Van huwelijk naar familie naar gemeente Lezing op symposium Kind en echtscheiding 10 oktober 2015 Pieter Vos,
[email protected] Aanleiding voor dit symposium is een geconstateerde verlegenheid van kerken en christenen met gescheiden gemeenteleden en hun kinderen. Als theoloog en ethicus wil ik laten zien dat de verlegenheid met echtscheiding samenhangt met een eenzijdige nadruk op het huwelijk in het christelijke leven. Als we dat onder ogen zien, zijn we volgens mij beter in staat kerk te zijn voor en met gescheiden mensen en hun kinderen. Lange tijd ging de kerkelijke en theologische discussie over de vraag op welke gronden echtscheiding is toegestaan. Echtscheiding was alleen toelaatbaar als er sprake was van overspel of eventueel van ‘kwaadwillige verlating’ door de echtgenoot. De kerk verschilde in deze visie niet wezenlijk van de samenleving. Toen de gangbare visie door toedoen van de seksuele revolutie vanaf de jaren ’60 veranderde, hielden veel kerken vast aan het verbod op echtscheiding. Dat geldt voor veel orthodoxe kerken nog steeds, maar in de praktijk is het tij niet te keren. In Nederland loopt inmiddels 37% van de huwelijken uit op een echtscheiding.1 En ook in de kerken wordt echtscheiding in veel gevallen als onafwendbaar gezien. Het aantal echtscheidingen onder christenen is aanzienlijk. Een behoorlijk aantal kinderen uit christelijke gezinnen krijgt ermee te maken. Hoe komt het dat echtscheiding zo veel voorkomt onder christenen, die toch voortdurend gevoed worden met een Bijbelse opvatting over het huwelijk? Een mogelijke verklaring is dat deze opvatting wel eens minder ‘Bijbels’ zou kunnen zijn dan we denken. Om dat te begrijpen moeten we ons realiseren dat de manier waarop christenen hun huwelijk beleven niet losstaat van de cultuur. Dat gaat verder dan de gebruikelijke constateringen over de invloed van secularisatie, individualisering en de feministische beweging. Als je constateert dat dergelijke ontwikkelingen christenen beïnvloeden, dan wordt meestal verondersteld dat er daarnaast nog een christelijke opvatting van het huwelijk is. Dat wil ik niet ontkennen, maar tegelijk blijft onopgemerkt
1
dat de invulling van wat een christelijk huwelijk is eveneens door culturele opvattingen over relaties beïnvloed wordt. Deze opvattingen zou ik kortweg als ‘romantisch’ willen typeren. Ze gaan terug op een opvatting van ‘romantische liefde’ die aan het eind van de 18e eeuw is ontstaan. De Engelse socioloog Anthony Giddens verstaat daaronder een ideaal van gepassioneerde liefde die uitstijgt boven het gewone leven en die tegelijk ware vrijheid betekent voor de geliefden. Het idee is dat de geliefde je leven ‘compleet’ en ‘heel’ maakt. In de romantische liefde vullen man en vrouw elkaar perfect aan.2 Een dergelijke liefde werd een reële optie voor gewone mensen. Dat werd mogelijk doordat het huwelijk niet langer bestond uit de wederzijdse verantwoordelijkheid van man en vrouw in het samen runnen van een huishouding, boerderij of werkplaats, waarbinnen ook kinderen hun plaats kregen. Doordat huis en werk van elkaar gescheiden werden en respectievelijk het domein van de vrouw en van de man werden, veranderde ook de verhouding tussen de echtgenoten. In plaats van op economische noodzaak en wederzijdse verantwoordelijkheid, werd het huwelijk vooral gebaseerd op liefde en intimiteit. Intimiteit betekent dan dat de ander een tekort in jezelf aanvult en je compleet maakt. De vraag wordt: wat voel ik voor de ander? En wat voelt de ander voor mij? Dragend is de zielsverwantschap die in het duurzame verband van het huwelijk moet worden vormgegeven. Dan wordt het natuurlijk heel belangrijk ‘de ware’ te vinden.3 Ik denk dat dit idee van ‘romantische liefde’ in sterke mate de beleving