VEDERDUIT SCH
TAALKUNDIG
WOO,RD N BOE K. F, -R. P
NEDERDUITS C H -
)
TAALIJ UNDIG
WOORDENBOEK: ]D O O R
P. W E I L A N D.
P -R.
T$
AMSTELDAM, stJ
JOHANNES
ALL AR
N D C C C V I I.
TIP
vijftiende letter van het Nederduitfche AB, 1?ei,, dede elfde medeklinker, behoorende tot de lapletters, welke fcherp uitgefproken worden. -PAAI, z. n. , m. , des paais , of van den paai ; meer"v. paaijen. E . n oude nian : wat mag toch dien ouden paai tot trouwen bewegen? Waarfchijniijk voor pa, dat rel eens ir) plaats van papa wordt gebruikt. PAAL. , z. n. , vr. , der , of van de paai ; mee; v. paaijen. Een termijn van betaling: ik zalu bijpaal/en voldoen de eerfile paai is vervallen. Van het fr. pai e dat in het alge neen 'betaling aanduidt. Eng. palj , ital. paga. PA_AIJF N , bedr. w. , gelijkvlo Ik paaide , he gepaaid. Eigenlijk betalen, v,o doen. Van hier , in een' a)gerneenen zin , tevreden ftellen : iemand met beloften paaijen. God laat Zich met geene enkele betuigingen van eerbied en liefde paaijen. Wist gil dien goeden nan ERNESTUS reeds te taaien. A. HARTS. Von. bezigt ook den derstpaaijen,. voor den dorst lesfchen, de tong paaijen, voor aan den fmaak voldoet). Van het fr. paijer; van waar het nog geheel fr. paijernent , dat men hier te Zande voor het kleingeld gebruikt, 't welk men bij zekere hoeveelheid van groot geld voegt, om ene bepaá1d font vol te maken. Zeer verfchillend en onzeker is de oorfprong van het kunstwoord paai1en , 't welk reis wegens een fehip gebruikt , als amen het , voor zoo ver het in het water gaat, met harpuis beftrijkt: dat fcbip wordt gepaaid. PAAL , z. n. , m. , des paals , . of van den paal; meere. palen. Verkleinw. paaltje. BIJ KIL. pael, en pale. Een (huk hout, of feen, van mindere oƒ meerdere leng. te, ten minfle. eenige duimen dik, dat in den grond vast gezet of geflagen wordt , om tot verfchillende oogmerken te dienen , en bijzonderlijk, om de grenzen van een difrikt , of gewest aan te wijzen. Zoo zegt men het is binnen onze palen gefchied, d. 1. Innen onze gren. zen; waarvan land alen, die als eerre barheining gella. ...MM -
;
-
gen
A.
gen werden tot eene landfcheiditng. Van hier ontvangt (lit woord rncernalen cie kracht vn hepaUng : iemand paal er, Perk fle1iez. Hij heeft den ael ge 7eld hoe lang s i Eiact te dooien. VOND. En bijzonder in liet meer" woud : ieler moet blijven binnen de palen van zijn In roep. Bil gaat de palen te buiten , overtreedt de wetten der welvoegelijkheid , enz. Een paal boven water is , vol-. .hens een gemeen fpreekwoord , eene bekende zaak`, iets raat zeker is : dat is een paal boven water. Ook bezigt IVCfl liet enkele woord paal, voor geefelpaal in de fpreek ijs : hij is reeds aa a den paal geweest. Zameni. paa hrk , eene hoeveelheid van palen , in den grond geheid ,s r m er een gebotte op te flichten, of lang3 het .r t r aaneen gefchakeld , om dijken te verf. erken , of fchepen daar aan vast te leggen ; pgaalgeld , iets , dat van zulke fchepe,n toet worden betaald ; paalmeesters, leden, die dat geld ontvangen; paaltnosfelen, paal. (leen , een fleenen gevaarte ter aanwijzing van zekere renzen. Voorts: dwarspaal, ook voor iemand, die al% tij d teg; afpreekt, en tegenwerkt : bil is een rekte dwars dil, dwarsdrijver , • eindpaal, geef /paal, grenspaal , h eipaal. hhinclë-vpaal , kruispaal, landpaal, merkpaal, mijl. pa(il , J h votpaal , fcbeidpaal , w i fpaal , wurgaal, enz. Ook bezigt men , in de genneenzarne verkeering , het bij voegelijke paalvast, voor zoo vast als een paal , of zeer zeker : het geen - ik u verhaald heb is paal vast. Paal 'Ramt zei erlijk af van het lat , palc`s , van waar ook liet fr. pal, dat niet meer wegeins eigenlijke palen, maar wegens zekere balken in de wapen'childden , gebruikt wordt , ital. palo , eng. pale , angelf. p&, zoo ook in het poolsch, zweed. pdle , nederf. paal , pökl , paul, in de taal van walti pawl, hoogd. pfahl. In. de glosfen van BOXH.=°is een paal flecko d^orn , en rade lacho. PA ► ND. R , z. n. , vr., der, of van de,paander ; meere. paanders. Een teenen korf. PAAP , z. n :1, m. -, des paaps, of van den paap ; meere. p Eigenlijk Vader. In' het gr. °x r ; , met velen naam de griekíche Christenen, van 'ouds af tot aa n dën huidigen dag, hunne geestelijken begroetten. Jnnsel!jks noemde enen oul ngs in de. latijnfche kerk eenn' «e steli ken over het alpenleen papa, welken titel liet operhoofd vai die kerk, zich naderhand , bij uitf uiting ,s toe • e e. Ori ertL fehen • hechtten -loze 2voórouders , en (
;
.
,
*
,
A.
hunne naburen , toen zij den hals onder het j tik der la• tijnfche kerk moesten kronnrneii, aan den toen nog algerneenen naam der latijnfche geest,eI.ijhheid een denk. beeld van haatlijkIteld. atkonillig uit den haat, welkeu zij aan die geestelijkheid toedroegen en bleef men den naam van paap .hier te l fide , :en dien van pfaf in Hoogduitschland , ten opzigte van ai1 g'estelij%heid, als een' fc:h eldnaotn bezigen ; zoo dat men hem veracli. ti,n shalve niet flecfhs aan christelijke, maarook aan hei~ -deilfchhe priesters gaf. Dezelfde kracht van een' fclheldiaaam-h heerst it in de zatm.mernfl. dorpspaap. grassnap, -
landaap , mm, is fe a , u'ijnp r, , wijnpapin., enz. Oneig enlijk -befteiupelt men , 111 fommig e oor den van ons land , met den naam va-npapen de floornscbgezinden over het algemeen , zoo leeken , als priesters. Dan is paap
acne verkorting van paapsch, of papist , zoo als enen eenen roomschgezinden noemt : omdat hij hulde doet aan het opperhoofd der latijnfche kerk , dat zich den naam van papa bij uitfluiting heeft toegeëigend; vaar • 0111 men zijne leer met den naam van paperi; beflenipelt , en zijnen aanlang ook wel eens het p'zpendono noemt ;'alfchoon deze laatfee naam eigenlijk zoo veel beduidt , als het. priesterdon , de priester fchap , over het algemeen. PAAPJE, z. nL 0. , des paapjes, of van ct pa, //je ;. meerv. paapjes. Verkleinw. van paap; en wordt ge. `ruikt, om het popje van eer' zijdeworm aan te duiden. In fomnmige oorden van ons vaderland draagt Zeker vol* geltje ook dezen naam. PAAR , z, n. , o. , des paars , of Jayaar p ; nieerv. paren. 'J wee bijeen pasfende dingen van eei e foo •t; liet zij het dingen zijn , ' waarvan men er fiee ds twee, en ook niet meer, dan twee., lij elkander noodeg heeft.; het zij het er anders mede gelegen zij : eea^ paar gezonde ooggin hebben. Een paar ho ne x. Leen naij eens een pa. r dukaten. - - Zij gingen paar aaî paar, is paar en paar , of 1/j pace o u rus:ig fz paer ei;! paer eens ®mag edro ken. , VOND. Dit woord blijft, even als meer andere woorden , die zeker getal, gewigt, enz. aanduiden, onverhogen, als het een meervoudig teelwoord voor . cich heeft. Men zegt: zes p aar kou/en , even als z es pond rozijnln. Bijzonderlijk bevat men man en vrouw onder den naam van een -
A a
paar
A.
ppr : Qp den Doorgang der ge /achten cola ht dit paar der oud'ren fpoor. VOND . En men zegt , met betrekking tot de vereeniging van bruidegom eii bruid tot man ets vrouw, dat zij een paar worden. r Ook bezigt amen het als bijco, paar , onpaar , even , oneven : wat raadt gij, paar of onpaar? Verkleinw. paartje. Pair, hoogd. en eederf. paar , zweed. , bo^h. , en in de taal . van wallis , par , eng. pair , fr. paire , ital. paro , ftant zekerlijk af van het lat. par. Van hier , dat het bij de oudtle dultfclh e fchrijvers niet voorkomt, en een paar tortelduiven in TATJAN. is : zua girvachun turtilu tt4 bun ; F erw ji de latere hoogd aitlëhers in hun paar, en de franfclhhen in hun pair , het .grondwoord van hun ;ir e , nog de beteekenis van even., d e! in het lat. par heercht , behouden hebben , ja het lat. par izmpar ludere , (even of oneven fpelen) in het hoogd. is : paar oder unpaar fpielen„ en in het fr. j otter pair au ira -
]PAARD , z. , rn. , o. , des paard:, of. van het paard; naeerv. paarden. Bij KIL. petrd, zoo',.ls neen dit woord nog heden ten dage in menig oord van ons vaderland l.pelt. Een viervoetig dier met ongefpletene hoeven, Maande opren , lange ftaartharen , en manen aan den nek, dat een der voornaanife tamme dieren is , en door dei niensch tot menigerlei dienflen wordt gebruikt. De verfchillende foorten van dit geflacht van dieren dragen wederom de bijzondere namen van hengst, ruin, eraz. De algemeens benaming van p aard wordt niet die van ros al'gewisfeld x Het ebbend zeef chuim wascht het ros , van za/?t béjloven. VOND. Paarden houden. -
Goed te paard zitten. Kwam hij te voet of te paard Eenpaard zadelen. De spaarden inffannen. De grootte en krachten van een paard geven aanleiding tot de fpreekv^.: hij is zoo flerle , als yen ,paard --- hoeren erls° paarden. Andere fpreekw. , van dit dier ontleend , z ij n: .paarden, die de haver verdienen , krijgen ze niet. --~Ik vrees , dat het hinkende paard achteraan zal komen. Zie hinken. Iemand: iop het paard, of te paard helpen, bevoordeelen , desz.ells ftaat verbeteren. Iemand over het paard tillen , hem te veel di mt , doen , te veel prijzen te veel van hein verwachten. ken moet geeF?e gegevene paarden in den bek zien. Overdragtiglijk noemt men een werktuig , waarop men inzonderheid f91.$ •
..
foldaten , die gef raft moeten `oorden , plaatst, het houten paard. Het verkle.nw. paardje wordt onder anderen gebruikt in de (preekwijs : hij is gewel"4'ig op zijn paardje , hij wordt zeer driftig , fl"eit zich hevig te weer, ontleend van" een' ruiter , die- te paard geíle¢en is , om op zijn' vijand aan te vallen -, of zich tegen hem te verweren. Zameníf. dwcr paard , handpar , huurpaard, jagtpaard , koetspaard , molenpaard, oorlos ard p ostpaard, os .aard, rj d aard tr ,s- w, p •; .^ ^ p trekpaard, o pr^a^^^, ^^je p aarden , zeepaard paarde?n j erz j der , paardendek, iaardendief, , paardendrek , paardenhandel , paardenkam, paardenkooper paardetninarkt , paardenmeester , paardr ijden paardrijder ,b, paar°denfinid , P,iardenj? &, .paardentuifcher , paardenvolk, enz. Paard, en het hoogd. .pferd , zijn zekerlijk even zeer van het lat. z'eredus afko f i , als liet fr. cheval , en het stal. cavallo, van het lat, caballus, of als het zweed. hoppa, en het vriefche hope, van het gr. in verband Met ons hippen, hup ei , y el, n hui e jen. PAARDEN, onz. w. , gelijkvl. Ik paardde. hek gepaard. Van paard. Paarden gebruiken, ons íehLuiten of fchepen te trekken: bi* gebrek van wincd , hebben wij rr neten paarden. PAARDENBOON , z. n. , vr. , der , of van ,k paardenboon ; meerv. paardenboonen. Van paarden en boon., Een voortbrerigfel van het plantenrijk, waarmede men paarden voedert. PAARDENKL A AU W , z. n., m., des paardenklaauws , of van den paardenklaauw ; meerv. paardenklaauwena . Van paarden en klaauw. De klaauw van een paard; ook zeker kruid , anders hoefblad genoemd. PAARDENSTAART, z. n. , m. , des paardenfiaarts , of van den paardenjiaart ; meerv. paardenjaarten. Van. paarden en f `aart. Eigenlijk een bos lange baren aan het achterfle van een paard. Van zulke bosmen bekleedt er een, of meer , de plaats van een fhandaard bij de turkfche Basfa's , van welke de voornaam Tien , die drie zulke bosren mogen voeren, Basra's van drie paarden. fiaarten genoemd worden. Oneigenlijk geeft men den naam van paardenf aart aan een kruid , of eerre bies, waanmede de íchrijnwerkers hunne kunstfluk en polijs ten* P AR. `
,
`
4
,
,
-
PA.
6
PAARDENWIK, z. n. , vr. , der , of van de paarden. zeik ; meerv. paardenwikken. Van paarden en wik. Ze-* ker flap van linzen , waarmede men paarden voedert. PAARDMENSCH, z. n, 'o. , des paardinenfchen , of van het paardmensch ; meerv. paardmenfchen. Van paard en renscha en even het zelfde , als menschpaard , en paardman. Een verdicht wezen van den ouden tijd; waarfchijnlijk oorfpronkelijk uit de verbeelding van onkundige nienf chen, die, toen zij het eerfee iemand te paard zagen rijden, hem en zijn paard voor een enkel wezen hielden ,•dat half inensch en half paard, was. Zulk eenwezen zou den dood berokkend hebben aan Hr RKULES , nopens wien VOND. zegt: Want zoo , gelijk men daetlijk' hoorde, 't Vergif van 't paardemensch hem moordde. . PAAR L, zie parel. PAARS , bijv. n. , zonder trappen van vergrooting. Het gene er bruinrood, violetkleurig, en purperachtig uitziet : deramfchap fchuimbekt , zij wordt paars in 't aa Bezigt. PAU W, z. n, in., des ^aaumys,> of van den paauw paauwen. Een vogel van de grootte en de .
leest der hoenders , met een . vederbos op den kop., en een 1 angen , fraai gekeurden ., enmet oogera bezaai-
den ., flá rt , welken hij als een . waaijer uitfaas , wan deer hij , zoo als men zegt , pronkt ; en plan ítapt bij zeer langzaam en deftig voort , en verfchaft een levend zinnebeeld van den hoogmoed, dien men daaro pi ook aan hem toefchrijft.. Het past den pacu uit trok den flaert om hoogdi te flewken. VOND. Van hier -de fpreekw. : hij ,lapt als een paauw. Hij is zoo hoovaáf dig als een paauw. Verkleinw. paauwtje. Vrouwl. pauivin ; verkleinw.: paa wi ennetje, Zameníl.: paau. veenei , paauwenhok , paauwenjaart , paauwen veren , paauwenvoeten , enz. Paauw , lat. pavo , ital. pavone , fp. pavon , fr. paon, deen. paa , bob. en pool. paw, angeli. pawa - erg. peacock van pea , en eock, een haan , zweed. pd'- fogel , eederf. pageli hit , pausluhnn, zwab. en hoogd. pfau; welk alles eerre natuurlijke nabootfing is • van het ge*" fchreeuw van den paauw , en vooral van dat van het wijf ë. De Grieken noemden . den paauw r:,jwc ,..even als de Arabieren ; » doch ook vel eens ^-awr^ ; en bij ooi fchrlj_ ,
fchrljving den perfjchen of .rediJchen vogel, omdat zij hem van de Perzianen , of Mede.rs, ontvingen. Zijn eigenli .1 vaderland was Indie. Van daar werd hij w :i haast ook naar Arabie overgebragt; en uit een gewest van Arabie, dat Ophir heette, bekwam SALOMO zijne paauweii. PACHT, z. n.; vr. , der of vang de pacht; mK.-erv pc1zten. Eigenlijk even 'iet z i dle , als het lat paEtum, of eer'_ verdrag In het gebruik bijzonderlijk een verdrag, waardoor men het genot van den opbrengst van deze 'of gene zaak , tegen de. uitkeering van een deel van dien opbrengst , .of van eene bepaalde geldfom , aan den ei genaar , of regthebber, verkrijgt : wie heet dat land in pacht 2 EJij zal het tolgeld niet wederom in pacht krijgen. Oneigenlijk de geels: f oan , . die aai den eige-naar , of regthebber , van eetsi ding, voor het- geiot van desze`lfs opbrengst , moet worden uitgekeerd ; en nog oneigenlijker de fchattingen en lasteen , welker genot iemand in pacht heeft : ik moet wijnen laaf di eer de pacht voldoen. a--- Hoe veel is de pacht van een halfanker bran dewijn2 In deze laatfe beteekenisfen heeft pacht geen dewijn? meerv. Zamenft.: erfpicht , landpacht , i'z aspacht , z lietpdcht ., -- pachtgeld , pachthoeve , pacht/zuur , pacht% .%hel , enz PACHTEN, bedra Wf , gelijkvl. Ik pachtte, heb ge. pikcht. In pacht. nemen : De tienden pachten, met den genen, aan wien die tienden eigenlijk moesten wordenn opgebragt, een verdrag fluiten , dat neen derzelver esp brengst, tegen eene bepaalde uitkeering, genieter zal. -Een landgoed, een' akker , een' tuin pachtent, het genot van den opbrengst daarvan , tegen eene bepaal-* de uitkeering, van der* eigenaar verkrijgen. `.den aanzien van dit flag van dingen bezi g t men ook het woord. huren , waarvan men zich ten opzigre van een' tuin, een huis, en andere dingen , bedien, bij welke niet zoo zeer liet genot van derzelver opbrengst , als wel derzelver enkel gebruik , in aanterking komt. Dienvolgens noemt men den pachter van een landgoed ook den huurder. Maar hij, die den op. brengst van zulk flag van dingen , als tien-den , tollen , enz, bij verdrag van den regtlh.ebber overneemt, voert enkel den naam van pachter , die het vrouwel. pachifi^er, esa de zanienft. pachtersvrou p.$ e^ /MaMch..icr, 0
-
,
,
1,4
le
$
PA.
hoevenpachter , telpachter , enz. voortbrengt , en aan
het woord pachten eene bijzondere beteekenis bijzet , in welke het als een onz. w. gebezigd wordt, en evenveel is , als het bedrijf van een' pachter oefenen. Dus zegt men : er is met pachten veel te winnen. Hij heeft zich zelven rijk gepacht. PAD z. n. , o. , des pads , of van het pad; meérv. paden. Over het algemeen een weg ; maar bijzonder. lijk een weg voor voetgangers , een voetpad : Op het regte , of verkeerde pad zijn , ook figuurlijk , voor een deugdzaam , of Plecht leven leiden. Oul. werd het ook mannel. gebezigd. Een licht voor mijnen padt. W~ 41.. val fchen pad: hebb'e ik ' gehaet. .lYBEL VE RT . En nimmer ijverzat , ƒpeurt, hoe zij hem den adt,' ter hoogjier eere baent. VOND. Van het zelfde geflacht is her hoogd. pfad en " het gr. za , dat, volgens RtITZ , het grondwoord van pad, en het eng. pathos, is , als wanneer het tevens voor het grondwoord van eene reeks van gelijkluidende woorden in andere talen moet worden gehoudeta. Pad is , namelijk , in lier maleisch padeij, rusf. put , nederf. pad, angelf. paal, in de glosfen van 1 oxi. fad;^z , NOT K. phad , OTFRID. pad, meérv. pedi. In' tusFcheu houden wij liever , met ADEL , al de op enoemde benamingen van een weg, dien men met voeten treedt , gelijkelijk voor alffarrnelingen van een aloud woord , waarvan het gr. ra reiv, het nederf. padden , ;edelen, enj verfchillende benamingen van voe ten , in onderfcheidene talen , insgelijks voortgekomen zijn. liet verkleinw. van ^ad., is paadje. ZarnenfL. binienpad , dwarspad , hazenpad, koepad , kruispad, leS. verspad , nsid had , fluippad, toepad, trekpad, tuinpad , voetpad , zandpad, enz. PAD , padde , z. n. , vr. , der , . of van de pad.'a'e ; meerv. padden. Verkleinw. paddetje : Een klein vx_.rvoetig diertt je met Bene aardklcuarigq huid, dat opzwelt, als liet boos wordt, en vergiftiglis : de padde lelt in haren kuil gekropen. VOND. Bij is van geld verzien , als eere pad van veren , hij bezit geen geld ter wereld. onze n Berd. benaming van dit dier fchijbt af te ftamnmenn van lier ital. hotta, en maakt het laattic deel uit van •
.
,
eene fchildpad. JInsgolijks ftammen daarvan af, paddehaar
haar bij KIL., en nog hedendaags in fommige oorden van ons land , een vlasbaard; --, paddefteen , een (leen, dien men in het hoofd der padden vindt-, en paddefloel, een bekend gewas. PADUS , zie Po. PAF , z. n, , 'm. , des pa fs , of vn den paf. r eerv. paf_ fen. Klanknabootfend woord. Het geluid van eenen •fiiapliaanfchoot , of eenen flag: welk eenen geweldigen paf hoor ik daar?. Overdragrelijk, een flag, die zulk een geluid geeft . hij gaf hein eerre, af, dat hij fuizebolde Ook als bilvoegelijk , voor bol , opgeblazen : ik was zoo paf. Van hier pa/zal. Zie poƒ PAFFEN, onz. . \v. , gelijkvl.: ik pa/te , hea gepaft. Sla• gen geven , die paf klinken : hi ,pafte er lustig op. En fchietgeweren losfenn : hoor dat volk daar eens pa fen. PA G ]JET., z. n. , vr. , der , of van de pagadet;; , meert. pagadetten. Zeker flag van duiven , 't welk een groot . vleezig gewas op den neus, en ronde oogen, heeft, hoogd. pa:^edette, nederf. povedette, pawedette, paudette : daar heeft wen mijne pagaaettenn ge%iolen. PAGIE, z. n. , ni. , des pagies, ofva;; denpagie; meere. pagies. Van het Ir. page. Een jongen , of jongeling, die - in den hoffiaat van Vorflen Benen bijzonderen rang bekleedt , en doorgaans uit een adellijk huis ge.
nonen wordt : wat hoe, fche pagie , afgerecht naar zijn vaderlants wijze. VOND. 41s pagie dienen. Ital. pagzo. Het middleleeu.w. .pa ius beteekent eiken op_ pasfer of bediende.' .dag is een oud woord , 't welig Benen knaap . beteekent , en tot welks gepacht , waar fchijnli k, ook het laas puer en gr. n-„r7 behoort. ' In liet zweeds beduidt nog bagge een' jongeling , erg pojke een knaap, eieen. pag, eng. boy. PAGINA, ond. z. n., vr., zijnde het lat, pagina, i even gaaf overgenomen is , en het fr. en dat in het ral. eng. page heeft voortgebragt. Bladzijde. Eerre bi.adzijde van een boék. PAIS , z. n , M. van den pais; meerv. .paizenz. Een verouderd basterdwoord. Vrede: om den pais te teuren* VOND. Om eerre ais te bem ddei n. HOOFT, Het (tarnt af van . het fr. pazx, eng. pence, ital. pace, fp. paz , lat. pax. KIL fchrift, .ays, peys ; en kant , onder anderen , daar aui ook de betL:ekenps van een tabberd toe;' waarbij V. Hss. aauteekent: y
.
A5
ip
p Ar
in - een filveren wisbroots bjis,Je , daar 't dexel een paus
af is. A. MATTH. Voorts vindt men bij i(ii.. pap . fen , pe jfen , vrede maken , paeijfeliek , paijs - maecken , pai1 s - maecker, paijs - ghefande , pairs - bode ; en Vc ND. zingt : Nu een eeuwigh zegeteken van den zeepais opgahaalt. PAK , z. n. , o. , des paks , of van het pak , meerv. pakken. Verkleinw. pakje. Een hoop van onderfcheidene, door een daar óm henen gelegd verband , of bekleedfel , zamengevoegde dingen : een pak brieven , boeken , klee. deren, koopwaren, Figuurlijk , een drukkende last: ik zal u van dit pak ontlasten. VOND. Dat pak van alles te heflieren. HOOFT. Een ieder zal zijn eigen pak dragen. BYBELv. Dat pak is van mijn hart. Het ligt wij als een Pak op het hart. Ook een ftel van bijeen voegende kleedaren : hij heeft een nieuw pak aan het lijf. Iemand ..het. pakje u tfchudden , hem de kleederen van • het lijf halen. Voorts de dragt van Bene zwangere vrouw :. zij heeft haar pakje al , gelost , hetkind , ., waarvan zij zwanger was , ter wereld gcbragt. Eindelijk bevatten pak 'en zak alle' roerende goederen van iemand , in opzegt tot valen men het fpreekw. riet pak en zak vertrekken bezigt. 2amentlell. pakdoek, pakdrager, pakgaren , pakhuis, pakkas , pakkelder, pakkist, pakkleed , , paklinnen _,. pakmand , paknaald, pakpapier , pakfchuit , paktouw ,. pakwagen , pakzolder enz. Pak., bij KIL. en anderen pack, zoo als in htt =hoogel. en eng. ; in het zweed. packe , ijsl. bagge ,. wal lil'. baich, oud -fr. bague, fp. baca , ital. pacco, middeleeuw. pac. cas, is zekerlijk verwant aan het lat, werkes. pago , en gr. ;rvvc. PAKKAADJE , . z e n. , vr. , ' der , of van de pakkaadje; zonder meerv. Eene hoeveelheid van gepakte goederen, bijzonderlijk, die van een' reiziger, welke men anders ook wel, met een basterdwoord , bagage noemt: verman i hebt gij mijne pakkaadje wel bezorgri? Onder de belemmering der pakkaadje. HooFT. PAKKEN, bedt. w. , gelijkdl. Ik pakte , heb gepakt. Een hoop van onderícheidene dingen, 'door een daar om benen gelegd verband , of bekleedfe1, zamenvoegen : zijn reistziig pakken. --- Iets in papier pakken , of Winden. = De haringen in de ton , de kleederen in den kofer, pakken. ~~ Zijne biezen pakken, doorgaan, ver4° trcke ,
,
PA,
11
trekken. 1:11/ is bezig :et zakken en pakken , hij maakt zijne roerende goederen gereed, om daarmede te ver^ trekken , of door te gaan. Vermnits nu eenige goederen van zelf , even als of zij op ,de gezegde wijze waren zaniengevoegd, aan elkander vwstkleven , zegt men wegens dingen . waaronitrent zuil .s plaats ;rijpt , -dat zij op elkanderen pakken , met uitlating van het woordje zich : door het /laan pakt het. goed op elkander , kleeft liet eene aan _het andere. Maar dat zich gebruikt men wederom in de gemeenzame fpreekwijzeb: zich weg pakken , zich voort pakken ,- zich ergens van daan pakken , zich even onzigt-haar maken , al's of men ergens inm gepakt ware. Waut dit denkbeeld heèrs-cht in die fpreekww,rijze, ook dan , wanneer men haar wegens eene fehielijke verdwijning van iemand bezigt. Eindelijk is iemand pakken evenveel, als hem opnemen, gelijk als uien een fltuk goed, dat men inpakken wil, opneemt, en wegdraagt : de^alju a' heeft .ken; doen pakken , grijpen en in den kerker brengen. Daar pakken die honden den armen haas , vatten hem in den bek , enz, Van hier pakking. Zarnenfleil.: aanpakkemz, inpakken. ontpakken., vegpakken , uitpakken. Pakken», .eng. to pack, zweed. packa , finl=h pacotan, hoogd. packen , ital. en middeleeuw. lat:, paccare , van .pi?ccusi Zie pak. PAK K ER, , ► n , , m. , des pakkers , of van , den pakker; meerv. pakkers. Iemand, die pakt, bijzonderlijk, die in, kooplieden een afzonderlijk beroep van het inpakken van kof p\varen maakt : doe de pakkers kommen ,. om die br len te ver 'aards en. . Zame ift. haringpakker, harig' gpakkeráj , enz. P AKKET , z. n, , o. , des pakkets, of van het pakket; meerv. pakketten. Verkleinw. _pakketje. Van _pak, door middel van -den basteruitgang et , . in navolging van het fr. pacgi et ,, ital. pacchetto. Een klein pakje : wilt gij dit pakket in den zeik /leken 2 Zamenftell. pak• ketbcot, eeii vaartuig, waarmede men p .kkptten, pakketjes , en brieven , enz. naar overzeelehe gewesten zendt , ep waaraan men , bij verkorting , ook vei eens den naam van de pakket geeft : er vaart geene pakketboot meer van , Calais. PAL , z. 1). m. , des pais , of van den pal; meerv. pallen. Een,_ werktuig ter zijde van een fpil of rad , waardoor ,
;
-
;
tee'
PA.
1
dezelve belet worden te rug te drataijert : de pal van een
rad in een uurwerk, waar dood het rad tegengehouden
wordt. Van hier wordt het als een bijw. gebezigd in de fpreekwijzen pal Jlaan , en pal zetten. En hier is pal zoo veel als onwrikbaar, . onbéwegelijk. goor den i,i j and pal ,laan , is den - vijand onverfchrokken het hoofd bieden ;. zonder Benen voet voor hein te wijken; en iemand pal ,zetten beteekent hem 'zoo in het naauw brengen , • dat hij zich niet beweger kap'; ons te ontwijken. Ergens te pal .komen, _ moeite- en zwarigheid Ontmoeten.: waaríchijnlijk is dit woord verwant aan p aa l:, welks oorfprong boven is ontvouwd , en het welk in de' fpreekwijze van (laan als een paal gebezigd wordt. PALEI, z. n. vr., der, of van 'de paleis' meerv. paIeijen. Ï Een verouderd basterdwoord , van het fr pou-% lie , eng. .ptilley. Eerre katrol ; en bijzonderlijk een werktuig , - om menfchen te pijnigen , wier lijf en duim men daarmede om hoog gelhefche-n worden , terwijl er een zwaar gewigt aan hunne voeten hangt : dat hij de ,
.
paleife ontgaan inogt, --- 'Die deirne gehecht aan de palei. HOOFT. . Zamenfieli. palet' a koorde, bij KIL, , palei-
zeei, in de aanteekeningen van V. HAas. Sommigen .fchrijven bij verkorting glei. PALEIS , z. n. , o. , des paleizes, of van het paleis; meerv. paleizen. Een groot en prachtig huis , dat eenigen voornamen heer ter woonplaats dient : een konink.
lijk , -vorstelijk , graf eij k`, bisfchoppelij k , paleis. —Y Die ood woont in geen huis , maar in een paleis. Het ftamt af afl het fr. Aalaïs, dat even als het hoogd pfaltz, pallast, ital. palazzo, palatio, fp., palacio, eng. Aalace, vat1 het lat palatium voortkomt. PALEN , onz. w. , gelijkvl. Ik paalde , heb gepaald. Erg-ens aan grenzen het koningrijk Hollan4 paalt - aan het rijk des ?ranfchen keizers. Overdragtiglij ook wegens onhoffelijke dingen : deugd en ondeugd palen dik jls aan elkander. P AL EREN, ond. bedt. w. , gelijAkvl. Ik paleerde, heb gepa-M leerd. Optooijen.., opfchikke^n : vat duurt het lang , eer die vrouwen zich gepaleerd he.j ben s Bij KIL. ook palleren. Zoo ook BYB. 1477: En ji flora op, en pallcerde haer mit haren clederen. Hierom vereenigen wij:ons. liever rnet A. MATTH. , die dit woord van Aalla, een ma,n^
P
Al
13
mantel , of eerre buik , afleidt, dan met KIL. , die Wil,, dat paleren evenveel zou zijn, als het fr. polár, hoogd. polieren en p lteren. Hiervoor gebruiken wij het woord po/ asten : maar palleren was zekerlijk oor fpronkelilk , zich met den mantel , de huik , opichik ken.. Over den uitgang van paleren , zie eren • Van daar ,volgens Kit. , paleerder, paleerfel. Z arnenReli pa
leerhaar , valfcihe lokken , waarmede iaen zich opa fc h ikt , paleernaald , paleerpriem , en z, PALET , z. n. , . o. , des palets, of van het palet; meerv. paletten. Bij de f childers een dun houten bord, van eene ronde of rondachtige gedaante , met een gat , waardoor hij , die het houdt , den duim íi.eekt. Daarop plaatfee de fchilders de verfcbillende foorten van verf, die zij bei zgen , en mengen zij dezelve, zoo veel noodig, onder een. Hierom zegt D. DitcK. fierlijk wegens
CoJ.IJNs : die beelden , Leemden , Meeeken , lee féhieten van t palet. Dit woord is , even zeer als ,:het hoogde en fr. palette , gefproten van paletum , dat in het lar. der middeleeuw, eene ronde fékijf aanduidde. Intus fchen bezigt neen dit woord ook rog, snaar ira het vrou' welf jke geflacht, wegens een houten- werktuig van een verfchillend unaakfel, waarmede men elkander een
gevederden bal toekaatst; en dit fpel noemt men palet-
fet, 0.
:PALM , z. n. , ni. , des palings, of n den pr lieg ; rneerv. palingen. De beste soort van aal : hij 'braadt zip.. net, di kken ping aan een houten ƒpit. Bij KIL, p e . li,irk. Zamenl . pa ingfclieer, zie aal/ eer. PALI UUR , z. n. , m. , des pallnuurs , of an den pa/muur; meerv. palmuren. De Regeerders des lands worden dikwerf door de Dichters met den naam van palin ren , als ((uurlieden , die aan 't roer van .iaat of fl ad zitten, beftempeld , zoo als , b. v. , door den Heer B. Dis BOSCH : En als een palmuur, de ads,hulk , mest verfland , te flieren enz. Doch dezelfde Dichter naakt hierop deze aanmerking: „ Het uiteinde van dezen :uurman 'as beklaaglijk ; flapende viel hij van 't ro e r in zee ; en raakte wel aan 't ilrand , maar werd daar be. roofd en dood geflagen. Al is dit nu een fabel en verzierde naam , men behoorde , dunkt mij , bij zulk een' ongelukkigen geene íoflijke regeerders te vergelijken."
En daarom veranderde de Dichter . deze uitdrukking al^
P A.
14
aldus : De fladshulk , onvermoeid te Jfuren met ver. fiand. PALIS$„ADE , z. n. , vr. , der, of vare de palisfade; meerar. palisfaden. ren ichhanspaal, die , aan weerskanten gefpitst , ter diepte . van twee voeten in de aarde ge. plant wordt, en nagenoeg zes voeten daar bovenuit..
(leekt : eene vesting met palisfaden omringen. --- De Romein draagt de palisfade. VOND. Het is juist het fr. palisJ'^de , dat intusfcheii , even ais . het ital. palifada, palizzata, pali •ciata , niet gebezigd wordt , om eersen enkelen fehanspaal , maar eehe geheele reeks van zulke palen aan te duiden. Daar en tegen gebruikt men het hoogd. pallifade , even als ons palisfade. . DALLAS , z. n. , m. , en dus geen naam van de godi n der wijsheid, maar van een ruiters wapentuig, of zijd^ geweer : de ritmeester trok zijnen gallas. Want dus gebruikt neen dit woord hier te lande; offchoon het hoogd. pallasch een kort zijdgeweer der voetknechten aanduidt, niet :een' regtuit loopenden breeden kling, en .een' frommpen dikken rug. In Glosfari chaucico, in de tolled. Etijmo,. van LEIBNITZ , wordt de naam van pollesch gegeven aan eene ftrijdbljl , die ook in het zweed. balijxa en ko1i; xa heet. P-ALLEREN, zin paleren. PALM , z. n., vr. , der, van de palm ; meere. palmen. Ietvlakke van eens m^nfcI'hen hand , anders ook handpakk genoemnd, ..De lznien der palvie van de hand. VOND. Dees is een vuist ge/ijck , en die . een lege palm. D. J)EcK. Voorts de breedte ' van eene vlakke hand, of nagenoeg vier du inen : hoe iele palmen gaan er wel in een voet? In dezen zin wordt ook liet haogd,. pa/me," en het ital'. paltno , gebezigd ; en het ital. pal-, ma , fr. pats e , eng. palni, versenigen in zich de bei.. de opgenoemde beteekenisfen van ons palm , dat met al die overige woordeen van het lat. pal;na af anmt, .^3. .den oorfprong aan het werkwoord inpalmen geeft. PALM. , z. n. ,, m. , des Aalins , oef van den palm'; meerv. palmen. ' Verkorting vn palmboom , zoo wel llrekkei . de, om meer (l an een inplan dsc h 'heestergewas aan te .duiden, als om de rijziger foorten van pairnboomen ,, die men elders vindt tc beteekernen : daar wandelt moren in de fchoonfle waran 'en van vruchtbare palmen. insm gelijks verkorting -van paktak . waar dezen pliem lire' Vers ,
-
,
is,
PA.
ven — ®M door den edele-" palm verheven ven te worden. VOND. Want in, deze beteekenis is i het een ziiin-ebeeld der overwinning. Voorts wordt palm gebruikt voor liet , loof der o nderfeheidene heestergewasfen , die hier te lande deel naam van palm, voeren ; maar dan is liet vr. : dicht begroeit ving lichte fleekpalr.i. VOND. Dat is
pain, in het vuur , fpreekw. , dat baat nipt. De oor1rong van dit woord , en andere gelijkluideude, in verfchiliende talen van Europa, ligt in liet lat. palPa !, en de reden , waar onn reen dien naam in Ital ie aan den palmboom gaf, fcl nt gelegen in den griekfcheri naam van 0 deszelfs vruchten , de dadels. Daar dezen in het gr. á ,'zru oc, vi ger-s, heetten , kon dit de Latijnen, 'welken deze of'gene grieken die vingers toevoerden , op ,het denkbeeld brengen , om.- den boom , waaraan die vingers groeiden , met den naam van, de hand , Aalma, te beaernpelen. Van pal, komt, behalve ,palinbooni„ palmhout , pal tak , palmwijn, een drank , die uit de fappen der palniboo yen bereid wordt , maar niet ger , dan zes en dertig uren , goed blijft , palmzondag, de zondag voor pafchen , wanneer des Heilands n aiin in Jeruzale. met oalmtakken door de Rooinseh. P ALMMOT , Tzie EN pla moten. geziuuden wordt gevierd. P.A LSTERSTO , z. nQ , in. , des palJ7er flo;ks , of vies d^?n afierflok; meerv. p ifierjiokken. Bij Ka. enkel pa/ er. Een dikke ftok. P ALTROK , bij H LMA paltsrok , z. ii. , rn.. , des paltror s , of van den paltrok; ineerv. pa/trokken. Een lange wijde rok. Een verouderd basterdwoord bij KIL., in het fr. palletec , i tal. , palletocco. AALT , z. n., ni. , van den 'palts ; zonder meerv. Zeker land in Duitsehland. De Kez^rvorst van den Palts, Zamenft. Opper- en Nederpaits. M~ Paltsgraaf, Paltsgravin. Van hier het bijvoegel. altjsch. P AMPERNOELJE , z. n. , vr..,, . der , of van de , pam pernoelje; nneerv. pampernoeijes. Duivelsbrood, paddefl oel. Bij KIL. in plaats van kan ernoelje, dat van het `fr.. champignon , veldgewas, afftamt. PAN , z. n. , vr. , der , of van de pan ; meerv. pannen. Verkleinw. pannetje. Bij KIL. , en in het angelf. en eederf. panne , bij NOTK. phannu , zweed. panna , pool. en bob,. ,panen. Dit woord beteekent oorfpronkelijk -
.
-
w
a
-
.
I6
PA.
lijk een ding, dat van eene ondiepe holligheid veren zien is. Dus heet het ijzer of koper , waarin de tap van eene overeinde flaande fpil nederkomt., in molens, tourwerken , enz. , de pan , en bepaalder de tappan, of ook wel het tapgat : ,ell ° fchokte zelf de heros ei pil uit haar metale pannen. VOND. Dus geeft men den naam van de pan aan een hol gedeelte -van het slot van een fuaphaan , of pá(lool-; waarin men het kruid doet , dat door den vu.iuriieen moet worden aangefloken : kruid op de pan open de pan -- fluit de pan --- het brandt op cie pon los. Voorts wordt ook de herfenfc faal met den naam van Pan , of- herfenpan befempeld de pan hem af c werd e hoten. --- En trapt Gods vijanden de ,pan in dertighrnael. VOND. De holle tegels , waarmede uien hier te lande gemeenlijk de huizen dekt, noemt men ook pannen : dat huis, is met blaauwe pannen gedekt. --- .Daar, bleef geene pan op het dak. Eindelijk bevat de naam van pannen velerlei holle vaten van ko-per , ijzer, blik , potaarde , enz. , waarvan men zich in fabrijken, en keukens bedient, om het een of ander toe te bereiden y en omdat een "werktuig , waarvan men zich bedient , om bedden te warmen , in gedaante aan de gezegde pannen gelijkt, noemt men het eene bedpan. Andere pannen voeren de onderfeheidende namen van bakpan , braadpan , broedertjespan , droopm pan ,.. fruitpan , kastanjepan , koekenpan , roostpan , finoorpan , floofpan , taartpan , vuurpan , zoutpan, en z. Fioiiurlijkk wordt pan gebezigd in de fpreekw. in de pan hakken, niet, zoo als Fr iscti beweert, een houw, of houwen , ir1 de herfenpan toebrengen , maar even eens in ftukken houwen , als een f ggtbeest wordt gebakt , om in de pan te kunnen worden toebereid. De Pan zal aanbranden , het zal in de war loopeii. Ergens aan de pan blijven hangen .er onvoorziens en onverwacht te gast blijven. Behalve de opgenoemde zamenífelh komt van pan nog : hoofftan, laadpan , Hakpan, vorstpan , --- panaal, panappel ,panboor, om te trepaneren, `
}
panharing, panlikken, panlikker, panlikleerzj , pannenbakker , panne nhak erzj , pannendak 9 pannendekker, panvlies , het vlies der herfenpan, panvi•ch. PANAARZEN, bedr. w. , gelijkvl. ._,Ik p-anaarsde, heb gepanaarsd. Bij, Kip,. britife .fir en, voor de broek of"
het. achterfee kloppen , bridfen. PAND
17
PA é
]A D ; z t., , o., des pand of van í et pit,d nlieerv panden. Verkleinw. Pantje. Oorip orkelijk een lap eeii liguk fl f waaruit een ander k1eëdingsiïuk vervaar) iga wordt , ,of worden kan , lat. paunus , of pannum. Voorts de , werkelijke voor en ae'iter panden van een kleed * die bij ons evenzeer pand , als in het fr.. pan beeten: wen heeft hem een pand van zijnen rok gefcheurd . Aan. gezien men nu weleer , bij gebrek van geld, niets ge.. voegelijker tot onderpand geven kon , dan een lap of uk íiof. en dit werkelijk meermalen teil' gezegden elnie werd gebruikt, verkreeg , het woord pand, erg andere genoegzaarn . eveneens luidende in het hoogd., zweed. , pool. , en eng. , de beteekenis . van een ding dat, tot verzekering van eene aangegane ve •bindtenis , overgegeven werd, en waarop lij , die liet ontving, zijne fehade, in gevalle er aan de verbindtenis niet voldaan werd, verhalen kon. Dus gaf neen den naam Van panden aan loste goederen , welke nmen den fchttld' eifcher overgaf, om het verfehuldigde in geval vara wanbetaling, daaruit te vinden , en zesde men ; ee's pand verzetten. - • Het pand wederom losten. --- Het pand is vervallen 5 of verfaar ; de tijd. is voorbij , binnen welken men aan de verbindtenis, voor welker na. koming men dat onderpand gaf, had moeten voldoen. Vaste goederen , - waarvan men . zich ten 'zelfden einde bediende, werden ook wel eens pander genoemd; doch thands gebruikt neen daaromtrent getneen!i,ji den naam van 1Jjotheek. Maar uien zegt intusfchen zelfs wegens per^ nonen , die als gijzelaars tot Verzekering van eene of andere owereenkonmst dienen , dat zij te parade gegeven worden: En meermalen is het ik el mij zelven , mijn leven , mijn eer , te porde , dat dit of dat gefckieden zal Ook wor• den kinderen panden der l2uwljksliefde genoemd,, om dat zij de voortduring van die liefde verzekerán. Ovem eigens., heet dikwijf alles pand, waar van men zich ten onderpande zou kunnen bedienen , c>ffel 00n men vilks niet werkelijk doet, met, een woord , al wat men bezit é : voor onze duurtie .pan ten , voor onze l F ffIe bezit. tingen. - - dut huis is een osteli j k pand , e(-rr f k goeds van groote waarde. 111 zeker spel, filet w 1k door gann fehe gezelfehappen , tot verlustig ng gefped ld wordt, er waar men n oeijelijke woorden of gezegden nafpreken , of zo. derlinge verrigtingen nadoen moet bezigt men d uitdrukking b. pand verbeur#n, ten . a azie Vau den b
:
,
,
,
.
za
PA
.
genen , die hieromtrent in gebreken blijft , velke dan tjok het een of ander moet afgeven , tot een onder tand, dat bij zich aan de eraf, welke hem daarv or zal opgelegd worden , zal onderwerpen. Eindelijk is pand ook nog bijzonderlijk een huis , -waar de fchrijnwerkers , enz. hunne vervaal rdigde werktukken bijeen been' gên , om verkocht te worden : noch zijn er in het zelve pandi te koop. l-IooFT. Bij OUD.. komt lier woord pand ook in dec beteekeriis van k^eri k voor Zamend:efl. ach. eetpand, onderpand , tegez'pand , voorpand , pandlieden, gijzelaars , ia n dverkoopers , Bedeli , die de goederen van onvermogende fchuldenaars geregtelijk opveilen. PANDEN , bed* w. getij kvl. Ik pandde , heb gepand. iemand pand afnemen , iemand geregtelijk noodzaken tot afgifte van eenig goed, om. daaruit het gene zoodanig iemand aan dei` lancig kas; of anders , verfchuldigd isy, te vi nden : de boenen worden Pluk voor fl uk gepand, hun words geregtelijk een of ander fluk goed afgenomen, Van
bier pander, een . zeker dienaar van het geregt, wiens werk het is , iemand op de gezegde wijze te panden. Wijders panding. Zamenffell.: losspanclen.. ^, Panden, zegt WAGENAAR , is Benen fchuldeifcher,van s a Geregtsv Lege , in gaat hellen , om zijn achterwezen te vinden tilt de roerende ofonroerende' goederen van den fchuldenaar , op welke hij , alsop eerre foort van pand , voor de gemaakte fchuld, door den pander (concherge) de hand doet neggen , om dezelve vervolgens te doen verkoopen. De vier eerfle pandingen , of aanzeggingen daartoe worden loospandenn genoemd . , omdat de fchuld. eifcher daardoor nog geen' eigendom verkrijgt aan het goed van den gepanden, cie flechts geloospand, of als vin de loos , of leus , gepand wordt. De vijfde pan. ding noemt men eigenpand , omdat den lchuldeiicher daardoor het goed van den g.epanden , ten beloope van zijn geregtelijken- eisch . aangewezen wordt. " Pandave beteekent, bij de fchrijvers der middeleeuws , iemand in zekerheid nemen , of in bewaard ® hand Rellen. In een handvest van Middelburg, van het jaar 1217 Vifm den wij liet vertaald door arresteren. PA `E t` L ,- z. n., o. , des paneek , of van het ftaneel ; nieerv paneelen. YerkItinw. paneeltje. Een - vierhoewa kig gedeeitt van een houten b e 'chor, of ander houtwerk : die kamer is met paneelerg befchoten . het paneel van de deur depaneelen van Bene koets. Voorts ook -
.
-
-
Bei
A3
iq
een ander op zich zelf fiaand kx fchot , of plat* , zoo als het achterfluk van een ípiegel, en de houten bladen, waarop fommige íchildeis hunne tafereelen afmalen : hij Jchildert even goed a een paneel , als o p doek. Oulings , volgens KIL. , een rugdekfel , rug. kleed, en een ander vierkant - ílnk fof,, waarmede cie
zitplaats van een,' koedi--,r wordt belegd ongetwijfeld is de oorfprong van dit woord, evenzeer als die van het fr. paneau , en het eng. panhei, en pane, te zoeker, in het lat. pannus , of pé nnu , waar U ver zie pand.. PANNEKOEK , z. n. , in. , des _pan ^e o sks ; of van den pannekoek; meerv. pannekoeken, Verklehaw4 pannekoekje. Van pan, of panne, en koek. Een koek vast ,meer" dan eenerlei aard en zamen el, die in eene zoop genoemde koekenpan gebakken wordt : boekweiten pannekoeken. Oneigenlijk, een ding van eersen 'onaangenamen reuk , en walgelijk aanzien , (drek , in de gedaante van een koek ,) 't welk men wel eens een pannekoek in de zon gebakken noemt. In den eigenlijken zin, noemt men het woord in de fpreekwijze : krankheden van rijke , en pannekoeken van arme lieden • kan men ver ruiken. Het afgeleide werkw. pannekoeken is bij - KIL. brasten ;van hier , dat men het: nog heden tea dage gebruikt voor talmen , dralen ,_ tijdverfpillen, zoo als HANNIBAL weleer te Capua deed : hij heeft drie maanden voor tm)lerdam liggen , pannekeeken , hij heeft aldaar' drie maanden liggen dralen , eer hij zijne noodige reis aanvaardde. PANTALON, z. n. , m. , des pantalons , of van den pantalon ; m-eerv* pastalons. Een eng. onderkleed , dat bijkans liet geheele lijf bedekt , en de plaats van vest , broek , en koufen , bekleedt ; wat ziet hij er drollig uit spet dien gefireeptien pantalon. Dit woord is evenzeer als het eng. pantaloon ontleend van het fr. pantalon , dat van den naam van eene bekende perfonaadje in de marionetten - fpelen afíiamt PANTER , z. n. , m. , des panters . of van den panter; meere. panters. Een viervoetig dier„ dat aan eiken voet vijf teersen heeft , en in geflalte en wreedheld aan den tijger gelijkt , uitgenomen , dat het de huid overal vol harige vlekken heeft, terwijl de tijger over zijn ganfche lijf met harige firepen bedekt is. Velen onder. fcheiden den panter ook. van den luipaard; zoo als VOND. , laar hik Zingt : ,
B
Men
to
PA.
Men zagh ?SHdo + hem heen gefjwok vanij °erd ere . Geelakten panther , loseb , en wreede luiperts , zwieren. De naam van panter is een zuiver namaakfel van het gr. arrxv9^p, waarin 4;Jp evenveel is als een dier, zoo dat dit - dier tweemalen voorkomt in panterdiers ()vergens komt .hier van. panterhuid , zanterjagt, jnnterve1, enz. pa itofels, of vn den pan. ,PANTOFFEL , z. n. , in. , tofel. Eigenlijk eene mtiii zonder achterleder a, maar heden ten dage ook meermalen een fchoeifei, dat aan tenen Zïgten Echoen gehjkt : ik heb daar eer paar ge1epantofels gekocht. BUDEUS leidde dit woord , volgens IL. , af van , omdat de zool van vele pantoffels uit cE) oc , kurk , of zoogenoetnd panco felhout bettond. Maar de oorfprong van het nederd. , hocogd. en boh4 pa"tofel, eng. pantofle, fr. pantouft , Itai. pantufola , ichiint ons gelegen in het vriefche , nederf4 en zweed. toffel , fi ul. to ffeli , ijsl. tapla , horig. izi' pelo, eigenlijk een houten tafel , die aan de voeten gem bonden werd; - en misfchien heeft Ftuuson. gelijk ; daar :hij het voorzetfel pan van linden afleidt , of mist chien doelt dat voorzetfel op een lap , of Ihik flof, 't welk aan bet vooreinde van de gézegde tafel werd gehecht, om de teeryen van den voet te omvatteu , als , wanneer dat voorzetfel van denzelfden oorfproig kan worden gerekend, als het woord pand. PANTOMIME , z. n. , ®r., der, of van de pantomime; mneerv. pantomimen. Een Plag van fcholuwf pelen , waarin men , zonder een enkel woord te (preken , de handelingen en woorden door bloote gebaren nabootsç en vertoont ; eeve taliaanfdhe opera is vaigr mi; eene enkele pantomime. Van hier pantomimist , iemand die panntornim e (peelt , pantowimisch, aan eene pantomime ge1ijken de FIet is af komílig van een Grieksch woord , dat nah o otjing van alles beteekent. PANTSI R , z n. , 0. , des pant fers , of van het pant,Eer ; Yneerv. .pantfers. Eene -vaste gemeenlijk netalen be^ le ding van het lijf, om het tegen vijandelijke fehoten , teken , of houwen, te dekken. Anders ook part* (?e : drijft fpeenen door 't pantjier in 's lijf. --- En hebt ge tegens Colt het pantier cengefchoten. VOND. Het wordt door FaxscH® van harnas onderfcheiden, do=oc dit o-nderfch;eid wordt gemeenlijk weinig in acht geno. narei. Heden ten dage_ maakt amen weinig géb.ruikvan cort eljk wapentuig; in al „ wa Ö , a w e ruiterij -
F A.
as
Eg van dien aard bezigt. voert den naam van kuras. ou1.
fchreef men ook pan/er : helmen en' ,panters. BYB. 1477. Pantier, in het hoogd panzer , zweed. pantfèr , boh. pancijr, pool.. parcerz, ital. panciera ,.. middeleeuw. lat. panferia , panceria, pa;. rea , fchijnt een woord
van fclavonifchen oorfprong. A1waarom ADEL. zich te regt verzet tegen hen , die , zoo als KIL. ,dit woord van
pans-,, of pens, afleiden.
PAP , z. n. , vr , der , of van de pa, ; meerv. pappen. Verkleinw. .papje$ Eene dunne brij , van een verfchi1. lend za enitel , en tot verfchillende einden vervaart ugd : het kind moet pap heb erg. - .Pap , om te 4 Daar is
gij moet vin de ge1e en e1d gebruik maken. Van hier Zamenile11. heáe bijwoorden , .pappig , .papacrhtig.
fchuitpàp , Moer pap , , t r e; c P , broodpap , hakpap , ha. t v rp p , mee/pap , -- - papvaar , verpap , kinderpap , lr ,Papeter , papketel ,p kom m et e , papple e! , ©t . zo dis men niet fle. hts eenels por noemt, waarin , pap gekookt wordt , maar ook een kind , dat met enkele pap wordt opgekweekt. Pap, eng, pap, hoogti. papa, ital pappa, lat. pap.. a , bij W RRO , beduidden w .artehijnhhjk oorlprronnkezjk een kinderkostje, dus genoemd naar den klank van ba , bal', Pap, d t een der eerfine geluiden is, welke de kinderen geven , om hun verlangen naar een of ander ding te uiten. Eene benanih ig, waarmede PAPA, ond. z. n, m. kinderen hunnen vader plegen te roepen en aan te fprekenn: lieve papa! Zoo inreken intusfchern enkel kinderen van zekeren fland , in navolging van de Fran.. fchen, van welken men ook den naamra van mar voor moeder, en tante voor moei heeft overgeno men. Even=wel moet het aan papa mauw verwa.n. te pa hier te lande reeds van ouds in gebruik zi it geweest ; aangezien wij van dat woord eerre verlenging, paai , in onze taal hebben, en men een' grootvader in het vriesch pa-ke noemt. Nu zijn pa en papa ook wezen*. lijk niets anders , dan uitdrukkingen , welke de natuur zelve de ftamelende kinderen fchijnt te hebben gegeerd; ,waarom zij ii alle talen , en bij alle natien, ver arm 3 ,
.
p A.
ten vinden ; zoo als liet Hebr. , en gelijkluidende woorden in de naburige tongvallen; het baba der bewo. ners van Senegal; het baba- en papa der perzianen ; liet .weedfche pappa; het griekf he waw ra;; het latijnfche papa , waarover zie paap. PAPEGAAI , z. , n. , m.., des pe4pegaaYs , of van dei papegaai; meerv. papegaaaieu. Verkleinw. apegaaitje, en gemeenzamerwijze ook wel eens tipje. E en uitlandfche woudvogel met eenen boven gewelfdén fnavel, die in de warme- landen van Azia -en Afrika te huis hoort , en eene zeer vleezige tong heeft, waarmede hij ligtelijk leert fpreken. Men vindt hem bijkans van allerlei,, en dikwijls , zeer fchoone, kleuren, insgelijks van ver fc hillende =ragtiglijk e : die kinderen klappen , als papegaaiieir. , iemand , die veel fpreekt , zoni4er dat hij daarbij denkt: het is een regie pape,gaai; als ook een houten vogel, die ten doele voor hvogCchu Iers, of andere fchutters , dient : den papegaai f °Bieten. Figuurlijk : hi j heeft den papegaai ge hote h ij heeft eene goede winst gehad. Zamenifel. p apegaaiskoci, papegaaisneus,. het gene men overdragtigiïjk wegens den krommen neus van een inensch be. z t , zoo als p apegaaisbek , overdragtiglijk zekere tulp aandu i d. Fapegaai, hoogd. papagezj , ried erf. papegoje , zweed. pepego J'a , eng• popingai, fr. papp egaut , pappeguet, offlings agaus or^u -en i" .^ • . , stal® ,^ a ^. P g ^ . a, Xp, papagallo , n^icideleeutiw. Mats ,p apagallus, arak. babagba, van waar al de' opgenoemde Euuropezche benamingen af(Jain men. PAPEN BLOEM , z. ri. , vr , der, of van de papen bloem; reerv. papenbloemen. Van papen, en bloem, is anders bekend onder de namen van paarden bloem, hondsroos , fchurftbloem. Insgelijks behooren papenhoed, papenkruid, papenkullekens, en papenEetoen, bij
tot deze en gene deelen van het p1aantcnxijk. PAPIER , z. n. , onz. , des papiers , of van het papier. Zonder meerv. , wanneer het eene uit verfi hillende deelen van het plantenrijk in dunne bladen vervaardigde fiof be-teekent , gefc hikt, om daarop te- fcihrijven , en nog tot meer ardere dienílen : bet is in. papier gewonden , net papier toegedekt , op papier gedrukt , of gefclir-ven. In dezen zin . genomen is papier het Dam._ woord van het onverbogen bijv. i a n oo °d pap eren , dat uit
PA.
2
uit papier vervaardigd is : een papieren luchthol. Papieren geld , overvloedig bekend , en meermalen Papieren be kort weg enkellijk papier genoemd. Een papieren mannetje , een zwak hangpel. inenseh. -- Mijn papieren kind is vrij gelukkig, het gaat wel met mijn gefehrift. In denzelfden zin komt
papier voor in de zamenfl. papiermaker , papierma/eerij, papiernivlen , p pierverkooper . papierwinkel , papierworm, drukpapier, pafipapier , postpapier , fichrijlpapier, vlocipapi. er , .enz. .,en in graauw papier ,fchoon papier , wit papier, zoo als rnei] figuurlijk rnenfelien noemt, die nog van zekere indrukken ontbloot zijn : dat kind is nog Wit papier , weet daar- en daar van nog Diets ; als ook iemand , wiens lot nog niet getrokken is : ik ben in de loterij nog Wit papier. Intusf chen beteekent papier dil .-> .
wijis ook een ftuk papier van onbepaalde grootte ; en als. dan heeft het een rneerv. papieren, en een verk Jein w. pa. piertje. In dien zin wordt liet r meerma en gebruikt voor op papier gelelde verklaringen , getooigf. ehrif. -
Geeft ?wi/daar ten , enz.: zijn uwe papieren in orde? Hij gaf ` mij een pa~ /iechts een Inleen papiertje van. pier op N. N. , een wisfe1, of eens as' gnatie , aan N. N. houdende. Papier, hoogd. papier, fr. papier, eng, paper zweed. pepper , tiamt af van den egyptifehhen naam van een pla u ewas , waaruit het eerile papier vervaardigd werd , zie papierriet. PAPIER -UAN L)E L , z. n. , ní. , cles papa ea han els, of van. den papierhandel; zonder nmeerv. Van p: pier en l r n r e Eigenlijk alle , hamdel in papier. Maar bepaaldelijk, koopt anfe.J,ap in papieren geld : het loopt mr _t dien pa~ p le ellendig. r^f. n Van hier papierhandelaar , uw pier/zandel ders' ook wel papzerkra ner van papierkraam , z.oo al men den handel in papieren geld Ook iel eenti noemt. PAPIERRIET , z. n. , a. , des pi eierriet , of van her p apierriet ; zonder meerv. Van papier en ried E en plantgewas , dat in en langs den Niji in overvloed veast, uit welks huid het oudite papier gemaakt werd , eni weiles egyptifche benaming in liet gr. prz7rupos, , lar. paai rus , ital. pap iro , tot die foort en alle andere foor ten van papier is overgegaan. PAPIST , zie ,paap. `APP] N , tipar. ww• , gelijkvl. Ik . pa ►te . heb gepapt. Dew 1 4 .
Deze of gene dingen nier pap aan elkander hechten' $wee bladen papier zamenpappen. • Iets met pap aan"
vullen , en heviger maken p dat linnen is wel degelijk gepapt. Iets in pap winden men moe: dien duim pap pen , am -kern -des te beter° te doen etteren. Van hier gen. Pap in de 'gemeerne zegsw ijze n waartoe al dat ,eilap?—. Dat gepap verveelt mik eweldá ° Voorts ookk a felp Hetamwoo . a rd, aap.. is ARADE ,z. n. vr. , der, of vin de parade , het meere. is niet in gebruik. Een basterdwoord , in onze taal , even als in het fr , b®ogd. en , gevormd van het middeieeu * i , gaaf overgénowen is. lat. para , day , in het rae Vooreerst beteekent het vertoor,ing van pracht eh op4 f chik, bijzonderlijk ten aanzien van kleeding en huis-W raad : dat dient meer tot parade , dan tot wezenlij k nut. --- Hij verfchïj t altijd in volle parade , is altijd even deftig uitgedoscht. In dezen zin ^wordt het woord zainengevoegd met -benamingen van al ,, wat tot vertoonin van pracht en opfchik dient; p radebed, parade kleed, paradepaard, enz. Voorts eerre optogt in d a beste kleedmg, hijzonderlijk van het krijgsvolk : o, d✓ p*rade komen. Overdragtiglijk de foldaten zelve, • die op zulke wijs de wacht betrekken : uit hoe veie Manfc/iappen begaat die parade ? - - Parade geef acht 1 Parade zal niarfc,4,eren 1- za menftell.: pgradep!aats, de plaats , waas het krijgsvolkk bijeenkomt, cnn de wacht -
,
Q
•
te ')eirekken , parademarsph , - wachipare de , enz.
Voorts komt van parade, en „eren het ond. para. deren, in parade verfclhijnen; zie hein eens met dien nieuwen rok piroder°en. De gewapende burger] paradeert. PARADIJS , z, n. , o , des paradïlzes , of van het para dïjs ; meere paradijzen Een basterdwoord , in ' onze taal, en aseest alle anderen, overgenomen van het pengo ifc le fa °deus, zoo als de lusthoven heetten , die door de per ifche Koningen bij hunne paleizen werden aangelegd. Aan die lustboveti gaven de Grieken den naar van ,-cepx^ei'o; ; en hiermede beftempelden de ; grieksch (prekende Joden ook' den lusthof, waarin God , volgens den leenfpreukigen aanvang van Genef. , de èerl$e mept' dien zou hebben geplastSt; en dien hof noemde men ve.ri volgens in loet lat. paradezus* Tot dien hof behoort ons :
-
-
-
rradájs in de eestte plaats : God ftcldc 4d ti; in het. para. dajs.
5
P Ao
#S
di]:. Y"a"e kent Miltons paradjs^verloren niet ? Voorts beteekent let woord overdragti lijk een oord, dat irt iangena,am heid aan den gezegden lusthof gelijkt: hij
heeft daar cen aardsch paradijs;
bljzonde$°iijc., de
woonplaats der gelukzaligen : hij volgt haar tleeke fclii naar "t zalig paradijs VOND. Van hier liet zaweti-
ge iL paradi7slauwrier° , enz. .. _ ^g. )IJS.APPEL, zr n. , m ^, desp nadi s —,ls, of van dem paradijsappel ; rneerv. paradiistppelena , piradi jsappels. .
-
,
•
Van paradijs en appel. Eigenlijk de vrucht van dept boom, der kennis des goeds en des kwaads, welke ETA, volgens liet zinnebeeldige verhaal . van Anis val , aait ons aller vader zon hebben toegereikt-: 4 hoe wrap: was de natmaak van den paradijsappel ! Oneigenlijk oemt men hier te lande aldus een kielen , bleek , groen• aehhtig geel flag van appels, of eerre andere blozend rood: boomvrucht, .die aan een evengelijk flag van ho rnerp groeit: ik houd veel van eenen dubbelen paarac 's* +
appel'. JAFCADIJS VOGEL , z. n. , nl. , des pear i svoge.ls , of van den par•ad sejogel t neerv. poradifjsv #gels , p2radi/.svogelen• 'Vanpara
hart be [laat uit zeer lange veren. Dezelve is even als de borst , en het on seri , rood, de hals is azuurlaauw, maar het overige geel van kleur. De Indianen plegen heni de- poten af te fnijden ,, en bet li, f op te vul. len. en op hunne rnu^enx te dragen. Vat) bier de fabel, dat de paradijsvogej geene pcoote.nn hebben zoude. FARDE , ze n. , M t1 , des e i3.l fi,é'üs, of van den parelel; meere p ardeis. L ekerviervotig dier : Ende het beest , ;slat ick fa h, was eersen panel geiijck. BYBELV. :. PAREL, paart, ,Z , n. , vr. , der , of van de parel meerv r parelén, paarlen. Men vindt bij onze fchrijvers dit woord op onderfchelde wijn gepeld : p irle, prerle, g v. . paarle , eerel ,peerle , paar I ,parel. Een bekend juweelen, d ,tin zekere fc1ielpvisCchen gevonden wordt,, en net deïelve door duikers van den bodem der zee
wordt opgehaald : met deze paarle. HOOFT. En apen. baerde de beste paerle , die zoo diep begraven laf°, VOND. Echte parieren , Oostsrfche parelen , val/die p Teler , .-. porskn v afehen. Dat is e«ne parel aan zijne kroon , dat flrekt
rekt hem inzonderheid tot roem en luister. Paarlen ,voor de zwijnen werpen , kostelijke dingen aan onwaardige voorwerpen verfpijlen. Voorts is eene parel overdragtiglijk een perfoon van uitnemende . waarde; het is ,bene parel van eene vrouw. Als ook eene verharding van vochten in eens menfchen oogen : hij heeft eene parel op het oog. Van hier parelen, een werkes. , dat van dranken gebezigd wordt, die kleine blaasjes als parelen opgeven : wat parelt die wijn ! Zarfelft. parelbank , een zoogenoemde bank in zee , waarvan men pareloesters 'inzamelt, parelboor, een werktuig, waarwede men parelen doorboort , parelduiker, een mensch , die op de parelvisfcherij afgerigt is, parelgruis, zoo als men heet kleinfte llag van parelen noemt ,parelhandelaar, parel/leur , parelkroon , parglkruid, een plantgewas welks vier eivormige zaadkorrels aan parelen gelijken en freenhard zijn , waarom men ze fl eenzaad noemt , pa* rolkust, eene zeekust, waar men parelen Vïscl1t, zoo als inzonderheid, die van het eiland Ormus, parelmaat, een werktuig der Juweeliers, paarlemoer, het binnenfee van de fchelpen der pareloesters, bijzonderlijk der Oosterfche , dat in allerlei kunstwerken verarbeid wordt, -Paarlemoeren , van paarlemoer , parelmnosfel, of zoo als men de fchipvisfchen, waarin men parelen vindt ;beter noemt , pareloester , parelnaald , parelpeer , parelfchelp , pare.lfnoer , parelfpeld, parel/lik/eer , pare jlikfler , par elvanger , parelvangst , parelvisJche a parely sfcheó s• ,
rijg , enz.
.
Parel, paar!, eng. Pearl, fr. , hoogde , boh. , pé rle zweed. 9 ital. p en middeleeuw. lat. eerla, eederf. be rel, en in een oud fragm. ,bij SCHILTELt , ben/Ze, is all.erwaarfchi nlijkst oorfpronkelijk een verkleinw. van het oude hoogde woord beere , bezie, eig=nlijk, . een klein of rondachtig bolletje. Deze onderhelling wordt althans begunstigd door VIR GJv. , in wiens Culex eene parel mndi conchea bacca mans wordt genoemd, en bij wien elders monile baccatom , volgens SERvius, evenveel is als margaritis ornatum. PAREN , bedre . w. , gelijkvla Ik paarde, heb gepaard. Twee onderfchei ene perfonei , of dingen-, aan eikan' der verbinden, met elkinder vereenigen , of tot een paar maken: hij paart zijne dapperheid met wijs beleid ,
Ik ga mij mes eend ader z ewdrhc1ft paren ,
PA.
*7
-„*"paren zich uit liefde. Onzijd. , zich onderling in paren koppelen: de lente kom: ; tnen ziet het pluimgedierte paren. Op deze wijze gebezigd , heeft het woord paren meermalen het bijwoord: zamen voor zich : zoo Ehilis en Arnijnt eens einilijk zamen paarden. PAREREN, ond. onz. w., gelijkvl. ikpareerde , heb gepar eerd. Het gebruik van dit woord in de fcherrnkunst, voor het afweren van ccii houw, of 11-eek, is van het fr# parer ontleent ; maar men gebruikt het ook voor pralen: wat pareert gij met dat nieuwe kleed! PARFUMREN, ond. bcdr. w. , geIivi Ik .1 heb geparfumeerd Van het fr. parfumer. Dodr middel van reukwerk eene aangename lucht bijbrengen. PARIJS . z. n., 0. , va het Parijs. Zonder meerv. De hoofdftad van Frankrijk. Van hier liet bijvoegel. naatnw. parjsch : parijfche zeden. Verder het zelllhnd. : parijzeflaar , een inboorling, of inwoner van Parijs. ]PARK, zie _perk* PARKEMENT , z. n., o. , des parkements , of van het parkei*ent ; het meerv pc'irkeriienten is in fotnmige gevallen gebruikelijk. Eene dierenhuid , die op eene bijzonft dere wijze toebereid wordt , zoo dat zij harder en (tij. ver wordt, dan leder, en onder anderen dienen kan, om er op te fcbrijven , waartoe het ook het eer[e uit-
gevonden werd door een'Koning van Pergamus in Klein Azie , die door een verbod van uitvoer van papier uit Egypte , in zijn oogmerk , om eene boekerij op te rigten , werd geftoord. Hierom gaf men in het lat. aan . dat lederen papier den naam van pergamenum , ital. perU gamina , hoogd. pergamesit , fr. parchemin, eng.pa'rchment, fp. pargamino. Daar nu hier te lande, gewigti ge overeenkoniften en bewijsftukken gemeenlijk op parkement gefchreven worden, gebruikt men dien naam meermalen voor een aldus befchreve;i !hk lederen pa pier, in welken zin die naam ook een meervoud heeft; Zijn adel rust niet flechts op mufe parkernenten. Van hier het verkleinw. parkeinentje , het bijv. naarnw. parkementen , dat van parkement vervaardigd is: er is om dat boek een pa.rkementen band. Een par kementen handrclzrift. Zamenif, : parkernentbereider, ptirkementverkooper , parkementwinkel , Fzoornparkement maagdenparkernent , fchapenparkerncnt , ftbrijfparkePAR
PARKET , end. z. n. , o, , des -parkets , of vara biet parket;
zonder. meerv. Bene afgeperkte, of door omheining ingeflotene plaats. Van het fr. parquet, verkleinw. van Marc, waaraan het nederd. park, of perk verwant is. ntusfchen gebruikt men parket hier te lande alleenlijk In het gemeenzame í'preekwoord : iemand in het parket kreengen,.^ den toewand van iemand zoo netelig maken, als of h ij zich in eetre omheinde plaats in efioten v(:.)nd. Hij is daar in een lelijk parket. De Sonoyfchei in dit parket. HooFT. PA . Kf ;T, z. n. , m. , des parkiets , pf van den parkiet; mecrv. parkieten. Zeker vogel. Verkleinw. parkiet; je. PARLEMENT , z. n. , o. , des parie ets , of van het parlement ; rneerv. parlementen. In fommige Landen , b v. i n Engeland , ''de verzamelde regeringsleden des rijks. .Dat niemand der Gereformeerden met eerai en gaat in 't a n ra het ,mud• O p arlement zaur^c werdenFT. verzien. HooFT. eleeu^v. parla entum , en dit van parlare fpreken , fr. rier. Van daar beteekende het oulings gefprek w ijders alle pleit , pleitzaak , pleitplaats : in dat parleMent. MEL. ST. Fr& parlement', eng parlianent. PARMANT , paraaard, , eennigzins veroud. bijv. naamij. Volgens Kir,. biti, deftig, in welken zin men Iet in gemeeueartie gefprekken° no ,y wel eens ave Bens voorkomende peifonen bezigt : dat jongetje is zoo parmant in al zijn doen , als of hxj reeds Domïne was. a ie parmant op raagt -van koningri ken. PooT. PARMEZAAN , z. n., m. , des parmezaans , of van den mezaan; meerv. pa mezanen. Eigenlijk iemand van alrMa. Italiaansch hertogdom ; maar overdragtiglijk eefl kaals uit dat land , een Parrnezaanfche kaas , die om have bijzondere deugd alom b kerd is : ik wil dien Parrncaazn geern voor de liefhebbers overlaten. PARNAS , z. n., gin. , van den partus , zonder meerv. Eigenlijk een berg vaan Thracie , waar APOLLO en de Zao.oggo innen gerekend werden te ' huisvesten. Overdra. tiplijk het heiligdom der dichtkunst , evenveel van welk land : Gij zegent den Hollandfchen Parnas. VON S
.
V
PAROCHIE . z. n. , vr. , der , of van de parochie ; meerva pavochien. Een l erfpel, of kerkelijk.e'a deeling van eenti -
#I;d , of een land.sdiftri t ;' hik .woont in fijne par.chk.
van
PA
1,
Van hier parochiaan , die tot die of die parochie bew hoort , parochiekerk , enz. Parochie , hoogd . pfarre , fr. paroisfe , eng. ,diarisk; iat parochia, of liever .paroecia , ífamt af van het gr. ^rcpoLk:x 9 bijeenwoning. PAROOL, z. an. , o. , des paroois , of van het parool ; nleervs parolen. Een basterdwoord van het fr. parole, dat bijzonderlijk gebruikt wordt , om een of meer waar den aanteduiden , die aan wachtdoende krijgslieden op. gegeven worden tot eene leus , om andere rondgaande benden , of lieden , van hun eigen volk te onderkenen: parool en contreié n worden aan ?ƒe ieren en onderofficie. ren uitgedeeld. Voor het overige zegt men in het gerneene leven ook wel eens op mijn parool, in plaats van op mijn woord. PAR, zie Pers. PART, z -, n, , vr., der, of van de part , tneerv. par ten Bij KIL. partte , pratte. Van Prat. Een , listige trek : wen zij ons de part ,speelde. HOOFT. Iemand eene ,echte dart spelen. Het meer». parten wordt ook gebruikt voor zotternijen , malle kuren , wel naar het guitachtige zwemende; doch evenwel slechts een na,
inaakfel daarvan , kwade aanwenfels , of gewoonten;
Ik zal er die gekke parten wel uitkloppen. Bij dan , die is weleer gewitte graven hier Had kennis vaas uw parten. D. DECK. PART, z. n. , o, des paris , of van het part; meere. parten. Verkleind. partje. Is, evenzeer als het fr. en boogd. part, van het lat a pais af komiflg ; doch wordt enkel in het gemeene leven gebezigd , voor een gedeelte van , of aandeel aan , eenige zaak : in hoe vele parten wordt die erfenis gedeeld? Ik wil daaraan part noch deel hebben. Ik , voor mijn « art , voor mijn aandeel, voor 200 veel mij aangaat, Van hier het werkes. parten, dat eveneens binnen den kring van liet gemieene leven be* paald blijft , waar het dan eens bedai.. ^is , als het voor verdeelen wordt gebruikt, dan eens onzijd. , in de fpreekwijze van ergens aan parten , er mede deel aan hebben. 1 PARTIJ , z. n.., vr. ,.. der , of van de partij ; meere. partijen. Oorfpronkelijk genoegzaam hetzelfde als part, een deel. Dus worden , - wanneer een kleiner of groot#r aantal van mgnfchen, door verfchWende begrippen,
3o
p A► pen , of gezindheden , verdeeld is , de onderdeelen •v ni
zulk een aantal vare rnenfc hen Partijen genoemd : vruch<*
telpos wilde men de partij van Luther niet die van Calvijn vereenigen. De Franschgezinde partij dreef e ndelijk boven. Omdat nu zulk eene verdeeldheid doorgaans eenti onderlinge • tegenwerking medelleept, vooral , wanneer zij tusfehen twee of naeer menfchet plaats grijpt , die het over regtzaken oneens zijn, wordt iemands tegenpartij -in het gèbruik evenveel als zijn tegenilrever, en hecht men deze beteekenis zelfs ook aan de benaming van iemands partij , zoo als men zijne tegenpartij bij verkorting meermalen noemt: ik zal uwe partij zin. Gij zulteene kwade partijin ham vinden. Omdat voorts , bij eene verdeeling van eenen genoegzaam grootgin hoop van mnenfehen in partijen , elke partij - gemeenlijk eene ruin of meer talrijlg ke menigte van rnenfchen bevat , zoo heeft het woord partij meermalen de beteekenis van een aantal mnenfchen van onbepaalde grootte : ik werd door eene partij dieven vervolgd. Vervolgens wordt het ook van zekere hoeveelheid van goederen gebezigd : eene partij fuuker. Men zal die waren bij partijen verkoopeu. Iti dezen -zin wordt het woord partij dikwijls door het verkleinwoord partijtje vervangen : ik heb een mooi partijtje kaneel. Overigens zijn partijui bij` de fchilders niet alleen de onderfcheidene beelden van eene teekening, maar ook de onderfcheidene deden van een afzonderl,ijk beeld; en is partij een kunstterm in de muzijk : hij fpeelt de tweede partij. In onderfcheidene fpelen bezigt neen hetzelfde woord : eene partij: op het biljart , enz. De kleine groepjes , waarin. zich een zelfchap verdeelt , otn zich met een of ander fpel te vermaken, heeten ook partijen : ik ben 'van uwe partij. Daarom noemt men de verdeeling van een gezelfchap in zulke groepjes partij haken.- Insgelijks geeft amen 'den naam van partij aan een aantal van m enfchen, dat zich vereenigt , om te jagen, te zeilen , enz. , en zegt men : eene jaktp-arttl»„ eenti zeilpartij, enz, ja, in den krijg noemt Trien.. een onbepaald aantal volks, dat oma buit uitgaat , niet lechts Bene flrooPPart" , maar ook bij verkorting blo^?relijk eene partij , en is op partij gaan , evenveel - .ls firoo^pen ; en van =hier het zelf iandige partijganger. Zie -
hete
A.
31
hetzelve. Eindelijk heerseht er nog een F ijro dier gebruik van 'het woord partij ijl de zeswijzer : eene g e ede, partij doen, een voordeelig huweli.j!. aangaan. Dat meisfe zou eene fichoone partij veer hem wezen , door ;aar te trouwen zoude hij zijne fortuin rerkelo jk bevorderen. Zamen(t.: braspartij, danspartij , drinkpartij, hof Irtz; , . , plaizierpartij , oesterpartij , [peai^artij , mul partij , vischparti j , volkspartij , e uu z. PARTIJDIG bijv. 1n. , partijdiger, partijdigst. -Ge.. lijk als het woord partij dikwijls bepaaldelijk iemands tegenpartij aanduidt, zoo is partijdig ook meerivalen evenveel als tegení revend , vijandig : ik weet niet., waarom hij mij zoo partijdig is. Maar het wordt ook in een' min bepaalden zin gebezigd voor aan eene of andere partij gehecht, aan hare gevoelens verkleefd , hare uitfprakeu overnemende , hare belangen bij uitfluiting voorílaande : een partijdig oordeel vellen. Staat over tegen onpartijdig, zoo als partijdig/ijle , en partijdigheid , tegen onpartijdiglijk , en onpart jdigheid. PARTIJGANGER, z. n. , m • , des partijgangers, of van den partijganger; meerv. partijgangers. Daar par~ tij dikwijls eene ítrooppartij aanduidt, en op partij gaan iii den krijg om buit uittrekken, zijn partijgangers in het meerv. over het algemeen vrijbuiters : gelukkig ontfnapte de Staatfche Goeverneur van Ri jsfel aan k Franfche partijgangers ; die hem hadden opgëii t. Maar het enkelvoud duidt doorgaans eenen bevelhebber over g vrijbuiters aan : de dappere Gro vest ins was eenfout ,bartij m .
-
galt e . PARA IJGEEST, z n. , m. , des partijgeestèt , of van den partijgeest ; zonder meerv. Van partij en geest. De twistzieke geneigdheid, om het met eene andere partij te houden , en zelfs nieuwe partijdigheid te verwekken. Wanneer die geneigdheid zich in het kerkelijke vertoont , noemt men haar ook dikwijls fektengeest; en in hare algemeene firekking heet zij doorgaans partijzucht, en voert iemand, die haar koestert„ den naam van partijzuchtig. PARTIJSCHAP , z. 1n. , vr. , der , of van de artijfchap; meerv. part^^ fchappen. verdeeldheid , fc , euring , in verfchluende, partijen : deze hevige partijfckap heeft aldus haren oor/pronk gen omen,. HOOFT. Wat hecrscht er
Gene part1jfchap.
PAR-
A.
PARTVVR , z. n. , ei les p rtuurs , of van het part sr meerar. partur n. Bij KIL. paertuere, en ouiing vrouwelijk , even als a*'on tuur, dat thans ook onzijdig
as. De oorfprong van partuur fchijnt in paar of parel
te moeten worden gezochte Want het beteeken ie . mand, die eenei anderen derw+jze evenaart , . dat bij gevoegelijk xuevenns hem kan worden geplaatst, om een paar te vormen : hij vond in hom zijn partuur , i emand,, die tegen heen opgewasfen vaas. . ouds Li;'sje geen goed artuur voor u wezen P P RUIK, zie pruik. PAS , z. ii. , in. , van den pas ; rneerv. pasten. Van het lat. pasfas , evenzeer als het stal. pasfo , hoogd. past, fr. pas , eng. pace. Eigenlijk een tred, eens fc1 rede : #enen val f here pas d®en , mis appen , en , figuurlijk, tenen miaflag begaan. Bijzonderlijk, de bewegingen, die men in het danfen met de voeten maakt: hij nadert Met de menuetpas; als ook de flappen van een paard, dat op eene. bijzondere wijze van loopeis afgerigt is , en den naam van pasganger , . telganger , of teller. voert. Voorts de weg, dien tien betreedt, de doortogt: hoe gelukkig is Bonaparrte den pas van Italie doorgew ir eld. En floot , Tillij den pas van ,]veren I ezerflroorn. Prins Mauritz voegt den pas. VOND. ,Das zuid werd aen de /lreek der Afrikaanfcbe kust Den open pas ter zee de kiel niet af en fnede. . D. Di eK. Overigens een vrijgeleibrief, roet behulp van welken men zijnen gang ongehinderd voortzetten kan : hij wist zich ' met tenen valfchen pas te redden. Doch in dezen zin is pas mmmisfchieni eens verkorting van het basterdwoord paspoort. PAS , Z. n. , o. , zonder tneerv. Deszelfs oorfpronkelijke .beteekenis laat zich niet wel bepalen. Het duidt eene juist afgemetene welvoegelijkheid aan, in de fpr :ekwij. Zen van pas geven , een J11i1p op zijnn pas laden , iets van pas maken en te pas brengen ,of komen ; wederom eeniga ZiI]s anders wordt het gebruikt in de fpreekw.: wed, o kwalijk , te pas zijn , wel of kwftlijk , varen. Voorts is op »dit pas genoegzaam evenveel , als , 1n dit tijdgewr eht bid deze gelegen1ieid. ;.Eindelijk wordt pas, op dezelfde wijze als juist en" even, . voor een bijwoord gebruikt in de fpreekwe da, r is ,pas enoeg. Hij is pas aangekowen, ePzz. • ,
r •
P
A.
PASCHA pifcke;i. z. n., 0., van het pafcha; zonder meerv. Eigenlijk een Joodsch feest, bij de verlosfing van het hebreeuwfche volk uit Egypte, tot gedachtenis van die verlosfing iiigefteld, en daarom in het h'èbreeuwsch nDD genoemd , welke naam, volgens den grooten A. SCHUL TENS , juist vePlosjing beteekent , en in het grieksch dcor -czo,zx, in het lat. door pa/dia, wôrdt uitgedrukt; ge lik als men hier te lande, in navoighg van het lat., ook dikwijls pafcha fchrijft ; inusfchcn bezigt men dezen naam niet zoo zeer, om het fee-st, als wel om het lam, dat daarop gegeten moest worden , aan te dulden. Dus 'is het bij D. DECK: Zich elven niet vergeten 4en 't PaJcka , dat zij etei4; Maer op liet Pafaha zien , waerop het Pafcha zag, Nopens het feest bezigt men meestal pa/dien. Lii denzelfden naam van pa/dien geeft men ovçrdragtigiijk aan eenfeest der Christenheid , tot gedachtenis der opIanding van JEZUS, die op het joodfche pafchfcest voorviel. te . paJchen zal hij komen. ZanienfL paasc/zachten , acht dagen na pafchen , of de eerfie zondag na dat feest, paaschbest , in de fprcekw : op zijn priasckbest gekleed, paascfzhloern , eene bloem, die gerneenlijk omiheeks pa fchen bloeit , paaschrood , paaschdag , p paaschfeest , paascklam , paaschtijd, paasÇhweek , enz. PASCHEN, zie pafcba. PASKAART, z. n.„ vr., der„ of van de paskaart; meerv. paskaarten. Verkleinw. paskaartje. Van pas en kaart. Eene kaart voor zeelieden, dus genoemd , om dat zij hun de doôrtogten voor hunne fchepen aanwijst, die fomwijlen in het nederduitsch evenzeer pasfen ge noenid vrorden, , als het kanaal, dat Engeland vaij Frankrijk fcheidt , in het fr. le pas de calais. PASKWIL, z. n.„, o , des paskwils , of van het paskwil; meerv. paskwillen. Verkleinw. paskvilletfe. Een op pa. pier geftelde fmaadreden , fleeds nanieloos , en dikwijls uit enkelen laster befhande : de fchimpzucizt op pflskwil en lastertaal gefpitt. Dit basterdwoord flarnt , evenzeer als het hoogd. pasquill, eng. pasquil, en fr. pasquin, af van het ital pasquino , dat 'fomwijlen dezelfde betee kenis heeft als pasquinata ; offchoon het anders eigen. lijk zeker verminkt beeld aanduidt , waaraan men te Rome zulke fuiaadredenen pleegt aan te plakken, en 't welk c 1
4
3P A. welk dien naam van zekeren fchoenmaker in de nabuur-
fchap, wiens taak het wereldkundig maken van zulke f zaadredenen, gedurende zijn leven , was , zoo als enen zegt , bekomen heeft, Van paskril komtde zamenfl. pr'skwilr raker , pasku'ilfchri j ver , enz. PASLO(D, z. n.:, o. , .des pasloods, of van hetpasl©od, meerv. paslooden. Verkleinw. pasloodje. Van pas en lood. Sein bekend werktuig van timmerlieden en metfelaars , om een of ander tuk van hun werk waterpas te rieten : dat ven-
„-,2r. //aat niet juist naar het paslood , of niet in het lood , zoo als men bij verkorting zegt, het is niet toet behulp .van een paslood juuisrzoo geplaatst, dat de liggende zijden even dezelfde rigting hebben , als de oppervlakte van liet water.. In plaats van paslood gebruikt men ook den ,naa-m van waterpas , omdat men niet het werktuig de eirekking van het water, of het waterpas tracht te vinden.
PASPOORT, z. ti,', o. , van liet paspoort; meerv. paso poorten. In den grouac niets anders, dan het fr. pasfepart , dat zoo veel zeggen wil, als een vrijgeleibrief, om door de poort te geraken. Intusfchen is paspoort, even als avonatuur , in onze taal , van vrouwelijk onzinontf, waarmed geworden ; en daar men den agbrief, de men krijgslieden, die hunnen tijd hebben uitgediend, wegzendt, gemeenlijk ook een ;Paspoort noemt, is ie,nand zijn paspoort geven bij ons dikwijls evenveel , als hein wegzenden; en zegt uien wegens iemand , die eenen of anderen dienst rverlaat , dat hij zijn paspoort neemt; terwijl hij, die, zonder b hoor i k ontílag uit den krijgsdienst wegloopt wel eens gezegd wordt zijn paspoort onder zijne voetzolen te h€hre» genomen. PASSAAT , pas jaatw, ind , z. n. , ni. , des pasfiats, of van den pisfiat ; meerv. pasfaten, pasf atwïnden. Die grind , welke, eenen> geruklnen tijd , uit denzelfden hoek waaita PASSEMENT, z. ii. „ o, , van het paste ent ; meerv. pasfermenten. Verkleinw. pasfementje® Een boordlel , roet min of 'meer kunst en verfcheidenheid uit .gouddraad , zilverdraad , of zijde , vervaardigd: dit kleed is met g den pasfetnenten geboord. Van liet fr. pasferment. Zainern . , ^asfiementmaker , pasfementwinkel, enz. PASSEN, bedr. en . onz, , W.,, gelijkvl. Ik paste, heb ge" -
P A.
3
gepasté Iets van pas inaaken , het, zno fchikken , dat bet juist en wet voegt en vlijtt : wie kan dat zoo Juist pas_ fes ? Pas uw geld. E én is kwaad pasfln men- kan een ding bezwaarlijk zoo juist van pas maken , dat er niets aan hapert. Voorts beproeven , • of iets w J van pas is : ik zal die /èkoeiien eens pasten. Met ,pasTen en meteen wordt de tijd i erBleten. O zi j d. , van pas zijn , wel fluiten , en voegen : dat kleed past .uw heel wel. .Dat past daar juist in. Voorts wel haan, betamen : zulk een kleeding past haar niet. Bij fi sent , dat alles hem we/ past. Als_ mede naauwkeurig acht geven ,
op alle bewegingen van den vijand pasten. De kat past op de muis. Eindelijk , in het kaartf pel , verklaren , dat men lijdelijk blijven en afwachten wil, wat,een ander ondernemen zal : er is rond gepast , fci^tt^l de :kaarten door. Ik heb gepast. Deze laatfte beteekenis wordt in het hoogel. en fr dQor pasten en pasfer, en in het ital. door pasfare en fa^pasƒo , uitgedrukt. De overjge beteekenisfen van pasten vindt men in het zweed. pasfa , en ffarninen ongetwijfeld af van ;het ontijdige naannw. pas„ PASSER , z. n. , m. , des pasfers , of van den past r ; meerv. pasfers. Verkleinw. pasfert^ e. Van pasfee. Een bekend werktuig, om iets af te meten, en juist van pas te naken : het fclzijnt met den pasfee afgeteekend. Steeds is hij met graadboog en pasfez aan 't werk. PASSEREN., bedr, en onz. W. , gelijkvl. Ijk pasfeerde , heb, of ben , gepasfeerd. Is even ais meer andere werkes. van dezen basterduitgang uit het fr. ontleend, naar evenwel in onze, taal reeds eenigzins gebruikelijk,' en de moeder van meer andere dergelijke hasterdWoorden. Eigenlijk is het , even als het fr. pasten , oizildig, en beteekent het door een pas , of doortogt, vo orwaart- trekken, voortgaan-: wie pasfeert daar door de poort 2 Voorts 'is voor iets pasferen zoo veel als daarvoor doorgaan , gehouden wordeH ; en pas foren doorgew laten worden, geduld worden , in de fpreekw : het kanpasferen , het kan er nog al door; of gebeuren, voorvallen , in de fpreekw. : wat pasfeert er toch '? In eenera bedrijvenden zin komt het woord voor nn i de fpreekw. s den tijd pasferen. Een avondje met (pelen pasferen, enz. Voorts zegt enen ook : iemand pasferen, hem voorbijgaan. De /baat is zoo rol, dat men ze naauwelijks pas.
