Veelgestelde vragen in EPC-projecten
European Energy Service Initiative 2020 – EESI 2020 IEE/12/686/SI2.644738 December 2013
Opgesteld door Factor4, Johan Coolen and Charles-Henri Bourgois
Disclaimer: The sole responsibility for the content of this paper lies with the authors. It does not necessarily reflect the opinion of the European Union. Neither the EACI nor the European Commission are responsible for any use that may be made of the information contained therein.
1 Inhoudstafel 1
Inhoudstafel ........................................................................................................................ 2
2
Inleiding .............................................................................................................................. 3
3
Wat is actualisatie? ............................................................................................................. 4 3.1
Actualisatie met nominale interest (5% incl. 2% prijsstijging) .................................... 4
3.2
Actualisatie met reële interestvoet (3% excl. 2% prijsstijging) ................................... 4
4
Welke interestvoeten mogen bij actualisatie gehanteerd worden?.................................. 5
5
Wat is prijsindexering? ....................................................................................................... 5
6
Hoe wordt de prijsindex berekend in een EPC-project? .................................................... 5
7
Welke energietarieven moeten gehanteerd worden in een EPC-contract? ...................... 6
8 Hoe wordt de duur van het project, en de individuele gebouwen, in een EPC-project bepaald?..................................................................................................................................... 6 9 10
2
Wat zijn SPV's?.................................................................................................................... 6 Hoeveel besparing wordt typisch gerealiseerd in een EPC-project?.............................. 7
2 Inleiding Dit rapport presenteert de meest aan Factor4 gestelde vragen van overheden die EPCprojecten realiseren, en de antwoorden van Factor4 hierop. Voor meer informatie, kan u steeds contact opnemen met Factor4: Johan Coolen
[email protected] M +32 494 72 97 95 Factor4 Lange Winkelhaakstraat 26 2060 Antwerpen Belgium T +32 3 225 23 12 F +32 3 727 10 31 www.factor4.be
3
3 Wat is actualisatie? 3.1 Actualisatie met nominale interest (5% incl. 2% prijsstijging) Indien de overheid nu 100.000€ uitgeeft komt dit niet overeen met 100.000€ uitgegeven binnen een jaar of binnen twee jaar. We illustreren dit met een voorbeeld. De interestvoet die de overheid op lange termijn typisch betaalt om geld te ontlenen bedraagt 5%. Dus indien de overheid nu 100.000€ wil uit geven moet ze 100.000€ ontlenen aan 5%1. Als ze de lening na één jaar terugbetaalt moet ze aan de leningverstrekker (vb. een bank) 100.000€ betalen plus de interest, dus samen 105.000€ (=100.000€ + 5% per jaar x 100.000€). Als ze de lening pas na 2 jaar wil terugbetalen moet ze na jaar 1 105.000€ betalen aan de eerste leningverstrekker en moet ze gedurende een tweede jaar een nieuwe lening aangaan voor 105.000€ (of de bestaande lening verlengen, zoals trouwens gewoonlijk gebeurt). Als ze dus na het tweede jaar de lening terugbetaalt aan de leningverstrekker moet de overheid 110.200€ (=105.000€+5% per jaar x 100.000€) terugbetalen.
