VAN WIE IS DE RUIMTE ?
Een informatiepakket voor een werkstuk of spreekbeurt
COLOFON Tekst: Herman Bosman Illustraties: Wikimedia, Wordpress, TU Delft, Kennislink, NASA
De inhoud is met zorg samengesteld. Mocht u van mening zijn dat inbreuk is gedaan op uw auteursrechten of beeldrechten, dan verzoeken wij u vriendelijk contact met ons op te nemen via
[email protected].
Centrum voor Mondiaal Onderwijs
Postbus 9108 6500 HK Nijmegen tel. 024-3613074 e-mail:
[email protected] http://www.cmo.nl
De Scriptieservice Nieuwe Stijl is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van Kerk en Wereld en door een solidariteitsbijdrage van de gezamenlijke religieuzen in Nederland via de commissie PIN.
© Centrum voor Mondiaal Onderwijs, Nijmegen, 2011
II
INHOUD Kun je een stuk van de ruimte bezitten?
pag. 1
Waar begint de ruimte?
pag. 2
De ruimte voor dagelijks gebruik Zendmasten van 36.000 kilometer hoog Het weer gezien vanuit de ruimte Beter weten waar je bent Opsporen en beheren van natuurlijke hulpbronnen op aarde Tijdige waarschuwing voor en bestrijding van natuurrampen Natuurlijke hulpbronnen in de ruimte
pag. 3 pag. 3 pag. 5 pag. 7 pag. 9 pag. 11 pag. 13
Armoede blokkeert toegang tot de ruimte Ruimtevaart is duur Toegang tot informatie over natuurlijke hulpbronnen Toegang tot de geostationaire omloopbaan Toegang tot verbindingskunstmanen
pag. 15 pag. 15 pag. 16 pag. 16 pag. 17
Huisregels voor de ruimte Het Ruimteverdrag uit 1966 Twistpunt: de geostationaire omloopbaan Twistpunt: informatie over natuurlijke hulpbronnen op aarde Twistpunt: natuurlijke hulpbronnen in de ruimte De ruimte en de Millenniumverklaring
pag. 18 pag. 18 pag. 20 pag. 21 pag. 22 pag. 23
Aantekeningen
pag. 25
Meer op internet
pag. 27
III
IV
KUN JE EEN STUK VAN DE RUIMTE BEZITTEN? Sommige mensen bezitten een stuk grond. Ook bedrijven hebben grond. Ieder land bezit een stuk grond dat grondgebied heet. Ligt dat grondgebied aan zee, dan hoort ook een strook zee dat aan het gebied grenst bij het land. Ieder land bezit het deel van het luchtruim dat zich boven zijn grondgebied bevindt. Maar kan jijzelf, een bedrijf of een land ook stukken van de ruimte bezitten? Misschien denk je: rare vraag! Wat heb je nou aan een stuk ruimte? Het is niet eenvoudig om ernaar toe te gaan. Je moet bijvoorbeeld je eigen zuurstof, drinken en voedsel meenemen, want in de ruimte is geen zuurstof, water en voedsel te vinden.
Een wetenschapper met de eerste kunstmaan, de Spoetnik.
Toch heeft het zin om die vraag te stellen. In 1957 wordt de eerste kunstmaan gelanceerd, de Spoetnik. Daarmee begint het tijdperk van de ruimtevaart. Sindsdien hebben mensen steeds nieuwe manieren geleerd om de ruimte nuttig te gebruiken. Denk bijvoorbeeld maar aan het doorzenden van radio- en tv-programma’s via kunstmanen. Daar hebben we iedere dag profijt van. Er zijn mensen die (veel) geld verdienen aan ruimtevaart. Maar krijgt iedereen evenveel kans om te profiteren van de ruimtevaart? Hoe komt dat? Mogen personen, bedrijven en landen een stuk ruimte in bezit nemen om er iets nuttigs mee te doen? Mogen ze anderen beletten nuttig gebruik te maken van dat stuk ruimte?
Over het nuttig gebruik van de ruimte maken de Verenigde Naties oftewel de VN afspraken. De VN zijn een wereldbond van landen waar ook Nederland lid van is. Wat willen de VN ermee bereiken? Dat gaan we jullie duidelijk maken. Eerst laten we je zien waar de ruimte precies begint (2). Daarna beschrijven we enkele voorbeelden van hoe mensen nuttig gebruik maken van de ruimte. We laten zien dat ook jij en andere mensen in rijke landen er dagelijks profijt van trekken (3-14). Maar dat geldt niet of nauwelijks voor veel mensen in ontwikkelingslanden. Hoe komt dat (15-17)? Ten slotte vertellen we hoe de VN ervoor proberen te zorgen dat iedereen op aarde kan profiteren van het gebruik van de ruimte. Ze doen dat door regels op te stellen voor het gebruik van de ruimte waar iedereen zich aan moet houden (1824). 1
WAAR BEGINT DE RUIMTE? Neem eens deze proef: zoek een barometer op en ga daarmee naar een hoog gebouw met liften. Stel dat de begane grond van dit gebouw op zeeniveau ligt, dus niet bovenop een heuvel of berg. Op zeeniveau is de luchtdruk gemiddeld 1013 hectopascal. Hectopascal is een maat voor het aangeven van de luchtdruk. Laten we aannemen dat de luchtdruk op de begane grond 1013 hectopascal is. Stap op de begane grond een lift in en ga met de lift naar de bovenste verdieping. Terwijl de lift omhoog gaat, kun je aan de barometer zien dat de luchtdruk in de lift daalt. Zodra de lift op de bovenste verdieping is aangekomen, geeft de barometer een lagere luchtdruk aan dan 1013 hectopascal. Je hebt ontdekt dat de lucht ijler wordt naarmate je verder opstijgt. Stijg in gedachten met je barometer verder op, boven het gebouw uit. Je ziet aan de barometer dat de lucht almaar ijler wordt. Op vijf kilometer hoogte is de luchtdruk ongeveer half zo groot als op zeeniveau. Op tien kilometer hoogte is de luchtdruk nog maar een kwart zo groot als op zeeniveau. Op enkele honderden kilometer hoogte is er helemaal geen lucht meer. Dan ben je buiten de dampkring van de aarde en in de ruimte. De grens tussen dampkring en ruimte ligt niet altijd even hoog. Daarom is afgesproken dat de ruimte op 100 kilometer hoogte boven het aardoppervlak begint. Mensen die met een vliegtuig of ruimteschip deze hoogte bereiken en overschrijden mogen zich astronaut (Amerikaans woord), kosmonaut (Russisch woord) of taikonaut (Chinees woord) noemen. In 1961 maakt Joeri Gagarin als eerste mens een reis in de ruimte.
2
DE RUIMTE VOOR DAGELIJKS GEBRUIK Je zapt op je tv langs de kanalen en ziet zenders uit verre landen voorbijkomen zoals de VS, Turkije en Saoedi-Arabië. Je belt iemand op die buiten Europa woont. Aan het einde van het achtuurjournaal geeft Marco Verhoef je uitleg over wat er op de weerkaart van Europa te zien is. Daarna vertelt hij tot vijf dagen vooruit wat voor weer het in Nederland zal worden. Je zit in een auto en een TomTom zegt dingen tegen de chauffeur als “Ga na 100 meter links af”, “Rechts aanhouden” en ten slotte “Bestemming bereikt”. Dit is zomaar een greep uit dingen die we (mede) te danken hebben aan mensen die dagelijks nuttig gebruik maken van de ruimte. Ruimtevaart helpt ook rampen af te wenden of te bestrijden en te zoeken naar rijkdommen op aarde en in de ruimte. Zendmasten van 36.000 kilometer hoog Naarmate een voorwerp in een baan rond de aarde verder van de aarde afstaat, doet hij langer over één rondje rond de aarde. Op een paar honderd kilometer hoogte is dat 1½ uur. De maan, die gemiddeld 384.000 kilometer van de aarde afstaat, doet 29½ dag over één rondje. Tussen de aarde en de maan in is er dus een hoogte waar een voorwerp 24 uur doet over één rondje. Dat is gelijk aan de tijd die de aarde nodig heeft om éénmaal rond haar as te draaien. Die hoogte is 36.000 kilometer. Van daaruit kun je altijd de helft van het aardoppervlak zien.
