D33
VERBOUWEN VAN EEN RIJWONING Grotstraat 37 – 1880 Kapelle-op-den-Bos
ADMINISTRATIEVE GEGEGEVENS: Bouwheer: Bram KIEKENS - Leen AERTS Grotstraat 37 – 1880 Kapelle-op-den-Bos M 0494/12.85.67 - 0498/42.95.87 E
[email protected] -
[email protected] Architect: Peter Van Opstal Oxdonkstraat 80 – 1880 Kapelle-op-den-Bos M 0472/52.00.58 E
[email protected] Ingenieur stabiliteit: Bureau Van Ransbeeck Achiel Cleynhenslaan 148 - 3140 Keerbergen T 015/633.547 - F 015/633.548 E
[email protected] Veiligheidscoördinatie: S-Safety bvba Dendermondestraat 67/2 – 1785 Merchtem M 0475/92.62.72 E
[email protected] EPB: S-Safety bvba Dendermondestraat 67/2 – 1785 Merchtem M 0475/92.62.72 E
[email protected]
LASTENBOEKBESCHRIJVING BESTAANDE UIT:
DEEL 1: ADMINISTRATIEF BESTEK Bepaalt de administratieve voorwaarden waaraan de aanneming moet voldoen. Er wordt verwezen naar het Algemeen Bestek - Eerste Deel - Algemene Voorwaarden - opgesteld door de Koninklijke Federatie der Architecten Verenigingen van België. Een exemplaar van dit Algemeen Bestek is gedeponeerd bij de griffie der rechtbanken. De aannemer erkent inzage ervan te hebben gehad. Het Algemeen Bestek kan bekomen worden bij de FAB (Koninklijke Federatie der Architecten Verenigingen van België), Ernest Allardstraat 21 - 1000 Brussel. Het is aangevuld met bijzondere administratieve voorwaarden. Deze bijzondere voorwaarden hebben voorrang op alle algemene voorwaarden, ook als zij eventueel in tegenspraak zijn.
DEEL 2: TECHNISCHE BEPALINGEN EN BESCHRIJVING VAN DE WERKEN Beschrijft de uitvoeringswijze e.d.; Behoudens tegenstrijdige bepalingen voorkomend in de verschillende artikelen, wordt er verwezen naar het Algemeen Bestek voor de uitvoering van Privé Bouwwerken - 2de deel uitgegeven door de FAB - NCB en WTCB en waarvan een exemplaar is gedeponeerd bij de Koninklijke Bibliotheek van België te Brussel. 1. ALGEMENE BEPALINGEN 2. RUWBOUWWERKEN 3. TIMMERWEREKN 4. DAKWERKEN
Redactiedatum: 16-1-2011
DEEL 1: ALGEMENE ADMINISTRATIEVE EN CONTRACTUELE BEPALINGEN 1. DOEL DER AANNEMING De aanneming wordt gedaan tegen een vastgestelde prijs op basis van eenheidsprijzen en heeft tot doel het realiseren van de ruwbouw-/ timmer-/ dakwerken van de woning gelegen te Grotstraat 37 – 1880 Kapelle-op-den-Bos. De aanneming is een aanneming per ambacht, overeenkomstig plannen en lastenboek met beschrijvingen; dewelke mekaar aanvullen; overeenkomstig opgemaakt door Peter Van Opstal - Architect.
2. BESCHRIJVING VAN DE AANNEMING Elke deelaanneming wordt gedaan tegen een vastgestelde prijs (forfaitaire som). Bijgevolg is de aannemer gehouden voor het bedrag van zijn bieding en op zijn kosten en gevaren, al de werken uit te voeren tot de volkomen voltooiing van de aanneming zoals deze is aangeduid in de hierbij gevoegde beschrijving. De hoeveelheden gebeurlijk vermeld, zijn slechts opgegeven ten titel van inlichting, zonder enige waarborg. De aannemer is gehouden zelf de nodige controleberekeningen te maken ter bepaling van zijn biedingsbedrag. Hij zal hoegenaamd geen bezwaren mogen indienen, geen de minste schadevergoeding mogen eisen wegens missingen die in de metingen zouden kunnen voorkomen. De aannemer die een bieding doet zal het bijgevoegde inschrijvingsbiljet gebruiken en op de samenvattende meetstaat zijn eenheidsprijzen vermelden.
3. VERANDERINGEN AAN PLANNEN EN CONTRACTEN De bouwheer en de architect behouden zich het recht, van de aannemer te eisen werken uit te voeren die niet in de aanneming voorzien zijn, en zullen gedurende de werken veranderingen mogen aanbrengen onder vorm van materialen en afmetingen, zonder dat de aannemer een schadeloosstelling zal mogen eisen. De veranderingen in min of in meer zullen verrekend worden aan de eenheidsprijzen van het borderel dat de aannemer te dien einde bij zijn bieding zal voegen. In geval het een bieding tegen forfaitprijs betreft, of ingeval de meerwerken niet in de initiële offerte voorzien waren zal de aannemer vooraf een offerte maken voor deze werken die moet zijn goedgekeurd door de bouwheer vooraleer de betreffende werken mogen worden uitgevoerd. De bouwheer kan beslissen bijkomende werken door een derde te laten uitvoeren indien de geboden prijs door hem niet aanvaardbaar wordt geacht;
4. VOORBEREIDENDE HANDELINGEN De aannemer zal zich ter plaatse vergewissen van de omvang en de complexiteit van de werken. Hij mag over het terrein beschikken voor zover dat door de bouwheer zal worden toegewezen. Op het werk is steeds een exemplaar van de plannen en het bestek ter beschikking. Alle bouwmaterialen zullen afdoend beschermd worden. De toegang tot de werf door derden zal worden verboden met klaar en duidelijke verbodsplaten.
5. AANBIEDINGEN De aanbiedingen zullen opgemaakt worden op de bijgevoegde samenvattende meetstaat door invulling van eenheidsprijzen en totale bedragen. Het ontbreken van dit document bij de bieding zal aanleiding geven tot onontvankelijkheid van de offerte. Ook het bijgevoegde inschrijvingsformulier wordt, volledig ingevuld, bijgevoegd. De inschrijving (bestaande uit de twee bovenvermelde documenten + de vereiste attesten), wordt op afgesproken datum aan de bouwheer overgemaakt. De inschrijver kan voorstellen bepaalde materialen door gelijkwaardige andere materialen te vervangen. De varianten zullen afzonderlijk opgegeven en vermeld worden na het forfaitaire bedrag. De bouwheer houdt zich het recht voor onder de aanbiedingen deze te kiezen die hem het voordeligst schijnt, zonder dat hij de reden van zijn beslissing moet laten kennen. Hij wordt in deze faze deskundig bijgestaan door de architect. Een beslissing aangaande toewijzing zal plaats vinden binnen de dertig dagen. Na deze dag is de aannemer niet meer gehouden voor het bedrag van zijn aanbieding. Een borderel der gehanteerde eenheidsprijzen bij het opmaken van de aanbieding zal eraan toegevoegd worden. De aannemer zal bij zijn prijsaanbieding zijn eerstvolgende aanvangsdatum bepalen en de uitvoeringstermijn binnen dewelke de werken tot volledige afwerking zullen beëindigd zijn.
6. BEVEL TOT AANVANG EN UITVOERINGSTERMIJN De aannemer dient de werken aan te vangen van zodra hij daartoe schriftelijk opdracht zal ontvangen hebben van de architect of de bouwheer, overeenkomstig het aannemingscontract, terwijl hij zich stipt aan de gegeven plannen, schetsen en instructies dient te houden. Het aantal werkende dagen begint te lopen vanaf de dag der aanvang der werken welke de bouwheer met hem in samenspraak schriftelijk vastlegt. In deze vastgestelde termijn zal nochtans rekening gehouden worden met het aantal dagen slecht weder, regen, vorst, of andere gebeurtenissen onafhankelijk van de wil van de aannemer. De termijn zal automatisch verlengd worden met het aantal dagen hierdoor verloren. Indien werken niet binnen de contractueel bepaalde termijn werden beëindigd, zonder dat hiervoor een rechtvaardigbare reden, voorzien in het aannemingscontract, bestaat, wordt voor het totaal aantal kalenderdagen vertraging een boete van 50,00- Euro per kalenderdag toegepast.
7. UITVOERING DER WERKEN Al de werken zullen uitgevoerd worden overeenkomstig de aanduidingen der bijgevoegde beschrijving en plannen. Het is wel te verstaan dat alle werken, zelfs deze waarvan de beschrijving niet volledig zou blijken, zullen uitgevoerd worden volgens de beste regels van de kunst en de goede constructie. De aannemer zal zich verzekeren over de stevigheid van de gebouwen, zowel voor het geheel als voor de details. Hij zal desnoods de nodige veranderingen aanbrengen dewelke tijdens de loop der uitvoering zouden nodig blijken, in overleg met de architect.
Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 1: Administratieve en contractuele bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 2
8. ONDERHOUD DER WERKEN De aannemer zal de werken in beste staat van onderhoud houden tot bij de voorlopige oplevering der werken. Hij zal gedurende eventuele opschorting der werken de nodige maatregelen treffen tot vrijwaring van de materialen, al dan niet reeds verwerkt. Hij zal eveneens de nodige herstellingen doen die nodig zouden blijken ten gevolge van slecht weder, of door gebrek aan voorzorgsmaatregelen van zijnentwege of zijner onderaannemers. Hij zal de nodige maatregelen treffen om de afloop te verzekeren van het regenwater. Over het algemeen alle nadelen of ongevallen weren welke uit de uitvoering der werken kunnen voortspruiten. Na voltooiing van de werken zal hij al het afval opruimen en wegvoeren; alles wat tijdens en door de uitvoering werd gestoord terug in orde brengen en dit binnen de acht volgende dagen.
9. OPLEVERING Wanneer de werken voltooid zijn, met zorg gereinigd en gereed om gebruikt te worden, vraagt de aannemer schriftelijk de voorlopige oplevering van de werken. Binnen de vijftien dagen na ontvangst van deze aanvraag, gaat de architect in aanwezigheid van de bouwheer en van de aannemer over tot het onderzoek van de werken. Indien het onderzoek geen opmerkingen uitlokt, wordt een proces-verbaal van oplevering in drievoud opgemaakt en door de drie belanghebbenden ondertekend. Indien er weinig belangrijke gebreken of tekortkomingen worden vastgesteld, wordt het detail ervan door het P.V. van Oplevering weergegeven en wordt de datum vastgesteld waarop de nodige herstellingen moeten uitgevoerd zijn. De kosten van de herstellingen zullen van de waarborgsom worden afgehouden, indien de aannemer ze niet binnen de vastgestelde termijn heeft uitgevoerd. Indien de architect of de bouwheer van oordeel zijn dat er belangrijke tekortkomingen of gebreken bestaan, wordt de oplevering geweigerd. De architect maakt een proces-verbaal op dat de redenen van deze weigering aangeeft. Dit P.V. zal een nieuwe termijn vaststellen voor de volledige voltooiing en de goede afwerking van de werken en de datum bepalen waarop de verwijlvergoedingen een aanvang nemen. De door de bouwheer, zonder uitdrukkelijk voorbehoud gedane ingebruikname, geldt als oplevering. De decenale periode, bepaald in art. 2270 van het Burgerlijk Wetboek vangt aan bij de oplevering. Zes (6) maanden na de datum van de voorlopige oplevering worden de werken aan een nieuw onderzoek onderworpen en wordt nagegaan of de aannemer aan zijn contractuele verplichtingen voldaan heeft. De aannemer kan niet verplicht worden herstellingen uit te voeren die voorkomen uit de normale onderhoudswerken, misbruik, onbehendigheid, abnormaal gebruik of gebrek aan onderhoud; niettemin dient de aannemer hiervan de bewijslast te dragen. Indien de aannemer binnen de bepaalde termijn, de vastgestelde gebreken niet hersteld heeft, mag de bouwheer de gebreken die vermeld zijn in het P.V. van Oplevering of de tot uiting gekomen verborgen gebreken, laten herstellen op kosten van de aannemer.
10. AANSPRAKELIJKHEDEN De aannemer moet voor de totaliteit van de geplande werken een verzekeringspolis "Alle Bouwplaatsrisico's" afsluiten bij een erkende Belgische Verzekeringsmaatschappij. Het af te sluiten verzekeringscontract moet de dekking van de volgende risico's omvatten en aan de volgende voorwaarden voldoen: - Verzekerde personen: alle personen die bij de oprichting van het gebouw betrokken zijn, onder meer: de bouwheer, de architect (en), de ingenieur (s), de veiligheidscoördinator(en), de aannemers (s), de onderaannemer (s) - Verzekerde risico’s: schade aan het bouwproject. De schade aan de werken, voorlopige werken, te verwerken materialen en bouwelementen die op deze aanneming betrekking hebben. De verzekering dekt niet de uitrusting gebruikt voor de uitvoering van de werken (keten, werktuigen, kranen, enz...) Het te verzekeren bedrag is de volle waarde van het op te richten goed, inbegrepen nietrecupereerbare taksen en erelonen van architecten, ingenieurs en veiligheidscoördinatoren. - Verzekerde risico’s: Schade tegenover derden. De burgerlijke aansprakelijkheid tegenover derden krachtens art. 1382 tot 1386 van het Burgerlijk Wetboek. De stoornissen van nabuurschap gebaseerd op Art. 544 van het Burgerlijk Wetboek. De aannemer neemt deze laatste aansprakelijkheid (Art. 544) contractueel over van de bouwheer. Volgende uitsluitingen voorzien in de algemene voorwaarden zullen geannuleerd worden: schade door trillingen, wegnemen of verzwakken van steunen, verlagen van de grondwaterstand, schade aan kabels en leidingen en indien nodig de gevolgen ervan, alsook de mogelijke impact op de elektricteits-, telecommunicatie-, gas- en waterdistributie. - Verzekerde risico’s: Schade aan het bestaand goed. Deze waarborg moet voorzien worden ingeval het een verbouwing betreft, of ingeval er in de onmiddellijk omgeving van de werf gebouwen zijn, die eveneens eigendom van de bouwheer zijn. - De duur van de verzekering: de polis zal ingaan bij de aanvang van de werken en zal eindigen bij de definitieve oplevering. Tussen de voorlopige en definitieve oplevering zal een uitgebreid onderhoud verzekerd worden (type 2) - Bijkomende bepalingen De vrijstelling zal niet meer bedragen dan 2500 EUR per schadegeval.
11. GESCHILLEN Al de inbreuken op de bepalingen van het contract worden vastgesteld door een proces-verbaal waarvan afschrift onverwijld aangetekend aan de aannemer wordt gestuurd. Binnen de acht dagen moet de aannemer zijn verplichtingen volbrengen of zijn verweermiddelen kenbaar maken. Stilzwijgen wordt aanzien als erkenning van de vastgestelde feiten.
12. BETALINGEN De betaling geschiedt in schijven, gezamenlijk 95 % van het bedrag der aanbieding. De aannemer zal bij zijn bieding een voorstel doen van betalingsfasering. Eén twintigste (5%) van de aanbestedingsprijs zal als waarborg blijven staan tot na de beslissende ontvangst (definitieve oplevering); termijn van zes maanden na de voorlopige oplevering. De aannemer kan eventueel ook het principe van de bankwaarborg toepassen mits uitdrukkelijke vermelding hiervan bij zijn bieding. De betaling zal uitgesteld worden indien de aannemer nog niet geheel zijn verplichtingen is nagekomen zoals deze in het bestek worden omschreven of op de plannen zijn aangeduid. Facturen worden voor nazicht aan de architect voorgelegd, die ze binnen de veertien kalenderdagen na ontvangst, goed- of afkeurt. Pas na goedkeuring van de factuur/vorderingsstaat, zal de bouwheer overgaan tot betaling.
13. VERANTWOORDELIJKHEDEN. De aannemer is verantwoordelijk voor eventuele ongevallen ingevolge de uitvoering van zijn deelaanneming. Hij respecteert de voorschriften van het ARAB welke van toepassing zijn op de uitvoering van zijn deelaanneming en dient de werken uit te voeren volgens de richtlijnen van het veiligheids- en gezondheidsplan. Kortom, de aannemer neemt alle voorzorgen, en erkent de nodige
Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 1: Administratieve en contractuele bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 3
verzekeringen te hebben afgesloten om de risico's, verbonden aan zijn uitvoering te dekken, dit tot de voorlopige oplevering der werken. Overtredingen op verordeningen van officiële instanties vallen ten laste van de aannemer. De aannemer voorziet de nodige inrichtingen om de toegang tot de bouwplaats aan derden onmogelijk te maken en alle ongevallen te voorkomen. Tewerkgestelden door de aannemer moeten betrouwbaar zijn en de nodige bekwaamheid bezitten. Personen welke aan deze voorwaarden niet voldoen mogen door de bouwheer of de architect de toegang tot de werf ontzegd worden.
14. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN Voorafgaand contact met de veiligheidscoördinator Er werd een veiligheidscoördinator aangesteld, met name S-safety bvba - Dendermondestraat 67/2, 175 Merchtem – Gsm: 0475/92.62.72 – e-mail:
[email protected]. De aannemer is verplicht de werken uit te voeren volgens zijn richtlijnen en rekening te houden met het ontwerpdossier. De aannemer neemt dan ook best voorafgaand contact op met de veiligheidscoördinator om de omvang van de te nemen veiligheidsmaatregelen te kennen. De kosten voor de veiligheidsmaatregelen maken deel uit van de post werforganisatie. Veiligheidsvoorschriften De aannemer neemt op zijn verantwoordelijkheid alle nodige organisatorische en technische maatregelen om gedurende het ganse verloop der werken de veiligheid te verzekeren van zijn personeel, de bouwheer en zijn afgevaardigden, en van alle de op de werf toe te laten personen. Iedere persoon die de algemene veiligheidsvoorschriften overtreedt, kan van de bouwplaats worden gestuurd. Algemeen gelden de welzijnswet van 4/8/1996, met de algemene preventieprincipes, de meest recente voorschriften van het ARAB (Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming), CODEX en publicaties van het NAVB (Nationaal Actiecomité voor de Veiligheid en hygiëne in het Bouwbedrijf), de reglementering op persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)en arbeidsmiddelen (art 52 KB), overige bepalingen inzake welzijn van de werknemers bij uitvoering van hun werk (art 51 KB). De inschrijver dient bovendien rekening te houden met de bepalingen van het KB van 25/01/2001 (verschenen in het staatsblad op 07/02/2001) betreffende tijdelijke of mobiele bouwplaatsen. De bouwheer zal dienaangaande een veiligheidscoördinator-ontwerp en een veiligheidscoördinator-verwezenlijking aanstellen. De aannemer zal zich schikken naar de aanbevelingen van de veiligheidscoördinator-verwezenlijking en alle richtlijnen van het veiligheids- & gezondheidsplan. Veiligheids- & gezondheidsplan. Alle voorzieningen worden getroffen inzake veiligheid en gezondheid en alle werken worden uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften van de “ Wet op het Welzijn “ van 04/08/96 en het KB van 25/01/2001 betreffende tijdelijke of mobiele bouwplaatsen. De aannemer voegt de documenten, zoals bepaald in art 30 van het KB 25/01/2001betreffende tijdelijke of mobiele bouwplaatsen, toe aan de inschrijving, zodat de coördinator-ontwerp de overeenstemming kan beoordelen met zijn veiligheids- en gezondheidsplan. - een document ( risico – analyse ) dat verwijst naar het VGP en waarin zij beschrijven op welke wijze zij het bouwwerk zullen uitvoeren om rekening te houden met dit VGP Contractuele documenten - het VEILIGHEID – EN GEZONDHEIDSPLAN voor onderhavig bouwproject is op te vragen bij de VC. - elke onderneming en/of elke zelfstandige die op de bouwplaats werken uitvoert en/of laat uitvoeren en ieder persoon die op de bouwplaats aanwezig is, moet het BOUWPLAATSREGLEMENT, onverminderd de bepalingen uit het Veiligheid - en Gezondheidsplan naleven. Het reglement evenals de daaruit voortvloeiende verplichtingen beogen de coördinatie van Veiligheid, Gezondheid en Milieu op de bouwplaats. Elke onderneming moet zelf instaan om dit reglement ter kennis van zijn personeel, leveranciers, onderaannemers en eventueel bezoekers te brengen en de toepassing ervan op te leggen. Het reglement doet geen afbreuk aan de verplichtingen die voortvloeien uit de bepalingen van het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming (A.R.A.B. - CODEX), de mijncode, het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (A.R.E.I.), de wet van 14 juli 1976 betreffende de overheidsopdrachten, Collectieve Arbeidsovereenkomsten (CAO's), de geldende reglementering met betrekking tot het milieu en de eventueel andere door de bouwheer opgelegde bepalingen. Conform het K.B. van 25 januari 2001 betreffende de tijdelijke en mobiele bouwplaatsen zal de bouwheer of de mandataris van de bouwheer, een coördinator – ontwerp en een coördinator – verwezenlijking aanstellen. Het volgen van deze veiligheidsvergaderingen en het voldoen aan de eisen opgelegd door de veiligheidscoördinator, zijn ten laste van de aannemer en zijn inbegrepen in de verschillende posten. Veiligheidsvoorschriften: a. Gedurende de werken draagt de aannemer met zijn personeel ertoe bij dat de veiligheidsvoorschriften op alle werfactiviteiten worden nageleefd volgens: - De “Wet op het Welzijn” van 04.08.96 inzonderheid: hoofdstuk V – Bijzondere bepalingen Tijdelijke of Mobiele Bouwplaatsen (art. 14 t./m 32) - Het Koninklijk Besluit van 25.01.01 betreffende de Tijdelijke of Mobiele Bouwplaatsen en haar bijlagen - De Europese Bouwrichtlijn 92/57/EEG van 24.06.92 (van de Raad van de Europese Gemeenschappen) - De CODEX over het welzijn van het werk, opgesteld in 1993 - Het ARAB (waarin het AREI is opgenomen) inzonderheid. De aannemer beveelt dezelfde houding aan zijn onderaannemer(s) en leverancier(s). Wanneer de bepalingen van het ARAB of de buitenwettelijke bepalingen minder streng zijn dan of tegenstrijdig met deze opgenomen in de overige aangehaalde veiligheidsvoorschriften, hebben deze laatste voorrang. Met de aanbevelingen van de veiligheidscoördinator(en) zal strikt rekening gehouden worden indien de architect beslist deze op te leggen, zonder dat dit echter kan leiden tot vergoedingen in meer voor de aannemer ingeval deze aanbevelingen voortvloeien uit wettelijke verplichtingen. Bij niet-naleving van de veiligheidsvoorschriften kan de bouwheer of de architect de bevoegde arbeidsinspectie inlichten. De vermelde risicothema’s zijn niet-limitatief en gelden tot voorzorg en preventie vanwege de mogelijke specifieke risico’s verbonden aan de werkzaamheden. b. Na gunning van de aannemer(s) stelt deze zijn eigen specifiek veiligheid - en gezondheidsplan op met een algemeen overzicht van de risico-evaluaties die rechtstreeks voortvloeien uit de door hem uit te voeren werkzaamheden op de bouwplaats. De coördinator - verwezenlijking zal deze risicoanalyses op doeltreffendheid beoordelen en afstemmen op de risico’s eigen aan de site of aan de werkzaamheden van andere ondernemingen op de site. De V&G - plannen van de aannemers moeten minstens volgende zaken bevatten: - uitwerken van de voorziene detailfasen per uitvoeringsfase opdat een voldoende verregaande evaluatie van de risico’s mogelijk wordt; dit gebeurt met vermelding van deelactiviteit, middelen, risico’s, maatregelen - vermelding van de aangewende producten en van de risico’s voor derden, met inbegrip van de V&G - steekkaarten van deze producten, - kopies van de wettelijke verplichte keuringsattesten, Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 1: Administratieve en contractuele bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 4
- gedetailleerde planning der werken De specifieke V&G - dossiers van de aannemer(s) zullen geïntegreerd worden in het algemeen V&G - plan, van toepassing op de bouwplaats. c. Elke onderneming moet, vooraleer de werken aangevat worden, de INTENTIEVERKLARING ondertekend terugbezorgen aan de coördinator – verwezenlijking. d. De aannemer zal bij het inrichten van de werf en bij het uitvoeren van de werken alle nodige voorzieningen treffen om ongevallen uit te sluiten en hij zal voortdurend toezicht uitoefenen op de goede staat van deze uitrustingen. Overal waar nodig zal een doorgangsverlichting geplaatst worden. Wanneer gewerkt wordt voor zonsopgang en na zonsondergang of op plaatsen met ontoereikende natuurlijke verlichting, zal een kunstverlichting worden aangebracht volgens de voorschriften van het ARAB. Doorgangsverlichting, borstweringen aan trapopeningen, schachten en kokers, leuningen, overkappingen voor voetgangersverkeer, afdekkingen van putten, afsluitingen enz. mogen slechts verwijderd worden bij plaatsing van hun definitieve afwerking. De veiligheidsvoorschriften dienen dus op de werf gehandhaafd ten voordele van eventuele nadien komende personen, ambachten of aannemers, en ze mogen slechts worden weggenomen mits uitdrukkelijk en schriftelijk bevel van het Werkbestuur. De verantwoordelijkheid voor de veiligheid op de werf ligt uitsluitend bij de aannemer. e. Coördinatiedagboek: Het coördinatiedagboek zal bestaan uit: briefwisseling omtrent veiligheidspunten tussen de verschillende intervenanten verslagen van werfinspecties door de coördinator – verwezenlijking, genummerd volgens chronologische volgorde. verslagen van keuringsverslagen van erkende organismen volgens de wettelijke voorzieningen verslagen van externe diensten en arbeid – en milieu – inspectie Toezicht en sancties De coördinator-verwezenlijking heeft steeds het recht de werkzaamheden te controleren om het nodige advies te kunnen formuleren. De bouwheer heeft steeds het recht de werkzaamheden te controleren, het gebruik van onveilig materieel, werktuigen en/of werkmethoden te verbieden en de werken te stoppen, indien naar zijn (haar) mening het werk zelf, of de manier van uitvoeren gevaarlijk is. De aannemer zal alle door hem of andere aannemers geplaatste veiligheidsinrichtingen steeds in hun vereiste vorm laten of herstellen. Bij ontstentenis van deze voorzorgsmaatregelen, of bij opmerkingen door het controlerend organisme zal de aannemer welke verantwoordelijk is voor het verstoren van de veiligheidsinrichtingen aansprakelijk gesteld worden, dit door een eenvoudige vermelding in het dagboek der werken of een werfverslag. Op geen enkele wijze zal de aannemer verhaal kunnen maken op de bouwheer, de coördinator of de architect voor overtredingen op dit vlak. Ingeval correcties en/of aanvullende maatregelen op gebied van veiligheid en/of gezondheid en/of milieu uitgevoerd moeten worden, kan de bouwheer beslissen deze uit te voeren op kosten van de onderneming(en) die in gebreke blijft (blijven). Personen die de veiligheid – gezondheid - en milieu richtlijnen niet naleven en/of zich niet kunnen identificeren, zullen van de bouwplaats gezonden worden.
15. EPB-ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING Contractuele documenten Voor het project dat in dit lastenboek werd beschreven gelden eisen met betrekking tot de energieprestatie en het binnenklimaat, zoals die zijn vastgelegd in de Vlaamse en ergieprestatieregelgeving . Vanaf de conceptfase is door de architect rekening gehouden met deze eisen. Om aan de eisen te voldoen is de opdrachtgever door de architect op de hoogte gebracht van de voorziene maatregelen. Geen enkele wijziging ten opzichte van de beschreven concepten, installaties of materiaalkeuzes is toegelaten zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de architect en/of de EPB verslaggever. Zij zullen de impact van de wijzigingen immers voorafgaand moeten kunnen (laten) nagaan. In overeenstemming met de regels van het goede vakmanschap staat de aannemer in voor de correcte uitvoering zodat in praktijk door middel van de voorziene maatregelen aan de gestelde eisen wordt voldaan. De EPB-verslaggever De verslaggever maakt de EPB-aangifte op en is verantwoordelijk voor de correcte rapportering van de feitelijke toestand van het gebouw in de EPB-aangifte. (Art. 3, 12°& 14 Energieprestatiedecreet); Tijdens en na de uitvoering van de werken moet de verslaggever alle documenten (technische fiches, plannen, offertes, facturen, ...) kunnen verzamelen om zijn EPB-aangifte op correcte wijze te kunnen indienen. Hij dient met name alle mogelijke informatie te kunnen verzamelen die de as-build situatie van het gebouw weergeven. Indien bij controle blijkt dat de opgestelde en ingediende EPB-aangifte niet overeenstemt met de werkelijkheid dan kan de administratie tot 5 jaar na het indienen ervan aan de verslaggever een administratieve geldboete opleggen.
16. NORMEN EN REGELS DER KUNST Alle werken moeten uitgevoerd worden volgens de huidige of toekomstige normen die op hun welbepaald terrein van toepassing kunnen zijn. Dit in zoverre geen “onmogelijkheid” wordt beschreven en/of geen voorschriften worden overtreden die de veiligheid, duurzaamheid, stabiliteit of doeltreffende werking (technische installaties) in het gedrang zouden kunnen brengen. De overeenkomst verplicht niet alleen tot naleving van deze overeenkomst uitdrukkelijk opgenomen bepalingen. De aannemer zal immers steeds de regels van goed vakmanschap bij deze aanneming in acht nemen die gelden op het moment van de uitvoering der werken. Wanneer de toepassing van nieuwe normen of regls der kunst, leidt tot meerwerken zal het bestuur hier tijdig van op de hoogte gebracht worden. De meerwerken zullen niet van toepassing zijn voor regels die meer dan 2 maanden eerder dan de opgelegde datum voor het indienen van de inschrijving werden gepubliceerd.
Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 1: Administratieve en contractuele bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 5
DEEL 2. BIJZONDERE EN TECHNISCHE BEPALINGEN 1.
ALGEMENE BEPALINGEN.
