Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd M.E. Kronenberg
bron M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd. P.N. van Kampen en zoon, Amsterdam 1948
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/kron001verb01_01/colofon.htm
© 2007 dbnl / erven M.E. Kronenberg
4 Aan de nagedachtenis van Wouter Nijhoff
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
6
Karel V. Naar een houtsnede uit Die excellente Cronike van Brabant, Vlaenderen, Hollant, Zeelant. Antwerpen, Jan van Doesborch, 1530. (verkleind).
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
7
Inleiding Wie theologische beschouwingen over de Kerkhervorming verwacht, zal hier zijn gading niet vinden. Ik heb er mij toe bepaald te verhalen, op welke wijze tal van verboden boeken in de eerste decennia der nieuwe beweging, spijt het verzet van de overheid, toch hun bestemming bereikt hebben en dan vooral, dank zij de onovertroffen vindingrijkheid en de moed van de drukkers. Uitingen van de Hervorming dus, maar uitsluitend van een speciale kant bezien. Samengevat en verwerkt werd in dit boekje, hetgeen mij altijd het meest heeft aangetrokken gedurende de veeljarige werkzaamheid aan de Nederlandsche Bibliographie van 1500 tot 1540, door Wouter Nijhoff begonnen en door mij voortgezet. Men kan het beschouwen als een compilatie, doch sterk aangevuld, van de stof, die ik in menig tijdschriftartikel of voordracht heb behandeld. In de benauwde jaren, die achter ons liggen, is de fiere houding van de opstandigen uit vroegere tijden nog meer voor me gaan leven. Bibliograaf met hart en ziel, voel ik in het werk een tekortkoming. Herhaaldelijk, en het meest in het vierde en zevende hoofdstuk, worden boeken, ongetekend of onder een schuiladres verschenen, met volslagen zekerheid aan een bepaalde drukker toegeschreven, zonder nadere motivering. Misschien zal dit op een buitenstaander de indruk maken van gegoochel met toeschrijvingen. Ten onrechte. Want iedere toewijzing is volmaakt verantwoord. Alleen was het niet mogelijk in een boek, dat ook de wens heeft leesbaar te zijn, de uitvoerige, zuiver technische uiteenzettingen
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
8 te lassen, die het terechtbrengen der niet-getekende drukken staven. Met dat al dank ik persoonlijk te veel aan het moderne, streng wetenschappelijk gefundeerde typenonderzoek, om de omissie niet te betreuren. Maar zelfs reeds het verhaal, hoe dit typenonderzoek, in de aanvang vooral toegepast op de incunabelen, omtrent 1870 door Henry Bradshaw gegrondvest en later door bekwame Engelse bibliografen en Konrad Haebler vervolmaakt werd, zou te lang worden. De noten zijn uitsluitend bestemd voor wie nadere inlichtingen omtrent het verhaalde wenst. Een gewoon lezer behoeft ze niet op te slaan. Tot slot herdenk ik dankbaar, dat ik nog meer dan eens met mijn betreurde vriend Wouter Nijhoff over de samenstelling van het boek heb kunnen spreken. Ook zijn warme belangstelling is altijd uitgegaan naar de verboden uitgaven en naar de drukkers, ‘dont plusieurs ont payé leur dévouement de leur liberté ou de leur vie’. 's-Gravenhage, November 1947.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
9
I. Plakkaten en verordeningen tegen boeken Zo ongeveer tot het jaar 1520 hebben de Nederlandse drukkers een rustig bestaan gehad. Onafhankelijk, zelden belemmerd door ambtelijke voorschriften, konden zij hun bedrijf uitoefenen. Als ze met moeilijkheden te kampen hadden, dan sproten die voort uit omstandigheden van interne aard, in huis en zaak, of uit ruzietjes met confraters en anderen. Maar de Hervorming stond voor de deur en maakte weldra een einde aan deze ideale toestand. Men kan aannemen, dat in de Nederlanden de pauselijke bul ‘Exsurge domine’ van 15 Juni 1520 de eerste stoornis in het drukkersleven heeft gebracht. Wel zijn er zelfs uit de 15de eeuw al pauselijke waarschuwingen tegen boeken bekend1). Eveneens in de bul, door Leo X op 4 Mei 1515 uitgevaardigd, ‘Inter sollicitudines’, werden boeken aan kerkelijke censuur onderworpen en drukkers, die dit gebod overtraden, onder meer met een jaar schorsing bedreigd. Of het document echter hier te lande veel directe gevolgen heeft gehad, is twijfelachtig. Een Nederlandse druk ervan is ook niet bekend. Het vermoeden is geuit, dat deze bul, maar dan eerst later, omtrent 1521, toen de strijd reeds scherper was geworden, op bevel van de pauselijke legaat Aleander te Leuven zou zijn uitgegeven. Positieve bewijzen daarvoor zijn er evenwel niet2). De bul ‘Exsurge domine’ van 15 Juni 1520, regelrecht gericht tegen Luther en zijn aanhangers, is daarentegen dadelijk te Antwerpen door Vorsterman
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
10 gedrukt3). De bedreiging erin vervat tegen Luther en zijn geschriften, belangrijk als praeludium van een jarenlange, vaak bloedige strijd, vertaal ik hier in extense: ‘Voorts omdat de voornoemde dwalingen en vele andere te vinden zijn in de boeken en geschriften van Martinus Luther, veroordelen wij gelijkelijk, keuren af en verwerpen geheel de vermelde boeken en alle geschriften en sermoenen van genoemde Martinus - in het Latijn of in welke andere taal ze worden aangetroffen - waarin de vermelde dwalingen, of wel 't een en ander hiervan, is vervat, en wensen wij, gelijk gezegd, dat deze worden beschouwd als geheel veroordeeld, afgekeurd en verworpen; verder op grond van de deugd der heilige gehoorzaamheid en onder bedreiging der voornoemde straffen, die zij deswegen zullen oplopen, bevelen wij aan alle genoemde gelovigen in Christus van beiderlei kunne, dat zij dergelijke geschriften, boeken, sermoenen of blaadjes, of ook hoofdstukken eruit, die de dwalingen of bovenvermelde artikelen bevatten, niet zullen lezen, aannemen, verkondigen, prijzen, drukken, publiceren of verdedigen, 't zij persoonlijk of door bemiddeling van een of meer anderen, direct of indirect, stilzwijgend of luide, openbaar of in het verborgen, dan wel die in hun huizen of op andere publieke of particuliere plaatsen enigerwijze hopen te houden. Opdat deze niet, onmiddellijk na afkondiging van dit stuk, waar ze zich mogen bevinden, door ambtenaren en andere bovengenoemde personen naarstiglijk opgespeurd, in 't openbaar en plechtig, in tegenwoordigheid van geestelijkheid en volk, onder alle vermelde straffen zullen worden verbrand...’4).
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
11 Iets verder in deze bul is de veroordeling der werken van Luther nog eens in 't kort herhaald en worden bovendien in één adem genoemd met de zijne de geschriften van anderen, die het orthodoxe geloof vijandig gezind zijn5). De teerling is thans geworpen en de verhoudingen spitsen zich snel toe. Reeds einde Juli 1520 wordt de nuntius Hieronymus Aleander, een bekwaam diplomaat, naar de Nederlanden afgezonden, met de opdracht keizer Karel de pauselijke bul aan te bieden, hem op te wekken de ketters uit te roeien en daar toezicht op te houden. Het volle vertrouwen in 's Keizers houding ten opzichte van de nieuwe leer zal de Curie, die gaarne naast de geestelijke belangen ook de politieke in het oog hield, nog niet gehad hebben. Vandaar vermoedelijk het besluit, een dwarskijker naar deze landen af te vaardigen. Misschien is de doortastendheid van de jonge vorst, kort erna op de Rijksdag van Worms gebleken, Rome toch meegevallen. In de uitnodiging aan Luther, hier persoonlijk te komen, met de bedoeling te trachten hem tot inkeer te brengen, had mogelijk een kiem van verzoening gelegen. Geheel uitgestoten was de opstandige toen nog niet. Dat Luther als mens daar te Worms geen gunstige indruk op de Keizer en een deel van zijn omgeving heeft gemaakt, zal in dezen zeker een factor van enige betekenis zijn geweest. En het einde van de bijeenkomst, enerzijds Luther's finale woorden: ‘Gott helf mir. Amen’, anderzijds het keizerlijk Edict van Worms, de veroordeling van de ketters en hun geschriften decreterende, heeft wel voor goed het tafellaken tussen beide partijen doorgesneden6). Voortaan is Luther, ‘een duvel onder die specie vanden mensche bedeckt met den habijte van eenen religieus’, nu te beschouwen als ‘een vreemt let, verrott ende afghesneden uut den lichame van onser moeder der heligher
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
12 Kercken, als obstinaet, verhart, scismatijck, bekent ende openbaer kettere’7). Ten opzichte van boeken wordt in het Edict bevolen, dat niemand ‘zo staut oft clouck en zij, te coopene, vercoopene, haudene, lesene, schrivene, prentene, ofte doen schriven, prenten, ofte sustineren, ofte defenderen eenighen van den boucken, gheschriften oft opinien des voorseyts Luthers, het zij in Overlantscher, Latijnscher oft Vlaemscher talen, oft in eenighe ander talen, so wel van den ghenen die bij onsen helighen vader den paus zijn ghecondempneert, als alle andere alreede ghemaeckt ofte die naermaels mochten ghemaeckt ende ghecomposeert werden bij den zelven Luther, zijnen discipulen ende fauteurs, in wat manieren oft soorten die wesen moghen; al waert oock dat in den zelven boucken eenighe goede ende kerstelicke doctrinen oft leerijnghen stonden begrepen ende ghemijngelt, om zo veel te lichtelicker te bedrieghene die simpel lieden, zo willen wij nochtans, dat die voorseyde boucken, overal ende universalicken ende al verboden worden, verbrandt ende gheheelick ten nieten ghedaen;...’ Verder mag door geen ‘bouckvercooper, librarier, prenter ofte andere’ in het vervolg meer enig boek of geschrift gedrukt worden, waarin melding is gemaakt van de H. Schrift of de interpretatie ervan, zonder de goedkeuring ‘van den ordinaris van der plaetsen oft zijnen daer toe ghecommiteerden, metten advise ende consente vander faculteijte van der theologien vander naester universiteijt, approberende... de zelve boucken ende schriftueren’8). Geen halve maatregelen dus meer. Over de loop der zaken op de Rijksdag te Worms, 's Keizers woord en Luther's wederwoord, werden de
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
13 Nederlanders dadelijk volledig ingelicht door een gelijktijdige publicatie, getiteld Der Roomscher Keyserlijcker Maiesteit verhooringhe, aenspraecke ende antwoorde van Martinus Luther... op den rijcksdach te Worms int iaer ons heeren 1521, een 4o boekje, 4 bladen groot, door Hillen van Hoochstraten in Antwerpen gedrukt9). Er heeft evenmin gevaar bestaan, dat de volledige inhoud van het Edict van Worms hier onbekend zou blijven. Niet voor niets was Aleander gekomen. Minstens 7 drukken, waarvan er 5 vermoedelijk al in het jaar 1521 werden uitgegeven, zijn in de Nederlanden verschenen van dit Edict Keyserlic uuytghegheven by Kaerle den vijfsten... int zeer vermaerde verzamen te Woorms in 1521 ieghens broeder Martin Luther. Te weten: 4 Latijnse, waarvan de eerste een Leuvense druk van Martinus was, weldra herdrukt door Vorsterman te Antwerpen en later, in 1526, nog twee maal te Leuven; verder 2 Nederlandse en 1 Franse uitgave, alle drie vermoedelijk door Claes de Grave in Antwerpen gedrukt10). Uit de correspondentie van Aleander blijkt, dat hij in Juni 1521 een dag of negen in Leuven heeft vertoefd om persoonlijk toezicht te houden op het drukken van de eerste Latijnse uitgave en tot spoed aan te zetten. Veel medewerking ondervond hij daarbij niet bepaald van drukker Theodoricus Martinus, die beweerde een tekort aan lettertypen te hebben. Verder was er geen corrector aanwezig, dus ook dat karweitje moest Aleander zelf opknappen. Niet onwaarschijnlijk komt het hem voor, dat de drukker, in wiens huis hij bij een vorige gelegenheid een vrij groot aantal boeken van Luther in beslag heeft laten nemen, hem opzettelijk tegenwerkte. Die drukker, schrijft Aleander, is anders geen ongeschikte man en van nu af aan zeker wel teruggevoerd op het rechte spoor, waarvan hij
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
14 was afgeleid door hem, die heel Vlaanderen verrot heeft (‘collui che ha putrefatto tutta questa Fiandra’11). Een beminnelijkheid aan het adres van Erasmus, die Aleander uit de grond van zijn ziel haatte. Ook voor de vertaling van het Edict in het Frans heeft de pauselijke afgezant zelf zorg gedragen. De bul en de verordening zijn verschenen. Thans is het zaak ze in wijde kring bekend te maken. Want wel is ongetwijfeld het Edict van Worms in zijn verschillende uitgaven veel gelezen, maar vermoedelijk was een dergelijke druk toch meer in 't bizonder bestemd voor heren van het gerecht en gemeentelijke autoriteiten, voor kanselarijen en kloosters, die er dan op hun beurt verder mee moesten werken. Vooral zorgen, dat de bedreigingen de schuldige menigte bereikten en troffen. Meer directe instructies aan de overheid, gewoonlijk in compactere vorm opgedist, gaven de keizerlijke plakkaten, die erop volgden. Deze zullen zeker zijn rondgezonden aan de bestuurders, maar tevens werden ze bevestigd aan stadhuis, deuren van kerken en andere gebouwen en ook herhaaldelijk in 't openbaar afgekondigd. Men moet er zich eigenlijk over verbazen, dat er van dergelijke vergankelijke producten der schrijf- of drukkunst betrekkelijk zo vele bewaard zijn gebleven, spijt weer en wind en de schendende hand van niets ontziende straatjongens. Het eerste bekende keizerlijke plakkaat tegen de verboden boeken dateert van 20 Maart 1520/152112) en is dus nog niet het gevolg van het Edict van Worms, maar, wat er ook uitdrukkelijk in vermeld wordt, van de pauselijke bul van 15 Juni 1520. Toch heeft er misschien al een vroeger plakkaat bestaan. Aleander tenminste schrijft in December 1520 uit Worms naar Rome, dat hij in Leuven van de Keizer een bevel (‘un mandato’) voor diens hele rijk tegen de boeken
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
15 van Luther en consorten had verkregen, welk stuk hij steeds bij zich draagt. Waarschijnlijk was de slimme Italiaan reeds tot de ontdekking gekomen, dat hij hier als vreemdeling met schele ogen werd aangezien en af en toe de steun van het keizerlijk gezag nodig had om zijn autoriteit te staven. Het blijft ondertussen de vraag, of dit mandaat in Aleander's zak een exemplaar van een algemeen verspreid en misschien gedrukt plakkaat is geweest, dan veeleer een particulier geschrift, hem op zijn eigen verzoek door Keizer Karel verschaft13). Het vroegste ons overgeleverde plakkaat, dat van 20 Maart 1520/1521, is in het Frans gesteld. Daarna volgen er Nederlandse van 1 April 1524, 24 September 1525, 17 Juli 1526, 14 Maart 1526/1527, 18 Januari 1527/1528, en weer een Frans van 14 October 152914). Dit zijn wel te verstaan uitsluitend de plakkaten, waarin boekenverboden voorkomen; de andere, meer in 't algemeen gericht tegen de ketters, worden hier niet vermeld. De genoemde plakkaten bevatten nog vrij omvangrijke teksten en zijn naar onze smaak uitermate omslachtig. In ieder geval eindeloos ver verwijderd van de kernachtige slagzinnen, waarmede men een huidige generatie tracht te bereiken en men verbaast er zich haast over, dat de 16de eeuwse mensen ze geduldig ten einde hebben gelezen. Het eerste, Franse plakkaat is gericht tot President en leden van de Raad van Vlaanderen; het tweede bewaarde, dat van 1 April 1524, in heel wat beknopter vorm geredigeerd, wendt zich tot Stadhouder, President en Raden van Holland, Zeeland en Friesland. In beide wordt bevolen de boekenverboden te onderhouden, gelijk de Nederlandse tekst het uitdrukt aan ‘allen onsen officieren, justicieren, dienaren ende ondersaten’.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
16 Het derde, tot Stadhouder, President en Leden van de Raad van Holland, van 24 Sept. 1525, is weer een heel uitvoerig document, waarin onder meer als een der oorzaken van de dwalingen het lezen der evangelies in de landstaal door leken en ‘ongeleerde persoenen’ wordt genoemd. Een verbod nu tevens om in 't geheim of openbaar te vergaderen voor lezing en bespreking van de evangelies, de brieven van Paulus of ‘andere geestelicke scriften in Latijne, Duytsche (d.i. Diets) ofte Walsch’. Bij overtreding geldboetes. Voor het eerst worden hier niet meer slechts in het algemeen de boeken van Luther en aanhang vermeld, maar samen met de zijne uitdrukkelijk die van Pomeranus (Bugenhagen), Carlstadt, Melanchthon, Oecolampadius, Franciscus Lambertus en Justus Jonas met name genoemd. Ook nog die van ‘andere inden heyliger scriften mit Luther gevoelende, mitsgaders alle die boucken, die sonder tytel geprent zijn’. Bedoeld zullen met deze laatste wel zijn de anoniem verschenen boeken. Boeken zonder titel, die dus zo maar met de deur in het huis vielen, zijn er inderdaad bekend, echter voornamelijk onder de incunabelen, de uitgaven der 15de eeuw. In de 16de eeuw komen ze hier hoogst sporadisch meer voor. Tot die enkele uitzonderingen behoren de Latijnse schoolboekjes, een Donatus, een Dominus quae pars, de Abecedaria en andere, archaïstisch van uiterlijk en als twee droppels water gelijkend op hun 15de eeuwse voorgangers. Vaak nog op perkament gedrukt, dit om weerstand te bieden aan de vernielzucht van het zich vervelende schoolkind. Dat dergelijke uitgaven gedurende tientallen jaren onveranderd herdrukt werden, ligt voor de hand. De school is nu eenmaal, ondanks loffelijke vooruitstrevende neigingen, in de grond een hoogst conservatieve inrichting en menig onderwijzer houdt zich
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
t.o. 16
Hieronymus Aleander, 1536. Naar een kopergravure van Agostino Veneziano di Musi. Rijksprentenkabinet, Amsterdam. Portef. I, 31. (verkleind).
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
17 graag aan de leerboeken, waarmede hij reeds jaren vertrouwd is. Dus niet dit ouderwetse soort zonder titel, doch nauwkeuriger uitgedrukt, boeken zonder auteursnaam zullen in het verbod bedoeld zijn. Juist sinds het opkomen der Hervorming zijn er heel wat verschenen, die met opzet de namen der schrijvers verzwegen. Hoe onschuldig klinkt, om een enkel voorbeeld te geven, een titel als Een deuoet ende zeer schoon bedeboxken wt die heylighe schrifftuer ghetrocken daer int corte begrepen is wat een kersten mensch schuldich is te weten. In werkelijkheid echter dekt hij een gevaarlijke inhoud: de Nederlandse vertaling van Luther's Betbüchlein van 1523, zonder naam van plaats en drukker of jaartal verschenen15). In het plakkaat van 17 Juli 1526, gericht tot de President en leden van de Raad van Vlaanderen, worden, behalve de werken der auteurs uit het voorafgaande, ook nog uitdrukkelijk als verboden genoemd ‘alle Euvangelien, Epistelen, Prophetien ende andere boucken vanden Helegher Scriftueren, in Duytsch (Diets), Vlaemsch of Walsch’ met postillen of glossen ‘of hebbende prefacien off prologue, inhoudende dolinghen, erreuren of doctrine vanden voorseyden Luther ende zijne adherenten’. Tevens wordt in dit plakkaat, gelijk trouwens mede in het voorgaande, de straf bij overtreding der geboden tegen ongeoorloofde bijeenkomsten, binnenshuis of daar buiten, vermeld: 20 Karolus gulden boete, subsidiair drie maand verbanning, bij herhaling 40 Kar. gulden of een half jaar verbanning, bij een derde keer 80 Kar. gulden of ballingschap voor goed. In aansluiting hierop wordt bovendien het minderwaardige kliksysteem, waar ieder fatsoenlijk mens zich van nature tegen verzet, gehuldigd; aan aanbrengers wordt een derde der boeten voorgespiegeld16). Voorts zullen drukkers, binders,
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
18 kopers en verkopers van verboden boeken bestraft worden met het verlies van een derde hunner bezittingen en eeuwige verbanning. In het veel beknoptere plakkaat van 18 Jan. 1527/ 1528 tot de Raad van Holland, dat in hoofdzaak een opwekking is de vorige plakkaten beter te onderhouden, lezen we voor het eerst de eis aan de drukkers, dat zij in alle uitgaven hun naam en merk moeten plaatsen17). Vermoedelijk echter kwam dit bevel reeds eerder voor in de een of andere missive, die niet bewaard is gebleven. Tenminste een plaatselijke Antwerpse verordening - en dat zijn gewoonlijk de echo's der keizerlijke plakkaten - van 14 Febr. 1524/ 1525 schrijft uitdrukkelijk voor naam van auteur, van drukker en tevens diens merk, en jaar en plaats der uitgave te vermelden18). Van minder algemene strekking dan de genoemde plakkaten is een keizerlijk bevel van 23 Maart 1523/1524 aan Stadhouder, President en Raad van Holland en speciaal gericht tegen twee bepaalde boeken, tEwangelie van Ste Matheus met glossen en Die Somme van die godlycke gescriften, ondanks alle verboden gedrukt19). Met het eerste is bedoeld het Evangelie van Mattheus in de vertaling van Joh. Pelt, te Amsterdam in 1522 verschenen bij Doen Pietersz.20). Het tweede is de Summa der godliker scrifturen, waarvan de oudste editie door Jan Seversz. te Leiden is gedrukt, vermoedelijk einde 1523. Jan Seversz. liep er een veroordeling en de eeuwige verbanning uit Holland, Zeeland en Friesland mee op. Van de Summa zijn ondertussen wel enige latere uitgaven bekend, de oplaag der eerste Leidse uitgave echter schijnt grondig te zijn vernietigd. Tot nu toe tenminste zijn er geen exemplaren van teruggevonden21). Al in het vroegst overgeleverde plakkaat van 20
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
19 Maart 1520/1521 wordt voorgeschreven de verboden boeken in 't openbaar te verbranden, soms nog wel onder trompetgeschal, ter verhoging van het effect: ‘les bruslez et faictes brusler et annichiler publicqement et a son de trompe’...22). In volgende wordt dit voorschrift meestal herhaald, gelijk het Nederlandse bevel het uitdrukt, de boeken moeten worden gebracht ‘in een openbaer plaetse ende aldaer tot polvere verbrant’23). Vele soortgelijke plakkaten en verordeningen zijn er in later jaren nog gevolgd. Onnodig ze alle op te sommen. De Ordinancien ende Statuten die de Keyserlijcke Maiesteyt... op den. vij. dach Octobris int iaer M.CCCCC. xxxi. heeft doen lesen ende verclaren den Staten van sinen landen van herwerts ouer... om te extirperen ende te verdriuen de Lutheraensche ende andere gereprobeerde secten, en waarin ook de verboden tegen de ketterse boeken en hun auteurs werden herhaald, zullen wel het meest herdrukt zijn. Niet minder dan 11 gelijktijdige uitgaven, alle op 1531 gedateerd en in Antwerpen verschenen, zijn er me van bekend, 7 Nederlandse en 4 Franse24). Ook nog latere Leids-Haagse edities, in 3 variaties, omtrent 1545 te dateren25). Met name worden hierin vermeld, gelijk trouwens ook reeds in het Franse plakkaat van 14 Oct. 1529, de werken - en niet alleen de bestaande, maar tevens de nog ‘te makene’ - van Luther, Wiclef, Huss, Marsilius de Padua, Oecolampadius, Zwingli, Melanchthon, Franciscus Lambertus, Pomeranus (alias Bugenhagen), Otto Brunfels, Justus Jonas, Johannes Pupper Gochius, terwijl mede het etiquet ‘gevaarlijk’ werd gezet op de Nieuwe Testamenten, gedrukt door Adriaen van Berghen, Christoffel van Ruremund en Joh. Zell. Het zijn vermoedelijk deze Ordinancien, waarvan Erasmus in een brief van 27 Febr. 1532 uit Freiburg
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
20 aan zijn Hongaarse vriend Nicolaus Olah gewag maakt. Hij schrijft daarin over de domme bent der monniken in Brabant, die tegen hem te keer gaan en gewapend zijn met afschuwelijke edicten - Armati sunt horribilibus aedictis -. Zo'n edict, te Antwerpen gedrukt, blijkt dus reeds tot Erasmus te zijn gekomen. De schuld van de hele actie, al loochent deze het zelf, geeft hij aan zijn aartsvijand Aleander, die er nu eenmaal alles op heeft gezet hem te gronde te richten26). De keizerlijke edicten, ordonnanties en plakkaten tegen gevaarlijke boeken en hun drukkers waren dus in groten getale verschenen. Op de plaatselijke en kerkelijke autoriteiten rust thans de taak deze in hun steden en diocesen verder af te laten kondigen. Zij richten zich daartoe, gelijk het in een der documenten heet tot alle ‘baillius, scouthetens, ammans, meyers, burchmeesters, voochden, proosten, landthouders, poortmeesters, scepenen, vrieheers ende alle anderen officiers ende wethouders’ van de Keizer27). Bewijzen van hun werkzaamheid zijn te vinden in verschillende archieven, in de brieven van Aleander, in stedelijke rekeningen. Paul Fredericq en zijn leerlingen hebben het ons gemakkelijk gemaakt deze gegevens na te slaan, en alleen reeds puttend uit de schat hunner publicatie, het Corpus documentorum inquisitionis, lopend tot 1528, krijgt men een kleurig beeld van de bedrijvigheid der overheid in Noord en Zuid. Misschien wel de eerste der mindere goden, die zich beijvert de pauselijke bul van 15 Juni 1520 in zijn diocese bekend te maken, en dat al op 17 Oct. 1520, is de Bisschop van Luik, Erardus van der Marck. Deze, een eerzuchtige, krachtige figuur, anders volkomen in staat en ook gewoon zelf handelend op te treden, is in dit geval het willig werktuig van Aleander geweest28). Op 8 April 1521 volgt blijkbaar een herhaling van zijn eerste publicatie. Van dit laatste docu-
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
21 ment wordt de tekst bewaard in het Vaticaanse Archief29). In een later mandaat van de Luikse Bisschop, gedateerd 15 Jan. 1526, nu op aandrang van de pauselijke legaat Kardinaal Lorenzo Campegio verschenen en hoofdzakelijk een aanmaning tot de geestelijkheid, worden toch daarnaast ook weer de verboden boeken en hun drukkers genoemd30). Uit Gent klinkt een stem van de Raad van Vlaanderen, uit Leeuwarden van Stadhouder Schenck van Tautenburg, uit Bergen (Mons) van de Groot Baljuw van Henegouwen, Jacob van Gaver31). Meestal zijn het Schout, Burgemeesters, Schepenen en Raad, die de bevelen verder uitdelen en aanmanen tot naleving der keizerlijke voorschriften. Zo in Brugge, bij herhaling in Antwerpen, in Leiden, twee keer in Utrecht en in Kampen, voorts in Amsterdam, meer dan eens in Deventer, en in Zwolle32). Het Hof van Holland stuurt in April 1527 deurwaarder Crambout rond naar Haarlem, Beverwijk, Alkmaar, Hoorn, Enkhuizen, Grootebroek en Medemblik met ‘seckere openen brieven van placcate’, teneinde die overal te publiceren. Daarin wordt de bekende afschrikwekkende reeks der boeken van Luther, Pomeranus, enz. opgesomd. Voor deze reis van elf dagen wordt aan Crambout de kapitale som van 8 stuivers per dag uitbetaald33). Een andere keer in hetzelfde jaar zendt het Hof van Holland niet minder dan vier deurwaarders uit, tegen eenzelfde beloning; de een naar Rijnland, de tweede naar Amstelland, een derde naar het kwartier van Z. Holland en nog een naar W. Friesland en Kennemerland, allen gewapend met plakkaten, gericht tegen koop, verkoop en bezit van één enkel boekje. Het wordt aldus gesignaleerd: ‘een seckere cleyn Duysch bouckxgen, gehieten Johannes Eckius’34). Op deze min deskundige wijze wordt aangeduid het werk van Joh. Eckius, getiteld Een corte declaracie ende
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
22 antwoert met bewisinghe der heyliger schriftueren teghen zommighe articulen der Lutheranen, in Delft gedrukt door Corn. Henricz. Lettersnijder en dat te koop was in Amsterdam ‘bi meester Luyt, coster van doude kercke’. Het is de vertaling van een Latijns origineel35). Ondertussen is het wel een wonderlijke speling van het lot geweest, dat een werk van Eckius, een der felste tegenstanders van Luther, in de Nederlanden werd verboden. Geschiedde dit inderdaad, gelijk Moes aanneemt, wegens de averechtse uitwerking, dat het juist een aanleiding werd om de boeken van Luther te kopen36)? Terwijl de meeste der verordeningen in 't algemeen zijn gericht tegen de ‘boecken, die Luyter offte ymant anders van den dwelinge gemaeckt hebben’, gelijk het Kamper bevel van 21 Dec. 1524 het uitdrukt, zijn er enkele, waarin, evenals in de reeds vermelde, bepaalde werken met name genoemd worden. Zo in de latere Kampense van 3 Dec. 1525, die samen met de geschriften van Luther en zijn navolgers vermeldt Die Duytsche theologie (d.i. de bekende Summa der godliker scrifturen), het Nye Testament nyes gedruckt mitter gloesen en het Pater noster mitter gloesen37). De verordening van Schenck van Tautenburg van 22 Dec. 1526 citeert de boeken van Luther, Pomeranus, Karolostadius, Melanchthon, Oecolampadius, Franc. Lambertus, Jonas, ons reeds vertrouwd door keizerlijke plakkaten en daaruit natuurlijk overgenomen38). Origineler is het verbod van 16 Jan. 1526/1527, door de Antwerpse magistraat uitgevaardigd tegen ‘ennige Nyeuwe Testamenten alhier inder stadt in Engelsscher talen gedruct’, waarvan de gelijke overal in Engeland verbrand worden39). Dit luidt het begin in van de strijd tegen deze publicaties, die met grote felheid van de zijde der Engelse autoriteiten is gevoerd, hierin af en toe ondersteund door de Nederlandse. Toch is,
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
23 vooral enige jaren later, spijt alle verboden, Antwerpen een der belangrijkste productie- en uitvoerplaatsen van Engelse bijbels en bijbelgedeelten geworden. Van de vroegste, door Christoffel van Ruremund gedrukt en waarschijnlijk door Hans van Ruremund herdrukt, zijn tot nu toe geen exemplaren teruggevonden40). De plaatselijke Leidse verordening van 8 Jan. 1530, indertijd door Knappert uitvoerig besproken41), noemt uitdrukkelijk Chrysostomus met de glossen van Oecolampadius en enkele grammatische werken van Melanchthon. De laatste niet zo zeer wegens het kwaad, dat ze konden doen, maar alleen omdat hun auteur gevaarlijk was. Voorgeschreven werd verder, dat de Index op de werken van Hieronymus, door Oecolampadius samengesteld, wel toegelaten mocht worden, ‘want die bij hem gemaeckt was al eer hij aposteerde ende in ketterijen viel’, maar dat het gewenst was diens verdachte naam er niet bij te vermelden. Zo spaart men de kool en de geit. Nog zijn in dit verbod opgenomen de Unio dissidentium van Herm. Bodius, te zacht bevonden wegens de verzoenende strekking, een tot nu toe niet voldoende geïdentificeerd werkje, geheten Schuteum fidei in duytsche den schilt des geloofs42) en ten slotte Nieuwe Testamenten met annotaties, verschenen te Antwerpen bij Adr. van Berghen, Christoffel van Ruremund en Jan van Ghelen. Ook na zijn bemoeiingen met het redigeren en laten drukken van het Edict van Worms is Aleander's activiteit in het verspreiden ervan, het aanzetten tot maatregelen tegen de ketters en de verboden boeken onverflauwd gebleven, getuige zijn correspondentie. De twee meest pernicieuse pesten, zo schrijft hij aan Paus Clemens VII, in deze hele Hervorming, dat zijn de tongen der geleerden en de handen der drukkers. En onder die drukkers noemt hij dan nog de Antwerpse
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
24 en Leuvense de verdorvenste43). Van de geleerden is Erasmus voor Aleander de bij uitstek gevreesde, die de Nederlanders verleid heeft en ze in het verderf stort. Zijn wel de meeste sporen van Aleander's werkzaamheid in de Zuidelijke Nederlanden bewaard, toch gaat ook zijn invloed uit naar het Noordelijke deel dezer landen44). Zo is de pauselijke bul ‘Exsurge domine’ door de Bisschop van Utrecht op uitdrukkelijk verzoek van Aleander afgekondigd45). Dat het in de Noordelijke Nederlanden een heel wat bedenkelijker toestand was dan in de Zuidelijke, het is Aleander ten volle bekend en in September 1521 spreekt hij zijn voornemen uit, zodra hij wat orde in het Zuiden heeft geschapen, naar Holland te gaan46). Merkwaardig is hetgeen hij in een brief van Aug. 1521 uit Brugge aan de Vice-Kanselier schrijft over de Kartuizer en Benedictijner monniken, die, tengevolge van te veel vrije tijd en eenzaamheid altijd reeds een beetje zwartgallig gestemd, nu hevig besmet zijn met de nieuwe ketterij en een groot aantal verboden boeken blijken te bezitten. Maar ook daarop weet hij raad. Hij zal die kloosters morgen eens bezoeken en er het vergaderd kapittel ernstig toespreken. Tot slot zal hij hun dan terdege voorhouden, dat, mochten zij volharden in hun dwalingen, niet alleen hun zielezaligheid, doch mede hun aardse bezittingen gevaar zullen lopen. Want bij ervaring weet hij, dat dit een probaat dreigement is47). Hartgrondig is Aleander, de buitenlandse dwarskijker, hier in de Nederlanden en tevens in Duitsland bij zijn tegenstanders gehaat. Was hij ook omkoopbaar? Zelf maakt hij met voldoening in deze brief uit Brugge aan de Vice-Kanselier gewag van de wijn, die de Magistraat hem als bewijs van onderworpenheid heeft aangeboden. Dit kan inderdaad echter een vrij-
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
25 willig geschenk zijn geweest. Bezwarender is hetgeen hem verweten wordt in de Auctio Lutheromastigum, een satire, aan de Duitse volgeling van Luther, Nic. Gerbelius, toegeschreven. Daarin onder meer het verhaal, hoe Aleander en Murner, beiden gevangen, te koop worden aangeboden, de eerste voor 30 denieren, de tweede voor een kleinigheid. Vanwaar dit verschil in waardering? In hun gewicht. Immers er blijkt, dat de zakken van Aleander vol bullen en steekpenningen zitten48). Dit kunnen ondertussen ook de gelden zijn, waarmee hij anderen omkocht, want dat hij hiertegen geen scrupules had, is bekend49). Bovendien mag men politieke satiren niet als historiebronnen van het zuiverste water beschouwen. Een toespeling op Aleander schuilt stellig in een gelijktijdig refrein: Dan synder legaten roffiaens soudaten die ghern mede aten vanden roomschen sijroop...50)
Zekere Robertus Sebastianus Helvetius dicht een klaagzang in jamben, 57 regels lang, over het verbranden van het Evangelie door de pauselijke nuntius51). Geen stuk van hem blijft er heel; onder meer wordt hij daarin bestempeld als zwarte Jood, nuntius van de Antichrist, telg van kwade duivels, verdorvener dan Judas. Gerardus Geldenhauer, die het gedicht aanhaalt, maakt ook zelf, ofschoon met enig voorbehoud, gewag van het feit, dat Aleander van Joodse afkomst moet zijn52). Er is wel beweerd, dat Erasmus de eerste zou zijn geweest, die dit gerucht heeft uitgestrooid om de pauselijke afgezant in discrediet te brengen53). Inderdaad vermeldt hij het onder anderen reeds in een brief van Dec. 152054), en met nog groter aplomb in de Acta Academiae Lovaniensis contra Lutherum, in
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
26 October of November van datzelfde jaar verschenen, aangenomen altijd, dat dit anonieme geschrift van Erasmus afkomstig is. Daar wordt gezegd, dat de publieke opinie, zijn spraak, zijn uiterlijk, zijn betrouwbaarheid (‘fides’) Aleander duidelijk als Jood aanwijzen en dat ook de Joden hem gelijk een der hunnen beschouwen. In het anonieme gedicht tegen Aleander, achter de eerste, Bazelse uitgave der Acta gedrukt, worden soortgelijke aantijgingen nog een beetje aangedikt55). Over 's mans wijze van spreken kunnen wij niet oordelen. Zijn gelaat echter - ik ga af op het hier afgebeelde conterfeitsel, in het Rijksprentenkabinet bewaard vertoont geenszins een Semitisch, maar een zuiver Romaans type. Wel kan men gerust zeggen, dat de uitdrukking noch beminnelijk, noch betrouwbaar is. Erasmus en Aleander kenden elkaar al sinds jaren. Tegelijk zijn ze in Venetië geweest en hebben daar zelfs gedurende een maand of zes een kamer gedeeld. Men krijgt de indruk, dat later van weerszijden getracht is de uiterlijke vormen van een goede verstandhouding te bewaren. Wanneer het hem verstandig lijkt, spreekt Erasmus graag een woordje tot Aleander's lof; zo b.v. in een brief naar Rome aan Paulus Bombasius, toen secretaris van Kardinaal Pucci56). En na het onderhoud, dat hij te Keulen met Aleander heeft om wederzijdse grieven te bespreken, scheiden zij zelfs met een kus, symbool van de oude vriendschap57). Maar aan ons, die alle kaarten, in casu beider brieven aan anderen met hun onomwonden critiek, open op tafel hebben liggen, blijkt duidelijk, hoe antipathiek de twee jeugdkennissen elkaar in de loop der tijden waren geworden, hoe wantrouwend Erasmus steeds tegenover Aleander stond58). Gegronde redenen daarvoor heeft hij stellig gehad.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
27 Eén ding echter moet men de legaat tot zijn eer nageven: de opdracht, hier in de Nederlanden de ketters en de verdachte boeken te verdelgen, heeft hij, spijt koude, eenzaamheid en vijandschap, naarstig vervuld. Zelfs Erasmus geeft hem in een brief aan Budaeus omtrent Sept. 1521 die verdiende lof59). En een onbetekenend man was Aleander geenszins. Zijn bestrijding der Hervorming stond niet op losse schroeven, maar was stevig gefundeerd en weloverwogen. Ook heeft hij er naar gestreefd zich een eigen oordeel te vormen over de nieuwe beweging. Dit blijkt uit zijn bibliotheek, waarin een treffend groot aantal werken van Luther en andere hervormers voorkomt60). Aan de voorbereiding van de brandstapels, waarop straks de verboden boeken geworpen zullen worden, heeft Aleander een machtig aandeel gehad. De vuren behoeven nu nog slechts ontstoken te worden. Het heidense feest kan een aanvang nemen.
