projectgroep, waarin elke regionale taakgroep een vertegenwoordiger afvaardigt, zorgt voor een adequate vraagstelling, formats waarin de informatie geleverd moeten worden en houdt toezicht op de voortgang. Deze centrale projectgroep rapporteert aan het DG Water. Bijvoorbeeld het bestaande secretarissenoverleg van de ambtelijke POK's. onder leiding van een RIKZ-projecleider zou deze rol op zich kunnen nemen. Analyseren van de ingewonnen gegevens Ter voorbereiding van de behandeling van de voortgangsrapportage zullen de gegevens moeten worden geanalyseerd en conclusies voorbereid. De analyse en conclusies zullen gericht moeten zijn op de voortgang van het ingezette beleid (en niet op het ontwikkelen van nieuw beleid). Het ligt voor de hand dat de centrale projectgroep de verantwoordelijkheid neemt om deze analyse te ontwikkelen en uit te voeren. Resultaten worden naar de regionale taakgroepen teruggekoppeld. De invalshoeken en de methode van de analyse zullen ter voorbereiding moeten worden bedacht. Ontwikkelen van procedures en agenda's voor de behandeling van voortgangsrapportage Uit de evaluatie komt naar voren dat een duidelijke agendering en terugmelding van de voortgangsrapportage in het overleg tussen bestuurders en uitvoerders belangrijk is en verbetering behoeft. De Projectgroep kan daarvoor een procedurevoorstel doen, dat wordt voorgelegd aan enerzijds het DG Water en anderzijds de provincies (voorzitters POK's). De afspraken over agendering en terugmelding zullen aan de regionale taakgroepen moeten worden gemeld, zodat ze de informatie op die behandeling kunnen toespitsen. Organisatiestructuur voor de uitvoering van het Plan van Aanpak De organisatie voor de uitvoering van het Plan van Aanpak zal zo goed mogelijk moeten aansluiten bij al bestaande groepen. De centrale verantwoordelijkheid kan worden gelegd bij het overleg van de POK-secretarissen onder leiding van bijvoorbeeld een RIKZ-projectleider. Waarschijnlijk zal ook een vertegenwoordiger van de opdrachtgever – het DG Water – in deze groep zitten. Vier regionale taakgroepen, bijvoorbeeld de ambtelijk POK's, voeren met name het inwinnen van informatie uit. De vertegenwoordigers van de regionale directies van de Rijkswaterstaat zullen daarbij een flink deel van het werk doen. Waarschijnlijk is het goed om naast de Projectgroep een werkgroep gegevensinwinning en analyse te hebben die bestaat uit 34
definitief RA/02-554
de vertegenwoordigers van de regionale directies en de (RIKZ-)projectleider. Aparte werkgroepen voor indicatoren en internet moeten worden gevormd.
Staatssecretaris + POK-voorzitters
Werkgroep website
Projectgroep (POK-secr. + RIKZ-projectleider + DGW)
Werkgroep indicatoren
Werkgroep gegevensinwinning en analyse
Taakgroep Zeeland (ambtelijk POK)
Taakgroep Zuid-Holland (ambtelijk POK)
Taakgroep Noord-Holland (ambtelijk POK)
Taakgroep Frysl./Gron. (ambtelijk POK)
POK Zeeland
POK Zuid-Holland
POK Noord-Holland
POK Frysl./Gron.
De taakverdeling tussen de Projectgroep en de werkgroep gegevensinwinning en analyse zal nader moeten worden afgesproken en hangt in sterke mate af van de beschikbare tijd van de deelnemers aan deze groepen. Projectgroep + werkgroep gegevensinwinning en analyse · Opstellen Plan van Aanpak, centrale leiding · Instellen van en toezien op werkroepen · Vraagstelling en formats aan regionale taakgroepen · Organiseren en uitvoeren van de analyses · Voorstellen voor procedures en agenda's behandeling voortgangsrapportage Regionale taakgroepen: · Verzamelen gegevens · Concepten van de Projectgroep becommentariëren · Bekendheid en belang van de voortgangsrapportage in de regio bevorderen.
