Van de redactie
Want lezen maakt het leven leuker Waar je ook zin in hebt – in korte verhalen of dikke boeken, in romantisch, spannend, ontroerend of lekker steamy… bij Harlequin vind je altijd wat je zoekt – en meer. Harlequin-uitgaven zijn vrijwel overal te koop. Kijk in onze webwinkel op www.harlequin.nl of ga naar het tijdschriftenschap van de supermarkt of (kantoor)boekhandel en ontdek wat Harlequin allemaal voor je heeft. We wensen je veel leesplezier met dit gratis Ontdek Harlequin-probeerboek!
Korte inhoud Diagnose: eerste liefde CAROL MARINELLI In het ziekenhuis belanden is één ding, maar overgeleverd zijn aan de zorgen van haar eerste grote liefde is wel het laatste waar Lorna behoefte aan heeft. De emotionele wonden die dokter James Morrell destijds heeft veroorzaakt, zijn nog maar nauwelijks genezen. En de geheimen in haar dossier zijn al helemaal niet voor zijn mooie groene ogen bestemd!
Biografie De van oorsprong Engelse Carol Marinelli werkte jaren als verpleegster voordat ze zich op het schrijven van liefdesverhalen toelegde. Pas toen ze zwanger was van haar tweede kind, besloot ze haar droom om schrijfster te worden te verwezenlijken. Jammer genoeg werd haar eerste manuscript afgekeurd, maar tegen de tijd dat ze was bevallen van haar derde kind, was haar eerste publicatie een feit. Carol woont samen met haar gezin in de Australische stad Melbourne.
Ook van deze auteur Vurige woestijnnachten (Bouquet 3160) Gesluierde passie (Bouquet 3168) Een opwindende uitdaging (Bouquet 3185) Verloren na één kus (Bouquet 3213) Versluierde herinnering (Bouquet 3239) Liefde of wraak? (Bouquet 3247) Verloofde gevraagd (Bouquet 3262) Verleid in de woestijn (Doktersroman Extra 27) Tijd voor geluk (Doktersroman Extra 30) Een bijzondere beslissing (Doktersroman Extra 35) Een vleugje Italiaans (Doktersroman Favorieten 305) Verhoogde hartslag (Doktersroman Favorieten 305) Spoed vereist! (Doktersroman Favorieten 305)
Colofon Harlequin Doktersroman © 2009 Carol Marinelli Oorspronkelijke titel: Emergency: Wife Lost and Found Vertaling: Linda Lavatera Originele uitgave verschenen bij Mills & Boon Ltd., London Deze uitgave is uitgegeven in samenwerking met Harlequin Enterprises II B.V./S.à.r.l. ISBN 978 94 6199 059 4 © Nederlandse uitgave: Harlequin Holland Zetwerk e-book: Mat-Zet B.V., Soest Beeld: Corbis Lithografie: Projectcolor, Hoofddorp Het merk HARLEQUIN is gedeponeerd onder het nummer 328708. http://www.harlequin.nl
Hoofdstuk 1 Er hing een opgewonden sfeer in de artsenkamer van de Spoedeisende Hulp toen James Morrell met een kop koffie in de hand binnenviel en een stoel pakte. De opwinding werd veroorzaakt door te veel adrenaline en door elkaar pratende mensen. Een ernstige botsing op de oprit van de M1 had op de toch al drukke vrijdagmiddag chaos veroorzaakt. Een auto was op een stuk bevroren wegdek beland met tot gevolg een grote kettingbotsing, waarbij een touringcar en diverse andere auto’s betrokken waren geraakt. Vallende sneeuw had de situatie nog verergerd voor de slachtoffers, en voor de reddingswerkers. De slachtoffers waren naar diverse Londense ziekenhuizen gebracht, maar het North London Regional Hospital had er een traumateam op afgestuurd en extra personeel opgeroepen om de gelederen te versterken. Nu pas, tegen vijf uur ’s middags, kon de afdeling beginnen met het wegwerken van de achterstand. Afdelingshoofd May Donnelly had voor iedereen broodjes en wat te drinken besteld en haar team duidelijk gemaakt dat na de korte pauze iedereen, ook degenen die al vanaf zeven uur ’s morgens in touw waren, nog uren zou moeten doorwerken. Toen de personeelsbezetting geregeld was, belde May voor de zoveelste keer haar liefhebbende echtgenoot met de boodschap dat ze niet met het eten thuis zou zijn. En voor de zoveelste keer antwoordde de schat dat hij achter de pannen zou kruipen zodat er voor haar een goed maal klaarstond wanneer ze thuiskwam, hoe laat dat ook mocht zijn. Ze tilden er niet te zwaar aan; volgend jaar om deze tijd zouden ze beiden met pensioen zijn en aan boord van een luxecruiseschip zitten te genieten. ‘Goed gedaan, jongens.’ De kamer viel stil bij het diepe stemgeluid van James. ‘Van de week gaan we nog individueel evalueren, maar ik wil alvast zeggen dat jullie uitstekend werk hebben geleverd. Het team dat met mij naar de locatie is gegaan, heeft het fantastisch gedaan. De brandweerlieden en ambulancemedewerkers maakten er zelfs een opmerking over tegen mij. Ook de studenten hebben hun mannetje gestaan.’ Bij deze woorden wierp hij een blik op de studenten, en May glimlachte inwendig toen ze de meisjes zonder uitzondering zag verkleuren. Het was een reflex, wist ze. James Morrell dacht vast dat alle vrouwen altijd een roze gloed op hun wangen hadden, want die kleur hadden ze in zijn nabijheid allemaal. May zat al veertig jaar in de verpleging. Ze had alles al een keer meegemaakt, en niets menselijks was haar vreemd, maar zouden die jonge vrouwen haar geloven als zij hun zou zeggen dat ze hun tijd verspilden aan James Morrell? Nooit! Hij was lang en stevig gebouwd, een soort rugbyaanvaller maar dan zonder de gebroken neus of de bloemkooloren. Met zijn halflange sluike bruine haar en intense groene ogen was hij een opvallend aantrekkelijke verschijning op de afdeling. Een imponerende man en bovendien nog ongetrouwd op zijn vijfendertigste. Omdat hij buiten doorweekt was geraakt, had hij bij terugkeer in het ziekenhuis blauwe operatiekleding aangetrokken, waardoor een van zijn armen en een puntje van zijn behaarde borst onbedekt waren, iets wat geen van de aanwezige vrouwen was ontgaan. ‘Ga je zaterdag ook naar Micks afscheidsfeestje, James?’ May hoorde een van de studenten de vraag zo terloops mogelijk stellen. Misschien was het wat vrijpostig voor een student, maar alle vrouwen daar waren blij dat zij het gevraagd had. Op een feestje was James een aanwinst. Hij was tenslotte een aantrekkelijke arts. Vragen stond toch zeker vrij? ‘Misschien dat ik één drankje kom halen.’ James keek op van de tv, waar hij eigenlijk niet naar keek. Hij probeerde alleen even zijn gedachten op nul te zetten, al wilde dat niet erg lukken. Dat de plaats van het ongeluk ontruimd was en dat iedereen zijn best had gedaan voor de slachtoffers, dat wist hij wel, maar het bleef aan hem knagen. Het lukte hem niet het onbestemde, onaangename gevoel van zich af te schudden, en hij wist niet waarom. Het was bepaald niet de eerste keer dat hij als SEH-arts bij een groot verkeersongeval was geroepen. Het onbestemde gevoel bleef zich opdringen, en tot overmaat van ramp begon Abby ook nog te zeuren. ‘Ik wil je best een lift geven.’ Ze glimlachte naar hem maar hij keek al weer naar de tv. ‘Als je wilt, kun je met mij meerijden.’ Ze herhaalde haar aanbod, in de veronderstelling dat hij haar de eerste keer niet had gehoord. May zat zich te verkneukelen, want ze kon de nieuwe, enigszins verwaande chef de clinique, die overduidelijk haar zinnen op de hoofdprijs had gezet, niet uitstaan. ‘Niet nodig.’ James draaide zich niet eens om. ‘Ik weet nog niet of het ervan komt.’ ‘Mocht je toch iets willen drinken, dan vind ik het niet erg om te rijden.’ Abby wist van geen ophouden. ‘Het komt tenslotte niet zo vaak voor dat we allebei op zaterdag vrij zijn.’ Tjonge, dacht May, als je Abby zo hoorde, was het of zij en James al jaren een duf getrouwd stelletje waren. ‘Ik heb plannen voor zaterdag…’ Nu keek James wel op, en May zag dat hij Abby een vlugge afstandelijke glimlach toewierp. Ze genoot van het tafereel: het paarse gezicht van Abby en de gedecideerde, hem kenmerkende manier waarop James haar weer in haar hok kreeg. ‘Zoals ik al zei, misschien dat ik één drankje kom halen – ik wil Mick gedag zeggen.’ Dat laatste voegde hij eraan toe om duidelijk te maken dat áls hij kwam, dit uitsluitend was om afscheid te nemen van de bode die twintig jaar voor de afdeling had gewerkt. ‘Wie haalt er geld op voor het cadeau?’ ‘Ik,’ zei May, ‘en je hebt al gegeven.’ ‘Weet je dat zeker?’ May antwoordde bevestigend, met een binnenpretje. Wanneer zouden die meiden eindelijk eens doorkrijgen dat James Morrell privé en zakelijk strikt gescheiden hield? Aan de andere kant, als ze zelf dertig jaar jonger was geweest, had ze misschien ook een kansje gewaagd. Niet dat ze enige kans zou hebben gemaakt, want in alle jaren dat ze met hem had samengewerkt, had hij nog nooit iets met een collega gehad en had hij nog nooit een vrouw meegenomen naar een feestje van het ziekenhuis. De reden waarom hij zich altijd zo afzijdig hield, had May nooit achterhaald. Hij was beleefd, vriendelijk en aardig, maar ook een gesloten boek. Al kletste hij voluit over het nieuws, lopende zaken en patiënten, en al kende hij alle
medewerkers bij naam en had hij altijd een praatje met iedereen, hij sprak nooit over zichzelf. Maar dat hij sexy was, en een vrouwenjager, stond als een paal boven water. Als afdelinghoofd moest May regelmatig de specialisten die de achterwacht hadden van huis bellen, en bij James had meer dan eens een dame – en niet altijd dezelfde – opgenomen, of ze had op de achtergrond vrouwengeluiden gehoord terwijl James haar met hese stem te woord had gestaan. Nooit deed hij moeilijk, en altijd verscheen hij prompt in het ziekenhuis, van welke activiteit hij halverwege ook was losgerukt. Haar vriendin Pauline deed huishoudelijk werk voor hem, en hoewel zij, evenals May, hechtte aan discretie, hoefde ze alleen maar haar lippen te tuiten als May er eens bedekt naar hengelde om duidelijk te maken dat James buiten de muren van het ziekenhuis een actief leven leidde. May herinnerde zich nog levendig die keer dat hij ’s nachts was opgeroepen en zich vlug had moeten omkleden om met het traumateam naar buiten te gaan. Ze zag zijn brede rug nog voor zich. De nagels stonden er nog in, de schrammen waren nog rood en zijn behaarde borst zat onder de zuigzoenen. Bij die gedachte brak het zweet haar opnieuw uit. Als het iemand in de artsenkamer opviel, dacht hij of zij waarschijnlijk dat May een opvlieger had. De werkelijkheid kon niemand bevroeden. ‘Alles goed, May?’ James werkte graag met May samen en bekommerde zich altijd om haar. ‘Ja hoor, alleen een beetje warm.’ ‘Er klopt ook geen snars van.’ James keek naar buiten naar de donkergrijze lucht en de sneeuw die zich in de vensterbank had genesteld. Het was al donker, maar in het licht van een straatlantaarn zag je dat het opnieuw was gaan sneeuwen. ‘Buiten vriest het, en hierbinnen stoken ze alsof het een sauna is.’ Het gevoel van rusteloosheid bekroop hem weer; onwillekeurig bewoog zijn gespierde dijbeen op en neer. Nog steeds lukte het hem niet zich te ontspannen. ‘Hebben we plek…’ De intercom kraakte, en iedereen spitste zijn oren. ‘Nee, spoedgevallen worden tijdelijk doorgestuurd naar het Greater London,’ antwoordde May meteen. Haar mensen hadden pauze nodig – de meesten waren al meer dan twaalf uur in touw – en alle SEH-bedden waren bezet. Zij moest de veiligheidsnormen bewaken, wat niet meeviel aangezien ze al een tijd met een personeelstekort kampten. Twee coassistenten waren halverwege hun coschap vertrokken en niet vervangen. Van de arts-assistenten liep er een in de ziektewet. Abby deed het goed, maar was nieuw. Bovendien moesten de voorraden worden aangevuld. De planken met geneesmiddelen en verband waren leeg na de grote aanslag die de ravage op de rijksweg die ochtend op de voorraad had gepleegd. May had in overleg met James besloten tijdelijk geen nieuwe patiënten te accepteren omdat iedereen al op zijn tenen liep en er eerst patiënten naar vervolgafdelingen moesten worden gebracht om ruimte te maken op de SEH. Maar de krakende stem gaf zich nog niet gewonnen. ‘Ze is net gevonden, een klein eindje van de plek van het ongeluk. Ze zat vast in haar auto, een onbekende vrouw van een jaar of twintig, onderkoeld, hartstilstand…’ ‘Laat maar komen!’ riepen May en James in koor. De apparatuur werd al in stelling gebracht voor de in aantocht zijnde patiënt. De opblaasbare warmtedeken werd uitgerold, de infuusverwarmer opgestart, en de anesthesist was opgeroepen en onderweg van een ongetwijfeld evenzo hectische ic. ‘Is er verder nog iets over haar bekend?’ ‘Niet veel,’ kraakte de intercomstem verder. ‘Alleen dat de auto in een weiland op vijftig meter afstand van de plek van de kettingbotsing is gevonden en dat de voorruit was gebroken waardoor ze flink kou heeft geleden. Ze had een deken om zich heen, wat erop duidt dat ze na het ongeluk bij bewustzijn moet zijn geweest. Toen ze haar uit het wrak bevrijdden, kreeg ze een hartstilstand. ‘Weten we wie het is?’ ‘Nog niet. Ze is geïntubeerd en onderweg. Over negen minuten wordt ze verwacht.’ ‘Ga mee, May. We lopen de ambulance tegemoet.’ Samen stonden ze bij de parkeerhaven van de ambulances te wachten, James in alleen zijn blauwe operatiepak. Het leek onder de omstandigheden ongepast om over het weer te klagen, maar het was bitterkoud. Laat die ambulance toch opschieten, dacht James bij zichzelf. ‘Vier uur in dit weer.’ Het waren geen kletspraatjes; James was aan het rekenen. Vier uur aan de vrieskou blootgesteld, ongetwijfeld al gewond uit het ongeluk gekomen. Onderkoelde patiënten kregen vaak een hartstilstand als ze verplaatst werden, en hoewel slecht nieuws, was het toch een geluk bij een ongeluk dat iemand de hartstilstand had geregistreerd. ‘Dit gaat wel even duren.’ Dat kon niet anders. Haar lichaamstemperatuur moest geleidelijk omhoog worden gebracht, en intussen moest ze beademd worden. Bij onderkoeling hebben de hersenen maar weinig zuurstof nodig, en er was een theoretische kans, ook al had ze uren vastgezeten in het wrak en ook al had ze een hartstilstand, dat de patiënt volledig zou herstellen – en gezien haar leeftijd genoot haar conditie het voordeel van de twijfel. ‘Arme ziel, vier uur in dit weer om deze tijd van de dag.’ Rillend van de kou stond May in haar vest op de ambulance te wachten. Toch jammer dat die oude zustercapes waren afgeschaft. ‘Ik wist dat we er nog niet waren,’ zei James. ‘Er waren zoveel auto’s bij betrokken en het was zo’n chaos. Dit moet ook bij de evaluatie aan bod komen.’ ‘Zeker,’ verzuchtte May. ‘Maar het werd al donker omstreeks vier uur, en dan nog de sneeuw en alles…’ Er leek wat aan de hand. De bewaking had het aan de stok met een bestuurder die met alle geweld zijn auto in de ambulanceparkeerhaven wilde neerzetten. Zijn vrouw kwam er zo aan, brulde hij, en hij was niet van plan zijn auto te verzetten, maar James had al genoeg gehoord. May zag hem eropaf stappen. James had al iets heel imposants, maar als iemand de zorg voor zijn patiënten dwarsboomde, kon diegene zich beter bergen. May kromp ineen toen ze James de man in niet mis te verstane bewoordingen hoorde zeggen waar hij zijn auto wel kon parkeren, maar glimlachte naar hem toen hij terugkwam. ‘Hij denkt zeker dat het hier een parkeerplaats is.’ ‘Inmiddels weet hij beter,’ zei May, en ze zag de man woedend zijn auto in zijn achteruit zetten. ‘Waar blijft die ambulance toch?’ Volgens haar horloge moesten ze nog een paar minuten geduld hebben. ‘Alles goed, James?’ Ze vond hem de hele middag al uitzonderlijk gespannen. Hij was wel vaker bruusk, maar die dag was er meer met hem aan de hand, al wist ze nog niet precies wat. Met zijn gebruikelijke ‘prima’ wilde hij de vraag afdoen, maar hij bedacht zich omdat May degene was die het vroeg
en omdat hij haar meer dan enig ander op zijn afdeling respecteerde. Daarom gaf hij een eerlijk antwoord: ‘Ik weet het niet.’ In de verte hoorde hij de ambulance. Dat betekende dat het nog twee minuten zou duren voor hij er was. Hij wendde zich naar haar wijze vertrouwde gezicht, en al klonk het of hij haar ontweek, hij sprak de waarheid. ‘Ik weet het niet.’ ‘Voel je je niet lekker?’ ‘Nee, dat is het niet.’ In de vrieskou van de vroege avond blies hij een lange koude ademtocht uit, intussen pogend zijn gevoelens onder woorden te brengen. Nerveus? Angstig? Eigenlijk geen van beide. Hij voelde zich gewoon niet op zijn gemak. Dat was misschien nog de beste omschrijving, maar dat ging hij natuurlijk niet tegen May zeggen. ‘Ik weet dat de werkomstandigheden op het moment verre van ideaal zijn. We komen zoveel mensen te kort –’ ‘Nee, dat is het niet. Ik kan het gewoon niet uitstaan dat we iemand over het hoofd hebben gezien. Ik voelde dat we er nog niet waren –’ Spreken was zinloos bij de loeiende sirenes. De bewaking had de ambulancedeuren al opengegooid voor de ambulance goed en wel stilstond. De brancard werd eruit gereden en omhooggekrikt. James nam de hartmassage over van de ambulancebroeder, May het beademen, en samen reden ze de patiënt snel en geroutineerd naar Reanimatie. Halverwege hield James zijn pas in, maar hernam zich binnen een seconde. Altijd al had ze mooie voetjes gehad. Lorna had ondanks haar onopgesmukte kleding en onopgemaakte gezicht immer mooi roze gelakte teennagels gehad, net als deze patiënt, en ook Lorna had een moedervlek op haar rechterwreef. Bij het masseren voelde James de borstkas onder zijn handen, en één seconde had hij de brancard willen stopzetten om haar gezicht te kunnen zien, dat om haar tegen de kou te beschermen gedeeltelijk onder de deken lag. Vanbinnen smeekte James dat het niet zo was, maar hij wist maar al te goed dat het wel zo was. Een pluk nat rood haar stak onder de deken uit, en bij het overtillen van de brancard naar het harde reanimatiebed werd de deken van haar gezicht getrokken. Toen stond vast wat hij al een kwartier had geweten: het was Lorna. Vaak had hij zich afgevraagd of ze zou zijn veranderd. Een paar jaar eerder had hij toen hij voor een conferentie in Glasgow was, alle winkels en bars afgestruind op zoek naar een roodharige schoonheid met grote amberkleurige ogen. Al zoekende had hij zich voorgehouden dat het zinloos was, dat ze misschien haar haar had geverfd – ze had haar rode haren tenslotte altijd verfoeid – of dat ze dik was geworden, of nog erger, dat ze achter een kinderwagen liep met een tweeling erin. Hij was belachelijk bezig, had hij zichzelf wijsgemaakt, want zelfs al zou hij haar op straat omverlopen, dan nog zou hij haar niet herkennen na al die jaren. Destijds had hij geweten dat hij zichzelf voor de gek hield, en deze dag was dat bevestigd. Nu, tien jaar later, had hij haar in een fractie van een seconde herkend, alleen al aan haar mooie voetjes.
Hoofdstuk 2 ‘Ze was niet aanspreekbaar toen ze haar vonden, maar een hartslag had ze nog wel. Ze kreeg een hartstilstand toen we haar uit het voertuig haalden,’ vertelde de ambulancebroeder onderweg naar Reanimatie. ‘Weten we wie het is?’ Omdat James het niet deed, stelde May de vragen terwijl ze de patiënt naar het reanimatiebed overbracht. James was nog steeds bezig met de hartmassage, al had Lavinia aangeboden het over te nemen. Volgens haar rijbewijs is het Lorna McClelland, 32 jaar, uit Schotland, een arts blijkbaar –’ ‘Hoe kan ze over het hoofd zijn gezien?’ Het was voor het eerst dat James iets zei sinds ze was binnengebracht, en de vraag was eigenlijk niet relevant. Ze was gevonden, ze was er ernstig aan toe, ze moesten gewoon het beste maken van de voorliggende situatie. May fronste haar wenkbrauwen toen James zijn zinloze vraag herhaalde. ‘Hoe kan ze over het hoofd zijn gezien?’ ‘Geen idee,’ antwoordde de ambulancebroeder. ‘De oproep kwam nog geen vijfentwintig minuten geleden binnen. Het is een gekkenhuis geweest vandaag.’ Het was niet de SEH-arts maar Khan, de anesthesist, die het voortouw nam en met een zaklantaarn in de ogen van de patiënt scheen, die haar luchtwegen vrijmaakte, opdracht gaf tot medicatie en een afkeurende blik op James wierp. Op dat moment sprong May in de bres. Ze wist niet wat er James aan de hand was, dat zou ze later wel achter komen. Hij was nog steeds bezig met de hartmassage, zag asgrauw en in plaats van een diagnose te stellen en de behandeling actief te starten, bleef hij als aan de grond genageld staan. Het kwam wel eens voor, wist May, dat een arts de kluts kwijtraakte, maar misschien speelde hier iets anders. Iedereen die op de Spoedeisende Hulp werkte, vreesde de theoretische mogelijkheid dat een familielid of bekende zou worden binnengebracht, en toen May zag dat er zweetdruppels op het voorhoofd van de anders zo koele dokter begonnen te parelen, wist ze het: James kende deze patiënt. ‘Abby.’ Ze drukte op de intercom om de chef de clinique uit haar pauze terug te roepen. ‘We hebben je nodig bij Reanimatie. Lavinia, beval May, neem de massage over.’ Hij stond erbij en keek ernaar, hoorde May half iets zeggen tegen Abby over dat James niet lekker was, maar eigenlijk hoorde hij alleen het gutsen van zijn eigen bloed en het gepiep van de hartmonitor terwijl Lavinia de hartmassage voortzette. Lorna’s blouse was al losgemaakt, haar beha doorgeknipt en opzijgeschoven. Haar laarzen of schoenen waren al uit omdat ze daar geprobeerd hadden een infuus in te brengen. Haar doorweekte kleding werd opengeknipt, dwars door haar gescheurde kousen en ondergoed. Hij zag de littekens van haar operatie en kon wel huilen, maar bleef roerloos staan toekijken hoe ze haar bleke knieën optilden en een katheter inbrachten, ten volle beseffend hoe vreselijk zij dit allemaal gevonden zou hebben, overwegend hun toe te roepen haar met rust te laten, overwegend om haar op te pakken en weg te rennen, maar tegelijkertijd hen mentaal aanmoedigend hun werk voort te zetten. ‘Ga naar de rustkamer, je ziet eruit alsof je gaat flauwvallen,’ zei May. ‘Ik blijf hier…’ Nog nooit had hij zich zo nutteloos gevoeld. Als SEH-arts was hij crises gewend, maar deze klap in zijn gezicht had hem letterlijk verlamd. Ze zag spierwit. Lorna was altijd al bleek geweest, maar nu zag ze zo wit als het laken waar ze op lag. Zelfs haar lippen waren wit. De enige kleur op het bed was haar haar, dat dikke lange en nog altijd rode haar, dat ze kennelijk nog steeds niet had geverfd. Eigenlijk was ze helemaal niet veranderd. Ze was nog even frêle en dun als in zijn herinnering, en de Lorna die hij had gekend was zo gereserveerd dat ze de inbreuk op haar lichaam verafschuwd had. Het verwarmingsapparaat was opzij geduwd om het bed toegankelijk te maken. Abby was er nu bij en nam de leiding, vroeg om een abdominale lavage, een zak met verwarmde vloeistof voor de buikholte, en de anesthesist wilde door een buis de slokdarm verwarmen, maar op de monitor zag Abby dat de patiënt moest worden gedefibrilleerd. Toen de eerste stroomstoot werd toegediend, dacht James dat hij zou overgeven toen haar borstkas omhoogkwam. Dit had ze niet verdiend. May vertelde hem niet nog een keer dat hij weg moest, ze brácht hem weg. Er waren nu voldoende ervaren mensen bij de patiënt en als een slaapwandelaar liep James aan haar arm mee naar zijn kantoor waar hij met het hoofd in zijn handen neerzeeg op zijn bureaustoel. ‘Blijf bij haar,’ zei James, doodziek omdat hij er niet bij kon zijn maar wel begreep waarom. Er was geen schijn van kans dat hij objectief zou kunnen zijn ten aanzien van haar behandeling. Als het om Lorna ging, had hij nooit objectief kunnen zijn. Maar de gedachte aan haar daar zo alleen en dat hij niet bij haar was juist nu ze hem zo nodig had, deed hem huiveren. ‘May, als ze ophouden met…’ ‘Dan kom ik je halen.’ ‘Voordat ze ermee ophouden…’ ‘Natuurlijk.’ ‘Wat is er met James aan de hand?’ Abby keek May vragend aan toen ze terugkwam op de Reanimatie. Hij is hier al vanaf vanmorgen drie uur,’ antwoordde May schouderophalend. Ze was echt niet van plan om olie op het vuur te gooien. ‘Hij zei al dat hij zich niet zo lekker voelde toen we op de ambulance stonden te wachten.’ Maar de omstandigheden lieten het niet toe om al te lang stil te staan bij een verdwenen specialist, en een uurtje later belde May haar man om te zeggen dat het echt laat zou worden en dat hij maar vast moest gaan eten. James kreeg gelijk, de reanimatie nam veel tijd in beslag. Het versneld verwarmen had succes, daarna ging het erom haar hart op eigen kracht kloppend te krijgen, maar voorlopig lag ze nog aan een externe pacemaker. Er werd een snelle CT-scan gemaakt waarop een haarscheur en zwelling van de hersenen te zien waren, en ondertussen had de politie haar ouders opgespoord en ingelicht over de precaire situatie waarin hun dochter zich bevond. ‘Wat denk jij, Abby,’ vroeg May toen ze terugliepen van de ic waar de ‘vergeten patiënt’, zoals ze nu in de wandelgangen werd genoemd, met artsen en verpleegkundigen voor haar leven vocht. May had de specialist echter gehoord en zag zelf ook wel dat de vooruitzichten niet goed waren. ‘We hebben er alles aan gedaan. En die hartstilstand trad ter plekke op, dus dat is positief, maar toch ziet het er niet goed uit,’ zei Abby. Haar knappe gezicht stond ernstig. ‘Die arme vrouw is van mijn leeftijd. Hopelijk zijn haar ouders niet te laat.’
‘Misschien haalt ze het,’ zei May. ‘We hebben haar tenslotte teruggehaald.’ ‘Maar als wat,’ vroeg Abby, even haar pas inhoudend bij de waterkoeler. ‘We zijn uren bezig geweest, ze had al hoofdletsel opgelopen bij het ongeluk. Ik vraag me af of we haar er een dienst mee hebben bewezen. Toch…’ Ze verfrommelde haar waterbekertje en gooide het in de afvalbak. ‘Toch fijn dat haar familie gelegenheid heeft afscheid te nemen.’ En nu moest May het aan James gaan vertellen. De medewerkers dachten dat hij ziek naar huis was gegaan, dus niemand had hem gestoord. Hij zat er nog net zo bij als ze hem had achtergelaten, aan zijn bureau met het hoofd in de handen. Hij had niet eens de bureaulamp aangedaan, maar de gekwelde uitdrukking op z’n gezicht toen hij het naar May wendde, zou haar altijd bijblijven. ‘Ze is net naar de ic overgebracht.’ May trok een stoel bij en ging naast hem zitten. ‘Ze heeft gebroken ribben en een haarscheur in de schedel, maar…’ James wist het allemaal wel, maar wilde het toch horen. ‘Ze bewoog even toen haar temperatuur steeg, maar Khan was bang voor stuiptrekkingen en wil haar daarom twee etmalen verlamd en geïntubeerd gehouden. Er is een CT-scan uitgevoerd waarop een zwelling van de hersenen te zien is, maar verder…’ ‘Kunnen we er nog weinig van zeggen.’ James maakte de zin voor haar af. ‘Nee, maar James…’ Ze pakte zijn hand, en omdat ze om hem gaf en omdat hij aan valse hoop niets had, dwong ze zichzelf ertoe het te zeggen. ‘Elke minuut is er een, ze is erg onstabiel. Khan is niet optimistisch en Abby ook niet. We hopen dat haar ouders gauw komen. Volgens de papieren in haar auto was ze in Londen om te solliciteren. De politie heeft contact opgenomen met haar naaste familie, haar ouders dus. Naar verluidt zijn ze onderweg.’ ‘Geweldig.’ Ze bespeurde een voor haar onbekende klank in zijn stem. ‘Ik vind het heel erg, James,’ zei May, geruststellend op zijn arm kloppend. Ze vond het vreselijk om hem zo te zien. ‘Blijkbaar ken je haar.’ ‘Ik heb haar in geen tien jaar gezien, maar ik wist gewoon dat er iets niet klopte. Niet dat ik wist dat er iets met haar was, maar nadat we van de plek van het ongeluk waren teruggekeerd…’ Zijn logische analytische denkvermogen liet het afweten. ‘Ik wist dat er iets niet klopte, dat er iets mis was. Het klopte niet, maar ik wist ook dat het onzin was.’ ‘Ik vind het helemaal geen onzin. Hoe vaak zijn er hier niet in vliegende vaart baby’s binnengebracht omdat de moeder ’s nachts zonder reden wakker werd en even naar de babykamer liep, of ging een dochter zomaar binnenkijken bij haar vader die dan op de grond bleek te liggen…’ ‘Ik wist gewoon dat er iets niet klopte.’ ‘En je had gelijk,’ zei May, maar nu kon ze zich niet meer inhouden. Ze moest gewoon weten wie die bleke roodharige schone was. ‘Heb je vroeger met haar samengewerkt?’ Eigenlijk vroeg ze naar de bekende weg, want ze had alle dokters die hier de laatste jaren hadden gewerkt zelf meegemaakt, en iemand als Lorna zou ze niet licht vergeten, alleen al om haar uiterlijk. ‘Ik ken haar uit mijn studietijd.’ ‘Dat is waar ook, je hebt in Schotland gestudeerd. Was zij een jaargenoot?’ James schudde zijn hoofd. ‘Nee, ze zat in een lager jaar.’ Hoewel hij zat, leek het alsof hij zou flauwvallen en May begreep dat Lorna meer voor hem was geweest dan zomaar een lagerejaars medestudente geneeskunde. Een van de nadelen van het werk bij de Spoedeisende Hulp was dat familie en vrienden onverwacht konden worden binnengebracht. Toen de vader van James werd binnengebracht, had May ook dienst gehad, maar toen had James zich wel goed weten te houden. Nu hield hij het niet meer. ‘Heb je iets met haar gehad,’ vroeg May zachtjes. ‘Het was wel wat meer dan dat.’ James’ stem had ineens iets dringends. ‘Ik moet haar zien voordat haar ouders komen.’ ‘Ik loop met je mee naar de ic,’ zei May, maar ze kon de vraag die op haar lippen brandde niet onderdrukken. Ze waren net langs de kantine gelopen en sloegen links af naar de liften toen May zich niet langer kon bedwingen en hem de prangende vraag stelde. Ze was inderdaad nieuwsgierig, maar dat was niet de enige reden. Ze wilde James helpen zoals ze familie en vrienden van ernstig zieke patiënten bijstond. Om dat te kunnen doen, moest ze het weten. ‘Wie is ze, James?’ Pas toen ze in de lift naar de ic stonden, kon James de woorden over zijn lippen krijgen. ‘Ze is mijn ex-vrouw.’
