VAN JUSTICE AND PEACE DE DINGEN DIE VOORBIJ GAAN 32 jaar in dienst van gerechtigheid en vrede Afscheidstoespraak van Victor Scheffers op 30 september 2015 Iets meer dan 32 jaar geleden, op 1 september 1983, trad ik in dienst van Justitia et Pax Nederland als algemeen secretaris. Vandaag neem ik afscheid, na een lange en dynamische loopbaan bij diezelfde organisatie. Ik ben wettelijk te oud geworden voor deze baan. Verwacht van mij geen theoretische verhandeling over de sociale leer van de kerk of over ethische aspecten van recht en vrede, met annotaties en citaten uit het Compendium van de Katholieke Sociale Leer. Dit is geen studiemiddag. Het moet voor jullie draaglijk blijven. Ik heb mijn afscheidstoespraak met een knipoog naar Louis Couperus de titel gegeven: Van Justice and Peace de dingen die voorbijgaan. Ik wil u vandaag nog één keer mijn verhaal vertellen. Stukjes daarvan kent u wellicht al, vanwege uw betrokkenheid bij ons werk of bij mijn persoon. Maar nu mijn tijd bij Justice and Peace er op zit, wil ik u graag meenemen door de geschiedenis van deze beweging en stilstaan bij een paar bijzondere momenten voor mijzelf. Ik draag deze toespraak op aan de nagedachtenis van mijn vader, en ik zal u straks uitleggen waarom. In het laatste deel kijk ik vooruit, naar wat er nog te doen staat; in alle bescheidenheid, want mijn verantwoordelijkheid voor de toekomst van Justice and Peace loopt vandaag formeel af. Emeriti moeten hun opvolgers niet in de weg lopen. HET VERHAAL VAN JUSTITIA ET PAX Het idee om in de katholieke kerk een organisatie op te richten die zich zou gaan bezighouden met het bevorderen van mensenrechten en sociale rechtvaardigheid, kwam niet uit de lucht vallen. In de pastorale constitutie “Gaudium et Spes” had het Tweede Vaticaans Concilie in 1965 de oprichting aanbevolen van een orgaan om de katholieken meer bewust te maken van de Bijbelse boodschap van gerechtigheid en van haar taak sociale rechtvaardigheid en vrede in de wereld te bevorderen. Paus Paulus VI richtte in 1967 de Pauselijke Commissie Justitia et Pax op, een curiedepartement waar plaats was en is voor leken, voor vrouwen zelfs. Ik denk dat hun rol in de ontwikkeling van deze commissie heel belangrijk is geweest. Deze vrouwen hadden geen kerkelijke ambities; ze hadden politieke, wetenschappelijke en maatschappelijke bagage, en spraken frank en vrij, soms tot schrik van de Romeinse prelaten. Een van die vrouwen was Marga Klompé, die in Nederland een groep mensen stimuleert voor het idee om een Nederlandse afdeling op te richten. In Rome had men al opgemerkt dat het mandaat van Justitia et Pax “werken aan bewustwording in de katholieke geloofsgemeenschap” nooit vanuit een centraal punt kon worden gerealiseerd. Justitia et Pax moest dichter bij de mensen komen. In Nederland wilde een aantal mensen onder wie Geert Ruygers, Jos van Gennip, Ruud Lubbers, Lau Wüst en Louis ter Steeg dit idee wel oppakken. Thomas Edward Lawrence (Lawrence of Arabia) heeft eens geschreven: “All people dream, but not equally. Those who dream by night in the dusty recesses of their mind, wake in the morning to find that it was vanity. But the dreamers of the day are dangerous people, for they dream with open eyes and make them come true”. 1
Deze “dagdromers” zijn bezig in een “stuwgroep” en Marga Klompé neemt vaak aan hun bijeenkomsten deel, vol enthousiasme vertellend over waar men in Rome mee bezig was. Dat maakt onze geschiedenis tamelijk uniek: alleen in Nederland en in België ontstonden in die tijd Justitia et Pax commissies op initiatief van leken. Tot op de dag van vandaag hebben zij geen bisschop als voorzitter en beschikken ze over een zekere autonomie. Eind 1968 werd Justitia et Pax (nu: Justice and Peace) Nederland opgericht met instemming van kardinaal Alfrink, voorzitter van de Bisschoppenconferentie. PvdA Tweede Kamerlid Geert Ruygers wordt voorzitter. Het accent ligt vooral op studie; aan activisme is geen behoefte, aan institutionalisering