Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen vzw Aromagebouw / Vooruitgangstraat 323 bus 6 (3de verdieping) / 1030 Brussel / tel. 02-204 06 50 / fax. 02-204 06 59
[email protected] / http://www.vlaams-netwerk-armoede.be
Valkuilen, hefbomen en acties voor het zinvol en duurzaam activeren van mensen in armoede naar kwalitatieve tewerkstelling. Eindrapport van het project ‘Het activeren van mensen in armoede naar werk: van good and bad practices tot mogelijke remedies.’
Elke Vandermeerschen Projectmedewerker Vlaams Netwerk juli 2007
Inhoud Inhoud
2
Dankwoord
3
Inleiding
4
Hoofdstuk 1: Het traject 1.1.Onderwijs: versterken van zelfvertrouwen, welzijn en competenties 1.1.1.Zelfvertrouwen 1.1.2 Kansen krijgen, competenties opbouwen… 1.2. ‘Activeren en geactiveerd worden’: de eerste contacten 1.2.1. Communicatie 1.2.2. De fabel van ‘willen is kunnen’ 1.3 Stappen en keuzes: een niet lineair, soms tergend langzaam traject 1.3.1. Motivatie mogelijk maken en versterken 1.3.2. Begeleiding: ‘de werkmaat en trajectbegeleider’ 1.3.3. Verdere stappen op weg naar werk
7 8
Hoofdstuk 2: Kwalitatieve, duurzame tewerkstelling
28
Hoofdstuk 3: Vorming
32
Hoofdstuk 4: Activeren van de werkgevers 4.1. Uitsluiting, discriminatie en racisme 4.1.1. Discriminatie en racisme bij aanwervingen. 4.1.2. Discriminatie op de werkvloer 4.1.3. Rechten voor wie er zelf moeilijk voor kan opkomen 4.2. Rol van de overheid
34 34
Hoofdstuk 5: Diverse armoede 5.1. Allochtone armoede 5.2. Armoede bij (allochtone) jongeren 5.3. Vrouwen in armoede 5.4. Ouderen in armoede 5.5. Zelfstandigen in armoede
38 38 39 41 41 42
Hoofdstuk 6: Andere mogelijk inspirerende suggesties
43
Hoofdstuk 7: ‘Good and bad practices’ 7.1. Good practice: wending in het leven van Koen 7.2. 'Bad practice': ontbreken van bepaalde hefbomen in het leven van Marie 7.3. Good practice: Steunpunt tewerkstelling Borgerhout
44 44 47 50
Bijlagen Bijlage 1: overzicht van de afgenomen interviews Bijlage 2: ‘Forumdag Activering’ Bijlage 3: Stuurgroep, samenstelling en verslagen Bijlage 4: Informeel Vertikaal Overleg Werk en Sociale Economie. Verslag overleg ivm afstraffingsmechanismen, en advies VAP Werkloosheidsvallen Bijlage 5: Advies decreet houdende lokale diensteneconomie
52 52 53 56 66
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
11 14
36
83
Pagina 2
Dankwoord Frank Vandenbroucke, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming maakte dit project mogelijk. Ik dank hem hiervoor. De aanwezigheid van de minister op de Forumdag Activeren getuigde van zijn betrokkenheid en was voor de vele aanwezige mensen in armoede en niet armen een hart onder de riem. Daarnaast wil ik ook zijn kabinetsmedewerkster Griet De Ceuster speciaal bedanken omwille van haar inzet en inspirerende inbreng op de stuurgroep van dit project. Ook de andere stuurgroepleden wil ik bedanken voor hun stimulerende en kritische betrokkenheid, zijnde; Ann Verboven (VDAB), Bea Van Robaeys (OASeS), Gert Truyens (ACLVB), Michiel Vandevoorde (Administratie Werkgelegenheid), Hugo Verdurmen (Strategisch Plan Geletterdheid); Jean-Marie Debaene (ABVV); Jan De Cleir (ACV); Jan Vranken (UA); Kris Dehamers (VVSG); Robrecht Bothuyne (Unizo); Sonja Teughels (VOKA); Sophia Hoornaert (Minderhedenforum) De know how van de leden van het Informeel Vertikaal Overleg Werk en Sociale Economie en de interesse die ze voor het project aan de dag legden, waren heel verrijkend. Daarvoor dank aan Marc Jans en Johan Troch (Departement WSE), Henk Termote (CGK), Diane Moras (APGA), Ann Verboven (VDAB), Saskia De Bruyn (Leren Ondernemen), Toon Walschap en Danny Trimbos (De Link), Gwendolina Debacker (BPA). De aanwezigen op de forumdag, zowel de externe experten als de mensen in armoede, leverden een betekenisvolle bijdrage en waren een belangrijke schakel in de totstandkoming van dit rapport. Expliciet gaat mijn dank hierbij uit naar de verenigingen die deel uitmaken van de overleggroep werk en die mee de forumdag vorm gaven. Zonder de experts die vanuit diverse invalshoeken, die elk op hun terrein expertise op vlak van ‘armoede en activering’ hebben, en dit ook via een interview wilden meedelen, was dit project niet mogelijk geweest. Mijn welgemeende dank daarvoor. Graag wil ik ook mijn collega’s van de staf van het Vlaams Netwerk bedanken. Hun interesse en enthousiasme voor dit project maakten het een enorm plezier om hieraan te werken. Speciale dank verdienen absoluut mijn collega’s Swa Schyvens en Frederic Vanhauwaert die hun inzicht, ervaring en kennis onvermoeibaar meedeelden. Ze volgden elk vanuit hun eigen kennis en ervaring iedere stap van dit project op de voet en gaven telkens een verrijkende inbreng. Ook Ingrid wil ik bedanken, voor het nalezen en vormgeven van dit rapport. En tot slot gaat mijn grootste dank uit naar de mensen in armoede zelf die actief mee nadachten, die hun ervaringen meedeelden – hoe persoonlijk en hoe pijnlijk die soms ook waren – en die tijd noch moeite spaarden om stof te leveren en kritisch te reflecteren. Hierbij denk ik in het bijzonder aan de mensen in armoede waarvan ik een interview afnam, die zich sterk maakten, zich bloot gaven en mee over oplossingen nadachten. Elke Vandermeerschen Projectmedewerker Vlaams Netwerk
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 3
Inleiding In dit project 'Activeren van mensen in armoede naar werk', gingen we op basis van zogenaamde 'good and bad practices' op zoek naar hefbomen en valkuilen, naar verklaringen waarom het soms zo moeilijk is voor mensen in armoede om aan het werk te geraken, en wat maakt dat het wel lukt. Vanuit die hefbomen en valkuilen en verklaringen geven we een insteek aan het beleid voor het succesvol activeren van mensen in armoede naar werk. Succesvol activeren, dat wil voor ons zeggen zinvol en duurzaam, namelijk een activering die gericht is op kwalitatieve tewerkstelling1, die bijdraagt tot de levenskwaliteit van mensen in armoede, en ook een belangrijke hefboom is om uit de armoede te geraken. Onze voornaamste inspiratiebron hierbij was de ervaring van mensen in armoede en hun verhalen over tegenslagen en successen met betrekking tot tewerkstelling. Vanuit semi gestructureerde biografische interviews trachtten we inzicht te krijgen in succesbepalende factoren, zogenaamde breekpunten, die het arbeidsleven van mensen in armoede een nieuwe wending gaven. Daarnaast namen we ook diverse interviews af van experts die vanuit uiteenlopende hoeken ervaring hebben met activering van mensen in armoede. De inzichten die we verworven uit de verhalen van mensen in armoede, toetsten we dan ook aan de ervaringen van deze experts. Concreet namen we in totaal 44 interviews af, waaronder 23 van mensen die in armoede leven, of geleefd hebben, en 21 van diverse andere experts.2 Doorheen het rapport verwerkten we een aantal tekenende en verhelderende citaten uit deze interviews. Omwille van evidente privacyredenen zijn de namen van de mensen in armoede die hier gebruikt worden fictief. Deze interviews en gesprekken lieten ons toe om na een eerste analyse een aantal voorlopige pistes op te stellen. Deze pistes zijn een aantal voorstellen waarin we kansen zagen om de activering van mensen in armoede beter te laten verlopen. Die pistes gebruikten we als vertrekpunt voor de Forumdag Activering, waar deze pistes verder bediscussieerd en getoetst werden. Aan deze forumdag namen zowel de mensen in armoede deel, als de eerder genoemde experts en als andere betrokken geïnteresseerden en werden een aantal oplossingsgerichte voorstellen geformuleerd.3 Naast de interviews en het materiaal van de forumdag, kwamen ook veel interessante zaken uit onze overleggroep werk, het informeel vertikaal overleg, de vorming aan VDAB consulenten, en uit de diverse verenigingen. De kritische geesten van de stuurgroep van dit project gaven ons interessante input bij het verwerken van het materiaal en de pistes die daaruit opgesteld werden.4
1
Wat ‘kwalitatieve tewerkstelling’ is, wordt besproken in Hoofdstuk 2 Zie Bijlage 1: ‘Overzicht van de afgenomen interviews’ 3 Zie Bijlage 2: ‘Forumdag Activering’ voor programma van de verschillende werkgroepen en een lijst van de aanwezigen 4 Zie Bijlage 3: Stuurgroep: samenstelling en verslagen 2
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 4
Ervaringen van mensen in armoede en de inzichten die zij zelf hebben in hun situatie, zijn voor ons -als Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen- prioritair en enorm waardevol in het zoeken naar voorstellen voor een beleid dat armoede effectief bestrijdt. Zij zijn dan ook ons ultieme vertrekpunt in het zoeken naar oplossingen voor het succesvoller activeren van mensen in armoede naar werk. Het stemt ons hoopvol dat de lijnen die zich opdringen uit de verhalen van de mensen ook bevestigd worden door de eerder vermelde andere bronnen, overlegmomenten,… Daarnaast zijn we ons ervan bewust dat diverse andere actoren reeds heel erg waardevolle expertise hebben op dit vlak, denken we maar aan de werknemersorganisaties en de VDAB, die eveneens vertegenwoordigd zijn in onze stuurgroep. Ook gingen we te rade bij (academische) literatuur. We vonden daar bevestiging en soms verduidelijking van bepaalde mechanismen en de daarbij horende mogelijke antwoorden die we in dit project tegenkwamen. In het bijzonder willen wij hierbij ''Bruggen over Woelig Water' (Thys, De Rademaecker, Vranken) en diverse papers van Idesbald Nicaise (HIVA) vermelden. Soms zullen wij dan ook ter illustratie en ter verdieping naar deze bronnen verwijzen. De veelheid en rijkdom van de voorstellen die de interviews, de forumdag, de vele gesprekken, overlegplatforms en literatuurstudie opleverden en de beperkte tijd van dit project, laten ons niet toe om al die voorstellen onder de loep te nemen en verder uit te werken. Toch kwamen uit de diverse bronnen en kanalen een aantal opvallend gelijklopende lijnen en voorstellen naar voor. Ze lopen als het ware als een rode draad door de verhalen van de mensen in armoede en de ervaringen van de diverse andere experts. Het leek ons dan ook een evidente en correcte keuze om die verder uit te werken, deze als aanwijzing en vertrekpunt te gebruiken om een aantal concrete hefbomen en valkuilen, en daarmee gepaarde voorstellen te formuleren. In een eerste hoofdstuk nemen we het bestaande traject vanuit een leven in armoede naar een zinvolle duurzame tewerkstelling onder de loep. We bekijken er wat er goed loopt en wat er fout loopt. We trachten een ideaaltraject te ontwerpen. Dat begint nog voor het eerste contact met de VDAB of een andere instantie en dat loopt door tot men een bepaalde tijd aan het werk is. Hierbij wordt dieper ingegaan op de verschillende aspecten die deel uitmaken van een zinvol traject, gaande van de communicatievormen die gehanteerd worden, tot begeleiding, opleiding en het belang van perspectief. Zinvol en duurzaam activeren betekent voor ons activeren naar kwalitatieve tewerkstelling. Wat we daar onder verstaan, wordt uiteengezet in hoofdstuk 2. Een heikel, steeds terugkerend aspect dat een essentiële rol speelt bij het wel of niet succesvol activeren van mensen in armoede, is de kennis van en het inzicht in de mechanismen van armoede bij diverse betrokkenen. Wat het belang daarvan is, wat de meerwaarde (en de resultaten) van een degelijke kennis over armoede is, en hoe deze ontwikkeld kan worden, zetten we uiteen in hoofdstuk 3. Zinvol en duurzaam activeren naar kwalitatief werk kan maar slagen als er ook effectief kwalitatief werk is voor mensen in armoede. Daar ligt nog een belangrijke valkuil. Niet enkel de mensen in armoede en de activeringsinstanties bepalen het wel of niet slagen van een activeringstraject. Tijdens de rit (of het nu op het einde van de rit is, of een stadium in een cyclisch parcours) moeten er ook kwalitatieve jobs zijn waar mensen in armoede toegang tot hebben. Daar ligt ook een belangrijke rol en verantwoordelijkheid voor diverse (private en publieke) werkgevers. De diverse valkuilen, uitdagingen en mogelijkheden hieromtrent worden in een vierde hoofdstuk uiteengezet.
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 5
Bij het uitvoeren van dit onderzoek en dus bij de selectie van de geïnterviewden hebben we ervoor gekozen om ons niet enkel te richten op generatiearmen, maar eveneens op zogenaamde nieuwe armen en allochtone armen. Ook qua leeftijd en gender werd een diverse selectie gemaakt. Dit weerspiegelt ook meer en meer de samenstelling van onze verenigingen die een in toenemende mate divers publiek kennen. De problemen die mensen in armoede ervaren met betrekking tot tewerkstelling zijn vaak gemeenschappelijk, of de armen nu van allochtone of autochtone afkomst zijn, jong of oud, vrouw of man. Toch zijn er ook een aantal hardnekkige drempels en valkuilen die wel gerelateerd zijn aan afkomst, die specifiek zijn voor bepaalde leeftijdsgroepen, of obstakels zijn die vooral ‘nieuwe armen’ aangeven… Deze drempels vereisen dan ook een specifieke aanpak. Die bespreken we in hoofdstuk 5: ‘Diverse armoede’. In een zesde hoofdstuk willen we een aantal andere voorstellen meegeven, zij het zonder er dieper op in te gaan en zonder een oordeel te formuleren over hun zinvol- en haalbaarheid. De forumdag, de interviews, de groepsgesprekken, de overlegfora hebben namelijk zoveel materiaal gebracht, zoveel boeiende suggesties, opmerkingen en mogelijke pistes, dat we binnen het tijdsbestek van dit project niet overal dieper op in konden gaan. Toch willen we ze niet zomaar overboord gooien of achterwege laten, want een aantal daarvan zijn immers erg inspirerend. In het laatste, het zevende hoofdstuk verduidelijken we nogmaals onze bevindingen, de valkuilen, hefbomen en acties waarvan sprake is aan de hand van enkele voorbeelden uit de realiteit. Dit zijn een aantal ‘good and bad practices’ die we bij de interviews tegenkwamen. Doorheen het hele project ontdekten we verschillende drempels, zaken die het activeren van mensen moeilijk maken, die zijn ook doorheen het rapport verweven, en worden aangeduid als ‘valkuilen’. Een aantal ‘good practices’ en inzicht hierin vertelden ons welke zaken hier een antwoord op kunnen bieden. Die worden vermeld als ‘hefbomen’. We formuleerden ook concrete voorstellen, suggesties, die van deze hefbomen gebruik maken, die er volgens ons toe bijdragen de valkuilen te vermijden of teniet te doen. Die worden aangeduid als ‘acties’. Tot slot wensen we de lezer veel plezier bij het lezen van dit rapport. Het is onze doelstelling dat we hiermee deuren openen, nieuwe inzichten aanreiken in de armoedeproblematiek, specifiek met betrekking tot tewerkstelling. We hopen dat we dankzij de waardevolle bron van ervaringen van mensen in armoede en onze kritische blik effectief hefbomen kunnen aanreiken voor een beleid dat gericht is op het zinvol en duurzaam activeren van mensen in armoede naar kwalitatieve tewerkstelling.
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 6
Hoofdstuk 1: Het traject In dit eerste hoofdstuk gaan we dieper in op het traject dat mensen in armoede afleggen in activering naar werk. Het traject zoals dat vandaag bestaat en het traject zoals dat er volgens onze bevindingen moet uitzien om te kunnen spreken van een zinvolle en duurzame activering. De biografische interviews staan bol van 'bad practices' waarbij er wel sprake is van kortstondige tewerkstelling, slecht betaalde, ongezonde interimjobs, zeer korte contracten, of jobs die mensen in armoede maar zeer kortstondig volhouden omwille van diverse factoren. Vaak zijn ze daarna op allerlei vlak (inkomen, psychisch en fysiek welzijn) slechter af dan daarvoor en is er een nieuwe diepe kloof ontstaan tussen de persoon in kwestie en de arbeidsmarkt. De acties die wij hier formuleren trachten rekening te houden met de levensloop van mensen in armoede, zowel in het verleden als in de toekomst, en zijn gericht op duurzame integratie van mensen in armoede op de arbeidsmarkt. Dit vraagt om de focus vaak te leggen op het versterken van competenties, met constante aandacht voor de welzijnscomponent. Parallel met de afgenomen semi gestructureerde biografische interviews trachten we hier ook het 'ideaaltraject' in diverse fases weer te geven. Hier dient wel opgemerkt te worden dat de verschillende fases niet altijd als op elkaar aansluitende hoofdstukken, delen van een rechtlijnige beweging zijn. Vallen en opstaan zijn kenmerkend, een tweede en soms meerdere kansen bij tegenslag of mislukking zijn noodzakelijk. Voor de duidelijkheid onderscheiden we hier de verschillende fasen, in semi chronologische volgorde. Uit de bevragingen blijkt duidelijk dat het ideaaltraject start voordat het eerste contact met een activeringsinstantie is gemaakt en nog verder doorloopt als men aan het werk is. Daarom beginnen we met een onderdeel over onderwijs en geven een aantal valkuilen en hefbomen aan die daar terug te vinden zijn, die bepalend zijn voor de positie van mensen in armoede op de arbeidsmarkt. Vervolgens nemen we de contacten tussen mensen in armoede enerzijds en VDAB en andere instanties anderzijds onder de loep. We tekenen daarna de diverse stappen uit, waar een activeringsproces doorheen kan en moet gaan. Motivatie, begeleiding en opleiding zijn daarbinnen drie pijlers, waar we extra aandacht aan besteden. Als we spreken over ideaaltraject hebben we het niet over een irreëel, onbereikbaar ideaalbeeld, maar over hoe het traject er idealiter moet uitzien. Althans, wat dit onderzoek ons daarover leert. Hoe dichter bij dit ideaalbeeld, hoe meer kans op succes, hoe meer mensen in armoede volgens ons kunnen genieten van een zinvolle activering.
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 7
1.1.Onderwijs: versterken van zelfvertrouwen, welzijn en competenties Valkuilen: - Achterstand op vlak van welzijn, zelfvertrouwen en competenties - Te weinig kennis van en aandacht voor oorzaken van achterstand Hefbomen: - Kennis bij leerkrachten en specifieke begeleiders over armoedeproblematiek - Versterken van zelfvertrouwen - Opbouwen van perspectief met de nodige begeleiding Mensen in armoede komen dikwijls op vrij jonge leeftijd op de arbeidsmarkt terecht in een ongelijke positie, namelijk zonder diploma, zonder de nodige competenties, zonder veel zelfvertrouwen, … Wij zijn ervan overtuigd dat een zinvol efficiënt activeringsbeleid begint voor dat mensen in deze ongelijke situatie terechtkomen. Dat een dergelijk beleid ook de oorzaken van de achterstelling zoveel mogelijk aanpakt, en dat op vroege leeftijd reeds wordt begonnen met het versterken van welzijn en competenties. De uitsluiting die mede oorzaak is van de zwakke arbeidsmarktpositie begint meestal tijdens de kinderjaren, thuis, in de buurt, en op school. Het onderwijs kan en moet een ideale hefboom vormen om dit tegen te gaan. Daarbij moet zowel aandacht besteed worden aan het creëren van kansen, opbouwen van competenties gericht op het behalen van een diploma als aan het werken aan de welzijnscomponent, het versterken van zelfbeeld,… Hierbij willen we een aantal mechanismen aanduiden die door mensen in armoede tijdens de interviews en de forumdag werden aangegeven als oorzaak van hun zwakke arbeidsmarktpositie. Vaak is dit ingegeven door de bekommernis om hun kinderen: mensen ervaren dat het leven in armoede een negatief effect heeft op de ontwikkeling en het opbouwen van kansen voor hun kinderen. Ze willen dat hun kinderen betere kansen krijgen, maar hebben daartoe de steun van overheid, onderwijs en samenleving nodig. 1.1.1.Zelfvertrouwen Ook kinderen van mensen in armoede hebben vaak op jonge leeftijd kwetsuren veroorzaakt door uitsluiting en de precaire situatie waarin ze leven en welzijnsproblemen van de ouders die ook op de hen afstralen. Onderwijs kan daar in sterke mate op inspelen, zowel positief als negatief. Het is belangrijk dat binnen het onderwijs aandacht besteed wordt aan de emotionele ontwikkeling van het kind. Daartoe is meer kennis in het onderwijs nodig over de mechanismen van armoede en de thuissituatie, de leefwereld van kinderen in armoede. Deze leefwereld heeft rechtstreekse implicaties op het gedrag en de prestaties van de kinderen. Dit wordt soms genegeerd. Nu zien we vaak dat de spiraal van teleurstellingen en mislukkingen reeds op jonge leeftijd wordt ingezet en een nefaste invloed heeft op hun zelfwaarde en aldus op hun positie op de arbeidsmarkt. De angst van deze personen om te gaan werken en om de zoveelste teleurstelling op te lopen zijn tekenend in dit kader.
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 8
“In de opleiding ervaringsdeskundige5 is er aandacht voor zelfvertrouwen en jezelf leren ontdekken, ontwikkelen en groeien. Eigenlijk is dat iets wat al in het kleuter- en lager onderwijs aanwezig moet zijn. Onze kinderen hebben dat nodig! Op die manier ga je niet enkel armoede bestrijden maar ook voorkomen!” (Uit een interview van een ervaringsdeskundige.) ACTIE 1: KINDEREN KUNNEN REEDS VANAF HET KLEUTERONDERWIJS EEN VERTROUWENSPERSOON HEBBEN DIE HEN INDIVIDUEEL OPVOLGT EN INDIEN NODIG BEGELEIDT. DIT GEBEURT MET EEN UITGESPROKEN AANDACHT VOOR HET ZELFVERTROUWEN VAN KIND. DEZE VERTROUWENSPERSOON IS IEMAND WAAR ZE OP VRIJWILLIGE BASIS NAAR TOE KUNNEN EN DIE KENNIS HEEFT OVER EN INZICHT IN (DE BINNENKANT VAN) ARMOEDE. Indien de kleuterjuf of de leerkracht van het basisonderwijs daar ook de nodige vorming over gehad hebben, en meer tijd hebben voor hun leerlingen, (minder kinderen in de klas), kunnen ook zij die taak op zich nemen. 1.1.2 Kansen krijgen, competenties opbouwen… De uitsluiting die kinderen in armoede in hun kindertijd en jeugdjaren ervaren heeft verschillende gezichten. Niet enkel op vlak van intellectuele ontwikkeling, op studievlak, maar eveneens wat betreft hun algemene ontwikkeling. Veel ontplooiingskansen worden hen nog ontzegd, denken we bijvoorbeeld aan sport en cultuur. Het onderwijs zou ook daar een antwoord op kunnen en moeten bieden. De sociale vaardigheden kunnen vanuit de school verder ontwikkeld worden, door een netwerk uit te bouwen, en zo het isolement waar kinderen in armoede vaak in vertoeven te doorbreken. Het concept ‘brede school’ maakt het volgens ons mogelijk dergelijke kansen vanuit de school te bieden. Uniek hierbij is dat er domeinoverschrijdend gewerkt wordt, wat essentieel is voor armoedebestrijding. De ‘proeftuinen’ die in dit verband in Vlaanderen gestart zijn kunnen hier een bijdrage aan leveren, hiermee experimenteren. We stellen echter vast dat bij geen enkele proeftuin een vereniging waar armen het woord nemen betrokken is, en daartoe ondersteund wordt. Dit is een gemiste kans. ACTIE 2: OPRICHTEN, UITBOUWEN EN ONTWIKKELEN VAN ‘BREDE SCHOLEN’, DE VERENIGINGEN WAAR ARMEN HET WOORD NEMEN HIERBIJ BETREKKEN EN DAARTOE ONDERSTEUNEN6. Nog steeds zien we dat kinderen van mensen in armoede weinig begeleid worden in het maken van een goede studiekeuze. Ze komen nog steeds te vaak in het buitengewoon onderwijs terecht, hoewel ze daar helemaal niet thuishoren. Dit doordat ze soms ondermaats scoren reeds bij de eerste testen, en de oorzaken ervan dikwijls rechtstreeks gerelateerd zijn aan hun thuissituatie, en niet aan hun intelligentie. We zien dat ze door hun precaire thuissituatie moeilijk kunnen presteren op hun niveau, zich onbegrepen voelen op school, niemand hebben waar ze bij terecht kunnen, hun moeilijkheden trachten te verdoezelen,… en afhaken. Zo creëren de jongeren dan ook vaak zogenaamde ‘problematische arbeidsattitudes’ en missen ze belangrijke competenties die noodzakelijk zijn om sterk te staan op de arbeidsmarkt. 5
Opleiding Ervaringsdeskundige in de Armoede en Sociale Uitsluiting, De Link vzw De praktijk van Leren Ondernemen is in dit kader interessant, al gebeurt deze zonder ondersteuning in het kader van de proeftuinen. 6
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 9
We zien ook dat de inzet van ervaringsdeskundigen in het CLB vruchten aflevert. (voorbeeld good practice Leuven) ACTIE 3: DE INZET VAN ERVARINGSDESKUNDIGEN IN HET CLB WORDT VERDER UITGEBREID. ACTIE 4: ER WORDT MEER KENNIS OVER ARMOEDE IN DE SCHOLEN GEBRACHT. DIT ONDER ANDERE DOOR VORMING OVER ARMOEDE TE ORGANISEREN VOOR LEERKRACHTEN. OOK DE AANWEZIGHEID VAN EEN ERVARINGSDESKUNDIGE IN DE SCHOOL KAN ZINVOL ZIJN, ONDER MEER ALS AANSPREEKPUNT VAN LEERLINGEN EN OUDERS IN ARMOEDE, BIJVOORBEELD OM SPIJBELGEDRAG TE PLAATSEN EN TE BESTRIJDEN. Soms zien kinderen de positie van hun ouders als wat hun te wachten staat. Ze zien weinig perspectief, wat een enorm negatief effect heeft op hun motivatie. Vandaar dat het van belang is dat kinderen op jonge leeftijd begeleid en ondersteund worden in het maken van studiekeuzes. Het is eveneens van belang dat ze, voor ze de stap naar de arbeidsmarkt moeten zetten, ook op school alle informatie ontvangen over mogelijke keuzes, de weg die ze daartoe moeten afleggen, de beurzen en andere financieringsmogelijkheden die voor handen zijn om verder te studeren. Verder moeten ze de diverse arbeidsgerelateerde instanties en hun taken leren kennen, leren solliciteren,... ACTIE 5: IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS WORDT EEN ORIËNTATIEMODULE GEGEVEN, ALSOOK EEN UITGEBREID INFORMATIEPAKKET ROND TEWERKSTELLING, DIENSTEN EN MOGELIJKHEDEN, EN ARBEIDSMARKTGERICHTE VAARDIGHEDEN WORDEN AANGELEERD.
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 10
1.2. ‘Activeren en geactiveerd worden’: de eerste contacten Valkuilen: - Gebrek aan 'kunnen' wordt aanzien als gebrek aan motivatie - Misverstanden veroorzaakt door weinig wederzijdse kennis en laaggeletterdheid Hefbomen: - Degelijke screening, kennis over armoedeproblematiek - Samen duidelijke afspraken maken omtrent communicatie(vorm) - Hanteren van een uitnodigende, duidelijke stijl in communicatie en afspraken Zowel bij persoonlijke relaties als bij andere is het eerste contact vaak enorm bepalend voor de verdere relatie, en het welslagen en bereiken van de doelstellingen waarop die relatie gericht is. Dit gaat niet in het minst op voor het eerste contact tussen een werkzoekende in armoede en een instantie die tracht te begeleiden naar tewerkstelling. Vaak loopt het bij een eerste contact met de VDAB of een andere instantie, gericht op activering of arbeidsbemiddeling al fout, en dit omwille van diverse valkuilen. Een belangrijke valkuil die we vaak tegenkwamen is het aanvoelen van de werkzoekende 'niet te kunnen werken', en het aanvoelen van de activeringsconsulent dat de werkzoekende een gebrek aan motivatie vertoont. Mensen geven aan dat het 'willen werken' afhankelijk is van het 'kunnen werken'. 1.2.1. Communicatie Dit komt reeds bij een ‘eerste contact’ met de VDAB (of andere activeringsconsulent) vaak tot uiting. In het kader van de ‘sluitende aanpak’ worden mensen in armoede (zowel ouderen, jongeren, allochtoon, autochtoon) uitgenodigd voor een eerste gesprek. Het gebeurt dat de werkzoekende niet komt opdagen. Dit wordt dikwijls als ‘onwillig’ geïnterpreteerd. Achterliggende oorzaken hebben vaak te maken met dit ‘kunnen’, met het niet ontvangen of begrijpen van de informatie, en met angst. Veel mensen in armoede (zowel allochtonen als autochtonen) zijn vandaag nog laaggeletterd. Als ze een uitnodiging van de VDAB per brief ontvangen, weten ze niet wat dat is, van wie, wat erin staat, wat ze geacht worden te doen… Vaak gaan ze op zoek naar iemand die hen de inhoud kan meedelen, maar niet zelden gaat daar wat tijd over, en is de datum van afspraak reeds voorbij. Dit gebeurt veelvuldig ook bij latere afspraken. ACTIE 6: MENSEN DIE NIET REAGEREN OP EEN SCHRIFTELIJKE UITNODIGING, WORDEN TELEFONISCH GECONTACTEERD. HIERBIJ GELDT ENKEL EEN GESPREK (GEEN SMS OF BERICHT OP ANTWOORDAPPARAAT) ALS CONTACT. INDIEN DIT NIET LUKT, KAN ER EEN HUISBEZOEK WORDEN GEDAAN, OM EEN EERSTE VERKENNEND GESPREK TE VOEREN EN DE WERKZOEKENDE UIT TE NODIGEN. ACTIE 7: SAMEN MET DE WERKZOEKENDE WORDT AFGESPROKEN WAT DE GESCHIKTE COMMUNICATIEVORM IS, DIE IN HET VERDERE CONTACT GEBRUIKT WORDT.
