Vastenaktie 2009 – project Brazilië Begeleidingstraject Bisdom Rotterdam
AANVULLENDE INFORMATIE BRAZILIËPROJECT In de noordelijke deelstaat Pará rukt de grootschalige sojateelt op. Dat heeft grote gevolgen voor de lokale bevolking en het leefmilieu. Grond wordt op grote schaal onteigend, tropische regenwouden worden gekapt en de lokale bevolking wordt bedreigd in haar bestaan. De Commissie voor het Grondpastoraat (CPT) van het bisdom Santarém spoort het lokale bestuur aan om de sojaproblematiek op de politieke agenda te zetten. Ze helpt de lokale bevolking bij grondconflicten. En ze geeft trainingen en cursussen om de productie van de kleine bedrijfjes te vergroten. Dit project van de CPT staat centraal in de Vastenaktiecampagne van 2009. De gevolgen van de soja-invasie voor de lokale bevolking worden heel inzichtelijk in het voorbeeld van Dona Maria Raimunda dos Santos. Zij speelt een belangrijke rol in het onderwijsproject “Samen sterk voor Brazilie” en in een document, dat de CPT in augustus 2008 heeft uitgebracht. In dit setje hebben we de volgende informatie bijeengebracht: • Drie persoonlijke getuigenissen van: o Dona Maria Raimundo dos Santos o Seu Júlio Góes dos Santos, haar echtgenoot o Beatriz da Silva Leite, een kleinkind • “Bloedgewas: de gewelddadige kant van de Braziliaanse soja-industrie”, een artikel uit de Britse krant The Telegraph van 13 oktober 2007
1
VERHAAL 1 – DONA MARIA RAIMUNDA DOS SANTOS Mijn naam is Maria Raimunda dos Santos. Ik ben 54 jaar oud. Ik ben geboren in Rio Oteiro in de regio van Majary in Prainha. Ik trouwde toen ik 24 was in de gemeenschap van Catispero. In 1980 begonnen mijn man en ik in Majary te werken. In 1985 begonnen we ons eerste huis te bouwen. Toen onze kinderen ouder werden, bouwden we een ander huis. Naast het helpen van mijn man op het veld (planten) heb ik altijd als onderwijzeres gewerkt. Ik was 18 jaar oud toen ik les begon te geven. Ik had mijn school nog niet af toen ik les begon te geven. Pas later verliet ik de school en ontving ik mijn onderwijsbevoegdheid. Ik onderwees altijd de kinderen vanaf de kleuterschool tot de vierde graad: leerlingen van vier tot twaalf jaar oud. Slechts twee jaar gaf ik onderwijs aan jongeren en pubers. Toen bouwden we het huis in Majary en de leden van de gemeenschap kwamen bij elkaar en vroegen me les te geven in de school aan de kinderen van de gemeenschap. Ik ben de enige onderwijzer in Majary. Gedurende enkele jaren gaf ik ook les in de gemeenschap van Patauá, vlakbij Majary. Vanwege het grondconflict in ons land, vonden de mensen het beter voor mij om les te blijven geven in Majary omdat ik ’s ochtends vroeg alleen moest lopen en mij misschien iets ernstigs kon overkomen onderweg naar school. Zo bleef ik les geven in Majary. Enige kinderen uit Patauá komen hiernaar toe. Hun ouders brengen hen.
Ik sta op om vijf uur ’s ochtends. Ik maak het ontbijt klaar en ik wek mijn kleinkinderen die met mij naar school gaan. Dan eet ik mijn ontbijt en om kwart over zes gaan wij naar school. We lopen ongeveer anderhalve kilometer naar school. In het regenseizoen is dat erg moeilijk. Dit jaar ging onze paraplu stuk, zodat we nu handdoeken gebruiken om ons tegen de regen te beschermen. De weg staat vol water en modder. ’s Ochtends geef ik les van 7 uur tot half elf en van kwart voor elf tot drie uur.
2
Wanneer mijn kinderen thuis zijn, brengen zij mij de lunch. Maar wanneer dit niet het geval is, eet ik iets in school en eet ik lunch als ik thuis kom. Wanneer ik weer thuis ben, maak ik het huis schoon. Mijn kleinkinderen en ik maken het avondeten klaar en helpen mijn man op de roça. ’s Avonds, na het eten, bereid ik de lessen voor de volgende dag voor. Soms blijf ik daarvoor tot middernacht op. Om mijn gezin te kunnen onderhouden, werk ik als onderwijzer en verkopen we meel en fruit zoals sinaasappelen. De landbouwproducten zijn hoofdzakelijk voor onze eigen consumptie. We leven met veertien mensen in het huis en alles hangt van dit land af om te kunnen leven. Ik heb kinderen die in de stad studeren en we ondersteunen hen daarbij financieel. We hadden altijd een eenvoudig leven, maar sinds de komst van de twee broers (sojaproducenten) die afkomstig zijn uit de staat Paraná (in het zuiden van Brazilië), veranderde ons leven compleet. Zij willen ons ons land afnemen en onze vrede wegnemen. Mijn man en kinderen zijn gek geworden door deze situatie. Met de hulp van God ben ik in staat om hen te controleren, maar soms is het erg moeilijk. De sojaproducenten respecteren ons niet en willen ons altijd intimideren. De aanwezigheid van de CPT heeft veel geholpen bij het vechten voor ons land. Na verschillende bezoeken van Gilson en de komst van de filmploeg van Cordaid zijn de intimidaties gestopt. De sojaproducenten hebben niet veel meer gedaan en de relatie met onze buren is verbeterd. Ik weet niet of ze gemerkt hebben dat wij hulp krijgen of dat zij nog iets ergers plannen. We hadden geen geld om de advocaat te betalen. We maakten ons hierover zorgen omdat de sojaproducenten meerdere advocaten hebben die zich altijd bezig houden met de zaak. Nu het project van de CPT en Cordaid de uitgaven van de advocaat helpt te betalen en zorgt voor ons probleem, zijn we blij en hopen we dat dingen zullen veranderen. In Prainha veranderen de rechters elke keer en dat is niet goed voor onze zaak. Daarom is het ook nodig dat er altijd een advocaat is die met de rechters kan praten als dat nodig is. De hulp van Gilson is heel belangrijk. Hij trekt zich altijd onze zaak aan en weet steeds een weg te vinden om ons te helpen. Tijdens een bijeenkomst van de CPT in november 2007 met mensen uit de naburige