Van Schools tot Scriptie. een colloquium over universitair taalvaardigheidonderwijs 8 & 9 juni 2012 Universiteit Leiden
[email protected]
Locatie van de lezingen en workshops: Lipsiusgebouw Universiteit Leiden Cleveringaplaats 1, Leiden Telefoon: 071 527 2125
VRIJDAG 8 JUNI 2012 8.45-9.45 9:45–10:00 10:00–10:30 10:30–11:00 11:00–11:30
11:30–12:00
12:00–12:30
12:30–13:00
13:00–14:00
14:00–15:00
15:00–15:30
15:30–16:00
16:00–16:30
16:30–17:00
17:00-17:30 17:30-17:45 18:00-20:00
Inschrijving & thee/koffie opening [zaal 005] Choices and Consequences. Gabriël Hoezen, Tony Foster [zaal 005] Het belang van taalkundige kennis voor taalvaardigheid. Josefien Sweep [zaal 005] Pauze De wisselwerking tussen Engelse schrijfvaardigheid bij universitair taalvaardigheids- en English as a medium of instruction Industrieel Ontwerpen. taalkunde-onderwijs. Een in a non-English speaking context. Van tekentafel tot thesis. praktijkvoorbeeld aan de hand van Frank van Splunder Laurent Willemsen het Zweeds. [zaal 228] [zaal 147] Martje Wijers [zaal 005] Academisering en taalbeheersingonderwijs- en De doorbraak van een mythe? onderzoek Anette Ölander aan Vlaamse Hogescholen. Het bedenken van Sophie Debrauwere, Jan [zaal 228] een cursus schrijfvaardigheid in het Ceuppens Engels [zaal 005] die 4 uur duurt. From Autonomy To Team And Annamaria Beasley-Suffolk De uitspraak van het Mandarijn: Back: using a wiki to promote [zaal 147] je moet durven! student collaborative learning for a Ans de Rooij foreign language writing exam. [zaal 228] Craig Bell [zaal 005] Lunch Kennismaking met Teaching Proficiency through Reading and Taalvaardig aan de Start (TaalVaST). Storytelling. Lieve De Wachter, Jordi Heeren [zaal 005] Alike Last [zaal 228] Spelling van Engelse onvervoegde en vervoegde woorden Pronunciation grading practices by Van B1 naar B2 met Blended door Nederlandse VWO teachers of English. Technology. Myrthe Hoorn, Dick eindexamen-leerlingen. Enrico Odelli Marieke Hoeijmakers, Elise Smakman [zaal 005] [zaal 228] de Bree, Merel Keijzer [zaal 147] Pauze Conquering the world with Twee vliegen in één klap! “cutting-edge curricula”: Taalvaardigheids-onderwijs: de Combinaties van taalverwerving casus van het Juridisch Engels. Global Citizens learning en … languages. Philomena Dol Liesbet Winkelmolen [zaal 005] Riikka Länsisalmi [zaal 228] [zaal 147] Integration in EAP: developing skills, language, and critical thinking with Oxford EAP. Suzanne Brinkman [zaal 005] De eisen die de lerarenopleiding stelt aan de taalvaardigheid van instromende studenten. Wibo van der Es [zaal 005] afsluiting eerste dag [zaal 005] colloquiumdiner (optioneel)
2
ZATERDAG 9 JUNI 2012 9:30-10:30
10:30–11:00 11:00–11:30 11:30–12:00
12:00–12:30
12:30–13:00 13:00–14:00
Academisch Engels: van goed naar beter. Philip Springer [zaal 005] De lusten en lasten van verwante talen in het Taalvaardigheid en ERK: universitaire onderwijs. meten is weten? Janke Klok, Hinka Alkema, Kasper Maes Charlotte Gooskens, Lena Kjellström [zaal 005] [zaal 003] Pauze Men spreekt Duits. Mogelijkheden tot en kansen van samenwerking met verschillende instellingen. Philipp von Samson-Himmelstjerna, Björn Taalportaal. Een elektronisch platform voor Köhnlein taalvaardigheidstraining op maat. [zaal 003] Carmen Eggermont, Taalvaardigheid Frans en Spaans Maaike D’hoedt op het Leiden University College in Den Haag. [zaal 005] María José Pérez Rodríguez, Margriet Suijten [zaal 003] Het onderwijs van moderne vreemde talen in een internationale bachelor opleiding: de praktijk van Intercultureel leren binnen het academisch taalonderwijs. het University College Utrecht. Britta Bendieck [zaal 005] Tatiana Bruni [zaal 003] Lunch
3
14:00–14:30
14:30–15:00
15:00–15:30
15:30–16:00 16:00–16:30 16:30–17:00
Van blauwe broer naar vlot discours: het taalonderwijs in de klassieke talen in het eerste jaar van de Bachelor GLTC. Adriaan Rademaker [zaal 003] The Indonesian Language Program at Leiden University: Clear Teaching on Vague Issues. Aone van Engelenhoven, Suryadi [zaal 003] Do errors matter? Native and non-native English speakers’ attitudes towards errors in a persuasive text written by tertiary-level Dutch writers of English as a second language. Frank van Meurs, Brigitte Planken, Karin Maria [zaal 003]
Woordenboeken voor het hogere taalvaardigheidsonderwijs: het ANW als voorbeeld. Josefien Sweep [zaal 005] Terug naar het verleden? Een (nieuwe) rol voor vertalen binnen het universitair onderwijs? Katinka Zeven [zaal 005]
Communicative Language Teaching. Can it be applied at university level? Natalia Edisherashvili [zaal 005]
Pauze Let’s Throw in Some Grammar Somewhere: Het meetbare effect van uitspraaklessen Engels. The Role of Grammar in the Writing Curriculum. Thomas de France, Dick Smakman Tony Foster [zaal 005] [zaal 003] Conclusies [zaal 005]
4
5
Lezingen/workshops 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36.
Annamaria Beasley-Suffolk. Het bedenken van een cursus schrijfvaardigheid in het Engels die 4 uur duurt. Craig Bell. From Autonomy To Team And Back: using a wiki to promote student collaborative learning for a foreign language writing exam. Britta Bendieck. Intercultureel leren binnen het academisch taalonderwijs. Suzanne Brinkman. Integration in EAP: developing skills, language, and critical thinking with Oxford EAP. Tatiana Bruni. Het onderwijs van moderne vreemde talen in een internationale bachelor-opleiding: de praktijk van het University College Utrecht. Sophie Debrauwere, Jan Ceuppens. Academisering en taalbeheersingonderwijs- en onderzoek aan Vlaamse Hogescholen. Philomena Dol. Taalvaardigheidsonderwijs: de casus van het Juridisch Engels. Natalia Edisherashvili. Communicative Language Teaching. Can it be applied at university level? Carmen Eggermont, Maaike D’hoedt. Taalportaal. Een elektronisch platform voor taalvaardigheidstraining op maat. Aone van Engelenhoven, Suryadi. The Indonesian Language Program at Leiden University: Clear Teaching on Vague Issues. Wibo van der Es. De eisen die de lerarenopleiding stelt aan de taalvaardigheid van instromende studenten. Tony Foster. Let's Throw in Some Grammar Somewhere: The Role of Grammar in the Writing Curriculum. Thomas de France, Dick Smakman. Het meetbare effect van uitspraaklessen Engels. Marieke Hoeijmakers, Elise de Bree, Merel Keijzer. Spelling van Engelse onvervoegde en vervoegde woorden door Nederlandse VWO eindexamenleerlingen. Gabriël Hoezen, Tony Foster. Choices and Consequences. Myrthe Hoorn, Dick Smakman. Pronunciation grading practices by teachers of English. Janke Klok, Hinka Alkema, Charlotte Gooskens, Lena Kjellström. De lusten en lasten van verwante talen in het universitaire onderwijs. Riikka Länsisalmi. Conquering the world with “cutting-edge curricula”: Global Citizens learning languages. Alike Last. Kennismaking met Teaching Proficiency through Reading and Storytelling. Kasper Maes. Taalvaardigheid en ERK: meten is weten? Frank van Meurs, Brigitte Planken, Karin Maria. Do errors matter? Native and non-native English speakers’ attitudes towards errors in a persuasive text written by tertiary-level Dutch writers of English as a second language. Enrico Odelli. Van B1 naar B2 met Blended Technology. Anette Ölander. De doorbraak van een mythe? María José Pérez Rodríguez, Margriet Suijten. Taalvaardigheid Frans en Spaans op het Leiden University College in Den Haag. Adriaan Rademaker. Van blauwe broer naar vlot discours: het taalonderwijs in de klassieke talen in het eerste jaar van de Bachelor GLTC. Ans de Rooij. De uitspraak van het Mandarijn: je moet durven! Philipp von Samson-Himmelstjerna, Björn Köhnlein. Men spreekt Duits. Mogelijkheden tot en kansen van samenwerking met verschillende instellingen. Frank van Splunder. English as a medium of instruction in a non-English speaking context. Philip Springer. Academisch Engels: van goed naar beter. Josefien Sweep. Het belang van taalkundige kennis voor taalvaardigheid. Josefien Sweep. Woordenboeken voor het hogere taalvaardigheids-onderwijs: het ANW als voorbeeld. Lieve De Wachter, Jordi Heeren. Taalvaardig aan de Start (TaalVaST). Laurent Willemsen. Engelse schrijfvaardigheid bij Industrieel Ontwerpen. Van tekentafel tot thesis. Liesbet Winkelmolen. Twee vliegen in één klap! Combinaties van taalverwerving en … Martje Wijers. De wisselwerking tussen universitair taalvaardigheids- en taalkunde-onderwijs. Een praktijkvoorbeeld aan de hand van het Zweeds. Katinka Zeven. Terug naar het verleden? Een (nieuwe) rol voor vertalen binnen het universitair onderwijs?
6
1.
Het bedenken van een cursus schrijfvaardigheid in het Engels die 4 uur duurt. Annamaria Beasley-Suffolk (Nyenrode Business Universiteit)
Aan universitaire instellingen en HBO-instellingen die Engelstalige programma’s aanbieden, blijkt er ook behoefte te zijn aan cursussen schrijfvaardigheid in het Engels. Soms is het einddoel het schrijven van een scriptie; soms moet een cursus schrijfvaardigheid een algemene doelstelling dienen zoals het schrijven van ‘papers’ tijdens het studietraject. Vaak wordt aan de cursus in kwestie een tijdslimiet verbonden, die niet voldoende ruimte biedt om alle aspecten van het schrijven van papers te behandelen. Als een docent slechts vier uur de tijd heeft om een cursus schrijfvaardigheid te geven, welke stof moet dan behandeld worden en wat moet weggelaten worden? Het doel van deze workshop is deze vraag te beantwoorden. Deelnemers aan deze workshop zullen proberen de inhoud van een vier uur durende cursus schrijfvaardigheid te bedenken, welke de student voorbereidt op het schrijven van papers – en met name de ‘position paper’ (een betoog) – tijdens het studietraject. Deze workshop zal 60 minuten in beslag nemen. Werkwijze: 1. In kleine groepjes aan de opdracht werken. 2. Rapporteren (plenair). 3. Conclusies trekken. Annamaria Beasley-Suffolk (1955, Bristol, VK) is docent communicatie bij het Centre for Leadership and Management Development aan Nyenrode Business Universiteit. Zij verzorgt colleges in o.a. debatteren, onderhandelen, presenteren en conflicthantering. Binnen het traject Academic Thesis Preparation geeft zij colleges schrijfvaardigheid met als doel studenten voor te bereiden op het schrijven van een scriptie in het Engels. Zij verzorgt ook workshops Academic English en Writing Papers. Annamaria is tevens beëdigd vertaler Nederlands-Engels/Engels-Nederlands en vertaalt wetenschappelijk artikelen binnen Nyenrode. Zij heeft vroeger als freelance trainer en vertaler gewerkt. Contact:
[email protected]
2.