Eindnoten: 1) Zie F. Remy in zijn opstel De boekencensuur in De Gulden Passer XX (Antw. 1942), 5. 2) Aldus veronderstelt P. Kalkoff, Die Anfänge der Gegenreformation in den Niederlanden II (Halle a.d.S. 1904), 99 (7). Kan m.i. even goed doelen op een Duitse druk; zie NK. 0777. 3) NK. 1342. 4) Zie de Lat. tekst in Corpus doc. inquisit. IV. 29 § 5. De bul is daar ten onrechte gedateerd op 17 Juli 1520; de juiste datum is 15 Juni 1520 (XVII. kalen. Julii). 5) Ald. IV. 31 § 12. 6) Vgl. o.a. L. von Ranke, Deutsche Geschichte im Zeitalter der Reformation I (Münch.-Leipz. 1914), 497f. en Deutsche Reichstagsakten unter Kaiser Karl V, bearb. von A. Wrede II (Gotha 1896), 555-557. 7) Corpus doc. inquisit. IV. 67 en 72. 8) Ald. IV. 73 en 75. 9) Beschreven NK. 4053, naar het enige mij bekende ex., dat zich toen in de Hamburgse Stadt Bibliothek bevond. 10) De drukken, die ik op 1521 dateer, zijn onderscheidenlijk beschreven NK. 3298, 1262, 3299,
11) 12) 13) 14)
15) 16)
17) 18)
3300, 3303. Van twee Latijnse edities, een 8o en een 4o, in 1526 te Leuven verschenen, zijn mij geen exemplaren bekend; zie NK. 0722-0723. Vgl. over een problematische 8e, Leuvense druk (met de Franse tekst) van 1521 NK. 0730. Voor latere publicaties van de teksten in de drie talen zie Corpus doc. inquisit. IV. 47-58 en 58-76. Nadere bizonderheden ald. IV. 504-507. Vgl. verder mijn aant. erover 'n HB. XVI (1927), 166. Zie hetgeen in Corpus doc. inquisit. V. 399-402 wordt aangehaald uit brieven van Aleander over deze drukken en de Leuvense drukker. De Franse tekst ald. IV. 43-45. Zie erover ald. V. 392-393 en vgl. ook Kalkoff, a.w. I (1903), 23-24, 27, 31. De teksten der 5 Nederlandse in Corpus doc. inquisit. IV. 268-269, V. 1-5, 142-148, 190, 320-321. Voor het Franse plakkaat van 14 Oct. 1529 zie Ordonnancien, statuten, edicten ende placcaerten... van Vlaenderen I (Ghendt 1639), 107-113. Van de meeste dezer plakkaten zijn ons slechts handschriften overgeleverd en het is zelfs de vraag, of alle in druk hebben bestaan; vgl. er nog over NK. 0725-0726, 0729. NK. 3457. (Is een druk van Hans Lufft, Wittenberg). Zie Corpus doc. inquisit. V. 146. Dezelfde maatregel ook reeds in de afkondiging van de pauselijke bul door de Luikse Bisschop, Er. van der Marck, op 8 April 1521, een stuk, dat onder invloed van Aleander is opgesteld; zie ald. V. 397-398. Ald. V. 321. Ald. IV. 309-310.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
19) 20) 21) 22)
23) 24) 25) 26) 27) 28) 29) 30) 31) 32)
33) 34) 35) 36) 37) 38) 39) 40) 41) 42)
43)
44) 45) 46) 47) 48) 49) 50) 51) 52)
Tekst ald. IV. 265-266 en zie mijn aant. in HB. XVI. 173. NK. 369. Zie verschillende uitgaven, beschreven NK. 1968-1969, 3910-3911. Vgl. verder NK. 01134. Corpus doc. inquisit. IV. 44. Geen ijdel voorschrift; zie ald. V. 400, waar uit een Gentse rekening blijkt, dat een trompetter zijn loon ontving ‘...pour à deux diuers foiz auoir sonné vng trompette en bruslant les liures de Martin Luthère’. Ald. V. 4 en vgl. ook 146. Voor de Nederlandse zie NK. 1639-1642, 3636-3638, voor de Franse 1651-1652, 3642-3643. Zie voor uitgaven na 1540 NK. 0948. Zie Opus epist. Erasmi IX, p. 441. Corpus doc. inquisit. IV. 46. Zie brief van Aleander aan de Paus ald. IV. 33-34. Afgedrukt ald. V. 397-398. Ald. V. 98-101. Onderscheidenlijk 3 Mei 1521, 22 Dec. 1526 en 20 Maart 1527; zie ald. IV. 46, V. 164-165 en 191. Ald. IV. 78-79; IV. 98-99, 309-310 en V. 154 en 184-185; IV. 120-121; IV. 288 en 348; IV. 297-298 en V. 71-72; V. 354. Verder J. Revius, Daventriae illustratae... 11. VI (Lugd. Bat. 1651), 250 en J. de Hullu, Bescheiden betr. de Hervorming in Overijssel I (Dev. 1899), 121-123, 126-130. Zie over een Leids verbod van 8 Jan. 1530 L. Knappert, De Index librorum prohibitorum te Leiden in 1530 in Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen IV (Antw. 's-Grav. 1906), 224-227 en diens werk, De opkomst van het Protestantisme in eene NoordNederlandsche stad (Leid. 1908), 114-119. Voor het Zwolse verbod van Febr. 1533 zie S. Elte in Bijdragen en Med. Hist. Genootschap 58 (Utr. 1937), 60-61. Corpus doc. inquisit. V. 208. Ald. V. 306-307. NK. 752. Zie verder over dit boekje Corpus doc. inquisit. V. 223-226 en 231-233. Moes-Burger I. no. 89. Zie verder De Hoop Scheffer I. 438 v. Zie Corpus doc. inquisit. V. 71-72 en mijn veronderstellingen naar de uitgaven van deze werken HB. XVI. 178. Daaraan thans toe te voegen NK. 01219. Corpus doc. inquisit. V. 164-165; vgl. het derde keizerlijke plakkaat van 24 Sept. 1525, ald. V. 1-5. Ald. V. 184-185. Vgl. NK. 0170-0171, en zie over de Engelse bijbels en andere verboden Engelse uitgaven uitvoeriger onder, in hoofdstuk VI. Genoemd in noot 32. Zie verder De Hoop Scheffer I. 401. Zie voor diverse Lat. en Franse uitgaven van de Unio dissidentium, in de Nederlanden van 1527 af verschenen, NK. 430, 2523-2525, 4127 (feitelijk te Genève gedrukt, maar met een fictief Antwerps drukkersadres) en 0199. Voor den Schilt des geloofs vgl. ook Sepp, 91. ‘Duae sunt in hac re perniciosissimae pestes: doctorum linguae et impressorum manus. Ex illis mali origo, ex his propagatio omnis procedit... Scribatur item ad IIImam D. Margaretam propter Antverpienses et Lovanienses impressores, qui perditissimi sunt’. Zie J.J.I. von Döllinger, Beiträge zur politischen, kirchlichen und Cultur-Geschichte der sechs letzten Jahrhunderte III (Wien 1882), 275-276. Een goede samenvatting van Aleander's werkzaamheid bij Kalkoff, a.w.; zie vooral ald. II. 82-85. Corpus doc. inquisit. V. 396-397 en vgl. over zijn verdere werkzaamheid o.m. IV. 33-34, 58 vv., 522 en V. 392 vv. Ald. V. 412. Ald. V. 407-408; over de verdere resultaten van het voorgenomen bezoek ald. V. 409-410. Hierover bij P. Merker, Der Verfasser des Eccius Dedolatus und anderer Reformationsdialoge (Halle [Saale] 1923), 49 vv. Zie b.v. Von Ranke, a.w. I. 485. Jan van Stijevoorts Refereinenbundel Anno MDXXIV, uitg. F. Lyna en W. van Eeghem I (Antw. z.j. [= 1929]), ref. IX. 53-54. Ons overgeleverd in Prinsen's uitgave der Collectanea van Ger. Geldenhauer Noviomagus (Amst. 1901), 123-124. ...‘jubente Aleandro judeo (ut dicitur)...’; zie ald. 15.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
53) Uitvoerig over deze kwestie W.K. Ferguson, Erasmi opuscula (The Hague 1933), 316-317. Ook J. Paquier, L'Humanisme et la réforme. Jérôme Aléandre, etc. (Par. 1900), 5-6 neemt aan, dat Aleander niet van Joodse afkomst was. 54) ‘Is est homo trium linguarum peritus, sed quem omnes affirmant esse Iudaeum’; Opus epist. Erasmi IV, p. 399. 55) ‘Nam Iudaeus natus est’... en verderop ...‘postremo, quem nihil pudet, gloriosus Hieronymus Aleander, quem publicus rumor, vultus, lingua, fides plane testantur esse Iudaeum, et Iudaei suum agnoscunt’; zie Acta Acad. Lovaniensis contra Lutherum in de uitgave van Ferguson, a.w. 316-317 en 323 en vgl. NK. 3 (met de verbetering in de toeschrijving, aan Bazel, NK. II, p. XLV). 56) In een brief van 23 Sept. 1521: ...‘Aleandro: cuius consilio in rebus gerendis non minus tribuo quam iudicio in literis’; zie Opus epist. Erasmi IV, p. 587. 57) Volgens de beschrijving in Erasmus, Spongia; zie Opera omnia X (Lugd. Bat. 1706), 1645, en vgl. Aleander's relaas van dit onderhoud bij Th. Brieger, Aleander u. Luther 1521. Die vervollständigten Aleander-Depeschen, etc. Abt. I (Gotha 1884), 52-53. 58) Bizonderheden over de verhouding Aleander-Erasmus bij Allen in Opus epist. Erasmi IV, p. 371 en p. 460, noten bij 47 en 50. Zie nog minder gunstige uitlatingen van Er. over Al. o.a. ald. IV, p. 447-448, 481 en 542 en V, p. 34 en 545. Vgl. onder veel meer Paquier, a.w., vooral 223 vv. en Kalkoff, a.w. I. 65 vv. en 89 v. 59) Opus epist. Erasmi IV, p. 580 (171-173). 60) L. Dorez, Recherches sur la bibliothèque du Cardinal Girolamo Aleandro in Revue des bibliothèques II (Par. 1892), 49-68.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
28
II. Brandstapels De officiële verordeningen zijn thans allerwegen afgekondigd en de onmiddellijke gevolgen blijven niet uit. Wilde vuren laaien op. Dat begint in Leuven, op 8 October 1520, met een vernietiging van meer dan 80 boeken, en de brand slaat weldra over naar Antwerpen, naar Gent, Utrecht, Brugge, Den Bosch, Deventer61). Gewoonlijk luidt het bevel, alle verboden boeken in de vlammen te werpen. Andere keren is de opzet der executies iets minder ver strekkend. Zo te Gent, in 1522, na 24 April, te Kortrijk, Duinkerken en te Brugge, 1527-1528, vóór 12 Augustus, waar slechts het boekenbezit van een enkele gevangen genomen Lutheraan verbrand werd, en eveneens in November 1525 te Amsterdam, toen uitsluitend één speciaal werk, Sinte Pouwels epistelen, door Doen Pietersz. gedrukt, ten vure was gedoemd62). Aleander beroemt er zich op, in een bericht van 8 Febr. 1521 aan de Vice-kanselier Medici, alles zó handig in elkaar te hebben gezet, dat de Keizer en zijn raden de boeken zagen branden, nog eer zij goed beseften, in het besluit te hebben toegestemd63). Uitvoerig, met onverholen genoegen, beschrijft de pauselijke nuntius deze branden in zijn rapporten naar Rome. Klaarblijkelijk behoorde hij tot het ras der fanatici, door een hedendaags auteur wel goed gekarakteriseerd: ‘Ils croyaient fermement que le feu avait été créé pour brûler les livres des hérétiques, et, accessoirement, pour cuire les aliments des hommes et nous réchauffer...’64).
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
29 Men kan zich moeilijk een te donkere voorstelling maken van de indruk, die een dergelijke boekenvernieling omtrent de jaren 1520-1530 en wat later op de gemoederen gemaakt moet hebben. De vergelijking van hetgeen soortgelijke brandstapels, in eigen tijd aangericht, ons gezegd hebben, zal hier slechts een flauwe afschaduwing van geven. Want wel moesten ook wij, incredibile dictu, vernemen, hoe in Mei 1933 en daarna te Berlijn, München, Weenen en elders de werken van Heine, Schnitzler, Remarque, Wassermann, Romain Rolland en tal van anderen in grote vuren zijn geworpen, terwijl de Minister van Propaganda, Heer Goebbels, daar soms nog een toepasselijk woord bij sprak. Maar met uitzondering van enkele verdwaasden, bezeten door rassenhaat of politieke waanzin, hebben onze tijdgenoten dit algemeen beoordeeld als een uiting van domheid, die ten slotte uitsluitend de machtswellustelingen zelve brandmerkte. Men zet nu eenmaal niet ongestraft de klok vier eeuwen terug. En ook weet een ieder thans, dat noch de roem, noch de invloed van Heine en Schnitzler door vlammen verteerd kunnen worden. Wel anders echter moet de vroeg 16de eeuwse generatie tegenover zulke boekenbranden gestaan hebben. Om het boek hing in die dagen een atmosfeer van eerbied. Oorspronkelijk alleen in handen ener kleine schare van geletterde mensen, of in kloosters en kerken bewaard en daar vaak zelfs aan kettingen bevestigd, was het pas geleidelijk bezig zich te democratiseren en zeker geenszins een alledaags voorwerp. De ouders van het geslacht, dat omtrent die tijd in de kracht van het leven was, hadden de eerste gedrukte boeken zien verschijnen. Onder de meer bejaarde lieden, thans getuigen van de verbranding, zal er mogelijk zelfs een enkele zijn geweest, die zich deze verschijning nog herinnerde, een feit, voor hem stellig niet minder
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
30 indrukwekkend dan voor ons de aanblik van het eerste vliegtuig, de menselijke vogel in de lucht, is geweest. En daar opeens zag men diezelfde boeken, tot nu toe met zorg en respect behandeld, in de vlammen werpen. Velen zullen het eens zijn geweest met de onbekende dichter van het reeds genoemde Latijnse vers, tegen Aleander gericht, achter de Bazelse uitgave der Acta Academiae Lovaniensis contra Lutherum: ‘Hij verbrandt boeken; eer zou hij echter zelf verbrand moeten worden, indien hij het gerechte loon voor zijn euveldaden verkreeg’. Leest men het verslag, dat Aleander naar Rome heeft gezonden over de eerste boekenbrand in Leuven, dan zou men menen, dat het daar op de markt een ordelijk, haast plechtig schouwspel is geweest. De magistraat was in vol ornaat aanwezig. Ruim 80 boeken, merendeels van Luther en andere beruchte ketters, of wel door de mensen uit vrees vrijwillig ingeleverd of anders uit de boekwinkels gehaald, werden door de beul in de vlammen geworpen65). Van deze Leuvense executie is evenwel nog een ander relaas tot ons gekomen in een werk van Oecolampadius, die het op zijn beurt weer aan een ooggetuige, de jonge Duitse humanist Brassicanus, heeft ontleend66). Moet men dit gekruide verhaal geloven, dan was de vertoning heel wat minder stijlvol en stichtelijk dan Aleander het heeft voorgesteld. Er werden inderdaad vele boeken in het vuur geworpen, maar geenszins uitsluitend verboden werken. Want menig student greep de gelegenheid aan, om enige oude, min geliefde studieboeken met fatsoen kwijt te raken, en zo werden daar de bekende Sermones Discipuli van Joh. Herolt, werken van Petrus Tartaretus, een Frans theoloog en philosoof, de z.g. Sermones dormi secure en soortgelijke, altegader van onverdachte rechtzinnigheid, mede aan de vlammen prijs gegeven, met het
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
31 gevolg, dat er ten slotte, naar Brassicanus zeide, meer van zulke boeken dan van Luther verbrand zijn. Verheffend moet het ook zijn geweest, toen ten slotte een gehaat Carmeliet - was het Nicolaas van Egmond, de inquisiteur en heftige tegenstander van Erasmus? - naar voren trad en in het vuur en de as zijn water loosde. Brassicanus in zijn ergernis liep de monnik na tot bij diens klooster, pakte hem beet, trok zijn degen en gaf hem een flinke aframmeling, zodat de Carmeliet halfdood bleef liggen. Maar hierop achtte de jeugdige vreemdeling het toch wijzer die avond niet in Leuven terug te keren, en eerst de volgende dag, nadat het tumult tot bedaren was gekomen, ging hij in andere kleren de stad weer binnen. Ook omtrent de boekenbrand in Antwerpen, die van 13 Juli 1521, beschikken we over twee verschillend getinte verslagen, het ene van Aleander, het andere van Gerardus Geldenhauer Noviomagus afkomstig. Voor de curiositeit volgt hier de vertaling van beide. Aleander dan schrijft over hetgeen hij ‘die schone executie van Lutherse boeken hier te Antwerpen’ noemt in een Italiaanse brief van 16 Juli 1521 aan de Vice-kanselier te Rome67): ‘Zaterdag, een marktdag, op het uur van de rechtszitting vóór het middagmaal, werd het edict gepubliceerd en in zijn geheel voorgelezen, hetgeen bijna een uur duurde, in tegenwoordigheid van magistraten en 's Keizers stedehouder, die zich, de staf hunner rechterlijke waardigheid in de hand, opgesteld hadden vóór het Stadhuis. Niet alleen was bijna een ieder uit de stad samengestroomd, maar ook uit de omstreken waren de boeren en andere lieden van wege de markt gekomen, zodat het hele plein en de aangrenzende straten en huizen en vensters vol waren met mensen, in grote en zwijgende aandacht luisterend.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
32 Nadat vervolgens het edict was voorgelezen en de Schout het teken van de rechtspleging had gegeven, beval deze de beul zijn werk te verrichten en toen werden op een hoge stellage wel 400 boeken van Luther verbrand, waarvan de Keizer er een 300 uit winkels had laten weghalen. De rest werd, terwijl de overige reeds begonnen te branden, door allerlei mensen uit eigen beweging aangedragen; alles te samen verscheiden beruchte en misdadige libellen. En voorzeker, het was een hoogst nuttige zaak, omdat deze streken zeer besmet zijn en men er vele duizenden boeken van die vervloekte kerels gedrukt heeft. De Keizer was van plan geweest, zelf tegenwoordig te zijn, maar beperkte tijd en ambtsbezigheden beletten het hem; inderdaad is er voor hem geen uur van de dag vrij van beraadslagingen. Als we in Gent een poosje tijd hebben, zal het daar nog beter gaan, zo God wil, ofschoon ik eigenlijk niet zou weten in welk opzicht beter, want nu reeds was er een applaus en een toeloop, groter dan ooit te voren, hierom Gode zij lof, dat het met de strijd tegen de ketters steeds beter gaat. Ondertussen zijn er hier nog wel elementen van slecht allooi, voornamelijk onder hen, die zich openlijk uitgeven voor leraren der schone letteren en ook allen uit de school van de vriend, die zo veel naam heeft (bedoeld is natuurlijk Erasmus). Maar het zal nodig zijn, dat ze hun trots wat inbinden en tot inkeer komen, willens of onwillens. Ten eerste uit hoofde van de rechtvaardigheid onzer zaak, verder wegens de apostolische censuur en het goede voorschrift van de Paus en ten slotte, omdat de wil van de Keizer overeenkomstig is met en onderworpen aan het oordeel en het decreet van Zijne Heiligheid.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
t.o. 32
Desiderius Erasmus, 1520. Naar een tekening van A. Dürer. - Verz. Bonnat, Parijs (Louvre). (verkleind).
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
33 Aangezien het minder geschikt was op een Zaterdag over Luther te preken, werd dit uitgesteld tot een der volgende dagen, hetgeen den volke werd aangekondigd. Op die Zondag verscheen er een zeer talrijke menigte in de Grote Kerk en een doctor uit Leuven van de orde der Carmelieten (dat was Nic. van Egmond), een man van veel gezag en een groot vijand van de secte, hield een preek. En op de volgende dag, de wijdingsdag van deze kerk, predikte dezelfde opnieuw tegen Luther, tot grote stichting van allen, en zo mede de pastoors der parochie en de bedelmonniken, wie ik dit op apostolisch gezag had vermaand te doen en dezen, voorzeker, hebben zich van de opdracht goed en gewillig gekweten. Voor alles zij God geloofd. Ik hoop, dat als de executie eveneens in Gent en in Holland heeft plaats gehad, mijn taak volbracht zal zijn, die de H. Geest met grote goedheid tot een bevredigend einde heeft gebracht’. Ziehier het relaas, door Geldenhauer van dezelfde vertoning gegeven68), dat hij inleidt met de woorden ‘Overwinning en triomf van Heer Maarten Luther, onmacht van Aleander en de theologen, in de eerste plaats van Nicolaas van Egmond’. Hij vervolgt: ‘Op 13 Juli 1521 heeft te Antwerpen, in tegenwoordigheid van Keizer Karel69), de hoogeerwaarde pater Hieronymus Aleander Mottensis, etc. met zijn helder inzicht en mateloze liefde voor de Roomse kerk doorgezet, dat de boeken van Luther, deze ellendige ketter, (die wel geboren schijnt te wezen ten verderve der Katholieken) vóór het Stadhuis door de beul verbrand zouden worden, nadat eerst het edict van Zijne Majesteit de Keizer voorgelezen en een wassen fakkel aangestoken was, terwijl Meester Nicolaas van Eg-
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
34 mond hierbij stond, die razende sophist en theoloog. Vermeld dient echter te worden, dat toen de zeer eerwaarde pater Hieronymus Aleander samen met Nicolaas van Egmond, het hoofd der godgeleerden en de vurigste verdediger van het Roomse geloof, in de O.L. Vrouwenkerk zou spreken, de Antwerpse Secretaris70), daar voorbijlopend, gezegd moet hebben: Consilium impiorum ne adjuves (steunt de raad der goddelozen niet; toespeling op Job 10 : 3). En terwijl de boeken vlam vatten, schijnt iemand uit de menigte, die er bij stond, gevraagd te hebben, waarom de beul een brandende fakkel voor de boeken van Luther gebruikte, terwijl er een ander vuur bij de hand was. Antwoord: dit geschiedde ter ere van het woord Gods, dat daar verbrand werd. Een tweede riep: het zou heel wat beter zijn de boeken te verkopen en het geld naar Rome te sturen om er hout mee te kopen voor het verbranden der paederasten in die stad, enz. Men hoorde allerlei uitroepen, doch vrijwel eenstemmig was de verontwaardiging, dat zulk een ernstige zaak op zo'n belachelijke wijze werd behandeld. De verbrande boeken zijn opgekocht, enz. De volgende dag, een Zondag, heeft Egmond in de O.L. Vrouwenkerk van Antwerpen op zijn gewone manier gepreekt en uitleg gegeven, waarom de Keizer bevolen had de boeken te verbranden, bij welke gelegenheid hij veel verkondigde, zijner waardig, en beloofde de volgende dag die allerleugenachtigste bul (“bullam illam vanissimam”) te zullen verklaren, hetgeen hij naarstig heeft gedaan, veel leugens verhalend over Luther, en het edict van de Keizerlijke Majesteit opnieuw in de kerk (voorlezend?)...’ Eveneens van de volgende auto-da-fé te Gent op 25
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
35 Juli 1521 is Aleander's verslag bewaard en ook Geldenhauer heeft die weer in het kort gememoreerd71). De vertoning geschiedde op de Vrijdagmarkt op S. Jacobsdag, vlak bij de kerk, aan deze apostel gewijd. Aleander schat, dat er een 50.000 mensen bij aanwezig waren. Meer dan 300 boeken van Luther, deels in de Nederlanden, deels in Duitsland gedrukt, werden hier verbrand. Daaronder vele, die voortreffelijk gebonden waren, één zelfs in een fluwelen band. Heeft de nuntius toch iets van hartzeer gevoeld bij de vernietiging van dit kostelijke stuk, dat hij het zo speciaal vermeldt? De Keizer was nu inderdaad tegenwoordig en keek al lachend - met een ‘bel riso’ zegt Aleander - naar het schouwspel. Nog krijgt men uit het proces, in April 1522 gehouden tegen Lieven de Zomere, een Luthers bakker, enige indrukken van de Gentse brand. De woorden, bij die gelegenheid door hem gewisseld met de minderbroeder Jan Roeyaert, alias Johannes Royardus, bekend als schrijver van vele bundels Latijnse preken, geven ook alweer geen hoge dunk van de stemming, die er bij dergelijke plechtigheden heerste. Zo zei De Zomere, toen hij broeder Roeyaert enkele boeken zag aanreiken, ten einde ze in 't vuur te werpen: ‘Ziet my dat Roeyaerdeken dat doen’. Op een vraag van Roeyaert, of De Zomere geen ‘mutsaerts’ had, antwoordde deze, dat hij alleen de ‘hasschen’ (d.i. de as) wilde hebben. Repliek van Roeyaert: ‘De hasschen die waren goet uwen hooghen’ (d.i. ogen). In die toon gaat het door, waarbij men zich niet kan ontveinzen, dat bij al dit weinig stichtelijk gekijf Lieven de Zomere aan het langste eind trekt. Zijn opmerking ‘Al mach men de boucken verbernen, men mach daer omme niet te nienten doen, dat men int herte heeft’ getuigt van gezond verstand72). Node missen wij in Erasmus' overgeleverde corres-
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
36 pondentie een beschrijving van de Leuvense, Antwerpse of Gentse brand. Slechts met een kort woord maakt hij in een enkele brief, natuurlijk zonder instemming, melding van de vertoning te Leuven en verhaalt ook, dat in Keulen, na een dergelijke brand, de boeken van Luther alweer verkocht worden73). Maar terloops heeft hij dan toch, in een gesprek met Nicolaas van Egmond, een verstandige mening over zulke dwaze brandstapels geuit, geheel aansluitend bij de nuchtere wijsheid van Lieven de Zomere. ‘Door de boeken van Luther te verbranden, kan men hem uit de bibliotheken verwijderen, echter niet uit de harten’74). De domme repliek van Egmond: ‘Ja, wel uit de harten, waar jij hem geplaatst hebt’, doet Erasmus' ruime opvatting nog des te beter uitkomen. Het zou mogelijk zijn, dat Erasmus' mening, bewust of onbewust, een reactie is op de naïeve gedachte, wellicht reeds in de jaren 1519 of 1520 door een autoriteit in het openbaar geuit, en later in de plakkaten overgenomen. In dat van 8 Mei 1521 wordt dit aldus uitgedrukt: ‘...decernerende ende wijsende dat die selve boucken, ...zauden worden verbrandt ende eeuwelick buter memorien der menschen ghedaen...’ En later, in dat van 24 Sept. 1525: ‘Ende up dat die zelve opinie geheelick vuyten herten van de mensche soude mogen commen, hebben bevolen, dat alle die voerss. boucken gebrant ende openbaerlick int vuyr geworpen souden worden’75). Alsof hart en geest zich hun bezit maar gewillig laten ontrukken. Het is niet onaardig naast Erasmus' bezadigd oordeel over de boekenbrandstapels het wijze woord van de Romeinse historieschrijver te plaatsen, ruim 14 eeuwen vroeger uitgesproken en mede een critiek op soort-
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
37 gelijke excessen. Tacitus, die bij droeve ervaring jaren van willekeur en terreur kende, verhaalt in de levensbeschrijving van zijn schoonvader Julius Agricola, hoe de woede der vervolgers zich niet slechts keerde tegen Thrasea Paetus en Helvidius Priscus zelf, die beiden hun vrijheidszin met de dood moesten boeten, maar ook tegen hun boeken, en hoe op last van de triumviri deze herinneringen aan zeer verlichte geesten op het Forum verbrand werden. ‘Zij meenden ongetwijfeld’, vervolgt Tacitus, ‘in dit vuur de stem van het Romeinse volk, de vrijheid van de Senaat en het geweten der mensheid te doen verdwijnen’76). Zo heeft door de eeuwen heen een enkel woord van een verstandig man altijd weer veel domheid kunnen verslaan.