gemeenschappen gaf Gilson informatie over hoe de sojaproducenten naar een gebied trekken en het land van de mensen beginnen te kopen. De mensen werden echt geïnteresseerd en vragen nu de CPT om terug te komen en meer te vertellen over dit onderwerp. Dit is erg belangrijk omdat mensen zich bewust moeten worden van de uitbreiding van de sojaboon in Pará en hoe de mensen hun grond verkopen. Heel wat gezinnen in Majary hebben hun grond verkocht maar ze begrijpen niet de dynamiek hoe de sojaproducent hierbij is betrokken. Ik heb de gemeenten Santarem en Belterra bezocht en ik heb gezien hoe en waar de sojaboon is geplant. Ze kappen alle bomen om sojabonen te planten en niemand leeft meer in dit gebied. Onze mensen moeten dit weten opdat zij hun land niet aan de sojaproducenten geven. Ik heb nog vier jaar voordat ik als onderwijzeres met pensioen ga, maar soms voel ik me echt vermoeid. Maar God geeft mij energie en kracht om te vechten en door te gaan met vechten voor ons land. Zolang als dit conflict al duurt, heb ik nog geen negatieve gedachte gehad. Ik denk altijd positief omdat ik vecht voor wat van mij is. Ik vecht altijd om mijn gezin te verdedigen. Dit land is ons leven omdat het de plaats is waar we zaaien, planten en ons voedsel krijgen. Met de hulp van CPT en Cordaid hebben we nu de kans om ons gevecht te winnen. We zullen slagen! Majary, 19 april 2008 (vertaling: Jan Maasen)
3
VERHAAL 2 – SEU JÚLIO GÓES DOS SANTOS Mijn naam is Júlio Góes dos Santos. Ik ben 49 jaar oud en ik woon sinds 1985 in de gemeente Majary. Daarvoor woonde ik zes jaar in Catispero, 12 kilometer van Majary. Daar heb ik mijn vrouw ontmoet en trouwden we. Later verhuisden we naar Majary. Ik heb elf broers en zusters en ik heb slechts twee jaar onderwijs gehad. Uit mijn huwelijk heb ik zes kinderen: vijf meisjes en een jongen. Om mijn gezin te kunnen onderhouden werk ik op de roça1 en als er vraag naar was, verleende ik diensten aan iemand anders. Wat we op het veld verbouwen is hoofdzakelijk voor eigen consumptie. Ons eerste huis in Majary was klein. Mijn vrouw en ik bouwden het zelf. Nadat onze kinderen waren geboren, moesten we het uitbreidden. Onze kinderen trouwden maar ze wonen nog steeds bij ons. Later kwamen de kleinkinderen. Nu leven we met veertien mensen in het huis en vier anderen komen hier in het weekend naar toe. Ik heb ook wat vee, waarvan we de melk kunnen geven aan de kinderen en de volwassenen in het huis. Mijn dagelijks leven begint echt vroeg in de ochtend. Ik melk het vee en laat het los op het veld. Dan ga ik naar de plek waar we onze roça hebben. Op andere dagen ga ik vissen en jagen voor de lunch van ons gezin. Sinds de sojaproducent is gekomen, ben ik de laatste tijd ontmoedigd om dit te doen. Voordat ik hier kwam wonen, heb ik hier eerst vier jaar gewerkt. Enkele buren en ik kwamen naar dit gebied om een stuk land uit te kiezen. We kozen kleine stukken en begonnen te werken. We waren juist naar Majary gekomen omdat hier het land goed bewerkt kon worden. Toen ik de grond de eerste keer bebouwde, ging alles goed. De aanplant was mooi en ik was echt enthousiast. We plantten rijst, maïs en cassave. In de oogsttijd waren we gewoon een deel van wat we geplant hadden te verkopen en dan gingen we naar Prainha en Monte Alegre om andere dingen te kopen. Ik nam deel aan verschillende activiteiten van de gemeenschap. Ik was lid van het voetbalteam. De naam van het team was “Esporte Club Majary”. Ons team bezocht andere gemeenschappen en we hadden voetbalwedstrijden. Na de komst van de mensen die ons onze grond willen afnemen (de sojaproducenten) is zelfs het voetbalteam gestopt. Toen de sojaproducent kwam, pretendeerde hij een vriend van ons te zijn. Hij kwam geregeld naar ons huis om te praten en vertelde dat hij in deze omgeving wilde werken. Op een dag kwam hij naar ons huis en vroeg me of ik alle juiste papieren had om aan te tonen dat ik de grond in eigendom had. Ik antwoordde dat we dat nooit nodig hadden gehad. Daarna zagen we de man twee maanden lang niet. Toen hij terugkwam, had hij een andere man bij zich uit de stad en hij bracht documenten mee, die aangaven dat het land waarop ik woon nu zijn eigendom was en dat mijn gezin het nu moest verlaten. Ik zei tegen hem dat wat hij vertelde niet waar was en dat ik het land niet zou verlaten. Daarop dreigde hij juridische acties te ondernemen om ons van het land te verdrijven. Vanaf die dag kenden onze levens geen vrede meer. Op een dag gingen mijn zonen naar ons stuk land om het te bewerken en zij staken houten stokken in de grond om de grenzen van ons land te markeren. De sojaproducent trok de houten stokken uit de grond. De volgende dag ging ik terug naar het veld en de sojaproducent zei tegen mij dat hij mijn gezin niet langer meer in dit gebied wenste te zien. Hij gaf aan dat hij de stokken had weggegooid en dat hij mijn zonen niet had neergeschoten omdat hij ze niet had gezien. Ik werd echt bang en ik ging terug naar huis en vertelde mijn vrouw en kinderen wat hij tegen mij had gezegd. Op een dag kwam hij naar mijn huis en hij zei dat ik een klein stuk grond mocht uitkiezen en dat hij mij zou toestaan daar met mijn gezin te leven. Als ik hiermee niet zou instemmen, zou hij de politie roepen. Enkele dagen later ontdekten we dat hij de politie had gebeld om ons te arresteren. We verzamelden het hele gezin en we wachtten op de politie. De politie ging alleen naar de roça en kwam nooit bij ons huis aan. Hij deed dat om ons bang te maken zodat wij de grond zouden verlaten. Daarnaast sprak hij met 1
Roça is een begrip om een stuk grond te beschrijven waarop families gewassen verbouwen; meestal ligt het vlakbij een huis.
