Veestallen en gelijkwaardige oplossingen
i---rL, gemeente Preventie Commissie Zuid Nederland April
1
)) Eersel ,--,
2009 Vastgesteld door college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eersel op: 30 maart 2010 Bekendgemaakt in weekblad 'de Hint' op: 14 april 2010 In werking getreden op: 15 april 2010 - 1 -
Inleiding In het Bouwbesluit 2003 zijn de bouwtechnische voorwaarden opgenomen voor de oprichting van een bouwwerk. Een van die voorwaarden is de grootte van een brandcompartiment. Een brandcompartiment geeft de grenzen aan van een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat bij een echte brand als verloren mag worden beschouwd. Om een brand beheersbaar te houden is in het Bouwbesluit 2003 (BB) 2 opgenomen dat een brandcompartiment maximaal 1000 m groot mag zijn. Voor o.a. 2 magazijnen en productiehallen kan deze grootte van 1000 m voor een efficiënte bedrijfsvoering echter te klein zijn. Het Bouwbesluit 2003 heeft ook voorzien dat in 2 bepaalde situaties het mogelijk is om een brandcompartiment groter dan 1000 m te bouwen. Dit is mogelijk door een gelijkwaardig veiligheidsniveau op te leggen voor de belangrijkste eisen uit het bouwbesluit, die van belang zijn voor de bouw van een groter brandcompartiment. Om dit doel te bereiken kan gebruik worden gemaakt van het reken- en beslismodel beheersbaarheid van brand uit 1995, BVB 1995, welke in de nota van toelichting van het bouwbesluit 2003 wordt aangedragen. (toelichting artikel 2.201 BB). Aan de uitgangspunten voor een veilig gebouw en haar bezoekers wordt niet getornd. Dit reken- en beslismodel wordt landelijk veelvuldig toegepast voor het bouwen van grotere brandcompartimenten. Ook wordt deze systematiek gevolgd voor de bouw van grote veestallen of dierverblijven. Zeker nu er bedrijfsverplaatsingen hebben plaatsgevonden, zijn er grote 2 veestallen gerealiseerd tot wel 5.000 m . Indien het model BVB wordt gebruikt dan geeft de aanvrager aan wat de permanente en de variabele vuurbelasting bedraagt. De permanente vuurbelasting is een maat voor de duur van de brand van het gebouw of brandcompartiment zelf, dus van de opstallen inclusief de bekabeling. De variabele vuurbelasting is de duur van een brand van de materialen die IN het gebouw worden opgeslagen. Het model BVB 1995 heeft ook zijn beperkingen. Op basis van de opgedane ervaringen is een nieuwe leidraad geïntroduceerd. Op 23 mei 2007 is door bureau Oranjewoud/SAVE de nieuwe leidraad Beheerbaarheid van Brand (BVB 2007) gepresenteerd. BVB 2007 is samengesteld in opdracht van het ministerie van BZK, Binnenlandse Zaken en Koninkrijk relaties. Bij de ontwikkeling zijn verder betrokken geweest het Ministerie van VROM, VNG, verzekeraars, marktpartijen en het Landelijk Netwerk Brandpreventie, LNB, van de Nederlandse Vereniging van Brandweer en Rampenbestrijding, NVBR. Het ministerie van BZK heeft erop aangedrongen om het BVB 2007 toe te passen. BVB 1995 komt hierdoor te vervallen. Door de invoering van deze nieuwe leidraad ontstaat er een ongewenste situatie voor veestallen en dierverblijven. In BVB 2007 is namelijk opgenomen dat 2 brandcompartimenten van dierenverblijven niet groter mogen zijn dan 2.500 m . Probleemschets. Wanneer de bouw of uitbreiding van een bouwwerk wordt ingediend, met een totale 2 oppervlakte van meer dan 1000 m , dan kan de aanvrager kiezen uit meerdere mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is om het gebouw in meerdere compartimenten 2 van 1000 m in te delen. Dit is conform het Bouwbesluit 2003. Het indelen van het bouwwerk in brandcompartimenten is in vele gevallen geen gewenste situatie voor de aanvrager. In het bouwwerk kunnen kanalen, leidingen en schachten aanwezig zijn. In de brandwerende scheidingen dienen zelfsluitende deuren te worden aangebracht. Verder dienen doorvoeren van kanalen, schachten en leidingen in de brandwerende scheidingen
-2-