Hoofdstuk 3 Die had May niet zien aankomen. Natuurlijk, iedereen had een verleden, maar ze werkte met James samen sinds de dag dat hij als kersverse arts-assistent op de SEH was komen werken, en in al die jaren had hij haar nooit verteld dat hij getrouwd was geweest. De wandeling naar de ic was voor James de langste van zijn leven. In de afgelopen uren dat hij zich schuil had gehouden in zijn kantoor, had hij zich min of meer voorbereid op haar dood. Hij had geprobeerd om niet te denken aan wat zich op dat moment in de reanimatiekamer afspeelde. Hij had alleen aan Lorna gedacht en was op een eigenaardige manier zelfs dankbaar dat zij hier in Londen was, en dat hij bij haar kon zijn als May ineens in de deuropening zou staan om te vertellen dat de reanimatie werd gestaakt. Ze was er echter doorheen gekomen, en dat moest hij nu ook zien te doen. Het was een vreemde gewaarwording om op de intercom te drukken en toestemming te vragen, en nu niet alleen als arts zijn handen te moeten wassen en in het zijkamertje te wachten tot May met de verpleegkundigen had gesproken. ‘Ze zijn haar net aan het installeren,’ sprak May moederend toen ze terugkwam en hem een glas water inschonk. ‘Je moet je mobiel afzetten voor je naar binnen gaat.’ Hij pakte zijn telefoon en zag dat hij acht gesprekken had gemist, hoewel hij de telefoon niet één keer had horen gaan. Ellie. Een blik op de klok aan de muur vertelde hem dat hij al drie uur werd verwacht. Hij zette zijn telefoon af en gebruikte die op de tafel naast hem, luisterend naar haar geïrriteerde stem toen ze opnam en begreep dat hij het was. ‘Hallo, Ellie.’ Hij probeerde zijn stem normaal te laten klinken. ‘Luister, ik ga het niet halen vanavond.’ Hij hoorde haar geërgerd zuchten en keek naar May, die net deed of ze niet meeluisterde. ‘Nee, het is geen werk…’ Hij haalde zijn hand door zijn haar, haalde diep adem en vervolgde, ‘Weet je nog Lorna, over wie ik je laatst vertelde…’ Zijn woorden vielen in een grote stilte. ‘Ze heeft een ongeluk gehad. Ze is hier binnengebracht op de Intensive Care. Er is hier nog niemand voor haar.’ Opnieuw keek hij naar May, die het bordje met ‘handen wassen a.u.b.’ inmiddels wel twintig keer moest hebben gelezen. ‘Nee,’ zei James. ‘Nee, daar heb ik niemand bij nodig. Ik bel je morgen.’ ‘Ellie,’ zei James, toen May ging zitten. ‘Je vriendin?’ vroeg May, want ook al zou ze dat anders nooit doen, vanavond was ze hier als vriendin en collega en was hij voor haar familie van een patiënt, dus probeerde ze zich een beeld te vormen. ‘Dus ze weet van Lorna af?’ ‘Ik heb het haar een paar maanden geleden verteld. Het werd wat serieuzer tussen ons. Ik dacht dat het goed was…’ Zijn stem zakte weg. ‘Hoelang was je met Lorna getrouwd?’ vroeg May. ‘Nog geen jaar.’ Daar had hij het bij kunnen laten. Een jaar was maar een korte tijd en het was alweer tien jaar geleden. Het zou eigenlijk tot het afgesloten verleden moeten behoren, alleen was het hem nooit gelukt dat hoofdstuk uit zijn leven definitief af te sluiten en verder te gaan. Hij had het wel geprobeerd, telkens weer, maar dat jaar met Lorna was erg enerverend geweest, en nu zat hij weer helemaal in die film. Vaak had hij zich verbaasd over het gemak waarmee patiënten soms de intiemste details uit hun leven prijsgaven, maar hij besefte ook dat die informatie de artsen nog meer reden gaf zich in te zetten voor het leven van die persoon die door die details niet meer anoniem was. Het was misschien niet correct, maar daardoor werd de hectiek van de SEH in perspectief geplaatst. Hetzelfde gevoel overviel hem nu ook toen hij het bijna levenloze lichaam van de patiënt probeerde te rijmen met de vrouw die hij kende, of gekend had. ‘Ze was een paar jaar jonger dan ik,’ verduidelijkte James. ‘Een beetje wereldvreemd, in- en in-keurig en snel gechoqueerd. In haar studietijd tenminste. Ze kwam nooit op de feesten en deed nergens aan mee. Ze was erg op zichzelf en viel nauwelijks op.’ ‘Met dat haar?’ May glimlachte, maar James schudde zijn hoofd. ‘Het wemelt van de roodharigen in Schotland. Maar toch viel ze mij meteen op. Ik was door haar gefascineerd, maar kwam haar nooit ergens tegen. Tot ze er op een avond ineens stond…’ Er verscheen een glimlach op zijn asgrauwe gezicht. ‘Ik was overrompeld door haar persoonlijkheid en we raakten niet uitgepraat. We kenden elkaar van zien, maar het was alsof we elkaar toen pas voor het eerst echt zagen. We gingen die avond met elkaar naar bed. Ze had nog nooit met iemand geslapen…’ Hij schudde zijn hoofd alsof hij nog maar niet wilde geloven dat het echt gebeurd was. ‘Maar voor mij was het een uitgemaakte zaak dat ze ook nooit meer met iemand anders zou slapen. Ik was wild van haar. De twee daaropvolgende weken brachten we in bed door, niet alleen vanwege de seks, maar we praatten en studeerden samen. Het waren de beste weken van mijn leven. Het was krankzinnig en bizar, maar op dat moment volkomen logisch.’ ‘En toen?’ James antwoordde niet meteen. Hij keek naar de klok alsof die was blijven staan, want voor zijn gevoel zaten ze hier al uren. Het was alsof hij alles na al die jaren herbeleefde. ‘Dan doen we toch een test.’ Hij was altijd al kalm en praktisch geweest, maar James had beseft dat hij dat nu meer dan ooit moest zijn, want Lorna was er slecht aan toe geweest. Hij had haar het doosje met de zwangerschapstest overhandigd en naar de badkamer begeleid, maar bij de deur was ze stokstijf blijven staan. ‘Je begrijpt het niet…’ ‘Lorna,’ riep hij getergd. Ze was al twee dagen in paniek omdat ze over tijd was; twee dagen had ze in vertwijfeling doorgebracht, misschien wel voor niets, had James nog gezegd, ze hadden tenslotte opgepast. ‘Laten we eerst eens uitzoeken of er inderdaad reden tot ongerustheid is.’ Hij had kalm en praktisch geklonken, maar was knap nerveus toen hij voor de badkamer van zijn coassistentenflat stond te wachten. Hij was net begonnen als coassistent, net verhuisd uit zijn studentenflat, ging eindelijk iets verdienen – en dan dit. Ze waren nog wel zo voorzichtig geweest, al waren ze nauwelijks het bed uitgekomen, en… Zuchtend sloot hij even zijn ogen, peinzend over hoe dit had kunnen gebeuren. Voortaan moesten ze beter opletten,
besloot hij. Ze had de pil niet willen nemen uit angst dat haar ouders erachter zouden komen, wat James natuurlijk heel vreemd had gevonden. Hoe dan ook, ze zouden iets moeten bedenken zodat ze dit ritueel niet elke maand zouden hoeven meemaken. Dat zou ook niet hoeven. Uit haar gesnik uit de badkamer kon James de uitslag van de test al afleiden en wist hij dat er geen herkansing zou zijn. Lorna’s snikkende lichaam tegen zich aan drukkend probeerde hij haar te troosten. Ze zouden wel iets bedenken, het zou allemaal goed komen, maar Lorna was ontroostbaar. Pas aan het einde van die lange nacht dat hij haar in zijn armen had gehouden, was het eindelijk tot hem doorgedrongen dat zij zich geen zorgen maakte over haar toekomst, haar carrière, of hoe een kind haar leven zou beïnvloeden, of wat een zwangerschap voor hun drie weken prille relatie zou betekenen. De enige angst die haar had verteerd, het enige waar ze letterlijk doodsbang voor was geweest, was de reactie van haar vader. ‘Wat gebeurde er toen, James?’ May’s stem onderbrak zijn gemijmer. ‘We ontdekten dat ze zwanger was.’ ‘Hallo!’ Een bruisende ic-verpleegkundige onderbrak hen door zich voor te stellen als Angela, maar ondanks haar vlotte gedrag merkte James dat ze nerveus was – het viel nooit mee om met collega’s om te gaan, zeker niet als de patiënt ernstig ziek was. ‘Het spijt me dat we u zo lang moesten laten wachten, maar we hebben nog steeds moeite om haar te stabiliseren. Ik wil graag nog wat gegevens doornemen. U bent Lorna’s ex-man?’ vroeg ze. ‘Inderdaad.’ ‘Is er in het verleden iets gebeurd wat wij zouden moeten weten?’ James aarzelde even of het wel ter zake deed – eigenlijk wilde hij dat deel van zijn verleden liever voor zich houden – maar als Lorna er baat bij kon hebben, moesten ze het weten. ‘Ik geloof het niet. Een blindedarmoperatie op haar twaalfde, en ze heeft een buitenbaarmoederlijke zwangerschap gehad, maar dat is lang geleden.’ ‘Hoelang geleden,’ vroeg Angela, de informatie neerpennend. ‘Tien, bijna elf jaar geleden.’ ‘Verder nog iets? Diabetes, epilepsie…’ James schudde zijn hoofd. ‘Voor zover ik weet niet.’ ‘Heeft u nog contact met Lorna?’ ‘Nee.’ ‘Hoelang geleden heeft u haar gesproken?’ James kon nauwelijks slikken. ‘Tien jaar.’ ‘Duidelijk.’ James had te doen met Angela, het was een lastige situatie. Hij had niet het recht Lorna te zien, nog minder dan iemand van de straat die binnenwandelde en veinsde haar te kennen. Zo ging dat na een scheiding, dat had James allang beseft. ‘Haar familie is onderweg,’ zei Angela. ‘Ze kunnen elk ogenblik landen; zodra ze het hoorden hebben ze het vliegtuig gepakt. Aangezien Lorna niet voor zichzelf kan spreken, moeten we wat haar wensen betreft afgaan op de naaste familie, in dit geval haar ouders.’ ‘Ze zullen niet verrukt zijn om mij te zien.’ James keek haar recht in de ogen. ‘Het was geen scheiding met nare perikelen.’ Het ging hem door merg en been om dit met een vreemde te bespreken, en dat was hij ook niet van plan. ‘Het was gewoon geen succes. We hielden niet genoeg van elkaar. Ik weet dat ik haar ex ben, en dat ik daarom de laatste persoon zou moeten zijn die zij zou willen zien,’ hij hakkelde, want dat had ze in het verleden inderdaad wel eens te kennen gegeven. ‘Ze heeft met een hartstilstand op mijn afdeling gelegen. Ik wilde haar gewoon zelf even zien.’ ‘Ik begrijp het,’ zei Angela, al betwijfelde James dat. Maar ze had zachte ogen en glimlachte half naar hem. Uit wat ze daarna zei, concludeerde James dat ze het misschien toch had begrepen. ‘Ik ben ook gescheiden, maar ik zou hem ook willen zien als hij zo ziek was. Zodra de familie er is, is het echter aan hen.’ ‘Dat begrijp ik.’ Dankbaar en instemmend knikte hij. ‘Ik zal ze niet voor de voeten lopen.’ ‘Zal ik meegaan?’ bood May aan, maar James schudde zijn hoofd. ‘Dan wacht ik hier op je.’ Hij had altijd gehoopt dat hij de kans zou krijgen nog eens met haar te praten, om te zeggen dat het hem speet hoe alles was gelopen en om erachter te komen waarom het zo was gegaan. Een deel van die wens was vanavond in vervulling gegaan. Al was het pijnlijk, hij was er dankbaar voor. Ze had nu meer kleur. Dat was het eerste wat hem opviel toen hij dichterbij kwam, alsof ze gewoon lag te slapen, afgezien van alle slangen. De verwarmingseenheid stond aan – een grote opblaasbare deken die hielp haar lichaamstemperatuur op peil houden – en daaronder zag ze er minuscuul uit met alleen haar hoofd en schouders zichtbaar. Hij had verlangd naar dit moment met haar, had desnoods op zijn strepen gestaan of was naar binnen gestormd om het te krijgen, maar nu het moment daar was, wist James niet wat hij moest doen. Hij wist niet wat zij zou willen dat hij deed. Er stond een stoel naast het bed, dus hij ging op het puntje zitten. Angela nam het over van de invalzuster die Lorna in de gaten had gehouden, en zat nu op een kruk aan het voeteneind de apparatuur af te lezen en de templijst in te vullen, haar oog voortdurend op Lorna – het was tenslotte de ic – maar hij had een moord gedaan voor een paar ogenblikken alleen met haar. ‘Ze is heel erg gereserveerd.’ James wierp Angela een vluchtige blik toe. ‘Ik bedoel, ze zou dit allemaal vreselijk vinden. De meeste mensen wel, maar…’ Hij bazelde eigenlijk maar wat, niet wetend wat hij moest doen. Haar sleutelbeenderen lagen bloot, dus hij trok de verwarmingsdeken omhoog naar haar hals. Ze was altijd al slank geweest, maar nu was ze mager. Toen Angela Lorna’s armen ontblootte om haar reflexen te controleren, zag hij haar aderen, de keurige korte nagels die ze, anders dan haar teennagels, nooit lakte. ‘Hier.’ Angela liet een magere blote onderarm buiten de deken steken. ‘Waarom houdt u haar hand niet vast, zeg haar dat u er bent. Een bekende stem kan geruststellend werken.’ In geen tien jaar had hij haar hand vastgehouden en de vraag was of hij het nu moest doen, maar toen hij het deed voelde haar hand koel aan, zoals hij van haar gewend was. Hij keek naar de benige vingers, de blauwe aderen op de rug van haar hand en de paar sproeten die hij zo leuk had gevonden en die zij zo verafschuwde.
‘Ze had het altijd koud.’ Hij sprak tegen Angela maar keek naar Lorna. ‘Als ze nachtdienst had gehad, kwam ze bevroren thuis.’ Er schoten hem nu dingen te binnen die hij liever was vergeten. Die ijskoude winterochtenden dat ze ijskoud bij hem in bed kroop, of dat hij om zeven uur ’s ochtends zelf koud naast haar in bed kroop en haar eindelijk eens warm aantrof. Nu wilde hij haar weer verwarmen, in bed kruipen en haar tegen zich aan voelen. Maar dat kon niet, al tien jaar niet. Wat moest hij doen? Zijn hoofd tolde. Zij was bij hem weggegaan. Zou ze het eigenlijk wel fijn vinden dat hij nu naast haar zat? Ja. Ongelukken gebeurden nu eenmaal, dat wist James Morrell beter dan ieder ander, maar dat zij hier was terwijl ze zo ziek was… Z’n hoofd barstte bijna als hij bedacht dat ze zou kunnen sterven, of misschien een hersenbeschadiging had opgelopen. Er moest een reden zijn dat zij hier was. Op de een of andere manier was ze bij hem teruggekomen, al was het maar om afscheid te nemen. Hij hield haar hand nu tegen zijn gezicht aan en het was alsof de sluizen opengingen. Toen hij haar huid onder zijn lippen voelde, boog hij zich voorover, begroef zijn gezicht in haar haar, snoof het laatste vleugje lavendelgeur op van de shampoo die ze altijd gebruikt had, en voelde haar jukbeen onder zijn eigen wang. Een seconde dacht hij dat er iemand in het bed ernaast moest zijn overleden, want hij hoorde iemand huilen, gepijnigd gejammer. Pas toen James een hand op zijn schouder voelde, besefte hij dat hij het was. ‘Praat tegen haar, James.’ Angela moest May zijn gaan halen, want zij stond nu naast hem, hem aanmoedigend te zeggen wat hij wilde zeggen nu hij nog de kans had. En dat deed hij ook. Hij vertelde Lorna alles wat hij altijd al had willen zeggen, keer op keer, in de ijdele hoop dat ze hem misschien kon horen. ‘Haar familie is er.’ Eeuwen later, maar veel te snel, gaf May aan dat het tijd was om te gaan. ‘Ze hebben je verzocht te vertrekken.’ Al jaren werkte hij bij de Spoedeisende Hulp en nooit had hij er begrip voor gekregen – die oplaaiende ruzies die niet in een ziekenhuis thuishoorden, het personeel over de kling joegen en steevast bij evaluaties aan de orde kwamen – maar toen hij dat zelfgenoegzame gezicht op hem af zag stappen, die schijnheilige glimlach van dominee McClelland, begreep James het helemaal. ‘James.’ Dominee McClelland strak zijn hand uit. ‘Dank je dat je bij Lorna wilde zitten tot wij kwamen. Ik waardeer het zeer.’ James wist dat hij nu moest knikken, zijn hand schudden en wegwezen, maar hij kon het niet. ‘Natuurlijk heb ik bij haar gezeten.’ ‘James.’ Niemand kon zo goed glimlachen en tegelijkertijd gif spuwen als dominee McClelland, hij had het tot kunst verheven. ‘Bijzonder vriendelijk van je om er tijd voor vrij te maken –’ ‘Hoe bedoel je, “tijd vrijmaken”?’ onderbrak James hem, ‘ze was mijn vrouw.’ ‘En nu je ex-vrouw,’ onderstreepte McClelland fijntjes. ‘Ze is bij je weggegaan, weet je nog?’ Nu glimlachte hij niet meer, maar het valse medeleven droop er vanaf. ‘Lorna is meer dan tien jaar geleden van jou gescheiden. Zoals gezegd, Betty en ik vonden het een troost dat er iemand die Lorna ooit goed gekend heeft bij onze dochter kon zijn tot wij er waren. Maar nu zijn wij er en we zouden graag zien dat jij wegging.’ ‘Lorna zou willen –’ ‘Ik weet wat mijn dochter zou willen, James. Jij hebt haar tien jaar niet gesproken. Zij is nu een heel andere vrouw dan die van wie jij toen misbruik hebt gemaakt – en ik kan je verzekeren dat de Lorna van nu niet zou willen dat jij bij haar zat. Jij hebt ons gezin in het verleden genoeg ellende bezorgd, je moet me vergeven dat ik daar nu de deur voor gesloten hou.’ Hij liep naar het bed van zijn dochter en James bleef staan, wetend dat hij moest gaan, maar met een lichaam vervuld van afschuw. ‘Ga mee, James.’ Het was bijna middernacht, maar dat was niet waarom May haast had. Ze wilde James weg hebben uit de giftige sfeer die dominee McClelland had gezaaid. ‘Je hebt haar gezien en tegen haar gesproken.’ En daar moest hij het mee doen. ‘Bedankt voor je hulp,’ zei James tegen Angela, een laatste blik op Lorna werpend. ‘Bel je me als er verandering optreedt? Ik blijf vannacht in het ziekenhuis over.’ ‘De familie wil niet dat anderen dan zij informatie over haar conditie ontvangen.’ Klootzak. Het woord siste door zijn hoofd. ‘Zij hebben hun wensen duidelijk kenbaar gemaakt.’ Dat had je altijd al aan hen kunnen overlaten. Hij zag ze nu in gebed om het bed staan, en vroeg zich af wat Lorna van hem zou verlangen, maar hij wist het gewoon niet. Hij had het niet voor het zeggen en dat stoorde hem vreselijk, maar hij probeerde zich toch nog te laten gelden. ‘Ik vraag het niet als haar ex-man. Ik ben SEH-arts en ze is op mijn afdeling binnen gekomen. Ik heb alle recht te vernemen of de langdurige reanimatie succesvol is geweest. Piep me op als er zich een verandering voordoet, ten goede of ten kwade.’ ‘Natuurlijk, Dr. Morrell.’ ‘Mr. Morrell,’ corrigeerde James haar, en met moeite perste hij er een glimlachje uit. ‘Nogmaals bedankt voor je hulp.’
Hoofdstuk 4 De Intensive Care hield James inderdaad op de hoogte van Lorna’s vooruitgang. Ondanks May’s gefronste wenkbrauwen verhuisde hij naar de rustkamer en verdeelde hij zijn tijd tussen werk – waar geen gebrek aan was – en op zijn smalle brits naar het plafond staren of hazenslaapjes pakken, waaruit hij telkens wakker schrok als zijn pieper ging. Zestig uur en twee mislukte pogingen later, kon ze van de beademing af en vierentwintig uur daarna, op een dinsdagochtend, werd ze van de ic naar de verpleegafdeling gebracht. Hoewel dit allemaal heel hoopgevend was, schommelde Lorna’s bewustzijnsniveau tussen gedesoriënteerd en verward tot het niet kunnen noemen van haar eigen naam. May zei er nooit een woord over tegen wie dan ook, maar de wereld van het ziekenhuis was klein en algauw deed het nieuws de ronde dat de ex-vrouw van de aantrekkelijke maar ongrijpbare Mr. Morrell daar lag, en dat hij er helemaal kapot van was. Maar dat was niet zo. Afgezien van de schok van het weerzien en het urenlange zenuwslopende wachten of ze het wel of niet zou halen, afgezien van die ene ineenstorting toen hij haar na al die jaren weer in zijn armen sloot, maakte James het uitstekend. ‘Met mij gaat het prima,’ zei James tegen iedereen die ernaar vroeg. Als zijn vrienden vroegen waarom hij niets meer van zich liet horen, antwoordde hij dat hij het gewoon druk had, ‘verder niets bijzonders’. ‘Echt, het gaat goed,’ zei hij tegen Abby, toen ze zei dat ze wist wat hij doormaakte en dat hij, als hij er behoefte aan had, altijd bij haar kon aankloppen om zijn hart te luchten. ‘Uitstekend,’ zei hij ook tegen dominee McClelland toen deze een week na het ongeluk met James kwam praten terwijl May en hij net het rooster zaten door te nemen, zich afvragend wat ze op korte termijn konden doen aan het nijpende tekort aan dokters op de afdeling en de problemen die dat met zich meebracht voor de overige medewerkers. Uit zichzelf stond May op en excuseerde zich, nog voor James haar kon vragen hem even zestig seconden te geven om dit af te handelen. ‘We willen jou en je team bedanken.’ De dominee schudde James de hand en voor hem was het alsof hij een slang aanraakte. ‘Nu Lorna aan de beterende hand is, reizen Betty en ik vandaag af naar Schotland. Aanstaand weekend is er een grote fondsenwervingsactie voor de kerk en ik wil de gemeente mijn dank betuigen voor hun gebeden en, natuurlijk…’ hij hield zijn hoofd een beetje schuin zoals hij altijd deed als hij wat humor aan zijn gepreek wilde toevoegen ‘…wil ik ook de man zelf bedanken.’ Dacht hij dat hij de enige was die voor haar gebeden had? James had die nacht op zijn knieën gelegen en gebeden als nooit tevoren, al wist James ook wel dat zijn gebeden niet telden in de ogen van de dominee. ‘Goede reis terug,’ zei James, zijn pen weer oppakkend om verder te gaan. Hij had de man niets te zeggen – hoewel, dat was niet helemaal waar, er waren genoeg dingen die hij hem zou willen zeggen, maar hij weigerde daaraan te beginnen. ‘Er is nog een ding.’ Knarsetandend wachtte James op de dominee die met een serieus gezicht het voorspelbare ging zeggen. Vreemd hoe de Schotse tongval die hij bij Lorna zo innemend had gevonden, hem zo ergerde bij haar vader. ‘Je zult wel begrijpen dat het voor Lorna heel onaangenaam is.’ ‘Zeker,’ zei James, opzettelijk niet-begrijpend waar de oude man heen wilde. ‘Het is nu nog wat voorbarig maar ik kan eventueel met de dokter over pijnbestrijding praten.’ ‘Dat bedoel ik niet.’ James onderdrukte een glimlach omdat hij merkte hoe snel de dominee uit zijn rol viel. ‘Ze vindt het uiterst onaangenaam dat ze in het ziekenhuis ligt waar jij werkt.’ ‘O?’ Zich hernemend trok James zijn wenkbrauwen op. Ze was zeker erg vooruitgegaan sinds hij met de afdeling had gesproken als ze nu al wist dat ze in het ziekenhuis lag waar hij werkte. Tot een paar dagen geleden kende ze haar eigen naam nog niet. ‘Lorna is er nogal uitgesproken over. Ze wil niet dat je bij haar langsgaat.’ ‘Ik ben niet bij haar langs geweest.’ ‘Nee, maar nu wij teruggaan naar Schotland willen we zekerstellen dat het niet alsnog gebeurt.’ Omdat jij haar bed nu niet meer bewaakt, had James willen zeggen, maar hij hield zich in. ‘Het heeft lang geduurd voordat Lorna eroverheen was,’ verklaarde McClelland. ‘Heel lang, maar nu heeft ze haar leven weer op de rails. Ze heeft kennis aan een leuke jongeman, ook arts, hij werkt momenteel in Kenia.’ ‘Fijn voor Lorna.’ ‘Dat jij bij haar uit de buurt blijft, dat is pas fijn voor Lorna.’ Hij stond op en stak zijn hand uit, maar James weigerde hem. Er was geen reden meer voor geveinsde beleefdheden, de McClellands behoorden tot het verleden. ‘Wat ik bedoel te zeggen, James, is dat als jij het beste voorhebt met Lorna, je haar met rust moet laten. Ik wil dat je bij mijn dochter uit de buurt blijft.’ ‘Prima,’ sprak James, misschien al voor de vijftiende keer die ochtend, tegen de rug van de weglopende dominee. ‘Wat een innemende vent!’ Ditmaal deed May niet eens voorkomen alsof ze niets gehoord had. ‘Altijd al geweest.’ James haalde zijn schouders op, maar echt nonchalant ging dat niet, want zijn schouderpartij was zo gespannen dat de boel nauwelijks bewoog. ‘Grappig hoe de dingen nooit veranderen.’ ‘Ga je bij haar kijken,’ drong May aan, ‘nu haar ouders weg zijn?’ ‘Nee.’ Zijn besluit stond vast en de dominee had het zojuist bevestigd. ‘Het heeft geen zin het verleden op te rakelen.’ ‘Ik dacht anders dat het al helemaal overhoopgehaald was. We gaan even koffiedrinken, James.’ Het was meer een mededeling dan een voorstel, ‘In jouw kantoor.’ ‘Laat toch, May.’ Hij was naar zijn kantoor gegaan, want hier ging hij echt niet op de werkvloer over beginnen – zijn privéleven had de laatste dagen al genoeg gespreksstof voor zijn collega’s opgeleverd. Van de professor tot de portier, iedereen glimlachte meelevend als hij langsliep, of het gesprek viel stil als hij binnenkwam, en dat zinde James helemaal niet. Daarom was hij echt niet van plan om naar de afdeling te lopen om nog meer olie op het vuur te gooien. ‘Het was al jaren over tussen Lorna en mij. Je hebt gehoord wat McClelland zei – ze vindt het onaangenaam dat ik
hier ben, en ze wil niet dat ik bij haar langsga.’ ‘Volgens haar vader. Jij was volledig de weg kwijt toen ze werd binnengebracht.’ ‘Het was de schrik. Ze was tenslotte ooit mijn vrouw. Zo oppervlakkig ben ik nou ook weer niet.’ ‘Je bent helemaal niet oppervlakkig. Je bent zeker met haar getrouwd omdat ze zwanger was?’ Hij knikte kortaf. ‘En toen verloor ze de baby?’ ‘Klopt.’ Hij hield zich groot, maar werd iets toeschietelijker. ‘Lorna raakte buiten zichzelf toen ze merkte dat ze zwanger was – haar vader zou woest worden. Ik zei dat hij wel zou bijdraaien, en dat hij haar zou steunen als hij eenmaal aan de gedachte gewend geraakt was.’ ‘Overwoog ze een abortus?’ ‘Nee, geen moment. Ik zei dat ik haar op alle mogelijke manieren zou bijstaan. Ik ging mee om het aan haar ouders te vertellen… May, ik heb nog nooit zoiets meegemaakt als de reactie van die man. Waar hij haar allemaal voor uitmaakte, en mij ook. Hij was helemaal niet bezorgd om Lorna, om haar toekomst of studie. Het enige wat hem interesseerde, was hoe zijn gemeente erop zou reageren – wat de mensen zouden denken. Twee weken later trouwden we, maar daarmee was de kous nog steeds niet af. We moesten de zwangerschap stilhouden. Hij wilde niet dat de mensen op hun vingers gingen zitten tellen. Om daaraan te ontsnappen zijn we naar Londen verhuisd.’ ‘O, James.’ Vol afschuw schudde May haar hoofd. ‘Ik weet hoe –’ ‘Nee, May,’ onderbrak James haar bozig, ‘je weet niet hoe dat voelt.’ Maar May hield voet bij stuk. ‘Ik weet het wel, want ik heb tien jaar op de afdeling gynaecologie gewerkt. Ik vond het werk niet leuk, maar tijdens mijn opleiding heb ik twee jonge vrouwen moeten afleggen. Mooie vrouwen, die hun ouders niet hadden durven vertellen dat ze zwanger waren. Omwille van die jonge meiden bleef ik, en deed ik mijn best op die afdeling. Vertel me dus niet dat ik niet weet waar ik het over heb!’ James wist nu dat May het begreep, en wilde dat hij haar jaren geleden, toen hij net in dat ziekenhuis begon, in vertrouwen had genomen. Destijds was hij echter zo verblind geweest door woede en verdriet, dat hij zich niet had kunnen voorstellen dat ook maar iemand hem zou kunnen begrijpen. Nu bleek dat hij al die jaren had samengewerkt met misschien wel de enige vrouw die hem had kunnen begrijpen. ‘Bij een zwangerschapscontrole bleek dat het een buitenbaarmoederlijke zwangerschap was. Ze moest gelijk door naar de ok. Tegen de tijd dat we daar aankwamen, was het al doorgebroken. Ik belde haar vader om het te vertellen, maar hij was alleen opgelucht. Hij sprak het niet uit, maar ik hoorde aan zijn stem dat hij blij was dat de mensen uit zijn gemeente nu niet op hun vingers konden gaan tellen bij de geboorte van zijn kleinkind. Kennelijk hadden we nog alle tijd voor andere baby’s, en zo zeiden ze dat ook tegen Lorna toen ze haar kwamen opzoeken.’ ‘Zíj wilde dat kind echter,’ opperde May, maar James schudde zijn hoofd. ‘We wilden dat kind allebei,’ verbeterde hij haar. ‘Sorry,’ zei May knikkend. ‘Al waren we geschrokken toen we erachter kwamen dat zij zwanger was, we hadden het opgelost. We trouwden en ook al was het overhaast, hadden we geen geld en had de timing beter gekund, we waren gek op elkaar en verheugden ons op het ouderschap. Toen we het kind verloren, verloren we alles. Nog voor we een jaar getrouwd waren, verliet ze me, ging terug naar Schotland, werd huisarts en weigerde nog met mij te spreken. Het heeft me jaren gekost om eroverheen te komen en sindsdien heb ik nooit een relatie gehad die langer duurde dan een jaar, al denk ik nu dat ik wel voor een nieuwe relatie open zou staan. Dat ik het verleden achter me kan laten en met een schone lei kan beginnen.’ ‘Dan is nu een goed moment voor de proef op de som. Als je Lorna ziet en je voelt er niets meer bij, dan kun je het boek sluiten. Zo te horen, ben je nog niet zover.’ ‘En dat kan jij beoordelen zeker,’ reageerde James geïrriteerd. ‘Jij bent al tweeënveertig jaar getrouwd –’ ‘Daardoor ben ik ervaringsdeskundige,’ antwoordde May bits. ‘Je blijft geen tweeënveertig jaar getrouwd als je ondertussen niets bijleert. Wil je dat ik met haar praat?’ ‘Wat wilde je haar zeggen?’ Toen May grote ogen opzette, kon er bij James zelfs een voorzichtig lachje af – May stond nooit met een mond vol tanden en had in haar werk wel grotere drama’s dan dit zonder repetitie tot een goed einde gebracht. ‘Oké, goed dan,’ zei hij korzelig, maar ook nieuwsgierig en opgelucht dat hij alsnog zou horen wat Lorna te zeggen had. ‘Ga jij maar poolshoogte nemen.’ Lorna kon zich helemaal niets herinneren van de ic, alleen wat flarden van herrie, iemand die vroeg hoe ze heette en of ze wist waar ze was, en het moment dat ze haar in haar bed naar een andere afdeling hadden gereden. Er was steeds met zaklantaarns in haar ogen geschenen en mensen hadden haar naar haar naam gevraagd. Ook al had ze het wel geweten, ze had het niet over haar lippen kunnen krijgen; haar mond en tong weigerden haar te gehoorzamen. Ze had alleen met rust gelaten willen worden zodat ze weer kon gaan slapen, want als ze wakker was, had ze pijn. Het was alsof er een bus op haar borstkas stond geparkeerd, en op commando haar ledematen bewegen had haar helemaal uitgeput. ‘Toe nou.’ Iemand kneep in haar oor. ‘Zeg eens hoe je heet.’ ‘Lorna.’ ‘Weet je waar je bent?’ Het was een goede vraag, die al diverse malen was gesteld, herinnerde ze zich nu. ‘Lorna, geef de zuster eens antwoord.’ Pap was er ook, en dat stemde haar niet bepaald vrolijk. Zelfs hier in het ziekenhuis wist hij haar het gevoel te geven dat zij zich misdroeg. O ja, daar was ze, in het ziekenhuis. ‘Ziekenhuis,’ wist ze versuft uit te brengen met haar dikke kapotte lippen, haar ogen met moeite een fractie openhoudend, zoals de zuster haar gevraagd had. ‘Dat klopt. Knijp eens in mijn hand. Probeer het eens. De zuster kletste maar door. ‘Je hebt een ongeluk gehad. Kun je je er iets van herinneren?’ Er stond haar niets van bij, dus in plaats van te antwoorden, ging ze weer slapen – ziek van de inbreuk op haar privacy. Ze bleven steeds hetzelfde vragen. ‘Je hebt een auto-ongeluk gehad en nu ben je in het North London Regional Hospital.’ Ze had haar hoofd geschud. ‘Nee.’ Dat was onmogelijk. Ze had geheugenflitsen gekregen, alsof ze zich een droom trachtte te herinneren. Ze ging in Londen solliciteren, dat klopte, maar ze had zeker niet gesolliciteerd bij het North
London Regional. Dat ziekenhuis had wel geadverteerd, maar ze had het bewust gemeden omdat ze wist dat James daar werkte. Dat had ze nagetrokken. ‘Nee,’ had Lorna gezegd, te uitgeput om in discussie te gaan, en daarna was ze weer gaan slapen. De daaropvolgende dagen had ze in een soort zwevend bewustzijn verkeerd, zich niet afvragend waarom ze daar was en wat er mis was, langzaam op aarde terugkerend, eerder accepterend dan vragend, bestaan zonder te leven. Haar moeder was naar de winkel gegaan en had een stel afgrijselijke pyjama’s in fluorescerende kleuren voor haar gekocht, een nylon ochtendjas en een paar monsterlijke herenpantoffels die hopelijk rubber zolen hadden, want de statische energie die zij afgaf toen de verpleegkundige haar voor het eerst in de rolstoel naar de badkamer reed om haar te helpen douchen en aankleden, was voldoende voor een heel land. En een dag of twee later misschien, had ze terwijl ze lag te soezen, die twee horen praten over de kosten van hun verblijf in Londen, en dat zij daar nog wel even zou moeten blijven. Het had even geduurd voordat het tot Lorna was doorgedrongen dat het over haar ging. ‘We hebben gewoon alles gelaten voor wat het was en het vliegtuig gepakt,’ zei haar moeder de volgende dag, Lorna warme thee door een rietje voerend. ‘De buren zorgen voor de hond en de kat. Ik heb helemaal geen kleren bij me. We wilden niet dat je je aan je lot overgelaten zou voelen. Als je mij de sleutel geeft van het appartement van Grace, dan haal ik wat kleren en toiletartikelen voor je, zodat je tenminste je eigen spulletjes hebt.’ ‘Bedankt.’ ‘We zijn al weer een week hier.’ ‘Een week?’ Lorna hield zich in, want ze wist dat haar vragen haar moeder van streek zouden maken en haar vader zouden ergeren, maar een week? Zij had gedacht twee dagen, hooguit vier. ‘Je begrijpt het wel, hè?’ Betty omarmde haar zachtjes om haar pijnlijke ribben niet te raken. ‘De dokter zegt dat je voorlopig nog moet blijven, en we hebben met pijn en moeite iemand kunnen vinden die vorige week voor je vader wilde invallen…’ ‘Beproevingen maken ons sterker,’ zei haar vader, haar een nogal ijzige glimlach toewerpend. ‘We bellen als we thuis zijn.’ Hoe lukte het hem toch altijd weer om haar een schuldgevoel te bezorgen? Met één blik kon hij haar het gevoel geven dat ze een lastige kleuter was, zelfs op haar tweeëndertigste. Ze voelde de spanning wegebben toen de deur zich achter haar ouders sloot. Ondanks het feit dat ze niet steeds bij kennis was geweest, had ze haar hen de afgelopen dagen meer gezien dan in tijden, en dan nog zonder drukke neefjes en nichtjes of binnenvallende parochieleden. Alleen zij drieën in dit hok en James Morrell op vrije voeten ergens in het gebouw. ‘Hallo!’ Een vriendelijk gerimpeld gezicht, waar een vet Dublins accent uit kwam, liep haar tegemoet en Lorna reikte haar al een arm voor de bloeddrukmeting. ‘Ik ben Lorna McClelland en ik ben in het North London Regional Hospital.’ ‘Klopt helemaal.’ De verpleegkundige lachte. ‘Maar ik kom niet naar je bloeddruk kijken. Ik ben May Donnelly en op de avond dat jij werd binnengebracht, had ik dienst. Ik kom even kijken hoe het nu met je gaat.’ ‘Neem me niet kwalijk,’ riep Lorna gegeneerd. ‘Het was eigenlijk een grapje. De eerste dagen wist ik niet wie of waar ik was.’ ‘Dat verbaast me niet.’ May ging op het puntje van het bed zitten en Lorna verlegde haar knieën. ‘Je hebt ons erg laten schrikken.’ ‘Ik heb iedereen de stuipen op het lijf gejaagd. Mijn ouders zijn net vertrokken.’ ‘Is dat positief of negatief?’ vroeg May, en er was iets begrijpends in haar ogen waardoor Lorna meteen een soort opluchting voelde. Voor het eerst sinds het ongeluk welden de tranen op in haar ogen. ‘Ik heb iedereen zoveel overlast bezorgd…’ ‘Dat heb je met ongelukken.’ May klopte op haar arm. ‘Maar jij bent niet de oorzaak van die overlast.’ ‘Je kent ze niet.’ ‘Nee, maar ik heb ze wel ontmoet op de avond van het ongeluk.’ ‘O.’ ‘Ik ben met James meegelopen naar de ic toen hij naar jou ging kijken.’ Ze kon zelfs geen ‘o’ uitbrengen. Dus hij was wél naar haar komen kijken. Dat hadden haar ouders niet verteld. Haar vader had gezegd dat hij kort met James had gesproken, die natuurlijk had willen weten hoe ze het maakte, maar dat James het beter had geacht haar niet te bezoeken. ‘Hij was de dienstdoende arts toen jij werd binnengebracht.’ May gaf Lorna even de tijd om de woorden te laten bezinken. Lorna sloot haar ogen en probeerde te bevatten hoe dat voor hem moest zijn geweest. Al met al waren ze maar kort getrouwd geweest, en ze had geen idee hoe ze zelf zou hebben gereageerd als zij dienst had gehad en James was in kritieke toestand binnengebracht. ‘Heeft hij het jou verteld?’ vroeg Lorna. Weet je dat wij…’ Haar stem stierf weg, maar May knikte. ‘Ik ben er die avond pas achter gekomen dat hij getrouwd is geweest.’ ‘Hoe ging het met hem toen hij besefte dat ik het was?’ ‘Ik wil niet uit de school klappen, maar hij was erg van streek. Hij heeft gevraagd of ik bij jou langs wilde gaan.’ De tranen brandden, maar Lorna wist ze terug te dringen. Het stak haar dat hij nog steeds zo bitter was, of misschien zelfs wel blasé, dat hij niet eens zelf even bij haar kwam kijken. Het stak haar meer dan zou moeten. Maar May was nog niet uitgepraat. ‘Hij wilde graag zelf bij je komen kijken, maar hij was bang je nog meer van streek te maken.’ ‘Nee.’ Lorna schudde haar hoofd. ‘Ik had hem eigenlijk al eerder verwacht.’ ‘Dat had hij zeker gedaan, maar hij wilde het voor jou niet moeilijker maken toen je ouders er waren.’ Hierbij kneep May haar vriendschappelijk in de arm. ‘Heeft mijn vader gezegd dat hij moest wegblijven?’ May zweeg. ‘Vraag hem sinds wanneer hij zich iets van mijn vader aantrekt.’ En toen hield ze het niet meer. Alle tranen die ze vanaf de eerste keer dat ze op de ic haar ogen opende had verdrongen, moesten eruit. De angst alleen al van het wakker worden met pijn en niet weten waar ze was, met haar ouders aan haar bed terwijl ze wist dat James daar ook ergens rondliep. Niet alleen haar auto was die dag in puin
gereden, haar hele wereld was een puinhoop geworden. Het was misschien beter geweest als May haar een tissue in de hand had gedrukt, maar in plaats daarvan streek May over haar arm, en moedigde ze haar aan lekker uit te huilen. Voor de eerste keer sinds ze in die nieuwe verwarrende wereld was wakker geworden, liet ze haar tranen de vrije loop. ‘Ik zal hem zeggen dat hij langs kan komen.’ Het was nou niet bepaald zoals ze eruit had willen zien voor het weerzien met haar ex, dacht Lorna, maar ze kon het niet eens opbrengen een kam door haar haar te halen. Ze probeerde niet te veel te denken aan wat ze tegen elkaar zouden zeggen, en aan wat ze hem zou antwoorden als hij haar zou vragen waarom ze tien jaar geleden bij hem was weggegaan. Niets kon echter de emotie benaderen die haar overmande toen hij de deur openduwde en ze hem voor het eerst in tien jaar weer in de ogen keek. ‘Lorna…’ Ze kon geen woord uitbrengen, wist ook niet wat te zeggen toen hij eenmaal voor haar stond. Zijn stem was nog even zwaar, zijn schouders nog even breed, zijn ogen nog even groen. Ze had gedacht dat ze was uitgehuild bij die aardige Ierse zuster, maar zodra James de kamer binnen stapte, begon ze direct opnieuw. Tien jaar pijn kwam bovenborrelen toen de man van wie ze hield, van wie ze altijd had gehouden, weer op haar toe liep.