4
onze buren en beloofde hen dingen opdat zij zich tegen ons zouden keren. Ik kan me nog herinneren dat de buurman die het dichtst bij ons woonde, vroeger bijna een lid van onze familie was. Onze gezinnen waren gewoon voedsel te delen, samen te werken en açai te verzamelen. Alles deden we samen. Ik voelde me bedrogen door mijn buren. Omdat geen enkele van de voorgaande acties er toe geleid had dat wij onze grond verlieten, begon hij een juridisch proces om ons van het land te krijgen. Daarna, nog voor een officiële uitspraak van de rechter, drong hij onze stukken grond binnen, hij knipte de draden door en zijn werknemers kwamen met tractoren om de grond voor te bereiden voor zijn plantage. We gingen naar de stad en we zochten een advocaat om ons te helpen, maar die advocaat deed niets. Omdat we geen geld hadden om een advocaat te betalen, begonnen we te denken aan andere manieren om hulp te krijgen. Omdat we allemaal katholiek zijn, ging mijn vrouw naar Santarem om hulp van de kerk te vragen. Zij nam contact op met de CPT (Commissão Pastoral da Terra). Ze sprak met de coördinator, pater José Boeing, die zei dat hij wilde helpen. De priester was ook advocaat. Hij begon het juridisch proces om ons land in ons bezit te houden. Vanaf die dag begon de juridische strijd. Aan de ene kant de sojaproducent, die een officiële verklaring vroeg die zou aangeven dat wij het land moesten verlaten en aan de andere kant wij, die vroegen om ons land te behouden. De priester moest de CPT verlaten omdat hij andere verantwoordelijkheden kreeg en hij was niet in staat om ons elke keer te helpen als wij hem nodig hadden. De priester vroeg een andere advocaat om ons te helpen, maar die zei dat hij andere dingen te doen had en wij hadden geen geld om een andere advocaat te betalen. In 2006 bezocht Gilson van de CPT ons en begon ons te helpen. Hij sprak met zijn vriend die advocaat is, Glaydson, en hij begon voor onze zaak te zorgen. Maar er was een probleem. De CPT noch wij hadden geld voor zijn reis- en verblijfskosten (hotel, eten) als hij in Prainha moest zijn om onze zaak te behartigen. Dit was een probleem omdat in Prainha de rechters constant veranderen en er dus behoefte is om dicht op de zaak te zitten. De advocaat kon alleen komen als hij er al om een andere reden naar toe moest of als Gilson in staat was geld te krijgen voor zijn reiskosten. Nu het project van de CPT het honorarium van de advocaat betaalt, hoopt ons gezin, dat dingen zullen veranderen en dat we in staat zullen zijn om in vrede te leven. Ik hoop dat God de mensen in Nederland helpt, Gilson en de CPT en iedereen die ons helpt om de situatie op te lossen. Ik geloof dat het allerbelangrijkste om ons probleem op te lossen de hulp was van de mensen uit Nederland, die een partnerschap met de CPT hebben om de advocaat te betalen. Als dit niet was gebeurd, zouden we dezelfde moeilijkheden blijven ondervinden en het juridisch proces zou vele jaren duren en we zijn moe van deze situatie. Ik hoop dat de rechter nu snel een beslissing neemt over wie de eigenaar van de grond is. Als dit is opgelost, hoop ik dat mijn leven weer vrede heeft en dat ik terug kan om te werken en mijn leven te leiden. Majary, 19 april 2008 (vertaling: Jan Maasen)
5
VERHAAL 3 – BEATRIZ DA SILVA LEITE Mijn naam is Beatriz da Silva Leite en ik ben zeven jaar oud. Ik zit in de tweede klas en mijn onderwijzeres is mijn oma. Ik kan al enige woorden lezen en schrijven. Ik ben in Majary geboren en ik heb twee zusjes en een broertje. Ik speel graag met hen. Elke dag ga ik met mijn oma naar school. Ze wekt me vroeg en we gaan echt vroeg naar school. Daarvoor ga ik in bad, eet, kleed mij aan en ga naar school. Ik houd van leren en spelen op school. Als de school uit is, lopen mijn neefjes en nichtjes en ik terug naar huis. Mijn oma blijft op school omdat ze nog les moet geven aan andere kinderen. Als het regent, is het moeilijk om naar school te gaan. We bedekken onze hoofden met een handdoek. De weg wordt modderig en wij worden vuil. De school ligt ver van ons huis en ik word moe. Thuis eet ik mijn lunch. Ik eet vlees van verschillende dieren zoals paca, tatu, jabuti, cotia en ik eet ook fruit zoals sinaasappelen. Thuis leven we allemaal samen: mijn opa en oma, ooms, tantes, neven en nichten. Mijn ouders en mijn broers en zusjes komen hier zaterdags en zondags. We leven op het land, dat van mijn opa en oma is. Mijn oma heeft alleen dit land. Als ze dit land verliest, worden mijn opa en oma droevig. Als ze het land wegnemen, hebben we geen plaats meer om naar toe te gaan. Toen die man kwam (sojaproducenten), probeerde hij het land af te pakken en mijn opa en oma werden bedroefd. Ik wil niet dat die man het land wegneemt dat van mijn opa en oma is. Mijn oma vecht om haar land niet te verliezen. Mijn ooms helpen ook. Er is ook een advocaat die helpt. Dat is goed, want de advocaat moet praten met de rechter in Prainha. Mijn oma vertelde me, dat Gilson bij de CPT werkt en dat zij ons helpen. Gilson is al verschillende keren naar ons huis gekomen. Mijn oma heeft geen geld om de advocaat te betalen. Als de CPT de advocaat kan betalen, is dat goed voor ons. Ik denk dat de man die het land van mijn oma wil afpakken, ook de grond wil van de andere mensen die vlakbij ons wonen. Als de buren hun land verkopen, is dat slecht. Als de mensen weggaan, zal er niemand meer naar school gaan om te leren. Mijn beste vriendin op school is Queliane. Als haar vader zijn land verkoopt, kan ik mijn vriendinnetje niet meer zien en niet meer met haar spelen. De mensen van ons dorp moeten geholpen worden om hun land niet te verkopen. Als mijn oma haar land houdt, wil ik dokter worden om de zieke mensen te kunnen helpen. Als ik later groot ben wil ik in Majary leven en als ik dokter ben wil ik de mensen hier helpen. De man die probeert het land te krijgen, is een slechte man. Als ik bid, vraag ik God om mijn oma te helpen zodat ze niet haar land verliest. Als God ons helpt het land te houden, zullen we weer gelukkig zijn. Majary, 19 april 2008 (vertaling: Jan Maasen)