evenmin. Justitia et Pax moest haar plek nog verwerven in het ook in kerkelijk opzicht overgeorganiseerde Nederland. Het overheersend commentaar in die kring was: zo’n Vaticaans initiatief, hebben we dat nu echt wel nodig? Het werk kwam niet echt van de grond. Op verzoek van kardinaal Alfrink werd in 1972 een nieuw begin gemaakt. Het accent kwam te liggen op mentaliteitsbeïnvloeding op het terrein van rechtvaardigheid en vrede, en de leden van de Commissie zouden personen moeten zijn die binnen hun eigen organisatie (zoals Mensen in Nood, de Vastenactie en Cebemo) een centrale plek innemen. Die opzet slaagde. Marga Klompé wordt voorzitter; zij had kort daarvoor de politiek verlaten en besloten haar tijd te geven aan katholieke en oecumenische initiatieven. Al haar politieke en kerkelijke contacten zette zij in voor “haar” Justitia et Pax, tot aan haar overlijden in 1986. Justice and Peace vandaag de dag is ondenkbaar zonder haar stimulerende rol. En ook voor mij persoonlijk is zij van grote betekenis geweest. Haar invloed is niet beperkt tot Nederland. In 1971 komen voorzitters en leden van de op dat moment 12 commissies Justitia et Pax in West-Europa (Oost Europa zit op slot, daar is geen enkele ruimte voor dit soort kerkelijke initiatieven) in Aken bij elkaar voor overleg, samen met mensen van de Pauselijke Commissie Justitia et Pax. Marga Klompé is daar bij. Zij zijn Europeanen, vaak al met ervaring in de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, de Europese Economische Gemeenschap en in de Raad van Europa. Zij hebben een droom: de Europese integratie. Net als in Nederland in 1968 moet iemand de barrières tussen God en mensen even hebben opgeheven, zodat de Geest rechtstreeks tot hen kon spreken. Ook zij waren “the dreamers of the day”, en ook hun droom werd waar: zij legden het fundament voor de Europese Conferentie Justitia et Pax, waarin vandaag 31 commissies elkaar ontmoeten en samenwerken. Het is kenmerkend voor de dynamiek van Justitia et Pax Nederland dat zij zich sinds haar oprichting in 1968 telkens opnieuw heeft bezonnen op een actualisering van haar opdracht, en haar structuur en werkwijze steeds daaraan heeft aangepast. Sinds eind vorig jaar werken wij onder de naam Justice and Peace op een nieuwe locatie hier in het Nutshuis, met een nieuw logo en een nieuwe huisstijl, met een programma waarin mensenrechtenverdedigers, vluchtelingen en migranten, en het milieu centraal staan. Aan onze opdracht verandert niets: mensen informeren, motiveren en activeren voor een rechtvaardige en vreedzame wereld, hier in eigen land en wereldwijd. Ook jonge mensen herkennen zich hierin, en wij willen hen nadrukkelijk meer betrekken bij ons werk. Ik ben trots op wat wij met elkaar sinds 1983 hebben gerealiseerd, en ik heb er het volste vertrouwen in dat Justice and Peace haar bestaansrecht zal kunnen blijven waarmaken. Er is mij in de afgelopen weken vaak gevraagd, wat mij beweegt en gaande houdt; waarom ik zolang met deze internationale beweging voor recht en vrede verbonden heb kunnen zijn. Voor mij is het 2
antwoord eenvoudig: het cement tussen mij en Justice and Peace is het door mijn geloof gedragen vertrouwen in mensen, in een betere wereld, in het “verum, bonum et pulchrum”, het ware, het goede en het schone. “Mensen kunnen de wereld veranderen”, zeg ik Marga Klompé na; “maar dat kun je niet alleen, daar heb je anderen voor nodig”. Ik zie mijzelf als een van die “anderen”. Dat is niet mijn verdienste. Het is een opdracht die ik heb gekregen om samen op te trekken met mensen die vechten voor hun vrijheid en voor hun menselijke waardigheid, voor een rechtvaardige toekomst. Dat is vaak een langetermijnproces. De filosoof Hans van Munster, onze voorzitter in de jaren negentig, hield mij steeds voor: “Victor, volhouden! Laat eerst dat muisje het tunneltje graven. Dan een konijn. Uiteindelijk kun je er ook een varken doorheen duwen”. In 1973 begon ik mijn werkzame leven als docent. Daarnaast