35
definitief RA/02-554
Bijlage A Geraadpleegde literatuur
Bijlage A Geraadpleegde literatuur AUSAID, AUSGUIDE; The Logical Framework Approach, Australian Aid, Canberra Januari 2002 Chua Thia-Eng, Lessons Learned from Practicing Integrated Coastal Management in Southeast Asia, Ambio Vol 27 No 8., December 1998 Chua Thia-Eng, Enhancing the Success of Integrated Coastal Management, good practices in formulation, design, implementation and evaluation of Integrated Coastal Management Initiatives, GEF/UNDP/IMO, Quezon Philippines, 1996 Meltzer, Evelyne, International Review of Integrated Coastal Zone Management, Ocean Conservation Report Series, Ottawa, Ontaria, 1998 Mierlo, J.G.A. van, Beleidsfalen en Beleidsevaluatie in de Publieke Sector, Universiteit van Maastricht, maart 2002 e
3 Kustnota, Tradities, Trends en Toekomst, ministerie van Verkeer en Waterstaat, december 2000 Leeuw, F.L., Assumptional Analysis, log frame analysis and other methods of reconstructing and evaluating program logic, Nederlandse Open Universiteit, Utrecht 1999 Olsen, Stephen B., Lowrey Kem and Tobay James, A Manual for Assessing Progress in Coastal Management, University of Rhode Island Coastal Research Centre, Narragansset, January 1999 Tradities, Trends en Toekomst: het vervolg; Eerste voortgangsrapportage over de actiepunten e uit de 3 Kustnota, ministerie van Verkeer en Waterstaat, februari 2002
Bijlage B Enquête
Bijlage B
Enquêteformulier Evaluatie Voortgangsrapportage 3e Kustnota In opdracht van Rijkswaterstaat/RIKZ
A. Algemene informatie Naam: Organisatie: Functie: Tel.nr.: E-mail adres e
1.
Op welke manier bent u betrokken bij het eerste voortgangsrapport van de 3 Kustnota (meerdere antwoorden mogelijk)? O
Betrokken bij het opstellen van de eerste voortgangsrapportage;
à Beantwoord de onderdelen A, B, C en D van deze evaluatie
O
Betrokken bij één of meerdere van de projecten die zijn e voortgekomen uit de actiepunten van de 3 Kustnota;
à Beantwoord de onderdelen A, B en C van deze evaluatie
O
Gebruiker van de gegevens uit de voortgangsrapportage binnen de eigen organisatie;
à Beantwoord de onderdelen A, B en C van deze evaluatie
O
Anders, namelijk ................................................................................................ ................................................................................................ ................................................................................................ ..........................
à Beantwoord indien mogelijk de onderdelen A, B, C en D van deze evaluatie
B-1
definitief RA/02-554
2.
Heeft u op uw werkplek eenvoudig toegang tot internet? Ja, web en e-mail Ja, alleen e-mail Nee
O O O B. Doelen 3.
In de eerste voortgangsrapportage wordt de doelstelling als volgt geformuleerd: e
In de 3 Kustnota is voor implementatie van het daarin geformuleerde beleid een aantal actiepunten opgenomen. Het verleden heeft geleerd dat de uitvoering van acties niet voor ieder punt even voorspoedig verloopt. e Om de vinger aan de pols te houden is in de 3 Kustnota als actiepunt opgenomen dat er jaarlijks gerapporteerd wordt over de voorgang van de (overige) actiepunten. Is deze doelstelling (achteraf gezien) juist?
O Ja
O Nee
O Ja
O Nee
Zo nee, waarom niet? .................................................................................................................................. .................................................................................................................................. .................................................................................................................................. 4.
Is deze doelstelling volledig? Zo nee, wat ontbreekt er volgens u? .................................................................................................................................. .................................................................................................................................. ..................................................................................................................................
5.