6
BLOEDGEWAS: DE GEWELDDADIGE KANT VAN DE BRAZILIAANSE SOJA-INDUSTRIE (The Telegraph, 13 oktober 2007)
Eindeloze stroken regenwoud worden gerooid om te voorzien in grond voor de zeer snel groeiende soja-industrie van Brazilië – en diegenen die protesteren worden geconfronteerd met gewelddadige vergelding. Alex Bellos ontmoet de landrechten activisten, die hun leven riskeren om hun gemeenschappen te redden. In een verafgelegen hoek van het regenwoud van de Amazone richtten twee mannen hun geweren op een passerende auto en vroegen de bestuurster om uit te stappen. Dorothy Stang, een 74-jarige religieuze, stapte uit. Ze toonde hen haar bijbel en zei: “Dit is mijn wapen”. De mannen luisterden toen zij een passage voorlas, en schoten toen zes keer op haar. Ze lieten haar lijk achter met haar gezicht in de modder en haar bloes bevlekt met bloed. Stang was een Amerikaanse religieuze, die al meer dan drie decennia in het Braziliaanse Amazonegebied leefde en een vooraanstaand actievoerster was, die het opnam voor de lokale armen. De wreedheid van haar dood in 2005 riep wereldwijd verontwaardiging op. En een schokkend aspect van deze gebeurtenis was, dat het was voorspeld. In Pará, de Braziliaanse deelstaat waar ze leefde, circuleert een “dodenlijst” van activisten die een moordaanslag riskeren. De lijst wordt opgesteld door actiegroepen om bewustzijn te wekken. Stang stond al vele jaren op deze lijst. Alleen omdat Stang een Amerikaanse was, werd haar dood in de internationale media bericht. Tussen 1971 en 2004 zijn minstens 772 arme boeren en activisten die opkomen voor de mensenrechten, vermoord in Pará. Voor de andere mensen op de dodenlijst maakte de moord op Stang zichtbaar wat hun eigen mogelijke lot zal zijn. “Toen ik hoorde dat Stang was vermoord heb ik die nacht veel gehuild, en dat deden ook veel mensen, die haar niet hadden gekend,” vertelde Ivete Bastos. Zij is een Braziliaanse medewerkster van een liefdadigheidsinstelling (NGO?) die zelf op de dodenlijst staat. “Ik dacht ook: ik ben de volgende die aan de beurt is.” Dreiging van de soja Bastos zat in haar kantoor van de landarbeiders vakbond STTR ( Sindicato de Trabahaldoras e Trabalhadores Rurais) in Santarém, een stad die 500 mijl (800 kilometer) stroomopwaarts gelegen is op de plek waar de diepblauwe Tapajós en de grijsgroene Amazone samenvloeien. Santarem ligt op 300 mijl (500 kilometer) afstand van de plaats waar Stang werd vermoord, op de oostelijke grens van het regenwoud. Stang probeerde de grond te beschermen tegen de veeboeren. Ook Bastos voert als voorzitster van de STTR actie om het regenwoud te redden. Maar in Santarém komt de dreiging van de soja, Brazilië’s snelst groeiend gewas. Vorig jaar werd het land de grootste soja-exporteur van de wereld. Ruim eenderde van de oogst gaat naar Europa voor veevoer. Bastos is veertig jaar en moeder van drie kinderen. Ook zij heeft al te lijden gehad onder intimidatie. Op een keer kwam een lokale zakenman haar bezoeken, vergezeld door een gewapende kornuit, die suggereerde dat hij zijn wapen zou gebruiken als zij niet zou stoppen met haar acties. Een andere keer probeerde een man via een raam haar flat in te klimmen om haar aan te vallen. (Ze riep dat zij zijn hoofd af zou hakken en hij rende weg.) Haar meest nabije ontmoeting met de dood vond plaats toen ze aankwam bij een bijeenkomst in Gleba Pacoval, een paar uur rijden van Santarém langs een modderig pad. Omdat men de bewoners had verteld dat ze zou worden vermoord als ze daar zou
7
worden aangetroffen, is ze toen weer direct vertrokken. Kort daarna verscheen een auto met gangsters, die alle gewassen van het dorp verbrandden. Politiebescherming Als onderdeel van een federaal project om “verdedigers van de mensenrechten” te beschermen bood de politie haar zes maanden geleden 24 uur per dag bewapende beveiliging aan. Op de dag dat ik haar ontmoette ging ze naar het politiebureau om het aanbod te aanvaarden. Het had haar een tijdje gekost om hiermee in te stemmen – ze was op haar hoede geweest omdat ze zich realiseerde dat ze zekere vrijheden zou verliezen en, zoals alle armen op het platteland, heeft ze een diep wantrouwen tegen het gezag. Maar haar vrienden overtuigde haar dat beveiliging nodig was. Acht andere mensen in Pará worden ook beveiligd, waaronder drie priesters. In het politiebureau werd Bastos naar een kamer geleid met portretten van commissarissen op de muur en een Braziliaanse vlag in de hoek. Het hoofd van de staatspolitie en de commandant van het plaatselijke bataljon stonden op om haar te ontmoeten – hun formele optreden en hun houding vol zelfvertrouwen contrasteerden sterk met de frêle, gedrongen gestalte van Bastos. Bastos heeft de kenmerkende inheemse