Van de redactie
Want lezen maakt het leven leuker Waar je ook zin in hebt – in korte verhalen of dikke boeken, in romantisch, spannend, ontroerend of lekker steamy… bij Harlequin vind je altijd wat je zoekt – en meer. Harlequin-uitgaven zijn vrijwel overal te koop. Kijk in onze webwinkel op www.harlequin.nl of ga naar het tijdschriftenschap van de supermarkt of (kantoor)boekhandel en ontdek wat Harlequin allemaal voor je heeft. We wensen je veel leesplezier met dit gratis Ontdek Harlequin-probeerboek!
Korte inhoud Vlucht naar nergens KERRY CONNOR Allie Freedman was op de verkeerde plaats, op de verkeerde tijd – en zo ooggetuige van een brute moord. Vanaf dat moment leeft ze een leven op de vlucht. Maar niet alleen de moordenaars willen haar te pakken zien te krijgen. Ook Gideon Ross zoekt haar, want ze is een cruciale getuige in een rechtszaak. Met veel moeite weet hij haar op te sporen, net op tijd om haar uit de handen van haar achtervolgers te redden. Desondanks weigert Allie hem in vertrouwen te nemen. Wat kan daarachter zitten?
Ook van deze auteur Levend lokaas (Black Rose) Stille nacht (Black Rose) Het donkerste uur (Black Rose) Russische roulette (Black Rose)
Colofon Harlequin Black Rose © 2008 Kerry Connor Oorspronkelijke titel: Strangers in the Night Vertaling: Beitske Verheij ISBN 978 94 6170 734 5 Zetwerk e-book: Mat-Zet B.V., Soest Omslag: Véronique Cornelissen/Catch/Peter Verwey Beeld: Paul Souders/Digital Vision/Getty Images;Peter Turver/Getty Images; BeautyArchives/Jupiter Images Originele uitgave verschenen bij Harlequin Enterprises Ltd., Don Mills, Canada Deze uitgave is uitgegeven in samenwerking met Harlequin Enterprises II B.V./S.à.r.l. Nederlandse uitgave: Harlequin Holland Niets uit deze uitgave mag op welke wijze dan ook worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Alle in dit verhaal voorkomende personen zijn ontleend aan de fantasie van de schrijver. Elke gelijkenis met bestaande personen berust op toeval. www.harlequin.nl
Proloog Even na negenen kwam de taxi tot stilstand achter het gebouw van Chastain. Allie maakte niet meteen aanstalten om uit te stappen. De regen tikte op het dak van de taxi terwijl ze door de natte ruit het duister in tuurde. Boven de deur waardoor ze het gebouw binnen wilde gaan, moest een lamp branden, maar vanaf hier was die niet te zien. Het steegje tussen de Manhattanse wolkenkrabber en het naburige gebouw leek volkomen zwart. Uiteraard was ze vergeten haar paraplu mee te nemen. Daar was het echt een dag voor. De chauffeur draaide zich om en wierp haar een sceptische blik toe. ‘Kan ik u toch niet beter aan de voorkant afzetten?’ Dit was echt de allerlaatste plaats waar Allie wilde zijn. Ze was bekaf en had ontzettend last van haar rug en voeten. Het liefst zou ze zich meteen weer naar huis laten brengen. Maar ze was nou eenmaal zo stom geweest om voor haar broer kaartjes te regelen voor de honkbalwedstrijd van de volgende dag, en nog stommer was het, dat ze die kaartjes op haar bureau had laten liggen. Had ze die middag maar niet zo haastig van haar werk moeten vertrekken. En natuurlijk zou die wedstrijd uitgerekend vroeg in de middag worden gespeeld. Als ze nu niet terugging naar het werk, zou ze het de volgende ochtend vroeg moeten doen, anders zouden haar broer en zijn vrienden te laat in het stadion zijn. En na zo’n heftige week piekerde ze er niet over op zaterdagochtend voor twaalven haar bed uit te komen. Ze haalde geld voor de taxi uit haar portemonnee. ‘Nee, ik stap hier uit.’ ‘Zal ik op u wachten?’ Dat werd veel te duur. Ze mocht blij zijn als ze een taxi terug naar Queens zou kunnen betalen. ‘Nee, laat maar.’ Nadat Allie had afgerekend en de taxi was weggereden, liep ze in de richting van de steeg, binnensmonds mopperend over honkbal en jongere broers. Door de dienstingang te gebruiken en zo de beveiliging aan de voorkant te ontlopen hoopte ze sneller weer buiten te zullen staan. Een van de nachtwakers die vaak aan de voorkant postte, was echt een gluiperd. Of hij die avond dienst had, wist ze niet, maar ze wilde het risico niet nemen. Ze was al bijna doorweekt van de regen toen ze eindelijk het licht boven de achterdeur in het oog kreeg. Opgelucht zocht ze in haar tasje naar de toegangscode, die ze eigenlijk helemaal niet mocht hebben. Toch handig om vrienden op belangrijke posten te hebben – in dit geval Nadine van de salarisadministratie. Nadine hoorde de code eigenlijk ook niet te weten, maar Allie zou haar natuurlijk nooit verraden. Ze had het papiertje net gevonden, toen ze stemmen uit de richting hoorde komen waar zij daartoe wilde gaan. Ondanks zichzelf toch nieuwsgierig, liep ze langzaam verder. Nu hoorde ze de gedempte en boze stemmen beter. Ze schrok. Een van de stemmen herkende ze. Die was van Price Chastain zelf, onroerendgoedmagnaat, hoofd van de Chastain Corporation. Haar hoogste baas, al zag ze hem vaker in de krant dan op kantoor. Ze bleef staan. Hij was wel de laatste die ze in zo’n steeg zou verwachten. De andere stem kende Allie niet – van een vrouw. Een vrouw die op haar strepen stond. Chastains humeur was berucht, maar de vrouw liet zich niet onder het tapijt vegen. Op haar tenen sloop Allie verder en gluurde om het hoekje naar het portiek van de achterdeur. Ze stonden vlak voor de ingang die zij had willen gebruiken, helder verlicht door de buitenlamp, recht tegenover elkaar, en Allie herkende het profiel van de vrouw. Kathleen heette ze, Kathleen Huppeldepup. Op welke afdeling ze werkte, wist Allie niet precies. Ze kende haar alleen van gezicht. De vrouw beefde van woede, ze had haar vuisten gebald. En wat Chastain ook zei, ze bond niet in. Ze waren trouwens niet alleen. Twee mannen stonden aan weerszijden van de vrouw. Uit hun houding sprak dat ze daar niet waren om haar te verdedigen. Er liep een onbehaaglijke rilling langs Allies rug. Ze wist niet wat hier aan de hand was en ze wilde het ook niet weten. Het ging haar niets aan, en dat wilde ze graag zo houden. Er zat gewoon niets anders op dan toch maar de hoofdingang te nemen. Centimeter voor centimeter trok ze zich terug in de richting waar ze vandaan was gekomen. Op dat moment haalde Mr. Chastain met een bizarre terloopsheid een pistool tevoorschijn. Heel even leek de tijd stil te staan. Allie verstijfde. Kathleen verstijfde. Na al dat geruzie was het opeens onthutsend stil. Toch ging de tijd op de een of andere manier verder. Met diezelfde terloopsheid zette Mr. Chastain het pistool tegen de borst van de vrouw voor hem. En schoot. Als op een videoband die van slowmotion opeens in vooruitspoelen overgaat, leek alles tegelijk te gebeuren. Het gedempte schot. Het bloed dat tegen Mr. Chastains smetteloze pak, jas en hoed spatte. Kathleens hoofd dat achterover sloeg, haar ogen groot van schrik, voor ze op de grond viel. Daarna opnieuw stilte, afgezien van het geruis van de regen. Een schreeuw welde op in Allies keel, maar ze perste haar lippen op elkaar. Ze mocht niet gillen, niet laten merken dat ze het had gezien. Daar stond ze, verscholen in de duisternis van de steeg, te bang om te bewegen en ook te bang om te blijven staan. Ze zag dat Mr. Chastain het pistool langzaam liet zakken en terug stopte in zijn zak. Moord. Ze was zojuist getuige geweest van moord. Onthutst keek Allie naar zijn gezicht. Er was geen spoor van spijt te zien, niets. Als ze hem de moord niet zelf had zien plegen, zou ze het nooit hebben geloofd. Hij keek neer op het lichaam van de vrouw met zo’n nietszeggende blik, dat ze zich bijna afvroeg of hij zich wel realiseerde wat hij gedaan had. Toen glimlachte hij, met huiveringwekkende kalmte. Hij zei iets tegen de twee mannen, die daar al die tijd hadden gestaan zonder iets te doen. Een van hen lachte. Een nieuwe golf van angst sloeg door haar heen. Ze merkte dat ze van top tot teen trilde. Stille tranen vermengden zich met de regen, liepen over haar wangen en vertroebelden haar blik. Ze was te verstijfd om ze weg te vegen. Opeens besefte ze tot haar schrik dat ze daar nog steeds stond. Hoelang al? Tien seconden? Minuten? Een uur? Veel te lang in elk geval. Ze moest weg. Chastain kon ieder moment in haar richting kijken en haar zien. En dan zou hij haar ook doodschieten. Met ingehouden adem schuifelde ze stukje bij beetje achteruit, verder het donker in. Ze dook weg om de hoek. Pas toen draaide ze zich om en begon ze sneller te lopen, steeds sneller, weg, weg.
Hoofdstuk 1 Een jaar later Door het geronk van de automotor wist Gideon Ross al minuten van tevoren dat hij bezoek kreeg, want zijn huisje was de enige bestemming van deze smalle bergweg. Ross had het afgelegen huisje diep in het Adirondackgebergte niet gekocht omdat hij hoopte mensen te ontmoeten, integendeel. De meeste dagen verstreken dan ook zonder dat ook maar iets de stilte verbrak. De maandelijkse bestellingen van de supermarkt in de stad vormden de enige, helaas onvermijdelijke, uitzonderingen. Na een paar toenaderingspogingen hadden de buren onder aan de berg de boodschap begrepen en hem verder met rust gelaten. Dit was niet de bestelauto van de supermarkt, wist Ross, want die klonk anders. Dit onheilspellende, steeds sterker wordende gegrom was hem onbekend. Hij zette zijn bierflesje aan zijn mond, dronk de laatste slok en plaatste het naast zich op de vloer. Hij legde zijn voeten op het verandahek, liet zijn stoel op twee poten wippen en vouwde zijn handen achter zijn hoofd. Ze bekeken het maar. Hij ging zijn dag niet laten verpesten door de een of andere stomme idioot. De herfstmiddag was veel te warm en de zon voelde veel te lekker om je ergens druk over te maken. Het voertuig – een nieuw model Buick, merkte hij onwillekeurig op – bleef voor het huisje staan. De motor werd uitgezet, en even later hoorde hij iemand uitstappen. Hij nam niet de moeite de vissershoed af te zetten die hij diep over de ogen had getrokken. Van bezoek was hij niet gediend, en daar diende de onbekende bezoeker zo snel mogelijk van doordrongen zijn. Voetstappen knerpten over het grindpad naar de voordeur. Het was een man, of een vrouw die liep als een man. En zo te horen droeg diegene iets heel zwaars. Oude gewoontes leerde je niet snel af, en een jaar nietsdoen had hem niet afgeleerd onwillekeurig ieder detail op te merken. ‘Doe maar niet alsof je slaapt. Zou je een ouwe man niet eens iets te drinken aanbieden?’ Hm. Die stem kwam hem bekend voor. Hij voelde spanning in zijn maag, en de lichte roes van het bier, waar hij de hele middag aan had gewerkt, was meteen verdwenen. ‘Nou?’ drong de stem aan. ‘Nee.’ Het verandahek kraakte toen Ken Newcomb ertegenaan leunde. ‘Jammer. Heb ik dan voor niks zes uur in de auto gezeten?’ ‘In de stad zijn kroegen zat waar je een biertje kunt drinken.’ ‘Wat moet jij hier toch, zo in de middle of nowhere?’ ‘Daar heb ik een reden voor.’ ‘Ja. Dat je je verstand hebt verloren.’ ‘Ik wil met rust worden gelaten.’ ‘Als jij telefoon had gehad, had ik niet hoeven komen.’ ‘Er is niemand met wie ik wil praten.’ ‘Nou, met mij toch wel, denk ik. Ik heb een klus voor je.’ ‘Geen interesse.’ ‘Ik dacht het wél.’ ‘Ik heb mijn vergunning laten verlopen. Je zult een andere premiejager moeten zoeken.’ ‘Je hebt geen vergunning nodig. Dit is niks officieels, het is persoonlijk.’ Dat had Ross al een beetje zien aankomen. Eindelijk schoof hij zijn hoed naar achteren en keek hij zijn bezoeker aan. Op het gezicht van de moordrechercheur hadden alle zaken die hij in vijfentwintig jaar tijd had behandeld hun sporen nagelaten. In de krap veertien maanden die waren verstreken sinds Ross hem voor het laatst had gezien, leek Newcomb vijf jaar ouder te zijn geworden. Er waren rimpels bijgekomen in zijn voorhoofd en rond zijn ogen, die koortsachtig glinsterden. De knoop in Ross’ maag trok nog meer samen. Wat deze man ook wilde, in elk geval was het iets belangrijks. En dat zou het nog moeilijker maken hem nee te verkopen. Wat niet betekende dat Ross dat niet zou doen. Toen hij niets zei, vervolgde Newcomb: ‘Heb je het gehoord van Chastain?’ Price Chastain. Die naam was de genadeklap voor het laatste restje gemoedsrust dat Newcombs komst nog had overgelaten. ‘Ik heb het gehoord, ja.’ ‘Het proces begint over een paar weken. Ik dacht dat je er misschien voor terug zou komen naar de stad.’ ‘Newcomb, hoe vaak heeft het openbaar ministerie Chastain al niet aangeklaagd wegens iets?’ Newcombs aarzeling was veelzeggend. ‘Vier keer.’ ‘En hoe vaak is hij veroordeeld?’ ‘Nooit.’ ‘Dus snap je wel waarom ik niet meteen terug naar New York ben geracet.’ ‘Deze keer is het anders. We hebben hem echt te pakken.’ ‘Dat heb ik ook al eens vaker gehoord.’ ‘Deze keer hebben we hem op video.’ Dat liet Ross even tot zich doordringen. Hij ging zich geen illusies maken, maar Newcomb zat hier niet zomaar. ‘Oké. Ik luister.’ ‘Wat heb je precies over die zaak gehoord?’ ‘Er dringt niet zo heel veel nieuws uit New York door tot hier.’ ‘Het slachtoffer is Kathleen Mulroney, een secretaresse van zijn bedrijf. Op een vrijdagavond, vorig jaar september, kreeg hij haar te pakken toen ze het gebouw uit probeerde te glippen met een paar geheime computerbestanden die ze had gekopieerd. We weten niet wat erin stond. Tegen de tijd dat Chastain was gearresteerd, had hij die allang gewist. We denken dat ze op bewijs is gestuit van zijn smerige zaakjes.’
‘Maar je hebt geen concreet motief.’ ‘Maakt niet uit. Dit is al genoeg.’ Ross besloot zijn mening hierover voor zich te houden. ‘Ga door.’ ‘Hij moet hebben geweten wat ze van plan was, want hij stond haar op te wachten toen ze het gebouw uit kwam. Hij confronteerde haar met wat hij wist, ze maakten ruzie, en toen schoot hij haar in de borst.’ ‘Heeft die hufter het zelf gedaan?’ Dat was haast te mooi om waar te zijn. ‘Yep. Waarschijnlijk in een vlaag van woede, of uit pure overmoed. We hebben hem nooit ergens voor veroordeeld kunnen krijgen. Wat maakt nóg een moord dan uit?’ ‘En dat heb jij dus op video?’ ‘Wat Chastain niet wist, was dat bij de achteruitgang net een nieuwe alarminstallatie was geplaatst. Een beveiligingscamera boven de achterdeur heeft alles vastgelegd. Als dat niet zo was geweest, dan was de vrouw gewoon het zoveelste Chastain-slachtoffer geweest dat opeens was verdwenen zonder een spoor achter te laten. Dan zouden we nooit iets hebben kunnen bewijzen.’ Newcomb schudde zijn hoofd. ‘Vijf jaar zitten we al achter die hufter aan, en nu hebben we hem door stom toeval. Alles staat op die band: Chastain die die vrouw pakt als ze het gebouw uit loopt, de ruzie, het schot. En twee mannen die het lichaam weghalen.’ ‘Wat voor mannen?’ ‘De ene is iemand van wie je nog nooit hebt gehoord, een nieuwe werknemer van Chastain. Pete Crowley heet hij.’ Newcomb keek hem nu recht aan. ‘En Roy Taylor.’ Een koude rilling trok langs Ross’ ruggengraat. ‘Waarom ben je hier, Newcomb?’ ‘Taylor is ervandoor.’ Newcomb hoefde niets meer te zeggen. Die drie woorden vertelden Ross alles wat hij moest weten en maakten dat hij zeker zou meewerken. Hij vloekte, en dat was precies de reactie waarop de rechercheur had gewacht. Voor het eerst sinds zijn komst glimlachte Newcomb, een intevreden grijns. Rusteloos haalde Ross een nieuw flesje bier uit de koelkast en wipte de dop eraf met de achterkant van zijn duim. Dat die heerlijke roes terug zou komen, kon hij wel vergeten, maar als er één gelegenheid om drank vroeg, was het deze wel. Jammer dat hij niks sterkers in huis had. Hij dronk het flesje in één keer half leeg en begon over de houten vloer van het huisje te ijsberen. Wanneer kwam Newcomb nou eens terug uit de wc? Had hij soms op de heenweg aan één stuk door koffie zitten drinken? Ergens wilde hij de rechercheur het liefst terugsturen naar New York en het hele geval vergeten. Opnieuw bij al die vuiligheid van Chastain betrokken raken was wel het laatste waarop hij zat te wachten. Juist om dat te ontvluchten had hij dit stuk grond gekocht. Hij had volledig gebroken met zijn vroegere beroep. Sinds hij zich hier had teruggetrokken had hij misschien geen vrede gevonden, maar in elk geval rust. Geen gezoek op plekken waar geen zinnig mens zich ooit zou wagen, geen gedoe meer met criminelen en met de overwerkte, onderbezette politie van New York. Hier werd hij met rust gelaten, en dat was alles wat hij wilde. Alles, behalve Price Chastain achter de tralies zien. Weer zette Ross de fles aan zijn mond. Als Chastain toch eindelijk eens zijn verdiende loon zou krijgen… Price Malcolm Chastain, geboren als Gary Allan Paine, was een selfmade vastgoedmagnaat die maar liefst drie wijken bezat. Een veredelde huisjesmelker die zijn imperium had uitgebreid met de meest smerige middelen. Om niet te zeggen een allround smeerlap, een man met bijna net zoveel connecties in de onderwereld als de Maffia. Ook was hij degene die opdracht had gegeven Jed Walsh te vermoorden, de man die Ross alles over het vak had geleerd wat hij wist, en de enige persoon in de hele wereld die iets om hem had gegeven toen hij als kind over straat had gezworven. Uiteraard waren noch Chastain, noch Taylor, zijn voornaamste handlanger, ooit aangeklaagd voor Jeds dood. Er was nu eenmaal geen enkel bewijs te vinden voor dat, waarvan iedereen wist dat er gebeurd was. Zo was dat nu eenmaal met Chastain. Verschillende personen die de man in de weg hadden gestaan, waren in de loop der jaren aan hun eind gekomen, maar problemen gleden van hem af als regen van een schuin dak. De FBI zat achter hem aan, en ook de procureur-generaal van New York. Na vier keer voor schut te zijn gezet zou het Openbaar Ministerie waarschijnlijk een moord doen voor een veroordeling. Toch waren ze er nog niet. Ross was niet zo naïef om te denken dat de slechteriken uiteindelijk altijd hun verdiende loon kregen. Hoe vervelend het ook was, hij moest onder ogen zien dat Chastains veroordeling nog lang geen feit was. De wc-deur ging open. Newcomb stapte de woonkamer binnen, terwijl hij zijn riem vastmaakte. Hij liet zijn blik goedkeurend over het vertrek glijden. ‘Ik had het niet verwacht, maar ik moet zeggen: een aardig optrekje heb je hier. Zelf heb ik in Jersey een stukje grond gekocht waar ik een huisje op neer wil zetten als ik ooit met pensioen ga. Voor je het weet, is het zover, hè?’ Weer diezelfde harde zelfingenomen blik in Newcombs ogen. Dat Newcomb zo zeker wist dat Chastains ondergang nabij was, deed Ross’ ongeduld nog toenemen. Als iemand anders dan Ken Newcomb voor de deur had gestaan, zou Ross hem er meteen uit hebben gegooid. Om te beginnen had hij het niet zo op smerissen, al had hij jarenlang aan hun kant gewerkt. In zijn jeugd had hij ze zo vaak ontlopen, dat hij zich nooit op zijn gemak had leren voelen bij hen. Dat was ook wat hem zo goed maakte in zijn vak: hij begreep wat iemand die wet ontdook zou doen, of waar hij heen zou gaan. Maar Newcomb was de belangrijkste rechercheur geweest in Jeds zaak, en ook lid van de elitegroep die minstens zo vurig op Chastains ondergang hoopte als Ross. ‘Wanneer is Taylor gevlucht?’ Ross kwam terzake. ‘Twee dagen geleden, denken we.’ Hij keek naar het lege flesje dat Ross in zijn hand had. ‘Heb je er nog zo een?’ Ross slenterde naar de koelkast. ‘Dénken jullie?’ Er trok een schaduw over Newcombs gezicht. ‘Gisterochtend had Taylor voor de rechtbank moeten verschijnen, maar hij bleek niet meer in de stad te zijn.’ ‘Je had kunnen weten dat hij ertussenuit zou willen knijpen. Je had hem in voorlopige hechtenis moeten nemen.’ ‘Leg dat maar eens uit aan een rechter.’ Ross zette een ongeopend flesje voor Newcomb neer op tafel. ‘Wie is dat?’ Hoofdschuddend pakte de rechercheur het flesje, en Ross wist dat hij de onderliggende vraag had begrepen. Chastain
was zo vaak de dans ontsprongen dat er omkoperij in het spel moest zijn geweest. ‘Bernstein,’ zei Newcomb. ‘Echt zo’n verbeten law-and-order-type. Het Openbaar Ministerie was blij met hem. Trouwens, we maakten ons meer zorgen dat Chastain weg zou lopen. Die heeft heel wat meer te verliezen.’ ‘Is de zaak dan zo sterk?’ Ross kon zich niet voorstellen dat Chastain verder als voortvluchtige door het leven zou willen gaan, tenzij hij er zeker van was dat hij anders zijn ondergang tegemoet ging. En Chastain was niet het type dat zich gemakkelijk gewonnen gaf. ‘We hebben het bloed op zijn pak en zijn jas. En we hebben de video.’ ‘Nou, geweldig.’ Newcomb nam een slok. Voor het eerst zag Ross een barstje verschijnen in de zelfverzekerdheid van de rechercheur. ‘Oké, we hebben geen lijk, al hebben getuigen Taylor die nacht iets in de rivier zien gooien. Op de tape staat uiteraard geen geluid. Anders hadden we het motief misschien kunnen afleiden uit wat er werd gezegd. Bovendien regende het die avond stevig, zodat de advocaat van Chastain natuurlijk zal zeggen dat het niet allemaal duidelijk genoeg te zien is om honderd procent zeker te zijn. Terechte twijfel, je weet hoe dat gaat. Zijn advocaat zal natuurlijk alles uit de kast halen.’ ‘Nou, kat in het bakkie dus.’ Newcomb keek Ross nijdig, met bloeddoorlopen ogen aan. ‘Hij haalt een pistool tevoorschijn, schiet haar in de borst, ze valt neer, ze halen het lichaam weg. Het staat er duidelijk op, in zwartwit weliswaar, maar toch. Aangezien er geen ooggetuigen zijn, is dat het beste wat we krijgen kunnen.’ ‘Waarom zou Taylor ervandoor zijn gegaan en Chastain niet?’ Newcomb nam een flinke slok uit de fles en trok hem met een zucht van zijn lippen. ‘Misschien denkt Chastain nog steeds dat hij er zonder kleerscheuren vanaf zal komen. Hij is brutaal. Taylor is alleen maar een huurling, die snapt vast dat het er slecht voor hem uitziet. Of hij kan zich achter Chastain scharen, óf hij kan ervandoor gaan. Maar de laatste die heeft geprobeerd Chastain in deze zaak in de steek te laten heeft dat met de dood moeten bekopen.’ ‘Wie dan?’ ‘Crowley, die andere vent die bij de moord aanwezig was. Die had zich laten ontglippen dat hij met het Openbaar Ministerie wilde praten. Opeens was hij dood. En iedereen weet wie het heeft gedaan.’ ‘Maar het valt natuurlijk weer niet te bewijzen.’ Newcomb hield instemmend het flesje scheef. ‘Dus door Crowleys dood is Taylor alleen overgebleven om met Chastain voor de rechtbank te verschijnen. Wie is eigenlijk met deze zaak belast? Officieel dan.’ ‘Wes Miller.’ Ross knikte. ‘Dat is een goeie. Die heeft Taylor vast zo weer te pakken. Je hebt mij helemaal niet nodig.’ ‘Miller is goed, ja. Maar jij bent de beste.’ ‘Jed, die was de beste.’ ‘En hij heeft je alles geleerd wat hij wist. En wat nog belangrijker is: jij bent gemotiveerder dan Miller. Hij doet dit alleen omdat het zijn baan is. Maar voor jou is het een persoonlijke kwestie. Jij wilt Taylors ondergang, nog liever dan die van Chastain, en jij zal niet rusten voor hij terug is waar hij hoort. Dat weten we allebei. En daarom ben ik hier.’ Verdorie. Newcomb kende hem veel te goed. Hij wist dat Ross Taylor verantwoordelijk hield voor de dood van Jed, ook al was Chastain de beklaagde. Blijkbaar kon hij zijn emoties niet verbergen. Toen hij opkeek, merkte hij dat Newcomb hem aankeek, met weer die rare triomfantelijke glans in zijn ogen. ‘Dus je doet het?’ Zeg nee. ‘Oké, ik doe het.’ Diep vanbinnen, al zou een deel van hem het nooit toegeven, wilde Ross dit echt doen. Toen het erop aankwam, had hij niets voor Jed kunnen doen. Hij had noch zijn leven kunnen redden, noch ervoor kunnen zorgen dat de schuldige ervoor werd gestraft. Maar dit kon hij. Hier was hij goed in, dit was wat Jed hem had geleerd. Het was alleen maar prima dat hij zijn specialisme nu kon gebruiken om de man die Jed had vermoord achter de tralies te krijgen. Diep in zijn hart moest hij bekennen dat hij ook blij was dat hij weer terug zou zijn in het spel. Al die rust ging op den duur toch vervelen. ‘Zeg Newcomb, je hebt niet gezegd dat ik hem in één stuk moet terugbrengen.’ Newcomb grijnsde. ‘Zolang hij maar voor de rechtbank kan staan, is hij helemaal voor jou.’
Hoofdstuk 2 ‘Nog een prettige avond, Connie.’ Mr. Mortimer hield de deur van de apotheek open om de vrouw die hij kende als Connie Baker uit te laten. ‘Tot morgen.’ ‘Ook nog een prettige avond,’ zei ze zachtjes toen ze langs hem de nat geregende straat op liep. Hoe ze ook haar best deed, ze kon zich er niet toe zetten zijn tweede beleefdheid te beantwoorden. Ze zou de volgende dag niet terugkomen, en ook daarna niet, nooit meer. De volgende ochtend zou ze al een heel eind verwijderd zijn van Chicago, geen spoor achterlatend van haar korte verblijf hier. Mortimer zou nooit weten wat er met zijn jonge caissière was gebeurd. Connie Baker zou niet meer bestaan. Die naam zou niet meer worden gebruikt, evenmin als al die andere namen: Beth Roberts, Lisa Greene, Allie Freedman. Weer een vrouw die opeens was verdwenen, terwijl ergens anders een andere vrouw zomaar uit het niets opdook. Ze wist niet waarom het zo moeilijk was wéér een leugen te vertellen aan iemand tegen wie ze vanaf het begin al oneerlijk was geweest. Mr. Mortimer kende haar noch echte naam, noch haar verleden. Het enige wat hij van haar wist, was het zorgvuldig geconstrueerde verhaal dat ze hem op de mouw had gespeld en dat iets met de werkelijkheid te maken had. Toch was het lastig hem bij haar afscheid opnieuw voor te liegen. Ondanks haar gereserveerdheid was hij altijd erg aardig voor haar geweest. Louis Mortimer, al veertig eigenaar van deze apotheek aan de South Side van Chicago, had haar een kans gegeven en weinig vragen gesteld, alsof hij aanvoelde dat ze ergens voor op de vlucht was. Het voelde gewoon niet goed om weg te gaan zonder nog iets te zeggen. Natuurlijk geen waarschuwing, maar iets waarover hij later zou kunnen nadenken, iets waardoor hij zou begrijpen dat ze het niet kwaad had bedoeld. Ze draaide zich nog even om. ‘Mr. Mortimer –’ Gerommel van onweer overstemde haar woorden, en toen dat over was, had hij de deur al dichtgedaan. Binnen gingen een voor een de lampen uit. Ze voelde zich intens treurig. Hij was niet de eerste van wie ze niet fatsoenlijk afscheid had kunnen nemen. En hij zou ook niet de laatste zijn. Weer klonk een donderslag, veel te snel na de vorige. Ze keek omhoog, en meteen zag ze een bliksemflits langs de donkere hemel. Nog een reden om zich te haasten, alsof ze daarvoor niet al genoeg redenen had. Haar melancholie opzijzettend, begon ze te lopen. Een dikke mist kwam opzetten, de straat bijna onzichtbaar makend. Echt geweldig weer voor Halloween, dacht ze. Dat was over twee weken. Maar geen geweldig weer voor haar toch al zo geplaagde zenuwen. Ze liep snel, achtervolgd door de koude wind, die dwars door haar dunne jas sneed. Op dinsdagavond om elf uur waren er weinig mensen buiten. Afgezien van het café halverwege de straat was er op dit uur geen enkele zaak meer open . Omdat Mr. Mortimer het eigenlijk niet verantwoord vond dat zij ’s avonds alleen over straat liep, had hij aangeboden met haar mee te lopen, maar dat had ze afgewimpeld. Zelf vond ze het geen probleem alleen over straat te gaan. Er zaten zoveel mensen achter haar aan,dat ze zich gewoon niet kon voorstellen dat ze het slachtoffer zou kunnen worden van een simpele straatroof. Toch voelde ze zich deze avond op de een of andere manier niet op haar gemak. Scherper dan anders was ze zich bewust van het gevaar dat haar steeds dichter leek in te sluiten, net als de mist. Ze had Chastains proces gevolgd in de New Yorkse kranten, die ze iedere paar dagen had gelezen in de bibliotheek. Net die ochtend had ze vernomen dat Roy Taylor ervandoor was gegaan, twee weken voor het proces zou beginnen. En ze wist waarom. Hij zat achter haar aan. Blijkbaar was hij haar op het spoor gekomen. Dus moest ze zo snel mogelijk wegwezen uit Chicago. Ze passeerde het café, zo in gedachten verzonken dat ze het licht en het lawaai van binnen niet opmerkte. Eigenlijk had ze beter kunnen vertrekken zodra ze het verhaal had gelezen, dat al enkele dagen oud was. Maar ze was deze dag nog gebleven omdat ze haar loon van de afgelopen week nodig had. Met het geld dat ze in haar appartement had, kon ze de stad wel uit komen, maar niet ver genoeg om onvindbaar te zijn. Daarom had ze besloten nog één dag te blijven. Hopelijk zou die beslissing haar niet de kop gaan kosten. Wat haar precies waarschuwde, wist ze niet. Een vluchtige schaduw? Voetstappen in de stille straat? Hoe dan ook, opeens besefte ze dat ze niet alleen was. Iemand volgde haar. Het hart klopte haar in de keel. Ze dwong zichzelf regelmatig te blijven lopen. Ze had geen idee hoe ver hij nog van haar verwijderd was. Uit alle macht probeerde ze iets te horen boven het gebonk van haar hart uit. Ja, hij was achter haar. Maar hoe ver? Twee meter? Vier? Het was niet te zeggen. Hij kon ieder moment op haar rug springen. Gelukkig had ze niet verraden dat ze zich van zijn aanwezigheid bewust was. Hij was van plan haar te verrassen. Haar enige kans was hém te verrassen voor hij de kans kreeg. Koortsachtig liet ze alle opties de revue passeren. Toen schoot haar te binnen dat een pas of vijftien verder een steegje was. Het was te donker om het nu al te kunnen zien, maar ze wist dat het er was. En hij niet. Dat zou heel veel kunnen uitmaken. In haar hoofd telde ze de passen, in de hoop dat het klopte. Eén, vijf, tien. Een zelfbeheersing waarvan ze niet wist dat ze die had, weerhield haar ervan te gaan rennen. Ze telde de laatste passen. Eén, twee, drie, vier. Daar was het. Rennen! Ze schoot het hoekje om en rende zo hard ze kon. Ze hoorde nog een gesmoorde vloek, en toen het geluid van iemand die in het steegje achter haar aan kwam. Ze keek niet om en vertraagde haar pas geen seconde. Het steegje was donker, klam en smal, en er hing een stank van vuilnis en het riool. Nu hoorde ze alleen nog haar eigen schoenen op de straatstenen, weerkaatst door de muren. Ze wist niet hoe ver hij nog bij haar vandaan was en ook niet hoe ver de steeg doorliep. In de straat waar hij op uitkwam was weinig verlichting. Maar opeens voelde ze dat de lucht frisser werd. Dat er weer ruimte om haar heen was.
Haar woonblok was linksaf, maar ze sloeg rechtsaf, terug naar het winkelgebied waar ze net vandaan kwam. Dat zou hij vast niet verwachten. Hij zou denken dat ze verder zou gaan in haar oorspronkelijke richting. Dat zou hem ook beter uitkomen. Hij zou haar gemakkelijker kunnen grijpen als er niet zoveel mensen in de buurt waren, dan was er minder kans dat iemand zich ermee zou bemoeien. Daarom had hij haar niet al op straat te pakken genomen; hij had haar willen volgen tot haar huis. Maar dat zou ze niet laten gebeuren. Ze ging weer rechtsaf de volgende steeg in, toen nog een. Blindelings rende ze allerlei achterafstraten en steegjes door die haar terug zouden leiden naar waar ze was begonnen. In het café, tussen de mensen, zou ze veilig zijn, daar zou hij haar niet meer durven volgen. Hij wilde de politie er net zo min bij betrekken als zij. Ze moest in het café zien te komen. Toen ze eindelijk de neonreclames van de hoofdstraat in het oog kreeg, maakte ze nog een laatste sprint. Binnen een paar seconden zou ze het café bereiken. Ze schoot de hoek om. Recht tegen een muur op. Een plens koud water zou geen grotere schok zijn geweest. Ze stuiterde terug en dreigde haar evenwicht te verliezen, maar twee handen grepen haar bij de bovenarmen. Geschrokken keek ze op, recht in een gezicht dat gedeeltelijk was verborgen in de schaduw. Het was geen muur, maar een man. In het donker was hij niet meer dan een dreigend silhouet. Aan zijn ijzeren greep voelde ze dat hij niet van plan was haar te laten gaan. Ze had kunnen weten dat Taylor niet alleen zou zijn. Deze man was een van hen, dat moest wel. Ze verstijfde, juist nu ze had moeten terugvechten. Nadat ze zo lang had gerend kon ze gewoon niet geloven dat het moment van de afrekening nu toch was aangebroken. Ze hadden haar te pakken. ‘U bent net te laat. Hij is tien minuten geleden vertrokken.’ Ross kon de barkeeper nauwelijks verstaan boven de herrie in het café uit, maar toch kwam de boodschap helder door. Hij slikte een vloek in. Verdere ondervraging moest maar even wachten. De barkeeper draaide zich om om een klant aan de andere kant van de bar te bedienen. Voor een dinsdagavond was het erg druk in het kleine buurtcafé. Ross mocht nog blij zijn dat hij de aandacht van de man überhaupt had weten te trekken. Onuitstaanbaar dat hij Taylors spoor tot in deze bar had weten te vinden, maar dat hij hem net op tien minuten was misgelopen. Het was veel gemakkelijker geweest om Taylor te vinden dan hij had verwacht, en dat zat Ross ergens niet lekker. Voor iemand die op de vlucht was, had Taylor niet veel moeite gedaan om zijn spoor van New York naar Chicago uit te wissen. Ondanks de voorsprong die de man op hem had gehad, had Ross hem al binnen een paar dagen ingehaald. Uiteindelijk draaide de barkeeper zich weer in zijn richting, en Ross wenkte hem. ‘Hoe lang is die vent hier binnen geweest?’ Hij tikte op de foto van Taylor die hij op de bar had gelegd. De barkeeper slaakte een diepe zucht en dacht diep na. ‘Een uur of drie. Hij zat daar bij het raam. Vier biertjes heeft hij gehad.’ ‘Was hij alleen?’ ‘Yep. Hij zat daar maar. Hij zei niet veel, maar keek de hele tijd uit het raam.’ ‘En ging hij in zijn eentje weg?’ ‘Ik heb hem niet weg zien gaan. Het ene moment was hij er nog, ik draaide me even om, en weg was hij.’ De barkeeper hield zijn klanten aan de bar in de gaten, en Ross wist dat hij er verder niet veel uit zou krijgen. Daarom haalde hij een bankbiljet tevoorschijn en legde dat op de bar, dat de barkeeper zonder commentaar accepteerde. Ross liep naar de deur. Buiten keek hij naar links en naar rechts. Welke kant was Taylor op gegaan? Er was niemand te zien. Links waren een paar winkels met gesloten luiken: een wasserette en een drogisterij. Rechts waren woonhuizen en appartementen, een woonwijk. De ramen waren bijna allemaal donker, de bewoners lagen al veilig in bed. De opmerking van de barkeeper dat Taylor urenlang uit het raam had gestaard hield hem bezig. In plaats van een minder opvallende plek achter in het café te zoeken, waar niemand hem zou zien, was hij uitgerekend bij het raam gaan zitten. Ofwel was hij niet bang gezien te worden – maar Ross wist dat Taylor te schrander was om zo roekeloos te zijn – of hij was naar iemand op zoek. En waarschijnlijk was dat dezelfde persoon voor wie hij het hele eind hierheen was gekomen. Op dit tijdstip lag het voor de hand dat het ging om iemand die op weg was naar huis, en niet naar een winkel, want die zou al gesloten zijn. Daarom ging hij rechtsaf. Het onweer rommelde boven hem. Ross zette de kraag van zijn leren jack op maar zocht geen plek om te schuilen. Hij liep snel. Het zou kunnen dat Taylor was weggereden, nadat hij zijn zaakjes hier had afgehandeld. Maar daar wilde Ross nog niet van uitgaan. Hij kon nog niet accepteren dat hij de man op het nippertje had laten ontsnappen. Nee, hij moest nog ergens in de buurt zijn. Afgeleid door zijn gedachten, hoorde Ross de rennende voetstappen net iets te laat. Instinctief deed hij een stap achteruit, maar hij kon niet meer voorkomen dat iemand vanuit het niets tegen hem opbotste. Automatisch gingen zijn handen omhoog om de persoon staande te houden. Bij de eerste aanraking wist hij dat het een vrouw was. Ze hief haar gezicht naar hem op, waardoor het gordijn zwart haar waarachter het schuilging opzij schoof. Door de straatverlichting achter hem kon hij haar gezicht goed zien. Grote bange ogen keken naar hem op. Omdat hij voelde dat ze wilde vluchten, verstevigde hij zijn greep om haar armen. Snel nam hij de situatie in zich op. Hij keek naar het steegje waar ze uit was gekomen. Het begin daarvan was zo verborgen in de schaduwen dat hij het niet zou hebben opgemerkt. Hij voelde haar hart bonzen onder zijn duimen, door haar dunne kleding heen. Ook de schrik in haar ogen maakte duidelijk dat ze doodsbenauwd was. Voor hem?
