Veelgestelde vragen Brochure ‘Vlaanderen betaalt de Belgische factuur’ juni 2013
1. Wat zijn transfers? Er zijn twee soorten transfers: expliciete en impliciete. Een expliciete transfer is een vooraf bepaald bedrag via een wettelijk en gecontroleerd mechanisme. In België is dit bijvoorbeeld het geval voor het solidariteitsmechanisme in de Bijzondere Financieringswet. Een impliciete transfer ontstaat wanneer een regio méér bijdraagt tot de financiering van de federale overheid dan wat die regio van de federale overheid terugkrijgt. Impliciete transfers zijn moeilijk controleerbaar en niet transparant. In België bestaan er vooral impliciete transfers. Die ontstaan wanneer een regio meer bijdraagt aan de financiering van de federale overheid dan dat het van die overheid terugkrijgt. Als Vlaanderen voor 65 procent de federale overheid financiert, maar daar maar 50 procent van terugkrijgt, ontstaat er een transfer van 15 procent.
2. Waarom zijn er zo’n grote verschillen in de verschillende studies over de transfers? Het transferbedrag varieert in voorbije studies omdat er telkens (licht) verschillende methodologieën werden gebruikt. Daarnaast is het de laatste jaren eenvoudiger geworden om de nodige data te verzamelen en werden de gegevens publiek toegankelijk gemaakt. Andere studies berekenen ook een tweede transfersoort: de transfers uit interestlasten. Indien we die in rekening nemen, stijgt het bedrag van de transfers nog eens aanzienlijk. Zo kwam VIVES uit op een transferbedrag van ruim 16 miljard euro in 2007. De N‐VA beperkt zich tot de traditionele transfers: transfers via de sociale zekerheid, de Bijzondere Financieringswet en de federale overheid. Daarom liggen onze cijfers lager dan die van VIVES. Als we de intrestlasten ook in rekening brengen, dan zou het bedrag van de transfers aanzienlijk hoger liggen. Wegens gebrek aan een duidelijke methodologie en afgebakend cijfermateriaal, besloten wij de transfers uit interestlasten in deze studie buiten beschouwing te laten. De N‐VA wou een objectief beeld krijgen van de evolutie van die transfers. De N‐VA maakte daarvoor gebruik van een bestaande VIVES‐methodologie. Maar in de plaats van deze toe te passen op één jaar, pasten we ze toe op de jaren 2005 tot 2010. Waar mogelijk gebruikten we nieuwe parameters, cijfers en bronnen om de bestaande methodologie uit te diepen. 1
Veelgestelde vragen Brochure ‘Vlaanderen betaalt de Belgische factuur’ juni 2013
3. Hoeveel bedragen de transfers? Net vóór de crisis (2005‐2007) lagen de transfers van Vlaanderen naar Wallonië en Brussel net boven de 7 miljard euro. Er was een jaarlijkse, maar beperkte toename. Na het uitbreken van de crisis in 2008 stegen de transfers naar bijna 8 miljard euro. Dat is een totale toename van meer dan 10 procent. De relatieve heropleving van de economie in 2010 zorgde niet voor een afname van de transfers. De transfers bleven op dit recordniveau. De transfers naar Brussel stegen van 800 miljoen euro naar 1,2 miljard euro (+ 400 miljoen euro). Een toename van maar liefst 50 procent. De transfers naar Wallonië stegen van 6,3 naar 6,7 miljard euro, een toename van 6 procent of eveneens 0,4 miljard euro.
4. Hoe verlopen de transfers? In de periode 2005‐2010 verliep 61 procent, of twee derde, van de transfers via de sociale zekerheid. Dat is 4,6 miljard euro gemiddeld per jaar. Tussen 2005 en 2010 stegen de transfers via de sociale zekerheid met bijna 0,6 miljard euro. De grote stijging hier is te verklaren door het passieve Belgische arbeidsmarktbeleid van onbeperkte werkloosheidsuitkeringen en vervroegde uittredingsstelsels. Bijna een vierde (23 procent) van de transfers verliepen via de Bijzondere Financieringswet. Dit gaat dan over het solidariteitsmechanisme, de BTW‐dotaties aan de gemeenschappen en de dotaties uit de personenbelastingen aan de gewesten. In totaal ging het om gemiddeld 1,8 miljard euro. In de onderzochte periode was er een stijging van 0,1 miljard euro. De federale overheid neemt gemiddeld 1,2 miljard euro (16 procent) voor haar rekening. Tussen 2005 en 2010 viel een stijging waar te nemen van 0,2 miljard. Hier verlopen de transfers vooral via de ambtenarenlonen en de sociale bijstand.
