33
Cover
Verantwoordelijke uitgever & afzendadres PEN Vlaanderen Guy Posson St. Hubertusstraat 64 2600 BERCHEM Website www.penvlaanderen.be Samenstelling Jeroen Theunissen Eindredactie Jeroen Theunissen Grafische vormgeving Veronique GEUBELLE +32 2 332 42 94 - +32 475 87 28 40 50 Avenue de Fleron - 1190 Bruxelles (Forest) http://users.skynet.be/vero.michel/ Met dank aan Greenpeace De werking van PEN Vlaanderen wordt mede mogelijk gemaakt met de steun van het Vlaams Fonds voor de Letteren.
© PEN Vlaanderen Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van PEN Vlaanderen. Gelieve contact op te nemen via
[email protected].
auteurs auteurs in de bres voor
Jaarboek 2011
Inhoud
Jaarboek 2011
Woord vooraf David Van Reybrouck
6
Activiteitenverslag David Van Reybrouck
9
Wat is vrijheid van meningsuiting? 21 — Vrij spreken maar ook echt luisteren, over alle grenzen heen, Philippe van Parijs22 — Cartoon, GAL25 — Vrijheid van meningsuiting onder vuur, Karen Moeskops26 — Eternity, Geertrui Daem28 — De grenzen aftasten, Gie Goris31 — Het vrije woord en het cordon sanitaire, Stefan Rummens34 — Vrij spreken en verantwoorden in 500 woorden, Matthias Storme36 — Antwoord op Philippe Van Parijs, Geert van Istendael38 Nieuws uit de PEN-schrijversflat 42 — Inleiding, Sven Peeters43 — Verblijf in Antwerpen, Caroline Lamarche46 — De val van de grote boom, Déo Namujimbo58 — Brief uit België, Víctor Manuel Cárdenas64 Persoonlijk verslag van een WIPC-congresganger in Brussel Karel Sergen
66
Het internationale PEN-congres in Belgrado Peter Vermeersch
75
Oorlogsmisdadigers en de media, een reflectie Jelena Grujic
80
In je schoot Hazim Kamaledin
85
Geschiedenis van PEN Vlaanderen 89 — Banketten en etiquette van de PEN-club in de jaren dertig, Hans Vandevoorde90 — Machtiger dan het zwaard? Kevin Absillis103 — Het bestuur van PEN-Vlaanderen van 1930 tot nu, Sanne Berwaerts107 — Liu Xiaobo of de redelijke gedachten van een gevangen man, Catherine Vuylsteke109 Dreigbrief115 David van Reybrouck en Jeroen Theunissen PEN-Charter118 5
Woord vooraf David Van Reybrouck David Van Reybrouck, voorzitter van PEN Vlaanderen, is de gelauwerde auteur van o.a. Slagschaduw, Pleidooi voor populisme en Congo, en mede-initiatiefnemer van de G1000.
Jaarboek 2011
Beste lezer, In de gevangenis van Jinzhou zit een man van 52 al zes jaar vast voor subversieve stukken op het internet, althans zo oordeelde de Chinese overheid. Zijn gezondheid is zwak. Zheng Yichun heeft diabetes. Toch krijgt hij een aangepast dieet: als erelid van PEN Vlaanderen ontvangt hij jaarlijks middelen om in zijn onderhoud te voorzien. In een kamer in de banlieues van Parijs hoopt de Congolese journalist Déo Namujimbo dat zijn gezin spoedig kan overkomen. Na de moord op zijn broer en herhaalde doodsbedreigingen, moest hij in allerijl op de vlucht. Hij had te kritisch geschreven over de situatie in Oost-Congo. PEN Vlaanderen bemiddelt in zijn gezinshereniging. In de straten van Tunis haalt Naziha Rejiba voor het eerst in jaren opgelucht adem. Als publiciste en internetactiviste werd zij meer dan een decennium achtervolgd, bedreigd en gevangen genomen door het regime van Ben Ali. Al vele jaren is zij erelid van onze vereniging. In een studio in Antwerpen kijkt dichter Sakit Zahidov naar zijn vijftienjarige zoon: hier zullen ze ons niet krijgen, weet hij. Sakit moest Azerbeidjan verlaten omwille van zijn satirische geschriften. Gedurende het eerste kwartaal van 2012 verblijft hij in onze schrijversflat. PEN Vlaanderen kwam in 2011 in de kijker met de organisatie van het tweejaarlijkse congres van het Writers in Prison Committee in Brussel, met onze opiniestukken in kranten en onze columns in het magazine Mo*. Maar achter de schermen zijn wij bedrijvig op vele fronten. Wij komen op voor schrijvers in nood, zowel rechtstreeks als onrechtstreeks. Zowel in de openbaarheid, als in de coulissen. Dit eerste jaarboek wil graag verslag doen van onze activiteiten. Maar het wil ook meer: het wil discussie voeden over de vrijheid van meningsuiting in Vlaanderen – een prachtige tekst Philippe Van Parijs dient daarbij als uitgangspunt – en het wil de kracht van literatuur vieren in een moeilijke wereld. 7
PEN Vlaanderen is een gedreven organisatie die mag rekenen op de steun van formidabele vrijwilligers: stuk voor stuk auteurs in de bres voor auteurs. In ons engagement worden wij geholpen door het Vlaams Fonds voor de Letteren, Vlaanderen Internationaal, de Provincie Antwerpen, Stad Antwerpen en de Universiteit Antwerpen. Logistieke steun krijgen wij van Boek.be en de Vlaamse Auteursvereniging. Greenpeace België verzorgde gratis het drukwerk van dit jaarboek. Aan allen: onze grote en gemeende dank! Veel verkenningsplezier, David Van Reybrouck, Voorzitter PEN Vlaanderen
8
Activiteitenverslag David Van Reybrouck
Wat heeft PEN in 2011 verwezenlijkt? Een overzicht.
Rechtstreekse steun aan auteurs 1. PEN schrijversflat Ook dit jaar werd onze flat in Antwerpen nagenoeg onafgebroken bewoond door een twaalftal auteurs (zie afzonderlijk verslag van flatbeheerder Sven Peeters). In de loop van 2011 bouwden we contacten op met ICORN (International City of Refuge Network) en Vluchtelingenwerk Vlaanderen om beter te kunnen inspelen op de noden van gevluchte schrijvers. De flat zelf verhuisde binnen het huidige pand naar een hogere en ruimere verdieping, waardoor we meer comfort kunnen bieden. In 2012 vieren we de tiende verjaardag van de PEN-schrijversflat!
2. PEN in de gevangenis (WIPC) Het WIPC (Writers in Prison Committee) geldt een beetje als het Amnesty International van PEN International: het bestaat uit een documentatiedienst gebaseerd in Londen (die wereldwijd honderden dossiers van vervolgde en vermoorde schrijvers opstelt) en tal van regionale afdelingen die briefschrijfacties ondernemen. Onder leiding van Hilde Keteleer is de Vlaamse afdeling van het WIPC uitgegroeid tot een bijzonder actief centrum met zestien leden. Naast reguliere briefschrijfacties naar regeringsleiders, ministers en ambassades en het jaarlijks versturen van nieuwjaarskaarten naar tientallen gevangen auteurs over de hele wereld, kent de afdeling ook een vijftal ereleden. Vanaf 2012 zal het WIPC geleid worden door Xavier Roelens. Voor het opvolgen van de RAN-alerts (oproepen om te schrijven in het kader van het Rapid Action Network) werd meer systematisch te werk gegaan per regio. Er zijn nu voor elke regio die we opvolgen (China, Centraal-Afrika en Europa met haar periferie) telkens minstens twee mensen verantwoordelijk. Een betere structurering zorgt ook voor een efficiëntere taakverdeling. Hoopgevend is dat die vele inspanningen, die vaak slechts druppels op een hete plaat lijken, soms echt lonen. 2011 was wat dat betreft een succesvol jaar: 10
Jaarboek 2011
33 de Turks-Armeens krant Agos van de vermoorde journalist
Hrant Dink, ex-erelid van PEN Vlaanderen, kwam mede door internationale druk in rustiger vaarwater, en gaf aan niet langer onze bescherming nodig te hebben. 33 Op 22 november 2011 werd ons erelid Mehmet Bakir, afkomstig uit Turkije, Duits staatsburger. Deze zomer nog dreigde hij uitgewezen te worden vanwege procedureproblemen (hij was te lang uit Duitsland weggeweest toen hij wegens vermeend lidmaatschap van een terroristische organisatie in Turkije te lang gevangenzat). Mede dankzij de inspanningen van PEN Vlaanderen werd die dreiging ongedaan gemaakt. 33 Erelid Naziha Rejiba, oprichtster van de Tunesische online krant Kalima, en vooraanstaand internetactiviste in de Maghreb, wordt nu het Ben Ali-tijdperk voorbij is niet langer vervolgd. Op een conferentie in Brussel vertelde ze hoe waardevol de steun van PEN voor haar was.
3. Internationaal WIPC congres Internationaal gooide onze afdeling hoge ogen met de organisatie van het tweejaarlijkse internationale congres van het WIPC (van 25 tot 27 maart 2011). Deze belangrijke conferentie kreeg nog extra glans door het vijftigjarig bestaan van het comité. Meer dan 200 deelnemers uit de hele wereld namen deel. Behalve in het zoeken naar middelen om zoveel mogelijke collega’s buiten Europa te laten deelnemen, de praktische organisatie en de ontvangst van al die mensen staken we ook energie in het organiseren van randactiviteiten, samen met de mensen van Passa Porta, en met het organiseren van perscontacten. Tevens vonden ontmoetingen plaats met de Vlaamse regering (ontvangst bij minister-president Kris Peeters) en met Europese ambtenaren en parlementsleden. Het was een geslaagde bundeling van krachten. Marian Botsford Fraser, internationaal voorzitster van het WIPC, schreef: ‘Thank you very much for hosting the WIPC conference. It was a complex event, with many players, but always there was the sense that PEN Flanders was quietly working away, one step ahead of the action. (...) I especially want to thank PEN Flanders for responding to our objective to have as 11
many people present as possible from non-European centres, and getting the funding for that.’
4. PEN-ereleden Momenteel heeft PEN-Vlaanderen vijf ereleden: Naziha Rjiba en Mohammed Abbou (Tunesië), Zheng Yichun (China), Mehmet Bakir (Turkije/Duitsland) en Déo Namujimbo (DRCongo). Dit zijn auteurs die we uitdrukkelijk en daadwerkelijk blijven steunen.
5. PEN-onderhandelingen PEN komt op voor auteurs in nood door te onderhandelen met bevoegde instanties. 33 Voor individuele dossiers zijn we in gesprek met officials op Vlaams, Belgisch, Europees en VN-niveau (UNHCR). 33 Over de Belgische aanwezigheid op de boekenbeurs in Beijing schreven we een brief samen met Amnesty International Vlaanderen, Amnesty International Belgique francophone en PEN-Club Belgique francophone naar de Belgische Minister van Buitenlandse Zaken Steven Vanackere. 33 PEN Vlaanderen nam in 2011 samen met English PEN het initiatief om de Europese PEN-centra nader tot elkaar te brengen, onder meer via een brede enquête en twee druk bijgewoonde congressessies tijdens de conferenties in Brussel en Belgrado. Het ‘PEN Europe Network telt inmiddels meer dan twintig landen. Om te kunnen wegen op internationale dossiers legde bestuurslid Peter Vermeersch de eerste contacten met de bevoegde Europese instellingen en diverse EU-officials. 33 PEN Vlaanderen was bovendien in staat om vier bestuursleden af te vaardigen naar de zevenenzeventigste algemene vergadering van PEN International die dit jaar plaatsvond in Belgrado (Servië). Hierover leest u meer in het verslag van Peter Vermeersch.
12
Jaarboek 2011
6. PEN Congo PEN Vlaanderen wil op bescheiden wijze bijdragen aan de heropbouw van een Congolese literaire ruimte, zowel in Congo zelf als in de diaspora. Op diverse rondreizen bouwden David Van Reybrouck en Hilde Keteleer een netwerk aan literaire contacten uit in Kinshasa, Lubumbashi en Goma. Tevens waren er contacten met Congolese auteurs in België, Frankrijk en Canada. Wij traden in overleg met de mensen achter de Congo-werking van de KVS om te kijken waar we kunnen helpen met vorming en bijstand in Congo, bij voorbeeld in de vorm van schrijfworkshops in Kinshasa en elders. In 2011 steunden wij actief enkele Congolese auteurs. We ontvingen journalist Déo Namujimbo in onze PEN-flat en hielpen hem om zijn familie uit Congo te laten overkomen. We waren in intensief overleg met de naar Brazzaville gevluchte en inmiddels in Zweden verblijvende toneelauteur Antoine Vumilia en overlegden met de Belgische diplomatie en de VN-vluchtelingeorganisatie UNHCR over zijn dossier. We regelden taallessen voor Chrispin Mvano, een jonge beloftevolle journalist in Goma, die belang stelde voor een betere beheersing van het Frans als schrijftaal. Op internationaal niveau fungeert PEN Vlaanderen geregeld als doorgeefluik over de toestand in Congo met het documentatiecentrum van PEN International.
Onrechtstreekse steun aan auteurs 1. PEN Opinie PEN Vlaanderen ziet het als zijn taak om het openbare debat in onze samenleving te voeden met gerichte aanwezigheid in de pers. In 2011 hebben de media veelvuldig over ons bericht: in januari toen Geert van Istendael de voorzittershamer doorgaf aan David Van Reybrouck, in februari toen we ons recente archief overhandigden aan het Letterenhuis, in maart toen we gastheer waren van het 13
tweejaarlijkse WIPC-congres. Toen PEN Vlaanderen met vier vervolgde auteurs (uit Congo, Oeganda, Cambodja en Tunesië) te gast was bij de Vlaamse minister-president, zorgde dat voor berichtgeving tot in het radiojournaal. Het WIPC-congres vond plaats ten tijde van de Arabische lente. Verschillende deelnemers uit Egypte, Syrië en Tunesië die het vrije woord in hun landen verdedigden, werden geïnterviewd door nationale en internationale radio en televisie. Wanneer nodig namen wij ook zelf namen het woord. Geert van Istendael publiceerde zijn afscheidsrede als voorzitter in De Morgen. Naar aanleiding van het WIPC-congres schreef David Van Reybrouck een column voor De Standaard over het historische en hedendaagse belang van de stad Brussel als vrijhaven voor controversiële ideeën. En bij het bezoek van Nederlandse auteurs aan de boekenbeurs in Peking bracht PEN een genuanceerde, pragmatische en kritische stem in het debat. We schreven tevens een column over de Chinese Nobelprijswinnaar Liu Xiaobo. Maandelijks hadden de voorzitter en ondervoorzitter een column in Mo* magazine. Omgekeerd kregen onze leden het magazine gratis in hun brievenbus. De samenwerking met Mo* wordt in 2012 verdergezet. Ons ledenblad PEN-Tijdingen werd omgebouwd tot een driemaandelijkse korte nieuwsbrief. Het huidige jaarboek wil onze leden én de buitenwereld op de hoogte brengen van onze verwezenlijkingen en het debat over vrijheid van meningsuiting verder voeden. In de eerste helft van 2011 realiseerden we de grootste omvorming van onze website sinds we online gingen. Blogs, nieuws en internationale content werden geïntegreerd. Sinds de lancering van de site haalden we 16.000 pageviews.
2. PEN op school Naast het sensibiliseren van volwassenen via de media, wil PEN ook jongeren bereiken. In samenwerking met Amnesty International Vlaanderen werd ‘Gekooid’, ons lessenpakket voor de middelbare school, grondig vernieuwd en breed gecommuniceerd onder de noemer ‘PEN op school’. 14
Jaarboek 2011
Een gemeenschappelijke folder van Amnesty en PEN werd via KlasCement verspreid naar alle scholen in Vlaanderen. Het pakket wordt ook aangeboden via de site Kleur Bekennen: wereldburgerschap op school. Ons online lesmateriaal was eind oktober al 42 keer gedownload.
3. Geschiedenis van PEN Vlaanderen PEN gelooft dat we ons werk in het heden kunnen aanscherpen door een betere kennis van onze geschiedenis. De oud-bestuursleden van PEN (Geert van Istendael, Ingrid Vander Veken, Suzanne Binnemans) die begin 2011 ontslag namen uit het bestuur, overhandigden hun archief aan het Letterenhuis. Op ons verzoek is Kevin Absillis met zijn studenten van het departement Letterkunde aan de Universiteit Antwerpen begonnen met een meerjarig onderzoek naar de geschiedenis van de vereniging. Onafhankelijk daarvan schreven Hans Van de Voorde en Christophe Verbruggen een aanzet voor een geschiedenis van de PEN-Club in Vlaanderen tijdens het interbellum. Verder in dit jaarboek leest u bijdragen uit beide onderzoeken.
4. Synergieën met PEN-Club Belgique francophone PEN Vlaanderen bouwde in 2011 contacten op met schrijvers uit het hele land en trad in structurele dialoog met PEN Belgique francophone. Zo schreven we, samen met de beide Belgische afdelingen van Amnesty International, een brief naar minister Vanackere om onze bezorgdheid te uiten over de Belgische aanwezigheid op de boekenbeurs van Beijing. We zien hierin kansen om in de toekomst tot vruchtbare vormen van uitwisseling te komen.
15
Werking 1. Ledenwerving In 2011 werd een begin gemaakt van een actievere ledenwerving. Het aanschrijven van een eerste databestand van honderd potentiële leden leverde twaalf nieuwe leden op. Dit brengt ons op een totaal van 137 auteurs. We verzamelden dit jaar verder adressen van potentiële leden en zullen begin 2012 naast ons databestand van 210 (oud-)leden ook nog eens zo’n 200 nieuwe potentiële leden aanschrijven.
2. Fondsenwerving Door het herzien van ons contributiestelsel zijn onze jaarlijkse inkomsten uit lidgelden gestegen van 1.780 euro (2010) naar 5.340 euro (2011). Reguliere leden betalen nu 50 euro (42 euro indien ze betalen per domiciliëring), steunende leden betalen 100 euro, auteurs die kort bij kas zitten 20 euro. Naast onze subsidie van het VFL (12.500 euro), kwamen andere inkomsten van het departement van de Vlaamse Minister-President (Vlaanderen Internationaal, 3300 euro), het maandblad Mo* (2500 euro voor een maandelijkse column) en Boek.be (in de vorm van vergaderruimte en portkosten). Onze totale inkomsten stegen van 14.291 euro (2010) naar 23.250 euro (2011), de inkomsten van de PEN-flat niet meegerekend.
3. Samenstelling van het bestuur Het bestuur telt momenteel acht leden. Op 1 december 2011 was de samenstelling als volgt: 33 David Van Reybrouck, voorzitter 33 Jeroen Theunissen, ondervoorzitter 33 Guy Posson, secretaris 33 Xavier Roelens, penningmeester 33 Hilde Keteleer, verantwoordelijke Writers in Prison Committee 16
Jaarboek 2011
33 Bart Van Loo, verantwoordelijke communicatie 33 Sven Peeters, verantwoordelijke PEN-flat 33 Peter Vermeersch, verantwoordelijke PEN-Europa, 33 33 33 33
kandidaat-bestuurslid Karel Sergen, kandidaat-bestuurslid Annelies Verbeke, kandidaat-bestuurslid Marleen Teugels, kandidaat-bestuurslid Geertrui Daem, kandidaat-bestuurslid
Eind 2011 leggen secretaris Guy Posson en WIPC-voorzitster Hilde Keteleer na respectievelijk 12 en 6 jaar hun taken neer. Schrijfsters Annelies Verbeke en Geertrui Daem, dichter Karel Sergen, onderzoeksjournaliste Marleen Teugels en dichter-publicist Peter Vermeersch kwamen er in 2011 bij. Zij lopen momenteel warm als kandidaat-bestuurslid.
4. Zusterorganisaties In 2011 hebben we veel tijd en energie geïnvesteerd in het verbreden van onze contacten. Dit komt onze werking uiteraard ten goede. Binnen Vlaanderen werken wij samen met: 33 de Vlaamse Auteursvereniging (logistieke en secretariële ondersteuning); 33 het Huis van het Boek (waar we een vergaderzaal, een adres en de mogelijkheid tot het ver sturen van post hebben); 33 Amnesty International Vlaanderen (samenwerking voor PEN op school en gezamenlijke actie, bvb brief aan de Minister van Buitenlandse Zaken over Boekenbeurs Beijing); 33 Greenpeace Belgium (facilitaire ondersteuning op vlak van drukwerk, vormgeving, expertise); 33 Vluchtelingenwerk Vlaanderen (uitwisseling expertise, intentie tot samenwerking met ZebrArt); 33 Kleur Bekennen: wereldburgerschap op school (bekendmaking van ons project PEN op school); 33 Passa Porta (voor de organisatie van de randactiviteiten op het WIPC-congres in maart 2011); 33 De Buren (voor de organisatie van onze jaarlijkse PEN-lezing in 2012); 17
33 Kunstencentrum Vooruit (voor de organisatie van lezing in het
kader van Mind the Book); 33 het Letterenhuis (waar ons archief wordt bewaard); 33 Universiteit Antwerpen (voor het literair-historisch onderzoek
33 33 33 33 33
naar de geschiedenis van PEN Vlaanderen en voor de werking van de PEN-schrijversflat); Stad Antwerpen (voor de werking van de PEN-schrijversflat); Provincie Antwepren (voor de werking van de PEN-schrijversflat); De Groene Waterman en Vrijstaat O (voor voordrachten van gasten in de PEN-schrijversflat); KVS (voor de uitbouw van onze Congo-werking); Mo* magazine (voor opiniëring over PEN-gerelateerde thema’s).
Binnen België zijn wij in gesprek met: 33 PEN Belgique francophone (voor uitwisseling expertise); 33 Ministerie Buitenlandse Zaken (voor opvolging individuele
dossiers en visa van flatgasten); Vreemdelingenzaken (voor opvolging individuele dossiers).
33 Dienst
Internationaal zijn wij in gesprek met: 33 PEN International zelf en de bevriende PEN-centra in 33 33 33 33
Engeland, Schotland, Nederland en Zuid-Afrika; ICORN, International Cities Of Refuge Network (voor de selectie van enkele van onze flatbewoners); UNHCR, VN-vluchtelingenorganisatie (voor de opvolging van individuele dossiers van gevluchte schrijvers); Culture, Action, Europe, de Europese koepel van culturele netwerken (voor PEN European Network); Fundamental Rights Agency van de Europese Unie (voor PEN European Network).
18
Jaarboek 2011
Financieel verslag 2011 Xavier Roelens
Xavier Roelens is dichter en oprichter van het literaire tijdschrift … en als penningmeester bestuurslid van PEN Vlaanderen.
Normale werking van PEN (stand op 31.12.11) 1. Overzicht inkomsten / uitgaven 2011 Totaal inkomsten __________________________________________ € 24.301,91 + overdracht 2010 _________________________________________ € 1.730,93 = totaal inkomsten ________________________________________ € 26.032,84 Totaal uitgaven ___________________________________________ € 21.187,41 Saldo:__________________________________________________ € 4.845,43
2. detail inkomsten Inkomsten 131 lidmaatschapsbijdragen__________________________ € 5.992,00 Subsidie VFL______________________________________________ € 12.500,00 Subsidie Vlaamse Gemeenschap________________________________ € 3.300,00 Interesten________________________________________________ € 9,91 Overdracht saldo 2010_______________________________________ € 1.730,93 Totaal___________________________________________________ € 26.032,84
3. detail uitgaven a) Organisatiekosten Secretariaatskosten_________________________________________ € Portkosten algemeen________________________________________ € Algemene ledenvergadering___________________________________ € Terugbetaling lidmaatschap___________________________________ € Kosten website + webmaster__________________________________ € Vergaderkosten Raad van Bestuur______________________________ € Bankkosten (verrichtingskosten, portkosten,...)_____________________ € Verzekering_______________________________________________ € 19
417,50 14,90 823,50 414,00 2.647,66 1.272,75 32,38 136,57
b) Activiteitskosten Contributie PEN International 2010______________________________ € Steun WIPC Zheng Yichun_____________________________________ € PEN op School_____________________________________________ € Opmaakkosten PEN-Tijdingen__________________________________ € Kopie- en portkosten PEN-Tijdingen_____________________________ € International PEN-Congres Belgrado (o.a. inschrijving, hotel, reis)*_______ € WIPC-congres Brussel*______________________________________ € Abonnement MO*-Magazine___________________________________ € Donatie G1000____________________________________________ € Werkingskosten WIPC_______________________________________ € Voorbereiding PEN-dispuut____________________________________ €
1.750,00 533,88 614,60 464,64 126,42 3.372,54 4.986,95 2.380,00 930,00 115,30 155,00
TOTAAL uitgaven__________________________________________ € 21.187,41
20
Wat is vrijheid van meningsuiting?
Vrij spreken maar ook echt luisteren, over alle grenzen heen Philippe van Parijs
fragment
In 2011 kreeg Philippe Van Parijs de Arkprijs van het Vrije Woord. Uit het dankwoord dat hij bij de uitreiking uitsprak, haalde PEN Vlaanderen een lang citaat, en vroeg aan een groep van intellectuelen, activisten en schrijvers, en ook aan de cartoonist GAL, om te reageren. Hieronder leest u eerst de tekst van Van Parijs, vervolgens reacties van Karen Moeskops, Geertrui Daem, Gie Goris, Stefan Rummens, Matthias Storme en Geert van Istendael. Philippe Van Parijs is professor aan de faculteit economische, sociale en politieke wetenschapen van de UCL.
