Activiteit ‘Vreemd of gewoon’1 In deze activiteit gaan we op zoek naar dingen die we vreemd of gewoon vinden. We ontdekken dat niet iedereen hetzelfde vreemd of hetzelfde gewoon vindt. We vertrekken bij deze activiteit van de stellingen (zie bijlage). Print deze stellingen af zodat aan de ene kant de ene stelling staat, en aan de andere kant de andere stelling. Verdeel de leerlingen in groepjes. Laat elk groepje 3 stellingen bekijken. Geef de groepjes volgende opdracht
Bekijk in jullie groepjes eerst individueel de eerste stelling.
Schrijf individueel op wat je denkt over de stelling: ‘vreemd of gewoon.’
Bediscussieer in groep wat iedereen heeft opgeschreven.
Neem vervolgens de tweede stelling die bij de eerste hoort.
Bediscussieer opnieuw
Laat de groepjes 15 minuten werken
Bespreek vervolgens de verschillende stellingen in de klas.
Elk groepje stelt voor wat ze geleerd hebben.
Opdracht groepjes
Laat de verschillende groepjes voorbeelden geven voor (per groepje 1 voorbeeld) o
Iets dat je zelf vroeger gewoon vond, maar tegenwoordig vreemd vindt.
o
Iets dat je grootouders vreemd vinden, maar jij heel gewoon vindt.
o
Iets dat je ouders vreemd vinden, maar jij heel gewoon vindt.
o
Iets dat jij vreemd vindt, maar je ouders heel gewoon vinden.
o
Iets dat jij vreemd vindt, maar je grootouders heel gewoon vinden.
o
Iets dat je zelf vroeger vreemd vond, maar tegenwoordig gewoon vindt.
Laat de leerlingen in groepjes deze voorbeelden opschrijven op een A4 papier.
Hang deze A4 bladen op tegen de muur van de klas, de leerlingen mogen rondlopen en de voorbeelden lezen. Na vijf minuutjes mogen ze enkele vragen stellen of opmerkingen geven.(of flappen rondhangen met post - its en leerlingen rondlopen)
Evaluatie door leerkracht:
Hoe gaan de leerlingen om met de stellingen?
1
Gebaseerd op: Vooroordelen. Werkboek Intercultureel Onderwijs voor de PABO – Stichting Vredeseducatie Utrecht - 1997 DISCO - Lager Onderwijs - Doel 2: Vooroordelen en veralgemeningen waar mogelijk en wenselijk vermijden, zich bewust zijn en zich onthouden van elke vorm van discriminatie
o
Zijn er leerlingen die er moeite mee hebben iets als gewoon te bestempelen?
o
Zijn er leerlingen die het moeilijk vinden om dingen te vinden die ze als anders ervaren.
