VAKKENBOEKJE TWEEDE FASE van de HAVO NOTRE DAME (2015-2016)
1
2
INHOUDSOPGAVE:
Blz.
3
Inhoudsopgave
Blz.
4
Voorwoord
Blz.
5
Nederlands
Blz.
6
Frans
Blz.
7
Duits
Blz.
8
Engels
Blz.
9
Geschiedenis
Blz.
10
Aardrijkskunde
Blz.
11
Wiskunde
Blz.
12
Natuurkunde
Blz.
14
Scheikunde
Blz.
15
Biologie
Blz.
16
NLT (Natuur, Leven en Technologie)
Blz.
18
Informatica
Blz.
19
Economie
Blz.
20
M+O (Management en Organisatie)
Blz.
21
Maatschappijleer
Blz.
22
Maatschappijwetenschappen
Blz.
23
CKV
Blz
24
De Kunstvakken
Blz.
26
Lichamelijke Opvoeding
Blz.
27
Rekenen
3
VOORWOORD
Je hebt nu de nieuwste uitgave van het zogenaamde Vakkenboekje in handen. Alle vakken, die je in klas 4 en 5 krijgt en kunt kiezen, stellen zich aan je voor. Ook geven ze een (voorlopige, eerste) indruk van hun programma‟s. Het is mogelijk dat daar nog veranderingen in optreden. Lees alles aandachtig door, vooral de informatie over de vakken, die je van plan bent te kiezen in de Tweede Fase. De tekst is voor verantwoording van de diverse secties, de decaan heeft daar verder geen invloed op! Stel ook vragen aan je leraren, als iets je nog niet duidelijk is. Daar zijn ze voor! Ze willen je vast ook wel vertellen of ze denken dat je hun vak tot een goed einde kunt brengen, als je het zou kiezen in de Tweede Fase. Voor vakken, die je niet in de derde klas hebt, kun je terecht bij de leraren die deze vakken geven: -M&O: dhr. Schuurs -Maatschappijleer en Maatschappijwetenschappen: dhr. van Deursen -CKV en de Kunstvakken: de diverse docenten creatieve vakken -Informatica: mvr. Wijns-Petit Ik wens je veel succes met je profielkeuze!
Alfons Baak (decaan)
4
NEDERLANDS Het vak Nederlands is natuurlijk niet nieuw als je in de bovenbouw komt. Wel anders! Je werkt met verschillende boeken – voor Nederlands en voor letterkunde – en soms ook nog met digitaal leermateriaal, dus dat is wel even wennen. Je moet er dus wel even goed bij blijven, anders weet je thuis niet wat er van je verwacht wordt. Wat verwachten we dan ? In de les wordt vaak een stukje theorie behandeld, waarna je zelf aan de slag moet met opdrachten, vaak met teksten. Die teksten zijn pittiger en langer dan je in klas 3 gewend bent. Wat je niet afkrijgt in de les, moet je thuis afmaken. Op de planner die op de ELO staat, kun je altijd zien tot waar je moet komen. Het vak letterkunde is onderdeel van Nederlands. In de onderbouw heette dit onderdeel “fictie”. Voor letterkunde moet je boeken lezen: in klas 4 vier en in klas 5 nog eens twee. Over de gelezen boeken leg je een werkmap aan, het literatuurdossier. Daar komen ook een aantal gelezen gedichten in en een werkstuk over Moderne literatuur. Dat dossier wordt besproken in het mondeling schoolexamen in klas 5. Verder krijg je te maken met schrijfopdrachten in oplopende moeilijkheidsgraad. Uiteindelijk leidt dit tot het SE gedocumenteerd schrijven : het schrijven van een betoog of beschouwing op basis van artikelen over een vooraf bekend onderwerp. Maar voordat het zover is, moet je schrijfvaardigheid oefenen. De opdrachten daarvoor staan op de ELO en daar moet je je schrijfproducten ook inleveren. Het is dus belangrijk dat je handig bent met een tekstverwerker en alles wat je maakt goed weet op te slaan. Ook doen we aan mondelinge taalvaardigheid. In klas 4 doe je mee aan een SE discussie en in klas 5 moet je een presentatie houden. Het voornaamste onderdeel van het vak is tekstbegrip. Het centraal eindexamen voor Nederlands bestaat uit één grote tekst en enkele kleinere Bij de teksten moet je open en gesloten vragen maken. Om al die onderdelen zo goed mogelijk te leren beheersen zijn we ook vaak aan het trainen met spelling, formuleren, argumenteren, documenteren en het vergroten van je woordenschat. Het onderdeel Spelling krijgt extra aandacht in de taalles, die je minstens één periode zult moeten volgen. Als je daarna de taaltoets haalt, ben je daarvan af; haal je hem niet, dan komt er een vervolgmodule. Dit doen we als voorbereiding op de verplichte taaltoets op veel HBO‟s. Maar ook, omdat we vinden dat leerlingen met een Havo-niveau het Nederlands vlekkeloos moeten kunnen schrijven. Genoeg stof dus om vier lesuren per week in klas 4 en drie in klas 5 te vullen !
