Colofon Dit sectorplan is opgesteld door het samenwerkingsverband Sectorplan Schilderen, Onderhoud en Afbouw OnderhoudNL – ondernemersorganisatie Schilderen en Onderhoud NOA – ondernemersorganisatie Stukadoren en Afbouw FNV Bouw – werknemersorganisatie CNV Vakmensen – werknemersorganisatie Savantis KBB – Kenniscentrum voor de sectoren Loopbaan en Opleidingsfonds Afbouw en Onderhoud (LOF) O&O fonds Schilderen en Onderhoud O&O fonds Afbouw Bedrijfschap Afbouw Correspondentie adres Loopbaan en Opleidingsfonds Afbouw en Onderhoud (LOF)/Savantis Postbus 76 2740 AB WADDINXVEEN www.stichtinglof.nl Contactpersonen: Gerd Simons (
[email protected]) Ronald van Driel (
[email protected])
Vastgesteld op 20 november 2013 Ingediend op 22 november 2013 bij het Agentschap SZW
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 2
datum: 20 november 2013
Inhoudsopgave 1.
Inleiding en samenvatting sectorplan 1.1 Nu daling werkgelegenheid maar tekorten op de arbeidsmarkt over enkele jaren 1.2 Behoud van Werk en van Werk naar Werk 1.3 Schematisch overzicht knelpunten en maatregelen 1.4 Maatregelen en beoogde effecten
5 5 5 6 7
2.
Samenwerkingsverband 2.1 Samenstelling samenwerkingsverband 2.2 Hoofdaanvrager 2.3 Projectmanagement
8 8 8 9
3.
Sectoranalyse 3.1 Sector Schilderen & Onderhoud 3.2 Sector Afbouw 3.3 Arbeidsmarkt- en onderwijsknelpunten sectorplan 3.4 Van probleem naar oplossing
10 10 17 23 24
Plan van aanpak
28
4.
Onvoldoende instroom van jongeren 4.1 Achtergrond 4.2 Goede ervaringen 4.3 Ambitie
29 29 29 31
5.
Grote uitstroom van vakkrachten 5.1 Achtergrond 5.2 Goede ervaringen 5.3 Plan van aanpak
33 33 33 33
6.
Sectoraal beleid duurzaam en verantwoord werken en ondernemen 6.1 Achtergrond 6.2 Goede ervaringen 6.3 Plan van aanpak
34 34 35 36
Beschrijving van de maatregelen
37
7.
Maatregel 1: Behoud en werven extra leer/werkplaatsen
38
8.
Maatregel 2: Praktijksimulatie leren werken
40
9.
Maatregel 3: Oud voor jong - Workshops voor praktijkopleiders en docenten
44
10.
Maatregel 4: Vernieuwing opleiding en infrastructuur
46
11.
Maatregel 5: Loopbaanbegeleiding van werk naar werk en functie naar functie
48
12.
Maatregel 6: Duurzaam en verantwoord werken en ondernemen
52
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 3
datum: 20 november 2013
13.
Maatregel 7: Scholing
54
14.
Bijlagen
56
Bijlage 1. Samenwerkingsovereenkomst Sectorplan Schilderen & Onderhoud en Afbouw en machtiging LOF 57 Bijlage 2. Regionale samenwerkingsverbanden Schilderen, Onderhoud en Afbouw
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 4
58
datum: 20 november 2013
1.
Inleiding en samenvatting sectorplan In de sectoren Schilderen & Onderhoud en Afbouw zijn grote veranderingen gaande als gevolg van onder andere de economische crisis, flexibilisering op de arbeidsmarkt en de open grenzen binnen de Europese Unie. De dagelijkse agenda van ondernemers en sociale partners wordt beheerst door problematieken als omzetdaling, faillissementen, werkloosheid, prijsdruk, toename flexarbeid, Europese concurrentie, jeugdwerkloosheid, daling van het aantal beschikbare opleidingsplaatsen en afname van het aantal werknemers waarop de collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing is. Sociale partners willen tegelijkertijd ook over de alledaagse problemen heenkijken en een perspectief bieden voor de toekomst. In dit sectorplan worden de huidige en toekomstige knelpunten beschreven. In samenspraak met en medefinanciering van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wil een breed samenwerkingsverband van sociale partners en aanverwante organisaties in de sectoren Schilderen & Onderhoud en Afbouw maatregelen treffen om deze knelpunten op te lossen. 1.1
Nu daling werkgelegenheid maar tekorten op de arbeidsmarkt over enkele jaren
De omzetdaling in de sectoren Schilderen & Onderhoud en Afbouw heeft er toe geleid dat vele arbeidskrachten de sectoren in de afgelopen jaren hebben verlaten. Deze uitstroom zet naar verwachting nog de komende jaren door, mede door de uitstroom vanwege de vergrijzing. Daarnaast is er een forse daling van de instroom van jongeren via de opleidingen schilderen, stukadoren en aanverwante beroepen. Velen die de sectoren hebben of nog gaan verlaten, zullen niet terugkeren als de markt weer aantrekt. Arbeidsmarktprognoses tonen aan dat over circa 4 jaar een groeiend tekort ontstaat aan inzetbare arbeidskrachten. Sociale partners willen bedrijven stimuleren en ondersteunen om hun marktpositie te heroverwegen en te verbeteren door o.a. aandacht te besteden aan duurzaam en verantwoord ondernemen, nieuwe onderhoudsscenario’s, energiebesparing en duurzame inzetbaarheid van personeel. Dit moet leiden tot behoud en groei van werkgelegenheid. Jongeren moet nieuw perspectief worden gegeven op een goede opleiding en toekomstig werk. Middels een aangepast opleidingsprogramma, vergroting van het aantal praktijkleerplaatsen, praktijkvervangende scholing en extra ondersteuning van de praktijkopleiders bij de leerbedrijven, moet het mogelijk zijn om 500 oplopend naar 1000 extra leerplaatsen per jaar te realiseren. De toename van het aantal leerlingen moet tevens voorkomen dat regionale opleidingsvoorzieningen gesloten worden. 1.2
Behoud van Werk en van Werk naar Werk
Werknemers die met werkloosheid geconfronteerd zijn, of bedreigd worden, kunnen ondersteuning goed gebruiken bij hun zoektocht naar een nieuwe baan. Loopbaanondersteuning, scholing en bemiddeling naar ander werk binnen of buiten de sector, moet voorkomen dat zij langdurig buiten het arbeidsproces geraken. Minimaal 1700 deelnemers kunnen gebruik maken van de geboden ondersteuning.
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 5
datum: 20 november 2013
Bedrijven zullen worden ondersteund bij hun inspanningen om de duurzame inzetbaarheid van het personeel te vergroten. Maatregelen worden genomen om arbeidsuitval te voorkomen, veiligheid en gezond werken te stimuleren, en zo nodig ondersteuning te bieden bij de re-integratie van werknemers, zo nodig naar een andere functie. 1.3
Schematisch overzicht knelpunten en maatregelen
Arbeidsmarktknelpunten Schilderen, Onderhoud en Afbouw Afname productie en werkgelegenheid Afname instroom Flexibilisering Vergrijzing
Afname instroom van jongeren
Grote uitstroom vakkrachten (ww of Grote uitstroom vakkrachten Behoud van (ervaren) vakkrachten (wwandere of andere sectoren) sectoren)
Thema’s: 1. Arbeidsinstroom en begeleiding van jongeren. 3. Arbeidsinstroom van personen met afstand tot de arbeidsmarkt. 5. Scholing
Thema’s: 2. Behoud oudere vakkrachten 4. Mobiliteit en duurzame inzetbaarheid 6. Van-werk-naar-werk van werknemers op sectoraal en intersectoraal niveau
Sectorale maatregelen: 1. extra leer/werkplekken werven 2. Praktijksimulatie leren werken 3. Workshops voor praktijkopleiders en docenten 4. vernieuwing opleiding en infrastructuur
Sectorale maatregelen: 5. Loopbaanbegeleiding van werk naar werk
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 6
Onvoldoende beleid bedrijven inzake duurzame inzetbaarheid
Thema’s: 4. Mobiliteit en duurzame inzetbaarheid 6. Van-werk-naar-werk van werknemers op sectoraal en intersectoraal niveau 7. Goed werkgeverschap en goed werknemerschap
Sectorale maatregelen: 6. Duurzaam en verantwoord werken en ondernemen 7. Scholing
datum: 20 november 2013
1.4
Maatregelen en beoogde effecten
Maatregel
Inspanning
Beoogd resultaat
1
Werven extra leer/werkplaatsen
4.200 bezoeken in 2 jaar aan bedrijven en instanties; Werven leerplaatsen en leerlingprojecten. Aansluiting bij regionale plannen jeugdwerkloosheid.
Voldoende leer/werkplaatsen voor alle leerlingen (bestaande, nieuwe en toekomstige). Behoud van ca. 2.300 bestaande plaatsen en ca. 200 extra plaatsen gericht op maatregel 2.
2
Praktijksimulatie leren werken
Uitvoering Praktijksimulatie in regionaal vakcentrum 2014: 585 x 30 dagen 2015: 750 x 30 dagen
Extra leerwerkplekken voor aantal leerlingen: 2014: 585 2015: 750
3
Workshops voor praktijkopleiders en docenten
Organisatie 50 workshops in 2 jaar
800 deelnemers in 2 jaar
4
Vernieuwing opleiding en infrastructuur
Ontwikkelen nieuw opleidingsmodel; Onderzoek, ondersteuning en begeleiding toekomstbestendigheid regionale samenwerkingsverbanden van leerbedrijven.
Nieuw opleidingsprogramma; Onderzoeksrapport; Plan van aanpak & implementatie organisatorische aanpassingen samenwerkingsverbanden.
5
Loopbaanbegeleiding van werk naar werk
In 2 jaar: 700 x loopbaantrajecten 700 x loopbaanonderzoek 700 x loopbaanadviezen 400 x scholing/coaching 6.500 x PAGO
In 2 jaar: 700 deelnemers worden ondersteund in hun loopbaan 6.500 deelnemers aan preventief onderzoek gezondheid
6
Duurzaam en verantwoord werken en ondernemen
In 2 jaar: 800 x bedrijfsscans 160 x bedrijfsadviezen 160 x plannen van aanpak 160 x begeleiding
In 2 jaar: 800 bedrijven, waarvan 160 een plan van aanpak c.q. vernieuwingstraject uitvoeren. Hierdoor worden ca. 4.000 werknemers bereikt.
7
Scholing
Stimuleren en (doen) uitvoeren van algemene scholingsactiviteiten voor 1000 deelnemers in 2 jaar
1.000 deelnemers aan een algemene scholingsactiviteit
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 7
datum: 20 november 2013
2.
Samenwerkingsverband 2.1
Samenstelling samenwerkingsverband
De volgende partijen hebben zich verenigd binnen een samenwerkingsverband om een sectorplan voor de genoemde sector op te stellen en uit te voeren: ondernemersorganisaties OnderhoudNL en NOA, werknemersorganisaties FNV Bouw en CNV Vakmensen, O&O fonds Schilderen en Onderhoud, O&O fonds Afbouw, Bedrijfschap Afbouw, Savantis Kenniscentrum beroepsonderwijs en bedrijfsleven en Stichting LOF. Zie bijlage 1 voor de samenwerkingsovereenkomst.
2.2
Hoofdaanvrager
De Stichting Loopbaan & Opleidingsfonds (LOF) is uitvoerder van de subsidieregelingen voor de sectoren Schilderen & Onderhoud en Afbouw. Het LOF is reeds vele jaren verantwoordelijk voor het aanvragen en verantwoorden van ESF-subsidies namens deze sectoren. Het LOF heeft als algemeen doel het bevorderen van kennis en het behouden van vakmanschap en richt zich op het leren en werken in de praktijk. De partners van het samenwerkingsverband machtigen het LOF om als hoofdaanvrager op te treden (zie bijlage 1). Schematisch overzicht samenwerkingsverband sectorplan Sectorplan Schilderen, Onderhoud & Afbouw * Samenwerkingsverband Sectorplan Schilderen, Onderhoud en Afbouw OnderhoudNL – ondernemersorganisatie Schilderen en Onderhoud NOA – ondernemersorganisatie Stukadoren en Afbouw FNV Bouw – werknemersorganisatie CNV Vakmensen – werknemersorganisatie Savantis KBB – KBB voor de sectoren Loopbaan en Opleidingsfonds Afbouw en Onderhoud (LOF) O&O fonds Schilderen en Onderhoud O&O fonds Afbouw Bedrijfschap Afbouw
Samenwerkingsverband Sectorplan Schilderen, Onderhoud en Afbouw*
Financiering 50%
Loopbaan & Opleidingsfonds Afbouw en Onderhoud
2014 2015 2016 2017
Rijksoverheid ESF
50% Sectoren Afbouw en Onderhoud
Projectmanagement
DIR2.2013.0145
bladzijde 8 Maatregel Maatregel 1+3+5 2+4+6 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013 Regionale samenwerkings-
Maatregel 4+6+7
datum: 20 november 2013
2.3
Projectmanagement
De Stichting Loopbaan & Opleidingsfonds heeft veel ervaring met management en administratie van vele projecten, waaronder veel ESF-projecten. Ten behoeve van de uitvoering van de maatregelen van het sectorplan zal de Stichting LOF een aparte projectadministratie opzetten, alsmede de benodigde processen voor Interne Controle inrichten. Dit in aansluiting op de (nog te verschijnen) Handleiding Projectadministratie inzake de subsidieregeling cofinanciering sectorplannen van het Agentschap Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Uitgangspunt is dat de vereisten inzake het verkrijgen en verantwoorden van de subsidie per maatregel worden vertaald naar de uitvoerder(s) van de betreffende maatregel. LOF ondersteunt de uitvoerders hierbij voor aanvang en tijdens de uitvoering van de activiteiten. Alvorens de uitvoerder de beschikking krijgt over subsidie, controleert LOF of volledig wordt voldaan aan de gestelde eisen door het Agentschap SZW voor het verkrijgen van de subsidie. Hierdoor wordt voorkomen dat ten onrechte subsidiegelden worden uitgekeerd.
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 9
datum: 20 november 2013
3.
Sectoranalyse
3.1
Sector Schilderen & Onderhoud
De sector Schilderen & Onderhoud houdt zich bezig met schilderen, vastgoedonderhoud, glaszetten en industrieel onderhoud. Het gaat onder andere om nieuwbouwprojecten, maar ook om onderhoud of renovatie van gebouwen. Een schilder voert nieuwbouw- en onderhoudsschilderwerk uit, zowel binnen als buiten en op allerlei ondergronden (bijvoorbeeld hout, steen, metaal). Hij herstelt schades aan ondergronden, bijvoorbeeld houtrot. Daarnaast plaatst hij glas en brengt wandbekleding aan. Economie Door de aanhoudende economische crisis hebben de bouwgerelateerde sectoren het moeilijk. Na een krimp in de omzet in de schilder- en onderhoudssector in 2012 wordt ook voor 2013 een daling van de omzet verwacht. De totale omzet in de schilder- en onderhoudsbranche is circa 2,7 miljard euro.1 Het UWV schat dat door de verslechterde economie het onderhoud van gebouwen in 2013 en 2014 opnieuw zal dalen met respectievelijk 1,5 en 1%.2 De ING raamt voor het onderhoudsdeel in de woningbouw echter een groei van 2%.3 Onderhoud van utiliteitsgebouwen lijkt dan ook conjunctuurgevoeliger dan het onderhoud van woningen. 4 In de periode 2013-2017 verwacht het CPB een gemiddelde omzetgroei van 1,5%.5 Werkgelegenheid en uitstroom vakkrachten Het krimpen van de omzet van de sector heeft ook krimp van de werkgelegenheid ten gevolge. Bij een daling van de bouwproductie van 5 % neemt volgens het UWV de totale bouwgerelateerde werkgelegenheid af met 4% in 2013. Het aantal WW-gerechtigden in de sector Schilderen was eind 2012 verdubbeld ten opzichte van het aantal in dezelfde periode in 2011. Met name het aandeel 55plussers onder de WW-gerechtigden is opvallend (17%).6 Gezien de verwachte daling in omzet zal ook de werkgelegenheid de komende jaren nog afnemen in de sector. Flexibilisering Door de crisis hebben bedrijven hun personeelsbestand teruggebracht tot een kleinere vaste kern. Veelal vangen zij een eventuele tijdelijke grotere personeelsbehoefte op de korte termijn op met inhuur van zelfstandigen en uitzendkrachten.7 De meeste bedrijven in de sector geven aan gebruik te maken van uitzendkrachten en zzp’ers.8 De situatie van deze groep is in de afgelopen jaren complexer geworden door de komst van arbeidskrachten uit andere, veelal Oost-Europese, EUlanden. Deze ontwikkeling had en heeft een aanhoudend verdringingseffect ten gevolg dat stelselmatige dimensies heeft aangenomen: Het tijdelijk aantrekken van zelfstandigen en uitzendkrachten gaat niet alleen ten laste van werknemers in loondienst maar heeft ook een negatief effect op leerlingen en hun meerjarige opleiding bij bedrijven in de sector. Leerlingen werden en worden daarom minder vaak door bedrijven aangetrokken. Dit heeft effect op de instroom van jongeren in de sector.