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 11
Een voorbeeld van ‘good practice’ in dit kader is één van de ervaringsdeskundigen van de VDAB die een aantal mensen in armoede begeleidt naar werk, en met hen de afspraak gemaakt heeft dat ze, indien ze haar willen bereiken even haar gsm laten rinkelen, zij belt hen dadelijk terug. Zo leidt het gebrek aan belwaarde niet tot misverstanden en gebrek aan communicatie. De VDAB en de RVA moeten in hun communicatie en in de gevolgen die daaraan gegeven worden, meer rekening houden met laaggeletterdheid en de soms beperkte communicatiemogelijkheden van mensen in armoede. Daarenboven zou het niet mogen dat administratieve moeilijkheden of misverstanden tot transmissie of zelfs tot schorsing leiden. In de interviews kwam het beeld van VDAB als schorsingsmachine vaak naar voor, en dit bleek enorm contraproductief voor een succesvolle activering. Dit heeft veel te maken met een noodzakelijk vertrouwen om stappen te durven zetten, wat verder nog uitvoeriger aan bod komt. Ook in de eerste contacten met de VDAB komt dit reeds tot uiting: de stijl van de uitnodigingsbrief schrikt veel mensen in armoede af7, waardoor ze zich eerder bedreigd dan uitgenodigd voelen, waardoor het beeld van de ‘bestraffingsmachine’ wordt bevestigd, en mensen eerder gaan vluchten, of weinig openheid zullen vertonen. Ook het ‘contract’ dat opgesteld wordt bij aanvang van een traject schrikt heel veel mensen af. Mensen in armoede hebben vaak heel slechte ervaringen met ‘contracten’: je tekent iets, (soms is de inhoud niet helemaal duidelijk) waardoor je achteraf in de problemen komt. ‘Er zijn altijd kleine lettertjes’. Het is van belang dat er samen positieve keuzes gemaakt worden. (Dit komt verder uitgebreid aan bod in 1.3) 1.2.2. De fabel van ‘willen is kunnen’ Als mensen wel komen opdagen voor een gesprek, geven ze soms de indruk weinig gemotiveerd te zijn. De motivatie of het gebrek eraan komt niet vanzelf, is niet zomaar een kwestie van wil of wilskracht van mensen in armoede maar is essentieel verbonden met de meervoudige gekwetstheid van armen, met 'de binnenkant van armoede', en met de dagelijkse problemen die mensen in armoede ervaren. Het is van belang dat bij het eerste contact aandacht besteed wordt aan het waarom van de geringe motivatie.
Ervaringsdeskundige : “het moet vanbinnen goed zitten, dan is dat mogelijk. Als je vanbinnen sterk genoeg bent, je goed voelt, dan kan je gaan werken, dan kan je beginnen te leven in plaats van te overleven.” (Uit werkgroep op de Forumdag Activering) Ook in 'Bruggen over Woelig Water' wordt het belang van de welzijnscomponent duidelijk in beeld gebracht. In dat onderzoek wordt de vraag gesteld of (en hoe) het mogelijk is om uit de generatiearmoede te geraken. Trajectbegeleiding, opleiding of tewerkstelling kunnen volgens de onderzoekers meebepalende factoren zijn, maar zijn op zich niet voldoende. In hun bevindingen staat het noodzakelijk samengaan van instrumentele en expressieve vooruitgang centraal. Onder de instrumentele vooruitgang worden zaken als onderwijs, inkomen, tewerkstelling,… verstaan, die vaak ook objectief meetbaar zijn. Met expressieve vooruitgang worden die zaken aangeduid die te maken hebben met (emotioneel) welzijn, het zich goed voelen, sterker worden, gezonder worden, uit isolement treden,… Afhankelijk van situatie en interpretatie kunnen een aantal zaken de éne keer als instrumentele componenten en de andere keer als expressieve componenten benoemd worden. (Bijvoorbeeld het volgen van 7
Hierbij willen we ook verwijzen naar ‘Een blik op het bereiken van laaggeschoolde jongeren door de VDAB’, het rapport van project van Artevelde Hogeschool Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 12
onderwijs kan betekenen het versterken van positie op de arbeidsmarkt, maar eveneens het versterken van zelfwaarde.) Dit wordt duidelijk geïllustreerd in de schematische voorstelling van een aantal ‘good and bad practices’ in Hoofdstuk 7. Onze geïnterviewden illustreren veelvuldig de noodzaak van het versterken van welzijn als prioritaire factor, dan pas kunnen instrumentele factoren ook effectief vooruitgang betekenen.
“Ik ging vervolgens bij Vitamine W sollicitatietrainingen volgen, maar dat had op dat moment absoluut geen effect, het had geen betekenis voor mij, ik wist niet wat ik mij daarbij moest voorstellen.” (Uit interview van iemand uit een vereniging) Aan deze welzijnscomponent kan wel gewerkt worden, mensen kunnen versterkt worden, en de mensen in armoede zijn daarvoor ook vragende partij. Eenvoudig is dit niet, dit vraagt enorm veel tijd en inzet van mensen en middelen. Tijd die er nu vaak onvoldoende is, zowel bij de begeleiding, de gesprekken met de mensen, als de globale tijd die nodig is om de diverse fases van een traject te doorlopen. De 'zo snel mogelijk op werk gerichte aanpak' is ons inziens vaak zeer zinvol en efficiënt voor een heleboel werkzoekenden, maar niet voor mensen met een complexe armoedeproblematiek. Een brede interpretatie van het begrip activering, waarbij een proces doorlopen wordt via een traject, op maat, aangepast aan tempo, verlangen en draagkracht van mensen in armoede, zal ons inziens op lange termijn ook grotere successen boeken. Dit wordt verder uitgewerkt in 1.3. De verwevenheid van willen en kunnen, en de aanwezigheid van een armoedeproblematiek die hier aan de basis ligt, moet natuurlijk eerst gedetecteerd worden. De ‘knipperlichtenlijst’ die de VDAB nu hanteert, kan een bruikbaar instrument zijn, maar is op zich onvoldoende. Een goede screening kan al bij het eerste contact beginnen, maar vaak is daar ook tijd en vertrouwen voor nodig om de screening juister, breder en dieper uit te voeren. Kennis van en inzicht in de complexe armoedemechanismen is daartoe onontbeerlijk. Momenteel loopt er al een samenwerkingsproject tussen het Vlaams Netwerk en de VDAB, waarbij vorming gegeven wordt aan consulenten. Het succes en bereik hiervan vragen om uitbreiding. Dit komt verder ter sprake in Hoofdstuk 3. In dit verband is het niet onbelangrijk ook even aandacht te besteden aan de geestelijke gezondheidstoestand van mensen in armoede. Leven in armoede verhoogt de kwetsbaarheid voor depressies. Ook is het algemeen welbevinden van werknemers hoger dan van werklozen. Depressies verhinderen het vinden of behouden van een job. 8 Mensen in armoede die met geestelijke problemen te kampen hebben, zijn niet zomaar te ‘activeren naar werk’. Wel zinvol is het een aantal stappen in die richting te nemen, parallel met het werken aan de algemene welzijnstoestand. Stappen in de richting van werk kunnen in eerste instantie stappen in de richting van deelname aan het maatschappelijk leven zijn, bijvoorbeeld vrijwilligerswerk. Voor mensen met een instellingsverleden geldt dit in extreme mate. Gedurende de tijd die ze in de instelling doorbrachten, hebben ze weinig competenties kunnen opbouwen en versterken. Integendeel, vaak zijn ze een aantal basiscompetenties verloren, moeten ze eerst terug leren zelfstandig te leven en te functioneren binnen deze samenleving. Een erg ruime interpretatie van activeren is dan ook aangewezen.
8
Zie Jaarboek armoede en sociale uitsluiting 2004
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 13
1.3 Stappen en keuzes: een niet lineair, soms tergend langzaam traject 1.3.1. Motivatie mogelijk maken en versterken
Valkuilen: - Angst en onzekerheid - Laag zelfbeeld - Isolement - Welzijnsgerelateerde problemen - Gebrek aan (het zien van) perspectief - Afstraffingsmechanismen Hefbomen: - Opbouwen van zelfwaardering - Activeren in brede zin - Begeleiding - Samenwerken van diverse diensten - Correcte informatie Zoals reeds in 1.2 aangeduid, is het noodzakelijk om mensen in armoede een aantal hefbomen aan te bieden, om hun mogelijkheden en motivatie te versterken. Deze hefbomen zijn niet allemaal rechtstreeks gericht op de ‘snelst mogelijke weg naar werk’, maar zijn wel gericht op het bereiken van duurzame activering en tewerkstelling. Om het ‘kunnen’ en dus op termijn ook de motivatie te versterken, zijn volgens ons de volgende hefbomen van belang:
- Werken aan zelfkennis, zelfwaardering, zelfvertrouwen - Mensen uit het isolement helpen - Het oplossen van een aantal concrete welzijnsgerelateerde problemen - Perspectief en keuzemogelijkheden - Wegwerken van risico’s en afstraffingsmechanismen 1.3.1.1. Werken aan zelfkennis, zelfwaardering, zelfvertrouwen Verschillende mensen gaven hun onzekerheid en laag zelfbeeld aan als belangrijkste drempel, die hen tegenhoudt om werk te kunnen zoeken. De angst om opnieuw te mislukken, om afgewezen te worden, om nog dieper meegesleurd te worden door de spiraal van teleurstellingen, houdt hen tegen om stappen te durven zetten. In de opleiding ervaringsdeskundige wordt enorm veel aandacht besteed aan ‘de binnenkant van armoede’. Cursisten leren zichzelf kennen en waarderen, ze krijgen inzicht in armoedemechanismen, ze worden sterker gemaakt. Dit wordt door de ervaringsdeskundigen zelf ook aangegeven als onontbeerlijk voor het ‘kunnen willen’. In de afgenomen interviews verwijzen mensen in armoede vaak naar het gemis van 'zelfwaarderingscursussen, zoals er ook assertiviteitscursussen bestaan'.
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 14
Zelfwaardering kan natuurlijk moeilijk op korte tijd, via een cursus opgebouwd worden, maar toch kunnen via een dergelijke cursus of vooropleiding, mits een aantal flankerende voorwaarden, de eerste hefbomen daartoe aangereikt worden.
1.3.1.2. Mensen uit het isolement helpen Valkuilen: - Isolement Hefbomen: - Lidmaatschap van een vereniging - Vrijwilligerswerk “Ik ging enkele jaren naar de moedergroep. Langzaam maar zeker begon het beter te gaan met mij. Ik kwam stillekes aan terug onder de mensen en begon weer dingen te doen. Na twee jaar kreeg ik zelfs een wep+ contract.” (Uit interview van een ervaringsdeskundige) Een ander aspect dat noodzakelijk is, voor men over werk kan denken of spreken, is het minimaal participeren aan de samenleving. Sommige mensen in armoede leven compleet geïsoleerd van de samenleving, hebben zo goed als geen contact met andere mensen, en hebben ook een enorme drempel naar de buitenwereld toe. Dit door een combinatie van schaamte en angst. Om terug vertrouwen op te bouwen, in zichzelf en andere mensen, is het noodzakelijk om mensen stapsgewijs te stimuleren. Dit kan gaan van het ontmoeten van andere mensen, in eerste instantie, (bijvoorbeeld door lidmaatschap van een vereniging), en in een volgende stap ook een aantal taken uit te voeren, zo talenten ontdekken en ontplooien. Dit kan bijvoorbeeld door vrijwilligerswerk uit te oefenen. Voor mensen in armoede is dit een waardevolle, soms noodzakelijke, zinvolle stap in de richting naar duurzame activering. Vrijwilligerswerk moet dan ook niet enkel toegelaten, maar ook geherwaardeerd worden. ACTIE 8: VRIJWILLIGERSWERK, ONDER ANDERE IN EEN VERENIGING WAAR ARMEN HET WOORD NEMEN, WORDT ERKEND ALS STAP NAAR WERK, ALS ZINVOL ONDERDEEL VAN EEN ACTIVERINGSTRAJECT.
1.3.1.3. Het oplossen van een aantal concrete welzijnsgerelateerde problemen Een aantal concrete, niet arbeidsgerelateerde zaken kunnen mensen tegenhouden om de stap naar werk te durven en te kunnen zetten. Iemand met problemen rond huisvesting, schulden, gezondheid, jeugdzorg,… heeft soms niet de ruimte, de kracht, of de solide basis die noodzakelijk is om te gaan werken. Indien men dan gedwongen wordt, is de kans op mislukking reëel. De kloof die dan ontstaat tussen de persoon in armoede en de arbeidsmarkt zal nog moeilijker te overbruggen vallen. Vaak is het dan ook noodzakelijk dat daartoe eerst een aantal problemen in kaart gebracht, en zo mogelijk opgelost worden, zonder dat de directe druk ‘gaan werken of geschorst worden, dus totale miserie’ constant als een zwaard van Damocles boven hun hoofd hangt. Hoe dit concreet moet gebeuren, beschrijven we in 1.3.2
Good Practice: Een ervaringsdeskundige van de VDAB vertelde dat één van haar cliënten in dure, slechte huisvesting zat, en dat dit een enorme invloed had op zijn emotionele toestand. Samen met hem sprak ze haar netwerk aan, en vond een betere woning voor een betere prijs. Naast het vertrouwen dat ze daar mee gewonnen heeft, heeft ze ervoor Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 15
gezorgd dat de kracht en motivatie van die werkzoekende om ‘werk te gaan zoeken en vooruit te geraken’ enorm zijn toegenomen. ACTIE 9: VOORTRAJECT, WAARIN ER AANDACHT IS VOOR WELZIJN, VOOR HET VERSTERKEN VAN HET ZELFBEELD EN VOOR HET OPLOSSEN VAN CONCRETE ZAKEN DIE DE ALGEMENE LEVENSKWALITEIT BETREFFEN. HIERBIJ WERKEN VERSCHILLENDE DIENSTEN SAMEN. EEN ‘CURSUS ZELFWAARDERING’ VORMT HIER EEN ONDERDEEL VAN.
1.3.1.4. Perspectief en keuzemogelijkheden Mensen in armoede hebben vaak het gevoel in een uitzichtloze situatie te zitten. Dat werkt enorm verlammend. Waarom zouden ze moeite doen, als er toch nooit iets lukt, als er toch geen uitweg is? Vaak voelen ze zich verstoten, afgeschreven, en zien ze geen kans tot beterschap in hun situatie. Dit werkt erg demotiverend voor het ondernemen van stappen naar werk, of het nu gaat om het volgen van een opleiding, het actief meewerken met de trajectbegeleider of het actief solliciteren. Perspectief hangt ook samen met het zelf actief richting te kunnen geven aan het leven, dat wil zeggen met keuzemogelijkheden. Mensen hebben het gevoel dat hun leven geleefd wordt, dat hun acties daar weinig invloed op uitoefenen, en dat er weinig positieve keuzemogelijkheden zijn. Belangrijk hierbij is dat de verschillende opties aangegeven worden, waardoor de mensen zelf bewust die keuzes kunnen maken.
‘Ik heb zoveel assistenten, begeleiders gehad in mijn leven, bij alle mogelijke diensten. Er was er maar éne goeie tussen, dat was degene die mij uitlegde wat de mogelijkheden waren, die mij hielp om zelf daaruit keuzes te maken’ (Uit interview van ervaringsdeskundige) Vaak terugkomend is het gevoel dat de enige job die voor hen voorhanden is, een vernederende job is, 'het vuile werk opknappen, doen wat niemand anders wil doen', ook in sociale tewerkstellingsprojecten. Dat is soms een motivatie om te vluchten van VDAB en RVA (die meestal in 1 adem genoemd worden in dit kader). Mensen geven aan dat ze, indien ze een job aangeboden krijgen die een verbetering van hun situatie zou betekenen, , daar wel direct op zouden ingaan. Het belang van 'perspectief op werk' na het volgen van een opleiding kan moeilijk onderschat worden bij de motivatie om een opleiding te volgen. Dit komt verder aan bod in ‘1.3.3. Verdere stappen op weg naar werk.’ Dit belang van perspectief en keuzemogelijkheden is enorm sterk bij mensen in armoede met een zware schuldenlast, vaak geven ze aan dat het 'geen zin heeft om te gaan werken
want ze pakken toch alles af'.
Het in kaart brengen van de schuldenlast, en de mogelijke afbetalingstermijnen kan duidelijkheid scheppen, en eventueel perspectief bieden ‘uitzicht op het schuldenvrij worden’, indien de schuldenlast nog overzichtelijk is. Ook kan zo duidelijk gemaakt worden dat gaan werken financieel toch voordelen oplevert, ook al moet men veel afbetalen. Als tewerkstelling het schuldenvrij worden kan versnellen, en dus het perspectief dichter kan brengen, kan dit motiverend werken. Om de werkloosheidsval die hier speelt echt weg te werken, is het noodzakelijk dat dit gekoppeld wordt aan voelbare inkomensverhoging en vrije keuze (van snellere afbetaling). Dit wil zeggen dat mensen zelf kunnen kiezen welk deel van het extra inkomen ze gebruiken om hun levensstandaard op te krikken, en welk Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 16
deel ze gebruiken om sneller de schulden af te betalen. Daarnaast is het ook van belang om preventief te werken, zeker om het heropbouwen van een schuldenlast te vermijden. Ook hier kan een koppeling aan tewerkstelling, bijvoorbeeld in de vorm van een (voor)opleiding, waarin onder meer gewerkt wordt aan versterken van zelfwaarde, welzijn, en cursus budgetbeheer soelaas bieden. Dit vereist vanzelfsprekend een nauwere samenwerking tussen diverse (welzijnsgerelateerde) diensten en de VDAB. ‘Perspectief’ ligt op de grens van de zogenaamde instrumentele en de zogenaamde expressieve component. Als ‘perspectief’ begrepen wordt als ‘het krijgen van reële jobkansen en het daardoor sneller afbouwen van schuldenlast’, is dit eerder een instrumentele component. Zowel de ‘instrumentele oorzaak’ van de uitzichtloze situatie (het opbouwen van schuldenlast) als de ‘instrumentele vooruitgang’ (afbouwen van schuldenlast door tewerkstelling) zijn ook beiden sterk verweven met de expressieve component. Dit is dan het welzijn en het zelfgevoel die er mee gepaard gaan.
1.3.1.5. Wegwerken van risico’s en afstraffingsmechanismen Een andere valkuil met betrekking tot motivatie, met het ‘kunnen willen werken’ is de angst om te verliezen wat zeker en dierbaar is, bijvoorbeeld de zorg voor de kinderen, het sociaal netwerk, inkomen, de nodige begeleiding… Soms is deze angst, ‘het risico dat je neemt als je gaat werken’ terecht (bijvoorbeeld het verliezen van een deel van het sociaal netwerk), soms is die angst gestoeld op onjuiste of onvolledige informatie.
“Vaak denkt men beter thuis te blijven, voor de veiligheid, dan is men zeker. Anders weet je niet wat er allemaal kan gebeuren, wat je riskeert.” (Uit interview van iemand van een vereniging) “Ik weigerde een aangeboden job, omdat ik in begeleiding was, en wekelijks verschillende controlerende instanties op bezoek kreeg, en als alles o.k. zou zijn, zou ik dan na een jaar mijn kinderen terug krijgen. Daarom durfde ik niet gaan werken. Uiteindelijk heb ik nog een half jaar langer moeten wachten voor ik mijn kinderen terugkreeg, doordat ik de job geweigerd had.” (Uit werkgroep op de Forumdag Activering) “Ik durfde ook niet gaan werken, ik had schrik om mijn kinderen kwijt te geraken. Bij de rechtbank was dat al wel eens tegen mij gebruikt, toen ik daarvoor nog werkte.” (Uit interview van iemand van een vereniging) Om deze risico’s juist te kunnen inschatten en te vermijden, is er een intensieve samenwerking tussen verschillende diensten (VDAB, OCMW, Kind en Gezin, Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg,…) nodig. Welke vorm dit concreet kan aannemen, stellen we voor in 1.3.2. Om te kunnen inschatten of de angst al dan niet terecht is, (en de onterechte angst te kunnen overwinnen), is het immens belangrijk dat mensen volledige en juiste informatie krijgen. In het kader van het Informeel Vertikaal Overleg WSE, hebben we een aantal situaties te geanalyseerd, en bekeken of er effectief sprake was van afstraffingsmechanismen. In een aantal gevallen was dit inderdaad zo, daarvoor moeten vanzelfsprekend oplossingen voor komen.9 Frappant was echter de moeilijkheid, en de lange complexe zoektocht doorheen diverse diensten om alle effectieve gevolgen van 9
Zie hiervoor bijlage 4, de verslagen ivm Afstraffingsmechanismen van het Informeel Vertikaal Overleg WSE en het advies Vlaams Actieplan Werkloosheidsvallen Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 17
tewerkstelling (wat gebeurt er met de kinderbijslag, met de huur van de sociale woning, met de eventuele latere uitkering, met het statuut,…) in kaart te kunnen brengen. Medewerkers van de VDAB moeten het volledige plaatje kunnen laten zien, pas dan kunnen mensen echt een keuze maken, en zullen ze eerder geneigd zijn om de stap te durven zetten. ACTIE 10: ER KOMT EEN WEBSITE, EEN SOORT DATABANK WAAROP DE TRAJECTBEGELEIDER DUIDELIJK KAN ZIEN, WAT DE IMPLICATIES ZIJN VAN HET AANVATTEN VAN TEWERKSTELLING. IMPLICATIES MET BETREKKING TOT DE PERSOONLIJKE SITUATIE, OP VLAK VAN HET INKOMEN EN HET STATUUT. OOK DE IMPLICATIES OP DE PERSOONLIJKE SITUATIE INDIEN HET EEN TIJDELIJKE JOB BETREFT, OF MEN NA KORTE TIJD DE JOB TERUG VERLIEST, MOETEN IN KAART GEBRACHT WORDEN. HIERIN WORDT NIET ENKEL HET INKOMEN VAN TEWERKSTELLING OF UITKERING IN REKENING GEBRACHT, MAAR EVENEENS WAT ER GEBEURT MET HET KINDERGELD, DE HUUR VAN DE SOCIALE WONING, ANDERE PREMIES,… ZOWEL BIJ HET AANVATTEN VAN TEWERKSTELLING, ALS BIJ VERDERZETTEN OF STOPZETTEN. VANZELFSPREKEND MOET HIERBIJ DE NODIGE AANDACHT BESTEED WORDEN AAN HET RESPECTEREN VAN DE PRIVACY VAN DE WERKZOEKENDE. 1.3.2. Begeleiding: ‘de werkmaat en trajectbegeleider’
Valkuilen: - Te snelle gerichtheid op werk - Telkens andere begeleiders - Dreiging van schorsing - Wantrouwen - Weinig kennis over armoede Hefbomen: - Intensieve vertrouwensvolle begeleiding Versterken van het ‘kunnen willen’ vraagt kennis en vertrouwensvolle begeleiding In 1.3.1. gingen we dieper in op de verwevenheid van willen en kunnen, en de noodzaak van versterkende maatregelen, die ook de motivatie ten goede komen. Hier schetsen we wie daar een rol in kan of moet spelen, en hoe dit concreet kan gebeuren. Een vaak terugkomende factor in de interviews, is een ingrijpende wending die veroorzaakt werd doordat een persoon in het leven kwam van de werkzoekende. Deze factor, dit breekpunt, samen met de aangegeven drempels of tekortkomingen die mensen nu in de trajectbegeleiding ervaren, werkte enorm inspirerend. Het duidelijkste voorbeeld daarvan is een nieuwe relatie, al dan niet met iemand die een minder complexe armoedeproblematiek heeft. De impact op zelfbeeld, vertrouwen, motivatie, 'zin in het leven' en perspectief zijn nauwelijks te onderschatten. Vanzelfsprekend ligt het niet binnen de mogelijkheden van het beleid om hier ingrijpend op in te spelen. Maar ook een persoon die in het leven komt van de werkzoekende in armoede, waarmee een minder hechte of andere band tot stand komt dan een liefdesrelatie, kan een gelijkaardige wending veroorzaken, en dat opent wel heel wat perspectieven. Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 18
Dit kan bijvoorbeeld zijn het ontmoeten van een werker van een vereniging waar armen het woord nemen, en het lid worden van die vereniging, of een medewerker van een buurthuis leren kennen, en zich gaan thuisvoelen in dat buurthuis. Dit kan eveneens het gevoel van gewaardeerd te worden geven, het zelfbeeld opkrikken, een eerste belangrijke stap in een activeringstraject beteken.
“Eerst was ik niet zo happig om deel te nemen aan de activiteiten van de vereniging, maar de komst van Erwin veranderde alles. De manier waarop die met mij omging was zo anders dan alle andere. Hij gaf je het gevoel op dezelfde hoogte te staan. Dit leidde uiteindelijk tot mijn inschrijving bij de Link” (Uit interview van een ervaringsdeskundige) Ook binnen een aantal opleidingen, waar de begeleider en/of instructeur een ruime aandacht hebben voor het welzijn van de cursist, voor niet arbeidsgerelateerde problemen zien we een dergelijk fenomeen. De slaagkansen binnen een dergelijke opleidingen zijn ook beduidend hoger. (zie 1.3.3 Opleiding) Vanuit deze vaststellingen zijn we vertrokken om een begeleidingsmodel uit te werken waarbij dit element ('wending door een persoon die in het leven komt') niet meer aan het toeval overgelaten wordt, maar ingebed zit in de trajectbegeleiding. De eerste vereisten waar de begeleiding aan moet voldoen, is dat er een vertrouwensrelatie is met een welbepaalde persoon. Die persoon moet het gevoel geven dat hij gelooft in de werkzoekende, en moet door zijn houding vertrouwen uitstralen. Aangezien deze persoon, deze begeleider de rol moet opnemen van 'persoon die in het leven komt', zij het vanzelfsprekend op andere wijze dan een geliefde, hebben we de begeleider 'werkmaat' gedoopt. De vereisten waar deze werkmaat moet aan voldoen, zijn niet evident, maar niet onmogelijk. ACTIE 11: ER WORDT EEN SYSTEEM ONTWIKKELD WAARBIJ DE WERKZOEKENDE IN ARMOEDE EEN ‘WERKMAAT’ KAN KIEZEN, DIE HEM BEGELEIDT BIJ ALLE STAPPEN IN HET TRAJECT, DAT UITEINDELIJK OP KWALITATIEVE TEWERKSTELLING IS GERICHT. DIT SYSTEEM VOORZIET OOK VOOR EEN KORTE DEGELIJKE OPLEIDING VOOR DIE WERKMAAT, WAARIN INZICHT IN ARMOEDEMECHANISMEN CENTRAAL STAAT. Vaak gaven mensen in de interviews aan dat ze het enorm moeilijk vinden om telkens opnieuw hun verhaal te doen aan de verschillende begeleiders.
‘Als het dan al eens klikt, en je het idee hebt dat ze het eindelijk begrepen hebben, is het de volgende keer weer een andere, die andere dingen zegt'. (Uit Overleggroep Werk VN) Een vertrouwensrelatie opbouwen vraagt tijd en continuïteit. Daartoe is het van belang dat het telkens één en dezelfde persoon is, dat die persoon respect heeft voor de werkzoekende in armoede, en kennis van, inzicht in mechanismen van armoedeproblematiek. Naast continuïteit is het ook nodig dat er effectief vertrouwen KAN zijn, dat de persoon in armoede weet dat 'wat hij of zij zegt niet tegen hem of haar kan gebruikt worden'. Dat wil zeggen dat men iemand heeft waarmee in vertrouwen gepraat kan worden over moeilijkheden en twijfels, zonder dat dit direct tot sancties en transmissie leidt.
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 19
Daarnaast is het ook noodzakelijk dat het klikt tussen de werkmaat en de werkzoekende. Daarbij is het van belang dat er keuzemogelijkheid is, dat een werkmaat niet zomaar aangesteld wordt. Om deze redenen pleiten we ervoor om een systeem te ontwikkelen waarbij een werkzoekende in armoede van bij het begin van het traject beroep kan doen op een werkmaat, en dat hij die zelf kan kiezen. Dit kan iemand zijn van de VDAB, (bijvoorbeeld ervaringdeskundige van de VDAB) maar ook iemand (daartoe opgeleid) 'extern', bijvoorbeeld een werker van een vereniging waar armen het woord nemen, een medewerker van een buurtdienst of van een vereniging van allochtonen,… Idealiter is het iemand waarmee de werkzoekende reeds een vertrouwensband heeft, zodat de werkmaat niet de zoveelste nieuwe begeleider wordt. Het lijkt ons zinvol dat er gekozen kan worden voor iemand buiten de VDAB. Door negatieve ervaringen in het verleden, hebben een aantal mensen in armoede hun vertrouwen in de VDAB verloren. Dat vertrouwen kan niet zomaar hersteld worden. Vaak verwisselen mensen in armoede ook VDAB en RVA in hun taalgebruik. Ze ervaren beide als twee facetten van één en dezelfde schorsingsmachine, die hun leven nog ellendiger kan maken.10 Om tot een succesvolle activering te komen is vertrouwen echter noodzakelijk, zonder vertrouwen zal de werkzoekende niet altijd correcte en volledige informatie kunnen geven, waardoor het heel moeilijk wordt om een succesvol traject uit te tekenen.