1.1. VOORBEREIDENDE WERKEN. 1.1.00. BIJZONDERE BEPALINGEN. Kennis van het project Door in te schrijven verklaart de aannemer zich bekwaam de geplande werken uit te voeren volgens de bepaling van het project. De bepaling van de aannemer als "bevoegd specialist" is een van de determinerende elementen van de bestelling. Hij wordt geacht voldoende kennis te hebben genomen van alle aanbestedingsdocumenten, ongeacht ze materieel bij het inschrijvingsdossier zijn gevoegd of gewoon te zijner beschikking zijn gesteld. De aannemer verklaart kennis te hebben van de inlichtingen die voor de uitvoering volstrekt noodzakelijk zijn, kortom, dat hij zich volkomen rekenschap heeft kunnen geven van de moeilijkheden en bijzonderheden van de uit te voeren werken die het voorwerp uitmaken van de aanneming, en daarom dat hij zijn inschrijving opmaakte met volledige kennis van zaken en in overeenstemming met de gezamenlijke contractuele documenten. Voorafgaandelijk plaatsbezoek Door het feit dat hij zijn offerte indient, erkent de inschrijver dat hij ter plaatse is geweest en zich op de hoogte heeft gesteld van de bestaande toestand van de bouwplaats, de ligging, de omgeving en de toegangswegen. De inschrijver wordt dientengevolge geacht zich volledig rekenschap te hebben gegeven van de omvang der aanneming en de moeilijkheidsgraad van de uit te voeren werken, m.b.t.: - de algemene coördinatie van de werken; - de inrichting van de bouwplaats; - de noodzakelijke veiligheidsvoorzieningen op de werf; - de mogelijkheden tot de aanvoer en het stockeren van bouwmaterialen; - het plaatsen van stellingen; - de opstelling van aangepast materieel (graafmachines, kranen, …); - de eventuele voorafgaande slopingswerken; - de gebeurlijke aanbouw tegen en de bijhorende afwerkingen van scheidingsmuren of bestaande constructies, ... Controle van het werk. De controle voorzien bij de wet van 20.02.1939 art.4, zal uitgevoerd worden door de architect. Het werftoezicht en de coördinatie wordt in principe uitgevoerd door de bouwheer of zijn gemachtigde. 0p de werf zullen steeds een kopie van het volledige aannemingsdossier aanwezig zijn. De aannemer zal tevens het nodige personeel, gereedschap (ladders, …), om alle nuttige controles ter plaatste uit te voeren ter beschikking stellen van de architect, de opdrachtgever, telkens hierom wordt verzocht. Weerverlet. Gedurende ongunstige weersgesteldheden (vorst, aanhoudende regen, overstromingen enz.) heeft de bouwheer het recht de uitvoering van alle werken, waarvan zij oordelen dat zij niet zonder bezwaar kunnen worden voortgezet, stil te leggen, voor een termijn, die zij nuttig oordelen in het belang van de werken. Tevens kan op verzoek van de aannemer het bestuur de werken doen stopzetten wegens ongunstige weersomstandigheden en wegens de toestand op de bouwplaats. Wanneer er bij vorst of regenweer gewerkt wordt, neemt de aannemer de nodige voorzorgsmaatregelen die zich opdringen. In geval van betwisting worden de weerverletdagen, bepaald door de provinciale dienst voor de gebouwen, in aanmerking genomen. Manier van meten. De meetcode wordt bij elk artikel vermeld. Zo de meetcode niet bepaald is in het bestek wordt de standaardmeetmethode toegepast. De hoeveelheden zijn netto zonder toeslag. Deze worden overgelaten aan de kostprijsberekening van de aannemer. De afrondingen zijn, tenzij indien anders vermeld, als volgt: - voor strekkende meters tot op de meter, - voor m² tot op de dm², - voor m³ tot op de dm³. Maatregelen, die te treffen zijn ten behoeve van de veiligheid, tijdens het bouwproces, worden niet afzonderlijk gemeten. De aannemer moet het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming evenwel toepassen. Toleranties. Indien het bestek geen toleranties vermeldt, zijn de aanbevolen waarden gepubliceerd in de "prestatiegids voor gebouwen" van toepassing. Op verzoek van een der betrokken partijen moet de aannemer deze prestatiegids op het werk kunnen voorleggen De aannemer is verantwoordelijk voor alle mogelijke directe of indirecte gevolgen van het niet naleven van de toegelaten toleranties en dus ook voor de kosten, die voortvloeien uit het hermaken of aanpassen van werken of bouwelementen. De architect zal in overleg met de bouwheer beslissen welk element hermaakt of aangepast moet worden. Materialen. Levering van materialen. De materialen zijn nieuw en beantwoorden aan de technische voorschriften van onderhavig bestek. De aannemer staat in voor het leveren, het lossen en opslaan van de bouwmaterialen op de bouwplaats. Keuring der materialen. In principe worden de materialen gekeurd op de bouwplaats. Materialen kunnen eveneens gekeurd worden op de plaats waar ze geproduceerd worden. Indien er proeven dienen uitgevoerd te worden op reeds klaar gekomen delen van het bouwwerk, vallen ze ten laste van de opdrachtgever, indien de resultaten overeenkomen met de voorschriften van het bestek. In het tegenovergestelde geval vallen ze ten laste van de aannemer. Indien de proeven bewijzen dat de onderzochte materialen niet voldoen, heeft de architect het recht de vervanging van de gebrekkige materialen te eisen. De aannemer verschaft op verzoek van de architect, de bewijzen van herkomst en kwaliteit van de geleverde materialen. Gebruiksbelastingen. De gebruiksbelastingen worden bepaald overeenkomstig de NBN B 03-103 - Voor gebouwen van klasse 1: 2 kN/m². (Vloeren privé woningen). - Klasse 2 (3 kN/m²) voor gangen en trappen in woonhuizen Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 6
- Leuningen trappen/balkons. - Daken Niet toegankelijk 1kN/m² Toegankelijk 2kN/m² Sneeuwbelasting 0,5kN/m² Windbelasting volgens norm NBN 460-01-02-03 Toevallige belastingen veroorzaakt door wateroverlast, worden bepaald door het overlooppeil.
1.1.01/02. WERFINRICHTING / OPRUIMEN EN STORT. Meetcode: F.S. forfaitaire som, (Som over het Geheel) Een bedrag dat 50% van de totale kostprijs van de werfinrichting vertegenwoordigt, mag gefactureerd worden wanneer de bouwplaatsinrichtingswerken volledig uitgevoerd zijn, 30% mag opgebracht worden in de loop van de uitvoering der werken en het saldo, 20%, bij de voorlopige oplevering der werken. Omschrijving De voorbereidende werkzaamheden, inzake de inrichting van de bouwplaats, omvatten alle administratieve, organisatorische maatregelen en technische middelen, om de werken volgens de bepalingen van het aanbestedingsdossier mogelijk te maken, dit overeenkomstig de omvang van de opdracht, de moeilijkheidsgraad en de eisen van veiligheid en hygiëne. Alle bedrijfsmiddelen, zoals materieel, energie, water, communicatiemiddelen, transport e.a., alsook de (voorlopige) aansluiting aan de installaties van algemeen nut, de nodige vergunningen, vergoedingen of borgstellingen nodig voor de verwezenlijking van de aanneming, zijn inbegrepen. Dit geldt tevens voor alle deelaspecten van de inrichting van de werf, tenzij de aanbestedingsdocumenten voor sommige van deze artikelen uitdrukkelijk een afzonderlijke post zouden voorzien. De aannemer zorgt voor de gemeenschappelijke voorzieningen op de bouwplaats. De verplichtingen van de aannemer worden bepaald in STS 11-uitgave 1990 en de in het bijzonder bestek opgenomen specificaties. De eigenlijke inrichting van de bouwplaats dient in overeenstemming te zijn met de bepalingen van STS 11, § 11.2. De aannemer dient zich daarbij voorafgaandelijk ter plaatse van de toestand te vergewissen, teneinde de bestaande toestand van het bouwterrein en alle elementen die een goede uitvoering van de aanneming zouden bemoeilijken correct in te schatten. De inrichting en organisatie van de bouwplaats geschiedt voor de aanvang van de werken en volledig op kosten van de aannemer. Indien geen specifieke voorschriften inzake de inrichting van de bouwplaats zouden zijn opgelegd in het bijzonder bestek, wordt de concrete planning hiervan volledig overgelaten aan het initiatief en de verantwoordelijkheid van de aannemer. Inzake de modaliteiten betreffende de situering van toegangen, begrenzingen en werflokalen wordt hierbij ook verwezen naar STS 11, artikels 11.17, 11.18 en 11.19. De aannemer is gehouden het Bestuur, minstens 24 uur op voorhand, te verwittigen van de aanvang der werken. Alle bouwplaatsinrichtingen en materieel van aannemers moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen van de veiligheidscoördinator, de vergunninghoudende instanties en Overheden, de betrokken gas- en elektriciteitsmaatschappijen, telefoonmaatschappijen en andere regies, de Gemeente Zaventem en het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming. De aannemer respecteert de voorschriften van het ARAB welke van toepassing zijn op de uitvoering van zijn deelaanneming en dient de werken uit te voeren volgens de richtlijnen van het veiligheids- en gezondheidsplan. Kortom, de aannemer neemt alle voorzorgen verbonden aan zijn uitvoering te dekken, dit tot de voorlopige oplevering der werken. Toegangswegen. Een toegangsweg is in principe niet noodzakelijk. Indien de bereikbaarheid van de bouwplaats van op de openbare weg echter niet mogelijk blijkt zonder de aanleg van een toegangsweg zal de aannemer van de ruwbouwwerken deze aanleggen na hiervoor voorafgaandelijk een offerte te hebben gemaakt. De toegangswegen staan ter beschikking van alle werken op de bouwplaats. Indien ze beschadigd worden tijdens de duur van de werken herstelt de aannemer ze op zijn kosten. Alle andere aannemers die werken uitvoeren kunnen ook gebruik maken van toegangsweg. Het onderhoud en het opkuisen van de openbare wegen rondom de bouwplaats gebeurt dagelijks door de aannemer. De schade aan het openbare domein is te herstellen voor de voorlopige oplevering der werken. De kosten vallen volledig ten laste van de aannemer. Bescherming / openbare weg De bestaande openbare wegen en voetpaden dienen op doelmatige wijze beschermd te worden tegen iedere gebeurlijke beschadiging. Er mogen geen materialen of afval op de openbare weg worden gehoopt en het verkeer mag nooit worden belemmerd. De aannemer moet zich dienaangaande en wat de uitvoering van het werk zelf betreft, gedragen naar de geldende politieverordeningen. Bij eventuele schade zal de aannemer op zijn kosten de bestaande uitvoering volledig herstellen, voor de voorlopige oplevering. Mogelijke herstellingen die na de oplevering zouden nodig zijn, zullen door de opdrachtgever op de aannemer worden verhaald. Kantoorlokaal. Een kantoorlokaal wordt door de aannemer op- en ingericht op een plaats welke door de bouwheer bepaald wordt, voor zover hij dit noodzakelijk acht. In dat geval zal dit lokaal door de aannemer op zijn kosten onderhouden, verlicht en verwarmd worden. De aannemer draagt er zorg voor dat alle aanbestedingsdocumenten, referentie bestekken en normen, die betrekking hebben op het verloop van de bouwwerken, steeds aanwezig zijn en kunnen geraadpleegd worden tot aan de voorlopige oplevering. Een niveaumeter is steeds aanwezig. Transport. De aannemer verzorgt het horizontaal en verticaal transport dat nodig is voor de uitvoering van de aanneming. De plaats van de ophaaltoestellen wordt in gemeen overleg met de architect en de bouwheer bepaald. De aannemer is vrij in zijn keuze van transportwijze. Voorzieningen: water en elektriciteitsvoorziening. De onder- en bovengrondse leidingen, die zich binnen het werkentracé bevinden, worden tijdelijk of definitief weggenomen of verplaatst. De aannemer waarschuwt de bevoegde diensten als het nodig is hun installaties weg te nemen of te verplaatsen, zulks overeenkomstig de ter zake geldende reglementen. Hij treft ook de nodige maatregelen om de bestaande leidingen tegen alle mogelijke schade te beschermen en alle ongevallen te vermijden. Hij verzamelt alle inlichtingen over de ligging en plaats van ondergrondse leidingen en kabels bij de bevoegde diensten. De aannemer staat zelf in voor zij eigen gebruik van water en elektriciteit voor de realisatie van de werken. De aannemer zal wel nagaan of het leverbaar elektrisch vermogen voldoet voor zijn gebruik. Indien onmogelijk zal toch worden overgegaan tot de installatie van een tijdelijke werfaansluiting voor water en elektriciteit of zal hij gebruik maken van de nodige generatorgroep. De opdrachtgever betaalt definitieve aansluitingskosten voor de watervoorziening, elektriciteitsvoorziening, gasvoorziening, telefoon, T.V.-distributie, openbare riolering. De aannemer voorziet de uitsparingen in de muren voor alle nutsleidingen en dit volgens de richtlijnen van de bouwheer. Na plaatsing van de verschillende nutsleidingen dicht de aannemer met zorg deze openingen zodat elke vochtindringing in muren en lokalen verhinderd wordt. Veiligheid. Bewaking. De aannemer voorziet de nodige inrichtingen om de toegang tot de bouwplaats aan derden onmogelijk te maken en alle ongevallen te voorkomen. Tewerkgestelden door de aannemer moeten betrouwbaar zijn en de nodige bekwaamheid bezitten. Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 7
De bewaking van de bouwplaats en de uitgevoerde werken, valt ten laste van de aannemer. De aannemer blijft volledig verantwoordelijk voor de bewaking van de door hem uitgevoerde werken en geleverde goederen tot op het ogenblik van de voorlopige oplevering. De aannemer controleert de toegang tot de bouwplaats. De plaatsing van de nodige waarschuwingsborden zowel op de bouwplaats als op de openbare weg, zijn ten laste van de aannemer. Orde & netheid De (hoofd)aannemer richt een nette en ordentelijke werf in en is gedurende de ganse uitvoering der werken verantwoordelijk voor het onderhoud en regelmatig reinigen ervan. Netheid op de werf vormt een eerste preventieve maatregel, m.b.t. de veiligheid van personen en het voorkomen van arbeidsongevallen. Dit artikel is van toepassing op de globaliteit van alle in deze beschrijving opgenomen werken. Tussentijds opruimen en reinigen van de bouwplaats Tot aan de voorlopige oplevering staat de aannemer in voor het wekelijks reinigen van de bouwplaats en werflokalen, of telkens de bouwheer, architect of veiligheidscoördinator hierom vragen, het regelmatig opruimen en verwijderen van de werf van alle overschotten van gebruikte materialen of afval van de door hem en/of zijn onderaannemers gedane werken; het treffen van alle maatregelen om de toegangswegen tot de werf (wegenis, riolen) proper te houden; alle door het gemeentebestuur opgelegde waarborgen betreffende het openbare domein zijn daarbij ten laste van de aannemer. Algemene schoonmaak voor de voorlopige oplevering Bij het beëindigen van de werken en vooraleer er tot de voorlopige oplevering kan worden overgegaan, is de aannemer gehouden tot een grondige opkuis van de volledige werf, zowel buiten als binnen de gebouwen, door hem gebouwd, uitgerust of gebruikt tijdens de werken, ongeacht of de vervuiling door zichzelf of zijn onderaannemer(-s) werd veroorzaakt. Deze generale opkuis omvat o.a. het zuiver wassen van alle ramen en glas, deuren, bevloeringen, vensterbanken, sanitaire toestellen, enz., ... De reinigingswerken dienen te gebeuren met aangepaste kuisproducten en indien vereist door gespecialiseerd poetspersoneel. De architect en de bouwheer behouden zich het recht voor om na schriftelijke aanmaning, en indien de aannemer hieraan geen gevolg heeft gegeven binnen de 8 dagen na ontvangst, de werf te laten opruimen door derden en de achtergelaten materialen te laten afvoeren. De kosten hiervoor zullen onverminderd van de maandelijkse vorderingsstaat of eindafrekening van de aannemer worden afgehouden. Geluidshinder De aannemer is er toe gehouden de aan te wenden apparatuur te voorzien van alle geluiddempende middelen die de techniek hem ter beschikking kan stellen. Inzonderheid bij werkzaamheden in stedelijke omgevingen moet de geluidshinder tot een minimum worden beperkt, alle gebeurlijke klachten en eventuele boetes zijn te zijner laste. Voor meer informatie raadpleegt ook "Lawaai rond bouwplaatsen" (WTCB, nr.1984/2) en NBN ISO 4872 - Geluidsleer - Meting van luchtgeluid afgestraald door bouwwerktuigen bedoeld voor buitengebruik - Werkwijze voor toetsing van overeenkomstigheid der geluidsgrenzen (ISO 4872) (laatste versie). Stofhinder Bij werken gepaard gaande met opwaaiend stof, zal de aannemer de nodige maatregelen treffen om de hiermee gepaard gaande hinder voor de omgeving te beperken. Deze maatregelen kunnen bestaan uit het besproeien met water en/of het spannen van afschermende zeilen. Milieuvoorzorgmaatregelen. Gedurende de werken houdt de aannemer zich aan de voorschriften zoals deze bepaald zijn in VLAREM I en II. Het is de aannemer ten strengste verboden afvalstoffen te laten rondslingeren, te sluikstorten, te verbranden, te begraven e.d. op de werf en in de nabijheid van de werf zelfs wanneer de eigenaar van het perceel hiervoor gebeurlijk de goedkeuring zou geven. Het is de aannemer gedurende de werken ten strengste verboden om nieuwe lozingputten te creëren (ook niet kortstondig!) van DWA- afvoer naar grachten, beken en/of rivieren De aannemer zal op de werf alle voorzorgsmaatregelen nemen ter voorkoming van grondverontreiniging door oliën of brandstoffen. In het veld opgestelde machines (o.a. bemalingpompen, groepen e.d.) en voorraadtanks zijn met passende lekbeveilingingsconstructies uit te rusten (conform de VLAREM voorschriften) Geluid- en trillingshinder moeten op de werf worden beperkt. Hiervoor wordt verwezen naar de richtlijnen "Bouwmateriaal en Bouwmachines" van de Europese Gemeenschap en overgenomen door het Besluit Vlaamse Executieven van 30/07/92. Inbreuken hierop kunnen aanleiding geven tot het onmiddellijk stilleggen van de werf en onmiddellijke verwijdering van de werf van de verontreinigende toestellen en machines. Verwijderen van afval De aannemer verwijdert alle bouwafval en puin van de bouwplaats en draagt de kosten ervan. De aannemer zorgt voor de afvoer van alle bouwafval naar officieel erkende stortplaatsen of verwerkingscentra, hij dient hiervoor de nodige bewijzen te kunnen af te leveren. Onder geen beding zullen afbraakmaterialen, puin, vuilnis of afval op de werf achtergelaten, ingegraven of verbrand worden. Indien mogelijk moeten de verschillende afvalstoffen gesorteerd en gescheiden gestort worden. Gevaarlijk afval moet afzonderlijk gestockeerd en gestort worden, in samenspraak met de veiligheidscoördinator-verwezenlijking en de afvalverwerkende firma. De aandacht van de inschrijver wordt gevestigd op de toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 1/6/1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II - BS 31/7/1995). Inplanting van bouwwerken. De aannemer respecteert strikt de verplichte bouwvrije strook en overige bouwlijnen aangegeven op de bouwplannen en aldus goedgekeurd door de bevoegde overheden. Het werkentracé wordt afgebakend door de aannemer volgens de aanwijzingen en in het bijzijn van de bouwheer en de architect. Alvorens om het even welk werk aan te vatten, duidt de aannemer de hoogtepeilen op het bouwterrein aan. De aannemer vergewist er zich van of het uitvoeren van de werken het verdwijnen of wijzigen tot gevolg kan hebben van niveau- en oriëntatiepunten van het Nationaal Geografisch Instituut of van topografische oriëntatiepunten van de dienst voor topografie en fotogrammetrie. Desgevallend moet hij de bevoegde overheid verwittigen. Hij treft de vereiste voorzorgen om de stabiliteit van deze niveau- of oriëntatiepunten niet in het gedrang te brengen. Stabiliteitsstudie. De aannemer stelt een ingenieur aan die belast wordt met de stabiliteitsstudie van het gebouw. Hij stelt de nodige plannen op alsook de ijzerlijsten, en de samenvattende meetstaat van de te gebruiken materialen. De aannemer meldt alle fouten of leemten die hij in de opgelegde uitvoeringswijze mocht ontdekken. Plaatsbeschrijving. De aannemer is er toe gehouden uiterlijk 10 dagen voor de aanvangsdatum der werken een tegensprekelijke plaatsbeschrijving op te stellen. Indien de aannemer nalaat een plaatsbeschrijving te laten opstellen en/of door de tegenpartij voor akkoord te laten ondertekenen draagt hij hiervoor alle verantwoordelijkheid. Deze plaatsbeschrijving zal o.a. dienen als basis voor een gebeurlijke ABRpolis of bij discussies omtrent aangerichte schade. De plaatsbeschrijvingen omvatten een volledige en nauwkeurige weergave van de toestand waarin eigendommen, zowel roerend als onroerend, zich bevinden op het ogenblik van het onderzoek. De betrokken eigendommen betreffen alle, zelfs niet aanpalende, eigendommen en openbaar domeinen (toegangszone tot de werf, bestaande infrastructuur, wegenis, voetpaden, …) , die op een of
Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 8
andere wijze nadelige invloeden zouden kunnen ondergaan door de uitvoering der werken, de toepassing van bepaalde technieken en/of alle daarmee verband houdende activiteiten (trillingen bij paalfunderingen, verlaging grondwaterstand, …). Meting: Inbegrepen in het geheel der aanneming De tegensprekelijke plaatsbeschrijvingen en de vergelijkende beschrijvingen worden opgemaakt door een beëdigd onafhankelijk expert, aangesteld door de aannemer. Hij zal minstens veertien dagen op voorhand, bij middel van een aangetekend schrijven, de eigenaar(s) van de te bezoeken panden de dag en het uur mededelen, bepaald voor bedoelde formaliteiten, hierbij zal hij hen tevens verzoeken zich eventueel te laten bijstaan door een raadsman of deskundige teneinde het tegensprekelijk karakter van de vaststellingen te verzekeren; tegelijkertijd wordt hiervan een kopie gestuurd naar de bouwheer (of zijn afgevaardigde) en de architect. Voor de aanvang der werken wordt een kopie van de door alle betrokken partijen ondertekende plaatsbeschrijving(-en), aan alle betrokken partijen en de bouwheer overhandigd. Bij het einde van de werken wordt een tegensprekelijke staat van vergelijking opgemaakt met de vaststelling van de mogelijke schade ten opzichte van de toestand vermeld in de plaatsbeschrijvingen bij de aanvang van de werken. De aannemer dient de vastgestelde beschadigingen te herstellen of de schade te vergoeden. Voor de voorlopige oplevering overhandigt hij de opdrachtgever de schriftelijke verklaringen van de betrokken eigenaars dat ze ofwel geen schade hebben geleden ofwel dat de schade werd hersteld en/of vergoed. De plaatsbeschrijving zal bestaan uit: - Een nauwkeurige tekstuele beschrijving; - Een visualisering van de bestaande situatie d.m.v. (digitale) foto’s of video; - Het eindrapport beslaat een geschreven tekst met vermelding van de wijzigingen t.o.v. de originele plaatsbeschrijving, aangevuld met foto’s van de gebeurlijke schadegevallen.
1.2. AFBRAAKWERKEN. 1.2.01. LOSSE AFBRAAK ELEMENTEN. Meetcode. F.S. forfaitaire som, (Som over het Geheel) of volgens uitgevoerde hoeveelheden Deze werken worden in principe door de bowheer uitgevoerd. Omschrijving De post omvat de integrale afbraak, alsook de opruiming van alle materialen en puin, van de in het bijzonder bestek vermelde of de op plan aangeduide bovengrondse en ondergrondse constructies, met inbegrip van de niet wedergebruikte funderingen en met uitsluiting van die welke krachtens uitdrukkelijke voorschriften in de grond mogen gelaten worden. In overeenstemming met de algemene en/of specifieke bepalingen van het bijzonder bestek, dienen de onder deze post begrepen eenheidsprijzen, hetzij volgens uitsplitsing in de samenvattende opmeting, hetzij in hun globaliteit, steeds te omvatten: - het treffen van de nodige beschermingsmaatregelen, bij de werkzaamheden waarbij asbestvezels kunnen vrijkomen (ARAB decis 2.5.9 en 2.5.10); - het treffen van de nodige veiligheidsmaatregelen aan de straatzijde volgens de geldende reglementeringen van de gemeente. Alle bijhorende kosten dienaangaande zijn ten laste van de aannemer; - het treffen van de nodige maatregelen tegen stofhinder, zoals het regelmatig besproeien van de werf met water om opwaaiend puinstof te vermijden; - het treffen van de nodige voorzorgsmaatregelen ter bescherming van boven- en ondergrondse nutsleidingen; het desgevallend afkoppelen, omleiden en/of verwijderen van bestaande leidingen; alle kosten voor werken, leveringen, administratieve belopingen, alsook eventuele testmetingen dienaangaande uit te voeren door de betrokken gas- en elektriciteit- en/of waterleverende maatschappijen, zijn ten laste van de aannemer; - de uitvoering van de eigenlijke slopingswerken, d.w.z. de volledige bouwvolumes, met inbegrip van dakconstructies, muur- en vloerdelen, timmerwerken, schrijnwerken en glas, rioleringen, technische installaties, ... het afvoeren van alle materialen en puin naar officieel erkende stortplaatsen; - de huur van eventueel speciaal materieel, vrachtwagens en/of containers, alsook alle bijhorende taksen; - het degelijk schoren met alle aangepaste middelen (buizenstellingen, gelaste zware I-profielen verankerd aan in de grond te betonneren steunblokken, enz...) welke noodzakelijk worden geacht om aldus scheuren, wegzakkingen en/of afbrokkeling van de te behouden gevels te verhinderen. - het aanbrengen van de nodige versterkingen en waterdichtingen aan de bestaande en resterende aanpalende gebouwen. Indien nodig zal de aannemer ook blijvende versterkingen aanbrengen. - de gebeurlijke herstellingen aan aanpalende of te behouden constructies; d.w.z. het leveren en plaatsen van gelijkaardige materialen voor het wegwerken van alle littekens die door de afbraak zijn ontstaan. - de vereiste aanpassings- en dichtingswerken aan de afvoerleidingen ter hoogte van de rioleringsaansluitingen; - het desgevallend volstorten en aandammen van de putten en uitgravingen overeenkomstig het bijzonder bestek. Technische specificaties De installaties zullen verwezenlijkt worden met materialen van allereerste kwaliteit en volgens de regels van kunst. De materialen zullen nieuw, stevig en modern van opvatting zijn. Zij mogen geen enkele constructie- of montagefout vertonen die aan hun uitzicht, aan hun gebruik of hun levensduur zou kunnen schaden. De gebruikte materialen en toebehoren zullen uitgebreid in de technische inschrijving beschreven worden. De installaties zullen conform zijn met de ter zake van kracht zijnde veiligheidsnormen en zullen in het bijzonder aan de voorschriften van het Algemeen Reglement voor Arbeidsbescherming (ARAB) beantwoorden. Alle materialen die de installaties samenstellen, zullen dezelfde karakteristieken hebben als deze die hierna vermeld zijn. De karakteristieken die niet nauwkeurig bepaald worden, of voor die de inschrijver slechts naar een algemene commerciële documentatie of naar een prospectus verwijst, zullen als niet conform beschouwd worden. Plaatsbezoek. De aannemer geeft zich voor het indienen van zijn inschrijving rekenschap van de staat en omvang van de in het bijzonder bestek omschreven afbraak- en beschermingswerken. De aannemer zal zich daartoe voorafgaandelijk (bij de opmaak van zijn prijsofferte) van de plaatselijke omstandigheden vergewissen. De opdrachtgever zal na afspraak in de toegankelijkheid van de af te breken constructies voorzien. Voorzorgen-veiligheidsvoorschriften. Het uitvoeren van alle afbraak en stutwerken geschiedt onder volledige verantwoordelijkheid van de aannemer en voldoet aan de geldende reglementeringen van het ARAB. De aannemer zal de afbraakwerken met de grootste voorzichtigheid uitvoeren, op zijn kosten, risico en gevaar. Alle schade door de afbraakwerken veroorzaakt aan omliggende gebouwen of de openbare weg, moet door zijn toedoen hersteld of vergoed zijn vooraleer tot de voorlopige oplevering wordt overgegaan. Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 9
Gedurende de uitvoering zal hij alle voorzorgsmaatregelen treffen teneinde geen enkele boven- en ondergrondse nutsleiding (elektriciteit, gas, water, telefoon, TV-distributie, e.a.) te beschadigen door neervallende brokstukken, het opstellen van werktuigen, stellingen of welke handeling ook. De aannemer draagt de kosten voor werken, leveringen, testmetingen, uitgevoerd door de betrokken distributiemaatschappijen, indien deze nodig worden bevonden. Er wordt rekening gehouden met de eventueel noodzakelijke opvang en afvoer van overtollig oppervlaktewater. De aannemer kan onder geen beding overmacht inroepen tengevolge van eigen nalatigheden dienaangaande. Bij de afbraakwerken dient de aannemer alle nodige stut- en schoringwerken uit te voeren om de integriteit van de aanpalende constructies en zijn eigen werken te verzekeren. De aannemer zal zonder meerprijs alle tijdelijke versterkingen en/of verbeteringen aanbrengen die hem door de architect of de controleorganen zouden opgelegd worden. De wijze van stut- & schoringwerken zal op technisch verantwoorde wijze geconcipieerd worden en zal ter goedkeuring worden voorgelegd aan het Bestuur, alvorens tot de afbraakwerken over te gaan. - zie STS 11.41 bovengronds - zie STS 11.42 ondergronds Inzake desgevallend te nemen voorzorgen waarvan onderhavig bestek of de bijzondere beschrijving geen melding zou maken, gedraagt de aannemer zich naar de instructies, die het Bestuur en/of de coördinator-verwezenlijking hem zal geven. Afbraakmaterialen – afvoer puin. Alle afbraakmaterialen, behoudens uitdrukkelijke andersluidende vermelding in het bijzonder bestek, blijven na afbraak eigendom van de aannemer. Het is verboden de openbare weg te belemmeren met de van de afbraak voortkomende materialen. Deze moeten naargelang van de vordering van de werken worden weggevoerd. De aannemer zorgt voor de afvoer van alle puin en afbraakmaterialen naar officieel erkende stortplaatsen of verwerkingscentra, hij dient hiervoor de nodige bewijzen af te leveren aan het Bestuur. Onder geen beding zullen afbraakmaterialen, puin, vuilnis of afval op de werf achtergelaten, ingegraven of verbrand worden. Algemene voorwaarden en uitvoeringsprincipes: De aannemer is verantwoordelijk voor alle schade door de afbraakwerken veroorzaakt aan de gebouwen, nutsleidingen of omgevingselementen. Beschadigingen door de aannemer veroorzaakt zullen in de oorspronkelijke toestand en op zijn kosten worden hersteld. Gedurende de ganse uitvoering van de werken zal hij alle voorzorgsmaatregelen treffen teneinde geen enkele boven- en ondergrondse nutsleiding (elektriciteit, gas, water, telefoon, T.V.-distributie, e.a.) te beschadigen door neervallende brokstukken of door het opstellen van tuigen of welk handeling ook. Massieven worden met geschikte middelen gesloopt. Voor het gebruik van explosieven moeten de nodige toelatingen bekomen worden en moet de bestaande reglementering nageleefd worden. De afbraakwerken worden doorgevoerd voor zover als nodig is om de nieuwe werken te kunnen uitvoeren. Behoudens concrete bepalingen op de plannen en/of in het bijzonder bestek, gebeurt dit steeds met inbegrip van de constructies ter plaatse van de uit te voeren funderingsmassieven, putkuilen of palen (met uitzondering voor de te behouden funderingsconstructies). Bij het uitbreken van funderingen, kelders, putten en dergelijke, dienen deze voldoende te worden vrijgemaakt om het bestuur toe te laten de nodige controle uit te voeren. Waterputten en beerputten worden altijd volledig geruimd alvorens met de uitbraak of opvulling te beginnen. De desgevallende opvulling van putten mag enkel gebeuren met stabiel aangedamde aarde of verbrijzeld baksteen- en/of betonpuin. Mazouttanks dienen te worden verwijderd en gereinigd overeenkomstig de voorschriften van Vlarem II. De aannemer zorgt voor de afvoer van alle puin en afbraakmaterialen naar een officieel erkende stortplaats, hij dient hiervoor de bewijzen af te leveren aan het Bestuur. Geen puin, vuilnis of afval mag op de werf gelaten worden of worden ingegraven. Al de afbraakmaterialen, zonder uitdrukkelijke andere vermelding in het bestek, blijven na afbraak eigendom van de aannemer. De bouwheer behoudt zich evenwel het recht voor om delen van de afbraak in eigendom te nemen. Deze materialen worden door de aannemer vervoerd en afgeladen in de magazijnen van de bouwheer en op de door hem aangeduide plaats. Ieder voorwerp met een wetenschappelijke of een kunsthistorische waarde, ontdekt tijdens de sloopwerken, het graafwerk of de verdere uitvoering van de werken, is eigendom van de bouwheer, die zich het recht voorbehoudt de aannemer bijzondere voorschriften op te leggen tot vrijwaring en opruiming ervan. Waardevolle vondsten, d.w.z. alle vaste of losse elementen die te voorschijn komen bij de bouw of afbraakwerken worden onherroepelijk aan de opdrachtgever gemeld; zij worden automatisch eigendom van de bouwheer. De aannemer zal de vondsten onbeschadigd afleveren aan de bouwheer. De littekens die door de afbraakwerken ontstaan moeten hersteld worden. De herstellingen zullen zo uitgevoerd worden dat ze naderhand niet meer te zien zijn en met identieke oude (gerecupereerde) materialen. Alle gaten en openingen, al dan niet ontstaan door de beschreven afbraakwerken, in de te behouden gemene muur (o.a. ontstaan door het verwijderen van balklagen, T-ijzers, enz...), dienen zorgvuldig dichtgemetseld te worden met machinale volle nieuwe bakstenen. Losse stenen worden uitgenomen en vervangen door nieuw metselwerk. Uitkrabben van niet hechtende mortel ter plaatse van de opmetselingen. De delen van aanpalende constructies die, wegens het slopen, aan weersinvloeden zijn blootgesteld, moeten afdoende beschermd worden. De aannemer zal waar het nodig blijkt en tot op voldoende hoogte, vrijkomende scheidingsmuren schoren en deze schoringen behouden tot zij door nieuwe constructies ondersteund zijn. De aannemer legt de wijze van uitvoering en ondersteuning ter goedkeuring voor. In voorkomend geval zal de aannemer de bestaande scheidingsmuur ongeschonden moeten behouden en desgevallend met dekstenen afdekken. Indien vroeger schouwen gedeeltelijk in deze muren werden ingewerkt, worden deze terug dichtgemetst met volle steen. Roetstenen worden uitgekapt en vervangen door volle steen. Het uitkappen dient met zorg te gebeuren en mag de stabiliteit van de te behouden muren niet in gevaar brengen. Gevelschoring Om scheuren, wegzakkingen en/of afbrokkeling van de te behouden gevels te verhinderen, worden, waar noodzakelijk geacht, met aangepaste middelen en tot op voldoende hoogte, schoringconstructies aangebracht (buizenstellingen, gelaste zware I-profielen verankerd aan in de grond te betonneren steunblokken, enz., ...). Waar nodig zal de aannemer ook waterdichtingen en blijvende versterkingen aanbrengen. De tijdelijke schoren mogen pas worden weggenomen tot de scheidingsmuren door nieuwe constructies ondersteund zijn. De aannemer bepaalt de wijze van uitvoering en ondersteuning op eigen gezag en verantwoordelijkheid. Evenwel dienen alle bijkomende richtlijnen opgelegd door de architect, ingenieur en/of veiligheidscoördinator-verwezenlijking, te worden opgevolgd indien zij van oordeel zijn dat het gebruikte systeem te wensen overlaat. Hieromtrent zullen geen verrekeningen worden aanvaard. Afbraakwerken Tijdens de afbraakwerken moeten alle nodige voorzorgen getroffen worden om schade aan goederen en personen te voorkomen. De stabiliteit en stevigheid van de belendende lokalen moet gewaarborgd blijven. Vloeren, venster- en deuropeningen, waarvan de stevigheid zou kunnen in het gedrang worden gebracht door het uitvoeren van de werken moeten worden gestut. De schoren en stutten worden pas na het beëindigen van de werken of naarmate het optrekken van het
Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 10
gebouw vordert, wanneer alle gevaar voor zettingen verdwenen is, door de aannemer verwijderd. De veiligheid van het geheel moet gewaarborgd blijven. Het stutwerk wordt zo uitgevoerd dat zettingen en andere bewegingen van grond en gebouwen voorkomen wordt. Vrijgekomen muren worden tegen alle indringen van regen beschermd. De aannemer treft alle nodige maatregelen om waterschade in de bestaande lokalen te voorkomen. Er mag nooit gekapt worden in de betonnen elementen. Alle gaten dienen geboord te worden en alle sleuven zijn met aangepaste mechanische hulpmiddelen aan te brengen. Tijdens de uitvoering van deze werken mag geen stof geproduceerd worden dat hinderlijk is voor de omgeving. Gruis en afval worden daarom voor hun opruiming bevochtigd. Het herstellen van de daken of wanden, beschadigd of bevuild door het sloopwerk, maakt deel uit van het sloopwerk. Kabels en leidingen. Alvorens de werken aan te vatten controleert de aannemer in hoeverre er zich leidingen in de muur zouden bevinden die hinderend zijn.