“Het vrije woord verdedigen betekent dus zijn eigen mening uitdrukken, ook en vooral wanneer die de pensée unique van het tijdperk tegenspreekt, of die van zijn eigen gemeenschap, of de orthodoxe antipensée-unique van zijn eigen clubje; ook en vooral wanneer de waarheid niet prettig is en politici en media die daarom niet zo graag vertellen. Maar het vrije woord verdedigen betekent ook, in onze tijd even veel als in de tijd van Voltaire, de vrijheid van anderen verdedigen om dingen te zeggen waar we zelf niet mee akkoord gaan, bij voorbeeld het recht van Andre Leonard om te zeggen dat homoseksualiteit een ziekte is zonder het risico te lopen daar een taart in zijn gezicht voor te krijgen; of het recht van anderen om te beweren dat het integendeel heteroseksualiteit is die een ziekte is, of het recht te beweren dat Ashkenaze Joden gemiddeld een hoger IQ hebben dan Sefardische Joden, of blanken dan zwarten, of Aziaten dan Europeanen; en zelfs het recht om een creationist of een negationist te zijn zonder een Berufsverbot te krijgen of in de cel te eindigen. Die bereidheid om mensen afwijkende dingen te laten zeggen en om naar die mensen kritisch maar toch echt te luisteren is even belangrijk voor de verdediging van het vrije woord, als zelf van die vrijheid gebruik te maken. Die bereidheid doorgeven aan mijn studenten beschouw ik overigens als een centraal element in mijn opdracht als prof. De cursus die ik naar aanleiding van de stichting van 22
Jaarboek 2011
de Hoover-leerstoel creëerde, werd enkele jaren geleden door de faculteit verplicht gemaakt voor zijn nu meer dan vijfhonderd derdejaarsstudenten in de economische, sociale en politieke wetenschappen. Het hoogtepunt ervan is de dialoog die elk jaar plaatsvindt tussen de studenten en vooraanstaanden die veel van elkaar (en dus ook vaak van mij) verschillen: zo hebben we Etienne Vermeersch en Dyab Abou Jahjah te gast gehad, Riccardo Petrella en Jean-Pierre Hansen, Francois Houtart en Nabil Ben Yadir, Beatrice Delvaux en Bart De Wever. En volgend jaar, waarom niet, André Leonard. Die vrijheid van afwijking beschermen tegen de dictatuur van de politieke correctheid is van groot belang. Maar hieruit volgt niet dat alles goed is om uit te spreken, ook leugens, ook beledigingen. Er is geen beschaving zonder zelfcensuur. Men mag niet zomaar dingen vertellen zonder te checken of die waar zijn, vooral wanneer men een prof is, of een navorser, of een journalist, of een blogger, of een vrijwillige medewerker van wikipedia, of zelfs maar een bescheiden twitteraar. En wie dat niet doet, of onvoldoende, mag daar gerust voor gesanctioneerd worden. Door verlies aan respect in zijn peer group. Door verlies aan geloofwaardigheid in bredere kringen. Ook woorden waarvan men denkt, of zelfs weet dat die waar zijn, worden soms beter nooit uitgesproken, omdat die nutteloos kunnen kwetsen, bij voorbeeld, of onvermijdelijk misbegrepen zullen worden, of een moeizame verzoening zullen saboteren. De Deense karikaturen van Mohammed mogen gerust grondwettelijk beschermd blijven door de vrijheid van meningsuiting. Maar tussen de vele dingen die een journalist of een medium wettelijk het recht heeft te zeggen moet er voortdurend geselecteerd worden. Niet alleen om valsheden te verwijderen. Ook om niet onnodig te kwetsen. Sommige kwetsende waarheden zijn niet belangrijk genoeg om gezegd te moeten worden. En de manier waarop men potentieel kwetsende dingen zegt is ook van groot belang. Dit is geen onderdrukking van het vrije woord. Dit is een belangrijk en legitiem aspect van wat het betekent een goede journalist te zijn, en ook van wat het betekent zich als burger op een verantwoordelijke wijze openbaar uit te drukken. Op deze wijze gebruikt is het vrije woord een bron van hoop, eigenlijk de allerbelangrijkste bron van hoop, voor onze maatschappij en 23
voor onze wereld. Het is door eerlijk met elkaar te praten, door naar elkaar aandachtig te luisteren, over alle grenzen heen, tegen alle vooroordelen en cordons sanitaires in, dat we gedwongen worden onze beweringen te ondersteunen en onze stellingen te rechtvaardigen, dat we verplicht worden te trachten aan te tonen dat wat we zeggen waar is en wat wij eisen fair. Schijnheiligheid kan daar een rol in spelen. Maar ook dat kan helpen. En er is geen andere weg. De weg van het woord dat men tot anderen richt nadat men naar hen heeft geluisterd, om begrepen te worden, om te overtuigen, ongebonden maar beheerst, verantwoordelijk maar vrij.”
24
Vrijheid van meningsuiting onder vuur Karen Moeskops
Karen Moeskops is sinds 2009 directeur van Amnesty International in Vlaanderen.
Philippe Van Parijs heeft gelijk: “Het vrije woord is de allerbelangrijkste bron van hoop”. Vrij je mening uiten, kritisch pleiten voor of tegen een zaak – al dan niet gedeeld door de meerderheid of machthebbers – is een fundamenteel mensenrecht. Een recht dat het pad effent voor de realisatie van vele andere mensenrechten en cruciaal in een democratische rechtstaat. Philippe Van Parijs heeft ook gelijk wanneer hij stelt dat dit recht niet absoluut is – zoals het verbod op foltering dat wel is. Mensenrechtenverdragen geven de grenzen aan, maar enkel om andere mensenrechten of het algemeen belang te beschermen en dit volgens strikte eisen. Maar naast de waarschuwing van meneer Van Parijs voor de “dictatuur van de politieke correctheid” mogen we niet uit het oog verliezen dat wereldwijd nog dagelijks mensen worden geconfronteerd met een hardere vorm van dictatuur. Eén waarin je door een mail te versturen, een artikel te schrijven of een slogan te roepen tijdens een betoging, het risico loopt om geïntimideerd, gearresteerd, opgesloten, gefolterd of gedood te worden... In een op twee landen wereldwijd wordt het recht op vrije meningsuiting nog steeds niet gerespecteerd. Zoals in China waar Nobelprijswinnaar Liu Xiaobo 11 jaar celstraf kreeg omdat hij het beleid van de overheid bekritiseerde. Of in Zimbabwe, waar de leden van de vrouwenbeweging WOZA niet zonder risico actie voeren tegen onrechtvaardigheid. Leidster Jenni Williams en haar collega’s 26
Jaarboek 2011
werden al tientallen keren gearresteerd, mishandeld en opgesloten zonder gegronde aanklacht. Het voorbije jaar waren we getuige van een mogelijke historische kentering voor mensenrechten. Van Afrika tot Azië kwamen mensen massaal op straat tegen onderdrukking en corruptie. Ze werden daarbij belaagd door hun eigen regering met knuppels, traangas, kogels en tanks. Met behulp van sociale media toonden ze de wereld hoe hun regering gewelddadig de vrije meningsuiting beknot. Hun doorzettingsvermogen en moed zijn bewonderenswaardig. 2011 zal de geschiedenis ingaan als het jaar waarin dictators de reële mogelijkheid onder ogen moesten zien dat hun dagen geteld waren. Het was ook het jaar waarin blogs, twitter en mobiele telefoons ‘massawapens’ werden in de strijd voor mensenrechten. Via nieuwe virtuele middelen werd een individuele actie, zoals de zelfmoord van de wanhopige Tunesische fruitverkoper, uitvergroot tot een enorm krachtige actie. Sociale netwerken vergemakkelijken ook solidariteit tussen activisten. Maar welk actiemiddel ook, aan de basis liggen altijd individuele activisten. De “Jasmijnrevolutie” in Tunesië zou niet hebben plaatsgevonden zonder de lange strijd van dappere mensenrechtenverdedigers de afgelopen twintig jaar. Dat het weekblad de ‘demonstrant’ als persoon van het jaar 2011 uitriep is dan ook een terechte erkenning. Maar repressieve machthebbers vechten hardhandig terug. De internationale gemeenschap mag niet aan de zijlijn blijven staan en moet er mee voor zorgen dat de bloedige protesten niet tevergeefs zijn geweest. Dus daarom, aanvullend bij het pleidooi van Philippe Van Parijs om oprecht te luisteren naar andere meningen en niet toe te geven aan de dictatuur van de politieke correctheid, hier een pleidooi voor solidariteit met al diegenen die moedig opstaan tegen de dictatuur van kogel en traangas.
27
Eternity Geertrui Daem In café Eternity is de stemming van de stamgasten omgeslagen.
Geertrui Daem is prozaschrijfster, theaterauteur, regisseur, actrice en beeldend kunstenaar. Ze debuteerde in 1992 met de verhalenbundel Boniface en ontving meerdere literaire onderscheidingen. Haar laatste boek De Bedlegerige verscheen mei 2011 bij de Bezige Bij Antwerpen. Haar werk staat in de traditie van de sociale roman. Ze is bestuurslid van PEN Vlaanderen
‘Hoe kunt ge dat bewijzen’, zegt Annie, waardin en enige vrouw van het gezelschap. Ze strijkt haar duim heen en weer over haar uitstulpende onderlip – een nieuwe tic die ze sinds het algemeen rookverbod heeft ontwikkeld. Ze ziet er bleek en aangeslagen uit. Niemand weet hoe ge zoiets kunt bewijzen. ‘En te zeggen’, zegt Omer ‘dat wij daar vroeger altijd kampen bouwden en van cowboy en indiaan hebben gespeeld!’ Hij sluit zijn ogen, bijt in de schuimkraag van zijn pils en drinkt de pint in een trage geut halfleeg. Firmin, weduwnaar en met pensioen, pikt in: ‘Wat voor deugnieterij steekt een kind niet allemaal uit, als ge van niet beter weet – geeft mij nog een trippel, Annie en pakt u ook iets. Ge zijt er precies niet goed van.’ De waardin schudt haar hoofd. ‘Eentje van ’t schap, Firmin?’ ‘Kamertemperatuur, ja Annieken.’ ‘Onze pa heeft er zijn hele leven lang de oprit mee aangelegd!’, grijnst Willy, de jongste klant. ‘Héél de straat heeft er in der tijd zijn voorhof of zijn tuinwegel of weet ik wat mee gearrangeerd en hebben die allemaal de plaag gekregen misschien?’ Omer bedoelt het troostend, hij lacht gerust stellend. 28
Jaarboek 2011
‘Alstublieft, Firmin.’ De waardin zet de kelk zorgvuldig geschonken bier op een viltje voor de oude man neer. ‘Jongens toch toch toch…’, zucht ze. ‘Ik zeg het, ik heb mij als kind op het stort van de fabriek altijd wreed geamuseerd en ik heb daar achteraf nooit niets kwalijks van ondervonden,’ gaat Omer bijna heldhaftig verder. ‘En laat ons serieus blijven, hoeveel mensen hebben er niet heel hun leven gewerkt, zonder ziek te worden?’ ‘De gevolgen komen twintig, dertig, soms zelfs veertig jaar later aan het licht’, zegt Annie. Ze neemt de doodsbrief die al die tijd open gevouwen voor haar lag, keert zich om en pint hem op het prikbord vast, naast de affiche van het kaarttoernooi. De koffietafel na de begrafenis zal in het zaaltje achter café Eternity worden gehouden. De overleden Rita Vermeulen was meer een kennis dan een vriendin. Ze was nooit in de fabriek geweest maar had wel altijd de kleren gewassen van haar man die er als arbeider werkte. Zo had ze de ziekte opgelopen en was ze eraan gestorven. Rita ‘s man was lang geleden aan de plaag gestorven. Een van hun kinderen was een rechtszaak tegen de fabriek begonnen. ‘Hoe kunt ge dat in godsnaam bewijzen’, herhaalt Annie bedrukt. ‘Probeert veertig jaar na datum nog maar eens aan te tonen dat ge niet van ouderdom gecrepeerd zijt’, grijnst Willy. ‘Nee, hij gaat dat proces nooit winnen’, zegt Omer. Hij veegt zijn mond schoon met de achterkant van zijn hand. ‘Voor mij nog een pintje, Annie.’ ‘Tegen zo’n groot bedrijf kunt ge als gewone mens niets beginnen’, bevestigt Willy. ‘Daarbij wisten de bazen zelf niet hoe gevaarlijk het was’, zegt Firmin. ‘Zeggen ze’, reageert de waardin gebeten. 29
Zwijgend spoelt ze Omers’ glas om en tapt het opnieuw vol. De stilte begint te wegen. ‘Ik mag niet klagen, ik heb er altijd goed mijn boterham verdiend’, vergoelijkt Firmin en hij drinkt van zijn goudkleurige trappist. ‘De zoon van Rita heeft geen schrik om te spreken’, zegt Annie. ‘Als ge iemand aan de plaag hebt verloren, zal dat allicht anders zijn’, knikt Omer, ‘maar winnen kan hij niet.’ ‘De zoon van Rita is de allereerste die zijn mond durft open doen!’ herhaalt waardin Annie met een air alsof ze het niet over Rita’s zoon maar over de zoon van God heeft. ‘En wat dan nog, als die gast dat proces wint, Annie – wat ik voor geen meter geloof’, schampert Willy, ‘brengt dat dan zijn ma of pa terug, misschien?’ Eind 2011 is Eternit voor het eerst in België op een asbestproces veroordeeld.
30
Jaarboek 2011
De grenzen aftasten Gie Goris Ik ben geen moslim en ik draag al helemaal geen hoofddoek, dus is er niemand van mij eist dat ik me zou distantiëren van de salafistische onzin die de pubers en hun baardige goeroes van sharia4belgium verkondigen. Ik ben wel een katholiek, toch vraagt niemand me in het openbaar afstand te nemen van André-Jozef Leonard als die – nog niet droog achter zijn aartsbisschoppelijke oren – gaat betogen tegen abortus of als de New York Times dag na dag bezwarende artikels publiceert over Benedictus Ratzinger. Dat is dus anders voor moslims. Telkens iemand in de naam van hun profeet een stommiteit begaat, wordt elke individuele gelovige en elke gekende organisatie op het openbare forum gesommeerd om “eindelijk eens kleur te bekennen”. Want wie niet mét ons is, zal wel tegen ons zijn. Dat de meerderheid van de moslims in België deel uitmaakt van ons, willen we alleen weten als ze zich gedragen en denken zoals de hogepriesters van de westerse identiteit decreteren. En het eerste gebod van dat eenentwintigste-eeuwse integratiecredo is: Gij zult niet in God geloven. Rechtzetting. Dat gebod geldt niet alleen voor de Allerhoogste die zich in het Arabisch laat aanspreken, maar ook voor zijn ambtgenoten die Latijn, Hebreeuws of n’importe welke inheemse taal spreken. Het feit dat de commotie altijd ontstaat rond of teruggevoerd wordt op de islam, maakt dat vriend en vijand over de algemeenheid van dit eerste gebod heen kijkt. Nochtans is het zoals Bonhoeffer onder het nazisme schreef toen ze eerst kwamen de communisten kwamen halen en iedereen de andere kant opkeek. De tolerantiegraad tegenover 31
Gie Goris is hoofdredacteur van Mo* Magazine.
religie is gevaarlijk diep gezakt, met name in intellectuele kringen maar niet alleen daar. En het is not done om de wijsheid van die onverdraagzaamheid in vraag te stellen. De falangisten onder de katholieken bestormen vandaag de openbare ruimte niet, zij hebben zich teruggetrokken achter de bruinstenen muren van hun hoogkerkelijke overtuiging. Al laat Monseigneur Leonard zien dat de harde kern van de Roomskatholieken niet eeuwig in die catacomben zullen blijven zitten. Zij zullen, zodra ze zich luidruchtig genoeg manifesteren, met dezelfde beslistheid teruggewezen worden als de salafisten vandaag. Op dat moment zullen de gemediatiseerde opperrechters ook alle schapen van de geiten willen scheiden. ‘Neemt u afstand van uw geloofsgenoten?’ zal de interviewster vragen. ‘En begrijpt u dat wij dit soort zaken niet kunnen tolereren?’ Vandaag lijken dat voor mij makkelijke vragen. Ik heb niets met het halsstarrige en alwetende geloof van de Ware Gelovigen. Dat kan ik dan toch gewoon antwoorden als ik in de radio of tv-studio zal zitten. ‘Maar,’ zal de immer kritische journaliste dan tegenwerpen, ‘bent u dan eigenlijk nog wel katholiek? Want volgens uw geloof moet u toch de paus gehoorzamen.’ Ik zal dan proberen uitleggen dat er niets van die aard in de evangelies staat, en dat de concilies die de macht van Rome eerste geconsolideerd hebben en uiteindelijk tot ridicule proporties uitvergroot, het resultaat waren van historische en dus menselijke machtsstrijd. Halverwege word ik uiteraard onderbroken: of dat dan betekent dat ik breek met de paus en de katholieke kerk? Waarna ik een tweede poging waag en verwijs naar de notie van het volk van God, een idee die in het tweede Vaticaans concilie (in het begin van de jaren zestig, ja, maar dat betekent niet noodzakelijk dat het zijn relevantie verloren heeft) ontwikkeld werd door onder andere enkele vooraanstaande Vlaamse theologen en die verder vlees, bloed en beenderen kreeg in de bevrijdingstheologieën van de jaren zeventig en tachtig. ‘Mijnheer Goris,’ is mij halverwege 1962 toegeworpen, ‘we hebben niet de hele avond om uw casuïstiek te beluisteren [we mogen toch veronderstellen dat interviewers lang genoeg naar school geweest zijn om zulke woorden nog te kennen?], zegt u nu eens 32
Jaarboek 2011
duidelijk: behoort u tot de katholieke kerk of niet?’ Ja -ik ben altijd geneigd om op duidelijke vragen ook duidelijke antwoorden te geven. Aha, triomfeert de interviewster: ‘Uiteindelijk streeft u dus dezelfde waarden en politieke doelstellingen na als de leonardisten, opus dei, de lefevristen en de Über-prelaat zelve.’ Nog voor ik die conclusie kan tegenspreken, zoomt de camera in op de rechter die goed en kwaad met een scherp mes weet te scheiden en die afscheid neemt van de kijkers met de onsterfelijke woorden: ‘Ik onthoud dus vooral dat dit niet de laatste keer geweest is dat we met het groeiende extremisme uit katholieke hoek te maken krijgen. Wij blijven het voor u volgen. Nog een fijne avond met het spelprogramma dat hierna volgt.’ Of het kan ook voetbal zijn. Of een Britse detective. Daarover doen ze niet moeilijk op tv, als het de mensen maar ontspant na dat inspannende informatie-aanbod. Hoe dikwijls zal ik, na zo’n mediabehandeling, die poging om mij genuanceerd, eerlijk maar tegelijk zelfbewust uit te drukken, herhalen? Bovenstaand stuk begon ik te schrijven op 22 juni 2010, naar aanleiding van een Terzake-interview over de uitspraken van Abu Imram, woordvoerder van Sharia4Belgium, die over de homoseksuele gemeenschap zei: ‘Er is geen plaats voor hen en een geleerde zal hen waarschijnlijk tot de dood veroordelen.’ Een paar maanden later publiceerde aartsbisschop Leonard een boek waarin hij stelde dat ‘de aidsepidemie geen straf van God is, hoogstens een soort van immanente gerechtigheid’. Met Leonard op de rechterflank en Vangheluwe op de onderbuik van de kerk, was het geruststellende zinnetje ‘vandaag lijken dat voor mij makkelijke vragen’ niet langer van toepassing. De latente antireligiositeit die voordien onder de vorm van islamofobie verscheen, werd gereïncarneerd in het dood gewaande antiklerikalisme van vorige eeuw. De hypothetisch toekomstige tijd werd met de bliksemschicht uit Brugge plots de onontkoombare tegenwoordige tijd. De idee dat je zelf kan beslissen in hoeverre je toebehoort tot een club die onder vuur ligt, blijkt niet alleen voor moslims een illusie. De grenzen van de vrije meningsuiting worden meestal bepaald door de welmenende meerderheid. Daar is geen fascisme voor nodig. 33
Het vrije woord en het cordon sanitaire Stefan Rummens
Stefan Rummens is als hoofddocent verbonden aan het Centrum voor Ethiek, Sociale en Politieke Filosofie van de KUL.
Volgens Philippe Van Parijs betekent het respect voor het vrije woord onder meer dat we aandachtig moeten luisteren naar de ander, ‘over alle grenzen heen, tegen alle vooroordelen en cordon sanitaires in’. De verwijzing naar het ‘cordon sanitaire’ wordt niet verder uitgewerkt, maar valt op en intrigeert. Ze roept de vraag op naar de verdere partijpolitieke implicaties van het respect voor het vrije woord. Was het cordon sanitaire rond het Vlaams Belang een goed idee? Of doen de Nederlanders het beter met hun meer open houding ten aanzien van de PVV van Geert Wilders? Volgens mij moeten in dit verband twee zaken onderscheiden worden. Enerzijds moeten in een gezonde democratie alle meningen in het publieke debat aan bod kunnen komen. Ook extreme en onaangename meningen kunnen een belangrijke signaalfunctie hebben en wijzen op sluimerend ongenoegen dat maar beter ernstig wordt genomen. Daarbij moeten we aanvaarden dat een zekere ruwheid in het vrije debat onvermijdelijk is. Jane Mansbridge, professor in Harvard, een van de grote voorvechters van een meer ‘deliberatieve’ democratie, stelt onomwonden dat ook bittere en kwetsende woorden van groot democratisch belang kunnen zijn omdat ze ons inzicht kunnen vergroten in de problemen en de pijn en de woede die sommigen in de samenleving ervaren. Anderzijds impliceert de vrijheid om extreme meningen te ventileren nog niet dat die meningen ook een legitieme basis kunnen vormen voor het politieke beleid. Als kiezer van Vlaams Belang met 34
Jaarboek 2011
hun stem hun ongenoegen over het functioneren van de multiculturele samenleving laten blijken, dan moet dat signaal ernstig worden genomen. Maar dat betekent niet dat ook de oplossingen die de partij zelf voor deze problemen aandraagt, aanvaardbaar zouden zijn. De democratische functie van het publieke debat bestaat er niet alleen in om alle meningen en problemen te helpen detecteren. Het debat als confrontatie met de legitieme meningen van anderen moet er ook toe leiden dat de uiteindelijke beslissingen wel degelijk in overeenstemming zijn met onze fundamentele democratische waarden van vrijheid en gelijkheid. In de omgang met politiek extremistische kiezers impliceert de dubbele functie van het publieke debat dat we de meningen en problemen van deze kiezers openlijk met hen moeten bediscussiëren maar dat we er tegelijkertijd moeten op toezien dat het extremistische gedachtengoed niet op al te directe wijze wordt omgezet in beleid. Hier hebben volgens mij dan ook zowel de Vlamingen als de Nederlanders verkeerde keuzes gemaakt. In Vlaanderen is het Vlaams Belang terecht van de macht geweerd op basis van een cordon sanitaire, maar is daarmee tegelijkertijd ook de hele problematiek van het multiculturalisme veel te lang onbespreekbaar gebleven. In Nederland daarentegen schijnt men het in naam van een verkeerd begrepen ‘democratische’ openheid normaal te vinden dat alle meningen die stemmen achter zich krijgen ook maar meteen moeten kunnen wegen op het beleid. De meer consistente positie ligt in het midden, en maakt een onderscheid tussen problemen en partijen. Ter wille van de openheid van het democratische debat is een cordon sanitaire rond bepaalde meningen of problematieken bijna altijd een slecht idee. Maar als we bepaalde fundamentele waarden willen beschermen, is een cordon sanitaire rond een extremistische partij soms wel degelijk een democratische noodzaak.
35
Vrij spreken en verantwoorden in 500 woorden Matthias Storme
Matthias Storme is jurist, buitengewoon hoogleraar aan de KUL en conservatief denker.