Voor welke doelgroepen (lezers, gebruikers) zou de voortgangsrapportage naar uw mening bedoeld moeten zijn (meerdere antwoorden mogelijk)? DG Water O Andere departementen (VROM, LNV, ....) O Regionale directies van Rijkswaterstaat O Specialistische diensten van Rijkswaterstaat, namelijk ........................................ .................................................................................................................................. O Provincies O Waterschappen O Gemeenten O Kennisinstituten (EUCC, ....) O Belangenorganisaties (St. Duinbehoud, ....) O Burgers O Internationale partnerorganisaties O Anders, namelijk ...................................................................................................... .................................................................................................................................. ..................................................................................................................................
6.
De voortgangsrapportage concentreert zich nu op de actiepunten uit de 3 Kustnota. Is dat de juiste focus?
e
B-2
definitief RA/02-554
O O O O O 7.
Ja, dat is prima. Nee, ik mis de verbanden met andere activiteiten in de kust. Nee, ik mis de verbanden met andere beleidsterreinen. Neem de voortgangsrapportage op in een integrale rapportage over de kust. Anders, namelijk.................................................................................................................................
Welke informatie uit de voortgangsrapportage gebruikt u voor uw werkzaamheden? a. b. c. d.
e
Voortgang actiepunten uit de 3 Kustnota Zandsuppleties (hoeveelheden, locatie, budget) Aantal en aard overschrijdingen van de Basiskustlijn Regionale ontwikkelingen (incl. juridisch instrumentarium en regelgeving) e. Ontwikkelingen op rijksniveau
O Ja O Ja O Ja O Ja
O Nee O Nee O Nee O Nee
O Ja
O Nee
8.
Zijn er onderwerpen die niet behandeld zijn in het eerste voortgangsrapport, die u hier wel graag in had gelezen? Zo ja, welke onderwerpen? .................................................................................................................................. .................................................................................................................................. ..................................................................................................................................
O Ja
O Nee
9.
Is de opgenomen informatie in het eerste voortgangsrapport over de bij vraag 6 genoemde punten a t/m e compleet?
O Ja
O Nee
O Ja
O Nee
O Ja
O Nee
Zo nee, wat ontbreekt er volgens u? .................................................................................................................................. .................................................................................................................................. .................................................................................................................................. 10.
Is de opgenomen informatie in het eerste voortgangsrapport over de vraag 6 genoemde punten a t/m e bruikbaar? Zo nee, welke informatie niet en waarom? .................................................................................................................................. .................................................................................................................................. ..................................................................................................................................
11.
Bent u tevreden over de kwaliteit van de inhoud van het eerste voortgangsrapport? Zo nee, over welke onderdelen of hoofdstukken bent u niet tevreden en waarom niet? .................................................................................................................................. .................................................................................................................................. ..................................................................................................................................
12.
Wat is uw mening over het detailniveau van de informatie in het voortgangsrapport? O O O O O
Het detailniveau is goed De informatie is te gedetailleerd De informatie richt zich te veel op hoofdlijnen Er is onbalans tussen de detailniveaus van de verschillende hoofdstukken Anders, namelijk ................................................................................................................................ ……………………………..................................................................................................................
B-3
definitief RA/02-554
Over welke onderwerpen of hoofdstukken bent u voor het detailniveau betreft ontevreden? Waarom? ........................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................... C. Vorm 13.
Aan welk format van de voortgangsrapportage geeft u de voorkeur? O O O O
14.
15.
16.
Er zijn bij het RIKZ meer activiteiten in het kader van beleidsmonitoring en evaluaties, zoals bijvoorbeeld Water In Beeld. Zou volgens u de e voortgangsrapportage van de 3 Kustnota geïntegreerd moeten worden in deze activiteiten?
O Ja
O Nee
Waarom wel of niet? .................................................................................................................................. .................................................................................................................................. .................................................................................................................................. Wat is volgens u de optimale frequentie van informeren over de actiepunten in de voortgangsrapportage? O 2-Jaarlijks O Jaarlijks O Maandelijks O Continu bij meldenswaardige feiten O Anders, namelijk................................................................................................................................. Wat is volgens u de optimale frequentie van informeren over de ontwikkelingen in het Kustbeleid in het algemeen? O O O O O
17.
