Kanker nader bekeken
Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland Projectgroep Gezondheidsonderzoek Thermphos: Auteur onderzoeksrapport: J. Vrencken (arts / sociaal geneeskundige) Kenmerk: 12-1258 Versienummer 1, vastgesteld op 14 mei 2012
inhoudsopgave omschrijving
bladzijde
Samenvatting ............................................................................................................ 3 1.
Inleiding ........................................................................................................... 4
2.
Uitgangssituatie ................................................................................................ 4
3.
Vraagstelling ..................................................................................................... 4
4.
Ontstaanswijze van kanker ................................................................................. 5
5.
Onderzoeksopzet ............................................................................................... 5
6.
Resultaten ........................................................................................................ 7
7.
Conclusie ......................................................................................................... 8
Samenvatting Aanleiding Naar
aanleiding
van
de
gerezen
maatschappelijke
onrust
over
mogelijke
nadelige
gezondheidseffecten van de uitstoot van Thermphos, heeft de provincie Zeeland de GGD Zeeland en het RIVM gevraagd daar onderzoek naar te doen. Eén van de onderdelen van het gezondheidsonderzoek betrof een nadere analyse van het vóórkomen van kanker in de omgeving van het Sloegebied. Uitgangssituatie en vraagstelling Ondanks het feit dat zowel gemeentelijke sterftecijfers voor kanker als de professionele inschatting van huisartsen vooraf geruststellend genoemd mochten worden, heeft de GGD Zeeland in het gezondheidsonderzoek ook een getalsmatige analyse van het vóórkomen van kanker rondom het Sloegebied opgenomen. De onderzoeksvraag daarbij was of de kans op kanker rondom het Sloegebied verhoogd was. Deze vraag kwam voort uit de zorg onder omwonenden, die jarenlang aan de uitstoot van kankerverwekkende stoffen blootgesteld zouden kunnen zijn geweest. Opzet Aan de hand van een registratie door het Integraal Kankercentrum Nederland (betreffende geobjectiveerde nieuwe kankergevallen) heeft de GGD Zeeland berekend of de kans op kwaadaardigheden in de directe omgeving van het Sloegebied (de woonkernen Borssele, ’s Heerenhoek, Lewedorp, Nieuwdorp, Nieuw en St. Joosland en Ritthem) verhoogd was ten opzichte van een groter deel van Zeeland (Borsele, Goes, Kapelle, Noord-Beveland, Middelburg, Reimerswaal, Veere en Vlissingen). Resultaten Het bleek dat in de omgeving van het Sloegebied zowel voor het totale aantal kwaadaardigheden, als speciaal voor longkanker en leukemie/lymfklierkanker géén verhoogde kans gevonden werd. In de onderzochte periode 1998 t/m 2010 was zowel het totale aantal gevallen van kanker als dat specifiek van longkanker en leukemie/lymfklierkanker, zowel voor mannen, vrouwen als voor beide geslachten samen in de hierboven genoemde gezamenlijke woonkernen om het Sloegebied niet significant verhoogd ten opzichte van het gemiddelde in de acht Zeeuwse gemeenten van Walcheren en de Bevelanden.
3
1. Naar
Inleiding aanleiding
van
de
gerezen
maatschappelijke
onrust
over
mogelijke
nadelige
gezondheidseffecten van de uitstoot van Thermphos, heeft de provincie Zeeland de GGD Zeeland en het RIVM gevraagd daar onderzoek naar te doen. In dit kader heeft het RIVM gedurende een aantal maanden metingen verricht van de buitenluchtkwaliteit. De GGD Zeeland hield zowel onder omwonenden van het Sloegebied als onder werknemers van een aantal bedrijven aldaar een enquête, die informeerde naar de ervaren hinder en gezondheidsklachten. De opzet en uitkomsten van bovengenoemde onderzoeken worden in separate rapporten beschreven. Een vierde onderdeel van het gezondheidsonderzoek betrof een nadere analyse naar het vóórkomen van kanker in de omgeving van het Sloegebied, die in dit rapport beschreven wordt. In paragraaf 2 wordt eerst de uitgangssituatie geschetst, waarna in paragraaf 3 de vraagstelling van het kankeronderzoek staat. Paragraaf 4 gaat kort in op het ontstaan van kanker in het algemeen, waarna paragraaf 5 de gehanteerde onderzoeksopzet gedetailleerd beschrijft. De resultaten van de statistische analyse staan in paragraaf 6, gevolgd door de conclusies in paragraaf 7.
2.
Uitgangssituatie
Op basis van de (per gemeente bekende) sterftecijfers aan kanker bestonden vooraf geen aanwijzingen voor een verhoogd voorkomen van kanker rondom het Sloegebied. Dit werd evenmin gesignaleerd door de daarover bevraagde lokale huisartsen. Desalniettemin bestond bij de omwonenden van het Sloegebied hierover zorg, gelet op de onduidelijkheid over de aard en de hoeveelheid van de stoffen, waaraan zij mogelijk al jarenlang vanuit het Sloegebied (en met name door Thermphos) blootgesteld kunnen zijn geweest. Tijdens de voorbereidende fase van het gezondheidsonderzoek is deze zorg, alsmede de vraag om een nadere analyse van de kankercijfers ook door de klankbordgroep naar voren gebracht. Op basis hiervan was het dan ook logisch en geïndiceerd bij het onderzoeken van de gezondheidseffecten van de uitstoot, ook de kankercijfers aan een nadere analyse te onderwerpen.