trekken van de caboclo, de mestiezen afstammelingen van Indianen en kolonisten. Ze ging zitten en legde uit hoe haar leven in gevaar was. Aanvankelijk was haar stem iel, maar geleidelijk won ze aan zelfvertrouwen. Ze vertelde tegen de politiebeambten: “Ik ben klaar om te sterven. Ik ben niet bang. Ik kan de strijd niet opgeven.” De politie legde uit, dat twee manschappen haar 24 uur per dag zouden beveiligen. Toen we het bureau verlieten, vertelde Bastos dat ze de indruk had dat de staat nu voor het eerst haar armen voor haar opende. Maar, voegde ze daar aan toe, “mijn blijdschap hierover is beperkt. Nu zal ik mijn werk kunnen doen en plaatsen kunnen bezoeken waar ik voordien niet kon komen. Maar aan de andere kant zal ik geen privacy meer kennen. Hoe kan ik blij zijn als ik 24 uur per dag onder bescherming sta terwijl ik geen misdaad heb begaan.” Vernietiging van het regenwoud Het Amazoneregenwoud is het grootste tropische woud ter wereld. Het bedekt een oppervlakte zo groot als West-Europa en bevat een vijfde van alle levensvormen te wereld. Tot aan de rubber boom aan het eind van de negentiende eeuw was het zo goed als maagdelijk en werd het bijna uitsluitend bewoond door inheemse Indianen. Maar in de jaren zeventig kwamen de Brazilianen in grote getale naar het regenwoud – dankzij de nationalistische ijver van de toenmalige dictators. Er werden wegen aangelegd en tienduizenden kolonisten stroomden binnen. Sindsdien is ongeveer 15 procent van de Braziliaanse Amazone vernietigd. Hoewel de snelheid van ontbossing de laatste tijd is afgenomen, is de schaal daarvan nog steeds verbazingwekkend – in de komende 24 uur zal een gebied zo groot als 5000 voetbalvelden worden verbrand of omgehakt, afgaande op de snelheid van het afgelopen jaar. De meeste vernietiging heeft plaats gevonden in de zogenaamde “Boog van de ontbossing” – de zuidelijke grens van de Amazone, waar houthakkers, veeboeren en graanboeren dieper het bos indringen. Hier wordt de uitbreiding gevoed door de sojaboom.
8
Graanterminal Cargill Santarém bevindt zich 800 mijl (1200 kilometer) ten noorden van het gebied waar de soja groeit. Maar de stad werd een speerpunt (vlampunt) op de landbouwgrens van Brazilië in 1999, toen de Amerikaanse graanhandelmaatschappij Cargill besloot om een graanterminal te bouwen in de haven van Santarém om zo een goedkopere en snellere verbinding te krijgen voor de uitvoer van soja naar Europa. De soja hoefde men dan niet langer meer per vrachtwagen naar de zuidelijke havens van Brazilië te vervoeren. In plaats daarvan kan men het nu per boot afvoeren naar Santarém, vanwaar het verder kan worden vervoerd op oceaanschepen. De opening van de terminal in 2003 heeft de omgeving veranderd. Het was voordien een gebied waar nauwelijks gemechaniseerde landbouw plaatsvond, en dat willekeurig bevolkt werd door kleine zelfvoorzienende boeren en caboclo gemeenschappen. Maar met de middelen voor export vlak voor de deur, kwamen ontwikkelaars binnen en begonnen op grote schaal rijst en soja te planten. Het gebied met grote boerderijen groeide snel naar 300 vierkante mijl (750 vierkante kilometer). De meeste daarvan op overgroeide wildernis, maar naar schatting tien percent op recent vernield regenwoud. Behalve milieuschade waren er ook sociale kosten. Veel arme mensen leefden op de grond die de sojaboeren wilden hebben. Sommige verlieten het gebied vrijwillig na hun lapjes grond verkocht te hebben, maar anderen trokken weg na dreigingen met geweld. Gemeenschappen verdwenen en het landschap werd met de grond gelijk gemaakt. Portret van een actievoerster Voor Ivete Bastos heeft de soja alleen slechte dingen naar Santarém gebracht: ellende, angst en uitbuiting. Ze is geboren en getogen in Carariaca, een klein caboclo dorp op twee uur afstand varen van Santarém. De gemeenschap leefde in het regenwoud. De gezinnen die er leefden verbouwden gewassen voor eigen gebruik. Terwijl zulke dorpen materieel gezien erg arm zijn, wordt er weinig honger geleden omdat de rivieren vol vis zijn en de bomen volhangen met fruit. “Tot onze cultuur behoorde dat we de natuur respecteerden,”vertelde ze. “We luisterden naar de vogels en geloofden dat ze tot ons spraken.” Bastos groeide op met haar ouders en elf broers en zusters. Ze plukten fruit om te verkopen op lokale markten en tapten rubber voor extra geld. Op school ontdekte ze dat ze een gave had om te organiseren en ze werd een gemeenschapsleidster. Ze raakte ook actief in een lokale kerkelijke groep en ze begon haar dorp te verlaten om kerken te bezoeken in andere gemeenschappen in het regenwoud. Ze trouwde en heeft nu drie kinderen. Pas toen ze ruim dertig jaar oud was werd Bastos politiek actief en werd ze lid van de landarbeidersvakbond in Santarém (STTR). De STTR zorgt voor verbindingen tussen de gemeenschappen en biedt hen een gemeenschappelijke stem. Eerst was Bastos de vertegenwoordigster van de STTR van haar dorp. Ze voerde actie voor onderwerpen als de aanleg van de eerste publieke telefooncel in Carariaca. Ze was efficiënt en populair, en werd regionaal directeur op haar 34e. Dit bracht met zich mee, dat ze in Santarém moest gaan wonen. De verhuizing naar een stad was een grote culturele schok. De eerste nacht liet ze haar sandalen buiten staan, zoals ze in het regenwoud gewoon was. Toen ze de volgende ochtend naar buiten ging om ze aan te doen, waren ze gestolen.