From Autonomy To Team And Back: using a wiki to promote student collaborative learning for a foreign language writing exam. Craig Bell
The development of the World Wide Web has brought with it a plethora of digital tools which have the potential to change how we teach and learn (Richardson, 2006). Moreover, some offer opportunities for student collaborative learning by interacting with each other. Wikis are websites which anyone can edit at anytime (ibid), and are sometimes viewed as suitable platforms for collaborative learning because “ … a wiki is like having a publicly accessible word processing document available online …” (Dudeney and Hockly, 2007). However, research (e.g. Wheeler, Yeomans and Wheeler, 2008) has also shown that wikis and their functionalities per se do not induce collaborative behaviour and that other factors should be considered for collaboration to occur. This presentation outlines action research conducted to determine if a wiki was a suitable platform for collaborative learning of a specific skill in an English as a Foreign Language teaching context. It reviews literature on wikis in education (e.g. Chao and Parker, 2007), and outlines how findings from research have guided the conduct of this study. It will also show that even though departing from wellpractised pedagogical methods offered new learning opportunities for students, disregarding established student relationships, students’ views on collaborative learning and the dominant pedagogic culture of an institution can adversely affect the intended outcomes and cultivate resistance to participation. Even so, students’ reasons for participation, as well as their reluctance to contribute, can offer valuable learning opportunities for those wishing to establish collaborative student learning communities in pedagogical contexts. Keywords: collaborative learning; wikis; participation; non-participation.
7
Chao, J. T. & Parker K. R. (2007) ‘Wikis as a Teaching Tool’ Interdisciplinary Journal of Knowledge and Learning Objects, vol. 3, 2007: pp.57-7 Dudeney, G. & Hockly, N, (2007) How to … teach English with technology Harlow, Essex: Pearson Longman Richardson, W. (2006) Blogs, Wikis, Podcasts and Other Powerful Web tools for Classrooms Thousand Oaks, California: Corwin Press Wheeler, S., Yeomans, Y. & Wheeler, D. (2008) ‘The good, the bad and the wiki: Evaluating studentgenerated content for collaborative learning’ British Journal of Educational Technology, vol.39, no.6: pp. 987-995 Craig Bell is a freelance English as a Second or Other Language (ESOL) teacher in The Netherlands, and primarily works in further and higher education. His teaching practices include training students for the Cambridge ESOL exams, academic English and the International English Language Testing System (IELTS) training. He has taught at the James Boswell Institute, University College Utrecht, Vrij Universiteit, amongst others. Craig is also a final-year student on the MSc Multimedia and E-learning at the University of Huddersfield, and his current research interests focus on issues of non-participation in virtual communities of practice. Contact:
[email protected]
3.
Intercultureel leren binnen het academisch taalonderwijs. Britta Bendieck (Universiteit Amsterdam)
Interculturele competentie en blended learning horen bij de eisen die Bologna stelt. Aan de hand van FAM (Freiburg–Amsterdam-Model) – een tandem-leermodel dat in het kader van een projectfinanciering van de faculteit der Geesteswetenschappen van de UvA in 2005 ontwikkeld werd – wil ik laten zien hoe in een blended-learning-leeromgeving studenten hun interculturele competentie vergroten. De methodischdidactische visie van FAM is dat studenten door competentiegericht, samenwerkend leren in een meertalige onderwijssetting niet alleen hun productief taalniveau verbeteren en academische vaardigheden verder ontwikkelen (zoals het uitvoeren van een wetenschappelijk onderzoek samen met een tandempartner en dit in de vreemde taal presenteren), maar juist ook door de integratieve aanpak van taalverwerving en cultuurkunde hun interculturele competentie vergroten. In 2006 ging de eerste tandem-leercursus van start. Eerstejaarsstudenten Duitse Taal en Cultuur van de UvA werkten met gebruik van Skype, videoconference, een gemeenschappelijke digitale leeromgeving (Blackboard/Moodle) en twee excursies intensief samen met studenten Nederlands van de Albert-Ludwigs-Universität in Freiburg (Duitsland). Sinds 2007 is het project in het curriculum van het taalverwervingsprogramma van de opleiding ‘Duitse taal en cultuur’ van de UvA geïmplementeerd. Tevens werd het concept toegepast op verschillende andere talenopleidingen, zoals de vakgroep Duits (Vertalers en Tolken) van de Hogeschool Antwerpen en het Goethe-Institut in Bangkok. In deze lezing wil ik aan de hand van voorbeelden het concept FAM en haar mogelijkheden en grenzen binnen het taalverwervingsonderwijs toelichten, waarbij de focus op het interculturele leren ligt. Met name de reflectie op de eigen cultuur krijgt in geen andere taalvaardigheidsmodule zo veel ruimte als bij FAM – een belangrijke voorwaarde om de ‘vreemde cultuur’ te kunnen ontsluiten. Britta Bendieck studeerde Biologie en Geografie aan de Westfälische Wilhelms-Universität in Münster (Duitsland) en Duitse Taal en Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam. Sinds 2005 is ze als docente aan deze opleiding verbonden. Haar specialismen in het vreemdetalenonderwijs zijn interculturele communicatie, blended-learning en de integratieve aanpak van taalverwerving en cultuurkunde. Haar promotieonderzoek, waarmee ze in 2009 is gestart, gaat over het beeld van Berlijn in de Nederlandse weekbladen tussen 1944 en 1990. Relevante publicaties: "Das Freiburg-Amsterdam-Modell (FAM). Interkulturelles Sprachenlernen im Tandem über Blended Learning", in: Hiltraud Casper - Hehne & Annegret Middeke: Sprachpraxis der DaF- und Germanistikstudiengänge imeuropäischen Hochschulraum, Göttingen: Universitätsverlag Göttingen, 2009, S.179 – 185 (samen met A. de Jonghe); “Het FreiburgAmsterdam-Model (FAM): Tandemleren in een blended-learning leeromgeving in de academische taalverwerving”, in Anouk Bogaert, Bettina Noak & Esther Ruigendijk: Contact en invloed. Handelingen van de bijeenkomst van universitaire docenten Nederlands in het Duitse taalgebied, Münster: agenda Verlag, 2009, p. 114 - 121 (samen met A. de Jonghe). Contact: http://home.medewerker.uva.nl/b.bendieck/,
[email protected]
8
4.
Integration in EAP: developing skills, language, and critical thinking with Oxford EAP. Suzanne Brinkman (Oxford University Press)
Finding appropriate materials to meet the needs of today’s EAP students can be challenging. In this workshop we focus on materials which integrate academic skills, language, and critical thinking tasks. This approach is informed by current best practice and is built around clear learning outcomes, in order to meet students’ general EAP needs through appropriately challenging practice using authentic texts. During this talk we’ll look at Oxford EAP. This is a brand new EAP course from Oxford offering an integrated approach to teaching English for Academic Purposes and authentic texts from Oxford textbooks. Oxford EAP develops the essential skills and academic language for learners who are preparing to study in English at university level, from foundation courses to postgraduate research. After obtaining her MA in English Language and Literature and MEd, Suzanne Brinkman taught English for several years. As English Language Teaching Consultant for Oxford University Press she visits educational institutions and advises teachers on their choice of OUP books.
5.
Het onderwijs van moderne vreemde talen in een internationale bachelor-opleiding: de praktijk van het University College Utrecht. Tatiana Bruni (Universiteit Utrecht)
Binnen het kader van het onderwijsconcept van Liberal Arts & Science zoals toegepast in Nederland is het leren van een moderne vreemde taal niet een einddoel op zich omdat de studenten geen bachelor of major kunnen behalen in een vreemde taal en cultuur. Het leren van vreemde talen wordt voornamelijk gezien als een fundamenteel onderdeel van een brede opleiding. Het gaat niet om kennis over de taal, zoals bij de meeste Taal en Cultuur-opleidingen, maar om het gebruik van de taal als middel van communicatie. Een van de einddoelen van het University College Utrecht is om studenten op te leiden tot wereldburger. Daarom vinden wij het belangrijk dat onze studenten interculturele competenties opdoen, die onder andere geleerd kunnen worden in onze taal- en cultuurcursussen. Ik wil bespreken hoe we in de praktijk de interculturele competenties integreren in de taalverwerving. Enkele aspecten die ik wil belichten zijn: Welke interculturele competenties willen we onderwijzen? Kun je al in beginnerscursussen aan interculturele competenties werken? Wat moet de verhouding zijn tussen tijd die wordt besteed aan taalverwerving en tijd die wordt besteed aan (inter)cultuur? Welke instrumenten en activiteiten zijn het meest geschikt? Gezien het feit dat het aantal lesuren vrij beperkt is, leren de studenten de doeltaal minder snel? Zo ja, is dit wenselijk? Hoe beoordeel je de interculturele competenties? Gezien de toenemende belangstelling voor Liberal Arts Colleges in Nederland lijkt de discussie over de rol van het taalonderwijs in deze instituten van belang. Balboni, P. (2003), Parole comuni, culture diverse, Venezia, Marsilio Editori, 2003 Byram, M. (1997), Teaching and assessing intercultural communicative competence, Clevedon: Multilingual Matters, 1997 Byram, M., Gribkova, B., & Starkey, H. (2002). Developing the Intercultural Dimension in Language Teaching. A practical Introduction for Teachers. Strasbourg: Directorate of School, Out-of School and Higher Education DGIV, Council of Europe. Usó-Juan, E & Martínez-Flor, A. (2008), Teaching Intercultural Communicative Competence through the Four Skills, in Revista Alicantina de Estudios Ingleses 21 (2008): 157-170 Lázár Ildikó et alii (ed.), (2007), Developing and assessing intercultural communicative competence. A guide for language teachers and teacher educators. Strasbourg: European Centre for Modern Languages, Council of Europe.
9
Tatiana Bruni is afgestudeerd aan de UU in Italiaanse Taal- en Letterkunde, met specialisatie Vertalen. Ze heeft voor de Opleiding Italiaans van de UU cursussen verzorgd in de taalverwerving, Italiaanse taalkunde, Italiaanse cultuur, vertalen en Interculturele Communicatie. Sinds enkele jaren is ze docent Italiaanse Taal- en Cultuur en coördinator van de Taal- en Cultuurcursussen aan het University College Utrecht. Ze heeft artikelen gepubliceerd over een NederlandsItaliaans zestiende-eeuws manuscript. Ze heeft vele jaren als vertaler gewerkt: ze heeft onder andere essays van Johan Huizinga naar het Italiaans vertaald. Ze is geïnteresseerd in taalonderwijs, sociolinguïstiek, interculturele communicatie en vertaaltheorie.
6.
