Burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo; overwegende dat het wenselijk is om regels te stellen ten behoeve van het beleid, te verstrekken voorzieningen, financiële tegemoetkomingen, eigen bijdrage of het eigen aandeel en het persoonsgebonden budget op het terrein van de maatschappelijke ondersteuning; gelet op de verordening als bedoeld in artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en het besluit van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, houdende regels met betrekking tot de uitkeringen ten behoeve van beleid op het terrein van de openbare geestelijke gezondheidszorg, maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingsbeleid, de stimuleringsuitkeringen, de eigen bijdrage en de financiële tegemoetkomingen op het terrein van maatschappelijke ondersteuning en wijziging van andere besluiten van 2 oktober 2006, Stb. 450 (Besluit maatschappelijke ondersteuning); b e s l u i t e n: vast te stellen het navolgende Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo
Hoofdstuk 1 Artikel 1
Algemeen
Begrippen
In dit besluit wordt verstaan onder: a. Besluit: het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo. b. Verordening: de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo. c. Algemene maatregel van bestuur: het Besluit maatschappelijke ondersteuning van 2 oktober 2006, Stb. 450. d. Maximale bijdrage: de verschuldigde eigen bijdrage in de kosten van maatschappelijke ondersteuning waarvoor een financiële tegemoetkoming wordt verleend, als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, van de Algemene maatregel van bestuur. e. Inkomen: het verzamelinkomen of belastbaar inkomen dat relevant is voor de maximale eigen bijdrage die in een kalenderjaar verschuldigd is, als bedoeld in de artikelen 4.1 en 4.2 van de Algemene maatregel van bestuur. f. Norminkomen: de voor de belanghebbende geldende bijstandnorm. g. Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt; h. Algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening waarvan het aannemelijk is te achten dat de belanghebbende daarover de beschikking zou kunnen hebben, ook als hij geen beperkingen had als bedoeld in artikel 1, aanhef, sub d en e van de Verordening. i. Gebruikelijke zorg: indicatie van de aard en het niveau van de zorg die erop duidt dat eventueel andere personen binnen een leefeenheid in staat zijn om hulp bij het huishouden te bieden. j. Hulp bij het huishouden: het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon dan wel van de leefeenheid waartoe een persoon behoort. Er is onderscheid in een tweetal categorieën: a. categorie 1 (HH1): alleen huishoudelijke werkzaamheden;
Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning mei 2010
Pagina 1 van 13
b.
categorie 2 (HH2): naast huishoudelijke werkzaamheden ook de organisatie van het huishouden en hulp bij ontregelde huishouding. k. Verstrekkingenboek: door burgemeester en wethouders vastgestelde lijst van beschikbare voorzieningen.
Artikel 2
Algemeen gebruikelijke voorzieningen
1. Als algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen - die niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen - worden aangemerkt, indien het inkomen hoger is dan: a. 1.8 x het norminkomen: het gebruik van de (eigen) auto (=kilometervergoeding); b. 2.7 x het norminkomen: de aanschaf van een sportvoorziening; c. 1.5 x het norminkomen: een auto; d. 2.1 x het norminkomen: individueel taxivervoer; e. 2.4 x het norminkomen: individueel rolstoeltaxivervoer. 2. Wanneer de belanghebbende op grond van de beperkingen die hij ondervindt speciale uitvoeringen nodig heeft van voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn, komen alleen de meerkosten voor vergoeding in aanmerking, tenzij de concrete omstandigheden uitwijzen dat (met toepassing van de hardheidsclausule) ten gunste van de belanghebbende van dit beginsel dient te worden afgeweken.