Rabobank Cijfers & Trends, Branche-informatie ‘Schilders’, editie 2012/2013. Peildatum 22-05-2013 UWV, De bouwnijverheid, Sectorbeschrijving, 12-05-2013. 3 ING Economisch Bureau, Kwartaalbericht Bouw, maart 2013. 4 EIB, verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2013, p. 66. 5 CPB, Juniraming 2012: De Nederlandse economie tot en met 2017, inclusief Begrotingsakkoord 2013, 2013 6 UWV, Sectorbeschrijving bouwnijverheid, 12 april 2013. 7 UWV, De bouwnijverheid, Sectorbeschrijving, 12-05-2013. 8 Onderzoek Savantis Arbeidsmarkt en opleidingsmogelijkheden Schilderen en Onderhoud, augustus 2013. 1 2
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 10
datum: 20 november 2013
Ontwikkelingen bedrijfstak 2004-2013 en verder Naast een toename van het aantal zelfstandigen in de bedrijfstak is bekend dat het aantal schilders en onderhoudsmedewerkers met een vast dienstverband afneemt. Op basis van gegevens van A&O Services9 schetste de ondernemersorganisatie OnderhoudNL eind 2012 hoe het aantal werknemers de afgelopen jaren afneemt en het aantal ondernemers zonder personeel toeneemt. 10 Een deel van de afname in werkgelegenheid wordt volgens het EIB opgevangen door de flexibele schil die minder uren werkt. Daardoor is het werkloosheidscijfer op basis van de WW-uitkeringen waarschijnlijk een onderschatting.11 In 2008 kende de sector met ca. 33.500 werkenden een hoogtepunt aan werkgelegenheid. 75% van deze werkenden waren werknemers in loondienst en 25% zelfstandigen zonder personeel. Door de crisis is het aantal werkenden gestaag afgenomen. Einde 2012 waren er ca. 31.000 werkenden in de sector. Hiervan is het aandeel zelfstandigen zonder personeel toegenomen en kwam neer op 34%. In 2013 bereikt deze daling aan werkgelegenheid versneld een voorlopig dieptepunt met ca. 26.000 werkenden. Aantal werkenden in de sector Schilderen en Onderhoud (cao en zzp) 2004-201712 40.000 Meest extreme daling 2013
35.000
Personen
30.000 25.000
- 19%
20.000 15.000
zzp'ers Dieptepunt 2015
10.000
werknemers
5.000 -
Bron: A&O Services, bewerkt door OnderhoudNL en Savantis
De grootste verandering is dan ook in dit jaar te constateren: In 2013 is het aantal werknemers met maar liefst 19% gedaald. Dit is de meest extreme daling in de sector sinds decennia!
9
A&O Services is opgericht door werkgevers- en werknemersorganisaties in de sector Afbouw en Onderhoud en voert een groot aantal regelingen uit voor die branche, grotendeels gebaseerd op de cao voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf en de cao Afbouw. 10 OnderhoudNL, Fosag magazine, nummer 14-2012, pagina 33. De cijfers over 2012 en 2013 zijn voorlopig en berekend door Savantis door het gemiddelde te nemen van peildatum 1-januari en 1-juni. 11 EIB, verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2013, 12 De cijfers van 2013 zijn vastgesteld op basis van een voorlopig gemiddelde van het aantal werknemers en zzp’ers. Vanaf 2014 zijn de cijfers geprognotiseerd op basis van de economische verwachtingen. DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 11
datum: 20 november 2013
Te verwachten is dat deze trend in de komende twee jaar doorzet en in 2015 zijn absolute dieptepunt heeft bereikt.13 Voor de jaren 2014 en 2015 wordt er van een minimale daling van ca. 8% uitgegaan. Pas in 2016 zullen eerste verbeteringen zichtbaar worden. In 2016 zal de behoefte aan werkenden met 5%14 stijgen om in 2017 het niveau van ca. 80% van vóór de crisisjaren te bereiken. Deze 80% is het resultaat van een conservatieve raming en houdt rekening met de ervaringen met eerdere prognoses, van onder andere het EIB. Vooralsnog zijn er geen te onderbouwen aanwijzingen dat de economische situatie en dus de werkgelegenheid in en direct na 2017 voor 100% het niveau van voor de crisis bereikt. Vergrijzing De sector Schilderen & Onderhoud is meer vergrijsd dan de Nederlandse beroepsbevolking als geheel. De groep cao werknemers van 55 jaar en ouder is met bijna een kwart van de werknemers in totaal duidelijk groter dan bij de beroepsbevolking als geheel (zie figuur). Leeftijdsopbouw cao werknemers Schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf en Nederlandse beroepsbevolking
26%
30% 20%
11%
18%
26%
25%
22% 20%
23%
16%
13%
10% 0% tot 25 jaar
25 tot 35 jaar
35 tot 45 jaar
Cao werknemers Schilderen en Onderhoud
45 tot 55 jaar
55 tot 65 jaar
Nederlandse beroepsbevolking
Bron: CBS en A&O Services, bewerkt door Savantis. Peildatum 22-8-2013
Van de groep werknemers van 55 jaar en ouder is 13% ouder dan 60 jaar en zal dus de komende (drie) jaren de sector verlaten. Dit betreft ca. 1.950 werknemers. Doordat de werkloosheid onder 55plussers groot is, is de kans bovendien aanwezig dat de sector een deel van deze groep al eerder verliest omdat het herstel in de sector te laat komt. Op de middellange termijn zal de sector zonder extra hulp en inspanningen geen zelfregulerende oplossingen tegemoet kunnen zien. De leeftijdsopbouw van de sector is dermate ongunstig dat van de relatief jongere groep werknemers tot 35 of 45 jaar geen verlossend effect uit zal gaan. Hun aandeel is juist lager ten opzichte van de Nederlandse beroepsbevolking. De vergrijzing zal nog jaren een dominante stempel op de bedrijfstak blijven drukken, juist wanneer herstel van de economie en de werkgelegenheid wordt verwacht.
13
Het tijdstip is een afgeleide van de verwachtingen in de bouwsector. Hier verwacht het EIB dat de werkgelegenheid in 2014 haar dieptepunt heeft bereikt. Omdat de onderhoudssector traditioneel een conjuncturele vertraging van ca. één jaar kent ten opzichte van de bouwsector is ervan uit te gaan dat deze sector pas in 2015 het dieptepunt heeft bereikt. 14 Het EIB gaat in de bouwsector uit van een gemiddelde stijging van 3,5%. Omdat de onderhoudssector minder sterk afhankelijk is van de ontwikkeling in de nieuwbouw kan van een hogere stijging (5%) worden uitgegaan. DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 12
datum: 20 november 2013
Algemene veranderingen 2013-2017 Focussend op de mutaties van werkenden ontstaat het volgende beeld. De sector zal in 2013 naar verwachting een dramatische verandering ondergaan in het werknemersbestand van de cao. 4.138 werknemers verlieten de sector. Hiervan ca. 1.200 vanwege pensionering en ca. eenzelfde aantal omdat zij arbeidsongeschikt raakten of in een andere sector werk vonden. Netto zijn er in 2013 tot september 1.738 werknemers daadwerkelijk werkloos geraakt.15
2013
2014
2015
2016
2017
Werkenden
25.897
23.825
21.919
23.015
26.962
Werknemers
17.204
15.828
14.561
15.290
18.559
8.694
7.998
7.359
7.727
8.403
-4.138
-1.376
-1.266
728
3.269
Pensioen
-1.200
-450
-300
-300
-350
Arb.ong./andere sector
-1.200
-450
-300
-300
-350
Werkloos of open vacature
-1.738
-476
-666
1.328
3.969
Zzp’ers (ozzp’er) Mutatie werknemers
Tot en met 2015 zullen er ca. 6.780 werknemers de sector/cao verlaten waarvan uiteindelijk minimaal 2.880 (1.738 + 476 + 666) daadwerkelijk werkloos zullen raken. Deze aantallen zijn in onderstaande grafiek in de kleur blauw weergegeven. De omslag wordt verwacht in 2016. In 2016 en 2017 wordt er een netto groei van 3.997 (728 + 3.269) werknemers verwacht. Rekening houdend met pensionering, arbeidsongeschiktheid etc. zullen er bruto 5.297 (1.328 + 3.969) nieuwe werknemers (groen) de sector in moeten stromen. Verlies aan werknemers en ontstaande behoefte extra personeel 20000 3969 15000
1328
Extra personeel
10000
Zittend personeel Werkloos
5000
0
-1738 2013
-476 2014
-666 2015
2016
2017
-5000
15
De verhouding van de mutaties is afgeleid van het USP-onderzoek: Instroom- en opleidingsbehoefte schildersbranche 2012, p. 25. DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 13
datum: 20 november 2013
Organisatie en uitvoering opleidingen De uitvoering van het mbo-onderwijs vindt plaats onder verantwoordelijkheid van Regionale Opleidingen Centra (ROC’s) en Vakscholen. Voor de uitvoering van opleidingen die voldoen aan de eisen van de minister ontvangen zij voor iedere deelnemer subsidie van het ministerie van OCW. Mbo-opleidingen kunnen in principe gevolgd worden: via BBL (de Beroeps Begeleidende Leerweg), de deelnemer is werknemer bij een bedrijf en gaat 1 dag per week naar school; via BOL (de Beroeps Opleidende Leerweg), de deelnemer is student en loopt een deel van de opleiding stage bij verschillende bedrijven. De opleidingen voor de sector Schilderen & Onderhoud worden veelal via BBL gevolgd, de deelnemers zijn werkzaam bij een bedrijf om het beroep in de praktijk te leren en maken op die manier meteen onderdeel uit van de sector. Daarnaast gaat men gemiddeld 1 dag per week naar het ROC voor ondersteunend onderwijs. Het leerbedrijf verzorgt aldus een groot deel van de opleiding. Vergeleken met andere beroepsopleidingen (zoals bijvoorbeeld administratie, verkoop of horeca) is het aantal deelnemers aan de opleidingen voor de sector Schilderen & Onderhoud relatief klein in aantal, zowel per school als in totaal landelijk. Dit heeft tot gevolg dat een afzonderlijke school of een commerciële uitgeverij geen investeringen pleegt in de ontwikkeling van opleidingsprogramma’s en moderne leermiddelen. Van oudsher vinden dergelijke activiteiten op kosten van de sector plaats. Naast inhoudelijke ontwikkelingen worden er door de sector jaarlijks verschillende activiteiten ondernomen om de instroom te bevorderen (o.a. via beroepenvoorlichtingen, ondersteuning van het vmbo-onderwijs en publiciteit), het onderwijs en de docenten te ondersteunen (o.a. door middel van scholings- en informatiebijeenkomsten), enzovoorts. Het is voor de kwaliteit van de mbo-opleidingen noodzakelijk dat de bedrijven waarbij een leerling werkt, geschikt zijn als opleidingsbedrijf. Door de overheid is bepaald dat opleidingsbedrijven moeten voldoen aan een aantal eisen om ‘erkend leerbedrijf’ te kunnen worden en te blijven. Savantis heeft namens het ministerie van OCW de taak om leerbedrijven te erkennen en de kwaliteit van de opleiding binnen het bedrijf te bevorderen en te bewaken. De sector Schilderen & Onderhoud hecht veel belang aan de opleiding binnen het bedrijf, immers een goed vakman kan men pas worden als het vak in de beroepspraktijk wordt geleerd en toegepast. De leerbedrijven worden ondersteund door de overheid (o.a. fiscale voordelen) en de sector (o.a. opleidingssubsidies) en via de opleidingsadviseurs van Savantis vindt begeleiding en coaching plaats van de leermeesters/praktijkopleiders binnen het leerbedrijf. Ruim 20 jaar geleden zijn er regionale samenwerkingsverbanden door werkgevers opgericht, met o.a. als doel het gezamenlijk zorgdragen voor de aanname en opleiden van voldoende nieuwe leerlingen, het bieden van opleidingscontinuïteit voor de leerling (o.a. gedurende de winterperiode, wanneer er minder werk is) en het realiseren van voldoende opleidingsvolume, ook in economisch mindere tijden (anticyclisch). In de loop van de jaren hebben de samenwerkingsverbanden zich geprofessionaliseerd en bieden als opleidingsbedrijf ongeveer 70% van de nieuwe instromers in de BBL een dienstverband voor de duur van de opleiding. De leerlingen worden uitgeplaatst bij de lidbedrijven, alwaar de praktijkopleiding ('Beroepspraktijkvorming') plaatsvindt onder begeleiding van een praktijkopleider. Het samenwerkingsverband biedt veelal aanvullende praktijkscholing, zowel voor als tijdens de opleiding. Zie bijlage 2 voor een overzicht van de regionale samenwerkingsverbanden (per augustus 2013).
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 14
datum: 20 november 2013
Aangezien het vanwege de economische crisis steeds lastiger wordt om leerlingen uit te plaatsen bij leerbedrijven hebben veel samenwerkingsverbanden het op dit moment moeilijk. Steeds meer samenwerkingsverbanden zien zich genoodzaakt (tijdelijk) over te stappen op het opleiden via BOL. Enkele hebben reeds de activiteiten moeten beëindigen. Hier is inmiddels sprake van een structureel probleem dat de infrastructuur van dit opleidingsnetwerk ondermijnt.16 Jaarlijks worden in het mbo onderwijs enkele duizenden jongeren opgeleid om als vakkracht aan het werkt te gaan in de sector Schilderen & Onderhoud. In de periode van 2007/2008 tot en met 2011/2012 kende de sector een vrij stabiele instroom aan mbo-leerlingen. Gemiddeld zijn er 3.985 leerlingen (BBL en BOL) per jaar actief. Anders is de situatie sinds 2012/2013. Hier is een duidelijke afname aan leerlingen te constateren. Het aantal is met 395 leerlingen afgenomen ten opzichte van het gemiddelde; wat neerkomt op een afname van 10%. Ontwikkeling aantal leerlingen sector Schilderen & Onderhoud, 2007/2008 - 2012/2013 5.000 4.500 4.000 3.500
3.924 4.020
- 10%
3.887
4.109 10 %
3.000 2.500
3.590
2.000 1.500 1.000 500 0 2007/ 2008
2008/ 2009
2010/ 2011
2011/ 2012
2012/ 2013
Aantal leerlingen Bron: DUO, peildatum 1 oktober 2012
Dat de sector in de jaren ervoor een stabiele hoeveelheid leerlingen kende, is niet los te zien van de toen ondernomen inspanningen. De sociale partners reageerden vrij snel op de in 2009 beginnende economische crisis en stelden extra financiële middelen beschikbaar. In 2010 heeft de sector gezamenlijk met de sector Afbouw uit eigen middelen € 4,7 miljoen voor instroommaatregelen gefinancierd. Dit was meer dan een verdubbeling van het reguliere budget in 2009 (€ 2,1 miljoen). 17 Daarnaast konden via de Stichting LOF € 2,6 miljoen uit het Europees Sociaal Fonds worden toegevoegd aan deze maatregelen. Het jaar 2011 kende vergelijkbare inspanningen. In 2012 waren de bedrijfstakeigen middelen echter dermate uitgeput dat de maatregelen geen doorgang konden vinden. Het volume van het subsidiebedrag is dramatisch gezakt naar € 1,3 miljoen. In dit jaar kon via het Europees Sociaal Fonds ten minste nog € 1,5 miljoen gegenereerd worden. De sociale partners en haar instellingen hebben hierdoor bewezen dat zij in staat zijn om sectoraal beleid te kunnen voeren dat doelgericht en effectief was.