Omdat ze niets zei, schudde hij haar zachtjes heen en weer. ‘Madam, gaat het?’ Het duurde een tel. Toen maakte de angst in haar ogen plaats voor verwarring. Ze knipperde met haar ogen en schudde haar hoofd. Zou ze aan de drugs zijn? Nee. Daarvoor was haar blik te helder. Ze bestudeerde zijn gezicht alsof ze op zoek was naar iets bekends. Dat zou ze niet vinden. Hij vergat nooit een gezicht, en hij wist zeker dat hij haar nooit eerder had ontmoet. ‘Jij bent niet een van hen,’ mompelde ze, het was nauwelijks meer dan gefluister. En toch, er was iets aan haar stem… ‘Een van wie?’ Hij had meteen spijt van zijn vraag. Waar deze vrouw ook mee bezig was, het interesseerde hem niet. Hij had genoeg aan zijn eigen problemen. Hij had niets met haar te maken, en dat kon hij beter zo houden. Met iedere seconde die verstreek, raakte Taylor verder van hem verwijderd. Voor ze antwoord kon geven, hoorden ze voetstappen naderen uit de steeg waar ook zij net uit was gekomen. Het was duidelijk dat degene voor wie ze op de vlucht was, achter haar aan kwam. Ze keken allebei in de richting van het geluid, en vervolgens naar elkaar. Staalharde vastberadenheid had de plaats in genomen van de eerdere de verwarring in haar ogen. Ze leek een totaal ander persoon te zijn geworden. Verbluft staarde hij haar aan. ‘Help me,’ zei ze. ‘Hij mag me niet vinden.’ Voor de tweede keer binnen één tel verraste ze hem. Niet door haar verzoek of de plotselinge kracht van haar stem. Nee, het was haar accent, dat helemaal niet thuishoorde in deze stad. Ze kwam uit New York. Hem niet de tijd gevend dat simpele feit te verwerken, wierp ze nog een blik over haar schouder, sloeg haar armen om zijn nek en trok hem plat tegen zich aan. Op hetzelfde moment draaide ze zich om, zodat ze beiden in een soort nis terechtkwamen, en hij haar tegen de muur drukte. Hij begreep het meteen. Haar achtervolger zou waarschijnlijk passeren zonder hen te zien. En als hij het wel wist… Haar handen gingen naar zijn haar en trokken zijn hoofd dichterbij. Even was hij ervan overtuigd dat zij hem zou gaan kussen. Dat was een klassieke truc: doen alsof je een stelletje was om iedereen te misleiden die naar een persoon op zoek was, niet naar twee. Hij was bijna teleurgesteld dat ze haar toevlucht nam tot zo’n cliché. Maar een deel van hem hoopte er juist op. Het was een tijd geleden dat hij een vrouw had gehad. Dat was het enige grote nadeel van zijn zelf opgelegde eenzaamheid geweest. Ze verraste hem – opnieuw. Ze kwam zo dichtbij dat het leek alsof ze elkaar kusten, maar toch bleef ze zo ver weg dat hun lippen elkaar niet konden raken. Ze waren omgeven door haast complete duisternis, geïsoleerd in de cocon van de nacht. Hij kon alleen haar ogen zien. Die staarden naar hem op, hem smekend geen geluid te maken en hun schuilplaats te verraden. Ross verroerde zich niet. Niet vanwege haar stille smeekbede. Het kwam omdat zelfs op dat moment, seconden later, de klank van haar stem nog weerklonk in zijn oren. Haar accent kwam rechtstreeks uit de Bronx, als zijn oor hem niet bedroog. En opeens wist hij volkomen zeker, dat zij degene was naar wie Roy Taylor op zoek was. Taylor was de man die achter haar aanzat. Meteen herschikte alles wat er de laatste paar minuten was gebeurd zich in Ross’ hoofd. Opeens was de warme, smekende, angstige vrouw in zijn armen geen toevallige voorbijgangster, maar iemand die in zijn leven van wezenlijk belang was. Als ze echt op de vlucht was voor Taylor, had ze alle reden om bang te zijn. Uiteindelijk schoot iemand uit de steeg en bleef toen slippend staan. Vervolgens een onderdrukte vloek, de bevestiging die Ross nodig had. Die stem kende hij. Taylor. Zijn eerste impuls was: erachteraan gaan. Taylor was maar een paar meter bij hem vandaan, vlak achter hem. En Taylor wist niet dat Ross daar was. Ross hoefde zich maar om te draaien, en hij had hem te pakken. De handen van de vrouw grepen nog steviger in zijn haar. Ze was duidelijk niet van plan hem te laten gaan. Ross keek in het donker op de vrouw neer. Het was niet te geloven, maar hij had iets in handen wat meer waard was dan Taylor. Hij had iets wat Taylor wilde hebben. Sterker nog, iets wat voor Taylor zo belangrijk was, dat hij ervoor New York was ontvlucht. Hoewel de vrouw geen geluid maakte, ademde ze gejaagd, waardoor haar borsten onbedoeld erotisch tegen hem aan schoven. Ondanks zichzelf voelde hij zich hard worden. Alleen de zelfcontrole die hij in de loop der jaren zo moeizaam had verworven weerhield hem ervan zich te bewegen. Hij bleef tegen haar aan gedrukt, en voelde ieder detail van haar lichaam terwijl haar zachte zoete adem zijn gezicht streelde, net zo lang tot hij alles vergat: Taylor, Chastain, alles. Er was niets meer behalve hij en deze onbekende vrouw, die opeens zo’n belangrijke plaats in zijn leven had ingenomen. Hij wist niet eens hoe ze heette. Pas toen het ging regenen en de dikke druppels op zijn hoofd vielen, kwam zijn helderheid terug. ‘Is hij weg?’ Haar stem beefde licht. Vanwege Taylor? Of vanwege hem? Niet dat het ertoe deed, trouwens. Hij luisterde goed, maar hoorde niets anders dan de regen op de straat en nog wat gerommel in de verte. ‘Is hij weg?’ vroeg ze nogmaals. Ze haalde haar handen uit zijn haar, maar hij hield haar nog gevangen tegen de muur. ‘Volgens mij wel.’ Ze gaf een knikje, haar lippen tuitend. Ook tegenover hem leek ze op haar hoede. Ze vroeg zich natuurlijk af wat dat eigenlijk voor man was, tegen wie ze zich in een donker steegje had aangedrongen. Ze was er zomaar vanuit gegaan dat hij minder gevaarlijk was dan de man voor wie ze op de vlucht was, maar was dat wel zo? Het licht dat achter hem vandaan kwam, viel op haar verfijnde gezicht. Ze had hoge jukbeenderen en een parmantig neusje, maar haar kaken waren gespannen en haar gezichtsuitdrukking was bikkelhard. Onschuldig was ze zeker niet, merkte hij aan haar haast en haar koele vastberaden blik. Dus moest hij haar heel omzichtig benaderen. Ze duwde tegen zijn borst. ‘Zou ik een beetje lucht mogen?’ Hij gaf een beetje toe en deed een stapje achteruit, maar hij liet haar voelen dat ze niet hoefde te proberen ervandoor te gaan. ‘Vertel eens, wat was dat nou allemaal?’ vroeg hij. De ogen die ze naar hem opsloeg verrieden niets. ‘O, gewoon iemand die ik liever niet tegen wilde komen, dat was alles.’ ‘Was het misschien iemand voor wie je doodsbenauwd bent?’
Ze knipperde met haar ogen. ‘Ik heb het wel gezien. Je kneep hem enorm voor die vent.’ Ze wuifde zijn woorden weg. ‘Luister, maak je geen zorgen. Ik vind het fijn dat je me hebt geholpen, maar verder kun je er beter maar niet bij betrokken raken, geloof me.’ ‘Voor het geval je het niet doorhad: ik ben er al bij betrokken. Daar heb jij wel voor gezorgd.’ Haar mond vertrok. ‘Sorry dan dat ik drie minuten van je kostbare tijd in beslag heb genomen. Ga maar gauw verder met je leven.’ ‘Ik ga helemaal niks, voor ik antwoord heb op een paar vragen.’ ‘Wat ben je er eigenlijk voor eentje? Een politieman soms?’ Het was sarcastisch bedoeld, maar ook hoorde hij iets ongemakkelijks in haar stem. ‘Nee hoor. Maar daar zeg je wat. Als je mij niks wilt vertellen, vertel het dan aan de politie.’ Zelfs in het schaarse licht zag hij haar verbleken. Precies zoals hij al had verwacht. ‘Je was toch zeker wel van plan aangifte te doen?’ vroeg hij met gespeelde verbazing. Met het puntje van haar tong bevochtigde ze haar lippen, en daaraan zag hij dat ze koortsachtig nadacht. Haar lippen glansden. ‘Luister, het is niet nodig de politie hierover in te lichten. Het is een privékwestie. Ik kan het zelf wel aan.’ ‘Met een beetje hulp van een onbekende dan.’ Een wenkbrauw schoot omhoog. ‘Die fout maak ik niet nog eens.’ Hij zou hebben gelachen, als de situatie niet zo precair was geweest. Hij dreigde haar te verliezen, en dat moest koste wat kost voorkomen worden. Twee minuten eerder had hij alles ervoor over gehad Taylor in handen te krijgen. Maar nu had hij iemand te pakken die vermoedelijk nog veel belangrijker was. Het liefst zou hij haar naar zijn truck sleuren, maar dan zou ze ongetwijfeld een scène schoppen en zo Taylor teruglokken. Deze vrouw kon hij aan. Hoewel… Een vrouw én Taylor, dat zou lastig worden. Taylor kon nog in de buurt zijn, misschien kwam hij terug om hen te zoeken. Ze hadden hier geen tijd voor. Hij probeerde iets minder streng te kijken. ‘Luister, laat me je in elk geval thuisbrengen. Het is in deze buurt niet veilig op straat voor een vrouw alleen.’ Ze wilde zijn aanbod afslaan, dat zag hij aan haar gezichtsuitdrukking en haar houding, maar ze kon natuurlijk geen geldige reden verzinnen die zijn argwaan niet nog meer zou opwekken. Nog steeds aarzelde ze. De seconden tikten weg. ‘Wil je nou echt hier blijven kibbelen? Dat vriendje van je kan best nog in de buurt zijn,’ zei hij zacht. Opnieuw bekeek ze zijn gezicht. Hij zag precies op welk moment ze haar beslissing nam. Ze zette haar kaken op elkaar en tuitte haar lippen. ‘Oké dan. Laten we gaan.’ Daarop rukte ze zich los uit zijn greep en haastte zich terug de steeg in waaruit ze vandaan was gekomen. Ross glimlachte heel eventjes zelfvoldaan en liep vlak achter haar aan de duisternis in. Price Chastain liet zich van de vrouw die onder hem lag afrollen, waardoor hun verstrengelde ledematen ruw uit elkaar gerukt werden. Geschokt hapte ze even naar adem, want ze was nog niet klaargekomen en had ook nog niet gedaan alsof. Zonder zich iets van haar aan te trekken zwaaide hij zijn benen het bed uit en keek hij op de wekker hoe laat het was. Al ruim na middernacht. Hij had intussen weleens iets moeten horen. ‘Wat is er?’ mompelde ze, zijn schouders strelend. ‘Ik ben nog maar net bij je.’ Hij schudde haar handen van zich af. ‘Ga weg. Ik heb nog zaken af te handelen.’ Als ze al beledigd was door zijn toon, liet ze het niet merken. Slimme meid. Hij keek niet eens op toen ze naakt de badkamer in liep. Zodra ze weg was, rolde Chastain met zijn schouders om het gevoel van haar zweterige handen kwijt te raken, en hij draaide met zijn nek tot hij dat bevredigende krakje hoorde. Mariana was een lekker stuk, maar de laatste tijd stelde ze iets te veel vragen. Geen gevaarlijke, en zeker niets over wat ze op het nieuws hoorde, maar kleine dingetjes. Ze werd iets te plakkerig. Hij moest snel van haar af zien te komen. Hij had de pest aan vrouwen die vragen stelden. Dat was precies de oorzaak van zijn huidige toestand. Hij keek weer op de wekker. Er was nog geen minuut verstreken. De telefoon bleef zwijgen. Volgens Taylor werkte die vrouw tot elf uur plaatselijke tijd. Dan had hij haar nu toch wel te pakken moeten hebben. Blijkbaar was er iets misgegaan. Hij greep de telefoon en toetste Taylors mobiele nummer in. Na vier keer overgaan nam Taylor op. ‘Hallo?’ ‘Met mij.’ Oorverdovende stilte. ‘En? Heb je haar?’ ‘Nog een paar tellen stilte, en toen een schoorvoetend: ‘Nee.’ Chastain greep de hoorn zo stevig vast dat zijn knokkels wit werden. ‘Nee?’ ‘Ik ben haar kwijtgeraakt.’ Chastain had de neiging de telefoon door de kamer te smijten. ‘Hoezo: ik ben haar kwijtgeraakt? Je zei dat het een fluitje van een cent was.’ ‘Ik denk dat ze wat in de gaten had. Ineens ging ze ervandoor.’ ‘Ver weg kan ze niet zijn. Zorg maar dat je haar vindt.’ ‘Doe ik, rustig maar. Ze zal me niet ontkomen.’ ‘Ik hoop het voor je. Binnen een uur wil ik horen dat je haar in handen hebt.’ Chastain gooide de hoorn op de haak. Hij vond het vreselijk afhankelijk te zijn van die uit zijn krachten gegroeide Neanderthaler, maar Taylor was nu eenmaal de enige die hij kon vertrouwen, de enige voor wie evenveel op het spel stond als voor hemzelf. Ongedurig liep hij naar de hoge ramen met het schitterende uitzicht over Central Park. Alleen kalmeerde het hem niet bepaald. Hij had de halve stad in zijn bezit maar liep het risico alles kwijt te raken. Heel veel mensen zouden dat maar al te graag zien gebeuren. Het Openbaar Ministerie wilde politiek gezien scoren. De politie wilde niets liever dan hem
ten onder zien gaan, en iedere vastgoedeigenaar en huurder die hij in het verleden onder druk had gezet, zou in zijn handen wrijven. Hij had de neiging de ramen open te gooien en te schreeuwen dat dat niet zou gebeuren. Hij had dit alles niet opgebouwd om het te verliezen. Het zou niet gebeuren. Vanuit het raam staarde zijn spiegelbeeld hem aan. Zijn blik was helder en vastberaden, de blik van een man die precies wist wat hij wilde. Price Chastain bepaalde zelf zijn lot, net als zijn naam. En zijn lot was altijd aan het langste eind te trekken. En dat zou niet veranderen. Gefrustreerd maakte Roy Taylor zijn telefoon weer aan zijn riem vast en tuurde de straat in. Dat de vrouw had weten te ontsnappen was al erg genoeg, dat hoefde Chastain hem niet nog eens in te peperen. Hij had net zoveel te verliezen als Chastain verliezen als iemand anders haar eerder te pakken zou hebben dan zij. Had hij de telefoon maar niet opgenomen. Maar Chastain zou hem zijn blijven bellen tot hij wél reageerde. De twintig telefoontjes die hij per dag van die man te verduren kreeg, zeiden genoeg: Chastain vertrouwde hem niet. Die dacht dat hij ervandoor zou gaan en hem met de gebakken peren zou laten zitten. Nou, een lafaard was Roy Taylor niet. En hij was niet van plan de rest van zijn leven op de vlucht te zijn. Acht jaar lang had hij die man geholpen, en Chastain deed net alsof hij nog nooit iets voor hem had gedaan. Alsof hij, Taylor, altijd alles verprutste. De grootste blunder had Chastain zelf gemaakt, en daar waren ze nu allebei de dupe van. Ietsje sneller liep Taylor terug in de richting waarin de vrouw waarschijnlijk was verdwenen. Tja, hij zou haar inderdaad moeten vinden. En het zou hem lukken, linksom of rechtsom. Maar niet voor Chastain deze keer. Voor hemzelf. Chastain mocht denken wat hij wilde. De enige voor wie Roy Taylor nog iets deed, was Roy Taylor zelf.
Hoofdstuk 3 Door allerlei achterafsteegjes liepen ze naar haar appartement. Uiteraard was er een snellere kortere route, maar ze wilde Taylor niet in een van die bredere straten tegen het lijf lopen. Intussen bedacht ze wat ze zou doen als ze bij haar appartement aankwamen en ze zich van haar ongewenste gezelschap zou hebben ontdaan. Haar rugzak stond al gepakt. Ze hoefde hem alleen maar op haar rug te doen en de tram te nemen naar het busstation. Voor de volgende ochtend zou ze op weg zijn naar een onbekende bestemming, met de eerste de beste bus. Zo simpel als wat. Ze ging sneller lopen, zo graag wilde ze weg. Maar de man achter haar hield haar feilloos bij. Geërgerd fronste ze haar wenkbrauwen. Om uitgerekend nu een barmhartige samaritaan tegen het lijf te lopen. Ze wist niet eens hoe hij eruitzag. Zijn gezicht was steeds in de schaduw gebleven. Het enige wat ze wist, was dat hij lang en sterk was. Die vent was echt zo gespierd als wat, had ze gevoeld toen ze tegen hem aan gedrukt had gestaan. Waar was ze nou mee bezig? Wat maakte het uit hoe die kerel gebouwd was? Nog een paar minuten, en ze zou hem nooit meer zien. Zonder dat ze onderweg een woord hadden gewisseld bereikten ze het vervallen huizenblok van vijf verdiepingen hoog dat de afgelopen vier maanden haar thuis was geweest. Ze stormde de trap op zonder naar hem om te kijken, maar nog steeds volgde hij haar. ‘Leuk huis,’ merkte hij droogjes op. ‘Een krot kun je beter zeggen.’ Ze was niet beledigd. Ze had niet echt op de esthetische kwaliteit van het gebouw gelet toen ze onderdak zocht. Ze duwde de voordeur open en ging gauw naar binnen. Voor ze het wist, was ook hij naar binnen geglipt. Ze zou haar afscheidswoorden moeten bewaren voor haar eigen voordeur. ‘Ben je niet bang dat hij je tot hier zal volgen?’ vroeg haar samaritaan, die op de onverlichte trap achter haar aan kwam. ‘Nee. Hij weet niet dat ik hier woon.’ Anders zou hij haar hier wel hebben opgewacht. In plaats daarvan was hij haar gevolgd vanaf een openbare gelegenheid. Uiteindelijk bereikten ze de derde verdieping. Haar appartement was het eerste aan de linkerkant, aan de voorkant van het gebouw. Ze had de sleutel al in haar hand en stak die in het slot, opende de deur en draaide zich naar hem om. ‘Nou, ik heb het gered. En ik ben nog heel.’ Hij keek langs haar het appartement in. Veel kon hij vast niet zien, maar wel dat het er niet gastvrijer uitzag dan de rest van het gebouw. Of de bewoonster ervan. ‘Ga nou maar.’ Hij maakte geen aanstalten, maar staarde haar aan, langdurig en met een harde blik, tot haar huid ervan ging tintelen. Ongemakkelijk verplaatste ze haar gewicht van de ene voet naar de andere. ‘Ik denk niet dat jij je hier veilig voelt.’ ‘Valt mee. Ik woon hier al een tijdje, en er is nog nooit wat gebeurd.’ ‘Omdat Taylor tot vandaag niet wist waar je uithing.’ Alle kleur verdween uit haar gezicht. ‘Ik weet niet over wie je het hebt.’ Hij kwam dichterbij en zette zijn hand tegen de deur om te verhinderen dat ze die in zijn gezicht zou dichtsmijten. Toch was die gedachte helemaal niet bij haar opgekomen, besefte ze. Shit, ze moest wel haar hoofd erbij houden. ‘Leuk geprobeerd, dame. Maar ik ken Roy Taylor vrij goed. Ik herken zijn stem uit duizenden, en ik weet dat hij de man is die je op de hielen zat. En ook dat jij uit New York komt.’ O hemel. Hij speelde onder één hoedje met Taylor. En zij had hem mee naar haar huis genomen. ‘Ik ken niemand die Trainer heet.’ ‘Taylor.’ ‘Voor mijn part. En ik kom uit Chicago. Geboren en getogen, hier op de South Side.’ Ze deed haar best het accent te overdrijven dat ze meteen had aangeleerd. Hij glimlachte. ‘Buiten op straat ben je dat accent even vergeten, maar ik moet toegeven, nu doe je het erg goed. Ik zou er echt ingetrapt zijn.’ Was dat zo? Het was best mogelijk. Daarbuiten had ze beslist niet alles onder controle gehad. In de korte stilte die volgde, zette hij een stap naar voren, zodat ze hem wel binnen moest laten. Hij sloot de deur achter zich en deed het licht aan. Het enkele peertje was niet zo sterk dat haar ogen aan het licht moesten wennen. Daar stond hij, voor het eerst werkelijk zichtbaar voor haar. In het licht was hij even intimiderend als in het donker. Piekerig zwart haar bekroonde een hoekig gezicht. Hij was ouder dan ze had verwacht, veertig misschien. Rond zijn mond en ogen waren harde lijnen gekerfd. Hij was niet wat je noemt knap, daar was hij te hard voor. Te koud. Te mannelijk, op een rauwe elementaire manier. Meedogenloos. Gevaarlijk. Uiteindelijk kreeg ze haar stem terug. ‘Wie ben je?’ ‘Ross is de naam. Premiejager.’ ‘Ik vind het erg jammer, Ross, maar er staat geen premie op mij.’ ‘Ik zit ook niet achter jou aan, maar achter Taylor.’ Een premiejager. Ze moest bijna lachen. Er zaten zoveel mensen achter haar aan, maar de enige die haar te pakken had gekregen, was op jacht naar een ander. Hij had veel meer gevonden dan waarvoor hij was ingehuurd, al had had hij geen idee wat precies. ‘Jouw beurt,’ zei hij. ‘Wie ben jij?’ ‘Dat gaat je niks aan.’ Hij pakte haar arm voor ze zich kon bewegen, en zijn vingers priemden door haar kleding heen. ‘Dame, alles en iedereen wat en wie met Taylor te maken heeft, gaat mij aan. Dus jij ook.’ Zonder met haar ogen te knipperen keek ze hem recht aan, één wenkbrauw opgetrokken. Het zou hem niet nogmaals
lukken haar van haar stuk te brengen. ‘Nee,’ zei ze kordaat en ze rukte zich los. ‘Helemaal niet.’ Tot haar voldoening zag ze nu iets van frustratie in die bleekgrijze ogen verschijnen, maar die werd al snel vervangen door een vastberadenheid die veel minder bemoedigend was. Een mondhoek wipte uitdagend omhoog. ‘Dan zul je het vast niet erg vinden als ik de politie bel om uit te leggen wat er vanavond is gebeurd.’ De politie. Bij dat woord trok haar maag samen. Als er voor haar iets gevaarlijker was dan Taylor, dan was het de politie wel. ‘Ik heb geen telefoon.’ Hij tastte in zijn binnenzak. ‘Ik wel.’ Ze gaf geen krimp. ‘Doe maar wat je wilt, ik ga me verkleden.’ Voor hij de kans kreeg te reageren schoot ze de slaapkamer in, die een meter bij haar vandaan was – het voordeel van een appartement met de afmetingen van een postzegel – sloeg de deur achter zich dicht en deed hem op slot, al zou zo’n slot hem niet tegenhouden als hij achter haar aan zou willen gaan. Binnen een tel was ze de kamer door. Haar rugzak stond nog gepakt op het bed, zoals ze hem had achtergelaten. Ze ging ermee naar het raam en schoof dat onhoorbaar zover omhoog dat ze er net onderdoor kon. Eerst duwde ze haar rugzak naar buiten, vervolgens ging ze er zelf achteraan. Ze kwam hard terecht op de wiebelige ijzeren brandtrap. De pijn negerend,hees ze de rugzak op haar rug en daalde zo snel mogelijk de brandtrap af. Voortdurend had ze het idee dat ze te langzaam ging. Haar voeten vonden weinig houvast en haar handen moesten voortdurend steun zoeken. Nog drie verdiepingen tot de begane grond, maar het zouden er net zo goed honderd kunnen zijn. Alles wat ze zag, was duisternis. Ze slikte een prop in haar keel weg. Niet bang zijn. Daar is geen tijd voor. Uiteindelijk bereikte ze het eind van de ladder. Het laatste stuk zou ze moeten springen. Ze liet de rugzak vallen en luisterde naar de plof om de afstand te schatten. Een meter ongeveer. Dat moest lukken. Het was een flinke klap waarmee ze op de grond terechtkwam, maar ze had niet het idee dat ze iets had gebroken. Al voor ze goed en wel haar evenwicht had hervonden gooide ze de rugzak over haar schouder en liep verder de nacht in. Na twee stappen botste ze opnieuw tegen een muur op. Een ijzeren hand greep haar bovenarm vast. Met een ruk keek ze op naar een man. Anders dan ze had verwacht, was het Ross niet. Aan alles voelde ze, dat deze man veel gevaarlijker was. ‘Hebbes,’ zei hij. ‘Ik dacht het niet.’ Die bekende stem kwam van achter haar, en deed zowel haar als haar belager schrikken. Zodra de woorden klonken, werd ze weggetrokken uit de greep van de vreemde. Vanuit de duisternis werd diens kin getroffen door een vuist, waardoor hij op de grond belandde. Haar redder draaide haar naar zich toe. Ze keek op, recht in Ross’ stalen blik. ‘Hoe –’ ‘De achterdeur,’ zei hij ernstig. ‘Er is iets wat je moet begrijpen. Ik ben niet op mijn achterhoofd gevallen.’ Zijn toon wakkerde haar woede weer aan. ‘Volgens mij wel. Een verstandige vent zou mijn hint hebben begrepen.’ Ze keek naar de hand die haar arm omklemde als een bankschroef. ‘Als je die hand wilt houden, zou ik hem maar weghalen als ik jou was.’ ‘Best.’ Ze was zo verbaasd over zijn capitulatie, dat ze niet doorhad wat hij intussen deed, tot er opeens een handboei om haar pols zat. Woedend rukte ze aan de metalen ring waarmee haar arm vastzat aan die van hem. ‘Maak los dat ding!’ ‘Dit lijkt me niet het moment om daarover te gaan bekvechten.’ De man aan hun voeten kreunde zacht. Ross trok een wenkbrauw naar haar op. ‘Nog een vriendje van je?’ Ze schudde haar hoofd. ‘Geen idee wie dat is.’ ‘Nou ja, we kunnen wachten tot je nieuwe vriend wakker wordt om te horen wat hij erover te zeggen heeft. Of misschien moeten we zelfs wachten tot Taylor komt opdagen.’ ‘Ik heb al gezegd dat ik geen Taylor ken.’ ‘En ik heb al gezegd dat ik je niet geloof. Zoek maar uit, dame. Taylor of ik.’ Vergeefs probeerde ze nog een andere optie te verzinnen. Maar of ze het nou leuk vond of niet, Taylor hing inderdaad ergens in de buurt rond. ‘Goed,’ gromde ze. ‘Laten we dan maar gaan.’ Meteen trok hij haar snel mee naar de achterkant van het gebouw. Bij de hoek bleef hij staan om te kijken of de kust veilig was. Toen hij zich daarvan had vergewist, liep hij verder zonder een woord te zeggen. Ze kon niet anders dan hem volgen. Op dat moment, tenminste. Taylor had de auto alleen maar vanuit zijn ooghoek gezien. Pas toen hij halverwege het blok was, drong tot hem door dat er een New Yorkse nummerplaat op had gezeten. Na een halfuur doelloos ronddwalen was hij teruggekeerd naar de hoofdstraat waar de bar was en de drogisterij waar de vrouw werkte. Onderweg had hij goed opgelet, op zoek naar tekenen die wezen op de aanwezigheid van de vrouw. Alles wat hij tegenkwam, werd geregistreerd. Zoals de auto met het New Yorkse nummerbord. Nieuwsgierig geworden, liep hij terug, en met toegeknepen ogen bekeek hij de personenauto die langs de stoeprand geparkeerd stond. Verderop in de straat had hij ook al een pick-uptruck met New Yorks nummerbord zien staan. Bovendien stond zijn eigen auto om de hoek. Hoe groot was de kans dat hier op dezelfde avond drie voertuigen uit New York waren zonder iets met elkaar te maken te hebben? Oké, het wás mogelijk: tenslotte waren er miljoenen auto’s met een New Yorks kenteken. Maar Taylor geloofde niet in toeval. Voor hij er verder over kon nadenken, zag hij een man lopen die een vrouw met zich meetrok. Hoewel ze allebei schichtig om zich heen keken, zagen ze hem niet omdat hij was weggedoken in de schaduwen. Snel liepen ze naar de New Yorkse pick-uptruck die hij al eerder had zien staan. De vrouw herkende hij meteen. En de man…
Taylor trok een grimas en onderdrukte een vloek. Gideon Ross. Die waardeloze premiejager had hem al veel te lang dwarsgezeten, al sinds de dood van die oude kerel. Taylor had gedacht dat hij van die klootzak af was toen die uiteindelijk uit de stad was vertrokken. En nu had uitgerekend híj de vrouw in handen. Verdraaid. Hij moest zich er echt van weerhouden zijn pistool te pakken en op hen te richten. Chastain en hij hadden altijd geweten hoe beroerd het zou zijn als een ander haar te pakken zou krijgen. Maar dat dat ook nog uitgerekend Ross moest zijn… beroerder kon het niet. In zijn donkere hoekje overwoog Taylor zijn mogelijkheden. Naar de truck rennen om er te zijn voor zij vertrokken? Het zou hem vast niet lukken hen tegen te houden. Of naar zijn eigen voertuig rennen en hen proberen te volgen? Ze zouden allang weg zijn voor hij aan zijn achtervolging kon beginnen. Bijna afwezig haalde hij uit zijn zak het apparaat tevoorschijn waarmee hij al een tijdje aan het spelen was. Hij had gedacht dat het van pas zou kunnen komen als het haar zou lukken een bus te nemen of een taxi, voor hij haar kon tegenhouden. Het probleem was alleen dat hij te ver weg was om de zender voor hun vertrek op de truck te bevestigen. Toen ze bij de auto waren, duwde Ross de vrouw op de passagiersstoel, maar eerst gaf ze hem nog een por in zijn ribben. Zelf op deze afstand kon Taylor zien dat het hard aankwam. Blijkbaar ging de vrouw niet vrijwillig mee. Toch vrolijkte die observatie hem niet op. Zodra de motor aansloeg en de truck in beweging kwam, besloot Taylor naar zijn eigen auto te gaan en toch te proberen hen te volgen, voor ze te ver weg waren. Net toen hij zich wilde omdraaien schoot er voor hem een man uit een steeg, uit de richting waaruit ook Ross en de vrouw waren gekomen. Taylor verstijfde. Misschien waren Ross en de vrouw niet zomaar aan het rennen geweest, maar waren ze voor iemand op de vlucht. Iemand anders uit New York? Zonder erbij na te denken schakelde hij met zijn duim het spionageapparaatje in. Inderdaad beende de man in de richting van de New Yorkse personenauto. Wie was het? Nog iemand die achter de vrouw aanzat? Hoe dan ook, hij voelde dat hij deze vent niet mocht kwijtraken. Taylor schoot door de schaduwen eveneens naar het voertuig. Hij was er het eerst en wachtte, verscholen in het portiek van een winkel. De man had er geen idee van dat hij daar was. Toen de man instapte, kwam Taylor in beweging. Hij schoot tevoorschijn, precies op het moment dat het portier werd dichtgeslagen en liet zich plat op zijn buik achter de auto vallen. Toen de motor werd gestart richtte hij zich een stukje op en schoof het spionageapparaat onder de bumper. De auto reed weg, en Taylor glipte onder de auto die achter hem geparkeerd stond. Daar lag hij roerloos, luisterend naar het wegstervende geluid van de auto. Het duurde ruim een minuut voor het weer helemaal stil was in de straat. Toen pas kwam hij onder de andere auto vandaan. Hij stond op, en zich een beetje afkloppend beende hij naar zijn eigen auto. De jacht ging verder.
Hoofdstuk 4 Even na enen passeerden ze de grens met Indiana. Inmiddels waren ze van de ene donderbui in de andere terechtgekomen. Slagregens teisterden de truck. Ze maakten een enorm kabaal, dat het zwijgen tussen Ross en de vrouw opvulde. Alles in beschouwing genomen had hij het heel aardig gedaan, vond Ross. Oké, Taylor had hij nog niet te pakken, maar hij had iets wat Taylor graag wilde hebben, en dat was vast een stuk waardevoller. De vraag was alleen: wat had hij nou eigenlijk precies in handen? Ross onderdrukte de neiging haar vanuit zijn ooghoek te bekijken. Haar handboei zat aan een ring in het dashboard. Sinds hij haar de boeien had omgedaan, had ze hem geen blik waardig gekeurd maar keek ze stuurs voor zich uit door de voorruit. Ross probeerde de spanning in zijn nek weg te masseren. Hij had genoeg ervaring met vrouwen in situaties als deze. Meestal begonnen ze in dit stadium, als tot hen was doorgedrongen dat ze niet van hem af kwamen, te gillen of barstten ze in tranen uit – alsof hij hen dan uit medelijden wel zou laten gaan. Meestal kwam er een zielig verhaal bij over hoe ze in de val waren gelopen, dat ze volkomen onschuldig waren. Ze realiseerden zich niet dat hij variaties op datzelfde verhaal al duizend keer had gehoord, en dat hun tranen of trillende lippen het deze keer heus niet geloofwaardiger zouden maken. Deze vrouw deed dat allemaal niet. Ze zat tegen het portier, met haar vrije hand in haar schoot, en staarde voor zich uit. Ze zei geen woord. Als haar nonchalante houding niet zo nadrukkelijk zou zijn, zou hij bijna denken dat ze helemaal niet aan hem dacht. Onder andere omstandigheden zou hij die rust misschien hebben gewaardeerd, maar nu voelde hij zich er ongemakkelijk bij. Ongetwijfeld betekende het dat ze vluchtpoging zat uit te broeden. Dat moest hij zien te voorkomen. Die nacht had hij genoeg van haar streken te verduren gehad. Op zijn ribben, waar ze hem voor het instappen een gemene por had gegeven, voelde hij al een blauwe plek ontstaan. Hij trok een grimas. Zo kleinzerig was hij toch nooit geweest? Je wordt te oud, jongen. Te oud voor dit gedoe. Hij schraapte zijn keel. ‘Ga je nog wat zeggen tijdens deze rit?’ Nog steeds keek ze zijn kant niet op. ‘Wat wil je horen?’ ‘Een naam lijkt me wel wat.’ ‘Connie Baker.’ Het rolde er zo natuurlijk uit dat hij haar onder andere omstandigheden zou hebben geloofd. ‘Leuk geprobeerd. Maar in werkelijkheid?’ Uiteindelijk keek ze hem dan toch aan, maar zei niets. ‘Zo gemakkelijk zou je me je echte naam nooit vertellen.’ Ze haalde haar schouders op en wendde haar gezicht af. ‘We moeten praten over wat daarginds gebeurd is.’ ‘Waarom?’ ‘Omdat ik wil weten waar ik aan toe ben als we problemen krijgen.’ Ze snoof. ‘Mij een zorg. Je bent me aan het ontvoeren.’ ‘Helemaal niet.’ Ze rammelde met de handboei. ‘En wat is dit dan?’ ‘Ik houd je in voorarrest.’ ‘Maar ik heb niks gedaan.’ ‘Dan vind je het vast niet erg als ik dat even check bij de politie.’ Ze kookte van woede. ‘Wat wou je dan nagaan bij de politie? Je weet niet eens hoe ik heet.’ ‘Ze kunnen vingerafdrukken nemen.’ ‘Die hebben ze echt niet in hun dossier. Ik heb al gezegd dat ik geen crimineel ben.’ Hij onderdrukte een glimlach. Goed zo, houd haar aan de praat. Nog even, en ze vertelt je wat je wilt weten, zonder dat ze het zelf in de gaten heeft. ‘Als jij informatie hebt die van invloed kan zijn op Chastains proces en je komt er niet mee voor de draad, dan zou je wel degelijk strafbaar kunnen zijn.’ ‘Kunnen zijn, ja. Maar dat betekent niet dat ik dat ook ben.’ ‘Onschuldige mensen slaan niet op de vlucht.’ ‘Soms is dat het enige wat erop zit.’ Haar holle lach klonk zo hopeloos, dat Ross een golf van beschermingsdrang moest onderdrukken. Ze had het meteen door. ‘Op medelijden zit ik echt niet te wachten, hoor.’ Ze keek hem met een ijzige blik aan. ‘Ik heb niks van je nodig. Maar als je me naar de politie brengt, dan teken je mijn doodvonnis.’ ‘Vertel eens iets wat ik nog nooit eerder heb gehoord.’ Hij had verwacht dat ze kwaad zou worden, maar nog steeds was in haar blik geen spoor van emotie te bekennen. ‘Waarom wilde je zo graag met me praten als het je niet interesseert wat ik zeg?’ ‘Goed. Je zit in de puree, zover was ik al. En als het met Chastain te maken heeft, is dat geen wonder.’ Met haar hoofd scheef keek ze hem nu werkelijk aan. ‘Je haat hem.’ ‘Dat klopt.’ ‘Ik ook.’ ‘Mooi. Dan hebben we dus toch iets gemeen. Als we nou vrienden worden, zeg je me dan hoe je echt heet?’ ‘Jij eerst. Je volledige naam.’ ‘Gideon Ross. Ik ben premiejager. Ik zit achter Taylor aan. Dat is alles wat je moet weten.’ ‘Waarom ga je dan niet achter hem aan en laat je mij met rust?’ ‘Omdat hij achter jou aan zit, en ik wil weten waarom.’ ‘Maakt dat wat uit?’ ‘Nou en of. Hij is er tijdens zijn borgtocht vandoor gegaan om jou te pakken te krijgen. Dan moet hij een goede reden
hebben. Als het iets met dat proces te maken heeft, dan wil ik daarachter zien te komen.’ ‘Het heeft er niks mee te maken,’ zei ze, iets te snel. ‘Waarom probeer je niet gewoon eens de waarheid te vertellen?’ ‘Ik vertel je helemaal niks meer.’ ‘Zoals je wilt. Ik heb geen haast. We hebben nog een lange weg te gaan.’ ‘Waar gaan we dan heen?’ ‘Naar New York.’ Daar moest hij haar zien te krijgen als ze van invloed kon zijn op Chastains proces. ‘Nee!’ Ze sprong bijna uit haar stoel. Als ze die handboei niet om had gehad, had ze waarschijnlijk het stuur gegrepen. Ze kromp in elkaar als een gekooid dier, en haar borst ging heftig op en neer. ‘Ik kan niet terug naar New York. Dan vermoorden ze me.’ Wat voor leugens ze allemaal had uitgekraamd, het was duidelijk dat ze hier heilig van overtuigd was. ‘Zolang ik bij je ben, kan er niets met je gebeuren. Beschouw dit maar als een beschermende hechtenis.’ ‘Fijn,’ zei ze schamper. ‘Dus het is de bedoeling dat ik jou vertrouw?’ ‘Je zult wel moeten.’ In het donker doemden de neonletters van een motel op, en Ross liet het gas los. ‘Eerst moeten we slapen.’ Ze zei niets. Nou, goed. Praten hielp toch niet. Hij had nog tijd genoeg om de waarheid uit haar los te peuteren. Het was nog een heel eind rijden naar New York. Pas toen hij het parkeerterrein opreed van het Rest a W-ile Motel – de h deed het niet – zei ze iets. ‘Je moet weten dat ik je in alles zal tegenwerken.’ Ross glimlachte en ontmoette haar kille blik. ‘Misschien heb je het niet in de gaten, dame, maar daar ben je allang mee bezig.’ Hij had voor hen de kamer geboekt aan het uiteinde van het motel, natuurlijk om niet te worden gezien als hij haar aan haar handboeien meetrok. Het zag er aan de buitenkant al zo troosteloos uit, dat ze zich niet kon voorstellen dat het binnen nog erger zou zijn. Dat was vóór ze een eerste blik had geworpen op het interieur, dat ooit oranje moest zijn geweest maar inmiddels zo was bedekt met vuil dat de originele kleur niet meer te zien was. Alleen iemand die iets had met kakkerlakken en sigarettenstank zou kunnen overwegen hier te rusten for a w-ile. ‘En ik maar denken dat mijn appartement een krot was.’ ‘Tja, je hebt het niet altijd voor het kiezen,’ zei Ross. ‘Ik kan me niet herinneren dat ik het over kiezen heb gehad. Heb je nog meer van die flauwe clichés?’ Hij ging er niet op in. Ze gaf een ruk aan de handboeien en probeerde bij hem vandaan te lopen. ‘Ik ga douchen.’ ‘Goed.’ Hij trok haar mee naar de badkamer, duwde de deur open met zijn voet, deed het licht aan en keek werktuiglijk even rond. ‘Helemaal schoon.’ ‘Afgezien van de kakkerlakken dan.’ Heel even ging een van zijn mondhoeken omhoog. ‘Het leek me niet zo tactisch dat te zeggen.’ ‘Nou nou, wat attent.’ Snibbig stak ze haar handen uit. ‘Ga je deze nog losmaken?’ Hij nam haar van top tot teen op, en zonder met haar ogen te knipperen keek ze terug. Uiteindelijk haalde hij het sleuteltje tevoorschijn en maakte de handboeien los. Ze wreef over haar polsen, pakte haar rugzak en draaide zich om naar de badkamer. Ze had twee stappen gezet in de richting van de badkamer toen hij haar tegenhield. ‘Trek je kleren hier uit.’ Langzaam draaide ze zich om. ‘Pardon?’ Hij stond nog op dezelfde plek met zijn armen over elkaar. Kil en meedogenloos. Zijn toon en uitdrukking stond geen discussie toe. ‘Als je wilt douchen, moet je alles hier laten.’ ‘Hoezo?’ Spottend ging een wenkbrauw omhoog. ‘Wat denk je zelf? Je tas en je spullen blijven hier.’ Snel dacht ze na. ‘Goed. Draai je om.’ ‘Ik pieker er niet over. Ik heb vanavond al genoeg met jou meegemaakt.’ ‘Ik ga me echt niet uitkleden voor jouw ogen.’ ‘Ook prima. Het maakt mij niet uit of je wel of niet gaat douchen. Ik ga zo slapen. Neem jij ook een bed, dan houden we het vandaag voor gezien.’ ‘Ik wed dat je niet eens een premiejager bent. Waarschijnlijk ben je een perverse gek en heb je me hier alleen maar mee naartoe gesleept om me naakt te zien.’ ‘Dame, al was je de Playmate of the Year. Als je je kleren aan wilt houden, ik vind het prima. Je zegt het maar.’ Ze was te moe, te koud en te doorweekt om hierover te gaan bekvechten. Als ze van een douche zou afzien, zou ze zich toch moeten verkleden. Haar voeten deden zeer van al het rennen, en haar polsen ook, van de handboeien. Alles wat ze wilde, was tien minuten onder een douche staan, en die Gideon Ross, een valse naam natuurlijk, kon de pot op. Voor een douche zou ze zelfs nog een striptease doen voor Price Chastain zelf, als het moest. Maar… aan deze vent kon ze zich niet naakt vertonen. Ze huiverde. Dat kon niet. Ze staarden elkaar aan. Geen van beiden knipperde met de ogen. Hij bleef simpelweg naar haar kijken, zonder zijn ogen van haar af te wenden, met een uitdrukkingsloos gezicht. Hij wachtte. Hij dwong haar dit te doorstaan, en het deed hem niets. Haar woede won het van haar angst, en dat voelde een stuk beter. Het kon hem echt niet schelen. Diep in haar hart verwachtte ze niet dat hij haar zou proberen te verkrachten. Hij mocht dan een zak zijn, ergens geloofde ze niet dat hij zo’n type was. Hij was te zelfingenomen. Haar lichaam kon hem niet schelen. Zíj kon hem niet schelen. Het enige wat hem interesseerde, was Taylor, en hij wilde haar alleen maar gebruiken om die te pakken te krijgen. Dat was veel erger dan wat hij ooit met haar lichaam zou kunnen doen. Desnoods zou hij haar leven op het spel zetten als hij daarmee kon krijgen wat hij wilde. Maar hij zou haar niet aanraken.