Hoofdstuk 5 Hij had geen idee wat hij zou zeggen, of doen. Hij wist niet of hij boos, bitter, gekwetst of onverschillig was. James had zich dat opzettelijk al jaren niet meer afgevraagd, en had het de afgelopen dagen ook geprobeerd te vermijden. Toen hij echter haar neusje rood zag worden, net zoals destijds, en de tranen in die grote amberkleurige ogen zag opwellen toen hij de kamer binnen liep, de zwarte gezwollen oogleden en een stukje van haar zwaar gekneusde borst uit haar pyjama zag steken en haar zachtjes hoorde snikken – was het de normaalste zaak van de wereld dat hij haar heel zachtjes in zijn armen zou nemen. Hoe zou hij het kunnen laten? ‘Geeft niet, komt goed…’ Hij bleef het herhalen, niet alleen voor haar maar ook voor zichzelf. Hij hield haar vast en ademde haar geur in, want de laatste keer dat hij haar had vastgehouden had hij gedacht dat ze zou sterven, of erger nog, langzaam krankzinnig zou worden. Hij liet haar pas los toen de zuster de controles kwam doen. Hij hoorde Lorna correct vertellen wie ze was, maar bij de datum haperde ze. ‘Weet je wat voor dag het is?’ ‘Woensdag…’ Ze knipperde met haar ogen. ‘Ik bedoel…’ Ze schudde haar hoofd. ‘Het is vrijdag,’ zei de zuster. ‘Maak je geen zorgen, het komt nog wel. Heb je verder nog iets nodig?’ ‘Een slokje water, graag.’ Fronsend keek James naar de volle kan en het glas op het tafeltje en hij vroeg zich af waarom ze het zelf niet pakte, tot de zuster het water inschonk, een rietje pakte en het glas voor Lorna vasthield zodat zij ervan kon drinken. Pas toen besefte hij hoe broos ze was. ’Mijn handen,’ verklaarde Lorna schaapachtig. ‘Ze zijn nog gevoelloos en ik laat alles vallen.’ ‘Dat komt uiteindelijk wel goed.’ ‘Dat zeggen ze tenminste.’ ‘Hoe gaat het met je?’ vroeg James toen ze weer alleen waren. ‘Naar omstandigheden best goed.’ ‘Welke omstandigheden?’ vroeg James slinks, en hij zag haar ogen angstig alle kanten opvliegen. ‘Hoe gaat het echt met je?’ ‘Ik ben bang.’ Voor het eerst in al die tijd gaf ze het toe. Omdat ze geen onrust had willen veroorzaken toen haar ouders er waren, was ze een voorbeeldige patiënt geweest en had ze al hun vragen beantwoord zonder tegenvragen, maar tegenover James had ze het gevoel eerlijk te kunnen zijn. ‘Ik weet eigenlijk niet waarom ik hier ben.’ ‘Heeft iemand je verteld wat er is gebeurd?’ ‘Ik weet het niet.’ Hij zag de angst in haar ogen. Haar stem was nog schor van het intuberen en ook al was ze enorm vooruitgegaan, kort geleden had ze nog op het randje van de dood gebalanceerd. ‘Ik weet dat er een ongeluk is gebeurd, en dat ik in Londen was voor sollicitatiegesprekken, maar ik weet niet wat er met mij is gebeurd. Ik wilde mijn ouders niet verder van streek maken door hun te laten merken hoezeer ik in de war ben. Het is alsof ik het begin van de film heb gemist zonder aan iemand uitleg te kunnen vragen. Ik weet niet eens wat voor dag het is tot iemand het me vertelt.’ ‘Luister.’ Hier wist hij wel raad mee. ‘Je bent heel erg ziek geweest. Drie dagen geleden lag je nog op de ic. Het is normaal dat je je sommige dingen niet kunt herinneren.’ ‘Maar toch niet in die mate –’ ‘Toch wel,’ onderbrak James haar. ‘Het feit dat we dit gesprek hebben, bewijst dat je inzicht hebt. Dat is goed.’ ‘Oké dan.’ Ze liet zich kalmeren door zijn woorden, zakte achterover in de kussens en sloot haar ogen een moment. ‘Zal ik je bijpraten?’ James zag de rimpel in haar voorhoofd en omdat het Lorna was, zelfs al had ze hoofdletsel, wist hij wat ze dacht. ‘Ik bedoel, zal ik je bijpraten over de afgelopen week.’ Hij zag haar bleke mondhoeken iets omhooggaan. ‘Niet over de afgelopen tien jaar.’ ‘Dan graag.’ ‘Of zal ik het voor je opschrijven?’ Hij moest lachen toen ze giechelde. ‘Vertel het me maar, en mocht ik het weer vergeten zijn voor je weggaat, dan moet je het opschrijven.’ ‘Je hebt een auto-ongeluk gehad, er was een botsing met een touringcar op de M1, je hebt hoofdletsel, maar volgens de onderzoeken valt het mee. ‘Maar volgens mijn moeder ben ik uren bewusteloos geweest voordat ze me vonden.’ ‘Nee. Heb jij een deken in de auto?’ Ze knikte niet-begrijpend. ‘Op de achterbank. Er zit een scheur –’ ‘Die had je om je heen toen ze je vonden, dus je moet op een zeker moment zijn bijgekomen en voldoende bij je positieven zijn geweest om te beseffen dat je het koud had en weer warm moest worden. Het duurde heel lang voor ze jouw auto vonden.’ Hij wilde liever niet meer stilstaan bij wat ze allemaal had moeten doorstaan. Misschien kon zij het maar beter gelijk vergeten, maar James besefte dat ze de waarheid moest horen. ‘Het duurde een uur of vier voor ze je auto vonden. Blijkbaar heb je je stuur omgegooid om de botsing te omzeilen en ben je daarbij de controle over het stuur verloren. In de chaos van het grote ongeluk viel jouw auto pas op toen de wrakken werden weggesleept.’ Ze had er geen beeld van, maar toch een soort geheugenflits van dat ze haar telefoon had willen pakken, maar niet bij de vloer had kunnen komen omdat haar loodzware hoofd tegen de hoofdsteun werd gedrukt terwijl de sneeuw door de verbrijzelde voorruit zich nu ook binnen opstapelde. Ze had nog net met uiterste inspanning met haar arm achter haar verwrongen stoel weten te reiken om de deken op de achterbank te pakken, want ze had inderdaad beseft dat ze warm moest blijven. ‘Je hebt heel veel doorgemaakt, maar je begint er bovenop te komen,’ zei James geruststellend. ‘Je doet het fantastisch.’ ‘Echt waar?’ James knikte. ‘Binnenkort ben je weer de oude.’ Hij moest even slikken toen hij dat zei, en daarbij de oude Lorna voor zich zag. ‘Ik moet terug naar de afdeling.’ ‘Ben je specialist?’
‘Ja.’ ‘Dat wilde je altijd al.’ Hij had zoveel dingen gewild… Glimlachend wenste hij haar nogmaals het beste, haar bewust geen kus gevend. ‘Heb je weekenddienst?’ ‘Officieel niet, maar ik zal ongetwijfeld een paar keer opgeroepen worden.’ ‘In dat geval zou ik het leuk vinden als je langskwam.’ Hij knikte, meer als bevestiging, want zij kon er niet uit opmaken of hij ja of nee bedoelde. Nadat de deur achter hem was dichtgevallen, bleef ze er nog uren naar kijken. Zijn bezoek had haar goed gedaan, maar ook onrust teweeggebracht en haar uitgeput. Zo moe was ze, dat ze niet eens haar hoofd omdraaide toen de zuster haar infuus kwam bijstellen. Al haar energie ging in James zitten. Blijf weg, beval ze hem in stilte. Al verlangde ze naar zijn volgende bezoek, voor zíjn bestwil hoopte ze dat hij zou wegblijven.
Hoofdstuk 6 ‘Alsjeblieft.’ James legde zijn pieper en sleutels op het tafeltje, zette een grote beker koffie voor Lorna neer en wilde het rietje er al insteken, maar zij hield hem tegen. ‘Het gaat al beter.’ Ze glimlachte, dronk van de koffie en genoot er zichtbaar van voor ze verder ging. ‘En ik hoef niet meer door een rietje te drinken.’ Het ging inderdaad al stukken beter met haar. Nadat haar ouders waren vertrokken en James de situatie had uitgelegd, leek de mist iets te zijn opgetrokken. Lorna kletste met de zusters, had al een paar keer over de afdeling op en neer gelopen, terwijl de zuster haar begeleidden met het infuus. Het was heerlijk geweest om weer op de been te zijn, en nog fijner was het om James weer te zien. ‘May vertelde dat jij dienst had toen ik werd binnengebracht.’ Ze keek hem aan omdat ze wist hoe vreselijk dat voor hem geweest moest zijn, ondanks alles wat er tussen hen gebeurd was. ‘Ik vind het heel naar voor je dat je dat moest meemaken.’ ‘Daar kun jij toch niets aan doen? Alleen had ik nooit verwacht jou hier te zien. Waarom ging je in Londen solliciteren?’ ‘Ik had vier gesprekken op stapel staan.’ Al pratend begon het bij haar terug te komen. ‘Dus je gaat weer hierheen verhuizen?’ ‘Als ik werk vind.’ ‘Ik dacht dat je de pest had aan Londen, je voelde je niet prettig…’ Hij hield zich in. Dit was niet het moment om het verleden op te rakelen. ‘Dat kwam niet door de stad,’ zei Lorna zachtjes, daarmee aangevend dat ze de relatie bedoelde, of misschien wel James zelf waar ze een hekel aan had gehad. ‘Ik heb als huisarts gewerkt en als invaller in plattelandsziekenhuizen. Ik was aan verandering toe en vond het leuk om in een groot stadsziekenhuis te werken.’ ‘Die heb je in Schotland ook.’ ‘Ja, maar…’ Ze schudde haar hoofd, want het had geen zin om hem alles te vertellen. ‘Ik wilde gewoon iets anders en heb vorige maand mijn ontslag ingediend, niet vermoedend dat ik niet onmiddellijk een andere plek zou vinden. Ik kom steeds niet verder dan het sollicitatiegesprek; misschien denken ze dat ik niet tegen de werkdruk van grote aantallen patiënten ben opgewassen. Ze hebben geen idee van het brede werkveld van een plattelandsdokter. Dat die van alle markten thuis moet zijn, weten ze kennelijk niet.’ ‘Had mij maar gebeld. Ik had een goed woordje voor je kunnen doen.’ ‘Misschien had ik dat moeten doen.’ Ze glimlachte quasibeteuterd. ‘Dus nu ben ik werkloos, dakloos en mijn auto is total loss.’ ‘Dakloos?’ ‘Ik had mijn flat al een tijd geleden te koop gezet. Ineens was die verkocht en de kopers hadden haast, dus ik moest kiezen of delen. Ik pas nu op het huis van een vriendin die op vakantie is. Het was maar voor een paar weken, daarom had ik zo veel mogelijk sollicitaties in een korte periode gepland.’ ‘Voorlopig ben je te gast bij het North London Regional Hospital. Wie weet bieden ze je nog een baan aan.’ Gedachteloos lag ze aan zijn sleutelbos te friemelen. ‘Niet vanwege jou, hoor,’ zei James zachtjes toen haar handen op de grote zilveren L bleven rusten. ‘Zo zielig ben ik nou ook weer niet.’ ‘Weet ik.’ Blozend legde ze de sleutels terug, ook omdat ze aan zijn stem had gehoord dat hij de waarheid sprak. ‘Zou je misschien iets voor mij willen doen? Mijn moeder heeft de verkeerde telefoonoplader voor me gekocht. Zou jij er eentje voor mij willen halen? Ik zit er echt om verlegen.’ ‘Natuurlijk.’ Hij rommelde in haar la, vond de telefoon en noteerde het typenummer. ‘Maar dat wordt morgen, want vandaag kom ik er niet meer aan toe en vanavond heb ik een trouwreceptie.’ ‘Leuk.’ Hij trok een gezicht van niet. ‘Heb je geen zin om te gaan?’ ‘Een neef van Ellie. Vervelende knul. We hebben geen van beiden zin.’ ‘Ellie?’ ‘Mijn vriendin,’ zei James, en hij liep naar het raam dat uitkeek op de ziekenhuisgenerator waaruit rook opsteeg naar de koude grijze hemel terwijl Lorna zich dieper in de kussens liet zakken. Natuurlijk, dat was die L, fonetisch voor El. Echt iets voor James om het zo te spellen. Ze was opgelucht toen hij aanstalten maakte om te gaan. ‘Ik moest maar weer gaan.’ ‘Bedankt voor je bezoek.’ ‘Graag gedaan. Nou, tot morgen dan maar.’ Hij had gelijk al spijt. Dat had hij niet moeten zeggen. Voor je het wist werd het een gewoonte. En weer was er dat pijnlijke moment waarop hij haar eigenlijk een kus op de wang had moeten geven, maar het niet deed. Het gemak waarmee hij haar gisteren in zijn armen had genomen, zat hem nog steeds niet lekker. ‘Ik zie je morgen weer.’ Onderweg naar beneden ging zijn telefoon. Het was Ellie. Hij nam niet op, al had hij met opzet haar naam genoemd tegen Lorna. Niet uit loyaliteit jegens zijn vriendin, maar uit zelfbescherming.
Hoofdstuk 7 ‘Perfect, verkering met een dokter.’ Ellie lachte toen ze wegreden bij wat ongetwijfeld de saaiste trouwreceptie in het universum moest zijn geweest. ‘Jij hebt een permanent excuus om vroeg te vertrekken.’ ‘Goed, hè,’ antwoordde James gniffelend. ‘Wat zullen we eens gaan doen?’ Nu gniffelde hij niet meer, maar gaf richting aan en veranderde onnodig van baan. ‘Ik moet even mijn gezicht laten zien op een borrel van het werk.’ ‘Ik zou mee kunnen gaan, dan gaan we daarna samen naar mijn huis.’ ‘Ik heb morgen veel te doen.’ ‘Je hebt morgen vrij.’ Hij hoorde de ergernis in haar stem en wist dat die terecht was – ze hadden elkaar de hele week niet gezien. Hij wist ook al wat er nu zou komen – het was vanaf het begin al een strijdpunt geweest tussen hen. ‘Waarom neem je me nooit mee naar iets van het werk?’ ‘Ik hou de dingen nu eenmaal graag gescheiden. Dat heb ik gelijk gezegd.’ ‘Meer dan een jaar geleden,’ merkte Ellie op. ‘Is het niet wat overdreven om mij eerst naar huis te moeten brengen om daarna een drankje met hen te gaan drinken?’ ‘Oké, jij je zin. Ga maar mee.’ Daar had Ellie niet van terug, want hij had nog nooit iemand naar iets van het werk meegenomen, in ieder geval niet sinds Lorna. In de lawaaierige bar hoorde je het SEH-team erbovenuit. Er werd goedkeurend gejoeld toen James binnenkwam. Mick was in zijn nopjes met het cadeautje dat James voor hem had gekocht, boven op het gezamenlijke cadeau. Het was een pen die James had laten graveren, met dank voor zijn inzet door de jaren heen. Maar er waren ook een paar teleurgestelde gezichten onder de vrouwen, en May keek licht afkeurend toen James met Ellie aan zijn zijde binnenkwam. Maar het bleef bij één drankje. Naderhand reden ze naar Ellie’s huis, en toen hij voor haar huis de motor niet afzette, voelde hij zich een echte schoft. ‘Ik ben echt moe, Ellie,’ zei hij, op haar verzoek om mee naar binnen te gaan. ‘Ik heb ook een bed.’ Ze probeerde het grappig te zeggen, maar hij hoorde de tranen al komen. ‘Doe dit niet, James.’ Eigenlijk had hij haar nu moeten geruststellen, maar dat deed hij niet. Hij deed precies wat zij hem smeekte niet te doen. ‘Ik moet even tijd voor mezelf hebben.’ ‘Nee,’ zei ze resoluut, ‘wat jij moet, is meegaan naar binnen zodat we kunnen praten.’ ‘Nee.’ Hij schudde zijn hoofd, want aan praten had hij helemaal geen behoefte. Hoe kon hij praten als hij niet wist wat hij moest zeggen, en niet wist hoe hij zich voelde? ‘Ellie, je bent een fantastische meid…’ Ze gaf hem een pets op zijn wang en hij accepteerde die, want ze was ook een fantastische meid en ze hadden het samen zo niet fantastisch, dan toch erg leuk gehad, waardoor hij bijna was gaan geloven dat zij toch heel misschien de ware zou kunnen zijn. ‘Waarom?’ vroeg ze. ‘Waarom zet je alles overboord?’ ‘Het ligt niet aan jou…’ ‘Nee, aan die verrekte Lorna.’ ‘Het ligt ook niet aan Lorna,’ bracht James er halfslachtig tegen in. ‘Dat is verleden tijd. Ze heeft trouwens iemand.’ ‘Het ligt wel aan Lorna,’ zei Ellie, de autodeur openduwend, ‘en dat na alles wat zij jou heeft aangedaan, hoe is het mogelijk…’ ‘Ik moet alles even laten bezinken.’ ‘En dat lukt niet met mij erbij?’ Hij keek haar aan en wou dat het anders was, maar hij was eerlijk tot op het bot, en zou nooit ontrouw zijn. Hoewel Lorna en hij nou niet bepaald op het punt stonden in bed te rollen, hoewel hij helemaal niet van plan was weer iets met Lorna te beginnen, spookte ze wel steeds door zijn hoofd. Dat kon hij Ellie niet aandoen. Dat wilde hij haar niet aandoen. ‘Nee, Ellie. Hier kan ik jou niet bij hebben, het spijt me.’ ‘Het moet je ook spijten.’ Ze smeet het portier dicht en liep haar oprit op, en hoewel zijn eerste impuls was haar achterna te gaan en haar nogmaals te zeggen hoezeer het hem speet, deed hij het niet want het zou niet eerlijk zijn tegenover haar. Woedend op Lorna, reed hij weg. Woedend omdat ze net was opgedoken op het moment dat hij zijn leven weer op de rails had gehad. Hij reed langs het ziekenhuis, dacht aan haar in die fluorescerende pyjama, en verlangde voor geen seconde terug naar hun huwelijk. Het was een hel geweest. Achteraf gezien had Lorna groot gelijk gehad weg te gaan en er een punt achter te zetten zonder excuses of ruzie. En toch, toen hij de deur van zijn elegante Londense huis opendeed, zag hij Ellie’s oorbellen niet op de werkbank liggen en merkte hij haar jasje niet op in de hal. In plaats daarvan liep hij rechtstreeks naar de kast in zijn slaapkamer en pakte die doos die hij altijd al had willen weggooien, maar waar hij nooit toe was gekomen. Zittend op zijn grote bed, begon hij de trouwfoto’s te bekijken. Ze zag er zo mooi uit zoals ze naar hem opkeek, met haar grote amberkleurige ogen stralend van liefde. Hij wist nog hoe hij zich had gevoeld toen hij in haar ogen keek – een mengeling van trots en hoop omgeven door zekerheid. Op dat moment was hij ervan overtuigd geweest dat ze het samen zouden rooien, ook al was het huwelijk overhaast en gearrangeerd. En toch hadden ze het nog geen jaar volgehouden.
Hoofdstuk 8 Het lastige van een academisch ziekenhuis waren de studenten. Natuurlijk was het fantastisch om topzorg te ontvangen, en Lorna had in haar opleiding vaak genoeg naast het bed gestaan van een arme patiënt wiens ingewanden werden betast en besproken. Zij had ook altijd verontschuldigend naar het slachtoffer geglimlacht, maar er het onderwerp van zijn, was helemaal niet leuk. Op de maandagmorgen leek de ronde eindeloos te duren. Haar langdurige opwarming en reanimatie werden tot in detail besproken. De trauma-arts, Mr. Braun, legde uit dat de schade van haar veiligheidsgordel en gebroken ribben was verergerd door de hartmassage en Lorna begreep nu waarom haar borstkas zo blauw en pijnlijk was. Het zwarte gat waar ooit haar hersenen hadden gezeten, begon zich langzaam weer te vullen en haar zelfstandigheid nam toe. Toen een lompe student haar buik betastte, kon de van nature zo gereserveerde Lorna wel huilen. Vervolgens werden haar littekens besproken. ‘Acute extra-uteriene graviditeit.’ De student had zijn huiswerk gemaakt en haar dossier bestudeerd. ‘Wat werd bij de operatie aangetroffen?’ ‘Verklevingen van een appendectomie.’ ‘Welke andere gynaecologische klachten heeft dokter McClelland?’ ‘Eh, endometriose.’ ‘En wat is de relevantie daarvan voor haar behandeling?’ Ze had medelijden met de student, omdat ze hem zijn hersens zag kraken over wat het verband was tussen een buitenbaarmoederlijke zwangerschap van tien jaar geleden, endometriose en het letsel dat zij bij het ongeluk had opgelopen. ‘Dokter McClelland zal begin volgend jaar een hysterectomie ondergaan.’ De specialist deed nog een duit in het zakje. ‘Waarom zou een tweeëndertigjarige kinderloze vrouw zo’n ingrijpende operatie overwegen?’ ‘Vanwege de pijn?’ antwoordde de student, en hij slaakte een zucht van opluchting toen Mr. Braun knikte. Er volgde een lange uiteenzetting over hoe moeilijk het was geweest om haar pijn onder controle te krijgen toen ze net van de ic af was. Ze kreeg nu extra sterke pijnstillers omdat ze een hoge tolerantie had ten gevolge van de sterke medicatie die ze al moest nemen om normaal te kunnen functioneren. ‘Dank u.’ De student glimlachte op de bekende verontschuldigende manier toen het team de kamer uit stroomde, en Lorna glimlachte halfslachtig terug. Ze deed haar best zich niet te voelen als een tweeëndertigjarige kinderloze vrouw die zichzelf had opgegeven voor een ingrijpende operatie. Ze probeerde er niet aan te denken dat al was ze op papier kinderloos, er ooit een kind was geweest, een hartslag op een scherm, dat alles voor haar had betekend, en ook voor James. Nog kon ze zich haar opwinding herinneren op weg naar de eerste zwangerschapscontrole. Ze waren net getrouwd geweest, Londen was nieuw voor haar en ze had een opleidingsplaats gevonden. Ook had ze had een plekje weten te bemachtigen in de volle agenda van de verloskundige specialist in het nieuwe academische ziekenhuis waar James werkte en zij studeerde. Zwanger zijn was haar goed bevallen. Voor het eerst in haar leven had ze niet een enorme, maar toch een noemenswaardige boezem gehad, en haar haar had nog nooit zo geglansd. Zelfs de ochtend-, middag- en avondmisselijkheid was te verdragen geweest – en bovenal had ze zich vrij gevoeld, weg van haar ouders, getrouwd met James: het leven had haar toegelachen. Totdat de arts-assistent haar had onderzocht. Lorna wist dat ze bezorgd was. Eerst hadden ze nog vrolijk gekletst over hoe Londen haar beviel, of ze al aan haar nieuwe studieplek gewend was en over hoe ze haar afstuderen met het moederschap ging combineren, maar toen ze haar buik betastte, was er een lange stilte gevallen. ‘Ik haal even Mr. Arnold erbij.’ Lorna had daar gelegen, haar uiterste best doend niet in paniek te raken, zichzelf wijsmakend dat alles in orde was, al wist ze dat het niet waar was. Het antwoord liet echter op zich wachten. Mr. Arnold was in de ok, en de eerst zo spraakzame arts-assistent was nu afstandelijk, ineens erg druk met bellen en het invullen van formulieren achter haar grote bureau. ‘We gaan wat bloed afnemen en daarna een echo maken.’ ‘Is er iets mis?’ ‘Je baarmoeder is minder groot dan je zou verwachten.’ Tevergeefs probeerde ze geruststellend te lachen. ‘Laten we die echo maar gauw gaan maken.’ Toen had Lorna James gebeld. Ze zat in de gang en dronk zoals opgedragen een liter water om de baarmoeder naar boven te drukken. Ze zag aan hem dat hij zich ook zorgen maakte en dit probeerde te verhullen. Diverse malen vroeg hij haar wat de arts-assistent precies had gezegd en hij was lichtelijk geïrriteerd toen ze hem niet veel wijzer kon maken. ‘Ik weet zeker dat ik zwanger ben.’ Ze moest hoognodig naar de wc en was boos op de dokter die haar dit alles opdrong, want zij wist zeker dat ze zwanger was. Volgens haar studieboek was misselijkheid in de morgen een teken dat de hormonen hun werk deden, en haar borsten waren deze week in omvang verdubbeld. ‘Ik heb vanmorgen nog gespuugd,’ zei Lorna opstandig. Ze stond op toen de radioloog haar naam riep. Vriendelijk, beleefd maar zakelijk vroeg ze Lorna te gaan liggen, stopte papieren handdoekjes langs de rand van Lorna’s slipje en goot warme gel over haar buik. James kneep nog iets harder in haar hand terwijl de echoscoop eindeloos over haar buik bewoog. Even was er een moment van opluchting toen ze het hartje van haar baby in volle vaart hoorde kloppen, maar James lachte niet en de radioloog evenmin. ‘Blijf maar even zo liggen.’ De radioloog was van haar kruk afgeklommen en liep de verduisterde kamer uit, het verstilde beeld van hun kind nog op het scherm achterlatend. Lorna zag het probleem niet. Niet dat ze deskundig was op het gebied van scans, maar ze zag toch duidelijk een hoofd, twee armen en twee benen. Ze waren net twee minuten binnen. Er waren nog geen maten genomen en de hartslag klonk krachtig genoeg. Wat kon er dan toch mis zijn? ‘Wat is er aan de hand, James?’ ‘Ik weet het niet zeker.’ ‘Toe nou…’ Aan zijn gespannen kaken zag ze dat hij loog, ze voelde zijn hand die van haar omklemmen hoewel hij
haar blik ontweek. ‘Zeg het maar, ik weet dat er iets mis is.’ ‘Ik weet het niet zeker, maar eh…’ Hij pauzeerde even voor hij vervolgde. ‘Lorna, ik weet het niet zeker maar het zou kunnen dat de baby niet goed ligt.’ Op dat moment zwaaide de deur open en verschenen niet alleen de radioloog, maar ook de verloskundig specialist en de arts-assistent. Van schrik kon Lorna geen woord uitbrengen. Ze lag daar maar en deed een schietgebedje voor haar kind. Misschien was de placenta onvoldoende ontwikkeld en moest ze langdurig het bed houden, of misschien… ‘Lorna.’ Ze had Mr. Arnold, haar verloskundig specialist, nog nooit ontmoet. Hij stelde zich voor en gaf James een hand voordat hij de echo overnam. Zijn gezicht was een en al concentratie terwijl hij de echoscoop over haar buik bewoog. ‘Het spijt me, maar de zwangerschap is extra-uterien.’ ‘Dat kan niet.’ Ze weigerde het te geloven. ‘Je baarmoeder is leeg, Lorna. De vrucht heeft zich in een eileider ontwikkeld.’ ‘Nee.’ Vreselijk vond ze het dat ze het plotseling een vrucht noemden terwijl het een paar minuten geleden nog haar kind was geweest. ‘De vrucht is niet levensvatbaar.’ ‘Het kind,’ verbeterde Lorna hem. Ze weigerde het te accepteren, weigerde naar hen te luisteren toen ze haar vertelden dat de eileider elk ogenblik kon openbarsten, dat er niets anders op zat dan de vrucht te verwijderen. James moest het allemaal opvangen. Zachtjes hield hij haar hand vast toen ze haar onderzochten en hun bevindingen nogmaals op de echo controleerden. De terminologie was veranderd – haar kind was geen kind meer maar een vrucht – maar ze zag het nog steeds bewegen op het scherm en het hoorde nog steeds het geruis van het hartje. ‘Kunnen jullie het geluid misschien afzetten?’ Lorna had nog nooit tegen iemand geschreeuwd en ze merkte dat het werkte. De kamer viel stil, de hartslag van haar kind vulde de ruimte, de technicus zette een knop om en met een handomdraai was het bonkende hart van haar kind uitgewist. Daarop vertrok de verloskundig specialist; het invullen van de nodige papieren liet hij over aan de arts-assistent. Alleen Lorna wilde de gang naar de ok uitstellen om het onvermijdelijke nog niet onder ogen te hoeven zien. ‘Ik voel me prima.’ ‘Je moet naar de ok.’ Ze zag tranen in de groene ogen van James toen hij op haar inpraatte. ‘Als het barst, en dat gaat zeker gebeuren, wil ik jullie niet allebei verliezen.’ ‘Kunnen we niet gewoon naar huis gaan?’ Ze hoorde zelf ook dat het idioot klonk en voegde er snel aan toe: ‘Het is nog niet helemaal tot me doorgedrongen.’ ‘Lorna.’ De arts-assistent was een stuk aardiger dan haar baas. Beslist maar vriendelijk legde ze haar stap voor stap uit wat er te gebeuren stond. Dankzij het kalme optreden van de arts-assistent gingen de activiteiten in de kamer gewoon door. Het infuus werd in Lorna’s arm ingebracht, er werden opnieuw bloedmonsters afgenomen, en naast haar bed hing een zoutoplossing die nu in haar aderen drupte – ‘om het kanaal open te houden’, zei de arts-assistent, voor het geval dat. Lorna wist precies wat dat betekende. Tijdens haar stage op de Spoedeisende Hulp was een jonge vrouw rechtstreeks naar de ok gebracht, bleek en leeggebloed. Haar niet-gediagnosticeerde buitenbaarmoederlijke zwangerschap was doorgebroken. Dit kon elk ogenblik bij Lorna gebeuren. Het is maar een kwestie van tijd, vertelde de arts-assistent haar, want aan de echo te zien, stond het te gebeuren. Voor haar lag een toestemmingsformulier. Die ochtend nog hadden James en zij goedgemutst gediscussieerd over of ze wel of niet het geslacht van het kind wilden weten. Lorna had het graag gewild, om alvast namen en kleuren te kunnen uitzoeken. James had liever willen wachten, dan was hun geschenk een nog grotere verrassing. Nu werd van Lorna verlangd dat ze een doodvonnis ondertekende. ‘We zullen proberen de eileider te sparen,’ zei de arts-assistent, ‘maar van buiten is dat moeilijk in te schatten…’ ‘Nee.’ Lorna zei het nog maar een keer, in de hoop dat iemand luisterde. Aan James’ strakke kaken zag ze dat zijn geduld begon op te raken. Hij ging ijsberen toen de zuster haar kwam uitkleden. ‘Nog even je nagellak afhalen.’ De geur van aceton maakte haar misselijk. Waarom deed James niks, hij was toch arts, verdorie nog aan toe. ‘Zelfs het onderzoek van daarnet kan de zaak bespoedigd hebben,’ lichtte de arts-assistent toe. ‘Het zit onder in de eileider en het is te groot voor behandeling met medicijnen. Als we je naar huis laten gaan en het barst open, dan lopen we inderdaad het gevaar dat jullie het geen van beiden halen.’ ‘Is er echt niets anders op te verzinnen?’ Lorna smeekte haar. ‘Op tv heb ik wel eens –’ ‘Lorna,’ James onderbrak haar smeekbede, ‘de zwangerschap moet worden afgebroken.’ Er was geen andere uitweg. Haar buitenbaarmoederlijke zwangerschap was acuut en moest nu worden afgebroken en daar kon Lorna niets aan veranderen. Ze moest het toestemmingsformulier ondertekenen – laparoscopie voor extrauteriene graviditeit, verwijdering van vrucht en eileider. Daarop begon ze te braken, maar niet zoals die morgen. Ze was misselijk geweest van de zenuwen en ze had James’ verontruste blik gezien toen de arts-assistent het infuus verder had geopend en haar baas had opgepiept. ‘Teken het formulier nou maar, Lorna.’ Waarom had hij het niet kunnen doen? Ze wist nog dat ze hem had aangekeken en had gedacht: doe jij het dan, als het zo makkelijk is. Maar er was aan de hele situatie niets makkelijks geweest, dus Lorna had de pen gepakt die haar was voorgehouden en had haar handtekening gezet. Duizelig had ze zich achterover laten zaken en in ijltempo naar de ok laten rijden. ‘Hallo daar.’ Lachend stond hij in de deuropening, maar zijn lach had iets gereserveerds. Hij had twee grote bekers koffie bij zich en, zo vermoedde ze, in de plastic zak de oplader voor haar telefoon. ‘Sorry, dat ik gisteren niet langs ben geweest.’ ‘Geeft niet,’ antwoordde Lorna vrolijk, ‘ik had toch geen plannen.’ Ze opende het pakje dat hij haar gaf, en voelde een pijnscheut toen ze zich omdraaide om de telefoon uit haar la te pakken. James stopte de oplader met de telefoon eraan in het stopcontact, ondertussen over koetjes en kalfjes pratend, maar niet erg op zijn gemak.
