‘Zo leren kinderen lezen en spellen’ en STAAL Op onze school werken we met de lees- en spellingsmethodiek “Zo leren kinderen lezen en spellen” van Drs José Schraven (ZLKLS) in groep 3. In de groepen 4 t/6 (schooljaar 13-14) en 7 en 8 (schooljaar 14-15) werken we met de methode STAAL. Deze methode STAAL is geschreven naar aanleiding van de methodiek “Zo leer je kinderen lezen en spellen” en onder begeleiding van Drs José Schraven. Het verschil tussen een methodiek en een methode is het volgende: -
Methodiek; is een aanpak te gebruiken bij verschillende methoden, je past de methode hierop aan. Methode; is een vastomlijnd geheel waarbij instructie en verwerking kant en klaar aangeboden wordt door de uitgever. Op onze school werken we met Veilig leren lezen in groep 3 en STAAL in de groepen 4-8. In dit document vindt u een korte omschrijving van de inhoud van de methodiek en de methode STAAL, belangrijke woorden zijn dik aangegeven zodat u de betekenis makkelijk kunt opzoeken.
Groep 1-2 De methodiek ZLKLS wordt al in groep 1-2 toegepast. Kinderen in groep 1-2 krijgen letters aangeboden met de lettergebaren. Deze letters moeten de kinderen kunnen herkennen, de gebaren zijn een ondersteuning. De eerste weken in groep 3 is het voor de kinderen dan vooral een herkenning van al eerder aangeboden letters. In de groepen 1-2 worden de letters nog niet bewust geschreven! Tevens wordt er in groep 1 en 2 geoefend op de auditieve synthese en auditieve analyse. Auditieve synthese: letters tot een woord vormen (lezen) Auditieve analyse: een woord in letters verdelen (spelling)
De auditieve synthese wordt ‘zingend’ aangeboden, dit om later spellend lezen te voorkomen. Groep 1 en 2 oefent alleen met woorden met 1 medeklinker vooraan en 1 medeklinker achteraan (mkm-woorden) bv boom. Tips voor thuis:
benoem letters nooit bij de alfabetisch naam maar spreek ze uit zoals ze klinken in een woord (fonetisch) boo-m, geen bee- ooo- em. Gaat uw kind al schrijven? Gebruik de letters van groep 3. Deze kunt u vinden in het taal/leesinformatieboekje wat u gekregen heeft van de leerkracht. U kunt de goede letters ook bij de leerkracht vragen. Veel voorlezen is een belangrijke stap in de leesontwikkeling.
Groep 3 (start voor spellingsonderwijs gr 4 t/8): Groep 3 bestaat uit 2 perioden; klankzuiver en niet-klankzuiver. In januari gaat de klankzuivere periode over in de niet-klankzuivere periode. Tijdens de klankzuivere periode worden alleen woorden behandeld die je schrijft zoals je ze zegt. In de niet-klankzuivere periode behandelen we de woorden die anders geschreven worden. Deze woorden worden aangeboden met behulp van categorieën. Eerst wordt de leescategorie, later wordt naast de leesstrategie de spellingscategorie aangeboden.(zie bijlage categorie-kaart) De lessen in groep 3 bestaan uit een vaste volgorde waarin de hele week dezelfde oefeningen gedaan worden. Iedere les wordt gestart met de herhaling van de aangeboden letters, de leerkracht of de kinderen benoemen de klankgroepen waarin een letter weggezet wordt. Letters zijn opgedeeld in lange klanken, korte klanken, medeklinkers en twee-tekenklanken. (Zie bijlage) het wegzetten van letters in groepen is belangrijk om later open- en gesloten lettergrepen te kunnen lezen en schrijven.