5. Brengt de 6de staatshervorming hier verandering in? Het Vlinderakkoord zal geen fundamentele verandering brengen, ook al wordt een bijkomend deel van het arbeidsmarktbeleid geregionaliseerd. Het gaat in het bijzonder om het doelgroepenbeleid, de dienstencheques en de controle en sanctionering van werklozen. Maar de federale overheid blijft bevoegd voor het arbeidsrecht, de loon‐ en arbeidsvoorwaarden en de uitgaven van de sociale zekerheid (RVA‐uitkeringen voor werkloosheid, brugpensioen, tijdskrediet, …). 2
Veelgestelde vragen Brochure ‘Vlaanderen betaalt de Belgische factuur’ juni 2013
Ook de hervorming van de Bijzondere Financieringswet zal geen effect hebben. De solidariteit met Brussel en Wallonië wordt als het ware voor 20 jaar bestendigd. Het model op zich biedt ook heel wat onzekerheid over de uitkomst. De discussie rond de elasticiteiten is al gevoerd en zal in de toekomst nog gevoerd worden. Indien men meer realistische parameters gebruikt, kan Vlaanderen tot 2 miljard euro verliezen tegen 2030 (De Coster). Maar zelfs indien de gebruikte parameters kloppen, dan zijn er negatieve gevolgen, want dit impliceert een forse stijging van de fiscale druk (personenbelasting).
6. Wat is er mis met transfers? Op zich niets. Transfers verzekeren de solidariteit tussen verschillende regio’s en komen in principe steeds voor. Maar dan moeten dergelijke transfers wel transparant zijn, een duidelijk doel hebben en aanzetten tot verbetering. Dat is bij de Belgische transfers niet het geval. Ook internationaal voldoet ons solidariteitssysteem niet aan de voorwaarden van de Wereldbank. Er is geen transparantie, het is bijzonder complex, er bestaan geen boven‐ of ondergrenzen aan de solidariteit, er is geen sprake van een vaste periodieke herziening, enzoverder. Bovendien heeft het huidige transfersysteem het perverse effect dat een regio niet gestimuleerd wordt om het economisch beter te doen. Want als een regio economisch beter zou presteren, dan zou dat een terugval in de inkomsten betekenen. Goed beleid wordt met andere woorden niet beloond, maar onmiddellijk afgestraft.
7. Hoe wil de N‐VA de solidariteit dan wel organiseren? De N‐VA is en blijft voorstander van solidariteit met de andere deelstaten. Op één voorwaarde: dat solidariteit geen blanco cheque is. Want blanco cheques geven geen uitzicht op verbetering. Als iemand zelf het bedrag mag invullen dat hij wenst te ontvangen, wordt hij niet aangezet tot meer verantwoordelijk gedrag. En dat is het probleem van de transfers. Ze zetten niet aan tot een gedragsverandering, maar belonen slecht beleid. Wij kiezen voor een solidariteit die transparant verloopt, die eenvoudig is en die aanzet tot verantwoordelijkheid. Een solidariteit die onze buren ertoe zal aanzetten om het heft in eigen handen te nemen en zichzelf te verbeteren. Een solidariteit waar iedereen beter van wordt. Vlaanderen, Wallonië én Brussel. 3
Veelgestelde vragen Brochure ‘Vlaanderen betaalt de Belgische factuur’ juni 2013
De N‐VA kiest met andere woorden voor een model dat afstapt van de huidige impliciete, complexe en niet responsabiliserende transfers. Net als in andere landen met gedecentraliseerde bevoegdheden moet er een helder solidariteitssysteem komen dat de mankementen van het huidige systeem verhelpt. Buitenlandse voorbeelden tonen aan dat dit kan. In Zwitserland is bijvoorbeeld op één A4‐pagina gedetailleerd te zien hoeveel elke regio bijdraagt aan andere regio’s.
8. Zijn er ook omgekeerde transfers? In de sociale zekerheid is er inderdaad een omgekeerde transfer. Er gaat geld vanuit Brussel en Wallonië naar Vlaanderen voor de uitgaven van tijdskrediet en loopbaanonderbreking. Die transfer is echter verwaarloosbaar klein in het geheel. Gezien de omvang van de transfers van Vlaanderen naar Wallonië en Brussel en de evolutie van de transfers lijkt de kans onbestaande dat er op korte of middellange termijn een globale omgekeerde transfer zal stromen naar Vlaanderen.