raakte ik al snel betrokken bij kerkelijke en maatschappelijke activiteiten. Na tien jaar vond ik het tijd voor iets anders, een functie waarin ik mijn engagement met kerk en samenleving kon gaan vormgeven. In 1983 werd ik benoemd tot secretaris van de Commissie Justitia et Pax Nederland, destijds een organisatie met een bescheiden secretariaat: een secretaris, een half time secretaresse, en als je geluk had een goede “gewetensbezwaarde militaire dienst” die meteen de titel “adjunct secretaris” kreeg en de tas met vergaderstukken mocht dragen. Ik heb dit secretariaat mogen en kunnen uitbouwen tot een professionele niet-gouvernementele organisatie op het gebied van mensenrechten en sociale rechtvaardigheid die in 2013 van het Economisch en Sociaal Comité van de Verenigde Naties de ECOSOC-status heeft ontvangen. We zijn de enige J&P commissie ter wereld met die status! Dat heb ik niet alleen gedaan. Leden van commissie en bestuur, medewerkers en mensen om ons heen, uit ons nationale en internationale netwerk, en de organisaties die lid zijn van de Commissie Justitia et Pax hebben daarbij een cruciale rol gespeeld. Het waren Cebemo, CMC, Vastenactie, Mensen in Nood, Solidaridad, religieuze instituten en andere organisaties die deel uitmaken van de Commissie Justitia et Pax, die meewerkten en dit werk meefinancierden. Het was Theo van Boven die met zijn grote ervaring als directeur mensenrechten bij de Verenigde Naties mij de weg wees naar Genève, naar de Mensenrechtencommissie. Het was kardinaal Etchegaray, voorzitter van de Pauselijke Raad Justitia et Pax, die mij stimuleerde aansluiting te zoeken bij de agenda van de Raad van Europa. Het waren onze collega’s uit Europa en uit de andere continenten die ons kennis lieten maken met de manier waarop zij in hun lokale context het mandaat van Justice and Peace vorm en inhoud geven: in Albanië, in Pakistan, in Ethiopië en Burundi en in zoveel andere landen waar we in de loop van de jaren onze activiteiten hebben ontwikkeld. Daar heb ik geleerd hoe belangrijk de mensenrechten zijn voor gewone mensen in hun lokale gemeenschappen. Eleanor Roosevelt, die zich als eerste voorzitter van de Mensenrechtencommissie van de VN onvermoeibaar heeft ingezet voor de totstandkoming van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, heeft dat in een van haar toespraken zo geformuleerd: “Waar beginnen universele rechten? Op alle plekken dicht bij huis – zo dichtbij en zo klein dat ze op geen enkele landkaart te vinden zijn. Toch is dat de wereld van ieder mens; de buurt waarin hij woont, de school of universiteit waar hij naar toe gaat, de fabriek of het bedrijf waar hij werkt. Dat zijn de plekken waar elke man, vrouw en kind gelijke rechten, gelijke kansen en een gelijke behandeling zonder discriminatie nastreeft. Tenzij deze rechten daar betekenis hebben, stellen ze ergens anders weinig voor. Zonder eensgezinde burgeractie om ze dicht bij huis hoog te houden, zullen we tevergeefs naar verbetering in de grotere wereld streven.” 3
BIJZONDERE MOMENTEN Het is onmogelijk mijn geschiedenis bij Justice and Peace in enkele pagina’s samen te vatten. Daarvoor is die te veel omvattend. Ik kan maar een paar bijzondere momenten naar voren halen. In de jaren zeventig lag de nadruk van ons werk nog op studie en publicaties, en minder op actie en politieke lobby. Later raakten we betrokken bij de campagne voor de afschaffing van de apartheid in Zuid Afrika. Op verzoek van de kerken in dat land drongen we er bij de politiek, banken en bedrijven op aan de wereldwijde boycot van het Apartheidsregime te ondersteunen. Mijn reis naar Zuid Afrika in 1990 als lid van een delegatie van katholieke organisaties heeft een diepe indruk op mij gemaakt. Ik ontmoette voor het eerst aartsbisschop Desmond Tutu, dominee Beyers Naudé en de katholieke aartsbisschop Dennis Hurley. Het was mijn eerste confrontatie met armoede, geweld en onderdrukking, met het contrast tussen het leven in de zwarte townships