Gedrukte rapportage (zoals het eerste voortgangsrapport, momentopname) Elektronische rapportage op het internet (dynamisch, actuele stand van zaken) Elektronische rapportage op CD-ROM (momentopname) Elektronische rapportage in combinatie met de gedrukte rapportage
2-Jaarlijks Jaarlijks Maandelijks Continu bij meldenswaardige feiten Anders, namelijk.................................................................................................................................
Deze en de volgende vraag hebben als doel te achterhalen of er de behoefte en bereidheid bestaat tot een meer interactieve manier van rapportage rond de e 3 Kustnota. Is de rapportage voor u beter bruikbaar als u de mogelijkheid had vragen te stellen aan of direct contact te leggen met betrokkenen bij de voortgangsrapportage?
O Ja
O Nee
Zo ja, geef aan met wie (meerdere antwoorden mogelijk): O O O O
Leveranciers van de informatie die ik gebruik Afnemers van de informatie die ik lever Collega’s uit andere plaatsen/organisaties die vergelijkbaar werk doen Anders, namelijk ……………………………………………………………………………………….
B-4
definitief RA/02-554
18.
In hoeverre bent u bereid mee te werken aan verzoeken van anderen om met u in contact te komen of vragen te beantwoorden? O O O
O O
Niet; in de huidige situatie ben ik al voor alle relevante personen beschikbaar Ik wil de verzoeken wel bekijken, maar het initiatief tot antwoorden moet bij mij liggen Ik wil alleen direct bereikbaar zijn voor een selecte groep, namelijk ……………………………............…………………………………………………………………. .…………………………………............................................................................................... ................ Andere betrokkenen kunnen mij bellen of e-mailen met vragen of opmerkingen Ik wil graag met andere betrokkenen in contact komen om ervaringen of informatie uit te wisselen
D. Proces 19.
20.
21.
Op welke manier bent u betrokken geweest bij de voortgangsrapportage? O Opdrachtgever O Lid van het projectteam (coördinerend) O Toeleverancier van basisteksten (schrijvend) O Toeleverancier van (basis)gegevens O Lid van de klankbordgroep (toetsend) O Anders, namelijk ................................................................................................................................ Welke groepen moeten betrokken worden bij de totstandkoming van de voortgangsrapportage en op welke manier? Toetsend Actief/schrijvend DG Water O O Andere departementen (VROM, LNV, ....) O O Regionale directies van Rijkswaterstaat O O Specialistische diensten van Rijkswaterstaat, namelijk O O ................................................................................................. O O ................................................................................................. O O Provincies O O Waterschappen O O Gemeenten O O Kennisinstituten (EUCC, ....) O O Belangenorganisaties (St. Duinbehoud, ....) O O Burgers O O Internationale partnerorganisaties O O ................................................................................................. O O ................................................................................................. O O ................................................................................................. Wat kan Rijkswaterstaat/RIKZ doen om het voor u aantrekkelijk te maken om een bijdrage te leveren aan de voortgangsrapportage? …………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………
B-5
definitief RA/02-554
22.
Welke andere groepen zouden belangstelling kunnen hebben voor uw informatie? ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………….…..
23.
Heeft u, door mee te werken aan de totstandkoming van het voortgangsrapport, bruikbare kennis of contacten opgedaan die u misgelopen zou zijn als u niet had meegewerkt? Zo ja, op welke manier zijn kennis of contacten voor u bruikbaar gebleken?
O Ja
O Nee
.................................................................................................................................. .................................................................................................................................. .................................................................................................................................. 24.
Op welke manier verliep de communicatie tijdens de totstandkoming van het voortgangsrapport? …………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………
25.
Bent u tevreden over de communicatie tijdens de totstandkoming van het voortgangsrapport? Waarom? .................................................................................................................................. .................................................................................................................................. ..................................................................................................................................
O Ja
O Nee
26.
Was het u duidelijk wat er van u verwacht werd?
O Ja
O Nee
Zo nee, wat was er niet duidelijk en hoe kwam dat? .................................................................................................................................. .................................................................................................................................. .................................................................................................................................. 27.
28.