Via deze activiteit kan je enerzijds werken aan dit doel, maar anderzijds maakt het mogelijk om te expliciteren hoe leerlingen denken over vooroordelen en veralgemeningen. Fase 1: Feit of mening?Geef de leerlingen van je klas een groen en een wit papiertje. Overloop de volgende beweringen. De kinderen steken het groen papiertje in de lucht als ze denken dat het een feit is en een wit papiertje als ze denken dat het over een mening gaat. Beweringen: Macaroni is lekker. 9x9=81 Meisjes durven minder dan jongens. De juf kan een fout maken. Sommige Turkse meisjes dragen een hoofddoek. Jongens zijn brutaal. Mollen zijn blind. Overloop telkens wie denkt dat het een feit/mening is en waarom. Zorg dat je telkens goed aangeeft dat je van mening kan verschillen, maar dat feiten waar zijn. Fase 2: Waar of niet waar? Mogelijkheid 1: Geef de leerlingen het invulblaadje over vooroordelen (zie bijlage). Vraag de leerlingen per bewering aan te geven of ze denken of het waar is of niet waar. Vervolgens vraag je wie 1 kruisje heeft gezet of wie meerdere kruisjes heeft gezet. Bekijk daarna samen met de leerlingen de verschillende antwoorden en discussieer erover in groep. Gebruik hierbij de begrippen ‘waar’, ‘niet waar’, ‘feit’ en ‘mening’. Mogelijkheid 2: Geef de leerlingen het invulblaadje over vooroordelen. Geef ook elke leerling evenveel kaartjes. De leerlingen vullen individueel de lijst in en schrijven per stelling op een kaartje hun antwoord. Vervolgens mogen de leerlingen de kaartjes in de doos die bij de stelling hoort, stoppen. Vervolgens wordt per stelling gekeken hoeveel akkoord of niet akkoord waren. Dit wordt geteld. Zo krijg je een beeld van hoe er in de klas over de stelling gedacht wordt. Je kan hier ook een grafiek van maken. Vervolgens wordt de klasdiscussie
DISCO - Lager Onderwijs - Doel 2: Vooroordelen en veralgemeningen waar mogelijk en wenselijk vermijden, zich bewust zijn en zich onthouden van elke vorm van discriminatie
opgestart en gekeken hoeveel vooroordelen er tussen zitten. Gebruik daarbij de begrippen ‘waar’, ‘niet’ ‘waar’, ‘feit’ en ‘mening’. Discussie Geen enkele bewering is waar. Het zijn allemaal vooroordelen. En vooroordelen zijn geen feiten. Leerlingen en leerkracht worden zich bewust van het gegeven dat je soms te weinig informatie hebt over bepaalde onderwerpen Evaluatie Vul voor je klas het evaluatieformulier voor de leerkracht in. Hebben leerlingen heel wat vooroordelen of niet? Zijn ze er zich bewust van of niet? Is er nog werk aan de winkel? Laat de leerlingen het zelfevaluatie formulier invullen. Je kan de evaluatie herhalen.
DISCO - Lager Onderwijs - Doel 2: Vooroordelen en veralgemeningen waar mogelijk en wenselijk vermijden, zich bewust zijn en zich onthouden van elke vorm van discriminatie
Bijlage: Vreemd of gewoon?
Een hamburger eten. Geen varkensvlees eten omdat dat niet mag van je godsdienst. Je neus snuiten in een zakdoek. In India vinden veel mensen het vies om je neus met een lapje af te vegen en dat lapje weer in je zak te doen. Rauwe vis eten. Sushi eten is tegenwoordig hip. Sushi is rauwe vis, in Japan wordt dat vaak gegeten. Opa of oma woont in een bejaardentehuis. In Ghana wonen ouders, grootouders en kinderen als één familie bij elkaar. Met vork en mes eten. De meeste mensen op de wereld eten anders: met hun handen of met stokjes of met een lepel. Met je handen eten. Frietjes met je handen eten. Als je een cadeautje krijgt is het beleefd om het uit te pakken en te zeggen dat je er blij mee bent. Als je een familie in Indonesië bezoekt, is het beleefd om het cadeautje niet uit te pakken waar de gever bij is. Vijf keer per dag bidden. Nooit bidden. Jongens die verliefd worden op jongens. Meisjes die verliefd worden op meisjes. Verliefd worden gaat vanzelf. Een hekel hebben aan iemand vanwege een andere huidskleur. Een hekel hebben aan iemand omdat die je slecht behandelt. Altijd in hetzelfde huis wonen. De ene week in een huis wonen bij je mama, de andere bij je papa.
DISCO - Lager Onderwijs - Doel 2: Vooroordelen en veralgemeningen waar mogelijk en wenselijk vermijden, zich bewust zijn en zich onthouden van elke vorm van discriminatie
DISCO - Lager Onderwijs - Doel 2: Vooroordelen en veralgemeningen waar mogelijk en wenselijk vermijden, zich bewust zijn en zich onthouden van elke vorm van discriminatie