9
Op haar werk werd ze met problemen geconfronteerd die ze nooit had kunnen voorzien. Haar verhuizing naar Santarém viel samen met de start van de soja boom. Veel gemeenschappen die lid waren van de STTR werden bedreigd door grondspeculanten. Ze voerde niet langer meer actie voor kleine dorpsonderwerpen, maar ze streed voor het bewaren van een levenswijze. De STTR begon met een campagne om mensen te weerhouden hun grond te verkopen. Na het eerste jaar in Santarém werd Bastos verkozen tot voorzitster van de STTR. Dit maakte haar tot de belangrijkste activist in de regio die zich verzette tegen de uitbreiding van de soja. Tot haar baan behoorde het bezoeken van alle gemeenschappen in haar gebied, het houden van bijeenkomsten en het organiseren van demonstraties. Weldra begonnen de doodsbedreigingen. Zelfs bij een bezoek aan haar plaatselijke gezondheidskliniek herkende de arts haar van de televisie. Hij zei tegen haar: “ik hoor dat je gaat sterven.” Grote machtsverschillen Brazilië heeft een van de meest oneerlijke welvaartsverdelingen in de wereld, waarbij een klein deel van de bevolking de meeste grond bezit en er een gigantische onderklasse van armen is. Dat komt omdat Brazilië het land is waarin meer slaven zijn ingevoerd dan waar dan ook in Amerika. De kloof tussen bezitters en bezitlozen houdt een cultuur van corruptie en straffeloosheid in stand, die neigt schaamtelozer te worden naarmate het gebied meer afgelegen is. In Pará bij voorbeeld is het gemakkelijk om een moordenaar in te huren die iedereen verwijdert die in je weg staat. Van de 772 landrechten-activisten die tussen 1971 en 2004 in Pará zijn vermoord, kwamen slechts drie gevallen voor de rechter. Toen in 2005 de veeboer Vitalmiro de Moura Dorothy Stang het zwijgen op wilde leggen, betaalde hij 12.000 pond (16.000 euro) aan twee moordenaars om haar te doden. Hij loste slechts een probleem op de traditionele manier op. De internationale opwinding die dat teweegbracht, maakte hem echter tot een uitzondering – hij werd berecht, samen met de moordenaar en een tussenpersoon, en veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig jaar. Praktijk van de grilagem De situatie in het Amazonegebied is verergerd, omdat hoewel de Braziliaanse regering mensen stimuleerde om zich daar te vestigen, zij geen verdere stappen nam en hen geen echt eigendom gaf van hun stukjes grond. Ongeveer negentig procent van het westelijk deel van Pará wordt nog steeds beschouwd als publieke grond. Dit heeft geleid tot de praktijk van grilagem, oftewel de verkoop van valse grondtitels. Dat wordt zo genoemd, omdat de valse documenten vermoedelijk in dozen werden gestopt met grilos (krekels) om ze er authentiek te laten uitzien. Grileiros zijn de mannen op de grens van de ontbossing, die gedijen op wetteloosheid en geweld als zij land inpikken om het te verkopen. Bastos gooit de grileiros, de sojaproducenten, de houtkappers en de veeboeren op één hoop. Ze noemt hen de grande, de grote mensen, d.w.z. de politieke en economische elite. Ze beschrijft haarzelf als een vertegenwoordigster van de pequeno, de kleine mensen, de machtelozen. “Er is geen plaats voor de pequeno omdat de grande alles voor zichzelf wil.” Bastos vertelde dat de grande gewoonlijk nooit hun gezicht laten zien. In plaats daarvan betalen ze lokale gangsters om hun smerig werk te doen. Wanneer ze het regenwoud ingaat, wordt ze vaak staande gehouden door lokale mensen en krijgt ze “boodschappen”. Zo vertelde ze: “Mij werd gezegd, dat als ik zou terugkeren dat in een doodskist zou zijn, of als ik er in zou slagen landrechten te verkrijgen voor een groep van kleine boeren, ik in as zou worden veranderd.” De druk heeft een fysieke en emotionele tol geëist. Ze lijdt
10
aan stress, en heeft serieuze aanvallen van depressie gehad – waarvan ze elke keer herstelde in Carariaca, de enige plaats waar ze zich veilig voelt. Voor Bastos wordt de grande het meest duidelijk belichaamd in Cargill. Juist het besluit van deze Amerikaanse maatschappij om de graanoverslagplaats in Santarém te bouwen leidde tot de komst van de grileiros en de wetteloosheid in hun gevolg. “De overslagplaats fungeerde als een magneet voor onteigening en illegale activiteiten,” aldus John Sauven van Greenpeace. Illegale aanleg De lokale gevoelens tegenover Cargill werden verergerd door aantijgingen dat de overslagplaats illegaal zou zijn gebouwd. Direct toen de bouw startte begon de federale aanklager een juridische zaak tegen Cargill. Het bedrijf zou niet in staat zijn geweest om de juiste milieueffectrapportage te overleggen. Cargill vocht de vervolging aan bij de rechtbank. Eerder dit jaar werd de overslagplaats tijdelijk gesloten, nadat een rechter een uitspraak had gedaan tegen Cargill. Maar de overslagplaats is weer open gegaan toen Cargill in beroep ging. Volgens actiegroepen als Greenpeace heeft Cargill geprofiteerd van de juridische anarchie in Brazilië door een controversieel