Mij werd gevraagd in zowat 500 woorden te reageren op de woorden van Philippe van Parijs over de vrijheid van meningsuiting. Deze instructie geeft de mogelijkheid al dadelijk ex absurdo aan te geven wat de vrijheid van meningsuiting niet inhoudt: de redacteurs van dit boek hebben niet de plicht om mij de kans te geven mijn mening in méér dan 500 woorden te uiten. Ze hebben zelfs niet de plicht mij 500 woorden te gunnen. Wanneer ik omgekeerd zelf een boek samenstel heb ik de vrijheid te bepalen wie daarin mag publiceren en mag ik daarin zelfs naar hartenlust discrimineren door de mij welgevallige auteurs ruimte te geven voor 5000 woorden en de andere 500 woorden of zelfs helemaal geen. De vrijheid van meningsuiting als juridisch begrip omvat immers enkel de vrijheid om op eigen kosten – of die van iemand die de kosten wil dragen – zijn mening te uiten in de publieke ruimte of in de eigen private ruimte, of de private ruimte van iemand die daarmee instemt. Er geldt dus geen ‘recht op vrije meningsuiting’, maar wel een ‘vrijheid van meningsuiting’. Dat houdt in dat die vrijheid, zoals omschreven, niet mag worden ingeperkt door de overheid. Bij meningsuitingen in de publieke ruimte mag de overheid die uitingen ook reglementeren, zolang het niet de inhoud is die gereglementeerd wordt; bij die reglementering mag de overheid evenmin discrimineren op grond van de inhoud van die meningsuiting. Uitwerking en nuancering hiervan gaat dit kort bestek te buiten. Inhoudelijke beperkingen aan de zo begrepen vrijheid van meningsuiting zijn slechts zeer uitzonderlijk gerechtvaardigd: 36
Jaarboek 2011
met name waar een meningsuiting een kennelijk en onmiddellijk gevaar betekent voor een belangrijk rechtsgoed zoals het leven, de lichamelijke integriteit en gezondheid of de eer en goede naam van individuele personen. Elders heb ik dit meermaals nader uitgewerkt, zodat ik mijn resterende woorden aan een ander aspect wil wijden. Verdedigers van verdergaande beperkingen aan de vrijheid van meningsuiting verwarren namelijk een – ontoelaatbaar – juridisch of feitelijke verbod door de overheid met de beperkingen die voortvloeien uit het gebruik dat andere burgers van hun vrijheden maken. Zij verwarren ook juridische verantwoordelijkheid met morele verantwoordelijkheid. Die morele verantwoordelijkheid houdt in dat men door zijn medemensen ter verantwoording kan worden aangesproken wanneer men nodeloos kwetst, of over de morele en maatschappelijke invloed van de eigen meningsuitingen, of bij gebrek aan tolerantie voor andermans meningen, en dergelijke meer. Over de graad van moraliteit, fatsoen en tolerantie kan men echter van mening verschillen; zo deel ik de mening van Philippe van Parijs niet dat de Deense ‘karikaturen’ nodeloos kwetsend waren; de meeste bekende ervan illustreerde volgens mij juist de kern van de zaak, dat de profeet die als onverbeterbaar voorbeeld wordt opgevoerd handelingen stelde die naar onze maatstaven vandaag terroristisch zijn. Maar precies omdat we daarover van mening kunnen verschillen, is het zo nodig om de juridische vrijheid van meningsuiting intact te laten. Dat iets wettelijk is toegelaten, kan echter nooit inhouden dat andere burgers verplicht zijn om die uiting ook moreel aanvaardbaar te vinden. Eenieder heeft dus evenzeer de vrijheid heeft om meningsuitingen van anderen aan de kaak te stellen en om anderen omwille van hun onfatsoenlijke meningen desgevallend te ‘discrimineren’. Soms heeft men zelfs de morele plicht om handelingen van anderen ook al zijn ze juridisch toegelaten, als immoreel te verwerpen. We moeten de caritas beoefenen tegenover personen, maar wanneer nodig hard zijn in het aanklagen van bepaalde praktijken, zelfs indien die door de heersende moraal als belangrijke verworvenheden worden beschouwd. Het gebruik van de vrijheid brengt altijd een morele verantwoordelijkheid met zich mee voor de wijze waarop die vrijheid wordt gebruikt; die verantwoordelijkheid eist echter vooreerst een juridische vrijheid zonder welke ze niet kan bestaan.
37
Antwoord op Philippe Van Parijs Geert van Istendael
Geert van Istendael is schrijver en erevoorzitter van PEN Vlaanderen
Philippe Van Parijs heeft het over de dictatuur van de politieke correctheid. Ik kan hem daar helemaal in volgen. Politieke correctheid is een duur woord voor ordinaire censuur, maar dan censuur die zich listig vermomt als het summum van verlichting en tolerantie. Dit wil zeggen als het tegendeel van wat politieke correctheid in wezen is. Politieke correctheid is krasse intolerantie. Politieke correctheid wil ieder licht dat van elders schijnt verduisteren omdat het niet het licht is van hem/haar die zich baadt in eigen licht. Leve de politieke oncorrectheid! Philippe Van Parijs gebruikt de woorden pensée unique. Ik tref la pensée unique vooral aan bij technocraten die de mening zijn toegedaan dat democratische controle hen alleen maar hindert bij hun zegenrijke beschavingswerk. Ik tref verontrustend veel pensée unique aan bij eurocraten en diplomaten. Bij politici van welhaast alle partijen die niet als extreem-links c.q. extreem-rechts bekend staan. Of ze zichzelf nu liberalen noemen of sociaal-democraten, ik zoek vergeefs naar de afwijking, de frisse tegenzin, het smeulende verzet. Maar sta me toe terug te keren naar de eurocraten. Het is nu al jaren geleden. Ik was een keer te gast op een diner bij een of andere ambassadeur, het doet er hier niet toe van welk land. Het was zeer kort na een Deens referendum over iets Europees en de Denen hadden massaal nee gestemd. Aan mijn tafel zaten louter eurocraten. Zij vroegen 38
Jaarboek 2011
me vol belangstelling naar mijn mening over het Deense nee. Ik gaf hun oprecht mijn mening, namelijk, dat het Deense nee me zeer verheugde omdat het de Europese Commissie eindelijk eens dwong tot nadenken. Eindelijk een tegenstem, zo luidden mijn woorden, geloof ik. Dat had ik dus niet mogen zeggen. Ik vloekte in de kerk. Nee, deze eurocraten wilden niet echt de mening van een buitenstaander horen. Die interesseerde hen geen moer. Ze wilden enkel en alleen een bevestiging horen van hun eigen, grote gelijk. Kijk, zoiets jaagt me nu de stuipen om het lijf. Na het nee van Frankrijk en Nederland tegen de monsterlijke Europese Grondwet kreeg je exact dezelfde reacties. Men had de Nederlanders en de Fransen dan wel een ja of een nee gevraagd, maar op de strikte voorwaarde dat de meerderheid ja zou zeggen. Dat is niet mijn opvatting over democratie. Dat is niet mijn opvatting over vrije mening. Het is de opvatting over vrije mening en democratie die hier vlakbij gangbaar is, op twintig minuten lopen van mijn schrijftafel, op het Schumanplein. Ik heb met stijgende verbijstering naar de tv zitten kijken, de Franse, de Nederlandse, die van andere landen. Plots waren de burgers van deze twee oude, eerbiedwaardige democratieën omgetoverd tot een bende analfabeten, Beotiërs, bosmensen, halve of hele fascisten. In het beste geval wisten die burgers niet waarvoor of waartegen ze moesten stemmen. En dat, terwijl in Frankrijk bv. iedere volwassen burger de volledige tekst van de grondwet gratis thuis bezorgd had gekregen. Je viens chercher ma constitution, ik hoor het nog zeggen, het kwam uit de mond van een jonge Franse vrouw, op bezoek bij haar ouders. Dat zou toch de natte droom van iedere democraat moeten zijn! Eurocraten echter zijn geen democraten tot het tegendeel bewezen is. Europese Commissarissen dragen niet toevallig dezelfde titel als de volkscommissarissen van de SovjetUnie. En noem me nu maar een populist. Dan ben ik een populist. Ik zal die titel met trots dragen. Het is trouwens nog veel erger met mij gesteld. Ik ben een linkse reactionair. Nu Europa met tomeloze hartstocht zichzelf in de afgrond stort, nu in de bakermat van de democratie, Griekenland, en in de bakermat 39
van de renaissance, Italië, de democratie werd afgeschaft, nu hoor ik nauwelijks stemmen die durven op te schreeuwen tegen de pensée unique die de wereldregering willoos overlaat aan twee of drie gangstersyndicaten, die zichzelf tooien met de dure naam beoordelaars, rechters dus, en ook aan een stel legbatterijen waar duizenden kippen zonder kop zinloos door elkaar rennen, ik bedoel de financiële markten.
Iets anders nu. Als Philippe Van Parijs het heeft over nutteloos kwetsen of onvermijdelijk mis begrepen worden, dan moet ik me klaar en duidelijk van hem verwijderen.
De tijd ligt nog niet zo lang achter ons dat een satirisch tv-programma op toen nog de BRT werd stopgezet omdat satire niet mocht kwetsen. Wie bepaalt wat kwetst? Wie bepaalt wat onnodig kwetsen is? Wie bepaalt de mate van onbegrip? Als je je daaraan overlevert, lever je je altijd over aan de meest onverdraagzame, aan de fanatiekste, aan de fundamentalist. Zij zijn het die zich overal en altijd gekwetst, beledigd, onbegrepen voelen. Zij zijn het ook die dat met luider stemme de wereld in schreeuwen. Hun tenen zijn kilometers lang. Hun lont is korter dan een millimeter. Gelukkig verdedigt Philippe Van Parijs de grondwettelijke bescherming van hem/haar die beledigt. Waar hij het heeft over het ondersteunen van beweringen en het rechtvaardigen van stellingen, verwart hij twee duidelijk onderscheiden vormen van vrije meningsuiting: de artistieke en de journalistieke. De journalist moet inderdaad beweringen staven, stellingen onderbouwen, aantijgingen bewijzen. De kunstenaar, of het nu een kleine satiricus is of een geniaal schrijver, de kunstenaar hoeft niets te onderbouwen of te staven. De kunstenaar moet goed werk leveren, op ieder niveau, punt uit. En dat goede werk heeft in de loop der eeuwen menigeen gekwetst, beledigd, tot razernij gedreven – vooral machthebbers hielden niet van een kritische noot en ze houden er nog steeds niet van. Ovidius verbannen. De middeleeuwse Perzische dichter Ferdowsi op de vlucht. Pablo Neruda verbannen. Brecht vogelvrij. García Lorca vermoord. 40
Jaarboek 2011
Thomas Mann in ballingschap. Heinrich Heine in ballingschap. Ken Saro-Wiwa vermoord. Toen ik nog voorzitter van PEN was, heb ik geprobeerd hedendaagse schrijvers, en dat waren volgens hun vijanden altijd weer etterbakken, dwarsliggers, dat waren in hun land de politiek niet correcten, dat waren zij die satire schreven met zwavelzuur, enz., enz., te verdedigen met de schamele middelen die een kleine PEN-afdeling als de onze heeft. Het vrije woord heeft dus nog altijd verdedigers nodig, elders in de wereld, maar ook hier.
Ik ben het dus grondig oneens met Philippe Van Parijs als hij ons aanzet tot hoffelijkheid, terughoudendheid, het sparen van gevoelens en ga zo maar door. Ieder van ons moet in eer en geweten beslissen hoever hij of zij daarin wil gaan of juist niet gaan. Ieder van ons moet beslissen wanneer het geweten moet spreken. Wanneer het vrije woord in gevaar is. Dat is veel belangrijker dan de oorverdovende jammerklacht van de zoveelste fanaticus.
Ergert het vrije woord? Het zij zo. Dat is minder het probleem van wie schrijft of spreekt dan van wie luistert of leest. Het woord is beter al te vrij dan onvrij.
41
Nieuws uit de PENschrijversflat
Jaarboek 2011
INLEIDING Sven Peeters Twee jaar geleden vroeg mijn voorgangster en ‘PEN-flatmoeder’ Ingrid Vander Veken of ik zin (en tijd!) had om de Antwerpse PEN-flat te beheren. Dat was me een eer; ik zei volmondig ja. Het was alsof de lokale chauvinist en de overtuigde multiculturalist in mij tekenden voor een huwelijk. Laat maar komen die verre, vreemde auteurs! De eerste gast, Reet Kudu uit Estland, gaf meteen al vuurwerk. Ze nam het op voor de gediscrimineerde Russische minderheid in haar land, een gevoelig thema. Tijdens een debat in De Groene Waterman verdraaide een journalist haar woorden en er ontstond een hevige polemiek in Kudu’s thuisland. “I have a dream…”, begon Kudu in het PEN-flatgastenboek. De IraaksKoerdische, in Nederland verblijvende dichter Baban vergeleek in zijn teksten de archiefkelders van het Letterenhuis met de schuilkelders in zijn land, waarna hij een ode bracht aan het ‘bolleke’ De Koninck. Er is immers een Irakees biertje met dezelfde naam! De Schotse jongeling James Wilson verliet de flat nauwelijks. Hij schrijft aan een boek over het falende Britse gevangeniswezen bij jonge, verslaafde delinquenten. Over het PEN-flatuitzicht op het Justitiepaleis schreef hij: Every day from the window I watched the nervous faces killing time outside, counting the remaining seconds with their loved ones. It brought back many memories of my own dealings with the police, the courts, the lawyers and was perfect for readdressing these emotions and channeling them into my work. 43
Sven Peeters is leraar NT2 en freelance schrijver met bijzondere interesse voor de literatuur en de Balkan. Hij is auteur van de Belgrado-gids Het Kafana-Tribunaal (Clio, 2006, samen met Jelica Novakovic) en bestuurslid van PEN Vlaanderen.
Zijn tekst eindigt met het gedicht ‘The Court Gangs’. (…) It could’ve been you, or me, or him / But today, it is them. / They are distant, foreign / From your long driveways, / Lazy Sundays and / Office-blushed weeks. // (…) // It doesn’t matter, to you / They’ll be in and out again, / Year on year, / The same endless lines of endless faces / And you’ll ride to the end of a large pension / With pure and hollow laughter. De Brit Paul Becker publiceert eerstdaags zijn bundel verhalen over Antwerpen, waarvoor hij zijn inspiratie ter plaatse kwam halen in april 2011. Zoals u weet, is de Antwerpenaar een uitbundige verhalenverteller. But was Stefan Zweig really trying to put forward Spilliaert as Lenin’s artistic advisor? (…) Aphra Behn was a spy here and Robert Louis Stevenson paddled a canoe from Antwerp docks to Boom. Zijn verhalen, aldus Becker, zijn heruitgevonden stadsgeschiedenis. Hij voelde zich in de Scheldestad als een vis in het water. Met Quintus Van der Merwe haalden we een Zuid-Afrikaanse diplomaat in huis, die in zijn vrije tijd misdaadthrillers schrijft, waarvan er eentje gesitueerd is in Antwerpen en Brussel. Dichter, Zweig-, Rilke-, Maeterlinck- en Verhaerenvertaler, frequent bezoeker van Sint-Amands en Oostende en Brits ex-Brusselaar Will Stone vindt België zo inspirerend dat hij vanaf maart 2012 op een Antwerpse flat komt passen. 2011 sloot af met het bezoek van de Est Olev Remsu die al fietsend de veeltalige ziel van de stad leerde kennen. ‘Het belangrijkste dat ons onderscheidt van onze buren en dat de Estse identiteit bepaalt, is onze taal’, zo luidde het uitgangspunt van deze wereldreiziger die zich afvraagt hoe het Vlaams en het Frans onze identiteit(-en) vormen en wat Esten en Antwerpenaars met elkaar verbindt. Olympische Spelen, bijvoorbeeld. Van de charmante Zuid-Belgische schrijfster Caroline Lamarche en de tijdelijk aan het geweld ontvluchte Mexicaanse dichter Victor Manuel Cardenas leest u elders in dit jaarboek teksten, net als van de gevluchte Congolese journalist Déo Namujimbo. 44
Jaarboek 2011
2012 wordt een kanteljaar. De flat bestaat nu tien jaar en een bezinning diende zich aan. Onze residentie heeft een decennium lang bijgedragen tot de uitwisseling van ideeën tussen ons land en diverse andere landen en culturen. Het stimuleren van internationale verstandhoudingen voert PEN Vlaanderen hoog in het vaandel. Maar nog meer wil PEN schrijvers ondersteunen die op gevaar van eigen leven de pen ter hand nemen. Daarom zocht PEN Vlaanderen contact met ICORN (International Cities of Refuge Network), een organisatie die wereldwijd een netwerk van vluchtsteden heeft opgebouwd die onderdak kunnen bieden aan schrijvers-in-nood. Antwerpen wil ook zo’n veilige haven zijn voor schrijvers die gevaar lopen. Zo hielden we ruim op voorhand de eerste vier maanden van 2012 vrij voor noodopvang. En zo gebeurt het dat vandaag de Azerbeidjaanse journalist Mirza Sakit, samen met zijn vijftienjarige zoon in de PEN-flat verblijft. Sakit zat drie jaar lang in de gevangenis wegens kritische artikels over het regime van Ilham Aliyev. Zijn satirische gedichten zijn verboden in Azerbeidjan. Zijn familie, vrienden en collega’s worden bedreigd, hun telefoongesprekken afgeluisterd. Hij vreest voor het leven van zijn zoon, die net daarom meegereisd is. Met het bieden van onderdak aan Mirza Sakit keert de PENflat terug naar ons basisbeginsel: auteurs die in de bres springen voor auteurs. Het zal helaas niet de laatste keer zijn in de komende tien jaar.
45
Verblijf in Antwerpen, gedichten Caroline Lamarche D’Herbouvillekaai
Caroline Lamarche uit Luik woonde in Spanje en Frankrijk alvorens ze neerstreek in de omgeving van Brussel. Ze publiceerde Le jour du chien (Minuit, prix Rossel 1996), door Rokus Hofstede vertaald als De dag van de hond (Van Oorschot), La nuit l’après-midi (Minuit 1998), vertaald in het Engels door Howard Curtis (Night in the afternoon, Grove Press), vier romans bij Gallimard, naast Carnets d’une soumise de province (Folio 2004), Karl et Lola (2007) en La Barbière (les Impressions Nouvelles 2008). In 2012 verschijnt haar volgende roman (over Mexico) bij Gallimard. In augustus 2011 verbleef ze in de PEN-schrijversflat.
D’Herbouvillekaai un nom aristocratique est la rue la plus mal pavée de tout le quartier des docks elle s’élance le long des quais où un bateau gigantesque nommé Chopin se laisse docilement décharger de troncs non moins immenses sans doute un bois tropical aucun arbre chez nous n’a un fût aussi majestueux même amputés du bas et du haut une grue titanesque suffit à peine à les hisser je vois ces troncs flotter dans l’air comme les éléphants autrefois que l’on ramenait des colonies pour le zoo d’Anvers, du moins il me semble que j’ai vu flotter sur une vieille photo quelque part un éléphant à moins qu’il ne s’agisse du rhinocéros de David dessiné à la plume sur une page de son carnet de voyage conservé à la Letterenhuis – David dessine aussi bien qu’il écrit, je suis un peu jalouse – je ne suis pas sûre, donc, du rhinocéros mais dans ma tête il flotte en l’air comme les troncs venus d’Asie ou d’Afrique la forêt disparaît et la faune sauvage pour le confort imbécile de l’homme occidental mais les mots et les dessins à la plume 46
Jaarboek 2011
D’Herbouvillekaai D’Herbouvillekaai een aristocratische naam voor de slechtst geplaveide straat van de hele dokkenwijk hij loopt langs de kaaien waar een reuzentanker met de naam Chopin gedwee even reusachtige stammen laat lossen waarschijnlijk tropisch hout geen enkele boomschacht hier is zo majestueus zelfs met hun beknotte onder- en bovenkant kan de gigantische kraan ze amper hijsen ik zie die stammen zweven in de lucht zoals de olifanten vroeger die uit de kolonie kwamen voor de Antwerpse zoo, althans zo herinner ik me op een oude foto ooit een olifant te hebben zien zweven tenzij het de neushoorn was van David die hij met de pen tekende in zijn reisboek dat bewaard wordt in het Letterenhuis – David tekent even goed als hij schrijft, ik ben wat jaloers – van die neushoorn ben ik niet zeker dus maar in mijn herinnering zweeft hij in de lucht zoals de stammen uit Azië of Afrika het oerwoud en de wilde fauna verdwijnen voor het domme comfort van de westerse mens maar de woorden en pentekeningen 47
n’appauvrissent personne au contraire ils se multiplient dans ces contrées de l’esprit où les écrivains échangent leurs idées exotiques sans autre bénéfice que de prolonger à l’infini la course de leur navire aux cales comme des schatkamers (un mot appris en déchiffrant les explications à la Letterenhuis avec mon dictionnaire de poche) bourrées de mots précieux.
Antiek C’est une petite boîte en verre cerclée de plomb dans la pâte des éclats verts et roses, comment fait-on pour être aussi lisse dehors rugueux dedans et certainement fragile encore Un vieux et une vieille lisent le journal assis devant une très vieille porte qui baille sur leur caverne aux trésors je dis « goedendag » alors on me répond « bonjour » avec un brin d’humour voilà ce que mon accent fait à ces gens « Ik wou graag » ou plutôt « je voudrais » dis-je « cette boîte, là-haut » la vie se fige le temps pour le vieil homme d’aller de son pas lent et altier mettre la main sur mon butin 48
Jaarboek 2011
verarmen niemand integendeel ze vermenigvuldigen zich in de gebieden van de geest waar schrijvers hun exotische ideeën uitwisselen zonder enige andere winst dan het eeuwige verlengen van de koers van hun schip met zijn ruimen als “schatkamers” (een woord dat ik leerde toen ik in het Letterenhuis de uitleg met mijn zakwoordenboek ontcijferde) volgepropt met kostbare woorden.
Antiek Het kistje is van glas en in lood gevat het glanst groen en roze, hoe doet men dat vanbuiten zo glad vanbinnen zo gegroefd en ongetwijfeld toch zo breekbaar als wat Een oud echtpaar leest de krant voor hun oude pand de deur op een kier naar hun schattenland ik zeg ‘goedendag’ en met een glimlach antwoorden zij ‘bonjour’ kennelijk is men hier gewend aan een Frans accent ‘Ik wou graag’ of toch maar ‘je voudrais ‘cette boîte, là-haut’ het leven stolt even de tijd voor de oude man om met trage pas en trots mijn buit uit handen te geven 49
Butin des yeux butin du cœur ce que je vois aime et prends pour quelques pièces de cet argent qui sert à écouter les gens « Il faut apprendre à se connaître » dit le vieil homme dans son français anversois et de paraître content et sa bonne vieille aussi d’avoir ôté de leur vitrine parmi d’autres objets décatis cette petite boîte d’opaline qui dès demain luira au fond de ma maison.
Vrijdagmarkt A la terrasse du café « In de roscam » sur le Vrijdagmarkt Dave Sinardet je vois souvent sa photo et je lis ses analyses politiques dans les journaux on dirait un étudiant élégant avec son teint juvénile son air sérieux et ses lunettes de beau-fils idéal « ne pas déranger » je reconnais ce message implicite posé sur le visage des penseurs qui travaillent dans les cafés tranquilles je n’irai pas le saluer par respect pour la page sous sa main mais je me sens honorée 50
Jaarboek 2011
Buit van mijn ogen en hart wat ik zie, graag zie en koop voor een paar munten zijn aanknopingspunten ‘We moeten elkaar leren kennen’ zegt de oude man in zijn Frans met Antwerpse tongval en hij en zijn vrouw zullen tevreden zijn met mijn keus uit hun versleten spullen het melkglazen kistje dat morgen blinken zal in mijn huis.
Vrijdagmarkt Op het terras van café In de roscam op de Vrijdagmarkt Dave Sinardet vaak zie ik zijn foto en lees ik zijn politieke analyses in de kranten hij lijkt een elegante student met zijn jeugdig gelaat zijn ernstige voorkomen en zijn brilletje van ideale schoonzoon “niet storen” ik herken de onuitgesproken boodschap op het gezicht van denkers die werken in rustige cafés ik ga hem niet begroeten uit respect voor het blad onder zijn hand maar ik voel me vereerd 51
d’avoir bu un thé en sa compagnie (si je puis dire) à la terrasse d’« In de roscam » là où il y a deux jours je regardais en buvant un autre thé le peuple d’Anvers faire cercle autour de vendeurs aux enchères à la carrure de dockers à la voix éraillée et sauvage cinquante ours en peluche, dix nains de jardin, une armoire (années 50), trois sèche-cheveux, un plâtre d’Académie (tête de jeune paysanne), un « tableau impressionniste » (représentant une ferme flamande), un vélo (sans selle), un autre vélo (sans phare), un vase de porcelaine tricolore, une peau de mouton, quinze bustes de mannequins en polyester, un bateau dans une bouteille, un oiseau taillé dans la défense d’un éléphant, une parure de faux diamants, trois lustres (dits) de Venise, une chaise « de style », et ce stock de dix-huit cartons contenant des masques relaxant pour les yeux… les jeunes penseurs vous rendent espoir autant que la foule éternelle plongée dans les plaisirs de l’enchère il y a quelque chose d’un jeu paisible dans le fait de s’emparer des vieux mots de la politique ou des vieux objets du quotidien et de les remettre au goût du jour comme si les choses et les mots choisis avec soin et cœur vous revitalisaient aussi sûrement qu’un masque relaxant pour les yeux ou qu’un thé bu au Vrijdagmarkt un beau dimanche.