Eindnoten: 61) Over deze executies van boeken, soms meer dan ééns in dezelfde plaats, zie nadere bizonderheden in Corpus doc. inquisit. IV. 33-34 en 521-522, 78, V. 405-406, IV. 80, 121, 134, 139-140, V. 150. Vgl. ook mijn uittreksels uit dit werk in HB. XVI. 163 vv. en Revius, a.w. 250. 62) Zie onderscheidenlijk Corpus doc. inquisit. IV. 113, V. 96-97, 267, 354-355 en V. 63. Voor het boek, te Amsterdam verbrand, zie NK. 371. II en vgl. NK. 0146. Vermoedelijk was de vertaling ervan door Joh. Pelt gemaakt. 63) Brieger, a.w. Abt. 1. 47-48 en zie ook Von Ranke, a.w. I. 485. 64) Valery Larbaud, A.O. Barnabooth, Son journal intime (Par. 26e éd. 1932), 211-212. 65) Corpus doc. inquisit. IV. 33-34. 66) In Joh. Oecolampadius, Iudicium de doctore M. Luthero. Zie de aanhaling eruit in Corpus doc. inquisit. IV. 521-522 en vgl. voor een aanvullende bizonderheid Kalkoff, a.w. I. 22. 67) ‘questa bella esecuzione delli libri di Luter quì in Anversa’; zie Brieger, a.w. 248-251 en Corpus doc. inquisit. V. 403-404. 68) Geldenhauer, a.w. 12-13 en zie ook Corpus doc. inquisit. V. 402-403. 69) Dit klopt niet met Aleander's verhaal, dat wel nauwkeuriger zal zijn. 70) Onzekere vertaling voor ‘propretor’. Door Kalkoff, a.w. II. 12 wordt aangenomen, dat hiermee de Antwerpse Secretaris Corn. Grapheus bedoeld zal zijn. 71) Corpus doc. inquisit. V. 405-406 en Geldenhauer, a.w. (ed. Prinsen), 11-12. 72) Corpus doc. inquisit. IV. 110-113. 73) Zie o.a. Opus epist. Erasmi IV, p. 375. 5-6; p. 398. 53-59. 74) ‘Exurendis Lutheri libris eum e bibliothecis eximi posse, ex animis non item’; ald. IV, p. 388. 186-187. Vgl. nog ald. IV, p. 366. 157-158, waar dezelfde gedachte in iets andere bewoordingen is uitgedrukt en zie ook IV, p. 421. 42-45. Eveneens in de Acta Academiae Lovaniensis contra Lutherum, zeer waarschijnlijk van Erasmus, ongeveer hetzelfde: ‘Facile est Lutherum eximere e bibliothecis; at non facile est illum eximere e pectoribus hominum’; bij Ferguson, a.w. 328. 75) Zie Corpus doc. inquisit. IV. 64-65 en V. 2. 76) Tacitus, De vita et moribus Iulii Agricolae, cap. 2.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
38
III. De burgers in verzet tegen de censuur ‘Overal, waar Aleander de branden heeft aangewakkerd en die Carmeliet’ (dat was de inquisiteur Nic. van Egmond) ‘zijn woede heeft uitgevierd, kan men zeggen, dat de ketterij gezaaid is’. Aldus schreef Erasmus77). Inderdaad moeten dergelijke dwangmaatregelen van de zijde der overheid enkele der meest inhaerente eigenschappen van het Nederlandse volk onmiddellijk hebben opgewekt, de geest van verzet en critiek en mede de spotlust. Geen boeken van Luther meer kopen? Zijn wettig eigendom gedwee gaan inleveren om het in 't vuur te zien verdwijnen? De minsten zullen het gedaan hebben en lijdelijk verzet is altijd een machtig wapen. Gevolg: processen tegen bezitters van verboden boeken. Merendeels is ons als herinnering hieraan slechts een kleurloze aantekening overgeleverd, in stadsrekeningen of kronieken, over het tentoonstellen van de boosdoeners, terwijl ondertussen hun Lutheraanse boeken verbrand werden. Nog vaker zal de overlevering geheel zwijgen over deze kleine plaatselijke drama's. Maar in een enkel geval zijn uitvoeriger berichten over soortgelijke processen tot ons gekomen. Zo het onderzoek van schepenen in de zaak van de Gentse bakker Lieven de Zomere, in April 152278), omstandig opgetekend in het Bouc van den Crime, dat in het Stadsarchief van Gent bewaard wordt. Reeds werden enkele van zijn snedige opmerkingen tegen broeder Jan Roeyaert bij gelegenheid van de
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
39 brandstapel in Gent aangehaald, blijk gevend, dat deze bakker niet bepaald op zijn mondje was gevallen. Openlijk beroemde hij er zich verder op, ‘dat hy er noch xix boucxkins hadde vanden voornoemden Luuter, maer zoude lievere int vier gaen dan Luuter af gaen, oft vanden boucken scheen’. Een andere keer klopte hij op zijn zak met de woorden: ‘Daer es noch eenen bouc van Luuter inne; niement en salten my doen verberrenen ende ic hebber noch thuus’. Bij de brandstapel op de Vrijdagmarkt had hij als zijn mening ten beste gegeven, dat men de boeken niet behoorde te verbranden en hij wel eens een artikel wilde zien of weten, waarom men dit deed. De boeken, die Lieven bij zijn ondervraging bekende onder zich te hebben, waren er maar twee. Een ervan, de ‘condempnacie’, heeft hij uitgeleend. Bedoeld zal vermoedelijk zijn de Condemnatio doctrinalis librorum M. Lutheri per quosdam magistros nostros Lovanienses et Colonienses facta, door Adrianus, Kardinaal van Tortosa, de latere Paus Adrianus VI, van een opdracht voorzien. Maar dan ongetwijfeld in een uitgave, waar als tegengif de Responsio Lutheriana ad eandem condemnationem achter was gedrukt79). Echter is het, gezien de kring, waartoe Lieven de Zomere behoorde, waarschijnlijker, dat hij een Nederlandse vertaling van dit geschrift bezat; deze is ons echter niet overgeleverd. Verder bekent hij te hebben ‘van den X gheboden’, een werk van Luther, waarvan een 4o uitgave (c. 1521) bekend is, gedrukt door Jan Seversz. in Leiden80). Heel duidelijk is niet, wat de ondervraging meldt over ‘captyvitate in Babelonica’. Naar mij dunkt moet ermee bedoeld zijn, dat hij het werk van Luther, De captivitate Babilonica ecclesiae, niet zelf in eigendom had, er echter wel af en toe een katerntje uit gelezen had, ‘maer, by dat hem de materie te hooghe was, liet varen’81). Weer zal men vermoede-
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
40 lijk moeten aannemen, dat dit een Nederlandse vertaling was, waarvan echter geen exemplaar tot ons is gekomen82). Ten slotte deelt hij ook nog mede ‘eenen bouc van Jeronimus Bloume’ te hebben gelezen, een titel, mij onbekend en waaromtrent ik tot nu toe slechts vage gissingen heb durven maken83). Als straf voor zijn euveldaden is Lieven op de kaak geplaatst en werden zijn boeken verbrand84). Afdoende schijnt de correctie niet gewerkt te hebben. Iets later, in 1525, wordt hij ‘continuerende... in syn quaet’ weer op een schavot tentoongesteld en voor een tijdvak van 50 jaren uit Vlaanderen verbannen85). Een wijze maatregel? Of eer de verspreiding van een gevaarlijke infectie? Wat hiervan zij, Lieven de Zomere, hoofd en hart vol van ketterse meningen, heeft zich klaarblijkelijk in Antwerpen gevestigd. Nu ‘pasteybackere’ genoemd, is hij daar op 18 November van datzelfde jaar 1525 met ‘zyn wyf’ Lysbeth voor 10 jaar uit de markgraafschap van Antwerpen gebannen. Dit keer onder de beschuldiging, dat hij verboden bijeenkomsten van Lutheranen had bijgewoond86). Over zijn verder leven zwijgt de historie. Een ander verzetsman, van wie we toevallig iets meer weten, was de pastoor van het Begijnhof in Bergen-op-Zoom, Nicolaus Christi, tegen wie in Mei 1525 een beschuldiging van ketterij in niet minder dan 29 artikelen werd opgesteld. Onder de getuigen à charge was veel vrouwvolk, dat naarstig uit 's mans preken verdachte passages blijkt te hebben opgetekend of gememoreerd, om ze tegen hem uit te spelen. Deze aanhalingen zijn in de Latijnse notariële acte getrouwelijk in het Nederlands weergegeven. Christi moet een zeer goed prediker zijn geweest; uit een der getuigenissen vernemen we zelfs, dat de andere geestelijken van de hoofdkerk een beetje in hun wiek geschoten waren, omdat hij in de Begijnenkerk zulk een grote
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
41 toeloop had, terwijl hun eigen kerk slecht bezocht werd87). Dat pastoor Nic. Christi een regelrecht volgeling van Luther was, blijkt voldoende uit een dergelijk gezegde: ‘Weest gelovige menschen, aenbidt eenen Godt; ten leghet aen gheen bidden, ten leghet aen gheen vasten; coopt van die nieuwe Evangelie boeckskens, leest daer in, studeert daer in ende sucht over u sonde, ghy sult salich worden’88). Heeft hij deze boekjes, waarmede wel Nederlandse vertalingen van de evangelies of van het gehele Nieuwe Testament bedoeld zullen zijn, zelf ook bezeten? In zijn bekentenis noemt hij ze niet. Alleen erkent hij Luther's De captivitate Babilonica (ecclesiae) te hebben gehad. Maar nog vóór het verbod; daarna heeft hij het verbrand89). Het is nu al de tweede keer, dat we van dit werk van Luther in een proces melding vinden gemaakt, zeker een bewijs, hoe druk het hier gelezen werd. Bekend is ook, dat Dürer, toen hij in 1521 te Antwerpen vertoefde, van de secretaris Corn. Grapheus een exemplaar ten geschenke ontving van Luther's Babylonysche Gefengknusz90). In welke taal? Pastoor Christi, veroordeeld tot herroeping van zijn ketterij, schijnt zijn leven gebeterd te hebben. In Juni 1526 tenminste verkrijgt hij een certificaat van goed gedrag en verlof opnieuw te preken91). Weer een volle kerk op het Begijnhof? Tegen dergelijke onaangename gevallen als van deze Bergen-op-Zoomse herder, had men zich bij de aanstelling van Jan van Polanen tot pastoor te Voorburg in December 1524 bij voorbaat gewapend door hem onder meer te laten beloven geen Lutherse boeken te lezen of in huis te hebben92). Tot welke kringen behoorden zij, die verboden boeken in hun bezit hadden? Lang niet altijd wordt dit vermeld. Zo vernemen we zonder nadere aanwijzingen
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
42 in de jaren 1525-1528 van een ongenoemde in Delft, van de Lutheraan Pieter Notebaert in Kortrijk, van Claes Henricxz. in Hoorn en Jan Dircsz. in Delft, dat zij Lutherse boeken hadden. Verder van vier Lutheranen, Jacob van Schoenhove, Adriaen Vandervenne - voorvader van de 17de eeuwse schilder-graveur? -, van Lanchelot en van Adriaen Peels, dat zij in Brugge op het schavot tentoongesteld en hun talrijke verboden boeken verbrand werden93). Soms echter wordt, evenals bij bakker Lieven de Zomere en pastoor Nicolaus Christi, een beroep vermeld. Daar was de ‘spangemeker’, d.i. speldemaker, Jan van den Bossche te Maastricht, in die stad herhaaldelijk wegens ketterse delicten en bezit van een verboden boek vermeld94). Onder de 10 Loïsten, die op 26 Febr. 1526 te Antwerpen in het openbaar boete moesten doen, terwijl men ‘hunlieder boecken’ verbrandde, waren een boekbinder, zijn knecht, een ‘schalidecker’ - d.i. leidekker -, een ‘droochscherder’, een barbier, een kousenmaker95). Lambrecht Lambrechtsze in Den Briel, veroordeeld in Mei 1527, onder meer wegens het lezen van verboden boeken, was van zijn vak slotemaker96). Voorts waren te Witmarsum - ook bekend als geboorteplaats van Menno Simons in de kisten zowel van de pastoor, als van de vicaris boeken van Luther ‘ende anderen zyner adherenten’ geborgen, terwijl Hector van Dommenne, van wie te Brugge c. 1528 niet minder dan 36 verdachte boeken zijn verbrand, het bedrijf van mutsen- of hoedenmaker (‘bonnetier’) uitoefende97). Soms bleek uit processen of ondervragingen van boekverkopers, bij wie de verboden boeken terecht waren gekomen. Gillis vanden Walle te Gent - ons mede van elders bekend, wel eens met de deftiger naam Egidius de Vallo - verklaart in 1522 onder ede zelf geen boeken van Luther te hebben. Zijn be-
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
43 grippen van fatsoen schijnen er echter niet in opstand tegen te zijn gekomen te verklappen, ‘dat myn heere de president ende Me Jan Wauters’ en verder ‘broeder Philips Sent Agneeten ende de ministre up Meerhem, broeder Denys’ er wel bezaten. Dat waren dus klaarblijkelijk twee rechterlijke en twee geestelijke heren98). Een hele reeks klanten wordt verraden door ‘Adraen’, boekbinder en -verkoper te Maastricht, bij zijn verhoor op 9 December 1528. Deze hebben allen Nieuwe Testamenten bij hem gekocht. Daaronder zijn twee goudsmeden, een droogscheerder, een riemslager, de Vrouwe van Gaveren (vermoedelijk de echtgenote van de Brabantse hoogschout) en ‘den man int raet van aventuiren indie wolffstraet’. Die laatste was de reeds genoemde speldemaker Jan van den Bossche. Bovendien nog twee schoenmakers en een brouwer99). Op een enkele uitzondering na dus lieden uit de neringdoende stand. Het kwam ook voor, dat de mensen gezellig bij elkaar kropen om gezamenlijk de verboden boeken, immers meestal slechts in schaarse exemplaren beschikbaar, te lezen. Van het misdrijf, hiertoe haar huis beschikbaar te hebben gesteld, werd in Maart 1528 Brecht, vrouw van Baernt die Guldenberch, te Amsterdam beschuldigd en twee Yperse barbiers, Jan Paeuwaert en Joachim Vutendale, zijn in 1526 (of 1527) en 1528 wegens soortgelijke vergrijpen gestraft100). Hetgeen ons boven alles belang inboezemt, welke boeken deze zondaars gehad of gelezen hebben, is maar bij uitzondering overgeleverd. Vage aanduidingen als ‘Luytersboecken’ of ‘eyn Duytsche buyck’ (d.i. boek) ‘daer quaede leronge ende ketzeryen in staen’ bevredigen onze nieuwsgierigheid slechts half101). Meer horen we uit de veroordeling van
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
44 Claes Henricxz, te Hoorn, die ‘by hem’ heeft ‘gehouden een scandaloes bouxken beginnende: “Wy willen, etc.” sonder eenige titel van den genen, diet gemaict of geprent heeft’ en daaruit heeft hij op straat en in zijn huis voor gasten gezongen. Klaarblijkelijk dus een liedboek, dat echter tot op heden niet is teruggevonden102). Zeker ‘liedeken famoes’, waarvan de aanhef zelfs niet vermeld wordt, droeg ook de Amsterdammer Jan Dircsz., in 1528 te Delft gevonnist, bij zich103). Jan van Genck, de zoon, schoenmaker in Maastricht, bleek te bezitten ‘dat gulden onderwyss off Jollenijee’. Hiermee zal vermoedelijk bedoeld zijn de Gulden Onderwijsinge om te antwoorden op alle puncten die de vyanden der waerheyt bybrengen moghen, de vertaling van een anoniem verschenen Duits geschrift, dat wel aan Joh. Schopper wordt toegeschreven104). Een rondreizend boekenverkoper zal geweest zijn Martin van Berghen (Henegouwen), in 1526 te 's-Gravenhage veroordeeld. Hij is ervan beschuldigd te Gouda aan ‘Zessel de barbier’ verkocht te hebben een boucksken vol dwalinge ende erreur, gehieten tBoucksken vanden euangelisschen schoemaker ende vanden papisten coerheeren en een ‘fameus liedekeyn’ bij zich te hebben gehad105). Het eerste is het bekende geschrift van Hans Sachs, ao 1524 in het Duits verschenen en waarvan ook een Nederlandse vertaling uit die tijd bestaat106). Met een ‘bokencooper’ te Amsterdam, bij wie in December 1526 enige met name vermelde verboden boeken zijn gevonden, zal wel een boekverkoper worden bedoeld. Daar in huis zijn aangetroffen van Melanchthon, Annotationes in evangelium Johannis en diens Annotationes in evangelium Matthei, verder nog In epistolam Pauli ad Galatas commentarius -
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
45 klaarblijkelijk het werk van Luther, waaraan een Praefatio van Melanchthon voorafging - en tot slot een Nederlands boekje met de titel tGruwel ofte stilte der misse ofte canon misse, de vertaling van een werk van Luther107). Bij een collega te Amsterdam, wiens naam evenmin genoemd wordt, is bij diezelfde gelegenheid gevonden een boekje, aldus betiteld: Vigille in despectum vigiliarum mortuorum, quae canuntur in ecclesia. Vrij waarschijnlijk een Nederlandse editie van de z.g. Dudesche Vigilie, een parodie op de vigiliae mortuorum, waarin op komische wijze Duitse en Latijnse versregels door elkaar zijn gehaspeld. Hoewel er nog geen uitgave van het gedicht in onze taal is gevonden, wordt toch vermoed, dat het van Nederlandse oorsprong is108). De boekverkopers, rondtrekkende of gezeten burgers, hebben een belangrijke rol gespeeld bij de verspreiding van de ketterse waar. Terwijl het echter, als particulieren beschuldigd werden van verboden boekenbezit, wel onomstotelijk vaststaat, dat zij aanhangers der Hervorming waren, zou er onder de boekhandelaren een enkele kunnen zijn, die onder het motto elk wat wils Lutherse boeken verkocht, ofschoon de nieuwe leer zijn koude kleren niet raakte. Vaak zal dit evenwel niet zijn voorgekomen; de plakkaten spraken te duidelijke taal en de straffen waren niet mals. Zo zijn twee Gentse boekbinders - het boekbinden was een vak, dikwijls verbonden met dat van boekverkoper en zelfs van drukker -, Michiel Neetezone en Jan vanden Steene, wegens het bezitten en verhandelen van verboden boeken in Augustus 1526 tot 50 jaar verbanning uit Vlaanderen veroordeeld. In dit geval echter schijnt er al spoedig gratie te zijn verleend. In 1533 treffen we Jan vanden Steen tenminste alweer aan ‘tot Ghendt vp die Verle plaetse’, waar hij een Nederlandse vertaling van Vives' bekend
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
46 werk over armenzorg, gedrukt door Willem Vorsterman in Antwerpen, te koop heeft109). De Utrechtse boekverkoper en rederijker Reynier Pouwelsz. moest zich op 10 Nov. 1540 verantwoorden, omdat hij gebonden en verkocht had een verboden ‘boucxken vanden sermonen’, waarmede vermoedelijk de beruchte Sermonen van Niclaes Peeters bedoeld zijn. Deze Reynier komt er nog al gemakkelijk af. Te zijner verontschuldiging wordt o.a. het argument aangevoerd, dat het boek niet door hemzelf, maar door zijn zoontje verkocht was. Als straf wordt hem slechts opgelegd in 't openbaar, eerst aan God, en daarna aan Schout, Burgemeester en Schepenen om vergiffenis te smeken en voorts beterschap te beloven110). Blijkbaar waren het niet uitsluitend beroepshandelaren, die de verspreiding van de verboden boeken bezorgden. Van Cornelis vander Plassen, op 5 October 1528 voor een jaar uit Antwerpen verbannen, omdat hij ‘famose libellen ende inhoudende herezye’ had verkocht, wordt het beroep niet genoemd; als drukker of uitgever is hij mij niet bekend111). Ghysbrecht Aelbrechtsz. die er in Juni 1528 met boeken op uittrok, was van zijn vak kleermaker in Delft. Te Leiden verwekt hij op Sacramentsdag een groot schandaal in de Pieterskerk. De avond te voren had hij al aan de deur van de kerk bevestigd ‘zekere diffamoese libelle, inhoudende groote ende zwaere ketterye ende blasphemye van theylige eerwaerdige Sacrament’. Erger nog, op de feestdag zelf om een uur of 12 heeft hij tijdens de dienst ‘brieuen’ van gelijke strekking in de preekstoel geworpen. Geen wonder, dat men hem daar op staande voet gevangen heeft genomen. Op 31 Juli is hij tot strenge straffen, geseling, boetedoening en 10 jaar verbanning veroordeeld112). Aan de kerken ‘famose libellen ende oneerlicke scriften’ te bevestigen, was een meer gebruikelijke methode. In
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
47 Amsterdam werd er in December 1524 een verbod tegen afgekondigd113). Ook een ‘scheemakere’ in Antwerpen wordt veroordeeld, omdat hij zich bezig hield met verkoop en distributie van ketterse boeken114). Een voorbeeld uit een wat later tijdperk van een niet-boekhandelaar, die met verboden drukken op pad trok, biedt de Zutphense schoolmeester Herman Leuw, in 1561 te Zwolle gevangen genomen wegens dit delict115). Direct verzet kwam er van de zijde der schrijvers, die in hun werken met open vizier voor de nieuwe leer streden. Het gewone gevolg was, dat zij, eerst voortgejaagd van plaats tot plaats, zich ten slotte meestal ergens in Duitsland vestigden, waar de Hervorming reeds vaste voet had gekregen, aldus een vrijwillige ballingschap boven vervolgingen verkiezend. In dit opzicht biedt de levensloop van vele dezer mannen een merkwaardige overeenstemming, hoe zeer dan hun geschriften zelf weer onderscheiden schakeringen van het nieuwe geloof mogen vertonen. Zo Hendrik van Bommel, de vermoedelijke auteur van de Summa der godliker scrifturen; Guil. Gnapheus alias Willem de Volder, de rector van de Latijnse school in Den Haag, die onder meer het verhoor van zijn kerkergenoot Jan de Backer - de Woerdense martelaar, in 1525 geëxecuteerd - te boek heeft gesteld; Gerardus Geldenhauer Noviomagus, tot een zwerverslot gedoemd, nadat zijn beschermer, de humanistische bisschop van Utrecht, Philips van Bourgondië, was overleden; verder bekende figuren als David Joris en Menno Simons. Enkele schrijvers hebben zich onderworpen aan de eis tot revocatie hunner geschriften of meningen. Kinderlijke eis. Verandert een gedwongen herroeping ooit een tittel of jota aan 's mensen diepste overtuiging? Wie er gehoor aan gaf, toonde niet bepaald
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
48 morele moed, al zijn ook hiervoor verklaringen en, zo men wil, verontschuldigingen aan te voeren. Een verheffende indruk, ondanks alle uiterlijke praal, die er steeds om werd gehangen, kunnen dergelijke revocatie-taferelen echter moeilijk gemaakt hebben. Daar was dan het geval van de Antwerpse secretaris Cornelis Grapheus, bewonderaar van Erasmus, een man met een open gemoed voor het nieuwe geloof116). Reeds werd vermeld, dat hij Albrecht Dürer een werk van Luther aanbood. Het zekere bewijs van zijn neiging tot de Hervorming levert verder de voorrede, gericht tot alle broeders in Christus, die hij bij het werk van Johannes Pupper Gochius, De libertate christiana, schreef. Men zou deze gevoeglijk als een korte geloofsbelijdenis van de nieuwe leer kunnen beschouwen. Er komen stoute beweringen in voor, gelijk ‘de boeken van Mart. Luther en zijn aanhangers moet men lezen, omdat ze ons Christus leren, na de subtiele scholastische doctoren verwijderd en verworpen te hebben... De veroordeling van Luther door de Paus ...was onrechtvaardig en onbillijk... Aflaten zijn niet krachtdadig’. Met die voorrede van Grapheus is het boek van Gochius in Maart 1521 te Antwerpen bij Hillen van Hoochstraten verschenen117). De gevolgen bleven niet uit; op 5 Febr. '22 wordt Grapheus te Brussel gevangen gezet118). Dan voltrekt zich in de gevangenschap een menselijke tragedie; bang voor de consequenties van zijn daad, stelt Grapheus een Latijnse revocatie op, waarin punt voor punt alles wat hij een jaar geleden in de voorrede beweerd had, herroepen wordt119). Nog diepere vernedering. Openlijk moet hij in April 1522 die revocatie voorlezen op de Grote Markt te Brussel en tegelijk wordt hij mede gedwongen het bewuste geschrift daar in het vuur te werpen. Later, in de maand Mei, een soortgelijke vertoning in de O.L. Vrouwenkerk te Antwerpen120). Wordt
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
49 hij na dit alles opnieuw in de gevangenis geworpen, dan smeekt hij in een lange brief, vol lamentaties en sentimentele overwegingen, om de voorspraak van Joh. Carondeletus, aartsbisschop van Palermo121). Voorts kort hij zich in zijn kerker de tijd met het samenstellen van een larmoyant klaagdicht aan Geldenhauer122). Ten slotte is Grapheus weer op vrije voeten gekomen en in Antwerpen teruggekeerd. Hij heeft daar nog heel veel geschreven en is later in zijn functie van stadssecretaris hersteld. Maatschappelijke rehabilitatie dus. Hoe het er na de revocatie met zijn geloofsovertuiging op 's harten grond uitzag, valt moeilijk te peilen. In een brief aan Dürer van 23 Febr. 1524/25 klaagt hij nog over de geloofsvervolging123) en op 7 Maart 1529 maant Erasmus hem tot voorzichtigheid aan en adviseert een bepaald gedicht niet uit te geven124). In geschriften heeft hij zich verder op neutraal terrein bewogen. Moeilijk kan men, gelijk wel gedaan is, zijn hoogdravend gedicht tegen de Wederdopers, overladen met klassieke opschik, Monstrum anabaptisticum, in 1535 te Antwerpen verschenen125), als een bewijs van veranderde gezindheid doen gelden. Want zelfs menig fel Lutheraan zal de hysterische excessen der Wederdopers afgekeurd hebben. Aan de zijde van het verzet stond aanvankelijk mede Jac. Praepositus of Proost, prior van de Augustijnen te Antwerpen. Vermoed is wel eens, dat hij de vertaler is geweest van een van Luther's werken, Die thien geboden Gods, en mede van het 14de eeuwse geschrift Den ouden Adam, waarin door een uitgave met proloog van Luther nieuw leven was geblazen126). Ook Proost heeft, gelijk Grapheus, een zwak ogenblik gehad, toen hij, in Brussel gevangen, uit angst voor de dood zich liet bewegen op 9 Febr. 1522 in de S. Gudulakerk een revocatie zijner beweringen, samengevat in 30
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
50 artikelen, uit te spreken. De machthebbers hebben er grif gebruik van gemaakt deze Anathematizatio et revocatio fratris Jacobi Praepositi, olim prioris Fratrum Heremitarum S. Augustini opidi Antuerpiensis - samen met een soortgelijk document van een Utrechts priester, Magister Hermannus Gherardi - in Antwerpen te laten drukken bij Vorsterman127). Naar men veronderstelt, is dit boekje eveneens in het Nederlands verschenen; exemplaren daarvan zijn me nog niet onder ogen gekomen128). Anders dan Grapheus evenwel, richt Proost zich weer op na de morele inzinking. Met hulp van buitenaf vlucht hij in Juli 1522 uit een tweede gevangenschap en brengt zijn verder leven in Duitsland door. Lange jaren is hij hervormd predikant in Bremen geweest; daar ook is hij gestorven. Uit het boekje Historia utriusque captivitatis, in 1522 verschenen, blijkt groot berouw over zijn tijdelijke kleinmoedigheid. Het is een document humain, dat de indruk maakt volmaakt oprecht te zijn, en waarin hij de diepste roerselen van zijn bange ziel, zonder enige zelfverheffing, blootlegt129). Nog twee andere schrijvers hebben herroepingstragedies - in deze gevallen misschien beter kluchten genoemd - ten beste gegeven, Willem Ottens en Cornelis Woutersz. Geen van beiden heeft blijkbaar aan zijn revocatie waarde gehecht; de eerste heeft dit metterdaad, de tweede met het woord bewezen. Willem Ottens, ook wel Willem van Utrecht genoemd, was daar priester en wordt in 1525 beschuldigd een ‘libellus famosus’ tegen Wilhelmus Bartholomeus, pastoor van Hoorn, te hebben geschreven. In Dec. 1525 is hij ‘besmet met die voirss.’ (d.i. Lutherse) ‘secte’ in Den Haag gevangen gezet en herroept zijn mening. Maar al in Febr. 1526 vernemen we, dat hij in Monnikendam getrouwd en naar Emden gevlucht is, eer
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
51 men hem opnieuw heeft kunnen arresteren130). Een man uit één stuk was ook Cornelis Woutersz. alias Coperen potgen, schoenmaker in Dordrecht131). Het misdrijf, dat hij ‘zeeckere boeckens’ gemaakt had, inhoudende ‘diuersche dwaelinge’, bracht hem in Dec. 1524 met het gerecht in aanraking. Uit een later proces blijkt, dat hij toen veroordeeld was tot revocatie en penitencie; aan de eerste eis heeft hij voldaan, aan de tweede niet. Dan raakt hij aan 't zwerven, naar hijzelf bij een later rechterlijk onderzoek verklaart, uit schaamte en leedwezen, dat hij ‘doende de voorss. revocatie, de wairheyt alsoo gescandaliseert hadde’132). Eerst in Holland vertoevend, trekt hij over Kampen naar Bremen en oefent er een half jaar zijn beroep van schoenmaker uit. Terug naar Holland, komt hij zelfs even heimelijk bij zijn vrouw in Dordt, dan via Gorkum naar Antwerpen en ten slotte naar Goslar in Brunswijk. Daar bereikt hij een zekere welstand en heeft er ‘paert ende deel... in sekere berghen, dairmen silver ende loot vuyt wint’, hetgeen dus wel zal betekenen, dat hij in zilver- en loodmijnen als deelgerechtigde werkte. Ten bewijze hiervan heeft hij een grote klomp ongefineerd zilver bij zich133). Van Goslar naar Antwerpen gereisd in het begin van 1527, verzoekt hij zijn vrouw, die nog altijd in Dordrecht woonde, bij hem te komen. Zij weigert. Was ze meer hokvast dan haar man of had de jarenlange scheiding de huwelijksband losser gemaakt? Hijzelf gaat opnieuw naar Holland. Maar eerst liet hij - en dat is voor ons een feit van enig belang - in Antwerpen bij een drukker, wiens naam hij later niet verraden wil, twee brieven ‘of bochkens’ drukken, het ene gericht tot de Raad, het andere tot de Gemeente van Dordrecht. Het doel ervan is een ieder te doen weten, dat hij berouw heeft over zijn revocatie en nog steeds vasthoudt aan de meningen, in zijn
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
52 vroeger boek weergegeven. Dit eerste werk heeft hij, stellig onder pressie, verbrand. De twee in Antwerpen gedrukte boekjes, waarvan ons, helaas, evenmin als van het voorafgaande verbrande geschrift titels of exemplaren zijn overgeleverd134), heeft hij op ruime schaal in Dordt verspreid. Daar is hij toen ten slotte weer gevangen genomen. Uit het gehele verhoor blijkt, dat Coperen Potgen een fatsoenlijk man was; hardnekkig weigert hij de namen te noemen van hen, die hem op zijn rondzwervingen gastvrijheid hebben verleend. Het einde van de geschiedenis is, dat hij gevangen is gezet op de Voorpoort in Den Haag. Voorgesteld wordt hem ergens alleen op te sluiten. Wel vindt men feitelijk, dat hij ‘relaps’ zijnde een zwaardere straf had verdiend. Maar terecht was de Raad van Holland tot het psychologisch juiste inzicht gekomen, dat executies hun bezwaren hebben, speciaal als de veroordeelde in zijn ongeloof volhardt. Men had opgemerkt, dat de executie van Jan van Woerden anderen, die van gelijke gevoelens waren, daarin ‘gheanimeert ende gesterct’ had135). Een ogenblik heeft het geluk Woutersz. gediend; na 329 dagen gevangenschap is hij op 11 Maart 1528 door ‘den Gheldersschen vianden’ bevrijd136). Van lange duur is zijn vrijheid echter niet geworden; op 26 Oct. 1529 is hij ter dood veroordeeld137). Er is wel eens vermoed, dat hij de vertaler is geweest van Den ouden Adam - reeds eerder als mogelijke vertaling van Praepositus genoemd - en eveneens, van de Seven psalmen van Luther. Waarschijnlijk echter zonder grond138). Uit deze aaneenschakeling van losse gegevens zal men zich enigszins een beeld kunnen vormen van de tegenstand, die de boekenverboden in de Nederlanden ontketend hadden. Alleen zal dit beeld heel wat min-
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
53 der groot en scherp zijn dan de werkelijkheid. Want gesteld al, dat ieder proces, iedere veroordeling ons was overgeleverd, hoevele gevallen van lijdelijk verzet en bezit van verboden boeken zijn er in het geheel niet ontdekt? Nooit kan een contrôle zo nauwkeurig zijn, of nog altijd glipt er menige vis door de mazen van het net. De onopgemerkten zijn de gelukkigen, van wie de geschiedenis niet rept. Maar vooral aan hen dankt het nageslacht, dat er tal van ketterse drukken aan het vuur ontsnapt en tot heden bewaard zijn.
Eindnoten: 77) Opus epist. Erasmi IX, p. 171: Vbicunque fumos excitauit Aleander, vbicunque seuitiam exercuit Carmelita, ibi diceres fuisse factam hereseon sementem. (brief aan Math. Kretz van 11 Maart 1531). 78) Corpus doc. inquisit. IV. 110-113. 79) Zie over deze uitgave, beschreven onder NK. 2231, uitvoeriger in het begin van het 4e hoofdstuk en noot 141. 80) Beschreven NK. 3463 naar het enige bekende, mogelijk niet geheel complete ex. in de bibl. van het Ev. Luth. Seminarie te Amsterdam. Er zijn aanwijzingen, dat er ook nog een Nederlandse 81) 82)
83) 84) 85) 86) 87) 88) 89)
90) 91) 92) 93) 94) 95) 96) 97) 98) 99) 100) 101) 102) 103) 104) 105)
8o editie heeft bestaan. Vgl. NK. 0854. Zie Corpus doc. inquisit. IV. 113 en vgl. mijn aanhaling daaruit in HB. XVI. 170. Zie voor twee Latijnse uitgaven, in de Nederlanden waarschijnlijk c. 1521 gedrukt, respectievelijk door Mich. Hillen van Hoochstraten te Antwerpen en door Jan Seversz. te Leiden, de laatste met het schijnadres Wittenberg, NK. 3450-3451. Zie HB. XVI. 170. Corpus doc. inquisit. IV. 113. Ald. IV. 355-356, 357-358. Ald. V. 63-64. Ald. V. 51. Ald. V. 49. Ald. V. 47. Over dit werk, in 1520 verschenen, zie noot 82. Voor de ‘Sermones Testamenti novi’, ald. V. 47 (en vgl. de noot V. 48) vermeld, leze men, wat ook in het origineel staat, Sermones Thesauri novi, een werk, vrij van alle ketterse smetten. Zie eveneens mijn opmerkingen in HB. XVI. 178. ‘die luetherisch gefaengnus Babiloniae’; zie J. Veth - S. Muller Fz., Albrecht Dürers Niederländische Reise I (Berl. - Utr. 1918), 86. Corpus doc. inquisit. V. 69-71. Ald. IV. 294-296. Zie onderscheidenlijk ald. IV. 361; V. 96-97; 148; 334-335; 354-355. Zie ald. V. 253 en uitvoeriger W. Bax, Het Protestantisme in het bisdom Luik en vooral te Maastricht 1505-1557 ('s-Grav. 1937), 85, 104, 108 en 384. Ald. V. 116. Corpus doc. inquisit. V. 221-223. Zie onderscheidenlijk ald. V. 304 en 355. Ald. IV. 101. Vgl. Bax, a.w. 77 en 85. Corpus doc. inquisit. V. 329, 303 en 389. Ald. IV. 361 en V. 253; vgl. ook V. 148-149 en 155. Zie ald. V. 148 en vgl. verder NK. 0792 en de aant. ald. Corpus doc. inquisit. V. 334. Zie Bax, a.w. 84 en NK. 1623 en 3631 en de aantt. ald. Corpus doc. inquisit. V. 151-152.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
106) Zie NK. 3827-3828. Vermoedelijk een ex. van de eerste uitgave, die waarschijnlijk van c. 1525 dateert. Het unieke mij bekende ex. hiervan is - was? - in de Stadtbibl. te Lübeck. 107) Corpus doc. inquisit. V. 161-163. Van geen der genoemde werken zijn Ned. uitg. bekend; van het laatste werkje heeft er zeker een bestaan. Zie hierover mijn opmerkingen in HB. XVI. 180 en de daar geciteerde litteratuur en vgl. ook NK. 0847. 108) Corpus doc. inquisit. V. 161-163. Het gedicht komt op de Index van 1545-'46 voor. Zie voor verdere litteratuur erover mijn aant. in HB. XVI. 180 v. en bij NK. 01219. 109) Corpus doc. inquisit. V. 148-149. Zie J.L. Vives, Een suverlijcke tracteyt ende ordonnancie vp tonderhoudt, hulpe, bystant ende secours vanden aermen. Antw., Will. Vorsterman voor Jaspar 110) 111) 112) 113) 114) 115)
116)
117) 118) 119) 120) 121)
122) 123) 124) 125) 126) 127)
128)
129)
130) 131) 132) 133) 134) 135) 136) 137) 138)
vanden Steen te Yperen en Jan vanden Steen te Gent, (1553). 8o (NK. 4067). Over hem zie het opstel van G.A. Evers in HB. IX (1920), 253-265. Voor de Sermonen van Nicl. Peeters zie NK. 1691-1692 en vgl. ook hoofdstuk VII (noot 260). Corpus doc. inquisit. V. 365. Ald. V. 352-353. Ald. IV. 298 en vgl. V. 105-106 over de schimpdichten in de Leidse S. Pieterskerk aan de biechtstoelen bevestigd (ao. 1526). Ald. IV. 308. Zie mijn opstel Petrus Elsenius te Nijmegen en de Zutphensche schoolmeester Herman Leuw voor het gerecht als drukker en verspreider van een verboden boek (1561) in HB. XXVIII (1944-'46), 55-78. Zie over hem o.a. Biographie nat. de Belgique i.v. De Schryver, Opus epist. Erasmi IV, p. 225-226 en de studie van Fl. Prims in Verslagen en Med. Kon. Vla. Academie v. taal- en letterk. Mei-Juni 1938, 547-550. NK. 3111. Corpus doc. inquisit. IV. 88. Afdruk van de herroeping ald. IV. 105-110. Ald. IV. 121-123. Gedateerd 18 Nov. 1522. De Ned. vertaling ervan bij G. Brandt, Historie der Reformatie I (Amst. 1677), 71-79; opnieuw afgedrukt Corpus doc. inquisit. IV. 143-151. Zie ook Kalkoff, a.w. II. 103. Zie Corpus doc. inquisit. IV. 151-156. Ald. IV. 312-313. Zie Opus epist. Erasmi VIII, p. 74-75. NK. 1024. Zie onderscheidenlijk NK. 3463 en 2228 en de aantt. ald. Beschreven NK. 1751. Indertijd was hiervan aan Kalkoff, a.w. II. 101 nog slechts één ex. bekend. Mij thans acht; zie bij NK. 1751 en de vier later gevondene exx. in NK. II, p. XXXIX. De tekst is herdrukt in Corpus doc. inquisit. IV. 88-96. Vgl. NK. 01009 en de aantt. ald. Zou daarmede evenwel niet bedoeld kunnen zijn een Lat.-Duitse uitgave, te Keulen verschenen, waarvan H.Q. Janssen, Jacobus Praepositus (Amst. 1862), 265 v. melding maakt? Een Lat. uitgave, zonder plaats en naam verschenen, is beschreven NK. 1752. Ook bestaat er een uitgave in het Duits (ex. 's-Gravenhage Kon. Bibl.), herdrukt in Corpus doc. inquisit. IV. 163-172. Vgl. nog Kalkoff, a.w. II. 100-101. Zie Corpus doc. inquisit. IV. 337 v., V. 109 en 110-116. Over hem zie vooral ald. IV. 299-300, V. 198-201, 202-203, 209-210, 212, 223-225, 232, 290, 310, 314, 322-323, 378, 387. Ald. V. 199. Ald. V. 200. Zie erover NK. 01256-01257. Corpus doc. inquisit. V. 225. Ald. V. 387. Zie N. Ned. Biogr. Woordenb. IX. 1293. Over Den ouden Adam vgl. noot 126. Zie verder NK. 2228, 3457 (aant.) en 0849.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
54
IV. Enkele tegenschriften en hoe ze uitgegeven werden Een krachtige ruggesteun bij hun verzet hebben de aanhangers van Luther's leer gevonden in de talrijke schot- en spotschriften, waarmede de pauselijke bul, 's Keizers decreten, de uitspraken der hooggeleerde theologen van Leuven en andere universiteiten en de plaatselijke verboden bestookt zijn. Spot is nu eenmaal een machtig wapen. Meestal zijn deze geschriften anoniem verschenen. Zoals een verordening het minder juist uitdrukt, zonder titel139). De drukkers ervan zijn vindingrijke en moedige mannen geweest. Spijt plakkaten en bedreigingen hebben ze altijd opnieuw kans gezien, de gevaarlijke boeken te verspreiden. Op hun beurt zullen zij zich in hun verzet weer gesteund gevoeld hebben door de grote belangstelling van de niet minder moedige lezers en kopers. Hier is ongetwijfeld een wisselwerking geweest. Wie in de oppositie is, vindt, ook zonder veel woorden, meestal wel contact met geestverwanten. In 1519 had de Theologische Faculteit van Leuven de geleerde hoofden bijeen gestoken om ernstig te beraadslagen over het steeds dreigender Luthergevaar. Het onmiddellijke resultaat was een formele veroordeling van diens geschriften en stellingen, uitgesproken in de kapittelzaal van de S. Pieterskerk te Leuven op 7 Nov. 1519. Kort daarop, in Febr. 1520, is deze Condemnatio, ingeleid door een brief van de Kardinaal van Tortosa, de latere Paus Adrianus VI, samen met een soortgelijk stuk van de collega's der
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
55 Keulse Universiteit, door de drukker Theodoricus Martinus in Leuven uitgegeven140). Het heeft zeker niet in de bedoeling der Leuvense heren gelegen, dat de Antwerpse drukker Claes de Grave er in hetzelfde jaar mede een uitgave van bezorgde, de Condemnatio doctrinalis librorum M. Lutheri per quosdam magistros nostros Lovanienses et Colonienses facta, waaraan de inmiddels verschenen repliek van Luther, Responsio Lutheriana ad eandem condemnationem, was toegevoegd. Hoor en wederhoor. Het was inderdaad een stout stukje van de zijde van De Grave, listig in elkaar gezet. Slechts enkele ingewijden zullen dit boekje als een Nederlandse uitgave herkend hebben; het adres van Melchior Lotter Jun., Wittenberg, dekte de suspecte lading. Sterker nog, Claes de Grave heeft rustig een titelrand van Melch. Lotter, voorzien van diens merk en het wapen der stad Wittenberg, voor deze uitgave en andere verdachte na laten snijden. Men moet al een zeer geoefend oog hebben om te ontdekken, dat de rand in kleine détails afwijkt van het Wittenbergse origineel141). Met al zijn slimheid heeft Claes de Grave toch één onvoorzichtigheid begaan door dezelfde rand ook een keer te gebruiken op een getekende druk142). In ieder geval heeft hij zodoende de 20ste eeuwse bibliograaf op het spoor van zijn bedrog gebracht. Het blijft met dat al vrij merkwaardig, dat deze drukker, die meer op zijn kerfstok heeft en o.a. in 1520-'21 vier Nederlandse vertalingen van Luther uitgaf, waarin naam van auteur en van drukker openlijk vermeld worden143), voor zover we weten, nooit met het gerecht in aanraking is gekomen. Machtige voorspraken of zijn er andere onnaspeurlijke oorzaken? Terug tot de veroordeling door de Leuvense theologen. Reeds in hetzelfde jaar 1520 verscheen een fel tegenschrift, de reeds genoemde Acta Academie Lova-
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
56 niensis contra Lutherum, gewoonlijk, en op goede gronden, aan Erasmus toegeschreven. Met onverholen genoegen geeft de auteur lucht aan zijn antipathie tegen Aleander en de Leuvense theologen. In het bizonder keert hij zich tegen zijn grote vijanden, de twee inquisiteurs Nic. van Egmond, ‘die een preek houdt, zijner waardig, dat is dom en dol’, en de ‘razende’ Hoochstraten; ook tegen Latomus, ‘niet onwetend, maar een perverse Fransman’ en mede tegen de bedelorden144). De uitgave van dit geschrift is weer een knap staaltje van camouflage. De drukker verbergt zich aan het slot van het boek achter de schuilnaam H.M., burger van Utopia, ‘Formis excudebat. H.M. Ciuis Utopiensis’. Een nader onderzoek gaf de zekerheid, dat Jan Seversz. te Leiden de drukker ervan is geweest145). Heeft de gefingeerde naam hem in zijn tijd beschermd? En is de uitgave van Seversz. de eerste der Acta? Het zou kunnen, dat de Bazelse van Cratander, vroeger ten onrechte door ons voor een Antwerpse aangezien, eraan is voorafgegaan146). Jan Seversz. is een drukker geweest, die niet voor een kleintje vervaard was. Meer ketterse uitgaven bewijzen het. Ook het harde lot der ballingschap is zijn deel geworden. Omtrent dezelfde tijd als de Acta, of iets daarna, is een ander strijdschrift tegen de Hervorming, getiteld Apologia cuiusdam Christiane veritatis amatoris adversus importunos doctrine Lutheriane calumniatores, door hem uitgegeven, dit keer zonder naam, plaats, noch jaartal. Men zal het omtrent 1522 moeten dateren. Geheel bij toeval kwam dit libel, slechts 4 bladen groot, mij in handen, verscholen als het zit in een verzamelband der Utrechtse Universiteits-bibliotheek, die verder mede een schat van curieuse hervormde geschriften bleek te bevatten147), onder meer de genoemde Acta Academie Lovaniensis
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
57
Titelblad van Quare Pape ac discipulorum eius libri a Doctore Mart. Luthero combusti sint. Wittenberg, Melch. Lotter (= Antwerpen, Claes de Grave), 1520 (= begin 1521). (verkleind).