en het blanke vertier op de stranden van Durban. Zwarte mensen die door de blanke overheersers werden verbannen naar een leven op de vuilnisbelt. Die geur zal ik nooit meer vergeten. Op basis van een onderzoek naar de situatie in Oost Timor brachten wij in 1985 de Christian Consultation on East Timor tot stand, een internationale lobbygroep die zich inzette voor het realiseren van het recht op zelfbeschikking van de Oosttimorese bevolking. Een van de hoogtepunten van onze lobby was de toekenning van de Nobelprijs voor de Vrede 1996 aan bisschop Carlos Filipe Ximenes Belo en Jose Ramos Horta die op Oost Timor en daarbuiten opkwamen voor de rechten van de Oosttimorezen. De reis die ik in 1999 vlak voor het referendum over zelfbeschikking samen met bisschop Van Luyn maakte naar Oost Timor, opende onze ogen voor het gewelddadige optreden van het Indonesische leger en de milities die elk verzet tegen de Indonesische bezetting de kop indrukten. Na het referendum waarbij 80 % van de bevolking voor onafhankelijkheid stemde, brak de hel los, en pas na ingrijpen door de Verenigde Naties trok Indonesië zich terug. Op 19 mei 2002 mocht ik met een VIP badge op uitnodiging van de Verenigde Naties aanwezig zijn bij de viering van de onafhankelijkheid. Een van mijn finest hours! De jaren negentig werden gekenmerkt door een stevig programma in eigen land rond vraagstukken van economische gerechtigheid, armoede en uitsluiting, en het pleiten voor een humaan en rechtvaardig vluchtelingenbeleid. Met eigen werkgroepen, met de Raad van Kerken, en met belangenorganisaties publiceerden we onderzoeken en zetten we solidariteitsnetwerken op om bij regering en parlement aan te dringen op beleidsverandering. Onze werkgroep Economische Gerechtigheid liet studies verschijnen over armoede in ons land. Wij deden ook onderzoek naar de vraag of rijken in de hemel komen. Daar bent u natuurlijk wel nieuwsgierig naar. En u bent de enige niet. Nog nooit was een boekje van Justitia et Pax zo snel uitverkocht. Het antwoord was: ja, het kan, maar het is niet gemakkelijk, zoiets als die kameel door het oog van de naald. Rijkdom is op zichzelf niet verkeerd, maar wanneer het de geur krijgt van overmatige verrijking, wanneer het eigen belang zwaarder telt dan het algemeen belang, dan hebben we een probleem. Tijdens zijn bezoek aan Bolivia, in juli van dit jaar, hekelde Paus Franciscus deze ongebreidelde geldzucht. Hij noemde dat, met de woorden van kerkvader Basilius van Caesarea: “stront van de duivel”. Probeer daarmee maar eens de hemel binnen te komen!
4
Mijn eerste “buitenlandse reis” in dienst van Justitia et Pax was in oktober 1983 naar Parijs samen met voorzitter Marga Klompé voor een vergadering van Justitia et Pax Europa. Mijn laatste buitenlandse dienstreis was de afgelopen dagen naar Kopenhagen, voor de Algemene Vergadering van onze Europese Conferentie Justitia et Pax. Mijn hele loopbaan wordt als het ware omsloten door deze Europese samenwerking die mij zeer dierbaar is geworden. De jaren negentig brachten grote veranderingen in Europa. Na de val van het IJzeren Gordijn konden we voor het eerst in onze geschiedenis contacten gaan opbouwen in Midden- en Oost- Europa. Er waren veel fondsen beschikbaar om het werk van de kerk, van politieke en maatschappelijke organisaties van de grond te krijgen. Justitia et Pax Oostenrijk zette een programma op: “Begegnung mit Nachbarn” om de kerk in de omringende landen te helpen met het opzetten van hun Justitia et Pax commissies. Ik heb het als een groot voorrecht ervaren dat ik daaraan als vertegenwoordiger van het voorzitterschap van Justitia et Pax Europa mocht deelnemen. Ik heb denk ik meer geleerd van onze Oost-Europese vrienden dan zij van mij. Tijdens ontmoetingen in Budapest, Zagreb, Ljubljana, Sarajevo, Belgrado, Praag, Bratislava en Tirana vertelden zij over hun geschiedenis van onderdrukking, vrijheidsbeperking en schending van mensenrechten. De bevrijding van 1945 heeft ons in het