‘Bedankt voor de koffie.’ Lorna genoot zichtbaar. ‘Ik begin me er al op te verheugen, de drab die ze hier serveren is niet te drinken.’ ‘Vertel mij wat.’ Tot haar blijdschap pakte hij daarna een stoel. Ze was duidelijk aan de beterende hand, want af en toe verveelde ze zich. Waarschijnlijk als geste omdat ze arts was, had ze een eigen kamertje, maar omdat ze zo ver van huis was, had ze weinig bezoek om zich op te verheugen en veel te veel tijd om na te denken. Ze troostte zichzelf met de gedachte aan haar telefoon die ze binnenkort zou kunnen gaan gebruiken. ‘Ik zag de meute op de gang, zijn ze al bij je geweest?’ ‘Ze zijn net weg. Zo te horen ga ik goed vooruit en mag ik woensdag misschien al naar huis.’ ‘Dat is mooi.’ Lorna vond het helemaal niet mooi, alleen beangstigend. ‘Ga je bij je vriendin logeren?’ ‘Ik denk het niet. Over een week komt ze thuis, en ik denk dat het iets te veel van de vriendschap gevraagd is om mij in deze staat over de vloer te hebben.’ ‘Ga je dan naar je ouders?’ Lorna aarzelde voor ze antwoord gaf. ‘Er zit waarschijnlijk weinig anders op, maar ik weet het niet…’ Het idee om zes uur lang met haar pijnlijke ribben in de auto te moeten zitten, was op zich al afschrikwekkend, maar met haar vader achter het stuur… ‘Je lijkt je er niet echt op te verheugen. Kunnen jullie niet met elkaar opschieten?’ ‘Al jaren niet, James.’ ‘Ze zaten anders erg over je in.’ ‘Ik ben hun dochter, ze houden van me. Logisch dat ze zich zorgen maakten toen ik gewond was. Ze vonden het helemaal geen goed idee dat ik naar Londen ging verhuizen, voor hen was dit het bewijs dat ik het niet moest doen.’ Haar telefoon piepte. Voicemails en berichten van een hele week stroomden binnen. Vlug scrolde ze er doorheen; vooral familie en vrienden die wilden weten hoe het ging, maar zij was het meest nieuwsgierig naar de reacties op haar sollicitaties. ‘Zal ik weggaan?’ vroeg James. Ze schudde haar hoofd. Met steeds rodere konen luisterde ze de berichten af en begreep dat ze – al was het in nog zulke vriendelijke en respectvolle bewoordingen – tot vier keer toe was afgewezen voor een baan in Londen. ‘Nu denk ik echt, was ik die dag maar thuisgebleven.’ Ze probeerde opgewekt te klinken, maar zonder succes. ‘Ik heb niet genoeg ervaring.’ ‘Je bent een goede arts.’ ‘Jij hebt me nooit als arts gekend,’ bracht Lorna ertegen in, ‘maar dat ben ik wel. Ik ben alleen niet degene die ze zoeken voor die baan.’ Ze haalde haar schouders op, maar haar gezicht vertrok van de pijn, niet vanwege de afwijzing maar door de kneuzingen. ‘Wil je iets tegen de pijn?’ ‘Ik heb een uur geleden al iets ingenomen.’ ‘Kennelijk werkt het niet. Soms zijn ze niet zo scheutig met de pijnstillers.’ Hij stond op en bekeek haar templijst, een arts in hart en nieren. Hij stond er helemaal niet bij stil dat zij het als een inbreuk op haar privacy kon ervaren. ‘Je moet diep ademen en hoesten om longontsteking te voorkomen en twee paracetamol is niet…’ Hij zweeg, en moest een paar keer met zijn ogen knipperen toen hij zag wat voor zware pijnstillers ze al nam. ‘Ik krijg al genoeg.’ Lorna probeerde er luchtig over te doen. ‘Het doet gewoon pijn, verder niet. Tenzij iemand me knock-out slaat, moet ik me er gewoon bij neerleggen.’ Ze zag zijn bezorgde gezicht toen hij weer ging zitten. ‘Mr. Braun heeft vanmorgen tijdens zijn ronde verteld hoelang de hartmassage heeft geduurd. Tel daarbij op de gebroken ribben en het letsel van de veiligheidsgordel en het is duidelijk dat ik de pijn nog even voor lief zal moeten nemen.’ ‘Die blauwe plek.’ James wees op zijn eigen borst, maar ze wisten beiden dat hij die van haar bedoelde. ‘Hoe ver loopt die door?’ ‘Tot mijn maag en onder mijn armen door. Hij is best indrukwekkend.’ Dat was hij inderdaad, en inmiddels zwart en paars, met geel langs de randjes. Op de Spoedeisende Hulp was ze nog lelieblank geweest met een paar verse blauwe plekken, want door de onderkoeling waren er nog geen tekenen geweest van de uitgebreide kneuzingen die eruit zouden voortvloeien. ‘Arme ziel,’ zei James, en door de manier waarop hij het zei, begreep ze dat hij het begreep, want kneuzingen en gebroken ribben dekten bij lange na niet wat haar lichaam had moeten incasseren. ‘Lorna, jij kunt woensdag niet naar huis.’ ‘Weet ik,’ antwoordde ze, want sinds Mr. Braun haar dat een uur geleden verteld had, slingerden haar gedachten heen en weer tussen de mogelijkheden. Ze vocht tegen de pijn, dacht aan haar geaborteerde baby en bezon zich op de ontmoeting met James. Al leek het of ze rustig achterover lag, ze had haar handen vol. ‘Ik overweeg om een paar dagen naar een hotel te gaan.’ ‘Een hotel?’ ‘Ja, zo’n zorghotel, waar pas bevallen vrouwen soms ook naartoe gaan om geen ziekenhuisbed in beslag te nemen.’ ‘Lorna.’ ‘Het is een prima idee. Maaltijden op bestelling, schone handdoeken, een opgemaakt bed en als ik eenmaal de terugreis aankan, dan zie ik wel weer…’ ‘Jij komt bij mij logeren.’ Moeilijker was het niet. ‘Hoe dan?’ Twee kleine woordjes waarachter een wereld aan vragen schuilging. ‘Ik heb alleen rust nodig, James.’ ‘Die krijg je bij mij thuis.’ ‘Hoe dan?’ vroeg ze weer, want ze had geen zin om het verleden op te rakelen en ook niet om over de toekomst na te denken. Ze vroeg zich af of het een goed idee was om bij haar ex in te trekken, ook al was het maar voor een paar dagen. ‘Luister, we zijn toch volwassenen?’ Blijkbaar vroeg James zich hetzelfde af. ‘Onze relatie is allang verleden tijd, we hebben ieder ons eigen leven, maar we waren ooit getrouwd, en ja, ik ben bezorgd om je. Jij zou toch hetzelfde voor mij doen als de rollen omgekeerd waren?’
Ze knikte. ‘Natuurlijk.’ ‘Daarom. Geen probleem. Ik ben toch meestal aan het werk en ik ga je zeker niet ondervragen over het verleden of zoiets. En daarbij heb jij je vriend in Afrika.’ ‘Afrika?’ ‘In Kenia, toch?’ Lorna moest lachen. ‘Heeft mijn vader je dat wijsgemaakt?’ ‘Toen hij zei dat ik bij jou uit de buurt moest blijven.’ ‘Die man is niet te geloven,’ riep Lorna vertwijfeld. ‘In geen twee jaar heb ik Matthew gezien. Ik heb echt te doen met bewusteloze mensen – alsof het niet erg genoeg is dat je halfdood bent, gaan mensen die geen idee hebben van wat je wilt namens jou spreken.’ James moest lachen, voor het eerst zag hij de oude Lorna McClelland weer, de fanatieke hittepetit met de soms vreemde gedachtegang die hij zo amusant had gevonden. Lorna had ook wel willen lachen, maar hield zich in toen ze de prijs voelde die ze daarvoor moest betalen. ‘Afgesproken,’ zei James, en hij stond op. Ik kom je woensdag halen en neem een vrije ochtend om je te helpen installeren. Of beter nog, een vrije dag.’ ‘Dat hoeft niet, hoor.’ ‘Alleen de eerste dag, om je alles te wijzen.’ ‘Dank je, James.’ ‘Je vader zal het niet leuk vinden.’ Eigenlijk had hij verwacht dat ze er een of andere draai aan zou geven om tegen haar vader te liegen – zoals in het verleden – maar in plaats daarvan ging ze achterover liggen en haalde heel voorzichtig haar schouders op. ‘Jammer dan.’ Die middag was Lorna pas laat wakker geworden. Haar slaapdronken ogen hadden de kamer naarstig afgezocht naar James. ‘Alles is goed, Lorna.’ Een onbekende stem was haar bloeddruk aan het meten geweest. ‘Je bent in het ziekenhuis.’ Maar dat had haar helemaal niet gekalmeerd, ze had ergens tussen het verleden en het heden gezweefd, in een ziekenhuisbed, zich afvragend wat er was gebeurd. Ze had er de pest in gehad dat James niet bij haar was geweest toen ze bijkwam. Had hij haar maar verteld wat er met hun kind was gebeurd, maar in plaats daarvan had hij haar ouders gebeld en hen bijgepraat toen de arts-assistent langs was geweest. Blijkbaar had ze ‘geboft’. De eileider was vijf minuten voor de operatie gescheurd. ‘Geen wonder dat je pijn hebt,’ zei de arts-assistent die haar pijnmedicatie had opgevoerd en haar verteld had hoe moeilijk de ingreep was geweest. Het web van verklevingen als gevolg van haar blindedarmoperatie had de eileider omsloten. Dat was het eerste geweest dat ze van het probleem had vernomen, maar op dat moment had het makkelijker geleken om het te negeren dan naar de toekomst te vragen. ‘Hallo.’ Hij was naast haar bed gaan zitten en had haar hand vastgepakt. ‘Je bent wakker. Ik was net je ouders aan het bellen.’ ‘Hoe gaat het met hen?’ ‘Ze zijn bezorgd,’ had James gezegd, na een kus op haar voorhoofd. ‘Ik heb echter uitgelegd dat met jou alles goed is. Ik zag de arts-assistent in de gang, is ze bij je langs geweest?’ ‘Nu net.’ ‘Wat zei ze?’ ‘Lorna?’ De zuster had iets met het infuus gedaan, waardoor ze weer in het heden was beland en de vraag had gehoord of ze pijn had, waarop ze geknikt had. ‘Wilt u het infuus iets dichtdraaien?’ Lorna had de verwarring van de zuster begrepen, maar ze was te moe geweest om zich nader te verklaren. De pijn van het heden had ze wel aangekund, maar met die van het verleden en de toekomst had ze geen raad geweten, daarom had ze die tijdzone gemeden. Gelukkig, dacht James bij thuiskomst, zijn huis zag er perfect uit. Hij lette er eigenlijk nooit zo op. Pauline, de huishoudster die hij al jaren had, deed geruisloos haar werk terwijl hij lange dagen maakte in het ziekenhuis. Ze was een gemoedelijke Ierse vrouw, meer moeder dan huishoudster eigenlijk, maar dan wel een die haar eigen tempo bepaalde en een hartversterkertje bij de koffie normaal vond. Hoe ze het regelde, kon hem niet schelen; ze was loyaal, had een hart van goud en hij had zich nog nooit zorgen hoeven maken over de bedden, de was of de inhoud van zijn koelkast. Altijd zag zijn huis er schoon en opgeruimd uit als hij thuiskwam. Samen hadden ze destijds een checklist opgesteld die ze jaarlijks evalueerden, en zo liep alles tot beider tevredenheid. Ook voor de komst van Lorna hoefde hij geen extra voorbereidingen te treffen. Hij zou zijn logee later vragen of ze nog wensen had, maar voorlopig was ze toch aan bed gekluisterd. Er was geen aanleiding om op de zaken vooruit te lopen.
Hoofdstuk 9 Patiënten realiseerden zich vaak niet hoe ziek ze waren terwijl ze nog in het ziekenhuis verbleven. Pas bij terugkeer in de werkelijke wereld, met al die miljoenen impulsen die op hen afkwamen, beseften ze ineens hoe slecht ze eraan toe waren. Bij Lorna kwam dat besef toen ze ging staan in de rolstoel bij het afhaalpunt, en zich in James’ nogal lage sportwagen probeerde te laten zakken. Zelfs haar veiligheidsgordel omdoen was onmogelijk. Ze kon de draai niet maken om hem te pakken, en ook niet om hem vast te maken – twee simpele handelingen waar ze nooit eerder bij had stilgestaan. ‘Ik doe het wel.’ Voorzichtig leunde hij over haar heen en voor haar was het hun eerste fysieke contact, zijn brede schouders zo dichtbij, zijn haar in haar gezicht. Hij rook anders maar hetzelfde, en was nog altijd zo groot en sterk, efficiënt en voorzichtig. ‘Au.’ De tranen sprongen in haar ogen en ze vond zichzelf heel kinderachtig, maar toen hij aan de gordel trok en die vastmaakte, werd de druk ondraaglijk. ‘O, Lorna, het spijt me.’ Hij maakte de gordel snel weer los en keek haar bezorgd aan. ‘Ik ben zo terug.’ Hij schoot de Spoedeisende Hulp in en kwam terug met een kussen, dat ze tegen haar borst hield terwijl hij weer de nodige toeren uithaalde om haar gordel vast te maken. En dit was allemaal nog voordat ze het ziekenhuis had verlaten. Alles op de vijf minuten durende rit naar zijn huis was een hindernis, de winterzon te fel, en bij het geluid van brandweersirenes aan de overkant van de weg brak het zweet haar uit. De herinnering aan het ongeluk kwam tot leven. Ze had het niemand verteld, maar ze kon zich nog goed het moment herinneren waarop ze de controle over het stuur verloren was, de gillende banden, de dreun van metaal toen ze tegen de boom reed. Nu vond ze dertig kilmoter per uur in het Londense verkeer al een veel te hoge snelheid. ‘We zijn er bijna,’ zei James, haar aankijkend. Ze had liever dat hij op de weg keek. James had een prachtig herenhuis in Islington en hield haar arm vast toen ze de treden naar de voordeur beklom. Uitgeput strompelde ze naar binnen. ‘Wat een mooi huis.’ Lorna kon haar ogen niet geloven; glanzende meubels, overal verse bloemen, dat kende ze helemaal niet van James. ‘Ik heb een verrassing voor je.’ Hij wachtte tot ze zich in een stoel had laten zakken. ‘Een verrassing?’ Hij hield een zak omhoog en haalde er een pyjama en ochtendjas uit in zachtgroen en roze, met bijpassende slippers, een maillot en dikke sokken, plus nog wat lekkere toiletspulletjes. ‘Dat had je niet hoeven doen.’ ‘Het is van May. Toen ze hoorde dat jij kwam logeren, is ze gelijk deze dingen gaan kopen.’ ‘Wat ontzettend aardig van haar.’ ‘Het is een schat, altijd ontzettend attent. Bovendien…’ hij hield zijn gezicht in de plooi, ‘bovendien kan ik je hier niet laten rondscharrelen in die afgrijselijke fluorescerende pyjama. Ik heb nog nooit zoiets monsterlijks gezien, en lijkt hij steeds lelijker te worden.’ ‘Het was een verpakking van drie stuks: oranje, roze en felgroen. Het zou kunnen dat mijn moeder geen smaak heeft, maar ik vermoed dat het idee dat James Morrell in de buurt zou kunnen komen, haar heeft gemotiveerd om de winkels af te struinen naar de vreselijkste pyjama aller tijden, zodat hij mij niet meer leuk zou vinden.’ ‘Dan heeft Betty het goed gedaan, want het heeft gewerkt.’ ‘Ik zal hem aantrekken als Ellie op bezoek komt,’ grapte Lorna verder. ‘Voor het geval ze zich zorgen maakt over het feit dat je ex bij je logeert.’ Hij zweeg, want hij was niet van plan haar te vertellen dat het uit was met Ellie. Dan zou ze ongerust worden en zou de ontspannen sfeer die er net was als sneeuw voor de zon verdwijnen. Lorna wist dat hij heel principieel was in die dingen, dat hij als hij een relatie had niet naar een andere vrouw zou kijken. Het was zinloos om de zaak ingewikkelder te maken. Toen Lorna bekende dat ze moe was, hielp hij haar naar boven en leidde haar naar zijn slaapkamer. ‘Ik wil jouw kamer niet in beslag nemen.’ ‘Deze kamer heeft een badkamer en suite en uitzicht op straat, dus je hoeft je niet te vervelen.’ ‘Een stuk beter dan het uitzicht op de ziekenhuisgenerator.’ ‘Wil je douchen?’ Ze schudde haar hoofd. ‘Alleen maar slapen.’ ‘Doe dat dan maar gauw.’ Hij sloot de gordijnen en de kamer was ineens in kalmerend donker gehuld, zo donker dat hij een bedlampje moest aandoen. ‘Ik heb goede gordijnen genomen omdat de ochtendzon op deze ramen staat en het niet meevalt om na de nachtdienst in een lichte kamer in slaap te komen.’ Ineens voelde hij zich opgelaten en hij haastte zich richting de deur. ‘Rust maar lekker uit.’ Ze liet zich tussen de lakens van het gerieflijke bed glijden en sliep vier uur aan een stuk, tot ze wakker werd omdat ze moest hoesten en de pijnstillers waren uitgewerkt. Ze was blij dat James de eerste dag thuis was gebleven. Zijn voetstappen weerklonken op de trap. Blijkbaar had hij zelf ook even geslapen want zijn gezicht zag er heerlijk verfomfaaid uit en zijn haar stond alle kanten op. ‘Alsjeblieft,’ zei hij, haar de middagmedicatie aanreikend. ‘Ik kom zo wat te eten brengen.’ ‘Ik heb geen trek.’ ‘Dat vroeg ik niet. Ik maak iets te eten, en jij eet het op of je wilt of niet.’ ‘Je moet wel aardig voor me zijn, want ik ben ziek.’ Hij verbeet zich om niet te antwoorden dat hij altijd aardig voor haar was geweest, dat hij altijd in haar bestwil had getracht te handelen. Maar hij had beloofd dat hij het verleden met rust zou laten.
Hoofdstuk 10 ‘Ik moet even naar je borst luisteren.’ James hield van zijn werk, maar soms ergerde hij zich aan het systeem. Lorna was na de lunch weer in slaap gevallen tot de avond, toen ze wat kippensoep had gegeten en een glas water had gedronken. Daarna was ze prompt weer in slaap gevallen tot ze na middernacht hoestend en huilend wakker was geworden. Deze patiënt had niet naar huis gestuurd mogen worden. Behalve dat het een rit van zes uur was om thuis te komen, kon ze nog niet aan de zorg van een leek worden toevertrouwd. Erger nog vond James de gedachte aan haar in een hotelkamer, met hoest en pijn en niemand die naar haar omkeek. Nee, deze patiënt hoorde in een ziekenhuisbed, zei hij tegen zichzelf terwijl hij haar enigszins gegeneerd hielp haar knoopjes los te maken om haar borst te kunnen beluisteren. De kneuzingen waren verschrikkelijk. Hij was geschrokken van de sterkte van haar pijnstillers, maar nu hij de blauwe plekken zag, begreep hij waarom. Geen wonder dat ze van de pijn had gecrepeerd toen hij haar veiligheidsgordel had omgedaan, want Lorna was allerminst kleinzerig. In een flits zag hij haar nog liggen in hun bed, die avond na de operatie. Ondanks haar hevige pijn had ze die avond muisstil naast hem gelegen zonder een kik te geven. Had ze dat maar wel gedaan, dacht James. ‘Crepitaties…’ Hij haalde de stethoscoop van haar borst. Haar temperatuur was aan de hoge kant, maar James wist zeker dat dat kortgeleden anders was geweest. Ondanks het hoesten ademde ze moeizaam, in combinatie met wat hij net gehoord had, vermoedde hij dat ze hard op weg was naar een bronchitis of longontsteking. ‘Je zou weer opgenomen moeten worden.’ Hij zag haar gezicht vertrekken. ‘Goed dan, we proberen het eerst met antibiotica, maar als het niet snel beter wordt, moet je foto’s laten maken. Je moet nog dieper ademen en meer hoesten.’ ‘Ik kan het hoesten niet laten, al zou ik willen.’ James reed naar het ziekenhuis. Die middernachtelijke rit had hij al zo vaak gemaakt, en hij lachte toen hij May zag. ‘Hebben we je opgeroepen?’ vroeg May. ‘Nee, ik ben hier voor mezelf, of liever gezegd voor Lorna. Ze blijft een paar dagen bij mij om bij te komen voor ze teruggaat naar Schotland.’ Al pratend schreef hij een recept uit en gaf het aan May. De SEH had een voorraad medicijnen voor nachtelijke uitgifte en May vond een flesje antibiotica terwijl James een ampul en een spuit pakte. ‘Ik geef haar één intramusculaire injectie en daarna moet orale toediening volstaan. Hoelang heb je nachtdienst?’ ‘Een paar weken. Alle ervaren krachten moeten extra diensten draaien,’ verzuchtte May. ‘Ik weet dat dit niet het moment is om erover te beginnen, maar we zijn onderbemand. De verpleegkundigen krijgen veel te veel op hun bord.’ ‘Er worden sollicitatierondes gehouden, en deze week wordt er weer in de kranten geadverteerd. Meer kunnen we nu niet doen.’ ‘Zeg maar tegen Lorna dat ze gauw beter wordt.’ ‘Ik ga toch niet met mijn ex-vrouw samenwerken, May?’ ‘Waarom niet, ze logeert bij je, dus blijkbaar kunnen jullie goed door één deur.’ Die vraag bleef James onderweg naar huis door het hoofd spelen. ‘Dat doet pijn!’ Vreemd genoeg vond Lorna het minder gênant om van James een penicillineshot in haar billen te krijgen dan van een vreemde zuster. Hij ging er zo zakelijk mee om, typisch James. Het enige echt pijnlijke eraan was de naald. ‘Ja, maar het werkt,’ zei hij terwijl zij zich weer in de kussens nestelde. ‘Ik heb bij de benzinepomp zwartebessensap voor je gekocht. Je drinkt niet voldoende.’ Een paar minuten later kwam hij terug met een enorm glas verdund sap – haar lievelingsdrankje bij ziekte – en dwong haar het leeg te drinken. ‘Goed,’ zei hij, op de rand van het bed gezeten. ‘Ik moet morgen naar mijn werk, al bleef ik liever bij jou want jij zou eigenlijk niet alleen moeten zijn.’ ‘Ik red me wel.’ ‘Luister even.’ James had geen zin om er veel woorden aan vuil te maken in het holst van de nacht. ‘We komen artsen tekort, dus ik moet gaan, maar ik ben vijf minuten bij je vandaan. Als er een rustig moment is, kom ik naar huis. Ik zal een briefje voor de huishoudster neerleggen en vragen of ze wat langer kan blijven.’ Lorna zette overdreven grote ogen op. ‘Huishoudster?’ ‘Dacht je dat het er hier vanzelf zo uitzag? Maak je geen zorgen, Pauline is heel relaxed en een beetje chaotisch. Meer een soort moeder dan een werkster.’ ‘Een moeder, daar zit ik nu echt op te wachten.’ Lorna zei het spottend en schoot bij de gedachte in de lach. Hij moest ook lachen, en uiteindelijk kreeg zij weer een hoestbui. ‘Ga slapen,’ zei James toen haar hoestbui bedaard was. ‘Ik kom morgenochtend nog even bij je binnenkijken, maar ik maak je niet wakker.’ ‘Dank je.’ Daarop zei ze het nog een keer, maar nu met een andere intonatie, een waaruit dankbaarheid klonk voor zijn tussenkomst en zijn zorg voor haar in deze vreselijke situatie. ‘Dank je.’ ‘Heel graag gedaan, Lorna.’ ‘Het spijt me dat ik zo’n lastpak voor je ben.’ ‘Beproevingen maken ons sterker,’ zei James, het vette Schotse accent van haar vader imiterend, en hij lachte opgelucht toen zij er ook om moest lachen. Ze was inderdaad een lastpak besefte James, zich in de Spartaanse logeerkamer uitstrekkend. Ondanks haar keurige manier van doen en ondanks dat ze hem verzekerde dat ze maar een paar dagen zou blijven, wist hij maar al te goed dat er met haar een hoop onrust in zijn leven was gekomen en dat ze het compleet op zijn kop had gezet.