1.2.02. AFBRAAK DRAGEND METSELWERK. Meetcode. volgens opgave in de meetstaat van de ontwerper, blind gemeten Afbraak elementen. De sloopmaterialen en/of inboedel worden eigendom van de aannemer; hij voert ze degelijk af. Er wordt in de meetstaat onderscheid gemaakt naar de aard van het materiaal. Aanpassing van gevelopeningen. Het metselwerk wordt met grootste zorg afgebroken, de randen worden vlak afgewerkt, zo nodig hersteld. De aannemer treft alle mogelijke voorzorgen om schade veroorzaakt door stof, water of lawaai te voorkomen. Kabels en leidingen. Alvorens het slopen van de muren aan te vatten controleert de aannemer in hoeverre er zich leidingen zouden bevinden die hinderend zijn of beschadigd kunnen worden. Bijwerken. Geen enkel bijwerk zal worden toegelaten tenzij dit uitdrukkelijk wordt vermeld in de werfverslagen.
1.2.03. AFGRAVEN BESTAANDE VLOER . Meetcode: per m³ - met vermelding van de dikte van de uitgraving. MET TRANSPORT!!! Algemene bepalingen: De voorafgaande afgravingen van het terrein (afgravingen en/of de ophogingen) hebben betrekking op het verwezenlijken van nieuwe profielen van het grondoppervlak onder de bestaande hoogtepeilen. Afhankelijk van de gestelde eisen, o.a. inzake recuperatie van graszoden, teelaarde, … worden deze werken in één keer of in afzonderlijke fasen per laag uitgevoerd. De respectievelijke uitsplitsing en bijkomende bepalingen in het bestek zullen hieromtrent uitsluitsel geven. Bestemming van de teelaarde: Het afgraven van de teelaarde gebeurt afzonderlijk van het andere graafwerk. De aannemer zorgt ervoor dat er geen afval met de teelaarde wordt vermengd. De afgraving van de teelaarde gebeurt over een dikte van minstens 30 cm. De teelaarde wordt opgeslagen op het bouwterrein en blijft eigendom van de opdrachtgever. De plaats van opslag wordt bepaald door de ontwerper in overleg met de bouwheer en aannemer. Uitbreken van de bestaande verharding. Een deel van de vloerplaat ( afwerking + zandbed + ondergrond) van de bestaande buitenaanleg dient mee te worden uitgebroken. De aannemer staat in voor de verwijdering van het loszittend materiaal,…, kortom alle voorbereidende werken noodzakelijk om de nieuwe fundering te aan te vatten. De afgraving gebeurt tevens over een dikte van minstens 30 cm.
Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 11
2.
RUWBOUWWERKEN.
2.1. GRONDWERKEN. 2.1.00. OMSCHRIJVING. Omschrijving De post “grondwerken” heeft betrekking op alle graafwerken, noodzakelijk voor het verwezenlijken van de bouwputten en sleuven, tot op de vereiste diepte, alsook op alle wederaanvullingen rondom de gerealiseerde funderingen en/of de kelders van de op te richten gebouwen. In overeenstemming met de algemene en/of specifieke bepalingen van het bijzonder bestek, dienen de onder deze post begrepen eenheidsprijzen, hetzij volgens uitsplitsing in de samenvattende opmeting, hetzij in hun globaliteit te omvatten: - alle voorafgaande afgravingen, het ontzoden, het verwijderen van de teelaarde, de machinale nivelleringen; - het nauwkeurig uitzetten en controleren van de uit te graven zones en peilen der bouwputten en/of sleuven; - het ter plaatse brengen en de installatie van het benodigde materieel, graafmachines, pompinstallaties, e.a.; - de uitgravingen, volgens de door de aannemer gekozen wijze van uitvoering, zowel machinaal als handmatig; - de omgang met uitgegraven bodem, volgens kwaliteit en bestemming, conform het bodemsaneringsdecreet en het desgevallende grondverzetsplan; - het uitbreken en wegruimen van hindernissen of massieven met een volume kleiner dan 0,5 m³; - de ongeschonden vrijwaring, de eventuele verlegging of terugplaatsing van aangetroffen kabels en leidingen; - de instandhouding van bouwputten en sleuven om grondafkalving te voorkomen, d.m.v. stutten en schoren; - het droog houden van de bouwputten en sleuven, zowel ten gevolge van grondwater, als van neerslag; - het voorlopig opslaan op het bouwterrein van te recupereren grond en het afvoeren van alle overtollige grond; - de levering, de uitspreiding in lagen en de verdichting van alle voorziene wederaanvullingen of ophogingen. Referentienormen. SB 250 - Index III,5 - Ophogings- en aanvullingsmaterialen (2000) SB 250 - Index IV - Voorbereidende werken en grondwerken (2000) Omzendbrief 512-107 - Opstellen van bijzondere bestekken. In toepassing brengen van de praktische leidraad ter voorkoming van schade aan ondergrondse installaties tijdens in hun nabijheid uitgevoerde werken (1985). Algemene gegevens. De veiligheidsvoorschriften van het ARAB (Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming) zijn stipt te volgen. Eventueel stutten en beschoeien van bouwputten en sleuven en, desgevallend, bestaande bouwwerken wordt zo uitgevoerd dat al het mogelijke wordt gedaan om iedere beweging van de grond en iedere beschadiging van genoemde bouwwerken te voorkomen en te zorgen voor de veiligheid van de personen die zich in of nabij de bouwputten bevinden. Voor het graven van bouwputten en sleuven, die gestut en beschoeid moeten worden, moet de aannemer de ontwerper en zijn raadgevende ingenieur in kennis stellen van zijn stutwerk- en beschoeiïngsontwerp, de methode van uitvoering, het gebruikte materieel alsmede van zijn uitvoeringsprogramma. Stutten en beschoeiing van bouwputten en sleuven worden niet afzonderlijk gemeten. De kostprijs ervan is te voorzien in de eenheidsprijzen van de werken waarvoor ze noodzakelijk zijn. De manier waarop het graafwerk uitgevoerd wordt, wordt aan het initiatief van de aannemer overgelaten, mits de voorschriften van het bestek in acht genomen worden. De uitvoering van het werk mag geen schade aanrichten aan eventueel aan de gang zijnde werken, noch aan bestaande bouwwerken. Het transport op de bouwplaats wordt zodanig uitgevoerd dat er geen schade veroorzaakt wordt aan bouwputten, sleuven, aan andere aan gang zijnde werken, of aan bestaande bouwwerken en installaties. De uitgravingen en het grondverzet dienen te gebeuren in overeenstemming met de recentste wetgeving hieromtrent, met name hoofdstukx van Vlarebo (het Vlaams Reglement betreffende de Bodemsanering). De regelgeving van het grondverzet legt vast hoe met de uitgegraven bodem moet worden omgegaan, vertrekkende van de plaats van uitgraving, over het transport tot en met de eindbestemming van de bodem. Bij hoeveelheden groter dan 250 m² of bij verdachte grond moet de herkomst van uitgegraven bodem steeds achterhaald kunnen worden, ongeacht de bestemming. Hierbij dient het traceerbaarheidssysteem van een erkende bodem-beheer-organisatie (BBO) te worden gevolgd.
2.1.01. MANUELE GRONDWERKEN. Meetcode: per m³. MET TRANSPORT!!! Algemene bepalingen: De bouwputten, de sleuven voor funderingen enz. hebben afmetingen die het mogelijk maken alle werken gemakkelijk uit te voeren en te controleren. Wanneer een werkruimte moet gelaten worden tussen de wanden van de bouwput of sleuf en het bouwwerk of zijn bekisting bedraagt die ruimte tenminste 0,50 m aan de basis tussen de beschoeiing en de bekisting. Werkruimten worden niet gerekend en zijn door de aannemer in de hoeveelheid van het graafwerk te voorzien. De put wordt uitgegraven tot op de diepte die nodig is voor het aanbrengen van de funderingsvoet. De minimum diepte bij funderingen bedraagt 0,80 m tegenover het geplande maaiveld. In geval, op de grond van de eigenschappen van de blootkomende grond, de ontwerper of de raadgevende ingenieur van mening is dat de bodem van de bouwputten en sleuven lager moeten liggen dan de geplande diepte, moet de aannemer de daaruit voortvloeiende bijkomende grond- en bouwwerken uitvoeren aan de eenheidsprijs opgegeven bij zijn bieding. Voor die werken wordt dan een verrekening opgemaakt. Indien, bij vergissing, dieper wordt gegraven dan de geplande diepte, moet de aannemer op zijn kosten de diepte van de funderingen vergroten tot de bodem van de bouwputten of sleuven wordt bereikt. Het is strikt verboden zonder voorafgaandelijk overleg, met de ontwerper de te diep uitgegraven bouwputten of sleuven aan te vullen. Onder geen enkele voorwaarde mag zonder kennisgeving het inplantingspeil van de constructie gewijzigd worden tengevolge van te diep graafwerk. De wanden van bouwput worden zoveel mogelijk verticaal gegraven. Wanneer evenwel wordt gevreesd voor inkalving gedurende de werken, worden volgens de richtlijnen van de veiligheidscoördinator de wanden in taluds uitgevoerd. De aannemer treft alle nodige voorzorgen om te voorkomen dat de bodem van die bouwput beschadigd wordt door de machines of door de inwerking van water en vorst. De beschadigde bodem wordt bijgewerkt. De bodem van de bouwput wordt gezuiverd van stenen, metselwerkbrokken of andere voorwerpen die harde plaatsen kunnen vormen. Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 12
Enkel de uitgegraven grond welke niet herbruikt kan worden op het werk voor aanaarding etc. wordt afgevoerd door de aannemer op zijn kosten. Bestemming van de grond: Slechts een deel van de aarde die nog extra nodig is voor de aanaarding of nivellering van het terrein, kan worden opgeslagen op het bouwterrein en blijft eigendom van de opdrachtgever. De plaats van opslag wordt bepaald door de ontwerper in overleg met de bouwheer en aannemer. De rest dient door de aannemer te worden afgevoerd. Grondverzet: De uitgravingen en het grondverzet dienen te gebeuren in overeenstemming met de recentste wetgeving hieromtrent. De aannemer (grondwerken) dient aangesloten te zijn bij een Erkende Bodembeheerorganisatie (Grondbank, Grondwijzer, …).
2.1.02. AANVULLING MET GESTABILISEERD ZAND. Meetcode. per m³ - volgens bepalingen van de ingenieur Algemene bepalingen. De aanaarding onder de vloerplaat, dient tot op de afgegraven diepte onder de vloerplaat te gebeuren bij middel van gestabiliseerd zand. Het aanaardingszand is zuiver en bevat geen afvalstoffen (ijzer, organische stoffen enz.). Het aanaardingszand mag niet bevroren zijn. De aannemer gebruikt alle middelen om er voor te zorgen dat er een volledige binding bestaat, en er een regelmatige en gelijkmatige zetting van de grond gebeurt. Wederaanvullingen - gestabiliseerd zand. Het gestabiliseerde zand (zandcement) bestaat uit een mengeling van à rato 100 / 150 kg portlandcement (CEM I 32,5) per m³ vochtig grof zand, conform aan index III.2.3.2 van typebestek 250 en aan de norm NBN 589-111 en B 11-011; deze wordt gedurende minstens één minuut mechanisch gemengd, teneinde een goede spreiding van het cement te bekomen. De verwerking gebeurt overeenkomstig Index IX-1 van het SB 250, in aan te dammen lagen van maximaal 20 cm, volgens een nivelleringsplan. Het vermengen dient mechanisch te geschieden, teneinde een homogeen mengsel te bekomen. Samendrukbaarheidsmodulus: M1 groter dan of gelijk aan 80 / 110 N/mm² (MPa). Proctordichtheidswaarde tussen 90 en 95 %
2.1.03/04. WEDERAANVULLING / NIVELLERING. Meetcode: F.S. forfaitaire som, (Som over het Geheel) Algemene bepalingen. De wederaanvullingen betreffen alle randopvullingen en/of ophogingen van de respectievelijke zone rondom of tussen de gerealiseerde funderingen; kortom, het terug onder profiel brengen ervan overeenkomstig de uitvoeringsplannen. Bijzondere bepalingen. De graad van verdichting wordt bepaald op 1 kg/cm². De aanaarding geschiedt in horizontale lagen met een maximum dikte van 30 cm. Iedere laag moet afzonderlijk mechanisch worden verdicht. De aanaardingsgrond mag geen graszoden, stronken, bevroren materiaal of andere afvalstoffen (ijzer, organische stoffen enz.) bevatten. De aanaardingsgrond mag niet bevroren zijn. Het gebruik van moddergrond en veengrond is verboden. De aannemer is vrij in de keuze van de uitvoering van de aanaardingswerken. De aannemer gebruikt echter alle middelen om er voor te zorgen dat er een volledige binding bestaat, en er een regelmatige en gelijkmatige zetting van de grond gebeurt. Aanaarden rondom bouwwerken. Aanaarding tegen nieuw opgerichte constructies wordt pas uitgevoerd wanneer het metselwerk en of het beton voldoende verhard zijn en, indien aangebracht, na voldoende verharding van de waterkerende lagen. De aanaarding gebeurt tot op 40 cm onder de peilen aangegeven op het nivelleringsplan. De aanaarding gebeurt met grond voortkomende van de uitgraving indien deze hiervoor geschikt is. Zo niet wordt er geschikte grond aangevoerd. Nivellering terrein. Het terrein wordt genivelleerd volgens de maatvoeringen van het inplantingsplan en de richtlijnen van de vergunning hier omtrent. Hiervoor wordt de grond gebruikt afkomstig van de uitgravingen. De resterende aan te vullen grond is van eenzelfde kwaliteit.
2.2. RIOLERING. 2.2.00. ALGEMENE BEPALINGEN. Manier van meten: verbindingsstukken, bochten en hulpstukken van buisleidingen worden niet afzonderlijk gemeten. Ze worden geteld als 1 m. grondwerken voor leidingen die niet dieper dan 3 m onder het maaiveld gelegen zijn, worden niet afzonderlijk gerekend. leidingen worden in de as gemeten. putten worden gemeten in stuks van dezelfde aard. Eisen. De overeenkomst omvat het graafwerk van de sleuven voor leidingen en toestellen alsook het terug aanaarden en aandammen na plaatsing van de leidingen en toestellen, het leveren en plaatsen van de leidingen en van de toestellen met inbegrip van de dichtingsproducten van de koppelstukken en hulpstukken voor de bevestiging, de afwerking aan de voegen, het herstellen van de muren bij de buisdoorvoeringen en de dichtheidscontrole. Al deze prestaties zijn in de eenheidsprijs begrepen. Na voltooiing van de werken stelt de aannemer de bouwheer een maatschets ter hand van de wijzigingen die met zijn instemming werden aangebracht. Het tracé vertoont een minimum aan richtingsveranderingen, scherpe bochten zijn verboden. Bij elke richtingsverandering moet een inspectie mogelijk voorzien worden, een inspectiestop, of een inspectieput voor ondergrondse leidingen.
2.2.01. RIOLERINGSLEIDINGEN: AANPASSEN BESTAANDE AANSLUITINGEN DIAM 110 (PVC). Meetcode: per m. Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 13
Normen. STS 35, deel I - Sanering - Riolering - Zuivering van huisafvalwater STS 35, deel II - Sanering - Regenputten - Putten - Drainering TV 114 - Sanitair Reglement betreffende de bescherming van het drinkwater en de waterafvoer van gebouwen (WTCB) TV 120 - Praktische toepassing van het Sanitair Reglement TV 114 (WTCB) TV 200 - Sanitair Reglement - deel 1: Installaties voor de afvoer van afvalwater in gebouwen (WTCB) NBN EN 752-1 - Buitenriolering - Deel 1-7 NBN EN 476 - Algemene eisen voor onderdelen gebruikt in binnen- & buitenrioleringen onder vrij verval NBN EN 1610 - Aanleg en testen van rioleringen en afvalwaterleidingen Typebestek 104, Index 02.6,08.3,35.2 en 62 Algemene bepalingen. De leidingen moeten zuiver zijn en ontdaan worden van alle vreemde stoffen, stoppen, snijbramen enz. In de rechte gedeelten moeten de leidingen goed gelijnd zijn en een gelijkmatig afschot hebben. Het afschot wordt gecontroleerd tijdens de plaatsing. De buizen worden gelegd met richtsnoer en waterpas. Het plaatsen van buizen met mof of met fitting begint stroomafwaarts en het moereind van de buis is stroomopwaarts gekeerd. Iedere buis waarvan de mof gebroken is, wordt geweigerd. De buizen worden zo geplaatst dat de binnenoppervlakken doorlopend op elkaar aansluiten. De koppelingen moeten dicht zijn over hun gehele omtrek. Zij worden uitgevoerd naarmate de plaatsing van de leidingen vordert. Koppelingen zijn verboden waar buizen door muren of vloeren worden gevoerd. De bewegingsvrijheid van de buizen op die plaats mag niet belet worden. Het rioleringsnet moet over zijn gehele lengte bestendig verlucht worden. De doorvoeropeningen in metselwerk moeten zo uitgevoerd worden dat stukdrukken van de leidingen voorkomen wordt (b.v. door het plaatsen van een latei of een koker). Aan de buitenkant van de doorvoering brengt men een soepele voeg aan die bestaat uit een plastisch blijvende kit. De verankeringen of vastzettingen worden gekozen naar gelang de aard van het bouwelement waarin zij worden bevestigd. Zij mogen de sterkte van de draagelementen niet in het gedrang brengen. Wanneer bouwelementen die, een waterdichtheid bevatten, moeten worden doorboord, dan moet deze waterdichtheid gewaarborgd blijven. Aan beide zijden van de leidingen van kunststof worden enkele houten paaltjes gestoken om iedere zijwaartse verplaatsing van de buizen te voorkomen. Het grondwerk wordt uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften van het artikel grondwerk. De breedte op de bodem van de sleuf is tenminste gelijk aan de breedte van de buis vermeerderd met 40 cm; de minimumbreedte bedraagt 60 cm. De ingraafdiepte moet zodanig zijn dat er minstens 30 cm grond boven de buis komt. Deze diepte moet verhoogd worden wanneer voertuigenverkeer te verwachten is. Het vereiste afschot moet worden gegeven bij het afwerken van de bodem. Uit de graafspecie moeten, naarmate het uitgraven vordert, de grote stenen, breuksteen en keien worden verwijderd, waarvan het vallen de buizen zou kunnen beschadigen. Na het uitvoeren van de dichtheidsproef en na goedkeuring van de installatie worden de sleuven opgevuld. Het opvullen geschiedt in opeenvolgende zandlagen van 0,12 tot 0,15 m dikte die zorgvuldig worden aangestampt, inzonderheid onder de buis en ter hoogte van de onderbooghelften. Aanaarden van sleuven in zones waar voertuigen zullen rijden gebeurt met gestabiliseerd zand. De werken worden zo voortgezet tot op het ogenblik dat de sleuven zijn opgevuld tot op een twintigtal centimeter boven de buis. Daarna kan het aanaarden worden voortgezet met meer courante materialen. Het is verboden de sleuven op te vullen met bevroren aarde of met teelaarde. In draagkrachtige grond worden de buizen rechtstreeks op de bodem van de sleuf gelegd. De bodem wordt dan zorgvuldig geëffend en ontdaan van de harde voorwerpen die zich daarin zouden kunnen bevinden. Wanneer buizen zonder grondplaat worden gebruikt, worden ze in een zandbed geplaatst. De bodem van de sleuf is zo uit te graven dat de kragen niet op de grond dragen. In weinig draagkrachtige grond moeten de buizen geplaatst worden op een fundering in ongewapend beton. De dikte van de fundering bedraagt tenminste 10 cm en de breedte ervan is gelijk aan de buitendiameter van de buis vermeerderd met 10 cm. De buizen moeten zo worden gesteund dat de voegen niet belast worden en dat de vrije uitzetting mogelijk is. PVC buizen. De rioolbuizen uit hard niet-geplastificeerd PVC dragen het overeenkomstigheidsmerk "PVC- UD of U-RIOOL-BENOR" met vermelding van: de naam van de fabrikant, de overeenkomstigheidsnorm, de nominale diameter, wanddikte en afbuigingshoek. Overeenkomstig het toepassingsgebied beantwoorden zij respectievelijk aan de typecodering “U” of “UD” volgens NBN EN 1401-1 Kunststofleidingsystemen voor ondergrondse drukloze rioleringen - Ongeplasticeerd poly(vinylchloride) (PVC-U) - Deel 1: Eisen voor buizen, hulpstukken en het systeem. PVC buizen moeten het overeenkomstigheidsmerk "BENOR" dragen. Dit merkteken moet op de buis onuitwisbaar aangebracht worden. Etiketten zijn verboden. Alle producten worden in de fabriek aan een permanente controle onderworpen die alle proeven voorzien in de NBN normen omvatten. De buizen in PVC die in één enkele keuze worden geleverd, hebben volgend uitzicht: zij zijn recht, hebben een cirkelvormige doorsnede, een uniforme kleur en een glad binnenoppervlak zonder lassen. Zij moeten gaaf zijn en mogen geen materiële gebreken of fabrikagegebreken vertonen die de sterkte ervan, de gaafheid van hun vorm en hun goede gedraging in de tijd in het gedrang kunnen brengen. Ieder stuk of gedeelte van een stuk dat tekenen van beschadiging vertoont, moet worden verwijderd. De buizen mogen geen krassen, luchtbellen, korrels of gebrek aan eenvormigheid van kleur vertonen. Om een redelijke verdeling van de lasten te bekomen bedraagt de liggingsdiepte van kunststofbuizen ten minste: - D + 60 cm als D kleiner is dan 400 mm - 2,5 D als D gelijk of groter is dan 400 mm. Ze moeten beneden de vorstlijn worden gelegd. De koppelingen van ingegraven leidingen in niet-geplastificeerd polyvinylchloride worden afgedicht door middel van maatvaste hulpstukken, die rondom voorzien zijn van een rubberen ring op flap in polypropyleen. De koppeling geschiedt volgens de voorschriften van de fabrikant van de verbindingsstukken. Het gemonteerd geheel moet dicht blijven onder een waterdruk kleiner dan 0,5 bar. De dichtingsringen moeten zuiver en gesmeerd zijn. Het oppervlak van een effen buiseinde moet in zijn aanvankelijke gepolijste toestand blijven. De dichtingsring van een uitzet- of krimpmof mag niet blokkeren in normale gebruiksomstandigheden. Voor het berekenen van de uitzettingen neemt men als lineaire uitzettingscoëfficiënt 80 x 10-6 m/mK. Voor de afvoerbuizen baseert men zich op een temperatuurverschil van 60 K. Het buigen van de buizen is verboden, men gebruikt geprefabriceerde bochtstukken.
Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 14
Het verbinden van buizen in niet-geplastificeerd PVC en buizen in gietijzer, grijs of beton moet bekomen worden door speciale elastische voegstukken. Aansluiting op bestaande afvoerleidingen. De nieuwe riolering sluit aan op de bestaande buizen. De aannemer voorziet hiervoor dat de bestaande buizen worden vrij en zuiver gemaakt en de nieuwe buizen met de nodige hulpstukken aan de bestaande worden verbonden.
2.2.02. CONTROLEPUTJE. Meetcode: per stuk. Algemene bepalingen. Deze ontvanger heeft een afloop die zich onderaan het putelement bevind en een klok die vastzit aan het rooster. Bij het opheffen van het rooster komt de centrale en verticale afloopopening vrij. Dit toestel is steeds aan te sluiten op een geventileerde leiding of put, zo niet dient een bijkomend waterslot in de afvoerleiding op maximum 1.00 m afstand van het toestel, aangebracht te worden door de plaatsen van de ontvanger. De afmetingen van het rooster zijn 200 x 200 mm.