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
59 van dezelfde drukker. Deze Apologia schijnt tot dusver weinig bekend te zijn. Heb ik het goed, dan wordt er door geen enkele der schrijvers over de Hervormingsgeschriften gewag van gemaakt. De strekking van het werkje is onmiskenbaar. Een onvervalst Lutheriaan is hier aan het woord, die beweert niet te hechten aan uiterlijke ceremonies, als daar zijn rozenkransen prevelen, de souter zingen en waskaarsen branden, en die niet geeft om aflaten en vasten148). Luther acht hij door God zelf, gelijk een andere Daniël, gezonden tot het eenvoudige volk. Aan theologen wordt de boeiende taak overgelaten uit te maken, wie de ongenoemde schrijver van de Apologia geweest kan zijn. Een Nederlander? Men zou dit, gezien het feit, dat er tot nu toe, voor zover mij bekend, geen buitenlandse drukken van gevonden zijn, wel voor waarschijnlijk houden. Behalve de Acta Academie Lovaniensis is er in de Nederlanden omtrent 1520 een uitgave van een ander geschrift tegen Luther's veroordeling door Leuven en Keulen gepubliceerd. Het draagt de titel Contra doctrinalem quorundam magistrorum nostrorum damnationem Lovaniensis et Coloniensis studii defensio pro Mart. Luthero en is opgesteld door de Duitse theoloog Johannes Dolschius Veltkirchensis. Weer een druk van Claes de Grave in Antwerpen met het beproefde schijnadres Wittenberg en de titelrand, van Lotter nagemaakt149). En c. 1522 gaf De Grave, nu zonder schijnadres, maar altijd weer met de misleidende titelrand, een werk van de Duitse reformator Philippus Melanchthon uit, Adversus furiosum Parisiensium theologastrorum decretum pro Luthero apologia150). Want ook de Parijse theologen hadden in 1521 hun stem tegen Luther laten horen. Het resultaat is neergelegd in een Determinatio theologicae facultatis Parisiensis super doctrina Lutheriana, niet alleen in Frankrijk, maar
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
60 eveneens hier te lande gedrukt, te Antwerpen door Willem Vorsterman in 1521, zowel in het Latijn, als in het Nederlands151). Tegen dit geschrift richtte zich Melanchthon's Apologia. Van alle kanten dus oppositie tegen de houding der Leuvense, Keulse en Parijse professoren in het Hervormings-conflict. Zelfs schroomde men niet hoger gezag aan te randen; ook de pauselijke bul van 15 Juni 1520 ‘Exsurge domine’ werd een doelwit van spot en tegenactie. Luther, heftig als gewoonlijk, had de weg hiertoe gebaand, toen hij op 10 Dec. 1520 te Wittenberg de bul en de decreten in het vuur wierp. Dat deze strijd mede zijn weerklank in de Nederlanden vond, bewijzen de Nederlandse drukken van drie geschriften, overigens alle afkomstig van Duitse auteurs. Het zijn van Luther Adversus execrabilem antichristi bullam, in 1520 zonder naam van plaats of drukker verschenen, doch afkomstig van Mich. Hillen van Hoochstraten te Antwerpen152) en Quare Pape ac discipulorwm eius libri a doctore Mart. Luthero combusti sint, waarin het verbranden van bul en besluiten te Wittenberg verdedigd wordt. Dit boekje draagt het schijnadres ‘Wittenberge. M.D.XX.’ en is in werkelijkheid weer, de bekende titelrand en de typen verraden het, een druk van Claes de Grave en naar men aanneemt, eer begin 1521 dan 1520 te dateren153). Het derde geschrift, de Dialogus Bulla, staat op naam van een fictief auteur, T. Curtius Malaciola, eques Burlassius - was het Joh. Caesarius? - en vertoont verder een uiterst fantastisch schijnadres, mèt de auteursnaam regelrecht overgenomen van een Duitse uitgave en luidende: Callyrius Trulla, apud Burlassiam Cataduppae regis Stratiotarum Metropolim, Excudebat. Een geleerd vernuftsspelletje, uit wat Griekse stammen samengeknutseld, waaraan wel een enkel touw is vast te knopen, maar dat toch eer als klinkklare onzin be-
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
61 doeld zal zijn. De Nederlandse uitgave is afkomstig van Hillen van Hoochstraten te Antwerpen en c. 1521 te dateren154). Het enige mij bekende exemplaar van deze druk maakt deel uit van de meergenoemde Utrechtse verzamelband. Het is ondertussen niet de bedoeling lang stil te staan bij dergelijke geschriften, planten van vreemde bodem. Het feit echter, dat ze hier te lande herdrukt zijn, blijft van betekenis. Wel van Nederlandse afkomst is naar alle waarschijnlijkheid het werk Lamentationes Petri, een typisch Hervormingsproduct. Deze vermakelijke satyre is onder het pseudoniem van Esdras verschenen met annotaties van Johannes Andraeas, eveneens een pseudoniem. Niet gefingeerd is de naam van hem, aan wie het boek is opgedragen, Guilhelmus Fredericus Groneganus, anders gezegd Willem Frederiks, een bekend pastoor van de Martini-kerk in Groningen, die deze functie van c. 1485-1525 bekleed heeft. Volmaakte fantazie is hier echter ook weer de datering aan het slot. De colophon luidt: Excussum est hoc opus, Anno decimoquinto Tyberij cesaris, procurante Pylato Germaniam, sub principibus Sacerdotum Anna & Caypha. Dat zal dus, indien men deze opzettelijk bedoelde onzin wil vertalen, iets moeten zeggen als: ‘Dit werk is uitgegeven in het jaar 15 der regering van Keizer Tyberius, toen Pilatus Germanië bestuurde onder de priesterlijke aanvoerders Annas en Cayphas’. En dan volgt er nog een Griekse toevoeging, die in het Nederlands overgebracht luidt: ‘en niet uit de huizen, waaruit dergelijke boeken plegen te komen’. Het bleek een druk te zijn van Simon Corver te Zwolle, die omtrent 1521 moet gedateerd worden155). Het toneel van dit geestige geschrift speelt in de hemel. Petrus en Paulus, benevens op hun verzoek Johannes en Jacobus en Mattheus en Judas en Marcus en
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
62 Lucas, en dan ook nog Ambrosius en Augustinus en vele andere kerkvaders, behandelen gezamenlijk het probleem, waarom toch op aarde hun geschriften niet meer gelezen worden. De conclusie is, dat de vier bedelorden de schuld hiervan dragen, het meest de Dominicanen. Lof krijgen slechts de Broeders des gemenen Levens. Na een vermakelijke discussie dalen tot slot Hieronymus en Augustinus als afgezanten naar de aarde af, om met Luther het geval nader te bespreken. Gedrieën beramen zij dan middelen ter verbetering. Een heruitgave van deze zeer lezenswaardige Lamentationes Petri behoort nog tot de vrome wensen. Een nieuw onderzoek zou misschien tevens zekerheid geven omtrent de auteur, die zich achter het pseudoniem Esdras verschuilt. Aleander heeft de schuld op zijn vijand Erasmus willen gooien156). Waarschijnlijk ten onrechte. En verder zijn Hendrik van Bommel, Gerardus Geldenhauer Noviomagus en Willem Frederiks als mogelijke auteurs genoemd157). Vermoedelijk zal de schuldige in de kring van Erasmus en Listrius gezocht moeten worden. Aan het slot van de Zwolse uitgave schoot nog bijna een heel blank blaadje over. Het is door de drukker zuiniglijk gebruikt om er de 50 Triades, een scherpe aanklacht tegen de zedeloosheid te Rome, op te zetten, zonder dat de naam van de auteur vermeld wordt. Naar deze behoeft echter niet gegist te worden; het is een werk van Ulrich von Hutten. Terwijl de meeste uitgaven der besproken strijdschriften uit Antwerpen en een enkel uit Leiden afkomstig zijn, brengen de Lamentationes Petri ons voor het eerst in een geheel ander deel van het land, niet minder actief in zijn verzet. Juist in die vroege jaren van de Hervormingsstrijd is Zwolle een uitstralingscentrum van grote betekenis geweest. De drukker
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
63 Simon Corver en de rector van de Latijnse school en vriend van Erasmus, Gerard Listrius, waren er stuwende krachten. Voor raadselen heeft Corver ons ook geplaatst met de uitgave van een ander quarto boekje, slechts uit twee katernen bestaande, ieder van vier bladen. Dat het tot de rubriek verboden lectuur behoort, is zonneklaar. Het begint met de Prophetia S. Hildegardis, een niet authentiek geschrift. Dan volgt S. Udalricus, Rescriptio in qua Nicolao Papae de continentia clericorum respondit, een tractaat tegen het celibaat der geestelijkheid en al uit de 11de eeuw stammend, dat ten onrechte op naam van Udalricus staat. Het felste venijn der uitgave schuilt in de staart, waar een brief is afgedrukt van (pseudo-) Magister Johannes Haverlant aan Magister Ortwinus Gratius Daventrianus. De vlijmende spot met de Leuvense theologen spuit eruit. Hoe graag zou men ook een herdruk van deze merkwaardige brief zien, gepaard met een onderzoek naar het auteurschap. Blijkbaar is de naam Johannes Haverlant een met fijn opzet gekozen pseudoniem. Immers in die dagen leefde er een zekere Gervinus Haverland, custos van de Keulse provincie, later provinciaal van de Minorietenorde, vooral bekend als heftig tegenstander der Hervorming. Aan het slot van het boek heeft de drukker zijn naam wijselijk in nevelen gehuld, ‘Ciuis Utopiensis excudebat Anno reformationis nouae sub intersignio Chimerae’. (Uitgegeven door een burger van Utopia, het jaar der nieuwe reformatie, in het uithangbord van de Chimera). Typen en initialen van de druk hebben hem ons, ruim 4 eeuwen later, als de Zwolse drukker Simon Corver verraden158). Het is niet de enige keer, dat wij de schuilnaam Civis Utopiensis aantreffen. Ook Jan Seversz. te Leiden noemt zich in de Acta Academie Lovaniensis contra
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
64 Lutherum H.M. Ciuis Utopiensis159) en de vertaling van een werk van Franciscus Lambertus Avenionensis, de afvallige Minderbroeder, Een gulden opschrift in der Minrebroeders reghel, in 1526 uitgekomen, draagt als drukkersadres ‘Gheprent in Eutopia. Bij Resam Mondorf’, een pseudoniem, waarachter zich misschien de Leidse drukker Peter Jansz. verbergt160). Onder de talrijke drukken van de Julius exclusus, een bijtende satire, voor het eerst in 1513 verschenen, waarvan Erasmus dikwijls, met of zonder recht, als auteur wordt beschouwd, is er een, wellicht Duitse, met het gefingeerde adres ‘Amauroti, in insula Utopia’161). Alles bewijzen, hoe populair de Utopia van Thomas More in die dagen was. Tot zover deze greep uit de tegenschriften. De titels van vele boeken en pamfletten zouden eraan toegevoegd kunnen worden. Geenszins echter was het de bedoeling een volledige opsomming der verzetslitteratuur van de vroege Hervormingstijd te geven. Doch uit de overdaad dezer geschriften werden slechts enige uitgaven gekozen, waarvan de publicatie typerend is voor de geraffineerde methodes, door de drukkers uitgedacht, om de keizerlijke verboden te ontduiken.
Eindnoten: 139) Zie daarvoor hoofdstuk I, 16. 140) Beschreven NK. 7. Ook een Keulse uitgave van Maart 1520 is er mij van bekend; exx. te Rome in de Bibl. Angelica en in de Bibl. Casanatense. Zie voor de tekst Corpus doc. inquisit. IV. 12-18. 141) Van deze uitgave door Claes de Grave, beschreven onder NK. 2231, bezit de Univ. Bibl. te Utrecht 2 exx. Over de rand zie mijn opstel Uit het bedrijf der Antwerpsche drukkers in het begin van de 16e eeuw in De Gulden Passer IV (Antw. - 's-Grav. 1926), 107-108. Thans zijn mij behalve de Condemnatio nog 3 andere drukken bekend, waarop Claes de Grave de rand gebruikt heeft, met verboden werken van Dolschius, Luther en Melanchthon, beschreven NK. 2794, 3455 en 3513, de beide eerstgenoemde eveneens met de gefingeerde plaatsnaam Wittenberg, echter zonder naam van de drukker. Vgl. over NK. 2231 nog hoofdstuk III (noot 79). 142) Twee Ned. vertalingen van de Institutiones van Justinianus, van 1520 en 1534, beschreven NK. 1240-1241. 143) NK. 1421, 1425-1427. 144) Een herdruk bij Ferguson, a.w. 316-328 en vgl. er over hoofdstuk I (noten 53 en 55). 145) NK. 2227 en zie aantt. ald. 146) Indertijd beschreven als NK. 3; zie echter de Verbeteringen in NK. II, p. XLV en mijn opstel in HB. XIII (1924), 254. 147) Met de signatuur Misc. Theol. 4o. 129. Zie de beschrijving der Apologia NK. 2307. 148) ‘vt sunt rosaria murmurare, psalterium canere, candelas cereosque accendere’; ald. bl. 2 verso. 149) Beschreven NK. 2794; zie de aantt. ald. O.a. een defect ex. in dezelfde verzamelband te Utrecht Univ. Bibl. 150) Zie NK. 3513. Een ex. bleek mede verscholen te zitten in de genoemde Utrechtse verzamelband. 151) Zie over de Determinatio o.a. Opus epist. Erasmi IV, p. 491. Beschrijving der beide Antwerpse drukken NK. 706-707. De Ned. vertaling is vermoedelijk het werk van Joh. Royardus, gelijk valt af te leiden uit het proces van Lieven de Zomere; zie Corpus doc. inquisit. IV. 112. 152) Beschreven NK. 3449. 153) Zie NK. 3455 en de aant. ald. over de datering.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
154) Beschreven NK. 3479. Zie daar verder voor gissingen naar de auteur. Een herdruk van het werk bij Ulr. Huttenus, Opera, ed. E. Böcking IV (Lips. 1860), 332-336; ald. ook pogingen de colophon te verklaren. 155) Zie de beschrijving NK. 2985. Ald. noemde ik uitsluitend een ex. Parijs Bibl. Nat. Later vond ik nog exx. vermeld te Hamburg Staats- u. Univ. Bibl., te Zwickau Ratsschulbibl. en te Wolfenbüttel. 156) Zie Opus epist. Erasmi IV, p. 586-587. 157) Voor bronnen, waar deze auteurs vermeld worden, vgl. de aant. bij NK. 2985. Uitvoerig erover bij O. Clemen, Die Lamentationes Petri in Zeitschr. f. Kirchengeschichte XIX (Gotha 1899), 431-448. 158) Zie de beschrijving NK. 3998 en vooral de aanvulling NK. 4154, met de aantt. bij beide. 159) NK. 2227 en vgl. noot 145. 160) NK. 1310. 161) Vermeld door H. Ullrich in HB. XX (1931), 99; geen ex. bekend. Zie voor een soortgelijk adres, mogelijk Duits, van c. 1513 een andere Lat. druk bij E. Weller, Die falschen und fingirten Druckorte (Leipz. 1858), 155 en het adres ‘in Utopia’ in een Duitse druk van c. 1541, ald. 2. Nog in Jan. 1555 verscheen er een uitgave van Menso Poppius, Septem cyclopeidon libri met het adres ‘Impressum in Campis Elysiis, a ciue Vtopiensi’, vermoedelijk een Emdense druk.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
65
V. De drukkers in de geloofsstrijd Het ligt voor de hand, dat de meeste verboden boeken uit ‘die vermaerde coopstadt van Antwerpen’ afkomstig zijn, toentertijd het belangrijkste centrum der Nederlanden. Drukkerijen en boekenproductie weerspiegelden meestal vrij zuiver het beeld van het culturele leven ener stad. Enkele cijfers ter nadere oriëntering. In het tijdvak 1500-1540 hebben in Noord- en Zuid-Nederland een 120 drukkers gewerkt, die gezamenlijk zeker ruim 4600 boeken hebben uitgegeven. Op rekening der 56 Antwerpse drukkers staan stellig een 2480 boeken, meer dan de helft dus van de totale productie. Amsterdam was pas in opkomst en zou eerst een 50 jaar later, ook op typografisch gebied, tot zijn volle grootheid geraken. In hetzelfde tijdvak werken daar een 8-tal drukkers, waaronder de bekende Doen Pietersz., en in het geheel levert de stad een honderd uitgaven op, van hun persen afkomstig. Rotterdam kan in dit verband slechts voor de curiositeit genoemd worden. Hier heeft in het gehele tijdperk 1500-1540 een enige drukker één simpel boekje van 6 bladen, de Latijns-Nederlandse woordenlijst Curia palacium, gedrukt en zich vervolgens in Delft gevestigd. Gevaar voor concurrentie van die zijde bedreigde Antwerpen dus nog niet. Toch zijn er ook in de Noordelijke Nederlanden enige belangrijke centra van boekenproductie geweest. Houdt men uitsluitend rekening met de kwantiteit, dan staat Deventer aan de spits. Geestelijk brandpunt reeds sinds de dagen van Geert Groote en Florentius Radewijns,
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
66 met menig klooster en een bloeiende school, die vooral onder de leiding van Alexander Hegius veel leerlingen trok, was er vanzelf grote vraag naar boeken. De handeldrijvende bevolking was verder vertrouwd met de wegen voor de export. De verschillende Deventer drukkerijen hebben tussen 1500 en 1540 zeker een 780-800 boeken uitgegeven. Een respectabel getal, waarvan het leeuwenaandeel, ± 380, toekomt aan Albertus Pafraet, de drukker, die dan ook het langst werkzaam is geweest. Tot de Hervormingsstrijd in zijn eerste ontwikkeling hebben de drukkerijen daar echter vrijwel niets bijgedragen. Overziet men de lange lijst der uitgaven van Alb. Pafraet, dan blijkt duidelijk, dat kleine schoolboekjes van Cicero, Donatus, Vergilius, Ovidius, Plinius, Murmellius, etc. de Deventer specialiteit bij uitnemendheid vormden. Iets meer muziek zit er in de uitgave van het Nieuwe Testament, naar Luther's vertaling (26 Oct. 1525), waarop Pafraet dan ook zo verstandig is geweest zijn naam en adres te verzwijgen. Van moeilijkheden, die deze publicatie hem mogelijk bezorgd heeft, vernemen we niets. Die zou hij eerst in een veel latere periode ondervinden, toen enige geschriften van David Joris, op instigatie van diens aanhanger Jorien Ketel te Deventer gedrukt, in 1544 de terechtstelling van Ketel en de veroordeling van de drukkers Alb. Pafraet en Theod. de Borne Jr. ten gevolge hebben gehad162). Bracht dus Deventer ten bate van de nieuwe beweging weinig merkwaardigs aan de markt, heel wat meer viel er op dit gebied te beleven in het naburige Zwolle. En nog wel ondanks het feit, dat het aantal daar gedrukte boeken in hetzelfde tijdvak 1500-1540 geen zesde deel van de Deventer productie bedraagt en er zelfs na 1522 of begin 1523 in 't geheel geen drukkerij meer schijnt te hebben gewerkt. Eerst heeft de drukker Peter Os van Breda, reeds
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
67 van c. 1478 af werkzaam en opgevolgd door zijn zoon Thieman, in Zwolle vrijwel het monopolie gehad. Toen de laatste omtrent 1516 het bedrijf naar Zutphen overbracht, volgde een kort optreden van Lubbertus Rensinck en daarna vermoedelijk even een vacuum. Tot plotseling in 1519 een nieuwe pers, de Officina Corveriana, als een paddestoel opschiet. Ongetwijfeld zal Listrius tot haar vestiging hebben bijgedragen. Deze was sinds 1516 rector van de Latijnse school te Zwolle en heeft in menig opzicht nieuw leven in de stad gebracht. Type van de humanist, groot bewonderaar van Erasmus en ook bevriend met hem, was hij, gelijk te verwachten valt, door de Hervorming niet onberoerd gebleven. Klaarblijkelijk heeft hij, eenmaal rector, reeds spoedig veranderingen in het onderwijs van de Zwolse school gebracht. Zo heeft hij het gewaagd de traditionele, haast heilige Disticha Catonis als leerboek af te schaffen. Volgens Murmellius zou hij zelfs de spot gedreven hebben met de gedichten van de toen hooggeschatte aartsrijmelaar Baptista Mantuanus. Ook Murmellius zelf, uit Alkmaar verdreven door krijgsgeweld, was van Juni 1517 af enkele maanden als leraar aan de Zwolse school verbonden. De verhouding met Listrius werd uitermate gespannen en het zal een opluchting zijn geweest, toen Murmellius naar Deventer vertrok. De oorzaak van hun onenigheid, die tot felle uitbarstingen en onverkwikkelijke schimpdichten heeft geleid en zelfs tot de klaarblijkelijk onjuiste aantijging, dat Listrius schuld zou hebben gehad aan de dood van Murmellius, zal waarschijnlijk dieper hebben gelegen dan louter verschil van inzicht over het onderwijs163). Vanwaar was ondertussen de Officina Corveriana gekomen? En is Simon Corver, die nooit zichzelf als drukker noemt - altijd luidt het adres ‘ex officina Corveriana’ of ‘in aedibus Corverianis’ -, maar van
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
68 wie verscheiden getekende Latijnse voorredes afkomstig zijn, er de enige leider van geweest? In welke relatie stond hij tot Willem Corver te Amsterdam, wiens initialen W.K.(orver) op een van de door de Officina Corveriana gebruikte titelranden voorkomen? Is verder het Novum Testamentum in de vertaling van Erasmus, in Sept. 1522 met het adres ‘Aemstelredammae, ex officina Guilelmi Koruerij’ door Simon gedrukt en dan nog te Zwolle164)? Of was de drukker reeds naar veiliger streken gevloden? Tal van vragen, die de Officina Corveriana ons voorlegt en waar we een positief antwoord op schuldig moeten blijven. Er blijft ondanks veler naspeuringen een sluier van geheimzinnigheid over deze pers hangen, een bewijs al, dat daar iets te verbergen viel. Eén ding staat vast en ontdekkingen van de laatste jaren hebben het bevestigd, de Zwolse drukkerij van Corver is gedurende haar kortstondig bestaan een der meest actieve productie-centra van ketterse boeken in ons land geweest. Drie werken van Luther, De bonis operibus, Tessaradecas en de Epistola ad Leonem X, tractatus de libertate christiana, de laatste nog wel uitgegeven met vlag en wimpel ‘Impressum Suollae in aedibus Coruerianis’ en het jaartal 26 Febr. 1521 aan het slot. Verder de Dialogus de IV erroribus circa evangelicam legem exortis en Fragmenta aliquot van Joh. Pupper van Goch, die, ofschoon hij vóór hun optreden leefde, door de hervormers wel als een der hunnen is beschouwd en wiens geschrifen later verboden zijn. Voorts 5 uitgaven van tractaten van Wessel Gansfort, mede tot de reformatoren vóór de Reformatie gerekend. Ook het anonieme werkje, dat een plaats op de Index zou krijgen, De autoritate, officio et potestate pastorum ecclesiasticorum. Al gist men nog naar de auteur, alleen reeds de aangehangen Conclusiones van Melanchthon hebben er een ketterse
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
69 stempel op gedrukt. Doordrenkt van het nieuwe geloof is eveneens de uitgave der Lamentationes Petri, onder het pseudoniem van Esdras verschenen, en der Prophetia S. Hildegardis met aanhang, hier beide al besproken165). De Disputatio habita Gruningae in aedibus praedicatorum inter Dominicanos atque sacerdotes ecclesiae d. Martini anno 1523 is ook een geschrift, dat tot de Hervormingslitteratuur behoort. De Hoop Scheffer heeft het indertijd uitvoerig besproken166). Behalve dit 14-tal positief hervormde geschriften heeft de Officina Corveriana enige Latijnse schoolboekjes van Listrius en anderen uitgegeven. Verder van Erasmus 2 grammatische werken, 2 drukken van het Enchiridion militis christiani, Bellum en Sileni Alcibiadis en zijn genoemde vertaling van het Novum Testamentum167). Werken nog wel niet verboden, maar waaruit de nieuwe tijd toch reeds spreekt. Inderdaad, een staat van dienst, waarmede een drukkerij, die slechts een jaar of drie, vier gewerkt heeft, voor den dag mag komen. De productie van deze Zwolse pers vormt een harmonisch geheel. Daar werd maar niet gedrukt, wat zich toevallig aanbood. Weloverwogen, met zorg zijn de publicaties uitgezocht. Vooral de keuze der min rechtzinnige geschriften van vóór de Hervorming, gelijk die van Wessel Gansfort en van Goch, en waarbij vermoedelijk ook het tractaat De autoritate, etc. ecclesiasticorum gerekend moet worden, bewijst, dat de leider of adviseur der drukkerij een intelligent, ontwikkeld man is geweest. Was het Simon Corver zelf, die de selectie deed? Of Listrius? Of geschiedde het in gemeen overleg? Dat Simon Corver niet van eruditie verstoken was, getuigt, behalve enige Latijnse voorredes, ook zijn Elegia ad clerum Amsterdamum, achter de uitgave der Elegiaie II van Listrius gedrukt168). Uit dit gedicht valt af te leiden, dat
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
70 Corver vroeger geestelijke in Amsterdam is geweest, maar uitgebannen werd wegens hervormde neigingen. De rol van Willem Corver, wiens naam op enige drukken der Officina Corveriana voorkomt, is nog niet voldoende verklaard. Wel weten we, dat hij van onvervalste Lutherse gezindheid was. In 1524 komt hij in officiële stukken voor als verdacht van ketterij169). Bezorgde hij uitsluitend de verkoop der boeken? Meer dan tot nu toe is geschied zal bij de ontwikkeling der Hervorming in Zwolle gelet moeten worden op de betekenis van de Corver-drukkerij170). Het is daar een, deels geheime, zender van verboden lectuur geweest, waarvan de invloed niet onderschat mag worden. In 1522 vertrekt Listrius uit Zwolle en wordt rector te Amersfoort. Hadden zijn aartsvijanden, de Dominicanen - in één van Corver's uitgaven, de Lamentationes Petri, zo ongenadig gehekeld -, die van den beginne af tegen de nieuwlichter Listrius gekant waren geweest, het pleit gewonnen? Waarschijnlijk begon, zonder de hechte steun van Listrius, thans Corver's positie wat te wankelen. De Officina Corveriana staakt tenminste haar werkzaamheid in Zwolle. Even mysterieus als haar komst, is haar vertrek. Wanneer werd ze opgebroken? Reeds in 1522? Was de uitgave van Erasmus, De duplici copia verborum, etc., verzorgd door Listrius, van 1 Febr. 1523 - blijkens de gebruikte lettertypen, rand en initialen zonder de minste twijfel van Corver's pers afkomstig - waarin, gelijk trouwens ook al in het Novum Testamentum van Sept. 1522, de drukplaats niet meer vermeld wordt, en de colophon luidt ‘Aemstelredammae ex officina Guilhelmi Coruerij’, nog in Zwolle gedrukt171)? Zijn mijn gissingen juist, dan was op dat ogenblik de Zwolse pers met materiaal en al reeds naar Hamburg overgebracht, terwijl Willem Corver in Amster-
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
71
Titelblad van Erasmus, Enchiridion militis christiani. (Zwolle? Simon Corver voor) Willem Corver te Amsterdam, Juli 1522.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
73 dam slechts fungeerde, gelijk hij ook vóór dezen gedaan had, als verkoper der boeken. Er zijn namelijk, en dit brengt ons even buiten de landsgrenzen, in 1522-'23 te Hamburg een 15-tal louter Hervormde boeken verschenen, waarbij het zeer bekende Nyge Testament tho dude van 1523 en niet minder dan 11 tractaten van Luther. Voor het grootste deel in een Nederduits dialect, dat sterk onder Nederlandse invloed staat. Eén ervan, Luther's Nuttige expositie des evangelijs van den tien malaetschen van 20 Juni 1523, is in het Nederlands geschreven. Wijselijk werd in geen dezer uitgaven de naam van de drukker vermeld. Wel noemen verscheidene Hamburg als drukplaats. Men pleegt in de bibliografische wereld de anonieme drukkerij te betitelen als Hamburg, Ketterse drukker (‘Presse der Ketzer’). In vreedzame internationale samenwerking van Zweedse, Duitse, Zuid-Afrikaanse en Nederlandse zijde is er reeds heel wat over onderzocht en gepubliceerd. Dat er verband was tussen de Officina Corveriana en de Hamburgse ketterpers, staat als een paal boven water. Immers, twee van Corver's titelranden, de een nog voorzien van het Zwolse wapen, een kruis, staande tegen een passer (?), en met de letters W.K. (Willem Korver), komen in enkele der Hamburgse drukken voor, evenals tal van Corver's typische initialen, veelal met koppen of spelende kinderen versierd. Het volstrekte bewijs, dat hij dezelfde is als de leider van de Hamburgse drukkerij moet nog geleverd worden. Waarschijnlijk is het echter in hoge mate, zowel op typografische en historische, als op philologische gronden172). Later dan 1523 zijn er geen uitgaven van de Ketterse drukker in Hamburg bekend. Met de stille trom is hij gekomen en verdwenen en volgt ook daarin het voorbeeld van de Officina Corveriana te Zwolle.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
74 Vanzelf brengt Corver ons tot een tweede Nederlandse drukker, gelijk hij door de aard zijner uitgaven propagator van het nieuwe geloof, Johannes Hoochstraten te Antwerpen. Het is een gewoon verschijnsel, dat verwante schepselen, laat het vuige Jan Rappen, dieven en diefjesmaats of deugdzame voorstanders van Rein Leven, een Geestelijke Herbewapening of de Oxford-groep Beweging zijn, dikwijls, als vanzelf, tot elkaar getrokken worden. Soort vindt soort. Zo moet er ook een thans niet meer na te speuren draad hebben gelopen van de Officina Corveriana en de Hamburgse Ketterse pers naar Joh. Hoochstraten. Een gedeelte van het typografische materiaal, eerst in Zwolle en Hamburg gebruikt, blijkt later in handen te zijn geraakt van Hoochstraten. Aldus twee titelranden, voorts het drukkersmerk met de gevleugelde Occasio en tal van zijn markante initialen, met stoeiende putti, koppen van kinderen en dieren. Op een van beide titelranden, de voorstelling der feestelijke optocht van putti, heeft Hoochstraten zelfs weer rustig het Zwolse wapen, het kruis, dat de draagbak van de olifant versiert, laten staan. Van de andere overgenomen rand zijn evenwel de letters W.K., het Zwolse wapen en de passer verwijderd. Terwijl vaak de levens van de eerste hervormde drukkers zwaar zijn van zorg en veelal door ballingschap, zo niet erger, op dramatische wijze worden afgesloten, behoort dat van Johannes Hoochstraten tot de gelukkige uitzonderingen. Tenminste van de buitenkant bezien, maakt hetgeen hij beleefd heeft de indruk slechts avontuurlijk, fleurig en vermakelijk te zijn geweest. Waarschijnlijk is hij een zoon van Michiel Hillen van Hoochstraten, een der meest productieve Antwerpse drukkers. Van diens pers, met het uithangbord de Raap, zijn ver boven de 500 uitgaven afkomstig.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
75
Titelblad van Tyndale, The practyse of prelates. Marburg (= Antwerpen, Joh. Hoochstraten), 1530. Houtsneerand afkomstig van S. Corver.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
77 Geheel vrij van ketterse smetten is vader Michiel ook niet geweest, blijkens een 6-tal Luther-drukken en de reeds genoemde Dialogus Bulla uit de jaren 1520-'21173). Maar in de grote stroom van de productie zijn deze zeker ongemerkt meegevloeid. Van moeilijkheden, die Michiel Hillen van Hoochstraten met de justitie heeft gehad, is in ieder geval niets bekend. De eerste uitgaven van Joh. Hoochstraten werden in samenwerking met zekere Hadrianus Tilianus te Antwerpen gedrukt in 1525-'26. Het zijn een 5-tal hoogst onschadelijke werken van Chrysostomus, Adr. Barlandus en Godfr. Harmelas Theophilus. Zelfs Aleander zal er geen aanstoot aan hebben kunnen nemen. Dan echter komt er meer tekening in. Niet voor niets werkte Hoochstraten met het materiaal van Corver. In 1526 verschijnt een Nederlandse vertaling van de Souter met verklaringen van Joh. Bugenhagen ‘Gedruct te Basel bi mi Adam Anonymus’174). Bijna vier eeuwen lang heeft deze Adam zijn anonimiteit, allerlei gissingen ten spijt, weten te bewaren. Het zal vermoedelijk de bedoeling zijn geweest de schijn te wekken, of de uitgave afkomstig was van de Bazelse drukkerij van Adam Petri de Langendorff. Dan met succes. Op gezag van Isaac Le Long is deze veronderstelling steeds weer nagepraat en nageschreven tot in de 20ste eeuw toe175), zonder dat iemand zich het hoofd erover gebroken schijnt te hebben, waarom ter wereld een Bazels drukker een boek in het Nederlands uitgaf. Indien het mij gelukt is Adam Anonymus ten slotte te ontmaskeren en hem te identificeren met Johannes Hoochstraten, beschouw ik dit als een overtuigend bewijs voor de waarde van het hedendaagse typenonderzoek. Eenmaal op het ketterse pad, gaat Hoochstraten rustig door soortgelijke publicaties de wereld in te sturen, onder diverse schijnadressen. Eerst, c. 1526 en
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
78 in 1528, twee vertaalde werken van Luther, beide wel te verstaan zonder vermelding van diens naam. Het zijn Die Epistel van S. Pauwels tot die Galaten uutgeleyt, waarin geen jaartal of drukkersadres voorkomt, en de Postillen oft Sermonen op die epistelen ende evangelien (ao 1528), voor welke uitgave dezelfde Bazelse Adam Anonymus nog eens van stal wordt gehaald176). Uit dit omvangrijke werk in folio, in 3 delen, goed gezet, met aardige initialen, mooie titelbladen en enkele houtsneden van Jan Swart, blijkt, dat Joh. Hoochstraten een bekwaam vakman was. In hetzelfde jaar, dat de naam Adam Anonymus ten tweede male ijdelijk gebruikt wordt, verschijnt een uitgave van Tyndale's Parable of the wicked mammon (8 Mei 1528) met het geheimzinnige adres ‘Printed at Malborowe’ (d.i. Marburg) ‘in the londe off hesse by Hans luft’ en weldra volgt er een reeks verboden Engelse drukken. De meeste noemen Hans luft, enkele vermelden slechts Marburg, of hebben in 't geheel geen adres. Blijkens hun typen zijn ze onmiskenbaar uit één en dezelfde drukkerij en, naar me bij onderzoek bleek, uit die van Joh. Hoochstraten afkomstig. Nu heeft er, en wel te Wittenberg, inderdaad een hervormd drukker Hans Lufft geleefd en soms is gemeend, dat al die Engelse drukken uit een filiaal van hem in Marburg stamden. Of wel, dat een Engels drukker zich achter dit schuiladres verborgen hield. Tot ook deze vesting voor de aanvallen van het moderne typenonderzoek bezweken is. Tussen 1528 en 1530 tel ik 13 van dergelijke verboden Engelse uitgaven, werken van Tyndale, van Frith, vertalingen der eerste vijf bijbelboeken door Tyndale, en ook van Erasmus' Paraclesis, benevens enige anonieme geschriften177). Eén Nederlandse uitgave, de Articulen te Marburg geaccordeert 3 Oct. 1529, vermeldt aan het
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
79 slot ‘Ghedruct te Marburg in Hessen bi Hans luft’. Zelfde oorsprong178).
Drukkersmerk van Simon Corver, Zwolle, later gebruikt door Joh. Hoochstraten te Antwerpen, Lübeck en Malmö.
In 1530 verschijnt, in het Nederlands, Luther's Vermaninge aen de gheestlike op den rijcsdach te Ausborch vergadert ‘Ghedruct...... te Marborch in Hessen. bi mi Steffen Rodt’. Het blijkt een nieuwe streek van Joh. Hoochstraten te zijn. Ook deze schuilnaam is weer heel listig verzonnen. Want Stephan Rodt was geen fictieve figuur, maar een wezen van vlees en bloed, rector en secretaris in Zwickau, een man, die veel heeft bijgedragen tot de verspreiding van Luther's werken179). Dan een intermezzo. In de jaren 1531-1535 geen enkele Antwerpse druk van Joh. Hoochstraten. De vogel is naar Lübeck gevlogen. Dreigde er gevaar, en dan soms van Engelse zijde? Ook daar te lande werden voortdurend proclamaties tegen de geschriften van aanhangers der Hervorming uitgevaardigd, en verkopers en bezitters vervolgd. Onder dezen is zekere Michaell Lobley in 1531 te Londen ervan beschuldigd, dat hij in Antwerpen verboden boeken had gekocht. Vier hiervan worden met name vermeld; het zijn: A disputacion of purgatorye en A pistle to the Christen reader, beide van Frith, het laatste gevolgd door
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
80 Luther's Revelation of Antichrist. Verder twee van Tyndale, The obedience of a Christen man en The parable of the wicked mammon. Van het eerste werk door Frith is een uitgave zonder plaats, naam van drukker of jaar bekend, toe te schrijven aan Symon Cock in Antwerpen omtrent 1531; de drie overige zijn alle drukken van Hans Luft alias Joh. Hoochstraten, van 1528 en 1529180). Begon men in Engeland zijn spelletje te doorzien en was er soms een waarschuwing tot de Antwerpse autoriteiten gericht tegen de pseudo-Marburgse drukker? In ieder geval zal Hoochstraten zich veiliger gevoeld hebben temidden van geloofsgenoten in Lübeck. Zijn drukkersmateriaal had hij voor een deel meegenomen. Lang is hij er echter niet blijven hangen. Eén druk van Aug. 1531 en een tweede van 9 April 1532, beide werken van Lutheranen, is alles wat ons tot nu toe van zijn Lübeckse productie bekend is. Het materiaal wordt weer ingepakt en hij trekt verder. Nog Noordelijker gaat het, thans naar Malmö. Niet op eigen risico vestigde hij zich daar, doch als leider der drukkerij van Kanunnik Christiern Pedersen, mede een warm aanhanger der Hervorming. Beider relatie moet uit Antwerpen stammen. Daar had Pedersen in het gevolg van Koning Christiaan II van 1529 tot 1531 vertoefd en bij die gelegenheid in de drukkerij van Willem Vorsterman een 11-tal Deense boeken, werken van zichzelf en van Luther en het Nieuwe Testament, laten drukken, waarvoor hij ten dele eigen materiaal had geleverd181). Terug in Scandinavië met wat hij aan drukkersgerei verzameld had, heeft Pedersen daar een drukkerij opgericht. Zelf echter geen vakman, had hij een technische medewerker nodig. Die functie nu heeft Joh. Hoochstraten bij hem bekleed. Ook deze bracht zijn drukkersmateriaal mee. Hieronder de titelrand, reeds van Corver
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
t.o. 80
Martinus Luther, 1521. Naar een kopergravure van Lucas Cranach de Oude. - Lutherhalle, Wittenberg. (verkleind).