5
FRANS In klas 4 krijg je 4 uur Frans en in klas 5 krijg je 3 uur per week. We werken met een nieuwe methode in de bovenbouw (Libre Service). Bij het Frans komen verschillende vaardigheden aan bod. Luistervaardigheid We oefenen met de opgaven uit de methode en het uitgebreide e-pack programma op internet dat bij de methode hoort. Natuurlijk werken we ook met Franse films, of filmfragmenten en met CITO luister(oefen)toetsen. Schrijfvaardigheid Ook hier gebruiken we de methode maar ook de docent zal verschillende opdrachten verstrekken. Je krijgt een eigen schrijfdossier waarin de basisgrammatica wordt herhaalt. Ook staat dit dossier vol met handige tips en vele (in)formele briefopdrachten om de schrijfvaardigheid te oefenen. Spreekvaardigheid Spreken is natuurlijk erg belangrijk als je een vreemde taal leert. We werken hierbij vaak met verschillende werkvormen. Je werkt aan jouw presentatievaardigheden en je bereid een aantal mondelingen voor met uiteenlopende en uitdagende onderwerpen. Je leert hoe je met iemand van je eigen leeftijd over zaken kunt spreken die jou persoonlijk aangaan. Leesvaardigheid Het oefenen hiervoor gebeurt aan de hand van allerlei soorten teksten uit de methode maar ook uit tijdschriften, kranten, boeken en internet. We gebruiken ook nog een boek waarmee we speciaal de eindexamenteksten trainen, de eindexamenbundel. Dit doen we vooral in klas 5. Om voldoende niveau te bereiken voor al deze onderdelen moet je natuurlijk inzicht hebben in de Franse grammatica en moet je werken aan uitbreiding van je woordenschat. Tenslotte hebben we ook nog het onderdeel LITERATUUR. Je leest zowel in de klas als zelfstandig een Frans boekje, korte verhalen of de literaire fragmenten uit de methode Libre Service. Ook is er een literatuurdossier waarbij er wordt ingegaan op grote gebeurtenissen uit de Franse geschiedenis: zoals de Franse Revolutie en is er een opdracht die gericht is op de Francophonie. Deze onderdelen worden getoetst en beoordeeld. MAAR WAAROM ZOU JE EIGENLIJK FRANS KIEZEN? * Er zijn steeds minder mensen die Frans spreken en begrijpen. * Frankrijk is bij Nederlanders een populair vakantieland. (Frans wordt ook nog gesproken in allerlei andere landen zoals België, Luxemburg, Zwitserland, Canada, Tunesië, Algerije, Tahiti, etc.) * Wij hebben ook veel handelsbetrekkingen met Frankrijk. (Bij sollicitaties kan jouw kennis van het Frans net de doorslag geven.) * Je hebt Frans nodig als je werkt bij een internationaal bedrijf, in de horeca of in de toeristische sector. Verder bij beroepen als stewardess, (directie)secretaresse, vertaler, tolk en leraar Frans. 6
* En natuurlijk omdat je het gewoon een mooie taal vindt. * of een leuke Franse jongen/meisje hebt leren kennen……… DUITS Leerlingen met het profiel C&M hebben verplicht Duits of Frans in klas 4 en 5. Leerlingen met een van de andere profielen kunnen Duits als keuzevak kiezen. In klas 4 krijg je het vak vier uur per week en in klas 5 drie uur per week. In de tweede fase komen bij Duits de volgende vaardigheden aan de orde: -gespreksvaardigheid Net zoals in klas 2 en 3 leer je in de loop van het jaar een (groot?) aantal woorden en uitdrukkingen (bv Redemittel) en wordt in de klas geoefend om je spreekvaardigheid te verbeteren. Ook op de methodesite kun je je uitspraak en spreekvaardigheid verbeteren. De toetsing is zowel schriftelijk als mondeling. -kijk- en luistervaardigheid Door middel van luisteroefeningen (cd) en kijkoefeningen (tv) worden je luister- en kijkvaardigheid getraind. Ook bij dit onderdeel wordt gewerkt aan de uitbreiding van je woordenschat. Ook met de methodesite kun je je kijk- en luistervaardigheid verbeteren. De toetsing vindt plaats in de vorm van Cito kijk-luistertoetsen. -schrijfvaardigheid Bij dit onderdeel leer je je schriftelijk in het Duits beter uit te drukken (bv brieven/mails) schrijven. Bij correct schriftelijk taalgebruik hoort ook een behoorlijke kennis van de grammatica. Dus ook je grammaticale kennis wordt opgefrist en uitgebreid. Bovendien train je de vaardigheid “woordenboekgebruik”. De toetsing bestaat uit grammatica- en idioomtoetsen en geleide schrijfopdrachten. -literatuur De bedoeling van dit onderdeel is, dat je kennis maakt met een (beperkt) aantal werken (bv. Boeken, gedichten, hoorspelen, toneelstukken, films) uit de Duitse (jeugd)literatuur. Ook zul je wat theoretische kennis op dit gebied vergaren. De toetsing vindt schriftelijk plaats. -leesvaardigheid Het oefenen in het begrijpen van Duitse teksten (kranten- en tijdschriftenartikelen, reclamefolders, brochures enz.) is een belangrijk onderdeel van het vak Duits in de tweede fase. (Woordverwerving en woordenboekgebruik spelen hierbij een grote rol.) Dit is het enige onderdeel dat tijdens het CSE getoetst wordt. De andere onderdelen worden afgesloten met een schoolexamen. Waarom Duits leren? Duitsland is ons grootste buurland en een van onze belangrijkste vakantiebestemmingen. Misschien woont er wel familie van je of woon je er zelf ! Duitsland is onze belangrijkste handelspartner, dus als je iets in de handel of toeristische sector gaat doen, is Duits (bijna) onmisbaar. 7
Ook in de technische, medische en sociale sector komt Duits vaak goed van pas ENGELS In klas 4 en 5 werken we ook weer met Stepping Stones. Dit boek bestaat uit verschillende katernen en een Reference, waarin alle grammatica handig bij elkaar staat. In klas 4 en 5 heb je drie uur Engels in de week. Literatuur en leesvaardigheid We lezen in klas 4 en 5 een aantal verhalen, gedichten en boeken in de les en thuis. Daarover krijg je een slootje, dat meetelt voor je rapportcijfer. Leesvaardigheid wordt vergroot met opdrachten uit het boek en gerichte examentraining in klas 4 en 5. Luistervaardigheid Om de periode krijg je een luistertoets die meetelt voor je rapport. We oefenen met opgaven uit het boek, opnamen van televisie of films en cito-materiaal. In klas 5 krijg een SE kijk- en luistervaardigheid. Schrijfvaardigheid We oefenen schrijfvaardigheid met opdrachten uit het boek en stencils met opdrachten. In klas 5 krijg je een SE: een formele brief. Spreekvaardigheid Spreekvaardigheid wordt geoefend in de klas met opdrachten uit het boek en met behulp van opdrachten op stencil. Er wordt van je verwacht dat in klas 5 als SE een keer een presentatie houdt en in klas 4 een spreektoets doet. Tussentoetsen en proefwerken In de vierde en vijfde bereiden we je ook al voor op je eindexamen door middel van tussentoetsen. Deze toetsen gaan voornamelijk over woordenschat: dit heb je hard nodig voor je examen, want dat bestaat uit leesvaardigheid. Engels zit in elk profiel, je hebt altijd Engels. Dat is maar goed ook, want behalve dat het een belangrijke taal is, heb je het ook vaak nodig bij je vervolgopleiding en later in je werk… GOOD LUCK !!!
8
GESCHIEDENIS Geschiedenis kom je overal tegen: als je de krant leest, naar het journaal kijkt, als je door de stad loopt, met mensen praat, enz. Iedere mens, iedere ontwikkeling heeft zijn wortels in het verleden. Wil je de mensen om je heen en de tijd waarin je leeft beter begrijpen, dan zul je iets van de geschiedenis af moeten weten. Jouw afkomst en wat je hebt meegemaakt, bepaalt een groot stuk van jouw identiteit (wie en hoe jij bent). In de meeste inburgeringcursussen voor buitenlanders zit, behalve de Nederlandse taal, ook een stuk geschiedenis van Nederland. In de onderbouw is Geschiedenis verplicht . In de Tweede Fase zit het vak Geschiedenis in twee profielen: in Cultuur en Maatschappij (C en M) en in Economie en Maatschappij (E en M). We gebruiken de methode Feniks. Je zult in de twee jaar bovenbouw weer een totaaloverzicht krijgen van de geschiedenis aan de hand van de tien tijdvakken, die in de tien hoofdstukken van het boek behandeld worden. Samen met drie thema‟s die verder “de diepte ingaan”, vormen zij de stof voor het Eindexamen. Van belang is dat je een historisch besef ontwikkelt: dat wil zeggen dat je historische gebeurtenissen en ontwikkelingen kunt plaatsen in de tijd. Je leert ook een aantal vaardigheden, zoals oorzaken en gevolgen onderscheiden, goede (historische) vragen formuleren en daarbij bruikbaar bronnenmateriaal vinden, enz. Geschiedenis wordt afgesloten met een landelijk eindexamen. Bij het vak Geschiedenis zijn de volgende 'onderdelen' van belang: a. b. c.
