NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
Veiligheids- en Gezondheidssignalering This document may set requirements supplemental to applicable law. However, nothing herein is intended to replace, amend, supersede or otherwise depart from any applicable law relating to the subject matter of this document. In the event of any conflict or contradiction between the provisions of this document and applicable law as to the implementation and governance of this document, the provisions of applicable law shall prevail.
DOCUMENT HISTORY Date
Rev
Reason for change
2007
0
Eerste uitgave
2009
1
- Catalogus apart gezet van de tekst van het document. - Aanpassingen van hoofdstukken 2, 3 and 11
01.03.2013
2
-
Document type gewijzigd (van DEP 80.00.00.14 EPE-NL) naar Specificatie. In 2.5.2 Overgang naar nieuwe GHS symbolen aangepast naar eisen van SodM. Offshore signalering ingevuld, conform huidige situatie. Separate catalogus is geïntegreerd in huidige document. Onshore moet nieuwe vluchtwegmarkering aan ISO 7010 voldoen (identiek aan offshore). - Markering van skid toegevoegd (7.4)
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 1 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
CMS Document Control Box Field Name
Field Description
Name
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Organisation
NAM
Content Owner
Robberstad, Lasse NORSKE-UIS/O
Custodian
Pluijmers, Ad NAM-UIO/T/H
Document Custodian
Wind, Jelle F NAM-UIO/T/H
Author(s)
Wind, Jelle F NAM-UIO/T/H
CMS Number
NAM-SAFOPS.SP.02
Doc Number
EP201303201115
Revision Number
2
Cross References
N/A
First Issue Date
2007
Issue Date
01.03.2013
Review Date
01.03.2016
External
No
Document Type
Specification
Valid For
NAM
UPBM Process
N/A
UPBM Sub-process
N/A
Discipline
Operational Safety
Expertise
N/A
Used In UP Process
17, 19, 63, 64, 71, 72
Used In Discipline
Operational Safety
Used in Expertise
N/A
Language
Dutch
Risk Domains
Safety, Health, Environment, Social, Reputation
Safety Case (UK)
N/A
HSE MS
Managing risks
ISO 14001
N/A
Security
Restricted
Export Control
Not subject to EAR – no US content
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
Applicable Roles
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
N/A
Pagina 2 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
INHOUD DOCUMENT HISTORY .............................................................................................................. 1 1
SAMENVATTING ............................................................................................................... 4
2
INLEIDING ........................................................................................................................ 5
3
TAKEN, BEVOEGDHEDEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN .................................... 11
4
LOCATIEBORDEN, SAMENGESTELDE VEILIGHEIDSBORDEN EN ANDERE PERMANENTE SIGNALERING ........................................................................................ 12
5
MARKERING BRANDBESTRIJDINGS-, EHBO- EN REDDINGSMIDDELEN .................. 21
6
VLUCHTWEGMARKERING ............................................................................................... 25
7
MARKERING OPSLAGVATEN, -TANKS EN PROCESEQUIPMENT ................................. 31
8
LEIDINGMARKERINGEN ................................................................................................ 37
9
OPSLAG GEVAARLIJKE STOFFEN (O.A. CHEMICALIËN EN GASFLESSEN) ................ 43
10
VEILIGHEIDSMARKERINGEN ........................................................................................ 47
11
LOCKOUT/TAGOUT ......................................................................................................... 49
12
MARKERINGEN BIJ WERKZAAMHEDEN ....................................................................... 50
13
MATERIALEN / KWALITEITSEISEN ............................................................................... 52
BIJLAGE 1 - REFERENTIETABEL NAM PRODUCTNAMEN – GEVAARSYMBOLEN ............ 55 BIJLAGE 2 - REFERENTIETABEL NAM-GEVARENLIJST EN RELEVANTE PICTOGRAMMEN ............................................................................................................. 60 BIJLAGE 3 - CONTROLELIJST V&G SIGNALERING .............................................................. 67 BIJLAGE 4 - REFERENTIES .................................................................................................... 71 BIJLAGE 5- RELEVANTE ASPECTEN UIT WET- EN REGELGEVING ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING ..................................................................................... 72 BIJLAGE 6 - BORDEN TEN BEHOEVE VAN DE VEILIGHEIDSIGNALERING ..................... 79
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 3 van 80
NAM Specification
1
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
SAMENVATTING
Deze Specificatie geeft nadere invulling aan veiligheids- en gezondheidssignalering (verder genoemd V&G signalering) gebaseerd op wettelijke en Shell Group vereisten (zie bijlagen 1 en 2). Het betreft alle V&G-signalering op/in alle locaties/installaties en kantoren incl. leidingen, tanks, opslagvaten, controlekamers, werkplaatsen, laboratoria, schakelgebouwen, etc., infrastructuur en losse arbeidsmiddelen. Uitgezonderd van deze Specificatie zijn: • Bebording en bebakening van wegen, parkeerterreinen en –garages. • Hand- en armseinen voor diverse activiteiten, zoals hijswerkzaamheden. • Zonering op basis van ATEX richtlijn. • Statuslichten van installatie(delen), bijv. bij toegang tot gascompressorgebouw. Deze Specificatie is gericht op on- en offshore gebruik. Voor algemene toepassing zijn de eisen voor V&G signalering vastgelegd in de regelgeving rond arbeidsomstandigheden (Arbobeleidsregels) en zijn de symbolen verder uitgewerkt in NEN 3011 en ISO 7010.
ENGLISH SUMMARY This Specification is issued to provide practical guidance on the applications of safety signs in our company and its activities. It is based on (Dutch/European) legislation and Shell Group requirements (see attachments 1, 2). This Specification is applicable to all safety signing on all locations, platforms and offices, including pipe(line)s, storage tanks / vessels, control rooms, workshops, laboratories, switch rooms, etc., infrastructure and tools. . Out of scope of this standard: • Traffic and road signs (incl. Parking area’s). • Hand and arm signs used at lifting and hoisting. • Zoning according to ATEX guidelines. • Status lights of (part of) installations. The Specification is applicable for all on and offshore installations.
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 4 van 80
NAM Specification
2 2.1
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
INLEIDING DOEL VAN DIT DOCUMENT
Het doel van deze Specificatie is het vastleggen van voorschriften rond Veiligheids- en gezondheidssignalering (V&G signalering), om invulling te geven aan de wettelijke verplichting van de werkgever betreffende het voorzien in doeltreffende signalering (en de verplichting van de werknemer overeenkomstig te handelen). 2.2
DOELGROEP
Het is bedoeld voor: • (gedelegeerd) beheerders / locatieverantwoordelijk personen (LVP) van mijnbouwwerken, mijnbouwinstallaties, opslagplaatsen, werkplaatsen, laboratoria, gebouwen, etc. • medewerkers verantwoordelijk voor de (begeleiding van) werkzaamheden • expertisehouders van expertise areas waarbij veiligheids- en gezondheidssignalering toegepast moet worden • VGM- adviseurs 2.3
ALGEMENE UITGANGSPUNTEN
Veiligheids- en Gezondheidssignalering (V&G-signalering) moet aanwezig zijn, indien: • de gevaren op de arbeidsplaats of • de gevaren van een arbeidsmiddel daartoe aanleiding geven • dit vanuit wet- en regelgeving algemeen verplicht is Vooraf aan de toepassing van veiligheidssignalisatie, dient allereerst altijd bij ieder gevaar beoordeeld te worden of het risico, dat dit gevaar met zich mee kan brengen, kan worden geëlimineerd. Daarvoor geldt de regel ALARP (as low as reasonable practicable). Indien dit niet of niet voldoende mogelijk is zullen andere beheersmaatregelen moeten worden genomen, waarvan V&G-signalering een essentieel onderdeel kan zijn. Als uitgangspunt geldt dat de gevaren die zijn geïdentificeerd op basis van de NAM gevarenlijst, dienen te worden aangegeven (zie bijlage 2). De V&G signalering met betrekking tot gevaarlijke stoffen is zoveel mogelijk overeenkomstig de Werkvloerinstructiekaart (WIK). Verder worden de algemene voorzieningen zoals vluchtroutes, brandbestrijdings-, EHBO- en reddingsmiddelen evenals algemene praktische informatie zoveel mogelijk door signalering aangegeven. Wanneer installatiedelen, een leiding, tank of vat van meerdere kanten benaderbaar is, dan dient de identificatie/gevaarsaanduiding vanaf de normaal gebezigde benaderings- (loop-/verkeers-) route(s) of bedieningsplaats(en), en vanuit de potentiële toenaderingsrichtingen van brandweer of overige externe hulpverleningsdiensten, goed zichtbaar en leesbaar aangebracht te zijn. Opgemerkt wordt dat V&G-signalering dient te worden verwijderd (of afgedekt) wanneer de risico’s van stoffen en/of de aangegeven situaties zich niet meer voordoen. Opmerking: In het geval van “schoongemaakte” vaten/tanks/leidingen ter voorbereiding op inspectieen/of onderhoudswerkzaamheden, dient men er rekening mee te houden dat het betreffende gevaar altijd nog in bepaalde mate aanwezig kan zijn. Daarom wordt geadviseerd de gevaarssignalering op die installatiedelen in stand te houden totdat op termijn de inhoud volledig is uitgedampt en schriftelijk is vastgelegd dat het betreffende onderdeel “veilig” is verklaard. Daar waar bij in bedrijf zijnde installaties onderdelen (leidingen / tanks/ vaten) buiten gebruik zijn gesteld dienen hierop markeringen te worden aangebracht die weergeven dat hier vanwege veiligstelling geen risico’s zijn.
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 5 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
De V&G-signalering dient zodanige afmetingen, kleur- en lichttechnische eigenschappen te bezitten, dat zij goed zichtbaar en gemakkelijk te begrijpen is. Conform kwaliteitseisen zoals vastgelegd in ISO 17398, dient de herkomst dan wel de leverancier van V&G signalering altijd traceerbaar te zijn. Symbolen (pictogrammen) mogen zonder aanvullende tekst worden toegepast. Echter is het niet toegestaan alleen tekst zonder een bijbehorend symbool (pictogram) toe te passen. Voor de grootte van pictogrammen in relatie tot de leesafstand wordt het door de Nederlandse Vereniging voor Veiligheidssignalering (NVVS) opgestelde overzicht als uitgangspunt gehanteerd. Pictogrammen (met daarin opgenomen cijfers) op opslagvaten en -tanks, dienen voor (externe) hulpverleners op minimaal 30 meter te kunnen worden onderscheiden. Voor de overige pictogrammen op vaten en tanks kan volstaan worden met een goede leesbaarheid op 3 tot 10 meter afstand, afhankelijk van de situatie.
Indien aanvullende tekst wordt toegepast dan wordt geadviseerd om de volgende tabel te hanteren voor een goede leesbaarheid (onder normale omstandigheden en verlichting). Bij afwijkende omstandigheden en lichtniveau wordt geadviseerd de karakters groter uit te voeren. Kijkafstand [m]
Hoofdletterhoogte [mm]
1
5
5
25
10
50
20
100
30
150
Voor een goede beheersing van de situatie wordt geadviseerd alle relevante permanente V&G signalering vastgelegd op tekeningen behorend bij de betreffende locatie/installatie. Bij voorkeur wordt daartoe op basis van de zogenoemde veiligheidsplattegrond (BBKP/ calamiteitenplan) een nieuwe layer met daarop de signaleringen gemaakt. Ook kunnen hiervoor aanvullende separate tekeningen worden opgesteld. De WIK, de veiligheidsplattegrond en de relevante andere tekeningen, zijn op de betreffende locatie te raadplegen (aanwezig/in te zien).
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 6 van 80
NAM Specification
2.4 2.4.1
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
GROEPEN VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSSIGNALERING Groepsindeling
V&G-signalering is onder te verdelen in een aantal groepen: • Verbodsborden • Waarschuwingsborden (gevaarstekens) • Gebodsborden • Reddingsborden (incl. vluchtwegaanduiding) • Borden in verband met het brandbestrijdingsmateriaal (brandpreventietekens) Deze groepen zijn herkenbaar naar vorm en kleur en vastgelegd in bijlage XIA van artikel 8.10 van de Arbeidsomstandighedenregeling. De functionele eisen zijn verder uitgewerkt in de norm NEN 3011. De conform artikel 8.12 van de Arbeidsomstandighedenregeling bedoelde signalering voor recipiënten en leidingen zijn verder uitgewerkt in paragraaf 2.5. 2.4.2
V&G signaleringstekens
Voorbeeld V&G signaleringstekens (tabel vormgeving / betekenis / vorm / standaard kleur / contrastkleur / gebruiksvoorbeeld.
Verschillende symbolen kunnen tegelijkertijd samengesteld op één bord, al of niet in combinatie met teksten worden gebruikt. Bijvoorbeeld aan de rand van een fysiek gezoneerd gebied of bij de ingang van een locatie of terrein waar, naast algemene informatie, ook de generieke V&G signalering is aangebracht (zie voorbeeld locatiebord, hoofdstuk 4). Ook voor bijvoorbeeld vaten en tanks wordt een samengesteld bord met V&G signaleringen aangebracht (zie hoofdstuk 7). Wanneer verschillende symbolen samengesteld op een bord worden toegepast gelden richtlijnen voor de wijze en volgorde van toepassing. Om de gewenste eenduidigheid binnen de NAM te bereiken zijn in dit document van alle relevante voorkomende toepassingen voorbeelden opgenomen. Aan de hand van de relevante NEN en ISO normen kunnen hiermee voor alle situaties de juiste signaleringen en markeringen worden gerealiseerd. V&G symbolen kunnen worden voorzien van aanvullende informatie in de vorm van tekst. Deze moet onder of rechts van het symbool staan. In het geval van het symbool voor radioactief materiaal, is een aanvullend tekstbord zelfs verplicht (op basis van de kernenergiewet).
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 7 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
Voorbeeld a a nvu llende inform a tie Wanneer er een waarschuwing, gebod of verbod dient te worden toegepast voor iets waarvoor geen goed herkenbaar symbool voorhanden is dient het algemene bord (met uitroepteken of bij verbod leeg) te worden toegepast. Dit bord dient altijd voorzien te zijn van een aanvullend tekst om specifieke informatie te geven.