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
81 afkomstig, met de putti en de olifant, nog altijd voorzien van het Zwolse wapen, en tevens de rand met het wapen van Luther, langzamerhand wel wat versleten, die vroeger, in 1526, reeds gebruikt was op de Souter van Bugenhagen, door pseudo-Adam Anonymus gedrukt. Dan nog een titelrand met een bijbelse voorstelling, mij te voren alleen uit een Lübeckse druk van hem bekend, het Occasio drukkersmerk, eens van Corver, en een hele collectie initialen. Eveneens had hij enkele van zijn lettertypen meegenomen en het is merkwaardig te zien, hoe hij er thans een Deense ø in heeft moeten lassen, die echter slecht in het corps past. Met dit gecombineerde materiaal gaan Pedersen en Hoochstraten in Malmö aan de slag en produceren een reeks uitgaven, vrijwel uitsluitend van hervormde of politieke aard182). Heel lang heeft de samenwerking niet geduurd; de eerste gedateerde druk is van 11 Jan. 1533, de laatste van 1535. Verder is het bekend, dat Pedersen al in 1536 zijn typografisch materiaal voor 400 thalers verkocht heeft aan de Kopenhaagse drukker Hans Vingaard, mede iemand van hervormde gezindheid. Ook dat van Joh. Hoochstraten? In Vingaard's drukken trof ik nog slechts één enkele titelrand, die met de bijbelse voorstelling, van hem aan. En juist in het jaar 1535, op 29 Oct., verschijnt er weer een Engelse druk, Tyndale's Obedience of a Christen man, met het welbekende adres ‘At Marlborow in the lande of Hesse... by me Hans luft’. In Antwerpen teruggekeerd uit het hoge Noorden, zet Hoochstraten dus het bedrijf op de oude voet door. Alleen gebruikt hij nu grotendeels ander materiaal en maakt het ons dientengevolge moeilijker hem na te speuren. Waarschijnlijk moet ook nog een Engelse druk, een werk van John Johnsone met het fictieve adres ‘At Parishe, by me Peter congeth’ op zijn
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
82 rekening worden geplaatst. Zeker is dit het geval met Certeine prayers and godly meditacyons van 1538, weer met een nieuw schuiladres ‘Emprented at Malborow... per me Ioannem Philoponon’. En eveneens The testament of master Wylliam Tracie, van 1535, een werk van Tyndale en Frith, echter zonder naam of fictief adres, is van hem afkomstig183). Altemaal gevaarlijke boeken, zwaar van springstof. Toch is er klaarblijkelijk voor Hoochstraten geen uitbarsting van gekomen. Nergens is het minste spoor te vinden, dat hij ooit in een proces gewikkeld is geweest. Na 1540 ondertussen schijnt zijn vechtlust wat bedaard te zijn. Hij schikt zich in 't gareel van de gezeten burger. Het vuur is uitgedoofd. Misschien was hij getrouwd. In ieder geval is hij, gelijk veel stervelingen, boeiender in zijn jeugd dan op middelbare leeftijd. Wel drukte hij tussen 1540 en 1543 zeker nog ongeveer 18 boeken, nu met het echte, fatsoenlijke adres ‘In rapo’ van zijn (vermoedelijke) vader Michiel Hillen van Hoochstraten. Grotendeels zijn het makke, Latijnse schoolboeken. Erasmus' Enchiridion militis christiani (1542) en diens vertaling van het Nieuwe Testament (1543) behoren tot de weinige uitgaven, die even herinneren aan de aardige productie van wijlen Adam Anonymus - Hans Luft - Steffen Rodt. Aangenomen wordt, dat hij in 1543 of '44 is overleden, nog vóór Michiel Hillen van Hoochstraten184). De schuiladressen van Joh. Hoochstraten hebben klaarblijkelijk naam gemaakt. Een enkele keer zelfs zijn ze door buitenlandse drukkers van hem geroofd. Heeft hij dit nog beleefd, dan zal hij er zeker geen aanstoot aan hebben genomen, gewoon als hijzelf was geweest met andermans veren te pronken. De eerste keer is Hans Luft met het Marburgse adres en al gestolen in een uitgave van Tyndale's
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
83 Parable of the wycked mammon. Mede de datum 8 Mei 1528 werd overgedrukt uit de editie van de echte Hans Luft = Joh. Hoochstraten. Wie de Londense drukker van deze falsificatie is, òf Thomas Berthelet, òf Hugh Singleton, is een vraag, waar de Engelse bibliografen het nog niet over eens zijn en ook hun dateringen schommelen tussen 1536 en 1550. Terwijl dit inmiddels slechts een geantidateerde piratendruk genoemd moet worden, is een andere roof zelfs iets sensationeler. In 1545 verschijnt Coverdale's Shorte recapitulation or abrigement of Erasmus Enchiridion met het adres ‘Imprinted at Ausborch bij A. Anonimus’. Dus Adam Anonymus redivivus, maar nu van Bazel naar Augsburg verhuisd. Zekerheid, wie de roofdrukker is, heb ik nog niet. Vermoedelijk echter eveneens een Nederlander185). Met Corver op drift geraakt, zijn we via Hamburg in Antwerpen en tussenstadia in Lübeck en Malmö beland. Thans terug naar Noord-Nederland. Want onder de zeer productieve drukkers van verboden boeken verdient ook Jan Seversz. te Leiden een ereplaats. Toen hij, waarschijnlijk als eerste gedateerde druk, op 10 Maart 1502 het suikerzoet getitelde boekje uitgaf, de Wandelinge der kersten menschen met Ihesu den brudegom der sielen inden hof der bloemen186), gevolgd door vele andere devote werkjes, zal hij kwalijk vermoed hebben, hoe hij in later dagen van het pad dezer rustige rechtzinnigheid zou afwijken. Werkzaam op de Hooigracht, in het Gulden Missael, is hij jaren lang, en zeker van 1506 af, de enige drukker te Leiden geweest. Ruim 100 uitgaven, voor een groot deel in de landstaal, zijn tussen c. 1501 en 1523 van hem bekend. Daaronder voortreffelijk uitgevoerde boeken, verscheidene versierd met houtsneden van Lucas van Leyden. Zo het Missale Traiectense van
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
84 1514, een werk, dat door Dülberg misschien de fraaiste druk van de Hollandse Renaissance is genoemd. Ook het prachtige titelblad van Der byen boeck, vertaling van Thomas Cantipratensis (16 Nov. 1515), en de mooi gecomponeerde titelhoutsnee van De reipublice cura van Philippus de Leyden (14 Sept. 1516) verraden de hand van dezelfde meester187). Behalve drukker was Seversz., gelijk hij zichzelf in enige uitgaven noemt ‘parcamentmaker’ of ‘fransijnmaker’ (francijn is een soort perkament). Naar perkament was in die dagen veel vraag. De overheid had het nodig voor tal van geschreven officiële documenten. Tevens werd het wel voor boeken gebruikt. Want evenals nu prentenboeken vaak op linnen gedrukt worden om langer weerstand te bieden aan de alverscheurende handen van kleine lezers of kijkers, werden toen populaire schoolboekjes, gelijk de Donatus, Abecedaria, de Dominus quae pars, de Disticha Catonis en dergelijke, voor de duurzaamheid van perkament vervaardigd. Jan Seversz. heeft niet alleen deze grondstof bewerkt, maar zich mede met het drukken erop bezig gehouden. Minstens een tiental van zulke perkamenten uitgaafjes zijn me van hem bekend. Vele jaren heeft Seversz. dus, een geaccrediteerd, bekwaam drukker, op de Hooigracht zijn vak uitgeoefend. Tot ook hem het nieuwe geloof heeft aangegrepen, zo krachtig en zo overweldigend, dat hij er rust, gezin en stad voor heeft prijs gegeven. Nadat hij reeds in 1523 en daarna nog drie malen voor het Hof van Holland gedaagd was, is hij op 13 Juli 1524 wegens het drukken van de Summa der godliker scrifturen oft een duytsche theologie bij verstek veroordeeld tot levenslange verbanning uit Holland, Zeeland en Friesland, met verbeurdverklaring van zijn goederen. Zelf had hij zich bijtijds uit de voeten gemaakt en was naar Utrecht getrokken. Daar ook bleven de moeilijk-
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
85 heden niet uit. Al op 17 Juni 1524 is er hem zijn borgerschap opgezegd en werd hij uit de stad verbannen, ‘want hy mettet werck van Lutheryen besmet is’. Waar heeft hij toen gehuisd? Op 7 April krijgt hij verlof in Utrecht terug te keren. Kort vreugde. Op 17 Mei wordt hij opnieuw ‘met alle syne dienres die met hem printen’ voor eeuwig uit de stad gewezen ‘om des wille hy van der zaken van Luteryen gecorrigeert is geweest’. Een bewijs ondertussen, dat hij hier zijn oude beroep heeft uitgeoefend, al zijn er tot nu toe geen drukken van hem met een Utrechts adres bekend. Was hij met drukpersen en al naar Utrecht getrokken? In dat geval heeft de Leidse overheid toch zeker, toen die gevaartes vervoerd werden, een oogje dicht gedaan. Weer wordt Seversz. dus voortgejaagd op de moeilijke weg van de ballingschap. Zijn doel is nu klaarblijkelijk Antwerpen. In 1527 verschijnt daar zijn eerste druk. Maar reeds had hij, nieuwe dronk uit de lijdensbeker, te voren kennis gemaakt met een Zuid-Nederlandse gevangenis. Uit de overgeleverde gegevens valt moeilijk af te leiden, wanneer hij gezeten heeft als ‘prisonnier par longe espace’, 't zij in Brussel, 't zij in Mechelen. De kosten ervoor zijn op 26 Sept. 1527 gerestitueerd, maar heten te lopen over uitgaven van Nov. 1521-Nov. 1523188). Dit kan niet juist zijn. Want tegelijk wordt hierbij geld verrekend, afkomstig uit de confiscatie der goederen van hem en zijn vrouw, die toch zeker op zijn vroegst nà de veroordeling van Juli 1524 gesteld kunnen worden. Zo meen ik, spijt andere opvattingen189), de gevangeniskosten als daterende uit de jaren 1526 of begin 1527 te moeten beschouwen. Waarom is Seversz. daar gevangen gezet? Nieuwe bewijzen van Lutherie? Of lag zijn eerste veroordeling gelijk een Kaïnsmerk op hem en werd hij alleen voor de veiligheid opgeborgen? Wat de oorzaak mag geweest zijn,
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
86 weer vrij man, heeft Seversz. een paar jaar in Antwerpen gewerkt. Van enige betekenis is zijn productie er niet geworden. Slechts 5 uitgaven, die zijn naam dragen, de een in combinatie met Petrus Sylvius en een ander met Vorsterman, kent men uit de Antwerpse tijd, daterend van 1527, 1528 en 1529. Misschien was hij van een ervan alleen de verkoper. Het merkwaardigst nog is zijn samenwerking met Vorsterman geweest, van wiens Nieuw Testament van 1528 niet lang geleden een exemplaar werd gevonden, dat beider naam in de colophon vertoont190). Aan Lutherse boeken heeft hij zich, zover bekend, in Antwerpen niet meer gewaagd. Een zekere positie schijnt hij er zich toch verworven te hebben, gelijk blijkt uit zijn opname in het S. Lucas-gilde (ao 1530)191). Behalve het drukken heeft hij in Antwerpen ook weer zijn oude vak van perkamentbereider uitgeoefend. Op het titelblad van de Calengier van 1527 noemt hij zich ‘parkementmaker’. Uit Antwerpen te eniger tijd, ondanks de levenslange verbanning, in Leiden teruggekeerd, sterft hij er juist bijtijds, eer hij in een nieuwe rechtszaak wordt gewikkeld. Deze was echter dit keer van minder ernstige aard. Het loopt alleen over de kwestie, dat hij binnen Leiden ‘hanterende was die neringe ofte ambachte van de witmaeckerye’, hoewel hij geen poorter was. Tot het witmakersgilde behoorden onder meer de perkamentmakers. Zijn weduwe Marijtgen moet op 29 Oct. 1534 dit geval verder opknappen, 't geen ze, waardige vrouw van een geloofsstrijder, kordaat heeft gedaan192). Eigenaardig is het, dat nog steeds geen exemplaar van zijn uitgave der Summa der godliker scrifturen, het enige boek, dat in de aanklacht tegen Seversz. met name genoemd wordt, is teruggevonden. Wel verscheiden edities van andere herkomst, die, doch op onvoldoende gronden, soms voor de bewuste druk van
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
87 Seversz. zijn aangezien193). Misschien duikt er van onverwachte zijde te eniger tijd eens een op; misschien ook hebben de ketterjagers dit keer hun vernietigingswerk zo grondig verricht, dat de oplaag volslagen van de aardbodem is weggevaagd. Het is hier niet de plaats uit te weiden over deze Summa, een bewerking door de schrijver zelf, meer nog dan een vertaling, van de Oeconomica christiana, waarvan Hendrik van Bommel de vermoedelijke auteur is194). Van uitgesproken hervormde inhoud, heeft het in het andere kamp veel tegenstand gewekt. Terwijl alleen de Summa uitdrukkelijk vermeld wordt, kan men lezen uit het vonnis van Jan Seversz. - vervat in een officieel juridisch brabbeltaaltje van het ergste soort - dat ‘voirs. deffaillant’ ook reeds te voren een berisping van de overheid had ontvangen195). Het pleit voor de ernst van zijn geloofsovertuiging, dat hij desalniettemin het boek heeft durven uitgeven. Van voorafgaande verboden drukken, door Seversz. bezorgd, zijn er pas in later jaren enkele bekend geworden: de Acta Academie Lovaniensis contra Lutherum, waarschijnlijk van Erasmus, een drietal werken van Luther, Die thien geboden Gods, De captivitate Babilonica ecclesiae met het schuiladres ‘Wittenberge’ en Een sermoen vanden hoochwaerdighen sacrament des h. warachtigen lichaems ons heeren Jhesu Cristi en nog de Apologia cuiusdam Christiane veritatis amatoris adversus importunos doctrine Lutheriane calumniatores van een onbekend auteur, vermoedelijk alle stammende uit de jaren 1521-1522196). Ofschoon het de vraag blijft, of de autoriteiten al deze drukken, zonder naam en deels listig gecamoufleerd verschenen, wel als uitgaven van Seversz. herkend hebben, moet hij in ieder geval zelf geweten hebben, dat zijn straf niet geheel onverdiend was.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
88 Mocht de Leidse overheid gemeend hebben door de verbanning van Seversz. de stad van ketterse boeken gezuiverd te zien, dan heeft ze zich deerlijk misrekend. Er zijn bewijzen, dat deze daar ook na Juli 1524 nog levendig verhandeld en gedrukt werden. In Leiden is een fragment van een winkelkasboek bewaard, waarvan men vroeger gemeend heeft, dat het aan Seversz. heeft toebehoord, maar dat, naar ik geloof te hebben aangetoond, veeleer van de latere Leidse drukker Peter Claesz. van Balen is geweest. Uit dit kasboek verneemt men, dat de handel in verboden boeken, speciaal in werken van Luther, er omtrent 1526 welig tierde. Van diens geschrift, De libertate christiana, is zelfs een exemplaar verkocht aan een pastoor te Leiden. Een uitzondering was deze geestelijke niet. Zo bleek b.v. een kanunnik te Luik boeken van Luther te bezitten; hij nam de vlucht uit vrees voor zijn leven197). Geen wonder, dat de schapen doolden, wanneer de herders hen voorgingen. Heeft niet al Maerlant in Der kerken claghe gezegd: ‘Bi quaden herden bliven die scaep verloren’? Niet lang na het vertrek van Seversz. treedt er voorts weer een nieuwe moedige Leidse drukker op, Peter Jansz., die, geenszins afgeschrikt door de veroordeling van zijn collega, naast veel rechtzinnige boeken rustig een enkel werk van Luther, verboden nieuwe Testamenten en meer dat niet door de beugel kon, drukte198). Criminele correcties waren daar ter stede dus boter aan de galg gesmeerd. Dank zij Seversz., Peter Claesz. van Balen, Peter Jansz. en dank zij Corver, zijn Leiden en Zwolle hier in de Noordelijke Nederlanden de belangrijkste centra voor de productie van hervormde boeken in de jaren 1520-1540 geweest. Amsterdam heeft er op dit gebied niet bij kunnen halen. Een zeer markante figuur onder de hervormde druk-
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
89 kers is eveneens Adriaen van Berghen te Antwerpen199). Omtrent 1500 is hij beginnen te drukken. Een goede, veelzijdige productie, zowel van wereldlijke als geestelijke aard. Verscheiden der uitgaven zijn voorzien van mooie houtsneden. Ook hij wordt aangetrokken door het nieuwe geloof en offert er gelijk Seversz. rust en veiligheid voor op. Waarschijnlijk is hij dezelfde als ‘Adriaen de boeckbinder’. In dat geval heeft hij al in Oct. 1522 ‘van synen mesdaden ende Luteryen’ op de kaak gestaan, een straf, die in verband wordt gebracht met zijn uitgave van Een schone exposicie ende verstant op Credo in deum, de vertaling van een werk van Luther200). Tevens schijnt hij in de gevangenis te hebben gezeten. Op 19 Jan. 1523 wordt hem, samen met de drukker Aerd Lints, een kwart jaars kwijtgescholden, dat zij volgens hun veroordeling nog hadden moeten uitzitten. Verbeterd of geïntimideerd heeft de straf hem blijkbaar niet. Al in Aug.-Oct. 1523 geeft hij een Nieuw Testament naar Luther's vertaling uit en opent daarmee de reeks zijner verboden Nieuwe Testamenten of gedeelten ervan. Er volgen twee uitgaven van 1524, een in 1525, 1533 en in 1541. Hem valt dan ook, niet zonder reden, de onderscheiding te beurt, dat zijn Nieuwe Testamenten, samen met die van Christoffel van Ruremund en Johannes Zell, een afzonderlijke vermelding op het plakkaat van 14 Oct. 1529 en op latere verkrijgen201). Heel wat meer verbodens is er nog van zijn pers gekomen: Mart. Butzer, Handelinge vander openbaerder disputacie... te Straesburch teghen Hoffmann van 1533; één uitgave van Gassar's Cronijcke van 1533 en twee van 1534; Dye principaele hooftarticulen van allen dinghen dye den mensche troostelick zijn van 1533, een geschrift, dat later op de Index geplaatst is; Een profitelic ende troostelic boexken vanden gheloove ende hoope van 1534, ondanks zijn onschuldige
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
90 titel ketters van inhoud evenals het Gulden ghebedeboexken uut den ouden ende nyeuwen Testamente van 1535, dat behalve de vertaling van Otto Brunfels, Precationes biblicae nog andere verboden tractaten bevat. In 1535 verschijnt bij hem ook een der drukken van de Fonteyne des levens, vertaling van een Latijns origineel van onbekende oorsprong. Dan vermoedelijk omtrent dezelfde tijd het wel getekende, maar niet gedateerde Devoet boexken... in welcke begrepen zijn drie principale hooftstucken, etc., vertaling naar Luther met meer verdachte tractaatjes als aanhangsel. Eveneens rieken de bekende Refereynen, voorgedragen op het landjuweel van Gent in 1539 en die Van Berghen op 30 April 1540 uitgaf, naar de mutsaard202). Een respectabele productie dus van hervormde aard. Maar het pad van de drukker is dan ook niet over rozen gegaan. In 1522-'23 zagen we hem vermoedelijk voor het eerst in aanraking met de justitie. Een document van 1533 vermeldt, dat hij al twee keer ‘op die kake’ had gestaan203). In 1534 nieuw conflict: beschuldigd ‘Lutheraensche ende heretique boecken’ te hebben bewaard en verkocht. Vermakelijk is zijn verdediging. Hij dist een lang verhaal op, hoe zijn open winkel gelegen is bij de Cammerporte, waar iedereen met wagens langs komt; hoe passanten, hemzelf dikwijls onbekend, dagelijks pakjes, reistassen, mantels, enz. tijdelijk bij hem neerleggen, tot zij een wagen hebben gekregen om mee te reizen, en dat hìj niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de inhoud van dergelijke pakken. Dat hij bovendien ziek in bed lag en in zijn winkel slechts enige ‘van synen cleynen kinderkens’ aanwezig waren, toen het bewuste pak in beslag werd genomen, zodat hijzelf het niet gezien heeft. Vrijspraak volgt op 27 Nov. 1534. Zou een rechter, die zich op een dergelijke wijze met een kluitje in het riet liet sturen, wel volmaakt onpartijdig
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
91 zijn geweest? In Juli 1535 weer gevangen, wegens de verkoop van verboden boeken. Ditmaal loopt het minder goed af. Op 3 Jan. 1536 verbannen uit Antwerpen en veroordeeld tot een pelgrimage naar ‘Nicossien in Cypers’. Boven de verre reis naar Cyprus verkoos Van Berghen een verblijf in Holland. Hij heeft er gewoond - we weten het uit een later proces - in Schoonhoven, Rotterdam, Delft en Den Haag en enige andere niet genoemde plaatsen. Een paar jaar schijnt alles goed te zijn gegaan. Klaarblijkelijk voorzag hij in zijn levensonderhoud met het verkopen van boeken. De pers in Antwerpen bleef inmiddels ook werken, zeker bestuurd door een meesterknecht of familielid. Maar in 1542 volgt het droevig slottafereel van Van Berghen's leven. In zijn huis te Delft worden veel verboden boeken, zonder naam van auteur, jaar of drukplaats, aangetroffen, die hij heeft ‘vercocht int heymelick die ghene, die des aen hem versochten’. Een clandestiene zaak dus van hervormde boeken. Op 14 April 1542 veroordeeld door het Delftse gerecht om twee uur op het schavot te staan of te zitten ‘met eenige vande voorsegde boucxkens omme zijn hals’. Dit was een meer voorkomende straf. In Amsterdam werd zekere Joriaen Benthuysen, pas veertien jaar oud, die in een Luthers Nieuw Testament had gelezen, op 7 Juli 1539 veroordeeld met het boek om de hals, waarop in grote letters stond ‘Dit es Martinus Lutherie bouck’, vóór de processie te lopen, subsidiair 25 gulden te betalen204). Hoe graag zouden we de titels der boeken, als halsketen om Adriaen van Berghen gehangen, hebben vernomen. Behalve deze tuchtiging werd hij tegelijkertijd uit Delft, Delfland en anderhalve mijl uit de omtrek verbannen. De straf was mild. Maar ongelukkigerwijze heeft de Procureur-Generaal van het Hof van Holland er zich niet bij neergelegd. Met scherpe critiek op de slappe houding
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
92 van ‘die vanden gerechte’ van Delft laat hij Adriaen van Berghen opnieuw gevangen nemen. Naar Den Haag gebracht, moet hij zich voor het Hof verdedigen. Op 2 Oct. 1542 valt het vonnis. Met vernietiging van de Delftse veroordeling wordt hij nu gecondemneerd ‘gerecht te worden mitten swaerde’. Zo heeft de Antwerpse drukker Adriaen van Berghen, trouw bevorderaar van de Hervorming, zijn leven in Den Haag gelaten. Een merkwaardige bizonderheid van deze drukker is, dat bijna alle verboden uitgaven zijn naam en adres vermelden. Ook de Nieuwe Testamenten, zelfs nog, nadat ze reeds op de plakkaten gesignaleerd waren. Aan moed heeft het Adriaen van Berghen blijkbaar niet ontbroken. Het zijn slechts enkele representatieve figuren uit de drukkerswereld, bij wie meerdere gevoegd zouden kunnen worden. Maar reeds geeft dit viertal voldoende inzicht in het verzet van die kringen: Simon Corver, wiens bewogen levensloop nog in nevelen gehuld is; Johannes Hoochstraten, de jolige grappenmaker, met zijn genoeglijke schuiladressen; Jan Seversz. en Adriaen van Berghen, die beiden boven het bestaan van een kalm burger vervolging en ballingschap hebben verkozen. Allen heldhaftige mannen, die door hun uitgaven de Hervorming hebben gesteund en in de geschiedenis van de geloofsstrijd met ere vermeld moeten worden.
Eindnoten: 162) Zie P.C. Molhuysen, Procedure over de werken van David Joris in (Nijhoff's) Bijdragen voor Vaderl. Gesch. en Oudheidkunde IX (Arnh. 1854), 246-255. Vgl. verder hoofdstuk VIII (noot 271). 163) Over deze humanistenstrijd zie mijn opstel Heeft Listrius schuld aan de dood van Murmellius? in Bijdragen voor Vaderl. Gesch. en Oudheidkunde IX ('s-Grav. 1930), in 't bizonder 186 vv. 164) Beschreven NK. 2430. 165) Zie voor deze verschillende uitgaven van Corver de beschrijvingen NK. 1417, 1418, 1415, 3109 en 1012, 2200-2204, 157; 2985 en 4154. Vgl. over deze beide laatste hoofdstuk IV, 61-63. 166) De Hoop Scheffer, 289-309. Zie verder NK. 2789 en de aant. ald. 167) Vgl. voor de uitgaven van Erasmus NK. 2897, 2914 (en 2916?), 2927 (en 2929?), 2857, 869 en 2430. 168) NK. 3405. Zie mijn afdruk en bespreking ervan in HB. XV (1926), 255-256 en 244-246. 169) Corpus doc. inquisit. IV. 272, 274, 275. 170) In de beide uitvoerige studies, door S. Elte aan de Hervorming in Zwolle gewijd - zie Verslagen en Med. der Ver. t. beoef. v. Overijss. Regt en Geschiedenis 52 (Dev. 1936), 1-70 en Bijdragen en Med. Hist. Genootschap 58 (Utr. 1937), 51-133, wordt deze Zwolse drukkerij niet genoemd. Wel de betekenis van Listrius voor de Hervorming. 171) Zie NK. 2916 en vgl. NK. 2430. 172) Zie voor mijn onderzoekingen over de Corvers en de Hamburgse pers, en tevens de besprekingen van hetgeen Is. Collijn, H. Reincke, C. Borchling en L. Mostert erover hebben gepubliceerd, HB. XV. 81-83, 249-251; XX. 278; XXIII (1935-'36), 55-60; XXV (1938-'39), 199-204. Collijn is de enige van deze onderzoekers, die niet gelooft, dat Corver in Hamburg heeft gewerkt en de pers eer toeschrijft aan Joh. Hoochstraten. 173) Zie NK. 1416, 3449-3450, 3453-3454, 3456. Voor NK. 3479 vgl. nog hoofdstuk IV, 60 v. en noot 154. 174) NK. 508 en de aantt. ald. 175) Is. Le Long, Boek-zaal der Nederduytsche bybels (Amst. 1732), 584 en zie o.a. De Hoop Scheffer, 405 en G. Geisenhof, Bibliotheca Bugenhagiana (Leipz. 1908), Nr. 18.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
176) Zie NK. 1433 en 3464 en de aantt. ald. Tot voor kort was van het laatste werk slechts één ex. bekend, in het Kupferstichkabinett te Berlijn; thans is er ook een in het eigen land komen opduiken, eigendom van de Bibl. S.J. in Leeuwarden en in bruikleen bij de Prov. Bibl. ald. 177) Zie NK. 3993, 3991, 2982, 3044, 2477-2481, 2775, 3980, 3995, 3007. 178) Zie NK. 2314. 179) Zie het opstel van K. Beckey, Der niederländische Buchdrucker Johannes Hoochstraten... als ‘Steffen Rodt te Marborch in Hessen’ (1530) in HB. XXVI (1940-'42), 27-38. Beschreven NK. 4163. 180) Zie over de zaak van Lobley, J. Foxe, Ecclesiasticall history conteyning the actes & monumentes of martyrs II (Lond. 1576), 1017. De genoemde drukken zijn beschreven NK. 3043, 3044, 3991, 3993; zie over de inhoud ervan de aantt. ald. 181) Hierover o.a. mijn opstel in HB. VIII (1919), 1-8. 182) Vgl. mijn lijst dezer drukken in HB. VIII. 273-277, waaraan thans NK. 0759, een Engelse Prognosticatie van 1534, nog moet worden toegevoegd. 183) Zie voor de 4 laatstgenoemde drukken NK. 3992, 3268, 3764 en 3997. 184) Over Joh. Hoochstraten zie mijn opstel, thans op vele plaatsen aan te vullen, De geheimzinnige drukkers Adam Anonymus te Bazel en Hans Luft te Marburg ontmaskerd in HB. VIII. 241-280. 185) Zie voor eerstgenoemde druk NK. 3994 met de aantt. en vgl. NK. 3993; van de tweede is een ex. te Londen, Brit. Mus. (C. 37. a. 33). Vgl. A short-title catalogue of books printed in England, etc. 1475-1640 (Lond. 1926), 10488. Ald. met vraagteken aan Antwerpen toegeschreven. 186) Zie NK. 01245. 187) Zie over het eerste werk, beschreven NK. 1529, F. Dülberg in Repertorium f. Kunstwissensch. XXI (Berl.-Stuttg. 1898), 42. De beide andere zijn NK. 2009 en 1720. Afbeeldingen bij W. Nijhoff, L'Art typographique dans les Pays-Bas pendant les années 1500 à 1540 (La Haye 1926). 188) Zie Corpus doc. inquisit. V. 265-266 en 261. 189) Zie o.a. De Hoop Scheffer, 148, noot 3. 190) Zie NK. 3295, 3234, 01049 en 3803 en vgl. voor het N. Testament mijn opstel Samenwerking van Willem Vorsterman en Jan Seversz. te Antwerpen (1528) in HB. XXVIII. 295-299. Het enige bekende ex. berust thans in de Stadsbibl. te Antwerpen. 191) Zie daarover mijn mededelingen in HB. XIII. 34. 192) Voor zijn leven en de verdere bizonderheden zie suitvoeriger mijn opstel Lotgevallen van Jan. Seversz. enz. in HB. XIII. 1-38 en 142. Officiële documenten over hem o.a. in Corpus doc. inquisit. IV. 244, 255, 270-271, 274-275, 282-283, 289-291, 344-345 en V. 38 en 265-266. 193) Andere vroege uitgaven zie NK. 1968-1969, 3910-3911 en de aantt. ald. en vgl. ook 01134. 194) Voor opgave van litteratuur erover zie o.a. bij NK. 1968. 195) Zie Corpus doc. inquisit. IV. 282-283 en 290, door mij mede aangehaald in HB. XIII. 17. 196) Zie NK. 2227, 3463, 3451 en 2307. Van Luther's Sermoen v.d. hoochw. sacrament, nog niet opgenomen in NK., een ex. te Cambridge, Univ. Libr. 197) Vgl. voor het winkelkasboek mijn opstel in HB. XIV (1925), 334-338 en vooral P.A. Tiele in Bibliographische Adversaria IV ('s Grav. 1878-82), 65-78 en Knappert, a.w. 74-75. Over de Luikse kanunnik zie Bax, a.w. 22. 198) Zie o.a. NK. 1310(?), 1435, 2467, 2469, 3465-3466(?). 199) Over hem en de verdere documentatie van het volgende zie mijn opstel De drukker-martelaar Adriaen van Berghen († 1542) in HB. XVI. 1-8. 200) Zie NK. 3462 en de aant. ald. 201) Zie voor zijn N. Testamenten NK. 2457, 375, 377, 2458, 2470 en vgl. Sepp, 194. 202) Zie voor deze uitgaven van Van Berghen NK. 2587, 956-958 (en vgl. over de kroniek van Gassar Sepp, 275-276), NK. 3185 (uitvoerig over dit werk De Hoop Scheffer, 415-420), NK. 440 (zie Sepp, 72-75), NK. 502, 3035 (zie Sepp, 202-204), NK. 3458 en zie aantt. ald. en 1786 (vgl. Sepp, 80). 203) Zie R. van Roosbroeck in De Gulden Passer V (Antw. - 's Grav. 1927), 281 en vgl. 274. 204) Zie J. Wagenaar, Amsterdam in zyne opkomst, enz. I (Amst. 1760), 250.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
93
VI. Export van verboden boeken Handel drijven zit het Nederlandse volk in het bloed en reeds vroeg in de Middeleeuwen had het de wegen voor de buitenlandse afzet gebaand. Geen wonder, dat ook vele drukkers de blik over de grenzen sloegen, waar een ruimer terrein voor hun verkoop lag dan het beperkte eigen gebied had. Toen eenmaal de Hervorming kwam met de nasleep van boekenverboden en strafbedreigingen, leverde uitvoer naar andere landen nog meer voordelen op. Hoe gemakkelijk was het, tussen de gewone waren een paar vaten met boeken - zo immers was de gebruikelijke wijze van verzending der meestal ongebonden boeken - te smokkelen. Een geestverwant in het buitenland zorgde verder wel voor de verkoop en de Nederlandse drukker bleef als regel buiten schot. Antwerpen is het centrum geweest, vanwaar de verboden boeken in vreemde talen zijn uitgezonden. In het Deens, Engels, Frans, Italiaans en Spaans werden daar heel wat hervormde boeken gedrukt. De Deense, reeds eerder vermeld205), vallen enigszins buiten ons bestek. Niet uit persoonlijk initiatief van Vorsterman, maar slechts op bestelling, schoon met zijn goedvinden, werd te Antwerpen op zijn pers tussen 1529 en 1531 een elftal ketterse boeken in de Deense taal gedrukt. De instigator en financier was Christiern Pedersen, die ook ten dele zijn eigen drukkersmateriaal liet gebruiken en die ongetwijfeld voor de latere verspreiding van het gif in Scandinavië zorg heeft gedragen. Deze hele zaak is dus enigermate buiten Antwerpen om gegaan, al zal Vorsterman er wel niet
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
94 onkundig van zijn gebleven, welk soort van boeken Pedersen hem te drukken gaf. De Franse verboden werken, in de Zuidelijke Nederlanden verschenen, nemen een afzonderlijke plaats in. Er zijn inderdaad de nodige in Antwerpen gedrukt: verscheiden verboden bijbel-uitgaven en verder onder meer de Franse vertalingen van Bodius, Unio dissidentium (Lunion de toutes discordes), en van Brunfels, Precationes biblicae (Les prieres et oraisons de la bible), en Le livre de vraye et parfaicte oraison, dat o.a. vertalingen van Luther bevat en enige afzonderlijk verschenen werken van Luther in het Frans. Deze laatste door Martinus de Keyser, zonder zijn naam of adres, omtrent 1530 gedrukt206). Echter kan men de Franse boeken moeilijk als productie voor het buitenland beschouwen. Want al zullen er misschien ook wel eens enkele exemplaren naar Frankrijk of Zwitserland zijn gezonden, het grootste deel was stellig regelrecht bestemd voor de Frans sprekende wereld in het eigen land. Het aantal verboden Italiaanse boeken, in Antwerpen gedrukt, is uitermate klein geweest; alleen het Nuovo Testamento in de vertaling van Antonio Brucioli, die verdacht werd van neigingen tot de Hervorming, is tot nu toe bekend207). Het werd gedrukt door Joann. Grapheus in 1538. Trouwens, Italiaanse boeken zijn er hier, voor zover ik weet, in het tijdvak 1500-1540 verder in het geheel niet verschenen. Belangrijker is de productie van Spaanse boeken, geoorloofde en ongeoorloofde, geweest, hetgeen, gezien de zeer nauwe politieke relaties tussen Spanje en de Nederlanden, voor de hand ligt. De titellijst, die de Leuvense kenner en verzamelaar van Spaanse werken, J.F. Peeters-Fontainas, in 1933 heeft gepubliceerd onder de misschien iets te weidse naam van Bibliographie des impressions espagnoles des Pays-Bas, biedt
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
95 een goed overzicht van deze uitgaven. Over drie eeuwen komt hij tot een kleine vijftienhonderd edities, de vroegste van 1520, de laatste van 1786, waarbij weer aan Antwerpen als productieplaats het leeuwenaandeel toekomt. Toch blijken er in de 17de eeuw ook in Amsterdam en Brussel heel wat Spaanse werken te zijn gedrukt. Het aantal verboden Spaanse boeken, in de eerste Hervormingstijd van Nederlandse persen afkomstig, is gering en tot nu toe zijn het, helaas, slechts vogels in de lucht. Want wel bezitten we de zekere aanwijzingen, dat ze bestaan hebben, ‘levende’ exemplaren ervan zijn echter niet tot ons gekomen. Misschien ligt dit voor een deel aan het feit, dat Spanje door ons, bibliografen der 16de eeuw, geenszins even grondig doorsnuffeld is als de nabuurlanden en de mogelijkheid van verrassende vondsten daar dus verre van uitgesloten is. Reeds omtrent 1520 moeten er in Antwerpen Spaanse vertalingen van Luther gedrukt zijn. Aleander hield het ervoor, dat dit geschiedde op aanstoken der Marano's. Aannemelijk is dat zeker. Marano's waren Spaanse en Portugese joden, door de Inquisitie vervolgd en gedwongen christen te worden, een straf, zo al niet opvoedend, dan toch menselijk, vergeleken bij hetgeen het jodendom in de 20ste eeuw heeft moeten ervaren. Vele Marano's, vooral Portugezen, waren naar de Nederlanden uitgeweken en dan meest in Antwerpen neergestreken. Daaronder handelslieden en geleerden. Men kan zich voorstellen, dat het deze verdreven, quasi-katholieke joden enig vermaak heeft verschaft, de geloofsstrijd der christenen aan te wakkeren door het geestelijk Hervormingszaad naar Spanje te smokkelen. Ondertussen is het met de Spaanse Luther-vertalingen treurig afgelopen. Een schip met een lading ervan is in de winter van 1520-'21 in Zeeland, nog eer het
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
96 de volle zee bereikt had, op keizerlijk bevel aangehouden. Daarop volgde klaarblijkelijk een radicale vernietiging der boeken. Tot nu toe tenminste is er geen enkel exemplaar van teruggevonden. Naar de drukker moeten we dus gissen208). Echter hebben de Marano's en de Antwerpse drukkers zich door deze tegenslag niet uit het veld laten slaan. Enige jaren later, in 1524, is er een tweede poging aangewend om Lutherse boeken, ‘libros luterianos’, in Spanje te importeren. Al wordt het niet uitdrukkelijk vermeld, vermoedelijk zullen het weer vertalingen in het Spaans, eer dan Latijnse werken, zijn geweest. Nieuwe ramp. Het schip, waarin tussen een lading koopwaar twee grote vaten met de verboden boeken geborgen waren en dat bestemd was voor Valencia, is eerst door de Fransen in beslag genomen, vervolgens heroverd door de Spanjaard en naar S. Sebastian gesleept. De boeken werden eruit gehaald en op het marktplein (‘la plaza’) verbrand. Wel wordt toegegeven, dat er bij die gelegenheid enkele zijn weggenomen. Een kleine kans dus, dat van deze collectie nog iets is overgebleven209). Een vaag spoor leidt naar een latere Spaanse vertaling van Luther, misschien eveneens hier te lande gedrukt, doch ons tot heden slechts als titel overgeleverd. Het is Francisco de Elao, Breve i compendiosa instituçion de la religion christiana, waarbij onder meer het Tractado de la libertad christiana is gevoegd, klaarblijkelijk Luther's Tractatus de libertate christiana. Francisco de Elao is een pseudoniem van Francisco de Enzinas, de vertaler van het N. Testament in het Spaans. In deze druk van 1540 komt als gefingeerd adres van de drukker voor ‘Topeia, por Adamo Corvo’. Topeia is wel verklaard, op vrij gezochte wijze, als Gent. Zou het niet eer het meergebruikte Utopia zijn? En is deze druk werkelijk Neder-
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
97 lands210)? Een andere uitgave van hetzelfde werk van Enzinas, vermoedelijk eveneens met Luther's tractaat als aanhangsel, en voorkomend op de Index, brengt ons, eer er een exemplaar van gevonden is, ook niet verder dan veronderstellingen omtrent oorsprong en datering. Antwerpen of Wittenberg? 1536211)? Voor de bibliograaf, gesteld op positieve resultaten, bieden de Spaanse hervormde boeken, in de Nederlanden gedrukt, tot nu toe dus uitsluitend onopgeloste vraagstukken. Maar van belang blijft toch het feit, dat ze inderdaad bestaan hebben. Vrij wat meer is bekend over de ketterse Engelse boeken, in Antwerpen gedrukt en vandaar geëxporteerd. Het moet niet moeilijk zijn geweest voor de Nederlandse drukkers in het land der Britten een afzetgebied te veroveren. Het typografisch bedrijf heeft zich daar eerst vrij laat ten volle ontwikkeld en de concurrentie was gering. Tegen een aantal van c. 2000 boeken, in Nederland van het begin der drukkunst tot 1500 geproduceerd, leverde Engeland in hetzelfde tijdvak slechts een 360 drukken op. Voldoende voor het gebruik was deze productie blijkbaar niet en het buitenland, Italië, Frankrijk, Duitsland en de Nederlanden, zonden er heel wat uitgaven, in het bizonder van liturgische boeken, heen. In de 15de eeuw is Gerard Leeu te Antwerpen de drukker geweest, die hier het meest voor de Engelse markt werkte. Begin 16de eeuw wordt het Jan van Doesborch, ook te Antwerpen, die zich in Engelse uitgaven specialiseert: volksboeken, een paar grammatica's en een prognosticatie212). Veel Nederlandse en Duitse boekhandelaren waren in Londen gevestigd. De Antwerpse drukkers konden dus aan hen de verkoop der Engelse uitgaven verder rustig overlaten.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
98 Toen eenmaal de Hervorming de gemoederen op ging stuwen, kwam er ook deining in de kringen der buitenlandse kooplieden te Londen. Niet zonder reden begon de rechtzinnige Engelse overheid hun handel en wandel te wantrouwen. Dientengevolge werd er op 26 Jan. 1526, op bevel van Kardinaal Wolsey en onder leiding van Sir Thomas More, een inval gedaan bij de ‘Alderman’ of voorzitter der Duitse Hanze kooplieden op het ‘Staelhoff’ (Steelyard), hun zetel in Londen. Nog wel juist op het ogenblik, toen deze met andere collega's aan zijn avondmaal zat ‘vnd also den kouffman syner mailtzyt verhyndert’. Speciaal zocht men bij die gelegenheid naar ‘Martyn lutthers boecher’, die bij veel buitenlandse handelslieden aanwezig heetten te zijn en voorts dagelijks door hen Engeland binnengesmokkeld werden. Een bevel werd uitgevaardigd, alle verboden boeken in te leveren. Echter had het onderzoek, dat de volgende dag werd voortgezet, weinig resultaat. Er werden boeken meegenomen, in het Duits, Frans of welke taal ook, maar veel bizonders was het, tenminste volgens de Hanze-lieden zelf, niet. Slechts wat Oude en Nieuwe Testamenten, Evangelies en andere Duitse gebedenboeken; ‘sust anders gheyne Lutterse boichere gefunden’. Hoeveel zouden er in de nacht van 26 op 27 Januari verstopt zijn? Trouwens het verhaal, dat er verder geen Lutherse boeken gevonden werden, is niet geheel waar. Want het verhoor, waaraan hoge geestelijke heren kort daarop in Westminster de vier Duitse Hanze-leden, bij deze inval gevangen genomen, hebben onderworpen, heeft andere feiten aan het licht gebracht. Zij blijken wel degelijk tractaten van Luther op hun kamers te hebben gehad. Er was beslag op gelegd en bij het proces dienden ze als bewijsstukken. Graag hadden de Londense kooplieden kennis gegeven van de verscherpte maatregelen, in zake de
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