Hoeveel tijd heeft u ongeveer besteed aan uw bijdrage aan het voortgangsrapport?
............................ uren
En uw organisatie in totaal?
............................ uren
Heeft u nog andere opmerkingen / suggesties die volgens u van belang zijn voor de evaluatie van het voortgangsrapport? ………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………
B-6
definitief RA/02-554
………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… Hartelijk bedankt voor uw medewerking! U kunt dit formulier retourneren aan: Resource Analysis, t.a.v. Sjalestia van Aggelen (
[email protected]) Voor vragen kunt u terecht bij Maartje Donkers (015-2191536)
B-7
definitief RA/02-554
Bijlage C Respondenten enquête
Bijlage C Respondenten enquête Naam
C. Maas
J. Vroon
S. Hoitinga
Organisatie Hhs van Uitwaterende Gemeente Zijpe Sluizen
RWS-RIKZ
Provincie Zuid-Holland
Functie
Beleidsmedewerker waterkeringen
Sectorhoofd
Hoofd Kust en Veiligheid
Bestuurlijk juridisch beleidsmedewerker waterkeringen
Naam
P. van den Berg
P. Roelse
K. Boone
C. Schaapman
Organisatie Hhs van Rijnland
RWS-RIKZ
RWS- directie Zeeland Gemeente Den Haag, bureau Scheveningen
Functie
Coördinator Team Waterkeringen en Waterkwantiteit
Kustadviseur
Beleidsmedewerker cluster Kust en Ruimte
Naam
K.R. Klaassens
Organisatie Provincie Groningen
K.J. Adema
H. Balfoort
C. Bolijn-Hertzberger E. Nuijen
RWS-RIKZ
Gemeente Oostburg
RWS-directie NoordNederland
Functie
Sr. beleidsmedewerker Projectleider water Kustbewust / Beleidslijn Kust
Wethouder
Projectleider waterloopkunde en morfologie
Naam
T. van Heuvel
M. Löffler
E. Reincke
G.J.Rotmensen
Organisatie RWS-Directie NoordHolland
RWS-RIKZ
Provincie Fryslân
RWS-RIKZ
Functie
Beleidsmedewerker waterkeringen
Projectleider
Beleidsmedewerker waterkeren
Projectleider/account manager
Naam
L. Withagen
J. Kaspers
A. van der Hoek
D.W. Dunsbergen
Organisatie RWS-RIKZ
Min V&W DG-Water Min V&W DG-Water
RWS-RIKZ
Functie
Beleidsmedwerker
Hoofd onderafdeling Morfologie, Programmaleider KUST2005
Seniorprojectmedewerker
C-1
definitief RA/02-554
Naam
K. Luursema
H. Erenstein
F. Hallie
M.P.A. Lucas
Organisatie RSW-directie Zuid Holland
RWS-RIKZ
Min. V&W DG Water
Provincie NoordHolland
Functie
Projectleider
Projectleider/Beleids Beleidsmedewerker medewerker ruimtelijke ordening
Naam
I.J. van Zwol
Beleidsmedewerker water
Organisatie Gemeente Terschelling
Functie
Coördinator kustbeleid
C-2
definitief RA/02-554
Bijlage D Geraadpleegde personen in verdiepingsgesprekken
Bijlage D Geraadpleegde personen in verdiepingsgesprekken ·
de heer Karel Boone (RWS-DZL)
·
de heer Hans Everaars (Zeeuwse Eilanden)
·
de heer Frank Hallie (DG-Water)
·
de heer Saekle Hoitinga (provincie Zuid-Holland)
·
de heer Roland Hoyink (Delfland)
·
de heer Klaas Klaassens (provincie Groningen)
·
de heer Michel Lucas (provincie Noord-Holland)
·
mevrouw Elise Reincke (provincie Friesland)
·
de heer Willem Schreurs (DG-Water)
·
de heer Iemke van Zwol (gemeente Terschelling)
D-1
definitief RA/02-554
Bijlage E Deelnemers workshop
Bijlage E Deelnemers workshop Naam
Organisatie
Email-adres
Arnoud van der Meulen
EUCC/website
[email protected]
Carlo Langelaan
Unie van Waterschappen