“Zouden jullie niet gewoon binnen de VDAB kunnen werken?” “Nee. Veel mensen hebben slechte ervaringen met de VDAB. Als je daar je bureau hebt dan wordt jij geassocieerd met deze slechte ervaringen. Dan ben ook jij iemand van de VDAB. Neutraal terrein is een bewuste keuze. (uit interview van Activeringsconsulent FMV)” De belangrijkste taken van de werkmaat zijn 'er zijn' voor de werkzoekende, naast (en niet boven) hem staan, en hem bijstaan in alle fases van het activeringstraject. Hierbij is vooral de emotionele, expressieve component van belang. Het is niet de bedoeling dat de werkmaat de (eerder instrumentele) taken van de VDAB consulent overneemt. Het 'er zijn' betekent in de eerste plaats luisteren, tijd nemen voor een gesprek, bijstaan, af en toe meegaan naar een bepaalde dienst, bemiddelen bij eventuele misverstanden, miscommunicatie bij een bepaalde dienst. Vaak geven mensen in armoede immers aan dat ze een aantal zaken niet begrepen, maar hun consulent niet om uitleg of herhaling durfden te vragen. ‘Er zijn’ betekent ook solidaire hulpverlening die oog heeft voor de verbetering van de levenssituatie van de mens in armoede.
“De VDAB doet de trajectbegeleiding van de cliënt. FMV ondersteunt dit traject. Vaak weten mensen namelijk nog altijd niet goed wat of hoe als ze bij de VDAB buitenkomen. Dan komen ze nog eens langs bij de activeringsconsulent van FMV, die de zaken nog eens duidelijk uitlegt. We moeten soms alles helemaal uitspellen en concretiseren voor sommige mensen.” (uit interview van Activeringsconsulent FMV)” Heel belangrijk is ook het opvangen van de werkzoekende bij tegenslagen. Dit wordt vaak aangegeven als een ernstig gemis in het huidige traject naar werk. 10
Het is interessant om in dit verband te kijken naar de veranderde perceptie van Kind en Gezin door mensen in armoede: een evolutie van het beeld van een bestraffende, ‘gevaarlijke’ instantie naar een welzijnspartner is hier zichtbaar. Ook bij de perceptie van de VDAB zou dit moeten kunnen, al vraagt dit tijd en een andere werkwijze. Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 20
Niet alle mensen in armoede zijn aangesloten bij een vereniging, hebben contacten binnen een organisatie, hebben banden met een buurtwerker. Een aantal mensen in armoede leven relatief geïsoleerd, en de netwerken die ze hebben bestaan vaak uit mensen die in een gelijkaardige situatie zitten. Niet alle armen hebben het eerder vermelde wantrouwen naar de VDAB toe. Daarom is het ook noodzakelijk dat voor mensen in armoede die zelf geen werkmaat voordragen, ze wel beroep kunnen doen op een werkmaat van de VDAB. Indien de werkmaat iemand van de VDAB is, heeft die ook een duidelijk herkenbare (en erkende) andere rol dan de trajectbegeleider. Nu reeds nemen de ervaringsdeskundige binnen de VDAB al gedeeltelijk een dergelijke rol op zich. Zij zijn dan ook best geplaatst om als werkmaat de werkzoekende in armoede te begeleiden. Of de werkmaat nu iemand van de VDAB is, of een extern persoon, het is belangrijk dat de werkmaat goed communiceert met de begeleider van VDAB (of OCMW). Hiervan moet de werkzoekende zelf ook steeds op de hoogte gebracht worden en hij moet deel hebben in de communicatie. Een goede opleiding, deontologische code en duidelijke afspraken hieromtrent zijn absoluut noodzakelijk. Naast een goede communicatie tussen de werkmaat en de trajectbegeleider, is het ook van belang dat de verschillende diensten waar de werkzoekende mee te maken heeft beter met elkaar communiceren en dat er afstemming is tussen verschillende begeleiders. Vandaag komt het nog vaak voor dat mensen bijvoorbeeld niet naar de jeugdrechtbank gaan omdat ze een afspraak hebben bij de VDAB of omgekeerd, of dat ze niet durven gaan werken, omdat ze zich dan niet meer kunnen houden aan de afspraken met jeugdrechtbank, OCMW… (bijvoorbeeld intensieve gezinsondersteuning, taalles…) Ook binnen de VDAB moet er veel beter gecommuniceerd worden door de verschillende personen en diensten. Niet enkel op vlak van communicatie en afspraken, maar ook inhoudelijk krijgen mensen in armoede vaak tegenstrijdige signalen: de jeugdrechtbank legt bijvoorbeeld soms andere prioriteiten dan de VDAB. Het invoeren van een ‘werkmaat-systeem’ neemt niet weg, dat er ook bij alle consulenten en trajectbegeleiders van de VDAB een grotere kennis van armoede moet zijn en dat er meer begrip, meer tijd en ruimte nodig is voor zaken die met het algemeen welzijn van de werkzoekende in armoede te maken hebben. Tijdens de vormingen aan de consulenten van VDAB werd door deze laatste vaak aangegeven dat dit voor hen een pijnpunt is. Vaak voelen consulenten en trajectbegeleiders de nood meer tijd en ruimte voor te hebben, en zijn ze ook van mening dat dit constructiever zou zijn voor het succesvol activeren, maar komen ze er niet aan toe door de tijdsdruk, en de resultaten die ze moeten behalen. Idealiter evolueert de trajectbegeleider naar een werkmaat. Dit veronderstelt niet enkel meer tijd, ruimte, aandacht en kennis, maar ook een andere houding van de trajectbegeleider en een andere relatie tussen die begeleider en de werkzoekende. Indien de begeleider meer een partner wordt, en zo gepercipieerd wordt, in plaats van een ‘controleur’ zal de werkzoekende veel opener kunnen zijn, wat de kans op succes enorm doet toenemen.
‘Als die van de VDAB bellen, dan weet je meestal dat er iets fout is. Gewoon om te vragen hoe het gaat, of er geen probleem is, of het lukt met de opleiding, of je het naar je zin hebt… daarvoor bellen ze niet’ (Uit Overleggroep Werk VN) ACTIE 12: BINNEN ELK VDAB KANTOOR WORDT EEN ‘TRAGE TRAJECTBEGELEIDER’ AANGEDUID, WAAR WERKZOEKENDE MET EEN ARMOEDEPROBLEMATIEK DOOR BEGELEID WORDEN. EEN ‘TRAGE TRAJECTBEGELEIDER’ IS EEN TRAJECTBEGELEIDER DIE MEER TIJD EN RUIMTE HEEFT, DIE NIET BELEMMERD WORDT DOOR DE DRUK SNELLE RESULTATEN TE BEHALEN. Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 21
Deze zaken werden bediscussieerd in de Werkgroep Armoede van de VDAB. Opmerkingen die daar gegeven werden: -
Vroeger waren het de mensen van de sociale dienst die deze rol vervulden, misschien moeten we dat terug herwaarderen, er zijn goede voorbeelden, maar soms werden mensen daar ook ‘gedumpt’ Er moet vooral gekeken worden welke vertrouwenspersonen er al zijn, binnen bestaande hulpverleningsdiensten Zo moet er een netwerk met duidelijke doelstellingen opgebouwd worden Misschien kan dit uitgewerkt worden in de vorm van een proefproject
Daarnaast is het meewerken aan activering voor verenigingen waar armen het woord nemen soms dansen op een slappe koord. De mensen in armoede die nu niet bereikt worden door de activeringsinstanties, worden wel bereikt door de verenigingen. Dit onder andere door het vertrouwen in de medewerkers, door de veilige en eigen omgeving, doordat mensen daar gewoon zichzelf kunnen zijn, zonder dat ze constant geconfronteerd worden met bedreigingen en verplichtingen. Als dit vertrouwen beschadigd wordt, zullen mensen afhaken, en dikwijls in een compleet isolement belanden. Het is daarom belangrijk dat in verenigingen op vrijwillige basis in het werkmaat-systeem kunnen instappen. Een aantal werkers van de verenigingen vervullen immers reeds deze rol, soms naast hun takenpakket, een beetje informeel, op eigen initiatief. Binnen enkele andere verenigingen wordt er actief rond activering gewerkt. Nog andere verenigingen hebben schrik of weerstand om hier in mee te stappen. Het is essentieel dat zowel de werker van de vereniging, de persoon in armoede en de vereniging als geheel zelf de keuze kunnen maken of ze hier willen instappen. Het werkmaat-systeem vertoont een aantal gelijkenissen met de methodologie die Instant A heeft ontwikkeld, in het bijzonder de ‘velcrocoaching’. Gelijkenissen zijn onder andere het sectoroverschrijdend werken, de sociale begeleiding, de intensieve, continue begeleiding,… Toch zijn er ook een aantal opmerkelijke verschillen. Terwijl er bij de velcrocoaching vooral sprake is van het ‘vastpakken en vasthouden’ van de jongere, denken wij de werkzoekende in armoede op een andere wijze te benaderen. De verwevenheid van het welzijn van de werkzoekende en de mogelijkheden om aan het werk te gaan, verdienen onze extra aandacht. Daardoor is de zo snel mogelijk op werk gerichte aanpak volgens ons minder zinvol, en verhoogt een breder interpretatie van activering, en een geleidelijk proces naar werk, de kansen op een duurzame tewerkstelling. Die benadering is ons inziens essentieel om net die groep te bereiken, die vaak als ‘de harde kern’ wordt beschreven. Het gaat om mensen die een aantal kansen nodig hebben, kansen die ze vroeger niet gehad hebben, om hun competenties en hun positie op de arbeidsmarkt te versterken. Hierin is de keuze van de werkzoekende zelf immens belangrijk. Hij wordt bij de evolutie die doorgemaakt wordt bijgestaan, door een ‘maat’.
1.3.3. Verdere stappen op weg naar werk
‘Activering is een sneltrein, die moeilijk is voor mensen in armoede om op te klimmen’ De verdere stappen moeten op maat en tempo van de werkzoekende gebeuren. Hij moet daarin zelf ook keuzes kunnen maken, en aangeven wat voor hem haalbaar is. Nogmaals dient het benadrukt te worden dat de verschillende stappen die hier beschreven worden niet Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 22
noodzakelijk de chronologische stappen van een lineair traject vormen, maar dat er ruimte moet zijn voor het bekomen van tegenslagen en het krijgen van nieuwe kansen.
1.3.3.1. Vertrekken van competenties, samen versterken Indien een werkzoekende in armoede duidelijk gemotiveerd is om te gaan werken, maar er zelf niet in slaagt om werk te vinden, is het belangrijk dat trajectbegeleider en de werkmaat samen een traject uittekenen naar duurzaam werk. Hierbij moet vertrokken worden van de competenties, verlangens en interesses van de werkzoekende. Mensen in armoede hebben soms het gevoel dat hun leven geleefd wordt, dat ze zelf geen invloed kunnen uitoefenen op de loop der zaken, dat ze een passieve speelbal zijn. Vandaar het belang van het actief betrekken van de werkzoekende bij het opstellen van het traject. Hij moet zelf actief positieve keuzes kunnen maken. Vaak voelen mensen zich ook alleen in hun zoektocht, verwachten ze steun en ondersteuning, maar vinden ze die niet. Ze hebben het gevoel dat ook de trajectbegeleider niet in hen gelooft. Naast de eerder besproken maatregelen ter versterking van het zelfbeeld, is het belangrijk dat tijdens het traject de werkzoekende steeds mee beslist, en hierin ook benaderd wordt als een competent iemand.
“Ik weet zeker, als ik de deur uit ben, dat dat papierke waar ze alles over mij opgeschreven heeft, al in de vuilbak ligt” (Uit interview van iemand van een vereniging) “Je mag de persoon nooit onderschatten. Als je de persoon onderschat dan ben je zelf niet meer gemotiveerd hem te helpen. Andersom, als je iemand ziet als competent, ben je veel gemotiveerder hem ook te helpen.” (Uit interview van activeringsconsulent FMV) 1.3.3.2. Opleiding Vertrekkende van die competenties, is het vaak nodig deze nog te versterken, en is het volgen van een opleiding daartoe een zinvolle onderneming. Deze onderneming is echter niet evident voor mensen in armoede.
Valkuilen: - drempel naar opleiding is te hoog - met zekere dwang gestuurd worden naar opleiding - niveau van opleiding is te hoog waar het soms niet vereist is - ritme van opleiding is te zwaar - zonder perspectief geen motivatie - het leven wordt zwaarder, de tijd beperkter Hefbomen: - vrije keuze - intensievere toeleiding naar opleiding - toelatingsvoorwaarden onder de loep nemen - opleiding op maat van mensen in armoede - opleiding met perspectief op werk Een eerste valkuil die we vaak tegenkwamen met betrekking tot opleiding is dat mensen in armoede dikwijls geen toegang hebben tot diverse opleidingen. Vaak hebben mensen niet de juiste of voldoende competenties om aan de vereisten te voldoen. De gevraagde Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 23
theoretische kennis of capaciteiten voor een aantal technische beroepen zijn vaak een enorme drempel. De eisen om deel te nemen aan een opleiding moeten gewijzigd worden. Dit kan door meer nadruk te leggen op praktische proeven in tegenstelling tot theorie of behaalde diploma’s, of door vooropleidingen in te stellen. Eveneens zijn de wachttijden voor een opleiding vaak heel demotiverend. ACTIE 13: OPLEIDINGEN WORDEN TOEGANKELIJKER GEMAAKT VOOR MENSEN IN ARMOEDE, INDIEN ZE EEN BEPAALDE OPLEIDING WENSEN TE VOLGEN, WORDT IN DE TOELATINGSPROEF REKENING GEHOUDEN MET HUN ERVARING, KNOW HOW, EN DE (LAGE) SCHOLING DIE ZE GENOTEN. PRAKTISCHE VAARDIGHEDEN WORDEN MEER GEWAARDEERD. INDIEN NODIG WORDT EEN VOOROPLEIDING INGESTELD. Zoals we reeds eerder aangaven is het belangrijk dat men zelf actief keuzes kan maken. Dit geldt niet in het minst voor het volgen van een opleiding. Mensen in armoede voelen zich vaak in een bepaalde richting geduwd. Ze durven soms weinig hun eigen wensen en keuzes duidelijk maken, durven niet te protesteren en vangen een opleiding aan waarvoor ze niet gemotiveerd zijn of waarvan ze zelf vrezen dat ze die niet aankunnen. Dit loopt meestal niet goed af.
“Mensen worden gepusht om een opleiding te volgen, maar soms kunnen de mensen die opleiding niet aan. Zonder hierover melding te maken (omdat ze het aan niemand durven zeggen) blijven de mensen weg uit de opleiding waardoor een schorsing volgt.” (Uit interview van iemand van een vereniging) We merken ook een tendens om ‘kansengroepen’ in de richting van ‘kansenberoepen’ (knelpuntfuncties) en opleidingen daartoe te duwen. Dit lijkt ons weinig zinvol, als dit niet overeenstemt met de positieve vrije keuze van de mensen in armoede zelf. Motivatie is van enorm belang voor de slaagkansen bij het volgen van een opleiding. Indien mensen in een bepaalde richting geduwd worden, zal de motivatie snel beneden alle peil zakken. De werkgelegenheidskansen bij knelpuntfuncties kunnen stimulerend zijn om te kiezen voor een dergelijke opleiding, maar dat moet steeds een bewuste vrije keuze kunnen blijven. Indien er inderdaad voor een dergelijke opleiding gekozen wordt, zal het perspectief een erg motiverende werking hebben. Het belang van perspectief op werk na het volgen van een opleiding kan immers moeilijk onderschat worden. Een aantal mensen hebben reeds diverse opleidingen achter de rug, zonder dat dat resulteerde in tewerkstelling. Daardoor raken ze compleet gedemotiveerd. Mensen geven in de interviews vaak aan bereid te zijn om het even welk werk te doen, maar niet om een opleiding te volgen. Als je hen echter de vraag stelt of ze wel bereid zouden zijn een opleiding te volgen, als daar ook tewerkstelling aan gekoppeld zou zijn, is alle weerstand veelal dadelijk verdwenen. Zelfs indien daartoe grote inspanningen moeten worden geleverd, en serieuze drempels moeten worden overwonnen.
“Waarom zouden ze mij aannemen, als ze die jonk die juist van ’t school zijn kunnen aannemen, die zijn veel goedkoper, ik maak me geen illusies meer. Ik ben nog goed genoeg om te wachten tot het voor mij gedaan is'…’Ik heb nooit leren lezen en schrijven, ik ga niet meer naar school, das niets voor mij’… ‘Indien ze me een job aanbieden zou ik nog wel naar school gaan, maar dan niet voor nen interim van twee weken hé” (Uit interview van iemand van een vereniging)
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 24
In een aantal projecten waarbij jongeren en langdurig werklozen een werkervaringsproject uitvoeren of opleiding volgen, wordt er nauw samengewerkt met de bedrijfswereld, en worden de mensen ook effectief begeleid tot ze passend werk hebben. Eveneens krijgen bedrijven ondersteuning en informatie over tewerkstellingsmaatregelen en -mogelijkheden, hebben ze een aanspreekpunt bij het inwerken van nieuwe werknemers. De deelnemers aan die opleiding en mensen van het werkervaringsproject, zijn zich goed bewust van de percentages van geslaagde uitstroom. Dit werkt extreem motiverend, zowel om in te schrijven voor het traject of de opleiding, als om dit vol te houden, ook als het soms wat moeilijker gaat. (Dit wel in combinatie met een intensieve begeleiding, die ook aandacht besteedt aan eventuele niet-arbeidsmarktgerelateerde problemen.) ACTIE 14: SAMENWERKINGSVERBANDEN WORDEN AFGESLOTEN TUSSEN BEDRIJVEN, VDAB, TEWERKSTELLINGSPROJECTEN EN OPLEIDINGSCENTRA, GERICHT OP HET VERHOGEN VAN PARTICIPATIE VAN MENSEN IN ARMOEDE AAN OPLEIDINGEN, WAARAAN TEWERKSTELLING GEKOPPELD WORDT. Ook indien voorgaande voorwaarden vervuld zijn (toegang tot de opleiding, vrije keuze en perspectief) is het met succes volgen van een opleiding voor mensen in armoede geen evidentie. Tijdens het volgen van de opleiding wordt het leven immers een stuk zwaarder, en de thuissituatie niet minder complex, hun problemen zijn niet zomaar opgelost. Ze hebben bijvoorbeeld minder tijd om een aantal problemen op te lossen, om het leven op een zo goedkope manier mogelijk te organiseren, om hun contacten te onderhouden,… ACTIE 15: OOK TIJDENS HET VOLGEN VAN EEN OPLEIDING KUNNEN MENSEN IN ARMOEDE TERUGVALLEN OP HUN WERKMAAT. DE WERKMAAT CONTACTEERT HEN OP REGELMATIGE BASIS, WACHT NIET TOT MENSEN HEM CONTACTEREN ALS HET TE LAAT IS, ALS ZE OP HET PUNT STAAN OM AF TE HAKEN. WAAR NODIG EN MOGELIJK COMMUNICEERT DE WERKMAAT MET DE OPLEIDINGSVERSTREKKER EN DE TRAJECTBEGELEIDER OVER DE GANG VAN ZAKEN. Daarnaast zijn ook veel opleidingen op zich erg zwaar voor mensen in armoede, zeker als ze langdurig werkloos zijn. De eisen en het tempo liggen vaak vrij hoog, en er zijn weinig mensen waar ze op terug kunnen vallen. ACTIE 16: ER KOMEN MEER MOGELIJKHEDEN OM OPLEIDINGEN OP MAAT TE VOLGEN, AFHANKELIJK VAN DE DRAAGKRACHT VAN MENSEN IN ARMOEDE. DAT WIL ZEGGEN DAT MENSEN EEN OPLEIDING KUNNEN VOLGEN OP HET TEMPO DAT HAALBAAR IS VOOR HEN, DAT ER RUIMTE IS VOOR NIEUWE KANSEN BIJ MISLUKKING, EN DAT ER TIJDENS DE OPLEIDING AANDACHT, TIJD EN RUIMTE VOOR WELZIJN, VOOR HET OPLOSSEN VAN PROBLEMEN WORDT INGEBOUWD. EEN OPLEIDING OP MAAT KAN BETEKENEN DEELTIJDS, EEN GELEIDELIJKE OPBOUW, WERKEN IN MODULES… Hierboven gaven we reeds aan dat het zinvol kan zijn om een voortraject te volgen, waarbij het welzijn en het zelfbeeld van mensen in armoede versterkt worden. Daarnaast is het ook noodzakelijk dat binnen reguliere opleidingen meer aandacht komt voor welzijn, en specifiek voor het versterken van bepaalde competenties. Mensen geven de nood aan om in opleidingen zichzelf te leren ontdekken, zich te ontwikkelen en te groeien. Zoals er bijvoorbeeld nu reeds ruimte is om Nederlandse les te volgen, zou dit ook mogelijk gemaakt moeten worden om welzijnsgerelateerde problemen op te lossen. Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 25
Niet enkel bepaalde beroepsgerichte opleidingen verdienen de aandacht. Het is van belang dat alle werkzoekenden in armoede, op welke leeftijd ook, de kans krijgen achterstand in te halen. Hierbij denken we in het bijzonder aan het ontwikkelen van basiscompetenties, die nodig zijn voor het basis-functioneren in onze maatschappij. Hier is het wegwerken van drempels bij de Centra van Basiseducatie (CBE) (schrijven, lezen, ICT, NT2, …), de examencommissie en de Tweede Kans Afdelingen (TKO) van de CVO’s van belang. Niet alleen baren de prijsverhogingen van verschillende CVO-opleidingen ons zorgen, maar ook organisatorische drempels zoals verplichte regelmatige aanwezigheden en het bemoeilijken om te werken met kleine groepjes van overheidswege moeten versoepeld worden. Bij CBE en TKO is het inleven in de leefwereld van armen eveneens noodzakelijk. Ook hier kan het betrekken van een ervaringsdeskundige binnen de werking zinvol zijn.
1.3.3.3 Het vinden van een job Als mensen een opleiding met succes volbracht hebben, wordt van hen verwacht dat ze op zoek gaan naar werk. Het is van belang om te onderzoeken of de persoon effectief klaar is om te gaan werken, en welke vorm van tewerkstelling hij aankan. Aangezien het proces naar werk bij mensen in armoede niet altijd even lineair verloopt, is het mogelijk dat de werkzoekende in armoede na de opleiding nog nood heeft aan andere vormen van versterking. Of indien de opleiding niet afgemaakt is, dat de werkzoekende een nieuwe kans krijgt. Indien de persoon wel aangeeft klaar te zijn om aan het werk te gaan, wil dit nog niet zeggen dat hij ook in staat is om zelfstandig een kwalitatieve, duurzame job te vinden. Wederom is dit natuurlijk afhankelijk van persoon tot persoon. Sommige mensen hebben hiertoe een intensievere begeleiding nodig dan andere. Over het algemeen volstaat een verwijzing naar de WIS computer niet. Naast sollicitatietraining is het ook zinvol dat vacatures doorgegeven en samen besproken worden en dat er ook hulp aangeboden wordt om effectief te gaan solliciteren. Dit kan bijvoorbeeld door problemen in verband met kinderopvang en mobiliteit op te lossen. Ook indien de werkzoekende na een sollicitatie een negatief antwoord krijgt, is het belangrijk om hier na te gaan wat de oorzaak is (eventueel contact op te nemen met de werkgever), en hem te ondersteunen in de verdere zoektocht.
1.3.3.4. Begeleiding op de werkvloer “In grote bedrijven kan er een stuk begeleiding zijn op de werkvloer, bij een kleine ondernemer is dat moeilijker. Wat wel kan, is zoals je hebt bij begeleid wonen, dat je iemand hebt, een consulent, waar je regelmatig naar toe kan gaan, maar ik denk niet dat dat op de werkvloer kan gebeuren. Ik zou er au fond geen problemen mee hebben, moest er bijvoorbeeld een consulent zijn om daar af en toe mee te gaan praten, dat wij kunnen zeggen hoe het loopt, maar niet continu in de winkel zelf. Als kleine ondernemers is er een personeelstekort, dan moet je inderdaad ook zelf initiatieven nemen en nadenken waar gaan we nog mensen kunnen vinden die het werk willen doen.. “ (Uit interview van Nico Volckeryck, ondervoorzitter Unizo Antwerpen) Zinvol, duurzaam activeren van mensen in armoede stopt niet met het aanvatten van tewerkstelling. Men loopt anders het gevaar dat alle energie en moeite terug weggeveegd worden en dat bij mislukking de afstand tot de arbeidsmarkt enkel maar groter geworden is. De ervaring van mislukking is immers sterk aanwezig in het leven van mensen in armoede.
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 26
Elke negatieve ervaring op dit vlak versterkt enkel de negatieve spiraal waarin mensen zich bevinden, of dit althans zo aanvoelen. Er moet ook op de werkvloer een aanspreekpunt, vertrouwenspersoon zijn, en het contact met en blijvende begeleiding van de werkmaat. De duur daarvan kan zijn 'zolang dat nodig is', vaak kan dat het eerste werkjaar zijn. Een geleidelijke afbouw van die begeleiding moet parallel gebeuren met het opbouwen van een vertrouwensrelatie met iemand op de werkvloer (bij voorkeur iemand die ook vorming over armoede gevolgd heeft, cfr infra, bijvoorbeeld délegé's). Personeelsdienst, vakbonden en overheidsdiensten moeten daartoe op elkaar ingestemd zijn. Het systeem van ‘peterschap’ op de werkvloer, dat nu reeds door sommige bedrijven wordt gehanteerd kan hier zeer zinvol zijn. Dit is niet enkel zinvol voor de nieuwe werknemer in armoede, maar eveneens voor de oudere werknemer, die op deze manier ook nieuwe zinvolle taken krijgt, die ook voor hem de werkbaarheid verhogen. Ook voor deze ‘peters’ zou vorming een meerwaarde kunnen betekenen. ACTIE 17: BEGELEIDING DOOR DE WERKMAAT LOOPT VERDER ALS DE PERSOON AAN HET WERK IS EN OP DE WERKVLOER IS EEN AANSPREEKPUNT, BIJVOORBEELD EEN PETER BIJ DE OUDERE WERKNEMERS. Vaak geven werkgevers aan wel mensen in armoede in dienst te willen nemen, maar zijn ze van mening dat mensen in armoede dikwijls worstelen met attitudeproblemen. Bij die zogenaamde attitudeproblemen worden ‘stiptheid’ en het ‘omgaan met gezag’ als de twee hardnekkigste problemen gezien. Mensen in armoede hebben in hun jeugd een aantal vaardigheden, die voor andere mensen evident zijn, niet geleerd. Niet thuis, niet op school, en ook niet daarna. Zonder de problemen te willen negeren, spreken wij daarom liever over de zogenaamde vaardigheidskloof, in plaats van over attitudeproblemen.11 Deze vaardigheidskloof is niet onoverkomelijk, maar wel complex om te overbruggen. Daarvoor is er tijd nodig, en is een goede begeleiding noodzakelijk. Wederzijds respect kan daar een belangrijke rol in spelen. Als iemand bijvoorbeeld langdurig werkloos is, en jaren niet vroeg heeft moeten opstaan, zal het niet evident zijn om plots wel telkens vroeg uit de veren te zijn. Dit wil niet zeggen dat die persoon het ‘nooit zal leren’, maar dat hij gestimuleerd moet worden om op tijd te zijn, met begrip dat het voor die persoon geen evidentie is. Na verloop van tijd zal dit wel zo worden. Het omgaan met gezag kan mits begrip, begeleiding en respect geleerd worden. Mensen in armoede zijn vaak meervoudig gekwetst, voelen zich vaak uitgesloten, vernederd en aangevallen, en zijn daardoor extra gevoelig voor de manier waarop ze benaderd worden. Het aanleren van bepaalde attitudes en vaardigheden is een proces dat tijd, inspanningen en ondersteuning vraagt. Mensen moeten indien het in het begin even fout loopt ook nieuwe kansen krijgen. Indien de tewerkstelling stopgezet wordt, om welke reden dan ook, moet de persoon goed opgevangen worden, eveneens door de werkmaat. Bovendien moet de persoon die stappen naar de arbeidsmarkt zette, minstens in de positie komen die hij had voor hij de grote stap naar werk zette. Het systeem mag deze personen niet extra bestraffen12.
11 12
Graag verwijzen we hierbij naar de 5 kloven waar mensen in armoede mee worstelen, volgens De Link Hier verwijzen we nogmaals naar de verslagen van het Informeel Vertikaal Overleg WSE
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 27
Hoofdstuk 2: Kwalitatieve, duurzame tewerkstelling Op de Forumdag Activering, werd de vraag gesteld aan welke criteria ‘de droomjob’ moet beantwoorden. De volgende zaken werden opgesomd: -
werk en privé te combineren werk dat je graag doet nuttig werk je moet gewaardeerd worden werk met perspectief, promotiemogelijkheden, kunnen groeien door opleiding en hoger loon een goeie sfeer op het werk jobs die zelfwaarde doen stijgen job waarvan je het tempo aankan een goed inkomen medezeggenschap interesse voor de werkgever, de firma waarvoor je werkt, waardoor je ook fier kan zijn werk dat waardering geniet van de samenleving een duurzame job
Daarna kwam de opmerking van één van de aanwezigen, een medewerker van de VDAB: “Dit zou moeten gelden voor alle jobs, dit zijn noodzakelijke vereisten !” De realiteit vertelt ons dat veel jobs -zeker die waar mensen in armoede vaak in terecht komen- absoluut niet aan al deze vereisten beantwoorden. ACTIE 18: DE MINIMUMLONEN GAAN VOELBAAR OMHOOG, MENSEN KUNNEN DOOR TEWERKSTELLING ECHT UIT ARMOEDE GERAKEN. VOORDELEN WAAR MENSEN VAN GENIETEN STOPPEN NIET ABRUPT BIJ HET AANVATTEN VAN TEWERKSTELLING, MAAR WORDEN GELEIDELIJK AFGEBOUWD. INDIEN DE TEWERKSTELLING MAAR VAN KORTE DUUR IS, KUNNEN MENSEN GENIETEN VAN DEZELFDE VOORDELEN ALS VOORHEEN. ACTIE 19: DE VDAB STELT KWALITEITSVEREISTEN AAN DERDEN WAAR ZE MEE SAMENWERKT, AAN JOBS WAAR ZE MENSEN NAAR TOELEIDT. DE VDAB KAN DAARTOE CONTROLEREND OPTREDEN. ACTIE 20: JOBS DIE NIET AAN DE MINIMUM CRITERIA BEANTWOORDEN, WORDEN NIET ALS 'PASSENDE BETREKKING' BESCHOUWD. Ook als men aan het werk is, is er nood aan tijd en ruimte voor het oplossen van een aantal niet-arbeidsgerelateerde problemen, zowel instrumentele als eerder expressieve zaken. Vaak worden mensen in armoede tijdens het eerste jaar dat ze aan de slag zijn serieus op de proef gesteld. Hun leven verandert volledig en dit is niet eenvoudig. Problemen zijn niet zomaar opgelost bij het aanvatten van tewerkstelling. Ze moeten bijvoorbeeld nog steeds naar de jeugdrechtbank, krijgen deurwaarders op bezoek,… Tijdens dat eerste jaar is er absoluut nood aan tijd om deze zaken in orde te maken. Daarnaast is er ook nood aan
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 28
echte adempauzes. Vakantie voor schoolverlaters die binnen bepaalde termijn werk vinden kan hier tot voorbeeld dienen. ACTIE 21: ER WORDT VOLDOENDE SOCIAAL VERLOF VOORZIEN VOOR MENSEN IN ARMOEDE TIJDENS DE WERKUREN, HET EERSTE JAAR IS DIT EXTRA NOODZAKELIJK. DAARNAAST HEBBEN MENSEN TIJDENS HET EERSTE JAAR AAN HET WERK RECHT OP (ECHTE) VAKANTIE
Naast het toezicht op de kwaliteit van de jobs in de reguliere sector, moet er ook werk gemaakt worden van kwalitatieve jobcreatie, op maat van mensen in armoede. De overheid heeft hier een belangrijke rol in te spelen. In eerste instantie moet ervoor gezorgd worden dat de job haalbaar is, op maat van en voor mensen in armoede. Voor de ene zal dat een beschutte werkplaats zijn, voor de andere een andere betrekking binnen de sociale economie, voor nog anderen een plaats in de reguliere tewerkstelling. Een kwalitatieve tewerkstelling betekent ook een uitweg uit de armoede. Dit wil onder andere zeggen dat er een voldoende inkomen is.