16 17
Zie hier ook de analyse in maatregel 2. Financieel jaarverslag 2010 van de Stichting Loopbaan & Opleidingsfonds, p. 7.
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 15
datum: 20 november 2013
Daarnaast is gebleken dat Europese gelden een sectorale bestemming hebben kunnen vinden en bij alle instanties correct verantwoord konden worden. De instroombevorderende activiteiten hebben ervoor gezorgd dat de instroom in deze betreffende jaren op peil is gebleven. De situatie is in 2012/2013 uiteindelijk dubbel verslechterd: Er waren geen extra middelen van de sector beschikbaar en door het stopzetten van de ESF-regelingen ook geen steun meer verkrijgbaar uit dit fonds. Deze ontwikkeling onderstreept de importantie van extra financiële middelen om de instroom in de bedrijfstak in tijden van lang aanhoudende recessie op peil te houden met het oog op de te verwachten groei in 2016. Het wegvallen heeft directe consequenties ten gevolge waarvan de daling van 10% slechts één aspect van het ontstane probleem zichtbaar maakt. Als tweede aspect zijn de gevolgen in de BBL dramatisch te noemen. Hier is een afname van 14% van het totaal aantal leerlingen (instroom en zittend) te constateren in het jaar 2012/2013 ten opzichte van het jaar ervoor. Het laatste jaar telt met 2.131 leerlingen 325 minder dan het voorafgaande jaar.18 Om duidelijker op het instroomaspect te kunnen focussen is een blik op het aantal leerlingen in het eerste jaar van de niveau 2 opleidingen nodig. Hier zien we een afname van maar liefst 21% in één jaar (van 527 naar 414 leerlingen). Aantal leerlingen niveau 2 in jaar 1 van het mbo in de sector Schilderen & Onderhoud, schooljaar 2010/2011-2012/2013. 600
557
527
500 - 21% - 21%ee- 21%e- 21
400
415
300 200 107 100
100
146
0 2010/ 2011
2011/ 2012
SenO niveau 2 BOL
2012/ 2013 SenO niveau 2 BBL
Bron: DUO, peildatum 1 oktober. Verblijfsjaar 1 mbo.
De daling van het aantal leerlingen dat een BBL-opleiding volgt, is te verklaren door de afname van het werkaanbod en dus vraag naar arbeid in de sector Schilderen & Onderhoud. De daling van de werkgelegenheid heeft er dus voor gezorgd dat het aantal beschikbare leerplaatsen bij bedrijven is afgenomen. Savantis verwacht dat bij ongewijzigd beleid het de komende jaren moeilijk zal blijven voor leerlingen om een leerwerkplaats te vinden. Er is meer vraag naar opleidingen dan aanbod. De daling van de instroom zal de komende jaren doorslaggevend zijn voor de algemene leerlingenbestand. Naar verwachting zal ook het aantal leerlingen in de BBL daarom verder met ca. 20% blijven dalen. Dit betekent in de aankomende drie jaar een vermindering tot 2.000 leerlingwerknemers die instromen in de sector.
18
Bron: Duo, peildatum 1 oktober 2012
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 16
datum: 20 november 2013
3.2
Sector Afbouw
De sector Afbouw bestaat uit stukadoors- en afbouwbedrijven, vloeren- en terrazzobedrijven en plafond- en wandbedrijven. Deze bedrijven passen de cao Afbouw toe. De sector Afbouw bevindt zich in de afwerkfase van de bouwketen bij nieuwbouw en renovatieprojecten. Dit kunnen woonhuizen zijn, maar ook bedrijfsgebouwen, scholen en ziekenhuizen of monumenten. De sector is actief bij het onderhoud van gebouwen. De sector werkt op veel verschillende plaatsen, binnen- of buitenshuis. In de sector werkten in augustus 2013 5.200 werknemers via de cao Afbouw. Daarnaast heeft de sector te maken met een groot aantal zzp’ers. Economie De economische vooruitzichten voor de sector Afbouw zijn op korte termijn ongunstig. Na een lichte stijging van de bouwproductie in Nederland in 2011 is de afbouwproductie in 2012 met 7% afgenomen. Het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) verwachtte in april 2013 dat dit doorzet en dat in 2013 de afbouwproductie met 6% zal dalen en daarmee een nieuw dieptepunt bereikt. Volgens het EIB zal de afbouwproductie naar verwachting al in 2014 stabiliseren, al kan het herstel ook pas in 2015 komen als de huidige zeer lage aantallen woningverkopen en de verleende bouwvergunningen nog een jaar aanhouden en de huizenprijzen blijven dalen. Sinds de publicatie van het EIB rapport in april 2013 zijn de vooruitzichten er niet beter op geworden. De recessie in Nederland en de malaise in de bouwnijverheid zijn hardnekkiger dan verwacht. Eind juli 2013 waren de aantallen verkochte woningen en verleende vergunningen nog steeds erg laag. De verwachting is dus dat het omslagpunt pas in 2015 zal plaatsvinden.19 Werkgelegenheid en uitstroom vakkrachten De werkgelegenheid en de bedrijven in de cao Afbouw zijn door de crisis hard getroffen. Pasten voor de crisis nog 1.750 bedrijven de cao Afbouw toe zo zijn dit eind 2012 per saldo nog 1.325 bedrijven.20 De dalende trend zet zich voort in 2013. Deze afname is deels te wijten aan de crisis en de faillissementen in de bouwgerelateerde sectoren. Tegelijkertijd stijgt het aantal zzp’ers dat actief is in de branche al jaren. Dat is onder andere het gevolg van de versoepeling en de afschaffing van de Vestigingswet in de periode 1996-2007. Door het wegvallen van de Vestigingswet is het voor zzp’ers makkelijk om een afbouwbedrijf te beginnen. Daarnaast zijn er fiscale maatregelen genomen ten gunste van zzp’ers. Sinds 2004 worden werknemers en Nederlandse zzp’ers bovendien verdrongen door goedkope zzp’ers uit de Midden- en Oost Europese landen. Dit draagt bij aan de daling van het aantal bedrijven dat de cao Afbouw volgt. De gevolgen van de economisch ontwikkelingen zijn bijzonder dramatisch voor werknemers in de cao Afbouw. “Het aantal werknemers waarop de cao Afbouw van toepassing is, is tussen 2007 en 2012 met 42% gedaald tot 6.206. Opheffingen en inkrimping van het personeelsbestand door bedrijven liggen hieraan ten grondslag. Met de verwachte productie- en werkgelegenheidsdalingen op de korte termijn, kunnen uiteraard ook weer dalingen in de cao Afbouw worden verwacht.”21 Het aantal werknemers in de Afbouw zal volgens het EIB vermoedelijk in 2013 dalen tot circa 5.600 werknemers.22 Echter is de daling verder doorgelopen waardoor medio 2013 de bedrijfstak nog maar 19
Bron A&O Services, bewerkt door Bedrijfschap Afbouw. EIB (2013) Trends en ontwikkelingen in de afbouwbranche 2013-2018; maart 2013, p. 79. 21 Idem. 22 Idem, p. 81. 20
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 17
datum: 20 november 2013
5.200 werknemers telt.23 Het is aannemelijk dat deze trend tot 2015 aanhoudt en het aantal werknemers per jaar ca. 5% afneemt. In 2015 zal er mogelijk een stabilisering zijn zodat het aantal werknemers dan circa 4.600 zal bedragen. 24 Zie de volgende grafiek. Aantal werkenden in de sector Afbouw (cao en zzp) 2007-2017 18.000 16.000 14.000 12.000 10.000
zzp'ers
8.000 6.000
werknemers
- 42%
4.000
Dieptepunt 2015
2.000 -
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 Bron: EIB25 en A&O Services, bewerkt door Savantis
In de zogenaamde gespecialiseerde bouw, waar de afbouwsector onder wordt geschaard, verdween de afgelopen vier jaar bijna 9% van de werkgelegenheid.26 Het aantal WW-uitkeringen in de bouw is in 2012 bijna verdubbeld en heeft het hoogste niveau sinds de aanvang van de crisis bereikt. Voor de stukadoors geldt zelfs dat het aantal WW-gerechtigden in een jaar tijd met 65% is gestegen.27 Flexibel personeel vormt een aanmerkelijk deel in de personeelsvoorziening van afbouwbedrijven. Het EIB geeft aan dat gemiddeld 33%28 van het door bedrijven uitgevoerde werk wordt gedaan door ingehuurd personeel. Zeker in economisch moeilijke tijden hebben werkgevers de voorkeur om flexibel en voor lagere arbeidskosten te werken. De werkgelegenheid van zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) daalt in verhouding minder sterk.29 Zelfstandigen werken veelal aan het onderhoud van woningen in de minder conjunctuurgevoelige particuliere sector. 30
23
Mededeling A&O Services, september 2013. Bron A&O Services, bewerkt door Bedrijfschap Afbouw. 25 EIB (2013). De aantallen werknemers 2007-2012 stammen van p. 80. De aantallen zzp’ers zijn herleid uit de gegevens voor de jaren 2009 en 2011, p. 82. 26 UWV, Sectorbeschrijving bouwnijverheid, 12 april 2013. 27 Idem. 28 EIB (2013), p. 79. 29 Dit komt ook door de meetproblemen rondom de economische activiteiten en arbeidsvolume van zzp’ers. Hoewel het aantal zzp’ers niet afneemt neemt het aantal gewerkte uren wel af. Er kan dus sprake zijn van moeilijk meetbare zogenaamde verborgen werkloosheid. 30 EIB (2013), p. 79. 24
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 18
datum: 20 november 2013
Het dieptepunt op de arbeidsmarkt in de sector bouwnijverheid wordt naar verwachting van het UWV in 2014 bereikt. Pas vanaf 2015 trekt de werkgelegenheid in de bouwnijverheid als geheel weer aan en zal het aantal vacatures toenemen.31 Vanwege de plaats in de bouwketen herstelt de sector Afbouw wat later. Vergrijzing De leeftijdsopbouw van de cao werknemers in de afbouwsector is vergelijkbaar met het geheel van de Nederlandse beroepsbevolking. 13% van de werknemers is 55 jaar en ouder (waarvan 5% ouder dan 60 jaar) en zal dus de komende jaren de sector verlaten. 32 Leeftijdsopbouw cao werknemers Afbouw en Nederlandse beroepsbevolking
20%
24%
24%
30% 15%
26%
25%
22%
24%
16%
11% 13%
10% 0% tot 25 jaar
25 tot 35 jaar
35 tot 45 jaar
Cao werknemers Afbouw
45 tot 55 jaar
55 tot 65 jaar
Nederlandse beroepsbevolking
Bron: CBS en A&O Services, bewerkt door Savantis. Peildatum 22-8-2013
Een bijzonder zorgelijke ontwikkeling is volgens het EIB de forse stijging van de werkloosheid onder oudere werknemers. In de afgelopen vier jaar zijn bovendien 225 afbouwbedrijven failliet gegaan waardoor ca. 1.700 werknemers werkloos raakten. Het EIB benadrukt dat deze faillissementen naar verhouding meer oudere vakmensen betreffen. Het werkloosheidspercentage onder 55-plussers is gestegen. Dit heeft te maken met de lage werkhervattingskans voor deze groep. Het percentage zal naar verwachting de komende jaren verder oplopen. Het EIB vreest dat het herstel van de bouwproductie voor deze groep te laat komt. Naast een sociale prijs betekent dit een fors verlies aan arbeidsaanbod en aan arbeidscapaciteit.33 Algemene veranderingen 2013-2017 Focussend op de mutaties van werkenden ontstaat het volgende beeld. De sector zal in 2013 naar verwachting een vergaande verandering ondergaan in het werknemersbestand van de cao. 1.327 werknemers verlieten de sector in 2013. Hiervan ca. 150 vanwege pensionering en ca. 200 omdat zij arbeidsongeschikt raakten of in een andere sector werk vonden. Netto zijn er in 2013 tot september 977 werknemers daadwerkelijk werkloos geraakt.
31
UWV, Sectorbeschrijving bouwnijverheid, 12 april 2013. Bron: A&O Services 33 EIB (2013), p. 80. 32
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 19
datum: 20 november 2013
2013 Werkenden
2014
2015
2016
2017
13.512
12.836
12.195
12.560
13.517
Zzp'er (ozp'er)
8.312
7.896
7.502
7.727
7.958
Werknemers
5.200
4.940
4.693
4.834
5.559
-1.327
-260
-247
141
725
Pensioen
-150
-120
-80
-80
-80
Arb.ong./andere sector
-200
-100
-90
-90
-90
Werkloos of open vac.
-977
-40
-77
311
895
Mutatie werknemers
Tot en met 2015 zullen er naar verwachting ca. 1.800 werknemers de sector/cao verlaten, waarvan uiteindelijk minimaal ca. 1.100 (997 + 40 + 77) daadwerkelijk werkloos zullen raken. Deze aantallen zijn in onderstaande grafiek in de kleur blauw weergegeven. Na de stabilisatie in 2015 wordt de omslag verwacht in 2016. In 2016 en 2017 wordt er een netto groei van het aantal werknemers verwacht. Dit aantal zal stijgen met ca. 860 personen (141 + 725). Rekening houdend met pensionering, arbeidsongeschiktheid etc. zullen er bruto ca. 1.200 (311 + 895) nieuwe werknemers (groen) de sector in moeten stromen. Verlies aan werknemers en ontstane behoefte extra personeel 7000 6000
895
5000
311
4000 Extra personeel
3000
Zittend personeel
2000
Werkloos
1000 0 -1000
2013
2014
2015
2016
2017
-2000
Organisatie en uitvoering opleidingen De uitvoering van het mbo-onderwijs vindt plaats onder verantwoordelijkheid van Regionale Opleidingen Centra (ROC’s) en Vakscholen. Voor de uitvoering van opleidingen die voldoen aan de eisen van de minister ontvangen zij voor iedere deelnemer subsidie van het ministerie van OCW.