Arthur C. Clarke
Dat brengt de Engelse schrijver Arthur C. Clarke (1917-2008) in 1945 op een idee. Als je een kunstmaan naar die hoogte stuurt en ook nog in een baan die over de evenaar loopt, dan blijft de kunstmaan altijd boven één plek op de evenaar hangen. Daarom heet deze baan nu geostationaire omloopbaan. Een kunstmaan in deze baan kan dienen als doorzendstation voor radio- en tv-programma’s en telefoongesprekken. Het is dan net een zendmast van 36.000 kilometer hoog. Dan kan hij signalen van één plek op aarde doorzenden naar een heleboel andere plekken tegelijk. In 1945 kan dat alleen via vele doorzendstations op aarde en/of via kabels over land en in zee. Kunstmanen die als doorzendstations dienen, heten nu verbindingskunstmanen. 3
De eerste verbindingskunstmaan in de geostationaire omloopbaan is de Amerikaanse Syncom-3. Hij komt in 1964 in gebruik. Daarna zenden verbindingskunstmanen steeds meer radio- en tv-uitzendingen en telefoongesprekken door. Ook worden de signalen van kunstmanen krachtiger waardoor je ze met steeds kleinere antennes op de grond kunt ontvangen. Daardoor kun je steeds meer zenders ontvangen en steeds makkelijker en goedkoper bellen naar het buitenland. Vooral na de opkomst van internet in 1993 sturen computergebruikers digitale bestanden via verbindingskunstmanen naar andere computergebruikers.
Syncom-kunstmaan
Voor het doorzenden van telefoongesprekken met mobieltjes en digitale bestanden worden ook verbindingskunstmanen gebruikt die niet in de geostationaire omloopbaan zitten. Ze draaien hun rondjes in banen die lager liggen, evenwijdig aan elkaar lopen en een bijna rechte hoek maken met de evenaar. In iedere baan zitten enkele kunstmanen op gelijke afstanden van elkaar. Dan weer vliegen ze boven het noordpool- of zuidpoolgebied, dan weer boven de tropen, dan weer boven gebieden ertussenin. Daardoor zijn er vanaf elke plek op aarde altijd wel een paar van die kunstmanen te zien en als doorzendstation te gebruiken. Met verbindingskunstmanen valt geld te verdienen. Bedrijven bouwen van die kunstmanen en verkopen die aan omroep- en telefoonbedrijven. Die laten ze tegen betaling lanceren. Soms doet een nationaal ruimtevaartbureau dat voor hen (dat van India of Japan bijvoorbeeld), dan weer een bedrijf. Vanaf zijn lanceerbasis in Frans-Guyana lanceert het Europese bedrijf Arianespace verbindingskunstmanen met eigen raketten. Omroep- en telefoonbedrijven die verbindingskunstmanen willen gebruiken, moeten daar hoge kosten voor maken. Een verbindingskunstmaan kost meestal enkele honderden miljoenen euro en het lanceren ervan nog eens enkele tientallen miljoenen. Om die kosten terug te verdienen en winst te maken zenden omroepbedrijven tegen betaling reclamespotjes uit van bedrijven die hun producten willen slijten aan een groot publiek. Dat levert hen (veel) inkomsten op. Telefoonbedrijven hopen met hun verbindingskunstmanen meer klanten te krijgen. Dat levert hen meer inkomsten op. Daardoor kunnen ze hun uitgaven voor verbindingskunstmanen terugverdienen en winst maken. 4
Het weer gezien vanuit de ruimte Eerst kunnen weerkundigen het weer alleen bekijken en meten vanaf de grond, vanaf schepen en vanuit ballonnen en vliegtuigen. Daardoor kunnen ze slechts een klein deel van de dampkring tegelijk bekijken. Dat is ook het geval als ze in een vliegtuig zitten, al kunnen vliegtuigen in korte tijd grote afstanden afleggen. Dat maakt het voor weerkundigen lastig om betrouwbare weersverwachtingen te maken. Boven: barometer Rechts: thermometer
Regenmeter
Windmeter
Om dat tóch te kunnen doen moet je niet alleen vanaf je plek enkele malen per dag het weer bekijken en meten. Ook moet je voortdurend op de hoogte blijven van het weer tot honderden kilometers in de omtrek. Anders loop je grote kans dat je verwachting niet uitkomt. Er komt bijvoorbeeld onverwachts een zware bui op je af of een gebied met ijzel en sneeuw. Of het blijft droog terwijl je regen verwacht. Om zulke verrassingen te voorkomen moeten veel andere mensen veraf en dichtbij het weer bekijken en meten en je vertellen wat ze hebben gezien en gemeten. Dan kun je aankondigen of en hoe het weer gaat veranderen. In dunbevolkte gebieden (zoals de poolgebieden) is het echter moeilijk om waarnemers te vinden, op zee zelfs vrijwel onmogelijk. Daardoor kunnen weerkundigen bij het opstellen van hun verwachtingen vaak alleen afgaan op wat ze zelf zien en meten en hun ervaring. Op 24 oktober 1946 krijgen ze een nieuw hulpmiddel in handen. Dan start er een raket vanaf White Sands, een raketbasis in de Amerikaanse staat New Mexico. In de neuskegel van de raket zit een camera. Die begint na de start opnamen te maken van het aardoppervlak. De raket bereikt de grens tussen dampkring en ruimte (zie pagina 2). Daarna stort hij neer in de woestijn buiten de basis, maar de film in de camera blijft heel. Op de film staan opnamen van een groot deel van de VS. Die laten zien waar het bewolkt was tijdens de vlucht van de raket en waar het helder was. Het zijn de eerste opnamen van het weer vanuit de ruimte. Dit soort opnamen kunnen weerkundigen goed gebruiken want ze bestrijken enorme gebieden. Ook zijn vanuit de ruimte opnamen te maken van zeeën, oceanen en andere plekken waar weinig of geen mensen het weer in de gaten kunnen houden. 5
Vanaf 1960 lanceert het Amerikaanse nationale ruimtevaartbureau NASA kunstmanen die het weer in de gaten houden. Ook de nationale ruimtevaartbureaus van de SovjetUnie en andere landen doen dat. We noemen deze kunstmanen weerkunstmanen. Sommige weerkunstmanen draaien in een lage baan rond de aarde die een bijna rechte hoek maakt met de evenaar. Tijdens elk rondje dat de kunstmanen maken, draait de aarde een stuk door. Hierdoor krijgen de kunstmanen telkens andere delen van het aardoppervlak te zien. Daardoor zijn ze in staat om opnamen te maken van het hele aardoppervlak. Wel kunnen ze hetzelfde gebied alleen met tussenpozen van minimaal een halve dag bekijken. Daar staat tegenover dat er op hun opnamen veel kleine details te zien zijn omdat ze niet ver boven het aardoppervlak zijn gemaakt. Andere weerkunstmanen zitten in de geostationaire omloopbaan. Vandaar uit houden ze 24 uur per dag dezelfde gebieden op aarde in de gaten. Maar omdat ze veel verder van het aardoppervlak zitten, kun je op hun opnamen minder details zien. Ook kunnen ze de poolgebieden moeilijk zien.
Eerste beeld van de aarde vanuit de ruimte.