.
.
.
-
,
-
-
,
C a
fe^
56
PA.
ferm kan. Ik pasfeer dat , ik flap dat over. - Een ver andfchrift asferen , het zelve als het • wate doen s aan ,ii n omloop en werking brengen. Van voort p sfeii en komt pasferelick, bij. KIL. , hoogel. pasterlich, fr. pas ?ible, waar voor men thans in het Nederduitsch bij verkorting pasfelijk gebruikt, om iets aan te duiden, dat pas%eren , doorgelatmn , of geduld , worden kan: hij .Breekt pasfelljk nederduitseh. 2l , wat olie fchrjver \ git °e t , is maar zoo pastelijk. . PASS1E ond. z. n., vr. ,. der , of van de pasje; zonder meerv. F et lijden vin : is háf ree-/s aan ae .pasje? predikt hij reeds over. de 1ijdennsgefc iedenis ? Voorts de tijd , waarin over: dat lijden gepredikt wordt , en welken men anders van liet vasten , dat de Roonischgezinden daarin doen , met den naam van 'vasten beffempelt : hij heeft zich in de paste wel gekweten , fraaie redevoeringen gedaan. Pas/le is evenzeer .als het hoogd. , fr. en eieg. pasion, van het lat. - fado, dat lijden beteekent , ontleend. PASSIEBLOEM , z. n , vr. , ier , of van de pasfiebloem 9 nmeerv. pasfebloenen. Van pasfse en bloevn. Eeii play tgewas , in welks bloefem men a1 de werktuigen , die bij het lijden van Jezus gebezigd werden, afgefchetst meent de te vinden. Dit gewas is uit, Amerika gefproten. PASTEI, -z. n , vr. , der , of van de_ pastei ; meerv. pastel/en. Verkleinw. pasteitje. Een- gerest, dat in een hol vat vat' eetbaar, en dikwijls lekker, deeg begrepen, en met . hetzelve in eersen oven gaar _ gebakken is, als wanneer liet eens met het andere gegeten wordt : kíj gebrek van hrood eet xxen korstjes van pastei f en , fpreekw. van iemand, die het geruis van een of ander ding aanvult met iets, dat veel kostelijker is. Zament.: hazenpastei, hertenpastei; hoenderpastei, konijnei pastei, oesterpastei , patrijzenpastei , wilddasaei , vischpastei , vleeschpastei , enz. -- pasteibakker , pastei 'ecg , pasteikorst, .,pasteiloep, enz. kastei , fr. paste, of pdté, voogd. p astete , ital, Pas ticcie, flatkt af van bet gr , middeleeuw lat en pasta , r. en hoogd. _paste , deeg , waarvan stal. f eeg: insgelijks pastel , zeker verwdeeg, waarmede men teekent, en de manier van teekening niet zulk. verwdeeg: .
-
!
-
.
hij is in past el afgebeelde
IPAS®
A.
37
PASTINAK , z. n. , vr. , der, of van de astinak meerv. pastinaken. Anders ook pastenaken , pasterck naken , pzn//érnaken , en pinkfternakels. Witte peen, dus genoemd naar het lat. pastinaca , dat reeds bij PLIN. voorkomt, en op vele plaatren in liet m^dddei van Europa in het wilci , doch bij ons in tuinen groeit: hutspot met pastinaken. Zarnenit. pastinaken -
zaad.
PASTOOR, z. nn. , m. , des pastoors , of van' den pastoor; meerv. pastoren. Van het lat. pastor, een herder; ia het gebruik het geestelijke opperhoofd van Bene &erl^gemeente ; in Holland bijzonderlijk een roonnsch priester; in Vriesland ook een gereformeerd predikant, wiens vrouw aldaar den naam van p.astoorske voert Van hi::r pastorij , . de fand van eentra pastoor; welke beteer nis het in de zamenti. pastori goederen heeft ; of (Ie woning van een' pastoor , In welken zin iaen het woord pastor i; in Holland , evenzeer als elders , ook in opzigte tot de woning van eenen proteEtanticthen pre= dikant bezigt. PA` AKON , z. n. , n1 -, des patakons ,. of van den pataa kon ; meerv. patakons. Eene zilveren munt, anders een Pluk van achten , of piaster, genoemd; die naai een,ducatón van cenen pataconz zou weten te onderfcheiQ den. D. DECK. PATEEL, •z. 1h, vr., der, of van de pateel; risee v. pateele^z. Veroud. woord, voor fehotel , anders pedel, nog overig in gatepateel, doordag , zijnde eigenlijk e.-nn fchotel met gaten . KIL . heeft plateele. PATENT, ond. z. n. , o. , van. het patent ; meerv.paten r ten. Stamt, evenzeer als het boogd en enng. patent ,en het fr. en ital. patente, af van liet rniddeleeu\v. lat. patenta , dat eigenlijk eenen openen brief aanduidt. Bi jzo .derlljk wordt paters: hier te lande gebezigd voor een asra fchrift , dat aan krij sbevelhhebbers, of andere bedien den van den Staat , gegeveuu words , oma het overai , waar zulks noodig wezen mogt, te vertoo e ik ka niets uitvoeren . voor dat ik een weltezegeZd p ;te# t g kregen heb. Tegenv oordig is het R lndcrr cie 1n oi: r valt de patenten, als eerre landsbelasting, 1.n aigesneeoe gebruik : een patent om poeder te dragen . enz.. P A'FER oud. z. n., m", d:s paters, of van en ; a1er j eerv.paters, Onveranderd uit het lat$, waar het zfader b ;
C• :1
tc
PA
'38
1
teekent , overgenomen , en onder de Roomschgezinden , als een eertitel voor zekeren rang van kloosterlingen, gebezigd. Bijzonderlijk ' bedoelt men daarmede den biechtvader van een nonnenklooster, in de fpreekw•: dat is voor pater en mater , en niet voor het geheele convent , het is een kostbaar geregt, 't welk men voor geen groot gezin kan opdisfchen. Tap ons eens uit ,paters vaatje, onthaal ,ons eens op uwen besten drank. Algemeener is de beteekenis van pater 'in de zamenft.: paterf uk, zoo als men het lekkerfte Ruk van een runderbeest noemt , , omdat menhet- weleer. aan den biechtvader ,; en in plagt te geven i het gezegde : dat is een ge. makkelijke pater , of in de benoeming van pater goedheven waarmede men in de gemeenzame verkeering een mensch beítempelt , dat aan overvloed en gemak •ve rtl a. fci is, PATERNOSTER , ond. z. n. , o. en ,m. , des paternosters, of van het paternoster, en van den paternoster ; meerv. Paternosters. Het onze, vader , onder de R omschgezinm den , dus genoemd naar de twee eerfte woorden , waarmede het in hunne kerktaal , het lat. , aanvangt : , een pa» ternrster bidden. Als ook de groote balletjes van den rozenkrans, van welken de Ráomschgezinden zich on der het bidden bedienen, om hunne paternosters behoor lijk af te wisfelen met ave .marias , ,welke zij aanheffen. wanneer zij aan 'de .kleine balletjes van den rozenkrans komen ; terwijl de groote balletjes voor ' paternosters befletnd zijre, voorts , de rozenkrans zelf in zijn geheel , en overdragtiglijk , handboeijen : iemand de paternostèrs aandoen , hem met handboeijen wel ter dege knevelen. PA T1C 11: , ( p eerdig peerdick) z.• n. , o , van het patich ; zonder meerv. Bij KIL.. zeker kruid , riat gemeenlijk patiente, naar het ital, en fn, patience, genoemd wordt , en met welks naam men fpeelt, als men zegt: patientie is een goed kruid ; maar het groeit niet in ieders haf ; om aan te duiden, dat geduld de gave van een ieder ,
.
niet is.
PATIENT , ond. z. n. , m. , des patients , of van den patient; meerra patienten. Een lijder , in het gebruik bijzo^i. derli k een kranke : mijn arts gaat andere patienten bezoeken. In dezen zin komt patient ook in het ital , fr., hoogd, en eng. voor, en in het ital. en fr. heeft liet. daar.' .
;
P*.
39
daarenboven nog , evenzeer als bij ons , de beteeken van iemand, die onder beulshanden geraakt : een oribe „
kwaasn fcherpi-egter doet zijne iatien:eau dikwijls vreesli k laden. Het grondwoord is het lat. pa ens, lij den de. PATRIJS , z. n. , m. , van den patrijs ; meerv. patrijzen. Verkleinw. patrijsje. Een wilde vogel vare liet geflacht der hoenders , en van een edelen fniaak , anders veld oen genoemd : voor mij is er geen fmaakelijker wildl, dan ee3 patrijsje. Tongen heeten in Frankrijk patrijzen der zee. ZarnentL : patrijshond, patrajslagt , en z. Het - Ila nl .woord var patrijs, eng. partridge, fr. pentri., ital. pernice , lat. perdix , is in liet gr. --epos; , welks oorfprong onzeker is. PATROON , z. ni. , m. , des patroons, of van den pa. troon; meerv. patronen. Van het lat . pag ron ,us , een fchutsheer, befcher'mer. In dien algelneen nn zijn wordt patron in het fr. , eng. en hoogd, en patroon hier te lande , gebruikt : hij is mijn patroo1z in die zaak. 3i zonder noemen de Roomschgezindeu den heiligen , of de heilige , die bij hen als bef chernier , of b f .herbier . van het een of ander te boek Raat, desze l f's patroon , of patrones : zekere, kochus is den ouden .eskulaaa als pa. troon der geneesmeesters opgev.lgd. telen i ereea-t zei r°e Gtidula als patrones van Bros/ Di ; _en kooplieden worden door hunne kantoorbedienden net den naa[n van patroon bettem peld : mijn patroon is naar de beurs. Ik zal dit „
,
den patroon aan„i'icnnen. P ATROON , z. ii vod , d er, of iYax d paro;: ¢.
meerv. Patronen. Afgepaste , en in papieren ci nx ders gepaKKte ladingen voor ons kleine fc ieu ew 4• Zij hadden al hunne patronen v ^fr io r . Warneer er in die patronen geene kogels vervat zijn noemt men ze los/é, en anders fcherpc paron y.. zmeïi L patroontas . Het anniRve1 w anite hoog .f . P4Y one bevat ook de zoogenoetiide ktarduezen voor het goimmmm. PATRO.00N , z. n. , o. , van hei .. sca k neev.p t . fsen. Verkleinw. atroo!jr. %V (.ird k evoo
ais liet r b
toon , hoogd. pact one , gebruikt voor eeni n pa plet b
M1,
(lagen, of gefneden , o op pal $ ekc nl{' gif ge drukt , model voor de kleermakers , nnaaa I4 rs , iverkflers, enz. : zij had Baarn een patroon zn zulk flag
rran mmmutf ;1. C) geeft mij een pestroe etje van, c. at borduur. C werk!
40
P
A.
werk i Overdragtiglijk , evenveel welk voorfchrift , of voorbeeld : hij arbeidt naar een goedpatroon. Men houdt -
u voor een patroon van een Godvruchtig leven. Dit patroon houden wij met ADEL . voor een uitfpruit-. fel van het oude patten , batten , fr. battre , slaan , om.
dat er veermalen geen model in papier geflagen wordt. PAUK , z. n. , vr. ,, der , of van de pauk ; meerv. pauken. Anders keteltrom , en herpauk, van heer, krijgsleger, en pauk. Een bekend muzijkaal werktuig, van koper, en foms ook van zilver, aan Benen ketel, die van onde•_ ren rond toeloopt , gelijkende , en met een trommelvel befpann er, : ftraks rukt men met trampet en pauk en trommel aan. Van hier pauken, de pauk ílaan', pauker, paulege fckal , enz. Pauk , in opperd. weleer puk , pawk , bók , baukel, zweed. pukur, en zelfs in het perf. bik; terwijl, in het fint. paucun bedompt klinken , auckina eenen bedompten klank, en pauke een llerk bedompt gefchal, aanduidt , en het nederf. pauken zoo veel is, als met eersen hollen mond fpreken, hoedanig iets ook in het aanverwante pogchen dloàrlhraalr. PAUS , z. n. , in,. . van den paus ; . meerv. pauzen. Verkleinnw. pausje. j. ene verbastering van den naam van papa, of papas , gr. ,- rczy , welken de christenheid in den beginne aan al hare, naderhand paap genoemde, kerkvoogden gaf., maar welken het opperhoofd der roomfche kerk zich in vervolg van tijd bij uitíluiting toeeigende. Gelijk als die naam in het hoogduitsch totip bs , en r gingg^ zoo ont ^ ardde ^ hij hier p abst ^ ove^ te lande in paws , en paus. Dus noemt men intusfchen niet alleen het opperhoofd der roomfche kerk, maar .0 ok , overdragtiglijI , menigen proteflantfchen -kerkelijken 9 die over zijne medebroeders poogt. te heerfiche u tlie ihoovaardige begint al - een heele paus te worden ; of men geeft aan zulken heerschzuchtigen al 'boertende den raai van pausje: spat is dat pausje bitter, in de weer! Van paus komen pausdom , cie leerbegrippen , welke de paus aan zijne onderhoorigen voorfchrijlt; of de\ paufel s ke regering; pausgezind, paufelijk , pausfchap. PAIJSLIJK, zie Paus. PAUZE , z. n. , vr. , der , of van de_ pauze ; meerv. iiau+ zevv. .lee tusfchenpoozende rust, waardoor een of an" ter bedrijf en bijzonderlijk een nnuzijkftuuk,. of gezang,, wordt ,
-
-
,
P A, P Be
41
wordt afgebroken: die pauze valt mi'] veel te lang. Voorts ook de deelen van een pfalm die op deszeffs onderfcheidene tusCchenpoozingen volgen: men heeft de eer/te pauze van den negentiendén pJaln voorgezongen. Eveneens gaf Co v. GHISTL in zijne Vertaling van TERENT1US aan de onderfcheidene bedr ij ven der b1ijfpe len den naam van auzen. Van hier het basterdpauzeren, midden in ce ne of andere werkzaamheid flil houden om wat uit te rusten: een weinig pauzeren in het drinken. Pauze hoogd. eng. en fr. paufe, fp. ital. cii lat. uit het werkw. paufa flamt af van het gr. rowei, ophouden , gefproten; van waar misfchien ook Poos verpoozen verpoQzing :usfchenpoozing kunnen worden afgeleid. PAVELJOEN z. n. o. des p ave lj oezs of van het paveljoen ; meerv. paveifoenen. Verk1einw pavel joentje. Is volgens FRISCH. reeds in de middeleeuwen van het fr.pavillon in het nederf. overgenomen en meer of kawelin malen iii paulun misvormd. Het wordt hier te lande gebruikt voor een zomerhuisje in dcii vorm van een... tent, en eveneens op zich zelf liaande, of voor een veldleger dat de gedaante van eëne tent heeft, of voor een v e rdek achter op een jagt, of ander vaartuig. Ja overdragtiglijk zingt ANTON. van een pa vel» van elz&n. PAVEIJEN zie plaveijen. z n o. van het peauter; PEAUTER (piau:er zonder meerv. Een mengfel van lood en tin waaruit onderfcheiden vaatwerk vervaardigd wordt. FJet üamt waarfchijnlijk af van het eng.^Inewter ; gelijk als men het gellan 1 zal hebben uitgezegde mengfel denkelijk in gevotiden. PEDAAL z. ii. o. des pedaais of van het pedaal; meerv. pedalen. Van het lat. pes pedis. Dat klaauwier vai een orgel hetwelk met de vcetn befee1d wordt, Voetklaauwier. PEDEL, z. n. m. des pedelr, of van den pedel; meerv, pedellen. Oorfpronkeiijk een deurwaarder of roededrager bij evenveel welke regtbank in welken a1ge meerien zin het nog in Duitschiand hier en daar gebe zigd wordt. Hier te lande gebruikt men het intusfchen enkel om het gezegde flag vati ambtenaren bij de vieifchaar eereier hoogefchool aan te duiden: de R.c&or magnificus deed hem door den pedel ontkieden. c 5 Fe' ,
,
,
,
,
,
,
,
,
-
,.
,
,
,
.
,
,
,
,
,
,
,
,
-,
,
,
,
,)
,
,
,
,
,
,
.,
,
'
,
,
,
.,
,
,
p E Pedel, hoogd. pedell , eng. bead1e, fr. liedeau , ital. bidello , m ddeleeuw. lat. bidel/us , badellus , bedellus , en pedellus, flatut, af van het lat. pes , pedis, van waar ook pedisfequus. ' PEDESTAL , z. n. , 0. , des pede als , o van het pedeflal ; meerv. pedeflullen. Een voetfluk van Bene zuil, van een standbeeld , enz. lp het eng. ook p.édeftal, fr. piedeft^al , ital. piedeflallo , . en piediHallo. PEEL, z. n. , vr. , der, of van de peel; 'meert. pelen., Breede haarband. PEEL , z. n. , vr.. , der of van de peel , meerv. pelen. Moerasfig en veenachtig land :: hik is uit de peel af kom.. flig. Van hier peelland , peellander, pee'llandsch, enz. PEEN , z. n. , vr. , der , of van de peen ; meerv. penen. Zekere , welbekende , eetbare wortel : En daeghden al 't gediert ten hove op groote. peen. VOND. Wittepeen, gele peen , oranje peen. Pee komt ook voor bi KIL. Zamenft.: peenbed , peenzaad , enz. PEER , z. , n. , vr. , der of van de peer ; meerv. peren. Zekere boomvrucht : ga , Dapknis , ent de peer 1 VOND. Baronpeer , bergamotpeer , kleipeer , kwepeer , ,ruiker peer , floef^eer, tafelpeer , wijnpeer , winterpeer , enz. Peren plukken , of f chudden. .fret zijn goede peren , als ;ij fléchts geplukt zijn , dit zegt men in de gemeenzame verkeering nopens kinderen , die ter • wereld , komen. Muilpeer noemt men een' Plag aan het hoofd, anders kinnekakjlag, en wel oorvijg geheeten. Van peer komt het verkleinw. peertje, -- ' peereler , bij KIL. , een peren boom ; ook bij POOT : de trage boomrups wiedt de jonge vruchten van mijn groene peereiaren ; en de za entL. peerzoet , perenbloefemn,. perenboom', --- perenboomen, dat van een perenboom kont, perendrank. Peer, eng. peer , fr. poire , hoogd. birne ,' ital. pero, `p. pera , ftam neen af .van het lat. pyrum. PEES., z. n., vr. , der, of van de pees; meerv. pezen. Het grofíie flag van zenuwen aan de ligcilamen van rnenfchen ' en beesten ,• ook vel eens de trekkers ge noern d , en dienende , om de aanmerkelijkfe ledematen te beween : men heeft in de aderlating eene pees van den arm gekwetst. Van hier de , fpree w.: aan de pees roeten , aan den arbeid, waartoe innen het gebruik. zijner pezen en fpieren bijzonder noodig heeft. Voorts het leioer van eersen boog : eer gij depees laat glippen. HOOFT. Gelijk en vlugge ijl ge dreven dep . Ek ,
r
,
P].
43
het teellid van eenen fier ; thans gemeenlijk bullepees iemands rug met de pees finieren. Van hier pezerik , de fchaft van eenèn hamel. PEET , z. n., m. , en vr. , van den peet, of van de peet; meerv. peten. Verkleinw. peetje. Doopheffer, doop. heffter •, van een kind , doopvader : zij Jtaan beiden als peet over het kind. Wie heeft men tot peet genomen? Onder de Roomschgezinden worden ook de getuigen, die uien bij het vormfei noodig heeft, peten genoemd. Intusfchen behoort deze benaming eerder tot den ge meenzamen fiji , dan tot den deftigen , in welken men eenen doophefferpeter , en eene doopheffier meter noemt, naar het lat. pater en mater, vader en moeder. Ja peet fchijut zelfs eene verkorting van peter , en dus in den oorfprong enkel gebezigd wegens eenen doopheffer, en genoegzaam van dezelfde kracht, als gevader, offchoon het in liet hoogd. , waar hetpathe , luidt, niet flechts even als bij ons ook wegens eene vrouwelijke doopgetuige gebezigd wordt , maar tevens den doope ling zelven aanduidt. Dezen noemen de doopgetuigen bij ons hun petekind; en zij worden door denzeiven Peetoom , of petetiioei genoemd. De overige zamenileti. zijn petegift een gefchenk van doopgetuigen aan hun petekind„ - peetlap , iemand die een kind in naam van eene eigenlijke peet ten doop aanbiedt, en het verouderde petevader,, voor grootvader, bij KIL., bij wien Pete, pete/een , pitteleen, grootmoeder is, omdat grootvader en grootnoeder veelal boven anderen tot peten wor den gekozen. PEGEL, z , n , m. , des pegeli , of van den pegel; meerv. pegels. Een merk , een knopje of penne tje , boven in eene kan , of andere vochtma-at, om aan te ' wijzen , hoe vol dezelve zijn moet , om zekere hoeveelheid van drank of ander vocht , te behelzen : vul de ban tot aan den pegel. Voorts cciie kan, die de hoeveelheid van . drank, tot welker afwering zulk een merk dient, bevat: peghel, pinte. Kir. Van hier pegelen , even hetzelfde , als pinteleren , pintelen, bij KIL. namelijk , kannen van den gezegden aard , als het ware„ nameten, dezelve uitdrinken, als ook zulke kannen van derzelver merk verzien , dezelvc ijken, pegeler,, bij KIL. , een ijker, en pegelflk , een maat fiaf voor ijkers , enz. PEIL, 1
-
4 4
1' n.
PEIL , z. n. , o. , des peils , of van het peil; meerv. pei len. Zamengetrokken uit pegel. Een merk , ter bepaIiiig van de hoogte , op welke het water op deze of gene plaats dient te blijven : het water is. aju zijn peil. De watermolens van Delftsland hebben de fekie boven peil gebragt. Voorts de maat,. die men ook, ten aanzien vart andere vochten in acht te nemen heeft: dat bier is niet op zijn peil gebrouwen, het is niet tot op eene bepaalde hoogte verkookt. Gij fchenkt boven peil, gij vult de glazen te flerk. Het peil goed maken , maken , dat men geen meer wi jrn of flerken (frank in huis heeft , dan den pachter bekend is. Overdragtiglijk , evenveel welke maat : die boven 't peil van . hun vermogen 171 gen. VOND. Zaan, nftell. peilketting , een werktuig van wiinroeijers , om de hoeveelheid van drank , die iemand in zijne vaten heeft ,. af te meten , peilkompas , een zeemans werktuig ,- peillood , peiljlok , enz. ]PEILEN, bedr. , w. , gelijkvl. Ik peilde, heb gepeild. De diepte , van eenig water afmeten : eene haven pei len. De grachten van eene belegerde flad peilen. Men kan de Spaanfche zee met geen dieplood peilen. Wijnroeien , den wijn , welken iemand in zijn vaten heeft, afinete€i : cie pachters gaan peilen. Overdragtiglijk, evenveel welk ding berekenen : 'de hoogte der zon , , of der /1eri en peilen. Figuurlijk : men kan zijnen grond niet peilen , hem niet doorgronden. Van hier peiler , iemand , die zijn werk van het peilen maakt; bijzonderlijk , een wijnroeijer : de _peilers zijn in de kelder. V oorts peiling , de daad van peilen. PEINZEN , onz. w. , gelijkvl. Ik peinsde , heb gepeinsd. Met diepdenkende overwegingen bezig zijn : al dat peinzen zal hein nog -de hertenen krenken. Dus verfchilt ons .Peinzen van het vlaamfche ,eizen , dat , even als het fr. ,penter , ital. ,penfare, in eenen algetn.eeneren zin vóor denken genomen wordt. Ons peinzen is evenveel als in het fr. etre penfif. Het lat. damwoord penjiirre b.teekent wegen. Van hier peinzend, bij H OOFT peTnzerig --^ gejeins enz. PEIS , zie pais. PEISTEREN, zie pleisteren. PEK , z. , n. , o. , van het pek.; zonder meere. Eene gem zuiverde en tot zekeren trap van vastigheid gekookte Mars van boomen , die van het pek, dat zij opleveren,
den
p
E.
43
den naam ven pekboomen ontleenen : ende gij zult ze bepeckken, van binnen ende van huijten met pack. 1B YBELVERT. Die pek hanteert , hezoedelt zich, een oud ipreek -
woord , dat reeds bij JEzus SIRACH voorkomt , om aan te duiden, hoe ligt men door eenen kwaden omgang bedorven wordt. Zoo zwart als pek, zoo donker als pek.
Bij heeft pek aan zijn gat , in de ruwe volkshaal, hij v' et van geen oplhaan of fcheiden uit een gezelfcha p ,, w •
.
hik ii s een zoogenoende geklap, een regie plakker. Van hier pekachtzg ; en de zamen lell.: ,nekboom, pekbroek , pekdonker , pekdraad , pekkrans , peklrp , pekpleister,, pekton , pekzwart , enz. _Pek , reeds bij O TTFRID . beh , in den Zwabenipiegel bech , nederf. pick , angelf, pzc , eng. pitch , in de taal van Wallis pijg , hoogd. pech, deen. beeg, z weed. beek , ijsl , lijk , in de taal van Bretagne pec , fr. poix, ital. peccia , pece , pegcla , fp. pez , flavon. pekab , lat. pix , gr. mr«^a , r1TT-Z , fchijnt ons niet vel , met ADEL. van een hoogduitsch werkwoord te kunnen worden afgeleid . PEKEL , z. n. vr. , der of van de pekel; zonder fneerv. Een doorgaans ..vrij zoutachtig vocht, waarin meeneger= lei llag van fpijs voor bederf bewaard wordt, het zij het uit die fpijs zelve vloeit, het zij het door ontbinding van zout in warm water daarvoor wordt bereid : dat is zoo zout , als pekel. Iemand in de pekel laten fgeken , is een fpreekwoord , ook door HOOFT gebezigd , en waar-. fchijnlijk ontleend van vleesch , dat niet tijdig genoeg uit de pekel wordt gehaald. Overdragtiglijk wordt het p-ekelnat der zeeën . of de zee , iii den ' dichterlijken fl ji , het pekel genoemd: .iet zij ze alleen om winst , het fchuimend pekel .klieven. -
-
'
ANTON.
Want in die- beteekenis is pekel doorgaans onzijdig,.„ Van bier pekelachtig , en pekelen , inde pekel zetten , of onzijd. pekel van zich geven : die zuurkool pekelt mooi. ZamenUUell. pekelharing , pekelhoer , pekelnat , pekelfchuim , pekelfpek , pekelveld , eene dichterlijke benaming van de . zee , pekelvleesch , pekelzonde , verouderde zon-. de, enz. Pekel, ` hoogd. pókel , opperd. piechel , eng. pickle, fiamt af van het gr. ,r,lyfls, zout, of van bet oude buch, buk , eng. buck , loog , of eenig fcherp en bijtend
46 p
"z
•
tend vocht , waarvan p5kel , pekel, enz. verklein woora den kunnen zijn. PEKELEN , bedr. en. onz. M7. , . gelijkvl. Bedr: ik pekelde, heb gepekeld. Zouten , in de pekel leggei :. hebt gij het vleesch al gepekeld? Onzijd.: het pekelde , heeft ge pekeld. T ot pekel worden : het zout pekelt. Ook bezigt men het , in liet dagelijkfehe leven , van het vleesch , • fpek , enz. zelve: het vleesch begint al te pekelen , het zout op het vleesch begint al te Emelten, Zie pekel. PEKEL ' ARING , z. n. , m. , des .pekelharings , of van den pekelharin ; nneei v. pekelharingen. Is , zoo veel het eersen ingezouutenen haring beteekesnt, reeds onder pekel aangevoerd ; maar nu wordt het ook nog gebruikt voor een poetfenmaker ,van kwakzalvers , koordedanPers, enz. Dus genomen luidt het in het hoogti, pickelharinb^, ofpickelhering , eng. pickleherring, zweed. .pic kelherang; en heeft het volgens ADEL. niets gemeens met pokelháring, zoo als een ingelegde haring in het hoogd. wordt genoemd ; doch daar zulk een poetfenmaker zijne andere namen van Yanpotag^,-hanswbrst, enz. van anderen inondkost ontleent, zien wij niet, waarom een ingezouten baring hem ,den titel van pekel. haring niet zoude kunnen bijgezet hebben. PEKKEN , bedr. w. , gelijkvl.. Ik pekte,. heb gepekt.. Met pek bef rijken : terwijl ze ' ,- ranke vaa, tuig breeuwen, pekken. Gebruikelijker is bepekken. Sommigen bezige, ook pikken , naar -'t hogd. pichen , dat.- meer in gebruik is , dan pekkên; maar.. wij bedienen ons van pikken in eene ganseh andere beteekenis.; weshalve het, ter: vermilding van verwarring, best .is, dat men net pek befirijken door pekken $ bepekken uitdrukke. PEL , z. n. , vr. , • der , of van de pel; meerv. pellen. Door HOOFT in plaats van pels gebezigd : die gelijk tui• kr j ne pel het 1-water .{laan deed over duin en del. Eigenlijk allerlei dekfel, even zeer tls vel, dat niet alleen aan het lat. pellis , en pallium , maar ook aan, velum, verwant is , aang ezien het oude [esa , ..faela , . datbil U L% PHIL. voorkomt, 'bedekken, lat. velare, aanduidt. . En weeft een pel val fpreuken. VOND.' Nu is . pel van de oorfpronkelijke beteekenis van allerlei 'dekkfel -, • of bekleedfel , in het gebruik overgegaan tot die van- een dop van erwten , • boorsen , eijer en:,-. enz.:.-de erwten willen niet uit de pellen, zij zijn niet gemakkelijk te doppen. .
T
-
.
-
,
,
.
•
p
47
pen. overigens wordt pe11e, zoo ais men pel ouiiings febreef,, bij KIL . vertaald door barekleed , een rouwlaken , waarmede baar en kist bij eene b jkilatie overdekt worden. Van hier het we,rkwoo.rd pellen , doppee , uitdoppen: boonen jelIen. Ik heb eènen zak gerst o'e den molen doen pellen ; wijders het. naanRvoord pellen, zeker . flag van doek , anders dopjes genoemd ; en de za a.enfl , á .
pelerwten, pellen3'ever^ , pelmolen , enz. Pel , èng. peel , fr. peau , dat weleer pel moet hebben geluid,. daar het werkwoord geler er van a.ffiamnt , hoogd. fiell, ital. pelle, lat, penis , verfcihilt in den grond evenmin van pels , of feit , en van peul, als van vel. PELGRIM, z. n. , ni. des pelgrims, of van den pelgrim ; rneerv. pelgrims. Een bedevaartganger , zoo als reen -
-
er onder c R.00msch gezinden , Mohamtrnedanen, en andere fekten , velen beeft , die naar eene afgelegene plaats jeizen , om aldaar eenig bijzonder godsdienstig werk te verrigten : .dekka en Kome krielen niet meer zoo van pelgrims als weleer. Van hier pelgrimaadje, en de zamenft.: pelgrimsgewaad , pelgrimshoed , pelgrirnsmantel , pelgrimsflaf, pelgrimstas , pelgrimsflesch , enz. Felgrirn , hoogd. pilger , en weleer prlgrim , bilgeran , ,pilgerein, zweed. pelegrim , ijsl. piilagrimur, eng pil. grim , fr. pelerin , ital. pellegrino , fp. peregrino , zijn allen verbasteringen van het late peregrinus, en vreernm de , zoo als men te Rome weleer de bedevaartgangers uit andere landen noemde , die aldaar van tijd tot tijd vt.rfchenen. .
PELGRIMA-ADJE , zie pelgrim. PELION , z. n., m. , des pelions, of van den pelion; zonder° meerv. Een berg in Thesfalie : over den pelion. Vond. PELLEN, zie pel._ PELLIKAAN., z. n. , m. , des pellikaans , of van den pellikaan ; meerv. pellikanen. Een groot flag van wateryogels , dat anders lropganzen beet , omdat liet verzien is van eenen grooten krop, waarin het een voorraad van voedfel opzamelt, welken het daaruit wederoir te voorfchijn brengen kan , om zijne jongen , als er niets .anders voor dezelve te vinden is, in het leven te hpud den. Van hier eene dichterlijke verziering , volgens welke het bij HOOFT is : een pellikaan , zoogende zijn jongen met zijn eigen kloet ; en bij VOND.: .De pellikaen uit liefde om hoog zijn boezem wondt, 0m met zijn hartebloet zijn eigen vleesch - te laven. Voorts
49
p
1;
Voort$ geeft men den naann van pellikaan nog aan een werktuig , om tanden te trekken ,j en noemen de fcheid^ kundigen aldus een vat met twee ooren , 't welk' zij be . zigen. Pellikaan, anders pelikaan , hoogd e pel/kan , eng. en fr. pelican , ital. pelicano , lat. pelecanus, tiamt af van het .p r. cEFU, v , en rEAe xvo , welks' oorfprong ons ooft bekend is. PELS , z. n. m , van den pels; meer►. pelzen. Verte kleinwo . ,t eisje. Een eng en kort, of wijd en lang, inansdleed, dat met zoogenoemd bont gevoerd, is: zich in zijnen pels bakeren. Een husfare z pelsje dragen. Een vrouwenmantel, die insgelijks met bont bekleed , is , noemt men ,, oiiderfcheidshalvè , eene peplies, naar het fr. pelllce, of pellsfe , ital. pelliccia. Dus blijft pels, bij uitlluiting , een mansgewaad aanduiden. Intus chen geeft men dien naam overdragtiglijk ook aan het ruige vel , -;waarmede onderfcheidene dieren tegen ' de koude gewapend zijn. Dus zegt men van eenen beer, dat . hij eenen heerlijken pels omheeft. Voorts is iemand den pels uitkloppen , : even veel als hem' ter dege afrosfên --- iemand eene luis in den pels zetten , in de ruwe volkstaal, hein tot opneming van een lastig mensch, gf tot aanvaarding van eene netelige zaak , bewegen , of hem eersen grievenden argwaan inboezemen. Van hier het onverbuigbare bijvoegel. naarnw.: pelzen , van vellen: )Je Here God maacte .ifdam en fijn wijf pellen rocken, (d. i. rokken van vellen). Bxs. 1477. Van pels komt pelzer , bontwerker , _ en de zamenit.: pelsma/eer, bij KIL. pelsrok, enz. Pels', hoogti. pelz fr..pelisfon, .ital. pelliccione, middeleeuw. lat. pellicium, flammen ongetwijfeld af van her lat. peilis , dat een vel aanduidt. PELTERIJ, z. n., vr., der, of van de pelterij; meervin pelterijen. Een b2stetdwoord ,' waarmede men het fr. peleterie uitdrukt, en • zoo genoemd bont aandut t ; gem lijk als peltier , bij KIL. naar het fr. peletier, een bondwerker beteekent. In_- liet hoogti. is liet bont begrepen onder den naam van pelz , in het eng. noemt men hetzelve 'pelt , ital, pellicciaria , welk alles , tegelij c niet . het nederd. piel, en vel van een aloud woord , dat tot allerlei dekfel betrekkelijk was, afftamt. PELUW, zie peuluw. ,
,
PEN, z.. n. , vr4 , der, of van de pen; meere. pennen. Ver
Vér k leinM n penvetje. 'Celijk als in het 1t. penny en inna oncterliug verwisfeld worden , zoo doet men zult s ook hier e lande niet derzelver verkortingen Pen en pin en , even „.1s derzel.Ver ( Woorden , eet wdke beiden puntig ding aan ukder , zoo als de houten peflnenn , of -
RYYne;; !3
1é. 1 JI ^, e men een ftuk v e l.3ch vast ineen
p ent , ot pi. t. Pen en pennen wordt 1mmmusfchen het $Al. eè,ste gebrt ik ek e, even als penha._ in liet kist. Gelijk als m het lat C£%Ii bij vederfcha t cx uit d e vler ier 1J1
der vo i n aanduidde , zoo doet pen dit in liet nederduitsch i -s elij s ; offclhoon het zich in het gebruik- be. paalt bij fchai er , die dervijze toehercil zijn , dat men ze flechhts in den inkt te doc pen 'heeft ; wordende dezelfde ic safttru , zoo lang zij nog ont.oebereid zijn niet - zoo al£ in het lat. met Glenn naam i n Pennen , maar met dien v an ennerlf ften , b etenpeld : dat z ijn frC6a1jG' fchaf•. tea , die zullen zich iet ttdtmuntende pennen ïate i ierf uij de-i. Voorts ee e ivel verfnedene pen, oclerc ra txg. lijk, een tri 1 e Itl l en 1'chI•.i f ra t. Toets w ve von dan of z de r pm;e wae,iijrh zijn. V :ND IIet i sr^ e pede hc 1 aat te chl czen 1ppfcckW. Tal] p:n of pixp -
komt het werkw. pennen , zam euuttclL.: i ipennen , •toeeen. ne4 , enz en liet ba stervr. pennnist. Zanien.ftell.t ,n e sbcreider, pennenkoker , e 2 fie s. , pennenko.^
p er . fiF z ïey k er , p ennernes, k(J3r iI ^ en 8r é" I
tn.i. eer, ! q 4
e remes e ,
enne ver^
n z e , ganzenpen ., kan oo lome n
fil^•ij }en , f as Lerj á roerpe n^^ir
enB , Éa ( i p , n '
wa
l
epen
p e ;2i i ;7 g^ y oF ,'a denpe *. i v pe in:i0 ^,^ Een grrntnt ftuk goud, Z 1Ver, of kop =r ó de Koning deec1 g oUcn ez zilveren penvr?' ? en flaw. 7. L) te ;;d penving R N d ` ..- C
. n. M. , des;
' , n^ `°tri jen
i V eá"é 7
c` 0... } 9. aard. Af 7 id het r e n d c Ê. LI k g el d s van e Y e n v e e t ' • L. 1_ 7
e. ie ?r zn
e e de ko 7
e ere bete láenis g 'iuo plaats In 1 c1k5 tr emm a t I
'
.
'.l ceme
kpen^
c t i ' o; iii g w ,git i1it' j'erij c r.? ( ,34dJ 'fes t F ? , eerpeno n k tv, ":`' ' 9 l e 27?1/ , #ioodpn. ving , hZ;urienn: ij) •, kL opl)oni ; ° nn n í : i n !' n j 79L i.fi s L'tus°° E ul ,
.
fchen is hraspenn1ng hier te 1a nd.e, t1oo1' het gebruik be .^
paald bij cie beteekenis van tien duiten ; en penning wordt bijzonder gebezigd voor eexiefl haivei difit ó esp tien penningen gaan er in eeven f iive V an hier dar
teersen penning in do wereld hhe,b b.n zoo veel is als vota
flrekteli k niets bezitten. Íe nanes tot den laatj7en penastag voldoen, hem volt sektelijk af betalen. Za enftei x Penningt,loem, de bloeíern van het penningkru1d , dat dus genoemd wordt , omdat deszelfs bladeren den vorm van penningen hebben , pen zin2grneester , pennniiij' mmtees*w erjcht p , penningswaarde , of, zoo als het bij KIL. wordt nagedrukt, penninckwwaerde , en pe iinckwaere, van waar penninckwaeren , en penninckwaerden ,, tot geld naken. Pe2ning, ihoogd. pfe aig, bij OTFRID, .pfentinnfc , ,penZy g pendis°gig, bij WJLLERA M , phenning , in TAT .AN. ?n ingo , ijs!. penningur, zweed. penning, angfrIf. e i;2g , e n benig , enig: penny , o f pent' , fclavon. pene-, hang. Pn11z, pool. pieniacz, (lamt all rwaarichijnlijkst af van liet oude , en in de taal van Wallis gebruikelijke, ,ten , ee is meníchen hoofd; want op de eerfte rnuntllukke , die aan onze vaderen , en andere onbefchaafde volken van Europa, bekend werden, was her hoofd van den eengin of anderen Romeinfclien Keizer afgebeeld , even als op den penning, bij wiens bezigtiging JEzus zeide : geeft den Keizer , dat des Keizers is. En naar die ;beeldtenisfen noemt men in Zwitferland penningen an.g [ler , dat is , aangezigten. .PENS , z. n.', m • , der , of van de pens ; meerv. ,penfes. Verkleinw. pensje. Een bekend.gedeelte der in ewanden van menigerlei dieren: wat zit er een vet aan die pens. Qsfen pens fchapenpens , rolpens. overdr agtiglijk , v ror den buik van een beest , of mensch --, is het mannelijk: hij krijgt eenen di leken pens. Die hem zoo levendig heeft n den ,pens getrofJ n. D. DEcl . Pens , fr. panfe ,' ital. pancia, eng. ,paunek , hoogd. Wanst, is van eenen onzekeren oorfprong. Zamenf-" f, enz. pensverkoopfler , penswijf, PENS E BL0 F M , z. n. ; vr. , der, of van de penl°e bloem ; rneerv. penfebloemen. Verkleinw. penfe bloempje. Van pen fe en bloem. Eene gevlamde driekleurige viool. Van liet fr. pence , eng. panty, oud nederd., pencebloem , welken naam de Redenrij ers van Schoonhoven aan hun gezelfchap gaven. PENSEEL , z. n , o. , des penfeels , of van het pengeel rneerv. penfeelen. Vr rkleinw. penfeeltTe. -en zainenge. bondene en aan eenen fleel vastgehechte bos haar, ten gebruike van fchilders, of teekenaars, daarin van eenen verf •
.
\
,
P E
51
verfkwast verfchillende , dat het werktuig kleiner is, uit fijner flag van haren beftaat, en in een punt uitloopt : die féhilder doet wonderen met zijn penfeel. Ov:ardragtiglijk , de fchlldertrant , of manier., waarin een ('uk vervaardigd is: men ziet daarin een jicut pen* \ reel, een vast penreel, enz. Zamentiell.: penfeelmaker, ,pent elfchrzjver , die roet een penfeel fchrijft, enz. Penfeel , zweed. penfel, eng. pencil, pool. penzel , hoogd. pinfel, fr. pinceau, ital. pennello, pennelletto, fp. pinzel lat. peniculus , p *nïculumn , penicillus , pe. vicillurn , ftarmt af van het lat. penis, welks beteekenis in het hoogd. pinfel, met die van. een penfeel gep)rd gaat. PEPER , z. n. , vr. , der , of van de pefier ; zonder meerv, Ronde , of rondachtige zaadkorrels van verfcheidene uitlandfche gewasfen , die eenen brandend fcherpen fniaak hebben , en daarom als c.ene kruiderij gebruikt worden : zwarte peper, witte peper , lange peper, fpaanfche peper , enz..--- peper halen , naar Oostindie varen , fpreekw. -- laf moet om peper uit, hij moet naar Oostindie. Voorts wordt het vleesch van eenera haas, als het op eerre bijzondere wijze , met veel peper, toebereid is , hazejeper genoemd. Van peper komt bet werkw. peperen , met peper beilrooijen , of doorkneden : die worst is heet gepeperd. Overdragtiglijk , voor eenen hoo. gen prijs verkoopen : men heeft hem dit wel gepeperd, of heel duur verkocht. De zamenfiell. zijn : peperachtig , peperboom , peperbus , peperdoos , peperduur, peperhuis , (een papier, om peper in te doen , mis. fc hhien eerre verkorting van papierhuis) , peperkoek , peperkorrel , peperkruid, meer dan een flag van Europeesch plantgewas , dat den fmaak van peper heeft, peper/and, pepermolen, pepermunt, een kruid van een fcherpen , brandenden (maak , pepernoot , peperplant ,peperf ruik ,pepervogel, een braziliaanfchen vo= gel , die zich met vruchten van den peperboni voedt; peperw©rtel , peperzak , enz. Peper , gr. r: F7reps, lat. piper, ital. pepe , pevero , fr. poivre, eng. pepeer, leen.. peber, boh. peer, nederf. peper , hoogd , pre er , is ongetwijfeld io den grond een Oostersch woord , en heet in Perzie pupil, of pel pel; terwijl men in het Indostan.fche eersen peperkorrel , ipael- ird noemt. P ER N, zie peper. Di PER. .
EERDO N, t. n , 0, , Van het . er oen ; meev, perseoen. Sche apsw. Een touw, om .n mast te verzekeren dat rerdoen is meer d n half`v g :a;z , vr , der„ o"- van de perioGle , m eenr. P ERIODE r 111 ► .i. cii L°v per.,o e , erg Even/Per a'a h rzo n riod itaL per- odlo „ _Ia perio f s g ot1end van liet gr. «ter,. a een Oinv—ng en be eekCt a in het gebruik een bepaald gedeel e van eerre 'redvocrg , of een efchrift die period ie is a': lang; of een tijd vak : men heeft thans jiet meer den mond zoo vol ; z de zeven perioden. Ut deze 1a .tCte bereeke ::nis vaan periode fpruit die van liet bi jv. naam;. per odie , 't welk men bezigt an a^ i{ dingen , die lias een bep aid Tijdvak verf:liijr;en :. l*^ ziekte heeft periodieke to v uilen. Lesast gij ook periodieke ,werken ? PER, K , (park ,) z . n. , o. , des perk: , of van het perk; meerv. 'Perken. Ve rkleinw. p 3 ije. dienbik, eetie plaats, die riet paalwerk , of gevlochten rijswerk , om* wind is , om daarin . vooral des nachts , vee o te fluiten, en te bewaren : r'ïks drijft zij 't ,n'oÍlig vee naar 't wel verzekerd perk. Voorts eene dl r arp e , of warande voor allerlei wild: bij dat lustbuis in een 1 elverz n perk, of pa{ k. Eene afgeperkte eiaars voor wort el aars , of wedloo ers , enz. de naakte worjielaar met ,/dof van 't perk be ekt. Een vak van een lusthof: die "tuin 'ligt et fraa e perken. Overdrag tiglijk , beteugeling van ieands willekeur en vrij agt : wie zal hem paal en perk ellen ? als ook. bene plaats , waar gereden wordt , al ir,,. zij- juist niet atgeperkk.t : in 't perk van Plesjis. Hoo , ZanienfelL bloemperk , , hi nkperk , `oo ppeï k , renperk, flrijdperk wo # r °k. , i^_► u a ; he, eng park, f.re parc, itale par co , middeletw. lat. parcus , eerre ingeiioteu plaats. P l -E M N T, zie pa,rkement.1 .
-
b
,
i
P ERS, "zO n. , vr der, of van de p&rs; rneerv. p erfèn. Een werktuig , om een eis' ander +' cr .lei nw. perI ding door ITUdJCl van eenti enkelvoudige , taf met behulp vant fthroeeuverfterkte drukking , platter en effener te van naaken , of u d e oogmerken daarni ade te bex iken j oef r pers traden. V OND. Boekbh derspers , bris.
,
pers. , an4kpets druivenpers , haltinderp rs, lakenpers, w'tpers. u N.
p z:
93
Jinnen ers , ooftpers, wijnpers, enz. Overd ragtiglUJk,. al wat drukt: in de pers der dienstbaarheid. 1 i0G.eT. Mijn hart Plaat als in eerre pers. Als Ok de • glans die door het .- perfeln aan menig ding wordt bijgezet: de pers ligt nog op dat laken. Voorts wordt port menigmalen bijzonderB jk voor dri pers genomen : das koek is op de pers , of onder de pers , het wordt ge drukt. Zawenflell. : p :rsbo©rn , p'rsbord , persgeld , ,persloon , p rr p: ank pers 1'c.broef , . e nz, Pers , anders pars , ried:.: rf. par-sfe , paffe , pool.' prafa . Zweed. en eng. pres/', fr. , fhoo d. , preste, bij NOTKERZ fresfa ,° en bij deu elfden presfo, figuurlijk , voor vi rdrukking, fLOint af van %et 1ar presfare, en dit wederom van premere drukken , verdrukken, enz-. PERSEN , bedr. w. gel jkvl. Ik p„ re , heb geperst. fterk drukken , en dringën , of ii rk zarnendru.kken , vooral door middel van ecn_- . per:: iern ï -d ergens tot per/en , . een boek perPen , T-- laken pe.rle n , koijweb perIen. ijzoiiderlijk iets cierwi ze zatnendrukke , Cap. men er fa , het ffp uittrekt : e troe e;r per/en , .._:.druiven olijven ' per/en. Chud. werd liet ook vr:r ^ffr n ^ en e f. auro✓',r ca? g:^rl. iy; i er dwingen g eb^JI..^ \• • en .j sr dt .. ':..^ ^T. ^Vkro ^^^^:. ^ , .:,^ s^,f,.,r p..e r an h"er ^^ r. geperst te Jierven.r^ r g , drukking van de lucht , van liet wa,^ ;er , ter, enz. ,;upt , 1]e l^r C. pafsrccn , pa /;:e anders P t' n P r^+ ^ r bi N`i +i it.AJ L , z .vee n. is van den. eng to p...:/r , r. pr s/ rl , tt• l res. ze&f.denn o,t r!l^rong als leas. ik. , z. n , 11i. f2 C? c / ;;n , o.( ';i :s'en per. ..IORS %% /?ion; tnecrv. )c'r' ii fili.. VerkIC-Jaw. , e;:,ntie. Ic es. -
r
.'
Y
,
•
e
,
,1
S
f
ke waaraan liet verwant is , i.et u i ter lijvoorkomen van -
een mensch : hij is lang van ,erfoen. Ik ken hein vai. perfoo:i. f7an perfoon beliaagt zij' inifve1. .E de :en .in heeft het woord geen n eervo€^w 1. r ooras eieek nt het den rang en tfand van en nietnsc .: a p:r /oors aanzien. Hij oordeelt zonder aann®nsing va perfonen. De afzonderlijke ze11(l:^ ndi hhcid , liet sr, ., van el tiet mensch , hoofd voor hoofd , zoo als bij zich door uiterlijk voorkomen, rang of íbnd in ciemaatícba pi en karakter, van anderen onderfcheidt,en bijzonderlijk zoo als hij in een fchotuwfpel op het toonel ver, D 3 fch:j tá -
-
fchijnt : hoe vele perfonen komen er in dat ' he rij f te =oerfchijn P Den perfoon van Philips uit te `i ê I ene HOOFT. In eigenen perfoon. Ik, voor mijn perfoon. Ofen geeft eenen gulden de perfoon, elk vont: zijn hoofd. Hij heeft zijnen perfoon verloren , kan zijn IK in de zamenleving niet meer doen gelden. Overdragtiglijk geeft men den naam van perfoon aan eiken bezitter van zulk een IK : er waren twaalf perfonen aan tafel. Ik vraag een daalder van den perfoon, van den man , zoo als men in de gemeenzame verkeering zegt. Het ficheppende rernuft der dichters vormt perfonen van deugden, ondeugden , dieren, planten , enz. Overigens zijn de eerfle , .tweede en derde perfoon , bekende kunstwoor i nde taalkunde , en in de Godgeleerdheid. den n Van hier perfonaadje (of, zoo als men het gemeenlijk uitfpreekt , perfonafe) dat de plaats van perfoon , in m eer dan eene van deszelfs beteekenisfen vervangt elcke perfonaedje naar heugen haat. VOND. Hoe zoude ik zoo groot eene p er ronaa d e durven naderen 2 f^omme perfonaadjen. Hij fpeelt zijne perfonaadje , hij is in volle beweging ; perf oonljk , perfoonljkheid , perfoon-m fcl-ap. Zamenflell. : perfoonsverbeelding , enz. De zamenilcllhngen, vrouwsperfoon, enz.. zijn onzijdig. .?erfoon , hoogel., eng. perfon, fr. perfonne, fp. , ital. en lat. perfona, fehijnt van het gr. ?rpoo-co^rov af te ftammen. PERSONAADJE, zie perfoon. PERZIAAN , z. n. , m.', des perziaans , ®f van den perzaan ; meerv. perzianen. Jen inwonervan p erzie een vermaard gewest van Azie. V oor, perziaan2 bezigt zien ook pers , meerv. perzen , in navolging van het lat. perfa : het is den Meden en den perfenJgegeven. -
,
•
BYBELV .
PERZIE , z. n , o. , van het Perzie ; zonder meerv. Van hier het zelfti. p erziaan, en het bijvoeg. perzisch. PERZIK , (bij KIL. perfe , in zeelancé perze) z. n. , vr. , der of van d, perzik; meere. perziken. Verkleinw. perzikje. .Eerre welbekende boomvrucht ; in 't genot der le/ekre perzen. HooFT. Die perzik graf mijn vader mij. Van hier perftco, onveranderd uit het ital. overgenomen , alwaar het eene perzik beteekent , terwijl bet hij ons een aftrekfel van perzikpitten aanduidt. Zamenílell.: perzikblad ,• perzikbloernen , perzik =loefemn , per.
perzikkooni , ook wel eens kort 2f perzik genoollltl , en bij KIL per febom , perzikkriiid , tij Kir. Per fekruid , meer -
dan eenerlei kruid , welks bladeren aan die van den per. zikboonn gelijken, perzikpit, perzilcfeenn, enz. 1,1 erze , peafe , perzik , hoogd. p erf he , pfirJïck ned rí-. paske, eng. peacli, fr. peche, ital. pesca , perfice lat. ierficun , namelijk ira?ujr , is in den oorfprong zoo veel als een perzWche appel. PEST , z. n. , vr. , der , of van de pst ; meerv. pesten, bij perfonenn gevoegd. Eene a lelaanFtekencdfle .iekte, care binnen korten tijd eerve menigte van fc~ acp èlen wegruk, en zich onder menigerlei ged2znnte vertoont, maar veelal in eene zeer befinetteij &e en allerkwaad aard g Il.e rotkoorts beftaat : dat land is pet .`e pest bef-net. D. e
Pest heersciu onder liet rundvee , ch paarden , de 11/en ., enz. ljijen moet alle zonde fcJ?uwen , als (le pest. verdragtiglijk , menigerlei andere hoogstverderfclijke zaak
.
hij is de pest voor dat land. IJellust is de pest der zielen. Diep>gstenvan bet vaderland! Voorpest is liet basi.er(3woord pestilentie ook in gebruik, en van,pust korneern pest. aclztig . en pastig. Zanen f . pestblaar, pestla il , _pest1; ezwei , pest/2 1s , fstkoo1 , pestlucht , .pestpokken , pest. tijd, enz. Za enil. huispest: ik heb cie hllrspest lefl iei.o HooFT.
Pest., hoogcc. , eng. pest, fr. , Ital . peste, - flaini .m.enn af van het lat. pestis. JET, z. n. , ma , van den pet; meerv. petten. Ver klein\ T. petje. Niet fleelits een bekend 1ederea hoofddel,feI maar. ook Bene watergroef, een put. Bid KKIL, ,iet, .pette, pist, anders ook Pit. > ETER, zie peet. _ETERSELI , (p eterfelie ,) z. n. , vr. a der , of v de peterfeyie zonder znee •va Een bellend plantgewas,: ;
.
de peterfelle wil hij mij niet voort. Feter/elie zet aan menige fpi s den regten f eiaak hij. Laet ee;:c groene petercelie gebrek zij;a. Laet ons vochtige 1et^,}s^cel L vlech ten.. Volvr>. Van hier petevfelieachtig, (lat naa • peter fë]ie fmaakr; en de zammmctnf icll.: eten/ diebe
-
ï
voorkomt , en welks eerli e gedeelte zui ver grkksch is , ei] aanduidt, dat dit kruid tenen rotsac tig u grond bemint. J?EU EL , pukkel, z. n. , v, , der , of van de peukei -, ineerv. peukels. Verkleinvv \ pe^ kelij . Een klein .lag van p t ist n , o f zweertje : hij Jue f ` de armen vol peu s, 143 Kir,. puck€, pocked , ve °k k inw. an pocke , pokt Van mier p.uskela 'z peu elá, , p uel-rghezd. L , z. ii. , vr. , der, off`',aai de peul; x erg z ' » PEUL Verkkin. . pgr fitje. Oorfpronkeiij g genueanm eve1i het zelfde,à &.l , pels, pelt, en v,1, .nacï .^1i jk, eve i veel. welk deklel, of beklcedfel ° gaar in het gebruik J
E
cerLeL rie Vul i wtge asfen af n oedtuid ,di c Lr/ i r zich;. ra en en aan cie zaden den n ar ver raden van peulvru chteri bijzetten; en mc cv bijzonderlijk geeft n en den naam van peulen aan de pellen , of dopen , -
S
g
2
tl
v an zeker fl g van erwten , die men, wanneer zji nog
jong en g.
1J , te g ti j I ïje[ die ei t n eet . mijn
peulcn zul/en haast eetbaar zijn. Ja overdragtiglijlc
met aldus ook het piaytgcv1s dat die penleb n(e voortbrengt zijn uwe peuienel boven den ^s°ó^za Int ist
K.. , P, ► t f)ee11 s }ÍY P en p ,ezi/ , maar ook
fchen frhri pole/, evi piie l , ✓✓^^0
P
j
y^
+"+a fiad n
in
jY
11' )
k .wti^LrAl
ti (
^áLë " Sr
1 ^6.1i 1 1d
f 1R
ir
V^l U
1 !
-flel' ' fawD
^p , ^/ ^" v r. ri .E. 4°• ' Z b J o o k .. L %^iiy . V) ,• a P L K 1, D der, of vaan de d:= e ui v veerva p Zj ; 'e s iaug wex ig, i 5 rij wel. aan eeu^ e peul ge n^. k usle I den :i aw langs denzeifden overgang van dele* beelden vnfie ul ontieene ti de , welke in her eng. cod dat peul en kusfen tevens aan^du idr, zig bb ar• is : hi ► ,> ,; a nderss ^ao^fc^^^ru^r^^^. , ,, ^6.^^rp4 ^^x ^ ,, en _^ een tot zi `; ^ : e n zit-^ ? E , o fis Is, of va het pf,up 1 X 20rld :r m .ieï, rv. jet emeeneq volk : di 't peupel meer
° T ..e .. I_J U
^
J 4 *tas , p e
•C
l
s
,' { e f ,
^y
4
--
„
3
ou w bederft. HTIOUY^^7.
Z
i4 i e ^ e ^ e::p s
'
? ^.: 5.s'^ A y•. rs.r
UREN , cnz.:. W. , g' : l • . Fl. Ik peurde , heb epeig d. PEMisfchienverwant aan tonnen. Met een' bos wor effen arp een i s `$ ^.. :r i 2r aal cu pa ig risfchern; anders hagen den gaiifien t gepeurd ook poeren. snaar i =s• e . Thans ook gebruikelijk in de gemeenzarne fpre wijzer : ergens aas peuren , zich ergens aan begeven, aan hei werk peuren, zich aan hei werk begeven , sr e vs *aar t e psuren , zich ergens lieg Ben begeven9 1
1.
,PEUTEREN, of z. w. 9 gelijkel, ,Ik `uterds, ksb gs. peul
57 peuterd. BIJ gig., ook poseren. Met den vinger, of Lenig werktuig, zachtjes wroeten . hifputert in den neus, Daaraan durftndemand eu 'ere , is in de gemeenzame verke=e . ,`P: ó nicnnd durft een n vinger daaraan zetten , orn er á enige veran e ingin te maken. Van hier peutermg, F? uren enz. FETJZEL'Nbedr. "en onz. w elijkv1. Ik peuzelde, heb gepueid. G enoegz .ammm Cveni zeer aan beuzelen verw uit , at s i, ken aan bikk6 n M en be-z.igt dit woord ook in de get n n zame verkeeri nn g , voor cap zijn gemak
et . b edrijv • ,,r z a nog wat ik zal juist niet een , maa r nog wat peuzele n. Vn t
iLa te f+lj ifA L'y b+n
onzijd.
pezizelaar , truzeIer. Pi U/E 55çj' (lok farizeer ® Zie dit woord
p' E N EKS zie feniks,
c ' zie ficzoof»
h
e
P I ASTE Rzi />atakW n. S T1 h ^a T^} ^ ^A J O/^ .r f az;F+{. r• , i e t li..^i^+ . .,^ (.J ' ^ E.L .. z
z n. a vrf 11 , (bi* KIL. pf jth , bij .or. . px;d ier , of van (le piek , meerv. piekcn 'er 1enw p iekj. mede de voet , hechtei;, welEen fppies , çf lans, waarmede eer, in den kris gewapend waren _ die ruiterij ifrong /hrk op de pieken in. 't Is , pr z s ! lust, die U de pieck doet vellen. D. DECK. W anneer dit wapentuig vin ,
geeenen langen ,mar van eencn korteti ,keel verzien (i: r q i t e d f /7 ,*p iek . o s ge&ft wils ,
en del . naah van piek ook P nn erx ne lange ('eep , die
door ee1Yf
J,ó 1?g
et r t,A 1W I en
i N.6. t • daar z t+ rspa naar
j o eenti piek doorla e:r. F„d zij n, pj . `c,ur n pen , in e gemeenzame fjrekmanier weie ons eenera voekiecht voor Mae] r , cie . terwijl hij i t .zijne piek m t de punt ch erw. a °t houdt, eu daar. mede gedurig .an liet zand van den weg raakt. Va 1 4
hier á 'cle ear, . i cken er r rjckens$ hij KIL., en liet gewone pi ekenier. Za cliCteli. j iekdrnger , piekfioi ,
e )z zie pik.
Piek ; hogd . pNiek e , Z>Weed.. pick, ne erf. peek , eng. ike, fr. pip,ue , ital.., eicc , is verwanni aan het eng. p eak, e ene punt , Zweed. pá • , lat. jiculum, en liet gr. w:, ; w. , pikken , enz.
Pi K voor haat. zie pik.
R IE P EN , onz, w gelijkel. ik piepte, feb geftiept. E en klankha°000tteud woord, nzauw vermaagfch pit et pijpen en e^ezigd , om het geluid, dat muizen, jo&:.
53
Pi.
jonge vogels , enz, van zich geven, uit te drukkeg het is 'als of er een muisje piepte. Zoo als de ouden zon gen ; zoo piepen de jongen , een gemeenzaam fpreekwoord nopens kinderen, die hunne ouderen i n derzely r doen volgen. Eene piepende fe'n, die fijn klinkt, en onan genaun voor het gehoor is. --- fan angst piepen. Van nierpieper, piepertjje, een fluitje van boomfehors , en piepjong, zou jong, als een vogeltje , dat nog niet zingen , maar lechts piepen kan: toen hij noch piepjong , enz. MOON. Piepen , nederf. pipen , lat. pipire , gr. art ri 'êiv , ital. )iagolare, fr. piailler , eng. peep ,, hoogd. pfeifen , bij IL. pijpen, welk laatfle in Vriesland ook piepen uiige fproken wordt , is van liet geluid , dat daardoor uitgedrukt wordt, oorfpronkelijlk. PIER, z, n., vr. , der, of van de pier; meerv, pieren. Een lang en dik flag van aardwormen, waarop men het oog heeft in de (preekwijze : hij is zoo dood als een pier, hij is volkomen dood. Tot een %pijfe voor cie dier. G SCHIER, Van hier het werkwoord pieren, bij KIL. het gezegde lig van aardwormen vangen. Overdragtiglijk, fop.. pen , oen den tuin leiden : daar heb ik hein aardig'gepierd, zoo als men in de gemeenzame verkeering wel eens zegt.: Gij zijt daarmede gepierd. PIEREN, zie pier. . P'iErl'ERMAN, z. n. , ni. , des pietermans, of van den p= eternan ; meerv. pietermans. 1-1 oo gd. peterrann , pe.termannchen , en petersfzsch. Zeker slag van zeevis fehenn ,, niet eersen platten kop en eersen ronden flaart er ' was geen visch ter markt , dan . roch . en pieterman. Als ook eene der beste foorten van braband»rh bier: wat wordt er te Antwerpen eenipieterrman gedrt nRen ! PII TERSELIE, zie peterfelie. . , 1J , pije, z. nn. , vr. , der, of van de pij; meerv. pijen. Eene grove 'kleedin.g Iof, en voorts een kleed, dat uit die 1}of vervaardigd is : het is enkel pij , dat de Kapucij ven op hun naakte lijf dragen. . Etre fchipperspij aan» hebben. Die op een graauwe ij de wintervlagen fchut. D. DECK. Schut uit de pij, f'cl'lut uit. VOND. Wat op zijn pij krijgen, afgeklopt worden. Zamexuftell.: pájla. ken , pijrok , enz. PIJL , :. , n. , in. , des pijls , of van den, ;pijl ; meerv. pijlen. Verkleinw. pijltje. Een ligt houten flafje, dat aan het eene einde van eene punt verzien , en aan het an ,
,
.
,
,
P t.
59
andere einde gemeenlijk net veren bezet is , en voorde uitvinding van buskruid tot fcliieten gebezigd werd , welk gebruik menig volk nog lieden ten dage daarvan maakt : met pijl en boog gewapend zijn. Kracht is de laatjie pijl, dien de Vorst in zijn koker heeft. HOOFT. Hij wordt met eenen pijl doorfch12ten HOOFT. 41 zipne pijlen zijn verfcî2oten, fpreekw. , wegens iemand, die al , wat hij ten zijnen voordeele aanvoeren kon, geopperd heeft. Ik heb nog andere pijlen op mij nen koker, ik heb nog meer voor mijne zaak in te bren" gen. 41s een pijl wit den boog , niet de grootffe fnelheid. Overdragtigl.: de pijlen van ons Inert, de (chic . tigfZe gebeden. HW JGHi. Zamenfl. pijlhout, pijlijzer, a^lko^ e . En a i heeft glhenoinen gouden pr^lkokeren. 13YB. 1477, - pijlfchoot , pijljZaart , het achtereinde van eenen pijl , als ook zeker llag van eendvogels met fpitfe ftaarteii ; pijlflok . het hout van eenen pijl , ins zonderheid dat van eenvin vuurpijl, zoo als men zekere werktuigen noemt , die door de kracht van buskruid om hoog gedreven worden , en ben&lenwaart eene vuur* praal uitwerpen. pijl is verwant aan liet hoog d. p, e`*1, oudduirseh pheil, nederf. piel, zweed. pil , gr. ie oC , lat,, pilu^n , eene werpfpies , en bila. , dat in de taal van Wallis eene lans aanduidt. PIILER, zie pilaar. PIf LK OKER, zie pijl. P1IN, z. n , m. , des pijns , of van denpijn , meere. pijnen. Zeker flag van pekboomen , anders meer uitvoeriglijk inrJr den naam van pijnboom , betlempeld : had noit de fche pc hifi in 't bosch van .,telion den pijn gevoelt. VOND. Zamenfte1E. pijnappel, de vrucht van den pijnboom , en ove.rdragtig.. lijk , een knop boven op de fpitle van eenen toren , pijnappelklier, zekere klier in de herfenen van een gnensch, tiln1Lern, pijnnoot, pijntop, bij VOND.., en. .Pijn , eng. pine , fr. pin , ital. , I p. pino , lat. pinas; £rammen af van het gr. riTV . PIJN, .pijne , z. n. , vr. , der, of vaan cie pijn ; nneerv. .pijnen. Eigenlijk li.gchhaamsfinart, weedom : eioor dc pij te van zijn Uoedige wonde. VOLLENu. Overdragrnglijk, evenveel welke finarten der ziel: hij zwoegt van minnepijn, ge fetenspr 'etenspijn, n, z.elspi n , enz. Voorts moe i te en arbeid : 't zQi e ps. ^ne , waardig zin te onder. ,
.
zoe
~.
P
I.
ZI,i,,,. Van bier bet oude P!jnell, zwoegen , bij KIL. en het insgelijks verouderde pijllder , een beul , en I};n;ge" t pijn;ge,., pifl1iging, piil1J~ik, pijn/~ikheid. Zanlcn flell,: bui/(pi/n, r.;,a,.mpijn, honfilpijn; kif!spij11 t ",aaCPij,:, DI),.p~jn ~ rUlpiif1 , tantlpij11, - piftlban 1t, pijnkam er, piff/I-na nl, euz. Jlet oude l'IJIJen, van pijn , 15 oak bij l\.JL. en andereu hetzelf de als pi/nige n : Laet aroeo» n~idl inJfJ~"dit~ Iz u. 11 iet pij'len. C" ~J PH. Pij nell komt ook voor , In den ZUJ van drukkcn , perfen• . Van hier gf/Jijntle .h01;i{!, in tegenlt-lling van ongep~inde. wclke allcen door afdrniping vergaderd wordt , .en daarom ook maagdtnof1ig gvnoemd wordt , als niet gedruke of geperst zijnde, Pijn ; hoogd, /,l;;l, ·bij OTI'"R; D. pin, bi] NOTK. biffll, bi~6n ~ zw.ed. pina , ncdcrl. , arigelf, pin, eng. pain. fr. p~ille ':l ital., fp. pena , is verwant aan het gr. 1rC~O' 9 maar 111et aan her gr. 7rCI~J1" lat. poena. van welk ons basterd woord poin~, of, zoo als KIL. bet fchrijft I pl. "', afltamr, . P{.lN.EN .. aie pl]n, J~ tJ !\ 1C~ EN, zit pijl1. PiJNLIJ K; zie pij". PIJ P, pijp'e, z, n., vr. -, tier:, of oan ,1_ p~/p; meerv, pijpe17. Verkleinw, piip]«, Eigeulijk een werktuig , waarmcde men her g-luid van pifp, of zoo als men bet in Vriesland uirfprcekr , pif.:p vor rrbrengen kan ; een riethalm , of ander klein bui-je _ of grooter e buis , van foortgelijken nard, In dezen oorfprouk-Iiikcn zin kornt bet verklcinw, van ,~/p voor in net fpreekw . : hi; zit in he: riet ; en "Jal1k~ pijpfes ~ hi] hcdient z ich van de voorkomende goede gelegenheid ; in dar van niet 1.l11gcr !);{p,- niet langer dlltiS,· als er nit.t mecr op de pijp wordr gcfpcel d, houdt het danfen op; in bet zezgen l'Cln VOND. : mi]n }·.retJ ~1'ln~/~n trolzg (~P z.f,lk een dartte piip) en in de fpreekwijs i I1f1u' iemands j}f/pc1J J,ul(en. zich naar deszelfs wenk en wit be\-\=egen,· en liandelc n, Zoo ook : depijpe'z .Heliell ; en van de kinderen gefproken t wanneer zij ltnut zijn en veel geraas en getier maken , den baas fpelen; ali ook in de zamenttell.r orgelp~ip, rietpijp t %fJlt.pijp. Voorts eveaveel welke andere buis van eene gelijke gedaante i di, loodenp ijp is oerflopt; Het water word' door .ondl,..llrdfc.he P~;PtIZ naar die f"'1f/~itz ~~/,id. Hoe (Jel, pijp'" haJ til goud,n k.ndela(lr t en hoe· f)e/~ een. It
r14b~
1
Pi.
f^bbatsfri*npe jijpcn van zijnenerin xi/ a gebroken.
J biex te lande bezigt men pijp bilzonderiijk, om eerti tabakspijp aan te dui^ den : inx ne p .,p is nag net tut. Va i1 hier , dat pi paar. de, evá rivedd is, als zeker Ilag van kalkaarde, Yy aruit Cfl tabak pijpen vervaardigt, en Gene pijp tabak, die hoeveelheid van tabak , welke er in c nne gewone pijp g aat : rook nog een pijpje. Overins bcteek nt pijp zeker Ian wer ig vat, wriarin aren wijn of olie her• waart zecn^-lt • er zijn z r gL- á pijpen olie kom eN aandrr, ,. i'e^ak . dit kost die kanarie fek Je pijp? V a.i pijp komt
Ik hei nt,ne taka? l);'it 've oy i
pijpen, 0HZ. w. , ongeh jkvi.: pep, gepepen, e enrijk het geluid van pijp , of pip , voor•threu g eil , voorts op pij peil fp elein.. IIaer ree ten (sans te J1an op al wat ,yrijers pijpen s VOND. Of ick peep , of fong , ie mosten 1* her hiuysje. HU JGH. - en pi. gr, ie .ndl, dk op eens Pflp1 eelt, bij onderli , tri hit I . A25 111retenn : hij it els ;o • te jon,• voor pier, o% iamboer. Zamente11. aarrn j / p , bfaasp1 ft j iitcipifp g Io ngp f , Iuch tpif p 1 cep!Jp IJr <, tsJ' J.p s '^eld1t ter •1 i1. fc,^M001 , fenpi1p, )1 ^ "wos , 1 .. pijp, r ^ pr.^ p " n, PIJL,.1 e ^/(r ^: , z1 it' aneet, pijpko aal ?7 ^ ur1r^ ijpn;a,{-er, Pilpmakera" i grijpriet, pijpzak , e11z6 Pijp , hoogel. pfei f , n'ecderf. en ngelf. pope , zoo ook iii liet engg , in liet vnesch pipe , zweed. pipst, in de taal van \vuillis pib , ital. piva, cshh .ld. , eau fyr. :M en 1g21.tm , zijn allen klannknnabootièndc. PI.JPEN ze pijp. a Vll ons land voor pek. : ,op menige 1a, PIK , be zigt men 'tint liet voor in Dan ispR z1 r1ig , ma tii ni e h e #ne p op tm'iJ ibIen, ier ais de f i .1)a{:git ta: e Trage ;, ier e^i ZH hc t voor z is, van het fr. pi rte, dat haat en wrok aanduidt. HOOFT zegt: maar in 't piek op de FTaîCOyfefl ; en bij V¢ - i us leest :
,.
,
9
-
f4
f
,
,,i :, Y ,mij ,,,
4'
.r
-
keil : in piek (haat) zijns
` I I I ^i E , bier uit el `er ncw gebruikkel i', 7. n., vr. , ts -, Of •zvan r tt f m ^.Re(ll if 1 ? ii iy i • . 't \r\+_ r
i1,• i!
4ti
L
i ë C9 Ss^w I1 Lil
4:1Ik g l') , a;M,ti to duiik-.tu r i ' áxr oof iieiï aan d, M
ni ? t.
ij kiLt. Vi: t rti
Y
i. * •'y. Á
.
nietige
;f ir ' ll 1
ticdl;í;ié- ekens
II " àt en ' `'' bedient uien e 1 a eeiis in 1et Á `^V diehh Van liet mmmiis veït•ninkte onduitfihe bagati, fr. kam
I K.
FIKKEN, bedr. w., gelijkvl. Ik pikte heb gepikt, met pik be{rijken, zie pekken. PIKKEN, onz., t w , gelijkvl. Ik pikte , heb gepikt. Met den (navel haan , gelijk als de vogelen : wat pikken die hanen woedend naar elkander. .I t beest zal u in de hand pikken. Bijzonderlijk graankorrels , of ander voedfel met den bek aangrijpen , eten : jonge hoenders ,pikken , zoo haast zij ter wereld konen Overdragtig, lijk met den mond aanvallen : zi pikten allen op hem, zij vielen here allen op het lijf. Dit woord wordt bega drijvend in de zamenflell.: oppikken, uitpikken: de ravens pikken hem de oogera uit. Bij KIL. is picken ook maaijen ; en dan Ramt het af van picke , eene fakkel; maar ons pikken is verwant aan bek en Weken, hoogd. bic ken , fr. becqueter, ital. beccare , fp. picar , eng. peck. Zie bek en dikken.
PIKZWART , bijv. n. , zonder vergrooting. Gemeenlijk brengt men dit woord tot pik, voor pek , beteekenende het dan zoo zwart als pik , of nek. Men vindt echter bij -WACHTER bech , tenebrae , vox Francica , het welk bij meent , dat nog overig is in bechschwartz, ater in~ Jiar -teneb narum , zoo zwart als de duisternis. ]PIL , pille , z. n , v. , der y, of van de pil ; meerv. pillen. Verkleinw. pilletje. Een klein halletje, zamengefteld uit geneesmiddelen , die in zulk eene geftalte worden ingenomen : de pillen lebben niet gewerkt. Figuurlijk, onaangenaamheden , die iemand worden te gemoet gevoerd;. die pil was niet gemakkelijk door te flikken , die onaangenaamheid liet zich niet ligt verkroppen.- Dus zijn vergulde pillen bitterheden , die met een vertoon van vriendelijkheid worden geuit. pil, pille, hoogd. pille, eng. pil!, fr. pilule, ital. iillula , lat. ,pilula , ianmt af van het lat. eila , een bal, inzonderheid, een kaatsbal. PILAAR, pijler, z. n . , in. , des eilaars, of van den pilaar; meerv. p ilaren. Verkleinw. pilaartje. Bi KIL,. p jlerne. Eene ronde _^of hoekige zuil van Eieen of hout, welke, het zij gansch en al op zich zelve flaande , het zij grootendeels in eenren wand betrokken, voor het bovendeel of de zoldering van een gebouw ten feun verarekt: op hoe ziele pilaren rust het .
dak van die (kerk ? In diep voorgevel ziet men twaalf pilaren van de Korintif•he bouworde. Daar fthuils 1
ach-
6è
1' I.
achter den pijler van het hof. VoND. Figuurlijk worden voorname voorftanders van het eens, en andere deszells pilaren , of fleunpilaren genoemd : erkent voor den pi laer der vrijheid. Moor. ZamUell.: pilaarbijter , een huichelaar, die uit geveinsden eerbied de pilaren van eene kerk geftadig kust, of die uit bijgeloovigheid altoos in de kerk zit. Vrouwel. , p laarLiitf er: een ba-
ghijne, een psjlaarbififier. CLARE SPIED , -- pilaar.hoofd , anders kapiteel , pilaarkap , pilaarfchajt , pilaar & voet, enz Pilaar fchijnt even zeer als het hoogti. pfei,ler, nel. derf. piler , eng. pillar , ital. piiiere , fr. pilier, , fp a Pilar, zweed. pelare , w allif. piler, boh. pilir, pool. filar, en lat. eila,, van liet gr. 7rv;ii af te fam.nnen. PILL ECG 1FT , z. ne , vr. , der , of van de pillegift ; Yneerv® pillegiften. Een gefehenit van dooplheffers, of doophef fiers , aan hunne petekinderen : men gaf dat voor cent pillegift. Zeer vele gisfingen zijn omtrent den ,
.
oorfprong van dit woord gernaaakt ; eene waaríchi jnlijke is die , welke in het vervolg op TUIJNMAN s Fakkel
voorkomt, waar pilgift wordt genomen voor pelgift , van pel, voor poel in kerstpel, d. L. doopvont; zoo dat pilgift , of pilleg ift , zoo veel zou zijn, als doopgift. t wa rfchi'nli'kfte is deze isfin volgens welke .^3e a ^ 1 g g, geus ell^e pillegift zou zijn voor pellegift , van pel, voor allerlei dekfel ; zie dit woord ; zoo dat pillsgift zoo veel zou zijn als luurmande- of luijermandegift, dewijl men weet , dat , vooral oudtijds , eene pillegift in eene luur. nmand beilond , bevattende alles, wat tot dekfel en kleeding van een kind behoort. PILOOT, z. n. ,, in., des piloots, of van den piloot; rneerv, piloten. Bij KIL. ook pijlloot. Een lootsman,, of loots, die zijn werk maakt, om fchepen binnen te lootfen , of dezelve , tusfchen gevaarlijke droogten en. banken door , op eene veilige reede, of in eene haven , te brengen : hij durft zonder piloot de Maas niet inzei_en. Piloot fchijnt, even als meer andere tot de fcheepvaart betrekkelijke woorden , uit onze taal in andere ta= len te zijn overgegaan , en oorfpronkelijk pijllood te heb. ben geluid ; als wanneer het uit peilen , bij KIL. pijlen, en lood, zamengefeld kan worden gerekend. Want eene der voornaamfie verrigtingen van eenen piloot is het ,
g
64
T
het peilen der , ron den met een dle lood , 'a aan hI . ook den naam van lootsm n, of bij verkorting loots bei ko g heeft. PII\IPEL , (pepel,) bij KIL. een V1ink1er, bij verbasted ring van lier lat, papil o , ital. p.; pa ° ione , fr. ,capillon. Van peel komt bij Ku .. pepelinek , een zwak mannetje eeg , mannetje als een vlinder 9 en van pi p 1 Hebben wij liet verklcinw. p impeltje dat thans in liet gebruik de plaatfen Vare het verouderde pimpel en peel vervangt CII enkel figuurlijk wordt gebezigd voor een zwak fche Teltje : het is eega ónnnoozel pi pelt fe van een menscla , of, ' 'geelaaien , voor een .rein brandew'i_jns tn ^c^^ntn^ ^^; ^_ of jene ver laas e : _, het pimpeft fe iaat hem wiet van den mor , ► V an dit gebruik vara pignp fitje ontvangt piepelen den zin van gel aflig drinken , zuipen : hij pimpelt fisrk; en pi x . pelaar dien van eengin drinkebroer Overigens komt P im voor in de zamen ftell.:, pimpclmees;e, - eene der pirnjiel k!einfte foorten van meezen , ook enkel pimpel genoo nd of figuurlijk. een teer menschje : hij is een regt im^ )el aesje van een wannetje; en pimpel»aars , donker. paars. P1M ER NE[LL, z. n, , vr. , der, of van de piwp Mel zonder meerv. Eene vrucht., welker wortel eenen icher. pen, brandenden fma ak heeft, in het lat. en ital. pirt pinella , fr0 pi prennelle, en . pimpernell , hoogd. sim pernell4 biljérneil, bibinell, en pimpinelle. Zaiflenilél.1. pimperwelroos, eene roos , welker bladeren aan __die van de plmeernel. gelijken ,p impernel/maak, i rpernei 'rel , en z. PIMPERNOOT , z. n, , air.. der , of va de pimpernoot; meerv. pimpernoten, Verklein*. irnpernoo je. Van noot en Srfl hoogde pïmpebn , ld ppe.l en• .Dus zoo v t'el als klappernoot. D e ^ echte pisfacie 4 die in Perzie , Ara bie en 1 die , groeit , en ons van daar door den doop.. handel wordt aangebrast, als ook de vá ttcht van der zoogenoe .roden piwp.ernootboom , die in liet zuiden vat E uropa wast, en ook wilde' pisfacie leef. 1. , erf pinm n , zie pen. INGELE , z. 11. vr. , der , of Team de pingelen. En kel in het meerv. gebruikelijk , oni de kenen van pijnap pelen aan te duiden , die in het fr p' non , ital. p gnalo pagnuo10 , en pinocc/iio , h eeten. PINK, •z. n,, vr., der, of van de pink, ineerv. pinken* Verkleinw. pinkt:. Een open vi fchersfeheepje: depina km j -
65 ken, of de pinkjes zijn al in zee. Zanneu .: pinkne: Voorts betee i entpink, hier te lande , ook nog den kleiníien vinger; in welke bete:kenis'liet woord van het mannelijke geflacht is , des pinks , of van den pink : hij . draagt Benen kostbaren ring aan den pink. Eindelijk beteekent het Bene jonge koe , of eesten longen os; zoo dat het dan mannelijk en vrouwelijk beide is : daar loopera nog
vijfpinken in dat afgeroeide land.
PINKEN , onz. 'w. g gelijkvl. Ik pznlete, heb gepinkt. Anders ninkoogen, inet kalf gefloten oogen zien : laet Gein oochkens op mij pincken. CONST. DER MINN. PIN KOO VEN , onz. w. , gelijkvl. Ik 'pinkoogde , heb gepinkoogcd. Bij KIL. ook pirrpoogen. hetzelfde als pinken : wat Band hij daar te pinkoogen P Van het oude pinke , bij KIL. lumén , licht , en oogen. PIN I STER , -,pinkleren , z. - n. , o. , van het pink/Ier ; zo ander' •meerv. Eigenlijk de vijfti íle dag na den eei flen aanvang van pafclhen , volgens eene telling , waarin d'e eerfte paaschdag mede begrepen is. • Voorts een joodsch feest , dat op den gezegden vij ftigFlen dag , en Benige volgende , wordt gevierd , en weleer in den he. breeuwíchen Raat het oogstfeest was. Overdragtig,.
lijk , een feest der Christenheid , tot gedachtenis van de
.ededeeling van des :Heilands geest aan zijne Leerlingen , die op den vijftigften dag na den aanvang van de ,joo-dfchhe pafchen , waarop hij uit liet graf verrees , te Jeruzalem bijeen waren, en aan allen, die - het Christen dom ten zelfden dage omhelsden : wanneer hebben wij pink' /1er , of pink/Ieren ? zonder lidwoord , zoo als pink/eren en pafchen , veelal gebezigd worden. Zamenflell. pink-IIerbloem , eene bloem, die ornftreeks pinkfteren te v,00rfchijn komt , ook voor &n opgefcbikt kind , met het welk men in de pinkferdagen, tot opza eling van geld , langs de firaat pleegt te loopgin , pink i rdag , pinktier:
,
1eest, pink/lerpronk , pinierweek , pinkjlerzondag, enz. Pink/er, pinkfIeren, bij KIL pinckfler, - 'ing/Ier „ en pingst, hoogd..pfng t, en ffingflen, in den wabenleieg. phin f en , nederf. pingten , zweed. pingest , eng. pentecoit , Ir. pentecóte , ital. en lat. pentecoste , zijn allen uit het gr„ 7rEYT21x3 v1, den vijftighen dag , gefpro ten." FIN K STERNAKE L ,, z. n. , vr. , der., ' of van de pinf* /lernakel ; meervr pinkf ernakels. Dit woord. is, oven E , r
0
P i.
als het hoogd. pflnfernakel, eene verbastering van het lat. pastinaca. Zie pastinak. PK) NE . za n. , vr. , der , of van depioene; meerv. pioe• iaen, Zekere bloem. Fr. pivoine. PINT , z. n. , vr , der , of van de pint ; rneerv, pinten. Ve kleinw. pintje. Een bekende voehtrnaat : vier pin ten maken eerre. (loop. Drie pinten olie,-.. :eau pintje wiTn , bier , enz. Van hier prntelen , en prnteleren, bij KiL. pintje voor pintje drinken. Zarnentiell.: pintsglas , pintskan , pintsroemer , pintsfleseh , enz. Pint ; pinte, hoogd. pinte, angelf. pijnt , eng. pint, fr. piste , ital, pinta Itamt rnisfchien af van het gr. ter;) drinken, zoo dat het eigenlijk een drinkvat be. ,
te(..&C11C.
pip , z y n. ,, vr. , der, of van de pip; zonder meerv. Eene ziekte van het pluimgedierte, bijzonderlijk van de hoenders, welke in eens verflopping der neusgaten, en éene daarmede verbondene verharding van de punt der tong t heflaat, op welke eene kleine , harde , witte huid groeit, die eigenlijk den naam van pip draagt: dat beest heeft de pip. Van hier- pips,, en pipzig, met de pip bezet, en overdragtiglijk , ongezond, ongedaan y over het algemeen. .sip is verwant aan het hoogd. pfápps , zweed. pijp, eng. pip, fr. prpze, fp. peppita middeleeuw. lat. en stal. Aspita ," welk alles misfchle-n van het lat. pituita , fiiot , af amt. PIPPELING , z. n. , vr. , der , of van de .pippeling; meerv. pippelingen. Verkleinw.. pippelingje. Bij KIL. pipping pepping. Anders ook goudpippeling. Een bekend Plag van appelen ; in het eng. pippin. Zamenl . goud< ippeling , wi kenpippeling. PIPS , . bijv. n. , pipfer , pipst, ongedaan , ongezond van het boveniIaande pip. Zie hetzelve. PIRAMIDE, z. n. , vr. , der, of van de piramide; xneerv. piramiden. Een klein of groot gevaarte van hout , ifeen , enz. , dat van boven fpits is, maar van on,der:en breed ijtloopt, en_ eene vierhoekige gedaante heeft; anders , tijdnaald. Dus noem den de Egyptenaren rvaarfchijnlijk ,hunne bekende piramiden, en de Griekezi bragten derzelver egyptifclhen naam over tot alle gevaar ten van dezelfde figuur ; waarna andere volken dit, op het' voetfpoor der Grieken, insgelijks deden. PIS, :
,
•
9
6 `:
I.
APIS, z., n. , vr., der, of van de pis; zonder meere. Het water, dat meníchen en zoogdieren uit hunne íchaar deelen lozen : de koude pis ; zoo leg vrij voor dat volk de garden in de pis. VOND. Intusíchen vermijdt men het gebruik van dit woord hier te lande in befchaafde kringen, zoo veel mogelijk , evenzeer als dat van het werkw, pisten; offchoon de welgernannlerdfle Franfchen, ten aanzien vin hun pisjjer in geenen deele zoo f chroomvallig zijn. Van pisfee en pis komen: pásachtig, pisfer, pisfertje , en de zamenftell.: pisbak, pis.hed, prsfe bed , vr. , zeker bloedeloos diertje, oolc zeker kruid, paardenbloem - iemand , die in het bed pist , in. en vr. , hij is een regte pisfebed pisblaas , pisbroek , pisbroekje , pisdoek , pisgat , pisglas , pishoek , piskijker, pislap, pisluijer, pispraat, b uzelpr aat pispot, pisf eling : op dat men 't hollants bloed weer pisfeling fie loopera. P AFFENROOD. Pis, hoogd. piste , eng. pist, fr4 pis%at, ital. pisaio, piscianza, en de daaraan verwante werkwoorden , fchi nen klanknabootfende. PISBED , pisfebed , zie pis. PISSERING, zie pis. PISSEN , bedr. , -en onz. v. , -gell3kv1. 1k eiste , heb ge. pist , zie pis. PISTOOL, z.- n. , vr., der, of van, de pistool; meQrv. pistolen. Eene fpaanfche goudmunt , ter waarde van drie zilveren dukatons;; in liet fr. , hoogd. pistole, en in het eng. pistol genoemd, ook wel eens, in navolging van het fr. verkleinw. pistolette, met den naam van pistoom let betlempeld : hij geeft daar drie pistolen voor. Dat kost mij - elf pistoleteen. Ene halve pistool, eene dubbe. le pistool , eene gouden pistool. Oneigenlijk , eene franficke pistool, gemeenlijk , een louis d'or. Voorts een klein fchietgeweer , dat met eene hand wordt afgefc hoten : dees blixemt met zijn zwaert en zwangere pistool. Na 't braken der- pistool. VOND. Iemand voor de pis. .cool eifchen , uitdagen tot een, tweegevecht met de pistool: zij zijn voor de pistool geweest. Bij zette here de pistool op de borst. In deze beteekenis heeft het woord een verkleinw. pistooltje , en ftammeti daarvan af zak.pistool , zakpistooltje --- pistoolkoker, anders holfter 9~ pistoolfchoot , de 'fchoot van eene pistool; rook voor het bereik van eene pistool : de wachten lagen maar ecn' -
-
pistoolfchoot van elkander.
, is^
P i*
53
-Pistool, in de laatre beteekennis,9 hoogd. ,pis^ple, fr. istolet , eng.. pistol , i tal. eistola , fc h i j nt af komflig van et lat. flstu' la, en kan althans, bij de uitvinding van liet gez . gde flag van fchietgeweren, zeer wel daarvan zijn ontleend. , ,
PIT , z. n , ni. , van den pit; meerv. pitten. Bij KKir,. en nog heden ten dage bij nmenigen Nederlander, het zelfde a,ls put.. Van dit gebruik van pit worden voorbeelden door VAN HASS. bi j gebragt ; en het enge pit wordt genoegzaam ni denzeltden zin gebezigd. PIT • z. n, , vr. , en o. , der , of van de pit , des pits, of van het pit ; meerv. ' .pitten. Verkleinw. pit. je. _ Het merg van Benen boom , of van eene boomvrucht , of een kern , of zaadkorrel , van zulk eene - vrucht , en meer anderen : • wat geef ik om den dop , als iet (Ie pit maar krijg. Kastanjepitten hazelnoo pitten, p4 itten , perzikpitten,' ` komkommer pitten , enz® i^ t bin nenfle van eerre kaars , en het gene in eene lam} de plaats, der pit van eene kaars bekleedt, en i i dien zin wordt het mede vrouwelijk gebezigd : die enne pit geeft al te weinig licht. Figuurlijk , het beste, bet voornaawfle van Benig ding , in welken zin het onïj< voorkomt : noit fpeelzieck kaeude zij het pit van wijze. fpreucken. VOND. Hier is eerre overdragt van een tastbaar ding pit „ tot iets , ` dat o nligchamelijk is , wij ze fpreuken , als het innerlijke wezen en de kracht daarvan., Het pit van haar gedachten Vorw. Het pit der Gerx- aren. . OOFT._ Bijzonderlijk, het verfland van een enscll : daar (leekt geen pit .in dien maan, hij bezit geen verfland. flij heeft pit achter' de ooien, het is een ensch van verfland : van wier, die pit heeft`t achter d'ocren, VOND. Deze leenfprcukige be•a ee kenis van pit zet aan .pittig den zin bij van ln;edig : wat ziet zij er pittig uit, wat, heeft zij een fnedig voorkorne'n. Ons pit komt enkel in de eerstgenoemde beteek'enás overeen met het eng. pitte , en leeft voorts geene wcderga in eenige andere taal. PITOOR, putoor, z. n. , ni, , des pitoors, of van den ztQor; meerv. pitoren. Zekere vogel. nI Sj ►R N, b dr. w, , gelijkv. Ik pitsjaarde, heb ge% ,pitsjaard, Scheepsw. Door middel van zeker rein aan boord roepen , het zij een vlootvoogd- zulks ten op zigte van 3e beRvelhebbers der fchepen doet, waar., .over -hij gebiedt , het zij de bevelhebber van eèn ' afzonderiij l fchi -
,
.