Voorbeeld a lg em een bord
2.4.3
Ontwikkelingen ISO-CEN
Met ingang van januari 2013 dienen alle Europese lidstaten de ISO 7010 te gaan hanteren. De symbolen uit de oude Europese richtlijn EEG 92/58 komen hiermee te vervallen. Dit heeft vooral gevolgen voor de vluchtwegsymbolen en de brandbestrijdingssymbolen. Bij nieuw te signaleren locaties en grote renovaties voor landlocaties zullen voortaan de ISO symbolen worden gehanteerd. Bij kleinere uitbreidingen op locaties die gesignaleerd zijn conform de “oude” regels zullen vanwege de gewenste uniformiteit de “oude” symbolen nog worden toegepast. De reeds aangebrachte veiligheidssignalering voldoet aan de regelgeving die van kracht was ten tijde van het aanbrengen en zal de komende jaren niet vanwege deze reden worden vervangen. Voor offshore werden de ISO symbolen al gehanteerd. 2.5 2.5.1
RECIPIËNTEN EN LEIDINGEN Normering
Op de conform artikel 8.12 van de Arbeidsomstandighedenregeling bedoelde signalering voor recipiënten en leidingen dienen tot uiterlijk 2015 de symbolen als omschreven in de richtlijn 67/548/EEG te worden toegepast. Vanaf december 2008 is er een nieuwe verordening over indelen, etiketteren en verpakken van chemische stoffen en mengsels van kracht. Deze nieuwe verordening vervangt in de komende jaren de bestaande wetgeving en is vernieuwd op het gebied van: • Criteria en gevarenklassen • Negen nieuwe pictogrammen ter vervanging van de huidige 7 WMS symbolen • Signaalwoorden “gevaar” en “waarschuwing” op etiket • EUH-, H-, en P- zinnen i.p.v. R en S zinnen Er zijn t.o.v. het bestaande systeem twee extra symbolen opgenomen, namelijk GHS 04 (houder onder druk) en GHS 08 (lange termijn gezondheidsschadelijk). Het symbool voor schadelijk, GHS 07, is voortaan een uitroepteken i.p.v. een diagonaal kruis.
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 8 van 80
NAM Specification
2.5.2
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
Overgang naar nieuwe GHS-symbolen
Vanaf 2013 moet worden overgeschakeld naar de nieuwe GHS symbolen. Het tempo waarin dit geschiedt wordt in een plan van aanpak per Asset vastgelegd, maar moet uiterlijk eind 2015 zijn geïmplementeerd.
H u id ig e g eva a rssy m bolen conform richtlijn 67/ 548/EEG, ook wel WM S-sy m bolen g enoem d NB: In geval er voor de betreffende gevaarlijke stof geen (oranje/zwart) gevaarsymbool van toepassing is, bijvoorbeeld in geval van (opslag van) radioactief materiaal, moet het betreffende pictogram (gele driehoek/zwarte afbeelding) worden toegepast. De GHS symbolen welke vanaf 2016 dienen te worden toegepast.
GHS 01 Explosiegevaar
GHS 02 Brandgevaarlijk
GHS 03 Oxiderend
GHS 04 Houder onder druk
GHS 05 Corrosief
GHS 06 Giftig
GHS 07 Schadelijk
GHS 08 Lange termijn gezondheidsgevaar
GHS 09 Milieugevaarlijk
2.6 2.6.1
TAALGEBRUIK OP VEILIGHEIDSSIGNALERINGEN Onshore
Alle teksten op signaleringen aan land worden uitgevoerd in alleen de Nederlandse taal. Bij leidingmarkeringen kan in sommige gevallen hiervan worden afgeweken wanneer de productnaam in de Engelse taal algemeen gangbaar is en er geen passende Nederlandse vertaling is.
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 9 van 80
NAM Specification
2.6.2
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
Offshore
Bij offshore signaleringen worden voor de benamingen van apparaten en installaties alleen de Engelse benamingen toegepast (fire hose reel, push button, general alarm, lifejacket, storage chemicals, enz.). In het geval er persoonlijke instructies worden weergegeven wordt dit in zowel de Nederlandse als de Engelse taal gedaan.
Offshore in Eng els
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
Com bi na tie E N /N L
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 10 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
3
TAKEN, BEVOEGDHEDEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN
3.1
OPERATIONELE SITUATIE
3.1.1
Locatieverantwoordelijk persoon (LVP)
De locatieverantwoordelijk persoon (LVP) van het mijnbouwwerk (locatie/platform), installatie, het gebouw, de arbeidsmiddelen (equipment) is verantwoordelijk voor het aanbrengen, actualiseren, onderhouden én verwijderen van de juiste V&G signalering en de leesbaarheid / waarneembaarheid er van. Tevens is deze tijdens werkzaamheden op locatie verantwoordelijk voor het actueel houden van het zogenaamde onderbord (zie hoofdstuk 4.1) bij de ingang van de locatie, waarop o.a. vermeld staat wie de LVP op dat moment is. De LVP heeft daarom de bevoegdheid V&G signalering toe te voegen of te wijzigen dan wel te verwijderen, op basis van een risico-inventarisatie. Tevens is de LVP verantwoordelijk voor het (laten) verzorgen van de voorlichting en instructie (specifieke “veiligheids” introductie) aan eigen medewerkers, medewerkers van aannemers, bezoekers, etc. Een vast onderdeel van deze introductie omvat: • de algemene gevaren/risico’s zoals aangegeven op het “locatiebord” nabij de toegangen van de locatie en • de specifieke gevaren/risico’s voor het betreffende deel van de locatie/installatie en uit te voeren werkzaamheden. NB: Voor wat betreft voorlichting/instructie bij Low Specific Activity (LSA) werkzaamheden is de Coördinerend Stralingsdeskundige (CSD) hiervoor verantwoordelijk. 3.2
TIJDENS ACTIVITEITEN
Degene die verantwoordelijk is voor het uitvoeren van activiteiten op een locatie/installatie of in een gebouw, etc. is verantwoordelijk voor het aanbrengen, instandhouden en verwijderen van aanvullende (tijdelijke) V&G signalering in relatie tot die activiteiten. Ook op deze functionaris rust de plicht om de noodzakelijk voorlichting en instructie te verzorgen. NB: Bij LSA werkzaamheden is de begeleidend stralingsdeskundige verantwoordelijk voor de juiste signalering hiervan. 3.3 3.3.1
BEVOEGDHEDEN VGM-afdeling
De VGM afdeling heeft de bevoegdheid om gevraagd en ongevraagd te adviseren over de V&G signalering en is verantwoordelijk voor de juistheid en inhoud van dergelijke adviezen. 3.3.2
Stralingsbeschermingsdienst
Voor de stralingsbeschermingsdienst geldt een sterkere bevoegdheid; aanwijzingen van die dienst moeten worden opgevolgd. Ten aanzien van radioactieve stoffen is de regelgeving van de NAM-stralingsbeschermingsdienst bepalend (NSS 00-G-0-21 “omgaan met radioactiviteit en straling”, evenals de werkinstructies). 3.3.3
Medewerkers
Iedere medewerker (zowel van NAM als aannemers) dient zich te houden aan de aangegeven signalering en bijbehorende regels.
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 11 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
4
LOCATIEBORDEN, SAMENGESTELDE VEILIGHEIDSBORDEN EN ANDERE PERMANENTE SIGNALERING
4.1
DOEL
Op “werkplaatsen” dienen de van toepassing zijnde waarschuwingen, geboden, verboden duidelijk te worden gesignaleerd. Voor installaties wordt hieraan voldaan door permanente signalering toe te passen. In dit hoofdstuk wordt hier nader op ingegaan 4.2 4.2.1
LOCATIEBORDEN Onshore locaties
Bij (de) reguliere ingang(en) van boor- en productielocaties (mijnbouwlocaties), incl. overslagstations, afsluiter- en scrapertrap-locaties, etc. wordt een locatiebord geplaatst, dusdanig dat een ieder die de locatie betreedt de betreffende informatie kan waarnemen. Indien het een mijnbouwwerk betreft dient dit conform de afspraken met Staatstoezicht op de Mijnen op de locatieborden te worden vermeld. Voor buitenstaanders die eventuele storingen of onregelmatigheden aan NAM willen melden is op het locatiebord aangegeven via welk telefoonnummer dit kan worden gedaan en welke (type) locatie het betreft. In een aantal gevallen zijn er verschillende typen locaties met dezelfde naam. (bijvoorbeeld Siddeburen: productielocatie en knooppunt). De locatienaam wordt in hoofdletters aangegeven, om daarmee een goede leesbaarheid te bereiken. De op het locatiebord weergegeven informatie betreft algemene gegevens van de locatie en veiligheidssymbolen. Waar nodig worden deze symbolen herhaald weergegeven op andere plaatsen. (bijv. bij de uitgang van het controlegebouw, waardoor men de installatie betreedt). Bij kleinere locaties waar normaliter nauwelijks werkzaamheden plaatsvinden (zoals knooppunten, observatieputlocaties, afsluitergroepen, e.d.) wordt een bord geplaatst met alleen de algemene gegevens van de locatie.
L oca tiebord GL T
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 12 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
L oca tiebord zonder veilig heidssy m bolen
In situaties waarbij het controlegebouw is geïntegreerd in het hekwerk om de locatie, wordt bij de ingang een bord geplaatst met daarop alleen de algemene gegevens van de locatie, identiek als het locatiebord bij een knooppunt. De symbolen worden in dat geval aangeduid op een separaat bord dat is opgesteld bij de uitgang(en) van het controlegebouw waardoor men de locatie betreedt. De op het locatiebord aangegeven pictogrammen omvatten de algemene gevaren, verbods- en verbodspictogrammen (V&G signalering) gebaseerd op de generieke risico-inventarisatie en gelden voor de gehele locatie. Op basis van de locatiespecifieke risico-inventarisatie kunnen extra veiligheidssymbolen worden toegevoegd.
L oca tiebord m et a a nvu lle nde g e va a rs - en g ebods borde n
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 13 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
NB. Bij de toegang(sweg) tot een locatie dient een bord aangebracht te zijn met de tekst: “Verboden toegang voor onbevoegden, art. 461 Wetb. v. Strafr.”
Voorbeeld bord “ Verbode n toe g a ng voor onbevoeg de n”.
Tijdens werk-/onderhoudsperiodes of bijvoorbeeld workover-activiteiten, dient men zich te melden bij de locatieverantwoordelijke persoon (LVP) of aan een door hem aangewezen functionaris. De betreffende informatie kan in dat geval vermeld staan op een separaat te plaatsen onderbord bij het locatiebord. Op dit onderbord is tevens ruimte om extra informatie, aan te geven, zoals bijv. aanwezigheid van BHV-er met telefoonnummer.
M a g ne tisch ond erbord m et m og elijk he id voor info L VP-er
4.2.2
Offshore locaties
Het locatiebord voor offshore installaties wordt geplaatst direct nabij de uitgangen vanaf het helideck. Hierop worden alleen de algemene veiligheidsinformaties vermeld en wordt verwezen naar de radiokamer voor het aanmelden.
L oca tiebord offshore
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 14 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
Op alle uitgangen van de accommodatie worden samengestelde signaleringen aangebracht met de wettelijk verplichte waarschuwingen, geboden en verboden. Deze worden indien relevant aangevuld met overige NAM instructies.
Com bi na tie si g na leri ng process a rea
4.3
VERLAADPLAATSBORDEN (ONSHORE LOCATIES)
Bij reguliere tankautoverlaadplaatsen worden pictogrammen toegepast waarmee de relevante generieke gevaren, verboden en geboden worden aangegeven. Specifieke gevaren zijn herkenbaar op de betreffende leidingen die voor de verlading worden gebruikt. Als tankautoverlaadplaats wordt hier verstaan een (vloeistofdichte) opstelplaats, waarboven zich meerdere aansluitingen voor verlading bevinden. De opening in of het aansluitpunt bij (ondergrondse) vaten / tanks voor bijv. vacuümtrucks, waarmee de vaten / tanks kunnen worden geleegd, wordt niet als tankautoverlaadplaats beschouwd en wordt niet van een verlaadplaatsbord voorzien. Wel moet het betreffende (ondergrondse) vat /tank van signalering worden voorzien (zie hoofdstuk 7).
Verla a dpla a tsbord la nd loca tie ( cha u ffe u rs k u nne n via ee n a ndere da n de hoofdi ng a ng de loca tie betreden) Op (“Groningen”) locaties waar de tankautochauffeurs altijd via de hoofdingang, waar het locatiebord is geplaatst, de locatie kunnen betreden, worden op een verlaadplaatsbord alleen de relevante waarschuwingen herhaald en de specifieke geboden vermeld. Op overige locaties waar tankautochauffeurs via een andere dan de hoofdingang de locatie kunnen betreden, worden op het verlaadplaatsbord alle relevante waarschuwingen, verboden en geboden vermeld. Specifieke geboden voor verlaadplaatsen kunnen van technische aard zijn, zoals “aarding verplicht” en/of gericht zijn op persoonlijke bescherming (bijv. “vloeistofdichte handschoenen verplicht, adembescherming verplicht). Het bord “verlaadplaats” moet dusdanig zijn geplaatst dat dit buiten de cabine van de tankauto kan worden waargenomen alvorens met de verlading te beginnen.
Verla a dpla a tsbord GL T loca tie, ( cha u ffeu rs betred e n de loca tie via de hoofd ing a ng )
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 15 van 80
NAM Specification
4.4
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
ARBOGERELATEERDE SAMENGESTELDE VEILIGHEIDSBORDEN
De specifieke V&G signalering wordt aangebracht op/nabij de installatiedelen waar dit van toepassing is. Het uitgangspunt is dat op mijnbouwinstallaties alle algemene risico op het locatietoegangsbord zijn weergegeven en daar waar extra risico’s aan de orde zijn, wordt dit aanvullend gemarkeerd. Voor markering van vaten en tanks, zie hoofdstuk 7; voor markering van leidingwerk zie hoofdstuk 8. Voor andere installatiedelen volgt hieronder een aantal voorbeelden. 4.4.1
Signaleringen op landlocaties
Het is onmogelijk hier alle situaties te benoemen waar arbogerelateerde risico’s dienen te worden gesignaleerd. Een gedegen risico-inventarisatie is nodig om de concrete signaleringsbehoefte te bepalen. 4.4.1.1
Automatisch startende machines/installatiedelen
Daar waar men tijdens werkzaamheden kan worden beïnvloed door automatisch startende machines of installatiedelen, wordt hiervoor een waarschuwing aangebracht. Dit om te voorkomen dat schrikreacties mogelijk tot incidenten leiden. Dit geldt ook voor (automatische of op afstand te bedienen) fakkel- en/of afblaasinstallaties, waarbij spontaan geluidsoverlast en warmtestraling kunnen optreden. 4.4.1.2
Magnetische velden
Bij bepaalde typen magnetische lagers is er vanwege het magnetische veld risico voor personen met een pacemaker. In het geval van zwakkere magnetische velden, zoals bijv. rondom glycolpompen, wordt de V&G signalering in de directe nabijheid aangebracht.