3.2 Actualisatie met reële interestvoet (3% excl. 2% prijsstijging) In de gebruikte interestvoet van 5% is de verwachte inflatie/prijsstijging van 2%2 verwerkt. De reële interestvoet, dit zou de interestvoet zijn in een wereld zonder prijsstijgingen, zou dus voor de overheid 3% (=5%-2%) zijn. Dus zelfs in een wereld zonder prijsstijgingen zou nu 100.000€ na één jaar overeenkomen met 103.000€, na 2 jaar met 106.100€, etc: zie ook Tabel 1 waar ook nog andere voorbeelden m.b.t. actualisatie worden gepresenteerd. Tabel 1: voorbeelden actualisatie met reële interestvoet van 3% (*) Valeur actualisé (date de début du projet)
Indice d'actualisation Example 1 Example 2 Example 3 Example 4 Example 5 Example 6
Décompte 1
100,0%
103,0%
100.000 100.000 103.000 100.000 66.112 1.129.607
103.000 0 0 0 0 100.000
Décompte 2
106,1%
Décompte 3
Décompte 14
109,3%
151,3%
109.273 0 0 100.000
151.259 100.000 100.000
106.090 0 0 100.000
(*) Décompte 4 tot en met Décompte 13 werden onzichtbaar gemaakt
1
Dit is de typische gemiddelde ontleningsinterest van een West-Europese overheid zoals vastgesteld over meerdere jaren. Op korte termijn kan deze fluctueren. Momenteel is de interestvoet vrij laag voor de Belgische overheid maar een aantal jaren was ze hoger. Verder is het zo dat de Belgische overheid door de hoge schuld niet onbeperkt kan lenen en de kost van het schaarse kapitaal ook wordt bepaald door alternatieve investeringsopportuniteiten. Een nominale interestvoet (dus inclusief inflatie) van 5% en een reële interestvoet van 3% (dus exclusief inflatie) wordt voor de Belgische overheid door economen als een goede richtwaarde beschouwd. Voor een uitgebreide discussie van de methodiek van actualisatie, de gebruikte interestvoeten,… in overheidsprojecten verwijzen we o.a. naar het standaardwerk van de KULeuven, Prof. Van Rompuy (1982), Sociaal-economische kosten-batenanalyse, Acco, KULeuven 2 Dit is namelijk de lange termijn prijsinflatie doelstelling van de Europese Centrale Bank.
4
4 Welke interestvoeten mogen bij actualisatie gehanteerd
worden? Over de 'juiste' grootte van de actualisatievoet is al heel wat fundamenteel wetenschappelijk onderzoek verricht. De hoogte hangt af van een hele reeks factoren, zoals:
de intrestvoet die de Overheid betaalt aan de financiële markt. Deze interestvoet kan zeer sterk fluctueren en wordt o.a. bepaald door het vertrouwen dat de markt heeft in de terugbetalingscapaciteit van de overheid eventuele plafonneringen van de leencapaciteit. Stel dat de overheid op de markt geld kan lenen aan 5% maar ze mag wettelijk slechts 10 mio. Euro lenen en ze zou 50 mio. Euro zinvol kunnen investeren, dan wordt haar kapitaalkost/interest hoger dan 5% het financiële rendement van de alternatieve investering die de overheid niet kan uitvoeren omdat ze de investering in het EPC-project wenst te financieren etc. Als praktische richtwaarde voor investeringen op LT wordt door o.a. de KULeuven 3% reële interestvoet genomen. Aangezien de inflatie ruwweg 2% is mag als nominale interestvoet 5% gehanteerd worden.
5 Wat is prijsindexering? Prijsindexering is de aanpassing van geldstromen aan stijgende prijzen, d.w.z. aan de 'inflatie'. Stel dat de inflatie 2% is en de ESCO bood in het begin van projectjaar 1 aan om onderhoud te doen voor 100 k€. Dan moet ze op het einde van projectjaar 1 102 k€ ontvangen (=100 x 102%), op het einde van projectjaar 2 104 k€ (=100 x 102% x 102%), etc. omdat de prijzen van haar inputs (lonen, materialen, etc. ) jaarlijks met 2% stijgen.
6 Hoe wordt de prijsindex berekend in een EPC-project? De Prijsindex (%) gehanteerd voor de indexering van geldstromen en waardes is de volgende :
waarbij
5
s en S staat voor het “Gemiddeld loon vermeerderd met de sociale lasten en verzekeringen”, voor “werkgevers die meer dan 20 werklieden tewerkstellen”, “categorie D” URL: http://economie.fgov.be/nl/ondernemingen/specifieke_domeinen/kwaliteit_bouw/prijsherzieningsindexen/ i en I staan voor het maandelijkse prijsindexcijfer van bouwmaterialen, namelijk "Waarde van I" URL: http://economie.fgov.be/nl/ondernemingen/specifieke_domeinen/kwaliteit_bouw/prijsherzieningsindexen/
en… o
o
s en i: waarde tijdens de eerste maand na het Projectjaar. Indien de waarden voor deze, en eventueel voorgaande, maanden nog niet bekend zijn bij de berekening van de vergoeding, worden de onbekende waarden berekend door extrapolatie van de laatst bekende waarde en uitgaande van het gemiddelde groeipercentage van de laatste 12 bekende maanden. S en I: waarde tien kalenderdagen voor de openingsdatum van de inschrijvingen.