2.2.03. REGENWATERFILTER / BLADVANG. Meetcode: per stuk. Algemene bepalingen. Het betreft een bijkomende putcomponent die tegen de regenwaterput geplaatst wordt. Deze regenwaterfilter is een toestel dat dient om takjes en bladeren uit het regenwater, afkomstig van de dakgoot, tegen te houden. De filter wordt voor de regenwatertank geplaatst. Het opgevangen regenwater wordt er doorheen geleid en gefilterd alvorens het in de regenwaterput terecht komt. Het regenwater komt in het bovenste gedeelte van de filter binnen. Daar wordt het naar beneden gestuwd in een filter, waar bladeren en takjes worden tegengehouden. De uitgang bevindt zich in het onderste gedeelte. De filter is voorzien van 1 inlaat en 1 uitlaat voor schoon regenwater en 1 overloop naar de vuilwaterafvoer. De overloop dient voor het geval er een groot debiet in de filter komt, of de filter verstopt zou zijn, om het overtollige water af te voeren. Deze buis wordt dan, samen met de eventuele overloop van de regenwatertank, verbonden met de riolering. De filter is uitneembaar voor reiniging. De bladvang is voorzien van een ‘klik’deksel. De leidingen voor en na de filter dienen hellend in afvoerrichting te liggen. De bovenzijde van het deksel komt gelijk met het maaiveld. De plaatsing moet uitgevoerd worden volgens de voorschriften van de fabrikant. Voorbeeld Boralit regenwaterfilter RWF 0100, of gelijkwaardig model voor te leggen.
2.2.04. REGENWATERPUT 7.500L (BETON). Meetcode: per stuk. In voorkomend geval zijn steeds aanvullend inbegrepen: het gewapend beton met bijhorende wapeningen volgens de goedgekeurde betonstudie voor de ter plaatse gevormde putten / algemene funderingsplaten. Het metselen van de mangaten en aanbrengen van de putranden. Het leveren en plaatsen van de reukdichte deksels en hun inlegkaders. Algemene bepalingen. Er wordt een put voorzien van minimaal 7.500 liter aan de zijgevel vooraan het gebouw. Een wachtbuis wordt voorzien voor de aansluiting van de regenwaterpomp (zie punt 2.2.05). Materialen De putten zijn geprefabriceerd uit waterdicht, goed verdicht gewapend beton, overeenkomstig STS 35.5. Zij zijn conform PTV 119 ‘Geprefabriceerde regenwaterputten van ongewapend, gewapend en met staalvezels versterkt beton’ en/of beschikken over een Benor goedkeuring. De materialen beantwoorden aan de voorschriften van volgende referentiedocumenten: STS 35, deel II - Sanering - Regenputten - Putten - Drainering, index 35.50.2 en 35.50.3 TV - Sanitair Reglement (WTCB) Op de geprefabriceerde regenwaterputten staat vermeld: de handelsnaam, naam en adres van de fabrikant en nuttige inhoud. De keuze van het toestel zal eveneens rekening houden met de buisdiameters waarop moet worden aangesloten en/of vice versa. De put moet worden voorzien van een overloop met geïntegreerde sifon. De put moet bereikbaar zijn voor toezicht en ruiming : op de put / elke eenheid wordt daartoe een mangat met binnenafmetingen 50x50 / 60x60 / ... gemetseldhetzij wordt de put opgehoogd met betonnen ringen tot op het niveau van het maaiveld. Uitvoering Alle werken worden uitgevoerd in het droge. De afmetingen van de uitgravingen zijn zodanig dat een vlotte en onberispelijke plaatsing van de putten mogelijk is. De aannemer voert de nodige schorings- en stutwerken uit om inkalven van de uitgravingen te vermijden. De architect zal voorafgaandelijk aan de plaatsing de juiste plaats en de pas aangeven. Het aanzetpeil, bodemniveau en topniveau van de putten worden bepaald in functie van de hellingen van het rioleringsstelsel en het niveau van de putdeksels t.o.v. het maaiveld en/of de vloerafwerking en zodanig dat de putten op hun maximale capaciteit functioneren. De aannemer zal zich op voorhand op de hoogte stellen van het juiste peil van de rioleringen, voor het bepalen van de diepte en de aansluiting van de putten. De regenwaterputten worden volkomen waterpas geplaatst. De constructie moet zodanig zijn dat verzakking van de putten niet kan voorkomen. Om verzakking of omhoogdrijven te voorkomen worden de putten aangezet op een funderingsplaat welke minimum 10 cm rond de put uitsteekt. Na de uitvoering zullen zo nodig bijkomende maatregelen getroffen worden om het omhoogdrijven van de putten te voorkomen; daartoe worden zij desgevallend gevuld met helder water. Het bovenvlak van de putten moet met minstens 30 cm grond bedekt worden. Deze niveaus worden aangegeven hetzij op de plannen, hetzij voorafgaandelijk aan de uitvoering vastgelegd in samenspraak met de architect. De toevoerleidingen, overloop en aanzuigleiding worden waterdicht aangesloten op de put. Het inloopstuk bestaat uit een T-stuk voor de opvang van de overdruk bij doorspoeling. De overloop is voorzien van een ondergedompelde elleboog (=sifon).In geval van aansluiting op een gemengde riolering, dient deze bovendien voorzien te worden van een terugslagklep. De regenwaterput wordt uitgerust met een sifonput in harde PVC. De gas- en waterdichte aansluiting van de PVC-buis op de put wordt verzekerd door middel van een gefixeerde rubbermanchet. Zij dragen het BENOR-merk (of gelijkwaardig). Er wordt een ontluchtingsbuis voorzien in PVC. Het verloop van de ontluchtingsbuis gebeurt volgens de aanwijzingen van de architect. Het mangat boven de opening wordt opgehoogd met betonnen ringen ofwel dient er opgemetseld te worden om het deksel op vloerpas of niveau maaiveld te brengen en wordt gemetseld met volle baksteen volgens NBN B 24-001 en index 02.11A van het TB 104. Het putdeksel wordt op het door de bouwheer gewenste niveau gelegd in een hiervoor voorzien kader. Metalen kaders dienen roestvrij te zijn of voorzien van een roestwerende bescherming en worden verankerd in het metselwerk. Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 15
Er mag slechts overgegaan worden tot wederaanvulling nadat de afgewerkte put gekeurd is door de architect. De aanvullingen rondom de put worden uitgevoerd met grond voortkomend van de uitgravingen, in afzonderlijk te verdichten lagen van maximum 30 cm oorspronkelijke dikte, ofwel gestabiliseerd zand, in afzonderlijk te verdichten lagen van maximum 30 cm oorspronkelijke dikte. Boven de putten wordt minstens 30 cm teelaarde aangebracht. Het transport en de verplaatsing van geprefabriceerde putten moet zo geschieden dat scheurvorming en breuk voorkomen worden. De plaatsing gebeurt volgens de voorschriften van de fabrikant.
2.2.05. WACHTBUIS (PVC). Meetcode: per m lopende meter. Omschrijving Het betreft de ingemetselde en/of ingegraven geprefabriceerde elementen en wachtbuizen bestemd voor het doorvoeren van kabels of leidingen. In overeenstemming met de aanwijzingen van de leidende architect en de voorschriften van de verscheidene distributiemaatschappijen zal de aannemer dienaangaande alle nodige voorzieningen treffen voor het doorvoeren van de diverse leidingen door de muren met het oog op de latere aansluiting. Algemene bepalingen. De aannemer voorziet in een wachtbuis in PVC, diam 110, ononderbroken, en zonder bochten met een trekdraad tussen: - regenwaterput en de garage (Socorex) Uitvoering De plaatsing van deze wachtbuizen gebeurt volgens de voorschriften van de verdelende maatschappijen en worden aangesloten op de door hen voorziene of voorgeschreven hulpstukken. Dienaangaande dienen de nutsmaatschappijen tijdig geconsulteerd te worden, zodat de exacte plaats van de binnenkomende nutsleidingen gekend is.De ingegraven buizen worden gelegd volgens STS 35.11.05 op een diepte te bepalen door de architect of volgens de aanduidingen op het plan onder het maaiveld of de buitenbevloeringen. Alle buizen welke beschadigd worden, zowel voor als tijdens het lossen als bij of na het plaatsen worden vervangen. Na het graafwerk wordt de bodem van de sleuf geëffend; de wanden worden zo nodig geschoord teneinde inzakkingen te vermijden. De plaatsing van de buizen tussen twee aansluitpunten of putten zal gebeuren met rechte stukken. De buizen worden over hun volledige lengte gefundeerd op een voldoende breed zandbed van 10 cm dikte en hierin verzonken (STS 35.45.12 fig. 2). In geval van gebundelde kokerbuizen worden de ruimten tussen de buizen eveneens opgevuld met zand. De aannemer verwezenlijkt alle aansluitingen, waarbij scherpe bochten vermeden worden. Alle doorvoeringen door de buitenmuren worden waterdicht afgewerkt. De wederaanvulling van de sleuven mag slechts aanvangen na goedkeuring van de architect. In de wachtbuizen bestemd voor kabels worden voorlopige, gegalvaniseerde stalen trekdraden geplaatst teneinde de kabeldoorvoer te vergemakkelijken. Voor de voorlopige oplevering van de werken levert de aannemer aan het werkbestuur een tekening van het kokerstelsel. Deze aanduidingen mogen tevens op het uitvoeringsplan van de rioleringen voorkomen. Afhankelijk van de voorschriften van de verdelende nutsmaatschappijen dienen sommige wachtbuizen uit te monden in een wachtput. Deze put wordt tegen de funderingsmuur voorzien. Leveren en plaatsen van buizen in PVC met diameter 90 / 110 / 130 mm vanaf de rooilijn tot aan de binnenzijde van de keldermuur of tot aan de voorziene prefab-energiesteen. De buizen moeten loodrecht op de rooilijn worden aangebracht. Gebeuren de aansluitingen met soepele draden (media en telecommunicatieleidingen), dan wordt een trekdraad in de koker voorzien. De doorvoering in de muren gebeurt derwijze dat geen druk op de kokers wordt uitgeoefend. De aannemer maakt bedoelde openingen na het plaatsen van de kokers waterdicht.
2.2.06. AANSLUIITNG OP BESTAANDE RIOLERING. Meetcode: per stuk. Algemene bepalingen. De nieuwe en de oude riolering worden onderling met elkaar verbonden met aangepaste mof en dit na grondige controle op de goede werking ervan. De aannemer zal in naam van de bouwheer bij de technische diensten van de gemeente een aanvraag indienen voor de aansluiting op de straatriolering en deze diensten ter plaatse uitnodigen voor de nodige inlichtingen betreffende de werken. Deze aansluiting omvat de rioolaansluiting vanaf de rooilijn tot de straatriolering en het herstellen van het geheel in de oorspronkelijke toestand. (aanvullingen, dichtingen, verhardingen...) Indien de technische dienst zelf deze werken uitvoert, zal deze post in mindering worden gebracht. Alle aansluittaksen zijn rechtstreeks ten laste van de bouwheer.
2.3. FUNDERINGEN. 2.3.00. OMSCHRIJVING. Algemene bepalingen. De aanneming omvat de uitvoering van de op de plannen en in het bestek vermelde funderingswerken. Indien tijdens de uitvoering van de werken blijkt dat de bodem niet de vooropgestelde eigenschappen bezit, besluit de architect in overleg met de aannemer over de te nemen maatregelen. Een ingenieur zal worden aangesteld voor het maken van een stabiliteitsstudie op basis van een grondonderzoek. De eventuele prijsaanpassing gebeurt op basis van de opgegeven eenheidsprijzen. In geval de kosten van de onvoorziene bijkomende funderingswerken meer bedragen dan 15% van de globale kosten van de geplande bouwwerken, behoudt de opdrachtgever zich het recht voor de overeenkomst éénzijdig te verbreken en de aannemer enkel te vergoeden voor de reeds gedane uitgaven, met uitsluiting van de op de werken, die hij niet uitvoerde, gederfde winst. Tijdens de uitvoering van de werken zorgt de aannemer ervoor, dat op de funderingen geen hogere belastingen worden overgebracht, dan die waarvoor zij zijn berekend.
2.3.01. AARDINGSLUS. Meetcode. per m. met inbegrip van de nodige beschermingen en graafwerken. Algemene bepalingen. Ingevolge het KB van 10/03/81, het M.B. van 27.07.81 en van 06/10/81 wordt door het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties een aardingselektrode voor woningbouw verplichtend gesteld. Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 16
De plaatsing gebeurt conform art. 69 van het A.R.E.I., waarbij de spreidingsweerstand van de aardverbinding kleiner moet zijn dan 100 Ohm. Het aanbrengen van de aardingslus zal steeds op een ongeroerde grond geschieden en bij voorkeur aan de buitenzijde van de funderingssleuf. Zij mag geenszins aanleiding geven tot vermindering van de draagkracht van de funderingen en mag in geen geval in aanraking komen met betonijzer of het materiaal van de funderingsmuren (mortel, beton, wapening). Hiertoe wordt de aardingslus bedekt met een laag van 5 cm zuiver zand of zuiveringsbeton. Het aanbrengen van de zuiverheidlaag mag pas geschieden na de inspectie van de aardingslus. De geleider zal bestaan uit een blanke koperen kabel met een minimum sectie van 35 mm² en wordt als volgt aangelegd: Hij wordt in gesloten omloop en zonder onderbreking, in een gleuf van 5 cm diepte onder de funderingen van alle buitenmuren, zonder er echter mee in contact te komen, aangebracht en dit vanaf de plaats waar later de elektriciteitsmeter zal gemonteerd worden. Bij de doorgang van funderingen of muren of bij ieder mogelijk contact met andere bouwmaterialen wordt de geleider afgeschermd met een soepele PVC-buis, die minstens 30 cm langer is dan de breedte van het doorkruiste materiaal. Bij het begin en het einde van de lus worden de geleiders op 5 cm van elkaar geplaatst tot op 1 m. boven de vloerpas en worden ze eveneens door een soepele PVCbuis, tot minstens 50 cm boven de vloerpas, beschermd. De gleuf waarin de geleider is aangebracht wordt gedicht met grond van dezelfde aard als de omringende grond vooraleer de fundering gestort wordt.
2.3.02/03. FUNDERINGSZOLEN / VLOERPLAAT (INCL. WAPENINGSNETTEN). Meetcode: per m³. inclusief vochtscherm in polyethyleen: deze is bijgevolg voorzien in de eenheidsprijs van het beton. DE RICHTLIJNEN VAN DE INGENIEUR STABILITEIT ZIJN ABSOLUUT BEPALEND. Funderingen op staal. Referentienormen TV 147 - Funderingen van huizen - Praktische leidraad voor de opvatting en uitvoering van funderingen van kleine en middelgrote constructies (WTCB) NBN EN 206-1 - Beton - Deel 1: Eisen, gedraging, vervaardiging en overeenkomstigheid NBN B 15-001 - Aanvulling op NBN EN 206-1 - Beton - Eisen, gedraging, vervaardiging en overeenkomstigheid NBN ENV 1992-3 - Eurocode 2: Berekening van betonconstructies - Deel 3: Betonfunderingen NBN EN ISO 13793 - Thermische eigenschappen van gebouwen - Thermisch ontwerp van funderingen om opvriezen te voorkomen Materialen De kwaliteit van het beton beantwoordt aan de norm NBN EN 206-1 + NBN B 15-001 De eventuele bekistingen worden naar keuze van de aannemer uitgevoerd. Het wapeningsstaal beantwoordt aan de reeks NBN A 24 (en addenda). Ingeval van staalvezelwapening is een ATG-conformiteitsattest (of gelijkwaardig) vereist voor de staalvezels. Uitvoering - De diepte van de funderingen is uit te voeren tot op vorstvrije diepte, op draagkrachtige grond en/of in overeenstemming met bijzondere plaatselijke bouwreglementen. De afmetingen van de funderingen op staal worden opgegeven in de uitvoeringsplannen. - Als tijdens de uitvoering blijkt dat de bodem niet de eigenschappen bezit die uit het voorafgaand bodemonderzoek waren gebleken beslist de architect/ingenieur in overleg met de aannemer, welke maatregelen genomen worden. Voor dit bijkomend werk wordt een verrekening opgemaakt. - Voor het ondergrondse gedeelte van de funderingen, staat het de aannemer vrij de uitgravingen in talud uit te voeren en geen bekisting te gebruiken. In dat geval zullen de funderingen overal een minimumbreedte hebben zoals aangeduid op de plannen en zal geen supplement aangerekend worden voor de grotere hoeveelheden gebruikt beton. - Over de gehele omtrek van de funderingen wordt een geomembraan, een polyethyleenfolie, voorzien. (inbegrepen in offerte)In de funderingen voorziet de aannemer de nodige uitsparingen, leidingdoorvoeren en zettingvoegen zoals aangeduid op de plannen. - In geval de fundering gewapend wordt, zullen de nodige afstandshouders worden geplaatst om de vereiste betondekking te bekomen.Wapeningsnetten worden geplaatst met een overlapping van een volle maas en aan de hoeken gebonden. - De funderingen worden pas volgestort nadat de afmetingen en peilen samen met de architect werden gecontroleerd. - Indien op het moment van het storten de bodem van de uitgegraven sleuf te sterk uitgedroogd of doorweekt is of blootgesteld is geweest aan vorst-dooi-cycli, moet de aangetaste laag worden verwijderd en vervangen door verdicht zand. - Het beton wordt zo vlug mogelijk na de uitgraving van de sleuven gestort op een horizontaal effen, droge, stabiele en schone ondergrond, desgevallend voorzien van een geomembraan. Het beton wordt zodanig gestort en verdicht dat er geen enkele holte tot stand komt. Het bovenvlak wordt horizontaal en effen afgewerkt tot op de vereiste peilen. - Funderingsstroken moeten ononderbroken gebetonneerd worden tot aan de eventuele zettingsvoegen. -De aannemer voorziet de nodige bescherming van de betonoppervlakken bij nadelige weersomstandigheden. De weerstand van het beton bedraagt na 7 dagen 29 N/mm² en na 28 dagen 35 N/mm². De dikte van de fundering is minimaal gelijk aan de breedte van de muren + 15 cm. De breedte van de fundering is gelijk aan de dubbele breedte van de muur + 10 cm. In het beton komt geen enkele holle ruimte voor. Het beton wordt stevig aangedamd. Vloerplaat. Onverminderd de concrete richtlijnen in het bijzonder bestek of bijgevoegde uitvoeringsdetails, dient de aannemer ervoor te zorgen dat absoluut geen water van buitenuit of vanuit de onderbouw kan infiltreren in de bovenbouw. Hiertoe wordt waar nodig ook steeds de nodige vochtwering voorzien. Betonkwaliteit volgens NBN EN 206-1 + NBN B 15-001 Het gebruik van toeslagstoffen is onderworpen aan de voorafgaandelijke goedkeuring van de architect. De vloerplaat wordt gestort op het geëgaliseerd en degelijk aangedamd zandbed. De plaatdikte bedraagt minimaal 20 cm. Onder de plaat wordt vooreerst een polyethyleenfolie opengeplooid welk als vochtscherm fungeert. Per lokaal zal de folie uit een stuk bestaan, zo niet bedragen de overlappingen minimaal 50 cm. De betonspecie van de plaat wordt behoorlijk aangetrild, er komt geen enkele holle ruimte voor in de massa. Ter hoogte van de garagepoorten, deuropeningen dient er een uitsparing in de vloerplaat gemaakt te worden van ca. 15x10 cm, zodat da buitenafwerking kan aansluiten. Wapening. De wapeningen dienen te worden geplaatst volgens de regels der kunst en goed vakmanschap. De wapeningsnetten worden geplaatst met een overlapping van een volledige maas (15 cm) in beide richtingen en aan de hoeken gebonden. De nodige afstandshouders worden geplaatst om de vereiste betondekking te bekomen. Er wordt gebruik gemaakt van netwapeningen BE 500S of DE 500 BS 150/150/08/08. Zie berekening ingenieur.
Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 17
2.4. METSELWERKEN. 2.4.00. ALGEMENE GEGEVENS. Referentienormen NBN B 24-201 t/m 210 - Proeven op metselstenen + addenda NBN B 27-009 - Keramische producten voor wand- en vloerbekledingen - Vorstbestandheid: Vorst/dooicyclussen (addendum 2 = vorstproef voor baksteen) NBN B 27-010 - Vorstbestandheid - Vermogen tot wateropslorping door capillariteit NBN B 27-011 - Prestatiecriteria + addendum NBN EN 771 - deel 1 t/m 6 - Voorschriften voor metselstenen NBN EN 772 - deel 1 t/m 20 - Proeven op metselstenen NBN EN 845 - deel 1 t/m 11 - Voorschriften voor metselwerktoebehoren NBN EN 846 - deel 1 t/m 1 - Beproevingswijzen voor metselwerktoebehoren NBN B 04-001 - Maatafstemmingen voor gebouwen - Basisbegrippen - Gebruiksprincipes - Voorkeursmodulen) NBN B 62-002/A1 - Berekening van warmtedoorgangscoëfficiënten van wanden van gebouwen Algemene bepalingen. De muren worden te lood en goed vlak uitgevoerd. De stenen worden vol en zat in de mortel gelegd. Er wordt zorgvuldig vermeden dat resten van aarde of andere materialen in het metselwerk worden ingewerkt. De leveringen gebeuren uitsluitend op palet en of in krimpfolie. De verbinding tussen gelijkaardig metselwerk wordt tot stand gebracht door de continuïteit van het steenverband. Alle muren die een geheel vormen, worden terzelfder tijd opgetrokken. Bij droog weer worden kleine elementen goed bevochtigd alvorens ze worden verwerkt. Ook de lig- en stootvlakken van grote elementen moeten voor hun verwerking worden nat gemaakt, zodanig dat het water niet door capillariteit uit de mortel wordt opgeslorpt. In geen geval mogen bouwonderdelen zoals gewapende betonliggers, houten roostering, dakhout, metalen liggers enz. rusten op rookkanalen noch, a fortiori, in contact komen met de rook. De ruimte tussen de binnenwand van rookkanalen en houten elementen moet overal tenminste 16 cm bedragen. Daarbij moeten deze elementen 3 cm verwijderd liggen van de buitenwand van de rookkanalen. De wanddikte van rookkanalen mag niet worden verminderd door kokers of inkepingen of door andere afbouwwerken. Wanneer het metselwerk dienst doet als bekistingswand en daar achter betonspecie wordt gegoten, wordt de verbinding tussen de twee materialen tot stand gebracht door aangepaste voorzieningen (wachtstaven). Dit metselwerk moet stevig geschoord worden om iedere vervorming van het parementsvlak bij het betonstorten te voorkomen. Indien metselwerken van verschillende aard met elkaar moeten verbonden worden, wordt er gebruik gemaakt van speciale metalen verankeringen. Boven binnendeuren, openingen, kelderramen enz. worden uitgevoerd hetzij in staalprofielen (i.c. vuurverzinkt), hetzij in gewapend beton of geprefabriceerde lateielementen in beton. De lateien zijn voldoende stijf en sterk om alle te verwachten belastingen te ontvangen. De lateien in baksteen worden uitgevoerd met een lichte zeeg (ongeveer 1/1000 van de spanwijdte) en worden aan de achterliggende latei vastgehecht door middel van metalen haken voor lateien kleiner dan 1 meter dagmaat of speciale parementlijsten (type Frimeda of gelijkwaardig) voor lateien met een overspanning groter dan 1 meter. Het gevelmetselwerk wordt zo nauwkeurig mogelijk uitgevoerd waarbij de voegen overal rechtlijnig en even dik moeten zijn. Parementstenen waarop roestvlekken voorkomen, worden niet verwerkt. Alle parementsvlakken worden schoongemaakt. Er mag geen enkel spoor van uitgelopen mortelspecie, vuil, verontreiniging of roest meer zichtbaar zijn. De gevelmuren met spouw worden uitgevoerd overeenkomstig de hiernavolgende voorschriften: - de stoot- en lintvoegen in het buitenspouwblad worden goed met mortel gevuld. Aan de buitenkant blijven de voegen echter tot op 2 cm diepte open. - de stootvoegen liggen in éénzelfde verticale lijn. De mortel, die langs de binnenzijde van het buitenspouwblad uit de voegen puilt wordt met het truweel effen gestreken. Alle nodige maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat mortelresten in de spouw vallen. Om de binnengedrongen vochtigheid en het condensatiewater de gelegenheid te bieden te verdampen, worden stootvoegen opengelaten of gaatjesstenen aangebracht. Mortels worden mechanisch bereid, waarbij alle bestanddelen ineens worden gemengd. De mortels zijn homogeen, het zand is volledig met bindmiddelen omhuld. Indien gebruik gemaakt wordt van toeslagstoffen worden de voorgeschreven dosering en de verwerkingswijze van de fabrikant nauwkeurig gevolgd. Mortels waarvan de binding begonnen is worden niet meer gebruikt. Aanverwante werken. Bescherming tegen opstijgend vocht. Meetcode: te voorzien in de eenheidsprijzen van het respectievelijk metselwerk. Overal waar er kans bestaat dat grondwater en of regenwater, in of door de muur of in of door de vloer zou binnendringen, neemt de aannemer hiertegen afdoende beschermingsmaatregelen. Tussen bovengronds metselwerk en ondergrondse constructies (metselwerk of andere) wordt steeds een afdichtingslaag tegen opstijgend grondwater aangebracht. Bij buitenmuren wordt de waterweringslaag doorgetrokken door het parementsvlak en verlaagd tot boven het maaiveld. Deze laag, loopt naar buiten af zodat zij onder de gevelsteen van het buitenspouwblad uitmondt in een voeg, die lager gelegen is dan de voeg waarin de dichtingslaag van het binnenspouwblad loopt. De waterweringslaag wordt op een mortellaag aangebracht. De stroken bedekken de ganse dikte van de muur en steken 1 cm uit langs weerszijden van de muren. De vochtwerende laag ,waarvan de overlappingen minstens 20 cm bedragen, zal bestaan uit een gewapende PVC-folie. Bescherming tegen indringend vocht. Meetcode: te voorzien in de eenheidsprijzen van het respectievelijk metselwerk. Overal waar er kans bestaat tot waterinfiltratie in het bovengronds metselwerk wordt er een afdichtingslaag voorzien. De hiernavolgende opsomming is niet beperkend en wordt ngl. de omstandigheden aangevuld of aangepast: - dagkanten van buitenramen en -deuren. - boven en langs de lateien. - onder dekstenen. De vochtwerende laag, waarvan de overlappingen minstens 20 cm bedragen, bestaat uit een gewapende PVC-folie. Spouwankers. Meetcode: te voorzien in de respectievelijke eenheidsprijzen van de materialen waarin ze verwerkt worden. Het buitenspouwblad wordt aan het binnenspouwblad van het metselwerk gekoppeld door middel van spouwankers. De ankers zijn zo ontworpen en aangebracht dat zij het water afvoeren naar het buitenspouwblad toe. Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 18
Per m² worden er 5 haken aangebracht, regelmatig verdeeld over de oppervlakte. In de nabijheid van openingen worden bijkomende haken aangebracht. De haken worden ontdaan van iedere mortelrest. De aannemer maakt gebruik van spouwdraadankers met afstandshouders met een diameter van tenminste 3.5 mm, voorzien van een druipplooi en afstandshouders, om te beletten dat de spouwisolatie in contact komt met het buitenspouwblad. De ankers zijn beschermd door een laag gesmolten zink. (laaggewicht: 380 gr/m²) Ankeringen. De gaten of inkepingen voor verankeringen moeten in het parementsvlak 1 cm breder zijn dan het in te werken stuk. Ze hebben een binnenwaartse verwijding. Voor de verankering worden de gaten zorgvuldig gereinigd en nat gemaakt. Vulmortel wordt goed aangedrukt en in het dagvlak gelijk gestreken. Met cementmortel omhulde metalen stukken worden nooit geverfd. Klossen. Meetcode: de klossen worden niet afzonderlijk vermeld. Ze zijn te voorzien in de respectievelijke eenheidsprijzen. De plaats, waar de klossen of andere hechtingsmiddelen in openingen moeten worden ingewerkt, wordt als volgt bepaald: - zij-aanslagen: op 1O cm van de boven- en onderdagkant van de opening, de afstand tussen twee hechtingspunten mag niet meer dan 60 cm bedragen - boven-aanslag: wanneer de breedte meer dan 1,20 m bedraagt, wordt er minstens 1 hechtingspunt per strekkende meter aangebracht. De hechtingspunten zijn gelijkmatig verdeeld over de overspanning. Type klossen: De aannemer bepaalt zelf de keuze van het type of de aard van de klossen. Uitsparingen. Meetcode: Worden niet afzonderlijk gerekend. Ze zijn uit te voeren daar waar de plannen dit specificeren. Aansluitingen op distributienetten en andere nutsvoorzieningen worden niet afzonderlijk vermeld, ook niet noodzakelijk op de plannen. Zij zijn te voorzien in de respectievelijke eenheidsprijzen van de materialen waarin zij te voorzien zijn. Sleuven en kokers: worden per strekkende meter gerekend. De bouwheer zal in samenspraak met de architect de invoeropeningen situeren op de bouwplaats. Na plaatsing van de respectievelijke aansluitingen wordt de opening volledig waterdicht dichtgewerkt. De manier waarop de uitsparing gelaten wordt en op welke wijze de waterdichting van de opening gebeurt wordt aan het initiatief van de aannemer overgelaten. Materialen. Zand. Fijnheidsmodulus: 1,70 tot 0,90. Max. hoeveelheid fijne deeltjes kleiner dan 74 micron: 7% Maximale hoeveelheid organische stoffen: 0,5% Het zand mag geen enkele vreemde stof bevatten. Voor metselwerk met hoog draagvermogen is de fijnheidsmodulus groter dan 1,10. Aanmaakwater. Het aanmaakwater is zuiver. Water dat niet afgetapt wordt van het openbaar waterdistributienet mag slechts gebruikt worden na een analyse, die bepaald of het water geschikt is of niet. Cement. De aannemer maakt gebruik van Portlandcement CEM I 42.5
2.4.01/02. BOVENGRONDS METSELWERK IN GEPERFOREERDE BAKSTEEN: 14 / 09 CM. Meetcode: per m³ met vermelding van de dikte. per m² voor de dikte 9cm. Algemene bepalingen. Dragende en niet dragende muren worden uitgevoerd met behulp van geperforeerde bakstenen voor dragend metselwerk, overeenkomstig NBN B 24-001 Type Het thermisch isolerend dragend en niet-dragend niet decoratief opgaand metselwerk zal uitgevoerd worden in geperforeerde isolerende snelbouwbakstenen “Porotherm Thermobrick” gefabriceerd op basis van plastische klei met toevoeging van afmageringsmiddelen en oxiderend gebakken op minstens 990°C. De “Porotherm Thermobrick” snelbouwblokken beantwoorden voor wat betreft maattoleranties (T1), vormeigenschappen, uitzichtkenmerken en perforaties aan de eisen van de norm EN 771-1 “Voorschriften voor metselstenen – Deel1: metselbakstenen”. De snelbouwblokken “Porotherm Thermobrick” moeten conform zijn aan het merk Benor volgens PTV 23-003. Vóór uitvoering zullen monsters door de aannemer op de werf neergelegd worden ter goedkeuring van de opdrachtgever. Prestatiecriteria: - Druksterkte: Gedeclareerde gemiddelde druksterkte volgens NBN EN 771-1 (CE-declaratie) en karakteristieke druksterkte volgens NBN B 24-301 (Benor): ≥ 10 N/mm². De schijnbaar lagere druksterktes, die voortvloeien uit de karakteristieke druksterkte (NBN 24 301) of de gedeclareerde gemiddelde druksterkte (EN 771-1) ten opzichte van de vroegere gemiddelde druksterkte zijn niet te wijten aan een minder sterke steen, doch wel aan een andere statistische benadering van de meetresultaten. - Vorstbestendigheid: Euroklasse F0 – niet gecertificeerd volgens NBN B 27-009 - Initiële wateropzuiging: IW2 volgens PTV 23-003 - Hygrometrische krimp en opzwelling: Volgens NBN B 24-208: ≤ 0,1 mm/m Mortelsamenstelling. 1m³ droog zand, 300 kg cement. Formaat. Breedte: de breedte wordt aangepast aan de breedte van de muur. Hoogte: ±140 / 190 mm Lengte: ±290 mm Voegwerk: Voegbreedte: 10 mm stootvoeg, 15 mm lintvoeg. Type voegwerk: Naarmate het metselwerk vordert, wordt het direct platvol ingevoegd. Enkel voor de moeilijkheidsgraad van verwerking kan een supplementaire kost worden aangerekend die gezien de hoeveelheid materiaal reeds verrekend zit in deze van het gevelmetselwerk.
Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 19
2.4.03. CELLENBETON. Meetcode: per m³. Algemene bepalingen. Op zeer specifieke plaatsen wordt er metselwerk in cellenblokken (YTONG) voorzien teneinde de koudebruggen op te vangen. Op deze plaatsen worden de muren uitgevoerd met blokken met een volumieke massa van 580kg/m³. Ze worden verwerkt met de daartoe voorziene producten, volgens de richtlijnen van de producent. Enkel de mortels, geleverd door de fabrikant van de blokken en specifiek bestemd voor de verwerking ervan zal worden toegepast. De aannemer verwerkt geen mortels waarvan het bindingsproces reeds is aangevangen. Materiaal De cellenbetonblokken zijn volle metselstenen in cellulair materiaal, bekomen na behandeling onder hogedrukstoom (autoclavering), van gemalen silicaathoudende grondstoffen, hydraulische bindmiddelen, een hulpstof bestemd om de cellulaire structuur te vormen en eventueel andere bestanddelen. De blokken zijn glad gestructureerd en hebben een witte tot heldergrijze kleur. Zij beantwoorden aan de bepalingen van NBN B 21-002 - Metselstenen - Specificaties voor geautoclaveerde cellenbetonmetselstenen (1989), aangevuld met NBN EN 771-4 - Voorschriften voor metselstenen - Deel 4: Cellenbetonsteen (2003). Zij zijn drager van het Benor-keurmerk, bij iedere levering wordt een certificaat van oorsprong gevoegd. De blokken worden geleverd in een krimpfolie en in droge toestand gehouden tot verwerking.
2.4.04. SPOUWMUURISOLATIE: PUR 6 CM. Meetcode: per m² geveloppervlakte. Manier van meten: per m² met vermelding van soort en dikte. openingen groter dan 0,50 m² worden afgetrokken. bevestigingsmiddelen, afstandshouders, voegafsluiters, kleeflagen, worden niet afzonderlijk berekend. Ze zijn te voorzien in de eenheidsprijs van de isolatie. Algemene eisen. De aangewende isolatiematerialen zijn weersbestendig, rotbestendig, niet ontvlambaar, niet onderhevig aan krimp en blijvend waterafstotend. De anorganische en amorfe structuur mag geen voedingsbodem vormen of doen ontstaan voor ongedierte, bacteriën of schimmels en tasten de andere bouwelementen niet aan. Beschadigde plaatdelen mogen niet worden verwerkt. De isolatiematerialen zijn ook: moeilijk ontvlambaar. bestand tegen temperatuurschommelingen. bestand tegen de inwerking van ultravioletstralen en andere. De isolatiematerialen beantwoorden aan STS 08.82 - Materialen voor thermische isolatie inzake keurings- en toepassingsmodaliteiten. Op het thermisch isoleren van gevels gelden de bepalingen van TV 178 - Thermische isolatie van gevels (WTCB). Als regels van goed vakmanschap worden de richtlijnen en typedetails van het Informatieblad van het BUtgb “Geïsoleerde spouwmuren met gevelmetselwerk” (2002/1) in aanmerking genomen. De isolatielaag moet continu worden aangebracht. Koudebruggen moeten vermeden worden. De isolatielaag moet goed ter plaatse blijven zelfs indien zij aan trillingen onderhevig is. De voegen mogen mettertijd niet open komen; daartoe wordt de isolatielaag door een voldoende aantal bevestigingsmiddelen op haar plaats gehouden. Ze moet een perfecte verankering van de buitenwand aan de binnenwand toelaten. Ze moet continu en aaneensluitend zijn. Ze dient zuiver en droog gehouden te worden tijdens de verwerking. Mortelresten en alles wat een vochtbrug kan veroorzaken worden onmiddellijk verwijderd. Kunststofschuimplaten zijn steeds voorzien van tand en groef. Bij platen die voorzien zijn van tanden en groeven wordt de tand steeds naar omhoog geplaatst. De isolatie wordt tegen het binnenspouwblad aangedrukt door middel van daartoe geëigende ankers of haken en dit voor dat het buitenspouwblad opgetrokken wordt. Een restspouw van ongeveer 2 cm breedte dient behouden te blijven tussen de plaat en het buitenspouwblad. Bijzondere bepalingen. Het betreft stijve isolatieplaten gevormd uit hard polyurethaanschuim overeenkomstig NBN EN 13165 - Materialen voor de warmteisolatie van gebouwen - Fabrieksmatig vervaardigde producten van hard polyurethaanschuim (PUR) - Specificatie + add. 1. Het blaasmiddel bij de productie van de platen is CFK-vrij en vanaf 01/01/2003 ook HCFK-vrij. De platen zijn glad aan beide zijden, met een volumegewicht van ongeveer 30 kg/m³, met een niet capillaire en volledig gesloten celstructuur. Het product is moeilijk ontvlambaar en in de massa gekleurd. De platen bezitten een technische goedkeuring BUtgb of EUtgb voor toepassing als spouwisolatie. De platen zijn voorzien van een gebitumineerd glasvlies of alu-kraftlaminaat. De platen worden voorzien als gedeeltelijke spouwvulling. De platen worden nauwsluitend tegen de binnenzijde van de spouw geplaatst met de groef aan de onderzijde. Indien de overgang tussen harde en gewone spouwplaten met een spouwoverbruggende waterkering gebeurt, worden beide platen voorafgaandelijk met een lintzaag onder 45° verzaagd, zodat de waterkering doorheen de isolatiezone schuins afwaterend naar buiten afloopt.
2.4.05. FOAMGLAS PERINSUL Meetcode: per lopende meter. Omschrijving Het betreft de levering en plaatsing van een aangepaste drukvaste isolatie, vorm- en drukvast te integreren in het metselwerk, met het oog op het opvangen van koudebruggen. Materiaal De isolerende blokken zijn vervaardigd uit alumino-gesilicatiseerd cellulair glas, beantwoordend aan NBN EN 13167 - Materialen voor de warmte-isolatie van gebouwen - Fabrieksmatig vervaardigde producten van cellulair glas (CG) - Specificatie. De boven- en onderzijde zijn voorzien van een aangepaste cachering, de zijkanten zijn afgewerkt met een bitumencoating. Specificaties Soortelijk gewicht: circa 175 kg/m³ Thermische geleidbaarheid bij 0°C: maximum 0,050 W/mK. Drukweerstand : circa 4,5 N/mm² (zonder restindruk) Afmetingen: Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 20
Dikte: 5 cm Breedte: aangepast aan het metselwerk 9 / 14 cm. Uitvoering Studie: ten laste van de aannemer en ter goedkeuring voor te leggen aan de architect.I n eerste instantie dienen hierbij de voorschriften van de fabrikant strikt te worden opgevolgd, zelfs al zouden deze afwijken van onderstaande beschrijving. De isolerende blokken dienen een doorlopende thermische snede te realiseren met de aansluitende isolatiematerialen volgens hun Toepassing: Verticale bouwelementen zoals spouwmuren: deze verbinding wordt gerealiseerd door het inmetselen van de isolerende blokken op de plaatsen zoals aangegeven op de detailplannen. Onder muurdelen of dwarsmuren die niet op de isolerende blokken rusten (maar er wel mee verbonden zijn) zullen twee lagen van een gepast bitumineus vilt ingewerkt worden om een gelijkaardige samendrukking onder deze verbonden muren te krijgen. De eerste laag metselwerk op de isolerende blokken moet alle op te vangen lasten voor 100% over het isolatiemateriaal spreiden; zij wordt daartoe vol en zat in een zo vloeibaar mogelijke mortelspecie gedrukt. De elementen worden in een zo vloeibaar mogelijke mortelspecie lichtjes heen en weer geschoven totdat deze langs alle zijden wegvloeit en een verkleving van 100% bekomen wordt (nooit op de elementen kloppen, noch met een truweel, noch met ander gereedschap), de opstaande voegen worden nauw aansluitend uitgevoerd zonder mortelspecie tussenin.
2.5. NATUURSTEEN. 2.5.00. OMSCHRIJVING. Manier van meten: Per m³ met vermelding van dikte. De prijs van de voegwerken zijn te voorzien in de eenheidsprijs van de steen. Als volume van iedere steen of blok wordt gerekend de inhoud van het kleinste rechthoekig parallellepipedum waaruit de steen of het blok kan worden gehouwen. Voor de berekening van het volume worden de maten genomen in de as der voegen. Het volume van iedere steen of blok wordt afgerond tot op de hogere dm³. Algemene bepalingen. Eisen. De verwerking gebeurt volgens de voorschriften verschenen in de technische mededeling nr. 99 van het W.T.C.B. Natuursteen is vrij van alle gebreken, die na verloop van tijd afbreuk zouden kunnen doen aan de duurzaamheid van de steensoort. De steen, die bestemd is om buiten gebruikt te worden, is bestand tegen vorst. De steen is ontdaan van alle steenkorst of aarde, afgeschuurd tot op de kern, volledig gereinigd en vrij van iedere onzuiverheid. Alle stenen komen uit éénzelfde groeve. Geringe kleurverschillen zijn toegelaten. Alle stenen met hoek- of randschade, ontstaan tijdens het transport, de behandeling van de steen of gedurende de werken, worden op kosten van de aannemer vervangen. Toleranties: 2mm. De stenen worden gelegd op wiggen, die afgestemd zijn op de voegdikte Ze worden geplaatst op tenminste 5 cm van de randen. De stenen worden vol en zat in de mortel gelegd. Voegen worden uitgekrabd tot op een diepte van minstens 1 cm en vervolgens met mortel gevuld volgens de voorschriften van het artikel voegwerk natuursteen. De lintvoegen zijn 8 mm dik, de stootvoegen zijn 8 mm dik. Bij gemengde parementen van natuursteen met baksteen, hebben de horizontale voegen dezelfde dikte als de voegen van het baksteenparement. Uitspringende onderdelen zijn voorzien van een druiplijst. Het lijmen van natuursteen is toegestaan, in zoverre de verlijming onzichtbaar is. Gebreken in de dagvlakken: Kleine gebreken in het dagvlak van natuursteen mogen worden hersteld, voor zover: - de herstelde zone geen verdere beschadigingen ondergaat; - het gebruikte vulproduct even hard is als de steensoort; - de kleur van de herstelde zone niet verschilt van die van de steen.
2.5.01/02. BLAUWE HARDSTEEN: DORPELS / PLINT - GEZAAGD. Meetcode: per m³. Blauwe hardsteen De blauwe hardsteen, ook wel crinoïsche kalksteen "Petit Granit" genaamd beantwoordt aan de voorschriften van TV 220 - Belgische blauwe hardsteen of "Petit granit" uit het Tournaisiaanse geologische tijdperk (WTCB, 2001 -> vervangt TV 156). Ze hebben een gemiddelde volumemassa van circa 2687 kg/m3 en een mineralogische hardheid van 3 op de schaal van Mohs. Dorpels en tegentredes. Er wordt gebruik gemaakt van arduin categorie C. Raamdorpels hebben een lengte volgens plan, een breedte van 18 cm, een hoogte van 5 cm en worden met een oversteek tov het gevelvlak van 5 cm geplaatst Indien er rolluiken worden voorzien bedraagt de breedte minimum 23 cm. Alle overstekende randen zijn voorzien van een druiplijst. Het ontbreken van de druiplijst heeft het afkeuren van de elementen voor gevolg. Vooraleer tot productie over te gaan worden alle dorpels op het werk opgemeten door de aannemer of zijn steenkapper. Er wordt toegezien op een adequate thermische onderbreking (isolatie) tussen de buitendorpels en het binnenspouwblad. Waar nodig wordt de spouwopening aangevuld met bijkomende isolatie, ter voorkoming van koudebruggen. De dorpels worden, hetzij over hun volledige lengte, hetzij aan de uiteinden en onder iedere tussenvoeg, op een soepele vochtwerende laag aangebracht die aan de achterzijde en zijkanten opgetrokken wordt, derwijze dat insijpelend water naar buiten wordt geleid. De dorpels worden goed horizontaal geplaatst in een vol mortelbed, met een mortel categorie M2 (volgens NBN B 14-001) met toevoeging van een waterwerende kunststofemulsie. Vlakke dorpelelementen worden met lichte helling van circa 1 cm naar buiten toe geplaatst. De detaillering van de dorpels houdt rekening met een goede afwatering. Hiertoe moet het bovenvlak van de dorpel een voldoende helling hebben naar buiten toe (minimum 10%). De neuzen van de dorpels worden gezaagd. Alle deurdorpels zijn voorzien van een opkant en tegentrede. Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 21
Tegentreden hebben een dikte van 3 cm. Zij worden in het gevelvlak geplaatst. Plint. De strips zullen worden uitgevoerd in blauwe steen, bouwkeuze, klasse C. De gevelplinten worden circa 10 mm uitspringend plaatst t.o.v. het voorziene gevelparament en worden overeenkomstig de detaildoorsnede geplaatst met een geventileerde spouw waarbij de spouwbreedte minimum 2 cm bedraagt. De plintelementen worden loodrecht, haaks en goed vlak opgesteld volgens de op plan aangegeven verbandtekening en/of in samenspraak met de architect. De stenen worden alle geplaatst volgens eenzelfde behouwingsrichting. De plinten rusten op een vol mortelbed en worden opgespied, waarbij de uitgestreken mortellaag dikker is dan de wiggen. De wiggen worden geplaatst in de hoeken en op tenminste 5 cm van de randen, teneinde randschade te voorkomen. De lint- en stootvoegen hebben een gelijkmatige breedte van circa 8 mm, rekening houdend met een tolerantie van 2 mm op de afmetingen van de elementen. De stoot- en lintvoegen worden overeenkomstig het bestek met mortel gevuld en opgevoegd met een waterdichte plastische mortelspecie. Overeenkomstig de detaildoorsnede worden de nodige vochtisolaties (PE-folie, dikte 0,45 mm) geplaatst, waarbij boven de plinten om de nodige stootvoegen worden opengelaten. De open stootvoegen worden gemarkeerd tot na de uitvoering van het voegwerk. De plinten worden aan de achterliggende structuur verbonden d.m.v. ankers uit roestvast staal (RVS), voorzien van een stift en vastgezet in een groef die met de schijf in de zijkant geslepen wordt (hetzij in een voorgeboorde opening met aangepaste diameter) en aangevuld met een hechtmortel. De bevestiging van de massieven gebeurt op 2/3 van de plinthoogte gemeten vanaf de onderkant. De ankerstaart draagt tot in het midden van de achterliggende structuur. In de zijkant van elk massief wordt een anker voorzien.
2.6. CONSTRUCTIE. 2.6.01/02. METALEN PROFIELEN. Meetcode: per kg. voor profielen. Er wordt geen rekening gehouden met gaten kleiner dan 10 cm². De werkelijke nuttige uitvoeringsmaten worden in acht genomen. Verliezen worden niet in aanmerking genomen. Het schilderwerk wordt niet afzonderlijk gerekend. Balken: balken worden gerekend op hun nominale sectie. bij de ontmoeting van balken wordt de hogere doorgemeten. De lagere wordt tussen de hogere gemeten. Kolommen: kolommen worden gemeten tussen de balken en of het metselwerk. Er wordt uitgegaan van de theoretische gewichten van de bouwprofielen, zonder supplement voor lassen of hulpstukken/bevestigingsmiddelen. Algemene eisen. De post "structuurelementen staal" omvat alle werken en leveringen voor de realisatie van de ruwbouwconstructies uit staal, met inbegrip van alle verbindingssystemen, de eigenlijke uitvoering in het werk, de aansluiting met de ruwbouw, verankeringen, hulpstukken, corrosiebescherming, ... In overeenstemming met de algemene en/of specifieke bepalingen van het bijzonder bestek, dienen de onder deze post begrepen eenheidsprijzen, hetzij volgens uitsplitsing in de samenvattende opmeting, hetzij in hun globaliteit, steeds te omvatten: - het desgevallend opmaken van de nodige stabiliteitsstudie en de uitvoeringstekeningen; - de voorbereiding en nodige bewerking van het staal in het werkhuis (snijden, plooien, …), met inbegrip van alle las- en boutverbindingen; - de corrosiebescherming (d.m.v. metallisatie, thermisch verzinken en/of roestwerende verfsystemen, ...) - de levering en montage van de stalen constructie-elementen op de werf, met inbegrip van alle verbindingsstukken, oplegmiddelen en verankeringen; Studies. De studie van metalen bouwconstructies wordt toevertrouwd aan de stabiliteitsingenieur. De plannen, borderellen, en alle voor de uitvoering nodige documenten worden de aannemer bijtijds ter hand gesteld. De berekening van de verbindingen gebeuren overeenkomstig de voorschriften van de laatste uitgave van de norm NBN B 51-002 of NBN ENV 1993 - Eurocode 3 De opgegeven bedrijfslasten zijn in aanmerking te nemen, rekening houdend met de belastingen die voortvloeien uit het laden, het vervoer, het lossen en het monteren. De thermische bruggen verdienen een bijzondere aandacht bij de studie. Materialen. Het staal voldoet aan de bepalingen van NBN EN 10025 - Warmgewalste producten van ongelegeerd constructiestaal - Technische leveringsvoorwaarden (recentste versie). Bij levering dient het constructiestaal gekeurd te zijn. Een keuringsrapport 3.1.B volgens NBN EN 10204, met vermelding van de testresultaten van de trek- en kerfslagproeven moet bij de levering voorgelegd worden. Elementen die gebreken of beschadigingen vertonen ten gevolge van prefab-productie, transport en/of opslag worden niet verwerkt en worden zo snel mogelijk afgevoerd en op kosten van de aannemer vervangen door nieuwe elementen. De vorm en de afmetingen van de profielen zijn afleesbaar op de plannen of op tijdig voor te leggen werktekeningen. De staalsoorten moeten overeenstemmen met die welke voor de constructie gebruikt worden. Het staal voor bouten moet voldoen aan de voorschriften van de normen NBN 293 en NBN 728. De bouten en onderlegplaatjes moeten, wat hun afmetingen betreft, voldoen aan de normen NBN 555, NBN 778 en NBN 779. De toevoegmetalen moeten voldoen aan de normen NBN 861 en NBN 862. Bewerkingen. Voorbewerking van gaten. Gaten moeten van stuk tot stuk goed overeenstemmen. Ze moeten goed gelijnd zijn en op de in de plannen voorgeschreven afstand van elkaar liggen. De diameter mag een afwijking vertonen van 5% van de diameter van de bout, met een minimum van 1 mm, op voorwaarde dat dit verschil wordt weggewerkt door uitboring, voor zover dit nodig is om de klinknagels of bouten in de gaten te brengen. Onder geen enkel voorwendsel mogen de gaten verwijd worden door er pennen in te drijven. De gaten mogen onmiddellijk op de definitieve diameter geponst worden voor stukken met een dikte van ten hoogste 16 mm. Het ponsen mag geen vervorming omheen het gat veroorzaken. Geen enkel gat mag op de definitieve diameter geponst worden op een kleinere afstand van de rand van de las, dan drie maal de dikte van het dikste onderdeel der gelaste verbinding. Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 22
De gaten worden ofwel onmiddellijk geboord, ofwel na het ponsen op een diameter die 3 mm of meer kleiner is dan de definitieve diameter van het gat. De eventuele bramen, die het goede contact tussen de te verbinden delen zou kunnen schaden, moeten verwijderd worden. Het maken van gaten met de brander is verboden. Verbindingen. Boutverbindingen. De bouten voldoen aan de specificaties van de normen: NBN EN ISO 898-1 - Mechanische eigenschappen van bevestigingsartikelen van koolstofstaal en gelegeerd staal - Deel 1: Bouten, schroeven en tapeinden NBN EN 20898-2 - Mechanische eigenschappen van bevestigingsartikelen van koolstofstaal en gelegeerd staal - Deel 2: Moeren met voorgeschreven proefbelastingswaarden - Schroefdraad met grove spoed. Reeks NBN E 03 - Schroefdraad NBN EN ISO 4759 - Toleranties voor bevestigingsartikelen De boutverbindingen worden uitgevoerd overeenkomstig NBN ENV 1090 of NBN E 27-072. De boutgaten moeten zorgvuldig geboord worden. De gatdiameter moet hierbij 1 mm (voor bouten M12 tot M14), 2 mm (voor bouten M16 tot M24) of 3 mm (voor bouten M27 en groter) groter zijn dan de boutdiameter. De oppervlakken van de door middel van bouten samen te voegen stukken moeten volkomen vlak en zuiver zijn. Bij verbindingen met bouten, werkend op afschuiving, moet het niet van schroefdraad voorzien deel van de bout minimum tot 2/3 van de dikte van de laatste verbindingsplaat doordringen. Na aanspannen van de verbinding moet het van schroefdraad voorzien deel van de bout minstens twee stappen buiten de moer uitsteken. Verbindingen waarin hoofdzakelijk gespannen bouten voorkomen, die geregeld kunnen worden door tussenvoeging van een voering, moeten aan deze voorwaarde niet voldoen. De afschuiving moet hier door wrijving, adhesie, klampen of speciale voorzieningen worden opgenomen, niet door de bouten. Verticaal gerichte bouten worden steeds, indien mogelijk, met de kop naar boven en de moer naar beneden aangebracht, zodat bij accidenteel loskomen enkel de moer kan wegvallen. De toepassing van bouten van hoge sterkte volgens de voorschriften vervat in het ontwerp van de norm NBN 692 is verplicht. Lassen. Het lassen gebeurt in principe uitsluitend in het werkhuis onder beschermde omstandigheden en door een erkend lasser, die gecertificeerd is volgens NBN EN 287. Indien, mits toestemming van de raadgevend ingenieur, tengevolge van een aanpassing op de werf, toch moet worden gelast, dient dit te gebeuren door een erkend lasser bij gunstige klimaatomstandigheden en moet de las d.m.v. metallisatie worden beschermd tegen oxidatie. De aannemer legt een lasprogramma ter goedkeuring voor aan de architect. De lasnaden zullen van goede kwaliteit zijn en volgens de regels der kunst aangebracht. De stukken worden aaneengezet met doorlopende lassen, zonder onderbrekingen, noch openingen. Inzonderheid voor de buitenstukken wordt hier bijzondere aandacht aan besteed, met het oog op een degelijke roestbestendigheid. Alle lasslakken, bramen en uitsteeksels moeten zorgvuldig verwijderd worden door bikken, borstelen, slijpen of stralen en worden netjes bij geschuurd. De constructeur heeft de keuze tussen de volgende autogeen lasprocédés: - het met de hand, half automatisch elektrisch vlambooglassen. - het gassmeltlassen. - het elektrisch weerstandslassen. Het lasmaterieel moet gebruiksklaar zijn. Bij het vlambooglassen mag gebruik gemaakt worden van gelijkstroom of wisselstroom met meer dan 40 perioden per sekreet. Het geïnstalleerd vermogen voor de voeding van de lasposten moet voldoende zijn, rekening houdend met de verliezen in de voedingslijn van de lasposten. Tijdens het lassen mag de spanning aan de klemmen van de lasposten niet minder bedragen dan 90% van de op deze klemmen aangegeven nominale aansluitspanning. De post moet uitgerust zijn met voorzieningen waardoor de lasstroomsterkte continu of voldoende progressief kan geregeld worden. De elektrodenhouder moet zuiver zijn bij het contact met de elektroden. De lasstroom moet op elk ogenblik door draagbare of andere toestellen kunnen gecontroleerd worden. De constructeur staat in het bereik van de nodige elektrische spanning en vermogen. Zo nodig schakelt hij de nodige hulpgroepen in. Indien tijdens de uitvoering herhaaldelijk gebreken worden vastgesteld, mag de ontwerper weigeren de lasser het werk te laten uitvoeren. Bij de montage van de elementen om het lassen mogelijk te maken moet de gewenste stijfheid, die de vrije uitzetting en de krimp zo weinig mogelijk belemmert, bekomen worden, teneinde gevaarlijke krimpspanningen te vermijden. Voor het lassen moet het metaal zuiver en volkomen droog zijn. Het moet ontdaan zijn van slak, ontstaan bij het snijden met de brander, alsook van roest, verfsporen, vet, olie en iedere andere onzuiverheid. Voorlopige verbindingsmiddelen worden met de brander doorgesneden. Lasnaden ter bevestiging van de stukken moeten zorgvuldig worden verwijderd door middel van slijpen, frezen, beitelen of vijlen. Elke voorlopige montage, die gaten in de stukken veroorzaakt die men nadien terug moet dichtlassen, is verboden. De lassers en de stukken moeten tegen weersomstandigheden beschut worden. Het werk mag niet bespoedigd worden door plotselinge afkoeling. Indien de temperatuur beneden 0°C ligt, moeten de te lassen stukken opgewarmd worden tot een temperatuur van 100°C à 200°C gedurende de ganse lastijd. De nodige voorzorgen moeten getroffen worden teneinde de afkoeling na beëindiging van het werk, eenvormig en langzaam te laten verlopen. Voor alle lassen in verscheidene lagen moet de onderliggende laag, voor het aanbrengen van een volgende laag goed gereinigd worden met een metalen borstel en zo nodig met de hamer, teneinde een zuiver en blinkend oppervlak te bekomen. De lasrupsen moeten de in de plannen voorgeschreven vorm en tenminste de daarin opgegeven afmetingen hebben. Kraters, slakinsluitingen en inkartelingen hebben weigering van de las tot gevolg. Scheuren en andere vlakke fouten worden niet toegestaan. Vervormingen door krimp worden niet aanvaard. Oppervlaktebehandeling. NBN EN ISO 14713 - Bescherming van ijzer en staal in constructies tegen corrosie - Deklagen van zink en aluminium - Leidraden NBN EN ISO 2064 - Metallieke en andere niet-organische deklagen - Definities en conventies over de meting van de dikte NBN EN ISO 3882 - Metallieke en andere niet-organische deklagen - Overzicht van methoden voor het meten van de dikte NBN EN ISO 4543 - Metallieke en andere niet-organische deklagen - Algemene regels voor corrosieproeven toepasbaar op opslagomstandigheden NBN EN 10214 - Plaat en band van staal bekleed met zinkaluminium (ZA) door continu dompelen - Technische leveringsvoorwaarden NBN EN 10215 - Plaat en band van staal bekleed met aluminiumzink (AZ) door continu dompelen - Technische leveringsvoorwaarden NBN EN 10271 - Elektrolytisch met zink-nikkel (ZN) beklede platte staalproducten - Technische leveringsvoorwaarden
Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 23
Afschuren en verven in de werkplaats. De stalen stukken, met uitzondering van stukken in patineerbaar staal worden voor de verzending van een gelijkmatige roestwerende verflaag met een minimum van 0,025 mm dikte voorzien. Vet- en olievlekken moeten vooraf verwijderd worden. Na de voorbereiding van de oppervlakken moet de verf zo snel mogelijk door bekwame vakmensen aangebracht worden onder aangepaste omstandigheden (temperatuur, vochtigheid, droogtijd) voor de gekozen verfsoort. De metaalonderdelen, die door beton moeten omhuld worden, alsook de contactoppervlakken van de verbindingen met bouten van hoge sterkte, mogen niet geverfd worden. Merken. Alle stukken moeten zorgvuldig gemerkt worden door middel van onuitwisbare letters en cijfers om montagefouten te verhinderen. Montage. De aanneming omvat het afladen en het ter plaatse brengen van de bouwelementen, de eigenlijke montage ervan en de definitieve regeling van het werk. De constructeur levert ten gepaste tijde de stukken nodig voor de verankering. De plaatsing van die verankeringen gebeurt door de aannemer van de funderingen, het betonwerk of het metselwerk naargelang de verankeringen in een of ander van deze bouwonderdelen wordt verwerkt. Het werk omvat tevens het plaatsen en het onderhoud van alle materieel dat nodig is voor de montage, inclusief het steigerwerk en de hef- en transporttoestellen. Het werk omvat ook het verven van eventueel toegepaste bouten, die aangebracht worden bij de montage, alsook het herstellen van de verflaag beschadigd tijdens het vervoer en het montagewerk. Het werk omvat eveneens het aanmetselen of het aangieten met beton. Alvorens tot de inmetselingen over te gaan moet het bouwwerk volkomen en definitief geregeld worden. De montage-aannemer moet een voldoende aantal wiggen plaatsen om iedere vervorming van de draagplaten tegen te gaan. Wijze van montage. De wijze van montage en de hiermee eventueel samenhangende bijzondere voorzorgsmaatregelen worden door de aannemer bepaald. Alvorens met het montagewerk te beginnen, moet de aannemer de inplanting van de steunpunten controleren en nagaan of die overal waterpas zijn.