B ord bij sterk e m a g netisc he velde n
Echter, bij sterkere magnetische velden, zoals bijv. bij lagers van gascompressoren, wordt de hierop betrekking hebbende V&G signalering geïntegreerd in de algemene signalering op het locatiebord. 4.4.1.3
Geluid
Op gascompressorgebouwen of -omkastingen, kan bijvoorbeeld staan aangegeven dat men de deuren gesloten moet houden om geluid naar de omgeving te voorkomen en dat men bij het betreden van die ruimte (compressoren in bedrijf) gehoorbescherming moet dragen. Tevens geven de status lichten op het gebouw aanvullende informatie met betrekking tot het al of niet mogen betreden van de compressorruimte. 4.4.1.4
Elektrische installaties en installatiedelen
In DEP 33.64.10.15 EPE NL Elektrotechnische bedrijfsvoorschriften is vastgelegd dat elektrische bedrijfsruimten met laagspanningsinstallaties, hoogspannings - installaties en accumulatorbatterijen moeten zijn voorzien van relevante veiligheids- en gezondheidssignalering. Dit geldt voor elektrische bedrijfsruimtes zowel in gebouwen als in de open lucht. Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 16 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
De signalering wordt bij voorkeur op of direct naast de toegang tot die betreffende ruimten aangebracht en waar nodig voldoende herhaald, in ieder geval op alle zijden van de buitenafrastering van die ruimte (ref. NEN 1041:2005). In het geval het geen fysiek afgescheiden ruimte betreft, wordt de markering op het betreffende installatiedeel aangebracht. Naast het markeren van de elektrische bedrijfsruimten worden ook onderdelen in het laagspanningsysteem, zoals distributiepanelen, kasten, UPS, heat tracing etc. van signalering voorzien.
B orde n bij elek trische ins ta lla ties
B ord bij i nsta lla ti edelen m et vla m boog g eva a r
4.4.1.5
Noodstopvoorzieningen
Noodstopvoorzieningen op installatiedelen worden zodanig gemarkeerd dat de positie van de voorzieningen hiervan vanaf iedere mogelijke plek rondom de relevante installatie goed waarneembaar is. Daarom worden bij voorkeur driehoeksborden, of langs wanden, z.g. panoramische borden toegepast.
N oodstopsig na lering
N oodoproep PCC
Vooral op Groningen- locaties zijn meerdere noodknoppen geplaatst. Hiermee wordt een interne noodoproep (naar PCC) geactiveerd. Deze knoppen dienen te worden voorzien van een duidelijke markering gecombineerd met de tekst “noodoproep PCC”.
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 17 van 80
NAM Specification
4.4.1.6
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
LSA opslag
Op mijnbouwinstallaties dient het gebied of de ruimte waar LSA materialen zijn opgeslagen gemarkeerd te worden met het waarschuwingsbord gecombineerd met de tekst “LSA opslag”. Op niet-mijnbouwlocaties (zoals bijv. de RBI) dient deze opslag te worden gemarkeerd met de tekst “ Radioactieve stoffen”.
Wa a rschu ing sborde n ra di oa ctieve stoffen 4.4.1.7
Overige borden
Verder dient bij de samengestelde borden van de veiligheids- en gezondheidssignalering bijvoorbeeld te worden gedacht aan; opslag gasflessen, dakbetreding, opslag chemicaliën, lekbakken drainvloeistof, besloten ruimtes, accuruimtes, enz. 4.4.2
Signalering offshorelocaties
Naast de hiervoor bij de landlocaties benoemde relevante onderwerpen zijn er specifieke offshore signaleringen. 4.4.2.1
Kraanwerkzaamheden offshore
Op de dekken binnen het bereik van de kraan worden waarschuwingsborden toegepast die voor het beginnen van de kraanwerkzaamheden worden openklapt.
Wa a rschu ing sborde n bij k ra a nwerk za a m heden
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 18 van 80
NAM Specification
4.4.2.2
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
Helideck borden
Si g na leri ng bij heli dek
4.5 4.5.1
OVERIGE PERMANENTE SIGNALERING Poortaanduiding
Om herkenning van de juiste toegangspoort te waarborgen zijn de poorten in het hekwerk rond grote locaties met een nummer aangeduid. Dit nummer wordt uitgevoerd als driehoeksdoos en op een van de poortsteunen geplaatst. De nummers dienen te corresponderen met de veiligheidsplattegronden.
Poortnu m m er
4.5.2
Maximum" deckload" markering(offshore)
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 19 van 80
NAM Specification
4.6
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
NIET VERPLICHTE SIGNALERINGEN
Daar waar signalering gewenst is m.b.t. gerichte informaties worden binnen NAM hiervoor de volgende standaards toegepast.
Aa rd ing spu nt
Ca m era bewa k ing
Achteru i t inpa rk eren
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 20 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
5
MARKERING BRANDBESTRIJDINGS-, EHBO- EN REDDINGSMIDDELEN
5.1
DOEL
Restricted
Het duidelijk markeren van alle middelen voor brandbestrijding, hulpverlening en/of redding. 5.2
AANDUIDINGEN
Alle brandbestrijdings, EHBO- en reddingsmiddelen, etc. worden met pictogrammen aangeduid. Op locaties waarop het niet overal mogelijk is deze waar te nemen, worden op strategische punten verwijzingsymbolen geplaatst. Opgemerkt wordt dat dit geen verwijzing naar de verzamelplaats mag zijn, aangezien de vluchtroute daar naar toe nooit vastligt, maar afhankelijk is van de heersende windrichting. 5.3 5.3.1
BRANDBESTRIJDINGSSIGNALERINGEN ONSHORE Uitvoering
Zoals in Hoofdstuk 2.4.3. vermeld is vanaf januari 2013 ook voor onshore de ISO 7010 van toepassing. Praktisch houdt dit in dat op alle nieuwe brandbestrijdingssignaleringen de door ISO voorgeschreven vlammen zullen worden afgebeeld, identiek aan de reeds toegepaste offshore aanduidingen. Zie verder Hoofdstuk 2.4.3.
B lu sser ou d
B lu sser nie u w
Signalering van brandpreventie- en reddingsmiddelen wordt in de praktijk op verschillende manieren toegepast. Om de zichtbaarheid van een signalering te verhogen wordt er gebruik gemaakt van panoramische en haakse borden en driehoeksdozen.
Aa nd u id ing blu sm iddele n
Naast de verschillende uitvoeringen worden er ook verschillende materialen gebruikt om het symbool weer te geven. In gebouwen gebruikt men nalichtende signalering en op buitenterrein en installaties retro-reflecterende signalering.
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 21 van 80
NAM Specification
5.3.2
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
Panoramische binnensignaleringen
Om de genoemde middelen ook bij lichtuitval of bij noodverlichting beter vindbaar te houden, worden de inpandige markeringen in een fotoluminescerende kwaliteit uitgevoerd. In situaties dat de signaleringen ook vanuit de lengterichting van een wand zichtbaar dienen te zijn, worden panoramische (driehoeks) borden toegepast. Ook kan dit gebeuren door deze signaleringen ruim onder het plafond te hangen. In de meeste gevallen van controlegebouwen en kantooromgeving volstaat een bordgrootte van 150 x 150 mm. In die gevallen waar de zichtafstand 20 meter of meer is zijn grotere bordmaten benodigd (bijv. 200 x 200 mm of 300 x 300 mm).
Si g na leri ng binnen
5.3.3
Buitensignaleringen
Buiten worden de markeringen retroreflecterend uitgevoerd om een goede zichtbaarheid, ook bij mindere lichtomstandigheden, te waarborgen. Om een langdurig goede zichtbaarheid te bevorderen worden de borden voorzien van een UV- en vuilwerend laminaat. Vanwege de grotere zichtafstanden is de minimum bordmaat 200 x 200 mm. Wanneer zichtbaarheid van meerdere zijden benodigd is worden panoramische borden tegen een wand, of vrijstaande driehoeksborden op een paal toegepast.
Pa nora m isc h bord
Driehoek sbord
B ord op pa a l
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 22 van 80
NAM Specification
5.3.4
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
Niet verplichte brandbestrijdingssignalering
Het is niet in wet- en regelgeving vastgelegd dat bijvoorbeeld (onderdelen van) brandbestrijdingsinstallaties moeten worden gemarkeerd. Om een adequate bestrijding van brand (of voorkomen van milieu-incidenten t.g.v. een brand) mogelijk te maken is het van belang dat bijvoorbeeld relevante afsluiters in een blusleidingsysteem, of bluswateropvangbassin goed identificeerbaar zijn. Dat kan door borden worden uitgevoerd zoals de hieronder weergegeven voorbeelden.
Overzi cht blu sle id ing systee m m et a fslu iter identi fic a ti e 5.4 5.4.1
B lu swa tera fslu iter ta nk pu t
OFFSHORE Brandbestrijdingssignaleringen
Op de offshorelocaties worden de normen en richtlijnen van symbolen voor maritieme toepassingen gehanteerd, vastgelegd in diverse ISO normen en IMO resoluties. Op de buitendekken en in de process areas met een lichtomgeving nagenoeg gelijkwaardig aan buiten (windschermen en boven roostervloeren) worden de markeringen ook retroreflecterend uitgevoerd. Op platformen komen meerdere type alarm pushbuttons en activeringen van veiligheidskleppen en blussystemen voor. Deze worden gemarkeerd door een standaard symbool met aanvullende tekst die de nadere informatie geeft (bijv. release station deluge, manual release foam, Op open dekken en langs bordessen worden de brandbestrijdings- en reddingsmiddelen gesignaleerd door boven ooghoogte aangebrachte driehoeksdozen of z.g. panoramische markeringen waardoor een zichtbaarheid van alle zijden wordt gewaarborgd. Op dekken waar regelmatig kraanwerkzaamheden plaatsvinden, moet een zodanige positie worden gekozen dat het kraanwerk niet wordt belemmerd terwijl de zichtbaarheid zo optimaal mogelijk blijft.
Si g na leri ng va n bra ndpre ventie - en red ding sm idde len - offshore
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 23 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
Brandpreventie / brandbestrijdingssymbolen ten behoeve van offshore installaties zijn aangevuld met illustraties van vlammen, conform ISO 3864
Sym bool volg ens ISO 3864
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 24 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
6
VLUCHTWEGMARKERING
6.1
DOEL
Restricted
Om een snelle evacuatie mogelijk te maken dienen de vluchtroutes en (nood)uitgangen duidelijk te worden gesignaleerd. Een vluchtroute is een veilige route vanaf de plaats waar men zich bevindt en eindigend op een veilige plaats, bij voorkeur de verzamelplaats. 6.2
ALGEMENE NORMEN ONSHORE / OFFSHORE
Zoals in Hoofdstuk 2.4.3. vermeld is vanaf januari 2013 ook voor onshore de ISO Hiermee zijn de regels vanuit de Arbowet en het Bouwbesluit overruled. Praktisch nieuwe vluchtwegsignaleringen de door ISO voorgeschreven “hollende mannetjes gecombineerd met een pijl zullen worden afgebeeld, identiek aan de reeds aanduidingen. Zie verder Hoofdstuk 2.4.3.
7010 van toepassing. houdt dit in dat alle in de deuropening”, toegepaste offshore
N ie u we vlu chtwe g si g na le ring onshore, zoa ls offshore reeds werd toeg epa st ( ISO 3864 en ISO 7010)
Ou de vlu c htwe g sig na leri ng onshore ( N E N 6088 en N EN 3011)
Voor offshore dienen de vluchtwegsignaleringen tevens te voldoen aan de regels voor de z.g. Low Location Lighting (LLL) zoals gedefinieerd in de ISO 15370 en in de IMO resolutie A.752 (18). Om een gecontroleerde ontruiming mogelijk te maken wordt altijd verwezen naar de verzamelplaats of Assembly station (muster point).
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 25 van 80
NAM Specification
6.3 6.3.1
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
LANDLOCATIES Vluchtpoorten/nooduitgangen
De vluchtpoorten in het hekwerk dat de locatie omringt zijn duidelijk herkenbaar gemarkeerd door middel van groen/witte arcering en bijbehorende vluchtwegsymbolen. Daarnaast wordt zowel de binnen- als buitenzijde van de vluchtpoort van hetzelfde symbool ‘nooddeur vrijhouden verplicht” voorzien.
Vlu chtpoort
6.3.2
Vluchtroutes
Indien de vluchtpoorten/nooduitgangen onvoldoende waarneembaar zijn, is additionele aanduiding van de vluchtweg(en) noodzakelijk. Loopbruggen over leidingen, bundwalls e.d. die onderdeel van de vluchtroute uitmaken, worden als zodanig gemarkeerd. Markering vindt plaats met een groen/wit diagonaal geblokte retroreflecterende strook (zie ook hetgeen onder “gebouwen” is vermeld). Op grotere bordessen (meer dan 8 m2) worden vluchtwegen aangeduid, omdat deze soms minder eenvoudig van de omgeving te onderscheiden zijn. Dit gebeurt minimaal door de ladderbomen van de kooiladders in de vluchtweg te markeren. Wanneer bordessen groter en/of zodanig onoverzichtelijk worden dat vluchttrappen of –ladders ondanks markering niet direct zichtbaar zijn, worden additionele borden toegepast.
Vlu chtweg s ig na lering e n
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 26 van 80
NAM Specification
6.3.3
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
Verzamelplaats
Op de grotere locaties waar een permanente verzamelplaats is, wordt een driehoeksbord geplaatst dat altijd, ook wanneer er (hoge) voertuigen geparkeerd staan, vanaf afstand voldoende zichtbaar is.
Si g na leri ng voor verza m e lpla a ts
6.3.4
Gebouwen
Aanvullend op hetgeen hiervoor is vastgelegd, gelden voor gebouwen aanvullende eisen. In gebouwen zijn veelal elektrische transparant noodverlichtingsarmaturen geplaatst voorzien van een vluchtwegsymbool. Deze armaturen worden in geval van stroomuitval decentraal gevoed door een accu, of centraal via een noodstroomvoorziening. Daar waar noodverlichtingsarmaturen met vluchtwegsymbool zijn geïnstalleerd en deze vanuit de ruimte goed zichtbaar zijn en ze de vluchtroute goed aanstralen, zijn geen additionele signaleringen benodigd. Vluchtwegsignaleringen dienen altijd tijdens stroomuitval zichtbaar te blijven. In gebouwen kan worden gekozen voor elektrische armaturen of de goedkopere nalichtende signaleringen. De voordelen van nalichtende signalering zijn de lage prijs en de betrouwbaarheid in een omgeving met explosiegevaar. Alle obstakels (zowel op de vloer als op hoofdhoogte) en richtingsveranderingen dienen te worden gemarkeerd. Het verdient de voorkeur de routemarkeringen laag te monteren. Indien, vanwege hoge risico’s in bepaalde ruimten, de situatie in gebouwen hiertoe aanleiding geeft dienen de vluchtwegmarkeringen aangevuld te worden met Low Level Lighting (LLL) en/of vloermarkeringen conform de ISO 16069.
L ow L e vel L i g hting
In (gas)compressorgebouwen wordt de vluchtdeur(en) met een groen/wit diagonaal geblokte nalichtende strook aangegeven. In geval het compressorgebouw beschikt over een kelderruimte of verdieping zullen de vluchtwegen hieruit duidelijk zijn gemarkeerd als hierboven omschreven (zie “vluchtroutes”).
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 27 van 80
NAM Specification
6.3.5
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
Calamiteiteninstructiekaart
Op iedere NAM locatie dient minimaal één calamiteiten instructiekaart op een altijd toegankelijke plaats, te zijn aangebracht. Indien aanwezig wordt de calamiteiteninstructiekaart nabij de openbare telefoons geplaatst. Bij locaties zonder gebouw wordt de kaart aangebracht nabij, op of boven de kast met de reddingsmiddelen.