9. De N‐VA weerlegt eenduidig de kritiek van Guy Vanhengel (Open Vld): 9.1. Volgens Vanhengel is er een grote transfer van Brussel naar Vlaanderen en Wallonië in de vennootschapsbelasting. In Brussel wordt 3 tot 3,5 miljard vennootschapsbelasting geïnd op een totaal van 12 miljard euro voor het hele land. Om dit soort discussies te vermijden, vertrok de N‐VA van de bestaande VIVES‐methodologie. Die wijst de vennootschapsbelasting toe op basis van de werkplaats volgens de verdeling van het bruto regionaal product. Brussel krijgt een deel van de vennootschapsbelasting toegewezen volgens een parameter (het bruto regionaal product) die gunstig is voor Brussel. Want die cijfers worden fors opgepompt door het hoge aantal ambtenaren. Zeggen dat Brussel 25 procent van de opbrengsten uit de vennootschapsbelasting binnenhaalt, is echter compleet onjuist. Internationaal wordt de vennootschapsbelasting geheven op de plaats waar een bedrijf actief is en niet op basis van waar de hoofdzetel gevestigd is. Brussel kan enkel de winsten belasten die in Brussel effectief gerealiseerd worden. En dat is een pak minder dan de heer Van Hengel laat uitschijnen.
4
Veelgestelde vragen Brochure ‘Vlaanderen betaalt de Belgische factuur’ juni 2013
9.2. Volgens Vanhengel is de grootste transfer de 350 000 pendelaars die hun loon verdienen in Brussel en hun personenbelasting betalen in Vlaanderen of Wallonië. Vanhengel heeft een punt dat men de transfercijfers moet relativeren voor de pendelarbeid. Maar hij gebruikt opgeklopte cijfers waarmee hij Brussel rijk rekent. Vanhengel spreekt over 350 000 pendelaars. Indien Brussel daarop personenbelasting zou mogen heffen (werkplaats in plaats van woonplaats) zou dit volgens hem 3 miljard euro opleveren voor Brussel. Maar Vanhengel maakt een fout: er pendelen 240 000 pendelaars van Vlaanderen naar Brussel en 40 000 van Brussel naar Vlaanderen. De netto pendel van Vlaanderen bedraagt dus 200 000 personen. Indien Brussel daarop personenbelasting zou heffen, komt dat volgens VIVES overeen met ongeveer 1,8 miljard euro. Vanhengel telt dus bij de Vlaamse pendelaars ook de Waalse pendelaars en dat houdt geen steek. Indien de Waalse pendelaars personenbelasting zouden betalen in Brussel, komt er nog eens 1,2 miljard personenbelasting bij voor Brussel. Vlaanderen kan die extra transfer dragen. Maar in Wallonië zou dat enkel het deficit en dus de transfer nog doen verhogen. Is dat wat Vanhengel wil? Maar het belangrijkste punt blijft: overal wordt de personenbelasting geheven op basis van de woonplaats en in geen enkel land op basis werkplaats. Vanhengel rekent dus met puur hypothetische rekenkunde. 9.3. Vanhengel noemt de transferstudie van de N‐VA ‘vunzig’. Blijkbaar heeft Vanhengel er een probleem mee dat de burger in dit land weet voor wie en waarvoor hij betaalt. Nochtans is dat een van de basisprincipes van een democratie. De N‐VA heeft deze studie net ondernomen om transparantie te krijgen in de transferstromen. De solidariteit of de compensatie voor Brussel voor zijn hoofdstedelijke functie hebben wij nooit in vraag gesteld. Wij hebben alleen vragen bij de manier waarop dit in België georganiseerd wordt. De transferstromen zijn ontransparant, nodeloos complex en dragen niet bij tot een verbetering van de levensomstandigheden van de gewone Brusselaar of Waal. Op termijn is dat nefast voor de solidariteit. Als we op deze manier verdergaan, verdwijnt elk draagvlak. 9.4. Vanhengel zegt dat de transfers relatief afnemen. Onzin. Het klopt dat er tijdelijk een neerwaartse evolutie geweest is, maar de N‐VA‐studie toont net aan dat er een ommekeer is. De transfers stijgen opnieuw in percentage van het BBP.
5
Veelgestelde vragen Brochure ‘Vlaanderen betaalt de Belgische factuur’ juni 2013
10. Servais Verherstraeten (C&V) zegt dat de N‐VA uitspraken doet over de toekomst die ze nog niet kan weten. Verherstraeten slaat de bal mis. De N‐VA‐studie neemt de periode van 2005 tot en met 2010 onder de loep. We doen over 2011 en 2012 geen uitspraken net omdat alle nodige data nog niet beschikbaar zijn. Waar we wel al uitspraak over kunnen doen, zijn de gevolgen van de nieuwe Bijzondere Financieringswet. Daarvoor zijn niet alle details nodig. Ook professoren van de KU Leuven hebben al gecommuniceerd dat Vlaanderen zal verliezen wanneer men in het model uitgaat van realistische parameters. Die discussie draait namelijk rond de veelbesproken elasticiteit. De regering schat deze zeer hoog in, maar bij een realistischer scenario, gebaseerd op de elasticiteit in het verleden, zal Vlaanderen verliezen. Het verlies kan in 2030 oplopen tot 2 miljard euro. Daartegenover staat dat Brussel en Wallonië zich verzekerd zien van nog twintig jaar gulle solidariteit.
6