Van leesplankje naar digitaal leren lezen en spellen Harmen Kooreman Het leesplankje van Hoogeveen begint met de woorden aap, noot, mies. De kinderen leerden lezen door middel van analyse en synthese. Het lezen van het woord noot gaat als volgt: (1) Het woord wordt verdeeld in n oo t (visuele analyse) (2) De letters worden verklankt /n/ /oo/ /t/ (3) De klanken worden samengevoegd tot /noot/ (auditieve synthese) (4) De betekenis van het woord is duidelijk dankzij het plaatje.
Sinds Kooreman (1976) spreken we van ‘hakken’ (analyse) en ‘plakken’ (synthese). Op dit moment kan een leerling digitaal leren lezen en spellen op www.letterstad.nl. Ook nu via analyse en synthese, maar dankzij de computer kan het veel effectiever en leuker. 35 letters Om te leren lezen moeten er 35 letters geleerd worden. Voor het digitale programma Remedial Teaching Leren lezen zijn de letters systematisch geordend op het Letterbord.
Links staan de medeklinkers die uitsluitend vooraan voorkomen. De b en d kunnen weliswaar ook achteraan staan, maar worden dan als /p/ (web) en /t/ (bed) uitgesproken. Aan de rechterkant staan de 1
medeklinkers die zowel voor- als achteraan kunnen voorkomen. Van boven naar beneden is ’t f(o)ksch(aa)p te herkennen, dat voor velen een hulpwoord is om geslaagd met een d op ’t eind te schrijven en niet ‘geslaagt’ zoals veel geslaagde eindexamenkandidaten hun vrienden en kennissen per sms lieten weten. Er had overigens ook ’t k(o)fsch(i)p kunnen staan. Het gaat immers om de stemloze en niet om de stemhebbende medeklinkers die in het woord de br(o)mvl(ie)gzw(aa)n staan. Omdat in slagen, de g een stemhebbende medeklinker is, schrijf je geslaagd met een d. In het midden staan de 4 lange klanken (aa, ee, oo, uu), de 5 korte klanken (a, e, o, u, i) en de 8 tweetekenklanken (ei/ij, eu, ie, oe, ui, au/ou). Deze indeling geeft de leerlingen houvast en is essentieel om te leren spellen. Zo is van de lange klanken de Tekendief de baas. Je schrijft daarom niet zoomer, maar zomer, omdat 1 van de twee tekens van de oo ‘gestolen’ wordt. Van de korte klanken is de Dubbelzetter de baas. Je schrijft daarom niet dubel, maar dubbel. lettervolgorde Elke leesmethode heeft zijn eigen lettervolgorde. Bij Hoogeveen was dat aap, noot, mies en bij Veilig Leren Lezen boom, roos, vis. Bij het digitaal leren lezen kan gekozen worden tussen drie lettervolgordes. - lettervolgorde Veilig Leren lezen Er wordt dan aangesloten bij de 6 kernen van deze leesmethode. - lettervolgorde au, ei, ui Er zijn drie letters die ook een woord zijn: au, ei en ui. Bij de lettervolgorde Veilig Leren Lezen zijn dit de laatste letters die worden aangeboden. In de digitale programma’s Letterstad en Zelfstandig Leren Lezen zijn dit echter de eerste letters, omdat de betekenis van au, ei en ui bekend is. De leerlingen leren de drie letters door te kiezen uit steeds andere plaatjes met deze betekenis. De au van pijn, het ei van Pasen en het vogeltje dat eruit komt en de ui waarvan je moet huilen als je hem schoonmaakt en die je kunt bakken en opeten.
- lettervolgorde Remedial Teaching Leren lezen Bij het digitale remedial teaching programma wordt het Letterbord als uitgangspunt genomen. De systematiek van de 4 soorten letters is een grote steun voor de zwakkere leerlingen. de letterplaten Om de 35 letters te leren is er voor elke letter een letterplaat die zowel visuele als auditieve steun biedt.