Academisering en taalbeheersingonderwijs- en onderzoek aan Vlaamse Hogescholen. Sophie Debrauwere, Jan Ceuppens (Hogeschool-Universiteit Brussel)
Deze bijdrage beschrijft de consequenties van de Bologna-hervormingen (1999) en het Structuurdecreet (2003) voor het taalbeheersingonderwijs en –onderzoek aan de hogescholen, met name aan het Departement Toegepaste Taalkunde van de Hogeschool-Universiteit Brussel. De praktijkgerichte hogescholen hebben een academiseringsproces doorlopen: docenten doen meer aan onderzoek en studenten ontwikkelen meer dan vroeger hun onderzoekscompetenties. Deze academisering is in het Departement TT van de HUB niet ten koste gegaan van de belangrijke pijler ‘taalbeheersing’. Dit is een bewuste keuze: de expertise in taalvaardigheid is immers groot, voor (toekomstige) studenten heeft taalvaardigheid een grote relevantie en aantrekkingskracht en vooral (dit is geen ‘of-of-verhaal’) binnen het vak Taalbeheersing waar de taal als middel wordt ingezet, kan het nuttig zijn om diezelfde taaldaden te analyseren. Zo onderzochten derdejaarsstudenten in een beperkte replicastudie de beurtwissels in hun eigen conversaties. Taalvaardigheid kan ook centraal staan in de meesterproef. Momenteel meten drie masterstudenten, via Dialang, de taalvaardigheid Duits, Frans en Spaans van hun medestudenten. In een kwantitatieve studie identificeren ze de variabelen die deze taalvaardigheid beïnvloeden. In de nieuwe structuur wordt ook van taalvaardigheiddocenten onderzoek verwacht. Het Departement TT (voormalig Vlekho) werkte mee aan het OOF-project ElektraRed (1995), een elektronisch verbetertool voor schrijfvaardigheid Spaans. Op basis van een groot corpus schrijftaken werd een labelset (van morfologie tot tekstniveau) ontworpen. De student krijgt een systematisch geannoteerde tekst terug met statistieken van het individuele niveau en dat van de groep. De gerichte, systematische feedback moet leiden tot een betere schrijfvaardigheid. Voor de docent betekent het tijdwinst en een correcte inschatting van de aandachtspunten. Sophie Debrauwere (°1964) is praktijkassistente Spaans aan het departement Toegepaste Taalkunde van de Hogeschool-Universiteit Brussel. Haar onderzoeksgebieden zijn evaluatie van taalbeheersing en kwantitatieve inhoudsanalyses en perceptiestudies van kranten en reclame. In samenwerking met het onderzoekscentrum voor meertalige communicatie Cont@ct heeft ze een reeks meesterproeven over het gebruik van Engels in Spaanse reclame begeleid. Dit jaar werkt ze mee aan een project rond claims en evidentietypen in Spaanse productads. Jan Ceuppens (°1964) is docent Duits aan het departement Toegepaste Taalkunde van de HogeschoolUniversiteit Brussel. Hij is bestuurslid van de Belgischer Germanisten- und Deutschlehrerverband (BGDV) en redacteur van de tijdschriften BGDV-Rundbrief en Germanistische Mitteilungen. Zijn voornaamste onderzoeksdomeinen zijn moderne en hedendaagse Duitse literatuur en vertaalwetenschap. Sinds 2009 maakt hij ook deel uit van het onderzoekscentrum voor meertalige communicatie Cont@ct, waar hij een aantal masterproeven begeleid heeft in verband met het gebruik van Engels in Duitse media. Recente publicatie: Ceuppens, J., Gallez, F., Leuschner, T. (2012). Germanistik/Deutsch im belgischen Hochschulwesen. Flandern und Frankophonie im Vergleich. In: Deutscher Akademischer Austauschdienst (Hg.). Zukunftsfragen der Germanistik. Beiträge der DAAD-Germanistentagung 2011 mit den Partnerländern Frankreich, Belgien, Niederlande, Luxemburg. Göttingen: Wallstein.
10
7.
Taalvaardigheidsonderwijs: de casus van het Juridisch Engels. Philomena Dol (Universiteit Leiden)
Binnen de universiteit wordt taalvaardigheidonderwijs vaak gegeven binnen taalopleidingen. Echter, soms worden taalvaardigheidsvakken aangeboden als bijvak aan studenten van andere faculteiten. Een voorbeeld is het vak Juridisch Engels, dat in Leiden als keuzevak gevolgd kan worden door tweede- en derdejaarsstudenten van de Rechtenfaculteit. De studenten die dit vak volgen hebben vaak na de middelbare school weinig meer aan hun Engels gedaan. Deze studenten zijn niet geïnteresseerd in taalkundige aspecten van het Engels, maar hebben wel een aantal academische juridische vaardigheden opgedaan die ingezet kunnen worden tijdens het vak juridisch Engels. Het doel van deze studenten is om bijdragen over het recht in het Engels te kunnen leveren. In deze presentatie wordt gekeken naar de vaardigheden die deze studenten aanleren tijdens de cursus om binnen een juridisch kader hun Engels te verbeteren. Aan de hand van voorbeelden uit de lessen wordt geïllustreerd hoe luistervaardigheid, spreekvaardigheid, uitbreiding van de woordenschat en het vinden en rangschikken van collocaties worden geoefend. Daarnaast wordt gekeken naar een aantal essayonderwerpen waarin studenten hun juridisch inzicht moeten loslaten op het uitleggen van een juridisch vraagstuk uit de Nederlandse politiek, en de problemen, bijvoorbeeld op het gebied van het vertalen van terminologie, die zich daarbij kunnen voordoen te herkennen en op te lossen. Philomena Dol studeerde Engelse Taal- en Letterkunde aan de Universiteit in Leiden. Zij promoveerde aan diezelfde universiteit op een taalkundige beschrijving van een Papoeataal, waarna zij enige jaren Indonesisch doceerde en onderzoek verrichtte naar klemtoon en toon in Papoeatalen. Momenteel doceert zij onder andere juridisch Engels aan het Academisch Talencentrum van de Universiteit Leiden en geeft zij leiding aan de sectie Engels aldaar. Zij behaalde in 2009 haar Bachelorgraad in de Rechtsgeleerdheid en rondt momenteel haar Mastergraad in Public International Law af.
8.
Communicative Language Teaching. Can it be applied at university level? Natalia Edisherashvili (University of Leiden) “Communicative Language teaching marks the beginning of a major paradigm shift within language teaching in the twentieth century” (Richards & Rogers, 151).
CLT was an alternative to other methods that had existed before the 1970s-80s and that proved to be inefficient and unsuitable to the language demands of the present day. In search of a better alternative to methods like the “Grammar-Translation” and the “Audio-Lingual” methods, active research and involvement in elaborating a new and unique language teaching approach which would better serve modern day language needs of people was started in the 1970s. The concept of Communicative Competence plays a key role in CLT. It is believed by CLT advocates that not a single, but multiple competencies, such as grammatical, discourse, sociolinguistic as well as strategic (Canal and Swain) are needed in order to achieve language proficiency, and it is not, as it is often claimed by some critics, a method exclusively focusing on speaking skills, ignoring grammar, vocabulary and phonology. What CLT proponents advocate is linguistic knowledge and skills for use (Widdowson). Cazden’s words summarize well the essence of CLT (1977:42): “We must remember that language is learned, not because we want to talk or read about language, but because we want to talk and read and write about the real world.” Teachers’ and learners’ roles, as well as classroom activities, teacher and student interaction patterns, teaching materials are all redefined in Communicative Language Teaching. Even though CLT was adopted with much enthusiasm in the 1970s, as it was seen as an efficient solution to previously existing language teaching methods, CLT also received a great deal of criticism.
11
Ignored cultural context, teacher-related difficulties, and classroom management problems are some of the challenges that CLT critics point to. The need “to adapt rather than adopt” CLT was voiced by some linguists (Littlewood, 2007:245). CLT needs to undergo adaptation to fit the context of a given country but also the academic setting this method is applied in. Consequently, practicing CLT at university level might require a certain level of alteration. Methods such as Content and Language Integrated Learning (CLIL) or Language for Specific Purposes (LSP) can be used, if necessary, as good alternatives to CLT in an academic setting of universities to better suit the needs of learners with more specific and defined areas of interest. Natalia Edisherashvili is a PhD student for Leiden University Centre of Linguistics (LUCL).
9.
Taalportaal. Een elektronisch platform voor taalvaardigheidstraining op maat. Carmen Eggermont, Maaike D’hoedt (Katholieke Universiteit Leuven)
Binnen het programma van de opleiding taal- en letterkunde aan de KU Leuven vormt de component taalbeheersing, met het vak “taal en tekst”, naast de taalkunde en de studie van de literatuur een autonome pijler. De naam van dit vak mag als een soort intentieverklaring worden opgevat. Het doel is de taalvaardigheidstraining ver boven het niveau van de ‘conversatieklas’ te tillen en een kader te creëren dat de studenten helpt om complexe teksten te leren begrijpen en produceren, zowel mondeling als schriftelijk. Tijdens de lezing zal vooral worden ingegaan op het online oefenplatform Taalportaal dat binnen dit kader een centrale rol vervult, naast de contactmomenten en de e-communicatie met de taaldocent, de inrichting van een digitaal open leercentrum en het creëren van zoveel mogelijk authentieke leersituaties, zoals bijvoorbeeld e-tandems. Voorbeelden uit de concrete lespraktijk zullen illustreren hoe dit ‘Taalportaal’ op korte tijd is uitgegroeid tot een katalysator van nieuwe onverwachte werkvormen, zelfs buiten het domein van de taalbeheersing, van een geïndividualiseerde band tussen de student en zijn taaldocent, bijvoorbeeld dankzij de mogelijkheid om elke individuele activiteit op Taalportaal te traceren, en - last but not least - van een veel intensere samenwerking tussen de docenten van de verschillende talen. Meerdere evaluatierondes bij zowel leerders als taaldocenten over het gebruik van Taalportaal gaven aanleiding tot verrassende vragen binnen het domein van de vakdidactiek, vooral met betrekking tot het structureren van de leerinhoud en de mate waarin e-learning en contactmomenten met elkaar verweven dienen te zijn. Carmen Eggermont promoveerde in 1994 op de constructiemogelijkheden van het Franse werkwoord en is nu praktijkassistente algemene taalbeheersing Frans en Frans voor specifieke doelgroepen aan KULeuven Kulak. Ze werkte o.a. mee aan Franel (www.franel.be) en aan Taalportaal en organiseert jaarlijks etandemprojecten met Franstalige universiteiten. Relevante publicaties: Eggermont C., Gevaert C., Houzet E., Vandebosch D., ‘Taalportaal : een voorbeeld van e-learning voor (toekomstige) studenten taal- en letterkunde’, Cahiers F, maart 2011; Eggermont C., Noske R., ‘Le tandem transfrontalier : l’échange : France (Lille) – Flandre (Courtrai), un nouveau type de tandem’. Actes du colloque Acedle, décembre 2009 ; Desmet P., Eggermont C., ‘L'environnement d'apprentissage Franel: vers une alliance réussie entre nouvelles technologies et enseignement du FLE’, Actes de Vienne, 2008. Contact :
[email protected] Maaike D’hoedt studeerde in 2005 af als Romaniste (Frans-Italiaans) aan de Katholieke Universiteit Leuven en koos meteen voor een loopbaan als leerkracht. Na enkele jaren werkervaring in secundaire scholen en in centra voor volwassenenonderwijs keerde ze terug naar haar roots op Kulak (K.U.Leuven afdeling Kortrijk) waar ze als projectmedewerkster de elektronische leerplatformen Franel en Taalportaal hielp uitbouwen en als praktijkassistente Italiaanse taalbeheersing gaf. Vandaag verzorgt ze er als monitor Frans de oefensessie linguïstiek en literatuur en is ze als studietrajectbegeleider het aanspreekpunt van de studenten taal- en letterkunde. Daarnaast blijft ze ook lesgeven op middelbare scholen. Contact:
[email protected]
10.
The Indonesian Language Program at Leiden University: Clear Teaching on Vague Issues
12
Aone van Engelenhoven, Suryadi (Universiteit Leiden) Learners grow up in a social context that co-determines how they familiarize themselves with new information. When learning a new language the learner uses this context as a framework to acquaint himself with structures and concepts that are unknown from the L1 environment. Exclusive features, as for example tonemes and different writing systems, enable the learner’s apprehension of the uniqueness of the goal language or L2. The Dutch context, however, turns out to be an important barrier for the Dutch learner of Indonesian. While it is a typically Southeast Asian language which shares most typological features of its fellow-languages in the region, it does not have a unique script like Thai or a complex morphology like Tagalog that warrants a thoughtful approach by the Dutch learner. Instead, the Dutch learner needs to overcome the educational prejudice in Dutch folklore that classifies Indonesian as ‘a simple language without tenses, inflections and articles where one reduplicates nouns to create plural forms’. This is due to the incapacity of the linguist to provide tools with which certain forms can be aptly explained. In addition, the Dutch learner also has to bridge the significant cultural gap that exists between Dutch and Indonesian speech behavior and causes a significant part of the misunderstandings between Dutch learners and Indonesian speakers. This paper intends to elaborate on the Dutch learner’s struggle to master Indonesian speech behavior with reference to popular perceptions on ‘passives’. Aone van Engelenhoven: LUCL/LIAS (School of Asian Studies); 1987: Drs. Vergelijkende Taalwetenschappen, Universiteit Leiden, specialisatie: Austronesische talen; 1995: PhD Taalwetenschap, Universiteit Leiden, middels een beschrijving van het Leti (Zuidwest Molukken, Indonesië); functie: UD Taalkunde van Zuidoost-Azië; specialisaties: semantiek van het Indonesisch/Maleis, orale tradities in ZO Azië, cognitieve poëtica. Relevante eigen publicaties: 2011: ‘A semiotactic approach to Indonesian passives’, 2011, in: Hetty Geerdink-Verkoren and Aone van Engelenhoven (eds) Searching the Invariant, Semiotactic Explorations into Meaning, 105-123, Münich: LINCOM Europe; 2008: Ini apel ni nya “This here apple now”, Deictics in the Malay Speech of Southwest Migrants in The Netherlands. 2008, Wacana Jurnal Ilmu Pengetahuan Budaya 10(1):90-116. Contact:
[email protected]
11.