7 Welke energietarieven moeten gehanteerd worden in
een EPC-contract? De energietarieven dienen door de Overheid, niet de ESCO, vastgelegd te worden. Bij EPCprojecten wordt veelal de gemiddelde energiekost in de 1 tot 3 vorige jaren als uitgangspunt genomen. De ESCO kan in principe niet de energie bij een andere partij aankopen.
8 Hoe wordt de duur van het project, en de individuele
gebouwen, in een EPC-project bepaald? De projectperiode wordt vastgelegd door de Overheid. De duur waarin de gebouwen in de pool blijven wordt best gelijk houden voor alle gebouwen, dat maakt het bestek aanzienlijk eenvoudiger. Bij het Fedimmo project van Fedesco kon dit niet omwille van lease afspraken. De projectperiode wordt best zo lang als mogelijk gehouden, want een langere projectperiode laat toe om ook maatregelen met een langere terugverdientijd uit te voeren maar ook niet meer dan 14 jaar nemen (dat is zowat de maximale waarde die iin het buitenland genomen wordt). Als de gebouwen gedurende 14 jaar geen functiewijziging etc. krijgen wordt dus best 14 jaar nemen. Anders 12 jaar of desnoods minder maar probeer zeker niet onder de 8 jaar te gaan.
9 Wat zijn SPV's? Een SPV zal meestal op initiatief van de ESCO opgericht worden. Redenen om een SPV op te richten kunnen zijn:
6
de investeringen komen dan niet op de balans van de ESCO minder risico voor de ESCO als het project fout loopt (klant gaat failliet, te weinig besparingen, technische problemen, ...) de 'klant' kan eventueel een aandeel hebben in de SPV en zo ook een deel van de vergoeding voor de investering recupereren
Meestal wordt geëist dat de ondersteunende entiteiten voldoende garanties op tafel leggen en zich ertoe verbinden de nodige middelen ter beschikking te stellen van de hoofdaannemer (i.c. de SPV). Gezien de belangrijke beheerskosten van een SPV enerzijds en de beperkte de grootte van vele EPC-projecten in België zal de oprichting van een SPV gewoonlijk weinig zin hebben, ervan. Voor projecten van 10 miljoen euro energiekost of meer wel wel, maar dus niet voor een project van 1 miljoen. In bestekken wordt soms toch SPV vermeld omdat we dan vooraf de spelregels voor eenieder transparant kunnen vastleggen en niet aan het einde van de rit geconfronteerd worden met een tussenschakelen van een SPV, hetgeen vaak delicaat/contesteerbaar is.
10 Hoeveel besparing wordt typisch gerealiseerd in een EPC-
project? Cijfers uit gerealiseerde EPC projecten door bv. Berliner Energie-Agentur (BEA) tonen veel hogere gerealiseerde besparingen van gemiddeld 25%: zie onderstaande figuur. In nieuwere EPC-projecten wordt eerder 30% gerealiseerd.
Vergelijkbare besparingscijfers worden gerealiseerd in andere landen. Het moet bovendien onderstreept worden dat in een EPC project de gerealiseerde besparingen doorgaans hoger liggen dan in een klassieke energiezorg aanpak waarbij een gebouweigenaar zelf een energiebesparingstraject zou coördineren. Dit komt voornamelijk omwille van de geïntegreerde aanpak en omwille van het feit dat in een EPC contract besparingen op voorhand afgesproken worden en vooral gegarandeerd worden door de
7
ESCO die zelf gemotiveerd wordt om zoveel mogelijk besparingen te realiseren aangezien dit de omzet op het project verhoogt.
8