Artikel 3
Keuzevrijheid
1. Een individuele voorziening kan naar keuze van de belanghebbende verstrekt worden als: a. een voorziening in natura; b. een vergoeding als een financiële tegemoetkoming; c. een vergoeding als een persoonsgebonden budget. 2. Uitzonderingen op deze keuzevrijheid zijn: a. een algemene voorziening, waaronder het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer wordt altijd in natura verstrekt; b. trapliften en roerende woonvoorzieningen worden uitsluitend in natura verstrekt; c. een sportvoorziening wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget,
Artikel 4
Individuele voorzieningen in natura
Individuele voorzieningen die verstrekt kunnen worden in natura betreffen: 1. hulp bij het huishouden; 2. hulpmiddelen; 3. woonvoorzieningen; 4. vervoersvoorzieningen.
Artikel 5
Individuele financiële tegemoetkomingen
Individuele voorzieningen die verstrekt kunnen worden als financiële tegemoetkoming betreffen: 1. een forfaitaire vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten; 2. forfaitaire vergoedingen voor een vervoersvoorziening; 3. forfaitaire vergoedingen voor woningsanering.
Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning mei 2010
Pagina 2 van 13
Artikel 6
Persoonsgebonden budget
Individuele voorzieningen die verstrekt kunnen worden als een persoonsgebonden budget betreffen: 1. hulp bij het huishouden; 2. hulpmiddelen; 3. woonvoorzieningen; 4. vergoedingen voor een vervoersvoorziening; 5. gemaximeerde vergoedingen voor sportvoorzieningen.
Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning mei 2010
Pagina 3 van 13
Hoofdstuk 2
Artikel 7
1.
2. 3.
Hoogte van vergoedingen
Maximale bedragen voor tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten
De hoogte van een vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in artikel 4.3 lid 1 onder a van de Verordening bedraagt: a. 2500,-, wanneer de aanpassingskosten voor de te verlaten woonruimte 6.800,- of minder bedragen of wanneer de woning niet aanpasbaar is; b. Wanneer het verschil tussen de aanpassingskosten van de oude en de aanpassingskosten van de (evt.) nieuwe woning groter is dan 6.800,- geldt het primaat van verhuizen. De hoogte van en vergoeding voor verhuiskosten als bedoeld in artikel 4.8 lid 2 van de Verordening bedraagt 5265,-. De hoogte van een vergoeding voor het bezoekbaar maken als bedoeld in artikel 4.9 lid 6 van de Verordening bedraagt maximaal € 1500,-
Artikel 8
Vergoeding voor woningaanpassing in de vorm van uitbreiding
Wanneer de aanpassing van een woning, als bedoeld in artikel 4.3 lid 1 onder b van de Verordening, bestaat uit het uitbreiden van een bestaande woning of groter bouwen van een nieuwe woning dan wanneer er geen aanpassingen nodig zouden zijn geweest, is de vergoeding maximaal gelijk aan het bedrag voor het aantal meters zoals is aangegeven in de tabel onder lid 1 en een gedeelte van de buitenruimte bij een woning zoals vermeld onder lid 2 t/m 4. 1. Aantal m² waarvoor een vergoeding kan worden verleend, aangegeven per vertrek. Soort vertrek
Woonkamer Keuken Eenpersoons slaapkamer. Tweepersoons slaapkamer. Toiletruimte Badkamer - wastafelruimte - doucheruimte Entree/gang/hal Berging
Aantal m² waarvoor ten hoogste een vergoeding wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek
aantal m² waarvoor ten hoogste een vergoeding wordt verleend in geval van uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek of van een nieuw te bouwen woning
30 10 10
6 4 4
18
4
2
1
2 3 5 6
1 2 2 4
2. Het aantal m² verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt bedraagt 20 m². 3. In gevallen waarin het oprichten van een aanbouw of bijgebouw als onderdeel van de aanpassing noodzakelijk is en voor zover die aanbouw of dat bijgebouw niet kan worden gerealiseerd op de grond behorende bij de woning, kan op grond van artikel
Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning mei 2010
Pagina 4 van 13
4.19 van de Verordening een tegemoetkoming in de kosten worden verleend van verkrijging in eigendom van de daartoe benodigde belendende grond. 4. Een tegemoetkoming zoals bedoeld onder 3 wordt verleend voor de aankoop van ten hoogste het aantal vierkante meters dat gelijk is aan de vloeroppervlakte van de op te richten aanbouw of bijgebouw of de extra meters in verband met de aanpassingen bij een nieuw te bouwen woning. 5. De hoogte van de vergoeding bedraagt € 400,- per m3, voor bergingen bedraagt de vergoeding € 300,- per m3.