en opvatting van het christelijke huwelijk heeft gekleurd. In een mix van romantische en bijbelse elementen wordt voor een goed christelijk huwelijk als essentieel gezien: liefde, intimiteit, openheid, harmonie, een gezamenlijk gebedsleven en ook spanning, uitdaging en een bevredigend seksleven. Het huwelijk wordt zelf een belangrijke weg naar God, want in het huwelijk kun je samen ‘groeien in de relatie met God’, zo luidt het in menig toerustingsboek en marriage course. Huwelijkspartners worden immers door God naar elkaar geleid en komen zo tot hun bestemming. Een in wezen romantische opvatting wordt zo theologisch onderbouwd en ook geprojecteerd in Bijbelteksten zoals Genesis 1
2
en 2. Niet de voortplanting maar de romantische liefde wordt het doel bij uitstek van het huwelijk. Dit romantische beeld beïnvloedt niet alleen de opvatting en beleving van het huwelijk maar ook de visie op de kerk. De huwelijkse staat, waarin man en vrouw elkaar optimaal aanvullen, wordt namelijk gemakkelijk beschouwd als de normale staat des levens. Omdat deze met de schepping gegeven is, krijgt de huwelijkse staat een groot gewicht, zozeer dat deze bepalend wordt voor de sociale structuur in de kerkelijke gemeente. Het huwelijk met een aantal kinderen geldt als impliciete norm. Naar wie daarbuiten vallen – ongehuwden, homoseksuelen, kinderloze en gescheiden mensen – moet worden omgezien in hulp en gebed. Dat gebeurt natuurlijk uit nobele motieven, maar het werkt stigmatiserend. De identiteit van deze broeders en zusters wordt in feite bepaald in relatie tot het huwelijk als de dominante christelijke levensvorm. Mijn suggestie is nu dat ook het toenemend aantal echtscheidingen mede te verklaren is uit de romantisering van het huwelijk. Echtscheiding is in zekere zin een logisch gevolg van de hoge en eenzijdige verwachtingen van het huwelijk. Als het huwelijk helemaal niet blijkt te voldoen aan de idealen van intimiteit, liefde en persoonlijke vervulling, dan is een echtscheiding minstens voorstelbaar. Het belangrijkste doel van het huwelijk, de romantische liefde, is immers weggevallen. Daarbij is het ideaal van de romantische liefde en de persoonlijke vervulling nog niet verdwenen, het is alleen niet langer noodzakelijk gericht op één unieke ander. Dit ideaal kan daarom juist een motief zijn voor echtscheiding en voor het eventueel aangaan van een nieuwe relatie. Terwijl christenen trouw hoog in het vaandel hebben en het huwelijk meestal helemaal niet willen beëindigen, is echtscheiding tegelijk maatschappelijk breed aanvaard en daarmee ook voor christenen een reële optie worden. Eerder gold het huwelijk in de samenleving als levenslang verband, ook als het huwelijk tot schrijnend ongeluk van echtgenoten en kinderen leidde. Een echtscheiding kan dan als een bevrijding ervaren worden. Bij de uiteindelijke afweging kunnen ook kinderen een rol spelen. Het welzijn van de kinderen kan echter zowel een reden zijn om het huwelijk in stand te houden als ook om
3
het juist te verbreken. In beide gevallen spelen wijdere verbanden als familie en de gemeenschap van de kerk feitelijk geen rol. Voor de duidelijkheid merk ik op dat ik beslist niet wil beweren dat gescheiden mensen een te romantische opvatting van het huwelijk hebben. Het gaat me juist om iets dat ons allen aangaat en het samenleven binnen de kerk als geheel beïnvloedt. Door een overwaardering en romantisering van het huwelijk weten we binnen de christelijke gemeenschap niet goed wat het christelijke huwelijk inhoudt. Ook weten we niet goed raad met gescheiden mannen en vrouwen en hun kinderen. Het is daarom hard nodig de gangbare opvatting kritisch tegen het licht te houden. Vanuit de bijbel en de christelijke traditie zijn er dan ook vragen bij