bedrijf te bouwen en financiële assistentie te verlenen aan de lokale sojaproductie zonder kennelijk rekening te houden met de sociale en ecologische kosten. Maar er zijn ook velen in Santarém die Cargill verdedigen met het argument dat de aanwezigheid van de overslagplaats rijkdom naar de stad heeft gebracht. Het is niet gemakkelijk om een supporter van Cargill te spreken te krijgen. De sojaproducenten praten niet met de media. Hun belangen worden behartigd door de Vereniging van Agrarische Producenten . De voorzitter van de vereniging, Adinor Batista, is een melkveehouder en zakenman die een garage met reserveonderdelen bezit in Santarém. In zijn kantoor met zware air-conditioning legt Batista zijn positie uit. Santarém heeft geen industrie. Om de stad te kunnen ontwikkelen moet je ofwel haar omvormen tot een centrum voor high technology ofwel het land bebouwen. “Mensen vergeten dat er mensen in het Amazonegebied zijn die moeten leven en overleven,” aldus Batista. Batista beschreef Bastos als een belemmering voor de ontwikkeling van de landbouw. Feitelijk ging hij verder en noemde haar een publieke lastpost omdat zij demonstraties organiseerde. Toen ik vroeg of hij enig medelijden voelde met de arme gemeenschappen die hun land hadden verkocht of daarvan waren verdreven, antwoordde hij dat zij uit vrije wil waren weggegaan. “Mensen verkopen hun land omdat er geen infrastructuur in het regenwoud is. Zij willen stromend water en elektriciteit.” Toen ik de doodsbedreigingen tegen Bastos ter sprake bracht, moest hij lachen. “Opnieuw liegt ze. Er zijn geen dreigementen.” Bezoek aan een gemeenschap De dag na ons bezoek aan het bureau van de militaire politie nam Bastos me mee naar een kleine gemeenschap buiten Santarém. Omdat de haar toegezegde lijfwachten nog niet waren aangewezen, kon ze alleen naar een gebied gaan, waarvan ze dacht dat het veilig was. Toen we het eerste sojaveld passeerden en haar vroegen of ze wilde uitstappen om een foto van haar te kunnen nemen, weigerde ze evenwel. Het gebied was verlaten, maar toch wilde ze niet het risico nemen dat een sojaboer haar zou zien uit angst voor vergelding. Twintig mijl (dertig kilometer) buiten Santarém verlieten we de hoofdweg en namen een onverharde weg. We reden langs velden met roodbruine soja, enige rijstvelden, struikgewas en stukken regenwoud. Bastor staarde uit het raam en toen we in cultuur gebrachte landbouwgrond passeerden zuchtte ze en vertelde dat ze zich kon herinneren dat daar vroeger helemaal geen boeren waren. “Dat
11
was allemaal bos”, sprak ze klagend en wees naar een veld met soja dat zich over enige hectaren uitstrekte tot het regenwoud weer in een rechte lijn begon. “Soja brengt sociale uitsluiting” Bastos is om verschillende redenen tegen soja. Ten eerste heeft soja als een monocultuur gewas grote gebieden nodig om financieel levensvatbaar te zijn en dat vernietigt de biodiversiteit. Ten tweede bevordert het de concentratie van grondeigendom in de handen van een paar mensen, in plaats van een spreiding van eigendom over diegenen die er reeds wonen. En ten derde is de lokale bevolking, die over het algemeen ongeschoold is, niet in staat hier werk te vinden omdat de enige banen op sojaboerderijen geschoolde machineoperators betreffen. “Soja brengt ons sociale uitsluiting, niet sociale insluiting,” vertelde ze. Na 40 mijl (60 kilometer) over onverharde weg kwamen we aan in Baixa do Cipó, een rijtje kleine hutjes net in het bos. We stapten uit de auto en Bastos voerde ons langs een van de huizen om José Hipólito te ontmoeten, die een van de gemeenschapsleiders is. Hij leeft hier met zijn gezin en heeft een klein lapje grond om gewassen voor eigen gebruik te verbouwen. Hipólito legde uit dat Baixa do Cipó drie jaar geleden voor het eerst onder de druk kwam te staan van de uitbreiding van de soja.”Elke dag kwam een makelaar opdagen die in opdracht van de sojaproducenten probeerde de grond te kopen,”zo vertelde hij. Hij weigerde, omdat zijn schoonmoeder het land bezat en zij niet de plaats wenste te verlaten waar ze haar gezin had grootgebracht. Hipólito overtuigde ook de meeste van zijn buren om te blijven. Slechts zeven van de 35 gezinnen verkochten hun stukken grond. Bastos vertelde dat de mensen waren “verleid” door het geld dat hen werd aangeboden. “Ze hadden nooit zoveel geld gezien.” Maar ze voegde er aan toe, dat dit meevallertje vaak onverstandig werd besteed. Binnen enige maanden leefden de gezinnen veel slechtere levens in de sloppenwijken van Santarém. Hipólito vertelde nog, dat niet iedereen in de sloppenwijken ging wonen. Velen besloten om dieper het regenwoud in te gaan op zoek naar nieuwe grond. Zo openden ze meer gebieden voor toekomstige vernieling. Omdat Baixa do Cipó relatief dichtbij Santarém ligt en nauw verbonden is met de STTR, is het tot nu toe ontsnapt aan de meest gewelddadige excessen van de grileiros. Een van de eisen van de STTR is dat de regering de juiste eigendomstitels geeft aan degenen die reeds op het land leven. Maar volgens Hipólito zal dit niet het probleem oplossen. “De staat is misschien in staat om jou het land te geven, maar ze zullen je niet een kogelvrij vest geven.” Milieuvervuiling Toen we weer wegreden, gaf Hipólito Bastos enige komkommers, peterselie, zwarte peper en een pupunha plant cadeau. “Ze heeft echt lef en is vastberaden.” Enige mijlen (kilometers) dieper in het