Kennis (een overzicht van de geschiedenis) en historisch besef Inzicht (begrijpen, verbanden kunnen leggen) Vaardigheden (zoals informatie verwerken; onderzoek doen)
Als het goed is kun je door dit vak: a.
b. c. d.
Kritisch kijken/denken. Je leest/ziet meerdere meningen, je zult moeten nagaan welke informatie betrouwbaar is en feiten van meningen onderscheiden. Dan leer je je eigen mening vormen. Ontwikkelingen/processen zien. Hoe is iets ontstaan, welke omstandigheden waren/zijn van belang. Oorzaken en gevolgen aangeven. Je zult merken dat veel gebeurtenissen meerdere oorzaken hebben. Onze tijd en problemen/gebeurtenissen beter begrijpen. Je weet namelijk iets van ontwikkelingen die vroeger hebben plaatsgevonden. Je kunt dan misschien ook ideeën over een toekomstige ontwikkeling aangeven.
Wat kun je dit vak goed gebruiken? a. b. c. d.
Opleidingen waarbij je veel met mensen moet werken en omgaan (bijv. SPH, MWD) Opleidingen waar je met het „buitenland‟ in aanraking komt, zoals toerisme Opleidingen die te maken hebben met achtergronden van ontwikkelingen of culturen zoals KMA, politie, bestuur, communicatie, rechten. School voor journalistiek.
9
AARDRIJKSKUNDE Aardrijkskunde kom je overal tegen. In de dingen die men ziet en de beslissingen die genomen moeten worden of zelfs al genomen zijn. Zo ook bij ons op school. Kijk maar: Wat? De locatie van de Notre Dame. Waar? Op de huidige locatie. Waarom daar? Tja, dat is het onderzoeken waard! Dit is een voorbeeld van hoe beslissingen over de ruimte om ons heen ook voor jou gevolgen kunnen hebben. En dat is nu precies waar het vak aardrijkskunde zich mee bezig houdt. En dat het begrip ruimte verder gaat dan de locatie van de Notre Dame, blijkt wel uit de onderwerpen die in de tweede fase aan bod gaan komen. Een reis om de wereld in twee jaar die je naar plekken over de hele wereld voert. Tijdens die reis kom je in aanraking met van alles wat de wereld je te bieden heeft. Een greep uit de nieuwe onderwerpen:
Gebieden op de grens van arm en rijk: het grensgebied van Mexico en de Verenigde Staten Samenhangen en verschillen in de wereld: wat voor invloed heeft het mondialiseringproces op gebieden zoals Groot-Brittannië en India Natuurlijke gevaren in Azië: aardbevingen, tsunami's en vulkanisme! Overstromingen en wateroverlast in Nederland: hoe lang gaan onze dijken langs de rivieren het volhouden? Indonesië: hoe zien de economie, bevolking, cultuur, natuur en relaties met andere gebieden van dit ontwikkelingsland eruit? Globalisering: hoe McDonalds de wereld kon veroveren.
Kortom, nieuwe onderwerpen met vooral ook meer aandacht voor verschillende plekken op aarde waar al die onderwerpen zich afspelen. Al die kennis over de wereld in combinatie met vaardigheden, zoals het doen van onderzoek en het lezen van kaarten, zullen ervoor zorgen dat jij de ruimte om je heen leert begrijpen. Zo zul je in de toekomst zelf de juiste beslissingen kunnen nemen, afgestemd op de ruimte om je heen. Want stel je nou eens voor dat je later een keer een huisje, boompje beestje wilt gaan realiseren met je grote liefde, dan is het natuurlijk weer de vraag: Wat? Droomkasteel? Boerderijtje? Onderzeeboot? Waar? Nederland? Verenigde Staten? Atlantische Oceaan? Waarom daar? Dat mag je later zelf invullen. Dus: Wat? Aardrijkskunde Waar? In klas 4 en 5 Waarom daar? Tja, dat is het onderzoeken waard! 10
WISKUNDE Als je een profiel kiest hoort daar in principe een vast vak wiskunde bij: C&M Geen wiskunde verplicht, mag je wel kiezen in de vrije ruimte. E&M , N&G Verplicht wiskunde A. Eventueel mag je dit vervangen door wiskunde B N&T Verplicht wiskunde B Wiskunde A De stof omvat 2 onderdelen: Analyse , Statistiek Statistiek gaat over de volgende onderdelen: statistische berekeningen normale verdeling binomiale verdeling kansrekening Analyse gaat over de volgende onderdelen: tabellen en grafieken algebra lineaire functies, van rechte lijnen formules maken en mee rekenen exponenten ( bv 24), ook eenvoudige formules hiermee procenten en verhoudingen lineaire groei tegenover exponentiële groei economische toepassingen, vaak flinke verhalen waar je je gegevens uit moet kunnen halen en hiermee moet je dan weer verder rekenen.