Artikel 9
Hoogte vergoeding voor woningsanering
1. De hoogte van een vergoeding voor de kosten van woningsanering als bedoeld in artikel 4.3 lid 1 onder c van de Verordening bedraagt maximaal: a. 265,- voor vervanging van de vloerbedekking in de slaapkamer; b. 105,- voor vervanging van de gordijnen in de slaapkamer. 2. Indien er in het gezin kinderen zijn jonger dan 4 jaar kan tevens een vergoeding worden verstrekt voor de kosten van woningsanering in de woonkamer. De hoogte van deze vergoeding bedraagt maximaal: a. 525,- voor vervanging van de vloerbedekking in de woonkamer; b. 210,- voor vervanging van de gordijnen in de woonkamer. 3. De hoogte van de vergoeding is mede afhankelijk van de leeftijd van de te vervangen middelen. Dit is verder uitgewerkt in het verstrekkingenboek.
Artikel 10 Kosten voor onderhoud, keuring en reparatie van woonvoorzieningen Een vergoeding kan worden verstrekt voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie van de volgende voorzieningen: a. stoeltrapliften; b. mobiele patiëntenliften; c. plafondliften d. de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel; e. elektromechanische openings- en sluitingsmechanisme van deuren.
Artikel 11 Maximale bedragen voor vergoedingen van vervoersvoorzieningen 1. De hoogte van een vergoeding voor vervoersvoorzieningen zoals bedoeld in artikel 5.1 lid 3 onder a van de Verordening, bedraagt per jaar maximaal voor: a. gebruik individuele taxi voor vervoer: 2.100,-; b. gebruik individuele rolstoeltaxi voor vervoer: 2.500,-. 2. De hoogte van een vergoeding voor vervoersvoorzieningen zoals bedoeld in artikel 5.1 lid 3 onder b van de Verordening bedraagt ten hoogste per jaar voor: a. gebruik van eigen auto: 955,-; b. gebruik van een bruikleenauto voor vervoer: 330,-. Bij de combinatie van een aanvullende vervoersvoorziening en een vergoeding voor de kosten voor vervoer wordt een korting van 25 % op de hoogte van de vergoeding toegepast. 3. De hoogte van een vergoeding voor vervoersvoorzieningen zoals bedoeld in artikel 5.1 lid 2 onder d van de Verordening, bedraagt maximaal 4.000,00. Afhankelijk van de leeftijd van de auto en de werkelijke kosten van de autoaanpassingen wordt de hoogte van een vergoeding voor autoaanpassingen zoals bedoeld in artikel 5.1 lid 2 sub d van de Verordening vastgesteld, uitgaande van een levensduur van de auto van 10 jaar. Als uitzondering op bovenstaande wordt voor autostoelen, die overplaatsbaar zijn, de volledige vergoeding, onafhankelijk van de leeftijd van de auto betaald met een totaal maximum (autostoel en andere autoaanpassingen samen) van 4.000,00
Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning mei 2010
Pagina 5 van 13
(de kosten van overplaatsing van de autostoel in een nieuwe auto zijn voor kosten van betrokkene).
Artikel 12 1.
2.
Maximale bedragen voor vergoeding sportvoorzieningen
De hoogte van de vergoeding voor de aanschaf en het onderhoud van een sportvoorziening zoals bedoeld in artikel 6.1 onder d van de Verordening bedraagt maximaal 2.800,-. Het in bovenstaande lid genoemd bedrag wordt niet vaker dan eens in de drie jaar verstrekt.