“Technologie gaat vooruit, maar niet overal is technologie nodig. Er is veel meer verplegend personeel nodig in de rusthuizen, zodat mensen geen 3 kwartier moeten wachten om naar het toilet te gaan. We moeten hiervoor ook de overheid activeren.” (Uit werkgroep op de Forumdag Activering) Sommige mensen in armoede kunnen (nog) niet in het reguliere circuit functioneren. Ook jobs in de sociale economie moeten aan de bovenvermelde vereisten beantwoorden. Hier is nog een immense taak voor de overheid weggelegd, om alternatieve vormen van tewerkstelling te creëren, te ondersteunen en te stimuleren, en toe te zien op de kwaliteit ervan. Essentieel hierbij is dat er voldoende mogelijkheden gecreëerd worden voor tewerkstelling op maat. Dit vraagt een enorme diversiteit, en een flexibel systeem van opbouwen van werkintensiteit en overstappen van de ene vorm, het ene statuut naar een ander. Een werkvorm kan goed zijn, een verbetering van levenskwaliteit betekenen voor één iemand, en compleet onhaalbaar of een sterke achteruitgang voor iemand anders. De ervaringen omtrent het werken in een beschutte werkplaats bijvoorbeeld zijn heel divers. Eén van de geïnterviewden gaf aan een zinvolle dagtaak en meer voldoening te hebben in het leven sinds hij in een beschutte werkplaats werkt. Toch kwamen vooral veel knelpunten ter sprake. Vaak wordt aangegeven dat de druk ook in beschutte werkplaatsen toeneemt.
“In de beschutte werkplaats was de druk veel te groot voor mij. Ik moet op ’t gemak kunnen werken. Anders wordt ik druk en agressief. In de beschutte werkplaats was de tijdsdruk zo hoog. Tot op een dag dat het me teveel werd. We waren heel hard aan het werken en we waren nog niet klaar of de volgende vrachtwagen stond er al. De druk werd me teveel en ik ben direct naar den directeur gelopen.” (Uit interview van iemand van een vereniging) Vaak geven mensen ook aan dat ze naar een beschutte werkplaats toegeleid worden, ook al voelen ze zich daar helemaal niet thuis. Het werk daar wordt door veel mensen in armoede
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 29
ook aanzien als minderwaardig, afstompend, zinloos, eentonig werk. Ook getuigen veel mensen van slechte ervaringen hoe ze daar als werknemer werden benaderd:
“Ze doen alsof je onnozel, gehandicapt en een klein kind bent. Ik ben arm, maar niet zo zot meer om daar te gaan werken. Echt werk, direct, maar dat krijg ik niet, die van de VDAB wil mij enkel naar de beschutte werkplaats pushen. Ik heb ook mijn trots.” (Uit interview van iemand van een vereniging) Ook blijven een aantal mensen 'hangen' in beschutte werkplaatsen, hoewel ze aangeven liever in een regulier circuit tewerkgesteld te worden. Toch durven ze de stap niet zetten, uit schrik -bij mislukking- de rechten waar ze nu van genieten te verliezen.13 Ook worden ze dikwijls weinig gestimuleerd om verdere stappen te zetten: de werkplaats heeft bepaalde streefcijfers te behalen, en willen hun ‘sterke krachten’ niet verliezen. De ervaringen met buurt- en nabijheidsdiensten zijn eveneens divers.14 Soms wordt er aangegeven dat het verschil met de reguliere sector klein is, ook de kwaliteit van het werk wordt soms in vraag gesteld. Verschillende mensen gaven aan dat ze ‘de vuilste jobkes’ moesten doen. Daarentegen worden bij andere diensten het werk op maat, de intensieve, vertrouwensvolle begeleiding, de aandacht voor het welzijn, de waardering voor het werk, de sfeer op de werkvloer, inspraak van de werknemers, het gevoel zinvol werk te leveren en daarvoor gerespecteerd te worden… als de belangrijkste succesfactoren aangeduid. Deze factoren zijn des te sterker aanwezig bij de buurtontwikkelingsdiensten. Zij werken met mensen in armoede, voor mensen in armoede. Waardoor de drempel enorm laag is, maar de voldoening vaak heel hoog. Heel duidelijk staat het vertrekken van competenties van mensen, en het versterken ervan centraal. Deze buurtontwikkelingsdiensten vormen ook een soort sociale experimenteerruimte, en de expertise die daar soms opgebouwd wordt, kan verder verspreid worden, en als 'good practice' dienen, ook voor tewerkstelling in de reguliere sector.
“Onze diensten zijn niet enkel door, maar ook voor mensen in armoede. Dat is het tweede trapke van de sociale economie. Hier hebben de mensen niet het gevoel hebben dat ze bezigheidstherapie krijgen, zoals op een beschutte werkplaats. Ze krijgen ondersteuning op alle mogelijke gebieden, een heel brede vorming, niet enkel gericht op doorstroming, maar vanuit het idee dat mensen in armoede al een zware last op hun schouders hebben, bijvoorbeeld recht op cultuur en vorming, moet binnen hun uren kunnen verwezenlijkt worden. (Uit interview met Saskia De Bruyn, Leren Ondernemen)” Een pijnpunt is echter wel de wijzigingen die zich in een aantal sectoren voordeden, met een verschuiving van tewerkstelling via PWA naar tewerkstelling via dienstencheques.15 Het verengen van de mogelijkheden om in een PWA stelsel tewerkgesteld te worden maakt dat een aantal van de zwaksten op de arbeidsmarkt uit de boot vallen. Voor sommigen is werken via PWA de best mogelijke optie, en ook de best mogelijke opstap naar een verdere integratie in de arbeidsmarkt. De mogelijkheden om echt op maat te werken, om tewerkstelling langzaam maar zeker op te bouwen, om door te stromen naar de reguliere arbeidsmarkt… zijn veel te beperkt geworden. 13
Zie nogmaals de verslagen over 'Afstraffingsmechanismen' van het Informeel Vertikaal Overleg, bijlage 4 Zie in dit kader ook het advies van het IVO WSE, bijlage 6 Bijlage 5: Advies op het voorontwerp van decreet houdende de lokale diensteneconomie 15 In dit kader verwijzen we graag naar het memorandum van Vlaams Platform PWA: 'PWA's en PWA/DCO's hebben toekomst !' en de 'Reflecties over de 'tewerkstellings' stelsels' van het Steunpunt Armoedebestrijding, die beiden de getuigenissen van geïnterviewden en onze bevindingen omtrent verschuivingen in tewerkstellingsstelsels bevestigen 14
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 30
ACTIE 22: DE MOGELIJKHEDEN EN TEWERKSTELLING BINNEN DE SOCIALE ECONOMIE MOETEN WORDEN UITGEBREID. TEWERKSTELLING VIA PWA MOET GEHERWAARDEERD EN TERUG OPENGETROKKEN WORDEN NAAR DIVERSE SECTOREN. DE OVERHEID MOET HET ZO MOGELIJK MAKEN DAT MENSEN IN ARMOEDE EEN GELEIDELIJK TRAJECT NAAR TEWERKSTELLING OP MAAT KUNNEN AFLEGGEN, WAARBIJ ZE HUN FINANCIËLE SITUATIE OOK TELKENS KUNNEN VERBETEREN
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 31
Hoofdstuk 3: Vorming Uit diverse interviews, zowel van mensen in armoede, als van mensen die hen (trachten) te begeleiden naar werk, blijkt de nood aan meer kennis van en inzicht in de armoedeproblematiek. Zo geven veel mensen in armoede aan dat ze zich onbegrepen voelen door activeringsconsulenten en trajectbegeleiders, dat ze het gevoel hebben dat een aantal vooroordelen een succesvol traject naar werk onmogelijk maken.
“Ge voelt ze al denken als ik nog maar binnenkom. 't Is er weer zo ene.” (Uit interview van iemand van een vereniging) “Bij de VDAB vonden ze dat ik heel negatief was. Hij zei dat ik met zo’n negatieve houding niet aangenomen wordt, dat ik positiever moet zijn. Maar hij weet niet hoe het is om elke dag met pijn te moeten leven, en hoe frustrerend het is als je echt wil werken en het maar niet lukt. Ik heb gezegd dat ik niet negatief ben maar realistisch, maar dat wordt niet getolereerd.” (Uit interview van iemand van een vereniging) De consulenten en begeleiders geven zelf ook hun machteloosheid aan, de twijfel en de moeilijkheden die ze ervaren bij het activeren van mensen in armoede naar werk. Inzicht in een aantal armoedemechanismen kan ervoor zorgen dat een aantal kloven overbrugd worden. Als een aantal vooroordelen ontmaskerd worden, kan er beter een vertrouwensrelatie opgebouwd worden. Indien er bij de consulenten en begeleiders meer kennis is over de verwevenheid van 'willen en kunnen', kan er gewerkt worden aan het versterken van competenties, en zo ook van motivatie. Dit zou ook de kennis over armoede bij opleidingsverstrekkers, de participatie aan de opleidingen en de slaagkansen doen toenemen. Een aantal consulenten en begeleiders zijn gediplomeerde maatschappelijke assistenten. Toch hebben ze blijkbaar in hun opleiding niet voldoende inzicht in armoede gekregen, om vooroordelen en onbegrip te kunnen vermijden. Ook geven ze zelf aan -voor hun tewerkstelling- weinig in contact te zijn gekomen met mensen in armoede. Dit is een gemiste kans. ACTIE 23: IN DE OPLEIDING MAATSCHAPPELIJK ASSISTENT WORDT EEN VAK GEGEVEN OVER ARMOEDE, ARMOEDEMECHANISMEN, DE BINNENKANT VAN ARMOEDE. HIERBIJ WORDEN ZOWEL MENSEN IN ARMOEDE ALS ERVARINGSDESKUNDIGEN ACTIEF BETROKKEN. Nu reeds wordt er in het kader van ‘Armoede In-Zicht’ vorming gegeven aan de consulenten van de VDAB. Deze vorming wordt gegeven door mensen in armoede van de verenigingen van het Vlaams Netwerk, samen met professionele krachten en ervaringsdeskundigen. Die ervaring is erg positief. Aan beide kanten worden een aantal vooroordelen en wederzijds onbegrip doorbroken, en kloven worden voor een stuk overbrugd. De consulenten die deze vorming volgen, doen dit uit vrije keuze. Vaak zijn het dan ook net die consulenten die al een grote interesse of openheid ten opzichte van mensen in armoede vertonen. Dit vraagt om uitbreiding, zowel binnen de VDAB als bij andere instanties.
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 32
ACTIE 24: ER MOET MEER VORMING GEGEVEN WORDEN AAN CONSULENTEN, TRAJECTBEGELEIDERS, ARBEIDSBEMIDDELAARS OVER ARMOEDE. DE ACTIEVE BETROKKENHEID VAN MENSEN IN ARMOEDE EN ERVARINGSDESKUNDIGEN HIERBIJ IS ESSENTIEEL. Daarnaast merken we ook dat veel moeilijkheden die mensen in armoede op de werkvloer ervaren (met dikwijls het stopzetten van de tewerkstelling als gevolg) vermeden zouden kunnen worden, indien er op de werkvloer meer kennis aanwezig zou zijn over armoede. Discriminatie, onbegrip en conflicten omtrent zogenaamde arbeidsattitudes zijn vaak een gevolg van een gebrek aan kennis en inzicht in armoedemechanismen, in het bijzonder wat betreft de 'binnenkant van armoede'. In eerste instantie zouden zeker de jobcoaches vorming over armoede moeten krijgen, daarnaast ook diverse betrokkenen op de werkvloer. Vorming aan délegé's van werknemersorganisaties, ploegbazen, mensen van de personeelsdienst,… zou zeker bijdragen tot het voorkomen en ontmijnen van misverstanden en conflicten. Daardoor zouden zowel het welzijn op het werk van mensen in armoede, de werksfeer, en uiteindelijk ook de resultaten van het bedrijf toenemen. ACTIE 25: ER WORDT OP GROTE SCHAAL VORMING GEGEVEN AAN DIVERSE BETROKKENEN BIJ ACTIVEREN VAN, TEWERKSTELLEN VAN, EN WERKEN MET MENSEN IN ARMOEDE. DE MASTERCLASS VOOR INTERMEDIAIREN IN EEN PLATFORM ALS OVA (OVERLEGPLATFORM VLAAMSE ARBEIDSBEMIDDELINGSBUREAU'S) KAN HIERVOOR EEN KADER BIEDEN.
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 33
Hoofdstuk 4: Activeren van de werkgevers Zelfs als mensen in armoede enorm gemotiveerd zijn, volgens het 'ideaalmodel' begeleid worden naar werk, en alle betrokkenen voldoende kennis van en inzicht in de armoedeproblematiek hebben, is er nog een enorme valkuil, of beter gezegd, een muur waar mensen in armoede vaak tegen botsen. De muur van een aantal werkgevers, die mensen in armoede, waaronder ook 'gekleurde armen' uitsluiten en discrimineren, het gebrek aan toegang tot kwalitatieve, degelijk betaalde jobs, en de eisen van de werkgevers die vaak te hoog liggen.
4.1. Uitsluiting, discriminatie en racisme Ondernemingen hebben een maatschappelijke verantwoordelijkheid, en het is de taak van de overheid, de vakbonden, de VDAB, het Vlaams Netwerk,… om hen daar op te wijzen indien ze die verantwoordelijkheid niet ten volle opnemen. In dit hoofdstuk trachten we een aantal suggesties te formuleren om hen te stimuleren om een divers personeelsbeleid te voeren waarbij degelijk aandacht besteed wordt aan mensen in armoede. De gekende natuurlijke aversie van ondernemers ten opzichte van teveel regulering, dwang en controle vanuit de overheid blijkt ook uit de interviews die we afnamen van mensen die actief zijn aan werkgeverszijde. Vanuit realismezin en bekommernis om concrete vooruitgang te boeken, hebben we dan ook getracht om een aantal haalbare voorstellen te formuleren. De focus leggen op positieve stimulans wil echter niet zeggen dat er geen voorwaarden gesteld moeten en kunnen worden. Het blijft een evenwichtsoefening, waarbij we haalbare maar eveneens effectieve hefbomen voor het activeren van mensen in armoede trachten voor te stellen. 4.1.1. Discriminatie en racisme bij aanwervingen. Het hoeft weinig betoog dat er discriminatie is bij het aanwerven. Echter, de impact ervan, zowel op de werkzaamheidcijfers, als op de gemoedstoestand van de mensen in armoede schreeuwt om dringende maatregelen. De diversiteitsplannen zijn een stap in de goede richting, hebben vooral een voorbeeldfunctie, maar zijn duidelijk nog absoluut ontoereikend om hier een degelijke oplossing te bieden. De vraag is ook of hiermee wel voldoende mensen in armoede bereikt worden. Bedrijven moeten nog veel meer aangezet worden om zichzelf streefcijfers op te leggen, en daar ook de nodige inspanningen voor te doen. Sectorale afdwingbare streefcijfers zouden hierbij kunnen helpen. ACTIE 26: EEN UITGEBREIDE EVALUATIE VAN DE DIVERSITEITSPLANNEN: WIE EN HOEVEEL MENSEN UIT WELKE KANSENGROEP WERDEN HIERMEE BEREIKT, WAT IS HET EFFECT VAN HUN ‘VOORBEELDFUNCTIE’, WAT ZIJN DE ERVARINGEN VAN WERKGEVERS EN WERKNEMERS, KOMEN DE DIVERSITEITSPLANNEN TEN GOEDE VAN DE ZWAKSTE ? WAT IS HET EFFECT OP LANGE TERMIJN VOOR DE TEWERKSTELLING VAN DEZE GROEP ?
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 34
Als we verschillende vacatures bekijken, zijn in de beschrijving van het gezochte profiel reeds vaak racisme en/of andere vormen van discriminatie aanwezig. (Bijvoorbeeld: ‘Poetsvrouw gezocht met Nederlands als moedertaal ?!’) Racisme is strafbaar. Dit moet heel duidelijk gesteld worden, en ook in de praktijd worden aangepakt! ACTIE 27: ALLE VACATURES WORDEN GESCREEND OP DISCRIMINATIE. VDAB SCREENT DE VACATURES VAN HAAR PARTNERS, ALLE VACATURES DIE OP DE WIS COMPUTER VERSCHIJNEN, ER WORDT JURIDISCH GEVOLG GEGEVEN AAN DISCRIMINERENDE VACATURES. De vereisten die werkgevers stellen vaak zijn niet enkel discriminerend, maar ze zijn ook veel te hoog. Dit brengt uitsluiting met zich mee, langdurig werklozen komen minder en minder in aanmerking voor bestaande jobs in het regulier circuit. Een werkgever kan niet verwachten dat de perfect op maat opgeleide werknemer door de bemiddelingsinstanties wordt gevormd en afgeleverd. Hij moet zelf ook investeren in specifieke opleidingen, in competenties van mensen. Soms is het racisme bij aanwerving (zowel bij het uitschrijven van profiel, als bij sollicitatiegesprekken, selectieproeven…) wel aanwezig, maar minder zichtbaar, of zelfs ongewild (bijvoorbeeld cultuurgebonden selectieproeven). Jobpunt Vlaanderen heeft op dit vlak een sterke expertise uitgebouwd. ACTIE 28: DE EXPERTISE VAN JOBPUNT HIEROMTRENT WORDT MEER VERSPREID. HUN INVULLING VAN DIVERSITEIT WORDT BREDER, ER WORDT HIERIN SPECIFIEK AANDACHT BESTEED AAN ARMOEDE. VLAAMS NETWERK KAN DAARTOE EEN INBRENG LEVEREN. Uit de interviews blijkt dat racisme een immens probleem blijft binnen de uitzendsector. Werkgevers vragen openlijk om Belgen. De uitzendconsulent doet zijn best om die te vinden. Sommige interimkantoren schrijven zelfs geen allochtonen in. Het effect op de jobkansen en motivatie voor allochtonen is desastreus. Bij de interviews die afgenomen werden van de werkzoekenden kwam dit heel sterk naar voor, maar ook bij de interviews die afgenomen werden van uitzendconsulenten bevestigen dit (zonder schaamte, de werkgever is klant, klant is koning).
“Ook ben ik bij alle interims ingeschreven. Ik hoor daar niets van. Ik kan het mij ook niet permitteren om elke dag te bellen. Ik mail hen wel, sommige elke dag, maar ik krijg bijna nooit reactie. Soms loop ik wel binnen, maar er is nooit iets, waarom zou ik dan elke dag gaan ? Ze kunnen mij mailen, ze hebben al mijn gegevens, telefoon is te duur. Ik ben niet stom. Soms zeggen ze vlakaf dat ze vooral werken met gediplomeerden, of ‘op uw leeftijd’.” (Uit interview van iemand van een vereniging) ACTIE 29: INVOEREN VAN DE PRAKTIJKTEST
4.1.2. Discriminatie op de werkvloer Zowel autochtone als allochtone mensen in armoede worden ook vaak gediscrimineerd op de werkvloer. Uit veel interviews spreekt daardoor moedeloosheid, en het fragiele zelfbeeld dat daardoor vaak nog extra deuken heeft opgelopen. Mensen worden gepest, ze krijgen de smerigste jobkes, ze moeten dubbel zo hard werken, ze krijgen veel minder snel promotie, ze krijgen minder snel een vast contract, ze zijn de eerste die moeten vertrekken als er Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 35
gesnoeid wordt,…. Dit werkt enorm demotiverend en straalt ook af op mensen uit de omgeving en op de volgende generaties. Discriminatie en racisme hebben veel met mentaliteit te maken, en die is natuurlijk niet zo snel door middel van een aantal acties te wijzigen. Toch menen we dat een aantal maatregelen een positieve invloed kunnen hebben op het wegwerken ervan. Eerst en vooral heeft mentaliteit veel te maken met kennis en inzicht, waartoe vorming kan bijdragen. Eén van de 'good practices' die we bezochten, en waar we verschillende werknemers interviewden, was een strijkatelier, waar een tiental mensen zowel van allochtone als autochtone origine (waaronder een aantal mensen in armoede of met een armoedeverleden) samen op de werkvloer stonden. In het verleden waren er ernstige conflicten geweest, waar discriminatie altijd een rol in speelde. Na vele gesprekken hierover werd een regel over pesten, roddelen en discriminatie explicieter opgenomen in het arbeidsreglement. Op de werkvloer werd daar zo nodig dagelijks naar gerefereerd. Het arbeidsreglement was niet zomaar een vodje papier, maar een instrument van 'do's' en 'don't s', waar telkens naar verwezen werd, met de implicatie dat overtreding ook sancties betekent. In het begin werd de discriminatie gewoon een stuk minder openlijk, maar geleidelijk -mede dankzij de volgehouden inzet van de begeleidster op de werkvloer- werd de sfeer een stuk beter. ACTIE 30: EEN DUIDELIJKE ANTI-DISCRIMINATIE REGEL WORDT OPGENOMEN IN HET ARBEIDSREGLEMENT. INDIEN DIE OVERTREDEN WORDT, ZIJN ER MOGELIJKHEDEN TOT SANCTIES.
4.1.3. Rechten voor wie er zelf moeilijk voor kan opkomen Veel mensen in armoede hebben slechte ervaringen met bepaalde werkgevers achter de rug. Een aantal malafide werkgevers beseffen heel goed dat hun werknemers in armoede niet snel geneigd zijn hun rechten op te eisen, niet snel juridische stappen ondernemen,… en maken daar misbruik van. Soms worden mensen uitgebuit, verplicht om een deel in het zwart te werken, krijgen een C4 waarmee ze geen uitkering kunnen ontvangen, omdat de werkgever geen vooropzeg wil uitbetalen,… Dikwijls waren die mensen toen die feiten zich voordeden, niet gesyndiceerd. Toch zouden de vakbonden daar oog voor moeten hebben. Ook de RVA zou daar in haar beslissingen meer rekening mee moeten houden.
4.2. Rol van de overheid De overheid heeft in het tegengaan van discriminatie een enorme rol in te spelen: ze moet niet enkel regelgeving hierrond ontwerpen, maar het respecteren daarvan ook afdwingen. Daarnaast is het van belang dat de overheid ondersteuning biedt aan alle initiatieven die diversiteit in de hand werken. Het allerbelangrijkste is de voorbeeldfunctie die de overheid heeft en actief dient te vervullen, door het aanwerven van kansengroepen, en het promoten van diversiteit. ACTIE 31: DE OVERHEID LEGT ZICHZELF AMBITIEUZE QUOTA OP
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 36
Hierboven gaven we aan waar het vaak fout loopt bij de aanwerving van mensen in armoede. Gelukkig zijn er ook hele goede voorbeelden. Er zijn diverse prachtige initiatieven, die ook heel succesvol zijn. Vaak zijn dat initiatieven die spontaan, via eigen netwerken tot stand gekomen zijn. Voor een stuk hangt dit dikwijls af van het persoonlijk engagement van de werkgever, de bedrijfsleider… Het belang van netwerken, relaties, hierin is eveneens erg sterk. Dit zijn zaken die heel moeilijk door organisaties of door de overheid te beïnvloeden zijn: hoe stimuleer je de goodwill, engagement, betrokkenheid van een werkgever? ACTIE 32: ER MOET WERK GEMAAKT WORDEN VAN DIALOOG EN NIEUWE SAMENWERKINGSVERBANDEN, NIEUWE NETWERKEN, ZOWEL LOKAAL ALS OP VLAAMS NIVEAU. ZOWEL DE VLAAMSE ALS LOKALE OVERHEDEN, WERKGEVERSORGANISATIES ALS VERENIGINGEN WAAR ARMEN HET WOORD NEMEN, KUNNEN DAAR EEN ROL IN SPELEN.
“Ik denk wel dat er interesse zou zijn voor vorming rond armoede. En inderdaad, ik weet dat er bij de werkgevers dat er enorm veel vraag is achter personeel. Dan is wat telt: kan hij de job aan, is het zinvol dat ik erin investeer. Dat is een harde realiteit, maar dat is zo. Ik denk inderdaad dat Unizo daar ook mee aan tafel ook wil over zitten, dat Unizo dat ook interessant vindt. Natuurlijk een bedrijf is een bedrijf, die gaan niet alle kosten op zich nemen, dat is ook een stuk verantwoordelijkheid van de overheid. Je kan bedrijfsleiders niet dwingen. Er zijn al zoveel wetten, met een paar goede advocaten zijn ze toch te omzeilen. Als men natuurlijk uitgesproken zaken kan aantonen, mensen die puur letterlijk omwille van racistische motieven niet aangenomen worden, dan moet je ervoor gaan, want dan heb je een hard bewijs. Je moet vooral de mentaliteit aanpakken. Je moet ook durven het financieel interessant te maken voor een bedrijf. Een bedrijfsleider kijkt altijd over zijn muurtje naar de anderen. Ik denk dat je moet kunnen aantonen, vanuit de overheid, vanuit Unizo en vanuit de verschillende sociale partners, dat je moet kunnen een bedrijf aanwijzen waarvan je zegt: ‘Kijk, die doen dat, en die maken winst, veel winst’ Mensen die het tempo niet aankunnen, daar kan je nog altijd iets mee doen. Je hebt in een bedrijf altijd mensen nodig die iets zinvol kunnen doen. Maar dat tempo dat dan gecompenseerd wordt.” (Interview Nico Vockeryck, ondervoorzitter Unizo Antwerpen)
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 37
Hoofdstuk 5: Diverse armoede ‘Mensen in armoede’ is een ruime verzamelnaam, die verschillende groepen mensen in verschillende situaties kan omvatten. Wij hanteren de definitie van Jan Vrancken:
‘Armoede is een netwerk van sociale uitsluiting dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan. Het scheidt de armen van de algemeen aanvaarde leefpatronen van de samenleving. Deze kloof kunnen ze niet op eigen kracht overbruggen.’ Bij het uitvoeren van dit onderzoek, en dus bij de selectie van de geïnterviewden hebben we ervoor gekozen dit vrij breed te interpreteren, en een zo divers mogelijk palet van mensen in armoede te interviewen. Dit wil zeggen dat we ons niet enkel richtten op generatiearmen, maar eveneens op zogenaamde ‘nieuwe armen’ en ‘allochtone armen’, en dat we daarin trachtten ook qua leeftijd en gender een diverse selectie te maken. Dit weerspiegelt ook meer en meer de samenstelling van onze verenigingen, die een in toenemende mate divers publiek kennen. De problemen die mensen in armoede ervaren met betrekking tot tewerkstelling zijn vaak gemeenschappelijk, of de mensen in armoede nu van allochtone of autochtone afkomst zijn, jong of oud, vrouw of man. Een groot aantal van de verder besproken valkuilen en hefbomen werden door vele geïnterviewden aangegeven. De herkenning en erkenning van gemeenschappelijke vormen van uitsluiting op vlak van tewerkstelling, kwamen op de Forumdag Activering duidelijk naar voor. Diverse maatregelen, oplossingen, acties die we voorheen in het rapport vermeldden, gelden dan ook voor diverse mensen in armoede, los van afkomst, geslacht, leeftijd,… Toch zijn er ook een aantal hardnekkige drempels en valkuilen die wel gerelateerd zijn aan afkomst, die specifiek zijn voor bepaalde leeftijdsgroepen, of obstakels zijn die vooral ‘nieuwe armen’ aangeven… die dan ook een specifieke aanpak vereisen.
5.1. Allochtone armoede Valkuilen: - racisme - weinig toegang tot informatie - taalachterstand - beperkte netwerken Hefbomen: - Nederlandse les - relativeren van belang van taalkennis bij bepaalde functies - nieuwe samenwerkingsverbanden Racisme blijft de grootste drempel waarmee allochtonen geconfronteerd worden bij de zoektocht naar kwalitatief werk. De valkuilen, hefbomen en acties hieromtrent, kwamen reeds uitvoerig aan bod in hoofdstuk 4.
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 38
Vaak geven allochtonen aan moeilijkheden te hebben bij het aanleren van het Nederlands. Zeker voor oudere allochtonen is dit soms zeer moeilijk, in het bijzonder voor mensen die weinig gealfabetiseerd zijn in hun moedertaal16. Toch geven ook mensen aan dat van de kennis van het Nederlands een extra drempel gemaakt wordt. Een man van Marokkaanse afkomst, die 12 jaar gewerkt heeft in de tuinbouw, vindt nu geen werk meer. Als reden wordt de geringe kennis van het Nederlands opgegeven.