Wiskunde B De stof omvat 2 onderdelen: Analyse , Ruimtemeetkunde Analyse gaat over de volgende onderdelen: berekeningen met functies, functienotaties differentiëren van alle soorten functies, hiermee reken je uit hoe steil kromme functies zijn exponentiële functies zoals 23x-4 logaritmen (het omgekeerde van exponenten) vergelijkingen van verschillende aard algebraïsch oplossen grafiektransformaties periodieke functies (sin (3x-1/6)) Ruimtemeetkunde gaat over de volgende onderdelen: in het platte vlak (ter voorbereiding op de ruimte) hoeken, afstanden, oppervlakte berekenen uitslagen en aanzichten oppervlakte berekenen in een ruimtelijke tekening inhoud uitrekenen 11
NATUURKUNDE in de bovenbouw Veel processen, die om je heen in het dagelijkse leven gebeuren, kun je met het vak Natuurkunde beschrijven. Dat heb je bij een paar onderwerpen ook al in klas 1, 2 en 3 gezien en gedaan. In klas 4 en 5 gaan we die stof nog verder uitbreiden. De bedoeling is dat je na de HAVO met behulp van de werk- en denkwijze van dit vak ook andere onderwerpen kunt begrijpen Je vraagt je dan af hoe dingen werken, en of je ze al kunt voorspellen, zoals: het fietsen tegen de wind in (waarom moet je kracht gebruiken als je toch dezelfde snelheid houdt?) hoe werkt een bril, hoe ontstaan de kleuren van de regenboog en waarom is de ondergaande zon rood, hoe werkt een automatische buitenverlichting of een inbraakalarm, wat kun je met elektriciteit in huis, bij blikseminslag en bij kortsluiting, mooie muziek, hoe is die samengesteld en hoe werkt dat op je oren? Veel van dit soort vragen kun je met behulp van de dingen die je bij Natuurkunde leert beantwoorden. Bovendien kun je ook meepraten en meedenken over onderwerpen als kernenergie, veiligheid in verkeer, verwarmen van huizen, medische beeldvorming, het heelal, opwarming van de aarde, etc. Voor wie is Natuurkunde geschikt en wat wordt er getoetst? Het vak Natuurkunde is een verplicht vak in het profiel Natuur en Techniek. In het profiel Natuur en Gezondheid is Natuurkunde een profielkeuzevak. In de profielen Economie en Maatschappij en Cultuur en Maatschappij is Natuurkunde een keuze-examenvak. Het vak heeft 400 studielasturen (slu). Hiervan is 40 slu niet ingevuld: dat is vrije ruimt die nodig is voor o.a. het practicum. Een droge opsomming van de onderwerpen die in klas 4 en 5 behandeld worden zijn: elektriciteit, automatisering, elektromagnetisme, transport van elektrische energie, licht, trillingen en golven, bewegingen, kracht, arbeid en energie, materie en energie, straling en gezondheidszorg, aarde en heelal. Sommige onderdelen hiervan worden alleen in het schoolexamen getoetst, anderen ook op het schriftelijk examen. Practicum en experimenteel onderzoek. In het natuurkundeprogramma is ruimte geschapen voor o.a. practicum. Zowel klassikaal practicum zoals in de onderbouw, waardoor je de stof beter begrijpt als praktische opdrachten waarbij jullie grotendeels zelfstandig of in groepjes experimenteel onderzoek doen. Ook technisch ontwerp hoort hierbij tot de mogelijkheden. Daarnaast ga je ook metingen doen met behulp van de computer, (zoals je eigen plaats en/of snelheid bepalen tijdens een 50-meter wedstrijd). Deze practica zijn een noodzakelijke voorbereiding op het profielwerkstuk dat zowel een technisch ontwerp als een onderzoek (praktisch en theoretisch) kan zijn (in overleg met de docent).
12
Z.O.Z. Bijzonderheden van natuurkunde -
in dit vak gebruik je veel formules, het begrijpen en tekenen van grafieken is een belangrijk onderdeel bij natuurkunde, in dit vak is het (net als bij alle andere vakken) belangrijk dat je de stof goed leert en de opgaven ook volledig en regelmatig maakt. Als je dat niet doet wordt het een fiasco. De manier van denken die je leert bij natuurkunde (de logische stappen vinden bij het oplossen van een probleem) is een goede voorbereiding voor je vervolgstudie.
13
SCHEIKUNDE In de derde klas heb je kennis gemaakt met scheikunde (chemie). Je hebt nu een half jaar chemie gehad en weet inmiddels dat de scheikunde stoffen bestudeert, zowel in theorie als in de praktijk. Ook ken je nu verschillende methoden om stoffen te zuiver in handen te krijgen (scheidingsmethoden) en weet je wat chemische reacties zijn. Voorbeelden van chemische reacties zijn: het roesten van ijzer, het koken van een eitje, het branden van een kaarsje, het ontstaan van zure regen en de gevolgen daarvan. Al deze verschijnselen worden bestudeerd om daarmee bijvoorbeeld nieuwe medicijnen uit te vinden, kunststoffen te bereiden of drinkwater te zuiveren. Dit zijn echter maar een paar voorbeelden van de toepassingen van het vak scheikunde. In de bovenbouw bekijken we o.a. waaruit een atoom bestaat, hoe je kunststoffen kunt maken, hoe eiwitten, vetten en koolhydraten zijn opgebouwd en hoe een batterij werkt. Als je ook natuurkunde en/of biologie volgt, zul je soms merken dat we dezelfde onderwerpen behandelen, maar dan vanuit een chemische invalshoek. Scheikunde zal je wat makkelijker af gaan als je wat kennis hebt van wiskunde en natuurkunde en andersom zal je bij biologie baat hebben van je scheikundekennis. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Scheikunde in de bovenbouw is een vervolg op scheikunde in de onderbouw. Het practicum blijft een grote rol spelen. Het gaat daarbij niet alleen om wat er met stoffen gebeurt bij een reactie, maar ook om hoeveel stof reageert of hoe snel de reactie verloopt. Dat houdt in dat je in de bovenbouw meer (chemisch) gaat rekenen. Je moet in staat zijn om zelfstandig allerlei experimenten uit te voeren en uit te werken. Ook verslagen spelen een rol bij de beoordeling. Naast het practicum krijg je theorie en moet je ook werken aan opgaven. Deze opgaven zijn vaak verwerkt in een context, bijvoorbeeld over milieu, gezondheid, techniek of voeding, waardoor je het geleerde kunt plaatsen in het dagelijkse leven. Je leert problemen systematisch aan te pakken en op te lossen. Een vaardigheid, die je in veel situaties kunt gebruiken. Scheikunde heeft een heleboel beroepsmogelijkheden: in de chemische industrie (bijvoorbeeld bij de productie van voedingsmiddelen, medicijnen en elektronica), bij milieubeheer en vanzelfsprekend in allerlei laboratoria. Daarnaast is scheikundige kennis handig bij een beroep als verpleegkundige, fysiotherapeut en diëtiste. Kortom: Scheikunde is een mengsel van theorie en praktijk, van logisch redeneren en rekenen.
14
BIOLOGIE “Wat groeit en bloeit en altijd weer boeit” Overal om je heen is biologie. Als je naar school fietst en de vogels hoort fluiten, als je de groene kikkers in het gras ziet of een buizerd die opvliegt. Er is niet alleen veel te bewonderen. De natuur is vooral ook belangrijk om te bestuderen omdat alles met elkaar samenhangt, de mens er van afhankelijk is en verantwoordelijk voor is. Natuur is niet alleen mooi en heerlijk om van te genieten, het is voor de mens onmisbaar. Door ons handelen kunnen we goed voor de natuur zorgen of deze schade aanrichten. Biologie is om je heen, maar ook in jezelf. Hoe je lichaam functioneert hoort ook bij de biologie, je voeding, ziekte en gezondheid, seksualiteit en noem maar op. Als je de krant openslaat of een nieuwsprogramma ziet en je let er op, zul je merken dat veel berichten met biologie te maken hebben. Over gezondheid, milieu, evolutie, nieuwe medicijnen, sport, DNA. Het is zinnig om voldoende kennis van biologie te hebben om dit nieuws te kunnen begrijpen en doorgronden. Moet iedereen dan biologie kiezen? Nee. Maar als je interesse hebt in gebieden die hierboven genoemd zijn, als je merkt dat je in de derde klas met interesse aan biologie werkt en ook voldoende resultaten haalt, als je er meer van wilt weten en er dieper op in wilt gaan ….. dan kan het een goede keuze zijn. Er is nog een reden om biologie te kiezen. Voor een aantal opleidingen is het een verplicht vak, zoals verloskunde, diermanagement en de lerarenopleiding biologie. Voor een aantal studies is het erg aan te bevelen. Denk aan richtingen in de gezondheidszorg (Verpleegkunde, Fysiotherapie, etc) voor de Academie voor Lichamelijke Opvoeding (ALO) en voor Sport en Bewegen, Psychologie, Pedagogie, alle Natuur- en Milieurichtingen, Voedseltechnologie, Laboratoriumonderwijs, en de Pabo. Het is een waardevolle aanvulling als je een N&T-profiel kiest. Het is verplicht bij een N&G-profiel. Je kunt het ook kiezen in het vrije deel bij E&M en C&M, omdat je in dit vak geïnteresseerd bent. Scheikunde speelt een duidelijke rol bij biologie. Als je goed bent in scheikunde is dat een voordeel. Als je dat vak niet gekozen hebt moet je gemotiveerd zijn de scheikunde in de biologie te doorgronden. We bestuderen in het vierde en vijfde jaar de samenhang in de natuur, ecosystemen, het milieu, processen in planten. We leren over regelsystemen bij de mens. Soms praten we op het niveau van de gehele aarde, soms op het niveau van moleculen. De processen waar DNA een rol in speelt zijn van groot belang. Ook evolutie en het ontstaan van het leven komt aan bod.