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 20
datum: 20 november 2013
Mbo-opleidingen kunnen in principe gevolgd worden: via BBL (de Beroeps Begeleidende Leerweg), de deelnemer is werknemer bij een bedrijf (en dus deel van de sector) en gaat 1 dag per week naar school; via BOL (de Beroeps Opleidende Leerweg), de deelnemer is student en loopt een deel van de opleiding stage bij verschillende bedrijven. De opleidingen voor de sector Afbouw worden veelal via BBL gevolgd, de deelnemers zijn werkzaam bij een bedrijf om het beroep in de praktijk te leren. Daarnaast gaat men gemiddeld 1 dag per week naar het ROC voor ondersteunend onderwijs. Het leerbedrijf verzorgt aldus een groot deel van de opleiding. Vergeleken met andere beroepsopleidingen (zoals bijvoorbeeld administratie, verkoop of horeca) is het aantal deelnemers aan de opleidingen voor de sector Afbouw relatief klein in aantal, zowel per school als in totaal landelijk. Dit heeft tot gevolg dat een afzonderlijke school of een commerciële uitgeverij geen investeringen pleegt in de ontwikkeling van opleidingsprogramma’s en moderne leermiddelen. Van oudsher vinden dergelijke activiteiten op kosten van de sector plaats, veelal via Savantis. Naast inhoudelijke ontwikkelingen worden er door de sector jaarlijks verschillende activiteiten ondernomen om de instroom te bevorderen (o.a. via beroepenvoorlichtingen, ondersteuning van het vmbo-onderwijs en publiciteit), het onderwijs en de docenten te ondersteunen (o.a. door middel van scholings- en informatiebijeenkomsten), enzovoorts. Het is voor de kwaliteit van de mbo-opleidingen noodzakelijk dat de bedrijven waarbij een leerling werkt, geschikt zijn als opleidingsbedrijf. Door de overheid is bepaald dat opleidingsbedrijven moeten voldoen aan een aantal eisen om ‘erkend leerbedrijf’ te kunnen worden en te blijven. Savantis heeft namens het ministerie van OCW de taak om leerbedrijven te erkennen en de kwaliteit van de opleiding binnen het bedrijf te bevorderen. De sector Afbouw hecht veel belang aan de opleiding binnen het bedrijf, immers een goed vakman kan men pas worden als het vak in de beroepspraktijk wordt geleerd en toegepast. De leerbedrijven worden ondersteund door de overheid (o.a. fiscale voordelen) en de sector (o.a. opleidingssubsidies) en via de opleidingsadviseurs van Savantis vindt begeleiding en coaching plaats van de praktijkopleiders binnen het leerbedrijf. Jaren geleden zijn er regionale samenwerkingsverbanden van werkgevers opgericht, met o.a. als doel het gezamenlijk zorgdragen voor de aanname en het opleiden van voldoende nieuwe leerlingen, het bieden van opleidingscontinuïteit voor de leerling (o.a. gedurende de winterperiode, wanneer er minder werk is) en het realiseren van voldoende opleidingsvolume, ook in economisch mindere tijden (anticyclisch). In de loop van de jaren hebben de samenwerkingsverbanden zich geprofessionaliseerd en bieden als opleidingsbedrijf ruim een derde van de nieuwe instromers in de BBL een dienstverband voor de duur van de opleiding. De leerlingen worden uitgeplaatst bij de lidbedrijven, alwaar de praktijkopleiding (‘Beroepspraktijkvorming’) plaatsvindt onder begeleiding van een leermeester. Het samenwerkingsverband biedt veelal aanvullende praktijkscholing, zowel voor als tijdens de opleiding. Zie bijlage 2 voor een overzicht van de regionale samenwerkingsverbanden (per augustus 2013). Aangezien het vanwege de economische crisis steeds moeilijker wordt om leerlingen uit te plaatsen bij leerbedrijven hebben veel samenwerkingsverbanden het op dit moment moeilijk. Steeds meer samenwerkingsverbanden zien zich genoodzaakt (tijdelijk) over te stappen op het opleiden via BOL. Veel samenwerkingsverbanden hebben het financieel zwaar en een aantal heeft reeds de activiteiten moeten beëindigen.
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 21
datum: 20 november 2013
Instroom De afgelopen vijf jaar is het aantal leerlingen dat een opleiding volgt in de sector Afbouw afgenomen. De vraag naar opleidingen is groter dan het aanbod aan leerplaatsen bij bedrijven. Ten opzichte van het schooljaar 2011/2012 was er in 2012/2013 sprake van de scherpst gemeten daling tot nu toe. Deze daling komt neer op 21%. De aanhoudende recessie en de moeilijkheden in de bouwgerelateerde sectoren liggen hieraan ten grondslag. Ontwikkeling aantal leerlingen sector Afbouw, 2007/2008 - 2012/2013 1500 1250 1000 750
992 937
684
786
659 518
500 250 0 2007/2008
2008/2009
2009/2010
2010/2011
2011/2012
2012/2013
Aantal leerlingen Bron: DUO, peildatum 1 oktober 2012
De daling van de werkgelegenheid heeft er voor gezorgd dat het aantal beschikbare leerplaatsen bij bedrijven is afgenomen. Savantis verwacht dat het de komende jaren moeilijk zal blijven voor leerlingen om een leerwerkplaats te vinden. Daardoor kunnen minder leerlingen met een opleiding beginnen. De ontwikkeling is dramatisch te noemen en tast de opleidingsstructuur in haar fundamenten aan: In de deelsector stukadoren is het aantal BBL-leerlingen de afgelopen vijf jaar meer dan gehalveerd.34 Omdat de werkgelegenheid in deze deelsector naar verwachting in 2013 en 2014 nog wat verder zal dalen, wordt verwacht dat het aantal beschikbare leerwerkplekken nog iets afneemt. Naar verwachting zal ook het aantal leerlingen blijven dalen. Dit heeft niet alleen negatieve gevolgen voor de aanwas van nieuwe mensen in de sector maar betekent ook dat mogelijk niet alle opleidingslocaties open kunnen blijven. Sluiting van opleidingslocaties kan betekenen dat er op termijn tekorten ontstaan op de regionale arbeidsmarkt. Dat de sector in de jaren ervoor een stabiele instroom kende, is niet los te zien van de toen ondernomen inspanningen. De sociale partners reageerden vrij snel op de in 2009 beginnende economische crisis en stelden extra financiële middelen beschikbaar. In 2010 heeft de sector samen met de sector Schilderen & Onderhoud uit eigen middelen € 4,7 miljoen voor instroommaatregelen gefinancierd. Dit was meer dan een verdubbeling van het reguliere budget in 2009 (€ 2,1 miljoen).35 Daarnaast konden via de Stichting LOF € 2,6 miljoen uit het Europees Sociaal Fonds worden toegevoegd aan deze maatregelen. Het jaar 2011 kende vergelijkbare inspanningen. In 2012 waren de bedrijfstakeigen middelen echter dermate uitgeput dat de maatregelen geen doorgang konden vinden. Het volume is dramatisch gezakt naar € 1,3 miljoen. In dit jaar kon via het Europees Sociaal Fonds ten minste nog € 1,5 miljoen gegenereerd worden.
34 35
Bron DUO. Financieel jaarverslag 2010 van de Stichting Loopbaan & Opleidingsfonds, p. 7.
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 22
datum: 20 november 2013
De sociale partners en haar instellingen hebben hierdoor bewezen dat zij in staat zijn om sectoraal beleid te kunnen voeren dat doelgericht en effectief is. Daarnaast is gebleken dat Europese gelden een sectorale bestemming hebben kunnen vinden en bij alle instanties correct verantwoord konden worden. De genoemde activiteiten hebben ervoor gezorgd dat de instroom op peil is gebleven. De situatie is in 2012/2013 uiteindelijk dubbel verslechterd: er waren geen extra middelen van de sector beschikbaar en door het stopzetten van de ESF-regelingen was ook geen steun meer verkrijgbaar uit dit fonds. Deze ontwikkeling onderstreept de importantie van extra financiële middelen om de instroom in de bedrijfstak in tijden van langaanhoudende recessie op peil te houden. Van werk naar werk Arbeidsongeschiktheid is een belangrijk aandachtspunt dat voor een deel verband houdt met de vergrijzing. De aard van het werk binnen de sector Afbouw gaat in voorkomende gevallen gepaard met arbeidsongeschiktheid. Dit komt naar voren in de periodieke arbeidsgezondheidskundige onderzoeken (PAGO’s), die worden uitgevoerd onder vooral oudere werknemers. In het kader hiervan is het noodzakelijk om op het gebied van personeelsbeleid te ondersteunen, onder andere door middel van loopbaanadvies. Werknemers in de afbouwsector die arbeidsongeschikt zijn voor hun huidige werk moeten tijdig begeleid worden naar een andere functie binnen de sector of daarbuiten om uitstroom naar werkloosheid of arbeidsongeschiktheid te voorkomen. Arbeidsmarktknelpunten 2014-2017 Door de grote toekomstige vervangingsvraag als gevolg van de vergrijzing en het aantrekken van de productie in combinatie met de lage instroom van leerlingen in de afbouwopleidingen is de verwachting van het UWV dat er na de crisis veel vraag ontstaat naar vakbekwaam personeel. Dat betekent dat het voor de sector niet alleen belangrijk is om te overleven, maar ook vakbekwaam personeel vast te houden en de instroom in de afbouwopleidingen te vergroten.36 3.3
Arbeidsmarkt- en onderwijsknelpunten sectorplan
Arbeidsmarkt- en onderwijsknelpunten 2014-2017 Een afname van leerlingen die een BBL-opleiding volgen in beide sectoren betekent een afname van het huidige aantal werkenden en het toekomstige werknemersbestand. Het vergroten van de instroom van BBL-leerlingen in de sector is dus een manier het werknemersbestand voor de korte en langere termijn uit te breiden en aan de (toekomstige) behoefte aan goed opgeleide vakkrachten te voorzien. Combinatie van de arbeidsmarksituatie en de onderwijssituatie (BBL) wordt door de volgende grafiek in beeld gebracht.
36
UWV, Sectorbeschrijving bouwnijverheid, 12 april 2013.
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 23
datum: 20 november 2013
Omvang werknemers in beide sectoren: Schilderen & Onderhoud en Afbouw 30.000 25.000 20.000
4.114
-
-
889
Anders extra BBL extra
15.000
BBL 10.000
Zittend personeel Werkloos
5.000 -
-2.735 2013
-516 2014
-743 2015
2016
2017
-5.000 Bron: gegevens van eerdere grafieken
Groen (licht en donker): Door de grote toekomstige vervangingsvraag als gevolg van de vergrijzing en het aantrekken van de productie in combinatie met de lage instroom van leerlingen in de schilders- en afbouwopleidingen is de verwachting van het UWV dat er na de crisis veel vraag ontstaat naar vakbekwaam personeel. Vanaf 2016 ontstaat er volgens de analyse juist behoefte aan ca. 6.500 extra werknemers. In 2014 en 2015 worden er extra BBL-leerlingen door het sectorplan gerealiseerd.37 Dezen zijn in deze twee jaar een aanvulling op de daadwerkelijke marktsituatie. Door het beoogde simulatieaspect van de opleiding – maatregel 2 - zullen deze nieuwe werknemers deels buiten de productie worden gehouden waardoor minder druk op de markt komt te liggen. Vanaf 2016 verandert de marktsituatie. De dan begrote extra BBL-leerlingen zijn dan juist nodig omdat de markt ernaar vraagt. Deze leerlingen maken dan deel uit van de totale extra behoefte van de ca. 6.500 werknemers. Dat betekent dat het voor de sector niet alleen belangrijk is om te overleven, maar ook vakbekwaam personeel vast te houden of te binden en de instroom in de schilders- en afbouwopleidingen minimaal op peil te houden dan wel waar mogelijk uit te breiden.38 Blauw: Beide sectoren samen raken tot 2015 meerdere duizenden werknemers kwijt waarvan ca. 4.000 in een werkloosheidssituatie terecht zullen komen. Zij bieden een potentiële pool voor de nodige extra instroom vanaf 2016. Rood (licht en donker): De feitelijke basis, bestaande uit werknemers en leerling-werknemers (BBL), dient door het sectorplan eveneens de noodzakelijke aandacht te krijgen om in stand te kunnen blijven. Het verder ondermijnen van deze basis zou tot nog meer extra investeringen op de middellange termijn betekenen. 3.4
Van probleem naar oplossing
In de sectoranalyse komt een viertal doelgroepen aan de orde: instroom in de sector via de opleidingen; werknemers die werkzaam zijn in de sector; werknemers uit de sector die werkloos zijn geraakt en zij-instroom uit andere sectoren. 37 38
De cijfers voor BBL extra zijn berekend in maatregel 2. UWV, Sectorbeschrijving bouwnijverheid, 12 april 2013.
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 24
datum: 20 november 2013
De sociale partners Schilderen & Onderhoud en Afbouw hebben per doelgroep een afweging gemaakt over de inzet van maatregelen. Afwegingen zijn gebaseerd op bereikbaarheid van de doelgroepen, de doelmatigheid van maatregelen, de beschikbaarheid van middelen, de mogelijke (verdringings)effecten van maatregelen en de relevantie van de doelgroep in het kader van het oplossen van het bestaande probleem. Met het oog op de toekomstige vergrijzing kiezen de sociale partners ervoor om een substantieel deel van de investering in te zetten voor de instroom (van met name jongeren) via een opleiding. Dit is tevens een maatschappelijke bijdrage van de partners aan het bestrijden van de jeugdwerkloosheid. Door praktijksimulatie en niet-concurrerende projecten wordt ernaar gestreefd om verdringing van bestaand personeel op de arbeidsmarkt door deze doelgroep gedurende twee jaren enigszins te beperken. De maatregelen zijn erop gericht om 1.335 extra jongeren gedurende twee jaar een BBLleer/werkplek te bieden. Om beschikbare kennis en vaardigheden zo min mogelijk te verliezen wordt ook veel investering gepleegd in maatregelen die gericht zijn op zittend personeel in de sectoren en werknemers die de sector noodgedwongen hebben moeten verlaten en geen nieuwe baan hebben kunnen vinden. Voor deze doelgroepen komen sectorfaciliteiten beschikbaar als loopbaanbegeleiding (700 kandidaten), preventieve onderzoeken (6.500 kandidaten), scholing (1.000 kandidaten) en advies in het kader van duurzame inzetbaarheid (via 800 bedrijfsscans ongeveer 4.000 individuele werknemers). Bedrijven krijgen de mogelijkheid hierover geadviseerd te worden. Het advies heeft betrekking op het maken van (sociaal) verantwoorde keuzes tussen flex- en vaste arbeid in relatie tot bedrijfseconomische strategieën. Zowel de werkenden als de werklozen die in de sectoren gewerkt hebben (en hiermee rechten hebben opgebouwd) kunnen gebruik maken van de individuele budgetregeling. De sociale partners maken de keuze om geen subsidie aan te vragen voor loonkosten. Het creëren van extra banen naast de beoogde BBL-trajecten is in de komende twee jaar gezien de lage beschikbaarheid aan werkgelegenheid geen reële optie, ook als 20% van de loonkosten gesubsidieerd zouden worden. De sociale partners van de sectoren Schilderen & Onderhoud en Afbouw kiezen ervoor om op dit moment geen maatregelen te treffen gericht op het laten instromen van werknemers (of werklozen) vanuit andere sectoren. Hier zijn duidelijke redenen voor: er is te weinig werkgelegenheid om deze doelgroep te kunnen plaatsen. Er is in de sectoren in de komende twee jaar geen behoefte aan extra werknemers en deze groep is bovendien niet als zodanig zichtbaar en bereikbaar voor de sectoren. Het investeren in deze doelgroep is daarom in het kader van de economische situatie niet effectief en vanuit het investeringsoogpunt niet efficiënt. De sociale partners leggen om die reden de prioriteit bij werklozen die eerder binnen de sector opgeleid zijn en/of werkzaam waren. De sociale partners gaan er vanuit dat door het sectorplan voor deze doelgroep in de komende twee jaar geen extra werkgelegenheid wordt gecreëerd. De voor de werklozen beoogde maatregelen zijn gericht op het toerusten van hen voor de geprognosticeerde situatie in 2016. Als de werkgelegenheid toeneemt, en de beschikbaarheid vanuit opleiding en werklozen uit de sector niet toereikend is, kunnen de sectoren de maatregelen voor deze doelgroep openstellen. De verwachting is dat dit pas aan de orde is vanaf 2016. Onderstaand wordt het onderscheid tussen de verschillende doelgroepen en de bijbehorende maatregelen in beeld gebracht.