52
Jaarboek 2011
thee te drinken in zijn gezelschap (als ik dat mag zeggen) op het terras van In de roscam op de plek waar ik twee dagen geleden ook thee dronk en keek naar de Antwerpenaren rond de veilingverkopers met hun dokwerkerschouders hun hese en rauwe stem vijftig teddyberen, tien tuinkabouters, een kast (jaren vijftig), drie haardrogers, een gipsbeeld van de Academie (hoofd van een jonge boerin), een ‘impressionistisch schilderij’ (waarop een Vlaamse hoeve), een fiets (zonder zadel), een andere fiets (zonder licht), een driekleurige porseleinen vaas, een schapenvel, vijftien mannequinbustes in polyester, een schip in een fles, een vogel uitgesneden in een olifantenslagtand, een sieraad met valse diamanten, drie zogenaamde Venetiaanse luchters, een stijlmeubel, en die stock van achttien dozen relaxerende oogmaskers... de jonge denkers geven je hoop net als de eeuwige massa die zich verlustigt in de verkoop per opbod het heeft iets van een vreedzaam spel je meester maken van oude woorden uit de politiek of oude voorwerpen uit het dagelijkse leven en ze aan te passen aan de smaak van nu alsof dingen en woorden die je met zorg en met je hart kiest je even zeker voeden als een relaxatiemasker voor de ogen of een thee die je op de Vrijdagmarkt drinkt op een mooie zondag.
53
Torenbeklimming L’été est propice aux attractions touristiques il en est cependant qui font appel à des talents que je n’ai pas « Beklim de toren van de Kathedraal. Voor mensen met een goede fysieke conditie en geen hoogtevrees ». ma condition physique est excellente mais je souffre de vertige aggravé par le vent qui souffle ici sur les bords de l’Escaut la digue même est vertigineuse si je m’assieds et laisse tomber mes jambes vers l’eau je m’allonge donc et ferme les yeux mes pieds seuls ont le vertige tout le reste fait la sieste et je pense alors à l’ami à qui j’ai envoyé l’annonce concernant l’escalade de la tour en message sms juste avant ma sieste je pense à son corps compact et à la manière dont je le serre quand nous faisons de la moto ensemble et qu’il me dit pour la centième fois peut-être qu’il voudrait m’apprendre à escalader les falaises que nous longeons au bord de la Sambre ou de la Meuse je ris et je dis non et je le serre plus fort voilà longtemps qu’on se connaît et pourtant quand je me relève de ma sieste venteuse que mes pieds retrouvés me racontent leur vertige - les embruns projetés par les péniches, les vagues, les mouettes luttant sur place contre le vent puis se laissant dériver à grande vitesse je les entend très nettement me dire « l’amour est comme le vent on ne peut lutter contre lui, méfiance, le vertige est de bon conseil, crois-nous »
54
Jaarboek 2011
Torenbeklimming De zomer is de tijd voor toeristische attracties maar sommige daarvan appelleren aan talenten die ik niet heb “Beklim de toren van de kathedraal. Voor mensen met een goede fysieke conditie en geen hoogtevrees.” mijn fysieke conditie is uitstekend maar ik heb hoogtevrees, nog aangewakkerd door de wind die hier aan de Schelde waait zelfs de dijk maakt me duizelig als ik ga zitten en mijn voeten laat bengelen naar het water ik ga dus liggen en doe mijn ogen dicht alleen mijn voeten duizelen nu nog al de rest houdt een siësta en ik denk aan de vriend aan wie ik daarnet een sms stuurde over mijn torenbeklimming ik denk aan zijn stevige lichaam en hoe ik hem vasthoud als we samen op de motor zitten en hij me misschien voor de honderdste keer zegt dat hij me wil leren de rotsen beklimmen waar we langs rijden aan de oevers van de Samber of de Maas ik lach en zeg nee en klem me nog meer vast hoe lang kennen we elkaar al en toch wanneer ik weer opsta uit mijn winderige siësta en mijn hervonden voeten vertellen over hun duizeling – het stuifwater van de boten, de golven, de meeuwen kampend tegen de wind en daarna met hoge snelheid zich eraan overleverend– hoor ik ze duidelijk zeggen “de liefde is als de wind je kunt er niet tegen vechten, opgelet, de duizeling is een goede raadgever, geloof ons”
55
à cet instant, ding-ding, un sms arrive je sors le téléphone de ma poche et je lis « Ik zou graag deze kathedraaltoren met jou gaan beklimmen » il existe des gens bilingues en Wallonie, je m’en aperçois maintenant même l’ami de longue date a des talents cachées le vertige est de bon conseil, j’aurai donc le vertige s’il vient me voir à Anvers sur sa belle moto.
Des abeilles, les dernières pour Christian Van Haesendonck
Le café qu’à la fenêtre nous buvons est fort ou faible, [toujours noir cependant. Là-bas une cage blanche est posée sur un toit, chaque matin [nous nous demandons ce qu’elle abritera et quand. Plus bas un mur presque détruit où flottent les restes [d’une affiche dont on a perdu le dessin et le sens. Et un jardin noyé dans ce vieux quartier [que l’on veut rendre neuf. On y distingue un poirier et un néflier, leurs branches [ploient chaque jour davantage. Mais les poires ne sont pas les nèfles et entre les deux arbres [s’ouvre un puits. Il y a des abeilles, les dernières, et le pot de miel [clair sur la table. Et le café est noir, aussi noir que la cage est blanche. Il t’arrive de voir une hirondelle là où je vois une chauve-souris. Adolescent tu as recopié des poèmes dans un cahier, moi aussi. Mais ta langue n’est pas ma langue et entre langue et langue [s’ouvre un puits.
56
Jaarboek 2011
op dat ogenblik, tingeling, een sms ik haal mijn mobieltje uit mijn zak en lees “Ik zou graag deze kathedraaltoren met jou gaan beklimmen” er zijn tweetalige mensen in Wallonië, besef ik nu zelfs die jarenlange vriend heeft verborgen talenten de duizeling is een goede raadgever, ik zal dus duizelen als hij me in Antwerpen bezoekt op zijn schitterende motor.
De laatste bijen voor Christian Van Haesendonck
De koffie die we drinken bij het raam is sterk of slap, [maar toch altijd zwart. Daar, op een dak, staat een witte kooi, elke ochtend vragen we [ons af wat hij zal beschutten en wanneer. Op de haast afgebroken muur eronder sporen van een affiche [met geen tekening of betekenis meer. En ergens zien we een verloren stukje tuin in deze oude buurt [die men weer nieuw wil maken. De takken van de perelaar en mispelaar buigen elke dag [wat meer door. Maar peren zijn geen mispels en tussen de twee bomen [gaapt een gat. Er zijn bijen, de laatste, en op de tafel staat de pot met heldere [honing. En de koffie is zwart, zo zwart als de kooi wit is. Soms zie jij een zwaluw waar ik een vleermuis zie. Als tiener schreef je gedichten over in een schrift, ik ook. Maar jouw taal is de mijne niet en tussen taal en taal gaapt een gat.
Vertaling: Hilde Keteleer
57
De val van de grote boom Déo Namujimbo
Déo Namujimbo is een Congolese auteur die asiel verkreeg in Frankrijk. Tussen 2005-2008 werden in Oost-Congo alleen al 7 journalisten vermoord, onder wie ook de broer van Déo. PEN-Vlaanderen verschafte hem, als gevluchte auteur en als ons erelid, in november een maand onderdak in de PEN-schrijversflat.
Niemand had er ooit aan getwijfeld hebben dat hij de verkiezingen zou winnen, hij wel het allerminst. De hele stad zwoer allen nog bij hem, overtuigd dat hij de enige van de zestien kandidaten in het strijdperk was die het land kon leiden, de enige echte intellectueel die voldoende diploma’s vergaard had aan de beste universiteiten ter wereld. M. was ook de enige van de pretendenten voor het presidentsambt die een uitvoerbaar maatschappelijk project had. Zijn verkiezingscampagne had indruk gemaakt op de massa, het hele volk had er zich in kunnen vinden. Iedereen was ervan overtuigd dat hij, zodra hij aan de macht zou komen, zijn landgenoten het leed zou doen vergeten dat ze gedurende veertig jaar wrede en ongenadige dictatuur hadden moeten verduren. En aan de vijftien eraan voorafgaande jaren van massaslachtingen, rooftochten en onveiligheid, een gevolg van opstanden met bedrieglijke benamingen zoals ‘bevrijdingsoorlog’ of ‘hersteloorlog’. Jammer genoeg waren die belachelijke namen een hachelijke realiteit geweest waaronder het volk leed. Hij was professor in de filosofie, doctor in de rechten, doctor in de sociologie, te veel om op te noemen, en dus hoefde meneer M. niet eens campagne te voeren. Hij was zeker van de overwinning, ze lag voor het oprapen. De andere kandidaten konden zoals gebruikelijk sjoemelen wat ze wilden, het zou niets aan de zaak veranderen. De verkiezingen waren ‘vrij, democratisch en transparant’ in de bewoordingen van de onafhankelijke kiescommissie. Alles welbeschouwd kon alleen de kiezer weten voor wie hij had gestemd, heel alleen in het stemhokje. Natuurlijk was de gelegenheid te mooi om niet te profiteren van de vrijgevigheid 58
Jaarboek 2011
van de andere kandidaten. Meneer M. zelf raadde zijn landgenoten aan alles aan te pakken wat die ‘roofdieren’ aanboden opdat men voor hen zou stemmen, wat in feite maar een heel klein deel was van wat ze hun gedurende jaren hadden afgepakt. Ze deden toch alleen een beroep op hun ‘burgers’ in verkiezingstijden. De rest van de tijd konden die burgers rotten in hun dagelijkse ellende, hun kinderen niet eens behoorlijk voeden en nog minder hen naar goede scholen sturen. Er waren niet eens scholen meer. Degene die de kolonisatoren hadden achtergelaten, waren in puin gevallen, er waren grote bomen gegroeid in het midden van de mooie wegen waarover vroeger de steden bevoorraad werden met allerhande voedingsmiddelen. De ziekenhuizen waren sterfhuizen geworden waar onbetaalde dokters hun dagen doorbrachten met kaarten onder de bomen omdat ze bang waren dat de plafonds zouden instorten van de bouwvallen die ooit de beste ziekenhuizen van de streek waren. Zelfs de onderwijzers hadden een beter leven gezocht in de mijncités, de magistraten verkochten akten en andere documenten gewoonweg op straat om hun kinderen te eten te geven. De politieagenten en militairen waren gedwongen, vaak tegen hun zin, hun aftandse wapens te gebruiken om zichzelf te bedienen in de huizen van hun medeburgers en de velden te oogsten die ze zelf niet hadden gezaaid. En overal, zover het oog reikte, mensen die broodmager waren, zo mager dat het wel leek alsof het hele land in hongerstaking was. Wie meer dan tweeëntwintig kilo woog werd gerekend tot de zwaarlijvigen. ‘Goede wijn behoeft geen krans’ Dat was de enige verkiezingsslogan van meneer M. Gelijk had hij! Iedereen wist het maar al te goed: behalve zijn diploma’s en zijn indrukwekkende internationale agenda had hij nog een pluspunt: hij was de enige van alle kandidaten die nooit in een schandaal verwikkeld was geweest. De enige die geen bloed aan zijn handen had. Schone handen, die nooit in de staatskas hadden gezeten, nooit een cheque in een Zwitserse bank hadden getekend. Eeltige handen door jarenlang de aarde van zijn groentetuintje te bewerken om met de opbrengst van die groenten op de markt zijn magere en onregelmatige loon van universiteitsprof aan te vullen. En toch werd meneer M., tegen alle verwachting in, nooit verkozen voor die begeerde functie. Natuurlijk riep iedereen dat er fraude was gepleegd, dat het resultaat van de verkiezingen was 59
vervalst. Maar de kiescommissie was formeel, ze nodigde al wie dat wilde uit om zelf op onafhankelijke wijze de telling over te doen, tien keer, twintig keer als het nodig was. Het was niet nodig. De Carter Foundation, de missie van de Verenigde Naties, het College van ambassadeurs, de lokale en internationale organisaties, de nationale en buitenlandse pers, iedereen was het voor één keer eens: meneer M. had de verkiezingen verloren. Hij had het uitsluitend aan zichzelf te danken. De zeldzame keren dat hij erover wilde praten, huilde hij en sloeg hij zijn hoofd tegen de muur. Hij had zich laten vangen als een klein kind. En toch kende hij zijn zwakke plek: hij had kunnen vermijden wat hem was overkomen. En zeggen dat hij vandaag het staatshoofd had kunnen zijn van een der rijkste landen ter wereld. Maar zeg nu zelf: wie zou er stemmen voor een geesteszieke, een man die in zijn blootje door de stad crosste, op zijn motor, met alleen een hoed en een paar motorhandschoenen aan? Niet eens een onderbroek, niet eens een hemdje, niets, poedelnaakt, in zijn adamskostuum. Om maar te zeggen: twee dagen voor de verkiezingen was meneer M., de gedoodverfde winnaar, de man voor wie 96% van de bevolking had gezworen te stemmen, zo gek als een achterdeur geworden. Van de ene op de andere dag was zijn plaats niet meer in het presidentieel paleis maar in het gekkenhuis. Zijn dromen voor de heropbouw van het land zouden voortaan plaatsmaken voor de voortdurende zorg om zich op straat zo klein en onherkenbaar mogelijk te maken. Hij durfde niet eens meer in de buurt komen van de universiteit, zijn universiteit waar meer dan twintig jaar lang elk van zijn wandelingen een triomftocht was geweest. Zijn geliefde instelling waar elk van zijn hoorcolleges als een evangelie werd gevolgd door studenten die bereid waren iedereen in stukken te hakken die het waagde te twijfelen aan de gedurfde gevolgtrekkingen van de geleerde man. Maar wat er was dan gebeurd? Velen stellen zich nog altijd de vraag. Iedereen geeft zijn versie van de feiten. Voor sommigen had meneer M. een glas teveel op. Wat vergeeflijk is voor een zo druk bezet man, die net als andere stervelingen er af en toe behoefte aan had op adem te komen. En zeker met die tropische hitte. Een versie die door andere, meer pragmatische mensen meteen van tafel geveegd werd met het argument dat als meneer M. dronken was geweest, hij niet meerdere malen de stad rond had kunnen rijden op een moto met de brio die hem eigen was zonder op zijn 60
Jaarboek 2011
gezicht te gaan of onder een vrachtwagen te eindigen. Voor anderen had meneer M. met dit gebaar willen laten zien dat hij geen fanaticus was en dat iedereen, zelfs nudisten, het recht hadden om zich te uiten in het land dat hij wilde heropbouwen, met de hulp van elk van zijn zestig miljoen inwoners. Maar ook die stelling hield niet lang stand. Zijn hele leven lang en in al zijn cursussen had meneer M. gehamerd op het feit dat nudisten, homoseksuelen en prostituées geen plaats hadden in de maatschappij van zijn land en dat ze op de brandstapel van de schaamte hoorden, net als verkrachters en andere verderfelijke tovenaars en heksen. Met die dingen werd niet gelachen. En zeker niet in Afrika! Gedurende jaren werd de zaak uitvoerig besproken en werd de catastrofale afloop van de verkiezingen voor meneer M. langs alle kanten bekeken, maar het antwoord kwam pas vele jaren later. En wel uit de mond van de voornaamste belanghebbende, de ongelukkige ex-kandidaat. Eerst verdween hij uit het gezicht na zijn ontslag op de universiteit. En dan, op een mooie dag, terwijl de jongeren zijn gezicht en ernstige en autoritaire stem al bijna vergeten hadden, was hij opnieuw opgedoken en had hij zijn colleges hernomen. Nog steeds even bedachtzaam en beminnelijk als voorheen. De zeldzame keren dat hij pisnijdig werd was wanneer iemand hem herinnerde aan zijn gedrag bij de verloren verkiezingen, waarvan nog altijd niemand de reden kende. Het is waar dat niemand, niet eens zijn studenten die hem haast als God de Vader aanbaden, voor hem had gestemd. Maar de diepere reden, de duivel die in hem was gevaren om een zo schandalige daad te stellen net op het ogenblik waarop hij zich integendeel moest laten zien als de meest wijze van allen, niemand was er ooit in geslaagd die te begrijpen. Een paar maanden na zijn terugkeer kwam als een donderslag het verbijsterende bericht van zijn scheiding. Zijn pekelzonde was opnieuw naar boven gekomen. Na meer dan dertig jaar huwelijk zonder een wolkje, zo dacht men, had mevrouw M. meer dan genoeg gehad van de escapades van haar echtgenoot en had ze beslist om terug te keren naar het dorp van haar ouders. De emmer was overgelopen. En die keer had ze een formeel bewijs voor de ontrouw van haar man. Voor het eerst hoefde hij er niet eens aan te beginnen te ontkennen of zich voor te doen als het slachtoffer van een complot of van geroddel. Het bewijs was er, tastbaar, onloochenbaar. Meneer M. was thuisgekomen om tien uur ’s avonds, zijn vrouw lag al in bed, en toen hij 61
zich uitkleedde om naast haar te gaan liggen, had hij ongewild de ontrouw onthuld die hij al vele jaren met alle mogelijke middelen had proberen te camoufleren. Want dat zwart kanten slipje op de plaats van zijn geslacht was nou niet bepaald het attribuut van een zo eerzame man als deze grote universiteitsprof... En zijn vrouw kende alle onderbroeken van haar echtvriend, want zij was het die ze kocht en waste. Voor het eerst kon meneer M. zich niet verdedigen en geen enkele uitvlucht bedenken om te ontsnappen uit de klauwen van zijn vrouw, de moeder van zijn acht kinderen waarvan de twee oudsten overigens zijn eigen studenten waren. Hij had moeten bekennen dat hij toen hij zijn minnares verliet in de duisternis ten gevolge van een van de voortdurende stroomonderbrekingen die grote delen van het land teisterden, per vergissing de slip van zijn handlanger in de zonde had aangetrokken. De kruik gaat zolang te water tot ze breekt, luidt het spreekwoord. Hijzelf mocht er graag op variëren: ‘De hoer gaat zo lang haar gang tot ze trouwt’. De dag na het vertrek van mevrouw M. werden de studenten ongerust toen ze hun beminde prof niet zagen opdagen. En nog wel op de dag dat ze hun examen sociale filosofie bij hem moesten afleggen. Ze snelden naar zijn huis om te kijken wat er aan de hand was. De geleerde professor lag uitgestrekt op zijn bank, kaarsrecht, met een groot keukenmes recht in zijn hart. In een lange brief van verschillende pagina’s, ondertekend door hemzelf, werd het hele mysterie van de mislukte verkiezingen enkele jaren voordien uit de doeken gedaan. Een legerkolonel, die bekend was voor zijn wreedheid, had hem betrapt met diens vrouw, op een ogenblik dat zij ervan overtuigd was dat hij in een verre stad op missie was. De twee tortelduifjes wisten niet dat zijn vliegtuig met pech aan de grond was gebleven en dat de reis met twee dagen was uitgesteld. De militair was dus terug naar huis gegaan en had zijn wederhelft in de armen van de docent gevonden. Op dat ogenblik herinnerde hij zich dat meneer M. de enige concurrent was van zijn neef, de president van de republiek, die voor de achtste keer het hoogste ambt ambieerde. In één oogwenk had de kolonel het voordeel begrepen dat hij uit de situatie kon halen voor zijn machtige overste, aan wie hij alles te danken had. Hij trok zijn revolver en dwong de prof zich helemaal uit te kleden. Daarna gelastte hij hem op zijn moto te stappen, en hijzelf klom achter het stuur van zijn officiersjeep, het pistool nog altijd in de 62
Jaarboek 2011
hand, en liet hij hem in die potsierlijke uitdossing rond de stad rijden, in het bijzonder ook bij de universiteitscampus, het hoofdkwartier van zijn verkiezingscampagne en andere plaatsen waar ze het meeste kans hadden potentiële kiezers te ontmoeten. Eindelijk begreep men dus de reden voor het bizarre gedrag van meneer M. Maar men herinnerde zich ook dat inderdaad die dag iedereen het vreemd had gevonden dat de prof, die een principiële afkeer van militairen had, en in het algemeen van al wat een uniform aanhad, zich liet escorteren door een militair voertuig. Nog onbegrijpelijker, nu men eraan terugdacht, was dat de chauffeur van het voertuig hem bevelen toeschreeuwde in verband met de richting die hij nam en dat er een machinepistool stond op het dashboard van de jeep. Je sterft door wat je zondigt, zegt het evangelie. Dat neemt niet weg dat dit trieste verhaal veel inwoners van het land deed denken aan een ander avontuur dat vele jaren eerder een van de machtigste mannen ter wereld was overkomen. Maar waarom daar nog over praten, die zaak had zich immers voorgedaan in een luxueuze hotelkamer, duizenden kilometer van hen vandaan, en betrof slechts een onbetekenend zwart kamermeisje, of een jonge, onbekende beginnende journaliste…
63
Brief uit België COLIMA-MEXICO-MADRIDBRUSSEL-ANTWERPEN Víctor Manuel Cárdenas
Victor Manuel Cárdenas werd in 1952 in Colima geboren. Hij debuteerde als dichter met “Después del Blues” in 1983. Sindsdien werd zijn werk opgenomen in diverse anthologieën, en verschenen ook eigen titels en verzamelbundels. Hij leidde literaire tijdschriften en uitgaven en schrijft columns voor kranten. In oktober verbleef hij in de PEN-schrijversflat.
Als gast van PEN Vlaanderen in deze fraaie stad midden in Noord-Europa, waar ik in oktober voor een kunstzinnig verblijf ben, werd ik gisteren – 1 oktober – opgevangen en geïnstalleerd in de ‘schrijversflat’. Zo staat te lezen op een bordje op het adres ‘Singel Nr 3’ tegenover het gloednieuwe Justitiepaleis drie huizenblokken voor het begin van het historische stadscentrum. Nog moe van ruim twintig uren toeven in luchthavens, vliegen en ongemakkelijk zitten, en zonder te mogen toegeven aan mijn armzalige en ongezonde gewoonte om te roken, arriveerde ik in de haven van Antwerpen waarvan de naam zoiets betekent als ‘waar het water meandert’, wat verwijst naar een bocht van de waterrijke Schelde waar ooit de oude haven gevestigd werd, die in de loop van achttien eeuwen perioden van grote roem en diepe val gekend heeft en nu de op één na belangrijkste haven van Europa is, culturele hoofdstad van 1993 en een van de mooiste steden ter wereld. ‘Waar het water meandert’ deed me denken aan de betekenis die mijn goede vriend Ernesto Terríquez aan de naam Colima hecht. De eigenschappen van Antwerpen herinneren me eraan dat het belang en de kwaliteit van een stad niet alleen te maken hebben met haar inwonersaantal en haar productiviteit, want deze parel van economische welvaart op wereldschaal kun je te voet verkennen: de stad telt minder dan vijfhonderdduizend inwoners.
Vertaling: Stefaan van den Bremt
Een van de dingen die tijdens mijn reistraject het meest mijn aandacht trokken, was het gevoel van 64
Jaarboek 2011
veiligheid dat ik gaandeweg verwierf. De sociale spanning die in Mexico dagelijks tot uiting komt via persberichten en een overdreven bewaking van luchthavens, werd ergens boven de Atlantische Oceaan door ik-weet-niet-meer wie afgeworpen. Een paar stewardessen en stewards en een handvol Polen, Fransen en Spanjaarden gaven de vlucht een ontspannen en bijna feestelijke noot. ‘Oef! We zijn levend uit Mexico weggeraakt!’ zei een dame tegen een andere niet ver van waar ik zat, en ondanks de pret en jool die losbraken, bekroop me een gevoel van schaamte. En jawel, we landden in Madrid, zonder al te veel plichtplegingen werd ik (die zo’n stoethaspel ben) er op een hartelijke wijze wegwijs gemaakt, ik kon er naar beneden en boven zonder enige controle… En toen ik in de luchthaven dreigde te verdwalen, zette een veiligheidsagent me zonder heisa of vragen om mijn papieren weer op de goede weg. Wat overkomt ons land? Waarom is het er zo’n janboel? De Mexicaanse maatschappij is kapot, draait vierkant; fenomenen als de rijkste man ter wereld te midden van een toenemende ellende en een corrupte politieke klasse die slechts waakt over haar eigen belangen zijn een ware ramp. Voegen we daarbij het verdwijnen van de seculiere staat en de machtsgreep van een katholieke hiërarchie die steeds meer invloed krijgt op zaken van algemeen belang, dan wordt de realiteit nog erger en verwordt tot wat ze al is: voedingsbodem voor de inmenging van decadente krachten uit de VS, die geweld waar zij garen bij spinnen aanwakkeren. Bij dit deprimerende panorama verlaat ik mijn land na de fel betwiste uitspraak door het Opperste Gerechtshof over de ‘grondwettelijkheid’ van schandelijke wetten in de deelstaten BenedenCalifornië en San Luis Potosí [die voor abortus gevangenisstraffen tot 30 jaar mogelijk maken], waardoor er in feite twee Mexico’s ontstaan: dat van de vrijheden en mensenrechten zoals die worden toegepast in het Federale District [Mexico-Stad] en dat van de sacristieën die in de deelstaten heersen tot in de intieme sfeer toe van het lichaam van de vrouw. Ach, in wat voor land leven we! Ik schaam me het in België te moeten hebben over deze actualiteit die de grootheid van onze kunsten, onze geschiedenis en onze culturen overschaduwt. 65
Persoonlijk verslag van een WIPCcongresganger in Brussel Karel Sergen
Jaarboek 2011
Our Freedom to connect Paasmaandag. Verbijsterd kijk ik naar een Syrische jongeman, vierentwintig schat ik hem, in bloot bovenlijf. Rondom hem knallen de tanks van Assad. Iedereen ligt kruipend op de grond, gewond, of het vege lijf reddend. Hij staat als een standbeeld, met zijn T-shirt losjes in zijn rechterhand. Misschien is hij gedrogeerd, maar misschien is hij de lafheid van de regering zo kotsbeu dat hij zegt: ‘Hierzie, schiet mij maar neer, ik wil een waardige dood sterven.’ De Arabische Revolutie noemt Nazira Réjiba, die jaren met PEN-Tunesië vocht, met recht ‘de Waardigheidsrevolutie’.