L oca ties ca la m i tei teninstru ctie k a a rt
6.3.6
Geluidsomkastingen
Wanneer rond bijv. glycolpompen een geluidswand is geplaatst gelden dezelfde eisen voor vluchtwegmarkering als hiervoor genoemd in gebouwen. De gebruikte materialen zijn echter retroreflecterend in plaats van nalichtend omdat deze uitvoering in een buitenlichtsituatie een betere zichtbaarheid heeft. 6.4 6.4.1
OFFSHORE Ontruimingsprincipe
Op een offshore platform zijn andere ontruimingsprincipes van toepassing als op de wal. Aan land kan men altijd dwars op de wind door een vluchtpoort naar een veilige afstand vluchten. Op een platform moet altijd de kortste route naar het musterstation worden aangehouden. Wanneer de kortste route vanwege een blokkering door bijv. rook, gas of vuur niet mogelijk is dient er altijd een alternatieve route te zijn via een ander dek, andere trap, of buitenom. Wanneer het musterstation ook niet via een alternatieve route bereikbaar is dient men via een afdaaltoestel en een liferaft nog te kunnen vluchten. De vluchtroutebewegwijzering wordt altijd via dit principe ontwikkeld. De primaire vluchtroute wordt daarom met het verzamelplaats- of musterstationsymbool gemarkeerd. De secundaire route wordt aangegeven met het ISO “hollende mannetje”.
Verwijzing pri m a ire vlu chtrou te
Verwijzing secu nda ire vlu chtrou te
Tenslotte worden, alleen waar veiligheidskundig relevant (dus alleen als er geen veilige alternatieve route naar het musterstation is), vluchtrouteverwijzingen naar liferafts aangebracht.
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 28 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
Vanaf het musterstation wordt de route naar de lifeboat(s) of liferaft(s) gemarkeerd. Bij het kiezen van de vluchtroute wordt ook rekening gehouden met eventueel aanwezige brand/explosiescheidingen. Verder zijn op een offshore platform de vluchtroutes binnen in de accommodatie veiliger dan buitenom (gasdichte ruimten). Daarom wordt voor de vluchtrouteverwijzing naar het musterstation altijd naar de dichtstbijzijnde ingang van de accommodatie verwezen.
Vlu chtrou tes ig a lering offshore
6.4.2
Musterstation
Op offshore platforms wordt de term musterstation gehanteerd voor de verzamelplaats of het assembly station. In de als musterstation aangewezen ruimte wordt een groter bord met het musterstation symbool geplaatst. Op grotere offshore installaties bestaande uit meerdere met elkaar verbonden platforms kunnen ook alternatieve musterstations voorkomen, bijvoorbeeld bij een lifeboat of reddingsvlot met afdaalvoorzieningen. Omdat deze alleen gebruikt worden in de noodsituatie waarbij het hoofdplatform niet meer kan worden bereikt is de kans groot dat men zich moet redden zonder aanwezigheid van de getrainde vaste bemanning van het platform. Daarom moeten ze ook duidelijk te worden gemarkeerd en worden voorzien van instructies wat te doen.
B ord " L ifeboa t" si g na leri ng a lterna tief m u stersta ti on
6.4.3
Deur- en uitgangmarkeringen
In de process areas van een offshore installatie worden de vluchtdeuren gemarkeerd met de groen/witte markeringsband aan de sluitzijde waarbij de bedieningswijze van de deur (of noodluik) duidelijk wordt aangegeven (schuifdeur, handwiel, hefboom, enz.) Wanneer er alleen een doorgang is in een windafschermingswand wordt deze gemarkeerd met de groen/witte arcering rondom de opening.
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 29 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
Ook hierbij wordt afhankelijk of het een van daglicht afgesloten ruimte is, of een (semi) open ruimte gekozen voor of een nalichtende-, of een retroreflecterende signalering .
Si g na leri ng vlu chtde u r 6.4.4
Si g na leri ng vlu chtla dder
Low Level Lighting
De accommodatie, alle “inpandige” vluchtwegen en trappen, generatorruimtes en overige verhoogd risicoruimtes worden voorzien van de het Low Level Lighting (LLL) vluchtroutemarkeersysteem. Voor de offshore locaties worden hiervoor de maritieme richtlijnen gehanteerd zoals vastgelegd in de IMO resolutie A.752(18) en de ISO 15370. Het LLL systeem wordt toegepast om in geval van rookontwikkeling de vluchtwegen te kunnen vinden omdat de normale elektrische noodverlichting en hoog aangebrachte vluchtroutemarkeringssymbolen dan niet meer effectief zijn. Het LLL-systeem bestaat uit een ononderbroken, in het donker lichtgevende, markering welke leidt naar de veilige omgeving, in de accommodatie altijd naar het musterstation.
Voorbeeld en L e vel L i g hti ng ( L L L ) vlu chtrou tes ig na lering s syste em 6.5
VLUCHTWEGEN OP STEIGERS
Bij grote nieuwbouw- of renovatie projecten met complexe steigervoorzieningen, zowel onshore als offshore, is het aan te bevelen de vluchtroutes en trappen te voorzien van een tijdelijke vluchtroutemarkering. Dit is vooral van belang wanneer er een onoverzichtelijke situatie is waarbij de vluchtwegen en routes naar de verzamelplaatsen niet te direct oriënteerbaar zijn.
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 30 van 80
NAM Specification
7 7.1
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
MARKERING OPSLAGVATEN, -TANKS EN PROCESEQUIPMENT DOEL
Het aanduiden van de gevaren van de opgeslagen of verzamelde (vloei)stoffen in opslagvaten, - tanks, opvangbakken, (ook ondergrondse), etc. 7.2 7.2.1
ONSHORE Opslagvaten en tanks
Opslagvaten worden van gevaarsaanduiding voorzien. Dit geldt niet voor procesvaten; vaten die (en ander equipment dat) als integraal onderdeel van het (behandelings)proces worden gezien en waarin zich gevaarlijke stoffen bevinden, worden niet van V&G signalering voor gevaarlijke stoffen voorzien. Door de relevante V&G signalering op de in- en uitgaande leidingen in de directe nabijheid van de aansluiting op het betreffende procesvat, zal het eventuele gevaar van de inhoud voldoende zijn aangegeven. In die gevallen waarin de aanduiding op de aansluitende leidingen onvoldoende waarneembaar mocht zijn, of er additionele gevaren moeten worden aangegeven, zal wel aanvullende V&G signalering worden toegepast overeenkomstig de signalering op de aansluitende leidingen. Wanneer een opslagtank,-vat of -reservoir van meerdere kanten benaderbaar is, dan dient de identificatie/gevaarsaanduiding vanaf alle normaal gebruikelijke benaderingsroutes goed zichtbaar en leesbaar aangebracht te zijn (zie hoofdstuk. 2.3. voor algemene uitgangspunten). Bij meerdere vast opgestelde (identieke) opslagvaten/-tanks waarin zich hetzelfde medium bevindt, kan ook met een gezamenlijke aanduiding worden volstaan. Hierbij moet het wel duidelijk zijn dat het aangegeven gevaar voor al die opslagvaten/-tanks geldig is. De grootte van de aanduiding wordt bepaald door de afmeting van de tank of het vat en/of door de relevante zichtafstand. De aangegeven symboolgrootte zal mede afhankelijk zijn van de afmetingen van de tank of het vat waarop dit is aangebracht. Voor onshore toepassing bevat de aanduiding voor tanks > 1m3 de volgende informatie; • Equipment identificatienummer en volume (volgens Process flow schema en installatietekeningen) • Stofnaam • Gevaarssymbool/symbolen
Volgens WIK
• NFPA codering • Gevaars- en stofidentificatie
T a nk a a ndu idi ng en - onshore
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 31 van 80
NAM Specification
7.2.2
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
Aardgasdeken
Daar waar een aardgasdeken op een tank of vat aanwezig is, (denk bijv. aan dampretoursystemen, “zuur gas” systemen) dient bij de NFPA codering voor brandbaarheid de codering zoals op de WIK-kaart te worden aangehouden. Het (additionele) brandgevaar van deze gasdeken wordt niet tot uiting gebracht in hogere cijfers in de NFPA codering, maar door een rode onderbalk met waarschuwingssymbolen en verklarende tekst. E.e.a. is overeengekomen met het Landelijk Netwerk Brandpreventie (LNB).
T a nk c odering m et a a nvu llende a a ndu i ding a a rdg a sd ek en
7.2.3
Stikstofdeken
Bij toepassing van een stikstofdeken in een opslagtank wordt dit op identieke wijze aangegeven als aanvulling op de standaard tankmarkering. 7.2.4
Markering bij opgangen van opslagvaten en tanks
H oog te va n si g na leri ng en bij ta nk s Van korte afstand kan het bij opgangen van opslagvaten of tanks mogelijk zijn dat de hoog aangebrachte tankmarkering niet wordt gelezen. Om risico-identificatie van het opgeslagen medium te waarborgen, worden bij de opgangen van opslagvaten of tanks WMS symbolen aangebracht (uiterlijk na 2015 dienen hier de nieuwe symbolen als aangegeven in hoofdstuk 2.5 te worden gebruikt). De etiketten dienen op ooghoogte aangebracht te worden (onderzijde ca.1,75m), maximaal 0,5m rechts naast de trap of ladder die toegang verleent tot de opslagvaten en tanks. Toe te passen op zowel 'staande' als 'liggende' opslagvaten en tanks.
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 32 van 80
NAM Specification
7.2.5
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
Vulpuntaanduiding
Wanneer opslagtanks kunnen worden gevuld via een vulpunt, anders gesitueerd dan op een daarvoor ingerichte verlaadplaats, worden ze gemarkeerd onder vermelding van de relevante risico’s.
Vu lpu nta a ndu id ing
7.3
OFFHORE TANKMARKERINGEN
Voor offshore toepassing is het niet relevant de NFPA en de gevaars- en stofidentificatie te vermelden. De in hoofdstuk 2 benoemde symbool- en tekstgrootte in relatie met de zichtafstand is hier ook niet relevant, er zijn geen grote zichtafstanden. De tankmarkeringen worden in principe met een standaard teksthoogte van 30 mm toegepast, ongeacht de grootte van de tank. Bij de kleinste tanks waar deze maat niet past wordt een teksthoogte van 20 mm toegepast.
T a nk a a ndu idi ng - offshore
Wanneer de tank niet als zodanig herkenbaar tussen spanten onder de vloer of in de onderzijde van een skid is gebouwd wordt de markering bij de vulopening aangebracht. Hierbij dient erop te worden gelet dat van alle relevante zijden waaruit de tanks benaderbaar zijn en waar werkzaamheden kunnen worden verricht een markering zichtbaar is. (bijvoorbeeld bij een tank tussen spanten waaronder zich weer een dek bevindt)
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 33 van 80
NAM Specification
7.4
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
SKIDS
De skids worden primair gemarkeerd als opslagtank. De binnenzijde van de skid is als het ware een besloten ruimte waar extra risico’s aan de orde zijn. Per type skid dienen op de toegangsluiken deze risico’s met gevaarsymbolen en van toepassing zijnde gebodssymbolen voor aanvullende PBM’s te worden aangebracht.
Aa nd u id ing en op sk ids 7.5
STOFNAAM
De stofnaam en de bij deze stofnaam behorende gevaarsymbolen dienen in beginsel overeen te komen met de Werkvloerinstructiekaart (WIK) - ook wel Productkaart, Chemiekaart of Material Safety Data Sheet (MSDS) genoemd - van de betreffende stof. Daar waar de fabrikantnaam in de titel van de WIK kaart voorkomt, wordt deze niet vermeld, maar wordt vervangen door het doel/karakter van de stof. Bijvoorbeeld worden namen als “Servo” en “Baker Petrolite” vervangen door “corrosion inhibitor”. In bijlage 1 is een referentietabel opgenomen waarin een samenvatting voor de meest voorkomende productnamen is vermeld voor de op de tanks of vaten toe te passen benamingen. Bij een reeks chemicaliënskids die naast elkaar zijn opgesteld, wordt om vergissingen bij verlading te voorkomen, aanvullend ook de leveranciersbenaming benoemd. NB: In geval er voor de betreffende gevaarlijke stof geen (oranje/zwart) gevaarsymbool van toepassing is, bijvoorbeeld in geval van (opslag van) radioactief materiaal, moet het betreffende pictogram (gele driehoek/zwarte afbeelding) worden toegepast.
Aa nvu llende inform a tie m et stofna a m
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 34 van 80
NAM Specification
7.6
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
GHS SYMBOLEN
De nieuwe GHS symbolen dienen formeel vanaf 2015, wanneer alle WIK-kaarten bijgewerkt zullen zijn met de juiste GHS-classificaties, worden doorgevoerd. Zie hierover verder in hoofdstuk 2.5. Praktisch is in het najaar van 2012 besloten dat nog nieuw te signaleren locaties of platforms, of bij groot onderhoud of uitbreidingen van locaties de GHS symbolen zullen gaan worden toegepast. Voorwaarde is wel dat voor alle relevante stoffen de GHS classificatie bekend is. 7.7
NFPA CODERING EN GEVI CODE
De NFPA codering (“diamant”) en GEVI-code zijn van toegevoegde waarde voor externe hulpverlening (bevelvoerder resp. officier van dienst van de overheidsbrandweer). De NFPA-code wordt weergegeven als een “diamant”. De vlakken van de diamant geven informatie over brand- en explosie-eigenschappen, gezondheidsrisico’s en overige gevaren van de opgeslagen stof. Hoe hoger het getal (0 tot 4) in deze vlakken, des te hoger het betreffende gevaar. Bij een samengestelde stof zijn de componenten met het grootste gevaar voor gezondheid, brand en reactiviteit (explosiegevaar) doorslaggevend voor het cijfer in de gevarendiamant. De betekenis van de kleuren en cijfers is hieronder weergegeven. NB.: om de leesbaarheid van de NFPA-diamant te verbeteren worden de cijfers in het blauwe en rode vlak in wit uitgevoerd, in plaats van de standaard zwarte kleur.
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 35 van 80
NAM Specification
7.7.1
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
Gevaarsidentificatienummer (GEVI)
Het gevaarsidentificatienummer (GEVI) bestaat uit minimaal twee cijfers. Het "UN-nummer" is een getal van vier cijfers dat een gevaarlijke stof identificeert tijdens het transport. Het is afkomstig uit het ADR, de Europese reglementering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg.