15
NATUUR, LEVEN en TECHNOLOGIE (NLT) Wat leer je bij NLT? NLT is er speciaal voor leerlingen die NG of NT hebben gekozen. Het is een combinatie van de bètavakken, natuurkunde, scheikunde, biologie, wiskunde en fysische aardrijkskunde. Je leert nieuwe theorieën, hoe je technische kennis kan toepassen en je maakt kennis met de achtergrond van nieuwe technieken. Dat zijn allemaal zaken die bij de “gewone vakken” niet goed aan bod komen. Omdat veel HBO studies zich bezighouden met de toepassingen van de bètavakken is dit vak dan ook een goede voorbereiding op je verdere HBO-studie. Bovendien krijg je bij NLT veel te zien waardoor het gemakkelijker zal zijn een studie te kiezen. Bijzonderheden van NLT Het vak wordt gegeven in modules (thema‟s) en door verschillende docenten gegeven (nat, sk, bio, wisk). Een docent (soms twee) is in zo‟n periode verantwoordelijk, maar er komen ook docenten voor een les om te vertellen over een specifiek onderwerp vanuit hun vakgebied. Omdat NLT in modules gegeven wordt ben je een aantal weken met een bepaald onderwerp bezig. Daarna ga je verder met de volgende module. Er zijn 7 modules (totaal 7 perioden) die worden gegeven in klas 4 en 5. Het eindexamen bestaat uit een schoolexamen. Je schoolexamencijfer is het gemiddelde van al je cijfers en dat is ook je uiteindelijke examencijfer. Het is een vak waarin je zowel praktisch als theoretisch aan het werk bent. Van de drie lessen is er minstens een blokuur, misschien zelfs drie lessen achtereen. (van 2 tot 5 uur bijvoorbeeld). We werken op veel verschillende plaatsen, zoals, lokaal, practicumruimte, computerlokaal, buiten, extern, etc. Voor wie is NLT geschikt Als je -
nieuwsgierig bent naar hoe dingen werken, graag dingen zelf wil uitproberen en onderzoeken, theoretisch en praktisch wil werken, kan omgaan met tegenslag, geduld hebt en vol wil houden tot het lukt wil samenwerken met mensen die je niet zelf uitkiest en van anderen leren, wil leren zelfstandig te werken, iets wil leren over de nieuwste ontwikkelingen over techniek, gezondheidszorg en natuurwetenschap, dan is NLT misschien iets voor jou! Het is niet perse nodig dat je biologie (voor NT) of natuurkunde (voor NG) als keuzevak hebt gekozen, maar je moet er wel rekening mee houden dat er ook: - gewerkt wordt met formules en, - logisch denken een onderdeel is, Het is dus heel verstandig of natuurkunde of wiskunde-B of allebei in je pakket te hebben. 16
Z.O.Z. Spreekt dit verhaal je aan en wil je meer weten? Stel je vragen aan NLT-docenten of leerlingen die het vak volgen. In april is er een NLT-projectdag. Succes met je keuze!
Voorbeelden van NLT-modules: Forensische technieken. Hierin leer je over het opsporen van misdadigers met sporenonderzoek Vingerafdrukken DNA Eigenschappen van bloed(spatten) “ballistiek” en het berekenen van de kogelbaan Rijden (z)onder invloed. De effecten van alcohol op het menselijk lichaam en het besturen van voertuigen komt in deze module aan de orde. Effect van alcohol op lichaam Effect op besturen van voertuigen (zoals het berekenen van de remafstand van een voertuig Effect op het gedrag Sportprestaties. Energievormen en energieomzettingen bij een sporter (en het berekenen ervan) Meten aan de mens Hoe werken spieren Hoe ziet een verantwoord voedingspatroon eruit ….
17
INFORMATICA Bij informatica leer je onder meer hoe een computersysteem in elkaar zit, hoe je een mooie website met een eigen huisstijl bouwt en computerprogramma‟s maakt. Informatica is iets anders dan Informatiekunde, dat meer op toepassingsprogramma‟s is gericht. Het is bovendien een bètavak: om dit vak goed te kunnen volgen is het belangrijk dat je ook goed in wiskunde bent en dit leuk vindt. In de 4e klas beginnen we, met behulp van de methode Enigma, met een algemene inleiding waar we bekijken hoe een computer precies werkt en hoe een microprocessor het feitelijke werk verricht met behulp van “enen en nullen”. Ook behandelen we enkele geavanceerde toepassingen van het programma Excel. In het tweede en derde kwartaal zijn we vooral met praktijkopdrachten bezig. In de lessen leer je omgaan met HTML5 en CSS, dat is de taal waarop alle websites zijn gebaseerd. Je bouwt dan ook samen met een medeleerling een website. Ook leer je in deze periode omgaan met databases en de vraagtaal SQL, waarmee je allerlei gegevens kunt bewaren, selecteren en opvragen. Tevens besteden we aandacht aan besturingssystemen (Windows, Linux, MsDOS) en leren we hoe Netwerken en Internet technisch in elkaar zitten. Wat is een firewall precies? Hoe werkt de internetrouter, die thuis in de meterkast staat? Hoe kun je thuis een netwerkje bouwen? Hoe kan ik een eigen server opzetten?
In het laatste kwartaal maken we een begin met het programmeren. We gebruiken hiervoor eerst de methode Structograaf en daarna de computertaal PHP/MySQL. Voor dit doel krijgt elke leerling een eigen domeinnaam op Internet. In de 5e klas gaan we verder met programmeren met de veelgebruikte programmeertaal PHP en databasetechniek met MySQL. Dit ter voorbereiding van de eindopdracht die bestaat uit een automatiseringproject in de vorm van een website die je met HTML5/CSS en met PHP/MySQL moet programmeren. Deze websites kunnen online op het internet worden gezet. In het tweede kwartaal besteden we bovendien aandacht aan Websecurity. Voor de liefhebbers en meer gevorderde programmeurs is er gelegenheid om een game te ontwikkelen met behulp van het systeem Greenfoot of Scratch. Kortom, genoeg interessante onderwerpen die je in de praktijk of tijdens je vervolgstudie goed kunt gebruiken.