Hoofdstuk 11 Lorna was een makkelijke logee geweest toen ze nog pijn had. Pijn, medicijnen, soep en hoest, met die dingen wist James wel raad. Ze was veilig opgeborgen in zijn slaapkamer. Op de paar dagelijkse bezoekjes en een enkel gesprek op de bank na, was het alsof er een ziek familielid bij hem logeerde om op krachten te komen, althans zo probeerde James het te benaderen. Als hij al niet in het ziekenhuis was, stond hij om halfzeven op, keek even bij haar binnen of alles in orde was, en ging een paar kilometer joggen voor hij naar zijn werk ging. Overdag hield Pauline haar een paar uur gezelschap en zag erop toe dat ze niets tekortkwam, en tegen de tijd dat hij weer thuiskwam, lag Lorna nog in bed of stond op het punt eruit te komen. Zo had het prima gefunctioneerd en was er voldoende afstand tussen hen geweest. De laatste dagen was Lorna soms al op, en geurde het huis al naar verse koffie als hij van het joggen terugkwam. Dan kletsten ze nog wat over het weer voordat hij naar het ziekenhuis ging. Natuurlijk was ze meer dan een patiënt voor hem – het was niet zijn gewoonte om patiënten van hun ziekenhuisbed te lichten en mee naar huis te nemen – maar door de bijkomende bronchitis duurde haar verblijf langer dan voorzien en pas in de tweede week zette het herstel duidelijk in. Ze was van de antibiotica af, haar blauwe plekken verdwenen, haar kleur en humor kwamen terug en ineens had ze geen dokter meer nodig – en dat was de enige manier waarop James zich tegenover haar wist te gedragen. De enige manier waarop hij zich zeker voelde bij haar. ‘Goedemorgen.’ Bezweet viel James binnen en ditmaal vond hij verse koffie en warme toast in de knus verlichte woonkeuken, en Lorna in haar ochtendtenue zoals hij zich dat nog uit andere tijden herinnerde. Ze droeg een veel te grote lichtgroene pyjama – maar de meeste kleding was haar altijd te groot, dus dat was niet zo bijzonder – en een paar dikke sokken van hem. Haar lange rode haar hing in een losse lage knot. Haar bril stond op het puntje van haar neus en de krant lag opengeslagen op de keukentafel. Op dat moment besefte James dat hij bij elke vrouw die hem ooit ‘goedemorgen’ had gewenst, had verlangd naar deze situatie, had gehoopt dat haar glimlach en geklets uiteindelijk zo zouden worden. Het was een mengeling van rust en opwinding, van thuis en vertrouwdheid en ook van doodgewone lust, zo intens verlangde hij naar Lorna. Hij zou haar bril willen afzetten en haar naar boven willen dragen, of haar haren losmaken en het daar met haar doen, ter plekke, in de keuken, of haar op zijn schoot trekken en haar vertrouwde gezichtje kussen. In plaats daarvan ging hij zitten en at braaf zijn toast. ‘Wat ga jij vandaag doen?’ ‘Ik moet de autoverzekering bellen en Pauline komt langs met wat kleren.’ ‘Daar kan jij tweemaal in.’ James zag het al voor zich. ‘We hebben dezelfde schoenmaat.’ ‘Ik snap niet dat je ouders geen kleren hebben opgestuurd.’ ‘Ik wel.’ Ze trok een grimas en las verder in de krant. ‘Ze vinden het zeker maar niks dat je hier logeert?’ Hij kon zich niet bedwingen. ‘Wat zeiden ze ervan?’ ‘Niet veel,’ antwoordde Lorna schouderophalend. ‘Ze praten gewoon niet meer met me, wederom.’ ‘Wederom?’ ‘Wederom.’ Lorna glimlachte en wierp hem een blik toe, maar toen ze elkaar aankeken, zag ze iets van vroeger in zijn ogen en ze kon zich er niet toe brengen weg te kijken. Ze voelde dat haar gezicht gloeide, maar kon zich niet van zijn blik losrukken. Er werd niets gezegd, geen woord, maar als kussen zonder aanraken mogelijk was, dan gebeurde dat nu, dan kuste hij haar nu. Die blik, waarbij de een wist wat de ander dacht, waarbij de een geen dokter en de ander geen patiënt meer was, deed het hem. Begeerte had haar intrede gedaan. Na luid op de deur te hebben geklopt, liet Pauline zichzelf binnen. ‘Ik ga de spoorwegen bellen voor de treintijden.’ Allebei deden ze of er niets gebeurd was, en hoewel dat feitelijk ook zo was, wisten ze toch wel beter. ‘Geen haast.’ Hij probeerde zo nonchalant mogelijk te klinken, maar in zijn hoofd was het een warboel van tegenstrijdige gedachten. Bleef ze maar, of ging ze maar gauw weg! Want Lorna McClelland en James Morrell waren geen goede combinatie. De echtscheidingspapieren lagen als bewijs daarvan nog boven, zo hield James zich voor nadat hij Lorna had gegroet en naar het ziekenhuis was vertrokken. Het had heerlijk gevoeld, dacht Lorna terwijl ze twee tabletten uit de strip drukte, toen hij bij haar op bed was gekropen en haar buik had vastgehouden. Ze hadden geprobeerd de pijn te verdringen. In het midden van de cyclus was hij altijd het hevigst, ondanks de pil, ondanks de zware pijnstillers die de pijn hooguit iets verzachtten maar nooit wegnamen, en waar ze bovendien bijna doorheen was. De voorraad die ze uit het ziekenhuis had meegekregen was bijna op, en het potje dat in haar handtas had gezeten, moest nog ergens op de vloer van haar auto liggen, want ze had het niet kunnen vinden. Misschien moest ze het aan James vertellen, dacht Lorna, tegen de hevige pijn vechtend, maar ze zou zijn medelijdende blik niet kunnen verdragen. Hij wist hoezeer ze kinderen had gewild; zelf had hij ook dolgraag vader willen worden. ‘Vijf,’ had hij nog gegrapt op hun huwelijksnacht, ondertussen haar buik strelend en haar influisterend dat dit nog maar het begin was. ‘Ik weet dat het overhaast was…’ Zelf had ze nog nauwelijks kunnen bevatten dat ze met James getrouwd was, dat ze zijn ring droeg, dat de man die ze al zo lang van verre had bemind, de man was met wie ze de rest van haar leven zou doorbrengen. ‘Ik weet dat mijn vader vreselijk heeft gedaan, dat hij je gedwongen heeft…’ ‘Lorna.’ Met een kus had James haar de mond gesnoerd. ‘Dit is onze huwelijksnacht – kunnen we je vader er misschien buiten laten?’ Bij thuiskomst die avond trof hij haar in opperste concentratie in de woonkamer aan. Ze zat haar teennagels te lakken. Het was een vertrouwd tafereel dat bij James zoveel onverwachte gevoelens losmaakte dat hij er zelf van schrok. Glunderend keek ze naar haar tien roze teentjes die met grote plukken watten ertussen op de salontafel lagen
uitgestald. ‘Eindelijk voel ik me weer mens,’ verduidelijkte ze aan James, die zich snel uit de voeten maakte. ‘Mooi zo.’ Ze had van haar vader nooit make-up mogen dragen, en als bescheiden daad van verzet was ze op haar elfde begonnen haar teennagels te lakken, sindsdien haar rebelse geheim in haar keurige schoenen meedragend. ‘Ik heb naar de treinen naar Glasgow geïnformeerd en voor zondag geboekt.’ ‘Mooi zo,’ zei James weer, want dit leven hield hij niet meer vol, de herinneringen werden te pijnlijk. Hij stak het vuur aan onder de pan die op het fornuis stond, in de veronderstelling dat Pauline de smakelijk ogende inhoud had bereid, maar bedacht zich toen hij iets in de afvalbak gooide. Alleen Lorna schilde groenten boven een krant die ze vervolgens als dichtgedraaide prop weggooide. ‘Heb jij die schotel klaargemaakt?’ ‘Nee, alleen geholpen met groenten schoonmaken.’ Haar stem kwam dichterbij omdat ze naar de keuken toe liep. ‘Mijn bezigheidstherapie voor vandaag.’ Het was grappig bedoeld, maar James lachte niet. Hij schepte de borden vol en probeerde niet te denken aan hoe het vroeger was geweest tussen hen. Het was alsof hij terug was in hun flatje van destijds, met het kleine keukentje dat zij gekmakend netjes had gehouden. Hij had haar in bed willen sleuren, op hun zelfgecreëerde eilandje willen liggen lezen, tv kijken, vrijen, praten, en weer vrijen, geen gordijnen ophangen en keukenkastjes inrichten. ‘Heb je geen trek?’ Ze keek afkeurend omdat het nu eens James was en niet zij die ongeïnteresseerd het eten over het bord schoof. ‘Ik heb een broodje gegeten in het ziekenhuis.’ ‘Dat was vroeger geen beletsel.’ Lorna’s stem verflauwde. Ze merkte dat hij niet op zijn gemak was. Ze worstelden zich door de rest van de maaltijd heen, met opmerkingen over het verschil tussen het Londense water en het Schotse, en over het vuilnis dat vanavond moest worden buitengezet. Niet bepaald een sprankelende conversatie, maar het was iets. ‘Ik weet iets leuks,’ riep Lorna opgewekt. ‘We gaan scrabbelen. Ik zag het in je kast staan.’ Er was geen ontkomen aan; toen James de vaatwasser had ingeruimd, had zij het spel al klaargezet op de salontafel. Hij lachte en gromde tegelijk. ‘Een ander keertje misschien, ik heb echt een vreselijke dag achter de rug.’ ‘Dan moet je je juist ontspannen.’ Lorna keek op en glimlachte naar hem. Alles stond klaar. Hij kon niet weigeren, bovendien kon hij zich voorstellen dat ze behoefte had aan een verzetje na weer een hele dag in huis opgesloten te hebben gezeten. Natuurlijk versloeg ze hem, met het woordenboek in de aanslag en elk woord van hem in twijfel trekkend. Het was leuk en gezellig, maar het riep te veel beelden op uit het verleden. Om tien uur greep James haar eerste de beste geeuw aan om te verkondigen dat het bedtijd voor haar was. ‘Ik berg het spel wel op,’ voegde hij er nog aan toe, want daar hadden ze altijd om gekibbeld. Lorna had het willen opruimen, terwijl hij altijd gelijk naar bed had willen gaan. Het zoveelste teken van hun verschillende karakters – maar vanavond ontbrak dat. ‘Laat maar, zei Lorna schouderophalend. ‘Het zal er morgenochtend ook nog wel staan.’ ‘Je bent wel veranderd,’ reageerde James verbaasd, en ineens was het alsof ze weer aan tafel zaten, hard proberend niet te denken aan hoe het ooit geweest was. Het enige verschil was dat Lorna, in tegenstelling tot James, er niet mee zat. ‘Heb je dat nu pas door?’ Lorna glimlachte en voor het eerst gaf ze hem een nachtkus op zijn wang, maar toen ze tussen de lakens gleed, liet ze de glimlach varen die ze overdag had weten op te houden. Waar was ze in vredesnaam mee bezig? Ze wist het maar al te goed, ze had geflirt. Niet opzettelijk natuurlijk. James was verboden terrein. Dat wist zij, en James ook. Ze had de opluchting in zijn stem gehoord toen ze vertelde dat ze zondag naar huis ging. Ja, zei ze tegen zichzelf, nog twee nachtjes en een bedankbriefje, daarna zouden ze nooit meer contact hoeven te hebben – en dat was waarschijnlijk ook het beste. James was die ochtend naar zijn werk gegaan, heel vroeg, zelfs voor zijn doen. Meestal was zij rond zeven uur al op en konden ze even praten voor hij wegging, maar ze had de voordeur horen slaan en de auto horen starten en ze voelde dat James haar meed. Dat was ook zo. De twee nachten die hun nog restten leken een oneindigheid, haar geur hing overal, overal lagen haar tijdschriften en dingetjes. Haar lach was zijn huis binnen geslopen net zoals zij weer in zijn leven was geslopen, en steeds had hij zich verzet tegen de inbreuk op zijn privéleven, maar er was geen ontkomen aan. Ook op het werk dook haar naam steeds op als collega’s belangstellend naar haar informeerden. De gedachte alleen al aan haar aanwezigheid in zijn huis kostte hem zijn concentratie op het werk. Gelukkig was het zondag allemaal voorbij. Vanavond zou hij overwerken, nam hij zich voor, misschien in de rustkamer overnachten. En hoewel hij beloofd had zaterdag met haar kleren te gaan kopen, zou hij daarna weer gauw naar het werk gaan om haar zo min mogelijk te hoeven zien. Het was stukken makkelijker geweest toen ze ziek was. Elke dag was weer anders, elke dag ging het iets beter, en deze vrijdag was daarop geen uitzondering. In plaats van snel te douchen, besloot ze een bad te nemen. Er stond lavendelbadschuim op de rand, ze liet haar haar op het geurige sop drijven, spoelde het met haar eigen lavendelconditioner, en pikte James’ scheermesje om wat onvolkomenheden weg te werken. Ze voelde zich stukken beter, want normaal moest ze na het wassen en aankleden al even gaan liggen voor ze naar beneden ging. Nu had ze nog energie om haar lange haar te föhnen. Het was altijd een toer om het krullende haar droog te krijgen, maar tevreden met het resultaat liep ze een halfuur later trap af, zette een kop koffie en kroop behaaglijk in een hoekje van de kussens van de bank. Dat was ook waar James haar een paar uur later vond – slapend. Ze had heerlijk geslapen en nieuwe energie opgedaan. Hij was van plan geweest zo lang mogelijk in het ziekenhuis te blijven, maar nu het ineens stil was geworden op de afdeling en zijn inbox leeg was, had hij weinig reden gehad om te blijven. ‘Ga toch naar huis,’ had May hem foeterend toegeroepen toen ze hem achter zijn bureau zag zitten. ‘We zullen je ongetwijfeld moeten terugroepen zodra je je hielen hebt gelicht, maar voorlopig zou ik toch maar naar huis gaan.’ Zijn huis voelde als thuis toen hij het stoepje met twee grote lenige stappen beklom, en dat beklemde hem. Hij wist dat zij er was, en de vlaag van nostalgie die hem overviel, deed hem bijna onderuitgaan. Het huis was in halfduister
gehuld toen hij met de afhaalmaaltijden in de hand binnenstapte. Lorna, veel te dun en veel te bleek, lag op de bank te slapen, in zijn kleren. Het beeld deed hem zo aan het verleden denken dat het was of hij een stomp in zijn maag kreeg. ‘Hallo.’ Toen ze bewoog hield hij de witte draagtasjes omhoog. ‘Ik heb onderweg wat van de Thai meegenomen.’ ‘Heerlijk!’ Ze kwam veel makkelijker overeind dan de afgelopen dagen het geval was geweest en ging borden pakken. James maakte de verpakkingen open en schepte het eten op. Ze aten met het bord op schoot; Lorna dronk haar zwartebessensap en James had een glas rode wijn. Lorna voelde zich voor het eerst weer deel uitmaken van de werkelijke wereld. Ze vertelde James dat ze de krant had gelezen, het nieuws had gezien en haar vriendinnen had gebeld om bij te praten. ‘Niet slecht, voor een dag,’ zei James plagend. ‘Je had je vrijdagavond niet aan mij hoeven verspillen,’ zei Lorna toen de borden aan kant waren en de klok nog maar op halfnegen stond. ‘Je hebt vast nog een hoop te doen.’ ‘Jij gaat zondag naar huis,’ zei hij schouderophalend. ‘Ja, maar ik heb geen oppas nodig, en jij hebt al zo weinig vrije tijd – moet je niet naar Ellie toe, of is ze er niet? Ik heb haar nog helemaal niet gezien.’ Ze nam een slokje van haar sap en merkte dat ze het nog in haar mond had toen hij antwoordde. ‘Het is uit,’ zei James, iets te luchthartig. ‘Het spijt me dat te horen.’ ‘Geeft niet, het zat eraan te komen.’ Hij zapte wat tot iets zijn aandacht trok. ‘O, het is…’ Hij slikte zijn woorden in, want het was een favoriete film van Lorna geweest. Hij had hem ook leuk gevonden, maar al tien jaar lang zapte hij verder als die film op tv was en liet hij hem liggen in de videotheek. ‘Die heb ik in jaren niet gezien,’ zei Lorna, dus James liet hem aanstaan, maar ze wou dat hij het niet had gedaan. Het was net zoals wanneer er vroeger een seksscène in beeld kwam als ze met haar ouders tv zat te kijken. Bij elke vurige kus was haar moeder stijver op haar stoel gaan zitten en had haar vader steeds merkbaarder inwendig gekookt. Niet dat er in deze film veel seks voorkwam, of dat James stokstijf zat te koken, het was gewoon onaangenaam. Het was geen film die gescheiden stellen samen moesten bekijken, maar geen van beiden durfde dat hardop te zeggen, dus zaten ze muisstil en gespannen te kijken naar een film over twee vrienden die zich altijd al sterk tot elkaar aangetrokken hadden gevoeld. Hij ving de geur op van haar haren, zelfs aan het andere eind van de bank. Dat was altijd zo geweest als ze het net gewassen had, alleen kon hij haar nu niet naar zich toe trekken en zijn neus erin steken. Maar, bedacht hij zich, dat had op het laatst van hun relatie ook niet meer gekund. Ze had hem weggeduwd, alsof ze zijn beroering niet kon velen. Dat zou ze vanavond niet doen, want er hing seks in de lucht. Dat voelde hij haarfijn aan. Het was als diep proberen te ademen in de sauna. De afstand tussen hen op de bank was miniem, maar er zat wel tien jaar tussen. Bovendien zat ze nu te huilen, hij hoorde haar zachte gesnotter. Hoewel de film nog steeds grappig was, ging ze bij deze scène altijd huilen omdat ze, zo had ze hem ooit uitgelegd, wist wat er ging gebeuren. Hij had haar zo goed gekend, en ineens had hij ontdekt dat hij haar helemaal niet kende. ‘Wat is er toch met ons gebeurd, Lorna?’ ‘Alsjeblieft, James, doe nou niet…’ Ze kon het niet verdragen. Het liefste zou ze zich naar hem toe willen wenden als een bloem naar de zon, zich in zijn schoot willen oprollen en hem haar haren laten strelen terwijl ze naar de film keken, of op de bank in zijn armen liggen en zich geen zorgen maken om het einde, maar dat kon niet. ‘Alsjeblieft, begin er niet over.’ Behalve dat hij niet anders kon, want er was nooit een laatste gesprek geweest, geen ruzie, geen harde woorden, geen afscheidsseks. Hij had het vaak geprobeerd, maar hij kon zich de laatste keer dat ze gevreeën hadden niet herinneren. Die laatste keer, waar of wanneer het ook gebeurd was, had hij niet geweten dat het de laatste keer was dat hij haar in zijn armen zou houden. ‘Je bent zomaar weggegaan.’ ‘James…’ ‘Als we hadden kunnen praten…’ ‘Wat viel er te praten?’ Voor het eerst sinds het begin van de film keken die grote amberkleurige ogen hem aan. ‘Je zei dat je je gevangen voelde en dat je niet verliefd op mij was.’ ‘Dat heb ik niet gezegd.’ ‘Wel, James. Echt waar. Je bent met me getrouwd omdat ik zwanger was, en zes weken later was ik dat niet meer.’ Ze stond op. Dat de film nog niet was afgelopen kon haar niet schelen. Ze wist hoe hij afliep, net zoals ze geweten had dat dit ogenblik zou komen en dat ze dat niet aankon. ‘Ik ben moe.’ ‘Lorna, toe nou…’ Hij stond ook op, wilde haar handen pakken maar pakte haar bij haar armen en voelde hoe dun en stijf ze waren onder zijn vingers. Dat kleine gereserveerde vrouwtje dat hem altijd in verwarring had gebracht en hem altijd had betoverd. ‘Konden we maar even praten.’ ‘Ik kan het niet.’ ‘Goed dan,’ zei hij, want dat was nu eenmaal de afspraak. Zij had er niet om gevraagd om weer in zijn leven te komen, dat was door omstandigheden zo gelopen. ‘Je hoeft niets te zeggen.’ Het speet hem dat hij haar moest loslaten. Wat was er fout aan haar te willen vasthouden? Was het fout om haar in zijn armen te nemen? ‘Ga naar bed, morgen gaan we winkelen.’ Ze knikte, wreef haar tranen weg met de rug van haar hand en bracht hem, zoals altijd, in verwarring. ‘Welterusten, James.’ Ze kuste hem op de wang, wat wel meer mensen deden, behalve dat zij dat tot gisteren hadden vermeden. Het was maar een klein voorzichtig kusje, maar toch een kus. De aanraking was bitterzoet en heel gevaarlijk, maar in plaats van gauw naar bed te gaan, bleef ze staan. ‘Welterusten, Lorna.’ Hij meende het echt, want vanavond had hij al meer van zichzelf blootgegeven dan hij ooit van plan was geweest. Hij had haar over Ellie verteld en erop aangedrongen dat ze zouden praten. Helaas had ze dat geweigerd, zoals ze elk contact met hem had geweigerd nadat ze hun kind verloren hadden. Nu stond ze daar, slechts een kus van hem verwijderd, maar hij wist niet of hij het aankon om het allemaal nog eens te doorstaan. Hij voelde nog waar haar lippen zijn wang hadden beroerd, voelde haar te dicht bij zich. Misschien zou het afdoende zijn als hij haar kuste, misschien zou hij die tien jaren dan eindelijk voor zichzelf kunnen afsluiten. Misschien
zou dit het moment kunnen zijn waaraan hij voortaan kon terugdenken als hij aan hen als stel dacht. Kus me. Ze wilde het niet zeggen, wilde hem niet nog een keer kussen, maar elke vezel in haar lichaam schreeuwde het uit, en haar schreeuw werd gehoord want zijn mond vond haar mond. Lorna schrok ervan hoe troostend die vertrouwde lippen op die van haar voelden. Schrik omdat elke zenuw op tilt sprong toen hun heer en meester de knop omzette en verkondigde dat hij thuis was. Troost omdat ze zijn kus had gezocht, maar nooit had gevonden bij anderen. Het was hun luie kus. Ze hadden allerlei verschillende soorten kussen gehad, maar dit was hun lekkere luie kus geweest, waarbij ze de tijd namen om van elkaar te genieten, zonder haast om te veranderen of terug te trekken. En genieten deden ze. Ze voelde de tranen op haar wangen en proefde ze toen ze haar lippen bereikten. Hij proefde ze ook. Ze kusten haar zilte tranenstroom met hun tong, ademden elkaars adem met hun mond. Er was geen heerlijker plek op aarde dan in zijn armen. Hij creëerde een eilandje voor hen alleen, waar verder niets ertoe deed. Ze trokken zich beiden terug, keken elkaar heel lang aan; besluiteloosheid, begeerte, spijt en verlangen boden elk hun eigen weg, maar er was maar één veilige weg en James wees hun die. ‘Welterusten, Lorna.’ Hij kuste haar op de wang, liet haar gaan en nog drie hele seconden bleef ze staan tot ze aanstalten maakte. ‘Welterusten, James.’
Hoofdstuk 12 Voor een man kon hij gezellig winkelen. Of misschien kwam het doordat álles nu beter zou staan dan de maillot, het rugbyhemd en de pumps die Pauline haar geleend had. Ze droeg ook een sjaal en een jack van hem, met als gevolg dat ze in de winkel binnen de kortste keren liep te puffen en een paar lagen moest afpellen. Nog nooit had ze zo snel gewinkeld. Een spijkerbroek, een lichtgrijs angoratruitje – dat zeer de goedkeuring van James kon wegdragen – een paar platte zachte zandkleurige suède laarzen en een tasje om haar overige spulletjes die ze de afgelopen weken had verzameld in mee naar huis te nemen. Daarna was het tijd voor koffie en taart die ze in volledige harmonie, zonder enig gekibbel, tot zich namen. ‘Sinds wanneer ben jij zo’n makkie?’ ‘Alleen maar met jou!’ ‘Ik bedoel…’ Hij ging het niet uitleggen; wat had hij zijn best gedaan om dubbelzinnigheden te vermijden, om te vergeten dat die kus ooit was voorgevallen. Misschien dat hij er later, als zij weer veilig in Schotland was, nog eens aan zou kunnen terugdenken. Lorna had iets flirterigs wat niemand verder zag. Dat had hem altijd in vervoering gebracht. Ze was zo keurig, zo bedaard en beheerst, maar niet bij hem. Het was bijna alsof de Lorna die hij zag, de Lorna die ze in zijn aanwezigheid was, een Lorna was die alleen voor hem bestond. Vroeger was dat zo geweest, en nu was het weer zo. Het was iets tussen hen dat de kop bleef opsteken, als bij zo’n stom schietspel op de kermis. Hoe harder hij ze neerschoot, hoe sneller ze weer omhoogschoten. Wat zag ze er trouwens fantastisch uit vandaag. Ze was aangekleed als een malloot, maar daar lette hij niet op. Hij zag haar haren, mond, ogen en haar handen om het glas. Eigenlijk wilde hij daar zo gauw mogelijk wegwezen! Was het maar vast morgen, dan was Lorna tenminste vertrokken… Waarom voerden zijn gedachten hem dan toch naar zulke vreemde plekken? ‘Ik wil je een aanbod doen,’ zei hij een paar minuten later. Afwachtend keek ze hem aan. ‘Wij zoeken een arts en jij zoekt een baan.’ ‘Is dat niet de zaak doordrijven?’ ‘Ja, maar het gaat slechts om acht weken. Een paar coassistenten zijn afgehaakt, we komen handen tekort en er is geen schijn van kans dat we de vacature nu nog vervuld krijgen. Als jij twee weken vrij neemt om te herstellen, dan zou je zes weken hier kunnen werken – weliswaar als coassistent, maar je zou ervaring opdoen op een drukke SEH. Daarna zou je geen moeite meer hebben om elders aan de slag te komen.’ ‘Ik weet niet of ik met jou zou kunnen samenwerken.’ Ze moest eerlijk zijn. ‘Ik zou niet bij jou kunnen wonen.’ Ze schrok van haar eigen woorden. ‘Sorry, dat klonk onaardig.’ ‘Nee.’ James schudde zijn hoofd. ‘Natuurlijk zou je niet bij mij wonen.’ ‘Goed.’ ‘Goed,’ herhaalde James, ‘maar wat het samenwerken betreft, er is gewoon geen tijd voor vervelende situaties. Jij krijgt van mij ook geen voorkeursbehandeling, maar we zitten om mensen te springen.’ ‘Echt waar?’ James knikte, en voegde er eerlijkheidshalve aan toe: ‘Misschien dat het aanvankelijk wat vreemd is, maar we komen er wel uit. Wil je het overwegen?’ ‘Dat ga ik thuis doen.’ ‘Stuur me eerst je cv zodat ik die bij pz kan neerleggen als formele sollicitatie. Als ik die eenmaal heb, zien we weer verder.’ ‘En als jij van gedachte verandert als ik straks weg ben, en je vindt het toch iets te veel gevraagd om met mij samen te werken, dan moet je het gewoon zeggen.’ ‘Dan zég ik het niet. Dan stuur ik je een botte sms of een e-mail.’ Toen hij bij het buffet nog een koffie voor hen ging halen, volgde Lorna zijn lekkere kontje naar de kassa. Ze zag hem een grapje maken tegen de caissière, zag hoe zijn bruine suède jasje over zijn brede schouders spande en bedacht hoe graag ze weer in die armen zou liggen. Nog een keertje maar. Nog een keertje wilde ze zich vrouw voelen voor haar operatie. Over zes weken was het zover. Dan was ze aan de beurt voor de operatie, maar dat ging ze hem niet vertellen. Het was warm. Ze rolde de mouwen van haar rugbyshirt op en probeerde niet te denken aan de nabije toekomst, al was die er wel. Die afschuwelijke datum in haar agenda waar alleen haar beste vriendin van wist. Daarom had ze besloten naar Londen te verhuizen. Edinburgh en Glasgow waren ook grote steden, maar de ziekenhuiswereld was klein. Ze liep altijd de kans dat iemand haar zou kennen, of iemand die de familie kende, en die had ze niets verteld. Als ze het aanbod van James zou accepteren, zou ze in een paar weken tijd de ervaring opdoen die ze nodig had om een nieuw leven te beginnen na haar operatie. Ach, het was maar een hysterectomie, een ongecompliceerde ingreep. Binnen enkele weken zou ze weer aan het werk zijn, klaar om het leven zonder pijn te omarmen – zij het zonder haar baarmoeder. Ze had het makkelijk aangekund als ze kinderen had gehad, maar ze moest zich vermannen want ze wilde niet in het grote zwarte gat vallen waarin ze terechtgekomen was nadat ze de baby was verloren. Hun kind. Lorna glimlachte geforceerd toen hij terugkwam met de koffie, maar moest slikken toen hij haar een seconde aankeek. Het lukte haar wel echt te lachen toen hij de helft van de koffie op het schoteltje liet overlopen. Twee derde van haar leven had ze haar uiterste best gedaan problemen te vermijden, de vrede te bewaren en geen ophef te veroorzaken, maar gedurende het laatste derde deel had hij haar niet gekend. Dat was het deel waarin ze uit het zwarte gat omhoog was geklauterd, haar ouders had geconfronteerd en de vrouw was geworden die ze bijna met James was geworden. De vrouw die er altijd al geweest was, die wachtte tot ze zich kenbaar maakte; een vrouw die de problemen oploste in plaats van te hopen dat ze vanzelf zouden verdwijnen. En zonder de directe confrontatie met de onmiskenbare aantrekkingskracht die nu oplaaide aan te gaan, zou die niet verdwijnen. ‘Wat dat samenwerken betreft moeten we nog iets bespreken.’ Lorna besloot dat het tijd werd voor dat leven zonder
spijt. En spijt zou ze zeker krijgen als ze nu haar mond niet opendeed. Ze was ervan overtuigd dat ze anders, op de dag dat ze op de brancard lag en voor de operatie werd klaargemaakt, zou wensen dat ze die dag dat ze waren gaan winkelen dapper had durven zijn. Nog één nacht, hield Lorna zichzelf voor. Daar deed ze het voor. Ze zou dapper zijn. ‘Zoals gezegd, in het begin zal het vreemd zijn.’ ‘Het zou een stuk minder vreemd zijn als we…’ Ze zette haar koffiekop weer neer. ‘Ik denk dat we de lucht moeten klaren.’ ‘Praten, bedoel je?’ James keek niet-begrijpend toen ze haar hoofd schudde. ‘Nee, niet praten. We voelen ons ineens minder op ons gemak bij elkaar,’ zei ze hees. ‘Weet je nog die kus…’ Ze zag aan hem dat zijn stilte niet betekende dat hij haar niet hoorde. ‘Weet je waar ik het over heb?’ ‘Ik geloof het wel.’ De manier waarop hij naar haar keek, gaf haar het gevoel dat hij haar huid afpelde. De vier knieën onder de tafel waren netjes in tweeën verdeeld; nog even en de kramp van het stilhouden zou intreden. ‘Het klopte niet tussen ons…’ Ze wachtte tot hij knikte. ‘We kunnen nooit opnieuw beginnen.’ ‘Dat weet ik,’ beaamde James. Zijn verstand wist dat ze gelijk had, al weigerde zijn hart ermee in te stemmen. Tot hij zich de ruzies, de pijn en de ellende waar ze allebei in beland waren, herinnerde… Na er even over nagedacht te hebben, accepteerde hij het feit schoorvoetend. ‘Maar…’ Lorna ademde diep in. ‘Maar?’ De tafeltjes waren echt te klein, want er was toch íets van contact. Ze reageerden er niet op, bewogen of spraken opzettelijk een seconde lang niet, wachtend tot het evenwicht zich weer hersteld zou hebben. ‘Het was niet allemaal kommer en kwel.’ Hoe ze het klaarspeelde hem te blijven aankijken, was haar een raadsel, maar het lukte. Ze zag in zijn kaak een spiertje bewegen, voelde zijn knie nog iets duidelijker tegen die van haar, wilde haar hand erop leggen en naar boven laten glijden langs zijn gespierde dijen. Kon ze de woorden maar achterwege laten. Maar woorden waren noodzakelijk want het was belangrijk om alles vanaf het begin duidelijk te maken, of eigenlijk vanaf het einde, dacht Lorna. ‘Maar wel veel,’ ging ze verder, denkend aan de teloorgang van hun fantastische seksleven. Dat heerlijke deel van hun relatie dat zo snel gereduceerd was tot zaterdagseks, als hij niet had hoeven werken, of zij niet diep in de studieboeken verzonken had gezeten. ‘Wat mij altijd heeft gestoord,’ zei Lorna hees, ‘is dat ik me de laatste keer dat we het gedaan hebben niet kan herinneren.’ ‘Het?’ ‘Ja, hét.’ Ze zag hoe hij verbaasd zijn ogen opensperde, waarschijnlijk omdat hij precies hetzelfde had gedacht als zij. ‘Ik ook niet.’ ‘Ik kan me wel een heleboel andere keren herinneren,’ vervolgde Lorna behoedzaam, ‘een heleboel fantastische keren. Alleen de laatste keer weet ik niet meer, en soms zou ik me die willen herinneren.’ ‘Ik ook.’ ‘We zouden een nieuwe laatste keer kunnen creëren.’ Al die weken had hij door de bomen het bos niet gezien en nu stond hij er ineens voor, alleen had hij niet het peperkoekhuisje gevonden, maar een roodharige vrouw aan wie hij zich nog eenmaal kon laven, om met een hoogtepunt af te sluiten, in plaats van met de bodemloze put waaruit ze zich beiden maar met de grootste moeite omhoog hadden kunnen trekken. ‘We zouden op een goede manier afscheid kunnen nemen,’ verduidelijkte Lorna, ‘want het zou het afscheid zijn. Ik bedoel, stel dat ik in Londen kom werken, dan ben ik wel je ex…’ ‘Dat kan niet anders,’ gaf James toe, ‘want ik wil het niet nog een keer meemaken.’ ‘Weet ik,’ zei ze, omdat ze het inderdaad begreep en hem nooit meer zoiets wilde aandoen. Ze zou de man die zoveel meer verdiende niet opzadelen met een halve vrouw met een kinderloze toekomst, en het verrassingspakket aan depressies dat ongetwijfeld gepaard zou gaan met haar operatie. Ze beloofde zichzelf ter plekke in de cafetaria van het winkelcentrum dat ze hem dat niet zou aandoen, en hun ook niet. Nee, dit was de eenentwintigste eeuw, waarin mensen, ex-geliefden en vrienden wel vaker dit soort dingen deden – bovendien was het James aan wie ze het voorstelde; de man die altijd voor haar gezorgd had. De enige man bij wie ze ooit helemaal zichzelf had kunnen zijn. Goed of slecht. ‘Een nacht,’ zei Lorna, al warmlopend bij de gedachte, en trappelend van ongeduld om het winkelcentrum te verlaten. ‘Een verrukkelijke nacht.’ ‘Waar we op kunnen terugkijken.’ Hij moest lachen om haar ondeugende glimlach. Soms kon hij haar gedachten al lezen voor ze iets dacht, alsof ze één persoon met dezelfde gedachten waren. ‘En geen foto’s,’ riep Lorna met geveinsde afschuw. ‘Wat voor een vrouw denk je wel dat ik ben?’ Op dat moment had het geestig geleken, maar toen ze door het winkelcentrum terugliepen naar het parkeerterrein voelde ze zich vooral stom, en bloednerveus omdat ze hem een nacht met fantastische seks had voorgehouden terwijl ze helemaal niet wist of ze dat wel kon waarmaken. Toen ze uiteindelijk bij de auto kwamen, gaf hij haar zijn antwoord. Plotseling overmand door de behoefte om haar vast te pakken, vond hij niet eens de tijd om de deur te openen. Hij duwde haar ertegenaan, zijn lippen verpletterden haar mond, en om haar borst niet te bezeren – hij was onder alle omstandigheden een heer – sloeg hij zijn armen om haar heen en drukte haar met een ander deel van zijn lichaam tegen de auto. Hij kuste haar tot ze in zijn huid en onder zijn jas wilde kruipen. Dit was hun taxikus, waarbij het nagenoeg onmogelijk was te rijden, zodat ze of een hotel in moesten rennen, of zoals ze eens hadden gedaan, een taxi nemen, omdat James zijn handen niet aan het stuur kon houden. ‘De beste,’ beantwoordde hij haar vraag van daarvoor, tussen de kussen door, zonder oog te hebben voor het winkelend publiek. En hij bleef haar kussen tot hij haar beleefdheidshalve toch maar in de auto zette en naar huis reed.
Hoofdstuk 13 Het prettige aan herenigingsseks, realiseerde Lorna zich toen ze mond aan mond het huis binnen vielen, is dat je weet wat de ander fijn vindt. Onderweg naar huis had ze zich afgevraagd of ze eerst in bad zouden gaan of lekker loom op de bank zouden gaan vrijen, maar toen hij de auto achteruit op de krappe oprit zette en in zijn verstrooidheid vergat de handrem aan te trekken, besefte Lorna dat ze geen haast hadden, maar de hele nacht de tijd. Het lastige van condooms, bedacht Lorna toen hij haar in de hal kuste, was dat nette kerels zoals James die niet zomaar uit hun portemonnee toverden. Ze wist wel waar ze lagen – ze was ze tegengekomen in zijn badkamerkastje – maar de trap kwam haar nu voor als de Mount Everest. En ze had al last van zuurstofgebrek, omdat James was begonnen haar van zijn rugbyshirt te ontdoen, terwijl zij probeerde haar schoenen uit te schoppen. Ze hadden het geprobeerd, verbeeldde ze zich nog voordat ze zich op haar knieën liet vallen. Hun kleren lagen overal verspreid over de grond… ‘O, Lorna.’ Nu trok hij haar beha uit, en bedekte haar kleine borsten – waar ze altijd zo’n hekel aan had gehad maar die James had aanbeden – met zijn kussen. Bij zijn begroeting zwollen haar rozenknopjes tegen zijn lippen en onder zijn handen. Zijn hemd was uit, maar zij kon zich niet herinneren het te hebben uitgetrokken. Ze liet haar handen langs zijn vertrouwde schouders en onder zijn armen glijden. Haar lange vingers telden elke rib en elke wervel en haar mond gleed over zijn sterke schouder. Het duurde maar enkele seconden voor haar vingers, mond en huid weer de weg wisten over zijn lichaam. Misschien hadden ze nog boven kunnen komen als Lorna niet zijn riem had gevonden, en met onhandig geworstel had geprobeerd zijn broek omlaag te trekken. Het was lastig geweest omdat hij op zijn knieën steunde, dus hij stond op en ontdeed zichzelf van zijn kleding. Lorna probeerde intussen nog de bovenste trede te bereiken, maar James hield haar bij de enkel tegen, waarop ze de beklimming maar lieten voor wat hij was. Vanaf vier treden lager kuste James haar precies daar. Zij had haar benen om zijn hals geslagen en plukte met haar vingers aan zijn heerlijke zachte haar; zijn grote sterke armen drukten tegen haar billen terwijl zijn handen haar taille omvatten. Het was James en het was hemels, en ze bleef maar huilen en zijn naam zeggen, want dat bracht hij bij haar teweeg. Alle emoties wist hij bij haar los te maken en bloot te leggen, alle schuld- en schaamtegevoelens vaagde hij weg. Als deze mooie man haar zo begeerde, dan moest het wel goed zijn, en met James was dat ook zo. Zo was het gewoon. En ze zou hem voor de rest van haar leven missen. Ze hoorde hem kreunen, en dat was voor haar het teken dat haar hoogtepunt naderde, al wist ze het zelf nog niet, want James kende haar lichaam beter dan zijzelf. Ze wilde hem in zich voelen, wilde het niet alléén meemaken, dus trok ze hem aan zijn hoofd naar boven tot zijn lichaam op gelijke hoogte was met het hare. ‘Ben je aan de pil?’ Zijn vochtige ogen glinsterden en zijn blik was er een van dronken lust die haar in vervoering bracht. Hij probeerde in zijn opgewonden staat nog praktisch te zijn, maar Lorna had het allang geregeld. ‘Ja.’ Ze slikte de pil, en nog honderden andere rotpillen, maar ze vertelde hem alleen over die ene pil die ertoe deed, de enige pil waar hij nu van hoefde te weten. ‘Ja.’ Ze smeekte hem nu. ‘O, ja.’ Ze huilde toen hij bij haar binnen drong en verwelkomde hem met stevige kneepjes en een heerlijke uitzinnige verlossing toen hij kreunde, en haar meevoerde naar waar verder niets was dan zij tweeën op hun eiland, waar niets en niemand hen kon raken. ‘De beste,’ zei hij, en hij gaf haar een kus waar ze nog geen naam voor had, die een zweem had van tederheid en spijt en nog iets anders wat ze nog niet kon benoemen, maar waar ze nog wel op zou komen. Toen ze eenmaal de deur van de slaapkamer achter zich hadden dichtgetrokken, was de avond van hen en hen alleen, al het andere werd buitengesloten terwijl zij elkaar langzaam vaarwel kusten.