99 verboden boeken door de Engelse autoriteiten uitgevaardigd, eer deze in werking traden, aan hun vrienden en medeplichtigen ‘zo Antwerpen off wair des tzo doin syn moechte’, maar de gelegenheid ertoe wordt hun niet gegeven. En zo zullen al hun collega's, die na de razzia in Engeland komen, voor de ‘doctoren’ moeten verschijnen en zich verbinden geen ketterse boeken te verhandelen. Dit alles kan men lezen in een merkwaardige brief, op 3 Maart 1526 door ‘Alderman vnd gemeyne kouffman’ van de Duitse Hanze in Londen gericht tot Burgemeesters en Raad van Keulen en die zowel in handschrift als in een vroege druk is bewaard. Met heilige verontwaardiging en de nodige breedsprakigheid worden deze schokkende gebeurtenissen verhaald, die hun veel financiële schade hebben berokkend213). Duidelijk blijkt er weer uit, dat Antwerpen, hier uitdrukkelijk genoemd, een belangrijke uitvoerhaven van Hervormde boeken was. Men zou gaarne willen weten, of de beide Londense boekverkopers, die daar volgens de mededelingen in de boeken zelf de uitgaven der Antwerpse drukkers aan de markt brachten, Peter Kaetz en Franciscus Byrckman, enige voeling hebben gehad met de Duitse Hanze-kooplieden. Kaetz zal niet langer dan van 1522-1525 in Londen gevestigd zijn geweest. Hij heeft er verscheiden liturgische uitgaven ‘ad usum Sarum’, d.i. ten gebruike bij de Salisbury-dienst, alle gedrukt door Christoffel van Ruremund, verkocht. Onschadelijke boeken dus. Of Peter Kaetz ondertussen geheel zuiver op de graat was, staat te bezien. Die Bibel in duitsche, die hij in 1525 voor Hans van Ruremund, vermoedelijk de broer van Christoffel, te Antwerpen ‘int huys van Delft’ te koop had, is gedeeltelijk naar Luther's vertaling en zijn Nederduits N. Testament (van 10 Juni 1526), op dezelfde wijze te koop aange-
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
100 boden, schijnt geheel naar Luther gevolgd te zijn214). Van meer betekenis is de rol geweest, die Franciscus Byrckman in de Londense boekhandel heeft gespeeld. Deze, Keulenaar van geboorte, had filialen in Londen, Antwerpen en Keulen, in beide laatste steden ‘in de Vette Hen’. Meer bekend dan gezien in de kring der humanisten, nam hij ook buiten zijn eigenlijke vak allerlei opdrachten aan. Voor Erasmus heeft hij wel brieven en geld bezorgd; zijn naam komt herhaaldelijk in diens correspondentie voor. Een goede reputatie had Byrckman niet. Al noemde hij zichzelf, in door hem verhandelde uitgaven, soms ‘honestus mercator’215), de geleerde wereld achtte hem hoogst onbetrouwbaar. Erasmus, die niet gewoon was zijn antipathieën te verhelen, liet zich dikwijls heftig over Byrckman uit. ‘In jaren heeft de zon niet zo'n schurk van een kerel meer gezien’, schrijft hij in een brief van 31 Jan. 1527216). Het zal de verhouding tussen beiden niet ten goede zijn gekomen, dat Erasmus in de Dialogus Pseudochei et Philetymi de figuur van Pseudocheus, leugenaar en onbetrouwbaar handelsman, zo schetste, dat ieder ingewijde er dadelijk Byrckman in herkende217). Was deze Byrckman zelf de Hervorming toegedaan? Dat hij in Antwerpen een keer met het gerecht in aanraking is gekomen wegens de verkoop van een uitgave der werken van Chrysostomus, verboden, omdat deel VI vertaald van door Oecolampadius, is er geenszins een bewijs voor. Op 7 Febr. 1526 is hij trouwens van rechtsvervolging ontslagen218). Het is mogelijk, dat Christoffel van Ruremund, toen hij, waarschijnlijk in 1526, de reeks opende zijner Engelse New Testaments in de verboden vertaling van Tyndale, zich voor de verkoop in Engeland tot Byrckman heeft gewend, die daar al van 1523 af verscheidene van zijn liturgische uitgaven voor de Salisbury-kerk
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
101 had verkocht219). Misschien ook maakte hij gebruik van andere wegen. Moeten we De Hoop Scheffer geloven, dan is de drukker er dadelijk in 1526 zelf mee naar Engeland getogen, daar gevangen gezet, maar als vreemdeling spoedig ontslagen en uit het land gestuurd220). Hetgeen Gordon Duff en anderen hieromtrent verhalen, komt me echter voor op vastere grondslagen te berusten. In die dagen werd de functie van Engels handelsattaché, of, zo men wil, consul te Antwerpen bekleed door John Hacket, die zich steeds beijverde Kardinaal Wolsey voor de import van verboden boeken uit de Nederlanden te waarschuwen. Zijn eerste bericht over het drukken van Engelse N. Testamenten in Antwerpen, waaraan twee drukkers schuldig waren, is van 24 Nov. 1526. Op 12 Jan. 1527 volgen uitvoeriger mededelingen: de Markgraaf heeft verklaard, dat volgens 's Keizers laatste verordening die Engelse boeken verbrand zullen worden, de drukker Christoffel van Ruremund verbannen en een derde deel zijner bezittingen geconfiskeerd. Deze verzette zich hier echter tegen en zijn advocaat won blijkbaar het pleit door het fiere argument, passend in de geest van een zelfbewust volk, dat 's Keizers onderdanen niet volgens de wetten van een ander land veroordeeld konden worden. In ieder geval is er niet de minste aanwijzing, dat het vonnis voltrokken is. Christoffel van Ruremund is rustig doorgegaan ter zelfder plaatse zijn bedrijf uit te oefenen221). Wel zal er ongetwijfeld verband zijn tussen de activiteit van aanbrenger Hacket en de reeds vroeger genoemde verordening van de Antwerpse magistraat - van 16 Jan. 1526/1527 -, waarin voor het eerst ‘Nyeuwe Testamenten alhier inder stadt in Engelsscher talen gedruct’ als verboden bezit gesignaleerd worden222). In de brief van 24 Nov. 1526 aan Wolsey schrijft
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
102 Hacket over twee drukkers, die dit soort boeken te Antwerpen drukten. De tweede zal Hans van Ruremund zijn geweest, de vermoedelijke broer van Christoffel. Want al werkten beiden op eigen gelegenheid, voor de moeilijke taak van het drukken der N. Testamenten in de Engelse taal hebhen ze zich mogelijk verbonden. Dat er in Hacket's latere brief van 12 Jan. 1527 slechts sprake is van Christoffel, heeft zijn goede gronden. Op dat tijdstip was Hans van Ruremund niet in Antwerpen, maar op reis ‘ten Heyligen Bloede te Wilsenaken’, d.i. Wilsnack in Pruisen, waartoe hij wegens een soortgelijk misdrijf, het drukken van ‘zekere boecken, inhoudende de leeringe der Lutheriaenscher ketteryen’, op 30 Oct. 1526 veroordeeld was. Eerst op 29 Maart 1527 kwam hij van deze boetereis terug in Antwerpen223). Wilsnack lag dan ook niet bepaald naast de deur. Verband tussen de gedwongen pelgrimage en het drukken der Engelse N. Testamenten is niet noodzakelijk. Hans van Ruremund had al meer op zijn kerfstok. Ook zijn bovengenoemde Nederlandse Bijbel van 1525 en het Nederduitse N. Testament van 1526, beide te koop bij Kaetz, behoren tot de verboden uitgaven224). Evenmin als Christoffel zich heeft laten intomen door de strafzaak, deed Hans dit door de tocht naar het Heilige Bloed. Onverschrokken zijn beiden voortgegaan op hetzelfde gevaarlijke pad. In 1528 komt ‘John Raymund a Dutchman’, ongetwijfeld onze Hans alias Johannes, weer in botsing, dit keer met het Engelse gerecht ‘for causing fyftene hundreth of Tyndales new Testaments to be printed at Antwarpe, and for bryngyng fyue hundreth into England’225). Vermoedelijk was dit een nieuwe uitgave en dan mogelijk door Hans zelf gedrukt. Vermeld wordt, dat in het najaar van 1527 de 2de Nederlandse uitgave van Tyndale's New Testament met graanschepen Engeland
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
103 werd binnengesmokkeld226). Misschien ook is nog door Hans van Ruremund het New Testament van 1529 gedrukt227). Hoe het zij, de Engelse N. Testamenten in de beide uitgaven, van hem afkomstig, schijnen evenzeer als die van Christoffel van 1526 en c. 1530 wel grondig door de bemoeiingen van John Hacket en de kettermeesters in Engeland vernietigd te zijn. Geen spoor van een exemplaar dezer edities is tot nu toe teruggevonden. Met Christoffel van Ruremund is het slecht afgelopen. In 1530 of '31 trok hij moedig met zijn New Testaments overzee, maar teruggekomen is hij niet meer. Hij kwam terecht in de gevangenis van Westminster en overleed daar. Een natuurlijke dood? Of werd hij terechtgesteld228)? Zijn weduwe, Catharyn, bleef niet bij de pakken neerzitten, maar ontplooide een geestkracht, de nagedachtenis van haar man waardig. Ook zij drukte weer Engelse Nieuwe Testamenten, twee uitgaven, klein van formaat, in 16o, die verschenen zijn in Aug. 1534 en op 9 Jan. 1535. Misschien was de activiteit der vervolgers op dat tijdstip iets verminderd. Van beide edities is ten minste een exemplaar bewaard, thans geborgen in de veilige haven van het British Museum te Londen229). Met recht is op het drukken der Engelse bijbels hier te lande het woord toepasselijk van de felle furie Anna Bijns: ‘Dat voortijts verbrant is, wert weder geprent’. Aan een zuivere tekst lieten de Antwerpse drukkers zich niet veel gelegen liggen. Het is zeer de vraag, of zij daartoe in staat waren. In ieder geval hebben hun uitgaven der Engelse N. Testamenten te dien aanzien een zeer slechte naam. Daarom nam George Joye, een Engels aanhanger der Hervorming, die toentertijd te Antwerpen vertoefde, in 1534 de correctie der eerste editie van de Weduwe van Chr. van Ruremund op
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
104 zich. Niet tot algemeen genoegen. Want in het Newe Testament van Nov. 1534, ook al te Antwerpen gedrukt, nu door Mart. de Keyser230), komt Tyndale zelf in verzet tegen de slechte uitgave van Aug. 1534. Gevolg, dat Joye weer een Apologye van zijn werk schreef231). Men vindt daarin aardige bizonderheden over de Antwerpse uitgaven der Engelse bijbels en de oplagen, die tot 5000 exemplaren groot waren. Hun drukkers blijken mensen te zijn geweest, die een gerede verkoop en een goede winst boven een correcte tekst stelden232). De beide drukken van Mart. de Keyser, door Tyndale verzorgd - dat waren de reeds genoemde van Nov. 1534 en een andere van 1534-'35 - zijn van beter allooi233). Er is alle reden even stil te staan bij de vraag, wat wel de aanleiding is geweest, dat zovele Engelse Nieuwe Testamenten en volledige bijbels of onderdelen ervan in die tijd te Antwerpen zijn gedrukt. Want behalve de uitgaven der Ruremunds en van Mart. de Keyser is daar eveneens in het jaar 1530 de Pentateuch in vijf afzonderlijke deeltjes bij pseudo-Hans Luft = Joh. Hoochstraten verschenen, gevolgd door andere ons overgeleverde of soms ook slechts gesignaleerde drukken, afkomstig van Matth. Crom, Guil. Montanus en misschien van Joann. Steels en Mich. Hillen van Hoochstraten. Het zou te ver gaan ze hier afzonderlijk te behandelen, al heeft in zekere zin ieder dezer uitgaven een eigen verhaal te vertellen234). Eerst van 1537 of 1538 af verschijnen er enkele in de vertaling van Miles Coverdale: tot dat tijdstip is het fondament van de meeste Tyndale's overzetting, soms gewijzigd door Joye. De voor de hand liggende oorzaak van de talrijke Antwerpse Tyndale-uitgaven ligt in de persoon van deze reformator zelf, die verscheiden jaren in de Nederlanden heeft vertoefd. In 1524 vrijwillig uit Engeland geweken, heeft hij tot 1526 in verschillende
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
105 Duitse steden gewoond. Van 1526 of '27 af tot zijn gevangenneming in 1535 is zijn hoofdkwartier in de Zuidelijke Nederlanden, meestal te Antwerpen, gevestigd geweest. Nog in Duitsland is in 1525 de eerste druk zijner vertaling van het N. Testament verschenen, een vertaling, die de critiek uitlokte van Thomas More. Van zijn kant heeft Tyndale zich daar weer tegen verdedigd in An answere unto Sir Thomas Mores dialoge, zonder drukkersnaam verschenen, maar, naar me bleek, ook te Antwerpen, door Symon Cock, in 1531 gedrukt. Weer antwoordde Thomas More met een tegencritiek235), maar desalniettemin is Tyndale's vertaling nog de basis van de tegenwoordige Engelse bijbeltekst. Natuurlijk zag men in Engeland Tyndale's verblijf te Antwerpen en zijn invloed op de productie van Engelse boeken daar ter stede met lede ogen aan. De volijverige consul John Hacket is er weer dadelijk bij en in 1528 dient hij, in opdracht van Kardinaal Wolsey, een aanklacht in tegen zekere Richard Hermans, Antwerps burger, schoon van Engelse afkomst, omdat hij o.a. verboden boeken naar Engeland had gezonden en in zijn huis aan Engelse ketters, onder wie ‘Willem Tandeloo’ ongetwijfeld dezelfde als Tyndale - onderdak had verleend236). In 1531 wendt Stephen Vaughan pogingen aan Tyndale te bewegen naar Engeland terug te keren237). Tevergeefs. Tyndale was wijzer; in vrijgeleides had hij maar weinig vertrouwen. Het is echter, helaas, slechts uitstel van executie geweest. Ook hier te lande heeft de gewelddadige dood hem gegrepen. In 1536 is Tyndale te Vilvoorde terechtgesteld. Niet alleen de bijbelvertaling in tal van uitgaven, doch mede verscheiden andere werken van Tyndale zijn te Antwerpen gedrukt. De overgebleven exemplaren, alle uitsluitend in Engelse of Amerikaanse biblio-
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
106 theken bewaard, bewijzen, dat enkele klaarblijkelijk aan het scherpe oog der ketterjagers ontsnapt zijn en hun bestemming bereikt hebben. Behalve de genoemde Answere unto Sir Thomas Mores dialoge zijn daar nog An exposicion uppon the V-VII chapters of Mathew (Antw., Joann. Grapheus, c. 1533) en The exposition of the fyrste epistle of S. Ihon van Sept. 1531, een druk van Mart. de Keyser. Op rekening van Hans Luft alias Joh. Hoochstraten staan The obedience of a Christen man, in twee uitgaven, van 2 Oct. 1528 en van 29 Oct. 1535, The parable of the wicked mammon van 8 Mei 1528 en The practyse of prelates van 1530, evenals het tractaat, in samenwerking met John Frith gemaakt, The testament of master Wylliam Tracie van 1535. Misschien is Symon Cock de drukker van Tyndale's Souper of the Lorde van 5 April 1533, met het fictieve adres Neurenberg ‘Niclas twonson’238). Behalve Tyndale's werken zijn te Antwerpen ook die van enige andere Engelse reformatoren grif gedrukt. Naast Joh. Hoochstraten waren het vooral Symon Cock en Mart. de Keyser, die zich hieraan schuldig hebben gemaakt. Aan Cock moet o.a. nog worden toegeschreven John Frith, A disputacion of purgatorye (1531), aan Mart. de Keyser van George Joye, The letters which Iohan Ashwel sente to the Bishope of Lyncolne in the yeare 1527 (c. 1531?) en The praier and complaynte of the ploweman (1531), nieuwe editie van een oud tractaat van opstandige aard, door Tyndale uitgegeven239). Mart. de Keyser heeft mede verscheiden Engelse drukken en dan onder schijnadressen gepubliceerd. ‘Emprinted at Argentine (d.i. Straatsburg) ... by me Francis foxe’ plaatst hij in The psalter of David, naar de Latijnse vertaling van Butzer (16 Jan. 1530); in de uitgave van Joye's vertaling van The prophete Isaye luidt het adres ‘Printed in Straszburg by Balthassar
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
107 Beckenth’240). Een Antwerpse drukker verschuilt zich vermoedelijk ook achter het schijnadres ‘Monster... By me Conrade Willems’, dat voorkomt in Frith, A boke made in the tower of London answeringe unto M. Mores lettur, etc. van 1533 en eveneens achter dat van ‘at Emdon by Jacob Aurik’ in Joye's The subversion of Moris false foundacion van 1534. De laatste is misschien Gov. van der Haghen geweest. Zonder enige aanwijzing, maar, gelijk enkele andere der reeds genoemde Engelse drukken, blijkens de typen afkomstig van Symon Cock, is A supplicatyon made unto Kinge Henrye the eyght van Rob. Barnes, een aanhanger der Reformatie, die enige jaren later zijn dood op de brandstapel vond. Het is mij nog niet gelukt uit te maken wie de drukker is der Engelse vertaling van de Summa, in 1529 onder de titel van The summe of the holye scripture uitgegeven en misschien door Simon Fish overgezet. Een Nederlandse druk is het vermoedelijk wel. De beroering, die de echtscheiding van Koning Hendrik VIII, cause célèbre van die dagen, in de wereld bracht, heeft heel wat tegenschriften verwekt. Ook in Antwerpen is er een van gedrukt, geschreven door Thomas Abell. Het draagt de fiere titel Invicta veritas, An answere that by no maner of lawe it maye be lawfull for Kinge Henry the ayght to be diuorsed en het schijnadres ‘Imprinted at Luneberge’, Mei 1532. Weer een druk van Mart. de Keyser241). Afzonderlijke uitgaven van Luther-tractaten in het Engels zijn er bij mijn weten in de Nederlanden gedurende het tijdvak tot 1540 niet verschenen. Maar wel komen er in het aardige kleine boekje, Certeine prayers and godly meditacyons, een druk van Joh. Hoochstraten onder het schijnadres ‘Malborow... per me Joannem Philoponon’ van 1538, Engelse vertalin-
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
108 gen voor van Luther's Betbüchlein in de oorspronkelijke Kurze Form en van zijn Tessaradecas, hier Consolacyon for troubled consciences geheten. Achter de uitgave van Frith, A pistle to the Christen reader van 12 Juli 1529 heeft Hans Luft = Joh. Hoochstraten als The revelation of Antichrist de Engelse vertaling van Luther's Von dem Endchrist seinem reych und regiment gehangen. En ook is door dezelfde drukker aan de uitgave van Erasmus, Paraclesis in het Engels, van 20 Juni 1529, Luther, Das 7e Capitel S. Pauli zu den Corinthern auszgelegt, 't zij dan in enigszins vrije vertaling, toegevoegd242). In deze drie edities is Joh. Hoochstraten, zelf gedekt door een schuiladres, zo verstandig geweest Luther's naam niet te vermelden. Wel staat de naam van Erasmus op de vertaling van de Paraclesis en op een andere editie hiervan, die misschien eveneens in Antwerpen gedrukt is243). Gevaren bood dit trouwens niet; de werken van Erasmus waren toen nog niet verboden. Heb ik het goed, dan zijn de twee genoemde uitgaven de enige in de Nederlanden gedrukte Engelse vertalingen van zijn werken. Veel aanleiding deze hier te drukken was er trouwens niet. In Engeland zelf konden zonder enige belemmering de gewenste vertalingen van Erasmus' werken verschijnen. Achteraf kan de overweging gelden, dat er voor gelovigen, wier opvattingen van kerkelijke zijde geleid werden, onnoemlijk veel gevaren in de lectuur van Erasmus' critische werken schuilden. Zolang deze gevaren echter niet officieel in boekenverboden waren gesignaleerd, mochten de drukkers zijn geschriften ongestoord verspreiden. En men behoeft maar even een oog te slaan in de Bibliotheca Erasmiana, die voortreffelijke bibliographie zijner werken, om te zien hoe Erasmus toen en later tot een der meest gelezen auteurs heeft behoord.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
109 Jaren lang zijn de Antwerpse drukkers, ondanks alle moeilijkheden, voortgegaan met het produceren en uitvoeren hunner Engelse bijbels en andere Hervormde boeken. Voor het speurzieke nageslacht is het verblijdend vast te stellen, dat, zo er al een paar oplagen verdwenen mogen zijn, toch van de meeste verboden Engelse drukken klaarblijkelijk enkele exemplaren, de hardnekkige ketterjacht ten spijt, bewaard zijn gebleven. Vaak is de vos nu eenmaal de jager te slim af. In Antwerpen was in die dagen een kring Engelse handelslieden gevestigd, half-autonoom, die, gelijk dat wel meer geschiedt met buitenlandse nederzettingen, dikwijls in de oppositie waren tegen hun eigen regering. Aangenomen wordt, dat zij voor een deel de financiers der Antwerpse Engelse drukken zijn geweest en mede hun rol hebben gespeeld bij het exporteren van de verboden boeken244). Bleek dus de uitvoer der hervormde Spaanse boeken uit de Nederlanden nog vrijwel geheel in het duister gehuld te liggen, over die der Engelse zijn we heel wat beter ingelicht. Ongetwijfeld ook is deze van veel groter omvang geweest dan de export naar Spanje. Er blijkt een nauw contact uit, een soort wisselwerking tussen Engeland en de Nederlanden en speciaal Antwerpen in de eerste Hervormingsrijd. Terwijl van de ene zijde menig Engels aanhanger der Reformatie uitweek naar ons land, keerden van de andere zijde de drukken hunner geschriften, vaak gevaarlijker en invloedrijker dan de persoon der auteurs zelf, terug naar het rijk der Britten. Trouwens, geestelijke betrekkingen tussen Engeland en ons land waren er al vóór de Reformatie geweest, toen Erasmus van 1509-1514 in Londen en Cambridge verbleef en daar, onder aandrang van Coletus, zijn critische vertaling van het N. Testament had gemaakt. Schijnbaar geen revolution-
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
110 naire daad, doch eer het rustig werk van een geleerd theoloog. Maar deze gebeurtenis, zonder enige ophef aangekondigd door het verschijnen der eerste editie van 1516, kan in haar gevolgen naast Luther's meer luidruchtige actie geplaatst worden. Zo ziet men, hoe de 16de eeuwse drukkers, ook buiten de hulp van officiële instanties en vaak onder zeer moeilijke omstandigheden, de wegen voor de export der hervormde boeken hebhen weten te vinden.
Eindnoten: 205) Zie hoofdstuk V, 80 v. en noot 181. 206) Voor de genoemde uitgaven zie NK. 415-421, 2503-2513, 430, 2524-2525, 2577-2578, 3414-3415, 3468-3472. 207) NK. 422. 208) Zie over deze Spaanse drukken o.a. Von Döllinger, a.w. III. 280, Brieger, a.w. Abt. I. 81; Corpus doc. inquisit. V. 394-395; mijn opstel in De Gulden Passer IV. 106-107; NK. 0860. 209) Zie Ant. Rodriguez Villa, El emperador Carlos V y su corte, etc. (Madr. 1903-1905), 191 en Marc. Bataillon, Erasme et l'Espagne (Par. 1937), 204. 210) Zie litteratuur erover bij NK. 0383. 211) Zie erover NK. 0391 en vgl. 0859. 212) Uitvoeriger hierover in mijn opstel Notes on English printing in the Low Countries (early sixteenth century) in Transactions of the Bibliographical Society IX (Oxf., etc. 1928), 140 vv. 213) Mij bekend naar het ex. bewaard in het British Museum, ‘London-Hanse Merchants’ (Keulen, Melch. von Neuss), 3 Maart 1526 (signatuur C. 18. e. I no. 94). Voor het origineel in hs. zie Hanserecesse von 1477-1530 IX (Münch.-Leipz. 1913), 402-404. Over het verhoor der vier kooplieden zie R. Pauli in Hansische Geschichtsblätter Jahrg. 1878 (Leipz. 1879), 157-172. Een voordracht over dit document, door mij in Juni 1946 voor de Oxford Bibliographical Society gehouden, wordt met een reproductie ervan in de Publications dezer vereniging (in 1948?) uitgegeven. Ald. verdere litteratuur. 214) Zie NK. 380 met het bijbehorende N. Testament NK. 381 en 0188. Van deze laatste uitgave is nog steeds geen ex. gevonden. 215) ‘Impensis vero Francisci Brickman honesti mercatoris’; zie G. Lyndewode, Provinciale s.
216) 217) 218) 219)
220) 221) 222) 223) 224) 225) 226) 227)
constitutiones Anglie. Antw., Christ. van Ruremund voor Franc. Byrckman, 20 Dec. 1525. 2o (NK. 1442). ‘quo viro sol nihil vidit multis annis sceleratius’; zie Opus epist. Erasmi VI, p. 455. Uitvoeriger over een en ander in mijn aangehaald opstel (zie noot 212), 144-147. Hierover meer bizonderheden o.a. in Le bibliophile belge III (Brux. 1846), 49-51 en bij Reusch I. 102. Beschreven NK. 3769, 1492, 3193, 1154, 3761, 3536. Zie voor de verboden New Testaments, door Chr. van Ruremund en zijn weduwe gedrukt in 1526, c. 1530, Ang. 1534 en 9 Jan. 1535, NK. 0170, 0173, 0175, 2485 en 2490. J.G. de Hoop Scheffer in Studiën en Bijdragen op 't gebied der hist. theologie II (Amst. 1872), 419. E. Gordon Duff, A century of the English book trade (Lond. 1905), 140 en zie ook hierover J.F. Mozley, William Tyndale (Lond.-N. York 1937), 118-119. Vgl. noot 39. Zie Corpus doc. inquisit. V. 154-155. Vgl. noot 214. J. Foxe, Ecclesiasticall history conteyning the actes & monumentes of martyrs II (Lond. 1576), 1013. Zie De Hoop Scheffer, t.z.p. (aangehaald in noot 220), 421 en vgl. NK. 0171. NK. 0172 en de daar geciteerde litteratuur.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
228) 229) 230) 231) 232) 233) 234) 235) 236)
237) 238) 239) 240) 241) 242) 243) 244)
Zie Foxe, a.w. II. 1017. NK. 2485 (= 0175?) en 2490. NK. 2487 en vgl. ook Mozley, a.w. 284 vv. G. Joye, An apologye to satisfye W. Tindale, of hys new Testament, 1534 in november (Lond.? J. Byddell?), 1535. 8o. Short-title Cat. (aangehaald in noot 185) 14820. Hierover E. Gordon Duff, The printers, stationers and bookbinders of Westminster and London from 1476 to 1535 (Cambr. 1906), 229-230. NK. 2487 en 2489 en vgl. 0176 over andere, door De Hoop Scheffer genoemde uitgaven van Mart. de Keyser, die evenwel vermoedelijk niet bestaan hebben. Zie voor de verboden Antwerpse Engelse bijbeluitgaven tot 1540 NK. 2476-2501 en 0170-0182 en de daar geciteerde litteratuur. Voor Tyndale's verdediging zie NK. 3988 en vgl. verder Mozley, a.w. 200 v. en 218 vv. Zie P. Génard in Antwerpsch Archievenblad VII (Antw. z.j.), 166-178, R. van Roosbroeck in De Gulden Passer V. 270 en vgl. Mozley, a.w. 129 vv. Deze Hermans is op 5 Febr. ontslagen van rechtsvervolging. Zie Mozley, a.w. 187 vv. Zie voor deze uitgaven NK. 3988-3993, 3995-3997. Zie NK. 3043, 3281 en 3763. Zie NK. 2476 en 2482. Zie voor de 5 laatstgenoemde drukken NK. 3042, 3282, 2372, 3912 en 2224 en de aantt. ald. Zie voor deze 3 uitgaven van Joh. Hoochstraten NK. 3764, 3044 en 2982 en de aantt. NK. 2982-2983. Zie Rob. Steele, Notes on English books printed abroad, 1525-48 in Transactions of the Bibliographical Society XI (Lond. 1912), 190.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
111
VII. Het wapen der schijnadressen, schuilnamen en antidateringen Wie onderdrukt wordt, zoekt naar tegenweer. Uit zelfbehoud, uit opstandige nijdigheid, gestuwd door zijn innerlijk verzet. Voor de schrijvers en drukkers der hervormde boeken, voortdurend bedreigd en getroffen door ballingschap en executie, moet het inderdaad niet gemakkelijk zijn geweest zich staande te houden en toch de geschriften verspreid te krijgen. Van een strijd met open vizier kan nu eenmaal geen sprake zijn in tijden, dat er geen eerbied bestaat voor een anders geloofsovertuiging. Zo hebben de 16de eeuwse drukkers, in het nauw gebracht, naar het wapen der schijnadressen gegrepen. Dat het een deugdelijk wapen is geweest, bewijst zijn herhaald opduiken in dagen van tyrannie en reactie, door de eeuwen heen. Als toeschouwers in de eerste wereldoorlog hebben wij geglimlacht om het vermakelijke adres, dat het Brusselse clandestiene blaadje La libre Belgique droeg: ‘Adresse télégraphique: Kommandantur-Bruxelles. Bureau et Administration ne pouvant être un emplacement de tout repos, ils sont installés dans une cave automobile’. Het kwam ons in die tijd haast voor als een anachronisme, laatste stuiptrekking van een verouderd strijdmiddel. Maar toen ruim twintig jaar later de terreur ons hier zelfs het lachen bijna verleerd had en een gemuilbande pers in het eigen land, eens de fiere zetel der verdraagzaamheid, een haast niet te geloven werkelijkheid was geworden, zijn ook in Nederland de namen van gefingeerde auteurs en
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
112 verzonnen persen voor geheime blaadjes en uitgaven welig opgeschoten. En het is deze ‘drukkunst in het verborgene’, die aan velen nog wat steun en troost heeft gebracht. Reeds zou men uit de vorige hoofdstukken, waar herhaaldelijk boeken met schijnadressen werden vermeld, een bloemlezing voor de jaren 1520-'40 kunnen samenstellen. Het is ondertussen wel de moeite waard ze in hun gehele verband een ogenblik nader te beschouwen. Uit dit twintigjarig tijdvak zijn in de Nederlanden een veertig voorbeelden van gefingeerde adressen bekend. De meeste, ten getale van zeventien, komen voor in verboden Engelse drukken, verder dertien in Latijnse en een tiental in Nederlandse. Bij een overzicht treft het dadelijk, dat het weer de Antwerpse drukkers zijn, die er zich het meest van bediend hebben. Buiten deze stad ken ik ze uitsluitend bij Simon Corver te Zwolle, in één uitgave, bij Jan Seversz. te Leiden, in twee, en misschien éénmaal bij Peter Jansz. te Leiden, terwijl het schijnadres ‘Ghedruckt buyten Rome, in S. Pieters hof’, waarmee Die daden, werken ende leerijnghe ons Heeren Ihesu Christi ende... des Paus zijn verschenen, nog op zijn solutie wacht. Het zijn vooral Duitse plaatsnamen, die voor de verzonnen adressen werden uitverkoren: Emden, Keulen, Lüneburg, herhaaldelijk Marburg, voorts Münster, Neurenberg, Straatsburg en ook enige keren Wittenberg. Verder Bazel en Parijs245). Eénmaal slechts wordt er een Nederlands schijnadres gebruikt en wel Leuven, in de uitgave van Hutten's Dialogi van Oct. 1521, ‘Impressum Louanij per Petrum Achestan impensis Erachel Volphgrant’. Verschuilt zich daarachter de bekende Leuvense drukker Theod. Martinus? Het is nog niet opgehelderd en heel waarschijnlijk komt het me niet voor. Misschien een buiten-
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
113
Titelblad van Luther, De captivitate Babilonica ecclesiae. Wittenberg (= Leiden, Jan Seversz., c. 1521?). (verkleind).
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
115 lander? En dan zijn er de reeds vroeger genoemde adressen, fantastisch van aard, ‘Ciuis Vtopiensis... sub intersignio Chimerae’, en. ‘H.M. Ciuis Utopiensis’, door Corver en Seversz. gebezigd, en ‘in Eutopia. Bij Resam Mondorf’, waar misschien Peter Jansz. zich mee sierde246). Klaarblijkelijk is Claes de Grave de eerste geweest, die hier te lande in 1520 het nieuwe wapen gehanteerd heeft, op de voet gevolg door Corver en Seversz. Pas in 1526 begint Johannes Hoochstraten er mee, maar dan ook krachtdadig. Van hem zijn tussen 1526 en 1538 niet minder dan veertien, mogelijk vijftien, drukken met schuiladressen bekend. Martinus de Keyser maakt er eveneens korte tijd gebruik van, in de jaren 1530-1532, met een achttal, maar schijnt er daarna geen heil meer in te hebben gezien. Er valt enigermate een grens te trekken tussen betamelijke en onbetamelijke schuiladressen. Wanneer Joh. Hoochstraten zich Adam Anonymus te Bazel noemt of Joannes Philoponos te Marburg, en Mart. de Keyser Francis Foxe of Balthassar Beckenth in Straatsburg, en een derde, misschien Symon Cock, zich aandient als Niclas Twonson te Neurenberg, en Niclaes van Oldenborch Cornelis van Nieuhuys te Straatsburg wordt, dan zijn dit hoogst onschuldige vermommingen. De namen waren pure verzinsel en hun gebruik kon geen sterveling schaden. Enigszins verschillend wordt het al, wanneer Hoochstraten zich achter Hans Luft of Steffen Rodt verbergt, geen fictieve, maar levende wezens, de een drukker te Wittenberg, de ander rector in Zwickau247). Zulke practijken, hoe listig ze schijnen, gaan reeds bijna over de schreef van aangeboren fatsoen. Volstrekt onbetamelijk naar hedendaagse begrippen zijn de praktijken van Claes de Grave, die doodkalm een titelrand nasneed van zijn Wittenbergse collega Melchior Lotter Jun., voorzien van het druk-
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
116 kersmerk en stadswapen, en daar verder nog diens naam en adres aan toevoegde248). Zo dekt men zichzelf, maar ten koste van een ander. Wel kan als enigermate verzachtende omstandigheid worden aangevoerd, dat de vervolging van verboden boeken te Wittenberg zeker minder scherp was dan in Antwerpen, misschien zelfs in 't geheel niet werd toegepast. Bovendien overheerst er in tijden van onderdrukking en vervolging nu eenmaal een andere moraal. Een enkele keer nam een Nederlands drukker zijn schijnadres kant en klaar, gelijk een confectiemaskeradepak, van een buitenlands vakgenoot over. Aldus Mich. Hillen van Hoochstraten het eerder genoemde, kunstig samengestelde adres in de Dialogus Bulla ‘Callyrius Trulla, apud Burlassiam Cataduppae regis Stratiotarum Metropolim, Excudebat’, dat onder dezelfde vorm voorkomt in de voorafgaande Duitse uitgave249). En van de andere kant vernamen we al, hoe een Engels drukker in een herdruk van Tyndale's Parable of the wycked mammon met de geleende veren van Hans Luft-Joh. Hoochstraten te Marburg pronkte en ook, hoe A. Anonimus, nu quasi te Augsburg gevestigd, nadat zijn alter ego, Joh. Hoochstraten, vermoedelijk reeds ter ziele was, nog eens tot nieuw leven werd gewekt in een Engelse Erasmus-uitgave250). Gelijk ondertussen sommige Nederlandse drukkers Duitse of andere steden als hun woonplaats hebben voorgewend, zijn er door enkele buitenlanders af en toe Nederlandse schijnadressen gebruikt. Pierre de Vingle, die zijn loopbaan in de drukkerij van zijn schoonvader Charles Claude Nourry te Lyon had aangevangen, in 1531 na de veroordeling der uitgave van Bodius, Unio dissidentium de wijk had genomen naar Genève en daar, gelijk later in Neuchâtel, vele Hervormde boeken heeft gedrukt, was een meester in 't gebruik van gefingeerde adressen. Eens luidt het:
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
117 ‘Imprime a Corinthe’ en in twee andere drukken ‘Imprime a Paris par Pierre de vignolle demourant en la rue de la Sorbonne’. Op 10-12 Juni 1533 is een uitgave der Franse vertaling van Bodius' werk verschenen onder de titel Lunion de plusieurs passaiges de lescripture saincte. Aan het slot van beide delen: ‘Nouuellement imprime en Anuers par Pierre du Pont, a lenseigne du Pigeon blanc’. Naam en adres waren, voor wie meenden vertrouwd te zijn met de gehele Antwerpse drukkersbent, verrassend nieuw. Typenonderzoek echter wees dadelijk uit, dat het geen Nederlandse druk is. Pierre de Vingle te Genève bleek de drukker te zijn251). Nog eens heeft deze, nu te Neuchâtel gevestigd, in Les grans pardons et indulgences zich verscholen achter een Nederlands adres: ‘Nouuellement imprime a Gand par Pieter van winghue’. Om aan het Gentse adres meer schijnt van echtheid te geven is op de titel van dit Franse boek een Nederlandse tekst afgedrukt uit 1. Ioan. 4 (1), door de Franse drukker echter verhaspeld tot ‘Proest de gheesten’252). Dezelfde min behoorlijke praktijken, die Claes de Grave had toegepast, zijn later ook gebezigd door Jean Gerard te Genève. In zijn uitgave van Marie Dentière, Epistre tresutile faicte... par vne femme chrestienne de Tornay, etc. (ao 1539) staat op de titel: ‘Nouuellement imprimée à Anuers chez Martin l'empereur’253). In dit geval misschien iets te verontschuldigen, omdat Martinus de Keyser reeds niet meer leefde. Was dit aan Jean Gerard bekend? Maar met dat al was de drukkerij onder de leiding van De Keyser's weduwe toch in 1539 nog werkzaam en dus kwetsbaar. Is het soms uit wraak voor het ijdel gebruik, dat de twee Geneefse drukkers van Nederlandse namen hadden gemaakt, dat vele jaren later een drukker hier te lande op zijn beurt weer Genève als schuiladres heeft
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
118 gekozen? Er bestaat een uitgave van Bugenhagen's Psalter, te dateren na 1556 en ‘Ghedruckt te Geneue, door Petrum Stephanum van Gendt’. Achter dit masker zal zeker een Nederlander gezocht moeten worden254). Nog bestaan er drie Engelse uitgaven, alle van 1541 en alle met een verschillend, maar ongetwijfeld gefingeerd adres. De drukker ervan schijnt tot nu toe door Britse typenonderzoekers niet achterhaald te zijn, doch wordt voor een Engelsman gehouden. Een der drie, A frutefull treatis of baptyme and the Lordis souper, heeft als colophon: ‘At Grunning 1541 April 27’. Hiermede zal Groningen wel bedoeld wezen, waar ondertussen, zover bekend, in 1541 geen drukker werkzaam was. In Sawtry's Defence of the mariage of priestes luidt de colophon: ‘Printed at Awryk by Jan Troost, 1541 in August’, een echt Nederlandse naam, terwijl Aurich ook niet ver over de hedendaagse grenzen ligt. Het derde, een werk van Melanchthon, vertoont een Duits schijnadres ‘at Lipse (Leipzig) by Ubryght Hoff’. Aangenomen wordt, dat het drietal uit eenzelfde Engelse drukkerij stamt255). Reeds in het keizerlijk plakkaat van 24 Sept. 1525 was gewaarschuwd tegen anoniem verschenen boeken en eveneens in de voorafgaande Antwerpse verordening van 14 Febr. 1524/25 was onder meer de eis gesteld ‘de authoers vanden selven boecken’ te vermelden. Men kan voorbeelden te over vinden, dat èn drukkers, èn auteurs zich van deze eis, later telkens herhaald, ook na 1525 bitter weinig hebben aangetrokken. Daar zijn b.v. de Precationes biblicae en de Nederlandse en Franse vertalingen ervan, Dat gulden ghebedeboecxken en Les prieres et oraisons de la bible, in vele uitgaven tussen 1529 en 1540 verschenen. In geen van alle wordt de schrijver, Otto Brunfels, genoemd. In de Nederlandse edities der tractaten van Luther uit hetzelfde tijd-
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
119 vak wordt slechts bij uitzondering, in die van David Joris nooit de auteursnaam vermeld. Ook de onbekende drukkers, door wie hier te lande de Summa der godliker scrifturen en de Engelse vertaling ervan in de jaren 1526-c. 1540 zijn uitgegeven, hebben het voorschrift van 1525, de auteur te noemen, naast zich neergelegd. Een manier om het gebod op sluwe wijze te ontduiken, was het gebruik van een pseudoniem. Specifiek Nederlandse voorbeelden hiervan zijn er echter weinig uit deze tijd. Het is eer een internationaal verschijnsel en in tegenstelling tot het weinig bewerkte terrein der schuiladressen, bestaat er over de pseudoniemen een uitgebreide litteratuur. Wanneer Urbanus Regius zich, vrij doorzichtig, Polytes Basilius noemt of Frith Richarde Brightwell en Martinus Butzer zich misschien verschuilt achter de naam van Bodius, dan zijn dat, al werden ze mede in Nederlandse uitgaven gebruikt, geen Nederlandse strijdmiddelen, doch de adaptatie van buitenlandse. Wel houd ik het pseudoniem Esdras, nog steeds niet bevredigend opgelost, waaronder Corver in 1521 de Lamentationes Petri heeft laten verschijnen, voor een Nederlandse vinding256). Dan was er ten slotte het wapen van de antidateringen. Van het ogenblik af, dat in de plakkaten de eis werd gesteld, de boeken te dateren, kon het effectief zijn. Men maakte de uitgaven een paar jaar ouder dan het verbod en de kans was groot, dat geen haan hiernaar kraaide. Terwijl ondertussen schuiladressen en pseudoniemen voor een snuffelend nageslacht meestal gemakkelijk aan te wijzen, schoon niet altijd terecht te brengen zijn, moet men al zeer vertrouwd wezen met het onderwerp van het boek of met de methodes van de drukker om te durven vaststellen, dat een datering met voorbedachten rade enkele jaren terug is
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
120 gezet, uitsluitend met de bedoeling drukker en schrijver niet onder een reeds uitgevaardigd verbod te laten vallen. Ook heeft men antidateringen in soorten, sommige mak als lammetjes, andere listig en venijnig van aard. Er bestaan, om een enkel voorbeeld van een onschadelijk soort te geven, minstens 7 uitgaven der Ordinancien ende statuten van Karel V van 7 Oct. 1531, gericht tegen de Lutheranen, die alle volgens de colophon gedrukt zijn door Willem Vorsterman en Mich. Hillen van Hoochstraten in Antwerpen op 15 Nov. 1531. Het is evenwel in hoge mate onwaarschijnlijk, dat deze zeven edities, onderling verschillend in zetsel, inderdaad op dezelfde dag of in hetzelfde jaar verschenen zijn. Er zullen steeds nieuwe drukken nodig zijn gebleken, die dan, met de oorspronkelijke datum en al, telkens weer gedrukt werden. Van Bethlem's Devote meditacie op die passie ons liefs heeren bestaan zeker 6 verschillende uitgaven van Vorsterman, benevens 2, waarin bovendien Adr. Roelofs te 's-Hertogenbosch als de verkoper wordt vermeld. Dit achttal draagt onveranderlijk de datum 12 Oct. 1518 en ofschoon de reden in dit geval niet duidelijk is, kan toch veilig aangenomen worden, dat hier antidateringen onder lopen. Maar een kwaad opzet moet men achter een dergelijke eigenaardigheid niet zoeken. Evenmin achter de ongewijzigde datum van 12 Juni 1540, waarmede de 9 onderling afwijkende edities der Souterliedekens door Symon Cock zijn uitgegeven. Doch op ander terrein komen we met de beruchte Gentse Spelen van sinne, reeds in de Ordinantien van 1540 als gevaarlijk van inhoud gesignaleerd, waarvan de 2 Antwerpse uitgaven ‘te coope int huys van Delft’ - daar woonde de drukker Crom de gelijke datum 25 Oct. 1539 dragen en een derde met hetzelfde adres die van 15 Oct. 1539 heeft257). Een bedoelde misleiding ligt ook ongetwijfeld ten
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
121
Titelblad van Joh. Bugenhagen, Die Souter. Bazel, Adam Anonymus (= Antwerpen, Joh. Hoochstraten), 1526. (verkleind).