Het taalprobleem is niet het echte probleem van allochtonen. Er zijn namelijk aan de ene kant mensen die de taal niet spreken en toch aan het werk zijn. Terwijl er andere jongeren zijn die zeer goed Nederlands spreken en juist zonder werk zitten. (interview consulent FMV) Een aantal specifieke drempels die we tegenkwamen bij de interviews van vluchtelingen waren de verlenging van de verblijfspapieren en de gelijkschakeling van diploma’s. Aangezien de diversiteit binnen onze verenigingen toeneemt, komen ook mensen met een precair verblijfsstatuut en mensen zonder papieren soms naar onze verenigingen. De armoede die zij ervaren is een rechtstreeks gevolg van hun statuut, waardoor ze vaak niet kunnen genieten van het grondrecht op werk. Uitbuiting, zwartwerk en extreme armoede zijn vaak het gevolg. Ze geven aan dat ze –terwijl ze nog in de asielprocedure zatendiverse opleidingen volgden (onder andere binnen VDAB), en in het reguliere circuit aan het werk waren. Hun werkgever is nog steeds bereid hen aan te nemen, maar dit is door het verlies van verblijfsrecht en arbeidskaart onmogelijk geworden. ACTIE 33: REGULARISATIE VAN MENSEN ZONDER PAPIEREN OP BASIS VAN DUIDELIJKE CRITERIA. ZICHT OP TEWERKSTELLING IS EEN CRITERIUM OP BASIS WAARVAN MENSEN EEN VERBLIJFSVERGUNNING KUNNEN BEKOMEN. Veel mensen uit de allochtone gemeenschappen vinden jobs via vrienden, kennissen, en minder via de VDAB, toeleidingsprojecten. Toch zijn hun netwerken soms vrij beperkt tot de eigen gemeenschap. ACTIE 34: ER WORDEN NETWERKVERBREDENDE SAMENWERKINGSVERBANDEN OPGEZET. ALLOCHTONENORGANISATIES, VERENIGINGEN WAAR ARMEN HET WOORD NEMEN, DE OVERHEID EN DE WERKGEVERSORGANISATIES KUNNEN HIERTOE DE DIALOOG AANGAAN.
5.2. Armoede bij (allochtone) jongeren In het kader van de aanpak van de jeugdwerkloosheid en de resultaten van de jongerenbanenplannen gaat er actueel veel aandacht naar de ‘moeilijk te bereiken harde kern van laaggeschoolde jongeren’. We merken dat een aantal van die jongeren in armoede leven, en dat ze soms ook lid zijn van of contacten hebben met een vereniging waar armen het woord nemen. Van een aantal van hen namen we ook een interview af. Aangezien ze als ‘moeilijk bereikbaar’ worden omschreven, en er een grote vraag lijkt te zijn naar het blootleggen van valkuilen, en het vinden van oplossingen voor het activeren van deze jongeren, willen we hier toch wat uitgebreider op ingaan. Wij menen en hopen hiermee een bijdrage te kunnen leveren aan het bereiken en activeren van deze groep jongeren.
16
Zo interviewden we onder andere een aantal Berbers die daarvan getuigden
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 39
Graag zetten we onze bevindingen en voorstellingen uiteen, op basis van een voorbeeld, een korte schets met fragmenten uit een interview. We interviewden oa. Mohammed17 een 22 jarige jongen van Marokkaanse afkomst, geboren te Borgerhout. Op het ogenblik van het interview is hij als ‘werkonwillige’ geschorst door de RVA, dit reeds lange tijd, precies weet hij het niet, maar ‘zeker een paar jaar’.
Valkuilen: - School investeert weinig in jongeren die volwassen leeftijd bereiken - Jongeren hebben geen info over arbeidsmarkt en mogelijkheden - School verlaten zonder diploma - Strafblad Hefbomen: - Intensieve begeleiding ook op school, ook bij 18 + - Duidelijke informatie over arbeidsmarkt, beroepskeuzes, af te leggen weg - Bewijs van goed gedrag en zeden is niet noodzakelijk voor functies waarbij dit niet - direct relevant voor is. Op mijn 18 ben ik gestopt. Het laatste wat ik deed was kantoor, deeltijds, ik deed dat graag, het was niet moeilijk. Op school hebben ze gezegd toen ik 18 werd, dat ik vanaf dan niet meer moest komen. Ik vond dat wel jammer, want ik ging graag naar school. Daar had ik mijn vrienden en ik vond het plezant in de klas. Bij de interim zeggen ze altijd: ‘Er is geen werk, we zullen u contacteren’. Het is altijd, overal hetzelfde. Ik heb nog geen enkel telefoontje gekregen. In het begin belde ik ook zelf heel veel om te vragen of ze werk hebben, maar nu niet meer. Dan hoorde ik van een vriend dat ze mensen zochten om bij de stad te gaan werken. Ik ging informeren. Ik moest een bewijs hebben van goed gedrag en zeden, maar ik ben veroordeeld voor slagen en verwondingen, en kreeg dat niet, dus kon ik niet bij de stad werken. Misschien heeft het te maken met mijn strafblad, maar niet alleen. Veel van mijn vrienden hebben dat ook en vinden ook moeilijk werk. Ik weet niet of racisme meespeelt. Wel bij de interim-kantoren, daar is het altijd hetzelfde liedje. Ook bij Instant A, daar is het hetzelfde, ik zie geen verschil. Bij de VDAB heb ik nog geen hulp gekregen, enkel de wiscomputer, maar daar heb ik nog niet veel in gevonden. Ik wil zelf geld verdienen, en ook mijn ouders zouden graag hebben dat ik werk heb. Ik zou me beter voelen, gaan werken is veel gezonder, je moet opstaan, je hebt een vast patroon. Ik verwacht wel hulp van de VDAB, ik hoop dat dat ooit komt, maar ook van mijn vrienden heb ik dat nog nooit gehoord, wel dat ze geschorst werden. Ik wil nu geen opleiding doen, daarna krijg ik toch geen uitkering, daarvoor wil ik niet vroeg opstaan, en dan niet beloond worden, dat is toch niet interessant. Ik wil geen opleiding, enkel direct aan het werk Een opleiding wil ik enkel volgen als het betaald wordt. 17
De naam is om evidente redenen fictief
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 40
Na het afnemen van het interview, werd er nog wat nagepraat, samen met een werker van de vereniging. Na uitleg over de mogelijkheden om opleidingen te volgen, de verschillende opties die er zijn, wat dat inhoudt,... heeft Mohammed zich toch ingeschreven om een opleiding te volgen !
5.3. Vrouwen in armoede Valkuilen: - niet mogen werken van de partner Hefbomen: - intensieve, stapsgewijze begeleiding Tijdens het afnemen van de interviews kwamen we verbazend veel situaties tegen waar vrouwen aangaven ‘niet te mogen gaan werken’ van de partner. De zorg voor de kinderen is soms een gedeelde bekommernis, maar even vaak ging het om kinderloze koppels. De vrouw gaf dan aan zich geïsoleerd te voelen, maar weinig mogelijkheden te zien om haar man te overtuigen. Oorzaak was vaak angst om de (controle over) de partner te verliezen. Ook hier kan de vertrouwensrelatie met de werkmaat eventueel een uitweg bieden. Het is belangrijk dat er met geduld en begrip een aantal zaken bespreekbaar gemaakt worden, dat er ondersteuning geboden wordt, en een stapsgewijs, voor beide haalbaar traject wordt uitgestippeld.
“Er was bijvoorbeeld een meisje vaak afwezig, wel met een ziektebriefje. We voerden een gesprek, maar dat leverde weinig op. Wat er aan de hand was, haar vriend deed deeltijds onderwijs, en had geen job, zat thuis en verwachtte van haar dat ze bij hem thuis bleef. Als we haar onder druk gezet hadden, had ze ontslag genomen, en was dat voor beiden een foute oplossing geweest. Je hebt vertrouwen nodig. Toen de moeder van die jongen in het ziekenhuis lag, is hij hier geweest, hij vroeg of ze mocht meegaan naar het ziekenhuis, we hebben gezegd ok, als je de rest van de maand niet meer afwezig bent. En het heeft gewerkt. Iedereen blij. Dialoog is ontzettend belangrijk.” (Uit interview van Saskia De Bruyn, Leren Ondernemen)
5.4. Ouderen in armoede Valkuilen: - tempo ligt te hoog - achterstand op vlak van technologie - discriminatie - ontmoedigd, voelen zich afgeschreven - gezondheidsproblemen Hefbomen: - werk op maat - intensieve respectvolle begeleiding, werkmaat Bij oudere mensen in armoede kwam dikwijls het gevoel ‘afgeschreven te zijn’ naar voor, niet in het minst hadden ze dat gevoel bij hun trajectbegeleider. Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 41
“Wa moeten ze met zo'n ouden, die nie naar 't school is geweest, als ze die goeikope jonge gasten kunnen inzetten” (Uit interview van iemand van een vereniging) Andere valkuilen waren het gebrek aan jobs op maat, wat reeds besproken werd in Hoofdstuk 2, en discriminatie, dat in Hoofdstuk 4 uitgebreid aan bod kwam.
5.5. Zelfstandigen in armoede We namen ook een aantal interviews af van mensen die zelfstandig waren geweest, en onder andere door een faillissement in armoede terechtkwamen, en mensen die hen begeleidden. Ook hier zijn naast algemene valkuilen voor mensen in armoede, een aantal specifieke aan te duiden.
Valkuilen: - zelfstandigen in moeilijkheden gaan vaak langer door met hun zaak omdat ze weinig alternatieven zien - er is weinig ondersteuning voor hen naar tewerkstelling toe - ze komen niet in aanmerking voor verschillende maatregelen, de hefbomen ontbreken - er is weinig expertise rond hun problematiek Hefbomen: - vorming aan OCMW, maatschappelijk assistenten over deze problematiek - nieuwe tewerkstellingsmaatregelen voor gefailleerde zelfstandigen, of zelfstandigen in moeilijkheden, als overgangsmaatregel - bij zware schuldenlast, tewerkstelling mogelijk maken met voelbare inkomensverhoging
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 42
Hoofdstuk 6: Andere mogelijk inspirerende suggesties ACTIE: MENSEN KRIJGEN EEN HOGERE UITKERING, WAARDOOR ZE ZICH GOED VOELEN EN ZIN HEBBEN OM WERK TE ZOEKEN ACTIE: DE FINANCIËLE STEUN TIJDENS HET VOLGEN VAN EEN OPLEIDING WORDT STERKER, MENSEN KRIJGEN EEN STUDIEBEURS. ACTIE: ALLE MAATSCHAPPELIJK ASSISTENTEN VAN OCMW EN VDAB DIE MENSEN IN ARMOEDE BEGELEIDEN NAAR WERK VOLGEN EERST EEN SOORT INLEEFSTAGE BIJ EEN VERENIGING WAAR ARMEN HET WOORD NEMEN ACTIE: ER KOMT EEN UITGEBREIDE SENSIBILISERINGSCAMPAGNE ROND TEWERKSTELLING VAN KANSENGROEPEN, MET SPECIFIEKE AANDACHT VOOR MENSEN IN ARMOEDE, HIERAAN KAN EEN WEDSTRIJD WORDEN GEKOPPELD, MET MEDIA AANDACHT EN EEN PRIJSUITREIKING ACTIE: NAAST EEN FINANCIËLE DOORLICHTING, WORDEN BEDRIJVEN OOK OP VLAK VAN MENSELIJK KAPITAAL (PERSONEELSBELEID) DOORGELICHT. HOEVEEL VERLOOP IS ER, WELKE GROEPEN MENSEN ZIJN ER AAN HET WERK, IS ER WEL EEN AFSPIEGELING VAN DE MAATSCHAPPIJ IN HET BEDRIJF ? ACTIE: ER WORDT EEN LABEL UITGEWERKT, MAATSCHAPPELIJK VERANTWOORD ONDERNEMEN ACTIE: VDAB MOET ZELF OP CONTROLE KUNNEN GAAN BIJ WERKGEVERS. ZE MOETEN KUNNEN MOTIVEREN WAAROM IEMAND NIET AANGENOMEN IS, VDAB MOET OOK KUNNEN SANCTIONEREN BIJ DEZE ACTIE: DE OVERHEID MOET STIMULERENDE MAATREGELEN TREFFEN OM DE MAATSCHAPPELIJKE WAARDERING VOOR BEPAALDE JOBS TE VERHOGEN, BIJVOORBEELD HET INVOEREN VAN EEN 'POETSVROUWDAG', ZOALS ER EEN SECRETARESSEDAG IS ACTIE: ER MOET EEN GOEIE, ONAFHANKELIJKE EN WERKENDE OMBUDSDIENST KOMEN VOOR ALLE PROBLEMEN MET BETREKKING TOT DISCRIMINATIE BIJ AANWERVING EN OP DE WERKVLOER
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 43
Hoofdstuk 7: ‘Good and bad practices’ Bij het uitvoeren van dit project, vertrokken we van interviews van mensen in armoede en van diverse begeleiders, toeleiders, academici… Doorheen onze zoektocht naar drempels en valkuilen, kwamen we verschillende mooie succesverhalen en ook diverse tragische verhalen van mislukking tegen. De aan- of afwezigheid van de door ons genoemde drempels, was vaak verantwoordelijk voor dit succes of deze tegenslag. Zowel bij het leven van mensen in armoede als bij de organisatie van een opleiding, de vorm van een begeleiding, de communicatie van consulenten… is er zowel sprake van ‘good’ als van ‘bad practices’. Bij de ‘good practices’ werd dankzij bepaalde hefbomen een kwalitatieve duurzame tewerkstelling bereikt, of werden althans stappen in die richting gezet. Bij de als ‘bad practices’, spelen valkuilen en wordt tewerkstelling niet bereikt, of de afstand tot de arbeidsmarkt wordt groter. Een aantal uitgesproken voorbeelden willen we hier even toelichten. Ze kunnen verhelderend zijn, verduidelijkend voor de eerder aangeduide en besproken valkuilen en hefbomen. Ze verklaren waarom we bepaalde acties voorstellen. Ze getuigen van hoe een leven in armoede en een traject naar werk er kunnen uitzien.
7.1. Good practice: wending in het leven van Koen18 De samenhang van instrumentele en expressieve vooruitgang speelt een essentiële rol in het voorbeeld van Koen de ervaringsdeskundige, die nu reeds jaren dezelfde kwalitatieve job vervult. In het schema op de volgende pagina komt dit duidelijk naar voor. Hier een aantal fragmenten uit het interview, die illustreren welke valkuilen kunnen meespelen bij activeren van mensen in armoede, en welke hefbomen een uitweg kunnen bieden. Valkuil: gekwetste binnenkant, weinig competenties opgebouwd tijdens jeugd, diverse ‘attitudeproblemen’ onder andere als gevolg daarvan.
“Ik kon in die tijd heel erg moeilijk om met gezag. Vroeger, als kind, zat ik lange tijd in een instelling. Daar werd alles voor me gedaan. We mochten ons niet eens zelf wassen. Je werd daar zeer kort gehouden, ze leerden ons volledig afhankelijk te zijn. Toen ik enkele jaren later terug thuis woonde en in een omgeving terecht kwam waar je helemaal vrij werd gelaten ging het met mij de verkeerde kant op. Ik kwam op straat terecht en kende geen grenzen meer. Met gezag had ik het enorm moeilijk. Het heeft mij nog verschillende keren parten gespeeld tijdens mijn arbeidsloopbaan. “ Samenspel van instrumentele en expressieve moeilijkheden: problemen op welzijnsvlak, hand in hand met zwakke positie op de arbeidsmarkt, gebrek aan duurzame tewerkstelling
“Ik bleef wel voor mijn zoon zorgen, opdat hem zeker niets zou ontbreken. Voor de rest deed ik echter niets meer. Zeker niet wat werken betreft. Ik dacht in die tijd alleen maar aan het verdrinken van de pijn en de miserie.”
18
De namen van de personen die hier vermeld worden zijn om evidente redenen fictief
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 44
“Na dit ongeval ben ik bijna 6 of 7 jaar thuisgebleven. Ik kon nergens meer terecht wegens mijn rugklachten. Ik werd niet invalide verklaard maar bij de VDAB kreeg ik nog wel een uitkering, maar verder staken ze geen moeite meer in mij, ik ging toch niet meer kunnen werken. Ik heb toen jaren niets van de VDAB vernomen.” “Op dat moment zat ik erg diep in de problemen. De financiële kater samen met al jaren niet meer actief te zijn maakte dat ik een zwarte periode doormaakte. “ Hefboom: nieuwe persoon in het leven, liefdesrelatie, sterker zelfbeeld
“Voor ik Fien leerde kennen, was ik gene handige, ik dacht dat ik dat niet kon” Hefboom: nieuwe persoon in het leven, ontwikkelen van vertrouwensband ermee, samenspel van expressieve en instrumentele vooruitgang
“Op dat moment kwam ik voor het eerst in contact met x werker van een vereniging. Eerst was ik niet zo happig om deel te namen aan de activiteiten van de vereniging. Maar met de komst van x veranderde alles. De eerste indruk die x werkte was daarbij heel belangrijk. De manier waarop x met mij omging was zo anders dan alle andere. Hij gaf je het gevoel op de zelfde hoogte te staan. Hij zei je niet wat je moest doen, maar gaf wel zijn mening over dingen. Langzaamaan bouwde ik een band op met x.” Instrumentele vooruitgang: “Dit leidde uiteindelijk tot mijn inschrijving bij de Link voor de opleiding Ervaringsdeskundige in Armoede. “ Expressieve vooruitgang: “Veel beter dan vroeger ben ik tegenwoordig in staat om problemen aan te pakken. De problemen zijn niet allemaal verdwenen, maar vroeger ging ik er van lopen, nu pak ik ze aan.”
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 45
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 46
7.2. 'Bad practice': ontbreken van bepaalde hefbomen in het leven van Marie Marie is een vrouw van 54, die bijna wanhopig op zoek is naar werk, zonder resultaat. Aan haar inzet en motivatie kan het niet liggen. Ondanks immens veel sollicitatiebrieven, volgen van opleiding, sollicitatietraining, en veel bezoekjes aan interim-kantoren en VDAB wil het maar niet lukken. Doorheen haar verhaal zie je het samenspel van de instrumentele en expressieve component, waar vooruitgang gelijktijdig op beide vlakken ontbreekt. Dit verduidelijken we met het schema op de volgende bladzijde. Ook de afwezigheid van een aantal hefbomen, die we in dit rapport aanduiden, verklaren mee het wegblijven van succes. Valkuil: gekwetste binnenkant, weinig competenties opgebouwd tijdens jeugd, veroorzaken onder andere attitudeproblemen
“Mijn vader heb ik nooit gekend, mijn moeder was gescheiden omwille van zware mishandeling. Ten gevolge van heel die situatie ben ik in een home grootgebracht. We hebben eigenlijk verre van een schitterende jeugd gehad, wij kregen daar om de haverklap een pak rammel, zomaar. “ Samenspel van instrumentele en expressieve moeilijkheden: problemen op welzijnsvlak, hand in hand met zwakke positie op de arbeidsmarkt, gebrek aan duurzame tewerkstelling
“Mijn eerste werkervaring was vroeger, op een koekjesfabriek. Ik kon dat niet aan. Ik heb daar een jaar gewerkt ik had constant hoofdpijn. Iedereen stond daar te roepen en te brullen. Ik heb dat van kleins af aan die hoofdpijn, van toen ik afgepakt ben van mijn moeder. Na een jaar ben ik weggelopen van die fabriek, ik kon het niet meer aan. In de fabriek was het dezelfde situatie als in het home, constant dacht ik ‘ik zal weer slaag krijgen.” Marie krijgt weinig hulp bij het verwerken van gekwetste binnenkant, waardoor ook psycho- somatische klachten verschijnen, die tewerkstelling in de weg staan. Evenmin is er een vertrouwensfiguur binnen trajectbegeleiding. De jobs die ze vindt zijn te zwaar voor haar.
“Dat werk in het bejaardentehuis was een goede werkervaring, maar een contract voor een jaar. Het werk zelf gaf veel voldoening. Ik deed vanalles en nog wat, da was tof. Toen besefte ik ook dat het mogelijk was iets anders te doen dan zoals in ’t fabriek. Daarna moest ik wel in de keuken, dat was te zwaar. Vooral fysiek. Ik had terug overal pijn, en ik kon dat niet zeggen. Dat had ook een emotionele weerslag, ik was terug innerlijk volledig verzwakt, ik had constant het gevoel ‘het gaat hier niet, ik word weer onderdrukt.” “Als interims heb ik in een grootkeuken gewerkt, in residenties, zalen,… Ik heb dat graag gedaan, maar het waren altijd korte dingen. Ik begrijp er niets van waarom ik niet mocht blijven. Het is dikwijls zo geweest. Verwachten ze dat alles perfect moet lopen? Ik kreeg ook nooit antwoord waarom ik moest vertrekken, zelf niet van de mensen met wie ik werkte.” “De web + is wat ze zeggen een nepstatuut, het helpt je niet echt verder. Men helpt je voor een jaar aan het werk, je mag om de beurt een jaartje genieten van een betere situatie, en dan is het terug naar af. Je hebt geen vooruitzichten.” “Ik was blij dat het contract gedaan was, ik ben meer en meer beginnen sukkelen met mijn rug. Ik mag door mijn nieren niet alle pijnstillers namen.“ Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 47
Valkuil: opleiding niet op maat, geen ruimte en aandacht voor welzijn
“Ik heb dan een gesprek gehad met mijn trajectbegeleider, en gezegd dat ze mij intensiever moeten helpen, er was sprake van een opleiding. Toen ben ik zelf naar de infoshop gegaan, ik wou wel als bediende werken, vandaar dat ik dan die snelcursus gevolgd heb.” “Ik heb die opleiding gedaan, maar ik heb een probleem met rekenen, en dat maakt de jobmogelijkheden beperkt.” “In de cursus was ik ook heel verward geworden door de medicamenten. De collega’s begonnen mij uit te lachen, en ik schaamde me meer en meer. Ik ben moeten stoppen met die medicamenten. Mijn resultaten voor rekenen waren niet goed (redenen: te moeilijk, teveel pijn, problemen met stilzitten). Ik was nooit afwezig, buiten 1 dag dat ik naar het ziekenhuis moest.” “Ik ben zo’n job aan het zoeken, maar je moet tegenwoordig zoveel kunnen. Ik ken vanalles de basis, maar dat is te weinig, en wat ik geleerd heb in de cursus vervaagt. Ik heb ook 6 maand sollicitatietraining gevolgd, en 48 brieven geschreven, ongeveer 2 per week, soms meer. “ Valkuil: weinig inzicht in armoede bij begeleider, onbegrip
“Bij de VDAB vonden ze dat ik heel negatief was. Hij zei dat ik met zo’n negatieve houding niet aangenomen wordt, dat ik positiever moet zijn. Maar hij weet niet hoe het is om elke dag met pijn te moeten leven, en hoe frustrerend het is als je echt wil werken en het maar niet lukt. “
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 48
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 49
7.3. Good practice: Steunpunt tewerkstelling Borgerhout Organisatie die binnen het Antwerpse de tewerkstelling van maatschappelijk achtergestelde jongeren wil bevorderen en dit hoofdzakelijk doet door het gratis aanbieden van opleidingen en het bemiddelen naar duurzame tewerkstelling. Dit is een uitgesproken voorbeeld, ‘good practice’, aangezien hier maatschappelijk achtergestelde jongeren opgeleid worden, en er geen selectie gebeurt van ‘de sterkste, met de meeste slaagkansen’ (afroming), en er tegelijk slaagpercentages zijn van 80 à 90 procent. We zien dat hier immens veel van de in het rapport aangegeven hefbomen, samen werkzaam zijn.
Fragmenten uit Interview met Erik Vandenhoeck, STW Borgerhout Hefboom: Aandacht voor welzijn, verwevenheid van ‘willen’ en ‘kunnen’
“De eerste maanden zijn we echt bezig met alle rommel op te kuisen uit het privé-leven, advocaten, mutualiteiten, vdab, huisbasen, electrabel,… Alle mogelijke problemen die hun leven verzuren of die gasten doen vluchten in drank of drugs, worden eerst in orde gebracht, zodat alles terug rustig wordt. Dat is noodzakelijk, anders blijf je in de miserie zitten, en geraak je er niet uit, de opleiding zou dan ook niet slagen. Werk is heel belangrijk om terug de draad op te pikken, in orde te geraken met vanalles, maar er zijn dingen die het onmogelijk maken om je werk te kunnen aanvangen. Voorbeeld depressie, als je echt in de miserie zit, problemen op financieel, juridisch, emotioneel, … kan je niet op een goeie manier beginnen.” “We brengen alles in kaart, beslissen wat aangepakt moet worden om de job goed te kunnen doen. Ook tijdens hun uren kunnen ze zich engageren om iets rond hun problemen te doen. Dat kan ook zoiets zijn als asserviteitstraining. Dat kan ook iets praktisch zijn, ivm justitie,… Het is allemaal individueel en op maat, vaak gaan we mee naar verschillende diensten om de zaken mee in orde te brengen. “ Hefboom: Persoonlijke vertrouwensrelatie
“De relaties tussen instructeurs en gasten zijn heel gemoedelijk, bijna een vader zoon relatie dikwijls” Hefboom: Vertrekken van capaciteiten, en versterken ervan, breder dan louter gericht op de tewerkstelling
“Er zijn mannen die geen rijbewijs hebben, het Nederlands niet goed machtig zijn, wat aan het dolen zijn,… Dat is zo’n onvatbare groep, dat de vdab niet weet hoe daarmee om te gaan, ze zijn met teveel, en hebben geen kwalificaties. Die mannen een paar maand aan kwalificaties helpen, dat is noodzakelijk.” Hefboom: Vrije keuze en samen maken van keuzes
“En wie hier opleiding volgt doet dat vrijwillig, ism vdab, je hebt 1 euro per uur opleidingspremie. Het zijn gemotiveerde gasten.” “Wij maken in het begin met een gast ook altijd een swot analyse. Met de begeleider wordt dan samen gedacht ‘wat zullen en kunnen we doen om dit of dat in orde te brengen.”
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 50
Hefboom: Volgehouden begeleiding, voor, tijdens en na de effectieve opleiding
“De gasten die hier in opleiding of werkervaringsproject zijn, die begeleiding is dan echt heel intens, dan gaan we samen zoeken naar een bedrijf, we gaan in dat bedrijf bemiddelen, tot die gast echt in een contract zit. Liefst vast contract van onbepaalde duur.” “Als een gast afhaakt en dan terugkomt, zoeken wij ook mee naar een andere opleiding. Eigenlijk moet het ocmw dat doen, maar dat zijn allemaal zo’n onpersoonlijke instellingen, wij hebben niet zoveel gasten, 50 per jaar. Maar daarom kunnen we het zo persoonlijk doen, en is het zo succesvol.” Hefboom: Perspectief (oa. door nauwe samenwerking met bedrijven)
“We hebben een goede relatie met de bedrijven waar onze mensen terecht komen. Het is heel belangrijk dichtbij of zelfs in de bedrijven aanwezig zijn. Er zijn bedrijven die echt geëngageerd zijn om diversiteit in hun bedrijf te brengen, en dan werken ze graag samen met een opleidingscentrum, waarvan ze weten dat ze mensen aanbrengen die een jaar lang intensief opleiding gevolgd hebben, discipline geleerd hebben. Wij helpen de bedrijven met administratieve zaken en informatie.” “Als gasten al gedemotiveerd zijn als ze hier toekomen, draaien we dat snel om, hier is een hele positieve sfeer, hier leeft het idee als je hier kan beginnen, dan raak je aan een job. Dat wordt zo ook onder elkaar gezegd. “ Fragmenten uit interview met x, volgt werkervaringsproject bij Steunpunt Tewerkstelling Hieronder een aantal fragmenten uit een interview met Romil, een vluchteling die werkervaringsproject doet bij het STW Borgerhout. Wat hij ons vertelt illustreert duidelijk wat door de arbeidsbemiddelaar hierboven werd verteld.