,
-
•
„
-
L.
fch lp het ten aanzi^sn . van zijn afwezig fcheepsvolk verrigt : de admiraal pitsjaart, feint de féheeps k{spit ei.nen : bij zich aan boord. Vanhier, dat de vlag, waar . van amen zich tot zulke feinen bedient , de pitsjoarvlag beer. PITTIG, z1e pit. PLAAG, z. n. , vr, , der , of va, de plaag ; tneerv. Y^i gen. Verkleinw. plaagje. Eigenlijk een flag , en- eene daardoor toegebg agte wonde ; in welke bcteekeznis p?aghe bij Kit.. , en plage in het oudduitsch , evenzeer voorkwam , als het fr. _plasje die betekenis niet de lat. en gr. ftamwoorden plaga en gemeen heeft. ln. het hedendaagfche gebruik , ieder onheil , dat ons treft, het zij het door ons als acne kastijding van Gods vege moet worden aangemerkt, en het daarmede zoo gelegen is , als met de tien -lagen va; Egybye; iet zij wij ons Zulk een onheil door geen bijzonder v ge dras op den hals haalden : deze plaag hebben zo .rigu gezocht of te koopen. H.looFT. De £ ijiifen zeiden za't'e bijen die jammerlijke plaegli over den hals. VoN o. Iiu. is daag, landplaag. Bijzonderlijk , eene zware ziekte , s als de pest, of duurte en hongersnood . Figuurlij k, iemand , die ons plaagt: hij is een plaag voor zijn wijf Anders geeft men- aan zoodanig iemand de namen n plager, plaaggeest, plaagduivel. De laatstgenoemde be' teek.enisien Beeft ons plaag gemeen met het ho ► ro d. pl.. g e zweed. p laga ijsi. plaaga pool. Fra a e:lg. p r° guc , itai - p aga , fp. paga. PL,AAGDUIVEL , zie plaag en plagen. PLAAGGEEST, zie plaag en plagen. PLAAGZIV K , zie plaag en plagen. PLAASTER , zie pleister. PLAAT„ z. n. , vr. , der, of van de plaat; meert. platen. Verklein... plaatje. Eigenlijk een breed gen, of gegoten , f nk metaal, (laat plat en vlak is : et die gouden plaaete. VOLL N:-r. Eene kopren plaat, eene. 11aande en eene liggende plaagt. Voorts een ftu k hout, of aeen , van dezelfde gedaante : jet is op eene houteen praat gegriffeld. . Die ƒc-hoorfleen is met marmerren p!a. en bekleed. 1)e plaat vara een uurwerk. (vrrd r2gti k l;j ► ,: Bene prent, -waarop het graveercel van eene koperen of houten plaat is afgedrukt : dat boek is vol platen. De plaatjes van dien almanak zif"n. fraai. iemand in plaat m
,
Te
PL.
krengen. overigens, eene zandbank in zee`e'n, of rivieren : dat fclüp zat op een plaat. Van hier plating ,
een plat houten bekleedel van eenen aarden wal. Zamenh ell.: borstplaat, een borstwapen, en een plat link borstfuiker, fcheenplaat, wijzerplaat, --zandplaat, enz. plaatdrukker , ,plaatdrukker1j , plaatetter, plaatpapier , plaatpers , plaatfnijder , enz. Plaat is verwant aan het eng. plate , engelf. platung, zweed. pleit , hoogd. platte , fr. plat , ,plastre , en plasm tron, 1tal. paastra, en piatto, middeleeuw. lat. plata , en zekerlijk ook aan het lat. ,platen , en het nederd. plaats , plat en blad. PLAATS , z n. , vr. , der , of van de plaats ; meerv. plaat fen. Verkleinw. plaatsje, Eigenlijk , een ' plat en effen , , en daarin aan eene plaat gelijkend, gedeelte van de oppervlakte der aarde. Bijzonderlijk , zoodanig een als er nevens een huis ligt, en tbt het zelve behoort: de kinderen fpelen daar - buiten op de plaats. Hieraan grenst de beteekenis van het marktveld eener frad , welke in het fr. place , in het hoogti. marktplatz, in het eng. # a ketplace, en in plaetfe bij KIL.. , heerscht. Voorts een eten , of oneffen thuk gronds , op het welk men eene flad , een dorp , of een buitenverblijf aantreft : waar ligt zijne plaats , of buitenplaats ? Die bod heeft een mooi plaatsje aan de Vecht. Moordrecht en lilijdrecht zijn voor dorpen al zeer fraaije - plaatfeta. Rotterdam is naast, 4fterdam de volkrijk/le plaats van Holland. Eene welverr¢ierkte plaats grensplaats , ' handelplaats , zee-Pi nats , enz. Ja evenveel , welke plek grouds , of ander gedeelte der ruimte, waarop liet, monschdom zich beweegt en handelt : op welke .plaatjan haan er fchildwachten ? Daar is de plaats van het tweegevecht. Ik was ,van daag op eene plaats , daar men kwaad van u fprak . erg laats , bidplaats , dril laats , geboorteplaats gehoorplaats , legerplaats , ligplaats , loopplaats ,. oefenp laats, , paradeplaats,. pleisterplaats , rustplaats, f'chouwplaats , fchuilplaats , flaapplaats s f aalplaats, fpreek. plaats , ./laan rats g fa eenplaats,. , fí^ra plaats , vergaderplaats , vertoonplaats, vrzjpla ts , wapen 'laats , áj r , l ts, worfi^elplaats, zitplaats , enz. Als mede het ruimtevitk , waarop iemand zich in tegenoverhelling van anderen bevindt, of het welk hij , in tegeuoverílelling van een ander ruimtevak bezet: al •, wat dlgchamclijk is, be,
r.
7
I sflaat eenige plaats ; maar een geest heeft geere plaats noodeg. Men gef hem de hoog fee plaats aan de tafii. Eeie plaats verfchikken , plaats maken , plaats nemen. Ik be waar zijne plaats. Dat. is mijne plaats. ()ok als er ;
van levvenlooze dingen g fproken wf)rdr :
dai boek jlad: t
niet op zijise plaats. liet neemt n i j te veel plaats ` weg. Gaarn ƒc4reef ik ook daarover , zoo ik Dog een -Plaatsje -open had. Overdragtiglijk , het gene op pene ot andere plaats van een boek , enz. gefchreven fl aat : er zijn
fchoone plaat/en in dat gedicht, deze en gene deelerg van hetzelve zijn voel opgelteld. Hij heeft eik ooggin lik eene fchriftuurplaats in den mond. Bewe1jsplaats, echte plaats, ingelaschte plaats , vervalschte plaats. • Figuurlijk , de bijzondere oniftandigheden, waarin zich iemand be.. vindt : ik was niet Baarn in de plaats van dien dwwinge, land. Onder anderen de tl and , rang , of waar -lithe icf ,. van deze -of gene perfonen : 7ulivs Caefar u •ou licr'er in
arme boerehutten op d' lpes d'eerfle pZaats l e eerl n, dan binnen Rome de toverde. V0LLENH. Inzonnderhhek i. eene predikàntsbediening,: die proponent zal niet ligt eene plaats krijgen. En plaats is hier zoo veel als ftnd plaats, 'eendorp, enz., waar iemand ,als pred'iku- nt lh ,ar. 'Dien zin heeft het ook, wanneer men zegt : hij is reeds op zijne derde pladáls. Ook komt de heteekenis van mand , ambt , enz. onbetwistbaar voor in fc^ liout> Plaats, f enz1 als ook in de zeg vijzen iemands plaats vervullen , in iemands plaats komen , ie mand van zijne plaats berooven, hein uit zijne plaats wippen, enz. . overigens, is in de eerfee plaats, in de t weede plaats, enz. even =eet'als vooreerst, ten tweede, erin. --•plaats g;^ijpen , voorvalIen, of in zwang zijn aan eerre bede plaats ge; en, daar naar luisteren na;: de redelijleheid pyaats geven, haar in acht nemen - den duivel geene. plaats geven , heng geene gele gen heil veríehaffen , om te verleiden de waarheid vindt geene plaats , geen gunflig gehoor ---- dat gebruik vindt plaats, het geraakte of is, in zwang ik laat die flelling op hare ,plaats, ik laat haar ongemoeid. Van hier het werkes. plaat/en , op eene plaats ti ellen , of -
f
-
van eerre plaats verzien , bergen, en liet bï v. lee en bijw. plaatfelijk. Zarnent ell. plaatsbeg ever , j laatste, lee=
der , plaatsbewaarder , plaatshome , plaatsouder , plaats.. majoor , plaatsvervanger , en z. £ 4
Plaats:)
72
PL.
Plaats, bij KIL. plaatfe, pletfe , nederf. plast, hoogd. platz , fr.. , eng. place.; fp. plaFa , ital. piazza , pool., bob. plat is naauw verwant aan het lat. platea , angelfw plaets, en voorts aan plaat, plat en blad. -PLAATSELIJK , zie plaats. PLAATSEN , zie plaats. PLAGEN, b'edr. w. , gelijkvl. Ik plaagde, heb geplaagd. Eigenlijk ,door het geven van eenen Plag kwetfen , i welken zin slaghen bij KIL. voorkomt, wonden , n zoo als het gr. rhsjrr c, y , het oudlat. plagare , het latere lat. fligere . het stal. ptagare , het hoogti. ken , en het zweed. plagga. in het gebruik, evenveel op welke-wijze , kwellen : raat'land wordt zwaar geplaagd. Waarom plaagt gij dat kind? Honger en dorst plagen eiij. Dezen zin. hebben plagen bij KIL, , zweed. plaga , eng. plague , en hoogd. plagen. Van hier plager, en de zanaen(Iell.: boerenplager , vrouwenplager, enz. -^plaagduvel, plaaggeest , plaagziek, enz. . PLAGGE , z. n. , vr. , ' er , of van de plagge; meerar. plaggen• Verkleinw. plaggetje Bij KIL. ^laaghe, la her^je, een dekkleed , . en lompen , vodden. , In het hedendaagíche gebruik , vlakke , en sneer lange en breede , - dan dikke- lappen, die van een, digt .
.
begroeid heideveld afgeiloken worden , om ,tot brandte dienen , en daarin van zoden verfchhillende, dat deze laattle van een grasveld afgefloken en tot gc; lsch andere einden worden gebezigd : de armoede 7-a a d , 1n plaats van ,turf, enkel plaggen. Dit woord, in het h.-oogd. ook.plagge , fchijnt vermaagfch'apt aan het -
fr. piaque, als ook aau ons nederd.plak,,of plek, vlak, of vlek , en vlag , zoo alsen -londer anderen ook zekere groene lappen noemt, die in onze binnenwateren groei_aen.
PL t` I Z IEL. , zie lp?eizier. PLAK , z. n. , vr. , der, of van de - plak; m eerv. p lakken. In den zin van . eenhen slag met zeker welbekend werktuig van ouderwetfche fchoolmeesters, af kor fl-ig van^dezëlfde lat. en gr. flawwoorden plaga,. -^,x' ^, , van welke plaag een ander uitfpruitfel is. Voorts h : t werktuig zelf, waarmede een fchoolw eestet plakken u teelt: de plak gaat he m niet`°.. uit de handen. -Van.
bier de (preekups: ergens de plak op le en , liet, dor een meesterachtig ontzag tegenhoudeii , bedwingen:
P L.
73
iemand onder : de plak hebben, hem zoo Willekeuri lijk beheerfchcn , als een f'choolineester de leerlingen , ctie voor zijne plak beven, en hem dakram {hee snaar,
oogen zien. ]PLAK 9 z. n. , vr.., der , of vaan de ;1 k ; meerv. plakken. Verkleinw. pplakje. Bij Kit.. placke , plecke , vlecke. .l i eenige beteekenisfen , welke KIL, aan dit woord geeft, bezigt uien heden ten dage in . deszelfs plaats plek en vlek. Intusfclhen kont plak nog fumwijlen voor inn den Zin van eene trmet of ' klad : daar valt eenti groote plak inkt op P mijn fchrift En fc hertfende noemt men eerre plak van dien aard ool^, wel eens een plakkaat : wat hebt gij daar een plakkaat ir uwen boezel.. Maar veel geb.riui. kelijker.is ..00k in dezen zin het woord vlek, aarin , even ajs in plek,.plak, plagge, het gr. r .a^ , Iet fr. plague , enz. het denkbeeld van vlakheid heerscht. Uit dien hoofde was plak oorfpronkelijk, evenzeer als plek , enz. , een vlak gedeelte des aardbodems. Van, deze beteekenis ging p lak over tot die van- een vlak gwdeelte van evenveel . k ding, dat, -door eene daarop vallende frnet vang de. overige oppervlakte van ZU1k: ; eert . ding, als het ware, afg.eteeken.i - weid, en oer,,'rasti ,ljjk gaf men aug cie finet, ° waardoor . een deel (Ier oppervlakte van^eer g -
.
eli"ng zich van het. overige dier oppervlakte on e ^
e
de , den naam van pp?'ak ; in welken zin plack en p ac Fez
heden ten dage ook in het nederf. voorkomen. VVa ; lier het nederf. werkwP p lacken., en pplacken, plecken , v>le:. ken tij, KIL ,I' den z n <
,fchilder, plackkp ier, kladpaper.
PL K AA P, z. n1, e., :des p lafrkaits , of van het p
7 kast ; eerv. lakkazen. Van plakken , aan kaken. Pla.k.fchhriir , aang f agen ', bevel heeft dit lkkat kk 7 , , l * men /
T
gedrukt. boek , enz. Zie, verder plak ei plakken. 11j1 l ^Ik plakte, he 5 ^ etfl^ . ^. PLAKKEN, berk. v. , Jeis eens vlak" op of Pan vlijen, zo d a r liet asar- a^ vastl? leeft : plak daar dat brie f f op N Dat behangjl is aan den muur e la ' ()v r ragtL $k , eeiiig di p- Y :.: nederwe rpe , als of r.mF ni het .op (ie p:aa.6,s, \vaar mexz liet nfederkverpt, vast wilde doen kleven : }aars pia te z j het daar zoi. neer •i;" pla r her; tegen den gro;id, E 5 á
74
P
L.
den wand , enz. Voorts iemand gevangen zetten : ik zal hem doen lakken. Als mede zamen doen kleven pollevijen plakken , hielen -vair zamengeplakt leder ver vaardigen. Met klevend goed -befineren : placken, bij KIL. plaesteren , oft bef tten reet ,heem , kalk, enz. . Vast doen kleven : er ligt in dat boek een blad los , dat sproet geplakt worden. Eindelijk , onzijdig,, lang in eest gezel chap blijven : hij is een liefhebber van plakken , een rsgte peplap. Van hier plakker , en de zamenftell. leemplacker , en plakleem , bij KIL. plakbriefje , plak baart , plak fchrift. Plakken, hoogd. .placken , middeleeuw. lat. placare, van welk laatie het hoogd. placat , fr. placard, e. placart , ons- plackaert , bij KIL. , en in een oud fuk , dat door VAN HAss.. as aangevoerd , en het hedendaagfche plakkaak , fchï jnt af te (lammen. PLAMMOTEN, bedr. w., gelijkvl. Ik plamrnoowe, heb geplammoot. Bij letterverplaatf ng , van het , verouderde en bij KIL. voorkomende palmmotten , met vuile handen betasten , bezoedelen : gij moet dat fchoone linnën zoo niet plammoten. In de gémeenzame verkeering gebrnike .
lijk. OUD. bezigt het in eenen goeden zin,, voor kneden : -ongelijke dingen tot eenre gedaante plammodten. PLAN , cz. n. , o. , des Plans, of van het plan ; meerv. plannen. Verkleinw. plannetje. Evenzeer als plein, bij KIL. pleijn, plans, en het hoogd.. plan, eng. plan, Alain, fr. plaine , plan , it.al. piano , pianur_. a , oorfpronkelijk van het lat. planus , vlak , effen; en beteekent eigenlijk , - eenen vlakken , effenen , platten grond. Bijzonderlijk 'eeryen grond , waarop een of-meer geboue wen moeten wordengefticht. Ovçrdragtiglijk, eens fchets , eene afbeelding van zulken grond, en deszelCs vdeeling tusfchen de gebouwen , of derzelver- onder fcheidene vertrekken:; en dus eenen zoogenoemden platten grond van een gebouw , of van eene vereeniging van gebouwen , van eene tad , van eens vesting , enz. : men vond allerlei plannen eiij hem. Voorts het ontwerp , op zich zelf, al is het nog niet op papier afgeteekend ; en , eindelijk , evenveel welk ontwerp : volgens Barruel -
waakten de vrij metfelaars het plan der Fran fche oorwenteling. Zameuft : planmaker , enz. PLANEET , z. n. , vr. , der, of 'van de planeet ; meere. planeten. Eene dwaalfi er , , f , liever ,. een wandelend -
he.•
L.
7m
hemelligchaam , dat Zich in Benen bepaalden loopkring rondom de zon beweegt : oudtijds waande men , dat d zon en de planeten rondom onze aarde wentelden , thazis befchouwit wen niet meer de zon , maar den aardbol, als Bene planeet. Door dezen naam onderfeheidt men de gezegde hernelligchamen van de vaste fterre,n, van de planeetwachters , die zich wederom , rondom de planeten bewegen , en tot welke de maan behoort , en van de flaart- of baarditerrén , die genieei li jk .'kometen gew noc md worden. Nu verzon de hebzucht weler zekeren invloed van de planeten op het lot der menfchen. Men voorfpelde ai n ligtgcloovigen geluk of ongeluk uit hunne planeten. Van hier, dat iexninds planeet, 'zoo veel beteekende ,, als zijn noodlot : laru uwe planeet niet lezen. VOND. , laat u uw noodlot niet aankondi. gen. ZamenReli.: planeetboek, planeetkijker, planeet le. ,
zer.
.Planeet , hoogd. planêt, eng. planet, fr. plave'e, ital. pianeta ,, lat planeta., zijn allen van het gr. vr .
afkolniig , dat eenen dwaler aanduidt ; een naam , dien men zekerlijk aan de gezegde herelli ehamen gaf, toten men nog niet wist , dat zij allen zich in eenen vastá:n loopkring bewegen. PLANK, z. n... vr. , der , of van de plank ; 'meerv. planken. Verkteinw. plankje. Zoodanig een f:uk hout , 21s reen uit eenen boom, krijgt , wanneer nies d nz lv n. derwijze in het lang doorzaagt, dat de lengte en hre í te der flu-kken de:rz{elver dikte verre overtreffen : ]V a. in ontziet n o och 2pa'al ,^h d' ^ k , noc tu in noch ea1 e i 1'ee pdank. "VOND. .Dat papier is zoo vast als Bene plank. Een hu'. jé van vier planken , eene doodkist. Eerre plank voor het hoofd, of, lomp weg , een bord voor den kop ,- hein ben, onbefchaamd zijn, van blikkerf rock blozen weten. Hij is de plank mis , liet gaat hém , als of hij eetje ,
plank , die over eene floot ligt , mistrad. Hij kan wel bij de plank, is een gegoed man , in het da.geliji.fc {- e leven. Van hier het basterdflaartige plankier, zoldedering van planken , ook eene plank , die voor de ftc ep , tot dekking van eene goot ligt : die een heden teijt zoor de tralij fitten, of op hes plankier. BREDER , ' en het bijv. planken, dat uit planken vervaardigd is : een plan ken vloer. Zatnen(lejl. : plankwerk, enz. Plank , bij KIL. pIaneke, hoogd. plan/ee , enge plank, •
PL.
76
in de taal van walris plange , zweed. p/ancka , fr. plan che ,. ital. palanca , ' pianca , lat. planca Hammen- af van
het gr dat misfchien .:aan ons nederd. plak, vlak , enz. vermaagfchapt is. PLANT , z. n4, . vr. , der, of van de plant; meerv. plan.ten. -V erkleinw. plantje. Bij eerre wijsgeerige befchou-r wing der natuur geeft, men dezenn naam aan alle bewerk tuigde deden vun biet gefchapene , die van een gevoelloos leven verzien., zijn :. het rijk der planten bavat boomera, f/juiken kruiden, grasplanten, enz. En dit algemeene gebruik van plant wordt bij . menige gelegenheid gevolgd : bel meet , off` van eick , of dichte lindeplant. D. DECK. Doch in het gerneene leven bezigt men plant ook meermalen in , de engere beteekenis van jon% ge en pas uit de aarde voortfpruitende gewasfen , voor= al die vau zulken,` aard zijn , dat zij verplaatst moeten worden : uit dier plant zal een fraai*e boom groeijen. ,, oolplanten, , faladeplanten. Die plant. gaat uit., - zij fterft. .-Jet ss de tijd , - om de aardbezieplanten re verzetten. Ook wordt. plant , plante, voor het onderile des voets genomen : aan de planten uwer voeten. ljjBELv. En hielt mirte heat fi,jns broeders plante. BIJB. i 7 '.. Van hier, het ba'ster.-ditaartige planteit, overvloedig, in de gemeenzame verkeering , en ook bij KIL. Zamenftell. plantbed , plantenrijk, plantgewas , planthof, enz. Plant , .planter, hoogd. t7?ánze, zweed. planti , eng. plant , fr. plante , ital. pianta , .f lamt af van het lat_. lanter. . PLANTAADJE , zie planten. -PLANTEN , bedr. w. gelijkvl. Ik plantte , heb geplant. Eigenlijk, jongegewasfen derwijze ergens neerzetten , dat zij daar ' opluiken en groeijeu kunnen : boo'nen planten, andijvjeplanten, fuikerrist planten . Figuurlijk, eending, ,dat voor. -geenen wasdom vatbaar is , ergens vast in , of op de aarde plaatfen : há j heeft het Staat fche vaandel op de vijandelijkeerfchanjngen geplant. Het gefchut op den zeil planten. Voorts , de begmnfelen van wederom geheel iets - anders ergens, vestigen :goede neigingen in de genoe.. deren der menfchen planten. Faulus heeft het chisten dogma te .Korínthe geplant. Volk planten , het welk men wekker ook moet hebben gezegd, daar men thans nog he ? woord volksplanting bezigt. Voorts komen van plan * teen 'riet Hechts planting', maar ook plantandje, zoo als men ,
'
-
p
-
,
L.
l
men hier en daar eeryen geregelder aanleg van geboomte: tot wandeldreven, en voorts eeii Amerikaansch landgoed noemt, dat tot planten van koffij, ruiker, enz. gebezigd wordt, -planter , welken naam men -bijzonder1i rk aan dein bezitter van eeneAmerikaanfche plantaadje geeft , plantfoen , eene jonge fpruit van meer dan een slag van boonren , welke men af hakt , om ze te planten, en tot eenei nieuwen boom te doen opgroeijen: als de jeugdige plantsoen geen hag eibuien ` vreest , noch blixems , die haer treffen. VOND. --- plantfoenbosch , enz. Planten , hoogti. p/linzen , bij NOTKEtt fanzon, bij WILLERAM .°t phlanza , angeli'. plantan, eng. plant, fr. .planter , ital. piantare, zouden , volgens ADEL. niet zoo zeer van planta , plant , enz. af lam men , als wel van platz, plaats , enz. ; maar hier werd hij, onzes erachtens , door zijnen heerfchendenn afkeer van latijn. fiche flamwoorden , geheel buiten het regte fpoor gevoerd. PLANTSOEN, Zie planten. PLAS , z. n. , m. , van den plas; meerv. .plasfen, Verkleinw. plasje BiKIL . plasch, nederí. plast, hoogd. platz, het zelfde als plots. Eigenlijk, een klanknabootfend woord , dat ongetwijfeld oorf pronkelijk , het geluid aanduidde ,'t welk bet water , dat hier .of daar op onzen weg staat, maakt, als wij daar in trappen. In bet gebruik, het water, dat zulk een geluid maakt, eeue min of meer uitgebreide en diepe plek waters , op ílraten en wegen : ik viel achter over in eenen plas. Overdragtigijk , evenveel welke plek waters : men moet naar Oostindie eenen grootera plas over. Door den onge,uirnen plas. VOND. De landen langs den Nijl, en uzilfez langen plas. VOND. Bijzonderlijk, in Holland, eep poel door uitveening van landerijen voortgebragt : de' Nieuwkoopfche plas wordt droog emaakt. Van bier ' r, dort ^e egen , íla^rn ge ,, floogd. ptatzr^egen , p^as^e^en een regen, die platz , plas, klinkt , of die plasfen voortbrengt , of uitftort, ,plasregenen, en plasfen, nederf. plas. ken , zweed. plaska, hoogd. platfchen , plantfchen, plan fchen , en platfchern , eigenlijk de klank van plas voortbren. gen , met voeten of handen in het water plompen , daarin morren.: dat wijf doet niets dan wasfchen en ,
:
.
-
plasten. PLASDANK , z. n. ,r ui, van den plasdank; ' meere. plasdan
78
PL.
danke,t. Verkleinw. plasdankje. Bij KIL. plaïjsdanck. Van Bank, en ,plas,. plats, eert bastaardwoord, ont. leend van het fr. planre, behagen , van 't welk men , be. halve pleizier , enz. oulings hier te lande ook pleizant , bij KIL. plaijfant en plaijfantelick afleidde. Dus is plas. dank, niet , zoo als HALMA wil. , een dank als een plas, een groote dank; maar een dank,. waarmede men be. rist, dat men in het verrlgte of gefchonkene beha. gen fc:hept , daarover wel voldaan is : men wil daarme. dc eer► en plasdank bij mij behalen. Diens eenigh doel. wit is den plasdank van haer Heeren. VOND. PLASREGEN, zie plas. PLASSEN, zie plas. FLAT, bijv. n. en bijw. , platter, platst. Het tegen. ovetgeftelde" van verheven , en genoegzaam het zelfde als vlak : iets plat drukeen , of flaan , deszelfs verheven. heid wegnemen, en het van weerskanten 'vlak en effen maken zoo plat als een Jéholletje, IWeest alle negers hebben platte neuzen. Platte daken. Het platte land, dat . fehaars niet gebouwen • bezet is , en daardoor niet. zoo oneffen wordt gemaakt, als de grond, waarop men eene f ad gebouwd vindt. Eene platte beurs , die ledig is, en niets, bevat, dat" aan haar eenige verhevenheid bijzet. Iemandp plat bijzet. ^ aan, , zoo geweldig g ^ ' kloppen , als of men hem plat maken wilde. Plat ter aarde vallen, zo.o neervallen , dat ipen de minst mogelijke verhevenheld behoudt. Fi urtt gi jk 1 ^- , al wat weinig verhevenheid en rondheid fchijnt te bezitten. In dezen zien gebrui. ken de fchilders het woord plat , en tevens in dien van onedelheid , laagheid van voorkomen : eene platte i. guur , die van allen édelen zwier ontbloot is. Even. eens noemt men laffe en kruipende gezegden platte uitdrukkingen ; en fmakelooze wijn heet platte wijn. Ove. ri ;ens ,is plat , oulings plats, regt uit, zonder omwegen : iemand iets plat af /laan. Ik gelove. plat,. dat den armen vert geholpen van zijn gebreecken. CON.STTH. Juw. Bij KIL. plat u':, rond uit.. En in het plat is, op eengin zoogenoemden platten grond , in een plan: de Koning deert in 't plat teeke, en de flaghorden. HooFT. Eindelijk is plat duitsch het tegenovergeftelde van. hoog-. duitsch. Van hier plat; z. fl? ; waarover flraiks nader, .platachtig, platdzjs, en pl rtteel, waarover ook &nader, plathüd , platten, waarover bij . pletten , en platterd , een .
;
•
P
L.
f
een ongeletterde : ` slat boek is voor platuerds gefc/i reven. Z a rnenaell. platbodemd, platbroek , platgat , plat`oad , platluis ,platvisch, platvoet , ,platvoeten , platvoetig , enz. Plat, hoogd. plast, zweed. plast en flat , deern. flad, enge flat, fr. plat, stal. piatto, is naauw vermaagschapt met het lat. plautus , plotus , een platvoet , en latus, gr. r:-Aarv5 , breed, als ook niet plaat, ,plaats , en blad. PLAT , z. Ti , o. , van het plat ; m eerv platten . Ver. . kleinw. platje. Dit verkleinw. bezigt men wegens eenen fouten jongen : het is een regt platje. Maar een plat is eerre effene vlakte zonder verhevenheden; zoo als een plat dak van een of ander - .bouw: daar is een fchoon plat op dat huis. Viel . ardinael van het plat, hij zou aen cijferletters Jiukken vallen. VO ND. Het b o. veníle van een altaar : op 't outerplat, ST OND Wilt here op 't plat van zijn altaren vieren. VOND. De vlakke zijden van eenzwaard: ik heb here; met het plat van den degen afgerost. Het o nderfle van eens menfchen voet: 't zal alzijn onder t plat van uwen voet geflelt. D. DECK. Voorts i s op zijn plat met de vlakfle zijde naar beneden : die klinkers liggen op hun plat. --- Op zijn . plat vallen is , figuur ij , evenveel ais , door de mande vallen , tot bekentenis komen. PLATDIJS , z. n. , vr. ,, van de platdijs ; meerv. platdijzen. Verkleinw. platdijs^e. Zeker fiag' van platvisch, dat onder op den bodem van het water op de linker zijde ligt, en daarom enkel -aan den regterkant van het hoofd oogen heeft, anders fchol. In het hoogd. plattersze, bol . plateijs, platei j fek , pool. plascezka , eng. plaice , fr. plie , middeleeuw. Iat. plada , bij ANSON. platssfa. Waarfchijr lijk van het gr. irj vrat, dat intusichen eigenlijk een` ander ílag van platvisch aanduidt. PLATTEEL , (plattiel,) z. n. , o. , des platteels of van het platteel ; meerv. platteelen. Staat in den uitgang gelijk aan het fr. plateau , een fchotel. Zie ee!. Het flamwoord is in het fr. plat, een fchotel. Ook beteekent ons p;atteel , in de ázamenftell. platteelbakker, platteelbakkerij , allerlei aardewerk ; maar het blijft bij eenen fchotel bepaald, in platteellecker, bij KIL. , een tap fe?lfehuimer. Zie pateel. PLATINA, z. n., vr. , der, of van de platina; zonder ineerv. Een metaal, dat eerst in 1748 in bet Spaanchr .
w
,
8o
PL
fche Amerika ontdekt werd , liet goud iiï • zwaarte overe
treft , .ligtblaau y r van kleur, en op zich zelf onfrne1t4 baar is , maar om fiaa.tkuundige redenen niet opgedo1' ven wordt, en daarom in Europa zeer zeidzaaam is. PI,AVE JEN , (bij Kir,. ook paveijen ,) bedra W. , ge lijkvl. Ik plaveide , heb ' geplaveid. Vloeren : - de weg is eer uur gaars vier , eplaveid, met gebakkene of andere fleenen gevloerd. Van hier plaveijing, plaveifel. Zam enftelL : plaveiteen , b ij KIL. ook paveifleen , paneer. [seen, eng,. pave, fr. pover itil. pavinientare, afkomflig van liet lat. pavire , vloeren , eienlijk eenen leeven grond plat en effen kloppen , ftampen , of trappen , waarvan het gr. ; O`E^r her grondwoord is. PLECHT, z. n. ,vr. , der, of van de plecht; meervr. plechten. Het voorfe of achterlle halfdek van een febip, maar •bijzonderlijk liet voorverdek , waaraan men niet -flecl ts den naam van de voorplecla^7, maar ook bij uitce fluiting dien van de plecht geeft, - welken= het achterfie halfdek naauuwlijks anders voert, d.an in de zanaennílell. m uurplecht . Spreekw. van de plecht rollen, van zijn _atnbr afgezet worden. De plecht is al van het fthip , eenti klankfpeling, die zon veel aanduidt, als: dat pleegt niet meer te geschieden, ZameniteU .: plechtanker, het voornaamfte anker van een íchip, dat men op de plecht gereed houdt, oni het in den uitertten nood te gebru-i40 ken. Overdragtiglijk , iemands laatre toevlugt! .dat was mijn plechtanker. IIet plechtanker uitwerpen , de uit -
-
.
fl
-
-
terfle pogingen tot behoud in het werk ftellen. PLEGEN, (bij .KIc. pleghen,) onz. w.., onregelm. Ik plagt , heb gepleegd , oul.'geplogen ; doch dit is geheel versleten. Gewoon zijn: de wereld is verwilderd, waar Pallas plagt te {laan , is nu een uil gefchilderd. Hij pleegt veel te eten. Out, werd het ook gebezigd voor ;ebeu • n : dat men doorgaans • ziet pleghen. HOOFT. p.l EGEN , bedr. w. , gelijkvl. Ik pleegde , heb gepleegd. Eigenlijk bezorgen, zorgvuld i glijk in het werk flel.len , oefenen , in oefening brengen-: maar oock, e'at hot /e -
hoorli j ck is , dezelve (de verdraag zaa heicl) t p feg henna
H. DE GR. Voorts in eenen algemeeneren z rn, bedrij ven : hij geeft zich over aan het plegen van allerlei gru-
welen. Bedrog plegeti , raad Ple, en. Den dienst pl gene BYEELV,_Van hier pleging. amen ell , izg s legmg, raadpleg ing , r le ing pleegvader, bij KIL. pleghva^
P L.
2r
vader , voogd , enz. POOT gebruikt het woord pleegheer voor een' herder. Nog- zeggen onze landlieden : de koezjen plegen.. De ouden bezigden ook plien voor plegen. FLEGT, È. P., vr. , der , of van de plegt; reerv. pleg_ ten. Rusting op. een huis of ander goed: ik heb eene )legt van duizend gulden op dat land. 'Bij KiL. Pleglie debiturn, PLEGTIG, bijv. n. , en bijw plegtiger , plegtigst , bij KIL. ook pligtig. Statig, aanzienlij : eene plegtige vergadering— een plegtig gewaad. Rij ontving ons op de plegtigfle wijze.. Van hier plegtigheid, plegtiglijkr Zie heil en lijk. OUD. bezigt gedenkplegtig. PDEGTIGLIJ K , zie plegtig. PLEI , 2ie palet. PLEIDOOI, zie pleit. PLEIN, z. n. , o. , despleins , of van het plein; rneerv. ple ^ tien. Verkleinw. _pleintje. Eigenlijk even het zelfde, als plan. - oulings iedere vlakte : doe zij nu aen de pleijlie van den doornbosch quatnen. P Y ELvEM,T. In het hedeudaagfche gebruik eerre elfeneen vlakke plek gronds nevens een groot gebouw: hij flaat hier op een verheven en met marmer gevloert plein. MooN.. • De koetfen re* gelen . zich op het plein. Zie voorts plan. LEISTER, (p7aafler,) z, n. , vr. , der , of van de pief fier ; rneerv. ' plei/lers. Verkleinw. pleijiert je. Een fl uk linnen, of ieder, dat met een kleverig geneesmiddel be» fmeerd is , om op eene wonde , kneuzing , enz gelegd te worden :- zijn halve aangezigt is niet eene plezjler beq dekt. Hechtpleifler, keelpleifier , ta pleiter, trekplelfier , enz. Overdragtiglijk , al wat tot verzachting van Benig leed dienen kan : dat zeggen is te grievend, lig daar eene piet/Ier op a, voeg daar iets bij tot opbeu.ring. Op dat gebrek moet, men eene gouden pleifler leg^ gen , reen moet dat leed met geld verzachten. Voorts de kalk, waarmede men eenren muur bedekt : al de pleifler valt van den wand. En ei nog ijuuer .f ag van kalk, anders gips genoemd : ik heb zijne.heeldtenis in pleiJler. Van- hier plerfieren , met kalk be%rijken : die wand mag wel eens op nieuw gepleiflerd worden , --- pleifl eraar , bij Kir.. , plaeflerer, placker. Zameníleli.: pleiflerkalk , pleifl`erkuil , waaruit pleijler gegraven wordt , pleijlerwerk, dat van pleiner gemaakt is. F Plej. ,
s
L. Fleif7er,, eng. ^ plaifler, hoogd. pflijler, ang eff. pla ter, Zweed, pief/er, boh. fiajir, fr. platre, en emplaa tre , ital. , i, . empla t-o , lat. e rpin firuin , flamt af van :r gr. ^ ,r  f1 pov, welks voorzettel men in het fr. als er van k =1k gefproken werd, en elders in alle gevallen, -
„
weggeworpen heeft.
PL EISTEREN , ie P1. ister. pl,EiS'.tER. N onz. w. , gelijkvl. Ik pleiflerde, heb grpleifierd. Op eene reice° f:Il houden , om wat uit te rusten : hoe menigmaal hebt dij wel gepleiJlerd ? Zamenf ell.: pleiflerp((ats, enz Oulings íchreef men peiieren , Zoo ais KIL. en PLANT. alleen hebben , en het bett ekende eigen ijk zich ververfchen , eten en drinken kom: pet 'eren in mijn hut. Fl uijc . Ook van dieren: ghinc loet. erft peijaleren in't land, ZEGHEL. ..f;, 'fi z. n. , vr. der, of van de pleit ; meerv. pleiten. Een plat vaartuig.: pleijten geladen reit Hr mborger bier, in een oud [luk bid YAN . ASS, wanteek. op KIL. In het genieene ]even gebruikt enen dezen naam niet meer, maar wel in de gefch iedboeketin , ' waar men van vaartuien gen van den ouden tijd fpreekt. lee Italiaanfche fchrij vers der middeleeuwen noemden ze jlatae , en lattae ; en in opperti. geeft men aan foortgelijk een flag van vaartuigen nog heden ten dage den, naam van plette,
platte , welks oorfprong in plat gelegen is. PLEIT , z, rh , o. , des pleits , ef van het pleit ; zonder nneerv. " Een regt$geding: uit een verwart pleit redden. VOND. Tai j hebben hier bij een de rechters van het pleit. A NTON. ' Zanenflell.: plei>bezorger, pleitgeding, 'eiti , pleitzak , enz. Pleit, eng. plee , ital. putto , fp. pleájto, fr. plaidoier , van waar wil het basterdwoord pleidooi ontleend hebben ,, fchijnt af te. Lammen van een oud ,woord. glei jen , keuvelen , dat bij ME L. ST. voorkomt in : fi gghingken nu linghen ende pleiten, en van waar ook la: fieren , plaeijeren , planeren bij . KIL. , fr, plair dor , eng. plead , en ons nederd. pleiten. Misfchien echtei is pleit a komfi van pie en, waarvan pligt, als een ftri jd , of onderhandeling vebens de pligtigheid en hei regt van iemands bedrijf. Althans , in Gelderland zegt wen nog, pleet , plegten, voor pleit en pleiten. Hei gr.or ri^ av , pugnare ., cdisceptere komt hier ook ir aanmerking. • . P LEITEN , onz. w.. gelijkvl. Ik pleitte , . heb gepleit
Eer
1 '4$
$3
Een regtsgeding voeren : hij doet fliets dan regten en 'e ^a pleit dile'ite n. ^. voor hem .welkepleitbezorger heeft zijn geding in handen. Gverdragtiglijk., zich zelven, of anderen , in"evenveel welke gevallen , verdedigen : hij
leit voor zich zelven. Dat pleit erk v000 hare onf chuld pleit ' Boe kunt gif nog voor zulken booswicht pleiten. . Van bier pleiter , pleiteri , enz. Zainci + ell.: pleithof, p?eit. kamer, pleitkunst, pleitvogekl , pleitziek , pleitziekte, pleitzucht , pleitzuchtig, enz. PLEIZIER , (plaizier , plaifer, plaijfr, bi* KIL.) z. i,, 0. , van het pleizier ; zonder m :er v. Verkleinw. pleizier. tje. Vermaak : gij hebt naij daarmede een groot 1=eizi r geda,n. Eigenlijk niets anders , dan liet fr. plas ir, eng. pleafure, ltal. piacere. Na dat intusfcihen pleizier bij ons in gebruik geraakt i s , hebben wij daarvan afgeleid : pleizieren , vermaak aandoen, eng. pleafure, en picizie. rig, eng. pleafurable. Zamenflell.: pjeizierreis, pleeziertogt , enz. PLEK, z. n,, vr, der, of van de plek ; meere. plekken. Verkleinw. plekje. Oorfpronkelilk , een vlak gedeelte des aardbodems. Overdragtiglijk , ieder gedeelte des aardbodems : terzelver plekke - aangefineten. HooFT. Voorts een gedeelte der oppervlakte van elk. ding, -dat door eene daarop vallende finet , of door kleur , of anderzins van de overige oppervlakte van zulk een ding onderfcheiden is : hij heeft eene vurige plek op de hand. , Een hond met zwarte plekken Zie voorts plak, en vlek. PLEMP, plempe , z. n., vr. , der, of van ree plemp ; tneerv. plempen. Een visehfchuit , bij W tG.eNAAR. Die genie, welke met zulk eene fchuit vistcht, wordt,, volgens WJN4 SCHOTEN , een plempen genoern^l. PLENGEN, bedr. w. , geff kv1. Ik plengde , heb geplengd. Uitftorten van bloed , wijn , olie , of water, bij oférplegtigheden : onder het: plengen van den wijn op het al tams-. Voorts uitftorten , vergieten : er werd veel Chrism tenhked geplengd. De 'Dichters bezigen tranen plengen , voor tranen Horten, fehreijen. Van hier plenging. Zam menfell.: plengwzjn. PLENKEN, veroud. onz. w., bij KIL. plencken, ons dolen. Vanhier plencker,, een dwaler, een zwarver. PLETS , veroud. z. n. , o , van het plets ; zonder meeres. Bij K;L, een ftuk , eene lap , en eene geringe foort van .
-
,
laken.
F
PLET.
2.f
P
L.
PLETTEN , ;bedr. , w.., gelijkvl. Ik plettede , (plette) heb geplet. Plat maken , en voorts verbrijzelen, verrnorzelen, omdat men vele dingeta zonder dien niet plat maken , platte?l , of pletten, kan : dat arme dier is te morzel. ge4 plet. Gouddraad. pletten. Van hier pletteren , verpletter en , plet molena , exn z. Zie plat PI4F T'f E'REN , bedr. w. , gelijkvl. Ik pietterde , heb geplettterd., Het voortil. werkes. van _pletten. Van hier te 1►letteren te plettere en te mortel /Iaen. VOND. PLEUIUS , ond. z. , n. , vr. , der , of Van de pleuris; nmee_rv. pleuri fen. Zijdewee : zij heeft eene pleuris, van liet lat. pleuritis, fr. pleuré/le, eng. pleurefy. PL! .GT, z. ii,, ni., des pligts, of van den pligt; rneerv. p'zgten. Van plegen. E en door eene wet bepaald gedrag, en, in ene ruimere beteekenis, elk met de natuur der zake en onze , betrekking tot . dezelve overeenkomftig , gedrag: natuurlijke geopeniaarde burgerlijke, menfch`elijke, pligten. Bet is uw pligt, mij te gehoorzamen. Mijl pligt vordert ha. Zijne pligten ie buiten gaan. Naar eed en pligt handelen. Zamen11ell.: huwelijkspligt , kin,de`r pligt , tempelpligt , en z. pligtgebaaar , plig:gebsd , plig:. leer , bij H. 1 JLL. , pligttraag , bij CAMP H. -- pligtvaardig, p igtplegen, p. ligtpleging , beleefdheid, eerdienst -~ pligtfchu'dig., pligtshalve', enz. Van. hier: pligtig voor verpligt, . fctiuidig: dijkpligtig land, land , waarop de verpligting ligt om den dijk te onderhouden : we p igtig , bi* HOOFT. PLIGTIG , zie pligt , en plegtig. PLI TPLEGING , zie pligt. PLIGTSUALVE , zie pligt. PLOEG , z. n. , m, , des ploegs , of van den ploeg ; n eerv. ploegen. Een bekend werItuig van landbouwers , or . voren in den grond te trekken, en dien losfer , en .voor cie ontvangst van het daarin te werpen zaad gefe.hikter te maken : - nu zullen de koningklijke gebouwen luttel la/ets voor den ploeg laeten. VOND , `Overdragtig lijk., het werk,` dat met een ploeg wordt * verrigt, en ook alle andere arbeid :. Iiii gaat lustig aan den ploeg , hij begeeft zich lustig aan zijn werk; de handen aan - den ploeg liaan, eei zaak ondernemen; ook iemands middel van bef:aan : dat is mijn wagen en mijn• ploeg , dat zifu mijne middelen van kostwinning. Voojts , een time erman werktui , om planken te ploegen, -
-
,
8
P L.
g en ,. of daarin groeven te maken , waarin de afgefchaaf* de zijden van andere planken fluiten : en een werktuig van boekbinders , anders ook wel een ploegmes genoemd. Eindelijk fehijnt men den naam van ploeg oulings te hebben ' gegeven aan zeker bepaald aantal van werklieden, waarmede men zoo veel lands bearbeidde, als men met eenen ploeg kon bebouwen. Van hier, dat men nog heden ten (lage elk hfoop e volks, 't welk men' tot het uitwieden der akkers bezit, met den naam van eenen ploeg beflempelt , en 1denzelfden naam geeft aan elk hooi: e volks, dat gezamenlijk eenig bepaald werk verrigt , en afdoet : die veenman heeft zes ploegen aan het werk. Die d'*k wordt in elf ploegen afgewerkt. ZamenllL11 : ploeg. hout , ploegijzer , ploegkouter q ploegland, ploegmes, ploegos, ploegrad ,loegfe^ jf, ploeg/laar: , ploeg f eel , ploeg/lok , ploegflree k , ploegvoor , enz. Ploeg, boogd. plug' bij OTFR]D. 1)luag, in TATIAN. pihiuog, riederf. , angeli., zweed,, plug, eng. plough , ira het albanisch , plivar, longobard. p=loum , bij KiL. ploe h, is van onzekeren oorfprong., PLOEGEN, hedr. -uur. , gel ijkvl. 1k ploegde, hei geploegd. Het land met eenen ploeg omwerken : men vond Cincinnatus bezig met zijn land te ploegen. Onzijdi g, met den ploeg aan het werk zijn : die zelve ploegde met twaalfjok voor hem henen. BBYBELVERT. Overciragtiglijk, zwaar werk doen: menploegt, en zwoegt, en zweet. Bitter moet hij ploegen , oen aan den kost te geraken. Voorts is planken ploegen , daarin met eenen zoo enoemden ploeg roeven snaken. Het f rand ploegen , wordt_ figuurlijk gebezigd voor onu ut werk doen. De Diehters fpreken van het vor hoofd met rimpelen geploe sl , OUD. --- Cum venient rugae q'iac tibi tempus arert. OVID. Van hier ploe; e2 , iemand , wiens werk bi j z rxiderlijk het ploegen is. , PLOERT, z. n. , in. , desploerts, of van den ploert ; m e ere. ploerten. Verkleinw. ploertje. Een g iiit . een boef, de zich aan lage 1i ^ht,misferi}en, en fnoode treken en bedrijven overgeeft : heet zijn veelal pluggen en pioerier. Van hier p loertachtip,, ploerterlf en Moertig. PLOF, z. P. , n:. , des piof, of van clan pief; n ee n vil plofen. Klanknabootfetid woord. Het geluid van iets dat valt : wat grif dat daar eerren plof ! PLOFFEN , onz. sv,, gelijkvh ik plQfu 1en gepioft. '
-
t
-
-
'd
I-let
$6
PL.
Het geluid van plof veroorzaken , door ergens neer te vallen : ter aarde plofen. .Hij plofte achter over in het u'* er. Ook wel eens in eenen bedrijvenden zin , hetzelfde geluid te weeg brengen , door iets ergens neder te werpen : waarom ploft gfj het daar zee maar op den grond? En plofte we zht zand. VOND. PLOK , piuk , z. n. , m. , loks, ofvan denplok; meerv. plokken. Verkleinw. plokje. De daad van plokken , of plukken:: dit zijn aardbezien van den tweeden plok. Het gene mén riet de hand ergens uit plukt, of grijpt, een ieder neemt daar eenen plok af. Overdragtiglijk , een voordeel, 't welk men uit deze of gene zaak trekt; ik zal daar nog een mooi plokje uit halen. Van hier plokpenning , geld., dat bij eene openbare verkooping aan de meestbiedenden wordt ,geloofd: ik zoude' daar een plok^penning op zetten. Zie plakken. PLOKKEN , zie lukken. PLOK ENNIN & , plukpenning , zie plok, . PLOMP, •z. n. •, m. , des plomps, of vara den plomp; merrv. plompen. Klanknabootfend woord Het geluid van een ditz, erg zwaar ligchaam , als het plotfeling in eefl diep water valt: toen ik den plomp van mijnen tak, - hoorde , ƒpi-on,&ik aanflonds over koord , om hem te redden. Hèt was te Muiden plomp op plomp, toen al die bommen in de Pecht neerkwamen a_Ook wordt het ais e{. h tusfcheuwerpfel . gebezigd : plomp ! daar lag hij in den burgwal! Nu gebruikt men in het eng. het woord plum of pliump , genoegzaam in damelfden zin ; en men fchijnt. in liet fr. plonger , op liet geluid te doelen , 't welk een zwaar ligchaam maakt, als het plotfeling in het water valt ; ja misfehIen bekwam het lood in het lat. den naam van plumbum van het doffe geluid , 't welk liet nedervallende veroorzaakt. til , bijv. n. en bijw. , plomper, plompst. Grof, en dik, zoo als een ligchaam, dat, in het water ;vallende, het geluid van plomp voortbrengt : waarom hebt gij zulke plompe floelen gekocht? Plonpe nagelen , bij VAN }JAss. Voorts wordtplotrmp gebezigd wegens iets, welks punt, of fnede', derwijze afgef eten is , dat zij een grof en dik voorkomen .heeft : dit' mes is plomp. 4ls onfe degens plomp .gevogten zijn , dan zal hij -er weer een Punt aan flat en PAFFEN. oDE ^, bi* VAN HAss. Overagtiglijk, met opzigt tot des menfchen zieisvermogens, ti
,
.
L
gens , stomp , bot , don : wat is dit een plomp enseh ! V an hier plo paard , plompelz j k , plom kei , piompizen , in liet fpreekwoord : ik ben van piem huiz n , waarmede men het lat. Davus ,turn , n on Oedipis , ui drukt. Plomp , hoogd. , nederf. , eng. p((mp, lat. pIu-geus , ital. piormhofo. PLOMPAARL) , p1oin4errd, zie plo p. ,PLOMPEN , onz. w. , ge ijkvl. 1D plompte,heb gepienpt. Het ge l uid van plu,xnp te weeg brengen : ik hoorde het plompen. I ij plompte In iet water , door daar ira te val len , of met het zware einde van eenen langen fok, welken men bij het fchakelvisfchen gebruikt , daarin te slaan. Voorts ook wel eens , in eenen bedrijve eden zin , iets , derwijze in ' het water werpen , dat -zulks het geluid van plomp veroorzake : waarom hebt gij dat ding in het water geplo n it ? Plompen,, hoogd. olumpen , zweed. p 1urrpa, eng. plumnp , en plunge , fr. ploeger. FLONDEREN, zie pls rderen. PLONZEN, bedra en onz. w., gelikvl. Ik plonsde, beb geplonsd. In het water fimmijten, (lat het plonst: in cene poel der ver.terfen sfe plonzen IOOFT. ' OilZ. niet zijn ' t water valsen.: hij plonsde in de gracht. ^ in PL00L3 zs. n., vr. , der a, of vn de plooi ; meerva p oQije . Verkleinw. plooi Je. Eene vouw in , een kleed , de, huid van een inernsch ; of (lier , enz.: zijn aangezigt is vol •van plooien en rimpels. Hoe koen uw kleet aldus uit zijne plof geieurt. VOND. Overdragtiglijk , al wat tot dept vorm van een onnito ffe"ijls ding, evenveel afdoet, als de plooi van een kleed tot deszeifs fatfoen: die alle zaeck , hoe quaed, Jla et i de leste plot. D. Dze i^. Natuur geeft ons eenti plo,". VoN o. Hij heeft zijne plooi reeds genomen, zijn karaf ter is reeds gevormd . Plooi fchhijnt evenzeer- als liet eng. la/t , fr. .lx ,^ af te stal. piegament'o, lat, plica , van het gr. Rammei. PLOOIJEN, bedra v., geilikvl. .Ik plooide, hel' geplooid. In vouwen leggen : ogverhenui n Plooijeu. Figuurlijk, fchikken, - bedekken, goed doen voorkomen : ik had ,n ij verfpreken , maar wist het ficbiefijk weer te glooi je Boe zult gij -dit plooijeu " 411e: in de leste vouwen plooijen. Van hier .pllol,jleg, pooijler, geplooi. zelfde als het lat, p licare en gr. PLO. 4 . a
,
•
-
-
-
88
p t,
PLOTEN, bedr. w. , -- gelijkvl. Ik plootte, heb geploot.. De fchapenvellen van wol ontblooten : hoe , vele vachten zijn er al geploot ? Van hier ploter, vellenploter. PLOTS , bijw. , ontleend van het plotfend geluid , het welk een vallend .ligchaatn voortbrengt. Eensklaps , hetzelfde als plotfeli ig : uit is 't met haer ; plots leyt haer flaet. CAWIPH, PLOTSELING , • zie. pl©tfen. P Á .OTSEN , onz. w. , gelijkvlo Ik plotflé, heb geplotst. Genoegzaam hetzelfde als plofen ; ergens derw^^ze neervallen , dat die val het geluid van plots voortbrenge: zip plot/le van de, fchult in het water. Van hier plotfelljk, zoo onverwacht, en fchielijk , als iets dat valt, dat het gezegde geluid te weeg brengt,. en plotfeling. Flotfen , ílamt ,af van plots , hoogd. plotz , vertnaag. fchapt aan platz , enz. Zie plas.* PLUG , z. n. , vr. , der , of van de plug; nneerv. pluggen. Een bom ,, of mondhuk, op een vat, als mede een klein holten nageltje , waarvan . zich de fchoenmakers veel bedienen : thans dr9agt hij ook al fchoenen met p'ug. gen , in plaats van de fchoenen met fpijkers, waarmede hij hier aankwam. Pluggen fnijden , kleine houten nageitjes voor de fchdenmakers vervaardigen , overdragb lijk, een gering en onvoordeelig werk doen; zoo als plug, of plugghe, bij KIL . , voor eene zaak van weinig aanbelang, een niets beduidend ding;, genomen wordt, .en een plug , mannel. , in de gemeenzame verkeering niets beduidenden karel, eersen lichtmis aanduidt. Plug, .z%weed. plugg, eng. -plug; nederf. p lugge en pluck , hoogd. pflock,, ijsi. pleigur , itanit af van het oude fligen g zweed. fleiga, lat., fligere, fl aan , inílaan , zeer als het ijsi. si. Jleigr , zweed, pligg , dat een kielhout beteekentó PLU , z. ri. til. , zie het vorige plug. PLUIKEN, zie plukken. PLUIM , z. n. , vr. , der , of van de pluim; meegv._ plul.. men. Verkleinw. pluimpje. Eene veder : zoo wie de paeuwepluim , om haeren gulden glans , fielt voor de veer ader gans. D. DECK. ' Ik zal die zelve, roode pluim uitzonde. ren. VOND. Het verklein w. pluimpje beteekent ook overdragtiglijk een klein eerbewijs, eerre kleine loftuiiting: zij gaf hem -daar een mooi pluimpje, Als ook zeker {i:tg van kleine angelieren , van welker bloemen de bladeren in dunag vezeltjes uitloopen , die aan veren ,
.
:
ge-
P
L.
89
gelijken. Voorts is pluim , inde taal der jagers , de ftaart van een' haas; ,en weze beteekenis kan het woord , volBens VAN HASS. hebben in de zamentiell. plui n, rgjken , pluimflrijker , pluimflrijkfler, pluimfirnj keerij , enz. Dit pluimfirrjken kan eigenlik zoo veel zijn, als íireelen met een hazenítaartje, het welk de g,rliekfche blijfpel• fchrijver ARISTOPHANES eenen vleijer in de handen gaf, om de tranende ooggin van eenen leepen grijsaard af te
vegen. Daar en tegen fchreef Huijr c.: ,, plui mflrij. ,, kers zijn , die iemand, als met een zacht pluijmken , „ of veerken, wat honigs om den mond (meeren" De overige zamennfl ell. zijn : pluimaluin , pluii ;bereider , pluimbos , pluipluim g edierte , pluimgraaf, pluimgras, luim luiz.. Overi eins komen ^ nog van^ me sa e nz.. do^ n ^ ^: ?/;en , van veren ontblooten , en pluimaad j e , veren in het algemeen , en bijzonderlijk , die tot Berten vederbos zijn zamengevoegd : verliest gij 't vendel, zoo volgt
de witte pluimaadje. HOOFT. Pluim , hoogd. jlauinfecler, fr. , eng. plume , ital. u!^ l^ï , fp. pluma , flammen allen af van het lat. pluzna pit PLUIMS TR.IJ KEN , plui firi ker , enz. Zie pluim. PLUIS ,. z. n. , vr. , der, of van de pluis ; meerv. pluizen. Verkleinw. plutisje. Eigenlijk , een haartje, een haarachtig vlokje , zoo als er op de vogels achterblijven , wanneer men ze de veren heeft uitgeplukt. In tier ge. hrnïk , elk vlokje, vezeltje , enz.: dat kleed zit ,'ol pluizen. Van hier pluizig. Inde gemeenzame verkeering bezigt men het ook als een bija. naamw. , of bijwoord : het is daar niet pluis , niet íchoon , zuiver, onklaar. Hij is niet pluis , niet zuiver , deugt niet veel: de visch was niet pluis , Digit versch. PLUIZEN, bedr. w. , ongelijkvl. Ik ploos, heb geplozen. Tot pluisjes, vezeltjes trekken , or plukken : touw pluizen, wo/ pluizen ; als ook van vezeltjes , haartjes ontblooten : eenen vogel pluizen, hem ter dege fcbboon plukken. Peuteren , zoo als iemand , die eenen vogel fehoon plukt : het ki^id pluist gedurig in den neus, aan de lippen , enz. Pluizen , bij kleine beetjes eten, Peuzelen. Van . hier pluizer , pluizr r j , het Vriefche p luiJ2er, pluis, waarvan bij i( t pluyfleren , plunderen, eigenlijk van alle haar ontblooten : verovert en geplunderd , gepluijstert en g eplockt. BREDER.. ° Pluis, fr. poil, its.l. peio, zijn afkomt ig van het lat. oilus, welk£ naaste -af(tammelin en pl.are, depilart, ex. -
.
F jj. .
Pt.
90
pilare , _ met het ital. peláre, het fr. pillen en eplucher, en ons pluizen , overeenkomen .-. PL.UK H4R. s N, onz. w. , gelijkvl. Ik plukhaarde heb geplukhaard. Van plukken en haar. Derwijze vechten, -
;
dat men elkander bij het haar grijpt, en , hetzelve van elkanders hoofd rukt : hij is op worjielen en • plukharen a fgerig:. Wij zullen er om plukharen , om vech-
ten.
PLUKKEN, plokken , bedr. , w., gelijkvl. Ik plukte, heb geplukt, Tot vlokken trekken : wol plukken. Iets van vlokken, lokken , of veren ,^ ontblooten : hoenders, ganzen , eniz. plukken. Overdragtiglij k , i nnand van zijne bezittingen ontblootèn : Zijhebben hem gelukt, zoo lang hijiets had. Voorts , iets op dezelfde wijze ergens aftrekken, ' als men de 'vlokken, lokken , of veren doet, van welken - men iets ontbloot : appelen
van den boom plukken; caardbezien , . noten , bloemen pluk --4 ken. Figuurlijk : indien gij eenige bloemen op den Ne derlantfchen .lelikon ,lukken. wilt , VOND. , d. i. eenige ,
fierlijke uitdrukkingen uit Nederd. dichtflukken o .tleenen. .De vruchten van zijnen arbeid plukken , de voordeelen daar van genieten. VOND. bezigt voor pluk. ken zeer dikwijls plurken. Van hier plukker , plukkin , plukkelsng., bij KuS. hetzelfde als pluk°fel , piukjler. Zamenttell.: plukmand , pluktijd; . plukvrucht , , enz. :Plukken, hoogd. p flucken , angelf. pluccian ,- eng. pl&,e, zweed. plocka , fchijnt af te fkammenvan pluk , >- hetzeif•de als plok , vlok, lok. PLUKSEL , zie plukken. PLUNDEREN, pl©nderen , bedr. w. , gelijkvl. Ik pluuw derde , heb geplunderd. Van kleedere n , huisraad , en andere roerende goederen , beroov•en : de arme inwoners werden gansch en al geplunderd. Als: ook onzijd. met zoodanig eerre berooving bezig zijn : in plaatsvan den Vijand te vervolgen , plunderen z , j ; VOND. zegt ook iemand van iets plonderen. Van hier pl .ndéraar , plunn^ deraaadje, buit , roof: om deplunderaedje. VOND. plun.. der:.ng ; maar plunderkamer , plunderdnarlët , plunderzoi^ der zijn zamengefteld , uit kamer, markt, zolder, en he verouderde tplunder , bij KIL. plundrech , bij HORNEGK,, afgedragene, verfetene kleeding , en afgebruikt huisraad,, rommeling, en vodden , verinaagfchapt aan het nederrf. luien , pluimken , lompen en het ollan fehe plunje , -
\
dat
P L , - P 0
9'
dat wegens de kleeding van geringe lieden wordt ge. bruikt: hij is Plecht in de plunje. Plunderen , hoogd. plundern , eng. plunder..zweed. ,plundra , boh. plundrowati , flarnt af van plunder. P LUNJE , z. n. , vr., der , of van de plunje; zonder meerv. KIeed , of kleeding der zeelieden alles , wat een zeeman • van wollen . of linnen , enz. heeft. Zanení[ell. / cheepsplunje ~~ )lunjekist , enz. Zie plunderen. . s
PLUVIER, z. n. , vr. , der, of van de pluvier ; meerv. pluvieren0 Een trekvogel van de grootte van eene duif. VOND. bezigt dit woord onz.: de veder daar 't pluvier op zweeft. In het fr. pluvier, ital. piviere , piviéro, eng. lover. P , z. , n. , m. , van den po ; zénde-r meere. Zekere r3-* vier, anders padus genaamd : dd: hij in den padus nederplompt. VOND. Te fane op eten po. HOOFT. POCUHANS , zie ,pogchen. PODAGRA , ond. z. , n. , o , van he: podagra; zonder meerv. 1. Van het gr. en lat. ,podagra, voeteuvel, voetjicht : h.et podagra hebben, krijgen. In de gemeenzame verkeering zegt Trien ook het pootje. POEDER , ( poeijer, ) z. n. , o. , van het poeder; rn eerv: poeders. Verkleinw. poedertje. Stof , iets , welks de7cltjes zoo fijn zijn, dat het ligtelijk weg£iuift: flamp mij raat eens tot een poeder, Van hier wordt zeer fijn getharnpte Puiker poederfuiker genoemd. Bijzonderlijk , Plof-, dat ut tarweiimeel v rvaardi.gd is, endient , 01fl het hoofd.. haar daarmede te bel ruiven : hij heeft zelden poeder in het haar. Als ook buskruid : grote quantiteijt van poeder ende buskruijt. G LDERs PLACAAT.B. Zamen. ell.: buspoeder, haarpoeder, reukpoeder, tandpoeder, -
,
Poeder , hoogd. puder , eng. .powder , fr.. poudre ,
ftanmen allen af van het lat. puk-vis , flof.
POEDEREN,, (poef "eren ,) bedr. w. , gelijkvl. Ik pag derde^ heb g MetpP oeder bedekken, of beepoederd. e ^p Huiven : ik heb mij van daag niet laten poederen. VOND. bezigt ., doch verkeerdelijk , poeren. Van hier poederig, poeijerig. ZamenfIell.: poezjerkamer ,,poeijerkleed, poeijerkwast , en z. POEET , z n. , -m. , des poëets , of van den poëet ; meere. potten. Verkleinw. poëetje. Een dichter: het weelderig vernuft van fchilders en poëten.. Van hier poëterij , poétis.ch , poexij. Het amwoord d i s in het gr. ,
POEL,
p o. POEL, z n. , m. , des poels , ó ` van "den poel; meerv. poelen. Verkleinw. poeltje. Eene plek {tiillaand water van aanmerkelijke uitgeftrektheid. en diepte: de ivorfchen leven meest in poelen. Een diepe- poel, een grondelooze poel. Voorts eene zamelplaats van vloeibare onreineid , een modderpoel, eerar fiinkpoel. Figuurlijk , een jammerpoel. Die jlad is een poel van ongeregtigheid. [is den poel des afgronts. VOND. In den poel , . die daar` brant van vijer ende fulpher. BYI ELVJRT. Zamenttell.: poelfni r , poolwater. Poel , hoogti. pfuhl , bij STRIJKER , phul, angelf. pul, eederf. pohl, zweed. pol, ier!. pol, wallis poul, eng. pools middeleeuw. lat. faulaiurn , ital. palude, ffamt af van het lat. palus , een moeras: . POELJE , z. n. , vr. , der, of van de poelje ; meerv. poel/en. Een hoen. Van het fr. poulle. POEP , z. n. , in. ,, des ,poeps, of van den poep; meere. poepen. in Benige oorden van ons land gebruikelijk voor 'zoogenoemde bovenlanders , of moffen ,(uit \Vestde falen) die elkander, met den naam van bube , jongen, waarvan ons nederd. boef afftamt , plegen te begroeten die poepen werken braaf door. Zamenftell..: poepsnland. POEP , z. n. , vr. , der, of van de poep ; meerv. poepen. Een wind , welken men, van achteren loost : een poep laten. Van hier poepen, winden looien, die poef) khn-
.
\
.
ken.
í
POEPEN, zie poep. . POEREN., zie poeijeren. . POES, z. n., vr., der, of van de poes; meerv. poefen. Verkleinw. poesje. Een woord , waarmede men de katten gemeenlijk roept, en 't welk daarom een naam van katten over het algemeen geworden is : hoor de poes eens miaaulwen. Voorts een halsdekfel van bontwerk , dat hij koud weder door ° vrouwen gedragen wordt : ik ga mijn poesje om den hals doen. POESTEN , onz. - w. .. gelijkvl. Ik poestte , heb gepoest. Blazen , bij KIL. Van hier ,poester , puuster , een blaasbalg , bij denzelfden KIL., en nog hedendaags in Vriesland. PO ETISCH, Zie poéet^ P OETS , z. n. , vr. , dier, of van de poets; meerv. poot-: fee. Verkleinw. poets fe. Eigenlijk eene bel gehelijke ge aarma ing, fnakerij : wonderlijke poetfen aanrigten Voorts een boertige trek , welken men iemand fpeelt .
i1
p
b.
93
ik was hem ovorlang zulk eens poets verfchuldigd. Van hier poetfg , boert ig,, vol van poetfei]. Zawentlell.: .
,
oe,tfeinaker.
Poet endars ook pots , is iet zelfde als boette , hij KIL. ook bootfe, zie boetfe , hoogd. lposre en posten , opperde Bosz , neoerf. butze , zweed. pufs , ital. pazzia; ru i s fc hien zijn het hoogd. fpasz en witz , het oudd.
. fatzen „ en liet eng fetcli, van denzelfden oorfpr ng. POETSIG , (kluchtig) , zie poets. POEZELIG , bijv. znaaniw. , en bijes. ,poezeliger, poezeligst. Malsch , zoo als de ledematen van een vleezig en zachtvelli .' meisje : zip breidt hare l^aezelige arrnen naar hem uit. Blann' ker en poezelóger wijf zag ik nimmer. • Van poefele, bij Kl L. een meisje , dat , evenzeer als het fr. pucelle , van het lat. pujiola en pufa , een jong ni sje , af konailig is. POF , z. ïi. , rn. , eies pofs , of van den paf; meerv. pof_ fen. Genoegzaam hetzelfde als paf; zie paf. Het ge.luid van pof, door blazen , flaan, enz. voortgebragt: ik gaf heao eensi pof. Ook als bijvoegelijk, voor opga. blazen , waar voor ook paf gebezigd wordt : het po e bier. R. VISSER. Van hier het zarnengeilelde : pafzak, ook afzak, voor een log, dik m.ensch. ep o.l^ Even ik pofte on z. w. ggelijkvl. 1 p f , . heb ggepoft. POFFEi^T, on als kofen , ital. hu fare , fr. bouffer , - eng.; puf, hoogd. pu ten , een klanknabootfend woord. Het geluid van pof voortbrengen door blazen, flaan , enz. ; ook voor flaan , kloppen : hij was weer aan het pofen. In Overijs. fel bezigt men pofen voor borgen; en overal zegt men: iets op den pofcte borg) halen. °°- Van hier poter, een korzakpiílooltje , dat , als het afgefchoten wordt, het geluid van pof veroorzaakt; --- en een blazer, fnoever, zwetfer, -r- poter tje , een gerezen gebakje , dat er even bol uitziet, als het aan ezigt van iemand, die lieg .geluid van pof door blazen voortbrengen wil. Zamenileli.: pofhans , zie pochhans. ', KIL. en VOND. bezigen pofen voor pogchen : de nakomelingen vallen aan 't fnorken en -
P6 0GƒCenHEL , z. n. , m. , des pogehels , of van den pogchel; rneerv. pogchels. Verkleinw. pogcheltje. Oorfpronkelijk, even hetzelfde als bogchel ;. en in het gemeene leven voor den rug gebruikelijk : neem dit maar op uwen pogchel. POGCHEN , onz. w4 , gelijkvl. Ik pochte , heb gepocht. Kl_anknabootfend woord. Het geluid van poch te weeg bren-
Po,
94
brengen, door ergens met de vlakke hand -op te klop. pen... In het gebruik , door het kloppen met de hand op eeneg ding aan den- dag leggen , hoe . veel vertrou9 wen men d iro p fielt, hoe zeer men daarmede =voorin' genomen i s : wat pocht hij op zijn paard , op zijn zwaard, enz. . Overdragrigli k , zijne voaringenomernheid met iets betonnen : al dat pogchen op afkomst en eertij' tcis is belagcheli jk. Van hier pogcher , pogcher , pock. hans , een pogcher , een fnoever. Pochen , hoogd. pochen, . nederf. pucken, en koken, z yee d . boka , fr. bzrquer, stal. bu^fare , en e picchia e ,, p ol. pukan , is verwant aan ons nederd. beuken, Wit. rnisíeih eua ook aan bogen , pauken , enz. POGEN, bedr. w., gelijkel. Ik poogde, heb gepoogd. Eigenlijk , dringen , ergens henen dringen : wilt haar.* ságh herwaerts pogen.. CoNST. TH. Juw. Tijt is het, om venjlerwaert te poogen HOOPT. - In het hedendaagfche gebruik,, met aandrang trachten : de vijanden poog den zich meester van eerre poort te maken. Zij pogen os Vorflen gunst te behalen. F Van hier poging. KIL. fchrijft ft
,poothen. PUK , z. n. , vr. , der, of van de pok; rneerv. pokken. Verklelnw. .pakje. Een gezwelletje van eenen bijzonde. ren aard , en verfchillend,e Poorten, bekend onder de narren van kindlerpokken, koepokken , waterpokken , windA pokken ^ enz. : daar -liggen er zes in een huis . aan de pok.. ken. De pokj es fdaan . uit. Zij is van de pokken gefchon• den. - De pokken _ nënten. • Van hier het werkw. pokken , de pokken hebben : hij heeft gefokt en gemazeld , en de bi v. naam w. pokachtig, ookkig. Zamenflell. :-'pokdaal $ pokdalig, pokhout , pokkoorts , pokpit , o3pokput , pokziekte. .dok , hoogd. .pocke, eng. pock, is een woord van noordelijkeJn ooriprong en het Hamwoord van ,1r eukel , u ckele , pockele , bij KIL. Zie peukel. P O KDAAL , pbkdel, z. n. , vr. der, of van de pokdaal; ineerv. pakdalen: Groeven , door de pokken in het aangezigt veroorzaakt. Van pok en , dal , delle , bij KIL. lacuna , een wiel, greppel. PO
.
j
.
eerst
Po.
95
Berst eens pookt , zal het vuur niet branden. Van pook Zarnen(1cIl.: oppokon, uitpok n. ^O1 ,, z. n. , ira. , des pols , of van den pol; i eerv. pollen.
.Iem annd , cie ontuchtige vrouwliedcu onderhoudt , e rt daarmede boeleert, of ze aan anderen prijs geef-, eenx hoeren ivaard , of boel: zij wordt van '.le pollen opg epast. Een die den rijxflen pol van Paleflijne zoo betooverde. VOND. Dit woord,, is naauw vermaagfchapt aan . bol, losbol, zwierbol. Bij K L, is pol, polle , het hoofd, evenzeer als bol, 'waarmede het , volgens hem , over#* eenkorot. POLDER, z. n. , nm, , despolders, of van den polder, rneerv. polders. Verkleinw, polder. tje, Zekere hoeveelheid lands , die gezamenlijk beoikt is, en door middel van eenen of meer molens droog gehouden wordt : wat is het vater in dien polder hoog. Voorts geeft men den naam van polders ook wel eens aan eenen bedijkten plas , die droog gemaakt wordt, of is; doch gemeenlijk onder1^heidt men`zulk eenen plas van eenen polder , dóor den naam van droogmakerij. Van polder komt het werkw. polderen, en .de z amenffell.: polderbefluur, polderdijk, poldert olen , polder luis , enz. DOLF. , z. n. , vr. , der , of van de polei ; zonder meerv. Zeker Plag van munten , anders vlookruid genoemd, omdat het de vlooijen verdrijven zoude. Van hier deszelfs latijnfehe naam p ulegium , die van pulex afi'Eamt, en het ital. puleggio , fp. peleijos, fr. pouliot , eng. puhol, boh. poleg , en hoogd. polei , heeft voortgebragt : de geit weet haar polen. H. iie GR. POLEN , z. n. , o. , v an het polen ; zonder meerv. Ze ker hekend land. Van hetlat. polonia. De inwoners van Polen. De verdeelgng der Polen. Zie .Pool. POLIJSTEN, bedr. w. , gelijkvl. Ik polijstte , heb ge-polijst. Glad en blinkend maken : dat flaalwerk is fraai gepolijst. Van hier polijsteren, bij KIL. en door VOND. gebruikt , daar hij zingt : de horens vallen 1e/een ' doch glad, - als gepollj fl ert. Het een en ander is van h t lat. polire afkomifig, even als het ital. pulire, fp. , fr. po. lir , eng. polish , hoogd. polztzen en polieren. POLLEPEL . z. n. , m. , des pollepels , of van den pollepel; meerv. pollepels. Eigenlijk potlepel, zoo als Kir.. heeft. Een groote lepel , om -het eten, uit den pot op te fcheppen, Van pot . en leiel. .
95
o.
POLLE VJJ , pvlvij , z. - n. , vr. , der, of van de pollevr xneerv. pollevijen. S , ^vEL leeft polvei. De hiel van een fchoen : fchoenen met, hooge pollevijen. POLS,., z. n. , in. , i af 'den pols;" nieerv. pollen EL. genlijk de flap, het kloppen van eene flagader van des xnenfchen ligchaam , aan den arm , onder de hand : de pols
klopt hem hevig , onnefa.adig, koortsachtig. De kranke heeft bilkans geenen pols meer. Hij voelt nog aan de ,schors tien pols en 't kloppend hart. VOND. Figuurlijk: iemand den pols voelen , hem uitvragen , uithooreii. ZawenEhe1l.: polsader, pols-mofje, in Vriesland kort af pols $ pols/iag r Pols, h oogti. puls , eng. pulfe , fr. pous , pull , fla amen gelijkelijk- af van het lat. pulfus, een fphag.en bijzonderlijk die der fla 'aders. POLS , z. n,,, m. , . van den pols; .nieerv. pollen. Een fpringftok : hij kan met zijnen pols een burgwal over fprángen. VOND. Men moet niét verder fpringen, dan ijnpols lang is, fpreekw. ; reen moet niets ondernemen boven zijn vermogen. Zameníiell.: polsflok, polszak, zeker vischne^. POLSEN , bed r. w. , gelijkvl. Ik . polste , heb gepolst. Den pols voelen : de Geneesheer heeft den lijder van daag, zeer naauwkeurig gepolst. Figuurlijk , ondertasten , onderzoeken : ik weet niet , hoe hij hier over denkt; ik zal heao eens gaan pol f en. POLSEN, onz. w., gelijkel. Ik polste, heb gepolst. Met eenen polsflok over de flooten fpringen : als de ftooten te wijd zijn , moeten wij maar pollen. Met eenen fpringflok in hei water ploffèn, om de visch naar de nettenjagen te : als de fchakels uitgezet zijn , moet men ter deeg polren. POLTL RGEEST ,, z. n. , m. , des polt.ergeestes., of van den poltergeesà; lneerv. poltergeesten. Bij KIL. polter.. gheest. Van geest en polteren , dat van het lat. pultare, pulfare , afftamt, en r in het hoogd. , voor geraas inaken , gebezigd wordt. Volgens de geestenleer van dengrooten hoop , een bc oze geest , die met -- veel ge-
raas en gerammel in een huis rondfpookt. Overdragtiglijk, een mensch , die bij zijn doen veel geraas , en gerammel verwekt , een romrmielaar, : nu die poltergeest op
de been is , rijdt het ganfche huis wederom op fielten. POLVER, zie. pulver.
97
P o.
POMP, z D. , vr. , der, of van de pomp ; tn, erv„ pompen. Verk le nw, pompje E en werktelg, om water, of
andere vl oeiflof., door middel vair de beweging van eenen zuiger in (-ene Pi:1P t eerien put, eenen tja of van e.i rs , te halen : er 1-aren zes mannen aan dc
pomp van elk branaapuit. ` Regenuwar erspo; p , wijn pomp , lilch porri p , enz. Loop raar de pon p , . eene fpreekwijs in tiet ge-meene leven , waardoor men te kennen geeft, dat neen reet iemand , of zijne voori:ellen , .niets te doen wil hebben. Za .en' Fell.: pcmplioor, po ia em.ier , poen, ,start , pompklep , pompmaker , pon pft`ngcr , pop pf.lok , o ep 4vatcr , por ps , po m zuí ; er , eng. Pomp, ir pompti, ital. po pa, iP. bo e ba,. boh. purep1, fine. puu,v rpa, hoogd. pumpe, eng. , zweed. pump , is ontleend van het geluid, t welk liet water maakt, als het wordt gepoinpt. POMPEN , bedr. w. , gelijkel. Ik popte , hel ge om»t Water , of andere vlociftof, door niick{ el van eenti pf)nnp , verplaatfen : wijn , water , oi e, pompen. .1l de lucht wordt uit `lat adat gepompt. Onzijdig , met zulk eenre verpiaatfi g van water of andere vloeilTof bezig zijn: hik flapt den ganfchen dag te: pom e p. Als ook door middel van eenen-slag liet: geluid van pomp voortbren. gen.: en pompt er maar op. 1ilet penrapen bioven houden, fpreekw. van iets , dat Piet veel moeite eite ter naauwernood in stand gehouden wordt; waaromtrent men in lagere volkskringen ook zegt : liet is pusnpen , o,(- verzuipen ; alles met opz gt tot een dr iep , waarin het water even fterk indringt , als het daar uit wordt gepompt. Zoo tjok : *ij voet van p o , hj weet niets. Van hier P omper, .'erg.. POMPERNIKKEL , z. n. , ier. , des pon; pernikléels , of .mn -den poynpernikkel; zonder rneerv. Eei e beraming, welke men aan het grove, zwarte brood der Westfallngb gen geeft ; fehoon deze 'benaming in. West alen zelf niet thuis behoort. Mei] gist , ten aanzien van den oorfprong dezes woords , dat een , in Westfa.)en reizen de Franshman voor zich brood vragende, op het ge. zipt van het zwarte Westfaal f eh.e brood , zou gezegd hebben : ,ion pour non nickel, zijnde nickel de naam van zijn paard ;terwijl de westfalingen daaruit opmaak ten, dat hij hun zwart brood po pernikkel noemde; gelijk men daaraan,. uit fcherts., voortaan dien naam gegeven beeft" POM& 1
J) o.
F -1POEN, ze , ii. vr. , der, of van de po, ipoen ; rneerv. pompoenen. \T rkleinw. pompoentje. .ene kalaw `
bas , zekere vrucht van liet geflacht der komkommers , vcIIIe diets naam, even als liet eng. pompion , pumkin, z et. d. pumptia, opperel¢ pfèbe , babe , barpene, lat, pepo, •van het gr Ç?Tuy heeft ontleend. PIETERSON bezigt het ma snel.eilacht. POND , z. n. , o. , , des pons °s , of van het pond; meere. ponden. Verkleinw. pondje, Eigenlijk , een gewigt, over liet algemeen; maar in het gebruik, bijzonderlijk, een gewigt van de zwaarte van i5 oncen , of 2 lood : men eri(oo, t dat niet hij de maat , maar /ij het pond. Intusfeh n is een ^c ippond een ' gewigt van ;oo gemeene panden , een ltjspond , een gewigt va 15 zulke ponden. Voort g eene zekere hoeveelheid gelds die weleer toegewogen werd. Dus bedraagt een pond /1erlings 2,9 Enngel%he fcheliirgen , eenfond ,root , of pond vlaarnsch, ao Holland he fchellingen , `een pond vin &o groot ;' 20 Holiandf che .ifuivers , een 1 annsch pond , onder den naam van l;vr e bekend , ao Franfc%e ihiii vers , een toskaarsch jpon , waaraan men den r ,a i van lire geeft ; 20 Toldi. Van hier ponder in de za e f ^l zesponder, tw,waaif -
•
.
.
^,
`
•
ponder., enz. -- ponaing , in ver pondl/2 , --- pondsch , in overige zament el , driepondsch , enz. ^ 4eepo d eDe iingen zijn : p ondgaarder , zoo. 21Is men eengin makelaar in grafmm op lonimige plaa.^fen noemt , —e- pondgaren , dat •bij het pond wordt verkocht, pondgeld, dat van ink.orfi nde goe-deren wordt betaald , — ponclhtsis , pondkamer , de plaats , waar dat geld eheven wordt,. pondpapier, chhetirpapie r, dat bij liet pond wordt verkocht, —pondpeer , of pon speer , _ een groot flag vang peren , die , om nare grootte , bij het pond plagten verkocht te worden, -•--, pondfch nijver, boekhouder van liet pondgeld , enz. ponad , hoogel. pfund , ne lei•f. , a j; eif. en bi j ULP1-1N puundd, lij NoKE. punt., hij KERo fint, pool. fanrl , enig. pousnad , it amt af vn het lat. poncho , dat evenzeer als ponduís , 2an ?ee dere, wege , vert aa g
-
,
c h t is.t
PONJAARD , z'. n. , M. , des ponnjaardsr, of van den Polajaard ; meere. ponjaarden. Bij KIL. ook poingnaerd , lat. pugio . Van het fr. poignard , ital. pugn«le , fp., 'nnai. E en
Zip. pQok.
korte j e u : met den onfaart. HOOFT.
PONT,
P0,
99
PONT, z. n. , vr., der, of van de pont; meerv. »onsen. Verklei, W. pantje i erge fchouw, een platbodemd vaartuig , in de gledaante van eenen ondiepen , vierkanten bak, waarin3 ede3t ye n cie plaats bruggen ' , waar ^,^en o^van rivieren er ge-ene zijn , vervult , en menuhen , beesten , rijdtuigen, enz. overzet: met de pont onervaren. Zame:nUUell. pootgas en die in den krijg Ce ponten, welke men als dan ebruikt , belturen , pon ; eIdl., ,ontvoerder ,,ontzeil , enz. Pont , - fr. , - eng. ponton , i L gil. , f ont ne , flaznmert
af van tiet lat, pons , brug.
PONTIFIKAAL , ond. z. n. , o, , van het ponti)i raab'; meer=v. pontifikaien. Eigenlijk , het paufelijke gewaad , de plegti.gite opjchik . vaneen Paus, (pontifex). In het dagels j kfche gebruik , een flatiekleed . hij was in zijn pon ti ikaal , op liet allerdeftigfte uitgedosc ht. P.00IJEN , bedr. w , gelijkvl. Ik pooide , heb gepooid. Veel drinken , zwelgen : hij pooit niets dan roodgin wijn. -
.
Hij zit der, gav f hen dag te poo ^,en. Hi pooide de geheelxe kan leeg. van, hier pooijer. POOK , z. n. , m. , des pooks , of van den pook ; meer v. poken. VêrkleinVv.- pookje. Een moordtuig, `wwaaraaa men anders den Frarifchen naara van ponjaard geeft: iemand met eenen pook door het hart fio^aten. De Spanjaar. tien dragen op hunne regter zipte eenen pook. Voorts -
een - werktuig , dat men bij het (doken van fteenkolen gebruikt , om het kolenvuur te roeren : er is geen pook aan den haard. In het eng. poker. vaas hier poken, niet zulk een werktuig , of een ander foor els j.k , era Bens in wroeten, eng. poke in an»y tning. Dit woordfchi,jiit evenzeer van eenen noordel jkeu oorfprong, als ponjaard van Benen zuidelijken . P OOL , z. n. , m. , van den pool; meèrv. polen. Een bewoner van het* land , dat onder den naam van Pt-- len be. kend is': hij is een pool van afkomst. Van hier polak, poolscha pool fche muts , ook een gebak , 't welk die ge daante heeft, POOL , z.. n. , vr. , der , of van de pool; rneervpolen. Dezen naam dragen de aspunten van aarde en hemel bij ons, evenzeer als in het gr. , lat. en de meeste heden. daagfche talen : de parraJfche boerin , die a ;z de koude fvod flaet en glimt. VOND. Zamenlaell.: noord ool, zuid.00l , poolshoogte , poolja er , enz. ,
OLSCH , zie pool , z. n, , m,
PC ORT Y' Z. n, , vr r , der , of van de Poort; rneerv. p oor
ten#
p ob
10)
ten. Verklein w. p oortje» De ingang vanee . groot huis , cel] kasteel, of eene fl ad : op de wacht gejlelt bij deze: Poort. VCNTD. hij woont narist eene g•roote poort. Als ook ei gebouw, wat ^cdoor men op het plein van een l°a te : , of in eene ftad , binnentreedt : weer dan eene waag van flercl(iin zw as weleer eerre Poort. Een ander .gebouw van foortgtilijk eene gedaante : -eene eereport, gevangenpoort, tribi nfpoort. Oulings ook eene f lad zelve : ende want men te Romen in die poort , dat is fl„crl. WIEL. ST. Land , velt , renten , ende poert. : OLiJty. Scf out , Schepenen en Raden der poorte van :[100r12. 12. VEL. CFIRON. Binnen der muren van eenre goor' :
te. BYL. 1 477. Van . hier, dat poorter eenen burger , p oorterij de burgerij , poortermeester eeiien burgemeester, en poorter fclizp het burgerregt, heteekent , en poorteren evenwel is , als burger snaken. Voorts wordt in onze. emeei,le BIJBELVERT . , even als in den Grondtekst, de naam van poorten gegeven aan de. toegangen van het ooden_ri k , die gerekend worden , zich., even als de muil van een verflindend diere, te openen, om ,i-neer lc;hen in te fokken : de poorten der helle en gullen dezelve niet overweldigen. Bij KiL, zijn poorten roeigaten; en gemeenlijk noemt meen dus de gaten,, welke men in de boorden van een oorlogfchip maakt vóor deszelfs ge1 eiut : het f hip (doeg om , veá•mits (Ie poorten open .f onden. Sluit , e de poorten aan bakboord. Eindelijk geeft men -den naam -van poort aan het achterf e van een i ;ii eh : hij viel deerlijk .op zijne poort , Van hier, be* halve _ poorter, enz. ook portaal, portier , portierfchap, en de zarrenftell.: , poortheflLig , poortkamer , pgortklok, p oortiuiken , poortringen , poortto neen enz. fchutpoort, Jio. s poort , fltidsftoort , jlai)®ort , teF pe oost , valpoort waterpoort , enz. Poort, eederf poorte, zweed. port , fr. porte , bij Nora. 1.Ek potwo, in !SJDOR Aorta , in TATIAN. phorta, hoogti. `forte, fp. puert r , ital. Aorta, flamt i f van het lat. porti, welks oorfprong men gemeenlFj k zoekt in liet nevel Aorta, ligt op , 't welk de gronndleg, ers van leden gaven aan de befluurders van den ploeg , niet welken zij den omtrek der steden atteekenden, en welken zij over biet plekje, -waarop zij eene poort wilden fFiehen , dedeen henen dragen, zoo dat aldaar geene infnijding ge--
-
,
fehiedde.
POORTERJN, 7,ie Poort, PO
4W
P o.
1,01
POORTIER, -zie portier. pO)QS , Z. in. , vr. , der , of van de poos; meere. poozen.. Verkleinw. poosje. Eigenlijk even . hetzelfde . als . pauze. In het,gebruilc , eene wijl tijds : na Gene lange -soos. VOND. Die hunne pooze te roer. gejlaan 'hebben. H oOFT.,- Zie auze. P OT, z.- n. , in. ; des. pots , of van dein poot ; meerv poo,ten.. Verkleinw. jooqe. Een voet van een dier : dat tui t dees arme haen met zijn gebroken poot. VOND. Iia»g; wist eirlkt den uwen poot. VOND. Hazepoot, hondepoot, n aa-r e oot aaris• zoor poot o dsp^ot , ppool d p , p , achtes• , poot , enz. Rlond, geefm:^ uwen poot.* }n cenen verachteiijt c'.:n zin, nok de voeten•-;van .Een m .. nscli : veeg .uwe pooten erf; en cie handen , - wanneer men de?elve . met ; de voorpooten vn een dier vergelijkt : wilt Gij mij geen poot geven ? Klop hem . maar op. 'de pootgin. Voorts de voeten'van een en pot, eene bank , enz.: raar is eenpoot van dien pot gebroken. De pooten van dien f1u-el zijn vergaan. Opzitten, pootje geven, fpreekw. , zoo gedwee zijn, als..een -welaf^ . gerigt . hondje jegens zij no' meester: aan . het pontje l gen, aan het voeteuvel krank zijn ; een pootje , vleesch, enz. in fommige .00rden van Holland, Zoo veel, als men ..met een pootje . vatten kan, wanneer min enkel met de einden . van .duim en vingers toegrijpt, dus uzinder , dan Bene handvol,. Van hier ovtig. Poot , nederf. pote , eng. paw , f. patte , hoogd.,pffo. te, ital, piota, fchijnt evenzeer aan het gr. rou , vermaag-. fch:apt, als het lat. pes , ital. p iedo, fr, piec , eng. fioot , hoogd. fusz , nederd. voet. POOT , (poteg bij KIL.) Z. n. , vr. , der, of - van de .. pooit; meere: poten. Verkleinw. pootje. Iaen jong lootje, of fpruitje van sneer, dan een íiag van hoornen, 't welk men. afhakt , om het te planten , een« plantfoen : ik zal daar wilgen poten zette:. Iets in de poten Huren , in den kant ftureu, (dewijl men de wilgen poten ge. meenlijk aan de . kanten der flooten ° zet) , eu derhalve iets .verkeerd !luren,, verkeerd doen. Vans hier het werkww. Poten #, POOTIG , bijv. 'n. , en bijes. , pootiger , pootigst. Ha i dig, op eene onfatzoeiilijke wijze uitgedrukt : een pooIá wijf. HOOFT. Wel gef ierd en Iterk: . hij ás een po tige karel. POOIEN, . onze w. , gelijkvl, Ik poosde, heb gepoosd. Van poos, eene wijl - tijds. Verwijlen , ophoudi2 : g ij ,
-
,
.