Weerkundigen gebruiken weerkunstmanen in de geostationaire omloopbaan ook als verbindingskunstmaan. Na de komst van de eerste weerkunstmanen in deze baan plaatsen weerkundigen onbemande stations op het vasteland en in zee. Daar zitten instrumenten in om het weer te meten. De resultaten hiervan zenden de stations via weerkunstmanen in de geostationaire omloopbaan naar de weerkundigen die de metingen laten uitvoeren. Alle weerkunstmanen meten zaken die invloed hebben op het weer. Dat zijn bijvoorbeeld de temperatuur van het land- en het zeeoppervlak, de snelheid en de richting van de wind en luchtvervuiling door bosbranden, fabrieken en wegverkeer. Opnamen en meetgegevens van weerkunstmanen gaan naar weerkundigen die voor nationale weerinstituten werken (zoals het KNMI in De Bilt) of voor bedrijven die weersverwachtingen maken en uitgeven (zoals Meteo Consult). Aan de hand hiervan kunnen ze vertellen wat voor weer het is in grote delen van de wereld en uitleggen hoe dat komt. De weerkaarten van Europa die Marco Verhoef op tv toont zijn gemaakt met opnamen van weerkunstmanen. Ook kunnen weerkundigen redelijk betrouwbare verwachtingen opstellen tot vijf, tien en zelfs veertien dagen vooruit. Maar ze vertrouwen nog steeds op mensen die voor hen het weer bekijken en meten vanaf het aardoppervlak. 6
Sextant
Astrolabium
Kompas
GPS-kunstmaan
Beter weten waar je bent Eerst gebruiken reizigers zon, maan, sterren en markante details in het landschap om na te gaan waar ze zich bevinden en waar ze naartoe gaan. Of anders gezegd: ze navigeren met behulp van zon, maan, sterren en markante details in het landschap. Daarna doen landkaarten hun intrede, wordt het kompas uitgevonden en leren zeelieden nauwkeurige klokken te gebruiken om te navigeren. Vervolgens komen radiobakens in gebruik. Die zenden signalen uit naar schepen en vliegtuigen die deze signalen kunnen ontvangen. Kun je enkele bakens tegelijk ontvangen, dan kun je je weg vinden aan de hand van hun signalen. Schepen en vliegtuigen krijgen radar waarmee ze de weg kunnen vinden als het zicht slecht is. Ten slotte doen kunstmanen hun intrede die de rol van radiobaken spelen. Omdat ze op grote hoogte zitten, zijn hun signalen op een groot deel van het aardoppervlak te ontvangen. Deze kunstmanen en apparaten die signalen van deze kunstmanen kunnen ontvangen vormen samen een navigatiesysteem. In 1964 komt het eerste navigatiesysteem met kunstmanen in gebruik, de Amerikaanse Transit. Onderzeeërs van de Amerikaanse marine gebruiken dit systeem om te navigeren maar ook pleziervaartuigen en koopvaardij- en vissersschepen maken er gebruik van. Ook te land is Transit te gebruiken, maar soms moet je uren wachten voordat je signalen van een Transit-kunstmaan kunt ontvangen. Dat komt omdat Transit maar enkele kunstmanen gebruikt. Daarom laat het Amerikaanse leger een navigatiesysteem met kunstmanen bouwen dat overal ter wereld 24 uur per dag te gebruiken is. Het krijgt de naam Global Positioning System (= wereldwijd systeem voor plaatsbepaling) of kortweg GPS. In 1978 lanceert het leger de eerste kunstmaan van het GPS. In 1995 is het systeem gereed. Dan draaien er 24 GPS-kunstmanen in een baan op 20.000 kilometer hoogte rond de aarde. Ze doen twaalf uur over één rondje rond de aarde. Daardoor kun je vanaf elke plek op aarde signalen van minstens vier van die kunstmanen tegelijk ontvangen. Iedere kunstmaan heeft een zender en ook een atoomklok die de tijd uiterst nauwkeurig aangeeft. Ook ontvangers van GPS-signalen krijgen een klok die uiterst nauwkeurig loopt. Dankzij deze klokken en omdat je signalen van minstens vier kunstmanen tegelijk kunt ontvangen kun je je positie tot op enkele meters nauwkeurig bepalen. Soms zelfs nog nauwkeuriger. 7
Eerst gebruikt alleen het Amerikaanse leger het GPS. In 1983 kondigt president Reagan van de VS aan dat ook burgers in en buiten de VS het GPS mogen gebruiken zodra het klaar is. Tot in 2000 zorgt het Amerikaanse leger er echter voor dat het systeem voor burgers minder nauwkeurig werkt dan voor het leger zelf, daarna niet meer. Dan zien bedrijven steeds meer mogelijkheden om profijt te trekken van het GPS en ontstaat er een grote markt voor ontvangers van GPS-signalen. Daardoor zien veel mensen kans om er veel geld aan te verdienen. De markt voor GPS-ontvangers groeit verder naarmate er steeds kleinere en goedkopere GPS-ontvangers op de markt komen. Ten slotte passen GPS-ontvangers in apparaten die je makkelijk in kunt bouwen in een voertuig of die je bij je kunt dragen.
Twee navigatieapparaten.
Omloopbanen van navigatiesatellieten van het GPS.
We noemen twee van de vele mogelijkheden om het GPS te gebruiken: - Bedrijven die vracht over de weg vervoeren laten GPS-ontvangers aanbrengen in hun vrachtauto’s, rederijen in hun schepen en luchtvaartmaatschappijen in hun vliegtuigen. - Bedrijven als TomTom beginnen apparaten met een GPS-ontvanger en een geheugen met landkaarten te maken en te verkopen die automobilisten de weg helpen zoeken. Je gebruikt zo’n apparaat door een bestemming op te geven. Dan stippelt het apparaat de route van je punt van vertrek naar de bestemming voor je uit. Dergelijke apparaten zijn er ook voor voetgangers. Daar maken blinden gebruik van samen met een blindenstok of geleidehond. Daar vinden ze de weg mee in een omgeving die ze nog niet kennen. Ook andere landen willen een eigen navigatiesysteem hebben met kunstmanen en bouwen er een, Rusland en China bijvoorbeeld. De Europese Unie bouwt er een samen met enkele landen buiten deze unie, de Galileo. 8
Opsporen en beheren van natuurlijke hulpbronnen op aarde Eerst is een gebied in kaart brengen een moeilijk karwei. Daartoe moeten mensen dit gebied te voet of vanaf een schip verkennen en tekeningen maken van rivieren, vlakten, heuvels en wat er verder te zien is. Ze moeten niet alleen precies natekenen wat ze zien. Ook moeten ze de afmetingen van de vlakten, rivieren enzovoort nauwkeurig weergeven en de afstanden tussen die vlakten, rivieren enzovoort. Dat kost veel tijd want steeds kunnen ze maar een klein deel van het gebied overzien. Midden 19e eeuw maken twee uitvindingen het in kaart brengen van gebieden makkelijker, de fotografie en de ballonvaart. Foto’s maken van een landschap gaat sneller dan het natekenen ervan. Vanuit een ballon kun je een veel groter gebied tegelijk zien en natekenen of fotograferen dan met twee benen op de grond. In 1903 doet het vliegtuig zijn intrede. Vanuit vliegtuigen kun je niet alleen een groot gebied tegelijk overzien maar ook in korte tijd steeds nieuwe gebieden verkennen. Vanaf 1970, ten slotte, draaien er kunstmanen in een baan rond de aarde die het aardoppervlak verkennen. Ze kunnen net als weerkunstmanen een groot deel van het aardoppervlak tegelijk overzien. Ook draaien ze net als sommige weerkunstmanen (zie pagina 6) meestel op enige honderden kilometers hoogte boven het aardoppervlak en in een baan die een bijna rechte hoek maakt met de evenaar. Daardoor kunnen ze het hele aardoppervlak bekijken. Daar doen ze enkele dagen over. Daarna beginnen ze daar opnieuw mee.
Van boven naar beneden: gewone foto, luchtfoto en satellietfoto van de Alpen.
Dat bekijken gebeurt op drie manieren. Kunstmanen meten zonlicht dat het aardoppervlak terugkaatst, ze meten straling die het aardoppervlak zelf afgeeft en ze maken met radar echo-opnamen van het aardoppervlak. Daarmee wordt niet alleen al het landoppervlak op aarde in kaart gebracht, maar ook de bodem van alle zeeën en oceanen. Met de resultaten van de metingen en de echo-opnamen maken deskundigen allerlei soorten landkaarten, kaarten met bodemsoorten bijvoorbeeld (zand, klei of rotsbodem) of met soorten plantengroei (bossen, grasvlakten, kreupelhout of korstmossen). Enkele kunstmanen kunnen de hoogte van golven op zee meten of gaan na waar land- en zee-ijs te vinden is en hoe dik dat ijs is. 9
Vanuit de ruimte brengen kunstmanen zaken aan het licht die mensen vanaf de grond en zelfs vanuit vliegtuigen en ballonnen niet kunnen opmerken. Een voorbeeld: Ben je in het Alpengebied, dan zie je bergen om je heen. Vanuit een vliegtuig op tien kilometer hoogte is te zien dat die bergen in rijen liggen die min of meer van west naar oost lopen met valleien ertussen. Vanuit een kunstmaan op enkele honderden kilometers hoogte is te zien hoe de bodem van het Alpengebied is opgefrommeld als een tafelkleed. De rijen bergen zijn de ribbels die door het opfrommelen zijn ontstaan. Aan de hand van kaarten die kunstmanen helpen maken gaan mensen na hoe en waarom er dingen veranderen op het aardoppervlak. Daartoe maken kunstmanen jaren achtereen regelmatig opnamen van dezelfde gebieden op aarde. Sommige veranderingen hebben te maken met de wisseling van de seizoenen. Ieder jaar komt tijdens het groeiseizoen de oogst tot wasdom en die wordt dan binnengehaald. Kale gebieden in Afrika raken begroeid als daar de regentijd aanbreekt en worden weer kaal als de regentijd voorbij is. Andere veranderingen hangen niet samen met de wisseling van de seizoenen. Zo wordt het deel van Brazilië dat met tropisch regenwoud is begroeid van jaar tot jaar kleiner. Daar maken stukken woud plaats voor akkers en weiden. Steden wereldwijd worden groter omdat steeds meer plattelandsbewoners naar steden verhuizen.