Voorbeeld GEVI en U N nu m m er
Voorbeeld: verm eld ing voor Aa rd g a scondensa a t
NB: NFPA codering en/of UN nummering zijn dus additioneel aan de gevaarsaanduiding en mogen nimmer zonder deze gevaarsaanduiding worden toegepast. Het gevaarsidentificatienummer, het bovenste getal, geeft nadere aanwijzing over het gevaar van de stof. Het eerste cijfer duidt het onmiddellijke (primaire) gevaar aan en komt overeen met de gevarenklasse waar de gevaarlijke stof is ingedeeld. De betekenis van het eerste cijfer is als volgt: 1 explosieven 2 gas 3 brandbare vloeistof 4 brandbare vaste stof 5 oxiderende stof 6 giftige of infectueuze stof 7 radioactieve stof 8 bijtende stof 9 gevaarlijke stof Het tweede en derde cijfer geven de bijkomende (secundaire) gevaren aan. Als het gevaarsidentificatienummer wordt voorafgegaan door de letter ‘X’ betekent dit, dat de stof op gevaarlijke wijze met water reageert. De betekenis van het tweede en derde cijfer: 2 gevaar voor vrijkomen van gas als gevolg van druk of van een chemische reactie 3 gevaar voor ontbranding 5 gevaar voor oxiderende (de verbranding bevorderende) werking 6 gevaar voor vergiftiging 8 gevaar voor bijtende of corrosieve werking 9 gevaar voor spontane heftige reactie 0 geen bijkomend gevaar (Verdubbeling van een cijfer wijst op een versterking van het desbetreffende gevaar. Bijvoorbeeld: 336 duidt op een zeer brandbare, giftige stof)
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 36 van 80
NAM Specification
8 8.1
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
LEIDINGMARKERINGEN DOEL
Het markeren van leidingen die (gevaarlijke) stoffen bevatten of waar deze gecontroleerd kunnen vrijkomen. 8.2 8.2.1
IDENTIFICATIEGEGEVENS Algemeen
Alle leidingen moeten worden geïdentificeerd naar: • stofnaam • de groepskleur (aan land NEN 3050, offshore ISO 14726) • gevaarsaanduidingen conform richtlijn 67/548/EEG • stromingsrichting Hoewel de wettelijke eisen vooral gelden voor de gevaarlijke stoffen, is het binnen NAM verplicht alle leidingen van een aanduiding te voorzien. Deze aanduiding wordt uitgevoerd door op de leidingen markeringen aan te brengen. Ook kan gekozen worden om de leidingen geheel in de met het medium corresponderende kleur uit te voeren (packaged units), waarbij dan door markeringen alleen de overige informatie wordt aangegeven. In bijlage 1 is een referentietabel opgenomen waarin voor de gangbare stoffen in NAM de betreffende leidingmarkering is aangegeven. 8.2.2
Kleuren
De kleur van het leidingwerk zal overeenkomstig EPE document DEP 30.48.00.33 EPE “Finishing colour schemes for on- and offshore facilities” worden uitgevoerd, waarbij voor aanduiding van de stoffen in die leidingen de NEN 3050 dient te worden gehanteerd.
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 37 van 80
NAM Specification
8.2.3
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
Stofnaam/gevarensymbool
De stofnaam en gevaarsymbolen dienen zoveel mogelijk dezelfde te zijn als vermeld op de Werkvloerinstructiekaart (WIK) - ook wel Productkaart, Chemiekaart of Material Safety Data Sheet (MSDS) genoemd- van de betreffende stof. Daar waar een fabrikantnaam in de titel van de WIK kaart voorkomt, is deze gewijzigd naar het doel/karakter van de stof. Bijvoorbeeld worden namen als “Servo” en “Baker Petrolite” vervangen door “corrosion inhibitor”.
Voorbeeld en le idi ng si g na lering en m et stofna a m e n g eva rensy m bolen 8.3 8.3.1
GEVAARSYMBOLEN Algemeen
Tot 2015 mogen binnen NAM de WMS symbolen conform de richtlijn 67/548/EEG worden toegepast. De nieuwe GHS symbolen zullen uiterlijk vanaf 2015, wanneer alle WIK-kaarten bijgewerkt zullen zijn met de juiste GHS-classificaties worden doorgevoerd. Dit is in hoofdstuk 2.5 verder beschreven. Praktisch is in het najaar van 2012 besloten dat nog nieuw te signaleren locaties of platforms, of bij groot onderhoud of uitbreidingen van locaties de GHS symbolen zullen gaan worden toegepast. Voorwaarde is wel dat voor alle relevante stoffen de GHS classificatie bekend is. De GHS symbolen worden op de markeringen altijd met de verklarende teksten afgedrukt. Om in de toekomst economisch de GHS symbolen te kunnen aanbrengen dienen de gevaarsymbolen op de leidingmarkeringsband naast elkaar weergegeven te zijn. De nieuwe GHS symbolen kunnen dan eenvoudig als wikkel over de WMS symbolen worden geplakt. 8.3.2
Herhaling en locatie van markeringen
De markering dient zichtbaar en voldoende herhaald in de nabijheid van de meest gevaarlijke plaatsen te worden aangebracht, zoals bij kleppen en aansluitpunten, wand en vloerdoorvoeren en aansluitingen op vaten, tanks en equipment. De norm bepaald verder dat vervolgens op iedere 5 meter een markering wordt herhaald. Praktisch is dit vanwege voldoende overzichtelijkheid veelal niet nodig. Bij overzichtelijke leidingstraten kan soms worden volstaan met markeringen om de 75 meter. Maar het kan soms ook voorkomen dat markeringen frequenter dan 5 meter moeten worden aangebracht om de overzichtelijkheid te waarborgen. De praktische stelregel voor het bepalen van de posities waar de markeringen moeten worden aangebracht is dat men vanaf ieder positie waar werkzaamheden kunnen worden verricht de leiding moet kunnen worden geïdentificeerd. Om een goede duurzaamheid te bereiken dient de markering volledig rondom de leiding te worden geplakt.
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 38 van 80
NAM Specification
8.4 8.4.1
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
LEIDINGDIAMETER IN RELATIE TOT AFMETINGEN MARKERING Algemeen
Vanwege zichtbaarheid en leesbaarheid van de teksten worden voor verschillende leidingdiameters verschillende rolbreedtes van de markering toegepast. Het uitgangspunt is dat van iedere zichtzijde minimaal een leesbare tekst en een stromingsrichtingspijl zichtbaar is.
Voorbeeld en va n verhou d ing le id ing s ig na lering e n t.o.v. leid ing dia m eter
8.4.2
H2S houdende media
H2S houdende gassen en vloeistoffen dienen identificeerbaar te zijn. Er bestaan voor H2S geen WMS of GHS gevaarsymbolen. Daarom is binnen NAM een waarschuwingsmarkering afgesproken, bestaande uit de gevaarsmarkeringsband, aangevuld met het H2S gevaarsymbool.
Voorbeeld le id ing s ig na lering bij H 2S wa a rschu wi ng
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 39 van 80
NAM Specification
8.4.3
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
Multifunctionele leidingen
Multifunctionele leidingen worden gemarkeerd met de gevaarsymbolen van de gevaarlijkste stof/product. Zo worden CC (continuous contaminated) systemen aangeduid met “Drainvloeistof (CC)”, vergezeld van de gevaarsymbolen van aardgascondensaat.
Dra invloe istof g e m a rk eerd m et sy m bolen va n a a rd g a scond ensa a t. NB.: Voor AC (accidentally contaminated) systemen wordt volstaan met de aanduiding “Water (AC)” zonder aanvullende gevaarsymbolen. 8.4.4
Leidingbruggen
Voor leidingbruggen waarbij hoog boven het maaiveld meerdere leidingen boven elkaar lopen en waarbij het aanbrengen van veiligheids- en gezondheidssignalering alleen mogelijk is vanaf te bouwen steigers moet ter plaatste een afweging worden gemaakt tussen de te maken kosten en risico’s van de te bouwen steigers versus de veiligheidswinst van de aan te brengen signalering. Markeringen worden dan in ieder geval aangebracht bij kruisingen van een weg, nabij bordessen waaraf werkzaamheden kunnen plaatsvinden, bij splitsingen en bij op- en afgangen van de leidingen. 8.4.5
Kill-leidingen
Voor kill-leidingen worden geen gevarensymbolen toegepast, aangezien de samenstelling van de killvloeistof vaak kan variëren en normaal gesproken de kill-leiding niet in gebruik is. 8.4.6
Manifolds
Manifolds ten behoeve van het koppelen van bijvoorbeeld tankauto’s of schepen aan pijpleidingen, moeten bij de betreffende laad- en lospunten worden voorzien van naam en gevaarsymbool van de producten (zie tevens de eisen voor verlaadplaatsbord, hoofdstuk 4). 8.4.7
Emissies bij aansluitingen
Alle plaatsen waar aansluitingen zijn gemaakt (ontluchtingen, drains), die emissie van de stof tot gevolg kunnen hebben, of die om andere redenen als gevaarlijk gezien worden (bijvoorbeeld aansluitingen bij pompen), moeten zijn voorzien van naam en gevaarsymbool van de stof. N.B.: Afgeblinde en gecapte tubelures worden hierbij niet als gevaarlijk gezien.
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 40 van 80
NAM Specification
8.4.8
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
Verzameldrains
Daar waar er meerdere drainleidingen, al of niet van verschillende diameter, uit diverse procesdelen uitmonden in een open drainsysteem, wordt om praktische reden het generieke gevaar van de drainvloeistof op de draintrechter aangegeven, in plaats van op iedere afzonderlijke leiding. Daar waar de drainvloeistof niet in een trechter wordt gevoerd, maar bijvoorbeeld via een betonslab wordt afgevoerd, wordt de generieke gevaarsaanduiding aan de randen van de slab aangegeven.
Voorbeeld g eneriek e a a nd u id ing bij onbek ende sa m enstelling dra invloe istof 8.4.9
Leidingen tussen locaties
Binnenkomende en uitgaande leidingen tussen onderscheiden locaties worden voorzien van een markering met de locatienaam waar de leiding naartoe gaat of vandaan komt en de toevoeging “van” of “naar”. Indien gewenst kan om redenen van procesidentificatie de diameter en/of het leidingnummer worden aangebracht.
Voorbeeld en si g na leri ng binne nk om e nde en u itg a a nde lei ding en Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 41 van 80
NAM Specification
8.5 8.5.1
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
OFFSHORE LEIDINGMARKERINGEN Algemeen
Voor de offshore installaties dient gemarkeerd te worden volgens de ISO 14726 “ships and marine technologie” – Identification colours for the content of piping systems”. Deze norm beschrijft de groepsaanduidingen van stoffen met de bijbehorende kleuren welke afwijken van de NEN 3050. Een tweede verschil is dat alle teksten in de Engelse voertaal worden weergegeven.
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 42 van 80
NAM Specification
9
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
OPSLAG GEVAARLIJKE STOFFEN (O.A. CHEMICALIËN EN GASFLESSEN)
Offshore leid ing m a rk ering 9.1
Restricted
Aa nvu llende inform a tie ( from / to)
DOEL
Het aanduiden van in een daartoe bestemde–(deels) omsloten- ruimte opgeslagen hoeveelheid (gebruikte) gevaarlijke stoffen. 9.2 9.2.1
ONSHORE Opslag gevaarlijks stoffen
Opslagvoorzieningen of opstelplaatsen (ook tijdelijke) voor te gebruiken of gebruikte gevaarlijke stoffen, zoals chemicaliën, hulpstoffen, chemische afvalstoffen, afgewerkte olie, gasflessen, etc. worden met algemene V&G signalering aangeduid.
Si g na leri ng chem ica li ënospla g
Naast deze aanduiding van de opslagvoorziening, moeten alle individuele chemicaliën zijn voorzien van de relevante gevaarsetikettering (overeenkomstig WIK of chemiekaart)
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 43 van 80
NAM Specification
9.2.2
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
Opslag gasflessen
Gasflessen moeten zijn voorzien van een kleuraanduiding - op de “kop en schouder” van de fles waarmee de gevaareigenschappen van het gas wordt aangeduid. Daarnaast moeten op gasflessen de volgende opschriften zijn aangebracht: • UN-nummer en juiste vervoersnaam • Gevaaretiket zoals voorgeschreven in VLG/ADR Ook moet de datum (jaar) van volgend periodiek onderzoek zijn aangegeven.
Si g na leri ng t.b.v. g a sfless en
Aan de buitenzijde van de opslagplaats van gasflessen moet een verbodssymbool voorzien van de volgende tekst duidelijk zijn aangegeven: VERBODEN AFSLUITERS VAN NIET AANGESLOTEN GASFLESSEN TE OPENEN (overeenkomstig NEN 3011). Deze aanduiding is niet nodig wanneer de gasflessen zijn aangesloten op een vaste leiding.
Wettleijk verplicht verbod s s ym bool bij ops la g va n los s e g a s fles s en
9.2.3
Opslag op mijnbouwlocaties
Voor opslag van gevaarlijke stoffen (incl. gasflessen) op mijnbouwlocaties kan worden volstaan met de algemene waarschuwingspictogrammen. Afhankelijk van de opgeslagen stoffen zullen op basis van de WIK-informatie de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen worden toegepast. (Dit wordt niet met algemene pictogrammen op/nabij de ruimte aangegeven) De verbodspictogrammen met betrekking tot roken en het maken van open vuur die voor de gehele mijnbouwlocatie gelden, zijn daarmee ook van toepassing voor deze gevaarlijke stoffen opslag en worden daarom bij die opslag niet vermeld.
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 44 van 80
NAM Specification
9.2.4
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
Opslag op niet-mijnbouwlocaties
Op deze locaties worden de verbodspictogrammen met betrekking tot roken en open vuur wel toegevoegd aan de waarschuwingssymbolen.
Si g na leri ng g a sflesopsla g niet- m ijnbou wloca tie
9.2.5
LSA opslag
Plaatsen waar LSA (licht radioactief) materiaal is opgeslagen dienen te worden gemarkeerd.
Voorbeeld en si g na leri ng bij L SA-opsla g 9.2.6
Kwik verdacht materiaal
Si g na leri ng k wi k verda chte loca tie
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 45 van 80
NAM Specification
9.3
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
OFFSHORE
Op de offshore platforms dienen bijvoorbeeld de paint store, de lube oil opslag en de chemical storage evenals alle andere opslagplaatsen van gevaarlijke stoffen te worden gesignaleerd.
Si g na leri ng opsla g - offshore
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 46 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
10 VEILIGHEIDSMARKERINGEN 10.1
DOEL
Het op duidelijke wijze markeren van obstakels, uitstekende en/of mogelijk bewegende delen, etc. die gevaar kunnen opleveren. Tevens van toepassing op het aangeven van gebieden waar risicovolle werkzaamheden worden uitgevoerd en/of waarvoor een (tijdelijke) toegangsbeperking geldt, of om posities van veilige omstandigheden te accentueren. 10.2
WAARSCHUWING
De combinatie van geel en contrasterend zwart wordt gebruikt om te waarschuwen voor gevaarlijke plaatsen: • Vloer- en wandmarkering van obstakels • Uitstekende hoeken of randen • Bewegende delen • Lage doorgangen • Gebieden waarin gewerkt wordt met radioactiviteit, hierbij is ook aanvullende signalering verplicht. (zie voor nadere informatie het hoofdstuk 12, markering van werkzaamheden) • etc.