te stellen. In de Bijbel wordt, op het Hooglied na, nauwelijks in romantische termen over het huwelijk gesproken. Er is veelvuldig sprake van uithuwelijken en van een sterke verwevenheid met bezit en voortplanting. Zowel Jezus als de apostel Paulus waren ongehuwd en weken daarmee juist af van de gangbare norm. Paulus meende zelfs dat het goed zou zijn dat mensen net als hij alleen zouden blijven (1 Korintiërs 7, 8). In de vroegchristelijke kerk werd het celibaat daarom gezien als een hoger ideaal dan het huwelijk. De Reformatie corrigeerde dit, maar zette het huwelijk vooral in tegen de ontstane hiërarchie van geestelijken en leken. God kon volgens de Reformatoren voluit gediend worden in het gewone leven van huwelijk en arbeid. Gaandeweg gingen deze domeinen in het protestantisme echter tot de essentie van het christelijke leven zelf behoren. Dit heeft geleid tot de overwaardering van het huwelijk waarover ik het al had. Dit vraagt om een nieuwe correctie. Door de romantisering is het huwelijk bovendien sterk opgevat als een verband van twee autonome subjecten die samen een unieke eenheid vormen. In dit perspectief zijn ook kinderen in feite secundair, nl. allereerst gezien vanuit de huwelijkse relatie van twee echtgenoten. Is er een alternatieve benadering mogelijk? Ik denk het wel. Het perspectief verandert als we onszelf en kinderen allereerst opvatten als deel uitmakend van een breder verband van relaties, namelijk de familie. Ik kies bewust voor deze term die breder is
4
dan ‘gezin’, al omvat de familie ook het gezin. De focus verschuift van een gekozen verband (het huwelijk) naar een voor ieder mens gegeven verband (familie). Ieder mens wordt geboren in een niet vrijwillig gekozen netwerk van relaties dat we familie noemen, zo kunnen we met ethicus Gerrit de Kruijf vaststellen.4 Daarmee wordt duidelijk dat we altijd al relationeel zijn ingebed en in afhankelijkheidsrelaties staan tot andere mensen. We zijn allereerst kind in een familie en pas daarna echtgenoot in een huwelijk. Eerst komt het gebod: Eer uw vader en uw moeder, en pas daarna: Pleeg geen echtbreuk.5 De nadruk op familie maakt het dus mogelijk om het huwelijk in een breder verband te plaatsen. Het huwelijk staat dan niet op zichzelf als een relatie tussen twee autonome mensen, maar is verbonden met het netwerk van de familie. Vanuit de familie ga je een relatie aan met iemand buiten de familie die tot uitbreiding van de familie leidt. Overigens neemt dit natuurlijk niet weg dat een concrete familie even problematisch kan zijn als een huwelijk. Familie kan een broeinest zijn waarin je voor het leven getekend wordt.6 Toch lijkt me een verbreding van perspectief richting familie van belang. De familie is een gegeven verband dat vanaf het begin beslissend is voor onze plaats in de wereld. We kunnen de familie uitbreiden door te trouwen of door kinderen te krijgen, maar onze ouders en familierelaties kunnen we niet van ons afschudden. Dat anderen (adoptiefouders, pleegouders, informele ooms en tantes enz.) vrijgevallen gezins-‐ en familierollen kunnen innemen, bevestigt alleen maar het structurele gegeven van familie. Ook kinderen van wie de ouders zijn gescheiden, blijven daarom ingebed in de levensvorm van familie. Als ouders geen echtgenoten meer zijn, blijven zij toch vader en moeder. En zelfs als deze rollen feitelijk door anderen worden ingevuld, is dat op basis van het fundamentele karakter ervan. We doen er daarom goed aan het wijdere verband van de familie te benadrukken. Dat doet niet alleen recht aan een fundamentele structuur waarin kinderen leven, maar trekt de cirkel ook wijder voor kinderen van wie de ouders gescheiden zijn. In een christelijke visie kan het hier echter niet bij blijven. In de bijbel is ‘familie’ geen absolute waarde. In het Nieuwe Testament is familie zelfs geen natuurlijk verband, maar