Europese satelliet Envisat.
Wat deskundigen die werken voor een landsregering of een bedrijf ook willen weten is wat voor natuurlijke hulpbronnen de aarde heeft en hoeveel. Ze bestuderen kaarten van kunstmanen om na te gaan hoe groot de oogst in een bepaald gebied zal worden. Ze zoeken naar plekken waar grote hoeveelheden zoet water, metaalertsen of andere delfstoffen onder de grond verborgen kunnen zitten. Nadat aardolie in de jaren ’70 fors duurder is geworden, zoeken medewerkers van oliemaatschappijen op kaarten van kunstmanen naar plekken waar misschien veel aardolie (en aardgas) te vinden is. Ook gaan ze op die manier na hoeveel olie er nog zit in olievelden die ze al kennen. Soms blijkt er meer olie in te zitten dan eerst is aangenomen. Hebben deskundigen plekken gevonden die rijk kunnen zijn aan een bepaalde delfstof, dan sturen ze onderzoekers ernaartoe. Die gaan na of er werkelijk van die delfstof te vinden is en zo ja, hoeveel. Ten slotte zoeken deskundigen op zeekaarten van kunstmanen naar plekken waar vissers de meeste kans hebben om goede vangsten te doen. 10
Tijdige waarschuwing voor en bestrijding van natuurrampen Natuurrampen zijn niet te voorkomen. Wel kunnen kunstmanen die opnamen van de aarde maken soms een natuurramp helpen voorspellen. Dan krijgen mensen die gevaar lopen de tijd om een veilig heenkomen te zoeken. Hoeveel verschil dat kan maken laten we zien aan de hand van een voorbeeld: Galveston. Dat is een stad in de Amerikaanse staat Texas die op een eiland vlakbij de Texaanse kust ligt.
De route die orkaan Ike heeft gevolgd sinds zijn ontstaan.
4 September 1900. Een medewerker van het Amerikaanse weerbureau die in Galveston werkt zegt dat er mogelijk storm komt. Er is namelijk een orkaan langs Cuba, Florida en Louisiana getrokken. Waar die is en waar die naartoe gaat kan het weerbureau niet nauwkeurig aangeven want hij kan alleen afgaan op berichten van schepen op zee en van het vasteland. Op 7 september geeft het weerbureau een stormwaarschuwing voor de stad. Vooral omdat het mooi weer is, besluiten maar weinig stadsbewoners een veilig heenkomen te zoeken op het vasteland. De volgende dag bereikt de orkaan Galveston. De zee stijgt rond het eiland ongeveer 4½ meter terwijl het hoogste punt van het eiland 2,7 meter meet. Daardoor loopt het hele eiland onder en wordt de stad verwoest. De orkaan vernielt alle bruggen die het eiland met het vasteland verbinden. Daardoor zitten mensen die nog op het eiland zijn in de val. Tussen de 6.000 en 12.000 bewoners van Galveston komen om. 1 September 2008. Bij de Kaapverdische Eilanden ontstaat een lagedrukgebied. Een weerkunstmaan maakt er opnamen van. Medewerkers van de Amerikaanse stormwaarschuwingsdienst NHC bekijken die opnamen. Ze besluiten het lagedrukgebied te volgen. Ze zien hoe het een storm wordt en dan een orkaan en geven hem de naam Ike. Het NHC geeft alle stormen en orkanen boven het tropische deel van de Atlantische Oceaan een naam. Ike trekt naar het westen en bereikt op 8 september de Golf van Mexico. Bewoners van Galveston volgen de berichten over Ike nauwgezet. Ze weten dat ze misschien op het vasteland een veilig heenkomen moeten zoeken. Op 11 september krijgen ze inderdaad het bevel dat te doen omdat Ike op Galveston afkomt. De meeste bewoners volgen het bevel op. De volgende dag bereikt Ike Galveston. Weer loopt het eiland onder water en wordt de stad verwoest, maar er vallen maar enkele doden. 11
Kunstmanen helpen ook de gevolgen van natuurrampen aan te pakken. Op 12 januari 2010 bijvoorbeeld vindt er in Haïti een aardbeving plaats. Binnen één minuut verandert de hoofdstad Port-au-Prince in een puinhoop. Ook andere plaatsen worden verwoest. Wegen en straten raken versperd door puin. Talloze mensen komen zonder schoon water te zitten, kunnen niet meer aan voedsel komen en raken hun huis en al hun bezittingen kwijt. Vele tienduizenden mensen komen om het leven. Hun lichamen liggen onder het puin of op straat. Door de warmte (het is in Haïti vrijwel altijd tropisch warm) beginnen ze snel te ontbinden en vreselijk te stinken. Tallozen raken gewond. Die kunnen geen doktershulp krijgen want ziekenhuizen en klinieken zijn vernield en er zijn veel dokters omgekomen.
Vergelijking van twee opnamen van Port-au-Prince, vóór en na de aardbeving.
Hulpverleners van de VN en uit de VS, Canada en Frankrijk vragen de NASA, het nationale ruimtevaartbureau van Japan en het Europese Ruimtevaartbureau ESA om hun kunstmanen opnamen van Haïti te laten maken. GeoEye en DigitalGlobe, twee bedrijven die met eigen kunstmanen opnamen van de aarde maken en verkopen, bieden de hulpverleners gratis opnamen van Haïti aan. De hulpverleners bestuderen de opnamen en vergelijken die met opnamen van Haïti van vóór de aardbeving. Ze willen zo snel mogelijk weten wat voor hulp ze moeten geven. Hoe langer goede hulp uitblijft, hoe meer mensen alsnog sterven en hoe groter de kans dat er besmettelijke ziekten uitbreken. Zo willen ze weten wat voor schade er is aangericht en hoeveel. Ze zoeken naar wegen die nog begaanbaar zijn. Ze gaan na of schepen nog kunnen aanleggen in de haven van Port-au-Prince en vliegtuigen nog kunnen landen op het vliegveld bij de stad. Ze zoeken naar groepen mensen die op de vlucht zijn en plekken waar ze kunnen worden ondergebracht in tenten of barakken. Die plekken moeten makkelijk te bereiken zijn en veel ruimte bieden aan tenten of barakken. Ook moet er bij zulke plekken zoet water (uit bronnen bijvoorbeeld) te vinden zijn. Met deze informatie gaan hulpverleners in Haïti aan de slag. Ze gebruiken kaarten, opnamen van kunstmanen en GPS om hun weg te zoeken in het rampgebied. Omdat vaste telefoons daar niet meer werken, gebruiken ze draagbare telefoons met batterijen om met elkaar en hun leiders te praten. Zo wijzen ze plekken aan waar vliegtuigen voedsel, drinken en andere spullen voor de slachtoffers van de ramp kunnen droppen. Hun gesprekken verlopen vaak via verbindingskunstmanen. 12
Natuurlijke hulpbronnen in de ruimte Net als de aarde heeft de ruimte natuurlijke hulpbronnen te bieden. Van één bron uit de ruimte maken mensen al dagelijks gebruik: zonlicht. Uit zonlicht wekken we warmte op, bijvoorbeeld in zonneboilers. Met zonnepanelen wekken ze stroom op uit zonlicht. Eerst worden zonnepanelen vrijwel alleen in de ruimte gebruikt. De meeste kunstmanen en andere ruimtevaartuigen krijgen zonnepanelen mee die ze van stroom voorzien. Daarna worden zonnepanelen ook steeds meer op aarde gebruikt. Ze wekken stroom op voor huizen, kantoren en fabrieken. Tegelijkertijd werken ruimtevaartdeskundigen aan twee nieuwe manieren om profijt te trekken van zonlicht. - Spiegels in de ruimte: die kaatsen zonlicht naar plekken op aarde waar het donker is. Vooral in Rusland werken deskundigen aan dit idee. Een deel van Rusland ligt ten noorden van de poolcirkel. Daar duren dagen ’s winters maar een paar uur. Rond 21 december blijft het daar zelfs dagen of weken achtereen donker. Dan is er de hele dag door kunstlicht nodig op straat, in huis, op de werkplek. Dat kost energie en energie is niet gratis. Spiegels in de ruimte kunnen in dat gebied voor extra zonlicht zorgen terwijl de zon zelf van daaruit niet te zien is. In 1993 doet het Russisch ruimtevaartbureau een proef met een spiegel in de ruimte. Kosmonauten in het Russische ruimtestation Mir proberen de spiegel uit te vouwen en slagen daarin. In 1999 doen kosmonauten in de Mir een nieuwe poging om een spiegel uit te vouwen, maar die mislukt.