En ze wist precies hoe ze dat in haar voordeel zou kunnen gebruiken. ‘Goed.’ Even zag ze iets van verrassing in zijn ogen toen ze haar rugzak op de vloer liet vallen, maar dat was dan ook zijn enige reactie. Uitdagend gooide ze haar hoofd achterover en trok haar jas van haar schouders. Nijdig sloeg ze ermee in zijn richting. ‘Goed, Ross, was je hier op uit? Wil je alles zien?’ Hij fronste. ‘Luister eens –’ ‘Nee, zeg het maar, hoe wil je het?’ Ze schopte haar schoenen door de kamer. Eentje miste op een haar na zijn been, maar hij vertrok geen spier. ‘Moet het snel?’ Met de ene voet trok ze de sok van de andere uit. ‘Of juist langzaam?’ Ze herhaalde de beweging met de andere voet, en wiegde even met haar heupen. ‘Vind je het leuk? Zal ik er nog een dansje bij doen? Is dat wat je wilt? Een striptease?’ ‘Uit met die zooi.’ Er was iets gevaarlijks in zijn stem, bingo! Ze had hem op de kast gekregen. ‘Hoezo? Is dit dan niet precies wat je wilde?’ ‘Nee.’ ‘Echt niet?’ Ze pakte de zoom van haar T-shirt. Geen moment wendde hij zijn blik af van haar gezicht. Hij wist ongetwijfeld precies waar ze mee bezig was. Ze begon het shirt langzaam over haar buik te trekken. ‘En dit dan? Zo beter?’ ‘Dame…’ Het kwam eruit als gegrom. Ze verstijfde, alsof ze haar actie heroverwoog en liet het shirt los, en tastte naar haar broeksknoop. ‘Of heb je het liever recht voor zijn raap?’ Ze maakte de knoop los en deed de rits naar beneden, het geluid was goed te horen in de stille kamer. Ze wiebelde met haar heupen, waardoor de broek langs haar benen naar beneden gleed. Toch wel erg bloot zo. Ze voelde haar wangen gloeien. Ze stapte uit haar broek, waardoor ze een stap dichter bij hem kwam. Ook zijn gezicht was rood geworden, maar niet van verlegenheid. Van kwaadheid. ‘Zo, hoe vind je dat, Ross?’ Voor het eerst beefde haar stem. Hopelijk dacht hij dat dat van woede was. Maar zelfs in haar eigen oren klonk het bang. Toch wendde ze haar blik niet van hem af. ‘Vind je dit leuk? Doe ik het goed?’ Zijn lichaam stond zo strak als een pianosnaar die op het punt stond te knappen. ‘Ik weet niet wat voor spelletje je speelt, maar zo is het wel genoeg.’ ‘Het is jouw spelletje, premiejager.’ Ze haakte haar trillende duimen achter de rand van haar slipje. ‘Jij was toch degene die het allemaal wilde zien? Jij wilde precies weten wat voor vlees je in de kuip hebt –’ Voor ze het wist, stond hij vlak voor haar. Eén vreselijk moment besefte ze dat ze te ver was gegaan. Hij greep haar bij de schouders. Zijn vingers priemden in haar vlees. Hij torende boven haar uit, groot, sterk en angstaanjagend. Ze kon niet meer ademen. Ze kon alleen in zijn ogen staren en afwachten wat hij zou gaan doen. De woede knetterde om hem heen als elektriciteit. Ze rook zijn geur: het vocht van de regen en een vaag mannelijk muskusachtig geurtje. Nog krachtiger omklemden zijn vingers haar. Ze hapte naar adem. Dat geluid leek door zijn woede heen dringen. Hij liet haar los, en deed een stap achteruit. Toch bleef hij haar kwaad aankijken. Met geknepen stem zei hij: ‘Ik heb je al gezegd dat ik daar niet op uit ben.’ Dat weet ik. Ze kon niet uitleggen waarom ze de neiging had hem gerust te stellen. Of waarom ze opeens iets van teleurstelling voelde. ‘Maar wat wil je dan wel?’ ‘Dát in elk geval niet. Ik heb gezegd dat er niets met je zou gebeuren zolang je bij mij bent.’ ‘Alsof je ook maar iets hebt gedaan om mijn vertrouwen te winnen.’ ‘Ik beloof het je. Ik zal je niets laten gebeuren.’ Hij meende het, hoorde ze aan zijn stem. Des te meer pijn deden zijn woorden. ‘Je moet geen beloftes doen die je niet kunt houden.’ Hij nam haar langdurig in zich op. ‘Ga naar de badkamer,’ zei hij ten slotte. Ze nam haar tas of haar kleren niet mee. Ze wilde zich alleen maar terugtrekken, weg van die intimiderende man met zijn oprechtheid en zijn beloftes, voor ze zich erin liet meezuigen. Ze strompelde naar de beslotenheid van de badkamer. ‘Ik kan je niet helpen, tenzij jij me de kans geeft.’ In de deuropening bleef ze staan. De woorden werden zacht gesproken, zonder dwang of ongeduld. Gewoon een vaststelling van een feit. Hij kon haar niet helpen, tenzij zij hem de kans gaf. Voorzichtig keek ze over haar schouder naar hem. Wat was hij groot en stevig, zoals hij daar stond. Het schaarse licht maskeerde zijn ogen, iets wat haar normaal een ongemakkelijk gevoel gaf. Ze had geleerd aan de blik van de mensen hun betrouwbaarheid af te lezen. Maar zoals ze nu tegen deze man aankeek, leek hij in staat de hele wereld aan te kunnen en haar te beschermen. Heel, heel even kwam ze in de verleiding. O, kon ze hem maar vertrouwen. Opeens besefte ze ook meer dan ooit hoe moe ze was. Moe van het vluchten, van het almaar over haar schouder moeten kijken, overal. Ze had het gevoel alsof ze dat geen dag, geen uur, geen minuut meer zou kunnen volhouden. Ze wist nauwelijks meer hoe het was níét op de vlucht te zijn. Er kwam geen eind aan. En nu wist ze niet meer of ze het nog kon opbrengen. O, wat zou ze graag haar problemen in de handen van deze man leggen. Wat zou ze hem graag in vertrouwen nemen. Haar gezicht tegen die brede borst drukken, haar last afwentelen op die sterke schouders, al was het maar voor even. Maar het zou oerstom zijn deze man te vertrouwen, hoe had ze dat ook maar een seconde kunnen vergeten? Het kon geen toeval zijn dat hij uitgerekend nu opdook in haar leven. Hij was er net zo bij betrokken als al die kerels die haar op de hielen zaten, en minstens zo gevaarlijk. Ze zei niets. Er was niets wat ze kon zeggen, niets wat hij zou begrijpen zonder verklaring, die zij niet kon geven. In plaats daarvan draaide ze zich om en glipte ze de badkamer in. Ze moest reëel zijn. Deze man was net zomin te vertrouwen als wie dan ook. Verdorie. Ross zag de badkamerdeur achter haar dichtgaan en slikte zijn frustratie weg. Heel even had hij gedacht dat ze hem zou gaan vertellen wat er aan de hand was.
Hij was goed in het doorzien van mensen. Aan de reflex van een spiertje of de knippering van de ogen kon hij zien dat ze van stemming veranderden. Hij had kunnen zweren dat ze op het punt had gestaan open kaart te spelen. En toen had ze zich omgedraaid, zonder een woord te zeggen. Ze was er goed in hem het gevoel te geven dat hij een zak was. Hij vond het nooit prettig als vrouwen bang voor hem waren. Vrouwen die bang waren voor de consequenties van hun daden, daar kon hij mee omgaan. Maar deze vrouw, die beefde als een riet, alsof hij op het punt stond haar aan te vallen… nee. Toen hij haar had opgevangen tijdens haar vlucht voor Taylor had ze er ongeveer net zo uitgezien, en dat trok hij zich enorm aan. Het ergste was, dat hij wel degelijk had gekeken. Heel even had hij haar buik gezien voor ze het T-shirt weer naar beneden schoof. En haar lange benen… Hij was kwaad geweest toen hij haar vertoning een halt had toegeroepen. Kwaad op zichzelf. Misschien was hij uiteindelijk toch de hufter waarvoor ze hem aanzag. Toch wist hij niet in hoeverre haar gedrag gespeeld was. Dat ze een vechter was, die hem zeker wat zou aandoen als ze de kans kreeg, was duidelijk. Maar hoe was dat te rijmen met haar schroom om zich voor hem uit te kleden? Misschien wilde hij dat niet eens weten. Hij hield het er liever op dat het een schijnvertoning was. Hij hoorde de badkamerdeur op slot gaan. Als ze dacht dat dat gammele slotje hem zou kunnen tegenhouden als hij naar binnen zou willen, dan had ze het mis. Maar met een beetje geluk zou hij dat niet hoeven te bewijzen. In twee stappen was hij bij de badkamerdeur en luisterde. Hij wachtte tot hij het water hoorde lopen. Ja, het water sproeide tegen een lichaam, een heel ander geluid dan een douche op de tegels. Ze was er dus nog, mooi. En zo te horen kon het best nog een tijdje gaan duren. Aan de hand van wat hij had gezien kon hij helemaal invullen hoe ze er nu uitzag. Tenslotte had hij daar in die steeg het meeste ook gevoeld. Hij zag alles precies voor zich, alsof hij ook in de badkamer was. Ze hield haar hoofd een beetje naar achteren en gleed met haar handen over haar lichaam. Over haar borsten, haar platte buik, en lager… Kappen. Driftig stapte hij bij de deur vandaan. Híj was degene die nodig onder de douche moest. Onder de koude. Ze had gelijk: hij wás een perverse gek. Hier had hij geen tijd voor. Hij moest van deze gelegenheid gebruikmaken. Zonder het minste schuldgevoel zette hij haar rugzak op een van de bedden en begon de inhoud eruit te halen: voornamelijk kleren, in kleine rolletjes om ruimte te sparen. Het meeste zag er bepaald niet nieuw uit. Blijkbaar verspilde ze geen geld aan kleding. Onder uit de tas haalde hij een portefeuille en een pakket krantenartikelen tevoorschijn, allemaal over Chastains proces. Sommige waren al een paar maanden oud. Ze had de zaak op de voet gevolgd. Toen hoorde hij iets hards onder in de rugzak. Hij voelde een rechthoekje van hard plastic. Triomfantelijk haalde hij het tevoorschijn. Het waren twee pasjes bij elkaar: een creditcard tegen een rijbewijs uit New York geplakt. Het ernstige gezicht op de pasfoto liet geen misverstand bestaan. De enige informatie die nieuw was, was haar naam: Allie Freedman. Hij glimlachte. Nu had ze tenminste een naam. Snel leerde hij het adres uit zijn hoofd, voor als hij Newcomb zou bellen. Als ze met Chastain te maken had, dan moest Newcomb weten wie ze was. Tevreden stopte hij de kaarten in zijn zak. Voorlopig zou ze die niet nodig hebben, aangezien ze toch nergens naartoe zou gaan zonder hem. Toen de rugzak leeg was, pakte Ross de portefeuille, die hij opzij had gelegd. Er zaten enkele bankbiljetten van vijftig in. Snel telde hij: zeshonderdvijftig dollar, vermoedelijk al het geld dat ze in de wereld bezat. Hij liet het waar hij het had gevonden. In de portefeuille zat geen identiteitsbewijs, alleen het geld en een foto. Die was in de loop der jaren wat verbleekt en de hoeken waren opgekruld. Uiterst voorzichtig haalde hij hem achter het doorzichtige raampje vandaan, waarna het een vage indruk op het plastic zelf achterliet. Hij hield de foto omhoog naar het licht. Er stonden drie mensen op de foto: een vrouw, een tienermeisje en een kleine jongen. Minstens één koppig gezicht kwam hem bekend voor. Dit was dus Allies familie. Nieuwsgierig door dit ene persoonlijke in haar hele bagage, bekeek Ross de foto heel nauwkeurig. De jongen grijnsde breed, een gat tussen zijn voortanden tonend. Leuk joch. Hij was vast niet ouder dan vijf of zes jaar, had een warrige haardos en een volmaakt gelukkig gezicht. Ross kreeg een vreemd gevoel bij het zien van de open glimlach van de jongen. Hij was bijna vergeten dat een dergelijke onschuld nog bestond in de wereld. Zelf kon hij zich niet herinneren ooit zo gelukkig te zijn geweest. Het was gewoon pijnlijk naar de glimlach van het kind te kijken. Ook de vrouw glimlachte, hoewel ze eerder moe dan gelukkig leek te zijn. Het was het gezicht van een vrouw die de nodige tegenslagen had gehad. Haar leeftijd kon hij niet schatten. Ze had duidelijke lijnen in haar gezicht maar misschien was ze veel jonger dan ze eruitzag. Het meisje, zijn Allie, lachte niet. Er was niets vrolijks in haar uitdrukking. Ook zij leek ouder. Ze had een zekere onverzettelijkheid, een mildere vorm van de hardheid die ze nu liet zien. Haar ene hand lag op de schouder van haar broertje, en de andere op die van haar moeder, de vingers gespannen. Hoewel dit waarschijnlijk een pose was die de fotograaf had voorgesteld, was het gebaar toch veelbetekenend: beschermend en bezitterig tegelijk: deze twee zijn van mij. ‘Waar ben jij in vredesnaam mee bezig?’ Geschrokken keek Ross op. De volwassen levende versie van het meisje was zonder dat hij het had gemerkt vanuit de badkamer de kamer in gelopen, in een wolk witte stoom. Ze droeg weer hetzelfde T-shirt, en haar benen waren bloot. Heel even stokte hem de adem in de keel. Ze zag eruit alsof ze hem wilde aanvliegen. ‘Wat zit je daar in mijn spullen te rommelen?’ Ze beende op hem af. ‘Geef terug.’ ‘Hé, wacht eens even…’ Waarom hij de foto net ietsje te lang vasthield wist hij niet precies. Misschien was het een reactie op dat tegendraadse in haar, waar hij inmiddels al allergisch voor was geworden. Toen ze de foto wilde pakken, liet hij hem niet los. Het volgende moment was het geluid van scheurend papier te horen. Beiden verstijfden ze en keken ieder naar de helft in hun hand. Het meisje was losgescheurd van de vrouw en de jongen. Allie trok alsnog de helft die hij vasthad uit zijn hand. Woedend knipperde ze met haar ogen, die alle kanten op schoten behalve naar hem, en haar mond werd een streep. Ze gooide de twee helften op het bed en begon haar spullen terug te proppen in de rugzak. ‘Is het niet al erg genoeg dat ik al het andere kwijt ben? Moest je nou echt zo nodig de
enige foto die ik nog heb mollen?’ ‘Is dat de enige foto die je van je familie hebt?’ Hij wist niet waarom hij het vroeg. Zelf had hij geen enkele familiefoto, en daar had hij nooit mee gezeten. Hij had er nooit bij stilgestaan. Ze trok een spottend gezicht. Hij kende haar nog geen vijf uur, maar die blik had hij al veel te vaak gezien. ‘Je hebt mijn tas doorzocht, genie. Heb je daar familiealbums in aangetroffen? Ik heb niet echt tijd gehad om te pakken toen ik wegging uit New York. En voor zover ik weet, is na mijn vertrek alles op straat gedumpt. Dit…’ Ze gebaarde naar de verscheurde foto. ‘…was alles wat ik bezat.’ Hij voelde geen triomf nu ze had toegegeven dat ze uit New York kwam. ‘Misschien heeft je moeder nog meer, of je broertje.’ Ze verstrakte. Hij begon door te krijgen dat haar emoties het hoogst opliepen wanneer ze zo keek, als anderen niet mochten zien wat ze voelde. ‘Die zijn dood.’ ‘Wat erg,’ zei hij, maar het klonk zó onbenullig. Had hij het maar nooit gezegd. Ze ging er niet op in. Zodra ze haar rugzak weer had ingepakt, afgezien van wat ondergoed, ritste ze hem dicht en gooide ze hem op de vloer. Ze trok het ondergoed aan onder haar T-shirt en kroop in bed. ‘Je wilt me zeker nog aan het bed vastmaken?’ Natuurlijk wilde hij dat, maar hij had niet verwacht zich er schuldig over te zullen voelen. ‘Verzet je je dan niet?’ ‘Ik wil gewoon slapen.’ Ze pakte de stukken van de foto in de ene hand, legde haar andere hand in de richting van het hoofdeinde en wendde haar hoofd af toen hij de boeien kwam vastmaken: de ene aan het bed en de andere aan haar pols. Hij zag de verscheurde foto in haar hand. ‘Het spijt me,’ zei hij. Ze keek hem niet aan. ‘Maakt niet uit.’ Dat loog ze. Allebei wisten ze dat het heel veel voor haar uitmaakte. Maar er was niets anders om te zeggen. Zodra de boeien vastzaten, draaide ze zich in foetushouding van hem af. Hij stond daar als een halve gare. Hij moest iets zeggen, maar wat? ‘Ik wil er vroeg uit, ik maak je wel wakker,’ was het enige wat eruit kwam. Ze zei niets. Hij deed het licht uit en ging met zijn kleren aan op het andere bed liggen wachten. Na een tijdje maakte hij zijn ademhaling diep en regelmatig. Hij vertrouwde er niet op dat ze niets zou uithalen zodra hij in slaap was. Een paar minuten later maakte een zacht geluidje hem alert. Wat was ze in vredesnaam aan het doen? Hij had moeten nagaan of ze niet iets bij zich had waarmee ze het slot van de boeien zou kunnen openen. Makkelijk zou het niet zijn, maar hij zag haar er best voor aan het te proberen. Het geluid was zacht en schokkerig. Het klonk gedempt. Het trof hem als een vuistslag. Allie Freedman lag te huilen. Uit alle macht onderdrukte hij de vloek die hem op de lippen lag. Die vloek zou haar laten weten dat hij zich bewust was van haar tranen, en hij had zo’n idee dat ze hem dat nog het meest van alles kwalijk zou nemen. Nu ze dacht dat hij sliep, had ze uiteindelijk haar tranen de vrije loop gelaten. En dat zou hij haar niet afnemen. Hij had haar al veel te veel afgepakt. Verstijfd lag hij daar. Kon hij maar iets voor haar doen. Maar hij kon het alleen maar erger maken. En hij had nog wel gedacht dat hij immuun was voor huilende vrouwen. Hij luisterde toen haar zachte gesnik overging in een soort gemompel. Uiteindelijk hoorde hij alleen nog haar oppervlakkige ademhaling uit het bed komen. Ze had zichzelf in slaap gehuild. Hij wachtte even tot hij zeker wist dat ze echt sliep, en ging toen het bed uit. Vervolgens sloop hij zachtjes naar de deur, glipte de kamer uit, deed de deur achter zich dicht en haalde zijn mobiel tevoorschijn. De parkeerplaats was verlaten. Hij hoefde niet bang te zijn te worden afgeluisterd. Hij had verwacht Newcombs antwoordapparaat te zullen krijgen, het kon niet later dan halfvier zijn in New York, maar de rechercheur nam na twee keer overgaan al op. ‘Ross?’ ‘Hoe wist je dat?’ vroeg hij verrast. ‘Wie zou me anders zo vroeg bellen?’ ‘Waarom ben je nog wakker? Je gaat me toch niet vertellen dat je op mijn telefoontje zat te wachten?’ ‘Neu, ik was gewoon nog op. Ik slaap slecht op het ogenblik. En, hoe staan de zaken? Heb je Taylor al gevonden?’ ‘Ja.’ ‘En?’ ‘Het ligt allemaal een stuk ingewikkelder dan jij me had voorgespiegeld.’ Stilte. ‘Dus je hebt hem nog niet te pakken.’ ‘Dus ik heb gemerkt dat er een complicerende factor is.’ ‘En die is?’ ‘Er is een vrouw in het spel.’ Newcomb zuchtte hoorbaar luidruchtig in de hoorn. ‘Ja hoor, ik had het kunnen weten. Het zal ook eens niet.’ ‘Deze vrouw had Taylor achter zich aan. Ik heb gezien waar ze woonde, en ze gedraagt zich als iemand die al een tijdje op de vlucht is. Taylor heeft een spoor gevolgd dat recht naar haar toe leidde. Ik denk echt dat hij vanwege haar is ontsnapt.’ ‘Hoezo dan? Wie is ze?’ ‘Ze vertelt niets, maar ik heb een identiteitskaart gevonden met de naam Allie Freedman. Gaat er al een belletje rinkelen?’ Het was even stil. Toen zei Newcomb: ‘Die heeft voor Chastains bedrijf gewerkt.’ ‘Ik wist dat ze met hem te maken heeft gehad. Heeft al iemand van de politie met haar gepraat?’ ‘Nee,’ zei Newcomb langzaam. ‘Ze is verdwenen in de tijd van de Mulroney-moord.’ ‘Jeetje, dan weet ze vast iets meer over wat er die avond is gebeurd. Daarom zit Taylor natuurlijk achter haar aan, en
daarom heeft hij het enorme risico genomen er vlak voor het proces vandoor te gaan. Chastain en hij willen voorkomen dat zij als getuige optreedt.’ ‘Heeft ze je enig idee gegeven van wat ze weet?’ ‘Helemaal niks. Het enige wat ze heeft laten doorschemeren, is dat ze geen fan van Chastain is, en dat ze als de dood is dat ik haar naar de politie breng.’ ‘Wat ga je met haar doen?’ ‘Erachter zien te komen wat ze weet.’ ‘Heb je haar dan in hechtenis?’ ‘Ja.’ ‘Waar ben je nu?’ ‘We zijn voor de nacht gestopt bij een motel aan de Interstate 80. Ik kom jouw kant weer op.’ ‘Mooi. Ze klinkt als iemand met wie wij zeker moeten praten.’ Dat is ze zeker, maar jij zult je beurt moeten afwachten. Snel rondde hij het gesprek af. Hij voelde zich slecht op zijn gemak, zonder te weten waarom. Een geeuw onderdrukkend zette hij die gedachte opzij. Het was te laat, en hij was te moe om helder te kunnen denken. En er was nog een karweitje dat hij vannacht moest opknappen.
Hoofdstuk 5 Net als anders werd ze met een schok wakker, het hart bonzend in haar keel, al haar zintuigen onmiddellijk op scherp. Waar was ze vandaag? Wie was ze vandaag? Niemand, was deze keer het antwoord. Nee, dat sloeg nergens op. Haar denkprocessen waren toch wat vertroebeld door alle vermoeienissen. Hoeveel ze ook had geslapen, genoeg was het niet. Dat was het nooit. Ze wist niet meer wanneer ze voor het laatst langer dan vier uur achter elkaar had geslapen. De uitputting was gewoon iets waaraan ze gewend was geraakt. Ze geeuwde en wilde in haar ogen wrijven, maar toen voelde ze pijn in haar arm. O ja, dat was waar ook. Ross. De handboeien. Direct weer woedend, keek ze naar het glimmende metaal en trok er nijdig aan. Waar was hij? Ze ging rechtop zitten en keek de kamer rond. De badkamerdeur stond open, maar daar was ook niemand. Zijn bed leek wel onbeslapen, afgezien van een vage kuil. Als er nog enige gerechtigheid was in de wereld, dan had hij geen oog dichtgedaan. Maar die lummel had natuurlijk als een roos geslapen, en dat was veel meer dan hij verdiende na alles wat… Ze hapte naar adem, en sloot haar lege hand om niets. Weg. De foto was weg. Met het hart in de keel tastte ze in het rond, op zoek naar de stukjes. Toen zag ze hem. Ze knipperde met haar ogen. De foto stond op het nachtkastje. Weer helemaal heel. Niet-begrijpend pakte ze hem voorzichtig beet. De twee stukjes waren met plakband aan elkaar geplakt, heel precies. Door het plakband zag je dat de foto niet als nieuw was, maar beter had hij niet hersteld kunnen worden. Ze bleef er een tijdje naar te staren. Híj had dat voor haar gedaan. Hij had de foto gerepareerd. Maar waarom? Dat klopte niet. Die man had haar ontvoerd, vernederd en er geen enkele blijk van gegeven ook maar een cent te geven om haar gevoelens. En nu dit. De deur ging open, en door de opening scheen de zon op het bed. Ze draaide haar hoofd weg tegen het licht en schoof de foto snel uit het zicht, al wist ze niet waarom. Het licht werd even getemperd toen hij door de deur kwam. ‘O, je bent wakker,’ constateerde hij, haar nauwelijks een blik gunnend. ‘Mooi. We moeten zo verder.’ Hij was wat verkreukeld en ongeschoren en droeg nog dezelfde kleren als de vorige avond. Vermoedelijk had hij daar ook in geslapen, want zelf had hij geen tas meegenomen het motel in. Nu had hij een groene plunjezak in zijn hand, en in de andere een beker en een papieren zak. De heerlijke geur van koffie bereikte haar neus door de muffe atmosfeer van de kamer heen. Hij liet de plunjezak op zijn bed vallen, liep naar haar toe en stak haar de zak toe. ‘Hier, iets te eten.’ Ze aarzelde. ‘En jij dan?’ Zijn ogen twinkelden. ‘Dat heb ik onderweg hierheen al opgegeten. En maak je geen zorgen, ik heb niks in je koffie gedaan.’ ‘En in het eten?’ ‘Ook niet. Maar wat betreft toekomstige maaltijden kan ik niks beloven.’ Ze nam de beker aan, waarbij ze vermeed dat haar vingers de zijne raakten. ‘Dat zal ik zeker onthouden.’ ‘Mooi. Ik hoop dat we hier zonder problemen weg kunnen komen. Als jij problemen maakt, dan doe ik er meteen wat in.’ Ze nam een slokje. ‘Ik beloof niks.’ ‘Dat had ik ook niet verwacht.’ Haar oog viel op de foto, die ze naast zich had neergelegd. De herinnering aan wat hij had gedaan maakte haar gereserveerd. Ze staarde in haar beker. Dank je. Die woorden kwamen in haar op, maar ze bleven in haar keel steken. En toen was het moment voorbij. Hij wilde zich al omdraaien. Ze rukte aan de boeien, en het metaal rinkelde tegen het bed. ‘Zou je me niet even losmaken? Ik moet naar de wc.’ ‘Je zult op je beurt moeten wachten. Ik ga eerst douchen.’ ‘En ik dan? Moet ik het soms ophouden?’ ‘Je hebt die koffie zo op, dan kun je het in de beker doen.’ ‘Of ik kan het in je gezicht gooien. Dan is die beker lekker snel leeg.’ ‘Als je dat doet, kun je het de hele weg terug naar New York in bekers doen.’ ‘Dan heb ik in elk geval genoeg om je in het gezicht te gooien.’ Hoofdschuddend pakte hij zijn tas. ‘Rustig nou maar, Allie. Ik ben zo terug.’ ‘In elk geval word jij niet gedwongen je voor iemands ogen uit te kleden.’ Hij bleef staan en kwam vervolgens terug, met toegeknepen ogen die geheimzinnig glinsterden. Ze werd er knap zenuwachtig van. Hij liet de plunjezak vallen. ‘Je hebt gelijk.’ Met de ene voet trapte hij de andere schoen uit, en andersom. ‘Dat was niet eerlijk.’ ‘Wat doe je nou?’ zei ze, zo vlak mogelijk, al wist ze precies wat hij deed. ‘Me uitkleden.’ Hij trok zijn overhemd uit zijn broek. ‘Wat probeer je nou precies te bewijzen?’ ‘Helemaal niks. Ik kleed me gewoon uit, want ik ga douchen.’ In een vloeiende beweging trok hij zijn T-shirt over zijn hoofd en gooide het opzij, en daar stond hij met ontblote borst naar haar te kijken. Een van zijn mondhoeken ging een beetje omhoog. ‘Wat is er, Allie? Je lijkt zo nerveus.’ Ze probeerde niet te kijken, werkelijk. Ze probeerde hem aan te kijken en haar blik niet te laten afdwalen naar al die blote huid, net buiten haar blikveld. ‘Beetje domme vraag voor een man die me heeft vastgeketend aan een bed en nu bezig is zich uit te kleden.’ ‘We weten allebei dat ik je met geen vinger zal aanraken. Als ik daar op uit zou zijn, had ik het allang gedaan.’ Ze probeerde quasivermoeid met haar ogen te draaien. Maar op de een of andere manier was ze opeens naar zijn borst
aan het staren. Een golf van vrouwelijke waardering ging door haar heen. Zijn lijf paste precies bij de hardheid van zijn gezicht; een en al spieren. Donkere haartjes krulden om zijn platte tepels en gingen vandaar via het midden van zijn buik steeds lager… Ze rukte haar blik los om die weer op zijn gezicht te vestigen, maar voordat ze daar was, besefte ze dat ze te lang had gekeken. De mannelijke luie, zelfvoldane uitdrukking op zijn gezicht bevestigde dat alleen maar. Maar zodra ze hem zijn riem hoorde losmaken ging haar aandacht opnieuw omlaag. Ze schraapte haar keel en trok opnieuw haar blik weg. ‘Wat wil je hier dan mee bereiken?’ Hij trok de riem uit zijn broek, en liep hem klappen in de lucht. ‘Dit wilde je toch? Dat alles tussen ons helemaal gelijk zou zijn?’ Hij maakte zijn broeksknoop los. ‘Of probeerde je me alleen maar kwaad te maken?’ Het geluid van een opengaande rits vulde de lucht. ‘Mooi. Nou, als je echt zo graag wilt laten zien hoe weinig je daar hebt, ik houd je niet tegen.’ Hij zette zijn duimen achter zijn broeksband en duwde zijn broek langzaam naar beneden. ‘Dat zou een stuk harder aankomen als je er niet bij bloosde als een tienermeisje.’ ‘O, kleed je je dan vaker uit tegenover tienermeisjes?’ Hij schopte de broek uit en stond nu nog in alleen een vrije krappe boxershort. ‘Nee hoor. Alleen voor stoere vrouwen die, als het erop aankomt, toch niet zo heel stoer blijken te zijn.’ ‘Moet je dan stoer zijn om naar jou te durven kijken? Wat is er dan, Ross? Heb je soms gruwelijke littekens?’ ‘Kijk zelf maar.’ Met die woorden trok hij ook de boxershort uit zodat hij naakt voor haar stond. Ze was niet in staat een andere kant op te kijken, al zou ze het hebben geprobeerd. Er was niets kleins aan hem. Dat was zowel irritant als fascinerend. Hij was een en al kracht, van zijn brede schouders tot zijn gespierde bovenarmen tot de sterke dijen en wat daartussen was. Nee. Klein was het niet te noemen. ‘Zo. Nu staan we quitte.’ Zijn zelfvoldaanheid wekte haar uit haar verbijsterde fascinatie. Opeens besefte ze dat haar mond een beetje open stond, en vanbinnen kurkdroog was. Ze klapte hem dicht, iets te laat. ‘Net als ik dacht. Toch niet zo stoer.’ Als ze iets anders bij de hand had gehad dan die kostbare koffie, dan zou ze dat naar hem toe hebben gesmeten. Het kostte haar de grootste moeite zich in te houden. Hij was het niet waard. Het enige wat ze kon doen, was toekijken hoe hij zijn tas oppakte en zelfvoldaan de badkamer in slenterde. Niet naar zijn billen kijken. Waag het niet naar zijn billen te kijken. Ze deed het toch. Die waren even gespierd als de rest. Ze zag de spieren bewegen onder het lopen, en ze was niet in staat een andere kant op te kijken. En ze zou zijn blijven kijken, als hij de deur niet achter zich had dichtgedaan – met een zachte klik, die net zo hard aankwam als wanneer hij de deur zou hebben dichtgesmeten. Nou ja, zei ze tegen zichzelf, ze was nu eenmaal nog niet dood, en die vent had nou eenmaal gewoon een enorm lekker kontje. En ze had in geen tijden een man gezien. Zo gek was het dan toch niet dat ze had gekeken? Toch voelde ze zich niet beter door die gedachte. Waarom moest uitgerekend hij de eerste man zijn die ze te zien kreeg? Ze begon haar verstand te verliezen – zijn schuld. Terwijl ze rondkeek, werd haar blik getrokken naar de hoop kleren die hij had achtergelaten. Daar lag ook de spijkerbroek waar hij de sleutel van de handboeien in had gestopt, de vorige avond. Het zou toch niet waar zijn? Maar toen hij de badkamer in was gelopen, had hij toch echt niets gehad om de sleutel in te stoppen. Ze grijnsde triomfantelijk. Het ledikant. Misschien had ze toch eens één keer geluk. Het bed was van metaal, vast niet heel zwaar. Het was misschien toch niet zo veilig geweest als hij dacht om haar daaraan vast te maken. In ieder geval kon ze nu een beetje manoeuvreren. Voorzichtig zette ze de foto op het nachtkastje en stond op. Met haar vrije hand trok ze de matras van het bed. Dat viel niet mee. Het ding was zwaar en onhandelbaar. Maar geleidelijk aan, met één oog op de badkamerdeur en haar oren op scherp, lukte het haar toch de matras op de grond te trekken. Gewichtloos was het ledikant niet, maar met twee handen, waarvan er één geboeid was, kreeg ze er toch beweging in. Ze vorderde langzaam omdat ze zo min mogelijk geluid wilde maken. Bij ieder kraakje kromp ze ineen. Voortdurend was ze zich bewust van de douche, die nog steeds liep. Ieder moment verwachtte ze dat hij de badkamer uit zou stormen om haar tegen te houden. Uiteindelijk had ze Ross’ spijkerbroek toch binnen haar bereik. Ze had het bed maar enkele decimeters verplaatst, maar hoe lang was ze daar wel niet mee bezig geweest? Zich ver mogelijk uitstrekkend, stak ze haar voet naar de broek uit. Ze kwam een paar centimeter te kort. Ze rekte zich nog verder uit, tot ze het gevoel had dat haar geboeide arm uit de kom werd getrokken. Uiteindelijk lukte het toch haar teen achter de riem te haken. Ze beet op haar lip om haar triomf niet uit te schreeuwen. Met ingehouden adem trok ze haar been zo snel ze durfde weer in. Uiteindelijk kon ze de broek pakken. De sleutel zat in de linkerzak. Plus de sleutel van de truck. Ze werd haast giechelig van haar succes. Bedankt, sukkel. Ze had geen tijd om van haar triomf te genieten. In de badkamer bleef de douche maar lopen, het water kabbelde rustig door de leidingen. Met gespitste oren maakte ze de boei los waarmee ze aan het bed vastzat. De pols bonsde, en haar hand sliep. Ze wapperde er even mee, haalde een opgerolde spijkerbroek uit haar rugzak, trok die snel aan, griste de foto van het nachtkastje, gooide de rugzak over haar schouder, sprong naar de deur, deed die open, en daar stond ze in het felle zonlicht. Ze keek naar de truck. En verstijfde. Er stond een man bij de truck naar binnen te kijken. Hij zag er gevaarlijk uit, niet het soort man dat ze graag zou tegenkomen in een donker steegje. En ook niet op een zonovergoten parkeerterrein.
Haar verstijving duurde net iets te lang. Voor ze haar benen zover had gekregen mee te werken, draaide hij zich om en keek naar haar. Aan de subtiele verandering in zijn houding zag ze dat hij haar herkende. Ze keek naar links en naar rechts. Waarheen kon ze vluchten? Ze kon nergens heen, en dat wist hij. In welke richting ze ook zou wegrennen, hij zou haar altijd te pakken krijgen. Dat risico kon ze echt niet nemen. En als ze naar de receptie van het motel zou gaan, zouden er nog meer mensen bij betrokken raken, dat was geen optie. Het was hem, of Ross. Toen de man in zijn jasje tastte, was ze weer in staat tot actie over te gaan. Voor hij een wapen tevoorschijn kon halen draaide ze zich om, stoof weer naar binnen en sloot de deur met de grendel, de veiligheidsketting en het slot, al zou dat alles iemand die echt naar binnen wilde niet kunnen tegenhouden. Wanhopig keek ze de kamer rond, op zoek naar een ontsnappingsmogelijkheid. Ze voelde de vloer haast trillen toen ze de man buiten hoorde naderen. Het enige raam in de kamer was naast de voordeur. Dan bleef de badkamer over, verdorie. Ze stoof naar de badkamerdeur, net toen Ross die opendeed. Zonder zich iets van hem aan te trekken glipte ze het vertrekje in. Hij pakte haar polsen. ‘Hoe heb je die boeien afgekregen?’ Hij was al aangekleed, toch nog een gelukje. ‘We moeten hier weg.’ Hij liet haar pols los zodra hij de serieuze klank in haar stem hoorde. ‘Hoezo? Wat is er dan?’ Ze dook om hem heen en liep naar het badkamerraam. ‘Een kerel op het parkeerterrein. Hij stond in je truck te loeren. Hij heeft me gezien. Ik weet zeker dat hij deze kant uit komt.’ Beiden verstijfden ze toen er op de moteldeur werd gebonsd. Iemand probeerde de deur open te breken. ‘Is het Taylor?’ ‘Weet ik niet.’ ‘Nou, als het hem is, dan scheelt het me een hoop gedoe als ik hem nu te pakken kan nemen.’ Hij haalde een pistool uit zijn plunjezak. ‘Prima, doe dat vooral. Maar ik smeer’em.’ Ze probeerde het raam te openen, maar dat bleek dichtgeschilderd te zijn. Er was geen beweging in te krijgen. Ross greep haar arm. ‘O nee, vergeet het maar.’ ‘Je kunt je met mij bemoeien, óf met hem. Kies maar. Je kunt je niet op ons allebei richten, en ik ga hier niet rustig zitten afwachten, want ik weet tamelijk zeker dat hij ook gewapend is.’ Op dat moment hoorden ze de buitendeur kraken onder het geweld van de man. Ross gaf toe. ‘Hier, laat mij maar.’ Hij duwde het pistool achter zijn broekriem, schoof haar opzij en stootte met zijn elleboog door het glas. Er bleven een paar grote scherven in de sponning achter, die hij er snel uittrok. Ze duwde haar rugzak door het raam en hij hield zijn met elkaar verstrengelde handen al klaar zodat zij haar voet erop kon zetten. Zo hielp hij haar het raam door. Ze kwam met haar handen terecht op het grind achter het motel. Zonder de scherpe steentjes te voelen kwam ze overeind en pakte haar tas. Ze hoefde niet op Ross te wachten, want zijn tas, gevolgd door hemzelf, kwamen vlak achter haar aan. Hij stond meteen op zijn voeten en pakte haar bij de bovenarm met een ijzeren greep. Deze keer vond ze het niet erg. Er waren belangrijkere zaken; het gekraak van de voordeur maakte dat maar al te duidelijk. ‘Kom mee.’ Ze renden langs de zijkant van het motel en keken om de hoek naar de voorkant. De man was niet te zien, de kust was veilig. Ze zette al een stap vooruit, klaar voor een sprint naar de truck, maar Ross hield haar tegen. ‘Wacht.’ Ze volgde zijn blik. De banden van de truck waren lek gestoken. ‘Geen halve maatregelen,’ merkte Ross op. ‘En nu?’ ‘Nu gaan we een auto stelen.’ Ze hapte naar adem. Hij bestond het haar lichtelijk geamuseerd aan te kijken. ‘Ik zei toch dat ik geen smeris was? En het voordeel daarvan is dat ik het ook niet zo nauw hoef te nemen met de regels.’ ‘En dat betekent dat je auto’s mag stelen?’ ‘Vandaag wel. Met name als we de eigenaar op die manier verhinderen ons te achtervolgen.’ ‘Wat ben je…’ Ze volgde zijn blik naar een bepaalde auto, die een New Yorks kenteken had. ‘Is dat zíjn auto?’ ‘Yep. Nog steeds gewetensbezwaren?’ ‘Nee.’ ‘Oké. Kom mee dan.’ Ze renden naar de personenauto, die niet op slot was, en stapten in. Het kostte Ross drie seconden om hem aan de praat te krijgen. In de achteruitkijkspiegel zagen ze dat het hun belager niet was ontgaan dat zijn auto opeens werd gestart. Hij kwam al op hen af gerend. Ross zette de auto in de eerste versnelling en spoot het parkeerterrein af, een stofwolk achterlatend. Het laatste wat ze in de zijspiegel zag, was dat de man bleef staan en het stof uit zijn gezicht veegde om zijn eigen auto te zien wegracen. Opgelucht leunde ze achterover in de stoel. Haar opluchting duurde niet lang, want na een kilometer deed hij een handboei rond haar pols. ‘Wat doe je nou?’ ‘Ik heb altijd een reservepaar bij me.’ Op het dashboard zat een plastic handgreep. Daar deed hij de andere handboei omheen. ‘Maar…’ Verder kon ze geen woord uitbrengen. ‘Ben je nu sprakeloos? Wat schattig. Wat had je dan gedacht? Dat we voortaan dikke maatjes zouden zijn?’ Ze klemde haar kaken op elkaar. ‘Dacht het niet.’ ‘Juist. En ik laat je niet nog een keer ontsnappen.’ ‘Dat dacht je de laatste twee keer vast ook.’ ‘En je bent niet ontsnapt, of wel soms?’
‘Driemaal is scheepsrecht.’ ‘Wie weet. In elk geval kan ik dan eens zien hoe je het nou voor elkaar hebt gekregen die boeien af te krijgen.’ Ze snoof en keek een andere kant op. ‘Een meisje moet nu eenmaal een paar geheimen hebben.’ Ook hij snoof. ‘Nou, dan zorg je goed voor jezelf, want volgens mij heb jij alleen máár geheimen.’ Witheet van woede zag Dominic Brancato zijn auto wegstuiven in de richting van de zon. Die vrouw bleek een stuk lastiger te pakken dan hij had gedacht. Maar hij had dan ook niet op die premiejager gerekend. Ze hadden hem gewoon voor schut gezet, alsof hij een amateurtje was. En hij werd niet graag voor schut gezet. Hij keerde de weg de rug toe en zag de receptionist rond de hoek van het motel nieuwsgierig naar hem kijken. Daar zat hij nou net op te wachten, dat dat ventje zich er ook nog eens tegenaan zou gaan bemoeien. Hij draaide zich opnieuw om en maakte zich zo snel mogelijk uit de voeten. Het eerste wat er nu op zat, was hier zo snel mogelijk vandaan zien te komen voor de politie er was, want die kwam geheid. Het volgende programmapunt was: een nieuwe auto scoren. Toch was die auto niet het grootste probleem. Met een beetje geluk zou Ross er niet achter komen hoe Brancato hen op het spoor was gekomen, maar daar rekende hij niet op. En dat betekende dat de informatievoorziening waarschijnlijk opgedroogd was. Het was er allemaal niet gemakkelijker op geworden. Maar niet té moeilijk. Waarschijnlijk had Ross gedacht dat Brancato hen niet kon achtervolgen, nu hij zijn auto had gepikt, maar hij had er geen idee van hoe hij hem in de kaart speelde. Want zodra Brancato een nieuwe auto had, zou het een peulenschil zijn de oude op te sporen. Daar had je GPS voor.