-
-
G 3
zo Sugit
zoudt. te veel werken, eg moet daarom áusfoken beide eens poozen. Zatnen(lell.: verpoozen. pop, Z. n. , vr. , der, of .van de psp; meerv. popen. Verkleinw. popje. Een klein opgefchikt en aangeldeed beeldje van eenen man, of eerre vrouw , waarmede de kinderen -zich vermaken: of fpeelde met de pop. VOND. Elk heeft zijne pop , waarmede hij fpeelt , elk heeft iets bijzonders, dat hem boven andere dingen vermaakt : dat meisje fchikt zich op als eene pop, zij -is zoo opgefmukt en zwierig , als de poppen der kinderen veelal zijn. Voorts in eenen v*erachteli jken zin, een beeld: zou ztlk een God zich aan een wasfe pop vergapen ! VOND. -Een opge* fix ukt vrouwspe r%oon : 't zijn al van ouds de ,/treken van die bloeddronke pop. D. DECK. Hofpop, kermispop, tooneelpop , enz. De figuren , die in een marionettenfpel te vcorfchijn komen : de poppen zijn aan het danfen; waarmede men figuurlijk aanduidt , dat Benige zaak- in beweging is. Men mag wel van het fpel fpre ^ ken, snaar geene poppen. noemen,, men mag deze of, gene cl ei rtenis wel verhalen , als men de perfonen, welke dezelve raakt, Hechts verzwijgt. Overigens geeft men den naam van p j nog aan een propje, waarmede he.t einde van eenei.fchermndegen wordt verzien; ---aan een linnen •
,
.
-
^
doekje met bruiden , dat men in eenig vocht te week legt ; --- aan het weefcel , 'c welk d e rupfen , en meer andere in ekkten , om zich henen fph enen , wanneer zij lhtinne gedaante- verandering ondergaan zullen ; en aan een p ropje van hennip of vlas, dat reet pek, zwavel , enz.
bel reken, en aangefloken , ergens wordt neergeleid, om Cl)v zv brand te dichten; in welken zin poppe bij KIL. en FlAss. voorkoomt. Ook een joia,ggeooren. kind : dat is , `síchien een lief pope. Eindelijk de wijfjes der vogeltjes nz2^ omdat zij de j9nngen voortbrengen. Van hier popachtig, en het werk v. poppen., niet de pop (pelen ; overdi ra ,^ Liglijk met een meisje m-allen. - Zarnenfell. :poppengoed , p oppe;kraan , poppenkramer , ° pe a ranse zr ^ , poppenra ker, po y pe (pel , poppene erk, ene. Pop , hoo. . p eppa , eng . p,uppet , fr. poupde , stal. pu a , hammen h1aa. blijkelijk af van het lat• pl pty. POPEL, zie populier. P OPELCIJE popeveclj , ie popelen. P OPELEN.bedr.. w. , gelijkvl. Ik ,pfopelddc ,, heb gepopeid. Bij Kir,. binnens monds mompelen. Van bier bij denzelfden KIL. popeler , en popelingbe , mompelaar,
en
J) o.
10.3
en mompeling; en bij VAN F IAss popelwllgen-, die andérs klaterwilgen: genoemd worden. Intusíelhen wordt popelen , hedendaags enkel gebezigd, wegens Bene fnellere beweging des harten , die uit vrees ontfat het kiart popelt hem in het lijf van angst: Van hier inisfchién. het verouderde ,popelaje , bij KIL, voor berowte , 1iet welk anders ' ook tut het in de ge.neesl ende ge15 uuikelijke apoplexie gehra t wordt. POPULIEK., 'z. ii. , . in. , cues populiers, of van den popu ijer; meerv. populieren. Vers leinw populiei:tjé, . Een bekend geboomte van tweederlei f5orteii, als witte een zwarte: populieren,.. van welke men ' de witte , onder den naam vin aldelen, van -. de zwarte onder.fcheidt : den hooken P.opzlie- aen den wi j nngaert huwen. V oiv n. $omtnigen .fchrijven , niet KIL. , popelier : 't buis is rondom met popelieren beplant. II r,M^ï.. Ja zelfs geeft ;u n aan dit flag van bocimen den naam van ,apel: hier nroodigt ons de popel flil en zacht in zijne fchaduwcn. VOND. Populier , hoogd. panpel , • eng. popiar , fr. t eup11er, ital. pioppo„ .faminen af van het .lat. pgpulus. PORTI , : parf•er , zie. prei. PORFIE , • z., n. , c). , des por ers, of van het pij . er ; meerv.. joderen, Verkleinw. porf értje. Eene foort \T au Jas'ais, die -daarin van den zuiveren Jasps verfchip , dat zij wit gepikkeld ern gevlekt is , waarom zij ook wel eens rood marmer wordt genoemd. ia de-fieengroeven van Egypte . langs de roode zee vindt men het • je/2 oon / porier van de wereld. Van hier het bijv. naam w. por/Ieren , d. i. , van porfier, 't welk niet verbogen wordt: Bene porfieren zuil. Zatnenfi-ell. porfaerfeen. Porfier , hoogd. porphijr, 'eng. porphijrij , fr. po; fi. re, ital. potfado , lat. . pvrph: rus , gr.. .r. op up perse farfarius, schijneis allen gezamenlijk van eersen Ooster fchen oorfprong._ PORREN, bedr. w. , gelijkel. ik porde, heb. gepord: Aanzetten , drijven : de nr jd porde hem , om den mc"nnflag te begaan. in A.mEerdam bezigt men dit woord in den zin vair aan de -deuren der huizen te klcolppe o of bellen, om derzelver -bewnr^ers te doen ontwaken : hier gaat mem uit porren. En -zij , die dit . dien , ,.ivoorden pct eters genoemd. Zawenilell.: aanporren. (.)^i1ings was porren onlz i d. , en beteekende uittrekken , te veld trek -k en. PORSELEIN, ze n.., o. , van liet pof fel iri ; rmeervj por. fe. 04 -
-
-
-
.
-
-
.
1
,
f
-
-
.
p 0o
104
feleii en. Een bijzonder slag van • :aardewerk , dat uit een mengtel van glasachtige en leemachtige aarde beftaat, waarvan de eene tot glas wordt, en de andere niet : het groote 7^ava deelt ons zijne fchatten mede , en Sina 't porfelein Van hier porfeleinen, dat van porfelein is; en de zamen(tell.: porfeleinaarde, porfeleinfa. risk, enz. orreléin, h oogd. p orzellan ,. eng. porcelane , of p orce.. lag n , f. porcelaine , ital. porcellana , zots , , volgens
Y
)
1)S,T (1UUs gnoerna lijn naar eene zeefchelp , bij KIL. )o/ c lleJne , 6ogd. p orzellanit, enz. genoemd , en even W it en doorfchijnend , in het neder& klipkous, en klip
P () S E LIE I , postelein , z. n. , vr. , der , of van de por. ft yeia; zonder nn erv. En belend plantgewas, bij Kir.. c iei f i; r Fred , bij HALMA postelein , eng. pu'rslain , of p,tir-.4l. 2e, fr. porcelaine , of ponspier, ital. porcella va porcaccI l ; , of portulaca , lat. porculata , of porciV yl^ ho^)gd. portulak, of burzel , burgel, de portzsluca ,
v 1 LLN TAEUS.
P ORT . z. ii,. , o. , desports, ofvan liet port; meerv. porten. ict hrengloon van eersen brief: het port van (lezen brief is ( f 1.. Ik heb vrij wat port te vorderen. Die f rie ` d, o ?t dubbel port. J) ► t is een basterdvoord , ontleend van Let fr. port, , ital. porto , dat van liet lat.. Aorta ,r•e dragen , brengen , afil a reit. AAL , z. n. , o. , des portaals , of van het Por_ PORTAAL tdr l; l ; rneerv. portalen. Verklein W. portaaitje. Eene min of rpeer uitgebreide afs eeling van een huis of an. der Behouw , welke naast aan de deur gelegen is, en -ook wel eens het voorportaal wordt genoemd: het portaal van liet paleis f1on:lr 'oG Iedienden. Overdragtiglijk hij is nog maar i n het po-taal der wet enfchappen , in der zilver eerfte beginfel =n. Dit basterdwoord is genocg. zaam onveranderd over eni_g tenen uit het fr. potgil,, P a Z. nY , vr. , der, of van de porrte; zender rmeerv. Eigeur jk , de poort van h. t paleis des Turkfchen Kei. : ers.; voorts dat paleis zelf ; l ët hof, dat aldaar hnisves ; d Turkt che Keizer mrt zijenen Divan ; en eindelijk }]et geheele Turkïche .Keizerrijk : R.usl^ d is in oorgo ,
met de poste. Do rorte heeft eenzeil firman uitgevaar d* d, enz. i:. T L N , onz. w. , geli j kvl. Ik portelde heb gepr.. G enoegzaam even hetzelfde , als borreles: de telai. •
melk
los
.
merk portelt op het vuur. Van " hier portel wé i , hui van gewrongen kaas. PORTI1, z. n. , vr. , der , of vans de portie ; meerv. porties. Een basterdwoord , dat van liet fr. portion -ifVf amt ; het aandeel , dat er van lapijs, . of andere dingen, a an een ieder wordt toegedeeld: uwe portie is grooter ,. da a de snij;ie Voorts ook het geen er .z woonlijk voor een gezlrnen1ijk huishouden wordt opgefchhaft : blijf hik mij op de portie, op liet gewone midti i grnaal. PORTIER. , Poortier, z. n. , In. , (les portleis , ofvan den por. tier; meèrv.por tiers, portieren. Iemand, die in onze teaen, Let opzit over eerre ftad.spoort heeft, en •de voordeelen van het OflttlUltCil V ann dezelve voor heden , cie slaar big -:nen i„ lied ,trekt: ik Foor tien -portier aal m et de/leute1sr9n. melen. a Voorts iemand , ' die de poort van een ktooster, pa1ei , of ander groot gebouw fluit en ontilckit : de g roote Luhe rd in zijn klooster enigen ta jd lag als p ortiergebruilet. Van hier portierfha , heet ambt vannportier , en port er-sJe , in liet Vrl ,sclh , eense vrouw, cie zt k een ambt bekleedt, of eerre portiers rouw. Portier , h.Oogd^* pfortner, ii en'1: peurtner , bol-i. fio r tn t) r , ital. portikzaïo, fp. portero, eng. gorter,, fr. po; tier, fta turnen af van poort , en andere daaraan verAaagfchapte woorden iii andere talen. P ORTIER , z. n, o. , (les ' poi..tiers , of van het portie • rneerv. p ortieren. De wede rzijdd.fchhi- deur vaan eene k oets ., of Benen koetswagen : de port et"PW .tr f ken wet liet rorsteli ` ea nfc, i :l. Daar fiat het p2 ti r oren. Van hierpartie g s , portierl 6* , enzr ' Het fla 1 woord is het fr. portiere ;, iral. ,portiers. PORTRET , z. n. , o. , Bles portreis , of van het por toet ; m erv. t ortretten. Verkleinw. Portretje. Er ; ,1
I -
childer O' n4 S df e, ge0.
( a t ij` r a o ^rlle^^ 9j
(1 g t6^ ^!" F7w.^ 4,aïoLll ` , 11^A! ,
of r1a.L
erry?
afbeelding van het ge y t van een neinsch:h
Veerde
en deszelfs onderheidende. g elaatstrekken • d t boek is vol van ;}htenn en, Porthell ei C v e d^" :tJ Ul é , e le' f drets van iemands kar a kter, b zon der•ii k x) ce e.
nadeeli en ziel: gs]• hebt daar een mmmool pori'i -e* vn ^-a,• ^ ge[chalderd. Als ook een r► nen sci.t van den klant van de ,
`
^ es lf
P ^•v,
^ '
el s2t t. e^ k en
g'G. `
^_ a
1, 0 Ntd ^ 32 r^ ^ a?^,^a v j^ p]q^ ,. , ^f'B ! c1a . t ^r L4;fI'+ L Y. iÀ.L R!. b ;,.. - C1'I/ .u41 f„^ ^V/ " td G^I d'
^I
^
^
a
%a1 een viJf Portret hoo d. p ortrdt , eng. port Riture , 1. al. ri ooE°d , : dat. VaI h et fr. portrait t " ta, is een basterdvoord O C^
106
P '0.
ontleend is., en . wederom basterdwoorden : p^^t^- ene ren en de zamenftell. : portretfchilder, enz, heeft voortgebragt.
POST , .pos , (bid KIS,. gors , pof k ,)z. n. , vr, , de:, of van de post; meerv. posten. Verkleinw. po ftje. Een klein vischje , dat zeer lekker is : ik heb hem off- eene fchotel post onthaald. .fik eet . g•aarn eens een postje , of -rondelir'kje. P uST , z. n. , m. , van den post; meerv.posten. Een der ioodregt overeinde Taande flijlen , die eene deur',... of een venster, van weerskanten omvatten :zijn nrar f,^a^xt aan .
den pest van de deur. .De vlam door *'t floken van den . Wif t ,• en 't ftakkren , vatten aen den post en planken vin:. VO D. Post , hoogd. pfoste , zweed. , eng. en wallil. post, fr. poteau , zij van het lat. postas ontleend. J OS7. , z. n. , m. , van den post ; meerv. posten. Verkieincv. postje. Eene op zich zelve flaande Tom , die in een fclhuldboek , of op eene rekening , is ge field : daar zoude ik 'bid het optellen haast eenera post hebben overgege/lagen. Iaat postje zillen wij naderhand wel eens ver.• gifenen. Dit woord is in onze taal en het hoogd. over genomen uit het ital, , waar het _postai s. POST , .z , n , n , van den post; rné rv. posten. Verkieinw. postje; dat intusfchen , even als het e- e rv. , in fo :mige beteekenisfen , niet gebruikelijk . is. Eene Landplaats , waarop iemand tot verrigting van liet een of ander wordt getteld; bijzonderlijk, in het k.rijgswez n , de plaats , .waar een of meer foldaten geteeld wor% den, om ze te verdedigen, enz. : de fchildwachten op hunne posten brengen. Hij haat 'daar op eenen heeten of fcherpen Post. Zijnen - post verlaten , post houden.. post Vatten. Figuurlijk : eene bediening , een ambt eene waardigheid , waarbij men tot Benig bepaald werk veren pli g t is : het lantaarnopfteken is een finierig postje. ikTen heft hem den :verhevenen post van toornnac/ uer opg edra-gen.. Een voordeeligé post, een aanzienlijke post. .els ook even last, die aan iemand voor eenen korten tijd wordt opgelegd : het is mijn _ post, opa dezen nacht bij den lijder te waken. Vooral, wanneer zulk een last zwaar en moeijelijk is : dat is een Post voor mij, dat verzeker ik u ! Voorts de plaats , waar paarden-, en boden, in gereedheid ftaan , om brieven , enz. te vervoeren: eenen brief naar dei; post brengen. Dat pak is mij vaan -
:
, ,
den
p 0.
1(7.
den post bezorgd. De inrigti: g dier vervoering van brieven , enz. niet boden , dje a gezette tijden in gereedheid flaan : geeft dien brief op den .post. , Soortgelijk Bene inrigting , om pakgoederen en ruiz ers met in gereedheid flaande voertuigen voorttelhclpen : ik bedien
wij op mijne tobten gemeenlijk van den post. Zijn Ma'. jejleit nam de po te op Parijs , I-IoOFT. doch hier fchijnt
gedoeld te worden op eene postkoets. Figuurlijk: foort, gelijk eene gezwindheid, als waarmede men door nijd.. del van de gezegde inrigting voo°ri oedt : daar komt hij -te post aanrijden. De bode zelf, niet wecken cie post brieven , enz, verzendt: daar heeft men den post a< n.-
7d. Geheel erufale»,x verwachte eerlang aen, post, gerand en eene blijde f er, . V OND. En van deze bet^éiz.e:nnis wordt het woord ook wel eens over gebragt tot en' perfoon, die , even als de bode , van welken zich die post bedient , . op gezette tijden brieven , enz. over-
brengt : van ve; f pillen e p/aatfèn haan ef- posri te voet naar 4mrfierrlam . Eindelijk een fijn flag van p dpi r, waarop men brieven fchirij t, cie met den post verzonden worden : hij verkoopt geen post , maar anders allerleipapier. Schijfpost, dïukkpost. In deze beteekenïs is post onzijdig , als eene verkorting van postpapier. lee overige zamenítellingen zijn : postgediende, postbode,
postbrief, ppotsdaag , po teri j , postgeld , posthoorn , post hidis , :postjo ig enn , postkaart , post/'ales , postkantoor postkar , p ostk echt , postkots ; pos louper , postmeester, postrneesterftbap , postpaard , postregt postrijder er , faas te hrljver , postJiat, posttijding , postJ-^}age i , postweg , k postwezen , enz. Post , en . , zweed. post , fr. poste , ital. posta , f . p.zieta , hoegd . posten , en post , zijn allen van liet lat. po titus ontleend. P(SZ' i LI-<JN, zie porfelein. P0STU Jl ?•z. n. , o. , vayn het postuur; mee rv. frstti ren. Verkle nw. postuurtje. De rigti:ig van het li .. chaa.rn van eer ,meuseh : welk een fraai s uur heef zi$ 1 Bijzonderlijk eene houding, welke men tot eedti of audere onderneming rtoodig heeft : hij /feit zich tin postuur , om dit of slat te doen. Dit basterdwoord is even als her hoogti. J 9Jtuir, i tal. po[itura en postzirc , fr. en eng. post rrc , van denzelfden tier~ prong als post. POT , z. ns , m. , des pots,, of van den pot ; meerv. potten -
j
103
p d.
ten, Verklein w. potje. • DUS noemt uien menigerlei f gort van vaatwerk : de ketel wil den pot zijn zwarten neus verwijten. D. DECK. Een kofferen, ijzer-en , aarden , .pot. Een asci vat , bloempot , boterpot , doofpot , kalkpot , kof» flipot , ?ij pot , rnostaardpot, 'pappot, pispot, rommelpot , fpaarpot, trekpot, tuitpot, verfpot ; vuurpot , warterp ot , enz. De pot faas reeds te vuur. Er haat een potje voor u te vuur ! gij hebt daarvoor filraf te wachten. Er is geen pot zoo fcheef, of er past een dekfel op. Zie dektel. Voorts, het gene in eenen pot wordt bereid, de¢ fp;js van een huisgezin : zij ma °en niet veel werks van den ,pot. Ik ben met eenen eenvoudigen pot tevreden, Van ienand_, die zijnen maaltijd verloopt, zegt Ijlen : hij vindt den hond in den pot. Zie hond. Op foinmige .
plaatfen is pot een vat - van eene bepaalde grootte , en eene daarin gaande hoeveelheid van deze of gene vloeibare dingen : een pot bier; vooral in Braband : een p_otieken leuvers. Liet geld , of ander goed , dat Gin menigerlei (pelen bijeen gelegd wordt: gij moet eene peper.
mij trekt zest uivers uit den pot. 1k trek , of win den pot. Als
noot , eene noot , of eersen fluiver, in den pot zetten.
ook het geld, dat uit bepaalde boeten verzameld wordt, om het naderhand wederom onder de opbrengers te verdeden , of te verteren : wij hebben reeds een nooi po:je! bijeen. Of het. geld, dat door eenige liedeis in gciijke deelen wordt uitgelegd , om door hen gem.eenfchappelijk tot eene pleiziefpartij , of andere dingen te worden gebezigd: oortje hij oortje doen, om een potje te maken. Of eindelijk het geld , 't welk een mensch op zich zelf van tijd tot tijd afzondert-, om daarmede eenig bepaald oogmerk te bereiken : hij zoekt een potje bijeen te krij-.
gen , om zich een zakuurwerk te koopgin. Ironisch worden de fpreekw.: den pot trekken, den pet verteren gebezigd voor onaangenaamheden ondergaan : als gij
hem te na komt, zult gij dei pot trekken. Daar heeft hij den pot bitter verteerd. Van pot komt .poMaadje, een men.gfel van verfcheidene dingen , die gezamenlijk in eenen pot gekookt worden ,° eene foep , een warneoes : met een' vergiftigde pottaal je. Hoort'. Eo het werkes. potten , geld in potten wegfluiten en bewaren: t et is thans geen tijd , om veel te potten. Van hier wed-giroco potter, iemand, die geld vergadert. ZamenEell.: potaarde, po appel, potasch , potaad eketel, potaadjele.
p o*
1C9
lepel , totaadjefchotel, potboef, bij KIL. en VAN HASS. een wildzangg , potdoek, potgelei , • potgieter , potheng/el, ,pothuls, po ^ebeuling , potkaas , potlepel , gemeenlijk pollepel , potlood . potmispel , potpastei, potpenning , fcherf, pot?uk , potfuiker , potie bakker, pottenbank, pottenkraan pottennjehu.it , enz. ._ Oulings zeide men poteten , voor gekookt eten , gekookte fpijs : en dat men hem rille) daghe een broet gave , fonder dat pct eten4 IJs. I477 Nog is dit woord overig in zekere gemeene fpreekwijs , om leinand a. n te duiden , die nier veel waarde heeft : hij is en .gemeen preteten , een Hechte karel. Pot , erg. , fr. pot , hoogd. pott, deen. potte , zweed., ijsl p otta, ier). pota , alban. patge, fchijjnt van eeneis noordfchen oorfprong. P OrT`AADJE , zie pot. POZ`ASCli , z. n. , vr. , der , of van die potasch ; zonder meerv. , Anders mosko-vifche. asch. Hoogd. pottafche. POTEN , be dr. w. , gels j kvl. Ik pootte , heb gepoot. jonge looitjes , - of fpruuit_jes van boonoen planten : ik heb daar rondom els gepoot, elzen poten gezet. Voorts door liet zetten van Zulke poters iets voortbren en : een bosch , René laan ,poten. ook lets anders voortbrengen , door deszelfs zaad in den grond te werpen : aardappelen poten , roomfche boonen poteg ; en het zaad - van zoodanige dingén in den grand reken: hik pootte de boonera diep ,n de^n grond. Overdi'agtiglijk : visch in eenen vijver poten , long` visfchen daarin zetten. Vare hier poter , een l weeker van boomei , en andere dingen , als ook aardappelen, die liet gefehiktíte zijn , om gepoot te worden , anders potertjes genoemd - poting. Het Manzwoord is poot. POTLEPEL , zie pollepel. POTTEN, zie pot. POTS zie pQets. P()TSIG , zie Poets. 'O VISCH ,. z. n. , in. , van den "potvisc,iz; meere. pot gig; fchen. Verkl^inw. potvischje. .bene der grootfte foor ten van visch , die 5o of Co voeten lang , en 3o of 36 voeten dik wordt , en eenen zwaren fttornpen kop beeft, die van verre viel eenigzins naar eenen pot ge^ lijkt , er, uit wiens herfeiten men het fperma ceti krijgt. In het hoogd. pottflsch , in het fr. cachelot. POVER , bijv. naamw. , poverder , poverst. Arm , kaal, bij KIL.: een pover huisgezin. .Dat is een regte jonker poier. ,
g
,
a
,
,
P'#
110
ver. Het is erpovergefleld. Van hierpoverlijk, enpovertjes hij i s povertjes in de noppen, Van het r. paus e s, eng. por .ital. povero , fp. potre , en deze van het lat. pauper. PRAAIDEN, preijen , ook ver rei jen • , bedr. w. , gelij1çvl. -Ik praaide , heb gepraaid. Zeemanswoord , ieniind op zee ontmoeten, e1 n met hem fpreken : wij praaiden die fthepen op de hoogtevan Dziins. I?Itt\AL, z. n., vr., oer, of van de praal; zonder meerv. Pracht , vertooning van grootheid en luister: is kome op Keizers prat , of keizerlijke praal. VOND. k zal in uw hoog e praal u 't pralen doen vergaan. D. DECK. Zatnen í .éli.: prabed 1 , praalbeeld , praalboog ; praalgewaad, praaig raf , praalkeets , praalzetel, praal. zie, , praalzucht , praalzuchtig, --- woordenpraal , enz. Praal is verwant aan het zweed. pral , ijsl. praal, hoogd. en nederd. pracht , en famt met deze woorden . af van een oud, werkwoord , pogen , prag n , 't welk aan ons hedendaa riche prijken, en pronken, vermaa.gfchaptis ,, en pragelen en pragel heeft voortgehra t, waaruit hèt heden. aagfche pralen en praal onntllaan, zijn. Zie pracr?t*, en prijken. P° AAM , z. 11. , vr. , • (Ier , of van de praam ; meerv. pramen. Verkleinw. p raampje. Een platbodem vaartuig, dat even onddiep, als eene pont, maar ni t zoo vierkant- is ; die praam is tot zinkens toe geladen. , Voorts -
-
de hoeveelheid van goederen , die met eene geweene prazni kan worden vervoerd : hoe veil kost de praam turf? Zani nífell.: baggerpraam , tur fpraarn, enz. aam , inn het hoogd. pprrahrn , in het beijerfche far* 22e, fchijnt vare. ` hre , varen , af te Rammen. In het fr. geeft nen den naarm van prame aan eer veel grooter.,
flag van piathodemde vaartuigen , dat ftomtíjds wel Go ftukken gefcilut voert. PRAAM , z. n.. , m-. , des praams , of .ian dpi praten zonder meerv. Dwang , dag, angst , nood , ver dri. k ' king, van pramen, hetzelfde als het lat. premere: hoe zit hij in den pr^aem ! R. Vis ... raats , p of van den raat ; zonder `z..n. m. des praats P^AArDz ^ efprek gekout , gekai , gepraatje. G meerv. Verklein w. klap , of gefnap : wat praat is dat 9 Ik heb geen praat voor' u. ,Zij geraakten diep in den praat. Zij heeft ie veel praats. , :llj jioeg eenei vuilen praat Pit. Eindelijk viel zij mei der op d'en 'oorigen praatï 1 I o .^ ^r. De f)iege i olgt ons ,
doen
III
doen , vrou Echo .onzen pract. D. DECK. Ik kom heden avond bij ii om een praatje.. Praatjes voor de vaak, ge.
(preken , die tot niets anders - deïigen., dan om kindea ren in f1 aapo te i uslen. Van hier praatachtig , praten , .prater , enz. Zanmenfell.: praatal, praatmoer , praat
,
/bel , praatvaarr , praatziek , praatzucht , praatzuchtig , eng --- Beuzelpraat , kinderpraat , enz. P RAUW, z. B. 2 vr , der, of van de praauw ; meerv. praauwi en. Zeker .Indiaansch. vaartuig : de Koning begaf zich uit zijne praauw hij ons t n boord, Bij HALMA. PRACHT , z. , n. , vr. , der , of.- van de pracht ; zonder nleerv. Genoegzaam hetzelfde , als praal : daar is eene greote pracht in die had. Peel gelds aan de pracht ';e^ (leden; Met are pracht. .HOOFT. Om deze ijdele pracht. VOND. Deze waardigheid hangt aan geen yverrei fche pracht. aio .LF.raxOv. Kleederpracht , iijkpracht, enz. Van hier prachtig , prachtigheid , prachtiglijk. Pracht-, hoogd. onk pracht, zweed. prakt, behoort tot het hoogd. brechc
VOND.
Van hier ragc heri j , bij Hoo 'T. Zamenflell.: aforagchen.
PR AKTIJ Í^,ond^ . v r. def ,of v^naepr^kt^^^., n, K prakt ijk;. meerv. praktijken. Eigenlijk oefening, beoefening, het tegeng ítelde van het ouduitfche theorie : dat is goed in de theorie (befchouwing) maar in de praktijk beoefening) gaat het mank. Iets in praktijkk bren en. ouiings beteekende h@t ferrenwigchelarij , \ gelijk als p raktijkfchrijver een í rrenktjkir was. Hedendaags, (
de
1I9.
p
de ,wcrkzaamheid von eenen geneesheer, of heelmees ob ter,, in zijn ber o ' : die arts heeft eene ' uitgebreide
praktijk. Als ook de we te`nfchap van eenen regtsge.. leerden2 . mijn ver/laat de praktijk.. In deze beide beteekenisfen heef lier woord geen meerv. , maar enkel in die van list en treken : ik zal uwe praktijken wel ontdekken. Praktijk , bij KIL. pracktyeke , hoogcc. pra&ik eng. p aE%ice, fr pratique ital. prattica, is ontleend. uit het middeleeuw. lat. practica , dat van. het 'gr. o-p4: - afífamt. PRALEN , onz" W. , ?gelijkvl. Ik praalde , hei gepraaT- . Vertooning van grootheid en luister maken . zij praalde net de kostbaar/1e fuwee en. - Ov7erdragtigl jk :, hij praalde et die deugd, dezelve zetrede hein - roem en aanzien bij , en in eenen min gunsti ;erg zin: hij praalde zeer met zijn ge/acht , lij beroemde zich daarop, liet zich ^ daarop veel voor(caan. VOND. bezigt zegerijk,pralen , voor zegepralen , met fta tfie ,. na eene overwinning ingehaald worden men ruit zich „toe om zegerijk te _pralen, en 3eephtha weer niet ,%laatfie in te hagen. Van hier .praler, praleri ; p ..aaig r€'i f Zamenliell : pr aallians , enz Praie. , hoogti. pra/zlen , zweed. prala , -ílainr . af p raal, dat uit pragel zarnengetrokken het n^.ac^. p ', at is , en is h tzelt'de als brallen. Zie praal. DRAM, z. n4,,, vr., der , of van de prar g meerv. prnna men. Verkleinw. prammet e. De bost, de -mam , in. de gemeenzame. verkeerihg gebruikelijk: dat kind .is geu'eldig op de pram gezet. Den kleieen jongen een Aram netje evenra. Van Lier pi mmmnen, onz.- W , voor :.zuigen: praé thn? no,. PRAMEN, be i, ï,r. w. , gel ij k vl . - Ik praamde , heb ge: praamd. 1)ruukken, prangen : die teaen/chen worden zeer epraamd. Sonder te pramen fijn jeuchdich hert met pij. Mae . ZACHAR. FIEiytjs. fietzelfde als het lat. prernere. PRAMME.N, zie pram. PRANG, z. n.., vr. , der, of van .rle.. prang ; eerv. prangen. Drukking, knellinnr : dus weden de Brusfelaa$s van deze prang verlost. HCDFT. En dat zijn angfligh hert in defe prangen fit. CATS. Bij KIL.. praznghe. Zamenfl ell.: mui;lprannglbe , bij KIL. PRANGEN., bed.r. W. ge1if vl. Ik prangde, heb geprangd. D rukken, kne len : n;ijne fichoenen prangen mijj -
„
P R.
II3
mij aan de teenen 4 Twee koffers ketens prangen de ke ninglijke leen. PooT. Kwellen , benaauwen : de burgers werden zeer geprangd van het krijgsvolk. In de Zeevaart wordt het onz. gebezigd , voor tegen den vind op laveren , omdat het fchip daardoor , tegen den wind als opgedrongen wordt. Van hier pranger, pranging. Zamenftell.: molenpranger, mailpranger , --- praniijzer, prangmolen , prangwortel. PRAT , bijv. n. en bijv. ,pratter. pratst. Trotsch ,hoovaarm di`b , opgeblazen : op haargeboorte prat. ,t et,pratte,Babilon. G. BRAND . De fl ad foo prat jebo-ut op T en mJ elvloed. J. DE DECK. Het oud,íle voorbeeld , dat wij van dit woord vinden , is van het midden- der zestiende eeuw : en den nachtegael prat , hem vermat , op zijnen zangli. ED. D., DEENL. H o o F T bezigt het voor fpijtig : Elizabeth gaf voor de rest prat antwoord. Dikwerf komt het in eenyen goeden zin voor, en beteekent het deftig, achtbaar. . Van hier het verouderde zelffl. naamw. pratte, en het werkw, ratten. PRATEN, onz. w. , gelijkvl. 1k praatte , heb gepraat.. Spreken, kouten : zij Praten, omn met het, leger op te breken. Rij weet wel te praten, Van hier , prater , .praat/ter. Het Remwoord is praat. .Voorts luidt pr. ten , in het zweed. prata , gr. qpz w, en fchijnt het laatiie gedeelte van het lat. interpretari daaraan ook verwant. Oulings bezigde men pratelen , voor gedurig praten: wat dat ft u ,ratelen flacht ghi3 den dooven. CONST. A
DER MINN.
I RATTEN , onz. w. , gelijkvl. Ik pratte , prattede, heb geprat. Trotsch zijn. Van prat. Ondanckbre jonge » ,
linck , hoe lang zult ghij gaen prat/eis op dat vergangkli k fchoon. VOND. Bij HALMA komt het voor in de beteekenis van pruilen : de jongen flond te pratten ; en in die van twijfelachtig ftaan : de legers pratten wat tegen elkander. Zamenftel. ': tratziekte ,_ lan&zame ziekte. PRAUWEL , pr©uwel , z. n. , v. , der , of van de prauwel; meerv. grauwels, prauwelen. Zekere dunne wafel : wanneer bakt men eens grauwels 2 ZamenfteI1. :prau
welijzer.' PREDIKANT , z. 1, m, , des predikants ,^ of van den predikant; tneerv. predikanten. Leeraar van den gods dienst. Van predikes. -. Lutersch predikant. Gere or. *urd ~kant* ,
FRED. 1 ,preken , onz erg bedr. wr , gelijkvl. ikpredikte , heb géprei kt. Godsdienstige leerredenen houden : el^ ken zondag tweemalen prediken. Hij heeft kort gepredik::s Overdragtiglijk , evenve@1 óp welke wijze nadrukkelijk leeren : dat is voor dooven gepredikt. De - bijbel predikt niet enkel voor het verfland. Bedrijvend : de deugd jrediken. wonderbare leidingen , en uitreddingen , wat prediken,. Zij anders , dan eene albeflierende Tloorrienig. beid ! Bij verkorting zegt en fclirijft men ook. preken, het gene men intusfchen veelal enkel wegens min defti• dge mondelinge vertoogen bezigt : al preekt hij ook els Brugman ,hik zal mij d z rtoe niet bewegen. • Wart h ier eredi kant , predikatie, prediker , prediking , preek, prak«r. Zanent all:: predikarnbbt , predikdienst, predik Qfioel, preekheer, preekfloel , enz. Predikend, hoogdi « predigen , in ISIDor vs predigon, bij OT.FRiD. bredigon , zweed.. praedika , eng. preach fr. prether, is ongetwijl=eid van het lat. praedicare af-
„
-
ko ni ig.
:REEK, z. n. , vr. , der , of van de preek; meerv. preken. Leerrede : i heeft een kundel preken in het licht gegeven. REI , (parel , porrei , - bij KIL. porre je,) z. , vr., der, .of van de prei ; iiieerv. prei✓ en. Verkleinw. preitje. a Een bekende fo ort van look, die kleiner dan de gewone ui4en is , maar veel groens, en groote llano deren heeft , welke veel aan die der tulpen gelijken. In `
bet lioogd.
porree,' fr. porreau, ital. porno, lat..porruaai.
pR iEN , 'zie praaien . . PRELAAT, z. n. , cri. , Bles , f pre1a^atss, of van den pre. laat ; • meerv. pref sten® .. Van l et niiddeleeuw, lat. praea latuus , een voorname geestelijke in de roornfehe kerk® V an hier prelaatfchap, P RENT , print , za n. , vr. ,dei- , of van de prent ; meerv, prenten. Verkleirlw. prentje. Eene afgedrukte teeke,ging : da boek is met vele fchòg^ie prenten verfierd. prent uitgaan . op eene gedrukte teekening afgebeeld worden. Bij KIL. , en anderen , print : zijn fchr fieri t®9? n u zijn levendigfle print. Jeep zipt den geest van E+ prenift ouden Karel zwe i en in deze print. k r ON, D. Een krijgen •asnet het gefchenk van een printverbeeldingjc verea•rdd. worden , zoo ils neen dit meermalen aan de kiu^ deren doet. Overdragtiglijk een prijsje , een pluimpje of leftnnitingje , be} alen. Zanienfell. : prenteboek , prent •
-
9nst , prent vtrecldin , rentverkooper ,; rcntwánkel , en ^®
P a 9
1I
PRENTEN , be'dr. w gelijkvl. ' Ik L pre t e g keb gem pr t. Bij i(1 L. printen , eng. print. Drukken : ghe. .prent te . ntiwerpen i 6y doch hier. te 1'ande thans i ict meer •in gebruik voor het drukken vanT boeken, teekeninge-n, enz. , maar enkel ,overdragtiglijk voor indruk_ ken prent hun evroegtijdig in het hart , dat iJe'vrees des Heeren het begin/el van alle wijsheid is. PRESIDENT,.. z n. , m, , des prefidents ,: of van den pref dont.. Van het lat. praeJrae, e, voorzitten. Die ge . ne_., welke in Bene vergadering voorzit ---- de vergade. ring befii rt; fr. pré ddent. Anders voorzitter , dat het eigenlijke Uollandfclie woord is, fchootn prefdekt even zoo in gebruik komt. .PRESSEN., bedr. w. , gelijkvl. Ik jreste, heb geprest. Eigenlijk ,, hetzelfde,, als perfen , lIerk zamendrukken , maar, in het gebruik , menfchen , of goederen, ten dienste van den Staat in beflag nemen , dwingen :. kior te lande prest men ti err and tot den foldatenfland. -De • Engel/die matrozen worden veelal gepest. Schepen, wagens , paarden presfen Vat, ; hier presfer , prë'ssfing, ZamenfIell.: presmeester. 1 .Pres/en, hoogd. presten, eng.- prefs, zweed,. -grasfa, Ramt af .van het lat. presfare ; en is verrna.ag.fchapt aan pers., p erfen. PREUTELEN , (protelen , prottelen , pruttelen ,) onas. w + , gelijkvl. Ik preutelde , heb gepreutel&. Een klank• nahootfend woord , dat eigenlijk het geluid uitdrukt, 't welk het geborrel van kokend water, + of ander vocht, verwekt : de toep mnag oog wel een weinig preutelen. Over^lragtigli k , is preutelen door een zacht gemompel I`oortge&ijk een geluid te veeg brengen : het baat niet meeel , of men .daar snuit tegen preutelt. Van hier ,rente-. Jaar , preutelig ,, preuteling , en gepreutel. Preutelen , hoogd , • prudeln, is verwant aan • het naamw, preutel, dat enkel gebruikelijk is in de fpreekw. al den preutel, al wat er is. :PREUTSCU , bijv. naaf w. en bijiw. , zonder trappen van vergrooting. ,Dapper , grootmoedig, bij KIL. V ervpolgeng trotsch , opgeblazen , ook fpijtig: om preuts te pralen. VOND. Dat is een preutscla ding van een meisje. Bij KTt. pruijtsch , prootsch. In het hoogd. protzzg, Wederf, pra ig. Vermaagfchapt aan breed, prat, pratten, het oude preith, fuperbia , en hetzelfde a 9ls het fr. preux. Van hier preutschherd , bid VOND. ;
,
-
,
,
H :
PRE,
lis
p R.
PREVELEN , . onz. w., gelijkvl. Ik prevelde, hok gem preveld. Mompelen : hij prevelde eenige woorden binnen 's monds. Thans valt de tooverfchaar aan 't prevelen en bezweeren. N. VERST. Van hier prevelaar , prevelingi, ge• revel. Z arnenftel.: prevelmis , eene dille • mis. :PkUEEL, z.• n., onz. , des prieels, of van het: prieel; meerv. prieelen. Verkleinw. prieeltje. Eigenlijk , een groen plekje gronds , even als het fr. preau, waarvan -het aftuint. Voorts bijzonder, een groen plekje, dat door loofwerk overfchaduwd wordt, een lusthuisje , dat uit lommerrijk geboomte zamengetleld is : in een genoegelijk prieel. VOND... Dat prieel . des aardbodems,, HooFT. Zame nftel:: drsnkprreel, 1ustprzeel, enz. PRIEGELEN , bedr. w. , gelijkvl. kvl. Ik priegelde , heb ge. prsegeld. Een menseh, of dier, hevig ílaan, afrosten. i a het hoogd. prugeln:, welk woord tegelijk met de ftokfl.agen, welke men in Duitschland onder het krijgsvolk uitdeelt , door ons overgenomen- is. PRIEM, z, n. , m. , des priems, of van den priem; nmeerv. priemen. Verkleinw. ' priempje. Een fpits ijzer, waarmede men gaten in een week ligchaam boort : ƒo,@ :sult , ij eenen priem nemen , en /leken in fijn oore, •ende ira de, deure. BIJBELVERT. Als ook een ijzeren werk. tui,_ om' het hoofdbaar op te fcihikken : het haer met gloenden priem- enijzer o'nngekrolt. VOND . En een moord' tuig , oi dolk, anders rnoordpr iem genoemd : hij flik hem met eenera priem in hwt hart. zindelijk , een ijzer waarop de ílabers hunne mesfen wetten.: een flagersn firjem..; Van hier het werker. priemen. Za.menfl ell. : priem. donker, zeer ,• geheel donker, priemtsjd , prima aurora, bij - Kir.. , die ook priemelnaakt heeft , prorfus nudus.. Priem , hoogd. pfriem , neder£. preem-, zweed.-pre`rsn , fclhijnt af te Rammen-van een oudduluitsch woord bij Hok,NEGK Tram, bij TACITUS framea, dat het ijzer van eene werpfries aanduidde. : ]?RIEMEN. bedr. w. , gelijkvl. Ik priemde , heb 'gepriemd. ` Van triem. Met eenen priem fleken , doorboren. Ook figuurlijk.: jn woorden drongen . door, eis priemden,. in de harten. F. VAN DOR?. . .PRIESTER , z. P. , m. ,. des priesters, of van den priester ; meerv. priesters, of priesteres. V erklein w. priestertje. Eigenlijk een oud man , in het gr. ^rpEtrGursi; s lat. presbyter. Voorts de ouditen , of ouderlingen der eerfte Christelijke gemeenten , die liet opzegt over deze!,
:
-
;
-
,
.
PL ve, hadden, en vervolgens de opzieners van zulke gemeenten , zonder onderfcheid 'van jaren. Daar nu zoon danige opzieners in de Roomfche kerk nnèt den" tijd het offerwerk van de mis verrigtten, begon priester, bij uitsluiting, Benen geestelijken aan te duiden, die tot offeren geregtigd was, en daarvan zijn werk maakre;
en men bezigde denzelfden. naam nopens de. bedienalm ren van andere Godsdiensten , tot wier werkzaarnhe^ den het offeren insgelijks behoorde : hij was een priester des allerhoogften Gods, BIJBELVERT. ^loodfcke vriesters , heidenfche priesters. Van hier priesterdon, de p riesterlijke waardigheid : zijnen zoon aars 't priesterdam helpen. HOOFT. Of de priesterfchaar : met al het priesterdom. VOND. Voorts , priesteres , of priesterin . depriesterinnen van Bacchus ; priesterlijk, priesterfchap, onzijd., voor de priesterlijke waardigheid : door 't infiellen van het priesterfchap .H0OFT .-vrouwel. voor de pries`erfchaar:de priester/chap zal zich daar tegen vast verzetten. Zamen yell.:: priesteram't , priestergewaad, . priesterkleed , enz. Priester , hoogd. ook priester, nederf. prester , augelf. preost, - zweed. prast, ijsl. ^restur,. -erg. pr iest, fr. pretre, ital. prete , fp. preste , bresbytero , lat. presbyter , gr. rpeoj3 n epoy , en , Ramt af van -
3ws, oud.
PRIESTERDOM , zie priester. PRIESTERLIJK , zie priester. PRIESTERSCHAP , zie priester. PRIJ , z. n. , vr. , der , of van de prij ; nneerv. pr-sten. Een kreng , dood aas , hinkend aas , zoo als KIL. het vertaalt. NOACH vond de aarde , na den zondvloed , volesa gens VAN VAE R NE tiv : vtIl allerande prijen. De kraijen vlier] de prij. Var D. Overdragtiglijk, al wat verachte, lijk is : a fchande, dat zich Voren noch vergapen aen een zoo vunfche prij. D. Dzct. Bijzonderlijk ,. een Plecht vrouwmensch : zijn wijf is eerre boze. prij. Lat gij Mti , uw Godinne , feheldt voor een verachte prij. D. DECIC. PRIK, zie prijken. PRIJKEN, onz. w. , gelijkel. Ik prijkte, beb geprijkt. Pronken , pralen : de breidt . zit daar heer_ lijk te prijken. Een jongeling, die als een ace tbre Brij erd prijkt. A. HARTE. Het land prijkt niet fchoo. re vruchten. Dit . woord fchijnt verwant aan het oude pragen , of ,progen , het ftamwoord van pronken , pracht,, H 3 praal, „
lis
p rt
praal, pralen , en prangen; in welk laatlie de beteeker nis van pragen, of progen , bewaard fchijnt , daar het drukken , knellen, .aanduidt. Van die beteekenis fchijnt, ham ijk, , ragen, of progen, evenzeer als pronken , te zijn overgegaan tot die var i : eene zamengedrongene , gedwongene , houding , zoo als die van en m;ensch welke zich er op toelegt , om. zich op het fchoonite te vertoonen , of eene gemaakte deftigheid ten toon te fpreiden. Pronken is althans, volgens KIL. , eigenlijk, de gemaakte :houding van een (landbeeld aannemen , om zich op het fraaie.. te vertoonen. Zie pronken. Te prijk , misfchien voor te prijken , komt in fommige fpreekwij zen voor: _uit lust om u te prijk te zien ; . -- op.'t bruitsaltaar te prij k zetten. VOND. PRIJS, z. n., m. , van den prijs; meerv. prijzen. Verkleinw., prij sje. De waarde van een ding in handei en w an d el : dat wordt tot Benen hogen prijs verkocht i Wat is de [rijs van t boekt Zei mi - d naasten prijs. icnk trock uit .fp . ^s , van fdhchten prils , meer lekkernjs. D. DECK. Bij geeft het voor een prijsje. Kocrspprijs, lr s tas. --- Bij kan dien prijs der ziele , dat ra a^ foen , aan God zn-tijd noch eeuwigheid voldoen. L. D. S. P. Ergens prijs op j, ellen; iets waarderen , }hoogachten ik iiel prijs op uwe vriendfchap. Van hier prijzen, pretium 1mponere , waarvoor meestal niet een' bastaard uitgang gebruikt wordt prijzeren , waarvan „ arijzeer» ,
—
-
.
der, prijsbepaalder.
.Prijs, hoogti. .prefs , zweed.: gris,' eng. price , fr. .prix, stal. prezzo, en eggio , ip. precio , ibanit af van het lat. pret urn, dat de waarde van een ding aanduidt. PRIJS , z. n. , in. , 7►an' den pr is; meerv. prijzen. Verk einor. prijsje. Van riet fr. pre fe. - Een i'chip, dat . buit gemaakt wordt : die Kaper heeft reeds menig prijsje binnengefteept. De rchepen brengen eenera fchoonen prijs moede. ever. drag.tiglijk , evenveel we1 ander ding, dat als een buit wordt weggenomen : iets p Ni?s'make . Die goederen zijn prijs verklaard. Fi g u u r:l i j k : zich zelven aan de ondeugd prijs geven, zich bloottiellen , om door baar al s► een bitic te worden weggefleept. Voo.1 ts rene belooning-, welke door deii genen', die zich hLr bbésste in eenig ding beijvert, als het ware , bit wordt ge. maakt : hij behaalde den prijs in den weiloop. prijs wegdragen. iemand den prijs toekernen. Naar den prijs dingen*.. Om prijs drdven , enz.. Als ook een voor-
-
.
E.
voordeel , dat men op eene foortgelijke wijze , Voor anw deren , die in sgelijks daarnaar dingen , wegneemt :mmt : den prijs der overhant.uit der bant te werpen. HQo.i'r. ^ Eenen prijs uit de loterij trekken. Eenen prijs op ienan^^s leien tellen , eenre. beloo hing uitloven aan den genen, eire hem vermoorden zal,. Iemands hoofd op prijs Hellen. Eindelijk , een woordc lijk eerbewijs voor eeneg goed bedrijf,of eeriige goede hoedanigheid , eerre- versmelding van ie-, ..nxands roem, eene iofluiting: tnen zing .p allerhrinrdc wijs des overwinnaars lof en prijs. Vnnhier prijzen Zamenf ell.: pri sm ester , prijs/chip , ,pi -ij sverhandeling Prijsvraag, prijswaardig , ei -]z. Prijs , hoogel. preis 'en prife , fr. prife en pris , enge prïze en praire , Ip. prez en prefix , halo prei , ftuiit af van het • lat. prendere , nemen , vatten. PRIJSSELJJK, zie prijzen. PRIJZEN , bedr. w. , ongeli jkvl. Ik prees , heb geprw_ zen. Loven , roemen , Goal prijzen en .vet heerlijken. Iemand gelukkig prijzen, niet vele plegtige h tuuigin Oen voor gelukkig verklaren. Van hier prljsfelijk. Zamen. f ell : misprijzen , prijzenswaardig , en z. PRIK ,, z . n. , nam. , des priks , of ; Maa den prik ; rn eervr prikken. . Verkleinw. prikje. E:fl klein fleekje : de wil^. den .misvormen hui; gelaat door allerhande pri"leken. I tusfchen is iemand eenen prik in de huid geven , hem Benen duchtigen fteek toebrengen. Voorts , een werk tuig , om prikken te geven : hij heeft eenen Jx alen prik in zijnen fok ; een puntig boutje : breng rnfj wat drooge prikken , om het vuur aan te maken. Een prik niet eerre vork, of zoo veel als men met eene vork prikt, en overdragtigh k, een beetje , een weinig: een prikje fala. de. Zekere visch , die aan een dun puntig houttje gelijkt : men I edient zich van Prikken, om kabeljaatiw te vangen.. Van hier : men ;aio t de prikken leiend houden , omdat men 'met levende prikken beter kabel auw kri vangen , dan met dooie uur lij , men moet de z ken aan den gang en in goeden ibat houden. .wil verf nat dat op eenprik , fpreekw. , hij titer fiaat dat juist. Jij gelig t zijnen vader op een prik, zijne gelaatstrekken zijn juist gelijk aan die vara zijnern vader. ZarenlL.: prikjio1kk , priktol, enz. PIKKEL , z* n. , m. , des prikkels, of van den prikkel; rneerv. prikkels , prikkelen. Een werktuig om prik ken te geven : de woordets der wijren zijn g ellj e'k priekelen. BIJ* 11 4 ,
p
220
BJJ.BELVEI.T. Figuurlijk , alle aanporring : zijne eerzucht ontving daar door eersen prikkel om zich te wreken. PRIKKELEN,bedr. w.', gelijkvl. Ik prikkelde, heb geprik-' keld. Van prikkel. Met eenen prikkel fteken ; of , als een voortdur. w. van prikken , dikwijls en bij herhaling prikken : als ick in mijne nieren gepr'ckelt wierde. Bij BELVERT . Figuurlijk, aanporren, aanzetten hij voelde p , n. ^r hij zich door zijne eerzucht geprikkeld, ons eng. Van hier ., prikkeling. PRIKKEN, bedr. ver. , gelijkvl. Ik prikte , hebgeprikt. Steken : ik heb mij mes eene naalde geprikt. Van hierrrikking. Prikken , nederf. pricken , F'angelf. priekan, eng. to prick. PRIL , bijv. naanlw. , priller, .prilst. Bij KIL. fraai , aardig , vrolijk. Thans vleest gebruikelijk in de fpreekw.,: de prille feugd , de blijde dageraad des levens. Frisch , fleurig : in 't pril/ie van de Maij. MooN. PRINS , z. n. , in. , des prinfen , of van den prins ; meerv. prinfen. Verkleinw.prinsje, ou1ingsprinfClijn: 't prins eli9n , zoontje zijner vorfielijke doorluchtigheit. HooFT. Een Vorst , over het algemeen : vest op printen geen w en. L. D. S. P. Bijzonderlijk ; een Vorst van zekeren bepaalden rang : de prins van Borghefe, van Piomb ino. Een prins van den bloede , een kroonprins , een erfprins. ,Van hier prinfes, prinsdom, prinfelijk. Zamenitell.: prrnn fesfenbier, prinfesfenblaauw , ^rinfésfenboonen , prinfesj.^er,koekjes, przn feniiof. .rins , hoogd. prinz, eng. ,, fr. prince , ital, , - fp. principe, aminen af van het lat. princeps, eigent j k , de voornaamfle. PRINT, zie prent. PRIVAAT , ond. z. ti. , o. , des privaats , of van het privaat ; meerv . privr en. Van het lat. privatus --locus privatus , latrina , fr . priré , fp. privada,, een fe. -
-
•
kreet, eene afgezonderde plaats om zijn gevoeg te doen, nog overig in de fpreekwijs : hij flinks, als een privaat. PRI., C1S , oncl. Z. H. , o., van het proces; meerv. procesfen. Verkleinw. procesjes Eigenlijk , de wijze , waarop elke zaak behandeld wordt, en afloopt. Bijzonderlijk,
de afl:iop van een regtsgedin . en in het gebruik het regtsgeding zelf: in proces geraken. Iemand een proces aandoen. Het proces winnen. Zainenfi.: proceskosten ., proct sziek , enz. Proces , hoogd. prozesz , fr. proces, eng. procefs , zijn van het'lat, procesfes af komitig. PR O.
ic. f
p it,
PROCUREUR , z. , n. , m. , rees procureurs , of van den procureur; meerv. procureurs. Hetzelfde als het fr. procureur , lat. procurator. Pleitbezorger : notaris eis procureur.' PROEF, proeve , ze n. , vr. , der, of van de proef; meere. proeven. Verkleinw. proefje. ' Een onderzoek , 4't welk men in het werk fielt , om de regte gefchapenheid van eenig ding ontwaar te worden : tot d "uiterfle proeve. _1 lOOFT. Uw heiligheid wort op de proef ge/lelt. -
VOND.
Eene proef nemen. De proe) doorlaan , of uit -
f aan. Proef houden. Iemand op de proef Hellen, op de proef prediken. Als ook dat gene , waaruit men de gefchapenheid van eenig ding herkent : ergens de proef van hebben. Gulf ziet hem . daer beneven geen' duistre proevegeven. D. DECK. [-Jij zendt mij daarvan een poef. je, - een proe{9e thee , kof j , wijn , enz. Bijzonderlijk, de eer(1 e afdrukken van het 'erk der letterzetters : morgen zal er 'eere proef zijn. Ik heb de proef nog niet rage• zien; en , in de cijferkunst, eene berekening, waarme de iaen de juistheid van eene andere berekening toetst -
-
de proef op eene fom maken. Dat is de proef op de fora , overdragtiglijk, daaruit blijkt de juistheid van die of die ondertfeiting. Eindelijk , een werkF uk , waaruit men iemands bekwaamheid , om in een of ander gild te worden aangenomen , beoordeelt : men heeft hem eene zeer moeijeli ke proef opgegeven. De proef doen, het opgegevene werkhuk vervaardigen. Van hier proevers, enz. Z amenftell.: proefbiad, pr oe f ra r , proefdruk , proe; jaar,t11roefor.dervindelijk, dat uit proeven blijkt„ --- proef-
predika-bie, proeflot, proeffleer , proef/luk, proeftijd proefwijn, enz. Proef, hoogd. pro,be , eederf. prove , eng. proofe , tai. pruova , is af komfUg van prof, fr. preuve , ital. het lat. probare , beproeven PROEVEN , bedr. w. , gelijkvl. Ik proefde , heb ge.proefd. Een weinig van iets nuttigen , om over den fniaak , of de deugdelijkheid daarvan te oordeelen: proef dat eens Proef eens , of het al gaar is. Wijn proe. vel. Den mond ergens aan zetten , als of men den -
(maak , of de deugdelijkheid , daarvan beoordeelen wilde: eiij wilds eten noch drinken proeven. Proef het maar eens. VOND. bezigt het voor beproeven : Te proeven hare kracht op eenera Reiá feruaer. Ondervinden : ergens van proeven, de kracht, of werking, daarvan ondervinden.. 11 5 dit
122
- p r.
411s hij ril aanrandt , zal hik van mijn pisto®l droeven, Zij heeft er ter lege van geproefd. Bij plaatdrukkers, het fnijdwerk van eene plaat door de vervaardiging van een afdrukfel daarvan be-oordeeien : proef dieplaat eens. Van hier proever , proevin . Zie proef: PROFEET , z. n, , m. , Jesproftets , of van Y den irofeet; rneerv. profeten. Eigenlijk, iemand, die lets verko ►n^ (ligt : het gene de letterlijke beteekenir. van het gr. ?rpo.is. Nu werd dit woord oorfpronkelijk gebezigd aaugaande de priesters., die in den Delphifchen tempel vara APoLLo de uitdrukkingen der in verrukking gebragte waarzegfer voor de raadplegers van hare gewaande Godv. fpraken opfchreven. Vervolgens. gaf men den naam van profeet aan alle priesters, diezich door het uitdeelenvan foortgelijke Godfpraken , of andere onderrigtingen , van bloote offerpapen ónderfcheidden. En PAULUS beflempelt ergens eenen leeraar uit het midden der Grieken- met den naam van profeet. Ja in de Griekfche vertaling van den -
.1Yebreeuwfehen bijbel fchonk men dien naam aan de man nen, die oudtijds Gods wil verkondigden. Daar dezen reu hunne leeringen en vermaningen meermalen met beloften, of bedreigingen, vn toekonflig heil, _of on^ heil, paarden, werd een prófeet in het algemeene gebruik welhaast evenveel, als een voorfpel}er van toekomende dingen : daer quam een fekerprop,^eet a f van 7a-; dea , net name Agabus. BIJBELVE T. Een or geluksprofeet, een waar profeet. Van hier profeteren, profetes , profetisch , profetie. De benaming van profeet, is' haar gebruik bij de Euu.ropefche volken aars de invoering van het Christendom onder die volken verlchuldigd. .PROFETEREN , zie prof s. "PROFETI'E ; zie profeet. PROFETISCH , zie profeet. . PROFIJT, z. na , o. , van het profijt; zonder meerar. glerkleinw. p rofijtje. Voordeel : r niet ` ui t haat , of nijd, maar om eigen pro ijt. Ik zie geen pro ijt daarop. ij zoekt nog een klein profjt(e daaruit te halen. Van hier profajtelij.k ,--- profájterije, endenbrandert e ^, waarop men de endjes kaars laat afbranden. Pro fijt, hoogd. , eng. , fr. prof t, ital. porfitto, fps provecho , ftamt af van liet lat. prol cere , waarvan men, ten tijde van het verval der latiji fcihe taal , het bijv. n mw..profcuus vormde. -
f
f
12 3
p P,t
PROFIJTEL,iJ ,• zie firofi jt PttOFIJTER.TfE, zie profijt. PROL, z. n., vr. , • der, of van cie prol; zonder meere. Appelbrij : pro? koken. Van hier prolltg , dik , als a .p_ pelbrij. Zamenftell.: appelprol.. ]PRONK, z. n . , m , des pronks , of Van denpronk;, zonder meerv. V'erkleinw. pronkje, in zekere beteekenis. bij KIL, prcnck een bewolkte hemel , en een bewolkt gelaat , een [Iutursch gezig*; welk denkbeeld ontleend fe isnt van dat van drukken , zamendrukken , waarin de oorfpronkelljke bereek nis van pronken . en de daaraan verwante Woorden , pralen en prijken, gelegen fchijnt. Zie prijken. SSieraad. , op`Chik : haar pronck krijgt pronck door fchoonhe- d van heer loven. CAMP H. Voorts , in het hede,ncdaa'gtche gebruik , eene opzien barende ve toon;ng van minder grootfchen aard, dan door pracht en _praal wordt aangeduid: dat fiaa.t daar tr . pronk. Ook in eene g► kwaden vin , en ter flraWe te pronk laan. l n draagt het koor den pronk. Met ijde]en pronk van wocr den. HOOFT. Als ook iets , waarmede reen zulk Gene vertonning maakt : zij is met haren Pink f e pronk uitgedost. Over dragtiglijk , .-iets,, dat uit^ n unt : hij is de pronk, het pronkje , van zijn geflacht. F. DE HAAS bezigt liet onzid.: does flad weleer dat ~ in lier pronken enz. Zamenliella pronk eter 12 eên. pronkbed , pronkbeeld , pronkbehang «. ,pronkdegen , grom.. deken , pronkgen'aad, pronkgraf, pronkiuweel , pre : s_ kamer, pronkkleed , pronknaam , x ronkferaad, pronk. (luk , pronkwerk , pronkzetel, pronkzucht , enz. R O N K AAR_) .j ronkerdl, z. n.., rn. , desronkaards, o f va z den pronkaard; meerv. prankaards. den trotschaard, cie, met alles pronkt, hij is een repte pronkaard. PRONKEN, onz. W. , gelijkvl. Ik pronkte, heb ge. pronkt. Bij KIL„ proncken , van de lucht gefproken , betro.kk; nworden, bewolken. Van iemands gelaat,, donker, (uursch , worden , een (Ire g gelaat aannemen. In liet hedendaagfche gebruik eene op igt barende vertoo_ ving maken : met fchoone kleederen pronken , met vele deugden pronken. Bijzonderlijk wegens eenerg paauw , die zijnen ftaart uitbreidt: zie dat lhoovaardi dier eens pronken. Van hier _pronker , pronkerij , pronk/Ier. Pronken, nederf. pronken, hoogd. prangen, eng. prank „ is verwant aan prijken , .,pralen ,.pracht, en prangen > Zie pri j kmn. ,
-
,
-
4
124 PRONSELEN, bedr. en onz.w. , gelijkvl. Ikpro, felde , h es gepronfeld. Bedr. , knoeijen, kwanfelen : dat werk is urerbaasd g ronfeld. Onzijd. : hij pronfelt zoo wat met dat geld. Bij OLe prondelen, prondfelen. Van hier pronfelaar , een knoeijer , en prond feiin •he, prondelinghe, bij Kir.. , hetzelfde als prondel, vodden , lorren. Zamen1el1. : prorrfelgeld , pronfelwerk, knoeiwerk, voddenwerk. ]PROo vr. der, of van de _ ^ rooi rneei v.^rooi^en. z. In. j ' vindt .: zzijne Roof, bu buit ?aas , de leeuw Prooi i et n het ij ne nniet woud. Het land ter prooi aan den vijand overgeven. Van het fr. .proije, dat even als het eng. prei, ital. ,. pretla , van het lat. praeda afitamt. F ROP z.. n. , vr. , der, of van de prop; meerv. drop. pen. Verkleinw. profje. 1 `en [top , die vast in eene opening ingedrukt , gedraaid, of gelagen wordt, om dezelve daarmede digt te maken : " ergens eene prop inf7aan. Eene prop oP een f chietgeweer zetten. De tromm pen van het grof gefchu-t worden met houten proppen gejlo.. zen. Van hier proppen > floppen, flouwen: hap heeft zijne darmen vol gepropt. Ganzenproppen. Bijzonderlijk, zich door gulzig eten overladen : foei kind ! wat is dat ,proppen ! ZaTnenf elf .: propdarm , proptrckker, enz. . .Prop , nederf. , en zwad. propp , eng. prop , hoo.gd. propf, en .propfen , fchij:lt vara Benen noordfchen oorfprong. PROPPEN , zie prop. PROTESTANT , z. n. , m. , des proteiants , of van den proteflant ; meerv. protelanten. Hervormde --- ieder Christen , behalve die der roomfche kerk. Het woord is van lasij nfchen oorfprong. Van hier proteflarsten. dom, protefantsch. PROTKSTANTSCH, zie proteflantPROTTEN, veroud. onz. w. , in de beteeke`uis van zamenloopen , bij HOOFT voorkomende. PROVE, (proven, provene, bij KIL.) veroud. z. n., vr., der , of van de prove ; meerv. proven, of provenen. Het ,nderhoud , 't welk iemand voor zijn, geheele leven uit Bene geestelijke ilichting trekt. . Voorts het ambt, '1 welk aan iemand zulk een onderhoud verfchaft. Over. dragtiglijk , het onderhoud , 't welk iemand zich in een zoogenoemd proveniershuis voor al zijn leven verfchaft. Van hier provenier , proviand , bij' KIL. provande , roviandere . Zam:enftel. proveniershuis , provenkrae4 wer, ,
F'
L
las
mer, bij KIL. , proviandkuis , proviandmeester , prrovi. aidwagen , enz. Het hamwoord is het middeleeuw. lat. praebanda.
PRO V ENIER , zie , irove, PROVINCIE, z. ii., vr., der, of van de provincie; meerv. provincien , provincies. Een win gewest : de ver eenigde provincien. dan het lat, prooi cia. t SOS"^ z. n. m.^ z vanp den r ovoost;; meerv. pro ^ PR OVOOST, )oosten.•• Van het fr. pree t, prevots , en dit van het lat, praepo ftus. Eigenlijk iemand , die over iets ge. field is. in eenes meer bepaalden zin, die gene, wel. ke de overtreders , onder de krijgslieden en fchutters , gevangen neemt; ook kapitein geweldiger genoemd:. hij zit al bij den provoost. En van hier wordt de g& vangenis zelve , waarover zoo een provoost gefl eld is, de provoost genoemd : hij heeft drie dagen ` in den pro. voost gezeten. PRUIK , parulk, z. n. , vr. , der, of ' van de pruik; meerv. pruiken. Verkleinw. pruikje. Een hoofddekfel van kunstig zamengevoegde en gekrulde haren : de grocte pruiken worden in onze dagen al zeldzamer en zeldzamer. Het blonde pruikje hangt haar over de zwarte wenkbraauwen. Overdragtiglijk, gekruld hoofdhaaria welken zin het bij onze Dichters meermalen 'voorkomt daer op haer feest de liefelijcke Mal] de pruik mee liert. Iet teere brein met blonde en kruifde prs#ick beflagen. VON. Van hier pruiken , pruik dragen : hij gaat ook aan het pruiken. Pruik ik dan zoo Plecht ? En met Bene pruik opfchikken : fraai gepruikte Raadsheeren. Za. enílei.: pruikmakerpruikw nkel enz. Pruik, oulings perru ik, bij KIL. errui 'cke dlke, err c fr. ,^ j perwick ' er-, '' ke huif c hoo , g u . perruque eng. eerwig , ital. perruca , is waarfchijnli,k van Keltifche afkomst. In het iersch is barr haar , en uc of uch hoog en verheven , ook voortreffelijk. Barr uc is der.. halve hoog, tterk haar. .Perruque was weleer bij de Franfchen voor eigen haar gebruikelijk. Het is niet op onzen bodem geteeld, maar echter overli ng met het .burgerregt befchonken-; waarom men in pI ats daarvan het woord haarmuts niet behoeften te voere , het welk eenige voorflanders van de zuiverheid der hoogduitfche taal, volgens ADEL. , . in plaats van perrucke, bij ons jruik , plagten te beugen) \
1
-
,-
FRUI®
P R.
X 26
, UiL ,sim . iv. , gc1iîkvi. Ik pruilde , heb gepruild. Zekere mengeling van droefheid en gramfchap betoo4 nen : hij zit daar' in dien hoek , en pruilt al immer voort. Zij pruilen weken lang tegen elkander. Van hier. prul Ier , pruiljier. Zamenttell.:. pruillhoek, pruilmon4, etiz„_ PRUIM , z. • n. , vr. , der , of van de pruim ; meerv. pruimen. Verkleinw. pruimpje. Eene bekende boomvrucht van ver c.hillende loorten : -- hier _nevens eenige pruimen , oen hasr' ontfangen vonnis. te voldoen. HOOFT. -
Witte pruimen , blaauwe pruimen , ezjerpruimen , gem droogddd pruimen, enz. Als ook . de boorhen , waaraan
die vruchten g roèijeuu: daar iaat eenpritimkij dic kers. Voorts , eerre kleine hoeveelheid van tabak, Adie in den mond gedoken wordt , om ze te kaa-tiwen : een pruimpje nevvcn. Van hier pruimen , tabak knauwen , en prumellen , gekonfijte pruimen van Provence. Za. menílell, : ru:m oo a ,. ruimefa , pruimefleem Pruimmond, een klein; mondje., dat :neen getrokken erf gem fronsd is, e..n naar een gedroogd pruimpje zweemt. Pruiuru, hij KIL. prt ijrre, ho.ogd. prunke, plumme,enn 1^. aurne , atm e11:. en eng. plum , ' zweed. plommon, ijst. plummar, deen. blop rre,. Ir, prune, i al. prugna, lat. runr n r ; fchijnt , even al p° de vrucht , dier daar door wordt aaxngeduid, , van eeueii Oosterfchhen oorfprong te werxi.r: PRUIMEN , z e:pr i . r PRUIS, 'z. ii.,• vr. , van de naruis , zonder mrerv. Het. zelfde aks bruis f4lh uirn. Iir de zamenleving zegt men: het p°rws, even als bruis : , het pi u:s flaatop zijn' monéd. RUI SE , onz.. w. , geiij k vl. Ik,, ,.pi uiste, heb. geftruist.. Gengc.gza.am . heizeJfde als - br ti fen , opborre* len : het bier pru st door het korangat. ' ,Volgens HAL A , ook niezen; - maar dit wordt volgens KI .. aangeduid ,door pruisten, welk laat e inch nog heden ten dage in Vriesland voor niezen bezigt. PRUISSEN, z. n. , o. , van het. pruisfen, van pruisfen, pruisfens; zonder nmecrv. Zekere land(Ireek. in Duitschland : het vette land van .truaisfen. VOND. Dc K©ni ,? vanPruisfen, van het Pruisf fchhe Rijk. Van' hier pruisfisch. ]PRUL, z. n. •, vr. tier, of vals de pul; meerv. . prull len. Verkleinw. prulletje.. Een ding van geene de minfle waarde, Bene vodde , eene beuzeling : weg met die prul,
len. Welk ene ellendige prul heeft die man daar e.
fC^°^e
R, P s, P rj.
,17
f .laas is eens ,prul van eengin vmt. Van hier prulachtig , prulliç. Zamenftell.. pruldichter , rullenkooper, prullenmaker, prullenmand , prailfchrift p . rul-. rchril ver,, enz. ]PRUT, z. na , vr. , der ; of van de prut; zonder meerv. In Amfierdam gebruikelijk voor gef}remcdé melk; anders wrongel. In de walvischvan,gst wordt het dikke bezinkfel , of grondfap van de traan , prut genoemd , wel-
ke niet onder de andere traan gekookt , maar aan de frrittkoo rs verkocht wordt; Volgen ZORGDRAG. PRUT, bijv. naainw. en bijw. , zonder trappen van vergrooting, en enkel gebruikelijk in de fpreei w.: het is daar niet prut, het is daar niet helder :e is niet priazij is niet prut, het deugt, niet veel. enz.
PRUTTELEN , zie preutelen. PSALM, z. n. , m. , des pfalms , of van den pfalm; meerv. pfalmen. Veijdeinw. pfalmpie. Eigenlijk, ecu lied over het algemeen Bijzonderlijk , een der .honderd en vijftig liederen van DAVJD , en andere lebreeuw-' fche dichters , welke men in den bijbel bijeen verzameld vindt : eenige toekijkers hieven den hondert en derti,gflen pfalm aan. ITooFT. ,Boetpfalin , klaagpfaiti , #reurpfaltn , enz. Van / hier pfalmist. Zamenitell.: pfal boek , pfalmdichtsr , pfalmgezang, pfalrnzinger ,! enz. Pfalm, nederf. en bij KERO , OTF .TD, en NoTa., Palm, ital. fal o , fr. pjeaz^ ,, eng en hoogd. .pfaln , lat. p laalhn us , gr. t 14os , iaun t af van het wGrkw. . re , zingen. PUBLIEK , ond. hijv. naatnw. en bijw., publieker, pu. bliekst. Dit tot het volk over het algemeen betrekkelijk is : wat denkt gij van de publieke zaak ? Ik heb hem langs deren publieken weg zien zwieren ? Een publiek per^ Joon , iemand , wiens ambt medebrengt , dat 1iij een leder ten dienste 1a. .Bene puillleke hoer, eerre allemans hoer. Voorts,, algemeën bekend : dat geval is reeds b liek. Een werk sbliek maken. Onder het oog n een ieder; durf: gij dat zoo publiek doen `? Van hier Piet p ubliek , het algemeen : hoe of het publiek daarover denken moge. Het geëerde publiek, enz. In het pitbliek, in het openbaar. Eng. publzck, fr. public, ital. publico, lat. publicus , van het lat. pópulus , volk. PU LIEK , z. n. , het publiek , zie publiek , bijv. n. -
PUD DING (Pudding,) z. n, ni, dsspuddings, of zan dei pad-'
128
p
V,
pudding ; meerv. pu'ldinngen: Verkleinw.'p. iddingje. Een ketelkoek, in het hoogd. , nederf. en eng. eveneens genoemd, naar deszeifs - dikte , want puddig is in het nederf. dik, grof, bot, f omp; en puddewurst , een korte, dikke worst, in het eng. ook pudding, fr. bóu= din, nederd. Beuling. • PUF, z. n. , vr. , der , of van de puf; zonder meerv. Lust, trek : hij heeft er geene puf in. Ik had er geene puf off,. -- Voorheen werd puf ook voor trotsch gebezigd,: puf alle noodt en quaden CAMPH . PUFFEN, onz. en bedr. w., gelijkvl. Ikpuf e, heb gepuft. Klanknabootfend woord , blazeii : hij had gegeten, dat hij pufte Bedr. , trotfen , trotferen: ik trotfe zijngheweldt , en puf zijn dreijgheiwenten. HooFT. Nu puf ik Vranckryck en haer Ridders altemaal. S. COST. PUI , z. n. , vr. , der , of van de pui ; meerv. ,puijen. Bij KIL. ,puije, puijde . In het lat. podium. De- voorgevel van een huis , en wel voornamelijk het onderfle gedeel* te , -of de eeríle verdieping: ik heb eene nieuwe pui laten netten. Ook die plaats van een fladhuiis, waar men de hefluiten en verordeningen afleest : iets van de pui aflezen. HOOFT fchrijft aan een gansch Rijk Bene pui toe : een zuil van koper aan de puij van 't magtigh Rijk. PUIK ,--- ijv. naamw. en bijw. , zonsder;trappen van vergrootin.g. Best, uitmuntend : die thee is puik. Van hier puiks puik , allerbest , alleruitnenendst : dat papier is puiks.,puik. Ook zelfs als een zelfti naamw., het puik , het beste , het uitgelezendlie : al 't puik der ridderf2hap. HOOFT . Verkleinw. puikje. Klaas, het puikje van het dor, de knapste van de boerenknapen. Het -ruikje van de vischmarkt, . de eelfte vistb. Zamenl}ell. : puik] uweel , puikfchilder , puikfl uk, puikwerk , en z. PUILEN, onz. w., gelijkvl. .fik puilde, heb getuild` Zwellen , uitzwellen : zijne oogera puilden uit het hoofd. Oulings builen , van buil, eene opgezwollene ruimte, bij KIL. Puij lei. Zannenílell.: puilader , puiladerig ,, puiloog , uiloogig , uitpui len , en z. PUIMSTEEN, z. n. , n1-., des puiorJleens, of Van den tuimfleen; meerv. pui fleenen. Verkleinw4 puim/leentje. ren zeer ligt en fponsachtig llag van fteenen , dat zijne bijzondere hoedanigheden aan eden gloed van vuurfpua wenae bergen, waaruit het voortkomt, te danken heeft. Eeneu mu cr met puin een glad fichurent Omdat hij op .
.
-
,
-
-
.
^
-
het
ti.
tig
het,watcr drijft, noemt men iern ook drlj/iee:z. In het hoogti. , JiT? in, end» prrnice flone , fr. pierre ponce,, fp. ple'b's (LpQn , ital. , mice , lat. pu exs PUIN, z. n. , O. , des pui/is, of van het puin; zonder meerv. Onbruikbare gebrokene iieerien : daar ligt een groote koop puin. .In 't om gewroete pu i n. VOND. .ach , hoe leggen 't puin en 't g ruis. D. DECK. lij HoorT is her mei;renalen vrou Aeh : om er de puin in te brengen. 't Kruit wies over de pui nj heen. Za in e n Reil .: puinbak, )2 z r s , puinhoop , eenn hoop puin; ineerv. .puinhoo pen. ^Iisf ehien van Eu: , als fteenen van afgebroken , of in eflorte puijen , en dit zamengerrokken tot puin. PUINHOOP., zie puin. P JIS.T, z. n. , vr. , der, of van de puist; meerv. pui ten. Verkleinw. puistje. Een klein gézwelletje : hij heeft het aangezigt vol puisten. Hier of daar eene puist aan hebben is , in de geneenzame verkeering, daarvan afkeerig zijn. Van hier p uistachtig uulstl uisti beid. Zarmenffeil.: uisthá Eter , piláostebljter , bie * KIL. turnbout. biet Hamwoord van puist, en het fr. puszule, it o.l. pustula , is het lat. pustula. PUISTACHTIG , zie puist. PUIT, z. n. , in., des puits, of van den pui meere. puiten. In Zee}nd gebruikelijk , voor een kik= vorsch. Ook oulings , puur en pt,uti, prude : die pust liet hem in 't water finken. . sOPET. TUINMAN brengt dit woord tot het gr. u , moddergrond , oen dat de kkikvorfehen zich daarin meestal ophouden. Van daar ook is bij H ALMA puit een veenboer. UITAAL , z. n. , tn. aes pultaals, of vin den puitaal; xneerv, puitalen. Ver leinor. puitaaltje. Een bijzonder .flag van-aal. Bij KIL. ook aalpuit; bij I:IALM.A boeren. aal, die zich veel in het veen ophoudt. Zie puit. PUL , z. n. , vr. , der , -of van de pul; meere. pullen. Bene kruik: wij namen eene pul bier te fcheep. Dit woord fehiJnt eene verkorting van uier- lat. ampulla; daar het bij KIL. pulle. luidt. Eene tinnen kan met eene lange kromme pijp , waaruit men Jonge kinderen laat drinken, draagt insgelijks den naam van pul: geef het kind, de pul eens. Van hier pullen , drinken , pullebroers, drinkebroers, PULVER , (poleer ) z. n. , o. , van het pulver; zonder eerv. Een basterdwoord, dat van hetzelfde lat. pul .
,
`
i:
vis
ast
p ti:
vis ontleend is , waarvan poeder , of poel er , afilar t
1 let wordt gebruikt ,, om buskruid aan te duiden , als men zegt: hij is geen Echoot pulver waardig; en min bezigt het voorts ook nog, voor llof, poeder, over het zil emeenn , in de zeswijze : iets tot puhh'er walen , of Ji ainpen. ZamenRel.: pulveviok, ouiings voor fnaphaan gebruikelijke PUNT . z. n. , o , des penis, ef van het punt ; mecrv. .printen. Verkleinw. puntje. Eigenlijk een prikje , dat met een fpits werktuig in oenig ding geld{-► eu wordt, zoo als her middelpunt van eenen cirkel , die met eenen pasfer' getrokken wordt, in het lat. puunnc7u , van pan-ere, Eieken. In liet gebruik , een (lip over bet alge.meen : eene linie tusfchen tweepunten halen. Bijzondr" lijk , ee.n der flippen , waardoor de klinkletters in het Hebreeuwsch worden afgebeeld : liet Hehr eeuwsch laat zich zomer punten' zoo gemakkelijk niet ' lezen , als niet punten. Als ook een denkbeeldig flipje in de wiskun-
-
de : zoo ondeelbaar als een wiskundig puunt. Voorts 9 daar eene linie, en evenveel welke figuur, ï i de wiskunde , uit punten zamengefeld gerekend wordt , een der 'onderfeheidene deelera van eene zaak : alles wordt door hem van punt tot punt uitgeplozene Daar komt r ij juist op het punt , waarover ik u /preken wilde. Daer van het ,ni#af e punt faelt. D. DEciµ Die veel P eelt net tongli en kaecken , komt ziel eens het punt te raecken. Huif. GENS. ' ,l3ijzonderiijk, een tijdlfip : wij zullen allen verandert worden , in een punt des tijds , in eenen oogen<* bliek, met de ' laetJl e baf aine...BJJBELVERT. Hij was op het punt van de Jtad te bemagtigen. HOOGST. Het punt van eer is eene zegswijze, uit het fr. ontleend , en evenveel beteekenende , als het ifi.k van eer: hij is zeer gevoelig op het punt van eer. Za enieil.: brandpunt, .
eloofipaant , grQn x'punt , hoo unt , middelpunt , top. punt, enz. Punt , hoofd. punt) , fr. , eng. point, ital. punto, fp. punl;o , ftarnt af van het lat„ pu.nttum. PUNT, z. no g vr., der, of van cie punt ; meerv. punten. Verkleinw. puntje. Het uiterile einde van een ding , dat ,
uit hoofde van deszelfs fpitslheid als in een flipje uitloopt : de punt van eene naald , van eenen degen.
Schichten wet een ijzere punt heflagen. VOND. Iemand voor de punt eifchen , heest tot een tweegevecht ultda.
gen.
géij4 t miid de jent bieden , zijn wapentuig niet de punt tegen hem rigten ; overdragtiglijk, hem te keer aaii. Ook noemt men de toeloopende fchezpte varterm bolwerk en van een hoek lands ; de punt.. Van hier puunten 9 fpits shaken , fcherpen , puntachtig, ei! /unyti , . fi hherp , fpits overdragtiglijk , . naauwkeurig Bet en zindelijk : een puntige vr wow; puntigl eind , pun. Liglijk. Zag enilell a : puntdicht , puntdichter , puntkaak puntrëd i'[ , p unYfpr Guk, enz. Punt, in Liezen zin, en in dit gepacht, fehijnt óntm leend van het fr. pointe: $'U ' ` N, zie punt° PUNTIG , zie punto P (JR.EN, bede. W. gdijkvl. Ik puurde , heb gepeurd. Vorm. heeft dit woord gebruikt in den zin van zuiver ren , fclloor. maken , en oordeelde het derhalve af kom. flig van ,het lat. purus, zuiver: En 't lichaem puurt .
vin dootelijke finetten. Goud puurt het door de zonnelm ftralén. VOND. Deze en gene Dichters bezigen het
thÏis voor uitbalen , uittrekken ; en In dezen zin fchijnt het overdragtig genomen te zijn van het Vlaam felhe pue• ren, bij onspeuren , d. i. zegt, KIL. , poijeren , met poije ren visfchen, of pieren, aal met pieren van den grond halen : hij meent daar goud uit te puren. Of ZOU dit' misfehien zoo veel zijn .als, door zuivering afzonderen en dus, afkom(Rig van purus ? lux VERSTEEG bezigt het voor zuiveren : en van zijn bee aetíinge gepuurt. PLIRPER , z. ii o:; des puur aers of van het pt r^e ° zorg der meerup Eene bijzondere donkerroode kleur: Zwaerop
het purper van de roos in 't fneeuw der leliebloeyn zoo vierig plag te blakenó D. DEC . 0v{-:rdra tiglïjk, eerre kleeding. ifof, die .met purper geverwd is : in 't purper zit de r^:ote V OND De Kardinalen ga n in 't purper gekleed. Figuur. lijk, de kardinaalswaardigheid naar "t purperf1aan. flat ftrookt niet met hct purper. Van Mier purperen , purper eerwig .naken :. zijn kleed was met bloed gepurperd , en p ui^ïéraektig, purperen , van purper, en purper, pure perkleurig : de Vorst had een ptirjber kleed aan. Zamen flell.:purperkleurig, purpërkoorts, anders fcharlakeii koorts , p`urpermosrel , waaruit men purper bekomt u J'er'verni , purperverw , purperverkooper, purper s ., enz . ^^sch , arder^arperinosfé ?iir 'e hoogd purper g ei PurPl s fr. J®urpre .
1
F
t1,0
itah porpura , 1i:. purpura „. ftamt af van het gr. vrop m PURPREN , zie purper. PUT, z. ii. m. , des puts, of van den put; meerva putte. Verk1einw putje. Een diep uitgegraven gat in den grond, waarin men eenen gefladigen toevloed van water , uit daarin voorkomende wellen vindt:. dan kudden uit den put gedrenkt. VOND. Die pleitte voor de Leken, die voor den regenback, een derde voor den put. D. DECK. 4/s het kaifverdronken is, den put 'dem-. pen. Zie denpen Voorts ook een andere kuil, waarin geen water is :off wer: in eenen put gelaten. VOND.; en zelfs evenveel welke holligheid: zij heeft putjes in hare wangen. Pok-put, Jieenput , veenput, enz. Van hier putten , uit eenen put fcheppen , pulter , een distel vink, die geleer4- heeft , zijn drinkwater met een cm merje op te halen, Puts een houten fcheepsemmer, j)u1tjèn , met eene puts fchcpperi. Zarnenftell. : putdek. fel , putemmer , putga/g , puthaak , putketen , putkouw, puirad,t utw1er, enz. augelf. pijt , eng. ü fut , oogd. pfi5tze, ne pit , jjL pyt: , zweed. pusf, aib, pus , fr. puits , itah y.anh.t lat, 1uteus. pdO PUTOOR, zie, pitoor. PUTS , putfe , zie put. PUTSEN, zie put. PUTTEN, zie put. PUTTER , 2ie put. PUUR, ond, bijv. naanv.v. en bijw. zonder trappen var vergrooting. Van het lat. purus, zuiver. Het is puur goud. 1-Jij geliet zich puur als of kij mij wilde volgen. Ende altemuel fuijver en pu er. CLARE SPIEG. KIL. heeft puur arm , prorfiis pauper , puur zot, omninogultus ; zoo ook puur willens, opzettelijk. Oulings plagt uien ook te zeggen: puur moedernaakt. P uur , bij puer, fr. pur, eng. pure, ital., fp. puro, begint, even als meer andere, uit vreemde ta Jeu overgenomene, woorden, onder ome N'ederdUit' fhe betrokken te worden. .
22
. De Q is eercc letter van vreemden oorfprong, die weleer te onregt onder de Nederduit che medeklinkers gerangfcbikt werd. Zij is eigenlik een overtollig letterteek'en, het welk wij niet behoeven , dan bij het fchrijven van fommige vreemde woorden. Zoo fchrijft xnen, bij voorbeeld, de eigennanieii 7.uinnti/ia us. Qui^
rinus, enz. , en de basterdwoorden quatertemper , qs inqY -^ gefima , enz. , met Bene Q ; doch bij alle Nederd uiti che woorden bezigt men de KW, omdat deze letters .-veel beter aan den vereischten klank voldon , dan Q , of QU. Men fchrijft derhalve kwaal, kwellen , verkwisten,, kwijten, enz.., fchoon HALMA en anderen alle, deze en dergelijke woorden met de Q (pellen , zich i dezen op het algemeene gebruik beroepende.
Zie verder over de Q liet zarnengeftelde ie¢tertee ken Kw.
1 3
R&
R
is de ,zestiende letter van het Nederdui fthe A behoorend.e tot de tongletters. Zij is zeer naauw ver maagfehapt aan de L. Ze I.Q. Als ook aan de , blij kens de verwisfeling van ar4 en afa in het lag. , de afleiding van het lat. poer uit het gr. 7rUil , die - van ét lat. vir uit het hebr. die van liet gr. & re p uit het hebr w.i ; zoo wel als de verbuiging van,'ma:, 72aris , Vis , vires , enz. ; terwijl onze eigene taal die ver-! wa :tfchap voorts ook evenzeer, als die van Je L. en R., bewijst. Immers verwisfel rn wij keur en keus met elkander en bezigen wij de deeles. bekoren , verkoren, evenzeer als gekozen, verk ozen. ja, wij vo ,men van verliezen zelfs géen ander deel^v. , dan v rlored _ ._ _wij zeggen ik was, en daarentegen wij war cn. Het geluid van deze letter, dat door eene t •illende beweging van de tong tegen het gehemelte voortgebragt wordt, en voor menig mensch zeer moeijelijk valt, ja door menig volk niet geuit wordenkan , , werd door Rocneinfche taalkenners met het griinnmen van eenen woedender bond , 't welk zij door het werkes, hirrire uitdrukten, vergeleken. - Hierom befteinlpelden zij de R met den naam van de hondfche letter. Overigens verplaatfte men , haar van ouds her dikwijls. Dus bezigde men in het lat, acri in plaats van aces , germen ' in plaats van ,granen. Dus gebruikte men , -volgens KIL. , oulings In S plaats van gras , gans , ghars , an gelf. gaars , waar," van liet Vriefche gaes afflarrit, en ijl plaats van chrzst, of krist , kerst , in kerstijd, enz. Ja men verwisfelt nog hedendaags barnep en branden, hoogd. brenmen Bern en bron , gort en grut , en borst b.eggtwoordt bij -
,
k
-
ons
R A.
1*5 o ns aan bet hoogd. brust , korst aan het hoogd. krul ,
te , erg. crost , fr. croute , hal. crosta , enz. Nog kan
enen aanmerken , dat de R oulings veelal de uitgang van den derde naamval der vrouwelijke bi voegeli3kke naara-* woorden in het enkely. , en van den tweeden naamaval in het uneerv. was : der eerbaarder , godvruchtigt•r, oot,noediger maget Christi groet e. C L,. S P tE G. In den lande • der lei endiger dat opverrijfen der donder. CL. SPE. -
.
RA, z. n. , vr. , der, of van de ra; meerv. raar. ene latg'e, ronde fteng, kruifelings aan de masten van groote fehhepen hangende, en dienende, om derzelver zeilen uit te fpannen : de zeilen aen de rae te flaen3 VOND. Pin de groote ra vallen , va eene der nokken van die ra in zee geworpen worden ; eene zware ftraf onder het z ee i ol, Z ameniIeI. : ! a' --- ' ng , i' atVu^3' , / avanim ger , razeil , rafiiip,zoo als wei ) een groot fchip noe m t , waarvan de zeilen aan gaas gefpannen zijn ._. -
.a
ezaaasra , 'rami r" , .1 Cokkera.
Rei , KIL. ree r4a ,' a ah , hioogd, ré le is een oud famw.o r , ver\Van t aan het zweed. ra , dat een paal over heg al e eer1-3 en in het bijzonder een grenspaal , aanduidt, en aan het f r `fehe raja , gruis. RA , ook ree , bes eekennde ou. irigs een doo kleed ; en vast -
-
hier w as ri roof , ook reet:t'roof, of raroc f , het fchende T
en berooveil van graven . tn lijken. Zie reeuw al den raad ; rn eerv. RAAD , z. n. , M. , (k s raad , o: c p raden , heet welk echter in de meeste cree[ en s&u ifiet gebruikt wordt. Eigenijk eene juist berekende gis fing, waardoor men ontwaar wordt, hoe liet met eetre vaak gelegen is, of wat daarin gedaan moet worden. Voorts , in het gebruik, eene op zulke gisfingen gegronde bepaling van te ner^ne maatregelen : ik ben te „
ra de gewor den , om die zaak zoo te onderreuzen. In Gods eeuwigen en onVerauderbaren raadt. VOLLEN- ii. Zijgt raid is altijd wijs en goed. Iie weet raad voor u en mij, ik weet te bepalen , wat gij en ik doen moeten. Iemand raad geven , iemand de gezegde bepaling znededeelen•
.l\Taar goeden raad luisteren. iemand met raad en daad b$j ftaan. Ik heb uwen raad beproefd. Iiif weet raad tegen vele krankheden , hij weet te bepalen , wat daarre-
, gen gedaan moet worden , ---- bij weet hulpmiddelen daartegen op te geven. Ergens raad toe weten, iets voeten 1,
te
R
136
A.
te doen. Buiten raad zijn, ten einde raad zijn , radedekos , hopeloos zijn. Met iets, of iemand te rade gaan, waarvoor de BJJB. van 1477 heeft iemand te rade gaan. 0 heere ! maekt doch 4chitopkels raet tot fotheijt. BJJELV. Overdragtiglijk , een perfoon , die iemand bepalingen, van het gene er gedaan moet worden .) mededeelt 4chitop'zel den Giloniter, Davids raet . BIJBELv. In dezen zin heeft het woord een meervoud , raden: hij is een van 'sKonings raden. Als mede eene vergadering van zulke perfonen de raad geft fpanPien , de raad van Jiaten , de raad der gemeente; en een lid van eene vergadering, waarin men gezamenlijk raadsbefluiten neemt: liet hof van >flitie kefiaat aldaar uit twaalf raden. Eindelijk, het overleg van twee , of meer perfonen , die getneenfchapp1ijk raad plegen : ende de raet des vredes zal tusfchen die beijde wezgn. BJBELV. Verijdeltoc/z dier boozen raad. Spreekw.: ik zit niet in hunne raad, ik hebgeen deel aan hun gerneenfchappelijk overleg. Goede raad is duur, men weet niet regt te bepalen , wat er gedaan moet worden Veel raad, weinig baat, er worden vele hulpmiddelen opgegeven, maar weinige, die voldoende zijn. Komt tijd, komt raad met den tijd ontdekt men, welke inaatrcgclen rnente nemen heeft Raadplegen, raadjiaan , waarvan raadpleging , raadj7a. Oulings werd raad ook voor raadzaam gebezigd: indien 't u doc/ite ract .Daphris te trouwen. S. COST. Oulings zei-de men in rade le/gen, voor beraadflagen ZarneiiRell. : ra(IdsbeJhüt, radeloos , buiten raad, raadgeving, rr, raads heer , een heer, die lid van eenigen raad is, raadsheer. lijk , dat tot eenen raadsbeer behoort , raadhuis, raadkamer , raadsman, raadpenJîonaris , een gepenfioneerd lid van eenigen raad. raa'I/chrjver,, raadjiag , raadsver gadering , enz. Bloedraad, ge4eimraad . hofraad, ,kamerraad, kerkeraad , krijgsraad, kroosheemraad, rijksraad, flaatsraad, enz. Raad', hoogd rat!.? , angel. raed, zweed. rad, ijsl, rade, flavori. red, rusC-ade, OTFRID rat en girat, ISIDOR. chirati, fchijnt verwant aan het lat, ratm én ratio . even als rede. Zie raden, RAADPENSIONARIS, zie raad. RAADPLEGING, zie raad. RAADSEL , Z. fl. , 0 des raa(lfeis of van het raao fll; In erv. ,
RA.
137
ineerv. raaclfél'n, of raadsels. Verkleinw. raadfeltje. Eene opgave van zaken , welker onderwerp verborgen blijft, en geraden, of door gistingen uitgevonden moet worden : raadfels uitgeven. .Iet raa fèl is, opgelost. Bs' gebrek van het raedfel. VONTDD, Q ,uam zij omkern met raetfelen te verfoecken. BiJBELV.Dverdrag iglijk , .eene donkere, onbegrijpelijke , zaak : dat is voor mij . een raadfel. Dat raadfel moet zich binnen hort oplosfen. Raadfel , hoogd. rath fel , eng. riv'a'le , angelf. raedels NOTI. en elders , ratisca , ratisfa , ratusfa , flamt af van raden , en is wederom het fiainwoord van raadfelachtág . raaclelachtigheid raadtelboek, enz. RAADSELACHTIG , zie raadfel. ,RAADSHEER , zie raad. RAARSHEERLIJK, zie raad, RAADSLAG , zie raad. RAADZAAM , bijv. n. en bij w. , raadzamer , raacïzaa,rnst. Hetrene aangeraden_wordcnn kan ets u oet , als in het werk gefield behoorende te worden : ic bet niet raadzaam, dat wij vertrekken ? Ik weet gen raadzamer middel. Ouiings, volgens KIL. , even ais in het hoogti. , ook be. dacht, om iets bijeen te houden , fpaarzaam en voorzigtig over het al gemeen.., In dezen zin ftamt raadt aatn lnet)af van raden,. zoo als in den anderen, maar van raad, of raat , even als hui sraad, s.-oorraad. Zie reeden. . Van raadzaam kermt , aadzaamheid, en raed-. faewnen, verzorgen, bil Kit,. Zie verder raad. RAAF, rave , z. n,, vr. , der , of van de rave; meere, raven. Verkleinw. raafje. Zeker Ilag van vogelen , en in de ruime beteekenis van het woord nog achttien andere Poorten, die met de eigenlijk dus genoemde ra+ ven onder een geflacht begrepen. tinorden ; zoo als de kaaswen , de kraaijen , de et;LI ers , enz.: zoo zwart , als eerre raaf. - De raaf verlaaten van haar moeder. L. D. S. F. Den jongen raven alsje roepen. BIJBEL V. Ik zal de krasfende rave opwekken. Vorm. Koning en Koningin waren in hunnen jläqp efh'urt .pan eer.en nachtraven. HOOFT . Spreekw.: het is eene witte rave , een zeldzaam veifclhijnrel. Zij flelen , als raven, t1 per, mies tineg, wat hun in de oogen blinkt , gt^li k alp de raven plegen te doen. Zamenfieli.: rave :aard, raveza aas , ravengekraei , ravengekrijsch, ravenkok , bij KIL. - de beul, regenkost, ravenzwart, zeer zwart. .
-
-
.
-
1 .5
Raaf,
I3s
RA.
Raaf, hoogd. rake eng. - raven, ongel. . raefn, zweed. rafn , is van het gefchrei der dus genoemde vo* .gelen ontleend , even als knauw , kraai , ook roek , zoo als men in het eng. , hoogd. en meer andere talen, eerre bepaalde foort van vogels van het ravengeflacht, maar in Vriesland en elders nog meer andere foorten , noemt, waaronder neen de bonte kraaijen niet den naara van fchi.P,rroek-,o.i z onderfcheidr. .AAGHQOFD, raagsboofd , z. n. , o. , des raja &l ot7ƒ s , of van het araaglioofd ; meerv. raa hoofden. Een werktuig der vrouwen, anders raagborf el, of raggebol, genoemd, en op. een langen ftck , die dep naam van raag ok voert , vastge maakt, om Barmede het rag weg te ragen: Tri n van Leemput zwaait haar floof1e aan den fleel van een raaghoofd , als een vaandel. Zie rag. ]KAAI, bij KIL. radje, radie, lat. radius, fr. raion, vere_a onc z. n. vr.., meer. der^,^ of van ^le, raa^ Straal : en raai fen. nl/t d'ooghenz fe/zieten raci jen. G ^ SCHIER. Van hier is het w rkw. r~aaijen, voor tlr.a. Jen gevormd : die op .Pactolus trant het goud in d'oogen raeit., VOND RAAlJEN, zie raai. RAAK, z. n. , vr. , der, of van de raak; zonder meerv. Het treffen van het doel geluk : ic fal'lichte hebben de rake. M. STOKE.. Wordt hedendaags in de gemeenza zake verkeering als een bij w. gebezigd . raak flaan, raak fpelen. Bi* KIL. is raak , val, gehew 1. En hier van het bekende lukraak. RAAK, z. n. , vr. , thans enkel gebruikelijk in het nneerv, raken. De achterte dee;en vin het binnenfie van den mond : ,mijne raken zijn raauw. Bij KIL. is het enkely. raecke, gheherelte. Zoo beziet het ook CAmpfi. , en in het mantier. geflacht : eer kleeft de tong mij/praeck1oos aenn den raeci' In het hoogd. bezigt enen insgelijks het enkelv. rachen , angelf. rata , bij RABANus MAURUS hracho, en in het arab. haracon. RAAK, rake, zie rE=kel. RAAM , z. n , m. , des raams , of van den raag; Zonder meerv . Eene juist afgemetene rigting, die men aanneemt,,. of aan eeneg werktuig geeft, om iets te treffen , of te grijpen : hik houdt geen raamra in het fchi eten. ,
n
,
•
.
De haas , werd in den eertien raam , door den hond gepakt. rulings werd liet ook voor gist ng gebezigd. Zie ramen. RAAM, ,
It AL*
139
AAM, z. na , vr, en onz. , der, of van de raam , des raas , of van het raam ; reeerv. rennen. Verklein. raampje. Een , b kend werktuig, om eene juist afge' netene rigting aan iets te geven , en bijzonderlijk iets uit te fpannen de fchilder fpij leert zijn doek op ,de r zr^m. .gin dat raam zijn twee ruiten geroken. in het hoogd. rahm, rahnie , of 9rc h aen , eng. ; irn , en frame , pool. ramt. Zanlenfell.: l-ordtturraam , deurraam , glasraam , ' haspelraam , lakenraam , fpiegelraarn ,, vensierraain , enz. Zie verder ramen. R AAP , z. n , vr. , der , of van de raap; meerv. rapen. Verkleinw. raapje. Een bekend plantgedww .s, welks naam men veelal.:ziet dien van knol verwrsfelt: witte rapen , gek epen , lange , franfche rapen. Zamenftell. rIaapakker , raaphoen , bij KIL. veldhoen , raapkruid, raapland , raaploo f, of rapenloof, enz • meirapen, ron/eelrapen , mangelwortels , ,/loppelrapen , tuinrapen, zaii4rapcn , enz. Raap, hoogd. riche, eederf. rö ^fe , bob. ripa , fla.. vonk Tippa, zweed. rofva, eng. rage, ital, rava en napa, lat. napa en rapurn, gr. ,v , is de aloude beo nanitng van dit plantgewas in alle westerfehe landen. RAAPKOEK , zie raapzaad. RAAPOLIE , zie raapzaad. RAAPZAA l) , z. n. , o. , des rasa pzaadr , of vijl; liet raapzaad; meerv. r aapia s < cta. Zaad van rapen , of v. an eene foort van kool, met eenera knolachti gen wortel, welke flechts om des tjaa s wil gebouwd wordt , ordat dezelve eense olie op revert , (li;: den naam van raap olie voert, en koeken tot voedf'--1 voor het rundvee, die bij KIL. raapbrood , en genieen l i j I, raap/ oeken , heeten : er komt veel raapzaad aan de markt,. Overdragtelijk , het pla.ntgewas, 't welk dat zaad voor toren t: dat raapzaad bloeit overheen lif k. Ja men geeft aan dit plant-. gewas meermalen eenvoudig lijk den naam van zaad: is dat geen zaad, dat Jaar opkomt? Hetzelfde plantgewas, en deszelfs zaad, heet* in het hoogd. rube neen , eng. rapefeed, ital. ravazzone, î vizzofc. RAAR , bijv. n , en bijes. , raarder, raarst. Zeldzaam , zon.derling : dat boek wordt raar. Dit is een raar man. Van bier rarigheid, en bet bastaardwoord rariteit. Het ftamwoord van raar y eng. en fr. rare, ita. raro , is het lat. narus, RAAS -
R .
140
RAASBOL, z., ii. int, des rasbois , of van den raas.bol; meerv. raasbollen. Van razen en bol. Een fchreeuwer , anders raasleop : dat is een onverdragelijke raasbol. Van hier raasbollen, zich als een raasbol aan flelien. RAASBOLLEN, zie raasbol. RAASKALLEN , onz. w. , gelijkvl. Ik aaskalde, heT, geraaskald Van razen en kallen. Uit ijlho(>2ig. heid , of ziHneloosheid , allerlei ongerijmde taal uiten, of dwaal/praken , hazen , ijlen , zoo als men het in ver fchillencie oorden van ons land uitdrukt: wat is dat raar, dat zij zoo raaskalt. Zij randen al raeskallende de geneesineesters aen. VOND Ja , over het algemeen zulk een wartaal voortbrengen, als of men kolderde; hij raaskalt even als Frans Baltesz. R ASMAANDAG , ' z. nog to. , des raasmaandags , of van den raasmaandag ; meerv. raasmaandagen. Van razen en maandag. Volgens KIL. oulings in Gelderland gebruikelijk, in plaats van verloren maandag, of koppermaandag. Zie koppermaandag. RAAT, z m., vr., der, of van de raat ; meerv. raten. Eene honigraat: honigh uit de rae:. VOND. Zie .ho nipraat. Het fiamwoord is raten , raden, reeden , waar van huisraad, voorraad, gereed en raadzaam , beide in zekeren zin, insgelijks, afkomig zijn. Zie ree den. RAAUW , bijv. n. , en bijw.,raauwer , raauwst, Volgens KIL. hetzelfde als rouw, ruw; gelijkals rau/z en rok in het hoogd. , volgens ADELUNG, overeenkomen , en al. wat onbewerkt, onbereid , onbekookt is , aanduiden. In het gebruik is raauw bijzonderlijk ongezoden , of onge braden : raauw fpek honger maakt raauwe boonen zoet. Voorts. uit hoofde van eene gedeeltelijke of geheele ontvelling, eenigzins aan de doorfnede van een fluk raauw vleesch gelijkende : tong en keel zijn mij beide even raauw. Ook werd het oulirgs voor ruw gebezigd: want de lieden waren noch rauw en wilt, VEL. CHI&ON. V., HOORN. Overdragtelijk is een raauw voorjiel zooda nig een, dat, uit hoofde van vorm of 'Inhoud. onge fchikt is , om ingang te vinden. Iemand een raauw ant woord geven, hem ruwelijk antwoorden. Vr hier, raauwachtig , raauwaçhtigheid, raauwelijk , raauwig'. heid. Raauw. ,
R
A.
141
Raauw,hoogd. rok, nerf. rau, angelf.hreaw, eng. raw, zweed ra, ijs]. rha, finl.raaca , wend. frow, fr. crud , ital. crudo , lat. crudus , beteekent , volgens ArnLUING, oor{ronke1ijk enkel hetzelfde, als ruw. Maar is de oorfronke1ijke beteekenis van crudus misfchien niet in de bloedigheid (cruor) van raauw vleesch gele,* gen; en flammen raauw , enz. rnisfchien niet evenzeer als cru, of crud, en crudo , van crudus af? Van alle fpijzen , die men doQr middel van vuur toebe reiden ging, en waaromtrent men derhalve vervolgens het onderfcheid van toebereid of raauw begon te ina ken , zal immers vleesch wel het eer[e zijn geweest; offchoon vele volken van deszelfs toebereiding vrij lang even weinig werk maakten, als de israëliten , toen hun in hunne wet geboden werd, geen raauw vkesch van het Paaschiam te eten. RABARBER , z. n. vr., der , of van de rabarber. De wortel van eene plant, welke aan de noordelijke grenzen van Sina groeit : een lood geflo9ten Rabarber. Anders .00k PJabarber,, zoo als men het in Duitsch land fpeit. De oorCprong van dezen naam is onbekend. Van verfchiliende.foorten zegt mcm ook de rabarbers. RABAT, z. n. , 00 , des rabats , of van het rabat. Dit bastaardwoord is in onze taal , even als in het hoogd., overgenomen van het fr. rabat , hal. rabatto , en betee kent , in de eerite plaats, eene afkorting op eene be paalde forn : drie ten honderd rabat geven. rfen tweede, een final tuin-bed'. langs den muur, of de fchuttiig, of elders , dat van den tuin als afgekort wordt: is dat ra. bat al bezaaid? In dezen zin heeft het woord een meer vond , rabatten. Ten derde , eenen lederen rand, die van de kap eener koets uitfleekt, om den regen van de / koets te weren : dat rabat komt al te ver uit. Einde lijk een fmalle ftrook boven eene gordiju gefpannen : het rabat hing hij de gordijn neer. Van hier een ander bastaardwoord , rabatteren , fr. rabattre , hal. rabattere; ook in het kolffpel gebruikelijk. RABAUW, rabouw, z. n. , moe) des raiiauws, of van den rabauw ; meerv. rabauwen. Zeker flag van appelen: is dit een graauwe rabauw ? Enkele, dubcle , rabauwen. Van hier rabauwenboern , ook wel eens kort weg rabauw genoemd. RABAUWT , z. n. , m. , des rabauw:: , of van den ra bau»'t; f
14
R A.
kauwt; tneerv. rabat ten. Een verouderd bastaài'd woord , anders ook rabauw , bij I :ooFT ' rabaut , ont Jeend van het fr. ribaud , hal. ribgldo. ' Bij KIL. een boef: drie Jonge rabauwen, die hier fret een rommelpot langs de Jlraeten hebben gegaan ,, fpetflen und bede/en. Zie vi.r I HASS LT , aasteek. op KIL. Van hier bij KILé ralbaudeis, den boef fpelen . rabéuderi j"e, in het eng. ribal,.-irif , of ribauldrij. Zamenliell6 : ra at wteluk gultefluk , hij HALMA. kA1BELAA . , zie rabbe11 . ABB SLAARS ER , zie rabbe//». RABBELEN, onz. w. gelijkvl. Ik ra&.'elde ., hëb geri eld. Zo fcriielijk fpreken, coat men onterfaanbaar wordt: hij rabbelt dr zoo wat heep. Van hier gerabbel,. rabbelaar, rabbelaarfier,, rabbelarij, rahhEling, rabbel-
taal. De oorfprong ligt in het niiddeleeuwsch latijn. felle rabulare , den regeer met ijdel geklap ophouden en om den tuin leiden, van rabula, een pleitbezorget van kwade zaken: of van dd i rabbijn RABBIJN , z. n. , m. , des rabbijns, meerva rabbijnen. Een leeraar der Joden onder heil den eertitel van rabbi voerende, welke evenvrees als mij heer beteekent het blinde odendorn bukt fleeds voor zin' Rabbjnen, Van hier rabbijnendom, rabbijnsch enzs , zie rabbifnó tABBIJNSCH, RABRAKEN, zie rad raken, RAD, ze , 1]. , 0.4 des rads, ofn va het rad rrieerv. ,ti* den , of raderen. Verkleinw. radje. Een platachtig rond ligeihaam , doorgas uit eene naaf, fpaken en een cirkelvorniigen omtrek zamengeíleld, of ook we.l uit een enkel ftuk genaakt, en gefchikt , ' om zich rondom eene as te bewegen : de gedaante der raderen -ende haer niaeckfel , als of ware een radt in het midden tMn een radt. B I JBELV. Hiertoe behooren geen molen. feeen en iliipíleen , zoo als ADELtTNG wil ; doch amen bezigt den naam van rad wel nopens andere•platachtige ronde ligchamen ,- die veel naar eet) rad tweemen offchoon zij zich , niet rondom eene as bewegen , maat door eene as , die in hun middelpunt vast geklonken is rondgedreven worden , of zich ten minife door zulk eenti as van een eigenlijk gezegd rad onderfcheiden; zoo alá een molenrad , uuru'erksrad, enz. Daarentegen beweegt een vus Trad zich rondom eene as , en draagt het- daarom dië •
.
R
143
A.
di en naam , boe weinig bet anders ook een rad gelijken n'oge. Van de verblindende beweging van zulk een rad is nu waarfchijnlijk de fpreekwilzé ontleend : iemand een rad voor de ooggin draaijen, hem verbijsteren. Op eeg, molenrad doelende , zegt men : hij draait het rad, bij is de bewerker van al wat voorvalt. Tot een wagenrad behoort. de fpreekw. : onder het rad raken , zich geen in de klem bevinden. Voorts beteekent het vijfde rad, of wiel, aan eenen wagen , iets , dat niet íléch s pvertollig is, maar zelfs hindert. Zamenftell.:. radbejlag , rademaker , raderwerk, radnave , rad fpaak , radvelge , enz. --- .Kraanrad , lierrad , flinrad, eng. Rad, hoogd. rad, in Bretagne rat, in Ierland rit, in wallis rhot , in Vriesland , red , Ir. roue , ital. ruota, lat. rota , fchijnt , door zijn' klank , tiet fnelle hoorren van een rad rondom zijne as uit te drukken, overeenkomende roet het volgende : RAD , bijv. n. en' .bijes. , radder, radst. Snel , vlug gezwind : hij is rad in al zijn doen. Loop eens wat radder. Bij KMM. rade, radde. Van radheid, raddigheid. RADBRAKEN , ( rabraken ,) bedr. w. , gelijkvl. Ik rad. braakte , heb geradbraakt. De zarenvoeging der been ► deren van een' misdadiger , op een rad uitgenrekt, vermors zelen,. of ze op eene andere wijze verpletteren : zulk& booswichten mogen wel geradbraakt worden. Figuurlijk , iets in den grond bederven : dat werk is ellendig geradbraakt. I-'et Ilollandsch (de f ollancdfche taal) radbra* ken, geheel bedorven I Iollandsch fpreken. Dit woord luidt in het nederf. raebrdkenz, zweed, rrabraka , boogti. radlbrecjheia , en is zamengefleld uit rad en bram ken,, in plaats van breken. Zie braken RADELOOS, zie raad. RADEN, bedr. w. , ongelijkvl. Ik ried, heb geraden. Door eene 'juist berekende g isfing ontwaarworden , hoe het met eens of andere zaak gelegen is , of wat daarin gedaan moet worden : heb ik liet geraden 2 Neemt dij aan , om h.ette raden ? TTlat raadt gij even o. oneven ? Onzijdig, zulk eene gisfing ontwerpen : hij maf; er naar raten. Daar ik het weet, behoef ik er niet naar te raden. Voorts , in eenen bedrijvenden zin , voor een ander gisten; en bepalen, wat ergedaan moet worden: -
-S
,
-
:
144
R
A.
den : wat raadt gif vrij ? Ik rade u, dat gij Van tij koopt gout, bepro ft, ko,neid.e uijt het vijer. BIJBELV. En iemand met zulk eene gisfing en bepaling leiden en beí1uren 4 laat u toch raden. Die niet te raden is , is ook niet te hein Van hier beraad, raad, raadJèi, raadzaam, in„ den zin van dlenf ig, dien geraden ook heeft , wanneer het als eeg bijv. naam v. gebezigd wordt, zoo als girati reeds bij OTFIUDD. voorkomt, rader, rading , enz. Raden , hoofd. rath^n , an elf. raed, oud eng. read, zweed. enn ijshh rada , en zelfs in het lijrisch rata , is verwant zaan liet lat. reri , even als ratuum, ratio, rede, voor denkkvernnogen gebezigd, en het ijst. redha; dat van dezelfde beteekenis is. Intusfchen laat zich de eigenl ike oorfprong van al deze `voorden niet ligt raden. RADIJS , z. iip, vr. der, of van de radijs; neerv. ra^ di zen. Verkleinw. radijsje. ' Een • b'ékend piantgewas , dat in kina, te huis hoort, en uit het zuidelijk Euro. pa noordwaarts benen vooreg plant is : zei verkoopt /?da. ^e radijzd `i , knolrad ijz en . Van h i• er (.L ry t^`E/ de er g radí^s rad s r l f , rarii szaa , enz. rdi js, hoogd. radiesz , is verwant aan het hoogd. rettich , neder. re dife , eng. r^nd sh, zweed. radifa ita1, radieehio, pool rzo kie', bob. rze new, retkew, waardoor cie -ganfche lklasfe der plantgewaasfen , tot wel .e Cie radijzen . behooren, wordt aangeduid, en waar van men der oorfprong in het lat. radix te zoeken heeft. RAF', z. n., vr., der, of van de raf; zonder meere. De rugvinnen van zeker flap van heilbot , die reet het vet diep uit den rug van dien visch gefneden , een weinig ingezouten , en daarna gedroogd worden : neem nog wat van die raf.' Andere eveneens bereide deelera van denzelfden visch noemt men rek in . RAFEL, z. n. , vr,, der, of van ree rafel; nieerv. ra. .{els. Verkleinwv. rafeltje. In de noordelij fle oorden van dit rijk hetzelfde gebrek aan eene gewevene fof waaraan men in zuidelijker oorden den naam van gleed, geeft; hierin beflaande, dat er een of meer draden van den inf ag vei°Heten , of vermist Worden , terwijl de fchering nog genoegzaam ongefehonden blijft : daar is eon leelzjke rafel in dat linnen_ Van hier het volgende á (
J
-
R
ALx45,
.AFELE ', bedr. vv,, gelijkel. Ik rafcdae heb geram field.Den infiag van eene gewevene Plof tulsfchen de fc heri eng wegrukken : dat linnenlaat zich gemakkelijk, rafeIenw Onzijdig wordt ztilk eene tof zelve gezegd te rafelen , wan neer er Benige- draden van den inílag aan den kant onr lijden, of in het midden uitf iiten uat raffelt clan doek l Zamenftetl. t Tafeldraad , rafelzijde , enz. Rafelen , otilings. revelen,, voortdur. wá van het ou+ de. reven ; rielirare. A ELÍI`+1 , z. n. vr., dei, of van de rafeling; zonder meerv. Uitgerafelde draden van eene gewevene ftof, gemeennlijkplukfel genoemd, wanneer liet van linnen is: waartoe al die rafeling P kAG z® n. , o , des rags , of van het rag* ; zonder meerva Spinnewebben : beweven van het, ragh. Iet fij nfle dun;
'
doek én het- dunte f inneragh. VOND. Dat . is zoo fijn als rag Eene fpreekwijs om de uiter11i e fijnheid aan te duiden. .Rag, bij KIL. ragke, Ramt, w' áar; chijnlijk, met het fr. araignée , ital. - ragno, ragnualo , ragnatello , fp0 asrana ; en lat. aranea , af van het gr. -
k AGC E P EL zie ragcheh RAGCHEIS, z., n. , m. , es regenels, of van den
ragchel meerv. ragchels. Eene taaije fluim bij fpoog eenera ragchel op de vloer. De oorfproiig der benaming is het geuid, dat neen bij het opbrengen van een ragchel geeft, en door ragchelen , of rogci elen , uitgedrukt wordt. In plaats van ragehel zegt men ook ragcheiel, bij HALMA- racIze1 e1, A(.; E N , bedr. , w. , , gelijkvl. Ik raagde , heli geraagd. Van fp^ ragen. Is die kamer i narag zuiveren : den z©lder ^ gal geraa r d P onzijdig , met dien a-meid bezig zijn : zit raagt, dat het een lust is , ons aan te zien. Van hier rager , en de zamenfiel. ó raaghoofd,, raag/1 ok, erge. b enz„
RAK , ,z. n . , o , des Taks , of van het rak ; rneerv. rak. ken. Verk1ei w. Takje. Eene genoegzaam regtuit voortloopende fireek van eenera weg, eene vaart, enz.: dit is het laatfile rak, dat wij varens IPj hebbes nog een g root rak in den wind. 't Rak van den langen weg; ooFT. Van hier damrak, eene vaart uit het Y naar den dam , te Amfterdam. Spreekva. t daar komt ligt een rakje in den wind , het loopt ons ligt ee*s een weinig
146
R i^
tegen. Voorts een`rfehotelrak , dat aan den wand hangt welk een mooi rak met,por felein ! en nog een ander latwerk. in een hoenderhok : zitten al die hoenders des nac,zts op dat rak? O ulin gs bezigde men rak ook- in de fpreekwijs : een huis in raken dak gehouden , d. i. van alle verval vrij gehouden, aedrfciur factum tettum. Ook in de beteekenis van bereik: Maer. Loven donders rack. C. BoniJ. RAKEL. , z. n..„ nos , des rakels , of van den rakel; meere. raceels, Bij KIL. raeckelflok. .E en werktuig, om het brandend hout en de kolen in den oven te roe ren , en ze daar uit te fclhrapen : de rakel wordt hem gloeijenf' in de handen. Ra/cel, fr. ra le , en omeM k e 3 raker , van raeC kelen bij KIL , fr. rade, eng. rake. Men meent hierin eenbewijs te vinden, dat onze voorouders liet bakken van de Franfchen geleerd }heiben ; want het fr. ra/de fchijnt eerre verbastering van race. Kil. heeft raecke, re ke ra flrum , en raeckui l , raeckdobhe , fcro^iculus in qua igynis confervatur, bij ons kolk; zoo ook raecken, reken het vier , thans het vuur rekenen , in Overijsf. het vuur inraken!; van raak, rake , reke. .AKEN . beer. en onz. W. , ge1li kvl. Ik raakte , heb en ten geraakt. Bedre, treffen : van zes fchcuten heeft er niet een het wit geraakt, Dar licht gij den bal wel geraakt. Overdragtiglijk : wat is hij ligt geraakt ! Wie zou daarbij door geen mededoogen geraakt worden? 13etrffen dat raakt mij niet. Aanraken : twee huizen,, die elkander van achteren. raken. Tot iemand behooren , aan iemand vermaagfchapt zijn: dat ƒelf mijne bloedverwanten , en dien ik door houwelijck rake. 1 1. DF, GR. riz i cl , niet zijn. Geraken : binnen raken, luiten b o ord raken , buiten westen raken , dood raken , in brand rake in ongem#k raken , in ongunst raken , uit het geheugen raken , in zee raken , op eerre droogte r#kesa , van zijn faxuk raken , vast raken , weg raken , --- om lijf en g oed raken. HOOPT. In al deze en meer i andere zegse voor geraken , en is jzen komt raken eigenlijk i a '' is In vele eÍ derzelve 's r ken haast even ra raken onzijdig. veel ais vallen ; gelijk als het z. naamnw. raeck oudtijds ev snveel was, als val, geval; ook geluk, - zie raak. Oulings bezigde men in - den onvolm. verleden tijd vocht, gelijk uog in de genieenzame verkeerkig te -
-
Roti
RA.
i47 ottçiii p1? ets b eeft : die uwe teeros met heer coralen Ji, reke ; ï ctite. CoNsrr. DER MINN. Eindelijk rct t hi aan 't /pt eken. RAKET i. J?; vr., der, of va, de raket; onc1e -
rnee.rv„, Anders rakette. Een plantengeflacht, dat uit Vèle fooz•ren hetl.aa.t , en waartoe onder anderen de zoogenoemde wilde witte mostaard,. behoort: dit fiag vans
rake/te wil hier niet zeel voort. • ; R AKET, z: n•, c.:,., des raakets ó of van het raket nneerv, raketten. Verkleinw: raket fe. Een kaatsnet dat in eene ronden teugel met een hhandvattel begrepen is : het lustig kind riet zijn raketje. Van hier ra. ketter , met het raket fpelen r•aketrnáker raketfpel , enz. Anders ook ranket. Raket, htogd. racket, engs racket, fr. raquette Ita^„ racl etta , fcheen aan AD LU G te regt eerre ver. baserhag van een v rkieínw. , dat in den Italiaay fcheiá ,_. fnna-k van }iet lat vete gevormd werd,
RAKE TE11 , zi:. raket. á , n . m ; , des rokkr , of Yen den akker RAK mte v rakkers#- Ecu diefieIder : de fchout met zijn rakkert- E 1i k een beu1s neehr. Want het woord fra nt zekerlijk af vair racken, pijnigen, bij KIL.; in het enwe ? (ck , en racke, eng. rack , de panbank , dus genoemdd naar het rekken, waartoe dat werktuig voors
P
-
liaaM liil dirzde. .ALLIN , onz. w: , ge ijkv1: ik relde, he gera ldo A.ti fiers rellen, f nnaiicl. r , la!) peg : h'* rasre daar zoo wat heen: Die op al .'t ro m" rt ii rail' i á J T. Cap teade
rraliencde
r
en /l/ es mo^lts tiet wa' rne wende.. CLia.
Van luer eetre ai1e, eer] l^ uapachtig vijf. RAM, z, n; , 11h, de.” rams, of V( kl den raas; meervó r ammen Verk einj.v. rarnmetje 1 itt man-etje van eet ;h aa.p. en bei' il den ram t'o e.t in de vI y rr. VcoND ()v ^rdrogtig1ijk , het eerre fterfenbeeld van uien dierenriem waaraan reen van ouds her de ged6 .ante van eersen tarn g., af en nog g eft: de zon doorkrzsipt dtn ram D. DJ cK. ;u een werktui. w^ arp in enen zich otulings bij liet beleg van fteden bediende om cte1vet muren te breken zoo haast er een ram gebruikt ; ierd viel èr ven beding Meer te maken. Figuurlijk „ e-u wellustig menseh : die oude ram. Zamen ell.: °arnsbaoT 1, rams hoorn , ta , . a i , ramsvaëht, oorlogsidfz florm e eng. -
-
.
A.
R,arn, eederf. , eng. , en , volgens Kir.. , in Iet pi" card. , ook ram,,, hoogd ramr bock , rains zel , rarnmler,, Ramt af van het uuidt . rannvf en , hoogd. ra ten, eng. rum, bij herhaling met een vernieuwden aanloop itoo,ten-, beuken, zoo als enen met eens h::i'Ioolk doet , en vervolgens in bet gebruik, bepaaldelijk , heijen. En ramt de poorten open. j. DE MARR. Van dit ' herhaalde ilooten kreeg de florinrann zijnen naare , en niet van den ijzeren rawskop, waarmede hij uitgetnc ufterd zou zijn geweest; en het nmannetje van een íehaap onntieernde den naam van ram zekerlijk, evenzeer van hetzelfde fl oo• ,
,
ten , as de boes den zijnen.
RAMEN ,, bedr. w., geiiijkvl. Ik raamde, heb gerand. Iets niet eeiie juist afLeinetene rigting gr ijp ^n : wie kan het zoo net ramen ? Wie zou een ieders acrt en eigen fchapen raemen. VOND. Onzijdig, zulk eene rigting aannemen , om iets te- grijpen , of te . treffen : toen de hond de tweede maal raamde , had hij hem. Ik kan op dien boek niet naeen. . aemen nac iemands dood, be-
derffenife. K IL. Voorts , in tenen bedrijvenden zin,. evenveel ais heramen : Wij Moeten daartoe eenen dag ramen. Oulings werd het ook geb e-zi d voor 'beoogen. Ook voor toe?chikke-n , toewijzen : Jo is dan fon en ineen oock aen den hemel ghcraeint-MoL- itm. Plet vonniste rae» efl. KIL . Van hier raam , raming. Sterrekundige raming , bij OUD , beramen , eng:. Ramen , hoogd. rah ^n , is van ouds her in Duitseh.. land inn gebruik - geveest. Men vindt reeds in den ZWABEiNSPIEGEL : einet vogels. ramen, naar eenen vogel ramen. V or beraaa en • vindt men in het niiddeleeu . -
lat od ha ir&
RA I NI E J .' , bedr. w. , gelijkvl. Ik rammeide , heb geramïneid. Bij herhaling met eenen vernieuwden aanloo fl oo en , beuken: zij ram Bijen de deur uit de hengfels. De eiuur is ha st omver gerammeid. Van hier ra ¢eiei je , flormnram , tij KIL. Het ftamwoord is het oude ram:} fl. Zie ram. RAMMELAAR , z. n., • in. , des. rammelaars, of van den rammelaar meere. raimmelaars, rarninelaren, Het mannetje van een konijn: bijhoudt eersen rammelaar met Bene voedJer Afgeleid van rammelen. .
RAMMELAAR, (fpeeltuig voor kinderen). Zie rammelen , ger-aas maken. RAMMELFN, onz. w. , gelijkvl. Ik rammelde , , heb
,^
R A.
149
gerammeîd De vermenging van de mannetjes der konijm nen en hazen met de wijfjes: de 'kor jnen rat»melen even dikwijls, als de hazen. De oorfprong van dit woord en het hoogd. ramfieln , moet denkel] jk in de vermeende wellustigheid van den ram , die in het hoogd. onder anderen den naam van rammel voert , gezocht worden. RAMMELEN, onz. W. , gelijkvl. Ik- ra melde, heb gerammeld. Geraas , gekiaibik , maken : het geld ram-
'nelt rij in den, zak. Laat rarmell z zijne ketens, • Hij rar ;elt van den ., honger. Overdragtig1ijk , rabbe • len , rallen : Ja, .ja , rammel maar wat voort ! Van hier .inelaar , rammeling , gerammel, enz,
RAM Ml EN, zie ram, RtUU'IME .NAS , z. n., vr. der, of von de rammenas; neerv. rarnmenasfén. Ver'- leinw. asmnenasje. Anders ? a naelas. Spaanféhe radijs : witte , zwarte , rammenas-r
fetL .den ram menasje bij het ontbijt is heilzaam voor de maag. RAMP, z. n. , vr,, der', of van de rarnj,.; nieerv. rampen. Vcrkleiuw. ram)pjee- Ongeval, ongeluk: ik acht vooral dit d'allergroott e ramp. VOND. Hoe onmagtig ree minfle ramp te keeres. VOLLE"t HOV. Zonder een' on.voorziene ra-l). HOOFT. Bij dezen is het woord intusfehen r pee er l n mannelijk ; en daarin zijn anderen hens .gevolgd. Dus komt ra?vp ais mannelijk voor, in : Mijn' . ziel..orfchuldig aan e ramp, dien hij ons brotiwt. Hui. uiDEC. 'k Zie aen rar ;p , die mij ' verneem, in ongeluk eerlang verkeerd* L. D. S. P. Vara hier rampen , rampene-ren , hij KIL. vloeken, fche&den , rampzalig, enz. ,; a n e t l I l .: ra ^ ke a e r , ra p.ve_[ `heer , ramp ufaf igheid ra.nn2/)Vallig ^ rile bij CAr PII. RAMPSPOED z. n„ , in. , des ram. p,goeds , of van den rampf
;
,
-
K a
R
A. \.
~AMP ZALI G,bijv, n, en ~)jj\v. ~ ramp.ttfligcr, r:!lfJ1pzn!ig~,~ . Doer rampen overflelpt ,In de- bitt-rlt e ellende Vr.'rzouken: voor zulk: een r",npzalip; /i:hePfel,~ olle uitkoln st a(iJe.:
fneden.
Van hier rafJJpzaligneiti t ra1npzaliglij/t:., enz.· Zalig heeft ann het einde van dlr woor.i even deze'fd e kra~ht, al~ in ~rbeit!~/fg, ,!,m~(JI
' n. Een brief met gou,jen ranlies , [) ie ,dltka~~ is re reel brfnneid J hij ht!cft in het ltehf!el, geere.n ,.a}1d~ 'Gij A1adt ailes op den ran.I va» tlW boek. Snreek w.j ,p den ,.a,neJ uan g'Tllf flaan ; 1f.r(.):J~ geva~r. van Ilerven loopcn , Op den, rand van zlJn ver.iert ftaan, in her uitertle gevaar zijn,' Van hier bet . deel~ woord van randen , f,.~"lliz.d,· van ,eenen rand verzien , en eanran den ; cigcnlijk zoo veel als 0(111 beor-. A'/(:impe n~ enteren ; want de boorde n van een [chip droegen outings in het necerd., even a's in ,111ft hoogd , den naarn van rend. \.7 hier IIfranden \, enz, Zame~ncu.: fchr;ft , ,.~nt!t~elten;l1g" . en~.' . ;'. .. . .. rand« .. . Rand, 1100gd.~. nederf ,, eng. en z\vced ., iisl, rauna rand, fchijnt vermaagfchapt aan rond, en cigenlijk den buitenl len omtrek van een plarach tig roud Iigchaam aanreduiden , zoo als den rand van '/ rad bij KtL. VoJgens ADEL ~NG. zouden jJ'':In4 en rand ook aan ~1. kander verwant zijn, . . ltANEN, bedr, w.; gelijkvl, lit raande , ,heb gel~atlI1d. : Smelten•. Thans enkel in Vriesland gebruikelijk , maar weleer waarfchijnlijk door het 'gallfche noorden henen ; zoo als wij nit het woord trnan befluir-n , dat door het ganfche noorden henen voor gefmolreu walvischvet ge,~ bes.gd wordr , en, volgcns ANDER~ON, ooor andere volken van de noordelijke Moskoviren overgenomen zijn %OU,. Voorrs houden wij ranen voor her Ilarnwo ord van ra» ,en rene. bij I{IL. evenve el als raN/(, dun. ten~ ger, en hier van fchijnen de s. naamwoorden rtln" ell ,.1I'2g af te fiammen. llANG , z. n, m., des rangs, 9f fJan den. ron: ~ mterv~ ,.angen~ Eene rij van dingen , die ~Jl verfchi~lende -rijen le~~J1g f~hi~t ziju: ~eJkltl: t;lIng' ~all b"nltm ~~I Izij ~" ., .. . .
r:
an
en
4
'1:
'
..,
.. ,.",
$ ^!
1 S1
de fehool ? Overdragtiglijk, Bene bijzondere foort van dingen , die naar hun aanzien in verfchiilende foorten verdeeld worden : een oorlogfchip van den derden rang.
e hein een ambt van Jen eer jien rang opgedra Men 'heeft gen. Bijzonderlijk , de aanzienlijkfe van die verfchillende foorten : een man van rank. , De liefde is blind • voor rang en goed. Zamenf ell' : bovenrang , voorrang, enz. .Rang, bij KIL., rancke, eng. rank, range, fr., hoogel. rang, fchijnt ons eigenlijk evenveel, als rank,
of ede fcheut van eénen wijnl.iok , en meer andere plant•
gewasien,, die verfchillende fcheuten voortbrengen , tusfchen vv 1ke er foor t ;eiijk eenti onderfcheiding kan worden gemaakt , als tusf cllen de dingen , die in rangen on= derfcheiden worden. RANGSCHIK.KgN , bedr. w. , gelijkvl. Ik rangfchikte , heb g erangfchikt. Van rang en fchikken,. V oorkorende dingen in ver•feahi Ue .ede rangen ichikken : men
ra gfchikt hein oneer are voornaamJIe geleerden der vonige eeuw. i;;i j moeten den 1,valvisch ®naes- de zoogdieren, en den haai onder de kraakbeenige dieren ra#gfchik• ken. Van hier ranzgfchikleing. . RANGZUCHT, z. n. , vr. , der , of van de rangzuch ; zonder rneerv. Van rang en zucht. B egeerte naar hoogen rang en groot aanzien : Jiel aan de trotfche rangzucht palen. Van hier ra` gzuchtig. RANK , z. n., vr. , dir >tn cie rank ; nieerv. ranken. Listen , nukken , booze ïCktii : dat zijn kai'ade ranken. Spreekes.: °o á, er zoekt n n en, rn oei e zoekt list. Hij heet fnoode ranken onder alen 4 ar , h ij is Vol booze treken. mie port hezer aen tot zulke ranken.. VOND. Die mij heden heeft behoedt 'van de /,ofe fatans rancken. F. v. Des p. Steekt uzi vuile veer ussarankenn. J. -
11 DECK.
Rank, hoogd. Yank, zweed, in liet rneerv. ranX er, li.si. hreckior , anaelF. vrenc, vrenca , eng. wre;ic hes, turk. , perz. reek, {ctiijnt oorfpionkelijk eenera kronimen fprong . aan te duiden , of eerre fnelle Lug.iig Fn Wending van het ligch°aam ; in welken zin raska in het
zweed., ranken in het zwab. , en ranken LA* KIL,,
voorkont.
ANK , z. n , vr.., der, of van de rank; npce rv. ranken. Vetkleinw. tit kje. Een fcheut van meer dan een plo.nt .
plantgewa.s : druiven aan -een taeTe rank. VOND. • Jc leen de wï; nfa ock , ende gij de, rancken R )JBLL V E R T. ZanienfteL booneer k, druivenrdnk , erwtennrank, wijn gaardrank, enz. . Rank, bij Ki L. rancke, nederf. ranke, ihoogd.' ranken , eng. branch , fr. branche, fchi jnnr, uit hoofde van de dunte en tengerheid der daardoor «a geduide fcheuten, ontleend van het volgende rank. Ook leidt neen liet van 't gr. ^óá^;`^^ eelt ícheut, of van P;7,x z: , wijngaardranken. ..ANK , bijv. u. e n bijes. , ranker , rankst- Dun , tenger: wat is dat meisje rank en flank. Dat beeld is te rank van lijf. Een. rank ƒchip , eén vaartuig , dat te weinig breedte heeft. Van hier rankheid. Rank , hoogd. , eng., zweed. ook rank, opperd. rah nig , bij KIL. ranck , ran en rene , fchii 11t verwant aan gering, en af kom[tig van raven, fineiten , en dus verdunnen. BANKET, z.. n. , o. , des raakets , of van het ianket nieerv. ranketten. Bij KIL. rancket, evenveel als raket, kaatsnet: hij zal dien bal wel keerera , zoo rankri`k hem het rarnket leenerg wig H ooFT. Zie raket. RANONKEL , z. n. , M. , des ranonkels., of van den ra. vno;;kel ; meerv. ranonkels. Verkleiuw. ranonkeltje. Ze. ker `lag van lentebloei, dat van de geflalte zijner bladeren den naam van hanenvoet bekonïen heeft , terwijl raMonkel eigenlijk de latijniche benaming ranusnculus is enkele, dubbele, turkfche ranonkels. RAIN S , rara/ig , . ransch , bij KiL. ranst , b i jv. n. , zond . r trappen •van vergrooting. Sterl:l`i nakend , garstig; .lat is . die boter rans , of ranfg l Van hier ransheid, ranschheicl, ranJ held , rran/ligheid. Het ftamwoord is het lat. rancidus, (.p. rag oio, ital. rancio , r-ancido, f1•. rance , zweed. frin , in de taal van wallis , -braen , hoogd. f(2Zx . RANSEL, z, n. , ni. -, des ranfels, of van den ranfel; tneerv ra.i jcis. De knapzak van eenen ' foldaat : z: wierpen hunne ranfels weg, om beter voort te komen. Flguurlijk; de rug , het lijf, omdat de ranfel op den rug gedragen wordt: ik zal hem was op zijnen ranfel geven. Van hier ranfelen, voor kloppen , flaan. Ranfel, hoogd. riinzel , en raszen , eederf. rentfel, xcl, weed. wafel , wend - ronz, zou volgens .
n
-
-
R. A. WACITRR var1 het gr. , - een vel, ede woorden , die aan ranfèl vei• ant
153
ai~iammen ; maar
zijn , beteekenen niet ilecï ts Benen foldatenknapzak , die doorgaans van vellen gemaakt wordt, maar evenveel welken reiszak
van enen voetganger ; en die beteekenis heeft ook het chhal . raz4'zel , arab. rzamon. P.ANSELEN, bedr. w,., gelijkva. Ik ranfelde, 'heb ge. ranrield. In de gemeens volkstaal kloppen , slaan : rafel hem ter dege. Van hier afranfelen. D.P. oorfprong ven dit werkwoord ligt in een boertig gebruik van ras el , voor Iigchaam , ° dat in het hoogd. - vrij gemeen is. P.ANSU!L, z. n , m. , des ransuils, of van a 'en ransuil, meerv. ransuilen. Zeker [lag van uilen , bij KIS,- kerk.* -ui•l: de ransuil u'Qonnt in Bosch en hOuWvil naar zijn lust.
Deze vogel heet bij KIL. rar-lsul , en bij HAL1\IA ranc1s uil. lij verfchilt van eereen ke„kuil , en draagt bij LïNNJE US den .naam van ot is, RANTSOEN, z. n. , o. ,- des rag:tfoe;;s, of van het ras tfoen ; meerv. rantf oenen [lee long 1Ll , waarmede men iemand van kr jgsgevangentchap of flavernij vrij. ,
koopt : op
dat er aan 't rantfoen geen mangel vink.
HOOFT. Sijne fielé te geven tot een r•antfoen voor _velen. , BI jBE LVEL T. Die pr js der ziele, dat rantfoen. L. 1) S. P. Oulings ook brandfchatting , en geld , dat tot afkoop van plundering werd opgebra gt. R antfoen , hoogd. ranzoen , nederf. ranZuu? , eng. ranfom , zweed. ranfon , fp. rannfon , ital. canzone , #r. rancon , is , volgens WACHTER , uit liet oude ran , roof, en floen, zamengelffel d , welf: laat fl:e , volgerg KIL. , door fornmige Vlamingen , in plaats van ranfoen , of rantjoen , gebezigd werd. RANTSOEN , z. n. , o. , des ransloens , of van het ramt.. foen ; meerv. rantf e.en. E.ene hoeveelheid van í,'pijs of drank, welke aar matrozen of [uldaten toegedeeld wordt, of van voeder voor de paarden der ruiters, enz. Elck muttight zijn ransfoen. VOND. Wel/? een gering rantfoen voor paard en ruiger beiden ! Het verkleinw. rantfoentje wordt voor de geringe hoeveelheid van drank gebezigd, welke in een muddetje , of rnndsje gaar. Zamenfl.eli. : rantfoenhouten , twee gelijke ftu.zkken hout, de rondte van den achterfteven uitmakende. Dit rantfoen is met meer andere krijgswoordei overgenomen uit het fr. , en Ramt af van rativn , dat wederom van het oi de race, ital.
R Ai
i54
ital, rata, affamt , even als het bastaardwoord rats, dat onder ons in zwang is , in de zegswijze : raar rato, naar mate,. TSOE? TER ., oulings ook ranntfoerten, bedr. WI , gelijkvl. Ik rantfoeneerde , heb gerant ceneerd. Een bastaardwoord, dut wel eens in plaats van op r'nntfoen hellen gebezigd wordt : men moest het ficheepsvolk rantfoeneren. /leer gewoonlijk, voorlosgeld vri jkvopen : e k'r i jg sgevang eiren rannt fQenere.i. In dezen zin gerui t intti?sfche11 KIL. ranfoer.zen; cn ranfoe; eren is bij ]hem brandichni ing, of ander rantfoen, afperfen , even als het fr ra}-^ ronner , eng. ranfom , en oulings ook het hoogel ra nzion erehl , nederf. ranzuunen ,, opperd. Yanzen. RA AP , bijv. n en. hijw. , rapper , rapst. Vlug , í` iel, gezw iris : rap oP de been. oulings vergaarde de trom tael dikwijls dag op dag , al, wat rap ten o,2rloge was. ..tee leden fckioon van leest,, in 't roeren rap en aeuw. Vo D. . Het rappe volk. CATS. Voor rap "heeft BOOFT rtapsclz. Van hier rY2'aeid. .hap , hoogd. , _zweed. , rapp, is een oud flannwoord , liet welk zijne beteekenis evenzeer aan zijne!i klank verfchuldigd is, als rad, rasch, rep , en liet lat. rapidus. RAPAL TE . Zie rappig. RAPEN , bedr. w., gelijkvl. Ik raapte, heb geraapt. Schle1i j . naar zich halen, wegnemen : hij raapt hoed en rotting bieen. Bijeen geraapte bewijzen. telles lot zich rapen. Voorts , over het al geween , inzamelen : wat voordeel zult gil daarvan rapen ? - Daar is geen vreugde t e r apen.>j (loet njets dan rapen en fchrapen. Hout rapen. .oren rapen , en eenvoudiglijk rapen, korenaren.lezenn. Spreekwo : de menfchen zijn op rapen uit, zij leggen zich. toe op het inzamelen van geld en goed. Zanenfel, : oprapen . voddenraper, vv ilnisraper, enz. .Rapen ^oogd. rappen, ra en, eng. raf, en reap, zweed. rappa , ULPMT.I. , r aaup an in de falifclie wet.. ten raken, is verwant aan het lat. rapere, ara b rafaa. RA PIER, r pier , z. n.. o. , des rapiers , of van het rapier,,, xneerv. rapierenL Zijdgeweer: hij tr.k zijn. rapier. ., Hij speelt wel met het rapier, weer daarmede wel te fchermen'. .
,
'
.
't Een f^zoort in rook , het ander dreyickt in Putten, liet ander springt in 't Papenheim che vier,
En zit en 't klem zn 'at pust dan een ra pier. VOND
Za en flel . a : bloedrapier , wwordrapier, rafiierband , ra"
lergorde!, enz.
Rapier, hoogd . rappier, eng. rapier, zweed. raper,. fr rarpiere, middeleeuw. lat. rapperia , fchijrit eet zeer our1 rnoordsch woord te wezen. RAPPIG , bijv. xn enbbijw. , rappiger , rappigst. Schurftig ay ,i e fcju apen. Van hier rappigheicd. • .i-.iet f amwoord is liet fr. raper wrijven , waarvan rapé, of rappé , fijn gewr ev Lne tabak, voortfi)ruuit, en het oude rap fchurft, n rap en zri n meet g bezigd wordt, etdat i i: g in o veel aandui ►t als kraauwaadje, en rapa& ge n?i i ie voort gcbragt heeft. RAPPORT , o n d . z. n. , o ; des rapporfs , of van het rapport; reerv ral)porten. V erkleinw,: rapportje, Eiigen1Eik eens terug ,feb; agt berst - van iemand , die uitgezon-
cderr wordt , om iets na te vorfehhen , of te verrilyten ; en thans dor het gi1he ho. in i,iJk- hMeneii in gebruik,
voor het berigt van een of meer lieden wegens eenige zaai , waaromtrent zij gelast zijn geworden: va /ze
rapporten bedriegen den- veldheer. T an;7cP,r zult erg' ral port itbren ren.? Min gehru eiijk is dit hhasf erd Word in de beteekenis van gelijIheid. Evenwel zegt alen : zij hebben veel rapport op elkander. men meermalen Gelijk als men nu ons rapport uit het fr. ontleent ,, zoo ter. ook ygpporteren.2 var, ranpor. vergrooting. Het „ R APS , bijv. n. , en iijw., zonder zelfde als rap. HOOF'r bezig: apsc'; rrap;clae gasten. EAS z ri. , o. , va n 'het ras ; in c:{r z v. ras/tn. Zekere gemmcene kledingthf -• zeker flag van ihrgie : haar ge.^ at ^^^S• VanVan hier het bijv. n. , r sfen, dat h ee l p a /' is v van ras gemaakt is. ZonDerilleil.: ras,-never, k oonps
ras, enz.
t
-
Ras , hoc gd- rasels. fr- ras , fis. rato. stal. rasc ia, is dus geroerd naar Arras ,,, waar men liet weven van ras u itgevon n Zeeft. RAS, z. ii. , o. , van het ras ; neerv. ras/en. Bij HALS NA een draaikolk: al, wat e'at ras naderde, werd door hetzelve ww 'egge f ee.pt• RAS, z. ii. , o. , vaan he, ras ; meerv. rasren. Een tuk,. eenre' foort, een g lacht , van dieren: d" e hond is van een uitmuntend ras. In de gemeene vorkstaal , een ver2chte1ijk fis g van enl'che n : het is ras van volk. lYat :
kobt :j met dat .ras te doei Zulk een ras zag ik nro te RAS,,
156
RA.
RAS, en rasjes, bijes. Gezwind, fnel: loop eens ras
d °arhzcern. Ik w zs daar zoo ras , als hij. Doe mij da: eens tasjes Van heier, rasfc,n , zich ippoede.n : ras keert. Vond. De zee werd weder clei n , en elck revier zich rast tia huine palen toe, Z. H i: i j rv s. RASCH, bijv. n. , rasfcherr , raschst. G zvind , fnel, vlug : hij is rascri in al zijn doen. pr. ekw. r. ranch ter a. , rasch ter tand , die vlug in zijn werk is , zal het ook in zijti eten zijn. Van hier raschheid, rasfchelijk, — rasf hen, bij KIL. haasten, fpueden : ik fal i* ra; hen. K. r. MAND. Rasch, iioogd. rasas, NOTK. rofche, in andere oude fl ukkeri rasco en r: sch, opp rd. ro-sci, resc/i risch, raas , nederr. rasti en risk , zweed. ras/e, eng. rasli, P ool. raczïj en r eskij , wend. rozhne , is zijne bet<2eke.nis evenzeer aan zijnen klank verfchuldigct , als rad, map, en. .AS?, z. , n. , vr. der, of van cle rasp ; in ee rv. raspen. Verklein.w. raspje. Een werktuig, waarmede men raspt : de ra. p vermaalt al , wat den vijzel weder /laat. `ene blikken rasp, eene koperen rasp. Van hier raspen, iets niet den rasp vermalen , bijzonderlijk, braziliehout sec eenige aan elkander vastgeklonkene zagen fijn rast p en , en daar dit het werk var ttic hitboeven is , tot zulk werk veroordeeld zijn : . hij rw oet raspen. Zan.neinftell.: rasphuis , rasphuisboef, rasphuisvader, raspzaag --^. a'ucb,taasp , en z. R asp , en g en zweed. rasp , ital. raspa , fr. -ate , h oog d. raspel, boy raf pe'e, pool. raszpla, is ontleend 5 geluid , 't welk eerre rasp -maakt, als zi j gebezigd .
t 7( S e
^ 3
R !' ' r zie rasp. . SCHEN , zie rasch. RASSEN zie ras. R AT , rot , z. nn. , vr r , der, of van de -rat ; meerv. rat Ien. Verkleinw. ratje , De . algemeciie naam van verfchiileuude ouuderdeielen van zekere klasfe van zoogdie. ren : 7;: us asrat ., veldrat „ huisrat , wai eirat , bergrat, oschrat, buidelrat,. enz. Bijzonderlijk, eene huisrat:. elk eene vërywoesti g hebben ' die ratten aangerigt! pree.kw.: eene oude rat in de val krijgen , eexx v L1 en mensch in liet- naauw brengen. De ratten :e ledige aa met wegloojien, WIJ. d t d t
p.
'
ne maag is. wel gevuld. Ecne oolijk ratje, een fchalk. achtig kindje. Zoo kaal als een rat, zeer behoeftig. Daar zijn de ratten in den winkel géraakt , die winkel is ' te riet. Zamenfieli.: rattenknip , rattenkruid , rattennest , rattenhaar, , rattenval, enz. Rat , hoogd. ratz,. ratze , ratte , deen. rotte , ^ngelfl. raèt, zweed. rasta,hh al. . rato, fp. naton, fr, en eng. rat , in de taal van Bretagne ras , middeleeuw. lat. ratus , raturus fchi nt af komilig van het geluid ,'t welk de ratten in het knagen , plegen te makelt. RATEL , z. n. , m., des ratels, of var. den ratel; meerv. ratels. Verkleinw. rateltje. Een werktuig , waarme. de men ratelt : • de karrern::a,n met zijn ratel. De , nacht wacht (laat zijn ratel verkeerd orn alarm te maken, Van hier 'ratelen , enz. Zarnenfell., : ratelman , rateljiang ,. eene hekende {lang , die met baren ftaart ratelt, ratel wacht, enz. Ratel , eng. ratt fe, in Vriesland en Nederduitschland rattel, hoogd. rasfcl , is van het geluid , 't welk dit werktuig maakt , ontleend. RATELEN ,. onz. w. , gelijkvl. Ik ratelíle , heb gerateld. Zulk een geluid verwekken , als men met een ratel maakt: vruchteloos ratelt hij , om de musfehen te verdrijven. Overdra riglijk , o p eeneb luiden .en drift,igen-.toon ("nappen en klappen: zij ratelt daar lustig onder. Ratelen ende fnateren. KIL. Laetze ratelen en pratelen , ie acht niet een m jte. O RANGkLEL( hij VAN HASS. Van hier ratelaar , een fnapper , en zeker flag van populieren , welks bladeren ratelen, wanneer zij door den wind geroerd worden, ratelmnond, enz. Ratelen , nederf. ratein , rasters , hoogd. rasfeln , zweed. rasla , angelf. hrástlan ., eng. rustla en rattle. Zie ratel. RATIJN, z. th , o. , des ratio ns , of van het ratijn; meerv. ratijnen, als men van neer dan eene foort fpreekt. Zekere kleedingftof, genopt laken : een las van ratijn. Van hier ratijnen , van ratijn gewaakt : een ra tijnen ' mantel. RAVE, zie raaf. RAVELIJN , z. n. , o. , des raveli/ars , of-. van het ravelijn; meerv. ravel jizen. Een bolwerk, dat eene halve maan, of twee zijden van een driehoek, vertoont, en op zich zelf, door de graclat van den wal eener vesting -
-
af.
f efche deIl , g eiëèn1ijkk voor eerre (j1 rt ^a á1e.p wordt ,. om dezelve te dekken : om 't t-a ves i ree bei' ken., HOOFT. Dit woord is in het hola. , hoogd. en ,eng uih het fr. overgenomene. Ra V ENAAS , galgenaas , z raaf RAVENZWART,zie raQf ra ot erlè ,) , 0hz. w. , gelï k l .1k ravt't RAVOTTE N hei geravot Op eene dar tele ei) baldaddige wi ze lioeljertn tieren ere rinkinken zij ravottei d n s cl e ; nacht door de firaten. Van hier rcav eter, ravot erfij. Het ttmwoori is ravot , revot. bij Kir.. , eieg. ri®t R een geA iAers, z& .chap Van baliaciige r en hun getier. Ook brengt meen het tot raout , zich als zoodanig aanfte1h^ .ZZEN , 0n2. , arm. , gelijkvl. ; Ik ráasde heb eraasd Een luid on uirnig getier maken : ' kind! is flat razen De wind raast en huig mij om de co;;en Het ia.er. raast. Zich in taal en bewegingen aaníiellen, als of men krankziiniig Was : zij razen als bezetenen. Gij
ratst , Pains ! de groots ge e rthe1t breng: u tot rafe. rite. B IJBELVER T. OIings bezigde men ook razen-naar Voor furere in. Van hier raes, de branding del' zee, rafelen, i lhoofwi . zijn, en raefelin, hc, bij KIL., razend , razer , razernij , of razerij , geraas , enz. Zaáienfte11.: raasbol, raasbollen , rasska/len , reáskop
en z . , enz. Razen hoogd. raten , eíi.g. rrge, fchot. rei'e, Zweed. rafá fr enrager, is verwant aan het fr. rage, dat. rabies, en van het geluid eenes razenden en deszelfs ge Rien ontleeiii.
ItAZEND , bijv. :ï,* en bij*. , razender , Pazend shb Dol woedend : hij Pelt zich aann als eega razend rensch. Zoo razend eek heb ik het nog nooit g zien * Weet wordÉ hij razend! Die hond is razend. Voorts bezigt men dit, woord ook wegens dingen, die ene dolle woede ver* oorzaken :
zij ligt in eerre razende koorts. .
RAZERNIJ, z. n. , vr. , der , of van de razernij ; zonder ineerv De toefla. dti van een razend inensch : in zzjné razernif klapt hij alles op Een wezen , d2t men oU= langs ,bij wege van perí'ca^., nsverbeel .in g ,,ui zultten toe• Rand vormde : de heffiche ra--ernijen fehudden het flangen haar verfchrikk elrjk. In grarnfchap zweemt zij veel naar eens razernij. Ook razer1 ,
,
R
R A I EN , z. n. , vr. , der • . of van de razi n ; meere. razijnen. Eene gedroogde bezie van den wijn. Plok der warmfte landen, waar de druiven het Zoete fle vallen :: amandelen en razijneit. Lange razijoen, ronde razijnen. Figuurlijk , een puistgezwel , dat in, hetopdroogen de kleur van eene razijn verkrijgt : wat heeft hij razijnen aan den mond. Zamenitell.: ;azijn. azi j n , razi j netaard , raz"i j nekern , razi j n ekor f , razij.. nemond, enz. krzzijn 9 hoogd. rofone, boh. roz "slaij ,' fr. en eng. raijinn, fp. razi o, (lamt af van het lat. raeeinus. RE , ' oulings door letterverzetting voor er. 'zie er. REAAL, z. n., in., Bles reeels, of van den reaal; nieerv. realen. Een fpaansch woord , van het lat.- re ai s a i ammende yen koninklijk aanduidende , gebruikt, om meer dan. eene Poort van koninklijke munt te betee * keren ; zoo als een fluk gozndds, dat nagenoeg e = neri halven dukaat bedroeg: op peene van een' gouden (real. HOOFT. Een fi-uk van achten , ,,dat acht kikine realen bevatte: mag ik u wel in'realen van achten betalen ? en eenen kleinee reaal , die nagenoeg zes kiollandfehe fluit* vers waardig was : daar hebt gij eersen f•helling voor uwen reaal. Eindelijk wordt reaal onder ons ook voor vierdehalve ftuiver gebezigd : een reaal en een dubbeltje maken zamen net eenen zestigalf. REBEL , z. n. , in. , des rebels , of van den rebel; meerv. rebellen. Een wederfpanrn i ge , d ie zich met openbaar geweld tegen zijne regmmati e overheid verzet : alle ongel hoorzamen zijn no s geee rebellen. veen hier rebelleren , rebellie , rebeliig, rebellie, held. luit woord s l het holt. , hoogd. , fr. en meer andere talen overgenomen van het lat. rebbeilxs. REDDEIIOOS bijv. n. en bijw, reddeloozer , reddeloost. Buiten mogelijkheid, am gered te worden : ik ben radeloos en reddeloos. Is die zaak zoo reddeloos ? Bijzonderlijk, •van een (chip , ' t welk zoo b cl'ehadi d, is , dat het zich niet uit het gevaar van den ftrijd , of den togt, redden kan , maar door een ander fehip op het fleeptouw moet worden genomen :, dat fclip 'is reddeloos gefchoten. Van hier reddeboosheid. Het ílamwoord is het volgende: , REDDEN, bede. w. , gelijkvl. Ik reefde , (reddede) heb ge_ red. Eigenlijk, ijlings uit een dringend gevaar uitrukken: f
,
;
dat weinige heb ik nog ter naauwernood uit den brand gere d. Kan niemand hein dan redden , eer hij wegzinkt ?
Voorts,
i6®
RE.
Voorts Uit allerlei ongelegenheid uithelpen: veel ramp den zijn des vroomen lot; maar uit die allen red hem God. L. D. S. P. Boe zal hij zich uit die zwarigheden re i. den. Uit verwarring tot eersen enni.cti teat brengen m die boede'lrJaat zich nies re a^ eli 'kl reisden. 411e wereld fiche zaken redden zich zelve. .bic redden betekent, overdragtiglijk y zich zelf van eerre ziekte , of toeval gene= zen. .Zoo wordt de zich natuur To gezegd w redden : ot dat mijn hart bequam , Natuur zich redd • VOND. Iet het fchilderen , door licht en Tchad tw van elkander- °nam derfcheiden : die beelden zijn niet genoeg uiteen gered. ,Ook zegt men: ik kan het daarmede redden ; in plaats van Rellen. .dunt gij u niet dat mes redden . in plaats van behelpen. V an nier reddeloos , redder ; red deren , redding , en z. Za .euftell.: red ni dclep , boe red der, uitredden, enz. Redden, hoogd. ,netten, OTFR. rettzn en reten , angelf hreddan, Zweed. radda, eng. rid, is van noerdfche afkomst. EDDERIEN, beelr. W., geli jkvl. Ik redderde, heb g redderd. Voortdur. w. van redden. Eigenlijk, red' den , ve,t1osfen : ick Tal u redderen van lagen en gewwcltó F. VAN DRP. Verwarde , en door elkander liggende , dingen in orde brengen laat naij dien winkel maar eens redderen. In eenen onzidigen zin ., met den opfchik van het huis. enz. bezig zijn : zij reddert „ , ,,dat het een I##st is , om het aan te zien. Van hier reddering , beredderen, bereddering, doorredderen , opredderen , enz. Het flarn= woord is redden REDE, z. ri i , vr. , der, o f vaas de rede; tra èerv. reden. Een reeks van aaneen gefchakelde voorden , een gefprek vertoog : let wel op den drast van uwe rede. V OND. Ui# reden zijn doorlouterd a's het goud. L. D. S. P. Die rede fcli,ii*nt bekleet met fch`jn van rijpe reden. VOND. . Zulkt reden korren uit mijnenmmond niet. Ie ind in de redes rn vallen 'iemands rede afbreken breken ' zijne i'ne rede J eken .. blij. ven. Het beluit eener rede, bij KIL af-rede.. Zijne ne rede befluiten , bij KIL. afreden. Zamenflel. : redekunst , rede kunt enaar , re ; jerl j k , rederij khe jd , rede] rl j d , redetwist, redevoering, redewegen en redeweging, bij OUD. , re+ dewisfelin , redfelligh , welbefpraakt , bij Kit.. , ent •edfelligheyd. •-- Bewijsrede , c rangrede , . klaagrede, lasterrede s leerrede , lijkrede, lofrede , narede , , untrede jchimp,
R
i6
fe, i reG , jiotrerM ; rfiuitrede; fmedrède , ftétrede rikrede , te felrede , treurrede, voorrede, enz. Rede, hoogd. rede , zweed. veda ij si. raeda, in de taal var wallis, ardith , bij KER0 redes, ULPHJL. raeda, OTFRzv. in het meervr redinu,. ftamt met reder reain •he , bij [Kit. en offerreden , af van ;reden , fpreken, in plaats van welk wij thans veelal redenen, enz. gebruiken ; gelijk als wij redenaar in plaats van reder° bezigen; en ons ook in plaats van het ineerv eden'dik• werf bedienen van r.edener dat van liet enkele. reden
,
voortspruit, welk laatíie zelfs door Velen in plaats vazl rede gebruikt wordt, blijkens : de redes des Heerera is doorloutert. BIJL ELVËLtT. , redsne, bij KIL. , leerrede bij anderen, ent. k ED E der , of van de rede ; zonder xneerv Denkvermogen , eerfarad : rede en openbaring versenigen zic. Dat kan uwe eigene rede u leerera. VONDEL bezigt redela : meer reden fche t in rede nlooze dieren. VOND. Van bier iredekunnde, redelijk , redeloos , redeloosJeid , re feinitig „ redematigheid, redeneren , redenerin , eng. Rede, eederf. rede , volgens edibaft bij Nö'rk. in he: oud hoogd. misfchien redi, ijsi. recta , eng. rea fon s fr. raifon ital. ragione, bij KIL. , redene,'VoND. reden , lat. ratio , is verwant aan ratura , reor , en raad rader, zie had. l..E DE KAG'EIIE onz. w. ; gelijkvl. Ik redekavelden heb geredekaveld. Van rede en kavelen. Zie kavelen. Redenen , p edenereii : wij hebben daarover reeds gerede'. ktiveld. Van hier yes°ekav2ling. OUD. heeft redekar. REDEKA ELING. Zie redekavelen. RED E R UN DE , z. n.. vr. , der, of van de redekunde zonder meervr Van rede en kunde. Eene wetenschap, welke den rnensehh opleidt , oi 1 wel en bondig te , renkavelen , anders onder den naam van logica bekend: de hes é oef ning in de redekunde is de beoefening der wiskunde: Van an hier rede ^u ^d'g .EDELIJK , ; bijv. n. en bijre., redelijker, redelijkstd Met rede begaafd : dat ayt geent redelijk fchepfel i . 3ezzttén de dieren niets vah een Medelijk denkoermogen 2 Met de uitfpraken der rede overeenkomfbg
terg,
R P,.
X62
ve; wijtel. Bijzoni.lerlijk , .billijk: is er iets redelijks let die handeluwijs ? Zulk een eisch moet u redelijk fchijnen. Gij han.,elt niet redelijk met naij. Eindelijk. bepaalt het
nog, als bi w. de woorden,, bij welke het wordt ge,. voegd , binnen den kring van het m iddelinatige : hij y f f3? gaat v^z^^ re.,'e1ï^^. wel, n ie t h ee lw e l, maar tr^^^.^l^^k. :
re(llijd iel met hem. blij is daarin redelijk hedre e r. Van hier , redelijkheid. Zamen ell.: onredelijk , onre-
d
rr r
, e leli;k, iiecierf. redelik , )TFRID. redelicho, lamt af van rrede, deiikvermogen, .verhard. Zie dit rede. lyF^ i;N , fpreke.n . Zie rede ,, E , ,z. 1L, vr. , der, of van de reden ; meerv. re 0' Benen'. De drijfveer van iemands doen :. hij handelt zoo , om gel 'igtige redenen. Zij herdl geene reden , om zoo te fprekeita Heb ik daartoe reden gegeven ? .bene ontwikkeling van die drijfveren : luistert toch naar reden. ij wil geene reden ver laan. Bij bekleedt zi j n om zeggen mzv -t bonclige. redenen. Ik zal reden van - mijne handeltijze geven. Oulings \ TLr1 reden ook voor rekenhap gebezi d , en men zesde : gi fint Code re eren geven van z le uwe wercke,ï.. Zanlenilell.: be,veegreden, drangre,. den , enz. .beden , nederfr rede, fr. raio , c g. reajon , i rent ar van het lat. ratio , en is dus aller nat ta wst verwant aan rede denkvermogen ,,: dat bij Kir,. en VOND. , zoo wel als in het eng. en fr. eveneens luidt. . REDENEN. Zie rede en redekavelen. REDENEREN , zie rede en redeh'avel Vin. van den RE DERIJKER , z. n• , m. , des reders j kers , of rhetoVerbastering van rederakkers. mee.rv. r ederijker; r eiker , onder welken naam er zich , weleer , door ganser Nederland henen, een aantal lieden in gezelfchaappen mist , rizetorzea , té vereenigde , om zich in de redekust de orangie lelie is een ge jchrift van .LeidJi he reoefenen : derijkers. - Anders werden zij ook rhetrof jizen ge^ia imd. Men zie eend fcnets van de gefchieddenis der Red^rtjkers inn het tweede • deel van de werken der Leid(che Maat lcllappij van Nederl. Letterkunde. Zan ienílell. :rederij kerskammër , ook rederij kkamer , de plaats , waar de Rederijkers vergaderden. RE DE'FWISTENI , zie rede. .. • RED , WISSELEN, oulz. W. gelikvl Ik redewtsfelde,. he .
z
f
.
.
..
heb geredei^'isf rd- Van reele en. wisfelen. Onderling , over een weer frreken : gij zoet daalrover wet hens rede Wis/elefl. Van hier redèisftuing. REDEWISSELING. Zie redewisfelen. REDEZIFTEN . onz. w. , gelijkvl. Ik redezif te , hei gereclezift. Van rede .. en ziften. Iemands woorden, of reden, als mct eene zeef afrlcheiden al wat iemand zegt , woord voor woord ,, beoordeelen , en daarop aanmerkingen maken : g1i doet nets dan redeziften. Van bier redezifter , redezifting. REE , zie ra, REE, z. n. , vr, , dei ree, of van de pee, meerv. reeen. Verkleinw. reetje. Het wijfje van Benen reebok, dat anders den naam van de zeeg voert : men moet eene ree 2net geene hinde verwarren. Onzijdig is het ree de be• naining van het ganfche geflacht van reebokken en derzelver wijfjes en jongen , die den naam van reek LL,;en voeren. 1 Ree, hoogd. rek, opperd. rech, an geld. rah , rah.. deor, eng. roe , zweed , ra., radjur , fchot.. rail , volgens TEN KAT£ van rijden, op elkander, fpringen , uit teelzucht, aan die dieren bijzonder eigen. Anderen fchijnt het ontleend van de vlugheid, welke door den klank van ree eenigzins uitgedrukt wordt. REE, reele, z. il. , vr. , der , of van de ree , ,'eede ; tn eerv. reeen , reeden. Eene legplaats voor zeefchepeu , niet ver van,de kust , waar zij een' goeden ankergrond hebben, en tegen wind en florm genoegzaam beveiligd zijn : dies deed hijj de zijnen in zekere raazeils treden , die daar .op de reeds laagera. HooFT. De vlot zal op de reele legen. VoND Ree, reede, hoogd. rehde , zweed. redd, eng. rond, fr. , rade,. stal. rada , is een oud woord van noordfchen oorfprcng. REE ,, reek, bijv. n. en bij w. , reeder , reedst. Gereed, klaar, vaardig : hij was nog Wiet ree. Jf7anneer zal het fchip ree zijn ? Hi j fpant zijn vleugels uit , en maekt zijn zeilen ree. VOND. Reeds gelde was oulings, liet geen wij thans noemen gereed geld, nnummmai prafentes. Ree r roepen de fchlpp ars Runen knechts toe, wanneer deze zich gereed moeten snaken, om liet fchip in het laveren te doen wenden. Reede wordt ook als bijw. gebezigd, zameuftell. alreede : reele op handen. V.oND. Zamen4k L a 1 l e i.: .
L
RE.
heil.: kamppee de , oulings , gereed ten 'ftrijd'e. Dit woord is ten naauwfte verwant aan het werkw, rees den. 1 REEBOK, 'zie ree. REE.)E , zie roe,. reedeo REEDEN, bedr. en onzijd. w., gelijkvl. Ik reedde , heb gereed. Vervaardigen , toedellen : hoe veellinnen wordt er i, Holland nog gereed? Zich ,,unnen kleedera en reeden, voor kleedlag en opfchik kunnen zorgen. Bijzonderlijk, een (chip doen timmeren en uitristen : zullen zij dan geen /chip meer reeden? Onzijdig , aan de uitrusting van fchepen deel nemen: ik liap van het reeden af. Spreekw.: hij reedt moede aan dat fihip , lij heeft aanm deel aan die zaak. Van hier reeder , reederif,, 'reeding, reedfchap , reedfel, reedehave , bi* KIL. , gereed, uit reeden. Zamenfell.: linnenreeder s 1 nnenreeederij , zijde. reeder, enz. Reeden, hoogti. rehden, nederf. reden, zweed. recta, ijsl. reida , is verwant aan raden, waarvan raat, huisraad, voorraad, en raaclzaarn, bij KIL. Zie dat raam den. REEDER , zie reeden. REEDS, hijw. van tijd , evenveel beteekenende, als, al, alree , alreede , alreeds , bereids. Het is reeds meer dan tijd. Reeds dikwerf heb ik het u gezegd. Reeds, 'ULJPHIL . raihtis, angelf. ra/z, ,eng. alreadij, zweed. redan , hoogd.'. bereits , allberelt , is , , door mia= del van hetzelfde bijwoordelijk bijvoegfel s , van reed,, ree, gevormd, als regts van regt, enz. REEDSEL , zie reeden. REEF, z. n.., o, des reefs,i' of van het reef; meere. teven. Verl.leinw. reef e. Zulk Bene iirook van een` ,
,
zeil , als van ee.l ge nevens elkander geplaat(e koorden verzien, die elk tegen over zich een gaatje hebben, waardoor men ze trekt , om het zeil in te korten : een -
reef inbinden. Maakt het bovenfte reef maar weer los.
$ preek w.: eet reef in het . zeil doen , een zeef inbinden , zijnen ftaat vei raderen. Een ree/ je uitbinden , zijn
huisl^oUden omiiagtiger maken. Ook wordt een rcefje in- of uit ° binden wel eens gebruikt voor wat min of meer eten. Van hier reven. Zamenífe11.: reef banden , reefgat.
Reef, bij VOND. rif, KIL., . rif, ráft, eng. rif. hoogd.
-vod. reƒ, fchijnt af kornifig van rijven , dat de Vriezen in plaats van rijgen bezigen,. REEK, z. n, vr. , der, of van de reek, meerv. reken. Bij .KjL. reke , -reecke , regghe, raecke , otu.l;i.ngs evenveel als berk, hark. Eene kleifine egge. Van hier iet werk w, reken , raecken , en . raeckelen , evenveel als harken. Zie hark. J .eek , hoogd. rechen , angelf. race, eng. rake , is ivtrwFant aan hark, en fchijnt va;i het. geluid, dat men met dit werktuig maakt, ontleend; terwijl Iet fr, ra^ teau ,. it:J. . r•astello , lat. rastellum , en rastrom van rado -afffanlmen. REEKALF, zie ree. REEKS-, z. n..., vr. , der, of van de reeks ; ,m.eerv. reek,fen. Eerre rij van ira orde nevens elkandtr geplaatte dingen: welk eerre j'choone reeks van vruchtboomen. Eene rees van •bewijzen. Bij Kir,. en anderen ` reke. Daer vruchtbaer houtgewas op - reken is gelielt. CATS. Zanientiell, : fleutelrecks. Gij draeght de fleutelreeks van kluister en van kercker. VOND. Van het oude rede, verzameling.. REEP , z. n. , .m. , des reeps , of van den reep ; meerv. reepen. Verkleinw. reepjes Eene lange en lmalle firook van een -vel , of cenige • linnen of wollen flof : hij kwam -
-
langs eenige aaiieen gebondene reepen zaan zijn be&laken
raar beneden. Ergens eenen reep a ff n i j d en. \/ onrt s een touw, dat in lengte en dikte aan eenen reep gelijkt: e:1 inzonderheid een touw , waaraan een fehhuit of pont vastgemaakt is; om langs tiet zelve vare den eenen kant naar den anderen over te varen : wi,1 raakten den reep *wijt en dreven af. Zonzw ige rukken den reep af HOOFT. Zaaien yell.: veepa?gymel, een vischangel, `olie aan Benen reep ge_ bonden wondt, reepdanns , reepdanfer, koordedanfer, bij KIL. , reep?maker, reep/lager - -^- angelreep , klokreep, waarmede enen de klok trekt : iets aan desa klokreep hangen , alom bekend taken - flegelreep , teugelreep,
valreep, enz. Reep , hoogd. reif, eederf. reip, angelf. rap, bij IJLrHIL . raips , deen. reib , zweed. ref en rep, l,lsi. reip, raafar en refe , in de taal van wallis rha f, eng. rope , bij KIL. roof). REEP, z. ná , m., des reeps , of van den reep; meerv. veepen. Verkleiiiw. reepje. Een hoepel : met eenen reep ,
f^elen , waarvoor men , bij KIL. , het werkwoord reepen vindt. Zamenftell.: reephout , hoephout, hout , waar^ van inen hoepels maakt. REESSEM , veroud. z. n, , waarvoor wij thans rist gebruiken : een reesfem uijen. Zie rist. REET , z. n. , vr. , der, of van de reet; meerv. reten. Verkleinw. zeetje. ..Eene fcheur , eene fpleet: daar is Bene reet in die plank. Door een reetje kijken. Door de reete der t1-veedragt. HooFT. Van hier retig, vol reten. Plet ílamwoord is rijten. REET rete z. n. vr. der of van de rete • meerv. reten. Een werktuig, wiarvan men zich bij de toeberei(Iing van het vlas bedient : eenti ' vlasrete, vlasreute. Van reten, het vlas toebereiden , te rotten leggen , ne= derf. raten en rothen , fr. rouir , verniaagfchapt aan rotten. REETREKKER,, z. n. , ni. , des reetrekkers , of van den ' ,eetrekker ; meerv. reetrekkers. Een ' metfelaar,, of timmerman, die aangeteld is, om de affcheiding van naast elkander (laande gebouwen aan te wijzen. Misichieii is bet voor reentrekker, van 'het oude reen, een paal , affeheiding , waarvan nog reengrippen , die tusfchen de landerijen ter af1che.iding gedolven worden. Zoo was reen'boom , een fcheidboom , en reengenoot , een 'buurman op liet veld. REEU \IV , z. n. , o , des reeul.vvs , of vaan het reeuw; zon-" der nieerv. In het Vriesch , allerlei gereedfchap . en huisraad , alles , Zegt WASSENBE KG H , wat tot den inboedel , vooral des landmans , behoort. Slecht gereedfchap noemt-men , in Vriesland, ratelrnans reeuw, zoo als ratel mans tabak is. Zamenfl ell.: boerenreeuw , waardoor inzonderheid koel en verfraan worden. Dit. woord is zekerlijk verwant aan ree,- reed, en reede, en ver* fchilt grootelijks van REEUW , z. n. , o: , des reeuws , of van het reeuw; _ zonder meere. Doodfch uim' : het reeuw komt hem uit den mond. Van hier reeuwen, een lijk van doodfchuim. en verdere onreinheden zuiveren , ook een lijk bekleeden, en die dit werk verrigt, reeuwer , reeuw/ler, ook raauwer , raaulwJier. Za n e n [tell.: reeuwplek , reeuwroof, eeuwaw teet, enz. Dit reeuw Blaat in verband met ree, ra , een doodkleed , en het angelf. reeuwe, een lijk. Zie ra. R1ET,JWE , zie reeujy, .doodfchuim,
REEUWSCH^
167
R E.
REEUWSCFI, bijv. • naannw. en biw. , reeuw/'c' r°eeu?i-sc% ,zeer r'eeuwsch B ij Q.I.L . coïtu acer. Dici G,e d c ol! aba admodum falace. Geil: als. een reezi doffer. Six VtïN CHANDEL.
RE F'ER 1, IN , refrein , z. n. , o , des re Eereins', of van het referein ; meerv. refereinen. Zekere foort van gedicht, bij de oude Rederijkers gebru kelijk; van liet lat. re. fcrre, wederbrengen , omdat Men aan 't einde van ie4 der koppelvers denzelfdlen re^xeï herhaalde , even aïs in bet ZOO genoemde rondeel. li t. t efrein. REGEL; z. n. , i-n.. (Ies regels, of van den regel; meerv. regelen en regels. Verkleinw. regeltje. Eigenlik een werktuig, lans welk men rekte lijmen trekt,een eiaal. - In het gebruik, figuurlijk , evenveel welke bepaling van iemands handelwijze. Gods wet is de regel des levens. Met den regel der nature. Hooivr.# De leergig rige volge dezen regel. VOND. Bijzonderlijk , eene b(-?paling van iemands handelwijze inn de rekenkunde de -
voornaamf e regelen zijn die van tellink- , zainentelling , vermenigvuldiging, enz. Eene bepaling , hoe wen zich in deze of gene taal moet uitdrukken : de regelen der 11elling en woordvoeging. Eene bepaling van de leefwijze van geordende geestelijken : die orde heeft Jirenge regels. Tucht over het algemeen: hij is in geien regel te houden. Voorts een aantal woorden , de in eene linie nevens elkander gefclhreven of gedrukt xvt rdei .wat f aat er op den derden regel van die bladzijde ? Schrij f Vii] toch een regeltje 0r twee! Van hier re, elen, enz. Zamenfte!1.: rei eidraads , regtf:reeks , ren•elloos, regelmaat , regelmatig , re elinatigheid , regelmatig/ijle , ie. gefreg t , rc elj4'ijs , bij KIL. -~ eetregel , grondregel, kloosterregel , leef el, maatregel, fchri fregel jletregel, Huilregel, f pelrreg.el , flelregel , floks-egèl , taalregel, zetregel, enz. Regel, lhoogd. regel, eng. rule , fr., regie, fis. re gla ,- ital. reb ola , lat. regula, ftarn meen ali geliikelij : af van liet lat. regere , welks eigenlijke beteeke nis mere Cie van rekken overeenkomstig is. Zie i-egt. REGELEN bedr, vr. , gelijkvl. Ik regelde, hel gem reg elcl, Naar eenigeu, - regel fc sikken : gif zult t daar_ . naar regelen. Uw bevel regelt mijnen gang. Eezi verhond, dat y3'oestheid regelt. VOND. In orde breng en regelt uwe zaken toch. Van bier r•ege'ling , geregel- , L4 ofl, h
-
Qnge e el ,bijv, n • en bije , o n eregeldlreld, c z9Het iamwooY d is regel , I^EGELEREN; bedr. w. , gel j V . .Cl re e lie he 'geregeleerd. Bij KIL, re .beleren. O u u l n ^^s re { tte li r e langs een lineaal trekke n . ' Fledenda g ` als s , evenveel regelen :.regeleer u daarnaar. Rij heeft alles uitne end wel geregeleerd. Van • hier regelerin , geregel1erd , on geregeleerd , ongeregeleerdlieid , ennz. . I)it ;slaar. f a r. tig woord is van her fr. regler{ ontleend. Hieruit blijkt, hoe averegts ye l en in plaats daarvan reguleren fehrij:
ven.
R EGELLQOS bijv."n. en bijw., -regelloo.ter., regel/oost. Van regel et, loos. Zie loos. Aaneerre bepalin g é ^., ebod 1>,t.^ ,^ e ^ den : die taal is nog reg hoos. tIii leeft zeer regelloos, Van "hier regelloosheid. .EGELNIAAT , regelmatig , zie reel. REGELREGT , zie regel, R EGEMENT, z, n., c ., Bles regenlente, of vin het regement ; meerv. r^gemen ten. Eert krijgswood, in . het hollandsrh eveneeuis als in het hoogd , eng, , ir^ji. en neer andere talen , uit het fl-„ regiment overgexnomen en eene fchaar van krijgslieden aanduidende ,dip uit ier fc.hillende bataljons pf eskadrons bellaat, wèl e alle een gemmmeenllclhalppeiijk opperhoofd hebben, die den naarm van Kolone? voelt; ons regenvent is niet voltallig. Het zeeufche rege nerut. HooFT. Dus komt een ?-egewent rui'g ,ver eys op .de been. VOND. Anderen fchrij ven letterlijk zoo als in het ' fr. re inrent. D e oor_ f pro g dezer benaming van zulk eene fchaar van krijgs ra lieden is gelegen in derzelver gemeetnfehappeli.j.ke be^ heerfehing, regi e , en het i an y r o.rd is het lat. rei ,fiere. • REGEN, z. n., rn. , des regens, of vin den regen rneerve regens. Verkleinw. regentje. Een bekend na tuurverichrjtniel : die , `ons genegen , de wolken, zwa nger maakt van regen. L. 0. s e P Om 5isreel daalt er zoo veel zeges met ellen .regen vang bov en. "VOLLErnT . Vroegc en./pade regens. Dat is een allerliefst regentje. Spreèkw.: ij fch,wde clan regen , en viel inde Jloot , om het eene k waad te ontwijken, haalde hij zich het andere op derf hals. Gouden regen , zekere bloem. Van hier rcgenachszg, . ' regenig, enz. ZamenLT ell. : regenbak , een bak, ;
J
WaarjA. flCfl regenwater vergadert , regenbeek, regen-
boog, regenbui , regeer hoek , . de l i; cht. reek , van waar de
meeste regen korrir, regnkleed , regenmiiitel, regen * ,pomp , regenfcherm , regenvlaag, regenvogel , regenra vorsch , regenwater , regenwind, regenwolk , regen. worw , en z. -- . schregen , bloedregen , dagregen , goud regC , kikvorfchenregen , lr ndregen , plasregen , fleen. T, fto regen , flgrtregen, vuurregen , pandregen ? enz. Regen , bij ULPHÍL. rign , in Vriesland , rijn, eng, raio, angeli. naeg n,> hraegn, , aren, zweed. reg;a , ijsl. regg.. Zie regenen,., REGENACHTIG, zie regen. Pa.EGEN.6AK , ' zie regen. REGENEN, onperfoonl w. , geli*kvl. Het regende, heeft geregend. Er valt regen : wat regent het den gan • fchen dag. Het regent , dat liet giet , of liever , dat het giert, aliergeweldigst. Het regent als of het met emmers uit .den hemel gegoten wierd. Figuur i jk bezigt men dit. woord , .met eenex; vierden naawval, wegens Benen grooteis toevloed van evenveel welke. :dingen : het regende fichoffichriften. Denktgij , dat het hier ge41,regent ? Bijzon'^ierxijk, wegens dingen , die van boven fiaerkomen : hoe vaak heeft de efuvius het reeds asch doen regenen 2 Doe cidde de .veere fiwevel ende vijer over Sodo?n en Gomorra re genen. BJjBELVERT. Enne regenure op hen het Man osis te eeten ende regende'oop hen vleesch als fiof. BIJBEL VERT. In deze litatile voorbeelden wordt regenen niet Hechts perfoonlijk., maar ook bedrijn., gebezigd , zoo als dikwijls, blijkens; ick fal den oic ' n gel-ieden, dat fij geenen regen daarop ebt regenen. i3IJBELVERT. Ende die here regende haghel ende voer. BIJBEL 1477. En rc eng` over rechtveorc ge ende onrechtveerdige. Bij. 1ELVERT.; terwijl het voorts ook meermalen perfoonlijk is , in beregenen , doorregenen ,, inregenen, nederre. genen , onderregenen , en zelfs in afregenen , en wegregenen, als men zegt : de verve regent er af, Liet huis op ^On zandgrond regenae weg. Regenen, bij NOTK. en OTFRJD. insgelijks regenen, IsID. regono^a, hoogd. regnen, angelC. renfan, in Vriesland rijnen', eng. ràin. Waarfchijn'ijk van rijgen, reine neoere, ligare, omdat de regen als bij ragen vedervair. 1 Iet gr. Spexew , nat maken, en !a.weiv he^ ,
-
!
-
fproeijen, komt hier in a nmerking, ,
7®,
R r,.
REGENHOEK, zie regen. REGENIG, zie regen. LEGENT , z. n , m-. , des regenas , of van den regens t; meerv t egenten. Regeerder en beftuurder over liet a1 gemeen : eerlijke en vaderlandlievende regenten verdieven allen eerbied. Bijzonderlijk befluurders van goc s^ huizen : vervroeg u bij de regentent win het weeshuis. Ir hij geen regent van het oude - mannen/wis? A J1erbiJzonderst, hij, cie, als voogd over eefen minderjarigen Kroonprins , deszelfs rijk befluurt: toen de regent met 'ohn Law heulde. Van hier egentes , regenntfclzap. Zam nE el1.: regentenka er, regentenlijst , enz. Dit . woord i.: iil hei lholl.; hoogd. , eng. , ital. , en meer andere talen , van het fr. regent ontleend. REGENVL AAG • zie .regen. REGENWATER , < zie regen. RL,G4.;,RE' , bedr en onz,. w.; gelijkvl. Ik regeci de , ,die 9 ' geregeerd. Oppernmagtig bef uren , belieerfchen•: God het L. D. S. P. Die . hare kinderen aardrijk zalregeeren. zal ende hare eij ,Eene huijfen wel regeeres. BJJBF LV RT. liet rijk, de kerk re eren. In bedwang houden : dat fch/p Liert zich' niet` regeren. Hij regeerde die paarden mee.. te:lijle. ll'eet gij ti zelven dan niet te regeren? Onzjjdig, allerlei beheer of be(Iuur hebben: De Heer regeert. BIJBELVE€LT . Waeróverhij, als wettigh graef, regeert. VOND. ' Regeert die burgemeester nog ? Figuurlijk, -in het -geineene leven, de overhand hebben: de kinderziekte regeert aldaar. Regeren er eens rotkoortfen2 ck bedrijv: de wijn regeerde hem. Ook zegt men wel eens , als iemand door booie .nukken gedreven wordt: - ries re,Peeït het hoofd. Eindelijk worden kinderen , die zichti baldadig aanftellen , wel eens gezegd te regeren. V an hier regeerder r regeerjier, regering. Zamenitell. : re geer kunndé ,, regeerles , regeerlust , regeerzucht , enz. Regeren , voogd. regieren, fr. regzr en regeer, ital regger e en- regnare , eng, Tule , is ontleend van het lat. vegere, en wordt bij Kir,. niet in aanmerking genn'-• men , getijla als ?Tr< ace. , KERo , en andere oude fchrij vers , in plaats daarvan kerihton, r'iliten , enz., gebru ken. Over de eigenlijke beteekenis van regeren , zie regL Oulings fchhreef men ook regieren ; en bij de overzet -
-
ters van den Bijbel varen gelijke Hemmen voor regeren co regieren ; doch de Overzieners waren voor zegeren Ook
171
R s,.
Ook zeide -men• regneren: ills faturnus regneerd e. je MOERM. REGFZING,.. z . n., vr., der, of van de regering; . meerv. regeringen. Het-zelfde welk befLuur : de regering van dat huis berust bij de vrouw. Men heeft hom d^ regering . van zalen goed benomen.' Kerkelijke , plaatfeli'ke,, Redelijke, gewestelijke , f .?l1 God regering. Dewi 't 1:,^ "ke koninklijke 1 9 keizerlijke mijne regeering begenaadight heeft. hioo.PT. De, raadsvergadering van perfonen, die gezamenlijk eenig, beftbur oefenen : vervoeg u hik de regering. De hooi e regering heeft zulk een.- befluit genomen. Ik moet nog een jaarin de..regering zitten. De tijd , gedurende i emand emand eeneg .. beifuu r van zaken oefent : wat - is er, in de regering van dec GI OOTEN NAPOLEON- niet al reeds voorgevallen ! En het gefchiedde in het negende jaar zijner regeeringe. Ende in het vi, fshiendc -- j aer der regeeringe des Kei j Pers TIB E I I T. BIJBÉLvERT . Zamenífell . : regeringloos , regeringloosheid, regeringsambt ,regeringsank , regeringspost , regeringsraad , regeringstijd , regeringsvorm , regeringszaak , enz. -- Dorpsregering , landsregering, fiaatsre„ er•z vvg , f adsregerin e ..,- enz. Dit woord is van regeren afgeleid. REGER[NGL()OS , zie regering REGISTER , z. n. , o. , des registers, of van het - ..regg s.. ter; •meerv. registers. Verkleinw. registertje. F ene ,
,
.
-
beknopte aanteekening van al , wat tot eenige zaak be hoort : de registers .der handelingen van de plaatli-lij he -
regering. Die fchuld is op hei register geboekt. Er zijn vit de Bi1belfche geflachtregisters meermalen ver fclieide. ne perfonen weggelaten. ;ijzonderlijk , de bladwijz.•r van een boek: floi ' het register :naar eens op. dan dat werk ontbreekt nog- een register. Voorts., de verfchillende pijpen van een orgel , die tot eenerlei Poort van fleuntien behooren : het fluitregister, het register -wars de trompet. En de lioutjes ter zijde van het klavier, door welker verfchuiving men elk register naar believen doet fpreken:, of zwijgen.: haal dat register uit. Spreekw.: al de registers uithalen, zijne fleur zoo veel verheffen, als mogelijk is. Op het zwarte regis= ter f aan , ter. kwader naam en faam taan ; omdat mep de name*ï der ballingen weleer op zulk een register ílelde. Van hier registreren , geregistreerd. Za, -
-
-
37
R B.
Zan en f elI. dagregister , geJaehtreg inter , fckuldregisè ter, enz. Register- hoogd. en eng. register, fr. regitre, ital. regiflro , flamt af van het middeleeuw. lat, regifIrum. tEGLEME NT , z. n. 9 o. , des roglements , of van het reglement; meerv. reglementen.. Verkleinw. reglement. je Bene verzameling van bepalingen, waarnaar men zich in deze of gene bijzondere zaken regeleren moet: $, taat dat in het huishoudelijk fchoolregglement., of in hei` ilgemeene reglement voor het lagere f choolivezen P Er is wederovv een nieuw reglement voor de Burgerwapening ver jchenen. l ïj hebben voor ons leesgezelfc zap een rem lementje vervaardigd. , Dit woord is eveneens van lemen et fr reg ontleend als s a regeleren g leren vair het _ ^ ^ , o^^ fr* regler. ,EGT, bijv. n, en bijw., regter, regtst. - Eigenlijk, al wat zoo gerekt is , dat het de kortst mogelijke . ftrek. king tusfchen twee voorwerpen aanneemt : haal '' die lijn nog wat aan , opdat zij regt ligge. • Wil ik dat ijzer regt laten buigen ? Lig toch smet krom in uw bed, maar regt. Voorts , al , wat de gezegde ilrekking heeft reg(e wegen , Jiraten, boenen , palen, flaven, beenera , en z. hij is zoo regt , als eene kaars. Bijzon. derlijk , al , wat de kortst mogelijke llrekking naar boven heeft : /,laat olie toren wel regt ? Die muur is niet regt opgemetfeld. Waarom /laat gij niet regt overeinde ? In de wiskunde gaat het woord over tot de gedaante van eenen boek, die door twee lijnen, waar,* van de eene vlak ligt., ` en de andere de kortst moge1 jkè fhekking naar boven heeft, gevormd wordt: een regte hoek.be'at negentig graden. Die hoek ƒCh jnt mi; liet regt, maar feberp. Figuurlijk , is het inflaan van den regten weg het zinnebeeld van eenen wandel, die de beste en zekerfe firekking tot geluk en vuorfpoed heeft. Iemand op dei regten weg brengen is, hem zulken wandel doen leidel. Ja , gelijk als krom oneigenlijk alles aanduidt, wat van waarheid, deugd en wetten afwijkt , zoo beteekent regt al , wat daarmede (Irookt : wie kan al het kromme regt maken? Dus is regt evenveel , als echt, juist, waarachtig : dat zijn de regte middelen niet, Is dit de regte fleutel voor dat flot 2 Gij zijt een regie guit. Ik heb mijne regte moe. der niet gekend. ' De regie erfgenaam kreeg weinig, ,
of niets. Heb :k hes wel rei$ T Gij kramt ter regter tijd.
R E.
'73
.kegt ter finede komen , eigenlijk als de, maaltijd begint,
als men begint te Pijden; figuurlijk, regt van pas. Dit is de ' regte beteekenis des woords. Houd vast aan het regte geloof. Regt zoo enz. Al , wat meet de voorfchriften der deugd overex il1emt : Gij leeft niet regt. Is dat, regt en billjkP Ik kan dat niet regt heeten. Gods handelwijze met ons is altijd regt et goed. Al , wat pret de ingevoerde wetten Itrookt á dat kan den naam van een regt huwelijk niet voeren. ,ede gaat daar in 't geheel niet regt toe. GIJ lult Bene rechte gage hebben ; rechte . weegh/leenen , een recht Epha , enz. 13YBELY. Gods regte wegen zijn zij_ ne billijke handelingen : Jouden mijne:- .wegen , d huift If naels ! niet recht zaan ? BvBELV, fpreekw.: ' cie, s agen gaat niet regt, die handelwijze druischt tegen deugd en wetten aan. Als de regte 7ozef komt , moet Maria wel volgen, zij moet het aanzoek van eersen minnaar, die voor haar gefchikt is , wel opvolgen. . Te regt, in overeenkomst met de waarheid : te regt wordt de lui= heid een duivelsoorkusfen genoemd. Op de regte plaats: ik heb niet te regt kunnen raken , ik heb de regte plaat;, den weg, het huis , enz. niet kunnen vinden. Gij moet hem te regt brengen , naar de begeerde plaats ge. leiden. Figuurlijk , van dwalingen van verftand of hart ontheffen : het Evangelie brengt den zondaar te regt, leert hem den weg des heil betreden. Ergers te regt komen, zijn oogmerk aldaar bereiken. Met iemand te regt komen , genoegelijk met heng verkeeren. Regt toe regt aan, in de kortte firekking naar eene bedoel. de plaats. Regt uit, langs den kortflen weg; en dit wordt fornti jds ook eenvoudiglijk door rest uitgedrukt : laat ons regt naar huis gaan. Ongeveinsd, onbewimpeld ik zal hein het regt uit zeggen , zoo als ik het meen. Van hier de benaming van jein regt uit, voor iemand , die rond en onbewimpeld fpreekt, zoo als hij denkt. Ook wordt regt voor juist, riet, genomen: foo het recht mi ddag. h was. — ..Recht een week na den Jlagh. VEL. Regtetoort, tegenwoordig, nu : En nare 't gunt rechtevoort, enz. H. DE GR. Ook in dat Lev. onf. Heer 7. G. 1499. Ook voor terítond : ist dat hijt rechtevoert wederfeit BIJBEL 1477. Van regt .komen voorts het volgende regt, enz, regtdraads , regteloos, bij Ho0FT : Gij rechter rechteloos --- regter, regtgeloovig , regtgeloovigheid . regtheid , regthoek, re,^t^ e
.
1 74
R t
regthoekzg, reçrttnatig, regtmatigheidl , regtmatiglijk, regts, regtfci ween, regtfchapenheid, re t andig, regt. ,reeks , regt ftreeksch , regtie , regtvaardig , regtvaardi* gen , regivaardighe1d, regtvaezr°diging, regtvaardig lijk,
regtvaardi^g wakinr , re ^tzinnig , regtzannig hezd , regtzinniglzjk , enz. - Lrjriregt , loodregt, omegt , regelregt , enz. Regt , h oogd recht, eng. right, goth , raihts , .angeli'. rikt, KERO, OTFRID. , en anderen, rept , fr. droit, ital. dritto en etto , lat. rectus , íaammen alle af van r ijgen , volgens TEN KATE. Misfcihien echter is regs af komflig van woorden, welker eigenlijke beteeke• nis moet hebben bedaan in eene rekking, welke aan dé gerekte dingen de kortst . mogelijke frekking tusf'chen twee andere voorwerpen bijzettede. Deze beteekenis moet -het lat. regere dan oorfpronkeli jk evenzeer heb. ben gehad, als ons rekken , terwijl regt in het zweedsch door rak uitgedrukt wordt, en bij KiL . , even als . recht in bet Dithmarfifche , eene lat aanduidt. Zie rek. REET, z. n., 0, des regts, of van het regt; meerv. regten. Eigenlijk, niets anders, dan liet bijv., kegt, al vat regt is. In het gebruik , al wat met de infpraak der billijkheid overeenkomt : doe regt en 'ie niet om ! Geen oordeel Velt g', of "t ,/leunt op recht en reden. L. D. S. P. Tegen alle zegt en billijkheid. Ik heb het regt aan mijne zijde. in Al wat door uitdrukkelijke voorfchriften bepaald is, n befchrevene wetten aanbevolen wordt : leer snij het recht , dat gij hebt ingezet. L. D. S. P. Het regt handhaven. Het goddelijke, mennfchelijke bur. gerli j lee , geestelijke regt. Het regt der natuur , der ,olken. Leeraar in ;die beide regten , d. i. het Romeinfch en here kanonieke regt. De gezegde voorfchriften en vet. ten zelve : uw . • go ldlijk woord eerbiedig na zou gaan, 1/nv rechten , bij liet heilig volk geprezen. L. D. S. P. Uwe wet nebbe ik, lief, ile love uw ,evenmaal 's daags o-ver de rechten uwer gerechtigheid. BIJBELVE r.T* Dat wordt in het regt der jagt verboden. Eene aanfpraak op eenig ding, welke op zulke wetten en voorfchriften, of op de infpraken der billijkheid, gegrond is: Tot voorflant van zijn recht, aszet opgeheve kling. VOND. Daar hebt gij volkomen regt op. Uwe afkomst geeft u alle regt. Dat regt zal niemand mi betwisten. 1Jij^ bezigt het re£ , -
R E.
175
regt desfierkj7en, de gewaande aanf ,raak van den 11erkflen op deze of gene dingen. 111f doet af aannd van gijn
regt. Dat regt (leunt op het. alg emeene gebruik. Ee hh e ^litfpraak , over voorkomende dingen , welke iiaar wetten , enz. afgemeten is : ik kon in jaar ei; 'i'ag . ge ^^ regt krijgen. Oneb^f oker zich a rechx i ? t recht te toUnen.. VOND. liet f re gfte regt is dikwerf c;; ,grootfie onnregtvaardigheid. keg is .regt ,. al is het ook zoo krom, als een boksdoorn ; fpreekw. De uitvoering van zulk eene iiitfpraak , van een gelagen vonnis : wanneer wordt hij te regt ge;Veld ? Daar zal regt gedaan worden. Genade en geen regt. Salomons eerte regt is in de vier/chaar afgebeeld. Evenveel als geregt , de raadplegingen , die er tot het ontwerpen van eene rego terlijke uitfpraak gevorderd worden, en de vergadering zel-Je , welke die uïtfpra ken doet , en daarover raad. pleegt : Durft gig voor het regt verfchij net P Roep hei voor het regt. Je rechte gei voor de onrechtvGerdi fsge. BI JBELv. En 't recht , dat heilig is , en 's rechts g efloeet te, t'eeren. --- Eer 't vonnis legkt geifelt , en cl , erwc ge firaf in 't recht gefloten is. VOND. Eindelijk. , nog loens eene pligtmatige handhaving der wetten : daar is goed regt in dit land. Dan moest . er geen regt meer ira de wereld zijn. Daar is het recht het eenigst doel. L. 1D. S. P. - Laat mij toch fpoedig regt wedervaren ! Van hip. r regten , enz.^ .Zannenífeïl. ; kloedsregt , boschrregt , burgerregt , dry kregt , er, regt , giy eire t , gi ldc ?fit , g rendregt , halsregt , havenreet , hof regt , jagt.. regt , krsjgsregt , landneb t , leenregt , ojerregt , o lregt , oorlogsregt , fchoolregt , fladsregt , ftranclre't, voorregt, wagenregt, zvisfelregt , zeeregt , enz. .kegt b an k, regtboek,regtdag,regtdoener, regtelzjk, evenveel alsgeregtelijk, regthuis, regtkamer, regtkunde, regtspleggi ng , reggtsban , regtsbode , regtsdwang , regtsgebi ed , regtsgebruik , re gtsgeding , regtsgeleerde regtsgeleerdeli k , regtsgeleerdhead , regtshandel , regest. kosten , regt fpraak , regtfpreking , regtsvorderaar , regtzaak, enz. De oorfprong is behandeld bij regt, bijv. n, en hijw. Zie dat regt. REGTEN, bedr. en onz. w., gelijkvl. Ik regtte, heb geregt. Bij KIL . rechten. In de BIJBEL v. des 0. T. richten, in die des N. T. rechten, Eigenlijk regt maken: die .
-
Î76
I. E.
't krom te hgie» , en het regte poogt te l Morn . HAAS. Over voorkomende perl brnen , of zaken , naar del wétten uitfpraak doen : hij faet om de olkerei te richw ten . BIJnELV . De twisttake der weduwen regten. Ie«» mand , ingevolge van zulk eene uitfpraak ; openlijk fIraffen: hij is te.. m/lerdam geregt. Met eene zoogenoomd{ é tegterlijke magt befuren : 7éphtah nu richtrede jsrael fes jaren BIJBELV . C)n1iugs werd het ook voor opdis fchen gebezigd :. .,4lle defe fijfen werden in aerde ft h o telen gheriehtz FLORIAN. Rechtet der fcartn , dat rijt eten. BIJBEL 1477. Vann hier geregt eerre aanrlg. ting van f ijs4 Onzijdig, de uitfpraak .van het regt inroepen hij regt tegen zijnen vadcP. Soo ijë ^ant met u rechten, real. BIJBËLV Van hier het z n. regter, enz Voorts is regten naauw verwant aan rigten. Zie rigtena REGTER , z D. , - rr1: , des regters , of van den regter tneerv. regters, regterën. ,Ienlan-d', die aangeteld is , oir over voorkomende perlàneli , of zaken , naar de wetten uit* fpraak te doen : Gij ; rechters ! oordeelt gij rza r reden ^ L. D. S. P. Wie heef u tot een over e ende richter over ons gejelt P BVBELV des 0. T. Wie heeft u tot een, overe ende rechter over ani gejelt ? 1 -t BELv. d.es , N. T fiOverdragtelikk , eik , die een ander beoordeelt; inzOnderheid GIod want God bepaalt , els rechter,, zelf ons lot. L. D. S. P. Sonde de richter der gantfcher aarde geen recht doen ! BYBELv: En de zoogenoemde regters van Ifra^l , die dat volk tevens befuurden : ende daerne gaf hij haer rechters , tot op Samuel den prop'ieet . B YI EL V, regjer, iemand, die een Eindelijk, is regter, in fcher, ftrafvonn ^s ten uitvoer brengt.. Van hier regterlijk regterrch(lp. Zamentieil.: regterámbt, regter lUel, enz. .
Bloed egter, dijkregter ; clorpsregter , halsregie , hof regter , kunstreg•er, laagdreg ter , mark,tregter, f randregter• , vrederegier, en z.
REGTER ; bije. n, . zonder trappen van Vergrooting; of liever eigenlijk de tweede vergrootingstrap van regt, dat ouil . de plaats van dit regter bekleedde, even als link olie van linker , of flink die van , flinker. Dus lezen wij in 'den STATENBYBEL : laet e jlinchekand niet weten , wat uwe rechte doet, en bij KIL. rechtehand en- flinckem hand. ' Nu is de regte , of rechter, hand die gene , welke trien , om iets te geven, of te doen:; gemeenlijk uit{leekt, en waaraan men dtis eer e regte {trekking geeft 9 terwijl de flinke , of flinker, land flap langs het lijf nedef ,
R.
177
é' er'^^ %afgt; het welk fchijnt dooi het woerd flink aan. geduid te worden. Het woord regter., zeggen wij hier, beteekent; als liet bij hand gevoegd wordt, regtnit ge~ !irekt zip' daar mijne regeer hand . en trouw Voorts bezigt men liet wegens al; wat aan dien kant des lig• chaalns is , waar zich > de regter hand bevindt: zet deii regter voet vooruit. hij draagt zijn zwaard aan de reg.. ter zijde. Soo wie t pip de rechter wange faet. BYBELV., .jnYBELV. hemfl .inde hieur^ , rechter gore Daar af m e^ nu aan een geboaw, eén legei" ; en meer andere dingen., eert front, voorhoofd, of aangezigt, toefehrjft, geeft oen d ataàri ook regter eik flinker zijden, of vleugels: de regter vleugel van dat~ paleis is vrij bouwvallig. De regtër vleugel dreef 'k vzjands linker vleugel uit Frietland. Even figuurlijk noemt men iemands" voornaamlten helper en f eun zijne regeer hando Gods regter hand is zijne alin agt dan velt uw rechtehand 5 hun fchrik g hen neder ir een óa-genblik. L. D. S., P. d Heere ! uwe rechterhand is verheerlicktgeworden in macht! Uwe rechterhand d Heere ,
.
.
heeft den vijant verbroken! BYB.ELV. dan Gods egter-
hand zitten , is de opperíle magt naast hen- bekleeden , bmdát de Koningen oudtijds de aanzienlijkfle van hun. ne ond idaiaen aan hunne regter hand plaatfen; gelijk als wij nopens Salomo lezen: daerna fat hij op .,f jnen ► hoon , ende dede eenerg floel voor de moeder des Kon n h fettéo, ende Jij .jat aen fIjne rechterhant. Onder ons is t iernand de regeer hand ge ven , foms evenveel als : hem aar de hooger hand plaat en. Bij andere volken is de reg. ter hand Wedetor de lager hand. Eindelijk merken wi* nog aan dat fomn7.tgen ,1,egt6r, bij hand en meer andere woorden gevoegd , tot een woord laten zamenfinelten„ gelijk ook linker en flinker REGTEVOORT, zie,reg - t, bijv. n. en bijv. RE GTHEID , z. li. , a, (Ier , of van de regtheid zon der tneerv. De hoed an i , welke door het bijv. nn ® i1-egt wordt uitgedrukt, in het afgetrokkene, als eenti kelfihandigheid beíclhouwd : de regtheid van dien boorre maakt hem des te fchooner. Hebt gij de regtheid vais dien hoek - op de proef gejleld ? 1J ij houders ons van de regtheid van ons geloof verzekerd De regtheid van u v wedrag is zoo klaar nog niet bewezen Voorts heeft eeize ttterlijke opvatting van het zinnebeeldige verhaal van AD is verblijf in het Paradijs aan dit woordd nog eenti '
,
178
K F ® ,
bijzonder€ beteekenis bijgezet, welke overbekend is: de /laat der regtheid . ° 'l° G1 1` , beer w elx t vl. Ik re` ti, de , heb ge. regtigr1. iemand van regt tot een of ander ding vers zien: re tlgt gij mij dan daartoe? HHi j is daartoe alle zins b evoe d en geregtigd. p EG S , hijw. Aan de regter zijde : dan gaat hij regt:, clan in ks > Met den regter voet: regts, links! Met d& regter hand : hij fc,^ermt -links en regt:. Zamen1-e11. regtsom : a'egtso-n keert u , van waar de fpreekw.: regtsomm keert u t elen , de vlagt nemen. R GTSCH , bijv. naames. Dat tot de regter zijde, of t e regter hand behoort. In het gebruik, hct tégenoverftaande var linkseh : zijt r j linksch ? ATeen, ik hen regtsch, ' Ik bedien mij tot al , waartoe ik Hechts eene hand nood ig ieb ° gerneeniijk van de régter hand. R EGT CFIAPEN , bijv. n-,> , regtfchapener , regtfchapenst. Van regt en gefchapen a Eigenlijk. regt gt fcha en , regt ge• aard in het gebruik, braaf , deugdelijk : dat is een regtfclia. pen karel. Welk eene reg t fcbapene handelwijze ! Echt een regtf hepen kri jgsraans gedraagt zich gansch anders. Dat betaamt heen, recht fehca en Ci:risten ! Van hier regt. (claapenheid , onregtfchapen, enz. R EGTSGE3.EER.D, regtsgeleerde, zie regt. REGTSTREEK$ , bijw. Van reet en flreek. In eene regte firekkin g : die `sep leidt re -t fl •ee, 3 s naar de ,i ad. .met eene flrijdt regtJlreeks zegen het andere. i GGTSTREEKSCH, bijv, n.. Zonder trappen van verDat tic, e repte ftrekking heeft: behalve die ootix re t(lreekfche bedoeling had hij nog Bene zijde a lt fcr e. REGTTE, z. n. , vr. , der , of l'an de regtte ; meerv. regttef. Het tegenovexrlaande van kromte. Het regte gedeelte vn een ding , dat overal, niet even regt is :; hoe geel huizen Haan er ziel in de rek.tte van die Eiraat , eer de kromte tienen aanvang neemt 2 lu de rechte, of ioor omweegen. HOOFT. REGTVAARDIG, bijv ii. tip bijw. ,regtvaardiger, vegt.. i arrli, st. Van regt envaardig. V aardig,ofbereid en ;e^vjllig tot al,wat regt is,wat door deugd en wetten gevorderd wordt; in welken zin het alleen wegens perfonen gebruikt kan worden: Noaeh was een regtvear elig, oprecht man in fijne geflachte. BIJBELV. .Worts, onfehuldig, die den ,toets van een geregtelijk onderzoek doorgeLlaan. heeft,
ot
RK.
'79
of dorfiaan kan,: hij reclitveerdigh voor de onreckiveer. dige. filefade de nienfche rechtveerdigh zijn bij Godt , f00 hik lunst heeft, om. met hem te twisten , enz. BIJBELV. jzonderh jk , elk, cie de voorfchriften van deugd ei wetten jegens anderen opvolgt : een regtfihapen Chrïsteis is nniet fiechts matig , maar ook regtvaaraig en Godsdieni ig. In (lezen zin bezigt men dit woord ook wegens God : tot een etooninge van fline reghtveerdigheid in defen tegen voor ágen tif t , op flat hij rechtvserdig zij. BIJBELV Gij zijt, cl Heer! rechtvaardig en ge/acht. L. D. S P. Wegens zaiken: het recht^eerdig oordeel Gods . BIJBELV. fl ijne zaak is regt.vaardig, kan den toets va ec!a geregtelijk onderzoek allezins doorffaan. Een regtvaardige , eisc,h , eene regtvaarclige fit-af. Van hier regtvaardigen, regtvaardigheid, regtikaardiging, regty xardiglzjk , regtvaardig maken , regtvaardig making, ,
onregivaardi }^, enz.
erts^g,' .Meed. z "° ^^,^ ' 'R gg recht.f .^eg t vaar g, hond. rartf^ zou , volgens fonimigen, uit het angel faerth, gemoed, en regt, zameng ileld zijn geworden.
,
RE G TVAARDIGEN , bedr. w. , gelijkvl. ik re gtvaar. digde , heb geregivaard gd. Eigenlijk , regtvaar d ig niaw ken. Bijzonderlijk, onfchuldig maken, zoo' als eenige Godgeleerden willen , coat God aan die zondaren doet„ nopens welke zij ftellen , dat hij hun de volkomene genoegdoening , geregtigheid , en heiligheid , van CHRISTUS fchenkt , en toerekent , even als of zij nooit zonde gehad of gedaan hadden. Intusfclhen drukken die Godgeleerden dit veelal niet zoo zeer uit door regtvaar. digen, en regtva.ardi in^,^, als door re •tvaardig maken, regtvaardigmaking. I n her gebruik is , regtvaardigen ia Bene geregtelijke onderhandeling voor regtvaardig ver. klarén , vrijfpreken.: richtet uwe knechten , vergeldende den Godtlofen , ende rechtveerdigencie den reclitveer. i.. g€n. BIJBELV. Tegen gallen blaam verdedigen : hij weet zijn doen zeer wei te regt waard ogen. Soo acïe # aj rechtveerclige , mijn mont fal ani j verdoemen BIJBELv. Iemand regt* waardigen is de billijkheid van zijne handelwijze erkennen , of dezelve verdedigen, en hem regt laten wedervaren. REG TZINNIG , bijv. n. en bij w. ,; regtzinaniger,, regtzinnlgst. Van regt en zin. Reet van zinvan gevoelen, van eM Ioo ,
1g 0
R
p:
loof,'regtgeloovi : bijkans elk kerkgenootft/Izap noemt op-
zijne beurt zich zet regtzinnig , en andere kerkgènoot. fchappe a onregtzinnig. Van hier regtzinnigheid , regt. zi;2flllijk e:^zo REGULIER , ond. bi j v. n. en laijw., regulierder, regulierste Naar regels af eineten , geregeld: het is de reg ulierf e, vesting , die wen ergens vindt. Zonder reguliere troepen vermag; iaen te velde niet veel. Bij bezoekt zijnen patient regulier. Aan orderregels gebonden, zoo als jde geestelijken , die daarom den naamra van Regulieren droegen, en welker g- dac testis te Am.(*terdam in de benaming vang Reguliersgracht , . eguliershree jlraat , enz. bewaard blijft. Van hier regulierheid. Dit basterdwoord .lamt. af van het lat. regula. REI, z. n. , m. , van den rei'; ^t a^eerv, rel/en. Eigenlijk evenveel als rij. Zie rij. In liet gebruik eens rij van danfers , zangers , of zangeresfen : met den geheelen rei. In 't midden an den raegdehieken-rei. VOND,. Met gezang eis reijen den .Coning Saul te getn`oete. BIJB,ELV. ..Ten rei aanvoeren , ` voordanfe u. Iernaa d aan den rei brenge hem aanhet danlen helpen , en , figuurlijk , hem in eeneg bedrijf inwikkelen. Van hier het onz. w. rei. jen, daníende zingen: gij hebt 'mijn last en, klaagli ck MreiVen verwisfelt, in een vroli ck reijen. CAr^IPH. Maar henelfche fàhalmei e vrij fchooner dan waarop dat Is7el plach te reijen b SIX VAN CHANDEL Reit dan hant aan hant gereder' met de geels Ceres weder. PooT* In R otterdam draagt dit hand aan hand gefchaard danfen' de zingen en naam van ruijen. Zaineufeil.: dansréi, rnaa, rlenrd , tooneelrei, zangrei. Zie rui, ' R , z. n F , m. , des reigers , of van den reiger; REIGER . meerv. reigers. Een beekende poelvogel.: ` waarin Verfthilt een , reiger van eetzen ooit eva { r ? /kdea verkeerde in Penen reiger, VOND. "' ,preekw.: hij fpuwt als een reiger, hij breikt geweldig. Zalnenflell.: kuifreiger, lepelrei, er c-- reigerj agt, rei ernest , reiger-veer , enz. n
„
kegt r KIL. reijg hei” , ZWABENSPIEG., ratger,, alles
geil: h °a ra", nederC regger, en reier, hcrogd. reiher, eieen. h r , noorw. heigre , zweed. hiiger , eng. en fr. herva , itai. alr` ne, agkirone, en agherone, is van eersen onnz ekereai oorfprong. RE1. -r , zie rei.
REIKEN, bedr. en onz. w., gelijkvl. Ik reikte, hek
Breikt. Rekken , uitf1rekken : reik mij de hand , rek, rek de hand uit ten mijnen behoeve. Dezelfde`betcekenis heeft reiken in de za nen.fl elli i den : reik mij dat boek eens aan, of toe. J17ie- wil mij de kaars eens overreiken? In plaats van. welke zannentiell. men ook wel eens het eenvoudige reiken bezigt . zij reikte hem een j tik brood. Oulings werd liet ook voor bereiken gey^ezigd dat hi Herren in den hefel jien foude ende reijken mochte. BIJB. 1477. onzijdig , zich uitrekken , uitíirekken : de verfeha fin men reikten niet er genoeg , ona alles te ome>atten. lWijn goedheid , die uw heilig oog geviel, reikt niet tot u. L. D. h. '. Ende de gdorschtijt fal u rel/ken - tot den wijnoogst , ende de wijnoogst fal reij en tot den zaeitijt. BIJb :o v. Spre w.: eer zult gif met de hand aan den hemel reneen , iets dijen , dat ansch 'onmogelijk is. Van bier ° ï ^' c^rr ,en -•- aanreig c a l - 2iaen , toeken , hereiken , h reilei, g ' overrd 4 en 1952 Nieuw Groninger Woordenboek. Groningen-Djakarta W. • reikend, e r z Reiken , Jitt. reijckken, hoo,gd. en hij NOTK. reichen, K ERO , kerehkan , W ILLERAM. raclian , ne, erf raken .ets reken, a ngelf. i aecan, eeg. reach, ijsl. reikkla , stal, recare is verwant aan rekken, laf-, rege-re , van waar o ri ere , c rrigere , erigere en re& s • Zïc rrggt. REIKHALZEN, onz. w., gelijkvl. Ik reikhalsde, heb gerei kleiar d. Van reien ` en hals. Den hals reiken ,, rekken , un fh:a ken om iets te aei„lic'et te zi^:n , en dus cei] (erk \TcrI11gcfl naar zoo 1 zi nn g i es beton eji : ik naar des A jreikhalsde t; ar aa ge/tik. JIj Nieuw Groninger Woordenboek. Groningen-Djakarta 19522 • - W. n ings kømrt.Wj mot'rs ziji reikhalzei'zd' naar mijn dood. L. De S. I. Van hier rci `h&zi zg. S x Vt\N CUANDEL. en anderen bezigen re'khalzen. REIN, hijv. n. en bijun , eijer , reinst. ()nbefinet , onbevlekt : rein lijnwaad , reine handen. Die gewasfchen is ; en heeft . niet van noode , dan= de voeten te ii'asf %r- ï , maar is geheel reijn. BIJBELV Bijzon .erli.jk, vrij vn nielaatschheid ,- en andere befmettelijke l raxikhedei reine jc°kapen , die vrij van fchurft zijn. Die fchr rf heijt is genezen. [lij is reijn. Daaroez fal de Pri ster hem, reijn verklaren. BIJBELST. Voorts, vrij van eenti onreinheid, die men door aanraking van eenig dood ligchaam, enz. gerekend werd te verkrijgen, of van die onreinheid gereinigd: als Jij vn haren vioet rijn wort. BJ JBELV. Rein vee is, dat, volgens de
LAAN,
-
'
.
M <1
o4#
LAAN,
R r,.
185
Mozaifche vet, gegeten mogt worden: van 't reijne vee , en van -'t vee , dat niet reijn en was. BIJBELV. Eindelijk ïs rein vrij van redelijke vlekken en verkeerde heden : dan zult gij mij een reiner harte geeven-. L, D. S. P. De reine huweli'ksinin. Bene reine maagd. .Een rein; geweten is dat iemand geene misdrijven verwijt. Van tier reinheid , 'reinig oulings voor rein, waarvan reinigen , reinigheid , reiniging , reiniglijk , reinlï jk , reinuit , bij . KIL. naakt en bloot-, ook opregt 't quaet. reijnnuit voor u beleden. CAMPH. Zamenttel. enrein , enz. ontreinigen , en z. --- reinoogd , voor rein geoogd: reinoogde Rechter ! SCHIM. deze Zamen_ trekking zegt Z. 1 1 . ALEWIJN , dient den dichteres niet ontnomen te worden. . -
,
Rein , ULPHIL. hrains , XE RO brein , WIItLTRAM : , a,n gelí., nederf. , hoogd, rein, zweed. ren , ijst.. hrein. Rein beteekende ouliiigs ook regen , en reinen reege,
Tien.
REINIGEN, zie rein. REINVAAR, reisvaren , z. n. , vr., der , of van de, reine , aar ; zonder. meerv. Wornmkruid, als waardoor de ingewanden van wormen gereinigd of gèzuiverd worden ge eerre reinvaar. vifche, Oosterfche en 4frikaan'. fc e , reinvaar , witte 'seinvaar enz.
REIS, reize, z. n. ,^ vr.., der, of van de reis; meerv. reizen. Verkleinw. reisje. Eigenlijk , een rid , bijzonderlijk een -krijgstogt te paar -d. In- het gebruik , even vel welk eën toga,. zonder betrekking tot .den krijg, de handeling , waardoor men - zich van de plaats , waar meen is rl r eene afgelegener plaats begeeft : eene reis doen. .gene reis ondernemen. Gelukkige reis ! de geW onè vertrouz vel1jke frel zl wenfchin aan iemand , die op reis gaat. Onze reis zal geen voortg•ang hebben. Waarher: n is (ie reis ? Fijn de reis komen. Zijne reis voortzetten , .(laken veranderen , uztflellen. .bene reis te voet , te )`rare, te land, ter zee. Die de reize aannam. HooFT. Zijne n.e reis te voltrekken. VON D. Van eene verre en 1:Tng-_'urige reis bezigt men* dit `voord ook zonder li éwvoord : zich op reis' begeven. Hij gaat op reis naar de I adie. Is uw man jog op reis ? Een keer , een maal : het is de tweede reis r-gat hij mi! be-'riegta Hij vergaf het hem teike rézze. Gif z»t mij skie reizen eten « fch uld i . Ene :: ewone c : e s adi : twee reizen turf, hout , kom , enz. Spreekw•:
18 3
E.
preek w.: Bene verloren reis doen, in liet oogra€1•k van
zijn. , - tot niet f1agen. De reis aannemen , f ierven. V:h t Cl' re j = . /a , bij KIL o' k tYebrttikel* k voor ;
re'i^:encl , in cie
fiIji3LV.
reiffenatas, ,
bij .. VAN
IiAS ., reizen , en reiziger. ZanmenflelL : i freis , dag_ re is y f-3eenr ,i s , lan g eis , marktreis , postreis , fileel' reis te .'uzsrers ., terugi , s, zeereis, en z. • Reisbaar, reisbelei v n , reisbok , reisbroeder , reisgeld, reis e^ noop , reisgezel reisgezelfchasp , reisgoed , reishoed , :eiskelder > rei seist, reiskleed , reisko e,, reisgo en , reis-
-
laarzen , reismaal , t•eiü akker, r.eismantel, meis .e1. ••hi ,g , reisruk , reistuig , reisvaardig , reiszak , eu z.
bkj Kat. rei;;fe, 0TFR1D. , ijsi. rai/ , zweed. refa , ftawt af van reizen , hoogd. rei/èn, evouveel als re `en , rijden. ' \V annt yiijrig i .eii reijfgher bij KIL. en. rei jig en rei file in het oud hoogd. , beteekenden eersen ruiter, even als r°e1jfenaar, blij VAN Í . ASs. Een reis was een krijgstogt te paard, remaar wer i vervolgens wegens zedei•En . ij st ,gt gebezigd. In deze ner beteekenis komt raife reeds voor in den ZWAM ,
-
BENS?I G ; en reisbar was , in het oud hoogd. , bekwaatu , oin te velde te trekke.ii , reisnsr een krijs knecht over het, algemeen , mitreifer een fp,itsbroeder,,
en rei e e foldij der i;ri sknech et , en 0i, wat de onderdanen van eenen landheer voorts tot goedmaking . der krijgskosten opbrengen moesten. Eindelijk ging; reis van de beteekenis ' van eenen krijgstogt over tot. di.e van andere topten. .
REISAPOTHEEK , z. nn. , vr., der , of van de reisapotheek , rneerv. reisapotheken. Van reis en apotheek. Een voorraad van de noodigile artfenije n , welke men . op
. reis niet zich voert, en de kist , af het kistje , vaa i i zich die a..rtfelnijenn bevinden : ik neem altdoos een rreisapotheek mede. REISGEL.?, z. n. , 0. , cues' reisgelds , of van het reiss g eicie ^ ' ' , van ycrféheYdene fon .inen. ;p geld ; meerv. rei Van reis en geld.. Het geld, .dat tot W. t doen eener reis bepaald , of afgezonderd is : ik nara honderd gulden •
reisgeld redde. ILqdt gif nog al wat reisgel' bi*` u ? Voor de f'ldij der krijgsknechten enz„ , zie rei.. RE ISKOSTEN , . meerv. z. n o , 11n, , der , of ran de reiskosten; het ennkelvouci is niet in gebruik. Van reis en kosten. De tot het doen eener reis noodige , of door M4 de. -
It
d4
dezelve veroorzaakte kosterg : hij verzocht v rj , tet1 wijt oen gevalle naar _ 'kankrijk te gaan , en zou alle mijne reiskosten betalen. ,REISMANTEL,> z. n. , m.', des reismnantels, of van dpn reismantel; mèerv.. reismantels. Van -reis en mantel. Eed manrel , waarvan men zich op reis bedient : ik had mijnen reis rFantel vergeten. REISVAARDIG , bijv. n. en bi, w. , reisvaardiger, reis* vaardigst Van reis en vaardig. Vaardig en bereid, of gereed tot de reis s zich reisvaardig ma, en, Ik was al i'roeE reisvaardig. IREIZEN,onz. w., meeli j kvl. Ik eisde heb en .yen ereisdp Eigenlijk , rijden. Bijzonderlijk eenien krijgstogt te: paard doen. Zie reis. In het gebruik, evenveel welRen anm deren Logt doen : ging i4 j-, om na Maeedonien te reij-
den. BI BtLV- Duik, duik, e Gèldre ! en laat hem vre dig heene reifen. OUDAAN. Zoo, neemt ook 't fchip te baet al, wat het kan , in 't reizen. VOND Te lande , te water , te fcheet , te voet , te paard, reizen. Wanneer innen nu de o ,;landigheid der reize ir dezer voege , - of
wanneer men d °rzelver doel, ' mede uitdrukt , bezigt uien bij reien r ;tijd liet hulpwoord zijn , in de tijden, die een n iipwoorc ver jíic;hen ,- en men zegt ik ben et ri jtziig jereiá d naar Frankrijk gereisd , enz.; maar, op zich zalf faat,de bedient reizen zich, van het hulpwoord hebben ; . hebt gij veel E, ereisd ? Als hij eenigen tijd gereisd za.r hebben, Ook wordt reizen als een bedrijv. werkw. , en dus met den vierden naamval gebezigd ; doch alleen op de wijze der - wederkeerende werkw. zich moede reizen. Voorts is : hij gaat reizen, in de gemeenzame verkeering , zoo veel als: bid ;àat fterven. Van hier reizende, dat vaak als een z. n q g ebruikt wordt : De reizende mmagh zich op Nasf sus zorg h verlaeten. VOND Reizensb ezind , reizer , aj reizen, bereizen doorreizen , heenreizen,, marktreizen, overreizen , uitreizen , • wegreizen , enz. Reizen, KIL. rei l fen , . HorNEGK reiten , hoogd. reiJen , uu-ederf. ref è:n , zweed. refa , is naauw verwant aai rijden. Zie reis. ",.K„ z. n., o., des reks , of van, hct rek; meere. rek. ken. Verkleinw. rekje. Wordt veelal niet rak yerwisfeld, maar bijzonderlijk gebezigd wegens een werktuig, waarop de vrouwen fix jiiinen droogera bang dit : -
,-
,nuttenee -,?s op het rek. Zam enlfc1l.: hoe;ider-rek , lid' r , fc o1elrek, Zie voorts rekke,. en rekken. ner-;r- X. REK z. n., in., zJe° rekken. L , z ne , -ni., des ie els , o van den rekel nn eerv. reieels Liet mannetje van eenen hond : is het een rekel o 'eene teef? Hoodt den reel kort aan bant, .of hij bijt. V OND, Een -grootti hond', z nnJer onderfiieid van g^tiachht : loop, rekel! Een buffelachtig iZnense h : !47at zou het zijn ! Het is een re k e1, een regie rekel door en door. Bij KIL. i rakel ook een gierig nenscll e Van hier rekelachtig. Zanneu11e11.: b
in de beteekenis van een' hond
R EKENEN , bedr. w. , gelijkvl.. Ik rekende , heb fiere'
kend. Met aseb bedekken: zij rekent het vuur, Zamenfiel.: inrekenen, opaekenen. De eigenlijke beteekenis is klouu w eu , 1i a 1 en ; en het i m woord is reed; ra k. Z ie reek. REKENEN , bedr. en onz. w. , gelijkvl. Ik rekende, heb erkend 'Eigenlijk . op eene reek brengen , bij een tellen,, waarin liet begin* ian alle rekenkunst bbeIIaat : gaf moet het enne zoo wel rekenen, als het andere, flat rekent gij voor den ?;Fijn ? Mijne. moeite niet eerfis gerekend. Bij'zondF; rlijk ,' elk ding bij zijne eigene foort optellen: hij rekent zich onder de eerlijke lieden. honden , wol. ven , h a eenaas , vosten en j a khalzenz , worden onder eega eit hetzelfde ge lac;2t gerekend. En hij is net de misdadige erekeet. BIJBELV. voorts, een ding beoordeelen_, en waarderen : dat zou - ik zonde rekenen. Om wiens `wille - iie alle die dingen fc^a* - gerekent hebbe. BJJBELV. En met een v.00rzetfel: ik reken mij dat gansch niet tot oneer. Iet fal hem tot eenera vloek gereke t worden. BIJBELV. -onzijdig : -ik reken, dat zulks mijn, pligt is. De rekenkunst beoefenen : zij rekent al heel wel. Ioe lang heeft hij al„gerekend? Het een en ander door rekenen vereffenen : wanneer zullen wik zamen eéns re. enen lis hik begon te reeckenen. BIJBELV. Een wek gewikt en berekend vertrouwen opvatten en koesteren : reken fleeds op mijne`vriendfchap. Kan men op dien wan wiel noegzaamms rekenen 2Den tijd der bevalling ee er zwan^ ger .
-
-
^
gere vrouw bepalén : wanneer rekent zij 'Ik reken tege, November. Van hier rekenaar, rekening , r•eke-afc,hap. Zamentte11. aanrekenen, afrekenen , doorrekenen, irae dere, enen ,, misrekenen',- narekenen , aprekenen , overrekeren , toerekenen, uit`r`ekenen , verrekenen , en . -- rekenboek , reken ord , rekenfeil , rekenlei , rekenkamer,, rekenkunde, rekgj,7kunidig, rekenkunst , rekenk rnjlig, reken (eesten , rckenpe ing , rei enfchool , rekentc fel , rekentuig, rekenwijze, enz. Rekenen , hoogti. rechnen , EJL?HIL. racknan , zweed. rakna, ijsli reikna . deen. regna, ' al]gelf. recean , eng. reckon, pool. rachowatij , ftai nt af van reek , zie reek. R E1.ENING , z. n. , vr. , der , of pan de rekening ; meere. rekeningen Verkleinw. rekeningje, ook rekeningetje. Ver antwoording van doen en laten : geene heeren oit kende in gebied, mijn -c noch rekeninge gaf. VOND. In dezen zin i s tekenap h i ntusfchen gebruikelijker :. hoewel ik tot -geenre k enfclzap gehou-ien ben , wilze ii evenwel geeveïz: Hoor•T. verantwoording vn ontvangst en u^tgave : wanneer doet hijj rekening ? Ik verwacht van u binnen kort rekening, bewwiis, enz. Oii der!inge vereffening vaan het een en ander : die reecke zinge met jijne dienstknechten houden wilde B -1113E ,v. ,Dorpsrekening, kerkerekening. Wanneer he,v ek wij rekening ? Aantee. kenin g van gelevr.: rde waren , en andere dingen , waar~ voor men geid van iemand in te vorderen beert : gij moet het maar op mijne rekening zetten Dat zal eens -geduchte . rekening worden. Een al klirift van die aante .-kening : ik verwacht eerstdaags de rekening. Op welk een zegel moet ., die rekening ?aan P Bij moet mif daarvan een rekeiingetje geven. Zijn de rekeningen nog niet ingeko en ? Voorts , een opgevat , en gekoeflerd verrrou. ,ven : maakt gij 'daar ook eenige rekening op ? Men kava geene. rekening op hein maken. De bepaling van den tijd der bevalling eener Zwvauge°re vrouw : zij is'liaast- op hare rekeneg. •Ik vrees, dat hare rekening niet wel uitkot meni zal. Iet is voor mijne rek8nin , ik ben daar voor verantwoordelijk. Iets op iemands rekening fel/en , iemand iets te laste leggen. Iemand iets op rekening ge. ven , heni het geven, om het vroeg of laat niet hem te verrekenen. Zijne rekenin ergens bij niet vinden , - er ecu voordeel uithalen. Inc verkeerde rekening mmaken, .
-
-
g^
RE.
ken, zich een ding , of deszelfs gevolgen averegts voorfiellen. Het gaat niet naar rz i1ne rekening • naar mijne `sf nagen en vooruitzigten. ZaLneiiElell.: kasrekening, tijdrekening, enz. Rekening , nederf. rekenung , hoogd. rechnung,; eng. reckoning, ila t af van rekenera en reek. Zie rek&. nen. REKENMEESTER, zie rekenen. REKENSCHAP , zie ,ekenen en re enin. :KKE,, z. n. , vr. , der, of van de rekke meerv. rekken o . Een lange ftok , een vogeiaarsLok : ,neemt de rekke mede. Rekke, bij KIL. recke, is evenzeer verwart .aan het hoogd. recke , en aan ons rek ,en rak , als aan recht ,dat in het Ditmarfische eene lat aanduidt , en aan riek, dat in het nederf. dezelfde bereekenis heeft. De 000r prong van al deze woorden is rekken. REKKELIJK , zie rekken. REKKEN ., bedr. en onz. w. , gelijkvl. Ik rekte, heb en ben gerekt. Een ding van weerskanten aanhalen : gij moet mij dat linnen helpen rekken. Dat leder is te veel gerekt. Zij rekten hem op de pijnbank aUergeweldigst. Verlengen, iin de figuurlijke gezegden : den tijd rekker , een ge_ ff rek , vertoog, enz. rekken. 't Verlangen de uureis reckt. VOND. Wijder maken , uitbreiden: rek die koufen maar een weinig, { pz zullen zij niet te naauw zijn. Mijn muiren zoo gerekt , ij n zoo gerekten grond. H cis_ GEKS. Voorts zegt uien wegens eegi meulscil, die zij iie ledematen al wwringeinle zintra t, dat hij zich rekt: gij rekt u, als of gij nog niet uitgel!ipen haclt; of men gebruikt daaromtrent het werkw. rekken opzij dip : foei ! wat is dat rekken en' geeuwen ! 0k is het onzijd. rekken evenveel als lanng -r , en wijder wor. den : dat tot4w rekt geweldig. 41 valt u dat kleed nog wat naauw , het zal wel rekken. Van hier rek , de daad van rekken : ik veera aar , oin dat touw in eenen rek ,aan ,lukken te trekken ; ook voor rekking: er is geen rek in dat leer , --- rek, of rak, zie rek, het daa an naauw verwante rekke, rekfr ijk , toegeven , rekk4i `k heid ,lhet volgende rekken , rekk-r , reszdki> 3g , rekfler. ZarrenfttlL4 : rekhank , rekdraad ; reklaaa s ,".rekt er., leer,, dat uitrekt, laarzenher, rekt^zig, uitrekken, cnm^ Rek •
;
„
-
r
"
i.
Rekken, hoogd. , recken , NoT R. recchan , OTTFRID. reken , ULPIJIL, razkjan , angeli. raecan , zweed. rc co ka, ijst. rel/da, lat. re:ere , is verwant aan reiken, trekken Eirekke» , en drukt het aangeduide bedrijf door zijnen klank zeer gevoegelijk uitM REKKEN , onz. W. , gelijkvl. Ik rekte, heb gerekt. Eigenlijk, wegens paarden, die , zoo als de Franfchen . het uitdrukken , ventre a terre , ` met den buik op den grond, logpen, en zich dus ten fterkfle uitrekken : fprong 'morrende ojS zijn kar , en dee de pier. den rekker. V OND Overdragtelijk , wegens een mensch, die hard loopt : hij gaat rekken. Van hier rek , de daad Ivan dit rekken wat nam hij eersen rek! REKKEN, onz, ,pro,, ge!ijkvt. Ik re:k°te, leen gerekt. Op het rek gaan : zijn de hoenders al gerekt .JKLAA S , zie rekken, REKLEER, zie rekken. sEII N, onz. w. , ltjkvl. Ik rel s'e, ' heb gereld. .ven veel als rallen , Jnappen , klappen : zij i gilde daar den ganfchen dag van. Dat rellen is lastig. .gin men hoorde dapper rellen. GESCH. Van het oude rel, z. n ., gin. , geraas , gefnap , ./pottérn : Sust , uwen , rel. - S1 EL. V. SJNN., nog overig in liet verkleinw. relletje, telkens herhaald vertelfeltje : hebt gij dat relletje al gehoord?? Dat is een relletje geworden , en het onderwerp , waar van- men relt:. hij is hei: relletje .van de gag che flad. Voorts gezel , zelling. RELMUIS , z. n. , .vr. , der;,_ of van de relmuis ; nmeerv. `-relmuizen. Hoogd. relm a s en relle. Veldmuis , aardmuis, eendier , dat , even als de ratten , onder het geflacht der .luizen gerekend wordt, 'anders den naam van zevenflarper voert , en dien van flaa irat niet de gr•oote Hazel trizsis gemeen heeft : men mestte en at ,weleer te Rome rel"
'
.
-
muizen in meni, te.
EMONSTIRANT, z. n., m., , des rerson/Irants , of van den remonirant; - reerv. remopa/Iranten, Eene onduitfche, benaming van Christenen,, die tè - onregt dikwijls met den naam van zirmminia neni befheinpeld wvor. den , aangezien zij zich juist daarin van anderen onder. fcheiden, dat zij aan geene menfchelijke leeringen en voorfchhriften eerkg verbindend gezag toekennen: de ech.
te reronflrant laat zich door geene formulierén kluisteiJen. Van hier romvnfiran:endQtn , rcmon,Irantsch. De
bei
Inez
K E.
.beng ningr is ontleend van eene renonllrantie , weleet door eenige Remonfhra,nten bij 's Lands beftuur ingeleverd. De historie der keronJiranten , befchreven , fcho©n flcc.^ts gedeeltelijk, Gloor Regenboog. RE IPEL, zie rimpel. c REN, run , Z. n. , m. , des rens , of van den ren ; meere: rennen. Een flnelle loop : de paarden kopen op eenen ren, Hij fnedde op ee»en ren daarheen. Met vollen ren. VOND, t ' `vollen run. HooFrr. Bepaaldelijk , het looperf in eene renbaan : eiken ren was hij ver vooruit. Hij 1 in den eertien ren. Een bijzondere aan.* val van Kampvechters , die met de fpeer op elkander tanrenneu hij ««f kern in den tweedei ren.. Er liepen drie rennen af, voor dat hij zijne te, enpartij uit den zadel ligtte. Het f Camwoord is rennen. R ENBAAN, zie rennen. RE 1iO1 I` , zie rennen. R. NJ)IER , z. n. , o. , des rendiers ,of van het rendzet q. meerv. ,renclieren. Nati rennen en dies, Een viervoetig beest,'t welk den een gen rijkdom der Laplanders uiennaakt het rendier vult in svei.I'en van mos zijne asijers wet room. .De rendieren trokken de /leden .voort meet de fnel reid vaan den wind. - . RENEGAAT , , ond. _ 7. n. , ni. , des renegaats ,µ of van den renegaat; meerv. renegaten. Van het midckleeuw. lat. renegatis, renegare, verloochenen. Iemand, die -
2ijnen godsdienst verlaat , en tot eenen anc<e eet -bui.
ten het . Christendom overgaat ; bijzonder gvtb •uikelijk van Christenen, die den Mahomedaanf'c hen gasdienst omhelzen. Van lier de ípreekwijs d een turk is nog bea ter , dans een renegaat. R ENET, z. nn. , vr. , der, of van ' de re. e ; tm eer r. re. netten, Verkleinw. r enetja. Zeker fL. vei ippeleri blanke., gele, gruau?ve, groene , zoete, ure , renetten* Fran. f he renetten - enz. eiset, eng rennet, - hoogd. renti. te, is or° -Ieennd van ngin aan~ het fr. reinette , dat eeneau appel der • Koningin duidt. RENLOOP , zie rennen. RENNEN, oriz. w., geli jlzvl. Ik rende, heb gerend. Stil 1 ..►p is : ipie rent daar naar ons toe? Hij rent in 't heetf e , uur met lans piflooiien zwaard. Soms heeft het, even als loopera , eelica vierden naaanval bij zich, als ,
1,9®
R.
als of liet bedrijvend ware : iemand over%oor. rennen. var
hier sera , renbaai loopbaan,, renode , postbode ,
rel©op, renperk, renbaan , tenprijs , r^zfjeer, re ^fpel , renz/lrijd , renwagen , bij OUD: uitgep ofx uit de renwagen , enz. 4 nrennen , overrennen , uitren. ren, We. rennen. enz. VOND. bezlnt 9 a rennen. voor vliegen. Oul. was de onvolmaakt vier• leden tijd ran : wat daar ut ran, bij LoD. VAN VELT .' eigenlijk : wat daaruit voortfp root. Ook bezigde men geronnen, vroor. gerend, •. iii het verleden deelwoord : na ,patter fo© lange gefloopt p gejaeght ende geronnen is. R. VISSER. Rennen , anders ook runnen, hoogd. rennen , ne. derf rónnen, zweed.raunna, angeli. aernan, ájrnan, eiel;. run , vrief. rennen. RE PERK , zie rennen RENTE , z. n. , vr. , der , of van de rente.; m eerv. ren • ten.. De opbrengst van vaste goederen én uitgezette elde n , dat land brengt zijne renten zeer wel op. Ik zet rein geld •op renten. Leven van zijn renten , c u, (17 zijn renten : ` dat g li j óp uwe renten leeff. G Escu. F. guurlijk: -
.
.
-
)
Het voorjaer , nl de winter fcheit , B. engt , als een jarelijke rente , Zijn bloemen , rijk van verwen , voort. (I N D. Ook bezigt men, het hiervan gemaakte w rkw. renterm, voor aan renten opbrengen : * wat dat 'Ingelent renten machte. L. v. VELTH. Rentende drie gulden ten honderd. Van -bier tentbaar, ' renteloos, zonder rente, zonder winst, rentenier, bij HOOFT rentier, ren tenieren, van zijn inkomen leven , rentenierf ér Za. mentlell.: erfrente , grondrente, leenrente, lijs rente , losrente , enz. --- . rente bief , rezthef r , renspe f fler , Tentkamer, rentmeester , ontvanger , penningmeester, rentieesterfcharp , rent fchuuld , enz. R'rte, hoogd rente, fr. rente, eng. rent, in de taal van wallis rhent, zweed. ronta , fp, renza, ital. rendi ta , fchijnt van -het lat. rondere, voor redeere, terug geven, af te [lam men. De Oadeti bezigden voor rente ook s eveninge , van het lat. revenire ; en de kamer van reveninge was het geen men tiu noemt de rekenkamer. RENTELOOS, zie rente. RENTE f , zie rente. -
RENTENIER, zie rente.
REST-
R .E.
9I
, NT NIE.RF N , zie rente. RENTMEESTER, zie rente, R il_P í, in reprîr9er, zie reppen. R ^P L , 7. t] , m. , des repels , of ° van den repel; rneerv. r :pels. Een vlaskha^r^ur : ,geef mij den repel eens V an hier repelen, vlasbeuken , of felh3llen , bij KIL. repen, ree, e a ,, roppen , roepera , en ruppen , vanwaar repe, Coat bij KIL . zo:) veel als repel is. In Overijsfcl bezigt men reppelen: vlas reppelen . ; en daar beteekent het: vlas over een plank niet ijzeren pennen halen , om er de zadknol)pen aftelrekken. REPPEN., bedr. ver. , gelijkel. Ik repte, heb gerept. .In kerke beweging brengen : rep u. Hik rept zich lustig, als liet er op aankomt. Geef vier , Konjiapel , is 't , wanneer dé kiel zich repte V OND. .En wanneer ik , heel begeerlik , Kusfen qua;; uw montje teer, .Repten uw lipjes, docht rmae, weer. HOOFT. Dus Vindt men de tro; snel reppen, 't geweer rf peY ~ bij de v!aardin,ger rederijkers , voor het geweer Debaizndelen. Van 1T ergerrpt en ongerept : ecne ongerepte maagd. Overdragtelijk , tot het onderwerp van een gefprek maken : die zaak werd niet gerept. Ook met van : het duurde lang, eer men daarvan repfe. Van hier rep en roer , volle beweging : de vijandelijke vlo®t zette de kust in re bragtalles o p p do been^ veroorrep en roer , bra zoak.te eerre algemeene opfchndding. Zoo ook in rep en roer zetten inz rep e z r'ver Haan , reppel%fik en en9~e ppelij k , enz. REPUBLIEK, za n., vr., der, of van de republiek; meerv. republieken. Verkleinw. republiekje. Een 'zoow genoemd gen enebest, waar liet volk de oppermagt door zijne vertegenwoordigers uitoefent: de voornaamfis republieken zijn thans die van Noordamerika en , ielvetie. Van hier republikein, republikeinfch, enz. Republiek,, hoogd0 republik , eng. republiek , is - ontleend van het fr. republigue, dat van het lat. respubli. ea afftamt. RESPIJT , ond. z. 'n. , o. ,. des re pijts, of van het refpijt zonder meerv. Van liet fr, refpit. Uitftel , tijdeer. gunning: ik gaf hem nog twee dagen refpijt. KIL. heeft refpijt , ^erpirandi fpatium , tijd om adem te f clhep. -
,
pen, en dus, uitUtei ~ook cesfitio, mvrator a proro .alla, R ST F
I9
ó
.EST , z. ri. , Vr: , der , of va'; de rest ; M oéty.:esse n Verkleinw. restje. • Al , wat er van eelnig ding over cr ie , of ach bii t t uee van di ', rest en Dc rest Van het eten , van het linnen. Betaal mij de rest Van het verfhu1digte, De rest te ve¢ haale#a HOO?`ró De testel koomt vergeel .o'up en trost. VOND:. DuizeJgulden, en de rest, of't geen er meer is; .I rest blijven, - het v rlètlLlIcdigde niet geheel a.f etfa1eiia Iemand de rest geven , hem ten volle afmaken , of beo derven. Hij .heeft de rest, hij is volkomen afgemaakt, of b fchonken. Van hier restesi: .leest ; hoogd. , eng. rest , fr. resie, ital. resto, fp. pest (tarnt af van liet lat. refla;re. kESTEN, onz. w. , gelijkvl. Resle , aéeftgeres oVer^ loftieten, overblijven t aer Blut daerin ',x leste oordeel aocli rest. CLMMI. SPIED. TP2 t restei, dan dat'ghi mijn treilt enz. CIMPH. Van hier, met een basterduitgang resteren . want nsu resteerde * er nog te zingén. Pool. Oul. bezigde men ook resten voor rusten noci daer fi op resten mach mede. L. V. V. r E 1G , zie peet. R E V, z. n. , m., van den tea; meere. reuen . Een rem kel , het mannetje van eenen hond bij KIL. read reudhond. % Spreekre.: hij bijt reuen en teven., hij laat niemand onaangerand. REUK , z. n. , m. , des iiéuks , of tdn den peuk ,° meerv. reuken. Verkleinw. reukje. Eene fijne nitwvafemin uit verfchillendo, din¢eíi, welke de zen .wen. - van den neus aandoet dat heeft eenen liefelijke,, rek. De kamer weed van den renuk uervult1 Dewiji gij r4wen rein onder een azen °t.Y VONIi. De rezicke _uwe? kleedren is als (le reucÂe van Libanon. BB IJBE LVEi iT. Ovetdragtigl Ik rieck den zoeten resuck van vrede die h 4 b ert, VOND. Ik heb er den reuk van we img; Hij is in geen goedgit reuk , men vertrouwt hen! niet, men ipreekt met geen lof van hem. 1-let vermogen, om die fijne ^.ritw feiningen te bernerken en te onderfc$heiden : zij heeft . haren reuk verloren. Rij is feherpp van reuk. De geuren zijn voor den reuk hetzelfde , als de kleureb 'or het gezigt. Van hier reukeloos, van tiet gezegde vermogen ontbloot, c f zonder geur. Zam,en(ell. : reukaltaar, reukhal, reukdoos, reukfiesciije , reukziener. -
-
&er,, - reukgeer, reukpo der s rcikJlof, rcu vat re le a 0 ter
.
rëukuwerk, - rëuks etrkér ën?: Muskusreuk , ëiiz fè 0111. was reuknaam à ► ok in gebruik y euk ame Periconi tros. K . v. MAND. Reuk , hoogel, geruc%, ifa. nt af vàn puiken , en is verwant aan rook en rookeg. Zie deze woorden. Het hebt ' reuf, komt hi e r mede ifi aannmérking. , LU KILOOS , zonder reuk , Zie reuk. REUKELOOS , zie roekeloos. e r reus rneerv. r uzen. Verte REUS, Z. ii. , ri;j•, kireinw. geusje., Een ongemeen lang mensch : • de reus G©ligtb. In die dagen eren der re tfe ó ' der tierde. I3JJBELV. Overdragtelijk, al, wat in vergelijking vaal iets anders groot is ; hij is een reus nevens mij' De 4lifiánt jij éen reus onder de dieren. Dat is éen reus onder» de bergen dan biet : reusaclítig , réusàchtighel 1, reuzin. atnenthh:11.: P~euzenaard , reuzenbeeld , reuzenti hemd , , reuzenkind, reuzenkracht, reuzénfchre
-
;
f
den reutél al in de keel.
1= UtELEN , onz' W , gelijkel. Ik reutelde , héb gé= r•euteld. Eigènlijk, het geluid dat onder reutel be. fchreven is, gevers: het zal niet lang du#en; hij reutelt reeds. Voorts , norren , knorren : dat onopkoude. lijk reutelen verveelt mi ggdwe/ dig. Ook kakelen , fnap. pen begitat gij weer daarvan te reutelen ? Van hier reuá tel, 'eutelaar , eer. grompot , en gereutel, gemompel enz. '-Zie gereutel. k,euteJen, en patelen , Wordt bij Kerf: vetwisféld roet rotelen; gelijk als dit in de Bi nEL v. ook voor ratelen gehézigd Wordt : tegen hein rotelt de pijlkoks, °. Na zijn reutelen en rotelén ook , evenzeer als ratelen , van het ge utd , coat daardoor uitgedrukt wordt oiitieeild: EUT1I z. ri. , in. ;, des reuters, of van den reuter teerv. reuters. Verkle inw. reuters jè Eene zeef: gij ;
moet dei reute0 maai' wut ,schudden. .
RËUZËL .git. o , en'matinel., des reukels ; bf'art hei
J94
R
van yen reuzel ; meerv. reuzels. Verkleiuws reuzeltje.
Bet. frueer, dat in den buik der vnrkens groeit :- dat is
zoo vet , als reuzel. 111f houdt al den reuzel der gejlq . te zwijnen voor zich.. Dat varken heeft een klein reu teltje. J. DEcIc. bezigt het ook mannel. : lek zou bzjnaar inlui' reuzel fcheuren. Overdragtelijk ook het vet, 't welk een mensch bij zich heeft : mijn reuzel fel: in .lnij n ,lijf van de warmte. Zam en Cell.: reuzelkoek reu.► zetpot , reuzelvet , reuzelworst , eiiz. Bij KILO vindt e.n ,•ojèlf zeer, ru.sfelfmcer; en hij verwisfelt refel en ratste, niet reutel. Ook fchijnt het met ruetfel en runs el, bij KIL. pinguedo, en met roet verwant te zijn. Zie roet. R1ELEN, onz. W. , gelijkvl. Ik revelde , he.' gerevelry. Bij KIL. ook r-*ref. Suffen : hij is ellendig . aan kot re Pelen. Wie dwaas hier tegens revel. Jo.H. VAN VoLM LENH. En dunckt het i, dat ick noch revel zonder reden, VOND. Ik ga hier voorbij, hee ze ; revelen. OUD., Van hier revelaar , ' revelaarfler reveli ng , ftiTeri j. Nu „biacne cloeck , en bant met al uw macht , Dees revelinge uijt uw heft he gedacht. 1 1oarTe Somtijds doorkneden ze haar redenen riet ontijdige reve~ liegen. OUD. Dit woord fëbi j nt verwant aan het fr® rover. z. n. , vro, der , of van d s.ib, ribbe ; meerv rib. RI be r. ,Ter leinov. ribbetje. Een en der ' bogtige beenderen, die bij menfehen en zoogdieren van weerskanten uit den roggegraad voortkomen, hart en longen omringen , en de borst vornnen : lange ribben , korte ribben ; -- daar is eerre g-ik in zijn lijf .gebroken. Tu sf hen de, derde en vierde rib. 1-10OFT. Godt bouwede de ribbe, die hik van, 1/dam genomen hadde. B1 JL ELV. _ Ovrerdragtelijk , een i fluk vleesch, dat aan de ribben van een flagtbeest gegroeid is : wij aten gerookte rib. Eerre dunne balk : laat, dat hout tot ribbe;l zagen„ Zijn die rib!en niet te zwaar voor dat dak? De kromme inhouten , die den buik van een (chip vormen : de ribben < kraakten van dien fchok. De vezelen van kruiden , bladeren , enz. : slat koolblad heeft Hevige ribben. Die gedeelten van den omtrek van zeco ker (lag van meloenen, waaraan hetzelve den naam van eribJ verfcliuldigd-is : hoe vele, ribben heeft die meloen OP Spreekw.: dat /lot mij op de ribben, dat knakt Klij geweldig. Dat kleeft aan de ribben „ daar wordt uien vet vRI1, -
,
-
van. Dat zet wet aan de ribben , dat geeft goed voor. dee1. Zamen ieil.: rivl e, iuk , lJs ib osje b , . var ...
kensîibbe'jcs , enz. , Vc oi ts komt van rib nog r -#bezak_ ken, ii1 de getneene verkering, voor int (laan en ftooten aauudriJv a : men moet hem onophoudelijk ribbezakken. Rib , hfao . sippe, bij R.tiABANUS J" &uitrus bbi, in ")C wcnndls)) ;°eiitu , tweedek , 1j5I. t eƒ, ' c: tg. r:b, is„ van-eenen . uorciic hen oOOi3 )rong. RILT.)., z. n. , n].., Lies rus, of va den rid'; n eerv. rád. den. Verklein'W. rid je. Rid is eigenlijk voor rijd, van rijden. Een. der oudericheidene wedloepen van een paar , dat Daar + en prijs ringt: er zijn twee m
rididen ,gedaan. liet volgende rid moet alles ,be 1isi fen. Dat is een klein rk /Je. Dit verkl ïnv . gebruikt amen ook voor de daad van . rijden : willen wij eens een ridje doen ? Voorts. moet- ritd oulings een bepaald getal van ridders hebben aangeduid. Want deze bei tee et:is fchi nt het nog te hebben in de zatnenflell.: ridmeester , riedrnee.ster/chap, Veelal zegt men ook rit met eene t : de paarden liepen twee ritten. En daarvan dan het onzi*:.. werkes. ritten , voor wild en woest op •
j
en neer , en langs de ftraat loopen. RIDDER, z. n., m, des ridders, of van den ridder; meerv. ridders, Verkleinw. riddertje. Eigenlijk, ie. mand , die tot een rid , een bepaald getal van rijders, behoort ; bijzonderlijk iemand , dit in deer krijg te paard dient; iets , . het welk oudtijds enkel door lieden van hoogen en lagen adel gedaan werd. Onder bet gebied der
Frankifcne Koningen trokken Edelen en Vri f dingen te velde; en zij , die ie i s dappers bedreven, werden verhoogd , de edelen tot ridders , de 'vrj ingen tot edelen , , elk reet nieuwe wapenfchilden vereerd, tot onderfcheiding van. het gemeen. Vruchtloos zocht men ri elers en landzaten in het harnas te jagen.. De vrome ridder gespt zTjnnzwaard en `pooien aan. Daar nu zulke ridders zich in hunne fleekfpeletn door bijzon. der e kleuren , of andere teekens , van elkander onder. felheidden , kreeg de naam van ridder welhaast de.be 90 teekenis van iemand , die met een onderfcheidend eeres teeken verf eril . is : ,ridder van het gulden vlies . van den koufèhand , van den adelaar, enz.*; of die tot eene orde behoort, welke. zulk een eereteeken draagt: ridder van de koninklijke orde van verdienflen. Ridder van de 'MalN 2 .
.
R 1. Malthezer or &. Een Jloet van edelen , tiri j hee'en
-
0
ridderen, 'groven. VONb Ira dezen zin is ridder thans enkel ` nog gebruikelijk, en in dien van eigenaar van een adelijk goed , welks voormalige bezitters . in den krijg te paarde dienden: befc/reven ridder op den landdag. Iemand ridder (laan is hem neet zekere piegt glieden in eene ridderorde inlijven. Hij wordt ridder te voet, • hij geraakt in mingunflige urntlandxgheden. .iet is een ridder van de droevige figuur , eigenlijk, 1edie' een treurend beeld mand', ii n zijn fc-hild voert, maar , in de gerneenzat e verkeering , iemand , die er ellendig uitziet. Oulings werd ridder ook voor rijder genomen : Die te peerde dikwils fitten ,' Hoe goe ridders datfe zijn, Voelen dikmaels frasart en pijn. GnseH. Ook voor foldaat , in 't algemeen : foe fen .e bi vijf kondert ridders (milites). 'Van hier ridderlijk, tot eenen ridder behoorende , en kloek , dapper ridderfchap , enz. Zameni ella : ridderhof,. ridderleen , riddderord'è , ridderfpel , riddert goor, ridder/land , ridderteeken , ' riddertogt , enz. RIDDERSCHAP, z. Un., vr., der, of van de ridder/chap; meerv a ridderfchappen. Volk te paard : en vaan de Moab- aen, en 4mmons ridderfchap. VoND. De gezamenlijke /leden van eerre ridderorde : oock galt het vast dat cl'orden der Duitfche riddc fchap zoo wijt be. /aemt geworden. VoNb. De.. gezamenlijke bezitters van ridderlijke goederen : hij was befchreren in de ridderra ƒChap van, Hollan:i. Taan de voor aaamJe der verbitterde ridderfchap. HOOPT. Onzijdig , eene ridderlijke waar.s digheid : die door dappre dagden het ridnlerf hap bevocht. ITIOOFT. I-jij ziet zich met het Koninklijk ridderfchap befchonken. In de GULDEN LEGENDE vindt men dat ridderfchap voor de gezamenlijke ridders. Zie fchap. RIDDERSPOOR, z. n. , vr.', der, of van de ridders fpoor; meere. ridderfporen. Verkleinw. ridder/poortje. ene bloem, van welke eene Poort inheernsch is , maar aas. dere Poorten uit Romanie en Siherie af komflig zijn: uwe ridderfporen fchijnen reeds verwelkt. Enkele en dubI hele, witte, roode, blaauwe , purpere , bonte , ridder. fpor'en. Van ridder en fpoor, omdat de bloem eertig. zins aan zulke fporen gelikt, ais de - ridders 'oudtijdi droegen. RIDSC% -
,
RDSCH bijv. n. -en bijvr, ,` ri lfcher, rYdschst Bij KIL. ritsch. To r paren geneigd ,verhit, geii : dat beest* is ridsch. Eens ridfche teef,, een parensgezind wijfje van eenera hond, en ook wel eens een - geit vrouwsperfoon. Dip: g• :'sch is in Vriesland het gebruikelijklle, maar elderr, bedient men zich meer van ridfag. Oulings fchreef men meest rittch , rits. en rit fg'.: ritfe vrouwen. J. H. Ka uL,' IDSELEN ^„ on.z, w., gelijkvl. Ik ridrelde, heb gerid feid. 'Voortdur. werkvr. van ridfen. Eene ligre bewe:ging der ... bladeren , die een ligt geruisch verwekt: er rid felt geen blad. Bet ridfelen van een blad doet hein beven.: Celijk een booswicht fckrikt op 't ritsten van een klad J. D. IMARR. Vaan bier ridlfeiing , eene kleine beweging , ligte aanraking; een leef hre rit felin door-' kruipt haar 't .. ingewand. HOOFT. Ook gerid el. Dit woord is van het geluid der ridfelende bladeren outer Jeune. R IDSEL'ING, zie ridfelen. .ID J IET bedr, W , geli jkvl. Ik ridfte , heb geridst. -
-
,
Prikkelen , in be*eging brengen , aanzetten. Het zamen-
gelelde aanridfen is meest in- gebruik. Zie dit woord. Van hier ridsch , ridfig en ridjgheid. Zamenitell.: aanridfen, waarvan aanriclfing , aaiiridfelen en aanridfeItnig , afftammen, ridsijzer ,. enz. R.1dfen , hoogd. reiszen , zweed . reta , 'lat. irritare , gr. lpF4eiv, FpedlyeuY, .is zijne beteekenis aan zijnen klank verschuldigd. R1DSIG ,bijv. n. .en bijes , ria/iger , rid^igst. Hetzelfde als ridsclz. Van hier rsd/igheid. Het ilam woord is, rrd- _
ren
.
,
..
RIEKEN, onz. en bedr. w. , ongeli jkvl. Ik rook, heb geroken. Onzijdig, fijne uitwafemingen, die den neus prikkelen , vat, zich geven : dat. riekt wel en aan. genaam. Uit tijm gezogen heft , en rieckende viojen. VOND. Heerti ! Pij rietkt nu al. BIJBELV. Bedrijvend , de gezegde uitwafemingen met den neus. inademen , zoo dat dezelve daardoor geprikkeld wordt : ende de .moeere roock dien lie jlicken reuck. - Hij rook er am• herlucht en dronck er neckterdranc/e. VOND. In beide beteekenisfcn gebruikt men intusfchen hedendaags veel al ruiken; gelijk als men ruiker in plaats van rieker bezigt, fchoon men . zich in welriekend aan rieken houdt. Zie ruiken en rooken ; want N Rijd* ;
R. i
. Rieken , onlings iecken, hoo ,d. :.:riechein , angelf. reac , nederf. ruken , in Vriesland roeken ,. verfehïlt niet van rooken, waarvoor NOTK. rieehen- gepruikt; en de beteekende zaak van rooken heeft ook ' veel overeenkomst met die vann het onzijdig rieken. In het hebr. is fX1. rieken. RIEM-, z. n. , m. , des riems , of van den riem nieervs riep h^ na E igenlijk ,. genoegzaam even hetzelfde als
,
,
reep; eelte lange .,. fi alle. llrook ,4 van eenig ding afgerfneden.. In het gebruik, eene lederen {trook : /zij gordt £ennela ..riem om zijn 1i1 f.. .Die ook onwaerdig ben, den .'riem.. van zijnen fchoen i' óïhtbinden. D. DECK.' Overdrag • telijk , een breede leder. en gordel , gefch'kt om er eene aanmerkelijke hoeveelheid ,gelds in te bergei :. bezwijkt gij niet onder het aewigt van uwen riem ? ..bene roeifpaan : ..een galeiboef - aan zijnen ;riem gekluisterd Rept 11 toch ivat met de riemen. 4an den riem vallen. VOND. Zoo vele boeken papier, als er met eengin riem van eene bèpaa,ldê lengte kunnen zamen worden gebonden: de riem van dat papier komt op zes guldens. Spreekes.: eerst in de • boot , ketir van riemen , die ergens het eeriie komt , heeft keur tuit het voorhanden zinde. JJfen ,moet roeijen met de riemen , die ' men heeft , men moet zich op de best mogelijke wijze van de voorhanden zijn de htulpmiddelen bedienen. iemand op zijne eigene raes sen laten. drijven !y bid. HELM. , hem aan eigen befiuur en eigene krachten overlaten ; paar voor reen ook op zijne eigene wieken egt Op zijne eigene riemen zich op ddst vaarwater begevende. ,VoN.^o. Ik (leek -u een hart order den riem, bij VOND. , ik geef u moed. - Uit eens anders leder is Boei riemden fij^Iden, voegt men aan lieden toe, die . van geene fpaarzaamheid weten , wanneer zij iets voor eens anders rekening doen. Iets aan riemen fnif den , kort en kl in fr ij den, Van hier riemen, oin orden en . `roeien, en riemer, roeijer, bij KIL. Za wenfell. :riem ank ,. roeibank , riembeflag ,. het bef..g van eenes gordel, rie bejlagher, bi* KIL. rienabladl, het plat van eene roei .liaan , rie gat, het gat , waarin de roeifpaan flee.kt, riemgoed, boekverkoopers waren , cie bij den riem verkocht worden, riemmaker, 'enz. .Jék. terriers, buikriem, geidrlemn , gordriermm , bij KIL. juk=.rie f chcenriemn , fleutelriem a fpanriem, , f tongriem, wagenriem, enz. -
,
,
,
,
Riem,
N
I.
1C9
. ie7fl , hoogd. riemen , i^ederf. reeen , angelf. rea^n rea ci-„ ()Ij OTFiUD. riumo , finl: ruorna , pool. rze3..geih , boh, reinen, zweed. rem, fr ra'ne, eng. ream , " itai. en faaii r"emo , f lamt af van het lat. remics, dat , volgens wER.viUs , niet flechts eerre. roeiípaan aanduidt, maar ook eenen lederen riem. -
RIEMEN , zie riem. RIET, z. u."," o. ,• des riets , of van het riet ; meere ry'e ten. Verkleinw. rietje. Een bekend gewas: hoe welig
groeit het riet in die rnoorasfige oorden. Het gekr®okte riet en ƒal. hij riet verbreken. B I j B E L V. Uit. de biezen, uit de ritten. Vort. In poelen , die met riet en i; oo en fod'ngras arglistig zijn bedekt. S. VAN FIO0GSTR. Eene rieten duit : De herder weckt den galti vet rz is^h» pijp, egt, fchalneij, en riet, en Duit/cie fluit. VOND. preek ;v.: hij zit in het riet en raakt p pJes , hi j -
;
maakt zich de voorkomende gelegenheid wel Le nutrè.
Hij laat alles in het giet - lokpen, hij befluurt zijne zaken even hecht , als een fchipper, di zijn vaartuig niet uit liet riet der wec ierzijdfche oevers van zijn vaarwater houdt. Van hier rieten , van riet gemaakt, een rieten Bak , enz. Za xmen[teil.: rietakker, rietband, rietbinder, rietbos, rietdak , rietdeleker anders eenven diglijiC dekker , rietslijk , rietgras, rietknods , rietkof, de knobbel , waaruit het riet voortfpruit . rietmmm1sch,, rietpijp , rietpluim , rietfnep , rietfnijder ,, rieten 11 ok, anders rotting , riettop , rietvin 1e , rietvorsch , riz. Bamhoesriet , papierriet , fuikerriet, enz. Riet , hoogd. riet, rietli, ried , nederf. reet , rel, vrief. reil, eng. reed, an .'eil- brood, ULIk11L3 raus, middeleeuw. lat. raufea , fr. roteau. RIETEN; van riet gemaakt , zie riet,. RIETPEER, z i n., vr. , . der of van de rietpeer ; meerv. rtje Een ;route lang. rietpene?i. ve.rki i^ rietpee werpige , puntig iitioopende . peer : gef oojcle rietperen. Enkele, du bede, rietperen. Meestal zegt men: rie. • peer., RIF, zie reef. RIF, Zie n. ,. o , des rits, of van het rif; n eerv. rijg?fe e Een lange, finalle zandbank in zee, zoo als tiet Bornrifr bij Aweland" moeten wij b1nnen of luiten -dat rif oir. houden? fjQç ver ' flrekt. zich dat rz f ' uit? Gefloap , verant, gejirant op ri f èn , en op fcheeren. VOND. biet weer zeer dik zijnde, befpeurden wij eenskiap s een rif -
•
..
visai;
9or
R i.
van rotten,. HA VRESW. Zeekonden, riten, barren1n g e » , ,
blinde klippen. OUD. RIF , z. n., , o, des rif:, of van het rif; meerva.Ytff^n. ' Een geraamte : het is gansch en al xwvan het rif L:et m mijn _^ jn onbegraven rif geen aerde gebrek hebben. VOND. V an hier r sd delrtf, eed vel midden in het rif. Zie middelrif. RIGC EIEL , z. n. , vr. , der , of van de rigchel; meere. rzgchels Verkieiiiw. rrgchel e ;ene lijst: het, ffaat daar o de rig ehel.. In de VI;BELVER ' chd , T. 1S het r^a^ de ?•ajc'iel n lult ghaj orck 'net ,boude overts ecken Uulings werd liet woord rilgchel ook voor grendel , repagudun , gebezigd. TEN KATE brengt iet tot rijg e li a . re, ordzne nec`tere. .IGTEN , beur, w. , gelijkvl. Ik rigite , heb gerigt. Eigenlijk , hetzelfde als regten , zip regten en frig,ten. In het gebruik , bijzonderlijk, zulk ene íIrekku] . aan Benig ding geven, dat het regtuit, op een ander, ding aan , of langs herzelve henen loot : hij rigt zijn ge. weer juist naar het doel. Zij f `onden aan weer. skaraten langs de huizen gerigt Figuurlijk : Bigt uwen gang waar het eeuwige leven. ilch , wierd mijn weg naar uw geboon gericht. L. D. S. P. En over het algenntcen, ene regie llrekking aan Benig ding geven ë ritu !Ja, wegens evenveel, welke doeirnatige (rekking is het gefchut al gerigt ? Bij ragt zich overeinde. Van bier rigter, r agttg , rigting , euz. Zamenílell.: af.. rieten , anders o f re ,, ten , beyribgt , berigten , inrigten , =nrtgt:ng , . oude; rzgt, onder rigtsng, oprigten , verri, o tzng , v r,riP-ten , enz. Rtgtfroer . end. RIGTER , ' zie regter. RIG TIG , bijv. n. en l ij w., rig'*er,3 rigtigst. Dit hoogduit.. fche woord geraakt hier te lande , althans bij fomlmigen, al meeren sneer in zwang ; voor juist , goed , duchtig , enz. Dus zegt men : dat uurwerk gaat volkomen rigtig. Ik verwacht eene rigtige betaling. Is uwe rekening wel rigtig? Bijzonder zegt men wegens plaatfee, die door fpoken , dieven , enz. ver ontr ust worden zouden : h^ is daar niet rigtig en wegens. iemand , wier het in -de' hertenen hapert: het is in zijn lhoa„fd niet rigtig. , Van hier rigtigheid enz. ,IGTSNOI R, z. n, o., des ri tfnoers, of van het g
-
-
rigtfnoer j meerv. rigtfnoeren. Van ruien en finoere
den
R i, R u,,
20.E
E en {'snoer, waarnaar verfchillende werklieden hunnen arbeid rigten : die muur is ,uaur geen riggtf hoer opgetrok-. ken.. (^)v2,rdragtelijk , een regel voor iemands gedrag rad' u,vgeboon zijn 't rrich:Jnoer van mijn leven. L. D. S. P. z. n. , vr. , der , of van de rij; meerv, rijen. Ei. geelijk hetzelfde als rei; maar in het gebruik zeer veríchilnde daar rei zich bij eene reeks van nevens elkancier geplaatste kangers of danf_rs bepaalt, maar rij evenveel welke andere nevens elkander geplaatf e din. gen rumvat, zoo als : eens rij van boomeen, huizen, ƒoƒdaten , enz. Duizent vlaggen op een rij. VOND. .,rll dip boeken moeten (p.eene r j f aan. Voorts ook eene lat, waarvan zich de metlèlaars bedienen , om de fleenen op eene rij te plaatfen : mijn oog is mijne rij- , ik bedien mij , in plaats van eene rij , flechts van mijne oogera. Wie een cromme rije bij leecht , en kan ;liet vïjnden , of fijn veere recht is ; en : ghelijc als die ghene, die bij een cromme rije jijn werc befiet , en pijnt te richten. MiÏTEtz IE DER S©N• .
DEN.
R.i j , hoogd. reine, nederf. riege , bij KIL. rijghe, in het beijersch reck, fchot. rack, zweed. racka, fchijnt niet fechts aan rei verwant , maar ook aan reek, reeks en rijgen. Zie rijgen. TIJDEN , onz. en - bedr.• w. , ongelijkvl. Ik reed, ben en heb gereden. Onzijd. Op den rug van eenig dier vervoerd worden : rijdende op eenen ezel. BIJBELV. mij rijdt op een wit paard. Zij reden op kernels. 0p eenen olifant , op eenen bok , op eenen os , te paard , enz., rijden. Op een voertuig, dat door eenig dier getrokken wordt , van de eene plaatsnaar de andere gevoerd wor.rijden rijden op rijnen wagen Bij BEL V. den : foo (leden fli hem foorcgelijk een voertuig van Ik reed ot een postkar. de eene plaats naar de andere gebragt worden , al is daar voor geen dier gefpannen: heeft het kind lang in het wagentje, gereden ? HUGO DE GROOT reed op eersen zeilenden wagen , in twee uren tijds, van Scheveningen naar Petten en de Zi fpe. Wij waren van Delft naar den 11au - gereden. Ik ben van Ontwerpen naar Parijs gereden. .Voorts zegt men ook : op fichaatfen rijden , op /7elten r^1den , op een-en bezem/lok rilden , en figuurl ij k, op de tong rijden, het onderwerp der gefprekken zijn. Voor anker en ten anker rijden, voor anker liggende door de zee gefchokt worden. Een koude koorts rijdt over
N
mijn
R T^ %
2 02
mijn . 1e8n„ VOND. De koude rijdt mij door de leden. Aug euw Card aa o rijdt oo elzen , Lo idon is vol onrust. VOND. hik . rijdt er Ovoor , het gaat voor zijn rekening. liet moet er zoo op afri den , het moet er zoo niee door, i di jk wor.dt,rijde a wegens de paring der viste erg eooruikt: , het is thans de tijd , dat de fnoe/e rijdt. • Ook van andere dieren : mer als die achterfile (tëhhapen) reden , toe fi o ztfinguien. BIJB. 1477. Rijdenele landen waren oulings zulke . landen , die door gedurige ,,watervloeden onderloepen en als in liet water lig n -te rijk-kn lu een verdrag ttusfchen Graaf Willem uil ,111, en Hendrik fileere van Bredenroode , (A. i r 5) wordt gezegd : dat zwi, jn recht l inghe tijd ghereden hevet euule ongriedijcktgewefet. v. r. %^VALL. In al deze betee kens1eu is rijden onzijdig. Maar het wordt ook in fellen- bedrijvenden zin gebruikt : de visfchen rijden elkander. Ik heb. hem drie uren vcr gereden.. Rijd den ivagen wat aan , wat hier heen !i j rijdtt u oe le.s j d het beest niet bekaf f Men heeft ons omver gereden. Het is , of de drommel u rijdt , uwe bewegingen en d aden beuurt. De kleederen van fiat lijf rijden , dezelve door eene íferke beweging in wanorde breng an en verflijten. ., ulings zesde tien : een paard enz. .rijden , voor op, of ,iet een paard enz: die reden :t euenticli ezelinnen. 3rj • 1 477. Nog zegt, men : hij rijdt ver bles/en , enz. V an rij den i komt rijder en. ri j delwg , of daar men ook wel kort af rijen zegt., rijelinp-., een rijdpaard, getij, pent, gerat. .:Zie -gerti.d. Zanienftellw : rijbaan, rij. knecht , rijkusten, rijmantel, rijpaard , ri Trok, riffchool , t°i jtzlig , rijweg, , enz. .Ianrijrle z, afrijden, berijden, erjier, doorriJdea, heen; :j esa, inrijden, overra den , postrijder, fchaatsrijden , fchaatsrijder , uitrijden , voorrijden , voorrijder_ , wegrijden , enz. Rijden , hoogd. reitenn , OTFRID ritan , nederf. ruien, ngelf ridan, eng -vide, zweed' isjda. RIJD ''R,. z. n. , in., (.les rijders,- of van • den rijder; meerv. rijders. Iemand , die rijdt : hij is een uitynuntend rijder. .Ken gouden muntífuk , waarop een rijdend rne.nsc h afgebeeld . is : ik heb eenen gouden rijder ontvane gen. Heele , halve , rijders Gouden vrie fche rijders , .
eene hiïzundere munt.
RIJF., vertou d. bijsr.... n„ . g bij KIL. largus, copioJus., ruim, rnerni ;vuldig: daarvan km "t rijf gebruik het tegendeel vei
R i',
t
vertonen. - Omdat liet vrij te rij(' aen u, geofert heeft. JONCKT. Om dat het tc ruij er ende rjver ultgeJoerdt wordt. R. VtsSEK, RIJI? ,ifre z, n , vr: d, of van de rijf; rn eerv. ri ven. E ene llar hij bediende zic z.van Bene ri ff , om het bij een to harken, ij . -IALMA. ook Bene rasp. iij KIL.. en a uc, eren eene baar : want fij volghencle fe rij ve. G Esc Fi. -
RJJF EL A A . , zie rZjfelen... %j^ .. . . RIJ.i:' ELE , onz. W. , gel i j kvl. I , rijPelde ,,heb gerit. feld. Zeker dobbclfpel : hij ertoe = al zi; i kei iii=sf3 eld wet rj felen. V tn hier rqj laar , rr5fe1bord rij elm ter, ïjfelf, eli jfViltrechter. Dit woord 1ch j at even als het eng... race, van, hët fr. ,rafie áf te f minmen. RIJGEN bed r. v., `o g llj vl. Ik reeg , heb geregen. -Eigenlijk, doorboorde dingen , , op eene rij aan een
frioer vastmaken : rijg die aareis aan eenen zijden draad. Koralen rijgen, Ook met een finocr, dat door gaatjes gefloken wordt, vastmaken : zij rijgt haar - k uurrslifj . Zich rijgera is eerre -oiieigenlijte zegs wijze, in plaats van zijn gleed riJgen Rijgen 'ver dt ook voor dec toe i. ,er der keuis gebezigd: Maeckt .
upje borstkeu met t-i gchen roet en' hert.
C'oNsT. DE R
MINN. Doortreken : iemand aan een degen ri f y en. Figuurlijk : Men' . rijgt - den on -ek^^e ts met fc h4ns.
[en ' van redtiaten .` 'VO r . Z et flel1 a : rij g-l^ji' ' naald, rijgnestel , r" s (neer , ri„ teer , e n z R : i t en ,, in Vriesland neven , waarvan reef, reven. Van r :a en is het eenigzi ns verouderde rijge , :>u gij: e,dr ij fult vervullende fleeenen daar in vul/eM , vier jf' én fleeen ,•-' eetie i jge van een f d s e z 13,
-
' VERT
RIJK , hijv. ,n. en bijsrr.; rijker, rijpst. benen overvloed van aar,?í'elie goederen 1c ïtr }t.t s : • gij fegbs ben ri j ck ende verri j ckt geworden , ende eis hebbe Beens dings gebrek. hiJmt .v. Dat land is rijk , ' en trol 'izn ?ij ke /reden en kloosters. En ri ckei ôvevioet n'et vol °effr'opten hoorre. VOND. Overv1odi van kostbare lin. gen verzien : men noemt een rcl j rijh geladen als het 5.
eene _rijke lading in heeft. Ee;z rijk taardea tuig , :yen rijdgeborduurdlees eeg rijk gei .e d. huis.. ever viole -1i9'Met allerlei 'goede dir. e!,-i.`'cgui' d : rijk in' ver ie fien , in deugden, in res /?a»4. , .r bram gras ƒeer . t i ck in vee, in /Ilv°er, ende in 8ut. —PI I3 Lv', Die taal ,
-
8 i
O4
E
is rijk , in ,voordes . De natuur is rijk in allerlei voortbrengfelen. Van hier dat dit woord- zich met allerlei zelff . naamwoorden zamenvoe erg laai, aoo als in: aalrijk, appelrijk , •bladerrijk, bloedrijk, bloemrï' k . boomtijk, tleugclri k , eerrijk , geestrijk ,, genaderijk . houtrijk hulprijk kanstri 'kleerrijk lie der 'k eng® Voorts wordt rijk ... lire.is i^ook k als een z. n. : gebruikt bij den ril eken in /j tren doot geweest. B. f B E Lv. H neemt het aangezigt der rijken niet aan. Dit rijk wordt", ls. enen het nevens arm plaatst, reermaien niet- verbogen; ijken arm prijst hem , want hij zorgt voor rijk en arm. Van rijk ftamt af: rijkaard, rijkdom ^, rijkelijk, rájkeling, rijeken, bij KIL. , evenveel^alsverrijken, rijkheid, aouiings ook voor rijkdom , enz. Rijken, voor rijk ma ken , vindt men bij SPIED, , COORNH. en anderen : dien nooddruft rijkt. SPiz-G.
Rijk, ofiijck, hoogel, reich, OTFRID. richo, NoTKe richolf,, nederf riek, angelff rica., zweed. rik , ijsl. rïkur,, eng. rich, fr. riche, fp. rico, ital. ricco. RIJK, z. n., O. , des rijks, of van het rijk; meerv. rijken. Verkleint. rijkje. Heerfchappii , regering e Meere faude nu u ri j c ke .over Ifraul bevestg/it hebben tot in eeu wig!eijt; maar nu en fal u rzjcke nietieflaen. BJJBELVItRT . :En d' eer uws rijks, waar voor der vorsten beeven. L. D. S. P. Bij verkiest ballingfchap voor ar Maar deze weleer zeer gewone betee'i rijk. Hoogs kenis van rijk is zoo verouderd , dat men thans alleen nog maar in de gemeenzame verkeering zegt: zijn rijk is uit, zijne heerfchappij neemt een einde_, of zijn ge. zag en invloed is wt g. Voorts, al wat, Gezamenlijk aan eene bijzondere lleerfclhappij onder enrpen is : het rijk van Nijmegen . het grondgebied vare die 'had; snaar bijzonderlijk al, wat aan eene gekroonde mogendbeid toebehoort: het rijk- van Holland, het Franfche, rijk. En . allerbijzonderst, al wat onder de opper}teerfchappij van den Keizer van Duitschland plagt te Haan : de zevenflar des r$jx , om 't rjjxgefchil t' ontwarren. VOND. Dezen zin heeft het woord in eene reeks van zannenflellingen; zoo als : rijksadel, rijks.► baron , rijksgraaf, rijksvorst , enz. Eindelijk is het rijk der natuur a, wat de natuur oplevert, inzonderiexd al, wat men op onzen aardbol vindt, het welk :
weder . in drie kleinere rijken, het ierenrájk, het plan-
% 'ij.
. tQ
^afltenrijk, en het rijk der del io en, onder(cheide ri in . van deze uitdrukkingen bezigt navolging p wordt. In navod
neen ook zwel eens die van het rijk der fchoone kunsten, het rijk der wetenfchappen , enz. , om al , war onder (1er-
zelver invloed !laat aan te duiden. Zaren1le11.
rijksadel, r^r1 ksadelaar , rz j ksaivht , rijksappel ,• ri j ksbe• urg lur rijksbewind , rijksbodem , rijksburger , rijksb ri 'ksdaalder ri `ksda z^g, rijksgebied , ri ksge. ,
graaf
,rroot , rijkskreits, rj rijkskroon., ,r ij ks/e enz 'ksle e t^r , ,
.
-
rijksoorlog , rijksopperhoofd , rí^ ksopvolger, ri ksopt®lging , rijksraad, rijksfchepterr, • , rijksflaf,, rijkstad, enz.. ,lardenden , r1 ksi er g aderins ri 1'ksJ% 1 , . , ri kszorge ..k , rt • tijk , dierenrijk , geestenrijk , hemelrij , kiG zerrrj k , '. enz. koningrzjk , oos; enrtjk , plantenrijk , Rijk , of rijck , hoogá. reich , IsIDOR. riih, K9Rv rihh , OTFRID. riek , angelf. rice , nederf. riek , ijsl. riki, zweed. rike, deert. nign, Ir. riegne , eng. retgn, ital. regnlo, flatut van het latijnfohe regnum af. RIJKDOM , 'z. n. , m. , des rzjkddms, of vr n den rijk. dom; meer.v. rijkdommen. Wordt in plaats van rijk-. heid gebruikt , voor het bezit van eengin overvloed van ► aardfche goederen: de r•ijcke beroerne fich niet op zij net? rijckdom. BIJBELV'Eé T. Arm bij den rijkdom. VOND. V oorts, die overvloed zelf: aan wekken Gods rijckdom ende goederen gegeven heeft. I^r3BuLVEILT. En een overvloed van evenveel welke dingen : om den rijkdom van volk. HOOFT. hij iezit ee;en Oluliti utte• lij ken rijkdom van fcboone invallen. d Diepte dcs rijcko doms , beide der ii/skeit ende der Kennisfe Godts. Bij. i3ELVERT . De rijkdom der barmhartigheid. Rijkdom, hoogd. rezchthu^n, NOTK. rihtuorn , OTPRzYD. rihiduam is reeds een zeer oud woord , even als rih,^iidorn , dat bij KItRO en OTFRID . in de beteekenis-► fèn van heerfchappij , en land, 't welk aan iemands heerfchapplj onderworpen is , voorkomt. RIJKEL IJK, zie rijk , bijv. n. 1j IE[l) , zie rijk , bI V. n• .%J I, z. i) _., m. , des rijras, of van den rijm; zonder meerv. De ligte uitdag, waarmede alles door een zacht vorstje bedekt wordt: hij flro"*t den rijm als asfiche. BI JBELV. Met fneeu en grijzen rijgt. D. DECK. Dit woord heeft zQo veel gemeens met het vrief. en nederf. ^ -
riem, zweed. rira , eng. r me i angelf. hrzm, fr. frioo Mat
Rij.
r i e , ;tal. brin(3 , datm het van was en {^. ^ y met de,zeive p • lief 1 . a
,/^
qy
y
t^
wÍ^^na , gr . /4^:Zil^-:4 s^ fchij i af e Fi .nrn n.
. , z. n. , A,, #-es rij rns, of van het rijmma ; meerv. rij men r r ç.. iw gij ° jam r., ove cc n }e. I ii v^ .n 1
den ein kia 1k van woorden , of dici t r e .: s met die var anderen : ?7 C e6 m 2 Jz om het rij . de ta elr niet vr^ gr if er . VOND. Maar ik vin:I geen rijm op ik/ m. F oCKEN ROCQ. De dichters zijn slicht blinns; lf fiere m, aer door het rif in , 1UIGENs, Dic 9tregeis , welaaer
eindklanken riet elkander overeenfteinnnen , en , daar dit i ► onze meeste gedichten plaats heeft, een gedicht over het asgen; en • beveelt men mij dan 't rijmm , 'k be -
veel U t ri j rr p'oos. VOND. Gij eischt een zout en geu rijii en rig rijm. D. DiCK. intusfchen gebruikt men rij rijmpje meermalen wegens verzen, waarin men , behaive de overeenite'tnming van derzelver eindkla nk, niet veel dichrerli;ks aantreft : ik verkies onrijm , boven zulk riJ i. liet regent rijmpjes. Van hier rijmen erin, , rij. .rtfei'LOs , e iL. é„i.wenLteli.: rij sdich , rijmc ich t°, rijmkiaón p , rij l i« T , rijmwerk, rijmwoord , engs, 0n. ', m , hoo gd. reien, neder f. riem , eng. , fr. rime, stal. rima, poo . Tij ^T , OTFRID. rem, lat. rijtkm sus , fchi rent ons rem t REI'rZ van Iie4 gr. t` te fladmmmnen; vooral daar tiet wei w. riman bij TA.TIAN. tellen , en Iet z. n. ri~ren in het angelf. en bij O FRID. ook een getal b e teek e nt ., gelijk als het gr. c pSff,?O y. RIJMIN, oIJz. en bedr. w., gelijkai. Ik rijmde, heb
gerijmd. Ontij Wg, in eindklank overeenílemrnen : hemel r jrnt op gewemel. ]J(Ta n en kan. rijmen. Die mmenn i^ yet genoegzaam. Fli utiri. overeenftemvcrze; rijmen mmm cri : uw geirg is ver af van met welvoegelijkheid te rijmen , Bedrijverid, ./woorden zarnenvoegen, welker eindklank overeenfl-rent : hr, rijmt daaroFn op waarom. 'Verzen maken, die oir zulke woorden uitloopen.: rijmren is geen dichten. Van ► i ,r rá j y eJ n, rijmelaar, rijmelarij, mkunst, rijmer , !'ijinerif , gerijmm., Zanienftell.: rijmkunst, ri miust, enz. Gerijmd wordt bij overoir. voor beta.. melijk gebezigd, gelijk ongej ijn id voor onbetamelijk. RIJN, z. ii. „ nl., des Rijns, of van oden Rijn; zonder meere. De eigen. naam van cene bekende rivier gij gaect den bevrozen,Rg1 n bezoeken. V or D. Daar en bo,
,
,
ven had Ci vjdis een fl ' rs hooft in den d i j ra geworpen.
22o7
HOOFT. van hier,rijnsch, enz. Z mmenfle11 îijnnbe. Ier ; aw ' , rijn^.^;zc, ri^n^'-l^e^^ , rájn^ a^^uf, rij^l^^^rl ^. ^^ij^=^ '
,
-
chipper , rif fchu t , rijnj roo n, r jnwater rz' 7z ilge , rijnzwalui e , ci s. -Rijn , hoogd. rhein , fr. Min, lat. rhen us gr. fchijnt o-ns met REJ'rz,eu anderen van tiet gr al te ít rnmen , , daar i•hein in Graauwbu.nderland , waar deze rivier ontfpr• ngt, volgens AD ^LUNG, d r,áanr Li ïi d sch , r^' /ZJ ^' f1 Z g ri n q
van ontelbare kleine beekjes is q en elke beek in de zoogenoemde Ronanilche fpraak .l .iien reet. I n het angeli: is rrijnne aquae cur fors , °ixl s. RIJNoCH, bijv., n.., rijnlfcher, rzjnns,clist. Van den r ijn afkomstig : de ,rijniche houtvlotten plegen goeden rijnfchen wijn mede te voeren. Ik houd van geenen nfchen bleeA'er. Voorts al , wat even zuurachtig -finaalst, als rijnfche wijn , of geronnen melk, .. gemeen lijk doet': daar is een rijnfcbc (biaak aan die )eren. Dat is wat al te ri jnschh.- .. Genieenl jk zegt men rins, ofrinsch, in plaats vat ri nsch. In hetvrieseb is rif sch, of rijns, , grootsen , eene vertooning van mildheid ma* kende, zie. W SSENBERGH. Van hier ijs sc^ Fez . KIJP , .n., Jn . , tics rijps, of van dei; ri,,t ; zon d`r rneerv.. Rijn,, . bevrozen dauw : zoo dra de zon den witten rijp en d iu uit kruiden zoegh. VOND. De hoc (men zitten vol ri p. Van mier rijpen ; in Vriesi. r iepen ; want rijp is in het vriesch en' nederf.' riep , hoogd. rei, NOTK. ri fo , in de taal .van wallis rhew. RIJP, z. fl, vr., zie rups RIJP, bijv. n.. en bijes., rijper, rijpst. Een gewas, of eene vrucht., tot eene genoegzame volkomenheid geraakt, om ingeoogst, of geplukt, te worden: die -0
appelen zijn immers nog niet rijp ? Het koren zal fpoedig rijp worden_. Vroegrijp , vroeg rot , fpreekw. Figuurlijk, tot manbare j aren gekomen : een kent , nu rijp en huwbaer. VOND. Zij is rijp voor het huwelijk. Al wat tot eene genoegzame volkomenheid geraakt is:
ílie zweer fch""P.t rijp te wezen. els zijn oordeel maar wat rijper was. .In een rijper tijdt, die flaetig aen^ fla,Ote VOND. In rijpere jaren handelt men meer naar een rijp overleg. Die onderneming is rijp , ter uitvoering gefchikt. Van hier rijpelijkk, rijpen, rijpheid, rij ping. Zamenaell.: doorrijp, onrijp onrijpheid, rijp-. moeclágh , ernfti , bij KIL., bij wier rijp ghefighte een ernflig uitzigt is, -enz. Rijp, )
log
1j
trijp , hoogd. rei f, eederf, riep , ange'f. eti én . i .r . p KERo. riif, \VILLERAMM. rie ^. ^tI J .P ^l'^T , onz. en b dr. `v, , gelilkvl. f .. .. heb en ben. Ik rijpte, gerijpt Onzijd. tot een e genre name volkomenheid geraken, OM ingeoogst of gepkkikt , te wordeia : 't T enkel bliidfebap, dat wij wacht j Mijn keen rijpt , e Doms lacht. --" Beginnén de druiven haast te rijpen ? Over het algerteen, eene genoegzame voli onien,e d bereiken : Wie Weet , of zi,n • ✓ erfland , dr t thans tot ,Oi 'shéir rijt , het fc/ii ngoed niet verwerpt , et naar hei` z'arë grijpt. De jeugd rijt vroeger, dan vóor/Uén. Bedri'v., rij rijp maken : 'k verwachte , dat Mae tijd de vruch e zas rijpen zou. K. LisCALLL, Zarnenfell. t aanrijpen. RISPEN , otiperfoonl. w. , geli j k vl. .met rijpte, het heeft gerijpt. Ligtelilk vriezen het rijpt nacht op nat hté Iet heeft gisteren avond hechts een weinig gerijpt.. ,RIJ S , . 11. , O. , va'n het"rijs; meerV. rijzen. let kleinov. rijtje. Een jonge dunne cri lenige Io itnfpruiti er moet nog moer rijs vin .dien boom wegge jnoeid werden: Op de groent rijzen, ZEEU %V. Daar ƒ^1 een rijskeii voortko,»en u t cl`én a fgehóuwenen tronck ^rai. BIJBELV. De brant wordt in het rijs ge/leerken. VoNii, Plant Eren : .ik i4'il dat land met rijs bezetten. Het rijs groeit op dien akker welig. Spreekw. jong rijs kan men bui-Q den, maar geene oude boortien, de mensch is in zijne jeugd buigzamer-, dan naderhand: Zamentirell.: rijs. bank , rijsbezem , ri/sboómpje,rasbos, ri, sbosch , r1 fs. bundel, rjshout., raswaard, iisuerk, enz. Bandri s ; bindrijs,i erwtrijs , teenr/ s , enz. Het flamtivoord vanx i' js is, volgens KIL.,' rijzen, gelijk als furgere dat 'van furculut ; - en hiermede vereenigt zich ADF LUNG fchoon hij rijt , hoogd. feit, ijsl. hrijs, àngelf. hris eederf. riet, ierl. ras, iniddeleeuw. lat. rraufez ni.3 bret. _ red en ret, met roede, en het lat. radius t Verwant Wicht, RIJST , z. ri., vr , der, of vn de rijst , donder rneerv. .Een zeer vit, half doorfchijnend en Voedzaam flag van koren , dat in wirme landen veel gebouwd wordt: teen egt in Oostindie gekookte rijst irr plaats van brr®d. .er wordt .e rak van rijst geflookt. De plant s welke dat koren voordbrengt :, de rijst bemint eeryen lagen en i'ochtzgen grond. De velden zijn er wijd eo zijd me; Lijst bedek:. ZamenCtell, : rijstakker, rijstebrood, rijstebrij, !
:
eeg
0
R ij,
209
.
, an rijsi en melk ' i Vriesland ri cfe ort, of +e11 i ste c , rijstemeel , ri jst oeij es , rijst/and, ri• j st~ w gst, i jstf/ t•oo rzj,sttaai t ook riks: etaa;°t , r:jstveld 9 rzjstvo °el, ïjstw(1"# - ; enz. Rijst, v •Íeí'. -, eederf. -ries , I%CiL. riks, haogdr rezfs ,
bob.'k reijze-, eng. rice , fr.. nis , ital. rif 1pw arroz, -lat. orijzcx, çr p - PPa ). a; u: , malab. arázi-, heeft ,
eeneb OQsterfC1ëfl öor!'prng.
heli I en ben gei-eten; i °ten F c r. , f(-lieur^2-n^ 9, vcl11een ►rukken : Zij ri;t hei linnen i.:f ^s^ee z^ pn. 1:_ ^t fret eies noo 's met de ^ t hozit s (loot e, tanden voneeá '111/. I ei• -en '1 1i te door gereten t.- Vn hier. reet , oul. rijte , •-- rijtink• • In eenliga geel e e Fint het 1ioo ' reisfee niet rij ten overeen , i .aar in- andere wederom net rukken, trek-
R ij i EN , bedi`. ei oiiz w. e n € i Rvl 5
.
:
leen
RIJTUIG , z. P. , o. , -des ujtui °s , of var et. rijt ,
meervr rijttdigen. Van rijen, rijden, en tui ,' AIle' ,
Waar c ae mT1 voorrgeret n ° kan worden g 11_i 7oj3 Her_
hheid een voertin , dat op wielen rijdt : mijn s i wacht mij. ,den rijtuig met twee, of vier paardeb n. Rijtuig houden, tri e de zeevaart is -rijtuig , al wat tot een fehip .behoort , om in f lo:rm' te gebruiken , als kahe1;;, p1e tankers , enz. RIJVEN , cl r. w, , oy el• kv1, Ik reef, heb gereven. Iln de gernen7a iie veikeeiing zegt men ook geIijkvl. r:ifde , g , f/. Hartti en : u aror ' z ft i j diitvud niet hij en? 1 t woord is ver. want aaf ^i f, het zij het 1aar van affiE n n e, of-len oorfprong daaraan gegeven nebbe, ,elfijk als 1v,t -ranks a n gerij f moet 1i bbcn gedaan ; of. fchonn de be ee enis waarin het thans voor . rnt. met die van geri j, -even weinig ílr000kt , als niet die van het vrieíehhe rieven, en ree. revenu OuL echter, werd cri ven ook voor eerij-ven ge'oezigd. Zamen[teII . gé;=ij. ven , ontrijven , g elijkvl. , v rq ven. ongelyjKvl . Ik rees , Iaen gerezen. IJZE NT„ onz w Hooger'Worden.: dat is wel eersen voet -.gerezen. ! iet water , afst vn cogenblif tot oo en yhlik. Opflaaii : ik zal hem Zsz het 'he 1 doen 7 ijzen Hij rist ijlt gs o r^^^^^dC• D at nu`' vervallen ligt zal eenmaal weder rijzen. ontfbt an : daar rees een o a. J . DE -DacK. Opkomen, a Ue die zaak zou een bloed ige oorlog k neen rijzen. Gei ,
,
-
,
-
,
.
„
R... , R ; i, R. i t..
It
Cefchillen in eenige religie rijzende. H .
GR
fhijgen : Eer 's ouden Titons bruit hier rees met purpre vangen. VOND. Iloe hoog die toon woog r1jzen. L. D. S. P. Zich opdoen : nu rijst Í zazijnathuus met zijn hersch in volle zee. VOND. In prijs klimn^-n : de boter rijst ge ,
weldig > Hij wett zijnn vcn rdeel met het rij zen en 'dalen . der fchulclbrieven le doen. Wanneer ramen zegt , dat de markt . rijst , verfiaat men, _ door markt den prijs tier goederen , die daarop verkocht worden. Zie markt. Iet rijzen van eersen berg is de^szelfs kant, welke zich naar boven , verheft, Eindelijk is rijzen gisten :, zie dat deeg eens rijzen. Is (lat brood wel genoeg gerezen Te bergre rijzen is , . omhoog flijgen : het ,haar rees rnsj van fchrik te berge.. De rijzende zon aanbidden is , de bovendrijvende partij, vereeren en, vleijenn. Rijzende wijn is wijn van eenera rijnfchen fmaak. Oulings ,werd rijzen ook bedrijv. gebezigd : naaar hoopt het hoofd weer in de lucht te ri ' en.. ' S t.x V. CHAND. Uw fegen rij st de pluim nu in de lacht. HooFT. Van rijzen komt rijg zing. Zanienilell.: afrijzen , opri,ze.n , verrijzen, eng. Rijzen , oud hoogd. reifen , goths - reijan, zweed.. re/a ' , angelf. rifan ari fan , eng. rif , ari fe , neon derf. , vrief. ' rifen , , stal» . rzzzare , duidt . elke heweging aan, niet fle.chts naar boven, maar ook naar beneden ; blijkens rijjan , afráj fen , bij . Kir.. drino fan bij ULPHIL . , or:fan bij NOTK. , en krijfan in het angelf. Bij OTFRID. is reifan , brengeua , en de l lende. vorm van. dit woord , komen ; want neen leest bij bene : zit wart tho gereifet , toen kwam de tijd* Het redend hoogd reifen is evenveel als reizen. RIJZIG, bijv n. en bijw. , ^;: zig°er, rijzigst. Inde lengo te. uitgewasfen , kloek , maar , dank ,, als eenra ris : zij is rijzig vair gejl alte. Van rijzen. Van hier ?:jzrghezd. Zie onr:jz:g RIKKEKIKKEN, onze w. , gelijkvi. Ik •rikkekikte, heb gerikkekikt.. Klank nabootfend woord , ontleend van het geluid der kikvorfcben : hoor de kikvorfchen eens rikkekikken# P. H. BAKKER bezigt Y1kkikkikken ZCfs verheft de vuile kikvorsch 't groene hoofd, ei wrokt en wroet, Rept en roert den racuwen gorgel, rikkikkikt ter veenplasfe uit. RILLEN, onz. w., gelilkvl. Ik rilde heb gerild. Be;
.
,
-
ven
R. t
R
t
ftli
Vc-fi, met zoo zee van fchrik en vrees , als van kou. de , ok van afkcer die verwescbte pillen doen mij tel. kent ri/len. Wie rilt niet vpn Ia: ongure weder P. Omm e 7at de kou ie uw blöed in zijn warmte doet rillen en be. Vriezen . OuD Van hier rilling, grillen*„ trilkn , waarin het daardoor aangeduide beven door den klank zoo veel rnogel,jk wordt uitgedrukt,. Rillen is eigen 113k VOOr r:ddelei van rijden IUMP1!,14, Z fi , m , des r:rnels, of vimden r:mftel, rneerv rimpels. Vërkleinw, riffipeltje. hene onregeli matige en onbehorijke plooi in een buigzaain ding: datparkemt Is tol rimpeis. Bijzoriderlijk , eene plooi 111 het vel vn een mensch o. de ouderdom heeft nog zeef Weinige Hmpels over haar aangezigt verfpieid • De drijft de rimpelen titen licharne CUNSTi DEK M Overdragelijk Een gemetnte , die geen tlec-m ke ofte rtmpfe/ en hefl BIJBELV Om ee1e koude hui.i vering aan te duiden , Waarbij het vel als rimp'elt'„ zegt tnrn: de tirnpeljlaa mij. Van hier rimpeli, rimpel. uo1. Rtmpl, eng4 rumple is verwant aan het' hoogd. rumpftn , fronlèti , rimpelen , en aan dit Werkw. Ou lirigszeidernèn ookrompel. IUMPELEN , bedr en onz. w , gehjkvl ik rimpelde, heb en bei gerimpeld 'Bed ijv , zamentrekken , plooljen. op dat zeggen rimpèlde hij zijn voorhoofd. Onkijdi g , rimpels worden : dat peirkcrncnt rimpelt geweldig. Lig 7 telijk bevriezen: de j?oot is, digt jcrimpeld. Oulings zeide men ook rompelen : heel ,g/zerompe/t en ghefrons GESCHIER Van hier rimpeling ]kl MPELJG, zie rimft.el. IUNPE, ijerotd. z. m, vf. der, i of,ij dé /d4 mtrv. 'inden east van bornLn , fchors, eIgen1ik bast van eikenboomen ten dieufte. der lederbefeideÈs, anders rrn en tun genaamd , hoogd r nde , atzgelf rind, rindC, eng. rinde. TEI, KATE brengt het tot ,rennen, rijmen , concurrere , cciagula, als de bast die om den boom loopt RING, z ii , m , des ring:, of va* den ring, meet ringená VerklL1nw, ringetjes R igenlijk hetzelfde als r:ng, een ronde omtrek: er is een ring m de maan. De bast van dien boom isol van ringen Voorts een ding vail metaal, hoût, enz, t welk de gedaite van „
RiN.
I9.
eët erg kring beeft: hii weckte ook t-wee goudetie ringen B1JB:ELV . ✓Zij had eersen feboonen ring aan den vinger. 4l draagt een aap een gouden ring, IL-j is en blijft een leelijk: ding jk wed Naar den ring (leken , een weleer zeer gebruikelijk 1pel , waarin men hard te p ard rijdende, ,met een (peer, of lans, naar eengin opgehangen ring ft.ak. Van hier ri,ngefl , enz. ZanetnfelH.:' ringband„ rage. orci, ri n ;bout-, ringduif, ringkas , rin kofert j e , r ngkolcer er ring raag , een kolder en kraai , die uit ringen ot ketentjes zamengeiteld zijn, r'r„g uur , rl d frtJfs, ring] oot , ringgw: ze, ringv:nger, orrn , enz Ankerving , armring ., deurring , gordijn' ring , , . hoepring , . neusring , oorring ,^ . , fchoWring , e telre ^, t fel^ n , tao 'errrng , zege ring , enz RI NGELLN hedr, W , gelijkv..., Ik ringelde , heb ge^ ngeld. Veroud. voortd w. van ringen. Bid Kir met eenera rjng ot mgeven , influïten , ook temmen, he tivi den gee b' er handt hebben "van de Nederl n^ drs te ringeien. HO C .F T f. > OIuN ; 1 e d r. w. , gel ° j i vi /k ringeloorde, heb geringeloord. Van ringelen en oor. Eigenlijk , bij daar aen
.
,
I
.
,
cie OOrcir omieidt n. , even als altren .) die met een keten ,eboei , omgedraaid en omg leid worden„ In liet e rfli ,_ iemand op allerl:i Wijze iia ar zijn hand zetten '• - Waar, laat 2 j z ch van dat wijf ringe gore>a. Term
; er ij ; vn 't Spaansc/ geweld ons laten ringeloore b. J. 5W Luu Ons dus durft ringeloor en.
0 N. RtNGEN eroud. W. , g`elijkvl. Ik ring4e, heb gerg 2g J Influlten, bep ilen , , dE: ch buit n z rnenfleil . ,
.piet m er in gLbrugk. Van bier omringen Van ring 111 de gemee nzamLv„2,rke^rïng Wordt rii1g-en ook als
e n Çflh1y 1 w.7 gebezi g d,„ Voor eenelf ring , of ringen,
dra. etl ii 1°12gt Vlet aardig.
INGSW , . , tij T, Vt'z ring en wijs. Op de wijze vin cellen ring, iii de •o d e : ik heb drie koralen ri ngswi j z.e gee/z.. i
RINKEL, bij .Kir ,: i ;g1 el, z. nn. , ni , des rinkels , of Van den rinkel; rneerv. rinkels. Verkieinw. rinel je. Een Cel tkLn , i zc1°en , of koperen plaatje, of
ringetje, ti aar lede men een geluid Dna'ikt , dat door dit woord
11.3
..R 1 N, - Rio.
woord uitgedrukt wordt : • hoe vermaw,.. t kind met de . rinkels aan - zijnen , hoepel. ..Die kinclerfloe: is -wel van. rinkels verzien. Van hier. rinkelen , bij KIL, ringelen. Zamenftell.': rinkelbel, .rinkelbom , rinkelrooijen , enz.. RINKELEN , ^onz. W. , gelijkvl. Ik rinkelde , hcb , g^• rinkeld.. Met rinkelen fpelet ; en ook op andere wijzen zulk ' een - geluid verwekken , als er - niet ri nkds wordt gemaakt : zij rinkelt spet- den f,'cutelring voor de 10r . " ren van .het kind. kat rinkelt daar zoo ? breekt er eerre . fiesch ? Onbefckri1flijk rinkeldC hit aan flukken.;•i agende.glas te Leias, bij de uitbar/ling van het buspoeder. Van hier rinkeling; • ge.rinkel., . . .RINKELROOIJEN , onnze W. ge.lijkvl. Ik . rinkel.: rooide , heb . gerinktlrooid. 'Van - rinkel . en roo jen , cut' reden., rotten, bijeen loopen. Zie rot.. - Onder een luid getier rondzwieren : -zij rinkelrooiden den gallfcJien vacht langs de flraten. Van hier rinnkelrooljer. rink RINKET , z. n.. , o e , des rinkets , of van het rinket; rneerv. tinkatten. E eii1kleinere valdeur in de grootere deur 1çvafl .eetie huis : de fluis,tá: t op het rinket , is an^ . d.ers gefloten, maar het rinket is nog op--n..Waarfchi;nlijk moest men eigenlijk . klinket zeggen... Zie kli;i-
-
-
-
-
-
het.
RLNKINKEN ,'- bedr . en on7. • w., gelijktvl. Ik. `kínkte, heb gerinkinkt. Onzijdig , een Uerk gerinkel, gerammel, geraas , . maken : Zreesfel,' k rinkir e n die losbollen.. .Becir. iets eiset - zulk ten era s, v*crnnieJei: zij herba al de g1a en aanflukken gerinkinkt. I woord 'is .. eene nbuotfitg van .het • c a l door bet e. kende geluid. ,RINNEI(EN , rinniken , zie grinniken , en g iniüken. RINSCH, zie iiJ sr.. RINSEL , . zie run fel. RIOOL , z. n., o,.,' des 'r`ools, of van het riool;: meere. : t iolen. Verkleinw. rlooltje. Eenti v suiliuïs-7.ip : een .:der voorraaitjfe . wondren van het oude Rome b^y?o d iri let. zeàjs riolen. Het 4Fnflerdarnfche.. water ontvangt van . duizend en. d i zend . riolen en riooltjes eersen Hechten reuk.. .bicol, of tio el, in de taal van Waslis rk ig ol, - fr: rig6li, middeleeuw. lat. ri&asla, fchinr van hel, lat.. rivus, r vulu , ai te l aminen . Want het beteek,egcio 03 vt,l^ ,
-
;
-
-
-
.
.
:
914B's, R-i r, RJVa
v olgens KIL, oulings riet
-
Hechts eene vn Irilszi p,
maar ook elk ander • kanaaitje en gr- eppeirje, en bij
zenderlijk, eetre akkervoor; en. riolen is bij hein , even als in het hoogduitsch , voren in cleni grond- delven er ploegen. RISPEN , onz, w ,, geli j1v1. Ik risp:e , heberin - to Hetzelfde als op rispen, en ook bijkans LW' ' dang in deo:. riet ze zannenfteliing- gebruikelijk. Zie derhalve oprispen. RIST oulings .f . _ e , z. n.; vr . der, of vo s dç rist g secs meerv. ; Eisten. Verkleinw ritje E en getakt uit. fpruitfel va'i .. eersen aalbezieboom of ` ijn ok. , `vaam pan de bezien , of druiven zitten : do gele risten dra.
gen aan^ enamsr beien g roene l A; . .f , daan de ,^ ^ s r.;e^z eensge druiven tus, fchen. de andere van de f rs;,'n aagt, groeijon de andere des . te bete. ege. at en i ij e be zien , die aan eene rest zitten , te gelijk riet die rist
gij moet er 4e beste risten uitzoeken. De ge a cne n Fi j ke :UlJen 4 die aan een flroobosje vastge1aakt, en dus verkocht worden : hoe veel geeft gj vooa die uienrist, of rist uilen 2 Een glasbundeltje : dat Vlas fcbgnt ree, ,
in risten verdeeld. Eerre hoeveelheid van op haren kant gezette leigen , welke acht voeten in de lengte he" d raagt : er zullen ve f rZ tíle; e risten leien aars dien tere, verbruikt wezen. Figuurlijk : de e fenisfe tiener riste ian Vorjienndon;azen. HOOFT. Van hier risten, tot ris ter maken : geriste uzjen; -•-.' zoo pol als geriste uijen, zeer, vol', dipt, op een gepakt. • ITM E S ..SER , ridmeester , zie rid. ITS', een klank nabootfetid woord , dat als een tusfch.envverpfel gebruuilkt.'wordt: hif fcheurt het , ritst aan fiardrn. ook kan het, . evenéens als bons , enz. in eenerg zeifi}andi,gen zin gebezigd " worden.'' zij fcheurde het in eei`e rits .midden 400r. Zie r d. ch. KITSCH, zie ridsch. RITSELEN, zie r. ïdfilen. RITSIG , zie ridfg. ITTEN , onz. w.- , gelijkvl. Ik ritte , rittede, heb geri . Sterk heen en weder looien en draven , zoo als dar-. telende kinderen doen : zk verf a niet , dat g;; langs de flraat loopt ritten en vliegen. In eerion bedr vendei zin is: de kleederen van het %f ritten, evenveel als: •
-
00
dis van het lijf rijden. JVIL 1t, z ii o , vr., 4er, of
rs cis r:v:er, u eerv.
A
rivieren a Verkleinw. riviertje. Een vloed Ivan bin-
nenwater, die door bronnen en beekjes gevormd wordt , zich , in zee ontlast, . en genadig.. derwaarts af. loopt : ende heeftfe ge z estigt opde rivieren. Do,orf'2ciden met rivier en , meiren. L. D. S. P. .Zamenttell: : rivierdijk rivierkreeft, rivierpaard , rivier visch , rivier wwater, . enz. Rivier , eng. rivier , fr . rivierti ,. itaa . rivo , fp. rio, Ramt af van liet lat. rivus, uit het gr. Feww, vloeijen. ook is het verwant aan 't chaldeeuwfche ievochtigen. ROt , , z. n-r , n, des rebs , of van den rob ; meerv. robben. Verkieinw. robbetje. Eene klasfe van zoog ' dieren , die zich in -het water ophoudt,. en waaronder enen zeebeeren , zeehonden , zeekalven , zeeleeuwen et meer andere Poorten, rekent: wij heb4en ons met robben , in plaats van wwaivis/chen , rnccten vergenoegen. Robben zin zeedieren , die zich fomtrjds u'el mede te land begeven. ZOI WDRAG. Ook wordt . het voor de maag van groote visreken gebezigd,: zou God mij 'in .Z . den rob en in de holle der en . van dit woest zeegedrocht vel jen? FR. v.. Doa il. Anderen bezigen rop : door 't eten wordt de - rop weer ledig zonder teerera. Oun. Zarienflei.: robbehuid , robbej egt , robbefpek , robbetraan, •, roblievel , enz. Aan eenen . korten , dikken jongen geeft men dein naam van robbeknol; en aan een zeeman dien van zeerok. Rob, Tobbe , boogei. ro', e , tveder•f. rebbe. ROTBEVEL , z. n. , o , , des robb vels, of van het rob ► kevel; rneerv. robhcvellezn. Van rob en , vel. HA vel van eenen rob. Van hier het °` onverancierl. bijvoegel. naam w. rohbevellen...: eerre robbevellen tabaksdoos. ROBE VELLEN , zie robbèvel. ROBIJN , 2. fl. , ira. , des r-obïjns , of van den robijn; meerv. robijnen. Verkleinw. robi^ nije. Een edel gefleente van Bene roode kleur, 't_ welk in hardheid en zeldzaamheid het naaste aan den diamant komt, en daarom door fommigen ook de roodti diamant genoemd wordt: zoo vat, metael den edeljlen robijn. VOND. Indien dat iemand u verkocht, o 4fazijn, Een groenen esmarand , of b e dender robijn. -
;
,
•
-
,
H. DE GR.
In dit geflacht bezigt men robijn fleeds, als daardoor een 04
R oi een b aald ,edel gefleente. aangeduid wordt; maar als men het oog op de flôf heeft , waaruit een juwelier zulk een geífeen-te vormt, plaatst .renen robijn in het onzij dage g aflacht , even als Gwwarraiit, doek ,, enz.: t R.Os b'ijn der lippen deed heen branden. D. DECK. 't mals • robijn der lippen ; °Dr?-E .FDE Ou1ir gs beteekende robijn ook een' zak : Ende: q Guam guende mit fnei robinae., LoDEw. VAN VELT H.' Men bezigt ook, rubijn , fr.. rubinn, vn het lat. • ru4fii us , van rufus , rood. ROC H, zie ro v RODEN, zie �roc en, root en. ROEDE , roe , z. n, „. vr. , der, . of, van de roede; rneerv.. roeden. Veikltinw. roedje. Eigenlijk genoegzaa.m.hetzelfde als rijs eerre dunne, buigzame booma r
•
'
.fpruit. Deze beteekeris beeft het woord voornamen lijk in de zamenlfteil : -ber,'eenroede , hengelroede, [pits roede -, vogelaarsro de , • wigebelroede, enz. _ Op zich
zelf beteekent roede dikwijls Benen maathaf van' eerre &^ .paald'e lengtt : wanneer zeil hal net zijne • roe. de komen, om die tut, f ` te meten 2 De uitgefhrektheid , welke door zulken mlat. af heflagen wordt: er zijn zes en t ?4'1 é°^t roeden turf.Dat frik lands is niet g'r^ooter , clan on ercl vierkante roeden. T wee tegen ei; an dtr over aan de wieken van eenen molen : er i j nt aan die molen eenti nieu 'e roede te koeten wezen , dat 'is , een link houts , 't welk door .de as . gestoken twee wieken vormt. ,De f aart van eenti komeet : een /?aart/L7 , die haare roede uit het H'este naa het Oos` e. l rek te H OOFT. Het rr annelijk teeldeel van mekrfeh .en en eesten ; een riem, die bij Kir,-. roede 'en goeder heet; en Verfchilleridde foorten van houten , ijzeren, koperen, en acid ; re v ?ii , zoo als eerla' t oovei'roede : CYce /l0eg Jean Koning met haar gouden reeleVOND liet tee-.. ken van clean -, provoost is Bene r oode roe Ie. Die van de pest hei field waren moesten zes weeen aten een met tien I.Vitte roede in de hand gaan: '\TALEN. vitte gor. di'ue a aan koperen roedjes. erfroede , _ glasroede , gor lijnroede, venfier oede. -De roo -le roede. wordt f omwwwijlen in plats van den provoost gebruikt : de rooderoe`vc gt alle [troopers op. Eindelijk is roede een . ge^tfel uit _•• eerre ^,^ 1 r 1 qd' ^ -.ara ongebondene. r ij zen, enkele roede of uit, e Gse.lnrge bef wande : de roede en de Puej ,•a- in -e ire^: t ^i^;s ic v B JBELV. . Het .kind kreeg' wat_ mee e roe ; -en 't o verdra .
i
-
-
,
-
2g7.
R o.
dragtelijk alle -tuchtiging : dis uwen arm bevolen heeft de roerla. D: DECK. Was • eeg mag:igh geweldenaar zij. ne roede nooit ontwasfen ? VOLLER H. De roede kus/e n zich aan de tuchtiging onderwerpen, De zondaer kost de doe. VOND. Van hier roeden , af s oeijen ; oedoneester, '- of rooimeester, er€fclheider, . roeder , .nu roer, enz.Zanie-nitell. ,. bebalve de reeds opgenoemde : ,geéfelroede., peetroede , ' molenroede , 'tuchtroede ,. enz. r edrager;^. roedrig ,. eriz e Roede, hoogd. ruthe, NOTKEK. ruota , ruoto, nederf. od + hung. rud , fiGil. runde, fchiiltnt ons rood , 7ode., erg geenszins zoo vverw-ait aanri s,, als ADELUNG beweert.t . ROEDEN , zie roeijeu en rooien. Í . ROEDRIG , roldrager, roededrager', .za 'n.., m. , des reedrigs , of yan den roetgig ; meen,•. sroLdrigs, r.oedragers:.In Benige 00rtien van • o :s land.. een geregtsbode : zoo lang zijnn beker van . den reedrigk vol gefchonken. MOON. Hij heeft het bedPea in ie van' roedrig , of - roe.drager, bekomen, hij is tot geregtsb-ode • aan getelrl. De -roedragende hemelbode, Mercurius.: Latonaes dcchm ter tr.dt dei roedrig op .'zijn. hielen. VVOND.. Van rode en drig , drager ; , zie dreg. . •• ROEF, z. ii. , vr. , dir , of van de roef; meerv. roeven: Ve kleinw. roef je. Eigenlijk, een v^ rdekje; en voorts -. ertrek'e achter i n 'een a een ^gefcll^.^ten vklein 1 fehi p : wij zagen met ons vie•en• inl _- de .roof. De. roef .huren . Ik verkies de roef van den Lern ►nersman `boten de kajt ït. In dat Leven C. , A. i ,eindt men. reeds: de roef van 't fcnïp. Er fcluiins opioopenc dektel op Gene doodkist : met eeneáoeloopendé roeve. HOOFT. De roef is alvastgefchroefd. Zarnenttell.: .'.roeigeld , roeƒ kusftn , enz. U-ulin,gs betekende roef eens ` `ellfel , een vertrek. ROEIEEN, onze en hc fr. w. , geIi kvrla . Ik roeide , heb geroeid.. Onziid., heel. en weer bewegen , om . daar. door een zwaar . ligchaa:. i ' in ,..eezv^ vloeif-of voort te fchuiven Zoo kegt men van een - nier sch, dat hij roeit, --wanneer hij .. onder ,lift - gaan , de armen op en neer Leweegt .. om zich daardf)or 1s voort te r19—ek eer. De zwanen en alle watervogels i oeiet; b Ct hunne poc . .ten, het welk- •ook ; eenige vogels WO IJCtVPc1tfl de lucht doen. VOND. zegt : de voge1 eer ïj roeït , g. enz. n het 'da ,exi 1Ufch^e I g ^.br«i is ,-oe 1 e ^s - i va^r tuig door eens- 'genadige beweging vaái dtszelfs iiem vo{ rt^ 05 -
•
-
,
..
-
ti
•
-
-
,
-
-
ais. R o. vc ortfluwen : roeit nu lustig wakkre knapen. Men
moet roeien met de riemen , die reen heeft , men moet• zich' fe.hikken naar de gelegenheid. wanneer de vrou. wen eene barende vrouw te hulp komen, zegt men: dat zij uit roeijeu gaaa Bedri vend zij roeidon de boot naar den - wal. Iemand in zulk een vaartuig, door middel van de gezegde beweging , vervoeren*.: laetze zic7 mee riemen roeien --naer lieur .lustprieel, Zwartzee. VOND, Van hier roe .ter. ZamenileiL roeibank, roeihark, „
roeidal, roeifchip', roeifchuit , roeiflaaf,, roerpaan , enz.. Galeiroeijer, floeproeijer, enz. . Roeijen , bij KIL. roeden , nederf rodern, ho-ogd. ruder-n, angelf. rowan, eng. row, zweed. ro, van. roede , roei , roe , bij KIL. , riem , afkom ig; en de bron van roer. ROEIJEN , rooij en , bedt. w. , gelijkvl. Ik roeide , heb gero.id. Wijn peilen : is die wijn al geroeid? Van hier roetjer , roeiflok, wgnroeaqer, enz. Uittrekken , uithalen .
onkruid roeijeu, thans meest uitroeifen. Voor roeájen was oul i n gs roeden in gebruik : die fal,tfit den volcke uit" gereedet worden, ALDILG. Ook ro en.. Bet is een tijt -
-
te planten ende tijt to roden, dat gheplant is. - Wijn. 1477.
RO K , zie roekeloos. ROEKELOOS , bijv. n. en bij w. , roekeloozer , roekeloost. Van roek en lo©s. Zorgeloos, versnetel , al te ftout: hoe roern keloos is.die onverlaat in al zijn doen. Tegen eene beelisto overmagtte kampen, is ee;4 roekeloos bedrijf. Van hier roej. keloosheid, in den..B`ijn. van 147 roeckeloesheit.,—ver, oeke. loozen enz. Het fta in woord is roeck, roek,toezigt, bijKIL., ruaca bij K E R O ; roek nemen oj . eenighe faecke ,. daarop letten ; -van waar ,'oecken , ' roeken, baekomrne , ren : hem en roeckt niet, wat. hij feijdt , het bekominert hem . niet,- wat hij zegt. Dies is, dat ie roec, dat 3c die tafëde niet en loet varen. MAJrtLANT. OUliiigs zeide men ook roeken van iemand, iets , o f eenigs dings : wanttu niet en roecJle van dijren printen , enz., 141JB 1477, dus is de regte fpcllin g roekeloos , en sliet reukeloos, dat zonder reuk zou zijn , het welk VOND, echter bezigt': die reuckloos mentden breidei van de zona ROEKEN, zie roekeloos. ROEKIOE IAEN , onz. w., gelijkel, Ik roekkoekte , heb . ger^oekkoekt, Klank uabootfe d woord, c nt leenti ;
,
1.
o.a
leend van het geluid der duiven : ik roekkoek als ecn reeuw4fc ,e dofer.. jx VAN CUAND .1.
.•1 'i z . Il. , _ m 4, , des roem:, . of van den roem ; zon. der ineerv fene luide verkondiging van iemands eer : verbreid zijn roerre' de ganfche wereld door. Met ' A R D. Uw' roem , uw' wondre ma je. ,al hunnen roem. V O ^D. S. P Hij draagt. daar roemp, o hi j . e• e^^n r oemt zich zelven daarop. Naar roem (laan. ,Zicfz roem verwerven. lernands - roem lensjdcn. Ik zeg het, zonder eigen roem., Roem ;n fchande fellen, loftuitin. gen gr4 naden op iets, dat fchhandelijk is.Van hier g oe^^aachtig, bid KIL. Zamèntlell.: rocsn leri ba , begee• zg naar roem, roemgierigheid, roemrijk, rijk in roem , ree^nf^uchtib , door roem bekend , roemruchtigheid , roemruchtiglij k , roemwaardig , roem waardigheid , roemwaardigli1 k , roemzucht ., zucht en verlangen naar roem ,, roe zucktig , roemzuchtigheid. Roem, hoogd o . r'uithrz, eederf. room , KEr o, OTFR ID. raam , is verwant aan het zweed. ron , dat eene juichende y goedkeuring aanduidt; terwijl room in ze. kere oude Glosf en door geroep vertaald is. Het ítani' woord is het volgende: ROEMEN , , becir. en onz. w.., gelijkvl. Ik roemde, heb geroem u • In eenen bedrijvenden zin , luid veraeffen, loven , prijzen : hij wordt van iedereen ge. roenzd. Ge lachte. aen. 'geflachte fal uwe werken roemen., P'IJPFLV . En roemen uw'gezag, uw niajeileit. L. D. S. P. Hij had ze f choonst geroemt. VOND. Ook zich van iets roemen : al roemt zich Mentz van zulk een vont. VOND, 0nzijd. ergens roem op dragen : hij roemde op zijn ; .
,
-
eflaeht. Roerra toch niet op uw verfland ! Er is op hein niet teel te roeo'en. Van , hier roembaar , roemer, roemi^rg , roe faun bij - KIL., beroemen , enz. Roemen , hoogd. ruhmen , is .verwant aan het angelf. hri j man , roepen , en. liet zweed. rosa , luidkeels toejuichen. ROEMER%, zie romer. ROEMGIERIG , zie roem, ROEMRIJK, zie roem. ROEMRUCHTIG, zie roem. ROEMZUCHT, zie roem . W P , z. i. m., des roeias , of van den . roei; zonder rneerv.
210
R o.
meere Eigenlijk, de. daad van roepeg* In liet gebruik,, een luid gerucht : er gaat een ;echte roep van hein uit* . e roep gaat , ,: dat Dantzig over is . De, ge;neenen roep volgen„ OUD. Roep , Doo d. ruf, N OTK. rooft', is afkomf ig van het volgend-C : ROEPEN, bfa;dr. en onz. w. , on e i kei. Ik rie , heb geroepeF;. Onzijdig, zich .Met Bene luide {Iern laten hoaren , fchree .wen : fi7 roepen , ende de Heere hoort. Bij B F: L V. 'IC roep tot u , benaauwd vaan harte , en roep om htilo den anfc'?eau daag. L. D. 8. P. -O h Om bij/land 0112 genadee , om wraak,, roepen. ok enkel roepen , voor olD wrooak - roepen :: daar as eega ,. fi emme Woordenboek. ces bioes u+ es bro= dcr Nieuw Groninger 19522 • - W. 1 jBELV. Van dierGroningen-Djakarta #poppep e zenden. Bedri veridvd , iets uitfchreeuwen : bij roept ?oord -en brand. VOND Hoor ik de „nachtwacht geen twaalf roepen ?Jemand met of , zonder verheffing :van flens bij . zich vorderen : wie roept mij daar? . a*pe pij hen kinnen. i1 Ten roept ons in het geweer. N ooii g n , over liet ai gemeen : ga , waar de eer u'roepen mij. Zij worden tot het rvondr a^.d ^, eroe ez. God Go droept Pen : fe n^naensch krachti Ii 1 dor Zijne geiz 1 V n n r •ocpeî• roept rocpjier. .unie Reil.: ro p em aanroep 'n , aauiroeper, aanroeping , ajro epen , a moei er, afroeping , beroep , he' roepel f k , beroepen , beroeper , bersep x: , geroep , in roepen , inroeping , oproepen- , oprbeper , oprot-pi , uit roepen , uitroeper , - uitvoeping, ierr-oep z,., ennz. Roepen , hoogd.> ruien , liederf. ropen , vries rots en, zweed. ropa ,, fin!. raawuan zjvah riafun • f)TFR D., N OTK. ruuof M ..SID , hre© yin , ULPHIL. kropjan , is een klank nabootfend woord. R : P R , z. 11. , iii. , 'es roepars, of van den roeper ; meere, roepers. iemand , die roept : hij is de roeper , en wijzijn de geroepene E erie 1p r tekrro2mm iet : wij praaiden he < met den reJ) r. .Re /c taai , d roete-r eens aai :
-
t
-S
-
M' ,
,
' oo;ts. een i.ck ;
ei
en hij KIL,. d.L_ 1. 1rot. 1
^'^ ^'`0k, , z. Tart4 d. ^ nz. , des roers , of van het roer ; ' meert. ROER ;• c;-en. Ei„ enli ik , een werktuig, om te roeien , een riem. r)j. o :der ijI. een zware breede riem, waarmede meu•Cel Iootje van achteren, zoo wel voor troeft,'-'. al ''e v urt. In het gebruik, een werk.tuj , 't wik aan ;roQte, en ook aan menig kleine vaartuigen de plaats. -
van
LAAN,
o.
van zulk eersen. riem vervangt :
naar het roer. Zerp het roer o1;. Toen 'Ik op het . roer
Y4:. ^ ^^ r Wai e ^ .:Over ra ^i' ctl ( e. VOND. Mee s 'Li1Ze dingen] : Zij ^.zst l; F^O 2 ,'e r o3 ^ i ai ^ IZ ^ Fs aT
d
t
^o :► 1^ in ' (e b'ef) ri ;°leg der Vz fi' .:i2m het o . naij vs.3N D. Spreek w.: b i1 is het ? oer van ,. t1 t fc11 zit ie poos , a' n het i oer , Ver hij j fe bei'iue. t alles • á s wgis o, vult zijnen pli r xi rr e LuOrfl ZuS't mij^ i hun ;2e , on ze te roer° Z ^F u W. D te _laan ,te roere T geflaan hebben. FJOOFT. .met roerr houden -, figuurlijk het belUer der zaken in handen hebben Godt, die "t roer hort bie, b ncc . ?VIT00N .biet ro r liet er• raar, heft is er op gezet. houd uw roer reg , pas op uwe zaak , ook', in de gemeeuzaine vLrLeer1Ug , van lern'.ud , die befehou'ken is: pas cap, dat gij van dronk.enfehap niet valt. Hij /laat fli%f op zijn roer , i s nie, t ligt v an Zijn fluk te r n ;en. iet roer vast,Lhoude;; e ^i van . zaken . niet verlaten. Van hier rie lnos , 1 ^fe; p)ezl, roertouw , enz . • 1^.^ r ^.,, ` a ler r©.^ec^ , neder!. r°of er ., angels: rhoter,, Roer bi ^l ' ,dder,OiFIuD. ruoder, BOX HORN rhodol , pooh eng. ruilel, ft mt at v roe:jen, hii KIL. TJCC:enn, - oeler,, bi i zaruentrekking roer. Zie roei j'ei ROES , z. li., o. , `. eie's roers, " of va,-z het roer; rneerv. roeren. gigeril k , eene rieten pijp , en voorts evt i1veL1 welke ppijpQ In het ge uui , d e pijp v, a.n een fcluuetgeweer, en zulk een schiet e yd eer zelf, zoo hi-2ast. iet eene aanmerkelijke lengte heeft , en dus geen pistool; niaa.r een fnaphaon : ii greep een geladen roer. Die hond is op het roer geleerd* I Wet het roer op den hals; flooFT. Zai . érr telt..: `oerband , roerloop , roermaker, roerfckutter., ganzei oer, jagtroer, . vogelroer, vuur^ roer , windroer , , zinkroer , bij KIL. fen hroer: het zinAl oer in de vuist. FlooFT Roer, hoogel. rohir, ijst. reijr, hij Kar o. rorri-u, NOTA ror. x ROER , Toere, `z ii. , vr., der, _of ven de roer; zonder meerv. De daad van roeren , beweging, opfeliudding, beroerte.: al in roere ,i7ellen. KIL. Bij denzeifden KIL. eene krankheid, welke den naam van beroerte draagt, en buikloop. Maanbeden ten dage is dit woord enkel ebt lkelijk ira. ztmenvOeg1flg met rep : h:j bragt alles in rep en roer , in volle beweging en opfehaucdding. Zie rep' ✓
-
,
y
,
-
11 ø repen. Zainenflell.ti oproero ik ren.
flOER,DOMP, z. n. m. dei roerdornfJs of van den roerdomp, meerv. roerdompen Zeker flg van reiger' 4 geel van kleur' met bruïne vlekken ri;atl ii rOer on fJ ende nachtuzj1 fullen het efl ic/c befitten BIJ ii v ik. gelijk in :t eenzaam- kwijnen aan den roerdamp d& woeJhj#en L D S P Roerdomp hoogd. rohrdo'nmeJ out h6rdomrn1 NOTI horotumbel, RHAB. MAUR. horôtwil, waar l èhjjnlijk van ho, drek en (lompe/eui of dornpei oni dat hij den bek in het flijkfleckt als hij het bkend gefchrei aanheft,,' waaraan hij zijne nderI namen iprump , en ikre, even zeer te danken heeft als dien van roerronpe bij Kit bij wieri troirpe een niond trommël, waldhoorn en beteekent, terwijl roer iii deze zarnenftelhng de beteekenis van riet hebben kan r0eÈdommer6 In de BIJBELVJIT. van 1477 hee ' Zie roer hier boven kOEREN,bedi w gelijkvl ik roerde, hebgerQe'd Aan .^; raken Zruidje roer mij niet. Zie kruid. Overdragtigl Zij is eenkruidje roer mij nit, z, *Ij is ligt gera a k ti Het eene huis roert het andere Bewegen dat verhaal heeft ntî innig geroerd. Hoe 't z:h al rondom' mij roert. VOND. In beweging brengen de toeP dei brij Hij verbiet de Zee te roeren VoND De trommel roeren, het trommelvel in beweging brtngen doc# eer men 't roeren van een trom alleen VOND meermen zulks en roert hoe meer :j flinken hoe meer uien daarover fpreekt hoe meer onaangenarriheden nien Verwekt OuL weid roeren ook voor betreffen ge ïfzt andere zae bezigd : i4'4t nu die flukken roert ken r o,.- rti H. DE Git. Ook voor aanroeren melden want h:et (iii dit boek ,) worden ghûroert namen ende hij?orz'én . BEit)V. 1477. Van hier roerbaar, roerend, roerlijk , welke woorden dezelfde beteekenis hebben roerende goederen , die men roeren , bewegen van de eene plaats naarde andere brengen kan, in tegenover' ftelling van vaste goederen ,als huizen , landerijen , enz Voorts. roer,roere, roering, enz.' Zainenftell. roer kruid, bij KIL. een kruid, dat tegen den buikloop gebruikt Woidt, hierom ook loopkru:d genoemd, roer f.Paan ,
,
,
,
,
,
,
.
,
,
,
,
,
,
,
,
:
,
,
,
.
:
,
,
R c
als
ftaan, of roerfok, een Apothekers werktuig, roer'. vink , enz. Aanroeren , beroeren , beroerder , beroerdheid , beroering , beroerier , beroerte, doorroeren , in. roeren., omroeren, ommeroer , of roerom , onderroeren, opvoeren , -verroeren, uitroeren , wegroeren, enz. Roeren , hoogd. rukren , nederf. róren , vrief. ieren, ljsl. reira, ang; lf. hreoran , eng. fear, zweed. r©ra , OTFR I D . en NOTK. ruoren , ISi n. chihruora n , hriran, ULPHIL. reiran, gr. 'Opcpety. ROERING, z. n. , vr. , der , of van de roering; ineerv. roeringen. Verkleinw. roerinkje. Beweging : de wind verwekte eerrelerke roering in het i3'ater. Even als roer bij KIL. , buikloop , Loslijvigheid : ik heb eene geweldige toering in mijne ingewanden. Opfchuddin g : ie tilding ver, ekte eene groote roering onder het, volk. P n dien gene , die de roeringe rnakede. v. 11ASs. aanteek. f
op KIL.
R OEROM , z. n. , m. , des roerorns, of van den roerom ; meerv. roeromen. Een gebak van - gettadig om'. , geroerd koekebellag : eeti j ook gaarne roerommen bij eendvogels? Een lpanmiekok., die niet heel, maai geroerd en aan brokken uit de pan komt: gij bakt niets dan roerorni en. Een men,gelklonnip: tot eenera roervat. HOOFT; bij wien orn treroer de plaats van be'. roering vervult , in: , tot - ongeloc elájken o mn;eroer aller zinnen. Beide woorderf zijn van . o,nroeren gevornid. ROERVINK , z. n. , ni. , des roer^iinks , of van den roervink, meerv. roervinken. Verkleinà^v. roe,vwnkje. Eigenlijk, en vink, cie andere Vinken in het'net lokt; gemeenlijk naar zijn gezang kwvinker genoemd. Jij liet 'gebruik, een verleider van de menigte tot oproer: de ioor nacitnlie roervinken werden bij den kop gegrepen. . hij KIL. ook rockvincke., van rocken , rokkenen,... en roerfiichter , van roer , beroerte , en jlichten ; maar roervink is daarentegen zamengefaeld uit vink en roeren, lokken; welke beteekenis het hoogd. ruhren nog heden.. daags heeft , , en in ruhrvogel, ruhrlerche-, ten toon fpreidt; terwijl roere, ruere , bi* KIL. een lokaas aanduidt
ROES , z. n. , m., `van den roes ; meerv. roezen. Verkleinw. roesje. Bedwdlning door ílerken drank: als dij dus voarrdrinkt zult gij haast oenen goeden roes heb-
R o.
22
Heet Mj z J nen roes al .uiige f apen ? Nu twa
he áe
o
xiiidChh.e.-s o.^. 1á jos 1ge^Jicon, om 11i zu1k-á, ee11 ren de` . b^' w Al 5Y .E g die 1>-c-„ :_' s ig 1^ ^a tsi ei ila n te neme s JZ g a ^. 1. >
^^
g^^
en dezeÁ r , Yf s E J oiit uc it :rd a €:lertnaal daar over ' ;craay^ 1et 41 doef , zoo hij z.e: alsdan 11=,19 goedkenar et,l., tent .tul er tebrengei Zij namen die bet jd
ten clry rhilvc n P: 1: roe§y Van h.1 r ls bij de roes , nog,_ he rendaa.gs. cp grond van losre . g sf rg,eJx , on gem rade á:„ heb at vleesei bij den roes •erko Jis nama dat werk bij clean roes aan. Het gaat daar elfes i)i.j den tiroes ; zonder •g nnoegzaam. beraad en over.
1e R oesweti,k . is, dat rnui naar eerreu 1o' fa overíiag aangep4:. ruien.. heeft; of aangenomen . c-rk, over liet alen . in te benoverftelling van dagwerk. Roezen • $s eeneb. 10 sten overílag over iets maken :. Gaf behoeft cut eeseh ; .niet te wegen..,Tj zullen maar roe zon. Roezemoezen , ook roezeboe'zen ,i s tieren en krioe. •1eI , als; of w.eii c^cor herken drank bedwelmd was ,
k iecht es en x meisjes roeze oesden door -elkantieren. Roezig. is , door den drank bedwelmd : hij er heel. roezig uit. In `ried, is het vol ongeordende beween ..
-
Ci in Y : het is daar ilti d even roe :ig. ROEST' , z. n. rn. , yan regz roest; zonder meervel Ru ave 4 a.y {fee±e , die uit verfchillende metalen opgelost worden : d er f roeh motte nor..h roest' en ierderft. Bijl* i ["r;et soes` . eed a'(er ( peer; z'1 n punt en r1zar btir.•k ; \ToND. Men houdt__ het loodwit voor den roest ,
i an -r het . loo l Die: rn'uwel:jx en roest - ontgae.n1. 1) h Bij HILMI tt: _onre ie . onzijdig het roest van
, •
Bij MoorrN is het vrouwelijk. yt 17Z ?wcrk fr V aan, • hier roestac'tig , roestig enz. Za eis elf.: ko err.o'. st. ijzerroest enz. . Roest , hoogd., c erg :. , zweed., en bij TAT. rost, ne der-l'*- aan o;e i, en 1•u.st f nl. ruoste, hond;. rosd^'z , 'pool. reiza , 'ool] re z, iisl. •u' , aKlif rhi dni, .fr. roaille, i al. rtigg ne , rz!big_ e lat. rugo , in aerugo en ferru-
go<, en rubigo , lchi j nt verwint aan rood. RUEST.i N , onze' w, gelijkel. Ik- roestte , ben geroeste Met rotstb zet ziy alle oned„,le metalen roesten , waar het goud is aan geen roesten onderhevig. Door roest verteerd worden en vergaan, over hét algemeen: oude .diefde roest niet. Van hier roesting. Zamen1ell.:, aan 1
roesten, t a. froesten , beroesten , doorroesten , inroesten , verroesten, wegroesten, enz. Zie voorts roest.
oi z. W. , b eli j vl. Ik est ë , heb gerest Bij KIL. rusten van vogelena gefproken , die op hunne lust gaan zittens E i ro st, roestti is bij denzeIfdenn KIL. een hin ienkot, of hoenderkot. Voorts zegt toen wegens patrijzen ^ die digt ineen krulpeiï , en stil blijven zitten , en Wegens andere vogelen, die zich op eenerg boomtak, of elders, nederzetten: zij gaan roesten, zij gaai te roest. , ^, OESTIG, bijV. n.eis.^)1^ , ...di e y^oeSt^^, ^ C^, !'OeStZgSt Met roest bezet: wat is dat mes roestig! Schor, heesch de keel is ani;i• verbazend roestig. Van hier r oestigbeid, reed in de'BIJBELV.. van 1477 voorkomende : doet die róeflichelt van den filter; in de ff atenoverz : et®et het Jchuir» 3 !a t zilver weg. ROET , z. n. , ti , des rrbets, of man het roet ; zonder eetV. Eenti donker bruine of zwarte ze1fllandigheid, welke door het vuur tuit verscheidene brandtioffen voo rtgebragt Wordt, eis zich aan de rookleiders vast.. hecht : die kagchelpi p zit vol roet. Wanneer zal yen het roet eens uit den fcbóoifleen vegen P Van hier roet' 4cbtig , roetig, dat naar roet zweemt of fmnaakt, roeighei Zanienfleil.: roe kleu , roetkleurig, enz., kagihelroét , ovenroet , j choor f eénroet , enz. Roet, eederf: root, hoogd. sufs, is een oor prop., t
'
.
.
,
kelijkduitscb woord , het we& ook ongel , fineer, a nduiidt. Zoo Vinden wij in den BIJBEL van 1477 ende dat riet` van vette beesten. Overeenkoniílig me
deze beteekenis, lezen wij bij J. CATS :. jjn oog enz. . n fagk niet op het osfevleijs , Niet op het fineer, niet op het roet4 .o W.A&R.D, zie ruwaard. ROEZ.i^ MOEZEN, zie roes: ROEZEN, , zie roes. ROEI i G , zie roes: ROFFEL, z. n. , vr. der, of dè r6ijl; sneer roffels. Eene fchaaf, waanbede neen her ruwste van her hout affchaaft : geef c ie slank eenree fireken met de toffel.. ^Iij loopt er maar roet de ro f tl over heen , is, tlurlilk, h1j gaar daarmede los en flordRg te werk. Vanhier rofeten , rofelii : Zarnenftell.: aft'geleiZ , 9e. °öfei rfelfchaaf, o lwe enz Dit w oe r{l is zeker. ijk ontleefld van het geluid , t welk eezi ïoffelfchaaf vere ,
9
wekt
wekt , als mén daarmede ruw hout bearbeidt. Ten minifee heerseht er eene klan'knabootf eng ine ROFFEL , z. n. , vr. , der , of van de re é1; meerv. rofeis. Verkleinw. rofelt je. En geí a{bib gerommel, 'í: welk- men met eene trom verwekt : men Jioeg eene ro fel. Voorts , de kaft .jding van eenen fldaat , die ouder het gezegde gerommel door de fpltsroeden loopt: hij kreeg Bene t:luchtig-,e ro °gil Hoe vele roek' heeft hij al gehad? En eene babbbelaar. er , die door haar geklap, het gerommel van eene trom nabootst: dat. is eens re `" r o e!4 RO1FELEN, bedr. en onz. w. , gelijkvl. Ik rc eldc, heb gerofüd M et de rof^elfehhaaf het ruwfte van het h out afielhavv,. Figuuri. , iets ten ruwfte doen , er los en vlugtig over' heen loopes : wat hebt mei; dat werk weer gevofeid ! ,z jd: gij moet zoo. niet ro f€len. Van biar rofelaar , rofelat ier , die liet werk bij overhaas. tig l el flbrdidoet. IELEN, bedr. en onz. w. , gelijk.vl. Ik raffelde, ROFFELEN, heb gerofeldd. ( nijdig , een genadig gerommel met cciie trom verwekken : dat rof;lenl verveelt mij gewel" di E n zulk eeti gerommel door een onophoudelijk geklap nabootsen : wat rofelt dat wijf! Bedrijvend eenen foldaat kastijden : wie wordt er nu gems Id 2 Van hier roffeling , geroffel. ROFFIAAN , z. ii. , M. , des ro „^ ans , of van den reƒiaa a ; rn eert. rof armen.,Een hoerewaard • ren dikte ,den roffia n duchtig toe. rt Zij woeckenaer, 't zij dief, )RP; +.i woord is van le rofiaan. F. v. 't zr?.. v u ijle het fr. ruften , o:k liever van hct stal. ruffiano , of fp.. rofian , Ontleend. Van hier rojaanfckap. den r,g; meerv. R OG, z. n., m. , des rogs, of v. Dezen naam.rogjero t e, Verk.leinw rog c en, eeft meen aal, Benige foor ren van kraakbeenige Zee dieren; inzonderheid a2Yn zekere fort van platvisch nier een lasben maart en fc:iher pi_ rug : men vangt in estindie, en op de Kust van Noor 'egen, verbazend groote roggen. H. 'iairog ,. arardro,7 , fpicgelrog, trilrog, uz Overdr.'agtelijk , een niorfig vrouwmensch : dat is een flinke,^. tle rog. Spreekw.: was er flimmer rog in Zee, hij zo' mij aan koord komen, was er erger onaangenaamheid voor mij mogelijk, ik zou dezelve niet ornt -
)
e.
.
,
R o;
22.?
ontfnappen.. Zmentleil.: rog gefaus , • r.gJJaart, enz. • Rog-, hoogd. roche, nederf. ruche , deen. rokke , zweed raocka, eng. .roa :h, is van eenen noordichen o.Irfprong.. ROGCFIE REL , zie rogchel: ROGCHEL , z. n, , vr. der, - of van de rogchel ; meerv. rogc:hels A oders ' roc=iel. 3-k tzeltIt .als ragchel ,- erne fluji : hij kon geene rogc'els meer opbrengen:: Van hier roirchelar. lti Zainenitel.lk : rol, chebel , een. rogcli.el , en ee : rnur g vr' uen rh, en togc•.%elpet, figuurlijk, lietzeitt .t as i ogchela.ar, hij tu L. rocheler_., en rock ert, in °et CONST. TH.: ,j u w.: , he M is een ouden rochaert, alfoo ick gae versroer. - Het Rainwoord van dit alles is liet volgende ROGCHEL EN ,. onz. w. , gelijkvl. ' Ik rogchelde , heb gerogcleld. f Ivtzelfde als rag. c,7elen; en tevens 13edendaags , in navolging der. )uitfche.rs ,meermalen voor reis'elen ge'hczigd. Zie reutelen, en - ragchelen. Van hier rogehelaér , rogchelaarfler , rogcheling. Rogchelen , of rochelen , hoogd. rocheln., pret. ronkel, is , even als ragchelen , een.. klank .nabootfénd woord, . ROGGE.,. z. n: , vr. , der i of van de rogge; zonder nieerv. Een bekend flag van koorn : rie rogge is :riet wel gemalen. Met vette rogge te voeden-. VOND :. Merr verhoed, de gemeene rog hoogher ., dan tot twee gulden en 'Vijftien fluivers , te geven. HOOPT. Het plantge• was , ' t welk dat koorn voortbrengt: de rogge iatt overal even Hecht.- Hebt gij uwe rogge al gemaaid? Zatnenrtel1..: roggebloem, roggebrood, roggemeel, enz. Rogge , bil KJ L. rogghe , ook wel - eens o, oud duitsch roggo , -.m i ddeleeuw. lat. rogga, wend. rock, hoogd. roc/een, wàllif. rh:jg, angelf. rijge, eng. rije, deen. ragen , zweed. 'rag, dalmat. raak , is -even zeer váti'. Benen. noordfchen oorfprong, als de rogge zelve. ROGGEBROOD , zie rogge. ROK , z1 n. , m. , des ros , of van den rok ; tneerv. rokken. - Verkleinw. rokje. Een kleedirigftuk van meer dan eenen aard,. naar dat het voor n'ans of vrouwen dient.. Een vrouwerok fl rekt van de heupen tot aan de enkels, een mansrok 'daarentegen van den hals tot aan de knieen. Voorts duidt rok in de zamenfie)l.: borst. P g S
•
S
-
-
. 1.
•
.
.
-
1
-
-
-
R os borst , aerndrak, nachtrok , overrok , pelsrok , en nog andere Poorten van kieedin ;ihikken a n , en f hi ut het d4 betekenis van een kleed over het aige;1een te hebben : ende hij maekte riem enen veelveru'igen rc ck. BIJBEL%t Een flip van do„ rok /%heiren. HOOFT, In onzen vleefc/ e1i iken rock, in ons vi ;efeheIijk bekleedfel. D. DECK. B jzonderlijk beiiienen de Zeelieden zich van dit woord, oen een beklee f i van dezé of gene tuigaadje aan te duiden. S pa eekw.: een rokje uittrekken, vermageren. r Zijnen rok omkeeren, van de eene gezindheid , of partij, tot de andere overgaan. Iemand den rok uitvegen, hem lustig be ijven , of slaan. De rok maakt den yuan , zet hem glans , en uiterlijke waarde bij. .Het is wel een rokje kouder, zog veel kouder dat men .een kleeding(luk te meer dient aan te trekken. Zamenfleil. : apenrok , bovenrok , krt jgsrok , lijfrok , livreirok, n z. Rokkeband de ok reisrok, rijrok winterrok .gin rr , e,^ , rokkebont , rokslijf, keurslijf,, rokslgj f maker, roksmouw enz. wen d rokspand , roksvoerin Rok, hoogd. , zweed. , nederf. rock, angeif. racc, fr. froc , bret. rokgit, wallil. rhucken , flavon. ruuhh , rauclio, finl. roucka, hong. ruhfm , WILLERAiVM. rocclze, NOTK. .7okk. gr. po)co , .f jr. , famarit, rakua, is een zeer oud woord , waarvan het fr. èn eng. rocket, ital. r ocilietto, fpan. roquetto, . verkleinwoorden zijn, en welks oorfprong voor ons verborgen ligt. ROKKEN, z. n., o. , des rokkens, ofvan het rokken; meerv. rokkens. Oulings rok ,bij KIL. rock ,Tpinnrock.- Het werk,, tuig waarom men het vlas , of de wol, tivindt , die men (pinnen wil : is uw rokken al ledig gefponnen 2 En houdt haer handen Jij!, ifen 't rokken , d'een en d' an. der aen do pil. H. D1 GR. - Voorts het vlas,. of de wol , waarmede. liet rokken omwoeld is : (pin uw rokken toch af. HHi j wenscht , eer 't rocken dunt , het mis door uwen draed. D. DECK. Zamen e11.: rokkenblad, rokkenpapier, rokkenshoofd , rokken/lok , enz. Spinrokken, in plaats van welk men oulnigs niet dan fpinrok bezigde: hare hans almen vatten den %inrock. BIJBELV. Wiens handen verdroten den fpin.rock te ruerene. Co.. v. GIIIST. Bij den ƒpinrok t VOND. In. het onzi j d. geíi. : het fpinrosk van Minerf se handelen. W, STER ma -
-
•
]BAAN.
o
Rokken , of rok , eng. rock , rack, itaI. rocca , fp. rueea , zweed. , ijs]. rock , finl. rucki , lapl. rokkal, horig. rohka , hoogd. rocken , is een noordsch woord van eenen onzekeren oorfprong. ROKEN , bedr. w, , gelijkvla Ik rokte , hei eerokt. Eigenlijk, vlas, of wol, op een fpinrokken winden : -
als het rakken is gedaan , willen wij aan 'tfpinnen gaan. 't is _fijn gerockt , maar kro. f e%ponnen. VOND. Over• dragtelijk, iets ontwerpen : hier is gerockt, dat noch liet en is vo `Á),o yzen. C. v. GHIST. Want dat gherockt is moet vo%fl>onne?i fijn
.
BIJBELV. 1 477. Van hier
berokken , dat insgelijks het laatfile aanduidt : maer 9er=kgc/ il berockt onficrfelilke krijgen. D. DECK. Voorts vindt men bij KIL. nog oprokken , ro gifel en toko vink, zie roervink. Het ftamwoord van rokken is rok; even als rokken dat van het volgende .OKIC E NE ., bedr. w. , gelijkvl. Ik rokkende, heb ger;kkend. Hetzelfde als rokken is het glas al gerok. kenel ? Si j n t oeFien is verdienst ; fijn rockenen `s winnen. HUIGENS. Bij z o n d er lijkR, veroorzaken : waarde gierige eigenbaat uw val niet rokkende. , J. DE MARR. Vi ann
-
,
^le rolle des boek: is van mij gefchreven.
BJJJ3ELVERT.
R o-,
-23o
E n, daar men, om zulk een gefchrift te lezen , liet papi:r, of parkem :nt znoëst ontrotl,en , of ov :r , de rol halen, ontito}id de fpr ekwijs iets over de rol alen: de vorio•e eeuwen over de rol ligalen. OUD, hij is bid
dc moiering op t e rol geplaatst. Allerbij 7,on ler.st , eene lijst van rnenfchen , di voor het zegt gedagvaard worden laat hem op de rol zetten ! De civile rol, de criminele rol. En de plaats , waar zulke nienfchen ver^ioord worden : gaat gij nog niet naar de rol ? Is bil den have verboden, op de rol te klappen, of eeneg ander gerucht te, maken. Het p .pi-^r waarop de rede, die een toon.yeI geler te voeren heeft, befchreven is oulings had elke too%eelfpeler Zijne rol in de hand. • Het geiie op die rol geCchreven is : hij heeft zijne rol niet ,genoegzaam van buiten geleerd. • Zal een ander uwe rol ver/laan? Vorm. Al, wat een tooneelfpeler te zeggen .ofte doen heeft : • hij voert zijne rol niet kwalijk uit. Ook fpèelde '^ij \ de rol. f IoorT - Nog al overdragtelijler is l yzzazzds' rol f.^elen, zijn karakter, of e.enig bidl zonder bedrijf van lx:yrn nabon .fen. .bene rol (pelen, zich anders aan lellen , don enen is . of een of naeer bijzondere bedrijven verre gten. De wereld is een ,/peel. tooncel; elk ./:,eelt zijn rql en kv-'z. gt zijn deel, elk ver,
:
-
,
-
)
.
r eenge bijzondere bedrijven , en wordt, daarnaar - belo'n . Van hier rollen enz. ZatneneI1.: rolband, die in ro.len verkocht wordt, rolbed, dat ()p rollen fioiat, rol7eurt, de beurt van . eengin , regter , om op de rol t ±iaen, rolblok, rolbroek, dien men ornddt r oni rolt, rolkoets, eene legerkoets op rollen, en een rijtuig ip lage wielen , rolkoetsje ro kour a , rollaag, rol ro/pard rolpens niet gehakt en gekruid run lv1eesch gevelde, en tot-°olien) emiaktep-nns rol °on a roleen n ro joel , rol/lok , rokast , die vast op zijne rol rol 'agente °' COZ. Atinroi, plooi] n 9 is, ol ag
n a';
.
-
R i4BROEK, .zie rul.
ROL.
KU 0.
2
O L ETS , zie rol. ROLKOUS , zie rol. ROLLAAG 9 z. n. , vr,., der, of vaan de rotlaag; meerv. rolla rf, en. Verkieiuw. roiiatijfe. Van rollen en Een.ne ia=. g van aarde, of andere dingen , welke , op de fch c ding tusfch.erl. eefleri lagerera en hoogaren grond om het afrollen van (ten laattien voor te komen, gelijk I1s een aanrol dit door zijne fc1iu ntèh e rigt rag voorkont : er is eene flemen rol1ao tzi Jc t d z e plaats en het tuii2tje g €maetffld. J raak mik (i ar eens rollaag vai klei of zo ez . ROLLEN „ bed r. en onz. w. , gelijkvl. Ik rolde , beb en beu ,gerold. Onzijdig , de beweging van eene fi hijf, cie derwijze Cnv he-Ire as wentelt , d t zij voor - a rr s ver plaatst wordt : het tafelberd rolt over de kamer Waar. heen is die duit gerold? Dezelfde beweg g vaii en ander ligehaarn , dat, uit ,hoofdde van zijne rondte, daar vouF ook vatbaar is : de tranen ,orden bern over dd wangen. 1)1e bal. rolt naar den paal. Toen de op el , root van gout ., en blozend root , quar rollen. \/ O I). Alle voortgaande beweghig , die uit wenteling ontflaat: de kinderen rollus over den grond. Bedenk , hoe al didc hemelbollen ge/laag rondom het zonlicht rollen ! De golf, gelijk een kloot al hooger opwa ;rrt rolt. VOND. De er , en meer an.. voortgang Iran liet geluid van den donder dere klanken : s k ,'ereml 1, op t lzoogst gedzich ` reis en klatert co-os de lucht. L. D. S. P. Da gerucht 7 oit Van. piaats.to plaats , van oor tot oor. De x e4: e.•dz e de beweging van en i gchaani, c +t zich daar onder rondwentelt : ik rag bern iat den toren Paar beneden rollen. Er rolde 1 aar een f elPin van cn muur o/) !/4 Neervallen , over liet algemeen : de kalk ;-01 van den wand. Er rolde menige ruiter van zijn paard. ik zal hem doen rollen , ik zal zijnen val bewerken. Een clubbeltfe kan w2nnderriijk rollen , adie zaak kan eerma;. vre midera keer nemen. O erdra t. , van verzen , die zonc1erIooting kunnen gelen eernarzocht vloeijet , en zonder den : zijne vcr°zeil rollen altoos. Bedrijvend , voort, OF beul e) weder went:Acnn: hijj rolt zich zeivén over deus grond. Zie eens , ho0 dat paard zich rolt. Rol die fl -: sc,4 , misfchien wordt zij wederom v l Her, deeg moet wel gem kneed en gerold worden. Eenti kolf l aan rollen , 11L Lt acne feenen rol ¢eirit en effen maken. Van hier ; ei/e aal, vloeije nd , rolling`.: Zam e-n ifell. Q aannrolI nn, fro1ien , .
'
'
,,
doorro'len , beenrollen inrollen , mederolfen , heerrol-" len , ons 'e •s ol/en , (,pro. llen, overr 1Jen , uitrollen'., ve ° g rol/en, u-egroFlen, enz. Rollen . hoogcc. vollen , neg erC. ruilen , zweed. rolla, bres. ruila, fr fouler, ierlr roiain , erg, rolt, t icidel" eeuw. 14t, groilare, tarnt af van rol.
tOLLEKEN, bedr. w. , gelijkvl. Ik rolleerde, heb gerolleerd. Dit bastaardwoord duidt de verdeling van de onderfc heidene allen van eenrtooneel(hik onder de fpe ers aan : na het ro'leron ging eei; ieder aura ;iji werk. Van hier rollering. . .OLPAARD, z. n. , oa , des rolpaards, of van het rol paard; rtmeerv. rolpaarden. Anders roopaard. Eene affuit op rollen , die uien voor liet fclheepsgefcl:h*tot beg ligt ,. geí'ehutwagen : het geJchut; wordt op de rolpaarden gelegd. Van rol en paard, welken naave men aan dit werktuig geeft , omdat het zijn ge chhuut , even als een paard zijnen last , op den rug heeft, en met dien last, als bet ware af en aani i' lt Daarentegen be flnat roopaard uit roo,rood, en paard ` De., jperszwoe4 gen voor afuiten en roopaarden. J. DE MJÏRR. En hier bij doelt men mislcihien op de kleur, welke de.&e fcheepsa uuitenl doorgaans he ben; althans , ingevolge hiervan , zegt VOND : Bet bootsvolek voert de v agh en rwirnpei, zwaeit (de z 'derden , Rolt tonnen buskYuit voert, of a dclt r dode 'aor en,^ Onsfieeckt den spaden haen , die moort kraejt il den dagh ; en ,
-
,met brave Enckhuizen ^raeft, vol ;oedlt.s op 'i (roodt paert, Met zijnen kopren mout, dat gloende blixems braekte ,
En çlonderklooten, daer Noortzee en lucht af kraekte. Of is roopaard misfchien flechts eerre verbastering via rolpaar , even als rRampaard , bij HALMA P ROLPENS, zie rol ?
R)LVAST, zie rol. . ROMAN, z. i1,, m., desromans, of van' den roman; meerv. romans. Verkleinw. romannetje. Evenveel welk verdicht gefchiedverh aal, maar bijzonderlijk zulk
een, waarin de liefde de hoofdrol geelt, , en haar doei, door
R of
933
door eene reeks van allerlei verwarringen benen , zoekt te b i° els : er is fnij geen fch6:oi 1.^er roman bekend, dan het Bedelaars reis; e. Een flest/i: ndig e , hi tori fiche , 4'ijsaeeri e en zedelijke romans Van bier liet bas. taardw. romanesk, dat i ir eenen roman zweemt, en fomai zucht, eene groote zwakheid van onzen leeftijd, Roman is 1, volgans fommigen , een bastaardwoord, tuit het fr. roman ontleend ; en dit beteekeiit eigenlijk tien verhaal ik! de ro nanijche taal beíe.I)reven , dat is irt de ° pandhaal van Frankrijk , Spanje, en Italie , die zich in de middeleeuwen uit een mengelmoes van la, ti jn, gothisch , fr ankisch , en meer andere talen , vorm-P de. Volgens WAci-iT, is roman een in rijm gefchre.* Ve1n werk , van het te uton. riman , reitan , metrice ficribere , gelijk de meeste oude fabel gefchiedenisfen , of rorars , 'zoo wel bij de Engelfchen , Frats chcn . I 1oogduinachers als bij ons , in rijn zijn zamen:,eileld; terts wijl men , fchoou naderhand deze werken in ouri in gefchreeven wer dz en , dezelve niet den naam van roti;arm; beeft blijven beflernpelen, RO MANCE,, z. n , vr. , der, of van de romance nneerv. romancen. Insgelijks een bastaardwoord , bija zondedijk eene kleine avontuurlijke gefelhiedenis , die Ulo eenen gemeenza en trant in • dichtmaat heichreven is , aanduidende : wie leest niet gaarne de romance van iclancl , welke den naam van Oberon voert ?" OME , z ii. , o. , . .omes, of van hei Rome. D e eigen naa van eene bekende ftad : 't 4ela ide Rome reeft eer baw rensnoot geleden. VOND. Ende doe >ij te Roemen gem komen waren. BIJBELV. Gemeenpk acht men Rome afJ komftig van Romulus; anderen zoeken den oorsprong van dit woord in de eigennamen van Bomanus , .Roas, Roinus, of Rota; adderen in het gr. pco,usl, duu volgens eene reeks van oude gefchiedtchrijvers de naam was van een ílot, 't welt; er , omflreeks den Tro. anfchen krijg, op den Palatijnfchen berg g :Tlicht werd , door EVANDEP , die daarom bij VIaCIL. Romanae conditor arcis heet. ROMEIN , z. n. ,, m , des romeins, of van alen romein; m eerv. romeinen. Een in de stad Rome geboren peren Poon; inzonderheid een buiger van het oude Rome de Romeinen waren een dapper volk. OMEI SCH bijt'. n. en bijw , zonder trappen van ver„
-
-
-
.
-
atoo.
grooting. Van liet oude Rome a omfig, en da2rtoe bew re Heli ke de Romeinfche h 'e - fc c i . Eene Romein. fche kleederdragt. Deom i r, : efc e ,ars. Op zijn Romeinscli 1e Jef. Dat - is sera R o Fn.ei;< scka j7uk , e n kloek bedrijf, zoo als die der hurd wrs van leer ond Rome , die bij o s den naammm vn Jo ijzr e: voe °e , waarvan Roe,insei'5 af(1amt. INNnrc tegeu is . oo m se a dat tot hei: tegenwoordige Rome behoort. Rooraasc/z. R O1\IER , roemer , z. til , m. , des romers of %l B7 li^ d, ron er ; meera romers. ver klein i' u e n: r • r t^_t^^ e1 ^ t- ya r-„ ^Tijo^;l^^s , kelk met eenen .^r^^,^,n n vo lange ^^.^ et , ^^^ ^^^ell^l^g van een k ^ikj ,^ U e , I ^i,^crt ^^ ^ e enz" : de _/eer ^/an Schalen r magh ben wel ceia' f ien roejatir o1, dc ia;.asadt zetten. HOOFT. Deed ulckeaa fchui=4.ns vol dc grocten roorner fchenken. VOND. kamer, hoogti. romer, eng rummanier, zweed ritmware, volgens fommigen afk-or^nlftg van Rome; terwijl de R.orneir en onze voorvaders , di hun bier uit hom rees dronken , m ;t lekkers iclh jonen gekend gegakt te hebben , waarom elke beker lneruw reeks met dcii d i vc, r vod gciis aaii ld w d die naamvvan romer ^i^::t^e ^^q^^.., ^ver^^r^ ,
•
e .
•.J
de gezegde glazen bekers is "eigen geworden orden. Volgens
0...
t.
ADELUNG is roe rer rozet ruim ten naa.uwíte verwant, en moet oorfpronkeiijk ieder hol en ruim vat aangeduid hebben , èri ia.derlland tot de bijzondere beteekenis vaii een wijd drinkglas overgegaan zijn. ROMMEL, zie rommelen.
ROMMELEN , onz w, gelijkvla ' Ik rommelde , heb g erommmm ^ki. Een dof geluid geven : mijne ingewanden rosa . ; elen. Delonderrommelt. De hZ en ro i ielen, waarv oor men intuusiehenn gemeenlijk bro en of gonzen bezigt, ,Z u lc een geluid verwekken bij heet dyv orfntiI-Felen van een aanta lNer vard.eli k op, eik„,t i„ ler nlee geworpene i.i ln A • watro ntme1tgij daar in dt goed? in eenen-bcdrijven den zin , zulke dingen over hoop werpen: gij rommelt af les door elka,uier. Van bier rorra : ?el , een menseh , die in hare gefprekken , of anders , alles dooreen ron mdt • het is een regie ro <el , ro n azeiEa rtj , rornrne i ,. rommeikf uY ¢ . gemengde kruiderijen, rom e4J o: ,^ ruwe fc zrYt , o me/zo/ Ier , rome sneizo , alles onder elk ann* -
,
tag ---- er om>n1 e z. -
Romii;alen, ho-ogd. rummeln , eng. rummbie, 1381.
R o. rifmier , is een klank.rabootfend woord , even als ram* m len dat een (iels erdder geluid aanduidt. RUM 1 E INL ti. zie rar;irnelen. W( W1 I .tLKRUID, zie ro= trelen. I )MMMMEL ZU , zie rommelen. ROMIP, z, n. , m,, des romts, of van eten romp; n^.e v . rompen. V :rkleinw. ra^np e. Een rneïtfihdiik ,
,
ligehaam z{w der uitftekkende dee'.en , a's helofd ,, handen , : f voeten : van eerren dooden romp. D. DEC!. Een ligchaam, waarvan ten' nninf e • een der gezegde. deels n a tv-knot is: C;'en romp, van hoeft en ki on, °.' ,gg eknot. V OND.. Iemand 'het hoofd» van den romp flaan. Tiet eigenlijke lichaam " van een gebouw, ot fc ;tp de vlaspa vermeestert le den geheelen romp. VOND.. Daar lelt de dic/ee romp ,. en hopbelt , zijges en fl j ht.. Du• ZE LFDE. Afgeíi a en iïuken : bloed grv oeiH v an watergang en oorden , en rompen van de viool. ,j. D e. -
.
.
-
,
,
4ARR. Af brok .nhokken van knxa&fn u clen en mus1taatnoteu: hoe veel kosten (Ie ro 2 Vrc-ouw iiik -omdat de Enge fchen den Fralncoij fen de woeste romp geleverd hadden. i-I0FT. Romp, hoogti. rumpf, eng. zweed. romp. ROMPE L., zie rimpel. .
-
ItOMPELIG, bi ;v. nn, en bijvar., roi, pede ger, romp;li jst. Oi1effen , h ibb lig: wat is het ijs. ro ,pnitg. V ara rorp.len , hetzelfde als ri ' pelen j en dat van roetpel , hij € 11. h et welf door leem neg }' ns rompe w,r1r g_pplaa t, L ij hem or'k eeneg rimpel aa duidt. Zte rlmppel. ri:/eren. ,,. tk om t • daa r r p , b_ w 1orv g ROMPSLOMP .