Na de herhaling volgt het aanbieden van een nieuwe letter. De nieuwe letter staat in de taal/leesles centraal. Er wordt gewerkt met de materialen van de methode Veilig leren lezen. Een nieuw woord wordt aangeboden n.a.v. een verhaal/onderwerp. Van dit woord worden alle letters aangeboden. Eén letter per dag. De eerste week behandelen we 2 woorden(5 letters; ik-maan),de tweede week 1 woord (drie letters; roos) daarna 1 woord per week wat neerkomt op 2 letters per week. De verwerkingsmaterialen van veilig leren lezen zijn aangepast aan de methodiek ZLKLS. De auditieve synthese en analyse heeft in groep 3 ook een zeer grote rol in het aanvankelijk lees- en spellingsproces. Dit komt iedere dag terug gedurende de klankzuivere periode. In de niet-klankzuivere periode wordt vooral de analyse nog veelvuldig geoefend. Het is belangrijk dat de kinderen tijdens het aanvankelijk leesproces niet de woorden gaan ‘hakken’ zoals bij boom= b-oo-m, maar de letters in elkaar laten overgaan; zingend lezen zoals bij boom= bbbboooooommmm. Op deze manier zullen de kinderen sneller vlot leren lezen. Zeker zwakke lezers hebben moeite met het samenvoegen van gehakte woorden, het zingend lezen vangt dit op. Als ondersteuning bij de auditieve analyse maken we gebruik van de hakkaarten. Dit zijn kaarten waarop vakjes staan, deze vakjes staan voor de medeklinkers en de lange-, korte- of twee tekenklanken. Met behulp van de hakkaarten leren we de kinderen de opbouw van woorden met meerdere medeklinkers voor en/of achteraan. Iedere dag wordt vóór het dictee geoefend met de hakkaarten. De hakkaarten worden ook gebruikt tijdens het dictee. De kinderen kunnen het woord eerst in de vakjes wegzetten en zien dus wanneer ze een letter vergeten of juist extra schrijven. Iedere dag maken de kinderen een dictee, hierbij worden er 5 letters geschreven, 4 woorden en 1 zin. Het samen nakijken van het dictee is een belangrijke stap in het leerproces. Kinderen kijken zelf hun eigen werk na m.b.v. het voorbeeld op het bord. De leerkracht bespreekt de valkuilen en spreekt de kinderen individueel hierop aan. Speciale hakwoorden ofwel de Vriendjesflat Tijdens het schrijven van deze woorden worden de letters van speciale hakwoorden ofwel de ‘vriendjesflat’ aangeboden. Dit zijn letters die bij elkaar horen en er niemand tussen willen hebben bv de –lk (melk / melik) – lf (elf/ eluf) -rn, -rg,-rf,- rm,- lg,- lm,- lp,-rk,- rp. Deze woorden worden aangeboden in de klankzuivere periode en komen veelvuldig terug op de hakkaarten (auditieve analyse) en het dictee. In de niet-klankzuivere periode worden ze met regelmaat herhaald. Speciale hakwoorden of Vriendjesflatwoorden moeten deftig worden uitgesproken, melk en niet melik. Deze woorden vormen een valkuil vanuit ons dialect, dit zijn klankzuivere woorden en worden in deze periode ook aangeboden. De ei- en auplaat Als de /ei/ en /ij/ en/of de /au/ en /ou/ aangeleerd zijn krijgen de kinderen de ei-plaat of de au-plaat (zie bijlage) op deze ei/au-plaat staan alle woorden die geschreven worden met de ei/au. Staat een woord er niet op dan schrijf je het met een ij/ou. De ei/au-plaat start op groep 3 niveau en groeit met de kinderen mee. In de bovenbouw wordt de ei/au-plaat een eigen werkdocument waarin kinderen zelf woorden kunnen toevoegen. Lees- en spellingscategorieën In de niet-klankzuivere periode leren de kinderen lees- en spellingscategorieën aan. De categorieën worden eerst als leescategorie en -regel aangeboden, later als spellingsregel. Het verschil tussen een lees- en spellingscategorie kan groot zijn bv bij de aai, ooi, oei-woorden de leesregel is: ik lees een i en ik zeg een j en de schrijfregel is; ik hoor een j maar ik schijf een i. Als de spellingsregel eenmaal is aangeboden kunnen de kinderen de leesregel vanzelf toepassen.