Hoofdstuk 6 Meer dan een uur reden ze zonder iets te zeggen. Ross hield de achteruitkijkspiegel goed in de gaten om zeker te weten dat ze niet werden gevolgd. En hij wist dat Allie aan haar kant hetzelfde deed. Waarschijnlijk waren ze allebei paranoïde aan het worden. Weliswaar was Taylor gestrand, maar net als zij kon hij natuurlijk ook een auto stelen. Pas toen ze een onafzienbaar en leeg stuk snelweg achter zich hadden, ontspande hij zich een heel klein beetje. ‘Allie?’ ‘Ja?’ Een mondhoek ging omhoog. ‘Dus je geeft toe dat je zo heet.’ Ze bleef naar buiten kijken. ‘Nee.’ ‘Waarom reageerde je er dan op?’ ‘Omdat het duidelijk was dat je het tegen mij had. Zie jij iemand anders in deze auto?’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Je geeft echt geen centimeter toe, hè? Nou, als je het niet erg vindt, blijf ik je Allie noemen.’ ‘Je doet maar. Daarmee ben ik haar nog niet. Trouwens, ik ben weleens erger uitgescholden.’ ‘Wie niet?’ Ze keek hem van opzij aan. ‘In jouw geval kan ik me daar wel iets bij voorstellen.’ ‘O ja, vast. Eindelijk begin ik je toch een beetje door te krijgen, Allie.’ ‘Echt?’ Ze klonk geamuseerd. ‘En hoe ben je dan tot dat inzicht gekomen?’ ‘Door dat tafereeltje bij het motel, over het stelen van die auto. Dat is echt heel vreemd gedrag voor een crimineel.’ ‘Ik zei al dat ik geen crimineel ben.’ ‘Het grappige is, dat ik je begin te geloven. Al blijft het onwaarschijnlijk dat iemand die iets met Chastain en Taylor te maken heeft, onschuldig is.’ Ze trok een grimas. ‘Ik heb nooit gezegd dat ik iets met ze te maken heb.’ ‘Tja, je hebt bijna nergens ook maar iets over gezegd. Maar ik begin echt te geloven dat je met niets illegaals te maken hebt. Iemand die zo’n heisa maakt over het stelen van een auto kan nooit crimineel zijn.’ ‘Ik maakte geen heisa.’ ‘Daarom denk ik dat je niet zo bang bent voor de politie omdat je ergens voor wordt gezocht. Je bent natuurlijk bang dat ze je zullen vasthouden om je te laten getuigen.’ ‘Leuk geprobeerd, Sherlock.’ ‘Waarom zou Chastain je anders dood willen hebben?’ ‘Je denk toch niet dat ik daar antwoord op geef? Dit hele verhaal heb je uit je duim gezogen, vul de rest dan ook maar zelf in.’ ‘Luister eens, in wat voor gevaar je ook verkeert, ik kan je beschermen.’ Ze keek hem aan met een gezicht van steen, en met ijzige stem zei ze: ‘O, werkelijk? Vertel me dan eens, Ross. Hoe heeft die kerel ons dan weten te vinden? Hoe kon hij uit alle snelwegen vanuit Chicago precies de goede vinden, en ook net dat ene motel? We weten allebei dat ik met niemand heb gesproken. Maar jij wel, denk ik zo.’ Hij wilde niet over Newcomb nadenken, hij wilde die man daar niet toe in staat achten. Zijn zwijgen bevestigde haar vermoeden stelliger dan woorden hadden kunnen doen. ‘Laat me raden. Het was vast met iemand van de politie. Iemand die je vertrouwt, is het niet? Misschien zelfs degene die je achter Taylor aan heeft gestuurd. Iemand die het op de een of andere manier nooit voor elkaar heeft gekregen genoeg bewijs tegen Chastain te verzamelen, en die met lede ogen heeft moeten aanzien hoe hij keer op keer aan vervolging wist te ontsnappen. Is dat de persoon die je in vertrouwen hebt genomen?’ Opnieuw zweeg hij. Ze boog zich naar hem toe, tot ze bijna in zijn oor fluisterde: ‘Dus, nog een keer, Ross. Hoe denk je me tegen Chastain te beschermen als je me niet eens tegen de politie kunt beschermen?’ Dit was voor Ross de druppel. ‘Iedereen die ons samen heeft gezien kan bedenken dat mijn eerste gedachte zou zijn: jou terugbrengen naar New York. Taylor kent me. Als hij met een van je buren heeft gepraat, of met wie dan ook die mij met jou heeft gezien, dan weet hij meteen wat ik zou doen met een getuige.’ ‘Ach gut. Jij gelooft nog steeds dat de politie de goeieriken zijn, hè? Heerlijk moet dat zijn. Nou uit die droom ben ik allang ontwaakt. Het is even schrikken, dat kan ik je wel vertellen.’ Hij gnuifde. ‘Zo, gaan we openhartig doen?’ Ze schoof zo ver mogelijk van hem vandaan. ‘Vergeet het maar.’ ‘Laat ik je een verhaaltje over mezelf vertellen. Dan weet je in elk geval precies wie de goeieriken en wie de slechteriken zijn in dit spelletje. Dan snap je misschien wat voor man het is die jij wilt beschermen.’ ‘De enige persoon die ik bescherm, ben ik zelf.’ ‘Chastain is een moordenaar, Allie. Hij is verantwoordelijk voor de dood van meer onschuldige mensen dan ik kan tellen. Alleen maar omdat hij zijn zin niet kon krijgen.’ Ze trok een schouder op. ‘Vertel me liever iets wat ik nog níét wist.’ ‘Betekent dat dan niets voor je? Ben je dan echt zo zelfzuchtig dat je hem ermee wilt laten wegkomen?’ Ze keek hem doordringend aan. ‘Wie heeft hij vermoord om wie jij gaf?’ Verdorie, wat was ze snel. Hij richtte zijn aandacht weer op de weg. ‘Waar heb je het over?’ ‘Dit is iets persoonlijks voor je. Hoe komt dat? Wie van al die mensen die hij heeft vermoord was zo belangrijk voor jou?’ Hij liet een boos gesis ontsnappen. ‘Ik heb je een verhaaltje beloofd, nou, hier komt het. Het gaat over een premiejager, Jed Walsh heette hij. Een fantastische vent. Erg goed in zijn vak. Alom gerespecteerd. Hij wilde altijd mensen helpen, dus toen hij een joch tegenkwam dat op straat zwierf, nam hij het bij zich in huis.’ ‘Hoe oud was dat joch?’ Haar stem was zo vlak dat hij niet wist of ze echt geïnteresseerd was of niet. ‘Dertien. Een echte boef ook, het soort jongen met wie de meeste mensen de autoriteiten zouden opzadelen om ervan af te zijn. Niet op zijn mondje gevallen. Hondsbrutaal.’
‘Sommige dingen veranderen nooit,’ mompelde ze. ‘Maar sommige dingen wel. Jed nam dat joch onder zijn hoede, leerde hem het vak, leerde hem over trots en verantwoordelijkheid, leerde hem een man te zijn.’ Ross slikte de brok in zijn keel weg. Hij had niet verwacht dat de herinnering hem zo zou aangrijpen. Hij zag Jeds gezicht weer voor zich bij hun eerste ontmoeting. De blik van een moeder had niet bezorgder kunnen zijn. ‘Wat is er met hem gebeurd?’ vroeg Allie zacht. ‘Uiteindelijk is hij met pensioen gegaan, veel later dan had gemoeten, pas toen zijn gezondheid zo te wensen overliet dat hij zijn werk niet meer kon doen. Van het geld dat hij in de loop der jaren had gespaard, heeft hij het pand gekocht waarin hij woonde. Dat leek hem een goede investering. Een paar jaar geleden, toen die wijk zou worden gerenoveerd en projectontwikkelaars alles probeerden te kopen en de prijzen de pan uit vlogen, had Jed opeens echt kapitaal in handen. En ook jouw vriend Chastain kwam snuffelen om hem uit te kopen.’ ‘Hij is mijn vriend niet.’ ‘Jed was niet geïnteresseerd in het geld. Dat huis was zijn thuis. Hij wilde daar gewoon rustig kunnen wonen. Maar dat wilde Chastain niet. Hij nam geen genoegen met een nee. Hij heeft dat andere vriendje van je, Taylor, op hem afgestuurd. Want dat is Taylors vak, weet je. Hij haalt mensen over hun huizen te verkopen, hij maakt het de eigenaren echt lastig.’ Hij wierp haar een blik toe, maar haar gezicht verried niets. ‘Dat weet je vast wel. Er gebeurden opeens allerlei vervelende dingen. Ramen werden ingegooid. De waterleiding en de elektriciteit werden om de haverklap afgesloten. Huurders begonnen weg te trekken, en Jed kon er niemand voor in de plaats krijgen.’ Hij zweeg en keek even weg voordat hij hernam: ‘Maar Jed was veel te koppig. Hij was zijn hele leven met boeven omgegaan. Zo gemakkelijk liet hij zich niet bang maken. Op een dag kwam Taylor weer langs. Even later liep hij het gebouw weer uit. Maar Jed niet.’ ‘Heeft hij hem vermoord?’ ‘Jed is overleden aan een hartaanval. Wat zeg je me daarvan? Hij had inderdaad hartproblemen, en daarvoor had hij pillen die hij moest nemen als hij pijn in zijn borst kreeg. Die ochtend nog, de laatste keer dat ik hem zag, had ik ze gewoon op de tafel naast zijn stoel zien staan. Toen de verplegers die avond kwamen, zat Jed ook in die stoel, dood. En de pillen waren nergens te bekennen.’ ‘Dus je denkt dat Taylor ze heeft meegenomen?’ ‘Ik weet het zeker. Jed moest er steevast al eentje nemen als hij alleen maar dácht aan Chastain en Taylor. Dus als die man echt bij hem thuis komt? Volgens de lijkschouwer was Jed gestorven aan een hartaanval, precies op het moment dat Taylor die middag bij hem op bezoek was geweest. Dan is het niet zo moeilijk de puzzel compleet te maken, hè? Ik weet wat er is gebeurd, en iedereen weet dat. Die hufter heeft gewoon staan toekijken hoe de oude man doodging, om dat pand in handen te krijgen. Een mensenleven in ruil voor een stukje onroerend goed in New York. Goeie deal, toch?’ ‘Ik neem aan dat Chastain het pand heeft gekocht,’ zei ze. ‘Ja. Een zwak punt van Jed was dat hij geen testament heeft gemaakt. Het leek hem ongeluk brengen om daarmee bezig te zijn. Hij had geen wettige erfgenamen, dus werd het pand geveild. Chastain heeft het voor een habbekrats op de kop getikt. Nu staat er een flatgebouw. Binnen een uur hadden ze alles platgegooid waar Jed zijn leven lang voor had gewerkt.’ Lange tijd zweeg ze. Toen zei ze: ‘Wat erg.’ Hij hoorde dat ze het meende. Maar daar had hij niets aan als ze er niets tegen wilde doen. ‘Ja, erg hè? En dat is dus de man die je in bescherming neemt, Allie. En zeg nou niet dat je dat niet doet. Als je iets weet en je komt er niet mee voor de draad, dan help je die schoft dus. Wat je ook zegt.’ Ze nam hem op met die ernstige zwarte ogen van haar. ‘Wat zou jij ervoor overhebben om Chastain gestraft te zien?’ ‘Alles,’ antwoordde hij onmiddellijk. Ze draaide haar gezicht weg. ‘Of je het nu gelooft of niet, voor mij geldt hetzelfde. Maar zelfs als ik je zou kunnen helpen, zou je me niet nodig hebben. Je hebt in mijn tas gekeken. Je weet dat ik de kranten heb gelezen. Ze hebben de moordenaars op video. Ze hebben hem al te pakken.’ ‘Het is nog geen uitgemaakte zaak. Een getuige van de ruzie die Chastain met Ms. Mulroney had voor hij haar vermoordde, zou goed van pas komen. Om het motief helderder krijgen.’ Ze schudde het hoofd. ‘Als ik me vrijwillig kon aanbieden zou ik het doen.’ ‘Laat me je dan helpen.’ ‘Dat kun je niet. Dat kan niemand.’ ‘Maar ik heb al gezegd dat ik je kan beschermen.’ ‘En ik heb al gezegd dat je dat niet kunt.’ Het klonk eerder berustend en spijtig dan boos. Ze sloot haar ogen en leunde tegen het portier, alsof het gesprek haar had uitgeput. Terwijl zij verdorie niks verteld had. Dat het verhaal van Jeds dood haar had aangegrepen, had hij aan haar gezicht gezien. Maar datgene wat haar tegenhield, was sterker dan wat dan ook. Hij moest weten wat dat was, hij moest alles weten over Allie Freedman. Maar wie kon hij toevertrouwen in haar verleden te graven? Het moest iemand zijn die hij echt compleet kon vertrouwen. En helaas viel Newcomb daarmee af. Hij was de enige die had geweten op welke snelweg ze waren. Met die informatie had hij niet eens precies hoeven weten in welk motel. Ross had hem genoeg tijd gegeven om bij ieder motel langs die snelweg te gaan kijken tot ze het goede hadden. Newcomb had tegen hem gelogen, wist hij nu. De reactie van de man aan de telefoon toen hij haar naam had genoemd… Het was nu allemaal zo duidelijk als wat. Misschien werkte Newcomb met Chastain samen, wie weet al hoe lang. Hoe kon Chastain welbeschouwd al zo lang de dans ontspringen als hij niet een infiltrant bij de politie had? Maar uitgerekend Newcomb… Het deed pijn. Hij gunde zichzelf geen tijd stil te staan bij het pijnlijke gevoel van verraden zijn. Met Newcomb zou hij later wel afrekenen. Dat die niet te vertrouwen was, stond nu wel vast. Dus moest hij op zoek naar iemand die hij wél kon vertrouwen. ‘Verdorie, hou nou eens op met dat stomme gebel.’ Taylor gooide zijn mobiel op de passagiersstoel naast zich nadat hij het nummer van de beller had gezien. Sinds de vorige avond had Chastain constant gebeld. Maar Taylor had niets nieuws te melden, en hij had echt geen zin om uit te leggen dat zijn auto het een eindje buiten Chicago had begeven en dat hij de halve nacht op zoek was geweest naar een
andere. En dat hij uiteindelijk nog pas een paar uur weer onderweg was. Of dat hij eigenlijk maar een beetje lukraak op zoek was. Al had hij ergens het gevoel dat dat niet helemaal waar was. Maar daar zou Chastain vast niet van onder de indruk zijn. Zijn oog viel op het schermpje voor hem. Het langzaam bewegende stipje stelde de auto voor die hij volgde. Ondanks de uren die hij had verprutst, was het voertuig lang niet zo ver gekomen als hij had gevreesd. Het had een tijdje stilgestaan, hij had zelfs gedacht dat hij het daar zou kunnen bereiken. Maar toen was het verder gereden. Het gaf niet. Hij zou het snel genoeg inhalen. Het was alleen een kwestie van tijd.
Hoofdstuk 7 Ze was blind. Ze schoot naar voren in haar stoel, opeens doodsbang. Ze zag helemaal niets. Hij moest haar iets hebben aangedaan. Alles was zwart. Nee, niet alles. Geleidelijk aan zag ze het zwakke schijnsel van een ver licht dichterbij komen, tot ze eronderdoor reden. Een lantaarnpaal langs de snelweg. Het werd weer donker. Ze had geslapen. En dat was nog verwarrender dan de duisternis. Ze schudde haar hoofd om helder te worden. Hoe kon dat nou? Ze viel nooit zomaar in slaap. Daarvoor was ze altijd veel te veel op haar hoede. ‘Goedemorgen, zonnestraaltje.’ Ze schrok. ‘Heb ik dan de hele nacht geslapen?’ ‘Nee hoor. De zon is nog maar een halfuur onder.’ ‘Mooi,’ mompelde ze. Dan had ze hooguit een paar uur geslapen. Ze voelde zich merkwaardig uitgerust. Hoe het kwam dat ze zomaar in slaap was gevallen in aanwezigheid van deze man, terwijl ze een jaar lang niet meer fatsoenlijk had geslapen, daar wilde ze liever niet over nadenken. Ze sliep altijd op de gekste momenten, maar kon zich nooit genoeg ontspannen om echt uit te rusten. Maar naast deze man was ze helemaal buiten westen geweest. Opeens werd ze wantrouwig, en ze keek hem aan. ‘Heb je vanmiddag soms wat in dat mineraalwater gedaan?’ Hij gromde. ‘Ochtendhumeur zeker hè? Hoewel, dat heb je altijd. Misschien hoort het gewoon bij je.’ ‘Sorry. Ik ben nou eenmaal niet gewend zoveel te slapen.’ Met name niet als ze eigenlijk hard moest nadenken over haar ontsnapping. ‘Waar zijn we trouwens?’ Ongetwijfeld dichter bij New York dan eerst. Opnieuw kwam een helder licht steeds dichterbij, tot het over hun hoofd schoot. De lantaarns stonden ver uit elkaar. Blijkbaar zaten ze niet op een hoofdsnelweg maar op een kleinere weg, zoals Ross trouwens de hele dag al had gedaan om het eventuele achtervolgers moeilijker te maken. ‘Ergens in Pennsylvania.’ Nu zag ze een neonbord naderen, wat haar herinnerde aan een nijpender probleem. ‘Daar is een parkeerplaats. Ga erheen.’ Hij verminderde geen snelheid. ‘Een halfuur geleden heb ik getankt. Dat heb je gemist.’ ‘Je had me wakker kunnen maken.’ ‘Ik had je liever buiten westen.’ De oprit voor de parkeerplaats kwam dichterbij. ‘Toe nou. Ik moet plassen.’ ‘Ik wil geen tijd meer verliezen. Je zult moeten wachten tot ik weer moet tanken.’ ‘Als ik het in mijn broek doe, dan wordt het voor jou beslist vervelender dan voor mij.’ Eerst reageerde hij niet, maar op het allerlaatste moment draaide hij de afrit op. Bij de parkeerplaats stond een toiletgebouw, niet meer dan twee wc’s aan weerskanten en een centrale ruimte met wat snackautomaten. Er stonden een paar auto’s geparkeerd. Toen hij remde, kwam een vrouw met een klein meisje aan de hand het gebouwtje uit. Ze liepen naar een kleine auto. Daar parkeerde Ross vlakbij, zo ver mogelijk van de andere auto’s vandaan. ‘We wachten tot ze weg zijn,’ zei hij. ‘Ik loop echt niet weg.’ Nog niet. Een man kwam naar buiten met een paar snacks en ging bij de vrouw in de auto zitten. Even later reed het gelukkige gezinnetje weg. Ze rukte aan de handboeien. ‘Kunnen we nu gaan?’ Ross bewoog niet en bekeek het gebouwtje. Uiteindelijk opende hij met een diepe zucht zijn portier. Hij stapte uit, schoof zijn pistool achter zich in zijn broekband en liet zijn overhemd eroverheen hangen om het te verbergen. Toen liep hij naar haar kant. Hij opende het portier en tuurde naar binnen. ‘We doen het zo. We lopen naast elkaar naar de wc. Ik klop op de deur als we er zijn. Als niemand reageert, kijk ik naar binnen of er geen andere uitgang is. Als er wel iemand is, gaan we meteen terug en wachten we tot diegene weg is. Dan proberen we het nog eens. Je hebt twee minuten, als het langer duurt, kom ik achter je aan. Begrepen?’ ‘Moeten we onze horloges ook nog gelijk zetten?’ Hij pakte de handboeien met de sleutel in zijn hand. ‘Je hebt niet eens een horloge.’ Ze trok een grimas toen hij de handboei van het dashboard losmaakte en in een vloeiende beweging aan zijn eigen pols bevestigde. Zijn ogen schoten over het terrein en onderzochten iedere vierkante centimeter en iedere schaduw. Toen ze uitstapte, wilde ze haar tas pakken. ‘Laat liggen,’ beval hij. ‘Ik moet me een beetje opfrissen.’ ‘Je bedoelt dat het wel zo handig is je tas bij je te hebben als je ervandoor gaat. Laat liggen.’ Ze onderdrukte haar woede. Die man had haar ook altijd door. Al was het ook niet zo moeilijk te doorzien wat ze van plan was geweest, en nog steeds was. Ze ging naast hem staan, sloeg het portier dicht en trok hem mee in de richting van het gebouwtje. ‘Laat het maar zo snel mogelijk achter de rug zijn.’ Ze voelde dat hij onder het lopen de omgeving in de gaten hield. Zelf hield ze haar ogen gericht op haar doel, zonder verder ergens op te letten. Ze zou snel moeten handelen. ‘Ben je niet bang dat mensen zich zullen afvragen waarom jij met mij meeloopt naar de dames-wc?’ ‘Misschien zijn we net getrouwd en kunnen we gewoon niet van elkaar afblijven.’ ‘Dus zijn we gestopt voor een vluggertje in de dames-wc? Hm.’ ‘We lopen wél hand in hand.’ ‘Helemaal niet.’ ‘Maar dat ziet niemand die naar ons kijkt.’
Dat was waar. In het gedempte licht van het parkeerterrein zou iemand aan de andere kant alleen maar twee schaduwen zien, waarvan de armen gelijk bewogen. ‘Jij hebt ook overal aan gedacht, hè?’ ‘Reken maar.’ Toen ze bijna bij de dames-wc waren, liep Ross ietsje vooruit. Natuurlijk om de boel even te inspecteren voor hij haar erin zou laten, bedacht ze geërgerd. Hij kreeg de kans niet. Voor hij er was, ging de deur open. Een vrouw in een versleten spijkerbroek en een flanellen overhemd, haar krullende haren weggestopt in een baseballpet, kwam naar buiten. Weer was snel denken geboden. Allie kwam dichterbij en pakte Ross’ arm om hun aan elkaar geboeide polsen aan het oog te onttrekken. Met grote ogen keek ze de andere vrouw aan. ‘Jeetje, durfde jij hier helemaal alleen naartoe te gaan? Ik vind het hier doodeng, ik durfde niet zonder mijn Billy Joe.’ De vrachtwagenchauffeuse lachte. ‘O, ik red me wel.’ Ross klopte op de hand die over zijn arm gleed. ‘Misschien moeten we deze aardige dame dan maar vragen met je mee naar binnen te gaan. Dan hoef je niet bang te zijn in je eentje.’ Ze bleef onschuldig kijken, maar vanbinnen verstijfde ze. Het laatste waar ze op zat te wachten, was publiek bij haar ontsnappingspoging. Ze lachte geforceerd. ‘Doe niet zo gek, Billy Joe. We hoeven haar niet op te houden. Het zal wel lukken. Haar is toch ook niks overkomen? Dat vind ik al een hele geruststelling.’ Veelbetekenend trok ze even aan de handboei. Ben je echt van plan om aan die dame te gaan uitleggen waarom je mij handboeien hebt aangedaan? Ze voelde dat hij het begreep en dat niet prettig vond. ‘Nou, ik neem aan dat de kust veilig is?’ vroeg hij vriendelijk aan de vrachtwagenchauffeuse. De woorden troffen doel, want ze hielden de blik van de vrouw op zijn gezicht gevestigd terwijl zijn hand subtiel omlaag ging om de handboeien met een haast onhoorbaar klikje los te maken. Geen van beiden bewoog. Had de vrouw het gemerkt? Blijkbaar niet. ‘Niks aan de hand. Kijk zelf maar.’ Hierop wierp de chauffeuse de deur open. ‘Prachtig. Bedankt.’ Voor Ross had kunnen reageren was Allie naar binnen geglipt en had ze de deur achter zich dichtgedaan. Ze hoorde de chauffeuse tegen Ross zeggen: ‘Een vrouw heeft wat privacy nodig.’ Er was een raam in de wc. Perfect. Ze vloog erop af en gooide het open. Toen keek ze om zich heen, op zoek naar iets wat als wapen zou kunnen dienen. Het enige wat in aanmerking kwam, was een grote metalen afvalbak. Daar moest het maar mee. Ze haalde de afvalzak eruit en voelde hoe zwaar het ding was. Zwaar genoeg om hard aan te komen, maar niet te zwaar om te tillen. Ze ging ermee terug naar de deur. Ze stond er net achter toen die een klein stukje openging. ‘Allie?’ Ross. Ze tilde de afvalbak op en hield haar adem in. De kier werd breder. ‘Allie, geef antwoord.’ Er kwam tocht via het raam. Dat moest hij hebben gevoeld. Hij deed de deur helemaal open en stapte naar binnen. Ze gaf de prullenbak een slinger en trof met een dreun zijn hoofd, zodat hij languit voorover viel. De achterkant van zijn overhemd schoof omhoog, waardoor ze het pistool kon zien. Ze zette de afvalbak weg en greep het wapen. Als zij het pistool had, zou het een stuk lastiger voor hem zijn haar te pakken te krijgen als hij achter haar aan zou komen. Of er ook bloed te zien was, wilde ze niet weten. Ze had geen zin zich te voelen. Als ze niet wegging, zou ze worden vermoord. Hij had haar geen keus gegeven. Toch was ze merkwaardig opgelucht toen ze hem hoorde kreunen voor ze de deur uit rende. Zo snel mogelijk liep ze terug naar de auto, zonder te rennen. Ze mocht niet de aandacht op zich vestigen, maar moest wel opschieten. Hij kon ieder moment achter haar aan komen. Ze deed het portier open, pakte haar rugzak en zette die van de vloer op de stoel, zodat ze er bij het instappen niet over zou struikelen. Een hand pakte haar andere arm en trok haar terug. Ze ontplofte haast van woede. Nee! Hij mocht haar niet opnieuw tegenhouden. Ze trok aan haar arm en gooide haar hoofd achterover, klaar om zich vrij te worstelen. Haar blik ontmoette die van de man achter haar, en de adem stokte haar in de keel. Het was Ross niet. Roy Taylor torende over haar heen, zijn ogen precies zo gevoelloos als ze zich herinnerde. Hij had de grijns van een roofdier. Ze zag de hand niet komen voor hij haar sloeg. Haar hoofd leek te ontploffen van de klap en sloeg achterover. Ze proefde bloed. Ze knipperde verwoed met haar ogen, maar haar blik bleef troebel. Het enige wat ze zag, was zijn gezicht, vlak voor het hare. Zijn hete adem blies in haar gezicht en vulde haar longen. Ze moest kokhalzen. ‘Dat was een voorafje. Maar ik ben je heel wat meer schuldig, en reken maar dat je het zal krijgen.’ Hij trok aan haar arm. ‘Nou, kom. Nu ga je met mij mee.’ Een luid gekreun vervulde de oren van Ross. Het duurde even tot hij besefte dat hij dat geluid zelf maakte. Hij knipperde met zijn ogen, waarachter het bonsde. Allemaal grijs zag hij. Beton. Daar lag zijn gezicht op. Beton van de dames-wc. ‘Verdorie, Allie. Hier zul je voor boeten.’ Het kon hem niet schelen als haar blaas zouden knappen. De rest van de weg naar New York kreeg ze geen wc meer te zien. De pijn in zijn hoofd negerend krabbelde hij overeind en strompelde naar de deur. Alles om hem heen danste op en weer. Hij schudde zijn hoofd om helder te worden en voelde een scherpe pijn in zijn nek. Langer dan een paar seconden kon hij niet buiten westen zijn geweest. Ver kon ze dus nog niet zijn.
Met een paar stappen was hij de wc uit. Zijn ergernis verdween toen hij zag wat zich op het parkeerterrein afspeelde. Een man had Allie vast, met zijn rug naar Ross. Maar Ross zou die hufter altijd herkend hebben. Taylor probeerde Allie met zich mee te trekken, maar ze verzette zich uit alle macht. Ross liep in hun richting om de aandacht van Taylor af te leiden. Hij wilde zijn pistool pakken, maar merkte dat hij het niet meer had. Dat had zij natuurlijk meegenomen. Zonder Allie uit het oog te verliezen, zag Ross vanuit zijn ooghoek een andere auto het parkeerterrein op rijden. Op dat moment gaf Taylor Allie een kaakslag. Haar hoofd schoot achterover, bloed stroomde uit haar mond. Geschokt en kwaad kwam Ross dichterbij. Opnieuw probeerde Taylor haar met zich mee te trekken, misschien in de veronderstelling dat ze zich niet meer zou verzetten. Blijkbaar had die hufter geen idee wie hij voor zich had. Ze bracht haar elleboog omhoog. Misschien had Taylor zien aankomen wat ze ermee van plan was, maar hij had geen tijd om opzij te duiken. De knie in zijn kruis had hij zeker niet verwacht. Krimpend van de pijn verslapte hij zijn greep, net genoeg om haar de kans te geven hem opzij te slaan met de rugzak die ze in haar hand hield, en langs hem heen te schieten. Ross bleef staan, en ze kwam recht op hem af. Nu ze haar rug naar Taylor had, zag ze niet wat Ross zag. Taylor draaide zich bliksemsnel om, zijn gezicht vertrokken van woede. Ditmaal had hij een pistool in zijn hand. Opnieuw sprong Ross naar voren. Taylor hief het pistool. Ross opende zijn mond om haar te waarschuwen, al wist hij dat zijn waarschuwing te laat zou komen. Een geweerschot overstemde de woorden. Heel even stond Ross’ hart stil. Maar Allie bleef op hem toe rennen, zonder vaart te minderen of te struikelen. Strompelend kwam Ross tot stilstand, niet in staat te begrijpen wat hij zag. Vanaf de andere kant van het parkeerterrein klonken verwarde en bange kreten. Ross kon niets uitbrengen. Hij kon alleen maar staren naar de bloederige massa waar de bovenkant van Taylors hoofd was geweest, net voor Taylor op de grond ineenzakte. Het leek een bizarre droom, waaraan geen touw was vast te knopen. Iemand had Taylor neergeschoten. Zijn halve hoofd was eraf. Taylor was dood. Met een ruk draaide Ross zijn hoofd om de schutter te zien. Toen zag hij de man uit de auto stappen die net het parkeerterrein op was gereden. Met het pistool nog in de hand kwam de nieuwkomer recht op hem af gelopen. Allie was eerder bij Ross. Ze zou langs hem heen zijn gerend als hij haar niet bij de arm had gegrepen. Toen ze worstelde om vrij te komen, verstevigde hij zijn greep. Ze trok nog harder, woest in het rond slaand. Hij pakte haar andere arm, zodat ze hem moest aankijken. ‘Allie, rustig maar. Hij heeft Taylor te grazen genomen.’ ‘Weet ik,’ hijgde ze. ‘Maar ik moet hier weg zien te komen.’ Waar had ze het over? Had ze wel begrepen wat hij zei? Zelf kon hij het al nauwelijks bevatten. ‘Allie, hij heeft Taylor doodgeschoten. Hij staat aan jouw kant.’ Ze keek hem recht aan. ‘Nee. Dat heb je helemaal mis.’ Niet de wanhoop in haar stem of de woorden drongen tot hem door. Het was de ultieme paniek in haar ogen. Die had hij eerder gezien, bij hun eerste ontmoeting, in Chicago, toen ze tegen hem aan was gerend. Ze overdreef niet. Om wat voor reden dan ook was ze er blijkbaar van overtuigd dat die man haar kwaad wilde doen. En al begreep Ross er niets van, zij kon het weten. Als zij zei dat ze in gevaar waren, dan moest hij haar geloven. ‘Oké, we gaan.’ Hij voelde haar opluchting, vlak voor ze hem meetrok, de duisternis in.
Hoofdstuk 8 Binnen vijf stappen had Ross de leiding genomen. Het ene moment trok ze hem in de richting van het bos, het volgende verdween hij tussen de bomen, haar achter zich aan trekkend. Ze was niet van plan geweest het bos in te gaan. Ze had achter het gebouwtje langs willen rennen. In het bos zouden ze ondanks de duisternis verraden waar ze waren door het gekraak van takjes en struikgewas. Het was herfst, en de bodem was bedekt met afgevallen bladeren. Het geritsel onder hun voeten leek oorverdovend. Er klonk een pistoolschot. Ze huiverde, maar toen ze geen pijn voelde, rende ze door. Niet dat ze enige keus had. ‘Waar gaan we heen?’ siste ze. Voor ze het had gezegd, hoorde ze voetstappen achter hen aankomen. Hij trok haar naar links, naar rechts, steeds verder het bos in. Ze kon hem nauwelijks bijhouden. Het maakte niet uit. Ze had het idee dat hij niet stil zou staan als zij zou vallen. Hij zou haar gewoon blijven meetrekken. ‘Sneller,’ was het enige wat hij zei. Ze deed haar uiterste best om hem bij te houden. Iedere tak die op de grond lag, iedere wortel die boven de grond uit kwam, kon haar doen struikelen. Maar na een tijdje leken haar voeten de grond nauwelijks te raken, alsof ze erboven zweefde, alsof ze werd voortbewogen door zijn impuls. Opeens, zonder te waarschuwen, bleef hij stokstijf staan. Ze botste tegen hem op. Meteen gingen zijn armen om haar heen. Blijkbaar had hij zich meteen omgedraaid om haar te kunnen opvangen. Al haar twijfels of hij wel wist waar hij mee bezig was, verdwenen. Ze deed haar mond open. ‘Wat –’ Een hand werd voor haar gezicht geslagen. ‘Sst!’ Ze wachtte en luisterde. Eindelijk drong tot haar door dat het geluid van de achtervolging van de andere man van heel ver weg kwam. Ross was erin geslaagd door hun snelheid de afstand tussen hen flink te vergroten. Ze luisterde naar de vorderingen van de achtervolger. Het klonk veel langzamer nu, aarzelend, alsof hij strompelde. Zodra hij besefte dat zij niet meer liepen, bleef hij ook staan. Langzaam haalde Ross zijn hand van haar mond. Daar stonden ze samen te wachten. Ze ademde nauwelijks, heel oppervlakkig. De wind deed de bladeren die nog aan de bomen zaten, ritselen. Inktzwarte duisternis omgaf hen. Ze voelde Ross’ hart kloppen in zijn borst, rustig en regelmatig. Ze was tot het uiterste gespannen, maar aan zijn hartslag hoorde ze dat hij dat niet was. Geleidelijk aan, ook al wist ze maar al te goed dat verderop iemand stond te wachten tot ze zich zouden verraden, kalmeerde ook haar hartslag. Zo in zijn armen voelde ze zich veilig. Ondanks zijn kalmte wist ze dat hij waakzaam bleef. Ross zou zich niet als eerste verroeren. Hij hield zich zo roerloos, dat ze de indruk had dat hij zo de hele nacht zou kunnen blijven staan als het moest. En hoewel ze werd vastgehouden, voelde ze zelf ook geen neiging om zich te bewegen. Het voelde prettig. Híj voelde prettig. Veel te prettig. Maar dat wist ze al. Uiteindelijk was hun eerste ontmoeting precies zo geweest. Was dat nog maar een dag geleden? Onvoorstelbaar. Zijn lichaam voelde zo vertrouwd, veel te vertrouwd voor een man die ze nog maar zo kort kende. En iedere vezel leek precies tegen haar lichaam te passen. Onwillekeurig trok er een siddering door haar heen. Als reactie verstevigde hij haar greep, alsof hij bang was dat ze zich los zou worstelen, en hij trok haar nog dichter tegen zich aan. Een eeuwigheid ging voorbij. Eindelijk hoorden ze zacht geritsel komen van hun achtervolger, die een stap vooruitzette. Ze wachtten. Een gegromde vloek vertelde hen dat hij het opgaf. Nooit had een vloek zo heerlijk geklonken, weerkaatsend tussen de bomen. Hij begon te lopen. Het gekraak en geritsel klonk steeds zachter. Hij ging weg. Toch bleef Ross wachten tot hij het geluid niet meer hoorde. Ook daarna bleef hij nog enkele minuten staan. Pas toen duidelijk was dat de man niet terug zou komen, liet hij haar los. ‘En nu?’ fluisterde ze. ‘Verder.’ Tja, terug naar het parkeerterrein konden ze niet. Het was maar de vraag of de andere man de weg terug zou kunnen vinden, maar inmiddels zou het er wel vergeven zijn van de politiemensen. Ross zou net zo weinig zin hebben in al hun vragen als Allie. ‘Weet je dan waar we heen gaan?’ ‘Maakt het iets uit?’ Vast niet. Hij had precies geweten hoe hij hen daar had moeten krijgen. In haar eentje had ze het niet beter kunnen doen, moest ze toegeven. ‘Ben je in orde?’ vroeg hij. ‘Prima. Een stuk beter dan wanneer die kerels me zouden hebben –’ ‘Taylor heeft je geslagen.’ Dat had hij dus gezien. Haar wangen tintelden nog waar Taylor haar geraakt had. De metaalachtige smaak van bloed werd net een beetje minder. Maar dat was niets vergeleken met wat er zou zijn gebeurd als hij haar de auto in had gekregen. ‘Het gaat wel, echt,’ zei ze nog een keer. Ross verroerde zich nog steeds niet. Waar wachtte hij op? Toen voelde ze dat hij de rugzak van haar rug duwde. Ze wilde protesteren, tot ze begreep dat hij hem zelf op zijn rug nam. Daarna liep hij zonder iets te zeggen verder. Ze volgde hem, al hoefde dat niet. De andere man was weg. Ze zou Ross kunnen aanvallen. Hij had geen handboeien meer. Ze zou kunnen ontsnappen. Misschien zou ze dan hopeloos verdwalen in het bos, maar ze kon van hem af komen, zijn eigen tactiek tegen hem gebruiken. Maar dat deed ze niet. Ze liet zich door hem door het bos leiden. Ja, dat was de reden, om uit het bos te komen. En
omdat ze te moe was na alles wat er was gebeurd. Toch ze wist wel beter. Dat was allemaal niet de reden. Ze vertrouwde hem. Ze wilde niet van hem af, al wist ze dat dat wel zou moeten. Dus volgde ze hem. ‘Gaat het, makker? Je ziet er nog steeds een beetje verkreukeld uit.’ ‘Nee, het gaat best.’ Brancato glimlachte geforceerd. Het was niet handig de vrachtwagenchauffeur tegen zich te krijgen voor die hem had afgezet waar hij wilde. ‘Zeker nu jij me hebt opgepikt. Je wilt niet weten hoeveel auto’s langs me heen zijn gereden zonder ook maar een beetje snelheid te minderen.’ ‘O, dat zal best. Tegenwoordig is bijna iedereen bang om een moordenaar of zoiets in de auto te krijgen.’ Brancato proestte braaf. De man moest eens weten. ‘Maar toen ik jou zag, zo onder de modder, dacht ik: die vent kan wel een beetje hulp gebruiken.’ Brancato knarste met zijn tanden. ‘Nou, dat had je goed gezien.’ Meer dan eens was hij in het bos ten val gekomen. Blijkbaar was de storm die door Illinois en Indiana had geraasd ook hier langsgekomen. Het terrein was één grote bende, en hij was om de haverklap gestruikeld. Daar zag hij het bord voor de parkeerplaats al. Verdorie. De chauffeur had hem vijf kilometer terug opgepikt. En daar had hij zwervend door het bos vier uur over gedaan. Ze reden langs de parkeerplaats. ‘Er is daar stront aan de knikker,’ vertelde de chauffeur. ‘Heb ik op de scanner gehoord. Een schietpartij of zoiets. Er is een man bij omgekomen.’ Brancato onderdrukte een tevreden grijns. Door de frustratie dat de vrouw hem opnieuw was ontglipt, was hij dat bijna vergeten. Het was eigenlijk niet de bedoeling geweest Taylor om zeep te helpen, maar bevredigend was het zeker. Het maakte de zaak eenvoudiger. Nu kon Taylor in elk geval geen roet meer in het eten gooien. De chauffeur bleef maar kletsen, die vond het blijkbaar wel gezellig. Brancato luisterde niet meer. Het was allemaal de schuld van Ross. Die moest ook maar eens uit de weg worden geruimd. Na deze vreselijke nacht verdiende hij niet beter. Na uren ronddwalen doemde het motel op uit het niets, de heldere verlichting straalde tussen de bomen door. Ze kon wel op haar knieën vallen en huilen van dankbaarheid. ‘Blijf hier. Ik ga een kamer boeken.’ Ross liep naar het gebouw zonder om te kijken, haar achterlatend aan de rand van het bos. Blijkbaar vertrouwde hij erop dat ze niet weg zou lopen, dat ze zo bekaf was dat ze nauwelijks op haar benen kon blijven staan. Het kwam niet eens bij haar op te protesteren toen hij met haar rugzak verdween. Een paar minuten later kwam Ross terug en wenkte haar. Ze zette een wankele stap, op haar hoede nu ze zichtbaar was. Maar toen ze hem daar zo zag staan, stevig en onbewogen, was ze gerustgesteld, en ze liep snel naar hem toe. ‘Hoe ging het? Hebben ze nog wat gevraagd?’ Hij legde zijn hand op haar rug en leidde haar naar het uiteinde van het motel. ‘Ik heb gezegd dat mijn auto het een paar kilometer verderop op de snelweg heeft begeven. Die man had geen reden om daaraan te twijfelen.’ Ze keek ongemakkelijk naar de snelweg toen hij de deur van de kamer opende. Er kwam een auto aan op de verder lege weg. Haar hart sloeg op hol tot hij gepasseerd was zonder snelheid te minderen. ‘Weet je zeker dat we hier veilig zijn? Moeten we niet blijven lopen?’ ‘Dan zou ik je moeten dragen, en ik moet je zeggen dat ik daarvoor te veel hoofdpijn heb.’ Een beetje schuldig ging ze van de ene voet op de andere staan. ‘Het spijt me.’ ‘Het spijt je helemaal niet. Maar dat komt nog wel.’ Hij deed de deur open en liet haar naar binnen gaan. De kamer was onpersoonlijk en niet het nieuwste van het nieuwste. Maar het was er warm, netjes en redelijk schoon. In de hemel kon het niet veel beter zijn. ‘Zou het hier echt wel veilig zijn? Als ze nou ieder motel langs de snelweg gaan afzoeken?’ Hij deed de deur achter hen op slot en zette haar rugzak op de vloer. ‘Dat zouden ze kunnen doen als we op dezelfde weg zouden zitten als eerst. Maar we zijn terug op de hoofdsnelweg. Ze zullen wel op de weg blijven waar wij op zaten, in de veronderstelling dat wij dat ook zouden doen.’ ‘Wist je dan waar we naartoe gingen? Ik dacht dat we zomaar een beetje liepen.’ ‘Ik heb op de kaart gekeken toen ik de laatste keer benzine tankte. Dat kan nooit kwaad, blijkt maar weer eens. We zijn iets van twaalf kilometer verwijderd van die parkeerplaats.’ Twaalf kilometer! Geen wonder dat haar voeten aanvoelden alsof ze er ieder moment af zouden kunnen vallen. Ze pakte haar rugzak, die loodzwaar aanvoelde, en hees die op haar schouders. ‘In de tegengestelde richting, hè?’ ‘Morgenochtend zitten we weer op het juiste spoor.’ Daar ging ze niet op in. Vannacht zou ze zich misschien bij de situatie neerleggen, maar morgenochtend? Dat was een heel ander verhaal. Ze keek naar de badkamer. ‘Wil jij eerst douchen?’ Hij legde zijn hand op haar schouder. ‘Ga je me nog uitleggen wat daar nou precies aan de hand was?’ ‘Nee.’ Hij draaide haar naar zich toe. ‘Daar neem ik geen genoegen mee.’ Voor het eerst sinds ze het toiletgebouw hadden verlaten, liet hij zijn woede blijken. Ze was te uitgeput om zich te verdedigen. ‘Toch zul je het ermee moeten doen.’ ‘Heb ik dan geen recht te weten waarom ik neergeknald ga worden zodra ze ons weer hebben ingehaald?’ ‘Niemand heeft je hierin gedwongen. Je doet jezelf dit aan. Je mag afhaken wanneer je maar wilt. Bofkont.’ ‘Ik dacht dat ik dat al had uitgelegd. Zo ligt het niet. Ik ben hier net zo bij betrokken als jij.’ ‘Nou, ik denk toch echt niet dat iemand achter jou aan zou gaan rennen als wij verschillende kanten op zouden gaan.’ ‘Ik blijf bij je. Dus ben ik net zo goed doelwit als jij.’ ‘Dat heb je dan aan jezelf te danken.’ Ze probeerde zich weer om te draaien, maar hij gaf haar de kans niet. Hij pakte haar tas en gooide die opzij, zodat ze zich nergens meer achter kon verschuilen. ‘Hier is behalve Taylor nog iemand anders bij betrokken, en ik wil weten wie dat is.’