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
123 grondslag aan de antidatering der bovengenoemde uitgave van Tyndale's Parable of the wycked mammon, waarvoor de Engelse drukker pseudoniem en datum 8 Mei 1528 rustig van onze Hans Luft overnam258). Een drukker, die zeer waarschijnlijk in Antwerpen heeft gewoond en herhaaldelijk op antidateringen te betrappen valt, was Niclaes van Oldenborch. Schoon hij hier slechts een enkele keer terloops is genoemd, verdient hij mede een ereplaats onder de Nederlandse drukkers-martelaren. Men weet heel weinig van zijn leven af, zo weinig, dat vroeger zijn naam wel eens voor een pseudoniem is gehouden van Steven Mierdmans. Ten onrechte. In een later proces te Antwerpen wordt een verboden uitgave vermeld, door Claes van Oldenborch in 1536 uitgegeven, en dan terloops de toevoeging ‘denwelcken Claes alhier geexcuteert is’. Ter executie, en verder naar de Grote Rust, vaart men gemeenlijk onder zijn eigen naam259). Aangenomen moet worden, dat hij omtrent 1522 of iets later is beginnen te drukken. Nog van 1555 is er een uitgave van hem, Der waerheyt onderwys, bekend. Zijn productie omvat uitsluitend hervormde boeken, een gaaf geheel, zoals bijna geen andere drukker van het tijdvak te bieden heeft. Verscheidene ervan dragen onvervaard zijn volle naam; nooit echter een adres. Absolute zekerheid, dat de Sermonen oft wtlegghingen op alle de euangelien vander vasten, enz. door ‘den deuoten Pater Broeder Niclaes Peeters Minnebroeder ende Gardiaen’, met de datering 1520, door hem gedrukt zijn, heb ik niet, waarschijnlijk is het echter wel. Op grond van inwendige critiek namen Acquoy en Arnold beiden aan, dat deze uitgave eerder van c. 1540 is en dus opzettelijk geantidateerd werd. Ook wordt wel vermoed, dat naam en stand van broeder Niclaes Peeters gefingeerd zijn260). Dan bestaat er een Uutlegginghe des sesthienden
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
124 capittels van Sinte Ians Euangelie, zonder de naam van de auteur - d.i. Luther verschenen, waarvan de colophon luidt: ‘Gheprint by Niclaes van Oldenborch. An. 1534’. Antidatering; deze preken zijn pas in 1538 uitgesproken en voor het eerst in het jaar 1539 in druk verschenen te Wittenberg. Uit zijn drukkerij stamt ook de uitgave Den hondert ende dertichsten Psalm wtgheleyt en op 1536, waarschijnlijk eveneens te vroeg, gedateerd. Want het origineel, Latijnse voorlezingen, in Oct. 1533 door Luther gehouden - wiens naam hier weer verzwegen is -, werd voor de eerste maal in Sept. 1540 te Straatsburg gedrukt261). Al blijft er enige twijfel hangen om de ongenoemde drukker der twee uitgaven van de Gulden onderwijsinge om te antwoorden op alle puncten die de vyanden der waerheyt by brengen moghen, een vrije vertaling van een Duits geschrift, de kans is groot, dat beide van Niclaes van Oldenborch afkomstig zijn. Deze heeft dan drukplaats en jaartal ‘Nurenberch 1525’ van de oorspronkelijke uitgave overgenomen. Vermoedelijk zijn ze van iets later datum. Met dat al heeft de antidatering niet kunnen verhinderen, dat het werk op de Index is terechtgekomen262). Twee uitgaven van het door-en-door hervormde werkje, van een nog onbekend auteur, Vraghe ende antwoorde op alle saken die eenen mensche ter salicheyt van noode zijn te weten, heten beide volgens het slotbericht gedrukt in het jaar 1518. Eén ervan heeft echter op het titelblad het jaartal 1526, dat vermoedelijk dichter bij het werkelijke jaar van uitgifte komt. Misschien zelfs zijn ze van nog jonger dagtekening. Stellig dus weer antidateringen van een geschrift, dat eveneens op de Index van 1558 vermeld wordt263). Niet zonder reden trouwens. In de vorm van vragen en antwoorden biedt het boekje een fel contra-Katholieke geloofsleer. Zo vindt men daar b.v. de volgende pas-
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
125 sage: ‘En verdientmen nyet met goede wercken? Aenmerckt lieue broeder, metten wercken en verdient ghi die salicheyt niet,’... En elders leest men: ‘Het is grondelic wt die heylige scrifture betuycht, dat aller papen, moniken ende nonnen geloften teghen dat Euangelion zijn, ende puer sonde, want si sonder dat gheloue geschieden’. Behalve ze onder valse adressen, antidateringen, pseudoniemen of in 't geheel geen auteursnaam uit te geven, bleef er ten slotte de mogelijkheid over, de verboden boeken zonder enige vermelding van drukker, plaats of jaar, op hoop van zegen, de wereld in te zenden. En ofschoon dit blijkens de plakkaten op zichzelf reeds een strafbaar feit was, de talrijke Hervormde boeken, op deze wijze verschenen, bewijzen voor de zoveelste maal, dat er te allen tijde mensen bestaan hebben, nog slimmer dan degenen, die geboden uitvaardigen. Om slechts bij de werken van Luther te blijven, er zijn uit het tijdvak tot 1540 minstens een twintigtal drukken bekend, in de Nederlanden kalmweg, zonder enig etiket, gepubliceerd. De schuldige drukkers zijn geweest Simon Corver te Zwolle, Niclaes van Oldenborch, Johannes en Michiel (Hillen) van Hoochstraten, Martinus de Keyser en mogelijk ook Adriaen van Berghen, allen te Antwerpen, Jan Seversz. en Peter Jansz. te Leiden en een enkele onbekende drukker264). Men vraagt zich af, of de drukkers en schrijvers succes hebben gehad met hun gefingeerde adressen, pseudoniemen en antidateringen. Een positief antwoord is moeilijk te geven. De directe gevolgen van hun handelwijze zijn niet of nauwelijks meer na te speuren en men moet zich met vermoedens en vage resultaten tevreden stellen. Dan komt het mij voor, dat vooral de schijnadressen, die van c. 1520 af zo geregeld opduiken en ook herhaaldelijk door een-
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
126 zelfde drukker gebezigd zijn, klaarblijkelijk aan de verwachting beantwoord hebben. Een bewijs hiervoor zou men kunnen zoeken in het feit, dat noch Joh. Hoochstraten, noch Mart. de Keyser, de twee, die er zich het meest aan bezondigd hebben, ooit, zover we weten, met het gerecht in aanraking zijn gekomen, hoe dubbel en dwars ze dit verdiend zouden hebben. Aan Jan Seversz. wordt bij zijn proces in 1524 allerlei ten laste gelegd, niet echter, dat hij tot twee keer toe een boek onder een vals adres had uitgegeven, een vergrijp, dat, was het bekend geweest, zeker tegen hem zou zijn aangevoerd. Dergelijke bezwarende omstandigheden werden anders wel degelijk genoemd. Zo heeft het Hof te Dôle in 1530 Farel's Sommaire et briefve declaration veroordeeld, met uitdrukkelijke vermelding van het schijnadres ‘Imprimé à Venise par Pierre du Pont à l'enseigne du Pigeon Blanc, le 12e novembre 1529’ (door de rechters werd het voor een Bazelse uitgave versleten) en bevel gegeven, exemplaren ervan in beslag te nemen265). Het effect der antidateringen, misschien groter dan we denken, is nog moeilijker na te meten. Over het proces van Niclaes van Oldenborch, dat toch wel aan de executie zal zijn voorafgegaan, is niets bekend. Of daarbij zijn antidateringen een punt van beschuldiging hebben uitgemaakt, valt dus niet te zeggen. Hoe het zij, listig en vernuftig, met staag gevaar voor eigen leven, hebben vele drukkers het zaad der Hervorming helpen uitstrooien. Dat het welig is opgekomen, is mede aan hun onverschrokkenheid te danken.
Eindnoten: 245) Wie er verder belang in stelt wordt verwezen naar de beschrijvingen in de volgende nommers van NK.: Bazel: 508 en 3464; Emden: 3282; Keulen: 4145-4146, 4148-4149; Lüneburg: 2224 en 4059; Marburg: 2314, 2477, 2775, 2982, 3044, 3140, 3764, 3980, 3991-3993, 3995, 4163; Münster: 3042; Neurenberg: 1623, 3631, 3996; Parijs: 3268; ‘buyten Rome’: 675; Straatsburg: 2476, 2482, 3399; Wittenberg: 2231, 2794, 3451, 3455. Zie over het onderwerp der schijnadressen ook mijn voordracht Forged addresses in Low Country books in the period of the Reformation, te verschijnen in The Library (1948?). 246) Voor de 4 laatstgenoemde zie NK. 3221, 4154, 2227, 1310 en vgl. over de Utopia-adressen uitvoeriger het slot van hoofdstuk IV (noten 158-161). 247) Zie hierover hoofdstuk V en noot 179. 248) Uitvoeriger hierover in hoofdstuk IV en noot 141. 249) Vgl. hoofdstuk IV en noot 154. 250) Zie hoofdstuk V en noot 185. 251) Meer hierover in mijn opstel Een druk van Pierre de Vingle te Genève met een Antwerpsch schijnadres (1533) in HB. XXV (1938-'39), 257-265 en de Franse bewerking hiervan in het Bulletin de la Société de l'histoire du Protestantisme français XCIX (Par. 1940), 5-8. Vgl. NK. 4127 en zie verder mijn opstel Nog een schijnadres van Pierre de Vingle? in HB. XXVIII. 79-80. 252) Zie de beschrijving ervan NK. 3675 en de aant. ald. 253) Zie NK. 2758 en de aantt. ald. 254) Zie NK. 0254. 255) Hierover E. Gordon Duff, The English provincial printers, stationers and bookbinders tot 1557 (Cambr. 1912), 115 v. en F.S. Isaac, English & Scottish printing types 1535-58, 1552-58 (Oxf. 1932), tekst bij Fig. 62. 256) Voor de hier genoemde uitgaven zie NK. 1789, 3044, 430, 2523-2525, 0199, 2985. Over het laatste werk uitvoerig in hoofdstuk IV, 61 v.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
257) Zie de beschrijvingen der genoemde boeken NK. 1639-1642, 3636-3638, 313-315, 2412-2413, 312 en 2411, 1915-1923, 1927-1928 en 3890 en vgl. de aantt. ald. 258) NK. 3994 en vgl. hoofdstuk V en noot 185. 259) Over hem mijn opstel Executie te Antwerpen van Niclaes van Oldenborch, drukker in HB. X (1921), 71-72. 260) Zie NK. 1691 en de aant. ald. en vgl. verder o.a. nog W.A. Schmitz, Het aandeel der minderbroeders in onze middeleeuwse literatuur (Nijm.-Utr. 1936), 143-146. Zie ook hoofdstuk III (noot 110). 261) Beschreven NK. 1431 en 1434. 262) Zie NK. 1623 en 3631 en de aantt. bij beide. Verder Sepp, 137 v. 263) Zie NK. 2181 en 4076. Vgl. Sepp, 138 en daarover verder nog NK. 01239. 264) Vgl. NK. 1417-1418, 1422-1423, 1430, 1433, 1435, 3450, 3454, 3456-3457, 3459-3460, 3467-3472 en vgl. ook nog NK. 0845, 0847-0848, 0850, 0854, 0857. Over Luther's Sermoen vanden hoochw. sacrament, bij Seversz. gedrukt, zie verder bij noot 196. 265) Hierover verder in mijn genoemd opstel Nog een schijnadres van Pierre de Vingle? in HB. XXVIII. 79-80.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
127
VIII. De straffen Op misdrijven plegen veelal straffen te volgen. Dat wisten en ondervonden zij, die de ketterse boeken verspreidden. Schijnbaar schuilt er iets onbillijks in, dat hoofdzakelijk de drukkers de consequenties der publicatie aan den lijve hebben ondervonden, terwijl de auteurs der geschriften, oneindig meer schuldig dan zij, slechts bij uitzondering straf opliepen. Gewoonlijk waren deze dragers der nieuwe gedachten reeds naar veiliger landen uitgeweken. Wel was hun lot, dat der vrijwillege ballingschap, ook niet altijd gemakkelijk of benijdenswaardig. Een enkele hunner ik denk hier aan Cornelis Woutersz., aan Tyndale - heeft trouwens het leven moeten laten voor de schriftelijke uiting van zijn geloofsovertuiging. En niet mals was de straf tegen David Joris, de schrijver van menig hervormd tractaat, uitgesproken door het Hof van Holland in Juli 1528: geseling, doorboring van zijn tong, te pronkstelling, 3 jaar ballingschap uit Delft en, voor 't geval hij daarna wenste terug te komen, een boete van 40 Karolus gulden. Deze executie heeft echter niet plaats gehad. De schuldige is gevloden en aan het zwerven gegaan. Daarna heeft hij, onder een valse naam, menig jaar te Bazel gewoond en gewerkt. Dat men hier na zijn dood zijn lijk weer opgegraven en samen met zijn boeken verbrand heeft, zal hemzelf minder gedeerd hebben266). De drukkers en ook zij, die de Lutherse geschriften verspreidden of bezaten, hebben al naar de zwaarte van hun misdrijf, en misschien meer nog de gezindheid hunner rechters, zeer verschillende straffen op-
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
128 gelopen. Men stelde ze te pronk op een schavot; soms, dit overkwam b.v. Adriaen van Berghen, met de corpora delicti, de verboden boeken, om de hals. Verder gevangenschap, geldboetes, erger zelfs, verbeurdverklaring van goederen en verbanning. Moesten zij, gelijk Seversz., daarbij al het drukkersmateriaal afstaan, dan viel de slag wel heel hard. Toch waren er in dergelijke gevallen blijkbaar een enkele keer minnelijke schikkingen te treffen. Getuige het reeds vermelde feit, dat Jan Seversz. kort na de Leidse confiscatie te Utrecht opnieuw aan het drukken was. In een iets later tijdvak is Petrus Elsenius te Nijmegen gevangen gezet wegens het drukken van een verboden boekje, Het Paradyss. Bij Raadsbesluit van 23 October 1561 werd hij ontslagen, maar moest als straf de verboden boeken in een vuur werpen en mocht zijn leven lang niet meer drukken. Gelukkig was hij boven de zeventig en dus wel aan een otium toe. Ook werd al zijn drukkersmateriaal verkocht, echter te zijnen bate. Vergeleken bij hetgeen Jan Seversz. in 1524 had ondervonden, betrekkelijk een milde straf voor deze grijsaard267). De Amsterdamse drukker Jan Seversz. die Croepel, vroeger herhaaldelijk verward met zijn Leidse naamgenoot zonder lichaamsgebrek, werd in Maart 1527 wegens het bezitten en uitgeven van verboden boeken door de stedelijke overheid veroordeeld tot 2 maand gevangenschap op S. Olofspoort, ‘te brode ende te bier’, 12 Karolus gulden boete en een half jaar huisarrest. Wel protesteerde het Hof van Holland tegen de te licht geachte straf en eiste opzending van de veroordeelde naar Den Haag, maar de onafhankelijke Amsterdamse magistraat begeerde geen inmenging in eigen zaken en slaagde er dan ook in de stadgenoot uit de handen van het Hof te houden. De straf heeft er Jan Seversz. die Croepel niet van afgeschrikt in later
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
129 jaren opnieuw een enkel verboden boek te drukken; zo in 1534 de Chronijcke van Gassar en omtrent diezelfde tijd het nog niet teruggevonden Boecxken van het oprechte geloove, hope ende liefde. En het Nieuwe Testament van 28 Mei 1533, volgens Luther's vertaling, gedrukt door Peter Jansz. te Leiden, was ‘te coope... tot Aemstelredam Bi mi Ian seuers zoon Croepel vander Schelling’268). Nog een Amsterdammer, Willem Corver, misschien alleen boekverkoper, misschien tevens drukker, was in Mei 1524 met enige anderen, verdacht van ketterij, voor het Hof van Holland gedaagd. Men zal er zich niet over verwonderen, dat deze, verwant met Simon Corver - 't mag dan zijn broer of een verdere relatie zijn geweest - de nieuwe leer was toegedaan. Weer heeft de dagvaarding aanleiding gegeven tot enige wrijving tussen de stad Amsterdam, die zelfbewust de eigen burgers wenste te berechten, en het Hof van Holland. Dit keer echter heeft het laatste het pleit gewonnen. Welke straf Willem Corver opliep, vond ik nergens vermeld269). Frans Everssoon Sonderdanck, werkzaam in Delft en Leiden, die zich schuldig had gemaakt aan het drukken van ‘eenige fameuse liedekens smaeckende heresie oft ketterye’, werd op 23 Jan. 1539/40 door het Hof van Holland veroordeeld tot verblijf binnen Leiden en de vrijheid der stad gedurende 3 jaar; ook na die termijn mocht hij niet vertrekken, eer hij 16 Karolus gulden betaald had. De uitgave van Erasmus, Bereidinghe totter doot, die kort daarna verschenen moet zijn, getuigt alweer niet van veranderde gezindheid. Deze zaak heeft nog een staartje gehad. Niet op zijn eigen houtje had Sonderdanck de fameuse liedekens ‘tenderende tot verachtinge van die sacramenten der kercken cerimonien ende den geestelicken staete’ ge-
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
130 drukt, maar op verzoek van Symon Claesz., een Haarlems boekverkoper, die ze verzameld had. Niettegenstaande zijn listig verweer wordt ook deze op 19 Maart 1939/40 door het Hof van Holland veroordeeld, zelfs tot een zwaardere straf dan de drukker. Blootshoofds, met een brandende waskaars van een half pond in de hand, moet hij het Hof om vergiffenis smeken en daarna de kaars offeren voor het H. Sacrament in de kapel van het Hof. Verder wordt hij voor de tijd van 4 jaar verplicht binnen Haarlem en de stadsvrijheid te blijven en mag na afloop hiervan de stad niet verlaten, vóór hij een boete van 20 Karolus gulden heeft betaald270). Twee Deventer drukkers, Theodoricus de Borne Jr. en Albertus Pafraet, ondervonden, gelijk we reeds vernamen, mede de gevolgen van hun ongehoorzaamheid aan de voorschriften. De eerste werd aangeklaagd wegens het drukken van Twonder Boeck door David Joris in 1542. Vergeleken met degeen, die de uitgave bezorgd had, Jorrien Ketel, in 1544 uit dien hoofde terechtgesteld, kwam De Borne er bij vonnis van 24 Jan. 1545 heel genadig af. Reeds had hij ongeveer een half jaar preventief gezeten; thans werd hij vrijgelaten, maar kreeg huisarrest. Doch al op 11 Aug. verwierf hij van de Deventer Magistraat vergunning weer uit te gaan en zijn nering te drijven. Wel werd hem verder verboden een herberg te bezoeken of zich met enig spel te vermaken. Gezelliger is zijn leven er dus niet bepaald op geworden. Kort tevoren, in Juli 1544, was zijn Deventer collega Albertus Pafraet wegens een soortgelijk misdrijf veroordeeld, het uitgeven - naar hij beweerde, op verzoek van Jorrien Ketel - van enige tractaten, geschreven door David Joris. In oplagen van drie of vierhonderd exemplaren had hij deze gedrukt. Reeds eerder was hij gevangen genomen; nu werd hem als
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
131 boetedoening door het Hof te Arnhem opgelegd, vóór de processie uit te gaan, blootshoofds - toentertijd nog een straf - en in een linnen kleed, met een brandende waskaars in de hand. Na de processie moest hij in de kerk voor het H. Sacrament knielen en daar de kaars deponeren. Dan terug naar de gevangenis en er blijven, tot de kosten betaald waren271). Weer valt te constateren, dat er in die dagen menigmaal vrij zachte en menswaardige vonnissen zijn geveld. Ook was er de straf der gedwongen pelgrimages. men is geneigd te vragen, of dit voor alle delinquenten inderdaad een straf is geweest. Bood zich hier geen gelegenheid aan uit duizenden om eens iets meer van de wereld te zien? Eenzaam of vervelend had men het op zo'n reis niet. Al dra sloot men zich aan bij reis- of, liever nog, bij tochtgenoten: vrome pelgrims, vrijwillig, uit innerlijke geloofsdrang, op pad; zondaars, die het boetekleed hadden aangetrokken in de hoop hun zwarte ziel te zuiveren, en erger, schijnheilige schurken - Reinaert ‘peelgrijn’ is er het onsterfelijke type van -, die berouw voorwendden. Men kreeg lange of kortere pelgrimages te ondernemen, als daar zijn naar het Heilige Land, naar Rome, naar S. Jago de Compostela, naar het H. Bloed te Wilsnack of de H. Drie Koningen te Keulen. Ware afstandsmarschen, die deze naam met meer recht konden dragen dan het hedendaagse gewandel in grote kudden, vier dagen achtereen, uit en naar eenzelfde plaats. Vaste wegen werden op die tochten gevolgd, en door Franse geleerden is aangetoond van hoeveel betekenis de pelgrimsroutes in de vroege Middeleeuwen voor de ontwikkeling en verspreiding der litteraire en beeldende kunsten zijn geworden. Stellig viel er in deze nadagen der Middeleeuwen, voor wie open ogen en oren en een ontvankelijke aard had, heel wat te be-
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
132 leven op de lange reizen. Heeft ooit een wakker pelgrim zijn dagverhaal opgetekend? Niet de gelovige, die al wandelend en gebeden prevelend, zichzelf tot steeds groter heiligheid voelde stijgen en slechts de blik naar binnen hield gericht. De inhoud van zo'n Pélerinage de la vie humaine of Pilgrim's progress kan men zich, ook zonder het boek gelezen te hebben, levendig voorstellen. Maar wat men zou wensen is een reisjournaal, geschreven van dag tot dag door een doodgewoon man, voor straf ter pelgrimage gezonden, een drukker gelijk Hans van Ruremund of Henrick Peetersen van Middelburch. Kostelijke sopmerkingen en bizonderheden over landen en volken zou men eruit kunnen delven. Vóór de tocht begon, stak men zich in de kleren. Er bestond een traditionele pelgrimsuitrusting. Lange mantel met schouderkraag oftewel ‘pelerine’, die dikwijls uitgeschulpt was; over de schouder hing een tas - zat er een verschoning in? -, een grote staf in de hand. Op oude schilderijen kan men S. Jacob vaak in een soortgelijk pelgrimspak zien afgebeeld. Sportief was het costuum niet bepaald en men vraagt zich af, of de pelgrim, die op weg naar Rome tegen een Alpenpas op moest klauteren, zijn lange soepjas niet bijwijlen vromelijk verwenst heeft. Het zullen geen dure reizen zijn geweest. Men leefde op de kloosters en op de zak van brave lieden, die door een pelgrim te voeden en te herbergen een werk van barmhartigheid deden. Had de gestrafte zijn doel bereikt, dan verkreeg hij daar klaarblijkelijk van de een of andere plaatselijke autoriteit een soort officiële verklaring, die bij terugkeer als kwitantie moest worden aangeboden. Eerst na inlevering van dergelijke getuigenisbrieven, ‘litterae peregrinationis’, werd de zondaar weer in genade aangenomen.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
133 Het blijft een open vraag, of in tijden van nieuwe gedachten en bewogen meningen, gelijk de eerste Hervormings-decennia waren, een gedwongen pelgrimstocht meer goed dan kwaad deed. Hans van Ruremund, we hoorden het al, werd in 1526 gestuurd ‘ten Heyligen Bloede’ te Wilsnack272). Had de Antwerpse overheid zulk een blind vertrouwen in de reinigende werking hiervan, dat ze de niet denkbeeldige gevaren van de reis onderschatte? Als daar waren, het directe contact met vele Duitse geloofsgenoten, en de kennismaking met een nieuwe verzetsliteratuur? Want wie meende, dat Hans met de veroordeling tevens zijn Lutherse gezindheid had afgeschud, was toch wel zeer naïef. De uitkomst heeft in dit geval trouwens bewezen, dat de tocht uit een correctief oogpunt beschouwd een volmaakte mislukking is geweest. Geen twee jaar na zijn terugkeer van het H. Bloed, in 1528, zat dezelfde Hans van Ruremund alweer wegens het laten drukken en importeren van Tyndale's New Testament gevangen in Fleet-prison te Londen. Adriaen van Berghen, ook dit vernamen we reeds, op 3 Jan. 1536 ter pelgrimage naar ‘Nicossien in Cypers’ veroordeeld, vond Cyprus klaarblijkelijk een te verre wandeling en week uit, zonder aan de straf te voldoen, naar Holland273). Een ander Antwerps drukker, Henrick Peetersen van Middelburch, was op 14 Febr. 1524/25 ‘overmidts dien dat hij Luytersche boecken ende andere alhier vercocht heeft, smakende ketterye’ veroordeeld tot een bedevaart ten Heyligen Drie Coningen tot Coelen274). In haast onverklaarbaar korte tijd was hij terug; al op 25 Febr. biedt hij zijn ‘litterae peregrinationis’ aan. Vijf dagen heen, een dag stil en vijf dagen terug? En dat voor een afstand van ongeveer 360 kilometer? Heeft soms een vriendelijke voerman of ruiter hem een eindweegs meegenomen? Afdoende heeft die straf evenmin ge-
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
134 holpen; enkele verboden boeken, daarna door hem gedrukt, gelijk twee uitgaven van Brunfels, Dat gulden gebedeboec van 1538 en 1540, bewijzen het. Hoe averechts een bedevaart kon werken, blijkt uit het niet onvermakelijke verhaal van zekere Harman Govertssoen. Deze, een Amsterdammer, was ‘ter cause van zyn quade opinie’ veroordeeld tot een pelgrimage naar Linseel, in de buurt van Rijssel gelegen. Voor de gezelligheid gaat een familielid, Pieter Govertssoen, mee. Terug te Amsterdam worden beiden in April 1527 weldra weer aangeklaagd. Ze hebben ‘twee schandeloese brieven’ - een soort pamfletten vermoedelijk - meegebracht voor ‘die vanden wet’, hun, naar ze beweerden, onderweg gegeven door auteurs van de Lutherse secte275). Een productieve tocht dus. Op 30 Oct. 1526 veroordeelt de Antwerpse overheid Henric Henricxsens en Tanneken Zwolfs, die beiden ketterse boeken aan diverse lieden verkocht en gedistribueerd hadden, de eerste tot een pelgrimage ‘tOnser Liever Vrouwen te Boenen’ (Boulogne), en de andere ‘tOnser Liever Vrouwen te Parys’. Tanneken, alias Anna, biedt eerst op 26 Juni '27 haar getuigenisbrieven te Antwerpen aan en krijgt verlof in de stad terug te keren. Zij heeft dus lang over de tocht gedaan. Hebben de voorbereidingen voor haar pelgrimstoilet veel tijd gevraagd of is ze een poosje in Parijs blijven hangen? Vlugger kon Henric het; reeds 22 dagen later was hij in Antwerpen terug na de wandeling van een 400 kilometer. Doch wel overhandigt hij op 21 Nov. zijn brieven aan Markgraaf en Magistraat, deze worden echter niet aangenomen en hij verkrijgt geen vergunning zich weer binnen Antwerpen te vestigen. Waarom niet? Waren de brieven soms vervalst of had hij zich onderweg opnieuw met ‘lutherie’ besmet? We moeten er naar gissen. Maar
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
135 in ieder geval was ook die bedevaart geen onverdeeld succes276). Enkele malen is de hardste van alle straffen, de doodstraf, tegen een drukker uitgesproken. Zeker drie en misschien vier Nederlandse drukkers uit het tijdvak hebben dit lot ondergaan. Adriaen van Berghen, wiens wederwaardigheden hier reeds in den brede verhaald zijn, is op 2 Oct. 1542 in Den Haag veroordeeld ‘gerecht te worden mitten swaerde’. Evenzo een ander Antwerps drukker, Jacob van Liesvelt. Al in 1536 met het gerecht in conflict gekomen, gelijktijdig met de Brusselse boekverkoper Marck Martens, o.a. wegens het drukken van de Bulle van Paus Paulus III van 4 Juni 1536 met vervalst privilege beschuldigd - echter, gelijk bleek, ten onrechte - en in Juni 1542 opnieuw om de uitgave van Huberinus, Troostinge der goddelycker scryft. Deze beide keren werd hij vrijgesproken, doch ten slotte heeft hij zijn Hervormde neigingen met de dood moeten boeten. Het drukken van de z.g. Liesveltse Bijbel van 1542, bij de Protestanten in hoog aanzien gebleven, is de aanleiding tot zijn docdvonnis geweest, dat op 27 Nov. 1545 werd uitgesproken. De volgende dag is hij terechtgesteld277). Het derde slachtoffer is Niclaes van Oldenborch, de drukker van wiens leven heel weinig bekend is. Te eniger tijd, na 1555, is hij te Antwerpen ‘geexcuteert’278). Ten slotte stierf Christoffel van Ruremund, ook dit hoorden we reeds, in 1530 of 1531 in de gevangenis van Westminster. Maar of dit een natuurlijke dood, mogelijk verhaast door de behandeling in het prisoen ondergaan, dan wel een executie is geweest, weten we niet279). Aan de onversaagde medewerking van deze druk-
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
136 kers heeft de Hervorming in haar opgang veel te danken. Zij verdienen met ere genoemd te worden, de moedige schare, die de trouw aan het nieuwe geloof met boetes, gevangenisstraffen, ballingschap en zelfs met de dood hebben betaald. Dat waren Jan Seversz. en Frans Sonderdanck te Leiden, Jan Seversz. die Croepel en Willem Corver in Amsterdam, Theodoricus de Borne Jr. en Albertus Pafraet in Deventer, Petrus Elsenius te Nijmegen, Marck Martens te Brussel en de talrijke Antwerpse drukkers, Hans en Christoffel van Ruremund, Henrick Peetersen van Middelburch, en Adriaen van Berghen en Jacob van Liesvelt en Niclaes van Oldenborch. Gerust kan men hier nog velen aan toevoegen, die volgens de wet even schuldig zijn geweest, maar, zover bekend, en dan dank zij een gelukkiger gesternte niet met een rechter in aanraking zijn gekomen. Aldus Simon Corver en Johannes Hoochstraten en Martinus de Keyser en Symon Cock en anderen. En al maken sommige der straffen op ons, het tegenwoordige geslacht, afgestompt als we enigermate zijn door de gruwelen van vele jaren terreur en moord, misschien iets minder indruk dan in normale tijden, grote waardering voor de moed der toenmalige drukkers hebben we zeker. Men zoekt hun aller namen tevergeefs bij Van Haemstede in zijn werk over de Nederlandse martelaren. Een plaats daarin hadden ze echter ten volle verdiend.