Hoofdstuk 14 ‘Ik heb maar tot lunchtijd.’ Het was maandagmorgen en Pauline bekeek de keuken die eruitzag alsof er een bom was ingeslagen. Overal stonden bekers en champagneglazen en de geur van losbandigheid hing in de lucht. Niet dat je aan hem iets kon zien. Dat kon je nooit. Gladgeschoren, met zo’n linnen hemd aan dat eeuwen duurde om te strijken, was hij zijn toast aan het eten. Als de onschuld zelve zat hij de krant te lezen. ‘Prima.’ ‘Ik krijg het misschien niet allemaal af.’ Ze wierp een blik in de woonkamer, helaas de enige kamer die niet overhoop was gehaald; ze had die vandaag onder handen willen nemen, want er kwam om elf uur iets op tv wat ze graag wilde zien. Maar in zijn slaapkamer had hij kabel, bedacht ze ineens. ‘Dan doe ik na de keuken jouw slaapkamer. Ik zal hem een grote beurt geven nu Lorna weg is.’ ‘Nou, eerlijk gezegd…’ James stond op en zocht zijn sleutels. ‘Zou je de slaapkamer dicht willen laten? Ik ben gisteren met mijn belastingaangifte begonnen en er liggen overal papieren. Ga maar niet maar binnen.’ Hij lachte even. ‘Er ligt een hele stapel rekeningen.’ Het was druk en dat kwam James goed uit, alles om maar niet aan haar te hoeven denken. Hij liet zich helemaal absorberen door de drukke werkzaamheden op de SEH. Een fietser was door een taxi aangereden en dankzij die patiënt werd het kwart voor negen, toen nam het traumateam hem van hem over. Een jogger met een ontwrichte knieschijf zorgde even voor afleiding. James zette hem weer op zijn plek terwijl de patiënt nog op de brancard lag. Daarmee werd het negen uur. Vervolgens was er een bespreking met het management. Hij probeerde erbij te blijven, maar zijn lichaam was onrustig en hij moest de directeur soms vragen de vraag te herhalen. ‘Ik stelde geen vraag,’ reageerde Brent Gillard stekelig. ‘Ik stelde vast dat de wachttijd op jullie afdeling de laatste tijd veel te lang is.’ ‘Omdat we twee artsen missen,’ antwoordde James. ‘Omdat de specialisten en arts-assistenten het werk van coassistenten moeten doen.’ ‘We hebben invallers gestuurd,’ wierp Brent koeltjes tegen. ‘Alleen nooit twee keer dezelfde.’ James’ stem had ijs kunnen doorklieven. ‘Wat betekent dat ze heg noch steg weten, wat betekent dat ze niet weten waar de crash cart staat, of waar de patellahamer ligt, of hoe de piepers werken… Zo kan ik nog wel even doorgaan.’ ‘Laat maar, zorg gewoon dat de wachttijd korter wordt.’ James was helemaal niet in zijn sas toen hij terugliep naar de Spoedeisende Hulp, vooral niet toen May hem achternaliep zijn kantoor in. ‘Het kan me niet schelen of dit een geschikt moment is.’ May smeet de deur dicht zoals alleen een heel goede collega zich kon permitteren. James kookte inwendig, maar weigerde haar aan te kijken of te reageren, omdat hij vreesde iets verkeerds te zullen zeggen. ‘Zonet stond er weer een invaller naar een van mijn verpleegkundigen te schreeuwen omdat ze het lef had gehad hem tijdens zijn koffiepauze op te piepen. Het gaat zo echt niet langer. We zijn overbelast. Er moet iets gebeuren.’ ‘Er gebeurt ook iets. Ik ga weg.’ ‘Nee,’ May schreeuwde het bijna uit. ‘Grapje.’ ‘Vlegel.’ ‘Ken je Dean Hayes nog?’ ‘Die zo’n last had van roos?’ May trok een vies gezicht. ‘Ja, die. Ik kreeg een mail van hem. Hij gaat over twee maanden naar Europa en wil tot die tijd zo veel mogelijk diensten draaien.’ ‘Goeie vent.’ May knikte, maar was nog niet helemaal bedaard. ‘En Lorna,’ voegde James er keelschrapend aan toe. ‘Ze heeft me net haar cv gestuurd. Ze kan over twee weken beginnen, lichte werkzaamheden, maar ze is heel goed, heel scherp.’ ‘Ze is toch huisarts?’ ‘Klopt, en dat in een landelijk gebied waar alles wat zich in de wijde omgeving voordoet op haar bord terecht komt, al zal ze hier misschien moeite hebben met de hoeveelheid werk.’ ‘Ze redt zich wel.’ ‘Ik ga even met de invaller praten.’ ‘Mooi zo.’ May lachte aardig naar James. ‘Dat scheelt een stuk.’ ‘Ik ga Dean mailen en hem een hoop werk bezorgen. Daarna bel ik pz om ze te vertellen dat ik een telefonisch sollicitatiegesprek met Lorna heb gedaan. Ik weet dat de verpleegkundigen het voor hun kiezen hebben gekregen.’ ‘We komen er wel,’ zei May met een lach. ‘Ik ga de meiden het goede nieuws brengen en dan ben ik weg.’ ‘De dag is nog niet half om.’ ‘Ja, maar ik heb nog een oud contract. Ik ben blij dat ik op mijn strepen heb gestaan, want die vrije middag zou ik niet graag missen.’ Inmiddels was het al weer lunchtijd, maar het enige wat hij wilde was naar huis gaan om zich alles te herinneren. Hij zat er allang niet meer mee dat Pauline de rommel achter hem opruimde, en dat hij bij thuiskomst vaak een net stapeltje vond met oorbellen en beha’s die ze tijdens haar werk was tegengekomen. Hij zag niet eens meer dat ze haar tong inslikte als er ’s morgens weer een knap jong ding in de keuken opdook terwijl zij net de vaatwasser aan het leeghalen was. Hij wilde dat de kamer zo bleef als Lorna hem had achtergelaten – dat haar geur in de slaapkamer zou blijven hangen en dat er nog even een paar lange rode haren op zijn badkamervloer zouden liggen – daarna zou hij haar proberen te vergeten. Alweer.
Hoofdstuk 15 ‘Zijn belastingpapieren?’ May verminderde de helling op haar loopband zodat ze weer op vlak terrein liep met drie kilometer per uur. ‘In deze tijd van het jaar?’ ‘Er liggen overal papieren,’ zei Pauline puffend, nog altijd bezig de steile helling te nemen, ‘kennelijk.’ ‘Kennelijk?’ ‘Ik mag de deur niet opendoen omdat zijn bonnetjes door de war kunnen raken.’ Een paar minuten zwegen ze, eerst om op adem te komen en daarna om de knappe jongeman die zijn borstspieren trainde eens goed te bekijken. ‘Ik ging langs om Lorna gedag te zeggen,’ voegde Pauline er een kwartier later aan toe, toen ze als beloning voor hun inspanning van hun croissant met cappuccino zaten te genieten. ‘Ik had haar nog willen zien voor ze vertrok, maar ik durfde hen niet te storen, ze waren in zijn slaapkamer.’ ‘In zijn slaapkamer?’ ‘Ze huilde,’ zei Pauline, discreet geen melding makend van het ondergoed dat haar op de trapleuning had verwelkomd samen met het gebons uit de slaapkamer. ‘In haar kamer, eigenlijk zijn kamer, maar zij sliep er toen zij er logeerde. Er zit een badkamer aan vast.’ ‘Daar valt wat voor te zeggen.’ May knikte. ‘Maar je wilt zeggen dat zij huilde?’ ‘Het was meer snikken,’ bevestigde Pauline, haar lippen tuitend en May’s blik opvangend. ‘Het was hartverscheurend – het was maar goed dat hij erbij was.’ Ze hapte in haar croissant. ‘Om haar te troosten, natuurlijk.’ ‘Arme ziel,’ mompelde May bedenkelijk, maar ze hernam zich. ‘Zei ik al dat ze terugkomt?’
Hoofdstuk 16 Ze was gewoon een collega. Dat bleef hij zich inprenten bij het doornemen van haar cv. Ze was ook zijn ex-vrouw, dacht James, zichzelf een hart onder de riem stekend, elk detail voor altijd in zijn geheugen griffend. Het was niet meer dan normaal dat hij nieuwsgierig was. Dat hij opmerkte dat ze nu orgaandonor was geworden en dat ze als hobby’s zwemmen, tennis en triatlon had opgegeven. Leugenaar, had James haar willen antwoorden, maar hij stuurde haar cv naar pz en een mailtje naar haar met in de onderwerpregel ‘lezen, lezen, lezen’, hij wist dat ze dat zou begrijpen. Dat was de enige hobby waar ze ooit helemaal in was opgegaan, voor zover hij wist. Toen leunde hij achterover en zag zijn verleden in het heden overgaan. De betrouwbaarheidsverklaring was binnen, en haar nieuwe adres in Londen, wat betekende dat ze al hier was. Haar getuigschrift was ook nagetrokken en goed bevonden. Het was een langzaam proces en hij was het gewend. Toen kwam de dikke envelop – die hij niet mocht openen – met haar medische gegevens die verzegeld waren en rechtstreeks naar pz moesten. Haar medische geschiedenis zat erin. Het ergerde hem dat de buitenbaarmoederlijke zwangerschap wel in háár aantekeningen stond en niet in die van hem. Hij had er evenzeer onder geleden, maar blijkbaar telde dat niet. Het telde echter wel. Hij had haar gevraagd het toestemmingsformulier te ondertekenen. In alle eerlijkheid moest hij bekennen dat hij op het laatst zijn geduld met haar had verloren en streng had moeten zijn. De arts-assistent had hem apart genomen en gezegd dat de baby geen enkele overlevingskans had en dat uitstel tot een ruptuur kon leiden; het risico was simpelweg te groot. ‘Teken het formulier nou maar, Lorna.’ Tien jaar later kon hij zich nog steeds haar gezichtsuitdrukking voor de geest halen toen hij haar onder druk had gezet om het onvermijdelijke te doen – met een mengeling van verdriet, gekwetstheid, wantrouwen en haat had ze met bevende hand de pen van hem aangenomen. Vijf minuten later hadden ze haar naar de ok gereden en had hij met een akelig voorgevoel in de wachtkamer naar de klok zitten kijken. Hij had geweten dat de baby verloren was, maar ergens waren ze ook elkaar verloren. Die sombere gedachte werd bevestigd toen ze uit de operatie bijkwam. Ze had haar hand uit die van hem losgemaakt en zich naar het gordijn gekeerd. Als bijkomende wrede speling van het lot had er op dat moment een verbouwing van de afdeling gynaecologie plaatsgevonden, waardoor ze maar één gang verwijderd was geweest van de kraamafdeling – en nachtelijk babygehuil. ‘Lorna, praat tegen me,’ hij was het blijven herhalen, in de hoop dat het beter zou gaan als ze weer thuis waren, maar zo was het niet gegaan. Ze waren als twee vreemden geweest die na een ruig feest samen waren wakker geworden om te ontdekken dat ze niets gemeen hadden, behalve de rotzooi en de ellende die ze hadden aangericht. Toch waren er bepaalde voordelen verbonden aan het dokterschap, als je het zo wilde noemen. James had de mogelijkheid gehad om de uitslag op te vragen van het potje met de sticker ‘vrucht’, dat naar het lab was gestuurd. Hij kon zich nog altijd herinneren dat hij bij haar in bed was gekropen en haar gespannen magere lichaam had vastgehouden en getracht had haar met zijn warmte te doordrenken, wanhopig ernaar verlangend haar in zijn armen te nemen en samen met haar te huilen. Lorna had echter in een heel andere gemoedstoestand verkeerd. In haar duisternis en eenzaamheid was voor hem geen plaats. Maar hij was ook eenzaam geweest met de wetenschap die hij met zich meedroeg. Hij had ’s nachts als hij naar de wc ging de deur wel willen intrappen. Hun ‘vrucht’ was een meisje geweest, een dochter, en hij had het Lorna nooit verteld, want die wetenschap zou het alleen maar moeilijker hebben gemaakt. Hij miste zijn dochter. Hij miste Lily – Lily Morrell, die naam hadden ze bedacht voor als het een meisje werd – en hij miste haar verschrikkelijk. Niet elke minuut, niet eens elke dag – maar zelfs tien jaar verder miste hij die brunette met de amberkleurige ogen, of die groenogige roodharige, of die zwartharige met koolzwarte ogen die ze misschien gemaakt hadden. Die puzzel van genen en persoonlijkheid die zijn bestemming niet had gevonden – nog altijd treurde hij om het lot dat hen was toebedeeld en rouwde hij om de glimp van het vaderschap dat hem was ontnomen. Wie, dacht James toen hij de envelop in het postvak stopte richting de naamloze gezichten van pz, zei dat mannen het maar makkelijk hadden?
Hoofdstuk 17 ‘Hallo.’ Ze hadden afgesproken om op de dag voordat zij aan het werk ging koffie te drinken. Op neutraal terrein, samen op de bank en geen opdringerige knietjes. Ze voelden zich niet meer opgelaten, maar waren blij elkaar te zien. ‘Je ziet er goed uit.’ Dat was ook zo. Ze was wat aangekomen en ondanks dat ze nog steeds veel te dun en te bleek was, had ze iets energieks en zonnigs over zich toen ze haar koffie aanpakte en er langzaam een teug van nam. ‘Ik voel het ook.’ Ze glimlachte. Hoewel ik best nog een week vakantie zou kunnen gebruiken. Niet voor mijn gezondheid,’ haastte ze zich eraan toe te voegen, ‘het is gewoon heel druk geweest met een flat zoeken, alles uit de opslag halen en de verhuizing hierheen’. ‘Veel lijstjes gemaakt, zeker?’ zei James plagend. ‘Zeker, massa’s lijstjes,’ verzekerde Lorna hem, en ze deed een bekentenis. ‘Ik ben nerveus.’ ‘Weet ik.’ ‘Ik weet dat ik de patiënten aankan, dat is het niet. Het is het grote aantal patiënten waarover ik me druk maak.’ ‘Er zijn ook veel meer artsen. Je zult geen minuut alleen zijn. Er is altijd een arts-assistent, vierentwintig uur per dag. En ’s nachts zijn de specialisten er ook vaak. Je hebt zelf gezien hoe vaak ik werd opgeroepen. Het zal je een paar dagen kosten, maar aan het eind van de week ben je een ouwe rot.’ ‘Dat betwijfel ik,’ zei Lorna, zich niet drukmakend om het feit dat het haar baas was tegenover wie ze haar onzekerheden bekende. Het was toevallig ook James. ‘Hoe denk je dat je collega’s zullen reageren? Ik neem aan dat ze weten dat ik je ex-vrouw ben?’ ‘Nieuwsgierig, en Abby, de chef de clinique, zal misschien wat afstandelijk doen. Ze heeft een oogje op me.’ ‘Dat hebben wel meer vrouwen!’ Lorna kon er nu om lachen. Toen ze pas met elkaar omgingen en tijdens de vreselijke eerste maanden van hun huwelijk had het haar erg onzeker gemaakt. Eerst had ze niet begrepen dat het James meestal ontging dat hij indruk maakte op een vrouw, dus dat het hem bij Abby niet ontgaan was, betekende misschien dat er iets speelde. ‘Hebben jullie iets gehad?’ Ze vroeg het niet uit nieuwsgierigheid, maar een gewaarschuwd mens telde voor twee, en een chef de clinique met ex-man-nijd was niet iets waar Lorna op zat te wachten. ‘Nee,’ antwoordde James, ‘ik begin nooit iets met iemand van het werk.’ ‘Nooit?’ vroeg Lorna, want voordat zij iets met elkaar kregen, had James altijd wel gescharreld. ‘Sinds wanneer?’ ‘Sinds ik bij jou mijn lesje leerde.’ ‘Dit wordt een ongemakkelijke situatie voor jou.’ Lorna keek bezorgd, maar James haalde zijn schouders op. ‘Ik zie niet in waarom – zolang wij ons niet ongemakkelijk voelen in elkaars gezelschap. Bovendien praat ik nooit over mijn privéleven. Des te ironischer dat dat nu waarschijnlijk het gesprek van de dag is op het ziekenhuis.’ Hij betaalde voor de koffie, en zonder enige dubbelzinnigheid gaven ze elkaar een kus op de wang ten afscheid. Ze waren nu vrienden, goede vrienden zelfs. Ze waren exen, hield James zich voor, haar nakijkend toen ze de straat uit liep op haar hoge zwarte laarzen, gehuld in een luxe lichte cameljas. Ze zag er geweldig uit in haar eigen kleding. Ze waren exen die op de allerbeste manier van elkaar afscheid hadden genomen. De lucht was geklaard, alleen niet zijn hoofd. Natuurlijk stond de afdeling bol van de geruchten. De ex-vrouw van James Morrell kwam er werken, en gedurende de eerste twee weken wachtte haar bij elke wisseling van de wacht een dodelijke nieuwsgierigheid. Iedereen was ervan overtuigd dat Lorna en James iets met elkaar hadden, en als zij zijn ex was, moest ze wel heel bijzonder zijn. Al gauw maakte ze een eind aan deze geruchten. Met haar klassieke grijze of donkerbruine pakjes, haar bril op het puntje van haar neus, haar spillebenen in een vleeskleurige panty, het haar achterover in een knot, en haar ziekelijke nauwkeurigheid bezorgde ze de jongeren op de afdeling op zijn minst kromme tenen. ‘Ze is vreselijk,’ zei Shona, toen ze weer eens stonden te wachten tot Lorna was uitgeschreven, met haar keurige handschrift haar instructies tot in het kleinste detail noterend. ‘Ze snapt het gewoon niet.’ ‘Wat snapt ze niet?’ May fronste haar wenkbrauwen. ‘Ze is zo langzaam,’ verzuchtte Shona. ‘Ze checkt alles twee keer, zelfs wat wij doen.’ ‘Ze is zo onpraktisch,’ beaamde Lavinia, ‘zo obsessief.’ En dat was ze ook. Misschien hadden de andere ziekenhuizen haar terecht afgewezen, dacht Lorna regelmatig in de loop van die gruwelijke eerste weken. Zoveel dingen waar ze aan moest denken, zoveel namen om te onthouden en zoveel gezichten om te leren kennen. Natuurlijk had je May, de schat van een Ierse hoofdzuster, en je had James, bij wie ze zich ontzettend opgelaten voelde. Zich er terdege van bewust dat de hele Spoedeisende Hulp hen in de gaten hield, meed ze hem als de pest, maar dat lukte natuurlijk niet helemaal. Ze zag haar eigen hand beven toen ze een canule moest inbrengen bij een beschonken rouwdouwer die maar niet stil wilde blijven liggen. Natuurlijk prikte ze mis. James bood niet aan om het voor haar te doen, en liet haar het zelf uitzoeken met de tierende patiënt, wat hier overigens schering en inslag was. Maar James voelde zich net een verontruste ouder, die elke morgen zijn kind uitzwaait als het naar school gaat. En Lorna was als een kind dat geen zin had, de vreemde eend in de bijt, terwijl James deed alsof hij het allemaal best vond en alles naar wens liep. Hij kon haar niet helpen, en ook kon hij niet laten merken dat hij zich zorgen maakte. Het enige wat hem restte, was onopvallend met het rooster schuiven zodat zij zo veel mogelijk gelijke diensten draaide met May, en verder zijn vingers gekruist houden. ‘Hartelijk gefeliciteerd!’ James kuste haar op de wang toen ze de tapasbar binnen kwam, en naast hem aan de lange tafel ging zitten. ‘Hartelijk bedankt,’ gromde Lorna. ‘Niet te geloven dat je mij een nachtdienst hebt gegeven op mijn verjaardag.’ ‘Geen voorkeursbehandeling, hadden we toch afgesproken?’ James moest grinniken. ‘Bovendien had je geen vrij gevraagd.’ Op het werk konden ze niet praten omdat iedereen op hen lette, en het voelde niet goed om naar elkaars huis te gaan, dus zouden ze een keer met elkaar eten voordat haar nachtdienst begon, en toevallig was dat op haar verjaardag. Hij had kunnen liegen en zeggen dat hij vergeten was dat het haar verjaardag was, maar dan hadden ze allebei geweten dat hij loog. In feite had James nog getwijfeld toen hij de diensten intypte, want omdat zij alleen was in
Londen en het haar verjaardag was, had hij haar anders toch uitgenodigd om uit eten te gaan. En zo was het ook gegaan, dacht James sip toen hij voor zichzelf iets zonder alcohol bestelde omdat hij dienst had, en voor haar iets fris omdat ze moest werken. Maar het was gewoon een hapje eten samen en omdat ze om negen uur moest beginnen, schuilde er geen gevaar in. ‘Alsjeblieft.’ Hij gaf haar een klein pakje, en fronsend nam ze het aan, zich afvragend wat een ex-man in hemelsnaam kocht voor de verjaardag van een ex-vrouw. ‘Een ketting voor mijn bril?’ ‘Je bent hem altijd kwijt.’ ‘Maar dat is voor oude mensen. De collega’s vinden me nu al een tut.’ ‘Ik vind hem leuk staan,’ zei James schouderophalend. ‘Sinds wanneer val jij op bibliothecaressen?’ Daar liet ze het bij. Gauw namen ze beiden een slok van hun frisdrank om te voorkomen dat ze in hun oude praatjes zouden vervallen. Ze bestelden tapas en verkondigden dat ze het niet over het werk zouden hebben, maar aangezien flirten ook niet op de agenda stond, en ze hun verleden ook met rust moesten laten, bleef er weinig stof over voor een geanimeerde conversatie – waar moesten ze het over hebben? ‘Hoe gaat het met Pauline?’ ‘Prima. Ze volgt een cursus Thais koken. Ik was vroeger gek op Thais eten.’ En dat was dat. ‘Hoe is het met de autoverzekering afgelopen?’ ‘Geregeld,’ zei Lorna opgewekt. ‘Niet dat ik echt een auto nodig heb hier.’ ‘Wel fijn om ’s avonds mee naar huis te rijden.’ ‘De metro bevalt me prima.’ En daarmee was ook dat gespreksonderwerp morsdood. ‘Het gaat niet, Lorna,’ zei James na een stilte van drie hele minuten, en hij zag haar bleke wangen van kleur verschieten omdat ze wist waar hij op doelde. ‘Afscheidsseks mag voor sommigen een goed idee zijn, ik ben er alleen maar pijnlijk door herinnerd aan hoe goed we het samen hadden. En dan heb ik het niet alleen over de seks,’ voegde hij eraan toe. ‘Ik weet wat je bedoelt.’ Hij zag het puntje van haar neus rood worden, zoals altijd wanneer ze op het punt stond in huilen uit te barsten. ‘We hebben nooit echt verkering gehad,’ zei James. ‘Eigenlijk nooit dit soort dingen gedaan…’ ‘Dat is waar.’ Met haar duim en wijsvinger wreef ze over haar neusrug en James wou dat ze hem aankeek. ‘Het zou toch op niets uitlopen,’ ze schudde haar hoofd, ‘zeker als we met elkaar werken.’ ‘Daar zit wat in,’ beaamde James. ‘Maar als je straks bij ons klaar bent en een baan vindt in Londen…’ ‘Het gaat niet.’ ‘Lorna.’ James raakte geïrriteerd. ‘We zijn gek op elkaar, en ja, je ouders zouden er aanstoot aan nemen –’ ‘Het heeft niets met mijn ouders te maken,’ viel Lorna hem in de rede. ‘Hou toch eens op te doen alsof ik dezelfde ben als toen.’ ‘Waarom dan niet? Waarom zouden we het niet proberen?’ ‘Omdat het toen ook niet ging.’ ‘Omdat jij niet met mij wilde praten – je sloot me buiten.’ ‘Ik had een kind verloren.’ ‘Dat was wel mijn kind.’ Bij de aanblik van gefrituurde olijven kneep haar maag zich samen. Dit gesprek reet te veel oude wonden open. ‘Ik was er ook kapot van. Je weet hoe blij ik was met die baby, en hoe graag ik kinderen wilde.’ ‘Laat het gaan.’ En dat deed hij, op dat moment, tien jaar verder, in een bar in Londen, liet hij hun relatie eindelijk los. Al zou hij altijd om haar blijven geven, op dat moment accepteerde hij de situatie, want zoals zij al diverse malen had gezegd; het ging niet tussen hen. Haar magere gezichtje, het leed dat hij aanrichtte zodra hij maar enigszins aanspraak op haar maakte. Eindelijk aanvaardde James dat ze niet bereid was hem toe te laten. ‘Laat het, James. Er is geen weg terug.’ ‘Dat weet ik,’ zei hij, omdat hij besefte dat er alleen maar verdriet van kwam. Omdat zij nu op haar verjaardag zat te huilen en hij zich weer een schoft voelde omdat hij het geprobeerd had te forceren, en dat was niet goed. ‘Je hebt gelijk Lorna. We kunnen niet meer terug.’ Ze verslikte zich haast toen hij dat zei, want iets in zijn stem zei haar dat hij het meende. ‘Kom op.’ Hij sloeg zijn arm om haar heen en reikte haar een servet aan om haar tranen te drogen. ‘Wij hadden geen afscheidsseks nodig, maar een flinke ruzie.’ Hij voelde haar lachen en huilen in zijn armen. ‘Om ons eraan te herinneren hoe slecht we het soms hadden.’ Daarna was de lucht geklaard – enigszins tenminste. Hij liep met haar mee naar de metro, keek haar na toen ze trap af liep en zei tegen zichzelf dat het eindelijk voorbij was. Daar moest hij aan zien te wennen, dat was alles. ‘Heb je even, Lorna?’ Abby riep Lorna bij zich nog voor ze haar jas had kunnen uittrekken. Lorna’s hoofd tolde nog van het etentje met James en de wandeling door de wachtkamer. De afdeling draaide al op volle toeren, en hoewel er altijd een chef de clinique en een specialist beschikbaar waren, was het werk ’s nachts altijd heftiger. Er moesten meer beslissingen genomen worden zonder ruggespraak, en Lorna voelde zich helemaal niet lekker. ‘Verheug je je op je avonddiensten, Lorna?’ vroeg Abby glimlachend terwijl Lorna een stoel pakte. ‘Heel erg.’ Lorna probeerde enthousiasme uit te stralen en haar hartslag onder controle te houden ondanks de loeiende sirene en het blauwe zwaailicht die langs Abby’s hoge raam flitsten. ‘Ik heb vanavond dienst en morgen ook. James heeft natuurlijk de achterwacht, maar ik heb liever dat je het aan mij voorlegt voor je hem ergens voor belt.’ ‘Uiteraard.’ ‘Ik heb het natuurlijk niet,’ voegde Abby grinnikend toe, ‘over persoonlijke gesprekken.’ ‘Ik zal eerst met jou overleggen voor ik James bel,’ zei Lorna, zich verbijtend maar geen enkele behoefte voelend
Abby wijzer te maken over James en haar. ‘En aan de wachtkamer te zien, zal er niet veel tijd zijn voor persoonlijke gesprekken.’ ‘Het belooft druk te worden,’ bevestigde Abby. ‘Daarom wilde ik even met je spreken. Ik weet dat het lastig is dat James je ex is. Misschien voelt hij zich niet op zijn gemak om bepaalde zaken met jou te bespreken. Daarom wil ik even met je praten. Gewoon onder vier ogen.’ Lorna voelde de tranen achter haar ogen branden terwijl Abby haar heel beleefd en heel keurig fileerde. Ze weigerde te huilen toen haar verteld werd dat haar uitvoerige genoteer de collega’s irriteerde, dat ze assertiever moest zijn en moest leren zelf te beslissen om patiënten te ontslaan in plaats van iedereen door te verwijzen. Abby’s lijst met aandachtspunten leek eindeloos, ze wist van geen ophouden, en nog voor haar nachtdienst moest beginnen, voelde Lorna zich een uitgewrongen vaatdoek. ‘Je hoeft niet altijd een volledig onderzoek te doen,’ vervolgde Abby op dezelfde toon als de voorgaande twintig minuten. ‘En daarna hoef je geen kwartier te besteden aan het maken van notities. Niet elk geval eindigt bij het medisch tuchtcollege, Lorna. Je hoeft je niet voortdurend in te dekken.’ ‘Ik dek me helemaal niet in. Toegegeven, ik ben nogal langzaam, maar ik wil een goede anamnese doen. Zo werk ik nou eenmaal.’ ‘Op het platteland,’ reageerde Abby. ‘Probeer wat tempo te maken, meer verlang ik niet van je.’ ‘Dat zal ik doen.’ Lorna stond op en zei beleefd wat van haar verwacht werd: ‘Bedankt voor je advies.’ ‘Graag gedaan.’ Abby glimlachte. Lorna had regelrecht de voordeur uit willen lopen, maar in plaats daarvan pakte ze een kop koffie en ging stilletjes bij haar collega’s zitten die haar blijkbaar zo irritant vonden. ‘Heb jij ook nachtdienst?’ Lorna’s kwijnende ego leefde een beetje op toen May, met in de ene hand een mand en in de andere een mok met thee, de artsenkamer binnen kwam waar het team zich klaarmaakte om aan de slag te gaan. ‘Nou en of.’ May vond het helemaal niet zo geweldig. ‘Ze denken geloof ik dat ik thuis geen bed heb om de nacht in door te brengen. En jou staat heel wat te wachten, vrijdagnacht in dit helse oord zal je de ogen openen, jongedame.’ ‘Ik weet er alles van,’ zei Lorna terneergeslagen, maar ze hernam zich: ‘Ik heb stage gelopen in Edinburgh.’ ‘Hoelang geleden was dat?’ May deed geen moeite haar gerust te stellen. ‘Er is een hele rij nieuwe problemen bij gekomen – crack en speed en zoiets als sluitingstijd bestaat ook niet meer. Vroeger was het om elf uur laatste ronde, maar nu begínnen ze dan pas. Wat doen jullie eigenlijk ’s avonds?’ vroeg ze Shona op een verwijtende toon, alsof zij het hele jeugdprobleem belichaamde. ‘We dansen,’ zei Shona. Jong, aantrekkelijk en niet met onzekerheden behept, maakte ze een vreemde dansbeweging alsof ze stoned was. Iedereen moest om haar lachen, zelfs Lorna. ‘Zo.’ ‘Dat is geen dansen,’ schimpte May. ‘Dit is pas dansen.’ Daarop nam ze Shona bij de hand en liet haar ronddraaien tot de hele kamer lachte, ook Lorna, en ze hield van ze. Ze hield van hen allemaal en wilde erbij horen, wilde een van hen zijn, maar zij kon zich nooit zo laten gaan en daarbij had het ook geen zin, want over een paar weken zou ze daar weg zijn. Over een paar weken, als ze een baan vond. Als James een goed woordje voor haar deed, zou ze dan in een ander Londens ziekenhuis zijn, waar ze weer van voren af aan zou moeten beginnen. ‘Ga mee, Lorna.’ Allervriendelijkst lachte May haar toe. ‘Ik let wel op je.’ Dat was waar, besefte Lorna. May lette op iedereen. Ze had bij iedereen een vinger aan de pols, en niet alleen bij de patiënten. Ze zag problemen al van mijlenver aankomen en ze had zoiets stoïcijns, zoiets rechtvaardigs, dat ze ook respect toonde aan mensen die doorgaans geen respect kregen, want – zo begreep Lorna toen ze May met Rita zag praten, een afgeleefde prostituee die een pluk verbandgaas tegen haar hoofd hield – May respecteerde hen. En dat deed Lorna ook. Een SEH in een Londens ziekenhuis had zo zijn eigen problemen – sommige herkende ze, andere niet, maar ze probéérde het altijd. ‘Het hoeft niet zo te zijn,’ zei ze tegen Rita om twee uur ’s nachts toen ze er eindelijk aan toekwam haar hoofdhuid te hechten. De taal die toen volgde oversteeg de verbeelding. May ging alvast water opzetten voor thee, en verwachtte Lorna’s tranen te moeten drogen, maar Lorna huilde niet. ‘Je kunt de wereld niet veranderen,’ zei May. ‘Nee.’ Een keurig gezichtje keek May recht in de ogen. ‘Maar als ze me de kans gaf, zou ik hem voor haar veranderen.’ Het was een behoorlijke opsteker toen om zes uur het verlopen gezicht weer opdaagde en naar de ‘deftige Schotse dokter’ vroeg. May riep Lorna op, en haar bleke vermoeide gezicht verscheen. May hoorde niet wat er gezegd werd. Lorna nam twee mokken koffie mee naar de gesprekskamer en kwam er een uur later uit. Maar toen May haar urenoverzicht invulde en de thermoskan omspoelde voordat ze hem weer in haar mand zette, wist ze dat er bij het krieken van die dag iets goeds was verricht – iets heel erg goeds. Niet dat de wereld erdoor zou veranderen, dacht May toen haar geliefde echtgenoot haar zoals gebruikelijk na haar nachtdienst begroette met een kus en warme thee met toast. Hij had haar ’ochtends een afscheidskus gegeven toen hij zelf naar zijn werk ging, maar May bleef even in de woonkamer zitten om zich te bezinnen voor ze naar bed ging. Ja, er was deze ochtend iets verricht waardoor hopelijk de wereld van één persoon zou veranderen. Dat was voldoende voor een gezonde nachtrust.