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 25
datum: 20 november 2013
Onderscheid tussen verschillende doelgroepen in het sectorplan Maatregel 1, 2 en 4
productief
instroom via opleiding
Maatregel 3, 5, 6 en 7
behoud personeel
Sectorvreemd
Sectorbekend zij-instroom
werklozen
niet productief
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 26
datum: 20 november 2013
In onderstaande figuur wordt zichtbaar welke maatregelen de sectoren willen verbinden aan eerder genoemde knelpunten. Arbeidsmarktknelpunten Schilderen, Onderhoud en Afbouw Afname productie en werkgelegenheid Afname instroom Flexibilisering Vergrijzing
Afname instroom van jongeren
Grote uitstroom vakkrachten (ww of Grote uitstroom vakkrachten Behoud van (ervaren) vakkrachten (wwandere of andere sectoren) sectoren)
Thema’s: 1. Arbeidsinstroom en begeleiding van jongeren. 3. Arbeidsinstroom van personen met afstand tot de arbeidsmarkt. 5. Scholing
Thema’s: 2. Behoud oudere vakkrachten 4. Mobiliteit en duurzame inzetbaarheid 6. Van-werk-naar-werk van werknemers op sectoraal en intersectoraal niveau
Sectorale maatregelen: 1. extra leer/werkplekken werven 2. Praktijksimulatie leren werken 3. Workshops voor praktijkopleiders en docenten 4. vernieuwing opleiding en infrastructuur
Sectorale maatregelen: 5. Loopbaanbegeleiding van werk naar werk
Onvoldoende beleid bedrijven inzake duurzame inzetbaarheid
Thema’s: 4. Mobiliteit en duurzame inzetbaarheid 6. Van-werk-naar-werk van werknemers op sectoraal en intersectoraal niveau 7. Goed werkgeverschap en goed werknemerschap
Sectorale maatregelen: 6. Duurzaam en verantwoord werken en ondernemen 7. Scholing
In de volgende hoofdstukken wordt nader ingegaan op de maatregelen die tot doel hebben de bovenstaande knelpunten te verminderen.
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 27
datum: 20 november 2013
Plan van aanpak
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 28
datum: 20 november 2013
4.
Onvoldoende instroom van jongeren 4.1
Achtergrond
Door de grote toekomstige vervangingsvraag als gevolg van de vergrijzing en het aantrekken van de productie in combinatie met de lagere instroom van leerlingen in de opleidingen is de verwachting van het UWV dat er na de crisis veel vraag ontstaat naar vakbekwaam personeel. Het is moeilijk om op dit moment de instroom van leerlingen in de opleidingen op peil te houden en de opleidingsstructuur in stand te houden. Het probleem is echter niet de animo onder leerlingen voor de opleidingen, maar de lage opleidingscapaciteit bij de opleidingsbedrijven. De vraag naar opleidingen is dus groter dan het aanbod! Dit komt naar voren in hoofdstuk 2, sectoranalyse. Bedrijven zijn in eerste instantie bezig om hun hoofd boven water te houden en zoeken naar voldoende opdrachten om voldoende werk te genereren voor hun vaste personeelsbestand. Bedrijven zijn dus minder in staat om een leerling aan te nemen en dit betekent dat het moeilijk is voor leerlingen om een leerwerkplaats te vinden. Savantis heeft in het najaar van 2012 gesprekken gevoerd met samenwerkingsverbanden Schilderen & Onderhoud. In deze gesprekken wordt aangegeven dat er binnen bedrijven niet altijd voldoende tijd is bij praktijkopleiders om de leerlingen te begeleiden. Bedrijven geven naast het ontbreken van voldoende werk de volgende factoren aan als belemmerend om een leerling aan te nemen: leerlingen zijn te duur in verhouding tot hun vaardigheden en bedrijven hebben behoefte aan flexibele inzet van leerlingen. De mogelijkheid van een combinatie BOL/BBL wordt als mogelijke oplossing genoemd. Beleid van sociale partners is erop gericht om de instroom van jongeren in de bedrijfstak via een opleiding op peil te houden of te verhogen en de opleidingsstructuur in stand te houden. Daarnaast wordt gewerkt aan de kwaliteit van de opleidingen, door in te spelen op ontwikkelingen in de arbeidsmarkt: de flexibilisering van de arbeidsmarkt vraagt duidelijk andere vaardigheden van werknemers dan de traditionele situatie. Onderdelen als ondernemersvaardigheden worden opgenomen in de opleiding. 4.2
Goede ervaringen
Deze paragraaf geeft weer welke maatregelen de sociale partners op dit moment nemen om ervoor te zorgen dat de instroom van jongeren in de bedrijfstak op peil blijft. Bedrijfstaksubsidies stimulering mbo-onderwijs De O&O fondsen van de sectoren Schilderen & Onderhoud en Afbouw stimuleren de deelname aan en het rendement van de opleidingen door het verstrekken van financiële bijdragen aan de leerbedrijven en leerlingen. Door de sector Afbouw/Stukadoren wordt tevens met extra subsidies aan bedrijven gestimuleerd dat leerlingen na afronding van hun opleiding een arbeidsplaats verwerven. Eerst BOL daarna BBL Ondanks de economische crisis blijven veel jongeren geïnteresseerd in een opleiding tot schilder, stukadoor of aanverwant beroep. Het is ongewenst om hen thuis te laten zitten als gevolg van onvoldoende BBL-opleidingsplaatsen. Bovendien zijn de voorspellingen positief over de arbeidsmarktperspectieven over enkele jaren. In samenspraak met de ROC’s en samenwerkingsverbanden van leerbedrijven, worden BOL-opleidingsplaatsen georganiseerd met het vooruitzicht van doorstroom naar een vervolgopleiding via de BBL en een leer-arbeidsplaats.
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 29
datum: 20 november 2013
Extra werving BPV-plaatsen De schilders- en onderhoudsbedrijven worden door Savantis benaderd om extra BPV-plaatsen te werven en om de mogelijkheden te bespreken om een stage of leer-/arbeidsplaats voor leerlingen te bieden. Hierbij wordt voorlichting gegeven over o.a. bedrijfstaksubsidies, WVA, de ondersteuning en begeleiding van de praktijkopleider, de mogelijkheden van aanvullende praktijkscholing, etc.. Vacante leerplaatsen worden in beeld gebracht en direct gecommuniceerd met de opleidingspartners in de regio en gepubliceerd op Stagemarkt. Extra leer/werkprojecten i.s.m. gemeenten en woningcorporaties Door Savantis en de samenwerkingsverbanden zijn en worden contacten gelegd met gemeenten en woningcorporaties om alternatieve leerplaatsen te realiseren. Te denken valt aan niet concurrerende projecten in opdracht van bijvoorbeeld gemeenten, afspraken bij aanbesteding over de inzet van leerlingen (social return on investment) en het erkennen van min of meer beschermde leerplaatsen voor doelgroepen. Bij de uitvoering hiervan zijn samenwerkingsverbanden van erkende leerbedrijven en het ROC betrokken. Dit betekent een aanvulling op de reguliere stage en leer-/arbeidsplaatsen die via de erkende leerbedrijven beschikbaar komen en verminderen een tekort aan leerplaatsen en voortijdige uitstroom. Daar waar mogelijk worden vakkrachten/praktijkopleiders die werkzaam zijn in leerbedrijven en met werkloosheid worden bedreigd, in eigen regio ingezet Op 22 april 2013 is een leerlingenproject van start gegaan in Breda. In meerdere andere gemeenten worden hierover gesprekken gevoerd. Naar verwachting zullen binnenkort ook in Purmerend en Rotterdam leerlingprojecten van start gaan. In de regio Nijmegen, Zutphen en Rotterdam is het in het recente verleden al gekomen tot convenanten met woningcorporaties. Op basis van deze convenanten komen in deze regio’s leerplaatsen beschikbaar. Extra begeleiding praktijkopleiders en leerlingen Het leren in de beroepspraktijk (stage/beroepspraktijkvorming) vormt een heel belangrijk onderdeel van de mbo-opleiding. De leerbedrijven hebben behoefte aan de ondersteuning van de praktijkopleiders bij de begeleiding van leerlingen op de werkplek. Savantis draagt, op kosten van de bedrijfstakken, zorg voor extra bezoeken aan de leerbedrijven om de praktijkopleiders te ondersteunen bij het opleiden van leerlingen. Als leerlingen op zoek zijn naar een ander of nieuw leerbedrijf, dan kunnen zij hierbij actieve ondersteuning verwachten van een opleidingsadviseur van Savantis. Daarnaast stimuleren de bedrijfstakken de scholing middels subsidiëring van praktijkopleiders. Verbetering concurrentiepositie BBL-leerlingen De arbeidsvoorwaarden voor nieuwe toetreders in de sectoren Schilderen & Onderhoud en Afbouw mogen geen financiële belemmering zijn voor bedrijven om jongeren en zij-instromers een leerarbeidsplaats BBL of BOL-stage te bieden. Cao-partijen hebben de salarissen van jongeren en zijinstromers in de opleidingen Schilderen & Onderhoud (vóór aanvang van het schooljaar 2012-2013) en stukadoren/afbouw verlaagd en deze financiële drempel voor bedrijven weggenomen. Behoud kleine opleidingen Sociale partners in de sectoren Schilderen & Onderhoud en Afbouw hechten belang aan de scholing van medewerkers. Voor een aantal ‘kleinere’ beroepen is het niet mogelijk om jaarlijks op eenzelfde locatie voldoende deelnemers te laten deelnemen aan een opleiding. Voor deze opleidingen wordt via Savantis in samenwerking met een onderwijsinstelling maatwerk geleverd.
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 30
datum: 20 november 2013
Door financiële bijdragen uit de sector is het mogelijk op verschillende locaties, met kleine groepen opleidingen te verzorgen voor o.a. vloerenleggers, wand- en plafondmonteurs en restauratiestukadoors. Aanvullende scholingsactiviteiten, EVC, regionale vakcentra De sectoren Schilderen & Onderhoud en Afbouw beschikken over een goede opleidingsinfrastructuur van regionale vakcentra waarbinnen ROC’s en samenwerkingsverbanden van leerbedrijven samenwerken. De vakcentra zijn o.a. voorzien van praktijklokalen voor de bijscholing van werknemers, scholing van zij-instromers, aanvullende praktijkscholing, praktijkexamens en EVC (zie bijlage 2). Verbetering doorstroom vanuit vmbo naar mbo Ter verbetering van de doorstroom van vmbo-leerlingen naar een mbo-opleiding in de sectoren Schilderen & Onderhoud en Afbouw wordt versneld een nieuwe leerweg ontwikkeld in samenspraak tussen het vmbo-onderwijs en de kenniscentra Savantis, Fundeon en SH&M. Dit moet ertoe leiden dat vmbo-leerlingen zonder onderbreking hun studie in het mbo kunnen vervolgen. De kenniscentra zullen hierbij de sectorale voorzieningen inzetten voor o.a. de onderwijsontwikkeling, het aanleren van praktische vaardigheden en zorgen voor de benodigde leerplaatsen. Ook bedrijven en samenwerkingsverbanden hebben via verschillende BiB-projecten geïnvesteerd in het creëren van doorlopende leerlijnen vmbo-mbo.39 Begeleiding (jonge) mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt Cao-partijen in de sector Schilderen & Onderhoud hebben in een protocol afgesproken gedurende de looptijd van de cao onderzoek te doen naar werkgelegenheidsmogelijkheden voor mensen met een beperking (Wajongers, mensen met een WGA-uitkering etc.). Op basis van de resultaten van het onderzoek bepalen partijen op welke manier ze werkgelegenheid voor deze groep kunnen stimuleren en faciliteren, bijvoorbeeld door het begeleiden van werkgevers bij het benutten van bestaande mogelijkheden. In de regionale aanpak jeugdwerkloosheid participeert Savantis soms in regionale projecten. Savantis participeert verder ook in het Boris project van het ministerie van OCW en SBB40 met als doel om leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs en/of praktijkscholen op individuele basis toe te leiden naar een werken en leren traject en zorg te dragen voor (branche)certificering. Savantis ondersteunt verder ‘praktijkopleider+’ (het project Harrie, begeleider binnen het bedrijf, van CNV). 4.3
Ambitie
De sociale partners van de sectoren Schilderen & Onderhoud en Afbouw willen de instroom van jongeren op peil houden of zelfs verhogen. In hoofdstuk 3, de sectoranalyse, wordt omschreven dat de structuur van regionale vakcentra onder druk staat vanwege de financiële positie van de samenwerkingsverbanden. Bij het wegvallen van samenwerkingsverbanden ontstaat de situatie dat het voor leerlingen moeilijk wordt om in hun regio een opleiding binnen de sectoren te volgen.
O.a. in het project ‘Colour Your Future’ van Schilder^sCOOL. Schilder^sCOOL is een koepel van 12 samenwerkingsverbanden in de sector Schilderen en Onderhoud. 40 Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB), waarin het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en het georganiseerd bedrijfsleven samenwerken. 39
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 31
datum: 20 november 2013
In opdracht van de sociale partners wordt door Savantis een driejarig opleidingsmodel ontwikkeld die zowel niveau 2 als 3 en zowel BOL als BBL combineert. In het model wordt de rol van samenwerkingsverband, onderwijsinstelling en kenniscentrum dusdanig omschreven dat er een kwalitatief goede opleiding wordt gerealiseerd die de regionale opleidingsstructuur bestendigt en leerlingen leer-arbeidsperspectief biedt voor een periode van 3 jaar. Verder willen de sociale partners van de sectoren Schilderen & Onderhoud en Afbouw onder andere de volgende maatregelen nemen in het kader van het op peil houden/verhogen van de instroom van jongeren: Maatregel 1. Werven extra leer/werkplaatsen Maatregel 2. Praktijksimulatie leren werken Maatregel 3. Workshops voor praktijkopleiders en docenten Maatregel 4. Vernieuwing opleiding en infrastructuur
Bovenstaande maatregelen zijn verder uitgewerkt in hoofdstuk 7, 8, 9 en 10.
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 32
datum: 20 november 2013
5.
Grote uitstroom van vakkrachten 5.1
Achtergrond
In hoofdstuk 3 wordt duidelijk dat er op dit moment sprake is van grote werkloosheid in de sectoren Schilderen & Onderhoud en Afbouw. De werkloosheid onder ouderen is met 17% zorgwekkend. Door de grote toekomstige vervangingsvraag als gevolg van de vergrijzing en het aantrekken van de productie in combinatie met de lage instroom van leerlingen in de opleidingen, is de verwachting van het UWV dat er na de crisis veel vraag ontstaat naar vakbekwaam personeel. Dat betekent dat het voor de sector niet alleen belangrijk is om te overleven, maar ook vakbekwaam personeel vast te houden en de instroom in de opleidingen te vergroten. 41 Het beleid van sociale partners is erop gericht om in 2014 en 2015, als de productie en werkgelegenheid nog laag is, vakbekwaam personeel in alle leeftijdsgroepen voor de sector te behouden. 5.2
Goede ervaringen
Voor veel MKB-bedrijven is het moeilijk om de loopbaanbegeleiding van de werknemers zelf te organiseren. Sociale partners in de sector Schilderen & Onderhoud hebben via Savantis een 6-tal loopbaanadviseurs aangesteld om zorg te dragen voor de loopbaanbegeleiding van werknemers. Door de economische crisis wordt veel aandacht besteed aan werknemers die hun baan (dreigen te) verliezen en om hen te begeleiden van werk naar werk. Met de IBR (Individuele Budget Regeling) in de sector Schilderen & Onderhoud kunnen werknemers, werklozen en zzp’ers tot 3 jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst trainingen, cursussen en scholing volgen. Hiermee wordt ingezet op behoud van vakkrachten. De sector stimuleert (via een subsidiemaatregel) vakkrachten met niveau 4 om de opleiding tot instructeur/onderwijsassistent te volgen. 5.3
Plan van aanpak
De sociale partners van de sectoren Schilderen & Onderhoud en Afbouw willen de volgende maatregel nemen in het kader van het behouden van vakbekwaam personeel: Maatregel 5. Loopbaanbegeleiding van werk naar werk. Bovenstaande maatregel is verder uitgewerkt in hoofdstuk 11. Maatregel in het kader van duurzame inzetbaarheid komt terug in hoofdstuk 12, maatregel 6.