5
allereerst een beeld voor de gemeenschap rond Christus. Daarmee wordt het familieleven ondergeschikt gemaakt aan ‘de familie van God’ (Ef. 2, 19). Jezus beschouwt als zijn familie ieder die de wil van God doe (Mt 12, 46-‐50). We vinden onze identiteit allereerst in relatie tot God en zijn koninkrijk. Dit betekent allereerst dat onze identiteit niet afhankelijk is van een unieke ander die ons ‘compleet’ maakt. Het kan daarom heel goed zijn alleen te leven, zoals Paulus aanbeveelt. In Efeziërs 5 is het huwelijk niet een voorbeeld voor de onderlinge verbondenheid in de gemeente, maar omgekeerd: het deel uitmaken van de gemeenschap rond Christus definieert het christelijke leven. De liefde van Christus voor zijn gemeente is daarom bepalend voor alle relaties in de christelijke gemeente, niet alleen voor het huwelijk. Als het huwelijk minder centraal gesteld wordt, komt er ruimte voor een meer inclusieve benadering in de gemeente. ‘Singles’, celibatair levende broeders en zusters, homoseksuele zusters en broeders, maar ook gescheiden gemeenteleden, weduwen, weduwnaars, echtgenoten in structureel ontwrichte huwelijken, mensen met psychiatrische problematiek of met een verstandelijke beperking komen dan als volwaardige leden van het lichaam in het vizier en niet langer als gemankeerde broeders en zusters die als alleenstaand of alleengaand in de voorbeden aan de speciale zorg van de Heer worden opgedragen.7 Binnen de gemeente is het bovendien mogelijk om trouw niet alleen iets te laten zijn van twee individuen. Trouw, ook in omstandigheden van teleurstelling en gebrokenheid, zou in de gemeente van Christus beter gerealiseerd kunnen worden als we in de gemeente leren wat trouw betekent en als het huwelijk gedragen wordt door de gemeenschap. Ook als een huwelijk desondanks niet vol te houden is en uitloopt op een scheiding, zou de gemeente van Christus een gemeenschap moeten zijn waarin gescheiden gemeenteleden en hun kinderen niet de deur gewezen worden, zelfs als een scheiding afgekeurd wordt. Juist dan is het belangrijk dat kinderen opgenomen blijven worden in de bredere kring van familie en kerkelijke gemeenschap. De basis daarvoor is het geloof in Gods trouw, ook als mensen ontrouw zijn. Kerken en christenen moeten eerst en vooral weer leren wat dat betekent.
6
1 Het aantal echtscheidingen is in de loop gestegen van 24% in 1980 tot 36.5% in 2011 (CBS, 24 July 2012, http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/ ?DM5SLEN&PA537425ENG&D15a&D250,10,20,30,40,50,(l-‐1)-‐l&LA5EN&VW5T ). 2 Anthony Giddens, Modernity and Self-‐Identity. Self and Society in the Late Modern Age, Stanford: Stanford University Press 1991, 37-‐40 3 Giddens, Modernity, 41-‐50. 4 Gerrit de Kruijf, Ethiek onderweg. Acht adviezen, Zoetermeer: Boekencentrum 2008, 108. 5 Gerd Höver, Gerrit de Kruijf, Oliver O’Donovan, Bernd Wannenwetsch, ‘De vrijheid van de familie’, in Gerrit de Kruijf en Petruschka Schaafsma, Meer dan een optelsom. Kanttekingen bij de waarde van het gezin, Kampen: Kok 2009, 19. Zie over de betekenis van familie ook Petruschka Schaafsma, ‘Familie als gegeven. Leven in een web van relaties. Een handreiking voor bezinning, gesprek en oefening van de Protestantse Kerk in Nederland’, http://www.protestantsekerk.nl/Lists/PKN-‐Bibliotheek/PKN-‐ Familie%20als%20gegeven%20low-‐res.pdf. 6 De Kruijf, Ethiek onderweg, 109. 7 Marco Derks, Thijs Tromp, Pieter Vos, ‘In de ban van de ring. Over het huwelijk als dominant construct in seksegerelateerd kwesties’, Radix 36 (2010), 2-‐21, 18. Zie http://www.pthu.nl/over_pthu/Medewerkers/p.h.vos/downloads/In%20de%20ban% 20van%20de%20ring%20Radix%202010.pdf
7