Ontwerp van een SSPS of Space Solar Power System.
- Zonnepanelen in een baan rond de aarde: die wekken stroom uit zonlicht op en leveren die aan de aarde. Dat kan alleen via kabels als de zonnepanelen in de geostationaire omloopbaan zijn geplaatst en dus boven één plek op aarde blijven hangen. Maar dan moeten de kabels 36.000 kilometer lang zijn! Deskundigen hebben een makkelijker manier bedacht om de stroom op aarde te krijgen. Aan de zonnepanelen komt een apparaat dat de stroom omzet in microgolfstraling (het soort straling dat in een magnetron etenswaren verhit) en doorzendt naar een antenne op aarde. Die antenne zet de straling om in stroom. 13
In 2008 bewijst de Amerikaan John Mankins met een proef dat dit idee werkt. Op een bergtop op het eiland Maui van Hawaii plaatst hij een zonnepaneel en een apparaat dat stroom van het zonnepaneel omzet in microgolfstraling. Het apparaat zendt die straling naar een bergtop op het hoofdeiland van Hawaii die 148 kilometer verderop ligt. Daar vangt een antenne een deel van de straling op en maakt er stroom van.
Ontwerp van een SPSS of Space Solar Power System, een stel reusachtige zonnepanelen in de ruimte die de aarde van stroom voorzien.
Ruimtevaartdeskundigen willen ook dat mensen andere natuurlijke hulpbronnen uit de ruimte kunnen gaan gebruiken. Op de maan zijn ertsen van aluminium, titanium en andere metalen te vinden. Ook sommige planetoïden (steenklompen van enkele meters tot enkele honderden kilometers groot die rond de zon draaien) bevatten metaalertsen. Deskundigen zijn vooral geïnteresseerd in helium-3. Dat is een soort helium waarvan de atomen bestaan uit twee protonen en een neutron. Een gewoon heliumatoom heeft twee protonen en twee neutronen. Als je van helium-3 door kernfusie in een reactor gewoon helium maakt, komt er geweldig veel energie bij vrij. Daardoor is helium-3 uitermate geschikt om te dienen als brandstof voor een kernfusiereactor. Op de hele aarde komt maar 100 kilo helium-3 voor, op de maan enkele miljoenen tonnen. Dat is voldoende om iedereen op aarde vele jaren lang van energie te voorzien. Het zit in het stof en gruis dat de maanbodem bedekt. Door dit stof en gruis te verhitten, kun je het helium-3 eruit halen. Dan kun je het vloeibaar maken, in een tank doen en de tank met een ruimteschip naar de aarde brengen. Daar wordt het aan krachtcentrales met een kernfusiereactor geleverd.
Kernfusie: Deuterium (een soort waterstof) reageert met helium-3. Hierbij komt o.a. gewoon helium en heel veel energie vrij.
Maar dit is nog (verre) toekomstmuziek. Om helium-3 op de maan te winnen zijn robots nodig en mijnwerkers die in maanbases wonen. Het duurt minstens tot rond 2025 voordat er weer mensen naar de maan reizen. Daarna zal het nog enige jaren duren voordat mijnwerkers op de maan helium-3 uit de maanbodem halen. Bovendien is er nog geen enkele kernfusiereactor op aarde die op helium-3 loopt. In Frankrijk is een kernfusiereactor in aanbouw, de ITER. Die is echter alleen bedoeld om na te gaan of kernfusie kan worden gebruikt om stroom op te wekken. Bovendien zal hij niet eerder dan in 2018 gaan draaien en geen helium-3 als brandstof gebruiken maar deuterium en tritium. Dat zijn twee soorten waterstof. 14
ARMOEDE BLOKKEERT TOEGANG TOT DE RUIMTE In ontwikkelingslanden hebben mensen minder profijt van het nuttig gebruik van de ruimte dan in rijke. Maar in één opzicht wordt het verschil kleiner.
Logo van ESA.
Het uitzetten van een Arabsat door ruimteveer Discovery.
Ruimtevaart is duur Het bouwen en lanceren van kunstmanen is duur (zie pagina 4), zó duur zelfs dat maar enkele landen het kunnen betalen. In de jaren ’50 kunnen alleen de VS en de Sovjet-Unie dat. Die landen behoren in die tijd tot de rijkste van de wereld. Daarna komt er af en toe een land bij dat op eigen kosten raketten en kunstmanen kan bouwen en lanceren. Meestal is dat een rijk land. Groepen landen besluiten dat samen te doen omdat ze dat ieder voor zich niet kunnen bekostigen. Dat doen bijvoorbeeld Frankrijk, Duitsland en andere landen in Europa. In 1975 richten deze landen hiervoor de ESA op. Maar nog steeds kan maar een klein deel van de rond 200 landen van de wereld op eigen kosten kunstmanen en raketten bouwen en lanceren. Als één van de overige landen een eigen kunstmaan wil hebben, moet hij die in het buitenland kopen en laten lanceren. Dat kost handenvol geld. Daarom doen landen dat soms samen. Zo kopen de landen van de Arabische Liga samen verbindingskunstmanen en laten die lanceren. Deze kunstmanen heten Arabsat. Ook het gebruiken van een kunstmaan kost geld. Dat moeten landen uitgeven aan antennes op hun grondgebied. Die zijn nodig om signalen van de kunstmaan te ontvangen en naar de kunstmaan te zenden. Ook moeten landen duurbetaalde deskundigen inhuren die met eveneens duurbetaalde apparaten signalen van de kunstmaan omzetten in bruikbare informatie. Is het een verbindingskunstmaan, dan gaat het om telefoongesprekken, digitale bestanden, beeld en geluid. Is het een kunstmaan die het aardoppervlak bekijkt, dan gaat het om kaarten van het oppervlak, tabellen en grafieken.
Lancering van twee Afrikaanse satellieten door de Europese Ariane raket in 2010.
Een kunstmaan kopen, laten lanceren en gebruiken is voor ontwikkelingslanden moeilijker te bekostigen dan voor rijke. Dat heeft voor ontwikkelingslanden ongunstige gevolgen. Daar geven we drie voorbeelden van.