De eisen die de lerarenopleiding stelt aan de taalvaardigheid van instromende studenten. Wibo van der Es (Leiden University)
De titel van deze presentatie veronderstelt dat de lerarenopleiding eisen kan stellen aan de taalvaardigheid van instromende studenten. Mag een lerarenopleiding wel eisen stellen aan de taalvaardigheid van deze studenten? Of moet de lerarenopleiding juist eisen stellen aan de taalvaardigheid van instromende studenten? Aan de hand van een aantal voorbeelden uit de (school)praktijk wil ik bovenstaande prikkelende vragen bespreken. Wibo van der Es is a language teacher educator and a consultant at ICLON Leiden University School of Teaching. He worked as a teacher of English at an international school in the Netherlands for 19 years. He has a wide range of experience in language teacher education, including developing and teaching modules for language proficiency, methodology, language learning theory and placement supervision. He is a supervisor of the World Teachers Training Programme at the ICLON. He has participated in inspections of CLIL schools in the Netherlands on behalf of the European Platform and is author of articles on second language education and co-author of CLIL Skills.
12.
Let's Throw in Some Grammar Somewhere: The Role of Grammar in the Writing Curriculum. 13
Tony Foster (Leiden University) At all university English departments in the Netherlands, it is taken for granted that practical or applied grammar is taught as part of the Language curriculum. Traditionally, grammar was taught in conjunction with translation, it not always being clear whether grammar served translation or the other way round, but this approach has become unpopular since the demise of the grammar-translation method in Europe. At only one university is grammar taught as a separate course in the Language curriculum; apparently, instructors feel that grammar should not be taught in its own right. The Leiden English Department has a long tradition of teaching grammar as part of the writing curriculum, although its status and function have often changed. This presentation will address the different approaches to grammar teaching that the Leiden Language instructors have taken over the past two decades. These approaches will then be reviewed in the light of what the literature teaches us about grammar instruction. Tony Foster teaches English language acquisition at the department of English, Leiden University.
13.
Het meetbare effect van uitspraaklessen Engels. Thomas de France (Hogeschool Utrecht), Dick Smakman (Universiteit
Leiden)
Binnen de sectie Taalvaardigheid van de Opleiding Engelse Taal en Cultuur van de Universiteit Leiden worden op traditionele wijze uitspraakcolleges gegeven aan studenten Engels. Studenten worden eerst bewust gemaakt van de aard van de meest problematische fonemen en gaan dan zelf oefenen. Ze imiteren de docent en opnames en krijgen regelmatig gedetailleerde individuele feedback. Niet alle studenten profiteren evenveel van de uitspraaklessen maar de tendens is dat de gemiddelde student aan het eind van zijn of haar studie een betere Engelse uitspraak heeft dan ervoor. Het idee is dat studenten in de (1e-jaars) uitspraakcursus de instrumenten krijgen om zelfstandig daarna de eigen uitspraak te verbeteren, en inderdaad verbetert doorgaans het Engels in de jaren na de uitspraakcursus nog flink. Om te kijken of er ook al een meetbaar effect is vlak na een cursus waarin de belangrijkste fonemen geoefend worden, hebben we de segmentele uitspraakkenmerken vastgelegd van 30 studenten aan het begin van een intensieve uitspraakcursus (van 12 weken) Brits Engels. Dit vastleggen deden we door fonetische transcriptie en akoestische metingen. Van een aantal gevoelige klinkers (/æ, Ǥ:, Ǣ, Ȝ, ʊ/) en medeklinkers (/d, v, θ, ð, t, r/) in bepaalde fonetisch/fonologische contexten hebben we de akoestische waarden (voor de klinkers) vastgelegd dan wel de perceptief bepaalbare plaats en manier van uitspraak (voor de medeklinkers). De resultaten laten de interspreker- en intraspreker-variatie zien wat betreft de realisatie van deze klinkers: de vooruitgang, de schijnbare stilstand maar ook de achteruitgang. Ook de variatie tussen en binnen klinkers is tot op bepaalde hoogte zichtbaar via deze aanpak. Thomas de France haalde zijn BA (Klassieke Talen) aan de University of Iowa en deed de MPhil Taalwetenschap aan de Universiteit Leiden. Aldaar specialiseerde hij zich in Engelse taalverwerving. Momenteel is hij docent Engelse Taalvaardigheid aan de Lerarenopleiding van Hogeschool Utrecht. Dick Smakman studeerde Engelse Taal & Letterkunde en Taalwetenschap aan de universiteiten van Nijmegen, Durham (Engeland) en Amsterdam (UvA) en promoveerde in Nijmegen op een onderzoek naar de uitspraak van het Standaardnederlands in Nederland. Hij was op verschillende instituten docent Nederlands en Engels, en momenteel is hij Universitair Docent aan de Universiteit Leiden en doceert aldaar Engelse taalvaardigheid. Daarnaast geeft hij Sociolinguïstiek aan de opleiding Taalwetenschap te Leiden. Contact:
[email protected]
14.
Spelling van Engelse onvervoegde en vervoegde woorden door Nederlandse VWO eindexamenleerlingen. Marieke Hoeijmakers, Elise de Bree, Merel Keijzer (Universiteit Utrecht)
14
Het is voor sprekers van het Nederlands een uitdaging om de spelling van het Engels onder de knie te krijgen, omdat de relatie tussen de klanken en de letters minder transparant is in het Engels dan in het Nederlands en er dus ook orthografische patronen geleerd moeten worden. Deze complexiteit neemt toe als er vervoegingen in het spel zijn: denk aan abolish in de vervoeging van abolition; de ´sh´ wordt vervangen door een ´t´ terwijl de uitspraak gelijk blijft. Een belangrijke vraag voor taalverwervingssucces is dus of en wanneer Nederlandse leerlingen de vervoegingen van Engelse woorden verwerven en of zij daarbij gebruik maken van informatie uit de fonologie en orthografie. Om dit te onderzoeken werd voor een BA-scriptie het onderzoek van Kemp, Parilla en Kirby (2008) bij 21 Nederlandse leerlingen afgenomen. Deze 6VWO leerlingen werd gevraagd om in één sessie 32 bestaande woorden te spellen in een vervoeging (bijv. plentiful) en 32 niet/bestaande woorden (bijv. shontiful) en in een tweede sessie de niet-vervoegde vormen (bijv. plenty en shonty). De resultaten laten zien dat de leerlingen minder moeite hebben met het schrijven van bestaande dan nieuwe woorden en met onvervoegde dan vervoegde woorden. Verder vonden studenten woorden met fonologische cues (bijv. bother-bothersome) makkelijker om te spellen dan woorden met zogeheten orthografische patronen (bijv. scarce-scarcity). Deze bevindingen suggereren dat lexicale kennis belangrijk is voor het verwerven van Engelse spellingspatronen door tweedetaalleerders. Daarnaast is nadruk op morfologie en orthografie belangrijk. De presentatie zal ook plannen voor vervolgonderzoek belichten. Marieke Hoeijmakers volgt aan de UU een Master in Taal, Mens en Maatschappij. Zij heeft hiervoor haar Bachelordiploma Engelse Taal en Cultuur behaald. De presentatie is gebaseerd op haar Bachelorscriptie. Contact:
[email protected] Elise de Bree is momenteel docent bij de afdeling Pedagogiek aan de UU. Zij is afgestudeerd in Engelse Taal en Letterkunde en is universitair docent geweest bij de afdeling Engels. Elise doet onderzoek naar taalverwerving, taalstoornissen en dyslexie en is recent een onderzoek gestart naar de rol van input bij tweedetaalverwering. Merel Keijzer is universitair docent bij de afdeling Engelse Taal en Cultuur van de Universiteit Utrecht. Zij doet onderzoek naar tweetaligheid bij ouderen en in het bijzonder kijkt zij of door de achteruitgang van het cognitief vermogen in ouderen het steeds lastiger wordt om de twee taalsystemen uit elkaar te houden of dat tweetaligheid zelf juist cognitieve achteruitgang tegen kan gaan.
15.
Choices and Consequences. Gabriël Hoezen, Tony Foster (Universiteit Leiden)
Taalonderwijs betekent voortdurend keuzes maken. Wat moeten studenten leren? Tot welk niveau? Welke woorden? Welke regels? Met welk materiaal? Iedere taaldocent en ieder opleidingsbestuur zou zich hiervan bewust moeten zijn, zowel bij het ontwerp van een opleiding, bij het ontwerp van specifieke vakken als bij de uitvoering van het onderwijs zelf. Tijdens deze inleiding zal de noodzaak van het maken van de juiste keuzes centraal staan. Ook de gronden waarop keuzes moeten worden gemaakt komen aan de orde. Door deze vragen steeds te verbinden aan concrete voorbeelden en dilemma's, legt deze lezing de verbinding naar de andere sessies. Gabriël Hoezen is directeur van het Academisch Talencentrum van de Universiteit Leiden. Tony Foster is Docent Engelse taalvaardigheid voor de Opleiding Engelse Taal en Cultuur van de Universiteit Leiden.
16.
Pronunciation grading practices by teachers of English. Myrthe Hoorn, Dick Smakman (Leiden University)
15
Grading a student’s performance in the pronunciation of a second language is a difficult task. Ideally, each phoneme is judged independently and a grade could be calculated on the basis of the performance per phoneme. In addition, non-segmental features could be judged and this information could be added to the information necessary to come to an overall grade. Of course, this is not how things generally work. Teachers listen to a student’s performance and are struck – in a positive or negative way – by a few pronunciation characteristics here and there, and they more or less intuitively determine a grade on the basis of what they hear. The question is what it is that they are judging. Do certain phonemes or certain suprasegmental features play a more important part than others? Do tutors agree on which features to take into consideration and to what degree? To find this out, we asked 37 teachers of English, 11 of whom were native speakers of English, in the Netherlands to give grades to five students’ recordings (they read out a text) and indicate in their own words how they came to give that particular grade. The research generated a list of pronunciation error types that were penalised and of characteristics that led to positive appreciations. We found out that segmental and non-segmental characteristics of pronunciation each have a specific role in the construction of the final grade. Myrthe Hoorn obtained her BA in English from the University of Amsterdam and an MA in English Language Acquisition from Leiden University. Dick Smakman studied Linguistics and English Language and Literature at the universities of Nijmegen, Durham (England) and Amsterdam (UvA) and his PhD was on the pronunciation norms regarding Standard Dutch in the Netherlands. He was a teacher of Dutch and English at several institutes and is currently a lecturer at the University of Leiden, teaching English language proficiency and Sociolinguistics. Contact:
[email protected]
17.