[email protected]
Carola Maas
hhrs USHN
[email protected]
D. W. Dunsbergen
RIKZ/OSFG
[email protected]
Emmie Nuijen
RWS-DNN
[email protected]
Frank Hallie
DGW/KN3
[email protected]
Frank Robijn
Resource Analysis
[email protected]
Hans Balfoort
RIKZ/ABK
[email protected]
Hans van der Zwan
RWS-HKU
[email protected]
Harm Albert Zanting
Resource Analysis
[email protected]
Henk Oosterwijk
RIKZ/ITB
[email protected]
Huig Bode
Gemeente Schouwenduiveland
[email protected]
Ina Brand van Weerd
POK NH
[email protected]
Jeroen Kaspers
DGW/KN3
[email protected]
Karel Boone
RWS-DZL
[email protected]
Karien Luursema
RWS-DZH
[email protected]
Karin Rood
DZH/terreinbeheerder
[email protected]
Maartje Donkers
Resource Analysis
[email protected]
Marc Janssen
St. Duinbehoud
[email protected]
Marinka Kiezebrink
RIKZ Kustactie
[email protected]
Nicole Zantkuijl
RIKZ Kentallen handhaven
[email protected]
Niels de Roode
RIKZ/ABI
[email protected]
Roland Hoyinck
hhrs Delfland
[email protected]
Ronald Kaater
ronald.kaater@schouwenGemeente Schouwenduiveland duiveland.nl
Saekle Hoitinga
POK ZH
[email protected]
Saskia Zonneveld
hhrs Rijnland
[email protected]
Tjark van Heuvel
RWS-DNH
[email protected]
Tobias Walhout
RIKZ Kustactie
[email protected]
E-1
definitieft RA/02-554
Bijlage F Logical Framework – voorbeeld
Bijlage F Logical Framework – voorbeeld
Redenen voor de Interventie (samenvatting)
Objectieve en verifieerbare indicatoren *)
Bronnen van Verificatie
Risico’s en uitgangspunten (aannames)
Strategisch Doel: duurzaam handhaven van veiligheid met ruimte voor natuur en leefbaarheid Operationele Doelen: 1. ruimte voor natuurlijke processen 2. voorkomen van structurele erosie 3. anticiperen voor veiligheid op lange termijn / stroomlijnen instrumentarium 4. naar integraal kustbeleid (koppelen beleidsinterne en externe doelstellingen)
*) Indicatoren moeten specifiek, meetbaar, bereikbaar, relevant en tijdsafhankelijk zijn
F-1
definitief RA/02-554
Objectieve en verifieerbare indicatoren *)
Bronnen van Verificatie
Risico’s en uitgangspunten (aannames)
1. Dynamisch handhaven
·
Menskracht
·
Rapporten
·
beleidsrapportage
·
Middelen
·
Statistieken
·
dynamisch beheer stimuleren
·
Technieken
·
Etc.
Externe factoren direct van invloed op de resultaten van het beleid
Resultaten Direct meetbare resultaten (goederen en diensten) Activiteiten
2. Structurele erosie bestrijden ·
zandsuppletie
·
evaluatie effectiviteit van suppleties
·
aanvulling metingen
·
evaluatie ligging BKL
·
correctie parameters momentane kustlijn
3. Anticiperen veiligheid lange termijn ·
aanwijzen indicatieve zoekgebieden ruimte kustveiligheid
·
project kustplaatsen zwakke schakels
·
vaststellen (rode) contouren
·
jaarexploitatie strandpaviljoens
·
veiligheidsniveaus buitendijkse gebieden
·
waterkeringsparagraaf in streek en bestemmingsplannen
·
reserveren zandwingebieden
4. Naar integraal kustbeleid ·
integraal kustbeleid formuleren
·
participeren in EU beleidsvoorbereiding voor ICZM
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
Id.
*) Indicatoren moeten specifiek, meetbaar, bereikbaar, relevant en tijdsafhankelijk zijn
F-2
definitief RA/02-554