“Ik had geen ervaring, geen opleiding, geen diploma. Ook als vluchteling is het moeilijk, als ik mijn familienaam zeg, is het vaak direct gedaan met het gesprek. De VDAB heeft weinig voor me gedaan toen ik werk zocht. Elke dag ging ik er naar toe, maar ze praatten weinig met me, ik ging dan vooral op de computer zoeken. De begeleiding is hier ook heel goed. De chef is echt professioneel en legt alles goed uit. Erik en Mark (de arbeidsbemiddelaars) zijn ook goed bezig, bijna iedereen bij ons die weg gaat is aan het werk. Vanaf de eerste dag heb je gesprekken, waarbij je samen met je begeleider zoekt wat je wil doen, meer en meer wordt dat duidelijker. Het is praten zoals met vrienden en collega’s, dat is belangrijk. Ook als je problemen hebt, kan je bij Erik terecht. Ik had eens een serieuse overtreding met mijn brommer, Erik heeft een advokaat voor mij gevonden. Sedert ik met het werkervaringsproject bezig ben, heb ik geen contact meer gehad met het ocmw. Daarvoor waren er sowieso ook maar weinig gesprekken. Er is een groot verschil tussen de begeleiding hier en bij het ocmw. Volgende week kan ik in een bedrijf beginnen.” Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 51
Bijlages Bijlage 1: overzicht van de afgenomen interviews Interviews van mensen die in armoede leven, of geleefd hebben (Totaal 23) Mensen in armoede uit de verenigingen: Open Huis Antwerpen De Brug Hasselt 't Hope Roeselare Leren Ondernemen Leuven
(4) (2) (2) (1)
Uit tewerkstellingsprojecten, buurt- en nabijheidsdiensten: Jonge vluchtelingen in werkervaringsproject/opleiding Antwerpen Vrijwilliger in sociale werkplaats Herentals Werknemers van strijkatelier Bornem Vluchteling werkervaringsproject Leuven
(3) (1) (3) (1)
Ervaringsdeskundigen (Van VDAB en Vlaams Netwerk)
(4)
Werkzoekenden, Marokkaanse gemeenschap,
(2)
Interviews van actoren die vanuit diverse invalshoeken, elk op hun terrein expertise op dit gebied hebben (Totaal 21) Fons Leroy, administrateur-generaal vdab Kim Devos, medewerkster project @work Eric Vandenhoeck, arbeidsbemiddelaar Steunpunt Tewerkstelling Ingrid Swinnen, consulent Instant A Ria Moeyens, coördinator strijkatelier OCMW Fatih Ari, consulent UTV (Unie van Turkse Verenigingen) Rachid Berhili, consulent FMV (Federatie van Marokkaanse Verenigingen) Evans, toeleider AIF (multiculturele federatie van zelforganisaties) Fouad Bougrine, trajectbegeleider Rzoezi Saïd, jeugdwerker Rzoezi, Jan Demeulenaere, OCMW, maatschappelijk assistent, schuldbemiddeling Wim Deweerd, arbeidsbegeleider, Ceon Bart Doevenspeck, coördinator Recupc Jeanmarie, instructeur Recupc Saskia De Bruyn, medewerkster Leren Ondernemen Carl Maeckelberge, ACV Ignace Degeest, consulent Jobkanaal Unizo Nico Volckeryck, ondervoorzitter Unizo Antwerpen Dirk Verschoore, Directeur Efrem v.z.w. Ides Nicaise, projectleider HIVA Jimmy Devos, HRM, ex-Volkswagen Vorst
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 52
Bijlage 2: ‘Forumdag Activering’ Programma 09.30 u 10.00 u 10.30 11.00 11.15 12.45 13.45 15.15 15.30 16.00
u u u u u u u u
Ontvangst met koffie Verwelkoming door Paul Vaernewyck Inleiding door Elke Vandermeerschen, projectverantwoordelijke Toespraak door Minister Vandenbroucke Pauze Eerste reeks werkgroepen Middagmaal Tweede reeks werkgroepen Pauze Verslaggeving van de werkgroepen Symbolische afsluiting
Iedereen kon deelnemen aan twee van de zes verschillende werkgroepen, één in de vooren één in de namiddag. Men kon kiezen uit de volgende werkgroepen: 1. De rol van verenigingen waar armen het woord nemen in activering naar werk In de praktijk worden soms reeds mensen uit verenigingen begeleid door de medewerkers in hun zoektocht naar werk, op administratief vlak, medewerkers motiveren de mensen, gaan mee naar een aantal diensten,… Dit zowel op projectbasis, als vaak spontaan, op individuele basis,… Moeten de verenigingen werken als toeleiders ? Moeten de verenigingen mensen ondersteunen in hun zoektocht naar werk, of moeten ze de hele activeringspraktijk op een afstand houden ? Kan doordat mensen in armoede het woord nemen, vorming geven aan mensen van de VDAB,… een betere dialoog tot stand komen, waardoor activering makkelijker verloopt ? We discussiëren tijdens deze werkgroep of dit de taak is van de vereniging, welke rol de vereniging hier in kan of moet spelen,... 2. Discriminatie en uitsluiting bij het zoeken naar werk en op de werkvloer Zowel allochtone als autochtone mensen in armoede ondervinden diverse vormen van discriminatie bij het zoeken en uitvoeren van een job. Dit kan zijn op basis van huidskleur, voorkomen, taalgebruik, … bij sollicitaties. Ook kunnen regels, omgang, eisen die gesteld worden,… op de werkvloer uitsluiting genereren. Wat denkt iedereen over de databank van de VDAB (moeten mensen in armoede daar ook in komen, worden allochtonen zo geviseerd,.. ?), anoniem solliciteren, quota, klachten bij de ombudsman,… 3. Opleiding, perspectief op kwaliteitsvol, duurzaam werk en vrije beroepskeuze De doorstroming bij opleidingen die effectief perspectief op kwalitatieve, duurzame tewerkstelling bieden, is enorm groot. Diverse drempels worden overschreden, en de kracht en motivatie om een opleiding vol te houden lijken exponentieel toe te nemen bij een reële kans op werk daarna. Moeten er meer opleidingen voor knelpuntfuncties en afspraken daaromtrent komen met de bedrijfswereld ? Of is vrije Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 53
beroepskeuze daarentegen juist heel waardevol ? En is er wel perspectief op een goede job op maat in de bedrijfswereld, of moeten we ons concentreren op de sociale economie ? Worden sommige mensen op basis van achtergrond, huidskleur,… eerder in de richting van bepaalde opleidingen geduwd ? En hoe zit het met de drempel bij de opstap naar de opleiding in eerste instantie ? 4. De opleiding ervaringsdeskundige als model voor activering ? De opleiding ervaringsdeskundige is een lange, intensieve opleiding, waar procesmatig gewerkt wordt. Je krijgt er de kans om je als persoon sterker te maken of te voelen, te werken aan moeilijkheden, je talenten te verkennen en te leren gebruiken. Je werkt stapsgewijs naar een doelstelling (een job als ervaringsdeskundige) toe, ondersteund door professionelen, en deze evolutie maak je door samen met een groep mensen die een gelijkaardige evolutie doormaken. Zou dit als model kunnen functioneren voor andere opleidingen, voor activering in de bredere zin, als een soort onderwijs, waar je tijd en ruimte krijgt om een proces door te maken, en eventueel na een paar jaar een richting kan kiezen ? 5. Begeleiding bij werk en al wat er bij komt kijken: de buddy of de makelaar ? Als je de stap naar werk zet, komen er een heleboel dingen bij kijken, die alles behoorlijk complex kunnen maken. Zo moet je opvang vinden voor je kinderen, een heleboel administratieve zaken in orde maken, en wat gebeurt er met je kindergeld, huishuur, … En wat als je het werk toch niet aankan ? Zou het zinvol zijn als iemand met jou op stap ging om deze zaken in orde te maken, op te lossen ? Wie kan dat dan best, en hoe moet dat gebeuren ? Is het een buddy, die ook een vertrouwenspersoon is, waar je ook met psychologische, persoonlijke, emotionele zaken bij terecht kan ? Helpt het als dat iemand is waar je een aantal zaken gemeenschappelijk mee hebt, bijvoorbeeld achtergrond, afkomst, … zodat die je beter kan begrijpen ? Of is het een slimme makelaar, die alles op een rijtje kan zetten, de juiste diensten met je kan contacteren, alles helpt te structureren en in orde te brengen ? 6. Motivatie: ’t Zijn zotten die werken ? Verschillende mensen verdienen nagenoeg evenveel als ze gaan werken of een uitkering krijgen. Het leven wordt daarenboven duurder als je gaat werken. Je verliest een deel van je sociaal leven, van een informeel circuit. Je verliest je vrijheid en je vrije tijd. Of je hebt schulden en je krijgt je loon toch niet te zien. Heeft het dan nog wel zin om te gaan werken ? Tevens is het leven in armoede, het trachten aan te pakken van diverse problemen, het (terug) in orde maken van zoveel zaken,… vaak al een voltijdse job. Aan de andere kant bouw je door te werken ook rechten op (vb pensioen), heb je op lange termijn toch meer financiële voordelen, krijg je waardering van je omgeving, misschien ook van jezelf, leer je nieuwe mensen kennen, … Moet iedereen wel werken ? Dringt het activeringsdenken zich teveel op ? Komt motivatie uit jezelf of van buitenaf ? Kan iemand je helpen om gemotiveerd te worden, en moet dat wel ?
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 54
Werkten actief mee en leverden een zinvolle bijdrage op de forumdag: Mensen uit de volgende verenigingen waar armen het woord nemen: ’t Gents Voetvolk (Gent), Recht-Op Borgerhout (Borgerhout), De Lage Drempel (Mechelen), SIVI (Gent), APGA (Antwerpen), De Keeting (Mechelen), Vrienden van het Huizeke (Brussel), De Brug (Hasselt), VL.O.S. (Sint-Niklaas), Mensen voor Mensen (Aalst), Open Huis (Antwerpen), Bij Ons-Chez Nous (Brussel), de Kar (Brecht), Samenlevingsopbouw Antwerpen (Antwerpen), t’ Hope (Roeselare), Centrum Kauwenberg (Antwerpen), Welzijnsschakel Sint-Niklaas vzw (Sint-Niklaas), Brandpunt 23 (Merksem), T’ ANtWOORD (Turnhout), Recht-Op Dam (Antwerpen), Brussels Platform Armoede (Brussel), Solidariteit Zonder Grenzen (Gent), A’Kzie (Kortrijk), De Zuidpoort (Gent), De Dorpel (Herentals), Beweging ATD Vierde Wereld (Cel Willebroek) Mensen uit de volgende organisaties, projecten, overheid : VDAB, ACV, Armoedecel Stad Antwerpen, Strijkatelier ’t Plooienhof OCMW Bornem, De Link, Steunpunt Tewerkstelling Borgerhout, HIVA, kabinet welzijn minister Vervotte, ACLVB, Department Werk en Sociale Economie, Minderhedenforum, Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding.
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 55
Bijlage 3: Stuurgroep, samenstelling en verslagen Samenstelling stuurgroep project ‘Activeren naar werk’: Griet Deceuster (Kabinet Werkgelegenheid, minister Vandenbroucke) Ann Verboven (VDAB) Bea Van Robaeys (OASeS) Gert Truyens (ACLVB) Michiel Vandevoorde (Administratie Werkgelegenheid) Hugo Verdurmen (Strategisch Plan Geletterdheid) Jean-Marie Debaene (ABVV) Jan De Cleir (ACV) Jan Vranken (UA) Kris Dehamers (VVSG) Robrecht Bothuyne (Unizo) Sonja Teughels (Voka) Sophia Hoornaert (Minderhedenforum) Verslagen:
Verslag Stuurgroep Activering van mensen in armoede naar werk 17 januari 2007
Aanwezigen: Griet De Ceuster (Kabinet Vandenbroucke), Hugo Verdurmen (Strategisch Plan Geletterdheid), Michiel Vandevoorde (Administratie Werkgelegenheid), Bea Van Robaeys (Oases - UA), Ann Verboven (VDAB), Sophia Hoornaert (Minderhedenforum), Robrecht Bothuyne (UNIZO), Jan De Cleir (ACV), Kris Dehamers (VVSG), Frederic Vanhauwaert (Vlaams Netwerk), Hans De Greve (Vlaams Netwerk) Verontschuldigd: Jan Vrancken (Oases – UA), Jean-Marie Debaene (ABVV), Veerle Vermeulen en Hugo Engelen (Veranderd van functie – We nemen opnieuw contact op met VOKA en ACLVB.) 1. Inleiding: Griet Deceuster motiveert kort het uitschrijven van dit project. Tijdens de consultatierondes in het kader van het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAP) werd men door mensen in armoede geconfronteerd met de vaststelling dat er nog steeds een grote kloof heerst tussen de leefwereld van mensen in armoede en de wereld van de Arbeidsmarkt (o.a. VDAB, RVA, etc). Er blijken bepaalde spanningsvelden te bestaan tussen deze werelden. Het doel van dit project is de beleidsmakers te informeren over de knelpunten en grote vallen die mensen in armoede ervaren binnen de bestaande activeringspraktijk. Het project richt zich daarbij ook op het tonen van good practices en wil uiteindelijk komen tot suggesties voor oplossingen en verbeteringen.
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 56
We richten ons expliciet op generatiearmen én op mensen van allochtone oorsprong die in armoede leven. 2. Bespreking projectvoorstel: Het is noodzakelijk een semi-gestructureerde methode van interviewen te gebruiken. De keuze voor chronologische interviews houdt in dat steeds doorgevraagd moet worden naar feiten, perceptie en belemmeringen. Neem kort de doelstellingen van het project op in het projectvoorstel. Uit het projectvoorstel moet ook blijken dat het om een beleidsvoorbereidend project gaat. Neem ook de partners in het kader van de VDAB-tendering op in het lijstje bronnen. Heb er aandacht voor een variatie aan OCMW’s te betrekken en niet enkel het OCMW van Antwerpen. Zorg voor een mix tussen OCMW’s uit stedelijke en landelijke gebieden. Er is reeds contact met het OCMW van Mol, we nemen deze opmerking
verder mee.
Michiel Vandevoorde zal ons het materiaal in verband met activering uit de diversiteitsplannen bezorgen zodat we dat kunnen meenemen in het project. Betrek ook de vakbonden bij het onderzoek. Zij weten vaak zeer goed waar drempels en knelpunten liggen in verband met arbeidsvoorwaarden. Zorg dat je over de muren heen kijkt. Het steunpunt ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting is een belangrijke bron om mee te nemen. De Brusselse Welzijnsraad (BWR) moet in dit verband ook meegenomen worden. EFREM mee betrekken bij het onderzoek. Zij hebben veel ervaring met faillissementen van zelfstandigen. Peil bij OCMW’s niet enkel naar de ervaringen in verband met Artikel 60. De dienst schuldbemiddeling van het OCMW heeft ook een goed zicht op de problemen van mensen in armoede in dit verband. We nemen het adres van vzw Polygon op in het projectvoorstel (Locatie Forumvergadering) Het is belangrijk de verenigingen waar armen het woord nemen te betrekken bij de analyse van de resultaten. De verenigingen worden bij de analyse betrokken via de
overleggroep ‘Werk’ van het Vlaams Netwerk en op de forumvergadering van 17 april 2007.
Het eindproduct van het project moet een beleidsvoorbereidende inspiratienota worden die ook verspreid wordt onder de verschillende actoren. Het project wordt als volgt ingepast in de andere overlegfora rond tewerkstelling: Informeel Vertikaal Overleg Armoede rond Tewerkstelling: er wordt telkens een stand van zaken van het project gegeven en de resultaten worden besproken. We rapporteren aan de werkgroep arbeidsmarktbeleid van de SERV. We leggen voor het einde van het project de resultaten voor aan de werkgroep arbeidsmarktbeleid. Hugo Verdurmen, projectleider van het Strategisch Plan Geletterdheid uit dit project zaken meenemen die ook interessant kunnen zijn voor het onderwijs. Ook daar bestaat er een kloof met de leefwereld van mensen in armoede. Is het de bedoeling ook concrete oplossingen te formuleren? Ja dat wel, maar we moeten hierin realistisch blijven. Het is in elk geval de bedoeling een aantal nieuwe zaken naar voor te brengen. Neem ook de evaluatie van de jeugdwerkloosheidplannen mee. Neem hiervoor best Oostende als voorbeeld. Betrek ook de uitzendsector en hun rol in het verhaal. Neem daarom ook Instant A mee in het verhaal. Zij hebben daarnaast een goed zicht op de problematiek van Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 57
allochtonen. Bovendien komen er goede reacties op Instant A uit de verenigingen waar armen het woord nemen. We leggen op de volgende bijeenkomst van de stuurgroep de resultaten al een eerste maal voor ter analyse. De uitkomst hiervan zal een belangrijke input zijn voor de forumvergadering van 17 april 2007. 3. Forumvergadering Vlaams Netwerk stelt kort het doel en opzet van de forumvergadering voor. Het doel van de forumvergadering is een tussentijdse rapportage te geven van de resultaten, een eerste analyse uit te voeren met een breed spectrum aan actoren en om een dialoog op gang te brengen tussen mensen in armoede en actoren uit de sector van de tewerkstelling. In de voormiddag wordt er een voorstelling gegeven van de voorlopige resultaten. De namiddag is gereserveerd voor de analyse in dialooggroepen. De opzet van de forumvergadering wordt mee voorbereid op de stuurgroep van 30 maart. 4. Volgende Stuurgroep De volgende stuurgroep vindt plaats op 30 maart 2007 om 10u30 op het kabinet van minister Vandenbroucke (Koning Albert-II laan 15, Brussel) Voorlopige agendapunten: - Stand van zaken - Voorstelling en analyse eerste resultaten - Forumvergadering van 17 april
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 58
Verslag Stuurgroep van het project 'Activering naar werk van mensen in armoede' 30 maart 2007
Aanwezigen: Griet De Ceuster (Kabinet Vandenbroucke), , Michiel Vandevoorde (Administratie Werkgelegenheid), Ann Verboven (VDAB), Sophia Hoornaert (Minderhedenforum), , Gert Truyens (ACLVB), Jan De Cleir (ACV), Kris Dehamers (VVSG), Jean-Marie Debaene (ABVV), Frederic Vanhauwaert (Vlaams Netwerk), Elke Vandermeerschen (Vlaams Netwerk) Verontschuldigd: Bea Van Robaeys (Oases – UA), Hugo Verdurmen (Strategisch Plan Geletterdheid), Robrecht Bothuyne (UNIZO) 1.Stand van zaken van het project. Elke Vandermeerschen geeft een overzicht van de eerste fase, de interviews en de verzamelde data. 2.Bespreking mogelijke pistes. Op basis van een eerste analyse van de verzamelde data stelden we een aantal voorstellen, mogelijke pistes op, om het activeren van mensen in armoede minder moeilijk te doen verlopen. Hierover kwamen de volgende opmerkingen, vragen en suggesties: -opletten voor een te éénzijdige benadering, niet enkel vertrekken vanuit mensen die bekend zijn met armoedeproblematiek (we nemen ook de bevindingen uit het vormingsproject ‘Armoede in zicht’ waar vorming gegeven aan VDAB consulenten) -de groep ‘mensen in armoede’ is groot en heel divers, een aantal zaken moeten afgebakend worden, over welke mensen in armoede hebben we het hier (we besteden zeker aandacht aan ‘gekleurde armoede’, de specifieke moeilijkheden die nieuwkomers ondervinden vallen hierbuiten) -het kan zinvol zijn de hefbomen en de valkuilen te expliciteren en beide afzonderlijk te vermelden, dit oa. om ook te focussen op ‘good practices’ -Bij ‘vallen en opstaan, tegenslagen, mislukkingen’ aandacht besteden aan hoe mensen versterkt kunnen worden, nazorg -suggesties voor nieuwe interviews: -regionale spreiding, ook Oost Vlaanderen -andere diensten waar de betrokkenheid of expertise minder sterk of onbestaande is, oa. regulier interimkantoor -de vakbonden zijn nog ondervertegenwoordigd, suggestie: iemand van kopa en/of vokans (ter aanvulling: interview gepland met iemand van Unizo Sint Niklaas, er is ondertussen een afspraak met iemand van de personeelsdienst van Volkswagen, het interview met Karl Maeckelberghe bijblijfconsulent ACV vond reeds plaats, er is contact opgenomen met de Werklozenwerking van ABVV Antwerpen, we wachten nog op respons) Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 59
-er moet opgepast worden dat afzonderlijke maatregelen voor mensen in armoede niet stigmatiserend zijn. 3.’Forumdag Activering’. Elke Vandermeerschen stelt Forumvergadering van 17 april voor, waarop de voorlopige resultaten besproken worden met de verenigingen en verschillende andere ‘stakeholders’. 4.Volgende Stuurgroep -de eerstvolgende stuurgroep gaat door op maandag 7 mei, om 9.00u -de laatste bijsturingen gebeuren op de stuurgroep van 20 juni, om 14.00u
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 60
Verslag Stuurgroep van het project - 'Activering naar werk van mensen in armoede' 7 mei 2007
Aanwezigen: Griet De Ceuster (Kabinet Vandenbroucke), , Michiel Vandevoorde (Administratie Werkgelegenheid), Sophia Hoornaert (Minderhedenforum), , Ellen Van Hertbruggen (ACLVB), Jan De Cleir (ACV), Frederic Vanhauwaert (Vlaams Netwerk), Elke Vandermeerschen (Vlaams Netwerk) Verontschuldigd: Bea Van Robaeys (Oases – UA), Hugo Verdurmen (Strategisch Plan Geletterdheid), 1. Stand van zaken van het project. Elke Vandermeerschen geeft een overzicht van de interviews afgenomen sedert vorige stuurgroep, en de opvallendste of nieuwe opmerkingen daarbij verzameld. Interview 50 jarige Marokkaanse (langdurig) werkzoekende: -
-
extreem gemotiveerd ervaring met de VDAB: wachten wachten wachten weinig kennis van het Nederlands: meent dat daar een te hoge drempel van gemaakt wordt, was immers 12 jaar in zelfde bedrijf tewerkgesteld, nu blijkt iedereen daar een probleem van te maken Volgt al jaren Nederlandse les, maar gaat zeer moeizaam vooruit, oa. door laaggeletterdheid komt niet in aanmerking voor een aantal jobs voor langdurig werklozen, doordat hij jaarlijks wel seizoensarbeid uitvoert
Interview 20 jarige Marokkaanse werkzoekende: -
nu erg gemotiveerd (in tegenstelling tot vroeger, wil nu alleen gaan wonen) heeft strafblad, geen diploma en weinig ervaring wil in eerste instantie geen opleiding volgen, enkel betaald werk verrichten na doorpraten wel eventueel als het kort of betaald is, en de tewerkstellingskans daarna groot is Vertrouwde medewerker van Samenlevingsopbouw Antwerpen bij het gesprek aanwezig neemt hem bij de hand, resultaat: hij is nu toch ingeschreven voor een opleiding hij is geschorst door RVA, opmerkelijk: verwacht en wenst toch intensieve begeleiding van de VDAB
Interview consulent Jobkanaal -
opvallend weinig kennis over armoedeproblematiek idee leeft: wie vandaag wil werken, heeft werk is wel gevoelig voor werkloosheidsval staat open voor vorming, experimenten, samenwerking,… belang van conjunctuur niet te onderschatten: zodra die verandert zal zijn job terug veel moeilijker worden
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 61
-
subsidies, extra voordelen om ‘moeilijke doelgroepen’ aan te werven volgens hem voor bedrijven niet doorslaggevend: ‘Geef me iemand die goed werkt en die blijft’.
Interview directeur Efrem (organisatie die ondersteuning en begeleiding biedt aan zelfstandigen in moeilijkheden en gefailleerde zelfstandigen) -
zelfstandigen in moeilijkheden gaan vaak langer door met hun zaak omdat ze weinig alternatieven zien er is weinig ondersteuning voor hen naar tewerkstelling toe ze komen niet in aanmerking voor verschillende maatregelen, de hefbomen ontbreken er is weinig expertise rond hun problematiek, Efrem is gevestigd in een klein dorpje in West Vlaanderen, als ze vraag krijgen uit andere provincies, kunnen ze geen gelijkaardige organisaties aanbevelen er is nood aan vorming van OCMW, maatschappelijk assistenten doordat zelfstandigen langer doordoen raken ze vaak in extreme armoede
Daarnaast nog een aantal opmerkingen, die gegeven werden in het kader van de evaluatie van het vormingsproject voor VDAB consulenten, een samenwerking tussen VN en VDAB. -
-
-
VDAB consulenten komen veel in aanraking met mensen in armoede, toch is dat niet steeds even duidelijk. De vorming draagt bij tot herkenning hiervan Door dialoog, confrontatie en gesprek gaan beide kanten elkaar beter begrijpen, waardoor er een betere verhouding (met meer kans op succes) kan tot stand komen. VDAB consulenten krijgen meer inzicht in uitsluitingsmechanismen, mensen in armoede krijgen meer kennis over de opdrachten en beperkingen van de consulenten. De consulenten geven aan dat –hoewel ze inzicht hebben of verwerven in de armoedeproblematiek- ze zich beperkt voelen in tijd. Dit op dubbele wijze: zowel de tijd die ze hebben om met de werkzoekende door te brengen, om die op welke wijze ook verder te helpen, als de tijd die ze hebben om een traject te doorlopen, ze zijn gebonden aan streefcijfers die een bepaalde snelheid vragen. Consulenten ervaren dat er weinig alternatieven zijn om mensen in armoede die niet klaar zijn voor de arbeidsmarkt toch te activeren Mensen in armoede hebben heel weinig kennis van en inzicht in mogelijke interpretaties van de wetgeving. Niet alle informatie over alle mogelijkheden wordt gegeven en geduid. Daardoor voelen ze zich soms niet meester over eigen situatie, wat contraproductief is voor een duurzame activering.
Opmerkingen en suggesties hieromtrent: 1) Omtrent zelfstandigen Jan De Cleir: zelfstandig worden is ook een piste die kan bekeken worden, het kan ook een manier zijn om aan het werk te geraken, dat is ook een vorm van activering. Interessante voorbeelden daarvan zijn te vinden bij activiteiten coöperatieven. Michiel Vandevoorde: Dat kan inderdaad misschien zo zijn, maar dat vergt tocht wel een heel intensieve begeleiding, het risico dat mensen zo in serieuze problemen geraken is enorm groot. Interessant in dit kader is om te kijken naar NFTE, Lina Bondu kan daar meer over vertellen. Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 62
Jan De Cleir: er zijn ook gelijkaardige projecten met allochtonen, projecten van Unizo, Rainbow Economie, … het kan interessant zijn deze zaken te bekijken. Sophia Hoornaert: ook activa +, mensen die willen stoppen en hun onderneming wensen over te laten aan bijvoorbeeld allochtonen. 2) Omtrent VDAB consulenten Jan De Cleir: Het zou zinvol zijn om instrumenten verder te ontwikkelen en verspreiden die door de VDAB hanteerbaar zijn, voorbeeld brochures, stickers met ’10 punten’, ook om doorverwijzing makkelijker en gerichter te doen verlopen. Er is honger naar meer info. Er moet ook rekening mee gehouden worden dat de consulent ook niet alles kan oplossen, dat moet ook aanvaard worden. Michiel Vandevoorde: het drama is inderdaad dat er geen alternatieven zijn. Als de sociale economie voor een aantal mensen geen opstap meer kan zijn, dan scheelt er iets Sophia Hoornaert: naar begeleiding toe zijn er inderdaad weinig alternatieven. Wij zien dat een aantal zaken niet kunnen binnen het kader van VDAB. Dat zien we bij onze activeringsconsulenten, zij vormen een zinvolle aanvulling op de activering van de VDAB. Mensen hebben nood aan iemand die op de hoogte is van de verschillende mogelijkheden, en die ook aanreikt, samen bespreekt. Jan De Cleir: wat ontbreekt en ook weinig aanwezig was is de speech van de minister, is de verantwoordelijkheid van de werkgever. Je blijft op het einde van de rit altijd op een muur botsen. Werkgevers hebben ook hun verantwoordelijkheid, bijvoorbeeld om opleiding binnen de onderneming te organiseren. Als de werkgevers hun verantwoordelijkheid niet opnemen, blijft perspectief vaak onbestaande. Dan kan je nog vorming en begeleiding organiseren, maar op het einde bots je telkens op die muur. We zien dat zelfs al worden er subsidies gegeven, werkgevers nog weigeren om iemand met een (arbeids)handicap aan te nemen. De lokale diensteneconomie kan werken maar dat is ook beperkt. Michiel Vandevoorde: er is ook een groot verschil tussen bepaalde groepen. Voor sommigen wil men eventueel inderdaad wel een inspanning doen, maar er zal altijd een harde kern blijven die niet ‘klaargestoomd’ kan worden, die geen enkele werkgever zal willen aannemen. De vraag is, wat doen we voor die groep ? Frederic Vanhauwaert: het gevaar blijft dat als we maatregelen voor een welbepaalde groep instellen, dat een sterk stigmatiserend effect kan hebben. 2. Bespreking Forumdag Over het algemeen is iedereen tevreden over de Forumdag: de opkomst was zeer goed, zowel in aantal als in diversiteit. (Ongeveer 125 mensen uit de vereniging, en mensen van onder andere VDAB, OCMW, ACV, ACLVB, De Link, HIVA, kabinet Vervotte, Efrem, CGK,…) Er was veel dialoog, en interessante ontmoetingen, die een aantal vooroordelen ontkrachtten. De aanwezigheid van minister Vandenbroucke was voor veel mensen hartverwarmend. Een aantal mensen (die bijvoorbeeld full time als vrijwilliger bij een vereniging werken) waren een beetje aangedaan door het idee dat zij ‘geactiveerd moeten worden’, en vroegen dit ook mee te geven. Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 63
Het verslag met drempels en suggesties voor oplossingen die ter sprake kwamen (zie nogmaals in bijlage) werd op de stuurgroep besproken. Volgende opmerkingen werden gegeven: Sophia Hoornaert: het zou interessant kunnen zijn om de drempels voor de mensen zelf, en de drempels en moeilijkheden die er voor VDAB en werkgevers zijn, apart te formuleren. Sophia Hoornaert: VDAB zal ook eens moeten aanvaarden dat ze verlengde arm zijn van RVA, en dat ze daardoor ook niet enkel als schorsingsmachine bekeken worden, maar dat ook voor een stuk zijn daardoor. Het is niet enkel beeldvorming. Trajectbegeleiding met een vrijblijvender karakter kan daarom niet binnen de VDAB gebeuren, maar moet in een context waar activering niet zo dwingend is. Dat zien we bij onze activeringsconsulenten. We hadden onder andere gesprekken met mensen van de VDAB van Oostende, om te peilen naar de oorzaken van het succes van het jongerenbanenplan daar. Zij zweren bij het dwingend karakter. Onze consulenten werken wel samen met de VDAB maar hebben toch meer vrijheid, bijvoorbeeld of ze al dan niet doorgeven dat iemand niet op een afspraak was,… Jan De Cleir: er moet een positiever beeldvorming zijn rond de VDAB. Uiteindelijk geraak je anders in een vicieuze cirkel: iemand bekijkt VDAB als schorsingsmachine, gaat tegen zijn zin daar naartoe, werkt weinig mee, dit wordt opgemerkt bij de VDAB,… We moeten beseffen dat veel mensen van VDAB ook doen wat binnen hun mogelijkheden ligt, maar dat zij op dezelfde muur stoten, als ze dan de ideale job niet aanbieden, ligt dat niet aan hen. Michiel Vandevoorde: mensen hebben ook vaak foute verwachtingen. Bijvoorbeeld: ik wil wel gaan werken maar ik wil minstens x netto verdienen. Het is belangrijk om trajecten op te bouwen met een duidelijk haalbaar einddoel, maar de verantwoordelijkheid van de mensen moet ook in het traject gebracht worden. Als er aan het eind van het traject ‘niets’ is, dan heeft VDAB het weer gedaan. Griet Deceuster: de minister heeft nogmaals gezegd dat hij verwachten toch verschillende sporen waarbij valkuilen en worden. VDAB speelt daar een rol in, niet de enige. Als we aangesproken worden tot werk, wordt daarbij ook de rol van genomen.
uitkijkt naar het rapport. We hefbomen duidelijk gemaakt het stapsgewijs bekijken van de werkgevers onder de loep
Jan De Cleir: We moeten meer aandacht besteden aan de plichten van de werkgevers. Als we kijken naar de diversiteitplannen zien we nog steeds enerzijds ‘ongekend is onbemind’, of ‘met die mensen heb je teveel miserie’. Griet Deceuster: allereerst moeten ook de functievereisten, de voorwaarden bekeken worden, die zijn vaak veel te hoog. Michiel Vandevoorde: We moeten ook kijken wat er wel al gebeurd. We financieren mensen bij werkgeversfederatie. Er is de discussie rond quota’s. We hebben vooral Jobkanaal de opdracht gegeven te kijken naar de vacatures, de lat lager te leggen. Griet Deceuster: hetzelfde geldt voor tewerkstellingspremies, daar rond is ook discussie geweest. Je haalt daarmee het risico in het hoofd van de werkgevers weg, bijvoorbeeld rendementsverlies bij oudere werknemers. Maar als je dat doet bij allochtonen, ga je dan een risico in hun hoofd steken ? Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 64
In de Nederlandse variant van de VDAB zijn er vacatureconsulenten die getraind zijn op discriminatoir gedrag, en die meldingsplicht hebben. Dit is bij ons nog niet mogelijk. Het gaat ook om een pedagogisch proces 3. Bespreking van de volgende fase van het project: verdere verwerking van de gegevens en schrijven van het eindrapport. Er wordt afgesproken dat de volgende zaken in functie van het eindrapport verder worden uitgewerkt: a) Traject Methodisch uitwerken hoe moet een aangepast traject eruit zien. Vertrekkend van de reguliere zaken, wat is er vandaag, lacunes invullen. Dit moet zo opgesteld worden dat het tijdelijk exclusief kan, maar daarna ook ingepast kan worden. Michiel Vandevoorde: Er moet ook gespecificeerd worden voor wie dat ‘ideaaltraject’ geldt, bijvoorbeeld waar zet je de gefailleerde zelfstandigen. Sophia Hoornaert: er moet ruimte zijn voor andere begeleiders dan VDAB. Griet Deceuster: Geraamte moet VDAB zijn, kan partnerschap aangaan. Jan De Cleir: we moeten oppassen voor stigma, en dan is er nog de complexe vraag: ‘Wie zijn mensen in armoede ?’ Griet Deceuster: we hebben het niet over aparte, maar aangepaste trajecten, afhankelijk van de blinde vlekken. Eerst bijkomende modules om te kunnen aanhaken, maar beperkt in Tijd en Ruimte. Om dit uit te werken kan in het rapport best met twee kolommen gewerkt worden: een kolom voor het ideaal model, en een tweede kolom hoe het traject er nu uitziet, wat er al is, zodat de lacunes zichtbaar worden, en ook duidelijk voorgesteld wordt hoe de zaken van het ‘ideaal model’ uiteindelijk in het bestaande traject ingepast kunnen worden. De lacunes kunnen eventueel via ESF middelen ingevuld worden, zodat we dichter bij het ideaal model komen. b) Verantwoordelijkheid werkgevers Een tweede piste waarop verder gewerkt wordt, is ‘hoe kunnen we de werkgevers op hun verantwoordelijkheden wijzen, zorgen dat ze die opnemen ?’ Het activeren van de werkgever. c) Vorming Een derde luik waarop verder gewerkt wordt is vorming. Dit moet veel breder gezien worden dan vorming aan VDAB consulenten. De evolutie van interculturele communicatie kan inspirerend zijn. We moeten hierbij denken aan werving en selectie, HRM, (Vlerick), eerstelijns leidinggevenden, … Kijk ook naar de krachtlijnnota diversiteit, de masterclass voor alle intermediairen binnen OVA. 4. Volgende stuurgroep -
er kan verder eerst via mail gecommuniceerd worden ook worden alle stuurgroepleden uitgenodigd om alsnog via mail suggesties, opmerkingen, aanvullingen… bij de resultaten van de forumdag te geven de laatste bijsturingen gebeuren op de stuurgroep van 20 juni, om 14.00u
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 65
Bijlage 4: Informeel Vertikaal Overleg Werk en Sociale Economie. Verslag overleg ivm afstraffingsmechanismen, en advies VAP Werkloosheidsvallen Verslag Informeel Verticaal Overleg Werk en Sociale Economie 26 februari 2007
Aanwezig: Henk Termote (Steunpunt Armoedebestrijding) Toon Walschap (De Link) Frederic Vanhauwaert (Vlaams Netwerk) Diane Moras (APGA) Marc Jans (Departement Werk en Sociale Economie) Johan Troch (Departement Werk en Sociale Economie) Elke Vandermeerschen (Vlaams Netwerk) Gwendolina De Backer (Brussels Platform Armoede) Danny Trimbos (De Link) Verontschuldigd: Marie-Lousie De Croock (APGA) Ann Van den Cruyce (Departement Werk en Sociale Economie) Ann Verboven (VDAB) Swa Schyvens (Vlaams Netwerk) Saskia De Bruyn (Leren Ondernemen) 1. Inleidend: -
De uitvoeringsbesluiten lokale diensteneconomie zitten nog in overleg op kabinetsniveau. Vandaar kunnen deze niet tijdens dit overleg aan bod komen.