De lusten en lasten van verwante talen in het universitaire onderwijs. Janke Klok, Hinka Alkema, Charlotte Gooskens, Lena Kjellström (Rijksuniversiteit Groningen)
Een middelbare scholier gaat Deense taal en cultuur studeren, omdat hij wil kunnen communiceren met Deense leeftijdgenoten. Een andere scholier heeft een jaar in Noorwegen doorgebracht en kan zich al goed in het Noors redden. Een derde scholier heeft kennis gemaakt met de middeleeuwse Edda en wil meer weten over de taal en de achtergronden van deze tekst. Ze gaat Zweeds studeren. Zomaar drie profielen van aankomende studenten Deens, Noors en Zweeds, die illustreren hoe uiteenlopend kennisniveau en verwachtingen van deze studenten zijn. Voor de docent betekent het dat een van de eerste onderwijstaken is de aankomende student voor te bereiden op het taalonderwijs dat hij of zij mag verwachten. Hoe zorg je ervoor dat studenten de juiste instelling hebben om taal als communicatief instrument én als onderwerp van reflectie te bestuderen? Hoe leer je iemand die zich de taal eigen heeft gemaakt in het land waar die taal wordt gesproken het register van de dagelijkse taal te vervangen door een meer academisch en analytisch taalregister? Hoe sluit je aan bij de taalverwervingspatronen die een middelbare scholier vertrouwd zijn, in het bijzondere geval van een niet-schooltaal? Hoe zorg je ervoor dat een student die denkt al een aardig mondje 'over de grens' te spreken, gemotiveerd blijft en zijn kennis verdiept en verbreedt tijdens een universitaire studie die heel andere eisen aan zijn spreek- en schrijfvaardigheid stelt? Universitair talenonderwijs is in onze ogen een discipline op zich en geen ondersteunend vak. In de bijdrage worden cases uit het talenonderwijs bij Scandinavische Talen in Groningen als uitgangspunt genomen. Of en hoe onze visie op het universitaire talenonderwijs zich in de toekomst zal kunnen handhaven is daarbij de grote onderliggende vraag. Janke Klok is werkzaam als universitair docent bij de afdeling Scandinavische Talen en Culturen aan de Rijskuniversiteit Groningen, waar ze in 2011 promoveerde op het proefschrift De Noorse literaire Feminapolie 1880-1980. Stadsromans van Skram, Undset, Sandel en Haslund – een nieuw modernistisch genre. (Barkhuis, 2011). Ze publiceerde over Scandinavische literatuur en de culturele overdracht tussen Scandinavië en Nederland in onder meer Feminist Review. Urban Spaces (2010), In the Vanguard of Cultural Transfer (2010), Gymnadenia (2011) en The Invasion of Books in Peripheral Literary Fields (2011). Ze is co-redacteur van de reeks Wilde aardbeien (2003-) en vertaalde romans en poëzie van klassieke en hedendaagse Noorse auteurs. Ze is tevens beëdigd tolk-vertaler Noors. Relevante publicatie: Klok, J.E. en Sveistrup, J., Wat & Hoe taalgids Noors, (Kosmos, 2010) Hinka Alkema: Functie: docent taalkunde en Noorse taalvaardigheid. Specialisaties: sociolinguïstiek, contrastieve taalkunde. Achtergrond: achtereenvolgens werkzaam geweest bij afd. Scandinavisch van 16
UvA, UU, RuG; relevante eigen publicaties: Alkema, HM, HB Thomsen & H Westra-Lankamp 2009. Basiswoordenschat Nederlands-Scandinavisch. Leidschendam; Alkema, HM & H Westra-Lankamp 1994. 1800 dagelijkse uitdrukkingen en spreekwoorden in het Nederlands, Noors en Zweeds. Groningen; Alkema, HM, E Schrijvershof & D Lulofs 1986. Noorse valkuilen. Noors idioomboek. Arnhem. Contact:
[email protected] Charlotte Gooskens is werkzaam als Universitair Hoofddocent bij de afdeling Scandinavische Talen en Culturen aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij is taalkundige en projectleider van het project Mutual intelligibility of closely related languages in Europe: linguistic and non-linguistic determinants dat door NWO wordt gesubsidieerd. Lena Kjellström; Master of Arts in Languages Education (University of Gothenburg), docente taalverwerving en vertalen Zweeds; beëdigd tolk-vertaler Zweeds. Contact:
[email protected] 18.
Conquering the world with “cutting-edge curricula”: Global Citizens learning languages. Riikka Länsisalmi
Leiden University is currently attempting to attract more students by offering new internationally flavoured academic programmes at BA and MA levels with “cutting-edge and globally conscious curricula”, such as International Studies, Human Interaction, History, Arts & Culture of Asia, and Politics, Society & Economy of Asia. Unlike “traditional” Languages and Cultures programmes, with a heavy language learning component, these novel curricula focus on “content”, while offering a lighter version of optional/required language study ranging from 10 to 30 EC. English being the unquestioned lingua franca and language of instruction in these programmes, foreign language modules offer a taste of other languages related to the area of study, including “Non-Indo-European/Non-Latin Alphabet” languages such as Japanese and/or official United Nations languages (e.g. Mandarin Chinese and Arabic). If we consider that language and communication competencies needed by professionals to be able to advance professionally in a working environment using a 2nd language generally need to be at CERF level B1 or above, an obvious question emerges: Which levels/skills are attainable in L2 education within the given parameters in languages such as Japanese and Mandarin Chinese in these programmes? The purpose of this presentation is to examine these questions, with a particular focus on Japanese. This examination is contextualised by a brief overview of recent Eurobarometer language surveys as well as European Union and Council of Europe initiatives and policy documents addressing European language education policies and practices. Reference is also made to the role of such non-European languages in language needs analyses carried out in Europe. Riikka Länsisalmi is Senior Lecturer (Universitair Docent) in Japan Studies at Leiden University, The Netherlands, affiliated with the Leiden University Institute for Area Studies (LIAS) and Leiden University Centre for Linguistics (LUCL). She specialises in Japanese linguistics and language pedagogy and her areas of interest include discourse analysis, sociolinguistics, contrastive linguistics, Japanese language education, and linguistic anthropology. She received her Doctoral Degree from The Graduate University for Advanced Studies (c/o National Museum of Ethnology, Japan) and has published papers and delivered conference presentations mainly in the fields of discourse analysis, sociolinguistics, and language pedagogy.
19.
Kennismaking met Teaching Proficiency through Reading and Storytelling. Alike Last
TPRS® - ook wel TPR Storytelling genoemd - is een voor ons land nog tamelijk nieuwe methode om een taal te leren. Hiermee gaan de taalleerders [lees: leerlingen, cursisten, studenten] direct in de vreemde taal spreken en luisteren omdat het taal- en spraakcentrum rechtstreeks geactiveerd worden. TPRS is in essentie gebaseerd op 100% begrijpelijke input en het is daarmee een breinvriendelijke manier om een vreemde taal te leren. In deze workshop krijgt u een korte theoretische uitleg en vervolgens kruipt u in de huid van de leerling en ervaart u via Berber de kracht van TPRS. Ook kunt u op deze manier aan den lijve het verschil in effect met andere taalleermethodieken ervaren. Graag discussiëren we na afloop van de demonstratie over de (on)mogelijkheden die u ziet voor TPRS (voor studenten) in het universitair taalvaardigheidonderwijs.
17
TPRS = Teaching Proficiency through Reading and Storytelling - een taal doceren vanuit het vragen van verhalen en lezen, waarbij álle taalvaardigheden aan bod komen. TPRS is een trademark van Blaine Ray en wordt met zijn toestemming gebruikt. Alike Last is docente Frans en Arbeids- en Organisatiepsychologe en zij heeft in 2007 TPRS® in Nederland geïntroduceerd. Zij werkt in haar lessen Frans met TPRS. Tevens verzorgt zij nascholing in TPR®, TPRS en Meervoudige Intelligenties voor talendocenten en lerarenopleiders. Functie: nascholer docenten MVT & NT2, ontwikkelaar trainingen en lesmateriaal met TPRS; docente Frans bij Vrolijk & Frans; specialisaties: TPR Storytelling, TPR, Meervoudige Intelligenties. Contact: www.taalleermethoden.nl;
[email protected]; http://twitter .com/AlikeLast
20.
Taalvaardigheid en ERK: meten is weten? Kasper Maes (Radboud Universiteit Nijmegen, Universiteit Tilburg)
Het Europees Referentiekader met zijn vaardigheidsniveaus (A1-C2) neemt binnen het taalonderwijs een steeds prominentere plaats in. In het voortgezet onderwijs zijn de niveaus vaak gekoppeld aan het eindexamenniveau en worden curricula herschreven aan de hand van de ERK-can-do-statements. Maar ook bij vervolgopleidingen op het HBO en de universiteit duiken de niveaus steeds vaker op in eindtermen van studies als International Business and Languages en zelfs de bachelor en master van universitaire studies Frans, Duits of Spaans. Bij cursussen van (universitaire) talencentra is het al jaren gebruikelijk om in de cursusbeschrijving het ERK-eindniveau van de betreffende taalcursus op te nemen. En ook uitgeverijen kunnen met hun taalmethodes tegenwoordig niet meer om een ERK-aanduiding heen. Of het nu om het eindexamen, een HBO of universitaire studie of een lesmethode gaat: iedereen stelt zich dezelfde vraag. Hoe weet ik of een taalleerder een bepaald ERK-niveau heeft? Kan ik dat meten en zo ja hoe? Het ERK en de daarop gebaseerde ‘officiële’ toetsen (Goethe, DELF, DELE) worden dus meer en meer een normatief instrument om taalvaardigheid te meten. Maar wat is het ERK eigenlijk? Strookt dit normatieve toetsen wel met het idee van het ERK? En wat betekent eigenlijk: student X heeft niveau C1 in Frans? Welk niveau verwachten we van VWO-ers, HBO- en universitaire studenten? En worden de specifieke verschillen tussen deze taalleerders voldoende belicht met het toch wat ‘algemene’ ERK? Kortom: wat weet je als je met het ERK meet? Kasper Maes studeerde Duitse Taal en Letterkunde en Filosofie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij geeft trainingen Duits aan bedrijven, instellingen en particulieren en is als docent Duits en Nederlands als tweede taal verbonden aan Radboud in'to Languages (talencentrum Radboud Universiteit Nijmegen) en het Tilburg University Language Center. Daarnaast is hij auteur van de Van Dale Grammatica Duits, een grammatica ingedeeld volgens de taalniveaus van het Common European Framework of Reference (CEFR).
21.
Do errors matter? Native and non-native English speakers’ attitudes towards errors in a persuasive text written by tertiary-level Dutch writers of English as a second language. Frank van Meurs, Brigitte Planken, Karin Maria (Radboud University
Nijmegen)
No studies of second-language writing appear to have investigated the impact of errors on perception of the author and communicative outcomes. We investigated the effect that errors in a persuasive text by tertiarylevel Dutch writers of English as an L2 had on native and non-native English speakers’ attitude towards the text, author evaluation and behavioural intention. Selected errors from petitions in English by 21 Dutch
18
native speakers with a Bachelor degree were included in a stimulus text. A 2 (errors vs. no errors) by 2 (native vs. non-native judges) between-subject experimental design was used. Texts were evaluated by 62 native English speakers (31 per version) and 71 native German speakers (35 or 36 per version). It was found that text version (with or without errors) and participants’ mother tongue (English or German) had no effect on the dependent variables. However, perceived error (i.e. if the text was thought to contain errors) had a significant negative effect on text attractiveness and author evaluation. This study illustrates the type of research we do as FL teachers in the field of business communication and the kind of topic our students write their master theses on. Frank van Meurs is an assistant professor in the Department of Communication and Information Sciences and the Centre for Language Studies at Radboud University Nijmegen, the Netherlands. He teaches English language proficiency classes and research seminars, and supervises BA and MA theses. His research interests include English and other foreign languages in Dutch job and product advertising. He has published articles in Document Design, English for Specific Purposes, ESP across Cultures, Journal of Advertising Research, Journal of Business Communication, Journal of Global Marketing, Journal of Multilingual and Multicultural Development, Technical Communication, and World Englishes. Contact:
[email protected] Brigitte Planken is an associate professor in the Department of Communication and Information Sciences and the Centre for Language Studies at Radboud University Nijmegen, the Netherlands. Her research interests include language policy in multinational organizations, English as a business lingua franca and foreign languages in advertising. She has published articles in English for Specific Purposes, Journal of Business Communication, World Englishes and Journal of Intercultural Relations and co-authored Business Discourse (PalgraveMacMillan). She teaches English language proficiency classes and research seminars, and supervises BA and MA theses. Contact:
[email protected] Karin Maria has a BA in Facility Management (Hogeschool Zuyd) and an MA in Business Communication Studies (Radboud University Nijmegen). She wrote her MA thesis about an experiment in which she tested the effects of errors in a persuasive text written in English by Dutch learners. She is about to start with training for a traineeship in the banking sector. Contact:
[email protected]
22.