3.
Vraagstelling
Bestaat in de woonkernen om het Sloegebied een verhoogde kans op kanker? Zo ja, om welke kankers gaat het dan en bestaat er een relatie met de uitstoot van stoffen uit het Sloegebied en met name van Thermphos?
4
4.
Ontstaanswijze van kanker
Van kwaadaardigheden, ofwel kanker, is bekend dat ze door meerdere factoren veroorzaakt en beïnvloed kunnen worden. Zo speelt bij bepaalde vormen van kanker de genetische predispositie (de erfelijkheid) een rol van betekenis. Bekende voorbeelden daarvan zijn borstkanker en darmkanker. Ook is bekend dat bepaalde leefwijzen een belangrijke rol spelen bij het krijgen van kanker. Het bekendste voorbeeld daarvan is longkanker, die vooral bij rokers voorkomt. Verder is duidelijk dat de kans op kanker op oudere leeftijd toeneemt. Het is dan ook zaak om bij het onderzoeken van het aantal kankergevallen in een populatie rekening te houden met de leeftijdsopbouw. Ten slotte moet men zich bij het getalsmatig in kaart brengen van kanker ook realiseren dat daarbij ook de diagnostische en therapeutische mogelijkheden een rol spelen.
5.
Onderzoeksopzet
Het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) registreert op landelijk niveau alle nieuwe gevallen van kanker. In de epidemiologie wordt dit de incidentie van kanker genoemd. Het gaat daarbij dus niet om de sterfte aan kanker (de mortaliteit) en evenmin om het tellen van alle kankers die in een populatie aanwezig zijn, inclusief kwaadaardigheden die al langer bekend zijn (de prevalentie). De registratie van genoemde incidentiecijfers vindt op anonieme wijze plaats en is gebaseerd op en geobjectiveerd door klinisch-pathologisch onderzoek. Hierbij worden door het IKNL ook het moment van de diagnose, het geslacht en de leeftijd van de betrokkene, de cijfers van postcode van het woonadres en het specifieke type kanker geregistreerd. Door het IKNL is informatie van alle nieuwe gevallen van kanker gedurende het tijdsbestek 1998 t/m 2010 beschikbaar gesteld. Voor dit tijdsinterval is gekozen omdat voor die periode ook bekend is hoeveel mannen en vrouwen van welke leeftijdscategorie zowel in de dorpen rondom het Sloegebied als elders in Zeeland woonden. Deze demografische gegevens zijn afkomstig van het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS). Op basis van het aantal nieuwe kankergevallen in de periode 1998 t/m 2010 en de voor die periode geldende demografische cijfers kan per geslacht en per leeftijdscategorie berekend worden hoe groot de kans op (een type) kanker is. Voor ‘de gemiddelde Zeeuw’ is deze kans berekend voor de gezamenlijke gemeenten Borsele, Goes, Kapelle, Middelburg, Noord-Beveland, Reimerswaal, Veere en Vlissingen. Voor dit controlegebied is gekozen, omdat verwacht mag worden dat in dit deel van Zeeland de inwoners geen andere – voor kanker relevante - leefwijzen of achtergrondkenmerken hebben dan in de directe woonomgeving van het Sloegebied. Dat zou immers verstorend kunnen werken op de berekeningen. Anderzijds is de kans op kanker als omwonende van het Sloegebied bepaald op basis van het aantal kankergevallen in de gezamenlijke woonkernen Borssele, ’s Heerenhoek, Lewedorp, Nieuwdorp, Nieuw en St. Joosland en Ritthem. 5
Bij de berekeningen van de kankerincidentie is vanzelfsprekend rekening gehouden met verschillen in demografie tussen ‘Zeeland’ en het gebied rondom het Sloegebied. Dat in de woonkernen rond het Sloegebied mogelijk meer of minder ouderen woonden (die op basis van hun leeftijd vaker kanker krijgen) is dus niet van invloed geweest op de in dit rapport gepresenteerde resultaten. De statistische maat die gehanteerd werd om een verhoogde of verlaagde kans op kanker aan te geven is de SIR (Standardized Incidence Ratio). Dit is de verhouding van het aantal kankergevallen dat rond het Sloegebied gevonden wordt t.o.v. het aantal gevallen dat je verwacht op basis van het Zeeuws gemiddelde. Als deze SIR precies 1,00 is, is de werkelijkheid van kanker getalsmatig precies gelijk aan de verwachting. Een SIR die boven de 1,00 uitkomt geeft een verhoogde kans op kanker aan. Ter illustratie: een SIR van 1,04 in een bepaald gebied moet gelezen worden als een 4% grotere kans op kanker, terwijl een SIR van 0,92 betekent dat de kans op kanker daar met 8% verlaagd is. Aan de hand van de berekening van zogenaamde 95%-betrouwbaarheidsintervallen kan bepaald worden of een verhoogde of een verlaagde kans op kanker geduid moet worden als een toevalsbevinding (‘niet significant’ genaamd) of dat er wel degelijk gesproken mag worden van een (statistisch gezien) ‘echte’ verhoogde of verlaagde kans op kanker. De berekening van de kans op kwaadaardigheden is niet op alle specifieke typen van kanker toegepast. Er is voor gekozen om, naast die voor ’kanker totaal’ voor een tweetal ‘hoofdgroepen’ de bovenvermelde berekeningen van de SIR’s uit te voeren. Dit betreft: a) longkanker (of van andere luchtwegen) en b) kanker van de bloedvormende organen (o.a. leukemie en lymfklierkanker als (non-) Hodgkin). Voor deze typen is gekozen omdat zij zowel relatief veel voorkomen als dat ze (bijvoorbeeld bij leukemie) mede veroorzaakt zouden worden door het buitenmilieu. Het IKNL geeft om privacyredenen per postcode alleen exacte aantallen van nieuwe kankergevallen af, als dat er vijf of meer zijn geweest in het tijdsinterval 1998-2010. Daarmee wordt voorkomen dat anonieme kankerinformatie tot de persoon herleidbaar is. Verder inzoomen op cijfers per postcodegebied lijkt om meerdere redenen ook nauwelijks of geen zin te hebben. Dat is onder meer gelegen in het feit dat het aantal kankergevallen per woonkern erg klein is. Bovendien geeft het blootstellingsonderzoek van het RIVM evenmin aanleiding om dit te doen.
6
6.
Resultaten
In tabel 1 worden alle berekende SIR’s gepresenteerd voor de, rondom het Sloegebied gelegen, gezamenlijke woonkernen Borssele, ’s Heerenhoek, Lewedorp, Nieuwdorp, Nieuw- en St. Joosland en Ritthem. De berekeningen vonden zowel voor mannen en vrouwen apart als voor de twee geslachten samen plaats. Hierbij is gekozen voor de volgende groepen van kwaadaardigheden: a) ‘kanker totaal’, b) kanker van de luchtwegen (m.n. longkanker) en c) kanker van de bloedvormende organen (m.n. leukemie en lymfklierkanker). In de gezamenlijke woonkernen rondom het Sloegebied zijn alle kankers samen bij zowel mannen, vrouwen als bij beide geslachten samen niet significant verhoogd ten opzichte van het ‘Zeeuws’ gemiddelde. Dit geldt ook voor kanker aan de luchtwegen (longkanker) en kanker aan de bloedvormende organen (leukemie/lymfklierkanker). Ook de kans hierop is niet significant verhoogd ten opzichte van elders in Zeeland. Bij de SIR’s staan tussen haakjes ook de berekende 95%-betrouwbaarheidsintervallen aangegeven. Dit is een in de wetenschap gangbare maat om te bepalen of een afwijking van de SIR van 1,00 (naar boven of beneden) als een toevalsbevinding moet worden geduid (‘niet significant’ verschillend van 1,00) of dat er sprake is van een wel significante afwijking (verhoging of verlaging) van een SIR van 1,00. In dit laatste geval bevinden beide uiterste waarden van het 95%-betrouwbaarheidsinterval zich a) boven 1,00 (significant verhoogde kans) of b) onder1,00 (significant verlaagde kans).
7
Tabel 1: SIR’s per kanker, geslacht en onderzoeksgebied SIR’s en 95%-betrouwbaarheidsintervallen voor ‘kankertotaal’, longkanker en bloed/lymfekanker in de periode 1998 t/m 2012 voor de gezamenlijke woonkernen van het Sloegebied. Type kanker
Geslacht
SIR
95%-betrouwbaarheidsinterval
‘Kanker totaal’
Man
1.04
0.94-1.14
Vrouw
1.01
0.90-1.12
Man & vrouw
1.03
0.96-1.11
Man
1.08
0.79-1.45
Vrouw
0.91
0.50-1.53
Man & vrouw
1.06
0.81-1.37
Man
1.01
0.68-1.45
Vrouw
1.05
0.63-1.64
Man & vrouw
1.04
0.76-1.37
Longkanker
‘Bloed/lymfekanker’
7.
Conclusie
Gemeten over de jaren 1998 t/m 2010 is er, zowel voor mannen en vrouwen apart als voor beide geslachten samen, sprake van een gemiddelde kans op kanker in de (gezamenlijke) woonkernen om
het
Sloegebied.
Dit
geldt
zowel
voor
‘kanker
totaal’,
als
voor
longkanker
en
leukemie/lymfklierkanker in het bijzonder. Op basis van deze cijfers kan geconcludeerd worden dat cijfermatig geen aanwijzing bestaat dat omwonenden van het Sloegebied in de laatste 13 jaar meer kanker hebben opgelopen dan verwacht mocht worden.
8