Westen vrede en veiligheid gebracht. In Midden- en OostEuropa werd de ene bezetting opgevolgd door een gruwelijke andere. Tijdens het Nederlands voorzitterschap van de Europese Conferentie Justitia et Pax van 1996 t/m 1999 heb ik als secretaris-generaal kennis gemaakt met het werk van talloze nationale commissies. We hebben kunnen bijdragen aan de groei van ons netwerk, qua aantal en maar vooral ook inhoudelijk. Met onze activiteiten ter ondersteuning van mensenrechtenverdedigers wereldwijd hebben we ervaren hoe belangrijk religie is voor de motivatie van mensen om zich in te zetten voor verandering. Sommigen spreken van harmonie, anderen over sociale rechtvaardigheid, over ethisch goed gedrag, over gerechtigheid en liefde. Wat religies in de kern met elkaar delen, is dat we onze samenlevingen moeten ordenen op basis van respect voor de waardigheid van iedere mens, solidariteit, vertrouwen en compassie. Het gaat om onze gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het algemeen welzijn. Dit interreligieus en inter-levensbeschouwelijke aspect van ons werk heeft tot bijzondere initiatieven geleid. In 2003 richtten wij het “Centre for Justice and Reconciliation” op, om handreikingen te geven aan religieuze leiders en hun organisaties voor hun bijzondere rol in aanvulling op het mandaat van het Internationaal Strafhof om een einde te maken aan straffeloosheid. In zijn introductie schreef aartsbisschop Desmond Tutu: African religious leaders can, in particular, contribute to understanding the local traditional approaches and help in exploring values and beliefs, fears and suspicions, interests and needs, relationships and network perceptions from local and traditional perspectives. I hope that we can link with the ICC to enable our societies in Africa to make the political transition from situations of violence, conflicts and discrimination to situations of peace where we can live with love and harmony with ourselves and our neighbors. In 2005 brachten wij religieuze leiders samen rond het bevorderen van de Millenniumdoelen: 18 verklaringen en boodschappen van Paus Johannes Paulus II, de Dalai Lama, de aartsbisschop van 5
Canterbury, de secretaris-generaal van de Wereldraad van Kerken, van Islamitische leiders, van Lutheranen en Orthodoxen, met een voorwoord van Michel Camdessus. Ik ben nog steeds een beetje overdonderd door het enthousiasme waarmee op ons verzoek werd gereageerd. Op 10 december 2008 kwamen op uitnodiging van Justice and Peace vertegenwoordigers van alle wereldgodsdiensten in het Vredespaleis in Den Haag bij elkaar. In aanwezigheid van Koningin Beatrix bevestigden zij in het statement Faith in Human Rights hun commitment aan de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.. En 2008 is voor mij natuurlijk zonder meer onvergetelijk: de viering van ons 40-jarig bestaan en van mijn 25-jarig jubileum: een grandioos feest met een geweldige organisatie erachter in een voor mij persoonlijk heel spannende levensfase. In december 2010, op een van de moeilijkste momenten in onze geschiedenis, hadden wij een twintigtal mensenrechtenverdedigers uit ons internationale netwerk uitgenodigd voor een workshop in Den Haag. Zij gaven ons weer perspectief. Zij inspireerden ons met hun ervaringen, en maakten duidelijk wat zij van ons verwachtten. Samen legden wij de basis voor een nieuw programma met en voor mensenrechtenverdedigers: Shelter City, een tijdelijk veilig verblijf in Nederland, de The Hague Training Course for Human Rights Defenders, en het Connect to Protect programma waarmee wij mensenrechtenverdedigers verbinden met advocaten en politici in ons eigen land, een netwerk van solidariteit en bescherming. Het is nu een van onze successtories! Ik eindig dit deel van mijn toespraak met een bijzondere ervaring. In 2006 werd ik door onze collega’s van Justice and Peace Japan uitgenodigd om deel te nemen aan een internationale vredesdelegatie. Drie onderwerpen stonden centraal: * De plannen