18
ECONOMIE Met de economie hebben we allemaal te maken. Je maakt dagelijks, vaak onbewust, allerlei keuzes bij de besteding van je (zak)geld. Je besteedt je geld op zo‟n manier dat je er het meest plezier van hebt. Maar wat voor jou geldt, geldt ook voor alle andere personen, of ze nu medeconsument, directeur van een bedrijf of minister zijn. Allen moeten ze zien uit te komen met een beperkte hoeveelheid geld. Ze zijn daarmee onderwerp van de economische theorie. Maar ook allerlei andere concrete (maatschappelijke) kwesties komen aan bod: Waarom groeit China ineens zo hard en is dat goed voor ons of juist niet? Waarom drukken ze in Afrika niet gewoon meer bankbiljetten, zodat ze meer eten kunnen kopen? Hoe kunnen banken zomaar geld creëren uit het niets? Wat voor invloed heeft de bankencrisis op de economie in Nederland? Waarom wil de overheid de pensioenleeftijd verhogen? Welke ontwikkelingen vinden er plaats op de arbeidsmarkt en de inkomensverdeling in Nederland? Waarom wordt benzine steeds duurder, terwijl vliegen veel goedkoper wordt dan vroeger? Hoe zou de internationale concurrentiepositie van Nederland kunnen verbeteren en wat is de invloed van de dollarkoers? Het zijn allemaal zaken waar je regelmatig over kunt lezen in de krant en die je op de televisie ziet. Door het vak economie leer je die dingen beter begrijpen. Je leert theorieën, o.a. via het doen van experimenten, die je vervolgens in verschillende situaties moet kunnen toepassen. Het vak is wel wat theoretischer dan in de onderbouw. Welke vaardigheden zijn belangrijk om het vak goed te kunnen volgen? - Je moet goed begrijpend kunnen lezen. Je moet de juiste stukjes informatie uit een tekst halen om de gestelde vragen te kunnen beantwoorden. Een goede samenvatting kunnen maken is dan belangrijk. - 25% van het examen bestaat uit rekenwerk. Je moet dus behoorlijk kunnen rekenen en gevoel hebben voor getallen. We werken veel met percentages en indexcijfers. Een behoorlijke voldoende voor wiskunde op je (eind-)rapport is een goede graadmeter. - Je moet gegevens kunnen aflezen uit statistische informatie (bijvoorbeeld grafieken en tabellen) - Je moet goed kunnen redeneren. Je moet vaak uitleggen waarom dingen zijn zoals ze zijn. Wat is oorzaak en gevolg? - Je moet goed zelfstandig kunnen werken volgens een eigen planning - Je moet bereid zijn er veel tijd in te stoppen. Het vereist veel (zelf-)discipline om het tempo te kunnen bijhouden - Om het vak economie te kunnen begrijpen helpt het bovendien als je de actuele ontwikkelingen in de krant of op het nieuws volgt. Veel (wereld-)nieuws is immers economisch nieuws. Economie in havo 4 en 5 is natuurlijk een verplicht profielvak in het profiel E + M en kan daarnaast als profielkeuzevak in CM of bij de natuurprofielen in de vrije ruimte worden gekozen. In 4 havo krijg je 4 uur per week en in 5 havo 3 uur per week. We werken met dezelfde methode die je in klas 3 hebt: zie www.lweo.nl voor de onderwerpen in 4 en 5 havo. 19
Bij veel hbo-opleidingen, denk bijvoorbeeld aan commerciële economie, hotelschool, toerisme, bestuurskunde, management economie en recht, international business, is het vak economie een goede basis. MANAGEMENT en ORGANISATIE (M+O) In klas 3 krijgen de leerlingen 2 uur per week het nieuwe vak Economie. In klas 4 zijn er 2 economische vakken, namelijk Economie en M&O. Bij M&O staat de onderneming centraal, terwijl bij Economie het gezin, de overheid, of het buitenland onderwerpen zijn. Voorbeelden van M&O-onderwerpen zijn: a Welke ondernemingsvormen zijn er in Nederland? Waarom is onze school een stichting terwijl Shell een Naamloze Vennootschap is? b Hoe staat de onderneming er financieel voor, m.b.v. kengetallen rekenen we dat uit. Maken ze winst, betalen ze de rekeningen wel op tijd, welke belasting moeten ze betalen? Een jaarverslag bespreken we in klas 5. c Welke leningen hebben bedrijven, een hypotheek hebben ook veel gezinnen, en is het niet verstandiger kapitaalgoederen te leasen? d Hoe ziet het organisatieschema eruit, wie is de baas en neemt de beslissingen in het bedrijf? e Op welke manieren kunnen we de verkoopprijs berekenen, in een winkel gaat dat anders dan in een fabriek. f Wat doet de onderneming om meer klanten te krijgen, de marketingstrategie. Er komen rekenkundige onderwerpen aan de orde maar ook theorie. In klas 3 hebben we het spel teddytronic gespeeld, hier komen veel M&O-onderwerpen aan de orde. Veel HBO-opleidingen adviseren naast economie ook M&O in het pakket te nemen als je verder wilt met een economische richting, vraag dit na bij de decaan. Je krijgt in zowel klas 4 als klas 5 drie uur les M&O per week. Meer vragen? Peter Schuurs, docent M&O heeft de antwoorden.
20
MAATSCHAPPIJLEER Maatschappijleer is een verplicht vak voor iedere leerling, het valt binnen het algemene deel. Dat betekent dat je in de 5e het hele jaar maatschappijleer volgt voor 3 uur per week. De tijd dat je maatschappijleer volgt is dus redelijk intensief. Maatschappijleer gaat voor een groot deel over burgerschapskunde: wat betekent het om een „goede‟ Nederlandse burger te zijn; wat zijn je rechten en wat voor plichten staan daar tegenover; hoe ga je in ons land met elkaar om? De belangrijkste onderwerpen binnen maatschappijleer zijn onderwerpen die je leest in kranten of ziet op het journaal. Het is een actueel vak waarin het nieuws van dit moment een grote rol speelt. Naast actualiteit is maatschappijleer ingedeeld in 4 hoofdonderwerpen. Namelijk: Parlementaire democratie: hoe werkt de Nederlandse politiek Rechtsstaat: hoe gaan wij in Nederland om met criminaliteit en aan welke wetten moeten we ons houden Pluriforme samenleving: wat voor culturele groepen wonen er in Nederland en hoe gaan we met elkaar om. Verzorgingsstaat: hoe verdienen we in Nederland ons geld en op welke manier wordt dit geld verdeeld onder de Nederlandse bevolking.