12
regenwoud ontmoetten we João de Sousa, die veertig jaar koeien heeft gefokt op een kleine boerderij. De zestigjarige De Sousa vertelde dat al zijn buren hun land hebben verkocht aan de sojaproducenten en dat zijn land nu omgeven is door gecultiveerde velden. De Sousa geeft de schuld aan de pesticiden van de sojaboerderijen voor de dood van 88 van zijn 120 koeien. “Ze wierpen nooit een dijk op. De chemicaliën belandden in de beek waaruit de koeien dronken.” Zijn eigen gezondheid heeft ook schade geleden. “Toen ik eens bij het veld was en zij aan het spuiten waren, begon ik me vreemd te voelen en ik stortte neer op de weg.”Hij probeerde een klacht in te dienen bij de lokale overheid, maar een vertegenwoordiger die een watermonster kwam nemen nam daarna nooit meer contact op. “Het is het niet waard om te klagen,” aldus de Sousa, “de grande behandelen ons als een paar oude schoenen.” Hoewel de cijfers voor ontbossing in Brazilië hoog zijn, heeft het land feitelijk een vooruitstrevende milieuwetgeving. In het Amazonegebied mogen de boeren slechts twintig procent van hun grond voor productiedoeleinden gebruiken – tachtig procent moet onaangetast blijven. Natuurlijk is het grote probleem de naleving. Slechts een op de tien boeren houdt zich aan de wet. Sojamoratorium Een gevolg van de acties van Greenpeace is, dat Cargill nu is begonnen om enige wettelijke onderwerpen m.b.t. ontbossing in zijn beleid op te nemen. Het bedrijf heeft gezegd dat het alleen soja wil kopen van boeren die proberen om overeenkomstig de wet te handelen. Vorig jaar kondigden de grote graanhandelaren, waaronder Cargill een tweejarig moratorium aan t.a.v. de aankoop van gewassen van pas ontbost land. Volgens John Sauven van Greenpeace is dit de eerste stap in een proces om er voor te zorgen dat het regenwoud wordt beschermd. “Nooit tevoren hebben de grote handelaren, de NGO’s en de regering in zo’n bondgenootschap bijeengezeten. We bevinden ons in een nieuwe fase, omdat iedereen onderschrijft wat het probleem is. Het gaat er om bestuur te brengen waar chaos is.”
Het moratorium heeft enige hoop gegeven aan milieuactivisten, maar Bastos heeft geen verandering gezien in de situatie van de arme boeren. Grileiros zijn nog steeds actief in het gebied en de vernietiging gaat voort – niet alleen voor soja, maar ook voor houtkap en de veehouderij.
13
Een paar weken na mijn vertrek uit Brazilië, belde ik Bastos op met de vraag hoe haar leven was veranderd nu ze 24 uur per dag beveiligd werd. Ze vertelde dat hoewel zijzelf veiliger was, dat niet gold voor de lokale leiders van de STTR die in plaats van haar nu de dreigementen ontvingen. Een man was ontvoerd, in de achterbak van een auto gestopt en naar het regenwoud gebracht, waar hij een dag lang aan een boom was vastgebonden. “Ik kan geen vooruitgang zien wanneer diegenen met geld al het land voor zichzelf willen bijeengaren. Dat maakt me boos. Zij spreken over ontwikkeling, maar wat ze willen is ons uitroeien.” De Braziliaanse regering heeft getoond dat ze probeert de schendingen van de mensenrechten in het Amazonegebied te bestrijden door vrouwen zoals Bastos bescherming aan te bieden. Er zijn ook beloften gedaan om de aanwezigheid van de staat in dit gebied te versterken – zoals meer politie, meer milieuambtenaren en meer gronddocumentatie. Maar het Amazonegebied is zo groot, de buit zo lucratief en de corruptie en straffeloosheid zijn zo verschanst, dat het iedereen op een lijn brengen een haast onmogelijke opgave is. Omdat de agrarische uitbreiding steeds dieper het regenwoud intrekt, is de enige zekerheid dat er meer bloed zal vloeien. (Vertaald en van tussenkoppen voorzien door: Jan Maasen) Bron: http://www.telegraph.co.uk/earth/main.jhtml?xml=/earth/2007/10/13/sm_soya.xml&page=1
Deze aanvullende informatie is samengesteld door de sectie Dienen van de Pastorale Dienstverlening van het Bisdom Rotterdam in het kader van het diocesaan begeleidingstraject rond het centrale Vastenaktieproject in Brazilië: “De sociale gevolgen van soja in Pará”. Dit traject is opgezet in nauwe samenwerking met de Vastenaktie. Tot nu toe zijn verschenen: 1. Aanvullende informatie Braziliëproject 2. De sociale gevolgen van soja in Pará – document CPT 3. Vastenaktie 2009 en diaconie dichtbij 4. Millenniumdoelen en Braziliëproject Informatie: pastorale dienstverlening Bisdom Rotterdam, Kon. Emmaplein 3, 3016 AA Rotterdam, 010 – 4148213 Email:
[email protected] Website: www.bisdomrotterdam.nl
14