0
Van tarwekorrel tot stokbroodje
Tarwe Tarwe is één van de oudste granen die door de mens wordt verbouwd. Waarschijnlijk is dat ongeveer 10.000 jaar geleden in het MiddenOosten begonnen. De allereerste mensen aten wel al zaden van grassen, die rauw werden gegeten en tussen de kiezen werd vermalen. Later ontdekte men dat je de zaden met stenen kon malen en van het meel met water of melk een meelpap kon maken.
In tarwe zit veel eiwit. Gluten (gluton = plaksel) zijn eiwitten die dienst doen als kleefstof, waardoor het meel makkelijk plakt en als brooddeeg gebruikt kan worden. Die brij werd op een platte steen, die in het vuur had gelegen, gebakken. Dat was het eerste brood. Het leek op het pittabrood van nu. De oude Egyptenaren ontdekten bij toeval dat door het gisten van het deeg het brood luchtiger werd. Een slaaf had een portie deeg vergeten en durfde dat niet te vertellen. Het deeg ging gisten. Stiekem deed hij de volgende dag die portie bij het nieuwe deeg. Het bleek dat het brood door het gisten veel luchtiger geworden was. Gist is een schimmel en zet suiker om in koolzuur. Er ontstaan gasbelletjes, waardoor het brood luchtig wordt.
Een tarwekorrel bestaat uit drie delen:
De zemel (het vlies om de korrel) De kiem (waaruit een plantje kan groeien) De kern (dat als voedsel voor het jonge plantje dient) kiem
Van akker tot bakker
kern
zemel
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
De akker wordt in het voorjaar geploegd en geëgd Het graan wordt gezaaid In de zomer wordt het graan geoogst De tarwekorrels worden losgeslagen uit de plant Het stof en de velletjes (het kaf) worden uit de tarwekorrels geblazen De tarwekorrels worden in een korenmolen of meelfabriek tot meel verpulverd Brood wordt gemaakt van tarwemeel, water, gist en zout. Het deeg wordt gekneed. (15 à 20 minuten) 8. Het deeg gaat rijzen door de gist 9. Het deeg wordt gebakken (± 30 minuten bij een temperatuur van ongeveer 250º C. 10. Het brood komt uit de oven
Witbrood wordt gemaakt van gezeefd meel (bloem). Alleen de kern wordt gebruikt
Bruinbrood wordt gemaakt van tarwemeel met een deel zemelen
Van tarwekorrel tot stokbroodje
Volkorenbrood wordt gemaakt van volkoren meel. De hele graankorrel wordt gebruikt. Het deeg bevat ook hele of gebroken tarwekorrels
1
Zo ging dat vroeger Op de oude schoolplaten van Jetses is te zien hoe het zaaien en oogsten in zijn werk ging tot de zeventiger jaren in de vorige eeuw. Een aantal van deze oude werktuigen en gereedschappen vind je nog op de kinderboerderij in Daalhof.
Ploegen, eggen en zaaien. Vanuit uit de zaaibak werd het graan zaaid.
De Limburgse eg (om de kluiten fijner te maken) had een driehoekige vorm.
Oogsten met zicht en pikhaak. De zicht moest van tijd tot tijd weer scherp geklopt worden met een hamer op een aambeeldje
Bij het dorsen werden de graankorrels met een dorsvlegel uit het koren losgeslagen.
2
Van tarwekorrel tot stokbroodje
Met de wanmolen werd het kaf (bloem-en kelkblaadjes) van het koren gescheiden. De schepraderen van de wanmolen bliezen het kaf weg en het zwaardere graan viel op een zeef. Daarvoor werd ook wel de wilgentenen wan gebruikt. Het graan werd omhooggegooid en de wind waaide het kaf eruit.
De stengels van het koren (het stro) werden fijngesneden en door het voer van de dieren gemengd. Gehakseld stro werd (met leem en mest) ook verwerkt in de wanden van vakwerkhuizen.
Het malen van het graan Het graan werd naar de molenaar gebracht. De torenmolen van Gronsveld is een van de vier torenmolens in Nederland en werd tussen 1618 en 1623 gebouwd. De wind blaast de wieken rond, die daardoor grote tandwielen aandrijven en die zetten de molensteen weer in beweging. Het graan wordt tussen de stenen geleid en vemalen tot meel. Op de eerste en derde zaterdag van de maand is de molen in Gronsveld open voor bezoekers.
Het bakken van het brood Op het platteland bakten de mensen zelf hun brood in het zogenaamde ‘bakhuisje’. In verband met brandgevaar stond dat bakhuisje altijd apart van de boerderij. De oven werd gestookt met hout. Als de oven van binnen goed heet was, werd de as eruit geveegd en het brood erin geschoven en in 1 uur gebakken.
Van tarwekorrel tot stokbroodje
3
En zo gaat dat nu Tegenwoordig gebeurt het ploegen, eggen, zaaien en oogsten machinaal. Bij het oogsten doet een grote oogstmachine (combine) alles in één keer. Hij maait het koren, dorst het graan en spuit het in een vrachtauto. De moderne machines verpakken het stro meteen in pakken, maar dat wordt ook nog wel met een aparte balenpers gedaan. Stro wordt gebruikt als bodembedekking in stallen. Het graan wordt in silo’s opgeslagen. Het meeste brood wordt machinaal in grote broodfabrieken gebakken.