Van B1 naar B2 met Blended Technology. Enrico Odelli (Universiteit Leiden)
Een belangrijk onderscheidend kenmerk van het vreemde taalonderwijs aan de universiteit wordt bepaald door de specifieke doelstellingen: het verwerven van de vreemde taal is ingebed in alle academische activiteiten binnen de studie, in het bijzonder in het schriftelijk en mondeling presenteren van de eigen onderzoek-bevindingen. Een tweede essentiële eigenschap is dat de taalontwikkeling aan de universiteit gepaard gaat met een hoge mate van reflectie. Aan de Leidse Opleiding Italiaanse taal en cultuur houden studenten van het tweede BA-jaar mondelinge presentaties in de vier taalvaardigheidmodules over uiteenlopende onderwerpen die gerelateerd zijn aan de Italiaanse cultuur en samenleving, maar ook over onderwerpen die hun eigen studie aangaan, zoals het curriculum van de opleiding. Dit academisch jaar was het mogelijk de laatste drie mondelinge presentaties van studenten op te nemen en via Weblectures de videobeelden met de daarbij gebruikte PowerPoint-presentatie in Blackboard aan te bieden. Aan studenten werd gevraagd om aan de hand van videobeelden en van de ERK afgeleide criteria elkaar feedback te geven. Vervolgens konden studenten de eigen presentatie evalueren en aangeven op welke aspecten verbeteringen moesten worden aangebracht. Na deze fasen becommentarieerde de docent de presentaties en beoordeelde ze met een cijfer. Hoewel de laatste serie presentaties onlangs is gehouden en een gegrond oordeel over de effecten prematuur is, kan een voorzichtige conclusie worden getrokken: de mogelijkheid videobeelden opnieuw te zien en de bijbehorende reflectieactiviteiten blijken voor de student zeer stimulerend te zijn. Met name in het lange taalontwikkelingtraject van B1 tot B2 levert dit een welkome bijdrage. Enrico Odelli is Docent Taalvaardigheid voor de opleiding Italiaanse Taal en Cultuur van de Universiteit Leiden.
19
23.
De doorbraak van een mythe? Anette Ölander (Universiteit van Amsterdam)
Voor studenten met Nederlands als moedertaal is het Zweeds, door de gemeenschappelijke Germaanse oorsprong, een relatief gemakkelijke taal om aan te leren. Het is voornamelijk in de prosodie dat het Zweeds en het Nederlands het meest van elkaar verschillen, iets waar in het talenonderwijs te weinig aandacht aan wordt besteed. In deze presentatie zal ik een introductie geven van een onderwijsmethode voor het aanleren van de juiste uitspraak. De afgelopen jaren heb ik deze methode toegepast bij de eerstejaars taalverwervingscolleges Zweeds aan de UvA. Volgens de Zweedse arts en taalkundige Olle Kjellin (Uttalet språket och hjärnan: teori och metodik för språkundervisningen, 2002) is het van belang dat tweedetaalverwervers zich eerst de prosodie eigen maken als de basis voor het aanleren van de taal. Kjellin heeft een lesmethode ontwikkeld voor het aanleren van de prosodie via een “driestappenproces” van vinden, automatiseren en toepassen. Een belangrijk onderdeel hiervan is het in koor reciteren van een tekst, die de studenten niet op schrift hebben. Hierdoor worden de drie mechanismen van het gehoor geactiveerd: de externe klankoverdracht via luchtgeluidsgolven, de interne klankoverdracht via de spraakorganen, en het mentale klankgeheugenbeeld. Door deze methode helemaal aan het begin van het aanleren van de uitspraak toe te passen, wordt de student zich meer bewust van het mechanisme van het gehoor bij het leerproces. Daarnaast is het, in het bijzonder voor het academisch onderwijs, naar mijn mening belangrijk dat de studenten ook de theorie achter deze methode leren kennen. Met deze methode wordt de mythe, dat volwassenen nooit meer de perfecte uitspraak van een vreemde taal zouden kunnen aanleren, doorbroken. Anette Ölander, geboren in Zweden, woont en werkt sinds haar twintigste in Nederland. Nadat zij de Lerarenopleiding geschiedenis en maatschappijleer afrondde, verzorgde ze een aantal jaren onderwijs in deze vakken. Hierna studeerde zij Scandinavische Taal- en Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam en studeerde af in de Zweedse taalkunde (fonetiek en fonologie) met de scriptie Såpa eller soppa: een onderzoek naar de realisatie van de kwantiteit in de beklemtoonde syllabe in het Zweeds door Nederlandstaligen. Sinds 1999 werkt zij aan de UvA waar ze Zweeds als tweede taal doceert en werkt aan een nieuwe lesmethode voor het aanleren van de juiste uitspraak. Zij publiceerde onder meer "Length acquisition of stressed syllables in Swedish by Dutch L2 learners” in Proceedings of the Institute of Phonetic Sciences 23 (1999). Contact:
[email protected]
24.
Taalvaardigheid Frans en Spaans op het Leiden University College in Den Haag. María José Pérez Rodríguez, Margriet Suijten (Universiteit Leiden)
Het LUC is een internationale instelling met studenten en docenten uit de hele wereld en een programma gefocust op Global Challenges. Om het besef te doen groeien van de uitdagingen van cross-cultural communicatie, zijn alle studenten verplicht om ten minste 25 EC te behalen in de categorie Global Citizenship. Betreffende cursussen zijn ontworpen om vaardigheden inzake communicatie en reflectie te ontwikkelen, en om de waardering van culturele en sociale diversiteit te vergroten. Om dit doel te bereiken, mogen de studenten kiezen uit een taalcursus, een cultuurcursus of een combinatie van beide. De aangeboden talen zijn de officiële talen van de Verenigde Naties, te weten: Arabisch, Chinees, Frans, Russisch en Spaans. Deze taalcursussen worden per semester aangeboden, vanaf het tweede jaar van de Bachelor Liberal Arts & Sciences. Wat is binnen deze bachelor de doelstelling van het aanleren van vreemde talen? Hoe wordt vervolgens invulling gegeven aan deze colleges taalvaardigheid? In onze presentatie willen wij nader ingaan op deze vragen voor wat betreft de talen Frans en Spaans. Wij zullen in dit kader de lesmethode presenteren en daarbij aangeven in welke mate de vaardigheden luisteren, spreken en schrijven aan bod komen, wat het belang van de grammatica is en het aanleren van academische vaardigheden. We spreken tevens over de prominente plaats die interculturaliteit inneemt bij het aanleren van talen. Vervolgens laten we zien op welke wijze er wordt getoetst en welke eindtermen daarbij worden gehanteerd. María José Pérez Rodríguez en Margriet Suijten zijn werkzaam voor de Universiteit Leiden.
20
25.
Van blauwe broer naar vlot discours: het taalonderwijs in de klassieke talen in het eerste jaar van de Bachelor GLTC. Adriaan Rademaker (Universiteit Leiden)
In deze lezing wil ik de positie van het taalonderwijs in de klassieke talen in het eerste jaar van de BA GLTC aan de orde stellen. Dit taalonderwijs sluit nadrukkelijk aan bij inzichten uit het taalkundig onderzoek naar beide talen, met name op het gebied van de discourse analysis (tekstcohesie) en de pragmatische functie van teksten. Bij het op universitair niveau doceren van complexe, ‘dode’ schooltalen staat men voor de uitdaging om studenten in korte tijd een drastisch andere manier van lezen bij te brengen. Scholieren met eindexamen in een klassieke taal neigen ertoe een Griekse of Latijnse tekst te behandelen als een reeks puzzels die, zin voor zin, moeten worden gedecodeerd en tamelijk mechanisch in de doeltaal worden omgezet. Een dergelijke decodering leidt niet altijd tot een begrijpelijke vertaling, maar een vertaling in orakeltaal is voor een leerling veelal een plausibel equivalent van het al even duistere origineel. Door studenten sensibel te maken voor de wezenlijk afwijkende woordvolgorde in Griekse en Latijnse teksten, die veelal door de pragmatische functie van constituenten wordt bepaald en niet door hun syntactische functie, en door hen te leren letten op partikels en andere functiewoorden (het type ‘kleine’ woordjes dat in het middelbaar onderwijs vaak stelselmatig wordt genegeerd of van een standaardvertaling voorzien) kan men proberen het woord voor woord decoderen van teksten geleidelijk door begrijpend lezen te vervangen. Adriaan Rademaker is UD Grieks aan de Universiteit Leiden, en in die hoedanigheid jaarlijks belast met het taalvaardigheidsonderwijs Grieks aan eerstejaars studenten. Zijn onderzoek begeeft zich op het gebied van taalkundige interpretatie van literaire Griekse teksten (discourse analysis) en heeft recent geleid tot artikelen over de relatie tussen taalkundige kenmerken van teksten (met name het verbaal aspect) en hun pragmatische, persuasieve functie. Dit heeft in recente jaren geleid tot artikelen over Lysias en Thucydides. Daarnaast werkt hij aan een project over taalbeschouwing in de klassieke periode (vijfde eeuw voor onze jaartelling) in Griekenland. Contact:
[email protected]
26.
De uitspraak van het Mandarijn: je moet durven! Ans de Rooij (Universiteit leiden)
Bij het leren van een klanksysteem dat zo anders is dan het onze, is een goed begin het halve werk. Vanuit het Nederlands gedacht is het toonsysteem van het Mandarijn moeilijk te leren. Het is voor ons een onbekend verschijnsel dat veranderingen in toonhoogte bij het uitspreken van een zelfde spraakklank leiden tot verschillende betekenissen! Tài wǎn betekent bijvoorbeeld ‘Het is te laat’ maar spreek je het uit met andere tonen, Táiwān, dan zeg je ‘Taiwan’. Om die verschillen te leren onderscheiden en vervolgens zelf te kunnen maken, is een lastig karwei dat veel oefening vergt. Sprekers van het Nederlands kunnen de neiging hebben om de tonen te vlak uit te spreken zodat er nauwelijks verschil te horen is tussen bijvoorbeeld een tweede en een derde toon. Bedoel je wén ‘ruiken’ of wěn ‘zoenen’? En het verschil tussen een eerste en een derde toon. Zeg je mā ‘mama’ of zeg je mǎ ‘paard’? Tonen zijn bovendien niet de enige moeilijkheid, begin- en eindklanken zijn in veel gevallen beduidend anders dan in het Nederlands. Sleutelbegrippen bij het leren van de uitspraak van het Mandarijn zijn: bewustzijn - waar wordt de klank in je mond gevormd, hoe verloopt het toonpatroon? -, zorgvuldigheid en heel veel oefening. En misschien nog wel het belangrijkste is: je moet durven! Je moet durven om voor je gevoel overdreven uit te spreken, om tonen en klanken werkelijk te proeven. Het is moeilijk, maar het is uitstekend te doen. Hoe? Dat gaan we merken!
21
Ans de Rooij is docent Modern Chinees bij de opleiding Chinastudies en coördinator van het eerstejaars taalverwervingsprogramma. Ze is auteur van ‘Chinees in tien verdiepingen’, een tweedelige leergang Mandarijn voor het voortgezet onderwijs en volwassen onderwijs. Contact:
[email protected].
27.
