Orde van dienst Scheppingskerk 12-07 2015 Organist
Hans Vis
Voorganger
Ds. Denise Dijk
Orgelspel Begroeting (aansteken van de kaarsen op tafel) Intredelied Zingen Lied 834 : 1,2,3 Vernieuw Gij mij, o eeuwig licht! God, laat mij voor uw aangezicht, geheel van U vervuld en rein, naar lijf en ziel herboren zijn. Groet
We wensen elkaar toe dat vrede en gerechtigheid elkaar omhelzen: Genade, barmhartigheid en vrede zij U van ‘Ik zal zijn die ik zijn zal’, van de zoon die levend maakt van de Geest die ons aanvuurt, een leven lang amen.
Bemoediging en gebed van toenadering
V: We bemoedigen en bidden elkaar toe: Onze hulp is in de naam van de Eeuwige die hemel en aarde gemaakt heeft V: O God, keer U om naar ons toe en doe ons weer leven met hart en ziel. V. Laat ons, o Barmhartige, uw liefde zien en geef ons uw heil. V. O, Levende hoor ons gebed en laat ons roepen tot u komen. Heilig mijn hart, o Heer zodat ik kind-aan- huis kan zijn in uw geheimen en in uw heiligdom, door Hem die onze Meester is: Jezus Messias. Amen
Kyrie eleison
Laten we IK ZAL ER ZIJN om ontferming aanroepen voor de nood van de wereld vrouwen en mannen als slaven gevangen rechten van kinderen met voeten getreden vluchtelingen, angstig en hoopvol Zo roepen wij allen zingend: Here God ontferm u, Christus ontferm u, Here God ontferm U! En, laten we Gods naam prijzen want Gods barmhartigheid heeft geen einde
Gloria
loflied
Lied 150a: 1 t/m 4
Geprezen zij God! Gij engelenkoor dat steeds naar Hem hoort, prijs Hem om zijn Woord! Gij hemelen, loof Hem wiens hand alles schiep, die allen daarboven tot dankzegging riep.
Gebed van de Dag ‘Ik zal er voor jou zijn’, deze Ene God zal bij u zijn De Heer zal u bewaren
DE HEILIGE SCHRIFT
Regie: (2 x zingen couplet 1: nieuw lied) Lied 849: 1. Zoek de wegen van de wijsheid die de schepping dansend groet. Blijf haar volgen, schenk haar aandacht, proef haar woorden, juist en goed. Wijsheid baant het pad naar vrede, doet ons voor wat liefde doet.
Thema: Vissers van mensen Allebei de lezingen gaan over roepen en geroepen worden . Eerste Schriftlezing Jesaja 6: 1-8 1 In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Eeuwige, gezeten op een hoogverheven troon. De zoom van zijn mantel vulde de hele tempel. 2 Boven hem stonden serafs. Elk van hen had zes vleugels, twee om het gezicht en twee om het onderlichaam te bedekken, en twee om mee te vliegen. 3 Zij riepen elkaar toe: ‘Heilig, heilig, heilig is de LEVENDE van de hemelse machten. Heel de aarde is vervuld van zijn majesteit.’ 4 Door het luide roepen schudden de deurpinnen in de dorpels, en de tempel vulde zich met rook. 5 Ik schreeuwde het uit: ‘Wee mij! Ik moet zwijgen, want ik ben een mens met onreine lippen, en ik leef te midden van een volk dat onreine lippen heeft. En nu heb ik met eigen ogen de koning, de LEVENDE van de hemelse machten, gezien.’ 6 Toen nam een van de serafs met een tang een gloeiende kool van het altaar en vloog daarmee op mij af. 7 Hij raakte mijn mond ermee aan en zei: ‘Nu zijn je lippen gereinigd. Je schuld is geweken, je zonden zijn tenietgedaan.’ 8 Daarop hoorde ik de stem van de Eeuwige zeggen: ‘Wie zal ik sturen? Wie kan namens ons gaan?’ Ik antwoordde: ‘Hier ben ik, stuur mij.’
Regie: (2 x zingen couplet 2: nieuw lied) Lied 849: 2 Luister naar de stem van wijsheid, op de markt prijst zij haar waar. Hoor het woord dat mens geworden ware goedheid openbaart. Als dat woord dan kiemt en uitgroeit vinden recht en trouw elkaar.
Tweede Schriftlezing Mattheüs 4: 18-23 (Willibrordus vertaling) R o e p i n g v a n e n ke le v i s s e rs 18 Toen Hij eens langs het meer van Galilea liep, zag Hij twee broers – Simon, die Petrus genoemd wordt, en zijn broer Andreas – het net uitwerpen in het meer; want het waren vissers. 19 Hij sprak hen aan: ‘Kom achter Mij aan, en Ik zal jullie tot vissers van mensen maken.’ 20 Meteen lieten ze hun netten achter en volgden Hem. 21 Verderop zag Hij nog twee broers, Jakobus van Zebedeüs en zijn broer Johannes; ze waren in de boot met hun vader Zebedeüs hun netten aan het klaren. Hij riep hen. 22 Meteen lieten ze de boot en hun vader achter en volgden Hem. Regie: (2 x zingen couplet 2: nieuw lied) Lied 849: 3 Zuster wijsheid, kom en help ons, voed wie nieuw geboren wordt. Zielsvriendin en liefste naaste, wek het heilig licht in ons. Vorm ons tot jouw volk, bevrijd ons, om de aarde en om God.