2.6.03/04/05/06. GEWAPEND BETON: BALKEN / RINGBALKEN / VERDEELSLOEFEN / TRAPPEN. Meetcode. per m³. Niet rechthoekige betondelen worden berekend, door de grootste lengte met de oppervlakte van de doorsnede te vermenigvuldigen. De inhoud van de overblijvende volumes bij hoeken, ontmoetingen en beëindigingen wordt verwaarloosd. Uitsparingen worden gemeten per stuk volgens hun afmeting. In en aan te storten onderdelen en materialen worden afzonderlijk vermeld. Balken: Balken worden gerekend op hun nominale sectie. Bij de ontmoeting van balken wordt de hogere doorgemeten. De lagere wordt tussen de hogere gemeten. Lateien: Lateien tot 2,20 m lengte en niet verbonden met de betonstructuur worden niet afzonderlijk gemeten, ze zijn begrepen in het metselwerk. Algemene bepalingen. De werken in gewapend beton voldoen aan. Elk tewerkgesteld beton is in overeenstemming met NBN EN 206-1/A2 + NBN B 15-001. Beton voorzien van het merk van overeenkomstigheid BENOR, is vrijgesteld van voorafgaande technische keuringen. Het Bestuur behoudt zich evenwel het recht voor, in geval van twijfel, controles uit te voeren bij de levering. Indien het resultaat negatief is, vallen de kosten van deze controles ten laste van de aannemer. Beton dat geen BENOR-merk of technische goedkeuring (ATG) bezit, moet beschikken over een technisch dossier, bevattende de bewijsvoering dat het beton beantwoordt aan de eisen van NBN EN 206-1 en NBN B 15-001 . Alle kosten van nazicht van de gelijkwaardigheid en controle van de proeven vallen ten laste van de aannemer. Alle uitvoeringsvoorwaarden welke voorkomen in de betrokken normen, de typevoorschriften PTV en de technische goedkeuring, zijn van toepassing op het betrokken product. De normen inzake cement, zand, steenslag, grind, lichte toeslagstoffen, hulpstoffen, staal. (laatste uitgaven) Geen onderdeel van de constructie mag boven de nominale belasting worden belast, ook niet gedurende de bouw van andere delen van de constructie. Toeslagstoffen. Grind of steenslag. De steenslag moet afkomstig zijn van gezonde, harde, niet schilferachtige en vorstvrije porfier, zandsteen, kalksteen en kwartsiet of van keien, rivier- of groevegrind. Kalibers voor grind: 4/16 tot 4/32. Zand. De aannemer maakt gebruik van groevezand, rivierzand of duinzand. Korrelgrootte zand: - Grof zand: fijnheidsmodules 3,40 tot 1,70. - Middelmatig zand: fijnheidsmodules 1,70 tot 1,15. - Fijn zand: fijnheidsmodules 1,15 tot 0,70. Cement. De aannemer maakt gebruik van Portlandcement CEM I 32.5. Aanmaakwater. Het voor de betonvervaardiging gebruikte water moet zuiver zijn. Water dat niet wordt afgetapt van het openbaar watervoorzieningsnet mag worden gebruikt mits vooraf de toestemming wordt gegeven en na een eventuele analyse, die moet bepalen of het water geschikt is voor het gebruik dat men ervan wil maken. Hulpstoffen. Hulpstoffen mogen slechts gebruikt worden mits uitdrukkelijke toestemming van architect en raadgevend ingenieur. De aannemer, die gebruik maakt van hulpstoffen, moet de door de fabrikant opgegeven gebruiksvoorschriften in acht nemen. Hij stelt de ontwerper hiervan op de hoogte en bezorgt hem de proefverslagen van de hulpstoffen. De vooropgestelde breukweerstanden van het beton mogen door de toegevoegde hulpstof niet verminderd worden. Om de waterdichtheid van het beton te verbeteren, wordt een hulpstof tot verbetering aan het beton toegevoegd. Samenstelling beton. De aannemer past het volgende toe: Een samenstelling van beton die rekening houdt met de hiernavolgende breukweerstanden: - na 7 dagen minstens 29 N/mm² en na 28 dagen minstens 35 N/mm² Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 24
Er wordt minstens 350 kg cement per m³ beton aangewend. De aannemer waarborgt de bestendigheid en de kleurtoon voor gans de zichtbaar blijvende structuur van het werk. Levering van beton. De levering gebeurt als volgt: Het beton wordt geleverd door een betoncentrale. Het transport van de plaats van vervaardiging naar de plaats van verwerking dient zodanig te worden uitgevoerd, dat het beton geheel homogeen blijft. Het is aan de aannemer verboden water aan de samenstelling, die in een betoncentrale gedoseerd werd, toe te voegen. Voor ieder betontransport moet een leveringsbon worden afgegeven waarop de volgende gegevens voorkomen: - de geleverde hoeveelheid beton; - het bestelde betontype, bepaald volgens: - aard van de cement; - de samenstelling (met inbegrip van alle hulpstoffen); - de sterkte; - de consistentie; - alle specifieke eigenschappen van technische aard. Betonverwerking. Alle voorzorgsmaatregelen worden getroffen, opdat het verwerkte beton homogeen zou zijn. Het beton mag niet vallen van een hoogte van meer dan 2 m. Beton, dat niet is gestort vooraleer de binding aanvangt, mag niet worden gebruikt. Het storten van beton wordt onderbroken bij regen of overvloedige sneeuw en bij vorst. Het pas verwerkte beton wordt beschermd tegen uitspoelen door regenbuien, hagel of schadelijke stoffen. Het beton wordt vochtig gehouden tijdens het eerste bindingsproces. Indien na het ontkisten grindresten voorkomen worden deze verwijderd. De gaten worden gevuld met beton, met een hoger mortelgehalte of met epoxymortel. Om de aanhechting te verbeteren wordt een hulpstof aan het beton toegevoegd. Vloeren in gewapend beton, die minder dan 16 cm dik zijn, worden gestort in één enkele laag, behalve wanneer de wapeningen in twee lagen zijn gelegd. Al de zichtbaar blijvende betonelementen worden beschermd tegen bevuiling en beschadiging. Het is verboden, potloodlijnen of andere aanduidingen aan te brengen op zichtbaar blijvend beton. Het gebruik van viltstiften voor het aanbrengen van aanduidingen is verboden. Betonverdichting. Het beton wordt getrild in de massa. De nodige maatregelen moeten worden getroffen opdat het beton tijdens het verdichten homogeen zou blijven en opdat de lucht er zou worden uit verwijderd. Het trillen in de massa wordt uitgevoerd op betonlagen waarvan de dikte na verdichting niet meer bedraagt dan 35 cm. Het verdichten mag pas worden stopgezet wanneer zich aan de oppervlakte een cementsausfilm heeft gevormd. Betonverdichting door oppervlaktetrilling wordt uitgevoerd op lagen waarvan de maximum dikte na verdichting niet meer bedraagt dan: voor gewapend beton: 12 cm; !!!Verloren isolerende bekisting. Wordt niet afzonderlijk gerekend en is te voorzien op alle plaatsen waar koudebruggen zich kunnen voordoen. Verloren isolerende bekisting wordt voorzien voor alle onderdelen van het beton, die verwerkt worden in de buitenmuren van het gebouw en op alle plaatsen waar koude thermische bruggen kunnen ontstaan. De isolerende bekisting bestaat uit geëxtrudeerd polystyreenschuim dat zelfdovend gemaakt wordt en een volumegewicht heeft van 30 kg/m³. De platen worden door corrosievrije draden aan de betonmassa verbonden. De platen hebben een niet capillaire en volledig gesloten celstructuur. Ze zijn in de massa gekleurd. De toe te passen dikte bedraagt minimaal 30 mm. Gewapend beton. De hoeveelheden gespecificeerd in de metingen zijn benaderend en worden gecorrigeerd na de definitieve uitvoering. De elementen in gewapend beton voldoen aan de hierboven vermelde algemene bepalingen Wapening en bekisting worden niet afzonderlijk begroot en zijn voor deze elementen in de eenheidsprijs van het beton te voorzien. Wapeningen. Eisen. Het wapeningsstaal voor gewapend beton beantwoordt aan de voorschriften van de geharmoniseerde normen NBN EN ISO 15630 Deel 1 t.e.m. 3 of aan de reeks NBN A 24 - Staalproducten - Betonstaal (+ addenda)+ PTV 302, 303 en 304. Zodra een Nederlandse vertaling van de NBN EN ISO 15630 - Deel 1 t.e.m. 3 beschikbaar is, vervallen de nationale normen NBN A 24 en PTV’s. De wapeningen zijn ontdaan van alle vuil, olie, aarde, verf enz. Op het ogenblik van de verwerking zijn zij volledig ontdaan van losse roest. Na de ontkisting is geen enkele wapening zichtbaar. Indien er toch na ontkisting wapeningen zichtbaar blijven kan dit aanleiding geven tot afkeuring van het beton. Kruisende staven die elkaar raken worden verbonden door lassen of samengebonden met stevig uitgegloeide draad. Evenwijdig lopende staven liggen altijd zo ver uit elkaar dat ze volledig door het beton kunnen omhuld worden. Afstandshouders. Het gebruik van afstandshouders is verplicht. Het type van afstandshouders moet ter goedkeuring aan de ingenieur voorgelegd worden. De afstand van de staven tot de wanden van de bekisting is gelijk aan de diameter van de dikste staaf, met een min. van 20 mm. Indien een brandweerstand vereist wordt, wordt de afstand van de staven tot de wanden van de bekisting aangepast aan de voorschriften inzake brandbeveiliging. Bekisting. Eisen. Bekistingen en stutten zijn voldoende stijf en overeenkomstig de voorschriften van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming. Indien de draagwijdte groter of gelijk is aan 6 m wordt de bekisting zodanig geplaatst, dat de elementen na het in gebruik nemen een zeeg van nagenoeg 1/1000 van de draagwijdte behouden. De bekistingen worden gereinigd vooraleer het storten van het beton aanvangt. Houten bekistingen worden voor het storten van het beton met water besproeid. Alle hoeken van balken, kolommen en ribben voor zichtbaar blijvend beton, zijn afgeschuind over 20 mm. Bekistingsolie mag gebruikt worden. De olie mag het beton niet vervuilen. Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 25
Alle voorzorgen worden genomen om het afdruipen van cementmelk tegen zichtbaar blijvend metselwerk of andere zichtbaar blijvende bouwonderdelen te vermijden. Op geschikte plaatsen worden reinigingskleppen aangebracht om onzuiverheden en afval uit de bekisting te kunnen verwijderen. Vooraleer te ontkisten moet het beton voldoende verhard zijn. Ontkisten mag slechts gebeuren: - Zeven dagen na het storten van het beton voor pijlers en zijwanden van liggers. - Eénentwintig dagen na het storten van het beton voor de onderkanten van de liggers, ribben, platen en trappen. Verdeelsloef De verdeelsloef wordt uitgevoerd in beton teneinde een betere spreiding van de belasting op de muren te bekomen. (zie eveneens berekening ingenieur)
2.8. DIVERSEN. 2.8.01. REGENAFVOER IN PVC: DIAM 100. Meetcode. per strekkende meter Algemene bepalingen. Het betreft de levering en plaatsing van de regenafvoerpijpen, met inbegrip van alle elementen die er wezenlijk deel van uit maken, d.w.z. alle bevestigingshaken aan het metselwerk, beugels, kragen, eventuele ellebogen, T-stukken, uitzettingsvoegen, lasnaden of koppelingen, de aansluitingen op de goten (vergaarbakjes, ...) en de verdere elementen afwaarts, het aanpassen van het metselwerk, het plaatsen van de aangepaste isolatie volgens detail, … Afvoerpijpen - kunststof / PVC De buizen en bijhorende hulpstukken dragen het kenmerk PVC-hemelwater (RWA) en zijn vervaardigd uit niet-geplastificeerd PVC volgens NBN EN 12200-1 - Kunststofleidingsystemen voor de afvoer van hemelwater voor bovengronds gebruik buiten Ongeplasticeerd polyvinylchloride (PVC-U) - Deel 1: Specificaties voor buizen, koppelstukken en het systeem . Type: kwaliteit met hoge kerfsterkte volgens STS 33.08.41 Kleur: gelijkmatig grijs (RWA) Vorm: rond Buitendiameter: ND 110 Beugels: clipbeugels / schroefbeugels ofwel uit niet geplastificeerd / warm geplastificeerd kunststof, ofwel uit gegalvaniseerd staal, aangepast aan de kleur van de buizen. Uitvoering overeenkomstig STS 33.21.6 en de richtlijnen van de fabrikant. De buizen zijn zoveel mogelijk uit één stuk en worden bevestigd minstens om de 100 cm. De maximale afstand tussen twee vasthechtingspunten bedraagt 200 cm. De beugels zijn deels klemmend en deels glijdend zodat de buizen kunnen bewegen zonder beschadigingen. Teneinde de lengteveranderingen tengevolge van temperatuursschommelingen te kunnen opvangen zijn de nodige uitzetstukken ingebouwd. De uitzettingsmoffen, bestaan uit een band met lage wrijvingsweerstand en zonder schadelijke inwerking op de buis. De verbindingen bestaan uit effen mofverbinding zonder verlijming, waarbij de buizen in elkaar worden geschoven, en gedicht d.m.v. dichtingsringen (type B koppeling met spel volgens STS 33-deel II 08.31.23). Aan de bovenkant van de aflopen van platte daken wordt de buis langs achter uitgesneden over een hoogte van 15 cm, aldus kan de verticale tapbuis goed in de regenpijp dringen, en wordt ze aan het zicht onttrokken.
Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 26
3.
TIMMERWERKEN.
3.1. DAKCONSTRUCTIE. 3.1.00. ALGEMENE BEPALINGEN. De toegelaten houtsoorten zijn: Behoudens specifieke bepalingen in het bijzonder bestek maakt de aannemer een keuze uit de houtsoorten zoals vermeld in STS 31. Het te gebruiken timmerhout voor de niet-zichtbare delen is daarbij: - Douglas nr. 108 (Europees) of Oregon nr. 416 (Amerikaans) van NBN 199, volumemassa min. 500 kg/m³ bij 15% vochtgehalte en van de kwaliteit "uitgekozen timmerhout. NBN 189 en WTCB - aflevering 9 zijn van toepassing. Gewrongen werkstukken zullen steeds worden geweigerd. Het hout met scheuren, waarvan de diepte op een willekeurige plaats groter is dan 1/20 van de overeenstemmende afmeting van het gezaagde hout, wordt afgekeurd. Blauw en zwarte wormsteken worden geduld in hout voor tijdelijk werk en in hout dat verduurzaamd wordt door langdurige onderdompeling, onder vacuüm of onder druk. De toelaatbare stamsecties kunnen verschillen afhankelijk van de houtsoort en het toepassingsgebied. Kwasten worden toegelaten op voorwaarde dat de diameter kleiner is dan 1/3 van de breedte van het zichtbaar vlak met een max. van 5 cm. De afstand tussen de kwasten bedraagt minstens 10 cm. Wormsteken en gangen hebben de afkeuring van het hout tot gevolg. Zwarte wormsteek is toegelaten. De gebreken die de afkeuring tot gevolg hebben zijn: blauw, verrotte kwasten, draaigroei, tussenschors, straalscheur, onechte kernen, vriesbarst, ringscheur, dubbele spint, inwendige scheuren, drukgroei, vellingsbreuken, houtrot, vuur, wonden. De houtsecties worden bepaald in de meetstaat. Ze beantwoorden aan de Belgische handelsafmetingen bepaald in de NBN 219-02 en 219-03. De toelaatbare afwijkingen zijn: - lengte: +50 mm - 25 mm - breedte en dikte: minder dan 30 mm max. 1 mm. - breedte en dikte: van 30 mm tot 105 mm max. 2 mm. - breedte en dikte: meer dan 105 mm max. 3 mm. Doorbuigingen worden bepaald als volgt voor: - dakgebinten: 1/500 van de overspanning. - oversteken: 1/300 van de oversteek. Algemene gegevens. De overeenkomst omvat het leveren, het verbinden en het plaatsen van alle stukken van het daktimmerwerk evenals het leveren en plaatsen van alle verbindings- en verankeringselementen. Alvorens de werken aan te vatten, moet de aannemer ter plaatse de inplanting en de loodrechte stand van de bouwwerken controleren, waarop hij het daktimmerwerk moet aanbrengen. Hij moet ook de maten van de uitvoeringplannen controleren. De samengevoegde stukken worden zo nauwkeurig mogelijk passend gemaakt. De werken moeten steeds zo worden uitgevoerd dat de schommelingen van het vochtgehalte van het hout in geen enkel opzicht storingen kunnen veroorzaken. Alle onderdelen van de houten constructies die na plaatsing zichtbaar blijven zijn volledig geschaafd. Het vochtgehalte van het timmerhout bedraagt, bij verwerking minder dan 18%. Metalen stukken, nodig voor de plaatsing en de bevestiging van de timmerwerkelementen, moeten aangepast zijn aan de aard van het hout en van de dakbedekkingsmaterialen. Ze worden zo geplaatst dat de vorming van elektrolytische koppels voorkomen wordt. Het ijzerbeslag moet bestaan uit tegen corrosie beschermd metaal of ontdaan worden van de oxydehuid voor het wordt geplaatst. Er wordt een loodmenieverflaag of een gelijkwaardig roestwerend produkt op aangebracht. Daarenboven wordt het metaal geschilderd met twee lagen satijn-lak waarvan de kleur bepaald wordt door de bouwheer. Het ijzer dat nodig is voor de afwerking of de verwezenlijking van de verbindingen moet regelmatig worden gesneden, goed recht gemaakt, zonder breuken of onregelmatigheden in het profiel. Het plaatijzer en het plat ijzer moeten goed vlak zijn. De verbindingen worden nauwkeurig passend gemaakt. Beugels en andere gelijkaardige stukken die in het hout worden ingewerkt moeten precies de vorm aannemen. Het gebruik van spieën is verboden. Het daktimmerwerk wordt zo aan de ruwbouw verankerd dat zich geen enkele verplaatsing kan voordoen onder invloed van de statische belasting of de windbelasting. De houtoppervlakken die in contact komen met metselwerk of beton worden beschermd tegen vocht door een bestrijking met een laag loodmenieverf. Wanneer het daktimmerwerk geplaatst wordt in de nabijheid van rookkanalen, dan moet het hout op ten minste 16 cm van het binnenvlak van de rook- en ventilatiekanalen geplaatst worden en op ten minste 3 cm van het buitenvlak van die kanalen. Bij iedere levering van behandeld hout wordt een behandelingsgetuigschrift afgeleverd. In geval het behandeld hout op de bouwplaats wordt bewerkt of verzaagd, moeten de bewerkte oppervlakken behandeld worden door instrijking of onderdompeling. Hout dat in de massa werd behandeld moet niet meer worden beschermd bij het verzagen indien zulks uitdrukkelijk in het behandelingscertificaat vermeld is. Het hout wordt voor de verwerking behandeld met een schimmelwerend en insectendodend produkt.!!! Boutverbindingen. Men gebruikt roestvrije houtbouten met ronde kop en vierkante kraag, met roestvrije moeren en onderlegplaten. De lengte ervan is beperkt tot 12 maal de diameter. De diameter van de bouten is beperkt tot 1/6 van de breedte van de te verbinden houtstukken. De bouten en moeren moeten een regelmatige en uniforme respectievelijke buiten- en binnenschroefdraad hebben. De schroefdraad moet lang genoeg zijn om de verbindingen goed te kunnen aanschroeven. De boutkoppen zijn aangesmeed; ze mogen niet achteraf opgezet worden. Bouten mogen enkel worden gebruikt voor massieve elementen waarvan de verhouding breedte/dikte kleiner is dan 4. De in het hout geboorde gaten moeten precies dezelfde diameter hebben als de bouten zelf, zelfs als zij met kracht moeten worden ingedreven, teneinde de spelling in de verbinding te voorkomen. De bouten moeten bereikbaar blijven opdat zij desgevallend kunnen aangeschroefd worden.
Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 27
Speciale verbindingen. De speciale verbindingselementen zoals: tapse of ringvormige deuvels of kramplaten, die tot doel hebben de houtverbindingen te verstevigen, moeten tussen de te verbinden stukken worden geplaatst. De kepen, bestemd voor het plaatsen van de deuvels worden zeer precies uitgevoerd en in het stuk uitgewerkt terzelfder tijd als het boutgat. Het aantal in die verbindingen te gebruiken bouten wordt zo bepaald dat een voldoende contact tussen de verbonden stukken wordt verzekerd. Nagelplaten. De verbindingen met nagelplaten worden berekend, uitgaande van de belastingen waaraan de verbindingen kunnen onderworpen worden. De berekening wordt uitgevoerd door de leverancier van de nagelplaten. De verbindingen gebeuren in de werkplaats met mechanische middelen. Alle stukken van geïndustrialiseerde gebinten worden geassembleerd en gemonteerd op de uitslagtekeningen. Dakrandafwerkingen in hout. Alle gedeelten van het daktimmerwerk die een metalen bekleding moeten krijgen (goten, kilgoten, zalingen, enz.) worden bekleed met planken. De zwaarte en de verwerking van de planken en platen moeten in overeenstemming zijn met de andere onderdelen van de constructie. De planken worden op de draagstructuur bevestigd d.m.v. nagels met een diameter die gelijk is aan 1/7 van de dikte van de planken of platen. De nagels moeten minstens 4 cm in de draagstructuur doordringen. Naden mogen nooit in elkaars verlenging liggen. De bovenrand van de bovenste plank aan de dakvoet moet zich, in horizontale projectie, minimum 10 cm boven de bovenrand van de dakgoot bevinden. Alle gedeelten van de bebording die na afwerking zichtbaar blijven, zijn geschaafd.
3.1.01/02/03. VEILIGHEIDSMAATREGELEN / AFBRAAK LOSSE AFBRAAK ELEMENTEN. Meetcode. F.S. forfaitaire som, (Som over het Geheel) of volgens uitgevoerde hoeveelheden Omschrijving De post omvat de integrale afbraak, alsook de opruiming van alle materialen en puin, van de in het bijzonder bestek vermelde of de op plan aangeduide dak constructies. In overeenstemming met de algemene en/of specifieke bepalingen van het bijzonder bestek, dienen de onder deze post begrepen eenheidsprijzen, hetzij volgens uitsplitsing in de samenvattende opmeting, hetzij in hun globaliteit, steeds te omvatten: - het treffen van de nodige beschermingsmaatregelen, bij de werkzaamheden waarbij asbestvezels kunnen vrijkomen (ARAB decis 2.5.9 en 2.5.10); - het treffen van de nodige veiligheidsmaatregelen aan de straatzijde volgens de geldende reglementeringen van de gemeente. Alle bijhorende kosten dienaangaande zijn ten laste van de aannemer; - het treffen van de nodige maatregelen tegen stofhinder, zoals het regelmatig besproeien van de werf met water om opwaaiend puinstof te vermijden; - het treffen van de nodige voorzorgsmaatregelen ter bescherming van boven- en ondergrondse nutsleidingen; het desgevallend afkoppelen, omleiden en/of verwijderen van bestaande leidingen; alle kosten voor werken, leveringen, administratieve belopingen, alsook eventuele testmetingen dienaangaande uit te voeren door de betrokken gas- en elektriciteit- en/of waterleverende maatschappijen, zijn ten laste van de aannemer; - de uitvoering van de eigenlijke slopingswerken, d.w.z. de volledige bouwvolumes, met inbegrip van dakconstructies, muur- en vloerdelen, timmerwerken, schrijnwerken en glas, rioleringen, technische installaties, ... het afvoeren van alle materialen en puin naar officieel erkende stortplaatsen; - de huur van eventueel speciaal materieel, vrachtwagens en/of containers, alsook alle bijhorende taksen; - het degelijk schoren met alle aangepaste middelen (buizenstellingen, gelaste zware I-profielen verankerd aan in de grond te betonneren steunblokken, enz...) welke noodzakelijk worden geacht om aldus scheuren, wegzakkingen en/of afbrokkeling van de te behouden gevels te verhinderen. - het aanbrengen van de nodige versterkingen en waterdichtingen aan de bestaande en resterende aanpalende gebouwen. Indien nodig zal de aannemer ook blijvende versterkingen aanbrengen. - de gebeurlijke herstellingen aan aanpalende of te behouden constructies; d.w.z. het leveren en plaatsen van gelijkaardige materialen voor het wegwerken van alle littekens die door de afbraak zijn ontstaan.
3.1.04/05. DAKCONSTRUCTIES: HELLEND DAK / PLAT DAK Meetcode: F.S. forfaitaire som, (Som over het Geheel) Of per m. per sectie tenzij anders vermeld. de dikte en breedte volgens werkelijke maten. schoenen, kramplaten, houtverbindingen en andere hulpstukken worden niet afzonderlijk gemeten. Muurplaten. Het betreft de muurplaten (-balken) opgelegd op de beëindiging van het binnenspouwblad, bestemd als aanzet voor het keperwerk / het spantendak / de bakgootconstructie. De verankering gebeurt, hetzij aan de onmiddellijk lager liggende vloer, hetzij in een ringbalk, hetzij in het zich daaronder bevindende metselwerk. De verankering wordt uitgevoerd met gegalvaniseerd bandijzer met een doorsnede van ten minste 40 mm x 1 mm of door een ander systeem dat door berekening gerechtvaardigd wordt. De verankering op beton kan ook gebeuren door middel van betonijzer met ten minste 8 mm diameter. De te gebruiken houtsoort en kwaliteit voor de muurplaten is Oregon Douglas van NBN 199 van de kwaliteit "timmerhout" (Merchantable) Houten roostervloer: hellend dak. Het betreft de levering en plaatsing van alle dragend keperwerk voor hellende daken en/of overkragende elementen. Het werk omvat tevens het maken van de nodige raveelconstructies voor daklichtopeningen, doorbouwen en openingen. Alle behandelde metalen verbindings- en verankeringselementen zijn in de eenheidsprijs begrepen. De maximale doorbuiging is bepaald op 1/500 van de overspanningslengte voor de gebinten. De houtdelen in contact met metselwerk of beton krijgen een bijkomende bescherming om wateropzuiging te voorkomen (menie, bitumen, teer of een andere gelijkwaardige bescherming). De balken moeten over tenminste 7 cm in het metselwerk of in het dragende stalen profiel liggen. Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 28
Het ondervlak van de houten balken wordt in een horizontaal vlak geplaatst. De balken worden koud vastgezet in het metselwerk. De randbalken worden op tenminste 3 cm en ten hoogste 5 cm afstand van de muren geplaatst en tegen die muren opgespied. De stempeling gebeurt door maximum om de 1,50 m de balken stevig met elkaar te verbinden door middel van tussenbalken van tenminste 35 mm dikte, die passend tussen de balken worden gespijkerd. Andere stempelingswijzen mogen gebruikt worden. Ze moeten ter goedkeuring aan de ontwerper worden voorgelegd. De stempeling mag niet boven of onder de balklaag uitsteken. Een dwarsstuk met een minimale doorsnede van 62 mm x 84 mm wordt aan de balken bevestigd om het mogelijk te maken, in het midden van de zoldering, een last van 1KN (verlichtingstoestel) op te hangen door middel van een geschikt bevestigingssysteem. Het gebruik van metalen schoenen is toegelaten. Ze worden, indien niet gemetalliseerd, ontroest en na plaatsing worden er twee lagen speciale metaalverf op aangebracht. Alle hulpmiddelen in metaal zoals schroeven, bouten, ringplaatjes, nagels enz. worden in roestvrije uitvoering geleverd en geplaatst. De openingen in de dakstructuur worden uitgevoerd met raveelstructuren. Ze zullen bestaan uit voldoende zware houtsecties. Deze worden niet afzonderlijk verrekend en zijn te vatte in de algemene kostprijs. Houten roostervloer: plat dak De maximale doorbuiging is bepaald op 1/500 van de overspanningslengte. De houtdelen in contact met metselwerk of beton krijgen een bijkomende bescherming om wateropzuiging te voorkomen (menie, bitumen, teer of een andere gelijkwaardige bescherming). De balken moeten over tenminste 7 cm in het metselwerk of in het dragende stalen profiel opliggen. Het ondervlak van de houten balken wordt in een horizontaal vlak geplaatst. De balken worden koud vastgezet in het metselwerk. De randbalken worden op tenminste 3 cm en ten hoogste 5 cm afstand van de muren geplaatst en tegen die muren opgespied. De stempeling gebeurt door maximum om de 1,50 m de balken stevig met elkaar te verbinden door middel van tussenbalken van tenminste 35 mm dikte, die passend tussen de balken worden gespijkerd. Andere stempelingswijzen mogen gebruikt worden. Ze moeten ter goedkeuring aan de ontwerper worden voorgelegd. De stempeling mag niet boven of onder de balklaag uitsteken. Een dwarsstuk met een minimale doorsnede van 62 mm x 84 mm wordt aan de balken bevestigd om het mogelijk te maken, in het midden van de zoldering, een last van 1KN (verlichtingstoestel) op te hangen door middel van een geschikt bevestigingssysteem. Het gebruik van metalen schoenen is toegelaten. Ze worden, indien niet gemetaliseerd, ontroest en na plaatsing worden er twee lagen speciale metaalverf op aangebracht. Alle hulpmiddelen in metaal zoals schroeven, bouten, ringplaatjes, nagels enz. worden in roestvrije uitvoering geleverd en geplaatst. Dakrandafwerkingen in hout. Alle gedeelten van het daktimmerwerk die een metalen bekleding moeten krijgen (goten, kilgoten, zalingen, enz.) worden bekleed met planken. De zwaarte en de verwerking van de planken en platen moeten in overeenstemming zijn met de andere onderdelen van de constructie. De planken worden op de draagstructuur bevestigd d.m.v. nagels met een diameter die gelijk is aan 1/7 van de dikte van de planken of platen. De nagels moeten minstens 4 cm in de draagstructuur doordringen. Naden mogen nooit in elkaars verlenging liggen. De bovenrand van de bovenste plank aan de dakvoet moet zich, in horizontale projectie, minimum 10 cm boven de bovenrand van de dakgoot bevinden. Alle gedeelten van de bebording die na afwerking zichtbaar blijven, zijn geschaafd.