Voorbeeld en wa a rschu wi ng sm a rk ering en
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 47 van 80
NAM Specification
10.3
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
VERBOD
De combinatie van rood en contrasterend wit wordt gebruikt om een verbod aan te geven, Veelal zal dit een verbod zijn om het (afgezette) gebied te betreden. 10.3.1
Tijdelijke situaties
Indien tijdelijke situaties moeten worden gemarkeerd, kan deze markering zijn uitgevoerd in de vorm van: • linten, (bij toepassing buiten: niet langer dan 1 dag i.v.m. kwetsbaarheid); • kettingen; • verplaatsbare hekjes, etc. • uitgevoerd in de relevante kleurstelling. NB: Voor het afzetten van situaties waarbij g eva a r voor bijvoorbeeld va llen va n hoog te [bijv. door (vloer)openingen] wordt gemarkeerd, is afzetten met lint of kettingen alleen onvoldoende. In dit soort gevallen dient er een fys ie k e ba rri ère (bijv. hekwerk) te worden geplaatst die is uitgevoerd in of aangeduid met de relevante markeringskleur. 10.4
VEILIGE SITUATIES
De combinatie van groen en contrasterend wit wordt gebruikt om een veilige omstandigheid aan te geven zoals: • markeren van vluchtluik of vluchtdeur • markeren van de opstap van een vluchtladder • markeren van veiligheidsuitrusting • markeren van veilig gebied (trappen en/of bordessen over leidingen of bundwalls die zich in de vluchtroute bevinden).
Voorbeeld en m a rk eri ng en veilig e s itu a ties Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 48 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
11
LOCKOUT/TAGOUT
11.1
ALGEMEEN
Restricted
Het gebruik van tags (veiligstelkaarten) is van toepassing voor onder andere steigerbouw: met de scaff tag wordt aangegeven wat de status van de betreffende steiger is en wie de verantwoordelijke personen zijn die de steiger technisch en functioneel hebben gecontroleerd. Ook bij het werken in besloten ruimten (zie voor details de werkinstructie in CMS) worden dit soort tags toegepast, direct bij de toegang(en). 11.2
LOCKOUT/TAGOUT (LO/TA) PROCEDURE
Een dergelijk systeem van veiligstelkaarten, in combinatie met een systeem van vergrendelen van energiebronnen, of openingen die verboden zijn te betreden (zoals besloten ruimte) is in de (onderhouds)industrie bekend als lockout / tagout. Hiermee is een praktische invulling mogelijk van de wettelijke minimumvoorschriften: • de werkgever dient passende maatregelen te treffen om de risico’s tot een minimum te beperken. • elk arbeidsmiddel moet voorzien zijn van duidelijk identificeerbare inrichtingen waarmee het van elk van zijn krachtbronnen kan worden losgekoppeld. • onderhoudswerkzaamheden moeten kunnen plaatsvinden wanneer het arbeidsmiddel uit geschakeld is. • bij onderhoudswerkzaamheden moeten de werknemers onder voortdurende veilige omstandigheden alle nodige punten kunnen bereiken. Lockout / Tagout (LO/TO) is een vastgelegde veiligheidsprocedure waarbij de energietoevoer van industriële machines en apparatuur is uitgeschakeld en/of delen van de installatie zijn geblokkeerd in de vereiste positie, terwijl er onderhouds- of reparatiewerk wordt uitgevoerd. Tevens wordt hiermee de verantwoordelijkheid en de bevoegdheid voor in- en uitschakelen van apparatuur of bedienen van afsluiters, kleppen, etc. verstevigd en beheerst.
L ock ou t / ta g ou t a a ndu i ding
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 49 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
12
MARKERINGEN BIJ WERKZAAMHEDEN
12.1
ALGEMEEN
Restricted
Indien werkzaamheden worden uitgevoerd die een bepaald gevaar met zich brengen dient - naast de in voorgaande hoofdstukken beschreven signalering ten aanzien van stoffen in vaten, tanks en leidingen, etc. - op de werkplek de nodige V&G signalering te worden toegepast die specifiek voor die werkzaamheden gelden. Deze moet aansluiten bij de van te voren uitgevoerde risico-inventarisatie, en/of de betreffende werkinstructies, zoals werkvergunningen. 12.2
INVENTARISATIE V&G SIGNALERING
Het betreft - indien relevant - de volgende markeringen; • Waarschuwing (volgens NEN 3011 / ISO 7010) • Verbod • Gebod • Veiligheidsmarkeringen (afzetting gebieden) • Lockout / tagout (LO/TO) • Vluchtweg / verzamelplaats • Brandblus-, EHBO-, en reddingsmiddelen 12.3
LSA-ACTIVITEITEN
In het geval er sprake is van LSA-activiteiten (“open” radioactieve stoffen) of werkzaamheden met radioactieve bronnen worden uitgevoerd, dan dient het waarschuwingsbord te worden toegepast in combinatie met het betreffende tekstbord. 12.4
AFZETTING
De gebieden waar de werkzaamheden plaatsvinden worden afgezet met een geel/zwart geblokt lint.
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 50 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
Voorbeeld a fze tti ng m et g eel/zwa rt g eblok t li nt
12.5
OVERIGE MARKERINGEN
Voor het selecteren van bij werkzaamheden toe te passen (overige) markeringen zie bijlage 2.
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 51 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
13
MATERIALEN / KWALITEITSEISEN
13.1
ALGEMENE EISEN
Restricted
V&G-signalering dient gemaakt te zijn van materialen met een goede schokvastheid en weerbestendigheid. De in dit hoofdstuk genoemde materialen gelden als ‘best practices’. Men mag ook andere materialen toepassen, mits deze van dezelfde kwaliteit zijn. De te gebruiken signaleringen dienen duurzaam te. Hierbij moet o.a. worden gelet op de volgende eisen; • UV bestendigheid / kleurvastheid van kleuren • Bestendigheid tegen oplosmiddelen • Corrosiebestendigheid van metalen en bevestigingsmiddelen • Zoutwaterbestendigheid • Krimpvastheid van stickers • Mate van nalichtendheid of fotoluminescentie • Retroreflecterendheid 13.2
BEVESTIGING
Te gebruiken lijmen en andere bevestigingsmiddelen en -materialen zullen geen nadelige invloed hebben op de ondergrond waarop of het materiaal waaraan de V&G signalering wordt aangebracht. Conform kwaliteitseisen zoals vastgelegd in ISO 17398 dient de herkomst dan wel de leverancier van de V&G signalering altijd traceerbaar te zijn. 13.3 13.3.1
NALICHTEND MATERIAAL Normen
Nalichtende of fotoluminescente materialen moeten voldoen aan minimaal klasse 2 van de in ISO 15370 gestelde eisen. Bij toepassing van nalichtende materialen voor vluchtwegmarkeringen dient deze te voldoen aan de ISO 17398, klasse B. Wanneer de omgeving in de normale omstandigheden een aanlichtingswaarde heeft van minder dan 150 Lux, dient minimaal klasse C te worden toegepast. 13.3.2
Materiaalsoort
Binnen gebouwen kan worden volstaan met kunststof borden van PVC of polypropyleen. Voor buiten worden als plaatmateriaal aluminium (geanodiseerd of gespoten) toegepast. Borden aan relingen van bordessen worden in roestvast staal (kwaliteit minimaal 316) uitgevoerd. Om de gewenste duurzaamheid te bereiken worden de informatie afgedrukt in 3M Scotchprint Graphics kwaliteit. Voor de retroreflecterende folies wordt 3M Scotchlite RG680CR (of gelijkwaardig) toegepast. Voor de leidingmarkeringen wordt een 3M Scotchcal 3690 vinyl toegepast, dat speciaal is ontwikkeld voor industriële omstandigheden. Beide folies hebben een speciale lijmlaag welke de ondergrond niet aantast en een sterke hechting heeft op de verven met de lage oppervlaktespanning die door NAM op haar installaties wordt toegepast. Beide folies worden voorzien van een 3M laminaat wat zorgt voor een nog betere UV duurzaamheid en een lage oppervlaktespanning waardoor vuil- en algaanhechting geminimaliseerd wordt.
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 52 van 80
NAM Specification
13.3.3
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
Gebruik van zelfklevende materialen / lijm
De minimale aanbrengtemperatuur is 8˚ C. Dit geldt voor zowel de te beplakken ondergrond als de buitentemperatuur. Beneden deze temperatuur wordt de lijm niet voldoende meer geactiveerd om een goede aanhechting te bereiken en kan er geen garantie worden gegeven. Tevens dient de te beplakken ondergrond voldoende droog te zijn om voldoende contact tussen lijmlaag en ondergrond te waarborgen. Het verdient daarom de voorkeur om het aanbrengen van stickers niet in de (koude) wintermaanden uit te voeren. Let bij het plannen van de plakwerkzaamheden ook op dauwvorming waardoor oppervlakken ook te nat zijn. Dit is in de vroege morgen van de zomermaanden iets waarmee voor de planning rekening mee moet worden gehouden.
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 53 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
BIJLAGEN BIJLAGE 1 - REFERENTIETABEL NAM PRODUCTNAMEN – GEVAARSYMBOLEN BIJLAGE 2 - REFERENTIETABEL NAM-GEVARENLIJST EN RELEVANTE PICTOGRAMMEN BIJLAGE 3 - CONTROLELIJST V&G SIGNALERING BIJLAGE 4 - REFERENTIES BIJLAGE 5 - RELEVANTE ASPECTEN UIT WET- EN REGELGEVING ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING BIJLAGE 6 - BORDEN TEN BEHOEVE VAN DE VEILIGHEIDSIGNALERING
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 54 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
BIJLAGE 1 - REFERENTIETABEL NAM PRODUCTNAMEN – GEVAARSYMBOLEN In de tabel zijn de gevaren van de stoffen aangegeven door middel van cijfers, die als volgt corresponderen met de gevaarsymbolen
1
2
3
4
5
De nummering van de NFPA aanduiding aangegeven in de volgorde: links, boven, rechts
Disclaimer Onderstaande gegevens zijn op basis van de WIK-informatie ten tijde van de uitgave van deze standaard. Raadpleeg altijd de actuele WIK voor de meest recente informatie
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 55 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Te gebruiken Naam Aardgas Aardgas (nat)
Aardgas (nat) Aardgas (nat) Aardgas (nat) Aardgas (nat) Aardgas (nat)
Procesnaam
WIK
nr 1. Fuel gas, blanketing Gas, 598 purge gas, pilot gas, seal gas 2. HC gas, seal gas, 1538 blanketing gas, HC-gas + Hg/steam Offgas, overhead vapours 3. Off 1538 gas/water/cond + Hg 4. HC gas + Hg / 1538 Water/Cond HC gas + Hg / Annulus 1538 liquids 5. HC gas + Hg / 1538 Glycol/water 6. HC gas + Hg / 1538 Glycol/water/condensat e
Wik naam
Restricted
Gevaars Gevi symbool
UN
NFPA
Aardgas gedroogd
1
23
1971
1,4,0
Processtroom Nat gas
1,2,3
-
-
-
1,2,3
-
-
-
1,2,3
-
-
-
1,2,3
-
-
-
Processtroom Nat gas
1,2,3
-
-
-
Processtroom Nat gas
1,2,3
-
-
-
Processtroom Nat gas Processtroom Nat gas Processtroom Nat gas
Aardgascondensaat
Water/cond + Hg
477
Aardgascondensaat (zoet)
1,2,3
33
1268
2,3,0
Aardgascondensaat
Glycol/cond + Hg
477
Aardgascondensaat (zoet)
1,2,3
33
1268
2,3,0
Aardgascondensaat
Condensate + Hg
477
Aardgascondensaat (zoet)
1,2,3
33
1268
2,3,0
Aardgascondensaat
WACO, watercondensaat
477
1,2,3
33
1268
2,3,0
Zuur WACO, watercondensaat
478
1,2,3
336
1992
2,3,0
2,4
-
-
-
TEG, MEG, DEG
4
-
-
1,1,0
Di ethyleenglycol
4
-
-
1,1,0
Di ethyleenglycol
4
-
-
1,1,0
Aardgascondensaat (zuur)
Glycol (nat)
7. Glycol/water/condensate 1869 +Hg/Rich glycol
Glycol (droog) Glycol (droog)
Aardgascondensaat (zuur)
Processtroom glycol (DEG) Groningen
Glycol/MEG/DEG/ TEG 3,5, 603 8. Lean glycol/make-up glycol 603
Glycol (droog)
Aardgascondensaat (zoet)
Glycol/water
603
PURE PRODUCT Corrosion inhibitor
Corrosion inhibitor / Baker 1233 Petrolite
CGO8501 1 (vervangt KG-501 1)
3,2
80
3265
3,2,0
Corrosion inhibitor
Corrosion inhibitor (Servo) 1766
Servo CK 337-T
3,4
90
3082
-
Corrosion inhibitor
Corrosion inhibitor (Servo) 1475
Servo CK-981
1,5
338
2924
-
Corrosion inhibitor
Corrosion inhibitor (Servo)
111
Servo CK 337 C 50
3,4
30
3295
3,2,0
Corrosion inhibitor
Corrosion inhibitor (Servo)
120
Servo CK 337 TC 50
3,4
30
3295
3,2,0
Corrosion inhibitor
Corrosion inhibitor (Schlumberger)
1818
1,5
338
2924
-
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
A 259 corrosion inhibitor
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 56 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Te gebruiken Naam
Procesnaam
WIK
Wik naam
nr Corrosion inhibitor
Corrosie inhibitor (Nalco)
Corrosion inhibitor
Baker Petrolite / anti roestmiddel
Corrosion inhibitor
Baker Petrolite corrosion inhibitor, water oplosbaar
Corrosion inhibitor
Baker Petrolite inhibitor
Restricted
Gevaars Gevi symbool
UN
NFPA
1832
Nalco EC 1010B Corrosion inhibitor
4,5
30
1993
-
1628
Baker Petrolite CGO9051 U
4,5
30
1993
-
-
-
-
-
4,5
30
1993
-
1,2,3
33
1268
2,3,0
1,2,3
33
1268
2,3,0
1273 Baker Petrolite KW 2590G 63
Baker Petrolite PAO80023 (voorheen CF23)
MIX Aardgascondensaat / corrosion Condensaat/ servo/ corrosion inhibitor inhibitor mix etc.