Men spreekt Duits. Mogelijkheden tot en kansen van samenwerking met verschillende instellingen. Philipp von Samson-Himmelstjerna, Björn Köhnlein (Universiteit Leiden)
In 2011 publiceerde het Duitslandinstituut Amsterdam (DIA) het Belevingsonderzoek. In dit belevingsonderzoek richtte het DIA zich op de vraag hoe leerlingen tegenwoordig het vak Duits ervaren. Uit het onderzoeksrapport blijkt dat leerlingen grotendeels vanuit praktische overwegingen voor Duits kiezen – als zij überhaupt voor Duits kiezen. Desalniettemin is de meerderheid zich ervan bewust dat de beheersing van de Duitse taal voordelig is op de arbeidsmarkt. Na aanleiding hiervan werd er in samenwerking met het DIA en de Duits Nederlandse Handelskamer (DNHK) een project opgezet waarin het Nederlandse bedrijfsleven en het Nederlandse onderwijs in het vak Duits aan elkaar worden gekoppeld. Gezamenlijk zullen professionals uit het bedrijfsleven – maar ook andere instellingen op het gebied van toerisme, kunst en cultuur – en professionals uit het onderwijs (inclusief studenten van lerarenopleidingen en leerlingen) een nieuwe impuls geven aan het vak Duits in het voortgezet onderwijs en de lerarenopleiding. Daarnaast biedt de opzet van dit project ook mogelijkheden tot uitbreiding tot het mbo en vooral tot het wo. Denkbaar zijn samenwerkingsverbanden tussen vakgroepen van taal en cultuur met economische opleidingen aan universiteiten. De lezing zal in een eerste stap het boven genoemde project nader beschrijven en doelstellingen, verdere mogelijkheden en kansen toelichten. In een tweede stap ligt de focus op consequenties voor het universitair taalvaardigheidonderwijs. Daarbij zal de meerwaarde van universitair taalonderwijs ten opzichte van andere onderwijsinstellingen ter sprake komen, maar ook eisen en voorwaarden waaraan dit onderwijs zal moeten voldoen. Philipp von Samson studeerde aan de universiteiten van Göttingen en Bonn Duitse Taal en Literatuur en Algemene Taalwetenschap. Na zijn studie volgde hij aan de Universiteit München een didactische kopopleiding Duits als Vreemde Taal. In het kader van een educatieve masteropleiding aan de Universiteit Utrecht verwierf hij de eerstegraads-bevoegdheid. Na zijn studie werd hij in 2006 docent Duits aan de lerarenopleiding op de Hogeschool Utrecht. Daarnaast geeft hij ook les aan bovenbouwklassen in het voortgezet onderwijs en aan studenten van de Universiteit Leiden. Aan de Hogeschool Utrecht was hij betrokken bij verschillende innovatie- en onderzoeksprojecten. Bovendien schrijft hij een proefschrift over groepscommunicatie. Björn Köhnlein is universitair docent aan de universiteit Leiden. Hij is taalkundige en vooral geïnteresseerd in de synchrone en diachrone fonologie en hun interactie met de morfologie. Hij geeft onderwijs in Taalkunde en Taalverwerving van het Duits. Naast zijn positie in Leiden werkt hij nog op het Meertens Instituut aan het project Taalportaal, een online-grammatica van het Nederlands.
28.
English as a medium of instruction in a non-English speaking context. Frank van Splunder (Universiteit van Antwerpen)
English is increasingly being used as a language of instruction in a non-English speaking environment. That is, most lecturers and students are native speakers of languages other than English. This also implies that different varieties of English are brought into the classroom, some of which may have more prestige than others, and not all are equally successful. The crucial question for teachers and learners of English is: Which variety of English should be taught/learned? Drawing on recent research on English as a Lingua Franca (ELF, see Seidlhofer 2011, Jenkins 2007), I will argue that what is needed is an ‘international’ variety of English which is based on the notion of the expert speaker rather than that of the native speaker. Thus, as stated by Seidlhofer (2011: 10, 65), a
22
reconceptualisation of English is needed, as well as a discussion about the ownership of English, an issue raised by Widdowson (1994). My case study is based on an Advanced Master’s programme in Development Studies, taught in English for an international audience at the University of Antwerp. Even though all students meet the admission requirements [TOEFL paper-based between 500 and 550, internet-based between 61 and 79; IELTS between 5.0 and 6.0], some have serious problems studying in English. Therefore, an intensive language course has been set up in close collaboration with the content lecturers. In this paper I will report on the students’ first written assignment and their content and language lecturers’ feedback. It was found that teaching/learning English may be a balancing act between using English in a communicative and in a correct way. Jenkins, J. (2007) English as a Lingua Franca: Attitude and Identity. Oxford: Oxford University Press. Seidlhofer, B. (2011) Understanding English as a Lingua Franca. Oxford: Oxford University Press. Widdowson, H.G. (1994) ‘The ownership of English’. TESOL Quarterly 28/2: 377-89. Frank van Splunder holds a PhD in Linguistics from Lancaster University. His main research interest is in the area of English as a lingua franca (ELF), with a focus on English-medium instruction in a non-English speaking context, including the Dutch language area (Flanders and the Netherlands). His other research interests relate to language and identity management, political linguistics, and discourse analysis. He currently works as a researcher, and he teaches academic English (mainly for overseas students) at the University of Antwerp. Contact:
[email protected]
29.
Academisch Engels: van goed naar beter. Philip Springer
Hoewel Nederlandse studenten over het algemeen behoorlijk taalvaardig zijn in het Engels, valt er nog een wereld te winnen als het gaat om specifieke academische taalvaardigheid, met name de schrijfvaardigheid. Als leerlingen van het vwo komen, worden ze geacht alle Engelse taalvaardigheden te beheersen op B2 niveau van het ERK (bron: http://www.erk.nl/leerling/erkenvwo/). Het valt aan te nemen dat als je deze studenten verder wilt brengen (van schools tot scriptie) zij op zijn minst C1 niveau zouden moeten halen. In mijn presentatie zal ik eerst verkennen wat dat concreet zou kunnen betekenen: wat moet een student kunnen om op C1 niveau te opereren. Vervolgens behandel ik de manieren waarop academische teksten geschreven door vergevorderde Nederlandse leerders van het Engels systematisch verschillen van teksten geschreven door professionele native speakers. Hierbij baseer ik mij op een uitgebreid vergelijkend corpus onderzoek dat ik in het kader van mijn promotie-onderzoek heb gedaan. Het blijkt dat de verschillen te groeperen zijn in vier gebieden, of dimensies, die leidend zouden kunnen zijn voor het schrijfvaardigheidscurriculum. Tenslotte kijk ik naar hoe deze dimensies in huidige methodes voor academisch schrijven al dan niet behandeld worden, met als doel om concrete aanbevelingen te doen ter verbetering van het huidige taalvaardigheidsonderwijs op universitair niveau. Philip Springer is onlangs gepromoveerd aan de Vrije Universiteit met zijn proefschrift Advanced Learner English: a corpus-based study of the discourse competence of Dutch writers of English in the light of the C1/C2 levels of the CEFR, waarin hij onderzoekt wat het inhoudt als studenten geacht worden op C1/2 niveau van het ERK te schrijven, wat studenten nog moeten leren, en in welke mate studieboeken voor academisch schrijven aandacht besteden aan deze materie. Philip Springer heeft ervaring in het onderwijzen van (academisch) Engels van middelbare scholieren tot docenten en van eerste-jaars studenten tot promovendi. Contact:
[email protected]; www.academicwriting.nl
30.
Het belang van taalkundige kennis voor taalvaardigheid. Josefien Sweep (Universiteit van Amsterdam, Hogeschool van Amsterdam)
23
Wie een vreemde taal wil leren, moet zich verdiepen in verschillende gebieden die van belang zijn om vaardig in een taal te worden: er moet gewerkt worden aan grammatica, woordenschat, kennis van gebruiksnuances, spelling en uitspraak. Deze deelgebieden corresponderen direct met de verschillende takken in de taalkunde, namelijk syntaxis, semantiek, pragmatiek en fonologie of fonetiek. Hoewel het proces om bijvoorbeeld woordenschat uit te breiden, grammaticaregels toe te passen of spellingsregels te leren in principe losstaat van taalkundige kennis, kan zulke kennis studenten helpen in hun taalvaardigheid. De taalkunde kan verklaren waarom een bepaalde regel in een taal bestaat of juist verdwijnt of waarom een bepaald talig verschijnsel zo lastig te leren is. Dit soort kennis maakt een regel inzichtelijk of kan helpen bij het overwinnen van een struikelblok. Voor wie na zijn opleiding taalvaardigheid gaat doceren, wat voor vele studenten Engels, Frans, Duits of ook Nederlands geldt, is taalkundige kennis onontbeerlijk. Een NT2-docent kan alleen uitleggen waarom de zin *ik heb dat gekund te maken niet goed is, wanneer deze weet dat hier een vervangende infinitief/IPP optreedt. De uitspraak van head versus hat kan het best worden uitgelegd in termen van stemhebbendheid/stemloosheid en ontbrekende final devoicing in het Engels. Om het Duitse datiefgebruik in een gewoon Dativobjekt, een experiencer of een ‘freie Dativ’ te kunnen verduidelijken, is syntactische kennis nodig. Helaas wordt het verband tussen taalkunde en taalvaardigheid niet altijd gelegd. In deze presentatie zal ik aan de hand van verschillende voorbeelden laten zien waarom taalkundige kennis zo belangrijk en nuttig voor taalvaardigheid is. Josefien Sweep heeft een promotietraject doorlopen aan de Universiteit van Amsterdam, waarin een contrastief Nederlands-Duits taalkundig onderzoek verricht is. Haar proefschrift zal nog dit jaar (2012) gedrukt en verdedigd worden. Op het moment is zij werkzaam aan de Universiteit van Amsterdam als de docent taalkunde bij Duits. Daarnaast verzorgt zij taalkundige colleges voor docenten Nederlands en Engels en Frans aan de Hogeschool van Amsterdam, zowel in de tweedegraads- als in de eerstegraadsopleiding. Sinds juli 2010 is zij ook verbonden aan het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL), waar zij als lexicograaf bij het ANW (Algemeen Nederlands Woordenboek; anw.inl.nl) werkt.
31.
Woordenboeken voor het hogere taalvaardigheidsonderwijs: het ANW als voorbeeld. Josefien Sweep (Instituut voor Nederlandse Lexicologie, Universiteit van
Amsterdam)
Woordenboeken zijn een belangrijke bron van informatie en het gebruiken van woordenboeken is noodzakelijk in het taalvaardigheidsonderwijs. Naast de klassieke papieren woordenboeken is er tegenwoordig een enorme groei van onlinewoordenboeken. Het is belangrijk hierbij het kaf van het koren te scheiden; behalve talrijke slechte woordenboeken, zijn er ook gratis kwaliteitswoordenboeken op het internet te vinden. Vaak komen deze voort uit wetenschappelijke projecten, wat ze in het bijzonder geschikt voor hoger onderwijs maakt (vgl. bijv. voor het Engels: http://www.webdante.com/ of voor het Duits http://www.dwds.de; http://hypermedia.idsmannheim.de; http://www.owid.de/wb/elexiko/start.html). Universitaire docenten taalvaardigheid moeten bekend zijn met zulke projecten op hun vakgebied. De meeste onlinewoordenboeken zijn papieren woordenboeken die op het internet beschikbaar zijn gemaakt. Dat is jammer, omdat dit de mogelijkheden die het internet als medium geeft, laat liggen. Net als enkele van de bovengenoemde projecten is het Algemeen Nederlands Woordenboek (ANW) anders in dit opzicht: dit nieuwe woordenboek is ontworpen voor het internet en kent geen papieren tegenhanger. Het ANW geeft hierdoor vele nieuwe zoekmogelijkheden die bij het leerproces van het Nederlands zeer nuttig kunnen zijn. Zo’n nieuw ontwerp met nieuwe zoekmogelijkheden vraagt om kennis hiervan bij taalvaardigheidsdocenten. In deze presentatie zal ik aan de hand van het ANW (http://anw.inl.nl) laten zien, wat er met het ANW allemaal gezocht kan worden, waarom het ANW een geschikt instrument is voor het NT2-onderwijs en hoe het ANW in het bijzonder in een academische leeromgeving ingezet kan worden. Josefien Sweep heeft een promotietraject doorlopen aan de Universiteit van Amsterdam, waarin een contrastief Nederlands-Duits taalkundig onderzoek verricht is. Haar proefschrift zal nog dit jaar (2012) gedrukt en verdedigd worden. Op het moment is zij werkzaam aan de Universiteit van Amsterdam als de docent taalkunde bij Duits. Daarnaast verzorgt zij taalkundige colleges voor docenten Nederlands en Engels
24
en Frans aan de Hogeschool van Amsterdam, zowel in de tweedegraads- als in de eerstegraadsopleiding. Sinds juli 2010 is zij ook verbonden aan het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL), waar zij als lexicograaf bij het ANW (Algemeen Nederlands Woordenboek; anw.inl.nl) werkt.