4
Van tarwekorrel tot stokbroodje
Zij pikken een graantje mee De wilde hamster komt in Nederland alleen in Zuid Limburg voor. In het verleden is er veel jacht op gemaakt omdat de boeren dachten dat hij teveel schade aan de graanoogst toebracht. De hamster werd ook wel "korenwolf" genoemd. Tegenwoordig is de hamster beschermd en probeert men gefokte exemplaren in de natuur uit te zetten. Vereniging Natuurmonumenten
Behalve konijnen, hazen, hamsters, muizen en vogels zijn er ook insecten die een graantje meepikken.
Meeltorren eten graan, meel, brood of andere graanproducten. De meeltor wordt als larve (meelworm) gekweekt als voedsel voor terrariumdieren. Het graankevertje eet het kiemwit uit de graankorrel.
Het broodkevertje leeft van hard, droog, zetmeelhoudend voedsel. Het maakt ronde houtwormachtige gaatjes in droog brood, macaroni e.d. . Graanlanders zijn kevertjes die niet kunnen vliegen. De larven hollen de graankorrel van binnen uit. Ze zitten het liefst op warme, vochtige plekken.
Onkruid vergaat niet In een graanakker groeiden vroeger allerlei akkeronkruiden. Zaden van korenbloem, klaproos, distel, kamille en akkerviooltje houden van omgewoelde grond. Het zaad van klaprozen kan zelfs na 50 jaar nog ontkiemen. Als het graan eenmaal ‘aangeslagen’ was, groeide dat zo hard dat het boven het onkruid uitgroeide. Door onkruidbestrijding en omdat er tegenwoordig machinaal in strakke lijnen wordt gezaaid, zijn de kleurige akkeronkruiden uit de graanvelden verdwenen.
distel
akkerviool tje
kamille
korenbloem
klaproos
Van tarwekorrel tot stokbroodje
5
Stokbroodjes bakken 2 kopjes tarwekorrels ( = 1 kopje gezeefd meel) 2 platte bakstenen of een koffiemolen om graan te malen Zeef en schaaltje Deegrol en latjes Water en snufje zout Bamboestok Houtskoolvuurtje Maal het graan en zeef het. Doe het meel in een kom. Maak in het midden een kuiltje en doe daar het zout in. Doe het water bij het zout en meng alles door elkaar en kneed het tot deeg. Te nat en plakkerig: beetje bloem erbij. Te droog: een beetje water erbij. Rol het deeg met de deegroller tot een platte strook. Druk de strook deeg stevig om het einde van de bamboestok. Houd het einde van de stok met deeg ongeveer 15 minuten boven het houtskoolvuurtje. Bamboe is geschikt omdat het bijna niet wil branden. Zet de stok een avond van te voren in het water.
Volkorenbrood 600/700 gr. meel 20/25 gr. gist 12 gr. zout 350/400 cc lauw water of melk oven Maak in het midden van het meel een kuiltje waarin je de in lauw water opgeloste gist doet. Roer van binnenuit, steeds meer meel van de buitenkant erbij. Voeg de rest van het water of de melk toe. Als het allemaal goed vermengd is, gaat het zout erbij en wordt het allemaal tot deeg gekneed tot het niet meer aan je handen plakt en ‘droog’ aanvoelt. Af en toe je handen en de tafel met bloem inwrijven om het plakken tegen te gaan. Onder een vochtige doek 20 minuten laten rijzen op een warme lek van 25 tot 30º C. Daarna de bol deeg duwen en rollen om het koolzuur er uit te krijgen. Kneed het deeg tot een broodvorm en leg het in een ingevet bakblik.. Nog eens 45 minuten laten rijzen onder een vochtige doek op een warme plek. Ca. 40 minuten bakken in een oven van 220 º C.
Beeldjes van zoutdeeg 3 kopjes bloem 1 kopje water 1 kopje zout 1 theelepel slaolie oven Doe de slaolie en het water bij de bloem. Zeker 5 minuten goed kneden tot het soepel aanvoelt en er een gladde bal van gemaakt kan worden. Als het deeg te droog is, komen er scheurtjes in. Doe er wat water bij. Als het deeg nat en plakkerig aanvoelt: een beetje bloem er bij doen. Het bakken doe je 30 – 60 minuten in een oven van 175 º C. Een paar kleinere beeldjes hebben minder tijd nodig dan één groot beeldje. Prik af en toe met een vork in het beeldje. Als het hard en hol klinkt is het beeldje genoeg gebakken. Laat het afkoelen in de oven. Als het koud is, kan het gelakt worden. Aangemaakt deeg kan in een afgesloten plastic zak bewaard worden.
6
Van tarwekorrel tot stokbroodje
Tel.: 043 – 3219941 www.cnme.nl toekomst voor mens en natuur PW/2006/2014