De leesregel wordt dan minder vaak herhaald. De spellingsregel staat centraal. De spellingscategorieën zijn ingedeeld in een schema. Dit schema is terug te vinden in de bijlage, de leesregel is erbij genoteerd. Groep 3 biedt de kinderen 7 spellingscategorieën en 12 leescategorieën aan. Deze categorieën komen overeen op de categoriekaart in de bijlage. De categorieën worden hier ook volledig uitgeschreven. Categorie 11. Klankgroepwoorden: Klankgroep woorden zijn o.a. woorden met open- of gesloten lettergrepen. D.m.v. de klankgroepencategorie en regel toe te passen leren kinderen de schrijfwijzen van deze woorden. In groep 3 worden deze woorden alleen auditief (op gehoor) geoefend, niet geschreven! Een klankgroepenwoord kun je in twee stukken hakken bomen= bo/men. We gebruiken hierbij GEEN lettergrepen! Aan het eind van het eerste stuk, dit noemen we de klankgroep (bomen= boo), horen we een klank, dit is de laatste klank. De laatste klank kunnen we plaatsen in de klankengroepen. Iedere groep heeft een regel, deze regel geeft aan wat er met de klank gebeurd in het klankgroepenwoord. Klankgroep
regel
Lange klanken Korteklanken Tweetekenklank Medeklinkers
“Ik haal een stukje van de aa/ee/oo of uu weg” “Ik schrijf de ….dubbel” “Ik schrijf het woord zoals ik het hoor” “Ik schrijf het woord zoals ik het hoor”
Voorbeeld: bomen Klankgroep is boo
Laatste klank is oo
Ik haal een stukje van de oo af en schrijf bomen.
Groep 4 t/m 8: In de groepen 4 t/m 6 wordt op een vergelijkbare manier gewerkt als in groep 3. De werkwijze is voor deze groepen weggezet in een methode; STAAL. Deze methode komt in het schooljaar ‘14-‘15 uit voor de groepen 7 en 8. Aanbieden van de spellingscategorieën in de groepen 4 t/m 8 In de groepen 4 tot en met 8 worden de categorieën uitgebreid: -
In groep 4 komen er 4 spellingscategorieën bij In groep 5 komen er 7 nieuwe spellingscategorieën bij en wordt er veel geoefend met woorden met meerdere categorieën in één woord. - In groep 6 komen er 9 nieuwe spellingscategorieën bij en worden oude categorieën uitgebreid. - In groep 7 komen er 5 categorieën bij. De meeste van deze categorieën geven geen echte regel meer aan maar moeten ingeprent worden. De regels zijn terug te vinden in de bijlage op de categoriekaart. Als voorbeeld hebben we de regelkaart van groep 4 genomen. Dictee Het dictee blijft in alle jaargroepen een belangrijke rol spelen in de dagelijkse spellingsles. Iedere dag dictee waarbij meerdere categorieën in een woord kunnen voorkomen.
De ei- en auplaat blijft een werkdocument waarin t/m groep 5 nieuwe woorden worden aangeboden en na groep 5 zelfstandig woorden kunnen worden toegevoegd door de kinderen.
Bijlagen: Als voorbeeld Regelkaart spelling, groep 4
Categorie nummer 1
Categorie afbeelding
Categorie naam
Categorie regel
Hakwoord
Ik schrijf het woord zoals ik het hoor.
Speciaal hakwoord
Daar mag geen u tussen. (zie vriendjesflat)
2 Zingwoord
Net als bij ding-dong.
Luchtwoord
Korte klank + cht met de ch van lucht. Behalve bij hij ligt, hij legt en hij zegt.
ch-woorden
Versje: Sippe Simon heeft weer pech. Ach, het is zo’n lekker joch. Draait zich om en, och, niet huilen. Sippe Simon, lach nou toch.
Plankwoord
Daar mag geen g tussen.