-
Diverse samenstellingen
Aardgascondensaat / Corrosion inhibitor
Corrosie inhibitor
Aardgascondensaat / Corrosion inhibitor
Corrosie inhibitor
1484
Mix van aardgascondensaat met Baker Petrolite CGO 85011 (KG 5011)
1,2,3
33
1268
2,3,0
Diesel / Corrosion inhibitor
Corrosie inhibitor
1847
Mix van diesel met 10% Baker Petrolite CGO 9051U
3,4
30
1202
-
Corrosion inhibitor / hydraat inhibitor
Methanol mix
1929
0.1-1% CGO885011 in methanol
1,2
336
1230
1,3,0
Condensaat / ASA (Stadus 1592 450)
Mix van aardgascondensaat met 1% (of minder) Stadis 450
1,2,3
33
1268
2,3,0
Aardgascondensaat / ASA inhibitor
1491
Mix van aardgascondensaat en Baker Petrolite CGO 85332
Oxygen scavenger
Sisox / oxygen scavenger
615
Sisox 163 C
4
-
-
-
H2S scavenger
H2S scavenger
1505
Safe-scav HS
4
-
-
-
Defoamer
Defoam
D iv e rs e samenstellingen
4
-
-
-
Defoamer
Defoam
1707
Champion Servo defoamer AF 410
-
-
-
-
Defoamer
Defoam
1799
Defoam green
4
-
-
-
Defoamer
Defoam
1701
Defoam NS
-
-
-
-
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 57 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Te gebruiken Naam
Procesnaam
WIK
Wik naam
nr Defoamer
Defoam
Restricted
Gevaars Gevi symbool
UN
NFPA
245
Servo defoamer CD29
4
-
-
-
Scale inhibitor
437
SCW 80245 (voorheen SP 245)
5
80
3265
-,-,-
Scale inhibitor
528
Sisor 250C
4
-
-
-,-,-
607
Methanol
1 ,2
336
1230
1 ,3,0
Gevaars Gevi symbool
UN
NFPA
Methanol
Methanol / servo me t ha n ol / demulsifier / splitser
Te gebruiken naam
Procesnaam
Dieselolie
Diesel / dieselolie
WIK nr
Gasmotorolie
Wik naam
1411
Gasolie /dieselolie
3,4
30
1202
0,2,0
865
Shell Mysella MA
-
-
-
-
Hydraulische olie
Hydraulic oil
1576
Esso univis HVI 13
4
-
-
-
Thermische olie
Heating oil
181
Therminol 59
3,4
-
-
0,1,0
Kill leiding
Kill fluid
-
-
-
-
-
-
Koelvloeistof
Coolant
106
Shell Anti freeze-38
4
-
-
-
Stikstof
1322
Stikstof (vrijkomend)
-
-
-
-
Stikstof (gevuld)
1322
Stikstof (vrijkomend
-
-
-
-
1,2
33
1267
1,3,0
Aardolie
Aardolie; crude oil
565
Demulsifier
Emulsiebreker
147
Embreak 2W6992
3,4
30
1993
-,-,-
Demulsifier
Emulsiebreker
1252
Tetrolite DMO 83602 (voorheen Separol ML 3602)
3,4
90
3082
-,-,-
Helifuel
vliegtuigbrandstof
2028
ExxonMobil Jet A-1
3,4
30
1863
-,-,-,
Productiewater
Processtroom productiewater
1 800
Processtroom productiewater
4
-
-
-
1 800
Processtroom productiewater
4
-
-
-
Productiewater
Productiewater (vervuild)
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 58 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Te gebruiken Naam
Procesnaam
WIK
Wik naam
nr Drainvloeistof (CC)
CC water, pit bak, CC-pit, opvangbak
477
Water (AC)
AC water
-
Water
Water (surface), hemelwater, regenwater
Restricted
Gevaars Gevi symbool
UN
NFPA
1,2,3
33
1 268
2,3,0
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Drinkwater
-
-
-
-
-
-
Zeewater
-
-
-
-
-
-
Bluswater
-
-
-
-
-
-
Sprinkler
-
-
-
-
-
-
Aardgascondensaat (zoet)
Instrumentlucht
Instrument air
-
-
-
-
-
-,-,-
Lucht
Combustion air
-
-
-
-
-
-
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 59 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
BIJLAGE 2 - REFERENTIETABEL NAM-GEVARENLIJST EN RELEVANTE PICTOGRAMMEN
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 60 van 80
NAM Specification
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Restricted
Pagina 61 van 80
NAM Specification
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Restricted
Pagina 62 van 80
NAM Specification
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Restricted
Pagina 63 van 80
NAM Specification
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Restricted
Pagina 64 van 80
NAM Specification
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Restricted
Pagina 65 van 80
NAM Specification
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Restricted
Pagina 66 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
BIJLAGE 3 - CONTROLELIJST V&G SIGNALERING Doel Deze lijst is bedoeld om de locatieverantwoordelijk persoon (LVP) en deelnemers aan reviews en/of commissioning teams, de mogelijkheid te bieden om gestructureerd te beoordelen of de permanente Veiligheids- en gezondheidssignalering (V&G signalering) op de locatie/installatie voldoet aan de daarvoor in deze specificatie vastgelegde criteria. Op basis van deze beoordeling kunnen corrigerende maatregelen nodig zijn. Aanbevolen wordt deze controle in de operationele fase minimaal jaarlijks uit te voeren of zoveel vaker als nodig wordt geoordeeld. Vooral na nieuwbouw, (grote) onderhoudswerkzaamheden en/of modificaties, dient de controle op V&G signalering uitgevoerd te worden als onderdeel van de acceptatie. Ook kan deze lijst worden gehanteerd voor het beoordelen van de V&G signalering tijdens werkzaamheden. In geval er incidenten zouden plaatsvinden waarbij mogelijk een relatie met V&G signalering wordt gelegd, is het van belang dat met een toegankelijk overzicht van ingevulde controlelijsten aangetoond kan worden dat controle op V&G signalering structureel en consequent plaatsvindt. Daarom wordt aanbevolen een registratie bij te houden van deze controles. V&G signalering omvat: •
Gevaarsaanduidingen/waarschuwingen
•
Verboden
•
Geboden
•
Verwijzingen naar brandblusmiddelen, reddings-/evacuatiemiddelen, EHBO-middelen
•
Aanduiding van obstakels, vluchtwegen, verzamelplaats
•
Identificatie van opslagvaten/tanks en leidingen
•
Overig
•
Verkeerstekens/signalering is niet inbegrepen.
Criteria V&G signalering is pas effectief indien de gebruikte vormen, kleuren, (letter)groottes, symbolen en overige aanduidingen voldoende duidelijk zijn. Ook het kunnen waarnemen op voldoende afstand –ook bij ontbreken van goed (dag)licht - en vanaf logische plaatsen is essentieel. De criteria voor de signalering zijn zo concreet mogelijk vastgelegd in deze specificatie en zijn gebaseerd op wet- en regelgeving, relevante normen, informatie vanuit de Werkvloerinstructiekaart (WIK) en de Gevarenlijst (VGM-document).
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 67 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
Controlelijst V&G Signalering Nr
Onderdeel
Toelichting
Algemeen 0
(geldt voor alle hieronder aangegeven onderdelen)
Zichtbaarheid, ook bij wegvallen/ontbreken daglicht?
1
Locatiebord
Positie effectief?
OK?
Opmerking/ te nemen actie
Prioriteit H/L
Mijnbouwwerk aangegeven? Locatienaam en type correct? Telefoonnummer correct? Juiste pictogrammen? Uiterlijke staat?
2
Bebording in de installatie zoals: • Verlaadplaatsbord • Poortaanduiding • Automatisch startende machines/ installatiedelen • Magnetische velden • Geluid • Noodstopschakelaars • Elektrische installaties en installatiedelen • Drainleiding/putten
Positie effectief?
Overige gevaren zoals:
• werken op hoogte • besloten ruimte • etc. Verwijzingsborden naar brandblusmiddelen, EHBO/reddingsmiddelen/telefoon
Juiste pictogrammen? Uiterlijke staat?
3
Brandbestrijdings-, EHBO en reddingsmiddelen
Positie effectief? (driehoek/hangend) Juiste pictogrammen? Uiterlijke staat?
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 68 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
Controlelijst V&G Signalering Nr
Onderdeel
Toelichting
4
Vluchtwegmarkering, incl. • Vluchtpoorten • Vluchtroute (binnen/buiten) • Op bordessen, vluchtladders • Verzamelplaats/musterpoint • Windzak
Positie effectief?
OK?
Opmerking/ te nemen actie
Prioriteit H/L
Juiste pictogrammen? Uiterlijke staat?
5
Opslagvaten en -tanks
Posities effectief? Overeenkomstig WIK? (naam/symbolen/NFPA/UN) Gasdeken? Overeenkomstig BBKP plattegrond? Uiterlijke staat?
6
Leidingen
Positie effectief? Overeenkomstig WIK? (naam/symbolen) Juiste kleuraanduiding? Juiste stromingsrichting? Uiterlijke staat?
7
Gevaarlijke stoffen en gasflessen
Positie effectief? Juiste pictogrammen? WIK informatie aanwezig? Uiterlijke staat?
8
Markeringen
Positie effectief? Juiste kleurstelling (rood/wit, geel/zwart)?
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 69 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
Controlelijst V&G Signalering Nr
Onderdeel
Toelichting
OK?
Opmerking/ te nemen actie
Prioriteit H/L
Obstakels etc. voldoende aangegeven?
9
Lock out / Tag out
Positie effectief?
10
Alarmkaart
Positie effectief? Juiste locatiegegevens? Juiste telefoonnummer(s)?
11
Veiligheidsplattegrond, etc.
Positie effectief? Juiste gegevens?
12
Overig
Is alle relevante signalering op basis van VGMdocument, HRA/RIE, werkvergunning/TRA, etc.
Controle uitgevoerd op: ............................................................................................ (dd/mm/jj) Door: …………………………………………………………………………………………................… (naam/functie)
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 70 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
BIJLAGE 4 - REFERENTIES 1.
Arbeidsomstandigheden regeling, onder meer: • artikel 8.2 Permanente signalering • artikel 8.9 Algemene eisen veiligheidsborden • artikel 8.10 Soorten borden (incl. bijlage XIA) • artikel 8.11 Plaatsing van borden • artikel 8.12 Reservoirs gevaarlijke stoffen • artikel 8.13 Aanbrengen van signalering op reservoirs • artikel 8.14 Plaatsing op reservoirs • artikel 8.15 Signalering bij opslag gevaarlijke stoffen
2.
Wet milieugevaarlijke stoffen (67/548/EEG) en wet vervoer gevaarlijke stoffen
3.
Shell Safety Committee Safety signs and colour coding (1981)
4.
NEN 3011 :2004nl Veiligheidskeuren en –tekens in de werkomgeving en in de openbare ruimte
5.
NEN 3050:2002nl Kleuren voor het merken van pijpleidingen voor het vervoer van vloeibare of gasvormige stoffen in landinstallaties
6.
NAM gevarenlijst NSS 00-G-0-01
7.
EPE Finishing colour schemes for on- and offshore facilities Report for DEP 30.48.00.33 EPE (EP200506203872), chapter 1.2 “Piping identification and direction of flow arrows”
8.
Werkvloerinstructiekaarten (WIK): zie EPE Chemical Support website
9.
NAM regelgeving m.b.t. omgaan met radioactiviteit en straling, zoals NSS 00-G-0-21, werkinstructies stralingsbeschermingsdienst, etc. op basis van “Besluit Stralingsbescherming” en “Regeling waarschu-wingssignalering ioniserende straling
10.
DEP 33.64.10.15-EPE.NL Elektrotechnische bedrijfsvoorschriften
11.
NSS 20-C-0-00 Technische uitvoeringsvoorschriften elektrische installaties
12.
Vademecum ergonomie (Dul, Weerdmeester)
13.
Handboek Ergonomie (Voskamp),
14.
Handboek, Veiligheidssignalisatie: Nederlandse Vereniging voor Veiligheidssignalisatie, oktober 2009, versie 3.0
15.
PGS-15 Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen
16.
PGS-29 Richtlijn voor bovengrondse opslag van brandbare vloeistoffen in verticale cilindrische tanks
17.
PGS-30 Vloeibare aardolieproducten – buitenopslag in kleine installaties
18.
ISO 17398:2004 Safety colours and safety signs - classification, performance and durability of safety signs
19.
NEN1414
20.
ISO 3864-2 Safety Colours and safety signs - Design principles for safety signs in work places and public areas
21.
ISO 3864-3 in safety signs
Safety Colours and safety signs - Design principles for graphical symbols for use
22.
ISO 7010
Graphical symbols - safety signs in workplaces and public areas
23.
ISO 15370
Ships and marine technology - Low Location Lighting on passenger ships
24.
ISO 14726-1 systems
Ships and marine technology – Identification colours for the content of piping
25.
Diverse leveranciers informatie
Symbolen voor veiligheidsvoorzieningen op ontruimings- en aanvalsplattegronden
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 71 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
BIJLAGE 5- RELEVANTE ASPECTEN UIT WET- EN REGELGEVING ARBEIDS-OMSTANDIGHEDENREGELING Artikel 8.2
Permanente signalering
1.
De signalering met betrekking tot verbod, een waarschuwing en een gebod, evenals de signalering met betrekking tot de lokalisatie en de identificatie van reddings- of hulpmiddelen geschiedt permanent door middel van borden
2.
De signalering voor de lokalisatie en identificatie van brandbestrijdingsmateriaal geschiedt permanent door middel van borden of een veiligheidskleur
3.
De signalering op recipiënten en leidingen geschiedt overeenkomstig de artikelen 8.12 tot en met 8.15
4.
De signalering van gevaren van stoten tegen obstakels en van vallen van personen geschiedt door middel van een veiligheidskleur of borden
5.
De markering van verkeerswegen geschiedt permanent door middel van een veiligheidskleur
Artikel 8.9
Algemene eisen veiligheidsborden
1.
De pictogrammen waarvan veiligheidsborden zijn voorzien, zijn zo eenvoudig mogelijk en voor het begrip overbodige details worden weggelaten
2.
De borden worden gemaakt van materiaal met een zo groot mogelijke schokvastheid en weerbestendigheid
3.
De borden bezitten dusdanige afmetingen van kleur- en lichttechnische eigenschappen dat zij goed zichtbaar en gemakkelijk te begrijpen zijn
Artikel 8.10
Soorten borden
p.m. (technische eisen aan vorm, kleur en gekleurd oppervlak. Tevens eisen aan pictogrammen; nader vastgelegd in Bijlage XIA) Artikel 8.11
Plaatsing van borden
1.
De borden worden, rekening houdend met eventuele obstakels, op passende hoogte en op een passende plaats ten opzichte van het gezichtsveld geïnstalleerd, hetzij bij de toegang tot een zone waar een algemeen risico bestaat hetzij in de onmiddellijke nabijheid van een bepaald risico of het te signaleren object, en wel op een goed verlichte en gemakkelijk toegankelijke en zichtbare plaats
2.
Bij slechte natuurlijke verlichtingsomstandigheden worden fluorescerende kleuren, reflecterende materialen of kunstlicht gebruikt.
3.
Een bord wordt verwijderd zodra de situatie die de aanwezigheid rechtvaardigt, niet meer bestaat
Artikel 8.12 1.
Reservoirs gevaarlijke stoffen
Reservoirs die gebruikt worden bij werkzaamheden met dan wel de opslag van: a.
Gevaarlijke enkelvoudige stoffen als omschreven in de richtlijn nr. 67/548/EEG van de Raad van Europese Gemeenschappen van 27 juni 1967 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PbEG L 196), of
b.
Gevaarlijke meervoudige stoffen als omschreven in de richtlijn nr. 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijk bepalingen van de lidstaten
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 72 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (PbEG L 200), alsmede zichtbare leidingen die de onder a dan wel b, bedoelde stoffen bevatten of waardoor deze stoffen worden getransporteerd, zijn voorzien van de in de onder a dan wel b, bedoelde richtlijnen voorgeschreven gevaarsymbolen 2.