2
v van de vliegende vogel
o van hok en hond
ie van fiets
Om extra steun te geven bij het leren van de letters, wordt bij elke letter geleerd wat voor soort letter het is. Zo is de oo een lange klank, de o een korte klank en de ie een tweetekenklank. 1 toets voor 2 letters Voor het leren lezen is het geen probleem dat de tweetekenklanken ei en ij op dezelfde wijze worden uitgesproken, maar voor het spellen wel. De digitale oplossing is dat er voor ei/ij maar 1 toets is waarop een leerling kan klikken. De computer weet wel of er een lange ij of een korte ei geschreven moet worden. Ook voor au/ou en ch/g is er maar 1 toets. Later in het programma leren de leerlingen dat het spellen van de g de hoofdregel is en dat er school- en wachtwoorden zijn waarin je ch in plaats van g schrijft. Bij het leren van de wachtwoorden is het een grote steun om te weten dat voor de ch een korte klank komt. Vergelijk: zacht, recht, tocht, lucht, dicht. Voor ligt, legt en zegt geldt de regel voor de spelling van de werkwoordsvormen: stam+t. Startpunt De beginsituatie van de leerling is het Startpunt bij het digitaal leren lezen en spellen. Zo weet een leerling vaak wel de eerste letter van zijn naam en die van een broer of zus. Dat helpt natuurlijk alleen als het geen ‘exotische’ letter is zoals in Quinten, Yinthe of Xanten. Om het startpunt te bepalen kan de leerkracht, interne begeleider of remedial teacher kiezen voor de volgende leerwegen: - instaptoets lettervolgorde Veilig Leren lezen - instap(leer)toets Letterstad / Zelfstandig Leren Lezen - diagnosetoets Remedial Teaching Leren lezen In alle 3 gevallen bepaalt het resultaat op de toets wat het Startpunt is. De leerling kan nu op school en thuis inloggen en in eigen tempo doorwerken. De voortgang kan gecontroleerd en geanalyseerd worden. Daarnaast is er altijd de mogelijkheid om zelf te bepalen wat het (nieuwe) Startpunt is. Er kan dus ‘ingegrepen’ worden in de leerweg. Zo kan een leerling vooruit geplaatst worden als het heel goed gaat of juist teruggeplaatst worden als er teveel fouten gemaakt zijn. Instructies Voor elke essentiële oefening in elke leerweg is er een instructie die op de computer of het digibord gegeven kan worden. Het klankpositie bepalen is een goed voorbeeld. In het digitale programma komen meer dan 1500 1-lettergrepige hakwoorden voor met meer dan 20.000 plaatjes. Bij een plaatje kunnen vragen gesteld worden zoals: Welke medeklinker hoor je vooraan / achteraan / in ’t midden? Welke lange klank / korte klank / tweetekenklank / klinker hoor je? complexere woorden Nadat de 35 letters geleerd zijn doet de lettervolgorde er niet meer toe. Er is dan nog maar 1 leerweg en wel die van Letterstad. Nu worden woorden met meer dan 3 letters aangeboden die zowel lettercombinaties vooraan (step, straat) als achteraan (kast, worst, herfst) bevatten. 3
13 lettergroepen Na de 35 letters leren de leerlingen de 13 lettergroepen.
Er zijn: 3 tweetekenklanken: ng, nk, uw 8 drietekenklanken: aai, ooi, oei, auw/ouw, eer, oor, eur 2 viertekenklanken: eeuw, ieuw De nk wordt nogal eens met ‘ngk’ geschreven. Voor de nk van bank geldt:
De n en k die zitten op een bank en niemand mag ertussen. Het is een tweetekenklank. Voor auw/ouw is er maar 1 toets waarop geklikt kan worden, net als bij au/ou. In eer, oor en eur zorgt de ‘fopletter’ r voor een klankverkleuring waardoor leerlingen ‘mir’ spellen in plaats van meer, ‘spor’ in plaats van spoor en ‘dur’ in plaats van deur. Erop wijzen dat eer, oor en eur drietekenklanken zijn, kan uitkomst bieden. Leesregels Met de 35 letters en 13 lettergroepen kunnen de meeste 1-lettergrepige woorden probleemloos gelezen worden. Er zijn echter 3 extra leesregels nodig om deze ‘hakwoorden’ te kunnen lezen. Stomme klank De stomme klank of sjwa zoals de (dǝ) en een (ǝn) die als een hele zwakke /u/ wordt uitgesproken. Hakwoorden met een stomme klank zijn: de, een, je, me, te, we, ze. b=/p/, d=/t/ Het gaat om woorden met een b die als /p/ wordt uitgesproken (slab, krabt) en om woorden met een d die als een /t/ wordt uitgesproken (woord, reeds). Tekendief op ’t eind
4
Woorden die eindigen op de lange klanken /aa/, /oo/ en /uu/ worden met maar 1 teken geschreven (ga, stro, nu). Voor de leerlingen is in dit soort woorden de Tekendief op ’t eind de baas, die 1 teken steelt, dus niet ‘slaa’, maar sla. Als aanvulling geldt: behalve op ’t eind de ee, die blijven altijd met z’n twee. Dit is een noodzakelijke uitzondering omdat de stomme klank met e geschreven wordt. Vergelijk: me <> mee, ze <> zee. De Tekendief op ’t eind kan dan ook bij een /ee/ op ’t eind niet toeslaan, omdat je anders de stomme klank zou lezen. stomme klank (ǝ) de, je, me, te, we, ze een (ǝn)
b=/p/, d = /t/ eb, slab, krabt oud, blond, reeds, gids
Tekendief op ‘t eind -a sla -o zo -u nu
Als afsluiting van het aanvankelijk leesproces kunnen de leerlingen – binnen een thema - zinnen lezen in de vorm van raadsels. In totaal zijn er 12 thema’s variërend van dieren tot tegenstellingen. Bij een gegeven zin moet het goede plaatje gekozen worden. Voor meer informatie kijk op www.letterstad.nl. Kooreman H.J. De L4O-benadering toegepast op het lezen en spellen, Wolters Noordhoff, Groningen, 1976
5