-
Elke Vandermeerschen vervangt Hans Degreve voor de uitvoering van het project het activeren van mensen in armoede naar werk.
-
Het Vlaams Netwerk geeft aan dat er momenteel werk wordt geleverd met betrekking tot (het al dan niet) definiëren van mensen in armoede. Vele beleidsmaatregelen worden gericht op specifieke doelgroepen (heel recent de speciale databanken die ontwikkeld werden voor allochtonen en arbeidsgehandicapten). Door het ontbreken van een goede operationele definitie van mensen in armoede worden er geen specifieke maatregelen voor deze doelgroep genomen.
-
De Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg geeft aan dat zij op de dienst Doelgroepenbeleid niet echt een generalist in huis hebben die zou kunnen helpen bij het zoeken naar antwoorden in een aantal cases die betrekking hebben op federale materies. Uiteindelijk zou het afdelingshoofd van de dienst, de heer Joseph Remy, bereid zijn om zelf -indien mogelijk- het informele armoedeoverleg bij te wonen. Bovendien kunnen we eventuele vragen met een link naar het federale niveau steeds aan hen voorleggen.
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 66
-
Het Vlaams Netwerk heeft telefonisch en via mail proberen afspraken te maken met betrekking tot het brengen van nieuwe punten op de werkgroep arbeidsmarktbeleid van de SERV. Momenteel is er nog geen antwoord, Marc en Johan polsen eens.
-
Er wordt de laatste hand gelegd aan een Vlaams Actieplan Werkloosheidsvallen. Van zodra het beschikbaar is, bezorgen Marc en Johan dit aan de leden van het verticaal overleg.
2. Concrete ervaringen uit de praktijk: Diane geeft aan dat er in Antwerpen vele alleenstaanden geen job kunnen aannemen omdat er een gebrek is aan kinderopvang. Indien de mensen dan de job weigeren, worden ze geschorst. Volgens de vakbonden gaat dit om vrij veel mensen. Als oplossing geeft VDAB soms aan: betaal 20 euro per dag en dan vind je wel opvang of stuur je kinderen op internaat. Dit is een goed voorbeeld binnen onze afstraffingsmechanismen. Er is momenteel een Actieplan Flexibele Kinderopvang in opmaak. Johan en Marc kijken na hoe ver deze plannen staan. Het Vlaams Netwerk heeft al een verticaal overleg over kinderopvang gevraagd aan minister Vervotte (eventueel in combinatie met minister Vandenbroucke). Voor dit overleg zal er ook bij Jan Decleir (ACVnationaal) gepolst worden over hoeveel mensen dit gaat (in Antwerpen zouden dit 2000 mensen zijn). 3. Buurt- en nabijheidsdiensten Er komen twee soorten uitvoeringsbesluiten met betrekking tot de lokale diensteneconomie: De algemene UV-besluiten bespreken we op deze vergadering van zodra ze klaar zijn. Deze regelen vooral de verantwoordelijkheden van minister van Brempt in deze. De specifieke UV-besluiten regelen vooral de combinaties met andere beleidsdomeinen/ministers en regelen dus al meerdere stukjes van de klaverbladfinanciering. Zo komen er specifieke uitvoeringsbesluiten over duurzame ontwikkeling, kinderopvang, … Het is belangrijk om aan te dringen dat ook ‘buurtontwikkelingsdiensten’ op dit lijstje komt, en liefst ergens bovenaan. Het Vlaams Netwerk neemt contact met kabinet Van Brempt en kabinet Vervotte om dit na te vragen. De Link had al overleg met Dirk Van de Poel (kabinet Van Brempt) over het oprichten van een pool van ervaringsdeskundigen in de provincie Limburg. Deze zouden een buurt- en nabijheidsdienst vormen die op vraag vorming en advies gaan geven over armoede binnen de provincie. 4. Project Brussels Platform Armoede binnen de diversiteitsplannen In samenwerking met het Vlaams Netwerk en het BNCTO heeft het Brussels Platform Armoede een tewerkstellingsproject ingediend binnen de diversiteitsplannen. Dit wordt meer dan waarschijnlijk eerstdaags goedgekeurd en gaat van start op 1 april 2007. Het project loopt voor 1 jaar. De 3 delen van het project zijn: Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 67
-
vorming en uitwisseling tussen de Brusselse verenigingen waar armen het woord nemen en de diensten voor tewerkstelling en opleiding in Brussel een experimenteel toeleidingsproject naar een diversiteitsbedrijf: toeleiding en instroom van mensen in armoede in een bedrijf. Vorming en handboek voor de projectontwikkelaars in het kader van de diversiteitsplannen.
De stand van zaken van dit project wordt telkens op dit informele verticale overleg besproken. 5. Project “Activeren van mensen in armoede naar werk” Elke licht de stand van zaken toe. Zie bijlage. Op 17 april vindt er over de eerste resultaten een forum in Brussel plaats. Gelieve deze datum vrij te houden. 6. Cases Afstraffingsmechanismen Bij het onderzoeken van de cases kwamen we tot volgende conclusies: Er zijn nog vele financiële vallen. Het onderzoek van individuele cases brengt structurele problemen/mechanismen naar voor. In casu stellen de 2 onderzochte cases rond financiële risico’s (nota in bijlage) de volgende drie activeringsrisico's in het licht: De verlengde kinderbijslag gehandicapte blijft lopen bij tewerkstelling op maat. Eens tewerkgesteld in de reguliere arbeidsmarkt, is men die voorgoed kwijt, ook indien men daar niet slaagt en terugstapt naar tewerkstelling op maat. Achterstallen in inkomen waarop men recht heeft omwille van administratief trage processen en nalatigheid van de werkgever op vlak van personeelsadministratie kunnen oorzaak zijn van tijdelijk, maar voor mensen in armoede problematisch inkomensverlies. Hervallen in werkloosheid gaat samen met verlies van verhoogde kinderbijslag gedurende wachttijd van zes maanden die men in de voorgaande periode van werkloosheid genoot. Het is een heel complexe zoektocht om alles uit te zoeken. Voor mensen zal het in de praktijk dus ook heel moeilijk zijn om de consequenties van een bepaalde stap in te schatten. In dit verband wordt nog eens gezegd dat men binnen het departement WSE bezig is met het ontwikkelen van een “Frontoffice tewerkstellingsmaatregelen” die dit gedeeltelijk zal verhelpen (cf. loonlast berekenen). Verder wordt ook nog verwezen naar “de Rechtenverkenner” (minister Vervotte) en “de premiezoeker” (minister Keulen). Er zijn een aantal subjectieve drempels: angst om de stap te zetten, angst voor het wegvallen van het huidige sociale netwerk. Er is nood aan een centraal meldpunt waar men alle nodige info zou moeten kunnen vragen en vinden. In feite is dat de taak van de lokale werkwinkels. Wat verstaat men onder een “passende dienstbetrekking”? Johan zal dit navragen bij de VDAB/RVA. Samengevat stootten we dus op (1) risico’s gerelateerd aan de houding van de werkgever, (2) Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 68
technisch-specifieke risico’s, (3) de complexiteit (zoektocht op zich) en (4) subjectieve drem-pels gerelateerd aan psychologische factoren en sociale netwerken. We spreken volgende zaken hierover af: Elke stuurt, indien ze deze tegenkomt, nog cases met betrekking tot financiële vallen door aan Johan. We proberen deze zaken te integreren binnen het project van Elke; de subjectieve drempels en de zoektocht op zich komen daar al heel sterk aan bod. Saskia ging nog iets voorbereiden (cases opzoeken) rond sociale/psychologische drempels.
Frederic Vanhauwaert Johan Troch
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 69
VERTICAAL ARMOEDEOVERLEG – ARMOEDECASES: FINANCIËLE RISICO’S 15 mei 2007
CASE 1: HANDICAP Jef - ° 1962 - jarenlang tewerkgesteld in beschutte werkplaats - invaliditeit via mutualiteit - heeft opleiding gevolgd - werd door RIZIV niet langer erkend wegens nieuw diploma - nam (onder druk van werkgever) zelf ontslag in BW en werd dan geschorst van werkloosheidsuitkeringen; daarom leeft hij bij start van de situatie van leefloon Hij kan in een gewoon contract tewerkgesteld worden voor 15/38 u - voorlopig zijn er slechts middelen voor 30 maanden loon. De werkgever krijgt premie via het Vlaams Fonds. Omdat we weten dat de tewerkstelling tijdelijk is, vragen we op voorhand na of Jef zijn broek niet zal scheuren aan deze tewerkstelling. We zijn o.a. bij een dienst van de tegemoetkomingen FOD geweest en daar werd gezegd dat X onder een bepaald loon moest blijven. Beginsituatie 01/01/2005 Integratietegemoetkoming: 149.07 Verlengde Kinderbijslag gehandicapte: 117.79 Bijpassing leefloon (in afwachting beroep werkloosheidsuitkering): 343.31 Loon vanaf 1/1/05: 737 € bruto - 636 € netto WLH-vergoeding is in de loop van 2005 ook in orde gekomen en bedraagt dan als bijpassing op deeltijdse tewerkstelling: 370 € Antwoord 1 vanwege de Katholieke Vereniging voor Gehandicapten (KVG): “U geeft een case op waarin wel een aantal essentiële zaken ontbreken (welke woonsituatie?, welke categorie IT?, welk is de financiële situatie in 2006?) om een juiste berekening te kunnen maken. Ik zal dan ook maar in dezelfde zin kunnen antwoorden zoals u uw vraag gesteld hebt. We moeten in principe uitgaan van het netto belastbaar inkomen. U geeft het bruto en het netto inkomen op, maar niet het netto belastbaar. Wij hebben dus een fictieve berekening gemaakt. Bruto arbeidsinkomen - RSZ = 7.680 Euro + WLH 370 x 12 = 4.440 Euro. Dit wil zeggen dat er geen inkomensvervangende tegemoetkoming kan zijn. We weten de categorie van IT ook niet. Ik veronderstel minstens categorie 2 door wat hij nu krijgt. Voor de inkomsten uit arbeid is er een vrijstelling van om en nabij de 18.000 Euro op jaarbasis, waar tot 2.683,33 Euro vervangingsinkomen (in zijn geval WLH) kan in begrepen zitten. Hierdoor blijft er nog 1.757 Euro teveel om een volledige IT te kunnen genieten. Als Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 70
hij dus categorie 2 zou hebben zal hij nog recht hebben op een 1.650 Euro per jaar aan IT of 137,5 Euro per maand. Wat de verlengde kinderbijslag betreft is dit niet zeker dat deze blijft doorlopen. Ook hier hebben we geen gegevens over. Deze kinderbijslag wordt maar verder uitgekeerd in de volgende 2 situaties: -erkenning door het kinderbijslagfonds als volledig werkonbekwaam -erkenning als 66% en werkend in een BW of van daaruit werkloos of ziek zijn. Bij een overschakeling naar een gewone tewerkstelling valt deze weg en kan nooit meer terug aangevraagd worden.” Opvragen van aanvullende gegevens: - Het netto belastbaar inkomen kennen we niet. - Categorie IT = bij de aanvang van tewerkstelling was dit 9 punten - nu na nieuw onderzoek 12 punten - Woonsituatie = Jef is alleenstaande en woont in een sociale woning - Kinderbijslag = niet duidelijk: Jef werd een keer opgeroepen voor medisch onderzoek maar had nagelaten door te geven dat hij in de BW aan t werk was. Hij verloor zijn kindergeld maar intussen is kindergeld van 147 € naar 101 € gezakt en terug naar 124 € gestegen, wat onder meer ook te maken heeft met het overlijden van de moeder van Jef waardoor hij wezengeld kreeg. Het is onbekend op welke basis Jef nu kindergeld krijgt. Antwoord 2 vanwege de KVG: “Ook als alleenstaande zal hij geen inkomensvervangende tegemoetkoming kunnen krijgen of er zal alleen loon moeten zijn. Maar volgens de gegevens zal er ook nog een stuk WLH zijn. Bij de kinderbijslag gaat men rekening houden met de tewerkstelling. Wanneer dit een gewone tewerkstelling is (buiten de BW) zal deze kindervergoeding wegvallen en niet meer terugkomen, ook al zou er nadien (na een gewone tewerkstelling) terug in de BW gewerkt worden. Wat de integratietegemoetkoming betreft blijft hij (cf. de cijfers die u de eerste maal opgaf) een teveel van 1757 Euro per jaar hebben om een volledige IT te genieten. Daar in categorie 3 een jaarbedrag van 5.445 Euro wordt gegenereerd, zal er ongeveer nog een 3.800 Euro op jaarbasis overblijven. Zoals ik in mijn vorige mail al stelde gaat het hier over een benaderende berekening. Ik heb mij moeten baseren op de cijfers die u mij verschafte. Maar ik denk dat u hiermee toch al wel een zicht moet krijgen op de mogelijke financiële implicaties van de tewerkstelling.” CASE 2: KINDERBIJSLAG Jan 45 jaar, samenwonend met vriendin en moeder van zijn kinderen. Vriendin is ten laste van hem en ontvangt geen enkele vorm van uitkering Er zijn 3 kinderen in het gezin, waarvan een tweeling van 13 jaar en een dochter van 5 jaar. Zij wonen in een huis van de sociale woningmaatschappij waarvoor zij 236 € huur betaalt. Situatie A Jan kreeg een werkloosheidsuitkering van ongeveer 950 € en werkte voor een PWA, waarvoor hij ongeveer 150 € per maand ontving. Er was ook verhoogde kinderbijslag van ongeveer 600 €. In totaal ontving Jan dus een totaal inkomen van 1700 € per maand. Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 71
Situatie B Via een brief van de VDAB met een jobaanbieding bij TIVO, heeft Jan contact opgenomen met de werkgever en kon hij beginnen voor een jaar bij TIVO met een WEP + statuut. Hij kon beginnen werken met een 4/5 contract. Na twee maanden werd hem de vraag gesteld of hij voltijds kon beginnen werken. Hij wou dit graag doen, maar enkel als hij zekerheid had over het feit of hij zijn verhoogde kinderbijslag zou kunnen blijven ontvangen. De werkgever gaf aan dat er niets zou veranderen, dat hij nog steeds van dezelfde voordelen zou kunnen genieten als voorheen. In juli begonnen de problemen. Ineens ontving het gezin geen kinderbijslag meer omdat men ging onderzoeken of ze wel recht hadden op verhoogde kinderbijslag, ook waren er een aantal documenten, die de werkgever maandelijks moet invullen, niet in orde. De vakbond werd ingeschakeld, er moest meermaals heen en weer worden gehold, documenten wor-den verzameld, … dit maakte dat Jan vakantie moest nemen om dit alles in orde te brengen. Helaas heeft het niets opgeleverd want uiteindelijk kreeg hij te horen dat ze geen recht hadden op verhoogde kinderbijslag. Ook is er wel elke maand een document dat niet in orde is gebracht door de werkgever, wat maakt dat Jan zijn loon vaak niet klopt. Een feestdag is niet uitbetaald, verkeerde berekeningen met uren, … Momenteel werkt Jan dus 5/5 en heeft hij de volgende inkomsten: Loon: 745 € van TIVO en 545 € werkloosheidsuitkering en kindergeld voor een bedrag van 500 €. Dit geeft een totaal van 1790 €. Situatie C In januari loopt zijn contract ten einde. Er is nog geen uitzicht op werk en dit ondanks het feit dat hem werd verteld dat de werkgever zou kunnen zorgen voor een doorstroming naar de reguliere arbeidsmarkt op het einde van het contract. De kans is dus reëel dat het gezin vanaf januari terug zal moeten leven van een werkloosheidsuitkering van ongeveer 950 € per maand en een kinderbijslag van 500 € (de eerste 6 maanden, nadien terug verhoogde kinderbijslag). Dit maakt dat Jan en zijn gezin achteraf bekeken slechter af zijn dan toen wanneer hij niet werkte. Jan wil liever gewoon gaan werken, maar hij zegt zelf dat als hij geen werk heeft, hij terug voor het PWA gaat werken om meer inkomsten te hebben. Ook zal de huur van het gezin naar boven gaan, omdat dit berekend wordt op basis van de inkomsten van het gezin. Wel zegt Jan dat hij veel heeft bijgeleerd, een aantal opleidingen heeft kunnen volgen zoals het behalen van zijn VCA-attest, sollicitatietraining en het behalen van zijn rijbewijs. Het werken op zich heeft hij als positief ervaren. De problemen die hij iedere maand weer had met documenten die niet in orde waren, het ervaren van onzekerheid naar de toekomst en dergelijke meer, maakte dat hij soms heeft willen stoppen met de job. Hij zegt dat dit niet leuk is om op zulk een manier te moeten werken. Ook de gebrekkige opvolging en voorbereiding naar een nieuwe job ervaart hij als een negatief punt. Hij heeft het gevoel dat het vooral de werkgever is die een voordeel haalt uit dit statuut. Antwoord vanwege de Rijksdienst voor Kinderbijslag (RKW) Situatie A Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 72
Jan genoot een uitkeringstoeslag omdat hij als werkloze een activiteit in het raam van een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap (PWA) verrichtte. Deze toeslag wordt niet gekwalificeerd als loon, noch als vervangingsinkomen en bijgevolg kon er verhoogde kinderbijslag als werkloze (barema 42 bis kinderbijslagwet) worden toegekend. Situatie B Jan is als werkloze tewerkgesteld in een doorstromingsprogramma (DSP) bij TIVO (WEPPlus-Plan).Voor werklozen tewerkgesteld in een DSP heet de tegemoetkoming een integratie-uitkering. Omdat artikel 7, § 1 bis, eerste lid van de Besluitwet betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders van 28 december 1944 (ingevoegd bij K.B. van 14 november 1996, B.S. van 31 december 1996) dusdanige uitkeringen voor wat betreft de fiscale en sociale wetgeving aanmerkt als loon, wordt betrokkene niet langer beschouwd als vergoede werkloze in de werkloosheidsreglementering, zodat hij in geen geval nog aanspraak kan maken op verhoogde kinderbijslag als werkloze (barema 42 bis kinderbijslagwet). Diegenen die deeltijds tewerkgesteld zijn in zulk een project en die van de R.V.A. daarbovenop een inkomensgarantie-uikering ontvangen, worden wel gelijkgesteld met vergoede volledig werklozen, die -alle wettelijke voorwaarden vervuld zijnde- recht hebben op de verhoogde schaal voor langdurig werklozen. Situatie C Het contract van Jan loopt in januari ten einde en hij wordt opnieuw volledig werkloze. Vermits de werkloosheidsuitkeringen voortvloeien uit zijn tewerkstelling bij TIVO, zal Jan een nieuwe wachttermijn van 6 maanden moeten doorlopen alvorens hij recht kan hebben op verhoogde kinderbijslag als werkloze. CASE 3: BEDRIJFSVOORHEFFING Case X werkt gedurende 2 jaar deeltijds (1/1/05 - 31/05/2006) inkomen: loon + werkloosheidsvergoeding + integratietegemoetkoming april 2007 ontvangt hij belastingsbrief : 249 euro te betalen ! Het is niet duidelijk of deze aanslag te maken heeft met te weinig inhouding door het sociale secretariaat (de berekening fiscoweb geeft een nog hoger bedrag door) en X volgend jaar weer zo'n rekening krijgt dan wel of het om een ontvangst achterstal uit 2004 gaat (hij kreeg in 2004 voorschot OCMW op werkloosheidsvergoeding). code 1250 wedden en lonen - forfait beroepskosten 6953 € code 1260 - WL 3159 € 1261 - achterstallen 1173,24€ 1269 aanvullende ziekteuitkering 1215,36 € (we zoeken nog uit wat dit is) 1286 bedrijfsvoorheffing - 605.80 Probleemstelling Het probleem is dat mensen tijdelijk een hoger inkomen hebben maar door een verkeerde bedrijfs-voorheffing in problemen geraken achteraf, zeker als ze op dat moment niet meer aan het werk zijn. Sommige sociaal secretariaten springen nonchalant om met de bedrijfsvoorheffing - voor hen is 250 € bijbetalen een peulschil, voor armen is het meer dan een maand leefgeld. Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 73
X. had eindelijk normaal inkomen en ging er van uit dat dit een reëel inkomen was; achteraf bleek dit dan niet te zijn. “Ik herinner mij nog iemand die door een verkeerde bedrijfsvoorheffing serieus heeft moeten bijbetalen en daardoor in ernstige problemen is geraakt.” Mogelijke oplossing Een oplossing zou kunnen zijn dat er een degelijk instrument is om een idee te geven wat je werkelijke inkomen is + dat er informatie moet gegeven worden over welke zaken een invloed hebben op die berekening bv. een kind dat niet meer naar school gaat, een echtgenote die werk vindt, enz...
CONCLUSIES: De drie onderzochte cases stellen de volgende vier activeringsrisico's in het licht: De verlengde kinderbijslag gehandicapte blijft lopen bij tewerkstelling op maat. Eens tewerkgesteld in de reguliere arbeidsmarkt, is men die voorgoed kwijt, ook indien men daar niet slaagt en terugstapt naar tewerkstelling op maat. Achterstallen in inkomen waarop men recht heeft omwille van administratief trage processen en nalatigheid van de werkgever op vlak van personeelsadministratie kunnen oorzaak zijn van tijdelijk, maar voor mensen in armoede problematisch inkomensverlies. Hervallen in werkloosheid gaat samen met verlies van verhoogde kinderbijslag gedurende de wachttijd van zes maanden die men in de voorgaande periode van werkloosheid genoot. Mensen met tijdelijk een hoger inkomen geraken nadien door een verkeerde bedrijfsvoorhef-fing in de problemen, zeker als ze op dat moment niet meer aan het werk zijn. Mogelijke oplossing is een degelijk instrument is om een idee te geven wat je werkelijke inkomen is + duidelijke informatieverstrekking over welke zaken een invloed hebben op die berekening bvb. een kind dat niet meer naar school gaat, een echtgenote die werk vindt, enz...
CASE 4: SOCIALE HUUR TE HOOG VOOR WIE WERKT Probleemstelling Werkenden betalen meer huur voor hun sociale woning dan niet-werkenden. De huurprijs van een sociale woning wordt berekend op grond van het belastbare inkomen van de huurder. Dat benadeelt werkenden. Hun huurprijs wordt berekend op het inkomen voor de belastingen afgetrokken zijn. Mensen die van uitkeringen leven, betalen doorgaans geen belastingen. Hun belastbaar inkomen is gelijk aan hun werkelijk inkomen. Werkenden met een laag loon, maar eenzelfde netto-inkomen als uitkeringstrekkers, betalen meer huur. Dat is niet rechtvaardig en vormt een werkloosheidsval in het huurbesluit. Mogelijke oplossing: werken met het effectieve inkomen, na belastingen OPM.: RECENTE WETSWIJZIGING I.V.M. DE KINDERBIJSLAG: Vanaf de 7de maand werkloosheidsuitkering hebben werkzoekenden recht op een sociale toeslag bij de kinderbijslag voor de kinderen in uw gezin. Als zij terug gaan werken, kunnen zij deze toeslag nog maximaal 2 jaar ontvangen. Dit is een recente wijziging in de wetgeving en kan een bijdrage leveren in het wegwerken van werkloosheidsval. Hoe hoog mag het gezinsinkomen zijn? Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 74
U leeft alleen met de kinderen: uw inkomsten mogen maximum € 1.740,15 bruto per maand bedragen. Uw (huwelijks)partner heeft geen inkomsten: uw inkomsten mogen maximum € 2.008,39 bruto per maand bedragen. Uw (huwelijks)partner heeft een uitkering, is werknemer of zelfstandige: uw inkomsten mogen samen maximum € 2.008,39 bruto per maand bedragen. Het kinderbijslagfonds stuurt een formulier Toeslag bij de kinderbijslag - P19 om na te gaan of de sociale toeslag betaald kan worden. Welke inkomsten tellen mee?
Welke inkomsten tellen niet mee? kinderbijslag forfaitaire tegemoetkomingen voor hulp van derden, betaald aan alle uitkeringen van de werkloosheid, invaliden en gehandicapten van de ziekteverzekering, voor onkostenvergoedingen voor arbeidsongevallen, voor onthaalouders betaald door Kind en beroepsziekten, voor gehandicapten, Gezin enz. alimentatie alle pensioenen en renten forfaitaire vergoedingen voor de PWA-cheques en dienstencheques voogdij over niet begeleide alle lonen en alle inkomsten als minderjarige vreemdelingen, ten zelfstandige belope van twee opdrachten, en forfaitaire vergoedingen voor administratiekosten voor die voogdij
De bedragen zijn van toepassing sinds 1 oktober 2006.