21
MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN Bij de profielen EM, CM of als keuzevak in het vrije deel. Iedere leerling krijgt in 5 HAVO verplicht Maatschappijleer. Als je dat wilt, kun je daarnaast ook het vak Maatschappijwetenschappen kiezen in de 4e en 5e klas. Wat is Maatschappijwetenschappen eigenlijk? Bij Maatschappijwetenschappen gaat het over bijna alle onderwerpen die je elke dag op het journaal of in de krant te zien krijgt, zoals werkloosheid, zinloos geweld, politieke partijen, de koningin, allochtonen in Nederland, discriminatie, de Europese Unie en nog veel meer. Het gaat ook over het journaal zelf: hoe wordt het journaal gemaakt, klopt het wat de nieuwslezer ons vertelt, kunnen journalisten onze ideeën over Nederland beïnvloeden of manipuleren. Bij Maatschappijwetenschappen leer je hoe de samenleving van nu in elkaar zit en ook hoe dat zo is gekomen. Bovendien leer je vragen stellen en met andere ogen naar het nieuws te kijken: is Balkenende een goede leider of bakt hij er niks van; zorgen we in Nederland goed voor onze asielzoekers of behandelen we ze als criminelen; is er tegenwoordig meer zinloos geweld dan 20 jaar geleden? Maatschappijwetenschappen heeft iets weg van het vak Geschiedenis en heeft ook raakvlakken met Economie en Aardrijkskunde. Wanneer je Maatschappijwetenschappen kiest, krijg je vergelijkbare onderwerpen als bij Maatschappijleer. Bij Maatschappijwetenschappen gaan we alleen dieper op de stof in en je krijgt natuurlijk ook moeilijkere vragen bij het schoolexamen. De onderwerpen zijn 1) Massamedia 2) Politieke besluitvorming 3) Criminaliteit 4) Multiculturele samenleving 5) Mens en Werk Over onderwerpen 4 en 5 krijg je een schoolexamen. Onderwerpen 1, 2 en 3 worden getoetst op het landelijk eindexamen. Voor Maatschappijwetenschappen moet je ook een praktische opdracht maken. Wanneer is het aan te bevelen Maatschappijwetenschappen te kiezen? Maatschappijwetenschappen is voor geen enkele vervolgopleiding een verplicht vak, maar het is voor sommige opleidingen zeer aan te bevelen om het vak te kiezen: -Politieschool, Politieacademie. -School voor Journalistiek. -Rechten, Politicologie, Sociologie. -Sociaal-Juridische Dienstverlening (SJD). -Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Sociaal Pedagogisch Werk. -Lerarenopleiding Geschiedenis, Aardrijkskunde, Maatschappijleer, Economie. -HEAO Management en Recht. -HEAO Communicatie. -MEAO. -Pabo.
22
CKV Het vak Culturele & Kunstzinnige Vorming is een ervaringsgericht vak voor alle leerlingen van klas 4 en wordt twee uur per week gegeven. Bij CKV staat het kennismaken met verschillende uitingen van kunst en cultuur voorop. Er wordt een breed scala aan culturele en praktische activiteiten aangeboden. Doel daarvan is dat leerlingen hun manier van kijken en ervaren verbreden. CKV is een door de overheid verplicht gesteld vak. In de lessen staat het kennismaken met en reflecteren op kunstzinnige en culturele uitingen centraal. De lessen zijn zeer gevarieerd qua inhoud, tijd en plaats. In klassikale lessen krijgen de leerlingen kennis van kunst en cultuur aangeboden. Daarnaast worden in de lestijd regelmatig workshops georganiseerd of ondernemen we uitstapjes naar culturele instellingen. Soms vinden activiteiten buiten lestijd plaats. Daarbij is te denken aan theater-, concert-, museum- of filmbezoek. Eén dag per jaar wordt een excursie naar een Nederlandse stad georganiseerd waarbij kennis gemaakt wordt met deze stad door een breed programma aan culturele en praktische activiteiten te volgen. Iedere leerling verzamelt alle opdrachten die gemaakt zijn gedurende het schooljaar in een persoonlijk kunstdossier. Aan het einde van het jaar wordt met behulp van dit kunstdossier teruggeblikt op de ervaringen die zijn opgedaan. Bij CKV beleven leerlingen kunst en cultuur!
23
DE KUNSTVAKKEN KUNST Leerlingen met het profiel C&M zijn verplicht om een profielvak kunst te kiezen. Voor de andere profielen kan kunst in het vrije deel gekozen worden. Notre Dame geeft de keuze uit vier kunstvakken beeldend, dans, drama en muziek. Naast het vakspecifieke deel (BE/DA/DR/MU) bestaat het kunstvak uit een algemeen theoretisch deel, dat voor alle leerlingen gelijk is, namelijk KUA (= Kunst Algemeen). Het vakspecifieke deel wordt afgesloten met het schoolexamen, terwijl kunst algemeen wordt afgesloten met het centraal schriftelijk eindexamen. De twee onderdeel tellen even zwaar mee in de vaststelling van het eindpunt. Kunst Algemeen Kunst Algemeen behandelt de geschiedenis van kunst (beeldende kunst, muziek, dans, theater, film) en cultuur in onderlinge samenhang. Het vak kent drie thema‟s, één variabel thema – in het schooljaar 2016-2017 is dat “de middeleeuwen” – en twee vaste thema‟s, modernisme en massacultuur (beide 20e eeuw). Er wordt tijdens de lessen veel gewerkt aan de hand van bronnenmateriaal (afbeeldingen, film, muziek e.d.). De examens bevatten eveneens veel bronnenmateriaal. Goed kunnen kijken, luisteren, analyseren en verwoorden zijn zeker zo belangrijk als feitenkennis. Kunst muziek Bij muziek ligt het accent in de bovenbouw op instrumentaal musiceren, compositie en meerstemmig zingen. Het aanvangsniveau is minder van belang, maar er wordt wel van je verwacht dat je behoorlijke vorderingen maakt gedurende klas 4 en 5. Je krijgt geen individuele instrumentale les, maar we gaan er vanuit dat je op school en thuis graag tijd en aandacht wil besteden om beter te worden op één of meer instrumenten. In de les speel je stukken samen met groepsgenoten, ieder op het eigen niveau. Gezocht wordt naar uitdagingen die je in staat stellen jezelf te verbeteren. Naast de praktijk, is er ook een vakspecifiek theoretisch onderdeel, waarin o.a. solfège en muziektheorie aan bod komen. Theoretisch beter worden staat vaak in één lijn met praktische vorderingen maken. Kunst beeldend We leven in een beeldcultuur: we worden overspoeld door beelden, die onze kijk op de wereld mede bepalen, en niet altijd op een transparante manier. Inzicht in de werking van beelden is daarom buitengewoon belangrijk. Beeldende vorming werkt aan het bevorderen van dat inzicht door spelenderwijs scheppend en reflectief aan de slag te gaan met eigen kunstwerken en die van anderen. Plezier in het maken speelt hierin zeker een rol. Beeldend(e Vorming) is een samenvoeging van tekenen en handvaardigheid. Het is voornamelijk een praktijkvak, waar zowel twee- als driedimensionaal gewerkt wordt aan de hand van diverse opdrachten. Binnen die opdrachten komen verschillende invalshoeken aan bod: werken naar de aanschouwing, ontwerpopdrachten, toegepaste vormgeving, fantasie. Daarnaast is er vooral in klas 4 en 5 ook ruimte gereserveerd voor meer experimentele werkvormen: digitale fotografie, assemblage, installatie, performance. Naast het praktijkwerk is er een vakgebonden theoretisch deel: reflectie op eigen werk, kunstbeschouwing en kunstgeschiedenis komen hierbij aan bod. 24