Eer-oor-eur-woord
Ik schrijf ee, oo, eu
3
4
5 Eer-woord. Ik hoor i maar schrijf ee. Oor-woord. Ik hoor o maar schrijf oo Eur-woord. Ik hoor u maar schrijf eu Eel-woord. Ik hoor i maar schrijf ee
Categorie nummer 6
Categorie afbeelding
Categorie naam
Categorie regel
Aai-ooi-oei-woord
Ik hoor de j maar ik schrijf de i.
Eeuw-ieuw-woord
Ik denk aan de u.
Langermaakwoord
Ik hoor een /t/ aan het eind, dus langer maken. Ik hoor of ik d of t moet schrijven.
Langermaakwoord -b
Eind-b-rijtje, dus langer maken. Ik hoor dat ik b moet schrijven.
7
8
Eind-b-rijtje: eb, heb, web, drab, krab, slab, kwab, rib, schub, schrob, Bob, Job, Rob. 9 Voorvoegsel be-, ge-, ver-
Ik hoor de /u/, maar ik schrijf de e.
Categorie nummer 10
Categorie afbeelding
Categorie naam Klankgroepenwoord
Categorie regel Lange klank: Klankgroepenwoord. De klankgroep is […] De laatste klank is […] Dat is een lange klank En dan neem ik een stukje van de […] weg. Korte klank: Klankgroepenwoord. De klankgroep is […] De laatste klank is […] Dat is een korte klank En dan schrijf ik de […] dubbel. Tweetekenklank: Klankgroepenwoord. De klankgroep is […] De laatste klank is […] Dat is een tweetekenklank. En dan schrijf ik het woord zoals ik het hoor. Medeklinker: Klankgroepenwoord. De klankgroep is […] De laatste klank is […] Dat is een medeklinker. En dan schrijf ik het woord zoals ik het hoor. (zie klankgroepenkaart)
11 Verkleinwoord -je, -tje, -pje.
Grondwoord is […]. Dat is een [..categorie+regel..]. Dan [je/tje/pje] erachter. Ik hoor de /u/, maar ik schrijf de e.
Achtervoegsel -ig, -lijk
Achtervoegsel –ig. Ik hoor /ug/ maar ik schrijf ig.
12
Achtervoegsel –lijk. Ik hoor /luk/ maar ik schrijf lijk.
Extra regels spelling, groep 4
Ei-ij
ei: Staat op de ei-plaat, dus korte ei. ij: Staat niet op de ei-plaat, dus lange ij.
Au-ou
au: Staat op de au-plaat, dus atje-au. ou: Staat niet op de au-plaat, dus otje-ou.
Woorden van het uw-rijtje
Ik hoor de /uu/, maar ik schrijf de u. uw, dus, ruw, schuw, sluw, schaduw, waarschuw, zenuw, zwaluw
Woord met –eren, -enen, -elen
Ik hoor twee keer de /u/, maar ik schrijf de e.
Samenstelling
1e woord: [woord+categorie+regel] 2e woord: [woord+categorie+regel]
EI-rap Onze geit staat in de wei met haar poten in de klei en eist een teil met worteltjes en lekker verse prei. Uit de eik valt soms in mei uit een heel klein nest een ei. Het valt steil naar beneden op een zachte rode sprei. Onze reis gaat met de trein. Het station staat aan het plein. maar de trein moet even wachten op het groene sein. Hein die zei, ’t is echt een feit, dat de sjeik zelf sokken breit maar, als de knecht de keuken dweilt, heel graag een stukje zeilt. Weet je wat Hein ook nog zei? Er loopt een engerd op de hei En die dreigt zowaar te gooien met een grote kei!
AU-rap Die prachtige pauw heeft zo’n last van zijn klauw. Wat zielig, straks valt de stakker nog flauw. Laura eet graag rauw, dus niet warm, liever lauw met saus gemaakt van druppeltjes dauw. Pauls jas is niet blauw, meer een tikkeltje grauw maar als je dat opmerkt dan krijg je een snauw Als ik vettigheid kauw wordt mijn broek veel te nauw en dat doet au! dus stop ik maar gauw.