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 75
Advies Vlaams Actieplan Werkloosheidsvallen 2007
Met een aantal partners binnen het verticale overleg werkgelegenheid en sociale economie19, besteden we reeds enige tijd aandacht aan werkloosheidsvallen voor mensen in armoede en afstraffingsmechanismen bij (her)aanvatten van tewerkstelling. Vandaar graag een aantal opmerkingen en suggesties omtrent het Vlaams Actieplan Werkloosheidsvallen 2007. Vooraf: Het is positief dat in dit actieplan aandacht besteed wordt aan andere vallen dan enkel financiële. In het bijzonder de uitgebreide aandacht die besteed wordt aan zorgtaken en handicap en ziekte. Toch vrezen we dat bij de invulling hiervan een aantal werkloosheidsvallen voor mensen in armoede met dit actieplan niet weggewerkt worden. Vaak weerhoudt het complexe (over)leven in armoede op zich mensen in armoede om een baan te kunnen vinden en aanvaarden. Ook diverse mechanismen van uitsluiting vormen zelf reeds een werkloosheidsval. Het actieplan bevat nu enkel instrumentele maatregelen. Het is noodzakelijk om ook aandacht te hebben voor expressieve zaken (bijv. aandacht voor ondersteuning, welzijn op het werk, de gekwetste binnenkant van mensen in armoede,…). Om werkelijk een effect te hebben en armoede te bestrijden dienen instrumentele en expressieve maatregelen gecombineerd te worden. Op deze combinatie zullen we in een volgend advies aan de SERV dieper ingaan. Het onderzoeksrapport ‘Van goede en slechte voorbeelden in het activeren van mensen in armoede naar werk naar mogelijke remedies en oplossingen’ in opdracht van minister Vandenbroucke zal immers medio juli aan de SERV bezorgd worden. De complexiteit van de structuur van uitkeringen, premies, kortingen, toeslagen, … en fiscaliteit maakt het voor mensen in armoede enorm moeilijk om een duidelijk zicht te hebben op wat tewerkstelling met zich meebrengt. We juichen toe dat men zich daarvan bewust is, en dat een aantal voorstellen ter oplossing worden geformuleerd. Toch blijft het noodzakelijk om nog verdere stappen inzake transparantie te zetten. Iedere werkzoekende heeft immers het recht om te weten waarop hij/zij recht heeft, wat er bij bepaalde keuzes zal gebeuren, … Vandaag de dag moet er al een serieuze zoektocht geleverd worden om op deze vragen een afdoend antwoord te krijgen. Het is eveneens een goede zaak dat er extra maatregelen komen, die gericht zijn op het wegwerken van werkloosheidsvallen voor alleenstaanden met kinderen, een groep met een enorm armoederisico. Wij vrezen echter dat het gevaar bestaat dat andere mensen in armoede door de heroriëntering een aantal mogelijkheden en kansen ontzegd worden, en
19
Antwerps Platform Generatiearmen vzw, Brussels Platform Armoede vzw, De Lage Drempel vzw, De Link vzw, Leren Ondernemen vzw en het Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen vzw. Het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting, dat dit overleg mee ondersteunt, wenst erop te wijzen dat deze adviezen in de lijn liggen van de vaststellingen en beleidsvoorstellen die het in de loop der jaren geformuleerd heeft. Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 76
dat daardoor de groep die ondervertegenwoordigd is in opleiding en tewerkstelling gewoon verschuift. Bovendien bevat dit plan vooral ook maatregelen gericht op de groep van langdurig werklozen. Het is dan ook van belang dat deze maatregelen ook gelden voor langdurig werklozen die stappen zetten naar werk en door omstandigheden hierin mislukken. Vaak toont de praktijk aan dat deze mensen door hun korte werkervaring niet meer in aanmerkingen komen voor vele maatregelen. We expliciteren graag onze bekommernissen en adviezen per hoofdstuk, en voegen ter illustratie daarvan een case uit de realiteit toe. Advies per hoofstuk: -
1. Inkomen
Terecht wordt opgemerkt dat werkzoekenden in de bestaande structuur van uitkeringen en fiscaliteit niet altijd kunnen inschatten of het aanvaarden van een baan effectief financieel meer opbrengt. Wat betreft fiscale maatregelen is voor mensen in armoede enkel een directe verrekening in de kosten zinvol. Ook de fragmentarisering van het inkomen bij mensen die deeltijds werken of in bepaalde statuten tewerkgesteld zijn, en de onstabiliteit ervan, schrikt veel mensen af om te gaan werken. Niet enkel de onduidelijkheid, en de onzekerheid die deze met zich meebrengen, maar eveneens de administratieve rompslomp, die tijdsintensief is, en een extra onzekerheidsfactor met zich meebrengt. (Een stempel te kort, een formulier te laat, en het inkomen kan op zich laten wachten.) Algemeen stellen we vast dat men meer en meer voordelen op basis van een statuut gaat voorzien. Het lijkt ons beter dit op basis van het inkomen van mensen te blijven doen. Daarnaast moet ook vermeld worden dat het gaan werken ook betekent dat een informeel circuit (‘gij repareert mijn fiets en ik zorg voor uw kinderen’) volledig of gedeeltijk wegvalt, wat ook financiële gevolgen heeft. Eveneens valt de tijd weg om het leven zo goedkoop mogelijk te organiseren. (naar de goedkoopste supermarkt gaan, voedselbank, alles te voet doen, …). Een andere factor bij de financiële werkloosheidsval is de huurprijs van de sociale woning, die bij tewerkstelling vaak stijgt. Hierbij verwijzen we graag naar bijgevoegde case. -
2. Zorgtaken
2.3.1. – 2.3.2. Het is zeer positief dat het aanbod en de toegankelijkheid van kinderopvang voor kwetsbare gezinnen versterkt wordt. Ook de uitbouw van de sociale functie binnen de kinderopvang is van groot belang. In de uitbouw van deze sociale functie moet zeker en vast ook rekening gehouden worden met het expressieve luik. Zo zijn vertrouwen en veiligheid van de kinderen heel belangrijke factoren. Ondanks alle initiatieven is het van belang even te onderstrepen dat er in Vlaanderen nog steeds een groot gebrek aan kinderopvang is. Ook informatie op maat over mogelijkheden van kinderopvang is een grote vraag van mensen in armoede. Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 77
Bovendien zijn er heel weinig mogelijkheden voor mensen die af en toe aan het werk zijn: je komt eerst op een wachtlijst, eenmaal je die plaats kunt opnemen is het niet meer mogelijk je kinderen bij tijdelijke werkloosheid eventjes thuis te houden. Een laatste factor die we hier willen aanhalen is de kostprijs. Mensen worden alles terugbetaald, maar moeten wel alles voorschieten. Voor mensen in armoede is dit meestal onmogelijk. 2.3.3. Wij vrezen echter dat wat betreft het gebruik van dienstencheques voor de werkende eenoudergezinnen met kinderen tussen 0 en 3 jaar er specifieke maatregelen noodzakelijk zijn om de toegankelijkheid ervan voor mensen in armoede te garanderen. Enkel het direct verrekenen in de kostprijs van dit voordeel kan soelaas bieden voor mensen in armoede. De tijdelijke doorbetaling van de verhoogde kinderbijslag is positief, we stellen ons echter de vraag wat er mee gebeurt als de tewerkstelling afloopt ? Ook hier willen we ter illustratie verwijzen naar bijgevoegde case. Werkzoekenden moeten inderdaad duidelijke, volledige en correcte informatie ontvangen omtrent mogelijke premie’s. De éénmalige premie die wordt toegekend aan uitkeringsgerechtigde alleenstaande ouders die een job aanvaarden zou automatisch moeten worden toegekend. 2.3.4. Werk met ruimte voor zorg vraagt zorg voor het welzijn van het hele gezin, alsook de werknemer zelf (bijv. ruimte voor sociaal-expressief leren en groepsvorming op het werk). Mensen in armoede hebben vaak te maken met diverse moeilijkheden, op vlak van gezondheid, administratieve verplichtingen, diverse vormen van begeleiding, zowel de werkende ouder zelf, daarnaast is ook vaak veel zorg vereist voor hun kinderen. Vaak zijn ze voor tewerkstelling voltijds bezig met zich overeind te houden en beslommeringen af te werken, contacten met sociale diensten te onderhouden,… Als ze plots tijdens de kantooruren helemaal niet meer vrij zijn, bestaat de angst en het gevaar dat een aantal zaken snel bergaf gaan. Daarom vraagt werk met ruimte voor zorg ook tijd en de nodige flexibiliteit en ondersteuning. Vakantie en voldoende sociaal verlof tijdens het eerste jaar van tewerkstelling kan hier gedeeltelijk soelaas bieden. Graag verwijzen we hierbij naar het voorbeeld van het schoolverlatersverlof. Hierbij moet er ook voldoende over gewaakt worden dat niet alle vakantie hieraan gespendeerd wordt. Ook echt op vakantie gaan moet kunnen. -
3. Mobiliteit
Veel werkzoekenden in armoede zijn laaggeschoold en komen vooral in aanmerking voor banen op plaatsen die moeilijk bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. Meestal hebben zij ook geen auto ter beschikking. De mogelijkheid om toch te solliciteren moet gegarandeerd worden, ook indien openbaar vervoer geen optie is. Dit kan door verplaatsing door iemand van de VDAB, vergoeding van taxirit,… Wat betreft het solliciteren willen we pleiten voor dezelfde regeling als bij verplaatsingen in het kader van opleidingen. Een aspect dat hierbij ook niet uit het oog mag verloren is de tijd die mensen aan de verplaatsing van en naar het werk spenderen. Een te grote mobiliteitstijd kan een werkloosheidsval op zich zijn. -
4. Handicap en ziekte
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 78
De situatie waarover sprake in hoofdstuk 4 vertoont veel gelijkenissen met de situatie waarin mensen in armoede leven. Naast een inkomensprobleem hebben mensen in armoede vaak ook gezondheidsproblemen, en ervaren ze de verschillende opgesomde drempels naar werk. Wij pleiten er dan ook voor dat er binnen het activeringstraject ook aandacht is voor welzijn, het oplossen van diverse (ook administratieve) problemen en empowerment, het sterker maken van de werkzoekende. Dan pas kunnen de wil en mogelijkheid om tewerkstelling aan te vatten versterkt worden. Eveneens dient aangestipt dat om dit activeringstraject zinvol en succesvol te organiseren, er een vertrouwensband nodig is tussen de werkzoekende en de ‘begeleider’. Het is ook van belang dat voor die mensen het traject, of de begeleiding niet stoppen bij het aanvatten van tewerkstelling, maar dat er een vorm van nazorg wordt geboden (en dit niet enkel bij arbeidszorg). -
5. Opleidingsvallen
Competentieachterstand heeft bij mensen in armoede veel te maken met gebrek aan kansen of het niet grijpen van kansen (wat sterk gelinkt is met uitsluitingservaringen en een gekwetste binnenkant). Dit gebeurt al vanaf jonge leeftijd. Zij behoren inderdaad tot de ‘zwakkere groepen’ binnen de werkzoekendenpopulatie die minder participeren aan intensieve opleidingstrajecten. Om die val weg te werken moeten de opleidingstrajecten voor hen haalbaar zijn, dwz dat tijdens die trajecten, tijdens de opleidingen ruimte, tijd en plaats moet zijn voor welzijn, zelfontplooiing, het oplossen van diverse problemen. Ook de intensiteit van de opleiding moet op maat worden aangepast, en er moet iemand zijn (eventueel binnen de opleiding of binnen de VDAB) waar ze kunnen op terugvallen en die hen wegwijs kan maken, en begeleiden bij moeilijkheden. Het vrijwillig karakter, de eigen keuze en een duidelijk perspectief na de opleiding zijn enorm bepalend voor de motivatie en de slaagkansen. Wij verheugen ons dat er werk gemaakt wordt van de detectie en het verhelpen van laaggeletterdheid. Vaak zijn die laaggeletterdheid zelf en andere basisvaardigheden immers reeds oorzaak van communicatieproblemen tussen de werkzoekende en de VDAB, waardoor de juiste informatie de laaggeletterde werkzoekende niet bereikt, met het missen van afspraken en zelfs uiteindelijke schorsing tot gevolg. Algemeen moet er binnen de opleidingen voldoende ruimte zijn voor opleidingen op maat, waarbij er aandacht kan zijn voor welzijnsaspecten en het tempo van de mensen zelf. Ook moet vermeden worden dat bepaalde statuten en daaraan verbonden voordelen abrupt worden afgebroken, na het volgen van een opleiding. Een geleidelijke uitdoving lijkt ons zinvoller. (Bijvoorbeeld invaliditeitsuitkering na het volgen van opleiding ervaringsdeskundige.) -
6. Andere drempels
6.1 Het is een goede zaak dat er een reglementering komt over het bewijs voor goed gedrag en zeden. Momenteel wordt dit te pas en te onpas gevraagd. 6.2. Individuele begeleiding aan personen met een schuldenlast kan inderdaad perspectief bieden. Het bestaande aanbod is echter veel te klein, de lange wachtlijsten zorgen ervoor dat er vaak veel te laat aan een afbetaling begonnen worden, waardoor Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 79
de schulden veel groter geworden zijn. Dit vergt een inspanning van de Vlaamse overheid. Als tewerkstelling het schuldenvrij worden kan versnellen, en dus het perspectief dichter kan brengen, kan dat inderdaad motiverend werken, maar enkel indien dit gekoppeld wordt aan voelbare inkomensverhoging en vrije keuze (van snellere afbetaling) zal dit echt de werkloosheidsval kunnen wegwerken. Hiertoe moet de federale overheid om inspanningen verzocht worden. Eveneens kan het zinvol zijn om budgetbegeleiding te integreren in tewerkstelling binnen de sociale economie. 6.3. Het hoeft geen betoog dat allochtone armoede toeneemt en dat discriminatie en uitsluiting deel uitmaken van de oorzaken hiervan. Het lijkt ons dan ook allerminst zinvol en constructief om geloofsovertuiging en culturele gebruiken als struikelblok voor vrije beroepskeuze te zien, en deze te beknotten. Al te vaak zijn de belemmeringen die geloofsovertuiging en culturele gebruiken vormen afhankelijk van het respect voor diversiteit van de werkgever. Niet de hoofddoek of de Sabbat, maar de discriminatie bij aanwerving blokkeert de toegang tot de arbeidsmarkt. Ook ‘autochtone’ mensen in armoede ervaren uitsluiting op basis van bijvoorbeeld hun uiterlijk. 6.4 Het is zeer positief dat er werk gemaakt wordt van ‘een makelaarschap in maatregelen’. De communicatie van maatregelen naar mensen in armoede toe is echter niet evident. De drempel naar VDAB toe is vaak nog vrij groot, vaak durven mensen vaak zelf geen vragen stellen, of begrijpen alles niet dadelijk en geven dit niet aan. Het belang van hoe de informatie wordt doorgegeven kan moeilijk overschat worden. Hierbij moet ook rekening gehouden worden met de laaggeletterdheid van veel werkzoekenden. Een sterkere vertrouwensband met de ‘makelaar’ is noodzakelijk opdat het ‘makelaarschap’ succesvol zou kunnen zijn. De website ‘www.aandeslag.be’ is een goede aanzet. Bij de verdere ontwikkeling ervan moet rekening gehouden worden met de digitale kloof en laaggeletterdheid, wat maakt dat alternatieven noodzakelijk blijven. (De tegenkant van de succesvolle wiscomputer, vaak geven mensen in armoede aan dat ze door de VDAB daarnaar verwezen worden, terwijl ze niet met de computer kunnen werken, of zelfs niet kunnen lezen.) -
7. Rechten en plichten van werkzoekenden
Vaak wordt ‘activering’ nu te eng geïnterpreteerd, en te dwingend uitgevoerd. Dit is op langere termijn contraproductief voor een ‘duurzame activering’, een duurzame tewerkstelling, en ontsnappen uit de armoede. Sommige mensen in armoede niet klaar, het kunnen en willen werken zijn afhankelijk van elkaar. Voor die mensen moet activering in de eerste plaats gericht zijn op het versterken, op welzijn en participatie in het algemeen. Kansen op tewerkstelling maximaliseren kan ook via vrijwilligerswerk gebeuren. Mensen in armoede voelen dagelijks hoe hun rechten geschonden worden (vb recht op huisvesting), dan heeft een rechten en plichten discours weinig positief effect. Soms lopen ook een aantal zaken mis in de communicatie tussen VDAB, RVA en werkzoekende, mensen die enorm werkwillig zijn worden geschorst, ze begrijpen niet waarom, en gaan de VDAB als schorsingsmachine, als bestraffende instantie zien. Vaak geven mensen in armoede ook aan weinig verschil te ervaren of te kennen tussen RVA en VDAB. Indien er geen vertrouwen is, zullen tewerkstellingshefbomen hun doel voorbij schieten. Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 80
CASE KINDERBIJSLAG Jan 45 jaar, samenwonend met vriendin en moeder van zijn kinderen. Vriendin is ten laste van hem en ontvangt geen enkele vorm van uitkering Er zijn 3 kinderen in het gezin, waarvan een tweeling van 13 jaar en een dochter van 5 jaar. Zij wonen in een huis van de sociale woningmaatschappij waarvoor zij 236 € huur betaalt. Situatie A Jan kreeg een werkloosheidsuitkering van ongeveer 950 € en werkte voor een PWA, waarvoor hij ongeveer 150 € per maand ontving. Er was ook verhoogde kinderbijslag van ongeveer 600 €. In totaal ontving Jan dus een totaal inkomen van 1700 € per maand. Situatie B Via een brief van de VDAB met een jobaanbieding bij TIVO, heeft Jan contact opgenomen met de werkgever en kon hij beginnen voor een jaar bij TIVO met een WEP + statuut. Hij kon beginnen werken met een 4/5 contract. Na twee maanden werd hem de vraag gesteld of hij voltijds kon beginnen werken. Hij wou dit graag doen, maar enkel als hij zekerheid had over het feit of hij zijn verhoogde kinderbijslag zou kunnen blijven ontvangen. De werkgever gaf aan dat er niets zou veranderen, dat hij nog steeds van dezelfde voordelen zou kunnen genieten als voorheen. In juli begonnen de problemen. Ineens ontving het gezin geen kinderbijslag meer omdat men ging onderzoeken of ze wel recht hadden op verhoogde kinderbijslag, ook waren er een aantal documenten, die de werkgever maandelijks moet invullen, niet in orde. De vakbond werd ingeschakeld, er moest meermaals heen en weer worden gehold, documenten wor-den verzameld, … dit maakte dat Jan vakantie moest nemen om dit alles in orde te brengen. Helaas heeft het niets opgeleverd want uiteindelijk kreeg hij te horen dat ze geen recht hadden op verhoogde kinderbijslag. Ook is er wel elke maand een document dat niet in orde is gebracht door de werkgever, wat maakt dat Jan zijn loon vaak niet klopt. Een feestdag is niet uitbetaald, verkeerde berekeningen met uren, … Momenteel werkt Jan dus 5/5 en heeft hij de volgende inkomsten: Loon: 745 € van TIVO en 545 € werkloosheidsuitkering en kindergeld voor een bedrag van 500 €. Dit geeft een totaal van 1790 €. Situatie C In januari loopt zijn contract ten einde. Er is nog geen uitzicht op werk en dit ondanks het feit dat hem werd verteld dat de werkgever zou kunnen zorgen voor een doorstroming naar de reguliere arbeidsmarkt op het einde van het contract. De kans is dus reëel dat het gezin vanaf januari terug zal moeten leven van een werkloosheidsuitkering van ongeveer 950 € per maand en een kinderbijslag van 500 € (de eerste 6 maanden, nadien terug verhoogde kinderbijslag). Dit maakt dat Jan en zijn gezin achteraf bekeken slechter af zijn dan toen wanneer hij niet werkte. Jan wil liever gewoon gaan werken, maar hij zegt zelf dat als hij geen werk heeft, hij terug voor het PWA gaat werken om meer inkomsten te hebben. Ook zal de huur van het gezin naar boven gaan, omdat dit berekend wordt op basis van de inkomsten van het gezin.
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 81
Wel zegt Jan dat hij veel heeft bijgeleerd, een aantal opleidingen heeft kunnen volgen zoals het behalen van zijn VCA-attest, sollicitatietraining en het behalen van zijn rijbewijs. Het werken op zich heeft hij als positief ervaren. De problemen die hij iedere maand weer had met documenten die niet in orde waren, het ervaren van onzekerheid naar de toekomst en dergelijke meer, maakte dat hij soms heeft willen stoppen met de job. Hij zegt dat dit niet leuk is om op zulk een manier te moeten werken. Ook de gebrekkige opvolging en voorbereiding naar een nieuwe job ervaart hij als een negatief punt. Hij heeft het gevoel dat het vooral de werkgever is die een voordeel haalt uit dit statuut. Antwoord vanwege de Rijksdienst voor Kinderbijslag (RKW) Situatie A Jan genoot een uitkeringstoeslag omdat hij als werkloze een activiteit in het raam van een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap (PWA) verrichtte. Deze toeslag wordt niet gekwalificeerd als loon, noch als vervangingsinkomen en bijgevolg kon er verhoogde kinderbijslag als werkloze (barema 42 bis kinderbijslagwet) worden toegekend. Situatie B Jan is als werkloze tewerkgesteld in een doorstromingsprogramma (DSP) bij TIVO (WEPPlus-Plan).Voor werklozen tewerkgesteld in een DSP heet de tegemoetkoming een integratie-uitkering. Omdat artikel 7, § 1 bis, eerste lid van de Besluitwet betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders van 28 december 1944 (ingevoegd bij K.B. van 14 november 1996, B.S. van 31 december 1996) dusdanige uitkeringen voor wat betreft de fiscale en sociale wetgeving aanmerkt als loon, wordt betrokkene niet langer beschouwd als vergoede werkloze in de werkloosheidsreglementering, zodat hij in geen geval nog aanspraak kan maken op verhoogde kinderbijslag als werkloze (barema 42 bis kinderbijslagwet). Diegenen die deeltijds tewerkgesteld zijn in zulk een project en die van de R.V.A. daarbovenop een inkomensgarantie-uikering ontvangen, worden wel gelijkgesteld met vergoede volledig werklozen, die -alle wettelijke voorwaarden vervuld zijnde- recht hebben op de verhoogde schaal voor langdurig werklozen. Situatie C Het contract van Jan loopt in januari ten einde en hij wordt opnieuw volledig werkloze. Vermits de werkloosheidsuitkeringen voortvloeien uit zijn tewerkstelling bij TIVO, zal Jan een nieuwe wachttermijn van 6 maanden moeten doorlopen alvorens hij recht kan hebben op verhoogde kinderbijslag als werkloze.
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 82
Bijlage 5: Advies op het voorontwerp van decreet houdende de lokale diensteneconomie Aangaande het voorontwerp van decreet houdende de lokale diensteneconomie, op voorstel van de Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, worden vanuit een aantal partners binnen het verticale overleg werkgelegenheid en sociale economie onderstaande adviezen geformuleerd in het kader van de armoedebestrijding20. Het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting, dat dit overleg mee ondersteunt, wenst erop te wijzen dat deze adviezen in de lijn liggen van de vaststellingen en beleidsvoorstellen die het in de loop der jaren geformuleerd heeft. We hopen hiermee een constructieve bijdrage te leveren aan de rol die de lokale diensteneconomie speelt ter bestrijding van de armoede. Dit voorontwerp, en meer bepaald artikel 7, gaat uit van de filosofie dat verschillende spelers een bijdrage moeten leveren aan de lokale diensteneconomie. Op zich biedt dit heel wat kansen, het is immers een goede zaak dat iedereen zijn verantwoordelijkheid opneemt voor het realiseren van verschillende doelstellingen (kwaliteitsvolle en aanvullende dienstverlening, tewerkstelling van kansengroepen en buurtontwikkeling). Toch bestaat er de vrees bij het lezen van dit voorontwerp dat armoedebestrijding en het werken aan de ontwikkeling van een buurt, oorspronkelijke doelstellingen van buurt- en nabijheidsdiensten in de verdrukking geraken. Voor de initiatieven binnen de lokale diensteneconomie die werk leveren op het vlak van armoedebestrijding, de zogenaamde buurtontwikkelingsdiensten sociale cohesie en armoede, zal het heel moeilijk worden om binnen de voorgestelde klaverbladfinanciering de noodzakelijke partners te vinden. Dit terwijl deze buurtontwikkelingsdiensten toch een grote maatschappelijke meerwaarde betekenen. Ten opzichte van andere initiatieven binnen de lokale diensteneconomie is het zo dat er door de aandacht voor minvermogende groepen minder op klanteninkomsten kan gerekend worden, wat op een andere plaats binnen het klaverblad zal moeten gecompenseerd worden. Er is dan ook nood aan een structurele oplossing binnen de klaverbladfinanciering van deze buurtontwikkelingsdiensten. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan het welzijnsbeleid, vermits het hier armoedebestrijding betreft. Over de financiering waarvan sprake in artikel 8 adviseren wij om op het vlak van omkadering de 1/10-norm aan te passen door een basissubsidiëring te voorzien voor initiatieven binnen de lokale diensteneconomie die minder dan 10 doelgroepwerknemers in loondienst zullen hebben. Dit zou de kleinere initiatieven binnen de lokale diensteneconomie ook een aantal kansen geven. Bovendien zijn deze kleinere initiatieven vaak net die initiatieven die zich richten op armoedebestrijding, maatschappelijke integratie en sociale cohesie binnen kansarme buurten. Vervolgens willen we met dit advies inspelen op de operationalisering van dit voorontwerp van decreet. De partners die meeschreven aan dit advies, evenals het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting, zijn vragende partij om deel te nemen aan de Ronde Tafels waar de uitvoeringsbesluiten van dit voorontwerp van decreet worden opgemaakt. Ondermeer is er de bezorgdheid aangaande de operationalisering van het begrip ‘doelgroepwerknemers’, zie punt 3° in artikel 2. In het kader van de armoedebestrijding dringen we erop aan om er enerzijds voor te zorgen dat niet-uitkeringsgerechtigde werklozen ook onder het begrip ‘doelgroepwerknemer’ kunnen begrepen worden. Anderzijds 20
De Link vzw, Antwerps Platform Generatiearmen vzw, Leren Ondernemen vzw, ATD Vierde Wereld en het Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen. Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 83
is het zo dat personen die activeringsstappen naar werk gezet hebben, maar om één of andere reden mislukt zijn, voor deze mislukking niet mogen afgestraft worden. Het zou dan ook geen goede zaak zijn om in de voorwaarden om als doelgroepwerknemer erkend te worden bepalingen als ‘reeds drie jaar werkloos’ op te nemen. We pleiten eerder voor formuleringen in de zin van ‘X aantal maanden werkloos gedurende de afgelopen Y jaar’. Het afbakenen van de doelgroep mag immers niet leiden tot nieuwe uitsluitingen en tot nieuwe werkloosheidsvallen. We dringen er met andere woorden op aan om de criteria niet alleen vast te leggen op basis van statistische gegevens m.b.t. een momentopname van de arbeidsmarktpositie van betrokkenen, maar om daarbij ook zoveel als mogelijk rekening te houden met een loopbaanperspectief. Als vierde punt in dit advies willen we er op aandringen dat de ondersteuningsstructuur die voorzien is binnen dit voorontwerp van decreet zo vlug mogelijk operationeel zal zijn na opmaak van de uitvoeringsbesluiten. De nodige voorbereidingen kunnen nu al starten. Initiatieven in de lokale diensteneconomie zullen immers alle steun kunnen gebruiken in de realisatie van het klaverblad. Vervolgens is het belangrijk dat de initiatieven binnen de lokale diensteconomie zowel bij de toeleiding van doelgroepwerknemers naar de lokale diensteneconomie zelf, als bij de doorgroei van de doelgroepwerknemers sterk betrokken worden. Voor de toeleiding naar initiatieven binnen de lokale diensteneconomie moet er financiële ruimte binnen de klaverbladfinanciering gecreëerd worden. Aangaande de doorgroei van doelgroepwerknemers willen we meegeven dat er enerzijds een grote expertise voor trajectbegeleiding is binnen de initiatieven van de lokale diensteneconomie zelf en vragen wij om daar dan ook optimaal gebruik van te maken. Anderzijds is het zo dat er in heel veel gevallen een sterke vertrouwensband is tussen de doelgroepwerknemers en de begeleiding binnen het initiatief van de lokale diensteneconomie. Deze band kan zeker en vast verder aangewend worden bij verdere denk- en beleidsprocessen over activering van mensen in armoede (cf. de nood aan een degelijke begeleiding naar werk door een vertrouwenspersoon). Met betrekking tot dit doorgroeien en doorstromen, zoals vermeld in punt 4° van §1 van artikel 4, wil dit advies meegeven dat dit zeker en vast niet te eng geïnterpreteerd mag worden. Van doorgroeien en doorstromen mag niet louter gesproken worden als er een andere werkgever is. Ook binnen de initiatieven van de lokale diensteneconomie zelf is er doorgroei mogelijk op vlak van taakinhoud en verantwoordelijkheden. M.b.t. de evaluatie van de doorstroom- en doorgroeimogelijkheden van een doelgroepwerknemer, iets wat nog moet geoperationaliseerd worden, willen we drie zaken meegeven: Ten eerste is het noodzakelijk dat deze evaluatie samen met de persoon in kwestie en een vertrouwenspersoon binnen het initiatief van de lokale diensteneconomie gebeurt. Vervolgens is het zo dat doorgroeien voor mensen in armoede niet hetzelfde is als doorgroeien voor de buitenwereld. Zo is bijvoorbeeld iemand in armoede, die na een bepaalde periode werken erin slaagt te formuleren welke steun zij nodig heeft om haar werk goed te doen en ook daadwerkelijk om die steun vraagt, gegroeid als doelgroepwerknemer. Dat is ook zo bijvoorbeeld bij iemand die na voortdurend korte en wisselende jobs gedurende maanden een contract bij dezelfde werkgever behoudt. Doorgroeien moet dus voldoende rekening houden met de leefwereld van de mensen in armoede zelf en mag in het kader van de armoedebestrijding niet worden verengd tot begeleiding op de werkplek. Ten derde vinden we dat dergelijke evaluatie niet louter op basis van kwantitatieve (bijv. doorstromingspercentages), maar ook op basis van kwalitatieve zaken (bijv. inspanningen binnen de buurtdienst, VTO-beleid binnen de organisatie, participatie) moet gemaakt worden. Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 84
Punt 7° van §1 van artikel 4 heeft het over een toegankelijke dienstverlening binnen de lokale diensteneconomie. Hierbij wil dit advies meegeven dat dit voldoende ruim moet gezien worden: een goed en laagdrempelig onthaalbeleid, financiële laagdrempeligheid,… opdat de dienstverlening ook effectief en voldoende gebruikt wordt door buurtbewoners die in armoede leven. Ook de noodzaak aan vorming willen we hier even beklemtonen. Vorming binnen de initiatieven van de lokale diensteneconomie mag niet louter instrumenteel gericht zijn. Armoede is immers een complex gegeven, een schending van rechten en kansen op vele gebieden. Het bieden van vormings- en groeikansen op alle verschillende domeinen is een manier om van werk een instrument van armoedebestrijding te maken. Ten slotte vinden wij dat er op termijn enerzijds nood is aan een evaluatie van de uitvoering van dit decreet en van het groeipad dat verbonden is aan dit voorontwerp van decreet met bijzondere aandacht voor de effecten in het kader van armoedebestrijding (zowel op vlak van dienstverlening naar als tewerkstelling van kansengroepen). Tegelijk lijkt het ons nu reeds zinvol om met een wetenschappelijk en participatief onderzoek de kansen en mogelijkheden van dit voorontwerp van decreet binnen de armoedebestrijding na te gaan.
Eindrapport Activering van mensen in armoede naar werk
Pagina 85