Syrië Deze heldhaftige jongen doet mij terugdenken aan Faraj Bayrakdar, de Syrische schrijver en journalist met wie ik eind maart enkele dagen in Brussel optrek tijdens het vierdaags WIPCcongres aldaar. Faraj is nu definitief staatsburger van Zweden, hij werd dankzij internationale druk en grote inzet van PEN-medewerkers (o.m. uit Duitsland) vanaf 2000 in het buitenland opgevangen. Faraj moest veertien jaar in de gevangenis blijven. Waarom? Hij gaf een literair tijdschrift uit, en hij militeerde voor de Communistische Partij van de Actie. Dat is alles. Samen met Ghias, een andere Syrische schrijver die momenteel op het PEN-hoofdkantoor in Londen werkt, worden ze op zondag voor het VRT-middagjournaal geïnterviewd. ‘We kunnen geen reacties krijgen in Syrië zelf,’ verklaart de presentatrice op tv ‘maar we vonden twee Syrische ballingen bereid om over de ontwikkelingen in het land te praten.’ Net toen het congres begon, begonnen ook de Syrische opstanden. Er waren al 150 doden gevallen! Bart Van Loo, communicatieverantwoordelijke van PEN Vlaanderen, heeft zowat de hele Vlaamse pers voor dit toch bijzondere WIPC-congres in 67
Karel Sergen (ps. van Segers) publiceerde negen dichtbundels. Daarnaast engageerde hij zich in projecten rond creatief schrijven met jongeren, gevangenen en kansarmen. Hij is leraar Nederlands aan de Sint-Lukaskunsthumaniora in Schaarbeek. Hij is bestuurslid van PEN Vlaanderen.
Brussel opgetrommeld (er zijn tientallen schrijvers die zich in benarde posities (hadden) bevonden). De VRT is zo verstandig iemand te sturen voor de hete actualiteit. Faraj, 60 jaar ondertussen, een dichter met een serene, zachte uitstraling, verklaart dat hij zich nu eindelijk ‘vrij’ voelt. Hij glundert als een kind nu hij eindelijk zijn droom ziet uitkomen. ‘Dit had al 30 jaar vroeger kunnen gebeuren. Maar mijn volk weet zich gesterkt door wat in andere Arabische landen is ontketend. De noodtoestand is al bijna 50 jaar van kracht: elke politieke activiteit die tégen de huidige familie-dictatuur gericht kan zijn, wordt zonder enige vorm van proces met gevangenisstraf bezegeld. Vanaf hun aantreden richtten ze de ‘noodtoestand’ in… Toch geloof ik in het succes van het verzet. Er is een enorme haard van frustratie gegroeid.’ ‘Ja,’ bevestigt Ghias, ‘ik las een oppositiekrantje op straat en zelfs mijn vriend die niet aan het lezen was, werd mee opgepakt en verbleef maanden in de gevangenis. Er zijn wel zeven diensten ‘geheime politie’ in Syrië.’ ‘Saoedi-Arabië is het grootste probleem,’ sneert Ghias verder, ‘daar heerst nog een grondwet van de zevende eeuw, vrouwen mogen er niet met de auto rijden omdat hun menstruatiecyclus het verkeer in gevaar kan brengen…’ Maar net zoals China hebben de Saoedi’s tonnen geld aan de VS geleend, dus snel zal hier niets aan veranderen.
Kris Peeters Ghias houdt in andere opzichten van zijn land: vrouwen kunnen er al lange tijd naar school en kunnen dus goed lezen en schrijven. Het probleem is louter politiek: de vrijheid van meningsuiting wordt er al quasi een halve eeuw beknot. Daarom precies zijn we in Brussel vergaderd, om op (en via) regeringen druk uit te oefenen dit fundamenteel mensenrecht te respecteren. Dit is één van de grote punten voor het Congres: in een aparte ontmoeting met de Internationale Voorzitters van PEN en WIPC, John Ralston Saul en Marian Bodsford Fraser, en met de Vlaamse voorzitters David Van Reybrouck en Hilde Keteleer, onderhoudt minister-resident 68
Jaarboek 2011
Peeters zich met de vier vervolgde schrijvers^, die hij op zijn kosten had laten overkomen. Hij is zeer geïnteresseerd en benadrukt dat hij de problematiek van vrije meningsuiting zoveel mogelijk op de internationale agenda wil blijven zetten.
Borstkanker Eén van de markantste dingen die ik over censuur hoor, situeert zich in Iran. Een dame vertelt hoe ze in hun blad durfde schrijven over huiselijk geweld, een taboe in hun cultuur. Vrouwen met een borstamputatie die thuis door een woedende man allerlei vernederingen moeten ondergaan: het is een verhaal dat vele getroffen vrouwen er delen. De internetcensuur zorgt ervoor dat je achteraf niets meer kan lezen over het lemma ‘breast cancer’, zelfs geen wetenschappelijke lectuur. De voorzitter van de Chinese Independent Pen, Tienchi Liao, vertelt daarop dat ze een middel heeft gevonden om de censuur af en toe te omzeilen, bijvoorbeeld. door hun mailbox permanent open te laten staan. Ik zie hoe achteraf de Iraanse tekst en uitleg komt vragen. Ook wat internetgebruik en censuur betreft, is er een permanente strijd aan de gang tussen de prooi en de jagers…
Thee Vrouwen in Iran, maar ook minderheden. Op de openingsavond, donderdag, zit ik bij Amnas Tassani. Hij woont sinds een jaar op een ICORN-flat in Oslo, Noorwegen. ICORN vangt voor enige tijd schrijvers in politieke moeilijkheden op, meestal in afwachting van hun statuut van politiek vluchteling. Ook in Brussel is er sinds twee jaar zo’n flat. ‘Wij zijn met 5 miljoen Arabieren terwijl er 70 miljoen Iraniërs zijn. Ik pleitte voor democratie en liberalisering en schreef erover in een plaatselijke krant. Vooral mijn contacten met de BBC-radio waar ik stukken voor instuurde, werden me kwalijk genomen. Het was verschrikkelijk in de gevangenis: geen ruimte, geen gezondheidszorg, vernederingen, honger. Indien ik niet had kunnen vluchten, was ik, vrees ik, gestorven. Je zit er als politieke gevangene ook samen met gewone criminelen, wat het niet makkelijker maakt.’ Ik ga voor Tassani een thee bestellen in ‘La Tentation’ waar op de voorgrond een honderdtal namen van auteurs worden geproclameerd die ooit ‘Forbidden Books’ hadden gepubliceerd. Ze hebben geen thee. Breng dan maar water 69
mee. Tassani zwijgt misnoegd. Vermoedelijk komen er niet veel Arabische minderheden thee vragen in La Tentation…
Leerlingen Op vrijdagochtend schiet de WIPC-conferentie pas écht uit haar krammen. Ik moet nog Nederlands geven in de kunsthumaniora Sint-Lukas in Schaarbeek. Ik trek op deze zonovergoten ochtend met een dertigtal zeventienjarigen naar de KVS. Ze nestelen zich onopgemerkt op de tweede verdieping, met hun laptops of pen en papier. David Van Reybrouck begint met een quizvraag: Wat hebben Les Misérables, de Max Havelaar en het Communistisch Manifest met elkaar gemeen? Dat het invloedrijke boeken waren die opkwamen voor de armen van hun tijd? Juist. Maar de drie teksten uit het midden van de negentiende eeuw werden door Hugo, Multatuli en Marx geschreven in Brussel, toen ze er in ballingschap waren. Brussel als tijdelijke vrijhaven voor kritische geesten in nood. Het WIPC-congres dus. Maar ook lesgeven in Brussel en zeker op St.Lukas ligt hiervan in het verlengde. Hier geen verkrampte reacties op andere culturen of talen, typisch is bijvoorbeeld dat we geen leerlingen hebben met een hoofddoek (ze zijn welkom als ze artistieke interesse hebben!), maar wel een lerares wiskunde met een hoofddoek… In de bespreking achteraf blijkt de getuigenis van iemand van het Chinese Independent PEN-Center bij hen hoog te scoren. Authentiek, vinden ze, en concreet. De meesten vinden dat het de overheid moeilijk wordt gemaakt de manier waarop ze revolutie voeren te negeren. Het is goed dat er jongeren zijn die niet in cynisme zijn vervallen. Of in onverschilligheid…
China Sinds de Jasmijnrevolutie in Tunesië blijkt het dus ook in China erg woelig. Tienchi Liao is duidelijk: in zestig steden komen honderdduizenden elke zondagmiddag samen om hun Walk and Smile Revolution te wandelen, vertrek vaak om twee uur voor de MacDonalds. Geen geweren of pamfletten, zelfs geen leuzen. De wandelaars lachen naar de politie, die massaal foto’s neemt, identiteitskaarten controleert, op voorhand arresteert… Of er een kans is dat deze massademonstraties iets uithalen? Er zijn twintig jaar na het Tiananmen-protest nog altijd deelnemers die in de 70
Jaarboek 2011
gevangenis zitten... Het leger is met zijn zeven militaire zones in China erg sterk, de soldaten krijgen veel geld en privileges. En het volk wordt permanent gebrainwasht met patriottistische slogans: China moet large en strong zijn. Het bevestigt mijn ervaring van vorig jaar, toen ik met een ingenieursstudent drie dagen rondtrok in het zuiden van het land. Toen ik vroeg voor wie hij bad nadat hij de wierookstokjes bij een Boeddhatempel had aangestoken, antwoordde hij laconiek: ‘Voor China, meneer’. Toen ik repliceerde waarom niet voor de wereld, was hij geïrriteerd. ‘China is zo groot, meneer!’ Veel mensen zijn nog bang, herinneren zich de verschrikkelijke Culturele Revolutie én ze hebben het economisch allemaal beter dan vroeger. Toch zijn de wandelingen een teken van burgerlijk ontwaken, er wordt samengewerkt met NGO’s en men kan het internet dat bij 1/3 van de bevolking is, amper bedwingen. Na een half uur weet een half miljard mensen dat men ergens bijeen gaat komen… Waarom, vraag ik me af, besteedt onze pers hier toch zo weinig aandacht aan?! Schreef ik het antwoord hierboven al?
Rusland Andrey Nikosov is ook duidelijk over Rusland: veel van zijn vrienden zitten vast, hoewel het land officieel geen censuur, geen ideologie en veel vrijheid heeft. Eigenlijk, zegt hij, is Rusland nu hét rijk van het materialisme zonder grond, want het is overgeleverd aan de maffia en de misdaad. Het land dat vroeger zwoer bij het communistische ideaal, is ten prooi gevallen aan ideeënloosheid. Bijzonder is ook de getuigenis van een Wit-Rus. Het hele PENbestuur zit er in de gevangenis. Er werd voor hen een lege stoel gezet, een traditie op onze conferenties. Of dat van Sri Lanka, die uitlegt: ‘Bij ons zijn er geen vervolgde schrijvers, men stopt ze niet in de cel, men doodt ze gewoon meteen.’
Tunesië en Egypte Een voor mij onvergetelijk moment is de wandeling van een restaurantje in het centrum naar de Munt, waar we op een avond een reeks vooraanstaande Europese auteurs zouden horen. Ik loop naast twee al wat kromme dametjes. Ze hebben het best prettig samen. Eentje heet Naziha Réjiba, al enkele jaren Tunesisch erelid bij PEN-Vlaanderen, de andere Fawzia Assaad, 71
een Egyptische vertegenwoordigster. ‘Wat een luxe,’ giechelen ze. ‘In de etalages liggen nu de verboden boeken te blinken die we jarenlang moesten missen,’ zegt Naziha. Haar Egyptische vriendin nuanceert voor haar land: ‘Bij ons is er nog wel de Islam-censuur, hé? Maar ze liggen toch al te jeuken onder de toonbank.’ Leuk is hoe ze, precies als Egyptische, onthult dat zij zo van boeken houdt dat ze ervan droomt ze in een reusachtige tombe te mogen meenemen…Op het einde van het Congres zal ik haar naar het Egyptisch Museum in het Jubelpark voeren. Ze grapt dat we vandaag zouden moeten ijveren voor freedom to connect. Want dat is het wat de overheid ons probeert af te pakken… De Arabische Revolutie is werkelijk op het WIPC-congres in Brussel aanwezig, Naziha vertelde voor het publiek dat zij zo fier is, voor de eerste keer niet als slachtoffer op een internationale ontmoeting te staan. Hoewel ze het bijna had opgegeven, bekende ze. Maar onder druk van de massa… De literatuur en de journalistiek zullen sowieso anders zijn, besluit ze, we kunnen niet meer terug, de weg naar de vrijheid ligt open. Een voorbeeld is dat de man die de Revolutie op gang zette, nu al Minister van Cultuur is geworden. Hij is, samen met anderen die de Revolutie deden slagen, een dam tegen elke vorm van sluipend extremisme.
Congo Het is me droef aan het hart, opnieuw Déo te horen spreken, die op 15 november op de Dag van de Gevangen Schrijver in Antwerpen grote indruk op me had gemaakt. Hij woont nu als balling in Parijs, zijn broer werd als journalist in 2008 gedood, de volgende zou hij geweest zijn. ‘Mijn land leeft al 38 jaar onder een dictatuur,’ zegt hij, ‘na Mobutu is het alleen maar erger geworden, de democratie is een schaamlap.’ Zijn land, dat zo groot is als Europa, doet er alles aan opdat niet naar buiten zou komen wat er binnen gebeurt. Ook al omdat er zo weinig internet is en de stroom regelmatig uitvalt en schrijvers met zes kinderen leven op een dollar per dag… Dat ondervond hij toen hij nog in Congo werkte. Zijn frustratie is nu dat hij buiten staat en niet écht kan berichten over wat er binnen gebeurt. In Déo voelde ik voor het eerst de grote pijn van een balling: nog liever sterven bij je volk dan ‘veilig’ in het buitenland leven. Het is een levensgroot dilemma. 72
Jaarboek 2011
Van Reybrouck Op zondag, de grote Passa Portadag, spreekt Guy Verhofstadt met David Van Reybrouck over zijn boek Congo. Verhofstadt zou het boek laten verfilmen, zoals Geert Mak dat heeft gedaan met In Europa. Van Reybrouck zegt dat hij een aanbieding had gekregen van hetzelfde filmhuis, maar dat hij heeft geweigerd. ‘Zie je al die cameraploegen met apparatuur en personeel naar de hutjes trekken van de mensen waar ik in volle vertrouwen ontvangen ben? Nee, ik schreef zelfs vaak niets op om écht contact met hen te hebben. Als ik dit laat verfilmen zou de commercialiteit het halen op de authenticiteit.’ Verder benadrukt hij dat er een verschil bestaat tussen het opleggen van een democratisch bestel en een land helpen op haar weg naar democratisering. Dat begint van onderaan. Ik hoorde van verschillende luisteraars in de bomvolle zaal dat ze van goed infotainment hadden genoten bij de vriendelijke clash van twee ‘titanen’.
Actie Het Festival en dus ook ons Congres, dat mede kon georganiseerd worden door de omkadering van Passa Porta, sloot af met Orhan Pamuk, die in 2006 de Nobelprijs voor Literatuur kreeg en daarmee naar alle waarschijnlijkheid uit de handen van het Turkse gerecht was ontsnapt. Een Noorse collega, die ik nog kende van ons vorig WIPC-Congres in Oslo, zegt me bij het buitengaan: ‘Pamuk is veel opener en rustig geworden vandaag. Hij mijdt inderdaad politieke onderwerpen, het blijft in Turkije een mijnenveld. Toen hij in 2006 zijn Prijs kreeg, was hij bijzonder gespannen.’ En zo komen we terug uit bij Liu Xiaobo, en bij zijn vrouw die al 5 maand compleet huisarrest heeft. PEN-International probeert door allerlei acties de belangstelling voor hun problemen actueel te houden. Enkele dagen later krijg ik van Hilde Keteleer, de onvolprezen Vlaamse voorzitter van het Writers in Prison Committee, die het Congres ook naar Brussel had gehaald, een nieuwe mail: ‘Wil je geen protestmail schrijven naar de President en de Ambassade tegen de arrestatie van Bertrand Teyou, een auteur uit Kameroen die, ironisch genoeg, in de gevangenis werd gegooid omdat hij de vrouw van President Bya heeft beledigd…?’ ‘Allez hup, we zijn weer weg’, begeleidt Hilde haar mail. Ze weet dat ik me onder meer met Kameroen bezighoud. En weer enkele dagen later lees 73
ik op onze gloednieuwe site dat Lapiro de Mbanga is vrijgelaten. Hij is de protestzanger uit Kameroen voor wie ik tweemaal heb geschreven. Soms is er ook goed nieuws. Maar ons werk is nooit af, en het enige wat het ons écht kost is tijd. Bang moet je in dit Belgenlandje niet zijn. Tenzij voor de wereld, die zo vaak met dubbele standaards werkt… 27 maart 2011
74
Het internationale PEN-congres in Belgrado Peter Vermeersch
September 2011 In een conferentiezaaltje van het Continental Hotel in Belgrado spreekt een Deen: Jens Lohmann. Er zit een soort van Scandinavische breekbaarheid in zijn stem, en hij heeft melancholieke ogen, maar uit zijn toespraak klinkt alleen maar vastberadenheid. Jens is bestuurslid van PEN-Denemarken, en maakt de droevige balans op van de situatie in Mexico. In het zaaltje zitten ongeveer dertig schrijvers uit evenzoveel landen. Ze noteren de feiten. Straks begeven ze zich naar de grote zaal van het hotel en spreken zich daar uit, samen met alle andere officiële PEN-delegaties, over een resolutie die naar de Mexicaanse overheid zal worden gestuurd. Peter Vermeersch is slavist en politicoloog en doceert aan de KU Leuven. In zijn vakgebied houdt hij zich voornamelijk bezig met etnisch conflict, nationalisme en politieke en maatschappelijke ontwikkelingen in Centraal- en Oost-Europa. Hij publiceert ook regelmatig essays en gedichten en leidt samen met David Van Reybrouck het Brussels Dichterscollectief. Hij is bestuurslid van PEN Vlaanderen.
Een internationaal PEN-congres als dit – de 77ste editie al, ditmaal in Belgrado, van 12 tot 18 september – valt met weinig te vergelijken: schrijvers komen uit de verste uithoeken van de wereld bijeen om een week lang in enkele zalen in een congrescentrum te praten over literatuur, vrije meningsuiting en het lot van collega-auteurs die te kampen hebben met censuur of autoritaire regimes. Het lijkt op een literatuurfestival – er zijn lezingen, literaire speeches en theatervoorstellingen – maar het is duidelijk veel meer dan dat. Met delegaties uit meer dan tachtig landen en een strak georganiseerde agenda heeft het iets weg van de algemene vergadering van de Verenigde Naties. Tegelijk heerst een sfeer van urgentie, maatschappelijke betrokkenheid en kritisch protest: de congresgangers klagen dubieuze praktijken van overheden aan, vergaren informatie over gevangen auteurs, onderzoeken kritisch de mediawetgeving in verschillende landen en regio’s, en luisteren naar getuigenissen van mensen die veldwerkbezoeken hebben afgelegd in probleemlanden of naar schrijvers die zelf in zulke landen (over)leven. Het Belgradocongres zal uiteindelijk naar dertien landen resoluties sturen, waaronder Bahrein (‘We 76
Jaarboek 2011
zijn verontwaardigd over de doodstraf die academicus en mensenrechtenactivist Abdul-Jalil Alsingace op 22 juni 2011 kreeg voor zijn vreedzame oppositieactiviteiten.’), Wit-Rusland (‘We roepen op om oppositieauteur en voormalig presidentskandidaat Vladimir Nekljajev onmiddellijk weer vrij te laten.’), China (‘We zijn verontwaardigd over de toenemende vervolging van leden van het Onafhankelijke Chinese PEN-centrum.’) en Eritrea (‘We eisen de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van Dawit Isaak en minstens vijftien andere gevangen Eritrese schrijvers.’). Het gaat bij PEN niet alleen om de resoluties, ook om uitwisseling van informatie en het gezamenlijk op touw zetten van grensoverschrijdende acties. Tevens promoot PEN wereldwijd de waarde van het vrije woord. Eigenlijk is het congres zelf een hommage aan het vrije woord: aan elke resolutie gaat debat vooraf, meestal in kleinere groepen, bijvoorbeeld in de vergaderingen van het Comité voor Schrijvers in Gevangenschap (WIPC), het Comité voor Schrijvers voor de Vrede (WPC) en het Internationale Comité voor Vrouwelijke Schrijvers (WWC). In de WIPC-workshop komt Mexico aan bod, duidelijk een van de meer zorgwekkende dossier. Het Deense PEN-centrum werkt al een tijdje samen met centra uit Canada en Mexico om de ernst van de problemen in dat land wereldkundig te maken. Wie Mexico hoort, denkt wellicht in de eerste plaats aan de steeds brutalere strijd die de overheid voert met de drugkartels, een campagne die soms slachtoffers maakt onder gewone burgers. Maar ook voor journalisten (niet alleen degenen die over de drugstrafiek schrijven) is het klimaat er levensgevaarlijk geworden. Er is inmiddels een lange lijst van Mexicaanse auteurs die omwille van hun werk diep in de moeilijkheden zijn geraakt. Sinds begin 2010 zijn er veertien doden gevallen en noteerde men vier verdwijningen; tal van journalisten ontvingen bedreigingen. Maar het ergste is misschien nog het gevoel van wanhoop en straffeloosheid dat toeneemt. De moorden worden niet goed onderzocht, de daders worden niet gevangen genomen of snel weer vrijgelaten, en bedreigde schrijvers krijgen geen bescherming van de overheid. Ook China blijft het WIPC zorgen baren. Larry Siems van PENAmerika komt vertellen over zijn poging tot bezoek aan de echtgenote van Nobelprijswinnaar Liu Xiaobo. Contact via het internet 77
en telefoon lukten niet; hij is uiteindelijk niet bij haar geraakt. Toch was het leerrijk. Hij zag bijvoorbeeld dat Chinese boekhandels niet meer de vrijplaatsen zijn die ze vroeger (een beetje) waren: de literaire salons met jazzbandjes die je er in de jaren negentig soms nog aantrof zijn nu helemaal verdwenen. Enig teken van hoop: zelfs niet-dissidente auteurs beginnen stilaan te morren. Het gaat in Belgrado niet alleen over China en Mexico, maar ook over Europa. Europa doet het op veel vlakken goed, maar dat betekent nog niet dat we zelfingenomen moeten worden. Enkele PENcentra maken zich bijvoorbeeld grote zorgen over de marginalisering van de Romabevolking en de uitholling van hun burgerrechten. Wat betekent vrije meningsuiting als je in een golfplaten huisje op de modderige oever van de Sava woont? Ze zijn er, die golfplaten huisjes, ook al kun je ze vanuit het Continental Hotel net niet zien. In een informatiesessie komt journaliste Vesna Peri´c-Zimonji´c van B92, het belangrijkste onafhankelijke nieuwsstation in Servië, de situatie in eigen regio toelichten. Ze is pessimistisch gestemd. Ze vindt dat de pers in kijkcijferretoriek en een commerciële logica gevangen zit: ‘De media in de Balkan volgen nu slaafs de dictaten 78
Jaarboek 2011
van hun nieuwe broodheren.’ Echte censuur kan je dat niet noemen, maar het is wel een bedreiging voor de vrije meningsuiting, zegt ze. De Europese PEN-centra beseffen maar al te goed dat hen in Europa ook nog een boel taken wachten. In Belgrado wordt dan ook voor het eerst serieus gepraat over het oprichten van een Europees PEN-netwerk. PEN-Engeland en PEN-Vlaanderen nemen het voortouw. Europa kent kleine en grote PEN-centra en ze werken vaak op een hele verschillende manier. Die diversiteit is een sterkte. Door ze systematisch met elkaar in contact te brengen kunnen ze veel van elkaar leren. Misschien kunnen ze in de toekomst zo ook beter worden gehoord door de Europese instellingen. Er is veel enthousiasme voor dit initiatief onder de Europese centra, van Slovenië tot Duitsland. PEN-Frankrijk en PEN-Tsjechië glimlachen tevreden. Ook de Deense delegatie van Jens Lohmann knikt ernstig. Het is nog even zoeken hoe we die Europese PENstem luider moeten laten klinken, minder breekbaar. Maar alvast één iets is er: vastberadenheid.