van de Japanse regering om artikel 9 van de Grondwet te wijzigen. Dat artikel wijst oorlogvoering door de staat af, naar aanleiding van de Japanse rol in de Tweede Wereldoorlog. * De omgang met het oorlogsverleden: het omstreden Yūshūkan museum en de Yasukuni Shrine in Tokyo, waar het eigen oorlogsverleden wordt verheerlijkt en de oorlog in de Pacific wordt getoond als een verdedigingsstrijd tegen koloniale machten. * En de aanwezigheid van enorme Amerikaanse legerbases in het land. Wij reisden naar Tokyo, Okinawa en Hiroshima, spraken met yamagutchi (overlevenden van de atoombom), met vredeswerkers en met historici. Ik bezocht het Yūshūkan museum in Tokyo en het Hiroshima Peace Memorial Museum: twee totaal uiteenlopende visies op de oorlog in de Pacific. Deze reis is voor mij persoonlijk een zeer indringende ervaring geweest, omdat er een directe link ligt naar mijn eigen familiegeschiedenis: het levensverhaal van mijn vader. Mijn grootvader heeft zijn seminarie-opleiding nooit afgemaakt. Zijn enige zoon, mijn vader, werd door hem enorm gepusht om priester te worden. Via de Jezuïeten in Nijmegen en de Franciscanen in Megen kwam mijn vader uiteindelijk terecht bij de Trappisten in Tegelen. Het was duidelijk: hij had geen “roeping” en hij was helemaal niet geschikt voor het kloosterleven. Vader Abt maakte in 1935 een onverbiddelijk einde aan deze ambitie van mijn grootvader. Toen moest mijn vader in militaire dienst. Wat heeft deze vredelievende man bewogen om na zijn dienstplicht vrijwillig dienst te nemen in het Koninklijk Nederlands Indische Leger? Geen militaire ambitie, dat staat voor mij vast. Mijn vader was een schrijver en een archivaris, een intellectueel met 6
grote belangstelling voor literatuur, geschiedenis en theologie. Het was denk ik een manier om te ontkomen aan zijn overheersende vader. In 1939, aan boord van de Sibajak op weg naar Batavia, begon “De reis naar een nieuw leven”, zoals de titel van zijn reisverslag luidt. Dat “Nieuwe Leven” eindigde abrupt in maart 1942, toen mijn vader door de Japanners krijgsgevangen werd gemaakt, en via Singapore naar de kampen in Thailand werd gebracht om te werken aan de Birma spoorlijn. Vanaf begin 1945 werkte hij in een groot industrieel oorlogscomplex bij Nagoya in Japan. Hij overleefde de verwoestende bombardementen en werd op 15 augustus 1945 bevrijd. Al die jaren heeft hij een dagboek bijgehouden: in Japanse schoolschriftjes, op losse blaadjes, zelfs op wcpapier. Over de oorlog heeft hij later vooral gezwegen. “Lees mijn dagboek maar”, zei hij tegen mijn moeder; “daar staat alles in”. Ik heb het hem nooit kunnen vragen. In 1952 is hij overleden; de oorlogsontberingen hadden zijn lichaam gesloopt. Zijn dagboek nam ik mee op mijn reis naar Japan. Dat mijn Japanse collega’s mij zonder het te weten, hebben geholpen dit nabestaandenverdriet een plaats te geven, hebben ze pas later van mij gehoord. Misschien dat daar wel mijn afkeer van oorlog en geweld vandaan komt, dacht ik, en mijn engagement met rechtvaardigheid en vrede. Huub Oosterhuis heeft dat prachtig verwoord in het gedicht dat hij voordroeg bij de 4-mei bijeenkomst in Amsterdam, in 2003: Sinds onheuglijke tijden staat de hoop geschreven dat ooit grote woorden als 'verzoening - leed geleden mensenrecht - schoon water - vrede' tot een nieuwe wereld worden eindelijk de echte. In naam van hen die vóór ons waren en omwille van wie na ons komen blijf die grote woorden dromen laat de hoop niet varen. Daarom draag ik deze toespraak op “in memoriam patris”. Juist in dit jaar, 70 jaar na het einde van de oorlog in de Pacific, lijkt me dat passend en juist. En mijn grootvader? Die was onverbeterlijk. Toen hij na de gedwongen repatriëring van mijn ouders uit Indonesië op de stoep van zijn huis in Nijmegen mij, de stamhouder, voor het eerst in zijn armen had, zei hij: “Dit jongetje wordt later missionaris”. Mijn vader ontplofte zowat, maar misschien heeft mijn grootvader toch een beetje gelijk gekregen.