.
y
l
jlomp aan/tappen ! .blij werkt r «"d even rcirpf1 mp. Ook wordt n.'t zet.t ; t. ;oor een be ( ie over ao.a, ligt : J et is clae e„' i; d enachtereenvolgens re te rc;n rep. de ters, Wolvegoasters, Drachtsters en rFeensters, voorWolvega, Van Lemmer, . romp , Joure, r,i i ipél Drachten , ^f i- i tjlenr Heerenveen e:1' ^7 Yn rij , en inwoners van dat is floclt}erig,;elsI^ d z^^.l~^.i Mr^^^: r • .: bovendien voor Feansters Surhuisterveen allebei vlak wij f/Evan 1derkous Fez ; , en Bakkeveen, r.p i daï ïR, Lt]r_ e: l en flod Fi , provinciegrens t t► ei r. aid ; •° :: ► F bij de Fries-Groningse ROND • bjv. ii. `n bijw.. ronder rond i ..Ko L. Y die #een is zoo rond , alp ee..a ters, Wolvegoasters, Drachtsters en Feensters,(^yt:^ achtereenvolgens ezel: j,, ! r #rfj_ de feit Lemmer, thans meer, (o' Wolvega, cie ;verenDrachten ;r o z ! zi en 'i'.: inwoners van Joure, Heerenveen en c keS riQ' : wijj z ^•eri ^li^rii i"i%t rr' ti f'/. R'E»d bovendien hoe'.; Feansters van Surhuisterveen en Bakkeveen, allebei ► .: zijn th we tÉ re'` e iz Le 1 ? ri.),. ^:Y, 1 'fe. i ; . '%c.^;^ 'ie vlak J7• ,:-:- H z; ^4n ^.. t o ' . bij de Fries-Groningse haai af provinciegrens ^ : f' • VOND. ,Een ronde clans is et a dans, l {ti aat 'i a :;i .
t
adC.
o
4
r[;i3í'i w ^:y
.
g
.^^w^;?o'yt
f
,
en
®i
en in de rondte. Overdragtelijk , opregt : hij is rond in al zijn doen. Ik zal u de ron ie waarheid zeggen. ,Dat (l'al te ronde Riddergaf H OOFT. Een rond jaar is een geheel jaar. Een rond getal, dat uit enkele tientallen beílaat , en waarin geene losfe eensleden overfchieten , of te kort komen. leen eet zich, ergens aan rond, als men den buik daarmede opvult en rond maakt. Goed rond , goed Zeeuwsch is een fpreckw oord , waarin op de oude opregthe d der Zeeuwen wordt ge' doeid. Rond wordt ook voor rondo. , als een vo wurzetfel gebezigd : rond de kerk bouwt hij een voorhef N. VI RSTEEG. Rond f bieten , met zijne reken ng wel iiitkornen ; hij kan op die wije niet rond fchieten , zijne inkomten zijn niet toerei end. voor zijne uitga• ven. Van bier rondachtig rondas , " ronde,. rondeel, rondeli rond : een ant-. k ronden rondheid i gheid woord f-4^;aakende na«r de Jlo landfche rondigheite HOOFT Rondte: in de rondte , in eengin kring , zit.ten, enz. Za ienn ftelh.: rondborfli , rondbor ig.heid,
ron °hout, ronduit , ronch'i s h , enz. 4ppeIrod, bolmm rond , cirkelrond, eirond , halfrond, klootror d , kegelra rond, rolrond, fe^^ffi ond, enz, Rond, hoogd., zweed. rund , eng.round, fr. rond, Stal. tondo , fchhijnt van het lat . rotunndus af te ftarmmmecl ROND , z. n. , o. ,, des ronds, of van het rond ; meerv, ronden. Verkleinw. rondje. Eigenlijk het bijv. rond, h is zelfandig gebruikt: de omtrek van den aardbol laat zich in twee halve ronden verdeeles. Eer de ï oo" te groet ontworpen was van dit geweldig ronde D. DECK. Zij dan/en, drinken , enz. in het rond. Zamenii eli. halfrond, hemelrond, wereldrond, enz. Zie het vorige, rond. R ONDAS , z. n. , vr. , der , of van de rondas ; heerwo_ rondasten. Een rond fchild: met de rondas aan den arm. HOOFT : Zij politen de fchrikkeli; ke rondas. Volra Illil ffies, randas, en fchild gebruiken. L. D. 8. P. Van het ir, rondache. RONDE, z , n, vr., der; of van le ronde; nneerv, ronden. Een omgang : terwijl hij . de ronde deed. -
-
HooPT. Oen den hemel de ronde doende. VOND. 1J j . zonderlijk, in het krijgswezen, een omgang, die des jiachts gedaan wordt: de rome kwam mij tegen. Wij -
cr # dc vi andeIgke„^ch:ldwachien do ronde a nroepen^ ,
Dit
tit woord is van het fr ronde, ital. rondd, over n...
men , en daarvan aamt ronden af. RONDEEL , z. n. , o3 , des rondeels , of van bet rondeel meerv. rondeelen. Ben halve ronde toren , die uit eenen itadsmuur uitgebouwd it , en tot deszelfs verdediging dienen moet : bet r"ndeel lhelri jkt den muur van seerskanten. 't Rondeel van 't fat. HOOET Dit woord ilarnt van het oude ft. rondel af. ,ONDEN , . hedr. en onz. w. , gelijkvl. Ik rondde, heb g eron.4 Bede. , rond maken : gij moot bet nog wat ronden. Oiizijd. , de ronde doen : gaat de burgerwacht net mecr ronden? Van hier roiid g,, rondfel. Zamen, fiell. : aanronden , afrouden , enz. RANDOM , voorzetfel en bij . , zamengetrokken van rond en om. Voorz. : er was een kring rondom de aaan. B ijw.: zij liepen den ganfchen Jag rondo^n. In de BJ B&Lv. koint ook ron ^ ber voo i• : ghij ult I ,l oock eenen goudenen krans daar aan makers , ron toris her.
RONDTE, z. n., vr., der, of van de rondte; meerv, .rondten. Een woord van denzelf den acrd , als breedte„ lengte , regtte, enz. Het ronde van yen ding: de rondte der wereld. In 's werelds wijde rondde. D. DECK. Het dory ligt in de"rondte, heeft Gene ronde gedaante. Bynnen de rondte der had, hinnen Karen omtrek. Dit woord is, even als Beni e, vorige, van rond afkomftig y zie derhalve verder rond. RONKEN , onz. v T. , gelijkvl. Ik ronkte I heb geronkt. Zwaar flapen, en onder bet flapen fhorken : is dat reno ken. Pogchen : en ronckt en ronckt op uw verguld ge. s^aed. JoNKTIJ s. Van hier Tonking , geronk. Dit woord is even zeer kiank nabootfend, als het late ron. chisrare, gr. P y'reiv, pd^', sear. ROOD , bijv. U. en bijw. , rooder, roodst. Dat met eene der verfchillende hoofdkleuren bedekt , of daarvan doordrongen is. Roode wifn. Roode lippen. Roode wangen. Rood zijn. Rood worden, eene roode kleur krijg n : de kerfen begiznnen al rood to worden. Ook van de mews fchen , anders eerie kleur krijgen, wanneer de kleur van het aangezigt rooder wordt, het Welk, zoo wel i it de werktuigelijke perfing van het blued naar het hoofd, uls ook nit allerlei aan ioeningen , ontflaat: rood wor-
den van Maamic. -- Roode kool. Roode lellen. Roode
vu.
Ro.
-0 38
ige oogen. T aer'o zif t giï root aen u gewaet. 13ij-W C.V. D4 zoom , ` ie root jyvrft Zn 't y 4..Ieujv8 iii, van d'ibe r. V 'ND. a gl ei end rood bedekte hare w ingen. F1 oo p -e! : fc,hoon iveder; want de hemel is ro,t., B, IJ I r L V. De nude Bat#. ven zochten hu hoo(dhaar met rouclpoede rood to m aAen. Ligr.br•ni n : let In 1 dad flm p en an dat roode , dat roode dozer i j.BELVV. .l<.° o e kocifen zijn niet veel in aanzren. Zelfftandigli jk , do roode kleur: het eerboar roorl . der fchaamte, Hey-t p17 geeh rood (p uw pale:? in de zaf
,
men (h 1x . at-one., ood, nor -enroo . '/an rood k omt. roodlaC lily , roodheid , roodfel , enz. Zamenitell.: rood-
baard, cell iran met cen i of ode:' b%aH •; ook zekere '
vi c1, en eee n vo el. dus gennoem d. Rodbont , rood. t orstje , rood ronci , roodharig . rood lourig , roodkop , w
, die rood
xem
r t^eefr , ro d ors Wit,
H:T:
rookora en nand, - roodkrq s ; roo / aart2 e , roo = ve r^ el,-e,ieich uler , roo 'verw , , roo von ° r M1 e • in rood . over Ott Ji ;ch aaa) en it het aamzezigt verfpr:yi.. de vlak :en vertoal t,, ook roodgy'r d. g enoemnd ,
ao l7'ns. 'Blo:--1roo4 donkerr-oad, . ooeroo:l, koperrood, , roz nrood, ' l nnroo , e z. Rood, hood. rota, OfFt 1) TO 7 e4 O. roc., ijsl. waif rhudd, dot. ru-s radur, angelf. read, eng. red, waUf ti/us , gr. Fp r ut):5 , is verwatn t aan - ros , en denkeii jk ook aan roest , en roos. .te. deze woor :n. ROODACHTIG, zie rood. ligtroor-1
ROODF AAR +, zie rood. RO GROND, zie rood. ..00 DK P', zie rood. ROODVONK, zie. rood ROOF, z. ii., m., des roofs, of van den roof; zon.der nieerv. Verkleinw. t-oof e. De road , van roove n : van roof en plunc2erit g le aen. Iloet op roof en moort. VOND. Den f maak des roe fs mleg heh`-e'vde. F IOOFT.. F iet geroofde buit: inits de lanivoo t bet koonen van de" roof , , erbcodt. FJooFT. Den ro©f deelen. Dat hi nederbukke, en den roof opra e , van zijnen ver/lagen en vluehrenden vijant VOLLE N H. 1lltljt evea praa h en gulzig near den roof4 VOND , liii zou cen roof Door do hel van dean helen is eene getleene fpreekwiis bet else e ?de : hiI is zoo onverfaagd , dat hi j her g :vaarJijkfTc zel s onder--
-
-
.
nemexi zou. Die . in . de gejialtenisfe Godts zifnde, gee"
0
23
geene1J roo f geac. ,i ' c la 1eeff `moo e. een ge/i/k to Un. T ij e gra n. iELvn Roof op den vijar cl hthakn. Op rootzw f I(nurli k cc ra f 'er zo 2 i Uo7 a"c;i, zic di_ of fla- , oIWi er t renlla1id ten blll e !chev- Van hit °r roc, F i ° , roof chi: °, v3 ^ '. Z mu Lii roof
p
Kev® ro f, J2a(ideflrOOf, zecroof ens
Roof, NOTK. ro s , g 'rou ,. , OTr R1o. , girouhi ,
l oo ;W raub, angelf., reo, , reaf'a en9. , fr.. rapine, lat. a pina , pool. rabiez, wend, ro , behoort , met
roovve n , tot oils ra e , 1tir. r apeic ♦ p ,, rove , z. n., yr., der, of van de roof ; meer'v. R O OF rove ii. Verl lelnw. roo je. Dc korst van eene zweer: de roof is et' afkea1len Er w l no g eene roof ` opkoen. In Vriesla.nnd Is roof ook een ifireng , van garen , °1aaift jet enz. gefprokenn. 1liertoe betrelit men ook roof voor vellus als : roof van 't fclz a , vIies , bij K IL , en roofg revs , fpira Jilacea. Roof, hood. ruf, rufc , is verwant aan bet haogd. raude , en het nederd. ruidig. Lie d dt woord. R OOF DI R , z. D. , o. , dds roofiiiers , of van bet rfoofiiier ; rleerv. roof icren. Van roof en Bier. Een dier,, dat andere dicreri tot zijn voeclfel gebcuikt , een vleesch. vretend dier, als de leeuw , beer , ar end 9 valk , vos , enz. QO GIE d , zie roof. ROOFGOED , zie roof. R. Ol, z. n. , vr. , 61 r, of van ca roof; zonder meerv. Do daad van roof" en , het ` ar leg.gen en mikken op lets , dat men fchieten wil : hij houclt Beene roof. Van hies spoor/ehiete l , we! mikken , trelren. De oorfprong is ROOIJEN , be dr. w. , gelijkvl. 1k roof e , heb gerooid. l,il Kit,. , roeden , roei jcn , roi en . ruiJ en ,, w erpen, met eene verpipies ichieten, en daar worth hit van ,-cede afgeleid. In het gebruik , het op eenig doel aan= holden, en hetzelve darn ock bereiken: g ijm0et regt in die floot fiuren, zult gij dat we! rooijen? lb kan den paal niet rooijen. Voorts , regelen , fc iikkeu : slat huis is niet refit gerooid, bet komt buito n de rii der andere huizen zit. Afi etern, wijn roelj, . Zie dit woord. Voorts komt van rooijen, rot, rooijing, 1
..
-
.
b
rooimiester, die den itand der gebouwen regelt en fchikt, erffcheider. RQO1JE ,
R
240
o^
kooIJj t T, becir. W. ; geli jkvii 1k roold° , / i' g eroo o Ook' roden, roei;en, roeden ; hetzelfde als het hoogdm reuten. Uitgraven , uittrekken : aardtppe1ei ro an. Van hourgewas en wortels zuiveren o eenen akker rooijeni. Ook zegt men van . eenen doodgravef , dat hij de graven roost, wanneer hij die van do o dsbeei de4 ren zuivett. Zamen fteh : opr ooi jei: , o irui jen , aan et ten , uitrooi j ena , uitroei j en Vaii roede , o taL rode. ,1)OI EESTER zie rooijen. ROOK, z. 9 n, yr., der, of va de rook trheert roken, Verkieinw. rookje. . Een hooiitapei : dat hoot flaat reeds o roken. Zie rug. ROOK, z nm r des rooks, of s'än deh rook zb = der nneerv. Eene bekende uitwazerning uit brandende dingen : rook ging op van f finer net f. Bij r.^v. .J'ij as ass in een ileken rook be -_ o ¢en. I . D. S. P. Gemengt in roock , en vlarn en twavel. VON.o. I7leesoh u den rook hangen. Naar den rook fWaken. Vr-{oouwelijk om dat hij Nine rook to koop hield. Hoo1T. Spreekw. nevel : e/i 'k n ijdele i'deievei a vewifnt in rook dZ8za GZ k ^ een .. de rook, die ras very vzjnt. L. D. S. Pd Van bier rook4chtig° , e u^. , rookerig , rokig r©okigheid , enz. Za e n t eli. , rooilealtaar , rookgat , rookhok , rook? ab er ookleider rooknest rookpilaar , rook/therm , rookg at rookvenflertje, rookverdrifver, rookvleesch, roof , of er enz. Tabaksrook., w Brook , enz. Rook , WILLERAM , NOTK. , rUC^Z , de i'og . , au* g;eif, rec, eng. , vrief. reek, i;sl: reij k , is verwant aan reuk, ell konit Van bet voig,.:nde : ROOKEN, onz. en bedr. 11% , gelijkvl. 1k rookk, he/i gei ookt4 Onz. , rook van zich geven : bet rook$ in de keu ken , datmen uit zil e oogen niet zicn A'an. Dan rooks de oar op 't bdaakend zoenaltaar. L. D. S. P. Siet , daer was een roockende oven. BIJBELV. Rook verwekken het volck oferde , ende roockte nogli op de hooghten. Bipi 13E L V. Tabak rooken : rookt gi j niet? Wafemen : bet eten .fiiit op de tafed to roo ken,_ Hi/ s'erkt, dat zijt hoofd , of het hoof t hen rookt. ,..fie fchoorfleen rookt, dit beteekent dikwer : de fchooriieen iaat den rook in het vertrek dringen, en vult hetzelve daarz ede. Daar kin rnijns fc^oorfleen niet van rooken is : daar kan ik geen ]evensonderhoud uit vinden. Bet rookt er geweldig, er h.eer fchen gevteldige twister tusfchen man en vrouWW !
.
l
-
A4
, doen rooken' : . ddrar wv rdei, if'efrieken= 1 tie pecerijen gerookt. Ik rook geen tabak. Rook nog een pijpje... In den rook hangen : - waar rooks Ouw ^Iieteh? l#j rooken geen fpeL ,halm , elft , harir g , enz. ' -rooken. . Van hier rookende , rooker,, rooke . - j , zaJ nroa e'• j , -cooking, enz. Berooken 4 doorrooken, . uitrooA'en , eiiz., . .,Kooken j hoogd raucheh ,' NoTk. rouchen , nederfi raken , vr'ef: recken, angelf. recaps , eng. reek,. zweed. ri ka , , fjsl. t iuk4 , is verwant aan Helen en ruiken. 1OO K ERIJ , tie rooken. ROOM, z, ii., m , des: 'rooms; of -van den- room.; zonder meerv. • De vette deelen der melk : er komt niet veet .00m op die melk. .. Lust u fchaepemelk te florpen ? Lust Ii honigh , kaas of room ? V bND. Voprts ook melk, over bet algemeen : gezoogt met den room der zinlijx le zeden. g afpgnflCn o^ t Meer rooms uit 11Q1Tf' De kee belo^' InOF .: T -
-
•
•
-
user. VOND.
.:
Xijne Regan.; Jud niet fin , r, och loom ;. bntlast ; de' koe van Karen room. D. DEck: ho melkmeid fierst den room uit d'uiers met hear hI IIJ. I.OTOANS . 9-preekwi : ilij heeft den room weg, en ,laa: de melk veor anderen , . sin. Vriesl. , evenveel als , hij heeft bet vet i do din ketel weg. Zamenilell.: room toter , roonkaas, roomtaart ; enz: , llmandelroom. , enz. Room , , hoogd. rahm , eng. cream , , fr. crime , ital. .erefima, fchijiit aan het lac. cremor ,verwant. kOOMEN., bedr. w. j , gcfljkvl. Ik roomdle, heb ge.. roomd. De . .melk van hared room. ontdoen : - is-die me/k° al geroomd ? Zamenfte l.: a, roornen., enz. Stamt of van room. , kOOMSCFI , bijv. ii. Zonder trappeii vain trergrooting. Oat tot ,het tegenwoordige Rome behoort : het Roomthe:gebied is bnlangs geweldig ingekort , maar de Room fc4e pans is in zijn terkeIijk aanzien her field. Room. fihe.boonen g die te Rome veel gegeten worden , en, gelijk men zegt , een der llefilegeregten van- Paus Sixes sus uitmaakten. - Overdragtelijk werd bet Duitfche rijk, toe'n bet nog beffond ; bet Roonfchd, d.eszelfS 1eizer de AoimfUze Keizer, en. zijn opvolger Roomsck Koning -genoemd, . omdat de Keizers van dat risk id . i►roegere eeuwea ook over . Ital:e en Rome heerschteli -
,
r
Vovt
R O.
S42
Voort,s is Rootnsca' gemeenlijk even 'veel als 'R.sornsch. gezind; aan de Roomfche kerk, . die den Roomfchen pans voor Naar opp :rnnoofd erkent , ,onderworpen, en een aauhanger van bet Roomfche g4o©f Dcis is Roomsch geheel lets anders , dan Romelnsch; Rhoda het ook • • . . va Rome afitamt. :, ROOPL AID , zie rolpaard. • R.o1^S; a.^n., ^r.,. der of Wean : We. coos •a meerv. rozen. i7'ei kleinw. roasje : Een - prachtige , welriekende , en veelal. purperverwige ; doch ook wel eens witte , gele , en borne bloem : ik ben sera roofe van S.aron. BIJBELV. Uzi- wangen- itloosden dan , als ' roozen op haar flee!. Vor.rn. Bet purper van de roos. D. DECK. Lijn levensweg is tot nu toe met rozen van genoegen bedekt geweest , ip,reekw. ,, hij. - heett 'tot this ver gelukkig geleetd. alp °ezeP treden, voorfpoed. genieten. Slapen als 'een roos vomit verkeerd gebez-igd, voor flapenJ.als in roos, dat, is, 21s op rozen. Overdragtelijk, bloemen. van eenen an deren Gard : , de G lderfshe, de Sinefche , roos, enz. Verfc illende dingen ,. -welke.r geUalte' eenigzins aan die van een roos gelijkt , zoo als : con roosje van , llnten , eend :. roes .van. diamanten ; de knop , waarin de verfchillendle` . naden van een Gothisch gewelf plagten zamen. to loope'n: aendo.Slotroos van uw kerkgewelf VoNn.Van pier is on :er ode., cops, bij HoOFT, en elders , in eene' zaal, ^vaar. - men .vriendfcbappelijk• ' under zulk eene roos bijecu zit,. en - vertrouwelijk zamenfpre'ekt. • I-Iet purper der - wangen : u'anneer gke met uw lip de` ledi leest alt roozen. VOND. • De maagdo.nn van eene jonge docbter: • haar roorje is no ongefchonden. Eene • maagd in hct Ioeijen van hare Caren : geluckig , die foe, Moon secs roos be9egent. VOND . Allerlrt genoegens : er is Beene roos zonder doorn.. De ti d baart cozen , * fpreekw.: de tijd baart verandering ten goede.' Van bier rozelaar; rozenflrsiik.. Zamenf ell.: rooskleur, roosklcurig , roos.. verwig , .• waarvoor men orilings rofelic :bezigde : mer mitt. hares !ofeli n aenfc4te. Bs i n... 1477. Rote bed., rozeblad , rozeboorn , rozenedik , . rQzegaard, - roze.geur , rozehoed , eei . kran s . van - rozen, rozehonzg, rozeknop , rozekrans ,' :paternoster., rowelaurter, anders oleander , : rozevobel , ro.zenolk , rozerood , rozewarozewi n , ,.ozewortel , enz, Duinroos, klap a e ,
-
:
-
coos,
243
R o.
coos, korenroos, flohroos , wwlnterroos , enz. De Dich• terc nemen het zamenge{lelde roze,ond ook perioou. lijk. Zoo noemt PooT zijn '1eisje : wie anders toch clan Rozemont', enz. Hier heeft tnzjn Rozeii ont liefthet den, enz.
Roos , hoogd.,' nederf. , angclf. , eng. en fr. rofe, wallif. rhos , zweed. ros, pool. rota , boh. rune, tat.. rofa , gr. pow , fchijnt aan rood verwant , even als ros. ROOS , z. n. , vr, , der, of van de roos; zonder meerv. Eerie ontileking anti de eppervlakte van het menfche& lijke ligchaam : z:jn aargezlgt is vol roes. 7.ij beefs to rods aan hoar been. . Van hier rozig. ' Het ilar woord is ongetwi!jfeld ros, of rood. IROOSTEN, bedr.. w., gelijkvl. Ik. roostte heb -geroost. Op een werktuig , dat hier van den naam vait rooster ontleent , derwijze braden , dat de ointrek van het gebradene in eene korst verandert : men ect in ,'n -
geland veel geroost osfevleesch. ' lijn Laurens , nict die eer geroost was en gebraen. VOND. En f illen die koeken , met olle gemengIzt, van gerooste neelbloems zrjn. eroost,, zoo gg' : hij is van}dos^ ragte }31^BELV . overli'k geweldig verzengd. Van bier rooster , roosting, rostpan, eene pan , waarvan men zich fomwill n in
de plaats van eenen rooster bedient. Roosten , hoogd . rosten , NOTK., TATIAN. rostan , zweed. roster , wallif. rhostir , brctagn. rhost, erg. rost , ital. rostire , fr ritir, is evenzeer een klanknabootfend woord , als fnerken , opfnerken. ROOSTER, z . n. , m. , des, roosters, of van den roos. ter ; Y meerv. roosters. Verkleinw. roostertj e. Het keu. kentuig, waarop' inen lets roost : ligt bet vleesch al op den rooster? Sint Laurens om 't geloof geroost op gloenm den rooster. VOND. Menigerlei ender traliewerk van dezelfde gedaante : waar is de rooster van elien haardkolk gebleven ? In dat uweeshnis worden l aldadlge klrrtleren tot hunne flraf op den rooster gezct , in een Ver. trekje geplaatst , weeks . vloer de gedaante van eenen rooster . heeft. De rooster van een kerkhof is deszelfs ingank, wanneer de grond in denzelven weggegravert is, en er,, in plaats daarvan , een traliewerk Iigt , om alle grazend vec - to . weren. Men heeft van die beurten ,
Q _
eonen
' ,
R o.
cents rooster - gemaakt , eene tafel vol lijnen en dwarf. firepen , waarop de beurt van een ieder tot ..waarnea wing van het been of ander berekend is. Spreew. . het geld words daar op den rooster. geteld , bet geld moet daar met gevaar gehaald wordeu. Res Bing er beet van den rooster , . er :werd hevig gevochten.. Zainenftell. : :roosterwerk , roosterswi j ze , enz. Ierkrooster ,° .enz.• Aposder 9. hoogd. rust , nederf. roste, Tweed: . rost ,, pool. roszt, boh. rosft, is of komffig' van roosteri. .. . ROOVEN , . bedr.. we , gelijkvl. 1k reofde, heb geroofd. lets op eene onre.gtvaardige en geweldige wijze w.egnemen : rooven ea . moorden is zijn dagelijksch bedrijf• En te rooven , wat hem....lust , an den Teems tot Indus trust. V O ND. R©ovends .. ion : ruitende. OuD. . Zie ruiten. Figu Ur .]i]k,. onttrekIen: • iemands he r rooven, deszelrs genegenheid op eerie of wederflaanbare wigs tot zich .trekken : 4at deze gedachte . noott uwe rust roove.. Van hier - roof, roover , rooverij. Zamenftell.: be$ o-
'
-
-
-
-
,
yen , boschroover.. , eerroover , ;kerbrooter, ` aarnroover,
f raatroover -, t ruikroover , . zeeroover , e . enz. 40oven, hoogd rauben, ULPHIL. rauban, C TFRID ., -Noz.K. roubon , angelf. reafan , e ag. reave en rob, fr. -robes . , ;n derober , en ravir , ital. robbare ,, tw eed. rofva, ijslr. rif«, wend. rani , lat. rapere, gr.. ap'ra :v, crab. : rabaa -, perz. rubaden , is verwant aan . rapen. ROS , z. n.., . o . , : van. bet xes ; meerv. rosfen. Een Aug. en moedig paard beflijg uw briefchend ros , en
finel den wi j and tegen. Het ebbersd zeef chui m wascht _het ros van zant be lfo ven. VO?qDO lie Koring Kristiaan hsel 't ros.!noch .bij den,^toorrs,
En (loot D lli den pas van Live en wezerlroorn. VoND.' Ook we! - eens een ' f echt paarci , waarbij . men de'nkelij k bet oog op -een . afgedankt ruiters paar.i heeft': * wat is da: even lam en kreupel ros. Van . her rosfen , enz. roskern., enz. Rostuifcher , paardenk.00per. Rosvolk.- werd oulings voor ruit rij. gebezigd : want.. a! u rosvolck , joldaten en knechten 'Hou w.. Ros , oulings oak hors en ' ors, hoogd. rosf, NOTK. rosf, SAKsEN SPIEO. en elders , ' ors,,zweed.. ors en hors , - angeif. hers , eng. horfe , fchijnt .. de, viugheid van het beest door den klank aan te duiden. :
•
•
-
•
ROS,
R o.
2-5
OS , bijv. n, en bijw. , rosfer', rost. Roodnchtig : wat is hi ros van haar en baard. En rode leeuw befprerag hers Zu:°t bet kreupelbosch. Van bier rosaciitig , rosbaard, rosherig , roskleurig, enz. dos , fr. - roux , rouge , ital. rosfo , is verwant an rood ros , en roest. Oulings bezigde men ook rofen , (rozen) voor ros, of rood zijn. ROS B AA; . , z . n. , tier. , der , of van de rosbaar'; meerv. rosbaren. Een draagzetel : de Ro.reinen lieten zich in rosbaren . ronddraberi. RP1'den in rosbaar of karos. -
ZEEUW. ROS R IJER, z. n. , m. , des rosbeijers , r f van den ros-
beijer; rneerv.'rosbeijers Eigenliik rosbai. acrd , bet paard der vierheemskinderen , - dat den naam van baijaard voerdes Overdragtelijk , een wild 1ehepfe1 : het is een regto rosi`erbeijer. f''at hebt ij rosbeijers van kinderen. r ROSKAI\1, z. n. , m. ,; • des roskams, of van den roska ; meerv. roskameven. Van ros en ka,nna. :den ijzeren werktuig, waarmede men de roslenn, of paarden, fcfhraa.pt, oni ze van fi000f to zuiveren ,raar vine 1k mi j nen r o skayn nu? 1i" t kan een roskkara zonder fleet l2iJ paten? OverdragtThjk , eerie fchherpe beoordeeliug men havent h _4eer:fijk met . den ros_ am, • Van bier -oska amen , nders rosfe . Zie ros/en, ook voor fcli rp doorhalen : hid werdl di:ar w ekker geroskaind -- ros hammer , paardeuukooper , roskamnrerij , paardentui• fcherij , paardenhandel. o SKAMMFN , zic "roska n. R()SK VN NIER , zip' roskamf2. ROSL1ARijN , roz6mari/n ., z.n. t iii. , des rosm.arilns , of van den rosmariin ; zoii rider meerv. Eigenlljlc zeedauw, in het lat. rosmnarinus , mi elks n Ina-a cui r eu aau zeker plantgewas g eeft , ' t weld: eenen welriekende n reek , en eenen beeten , prikkelenden , bit.terachtigen ft m,aak heel't, en in Span e , Italic , en het zuidelijke gedeelte van Fran' riik in overvloed vast : gezneene, breedbladige rosrnae r i f. Zannentell.: rosmaripnplant , enz. .OSMOLEN, z. n., n'., des rosmolens , of van den rosrnolen ; meerv. rosmolens. Vats ros en molen. Een wolen , die door een paard omgedreven_ word,: het wordt in Beene water- noch wind* maar en/eel in ros?noleis gema jen, Worts ook een handmolen : de Romeinen flraff
Q
tet
841 . R ©.
ten hunne c Jlaven met het werk .van den rosmolen. Spreekw. : hid loopt in den rosmolen , hij is aan het, malen , hij is
half gek. .. ROSSEN, bedr. en onz. mot. , gelijkvl. Ik roste, heb Brost... Bedr. ,, paarden met eenen roskam fchrapen : he f Ord rf heb: gz^ My n r:9pa Lusti& a bo , al gerost?elen -af boenen , afi'churen : ros den laats ter dege, dat --h: blinke. . Afkloppen : ik zal Item ,osfen; ook ik.. zal hem ros geven ; -gelijk alb - men ros kriJgen , in plaats van gerost worden bezigt. - •Onzijdig, bard rijden : bid KIL. ook rotten, bij HALMA, rotten: hi' verfpilt zsjn goed met ri/den on rosfen. Vats bier a r slen• Het ittmwoord is - rose ROT , tie rat. ' . ROT._, •z. ii. , o: , des rots; of van het rot; meerv. . rotten,@ *. Een. vereenigd getal van levende Bingen Dus noemt men ' een aantal bijeen zijnde wolven , in het hoogd. vine rotte • wolfe. Maar bier to . lande. wordt rot genoeaiaam .enkel - van -bijeen zijnde . perfonen gem bruikt :. 't Prief1erh, ke rot, 't rot der wichelaren. VoND. En daardoor wordt dikwijls een bepaald getal van' menfche aangeduid, zoo ass een korperaalfchap in den krijgsdienst : ieder korporaal had een rot onder zic/z , of de drie manfcl appen , die in het voorfle, middelfe en achtertte gelid .nevens--- elkander geplaatst zijn : bij rotten vuren. Voorts gebruikt men rot dikwijls bij zonlijk wegens een petal van Ynenfchen, die zich met ilechte oog.merkein vereenien : een Godloos rot ,. beducht 'poor wraak noch firaf,_ omr:ngde msj. L. D. S. P. A haet de rot • der ongerechtigheid: VOND. ' Want bij ' dezen is rot meermalen vrouwelijk. ` Van Her rotten , enz. Zamen ftell.: rotgezel , rotmeester , rottenvuur, rotsswijze.,. enz. --- I edelrot , dievenrot , moordrot, reu zenrot , enz. .Pot , hoogd. rotte , zweed. rote , . fin!. routu , llavon. rota , wallif. rhawd , eng. rout ., angelf. rid, cread , crush , rtal.- frotta , arab. rottaon, rotaon , rotuou , is van eenen ©nzekeren oorfprong. ROT, bijv. , n. en bijw., roster, rotst. , Tot bederf overe gegaan: die appel is rot. Deze is nog totter. Als een zelfftandig woord, bederf: daar is rat aan risen appeli Gij ,
,
-
-
-e
-
.
-
,tnoet het rot uit die peren fnijdone. Spreekw.: hij is
met
R. o.
47
'i et rat, op alles we! gevat. Die zijn bWa art geene rottc appelen, g en niets wa
-
zamenrotten, Welke zarntnfte11ingen alleen gebru±kelijk
Q 4
Zijn.
13; o.
g4$
zijn. Het fiamwoord is rat. J. DE DECK. b`zigt got terij , voor zamenrotting . I.OTTEN, onz. w. , gelijkvl. fk rottede, (rte) ben gerot. Tot bederf overgaan: het Qoft rot in dit jaar geweldig. y
De kleederen rotten haar van 't lij f. I let, v1as , de hem, nz:p rot, is evenveel als ligt in het water, otn voor bey -
reading vatbaar to worden. En hieromirent bezigt KIL0 rotten en rootten ook in eenen bedrijvenden zin , voor te rotten leggen , welken zin het hoogd. r©sten nog hedendaags heeft. Van rotten komt rotting. Zawenteil.
ofrotten , doorrotten., inrotteñ , verr.otlen , wegro `ten , enz. , 1 let t atnwoord is rod. ftOTTIG., zie rot. ROTTING . z. n. , m. , des rot, ings , of van den ret -if?g nmeerv. rottingen. V:.rkleinw. rottingje , rottinkje. Ei-
genlijk, een rietachtig piantgewas , dat bij de kroidkenners den naam "van rottang voert, en verichillende foorten heeft. In - het gebruik , een flaf , die van dit plantgewas e'en o nien wordt : ik heb mijnen rottiirg verageten. .iii gaf hem wat met den rotting 0271 de lende.
nene Zamenitell. -rotoinghiand, rottinggknop, r•ott ng olie.^ dat al fehcr tfc bend gehezigd , hetzellicie is , als rottingJing, cnzs ROTTINGOLIE , zie rotting., ROUW , z. n._, M. , ales rouws , of z'tzn e'en roux meerv. rouwen. Droefheid over 't algemeen : h/I words
door kommer en rouw verteerd.
. brant en rrau.
VOND.
Groeit in fcr'aelli ► s
Steenrotfen hart van (hen ver^
foelten door den'rou. D..DEcK. 't Js kunst, de- blijdw f chap intetoo n:en , zoo wel als rouw te mrati en. VOND. bedri of berouw : floc • D roefheid over eeni:-4 ,^ , ja] zal dig' row kril en. A heb er zoo veel rouw van , als ik Karen op ?J ?n hoofd heb. D roefheid over remands over-lijden : ende hij iedref rouge over fijnehfone vela date I JBELV. 1k dleel alrezins in uwen diepen rouw. .De novel van den va l erli j ken rouwe. V OND. De Kleeding, waarmede men zijnen roues' aan den dag legt in den ,rouverfc•hijnende. I HooFT. Kleedt die toonen in den rou.. HuIJGF.Ns. E..en gefchenk van kleederen, of andere dingen , dat aan die-stboden gegeven wordt, wanneer er iennand der huisgenooten overleden is: zij .
-
reeg eenen deftigen rouw. Ben enkele , een dibbele
R o.
249
rouw. In dezen zin heeft rouw een meervoud : twee fO'UWen kort Ada elkander ontz'a gei. In den zin, van drocf^ieid word het oulii gs ock in 't nneervoud gebezigd; vervult met rouwen. M o i iI i. Evenveel welk ander to ckeuu viii dro%f heid over ierands overiijden : gij araa t roz>.,v aan den arm. ilet gelieele huts was met rou:v dell;, gen De tijd vii romv dragen : hoe lang iutirt die rouw? i}.lij n rouw is haast tit. Weeklagt over een iijk : ernie hi; maekte f vader eene- rouwe van J?ven dagen. BI BELV. Li kilatie: daa s een g roote rouw achter dat lijk. Bij HO.OFT is rouw -nmeergglaoen vrouwelijk: aan de rouuwe 'over de gemalinne ec;n ik d rel. . ndere praal der adeii/ke r ouuwe. Van hier rouwiM; , droevi , rrcurig ook ber-ouw hebbend: zijt dt •r^niet rouuwig over. aczi ml roust- •ighe moeder. rout' tbnnai , rouwboi acl_, roues.. GULD.' R.. Zai ttIel-l.: i beciri jf, rouwbeAlag, roues , a er , rouwgedicht s rouwP'espe n , rQu v ¢e3Vaad , roue mooed , rouu'hoed , rouwkan;cr" , rouwA'lager , ro ,.vkla t, . roun'kleed , roitwkoets , rouwkoop , °ouwl:eul y r'ouulliuit , rouivmaal ,, reuwrnantel , rou fchou en , roue% eep , rouwflatie, rouwwin4'el, enz. Her bove-n geno :rode rouwkoop is in 4
gebruik voor bet bt r•ouu x , of de verandering van zin , . ontrent eennig aangeg an vcrdrag van koop; en men zegt : rouwkoop hebben , of berouw hebben over zeke-re koop.. , ell rouwkoop geven , d. L. , bij o.nderlinge overeen.konyst , eene Ekoop voor zekeren prijs vernieti. F.:ns Rou1w', hoogd. revs, OTFRID. riu, ISID. breuu,
Kr Sao hriuun , angeif. hreow , is of kornliig van rou. wen. ROU WAA D , zie ruwaard. ROU\ EN, onz en bedr. w. , gelijkvl. Th rouwde, heb geroiwd. Onzijd. , rou v ge w aad dr igen : hoe lang w oes gi; wel over hem rouwen ? Men rouwt mu zoo fleck Hitt weer. Bedrijvend, met rouw en Ieedwezenbezielen: die zaak zal u rouwen. lie zie, het rouwt' u niet. VOND. Vann hier roues, enz. , berouw. , berouwen , onberouwe -
-
N'k, enz.. Aouwen , ` hoogd. reuen , eng. rue, OTER ID. rivaf
beteekent eigenlijk weekiagen, even ais riuuuon bij 9r'KID. en fehi jnt een . kiank nabootfend woord.
It o, R nr:
25o
R OU\VEN, bedr. w, gelijkvl. Ik rouwde, heb gem rou.wd. Bij KIL. ook rouden , npkaerden. Lakens en and: re wollen f offen van vlok ken zuiveren , - en glad en - effen maken : - dat Laken is nog niet. gerouwd. ROUWIG , zie row. RODUWKOO' , zie rouw. ROZEM2RIJN, zie resmarijn. • .S 'ROZEMONO, zie roos. . RO Z.[•JN , zie razij n. RUC E1TBAAR , bij v. n. en bij w. , ruchtbaarder , ruchtbaarst. ' Wereldkundig : laat hot tocli nist. ruchtbaar uporden. • Van hier ruchtbaarheid. Het ilamwoordd is rucht; bij Kit. gerucht. Zie gerucht. RUG, z. i . , m. , des ' ,rugs ,.' of van den rug ; meerv. ruggen.- Verkleinw. ruggetfe. Dat gedeelte van een n enfchelijk of die'rlijk ligchaani , dat zich van de fchouders tot de lendenen uitilrekt : .. hij fprong het paard Toen lieten de Spaanfcben den rug zien. op. den rug.^ JHoo FT. Dit is op . t ruggebeen gefchaert . van ffiaenw, ft^e ruggen. VOND. Te rug 2loopen. Overdragrelijk, dat gedeelte van eenig ding, t Welk zich ,even als de rug van: een dies , boven op het zelve in de lelngte uitrekt : wij legerden ons op ; den rug van Bien berg. Pus is de rug van een ores dat gedeelte van hetzelve , .'t ,wvelk het bovenlle uitwaakt, wanneer bet' rues thet de 1i ede. b enedenwaarts gerigt is. In bet hoogci. wo-rden langwerpige booifchelven rucken, of rucken , genoemd, omdat derzelver ip bet oog -loopende gedeelte aan den rug. van een "dier gelijkt ; . en dit is risfchieri de bron, waartiit onze roken.. voort gevloeid zijn. Daarentcgen doelt men op her rnenfc-helijke ligchaam, wanreer men het cfhte•fte gedeelte v ui .cenig diig "deszelfs rug . noemt : Z'if -dro> gen achter den rug van het vijartde• .li j ke leger. Dat leger werd in den.. rug aangegrepen. .Den vijand ieden , rug , achter zich , hebben. Sppreekw..: ik heb eenen Ireeden . rug , daarap lean.veel af/luiten ,. ik floor tnij weinig aan berisping. iHij zeide het acb:er • mijnen rug, buiten. bet beieik van mij.ne . opnierking. Voor achter den rug, zeiden. de ouden after, of achter rugge :. voer en de achter (ook after) rugghe. B I J s E L v. 1477. Ienand den, rug toekeeren , hem verlaten, .hem alle -hulp en - toegene genheid onttrekken, of - zielb v?n .
;
,.
,
•
-
-
-
-
,
..
-
,
.
hm
R u.
251
-hem verwijderen, van hem vlieden. Ik heb geene oogen in den .rug, ik kan niet zien, wat er achter mij orrgaat. Ik heb veel of Glen rug , vec l tot m i j n Taste. Den troostlolen arm en heeft genoegh -op zi j n regge. CONsT. TU . Jcjw.; waar regge, even als reg in bet vriefeh, de plaats van rug betdeedt. Otil. zeide men over rugge wet pen , voor omver verpen. Van hierrugge. lingfci2, ruggelings, oulh rzigghelinck, ruggeling, voor rug aan rug, en achter over; ook achter uit: clock roeijden over flier en feijlden ruggelsng. F. v. D. Za. m e n tte l l.: ruggel een , ruggernerg , ruggepi f n , r'ugg cpijp, rugge rank, overleg met ifernand, wiens tus. fchenfpraak men bij een andcr is, en . wien men aTs het ware achrer zijnen rug heft, rttggraat, rughot t, rtrgkleed, rugkorf, rugrn an' , rugjleen, rug1'l a .._ enz. Te rug, in vriesl. to , bek , .ehterwaarts terugreis, terttgtugt , terugwijzing, terugzigt , enz, Rug, l lL. rugghe, OTFRID. rugge, NOTK. rukke, ISID. hrucca, KERO, hrucki, ange!l'. hrecg, rige, cng. rigg, ridge, zvveed. ri gg, ijsl. riggur, opperd. rug.. gen , ruck . hoogd. rite ken. RUUGCEIELE N , onz..w. , gelijkvl. 1k rugchelde , heb gerugcheld. . Iet: geluid der ezels, balken : boor die ezels eens rugehelen ; ruchelt oock deutoude^el. Bij. ,
-
.
-
I3LLV.
RUGGELEN, een verouderd woord, bij KIL. rugghe len. Aarzeleri , terug blijven , lanngzaatn naderen , fchoorvoeten. RUGGELINGS, zie rug. RUGG N, bedr. w. , gelijkvl. 1k ru de, heb gerugel. E genii k , ten rug(leun geven : ac/it honderd Frrancoifche ruiters , gerugt met drie varien ligte Pardee. I OOF'r.. Wijders, een boekhinders kunstw. Fen ut{ van achteren hekleede.n : dz t bock is fcheef gerzi d , de rihben van den band hebben eerie fchev.- rigting. R UI , veroud. z. n. , vr,, der, of van de rui ; meerv, ru: en. Bij 1(IL . rui e, een beekje, ,rachtje , en evens veel welke warerleiding. LUll , Z. n. , vr., der., of vtn de rui; meerv. r'uien. F etzelfde als rei , eene rij van zingende .anf ers : ik l-
;wan de rui - op de fliwat tee 'en. Qp ru/f f ren e a
iieeft FI00FT, op ruij he pen VOIND. Van vier rui^ Jens Zie dit woord.
2
R u.
RUID , ruide, zic ruidig. RUIDIG, bijv. n. - en bijw. ruidiger , ruidigst. Met fchurft bezet : daar wordt vies ruidig van. Ruirliger fc haap zag ik mijn gan c/ie love a niet. Van bier ruiclighei , fehurft, deels door fcherpe vochter , deels door een infekt, veroorzaakt , dat zich in de oppertjuid nestelt een wit lijI en aclit roode pootjes heeft , en door de Natuurkundi'gen met den naarn van /.Icarus fccbiei be1empeld wordt. oil. was. bet zelfiIaudige ruit voor fclhtirft in gebrui , en men zeide fuit doet uwel klouwen. Ruidig, Kit.. rul'Idigh, en bij verl ortin ruijgh, hoogd. raudig , N TK, ruclig , aarnt of van ruit , KIL. r`sijd , hoogd. raud , NOTK. rucda, fchuulft, en roof, van waar ruijdfehen , krouwea , wrij ven , bij KIL. , en ruidzalve , of ruitzaifve. jntusfrheii i ds dit zelfiltandig woord wederoni ifkomflig van het bijvoegelijke ruse, hoogd 3 rauh, roi , KIL. ruijd , eng. rough , fr. en ital. rude , lat. r-udis , dat door zijnen kia: k die eigenfchap van verfchhillende dingen, welke men daarni.ede befte . pelt , -reeds eenigzins aanduidt. En hiervoor zeid^ men opal. ook ruid , ruide: ruide m zniere. COORNH. Bij ee aen ruiden '(ruwen) hoop valkx. GEser-. Van bier zk.,ide men ook in 't f uidc, voor in 't ru^3'e. RUIF, y uifel, z. n. yr., der, of van tie ruif; nneerv, ruiven. Verkleinw. ruif'e. - Bij KIL. ru:y l , rimpel, eng. rye?, van waar ruifelen , rinmpelen. In bet gede *bruik , een rralie verk, waarin men her hooi werpt , dat tot voeder voor de paarden dienen moet : de ruif is ledig gegete; .[n tr cht:g f allen vwd men kopere4 ruifels. RUIG, bijv n. n bijw. , ruiger, ruigst. Met Naar, wol, vederen , euz. bed,ekt : E(au ; 'as ruig , maar.7akob glad, van vel. Men gee ft aan zeker Flagg van vogelen den waarn van ruigvoet , • omilat zi ruige pooten, hebben, Die wilden keeren den fuigen kan ` van h cane fchqpen-^vachten des winners binnenwaarts. Figu urlilk: clot ge• vaarte was ruig van al de pi j len , die daauin gefc hoteii waren. 1l die distels geven scan dat land een ruig aan.. zien. Ergens rtig overheen loopen, gene zaak onacht.. zaam behandelen: men loop er Mans i^at ruiger over.. :
-
.
-
,
henen. J. D. DECK. Voorts words ruig dikwij is met
R.
V.
t
59
ruw verwisfeld: bij is ruig , liever ruse, in bet eten,, of. in het fpreken. I'Velk een ruige , liever ruwe , .rg ostel is dat. Zelff.andiglijk is bet ruig , de ruige ant keen bet ruig naar buiten. Al ,, • vat een ding oneffer m aakt : mtiai dot ruig Bens weg. .Mss n - arnpt eifcht ,, dat 1k 't ruigh efnoeie en plan befchaaf. VOND. S omtijds wordt ruig ook als een bijwoord gebruikt : het is over.* al even ruig met onkruid bewasfen. Wat vriest het ruid o Van hier rui heid , ruigte. • Zamenftell.: ruigfchaaf Ruig, Ku. ruijgh,ruijeh , ruifdigh, h`oogd. rauch, W ILLSL AM. roich, KERQ , ruh, VLPHIL. rih, angelf.t rib en ruh , nederf. en deep. rug , vtiefi rveg , eng. rough, is van eenen noordfchen oorfprong, even verwant aan ruw, als het hoa►gd. rauch aan rauh , welk laatfe in fornmige oorden van DLritschland niet ilechts voor ruw, maar ook voor ruig , gebezigd wordt; term wijl ruig en rziw beide , in andere oorden van Daitsch, land , door ranch, in bet Osnabrugiche en elders door ruw, en in En,geland door rough , uitgedrukt worden. 1' u beteekenen beige ook eigenlijk niets ainders, "dati vnefen , het tegenovert aande van glad. RUlGTE , z. no , vr. , der , of van de ,ruigte; meervo ruigten. Verfchilt eveneens van ruigheid , als breedte, diepte , hoogte , lengte , kromte , reg tt e , en z. , van breedheid , diepheid , hooglieid, la.nkkeid , kromheid , refitheid , enz , en .•beteekent eigenlijk het ruige van eenig ding : de ruigte van een beerenvel iaakt het zelve tot een uitmuntend dekfcl tegen de koude. De ruigte van bet bbasch. VOND. Voorts, hijzonderlijk , allerlei wild gewas : da9r groeit veel ruigte in de gracht. Deze had den nn achtige vioeite , om door de ruigte to raaken. IIOOFT. Overdragtelijk, i ,eeclht yolk, gepeupel: was woo ?t er eene ruigte in bet achterorn R1_ IJEN , onz. w. , gelijkv"1.., Ik ruide , help gerund. Van vederen verwisfelen , zoo als de vogelen jaarlijks =doen : denk Diet, non", die vii] verteert, dat kupidoos wieken ruien. VOND. De hoenders zi j aan bet ruil en. Overdragteiijk ook van andere beesten , die hunne Karen verliezen : . was ruit die kat. En van menfchen, die kcal worden, gebruikt KIL. ruzjven , dat hetzelfde woord is. Van hier ruijing. Zamenitell.: ruitijd, de tijd der gezegde verwisfeling. Rue ,
,
,
.
11 u.
4
Ruijen, hoogd rauben, ilamt af van rut, hoogd. rauhe, dat de gezegde verwisfeling .aanduldt , en aan ruw, hoogd. rauk,. verwant fchijnt, even als ruajd bij KIL. Zie ruidig. JkUIJE N, onz, w. , gelijkvl. Ik ruide, hell geruid. Fetzel 'de als reijen , in.Rotterdarn vooral gebruikelijk, voor danfende zingen , of zingende danfen , inzonder. held hand aan hand gefchaard , en langs de ilraat : eerst hidden zij zich wel, en zongen langs de ftraat , maar einde!ijk raakten zij aan 't ruijen. RUIKEN, rieken, -bedr.. en onz. w., ongelijkvl. Ik rook , heb get-okeI. Onzijdig, eene uitw azelning van zich geven , weike de reukzenuwen aandoet : die bloe,nn rtciker, heel liefelijk. Hi rook naar /lerken drank. .B jzonderlijk, van bedervende dingen: hot l:jk begin: te ruiken. Ruikt dat'vleesch niet een weinig P Bedrij vend, de gezegde uitwazeting met zi-ne reukzenuwen bemerken : doe roock hi; den reuck fflner kleecleren. 131,E BE L V. 1Zuikt; g1 j wel, (.dat er lets gebakken words? IA' hek het yoorlang geroken. Met het voorzetfel aan: ruik . eens aan die roos. Mag ik - €ens aan uw reuk. fieschje ruikenP Sprree.1.w.: hij zal er niet aan ruiken, njj zal er niets van hebben. Hoe had ik dat kunnen ruiken, bemeriten. Ik ruik lont, ik bemerk onraad ; eigernlijk , gewapende . vijanden , • die met bran dende lonten naderen , zoo a1s de musketlers weleer , plagten to bezigen , om hunne musketten af te. fchieten. De krankheden vdn rij ke , en de pannekoeken van arme, liedden ruiken ver , er words over deg, kr ank heden . van rifle, en de rrasferije n van acme, lieden wijd en zijd gefproken. Van bier ri-iiker enz. RuiK n , KIL. , VOND. en anderen , rieeken, hoogd. riechen , zie riiken. RUIKER ', z. n. , M.., des ruikers , of van den ruiker ; neerv. ruikers. V erklcinw. ruikertje. Eigenlilk ,, al, vat reilk van zich- geeft. In het gebruik , eenige zamengebondene bloemen : mad k mij eens eenen ruiker. }
.
Die poezif gals ldcemen t zamen leest, En 't eelf e punk tot eenen ruiker fchikt. VOND. Dat is een allerliefst ruikertje. Van pier ruikerfesch, ruikermaak er , ruikerverh'oopf er , enz. RUILEBUI 'EN, onz. w. , gelijkv]. Ik ruilebuitte, heb geruilebuit. Van ruilen en bunt n , bij KIL. voor ruie len ,
R u.
^^S
len , verwisielen , van buite, c uli ng briichte , c© ffutotio rnerciur Ituilen , bij ruiling verwisfelen , zij zi j f lusti,: aan .het ruilebuiten. Vail her ruilebuiier, e its verr 2rl , of ht I uilebu: j1er, ienwaiid , die aithalns dakwijls- doer. Zie het volgencie. RUILEN, bedr, w., ge1ikvi. Ire rzülde, heb *er-itild. Ver wisf den : alle k opinanf chap ejlond aanvank eli1 k fiechts in ruilen. Ik he met hem gertiild. Hi), riiilcle dat boek van mij. Van bier: ruiling. Zawenftell•: aanruilen , inruilen , verruilen , vverruiling , ruilebuiten, enz. Ruzlen , voor risidelen , is het voortdur. word. Van ruijen , wenden. R (LING , z. n. , vr., der, of van de railing ; meerv. ruilingen. Verkteinw. ruiling je. Verwlsfeling , de daad van ruilen : ik heb dat btu ruiling g ekregen. Heb ik geen-e goede ruiling gedaan? in de gemteere voikstaal belbruikt men in plants van dit w.00rd wel Bens chat van ruilzngfchap : is dat . geene goede.- ruilingfc/mp P .,lire ruilingfchap tehaagt rni^. ..€.,3IM, bi,^ v. n. , en bijw. , ruimer, ruimst. Gefchil: t, on 'veel to bevatten : bet ruims hemeirond. L. D. S. P. at is een ruin vertiek. , JJI: n hugs is niet ruim gee?o eg voor mij. Is dat kleed niet al to ruim? Ovrdrag;teli L: een rui?n geweten , een geweten. , dat zich niet lit bézwaart. 1k kan het wet een ruin gemoed verklaren , net Berl gEmoed, (tat daar door niet bezwaarcl wordt. Voorts word t iuirn in plaats van rijkelijk gehruikt.: dat kont nit eerie °ruime ieurs. Ilet komt daar ru'; Me t In plants van onbekrompen : zij ontving eene rui•Me bedeeling 1k ontving eene ruime niaat. In pl-oars van onbcIemmerd : nu krijg ik de hander ruim. -Gij hebt ruin fpreken. Als een bijwoor :, het is ruim een jaar geleden. Ik hcb u die weldaad ruim vergolden. Als een zelifand ig woord : daar is aye el yolks in het -
uiim van het fchip. In bet ru/rn der Kerke. HOOF T. Op bet luchtig ruin der zee. Van hier ruimelijk, Y 1. men , ruirnheid , ruimte.. Zamena flell.: ruimbaan , ru$ yr.
fcboots , ruirnfchotig , rui rfcflotel , ruimfpraak , ruim ,toxins bij CALIPH . •, enz, . Ruin, ()TFi u D: , ULPFIIL. ruin, nederf , vrief. ru um, tweed. rum , hoogd. raurn , erg. room j -, is van- ee nen noordfchen oorfprong. ,
,
RUIM^.
*56
R ub
RUIMBAAN , z: n. , vr. , der , of vein de ?ui& &aa it zonder meerv. Van rum en baser Eene ruinie bairn eeti ruinite over bet algemeen: hif rntakt ruim aaan voor ons. ..thus kri jgen vii ruimhaan. RTJIMEN , bedr. wg , geiijkvl. 1k ruiicle , he.' geruir d. Ruim maken , ortledtgen : ik ruimde al-;o; ens het laadgat• van nil'u gewveer. • Pat ` j kreet w orJ ge. ruimd. Bijzonderlijk , erne plaats , door zijn v,.-rkr k van de elve of tledigen : zij znoeb bet buffs rulrne;t* ' e vesting Zwwerd door hen geruimd. Oulinf>s ook zonder bijvoe,ging van . de pIaats : fo d'at JVIlle' A vin Hollant rumede. VAN HAss.- &a 2teek. op KIL. En nog heden ten cage is ruimen in dien onlijdigen vorm in gebruik voor , met het outl edigen Van het een of antler bezig zl n : zij doet thins .niets date ruimen. I1 scar kind re z: Inn . , woet or ophnudelij k geruimd wor,len. Fli j wwor-It t'eroordeeld , om de flad , of het - lanai te ruimen , isevenveel als , hij wordt gehannen: Uit den web ruithen , tivegnemeri , verwijderen : ruin lien aanfloot gilt den weg. zille zWarigbeden werden voor hem tilt den weg geruimd Van hier rulming.' . Zamenfleil.: ruin = 2er,, ruimna lrl , een pr to , waarmede men ecu laadgat rui nt. Ruifmflock, bij KIL. eei krasfer, enz. Inruimen , 8ltruimen , opruimen , weFruiinen , enz. Ruimen I hoogd. rau en , nederf.. jrunen, angeif. rumian , rijmian , OT FRID i , NOTK. ruivan , zweedb rljn sa, . komt vas, ruin. et UIMS C HOOTS , bij w. Van ruirn en fchoot. Met eenen ruimen fehloot , waaronder hier het touw be doeld worth, door middel van 't welk een fehipper zijn 2eil naar believen aanlialeu ' kan , en 'tweak hij des te meer uitviert , hoe g tinstiger de wind voor hem is dat ftheepie eiltt*'rnfclaoots, -met, eenen uitgevierdef fchoot,, v Dor dery wind af. Van - bier ruin; chootsth, of ruirn/chatig, onbekroinpen, mild. RVII MSCFIOTEL , z. n. , M. , des ruirfc'iotels , of van den ruirnjci hotel; meerv. ru`mfchotels. Van r-'uitrm en fibotel, - lemand . die {feeds, uit ruime fchotels eet, en this onnoodi e kosren maakt, een verkwisten 'z j -
-
.
is een regte ruimfchotel.
ktJiM E, z. ii. , yr. , der, of van ode rutmte; meerv. r uimten. Oultrgs, ruim. e, KzL. ru ijine, gelijk als tell -
K u.
-057
rude in pleats van @udte, l ij VON1: en annderen vindt, en lErommne in plants van krornte gebezigd werd. Eene ledlg.e
plaats vanzoo veel uitgt breidheid , als elk ding voor z ch noodig heeft: *clear is geese ru i mte voor ons.
' ^ e^Incjphe Maak tech . wat ruinite. fc t^ oeen , daer hi] fcbrik en ruimte m aaccA't. VOND. Onbekrompen-w held van plaats of out t lan d i «heden : de ruirnte fchaadt niet.'. Hi] leeft in ruirate en overvioed. Vrijdom vaii benaauwenden konimer : uijt de Lenauwtheijt hebbe ik -den f eere aeng•erocpen , (IC li ere heeft r :jverhoort , fteller,dle nzij in cle ruimu. BLJBELv. .lie ruime lucht: De vogeh levee gaarne in de ruirnte. In de ruiante -
been te zweeven. VOND. Ruimte , oulings ruime, hoogd. rains , OTFRID. rummo , ULPH1L . , nederi. , zweed. , ijsl. , deen. , pool. rum , f axnt of van ruin. RUIN , z. n. , m. , des ruins , of van den ruin ; nice 'v• ruinen. Verkleinw. ruintje. Een - geftieden heugs r w
chat is een fchoone ruin. Daar zat hi] rustigh op zin Amf erdanfchen ruin. VOND. Van ruinen , fni deru , lubben , hood. raunen , nederf. runen , welk woord bet zweedf'che Tuna voortgebragt heeft, waarrned e
men de regtli nige letters beflenapelt, die in het Noor=• Glen ouliugs in bout of fteen gefueden werdcn , en ook bij 'ons runifchs letters , of eeuvoudiglijkk runen , heeten. RUINS, ond. z. n. , vr. , der, of van de ruine; meerv. ruinen. Ben bouwval, en Been pulnhooa , oft loon het fr. ruine , waarvan wij dit woord ontleend heb.. ben,; ook deze beteekenis lbeeft : ik heb de ruiner van
het huis te Brederode gezien. Jolne j ontleende den naacn v. oor een zijner fcbr iften van I de rumen van he : aioude Palmif ra. Van Bier het basterd ruiizeren , g je l y
bederven. RUINEN, zie rui r, .f.JINEN, ruy nen, bi j NiL. Een vrouderd woord, dat voor mompelen , fluistercnn, geb zigd . wierd. Van bier 'in het oud Noll. oorruyz en , oorrilyner, hij KIL. oorblazer. Zie voorts runen. RUIP, zie rugs. RUISCHEN , onz. w. , gelijkvl. 1k ruischte , he?? gee ruischtk Zulk een geluid van zich geven , als door dit. woord zeex uatuurlijk wordt u tged u t: de top der -
K U.
a eelen ruifchen geweldig. De rotfen murwwen, doers betlaren ruifchende elze;^. VOND. 1-let ruischt geweldig in miffle ooren. VoND. befchrijft bet ruifcfhen aan het onweer toe : deer bet oorlogsonweer ruisckt. .Der Zepbijr me et felle buien ruist. El. DULL. Van bier rui* .
fling , geruisch , enz. Zaznenf:eil.: ruismuizen , gedruis W akLn , ruispijp , ruispijp r, enz.
Rui fchen , hoogd. reuf °hen , nederf. rusken , angelf bristlan , cog. rustle en rush , zweed. ruJa en ruska is naauw verwant aan druifch.en en ook eezni gzins aa:i r t fclen , bij KIL. rui j s f elen , rijsfele a , ja m isfchien o00k aan roes, hood. rausch, omdat ' befciiorikene iieden doorgaans veel gedruis makers. R UISELEN , veroud. onz. W. , gelijkv . 1k r izfel. de , heb geruifeld.. I ..tzelfde als ruif-chen : de huiten ruifeiden van onderlinghe vermaanii7g ie. I oaFT. R Ub VOREN, ruisvaorn , z. n , m. , des ruisvorens, of van den ruisvoren ; rneerv. ruisvorens. , Verkle'inw. ruisvorentje. .lien visch , die tot bet gelacht der kar= pers behoort, en eene middelfoort tusfctien dez.elve , (1e vorens- en brafems , uitmaakt , welke. Iaatlle hij in dikte overtr;.:ft : ruisvorens veillen geler, dan vorens. De vvoren is blanker, dan cle riiisvoren , of ruis , ruisch, bij RIT... ruijsfe, anders ook rietvoren, doornkarper. Eerie bi;zondere foort van, ruisvorens words oaniflr eks Waverveen net den naam van koning van de r Tisch beftempeld. JJ1'T', z. ri. , yr., des , of van, de suit ; meerv. 'ruiten. Verkieintww. ruitfe. Eigen^i^ijk eve ,vee] , welke gelijk. zildige viey1ioek, zoo als die der rui-teu op de fpeel* kaar yen , Welke niet regthoekig zijn , of die der gewone regtboekige venIterruiten : dat wwapen is in eene ruit gefchilderd. 4en d allerkleenf e ru-ul"t. VOND. Bijzonderlijk , de kieine vierkante perkjes op zeker flag van lèrvet ;oed : die ruit tnoet geflopt ivor. Jen. De aanvulling van znik een perkje , door middel van de flop. ^a id : zij leers ruiten m iken. Eerie gla'sr ait : daar is ee ze , ruit gebroken. Ven iers net groote ruiten. Jaen vierhoekige f uur cep 'de fpeelkaarten rui tenis t roe f Speclt gi niet in ruiten ? Een der vierhoeken , Waarin eeu da nb-ord of fchaak. bord afgedee&d w()r► dt : op die ruit kreeg kit dam. Deze rut hun: gr j met u;v paard net be[pr:ngen .
,
Van
R
R u.
p259
Van bier ruiten, in. gelljk :ijdige vierhoeken verdeelen, en het deelw. geruit. Zoo ook het bijvoegfel. Naamw. ruiten , d. i. van ruiten , of tot ruiten behoorende , als : ruiten acts , miter acht , z Miter hoer, enz. , in 't kaartfpel. Zarnenfl,eil.: riitswijze , enz. Cla Bruit , venflerruit , wapenruit , enz. Ruit, hoogd. caste iinl. runt u , zweed. ruta, en r.et , ijsl. reitr. RUIT , - z. n. , vr. , der , of van de ruit; zonder meerv. i hurft. Zie ruidig. RUIT, z. 1i. , vr. , der,, off` ran de ruit ; reerv. ruiten. Eene foot , waarin men bet 'vias to rotten legt zijn die ruiten grout genoeg poor al d t vlas ? RU1T , z. no , vr. , der , of van de suit ; zonder meerv. Zeker planntgewas, van ver'fchilleude fc orten , %vaar'van de ruikende foort eenvoudiglijk ruit genoe .m.d words, of den naarn van wijnruit voert. Iroeg bij gezonde falie ruit; En drink uw glausje veilig uit. Breedblarlige , . finalbladige , fljnbladige , ti "nruit. Zamenilel.: ruiteblad , ruitedik, edik , waarop ruit getrokken is , ruiteiruik, rustezaad, enz. .Hof ruit . fleenruit, wi f nruit , enz. Ruit, of ruite , hoogd. raute , angell'. rude , rlederf. , eng. en fr. rue , beh. rauta , fpan. rude; , late r.uta , gr. pv^^. RUITEN , zie ruit. RUITEN , onz. w. , gelijkvi. 1k ruitte, heb geruirr. Plunderen : zij doer iiets , dan ruiten en rooven. komt den tijds, om moorden , rooven , ruiten. VLAERolf REDENIL. zie rooven. Bij K1L. ook uitplukk h , quit roeijen , vernielen. In het hoogd. reuten. Van hi r ruit, bet geen door VAN. BASS. aanteek. op Kii,. , te. regt in een. Vriesch charter ingevuld wordt, in plaats van rein , zoo dat men daar lecst : zoo verbiecaden ;viz roof ,en ruit , breuk en brand, enz. Van her ruiter , even, . • als het hoogd. renter van reuten , dat evenzeer aan reisfen verwant is, als ruiten aan ri7ten. R UITER Z. n. , m. , des ruiters , of van den ruiter; meerv. ruiters. Eigenlijk lien plunderaar , in welken zin men . bij VAN FIASS. aanteek. op K1L. virrdlt : dat ,
:
-
-
been ruijteren ofte vagabof den a eu /ullen mogen green v. teen
R u4
*6o
teeren-.sj) den huijsman. Ook , 'dewijl het krijgsvolk outings vrij algein eni evenzeer ilroopte , alg de Iigte ruiterij in ouzo .dagen , een krijgsknecht over het alge. Kneen , maar weiliaast bijzonderlijk iemand, die in den kriig te. paarde dient, en oulings onderfcheidshalve een ruiter te paarde werd genoernd : - bet peert ende zijnen ruiter heeft lii1 in, zee geworpen. [3IJBELV. Daar paard en ruiter , Vorst en yolk , tat een 'toe in den . vloed verfireorden. L. D. S. P. En . dan nog iemand., die tot het zw .ar gewapend paardenvolk behoort, en geen huzaar, dragonder., uhlaan , of ander li.gt gewapende. Van h ier: ruiterij , ruiterli k , .ruitersch , ruiterfchap. Za me n ftell.: ruiterhende , - ruiterkracht , ruiterspaard , ruitertrorn , ruiterwacht, enz. Roerruiter , fpTruiter , flrikruiter , zandruiter, 'een ruiter, -die van zijrn paard valt, enz. RUITERLJ , z.. Ti. , ' vr.., der , of van de ruiterlj ; meerv. ruiterijen. Krijgs.volk , dat te paard dient. Stuards rui tern j en- woe/en. VO N n. .ware ruiterij,, 1$gte rurte. . . ril ebarnaste ruiterij. RUIT E RL.LJK , bijv. , n. , en bijw., ruiterlijker, - rui.. -terlijkst. Op ziju krijgsmans , onbefchroomd , onbewimnpeld : hij komt .er ruiterlijk voor" uit. Ruiserlijfeer hefcheid kreeg ik nooit van iemand. of van R U ITIiltS C H A P , 2. no , o.,-des het ruiterf"ap. De itan d van ruiter : de kinkel is grootsch ap zi j n ruiterfcha V rouwelijk wordt dit woord zelden gebruikt ; . m.aar in plaats_ van de ruiter-. fchap zegt' men 'gemeenlijk .de ruiterij: RULTING, z. n., yr., der , of van de ruiting ; meerv. ruitingen. Bij KIL. ruijtinck. • De . kling van. een zwaard : harnasch langhe mesfen rutinge. VAN HASs. RUITING , . z. no , vr. , der , of van .de ruiting,. zon der meerv. , Bij Kst. ruijtinck , opruijtel, opruijtfel., kl©bberfaen. Geklonterde melk : veal ruiting -te- eten -
.
.,
.
-
-
-
is vast niet gezond.
RUIVEN, - hetzelfde als ruijen. ZZe 'ruf en. RUIN , z. n. , . m. , des rules , of . van -dent rule ; - meerv. rukken. Verkieinw. ru/èje. • . IN daad van rukkon : 'het .
, -
brak eerst na verfcheidene rukken. -.Ja wind lisp . in eenen ruk Haar . het.. • noordwesten. + IHet
woord Is. -
RUK-
R u. RUKKEN bedr.. en onZijd. geiijkvl. Thuku • he •ge rukt. J3edr, lets met eenefchichtige iuFpanniig ziiner krachten van deszelfs plaats bwegen : Iij ruk de 'egn uit /efc/7eede. Zij rukU zich de haren ult bet hoofil , ci de. kicederen van bet ii,f: I zoc/zt Izet uit het vuca t iUJ7 ken. iJ;Taarom ruktt gif uwen hoed in d oogen P ()nzijJi 1jk niet zijn , zich zetven op de gem-de xijze verpIaat Len : bet fthip rt1kt van bt anker. De wind ru,% nordwiartS. Zif de legers reeds ' le velcie gerukt P Th ricken over hors: en 1/;:i rtckten in Braband bulk des raabflrooms. VON-Do Van hier rtik. ZalTncniteil : ru/eaerfen, bij Ki.r , rukrcis, ,'uktogt , y'ind, cen wind , die met rukken kornt , eiiz. rukfen , afrukken, henenrukkcn, inrukken, /(1sHiAkn , nederrzthken , oprukken , ugenrukhen , vrruk ken, wegrukken , enz R2kken, hoogd. rucken , zweed. rijcka; ijsL hroA VII , is een noordsch woord , dat zijue bet eeis door den kiank aanduidt , even als reIcke; , tyekAcri, ,;rikken, enz. RUKW1NI) , ze rukken RUL , bijv. n en bijw. , r:!//er, rrilst Ongeliik hobbelig : het kopere phaje is nog ts vu!, /zt mocs nag wat geJZpen worde7. iJet fc,aasriidefl gig viet e;nakkeiif/ , Want bet ifs was ve7basil rut. vIis i:hien onth'en d• van het gevo& , i weik 'vj bij 't aan Tak011 of bCIStfl Vfl flIOJC 1IOb)eIge diiigen , heb,
,
-
-
•
'
,
hen. • RUL , z n, vr , der, of van de izil; rneerv. ru/len. :Drin:igo tocluop : met dezelve rulloopen ze near 't hiis IIOOFT. Vati hier vul, voor bet ongerneen vetier - van zekere kOOl)NareII , wanneer men gls drifui toe loopi: , offh te koo'eil uii vrees voor het [lljgen van den pils : ci is eee nil in dcii ta/uk. RUMOER ., Z. ii , o , des rumiers , of an bet runoer; rneerv. rumoeren. Opichudding , verwarde beweging, dorgaans met eeu luid getier gepaard : er onJiond c';i
fthriiJ'eiifk ru;noer on der bet yolk. ['Vat maken die drcnken Iteden ecu rumoer. 11 7e/k rz.irioer , wat i/sf//ilk geweil. j. DE fvIII.. In het hozL rumo , iial. rumore, iat rumor, dat een grucht uthdU1L1U. R3
It U. RUMOER. N, .onz. w. , gelijkvl. Ik rumaerde, heb gertimoer:i. Opfchudding , verwarring, en daarmede gepaard getier, veroorzaken : niet vreesfelijker oit ging finder 't heir ru'oei'en. VOND. RUN, z. n. }, - n. , des runs, of van den run; zonder ni-ery L. e daad van rennen , fnel loopen : met vollen r;tif:z FIOOFT. Anders ren'. 1 z. 1h. , vr. , der , of van de ruse ; zonder meerv. Bast van eiken bout , die gemalen words , ten gebruike van leerlooijers, erg die vervclgens in de tuinen op niter dan eene w jze gebruikt wordt : de run wordt in, Ytiesland kif genoemd. .I "unt gij mif Beene run voor mr;3i 1ne t uin paden bezorgen ? Zamenftell.: runmolen , ill. Vrieslan d eekmolen , enz. RUN!) , z. n. , o. , des rundls , of vin het rund; meerv. runde en. Len bekend flag van viervoetige dier^n , waarcran :c c niannetjës den naam van Stier , de wijf. jes dieu van .woe, en de jongen d.ien van Kalf voeren , terwijl os fen, vaarzen , enz, daartoe ook behooren : da r fal hij 't jonge runt flachten. BIJBEL'v. Het meerv. runderen worth mcerinalen vrou:tivelijk gebruikt: de r1. ndle ren 14'aren 'ploegende , en tie ezellnnen wei j den(le aen hare zi j Glen a l l IJ rat Lv. diet wordt hare intuusfclhen rnisfchocn , even ais op nmeer andere plaatlen der 131 1 BELv. , in plats van hunne gebruikt. Dit v orheeld doer dan trinder af, dan lien volgende : Bier .
i a rat de prieflerin eerst vier zwarte runde.en, firer, cie 31J/1 r ba3 rn, ftir. VO NDb ZamenfIell.: runcler barst , r ; der,'i0 , s' utl err flal , run dvL e , y und vieesc,/', -
:l , i)lf .. rr . ook ri g , liOOgd. ri '1 lui t c bid OTF AD. en NOTKER. ook reeds rind, en is van eene onzekere afkornst.
RUNE, zip' ruin, RUNE, z. n. , yr ,, der , of v n ale rune. O ulings, ge r iompel : dat were miff rune of mid t rade. VAN HASS, as 1te? k. vp KIL. H,-t 1ta Uwoord is RUNES , veroud. onz. v. , bij Ki .. anders rutwen , rune; fi yOeIle z, rz ;'ne . lom pel n , fluisteren:. I n let angel.• r u ^` n g hoo kcl. raune;i , van war cin raul2en neticrf.. ezar ,;aen , ingeven iublazen. Van hier Tuner, oorb azer : v rri a ers , fmekers , ende oer7
e
-
R U.
253.
flekers , ruuners ende plumeflrekers. S TOK. .Du en fultfe niet. heeten 'een runer (jn de Staten overzetting oorblazer.) Biji 1477.. • RUNNEN, zit rennen. RUTS EL , z. n.., o. , des runfels , of van het runjel ; zonder meerv. , Stremfr.I`, waarmede men de inelk firemmen , I1o11en , doet, om er ka as '.van - re. ma. ken : waar krijgen .4aij flu ru»fel P Bij KIL. ook rearel , rinfel, en rindfi1,. etati renilen , rinnen. •runner, hoogd. rinnen, dat reeds bij NOTK. de bete:ekenis van Holler heeft , en waarvan bet tweed. , ranna, geEl old , en ons eigen deeliv. geronnen ,af amt, la waarvan wij hierb.oven rinsch ook hebben afgeleid. RUPS , z. n. , vr. , der , of van . `de raps ; meerv. rupfen. Verkieinw. rupsje. Een worrnpje , dat m :t den tijd in een . kapellerje verandert : de ru fen befpinnen zich zelve der wj jze , dat zi j eels poD etj a vormen , -waaruit met den tijd een v'inder veor ornt. Wat da rup fe heeft. overgelaten , heeft de jprinckhaen afgeb e ten. B 1JBLV. Lamenitctl.: rupfedooderi, zeker in. fekt, 't well zijne eijeren in hat dôorboorde lij f vari, eene raps legt , - rupfenest , rupf efc•hi jter. , een vlini.der,' uit wiens eijeren ruupfen vcaor•r konien, rupfevangst , enz. Koolrups , ringrups , zijder nps, anders zijdeworrn genneznd, enz. Rtps , - bij Kit.. rupfe, rupfe:ne , ruepfene, rtaepe , roepe , roope , r u jpe , eni in ht-t gemo.ene - leven ook dikwijl.s ruuip , vricf. roep, nederl. rupe, lotharing. ,-ou e , loo d. r ape , is , vk.•lgens Ac EL. , verwant aan k, uipen , vrief. kroepen , nederf. , krtipen ; in welke.. laat[te taal men een kind, dat nog niet gaan , maar flechts kruipen, kan , ser e rups vain een kind noemt. RUS , ze IL, ill., van den ris ; meerv. rusfen. Een hewoner, of inbooriing van . Rusland. Zie ruse fische • \. RUSCH , . rusk, risk , z. n. , tn. , van An rusch ; meerv. rusfchen. Bij KnL, , en in fomtnige oorden van ons land .nog he'dendaags , eene bies. . Van Icier bij Krr.. rusch: i j k, cell dij k, die .met biezen hegroc l is, ruschRlced, een bekleedfel van biezen. Rusch is bij • Kit. . eel elders , ook - eerie zode, cespes : Per/ us willende de Loden bedancken van de victorien-, die ze hen; verleent hadR4 .
-
.
-
•
-
-
-
v
,
R u.
264
hadden, ginck terJlond drij autaren van _rusfchen ra ken. FLOR IAN Van hid' rti fc/ien van rusch gemaakr: en rusr'hen vtirst an m j n Jlecht arem dace K. VAN +Z i n^. In "vriesl. ziju riske ittcn pitjes , waarvan g&
singe Iieden zicij in hu n n e aarden lampen beclienen.
Ruscb is verWahit aan liet fr. rofea'u , aan raus bij UL en aan bet lat. ruscus RUS CHEN , zie ruscb, z, n. , ®. , eves rusfels , of von bet rusfel; incerv. ruusf els. fletzelfdie aJs reuuzel, en eigenlijk rues" fel, of roe/ fel , van rocs, fwweer. Wain mn vindt bij KIL. rt ct/'el , rusfel , rof l , rusfelf veer, refelfrweer. Z to roet en reuzel, ®
RUSSISC[:I , b jv. ii. , fonder trappen van vergrooting. Dat tot Ruslaud br oort : rusflfche huiclen. Derus yfche ttial ,, ook hot rusfisch. Bij verkorting ook rusch , of sus, in r usleder, welken naatn men, aan bet .jocht- of uclhtleder geeft, ornciat bet nergens zoo goed, als in R usiand , verva2r(Jigcj worst , en men elders de olie" i iet heeft, the aldaar tot bereidin,& van dat leder then., eo wit den wortel van eene aan oars mm nj bekende plant, getrokkn vordt Flet 1ianiwoord is a us , d e volks^ :'aam Der he\v hers van I .^is1and , die in den BIJBEL -
-
. )sch Iuidt, nl-vens de xlarnen vaii iiefech en Tubal ;7C Ala ats,t * en aan ern Ar nienIsch yolk , van 't w eIi de R usfen of am11m .men , g egeven words. R UST , z. Y1, , v . , der, of Van de rust; rneery rusft ten.. L1 nit 1, heweginzloosheid : dp zee eaar °^ ifs ua `. Lat l 1 a i/2 rust , ik Ei a; s niet sneer. Ren weerS ?C zw /l $.'L• ii zeta V.RJ 1 tU5 s O uurjk, de tnei^aud vii iLDI'(I I di, do' r g .,eiie g^.moe( bew^gin yen v er.mt L t ,
r
l
y r ru u stt 4 nn
^4 7p`^'[ j t ^J = P Qr ,^ f^ G nr P .:ta v
^ v o j i.
F is
^
.
/}
(^ s
^/,•'^' rt y T rJ. ^.r 1 n, ^ 3^ '^ T )/,^t z /* P b ^ i f f i (+ 4i ^J L s N (/ ®f i l+ ^, f L G
,
•
/'j ? `^ q • ,- o r - hi S f
e✓
la t ,. flf j i ee rust worcit d or gene bange vooru izig e ge/l oord Hare wroegingen bennemen haur ah'e rust. `\ T Tc o:. n van t% ist CIA kralk ` O l i lief self+ in rzeSt en vi dL. De rust van menig ez n vc Lb 6 door tq aYGsiw? `^1 fprekendheid vcrn e 'l. D c toc ti and van e e ii 1a i d , dat '
-
4
l
d
door gene vi an dLI rrjk_hcde?9 van biiinen of van h litC"kl .
er erd wors t:
deriant 11ev o6 e '
;
helilienie iiien Zoo ne d' rust v 1a 7\Te , s
1
o OF .k O
L)aar ol!e ; usL c;~ts' u l p r } `
en t allZan ci' ., f d t k1i k t y men , aFs must waar^ ` r , gif t $ G• CCfl isfi Le tigb . O UDALN. Dc 4eu vige I ail g '
want
R. u.
t6S
,val#l wij,' die gelooft hebben, gaen in de ruste, BIJ..
De .hsop der aenflaende ruste, VOND. Pro/~ik ingaan in de rust. L. D. S. P. Verpoozing van mocite, verdriet, of [mart: ik lean het niet langer uishou .. , den, ik moet witt rust hebben, 'Plaagdat kind nies meer , maar laat he' met rust; Sf} en hebbcfl g ee» rusIe dagh ende nacht , die het tees» aenbidde» • .llIjCELV. De tusfchenpoozing van een gezang: er zijn in. dien Pfalm'zivee rustes; Het deel vaneen gezang , dat op zulk ecne tusfchenpoozing voIgt: wij z.ong~n op BELV.
den dankdag de eerfle rust van den negenden pfa/m. Voorts , de flaap ; hij is nog.i~ rust; lk heb den gan[chen nacht geene russ genoteh. Dood: hij is reeds itt tie rust. De plaats , waar iemand zich nederzer r dit is l1zil
wat t« rusten hant {fan hans, YOND. OJ) fij rusten mfJgen 'Von hll"n .srbeijt, BJJB ELV. Slapen: hebt gij wei gerust? Slaepr nu 'OfJorl ende 1°UStete l'IJBELV. Sterven, en in het rijk der docdeu verkceren , Haer wlert cefeght, .dat Ji1 nocb eenen kleijnen tiJt "rusten [ouden, ]3IJBELV. Van werkzaamheid opheuden ; hi] rust niet ; voor dill hij zijnen vijand ge.;r:e! ten onder heeft geiJ,.agt. Ophoudcn van rond te dwalen , zoo als .het bijgeloof waant dat de" fchimmenvan fommige meufchen doen; Polb.uur kon nie: rusten , voor dat zijn 1~1·k begrsven H'OSIO J.l1eJZ ~:Cfg':" dot zij niet rusten kan ; omda« 1ne11 hare laatfle beittnKen onuervukl Iaat, Ergens op Hennen: l1ij rust oJt R 5 zifdat
X66
R
u.
zz j /1e;? #9J Dat huffs rust op hecnte gron d f7igett: lie fc,ndig in of op iets verblljve : de toorn rust in den lioefem der. dwafen. BIJBELV. Zij rust op lien , die zij n bevel betrachten. L. D. S. P. R istend beteekende oulings ook gerust : .Ede fi quamen to .Lis ten ru stende voThe. .3JJBELV.1 1477. In seven bedrijvenden ziIl , voor laten rusten: hif rust de mode leden in de uitgeholde rots. VOND. Nog zegt men rust uw hoofd aar ; ook oulings : die in 't minnen wil de u'aarhe " t jveten , die ruste fljn hoofs en blijve in muijten. CONST. DER. MINN, Van hier rust, rustelick, l ij KIL. , Iustig , erust , enz. • r Zamenl1Iell.: rust bank ,, rustbed , rustdag , rustp(aats, rustpunt , ratsttijd , rustuur , enz Berusten , uttrusten , enz,
Rusten ,. KERo , k restan., ISID. chire in , eng rest, vriei. resten, hoogd. rasten, gr. pxcc eu lv, is van onzekeren oorfpr ong. RUSTEN , bedr. W. , gelijkvl. lie rustte, heb gerust. Eigenliik, b reiden : Ter vlugbt zicli rust, on rec, t, en wac 'e rt zijne wlieeken. VoND . Bij zonderlljk , door aaufchalling van het noodige , bereid raken : me is rust zic,l van weersl 9a;pten ten oorloge.1V17 IT rust&n ors tot de reis J/ iar zc J juist venus , foontf e. zag ten inii r?'d zjJi r 'swen. j0NKT. in :lien gif ii voor let ce geJ?elite des Heeren fult rusten ten flrii"dle. BIJBELV. Van hi °r rustic , rust s /ieid , rustigli j k , rustifig. Z amen fell. : rastka mer , cen vei•trek waar men krijgsgereedfchap hewnart, rustrneester, een op icuer over dat gereed'chal), enz;. Toerusten , toeJ`UStifr2g, uitrusten , uitrus$ivp: Wa'peisrmsting , enz. -
F/q{(e^ .T. e,n .^ k us l ! ^^ L) o ^ k.^ s
^ 4et' s t ^° t^ ^
rustan , n girusicuil
S
4^.' C' 4: d s
^ C.i^ s t •
OTFRID.
ecu oud woord van noordfche
ftori st.
R USTIER., z. n. , in. , des rtistiers , of van den rustier; inter v. rustiereJL Een oud. woord . dat een n weltoc, ; °usten krngslnecli aanduidt: ce;ig ofr stFe ',die prof Nana compl xie en nature is. V. IJASS. r -toed . o KJ L. ^ JS" `I , bijv. n, en b jW , rustiger , rusty st. t igen l , wet toegeruust. In bet gebruik , wakker, love dig vltl , toedd;g : h/, is Heeds even lustig 01-1 rusti g G een^#emmiglieiit zoo lustigli ,
, zoo e''s is en 's winterS even rrIs igT'• s dee' die
TEs-
ii v.
267
TESSELSCHA , b1j v. HASS. aanteek. op Kit. Gerust, fill : blijf maar rustig en wel to vreden. Encle fli vonden^--- eenfeer breet Jant ende rustich en de vruc7atbaer. BIJBELV. 1477•. Als een bij w. , gerustelij k : rustig Ie ven. KIL. , -bi j wren men . ook rustelick vindt , dat dezelfde beteekenis heeft : ende des ru,telik en ongehindert -
bruiK'en.
RUSTING , z. , n. , vr. , der , of van de rusting ; nieerv. russt,inben. Ei,genlijk , al, wat'- tot iemands wapenen behoort : hi] kreeg eene voile rust:n^m ten ,fiefchenke. Alaar gen ieeniiijk , het harnas :En zret deez' harde vuist zijn vaste rustin: ri ten. VOND. Zamenitell. wapenrus,
RUW , bijv. n. en bijw. , ruwer,, ruwst. Eigenl jk , oneffen van oppervlakte , met puntige of andere verhevenheden bezet, bet tegenovertlaande van glad, even • a1s ruag, dat eigenilik flechts een en hetzelfde sword IS. Zie ruiga
Men ftil neck nemen , dat feg is u , Calver vellen ,ende die r°r ; ., aer •fezl,nen nai jen inne Len deel inannen , a/s is verfnne, En fallen doer dit wont gaen Gheldjc Calver enz . SEGHEL .
Dit zou nameli jk geichieden , met oogrnerk, orm den vijand diets te waken, dat i er nog genoeg voorraad van vleesch voor de belegerden was. In het gebruik, onbe verkt , or gellepen : er words veel rw'e wol uit ,
Spanje naar Engeland gevoerd. Een ruwe dia: ant hef` k. Hij niets bevalligs. Die 3weg is zees- ruiv en moeijelijk. heefè een ruw vel. Ongebleekt: ruw garen , ruw linnen. Ougeverwd : ruwe zijde. Onaangenaarn , van weder, eo dergefljke dingen, get'proken : elze lucbtfre.ek is rnij 0l te ruw. Wat is aat f uv :weder ! Vans gedrag en taal , onbel'chaafd , ong emanierd, onzedelijk : zi jne a td;iu; ryin, gen ziln rti w e a plomp. Het is een ru;v 'Aa 6, cjz een ruwe ./postel. Iii j• is ruv in bet eten. Ii d k e n zri w{ordt het ook als e'en b jw ebruilk! : h ii le art daar rug-' ge e. U k aIs eif tondi : in het r eve ^"G her ruwelijk , ru;s'heid. Z amenflell.: ruwbat ig , ruw
R u.
'1 CY
ruwl®Ilkig, ruwftnzd , rtiwwerker. enz. Zie raid. en ruidig. kurw , KIL. rouw , roud,, eng. rough , neder.f. rug, fllwwe, rowe, arngcli. reoh, hoogd. raich, en rr^h, bij de on pie z wvabifche dichters rub, kan niet f echrs aan raw, inaar ook aan raauw, verwant fchi jnen. Zie in tusichen raauw. , U WAAR.I) , z. n. , m. , des ruwaarcls , of van den ruwaard ; meerv. ruwaarden. Bij Ku,. , ru?-paerd , row. ward, roeuwaerd Geen woord van den- worm van rif kaarsd , lafaard enz. , en dus niet zawezugef:eld. nit 21W en aevvd, maar van ruwe , rust, en waren, bewa= ren, afkom fl g, en derhalve evenveel als rustbewaarder. Sommigeri hebben gegist , coax-ruwaard zoo veel zij .ls roewaard , of roedewaard, dat is roede carder , of roedehewa r'cler, die de roede van ge 'egtigheic.. zwa^ it. Lucius , die rt^rwaert van R,men Ptbolorneus den Conine faltut (in de Staten overzett. Lucius , l urge -aeeller der Rcmeinen # wenscht aan Ptolonaeus [Coning voor /2) et.) B.IJBELV. 1477• In het gebrui c , een he uur der van zeker larldfchap , zc)o als dat van Voorne en P 9 f S en , dat eenen zoogenoemden Ruwe arc piagt te lbet)benn : Ian de [ it, en zipn breeder de Ruwaai a' 'C rd?:2 heide even nworddadig or n,; ehrt to En die ten t..ldeln als Trajamus voer(4e 't fwaard, 't BritJ2ij [ehe rijl^e land ais .Ru aert heeJt hew: ert. 11. D. Ga. -- Van Fifer ruwga i fch a ► , bij VELDEN. . let O rwoord aruewe luidt- bij Ku.. ouk rouywe, roe m we, bij \VJLLE AM. en NOT K. rvowo, rauuo, bij de zn°abifc he dichtercn_r:iowe, in filet oud engelich row, tweed. ro , fill ra.uha , hnogd. rube , ern heeft riog ern' andcreu afflami elitig ruwelijk, ggen fist, bJij erns o
.
p
\
-
n'' VOigCl(C * :f' (sy v_. rb ^^ . in i it '1 ,I" ijc h et x
,
r
r' 4 ^
r
e d ez^.
licke pof s/e. (;EL0. PcAKKA Ti ofK, bij v. H ASS.
,aanteck. cP kIL. () LuL. hezigde men uok het werkw. r y%e a , n 1ven , voor rusten : ter ajl nu jn fief wat ruwt I_> R.E) E R.
RTTWEN, zi- r.ri;'acrd, RUZIE , z. Ii. , yr.. , e'er , . of van de runic ; z girder weerv. I n vriesl. roezie, elders ruizie, out yt i J''ed Egen1ikk , f:,e1cIial , der 'as, v^ l] roeJ, : i roes; Iii e t geb ui k , ktakeei , k i vaad je: dar is rude tzysfc en man -
f
e
R u.
2(
en vy WV. Abram creegh, in flihen huij fe , met een /e GFSCHIF,R. Opfchuddinng , knech:aen groote ruij. drukRe alp wenschte, dat de ruzie van het fchoonrnaken ,
:
al voorbij was. Het flaxnwoord van ruzie is waarfehijnlijk rseifche>n, waarvan - wij roe,' hebben afgeleid. Ook behoort 'hiertoe ons razen, cn komt het gr. poi c me® de in aaiu perking. Zie rutfchen.
p. WVILAND, NWLgRD. TAALK.
WOORDENBOEK.
P -R.