Eindnoten: 266) Zie over hem onder veel meer F. Nippold in Zeitschrift für die hist. Theologie XXXIII (Gotha 1863), 3-166 en XXXIV (1864), 483-673, Corpus doc. inquisit. V. 348-352 en L. Knappert, Het ontstaan en de vestiging van het Protestantisme in de Nederlanden (Utr. 1924), 207-211. 267) Over hem zie mijn opstel Petrus Elsenius, enz. (aangehaald in noot 115). 268) Zie over hem o.a. Moes-Burger I, p. 111-112 en mijn biographie in N. Ned. Biogr. Woordenb. VII. Vgl. verder NK. 959, 0205, 2469. 269) Over Willem Corver o.m. Corpus doc. inquisit. IV. 271-272 en 274-275; Moes-Burger I, p. 96-97 en mijn opstellen in HB. XV. 246-248 en XX. 273-280. 270) Zie over Sonderdanck en Symon Claesz. mijn opstel in HB. XIII. 249-253 en vgl. verder NK. 0796 en 0459. Voor Symon Claesz. zie nog H.J. van de Kerk, De Haarlemse drukkers en boekverkopers 1540-1600 ('s-Grav. 1941), 16-20. 271) Over de processen van Theod. de Borne Jr. en Alb. Pafraet zie het opstel van Molhuysen, aangehaald in noot 162, en M.E. Houck, Iets over Deventer's oudste drukkers in Verslagen en Med. der Ver. t. beoef. v. Overijss. Regt en Geschiedenis 23 (Zwolle 1904), 19 vv. Vgl. ook NK. 3278-3279 en de aantt. ald. 272) Zie Corpus doc. inquisit. V. 154-155. 273) Zie over Hans v. Ruremund en Adr. v. Berghen noten 225 en 199. 274) Corpus doc. inquisit. IV. 308-309. 275) Ald. V. 193-197. 276) Ald. V. 155. 277) Over hem zie Is. Le Long, a.w. 567 vv.; P. Génard in Antwerpsch Archievenblad VII, 465 v.; Sepp, 67, 81 v., 157 v., 264; Biographie nat. de Belgique XII (Brux. 1892-'93), 121-124; verder Prosper Verheyden in Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen IV. 245-261 en VII (1909), 254 v. en zie W. Nijhoff, L'Art typographique, etc. II (La Haye 1926), p. 18. Vgl. NK. 1684-1685 en de correctie van de noot in NK. II, p. LV. 278) Zie noot 259. 279) Zie hoofdstuk VI en noot 228.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
137
IX. Slotaccoord Het is mijn bedoeling geweest enige indruk te geven van het aandeel dat de Nederlandse drukkers met hun uitgaven, dikwijls listig gecamoufleerd, hebben gehad in de verspreiding der Hervorming. Uitgeput is het onderwerp hiermee geenszins en lacunes kunnen gemakkelijk aangewezen worden. Zo zou er van de eerste hervormde Bijbel-drukken nog heel wat te vertellen vallen. Opzettelijk echter werd dit belangrijke onderdeel, reeds herhaaldelijk door bekwame kerkhistorici behandeld, hier vrijwel uitgeschakeld. Ofschoon ik niet geschroomd heb er af en toe over heen te springen, werd toch over het algemeen het jaar 1540 tot tijdgrens genomen. De reden daarvan is van practische aard. Als bibliograaf ben ik er misschien meer dan iemand van doordrongen, dat historische beschouwingen over de wereld van het boek zonder de hechte steun van een volledige bibliographie gevaar lopen tot ijdel gedaas te verworden. In Nederland nu zijn op het huidige ogenblik pas twee periodes bibliografisch geheel vastgelegd. Dat zijn die der vroegste drukkunst tot het jaar 1500, waaraan Campbell zijn Annales heeft gewijd, en, hierbij aansluitend, die der drukken van 1500-1540, door W. Nijhoff en mij in de Nederlandsche Bibliographie beschreven. Misschien meent de een of ander, dat een bibliograaf, indien nodig, gemakkelijk zijn eigen grondslag voor een verder tijdperk kan leggen. Doch wie weet, hoeveel tientallen van jaren aan de voorbereiding der Nederlandsche Bibliographie gewijd zijn
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
138 geweest, zal inzien, dat een vervolg erop, voldoende aan de eisen, die wij mogen stellen, niet in een vloek en een zucht uit de grond te stampen valt. En zo reikt mijn behoorlijk gefundeerde bibliografische kennis niet verder dan tot 1 Jan. 1541. Naast dit dwingende motief is er een van andere aard, dat mede tot beperking van de stof maande. Een verzetsbeweging is altijd in haar aanvang het zuiverst en meest boeiend. Dan kennen de onderdrukten allen slechts één doel en werken in volle eendracht samen. Daarna komen de bijoogmerken en de vele schakeringen tussen fellen en lauwen. En in een nog later stadium, wanneer het verzet vrucht heeft gedragen en zijn wensen vervuld ziet, volgt vaak het droevig schouwspel, dat wie onderdrukt sympathiek waren, als nieuwe machthebbers even tyranniek worden als hun vroegere onderdrukkers. Welk een afgrond gaapt er, om een enkel voorbeeld te geven, tussen de eerste aanhangers van Luther en Calvijn, groot en sympathiek in de strijd om het geloof, en hun regelrechte afstammelingen, de bekrompen predikanten, die in Vondel's dagen tegen het toneel fulmineerden. Niet wat verworven is, doch de inspanning om het te verwerven, is aantrekkelijk. Natuurlijk kan men geenszins beweren, dat omtrent 1540 het beoogde doel, vrijheid, de nieuwe godsdienst te belijden, reeds bereikt was. Menig martelaar moest nog vallen. Maar de eerste decennia van verzet met hun frisse, jonge bekoring zijn toch al afgesloten. Verder zal men er zich misschien over verwonderen, dat de werken van Erasmus betrekkelijk zo zelden bij deze verzetslitteratuur en verboden kost genoemd worden. Dit heeft zijn gegronde redenen. Wel hebben Leuvense, Keulse en Parijse theologen en enkelingen, gelijk Aleander, Alberto Pio en Edward Lee, zich reeds vroeg tegen Erasmus en zijn verderfelijke invloed
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
139 gekant. Hezius, de inquisiteur, aan wie de Luikse lijst der verboden boeken van 1545 te danken is, heeft al in 1530 te Luik een waarschuwende stem tegen Erasmus doen horen en er de Fraterschool van zijn werken gezuiverd280). Het is echter pas na zijn dood, dat enige zijner geschriften een plaats op de Index hebben gekregen en eerst op die van 1559, toen Paulus IV Paus was, werden alle werken van Erasmus verboden, inclusief degene, die niets tegen de religie bevatten. Tijdens zijn leven is de reus, die in de blakende gunst van Keizer Karel V en van opeenvolgende pausen stond, wijselijk door kerkelijke en civiele autoriteiten ontzien. Niet alleen zijn hoge beschermers, maar ook zijn eigen scherpe pen en tong, zullen hem voor menige frontaanval behoed hebben. Nooit heeft Erasmus geschroomd zijn tegenstanders in brieven en in de Colloquia belachelijk te maken en niet velen waren opgewassen tegen het machtige wapen van een dergelijke spot281). Zo is het mogelijk geweest, dat Alb. Pafraet te Deventer in Maart 1520 ongestraft een uitgave van de Laus stultitiae kon doen verschijnen. Er valt uit te concluderen, dat censoren niet steeds verstandig of onfeilbaar zijn. Daar zijn heel wat onschadelijker boeken veroordeeld dan deze bijtende satire, waarin kerkelijke en wereldlijke machthebbers onbarmhartig aan de kaak worden gesteld. Nog in onze tijd is het werk van Katholieke zijde, en niet zonder grond, als ‘detestabilis’ bestempeld282). Geestelijke invloeden zijn altijd moeilijk te peilen en na te gaan. Natuurlijk is hetgeen een revolutionnair man gelijk Luther in zijn tijd bereikt heeft, oneindig tastbaarder, dan wat op rekening van Erasmus gezet kan worden. En toch komt het mij voor, dat deze bedachtzame en wijze, die volgens de reeds geciteerde vriendelijke opmerking van Aleander, heel Vlaanderen
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
140 had ‘verrot’, ontzaglijk veel invloed op de intellectuelen onder tijdgenoten en nageslacht heeft gehad. Een nieuwe geest, critiek aan verdraagzaamheid parend, is van hem uitgegaan en heeft bij anderen weerklank gevonden. En dat hij, spijt aanbiedingen van vorsten en pausen, zijn goddelijke onafhankelijkheid heeft weten te bewaren boven al wat er te bewaren viel, is nog altijd een troost voor een ieder, die zich meer voelt aangetrokken tot persoonlijkheden dan tot kudde-naturen. Men houdt nu eenmaal van ‘den grooten Desideer’ of niet. Huizinga, die in de grond van zijn hart geen sympathie voor hem voelde en op wie Erasmus, gelijk hij het uitdrukt, af en toe zelfs ‘irriteerend’ werkte, heeft zich desalniettemin geroepen gevoeld een werk over hem te schrijven. Geheel bevredigend is het resultaat niet. Een volkomen gelijkend geestelijk portret van de zeer merkwaardige, hoogst complexe figuur van de humanist is het niet geworden. Busken Huet, iets luchtiger van aard en minder geneigd dan de Leidse hoogleraar morele maatstaven aan te leggen, heeft in korter bestek een scherper beeld van de grote Rotterdammer gegeven. De bladzijden, aan Erasmus gewijd, behoren tot de schoonste van het Land van Rembrand. De herdenking van Erasmus' sterfjaar in 1936, waarin ook Katholieken gedeeld hebben, de monumentale Oxfordse uitgave zijner brieven door de Allens, het zijn enkele bewijzen, dat zijn geest tot in onze tijd inspirerend blijft werken. Onwillekeurig zou de machtige persoon van Erasmus me van het onderwerp afvoeren. Mijn bedoeling was slechts een verklaring te geven van het feit, waarom de naam van de meest dominerende Nederlander uit het tijdvak in dit verhaal van verbod en verzet niet vaker vermeld wordt. Tot slot houdt één vraag me bezig. Hebben de ver-
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
141 ordeningen en de auto-da-fé's hun doel bereikt? Is de Hervorming er inderdaad door gestuit in haar vaart? Tijdelijk, misschien. Maar op den duur weerstaat geen macht ter wereld geestelijke bewegingen, die op goede gronden berusten. Staan thans niet velen van ons aan de zijde van Flaubert, die in 1877 schreef: ‘D'ailleurs tous les procès de presse, tous les empêchements à la pensée me stupéfient par leur profonde inutilité; l'expérience est là pour prouver que jamais ils n'ont servi à rien’283). Een twaalftal jaren geleden heb ik mijn mening over censuur aldus geformuleerd: ‘Ben ik te optimistisch, wanneer ik beweer, dat er - tijdelijke reacties ter zijde gesteld - een stijgende lijn van verdraagzaamheid door de geschiedenis der menschheid loopt? De Lutheranen, vier eeuwen geleden onderdrukt en vervolgd gelijk baarlijke duivels, zij wonen nu rustig in ons midden, hebben hun eigen kerk en eeredienst. Censuur-processen als Flaubert's Madame Bovary, als Baudelaire's Fleurs du mal hebben uitgelokt, 't klein-burgerlijk Nederlandsch lawaai om het tamme verhaaltje van Klaasje Zevenster, een opvoeringsverbod van Monna Vanna, hoe belachelijk en verouderd zijn ze in korte tijd geworden. Nog mag een der geweldigste literaire werken van de laatste jaren, de roman Ulysses van de Ier James Joyce, binnen het Brittenrijk niet verkocht worden. Amerika, eerst mede preutsch, heeft sinds kort het verbod opgeheven, nadat een rechter van het federale districtshof zijn heele zomervacantie aan de lectuur besteed had, om er rapport over uit te brengen. Zal ook Engeland weldra volgen met de ridderlijke erkenning, dat
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
142 zijn ambtenaren de aard van een meesterwerk miskend hadden?’284). Thans, ondanks vijf jaar van onderdrukking, ondanks soms bekrompen ‘vernieuwing’, blijf ik, hoe moeilijk het is de nabije nachtmerries reeds historisch te zien en als ‘tijdelijke reacties’ terzijde te stellen, geloven in de stijgende lijn der verdraagzaamheid. Censuur mag voor korte tijd schijnbaar iets uitwerken, het natuurlijk verzet, dat erdoor gewekt wordt, wint het toch op den duur van de beteugeling. Misschien zelfs hebben de boekenverboden door de reactie, die de beste geesten ertegen in het harnas heeft gejaagd, de zaak der Katholieke kerk meer kwaad berokkend dan een rustige aanvaarding der hervormde geschriften gedaan zou hebben. Eerder reeds is hier gesproken over het ridicule anachronisme der boekenbrandstapels, door bekrompen fanatici in 1933 en latere jaren opgericht, waarbij o.a. Heine en Schnitzler met het vuur verdelgd werden. Eveneens vernamen we, hoe ruim en verstandig Erasmus, in zo vele opzichten zijn tijd vooruit, over het verbranden van boeken dacht, waardoor men ze desnoods uit de bibliotheken kon verwijderen, maar nooit uit de harten der mensen285). Daarnaast kan de uitspraak geplaatst worden van een groot Fransman, enige jaren voor de dood van Erasmus geboren, even vrijzinnig en verdraagzaam als hij. Montaigne dan, de ‘Gascoensche wijseman’, gelijk Hooft hem eens noemde, schreef: ‘N'en va-il pas comme en matiere de livres, qui se rendent d'autant plus venaux et publiques de ce qu'ils sont supprimez?’286). Uitspraken, door de ervaring ten volle bevestigd en die troostrijk zijn voor een vrijheidlievende en bij wijlen teleurgestelde mensheid. De drukkers uit de eerste Hervormingstijd waren
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
143 doodgewone lieden, van heel wat eenvoudiger geestelijke structuur dan een Erasmus of een Montaigne. Zij zullen geenszins voorzien hebben, hoe ver hun onverschrokken daden zouden reiken. Doch het blijft hun tot onsterfelijke eer strekken, dat zij lijf en goed voor het uitgeven der verboden boeken hebben ingezet.
Desiderius Erasmus. Naar een houtsnede uit Erasmus, Ecclesiastes. Antwerpen, Mich. Hillen van Hoochstraten, 1535. (verkleind).
Eindnoten: 280) Zie Opus epist. Erasmi IX, p. 18-19 en E. Fairon in De Gulden Passer III (Antw. - 's Grav. 1925), 1 vv. 281) Zie bij Reusch I. 347-355 het hoofdstuk Erasmus im Index en Bibliotheca Belgica 2e sér. IX (Gand-La Haye 1891-1923), E 460 (9-17). Verder over de Colloquia en hun talloze persoonlijke toespelingen o.m. Preserved Smith, A key to the colloquies of Erasmus (Harvard theol. studies XIII, Cambr.-Lond. 1927). 282) H. Hurter, Nomenclator literarius theologiae catholicae II (Oenip. 1906), 1292. 283) Gust. Flaubert, Correspondance IV (Par. 1910), 269. 284) Zie mijn voordracht Over verboden boeken en opstandige drukkers in Verslagen en Med. Kon. Vla. Academie v. taal- en letterk. Sept.-Oct. 1935, 976. 285) Zie hoofdstuk II (noot 74). 286) Mich. de Montaigne, Les Essais, éd.P. Villey III (Par. 1923), 86.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
145
Gebruikte afkortingen Corpus doc. inquisit. - Corpus documentorum inquisitionis haereticae pravitatis Neerlandicae. Verzameling van stukken betreffende de pauselijke en bisschoppelijke inquisitie in de Nederlanden uitgegeven door P. Fredericq en zijne leerlingen. dl. I-V. Gent - 's-Grav. 1889-1906. HB. - Het Boek. Tweede reeks van het Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen. jg. I, enz. 's-Grav. 1912, enz. Hoop Scheffer, De. - J.G. de Hoop Scheffer, Geschiedenis der Kerkhervorming in Nederland van haar ontstaan tot 1531. dl. I. Amst. 1873. Moes-Burger. - E.W. Moes, De Amsterdamsche boekdrukkers en uitgevers in de zestiende eeuw. dl. I. Amst. 1900; dl. II-IV voortgezet door C.P. Burger Jr. Amst. - 's-Grav. 1907-1915. NK. - Wouter Nijhoff en M.E. Kronenberg, Nederlandsche Bibliographie van 1500 tot 1540. dl. I-II en Inleiding tot een derde deel. 's-Grav. 1923, 1940 en 1942. Opus epist. Erasmi. - Opus epistolarum Des. Erasmi Roterodami, denuo recognitum et auctum per P.S. Allen (H.M. Allen et H.W. Garrod). tom. I-XI. Oxon. 1906-1947. Reusch. - F.H. Reusch, Der Index der verbotenen Bücher. Band I-II. 2. Bonn 1883-1885. Sepp. - Chr. Sepp, Verboden lectuur. Een drietal indices librorum prohibitorum. Leiden 1889.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
163
Register De cijfers tussen haakjes verwijzen naar noten Abecedarium 16, 84 Abell, Thom., Invicta veritas, etc. 107 Achestan, Petrus 112 Acquoy, J.G.R. 123 Acta Academiae Lovaniensis contra Lutherum 25 v., 30, 55 v., 59, 63 v., 87, (74). Adam, Den ouden 49, 52 Adam Anonymus (Anonimus) 77 v., 81 vv., 115 v., 121 Adraen, zie Adriaen Adr(i)aen, boekbinder 43 Adrianus VI 39, 54 Aelbrechtsz., Ghysbr. 46 Agricola, Cn. Julius 37 Aleander Mottensis, Hier. 9, 11, 13 vv., 20, 23-28, 30 vv., 38, 56, 62, 77, 95, 138 v. Allen, P.S. & H.M. 140 Andraeas, Joh. 61 Anonymus (Anonimus), zie Adam An. Apologia cuiusdam Christiane veritatis amatoris, etc. 56, 59, 87 Arnold, Th.J.I. 123 Articulen te Marburg geaccordeert 78 Auctio Lutheromastigum 25 Aurik, Jac. 107 Autoritate, De, officio et potestate pastorum ecclesiasticorum 68 v. Backer, Jan de (van Woerden) 47, 52 Balen, Van, zie Claesz. v.B. Baptista Mantuanus 67 Barlandus, Adr. 77 Barnes, Rob., Supplicatyon made unto Kinge Henrye VIII 107 Bartholomeus, Wilh. 50 Basilius, Polytes 119 Baudelaire, Ch., Les fleurs du mal 141 Beckenth, Balthassar 106 v., 115 Belgique, La libre 111 Benthuysen, Joriaen 91 Berghen, Adr. van 19, 23, 89 vv., 125, 128, 133, 135 v. Berghen, Martin van 44 Berthelet, Thom. 83 Bethlem, Devote meditacie, enz. 120 Bibel in duitsche 99 Bibliotheca Erasmiana 108 Bijbel (Hervormde) 99, 102, 135, 137
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
Bijbel, zie ook Epistelen, Evangelie(s), Pentateuch, Prophete, Testament (-o, -um) Bijns, Anna 103 Bodius, Herm. 119 - Lunion de toutes discordes (Unio dissidentium) 94 - Lunion de plusieurs passaiges de lescripture saincte (Unio dissidentium) 117 - Unio dissidentium 23, 94, 116 v. Boeck, zie Bouc
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
164 Boecxken van het oprechte geloove, enz. 129 Boexken vanden gheloove ende hoope 89 v. Bombasius, Paulus 26 Bommel, Hendr. van 47, 62, 87 Borne Jr., Theod. de 66, 130, 136 Bossche, Jan van den 42 v. Bouc van den Crime 38 Bouc van Ieronimus bloume 40 Bradshaw, Henry 8 Brassicanus, Joh. Alex. 30 Brightwell, Rich. 119 Brucioli, Ant., Ital. vertaling N. Testament 94 Brunfels, Otto 19 - Gulden ghebedeboexken (Precationes biblicae) 90, 118, 134 - Precationes biblicae 90, 94, 118, 134 - Prieres et oraisons de la bible (Precationes biblicae) 94, 118 Budaeus, Guil. 27 Bugenhagen, Joh. (Pomeranus) 16, 19, 21 v. - Souter (Psalter) 77, 81, 118, 121 Bul Exsurge domine 9, 24, 54, 60 Bul Inter sollicitudines 9 Bunyan, John, The pilgrim's progress 132 Busken Huet, Het land van Rembrand 140 Butzer, Mart. 106, 119 - Handelinge vander openbaerder disputacie...... te Straesburch, enz. 89 Byrckman 99 v. Caesarius, Joh. 60 Calengier 86 Calvijn, Joh. 138 Campbell, M.F.A.G., Annales de la typogr. néerl. au XVe siècle 137 Campegio, Lor. 21 Carlstadt, Andr. 16, 22 Carondeletus, Joh. 49 Cato, Disticha 67, 84 Christi, Nicolaus 40 vv. Christiaan II 80 Chrysostomus, S. Joh. 23, 77 - Opera (VI) 100 Cicero, Marc. Tullius 66 Civis Utopiensis 56, 63 v., 115 Claesz., Symon 130 Claesz. van Balen, Peter 88 Clemens VII 23 Cock, Symon 80, 105 vv., 115, 120, 136 Coletus, Joh. 109
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
Condemnatio doctrinalis librorum M. Lutheri per quosdam magistros nostros Lovanienses et Colonienses facta 39, 54 v. Congeth, Peter 81 Corpus documentorum inquisitionis, etc. 20 Corver, Simon 61, 63, 67 vv., 79 vv., 83, 88, 92, 112, 115, 119, 125, 129, 136 - Elegia ad clerum Amsterdamum 69 Corver, Willem 68, 70 v., 73 v., 129, 136 Corvo, Adamo 96 Coverdale, Miles, Shorte recapilulation or abrigement of Erasmus Enchiridion 83, 116 - Eng. vertaling N. Testament 104 Crambout, Jorys Adriaensz. 21
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
165 Cratander, Andr. 56 Crom, Matth. 104, 120 Curia palacium 65 Daden, werken ende leerijnghe O.H. Ihesu Christi, enz. 112 Deguileville, Guill. de, Pélerinage de la vie humaine 132 Dentière, Marie, Epistre tresutile, etc. 117 Denys, Broeder 43 Determinatio theol. facultatis Parisiensis super doctrina Lntheriana 59 v. Dialogus Bulla, zie Malaciola Dircsz., Jan 42, 44 Disputatio habita Gruningae in aedibus praedicatorum...... 1523 69 Doesborch, Jan van 6, 97, (141) Dolschius Veltkirchensis, Joh., Contra doctrinalem quorundam magistrorum nostrorum damnationem... defensio pro M. Luthero 59, (141) Dominicanen (Groningen) 69, (Zwolle) 70 Dominus quae pars 16, 84 Dommenne, Hect. van 42 Donatus, Ael. 16, 66, 84 Duff, E. Gordon 101 Dülberg, F. 84 Dürer, Albr. 41, 48 v. Eckius, Joh., Corte declaracie... teghen ...articulen der Lutheranen 21 v. Egmond, Nic. van 31, 33 v., 36, 38, 56 Elao, Franc. de, zie Enzinas Elsenius, Petr. 128, 136 Enzinas, Franc. de (Elao), Breve i compendiosa instituçion de la religion christiana 96 v. - Sp. vertaling N. Testament 96 Epistelen, Sinte Pouwels 28 Erasmus, Des. 14, 19 v., 24 vv., 32, 35 v., 38, 48 v., 56, 62 vv., 67 vv., 82, 87, 100, 108 v., 116, 138 vv. - Bellum 69 - Bereidinghe totter doot 129 - Colloquia 139 - Dialogus Pseudochei et Philetymi 100 - Enchiridion militis christiani 69, 71, 82, (Eng. vert.) 83 en 116 - Laus stultitiae 139 - Paraclesis 78, (Eng. vert.) 108 - Sileni Alcibiadis 69 - Lat. vertaling N. Testament 68 vv., 82, 109 v. Esdras, Lamentationes Petri 61 v., 69 v., 119 Evangelie van Mattheus 18 Evangelies 41, (Duits) 98 Exsurge domine (Bul) 9, 24, 54, 60
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
Farel, Guill., Sommaire et briefve declaration 126 Fish, Simon 107 Flaubert, Gust. 141 - Madame Bovary 141 Fonteyne des levens 90 Foxe, Francis 106, 115 Fredericq, Paul 20 Fredericus (Frederiks), Guil. 61 v. Frith, John 78, 119 - Boke made in the tower of London, etc. 107 - Disputacion of purgatorye
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
166 79, 106 - Pistle to the Christen reader 79, 108 - zie ook Tyndale & Frith Gansfort, zie Wessel G. Gassar, Ach. Pirm., Cronijcke 89, 129 Gaver, Jac. van 21 Gaveren, Vrouwe van 43 Gebedenboeken (Duits) 98 Geldenhauer, Ger. (Noviomagus) 25, 31, 33, 35, 47, 49, 62 Genck, Jan van 44 Gendt, Petr. Steph. van 118 Gerard, Jean 117 Gerardus Noviomagus, zie Geldenhauer Gerbelius, Nic. 25 Ghelen, Jan van 23 Gherardi, Herm. 50 Gnapheus, Guil. (Willem de Volder) 47 Gochius, Joh. Pupper 19, 69 - Dialogus de IV erroribus, etc. 68 - Fragmenta aliquot 68 - De libertate christiana 48 Goebbels, Jos. 29 Govertssoen, Harm. 134 Govertssoen, Pieter 134 Grapheus, Corn. 34, 41, 48 vv. - Monstrum anabaptisticum 49 Grapheus, Joann. 94, 106 Gratius, Ortwinus 63 Grave, Claes de 13, 55, 57, 59 v., 115 vv. Hacket, John 101 vv., 105 Haebler, Konr. 8 Haemstede, A.C. van, De geschiedenisse ende den doodt der vromer martelaren 136 Haghen, Gov. van der 107 Hanze, Duitse, te Londen 98 v. Harmelas, zie Theophilus, Godfr. Harm. Haverland, Gerv. 63 Haverlant, Joh. 63 Hegius, Alex. 66 Heine, Heinr. 29, 142 Helvetius, Rob. Sebastianus 25 Helvidius Priscus 37 Hendrik VII 107 Henricxsens, Henr. 134 Henricxz., Claes 42, 44
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
Hermans, Rich. 105 Herolt, Joh., Sermones Discipuli 30 v. Hezius, Theod. 139 Hieronymus, S. 23 - zie ook Bouc van Ieronimus bloume Hildegard, S., zie Prophetia Hillen, zie Hoochstraten, Mich. Hillen van Hoff, Ubryght 118 Hoochstraten, Joh. 74 vv., 92, 104, 106 vv., 115 v., 121, 125 v., 136 Hoochstraten, Jac. van 56 Hoochstraten, Mich. Hillen van 13, 48, 60 v., 74, 77, 82, 104, 116, 120, 125 Hooft, Pieter Cornelisz. 142 Hooftarticulen, Dye principaele, van allen dinghen dye den mensche troostelick zijn 89 Hoop Scheffer, J.G. de 69, 101 Huberinus, Casp., Troostinge der goddelycker scryft 135 Huet, zie Busken Huet Huizinga, J., Erasmus 140 Huss, Joh. 19 Hutten, Ulr. von, Dialogi 112 - 50 Triades 62 Index 68, 89, 97, 124, 139
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
167 Inter sollicitudines (Bul) 9 Jansz., Peter 64, 88, 112, 115, 125, 129 Johnsone, John 81 Jonas, Just. 16, 19, 22 Joris, David 47, 66, 119, 127 - Tractaten 130 - Twonder Boeck 130 Joyce, James, Ulysses 141 v. Joye, George 103 v., 106 - Apologye to satisfye W. Tindale, etc. 104 - Letters which Iohan Ashwel sente, etc. 106 - Subversion of Moris false foundacion 107 Julius exclusus 64 Justinianus, Institutiones (142) Kaetz, Peter 99, 102 Kalengier, zie Calengier Karel V 6, 11, 13vv., 19, 31 vv., 54, 101, 120, 139 - Edict... te Worms ...ieghens Luther 13 v. Ketel, Jorrien 66, 130 Ketterse drukker (Hamburg) 73 v. Keulen, Burgemeesters en Raad van 99 - Theologische faculteit te 39, 55, 59 v., 138 Keyser, Mart. de 94, 104, 106 v., 115, 117, 125 v., 136 Keyser, Wede. Mart. de 117 Knappert, L. 23 Korver, zie Corver Laet van Antwerpen, Gasp., Prognostication for... 1534 (182) Lambertus, Franc. 16, 19, 22 - Gulden opschrift in der Minrebroeders reghel 64 Lambrechtsze, Lambr. 42 Lanchelot 42 Larbaud, Valery, A.O. Barnabooth, etc. 28, (64) Latomus, Jac. 56 Lee, Edw. 138 Leeu, Ger. 97 Lennep, Jac. van, Klaasje Zevenster 141 Leo X 9, 68 Lettersnijder, Corn. Henricz. 22 Leuven, Theologische faculteit te 39, 54 vv., 59 v., 138 Lew, Herm. 47 Leyden, Lucas van 83 v. Liedekens 44, 129 Liesvelt, Jac. van 135 v. Lints, Aerd 89
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
Listrius, Ger. 62 v., 67, 69 v. - Elegiae II 69 Livre de vraye et parfaicte oraison 94 Lobley, Mich. 79 Loïsten 42 Long, Isaac Le 77 Lotter Jr., Melch. 55, 57, 59, 115 Lufft, Hans (Wittenberg) 78, 115, (15) Luft, Hans (= Joh. Hoochstraten) 78 vv., 104, 106, 108, 115 v., 123 Luther, Mart. passim - Adversus execrabilem antichristi bullam 60 - Bedeboxken 17 - Betbüchlein (Eng. vert.) 108 - Boexken... in welcke begrepen zijn drie principale hooftstucken 90 - De captivitate Babilonica
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
168 ecclesiae 39, 41, 87, 113 - Consolacyon for troubled consciences (Tessaradecas) 108 - Epistel van S. Pauwels tot die Galaten uutgeleyt 78 - Epistola ad Leonem X, tr. de libertate christiana 68, 88, 96 v. - In epistolam Pauli ad Galatas commentarius 44 v. - Exposicie ende verstant op Credo in deum 89 - Expositie des evangelijs van den tien malaetschen 73 - Die X geboden Gods 39, 49, 87 - tGruwel ofte stilte der misse, enz. 45 - De bonis operibus 68 - Das 7e Cap. S. Pauli (Eng. vert.) 108 - Postillen oft sermonen op die epistelen ende evangelien 78 - Den 130. Psalm wtgheleyt 124 - Seven psalmen 52 - Quare Pape ac discipulorum eius libri... combusti sint 57, 60 - Revelation of Antichrist (Von dem Endchrist) 80, 108 - Sermoen vanden hoochw. sacrament, enz. 87 - Tessaradecas 68, 108 - Uutlegginghe des sesthienden cap. van S. Ians Evangelie 123 v. - Vermaninge aen de gheestlike... te Ausborch 79 - Vertaling Bijbel 66, 73, 89, 91, 99, 102, 129 - Vertalingen in het Spaans 95 vv. - zie ook Responsio Lutheriana Luyt, Meester (coster) 22 Lyndewode, Guil., Provinciale s. constitutiones Anglie (215) Maerlant, Jac. van, Der kerken claghe 88 Maeterlinck, Maur., Monna Vanna 141 Malaciola, T. Curtius, Dialogus Bulla 60 v., 77, 116 Marano's 95 v. Marck, Erardus van der 20 v. Marsilius de Padua 19 Martens, Marck 135 v. Martinus Alostensis, Theod. 13, 55, 112 Medici, Jul. de (vice-kanselier) 24, 28, 31 Melanchthon, Phil. 16, 19, 22 v., 45, 118 - Annotationes in evang. Johannis 44 - Annotationes in evang. Matthei 44 - Adversus furiosum Parisiensium theologastrorum decretum... apologia 59 v., (141) - Conclusiones 68 Menno Simons 42, 47 Mierdmans, Steven 123 Missale Traiectense 83 v. Moes, E.W. 22 Mondorf, Resam 64, 115 Monna Vanna, zie Maeterlinck
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
Montaigne, Michel de 142 v. Montanus, Guil. 104 More, Thomas 64, 98, 105 vv. Murmellius, Joh. 66 v.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
169 Murner, Thom. 25 Neetezone, Mich. 45 Nieuhuys, Corn. van 115 Nijhoff, Wouter 4, 7 v. - & M.E. Kronenberg Nederlandsche Bibliographie van 1500 tot 1540 137 Notebaert, Pieter 42 Nourry, Ch. Claude 116 Noviomagus, zie Geldenhauer Oecolampadius, Joh. 16, 19, 22, 30, 100 - Index (op de werken van S. Hieronymus) 23 Oeconomica christiana 87 Olah, Nic. 20 Oldenborch, Nicl. van 115, 123 vv., 135 v. Onderwijsinghe, Gulden, om te antwoorden op alle puncten, enz. 44, 124 Onderwys, Der waerheyt 123 Onderwyss, Gulden, zie Onderwysinghe Ordinancien ende statuten (van 7 Oct. 1531) 19 v., 120 Ordinantien, statuyten ende edict (van 4 Oct. 1540) 120 Os van Breda, Peter 66 v. Os van Breda, Thieman Petersz. 67 Ottens, Willem 50 v. Ovidius Naso, Publ. 66 Paetus, Thrasea 37 Paeuwaert, Jan 43 Pafraet, Alb. 66, 130 v., 136, 139 Paradyss, Het 128 Pardons, Les grans, et indulgences 117 Parijs, Theologische faculteit te 59 v., 138 Pater noster 22 Paulus III, Bulle 135 Paulus IV 139 Pedersen, Christ. 80 v., 93 v. Peels, Adr. 42 Peeters, Nicl., Sermonen, enz. 46, 123 Peeters-Fontainas, J.F., Bibliographie des impressions espagnoles, etc. 94 Peetersen van Middelburch, Henr. 132 v., 136 Pélerinage de la vie humaine, zie Deguileville Pelt, Joh., Ned. vertaling Evangelie van Mattheus 18 Pentateuch (Eng. vert.) 78, 104 Petri de Langendorff, Adam 77 Philippus de Leyden, De reipublice cura 84 Philips van Bourgondië 47 Philips, Broeder 43 Philoponos, Joann. 82, 107, 115 Pietersz., Doen 28, 65
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
Pilgrim's progress, The, zie Bunyan Pio, Alb. 138 Plakkaten 14 vv., 36, 89, 118 v., 125 Plassen, Corn. vander 46 Plinius Caec. Secundus, Caius 66 Polanen, Jan van 41 Pomeranus, zie Bugenhagen Pont, Pierre du (Antwerpen) 117, (Venetië) 126 Poppius, Menso, Septem cyclopeidon libri (161) Potgen, Coperen, zie Woutersz., Corn. Pouwels, Reynier 46 Praepositus, Jac. (Proost) 49 v. - Anathematizatio et revocatio 50
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
170 - Historia utriusque captivitatis 50 Praier and complaynte of the ploweman 106 Prayers, Certeine, and godly meditacyons 82, 107 Presse der Ketzer (Hamburg) 73 v. Priscus, Helvidius 37 Proost, zie Praepositus Prophete Isaye 106 Prophetia S. Hildegardis 63, 69 Psalter of David 106 Pucci, Lor. 26 Quare Pape ac discipulorum eius libri... combusti sint 57, 60 Radewijns, Flor. 65 Refereynen (van 1539) 90 Regius, Urb. 119 Reinaert 131 Remarque, Er. M. 29 Rensinck, Lubb. 67 Responsio Lutheriana ad eandem condemnationem 39, 55 Rodt, Steffen (= Joh. Hoochstraten) 79, 82, 115 Rodt, Stephan (te Zwickau) 79, 115 Roelofs, Adr. 120 Roeyaert, zie Royardus Rolland, Romain 29 Royardus, Joh. 35, 38 Ruremund, Catharyn van 103 v. Ruremund, Christoffel van 19, 23, 89, 99 vv., 135 v. Ruremund, Hans van 23, 99, 102 vv., 132 v., 136 Sachs, Hans, tBoucksken vanden euangelisschen schoemaker, enz. 44 Sawtry, James, Defence of the mariage of priestes 118 Scheffer, zie Hoop Scheffer, De Schenck van Tautenburg, George 21 v. Schilt des geloofs 23 Schnitzler, Arth. 29, 142 Schoenhove, Jac. van 42 Schopper, Joh. 44 Schuteum fidei (in duytsche) 23 Sebastianus Helvetius, Rob. 25 Sermones Discipuli, zie Herolt Sermones dormi secure 30 Sermones Testamenti (= Thesauri) novi (89) Seversz., Jan 18, 39, 56, 63, 83 vv., 92, 112 v., 115, 125 v., 128, 136 Seversz., Marijtgen 86 Seversz. die Croepel, Jan 128 v., 136 Simons, zie Menno S.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
Singleton, Hugh 83 Somme, zie Summa Sonderdanck, Frans Everss. 129 v., 136 Souterliedekens 120 Spelen van Sinne (Gent) 120 Steels, Joann. 104 Steen(e), Jan vanden 45 Summa der godl. scrifturen 18, 22, 47, 84, 86 v., 119 Summe of the holye scripture 107, 119 Swart, Jan 78 Sylvius, Petrus 86 Tacitus, Corn. 37 Tandeloo, Willem (= Tyndale) 105 Tartaretus, Petrus 30 Testament, Nieuw 19, 22 v., 41,
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
171 43, 66, 82, 86, 88 v., 91 v., 96, 109, 129 - (Deens) 80 - (Engels) 22 v., 100 vv., 133 - (Nederduits) 99, 102 - (Spaans) 96 - Nyge, tho dude 73 Testament, Oud en Nieuw (Duits) 98 Testamento, Nuovo 94 Testamentum, Novum 68 v., 82, 109 v. Theophilus, Godfr. Harmelas 77 Thomas Cantipratensis, Der byen boeck 84 Thrasea Paetus 37 Tilianus, Hadr. 77 Treatis, A. frutefull, of baptyme, etc. 118 Troost, Jan 118 Trulla, Callyrius 60, 116 Twonson, Nic. 106, 115 Tyndale, Wiliam 78, 102, 104 vv., 127, 133 - Answere unto Sir Thomas Mores dialoge 105 v. - Esposicion uppon the V-VII chapt. of Mathew 106 - Exposition of the fyrste epistle of S. Ihon 106 - Obedience of a Christen man 80 v., 106 - Parable of the wicked mammon 78, 80, 82 v., 106, 116, 123 - Practyse of prelates 75, 106 - Souper of the Lorde 106 - Eng. vertaling Pentateuch 78, 104 - Eng. vertaling N. Testament 100, 102, 104 v., 133 - & John Frith, Testament of master Wylliam Tracie 82, 106 Udalricus, S., Rescriptio in qua Nicolao Papae de continentia clericorum respondit 63 Utopia 56, 63 v., 96, 115 Utrecht, Bisschop van 24 Utrecht, Willem van 50 v. Vallo, Egid. de, zie Walle, Gillis vanden Vandervenne, Adr. 42 Vaughan, Steph. 105 Venne, Adr. vander 42 Vergilius Maro, Publ. 66 Verhooringhe, Der R. Keyserl. Maiesteit, aenspraecke ende antwoorde van M. Luther ... te Worms 13 Vigilie, Dudesche 45 Vigille in despectum vigiliarum mortuorum, etc. 45 Vignolle, Pierre de 117 Vingaard, Hans 81 Vingle, Pierre de 116 v.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
Vives, Joh. Ludov., Tracteyt ...vp tonderhoudt, hulpe ... vanden aermen 45 v., (109) Volder, Willem de, zie Gnapheus Volphgrant, Erachel 112 Vondel, Joost van den 138 Vorsterman, Willem 9, 13, 46, 50, 60, 80, 86, 93, 120 Vraghe ende antwoorde op alle saken, enz. 124 v. Vutendale, Joach. 43 Waerheyt onderwys, Der 123 Walle, Gillis vanden (Egidius de Vallo) 42 Wandelinge der kersten menschen met Ihesu den brude-
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
172 gom, enz. 83 Wassermann, Jak. 29 Wauters, Jan 43 Wederdopers 49 Wessel Gansfort 68 v. Wiclef, Joh. 19 Willems, Conrade 107 Winghue, Pieter van 117 Woerden, Jan van, zie Backer, Jan de Wolsey, Thomas 98, 101, 105 Worms, Edict van 11 vv., 23 - Rijksdag te 11 vv. Woutersz., Cornelis (alias Coperen Potgen) 50 vv., 127 - Twee brieven 51 v. Wy willen (liedboek) 44 Zell, Joh. 19, 89 Zessel, de barbier 44 Zomere, Lieven de 35 v., 38 vv. Zomere, Lysbeth de 40 Zwingli, Ulr. 19 Zwolfs, Tanneken 134
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd
173
Lijst van afbeeldingen1) I II
III IV V VI VII VIII IX X XI
Blz. Karel V, naar een houtsnede in een druk van Jan van 6 Doesborch te Antwerpen, 1530 Hieronymus Aleander, naar een kopergravure van Agostino tegenover 16 Veneziano di Musi in het Rijksprentenkabinet, Amsterdam, Portef. I, 31 Desiderius Erasmus, naar een tekening van A. Dürer in de tegenover 32 verzameling Bonnat, Parijs (Louvre) Titel in houtsneerand van Claes de Grave, Antwerpen, 152057 (= 1521), met het schijnadres Wittenberg Titel in houtsneerand van Simon Corver (te Zwolle?), met 71 de initialen van Willem Korver te Amsterdam, Juli 1522 Zelfde houtsneerand, gebruikt door Joh. Hoochstraten, 75 Antwerpen, 1530, met het schijnadres Marburg Drukkersmerk van Simon Corver te Zwolle, later gebruikt 79 door Joh. Hoochstraten te Antwerpen, Lübeck en Malmö Martinus Luther, naar een kopergravure van Luc. Cranach tegenover 80 de Oude in de Lutherhalle, Wittenberg Titel in houtsneerand van Jan Seversz. te Leiden, (c. 1521?),113 met het schijnadres Wittenberg Titel in houtsneerand van Joh. Hoochstraten te Antwerpen, 121 1526, met het schijnadres Bazel, Adam Anonymus Desiderius Erasmus, naar een houtsnede in een druk van 143 Mich. Hillen van Hoochstraten te Antwerpen, 1535
1) De afb. I, IV-V, VII, X-XI zijn ontleend aan W. Nijhoff, L'Art typographique, etc.
M.E. Kronenberg, Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd