VERANTWOORDING
Verantwoording Inleiding Communicatie in het bedrijfsleven is specifiek gemaakt voor gebruik in het hbo op opleidingen Economie, zoals de opleiding Bedrijfseconomie, Commerciële Economie en Management, Economie en Recht. Het boek is met name geschikt voor eerste- en tweedejaarsstudenten, maar kan ook in latere jaren van de studie gebruikt worden. Het boek biedt studenten een methode om de communicatieve vaardigheden te trainen waarin ze aan het eind van hun studie competent moeten zijn. Aan bod komen vaardigheden zoals vergaderen, feedback geven en reflecteren, maar ook onderzoeksvaardigheden zoals enquêteren en schriftelijke vaardigheden als klantgericht schrijven en complexere vaardigheden, zoals onderhandelen en een ondernemingsplan schrijven. Communicatie in het bedrijfsleven is een competentiegerichte methode, te gebruiken bij een vak als Communicatie of Nederlands. Het is een praktijkboek en de nadruk ligt dan ook op het trainen van de communicatieve vaardigheden. Dit doen studenten aan de hand van opdrachten die spelen in realistische praktijksituaties. Communicatie in het bedrijfsleven is nadrukkelijk geen theorieboek. Theorie is alleen kort aangeboden daar waar studenten het nodig hebben om de opdrachten te kunnen maken. Het staat overzichtelijk bij elkaar achter in het boek. Als studenten aanvullende theorie nodig hebben, vinden ze daarvoor diverse verwijzingen.
Opbouw Communicatie in het bedrijfsleven Het eerste deel van het boek bevat vijftien hoofdstukken. De volgorde is bepaald op basis van niveau. In de eerste vijf hoofdstukken komen basisvaardigheden aan bod. De volgende vijf hoofdstukken gaan een stap verder en de laatste vijf hoofdstukken bevatten de meer complexe onderdelen. Dit zijn de onderwerpen per hoofdstuk: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Werken in teamverband Klantgericht schrijven Gesprekstechnieken Basisvaardigheid: presenteren Basisvaardigheid: memo schrijven Plan van aanpak maken Projectmatig werken xi
VERANTWOORDING
8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.
Enquêteren Verkoopbrief schrijven Verkoopgesprek voeren Onderhandelen Briefing geven en beoordelen Selectieprocedure uitzetten Adviesrapport schrijven Ondernemingsplan schrijven
Het tweede deel van het boek bevat alle theorie die nodig is om de hoofdstukken uit deel 1 te begrijpen. Er wordt in deel 1 regelmatig naar de theorie in deel 2 verwezen. Het boek is zo opgezet dat het van voor naar achter kan worden doorgewerkt, maar docenten kunnen ook in willekeurige volgorde aan de slag met elk hoofdstuk afzonderlijk. En zelfs binnen een hoofdstuk is het mogelijk om met de studenten een losse opdracht of case te doen. Dus afhankelijk van het eigen programma kan het boek worden ingezet. Studenten kunnen ook zelfstandig met het boek aan de slag. Bijvoorbeeld bij inhoudelijke opdrachten (zoals een ondernemingsplan) of projecten (zoals het werken in een projectteam aan een praktijkopdracht). Alle uitwerkingen van de opdrachten staan op de cd-rom en zijn beschikbaar voor docenten en studenten. Communicatie in het bedrijfsleven is een praktijkboek waarin studenten hun communicatieve vaardigheden trainen in ‘levensechte’ situaties uit de beroepspraktijk. In het hoofdstuk over het maken van een plan van aanpak (zie hoofdstuk 6) moeten studenten bijvoorbeeld achtergrond, doel en resultaat beschrijven voor een beurs die georganiseerd wordt in tentoonstellings- en congrescentrum RAI in Amsterdam. Studenten werken gericht aan een beroepsproduct (bijvoorbeeld een plan van aanpak of een vergadering) en leren zo de betreffende communicatieve vaardigheden beheersen tijdens het proces waarin dit product tot stand komt. Aan zo’n beroepsproduct werken studenten niet als ‘zichzelf ’, maar ze verplaatsen zich steeds in een beroepsrol. Met beroepsrollen bedoelen we dat studenten zich moeten voorstellen dat ze de opdracht uitvoeren in de rol van medewerker financieel economische zaken, marketingmanager, commercieel adviseur, beleidsmedewerker, enzovoort. Bij het boek hoort een cd-rom met daarop de nodige achtergrondinformatie, zoals cijfers en bronnen die studenten kunnen gebruiken bij het maken van de opdrachten.Verder is bij vrijwel elk hoofdstuk een lijst met indicatoren gemaakt. Aan de hand van deze indicatoren kan worden nagegaan of aan de leerdoelen is voldaan. Dit kan de docent doen, maar studenten kunnen hier ook zelf mee aan de slag. Ook deze indicatoren staan op de cd-rom.
xii
VERANTWOORDING
Koppeling met competenties In Communicatie in het bedrijfsleven gaan we uit van de domeincompetenties zoals die zijn vastgesteld voor de economieopleidingen: Bedrijfseconomie, Commerciële Economie en Management, Economie en Recht. Er bestaat een heldere en transparante relatie tussen deze domeincompetenties en de hoofdstukken. Op deze manier kunnen de afzonderlijke hoofdstukken een duidelijke plek krijgen binnen het curriculum. We hebben gewerkt met de volgende documenten, alle ontwikkeld door de hbo-raad: • ‘Domeincompetenties Bachelor of Economics’; competenties voor het hbo-bachelordomein Economics (Bedrijfseconomie), opgesteld december 2005; • ‘Domeincompetenties Bachelor of Commerce’; competenties voor het hbo-bachelordomein Commerce (Commerciële Economie), opgesteld december 2005; • ‘Domeincompetenties Bachelor of BA’; competenties voor het hbo-bachelordomein Business Administration (Management, Economie en Recht), opgesteld december 2005. Uit deze domeincompetenties destilleerden wij de communicatieve elementen. Studenten werken dus steeds aan communicatieve competenties die onderdeel zijn van de domeincompetenties.
Bedrijfseconomie In de domeincompetenties voor Bedrijfseconomie worden acht domeincompetenties beschreven. Deze zijn genummerd van 1 tot en met 8. Uit deze domeincompetenties hebben wij de communicatieve vaardigheden gedestilleerd die nodig zijn om aan de domeincompetentie te kunnen voldoen. Eén domeincompetentie is expliciet een communicatieve competentie (nummer 7). Uit de andere domeincompetenties blijken de communicatieve vaardigheden impliciet (nummers 4, 5 en 6) of ze zijn nadrukkelijk niet aan de orde (nummers 1, 2 en 3). De laatste domeincompetentie is een zelfsturende competentie (nummer 8). Hierin worden onder meer ontwikkelingsgericht vermogen en reflectievaardigheden genoemd. Dit zijn basisvereisten voor competentiegericht leren en daarom hebben we ze verweven in de didactische opzet van het boek. Zie hierover de didactische verantwoording. In het eerste hoofdstuk worden gericht de basisvaardigheden getraind die nodig zijn om te kunnen reflecteren, feedback geven/ontvangen en samenwerken. Naast domeincompetentie 8 draagt Communicatie in het bedrijfsleven bij aan de realisering van de volgende domeincompetenties: 7. Sociale en communicatieve competentie (interpersoonlijk, organisatie): • samenwerken in een beroepsomgeving en meedenken over doelen en inrichting van de organisatie, waaruit eisen voortvloeien die betrekking hebben op de volgende kenmerken: multidisciplinariteit en interdisciplinariteit, klantgerichtheid, collegialiteit, leidinggeven (het sociale deel van de competentie); xiii
VERANTWOORDING
•
communiceren intern op alle niveaus, effectief en in de gangbare bedrijfstaal, veelal in het Nederlands en/of Engels; in termen van beroepstaken omvat dat zaken als het opstellen en schrijven van plannen en notities, informeren, overleg voeren, draagvlak creëren, stimuleren, motiveren, overtuigen, verwoorden en besluiten.
6. Geven van adviezen en verlenen van diensten op financieel-economisch en fiscaal terrein aan belanghebbenden. 5. Verstrekken van informatie ten behoeve van externe belanghebbenden. 4. Bepalen en verstrekken van financieel-economische en fiscale informatie voor besluitvorming. In de volgende tabel geven we de relatie tussen de domeincompetenties, de daaruit gedestilleerde communicatieve onderdelen en de afzonderlijke hoofdstukken uit het boek waarin ze aan bod komen. Domeincompetentie (hbo-raad)
Communicatieve competentie
Hoofdstuk
7
Kan samenwerken in een beroepsomgeving Is klantgericht in schriftelijke communicatie Kan plannen en notities schrijven Kan overleggen Kan informeren Kan overtuigen Kan stimuleren en motiveren
1, 6, 7 2 5 1, 6, 7 12 10, 14 10
6
Kan een (eenvoudig) ondernemingsplan schrijven Kan adviseren op financieel-economisch en fiscaal terrein
15
5
Kan complexe bezwaar-, verweer- en beroepsschriften schrijven Kan complexe subsidieaanvragen schrijven
4
Kan (integraal) adviesrapport schrijven
14
Zoals uit dit overzicht blijkt, komen de competenties ‘kan adviseren op financieel-economisch en fiscaal terrein’, ‘kan complexe bezwaar-, verweer- en beroepsschriften schrijven’ en ‘kan complexe subsidieaanvragen schrijven’ niet aan bod. In Communicatie in het bedrijfsleven richten we ons vooral op de basisvaardigheden. Dat betekent dat studenten binnen de competentie ‘kan adviseren op financieel-economisch en fiscaal terrein’ wel leren schriftelijk te adviseren (zie hoofdstuk 14). Deze vaardigheid is toegespitst op een financieel onderwerp, maar het geven van een advies zoals bedoeld in competentie 6 gaat een stap verder en is niet opgenomen in dit boek. Ook het schrijven van een bezwaar-, verweer- en beroepsschrift komt als zodanig niet aan bod. Wel wordt schrijfvaardigheid in het algemeen behandeld. Dit vormt een basisvaardigheid die nodig is om een bezwaar-, verweer- of beroepsschrift te kunnen schrijven. Maar het schrijven van deze specifieke beroepsproducten gaat nog een stap verder en valt buiten de context van dit boek. xiv
VERANTWOORDING
Het schrijven van een subsidieaanvraag komt als afzonderlijk onderwerp niet aan bod, maar als onderdeel van het schrijven van een adviesrapport komen nummer 2 en 6 uit de volgende specificatie van de competentie wel aan bod. Adviesrapport voor externe belanghebbende op het terrein van: 1. procesinrichting; 2. investeringsvraagstukken; 3. overdracht ondernemingen; 4. faillissement; 5. meer complexe subsidieaanvragen; 6. beoordeling/analyse aangeleverde informatie voor belanghebbende.
Commerciële Economie In de domeincompetenties voor Commerciële Economie worden tien domeincompetenties beschreven. Deze zijn genummerd van 1 tot en met 10. Uit deze domeincompetenties hebben wij de communicatieve vaardigheden gedestilleerd die nodig zijn om aan de domeincompetentie te kunnen voldoen. Eén domeincompetentie is expliciet een communicatieve competentie (nummer 9). Uit de andere domeincompetenties blijken de communicatieve vaardigheden impliciet (nummers 2, 5, 6 en 8) of ze zijn nadrukkelijk niet aan de orde (nummers 1, 3, 4 en 7). De laatste domeincompetentie is een zelfsturende competentie (nummer 10). Hierin worden onder meer ontwikkelingsgericht vermogen en reflectievaardigheden genoemd. Dit zijn basisvereisten voor competentiegericht leren en daarom hebben we ze verweven in de didactische opzet van het boek. Zie hierover de didactische verantwoording. In het eerste hoofdstuk worden gericht de basisvaardigheden getraind die nodig zijn om te kunnen reflecteren, feedback geven/ontvangen en samenwerken. Naast domeincompetentie 10 draagt Communicatie in het bedrijfsleven bij aan de realisering van de volgende domeincompetenties: 9. Sociale en communicatieve competentie (interpersoonlijk, organisatie): • samenwerken in een beroepsomgeving en meedenken over doelen en inrichting van de organisatie, waaruit eisen voortvloeien die betrekking hebben op de volgende kenmerken: multidisciplinariteit en interdisciplinariteit, klantgerichtheid, collegialiteit, leidinggeven (het sociale deel van de competentie); • communiceren intern op alle niveaus, effectief en in de gangbare bedrijfstaal, veelal in het Nederlands en/of Engels; in termen van beroepstaken omvat dat zaken als het opstellen en schrijven van plannen en notities, informeren, overleg voeren, draagvalk creëren, stimuleren, motiveren, overtuigen, verwoorden en besluiten. 8. Leidinggeven aan een bedrijf, een bedrijfsonderdeel, bedrijfsprocessen of een project. xv
VERANTWOORDING
6. Ontwikkelen en onderhouden van zakelijke relaties ten behoeve van inkoop, verkoop en dienstverlening. 5. Opstellen, uitvoeren en bijstellen van plannen vanuit het marketingbeleid (ondernemingsbeleid). 2. Uitvoeren, interpreteren, toetsen en evalueren van marktonderzoek. In de volgende tabel geven we de relatie tussen de domeincompetenties, de daaruit gedestilleerde communicatieve onderdelen en de afzonderlijke hoofdstukken uit het boek waarin ze aan bod komen. Domeincompetentie (hbo-raad)
Communicatieve competentie
Hoofdstuk
9
Kan samenwerken in een beroepsomgeving Is klantgericht in schriftelijke communicatie Kan plannen en notities schrijven Kan overleggen Kan informeren Kan overtuigen Kan stimuleren en motiveren
1, 6, 7 2 5 1, 6, 7 12 10, 14 10
8
Kan leidinggeven Kan de eindresultaten van een project formuleren en verdedigen op basis van de resultaten die door de projectgroep zijn opgeleverd Kan een project/proces aan de hand van de vooraf gestelde kwaliteitseisen evalueren Kan op adequate wijze feedback geven aan groepsleden Kan vergadering voorzitten Kan conflicten hanteren en bemiddelen
7 6, 7 7 1 1
6
Kan een eigen netwerk ten behoeve van inkoop en verkoop c.q. dienstverlening opzetten en onderhouden Kan effectief onderhandelen Kan effectief schriftelijk communiceren ten behoeve van inkoop en verkoop
3, 10 11 9
5
Kan een plan (voor communicatie, verkoop, distributie, organisatie) opstellen, op basis van een complexe marketingprobleemstelling Kan de analyse en conclusies op overtuigende wijze presenteren aan management en groepen voor het verkrijgen van instemming met en draagvlak voor de uitvoering Kan (marketingdoelstellingen) SMART formuleren Kan een marketingplan schrijven Kan een marktanalyseplan vanuit een of meerdere contexten opstellen Kan rapport schrijven Kan resultaten overtuigend presenteren Kan adviseren over vervolgtraject Kan, samen met anderen, een eenvoudig product of dienst verkopen Kan een volledig businessplan maken
4 7 14 14, 15 4 10 15
2
Kan probleemstelling formuleren Kan vragenlijst opstellen Kan een onderzoeksplan opstellen Kan een rapport schrijven en aanbevelingen doen Kan onderzoeksresultaten presenteren, inclusief conclusies en aanbevelingen
14, 15 8 5, 14 14, 15 4
xvi
VERANTWOORDING
Zoals uit dit overzicht blijkt, komen de competenties ‘kan conflicten hanteren en bemiddelen’, ‘kan een plan (voor communicatie, verkoop, distributie en organisatie) opstellen’, ‘kan een marktanalyseplan opstellen’ en ‘kan adviseren over een vervolgtraject’ niet aan bod. In Communicatie in het bedrijfsleven richten we ons vooral op de basisvaardigheden. Dat betekent dat studenten binnen de competentie ‘kan onderhandelen’ wel gesprekstechnieken oefenen in situaties met tegengestelde belangen (zie hoofdstuk 11), maar conflicthantering an sich gaat een stap verder en is niet opgenomen in dit boek. Het maken van een plan voor communicatie, verkoop, distributie en organisatie en het maken van een marktanalyseplan komt als zodanig niet aan bod in het boek. Wel besteden we aandacht aan het schrijven van een marketingplan (zie hoofdstuk 15) en maken van een probleemstelling (zie hoofdstukken 14 en 15). Het geven van een advies over een vervolgtraject komt zo specifiek niet aan bod, maar wordt wel behandeld als onderdeel bij het doen van beleidsvoorstellen en het schrijven van een adviesrapport (zie hoofdstukken 5 en 14).
Management, Economie en Recht In de domeincompetenties voor Management, Economie en Recht worden acht domeincompetenties beschreven. Deze zijn genummerd van 1 tot en met 8. Uit deze domeincompetenties hebben wij de communicatieve vaardigheden gedestilleerd die nodig zijn om aan de domeincompetentie te kunnen voldoen. Eén domeincompetentie is expliciet een communicatieve competentie (nummer 7). Uit de andere domeincompetenties blijken de communicatieve vaardigheden impliciet (nummers 2, 3 en 6) of ze zijn nadrukkelijk niet aan de orde (nummers 1, 4 en 5). De laatste domeincompetentie is een zelfsturende competentie (nummer 8). Hierin worden ondermeer ontwikkelingsgericht vermogen en reflectievaardigheden genoemd. Dit zijn basisvereisten voor competentiegericht leren en daarom hebben we ze verweven in de didactische opzet van het boek. Zie hierover de didactische verantwoording. In het eerste hoofdstuk worden gericht de basisvaardigheden getraind die nodig zijn om te kunnen reflecteren, feedback geven/ontvangen en samenwerken. Naast domeincompetentie 8 draagt Communicatie in het bedrijfsleven bij aan de realisering van de volgende domeincompetenties: 7. Sociale en communicatieve competentie (interpersoonlijk, organisatie): • samenwerken in een beroepsomgeving en meedenken over doelen en inrichting van de organisatie, waaruit eisen voortvloeien die betrekking hebben op de volgende kenmerken: multidisciplinariteit en interdisciplinariteit, klantgerichtheid, collegialiteit, leidinggeven (het sociale deel van de competentie); xvii
VERANTWOORDING
•
communiceren intern op alle niveaus, effectief en in de gangbare bedrijfstaal, veelal in het Nederlands en/of Engels; in termen van beroepstaken omvat dat zaken als het opstellen en schrijven van plannen en notities, informeren, overleg voeren, draagvlak creëren, stimuleren, motiveren, overtuigen, verwoorden en besluiten.
6. Ontwikkelen, implementeren en evalueren van een veranderingsproces. 3. Toepassen van human resources management in het licht van de strategie van de organisatie. 2. Analyseren van beleidsvraagstukken, vertalen in beleidsdoelstellingen en -alternatieven en voorbereiden van besluitvorming. In de volgende tabel geven we de relatie tussen de domeincompetenties, de daaruit gedestilleerde communicatieve onderdelen en de afzonderlijke hoofdstukken uit het boek waarin ze aan bod komen. Domeincompetentie (hbo-raad)
Communicatieve competentie
Hoofdstuk
7
Kan samenwerken in een beroepsomgeving Is klantgericht in schriftelijke communicatie Kan plannen en notities schrijven Kan overleggen Kan informeren Kan overtuigen Kan stimuleren en motiveren
1, 6, 7 2 5 1, 6, 7 12 10, 14 10
6
Kan adviesrapport schrijven Kan offerte schrijven Kan plan van aanpak maken Kan vragenlijst opstellen Kan rapport schrijven Kan presenteren Kan adviseren
14 9 6 8 14, 15 4 14
3
Kan plan (sociaal, scholings-, wervings-, et cetera) opstellen Kan sollicitatieprocedure opzetten en uitvoeren Kan interviewen, tweegesprekken voeren
13 3, 13
2
Kan vragenlijst opstellen Kan beleidsvoorstellen doen Kan onderzoeksrapport schrijven Kan adviesrapport schrijven Kan leidinggeven aan een project
8 5 14, 15 14 7
Zoals uit dit overzicht blijkt, komt de competentie ‘kan plan (sociaal, scholings-, wervings-, et cetera) opstellen’ niet aan bod. In Communicatie in het bedrijfsleven richten we ons vooral op de basisvaardigheden. Dat betekent dat het maken van dergelijke plannen als zodanig niet aan bod komt. Wel besteden we aandacht aan het opzetten en uitvoeren van een sollicitatieprocedure (zie hoofdstuk 13) waarvan deze plannen onderdeel kunnen zijn. xviii
VERANTWOORDING
Didactische verantwoording In de didactische opzet van Communicatie in het bedrijfsleven maken we gebruik van de leercirkel van Kolb. fase 1 concreet ervaren
fase 4 actief experimenteren
fase 2 waarnemen en overdenken
fase 3 abstracte begripsvorming
Schematische weergave van de leercirkel van Kolb
Kolb maakt onderscheid tussen vier verschillende leerstijlen: de doeners, de dromers (ook wel filosofen genoemd), de denkers en de beslissers. In de leercirkel van Kolb worden vier stappen onderscheiden die optimaal aansluiten bij elk van deze vier leerstijlen. De doeners zijn de mensen die de leertaak het liefst meteen uitvoeren (concreet ervaren) en gaandeweg erachter komen dat ze bepaalde theorie nodig hebben (fase 3) of moeten reflecteren op hoe ze het doen (fase 2). De dromers kijken als ze iets nieuws moeten leren bij voorkeur eerst naar een goed voorbeeld of ze willen eerst luisteren naar iemand die het uitlegt (waarnemen en overdenken). Pas daarna verdiepen ze zich in de theorie (fase 3) of willen ze een en ander uitproberen (fase 4). De denkers starten vanuit de theorie. Ze hebben behoefte aan modellen en handvatten vanuit een theoretisch kader (abstracte begripsvorming). Na bestudering van de theorie gaan ze het geleerde uitvoeren (fase 1) of reflecteren op het geleerde (fase 2). De beslissers willen zo snel mogelijk aan de slag met deelvaardigheden. Zij proberen veel uit en oefenen eerst aparte onderdelen (actief experimenteren).Vervolgens grijpen ze terug op theorie als dat nodig is (fase 3) of kijken ze hoe anderen het doen (fase 2). In een ideaal leerproces wordt de cirkel doorlopen vanaf fase 1 (uitproberen wat het uiteindelijke doel is door te doen), naar fase 2 (voorkennis activeren, reflecteren op hoe het gaat, kijken naar goede voorbeelden), naar fase 3 (bestuderen van de nodige theorie), naar fase 4 (uitproberen van onderdelen met behulp van stappenplannen, checklists en deelopdrachten) om weer te eindigen bij fase 1 (doen wat uiteindelijk het doel was). xix
VERANTWOORDING
Maar in de praktijk kan een student bij elke fase in de cirkel starten en de vier fasen kunnen zelfs in een willekeurige volgorde worden gevolgd. Bewezen is wel dat het materiaal beter verwerkt wordt als alle fasen worden doorlopen. Maar in principe kan een student die zichzelf al redelijk competent vindt ervoor kiezen alleen fase 1 uit te voeren. In elk hoofdstuk hebben we bij elke fase uit de leercirkel oefeningen gemaakt: Fase 2: Warming-up Fase 3: Theorie Fase 4: Opdrachten Fase 1: Case Een hoofdstuk werkt steeds toe naar een eindcasus. In die case moet de student laten zien dat hij of zij het geleerde in de praktijk kan brengen: fase 1.Voordat het zover is, kunnen studenten fasen 2 tot en met 4 doorlopen. Het hoofdstuk begint met oefeningen waarin de voorkennis betreffende het onderwerp geactiveerd wordt of waarin studenten de opdracht krijgen naar bepaalde praktijkvoorbeelden te kijken: fase 2. Daarna volgt een aantal opdrachten waarmee studenten testen in hoeverre ze de nodige theorie beheersen: fase 3. Vervolgens gaan studenten aan de slag met oefeningen waarin de verschillende onderdelen aan bod komen: fase 4. Per onderdeel kunnen studenten steeds kiezen om het onderdeel over te slaan, een paar opdrachten te maken, of alle opdrachten te maken. Zolang het einddoel (de case) maar gehaald wordt! Doordat elk hoofdstuk is opgezet volgens de leercirkel van Kolb werken studenten steeds aan hun ontwikkelingsgericht vermogen, reflectieve vaardigheden en het ontwikkelen van hun beroepshouding. We vinden dit zelfs zo belangrijk dat we waar mogelijk studenten motiveren te reflecteren op hun handelen en houding. Om studenten hiervoor de nodige tools te geven, starten we in hoofdstuk 1 van het boek met de basisvaardigheden die komen kijken bij het werken in teams, zoals feedback geven/ontvangen, reflecteren, samenwerken en overleggen. De zelfsturende competentie die in de verschillende domeincompetenties is opgenomen (bij Bedrijfseconomie competentienummer 8, bij Commerciële Economie nummer 10 en bij Management, Economie en Recht nummer 8) is door de gekozen didactische opzet verweven in het hele boek: Zelfsturende competentie (intrapersoonlijk, beroepsbeoefenaar of professional): • sturen en reguleren van de eigen ontwikkeling ten aanzien van leren, resultaatgericht werken, initiatief nemen en zelfstandig optreden, flexibiliteit; • nadenken en reflecteren over een verantwoording nemen voor eigen handelen wat wijst op betrokkenheid en kritische zelfbeoordeling; • ontwikkelen van een beroepshouding met ruimte voor normatief-culturele aspecten, respect voor anderen, een beroepscode en ethische principes voor het professioneel handelen; • leveren van een bijdrage aan de verdere professionalisering van de branche, publicaties, bijdragen aan congressen, enzovoort.
xx
VERANTWOORDING
Opzet hoofdstuk Het boek is opgezet rond vijftien cases die spelen bij verschillende voorbeeldbedrijven. Deze voorbeeldbedrijven hebben we bezocht en we hebben voorbeelden gezocht van echte situaties in het bedrijf waarin een beroep wordt gedaan op de communicatieve vaardigheden van de medewerkers. In elk hoofdstuk staat één voorbeeldbedrijf centraal, zoals AEGON, ABN AMRO en Dell. En daarnaast heeft elk hoofdstuk een communicatief hoofdonderwerp. Bijvoorbeeld presenteren of een plan van aanpak maken. Dat betekent dat het onderwerp geleerd wordt aan de hand van echte situaties die spelen in het voorbeeldbedrijf. De hoofdstukken hebben een vaste opzet. • Introductie • Doel • Achtergrond • Warming-up • Theorie • Opdrachten • Case Ieder hoofdstuk begint met een introductie van het voorbeeldbedrijf en de persoon die de studenten in zijn of haar werkzaamheden gaan volgen. Daarna geven we aan wat het doel is van het hoofdstuk: • wat de eindopdracht van het hoofdstuk is; • welke producten studenten aan het eind van het hoofdstuk leveren; • welke leerdoelen centraal staan; • aan welke competenties studenten tijdens het hoofdstuk werken. Met de eindopdracht bedoelen we de case waar in een hoofdstuk naartoe gewerkt wordt. Met producten bedoelen we bijvoorbeeld een brief, een reflectieverslag of een gespreksvoorbereiding op papier. Dit kunnen beroepsproducten zijn, maar ook deelproducten (een onderdeel van een ondernemingsplan) of ondersteunende producten (een observatieverslag). Bij achtergrond geven we aan welke achtergrondinformatie bij het hoofdstuk gebruikt kan worden en welke documenten beschikbaar zijn op de cd-rom. Na de achtergrond begint het oefengedeelte van het boek. Dit is het kernonderdeel van elk hoofdstuk. De oefeningen zijn geordend volgens de vier fasen uit de leercirkel van Kolb. Bij de warming-up staan de observatie- en reflectieoefeningen, bij theorie staan de kennisgerichte vragen, bij opdrachten staan de deeloefeningen en bij case wordt de eindcase van het hoofdstuk gegeven. Studenten werken individueel, in tweetallen of in groepjes aan de opdrachten. Nogmaals, ze hoeven niet alle opdrachten te maken. De docent, of de student zelf, kan een selectie xxi
VERANTWOORDING
maken. In principe kunnen studenten zelfstandig met het materiaal aan de slag, maar de opdrachten zijn ook goed te gebruiken in eigen lesuitwerkingen. In Deel 2 – Theorie is informatie opgenomen die de student nodig heeft om de vijftien praktijkhoofdstukken te maken. Naar deze hoofdstukken wordt in het praktijkgedeelte verwezen. Tevens is met behulp van de index achter in het boek benodigde theorie op te zoeken.
Cd-rom Bij Communicatie in het bedrijfsleven hoort een cd-rom. Deze bevat: • de uitwerkingen van alle opdrachten; • bronmateriaal dat de student nodig heeft bij het doorwerken van de hoofdstukken; • per hoofdstuk een lijst met indicatoren met behulp waarvan de docent, of de student zelf, kan beoordelen of de leerdoelen van het hoofdstuk zijn gehaald. Deze lijsten zijn gekoppeld aan de leerdoelen van het hoofdstuk.
xxii