15
Toegang tot informatie over natuurlijke hulpbronnen Ontwikkelingslanden willen weten welke delfstoffen er in hun bodem zitten en welke andere natuurlijke hulpbronnen ze hebben. Dat is na te gaan aan de hand van opnamen van en metingen aan hun grondgebied door kunstmanen (zie pagina 10). Met die hulpbronnen willen ze (meer) geld verdienen. Daarmee kunnen ze hun economie opkrikken en de welvaart van hun burgers vergroten. Er is volop informatie over hun hulpbronnen te vinden want kunstmanen die de aarde bekijken, doen hun werk zowel boven ontwikkelingslanden als boven rijke. Maar de meeste van die kunstmanen zijn eigendom van een klein aantal rijke landen en van bedrijven. Dat betekent dat ontwikkelingslanden meestal bij die rijke landen en bedrijven moeten aankloppen om aan informatie over hun hulpbronnen te komen. Ze moeten maar afwachten of ze al die informatie krijgen en wat ze ervoor moeten betalen. Rijke landen en bedrijven willen namelijk óók aan die natuurlijke hulpbronnen verdienen. Op pagina 21 laten we zien hoe de VN daar eerlijke afspraken over proberen te maken. Toegang tot de geostationaire omloopbaan In de geostationaire omloopbaan komen steeds meer verbindingskunstmanen in gebruik. Die komen meestal uit rijke landen. Hoewel deze baan enorm lang is, kan er maar een beperkt aantal verbindingskunstmanen in worden geplaatst. Komen ze te dicht bij elkaar te staan, dan storen ze elkaars signalen en kunnen die signalen op aarde minder goed worden ontvangen. Ook is de baan niet overal even geschikt om er verbindingskunstmanen in te plaatsen. De beste plaatsen zitten boven bewoonde gebieden, de slechtste boven de oceanen. Het grootste deel van de baan loopt over oceanen. Ontwikkelingslanden die nog geen verbindingskunstmanen in de geostationaire omloopbaan hebben vrezen dat rijke landen de beste plekken in de baan in bezit nemen met hun verbindingskunstmanen. Voor het benutten van de baan geldt namelijk wie het eerst komt, wie het eerst maalt. In 1976 voeren Colombia, Oeganda, Indonesië en andere landen die aan de evenaar liggen hier overleg over in Bogotá, de hoofdstad van Colombia. Ze stellen de Verklaring van Bogotá op. In die verklaring eisen ze het stuk van de baan voor zich op dat over hun grondgebied loopt. Ze vinden dat dit stuk bij hun luchtruim hoort. 16
Logo van Intelsat, een internationale organisatie die verbindingskunstmanen koopt en laat lanceren.
Astra is een verbindingskunstmaan (radio, tv en internet) voor Europa en Noord-Afrika
Eutelsat heeft kunstmanen op verschillende posities. Samen bestrijken ze een groot gedeelte van de aarde.
Arabsat is vooral gericht op de Arabische landen
Ook willen ze dat rijke landen die hun verbindingskunstmanen boven hun grondgebied hebben geplaatst of willen plaatsen hen daarvoor betalen. Daar willen deze rijke landen niets van weten. Ook ontwikkelingslanden die níet aan de evenaar liggen, wijzen dit idee af. Op pagina 20 leggen we uit hoe de VN eerlijke afspraken proberen te maken over het gebruiken van de geostationaire omloopbaan.
Grote antennes bij Burum.
Schotelantenne
Zonnepanelen op het Marokkaanse platteland.
Toegang tot verbindingskunstmanen Eerst heb je als burger allerlei voorzieningen nodig om kunstmanen te gebruiken. Een grote antenne op de grond moet signalen van de kunstmanen ontvangen en naar de kunstmaan sturen. Die antenne is verbonden aan een kabelnet en/of een net van telefoonlijnen. Of hij stuurt en ontvangt signalen van zendmasten. Ten slotte moet er een stroomnet zijn waar je je telefoon, radio en tv op kunt aansluiten. Anders wordt het behelpen met batterijen, accu’s en apparaten die stroom opwekken. In Nederland en andere rijke landen zijn deze voorzieningen overal voorhanden. In ontwikkelingslanden is dat niet overal het geval. Voor deze landen is het opzetten van deze voorzieningen in heel hun grondgebied vaak niet te betalen. Waar in die landen deze voorzieningen ontbreken, heb je niets aan verbindingskunstmanen. Maar in de jaren ’90 en na de eeuwwisseling trekken in ontwikkelingslanden steeds meer mensen profijt van verbindingskunstmanen. Dat gebeurt vaak zonder dat daarvoor kabel- en telefoonnetten worden aangelegd en zendmasten worden geplaatst. Er komen draagbare draadloze telefoons met batterijen op de markt die we nu mobieltjes noemen. Vooral als je met je mobieltje iemand in het buitenland belt, loopt het gesprek vaak via een verbindingskunstmaan (zie ook pagina 4). Ook zijn er steeds kleinere antennes te koop waarmee je verbindingskunstmanen kunt ontvangen die radioen tv-programma’s doorzenden. Mobieltjes en kleine antennes worden steeds goedkoper in aanschaf en gebruik. Daardoor worden ze in ontwikkelingslanden voor steeds meer mensen betaalbaar. Met een mobieltje kun je bellen daar waar geen telefoonlijnen zijn. Met een kleine antenne kun je radio en tv-programma’s ontvangen daar waar geen kabelnet is, maar wel een stroomnet. Maar ook een stroomnet is niet altijd meer nodig. De Marokkaanse regering bijvoorbeeld laat in afgelegen dorpen in het land zonnepanelen plaatsen. Die wekken stroom op zodat je daar tóch een radio, tv en een antenne kunt gebruiken. 17
HUISREGELS VOOR DE RUIMTE Mensen hebben geleerd om de ruimte nuttig te gebruiken. Maar niet iedereen op aarde kan daar evenveel profijt van trekken. Al vanaf het begin van de ruimtevaart in 1957 proberen de VN daar wat aan te doen door huisregels voor de ruimte op te stellen waar landen en bedrijven zich aan moeten houden. Het Ruimteverdrag uit 1966 Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-’18) worden vliegtuigen voor het eerst gebruikt om vijandige doelen te verkennen en te bestoken. Vooral daarom praten Engeland, Frankrijk en andere landen met elkaar om goede afspraken te maken over het gebruik van het luchtruim door vliegtuigen. Die afspraken zetten ze in het Verdrag van Parijs. In 1919 tekenen ze dat verdrag. Hierin staat dat ieder land eigenaar is van het deel van het luchtruim dat zich boven zijn grondgebied bevindt. Dat betekent dat een vliegtuig van land A niet het luchtruim van land B mag binnengaan en niet in land B mag landen zonder toestemming van land B. Deze afspraak is nog steeds de basis van het luchtrecht. Maar over één ding geeft deze afspraak geen uitsluitsel: op welke hoogte boven het aardoppervlak het luchtruim ophoudt. Niemand vindt het nodig om dat vast te leggen want vliegtuigen kunnen de dampkring van de aarde niet verlaten. In oktober 1957 lanceert de Sovjet-Unie de Spoetnik. Drie maanden later lanceren de VS hun eerste kunstmaan, de Explorer-1. Daarna proberen beide landen de baas te worden over de ruimte vlakbij de aarde en daarna over de maan. Beide landen willen dat omdat ze als vijanden tegenover elkaar staan in de Koude Oorlog. Kenners van het luchtrecht weten zich geen raad met kunstmanen want deze toestellen verlaten de dampkring. Ook weten ze zich geen raad met het idee dat landen proberen de ruimte voor zich op te eisen. Ze vragen zich af of landen zomaar kunstmanen kunnen en mogen lanceren. Ze zeggen: voor landen gelden huisregels voor het gebruik van het luchtruim en huisregels voor het gebruik van de zee. Wordt het niet tijd om huisregels op te stellen voor het gebruik van de ruimte? De VN vinden dat inderdaad. Schema van de lagen in de dampkring. (Niet op schaal)
18
In 1958 roept de Algemene Vergadering (parlement van de VN-lidstaten) de landen die kunstmanen lanceren op de ruimte alleen voor vreedzame doeleinden te gebruiken. Ook richten de VN het VN-Comité voor het Vreedzaam Gebruik van de Ruimte UN-COPUOS op. Dat comité ontwerpt het Verdrag over Richtlijnen betreffende Werkzaamheden van Staten ter Verkenning en Gebruik van de Ruimte waaronder de Maan en Andere Hemellichamen of kortweg Ruimteverdrag. We noemen drie hoofdpunten uit dit verdrag:
De ruimte met haar hemellichamen mag alleen voor vreedzame doeleinden worden gebruikt. In dit opzicht lijkt het Ruimteverdrag op het Zuidpoolverdrag uit 1959. Volgens dit verdrag is in het zuidpoolgebied alleen wetenschappelijk onderzoek toegestaan. Daar mogen geen militaire activiteiten (zoals oefeningen en kernproeven) plaatsvinden of wapens worden geplaatst.