‘Dat wil je helemaal niet weten.’ ‘Dat maak ik zelf wel uit.’ ‘Je zou er anders over denken als je het hele verhaal kende.’ Dreigend zette hij een stap naar voren en keek op haar neer. Ze stonden maar een paar centimeter van elkaar af, maar ze trok zich niet terug. Ze liet zich niet door hem intimideren. ‘Zeg me wie je bent. En wie er nog meer achter je aanzit.’ ‘Of anders? Denk je nou echt dat je me bang kunt maken, Ross? Iedereen in de hele wereld schijnt me dood te willen hebben. Hoe wou jij me dan nog bedreigen?’ ‘Zo.’ Ineens had hij haar bovenarmen gepakt en haar tegen de wand geduwd. Heel even hield hij haar blik vast, met donkere vastberaden ogen. Zijn mondhoeken krulden omhoog in een vage glimlach. En toen kuste hij haar. Eerst was ze te geschokt om te reageren, maar zijn mond was eisend en werkte zich tegen de hare met geoefend gemak. Als vanzelf gingen haar lippen van elkaar. Zijn tong drong naar binnen, de hare strelend met lange halen. Ze kreunde zacht toen hij aan haar onderlip zoog. Algauw verloor ze al haar voorzichtigheid. Alle logica was weg, al haar gezond verstand. Zijn smaak was bedwelmend, de sensatie steeg haar naar het hoofd. Denken kon ze niet meer, maar voelen des te beter. Ze voelde hem helemaal tegen zich aan, hard en stevig. Zijn gespierde borst werd tegen haar borsten gedrukt en daardoor voelde ze zijn hart, net zo gejaagd en onregelmatig kloppend als haar eigen hart. Nu had hij zijn handen onder haar oksels door tegen de muur gezet, en zijn ene knie tussen haar dijen geduwd, onder haar kruis. Ze drong zich tegen hem aan. Zijn mond leek overal tegelijk te zijn en maakte haar gek. Onwillekeurig deed ze haar hoofd achterover, en haar handen grepen in zijn haar en stuurden hem omhoog. Gehoorzaam trok hij een spoor van kusjes langs haar hals. Daarna ging hij met zijn tong langs haar oor. Zijn adem voelde warm, en ze sidderde. ‘Zeg me wie je bent, Allie.’ Wég was het moment. Alle sensualiteit verdween; beelden, herinneringen en harde feiten kwamen ervoor in de plaats. Idioot die je bent. Hoe kon je zo stom zijn? Hoe kon je het nou vergeten? Hoe kon je hem zo dichtbij laten komen? Met een ruk haalde ze haar handen weg uit zijn haar, maar uiteindelijk was het Ross die zich terugtrok. Blijkbaar had hij haar lichaam voelen verstijven in zijn armen. Hij bekeek haar koeltjes, maar daar liet ze zich niet door intimideren. Strijdlustig gooide ze haar hoofd achterover. ‘Leuk geprobeerd, Ross. Maar zo gemakkelijk krijg je mij niet bang.’ Hij keek alleen maar naar haar, zijn blik weer even ondoorgrondelijk als altijd. Langzaam liet hij zijn tong over zijn onderlip gaan, alsof hij de smaak van hun kus wilde vasthouden. Ze moest alles op alles zetten om haar reactie daarop te onderdrukken. Met haar handen tegen zijn borst duwde ze hem weg. Hij liet haar los en ging zo achteruit, maar zo weinig dat ze hem nog heel licht raakte toen ze opzij stapte. Vanbinnen beefde ze, maar daar liet ze niets van blijken toen ze haar rugzak pakte en naar de badkamer ging. Hij wachtte tot ze daar bijna was. ‘Waarom ben je op de vlucht?’ Ze liet de deur die achter haar dichtsloeg het woord doen. Deze keer volgde Ross haar niet naar de badkamer. Hij luisterde toen ze deur op slot draaide en de douche aanzette. Hij was niet bang dat ze ervandoor zou gaan. Van buitenaf had hij gezien dat alle badkamers spijlen voor de ramen hadden. Ze kon geen kant op. Bovendien kon hij helemaal niet van zijn plaats komen, al had hij gewild. Hij ademde langzaam uit, en wachtte tot zijn erectie zou verdwijnen. Dat kon nog even duren. Hij voelde haar afdruk nog op zijn huid. Haar geur hing in de lucht. Verdorie. Hij sloeg zijn vuist tegen zijn voorhoofd. Waar was hij in vredesnaam mee bezig? Die vrouw kon een crimineel zijn. Waarschijnlijk zou ze op zijn minst zijn dood worden. Maar hij verlangde sterker naar haar dan een tiener die uitkeek naar zijn eerste keer. Nooit eerder had hij er zo sterk naar verlangd om met een vrouw te vrijen. Zijn huid jeukte van verlangen naar haar aanraking, zijn zenuwen snakten ernaar. Als hij ook maar een stap zette in de richting van die badkamerdeur, zou hij erdoorheen breken. Hij wist dat het een vergissing was, net zo zeker als dat hij het opnieuw zou doen als hij de kans kreeg. Zeg me wie je bent, Allie. Verdorie. Hij wist niet eens wie ze was. Ze dacht natuurlijk dat die kus, dat alles een list van hem was. Nou, des te beter. Hij wilde haar geheimen kennen, en dat had niets met Chastain te maken. Hij wilde zeker weten dat hij zichzelf voor de gek hield. Het kon toch niet waar zijn dat iemand die met Chastain te maken had, zó onder zijn huid was gaan zitten dat hij niet meer helder kon denken? Hij moest weer greep krijgen op de zaak. Gefrustreerd kwam hij in beweging. Met een oog op de deur pakte hij de telefoon op het tafeltje. In Indiana had hij zijn mobiel weggegooid. Die maakte het veel te gemakkelijk hen te traceren. Gedurende die dag had hij er veel over nagedacht wie hij zou kunnen vertrouwen. Eigenlijk was hij daar bij niemand helemaal zeker van. Als Newcomb afviel, wie bleef er dan nog over? Maar hij moest toch wat. Reggie Harris was niet iemand die je gemakkelijk te pakken kreeg. Er was bijna niets wat hem achter zijn computer vandaan kreeg. Dat maakte hem ook zo goed in zijn vak. Ross liet de telefoon van Harris’ privénummer, dat haast niemand kende, overgaan tot hij de voicemail kreeg. Hij legde de hoorn neer en koos het nummer opnieuw. Na zes pogingen nam Reggie op. ‘Wat wil je nou in vredesnaam?’ Ross grijnsde. ‘Ik heb je al eens gezegd, Reg, als je ooit een succesvol bedrijf wilt hebben, zal je toch een beetje aan sociale vaardigheden moeten werken.’ Regs hoge stem klonk nog even geïrriteerd. ‘Zal best. Ben je terug in de stad, of is het ze eindelijk gelukt een telefoon op te hangen in dat krot van je?’
‘Geen van beiden. Ik ben met een klus bezig.’ ‘O, ik dacht dat je er de brui aan had gegeven. Maar nou heb je zeker informatie nodig.’ ‘Ja, ik belde niet alleen maar om je stem te horen.’ ‘Ha ha. Wat wil je?’ ‘Volg je het proces tegen Chastain een beetje?’ ‘Wat valt daaraan te volgen? Het is nog maar nauwelijks begonnen. Laat me raden… Je zit natuurlijk achter Taylor aan. Ik had het kunnen weten.’ ‘Ik wil graag dat je dat voor je houdt. Er is hier iets vreemds aan de hand. In het laatste etmaal hebben al zoveel mensen mijn hoofd als schietschijf gebruikt, dat ik precies weet waarom ik ook alweer geen zin meer had in dit soort spelletjes.’ ‘Hm. Wat wil je weten?’ ‘Ik wil dat je alles uitzoekt over ene Allie Freedman. Klinkt die naam je bekend in de oren?’ ‘Nee. Een doodgewone naam trouwens.’ ‘Op de een of andere manier heeft ze met Chastain te maken, en ik wil weten hoe. Ook wil ik zo veel mogelijk weten over de zaak tegen Chastain. Wat er die nacht is gebeurd, alles, hoe onbelangrijk ook.’ ‘En wanneer moet je dat hebben?’ ‘Zo snel mogelijk.’ ‘Er is nog iets anders wat ik eerst moet uitzoeken. Geef me achttien uur de tijd.’ ‘Oké. Bedankt, Reg.’ ‘Geen dank. Je betaalt het normale tarief.’ De ijskoude douche kon dat gevoel van zijn handen op haar lichaam of de smaak van zijn mond op de hare niet wegwassen. Nog steeds voelde ze zijn hitte, iedere plek op haar lijf die hij had aangeraakt brandde. Nog nooit had ze zo’n koude douche genomen, en nog nooit had ze zich zo in vuur en vlam gevoeld. Ze trilde van top tot teen, en haar lippen voelden gezwollen aan. Haar wangen brandden van zijn ruwe stoppelbaard. Een vreemde, compleet nieuwe ervaring. Nooit was ze op deze manier gekust, nooit zo compleet in verrukking gebracht door een man. Het had niets van de onhandigheid van een eerste kus gehad; Ross had precies geweten wat hij deed. Toch was er niets teders of verleidelijks geweest aan zijn benadering. Hij wist precies hoe hij haar moest laten smachten naar meer. En ze wílde meer, besefte ze met zinkend hart. Kwaad wreef ze over haar mond om de smaak van zijn lippen kwijt te raken. Tevergeefs. Het was natuurlijk gewoon tactiek geweest van hem, dat was alles. Hij had haar willen overrompelen, zodat ze zou vertellen wat hij wilde weten. Maar dat was hem niet gelukt. Angst was het laatste wat ze voelde. Die kus was meer dan welkom geweest; ze had best nog veel verder willen gaan. Tranen prikten in haar ogen. Belachelijk was het. Die kus was alleen maar strategie geweest, maar zij was er volkomen van in de war geraakt. Het had niets te maken gehad met hartstocht of verlangen. Hij had haar niet begeerd. Hij had alleen maar uit haar willen loskrijgen wat ze hem nooit zou vertellen. Toch verlangde ze evengoed nog naar hem. In één opzicht was hij geslaagd. Ze was toch bang geworden. Bang voor datgene waartoe ze in staat was. Bang voor haar eigen begeerte. Bang dat ze de volgende keer geen weerstand zou kunnen bieden. En een volgende keer zou er komen. Dat wisten ze allebei. Daar stond ze maar onder die harde douche, wachtend tot ze zich schoon zou voelen, vrij van hem. Wachtend op een gevoel waarvan ze diep in haar hart wist dat het nooit zou komen.
Hoofdstuk 9 De opgaande zon boven de stad was een van de mooiste schouwspelen ter wereld, met name gezien vanuit zijn raam. Normaal genoot Chastain ervan. Maar op deze ochtend zag hij het nauwelijks terwijl hij volkomen in gedachten naar buiten staarde. Die ochtend om vijf uur was het telefoontje gekomen van die advocaat aan wie hij veel te veel betaalde voor veel te weinig. Taylor was dood. Hij had kunnen weten dat er iets mis was toen Taylor de hele dag zijn telefoon niet had opgenomen. Hij was er gewoon van uitgegaan dat Taylor zijn telefoon was kwijtgeraakt. Dat lag voor de hand. Tenslotte was hij de vrouw ook meer dan eens kwijtgeraakt. Maar ze liep nog steeds rond. Zijn advocaat had gezegd dat Taylor was doodgeschoten door een man die, naar later was gebleken, achter dezelfde vrouw aanzat die Taylor telkens weer ontsnapt was. En dat was nog verontrustender dan Taylors dood. Hij slikte moeizaam. Iemand anders wist dus ook van de vrouw af, had haar op dit moment misschien al te pakken. Voor het eerst sinds deze beproeving was begonnen, voelde hij een vage angst. Die vreemde, ziekmakende sensatie was genoeg om hem te laten opschrikken uit zijn lethargie. Angst was voor watjes, en een watje was Price Chastain nooit geweest. Wat hij had bereikt, had hij bereikt door te doen wat gedaan moest worden, en hij liet zich door niemand de afgrond in duwen. Met hernieuwde vastberadenheid liep hij weg bij het raam en haalde zijn mobiel tevoorschijn. Zo was het beter. Alles wat hij voor elkaar had gekregen, had hij zelf gedaan. Veel te lang was hij afhankelijk geweest van anderen. Zo was hij ook in deze puinhoop verzeild geraakt. Maar dat was nu voorbij. Eén zo’n stom wijf kon Price Chastain best zelf aan. ‘Ik kan me niet voorstellen dat je echt geld hebt betaald voor deze roestbak.’ Allie moest schreeuwen om boven de motor en het rammelende chassis uit te komen van het oude autootje dat Ross die ochtend meteen was gaan kopen. ‘We moeten toch verder,’ legde hij uit. ‘We hadden met de bus kunnen gaan.’ ‘Tja, goed idee. Dan breng je meteen een bus vol mensen in gevaar. Uit wat je gisteravond zei, begreep ik dat je geen onschuldige mensen risico wilt laten lopen. Of was je alleen bezorgd voor mij?’ ‘Wat dacht je? Ik zou het heerlijk vinden jou een kogel te zien krijgen.’ ‘In plaats van jou?’ ‘Of hoe dan ook.’ Mismoedig schudde hij het hoofd, en tevergeefs probeerde hij zich niets aan te trekken van haar grote mond. Op dit uur van de ochtend was het nog rustig op de weg. Het zou niet veel tijd kosten naar New York te rijden, en die tijd wilde hij goed gebruiken. ‘Ik wil nog steeds weten wie er nog meer achter je aan zit.’ ‘Niet steeds dezelfde vragen stellen, Ross. Je krijgt toch geen antwoord.’ ‘Ooit zul je de vraag toch moeten beantwoorden.’ ‘O ja? Hoe ga je dat voor elkaar krijgen? Ga je de antwoorden uit me kussen?’ Zodra ze ze had gezegd, leek ze al spijt te hebben van haar woorden. Ze perste haar lippen op elkaar tot een boze streep en keek nadrukkelijk een andere kant op. Maar zo gemakkelijk kwam ze er niet vanaf. ‘Even voor de duidelijkheid. Wat er gisteravond is gebeurd, heeft hier niks mee te maken, dat weet je best. Dat is niet mijn stijl. Het is gebeurd omdat ik het wilde, en het was hoe dan ook een kwestie van tijd. Volgens mij weten we dat allebei. Dus doe nou maar niet zo gekwetst om voor jezelf goed te praten dat je me niks vertelt. Dat is gewoon je eigen keus. Dus als je kwaad op iemand wilt zijn, wees het dan op jezelf.’ Ze slikte een paar maal en glimlachte toen bitter. ‘Je hebt gelijk, Ross. Ik bén kwaad op mezelf, om een heleboel redenen. En daar is nou niks meer aan te doen, hoeveel vragen je ook op me afvuurt.’ Meteen zakte zijn woede, en gefrustreerd schudde hij zijn hoofd. ‘Verdorie, Allie. Wanneer mag ik je nou eens helpen?’ Haar blik werd droevig. ‘Wanneer hou je eens op met je reddingspogingen?’ Bij die woorden trok zijn borst samen, en haar bittere moedeloze blik bezorgde hem een brok in zijn keel. Vroeger had hij die blik iedere dag in de spiegel gezien. En nog steeds weleens. ‘Ik weet niet of ik dat kan,’ bracht hij uit. Opnieuw wendde Allie zich van hem af, waardoor hij haar antwoord nauwelijks verstond. ‘Er zit niks anders op. Hier valt niets meer te redden.’ Hij keek naar haar profiel. Zoals ze daar in het niets zat te staren, leek ze zo kwetsbaar. Ondanks alles wat ze had gezegd en gedaan, had hij haar nog niet zo gezien. Ze was altijd zo strijdlustig. Maar nu… Uit alle macht onderdrukte hij de neiging te stoppen, haar schouders te pakken en te eisen dat ze hem alles zou vertellen. Hij kon moeilijk doen alsof zijn interesse in haar zich beperkte tot Chastain. Die ging al veel verder. Misschien wist hij nog niets over haar, maar inmiddels was hij echt met haar begaan. Alle gebeurtenissen van de afgelopen dagen wezen erop dat het gevaar steeds dichterbij kwam. Ze kon niet eeuwig op de vlucht blijven, en het idee dat hij haar misschien niet zou kunnen beschermen, vervulde hem met een onverklaarbare wanhoop die veel te persoonlijk was. Niet dat hij daarover iets tegen haar zou zeggen. Dan zou hij dingen moeten uitleggen waarvoor hij helemaal geen verklaring had. Hij bleef rijden. ‘Hoe oud ben je eigenlijk?’ vroeg hij langs zijn neus weg. Vanuit zijn ooghoek zag hij dat Allie haar hoofd langzaam naar hem toe draaide. ‘Ik weet dat je een gigantische botterik bent, Ross. Maar zelfs jij moet toch weten dat je zoiets niet aan een vrouw hoort te vragen.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik dacht: als ze niks wil vertellen wat een normaal mens wel zou doen, misschien geeft
ze dan wel antwoord op een vraag die geen normaal mens ooit zou stellen.’ Ze leunde achterover en keek naar hem. ‘Oké, ik hap toe. Hoe oud schat je me?’ Hij gokte en haalde er voor de zekerheid een paar jaar af. Tenslotte vond geen enkele vrouw het leuk ouder te worden geschat dan ze was. ‘Drieëndertig?’ Ze lachte hol. ‘Maak daar maar achtentwintig van.’ Onwillekeurig wierp hij een snelle blik in haar richting. Ze glimlachte zuur. ‘En je hebt vast een paar jaar afgetrokken van wat je echt dacht. Fijn te weten dat ik er tien jaar ouder uitzie dan ik ben.’ ‘Dat is het niet.’ Echt oud zag ze er niet uit. Aan haar gezicht te zien kon ze van begin twintig tot eind dertig zijn. Maar ze had de blik van iemand die al veel had meegemaakt. Vrouwen van achtentwintig hadden normaal gesproken niet zo’n vermoeide harde blik als zij. En verdorie. Ze was dus ook veel te jong voor hem. Nou ja, wat dan nog. Ze schokschouderde en keek weer voor zich uit. ‘Ach ja, je wordt er niet jonger op als je constant moet uitkijken dat je niet wordt neergeknald.’ ‘En je was al zo’n kind dat veel te snel volwassen moest worden.’ Vragend ging haar kin een beetje omhoog. ‘Ik denk aan die foto in je portefeuille,’ legde hij uit. Ze doorzag hem: hij wilde dat ze haar reserves zou laten varen en hem door schijnbaar onbelangrijke details de informatie zou verstrekken die hij wilde hebben. Maar daar school geen enkel gevaar in, want er had nooit iets over haar in de krant gestaan. ‘Ach ja, mijn moeder was geen sterke vrouw. Ik moest haar altijd helpen, en na haar dood had ik drie baantjes tegelijk om mijn broertje te kunnen grootbrengen.’ ‘Dat was vast niet makkelijk.’ Ze verschoof ongemakkelijk in haar stoel. ‘Wat is dit allemaal, tijd voor de biechtstoel?’ ‘Gewoon belangstelling. Hoe oud was je toen je moeder overleed?’ ‘Achttien. En Jimmy was acht. Ze kreeg een hartaanval toen ze op haar knieën een keuken aan het dweilen was, ergens in een villawijk. Er was niemand in de buurt om haar te helpen. Toen ze werd gevonden was ze al uren dood.’ Zelfs nu, jaren later, kon ze het niet zonder bitterheid vertellen. Hoewel ze het niet had gezien, zou ze het beeld van haar dode moeder op die keukenvloer altijd met zich meedragen. Maar waarom vertelde ze dat nou eigenlijk? Ze had het nooit met iemand over de dood van haar moeder gehad, zelfs niet met Jimmy. Ross was de eerste persoon die er ooit naar had gevraagd, en hoewel ze wist dat het hem niet werkelijk interesseerde, toch was het prettig er eens met iemand over te praten. Of waar dan ook over. Het laatste jaar had ze veel over haar moeder nagedacht, hoe Maura voor haar kinderen had kromgelegen. Als kind had ze nooit beseft hoe zwaar het voor haar moeder moest zijn geweest achter te blijven met twee kinderen van twee verschillende vaders, zonder enige steun. Na de dood van haar moeder was het haar taak geweest om voor Jimmy te zorgen, dat had ze haar moeder beloofd. Ze had alles gedaan om te zorgen dat hij te eten had en veilig was. Maar dat was haar niet gelukt. Door die gedachte wist ze weer wat ze moest doen, en waarom ze aan Ross moest ontsnappen. Geen enkel gesprek kon daar iets aan veranderen. ‘En je broertje?’ vroeg Ross. Ze had verwacht dat hij wat loze woorden zou zeggen om zijn medeleven te betuigen, zoals de meeste mensen zouden doen. Maar in plaats daarvan had hij haar die korte stilte gegund, alsof hij snapte dat ze aan haar moeder dacht. Hij was een goeie vent, dat werd steeds duidelijker. Het zou fijn zijn om hem te vertrouwen. Maar dat was nou precies wat ze niet mocht doen. Goeie vent of niet, hij bleef haar vijand. Dat moest ze goed voor ogen houden. ‘Dat heb ik al verteld,’ zei ze. ‘Hij is ook dood.’ ‘Dan was hij dus nog heel jong.’ ‘Hij was zeventien, en zo ontzettend slim. Hij zou na de zomer zijn gaan studeren.’ ‘Dan was je vast heel trots op hem.’ ‘Nou en of.’ Het beeld van de man die Jimmy zou worden had alle offers die ze had gebracht dubbel en dwars de moeite waard gemaakt. Maar opeens was hij er niet meer geweest. ‘En je vader?’ ‘Die is ervandoor gegaan toen ik twee was. Ik weet niets meer van hem. Jimmy heeft de zijne ook niet gekend.’ Ze aarzelde even. ‘Mijn moeder heeft me nooit verteld wie hij was.’ ‘Ah.’ ‘Wat moet ik erover zeggen? Mijn moeder heeft haar hele leven de verkeerde keuzes gemaakt.’ ‘Wat is er met je broer gebeurd?’ Ze verstrakte. Op deze vraag mocht ze geen antwoord geven. Maar het ging vanzelf. Na al die tijd was de rauwe pijn en de onrechtvaardigheid nog even groot. Want er was nooit recht gedaan, het was nooit afgesloten. Nog niet tenminste. Maar dat zou niet lang meer duren. ‘Hij is vermoord.’ Weer liet Ross zo’n begripvolle stilte vallen. Wat zou hij denken? Had ze al te veel gezegd? Hij schraapte zijn keel, en zijn stem klok rauw. ‘Waarom heb ik nou het idee dat Chastain daar iets mee te maken heeft?’ ‘Omdat jij altijd het idee hebt dat Chastain overal wat mee te maken heeft.’ ‘Wat is er dan gebeurd?’ ‘Dat zei ik al. Hij is vermoord.’ ‘Hoe dan?’ Als vanzelf stroomden de woorden naar buiten, opgestookt door woede en verdriet. ‘Door het hoofd geschoten. Ze hebben zijn lichaam in een steegje gedumpt als een vuilniszak.’ ‘Waarom?’ Vanwege mij. ‘De politie hield het op een straatroof.’ ‘Is de dader ooit gepakt?’ vroeg hij zacht. ‘Nee.’
‘Dus je weet hoe het voelt als een moordenaar vrijuit gaat. En toch wil je geen boekje opendoen over Chastain, ook niet als dat kan uitmaken of hij in de cel belandt of vrijuit gaat?’ ‘Dat is niet het geval. Hij draait sowieso de bak in. Nogmaals: ik kan je niet helpen.’ ‘Ik vraag me af hoe je broer daarover zou hebben gedacht,’ zei hij zacht. Een scherp verwijt lag op het puntje van haar tong. Maar haar blik ging langs hem heen, door het raampje aan zijn kant, en de woorden bestierven haar op de lippen. Een auto was naast hen komen rijden, maar in het vuur van het gesprek hadden ze het geen van beiden gemerkt. Het zonlicht weerkaatste in de ruiten, behalve in dat aan de passagierskant, dat naar beneden was gedraaid. De bestuurder zelf kon ze nauwelijks zien, maar wel zag ze wat hij in zijn hand had. Een pistool, op hen gericht. Ze greep zijn arm. ‘Ross!’ Met een ruk wende hij zijn hoofd naar de bestuurder, die hen met zijn pistool gebaarde te stoppen. In plaats daarvan gaf Ross plankgas. Het gebrul van de motor werd overstemd door het geluid van de brekende achterruit aan Ross’ kant. In een reflex dook ze omlaag en hoorde meteen de kogel over haar hoofd suizen. Nog een schot klonk door de auto. Ze hoorde Ross’ gesmoorde schreeuw. ‘Neem jij het stuur over,’ beval hij. Ze deed haar hoofd omhoog. De adem stokte haar in de keel. Zijn linkerschouder zat onder het bloed, de vlek in zijn overhemd werd snel groter. ‘Neem in godsnaam het stuur over, Allie!’ Dat hielp. Met beide handen greep ze het stuur, toen hij opnieuw het gaspedaal indrukte. De auto spurtte vooruit. Maar naast hen wilde de andere auto hetzelfde doen. ‘Snij hem af! Nu!’ Ze gaf het stuur een ruk naar links. Hun kleine autootje bleef maar net op zijn wielen staan tegenover de grotere personenauto. Beide wagens schoten in verschillende richtingen. Ze trok hard aan het stuur om te voorkomen dat de auto om zijn as zou gaan tollen. Ze was er maar net in geslaagd de auto weer in voorwaartse richting te krijgen toen ze van achteren werden aangereden. Ze vloog naar voren, maar Ross hield net op tijd zijn rechterarm tussen haar en het dashboard. ‘Naar rechts. Nu!’ Nu nam haar instinct het over, en ze gehoorzaamde blindelings. Ze schoten in een opening tussen een vrachtwagen en een bestelbus. De laatste toeterde kwaad, maar ze negeerde het. Nu kwam de personenauto weer in het gat dat zij net hadden achtergelaten. ‘Naar rechts. Nu!’ Opnieuw gaf ze een ruk aan het stuur. Eindelijk snapte ze een beetje wat hij wilde. Het was erg druk op de weg. Ze naderden Philadelphia. Hoe dichter ze bij de stad kwamen, hoe drukker het zou worden. Tussen al die voertuigen zouden ze vastlopen. Ze moesten nu ontsnappen. Hun autootje schoot de vluchtstrook op. Achter hen hoorde ze de banden van de personenauto gieren. Opnieuw gaf Ross plankgas. Het autootje ging zo snel als het kon, en het chassis maakte meer herrie dan ooit. Maar het was niet snel genoeg. De personenauto kwam steeds dichterbij. Ze keek of er een gaatje was links van haar. ‘Moeten we niet weer naar links?’ ‘Nee. Voor je is de weg vrij. Maak er gebruik van.’ Ze gehoorzaamde, met het stuur stevig in handen. Dat was het enige wat het trillen van haar handen verhinderde. Ze haalden meer auto’s in naarmate het verkeer op de weg langzamer ging rijden. Ross zei nog steeds niets. Omdat ze niet in de achteruitkijkspiegel kon kijken, kon ze de auto achter hen niet zien, maar ze voelde dat hij steeds dichterbij kwam. Er kwam een bocht in de weg. In de verte doemde een wegversperring op, die de afrit afsloot waarin de vluchtstrook overging. ‘De afrit is afgesloten.’ ‘Niks van aantrekken.’ Ze zag de versperring steeds dichterbij komen. De motor van de personenwagen werd luider. Hij gaf ook niet op. Waarom minderde Ross geen vaart? Zag hij het bord dan niet? Was hij zo op henzelf gefixeerd dat hij daarbuiten niets waarnam? De blokkade doemde voor hen op. De oranje reflectoren waren haast niet te zien in de heldere zonneschijn. ‘Nog even wachten…’ Tien meter. Zes. Drie. Hun achtervolger liet de motor razen. ‘Nu!’ Ze gaf het stuur een ruk naar links, enkele decimeters voor ze op de wegversperring zouden knallen. Achter hen hoorden ze gierende banden en claxons toen de auto die ze afsneden op de rem ging staan om hen te ontwijken. Een zware klap van indeukend metaal en glasgerinkel weerklonk achter hen. Ze durfde niet te kijken. Als in trance bleef ze het stuur vasthouden, met de blik naar voren. Meteen weer een klap, rechts achter hen, ditmaal. De personenauto was niet op tijd opzij gegaan. Het gerinkel klonk haar als muziek in de oren. Ze haalde diep adem, voor het eerst sinds minuten naar het scheen. Langzaam liet Ross het gaspedaal los. De motor van het autootje pruttelde onheilspellend maar toen paste de auto zich aan de nieuwe snelheid aan en reed verder. ‘Wat heb ik je gezegd? Prima motortje.’ Voor het eerst keek ze echt naar hem. De aanblik was niet geruststellend. Zijn voorhoofd was bezweet; zijn gezicht was vertrokken van pijn. De rode vlek besloeg inmiddels zijn halve overhemd. Ze dwong zichzelf op de weg te letten. ‘Je moet naar het ziekenhuis.’ ‘Dat kan niet.’
‘Je hebt een schotwond!’ ‘Het is maar een schrammetje.’ ‘Je hele stoel zit onder het bloed!’ ‘Niks aan de hand, verdomme.’ Maar de laatste woorden waren niet meer dan gegrom. Ze keek naar de volgende afslag. ‘Daar is –’ ‘Nee,’ zei hij scherp. Uitgeput keek hij naar buiten. ‘Waar zijn we trouwens?’ ‘Een halfuur van Philadelphia, denk ik.’ Opnieuw vloekte hij, iets berustender nu. ‘Dat is duidelijk een teken van boven.’ ‘Pardon? Zie je ze vliegen of zo?’ ‘Was het maar zo. Doorrijden. Ik ken iemand in Philly die ons kan helpen.’ ‘Wie dan?’ ‘Een arts. Niemand kent hem. Daar zijn we veilig.’ ‘Als je tegen die tijd tenminste nog in leven bent.’ ‘Ik waardeer je bezorgdheid. Ik elk geval weet ik nu dat je er niet vandoor zult gaan, nu ik je niet kan nazitten.’ Die gedachte was niet eens bij haar opgekomen. Zover was ze dus al heen. Maar hoe graag ze ook wilde ontsnappen, in deze toestand kon ze hem niet achterlaten. Ze schoof dichter naar hem toe, duwde zijn voet van het gaspedaal en zette haar eigen voet erop. Hij protesteerde niet, leek zelfs opgelucht. Ze bekeek zijn gezicht in de achteruitkijkspiegel. Hij had moeite zijn ogen open te houden. ‘Waag het niet flauw te vallen waar ik bij ben.’ Dat leverde haar een grijns op. ‘Dan heb je tenminste een excuus om me te slaan.’ ‘Alsof ik daarvoor een excuus nodig heb,’ gromde ze, maar ze hoorde zelf de angst in haar stem. Die angst verbijtend, gaf ze plankgas.
Hoofdstuk 10 Langzaam kwam Brancato bij. Alles deed pijn. Het lukte hem maar net uit het wrak te kruipen en van de auto weg te komen voor de politie en de ambulances arriveerden. Vanaf het talud kon hij het tafereel te overzien, en even keek hij naar hun pogingen om de gewonden op te sporen. Zodra ze door zouden krijgen dat de bestuurder was verdwenen, zouden ze de omgeving gaan uitkammen. Hij liep terug naar de snelweg, de pijn negerend die hij bij iedere stap voelde. Zodra hij ver genoeg was verwijderd van de plek van het ongeluk, zou hij misschien een lift kunnen krijgen. En anders was het niet zo heel ver naar de stad. Hij zou kunnen lopen. Hij was zo dichtbij zijn doel geweest. Het was veel gemakkelijker geweest hen te vinden dan hijzelf, maar waarschijnlijk ook Ross, had verwacht. Zodra de vrachtwagenchauffeur hem de vorige avond bij een wegrestaurant had afgezet, was hij gaan zitten met een kaart en een telefoonboek voor zich, en had hij de rest van de avond besteed aan het opbellen van iedere gelegenheid in de buurt van de bossen waar hij ze was kwijtgeraakt, om na te gaan of ze daar soms waren. Goed, het had even geduurd voor Brancato de lijst motels had afgewerkt en hen op het spoor was gekomen. Maar vanaf dat moment had hij hen op de hielen gezeten, hij had ze zelfs een auto zien kopen in een naburige garage. Was hij maar niet zo ongeduldig geweest. Hij had hen niet willen kwijtraken in het steeds drukker wordende verkeer en hij had gedacht dat hij Ross wel kon dwingen te stoppen. Niet zo snugger, achteraf gezien. Ach, zo erg was het niet dat ze waren ontkomen, want gelukkig had hij een effectief schot gelost. Daarvoor had hij een prijs verdiend: sturen met de ene hand en richten met de andere. Door die kogel zou Ross’ arm misschien wel geamputeerd moeten worden. Hij glimlachte. In elk geval was Ross ernstig gewond. Dus moest hij naar het ziekenhuis, en hoefde Brancato alleen maar alle ziekenhuizen in de omtrek na te lopen. Ditmaal zouden ze niet ontkomen. Dokter Joshua Bennett was een grote gespierde man van begin dertig, met een blonde haardos en een open glimlach, die verbleekte zodra hij hen op de stoep zag staan. Als hij al verbaasd was hen te zien, liet hij dat niet blijken. Hij wierp een blik op Ross’ gewonde arm, die hij om Allie heen had geslagen. Dat was de enige steun die ze hem had mogen bieden. Zonder vragen trok de dokter hen beiden naar binnen. ‘De tweede deur links is de keuken. Geef hem een stoel.’ ‘Ik kan verdomme zelf wel een stoel pakken,’ gromde Ross. Josh deed de deur achter hen dicht en glimlachte haar begrijpend toe. ‘O trouwens, ik ben Josh.’ ‘Aangenaam.’ Hij wierp een blik op Ross’ vertrokken gezicht. ‘Nou, als je dan zo fit bent, zou je dan even naar de keuken willen lopen in plaats van mijn hele huis onder te bloeden?’ Zacht mopperend schuifelde Ross door de gang in de richting die de dokter had aangewezen. Josh verdween in de andere kant van het huis. ‘Hij heeft wel gelijk,’ zei ze intussen tegen Ross. ‘Je bent nog chagrijniger dan anders. Doe je altijd zo als je gewond bent, of doe je het speciaal voor mij?’ Hij keek haar kwaad aan. ‘Wat doe je hier eigenlijk nog? Moet je niet eens vluchten?’ ‘Zo toon jij dus je dankbaarheid.’ Ze trok een stoel voor hem onder de keukentafel vandaan. Geen acht slaand op zijn argwanende blik, liep ze de andere kant op. ‘Je hebt gelijk. Ik had je op de stoep moeten afleveren en zelf moeten doorrijden naar Mexico. Of beter nog: ik had je uit de auto moeten gooien en er dan een paar keer overheen moeten rijden. Dat had je misschien een beetje fatsoen bijgebracht.’ ‘Genoeg.’ Hij liet zich op de stoel vallen. ‘Wat wil je dan, een medaille soms?’ De terugkomst van de dokter onderbrak hun gesprek. In de ene hand had hij een dokterstas en in de andere een fles tequila. De fles zette hij voor Ross neer, de inhoud van de tas legde hij ernaast. Ross wuifde de fles weg. ‘Dat hoef ik niet.’ ‘Ik denk het wel. Zeker als ik in je arm ga spitten om die kogel te vinden.’ ‘O, zo diep zit die niet,’ gromde Ross. ‘Ik denk dat ik zelf wel een diagnose kan stellen, dank je.’ Josh pakte een schaar. ‘Ga rechtop zitten.’ Zodra Ross gehoorzaamde, trok Josh hem handig en snel zijn overhemd uit. Ze werd misselijk toen de bebloede mouw werd weggetrokken van de wond, en ook Ross zelf huiverde toen de stof werd losgetrokken van de huid, maar hij gaf geen kik. Niemand zei iets toen de dokter zich over Ross’ schouder boog en de wond bekeek. Ze moest een andere kant op kijken toen hij op zoek ging naar de kogel. ‘Je hebt gelijk,’ constateerde Josh. ‘Hij heeft het bot niet eens geraakt.’ ‘Het was niet mijn eerste kogel.’ ‘Dat verbaast me niks.’ Josh hield zijn hoofd scheef in haar richting, zonder zijn ogen van de wond af te wenden. ‘Sorry, ik heb je naam niet onthouden.’ Haar ogen ontmoetten die van Ross. Hij schudde zijn hoofd. ‘Allie,’ zei hij. ‘Allie heet ze.’ Ze tuitte haar lippen maar besloot dat dit niet het moment was om in discussie te gaan. ‘Oké, Allie dus.’ Als Josh de plotselinge spanning tussen hen al opmerkte, ging hij er niet op in. ‘Ik doe dit natuurlijk veel liever in een ziekenhuis, dat snap je.’ ‘We gaan niet naar een ziekenhuis, want we weten allebei dat je een pistoolschot aan de politie moet melden. Naai me dicht, dan rijden we verder.’ ‘Jij kunt ook nooit eens ergens langer dan een uurtje blijven, hè Gid?’ De dokter zei het op lichte toon, maar met een scherpe ondertoon. Iets wat verdacht veel op schuldgevoel leek trok even over Ross’ gezicht voor zijn blik weer hard werd. ‘Dat is het punt niet. Neem van mij aan dat jij niet bij deze zaak betrokken wilt raken.’
‘Nou, dat weet ik niet. Als dit niet was gebeurd, wie weet wanneer ik je dan weer eens te zien had gekregen. Over weer een paar jaar?’ Ross kuchte ongemakkelijk. ‘Oké, je kent me. Ik ben niet goed in contacten onderhouden. Ik heb niet eens telefoon.’ ‘Maakt niet uit. Je hoeft hier de deur ook niet plat te lopen, maar ik zou het wel leuk vinden af en toe eens te horen of je nog in leven bent. Ik had het idee dat je veilig zat weggestopt in dat berghutje van je, en nou sta je opeens voor mijn neus met een kogel in je schouder. Ik wist niet eens dat je weer aan het werk was.’ Verbaasd draaide ze zich om. Ross keek naar haar, in berustende afwachting van haar reactie. ‘Dat is ook niet zo.’ Nou, toch is het een flinke kogel voor iemand die op zijn lauweren rust,’ merkte Josh op. Ross zag eruit alsof hij er alles voor over zou hebben de dokter de mond te snoeren. ‘Dit is iets persoonlijks,’ zei hij met opeengeklemde kaken. Verstijfd als ze was, duurde het even voor ze de woorden kon vinden. ‘Ben je dan geen premiejager?’ Hij knipperde niet eens met zijn ogen. ‘Officieel niet. Niet meer.’ ‘Maar waarom –’ Hij legde haar het zwijgen op met een blik in de richting van de dokter. Blijkbaar vond hij dat Josh al meer dan genoeg had gehoord. ‘Zoals ik al zei, een persoonlijke kwestie.’ ‘Dus je hebt tegen me gelogen.’ ‘Bel de politie maar.’ Ze kon niets zeggen, niet eens bewegen. Ze kon daar alleen maar staan, vol machteloze woede. Toen draaide ze zich met een ruk om en verliet het vertrek. Er viel een gespannen stilte. Het enige geluid kwam van de schaar waarmee de dokter een hechtdraad afknipte. Ross maakte geen aanstalten om haar achterna te gaan; ook als hij had gekund zou hij het niet hebben gedaan. Ze zou niet weggaan. Hij had haar te kwaad gemaakt. Ze zou niet weggaan zonder haar zegje te hebben gedaan. ‘Sorry hoor,’ mompelde Josh. ‘Ze had geen handboeien of zoiets, dus ik dacht –’ ‘Ja, ze is een soort boeienkoningin.’ ‘Ze wekte helemaal niet de indruk te willen ontsnappen. Ik dacht dat ze je vriendinnetje was of zoiets.’ ‘Ik dacht het niet.’ ‘Sorry hoor. Ze leek gewoon om je te geven, zoals ze hier rondhing.’ Ross wist niet wat hij daarop moest zeggen. Waarom wás ze niet weggelopen toen ze de kans had? Hij begreep het niet, of wilde het niet begrijpen. Josh knipte de laatste draad af en stond op. ‘Klaar.’ ‘Eindelijk,’ gromde Ross. Ook hij wilde overeind komen. Josh duwde hem terug op zijn stoel. ‘Nu moet jij iets voor mij doen.’ Ross fronste. ‘Wat dan?’ ‘Vannacht hier blijven.’ Onmiddellijk schudde Ross zijn hoofd. ‘Dat gaat niet.’ ‘Jullie zien eruit alsof jullie net de marathon hebben gelopen. Blijf vannacht.’ ‘Maar als iemand ons hier vindt –’ ‘Hoezo? Als het risico bestond dat iemand ons met elkaar in verband zou brengen, zou je toch nooit zijn langsgekomen?’ Ross zei niets. Josh knikte. ‘Wie zwijgt, stemt toe. Maak je geen zorgen, Gid. Ik ben de hele nacht in het ziekenhuis en kom pas morgen aan het eind van de ochtend thuis. Tijd zat om te slapen en weer verder te gaan voor ik terug ben.’ ‘Josh –’ De arts luisterde niet. Hij pakte zijn sleutels en het jasje dat over een keukenstoel hing. Over zijn schouder riep hij nog: ‘In de koelkast zit van alles. Pak wat je wilt. Kijk niet naar de rommel. Je hoeft niks op te ruimen. Erger dan het nu is, kan het niet worden.’ Met zijn hand op de deurkruk bleef hij staan. Er trok een wolk over zijn zonnige trekken. ‘Ik pak jou later, Gid.’ Ross knikte met tegenzin. En weg was Josh. Het plotselinge zware gevoel in zijn borst negerend kwam Ross overeind en ging op zoek naar Allie. Ze stond in de woonkamer een wand vol foto’s te bekijken: familieportretten, foto’s van vrienden, zoveel dat ze niet eens allemaal op die ene wand pasten. Josh met collega’s uit het ziekenhuis. Josh met neefjes, nichtjes, ooms, tantes en twee glimlachende ouders. Zo iemand was Josh, altijd omringd door dierbaren. Allie ging met een neutrale blik van de ene foto naar de andere. Hij wist precies wat ze voelde. Zelf had hij het ook gekend: jaloezie, treurigheid. Het was lastig te omschrijven, maar het was sterk, het zat diep en het was te ingewikkeld voor een simpele benaming. Met zijn goede schouder leunde hij tegen de deurpost en stak zijn handen in zijn zakken. ‘Ik dacht: die is vast al halverwege Mexico.’ Ze keek niet naar hem. ‘Zou je het me kwalijk nemen?’ ‘Wat dacht je. Door jou ben ik gewond geraakt, dame. Ik ben nu niet erg in vorm om achter je aan te zitten.’ Haar ogen schoten vuur. ‘Wou je mij de schuld daarvan in de schoenen schuiven? Je hebt het aan jezelf te danken, hoor! Je bent niet eens een echte premiejager. Waarom bemoei je je er eigenlijk mee?’ ‘Dat weet je.’ ‘Oké, vanwege Taylor. Die wilde je zo graag te pakken krijgen dat je helemaal uit de bergen of waarvandaan ook bent gekomen om hem te pakken.’ ‘In principe wel, ja.’ ‘Dus dit is helemaal geen officiële klus.’ ‘Niet officieel, nee.’ ‘Vreemd toch dat je dat nooit hebt gezegd.’ ‘Ik heb gezegd dat ik een premiejager ben en achter Taylor aan zit. Dat was alles wat je moest weten. Waarom ben je nu zo kwaad?’ ‘Jij zegt de hele tijd dat ik je moet vertrouwen, en intussen vertel jij mij niet eens de hele waarheid.’ ‘Ach ja, het leven zit vol ironie.’