79
Oorlogsmisdadigers en de media: een reflectie Jelena GrujiC´
Jaarboek 2011
Oorlogsmisdadigers als Radovan Karadži´c en Ratko Mladi´c hebben een afschuwelijk litteken nagelaten op de geschiedenis van Servië. Ze zullen ook een invloed uitoefenen op de manier waarop mensen in de toekomst naar dit land zullen kijken. Het is moeilijk te begrijpen dat dit soort van monsters tijdgenoten zijn; dergelijke massamoordenaars lijken eerder iets van een ver verleden. Soms beeld ik me in dat Karadži´c zich momenteel bezint over zijn daden terwijl hij door het raam van zijn cel in de verte zit te staren naar een leeg strand. Ramen: ze zijn sinds lang een leidmotief in mijn herinneringen over de oorlog in Bosnië. Ik herinner me bijvoorbeeld een waarlijk weerzinwekkend verhaal uit die tijd: mensen die uit een raam proberen te springen nadat gewapende mannen hen in een kamer van een flat hebben gedreven, de kamer in brand hebben gezet, en vervolgens de deur gesloten. Zij die het uiteindelijk toch wagen om uit het raam te springen worden doodgeschoten door een soldaat die buiten rustig staat te wachten. Met een glimlach op zijn gezicht. Stel je voor. Wat moet je in zo’n situatie doen? Springen? Of in het vuur blijven wachten, je laten verbranden, hopen dat de soldaten op een bepaald moment toch genade zullen kennen en de deur openen? Het waren afschuwelijke tijden, toen, voor iedereen, en zeker voor zij die militairen op hun pad tegenkwamen. De vlammen van de Bosnische oorlog wakkerden steeds verder aan en leidden tot een trieste climax: de moorden in Srebrenica. Meer dan 7000 doden, een koele daad van etnisch ingenieurschap. In de zomer van 1995 hadden Karadži´c en co dus getoond wie er de baas was in de nieuwe ‘stralende’ staat Republika Srpska. Niemand moest nog twijfelen aan hun bedoelingen, ook hun collega-oorlogsmisdadigers niet. Het was duidelijk tot wat ze in staat waren. 81
Jelena Gruji´c (1971) is een onderzoeksjournaliste uit Servië. Ze werkt rond vluchtelingenkwesties, oorlogsmisdaden, mensenrechten en sociale ongelijkheid in het voormalige Joegoslavië. Ze was de afgelopen jaren een belangrijke kritische stem in de Servische media en publiceerde ook artikelen in internationale academische tijdschriften.
Ik heb de oorlog in Bosnië nauwgezet gevolgd als jonge reporter. Meestal zat ik op een afstand, op ‘veilig’ Servisch territorium. Maar ik was mijn carrière als journaliste wel met een schok begonnen: midden in de vlammen, in Sarajevo, in een wijk waar voornamelijk moslims woonden, in een regen van kogels, afgevuurd door scherpschutters. Ik bevond me de eerste maanden van de oorlog in Sarajevo. Toen ik er eenmaal weg was, wilde ik er nooit meer terug. Het Servische leger en aanverwanten hielden er alles onder controle, hun soldaten bombardeerden de stad vanuit de heuvels, of toch als ze daar niet te dronken voor waren. Maar journalisten die de ware machtigen wilden zien, hoefden toen eigenlijk niet naar Sarajevo te gaan. Onze taak als journalist was te achterhalen wie werkelijk de touwtjes in handen had, en daarvoor moest je eerder naar Pale, in de heuvels niet ver van Sarajevo. Daar zat Karadži´c. In meerdere interviews zei hij toen: ‘Ik heb de volledige controle over het leger van de Republika Srpska.’ Precies dat citaat zal nog wel meermaals de revue passeren tegen de tijd dat het proces voor het tribunaal in Den Haag zal zijn afgerond. De voormalige president van de Republika Srpska wordt er namelijk van beschuldigd verantwoordelijk te zijn voor de etnische zuiveringen en de genocide die het leger uitvoerde. Als ik terugdenk aan de mediaberichtgeving in de dagen van de arrestatie van Karadži´c, in 2008, dan ben ik nog steeds verbaasd over het feit dat je in de Servische kranten toen nooit enige uitleg over de elf aanklachten terugvond. De BBC schreven toen wel onomwonden: ‘De strijdkrachten van de Bosnische Serviërs hebben op een georganiseerde, verspreide en systematische manier duizenden Bosnische Moslims geëxecuteerd. Karadži´c en Mladi´c zijn verantwoordelijk voor het illegaal vasthouden, vermoorden, verkrachten en onmenselijk behandelen van niet-Servische burgers in Bosnië-Herzegovina. Gevangenen werden geterroriseerd met willekeurige brutaliteit en seksueel geweld.’ Duidelijke taal. Maar het overgrote deel van de Servische journalisten waren kennelijk een beetje in shock toen de arrestatie toch nog gebeurde – na dertien jaar – want hun artikels en krantenkoppen vergaten simpelweg te vermelden waar het in deze zaak nu eigenlijk precies om ging. Dagenlang ging de aandacht naar andere dingen: de nieuwe carrière van Karadži´c, zijn leven als Dr. Dragan David Dabi´c, zijn expertise in alternatieve medicijnen. Dat hij een heel 82
Jaarboek 2011
nieuw leven was begonnen en zelfs helemaal geïntegreerd was geraakt in zogenaamde alternatieve milieus, vermomd als hij was met dat lang wit haar en die baard, en met dat stelletje schimmige aanhangers om hem heen. En op die manier werd Karadži´c dus het nieuwste sexy tabloidverhaaltje. We mochten alles vernemen over de minnares van Dabi´c, zijn ‘grote liefde’, die hij natuurlijk onderhield terwijl hij nog steeds officieel getrouwd was en zijn vrouw en zoon bezoekjes van de NAVO en later de EU kregen. We kregen ook videobeelden te zien: een of ander privéziekenhuis voor aandoeningen van seksuele aard dat werd geopend en waar Karadži´c van de partij was, vergezeld van opnieuw een andere dame. Misschien had Karadži´c wel een en ander te bewijzen, want had de eigenaar van de kliniek niet gezegd dat hij met eigen ogen had gezien hoe de bio-energie van dr. Dabi´c spermatozoïden sneller kon doen zwemmen! Het was opnieuw een treurig schouwspel: weer eens werd de gelegenheid gemist om in alle ernst na te denken over het moeilijke verleden van Servië, en dus ook over de toekomst van het land. Natuurlijk waren ook de percepties van de Westerse media volledig anders dan die van ‘ons’. Mijn indruk is dat collega’s in het buitenland zich niet genoeg hebben gerealiseerd dat dit proces ook enig licht laat schijnen op de rol van Westerse politici, en dan vooral Richard Holbrooke, de belangrijkste architect van het vredesakkoord. Er worden bijvoorbeeld wel eens toespelingen gemaakt – het zijn oude beweringen die op zich weer bijgedragen hebben tot mythevorming – op een deal die Karadži´c zou hebben afgesloten met de Amerikanen. Ze zouden overeengekomen zijn dat Karadži´c niet zou worden uitgeleverd aan Den Haag. De ‘getuigen’ beschrijven het sluiten van deze overeenkomst alvast in geuren en kleuren in hun autobiografieën om zo zelf hun onschuld kracht te kunnen bijzetten. Toen het proces begon, had Karadži´c het meteen over deze deal. Maar goed, de grote oorlogsmisdadigers zijn gearresteerd, de processen zijn begonnen, en de zaak zal dus wel degelijk volledig worden uitgespit. Het begin van het proces tegen Karadži´c trok in elk geval veel internationale media-aandacht, en dat was ook het geval met de arrestatie van Mladi´c. 83
Een voorbeeldje van hoe het in elk geval niet moet: toen CNN in 2008 een nieuwsitem uitzond over de arrestatie van Karadži´c, zagen we beelden van protesterende extreemrechtse groepen in de straten van Belgrado. Alleen: de beelden bleken niet eens in Belgrado te zijn gedraaid. Wat we zagen waren beelden uit Boedapest en wie weet waar. We zagen waterkanonnen op een menigte spuiten, terwijl er geen waterkanonnen in Belgrado aan te pas waren gekomen. Iemand stak een metrostation in brand, terwijl Belgrado niet eens een metro heeft! Om verschillende redenen blijkt het niet gemakkelijk voor de Westerse of Servische media om een duidelijk en waarheidsgetrouw beeld te schetsen van het afschuwelijke verleden van de Bosnische oorlog en van de situatie nu. Maar het verleden wordt wel al precies in herinnering gebracht in de rechtszaal, en veel ervan is duidelijk; we kunnen zonder enige redelijke twijfel spreken over schuld. Nadat de oorlogsmisdadigers zijn berecht, wordt het misschien wel eens tijd om een debat te openen over de vraag of, en in welke mate, de pers medeschuldig is door misdaden – begaan tijdens de oorlog of nu – te blijven negeren. Vertaling: Peter Vermeersch
84
In je schoot
Hazim Kamaledin
In het kader van een samenwerking met ZebrArt vroeg PEN Vlaanderen aan Hazim Kamaledin, theatermaker en schrijver van Irakese afkomst, te schrijven over zijn professionele leven in België.
Ik heb geen bijzonder verhaal. Constructief overleef ik sedert mijn aankomst. In Brussel beland ik. Niets is herkenbaar. Niet de blonde haren en blauwe ogen (ik had ze vroeger gezien op tv), noch de lichtgrijze gebouwen, en zeker niet de scherpe, mathematisch georganiseerde gewoonten.
Hazim Kamaledin vluchtte in de jaren 80 uit Irak. Na omzwervingen via Syrië, Turkije, Bulgarije, Libanon, Griekenland belandde hij uiteindelijk in België. In ons land werd hij artistiek leider van de theatergroep Cactusbloem. Hazim Kamaledin is een theatermaker die de polemiek niet schuwt. Terwijl de culturele wereld goochelt met termen als intercultureel, multicultureel en culturele diversiteit, neemt Hazim hiervan bewust afstand.
Ik werp blikken om me heen: naar De Grand Place… naar De Berlaimontlaan. Ik word omringd door hoge betonnen muren. Waar ik ook heen ga, maken de muren een cirkel om mij heen. Deze koude wallen zijn bestemd om mijn radeloosheid aan te wakkeren, denk ik. Mijn radeloosheid had ik immers bijna begraven door hier te zijn. Ik, uit een Arabische stad met horizontale constructie, sta tegenover gigantisch hoge muren waarvan ik niet weet wat erachter schuilt. Het feit dat ik nooit meer kan terugkeren naar mijn land, dwingt me mijn radeloosheid te bedwingen. Ik klim op een muur. Mijn lichaam en instinct verplicht ik mijn oriëntatie te reconstrueren zodat ik me zou kunnen aanpassen aan de eigenschappen van de muur en aan mijn klimvastberadenheid. Mijn nagels groeien, hard en krom: klauwen van een roofdier. Om de muur te bestijgen graaf ik met mijn klauwen. Graven in muren leerde ik van mijn grootvader. Ik zag hem groeven maken in de palmbomen om erop te klimmen. Mijn handpalmen en voetzolen verhoornen, mijn zweet verandert in kleefstof. Tegen de zwaartekracht die me wil laten stikken in radeloosheid, collaboreert de kleefstof. Mijn ruggengraat beslist krom te worden, zodat ik dichterbij de muur blijf. Mijn ziel oefent geduld uit. 86
Jaarboek 2011
Mijn klauwen graven in de betonmuur, en… zonder het einde te voorzien klim ik, Sisyphusarbeid, naar de horizon, verder. Mijn klauwnagels worden een organisch gegeven, waarmee ik dieper sla in de wal. In de loop der tijd leer ik zwemmen in de betongolven. Mijn oude ervaring in murengraven helpt me mee. Deze ervaring verwierf ik als politieke gedetineerde in mijn moederland. Maar, terwijl ik in de muur doordring, vergeet ik dat mijn missie erop klimmen was. Ik realiseer me alleen dat ik vooruit ga in iets wat op deeg lijkt! Ik zie zelfs dat ik aan het hartje van de muur kom. Vreemd genoeg verliest de muur, beetje bij beetje, zijn keienhart. Hoe dieper ik erin duik, hoe vloeiender de muur wordt. Alsof hij mijn behoeftes vervult. Terwijl ik zink in de muur, zonder te verdrinken, bemerk ik dat ik aan het zwemmen ben in vloeibare cement, elektriciteitskabels, gas- en waterleidingen, en zelfs gedroogd water! In het gedoe van duiken, en in de hardheid van de muurstoffen verslijt mijn vacht, mijn vlees wordt uiteengerukt in brokken en stukken. Dit zie ik niet tijdens mijn onderduiking. Maar ik voel dat wanneer ik wegsijpel langs de andere kant van de muur. Op dat stilstaand moment zie ik mijn kale organen: skelet, ingewanden, zenuwnetwerk, bloedvaten en luchtpijpen. Voilà! Ik kom op in de nieuwe wereld, die ik graag de tweede geboorte noem. Ik heb geen markant verhaal te vertellen. Een schepsel zonder westerse taal ben ik. Van rechts naar links schrijf ik. Het westerse alfabet doet me denken aan een abstracte schets of mathematische symbolen. Een werkwoord dat ik niet eerder had geleerd, verschijnt: het onregelmatig werkwoord ‘zijn’. Sommige lettergrepen kan ik niet zeggen. Als ik de huur van mijn kot wil betalen, zeg ik: ik wil graag de “hoer” betalen.
87
Mijn spontane reacties lijken overdreven te zijn. Men steekt de straat over wanneer ik spreek met een vriend, denkend dat we aan het vechten zijn. Elke keer als ik spontaan mijn mening wil uiten, verzoekt men mij kalm te blijven, of men vraagt mij waarom ik zo agressief reageer. Terwijl ik, volgens mijn normen, volkomen normaal spreek! Jaren later roep ik ineens: ik heb het gevonden! Ik bedoel het centrale punt tussen mij en het hier. Het hier dat me omarmt op een niet te vertalen manier. Ik heb geen speciaal verhaal te vertellen als een auteur die in België woont. Ik ben me er bewust van dat ballingschap een tweede geboorte is. Zie… ik ben geworpen uit de moederschoot en bevind me in de schoot van anderen. Dit opnieuw geboren worden, vergt het besef dat mijn moederland nooit te herkrijgen is. Het besef dat ik een waterdier was in mijn moeder(land), en een luchtdier ben geworden in mijn tweede moederschoot (ballingschap). Geen weg naar het verleden te bewandelen behalve het verleden te schrappen. En om rechtvaardig te zijn vind ik mijn troost in de nostalgie. Ik laat mezelf bedekken door mensengolven van hier. Golven die mijn afkomst in een ander daglicht stellen. Golven die mij opnieuw verkleuren tot een westers mens met oosterse roots of andersom. Ik heb geen bijzonder verhaal te vertellen als een auteur die in België woont, sinds 25 jaar, behalve dat men mij nog steeds verzoekt om een persoonlijk relaas neer te schrijven als ‘gevluchte auteur’.
88
Geschiedenis van PEN Vlaanderen Het huidige PEN Vlaanderen staat in een lange traditie. Op ons verzoek is Kevin Absillis met zijn studenten van het departement Letterkunde aan de Universiteit Antwerpen begonnen met een meerjarig onderzoek naar de geschiedenis van de vereniging. Onafhankelijk daarvan schreven Hans Van de Voorde en Christophe Verbruggen een aanzet voor een geschiedenis van de PEN-Club in Vlaanderen tijdens het interbellum.
Banketten en etiquette van de PEN-club in de jaren dertig Hans Vandevoorde (Vrije Universiteit Brussel)
Prof. Dr. Hans Vandevoorde is docent moderne Nederlandse letterkunde aan de Vrije Universiteit Brussel. Dit is een ingekorte versie van een tekst die verschenen is in het door Hans Vandevoorde en Christophe Verbruggen samengestelde PENnummer van Nederlandse Letterkunde (2011/3).
Elke vereniging heeft haar zeden, gebruiken en gewoontes, om niet te zeggen haar eigen ‘rituelen’. Rituelen zijn vaste patronen van gedragingen waarmee signalen uitgezonden worden die moeten leiden tot bepaalde acties of reacties en bepaalde emoties. De eerste functie van die rituelen is om zich als groep te onderscheiden, de tweede functie om binnen de eigen groep een bepaalde hiërarchie aan te brengen. Ook het literaire leven (‘la liturgie littéraire’)1 is doordrenkt van dergelijke rituelen. Vooral bijeenkomsten in literaire verenigingen of op minder formele plaatsen van sociabiliteit brengen eigen rituelen mee. Een voorbeeld daarvan zijn de banketten en recepties die aan het einde van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw onder literaire auteurs populair waren. Banketten en recepties maakten ook de bestaansvorm uit van de PEN-club tijdens het interbellum. De vraag is of zij nog schatplichtig waren aan de burgerlijke mode van banketten die dateert uit de negentiende eeuw en of ze onderhevig waren aan veranderingen in de tijd. Ik concentreer me hier op de rituelen die sinds hun ontstaan in de jaren twintig gangbaar waren bij de ontvangst van buitenlandse schrijvers, en ga na of er andere gewoontes en rituelen mee gepaard gingen dan wanneer schrijvers van eigen bodem werden ontvangen of gevierd. Als invalshoek neem ik de ontvangsten en vieringen van schrijvers in de jaren dertig door de Vlaamse PEN. 90
Jaarboek 2011
Concreet gezien stel ik vragen als: welke tijd en plaats worden voor het banket en de receptie uitverkoren en in welke vorm worden ze gehouden (als middaglunch, avondlijk diner of namiddagthee; als huldeviering, als voordrachtavond, als academische zitting of herdenking van een overledene)? Hoe wordt men tot het gebeuren toegelaten: moest men lid zijn en mocht de echtgeno(o) t(e) mee? Hoe betaalt men (vooraf, achteraf)? Hoe worden leden op een banket of receptie geïnviteerd (bijvoorbeeld via speciale kaartjes of circulaires) en hoeveel mensen worden er uitgenodigd? Bij de ontvangst komen vragen aan bod als: welke kledij (rok, stadskledij) wordt noodzakelijk geacht en welke soorten begroetingen, (beleefdheids)formules en andere ‘gebaren’ (bijvoorbeeld bloemen, geschenken) constitueren het rituele karakter van het gebeuren? Belangrijk is welke discoursen (toespraken, toasts, lezingen) worden uitgesproken en hoe die verlopen, en in welke taal (de taal van de genodigde?). Daarbij ga ik na welke materiële sporen er achter bleven niet alleen in de vorm van rekeningetjes, uitnodigingskaarten, circulaires, brieven en telegrammen maar ook in de vorm van officiële foto’s, diploma’s, herdenkingsteksten, albums etc. Kortom: ik bekijk welke etiquette welke (groeps) identiteit met zich mee brengt. De ontvangst van de coryfee Paul Valéry – een habitué in België – dient daarbij als leidmotief.
Het banket als ritueel Literaire banketten vormen een manier om de cohesie van een groep te versterken en deze zichzelf aan de buitenwereld als een exclusief gezelschap te laten presenteren. Naast de ideële voorbeelden van de maaltijden van de Griekse goden en het Laatste Avondmaal lijken twee reële modellen aan de wieg ervan te hebben gestaan: het politieke banket en de Parijse dîners Magny, die in 1862 van start gingen en faam verwierven door de aanwezigheid van Flaubert, Sainte-Beuve en de Goncourts.2 Na het befaamde banket ter ere van Camille Lemonnier in 1883 organiseerde het Belgische Franstalige tijdschrift La jeune Belgique geregeld banketten en imiteerde daarmee ‘le banquet bourgeois, espace cérémoniel’.3 Het is tekenend dat daarbij vooral juristen 91
betrokken waren, die wisten hoe de redevoering een instrument kon zijn om de eigen politieke opvattingen te ventileren. Deze diners van de avant-garde van de jaren tachtig en negentig hadden een publicitaire, of beter manifesterende bedoeling. Ze moesten een jonge generatie afficheren en protesteren tegen de miskenning ervan. Terwijl ze hielpen om de autonomie van de literatuur te bevestigen, maakten ze die tot voorwerp van reclame. Tegenover die banketten van autoconsecratie die vooral georganiseerd werden met het oog op de buitenwereld, staan de meer op interne doeleinden gerichte diners. De dîners Magny werden het voorbeeld voor de banketten die de Brusselse avant-garde rond Les Vingt wilde houden aan het begin van de jaren negentig.4 Zij waren vooral op gezelligheid gericht en vonden in een ludieke sfeer en in alle vriendschappelijkheid plaats. Het is maar de vraag of de diners van de PEN-club op een van deze modellen leken.5 De club plaatste zich immers niet in de Franse traditie van rebelse artiesten en intellectuelen, maar startte zoals bekend als een ‘dining club’ en was een nogal stijve bedoening van gearriveerde auteurs. ‘Dining clubs’ bestonden al sinds de achttiende eeuw, bijvoorbeeld in wetenschappelijke milieus. Het gesloten karakter van de PEN-diners is nauw verbonden met de algemene geslotenheid van de vereniging. Nieuwe leden moesten bijvoorbeeld voorgedragen worden door twee leden. Ook de kostprijs van de banketten maakte er een elitaire bedoening van. Ze stonden wel open voor mannen en vrouwen, al lag de kostprijs van de eerste internationale diners wat hoger voor mannen omdat die sigaren kregen.6 Het hiërarchische karakter van de vereniging uit zich niet alleen in de ereleden en de gewone leden, of het bestuur en het voetvolk maar ook in de tafelschikking: bij het eerste internationale diner was er één hoofdtafel en elf tafels in alfabetische volgorde.7 Tussen de landen mocht geen hiërarchie bestaan, maar tussen de schrijvers onderling werd die zorgvuldig in stand gehouden.