41
UWV, Sectorbeschrijving bouwnijverheid, 12 april 2013.
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 33
datum: 20 november 2013
6.
Sectoraal beleid duurzaam en verantwoord werken en ondernemen 6.1
Achtergrond
De Nederlandse economie wordt uitgedaagd door een vergrijzend werknemersbestand, een dalend aantal jonge mensen dat de arbeidsmarkt betreedt en door de noodzaak om op een duurzamere manier te ondernemen. Daarnaast is de situatie door concurrentie uit andere, vooral Oost-Europese, EU-landen complexer geworden. Sociale partners Schilderen & Onderhoud en Afbouw streven ernaar om duurzaam en verantwoord werken en ondernemen binnen de sectoren te stimuleren. Dit heeft betrekking op veiliger en milieuvriendelijker (onder andere via besparing van energie) werken en het vinden van een balans tussen zakelijk belang, mens en milieu. Het is de verwachting dat duurzaam en verantwoord werken en ondernemen leidt tot reductie van kosten (o.a. energiebesparing en vermindering onderhoudskosten) en een toename van opdrachten. De sectoren zien deze ontwikkeling als een verduurzaming van de arbeidsmarkt en bijkomend voordeel is een positieve bijdrage aan het imago van de bedrijfstakken. Het adviseren van opdrachtgevers ten aanzien van duurzame onderhoudsscenario’s is een belangrijk onderdeel bij duurzaam en verantwoord werken en ondernemen. Een ander aspect is de duurzame inzetbaarheid van werknemers, vakmanschap en het zorgvuldig omgaan met flexwerk. Uit de sectoranalyse blijkt dat er in de afgelopen en komende jaren een enorme uitstroom van personeel zal plaatsvinden alsmede een forse daling van de instroom van nieuw personeel. Gecombineerd met de vergrijzing en benodigde aandacht voor de vermindering van arbeidsongeschiktheid stimuleert de sector bedrijven om in te zetten op duurzame inzetbaarheid van zittend en toekomstig personeel. Relatief veel ondernemers in de sectoren Schilderen & Onderhoud en Afbouw leven bij de dag, ingegeven door de economische situatie en bereiden zich niet of nauwelijks voor op deze uitstroom en verlies van kennis en hun toekomstige arbeidspotentieel. Daarom zet de sector in om bedrijven te informeren en ondersteunen op duurzaam en verantwoord ondernemen. De cao biedt de ideale context om duurzaamheidsdoelstellingen te formuleren en te realiseren. Bedrijven die de cao volgen creëren onder andere hierdoor een kwalitatieve meerwaarde. Tegelijk houden de sociale partners rekening met de bijzondere en (deels) door marktomstandigheden gecreëerde situatie van flexibilisering van arbeid en de concurrentie uit andere EU-landen. Flexibilisering van arbeid zal verminderen als de economie aantrekt. Het sectorplan wil hierop inspelen door flexibele krachten de mogelijkheid te bieden om in de toekomst weer aansluiting te vinden bij de cao. Toch zal er ook in de toekomst altijd flexibele arbeid buiten de cao bestaan. Hierop anticiperen de sociale partners door werkgevers en werknemers te leren omgaan met flexibele arbeidskrachten. Dit vindt een plaats binnen opleidingen en trainingen, maar ook binnen de maatregel met betrekking tot loopbaanbegeleiding. Uit onderzoek van Arbouw42 blijkt dat er bij veel (klein)bedrijven geen structurele dialoog plaatsvindt tussen werkgever en medewerkers over hun duurzame inzetbaarheid op de langere termijn en wat daar voor nodig is. Functioneringsgesprekken vinden veelal op informele en op onregelmatige basis plaats en hebben vaak meer het karakter van een beoordelingsgesprek dan van een functioneringsgesprek.
42
Arbouw, Harderwijk 2012, Duurzame inzetbaarheid in het kleinbedrijf in de bouwnijverheid, ISBN: 9789490943219
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 34
datum: 20 november 2013
Als het gaat om het duurzaam inzetbaar houden van werknemers, dan ligt de focus van de werkgevers hierbij sterk op het creëren van gezonde en veilige arbeidsomstandigheden. Dit mede ingegeven door de dwingende wetgeving op dit terrein en vermoedelijk ook door de beeldvorming dat zolang werknemers maar geen gezondheidsklachten of ongevallen oplopen, men ook duurzaam inzetbaar zal blijven. De opleidingen die kleinbedrijf-werkgevers actief promoten onder hun medewerkers lijken zich te beperken tot de meer “verplichte” cursussen in het kader van bijvoorbeeld veiligheid. Vakinhoudelijke cursussen of opleidingen gericht op de persoonlijke ontwikkeling worden niet breed gepromoot door werkgevers van MKB-bedrijven. Medewerkers zullen dit zelf moeten aankaarten, maar volgens de geïnterviewde werkgevers bestaat hiervoor zeer weinig animo onder medewerkers. 6.2
Goede ervaringen
Uit de sectoranalyse blijkt dat er in de komende jaren een enorme uitstroom van personeel zal plaatsvinden alsmede een forse daling van de instroom van nieuw personeel. Gecombineerd met de vergrijzing, de benodigde aandacht voor de vermindering van arbeidsongeschiktheid en de noodzaak om duurzamer ondernemen acht de sector het wenselijk dat bedrijven meer aandacht gaan besteden aan duurzaam en verantwoord werken en ondernemen. Duurzaam en verantwoord ondernemen Verschillende bedrijven zijn op dit moment gestart met een project ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Deze bedrijven bevestigen dat duurzaam en verantwoord ondernemen leidt tot reductie van kosten (o.a. energiebesparing en vermindering onderhoudskosten) en een toename van opdrachten. Duurzame inzetbaarheid van personeel In 2013 heeft de sector Schilderen een pilot project duurzame inzetbaarheid uitgevoerd. Aan de hand van een onderzoek onder de bedrijfsleiding en personeel, is bij bedrijven de stand van zaken bepaald ten aanzien van de onderdelen Personeelsbestand, Organisatie, Gezondheid, Arbeidsomstandigheden en Ontwikkeling. Op basis van de uitkomsten is per bedrijf een plan van aanpak opgesteld om verbeteringen aan te brengen. Uit de pilot is onder andere gebleken dat het zeer wenselijk is om de dialoog tussen werkgever en individuele werknemers te stimuleren omdat dit een voorwaarde is voor het maken van effectieve afspraken over de verbetering van de individuele duurzame inzetbaarheid. De gehanteerde en geteste methodiek is, met enige aanpassingen, geschikt gebleken om bedrijven te helpen bij hun strategie om de duurzame inzetbaarheid van hun medewerkers te verbeteren. Functionerings- en beoordelingsgesprekken In 2013 is in de sector Schilderen en Onderhoud een nieuwe functie- en loongebouw ingevoerd. Bedrijven worden gestimuleerd om beoordelingsgesprekken te voeren met hun personeel, ook omdat loonsverhogingen mede gebaseerd zijn op het resultaat van het beoordelingsgesprekken.
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 35
datum: 20 november 2013
6.3
Plan van aanpak
De sociale partners van de sectoren Schilderen & Onderhoud en Afbouw willen de volgende maatregelen nemen in het kader van duurzaam en verantwoord werken en ondernemen: Maatregel 6. Duurzaam en verantwoord werken en ondernemen Maatregel 7. Scholing Zie voor de uitwerking hoofdstuk 12 en 13. De hiermee samenhangende loopbaanbegeleiding van werk naar werk wordt uitgewerkt in hoofdstuk 11.
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 36
datum: 20 november 2013
Beschrijving van de maatregelen
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 37
datum: 20 november 2013
7.
Maatregel 1: Behoud en werven extra leer/werkplaatsen Omschrijving maatregel Er zijn op dit moment te weinig leer/werkplaatsen beschikbaar voor de opleidingen ‘Medewerker schilderen’ niveau 2 en 3 en ‘Medewerker Stukadoren’ niveau 2 en 3 om de leerlingen die zich aanmelden voor een van deze opleidingen te laten instromen. Om die reden zullen bedrijfsbezoeken plaatsvinden waarin schilders-, onderhouds- en stukadoorsbedrijven gestimuleerd worden om een (extra) leer/werkplaats of gedeeltelijke leer/werkplaats te (blijven) bieden en wordt contact gelegd met gemeenten en woningcorporaties om alternatieve leerplaatsen te realiseren. Te denken valt aan niet concurrerende projecten in opdracht van bijvoorbeeld gemeenten, afspraken bij aanbesteding over de inzet van leerlingen (social return on investment) en het erkennen van min of meer beschermde leerplaatsen voor doelgroepen. De leerbedrijven ontvangen, indien gewenst, ondersteuning bij het begeleiden van hun leerling(en). In alle arbeidsmarktregio’s worden contacten onderhouden met en wordt aansluiting gezocht bij de regionale plannen ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Er wordt een intermediaire rol vervult tussen de scholen (ROC en vmbo), opleidingsbedrijven en samenwerkingsverbanden. Doelstelling Deze maatregel dient een drietal doelen: 1. Behoud van de huidige leer/werkplaatsen door ondersteuning bieden aan leerbedrijven en praktijkopleiders. 2. Door intensief contact met bedrijven, gemeenten en woningcorporaties extra leer/werkplaatsen realiseren. 3. De contacten van samenwerkingsverbanden met de leerbedrijven intensiveren. Uiteindelijk is het doel dat meer leerlingen kunnen instromen in de opleidingen ‘Medewerker schilderen’ en ‘Medewerker Stukadoren’ en de jeugdwerkloosheid vermindert. Deze maatregel vormt ondersteuning bij maatregel 2, door naast praktijksimulatie ook voldoende beroepspraktijkvorming voor de bestaande en extra leerlingen te realiseren. Doelgroep De leerbedrijven in de sectoren Schilderen & Onderhoud en Afbouw die bij de betrokken organisaties (A&O Services, OnderhoudNL, NOA, Savantis en de regionale samenwerkingsverbanden) bekend zijn komen in aanmerking voor een bedrijfsbezoek. Het betreft zowel bedrijven die (in het verleden) actief zijn (geweest) als leerbedrijf en bedrijven die nog niet eerder een leerling hebben opgeleid. De gemeentes of woningcorporaties in regio’s waar sprake is van een tekort aan leerplaatsen worden benaderd ten behoeve van werving van projecten die benut kunnen worden om leerlingen op te leiden. Aantallen toepassingen In alle 35 arbeidsmarktregio’s zullen jaarlijks gemiddeld 60 bezoeken plaatsvinden, oftewel in totaal 2.100 bezoeken per jaar. Beoogd resultaat In 2013 is gebleken dat het intensiever bezoeken van leerbedrijven extra leer/werkplaatsen oplevert. In 2013 hebben ongeveer 750 bezoeken geleid tot 74 extra leer/werkplaatsen. Dat is ca. 10%. Leer/werkplaatsen zijn voorwaardelijk om leerlingen te kunnen laten instromen.
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 38
datum: 20 november 2013
Om het aantal leerlingen dat instroomt minimaal op peil te kunnen houden, maar bij voorkeur te laten groeien, is het beoogd resultaat van deze maatregel dat de bezoeken het behoud van huidige leer/werkplaatsen ondersteunt én extra leer/werkplaatsen opleveren (bij leerbedrijven of via nietconcurrerende projecten). We streven ernaar om ca. 2.300 bestaande plaatsen in 2014 en ca. 1.800 in 2015 te behouden43 en in totaal per arbeidsmarktregio 5 extra leer/werkplaatsen, oftewel in totaal jaarlijks ca. 200 leer/werkplaatsen te realiseren. Deze plaatsen zouden arbeidsmarktperspectief moeten bieden voor de in maatregel 2 beoogde extra leerlingen gedurende deze twee jaar. Tijdvak en continuïteit De bezoeken zullen plaatsvinden in 2014 en 2015. Dit zal naar verwachting de periode van crisis, waarin het meer moeite kost om bedrijven bereid te vinden een leer/werkplaats te bieden, overbruggen. Het is de verwachting dat na deze tijd de economie voldoende is aangetrokken en dat de leerbedrijven meer behoefte hebben om op te leiden en zich vanzelf melden. Verder zijn na deze periode van intensief contact de contacten tussen leerbedrijven en samenwerkingsverband en/of Savantis geïntensiveerd en bestendigd. Indien mogelijk en gewenst zal na 2015 gebruik worden gemaakt van ESF financiering. Uitvoeringsorganisatie De bedrijfsbezoeken zullen na afstemming in de regio door Savantis met het regionale samenwerkingsverband van leerbedrijven en Onderwijsinstellingen (ROC’s en Vakscholen) gepland en uitgevoerd worden door medewerkers van het regionale samenwerkingsverband en/of opleidingsadviseurs van Savantis. Hierbij wordt rekening gehouden met regionale afspraken in het kader van jeugdwerkloosheid.
43
Zie de aantallen in maatregel 2.
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 39
datum: 20 november 2013
8.
Maatregel 2: Praktijksimulatie leren werken Omschrijving maatregel Op basis van de in het kader van de vergrijzing te verwachten behoefte aan nieuwe geschoolde vakkrachten (zie sectoranalyse) is het van groot belang dat de instroom van leerlingen in de opleidingen Schilderen & Onderhoud en Afbouw op peil blijft. Een deel van de te verwachten behoefte in 2016 zal ingevuld worden door de werknemers uit de sector die in de komende twee jaar werkloos raken. Een ander deel moet ingevuld worden middels op dit moment op te leiden nieuwe instroom. De beroepsbegeleidende leerweg (BBL) staat onder enorme druk in de sectoren Schilderen & Onderhoud en Afbouw. In de sectoren zijn in de loop der jaren regionale vakcentra gerealiseerd, waarbinnen samenwerkingsverbanden van leerbedrijven en scholen de opleiding verzorgen. De sector Schilderen & Onderhoud telde 16 samenwerkingsverbanden en de sector Afbouw 6. Deze organisaties zijn gekenmerkt door een drievoudige taak. Zij zijn zowel praktijkopleider van leerlingen in hun BPV-leerwerkplaatsen, regisseur van opleidingscomponenten in de directe productieomgeving van het bedrijfsleven als ook de werkgever van leerlingen. De verhouding van de twee eerste aspecten dienen in balans te zijn om de structuur financieel te kunnen onderhouden en de kwaliteit van de opleiding te kunnen garanderen. Leerlingen in de BBL dienen idealiter hun opleiding in het bedrijfsleven te doorlopen die wordt aangevuld en geflankeerd door maatwerktoepassingen aan de hand van praktijksimulaties in de veilige omgeving van het regionale samenwerkingsverband. Er dient dus een balans van het leren in het bedrijfsleven en het leren in de simulatieomgeving voorhanden te zijn. Deze balans is door de recente ontwikkelingen verstoord, omdat het bedrijfsleven minder in staat is gebleken om zijn bijdrage in de opleiding te kunnen verzorgen. Het opvangen van dit opleidingsgedeelte door een verhoging van het simulatiegedeelte heeft in het verleden gewerkt, zodat leerlingen alsnog hun opleiding adequaat konden volgen en afronden. In 2013 is echter reeds een aantal regionale samenwerkingsverbanden door het uitblijven van een financiële compensatie voor de verhoging van het simulatiegedeelte in dermate serieuze financiële problemen terecht gekomen, dat zij hun faillissement hebben moeten laten verklaren. De samenwerkingsverbanden in Amsterdam en Nieuwegein zijn opgehouden te bestaan. Andere samenwerkingsverbanden zoals Rotterdam, Heerhugowaard en Nijmegen zijn volledig gestopt met het opleiden van nieuwe BBL-leerlingen. De infrastructuur is dus reeds ernstig aangetast wat mede tot een verschuiving van vraag en aanbod heeft geleid. Feit is dat er meer vraag naar opleidingen is dan aanbod. Op dit moment en in de aankomende jaren zijn er veel te weinig leer/werkplaatsen voor de opleidingen Medewerker schilderen niveau 2 en 3 en Medewerker Stukadoren niveau 2 en 3 om de leerlingen die zich aanmelden voor een van deze opleidingen te laten instromen. De regionale samenwerkingsverbanden wordt gevraagd of zij in hun praktijkruimte alternatieve beroepspraktijkvorming (BPV) willen verzorgen voor leerlingen van genoemde opleidingen. Door deze alternatieve BPV kunnen meer leerlingen opgeleid worden terwijl deze leerlingen niet volledig drukken op het bestaande werknemersbestand. Door de praktijksimulatie aan het begin van de opleiding te plannen, leert de leerling bovendien basisvaardigheden die direct ingezet kunnen worden als deze vervolgens bij een leerbedrijf uitgeplaatst wordt.