‘Wat heb je nog meer verzwegen? Welke andere geheimen houd je achter?’ ‘Jij eerst.’ Haar mond werd een dunne streep. Hij zette zich van de deurpost af. ‘Ik heb trek. Laten we iets eten.’ ‘Je hebt geen enkel recht me vast te houden.’ ‘Nee. Maar dat betekent niet dat ik het niet kan doen, gewond of niet.’ Hij wachtte tot ze in beweging zou komen. Ondanks haar boze woorden had hij het gevoel dat ze er helemaal niet zo op uit was om te ontsnappen. En weer raakte hij in de war. Hij begreep het gewoon niet. Of toch? Daar stond hij midden in het gezellige vertrek. Een plek als deze voelde veilig, als een thuis. Echt het soort plek waar een vrouw die op de vlucht is graag een tijdje zou blijven. Ja, dat zou het wel zijn. Met een laatste kwade blik keerde ze hem weer de rug toe, waardoor hij besloot dat hij maar beter zelf het eten kon klaarmaken. Ze leek in staat hem te vergiftigen. Brancato checkte in bij een motel en nam een uitgebreide douche om zijn pijn wat te verzachten, in afwachting van een bericht over Ross. Hij had zich net afgedroogd toen zijn mobiel ging. Het was Newcomb. ‘Er is hier niemand in een ziekenhuis opgenomen met de kenmerken en verwonding van Ross.’ ‘Heb je die buiten de stad ook nagetrokken?’ ‘Binnen een straal van vijftig kilometer.’ ‘Dus hij heeft het nog niet gedaan. Maar hij zal wel in de buurt blijven. Blijf het in de gaten houden tot hij zich ergens meldt.’ ‘Maar als je nu eens je tijd verspilt? Misschien is hij al honderden kilometers ver weg.’ ‘Het was echt een goed schot. Misschien heb ik zijn arm er wel afgeschoten. Hij moet op zijn minst de kogel laten verwijderen. Hij is vast niet zo stom om de vrouw voor zich te laten zorgen.’ Hij dacht even na. ‘Nu hij zich niet binnen vier uur bij een ziekenhuis heeft gemeld, betekent dat dat hij hier iemand kent. Iemand die hij genoeg vertrouwt om naartoe te gaan.’ ‘O, dat zou me niks verbazen. Ross heeft overal contacten.’ ‘Zoek dan uit wie dat zijn. Ik zal ze verdomme allemaal natrekken.’ ‘En hoe moet ik dat dan in vredesnaam doen?’ ‘Zijn huis doorzoeken, natuurlijk.’ Brancato staarde uit het raam. ‘Hij moet hier ergens zijn.’ Ze aten zwijgend. Allie had haar aandacht op de foto’s op de keukenwanden gevestigd, zonder ook maar een keer naar hem te kijken. Ross hield zijn blik op het eten gericht. Hij wilde niet naar de foto’s kijken. Die dingen hingen overal. Lachende gezichten, gelukkige gezinnen en vrienden. Je zou er het zuur van krijgen. ‘Ik mag hem wel, die vriend van je,’ zei ze uiteindelijk, tussen twee happen sandwich door, zijn culinaire specialiteit. Hij reageerde niet, maar nam een hap, in de hoop dat ze over iets anders zou beginnen. ‘Maar ik snap niet echt wat hij met jou moet. Zo te zien heeft hij vrienden genoeg.’ Ross verslikte zich. ‘Hij is geen vriend,’ mompelde hij. ‘Die indruk had ik al. Je gedroeg je nou niet direct vriendschappelijk. Maar blijkbaar beschouwt hij jou wel als vriend, al mag joost weten waarom.’ Hij zuchtte. ‘Hij is mijn broer.’ Daar was ze gelukkig even stil van. Maar daarmee was het natuurlijk niet voorbij. ‘O, sorry. Ik dacht dat je helemaal geen familie had.’ ‘Het feit dat we dezelfde ouders hebben, maakt ons nog geen familie,’ mompelde hij. Ze zette grote ogen op. ‘Zo zeg, dat is bot.’ ‘Het is gewoon een feit.’ ‘Hoezo dan? Hebben jullie ruzie gehad?’ Hij pakte zijn sandwich zo stevig beet vast dat er kuiltjes in kwamen. Ze betaalde hem terug voor alle vragen die hij haar had gesteld. ‘Nee.’ ‘Waren jullie dan gewoon nooit zo close? Josh zei dat hij je in geen jaren had gezien. Ik snap dat je dan uit elkaar groeit, dat ieder zijn eigen leven heeft en zo. Hoewel, als je echt alleen maar op die berg woonde –’ Hij smeet zijn sandwich op zijn bord. ‘Luister, mijn ouders zijn dood, oké? De staat heeft alle kinderen uit elkaar gehaald. We zagen elkaar niet meer.’ Hij keek naar de mishandelde sandwich op zijn bord. Opeens had hij geen trek meer. ‘Met hoeveel kinderen waren jullie dan?’ vroeg ze zacht. Het liefst wilde hij opstaan en weggaan. Maar in haar blik zag hij niet de kwaadaardigheid die hij had verwacht. Ze probeerde hem niets betaald te zetten. Ze wilde het gewoon echt weten. ‘Met zijn vijven,’ antwoordde hij. ‘Vijf jongens.’ ‘De hoeveelste was jij?’ ‘De oudste.’ ‘Als ik het niet dacht. En hoe ben je ze weer op het spoor gekomen?’ Hij trok een wenkbrauw op. Ze had het fatsoen beschaamd te kijken. ‘Juist ja. Dat is je werk, mensen opsporen.’ Grommend pakte hij zijn sandwich weer, om zijn handen iets te doen te geven. ‘Inderdaad. Met name mensen die niet gevonden willen worden.’ ‘Josh leek blij je te zien.’ ‘Josh mag altijd iedereen graag, zoals je ziet.’ ‘En de anderen?’ ‘Twee voelden er niets voor contact te hebben, en van die andere heb ik nooit wat gehoord.’ Twee. Die andere. Alsof het over vage kennissen ging in plaats van over zijn broers. ‘Wat zonde.’ Hij haalde zijn goede schouder op. ‘Dat hoeft niet. Ik had het kunnen weten. We hadden elkaar in geen vijfentwintig jaar gezien. Iedereen heeft zijn eigen gezin en leven. Daarmee vergeleken zijn de mensen met wie je dezelfde ouders hebt niet zo belangrijk.’
‘Maar je hebt Josh nog.’ ‘Die is beter af zonder mij.’ ‘Hoe kun je dat nou zeggen?’ Hij maakte een gebaar naar de foto’s. ‘Zoals je al zei: bij dit alles ben ik niet echt op mijn plaats.’ Tot zijn voldoening bloosde ze. ‘Ik wist niet waar ik het over had.’ ‘Je hebt Josh gezien. En al die lachende gezichten van de familie die hem geadopteerd heeft. Zie jij mij soms met die mensen aan het kerstdiner zitten?’ ‘Als ze ook maar een beetje op Josh lijken, zullen ze je hartelijk verwelkomen.’ ‘Nee. Zoals ik al zei, zoals het nu is, is het beter voor iedereen. Ik zit er niet op te wachten opeens deel te gaan uitmaken van een kant-en-klare familie –’ ‘Hou op.’ Haar ogen schoten vuur, ze trilde van kwaadheid. ‘Moet ik er begrip voor opbrengen dat je broer niets voor je betekent? Ik weet wat het is een broer te verliezen. Ik zou er alles voor overhebben Jimmy terug te krijgen. Dus doe nou niet net alsof het jou niks kan schelen. Alsof het niks betekent. Ik weet wel beter.’ Hij verdrong de schaamte die haar woorden opriepen. ‘Je hebt gelijk. Het doet er wel toe. Maar sommige dingen kun je nou eenmaal niet veranderen.’ Gekwetst keek ze een andere kant op. Opeens stond hij op. ‘Ik moet even bellen.’ Reggie zou zo langzamerhand wel wat voor hem hebben, hopelijk de informatie waardoor zij uit zijn leven kon verdwijnen. Zonder iets te zeggen pakte hij de draadloze telefoon van de wand en stapte de gang in, met één oor naar de keuken gericht. Al na drie keer overgaan nam Reggie op. ‘Wat nou weer?’ Hij negeerde Reggies irritatie. ‘Heb je waar ik om had gevraagd?’ Meteen verdween het zeurtoontje. ‘O, ben jij het. Hemel, het is geen kattenpis waar je mee bezig bent, hè? Het is overal in het nieuws. Taylor is dood aangetroffen op een parkeerplaats langs de snelweg in Pennsylvania.’ ‘Weet ik.’ ‘Heb jij het gedaan?’ ‘Wat denk je zelf?’ ‘Tja, dat is niet echt jouw stijl, hè? Maar wie heeft het dan gedaan?’ ‘Zodra ik daar achter ben, laat ik het je weten. Wat heb je voor me gevonden?’ ‘Wat wil je eerst weten?’ ‘Alles over Allie Freedman.’ Hij hoorde Reggie met zijn papieren ritselen op zijn bureau. ‘Ze heeft iets van drie jaar gewerkt voor Chastains bedrijf.’ Dat was lang genoeg om meer te weten te komen over Chastains duistere praktijken. ‘Laat me raden. Ze wordt vermist.’ ‘Welnee. Ik weet precies waar ze is.’ Iets in Reggies stem deed een alarmbelletje rinkelen. ‘Waar dan?’ ‘Op het St. Augustinuskerkhof in Queens.’ Om de een of andere reden was hij minder verbaasd dan hij had moeten zijn. ‘Wat is er dan met haar gebeurd?’ ‘Ze is gevonden in de East River, een paar weken nadat Chastain werd gearresteerd wegens de moord op die vrouw Mulroney. De politie heeft geprobeerd een verband te ontdekken, maar dat is niet gelukt.’ Zoals altijd. Allie Freedman was dus dood. Maar wie was dat dan, enkele meters bij hem vandaan? Een vaag tintelend gevoel trok langs zijn ruggengraat. ‘Vertel eens wat over Kathleen Mulroney.’ ‘Ze werkte bij Chastain op het secretariaat. Niet echt een belangrijke functie.’ ‘Waarom heeft hij haar dan vermoord?’ ‘Volgens de computergegevens was ze de avond dat ze werd vermoord laat op het werk gebleven omdat ze in een computer geheime bestanden had ontdekt. We weten niet wat erin stond, want meteen na de moord heeft Chastain al die bestanden gewist, wat op zich al op zijn schuld wijst. De politie heeft ze nog steeds niet gevonden.’ Reggie snoof. ‘Amateurs. De aanklagers vermoeden dat die bestanden bewijs bevatten voor zijn duistere zaken. De verdediging schijnt te beweren dat Mulroney een soort bedrijfsspion was die vertrouwelijke informatie doorverkocht en dat Chastain alleen maar heeft geprobeerd die schade ongedaan te maken.’ Ross lachte spottend. ‘Vóór of nadat hij haar had doodgeschoten?’ ‘Voor zover ik begrijp, wijten ze dat aan een tijdelijke verstandsverbijstering. Toen hij oog in oog met haar stond, ging hij helemaal door de rooie.’ ‘Doe me een lol, zeg.’ ‘Tja, maar veel meer hebben ze niet. De openbare aanklager heeft hem op video. En wie zal met hem in discussie gaan? Het is zijn woord tegen het hare, en zij zegt niets meer.’ ‘Hoe krijgt een secretaresse het nou voor elkaar in zo’n systeem in te breken en die bestanden boven water te krijgen?’ ‘Dat weet geen mens. Het enige wat ze weten, is dat ze het heeft gedaan. Haar broer schijnt behoorlijk slim geweest te zijn. Misschien heeft die erbij geholpen.’ Opeens stond Ross’ hart stil. ‘Haar broer, zeg je?’ ‘Ja. Haar broer zou na de zomer aan de Columbia beginnen, dus moet hij aardig bij de pinken zijn geweest, toch? Hij werkte ook voor Chastain, hij had een soort vakantiebaantje tijdens de zomer voor zijn zus werd vermoord.’ ‘Wat is er met hem gebeurd?’ vroeg Ross, hoewel hij het antwoord al wist, en al wilde hij het niet horen. ‘Hij is vermoord, ongeveer een maand voor zij vermoord werd. Zijn lichaam is gevonden in een steegje, twee straten bij de metro vandaan. Zijn portefeuille was weg, dus de politie ging uit van roofmoord. Die zaak is nooit opgelost.’
Hoofdstuk 11 Hij wist het. Zodra Ross terugkwam, zag ze het aan zijn blik. Hij wist wie ze was. Hij zette een stap de kamer in en bleef staan, haar aanstarend met fonkelende ogen. ‘Allie Freedman is dood. Haar lichaam werd twee weken na de moord op Kathleen Mulroney gevonden.’ Langzaam zette ze haar bord neer op het aanrecht, voor het uit haar trillende handen zou vallen. ‘Dus nu weet je het.’ ‘Wie ben je?’ ‘Ik denk dat je dat al weet.’ Hij deed een stap in haar richting. ‘Ik wil het je zelf horen zeggen. Ik wil weten dat toch één ding dat je me hebt verteld, klopt.’ ‘Bijna alles wat ik heb verteld, klopt.’ ‘Alles, behalve je naam.’ ‘Ik heb je mijn naam nooit verteld.’ Dat was waar. Ze zag dat het hem alleen maar bozer maakte, haar op dat ene punt gelijk te moeten geven, terwijl hij haar het liefste door elkaar zou rammelen. Ze zag aan zijn gezicht hoeveel moeite hij moest doen zich te beheersen. ‘Zeg het dan nu.’ Zelfs nu ze wist dat hij het wist, aarzelde ze, zo moeilijk was het die naam te noemen die ze al een jaar niet durfde uit te spreken. Ze haalde diep adem, en toen vormde haar mond de naam die zo bekend en tegelijk zo vreemd was. ‘Kathleen Mulroney.’ ‘Die is dood,’ antwoordde hij schamper. Ze keek weg. ‘Allie Freedman ook. Toch geloofde je zonder problemen dat ik haar was.’ ‘Ja, omdat ik niet wist dat ze dood was!’ ‘En nu wel. De vraag is alleen, wat ga je eraan doen?’ ‘Wat ik er… mens, er staat een man terecht wegens moord op jou, en je bent niet eens dood!’ ‘Dat is niet zijn verdienste. Hij heeft me in koelen bloede neergeschoten, en zijn mannen opdracht gegeven mijn lichaam te dumpen, net als dat van Allie Freedman. Dat ik nog leef, is uitsluitend te danken aan een andere man, die me net op tijd naar een dokter heeft gebracht om mijn leven te redden.’ ‘Pete Crowley.’ Ze knikte, en voelde een steek van medelijden voor de man die haar had geholpen en daar zwaar voor had moeten boeten. Hij was een goeie vent geweest, veel te goed om voor Chastain te werken. Maar ja, zoveel goeie mensen hadden voor Chastain gewerkt, en daarvoor moeten boeten. ‘Misschien moest je maar eens bij het begin beginnen.’ ‘Wat weet je al?’ ‘Ga er maar vanuit dat ik niets weet.’ Ze ging tegen het aanrecht staan en ademde langzaam uit. ‘Je weet van Jimmy. Daar begint het mee.’ Beelden, herinneringen zweefden haar voor ogen, met details die ze had verdrongen, én met details die ze niet had kunnen vergeten. Ze deed haar uiterste best om haar gedachten in woorden te vatten. ‘Ik heb verteld dat hij na de zomervakantie met zijn studie zou beginnen. De meeste jongeren van zijn leeftijd zouden het er die laatste zomer lekker van nemen. Hij niet. Al tijdens de middelbare school had hij altijd allerlei baantjes gehad, maar tijdens die zomer wilde hij fulltime werken. Hij vond het tijd worden om eens onafhankelijk te worden. Op mijn werk vond ik iets voor hem. Niks belangrijks, gewoon wat simpele administratieve klusjes.’ Ze schudde haar hoofd. ‘Ik had kunnen weten dat het hem snel zou gaan vervelen. Na een tijdje begon hij het computersysteem te onderzoeken als even niemand keek. Hij was echt een computernerd, en ik weet zeker dat hij het gewoon uit nieuwsgierigheid deed. Maar op de een of andere manier heeft hij weten in te breken in Chastains persoonlijke en zwaar beveiligde bestanden.’ ‘En wat stond daarop?’ ‘Allerlei financiële gegevens over illegale praktijken waar hij mee bezig was. Het grootste deel daarvan was in een soort codetaal. Jimmy had allerlei gegevens over bouwprojecten zitten invoeren, en hij herkende sommige initialen van bouwinspecteurs. Het was niet moeilijk te verzinnen dat hij naar een lijst uitbetalingen zat te kijken. Blijkbaar kocht Chastain ze om. Dat viel hem dus op, maar er was nog veel meer. Het witwassen van geld. Geheime buitenlandse rekeningen. Steekpenningen aan overheidsfunctionarissen. Als je met zoveel strafbare feiten bezig bent, moet je van goeden huize komen om het allemaal op een rijtje te houden.’ Ze keek even van hem weg en zuchtte, bijna onhoorbaar. ‘Ik weet niet of Jimmy echt heeft beseft wat hij allemaal ontdekt had, maar dat het belangrijk was, moet hij geweten hebben. En ook dat ze erachter zouden komen dat iemand die bestanden had geopend. Daarom heeft hij een kopie gemaakt voor het geval ze zouden worden verwijderd. Hij zal geen tijd hebben gehad om het te e-mailen, of op een diskette te zetten. Om de een of andere reden heeft hij de kopie in een verborgen bestand op de computer laten staan, om het er later af te halen.’ Ze slikte moeizaam. ‘Op de een of andere manier is Chastain erachter gekomen. De volgende dag heeft hij hem vermoord.’ ‘Hoe weet je dat zo zeker?’ ‘Eerst wist ik het niet zeker. Hij heeft me niet ontslagen, wat toch voor de hand zou liggen als hij zou weten dat Jimmy iets had ontdekt. Iedereen op het werk steunde me, iedereen was heel aardig. Maar kort na Jimmy’s dood begon mijn leidinggevende me rare vragen te stellen over Jimmy. Hoe ik het verlies beleefde, maar vooral of hij iets verteld had over waar hij op het werk mee bezig was geweest. Ze deden net alsof ze op zoek waren naar bepaalde documenten die te maken hadden met een archiefklus die hem was toegeschoven. Ik wist van niks, maar dat vonden ze helemaal niet erg, hoewel ze toch beweerden dat het heel belangrijk was. Nadat iemand bij mij thuis had ingebroken en alles hadden doorzocht, kreeg ik argwaan. Toen vond ik Jimmy’s aantekeningen, die hij onder de vloer van zijn kamer had verstopt. Daarna wist ik waar ik naar moest zoeken en heb ik ook in het systeem ingebroken.’ ‘Is het je dan gelukt die gecodeerde bestanden te vinden?’ Het ongeloof was terug.
‘Jij denkt dus niet dat een eenvoudige secretaresse haar weg kan vinden in een computersysteem?’ Ze haalde haar schouders op. ‘Dan ben je niet de enige. Daarom verdacht Chastain me er eerst ook niet van iets te weten, denk ik. Ik heb dan wel niet gestudeerd, maar Jimmy heeft me wel eens wat laten zien, en hij heeft erg goed uitgelegd in de aantekeningen waar ik die bestanden kon vinden. De rest heb ik zelf uitgevogeld.’ ‘Waarom ben je niet naar de politie gegaan?’ ‘Dat heb ik wel gedaan. Ik ben naar een rechercheur gegaan om de moord op Jimmy te laten uitzoeken en heb hem laten zien wat ik had gevonden. Maar volgens hem zou niemand zonder bewijs geloven dat Chastain een zeventienjarige jongen zou vermoorden. Hij wilde het risico niet nemen. Ik moest zelf maar zien aan bewijs te komen.’ ‘Dat klopt niet. Als jij met je verdenkingen naar de politie bent gegaan, dan had dat in hun dossier terug te vinden moeten zijn.’ ‘Misschien niet. Ik had niet het idee dat die rechercheur mij erg serieus nam.’ ‘Wie was het?’ ‘Rechercheur Crandall?’ Ross haalde een hand door zijn haar. ‘O, hemel.’ ‘Wat?’ ‘Tja, we hebben allemaal altijd al gedacht dat iemand van de politie door Chastain werd betaald. Crandall werkt vanuit zijn districtskantoor.’ Dat was voor haar geen nieuws. ‘Dus in plaats van mijn verhaal te noteren, heeft hij Chastain gebeld. En die stond me gewoon op te wachten toen ik die avond het gebouw uit kwam.’ ‘Wat deed je daar trouwens?’ ‘Ik probeerde het bewijs rond te krijgen van waar hij mee bezig was. Ik was die avond laat gebleven om in het systeem verder te zoeken. Overdag kon ik dat natuurlijk niet doen. Die avond heb ik de bestanden gedownload.’ ‘Link hoor. Ook als het je gelukt was ermee weg te komen, zou hij erachter zijn gekomen dat je pas laat was weggegaan.’ ‘Dat maakte niet uit. Ik was niet van plan terug te komen. Zodra ik had wat ik nodig had, zou ik teruggaan naar de politie. Maar Chastain stond me op te wachten toen ik die avond door de achteruitgang naar buiten kwam. Hij confronteerde me met wat hij van me wist. En ik zei wat ik van hem dacht te weten. En toen heeft hij het gezegd, van Jimmy.’ Zijn wenkbrauwen schoten omhoog. ‘Heeft Chastain toegegeven dat hij je broer heeft laten vermoorden?’ ‘Nee. Dat hij het zelf had gedaan. Je weet wat voor een Chastain is. Verraad vat hij persoonlijk op. Hij heeft Jimmy zelf vermoord, in koelen bloede. Die avond in dat steegje, toen hij me te pakken had, heeft hij me alles verteld. Hij schepte er zelfs over op. Waarom ook niet? Niemand kon hem wat maken. Hij was ermee weggekomen. In zijn eigen ogen had hij niets verkeerds gedaan. Jimmy betekende niets voor hem, die was het niet waard om ook maar een gedachte aan te wijden.’ Ze zette een stap in zijn richting met haar handen in haar zij. Nu beefde haar stem van ingehouden woede. ‘Weet je wat hij tegen me zei? Dat Jimmy het niet eens waard was geweest dat zijn lichaam werd weggehaald. Dat ze hem daarom in dat steegje hadden gedumpt. Dat was tenslotte de plek waar je de vuilnisbak neerzet. En hij lachte.’ Zelfs nu nog, een jaar later, zag ze Chastain weer voor zich, hoorde ze hem nog lachen, zo verdraaid ingenomen met zichzelf. ‘En toen hij zich vrolijk genoeg had gemaakt, schoot hij me neer.’ Ze ging verder: ‘Wat er verder is gebeurd, weet ik alleen van Pete en uit de kranten. Pete en Roy Taylor hadden opdracht mijn lichaam te laten verdwijnen. Ze hebben Allie Freedman te pakken gekregen, die wegvluchtte van die plek. Ik weet niet waarom ze daar was, maar ze moet alles hebben gezien. Taylor heeft haar vermoord. Maar nu had hij twee lijken waar hij vanaf moest. Ze wilden niet dat we samen werden gevonden, want de moorden mochten niet met elkaar in verband worden gebracht, dus gingen ze uit elkaar. Taylor nam Allie, en Pete nam mij. Volgens wat Pete me vertelde, was ik nog maar een paar meter bij de Hudson vandaan, waar ik in gegooid zou worden, toen tot hem doordrong dat ik nog leefde. Ironisch genoeg heeft waarschijnlijk de diskette met de geheime gegevens, die ik in mijn linker binnenzak had, me het leven gered.’ ‘Dat is bizar! Heeft Chastain dan niet gecontroleerd of je dood was?’ ‘Die vent heeft smetvrees. De trekker wil hij nog wel overhalen, maar hij wil geen bloed aan zijn handen. Bovendien, Chastain kennende denk ik dat hij ervan overtuigd was dat alles wat hij deed meteen goed zou gaan.’ ‘En Taylor?’ ‘Ik denk dat ik er dood genoeg uitzag.’ ‘En waarom heeft Crowley je dan niet het genadeschot gegeven?’ ‘Dat kon hij niet. Hij was niet zoals die anderen. Als het erop aankwam, kon hij geen vrouw doden. Ik deed hem denken aan zijn verloofde. Hij heeft me naar een dokter gebracht die hij kende en niet aan Chastain verteld wat er gebeurd was. Hij heeft me die eerste weken verborgen gehouden tot ik me beter ging voelen.’ ‘En toen? Als je niet wist dat Crandall corrupt was, waarom ging je dan niet naar de politie?’ Eerst kon ze hem alleen maar aanstaren, verbijsterd door zoveel onbenul. Toen lachte ze. ‘Je hebt het, geloof ik, toch niet helemaal begrepen.’ ‘Hoe bedoel je?’ ‘Ben je nou echt zo naïef? Wie denk je dat ons vanmiddag van de snelweg probeerde te rijden?’ ‘Denk je dat de politie je probeert te vermoorden? Dat is idioot.’ ‘O ja? Chastain heeft geen reden mij dood te wensen. Hij wil me liever levend voor de rechtbank hebben, om te bewijzen dat hij me niet vermoord heeft. Dat is de enige manier waarop hij zijn straf kan ontlopen. O, hij zal zelfs wel een manier vinden om onder de beschuldiging poging tot moord uit te komen als ik verschijn. Zijn advocaat gaat natuurlijk zeggen dat ik niet te vertrouwen ben als ik zelf iemand de bak in heb laten draaien voor een moord die hij niet heeft gepleegd. De enige die belang heeft bij mijn dood, is de politie.’ ‘Hoezo dan?’ vroeg Ross ongelovig. ‘Je hebt het zelf gezegd. Dit is de beste kans voor het Openbaar Ministerie om Chastain ergens op te pakken. Het enige probleem is dat hij die ene misdaad nou juist niet heeft gepleegd, althans niet met succes. Maar dat zal nooit iemand weten als ik voor eeuwig verdwijn.’ ‘De mensen over wie je het hebt, worden geacht de wet te handhaven.’
‘Ja ja. Corrupte agenten bestaan niet. Behalve deze keer. Het zijn goede agenten die tot slechteriken zijn geworden uit pure frustratie over het feit dat Chastain nog steeds rondloopt, hoewel iedereen weet dat hij zo schuldig als wat is, zo ongeveer aan alles wat je maar kunt verzinnen. Ze doen alles om hem te pakken te krijgen. Wie denk je dat Pete Crowley heeft vermoord?’ ‘Chastain, toen hij erachter kwam dat Crowley naar de politie zou gaan. Waarschijnlijk dankzij iemand als Crandall.’ ‘Ik denk eerder de politie, toen Crowley kwam vertellen dat het slachtoffer op die ondubbelzinnige moordvideoband nog leefde. Dat wist Chastain toen nog niet eens. Ik weet wie aan de deur kwam toen Pete dood was. Niet iemand van Chastain. Zoals ik zei, Chastain wil me levend. De politie wil me dood.’ ‘Taylor leek gisteravond anders niet te aarzelen om je neer te knallen, op die parkeerplaats.’ ‘Als hij me al wilde neerschieten, dan denk ik dat hij op mijn been had willen richten. Levend, zei ik. Niet per se ongedeerd. Jeetje, een beetje bloed van mij zou al geholpen hebben om op zijn minst twijfel te zaaien, want dat hebben ze ook nog van Chastains overhemd en jas. Als ze die twee monsters naast elkaar hadden gelegd, was dat al bewijs geweest dat ik nog steeds rondloop. Daarom heeft die andere vent hem natuurlijk vermoord. Hij wilde niet dat Taylor mij zou neerschieten en mijn bloed in zijn bezit zou krijgen.’ ‘Wat is er gebeurd toen die polítiemannen aan de deur kwamen?’ Ze negeerde de nadruk die hij op dat woord legde. ‘Ik kon net op tijd door het achterraam ontsnappen. Pete had het tasje van Allie Freedman waar hij nog vanaf moest zien te komen. Het leek me dat zij de laatste was naar wie ze op zoek zouden gaan. Niemand wist dat ze dood was, dus haar pasjes waren nog geldig. Ik heb een valse ID-kaart laten maken met mijn foto en haar naam, en met haar creditcard heb ik een buskaart de stad uit gekocht. Sinds die tijd ben ik op de vlucht.’ ‘Voor de politie.’ ‘En voor Chastains mannen. Blijkbaar was rechercheur Crandall omkoopbaar. Wie weet hoeveel meer van zulke types er op het kantoor van het Openbaar Ministerie rondlopen? Chastain had nooit zo lang vrij kunnen blijven rondlopen als die er niet zouden zijn. Op een gegeven moment is hij er blijkbaar achter gekomen dat ik nog leefde. Misschien heeft iemand me gezien. Op dat moment is Taylor ertussenuit geknepen om achter me aan te gaan. Met jou en al die anderen in zijn kielzog, en het mijne.’ Ze lachte. ‘Ik kon het niet geloven. De enige van al diegenen die achter me aanzitten, de enige man die me echt te pakken heeft gekregen, wist niet eens wie ik was.’ Haar vrolijkheid verdween weer snel toen ze hem recht aankeek. ‘Maar nu weet je het wel. De vraag is dus: wat ga je nu doen?’ Hij zuchtte diep. ‘Dat weet ik niet.’ ‘Nou, dat lijkt me duidelijk. Of je laat me gaan, of je vermoordt me.’ Zijn ogen schoten vuur. ‘Dat zijn niet de enige twee opties.’ Ze weerstond de neiging haar armen over elkaar te staan. Ze wilde niet door een defensieve houding laten blijken hoe bang ze opeens was. Ze sloeg een luchtig toontje aan dat niets met haar echte gevoelens te maken had. ‘O ja, vast. Ga je de wereld dan vertellen dat de berichten over mijn dood toch een tikje overdreven zijn?’ In een tel was hij bij haar, en hij pakte haar bovenarm in een knellende greep. ‘Maak je nog grapjes ook?’ gromde hij. ‘Begrijp je wel in wat voor problemen je verkeert?’ Met een enorme ruk waardoor haar arm bijna uit de kom dreigde te schieten, trok ze zich los uit zijn greep. ‘Wat dacht je! Ik ben degene die al een jaar op de vlucht is. Al die tijd willen politiemensen me vermoorden, en Chastains mannen willen me te pakken krijgen. Ik kan me niet eens meer herinneren dat ik niet op de vlucht was. Jij zit er nu drie dagen in. Probeer het maar eens een jaar vol te houden. Dan kom je er gauw genoeg achter in wat voor problemen ik verkeer.’ Na haar uitbarsting werd het stil, op het geluid van haar gejaagde ademhaling na. Hij keek haar verbaasd aan, alsof hij haar nooit eerder had gezien, alsof ze een vreemde was. Wat ze ook was, maar tot op dit moment had hij niet geweten hoe vreemd. Ze stak haar kin in de lucht om hem aan te kijken. Ze ging zich niet schuldig voelen over wat ze had gedaan. Ze had de goede keuzes gemaakt en precies gedaan wat ze moest doen om in leven te blijven en te zorgen dat Jimmy’s moordenaar niet ongestraft zou blijven. Ross had het recht niet haar te veroordelen. Niemand had dat recht. Niemand die niet hetzelfde had meegemaakt als zij. Zo stonden ze een eindeloos moment elkaar aan te staren. Hij was de eerste die wegkeek. Zijn schouders zakten omlaag. Nog nooit had ze hem zo moe gezien. En daarmee verdween ook haar vechtershouding. ‘Waarom heb je het me niet eerder verteld?’ vroeg hij zacht. ‘Ik kon je niet vertrouwen. Ik was er niet zeker genoeg van dat jij me niet ook zou willen vermoorden.’ Ongelovig keek hij op. ‘Heb ik jou, zolang we samen optrekken, ook maar een haar gekrenkt, ondanks alles wat je me hebt laten meemaken?’ ‘Alleen maar omdat je niet wist wie ik werkelijk was,’ zei ze. ‘Ik kon niet weten hoe je zou reageren, wat je zou doen als je het zou weten. Ik weet zeker dat degene die jou achter Taylor aan heeft gestuurd wel raad met me zou weten.’ ‘Waar heb je het over?’ ‘Waarom jij? Waarom werd jij uit je hutje gehaald om achter Taylor aan te gaan?’ ‘Omdat Newcomb wist hoe graag ik hem ten onder wilde zien gaan.’ ‘Precies. Ze willen mij opofferen omdat ze Chastain en Taylor zo graag ten onder willen zien gaan. Ze stuurden iemand achter jou aan die mij voor zijn rekening zou kunnen nemen, maar waarschijnlijk dachten ze: als die Ross erachter komt wat er werkelijk aan de hand is, dan wil hij vast wel een handje helpen die vrouw om zeep te brengen, zodat Chastain deze keer zijn straf niet ontloopt.’ ‘Dat is belachelijk. Ik zou nooit –’ ‘O nee? Weet je nog wat je zei toen ik je vroeg wat je ervoor over zou hebben om Chastain veroordeeld te krijgen?’ Hij zweeg. Ze wisten allebei nog wat hij onmiddellijk had geantwoord: alles. ‘Dacht je echt dat ik je zou vermoorden?’ Ze draaide haar hoofd weg. ‘Of erger.’ ‘Wat zou dat kunnen zijn?’ ‘Me terugbrengen naar New York.’ Hij keek haar niet-begrijpend aan.
Ze kon nauwelijks de smekende toon uit haar stem weren. ‘Je snapt nu toch wel waarom ik niet terug kan, hè? Als je me terugbrengt, word ik herkend, en dan gaat hij vrijuit.’ ‘Ah! Jij wilt hem dus ook veroordeeld zien.’ ‘Hij is een moordenaar.’ ‘Maar hij heeft jou niet vermoord.’ ‘Hij heeft het wel geprobeerd.’ ‘Maar je bent nog steeds niet dood.’ ‘Mijn broer wel. En Allie Freedman. En Jed. Hoeveel mensen moeten er doodgaan voor hij érgens voor veroordeeld kan worden?’ Tja, die vraag had hij zichzelf na de dood van Jed al zo vaak gesteld. Ze vervolgde: ‘Het beste wat had kunnen gebeuren, was dat Chastain me echt had doodgeschoten. Ik kon Jimmy niet redden en ik kon zijn moordenaar niets maken. Maar ik kan ervoor zorgen dat Chastain zijn verdiende loon krijgt: door voorgoed te verdwijnen. Als ze hem niet kunnen veroordelen voor Jimmy’s dood, dan toch wel voor de mijne. Dat is de uiterste ironie, en wat mij betreft is dat gerechtigheid.’ Ross greep haar bij de schouders. ‘Hoor je wat je zegt? Wil je dan de rest van je leven op de vlucht blijven? Dat is toch geen leven?’ ‘Wat moet ik dan, Ross?’ Langzaam liet hij haar schouders los en deed een stap naar achteren. ‘Oké, ik kan er niet over oordelen. Jij neemt je eigen beslissingen. Maar als je er zo over denkt, snap ik niet waarom je je niet door hen om zeep laat helpen.’ ‘Omdat ik het nieuws wil horen als hij veroordeeld is. Ik wil in de krant lezen dat hij uiteindelijk toch zijn verdiende loon krijgt voor alles wat hij heeft misdaan. Ik wil nog meemaken dat hij wordt veroordeeld en de bak in gaat, ik wil me kunnen voorstellen wat daar met hem gebeurt. Het is niet genoeg te weten dat dat waarschijnlijk gaat gebeuren, ik wil weten dat hij daar is, dat hij lijdt, net zoals hij zoveel anderen heeft laten lijden. Dat is het enige waarvoor ik nog leef. Het vooruitzicht op die dag is het enige wat me al die tijd op de been heeft gehouden.’ Uitdagend stak ze haar kin omhoog, maar ze had tranen in haar ogen, tranen van woede en frustratie. Ze veegde ze niet weg omdat ze ze weigerde te erkennen. Hij keek verdrietig, bijna medelijdend. ‘En als Chastain alleen veroordeeld kan worden als jij je door de politie laat vermoorden, zodat hij je niet kan vinden?’ Nu keek ze weg. ‘Ik weet het niet.’ Daar stond hij weer vlak voor haar, hij pakte haar arm en schudde haar door elkaar. ‘Nu lieg je wel tegen me.’ Kalm ontmoette ze zijn blik. ‘Je hebt gelijk. Maar ik denk niet dat het antwoord je zal bevallen.’ Zijn greep verstevigde zich om haar arm. ‘Zou je je leven ervoor overhebben als Chastain daardoor zou worden veroordeeld?’ ‘Ooit zei ik dat ik alles ervoor over zou hebben om Chastain veroordeeld te zien worden, net als jij. Het verschil is dat ik het meende.’ ‘Nee.’ Met knipperende ogen keek ze naar hem op. ‘Hoe bedoel je, nee?’ ‘Ik bedoel: nee. Als ik je niet vermoord om hem ten val te brengen, dan laat ik je ook geen martelares worden.’ ‘Ik zei ook niet dat dat de beste optie was.’ ‘Het is géén optie. We moeten wat anders verzinnen.’ ‘Dacht je dat ik dat niet geprobeerd had? Ik doe al een jaar niet anders. Als jij een goed idee hebt, ik houd me aanbevolen.’ ‘Nog niet. Maar dat komt wel.’ ‘Waar maak je je druk over? Laat me lekker gaan en vergeet wat je weet.’ ‘Voor het geval het je nog niet was opgevallen, dame: ik kan je niet laten gaan.’ Hij zei het zonder scherpte, en haar vechtlust ebde weg. Hij legde zijn handen om haar gezicht en streelde met zijn duim over haar wang. Zijn handen voelden ruw aan, maar de aanraking was pijnlijk teder. Ze draaide haar hoofd ernaartoe en heel even gingen haar ogen dicht. ‘Ik kan niet geloven dat jij echt dacht dat ik je zou vermoorden,’ zei hij hees. ‘Ik wilde het niet geloven,’ fluisterde ze. ‘Je hebt geen idee hoe graag ik het niet wilde geloven.’ Hij liet zijn duim over haar kaaklijn glijden, en keek haar aan. ‘Toch wel, denk ik.’ Ze kon haar blik niet van zijn mond af houden. Ze dacht terug aan hoe die de vorige avond had gevoeld. Eigenlijk was dat nooit helemaal uit haar gedachten geweest. Ze wilde hem opnieuw proeven. Een woest verlangen bonsde in haar aderen. Ze kon zich niet herinneren ooit sterker naar iets te hebben verlangd. Alsof hij haar gedachten raadde, liet hij zijn mond op de hare neerdalen. Deze keer was zijn kus teder. Zijn lippen liefkoosden de hare met de lichtste aanrakingen. Ze sloot haar ogen. Telkens ontmoetten hun lippen elkaar om zich dan weer terug te trekken, steeds heftiger en gretiger. Hij duwde haar tegen het aanrecht, en zij legde haar armen rond zijn hals en trok hem naar zich toe. Ze wilde hem voelen, hem aanraken. Hij trok zijn gezicht weg. Zijn ademhaling was al onregelmatig en oppervlakkig. ‘Dit is waarschijnlijk een vergissing.’ De enige vergissing was dat hij was gestopt. ‘Ik heb er al zo veel gemaakt. Wat maakt eentje erbij nou uit?’ Ze ging op haar tenen staan en knabbelde aan zijn onderlip. Nu aarzelde hij niet langer. Hun lippen ontmoetten elkaar vol gretige hartstocht. Al het andere; de pijn, de angst, het schuldgevoel en de woede die zo bij haar waren gaan horen, verbleekten. Nu was er alleen maar dit verlangen naar hem, hem proeven en voelen. Deze overweldigende sensaties deden al het andere verbleken. Hoe ze in de logeerkamer terechtkwamen, wist ze niet. Misschien was ze er zo op gebrand hem zijn overhemd uit te trekken en haar handen over die harde spieren en platte buik te kunnen laten gaan, dat al het andere onbelangrijk werd. Het ene moment waren ze in de keuken, het andere zette hij haar op het bed. Op haar knieën ging ze op de sprei zitten. Ross trok zelf zijn overhemd verder uit en gooide het aan de kant. Met ontbloot bovenlijf stond hij voor haar. Ze legde haar bevende hand op zijn borst, op zijn hart. Het haar daar was onverwacht zacht, maar alles eronder was strak en hard. Genietend streelde ze de spieren, terwijl haar andere hand
verkennend naar beneden ging, steeds lager… Toen hij zacht grommend haar T-shirt pakte, verstijfde ze, en hij trok zich meteen terug. Opeens kon ze hem niet meer aankijken. ‘Wat is er?’ vroeg hij. Ze kon de woorden niet vinden om haar onzekerheid te verklaren. Ze kon hem alleen laten zien wat die avond in het motel niet had gekund. IJdel was ze nooit geweest. Ze had wel wat anders dan haar uiterlijk gehad om zich druk over te maken. Maar dit was anders. Dit was hij. Onhandig pakte ze zelf de zoom van haar T-shirt, haalde diep adem en trok hem over haar hoofd. Snel haakte ze haar beha los en gooide hem op het matras. En ze wachtte af. Ze durfde hem niet aan te kijken. Ze wilde niet zien wat ze wist dat er te zien zou zijn in zijn blik. Medelijden. Afkeer. Of helemaal geen emotie, omdat hij zijn reactie wilde verbergen. Hij zei niets. Met de seconde werd haar ongerustheid groter, tot ze een vederlichte aanraking tegen haar borst voelde. Met onvaste hand ging hij over het web van littekens op haar huid. De dokter was niet in de eerste plaats bezig geweest met cosmetische perfectie toen hij haar weer in elkaar had genaaid, en bovendien had hij niet de spullen van een ziekenhuis gehad in zijn kantoortje. Ze mocht blij zijn dat ze er nog zo goed vanaf was gekomen, dat wist ze maar al te goed. En dat zou ze ook nooit vergeten; de littekens herinnerden haar er dagelijks aan. Zijn vingers aarzelden bij de inkeping in haar linkerborst, waar ze een stukje vlees miste dat nooit was teruggekomen. Omdat hij niet meer bewoog, tilde ze langzaam haar hoofd op, zich wapenend tegen wat op zijn gezicht te lezen zou zijn. Het was geen afkeer of medelijden. Zijn hele gezicht was een en al ingehouden woede. ‘Ik ga hem voor je doodschieten.’ Al haar onzekerheid verdween als sneeuw voor de zon. Ze glimlachte bijna. ‘Nee, dat ga je niet.’ Maar toch bedankt. ‘Daar krijg je het veel te druk voor.’ Zijn blik ging omhoog naar haar gezicht. ‘O ja?’ Grinnikend leunde ze achterover op haar ellebogen. ‘Ik denk het wel.’ Ze zag dat de woede in zijn ogen plaatsmaakte voor een soort broeierigheid. ‘Ik denk dat je gelijk hebt.’ ‘Laat maar eens zien hoe gelijk ik heb.’ Hij kwam op het bed en boog zich over haar heen. Vooroverleunend begroef hij zijn gezicht in de vallei tussen haar borsten. Hij drukte zijn mond tegen de littekens en liefkoosde ze zacht met zijn tong. Ze hapte naar adem toen eerst zijn duimen en toen zijn tong haar tepels prikkelden tot ze hard waren. Ze greep met haar handen in zijn haar terwijl hij zoog. Golven van genot trokken door haar lichaam. Maar het was niet genoeg. ‘Ik wil je aanraken.’ Hij haalde zijn lippen van haar lichaam. ‘Wat let je?’ Haar hand ging omlaag langs zijn buik en legde haar hand over de bobbel in zijn spijkerbroek. Grommend onderging hij haar massage, voor ze zijn broek openmaakte en hij hetzelfde bij haar deed. Toen had ze hem in haar hand, groot en hard. Maar ze had geen tijd ervan te genieten, want zijn hand was al tussen haar benen. Grommend greep ze zijn schouders beet terwijl hij haar prikkelde met vingers en lippen. Ze werd zo meegesleurd door alle sensaties dat ze nauwelijks merkte dat hij haar benen van elkaar duwde en zich ertussen nestelde. Ze hoorde folie scheuren, en even later lag hij over haar heen, steunend op zijn goede arm, haar gezwollen mond kussend. Hij was zo groot, het was alsof zijn lichaam haar helemaal omving. ‘Ben je er klaar voor?’ mompelde hij tegen haar lippen. ‘Ja,’ bracht ze uit. Hij stootte bij haar naar binnen. Dat hij groot was, had ze al geweten, maar zo groot… Ze zuchtte van genot. Hij bepaalde het ritme, en onwillekeurig volgde ze dat. Ze bewoog haar heupen gelijk met de zijne en drukte zich kronkelend tegen hem aan. Steeds dichter trok ze hem tegen zich aan terwijl de climax naderde. Golven van genot sloegen door haar heen, van haar hoofd tot haar tenen, en ze voelde de sidderingen ook door zijn lichaam gaan. Toen ze allebei tot rust waren gekomen, schoof hij van haar af, maar hield haar nog steeds tegen zijn borst aan. Allebei waren ze nat van het zweet, maar toch voelde het niet ongemakkelijk. Hij drukte een kus op haar schouder. Zo lagen ze een tijdje zwijgend tegen elkaar aan, het enige geluid was dat van hun onregelmatige ademhaling. Ze voelde zijn hartslag tegen haar rug. Langzaam werd die rustiger, tegelijk met de hare. ‘Denk je nog steeds dat het een vergissing was?’ vroeg ze. Ze voelde zijn glimlach. ‘Misschien. Maar ik heb er geen spijt van.’ ‘Zullen we het dan nog eens doen?’ Hij barstte in lachen uit, en voor het eerst sinds een jaar glimlachte Kathleen, een echte gelukkige glimlach, voor hij haar op haar rug draaide en opnieuw kuste.
Hoofdstuk 12 Ze voelde de hand van haar moeder op haar wang, ruw en eeltig van jarenlang vloeren schrobben en schoonmaken met bijtende middelen. Toch was de aanraking zacht en teder, nauwelijks meer dan een vederlichte aanraking van een vinger tegen haar huid. Kathleen leunde tegen de aanraking, ze wilde meer, maar de hand viel al weg, alsof haar moeder niet de kracht had hem omhoog te houden. ‘Ik moet gewoon even mijn ogen dichtdoen,’ zei haar moeder. De woorden eindigden in een verholen geeuw. Ze leunde achterover in de stoel en keek met wazige blik hun kleine appartement rond. ‘Heb je al wat gegeten?’ ‘Ja.’ De vraag was vertrouwd, het antwoord altijd hetzelfde. Haar moeder was altijd kapot als ze thuiskwam. Kathleen kookte altijd, zodat Maura niet nog langer hoefde te staan. Ze hing haar moeders jas bij de deur en knielde bij haar neer om haar schoenen uit te trekken, terwijl Maura haar hoofd tegen de hoofdsteun legde. ‘Mooi, dat is fijn,’ mompelde ze. ‘En Jimmy?’ ‘Hij heeft ook gegeten.’ Ze had hem te eten gegeven zodra ze hem bij de oppas had opgehaald. ‘Mijn meisje.’ Kathleen zette de tweede schoen op de vloer naast de leunstoel. Ze ontmoette de blik van haar moeder, die haar dertienjarige dochter vol droefheid aankeek. ‘Wat ben je al groot. Ik moet even slapen, goed?’ zei ze, al wisten ze allebei dat ze waarschijnlijk de hele avond zou doorslapen. ‘Jij past op Jimmy, hè?’ Kathleen stond op. Hier was maar één antwoord op mogelijk. ‘Ja.’ Haar moeders ogen waren al dichtgegaan maar toch antwoordde ze met heldere stem: ‘Dat weet ik. Je bent een goeie meid. Jij zorgt voor Jimmy…’ ‘Kathleen?’ Ze deed haar ogen open en tilde haar hoofd een eindje op. Ross keek haar bezorgd aan. De kamer was donker, het was nog nacht. ‘Had je een nare droom?’ Ze schudde haar hoofd en begroef haar gezicht tegen zijn borst. ‘Nee. Gewoon een droom.’ Ze voelde zijn handen in haar haar. Zijn vingers masseerden haar schedel. Na lange tijd fluisterde ze: ‘Vertel eens wat over dat huisje van je. Is het daar leuk?’ Hij geeuwde. ‘Ach, veel stelt het niet voor. Het heeft maar één kamer. Het is erg afgelegen. Niemand in de buurt. Alleen maar bomen en rust. Het is er heel vredig.’ ‘Is het in de bossen?’ ‘In de bergen.’ Ze kreeg een beeld voor ogen, zo levendig dat ze het gevoel had dat ze er eens was geweest. De zon scheen op de altijdgroene struweel, dat zich naar alle kanten uitstrekte. Besneeuwde toppen verhieven zich in de verte. En middenin was de kleine blokhut. Een rookwolk uit de schoorsteen dreef naar de blauwe lucht. ‘Klinkt hemels.’ ‘Dat is het ook…’ ‘Ik zou het weleens willen zien.’ Hij hoorde haar niet, hij sliep alweer. Gelukkig maar. Hij moest niet het idee krijgen dat hij haar iets verschuldigd was. Ze wilde niet dat hij beloftes zou doen waarvan ze noch verwachtte, noch geloofde dat hij ze zou houden. Welk belang ze aan deze nacht moest hechten wist ze niet. Ze was er allang aan gewend bij de dag te leven. Die nacht was het genoeg hier te zijn, bij hem. Ze sloot haar ogen en nestelde zich tegen hem aan. Automatisch ging zijn arm om haar heen, bezitterig haast. Ze moest er maar niet te veel van denken. Met een kussen had hij vast hetzelfde gedaan. Het betekende niets. Luisterend naar zijn hartslag en genietend van zijn warmte viel ze in slaap, en ze droomde van een huisje in de bergen waar in geen velden of wegen andere mensen waren te bekennen. Het grootste deel van de nacht staarde Brancato zonder iets te zien naar de tv. Hij kon niet slapen. Hij kon niets anders doen dan wachten. En dat terwijl Ross en de vrouw ergens in de buurt moesten zijn. Eindelijk, om zes uur in de ochtend, ging de telefoon. Hij stond op en pakte alvast zijn jas voor hij opnam. ‘Waarom duurde het zo lang?’ ‘Ross woont ergens in die vervloekte bergen. Enig idee hoeveel tijd het me heeft gekost dat huis te vinden in het stikdonker?’ ‘Wat heb je gevonden?’ ‘Een naam en een adres dat hij had opgeschreven. Iemand die hij kent in Philadelphia.’ ‘Kom op dan.’ Brancato krabbelde de gegevens op een briefje en legde vervolgens de hoorn neer. Hij vouwde het briefje dubbel en stak het in zijn jaszak. Binnen een paar tellen was hij bij de deur, ondertussen controlerend of hij zijn pistool bij zich had. Het werd tijd hier eens een punt achter te zetten. Hij had haar nooit zo gezien. Maar ja, eigenlijk had hij haar tot dit moment ook nooit echt gezien. Ross keek naar de slapende Kathleen, zo in volmaakte rust dat hij zich er niet toe kon zetten haar te wekken. De aanblik van haar kalme, ontspannen gezicht waarin de boze lijn tussen haar wenkbrauwen was vervaagd bezorgde hem een soort pijn in zijn borst. Ze lag tegen hem aan met haar armen om hem heen, een en al vertrouwen. Toen strekte ze haar benen, en er klonk een tevreden geluidje uit haar keel, het eerste signaal dat ze wakker werd. Ze wreef haar naakte lichaam tegen hem aan, en voor hij het wist, was hij weer hard. Verdorie, hij was een oude man, in elk geval te oud voor haar, maar zijn lichaam reageerde op haar als dat van een puber. Hij was zo bezig met zijn eigen lichamelijke reactie, dat hij niet merkte dat ze haar ogen naar hem opsloeg.
‘Goedemorgen,’ fluisterde ze slaperig. ‘Môgge.’ Ze wreef met haar been over het zijne, stopte haar knie in zijn knieholte. Het verwarde zijn toch al mistige hoofd. Het liefst zou hij haar tegen zich aan trekken en zijn mond op haar gezwollen lippen leggen en alles vergeten wat er buiten deze muren was. Maar dat kon hij zich niet permitteren. Hij mocht niet vergeten dat er buiten mensen waren die het op haar leven hadden gemunt terwijl ze hier naast hem lag. Hij nam zichzelf enorm kwalijk wat hij moest zeggen. Niets aan te doen, het moest toch. Hij stootte haar zachtjes aan voor ze weer in slaap zou vallen. ‘We moeten gaan.’ Ze glimlachte slaperig. ‘Waar gaan we dan heen?’ ‘Terug naar New York.’ Opeens was ze klaarwakker, zoals hij al had verwacht. Haar ogen gingen wijdopen en schoten vuur. Ze voelde zich verraden. Ze trok het laken op tot haar borst en draaide zich van hem af. Even had hij spijt toen haar borsten uit het zicht verdwenen. ‘Ik dacht dat je het had begrepen,’ fluisterde ze met bevende stem. ‘Ik kan daar niet naar terug.’ ‘Wat ik begrijp is dat je niet eeuwig op de vlucht kunt blijven.’ Haar kin schoot omhoog. ‘Als het moet, kan ik dat best.’ ‘En als het niet moet?’ Ze kneep haar ogen toe. ‘Hoe bedoel je?’ ‘Wat is er gebeurd met die diskette met dat belastende materiaal?’ ‘Zoals ik al zei, zat die diskette in mijn linkerbinnenzak, en heeft die ervoor gezorgd dat de kogel niet zo hard aankwam als de bedoeling was. Maar er is dus weinig van over. Ik had ook nog een paar uitdraaien gemaakt en in mijn achterzak gedaan, maar ik weet niet eens wat er met die broek is gebeurd. Ik denk dat Pete hem heeft weggedaan, samen met de rest van mijn kleren.’ ‘Dan zal hij ze toch eerst wel even hebben doorzocht, denk je niet? Zou hij die uitdraaien dan niet gevonden hebben?’ ‘Dan had hij het gezegd.’ ‘Maar als hij nou eens niet wist wat het was?’ Ze schudde haar hoofd. ‘Dat lijkt me allemaal een beetje vergezocht.’ ‘Zou kunnen. Maar als er een kans bestaat dat die uitdraaien nog ergens zijn, moeten we ernaar op zoek. Want als er voldoende belastend materiaal tegen Chastain in staat, dan kunnen ze jou verder met rust laten.’ ‘Dat klinkt als erg omslachtig.’ Ze had gelijk. Als een ander naar hem toe was gekomen met dit plan, dan had hij hem in zijn gezicht uitgelachen. Maar hij wilde alle mogelijkheden die hij had overwegen. ‘Het is een kans.’ ‘Die kans kan ik niet wagen,’ zei ze treurig. ‘Als ik terugga en in het wilde weg ga lopen zoeken, en iemand vindt me daar, dan is het voorbij.’ Ze schudde haar hoofd. ‘Het spijt me.’ Met het laken nog om zich heen schoof ze van het bed af. ‘Ik ga douchen.’ Ook hij ging het bed uit en liep achter haar aan. ‘Als dat niet kan, dan verzinnen we wat anders, maar je moet echt terug naar New York, dat moet je onder ogen zien. Er moet een uitweg zijn. Iemand die we jouw verhaal kunnen toevertrouwen zodat de waarheid aan het licht komt. We komen er wel uit.’ Ze kromp ineen bij zijn woorden. ‘Je hebt geen idee hoe graag ik dat zou willen geloven. Maar ik kan het risico gewoon niet nemen.’ Nog gaf hij het niet op; hij kon het benauwde gevoel in zijn borst niet negeren. ‘Is dit dan echt wat je wilt, Kathleen? Je leven lang vluchten, tot je dood?’ ‘Wat moet ik anders? Al zou ik teruggaan om de waarheid te vertellen, dan zal ik hooguit nog meemaken dat Chastain wordt veroordeeld. In het beste geval wordt hij schuldig bevonden aan poging tot moord, en jij weet net zo goed als ik dat hij iemand op me af zal sturen zodra het proces voorbij is. En waar moet ik dan heen? Naar de politie, die me ook dood wil hebben? Hoe je het ook wendt of keert, vluchten moet ik toch.’ ‘Je kunt ze toch vertellen over Allie Freedman? Dan kunnen ze hem veroordelen wegens moord.’ ‘Het is van horen zeggen. Ik ben er niet bij geweest. Ik weet alleen wat Pete me heeft verteld. Bovendien hebben ze op video dat hij mij neerschiet, en ik loop nog steeds rond. Hoe kunnen ze hem dan ooit wegens moord veroordelen?’ ‘Verdorie. Maar er moet toch een manier zijn.’ ‘Die is er ook,’ zei ze kalm. ‘Ik blijf vluchten. Chastain draait de bak in wegens moord. Ik probeer in leven te blijven.’ ‘Of je wordt verdomme een martelares.’ Als hij had gehoopt haar op stang te jagen, het lukte niet. Ze haalde haar schouders op. ‘Dat is altijd nog beter dan zomaar doodgaan. Levend kan ik misschien niks beginnen, maar als ik dood ben, kan ik hem ten val brengen.’ Hij wilde daar iets tegenin brengen, maar ze snoerde hem de mond. ‘Ik heb geen medelijden met mezelf en verwacht dat ook niet van anderen. Ik ben gewoon realistisch. Ik doe wat ik moet doen. Zou ik liever willen dat het anders was? Wat dacht je dan. Maar het is nu eenmaal zoals het is. En als jij ook niets weet te verzinnen wat ik niet al heb bedacht, iets wat meer is dan alleen maar een gevaarlijk risico, het zij zo.’ Ze liep naar de deur, maar hij riep haar na: ‘Ik leg me daar niet bij neer.’ Ze liet haar schouders zakken. Iets in haar houding was zo hopeloos, dat het hem schokte tot op het bot. ‘Het spijt me,’ zei ze. ‘Maar ik heb het je al eerder gezegd. Hier is geen redden aan.’ Het achtertuintje van Josh was niet veel meer dan een vierkantje gras met een hek eromheen, waar net een barbecue en een klein boompje konden staan. Toch bood het een aardig uitzicht. Kathleen stond met een kop koffie voor het keukenraam te kijken naar de vredige aanblik, terwijl een briesje de bladeren deed ritselen en de ochtendzon op het gras scheen. Kon ze maar iets van die vrede in zich opnemen, maar dat lukte niet. De neiging om te vluchten maakte haar veel te ongedurig. Ross had dat natuurlijk ook geweten. Uit voorzorg had hij haar rugzak meegenomen naar de badkamer toen hijzelf was gaan douchen. Dat had ze hem kwalijk willen nemen, maar ergens was ze er niet eens zeker van of ze wel in staat zou zijn geweest om van hem weg te gaan, hoe goed ze er ook van doordrongen was dat dat precies was wat ze zou moeten doen.
Maar nu nog niet. Dat leek niet gepast, na de nacht die ze hadden gedeeld. Bij de herinnering bloosde ze. Tjee, ze hoefde maar aan hem te denken of ze voelde alweer dat verlangen in haar buik. Ze wilde meer van hem. Meer van de intimiteit die ze hadden gedeeld. Nu was de ongemakkelijkheid van voor de afgelopen nacht weer terug. Bij het wakker worden had ze zich rustig en gelukkig gevoeld. Een rust die hij, in haar belang, gemeend te moeten verstoren met zijn krankzinnige ideeën. Hij had haar willen verleiden met oplossingen waarin ze maar al te graag wilde geloven. Maar zo gemakkelijk was het allemaal niet. Achter haar hoorde ze de deur naar de garage open gaan. Blijkbaar was Josh al terug uit het ziekenhuis. Snel verborg ze haar emoties onder een glimlach, en ze draaide zich om om hem te begroeten. De glimlach bestierf haar op de lippen, en ze verstijfde. Het was Josh niet. In de deuropening stond een man, met een scherp profiel, en een triomfantelijke, vijandige blik in zijn ogen. Zijn lippen vormden een dunne lijn. Ze herkende hem als de man van het parkeerterrein bij het motel. Ook herkende ze het pistool in zijn hand. Hij maakte er een gebaar mee naar het aanrecht. ‘Zet die beker neer.’ Ze overwoog haar mogelijkheden en kwam tot de slotsom dat er weinig anders opzat dan gehoorzamen. Ze deed het langzaam, en merkte op dat hij achter haar keek. ‘Waar is Ross?’ Schrik brak door haar shocktoestand heen. Ross. Ze mocht niet toestaan dat hij Ross iets aandeed. ‘Die is al weg.’ De leugen rolde zo gemakkelijk van haar tong dat ze het zelf bijna geloofde. ‘Leuk geprobeerd. Waarom zouden we niet gewoon wachten tot hij tevoorschijn komt?’ ‘Hoezo? Ik ben toch degene die je moet hebben?’ ‘In het begin wel misschien. Maar intussen moet ik jullie allebei hebben. Die hufter heeft me genoeg last bezorgd. Dat moet ik hem betaald zetten.’ Zijn vinger speelde met de trekker, en ze begreep dat hij Ross zou doodschieten. Haar hart bonsde bij het idee dat Ross in een hinderlaag zou lopen. Ze zou hem moeten afleiden. Ze sloeg haar armen over elkaar en keek de man aan. ‘Voor wie werk je eigenlijk? Voor Chastain?’ ‘Nee, zeg.’ Hij spuugde de woorden haast uit. ‘Dit is juist allemaal om die gluiperd te pakken te nemen.’ ‘Dan ben je dus een politieman die het verkeerde pad op is gegaan.’ Ross’ stem snoerde de onbekende de mond. ‘Officier Brancato is geen politieman meer, daarvoor heeft hij onvoldoende niveau.’ Met een ruk draaide de gewapende man zich om naar de gang, waar Ross stond, het haar nog vochtig van de douche. Met toegeknepen ogen keek hij naar Ross. ‘Ken je me dan?’ Ross verroerde geen vin, maar vanbinnen stond hij op scherp. Dat moest die man ook hebben opgemerkt. Hij hield zijn pistool strak op Ross gericht. Ze wist dat hij de aandacht expres van haar had afgeleid en op zichzelf gevestigd. ‘Een tijdje geleden heb ik een interessant artikel over je in de krant gelezen,’ zei Ross op conversatietoon. ‘Vervelend hè, die aanklachten wegens onnodig geweld als politieman?’ ‘Die hufters hebben hun verdiende loon gekregen. Net als Chastain zal krijgen.’ ‘En Miss Mulroney? Krijgt zij ook haar verdiende loon?’ ‘Na al die toestanden die ze heeft veroorzaakt?’ Hij wierp haar zo’n hatelijke blik toe, dat ze bijna een stap achteruit deed. ‘Waarom ben je niet gewoon op een gemakkelijke manier doodgegaan toen het kon? Dat had ons een hoop gedoe bespaard.’ Dat ene moment van onoplettendheid deed hem de das om. Ross deed een uitval naar het wapen, stootte een elleboog in Brancato’s maag en pakte hem het pistool af. Met zijn handen op zijn maag kromp de man ineen, maar met ontblote tanden siste hij nog: ‘Newcomb had me niet gewaarschuwd dat jij me zo’n last zou bezorgen.’ Er trok een schaduw over Ross’ gezicht. ‘Heeft Newcomb je gestuurd?’ Voor Kathleen had kunnen waarschuwen had Brancato van achter zijn rug een mes tevoorschijn getrokken, waarmee hij uithaalde naar Ross’ borst, dwars door diens overhemd heen. Met moeite onderdrukte ze een kreet toen ze bloed uit het gat zag komen. Nu probeerde de man het pistool terug te pakken, blijkbaar hopend dat Ross’ het nu niet meer zo stevig vast zou hebben. Maar Ross liet niet los. Het mes ging naar Ross’ arm, maar Ross pakte de arm van de man en boog die in tegengestelde richting. Het mes schoot uit Brancato’s hand en viel een stukje verder op de grond. Ze bleven vechten om het wapen. Vier handen tegelijk probeerden het in hun macht te krijgen. Toen klonk er een schot. Er bewoog niets, Kathleen niet, de mannen niet, zelfs de tijd stond stil. Toen begon Brancato te lachen. Ze werd overmand door afschuw, en haar hart stond stil. Nee. Het volgende moment zakte Brancato tegen Ross aan, op zijn knieën. Ross boog met hem mee om zijn val te op te vangen. Hij liet de man los zodra hij op zijn zij op de keukenvloer was gerold. Midden in de borst van de man was een gat, dwars door zijn borstbeen. En bloed, almaar meer bloed gorgelde uit de wond. En de hele tijd lachte hij, een bulderend gelach dat in de keuken weergalmde. Langzaamaan werd het zwakker. Ze wist niet wat erger was: het lachen of het haperen dat erna kwam. Hij begon bloed op te hoesten. Hij wendde zijn blik niet van Ross af, die over hem heen stond met een onbewogen gezicht. ‘Evengoed gaat die schoft eraan,’ rochelde de man. ‘Deze keer ontkomt hij niet. Dat gaat niet gebeuren.’ Het bloed liep tussen zijn tanden. De afschuwelijke grijns bleef op zijn gezicht toen het licht uit zijn ogen verdween, wegdrijvend als de rook van een uitgeblazen kaars. Het werd stil, en gedurende wat een eeuwigheid leek, bewoog geen van beiden. Uiteindelijk kwam Kathleen naar Ross toe, haar blik op zijn borst gericht. Hij had zich nog niet verroerd. Voorzichtig legde ze haar hand op zijn arm. Nog steeds hield hij het pistool in zijn rechterhand.
‘Gaat het?’ Langzaam keek hij op, maar zijn starende ogen leken niets te zien. ‘Ze houden niet op, weet je,’ zei hij. ‘Tot ze je vinden, of tot je dood bent. Ze zullen blijven komen, de een na de ander. Er zal altijd weer iemand als hij komen.’ ‘Ik weet het.’ ‘Wil je werkelijk de rest van je leven op die manier doorbrengen? Op de vlucht voor types als hij?’ ‘Nee.’ Het klonk haast als gefluister. ‘Vind je het goed als ik je help?’ Het was niet eerlijk van hem haar dit op dat moment te vragen, nu de schrik dat hij bijna was neergeschoten nog door haar aderen bonsde. Niet nu zijn mannelijke geur haar vervulde en ze alleen maar haar armen om hem heen wilde slaan. Nu was er maar een antwoord dat ze kon geven. ‘Ja.’ Hij bleef onbewogen, maar toch leek hij opgelucht. Ze sloeg haar ogen neer en keek weg. De woorden die ze niet had gezegd hingen haast verstaanbaar in de lucht. Ja, hij mocht haar op zijn manier proberen te helpen. Zolang als het duurde.
Hoofdstuk 13 Kathleen haalde de lakens van het logeerbed en Ross rolde het lichaam erin, zonder er ook maar één vingerafdruk op achter te laten. De vorige dag had Ross de auto voor het eten in de garage gezet, dus hoefde hij niet bang te zijn dat iemand hem Brancato in de kofferbak zou zien leggen. Hij wilde niet dat Josh het lijk bij thuiskomst zou aantreffen. Zijn broer was al veel meer bij alles betrokken geraakt dan hij wilde. Ze konden ook niet riskeren dat de politie vragen zou komen stellen waarop ze geen antwoord zouden kunnen geven. Ross keek in de portefeuille van de man. Hij droeg geen ring. Waarschijnlijk had hij geen familie die hem zou missen. Bovendien zou het meer moeite kosten daar achteraan te gaan dan de man verdiende. Ross dweilde het bloed van de vloer, waste de borden af die ze de vorige avond voor het eten hadden gebruikt en legde alles terug waar ze het vandaan hadden gehaald. Ook maakte hij Brancato’s mes en pistool zorgvuldig schoon en stak die bij zich. Toen ze de garage uit reden, lieten ze een schoon en rustig huis achter. Op een verlaten binnenweg tilde Ross het lichaam uit de kofferbak en verdween ermee tussen de bosjes. Een paar minuten later kwam hij terug. De rest van de weg naar New York zei geen van beiden een woord. Kathleen had geen enkel gevoel van nostalgie toen ze over de brug Brooklyn in reden, waar Reggie Harris hen zou opwachten. Voor ze wegreden uit Philadelphia had Ross hem gebeld om hem te vertellen wat ze wilden weten. Reggie had beloofd die gegevens bij hun aankomst te zullen hebben. Ze zag de straten voorbijglijden met een vreemd gevoel van verlatenheid. Dit was niet de wijk waarin ze was opgegroeid, maar toch kwamen de gebouwen en de mensen die ze passeerden haar bekend voor. Voor zover ze een thuis had, was dit thuis. Toch voelde het niet vertrouwder dan welke stad ook waar ze het afgelopen jaar had gewoond. Het enige verschil was haar onrust, die groeide naarmate ze verder de stad in reden. Dit was echt de allerlaatste plaats waar ze zou moeten zijn, dat voelde ze aan alles. Toch werkte ze mee, om redenen waarover ze liever niet wilde nadenken. Reggie Harris woonde in een appartement op de derde verdieping van een pand niet ver van Prospect Park. Ross parkeerde vijf straten daarvandaan, en ze liepen via een wirwar van steegjes naar de achterkant van Reggies gebouw. Onderweg hadden ze hoofdbedekking en zonnebrillen gekocht die als vermomming moesten dienen. Ross keek even of alles in orde was voor hij haar naar buiten wenkte. Het was midden op de dag. Hoewel er niemand te zien was, voelde ze zich naakt in de open lucht. Geruststellend legde Ross een hand tegen haar onderrug. ‘Gaat het?’ fluisterde hij, zo zacht dat alleen zij het kon horen. ‘Ja hoor,’ loog ze. ‘Laten we dit maar zo snel mogelijk afhandelen.’ Het duurde even voor Reggie opendeed. Onder gesmoord gevloek hoorden ze hem alle sloten en kettingen losmaken. Het bleke gezicht met het witgeverfde haar en de bloeddoorlopen ogen die hen boos door een kier in de deur aankeken, maakte een spookachtige indruk. Reggies blik schoot heen en weer tussen Ross en haar. Hij deed de deur halfopen en wenkte hen naar binnen. ‘Hoe moet ik ooit iets voor elkaar krijgen als jullie me iedere moment lastigvallen?’ De rest van zijn lichaam was net zo dun en wit als zijn gezicht. Zijn ledematen waren broodmager en bewogen voortdurend. Ze begreep nu waardoor hij zoveel moeite had gehad met de sloten. Zijn handen beefden verschrikkelijk. Ze wierp Ross een blik toe. Hij schudde zijn hoofd. ‘Niks aan de hand. Gewoon een beetje gespannen.’ Eindelijk had Reggie alles weer op slot. Snel stelde Ross ze aan elkaar voor. ‘Kath, dit is Reggie Harris. Reggie, dit is Kathleen.’ Het hoofd van de man ging wel zes keer op en neer. ‘Het dode meisje? Cool.’ Hij dook langs hen heen en leidde hen door een nauwe gang waarin ook nog eens aan beide kanten boekenkasten stonden die tot het plafond reikten, volgepakt met computerspullen die onheilspellend glansden in de schemerige gang. In de woonkamer, of wat daarvoor moest doorgaan, hielden dikke gordijnen het zonlicht tegen. In plaats daarvan werd de kamer verlicht door de onnatuurlijke weerschijn van diverse computermonitoren op het bureau en de halogeenlampen die erboven hingen. Na het duister van de gang was het kunstlicht verblindend. Uit een ouderwetse koptelefoon die op het bureau lag, kwam muziek. Reggie viel terug in zijn bureaustoel, waarin de afdruk van zijn achterste duidelijk zichtbaar was geweest. ‘Heb je de informatie waarom ik had gevraagd?’ wilde Ross weten. Reggie draaide de bureaustoel een slag, een papier in zijn hand houdend. ‘Ik heb het adres van de verloofde van Crowley.’ ‘Heb je ook een foto?’ Reggie overhandigde Ross een print van een rijbewijspasfoto. ‘Waar zie je me voor aan?’ gromde hij. ‘Prachtig. Kan Kathleen hier blijven terwijl ik met die vrouw ga praten?’ Reggie zette zulke grote ogen op dat ze bijna uit hun kassen rolden. Blijkbaar vond hij het idee net zo aantrekkelijk als zij. Kathleen was niet verbaasd. Waarschijnlijk was zij de eerste vrouw die een voet zette in dit appartement sinds hij er woonde. ‘Hier? Zij? Hoezo?’ ‘We kunnen niet riskeren dat iemand haar op straat ziet lopen. Het is hier beter gebarricadeerd dan een bankkluis.’ Zij en Reggie keken elkaar ongemakkelijk aan. ‘Weet je niet iemand anders? Een van je vrienden, iemand die een pistool heeft of iets dergelijks?’ ‘Niemand die ik vertrouw.’ Reggie trok een grimas. ‘Je bezorgt me een hoop meer last dan je waard bent, Ross. Ben je van plan me voor dit alles te gaan betalen?’ ‘Heb ik je ooit een loer gedraaid?’
Ze zag dat Reggie zijn onzekerheden verbeet. ‘Nou, vooruit dan maar,’ gromde hij terwijl hij zich weer naar zijn computers omdraaide. ‘Zolang ze me maar niet voor de voeten loopt.’ Kathleen schudde haar hoofd. ‘Hoe zou ik zo’n genereus aanbod kunnen afslaan?’ ‘Kijk maar uit, dame.’ Hem wegwuivend trok Ross haar terug de gang in. ‘Maak je geen zorgen om Reggie. Hij is ongevaarlijk.’ ‘Geloof me, hem kan ik wel aan. Dat is niet waar ik me zorgen over maak.’ ‘Hier ben je veilig. Ik kom zo snel mogelijk terug. Hopelijk met goed nieuws.’ ‘Hopelijk ja.’ Ze ontweek zijn blik. Hij legde een vinger onder haar kin zodat ze hem móést aankijken. ‘We komen er wel uit.’ Ze knikte. Had ze maar een greintje van het vertrouwen dat in zijn woorden doorklonk. Ze wreef over het kippenvel op haar arm. Ze wilde helemaal niet blijven wachten. Ze wilde verder, verder. Lange tijd keek hij haar aan. Toen trok hij haar in zijn armen en kuste haar. Zo lang mogelijk hield ze hem vast, met haar armen om hem heen geslagen, en ze nam alles zo goed mogelijk in zich op. Hoe hij voelde. Hoe hij smaakte. Hoe hij rook. Ieder detail wilde ze voor altijd bij zich houden. Zodra hij zich terugtrok, voelde ze zich al volkomen verlaten. ‘Ik ben snel terug,’ beloofde hij. Ze knikte en keek hem na. Het gezoem in haar hersenen en de knoop in haar maag probeerde ze te negeren. Een vergissing. Dit is een vergissing. Brancato had gefaald. Ziedend zat Newcomb aan zijn bureau. Weliswaar had hij nog geen bewijs, maar alles wees erop. Brancato was nog niet terug in zijn hotel. Hij nam de telefoon niet op. Als hij de vrouw te pakken had gekregen, dan had hij dat nu toch wel gemeld. Er was iets misgegaan. Alweer. Gelukkig had Newcomb al vanaf het begin een paar noodscenario’s achter de hand gehad. Ross had daar een van moeten zijn. Nog steeds was Newcomb woedend over die misrekening. Hij had erop gerekend dat Ross Chastain en Taylor zo graag achter de tralies wilde hebben, dat hij wel zou begrijpen wat de bedoeling was als hij het ooit zou ontdekken van die vrouw. Nog steeds wilde Newcomb graag geloven dat Ross het gewoon niet wist, maar dat was niet lang meer vol te houden. Intussen moest hij het wel weten, maar blijkbaar had hij niet de ballen om te doen wat gedaan moest worden. Taylor was natuurlijk dood, misschien vond Ross dat allang mooi. Toen de telefoon ging, greep hij hem meteen, zonder zich iets aan te trekken van de blikken die de andere politiemannen in de brigadierskamer op hem wierpen. Zo snel hadden ze hem nog nooit zien bewegen. ‘Newcomb.’ ‘Rechercheur Newcomb? Met Adele Abramowitz. U heeft met mij gesproken over een van mijn huurders, weet u nog?’ Hij herkende de stem van de oudere vrouw meteen. Aan het samenzweerderige toontje kon je horen dat ze te veel slechte politiefilms had gezien, deze beheerder van Reggies Harris’ flatgebouw. Ze was gewoon een van de personen in de stad die met Ross te maken hadden die hij benaderd had. Newcomb wist dat Harris een informatiebron was voor Ross, iets waarvan Ross niet wist dat hij het wist. Een golf van opwinding sloeg door hem heen. ‘Natuurlijk, Mrs. Abramowitz. Wat kan ik voor u doen?’ ‘Ik moest het toch doorgeven als iemand Renigald Harris bezocht?’ Ze sprak de naam vol afkeuring uit. ‘Ik heb goed opgelet, zoals u had gevraagd.’ Natuurlijk had ze dat. Dat nieuwsgierige mens vond het natuurlijk prachtig. Ze had de hele dag niets anders te doen dan mensen zien komen en gaan. Crandall zat hem van achter zijn bureau in de gaten te houden. Newcomb boog zich voorover en zei zacht in de hoorn: ‘Is er nu iemand bij hem?’ ‘Ja, een man en een vrouw. Ze kwamen via de achteringang, alsof ze niet gezien wilden worden. Die ingang wordt eigenlijk alleen door bewoners gebruikt. Ik denk dat die man het slot heeft opengepeuterd.’ Newcombs bloeddruk schoot omhoog. Tjee. Ross had de vrouw teruggebracht naar New York. ‘Kon u de vrouw goed zien?’ ‘Nee. Ze droeg een grote zonnebril en een soort sjaal om haar hoofd, als een soort filmster.’ ‘Mooi,’ zei Newcomb opgelucht. ‘Blijf opletten, voor het geval ze weggaan. Ik kom er zo aan.’ Crandall zat hem nog steeds vanachter zijn bureau te bekijken toen Newcomb de hoorn neerlegde. ‘Wat is er aan de hand, Ken?’ Newcomb duwde zichzelf omhoog uit zijn stoel. ‘Ik moet even weg. Ik weet niet of ik vandaag nog terugkom.’ ‘Moet ik met je mee?’ Newcomb schudde zijn hoofd. ‘Neu. Het is iets persoonlijks. Gewoon iets wat ik zelf moet opknappen.’ Zoals hij al vanaf het begin had moeten doen. Martin Crandall wachtte tot Newcomb de brigadierskamer had verlaten. Toen stond hij op en liep ook naar de uitgang. Hij ging niet in dezelfde richting als Newcomb, naar de garage. Dat hoefde niet. Hij had alles gehoord wat hij wilde weten. Abramowitz. Manager van een flatgebouw in Brooklyn, met wie Newcomb een paar dagen eerder contact had gehad. Crandall had al zijn telefoongesprekken geregistreerd, hij had de hele uitwisseling op band. En uit dat beetje wat hij van dit gesprek had opgevangen, en uit Newcombs reactie, kon hij alles opmaken wat hij wilde weten. Ross en de vrouw waren in de stad. Chastain was thuis toen het telefoontje kwam. Niet zo gek, tegenwoordig was hij altijd thuis. Hij kon niet langer zaken doen op de manier waarop hij het wilde. Mensen ontweken hem en zegden vergaderingen af. Hij was afhankelijk van zijn ondergeschikten, iets wat hij hardgrondig haatte. Omdat hij niet meer naar kantoor kon, had hij geprobeerd dingen vanuit zijn huis te regelen. Maar dat was niet hetzelfde. Het penthouse begon nog meer als een gevangenis te voelen dan de gevangenis waarmee ze hem dreigden. Hij had ten minste nog een paar trouwe werknemers over.
‘Ze is hier.’ Door die drie woorden veranderde Chastains stemming als bij toverslag. Hij schoot overeind in zijn stoel. ‘Waar dan?’ ‘Ross heeft haar meegenomen naar een van zijn informatiebronnen in Brooklyn. Daar zijn ze nu. Newcomb is op weg daarnaartoe. Zal ik achter hem aan gaan?’ ‘Nee. Ze is voor mij.’ Dat dode meisje was veel te glibberig. Deze keer vertrouwde hij haar niemand anders meer toe. Hij zou haar zelf te pakken nemen. ‘Geef me het adres.’ Snel krabbelde hij het neer, legde de hoorn neer en stond op van zijn bureau. Die Kathleen Mulroney had hem al veel te veel ellende bezorgd. ‘Zou je daarmee kunnen ophouden?’ mopperde Reggie. Over zijn schouder wierp hij haar een vuile blik toe. ‘Sorry,’ mompelde Kathleen. Ze kon niet ophouden met ijsberen. Ze was er niet aan gewend stil te zitten. Nietsdoen, ze werd er gek van. Niet dat ze verwachtte dat Ross met goed nieuws terug zou komen. Als hij maar terugkwam, zodat ze iedere seconde die haar nog restte met hem zou kunnen doorbrengen. ‘Niks sorry. Gewoon ophouden.’ Ze bleef staan en gooide haar handen omhoog. ‘Als je in dit huis ook maar één vrij plekje had, dan zou ik daar graag naartoe gaan. Maar ik kan zelfs niet eens ergens zitten.’ ‘In de badkamer.’ ‘Op de wc bedoel je?’ ‘Er zit een klep op.’ ‘Volgens mij heb je niet vaak gasten.’ ‘Neu. Wel zo rustig.’ Onbewust begon ze weer te ijsberen door de benauwde ruimte. Ze zag zijn irritatie toen hij zijn mond opendeed om er opnieuw iets over te zeggen. Toen hoorden allebei het geluid van een sleutel die in de voordeur werd gestoken. Ze had de deur op slot gedaan nadat Ross was weggegaan. Verstijfd keken ze elkaar aan. ‘Verwacht je bezoek?’ fluisterde ze. Langzaam schudde hij zijn hoofd. ‘Nee.’ ‘Wie heeft de sleutels?’ ‘Alleen de hospita, Mrs. Abramowitz.’ De angst die op zijn gezicht te lezen was geweest maakte plaats voor zijn normale chagrijnige uitdrukking. Hij sprong op. ‘Dat mens dreigt altijd langs te komen om te kijken of ik er nog ben als ze me een tijdje niet heeft gezien. Ze denkt dat mijn manier van wonen de waarde van het pand vermindert. Ik heb hier voor een miljoen aan hardware staan. Ik zit er niet op te wachten dat ze hier komt rondspoken.’ ‘Wanneer heb je haar voor het laatst gezien?’ Hij wapperde met zijn hand. ‘Een paar weken geleden. Kan ook een maand zijn. Is ook niet nodig. Alles kan tegenwoordig aan de deur worden bezorgd. Wacht maar even, dan stuur ik haar weg.’ Ze pakte zijn arm, want ze wist zeker dat er iets niet in de haak was. ‘Reggie –’ Maar hij was al op weg naar de voordeur. ‘Reggie, niet –’ Vanuit de kamer kon ze de voordeur niet zien. Ze liep al in de richting van de enige ontsnappingsroute, de ramen. Het volgende wat ze hoorde, was dat de ketting van de deur werd gehaald en Reggie die mopperde: ‘Luister eens, ouwe taart,’ toen hij de deur opende. Stilte. Vervolgens het geluid van iets zwaars dat op de grond viel. Ze hield haar adem in. Toen hoorde ze voetstappen die langzaam en voorzichtig haar kant op kwamen. Niet van Reggie; van een veel zwaarder iemand. Ze liep naar het raam om te kijken of er een brandtrap aan deze kant van het gebouw was, en of het raam open kon. Toen ze aan de gordijnen trok, merkte ze dat die aan de ruit waren vastgetaped. Ze keek om zich heen, op zoek naar iets waarmee ze het glas zou kunnen stukslaan. Een man kwam door de deur. Ze verstijfde. Hij was dik, kalend, en droeg een slechtzittend pak dat maakte dat hij niet op zijn gemak leek. Zijn gezicht zat vol rimpels, en hij had hangwangen. Hij zou er meelijwekkend hebben uitgezien als hij niet van die felblauwe ogen had gehad. In zijn hand had hij een pistool, maar hij hield het niet op haar gericht. Nog niet. Geen van beiden verroerde zich. Lange tijd staarden ze elkaar alleen maar aan. Er viel niets te zeggen. Hij wist wie ze was. Ze wist waarom hij daar was. Hij was overduidelijk een politieman. Zij was de eerste die iets zei. ‘Waar is Reggie?’ ‘Die doet even een dutje. Hij zal zo wel wakker worden. Zijn hoofd zal wel pijn doen, maar verder is hij in orde.’ Een merkwaardige geruststelling aan haar adres, maar het volgende wat hij zei was nog gekker. ‘Ga je mee?’ Het was niet echt een vraag. Ze wisten allebei het antwoord. Sorry, Ross. ‘Ja.’
Hoofdstuk 14 Ross kon het ongemakkelijke gevoel maar niet van zich afschudden dat hem de hele weg terug naar Reggie in zijn greep had. Hij had het verprutst. Hij had geweten dat de kans op succes klein was, maar toch had hij alles ervoor overgehad met goed nieuws terug te komen. Maar dat had hij niet. Nadat hij eindeloos had moeten wachten tot de verloofde van Pete Crowley eindelijk eens thuiskwam, had ze hem binnen twee tellen duidelijk gemaakt dat ze al zijn persoonlijke bezittingen had gekregen, en dat die computeruitdraaien daar niet bij waren. Hij had Kathleen voor niets in gevaar gebracht. Dat knaagde aan hem toen hij de trap opliep naar Reggies appartement. Op de overloop van de derde verdieping bleef hij staan. Zijn hart stond stil. Reggies deur, met al die sloten erop die dicht hadden moeten zijn, stond op een kier. Hij sprintte erheen, het appartement in, maar de deur stootte ergens tegenaan. ‘Verdomme Ross, probeer jij me ook te vermoorden?’ Ross trok de deur terug. Reggie lag op de grond en wreef over zijn hoofd. Ross viel op zijn knieën. ‘Wat is er gebeurd? Waar is Kathleen?’ schreeuwde hij. ‘Weg, denk ik.’ ‘Hoe bedoel je, weg?’ ‘We hoorden iemand de deur openmaken. Ik dacht dat het de hospita was, want zij is de enige die sleutels heeft. Ik wilde haar wegsturen, maar ze was het niet. Het was een kerel. En hij sloeg me.’ De laatste woorden kwamen er jammerend uit. ‘Hoe zag hij eruit?’ ‘Groot. Oud. Dik.’ ‘Newcomb dus.’ Ross vloekte. ‘Waarschijnlijk heeft hij die hospita zijn politiebadge laten zien en haar de sleutel laten afgeven.’ ‘Was dat een politieagent? Verdomme. Dan dien ik meteen een aanklacht in wegens gebruikmaking van onnodig geweld.’ Ross liep door de gang naar de kamer met Reggie in zijn kielzog. Hij keek de kamer rond. ‘Geen bloed, geen sporen van een gevecht. Blijkbaar is ze vrijwillig meegegaan.’ ‘Tjee, als ze met hem mee had willen gaan, dan had ik haar niet tegengehouden. Hij had me niet hoeven slaan.’ ‘Ze wilde niet met hem mee. Alleen zou ze het hem moeilijker hebben gemaakt als hij een van Chastains mannen was geweest.’ ‘Maar waarom heeft ze zich dan niet tegen die smeris verzet als ze niet met hem meewilde?’ ‘In haar optiek kan ze beter door een politieman worden gepakt dan door Chastain.’ ‘Wat wil hij dan met haar?’ ‘Haar vermoorden.’ ‘Is dat dan beter dan wat Chastain wil?’ ‘Zo denkt zij erover, ja. Misschien hoopt ze nog te kunnen ontsnappen.’ O, alsjeblieft Kathleen, probeer te ontsnappen. Reggie wreef over zijn schedel. ‘En nu?’ ‘Waar zou Newcomb haar mee naartoe nemen? Hij zal haar voor altijd willen laten verdwijnen en zorgen dat er nooit meer een spoor van haar opduikt.’ ‘Dus brengt hij haar naar een plek waar hij definitief van een lijk af kan komen.’ Ross wilde niet over Kathleen denken of praten als over het lijk. ‘Bijvoorbeeld een privélandgoed, waarvan hij weet dat nooit iemand anders er komt.’ Opeens schoot het hem te binnen. ‘Jersey. Daar heeft hij een landgoed. Niet heel ver van de stad, denk ik. Ik moet weten waar het is. Nu.’ ‘Dat kan wel een tijdje gaan duren –’ Hij trok Reggie aan zijn overhemd overeind. Reggies ogen puilden uit. ‘We hebben niet een tijdje, Reg. Ik moet weten waar dat landgoed is.’ Reggie hield zijn handen omhoog. ‘Oké, oké, ik kom er wel achter.’ Ross liet hem los. ‘Heb je een mobiele telefoon?’ ‘Ja, hoezo?’ ‘Geef eens.’ Reggie leek opgelucht dat hij even bij hem weg mocht. Hij liep naar het bureau en plukte tussen de paperassen een mobiel vandaan. Ross pakte hem aan en liep naar de deur. ‘Bel me als je het adres hebt.’ ‘Waar ga je heen?’ riep Reggie hem na. ‘Naar Jersey.’ ‘Maar je weet niet eens waar het is.’ ‘Ik ga vast die kant uit, dan ben ik elk geval sneller ter plaatse dan als ik hier blijf wachten tot je het precieze adres hebt. Aan de slag, hup.’ Hij rende het appartement uit. Verdorie, hij had geen idee hoever Newcomb al voor lag. Misschien was hij al op zijn bestemming. Misschien was Kathleen al dood. Nee. Aan die mogelijkheid mocht hij niet denken. Ze was een vechter. Ze móést nog in leven zijn. Aan die gedachte hield hij zich vast. ‘Vijfentwintig jaar lang heb ik moeten aanzien dat criminelen van wie iedereen wist dat ze schuldig waren, keer op keer de dans ontsprongen. Chastain was erger dan iedereen, maar we konden niets doen.’ Kathleen antwoordde niet. Al vanaf het moment dat hij haar in zijn auto had gezet en de stad uit was gereden was Newcomb in die trant aan het praten. Zijn rechterhand lag op zijn schoot, met het pistool erin. Ze had nog geen woord
gezegd, maar dat had hem er niet van weerhouden om door te gaan. En het ergst van alles: ze had weer handboeien om. ‘En hij gaat niet stoppen, weet je,’ vervolgde Newcomb. ‘Het wordt alleen maar erger. Iemand moet hem stoppen.’ Kathleen staarde door haar raampje naar de voorbijschietende weg. Wat zou er gebeuren als ze zichzelf uit de rijdende auto zou gooien? Waarschijnlijk zou ze Newcomb dan alleen het gras voor de voeten wegmaaien. Hij zou alleen maar terug hoeven rijden om het lijk op te halen. Er moest een andere manier zijn om te ontsnappen. Misschien als ze waren aangekomen op hun bestemming. Ze had nog tijd. In elk geval peinsde ze er niet over zich zonder verzet over te geven. Opeens besefte ze dat Newcomb niets meer zei. Ze keek op en zag dat hij haar gadesloeg door de achteruitkijkspiegel, met een smeulende blik in zijn ogen. Als Newcombs gedrag Kathleen er niet al van had overtuigd dat hij niet goed snik was, dan had die koortsachtige gloed dat wel gedaan. Na de eerste minuten had ze haar best gedaan niet in zijn ogen te kijken. Die woeste blik zei haar dat hij tot alles in staat was. ‘Je begrijpt zeker wel wat er moet gebeuren, hè?’ ‘Wat moet ik nu zeggen? Wil je soms mijn toestemming?’ Hij verbrak het oogcontact en keek weer naar de weg. ‘Nee, dat lijkt me niet.’ ‘Kun je het eigenlijk wel, rechercheur? Kun je me echt vermoorden?’ ‘Dacht je soms dat ik het nooit eerder heb gedaan? Hou jezelf niet voor de gek.’ ‘Pete Crowley bijvoorbeeld?’ Hij ontmoette de uitdaging in haar blik zonder met zijn ogen te knipperen. ‘Ja, zoals Pete Crowley.’ ‘Hij moet hebben geweten dat jij een van die agenten was die niet door Chastain werd betaald, en dat jij hem graag te pakken wilde nemen. Is hij naar je toe gekomen? Heb je hem in koelen bloede vermoord?’ ‘Hij heeft zijn verdiende loon gekregen. Wie weet aan hoeveel moorden hij zich schuldig heeft gemaakt.’ ‘Maar mijn leven heeft hij gered.’ Hij kneep zijn ogen tot spleetjes. ‘Praat me er niet van.’ Ze wist dat ze deze discussie niet zou gaan winnen. ‘En ik dan, rechercheur? Is dit ook mijn verdiende loon?’ Hij zei niets, vermeed het om naar haar te kijken. Ze wist dat ze een punt had gescoord. Ze zette door. ‘Je hebt vast nog nooit een onschuldig persoon vermoord, hè rechercheur? Dat kan ik me tenminste niet voorstellen.’ ‘Ik ben rechercheur moordzaken. Mijn werk is uitschot als Chastain in te rekenen en van de straat te houden,’ ontweek hij haar vraag. ‘Binnen de wet.’ Hij sloeg met zijn vuist op het stuur. ‘Dat heb ik geprobeerd. Wij allemaal. Dit is mijn enige hoop, en ik ga het doen ook.’ ‘Omdat Ross het niet kon? Was dat wat je verwacht had, rechercheur? Dat hij me zou vermoorden zodra hij achter de waarheid zou komen?’ ‘Van mij hoefde hij niet te weten hoe het zat, maar inderdaad. Het leek me goed iemand in te schakelen die Chastain net zo erg haatte als wij allemaal, iemand die wist wat er bij zou komen kijken om die hufter te pakken te krijgen.’ ‘Je hebt hem onderschat.’ ‘Ik heb hem overschat. Ik had niet gedacht dat hij zo gemakkelijk zijn hoofd zou verliezen. Dus nu moet ik het maar zelf opknappen.’ Ze kon het niet eens opbrengen beledigd te zijn. Het ontging haar niet hoe akelig gewoon die woorden inmiddels klonken. ‘Zelfs als dat betekent dat je geen haar beter bent dan Chastain?’ ‘Wat is nou één moord tegenover al die tientallen moorden die hij op zijn geweten heeft? Ik heb Chastain nog lang niet ingehaald.’ ‘Moord is moord, rechercheur.’ ‘Behalve dat Chastain het voor zichzelf doet. Ik probeer mensen te redden. Ik denk eraan hoeveel veiliger de wereld is als een schoft als hij achter slot en grendel zit.’ Kathleen sloot haar ogen. Het beangstigende was dat ze het een paar dagen eerder nog met hem eens zou zijn geweest ook. Het enige wat toen telde, was dat Chastain zijn verdiende loon zou krijgen. Ze zou bereid zijn geweest dat offer te brengen. Maar nu niet meer. Nu wist ze dat geen enkele wraak dat waard was. Maar vooral: ze wilde niet dood. Voor het eerst sinds ze zich herinnerde, betekende haar leven iets voor haar. ‘Je hoeft het niet te doen. Er zijn nog computeruitdraaien met bestanden die ik heb gekopieerd op de avond waarop ik neergeschoten werd. Die financiële gegevens zijn bewijs voor Chastains illegale praktijken.’ ‘Laat me niet lachen. Zelfs als ik zou geloven dat er nog ergens miraculeus bewijsmateriaal zou zijn, het is niet genoeg. Na al die moorden die die klootzak op zijn geweten heeft zou hij voor een paar jaar een luxegevangenis ingaan vanwege wat? Voor een beetje witteboordencriminaliteit? Alsjeblieft zeg. Nee, dit is echt de enige manier, en het zal gebeuren ook.’ Er moest een uitweg zijn. Die moest ze vinden. ‘Ik heb gelijk,’ mompelde hij. ‘Dat weet je best.’ De kilometers gleden weg, steeds verder van de stad, van Ross. Probeerde Newcomb háár nu te overtuigen? Of zichzelf? Ross bekeek elke auto die hij inhaalde terwijl de kilometers naar New Jersey onder hem weggleden. De kans was natuurlijk erg klein dat hij Newcomb zou inhalen, maar toch, je kon nooit weten. Die gedachte was in elk geval beter dan het idee dat hij misschien precies de verkeerde kant op reed. Of dat Kathleen al dood was. Nee, dat kon niet. De telefoon ging. Hij pakte hem onmiddellijk. ‘Heb je het?’ ‘Ja.’ Reggie las het adres voor. ‘Moet ik je de weg nog wijzen?’ ‘Doe maar, voor het geval dat.’ Met de telefoon op zijn schouder geklemd krabbelde hij de gegevens op een stukje papier. Of het uiteindelijk leesbaar zou zijn wist hij niet, maar hij had ze in elk geval. ‘Bedankt, Reg. Bel de politie van de staat New Jersey. Zeg hen dat er
een gijzeling gaande is, en dat een vrouw in levensgevaar is, en stuur ze eropaf.’ ‘Begrepen. Weet je zeker dat hij daarnaartoe is?’ ‘Ik weet niets zeker. Maar meer heb ik niet.’ Hij verbrak de verbinding, gooide de mobiel opzij en gaf plankgas. Het was nog een dik halfuur naar Newcombs landgoed, maar hij was van plan er hooguit tien minuten over te doen. Hun bestemming was een onbebouwd stuk land, een eindje van de snelweg, in het noorden van New Jersey. Het was een rustige plek, aan alle kanten omgeven door bomen met hangende takken. Het verkeer van de snelweg klonk hier als een vaag gezoem in de verte. In andere omstandigheden zou ze het er vredig hebben gevonden. Heel geschikt ook als graf. Newcomb parkeerde bij de bomen. ‘Uitstappen.’ Hij haalde de sleutel uit het contact en stapte zelf ook uit. Ze aarzelde. Als ze nou zijn portier achter hem dichtsloeg en dat op slot deed, en als ze de motor aan de praat kon krijgen… Hij kwam een beetje terug in de auto en keek haar kwaad aan. ‘Uitstappen, zei ik.’ Hij maakte een gebaar naar haar portier met zijn pistool. Ze moest wel gehoorzamen. Zonder zijn ogen van haar af te wenden liep hij naar de achterkant van de auto en opende de kofferbak. Met zijn vrije hand pakte hij een schop en sloeg de deur daarna dicht met zijn elleboog. Op de een of andere manier was de schop intimiderender dan het pistool. Het wapen was een mogelijke bedreiging. De schop bewees veel concreter hoe reëel die dreiging was. Newcomb gebaarde met zijn pistool naar de bomen. ‘Lopen.’ ‘Waarheen?’ ‘Naar dat weiland daar.’ Ze deed wat hij had gezegd, hoewel haar ogen constant heen en weer schoten. Zou ze het risico nemen tussen de bomen te duiken? Dan zou ze maar een paar meter voorsprong op hem hebben. Toch was het een mogelijkheid. Ze kon gewoon rennen, zo hard als ze kon. Zou hij haar in de rug schieten? Was het zo’n type? Zou ze het wagen? Of juist niet? Ze voelde dat hij vlak achter haar aankwam. Hij zette het pistool tegen haar ruggengraat. Ze schoot naar voren maar hij duwde het pistool nog harder in haar rug. Toen waren ze in het weiland. De late avondzon streek eroverheen en zette alles in een warme oranje gloed. Ze voelde een nerveus lachje opkomen in haar keel. Ze had geen mooiere plek kunnen uitkiezen om te sterven. Ze voelde dat het pistool van haar rug werd gehaald. ‘Draai je om.’ Dat deed ze. Hij stond een meter van haar af, met het pistool op haar gericht en in zijn andere hand de schop. Die liet hij vallen. Geen van beiden letten erop. Hij had zijn kaken nog vol grimmige vastberadenheid op elkaar geklemd, maar in het wegstervende licht zag ze voor het eerst hoe moe hij eruitzag. Het was alsof alle energie uit hem was weggelopen. En ze wist dat ze een kans had. Hij had geen reden het uit te stellen, alle reden om het af te handelen. Toch maakte hij geen aanstalten. ‘Je hoeft dit niet te doen,’ zei ze zo kalm als mogelijk was met een pistool op zich gericht. ‘Jawel.’ ‘Ik wil Chastain net zo graag als jij zien boeten voor alles wat hij heeft misdaan. Daar verzinnen we wel wat op.’ Zijn ogen schoten vuur. ‘Er is geen andere manier. Vijf jaar zit ik nu achter hem aan, en in die tijd kwam ik steeds meer lijken tegen die hij op zijn geweten heeft. Als er een andere mogelijkheid zou zijn dan deze, dacht je dat ik die dan niet gevonden zou hebben?’ Vermoeid schudde hij zijn hoofd. ‘Waarom kon je niet gewoon wegblijven? Waarom liet je je door hem vinden?’ ‘Ik kan me opnieuw verschuilen.’ ‘Zodat hij je opnieuw te pakken kan nemen? Nee. Nu is het afgelopen.’ Het klonk zo definitief dat ze onwillekeurig een stap achteruit deed. ‘Je wilt dit helemaal niet doen. Dit is niets voor jou.’ ‘Wat weet jij van mij? Ik ben gewoon een politieman die Chastain en zijn streken meer dan zat is. Het wordt tijd daar een eind aan te maken.’ Hij haalde de veiligheidspal van het pistool over en richtte recht op haar hoofd. Ze kon zich niet bewegen, kon niet praten. Ze kon niets, alleen maar kijken naar de loop van het pistool. Ze had het schot verwacht, de oorverdovende explosie die weergalmde tussen de bomen. Toch verstijfde ze van schrik. Newcombs ogen werden groot en zijn mond ging open van verbazing. Hij probeerde woorden te vormen, die echter niet meer kwamen. Hij viel voorover en lag als een hoop aan haar voeten. Bloed stroomde uit een gat in zijn jas. Gedurende een eindeloos moment kon ze er alleen maar naar staren. Toen dwong ze zichzelf haar ogen op te slaan. Price Chastain stond op enkele meters afstand. Het pistool in zijn hand was nu op haar gericht. Hij schonk geen aandacht aan de man die hij net had vermoord, de hoop op de grond. Hij keek alleen naar haar en glimlachte. ‘Hallo, Kathleen.’
Hoofdstuk 15 Hij zag er nog precies hetzelfde uit als ruim een jaar eerder in dat steegje. Nog datzelfde knappe gezicht, onaangedaan door stress of rimpels, diezelfde koele arrogante uitdrukking. Het was zowel kwaad makend als teleurstellend. Ze had verwacht, gehoopt, dat het afgelopen jaar ook op hem zijn sporen had nagelaten. Dat was niet meer dan billijk geweest. Tja, alsof ook maar iets in deze hele toestand billijk was. Ook zijn stem klonk nog hetzelfde. Ze herinnerde zich die goed. De stem van een koning die zich verwaardigt te spreken met een gewone burger, druipend van dédain. ‘Zo zo. Kathleen, levend en wel, eindelijk dan toch. Weet je, je hebt het me de afgelopen maanden knap lastig gemaakt.’ Ze kreeg geen woord over haar lippen, kon alleen maar staren naar de man die haar leven verwoest had. Dat ze hem haatte, wist ze allang. Maar nu ze hem zag en de haat haar vanbinnen compleet verteerde, wist ze pas hoe erg. Hij liep de weide op, nog steeds met dat glimlachje om de lippen. ‘Vreemd. Je lijkt helemaal niet blij me te zien. Maar ik moet zeggen dat ik heel blij ben jou te zien.’ ‘O, vast,’ gromde ze. Bij iedere stap die hij in haar richting zette, verstijfde ze meer. ‘Je hebt vast wel wat gehoord over dat irritante proces dat me boven het hoofd hangt. Op de een of andere manier schijnen de autoriteiten te denken dat ik jou heb vermoord.’ ‘Tja, waar halen ze het vandaan.’ ‘Vreemd hoor. Je moet ervan gehoord hebben, en toch heb je niets gedaan om me uit die toestand te helpen.’ ‘Had je dat dan echt verwacht?’ Hij deed alsof hij verbaasd was. ‘Hoezo, natuurlijk! Je broertje geloofde er heilig in dat je altijd het juiste moet doen. Ik dacht dat hij dat vast van jou had geleerd.’ Ze moest alles op alles zetten om hem niet aan te vliegen en die onschuldige grijns van zijn gezicht te meppen. ‘Hou je mond over mijn broer.’ ‘Hoe heette hij ook alweer? Jimmy?’ ‘Waag het niet zijn naam uit te spreken.’ De ontspannen glimlach verdween en veranderde in een spottende grijns. ‘Dat was altijd al het probleem met jou, Kathleen. Dat je je plaats niet kende. Jij en die waardeloze snotaap. Denk eraan, ik ben hier degene met een pistool. Ik kan zeggen wat ik wil, en jij luistert.’ ‘Vergeet het maar.’ Tot haar voldoening werden zijn ogen heel even iets groter van verbazing. Met een zelfvoldane grijns liep ze langzaam in de richting van de bomen. Hij hield het wapen op haar gericht. ‘Kom hier.’ ‘Nee.’ Hij ontgrendelde het pistool en richtte op haar hoofd. ‘Hierheen, zei ik.’ ‘Of anders? Schiet je me dood?’ ‘Wil je me echt uitdagen, Kathleen?’ ‘Ik weet dat je me niet zult vermoorden. Je hebt me levend nodig. Alleen zo kun je bewijzen dat je me die avond niet vermoord hebt.’ ‘Het maakt niet echt uit of je levend of pas dood opduikt. In beide gevallen is duidelijk dat je niet al een jaar dood bent.’ ‘Juist. Je neemt een lijk mee naar de rechtbank zodat iedereen weet dat je het deze keer in elk geval wél hebt gedaan.’ ‘O, ik hoef je niet zelf te laten zien. Ik hoef alleen maar te zorgen dat je lijk ergens wordt gevonden waar veel mensen komen. Vergeet niet dat ik erg goed ben in het dumpen van lijken op een manier waardoor ze niet met mij in verband kunnen worden gebracht.’ ‘Maar je bent niet zo goed in het zorgen dat ze ook echt dood zijn.’ Zijn uitdrukking veranderde nu zo, dat ze verbaasd was niet alsnog een kogel in de borst te krijgen. In plaats daarvan bleef hij haar volgen met het pistool. ‘Misschien is het voor jou voordeliger dat je nog leeft. Maar dat betekent niet dat ik niet een paar kogels zou kunnen schieten in een paar zorgvuldig geselecteerde plekken. Wie zou het me kwalijk nemen, na alle ellende die je me hebt bezorgd? Een kleine tijdelijke verstandsverbijstering zou heel begrijpelijk zijn. Ik zou die oetlullen van politiemensen zelfs nog kunnen wijsmaken dat ik helemaal niet degene was die je heeft neergeschoten. Het is jouw woord tegen het mijne, en erg betrouwbaar ben je niet gebleken, hè Kathleen? Je hebt tenslotte iedereen in de waan gelaten dat je dood was.’ Ze had kunnen weten dat er iets zat achter de manier waarop hij bleef praten, ze had het moeten zien aan de manier waarop zijn ogen even naar opzij schoten. Gealarmeerd ging ze langzamer lopen. Opeens was zijn glimlach terug. ‘Of anders kan ik hém neerschieten.’ Geschokt zag ze hoe hij het wapen vijfenveertig graden draaide en richtte op een nieuw doel, de man die zojuist tussen de bomen tevoorschijn was gekomen. Ross. Ze verstijfde, ze kon geen vin meer verroeren. Ross had een pistool in zijn hand maar hield het niet gericht. Hij zou nooit als eerste een schot kunnen lossen. Tot nu toe was ze niet bang geweest. Chastain zou haar kunnen neerschieten, maar doden, nee. Dat had haar moed gegeven, en een kans. Nu wist ze pas echt wat angst was. Haar blik ontmoette die van Ross. In zijn ogen zag ze haar eigen angst weerspiegeld. Ze zou hem willen toeschreeuwen: waarom breng je jezelf zonder reden in gevaar? Maar ze begreep de reden maar al te goed. Ze zou voor hem precies hetzelfde hebben gedaan. ‘Laat vallen, Ross,’ beval Chastain, het pistool opnieuw op haar richtend. Haar opluchting was van korte duur. ‘Misschien schiet ik haar niet dood, maar haar been zou ik er best af kunnen schieten.’ Ze wierp Ross een blik toe: niet doen. Ik moet wel, seinde hij duidelijk terug, en hij liet het wapen vallen. Chastain lachte. ‘Nou Kathleen, hoe zit het?’ Hij deed enkele passen achteruit om hen beiden in het oog te kunnen
houden. ‘Eens kijken wat je waard bent. Of je gaat vrijwillig met me mee, of je vlucht terwijl ik Ross doodschiet. Als er iemand is die meer een kogel door zijn kop verdient dan jij, is hij het wel. Nou, wat wordt het? Wil je iemand anders laten sterven om je eigen huid te redden?’ ‘Niet doen, Kathleen,’ riep Ross met kalme zekere stem. Uit zijn houding sprak geen angst, alleen in zijn ogen zag ze die. Angst om haar. Maar ze had geen keus. ‘Ik moet wel,’ zei ze met bevende stem. ‘Hij vermoordt je.’ ‘Kath –’ ‘Ross, hou je bek,’ spotte Chastain. ‘Laat de dame zelf beslissen.’ ‘Dat heb ik gedaan.’ Ze bracht het niet meer op nog naar Ross te kijken. In plaats daarvan richtte ze zich tot Chastain. ‘Ik ga mee als je hem laat gaan.’ Onmiddellijk besefte ze dat ze te veel had laten zien. Hij kneep zijn ogen tot spleetjes, een koele schattende blik. Toen kregen ze een kwaadaardige glans. Ze kende die blik. Ze wist wat hij ging zeggen, al voor hij het zei. ‘Stomme trut. Je gaat sowieso met me mee. Zoals je al zei, ik heb je nodig.’ Hij glimlachte. ‘Maar ik heb geen enkele reden om hem te laten leven.’ Opeens kropen de seconden voorbij. Ross kwam een klein stukje dichterbij omdat hij Chastains woorden niet precies had opgevangen. Chastains glimlach werd breder. Ze deed haar mond open om te gaan gillen. Met opeengeklemde kaken draaide Chastain zich om naar Ross. Ross verstijfde. Het kon niet meer dan een paar tellen hebben geduurd, maar ze zag alles als in slow motion. Alles balde zich samen. Ze zag hoe Chastain Jimmy doodde, een weerloze jongen die nergens naartoe kon. Ze was terug in die steeg op die regenachtige avond, zelf aan de andere kant van dat pistool, wetend dat ze eraan ging, dat er niets meer aan te doen was. Nu stond ze hier, en moest toekijken hoe een man van wie ze hield zonder reden werd gedood. Alleen was er ditmaal nog een pistool binnen handbereik. Nog voor de gedachte zich helemaal had gevormd, had ze Newcombs pistool gegrepen. Terwijl het bloed luid in haar oren bonsde, viel ze op haar knieën en richtte op Chastain. Ze haalde de trekker over. De explosie schokte haar tot op het bot. Heel even dacht ze dat al haar ledematen uit de kom waren geschoten, maar toch bleef ze op haar knieën zitten. Chastains lichaam sloeg in een wijde boog achterover, en zijn voeten schoten de lucht in. Bloed spoot uit zijn bovenlichaam. De arm met het pistool ging omhoog, weg van Ross. Hij bracht zijn hoofd omhoog en keek haar aan, zijn gezicht vertrokken van woede. Hij probeerde zijn wapen op haar te richten. Ze pakte haar pistool met beide handen vast en haalde nogmaals de trekker over. Oder de kracht van het schot begon hij te stuiptrekken. Een wolk rood verscheen op zijn overhemd. Hij gilde, een afschuwelijke hoge gil die weerkaatste op de open plek. Zijn gezicht was vertrokken van pijn. En nogmaals haalde ze de trekker over. Ross zag Chastains wapen net iets te laat in zijn richting gaan. Hij zette zich schrap voor wat zou komen. Het gebeurde niet. Er klonk een schot, en nog een, en nog een. Al zijn spieren spanden zich, de pijn verwachtend van kogels die zich door zijn lichaam boorden. Het lawaai verstomde. Uiteindelijk merkte hij dat de enige pijn die hij voelde werd veroorzaakt door de spanning in zijn lijf. Toen drong tot hem door: hij leefde nog en was ongedeerd. Op dat moment zag hij Chastain wankelen, zijn overhemd doordrenkt van bloed, zijn gezicht een masker van shock. Zijn lege blik liet zien dat hij al dood was, al voor hij uiteindelijk achterover viel. Stomverbaasd keek hij in Kathleens richting. Ze zat op haar knieën met een pistool in haar handen. Reflexmatig bleef ze de trekker overhalen, hoewel de kogels allang op waren. Hij dwong zijn benen in beweging te komen, liep naar haar toe en legde zijn handen over de hare. ‘Hij is dood.’ Het duurde even tot die woorden tot haar waren doorgedrongen. Haar handen ontspanden zich, zodat hij het wapen van haar kon afpakken. Haar ogen bleven op Chastain gericht, zonder te knipperen. ‘Mooi.’ Het woord klonk vlak en zonder emotie. Zodra ze het had gezegd begon ze te trillen over haar hele lichaam, zo heftig dat hij het pistool liet vallen, en op zijn knieën viel om haar te ondersteunen. Hij kende de signalen. Ze was in shock, en dat was niet zo gek. Ongetwijfeld had ze er in de afgelopen maanden talloze malen van gedroomd Chastain te vermoorden. Maar die fantasie kon niemand voorbereiden op de ervaring van daadwerkelijk iemand het leven ontnemen. Ze klampte zich aan hem vast, en Ross drukte haar tegen zich aan. Zo stonden ze, zonder iets te zeggen, tot ze in de verte politiesirenes hoorden naderen.
Hoofdstuk 16 De graven lagen naast elkaar aan de rand van de begraafplaats. Geen van beiden hadden ze een grafsteen. Dat gaf niet, er zou gauw genoeg voor gezorgd worden. De avondzon maakte steeds langere schaduwen over de lommerrijke begraafplaats. Verder was er gelukkig niemand. Ze wilde graag even alleen zijn met haar moeder en Jimmy. Ze kon hun aanwezigheid bijna voelen. Maar dat was maar een deel van de reden waarom ze bij de graven bleef staan, ook nadat het donker was geworden. De andere reden was dat Ross op haar terugkomst wachtte in zijn truck, en dat ze nu het gesprek zouden moeten voeren dat ze allebei uit de weg waren gegaan. De tijd was gekomen om afscheid te nemen. Toen het zo donker was geworden, dat ze de grond voor zich nauwelijks meer kon zien, boog ze zich voorover en legde een hand op de aarde, een belofte fluisterend dat ze terug zou komen. Die belofte zou ze zeker houden. Maar verder was er niets zeker. Ross wachtte op haar bij de truck. Zijn profiel stelde haar gerust. Ze voelde die spanning vanbinnen zoals steeds als ze hem zag, en ze genoot ervan, voor de laatste keer. ‘Gaat het?’ Blijkbaar had hij de emoties in haar gezicht niet goed gezien. Ze deed haar best die te verbergen. ‘Ja hoor. Volgende week komen de grafstenen.’ ‘Aardig van de burgemeester dat hij je zo spontaan die schikking heeft aangeboden.’ Ze lachte hol. ‘Hij wil gewoon van me af zijn, en van al die toestanden.’ Vier weken hadden de kranten vol gestaan over corrupte politieagenten en de dood van de gehate Chastain. Zijn mondhoeken gingen een beetje omhoog. ‘Ik dacht al dat dat er iets mee te maken had.’ ‘Maar prettig is het wel.’ Van het geld had ze ook de schulden kunnen aflossen die ze met de creditcard van Allie Freedman had gemaakt. Het Openbaar Ministerie, dat ook graag een punt achter de geschiedenis wilde zetten, had besloten haar niet te vervolgen wegens fraude – nog een opluchting. ‘Het is fijn dat alles nu is afgehandeld, en dat ik nu kan bedenken wat ik verder ga doen.’ ‘Inderdaad ja. En, heb je al enig idee?’ Zo stonden ze een paar tellen ongemakkelijk te zwijgen in de nacht. Uiteindelijk haalde ze haar schouders op. ‘Ik weet niet. Alles is de laatste tijd zo bizar…’ ‘Je zult eindelijk wel eens een normaal leven willen leiden.’ ‘Ik heb niets om naar terug te gaan. Mijn oude leven bestaat niet meer: mijn baan, mijn familie. Ik kan doen wat ik wil.’ ‘En wat wil je?’ Dit was het moment. ‘Dat hangt ervan af. Wat ga jij doen?’ Heel even zag ze iets van hoop opgloeien in zijn ogen, maar hij verborg het weer snel. Zuchtend schudde hij zijn hoofd. ‘Ik heb je niets te bieden.’ ‘Volgens mij wel.’ ‘Maar ik heb ook geen idee wat ik in mijn eentje moet, de rest van mijn leven.’ ‘Ik ook niet.’ ‘Ik ben te oud voor je.’ Ze glimlachte. ‘Veertig is niet zoveel ouder dan drieëndertig.’ Dat grapje leek de angel weg te halen uit zijn argumenten. Hij kwam dichterbij, zodat ze zijn ogen kon zien glanzen in het maanlicht. ‘Het enige wat ik weet, is dat ik niet al die moeite heb gedaan om je leven te redden, alleen maar om je uit het mijne te zien weglopen.’ ‘Sorry hoor, maar volgens mij was ík in dit verhaal de reddende engel.’ Hij glimlachte weemoedig. ‘Je hebt gelijk. Daarom kan ik jou maar beter een beetje in de buurt houden.’ Ze hield haar adem in, ze kon het haast niet geloven. ‘Dat lijkt me een goed plan.’ Na dat adembenemende moment lachten ze elkaar toe. En voor het eerst in zo lange tijd kreeg ze een gevoel dat haar zo vreemd was, dat het even duurde voor ze begreep wat het was. Hoop. Met de glimlach nog op zijn lippen stak hij zijn hand uit. Het was meer dan een aanbod. Het was een belofte. Zonder aarzelen legde ze haar hand in de zijne, en samen verdwenen ze in de nacht. *** Je hebt net een verhaal gelezen uit onze reeks BLACK ROSE. In deze reeks vind je spannende thrillerverhalen met een opwindend romantisch accent. Omdat gevaar twee mensen heel dicht bij elkaar kan brengen en angst zich kan ontladen in heftige hartstocht. Lezen met het hart in de keel…
BLACK ROSE: Spannende romantische thrillerverhalen van bijzondere Amerikaanse auteurs. Iedere 6 weken 1 nieuwe dubbeluitgave in webwinkel en tijdschriftenschap.
Volg Harlequin op Facebook www.facebook.com/harlequin.spanning
Overzicht Harlequin-uitgaven
Want lezen maakt het leven leuker Maak kennis met de vele uitgaven van Harlequin. Van superromantisch tot bloedstollend spannend en alles daartussenin.
ROMANTISCHE REEKSEN
BOUQUET
BOUQUET: De oudste en bekendste reeks, met de echte, onvervalst romantische liefdesverhalen waar Harlequin beroemd mee is geworden. Laat je meevoeren naar een wereld vol glamour en weelde, waarin heftige emoties regeren… maar liefde altijd overwint. Deze en andere Harlequin-uitgaven vind je op www.harlequin.nl, in webwinkels en in het tijdschriftenschap van de meeste supermarkten en (kantoor)boekhandels.
ROMANTISCHE REEKSEN
INTIEM
INTIEM: Zoveel kleuren, zoveel zinnen, en in deze reeks beleef je het allemaal. Vrolijke flirts, meeslepende romances en opwindende hartstocht. Met meiden die voor niets staan en mannen die aan alle romantische fantasieën beantwoorden. En… met elke keer weer een happy end. Deze en andere Harlequin-uitgaven vind je op www.harlequin.nl, in webwinkels en in het tijdschriftenschap van de meeste supermarkten en (kantoor)boekhandels.
ROMANTISCHE REEKSEN
DOKTERSROMAN
DOKTERSROMAN: De onverwoestbare romantiek van de wereld van de witte jassen – vertaald naar verhalen van nu. Waar drama, hoogspanning en nieuw leven een boeiend decor vormen voor de liefde, maar verantwoordelijkheid ook offers vraagt. Deze en andere Harlequin-uitgaven vind je op www.harlequin.nl, in webwinkels en in het tijdschriftenschap van de meeste supermarkten en (kantoor)boekhandels.
ROMANTISCHE REEKSEN
WHITE SILK
WHITE SILK: Lekkere steamy liefdesstory’s, die net even anders zijn dan alle andere. Want verliefd worden kan ook wild zijn, zinderend erotisch, en totaal onverwacht. En… als je je laat verleiden door de ware, ook nog eens superromantisch. Deze en andere Harlequin-uitgaven vind je op www.harlequin.nl, in webwinkels en in het tijdschriftenschap van de meeste supermarkten en (kantoor)boekhandels.
ROMANTISCHE REEKSEN
PRELUDE
PRELUDE: Meeslepend romantische, maar ook realistische en vaak ontroerende verhalen van auteurs met een eigen stem. Waarin liefde niet uit de hemel valt maar veroverd moet worden, en geluk is weggelegd voor wie het durft te grijpen. Deze en andere Harlequin-uitgaven vind je op www.harlequin.nl, in webwinkels en in het tijdschriftenschap van de meeste supermarkten en (kantoor)boekhandels.
ROMANS
HQN ROMAN
HQN ROMAN: Een bijzondere selectie heerlijk dikke romans en romantische romans van Amerikaanse bestsellerauteurs als Robyn Carr, Susan Mallery, Linda Lael Miller en Sherryl Woods. Goed voor urenlang gegarandeerd lekker lezen. Deze en andere Harlequin-uitgaven vind je op www.harlequin.nl, in webwinkels en in het tijdschriftenschap van de meeste supermarkten en (kantoor)boekhandels.
ROMANS
NORA ROBERTS
NORA ROBERTS: Eerste of nieuwe Nederlandse uitgaven van Nora Roberts, een van de meest gelezen auteurs ter wereld. Vooral geliefd om haar kleurrijke en warm getekende personages, die zich een plaats weten te verwerven in ieders hart en de lezer moeiteloos meeslepen in het verhaal, hoe spannend of grimmig dit soms ook wordt. Deze en andere Harlequin-uitgaven vind je op www.harlequin.nl, in webwinkels en in het tijdschriftenschap van de meeste supermarkten en (kantoor)boekhandels.
THRILLERS EN SPANNING
BLACK ROSE
BLACK ROSE: Spannende thrillerverhalen met een opwindend romantisch accent. Omdat gevaar twee mensen heel dicht bij elkaar kan brengen en angst zich kan ontladen in heftige hartstocht. Lezen met het hart in de keel… Deze en andere Harlequin-uitgaven vind je op www.harlequin.nl, in webwinkels en in het tijdschriftenschap van de meeste supermarkten en (kantoor)boekhandels.
THRILLERS EN SPANNING
IBS THRILLER
IBS THRILLER: Een spannende selectie thrillers en literaire thrillers van Amerikaanse bestsellerauteurs als Amanda Stevens, Pamela Callow, Brenda Novak en J.T. Ellison.Meeslepend spannend, huiveringwekkend of gewoon bloedstollend eng… Deze en andere Harlequin-uitgaven vind je op www.harlequin.nl, in webwinkels en in het tijdschriftenschap van de meeste supermarkten en (kantoor)boekhandels.
THRILLERS EN SPANNING
TESS GERRITSEN THRILLERS
TESS GERRITSEN THRILLER: Aantrekkelijk vormgegeven pocketreeks met de acht romantische thrillers waarmee het succes van Tess Gerritsen begon. Voor fans, voor verzamelaars én voor iedereen die houdt van spanning met net genoeg romantiek. ‘Ik hoop dat u ervan geniet!’ TESS GERRITSEN Deze en andere Harlequin-uitgaven vind je op www.harlequin.nl, in webwinkels en in het tijdschriftenschap van de meeste supermarkten en (kantoor)boekhandels.
THRILLERS EN SPANNING
ALEX KAVA THRILLERS
ALEX KAVA THRILLER: Strak vormgegeven pocketreeks met alle Maggie O’Dell-thrillers van bestsellerauteur Alex Kava. Stuk voor stuk ‘pageturners van jewelste’, zoals crimezone.nl terecht schreef. Deze en andere Harlequin-uitgaven vind je op www.harlequin.nl, in webwinkels en in het tijdschriftenschap van de meeste supermarkten en (kantoor)boekhandels.
FANTASY EN DARK ROMANCE
BLACK MOON
BLACK MOON: Verhalen uit de spannendste Dark Romance-series van de beste auteurs van dit moment. Met verleidelijke vampiers in Wings in the Night van Maggie Shayne, sexy demonen in The Lords of the Underworld van Gena Showalter en de flitsende Partholon-fantasy van P.C. Cast. Deze en andere Harlequin-uitgaven vind je op www.harlequin.nl, in webwinkels en in het tijdschriftenschap van de meeste supermarkten en (kantoor)boekhandels.
FANTASY EN DARK ROMANCE
HARLEQUIN YOUNG ADULT
HARLEQUIN YOUNG ADULT: Bijzondere boeken voor jonge mensen, van auteurs die op de drempel van een internationale doorbraak staan. Met Julie Kagawa en haar meeslepende fantasy-reeks Iron Fey, Maria V, Snyder en haar spannende distopia-tweeluik Inside Out/Outside In en Aimée Carters geheel eigen versie van de Griekse mythologie. Deze en andere Harlequin-uitgaven vind je op www.harlequin.nl, in webwinkels en in het tijdschriftenschap van de meeste supermarkten en (kantoor)boekhandels.
SPECIALE UITGAVEN
HARLEQUIN SPECIAL
HARLEQUIN SPECIAL: Veelverkochte seizoensbundels met heerlijk romantische korte verhalen, zoals de Zomerspecial, de Kerstspecial en de Winterspecial. Voor op het strand of bij de open haard, altijd het lezen waard. Deze en andere Harlequin-uitgaven vind je op www.harlequin.nl, in webwinkels en in het tijdschriftenschap van de meeste supermarkten en (kantoor)boekhandels.
SPECIALE UITGAVEN
VERZAMELBUNDELS
VERZAMELBUNDEL: Mooi vormgegeven volledige uitgaven van bijzondere miniseries van bijzondere auteurs. Romantisch, sexy, spannend of alle drie tegelijk, maar altijd boeiend tot de laatste bladzijde. Collector's edities voor wie het verhaal graag compleet heeft. Deze en andere Harlequin-uitgaven vind je op www.harlequin.nl, in webwinkels en in het tijdschriftenschap van de meeste supermarkten en (kantoor)boekhandels.
Want lezen maakt het leven leuker