Het vorige lid is niet van toepassing op reservoirs die worden gebruikt bij werkzaamheden van korte duur of die vaak wisselen van inhoud mits er toereikende alternatieve maatregelen worden genomen, met name op het gebied van voorlichting of opleiding, die hetzelfde beschermingsniveau garanderen.
3.
De in het eerste lid bedoelde gevaarsymbolen kunnen: a.
Worden vervangen door waarschuwingsborden als weergegeven in artikel 8.10 met hetzelfde pictogram of symbool
b.
Worden aangevuld met extra informatie zoals de naam of de formule van de gevaarlijke stof en met bijzonderheden over de gevaren
c.
Voor het transport van reservoirs op de arbeidsplaats worden aangevuld met of vervangen door borden die krachtens de Wet milieugevaarlijke stoffen dan wel de Wet vervoer gevaarlijke stoffen van toepassing zijn voor het transport van gevaarlijke stoffen.
Artikel 8.13
Aanbrengen van signalering op reservoirs
De signalering bedoeld in artikel 8.12 wordt aangebracht op de zichtbare zijden in de vorm van hard materiaal, zelfklevend materiaal of verf. Artikel 8.14
Plaatsing op reservoirs
1.
Indien gevaarsymbolen of gevaarsbenamingen als omschreven in de in artikel 8.12 onder a of b bedoelde richtlijnen op reservoirs en leidingen aangebracht worden, voldoen deze aanduidingen aan de artikelen 8.9 tweede lid en 8.11
2.
De op leidingen gebruikte gevaarsymbolen en gevaarsbenamingen worden zichtbaar en voldoende herhaald aangebracht in de nabijheid van de meest gevaarlijke plaatsen, zoals kleppen en aansluitpunten.
Artikel 8.15
Signalering bij opslag gevaarlijke stoffen
1.
De signalering van plaatsen, lokalen of afgesloten ruimten die worden gebruikt voor de opslag van aanzienlijke hoeveelheden gevaarlijke stoffen geschiedt door een passend waarschuwingsbord als bedoeld in artikel 8.10 of door gevaarsymbolen en gevaarsbenamingen als bedoeld 8.12 tenzij, rekening houdend met artikel 8.9 derde lid, wat de afmeting betreft, de gevaarsymbolen en gevaarsbenamingen van de afzonderlijke verpakkingen of op de reservoirs ter zake volstaan
2.
De in het eerste lid bedoelde borden of gevaarsymbolen en gevaarsbenamingen worden bij de opslagruimte of op de toegangsdeur tot de opslagruimte geplaatst.
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 73 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
RICHTLIJN NR. 67/548/EEG VAN DE RAAD VAN EUROPESE GEMEENSCHAPPEN VAN 27 JUNI 1967 BETREFFENDE DE ONDERLINGE AANPASSING VAN DE WETTELIJKE EN BESTUURSRECHTELIJKE BEPALINGEN INZAKE DE INDELING, DE VERPAKKING EN HET KENMERKEN VAN GEVAARLIJKE STOFFEN (PBEG L 196), Artikel 6 2.
Op • • • • • c.
elke verpakking moeten de volgende aanduidingen voorkomen: de naam van de stof de oorsprong van de stof de aanduidingen en symbolen van de gevaren verbonden aan de stof een verwijzing naar bijzonder gevaren …………………………………………………………………………………… Als • • • • • • •
symbolen en aanduidingen van de gevaren dienen te worden gebruikt: - ontplofbaar: een detonerende bom (E) - oxiderend: een vlam boven een cirkel (O) - licht ontvlambaar: een vlam (F) - vergiftig: een doodskop met gekruiste doodsbeenderen (T) - schadelijk: een Andreaskruis (Xn) - corrosief: de afbeelding van een inwerkend zuur (C) - irriterend: een Andreaskruis (Xi)
De symbolen dienen overeen te stemmen met het bepaalde in Bijlage II; zij moeten in zwart op een oranjegele ondergrond worden gedrukt
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 74 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
REGELING WAARSCHUWINGSSIGNALERING IONISERENDE STRALING Artikel 2.
Waarschuwingsbord
1.
Het model voor het waarschuwingsbord of –teken, dat in de in artikel 20 eerste lid, van het besluit bedoelde situaties wordt aangebracht is het bord in bijlage XIA, onderdeel 2, bij de Arbeidsomstandighedenregeling, dat waarschuwt voor radioactieve stoffen en ioniserende straling
2.
Het in het eerste lid bedoelde waarschuwingsbord is minimaal 7,5 cm breed, tenzij dit in de situatie waarin het moet worden aangebracht niet redelijk is
3.
Voor de plaatsing van deze borden is artikel 8.11 van de Arbeidsomstandighedenregeling van overeenkomstige toepassing.
Artikel 3. 1.
Tekst bij waarschuwingsbord
Onder of naast het in artikel 2, eerste lid, bedoelde waarschuwingsbord bevinden zich een of meerdere gele, rechthoekige borden met een zwarte rand met daarop in het zwart de tekst: a.
“RÖNTGENSTRALING”, indien een toestel de oorzaak van de mogelijke blootstelling is;
b.
“RADIOACTIEVE STOFFEN”, indien radioactieve stoffen de oorzaak van de mogelijke blootstelling zijn;
c.
etc.
SAFETY SIGNS AND COLOUR CODING SHELL SAFETY COMMITTEE (SEPT 1981) Irrespective of whether colour coding of lines is in use or not, it is recommended that all lines should be marked at key positions with the name of the product being carried, either by means of mounted signs or with suitable stick-on labels. Even if no general colour code is used it is nevertheless recommended that lines carrying a particularly hazardous material (e.g. chlorine) are painted a garish colour to enable easy identification. 1.
International Standard ISO 3864 (or technically equivalent national standards such as British Standard BS 5378) should be used for the colour, shape and dimension of safety signs
-4.
Pipelines should be labelled with the name of the product conveyed. Stick-on labels of good quality are now available for this purpose. Names should appear on the plot limits of individual plant areas, road cross-ings, switch manifolds, floor and wall penetrations, utility/service points and similar places.
NEN 3050
CODERINGEN VOOR VEILIGHEIDSKLEUREN EN KLEURCODERING VOOR LEIDINGEN
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 75 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
PUBLICATIEREEKS GEVAARLIJKE STOFFEN (PGS) PGS 15 Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen 3
Algemeen
3.1
Het opslaan van verpakte gevaarlijke stoffen Wm, AI
3.11
Verpakking en etikettering Wm, AI
3.11
2 De etikettering van de in een opslagvoorziening aanwezige gevaarlijke stoffen moet zodanig zijn dat de gevaarsaspecten van de gevaarlijke stof duidelijk tot uiting komen.
-3.15
Rook- en vuurverbod, blustoestellen Wm, AI
3.15.1 Binnen een opslagvoorziening en tevens binnen een afstand van 2 m daarbuiten mag niet worden gerookt en mag geen open vuur aanwezig zijn. Aan de buitenzijde van de opslagvoorziening moet op daartoe geschikte plaatsen met betrekking tot dit verbod een pictogram overeenkomstig NEN 3011 zijn aangebracht. 3.16
Veiligheidsignalering, veiligheidsinformatiebladen, instructies Wm, AI
3.16.1 Aan de buitenzijde van een opslagvoorziening, nabij de toegangsdeur(en) moeten op duidelijk zichtbare plaatsen waarschuwingsborden worden geplaatst, welke het gevaar van de opgeslagen gevaarlijke stoffen aanduiden. Op daartoe geschikte plaatsen moeten de betreffende gevaarsymbolen zijn aangebracht: a.
voor wat betreft de opslag van (licht) ontvlambare vloeistoffen, het pictogram "ontvlambare stoffen of hoge temperatuur";
b.
voor wat betreft de opslag van bijtende stoffen het pictogram "bijtende stoffen"
c.
voor wat betreft de opslag van giftige stoffen het pictogram "giftige stoffen";
d.
voor wat betreft de opslag van oxiderende stoffen het pictogram "oxiderende stoffen".
Bij alle opslagvoorzieningen moet het verbodsbord "vuur, open vlam en roken verboden" zijn aangebracht. In plaats van bovengenoemde symbolen mogen ook de “grote etiketten” behorende bij de klasse 3, 8, 6.1 en 5.1 zoals nader omschreven in ADR hoofdstuk 5.3.1) worden geplaatst. Bron: Arbeidsomstandighedenwet- en regelgeving. Toelichting: In bijlage 2 zijn voorbeelden van de voor de veiligheidssignalering te gebruiken gevaarsymbolen weergegeven. 3.22
Noodverlichting en vluchtwegaanduiding AI
3.22.1 Een betreedbare opslagvoorziening moet zijn voorzien van adequate noodverlichting en vluchtwegverlichting conform NEN-EN 1838. Bron:
Arbeidsomstandighedenwet- en regelgeving.
Toelichting:
in kleine besloten ruimten en bij overzichtelijke opslagvoorzieningen in de buitenlucht, kan van deze eis worden afgeweken.
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 76 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
6
Opslag van gasflessen
6.1
Inleiding
Restricted
Kenmerking en etikettering Gasflessen zijn op de schouder voorzien van een verflaag. De kleur is een verwijzing naar de gassoort of de gevaarseigenschap van het gas welke is vastgelegd in NEN-EN 1089-3. Dit geldt niet voor gasflessen bestemd voor propaan, butaan of koelgassen. Gasflessen moeten duidelijk leesbaar en duurzaam (door inslagen of etiketten) de volgende opschriften dragen: • het UN-nummer en de juiste vervoersnaam van het gas(mengsel); • het gevaarsetiket zoals voorgeschreven in het VLG/ADR. Bij gasflessen mag dit etiket aangebracht zijn op het nietcilindrische deel (schouder) van de fles. Etiketten mogen elkaar gedeeltelijk overlappen; • datum (jaar) van het volgende periodieke onderzoek Voor samengeperste gassen moet bovendien zijn aangegeven: • de beproevingsdruk in bar; • de lege massa in kg; • de bedrijfsdruk in bar. Voor vloeibaar gemaakte gassen: • de beproevingsdruk in bar; • de waterinhoud in liters; • de lege massa in kg; • de maximale vulmassa en de eigen massa van de houder met uitrustingsdelen of de bruto massa, alles in kg. Gevaarsetiketten (ook wel genoemd veiligheidsetiketten) hebben de vorm van een op zijn punt staand vierkant. Deze geven door hun kleur en opschrift de gevaarseigenschappen van de inhoud aan (ADR 5.2.2). De volgende enkelvoudige etiketten komen voor: - 2.2.
Niet brandbare, niet giftige gassen (verstikkende gassen), groen met symbool gasfles, “2” in benedenhoek.
- 2.1.
Brandbare gassen, rood met symbool vlam, “2” in benedenhoek.
- 2.3
Giftige gassen, wit met symbool doodshoofd met gekruiste beenderen, “2” in benedenhoek. Ook komen combinaties voor:
- 2.2 + 5.1.
Oxiderende gassen, etiket 2.2, groen zoals eerder vermeld, etiket 5.1, geel met symbool vlam boven een cirkel, “5.1” in benedenhoek.
- 2.3 + 8.
Giftige en bijtende gassen, etiket 2.3, wit zoals eerder vermeld, etiket 8, zwart/wit met symbool twee reageerbuisjes waaruit druppels vallen die een hand en metaal aantasten, “8” in benedenhoek.
- 2.3 + 2.1.
Giftige en brandbare gassen, etiket 2.3, wit zoals eerder vermeld, etiket 2.1, rood zoals eerder vermeld
6.2.10 In een opslagvoorziening mogen geen afsluiters worden geopend. Aan de buitenzijde van de opslagplaats moet op daartoe geschikte plaatsen met betrekking tot dit verbod met duidelijk leesbare letters, hoog ten minste 5 cm, het opschrift zijn aangebracht: "OPENEN VAN AFSLUITERS VAN GASFLESSEN VERBODEN" overeenkomstig NEN 3011. Het is echter toegestaan dat in combinatie met opslag, gasflessen via een verbinding met vaste leidingen zijn gekoppeld aan een installatie waar deze gassen worden toegepast. Het hiervoor genoemde verbod tot openen van afsluiters geldt niet voor deze gasflessen. 8.
De plaatsen waar gevaarlijke explosieve atmosferen aanwezig kunnen zijn in een hoeveelheid die de veiligheid en de gezondheid van de werknemers in gevaar kan brengen, worden de toegangen tot deze plaatsen met het volgende waarschuwingsbord gemarkeerd:
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 77 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
Herkenningsteken: • vorm: driehoekig, • vormgeving: zwarte letters op een gele ondergrond met zwarte rand (de veiligheidskleur geel moet ten minste 50% van het oppervlak van het bord beslaan); • wanneer niet de gehele ruimte, maar slechts een deel hiervan een explosiegevaarlijke plaats is, kan dit gebied door een geelzwarte arcering, bijvoorbeeld op de vloer, worden gemarkeerd; bij de markering moet het waarschuwingsbord zijn geplaatst.
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 78 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
BIJLAGE 6 - BORDEN TEN BEHOEVE VAN DE VEILIGHEIDSIGNALERING 1.
Verbodsborden
Intrinsieke kenmerken: • rond; • zwart pictogram op witte achtergrond, rode rand en balk die van links naar rechts over het pictogram loopt onder een hoek van 45° ten opzichte van de horizontale lijn. De rode kleur beslaat ten minste 35% van het oppervlak van het bord.
Verboden te roken
Verboden met water te blussen
Geen toegang voor onbevoegden
Vuur, open vlam en roken verboden 2.
Waarschuwingsborden:
Intrinsieke kenmerken: • - driehoekig; • - zwart pictogram op gele achtergrond, zwarte rand. De gele kleur beslaat ten minste 50% van het oppervlak van het bord.
PGS 29 Richtlijn voor bovengrondse opslag van brandbare vloeistoffen in verticale cilindrische tanks Vermijden van ontstekingsbronnen 228.
Het rook- en vuurverbod moet op duidelijke wijze kenbaar zijn gemaakt door middel van opschriften en door middel van een symbool volgens de norm NEN 3011 [Ref. 52]. Deze opschriften en symbolen moeten nabij de toegang van het terrein van de inrichting en op brandgevaarlijke plaatsen zijn aangebracht. Zij moeten goed leesbaar en zichtbaar zijn.
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 79 van 80
NAM Specification
Veiligheids- en Gezondheidssignalering
Restricted
PGS 30 Vloeibare aardolieproducten: Buitenopslag in kleine installaties 4.8.5.3 Rookverbod In de opslagruimte moet een verbod zijn op roken en open vuur. Dit moet zijn aangegeven met pictogrammen overeenkomstig Bijlage XA bij artikel 8.10 van de Arbeidsomstandighedenregeling (Besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 maart 1997 houdende bepalingen ter uitvoering van bij en krachtens de Arbeidsomstandighedenwet en enige andere wetten gestelde regels).
Doc. No.:NAM-SAFOPS.SP.02
EP No.: EP201303201115
Printed copies are uncontrolled
Pagina 80 van 80