De Vlaamse PEN als institutie De PEN was zowel een gecentraliseerd orgaan als een gedecentraliseerde gemeenschap van schrijvers. Dat betekent dat de PENcentra in de verschillende landen een grote mate van autonomie 92
Jaarboek 2011
hadden om hun eigen regels in te stellen. In de Vlaamse PEN waren de toelatingsvoorwaarden weinig strikt, wat te maken had met het al niet uitgebreide literaire veld in Vlaanderen. Het aantal leden van de Vlaamse PEN steeg vermoedelijk in de eerste helft van de jaren dertig nooit uit boven de vijftig. (In 1937 werden 75 lidmaatschapskaartjes bij A. Hessens gedrukt.8) Toelatingsvoorwaarden lezen we in een brief van secretaris Franz De Backer aan Gabriël Opdebeek (beter bekend als de libertijnse schrijver Geo de la Violette): een boek van literaire aard en een ‘internationalen (niet politieken) geest, op het gebied van letterkunde en van betere verstandhouding onder de volkeren’.9 Dat impliceerde dat zowel erkende als minder erkende, populaire en elitaire auteurs lid van de Vlaamse PEN-club konden worden. Er werd bovendien zorgvuldig gewaakt over een mix van generaties, wat een beproefde strategie is om het effect van eendracht te versterken.10 Voor zover er vrouwen deel uitmaakten van het literaire wereldje, werden ze ook toegelaten. Wegens het geringe aantal vrouwelijke auteurs speelden ze in Vlaanderen echter niet de rol die ze in Engeland of Nederland in de PEN-clubs hadden. Elk nieuw lid telde dus. Het literaire veld probeerde zich immers nog steeds aan de Franstalige invloed te ontworstelen. Zo had de PEN Vlaanderen zich in 1930 uit de unitaire, maar door de francofone schrijvers gedomineerde Belgische structuur losgemaakt.11 Hoewel de vraag eerst van de Vlamingen kwam, gebeurde dat uiteindelijk vreemd genoeg wel op instigatie van de Franstaligen, zo blijkt uit een brief van Toussaint van Boelaere aan August Vermeylen.12 Moesten de Vlaamse letterkundigen zich aan de voogdij van de Franstaligen onttrekken, ook aan de ideologische bevoogding door de zuilen moesten ze zien te ontkomen. Sinds de Van Nu en Straks-generatie probeerde deze jonge literatuur een relatieve autonomie ten opzichte van kerk en staat te verkrijgen maar bleef nog steeds sterk verdeeld en had ook nog het ideologische schisma van het activisme moeten doorstaan. In een verzuild landje was het bovendien belangrijk dat zowel katholieken als vrijzinnigen zitting in de club hadden, maar in het bestuur zetelden toch vooral meer verlichte schrijvers zowel van vrijzinnige als van niet vrijzinnige signatuur. Sinds de oprichting van de VvL in 1907 had de Van Nu en Straks-generatie de touwtjes in de literaire organen in handen en probeerde zij een tegengewicht te vormen voor de officiële Academie, waar de katholieken de plak 93
zwaaiden.13 Dat betekende voor het naoorlogse Vlaanderen dat VvL en PEN in grote mate samen optrokken.14 Deze verenigingen lijken alleen al door hun bestaan te hameren op de gewenste autonomie van de literatuur en de groeiende professionalisering van het literaire veld.15 De facto echter waren ze sterk afhankelijk van een toelage door de staat, waaruit blijkt dat ‘autonomie’ ten opzichte van het gezag vooral met de mond beleden werd.16 De banketten hadden dan ook een sterk officieel karakter. Tekenend is bijvoorbeeld dat zij vaak werden georganiseerd naar aanleiding van bekroningen van de eigen leden, of gepaard gingen met bezoekjes van leden van het internationale bestuur, zusterverenigingen of de komst van staatshoofden. Zo werd het bezoek van de Nederlandse koningin in de jaren dertig begeleid door een grootse ontvangst van Nederlandse schrijvers op 26 mei 1939. Wanneer een belangrijke buitenlandse schrijver werd uitgenodigd, probeerde men een hoogwaardigheidsbekleder te strikken om het evenement bij te wonen. De Backer vraagt Toussaint dat hij spoedig ‘den Franschen Ambassadeur, Minister Hoste, en, indien gij het goedkeurt, minister Spaak’ zou uitnodigen voor het feestmaal op 25 februari 1938 voor Jules Romains, de internationale voorzitter van de PEN.17 In de verslagen die de Belgische PEN aan het centrale Comité in Londen bezorgde, liet men niet na telkens te vermelden wanneer de minister van Onderwijs – die ook verantwoordelijk was voor Schone Kunsten - een bijeenkomst bijwoonde. Dat gebeurde bij de viering van de eigen voorzitter, Fernand Toussaint van Boelaere, in februari 1935 en bij de komst van de zonet vermelde Romains.18 De socialistische voorman Camille Huysmans en de liberaal Louis Franck, voorzitter van de Nationale Bank en een oude bekende van de Van Nu en Straksers, werden opgetrommeld voor het bezoek van Valéry op 29 november 1932.19
Het protocol Als we nu de banketten zelf bekijken, blijkt ook hier onder een democratisch mom een hiërarchie te steken, die zichzelf door een protocol in stand hield. De hiërarchische kijk op literatuur blijkt al uit de manier waarop met de invités werd omgegaan. Afhankelijk van de schrijver werd gekozen voor een receptie (met koffie of thee) of een maaltijd, een lunch of diner. De dichter J.C. Bloem en 94
Jaarboek 2011
Esther de Boer de Rijk moesten genoegen nemen met een thee, Dirk Coster kreeg een lunch, terwijl voor P.C. Boutens een exquis diner voorzien was. Voor de dichter en toneelschrijver Paul Claudel (30 juni 1933), de nieuw aangestelde diplomatieke vertegenwoordiger van Frankrijk, werd een receptie gehouden in samenwerking met de Frans-Belgische PEN en de Cercle de l’Avenue in de salons van de Cercle. De receptie werd besloten met een thee.20 Enige willekeur blijkt in de keuze voor maaltijd of receptie dus niet te ontbreken. Dat arbitraire zit ook in de keuze van de schrijvers. Waarom werd in samenwerking met de Franstalige PEN de illustere Engelse dichter Mr. Masefield op 5 november 1936 gefêteerd? Een echt beleid bij het inviteren lijkt niet te zijn gevoerd, behalve bij het opstarten in 1930 van de Vlaamse PEN toen Heinrich Mann, Marinetti en andere klinkende namen werden aangeschreven met het oog op lezingen in de Wereldtentoonstelling te Antwerpen. Veel hing af – zo blijkt – van toevallige passages21 en persoonlijke contacten, die men al of niet binnen de PEN had opgedaan. Prof. Grierson bijvoorbeeld, die op 13 december 1934 ontvangen werd, kende De Backer zeker al van het internationale PEN-congres in Schotland. Grierson leidde daar als voorzitter van de Schotse PEN het congres. Hij was ook op het congres in Den Haag in 1931. Soms bood iemand zich spontaan aan. Dat was bijvoorbeeld het geval met J.C. Bloem, waardoor dat initiatief dreigde samen te vallen met een viering van de toen befaamde toneelschrijver John Drinkwater. Een andere keer hing een invitatie af van de komst van een schrijver voor een of ander evenement dat niet met de PEN te maken had. Zo kwam Nico van Suchtelen op 10 juni 1933 een radiolezing houden en bood men aan hem en zijn vrouw ‘in gezelligen kring’ na afloop te ontvangen.22 Men sprong ook op de kar van de Franstalige zustervereniging, de Union des écrivains, of men concurreerde ermee. Eigenaardig genoeg werden meer dan eens Franse schrijvers door de Vlamingen uitgenodigd. En omgekeerd nodigde de Frans-Belgische PEN Arthur van Schendel uit. Dat had echter alles te maken met het feit dat de voorzitter van die vereniging de Nederlandse succesauteur in het Frans had vertaald. Minder willekeurig waren de vieringen naar aanleiding van een bekroning. De secretaris van de Frans-Belgische PEN, Robert Vivier, kreeg begin 1935 van de Vlaamse PEN een receptie toen hem de ‘Prix Albert I’ werd toegekend.23 Bij zulke gelegenheden werd er in het openbaar of privé lippendienst beleden aan 95
de confraternaliteit van de Vlaamse en Frans-Belgische letteren van die uit Noord en Zuid.24 Maar waarom werden auteurs van eigen bodem als Maurice Roelants en Gerard Walschap gevierd? Bestuursleden kregen voorrang, maar die regel was nooit absoluut, zo merkte De Backer fijntjes op, toen men Walschap in de bloemetjes wilde zetten. De Backer suggereerde om ook (de katholiek) Urbain Van de Voorde te vieren, die zich anders gepasseerd zou voelen. Dat hij geen bestuurslid was, was geen punt want met de viering van Roelants in 1931 was er een precedent geweest.25 Van de Voorde moest uiteindelijk met een ‘diplomatiek griepje’26 verstek geven want nog maar net was de plagiaat-affaire rond Het pact van Faustus ontbrand. In een tafelrede wees een van de aanwezige Nederlandse PEN-leden er wel op dat Walschaps werk veel invloed uitoefende op de “verbroedering der volken”. De aanwezigheid van Nederlandse schrijvers werd door de plaatsvervangende voorzitter Vermeylen gezien als een bewijs van het feit dat Noord en Zuid steeds meer tot elkaar naderden. Voor een deel bepaalde ook de samenwerking met de VvL evenals die met de Vlaamsche Club de agenda. Telkens weer paste dit in de verbroedering van Noord- en Zuid-Nederland. Op 3 april 1935 las Dirk Coster voor uit eigen werk in de Vlaamsche Club. Hem werd op 4 april een lunch aangeboden door de Vlaamsche Club en PEN. (invitatie De Bom 84650/86). Ook Anton van Duinkerken kreeg een lunch. De zestigjarige Top Naeff werd op zondag 13 november 1938 eerst door de VvL gehuldigd (samen met de eveneens zestigjarige Van Suchtelen en de zeventigjarige Emmanuel de Bom). De volgende dag werd zij ’s namiddags door de PEN gevierd, waarna zij ’s avonds een lezing gaf. Natuurlijk werden PEN-vertegenwoordigers van andere landen, zoals de Poolse ondervoorzitter Baudrowski (9 februari 1934) of H.J.C. Grierson, voorzitter van de Schotse PEN, (13 december 1934) warm onthaald. Dat ging niet zonder eigenbelang. Met Kaden Baudrowski was men in onderhandeling voor een nummer van een Pools tijdschrift over de Vlaamse letteren. Ook Grierson, die Nederlands kende, was door zijn vertalingen een ambassadeur van de Vlaamse letteren. Een laatste principe voor de invitatie was de wederkerigheid: werden Nederlanders uitgenodigd, dan mochten de Belgen op tegenbezoek. Vier Nederlandse vertegenwoordigers kwamen op 11 januari 1936 op bezoek, hielden elk 96
Jaarboek 2011
een korte spreekbeurt en werden rijkelijk onthaald op een feestdis in Atlanta.27 Een viermanschap van Vlamingen (Toussaint van Boelaere, De Backer, Roelants en Walschap) mocht zich in april 1936 over een tegenbezoekje verheugen. Hetzelfde wederzijds principe speelde op een hoger niveau. Vermeylen werd in 1937 erelid kort na de deelname van Herman Ould, de vaste secretaris, aan de Hoogdagen van de Vlaamsche Letteren. Een subtielere manier als het ging om hiërarchische verschillen aan te brengen, was de keuze van tijd en plaats van de ontvangst en het soort en het aantal uitnodigingen dat verstuurd werd. Minder belangrijke evenementen werden aangekondigd met een circulaire, die ook ander nieuws kon bevatten. Voor echt grote gebeurtenissen werden speciale uitnodigingen gedrukt en verzonden. Het aantal gedrukte uitnodigingen lijkt een indicatie te geven van het belang dat aan de schrijver wordt toegekend, of van de bekendheid die hij in het eigen land werd verondersteld te hebben: vijfhonderd uitnodigingen voor Roelants, vierhonderd rondzendbrieven voor Ina Boudier-Bakker en de Deense schrijver Johannes Buchholz, driehonderd voor Raymond Herreman en tweehonderdvijftig voor Top Naeff. Maar slechts tweehonderd uitnodigingen werden verstuurd voor een starlight als Romains. Die aantallen blijken dus ook hier weer arbitrair en meer samen te hangen met het open of gesloten karakter van de evenementen dan met de roem van de schrijver. De ontvangst van Valéry werd bijvoorbeeld opengesteld voor ‘de in literatuur belangstellende Vlamingen’, die werden – zoals vaker gebeurde - opgeroepen talrijk aanwezig te zijn.28 Deelnemers moesten op voorhand een som storten. Meestal 45 of 50 fr., wijn niet inbegrepen, of 55 fr. met drank, wat overeenkomt met ruim €40 in hedendaagse munt. Een diner op 2 december 1934 ter ere van de Spaanse schrijver Salvador de Madariaga, in samenwerking met de Club des Ecrivains belges de langue Française, was weer een stuk goedkoper: 35 fr., alles inbegrepen. Hôtel Albert I op de Rogierlaan was dan ook een stuk minder prestigieus. De Vlaamse PEN gebruikte de lokalen van de Vlaamsche Club om zijn eigen vergaderingen te houden. Die Vlaamsche Club, die nog steeds bestaat, was in 1922 door Vermeylen en Co opgericht. Wanneer regionale schrijvers kwamen, zoals de twee Rijnlandse auteurs die op 4 maart 1933 ontvangen werden, bleek die Vlaamsche 97
Club goed genoeg voor de ontvangst en het gezellige samenzijn achteraf. Men hoefde ook niet op voorhand in te schrijven en de kostprijs bedroeg ten hoogste 30 fr. ‘Ook dames en niet-leden worden gaarne uitgenodigd.’ Na een autorit door de Brusselse omgeving werd gesoupeerd ‘in de buurt van Brussel’.29 Voor grootse evenementen werd het chique Hotel Atlanta, op de Adolf Maxlaan, of het nog exclusievere Hotel Métropole (zie het bezoek van Boutens en van Valéry) gebruikt. Een ander geliefkoosd etablissement was de Taverne Royale. Bij tal van die gelegenheden werden speciale menu’s gedrukt. De maaltijd bij de viering van bijvoorbeeld Valéry is zoals vaker het geval is, somptueus te noemen. De pers werd op alle vieringen toegelaten, of was zelf medeorganisator. Echte etiquettevoorschriften waren zeldzaam. Avondkledij werd soms gevraagd, zoals bij de komst van Valéry, maar bijvoorbeeld niet bij die van de minder belangwekkende Van Suchtelen (10 juni 1933).30 Voor de vrouw van de schrijver, die het als echtgenote nooit onder de markt heeft, liet men per taxi bloemen aanrukken, vaak een boeket rozen.31 Het belang van een auteur kan men ook afmeten aan het feit of officiële foto’s werden besteld of niet.32 Doorgaans verliep een ontvangst als volgt. De voorzitter verwelkomde de genodigden. De maaltijd ging niet voorbij zonder een of meerdere toasts, bij voorkeur bij het nagerecht.33 Zo’n toast duurde een goede vijf minuten en bevatte een éloge op de schrijver.34 Maar eerst werden nog wat telegrammen met gelukwensen voorgelezen van mensen die er helaas niet bij konden zijn. Muziek kwam er niet aan te pas; het gesproken woord had nog zijn primordiale status, ook al was dat gesproken woord vaak een voorgelezen woord. Toussaint kon zich door Franz de Backer laten vervangen omdat zijn speech op papier stond.35 Voor schuchteren was een voorbereiding op papier in elk geval een grote hulp. In zijn antwoord kon de gevierde schrijver blijk geven van esprit en op die manier schitteren. Een ‘magnificent improvisation’ bleef bijvoorbeeld niet onvermeld in het officiële verslag van de ontvangst die de Spaanse schrijver Salvador de Madariaga te beurt viel.36 Zo’n spanning tussen wat officieel is en aangekondigd wordt en dus vaak uitgeschreven is, en wat spontaan en oraal is en dus geïmproviseerd is, is typisch voor de toespraken uit die tijd. Nog andere zaken typeerden het discours. Steevast werd er gewezen op de vriendschapsbanden tussen personen of verenigingen of op de toenadering tussen de literaturen van twee talen en werd 98
Jaarboek 2011
de macht van het dichterlijke woord geprezen.37 Een lezing van de auteur tijdens een ontvangst of na een maaltijd werd besloten met een stukje voorlezen en een dankwoord van een bestuurslid.38 In memoires, dagboeken of literair getinte verslagen konden die ontvangsten dan eventueel hun neerslag vinden. Door de politieke ontwikkelingen in de jaren dertig kwam er echter aan dit soort gezelligheid een einde. We zien in de plaatselijke PEN-club een verschuiving optreden die symptomatisch is voor een meer algemene evolutie in de internationale PENgemeenschap. In oktober 1939, toen het congres van Stockholm al was afgelast wegens het uitbreken van de oorlog, stuurde het Bestuur een verklaring door van Romains, de internationale voorzitter, en van de Londense PEN (plus een bespreking door de Londense PEN van Romains’ verklaring). Op de brief van Romains aan alle PEN-clubs van niet oorlogvoerende landen, gedateerd 12 september, had Ould volgens mevrouw Romains gereageerd met een communiqué waarin hij Romains beschuldigde zich te mengen in de interne aangelegenheden van de landen. Er werd door het Vlaamse bestuur naar de mening van de leden gepeild over een ‘vraag, die ver boven alle academische of ideologische besprekingen gaat’.39 Welke die vraag was werd merkwaardig genoeg niet gezegd – het gold hier immers de lang taboe gebleven wens van Romains om meer politieke kleur te bekennen: hij riep ertoe op dat de leden hun regeringen zouden steunen in de verdediging van de democratie –. Er werd wel aan toe gevoegd: ‘In deze benarde tijden is het meer dan ooit geboden, dat de P.E.N.leden zich dichter zouden aansluiten bij elkander dan vroeger wel het geval moest zijn. Recepties en andere uiterlijke bedrijvigheden schijnen minder geschikt dan een nauwe samenwerking.’40
99
Bibliografie Baldick, Robert, Les Dîners Magny, Denoël, Paris, 1972. Biron, Michel, ‘Littérature et banquet’, in: Textyles 15 (1998), 142-149. abanès, Jean-Louis, ‘Les banquets littéraires: pompes et circonstances’, C in: Romantisme 3 (2007), 61-77. Jules-Romains, Lise, Les vies inimitables, Flammarion, Paris, 1985. Schuh, Julien, ‘Les dîners de la Plume’, in: Romantisme 3 (2007), 79-101. oeffner, Hans-Georg, ‘Rituale’, in: Eike Bohlken & Christian Thies (Hrsg.), S Handbuch Anthropoloigie, Metzler, Stuttgart, 2009, 402-406. Vandevoorde, Hans, ‘De club van de edele zwans. De VvL en de PEN-Club op de Wereldtentoonstelling van 1935’, in: Koen Rymenants e.a. (red.), Literatuur en crisis: de Vlaamse en de Nederlandse letteren in de jaren dertig, AMVC-Letterenhuis, Antwerpen, 2010, 70-83. Vegesack, Thomas von, ‘Notes of the Early History of the International P.E.N. Club’, http://www.penrussia.org/th-veg.htm (28/4/2009) Verbruggen, Christophe, Schrijverschap in de Belgische belle époque. Een sociaal- culturele geschiedenis, Uitgeverij Vantilt/Academia Press, Nijmegen/Gent, 2009. Watts, Marjorie, P.E.N.: the early years, 1921-1926, Archive Press, London, 1971.
Noten 1. Biron (1998), 145. 2. Voor de dîners Magny, zie Baldick (1972). Zowel Cabanès (2007, 61-62) als Schuh (2007, 93) verwijzen naar de republikeinse banketten. 3. Zie Biron (1998), 145 en Verbruggen 2009. 4. Brief van 22 juni 1891 van August Vermeylen aan Emmanuel de Bom, http://www.vnsbrieven.org/VNS/DALF.db.VNS.WVNS.1891.100?tab=DALF search&howmany=25
En brief van 14 jan. 1892 van August Vermeylen aan Emmanuel de Bom, http://www.vnsbrieven.org/VNS/DALF.db.VNS.WVNS.1892.014?tab=DALF search&howmany=25.
5. Watts (1971), 11-16. 6. Watts (1971), 23. 7. Watts (1971), 25. 8. In het AMVC-Letterenhuis zitten onder sign. T 394/B2 enkele ledenlijsten (nrs. 161 707/10; 161 707/11; 161 707/16a; 161 707/31) en een factuur van Drukkerij A. Hessens te Brussel van 28 mei 1937 voor twee maal 75 lidkaarten (nr. 161 707/61). 100
Jaarboek 2011
9. Brief van De Backer aan Gabriël Opdebeek (AMVC-Letterenhuis, B 117/B). 10. Zie Cabanès (2007), 66 en Schuh (2007), 61. 11. Die dominantie blijkt alleen al uit het aantal leden dat de Franstalige PEN had. Zie de ledenlijst in de papieren van Toussaint van Boelaere (T 394/B2) in het AMVC-Letterenhuis. 12. Brief van Fernand Toussaint van Boelaere aan August Vermeylen van 21 (?) juli 1930 (T 394/B1). 13. Zie Vandevoorde (2010). 14. In de jaren dertig werden vaker manifestaties samen gehouden. De kosten werden dan verdeeld. Zie rekeningen in het AMVC-Letterenhuis sign. T 394/B2. 15. Zie bijv. de brief van de VvL aan het Antwerpse schepencollege d.d. juni 1938, waarin ze haar bezorgdheid uit over de politieke richting van de benoemingen (AMVC-Letterenhuis, sign. V 37366/B1). 16. De subsidie daalde van 7000 (AMVC-Letterenhuis, sign. T 394/B2 nr. 161 707/151) naar 5000 fr. 17. Franz de Backer aan Toussaint van Boelaere, 20 jan. 1939 (B 117/B1). 18. Anon., ‘Flemish Centre (Belgium)’, in: P.E.N. News, march 1935, 3 en ‘Flemish P.E.N.’, in: P.E.N. News, march 1938, 6. 19. Anon., ‘Paul Valéry te Brussel’, in: Het Vaderland, 2 dec. 1932. 20. ‘Paul Claudel in de Vlaamsche en Waalsche P.E.N.-clubs’, in: Het Vaderland, 3 juli 1933. 21. Sholom Asch zou in april 1932 naar Antwerpen komen. Toussaint probeerde hem te strikken, maar de ontvangst ging bij gebrek aan coöperatie niet door. 22. Brieven van Leo J. Kryn aan Van Suchtelen van 26 mei 1933 en 6 juni (AMVC-Letterenhuis, sign. P 305/B1). 23. Invitatie aan Emm. De Bom met poststempel 18 jan. 1935 (AMVCLetterenhuis, sign. P 305/D). 24. Zie de brief van Robert Vivier aan Toussaint van Boelaere (AMVCLetterenhuis, sign. T 394/B2 nr. 38915/3). 25. Brief van De Backer aan Toussaint van 15 dec. 1936, AMVC-Letterenhuis, B 117/B1 nr. 38587/34. 26. ‘Literair banket. Walschap door de P.E.N. gehuldigd’, in: Het Vaderland, 25 jan. 1937. 27. Zie verslagen in De Maasbode van 12 jan. 1936, NRC van 13 jan. 1936, Algemeen Handelsblad, ???, De Telegraaf, 17 jan. 1936 en Het Vaderland, 13 jan. 1936. 28. Invitatie Vlaamsche P.E.N.-Club van 21 nov. 1932 (AMVC-Letterenhuis, sign. P 305/D). 29. Invitatie Vlaamsche P.E.N.-Club, 24 febr. 1933 (P 305/D nr. 161708/29). 30. Invitatie Vlaamsche P.E.N.-Club van 3 juni 1933 (AMVC-Letterenhuis, sign. P 305/D).
101
31. Tussen de PEN-rekeningen zitten meerdere rekeningetjes voor bloemen, zo bijvoorbeeld voor de rozen die aan mevrouw Walschap werden overhandigd door August Vermeylen, die het welkomstwoord uitsprak ter vervanging van Toussaint van Boelaere (‘Literair banket. Walschap door de P.E.N. gehuldigd’, in: Het Vaderland, 25 jan. 1937). 32. Zie een rekeningetje voor de persfoto’s Waro bij de ontvangst van Noord-Nederlandse gasten op 26 mei 1939 (AMVC-Letterenhuis, sign. T 394/B2 nrs. 161 707/86-88). 33. ‘Paul Valéry te Brussel’, in: Het Vaderland, 2 dec. 1932. 34. Dat kunnen we afleiden uit de Officieele en andere toespraken en tafelreden van Toussaint van Boelaere (T 394/H), een typoscript dat Toussaint in 1939 samenstelde. 35. ‘Literair banket. Walschap door de P.E.N. gehuldigd’, in: Het Vaderland, 25 jan. 1937. 36. “Flemish Centre (Belgium)”, in: P.E.N. News, mrt. 1935, 3. 37. ‘In De Vlaamsche P.E.N. club en Vlaamsche club te Brussel’, De Standaard, 15 nov. 1938. 38. ‘In de Vlaamsche P.E.N. club te Brussel. Ontvangst van den Deenschen schrijver Johannes Buchholz’, De Standaard, 14 apr. 1938. 39. Jules-Romains (1985), 225. 40. Brief van “Het Bestuur” aan de leden, okt. 1939 (AMVC-Letterenhuis, sign. P 305/D).