32.
Taalvaardig aan de Start (TaalVaST). Lieve De Wachter, Jordi Heeren (Katholieke Universiteit Leuven)
Het project Taalvaardig aan de Start (TaalVaST) van het interfacultair instituut voor levende talen (ILT), het talencentrum van de KU Leuven, pakt een aantal taalleerzorgproblemen van eerstejaarsstudenten aan door middel van een digitale taalvaardigheidstoets en aangepaste begeleidingsoefeningen. Het project wil daarmee de overgang van het secundair onderwijs naar het universitair onderwijs vergemakkelijken. Aan de ene kant wordt voortgebouwd op de vaardigheden die de student in het middelbaar al verworven heeft, aan de andere kant wordt er een nieuwe weg ingeslagen door diezelfde vaardigheden in te zetten in een meer wetenschappelijk discours. In deze presentatie worden de taaltoets, het talige begeleidingstraject en de digitale talige leeromgeving voorgesteld en toegelicht, waarbij onder meer wordt ingegaan op de fundamenten waarop die talige ondersteuning is gebouwd. We gaan immers een stap verder dan het klassieke taalonderwijs (grammatica en spelling) en laten studenten werken op die aspecten die echt essentieel zijn bij meer wetenschappelijke werkstukken: structuur en stijl. Door middel van een behoefteanalyse is getracht de noden en behoeften van de eerstejaarsstudenten in kaart te brengen. De resultaten van die analyse en de taaltest vormen dan het vertrekpunt van een concreet begeleidingstraject waarin de talige noden door middel van concrete leerpaden geremedieerd worden. Op die manier willen we de studenten niet alleen wetenschappelijk laten schrijven, maar ook wetenschappelijk laten denken. Lieve De Wachter doceert Nederlandse Taalbeheersing en Academisch Nederlands aan de K.U. Leuven. Ze geeft schriftelijke en mondelinge academische vaardigheden in de faculteiten Sociale Wetenschappen en Letteren. Ze is promotor van het project TaalVaST (Taalvaardig aan de Start – 2009-2012) waarin een taalvaardigheidstoets, een leeromgeving en begeleidingsoefeningen ontwikkeld worden voor eerstejaarsstudenten. Jordi Heeren werkt als wetenschappelijk medewerker aan het project TaalVaST (Taalvaardig aan de Start – 2009-2012). Hij staat mee in voor het ontwikkelen van een elektronische leeromgeving en begeleidingsoefeningen voor eerstejaarsstudenten.
33.
Engelse schrijfvaardigheid bij Industrieel Ontwerpen; van tekentafel tot thesis. Laurent Willemsen (Universiteit Leiden)
Industrieel ontwerpers werken in een multi-disciplinair vakgebied waar zij voortdurend een synthese moeten maken vanuit diverse disciplines. Van hen wordt verwacht dat zij deze inzichten kunnen terugbrengen tot de essentie en hun aanbevelingen beargumenteerd kunnen communiceren. Sinds de invoering van de BaMastructuur in Delft zijn de masters bij Industrieel Ontwerpen Engelstalig. Omdat studenten gedurende de opleiding weinig begeleiding krijgen bij het schrijven, ervaren zij moeite bij het Engelstalig rapporteren. Hierom vragen zij regelmatig mensen met meer taalexpertise het verslag te proeflezen. Om beter grip te krijgen op de problemen die studenten Industrieel Ontwerp ervaren en de vaardigheden die ze moeten beheersen heb ik in samenwerking met de master coördinator SPD onderzocht waar verbeterpunten liggen. Het werk van een klein aantal studenten is geanalyseerd met behulp van het 25
model van Rogers en Rymer (2001) waarin zij vier probleemgebieden in geschreven tekst opperen. Uit deze analyse blijkt dat naast de problemen met Engelse schrijfvaardigheid er ook problemen zijn met betrekking tot de opbouw van argumentatie en doelmatig schrijven. Naast de analyse van het werk van de studenten zijn de hoogleraren die onderwijs verzorgen in de master geïnterviewd om inzicht te krijgen in vereiste vaardigheden met betrekking tot schriftelijk rapporteren. Hieruit bleek dat er, in de kleine selectie van verslagen, een discrepantie is tussen wat de hoogleraar beoordeelt als een goede tekst en wat objectief (volgens Rogers en Rymer) gezien een goed geschreven tekst is. Op basis van de theorie van Gopen (2004) kan dit verklaard worden door de mate van begeleiding in het proces, waardoor het uiteindelijke rapport niet meer objectief beoordeeld wordt. Gelet op de vraag uit het bedrijfsleven naar Industrieel Ontwerpers die goed beargumenteerde aanbevelingen kunnen doen wordt het volgende geadviseerd; studenten zouden gedurende de bachelor en master niet alleen op de taalonderdelen van het Rogers en Rymer-model, maar op alle 4 de onderdelen begeleid en getoetst moeten worden; het groenlicht-verslag zou objectief door een externe beoordelaar gelezen moeten worden. Rogers, P. S., & Rymer, J. (2001). Analytical Tools to Facilitate Transitions Into New Writing Contexts: A Communicative Perspective. Journal Of Business Communication, 38(2), 112-152. Gopen, G.D. (2004). Expectations: Teaching Writing from the Reader’s Perspective. New York, NY: Pearson Longman. Laurent Willemsen is student aan de Opleiding Engelse taal en Cultuur van de Universiteit Leiden met een minor Psychologie - Mind and Brain. Voor hij aan zijn studie in Leiden begon heeft hij twee jaar Industrieel Ontwerpen (IO) gestudeerd aan de TU Delft. De laatste 3 jaar heeft hij diverse studenten IO geholpen met het schrijven van hun afstudeerrapport. Voor zijn scriptie heeft hij gekeken naar de schrijfvaardigheid van afstudeerders van een specifieke IO master, Strategic Product Design. Ook is hij intensief betrokken geweest bij het editen van een boek over samenwerking in (studenten) ontwerpteams. Contact:
[email protected]
34.
Twee vliegen in één klap! Combinaties van taalverwerving en … Liesbet Winkelmolen (Universiteit Leiden)
In verschillende presentaties op dit symposium komt aan de orde hoe taalverwerving gecombineerd wordt met taalkunde of interculturele competentie. Dat is verstandig: het maken van combinaties is efficiënt, noodzakelijk en ook gerechtvaardigd als je het ERK bekijkt. Vanaf niveau B2 staat ook literair taalgebruik opgenomen in de omschrijving van het ERK en bij een talenstudie maakt kennis van de literatuur uiteraard deel uit van het programma. Ik wil vandaag laten zien hoe we bij de opleiding Dutch Studies in Leiden twee vliegen in één klap slaan door in het college Literaire Analyse uit het tweede jaar taalverwerving en literatuur te combineren. Liesbet Winkelmolen is docent NT2 en cultuur aan de opleiding Dutch Studies van de Universiteit Leiden. Contact:
[email protected]
35.
De wisselwerking tussen universitair taalvaardigheidsen taalkunde-onderwijs. Een praktijkvoorbeeld aan de hand van het Zweeds. Martje Wijers (Universiteit Gent)
In deze presentatie toon ik aan dat er een belangrijke wisselwerking is tussen universitair taalvaardigheidsonderwijs enerzijds en taalkunde–onderwijs anderzijds en pleit ik voor een samenwerking tussen de twee onderwijsvormen. Dit doe ik aan de hand van enkele voorbeelden die toepasbaar zijn op taalonderwijs Zweeds. 26
Universitair taalvaardigheidsonderwijs onderscheidt zich van taalvaardigheidsonderwijs elders, onder andere doordat er dieper wordt ingegaan op taalkundige theorie (m.n. in latere studiejaren). Van een universitair taalstudent mag verwacht worden dat hij/zij geïnteresseerd is in de theoretische kant van de taal. Er is immers bewust gekozen voor universitair taalonderwijs. Dit houdt echter niet in dat er niet altijd een strikt onderscheid tussen theorie en vaardigheid hoeft te zijn. Het bundelen van theorie en praktijk heeft namelijk veel voordelen. Ten eerste wordt theorie tastbaarder als het kan worden toegepast in praktische oefeningen. Ten tweede hebben studenten taalvaardigheid baat bij taalkundige kennis en het vermogen bijvoorbeeld woordklassen te herkennen of zinnen te analyseren. Taalkundig inzicht kan studenten helpen bewust te worden van bepaalde structuren en patronen in de te leren taal en de geleerde taalvaardigheden te systematiseren. Dit vergemakkelijkt uiteindelijk ook het taalleerproces. Dit geldt in het bijzonder voor complexe constructies en veelvoorkomende taalfouten. Bij de afdeling Scandinavistiek aan de Universiteit Gent wordt taalkunde daarom al vrij vroeg geïntegreerd in het taalvaardigheidsonderwijs, maar ook komen er in het taalkunde-onderwijs oefeningen aan bod die nauw aansluiten bij het taalvaardigheidsonderwijs. Dit zal ik illustreren met een aantal voorbeelden, waarbij de nadruk zal komen te liggen op een specifiek taalverwervingsprobleemin het Zweeds, dat centraal staat in mijn promotieonderzoek: de verwerving van werkwoordelijke finietheid, vooral in constructies bestaande uit een hulpwerkwoord + infinitief. Martje Wijers behaalde een MA Scandinavische talen en culturen met als hoofdtaal Zweeds aan de universiteit van Amsterdam en een MA Linguistics aan dezelfde universiteit. Momenteel verricht ze promotieonderzoek aan de Universiteit Gent over complexe werkwoordsconstructies in het Zweeds en de verwerving hiervan in het Zweeds als vreemde taal. Daarnaast verzorgt ze onder andere colleges Zweedse taalvaardigheid en Zweedse taalkunde. Contact:
[email protected]
36.
Terug naar het verleden? Een (nieuwe) rol voor vertalen onderwijs?
binnen het universitair
Katinka Zeven (Universiteit Leiden) Menig didacticus zal een zucht van verlichting hebben geslaakt toen de in Nederland lange tijd gangbare grammatica-vertaalmethode in het middelbaar en hoger onderwijs plaatsmaakte voor meer ‘communicatieve’ methodes. Nu de laatste jaren steeds meer klachten te horen zijn over de slechte taalbeheersing en kennis van grammatica van studenten, wordt de wijze waarop het taalvaardigheidsonderwijs binnen de universiteit gestalte heeft gekregen andermaal onder de loep genomen. Bij sommigen – vooral diegenen die de ondersteunende functie van het taalvaardigheidsonderwijs benadrukken, is wellicht zelfs al de vraag gerezen: ‘Is het niet hoog tijd om de oude wijze waarop grammatica werd onderwezen weer van stal te halen?’ De taalverwervingsmethode waarin vertalen een grote rol speelde, stond immers decennialang bekend als ‘degelijk en duidelijk’ – ook binnen het hoger onderwijs. Tegelijkertijd zullen velen (zowel docenten als didactici) twijfelen aan het nut van vertalen als middel om grammatica aan te bieden, of wellicht zelfs huiveren bij het idee aan de terugkeer van vertalen in het vreemde talenonderwijs. Misschien kan vertalen echter wel degelijk een rol spelen binnen het universitair onderwijs, mits het vertaalonderwijs anders wordt onderwezen en ingezet dan destijds. De vraag die in deze lezing gesteld zal worden luidt: kunnen vertaalvakken bijdragen aan het vergroten van de praktische taalvaardigheid én aan het vergroten van de academische vaardigheden van studenten? Katinka Zeven is Docent Vertalen voor de sectie Taalvaardigheid van de Opleiding Engelse Taal en Cultuur van de Universiteit Leiden.
27