7
WAT ONS NOG TE DOEN STAAT In zijn toespraak bij de eerste zitting van de studiecommissie “Iustitia et Pax” op 10 april 1967 zei paus Paulus VI: “Eerbiedwaardige broeders en geliefde zonen: er is veel te doen -- teveel misschien, zegt u? Jazeker! Maar wij weten met hoeveel vuur en edelmoedigheid u zich reeds aan het werk hebt gezet om met uw bevoegdheid en in toewijding de ingewikkelde en geweldige problemen aan te pakken die u worden voorgelegd en die u zich beijvert op te lossen zoals het geestelijken past. Gaat onverschrokken voorwaarts, naargelang van uw krachten, bescheiden, methodisch en volhardend, op de weg die onze jongste encycliek (Populorum Progressio) u heeft geopend.” Er is nog steeds veel te doen. De uitdagingen nemen toe. Wereldwijd wordt in toenemende mate respect voor mensenrechten en menselijke waardigheid ondergeschikt gemaakt aan economische en korte-termijn politieke doelen; de vrijheid van denken en spreken wordt beknot; politieke leiders en machthebbers versterken hun macht over het individu. Miljoenen mensen zijn op de vlucht voor oorlog, geweld en armoede. Klimaatverandering bedreigt het leven op aarde. Mensen die het slachtoffer worden van onrechtsituaties, moeten weten dat ze niet alleen staan in hun roep om rechtvaardigheid en erkenning van hun rechten. Justice and Peace staat aan hun kant! Ik weet dat ik bij Justice and Peace wegga op een cruciaal moment in haar geschiedenis. De vanzelfsprekendheid van langjarige samenwerkingsverbanden waaruit ook inkomsten konden worden gegenereerd, is verdwenen. De omgevingsfactoren in politiek, kerk en samenleving zijn veranderd; subsidiemogelijkheden zijn schaars geworden. Dat kan een bedreiging zijn voor de continuïteit van ons werk. Maar, ik herhaal het nog maar eens: ik heb er vertrouwen in dat Justice and Peace haar bestaansrecht zal kunnen blijven waarmaken. Dan moeten wij daarvoor natuurlijk wel de kans krijgen. Waar ligt onze kracht? De mensen met wie wij werken, kennen ons als deskundig, flexibel, innovatief en loyaal. Met een duidelijke identiteit. Justice and Peace Nederland maakt deel uit van de wereldwijde netwerken van Justice and Peace commissions en van mensenrechtenverdedigers en hun organisaties, vaak op lokaal niveau. Samen vormen ze een gemeenschap van solidariteit en bieden ze een structuur voor uitwisseling en samenwerking. Justice and Peace Nederland kan verbindingen leggen tussen die netwerken en tussen het lokale en het nationale en internationale niveau, in kerk en politiek. De ervaring van de afgelopen jaren toont aan dat de inbreng van lokale kennis en ervaringen er toe kan leiden, dat kwesties ook echt op de nationale en internationale agenda’s komen te staan. Justice and Peace werkt vraaggericht. Mensen in lokale gemeenschappen staan centraal, niet de grote instituties en organisaties. Mensen kunnen en moeten zelf hun wereld transformeren. Het is dan ook essentieel dat zij hiervoor de kennis, vaardigheid en capaciteit ontwikkelen. Tijdens partnerconsultaties is onze centrale vraag: wat verwachten jullie van ons? Zo komen de programma’s en activiteiten tot stand. Onze rol daarin is een dynamische: luisteren, samen iets op gang brengen, inhoudelijke kennis, methoden en technieken overdragen en oefenen in de praktijk, 8
tot een faciliterende en ondersteunende rol op het moment dat onze partners zelf aan de slag gaan. Dat is de “Justice and Peace methode”. Houd die methode vast! Tegen mijn collega’s wil ik zeggen: blijf optimistisch. Er zijn momenten in de afgelopen 32 jaar geweest, dat ik het zelf niet meer zag zitten. Budgetten gehalveerd, subsidieaanvragen afgewezen, gedwongen ontslagen, ik heb er van wakker gelegen. Maar als we waren gaan somberen in tijden van tegenspoed, hadden we al lang niet meer bestaan. Kenmerkend voor onze club is de veerkracht: niemand krijgt ons omvergeblazen. Houd dus niet op met dromen. Vergeet het niet: “ the dreamers of the day are dangerous people, for they dream with open eyes and make them come true”. Speel in op de ontwikkelingen van vandaag en morgen, zoals we dat altijd hebben gedaan. Houd je kennis op peil, en blijf investeren in je netwerk want anderen kunnen en willen meehelpen je plannen te realiseren. Voor goede ideeën hebben we altijd geld gevonden. Blijf trouw aan je afkomst. Justitia et Pax is in 1967 ingesteld om te werken aan rechtvaardigheid en vrede in de wereld, geïnspireerd door het Evangelie, de traditie en de sociale