102
Jaarboek 2011
Machtiger dan het zwaard? Wetenschappelijk onderzoek naar de geschiedenis van PEN-Vlaanderen Kevin Absillis Van 2 tot 6 mei 1962 ontvingen de Franstalige en de Nederlandstalige afdeling van PEN-België in Brussel drieënvijftig afgevaardigden van achtentwintig PEN-afdelingen uit alle vier de windstreken. Het was niet voor het eerst dat de Belgische hoofdstad het decor mocht vormen voor de geschiedenis van de in 1921 door de Britse Catherine Amy Dawson Scott opgerichte schrijversvereniging. In 1927, toen Nederlandstalige en Franstalige auteurs in België aan één PEN-club nog genoeg hadden, had de toenmalige internationale PEN-voorzitter John Galsworthy in hart van Europa de eerste versie voorgelezen van wat mettertijd zou uitgroeien tot het PEN-charter. Zo historisch zou de Brusselse conferentie van 1962 beslist niet zijn. Toch vertoonde de agenda geen gebrek aan belangwekkende onderwerpen. De moeilijkheden van schrijvers in ballingschap bijvoorbeeld, en de auteursrechtelijke en andere uitdagingen die het nog relatief jonge medium televisie met zich meebracht. De kans is klein dat de deelnemers aan de PENconferentie van 1962 zich hebben hoeven te vervelen. Naast de nodige vergaderingen werden namelijk aantrekkelijke nevenactiviteiten georganiseerd. Zo ontvingen koning Boudewijn en koningin Fabiola het internationale schrijversbende op zaterdag 5 mei in hun kasteel te Laken. Het weer was zo on-Belgisch mooi dat handjes konden worden geschut in de vorstelijke tuinen. Zondag volgde een bezoek aan Antwerpen, waar de aanwezigen na een rondleiding in het Rubenshuis aan boord 103
Kevin Absillis is docent moderne Nederlandse letterkunde en algemene literatuurwetenschap aan de Universiteit Antwerpen.
traden van een Flandriaboot. Het gezelschap stoomde stroomopwaarts de Schelde op tot in het pittoreske Sint-Amands, waar het als ingetogen slotakkoord van een mooie week het grafmonument van de schrijver en mede-initiatiefnemer van de Belgische PENclub Emile Verhaeren kon bezichtigen. Aan luister en vertier heeft het de internationale PEN-conferentie van precies een halve eeuw geleden dus niet ontbroken. (Sterker, de PEN oordeelde dat bijeenkomsten voortaan best wel wat minder royaal mochten zijn. De vrees rijpte namelijk dat nationale afdelingen die in minder comfortabele omstandigheden dienden te opereren dan de Belgische, hun zin voor initiatief zouden verliezen.) Toch viel ondanks alles de persbelangstelling voor het PEN-evenement in Vlaanderen tegen. Dat is wellicht des te opmerkelijker, omdat tijdens de conferentie de negenenzestigjarige Nederlandse schrijver Victor E. Van Vriesland de Italiaan Alberto Moravia opvolgde als voorzitter van PEN-International. Dat was een prestigieuze functie die eerder was uitgeoefend door illustere namen als H.G. Wells, Jules Romains en Benedetto Croce. Ook Maurice Maeterlinck (in 1962 trouwens precies 100 jaar geleden geboren en net als Emile Verhaeren op de conferentie speciaal herdacht) had de internationale PEN net na de Tweede Wereldoorlog voorgezeten, maar voor een Nederlandstalige was de functie nog niet eerder weggelegd geweest. Maar buiten enkele obligate verslagen in nationale kranten mochten het in Brussel neergestreken schrijversgezelschap en zijn nieuwe voorzitter op weinig weerklank rekenen. Is daar een verklaring voor? Sinds april 1959 [zie lijst] was het voorzitterschap van PENVlaanderen in handen van Richard Declerck (1899-1986), een uit Brugge afkomstige, Vlaamsgezinde socialist die in 1945 tot veler verrassing door Achille van Acker tot provinciegouverneur van Antwerpen was gebombardeerd. Declercks literaire belangstelling was aanzienlijk; in de tussenoorlogse periode was hij actief geweest in het boekbedrijf en als medewerker van de culturele rubriek van het socialistische dagblad Vooruit. Als uithangbord van een zich steevast als a-politiek afficherende schrijversvereniging, lijkt hij echter een weinig vanzelfsprekende keuze. De literaire uitstraling van een August Vermeylen, die PEN-België in 1928 voorzat, of een F.V. Toussaint van Boelaere, die van 1930 tot zijn overlijden in 1947 het gezicht was van PEN-Vlaanderen, wist hij alleszins niet te 104
Jaarboek 2011
benaderen. Het is vooralsnog niet helemaal duidelijk wie Declerck als ondervoorzitter, secretaris en penningmeester hebben bijgestaan in de veertien jaar dat hij PEN-Vlaanderen leidde, maar naar het zich laat aanzien waren het geen ronkende namen. Dat wil niet zeggen dat het Declerck aan een interessant netwerk ontbrak. Het Liber Amicorum dat in 1960 te zijner ere werd samengesteld, bewijst het tegendeel. Naast diverse toonaangevende politici tekenden ook Louis Paul Boon, Raymond Brulez, Gaston Burssens, Johan Daisne, Marnix Gijsen, Raymond Herreman, Karel Jonckheere, Ivo Michiels en Herman Teirlinck voor een bijdrage. Geen van de genoemden brengt PEN-Vlaanderen evenwel nog maar ter sprake. Nu was Declerck in 1960 pas als voorzitter aangesteld, maar zijn betrokkenheid bij de schrijversvereniging dateerde van vroeger. Alleen de Brusselse schrijver-criticus Jan Walravens brengt die evenwel vluchtig in herinnering in zijn bijdrage tot Declercks vriendenboek. Vond Declerck zélf misschien zijn nochtans meerdere decennia omspannende PEN-voorzitterschap bijkomstig? In Twintig jaar politieke en culturele zwerftochten, een in 1980 verschenen bundel essays, (auto)biografische aantekeningen en ander proza, brengt Declerck PEN zelf in ieder geval maar twee keer en al evenzeer slechts terloops ter sprake. Toch had de nogal geringe weerklank die de activiteiten van PENVlaanderen in de jaren 1960 genoten, natuurlijk niet alleen met de persoon van de voorzitter te maken. Was het dan misschien de burgerlijke sfeer rond de PEN, met haar banketten en diners, protocol en etiquette, en kosmopolitisme van geestesaristocratische snit? Die oogde stilaan een beetje muf in een periode waarin je voor alles bij de tijd hoorde te zijn als je nog een minimum aan hipheid ambieerde. De op het eerste gezicht wat weinig swingende indruk die PEN-Vlaanderen in de sixties geeft, maakt systematisch onderzoek naar de schrijversvereniging in dit tijdvak echter niet minder zinvol. Waarom miste PEN-Vlaanderen de artistieke contestatie die in de tweede helft van de jaren 1960 een hoogtepunt zou bereiken? Waarom zou ze aan de zijlijn staan toen toonaangevende schrijvers enkele geruchtmakende Protest Read-Ins opzetten die luidruchtig echte en vermeende censuur aan de kaak zouden stellen? En hoe knoopte PEN-Vlaanderen in de jaren 1970 weer aan bij de renommee die de vereniging in de jaren 1930 had opgebouwd? Deze en nog vele andere vragen zullen studenten van de Universiteit Antwerpen de komende jaren in hun afstudeerscripties 105
onderzoeken. Ze zullen daarbij allereerst gebruik maken van het archief van PEN-Vlaanderen dat zich in het AMVC-Letterenhuis bevindt en waar het huidige PEN-bestuur recent nog belangrijke stukken aan heeft toegevoegd. Het archiefonderzoek zal worden aangevuld door getuigen te interviewen. De bevindingen van dit spannende veldwerk zullen niet alleen voor ons begrip van de ontwikkeling van de Vlaamse literatuur verrijken, maar ook de geschiedenis van de Vlaamse Beweging, het Vlaamse boekbedrijf en de evolutie van de intellectuele opinievorming.
106
Jaarboek 2011
Het bestuur van PEN-Vlaanderen van 1930 tot nu Reconstructie: Sanne Berwaerts Voorzitter 33 33 33 33 33 33 33 33 33 33 33 33
F.V. Toussaint van Boelaere: 9/11/1930 tot 30/4/1947 Franz de Backer: 1947 tot 19/4/1959 Richard Declerck: 19/4/1959 tot 1973 Paul Snoek: 1973-1974 Albert Bontridder: 1974 tot 2/2/1980 Prof. Frans Vyncke: 2/2/1980 tot 20/1/1982 (datum van ontslag) Marcel Wauters: 18/2/1982 tot (vermoedelijk) 1988 Monika van Paemel: 1988 – 2000 of 2001 Paul Koeck: mei 2001 Stefaan van den Bremt = waarnemend voorzitter vanaf 2003? Geert van Istendael: januari 2007-januari 2011 David van Reybrouck: januari 2011-
Ondervoorzitter 33 33 33 33 33 33 33 33 33 33 33 33 33 33
Lode Baekelmans: 9/11/1930 tot 1959 Jan Boon samen met L.B. vanaf 1954 René Seghers en Leo van Puyvelde: 1964 (misschien ook al eerder) René Seghers en Theo Bogaerts: 1966 Theo Bogaerts en Jef van Wijnsberghe: 1969 Theo Bogaerts en Albe: 1970 Albe: 1971 Albe en Paul Snoek: 1972 Marcel Wauters en Eddy Van Vliet: 20/2/1980 Dirk Christaens en Gerda De Vrieze: 1981 Albert Bontridder en Willem M. Roggeman: 18/2/1982 tot? Monika van Paemel en Stefaan van den Bremt: 19/7/1984 Ingrid Vander Veken: 2007 Jeroen Theunissen: 2011
107
Secretaris 33 33 33 33 33 33 33 33 33 33 33 33 33 33
Franz de Backer: 9/11/1930 tot 1947 René J. Seghers: 1947 tot 1950 Jef van Wijnsberghe: 1950 tot ? Willem M. Roggeman: 1968 tot 7/1/1976 Jan Emiel Daele: 7/1/1976 tot 14/2/1978 Ludwig Alene (ad interim): 15/3/1978 tot 15/4/1978 Frank de Crits: 15/4/1978 tot 20/2/1980 Willem M. Roggeman: 20/2/1980 tot 6/5/1981 Ludwig Alene: 6/5/1981 tot 1/7/1985 Stefaan van den Bremt: 1/7/1985 tot (vermoedelijk) 1988 Paul Koeck: 1988 tot ? Ingrid Vander Veken: 2001 Isabelle Rossaert: 2005 Guy Posson: 2007
Penningmeester 33 33 33 33 33 33 33 33 33 33
Leo J. Kryn: 9/11/1930 – 1940 Karel Leroux: 1945 Maurits De Doncker: 1947 Clara Haesaert: 4/12/1966 tot 4/12/1971 Marc Decorte: 1972 Ignaas Veys: 1973-1976 Ludwig Alene: 1976 – december 1985 Mark Insingel: december 1985 tot 2000/2001 Suzanne Binnemans: 2000 of 2001 Xavier Roelens: 2011-
108
Liu Xiaobo of de redelijke gedachten van een gevangen man Catherine Vuylsteke
In het Westen is de magere Chinese intellectueel met het brilletje en de droevige glimlach vooral bekend als onverwachte Nobelprijswinnaar en als initiatiefnemer van Charter 08, een internetdocument dat uitmondde in elf jaar celstraf. Een gevaarlijke revolutionair? Uit ‘Ik heb geen vijanden, ik ken geen haat’, de nieuwe anthologie van zijn essays, blijkt overduidelijk van niet.
Catherine Vuylsteke is auteur, journalist en China-expert. Ze publiceerde onder anderen de boeken Volksrepubliek van Verlangen (2007, Meulenhoff/Manteau) en Vroeger is een ander land, relaas van acht aangespoelde jonge levens (2011, De Bezige Bij Antwerpen).
Liu Xiaobo zal vrijkomen in 2020, als hij 65 jaar is, zo schrijft samensteller Tienchi Martin-Liao aan het einde van de inleiding van Liu’s pas verschenen essaybundel Ik heb geen vijanden, ik ken geen haat. ‘In zijn carrière als auteur lijken dat elf verloren jaren te zijn. Maar ik verwacht dat hij niets zal berouwen en met een innerlijke rust en gelatenheid deze lange periode zal doorstaan. Wat zei Socrates ook alweer voordat hij in de gevangenis de gifbeker dronk: “Ik zal gaan, jullie zullen blijven, ik weet niet wat beter is”.’ De pas verschenen anthologie bevat uittreksels uit de meer dan 800 essays en boeken die Liu in de loop van meer dan twee decennia schreef, voor hij in december 2008 bij een breed publiek bekend raakte als de geestelijke vader van Charter 08. Aan het woord is een al even onconventionele als stoutmoedige schrijver, die de Chinese traditionele cultuur, het huidige autoritaire bestel en de door het establishment gecoöpteerde intellectuele klasse genadeloos op de korrel neemt. Een opvallend pretentieloze man ook, die meent dat respect voor afwijkende meningen vitaal is. De titel van het boek komt van de verklaring die Liu voorbereidde voor zijn proces in 2009, waar hij schuldig werd bevonden aan subversie tegen de staat. ‘Geen van de agenten die me in de gaten hielden, arresteerden en ondervroegen, geen van 110
Jaarboek 2011
de aanklagers die me in staat van beschuldiging stelden en geen van de rechters die me veroordeelden zijn mijn vijanden’, zo zei hij. Het werk vangt aan met een essay uit 2004, dat in het licht van de schokkende gebeurtenissen van oktober jongstleden razend actueel is. Toen ging het verhaal de wereld rond van een herhaaldelijk overreden Chinese peuter waar geen kat naar omkeek. Liu schrijft die op zich onbegrijpelijke reactie toe aan een ‘verlamd inlevingsvermogen en een gebrekkig gevoel voor rechtvaardigheid’, die volgens hem ‘algemene sociale aandoeningen’ zijn geworden. ‘Niemand bekommert zich om ouderen die op straat onwel worden. Niemand redt een boerenmeid die uitglijdt en in het water valt’. De verklaring daarvoor zoekt de gevangen schrijver in de erfenis van het maoïsme. ‘De communistische indoctrinatie heeft gebroken met de geschiedenis en generaties zonder geheugen voortgebracht’, meent Liu. ‘Sinds de Communistische Partij aan de macht kwam, heeft de Volksrepubliek een hele reeks aan onvoorstelbare rampen meegemaakt, maar in het geheugen van de generatie na 4 juni 1989 staat geen pijnlijke herinnering gegrift. (..) Ze zijn alleen doordrongen van “kijk vooruit naar geld” en “macht is geld”. Onbewust zijn ze gevormd door “het doel heiligt de middelen” en hun grote voorbeelden zijn mensen die plotsklaps stinkend rijk zijn geworden en popsterren. Dus kijken ze altijd verveeld om zich heen als het over historisch leed en de duistere kant van de sociale werkelijkheid gaat’.
Posttotalitarisme Liu is van mening dat er van de vier pilaren van Mao’s totalitarisme maar één meer over is: die van ‘de politieke eenkennigheid en haar harde repressie’. China’s burgers zijn niet langer geheel economisch afhankelijk van de staat en kunnen dus autonome keuzes maken, ze hebben een ‘halfbakken persoonlijke vrijheid. De Chinese samenleving beweegt zich gestaag in de richting van de vrijheid van vestiging, beweging en beroepskeuze. Bovendien heeft zich een systeem van normen en waarden ontwikkeld dat 111
onafhankelijk is van de staat en de ambtenarij’. En ondanks alle pogingen om ‘de publieke opinie te begeleiden’, zoals Peking de indoctrinatie en muilkorving van de burger noemt, zorgde vooral het internet voor steeds meer informatie. En toch is Liu van oordeel dat het ‘regime sterker is dan de burgermaatschappij. Onder het volk is niet genoeg moed en de intenties zijn nog onvolgroeid’ en dus is het ‘op korte termijn onmogelijk om een politieke kracht voort te brengen die sterk genoeg is om het regime van de Communistische Partij te vervangen’. Dat neemt niet weg dat de gevangen schrijver een duidelijke visie heeft op de democratisering van China. Daarbij moeten de ‘geweldloze belangenbewegingen niet als doel hebben de macht te grijpen, maar zich inzetten voor het bouwen van een menswaardige samenleving’. Hun opzet mag er niet in bestaan ‘een volledige historische omwenteling na te streven, maar ze moeten zich inzetten voor het in de dagelijkse praktijk brengen van vrijheid.(..) Ongeacht hoe krachtig het vrijheid verbiedende regime en zijn systeem zijn, elk persoon moet zijn best doen om te leven als een vrij mens. (..) Iedereen moet elkaars recht van spreken respecteren.(..) Ontken niet langer dat de dictatoriale macht de hele tijd aanwezig is, maar zie dat algemeen bekende feit onder ogen. Neem het heft in eigen handen en hoop niet langer op de komst van een verlicht despoot. Met dat laatste verwijst Liu naar een zich altijd weer herhalend euvel, dat onlangs ook duidelijk was bij de opstand in het dorp Wukan, in Guangdong. De 20.000 dorpelingen die protesteerden tegen de corrupte lokale bestuurslui die hun akkerland versjacherden en de opbrengsten in eigen zak staken, waren er van overtuigd dat ‘de centrale leiding hier niets van af weet. Deden ze dat wel, dan zouden ze ingrijpen’.
Muur van de Democratie De dominante analyse over de met het aantreden van Deng in 1978 gelanceerde hervormingsperiode is dat de voorstanders van politieke hervormingen na het bloedbad zijn uitgerangeerd, 112
Jaarboek 2011
waardoor de beweging van de ‘Muur van de Democratie in Xidan’, eind jaren zeventig verwerd tot een marginale en haast onbelangrijke paragraaf in de recente Chinese geschiedenis. In verschillende essays probeert Liu dat te ontkrachten. ‘De Muur van de Democratie markeerde als eerste de kloof tussen wat volk en overheid verwachtte van de hervormingen’, schreef hij in 2008. ‘De eerstgenoemde opteerde voor een volledige hervorming in de richting van een vrij en democratisch China. De laatstgenoemde koos voor een gebrekkige hervorming van de economie terwijl de politieke dictatuur in stand gehouden werd’.
Tibet In 2008, als bloedige rellen in Tibet de aanloop naar de Olympische Spelen in Peking vertroebelen, legt Liu haarscherp zijn visie uit. De oorzaak van de Tibetaanse crisis’, schrijft hij, ‘is ook die van de crisis in China zelf. Het conflict tussen eenwording en autonomie is in essentie dat tussen dictatuur en vrijheid.(…) Op het moment dat de Han-Chinezen op internet hun gal spuwen op de dalai lama, vegen ze de ware stand van zaken voor zowel Han-Chinezen als Tibetanen onder tafel: die is dat we allemaal gevangenen zijn van het dictatoriale systeem. (..) Pas wanneer de Chinese democratisering echt op gang komt, komt de dag dat Peking en de dalai lama een aanvang kunnen maken met echte besprekingen. Zolang de Han-Chinezen geen vrijheid hebben, hebben de Tibetanen geen autonomie’. En in het licht van de veroordelingen van de voorbije weken (Chen Wei, negen jaar, Chen Xi, tien), ziet het er niet naar uit dat die vrijheid gauw komt. Alleen in zijn eigen denken is Liu voorlopig vrij, dat bewijst deze lezenswaardige anthologie op elke pagina opnieuw.
113
fragment ‘Achter de schermen van het Chinese economische wonder’. In: Liu Xiaobo, Ik heb geen vijanden, ik ken geen haat, uitgeverij De Geus, 2012, 352 blz. ISBN 9789044518764. €19,95.
Sociale kosten De enorme economische veranderingen in China zijn op het eerste gezicht wijdverbreid en diepgravend, maar in feite mismaakt en oppervlakkig. Ze worden vooral gekenmerkt door een toename in kwantiteit, terwijl de kwaliteit niet verbetert.
De algemene sociale en individuele kwaliteit van leven heeft geen gelijke tred gehouden met de vlucht van de economie. Het ethisch besef, de intellectuele levendigheid, de solidariteit van de samenleving en de publieke participatie halen het bij lange na niet bij die van de jaren tachtig. China racet op dit moment naar de allerslechtste vorm van ons-kent-onskapitalisme. De machtsadel verdeelt zonder met de ogen te knipperen de partijkas, die bijgevuld wordt met de zogenaamde publieke bezittingen. De elite verdedigt zonder blikken of blozen de macht en het kapitaal. De realistische en rechtvaardige samenwerking tussen de liberalen in de Partij, de vrije intellectuele wereld, gepassioneerde jongeren, ondernemers die rechtvaardigheid nastreefden en verschillende politieke visies in de bevolking die in de jaren tachtig politieke hervormingen predikten, is verdwenen. Daarvoor in de plaats is er de eenzijdige economische hervorming die gedreven wordt door puur economisch winstbejag. Achter dit ‘economisch wonder’ schuilen wonderen van systematische corruptie, sociaal onrecht, de ondergang van normen en waarden en het over de balk smijten van geld. Het extreme prijskaartje dat aan de economische grondstoffen en aan [het opschorten] van mensenrechten hangt, is ronduit wonderbaarlijk. Daar komt nog bij dat dit een wonder is waarvan de opgetelde sociale kosten onschatbaar zijn. 114
Dreigbrief aan Al Gore David Van Reybrouck en Jeroen Theunissen
Zeg Al, het glas is altijd halfvol bij u. Ge staat daar met dat brede lijf en die vette lach en dat gezapige zuiderse accent van u een POSITIEVE KIJK op de dingen en de mensen te verkondigen. Ge maakt er een grapje bij. Gij zijt zo iemand die de moed niet verliest, die zich afvraagt: ‘Shouldn’t we be solving this?’ En ge begint eraan, diezelfde dag nog, ge solvet.
In 2011 schreven David en Jeroen, voorzitter en vice-voorzitter, iedere maand een dreigbrief in Mo*, waarin ze mensen aanvielen die van goede wil waren, maar het af en toe toch een beetje onhandig, verkeerd of in sommige gevallen dubbelzinnig aanpakten. Hier leest u een van die brieven, de brief uit het meinummer.
In de periode tot aan Kopenhagen werd het klimaat sexy. En gij ineens ook! Ge hadt het na uw weinig verheffende nederlaag tegen de Texaanse cowboy toch maar KLAARGESPEELD om de moed niet te verliezen, om de status van loser te overstijgen, terug te komen en de ene prijs binnen te halen die nog hoger aangeschreven stond dan diegene die hij van u gestolen had. Sterk!! En nobel! (Hebt ge hem?) Wij houden van winners, ge waart onze sympathieke COMEBACKKID. Vandaag nemen gij en uw powerpoint niet meer enkel The American People op sleeptouw maar zowaar de hele fokkin’ Entire Planet. En onder uw leiding is die entire planet bezig, zoals gij zelf zegt, ‘een historische onderneming op touw te zetten die een beroep doet op onze beste vermogens’. Awel, gast, als ge het met zoveel bombarie formuleert, krijgen we haast GOESTING in die overstromingen, bosbranden, orkanen, tsunami’s, hongersnoden en droogtes. ’t Is toch waar zeker! Uw ondraaglijk optimisme ondermijnt stilaan uw zelfkritisch vermogen. HOE LANG zijt ge nu bezig? HOE LANG hebt ge uw idealen vergeten? In 1992 – wij herhalen het even: 1992 – verscheen uw boek Earth in the Balance, waarin ge opriept om DRINGEND GLOBAAL te handelen, en waarin ge een ecologisch marshallplan voorstelde. Vervolgens, toen ge acht jaar vicepresident waart, bleek er aan zo’n plan tijdens de heilsbrengende 116
Jaarboek 2011
Derde Weg GEEN NOOD meer te zijn. De economie groeide, dat was toch het belangrijkste. En toen ge in 2006 uw Davidsfondslezing inblikte, vergat ge voor ’t gemak de grootste vervuiler, DE VLEESCONSUMPTIE, te vermelden. Misschien geloofde ge dat we de problemen ook zo wel zouden oplossen, en wilde ge niemand voor het hoofd stoten. Misschien wilde ge GEZELLIG blijven en het kijkers noch industrie te lastig maken. Misschien hadt ge net EEN BARBECUE besteld. Het moet gezegd, Al, de laatste tijd hebben ze wel vaker in uw rapen gescheten. Ze hebben uw voetafdruk verdraaid en u belangenvermenging verweten omdat ge in groene energie investeerde. Wij vinden u pertang geen kwaaie gast, daar niet van. Kwaaie gasten verdienen geen dreigbrief van ons. Khadaffi krijgt al genoeg post. Wij vinden u gewoon te braaf, jongen, te GOEDGEMUTST. Mensen Die Het Goed Menen: bestaat er erger dan dat? Ge schijnt waarlijk vertrouwen te hebben in de mens en de wereldpolitiek! Gij, die toch niet de meest gelukkige staatsman op aarde zijt, beweert dat ge in politieke “tipping points” gelooft, in wonderlijke momenten waarop iedereen OP MIRACULEUZE WIJZE mekaar in de armen valt, waarop politici handelen, burgers bewust worden en lammeren grazen naast leeuwen. Kijk naar uw land, gast!! Echt waar, kweek een beetje VENIJN, VLOEK en FLUIM een keer in het rond en hang zo niet de PRESIDENT VAN DE VERENIGDE MILIEUPROBLEMEN uit. Stel nu de vragen die echt ZEER doen in plaats van dat ge maar solvet en solvet, want de materie waarmee ge u bezighoudt IS PIJNLIJK, voor ieder van ons, meer dan we willen horen. Mochten we niet over enig zelfrespect beschikken, we dreigden ermee klimaatontkenner te worden, om u eens goed UIT UW KOT TE LOKKEN. Voilà, dat is ’t! Stamp ons een geweten, kerel, in plaats van te zalven en te solven, of we dreigen u nog te vergeten, en met u de hele problematiek. Ga eens tegen de lobby’s in, de olielobby, de luchtvaartlobby, de vleeslobby. Zeg het eens ZOALS HET IS. Keten u vast, maak u kwaad, wees echt eens INCONVENIENT in plekke van goedlachs of wij dreigen onze schouders op te halen en over te gaan naar de volgende kwestie. 117
PEN-CHARTER
Jaarboek 2011
PEN verklaart dat: 1. Literatuur, hoewel nationaal van oorsprong, geen grenzen kent en uitwisselbaar moet blijven tussen naties, ondanks politieke of internationale beroering. 2. In alle omstandigheden en zeker in oorlogstijd, kunstwerken en het patrimonium van de mensheid in de meest brede betekenis, gevrijwaard moeten blijven van nationale en politieke passie. 3. Leden van de PEN ten allen tijde al hun invloed moeten aanwenden ten bate van de goede verstandhouding en het wederzijds respect tussen naties; zij er zich toe verbinden hun uiterste best te doen om rassen-, klasse- en volkshaat onmogelijk te maken en het ideaal te verdedigen van één mensheid die in vrede leeft in één wereld. 4. PEN staat voor het principe van de ongehinderde doorstroming van het gedachtegoed binnen elk land en tussen alle landen; dat haar leden zich ertoe verbinden om elke vorm van beknotting van de vrije meningsuiting te bestrijden in het land en de gemeenschap waartoe ze behoren en overal elders in de wereld waar dat mogelijk is. PEN is voorvechter van een vrije pers en bestrijdt willekeurige censuur in vredestijd. Ze gelooft dat de noodzakelijke evolutie van de wereldbevolking naar een beter georganiseerde politieke en economische orde onmogelijk is zonder het recht van kritiek op regeringen, administraties en bestuurders. En omdat vrijheid ook de vrijwillige beperking ervan impliceert, verbinden de leden zich ertoe om zich te verzetten tegen de uitwassen van een vrije pers, zoals leugenachtige artikels, opzettelijk valse verklaringen en de verdraaiing van feiten teneinde er politiek of persoonlijk voordeel mee te halen. Het lidmaatschap van PEN staat open voor alle erkende schrijvers, redacteurs en vertalers die deze doelstellingen onderschrijven, zonder onderscheid van nationaliteit, taal, origine, huidskleur of religie.
119
120
Jaarboek 2011
121
122
Jaarboek 2011
123
33
BackCover
124