Hoofdstuk 18 De brillenketting was best handig, al leek ze er net een oude vrijster mee, maar dat kon haar niet schelen. Wat Lorna wel kon schelen, was dat James op zaterdagavond om elf uur werd opgeroepen. ‘Sorry, James,’ hoorde Lorna Abby hem toeroepen, terwijl ze zelf op het puntje van een brancard in Reanimatie bezig was met de cardiologische anamnese van een nieuwe patiënt. ‘We hebben twee steekpartijen met ernstig letsel gehad en de chirurgen zijn allemaal in de ok. Het lukt me niet om zijn armwond te stelpen.’ ‘Geen probleem,’ zei James, en toen Abby zijn kant op keek, zag ze hem rubberhandschoenen en een plastic schort over zijn uitgaanskleding aantrekken. Hij knikte beleefd naar Lorna, zonder de gebruikelijke twinkeling in zijn ogen, en ze besefte dat de deur naar zijn hart nu definitief was dichtgevallen. ‘Ellie leek het niet erg te vinden dat ik je wegrukte.’ Heel even kruisten hun blikken elkaar; die van James had iets onzekers, en Lorna probeerde niet te laten merken dat er net een dolk van twintig centimeter in haar hart was gestoken. ‘Ellie is het gewend,’ zei James. En daarmee was de zaak afgedaan. Lorna wendde haar blik af en ging door met het ondervragen van de patiënt. James haalde het verbandgaas van de slagaderlijke bloeding, liet de lamp omlaag brengen en vroeg om een tang. Ze deden hun best om de rest van de nacht door te komen. ‘Hij hoefde alleen gehecht te worden.’ Abby stak later haar hoofd om de hoek van de hechtkamer waar Lorna bezig was bij een patiënt de bloeddruk te meten. Het was een gekkenhuis. Een dikke stapel witte kaarten was tegen de deur van de hechtkamer geklemd en elke kaart stond voor iemand die gehecht moest worden. Gestaag werkte ze door, haar uiterste best doend niet aan James te denken in zijn lekkere grote bed met Ellie erin. Ze had Mr. Devlons hand gehecht, zoals opgedragen door Abby, maar net toen Lavinia alles voor de volgende patiënt in gereedheid had gebracht, kreeg de man een duizeling toen hij uit het operatiebed wilde stappen. ‘Ik breng hem even naar een onderzoekkamer. Dan kan hij nog even uitrusten voor hij naar huis gaat,’ stelde Lavinia voor, maar dat zinde Lorna helemaal niet. Ook al stak het haar, ze had Abby’s kritiek ter harte genomen en was sneller gaan werken, probeerde niet op te veel details te letten, wat eigenlijk wel, zo moest Lorna bekennen, haar werkwijze was. Ze was er nu ook achter waarom artsen berucht waren om hun slechte handschrift, want inmiddels had ze ontelbare kaarten afgetekend en haar uiterste best gedaan geen uitvoerige anamnese of volledig lichaamsonderzoek af te nemen voor een verstuikte enkel. Maar het ging wel tegen haar ordelijke geest in – want als de dokter geen problemen zocht, wie moest het dan doen? Mr. Devlon was een stoere kerel. Hij was timmerman en vaker gehecht dan hij zich kon herinneren, zo had hij haar verteld. Waarom zag hij er dan toch zo grauw en slap uit? ‘Dat gebeurt soms na het hechten.’ Lavinia liet hem zijn hoofd omlaag houden en diep ademen. Lorna wist ook wel dat het niet ongewoon was, maar toch klopte er volgens haar iets niet met Mr. Devlon. ‘Zet hem maar even in een onderzoeskamer,’ zei Lorna, ‘dan kom ik hem straks nog even goed bekijken.’ ‘Abby heeft hem al onderzocht. Hij moet na het hechten worden ontslagen.’ ‘Maar hij staat op het punt om flauw te vallen.’ Lorna had de grootste moeite zich te laten gelden, maar Abby had het haar opgedragen. ‘Breng hem naar een onderzoekskamer, alsjeblieft.’ Onderweg daarheen voelde ze Abby’s dodende blikken in haar rug, maar om drie uur ’s zondagsmorgens konden alleen haar patiënten haar nog interesseren. Ze weigerde haar werk met oogkleppen op te doen omdat een of andere chef de clinique dat wilde. Natuurlijk zat de patiënt nu met een gezonde blos op zijn wangen grapjes te maken met de zuster. Dat zul je altijd zien, dacht Lorna. ‘Hoe voelt u zich nu, Mr. Devlon?’ ‘Prima,’ zei hij. ‘Ik weet niet wat er daarnet gebeurde.’ ‘U heeft zich aan een stanleymes gesneden?’ ‘Klopt,’ zei hij, terwijl Lorna zijn gegevens even doornam. ‘Ik ben tapijt aan het leggen.’ ‘Was u niet duizelig?’ Ze zag hem aarzelen voordat hij antwoordde. ‘Naderhand een beetje,’ bekende hij, ‘maar het bloedde nogal.’ Hij lachte naar Lavinia, die er verveeld bij stond, maar toch aardig teruglachte naar de patiënt. ‘Het is ook op het tapijt gekomen. Daar zal mijn vrouw niet blij mee zijn.’ ‘Ik bedoel toen u in uw hand sneed. Was u daarvoor soms duizelig?’ ‘Een beetje misschien,’ zei Mr. Devlon schouderophalend. ‘Ik voelde me een beetje raar.’ ‘Is het al eerder gebeurd?’ ‘Nee.’ ‘Nooit?’ Al kletsend onderzocht ze hem. Het moest snel, maar toch behoedzaam, want ze merkte een zekere terughoudendheid bij de patiënt. ‘Zoals ik al tegen de andere dokter zei, afgezien van een enkel arbeidsongeval, ben ik van mijn leven nog geen dag ziek geweest.’ ‘Dat is mooi!’ Ze luisterde op zijn borst, onderzocht zijn reflexen, en liet het onderzoeksbed zakken tot hij helemaal plat lag zodat ze zijn buik kon onderzoeken. ‘Voelde u zich wel lekker vandaag?’ ‘Een beetje raar…’ Zijn gezicht vertrok toen Lorna op zijn buik drukte. ‘Ik had vandaag wel wat bloed in mijn ontlasting. Vanavond, voor ik aan het tapijt begon.’ ‘Vers bloed?’ vroeg Lorna neutraal, maar Mr. Devlon antwoordde niet. Geïrriteerd en rusteloos ging hij overeind zitten, en haalde een paar keer diep adem, maar zijn gezicht was weer asgrauw. ‘Ik moet naar de wc.’ ‘Wil jij even een beddenpan pakken, Lavinia?’ Lavinia wilde net met haar ogen gaan rollen, maar haar verveelde uitdrukking verdween toen ze de patiënt zag. De eerst zo rozige Mr. Devlon zag asgrauw en zweette ontzettend. Lavinia pakte de beddenpan van onder het bed en kalmeerde de gegeneerde rusteloze man, terwijl Lorna een zuurstofmasker pakte. ‘Het geeft niet,’ zei Lavinia, op de bel drukkend voor assistentie. De arme man lag zwetend op het bed en stond op het
punt van flauwvallen toen Lorna snel een tourniquet om zijn arm deed, maar ze zag dat haar vingers beefden, en ze wist dat ze mis zou prikken. ‘Ik doe het wel.’ Lavinia duwde haar zachtjes opzij en maakte het af terwijl Lorna het infuus klaarmaakte. ‘Wat hebben we hier?’ May viel precies op het goede moment binnen. De patiënt was volledig ingestort en lag plat op het bed, de beddenpan was weggehaald, het hoofdeind neergelaten en hij werd naar Reanimatie gereden. ‘Een zware rectale bloeding,’ antwoordde Lorna zakelijk, expres Abby niet aankijkend toen ze elkaar daar troffen. ‘Hij had er eerder op de avond ook al een gehad, maar durfde het niet te zeggen.’ ‘Is dat niet dat handletsel?’ May kon tegelijk praten en de chirurgen oproepen. ‘Ik dacht dat hij onderweg naar huis was.’ Als Abby de moeite had genomen Lorna beter te leren kennen, had ze geweten dat zij niet iemand was die zich verkneukelde – de overwinning betekende niets als het om een zieke patiënt ging. Het enige wat Lorna wilde, was begeleiding in plaats van kritiek, maar in plaats van toenadering had het incident verwijdering tot gevolg. Lorna was na het voorval met Mr. Devlon volkomen paranoïde over al haar patiënten en ging nog langzamer werken, voor zover mogelijk. Abby werd defensief en smalend, greep elke gelegenheid aan om haar erop te wijzen dat als je maar lang genoeg op de SEH werkte, er altijd patiënten bij waren die je verrasten, en toen Lorna de dienstdoende kinderarts belde om naar een zere keel te laten kijken, zei Abby nogal bits dat niet elk kind hersenvliesontsteking had, en dat niet elk kind een bloedonderzoek en opname behoefde, alleen voor het geval dat. Beide vrouwen hadden gelijk en beiden hadden het mis – zo was het nu eenmaal in de geneeskunde en Lorna had er moeite mee. Voor haar was het een ware strijd. Maar de vreselijkste nacht op het werk viel in het niet bij het verlies van James. Het station was helemaal verlaten, zondagmorgen om halfacht. Ze zat op het perron en keek voor de zoveelste keer op haar telefoon of hij had gebeld. Waarom zou hij ook bellen; hij hoefde bij haar geen verantwoording af te leggen. En dat deed hij ook niet. Er knipperde ook geen lichtje op haar antwoordapparaat toen ze half bevroren thuiskwam. Ze nam een douche, trok haar groene pyjama aan en de sokken van James die ze had gehouden, zette haar wekker en kroop in bed. Ze hield zich voor dat ze moest gaan slapen om die avond weer in vorm te zijn. Ze hield zich voor dat het goed was dat hij zijn leven oppakte, dan kon zij dat misschien ook doen. Ze hield zich voor dat als die vervelende operatie eenmaal achter de rug was, zij zich vast beter zou voelen. Waarom lukte het haar dan niet om op te houden met huilen?
Hoofdstuk 19 Haar vier helse nachten zaten er bijna op en het enige wat Lorna wilde, was weggaan en nooit meer terugkeren. Ze overwoog serieus om dat te doen zodra deze dienst voorbij was. Sinds negen uur ’s avonds had ze nauwelijks gezeten en het liep al tegen zessen. Toen ze even in de artsenkamer had willen uitrusten, had ze James daar slapend aangetroffen. Na drie keer te zijn opgeroepen, had hij zijn pogingen om naar huis te gaan kennelijk gestaakt. Hij had over verschillende stoelen uitgestrekt gelegen, helemaal van de wereld, zijn mond halfopen, een hand op de vloer bungelend en de andere op zijn buik. Hij had zijn blauwe operatiepak aan en het bovenstuk trok op zodat een stukje buik zichtbaar was. Lorna had daar gezeten met haar beker bouillon, trachtend zich te concentreren op de televisie, maar stiekem keek ze liever naar James. Naar zijn grote voeten en gespierde dijbenen, zijn weerbarstige lok en die borst waar ze zo graag in beet. En naar die lippen die haar zo vaak gekust hadden. Nog nooit was het verlangen om hem met een kus te wekken zo groot geweest. Vervolgens keek ze iets lager, naar het deel van zijn lichaam dat ze probeerde te negeren, want een van de voordelen, of nadelen, van versleten ziekenhuiskleding was dat bepaalde lichaamsdelen zich er wat duidelijker in aftekenden. Als pauze stelde het niet veel voor, dus Lorna stond op, spoelde haar mok om en ging weer. Ze nam genoegen met nog een kop koffie in de zusterpost, maar natuurlijk kwam Abby op dat moment net langsgerend op weg naar een patiënt in Reanimatie. ‘Hulp nodig?’ riep Lorna, maar Abby wierp haar hoofd in de nek en riep terug: ‘Ga maar door met je pauze.’ ‘Wat je pauze noemt,’ zei Lorna grappend tegen een giechelende Lavinia. ‘Ze is een fantastische dokter, maar ze jaagt iedereen tegen zich in het harnas.’ ‘Jou ook?’ vroeg Lorna. ‘Mij ook, en dat wil wat zeggen.’ ‘Ik weet dat ze een goede dokter is, daarvan ben ik zelf het levende bewijs. Ik hou me maar voor dat ze mij het leven heeft gered.’ ‘Daar heeft ze nu waarschijnlijk spijt van.’ Het was voor het eerst dat Lorna heel even het gevoel had erbij te horen, voor het eerst dat iemand een grapje tegen haar had gemaakt en dat ze ontspannen had gekletst met een van de doorgaans kattige collega’s van de Spoedeisende Hulp; Lorna merkte dat het naar meer smaakte. ‘Oké.’ Lavinia dronk haar beker leeg. ‘Laten we maar beginnen de tent op te ruimen voordat de dagploeg arriveert. Het is een verschrikkelijk weekend geweest.’ ‘Is dat zo?’ ‘Vreselijk.’ Lavinia knikte. ‘Gelukkig is het bijna voorbij.’ Ze klopte het af zodra ze het gezegd had, maar het was al te laat. De alarmtelefoon ging en de ambulancecentrale was nog aan de lijn toen de ambulance al met schreeuwende banden arriveerde met een kind met een hartstilstand. De broeders renden de afdeling op met een slap baby’tje in hun armen, en meteen stond Lorna onder hoogspanning. ‘Waar is Abby?’ ‘Bij het aneurysma,’ zei May kalm, terwijl haar hart in haar keel klopte toen de ambulancebroeders hun levenloze last neerlegden. Lorna balloneerde het kind terwijl May zijn borstkasje masseerde. ‘De kinderartsen komen eraan,’ verklaarde ze, ‘maar ze zitten vast bij de ic. Ik heb de tweede kinderarts en ook de tweede anesthesist opgeroepen.’ ‘Laat James komen.’ Lorna’s stem was onvast, maar ze zei het heel duidelijk. Eigenlijk wilde ze dat James op dit moment door de deur kwam lopen. ‘Hij is net naar huis gegaan.’ ‘Bel hem en laat hem terugkomen,’ zei Lorna. De dood was geen vreemde voor haar. Als plattelandsdokter wist ze dat het erbij hoorde, en ze had ook met dode baby’s en kinderen te maken gehad, maar het was zo zelden voorgekomen dat Lorna, toen ze naar het kleine witte hoopje stond te kijken, zich afvroeg wat ze daar eigenlijk deed – waarom zou iemand in vredesnaam een baan willen waarbij de dood zich dagelijks aandiende? May was het kleine lijfje aan het masseren, Lavinia probeerde een infuus in te brengen en Lorna wist dat zij moest proberen te intuberen. Vaak was dat al gedaan als de patiënt aankwam, maar in dit geval was het niet gelukt en was besloten de baby te ballonneren en hem naar het ziekenhuis te brengen. Aangezien er geen anesthesist aanwezig was, moest zij het nu proberen. Ze bracht de laryngoscoop in en zoog zijn luchtpijp af tot ze het strotklepje en de stembanden zag. Ze maande zichzelf tot kalmte, en hoewel haar handen beefden, ging de buis erdoor. May zette hem voor haar vast en nam het beademen over, terwijl Lorna een ader op het andere mollige armpje probeerde te vinden. Haar handen beefden zo vreselijk dat ze wel móést misprikken, maar ze duwde de naald erin en het zweet brak haar van opluchting uit toen ze het bloed zag terugvloeien ten teken dat ze erin zat. ‘Goed gedaan,’ zei May, Lavinia opdragend het stevig vast te tapen en Lorna helpend met de minuscule doseringen die bij een kind met hartstilstand waren vereist. Het ging Lorna goed af, want ze had dit eerder bij de hand gehad en haar vakliteratuur bijgehouden. Ze was zelfs zo obsessief dat ze het protocol net zolang had bestudeerd tot het aan haar hersenpan zat vastgetapet. ‘Er zit bloed in de oorgang…’ Ze controleerde zijn ogen, zag de schade en sloot even haar eigen ogen. Ze mocht geen voorbarige conclusies trekken, en deed dat dan ook niet, maar onderzocht hem grondig en tekende het in op het diagram. Ze zag dat zijn dijbeen was opgezet en dat het beentje korter leek, alsof het gebroken was. Ze zat met een gesprekskamer vol snikkende familieleden, een mishandelde baby die stervende was en die ze het liefst zou willen oppakken en tegen zich aan drukken, maar dat kon niet. ‘Haal de Röntgen.’ Die was er al, en gelukkig ook de kinderartsen, met James in hun kielzog. Alles wat menselijk mogelijk was, werd voor de baby gedaan. Geen moeite werd gespaard, maar iedereen wist dat hij het niet zou halen. Ongeveer een kwartier voor het kleine lijfje het officieel begaf, was het omringd door alle beschikbare expertise; de politie zat al bij de ouders, en Lorna restte niets anders dan James na te kijken toen hij de ouders ging inlichten.
‘Wil je mee naar binnen?’ Het was een stomme vraag, want niemand op aarde zou meewillen, maar ze wist wat hij bedoelde; dat als zij dit werk wilde gaan doen, ze aan dit soort gesprekken zou moeten wennen. De juiste reactie was ‘ja’, haar tranen te verdringen waarin ze dreigde te stikken, en van een meer ervaren collega leren hoe de ouders, de politie en ontelbare andere tegenstrijdige belanghebbenden te benaderen – maar ze kon het niet. ‘Ik doe het liever niet.’ ‘Lorna.’ James’ stem klonk streng. ‘Ik doe het woord. Jij observeert.’ ‘Ik doe het liever niet,’ zei ze nog een keer, omdat het zo was. Wat een vreemd schepsel, dacht James, zich erbij neerleggend. Net een takje dat kan breken of barsten, maar toch meebuigt. Volgens May had ze uitstekend werk verricht, en daar ging het om – dus was het goed dat hij haar niet forceerde om mee te gaan naar de familie. ‘Ik maak hem in orde voor de familie.’ Die lieve May was zoals altijd slagvaardig, maar huilde zachtjes toen ze hem in haar armen nam, met alle buizen nog in zijn lijfje, omdat dit een zaak voor de lijkschouwer was. ‘Mogen zij hem nog vasthouden?’ vroeg Lorna, het witte wangetje strelend, verbijsterd over de snelheid waarmee er een eind aan het leven was gekomen. ‘Ik bedoel…’ ‘Het is aan de rechter om te bepalen wie verantwoordelijk is.’ May drukte het jongetje tegen zich aan. ‘Niet aan ons. Wij treden ze waardig en respectvol tegemoet, ook al vreet het je vanbinnen op.’ ‘Vreet het jou vanbinnen op?’ vroeg Lorna, blij dat ze May had zien huilen, al was daar nu geen spoor meer van over. May had haar wangen met een tissue gebet en wachtte tot James haar zou vragen de kleine bij zijn familie te brengen. Lorna was opgelucht dat zij niet de enige was die volkomen van de kaart was van wat er zojuist gebeurd was. ‘Ik bedoel, wen je er ooit aan?’ ‘Nooit,’ zei May, ‘en als het wel zo was, ging ik weg.’ Baby’s stierven, dat was zo, dat kwam vaker voor op een drukke SEH, maar het team dat de ochtendploeg begroette was nog erg bedrukt. De politie en de familie waren er nog en de baby ook, en iedereen deed wat aardiger voor elkaar. Die ochtend klaagde niemand dat Lorna de tijd nam voor haar notities. Met een grote mok thee naast zich zat ze alles wat ze gedaan had te noteren, en probeerde ze zelfs om een grapje van de bode te lachen, maar haar gezicht was zo bleek dat haar subtiele rouge meer op twee donkerbruine strepen leek. Met bevende handen overhandigde ze haar notities aan de kinderarts, en ondanks haar voorkomen wist James dat ze moeite had zich goed te houden. Hij kon de gedachte niet velen dat ze met die ballast alleen naar huis zou gaan, in plaats van het hier al gedeeltelijk van zich af te praten, met collega’s die haar konden bijstaan. Toen ze haar jas aantrok, en hij merkte dat zijn aanwezigheid niet meer verlangd werd, besloot hij met haar mee te lopen over de afdeling. Onder deze omstandigheden kon hij haar niet alleen met de metro naar huis laten gaan. En het was niet alleen omdat ze zijn ex was, of misschien ook wel, maar hij moest proberen met haar te praten. ‘Ga nog niet naar huis.’ ‘Ik ben moe.’ Ze liep van de afdeling af en weigerde haar pas in te houden. ‘Je hebt nog helemaal niet gehuild,’ zei James. ‘Jij huilt altijd om alles.’ ‘Als ik eenmaal begin, kan ik niet meer ophouden.’ ‘Vast wel,’ beloofde James. ‘Je moet het verwerken.’ ‘Waarom,’ bitste ze hem toe. ‘Komt hij daarmee tot leven?’ Ze rende nu zowat, maar hij pakte haar arm en hield haar staande, in de gang voor de SEH, waar het om negen uur ’s ochtends heel druk was; dit was het moment noch de plaats. ‘Het verbaast me niets dat je dokters allemaal weglopen. Mijn dienst was een uur geleden al afgelopen.’ ‘Praat tegen me, Lorna.’ ‘Nee, ik ben moe en ik wil gewoon naar bed. Ik heb geen therapeutische sessie nodig om te weten dat mijn gevoelens normaal zijn en dat ik best boos mag zijn.’ ‘Nee, natuurlijk niet,’ zei James, en hij liet haar los. Hij wist dat hij te ver was gegaan, maar het was ook verrekte lastig om haar als een gewone collega te behandelen. Hij vond het vreselijk om haar alleen naar huis te laten gaan om in haar eentje te huilen. ‘Maar je moet…’ ‘Ik moet naar huis,’ zei ze. ‘Ik moet hier weg, ik ben het zat om me nutteloos te voelen, om te moeten horen dat ik te langzaam en te voorzichtig ben.’ ‘Je doet het prima.’ ‘Doe me een lol,’ sneerde Lorna. ‘Ik krijg nu vast weer een berisping omdat ik jou erbij heb gehaald zonder Abby er eerst in te kennen.’ ‘Abby heeft het er al met mij over gehad. Ze zei dat je erg vooruit was gegaan. Ze heeft me verteld over de maagzweerperforatie die jij wel gezien had en zij niet.’ ‘Heeft ze je dat verteld?’ ‘En je weet dat je het goed hebt aangepakt met die baby.’ ‘Helaas niet goed genoeg.’ ‘Niemand had hem kunnen redden. Snap je wel hoe goed je het gedaan hebt? Je hebt hem geïntubeerd en een infuus ingebracht. Jij met je bevende handen, die mijn ader nog niet zouden weten te vinden, vond wel de dichtgeklapte ader van die baby.’ ‘Hoe?’ Ze vroeg naar wat ze echt niet begreep, naar wat haar het meest beangstigde, datgene waarvan ze wist dat zij er nooit toe in staat zou zijn. ‘Hoe kun je met die ouders praten, aardig tegen hen zijn, terwijl je weet…’ ‘We weten het niet.’ ‘Kom nou.’ Ze wist dat ze geen voorbarige conclusies moest trekken, had ervoor gewaakt bij de diagnose, maar nu, nadat ze de medische geschiedenis van het jongetje hadden gelezen, wisten ze in hun hart wat de waarheid was. ‘Hoe kun je bij hen zitten en beleefd doen terwijl je weet wat zich heeft afgespeeld?’ ‘Omdat het makkelijker is voor mij,’ zei James. ‘Omdat ik, als ik eenmaal zou beginnen te zeggen wat ik allemaal wilde zeggen, niet meer zou kunnen ophouden, net zoals jij dat hebt met huilen.’ Hij had altijd van kinderen gehouden, haar bij hun trouwen al geplaagd dat hij er minstens vijf wilde, en hij zou ook een fantastische vader zijn geweest. Het was ongelooflijk dat hij tien jaar later nog steeds geen vader was en dat het uit was tussen hen, op één ding na – dat ene waar ze nooit over hadden kunnen praten. Misschien was het omdat het eindelijk uit was tussen hen, of misschien was het omdat ze uitgeput en leeg was, en vanbinnen huilde om de verspilling van het leven van het jongetje, dat ze het voor het eerst uitsprak. ‘Wij waren heel goede ouders geweest.’ Ook al probeerde hij haar nu niet tot praten te brengen, ook al kon ze zo
weglopen, ze deed het niet. De sluizen gingen open en ook al was het zinloos, omdat narigheid nu eenmaal bij het leven hoorde, zei ze het eindelijk: ‘Het is niet eerlijk, James.’
Hoofdstuk 20 ‘Het is gewoon niet eerlijk.’ Huiverend zat Lorna bij James op de bank. ‘Waarom kon onze baby niet blijven leven?’ ‘Dat ging niet.’ James zat naast haar met haar ijskoude handen in die van hem. ‘Ik weet dat het eeuwen geleden is, dat ik het verwerkt zou moeten hebben, en dat heb ik ook.’ Met een verwrongen gezicht probeerde ze het hem uit te leggen. ‘Het was alleen… Toen ik dat kind zag…’ ‘We voelen het allemaal,’ zei James. ‘En het is niet eerlijk, want we hielden zo van ons kind.’ Toen kwamen de tranen, maar anders dan haar gebruikelijke zacht druppelende tranen, was het of er een dam doorbrak. Een stortvloed waarvan zelfs James zich afvroeg of er ooit een eind aan zou komen. Hij hield haar lijf vast terwijl ze huilde om het kindje van vanmorgen, maar vooral om haar kind, hun baby die ze nooit hadden kunnen vasthouden. ‘Ik weet niet eens wat het was. Ik heb het nooit gevraagd.’ Ze zat nu voorovergebogen op de stoel en hij hield haar al een uur bij de schouders. ‘Een meisje,’ zei James, want nu, tien jaar later konden ze er eindelijk over praten. ‘Ons kindje was een meisje.’ Het was fijn om samen te huilen, afschuwelijk en verdrietig, maar ook fijn. Het was prettig om in elkaars armen te huilen om hun kleine meid die nu eigenlijk naar school had moeten gaan, en die zo schattig was geweest als ze maar geleefd had. Het was goed, dacht James, om het te kunnen zeggen, om Lorna te laten merken dat het hem echt had kunnen schelen, dat hij ook had gebloed, zij het vanbinnen. Zelfs al dachten ze dat ze nooit uitgehuild zouden raken, uiteindelijk gebeurde dat toch. Daarna luisterden ze samen in alle stilte naar de geluiden van het huis. Lorna dacht even helemaal nergens aan, tot James de stilte verbrak. ‘Ik hou van je, Lorna.’ Ze verstijfde in zijn armen, wensend dat hij dat niet had gezegd. ‘Ik heb altijd van je gehouden en zal altijd van je blijven houden.’ ‘Je zei van niet.’ ‘Nee.’ Eindelijk kon hij haar zeggen wat hij destijds had geprobeerd te zeggen. ‘Ik zei in het vuur van een ruzie dat ik me in de val voelde zitten, omdat ik vijfentwintig was en wij nog maar net met elkaar omgingen en jouw ouders maar wilden dat wij zouden trouwen. Ik voelde me gevangen omdat jij nadat je het kind had verloren mij was gaan haten.’ ‘Nee.’ ‘Wel. Jij lag daar maar op die bank en keek vol haat naar mij.’ ‘Niet.’ ‘Wel waar.’ James wist dat hij gelijk had. ‘En toen kregen we ruzie en wist jij mij te ontlokken dat ik niet van je had gehouden op onze trouwdag. Ach, Lorna, ik kende je niet eens op onze trouwdag en,’ hij ging het zeggen omdat hij zich had voorgenomen volkomen eerlijk te zijn, ‘ik wist niet hoe ik van je moest houden toen we het kind verloren hadden. Weet je wanneer ik besefte dat ik van je hield? Op het moment dat jij de deur uit liep, op het moment dat je mij verliet, wist ik hoeveel ik van je hield, maar jij wilde er niets van weten. Jij ging terug naar je ouders en liet je door hen hersenspoelen, of erger.’ ‘Dat is niet waar.’ ‘Wel waar,’ zei James, maar Lorna hield voet bij stuk. ‘Ik ben inderdaad teruggegaan naar Schotland en ik heb hem geconfronteerd. Ik heb hem gezegd dat ik geen hoer ben omdat ik voor het huwelijk seks heb gehad. Ik heb hem verteld wat een goede vent jij bent en dat echtscheiding geen zonde is – dat het gewoon was misgegaan tussen ons.’ ‘Heb je dat werkelijk gezegd?’ ‘Ja.’ Stevig drukte hij haar tegen zich aan, wetend hoe moeilijk dat voor haar moest zijn geweest. ‘En zo zag ik het ook. Daarna hebben we jaren niet met elkaar gesproken. Maar, James…’ Dit viel niet mee. ‘Ik hield zoveel van je, vanaf de eerste dag op de universiteit en ik had die avond mijn zinnen op jou gezet.’ ‘Lorna.’ ‘Nee, luister. Die avond had ik me voor jou aangekleed, make-up en parfum opgedaan omdat ik wilde dat jij mij zou opmerken.’ ‘Maar Lorna!’ Hij wilde korte metten maken met die verfoeide erfenis van haar vader. ‘Dat heet flirten. Dat doen mensen als ze elkaar leuk vinden. Je bent geen heks die mij die avond betoverd heeft. Ik was ook helemaal wild van jou.’ ‘Ik had niet gedacht dat het zo…’ Het kostte haar blijkbaar moeite het onder woorden te brengen. ‘Ik had nooit gedacht dat het zo sterk zou zijn, dat ons verlangen naar elkaar zo hevig zou zijn.’ En ook al kwam het er een beetje verward uit, hij begreep haar. Want behalve geflirt, hadden ze die avond écht gepraat, op een niveau dat James sindsdien al tien jaar probeerde te evenaren. Ze waren samen een wereld binnen getreden waarin ze een nieuwe taal spraken, waarvan zij de code hadden gekraakt, en waar ze nieuwe kleuren hadden ontdekt. Zijn tweeëntwintigjarige maagd had het slot van de deur gehaald en een tijger losgelaten, en zij nam het zichzelf kwalijk. ‘Ik wilde je die avond strikken en het is me gelukt. Ik won de prijs – jij trouwde met mij om de baby, en ineens was die er niet meer. Je bent om de baby met me getrouwd, James.’ ‘Dat is zo, maar ik denk dat het er anders ook wel van was gekomen.’ Toen voelde hij een verandering bij haar, alsof de mist optrok als ze terugkeek op hun verleden en alle pijn verdween die hen hierheen had geleid. ‘Ik ben nooit zo gelukkig geweest als met jou, Lorna.’ Nu, tien jaar later, kon hij dat rustig zeggen. ‘En het spijt me dat we niet over de baby konden praten, maar dat doen we nu, en er komen er vast meer.’ Het was het ergste wat je tegen een vrouw kon zeggen die net een kind had verloren, maar inmiddels was er tien jaar overheen gegaan. Nu zou het wel moeten kunnen, maar toen hij haar verslagen blik zag, kon hij zichzelf wel voor zijn hoofd slaan om die opmerking. ‘Je bent drieëndertig, Lorna.’ ‘Er komen geen kinderen meer.’ Het was eruit. Als ze zojuist van streek was geweest, dan was dat niets vergeleken bij hoe ze zich nú voelde. ‘Hij zei dat mijn zonden me zouden inhalen en ik geloofde hem niet. Ik weet dat ik niets heb
misdaan, ik ben verdorie arts, maar gedurende dat vreselijke jaar, toen ik steeds maar terug moest naar de dokter, had ik echt het gevoel dat mijn zonden me inhaalden. Verklevingen van mijn appendix, endometriose… Mijn binnenkant is een zooitje, James. Er komen geen baby’s meer.’ ‘Dat weet je niet.’ ‘Ik weet het wel,’ snikte Lorna, ‘want ik kan niet leven met de pijn en over vier weken wordt mijn baarmoeder verwijderd.’ Het hoge woord was eruit, ze had het gezegd en nog steeds hield hij haar in zijn armen. Hij wilde haar voor altijd zo blijven vasthouden – hier in zijn woonkamer dacht hij dat zijn hoofd zou imploderen. Het was een warboel van spijt, woede, verspilde jaren en verspilde toekomst. Er was zoveel aangerichte schade, niet alleen aan de baby voor wiens leven ze vanmorgen gevochten hadden, maar ook aan de vrouw die hij nu in zijn armen hield. Hij wist dat ze uitgeput was, dat hij goed moest nadenken voor hij overhaast verkeerde dingen zei, dus trok hij haar overeind en sprak de enige woorden waarvan hij wist dat ze die wilde horen: ‘Bed.’ Hij gaf haar zijn keurige-man-kus, een kusje op het voorhoofd waaruit bleek dat hij wist dat ze moe was, leeg, volledig uitgeput. Hij bracht haar naar boven, knoopte haar jas los en trok haar kleren en zijn eigen kleren uit. Hij trok het dekbed over hen heen, trok haar naar zich toe en hield haar in zijn armen, zonder een woord te zeggen. Hij hield haar op dezelfde manier vast als die avond dat haar vader hen had uitgejouwd en haar voor slet en hoer had uitgemaakt, net als toen ze uit het ziekenhuis was teruggekomen toen ze de baby hadden verloren. Hun dochtertje. Lorna lag ook aan haar te denken. ‘Is zij de L aan je sleutelhanger?’ ‘Precies,’ zei James. ‘Lily.’ Ze had geen tranen meer, maar was opgelucht dat ze nu eindelijk om haar kon gaan rouwen en ook om het verschrompelende verdriet om de baby die vanmorgen was gestorven. En James was er, met zijn hand op haar buik, omdat hij er ondanks alles van hield – met verklevingen, endometriose, ontbrekende eileider en al. Alsof hij op de een of andere manier nog altijd van haar hield.