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 40
datum: 20 november 2013
Dit komt tegemoet aan de opmerkingen van veel leerbedrijven in een onderzoek naar hun ervaring 44 dat de prijs die voor een leerling betaald moet worden niet in verhouding is tot de geleverde kwaliteit en productie. Een neveneffect is dat het verzorgen van alternatieve BPV door regionale samenwerkingsverbanden helpt bij het in stand houden van de opleidingsstructuur in de regio. Doelstelling Binnen de praktijkruimten van de (nog bestaande en te reactiveren) regionale samenwerkingsverbanden alternatieve BPV realiseren door het adequaat uitbreiden van praktijksimulaties, zodat meer leerlingen kunnen instromen in de opleidingen Medewerker schilderen niveau 2 en 3 en Medewerker Stukadoren niveau 2 en 3. Door het bestaande aanbod aan BPVplaatsen te verhogen met praktijksimulatie, ontstaat er een groter totaal aanbod dat gedeeld kan worden met meer leerlingen. Het aanbod BPV- plaatsen wordt met meer leerlingen gedeeld en aangevuld met praktijksimulatie (zie onderstaande figuur). Via de praktijksimulatie leren de leerlingen basisvaardigheden, waardoor ze beter inzetbaar worden bij een leerbedrijf. Gemiddelde schoolweek zonder praktijksimulatie
Dag 1 BPV
Dag 2 BPV
Dag 3 BPV
Dag 4 BPV
Dag 5 Schooldag ROC
Gemiddelde schoolweek met praktijksimulatie
Dag 1 Praktijksimulatie in vakcentrum
Dag 2 BPV
Dag 3 BPV
Dag 4 BPV
Dag 5 Schooldag ROC
Leerlingen zijn meestal in dienst van een samenwerkingsverband. Deze plaatsen leerlingen nu meestal gemiddeld 4 dagen per week uit bij opleidingsbedrijven. In plaats van 4 dagen gaat de leerling bij deze maatregel iets meer dan 3 dagen naar het opleidingsbedrijf. Gemiddeld gaat de leerling dan 1 dag naar het regionale samenwerkingsverband voor vervangende praktijkscholing. Hierdoor komt bij de bedrijven 19% extra capaciteit vrij voor extra leerlingen. Er wordt in deze alternatieve situatie met praktijksimulatie voldaan aan de wettelijke eisen (WEB) ten aanzien van het aantal uren beroepspraktijkvorming en contacturen. Er is geen overlap van financiering, aangezien er uitsluitend cofinanciering wordt aangevraagd over de dag waarop praktijksimulatie plaatsvindt. Het ministerie van OCW financiert uitsluitend de schooldag op het ROC. De subsidieregeling praktijkleren die de WVA (wet vermindering afdracht) vervangt lijkt vooralsnog niet te overlappen met de hier aangevraagde cofinanciering. Indien dit na vaststelling van de regeling wel het geval blijkt te zijn, zal hiermee rekening worden gehouden. 44
Onderzoek Savantis Arbeidsmarkt en opleidingsmogelijkheden Schilderen en Onderhoud, augustus 2013.
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 41
datum: 20 november 2013
Doelgroep Leerlingen van de opleidingen ‘Medewerker schilderen’ niveau 2 en 3 en ‘Medewerker Stukadoren’ niveau 2 en 3 voor BBL in alle leerjaren. De maatregel geldt zowel voor leerlingen die in dienst zijn (komen) van een samenwerkingsverband als voor leerlingen die in dienst zijn van een individueel leerbedrijf. Aantallen toepassingen Uit de combinatie van sectoranalyse van beide subsectoren komt naar voren dat er sprake is van een afname van het aantal leerlingen (BBL). Concreet op de leerlingen (niveau 1, 2 en 3) toegespitst ziet de prognose er als volgt uit: Het aantal zal jaarlijks met 20% afnemen in 2013/2014 en in 2014/2015. Daarna wordt uitgegaan van een stabiel laag niveau. Gerelateerd aan het huidige (reeds lage niveau) betekent dit een vermindering van totaal 3.741 leerlingen tot en met 2016/2017. Er zijn extra plaatsen nodig die voortvloeien uit een veronderstelde economische groei richting 2016 en de toenemende behoefte aan leerlingen. De verwachting is dat het benodigde aantal leerlingen in 2016 ongeveer overeenkomt met het aantal in 2008. Dat zouden in 2016 3.674 leerlingen moeten zijn. Om adequaat op deze ontwikkeling te kunnen anticiperen is een successieve groei aan aanvullende leerplaatsen nodig. Rekening houden met het groeiscenario, dienen richting 2016 in totaal 5.243 extra/aanvullende leerplaatsen door de sectorplannen te worden gecreëerd. Dat zijn gemiddeld 1.310 plaatsen per jaar. Leerlingen Schilderen & Onderhoud en Afbouw
2012/
2013/
2014/
2015/
2016/
201345
2014
2015
2016
2017
Aantal leerlingen prognose zonder sectorplannen
2.923
2.338
1.871
1.871
1.871
Aantal leerlingen nodig prognose richting 2016
2.923
2.923
3.174
3.423
3.674
585
1.303
1.552
1.803
niveau 1, 2 en 3
Aantal extra benodigde leerlingen
Op basis van het bovenstaande, maar tegelijkertijd rekening houdend met de hoeveelheid beroepspraktijkvorming die je voor de leerlingen bij leerbedrijven moet realiseren en het criterium van de subsidieregeling om minimaal 60% te realiseren, is het aantal te realiseren werkplaatsen voor deze maatregel vastgesteld. Voor deze subsidiemaatregel geldt voor het eerste projectjaar een totaal van 585 leerplaatsen (leerlingen), in de volgende jaren loopt dit op tot 75046 per jaar. Het aantal te subsidiëren scholingsdagen per jaar is gemiddeld 30 per leerplaats (leerling).
Totaal aantal te realiseren extra leerlingen via sectorplan
585
750
750
750
45
Bron: DUO. Bij de te realiseren aantallen en dientengevolge kosten is rekening gehouden met de eis van de subsidieregeling om minimaal 60% van de subsidiabele kosten te realiseren. Zie Regeling cofinanciering sectorplannen, art. 5.1.3; Staatscourant d.d. 14 augustus 2013. 46
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 42
datum: 20 november 2013
Beoogd resultaat Het beoogd resultaat heeft effect op vier verschillende niveaus en is van duurzaam karakter. Er worden over een periode van vier jaar 2.835 (585 + 750 + 750 + 750) extra leerplaatsen gecreëerd waardoor: - aan de vraag naar deze plaatsen kan worden voldaan (instroomgarantie); - leerlingen hun opleiding kunnen afronden (opleidingsgarantie) mede doordat zij door de opgedane basisvaardigheden beter inzetbaar zijn; - aansluiting met de markt in 2015 en 2016 kan plaatsvinden (marktgarantie); - de structuur van het regionale opleidingsnetwerk in stand of hersteld kan worden (infrastructuurgarantie). Tijdvak en continuïteit Deze maatregel van de sociale partners geldt voor de periode van minimaal 2 jaar. Dit zal naar verwachting de periode van crisis, waarin er tekort aan leer/werkplaatsen is, overbruggen. Het is de verwachting dat na deze tijd de economie voldoende is aangetrokken en dat de leerbedrijven meer behoefte hebben om op te leiden en zich vanzelf melden. Uitvoeringsorganisatie De door Savantis KBB erkende samenwerkingsverbanden kunnen via het LOF een aanvraag indienen voor cofinanciering van de uitgevoerde praktijksimulatie. Als het samenwerkingsverband onvoldoende instructeurs heeft voor de uitvoering van de praktijksimulatie dient het samenwerkingsverband moeilijk inzetbare oudere werknemers en/of praktijkopleiders, die de praktijksimulatie kunnen invullen en werkzaam zijn in de sector, in te huren. Rapportage gebeurt via een door de leerlingen ondertekende presentielijst voor de scholingsdagen met vermelding van de Burgerservicenummers (BSN) van de leerlingen.
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 43
datum: 20 november 2013
9.
Maatregel 3: Oud voor jong - Workshops voor praktijkopleiders en docenten Omschrijving maatregel Er wordt een extra beroep gedaan op erkende leerbedrijven om leerlingen op te leiden. Door de economische crisis is het aantal gekwalificeerde praktijkopleiders afgenomen. Er moeten nieuwe praktijkopleiders worden opgeleid om de leerlingen bij de bedrijven goed te begeleiden. De sectoren beschikken momenteel door de vergrijzing nog over werknemers die voldoende ervaring hebben opgedaan om hun kennis en kunde door te kunnen geven aan de jongere generatie. Echter dient deze kennis en kunde te worden gekoppeld aan de didactische competenties van een praktijkopleider. Deze maatregel levert een bijdrage om de in Nederland, Duitsland en Oostenrijk beproefde keten van leerling-gezel-leermeester in stand te houden en toekomstgericht te modificeren. De kwaliteit van de begeleiding van leerlingen binnen de leerbedrijven is voor verbetering vatbaar. Daarom willen sociale partners praktijkopleiders en werkgevers hierin extra ondersteunen. De sociale partners kiezen ervoor om regionale workshops voor praktijkopleiders, werkgevers, docenten en instructeurs te organiseren, ter bevordering van deskundigheid en ondersteuning van praktijkopleiders, docenten en instructeurs bij begeleiding van leerlingen. Doelstelling Verbetering van de begeleiding van leerlingen door praktijkopleiders, docenten en instructeurs door deze via workshops hierbij te ondersteunen en hun deskundigheid te verbeteren. De werkervaring en sociale competenties van oudere praktijkopleiders worden als een meerwaarde in het educatieve proces ervaren. In de sector Schilderen & Onderhoud is er ca. 81% van de opleiders jonger dan 55 jaar. In de sector Afbouw is dit zelfs ca. 89%.47 Het streven is daarom om het aandeel opleiders van 55 jaar en ouder binnen 2 jaar met 10 tot 15 % te laten toenemen. Doelgroep Actieve en nieuwe praktijkopleiders, docenten en instructeurs die actief betrokken zijn bij de begeleiding van leerlingen van de sectoren Schilderen & Onderhoud en Afbouw. Aantallen toepassingen Een workshop voor praktijkopleiders per regio per jaar, ofwel jaarlijks 20 regionale workshops (10 deelnemers) en 5 workshops voor docenten per jaar (2 workshops voor in totaal 160 deelnemers Schilderen & Onderhoud en 3 workshops voor in totaal 40 deelnemers Afbouw). Beoogd resultaat Praktijkopleiders of werkgevers, docenten en instructeurs die beter in staat zijn om leerlingen te begeleiden bij hun opleiding.
47
Volgens registratie A&O Services, oktober 2013.
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 44
datum: 20 november 2013
Tijdvak en continuïteit Deze maatregel van de sociale partners geldt voor de periode van 2014 - 2016. Daarna zal de faciliteit worden gecontinueerd door middelen van de betrokken partijen. Het volume van de faciliteit zal dan nader worden bepaald en geactualiseerd. Uitvoeringsorganisatie Samenwerking van samenwerkingsverband en kenniscentrum in afstemming met de onderwijsinstelling (ROC’s en vakscholen).
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 45
datum: 20 november 2013
10.
Maatregel 4: Vernieuwing opleiding en infrastructuur Omschrijving maatregel In de sectoren Schilderen & Onderhoud en Afbouw wordt het merendeel van de leerlingen opgeleid via BBL. De sectoren kennen een regionale structuur van samenwerkingsverbanden van leerbedrijven die leerlingen in dienst nemen en uitplaatsen bij hun aangesloten leerbedrijven. Het voordeel hiervan ten opzichte van het opleiden bij individuele leerbedrijven is dat het risico gespreid wordt en dat het samenwerkingsverband aanvullende scholing in hun praktijkruimte kan bieden als een component onvoldoende aan de orde komt bij een leerbedrijf. Het is op dit moment moeilijk voor bedrijven om een leerwerkplaats te bieden aan een leerling gedurende de twee jaar die de opleiding duurt. Dit betekent dat samenwerkingsverbanden minder leerlingen kunnen uitplaatsen en minder inkomsten genereren. De toekomst van de samenwerkingsverbanden, en dus de regionale opleidingsinfrastructuur, komt hiermee onder druk te staan. Tegelijkertijd wordt het voor jongeren steeds lastiger om (in hun regio) een opleiding tot schilder of stukadoor te volgen en/of gedurende hun opleiding een leerplaats te hebben. In opdracht van de sociale partners wordt een driejarig opleidingsmodel ontwikkeld die zowel niveau 2 als 3 en zowel BOL als BBL combineert. In het model wordt de rol van samenwerkingsverband, onderwijsinstelling en kenniscentrum dusdanig omschreven dat er een kwalitatief goede opleiding wordt gerealiseerd die de regionale opleidingsstructuur bestendigt en leerlingen leerarbeidsperspectief biedt voor een periode van 3 jaar. Tevens wordt onderzocht op welke wijze er organisatorische aanpassingen moeten komen om de regionale samenwerkingsverbanden van leerbedrijven toekomstbestendig te maken. Vervolgens worden de regionale samenwerkingsverbanden ondersteund en begeleid bij het doorvoeren van de benodigde aanpassingen. Doelstelling A. Een opleidingsmodel BOL/BBL ontwikkelen voor drie jaar waarbij een leerling op zowel niveau 2 als 3 wordt opgeleid. B. Onderzoek, ondersteuning en begeleiding toekomstbestendigheid regionale samenwerkingsverbanden van leerbedrijven. Doelgroep Opleidingsmodel voor samenwerkingsverbanden, onderwijsinstellingen en kenniscentrum om jongeren via BOL/BBL op te kunnen leiden. Aantallen toepassingen Het moet één model opleveren dat toepasbaar is in de verschillende regio’s en waardoor het mogelijk wordt om meer leerlingen op te leiden dan op dit moment via de reguliere BBL bij leerbedrijven geplaatst kunnen worden.
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 46
datum: 20 november 2013
Beoogd resultaat A. Het opleidingsmodel moet opleveren: 1. Een curriculum voor 3 jaar waarbij via BOL/BBL een leerling wordt opgeleid voor niveau 2 en 3. 2. Een beschrijving van de rollen en een ‘verdienmodel’ voor onderwijsinstelling, samenwerkingsverband en kenniscentrum waardoor de regionale opleidingsstructuur in stand wordt gehouden. 3. Leer-arbeidsperspectief gedurende drie jaar voor leerlingen tijdens een periode waarin de werkgelegenheid laag is. B. Het onderzoek, de ondersteuning en begeleiding moet de regionale samenwerkingsverbanden toekomstbestendig maken waardoor de regionale opleidingsinfrastructuur kan worden behouden. Tijdvak en continuïteit Het nieuwe model moet in augustus 2014 gereed zijn, zodat het nieuwe model in het schooljaar 2014/2015 toegepast kan worden. Het onderzoek en toekomstbestendig maken van de regionale samenwerkingsverbanden moet eind 2014 gereed zijn. Uitvoeringsorganisatie Savantis Vakcentrum zal in overleg met sociale partners en (regionale) partijen het opleidingsmodel ontwikkelen. Een externe adviseur zal onderzoek, ondersteuning en begeleiding regionale samenwerkingsverbanden uitvoeren.
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 47
datum: 20 november 2013
11.
Maatregel 5: Loopbaanbegeleiding van werk naar werk en functie naar functie Omschrijving maatregel Voor veel MKB-bedrijven is het moeilijk om de loopbaanbegeleiding van de werknemers zelf te organiseren. Dit is de reden waarom de sector voorziet in een loopbaanfaciliteit. Binnen de faciliteit kan onderscheid gemaakt worden naar verschillende doelgroepen: werknemers uit de sectoren die recent ontslagen zijn of met ontslag bedreigd worden, werknemers die vanwege gezondheidsredenen uit dreigen te vallen en werknemers met ontwikkelpotentieel. Vanwege de crisis dreigen steeds meer werknemers hun baan te verliezen om bedrijfseconomische redenen. De sector vindt het van groot belang dat deze groep met een loopbaanfaciliteit begeleid wordt naar een nieuwe baan, bij voorkeur binnen de sectoren. Dit kan een zelfde functie zijn binnen een ander bedrijf of na eventuele scholing naar een nieuwe functie binnen een ander bedrijf. Vanwege de voortdurende crisis vormt deze groep een belangrijke en substantiële doelgroep van deze maatregel. Werknemers van de sectoren die hun baan (gaan) verliezen kunnen tot uiterlijk een jaar na hun ontslag gebruik maken van de loopbaanfaciliteit. Ook personen die na afronding van hun opleiding in de sector geen baan kunnen vinden komen in aanmerking voor begeleiding naar werk. De werknemers met ontwikkelpotentieel vormen de tweede doelgroep van deze faciliteit. De deelname aan een loopbaantraject heeft in de regel een duurzaam effect. Ook bij personen die een traject doorlopen zonder een directe overstap naar een andere functie. Zij beschikken door de deelname aan de ingezette testinstrumenten over uitgebreide analyses over zichzelf. Redenen om het traject af te ronden zonder een overstap zijn dan vaak de geconstateerde tevredenheid met hun eigen functie en het gemotiveerder oppakken van hun taken. De laatste doelgroep binnen de loopbaanfaciliteit zijn personen die om preventieredenen of ziekte deelnemen. Er zijn criteria voor deelname in het kader van preventie of ziekte. Een persoon valt binnen de doelgroep preventie als deze 38% of meer kans maakt om binnen vier jaar uit te vallen, of als deze psychische aandoeningen heeft waarbij de kans is om binnen vier jaar uit te vallen (aantoonbaar via de Arbeids-Ongeschiktheids(AO)-indicator tijdens een periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO) en eventueel de toelichting daarbij beoordeeld door een bedrijfsarts via Arbouw-regime). Zieken dienen aantoonbaar minimaal zes weken ziek te zijn en kunnen niet meer terugkeren in hun eigen functie.
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 48
datum: 20 november 2013
Loopbaanbegeleiding Van werk naar werk binnen of buiten sector Doelroep 1 Bedrijfseconomische omstandigheden
Doelgroep 3 Preventie/ziekte
Van functie naar functie binnen sector Doelgroep 2 Ontwikkelingspotentieel
Volgens de definitie dreigen de preventiedeelnemers door hun vastgestelde AO-indicatie op termijn deels of volledig uit het werkproces te vallen. Vaak moeten deze kandidaten vanwege hun vakspecifieke klachten zich juist oriënteren op een andere sector. Deze personen kunnen eventueel ook begeleid worden naar een andere functie buiten de sectoren Schilderen & Onderhoud en Afbouw. De overstap naar een andere sector houdt dus vaak een uitgebreider scholingstraject in. Een traject dat dus qua inspanning en kosten intensiever kan zijn dan dit van een deelnemer die binnen de sector blijft. Daarbij speelt nog de onzekere gesteldheid: het net nog kunnen functioneren in de huidige functie en niet wetende hoe lang iemand eventueel toch nog kan doorgaan voordat er sprake is van daadwerkelijke ziekte. De ondersteuning en welwillendheid van werkgevers in het geval van zieke werknemers is vaak aanwezig. Het financiële belang voor beide partijen is hierbij direct zichtbaar. De sociale partners zijn ervan overtuigd dat juist de combinatie van meerdere doelgroepen binnen één faciliteit het meest effect sorteert. Doelstelling Uitvoeren van een loopbaantraject gericht op 350 trajecten per jaar voor personen om bedrijfseconomische, preventieve en pre-preventieve redenen. Tevens het uitvoeren van ca. 3.250 PAGO’s binnen de gehele faciliteit om de doelgroep voor preventie te kunnen bepalen. Daarnaast zal het doorlopen van een loopbaantraject werknemers in staat stellen om op termijn zelfstandig en in afweging met de belangen van een bedrijf keuzes kunnen maken voor hun tegenwoordige en toekomstige functioneren.
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 49
datum: 20 november 2013
Bedrijfsbelang
Loopbaantraject
Werknemerkeuze voor peroonlijke ontwikkeling
Aantallen toepassingen De sector Schilderen & Onderhoud en de sector Afbouw tellen op het moment samen (17.000 + 6.500) ca. 23.500 werknemers. Doel is om ieder jaar ca. 350 personen deel te laten nemen aan een loopbaantraject. Van deze 350 personen zullen ca. 200 kandidaten vervolgens deelnemen aan scholingsactiviteiten waarbij 100 activiteiten op scholing buiten de sector gericht zal zijn en de andere 100 activiteiten binnen de betreffende sector. - 350 begeleidingstrajecten - 350 loopbaanonderzoeken - 350 loopbaanadviezen - 200 scholings- of coachingsactiviteiten Binnen de sector Schilderen & Onderhoud zal ongeveer 16% van de werknemers in een jaar deelnemen aan een PAGO onderzoek. Dit komt bij 17.000 werknemers jaarlijks neer op 2.750 onderzoeken. Binnen de sector Afbouw zal gemiddeld 7,5% deelnemen, ofwel 500 onderzoeken. Dit leidt tot in totaal tot 3.250 PAGO onderzoeken. Er wordt middels deze maatregel gepoogd om de frequentie te verhogen. Beoogd resultaat Er zullen 350 trajecten worden uitgevoerd per jaar. Hierbij kan het resultaat zijn: - functieaanpassing - nieuwe functiebetrekking - functiebevestiging - functieverrijking - functieverandering - scholingsadvies - coachingsadvies
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 50
datum: 20 november 2013
Tijdvak en continuïteit Deze maatregel van de sociale partners geldt voor de periode van 2014 - 2016. Daarna zal de faciliteit worden gecontinueerd door middelen van de sociale partners. Het volume van de faciliteit zal dan nader worden bepaald en geactualiseerd. Uitvoeringsorganisatie Savantis Vakcentrum zal de faciliteit beschikbaar stellen en onderhouden in samenwerking met onder andere Stichting Arbouw.
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 51
datum: 20 november 2013
12.
Maatregel 6: Duurzaam en verantwoord werken en ondernemen Omschrijving maatregel Sociale partners Schilderen & Onderhoud en Afbouw streven er naar om duurzaam en verantwoord werken en ondernemen te stimuleren. Dit heeft betrekking op veiliger en milieuvriendelijker (onder andere via besparing van energie) werken en een balans tussen zakelijk belang, mens en milieu. Het is de verwachting dat duurzaam en verantwoord werken en ondernemen leidt tot reductie van kosten (o.a. energiebesparing en vermindering onderhoudskosten) en een toename van opdrachten. De sectoren ziet deze ontwikkeling als een verduurzaming van de arbeidsmarkt en bijkomend voordeel is een positieve bijdrage aan het imago. Verschillende bedrijven zijn op dit moment gestart met een project ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Deze bedrijven bevestigen de genoemde voordelen van duurzaam en verantwoord werken en ondernemen. Het adviseren van opdrachtgevers ten aanzien van duurzame onderhoudsscenario’s is een belangrijk onderdeel bij duurzaam en verantwoord werken en ondernemen. Een ander aspect is de duurzame inzetbaarheid van werknemers, vakmanschap en het zorgvuldig omgaan met flexwerk. Bedrijven krijgen de mogelijkheid hierover geadviseerd te worden. Het advies heeft betrekking op het maken van (sociaal) verantwoorde keuzes tussen flex- en vaste arbeid in relatie tot bedrijfseconomische strategieën. Uit de sectoranalyse blijkt dat er in de afgelopen en komende jaren een enorme uitstroom van personeel zal plaatsvinden alsmede een forse daling van de instroom van nieuw personeel. Gecombineerd met de vergrijzing en benodigde aandacht voor de vermindering van arbeidsongeschiktheid acht de sector het wenselijk dat bedrijven meer aandacht gaan besteden aan de duurzame inzetbaarheid van zittend en toekomstig personeel. Relatief veel ondernemers in de sectoren Schilderen & Onderhoud en Afbouw leven ingegeven door de economische situatie bij de dag en bereiden zich niet of nauwelijks voor op deze uitstroom en verlies van kennis en hun toekomstige arbeidspotentieel. In 2013 heeft de sector Schilderen & Onderhoud een pilot project Duurzame Inzetbaarheid uitgevoerd. Aan de hand van een onderzoek onder de bedrijfsleiding en personeel is bij bedrijven de stand van zaken bepaald ten aanzien van de onderdelen Personeelsbestand, Organisatie, Gezondheid, Arbeidsomstandigheden en Ontwikkeling. Op basis van de uitkomsten is per bedrijf een plan van aanpak opgesteld om verbeteringen aan te brengen. Uit de pilot is onder andere gebleken dat het zeer wenselijk is om de dialoog tussen werkgever en individuele werknemers te stimuleren, omdat dit voorwaardelijk is voor het maken van effectieve afspraken over de verbetering van de individuele duurzame inzetbaarheid. De gehanteerde en geteste methodiek is, met enige aanpassingen, geschikt gebleken om bedrijven te helpen bij hun strategie om de duurzame inzetbaarheid van hun medewerkers te verbeteren. De bedrijfsscan moet de werkgever op basis van een overzicht van de leeftijdsopbouw van het personeelsbestand inzicht geven in de te verwachten behoefte en de hiermee samenhangende noodzaak om leerlingen op te leiden.
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 52
datum: 20 november 2013
Doelstelling Bedrijven stimuleren en ondersteunen bij het realiseren van beleid inzake duurzaam en verantwoord werken en ondernemen door middel van: 1) Voorlichting en stimulering beleid inzake duurzame inzetbaarheid van werknemers. 2) Bepalen stand van zaken binnen het bedrijf met behulp van o.a: a. Digitale scan voor de ondernemer/bedrijfsleiding b. ‘Toekomstscan Duurzame Inzetbaarheid’ voor de werknemers c. Overige 3) Voorlichtingsbijeenkomst medewerkers 4) Bespreken resultatenverslag 5) Opstellen Plan van Aanpak duurzaam en verantwoord werken en ondernemen 6) Ondersteuning uitvoering Plan van Aanpak, o.a. a. Organisatie overleg ondernemer/werknemer(s) b. Organisatorische vernieuwingen c. Scholing d. Loopbaanbegeleiding Doelgroep Ondernemingen met personeel in de sector Schilderen & Onderhoud en Afbouw. Aantallen toepassingen 2014: 400 bedrijven bedrijfsscan afnemen en 80 bedrijven een adviestraject. 2015: 400 bedrijven bedrijfsscan afnemen en 80 bedrijven een adviestraject. Beoogd resultaat De bedrijven hebben op basis van onderzoek en analyse een Plan van Aanpak duurzaam en verantwoord werken en ondernemen opgesteld en in uitvoering genomen. Tijdvak en continuïteit 2014 en 2015 Naar verwachting zullen de resultaten bij de deelnemende bedrijven zodanig zijn dat na 2015 andere bedrijven zelfstandig de investering zullen plegen te komen tot een Plan van Aanpak duurzaam en verantwoord werken en ondernemen. Uitvoeringsorganisatie Savantis Vakcentrum (met gebruikmaking van o.a. de Toolkit van Arbouw) en overige externe bureaus.
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 53
datum: 20 november 2013
13.
Maatregel 7: Scholing Omschrijving maatregel Sociale partners Schilderen & Onderhoud en Afbouw kiezen ervoor om de deelname aan algemene scholing door werknemers te stimuleren. Afhankelijk van de situatie heeft dit tot doel om bij te dragen aan: - Het behoud van een functie (toekomstgerichte scholing als bijdrage aan duurzame inzetbaarheid); - Het verkrijgen van een andere functie binnen of buiten de sector. In het sectorplan zijn meerdere maatregelen beschreven waarbij scholing van werknemers een onderdeel is van het behalen van de doelstelling van de betreffende maatregel of een uitvloeisel daarvan. De maatregel is zowel van toepassing op individuele werknemers als op ondernemingen die middels een bedrijfsopleidingsplan willen bijdragen aan o.a. het behoud van werkgelegenheid en duurzame inzetbaarheid van hun werknemers. Deze maatregel staat duidelijk in het teken van duurzaamheid en sluit aan bij de bestaande voorziening van het Individuele Budgetreglement (IBR). Dit is een cao-voorziening waarmee werknemers een individueel scholingsbudget opbouwen. Er kan scholing worden gevolgd “die verband houdt met zijn huidige functie of een eventuele toekomstige functie.” 48 Dit budget biedt ook de ideale basis voor werklozen: in het IBR-reglement staat dat het saldo op de individuele budgetrekening ter beschikking staat van de werknemer gedurende de periode dat hij onder de werkingssfeer van de cao valt en direct aansluitend gedurende drie jaar. Echter waren de budgetten in het verleden nog niet toereikend voor de realisatie van een aantal scholingstrajecten. Het budget dat een werknemer via zijn IBR beschikbaar heeft, dient daarom als cofinanciering binnen deze maatregel om zo dit budget tot een substantieel bedrag op te hogen. Binnen de regeling valt onder andere: scholing die voortvloeit uit de bedrijvenscans van maatregel 6 trainingen gericht op energiebesparing en milieuvriendelijk werken sollicitatietrainingen en kadercursussen Doelstelling Door middel van scholing werknemers ondersteunen bij het behoud van een functie of het verkrijgen van een andere functie binnen of buiten de sector. Doelgroep Werknemers in de sector Schilderen & Onderhoud en Afbouw.
48
A&O Services, IBR , Art 3, 3. https://www.aoservices.nl/SiteCollectionDocuments/Reglement%20IBR%20per%206%20juni%202012.pdf DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 54
datum: 20 november 2013
Aantallen toepassingen 2014: 500 deelnemers 2015: 500 deelnemers Beoogd resultaat 1000 deelnemers aan een algemene scholingsactiviteit. Tijdvak en continuïteit 2014 en 2015. Uitvoeringsorganisaties Trainingsbureaus en cursusaanbieders. Werknemers en ondernemers kiezen zelf een geschikte aanbieder voor de gewenste scholing.
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 55
datum: 20 november 2013
14.
Bijlagen Bijlage 1: Samenwerkingsovereenkomst en machtiging hoofdaanvrager Bijlage 2: Regionale samenwerkingsverbanden Schilderen & Onderhoud en Afbouw
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 56
datum: 20 november 2013
Bijlage 1.
Samenwerkingsovereenkomst Sectorplan Schilderen & Onderhoud en Afbouw en machtiging LOF
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 57
datum: 20 november 2013
Bijlage 2. Regionale samenwerkingsverbanden Schilderen, Onderhoud en Afbouw
DIR2.2013.0145 Ingediend bij het Agentschap SZW op 22 november 2013
bladzijde 58
datum: 20 november 2013