Artikel 13 Aanpassingen woonwagens en woonschepen De maximale vergoeding voor aanpassingen van woonwagens en woonschepen als bedoeld in artikel 4.24 van de Verordening bedraagt 2.500,-.
Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning mei 2010
Pagina 6 van 13
Hoofdstuk 3
Eigen bijdrage Hulp bij het Huishouden
Artikel 14 1.
2.
De in een kalenderjaar verschuldigde eigen bijdrage in de kosten van hulp bij het huishouden in natura of als persoonsgebonden budget bedraagt niet meer dan: a. voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar € 17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 22.222,- het bedrag van € 17,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 22.222,-; b. voor de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder € 17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 15.256,- het bedrag van € 17,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 15.256,-; c. voor de gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar € 25,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 27.222,- het bedrag van € 25,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 27.222,-; d. voor de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn € 25,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 21.058,- het bedrag van € 25,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en,€ 21.058,Geen eigen bijdrage en eigen aandeel is verschuldigd door de ongehuwde persoon dan wel de gehuwde personen, indien het inkomen lager is dan 120 % van de voor hun geldende bijstandsnorm, ingaande 1 januari 2009.
Artikel 15 1.
2.
3.
4.
Het inkomen, bedoeld in het artikel 14, eerste lid, bestaat uit het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde persoon dan wel de gehuwden personen tezamen, en bedraagt: a. indien met betrekking tot het peiljaar een aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, in het peiljaar; b. in de overige gevallen: het belastbare loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, in het peiljaar. Inkomen dat in het buitenland wordt belast, dan wel is vrijgesteld van belasting op grond van bepalingen van internationaal recht, wordt mede in aanmerking genomen als ware dit aan de Nederlandse belastingwetgeving onderworpen. In afwijking van het eerste lid vindt op aanvraag van de persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend een voorlopige vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen plaats, indien redelijkerwijs te verwachten is dat het inkomen in het lopende jaar ten minste € 1816,- lager zal zijn dan het inkomen, bedoeld in het eerste lid. Indien het derde lid is toegepast, vindt na afloop van het jaar definitieve vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen over dat jaar plaats. Indien daarbij blijkt dat het bijdrageplichtig inkomen minder dan € 1816,- lager is geweest dan het inkomen, bedoeld in het eerste lid, vindt definitieve vaststelling plaats overeenkomstig het eerste lid.
Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning mei 2010
Pagina 7 van 13
Artikel 16 Voor de toepassing van de artikelen 14 en 15 wordt een wijziging in de burgerlijke staat van de ongehuwde persoon of gehuwde personen en het bereiken van een van belang zijnde leeftijd van een van deze personen in aanmerking genomen met ingang van de datum waarop die wijziging plaatsvindt.
Artikel 17 De eigen bijdrage wordt niet opgelegd voor zover: 1. binnen twee jaar na aanvang van de hulp bij het huishouden voor de te betalen eigen bijdrage geen beschikking dan wel voorlopige beschikking tot vaststelling van deze bijdrage is verzonden. 2. binnen een jaar nadat de aanbieder van de hulp bij het huishouden de naam, het adres en de woonplaats alsmede de omvang van de maatschappelijke ondersteuning heeft aangeleverd bij de op grond van artikel 16 van de wet aangewezen rechtspersoon, deze rechtspersoon de naam, het adres en de woonplaats niet heeft teruggevonden in de gemeentelijke basisadministratie.
Artikel 18 1.
2. 3. 4.
Bij ministeriële regeling worden de bedragen van € 16,60 en € 23,80,- genoemd in artikel 14, jaarlijks gewijzigd aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie. De berekende bedragen worden naar beneden afgerond op een veelvoud van € 0,2. Bij de jaarlijkse toepassing van het eerste lid wordt de afronding, bedoeld in het tweede lid, buiten beschouwing gelaten. In afwijking van het eerste lid worden de overige bedragen, genoemd in artikel 14, jaarlijks bij ministeriële regeling gewijzigd aan de hand van de ontwikkelingen van het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing.
Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning mei 2010
Pagina 8 van 13
Hoofdstuk 4 Artikel 19 1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Persoonsgebonden budget (pgb)
Algemene regels
De belanghebbende heeft bij het aanvragen van Wmo-voorziening(en) de vrijheid te kiezen voor een pgb. Betreft het meerdere voorzieningen dan heeft de belanghebbende de keuze om de voorzieningen gedeeltelijk in de vorm van een pgb en gedeeltelijk in natura aan te vragen. De belanghebbende heeft volledige vrijheid in de keuze van een erkende leverancier/ zorgaanbieder bij wie hij de voorzieningen/hulp bij het huishouden wenst aan te kopen. Het college kan eisen stellen aan de kwaliteit van de hulp en hulpmiddel en bruikbaarheid van het hulpmiddel (via het programma van eisen). De belanghebbende moet in staat zijn het pgb aan te wenden voor de geïndiceerde voorziening(en). Het ontvangen van een pgb houdt in dat de belanghebbende zelf verantwoordelijk is voor de besteding van het beschikbaar gestelde bedrag voor het doel waarvoor het is toegekend. Het college kan bij beschikking extra voorwaarden stellen. Toekenning van een pgb vindt plaats voor gevraagde voorziening(en) waarvan de medische noodzaak is geïndiceerd. De indicatiestelling vindt integraal, objectief en onafhankelijk plaats door een door het college aangewezen instantie. Toekenning van een pgb vindt plaats voor een bepaalde periode. Binnen deze periode kan in beginsel geen beroep meer worden gedaan op de Verordening voor dezelfde voorziening. Het college kan bepalen wanneer afwijking van deze regel mogelijk is. Voor een woningaanpassing dient de woningeigenaar toestemming te geven. Als het college de woningaanpassing niet volledig vergoedt moet er duidelijkheid zijn over de financiering van het niet door vergoeding gedekte deel. Het pgb wordt uitbetaald en beschikbaar gesteld aan de aanvrager. Het is dus niet zo dat het college (ook als de belanghebbende hierom verzoekt) het pgb beheert en op verzoek uitbetaalt aan de door de belanghebbende uitgekozen leverancier. De belanghebbende is zelf verantwoordelijk voor de betaling(en).
Artikel 20
Eisen aan de belanghebbende
1. De belanghebbende die verzoekt in aanmerking te komen voor een pgb moet inzicht hebben in zijn functionele beperkingen, tenzij hij wordt vertegenwoordigd. 2. De belanghebbende die verzoekt in aanmerking te komen voor een pgb dient in bepaalde mate te beschikken over organisatie- en regelvermogen en verantwoordelijkheidsbesef. Tevens dient hij inzicht te hebben in de eigen functionele belemmeringen en de keuzemogelijkheden tussen de verschillende leveranciers en voorzieningen. De belanghebbende wordt verondersteld geen of onvoldoende inzicht te hebben bijvoorbeeld ingeval van dementie, een verstandelijke handicap, of ernstige psychische problemen. 3. De met behulp van een pgb aangeschafte voorzieningen moeten onderhouden kunnen worden. Dit betekent dat de belanghebbende in staat is de voorzieningen bij een leverancier uit te kiezen, aan te kopen en zorg te dragen dat de voorziening gedurende de looptijd van het pgb in goede staat in gebruik kan blijven. 4. Er mag geen sprake zijn van grote financiële problemen bij de belanghebbende, tenzij op belanghebbende financieel toezicht wordt uitgeoefend door bijvoorbeeld het maatschappelijk werk of een gemeentelijke kredietbank. 5. Een pgb moet aangewend worden voor het doel waarvoor het budget is toegekend. Het pgb kan niet aangewend worden om bijvoorbeeld schulden af te lossen of andere goederen aan te kopen. In dat geval kan het pgb worden teruggevorderd.
Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning mei 2010
Pagina 9 van 13
Artikel 21
Vaststelling en hoogte pgb
1. De wijze van vaststelling van het pgb kan per voorziening verschillen. 2. De hoogte van het pgb voor de verschillende voorzieningen wordt in beginsel vastgesteld door: a. de tegenwaarde te bepalen van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, of de goedkoopste adequate oplossing via de leverancier van hulpmiddelen of de aanbieder van hulp bij het huishouden waarmee de gemeente een contract heeft gesloten; b. de uitkomst, als bedoeld onder a, zonodig te vermeerderen met een genormeerde vergoeding voor de kosten van instandhouding, dat wil zeggen keuring, onderhoud, of reparatie van voorziening(en) en een eventuele verplichte verzekering. 3. De hoogte van het pgb voor eenvoudige woningaanpassingen (bijvoorbeeld het aanbrengen van anti-slipcoating, een douche/toiletstoel e.d.) stelt het college vast op basis van het medisch en ergonomisch advies. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een vastgestelde prijslijst van de leverancier voor dergelijke woonvoorzieningen of door de richtprijzen te hanteren uit het Handboek Hulpmiddelen in Nederland van de KBOH. 4. De vaststelling van de hoogte van het pgb voor de hulp bij het huishouden vindt als volgt plaats: a. voor HH1 wordt een bedrag per uur beschikbaar gesteld van 16,00 welk bedrag overeenkomt met 80% van het bedrag van de bestekprijs ( 20,00) van deze hulp bij het huishouden in natura; b. voor HH2 wordt een bedrag per uur beschikbaar gesteld van 19,20 welk bedrag overeenkomt met 80% van het bedrag van de bestekprijs ( 24,00) van deze hulp bij het huishouden in natura.
Artikel 22
Algemene voorwaarden verstrekking pgb
Voor alle voorzieningen waarvoor een pgb wordt verstrekt geldt dat: 1. De bepalingen van de Verordening onverkort van toepassing zijn met als uitgangspunt dat naar objectieve maatstaven gemeten de goedkoopste adequate voorziening wordt verstrekt. 2. Het pgb wordt afgestemd op de persoonlijke behoeften en omstandigheden van de belanghebbende. 3. De belanghebbende verplicht is bij aankoop van rolstoelen, scootmobielen en andere mobiliteitsbevorderende voorzieningen een onderhoudscontract en een eventueel verplichte verzekering voor deze voorziening af te sluiten. De vergoeding van deze kosten maken deel uit van het totale pgb. 4. Als het niet mogelijk is een onderhoudscontract af te sluiten voor rolstoelen, scootmobielen en andere mobiliteitsbevorderende voorzieningen verstrekt de gemeente voor de duur van de looptijd van het pgb een forfaitair bedrag per jaar voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie. 5. Het pgb wordt uitbetaald aan de aanvrager of diens wettelijk vertegenwoordiger. 6. De met het pgb aan te schaffen geïndiceerde voorzieningen moeten gekocht worden bij een erkende leverancier en voorzien zijn van een geldig keurmerk, zoals het CEof GQ-keurmerk. Bij rolstoelen, scootmobielen en andere mobiliteitsvoorzieningen geldt in ieder geval dat deze voorzien zijn van het GQ-keurmerk. 7. In de beschikking kunnen nadere (aanvullende) voorwaarden opgenomen worden.
Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning mei 2010
Pagina 10 van 13
Artikel 23
Aanvullende voorwaarden pgb
Bij het verstrekken van een pgb hanteert het college de volgende aanvullende voorwaarden: 1. Het pgb mag alleen worden gebruikt voor het aankopen van medisch noodzakelijke voorziening(en). 2. Als door de belanghebbende een medisch en ergonomisch rapport wordt overlegd (bijvoorbeeld van een revalidatiecentrum) behoudt het college zich het recht voor dit rapport door een door haar aangewezen deskundige instantie te laten toetsen. 3. De belanghebbende mag voor de volgende voorzieningen gedurende de looptijd van a. drie jaar voor een sportvoorziening; b. vijf jaar voor een woningaanpassing; c. vijf jaar voor alle hulpmiddelen; d. tien jaar voor een autoaanpassing; e. tien jaar voor een bruikleenauto, gerekend vanaf het moment dat de beschikking is afgegeven, niet opnieuw een beroep doen op de gemeentelijke zorgplicht voor dezelfde voorziening. Van deze voorwaarde wordt afgeweken als de frequentie van het gebruik, een veranderde medische situatie of de kwaliteit van de aangeschafte voorziening hiertoe aanleiding geven. 4. Vervanging of tussentijdse aanpassingen van met het pgb aangekochte voorzieningen is alleen toegestaan als hiervoor een medische noodzaak bestaat. De belanghebbende heeft daarbij opnieuw de mogelijkheid te kiezen voor een pgb. 5. De belanghebbende moet binnen twee maanden nadat de beschikking is afgegeven voor een pgb de geïndiceerde voorzieningen besteld of in bezit hebben en een bewijsstuk hiervan aan het college overleggen. Een niet besteed bedrag kan worden teruggevorderd. 6. Het pgb wordt teruggevorderd als: a. het budget niet wordt aangewend voor het doel waarvoor het is verstrekt (het aankopen van de geïndiceerde voorzieningen of het inkopen van de geïndiceerde hulp bij het huishouden); b. de belanghebbende voordat hij de voorziening heeft aangekocht of besteld overlijdt of verhuist naar een andere gemeente; c. door een voortschrijdend ziektebeeld de geïndiceerde voorziening niet meer adequaat is en de belanghebbende met het toegekende pgb de voorziening nog niet heeft aangekocht of besteld; d. de belanghebbende zich niet houdt aan voorwaarden waaronder het pgb is verstrekt.
Artikel 24
De verantwoording van het pgb
De verantwoording van het pgb door de budgethouder aan burgemeester en wethouders vindt plaats na afloop van de verstrekking, of na afloop van enig kalenderjaar.
Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning mei 2010
Pagina 11 van 13
Hoofdstuk 5 Artikel 25
Overige bepalingen
Beschikking
In de volgende gevallen is een beschikking vereist: 1. de beslissing op een aanvraag om een voorziening (toekenning en afwijzing); 2. het niet in behandeling nemen van een aanvraag; 3. de beëindiging van een voorziening, bijvoorbeeld wegens overschrijding van de inkomensgrens; 4. het herzien van de voorziening na heronderzoek en/of bij gewijzigde omstandigheden; 5. het terugvorderen van (een deel van) een toegekende financiële vergoeding; 6. het afwijzen van een hernieuwde aanvraag onder verwijzing naar de eerdere afwijzing.
Artikel 26
Algemene voorwaarden
Bij het verstrekken van een geïndiceerde voorziening worden in elk geval de volgende voorwaarden in de beschikking opgenomen: 1. de verplichting om uit eigen beweging (en op verzoek) aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op de toegekende voorziening; 2. de verplichting om een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget uiterlijk zes maanden na uitbetaling aan te wenden voor de bekostiging van het middel waarvoor deze was verleend; 3. de verplichting om bewijsstukken te overleggen (bijvoorbeeld rekeningen).
Artikel 27
Samenhangende afstemming.
Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 7.2 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning indien van toepassing aandacht besteed aan: 1. de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager; 2. de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek; 3. de woning en de woonomgeving van de aanvrager; 4. de psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager; 5. de sociale omstandigheden van de aanvrager. Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.
Artikel 28
Hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders beslissen in de gevallen waarin dit besluit niet voorziet.
Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning mei 2010
Pagina 12 van 13
Artikel 29
Inwerkingtreding en citeertitel
1. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2010. 2. Dit besluit wordt aangehaald als: “Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2010”.
Burgemeester en wethouders voornoemd, de secretaris, de burgemeester,
Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning mei 2010
Pagina 13 van 13