Prediking
Orgelspel naar Lied 90: 6 en 8 toe Lied 90: 6 en 8 6. Zeventig, tachtig jaren mensenleven, is dat, o Heer, om hoog van op te geven? `t is moeite en verdriet. Och mocht het wezen dat wij U kenden naar gij zijt te vrezen. Leer Gij ons zo te leven, dag voor dag, dat in ons hart de wijsheid wonen mag.
8. Laat, Heer, uw volk uw daden zien en leven en laat uw glans uw kinderen omgeven. Zie op ons neer met vriendelijke ogen. O, God, bescherm ons in ons onvermogen. Bevestig wat de hand heeft opgevat, het werk van onze hand, bevestig dat.
GEBEDEN EN GAVEN
Gebeden Dankzegging Voorbede besloten met Heer, onze God, wij bidden U, verhoor ons. Stil gebed en Onze Vader
God die ons draagt, We danken u voor ieder kind, voor ieder mens van wie uw licht afstraalt We bidden u dat deze wereld voor elk kind een goed thuis mag zijn. We bidden U voor mensen die zorg dragen voor kwetsbare mensenkinderen. Zo bidden we zingend: Wij danken u voor alle mensen die naast ons staan Mensen met wie wij ons verbonden voelen familie, partner, kinderen en kleinkinderen Mensen met wie wij het leven delen, Die zo kostbaar voor ons zijn. Zo bidden wij zingend: Wij danken u voor alle liefdevolle gebaren, Een woord, een blik, een hand of een arm die ons wordt toegestoken. We danken u voor de handen waarmee we uw werk mogen doen. God die ons troost. We bidden U voor kinderen die niet mee kunnen met hun vriendjes op school, voor kinderen die gehandicapt geboren worden, voor mensen die ongeneeslijk ziek ziek zijn . Zo bidden wij zingend: Barmhartige God – we bidden U voor mensen die ongelukkig zijn, en nergens een thuis vinden. We bidden u voor allen met wie het moeilijk samenleven is. Dat er mensen zullen zijn die hun schreeuw om aandacht en tederheid horen. Zo bidden wij zingend: God, die aanwezig is bij allen die vergeten worden, die naamloos en alleen in de wereld staan. Laat levenwekkend zonlicht op hun ogen vallen, zodat zij zoals de leerlingen van Jezus uw toekomst zien. Uitkijkend naar de komst van Jezus, bidden wij U om mensen die hun stem verheffen in de naam van de stemlozen, moedelozen en uitgeslotenen. Vluchtelingen die naar Europa komen. Bidden we U om mensen die streven naar gerechtigheid. Dat wij zelf zulke mensen mogen worden. Wilt u onze onvolkomenheden voltooien. In de stilte van ons hart zeggen we u wat geen ander voor ons zeggen kan
Onze Vader die in de Hemelen zijt, Uw Naam worde geheiligd; Uw Koninkrijk kome; Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel. Geef ons heden ons dagelijks brood; en vergeef ons onze schulden, zoals ook wij onze schuldenaars vergeven. En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want van U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in eeuwigheid. Amen.
(mededelingen) Inzameling van de gaven
Zingen: Lied 216: 1, 2 en 3 1 Dit is een morgen als ooit de eerste, zingende vogels geven het door. Dank voor het zingen, dank voor de morgen, beide ontspringen nieuw aan het woord. 2 Dauw op de aarde, zonlicht van boven, vochtige gaarde, geurig als toen. Dank voor gewassen, grassen en bomen, al wie hier wandelt, ziet: het is goed. 3 Dag van mijn leven, licht voor mijn ogen, licht dat ooit speelde waar Eden lag. Dank elke morgen Gods nieuwe schepping, dank opgetogen Gods nieuwe dag.
Toelichting: zending en zegen: Zometeen spreek ik eerst de klassieke zegen uit. Direct aansluitend zegenen we elkaar met het zingen van Lied 416. Ik nodig u van harte uit om onder het zingen van het zegenlied telkens een ander aan te kijken en zo elkaar zegenend toe te zingen. Zending Zegen De Eeuwige zegene u en behoede u De Barmhartige doe haar aangezicht over u lichten en zij u genadig De Levende verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede
Direct aansluitend aan de zegen zingen we elkaar zegenend toe:
Lied 416: alle 4 coupletten. 1 Ga met God en hij zal met je zijn: jou nabij op al je wegen met zijn raad en troost en zegen. Ga met God en hij zal met je zijn.
2 Ga met God en hij zal met je zijn: bij gevaar, in bange tijden, over jou zijn vleugels spreiden. Ga met God en hij zal met je zijn. 3 Ga met God en zij zal met je zijn: in haar liefde je bewaren, in de dood je leven sparen. Ga met God en zij zal met je zijn. 4 Ga met God en hij zal met je zijn: tot wij weer elkaar ontmoeten, in zijn naam elkaar begroeten. Ga met God en hij zal met je zijn.