te worden voorzien van brandkleppen e.a. brandwerende voorzieningen. Hierdoor stijgen de bouwkosten aanzienlijk. De tweede mogelijkheid is het aantonen van gelijkwaardigheid door bijvoorbeeld gebruik te maken van het reken- en beslismodel BVB 2007. Bij deze keuze zijn extra brandpreventieve voorzieningen niet altijd noodzakelijk omdat het te bouwen bouwwerk kan worden gekenmerkt als één groot brandcompartiment. Andere mogelijkheden zijn om extra brandpreventieve maatregelen zoals sprinklers aan te brengen. Met de invoering van BVB 2007 in mei jl. is bij het gebruik van BVB 2007 er een maximale grens voor de grootte voor dierenverblijven opgenomen namelijk 2.500 m2 Wil de aanvrager toch een groter dierverblijf of veestal bouwen dan 2500 m2 dan dienen er brandwerende scheidingen en andere brandpreventiemaatregelen opgenomen te worden. Het bouwwerk wordt dan onderverdeeld in brandcompartimenten van maximaal 2.500 m2. Stallen van gelijke omvang die in 2005, 2006 of eerder zijn gebouwd hebben deze extra maatregelen niet. Deze nieuwe inzichten roepen vragen op bij de aanvrager cq ondernemer(s). De achterliggende gedachte van de grootte van 2.500 m 2 voor veestallen of dierverblijven is, volgens bureau Oranjewoud/SAVE (mede auteurs van het BVB 2007), het toepassen van het BVB, te verbinden met op grond van artikel 1 van de Brandweerwet ("redden van mens en dier"). Indien veestallen, groter dan 2.500 m 2 worden gebouwd zullen bij een brand ook meer dieren omkomen bij een brand. Hierover zijn ook vragen gesteld in de Tweede Kamer„ vergaderjaar 2007-2008, nr 2070826760, Het model geeft aan dat er verschillende mogelijkheden zijn om grote tot zeer grote brandcompartimenten te bouwen maar voor veestallen is de grens voor een brandcompartiment op 2.500 m2 bepaald. Deze problematiek van de grens van 2.500 m 2 is ook bekend bij de opstellers, adviseurs en de brandpreventieafdelingen. In het schrijven van de NVBR van 30 juli 2007, kenmerk u07-20070393, wordt gemeld dat de problematiek voor veestallen en de repressieve inzet nader wordt onderzocht. Een van de onderzoeksvragen is of dieren nog gered kunnen worden door de repressie en wat is in die situatie de maximale grootte van de veestal. De projectgroep is in 2007 benoemd maar de stand van zaken is dat het projectplan en de bijbehorende subsidie nog goedgekeurd dient te worden door de NVBR en BZK. Overwogen dient te worden om beleidsregels vast te stellen op basis van het type dierenverblijf betreffende de grootte van het brandcompartiment, repressieve inzet en de mogelijkheid om dieren te redden. Overwegingen a) Een pluimveestal heeft een andere opbouw van ventilatie en ontsluiting als een rundvee,- of paardenstal. Een pluimveestal is afgesloten en heeft een geconditioneerd ventilatiesysteem. De ventilatielucht wordt aangezogen door middel van luiken. De concentratie van kippen in de stal is hoog en de ventilatieschachten staan in open verbinding met elkaar zodat de brand zich ongemerkt kan verplaatsen naar een ander compartiment. Bovendien bevindt zich in de kippenschuur brandbare droge kippenmest. Hierbij wordt nog opgemerkt dat een pluimveestal uit meerdere etages kunnen bestaan. b) Een varkensstal heeft een mechanische ventilatiesysteem en is evenals een kippenschuur zeer goed geïsoleerd en afgesloten. Gezien het feit dat er gebruik wordt gemaakt van ligboxen en de geringe aanwezigheid van gevel(vlucht)openingen is het moeilijk om deze dieren op tijd te kunnen weg drijven. Bovendien is de aanwezigheid van hooi en stro zeer groot. c) Een rundveestal heeft een ventilatiesysteem die plaats vind op een natuurlijke basis in een "semi" open stal. Kenmerkend zijn de grote deuren aan de kopgevels met grote openingen aan de zijgevels die worden voorzien van windbreekgaas. Geen sprake
-3-
van isolatiemateriaal. Door de aanwezigheid van de grote openingen is het uitdrijven van het rundvee gemakkelijk. d) Een paardenstal heeft een natuurlijke ventilatiesysteem en is ook niet geïsoleerd zoals bij pluimvee,- en varkensstallen. Voor stro en hooi is doorgaans een aparte ruimte gecreëerd. Paarden hebben een vluchtgedrag en zijn gemakkelijk uit te drijven. Men kan onderscheid maken in grootte van het brandcompartiment en soort dierenverblijf. Gezien de "gesloten" gevels en vorm van bedrijfsvoering is op basis van repressieve inzet bijna niet mogelijk om deze dieren (pluimvee,- varkens) te redden. Evaluatie De leidraad BVB 2007 is geen wet of regelgeving. Dit werd duidelijk door zowel bureau Oranjewoud/SAVE als het ministerie van BZK bevestigd. Artikel 1.5 van het Bouwbesluit biedt de aanvrager van een bouwvergunning de mogelijkheid om van een in het tweede tot en met zesde hoofdstuk gestelde prestatie-eis af te wijken. De aanvrager die een beroep op dit gelijkwaardigheidsartikel doet moet ten genoegen van burgemeester en wethouders aantonen dat het bouwwerk tenminste eenzelfde mate van veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu biedt als is beoogd met het betrokken voorschrift. De gemeentes zijn dus vrij om gebruik te maken van de nieuwe BVB, en/of om hiervan gemotiveerd af te wijken. De BvB bevat bouwstenen om op een manier de gelijkwaardigheid aan te tonen. Men mag het echter ook op een andere manier doen b.v. sprinkler, RWA. Etc. In de toelichting van het Bouwbesluit 2003 ( artikel 2.201 BB) wordt indirect verwezen naar het oude BVB 1995. De nieuwe regelgeving roept zeker vragen op bij de agrarische ondernemers. Dit landelijke probleem zal niet op korte termijn opgelost zijn. Totdat het ministerie met een uitspraak komt dient er een oplossing gevonden te worden voor deze problematiek. In diverse brandpreventiecommissies op provinciaal en regionaal niveau is dit onderwerp besproken. De commissies zijn van mening dat zoveel mogelijk het concept BvB 2007 gevolgd dient te worden. Grotere brandcompartimenten zijn, volgens artikel 1.5. van het Bouwbesluit, wel mogelijk maar dan dient de aanvrager de gelijkwaardige brandveiligheid aan te tonen. Vanuit de Preventiestudie Commissie Zuid Nederland, PCZN, is deze problematiek beschouwd vanuit het oogpunt van risicobeheersing. De PCZN is van mening dat het personeel een dierverblijf snel en veilig dient te ontvluchten en dat de hulpverleners op een verantwoorde wijze ingezet kunnen worden voor de incidentbestrijding. De grondslag voor onze visie is ontleend aan het Bouwbesluit 2003, de Model Bouwverordening en het Gebruiksbesluit (eind 2008) De commissie is van mening dat grote brandcompartimenten voor veestallen mogelijk zijn indien het potentiële risico beheersbaar is, een snelle ontvluchting vanuit het brandcompartiment mogelijk is en dat de hulpverleners, de brandweer, op een veilige en verantwoorde wijze ingezet kunnen worden. Om het leed van de dieren te beperken is de maximale vuurlast gesteld op 200.000 kg i.p.v. 300.000 kg vurehout. Vanuit deze gedachtegang zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd: 1. Het uitgangspunt is een actueel rapport op basis van het reken- en beslismodel Beheersbaarheid van Brand 2007 waarbij veestallen als licht industrie worden aangemerkt. 2. De bezettingsgraad is B5, de maximale vluchtroute, ingedeeld, is 60 m 3. De maximale vuurbelasting (de som van de permanente en variabele vuurbelasting) is 200.000 kg vurenhout. 4. De maximale vuurbelasting van 200.000 kg vurenhout geldt voor twee gestapelde dan wel twee naast elkaar gesitueerden dierverblijven. In principe is er dan een brandcompartiment.
-4-
5. De WBDBO (weerstand tegen brandoverslag en branddoorslag), volgens NEN 6068, ten opzichte van andere compartimenten op het eigen perceel bedraagt minimaal 30 min of de uikomst uit de berekening. 6. De materialen van de bouwconstructie en de afbouw dienen te voldoen aan brandklasse 2. (NEN 6065 en Resistance to fire EN- NEN 13501-1) 7. De maximale rookproductie van de gebruikte materialen voor de constructie en de afbouw dient te voldoen aan 2,2,-1 (NEN 6066) 8. De afstand tot belendende gebouwen is 1,5 x de valhoogte van de gevelhoogte met een minimale afstand van 5 m rondom het brandcompartiment en of de constructie is zodanig uitgevoerd dat de muur altijd naar "binnen" valt 9. De primaire bluswatervoorziening is 60 m3/uur op maximaal 40 m van het eerste blusvoertuig. 10. Bij een inzetdiepte van meer dan 60 m is er een voor de hulpdiensten bereikbare secundaire bluswatervoorziening noodzakelijk van 60 m 3/uur. Advies Op basis van de evaluatie is het advies; 1. Instemmen dat andere gelijkwaardige aangetoonde brandveilige oplossingen voor dierenverblijven ook geaccepteerd worden. 2. Zodra het onderzoek van BZK is afgerond de nieuwe richtlijn voor veestallen te volgen 3. Bij toetsen van bouwplannen bovenstaande uitgangspunten hanteren om de gelijkwaardige veiligheid te waarborgen.
Auteurs: namens PCZN Jack Thiessen & Toon Verhoeven
-5-