Hoofdstuk 21 Lorna had geen flauw idee van de tijd toen ze wakker werd. Roerloos bleef ze liggen, lepeltje lepeltje met hem, geen enkele moeite doend zich te oriënteren qua tijd of plaats, tot ze het zich allemaal weer begon te herinneren. Die verschrikkelijke nachtdienst. Dat ze hem de waarheid had verteld. En in zijn armen wakker was geworden. James was veel te veel een heer om terug te deinzen en de benen te nemen. Terwijl ze daar lag, bereidde ze zich al voor op wat hij haar straks ongetwijfeld ging zeggen, dat hij om haar gaf, dat hij altijd om haar zou geven, maar dat het nu tien jaar geleden was… Hij verstevigde echter zijn greep om haar borst, zijn mond drukte achter op haar schouder en even vroeg ze zich af of ze het hem werkelijk had verteld, want het leek alsof er niets veranderd was, alsof hij haar, ondanks dat hij de waarheid wist, nog steeds wilde. Toen hield ze op met denken, draaide zich in het duister naar hem toe, kuste hem op de lippen en drukte haar huid tegen die van hem. Het maakte niet uit of het morgen, middag of avond was, want wanneer ze in zijn armen lag, kreeg tijd een heel andere betekenis. Al kussend duwde hij haar zachtjes op haar rug. Hij kon soms erg doelbewust te werk gaan in de liefde, maar op een heerlijke manier waar ze helemaal wild van werd. Hij las haar lichaam alsof het met braille beschreven was, en op zijn ellebogen steunend duwde hij met zijn knie haar warme dijen uit elkaar. Wie had er nu nog voorspel nodig? Want toen hij in haar gleed, was ze er klaar voor, en wilde ze dat hij er de tijd voor nam. Hij zei geen woord, en Lorna ook niet. Ze zwolgen in het genot van elkaars lichaam, en wie zei dat het missionarisstandje maar saai was, kon nooit een discipel van James zijn geweest. Er was geen haast om er te komen, alleen een heerlijke langgerekte reis, waarbij ze buiten zichzelf trad terwijl hij in haar kroop, gretig alle gewaarwordingen aanvaardend die hij haar bood – het wrijven van zijn huid over haar huid, de smaak van zijn borst. Heel langzaam en ontspannen liet ze haar handen over zijn rug glijden, tot ze bij zijn gespannen billen kwam en hem nog dieper in zich duwde. Ze genoot van zijn onregelmatige ademhaling in haar oor en van het gewicht dat op haar drukte. Hoewel hij heel omzichtig en behoedzaam met haar borstkas omging, deed het nog wel een klein beetje pijn. Dat loste hij echter in een oogwenk op door zijn armen om haar onderlijf heen te slaan, zodat ze wel het contact voelde maar niet het gewicht; dat was zo heerlijk dat ze wilde dat het eeuwig zou duren. Ze wilde dat ze kon ophouden met kreunen, want ze wilde het einde niet inluiden, ze wilde dat ze haar handen kon laten ophouden in zijn vlees te grijpen en haar benen ervan kon weerhouden hem steeds steviger te omklemmen, want ze wilde dat hij nooit zou ophouden. En dat deed hij ook niet, want zelfs toen ze klaarkwam, ging hij door, en het was heerlijk, alsof ze zich te goed had gedaan aan chocolade-ijs en toch een nieuwe voorraad in de diepvries aantrof. Hij was er nog, en hij bleef maar in haar stoten. Waar het Lorna aan beheersing ontbrak, was die van James bewonderenswaardig, al was de taal die ze uitsloeg niet passend voor een domineesdochter. Ze zou zichzelf daar later op aanspreken. Al leek James zich er helemaal niet aan te storen, want toen haar hoogtepunt weer naderde, vergat hij zijn omzichtigheid, en drukte hij haar helemaal tegen zich aan. Toen dook hij nog dieper in haar, haar woorden smorend tegen zijn borst, en nam haar, omdat hij het kon. ‘Jij wilt kinderen,’ zei Lorna in het duister. Na in zijn donkere slaapkamer de liefde te hebben bedreven, lagen ze voldaan in elkaars armen, en toen het zover was, was het prettig dat ze nu oud en wijs genoeg bleken om erover te kunnen praten. ‘Ik wil zoveel dingen,’ zei James, ‘maar ik wil jou nog meer.’ ‘We zouden kunnen adopteren.’ ‘We kunnen zoveel dingen doen,’ beaamde James. ‘Ik ben bang.’ Ze haalde diep adem en verzamelde al haar moed. Ze had immers besloten eerlijk te zijn. ‘Ik ben bang dat ik na de operatie weer gedeprimeerd raak en dat ik jou dit allemaal nog een keer aandoe.’ ‘Dat gaat niet gebeuren,’ zei James, ‘want ik zal die sombere gedachten niet toestaan, en ditmaal zul je wel praten en indien nodig therapie krijgen. Als je eens wist waar ik de afgelopen tien jaar doorheen ben gegaan. Altijd was ik naar jou op zoek, naar een vrouw die me aan het lachen kon maken, die bij me paste…’ ‘James!’ ‘Wij pasten bij elkaar,’ zei James. We pasten perfect, tot jij het helemaal liet afweten.’ ‘Dat is waar.’ Lorna moest het toegeven, maar tegelijkertijd knaagde er iets vanbinnen. ‘Maar Ellie dan? Dat was meer…’ ‘Inderdaad.’ ‘Wat ga je tegen haar zeggen?’ De angst bekroop haar, want ze had nog helemaal niet aan Ellie gedacht, en dat hij haar al een keer gekwetst had vanwege Lorna was niet leuk, maar dat hij dat twee keer zou doen vond ze een ondraaglijke gedachte. ‘Zeggen?’ Hij voelde haar ineenkrimpen, en toen herinnerde hij zich die vluchtige blik op de Reanimatie, toen ze het verkeerd begrepen had en hij – al had hij het moeilijk gevonden – verkozen had het niet recht te zetten, maar dat kon alsnog. Het kon nu omdat ze eindelijk eerlijk tegen elkaar waren. ‘Ze stelde voor samen een hapje te gaan eten omdat ze iets wilde zeggen. Dat heb ik gedaan, dat was ik haar wel verschuldigd.’ Lorna knikte instemmend. ‘En wat zei ze?’ ‘Een hele hoop.’ James rolde met zijn ogen in het duister. ‘Ik was niet echt in haar geïnteresseerd, ik nam haar nooit mee naar iets van het werk, na een jaar verkering had ik nog steeds niet over samenwonen gerept, ik ging te veel op in mijn werk. Ze schold me min of meer de huid vol. Vervolgens zei ze dat ze beter verdiende, daar was ik het roerend mee eens, en toen belde Abby die me vroeg naar het ziekenhuis te komen, wat haar betoog illustreerde, dus ze pakte de telefoon, gaf Abby ervan langs, liep boos het restaurant uit en liet mij de rekening betalen.’ ‘O.’ ‘En in bed maak ik ook niet veel klaar,’ voegde James er nog beteuterd aan toe. ‘Het was niet bepaald een leuke avond, maar het moest gebeuren.’ ‘Ze redt zich wel.’
‘Ja, want ze had gelijk. Ze verdient inderdaad beter. Maar goed…’ Hij rolde op zijn zij en keek haar aan. ‘Maar jij. Jij gaat naar Henry Lowther. Hij is de beste gynaecoloog…’ ‘Ik heb al een second opinion gehad,’ zei Lorna. ‘Kan zijn, maar Henry is de beste. Bij hem ben je in goede handen en hopelijk zal hij ook die verklevingen verhelpen. Nam je daarom zoveel pijnstillers?’ Hij kuste haar voorhoofd toen ze knikte. ‘Binnenkort hoeft dat niet meer. Je hoeft niet meer met pijn te leven.’ Hij was zo lief en aanvaardend dat er toch nog een paar tranen over haar wangen rolden. ‘Het gaat al wat beter,’ bekende ze. ‘Stukken beter eigenlijk, zoals soms de kiespijn weg is als je net naar de tandarts gaat.’ ‘Ga toch maar bij Henry langs.’ ‘Hij werkt in ons ziekenhuis!’ Lorna kromp ineen, maar James moest erom lachen. ‘Hij heeft het vast allemaal al eerder gezien.’ Dat had hij ook. Hij nam haar medische geschiedenis door, die van het auto-ongeluk alleen had al de omvang van een telefoongids, bekeek haar scans, onderzoeken en medicatie en ten slotte onderzocht hij haar. ‘Hm…’ Hij was zo’n excentrieke ouderwetse arts die op dinsdag een vlinderstrikje droeg. ‘Ik wil nog even kijken voor ik tot een hysterectomie overga.’ Inwendig gromde ze, want zoveel artsen hadden al zo vaak gekeken. ‘Je ziet nog wat bleek. Ik wil wat bloed afnemen, want je hebt in elk geval ijzer nodig. Mijn secretaresse zal een afspraak voor de echo maken en dan wil ik nog een laparoscopie doen voor we beslissen hoe we verdergaan.’ Ze stond op het punt om nee te zeggen, om terug te gaan naar haar eigen arts, want dit had ze al zo vaak meegemaakt, maar hij was nogal grondig en geruststellend, en het was tenslotte haar enige baarmoeder. Bovendien, zo bedacht Lorna toen ze haar mouw oprolde en de naald in haar arm voelde prikken, was het dat kleine beetje extra ongemak wel waard, al was het maar om James het gevoel te geven dat ze werkelijk álles had geprobeerd.
Hoofdstuk 22 ‘Komt goed.’ May ratelde maar door tegen Rita die voor een uitstrijkje was teruggekomen. Niet dat de SEH de uitgelezen plek was voor zo’n routineonderzoek, dat wist Lorna ook wel en Abby had ook niet nagelaten haar daarop te wijzen, maar ze liet Lorna toch begaan, en het deed Lorna goed om te zien dat Rita beter voor zichzelf zorgde. Ze had speciaal gevraagd naar de Schotse dokter, ditmaal zelfs zonder ‘deftige’, en zoals zo vaak het geval was, ging het niet alleen om het uitstrijkje. Lorna wist de juiste vragen te stellen en stuitte gaandeweg op andere problemen waarvan ze al zo’n vermoeden had gehad. ‘Ik vraag of de gynaecoloog even langskomt,’ zei Lorna toen Rita weer overeind zat. ‘Er zijn allerlei behandelingen voor…’ ‘Is de dokter een man of een vrouw?’ ‘Het team van dokter Lowther,’ zei May, die dat soort dingen uit haar hoofd wist. ‘Hij heeft een vrouwelijke chef de clinique.’ Lorna lachte geruststellend, ‘Ik vraag of zij even tijd heeft.’ ‘Kan ik niet gewoon een afspraak maken?’ vroeg Rita, maar Lorna wilde haar niet zien vertrekken eer ze grondig onderzocht was. ‘Laat mij maar even met haar praten.’ May was op weg naar de kantine om te lunchen toen Lorna nog haar notities zat te maken. ‘Moet ik voor jou iets meebrengen?’ ‘Een broodje rosbief met spinazie en mierikswortel, en een flesje jus graag.’ ‘Grote meid,’ sprak May met moederlijke goedkeuring, het geld aanpakkend en met geaffecteerde stem de telefoon opnemend. ‘Het is Lowther…’ ‘Ik heb hem nog niet opgepiept, bovendien wil ik zijn chef de clinique…’ Haar stem verflauwde toen ze de telefoon aannam, de tranen brandden achter haar ogen terwijl ze zijn kalme, zakelijke stem aanhoorde. Haar hand beefde zo hevig dat ze May de hoorn voor haar op de haak moest laten leggen. ‘Hij wil me spreken.’ ‘Ga maar.’ ‘Nee, hij heeft wat proeven gedaan.’ ‘En jij hebt vast ijzertekort. Dat had ik je zo al kunnen zeggen.’ ‘Voor zoiets belt een specialist niet.’ Ze was banger dan ooit, vrezend voor wat hij kon hebben geconstateerd. ‘Jij bent arts,’ verduidelijkte May kalm. ‘Hij denkt waarschijnlijk dat hij je een dienst bewijst, niet dat hij je de stuipen op het lijf jaagt. Dus…’ Praktisch en zoals altijd de rust zelve, stelde May orde op zaken. ‘Bel de chef de clinique en laat haar naar Rita kijken. Daarna breng ik je naar de afdeling van Lowther.’ Lorna was blij dat James geen dienst had. Ze wilde wat het ook zijn mocht eerst op zich af laten komen voordat ze hem ermee lastigviel. De wolk waarop ze de laatste dagen echter had gezweefd leek in het niets te zijn opgelost. Met loodzware benen liep ze door de eindeloze gangen, met May vrolijk kwebbelend aan haar zijde. Niets kon haar nu echter afleiden. ‘Blijf je bij ons?’ vroeg May toen ze zaten te wachten voor de kamer van Lowther. Lorna had moeite met het formuleren van een antwoord. James had voorgesteld dat ze zou blijven, maar ze wilden beiden eerst nog eens goed de voor- en nadelen bespreken van het samen werken en samen wonen. Samenwonen. Ze kreeg het er warm van toen ze dacht aan het gelukzalige gevoel waarmee ze vanmorgen wakker was geworden en ze wilde het niet verstoren; ze wilde niet dat Henry Lowther ging zitten peuren in hun broze hervonden droom. Ze had haar sleutel in de hand, met de grote zilveren L die hij voor haar had gekocht. Nog nooit had ze zich zo alleen gevoeld; ze moest met May praten. ‘Ik laat binnenkort mijn baarmoeder weghalen.’ Haar angstige ogen wendden zich tot May die haar een aardige maar verdrietige glimlach toewierp. ‘Ik heb zoveel gezondheidsproblemen, ik ben als de dood. Misschien moet ik toch James bellen…’ Ze slikte haar woorden in want ze hadden besloten het voor zich te houden, maar ze wist dat hij het haar zou vergeven omdat ze het niet tijdens de koffiepauze had rondgebazuind. ‘We zijn weer zo’n beetje bij elkaar.’ ‘Vertel me liever iets wat ik nog niet weet.’ May lachte. ‘Laten we eerst even afwachten wat Lowther te vertellen heeft voordat je je weer om niets zorgen gaat maken. Hij is een fantastische dokter. Ik ben zelf ook een paar keer bij hem geweest voor reparatie en onderhoud, en niemand is grondiger dan hij. Wil je dat ik meega naar binnen?’ De door en door gereserveerde Lorna schudde haar hoofd, maar toen May in haar hand kneep terwijl de secretaresse haar binnenriep, veranderde ze van gedachte. ‘Graag.’ Het was de langste wandeling van haar leven.
Hoofdstuk 23 ‘Ik ben graag grondig,’ zei Henry toen ze beiden waren gaan zitten. Lorna was vol respect voor de grote man. ‘Nadat ik je had onderzocht, had ik zo mijn vermoedens, dus heb ik meteen een BHCG-test laten uitvoeren… een zwangerschapstest,’ verduidelijkte hij, toen Lorna hem verbijsterd aankeek. ‘De hormoonspiegel was hoog.’ ‘Dat is onmogelijk.’ ‘Ik begrijp dat het schrikken is,’ zei Henry Lowther, ‘en ik begrijp ook dat het met jouw voorgeschiedenis verstandig zou zijn er niet al te opgewonden over te raken, dus ik wil graag nog even een echo maken voor we verdergaan.’ Hij wees op het onderzoekbed en Lorna zat er als versteend bij. Wat wás ze dankbaar dat May mee naar binnen was gegaan, want alleen had ze het bed niet gehaald. May begeleidde haar en trok het scherm ervoor, moederde over haar en hielp haar met de rits van haar rok. Ze kletste er lustig op los over de voordelen van wolmix rokken en de mooie voering en toen de dokter erbij kwam, pakte ze Lorna’s hand stevig vast. ‘Goed zo,’ May wist van geen ophouden. ‘Gewoon maar wat koude gel op je buik.’ Lorna wilde niet kijken en durfde niet te hopen, maar ze hoorde het snelle geruis van een hartslagje dat betekende dat het niet een of andere misselijke grap was, waaraan de dokter zich natuurlijk nooit schuldig zou maken. Een hartslag betekende echter niets als het kindje niet op de goede plaats zat. Dokter Lowther bewoog de echoscoop naar links; daar zat haar overgebleven eileider. God zou toch niet zo gemeen zijn om haar dit nog een keer aan te doen? ‘Ik controleer even of er niet ergens nog een zit…’ ‘Grondig,’ mimede May naar Lorna, die met grote angstogen afwachtte. Grondig was prima, besloot Lorna. Grondig beviel haar wel, vooral toen hij de woorden sprak die zij graag wilde horen. ‘Het is er maar een, hoog en droog in de baarmoeder.’ ‘Ik ben zwanger!’ ‘Gefeliciteerd.’ Het was het mooiste woord in de wereld, en May herhaalde het volmondig. ‘Ik slik de pil,’ zei Lorna nog, want zelfs terwijl dokter Lowther de foto aan het uitprinten was, durfde ze het nog niet te geloven. ‘Nou, dokter,’ Henry lachte, ‘antibiotica kan de werking van de pil beïnvloeden en jij hebt wel een kuurtje gehad…’ ‘Lieve hemel.’ May lachte, ‘en geen klein kuurtje ook, ik heb hem zelf uitgereikt.’ ‘Je bent nog altijd vruchtbaar, Lorna,’ zei Henry. ‘Met maar een eileider is de kans weliswaar gehalveerd, en met de verklevingen en de endometriose kan het lastig zijn, maar kennelijk doet die ene eierstok het uitstekend en is je linker eileider schoon. Je zei toch dat je je de laatste tijd wat beter voelde?’ Het begon haar te dagen. ‘Ze eet als een bootwerker.’ May lachte breeduit terwijl Henry terugliep naar zijn bureau. ‘Ik wist dat je zwanger was. Ik weet het al een paar dagen.’ ‘Dat maak je mij niet wijs,’ schimpte Lorna. ‘En toch is het zo,’ hield May vol. ‘Ik wist niet van al je problemen. Je loopt de laatste dagen te stralen.’ ‘Dat kwam door iets anders,’ fluisterde Lorna, en de twee vrouwen vielen zowat om van het lachen. De stemming was euforisch, een soort lichtheid waar Lorna naar had verlangd en waar ze James deelgenoot van wilde maken. ‘Ga naar huis,’ zei May, nadat Lorna de dokter omstandig had bedankt en haar eerste afspraak voor de zwangerschapscontrole had gemaakt. Zwangerschapscontrole. Ze kon de verveelde receptionist wel kussen toen hij haar de kaart aanreikte. ‘Ik heb tot vijf uur dienst.’ ‘Ga naar huis,’ herhaalde May, en Lorna knikte, ze had vlinders in haar buik maar de plicht riep. ‘Ik praat nog even met Rita en dan ga ik… het aan James vertellen.’
Hoofdstuk 24 Zet de champagne koud!!! Niet-begrijpend las Pauline de sms van May. Ik ben aan het werk, sms’te ze terug. Weet ik, doe het gewoon. xm Dus deed ze wat haar was opgedragen en bleef hangen in de woonkamer, met één oog op de tv gericht en het andere op James die in de tuin bezig was. Het voorjaar was duidelijk in aantocht en hij was het tuintje aan het opruimen, waardoor zij even kon gaan zitten om met een kop koffie naar haar favoriete tv-programma te kijken. Natuurlijk had ze niet in slaap willen vallen. Ze sprong op toen Lorna binnenkwam en excuseerde zich omstandig. ‘Geeft niets,’ zei Lorna, voor de verandering met een lach op haar gezicht. ‘Ruim je spullen op en ga lekker naar huis.’ Pauline wilde er nog wat tegen inbrengen, maar Lorna bleef lachen. ‘Maak je geen zorgen om de uren, ik weet wel dat je een hoop extra dingen doet. Waar is James?’ ‘In de tuin,’ antwoordde Pauline, die haar jas aantrok terwijl Lorna gedag zei en naar achteren liep. Pauline wilde ook weggaan, maar ze had haar bril op de salontafel laten liggen, dus liep ze weer naar binnen en bleef even staan kijken naar Lorna die op James af huppelde. Ze zag hem glimlachen en tegelijkertijd zijn wenkbrauwen fronsen over Lorna’s onverwacht vroege thuiskomst. Pauline weerstond de verleiding om hen nog langer gade te slaan – het ging haar niet aan, dus ze liet ze en sloop zachtjes naar buiten. Toen pakte ze haar telefoon en belde May. ‘Hallo.’ Ze hoorde de vraag in zijn begroeting toen hij de hark tegen de muur parkeerde en op haar af liep. ‘Wat doe jij thuis?’ ‘Ik kon er niet meer tegen daar.’ Ze had hem nog wat langer om de tuin willen leiden, maar ze kon haar lach niet onderdrukken. ‘Ik moest bij Henry Lowther komen.’ ‘En je lacht?’ Inmiddels lachte hij ook. ‘Vindt hij de operatie toch niet nodig?’ ‘Ooit misschien, maar voorlopig niet. De komende maanden zeker nog niet.’ ‘En kun jij je daarin vinden?’ vroeg James nog, ‘met de pijn en zo…’ ‘Ik heb de laatste weken veel minder last gehad,’ zei Lorna. ‘Zelfs nadat de medicatie na het ongeluk gestaakt was.’ Ze dacht dat hij het wel door zou hebben, nog voor ze het hem vertelde, maar het leek zo’n onmogelijke droom, zoiets onbereikbaars, daarom begreep ze dat hij helemaal die richting niet uit dacht. Dus zij móést het hem vertellen en de woorden stroomden uit haar mond. Nu onmiddellijk zou ze hem deelgenoot maken van het nieuws, want hij had het verdiend om elke minuut mee te genieten van de grote vreugde die ook zijn leven immens zou verrijken. ‘Ik ben zwanger.’ Ze had nooit gedacht dat ze dat ooit nog zou zeggen, en zeker niet tegen hem. ‘Er is een echo gemaakt en het kindje ligt goed.’ James had zich al zo verzoend met de gedachte dat hij die woorden nooit meer uit Lorna’s mond zou horen, dat het even duurde eer het tot hem doordrong. In stilte had hij het verdriet over hun kinderloosheid verwerkt, want hoewel hij het nooit aan Lorna zou laten merken, had hij wel getreurd toen hij hoorde van haar operatie. En hoewel dat verdriet gerechtvaardigd was, was het ook pijnlijk geweest als hij het had uitgesproken naar Lorna toe. Toch had hij wel even moeten slikken. ‘Het komt allemaal goed,’ zei Lorna. Nu lachte ze niet, ze huilde niet eens toen hij haar in zijn armen nam. ‘Ik ben niet eens bang, James. Ik weet gewoon dat het goed komt.’ ‘Het komt ook goed.’ Toen kuste hij haar, met een kus waar ze nog geen naam voor had omdat ze die nog niet geproefd had. Hij smaakte naar einde en begin, naar verleden en toekomst en naar liefde en passie, maar er zat nog iets bij en terwijl ze vanbuiten naar binnen liepen bedacht Lorna wat het was: hoop. Ze zat aan de keukentafel te kijken naar haar afsprakenkaart voor de zwangerschapscontrole: de datum waarop ze was uitgerekend, die van haar laatste menstruatie en de eerste afspraak. Het waterige winterzonnetje viel door het raam naar binnen en ze liet het woord ‘hoop’ op haar inwerken terwijl James naar de koelkast liep om lunch voor haar te maken, want ook al was dit een heerlijk moment, het was haar net te binnen geschoten dat ze uitgehongerd was en een moord zou doen voor een kop thee. Natuurlijk waren er risico’s en minpunten als je die per se wilde zien, maar er was ook vertrouwen en dat was een veel betere weg om in te slaan. Er was het vertrouwen dat alles goed was in de wereld en dat er ergens iemand het beste met je voorhad. ‘Niet te geloven.’ James’ stem verstoorde haar gemijmer. ‘Nee, hè.’ ‘Dat niet, dit.’ Hij trok een fles champagne uit de koelkast. ‘Hoe komt die daar nou?’ ‘Hij ligt er gewoon,’ zei Lorna, doelend op de champagne en de baby en auto’s die botsten en levens die door bleven gaan, ook al kon het eigenlijk niet. ‘Het is gewoon zo.’
Epiloog James hoefde niet met haar getrouwd te zijn om van haar te houden. Hij was misschien een nette kerel, maar hij was ook maar een mens en ergens zou hij er ook plezier in hebben om in zonde te leven met de dochter van dominee McClelland. Hij hield echter meer van Lorna dan hij haar vader haatte, dus stelde hij voor om bij de burgerlijke stand te trouwen, even vlug om het officieel te maken, met wat van straat geplukte getuigen. Achteraf zouden ze dan iedereen op de hoogte stellen. Daar kwam echter niets van in, want Lorna wilde een kerk. En hoe langer hij erover nadacht, hoe meer James dat ook wilde, niet alleen omdat de twee verschillende trouwfoto’s goed zouden staan op de schoorsteenmantel en een eeuwig conversatiestuk zouden vormen, maar ook omdat hij veel had om dankbaar voor te zijn. Heel veel. En ook al wilden ze de ceremonie heel bescheiden houden, er waren veel mensen die wilden delen in hun vreugde, dus het aantal genodigden groeide mee met Lorna’s buik. Zij hing echter een vreemde redenering aan dat ze niet wilde dat mensen zouden denken dat ze trouwden omdat zij zwanger was, dus alles werd uitgesteld, tot afgrijzen van haar vader. Maar dat kon Lorna niets schelen. Dit was haar leven, haar huwelijk, en zoals ze een keer op een avond tegen haar vader zei toen James net deed of hij tv zat te kijken; het was ook haar manier van geloven. Het was ongedwongen en formeel, een heerlijke mengelmoes van gezichten die hen begroetten toen ze de kerk in liepen. Samen. Ditmaal zou James haar naar het altaar begeleiden, er was geen aanleiding om haar weg te geven, ze was jaren geleden al aan hem gegeven, en ondanks de tussenliggende jaren, was ze eigenlijk nooit weggegaan. Nu liepen ze met zijn drieën naar het altaar. James in een pak, al was het geen nieuw pak, en Lorna in een lila jurk die wel nieuw was maar die ze op een webveiling had gekocht waardoor ze een fortuin had uitgespaard. Ze wilden het geld liever sparen, want het huis van James was nu al te klein en ze hadden een groot huis op het oog in St John’s Wood. Ze wilden graag nog een baby voordat Lorna onder het mes ging, maar ze wisten dat ze toch al enorm geluk hadden gehad. De toekomst als gezin straalde hun tegemoet. James hield de kleine James vast, of JJ zoals ze hem de laatste tijd noemden. Zijn grote blauwe ogen begonnen al groen te kleuren en zijn blonde haar kreeg, volgens Lorna, beslist een roodachtige gloed. Lorna hield één lelie in haar hand, die voor de overige aanwezigen geen enkele betekenis had, maar voor hen alles zei. Het was de mooiste trouwerij aller tijden. Zelfs bij dominee McClelland kon er een lachje af toen hij met baby James in zijn armen James opnieuw in de schoot van de familie verwelkomde, want met zijn drie maanden had de kleine al een glimlach die zelfs het koelste hart kon verwarmen. Betty ontspande zich zowaar ook, dronk champagne en kon van het dansen maar geen genoeg krijgen. ‘Wordt het niet verwarrend?’ vroeg Pauline toen Lorna en James bij hen kwamen zitten om met hun gasten te praten. ‘Twee dokter Morrells op dezelfde afdeling?’ ‘James is Mr.,’ zei Abby, en schonk zichzelf nog eens bij. ‘Trouwens, vrouwelijke artsen blijven meestal hun meisjesnaam gebruiken,’ verduidelijkte May. ‘Dus er komt geen verwarring.’ ‘Deze niet.’ Lorna dronk haar glas leeg. ‘Ik word in alles Morrell, ditmaal verander ik mijn naam. Sorry, meiden…’ Ze lachte naar de beteuterde gezichten, want het zou inderdaad verwarrend worden, maar wat dan nog, het kon haar helemaal niets schelen. Ze was de vrouw van James Morrell en ze zou het van de daken schreeuwen. ‘Kom op, May.’ Pauline stond op toen er een dansnummer kwam. ‘Ik ben gek op dit nummer.’ ‘Die twee kunnen het goed vinden met elkaar.’ James moest lachen toen hij zag hoe de twee middelbare vrouwen voor sensatie op de dansvloer zorgden. ‘Goed idee om die twee bij elkaar te zetten – je zou denken dat ze elkaar hun hele leven al kennen.’ Hij trok zijn nieuwe vrouw op de dansvloer. ‘Eh, James…’ De muziek werd langzamer en het was alsof zij de enigen waren die dansten. Het was heerlijk om in zijn armen te zijn aan het einde van hun perfecte dag. En het werd tijd om hem te vertellen wat zij al een tijdje geleden had uitgevogeld, dat er voor hen gezorgd werd en op hen gelet werd, maar dat het lot soms een helpende hand nodig had. Flessen champagne kwamen niet vanzelf in de koelkast terecht. ‘Wat?’ Ze wilde het net gaan vertellen, maar bedacht zich. Waarom alles verklappen? Lorna keek omhoog, recht in zijn prachtige groene ogen en bedacht dat als ze het hem zou vertellen, dat afbreuk zou doen aan het wonder dat wel was gebeurd. In plaats daarvan zei ze dat ze van hem hield. ‘Dat weet ik.’ Hij begroef zijn hoofd in haar haar, rook de lavendelshampoo, voelde haar tengere lijf dat zo goed in dat van hem paste en hij kon zijn geluk niet op. ‘Maar vertel het me nog maar een keer.’ En dat deed ze. Dat zou ze blijven doen. Voor altijd en eeuwig. *** Je hebt net een verhaal gelezen uit onze reeks DOKTERSROMAN. De onverwoestbare romantiek van de wereld van de witte jassen – vertaald naar verhalen van nu. Waar drama, hoogspanning en nieuw leven een boeiend decor vormen voor de liefde, maar verantwoordelijkheid ook offers vraagt.
DOKTERSROMAN: de reeks waarin levens gered en liefdes geboren worden. Iedere 4 weken 1 nieuwe dubbeluitgave in webwinkel en tijdschriftenschap.
Volg Harlequin op Facebook www.facebook.com/harlequin.boeken
Overzicht Harlequin-uitgaven
Want lezen maakt het leven leuker Maak kennis met de vele uitgaven van Harlequin. Van superromantisch tot bloedstollend spannend en alles daartussenin.
ROMANTISCHE REEKSEN
BOUQUET
BOUQUET: De oudste en bekendste reeks, met de echte, onvervalst romantische liefdesverhalen waar Harlequin beroemd mee is geworden. Laat je meevoeren naar een wereld vol glamour en weelde, waarin heftige emoties regeren… maar liefde altijd overwint. Deze en andere Harlequin-uitgaven vind je op www.harlequin.nl, in webwinkels en in het tijdschriftenschap van de meeste supermarkten en (kantoor)boekhandels.
ROMANTISCHE REEKSEN
INTIEM
INTIEM: Zoveel kleuren, zoveel zinnen, en in deze reeks beleef je het allemaal. Vrolijke flirts, meeslepende romances en opwindende hartstocht. Met meiden die voor niets staan en mannen die aan alle romantische fantasieën beantwoorden. En… met elke keer weer een happy end. Deze en andere Harlequin-uitgaven vind je op www.harlequin.nl, in webwinkels en in het tijdschriftenschap van de meeste supermarkten en (kantoor)boekhandels.
ROMANTISCHE REEKSEN
DOKTERSROMAN
DOKTERSROMAN: De onverwoestbare romantiek van de wereld van de witte jassen – vertaald naar verhalen van nu. Waar drama, hoogspanning en nieuw leven een boeiend decor vormen voor de liefde, maar verantwoordelijkheid ook offers vraagt. Deze en andere Harlequin-uitgaven vind je op www.harlequin.nl, in webwinkels en in het tijdschriftenschap van de meeste supermarkten en (kantoor)boekhandels.
ROMANTISCHE REEKSEN
WHITE SILK
WHITE SILK: Lekkere steamy liefdesstory’s, die net even anders zijn dan alle andere. Want verliefd worden kan ook wild zijn, zinderend erotisch, en totaal onverwacht. En… als je je laat verleiden door de ware, ook nog eens superromantisch. Deze en andere Harlequin-uitgaven vind je op www.harlequin.nl, in webwinkels en in het tijdschriftenschap van de meeste supermarkten en (kantoor)boekhandels.
ROMANTISCHE REEKSEN
PRELUDE
PRELUDE: Meeslepend romantische, maar ook realistische en vaak ontroerende verhalen van auteurs met een eigen stem. Waarin liefde niet uit de hemel valt maar veroverd moet worden, en geluk is weggelegd voor wie het durft te grijpen. Deze en andere Harlequin-uitgaven vind je op www.harlequin.nl, in webwinkels en in het tijdschriftenschap van de meeste supermarkten en (kantoor)boekhandels.
ROMANS
HQN ROMAN
HQN ROMAN: Een bijzondere selectie heerlijk dikke romans en romantische romans van Amerikaanse bestsellerauteurs als Robyn Carr, Susan Mallery, Linda Lael Miller en Sherryl Woods. Goed voor urenlang gegarandeerd lekker lezen. Deze en andere Harlequin-uitgaven vind je op www.harlequin.nl, in webwinkels en in het tijdschriftenschap van de meeste supermarkten en (kantoor)boekhandels.
ROMANS
NORA ROBERTS
NORA ROBERTS: Eerste of nieuwe Nederlandse uitgaven van Nora Roberts, een van de meest gelezen auteurs ter wereld. Vooral geliefd om haar kleurrijke en warm getekende personages, die zich een plaats weten te verwerven in ieders hart en de lezer moeiteloos meeslepen in het verhaal, hoe spannend of grimmig dit soms ook wordt. Deze en andere Harlequin-uitgaven vind je op www.harlequin.nl, in webwinkels en in het tijdschriftenschap van de meeste supermarkten en (kantoor)boekhandels.
THRILLERS EN SPANNING
BLACK ROSE
BLACK ROSE: Spannende thrillerverhalen met een opwindend romantisch accent. Omdat gevaar twee mensen heel dicht bij elkaar kan brengen en angst zich kan ontladen in heftige hartstocht. Lezen met het hart in de keel… Deze en andere Harlequin-uitgaven vind je op www.harlequin.nl, in webwinkels en in het tijdschriftenschap van de meeste supermarkten en (kantoor)boekhandels.
THRILLERS EN SPANNING
IBS THRILLER
IBS THRILLER: Een spannende selectie thrillers en literaire thrillers van Amerikaanse bestsellerauteurs als Amanda Stevens, Pamela Callow, Brenda Novak en J.T. Ellison.Meeslepend spannend, huiveringwekkend of gewoon bloedstollend eng… Deze en andere Harlequin-uitgaven vind je op www.harlequin.nl, in webwinkels en in het tijdschriftenschap van de meeste supermarkten en (kantoor)boekhandels.
THRILLERS EN SPANNING
TESS GERRITSEN THRILLERS
TESS GERRITSEN THRILLER: Aantrekkelijk vormgegeven pocketreeks met de acht romantische thrillers waarmee het succes van Tess Gerritsen begon. Voor fans, voor verzamelaars én voor iedereen die houdt van spanning met net genoeg romantiek. ‘Ik hoop dat u ervan geniet!’ TESS GERRITSEN Deze en andere Harlequin-uitgaven vind je op www.harlequin.nl, in webwinkels en in het tijdschriftenschap van de meeste supermarkten en (kantoor)boekhandels.
THRILLERS EN SPANNING
ALEX KAVA THRILLERS
ALEX KAVA THRILLER: Strak vormgegeven pocketreeks met alle Maggie O’Dell-thrillers van bestsellerauteur Alex Kava. Stuk voor stuk ‘pageturners van jewelste’, zoals crimezone.nl terecht schreef. Deze en andere Harlequin-uitgaven vind je op www.harlequin.nl, in webwinkels en in het tijdschriftenschap van de meeste supermarkten en (kantoor)boekhandels.
FANTASY EN DARK ROMANCE
BLACK MOON
BLACK MOON: Verhalen uit de spannendste Dark Romance-series van de beste auteurs van dit moment. Met verleidelijke vampiers in Wings in the Night van Maggie Shayne, sexy demonen in The Lords of the Underworld van Gena Showalter en de flitsende Partholon-fantasy van P.C. Cast. Deze en andere Harlequin-uitgaven vind je op www.harlequin.nl, in webwinkels en in het tijdschriftenschap van de meeste supermarkten en (kantoor)boekhandels.
FANTASY EN DARK ROMANCE
HARLEQUIN YOUNG ADULT
HARLEQUIN YOUNG ADULT: Bijzondere boeken voor jonge mensen, van auteurs die op de drempel van een internationale doorbraak staan. Met Julie Kagawa en haar meeslepende fantasy-reeks Iron Fey, Maria V. Snyder en haar spannende dystopia-tweeluik Inside Out/Outside In en Aimée Carters geheel eigen versie van de Griekse mythologie. Deze en andere Harlequin-uitgaven vind je op www.harlequin.nl, in webwinkels en in het tijdschriftenschap van de meeste supermarkten en (kantoor)boekhandels.
SPECIALE UITGAVEN
HARLEQUIN SPECIAL
HARLEQUIN SPECIAL: Veelverkochte seizoensbundels met heerlijk romantische korte verhalen, zoals de Zomerspecial, de Kerstspecial en de Winterspecial. Voor op het strand of bij de open haard, altijd het lezen waard. Deze en andere Harlequin-uitgaven vind je op www.harlequin.nl, in webwinkels en in het tijdschriftenschap van de meeste supermarkten en (kantoor)boekhandels.
SPECIALE UITGAVEN
VERZAMELBUNDELS
VERZAMELBUNDEL: Mooi vormgegeven volledige uitgaven van bijzondere miniseries van bijzondere auteurs. Romantisch, sexy, spannend of alle drie tegelijk, maar altijd boeiend tot de laatste bladzijde. Collector's edities voor wie het verhaal graag compleet heeft. Deze en andere Harlequin-uitgaven vind je op www.harlequin.nl, in webwinkels en in het tijdschriftenschap van de meeste supermarkten en (kantoor)boekhandels.
Want lezen maakt het leven leuker