Geen enkel land mag (een stuk van) de ruimte voor zichzelf in bezit nemen. Elk land, rijk of arm moet kunnen profiteren van de opbrengsten van de ruimtevaart. Ook moet de ruimte met haar hemellichamen toegankelijk zijn voor alle mensen. Niemand mag er een stuk van voor zich opeisen en anderen de toegang hiertoe beletten. Ook in dit opzicht lijkt het Ruimteverdrag op het Zuidpoolverdrag. Volgens dat verdrag mag geen enkel land een stuk van dit gebied of dit hele gebied voor zich opeisen. Het idee dat de ruimte en het zuidpoolgebied geen eigendom mogen zijn van één of meer landen doet denken aan wat Hugo de Groot (15831645) zegt over de zee. In zijn boek Mare Librorum uit 1609 zegt deze rechtsgeleerde dat de zee aan heel de mensheid toebehoort en dat dus niemand eigenaar kan worden van de zee of delen ervan. Dit idee maakt nog steeds deel uit van het zeerecht.
Landen die aan ruimtevaart doen moeten de hele mensheid laten meeprofiteren van de opbrengsten hiervan. In 1966 neemt de Algemene Vergadering het Ruimteverdrag aan. Een jaar later treedt het in werking. Nu hebben de meeste lidstaten van de VN het ondertekend. Na 1967 vinden mensen nieuwe manieren om nuttig gebruik te maken van de ruimte. Niet alle landen en niet alle aardbewoners blijken daar evenveel profijt van te kunnen trekken. Om daar wat aan te doen stellen de VN nieuwe verklaringen of verdragen met huisregels voor de ruimte op. Deze nieuwe reglementen vullen het Ruimteverdrag aan. Hiervan geven we drie voorbeelden. 19
VN hoofdkwartier te New York.
Hugo de Groot
Algemene Vergadering VN
Twistpunt: de geostationaire omloopbaan De geostationaire omloopbaan is vanaf 1964 in gebruik. Ieder land mag zonder meer kunstmanen in deze baan plaatsen, maar het zijn voornamelijk rijke landen die dat kunnen. Ontwikkelingslanden vrezen dat op den duur de beste plekken van de baan bezet raken en dat ze daar hun eigen kunstmanen niet kunnen plaatsen. Ontwikkelingslanden aan de evenaar proberen dat te voorkomen door in 1976 stukken van de baan voor zich op te eisen. Daardoor krijgen ze ruzie met rijke landen en ontwikkelingslanden die niet aan de evenaar liggen (zie pagina 16). De VN willen het probleem oplossen dat tot de ruzie heeft geleid. Dat wordt de taak van één van haar afdelingen, de International Telecommunicatie Unie ITU. Deze organisatie bestond al toen de VN in 1945 werden opgericht. Het hield zich bezig met het opstellen van en handhaven van huisregels voor radio-uitzendingen. Zo bepaalde de ITU wereldwijd wie op welke golflengte mocht uitzenden. Dat doet hij nog steeds. Nadat de VN waren opgericht, werd de ITU daar een afdeling van. Na de lancering van de Syncom-3 in 1964 krijgt hij het beheer over de geostationaire omloopbaan.
Logo van het ITU: de Internationale Telecommunicatie Unie
In 1985 begint de ITU te werken aan afspraken voor het gebruik van deze baan. Drie jaar later staan ze op papier. Dan blijkt dat de ITU voorlopig niet af wil van het principe wie het eerst komt, wie het eerst maalt. Wel moeten landen die kunstmanen in de baan willen plaatsen daar regelmatig met elkaar over praten. Ze moeten afspreken wie wanneer een kunstmaan naar de baan mag sturen. Landen die kunstmanen kunnen lanceren mogen hun gang blijven gaan. Maar ontwikkelingslanden krijgen de kans om hun eigen kunstmanen naar de baan te sturen zodra ze daartoe in staat zijn. Plekken in de baan worden voor deze landen vrijgehouden. Toch gaan soms landen en ook bedrijven voor hun beurt zonder dat de VN ze daarvoor kunnen straffen. Ze plaatsen hun kunstmanen in de baan op plekken die open moeten blijven. Dat doet bijvoorbeeld Indonesië in 1992. Dat land plaatst een van zijn kunstmanen op een plek die bestemd is voor een kunstmaan van een bedrijf dat deels eigendom is van de regering van Tonga.
20
Aeriane-5. Deze raket kan twee verbindingskunstmanen tegelijk naar de geostationaire omloopbaan brengen. Die satellieten mogen samen 10 ton wegen.
Om dit probleem te omzeilen gebruiken rijke landen en bedrijven verbindingskunstmanen die niet in de geostationaire omloopbaan zitten. Die zenden telefoongesprekken en digitale bestanden door. Hoewel ze niet boven één plek op aarde blijven hangen, zorgen ze er 24 uur per dag voor dat je vanaf elke plaats op aarde naar andere plaatsen kunt bellen (zie pagina 4).
Een netwerk van verbindingskunstmanen zorgt er voor dat je vanaf elke plaats op aarde naar andere plaatsen kunt bellen.
Twistpunt: informatie over natuurlijke hulpbronnen op aarde Vanaf 1970 komen kunstmanen in gebruik die alle landen in kaart kunnen brengen. Maar mag een land met zijn kunstmanen ongevraagd waarnemingen doen in een ander land? Mag alleen het land dat eigenaar is van de kunstmanen profijt trekken van de resultaten van die waarnemingen of alleen het land waar de waarnemingen van gedaan zijn? Of mogen allebei de landen dat? Deze vragen zijn vooral van belang voor ontwikkelingslanden. Ze willen weten wat voor natuurlijke hulpbronnen ze hebben. Kunstmanen die de aarde bekijken kunnen hen helpen daar meer over te weten te komen. Maar informatie over hun hulpbronnen die kunstmanen vergaren moeten ze meestal in een ander land zien te krijgen want de meeste landen hebben zelf geen eigen kunstmanen die de aarde bekijken (zie pagina 16). In 1971 beginnen de VN daar afspraken over te maken. Dan richt de Algemene Vergadering daar een werkgroep voor op. In 1976 legt de werkgroep een ontwerpverdrag met afspraken voor aan de Algemene Vergadering. Een verdrag komt er echter niet want enkele landen wijzen het af. Die willen zelf het meest verdienen aan wat kunstmanen allemaal op aarde aan natuurlijke hulpbronnen vinden. Tien jaar later neemt de Algemene Vergadering de verklaring Principles on Remote Sensing aan. Vrij vertaald betekent deze naam: Algemene richtlijnen voor het waarnemen op afstand van de aarde. De verklaring roept landen op met elkaar samen te werken bij het bestuderen van de aarde met kunstmanen. Ook staat er dit in: stel dat land A met een eigen kunstmaan waarnemingen doet in land B, dan mag land B land A vragen om de resultaten hiervan aan hem te geven. Maar land A mag dat altijd weigeren, dus bijvoorbeeld ook als blijkt dat er misschien olie in de bodem van land B zit. Alleen als uit de waarnemingen blijkt dat er in land B een natuurramp dreigt of al plaatsvindt (bijvoorbeeld een zwerm sprinkhanen die gewassen in land B bedreigt), dan moet land A de resultaten van de waarnemingen aan land B geven. 21
Twistpunt: natuurlijke hulpbronnen in de ruimte Ruimtevaartuigen verkennen de maan, Mars en andere hemellichamen. Tussen 1969 en 1972 bezoeken Amerikaanse astronauten de maan. Zo wordt gaandeweg duidelijk dat de maan en andere hemellichamen net als de aarde natuurlijke hulpbronnen hebben. Één van die hulpbronnen is helium-3 in de maanbodem, waaruit energie kan worden opgewekt (zie pagina 14). Het is nog niet mogelijk om die hulpbronnen te ontginnen. Toch vragen deskundigen zich af wie dat mag doen, landen, bedrijven of beide? Mogen landen en bedrijven stukken van de maan en andere hemellichamen voor zichzelf in bezit nemen om daar natuurlijke hulpbronnen te ontginnen? Of mogen ze dat niet? De Algemene Vergadering laat daar een verdrag over opstellen. In 1979 is de tekst van dit verdrag klaar en neemt de Algemene Vergadering het aan. Het verdrag treedt in 1984 in werking. Het staat bekend als het Maanverdrag en heet voluit Overeenkomst ter Regeling van Werkzaamheden van Staten op de Maan en Andere Hemellichamen. De belangrijkste punten uit het verdrag zijn:
De maan en andere hemellichamen mogen door niemand in bezit worden genomen. Ze zijn eigendom van de hele mensheid, precies zoals de zee dat volgens Hugo de Groot moet zijn. Er zijn bedrijven die op internet stukken van het maanoppervlak verkopen. Dit mogen ze volgens het verdrag niet doen. Alle natuurlijke hulpbronnen op de maan en andere hemellichamen zijn ‘Gemeenschappelijk Erfgoed van de Mensheid’. Dat wil zeggen dat deze hulpbronnen toebehoren aan alle mensen waar ook ter wereld. Dus mogen landen die hiertoe in staat zijn ze niet zelf ontginnen. Dat moeten ze overlaten aan een bureau dat de VN moeten oprichten. Alle landen hebben het recht om deze hulpbronnen te ontginnen via dit bureau. De landen die het verdrag hebben ondertekend, hebben het recht om te delen in de opbrengsten hiervan, of ze nu zelf de hulpbronnen helpen ontginnen of niet. Hieruit volgt dat ook ontwikkelingslanden die dit verdrag hebben ondertekend, recht hebben op een deel van de opbrengst.