3.1.06. ONDERDAK. Meetcode: per m². het tengellatwerk is te voorzien in de eenheidsprijs van het scherm en wordt niet afzonderlijk gerekend. Algemene eisen. De aangewende onderdakmaterialen (platen / membranen / folies) zijn waterkerend maar dampdoorlatend. Zij zijn vorst- en rotbestendig en vormen geen voedingsbodem voor insecten of knaagdieren. Zij garanderen een goede dimensionele stabiliteit en zijn voldoende scheur- en spijkerbestendig (m.b.t. veiligheid tegen doortrappen tijdens de montage en/of scheurvorming ter hoogte van bevestigingsmiddelen). Zij zijn voldoende UV-bestendig, chemisch bestand tegen houtimpregnatieproducten, anti-statisch en moeilijk ontvlambaar, minimum klasse A1 of A2 (platen), hetzij klasse B2 of B1 (folies) volgens NBN S 21-203 en NBN EN 13501 - Vuurindeling van bouwwaren en bouwdelen - Deel 1: Indeling berustend op uitkomsten van de proeven op de tegenwerking tegen vuur van bouwwaren (2002 De bijhorende tengellatten zijn van timmerhout, 3° kwaliteit volgens NBN 272 en beantwoorden aan STS 04. De latten hebben een preventieve behandeling ondergaan, beschermingsprocédé A2.1. De aannemer overhandigt het attest aan de architect. Stof- en vochtschermen moeten steeds het infiltratiewater kunnen afvoeren. Plaatsing overeenkomstig de regels van goed vakmanschap en de regels der kunst en de voorschriften van de fabrikant. De ruimte tussen de dakbedekking en het scherm wordt degelijk geventileerd door de nodige uitsparingen te voorzien aan de voet en de nok van het dak. Het onderdak wordt uitgevoerd overeenkomstig TV 175 - Pannendak of TV 186 - Tegelpannen. Vooraleer de afdichting aan te brengen, gaat de aannemer na of de draagconstructie overeenstemt met de plannen en voorschriften, die een onberispelijke uitvoering van de werken moeten waarborgen. Zo niet brengt hij de architect daarvan tijdig in kennis. De plaatsing begint onderaan, waar het onderdak afwatert in de goten. Horizontale naden worden zo veel mogelijk vermeden of steeds voorzien van voldoende overlapping. Bij doorbrekingen van het dakvlak (bv. schoorsteen, dakvlakramen) zal de afwatering afgeleid worden door middel van aangepaste opstanden, aansluitmanchetten en/of gootstukken (overeenkomstig TV 175). De aansluiting met de nok verzekert een voldoende ventilatie tussen het onderdak en de voorziene dakbedekking. Iedere open ruimte tussen het onderdak en de voorziene isolatie dient daarentegen afgesloten te blijven van de buitenlucht. Gedurende de uitvoering worden de nodige voorzieningen getroffen om het hemelwater af te voeren buiten de ruwbouwconstructie. De aannemer neemt de nodige voorzorgen tegen beschadiging van het onderdak. Onderdak - folies / kunststof Het onderdak betreft een dampdoorlatend kunstoffolie, bestaande uit een meerlagig spinvezelvlies van polypropyleen (PP) of gewapende kunststoffolie van PE / PVC, voorzien van microperforaties, de draadversterkingen liggen maximaal 1 cm uit elkaar. Plaatsing overeenkomstig de voorschriften van de fabrikant. De membranen worden vlak uitgelegd in horizontale stroken, te beginnen ter hoogte van de goot en vastgeklemd met behulp van de tengellatten. Er wordt voorzien in voldoende horizontale en verticale overlapping overeenkomstig de dakhelling. De opgaande naden worden afgeplakt met een zelfklevende en waterbestendige dichtingsband.
3.1.07. ISOLATIE HELLEND DAK: MINERALE WOL 18 CM. Meetcode. per m² met vermelding van soort en dikte. Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 29
openingen groter dan 0,50 m² worden afgetrokken. bevestigingsmiddelen, afstandshouders, voegafsluiters, kleeflagen, worden niet afzonderlijk berekend. Ze zijn te voorzien in de eenheidsprijs van de isolatie. Algemene eisen. De overeenkomst omvat het leveren en plaatsen van alle isolatiematerialen met inbegrip van alle toebehoren die noodzakelijk zijn voor de bevestiging en de instandhouding van de isolatiematerialen. De isolatiematerialen moeten de voor hun gebruik geschikte eigenschappen hebben. Zij moeten homogeen, stabiel qua afmetingen en vorm en temperatuurvast zijn. Ze zijn eveneens neutraal ten opzichte van het te bekleden draagvlak, chemisch en biochemisch inert in contact met andere materialen en wel in het microklimaat van de omgeving. Ze zijn bestand tegen klimaatschommelingen en niet eetbaar voor dieren of ongedierte. De isolatiematerialen zijn ook niet-hygroscopisch, niet-capillair en blijvend waterafstotend, rotbestendig, moeilijk ontvlambaar, bestand tegen temperatuurschommelingen, bestand tegen de inwerking van ultravioletstralen en andere. De anorganische en amorfe structuur mag geen voedingsbodem vormen of doen ontstaan voor ongedierte, bacteriën of schimmels. Dampschermen moeten steeds naar de warmste zijde (binnenzijde) gericht worden. De isolatielaag moet continu en goed aangesloten worden aangebracht. Rotatiestromen rond de individuele elementen en voegen tussen naast elkaar gelegen platen moeten worden vermeden. De isolatieplaten moeten perfect passend tussen de dakconstructie worden geplaatst. Koudebruggen moeten vermeden worden. De isolatielaag moet goed ter plaatse blijven zelfs indien zij aan trillingen onderhevig is. De voegen mogen mettertijd niet open komen; daartoe wordt de isolatielaag door een voldoende aantal bevestigingsmiddelen op haar plaats gehouden. Materialen De isolatiematerialen zijn geschikt voor plaatsing in het dakschild en beschikken daartoe over een BUtgb of EUtgb technische goedkeuring en/of beantwoorden aan de voorschriften opgenomen in STS 08.82 “Materialen voor Thermische Isolatie” De dakisolatie kan bestaan uit platen of dekens (op rol). De definities van de grootheden met betrekking tot de thermische isolatie beantwoorden aan NBN B 62-001. Uitvoering Vooraleer de dakisolatie aan te brengen, gaat de aannemer na of de draagconstructie in overeenstemming is met de plannen en voorschriften, opdat een onberispelijke uitvoering van de werken kan verzekerd worden. Zoniet stelt hij de architect daarvan tijdig in kennis, zodat deze de noodzakelijke maatregelen kan treffen. De isolatiematerialen worden aangebracht overeenkomstig de voorschriften van de fabrikant en de ATG-goedkeuring voor toepassing in hellende daken. De isolatie wordt geplaatst in de voorziene dikte zoals aangeduid op plan en steeds in voldoende breedte overeenkomstig de voorziene keperafstanden (+2cm), desgevallend worden dubbele geschrankte lagen voorzien. Let wel: dubbele lagen mogen nooit worden gescheiden door een tussenliggende dampremmende laag (bv. spijkerflensdekens)! Alle naden dienen goed aan te sluiten en blijvend dicht te zijn. Waar nodig wordt de isolatie opgetrokken tegen verticale opstanden, balken, enz.. Ongeïsoleerde delen, open naden of kieren kunnen immers mogelijke vochtconcentraties teweeg brengen. Koude bruggen aan de randen van de daken moeten voorkomen worden. De isolatie wordt steeds tegen vocht en regen beschermd. Voor de verwerking van de platen wordt verwezen naar de plaatsingsvoorschriften van de fabrikant. Isolatiedekens - minerale wol (MW) Minerale woldekens (op rol) gebonden door impregnatie met gepolymeriseerde harsen, overeenkomstig NBN EN 13162 - Materialen voor de warmte-isolatie van gebouwen - Fabrieksmatig vervaardigde producten van minerale wol (MW) - Specificaties. Zij bezitten een BUtgb-productgoedkeuring of gelijkwaardig. De gekozen rolbreedte garandeert overal een goede aansluiting met de kepers en/of spanten. Specificaties Laagdikte: minimum 18 cm Breedte: aangepast aan de voorziene keperafstand + 2 cm Gedeclareerde warmtegeleidingscoëfficiënt: hoogstens 0,040 W/mK volgens NBN B 62.201. Densiteit: Volumegewicht voor glasvezels: minstens 12 kg/m³ Volumegewicht voor rotsvezels: minstens 20 kg/m³ Afwerking: dampdichte aluminiumfolie en aan beide lengteranden voorzien van versterkte spijkerflenzen (naden af te plakken met aangepaste tape). Brandklasse: onbrandbaar klasse A1 (volgens NBN EN 13501) Aanvullende specificaties (te schrappen indien niet van toepassing) Dampscherm: bijkomend voorzien van een polyethyleenfolie, klasse E2 Alvorens de isolatiedekens aan te brengen worden de contactvlakken tussen de dekens en de andere bouwelementen gezuiverd en ontdaan van alle oneffenheden. Alle naden dienen goed aaneen te sluiten en blijvend dicht te zijn. Waar nodig worden de dekens opgetrokken tegen verticale opstanden, balken en/of andere bouwelementen. De dekens worden geplaatst tussen de kepers of spanten met de dampwerende laag aan de warme zijde. Beschadigde dekens mogen niet worden verwerkt. Spijkerflensdekens worden vastgeniet op de onderzijde van de kepers minimaal om de 10 cm. Alle openingen of aansluitingen dienen bovendien opgevuld te worden met losse rots- of glaswol. Gebeurlijke kleine beschadigingen in de dampwerende laag, de stuiknaden, alsook onvoldoende overlappende flenzen worden met een dampdichte tape afgeplakt. De isolatie wordt afgewerkt met een dampscherm in polyethyleen van 2/10 mm, geplaatst aan de warme (binnen) zijde. De voegen van de dampremmende laag worden gelast en zijn even waterdampdicht als de dampremmende laag zelf. Het bouwvocht aanwezig tussen de dichtingslaag en de dampremmende laag moet kunnen ontsnappen.
3.2. BEBORDING. 3.2.02/03/04. BEBORDING IN OSB PLAAT: PLAT DAK / BAKGOOT INCLUSIEF HELLING. Meetcode. per m² oppervlakte, met inbegrip van de hellingsspiëen Materialen De aan te wenden bevestigingsmiddelen zijn corossiebestendig (schroeven / nagels / …). Voor de plaatmaterialen komen enkel deze met een ATG-certificaat in aanmerking (info.benoratg.org) Referentienormen: NBN EN 12871 - Houtachtige platen - Gedragingsvoorschriften en -eisen voor dragende platen voor gebruik in vloeren, wanden en daken Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 30
NBN EN 12369-1 - Houtachtige platen - Kenmerkende waarden voor berekening en ontwerp van timmerwerk - Deel 1 : OSB, spaanplaten en vezelplaten NBN EN 789 - Timmerwerk - Beproevingsmethoden - Bepaling mechanische eigenschappen van houten plaatmateriaal NBN EN 335-3 - Duurzaamheid van hout en ervan afgeleide materialen - Begripsbepalingen van de risicoklassen voor biologische aantasting - Deel 3 : Toepassing op houten plaatmateriaal NBN EN 321 - Houtachtige plaatmaterialen - Bepaling van de vochtbestandheid bij terugkerende beproevingen Beplating De dakbebording bestaat uit een beplating, geschikt voor gebruik in risicoklassen 1&2 volgens NBN EN 335-3, de platen voldoen aan de V313 verouderingstest. Overeenkomstig het bijzonder bestek voorziet men OSB-platen-type 3 (Oriented Strand Board) volgens NBN EN 300 - Platen met lange, smalle, gerichte spanen (OSB) - Begripsbepalingen, indeling en eisen Specificaties Type: type 3, weer- & kookvaste verlijmingskwaliteit 72-100 Volumemassa: minimum 650 kg/m³ Formaldehydegehalte: klasse E1 (volgens NBN B 16-201 of EN 120) Plaatdikte: minimaal 18 mm. Randafwerking: tand en groef afwerking De platen bezitten een ATG-technische goedkeuring Toepassing De panelen zijn van een gecertificeerde kwaliteit voor buitendaken Geen enkele oneffenheid >2 mm Elke partiële lengte van een paneel zal op minimum drie steunpunten rusten. De panelen moeten voor, gedurende en na hun plaatsing droog blijven. De dikte van de panelen zal in functie zijn van de ruimte tussen kepers. Ideaal gezien zal de ondergrong minimum 2% helling hebben op elke plaats, rekening houdend met de toelaatbare doorbuiging van de ondergrond. De panelen worden op de draagstruktuur bevestigd d.m.v. zelftappende schroeven welke in het oppervlak van de plaat verzonken worden. De schroeven dringen minstens 4 cm. in de draagbalken door. De platen worden in half steens verband geschrankt. Hun richting overspant telkens zoveel mogelijk opeenvolgende ribben. Hun zijranden steunen in principe op de dwarse stempeling van de balken. Naden mogen nooit in elkaars verlenging liggen. Hellingsspieën worden niet afzonderlijk gerekend en zijn in de eenheidsprijs te voorzien.
Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 31
4.
DAKWERKEN.
4.1. DAKDICHTING. 4.1.00. ALGEMENE BEPALINGEN. Manier van meten: per m² oppervlakte. Al de werkelijk te dekken oppervlakte wordt gemeten. Openingen groter dan 1 m² worden afgetrokken. Er wordt geen rekening gehouden met overlappingen, roeven, kralen enz. Ballast en latwerk worden niet afzonderlijk gemeten. Thermische isolatie en stof- en vochtschermen worden afzonderlijk gemeten. Tengels worden niet afzonderlijk verrekend. Ze zijn te voorzien in de eenheidsprijzen van de onderdaken. Gemeenschappelijke voorschriften. De plaatsingsoppervlakte beslaat het gehele dakoppervlak waarop dakbedekking moet komen en aldus aangegeven is in de aanbestedingsdocumenten. Het omvat de dakhellingen, verbindingen, opstanden enz. De overeenkomst omvat de levering en het aanbrengen van de dakbedekkingen, inclusief de voorzieningen en hulpstukken voor het vastzetten en voor de waterdichtheid evenals het lassen wanneer gebruik gemaakt wordt van te lassen materialen. De overeenkomst omvat tevens de voorbereiding van het plaatsingsoppervlak om de werken in optimale omstandigheden te kunnen uitvoeren. Alvorens de dakbedekking aan te brengen gaat de dakdekker na of de bekleding onberispelijk kan uitgevoerd worden op het plaatsingsoppervlak en of het plaatsingsoppervlak voldoet aan de specifieke eisen die de dakbedekking zou kunnen verlangen. Indien het plaatsingsoppervlak geen voldoende en vlotte afwatering kan verzekeren brengt de aannemer van de dakbedekking de nodige correcties aan.
4.1.01/02/03/04. PANNENDAKDICHTING / HULPSTUKKEN. Meetcode. per m². panlatten worden niet afzonderlijk gerekend en zijn in de eenheidsprijs van de pannendakdichting te voorzien. Algemene bepalingen. DE PLAATSING IS COMFORM DE VOORSCHRIFTEN VAN DE FABRIKANT en de regels der kunst en goed vakmanschap. TYPE dakpan: KORAMIC Pottelberg Stormpan 44 –antraciet 763 - definitieve keuze nog te bepalen !!! Het betreft pannen van het type sluitingspannen, overlappende pannen en/of pannen met glijdende overlap. Indien er geopteerd wordt voor sluitingspannen zijn deze minstens voorzien van een degelijke zij- en kopsluiting, d.w.z. een doeltreffend windlabyrint. De pannen beschikken over minstens twee goed gevormde ophangnokken per pan (versneden of ingekorte pannen behouden tenminste één ophangnok). Alle pannen en bijhorende speciale pannen moeten beantwoorden aan de fysische prestaties en proeven, zoals voorzien in STS 34 Dakbedekkingen - Deel 1 - Pannen en leiendaken (+ add.). De fysische prestaties en proeven zullen steeds geëvalueerd worden aan de hand van de meest recente officiële proefnormen (Belgisch / Europees). Alle pannen zijn houder van een erkend kwaliteitskeurmerk (hetzij BENOR-keurmerk, Butgb-, EUtgb-certificaat of gelijkwaardig), elke pan draagt het fabrieksmerk op de onderzijde van de pan. De in het bijzonder bestek omschreven speciale pannen zijn van eenzelfde kwaliteit, kleur, uitzicht en herkomst als de pannen van het dakvlak. Pannen met voorkomende gebreken zoals afschilferingen, scheluw, kleurverschillen binnen eenzelfde levering, uitbloeiingen, andere dan deze die met regen afgespoeld worden, kalkpitten, beschadiging na plaatsing als gevolg van onzorgvuldige handelingen, ... zullen niet worden aanvaard. Als referentienormen zijn respectievelijk van toepassing : NBN EN 1304 voor de pannen in gebakken aarde en NBN EN 490 & 491 voor de pannen in microbeton. De pannen dienen overeenkomstig de gebruiksgrafieken van de fabrikant geschikt te zijn voor toepassing binnen de voorziene dakhelling. De aannemer legt voorafgaandelijk aan de plaatsing van de pannen de nodige documentatie en stalen voor aan de architect. Het bestuur is daarbij gerechtigd meer dan een type pan te eisen. Let wel : Met betrekking tot in het bijzonder bestek al te specifiek beschreven formaten (of aantal stuks/m2) staat het de aannemer steeds vrij hiervan af te wijken met 1 tot 2 stuks.De pannen moeten voor het leggen uit verschillende pakken worden vermengd. De technische voorlichtingen TV 175 en TV 186 geven de algemene richtlijnen voor het hellende dak. Bevestigingsmiddelen. De nokpannen, randpannen en de eerstaangrenzende rij dakschildpannen, alsook de twee rijen pannen boven de goten, worden vernageld. De nagels zijn uit roestvrij metaal. Hun diameter moet zo gekozen worden dat de nagels niet klemmen in de spijkergaten. De lengte van de nagels moet zo gekozen worden dat ze minstens 2 cm. in het hout dringen voor pannen van het dakschild en tenminste 4 cm. voor nokpannen en randpannen. Plaatsing. De pannen worden met hun hiel aan de panlatten gehaakt. Gezaagde pannen worden vastgenageld nadat in de pan een nagelgat werd voorgeboord. De onderrand van de pannen van de onderste rij moet tenminste 1 cm. boven het niveau van de buitenkraal van het afvoerkanaal liggen. De pannen van deze onderste rij rusten met hun uiteinde op een zwaardere panlat. Dakdoorvoeropeningen. De snijlijnen aan de benedenkant worden uitgevoerd als bovenrand en de zijsnijlijnen als zijranden tegen opgaande muur met metalen loket in lood van 1,5mm. De snijlijnen aan de bovenkant worden bedekt met een metalen zaling in lood van 2 mm. dikte. Het metaal van de zaling wordt doorgetrokken zodat het water naar de eerste rij volledige pannen wordt afgevoerd. Latwerk. Men maakt gebruik van houten latten voor de bevestiging. Het hout beantwoordt aan de voorschriften van artikel timmerwerk. Latten die niet aanvaardbare gebreken vertonen worden onmiddellijk verwijderd. De latten worden bevestigd door middel van draadnagels met een diameter van ongeveer 1/7de van de dikte van de aan te brengen lat. De nagels dringen minstens 3 cm in de draagconstructie. Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 32
In niet spijkerbare constructies worden de latten geschoten. De latten worden in éénzelfde vlak geplaatst, volgens een rechtlijnige horizontale alignering, op gelijke afstand van elkaar, die afgestemd moet zijn op de dakbedekkingsmaterialen en rekening moet houden met de overlapping van deze materialen en de overlapping van de dakbedekking door de nokken. De voegen tussen de latuiteinden moeten in de as van een draagstuk liggen. De latten van twee opeenvolgende rijen mogen niet op hetzelfde draagstuk tegen elkaar aansluiten. Boven de tussenmuren, die tot tegen de dakbedekking worden doorgetrokken, zijn de latten niet onderbroken. De afmeting van de latten evenals hun onderlinge afstand wordt bepaald in functie van de dakbedekking. Al het hout ondergaat dezelfde bescherming als deze die voorzien is in het artikel timmerwerk. De onderste lat wordt iets terug geplaatst zodat er een kleine oversteek ontstaat. Op de buitenmuren, die voorzien zijn van een randplank, worden de latten tot tegen die randplank doorgetrokken. Zo de nok niet horizontaal loopt, begint het tracé van het latwerk horizontaal aan het laagste gedeelte van de ruiter. Verluchting. Met behulp van tengellatten en panlatten wordt een geventileerde spouw geconstrueerd. De tengellatten zorgen bovendien voor de bevestiging van het onderdak en verhinderen een rechtstreeks contact tussen de pannen en het onderdak. Op die manier kan het condensatie water of gebeurlijk infiltratiewater probleemloos worden afgevoerd zonder risico van bevochtiging van de isolatie. De ventilerende spouw voorkomt warmteopbouw en vorstschade. De isolatie blijft droog en kan haar functie ten alle tijde blijven vervullen. Hulpstukken. Alle hulpstukken nodig voor een perfecte afwerking zijn te voorzien. Technische kenmerken - Breukkracht en buigtrekweerstand: volgens Belgische normen NBN-EN 490 en NBN-EN 491 - Ophangsterkte: volgens Belgische normen NBN-EN 490 en NBN-EN 491 - Vorstbestendigheid: volgens Belgische normen NBN-EN 490 en NBN-EN 491 - Regendichtheid: volgens Belgische normen NBN-EN 490 en NBN-EN 491 - Waterdichtheid: volgens Belgische normen NBN-EN 490 en NBN-EN 491 - Waterabsorptie: volgens Belgische normen NBN-EN 490 en NBN-EN 491 Haakvorst / Gevelpan / Verluchtingspan. Opdat er een optimaal binnenklimaat in de geventileerde spouw tussen de dakisolatie en de pannen zou heersen, is er een efficiënte luchtstroom nodig. Hiervoor worden er geventileerde nokken voorzien en de nodige verluchtingspannen geplaatst. Bij het aanbrengen van nokpannen met overlapping begint men aan de zijde die ligt aan de tegenovergestelde kant van de overheersende regen- en windzijde. Wanneer geen gebruik gemaakt wordt van ventilatiepannen, dan wordt de voeg, gevormd door de nokpannen en de bovenpannen, niet opgevuld. Wanneer met het oog op de afwerking, de nokpannen moeten geknipt worden, dan wordt de af te knippen breedte verdeeld over verscheidene pannen. Het model van de hulpstukken wordt eerst aan de bouwheer en de architect ter goedkeuring worden voorgelegd. De plaatsing gebeurt volgens de richtlijnen van de fabrikant. Voor de afvoer van sommige verluchtingen via het dak wordt gebruik gemaakt van een universele verluchtingspan. Dit hulpstuk wordt onzichtbaar ingewerkt in de dakbekleding. De kleur is dezelfde als de pan.
4.05/06/07. DAMPSCHERM / BITUMEN. Meetcode: per m² voor de dichtingen met supl; van 0.5m/m voor de randen Bitumineuze dakbedekking. De plaatsing gebeurt volgens de voorschriften van de norm NBN B46-401 en de richtlijnen van de fabrikant van zowel het dampscherm, de isolatie, als de dakdichting. De thermische isolatie wordt tijdens de plaatsing van de dichting aangebracht. De dakbedekking wordt vast op het draagvlak gelegd. Het afschot van het dak bedraagt minstens 2% voor de gewone gedeelten. Voor de killen en goten in asfaltproducten is het afschot minstens 1%. Bij regenval wordt het werk stilgelegd en wordt er gewacht tot het draagvlak volledig opgedroogd is. Het draagvlak wordt degelijk voorbereid, opgedroogd en gereinigd. Indien het niet volledig effen en vlak is, wordt door de dakdekker een egalisatielaag aangebracht. Behoudens een tegenvoorstel van de plaatser, welk overeenstemt met de vereisten van de gehanteerde normen en waarop hij een 10 jarige garantie aflevert, is de opbouw als volgt: De dakrol beschikt over een permanente ATG van het BUtgb. Overbruggingsbanden. Plaatsing van een overbruggingsband met een breedte van ≥ 0,20m over de dwarse voegen tussen de draagelementen, hiervan zal op één van de randen van de voeg 10 cm bevestigd worden met bitumineuze mastiekpunten of met nagels. De andere 10 cm ligt vrij op de andere rand. Hechting van de band door mechanische bevestiging d.m.v. gegalvaniseerde nagels met brede kop (diameter 12 à 15 mm) en voorzien van inkepingen om het loskomen tegen te gaan. Ongeveer 4 nagels per strekkende meter. Een membraan van 2 mm dat gebruikt wordt als desolidarisatie-onderlaag en bestemd is om mechanisch bevestigd te worden. Een coating op basis van polypropyleenbitumen (APP) wordt aangebracht op het bovenste vlak van een wapening bestaande uit een niet geweven polyester van 190 g/m². Dit membraan laat de plaatsing van de definitieve waterdichtingslaag toe volgens de koudverlijmings- of lastechnieken. !! Dit membraan mag niet gebruikt worden als definitieve waterdichting. Technische eigenschappen. - Wapening: niet geweven polyester - Gewicht wapening: 190 ± 15 g/m² - Verwekingspunt: ≥ 140°C - Trekweerstand: langs: ≥ 450 N/5 cm; dwars: ≥ 450 N/5 cm - Scheurweerstand bij spijker: langs: ≥ 130 N; dwars: ≥ 130 N - Koud buigbaarheid: ≤ -15°C Dampscherm / Voorbereidingslaag Aanhechting van het dampscherm door vlamlassen. Een membraan van 3 mm dat gebruikt wordt als voorbereidingslaag/dampscherm verkregen door omhulling en bekleding van een aluminiumfolie met een mengsel van bitumen en polypropyleenpolymeren (APP). De rollen worden op de ondergrond naast elkaar gelegd met een overlapping van 10 cm vóór ze terug opgerold worden.
Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 33
Tijdens het uitrollen van het membraan de onderkant met de vlam verwarmen om deze vloeibaar te maken; het membraan aan de ondergrond laten hechten. De overlappingen moeten steeds over de gehele breedte van 10 cm gevlamlast worden, de randen dienen nadien aangedrukt te worden met een drukrol van ±15 kg. De dwarse overlappingen dienen steeds 15 cm te bedragen. Een kleine hoeveelheid bitumen moet uit de overlapping vloeien. De uitvloeiende bitumen mag met de punt van een verwarmde truweel afgeschuind worden. De opstanden van het dampscherm zullen ≥1,5 x de dikte van de isolatie bedragen en perfect aan de ondergrond gelast zijn. Dit membraan mag niet gebruikt worden als definitieve éénlaagse waterdichting. Dakisolatie. PUR 10cm. De isolatieplaten zijn dimensioneel maatvast in de tijd. De anorganische en amorfe structuur mag geen voedingsbodem vormen of doen ontstaan voor ongedierte, bacteriën of schimmels. Zij zijn tevens rotbestendig, niet ontvlambaar, niet capillair, blijvend hygroscopisch en blijvend waterafstotend. Zij tasten de andere bouwelementen niet aan. Zij hebben een drukvastheid die voldoende is om voorziene dakopbouw te realiseren zonder nadelige gevolgen. Zij hebben een thermische geleidbaarheid die lager is dan de waarden die worden opgelegd en gemeten volgens NBN B 62-201. Voor hun verwerking worden de platen droog opgeslagen op de bouwplaats. Zij worden geplaatst onmiddellijk vóór het plaatsen van de dakdichting, enkel bij droog weer en op een droge ondergrond. De isolatie wordt tijdens de verwerking steeds tegen vocht en regen beschermd. Nat geworden platen worden verwijderd. Alvorens de isolatieplaten aan te brengen worden de contactvlakken tussen de isolatieplaten en de ondergrond gezuiverd en ontdaan van alle oneffenheden. De platen worden in verband geplaatst en waar nodig versneden zodat ze volledig aansluiten tegen elkaar of tegen de andere bouwelementen. Beschadigde plaatdelen en stukjes afval mogen niet verwerkt worden. Tegen dakopstanden en aan dakranden worden de isolatieplaten waar nodig opgetrokken, teneinde iedere mogelijke koudebrug op te vangen. Indien het dakbeschot niet op 45° werd afgeschuind worden passende hoekstroken uit hetzelfde isolerend materiaal geplaatst. De dakdekker zal vóór de aanvang van zijn werken alle bouwdelen inspecteren waarop of waartegen hij moet aansluiten. Hij zal nagaan of er overal een gelijkmatige helling gerealiseerd is en of alle opstanden en randen terdege zijn afgewerkt. Hij zal iedere onregelmatigheid aan de architect signaleren en zijn werken slechts aanvatten wanneer de staat van deze bouwdelen een onberispelijke uitvoering van zijn werk toelaten. Het grondvlak is steeds vlak. Geen enkele oneffenheid van meer dan 2 mm onder een regel van 0,6 m zal toegestaan worden. Uitvoeringsomstandigheden. De ondergrond dient winddroog te zijn, de plaatsingsoppervlakte en de materialen dienen droog te blijven tot voltooing van de werken. Bij iedere werkonderbreking is het aangewezen het blootliggend isolatiemateriaal tegen weersinvloeden te beschermen. Bij verlijming van de platen met warme bitumen of bitumineuze koudlijm, moet de omgevingstemperatuur minimaal 5 °C bedragen. De aangewende plaatmaterialen zijn voldoende drukvast overeenkomstig NBN EN 12430 - Materialen voor de warmte-isolatie van gebouwen - Bepaling van het gedrag bij puntbelasting. De isolatieplaten bezitten een ATG technische goedkeuring, voor toepassing in de voorziene dakopbouw. De isolatieplaten zijn vervaardigd uit hard polyurethaanschuim, overeenkomstig NBN EN 13165 - Materialen voor de warmte-isolatie van gebouwen - Fabrieksmatig vervaardigde producten van hard polyurethaanschuim (PUR) - Specificatie Het blaasmiddel bij de productie van de platen is CFK-vrij en HCFK-vrij. De isolatieplaten bezitten een ATG - technische goedkeuring, voor toepassing in de voorziene dakopbouw. Ze zijn onderworpen aan een permanente kwaliteitscontrole uitgevoerd door een erkend organisme. De productie van deze isolatiepanelen is gecertificeerd volgens NBN-EN-ISO 9002 Specificaties Volumegewicht in de kern van ± 30kg/m³. De platen zullen aan beide zijden bekleed zijn met een gebitumineerd glasvlies van ca. 400g/m². Gedeclareerde warmtegeleidingscoëfficiënt: 0,027 W/mK bij 10°C (volgens NBN B 62-201); Druksterkte bij 10% verhoging: >120 Kpa (1,2 kg/cm²). Afmetingen van de platen: 1200 mm x 600 mm, dikte 80 mm. Voor dikte >60mm kan men ook platen van 600 x 600 mm gebruiken. Gemiddeld volume massa in de kern: minstens 30 kg/m³ Brandreactie: klasse A3 voor de naakte plaat (volgens NBN S 21-203) De isolatie mag niet schotelen en moet volledig vlak blijven. Voorkeur: Eurothane Bi-3 of gelijkwaardig Uitvoering Overeenkomstig het voorziene dichtingsysteem worden de isolatieplaten los gelegd / koud gelijmd / met warm bitumen deelverkleefd /met warme bitumen volledig verkleefd (verbruik min. 1,5 kg/m²)/ mechanisch bevestigd. De bekleding van de platen bevindt zich na plaatsing aan de bovenzijde. De isolatielaag wordt doorlopend en aaneensluitend gelegd, de voegen mogen mettertijd niet open komen. De uitsnijdingen zullen zo juist mogelijk uitgevoerd worden. In het geval van mechanische bevestigingen: minstens op 5 punten per plaat. De isolatie is te plaatsen door de aannemer die de dakdichting uitvoert. De platen zullen een technische goedkeuring hebben en onderworpen zijn aan een permanente kwaliteitscontrole uitgevoerd door een erkend organisme. De produktie van deze isolatiepanelen is gecertificeerd volgens NBN-EN-ISO 9002. De plaatsing door snelhechtende mastiekstrepen aan te brengen met een luchtdrukpistool (worst van 3 kg) of met een wormpomp (vaten van 30 kg) met aangepast mondstuk, geschiedt steeds volgens de specificaties in de normen NBN B46.401 en 46.101. De isolatiepanelen onmiddellijk in de vers aangebrachte strepen plaatsen en goed aandrukken. Koude bruggen aan de randen van de daken moeten voorkomen worden. De isolatie beschermt de draagconstructie tegen thermische schokken. Ze wordt onmiddellijk onder de dakdichting aangebracht. De isolatie wordt tijdens de verwerking steeds tegen vocht en regen beschermd. Beschadigde platen mogen niet gebruikt worden. De isolatielaag wordt doorlopend en aaneensluitend gelegd, de voegen mogen mettertijd niet open komen. De uitsnijdingen zullen zo juist mogelijk uitgevoerd worden. De isolatie mag niet schotelen en moet volledig vlak blijven. Bij regenweer en temperaturen onder de 5° Celsius mag geen isolatie geplaatst worden en worden de werken stop gezet. De uitgevoerde werken worden beschermd tegen vochtindringing. Het grondvlak is steeds vlak. Geen enkele oneffenheid van meer dan 2 mm onder een regel van 0,6 m zal toegestaan worden. De specifieke richtlijnen vervat in de Technische Goedkeuring van het isolatiemateriaal zijn van toepassing; bij het ontbreken ervan zijn de algemene bepalingen van de TV NOTA 183 te volgen. Onderlaag. Aanhechting van de onderlaag door koudlijmen Een membraan van 3 mm dat gebruikt wordt als onderlaag verkregen door omhulling en bekleding van een glasvlies versterkt met een mengsel van bitumen en polypropyleenpolymeren (APP). Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 34
Op een zuivere, droge en compatibele ondergrond aanbrengen met een bitumineuze koudlijm aanbrengen à rato van 1 kg/m² met behulp van een speciale getande dakdekkerschraper. De rollen worden in de vers aangebrachte koudlijm op de ondergrond naast elkaar gelegd met een overlapping van 10 cm vóór ze terug opgerold worden. De overlappingen moeten steeds over de gehele breedte van 10 cm gevlamlast worden, de randen dienen nadien aangedrukt te worden met een drukrol van ±15 kg. De dwarse overlappingen dienen steeds 15 cm te bedragen. Een kleine hoeveelheid bitumen moet uit de overlapping vloeien. De uitvloeiende bitumen mag met de punt van een verwarmde truweel afgeschuind worden. Dit membraan mag niet gebruikt worden als definitieve éénlaagse waterdichting. Waterdichtingslaag. Aanhechting van het membraan: vlamlassen Een membraan van 4 mm bekomen door omhulling van een niet geweven polyester (150 g/m²) en een glasvlies (55 g/m²) door middel van een mengsel van APP polymeer polypropyleenbitumen met uitsluiting van elk ander produkt. In het membraan liggen de wapeningen gedecentraliseerd naar de bovenste helft toe ten overstaan van het middenvlak. Het glasvlies is gescheiden van de niet geweven polyester en zijn aanwezigheid is zichtbaar op het bovenvlak van het membraan. Het membraan is conform aan de norm voor vuurweerstand pr EN 1187-1. De rollen worden op de ondergrond naast elkaar gelegd met een overlapping van 10 cm vóór ze terug opgerold worden. Tijdens het uitrollen van het membraan, de onderkant met de vlam verwarmen om deze vloeibaar te maken; het membraan aan de ondergrond laten hechten. De overlappingen moeten steeds over de gehele breedte van 10 cm gevlamlast worden, de randen dienen nadien aangedrukt te worden met een drukrol van ±15 kg. De dwarse overlappingen dienen steeds 15 cm te bedragen. Een kleine hoeveelheid bitumen moet uit de overlapping vloeien. De uitvloeiende bitumen mag met de punt van een verwarmde truweel afgeschuind worden. Bij plaatsing in opeenvolgende lagen overlappen de banen die van de vorige laag over minstens 10 cm. De lagen worden onderling zorgvuldig gekleefd of gelast. De naden van de ene laag verspringen een halve baanbreedte ten opzichte van de naden van de vorige laag. Het leggen van de bedekking op de aansluitingen tegen opgaande muren, gebeurt op dezelfde wijze en op hetzelfde ogenblik als op het vlak gedeelte van het plaatsingsoppervlak. De aansluitingen van de bedekking tegen een opgaande muur komen minstens 10 of 20 cm boven het plaatsingsoppervlak, naargelang ze zich langs de hoge of de lange gedeelten van het dak bevinden. Ze moeten echter altijd boven het hoogste niveau van de bescherming uitkomen. In de aansluitingen tegen opgaande wanden wordt de bedekking gekleefd. In de hoek van de aansluiting wordt er, voor het leggen van de bedekking, een voorafgaande laag aangebracht, die bestaat uit een band van minstens 30 cm, waarop de banen van de eerste laag van de bedekking gekleefd worden. Bij het bepalen van de overlappen van de naden wordt steeds de afwateringsrichting van het dak in acht genomen. De aansluitingen tegen opgaande wanden gebeurt met aansluitprofielen. Op de afgewerkte dakdichting moet toevallig of met het oog op het onderhoud kunnen gelopen worden. Opstanden. Opstanden krijgen een helling van 45 graden en hebben een basis van 10 cm. Dit wordt bekomen door het aanbrengen van speciale vormstukken kantlijsten die dezelfde isolatiewaarde hebben als de thermische isolatie van het dak. Ze bestaan uit hetzelfde materiaal als de thermische isolatie. De opstanden worden in volledige hechting gevlamlast. De waterdichtingsbekleding op de opstanden is verschillend van deze geplaatst op het horizontaal gedeelte, zij wordt aan de basis van de overlappingen verbonden met een gevlamlaste overlap van min. 10 cm. De hoek van de opstand moet steeds twee diktes bedragen. De banden worden in maximale breedte geplaatst welke overeenkomt met de breedte van de rollen met een overlapping van 10 cm. Opmerking. De opstanden moeten minstens 150 mm boven het afgewerkt niveau van het dak uitkomen, dit niveau wordt bepaald door de waterdichtheid en zijn eventueel ballast. Bij tegels op tegeldragers bedraagt de hoogte van de opstanden eveneens 150 mm, in dit geval gemeten vanaf de waterdichtheid. Raadgevingen. Vermindering van het brandrisico Teneinde elk potentieel brandrisico te vermijden en vooral in geval van renovatie, raden wij aan voor alle overlappingen een snelhechtende mastiek te gebruiken ten belope van 2 strepen mastiek over de breedte. De overlappingen zullen 12 cm bedragen. Om een goede aanhechting te verzekeren zal de overlappingszone met een metalen drukrol van ± 15 kg aangedrukt worden. Het teveel zal met een truweel verwijderd worden. Voor de uitvoering van de opstanden zal men eveneens de snelhechtende mastiek gebruiken indien er een brandrisico kan zijn (bijvoorbeeld op of achter een gevelbekleding) Bescherming van de non ferro metalen. Om elk risico op corrosie van non ferro metalen te vermijden is het nodig alle delen welke in contact komen met afvoerwater, afkomstig van een oppervlak met een niet-bekleed of door ballast (grind…) beschermd bitumineus membraan, te behandelen. Dit produkt waarborgt een bijkomende bescherming tegen de veroudering door UV-stralen, zure regen en andere agressies. Het geeft een perfecte en esthetische afwerking aan de behandelde oppervlakken. Het laat eveneens toe de oppervlaktetemperatuur van een nieuwe waterdichtheid te verlagen.
4.2. DAKWATERAFVOER. 4.2.00.ALGEMENE EISEN. De overeenkomst bevat: De levering en de plaatsing van de horizontale en verticale kanalen voor afvoer van dakwater met inbegrip van de aansluiting op het rioleringsnet. De levering en de plaatsing van de nodige hulpstukken en bevestigingsmiddelen. De waterdichte afwerking van dakdoorbrekingen en aansluiting van de dakbedekking met opgaande wanden. De levering en de plaatsing van de verluchtingsleidingen voor het rioleringsnet. Metaal mag niet rechtstreeks in contact komen met beton, gebakken aarde, gips of vochtige mortel. Een isolerend membraan wordt geplaatst tussen de ondergrond en het metaal. Het membraan is waterdicht en onrotbaar. Onderlinge verenigbaarheid van materialen. Bij de waterafvoer, dient rekening te worden gehouden met het mogelijk ontstaan van galvanische koppels bij onderling contact tussen verschillende materialen. Het metaal met de grootste positieve elektrochemische spanning, moet altijd het meest stroomafwaarts worden geplaatst. Rangschikking van de gebruikelijke metalen in stijgende orde van positieve elektrochemische spanning. (1) aluminium, (2) mangaan, (3) zink, (4) chroom, ( 5) ijzer, (6) nikkel, (7) tin, (8) Iood, (9) koper. Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 35
Het metaal van elke afvoerleiding (dakgoot, hanggoot, afvoerbuis van het dakwater, eindstuk en dolfijn), dient zodoende een elektrochemische spanning te hebben die gelijk is of hoger dan de elektrochemische spanning van het bedekkingsmetaal en van het stroomopwaartse geplaatste afvoerelement. Rechtstreekse contact, dus zonder isolatie, is verboden tussen : - zink en ijzer (staal); - zink en koper (niet vertind); - gegalvaniseerd staal en ijzer (staal); - gegalvaniseerd staal en koper (niet vertind); - aluminium en tin, koper, lood en zink; - zink en bitumineuze dakbedekking. Voor zink, gegalvaniseerd staal, koper en aluminium, is rechtstreeks contact met eiken- of kastanjehout, met gips of met vochtige mortel (niet verhard) of beton niet toegelaten. Rechtstreekse aanrakingen met geïmpregneerd hout zijn eveneens niet toegestaan.
4.2.01/02. BAKGOOT IN ZINK. Meetcode. per m, voorlopige hoeveelheid (V.H.). Algemene bepalingen. De gootafdichtingen uit zink beantwoorden aan NBN EN 501 - Dakwaren van metaalblad - Eisen voor volledig ondersteunde zinken dakwaren. De bladen en klangen zijn vervaardigd uit elektrolytisch zink met een zuiverheid van minimum 99,995 % met toevoeging van koper en titaan.Zn Cu Ti volgens prEN 988). De soldeerlegering bestaat uit minstens 40 % tin en bevat vrijwel geen onzuiverheden in het bijzonder antimoon (max. gehalte 0,5%).Zij beantwoorden aan de voorschriften van NBN EN 612 -Dakgoten en hemelwaterafvoerbuizen van metaalplaat - Definities, classificatie en eisen. De gootbekledingen worden uitgevoerd zonder overlangse las. De minimum afstand tussen de dwarsnaden bedraagt 0,80 m. De overlapping aan de dwarsnaden bedraagt ten minste 3 cm, behoudens waar het gaat om eindlassen (min 20 cm) en in de werkplaats uitgevoerde naden. Na het snijden van het metaal, worden de bramen zorgvuldig verwijderd. De lengte van de goten moet aangepast worden om een uitzetting wegens thermische invloeden zonder schadelijke gevolgen toe te laten. Tenzij de plannen het anders aangeven, hebben de gootbekledingen een minimum afschot van 1 cm/m. De zijkanten worden afgewerkt volgens de richtlijnen van het WTCB, TV 175, blz. 28, detail afbeelding 30, en volgens afspraken met de architect. Uitvoering Het solderen beantwoordt aan de voorschriften van NBN 283 art. 1.7. De solderingen worden op een gezuiverde ondergrond uitgevoerd. Onder de te solderen naden wordt waar nodig een hittebestendige plaat geplaatst opdat dat onderliggende folies niet beschadigd worden. De soldeernaden worden uitgevoerd in drie opeenvolgende bewerkingen: voorbereiden van de oppervlakten met chloorzink of met hars, vertinnen en solderen. Dwarse soldeernaden hebben een overlapping van minstens 3 cm en worden over hun volledige lengte gesoldeerd (ook onder het onderdak). Overlangse soldeernaden zijn niet toegelaten. Plaatsing van de bladen De bekleding wordt geheel volgens de regels van de kunst geplaatst. De gootafdichting loopt minstens 10 cm onder de dakbedekking door. Uitzettingsvoegen worden ofwel mechanisch opgevat volgens STS 33.11 (verhoogd type = maximum om de 10 m). De uitzettingsvoegen omvatten twee dwarse wanden, op ongeveer 5 cm afstand van elkaar, omgeplooid aan de uiteinden van de bladen en gelast in de hoeken. Ze worden voorzien van een uitzettingssleuf, die langs beide zijden van de plooien van de uitzettingswanden worden aangehaakt; ofwel uitgevoerd met een neopreenband met een breedte van 26 cm en een dikte van 0,7 mm (vlakke type = maximum om de 6 m).Het metaal wordt afgewerkt met een dubbele plooi van 2 cm ter bevestiging met de nodige aanhakingsklangen; deze worden voorzien met een tussenafstand van circa 50 cm. Iedere klang wordt bevestigd met 3 verzinkte spijkers of schroeven die in driehoeksvorm worden aangebracht. Alternatief kan ook gebruik worden gemaakt van aanhakingsbanden (tot circa 1m lengte) op regelmatige tussenafstanden aangebracht. Gootuiteinden - Uitzettingsvoegen. De gootuiteinden worden afgesloten door middel van vaste eindschotten of door uitzettingsschotten. Het vaste eindschot sluit het vaste einde van de gootbekleding af. Het uitzettingsschot wordt aangebracht aan het gootuiteinde met vrije uitzetting. Wanneer een goot bestaat uit verscheidene op hetzelfde niveau liggende elementen, dan worden deze gescheiden door uitzettingsvoegen. Deze uitzettingsvoegen omvatten 2 op ongeveer 5 cm van elkaar liggende dwarsschotten, die over de gehele ontwikkeling van ieder gootbekledingselement moeten gesoldeerd worden en die afgesloten worden door een dekband welke aan beide zijden aan de omgeplooide rand van de dwarsschotjes wordt vastgehaakt. De dekbanden zijn geplaatst met afschot zodat het water naar de goor kan aflopen. Indien er langs voor een opening is, wordt deze afgesloten met een metalen stuk, analoog aan dat van de voet van de voegband van de roeflatten. Dit stuk wordt aan de dekband vastgesoldeerd.
4.2.03. TAPBUIS. Meetcode: per stuk. Algemene bepalingen. Dakkolken worden steeds iets lager geplaatst dan het bovenvlak van het af te werken dak. Om dit te bekomen wordt het draagvlak over de vereiste oppervlakte en diepte uitgefreesd of de isolatiedikte aangepast. Dakkolken zijn recht of gebogen ngl. de omstandigheden. De dakkolken zijn steeds voorzien van een aftapbuis waarvan de sectie aangepast is aan de afloopbuis. De aftapbuis heeft een lengte die gelijk is aan de totale dikte van de muur of draagvloer + 2 cm. De doormeter van de dakkolken wordt steeds aangepast aan de doormeter of de sectie van de aansluitende waterafvoerpijp. Er mogen zich geen waterstagnaties voordoen rond de dakkolk. Elke dakkolk is voorzien van een roestvrije grintkam die 8 cm boven de dakdichting uitsteekt en waarvan de som van de oppervlaktes van de openingen 25% groter is dan de oppervlakte van de afvoerbuis. Een uitneembaar bol- of bladrooster uit hetzelfde materiaal als de dakkolk maakt deel uit van de dakkolk. Dit rooster evenals de grintkam worden niet afzonderlijk gerekend. Hun kostprijs is te berekenen in de eenheidsprijs van de dakkolk. De dakkolk wordt vervaardigd uit lood. De dakkolken bestaan uit een dakplaat in lood waarvan de afmetingen zijn: 600 mm x 600 mm x 2 mm. In de dakplaat is een opening aangebracht waarop een tapbuis in lood van 2 mm gelast is. Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 36
De plaatsing gebeurt door onder de dakplaat een laag bitumenglasvlies VD 50/30 glasvliesroofing te plaatsen, die vastgekleefd wordt in een soepelblijvende koude bitumen. De dakplaat zelf wordt eveneens met koude bitumen op de onderlaag VD 50/30 vastgekleefd. De eigenlijke dakbedekking wordt tot vlak bij de tapbuis aangebracht zodat de dakkolk volledig en hermetisch in de dakbedekking ingewerkt is. Wanneer de opvang van het regenwater niet onmiddellijk afgeleid wordt via een tapbuis naar de afvoerpijp wordt een verzamelbak geplaatst met een uitloopstuk. De verzamelbak is voorzien van een bladvang.
4.2.04. REGENAFVOER IN ZINK: 100/100. Meetcode. per strekkende meter Algemene bepalingen. Het betreft de levering en plaatsing van de regenafvoerpijpen, met inbegrip van alle elementen die er wezenlijk deel van uit maken, d.w.z. alle bevestigingshaken aan het metselwerk, beugels, kragen, eventuele ellebogen, T-stukken, uitzettingsvoegen, lasnaden of koppelingen, de aansluitingen op de hanggoten (vergaarbakjes, ...) en de verdere elementen afwaarts, … Materiaal De afvoerbuizen en bijhorende stukken zijn vervaardigd uit elektrolytisch zink met toevoeging van koper en titaan, legering van zink met een zuiverheid van 99,99 %, van koper (minimum 0,4 %)en van titaan (minimum 0,1 %), hetzij ZnCuTi volgens prEN 988. De aangewende soldeerlegeringen zullen bestaan uit minstens 40 % tin en bevatten vrijwel geen onzuiverheden in het bijzonder antimoon. Zij beantwoorden aan de voorschriften van NBN EN 612 -Dakgoten en hemelwaterafvoerbuizen van metaalplaat - Definities, classificatie en eisen . De buizen zijn overlangs dubbel gehaakt / gesoldeerd. Voor de bochtstukken worden enkel buizen zonder dwarse naad aangenomen. Specificaties Wanddikte: minimaal 0,8 mm. Oppervlaktebehandeling: geprepatineerd door fosfatering van het zinkoppervlak Doorsnede: vierkant met afmetingen: 100 x 100 mm. De minimumdoorsnede van de regenwaterpijp wordt bepaald met inachtneming van het af te voeren maximaal debiet. Voor afvoerleidingen buiten het gebouw wordt aangenomen dat de doorsnede tenminste 1 cm² moet bedragen per m² dakvlak in horizontale projectie. De beugels zijn vervaardigd uit gegalvaniseerd staal, min. 450 g/m² volgens NBN 657. De sluiting van de beugels geschiedt met 2 bevestigingsschroeven (schroefbeugels) of 1 scharnierpunt en 1 bevestigingsschroef (scharnierbeugels). De bevestigingsschroeven zijn verzinkt of uit roestvrij staal. Uitvoering De buiselementen zijn zodanig gevormd dat zij een minimum ineenvoeging waarborgen, hetzij door middel van een lichte (conische of inspringende) vernauwing. De penetratie van de verschillende stukken bedraagt minimum 3 cm. Bij eventuele richtingsveranderingen dringen de buizen minimum 8 cm in elkaar. Er mag slechts 1 passtuk per afloop worden geplaatst. Elk buiselement wordt minstens 1 maal gesteund. De afstand tussen 2 steunpunten bedraagt maximum 1 m voor de buizen met een lengte tot 2 m en 3 m voor de buizen met een lengte van 3 m, met één schuivende (vrije uitzetting) tussenhaak. De eerste beugel bevindt zich op + 5 cm onder het laagste punt van de tapbuis. Bij het versnijden van gehaakte afvoerbuizen wordt ter plaatse van de versnijding de buis eerst gesoldeerd. Het knippen van de buiselementen onderaan is verboden. Het solderen beantwoordt aan de voorschriften van NBN 283 art. 1.7. De solderingen worden op een gezuiverde ondergrond uitgevoerd. De soldeernaden worden uitgevoerd in 3 opeenvolgende bewerkingen: voorbereiding van de oppervlakten met chloorzink of met hars, vertinnen en solderen. Bij gepatineerde afvoerbuizen zal ter plaatse van de soldering, de patinelaag zorgvuldig worden verwijderd en de soldeernaad gebeitst worden met zoutzuur. Na de soldering wordt de gebeitste zone opnieuw behandeld om een identieke kleur van de buis te bekomen. De overlangse naad is naar de muur gericht / niet naar de muur gericht. Alle ondergrondse stukken worden omwikkeld met een zelfklevende band. Indien er uitzettingsmoffen noodzakelijk zijn, wordt er steeds een beugel geplaatst die een vast punt verzekert. Alle andere beugels zijn van het glijtype. De beugels worden stevig vastgehecht aan het draagvlak. De tussenafstand tussen de beugels is maximum 1 m. Wanneer de elementen 3 m lang zijn mag de tussenafstand 1,50 m bedragen. De buizen worden vervaardigd met een in de fabriek gesoldeerde naad of een dubbele overlangse vouwwand. Enkel in de fabriek vervaardigde bochten, zonder dwarslassen, worden aanvaard.
4.2.05. DAKRANDPROFIELEN: ALUMINIUM Meetcode: per m. Materialen De dakrandprofielen zijn verenigbaar met de voorziene dakdichtingsmaterialen en gevelafwerking. De bevestigingswijze garandeert een waterdichte afwerking en dient zo opgevat dat vervormingen door temperatuurschommelingen worden voorkomen. Alle profielen en hun bevestigingsmiddelen zijn UV- en corrosiebestendig. Model voorafgaandelijk ter goedkeuring voor te leggen. Uitvoering De dakrandprofielen worden rechtlijnig (zowel in het verticaal las horizontaal vlak) aangebracht en in zo groot mogelijke lengten verwerkt. Het profiel wordt zo aangebracht dat een oversteek ontstaat van minimum 15 mm t.o.v. het gevellvlak, waarbij de vlakke bovenrand lichtjes afhelt naar het dak toe, teneinde vervuiling van de gevel te voorkomen.Er wordt steeds gebruik gemaakt van speciale binnen- en buitenhoekstukken en/of in verstek gezaagde profielen. De bevestiging met de ondergrond gebeurt d.m.v. een aan de ondergrond en dakdichting aangepaste bevestigingswijze, overeenkomstig de detailtekeningen en/of de voorschriften van de fabrikant. Aluminium De dakrandprofielen zijn industrieel geplooide profielen uit een aluminium Al.Mg.1 - legering of profielen uit een geperst aluminium Al.Mg.Si. 0,5 F 22 - legering. Oppervlaktebehandeling: ofwel natuurkleurig geanodiseerd min.15 micron ofwel gemoffeld (coating min 60 micron) keuze uit standaard kleurgamma van de fabrikant. Alle openstaande voegen worden afgedicht met een elastische siliconenkit.
Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 37
4.2.06. AANSLUITINGEN IN LOOD: SCHOUW/OPGAAND METSELWERK. Meetcode: per strekkende meter Algemene bepalingen. De slabben / loketten / aansluitbanden worden aangewend om de aansluitvoegen tussen constructiedelen regendicht af te werken. Het betreft ondermeer de randaansluitingen tussen dak en opgaande gevelmuren, dak en schoorsteen, rond dakdoorgangen en aan bovenen zijranden van dakvlakken.Bij de aansluiting tegen metselwerk worden de slabben afgewerkt met een loket of aansluitingsband. Loketten en/of aansluitbanden zijn stukken die aan één kant in de muur worden bevestigd en aan de andere kant een voldoende overlap bewerkstelligen over de opstaande strook van de slabben of afdichtingsmembramen. De uitvoering beantwoordt aan de betreffende Technische Voorlichting vermeld in de dakbedekking, aangevuld met TV 169 - Gebruik van bladlood voor dakbedekkingen en gevelbekledingen (WTCB). Alle voorziene randaansluitingen waarborgen een waterdichte en esthetisch verzorgde afwerking. Het lood beantwoordt aan de voorschriften van STS 33.06.33 en NBN EN 12588 - Lood en loodlegeringen - Gewalste loodplaten voor toepassing in de bouw. Het lood is geschikt voor toepassingen in de bouw. Aanbevolen wordt om een minimale dikte van 1,32 mm te gebruiken Wanneer de dakrand aansluit tegen een opgaande muur worden er loketten geplaatst. (zie eveneens schouw). Indien voor bepaalde aansluitingen deze niet werden voorzien, worden ze door de dakwerker aangebracht en minstens 15 cm tegen de muur opgewerkt en bevestigd door op 25 cm van elkaar liggende haken die aangepast zijn aan het metaal waaruit de slabbe bestaat. De slabbe overlapt de dakbedekking over 9 cm. De slabbe wordt beschermd door loketstroken, die in een voeg van het metselwerk worden ingewerkt. De loketten overlappen de slabben over 5 cm. Aan hun uiteinden overlappen de stroken elkaar 9 cm. Met het plaatsen van de loketten wordt begonnen aan het uiteinde dat in tegenovergestelde richting ligt van de gewone wind- en regenrichting. De resterende voeg wordt gedicht met een elastisch blijvende kit klasse V volgens TV 107 Een waterdichte aansluiting in lood wordt tevens voorzien tussen het dak van de woning en het dak van de aanpalende gebuur ter hoogte van de gemene muur.
4.3. DIVERSEN. 4.3.01/02. DAKVLAKRAMEN: VELUX GHU U04 (INCL. RAVEELCONSTRUCTIE – VENTIL+) / GGU S06. Meetcode. per stuk Algemene bepalingen. Het betreft de levering en plaatsing van geprefabriceerde dakvlakramen voor hellende daken, d.w.z. het volledige raam, inclusief het glas, de nodige bevestigingsmiddelen, gootstukken, loodslabben en kitten, e.a. , alsook alle in het bijzonder bestek vermelde opties. Bij plaatsing in bestaande daken is het wegnemen van de kepers over de nodige lengte, het plaatsen van de raveelbalken en hulpkepers inbegrepen in de eenheidsprijs. In het bestaande hellend dak in de kamers, worden VELUX dakvlakramen van het type GHU U04 voorzien en type GGU S06 in de keuken zoals vermeld op de plannen. De plaatsing gebeurt volgens de richtlijnen van de producent en met gebruik van de originele hulpstukken. Uitvoering De plaatsing gebeurt volgens de voorschriften van de fabrikant. De aannemer controleert voorafgaandelijk of de respectievelijk toegelaten dakhellingen en de op de plannen voorziene plaatsingshoogte overeenstemmen met de gegeven toestand. Ingeval van gebeurlijke afwijkingen brengt hij de ontwerper hiervan onmiddellijk op de hoogte. De dakvlakramen worden waterpas uitgelijnd op de dakkepers, dakspanten of op een tussen geprefabriceerde sandwichpanelen aangebrachte raveelconstructie en worden gemonteerd met behulp van de meegeleverde hoekijzers, geplaatst aan de zijkanten van het buitenkozijn. Met behulp van de bijgeleverde hulpstukken en gootstukken, aangepast aan de voorziene dakbekleding, wordt het raam water- en winddicht ingewerkt in de dakbedekking. Voor een perfecte afwatering van het onderdak dient in het bijzonder te worden gelet op goede aansluitingen, ter hoogte van de bovenkant en de zijkanten van de raamkaders. Er moet gebruik worden gemaakt van de door de fabrikant aanbevolen afwateringsprofielen en/of dichtingskitten. Raveelstructuur: Velux De openingen in de dakstructuur voor de Veluxen worden uitgevoerd met raveelstructuren volgens de richtlijnen van Velux. Ze zullen bestaan uit voldoende zware houtsecties. Deze worden niet afzonderlijk verrekend en zijn te vatte in de algemene kostprijs. Hulpstukken Met behulp van de bijgeleverde hulpstukken en gootstukken, aangepast aan de voorziene dakbekleding, wordt het raam water- en winddicht ingewerkt in de dakbedekking. Voor een perfecte afwatering van het onderdak dient in het bijzonder te worden gelet op goede aansluitingen, ter hoogte van de bovenkant en de zijkanten van de raamkaders. Er moet gebruik worden gemaakt van de door de fabrikant aanbevolen afwateringsprofielen en/of dichtingskitten. BDX isolerend kader & onderdakkraag en – afvoergootje BBX dampschermkraag EDL gootstuk voorindividuele plaatsing in vlakke dakmaterialen EBW: combi gootstuk om 2 naast elkaar geplaatste ramen te verbinden Ventil+ voor ramen type U04 op de kamers
Peter Van Opstal – Architect - Oxdonkstraat 80 1880 Kapelle-op-den-Bos Deel 2: Bijzondere en technische bepalingen -
E
[email protected] M 0472.52.00.58 D33 Kiekens-Aerts - blz. 38