leer van de katholieke Kerk, met respect voor de waardigheid en de rechten van iedere mens. Meer dan ooit is er behoefte aan waarden die de samenleving dragen en bijeenhouden. Twee weken geleden kreeg de Duitse bondskanselier Angela Merkel een eredoctoraat in het Zwitserse Bern. Een vrouw stond op om een vraag aan haar te stellen: "Hoe gaat u de Duitse christelijke cultuur beschermen tegen al die vluchtelingen die moslim zijn?" Merkel antwoordde: "Wij hebben alle vrijheden om onze eigen religie, voor zover we er wat mee doen en het ook geloven, te belijden. Wij hebben toch de moed om te zeggen dat wij christenen zijn? Wij kunnen toch in dialoog gaan met moslims? ……Misschien leidt dit debat ertoe dat we weer kijken naar onze eigen wortels en meer kennis van het geloof krijgen." Die vraag speelt net zo goed in Nederland. Wat is ons antwoord? Justice and Peace is geen club van katholieken voor katholieken. De vragen die zich aan de kerk opdringen, spelen evenzeer in de wereld. Onze programma’s staan dus ten dienste van àlle mensen. Daar hebben we heel bewust voor gekozen, en dat is goed. Maar de kern van ons werk en van ons bestaansrecht is en blijft geworteld in dat christelijk sociaal gedachtegoed. Vanuit die kritische rol vonden en vinden we bondgenoten bij anderen die zich ook inzetten voor een menselijker, rechtvaardiger samenleven. En ook mij staat Deo Volente nog wel wat te doen. “Na gedane arbeid is het goed rusten”, klinkt voor mij als een platitude. De vulkaan is nog lang niet uitgedoofd! Twee weken geleden sprak ik de nuntius in Genève, Aartsbisschop Silvano Tomasi. We namen afscheid: hij is 75, ik ben 65; we gaan allebei met emeritaat. Hij vatte het mooi samen: “Victor, when it comes to the age of retirement, we can not stop the calender. But the calender can not stop our commitment to justice and peace.” Heeft u wel eens gehoord van het retired husband syndrome? In Japan krijgen vrouwen van gepensioneerde mannen last van uitslag, buikpijn en stress. Ze worden letterlijk ziek van hun thuiszittende man. Japanse artsen noemden dit voor het eerst het retired husband syndrome. Er worden zelfs speciale kleine kamertjes verkocht met Tv’s en computers erin, waar Japanse vrouwen hun mannen tijdelijk kunnen stallen om zelf even op adem te komen.
9
Nou, voor dat syndroom hoeft Rineke niet bang te zijn. Na bijna 40 huwelijksjaren hebben we genoeg ervaring om zoiets te voorkomen. Na een leven waarin veel nadruk lag op het managen en organiseren, op reizen en vergaderen, krijg ik nu de tijd om weer bij mezelf te komen, bij familie en vrienden. Tijd om te lezen en te schrijven. Als het lukt de geschiedenis van Justitia et Pax bijvoorbeeld, om te publiceren in 2018, bij ons 50jarig bestaan. Gelukkig word ik niet afgekoppeld als een uitgerangeerde goederenwagon. Vrienden en vriendinnen die mij al voorgingen in de derde levensfase, gaven mij advies. Pas op; straks heb je het drukker dan ooit. Maak keuzes en leer nee te zeggen. Dat heb ik gedaan. Her en der mag ik nog adviezen geven, bestuurswerk doen dat ik leuk vind, schrijven en kennis overdragen. We komen elkaar dus nog wel eens tegen, en daar verheug ik me op. Ik zeg daarom straks geen “vaarwel”, maar “tot ziens”. Ik ga afronden. Werken bij Justice and Peace was en is een wereldbaan. Ik vind het moeilijk om de deur achter me dicht te trekken. Ik zal jullie en al die andere mensen in binnen- en buitenland gaan missen. Ik bedank iedereen die in mijn Justice and Peace bestaan een stuk met mij heeft meegewandeld, mij heeft gevormd en verrijkt. Geen loopbaangeschiedenis wordt door één mens geschreven. Je wordt altijd geïnspireerd en gedragen door mensen die je de traditie doorgeven. En je wordt bij het werk door anderen geholpen. Ik denk daarbij met grote dankbaarheid en waardering aan de mensen die mij hebben gevormd en gesteund: het gezin en de familie waarin ik ben opgegroeid, mijn docenten op het gymnasium en op de universiteit, mijn vrouw Rineke en onze zonen Joris en Eric (nu samen met Ellen), mijn vrienden en vriendinnen, mijn collega’s dichtbij en veraf, leden van commissie en bestuur, de mensen die mij wijze adviezen gaven, de jonge mensen die mij kritisch bevroegen, allen die mij hebben geholpen de juiste weg door het leven te vinden. Ad majorem Dei gloriam inque hominum salutem: tot grotere glorie van God en tot heil van de mens; dat heb ik van de paters Jezuïeten geleerd. Het moge jullie goed gaan. Hora est!
10