22
Een Amerikaanse astronaut op de maan die een monster neemt voor bodemonderzoek.
Hierboven: twee voorstellingen van het ontginnen van de bodem op de maan. De onderste houdt ook rekening met energievoorziening, er zijn zonnepanelen geplaatst.
Logo van de VN Zeebodem autoriteit
Mangaanknol zoals die op de bodem van de oceaan te vinden is.
Het begrip ‘Gemeenschappelijk Erfgoed van de Mensheid’ komt ook voor in het zeerecht. In 1983 treedt een VN-verdrag in werking dat het ontginnen van metaalertsen en andere natuurlijke hulpbronnen in zee (zoals mangaan, kobalt en andere metalen) regelt. Deze hulpbronnen worden in dit verdrag eveneens ‘Gemeenschappelijk Erfgoed van de Mensheid’ genoemd. Alleen een internationaal bureau dat ‘VN Zeebodem Autoriteit’ heet mag deze hulpbronnen ontginnen. De tekst van het Maanverdrag spreekt niet uitdrukkelijk over bedrijven die natuurlijke hulpbronnen op de maan en andere hemellichamen willen ontginnen. Die zouden dus onbelemmerd hun gang kunnen gaan. Ook is het verdrag maar door weinig landen ondertekend. In 2009 hebben van alle 192 lidstaten van de VN maar dertien dat gedaan. De landen die dat nog niet gedaan hebben, mogen natuurlijke hulpbronnen op de maan en andere hemellichamen ontginnen en de opbrengsten hiervan voor zichzelf houden. Maar hebben die landen het Ruimteverdrag getekend, dan mogen ze dat niet. Volgens dat verdrag betekent het ontginnen van natuurlijke hulpbronnen op de maan en andere hemellichamen dat je bezit neemt van die hemellichamen. Dat is volgens het Ruimteverdrag verboden.
Amerikanen op de maan
De ruimte en de Millenniumverklaring In september 2000 neemt de Algemene Vergadering de Millenniumverklaring aan. Die verklaring is géén aanvulling op het Ruimteverdrag. Wel noemt het een paar zaken die met ruimtevaart te maken hebben en met de opbrengsten ervan. De verklaring is een plan voor ontwikkeling in ontwikkelingslanden. Ontwikkeling is onder meer ervoor zorgen dat meer mensen goed onderwijs krijgen, goede gezondheidszorg, goede behandeling voor en bescherming tegen gevaarlijke ziekten als aids en malaria, alsmede werk en een redelijk schone omgeving. Het plan noemt acht doelen die uiterlijk in 2015 moeten zijn gehaald, de Millenniumdoelen. Één van die Millenniumdoelen is: zorg dat alle landen van de wereld samenwerken voor ontwikkeling. Zo moeten rijke landen er samen met bedrijven voor zorgen dat meer mensen in ontwikkelingslanden voordeel kunnen hebben van nieuwe technieken. Tot die nieuwe technieken horen technieken voor het vergaren van informatie en voor communicatie. In deze twee technieken speelt ruimtevaart een grote rol. Hoe ontwikkelingslanden van die twee technieken kunnen profiteren en daarmee ook van de ruimtevaart laat het volgende voorbeeld zien. 23
In Afrika kunnen veel mensen geen telefoon kopen en geen radio- of tv-toestel. Dat kunnen ze niet betalen. En als je die apparaten wél kunt kopen, heb je er vaak weinig aan. Vooral op het platteland zijn geen telefoonlijnen en kabels aangelegd voor het doorzenden van radio- en tv-programma’s. Zendmasten die radio- en tv-programma’s doorzenden vind je nauwelijks of helemaal niet. Er zijn vrijwel geen telefoonlijnen die Afrikaanse landen met elkaar verbinden. Ook zijn er geen kabels en zendmasten die radio- en tv-programma's doorzenden van het ene Afrikaanse land naar het andere. Om die redenen laten Afrikaanse landen Europese en Amerikaanse bedrijven helpen met het over de grens doorzenden van telefoongesprekken en programma’s. Maar daar moeten ze die bedrijven jaarlijks miljoenen dollars voor betalen. Bestuurders van Afrikaanse landen besluiten voor heel Afrika deze problemen samen aan te pakken. Ze willen hiermee de economie van hun land en verbeteren en de welvaart van hun burgers groter maken. Hoe makkelijker je kunt bellen in Afrika en hoe makkelijker je via radio en tv aan informatie kunt komen, hoe meer bedrijven fabrieken en kantoren willen bouwen in Afrika. Dat levert meer werk en inkomsten op voor Afrikanen. Tussen 1987 en 1990 zoeken vijftig Afrikaanse landen uit hoe ze de problemen kunnen aanpakken. Ze krijgen daarbij hulp van twee afdelingen van de VN, de ITU en het VN-Ontwikkelingsprogramma UNDP. Ook de Afrikaanse Ontwikkelingsbank helpt daarbij. De landen komen tot de conclusie dat een verbindingskunstmaan de beste oplossing is voor de problemen. Die kunstmaan kan overal in Afrika helpen met het doorzenden van telefoongesprekken en van radio- en tv-programma’s. Dat doorzenden doet de kunstmaan niet alleen binnen één land, maar ook van het ene land naar het andere. In 1992 richt een groot aantal Afrikaanse landen de Regionale Afrikaanse Organisatie voor Communicatie per Satelliet (= kunstmaan) of RASCOM op. Deze organisatie laat het Europese bedrijf Alcatel Alenia Space een kunstmaan bouwen, de RASCOM-QAF-1. Dit bedrijf levert RASCOM ook antennes en andere apparaten die nodig zijn om deze kunstmaan te gebruiken. In 2007 bestelt RASCOM nog een kunstmaan, de RASCOM-QAF-1R. Op 21 december 2007 lanceert het bedrijf Arianespace de RASCOM-QAF-1. Dankzij deze kunstmaan wordt het overal in Afrika makkelijker om te bellen, radio- en tv-programma’s te ontvangen en te internetten. Dat is precies wat de RASCOM wilde.
Een Ariane-5-raket lanceert RASCOM-QAF-1 op 21 december 2007.
24
AANTEKENINGEN
25
26
MEER OP INTERNET Op de website van het Centrum voor Mondiaal Onderwijs vind je nog meer onderwerpen die je kunnen helpen bij je werkstuk of spreekbeurt. Je vindt daar tips over hoe je het beste een werkstuk kunt opzetten of hoe je het beste je spreekbeurt kunt inkleden. Ga naar www.cmo.nl of www.maak-een-werkstuk.nl.
27
SCRIPTIESERVICE De Scriptieservice Mondiaal Onderwijs richt zich op leerlingen vanaf 10 jaar. In de reeks zijn meer dan 85 onderwerpen opgenomen over Derde Wereld, Vrede, Milieu en Mensenrechten. Elk pakket bestaat uit 24 pagina's tekst, foto's, tekeningen, strips en/of cartoons. Op de website van het CMO staat een handleiding voor het maken van een scriptie/ werkstuk.
De versie op papier is te bestellen bij: Centrum voor Mondiaal Onderwijs Postbus 9108 6500 HK Nijmegen tel. 024-3613074 e-mail:
[email protected] http://www.cmo.nl Schoolmediatheken, (jeugd)bibliotheken en documentatiecentra kunnen een abonnement op de scriptieservice nemen en ontvangen dan per jaar vijf pakketten.