Z.O.Z. Kunst dans Dans in klas 4 en 5 is voornamelijk praktijkgericht en in de lessen zal, naast techniekles, meestal naar een voorstelling of presentatie toe gewerkt worden. Zoals presentaties in de klas, een lipdub, Step on Stage en een doelgroepvoorstelling waar zelf een doelgroep en thema voor gekozen wordt. Vooral in het proces wordt de meeste ervaring opgedaan. Er wordt gewerkt aan vaardigheden zoals presenteren, reflecteren, samenwerken en leiding geven maar ook het creatief naar oplossingen zoeken en leren plannen komen aan bod. In de lessen wordt, meer dan in de onderbouw, gewerkt aan verschillende danstechnieken zoals moderne dans, urban en jazz. We zullen zo veel mogelijk naar voorstellingen en dansworkshops gaan om nog meer ervaring en inspiratie op te doen. Daarnaast gaan we aan de slag met dansgeschiedenis en dansanalyse. Dat zal het kijken naar dans en het inzicht in de achtergronden van dans verbeteren. Kunst drama Drama in klas 4 en 5 is voornamelijk praktijkgericht en in de lessen zal meestal naar een voorstelling of presentatie toe gewerkt worden. In klas 4 maken we 2 voorstellingen en in klas 5 maken we 1 voorstellingen. We werken meerstal vanuit een thema en schrijven en bedenken de voorstelling helemaal zelf. De tweede voorstellingen in klas 4 maken we aan de hand van een vaste tekst uit het repertoire. We maken een bewerking op een bestaand toneelstuk. In klas 4 en 5 gaan we meer de diepte in en wordt er meer nadruk gelegd op geloofwaardig spelen. We bouwen voort op de basis die in de onderbouw is gelegd en verdiepen met name op het gebied van incasseren, reageren en transformeren. Drama is een echt praktijkvak: leren door te doen en te ervaren. We zullen twee tot drie voorstellingen gaan bezoeken in de schouwburg. Een reflectieverslag en recensie over 1 van de 3 is examenonderdeel voor klas 5. Naast de praktijklessen gaan we een uurtje in de week aan de slag met theatergeschiedenis en verschillende speelstijlen.
25
Lichamelijke Opvoeding tweede fase: Het vak Lichamelijke Opvoeding is opgebouwd uit 2 delen. 1. LO 1: het gemeenschappelijke deel, dus verplicht 2. BSM: dit staat voor Bewegen Sport en Maatschappij. Een keuzevak waar je (bij ons op school nog niet) examen in kan doen. LO 1 is opgebouwd uit de volgende domeinen: Domein A
Algemene doelstellingen:
Waar moet je nou aan voldoen tijdens de les? Gekeken wordt dan naar o.a. het zelfstandig en actief deelnemen aan diverse bewegingssituaties. Domein B
Bewegen:
Het echt praktische gedeelte. Het grootste gedeelte komt aan bod in het 4e jaar. Spel, turnen, atletiek en bewegen op muziek. Bewegen op muziek komt vooral in de lessen dans aan bod. Domein C Bewegen en regelen: Elkaar beoordelen, situaties opbouwen en inrichten, situaties aanpassen en spelleiden zijn enkele punten uit dit domein die aan bod komen. In klas 4 zal je zelf een les gaan verzorgen, in klas 4 en 5 help je mee bij de organisatie van een sportdag Domein D
Bewegen en gezondheid:
Bewegen en gezondheid zijn 2 onlosmakelijke begrippen. Binnen de lessen is hier zeker aandacht voor. Domein E
Bewegen en samenleving:
Wat is er allemaal te koop aan sport en bewegen binnen onze samenleving? Eind 4 e klas maak je een keuze uit verschillende sportgebieden. In klas 5 ga je die keuzes doen en je maakt een eindverslag van elke activiteit. Hoe ziet LO er in de praktijk uit? In het 4e jaar heb je een blokuur in de week. Het 5e jaar bestaat uit 3 delen. 1. Keuzeproject: een korte kennismaking met activiteiten die op school niet of weinig aan bod komen 2. Verdiepingsprogramma: een lessenserie van 3 weken waar je wat dieper op een onbekende sport in gaat. 3. Ondersteuning schoolsportdag LO wordt eind klas 5 afgesloten met een eindverslag.
26
REKENEN Tja. Rekenen. Je zult je waarschijnlijk afvragen waarom je dit op de middelbare school nog moet leren. Dit heb je op de basisschool toch allang allemaal gehad? Toch merken veel vervolgopleidingen ( bijvoorbeeld het HBO) dat het rekenniveau van studenten niet hoog genoeg is. De belangrijkste basisvaardigheden die nodig zijn bij heel veel opleidingen zijn niet goed genoeg ontwikkeld. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat een toekomstige verpleegkundige niet kan rekenen met begrippen als „milliliter‟ of „deciliter‟. Het mag natuurlijk nooit gebeuren dat een toekomstige leraar op een basisschool niet aan zijn leerlingen kan uitleggen hoe een staartdeling werkt. Het zou een flinke puinhoop worden als een toekomstige metselaar zich vergist in het aantal stenen dat hij moet metselen om een muur van 2.5 meter te krijgen. Dit klinkt misschien flauw. Maar het is wel de realiteit. Het rekenniveau van de huidige middelbare scholieren is te laag. Daarom zijn er flinke maatregelen genomen. Iedere examenkandidaat is verplicht om de Rekentoets te doen. Iedereen doet er aan mee, of je wel of geen wiskunde in je profiel hebt is niet belangrijk. Voor het behalen van het diploma voor de Havo telt in het huidige schooljaar 2015-2016 het resultaat van de rekentoets nog niet mee. Wel moeten alle Havoleerlingen de rekentoets maken als verplicht onderdeel van het eindexamen. Ze krijgen daarvoor vier kansen. Het hoogst behaalde cijfer van de rekentoets komt op je cijferlijst te staan. Het lijkt er trouwens op dat het behaalde cijfer voor de rekentoets wel een rol kan spelen bij de selectie van studenten voor bepaalde studies. Op basis van de resultaten wordt door de minister het moment bepaald waarop het cijfer voor de rekentoets wél gaat meetellen voor het behalen van het diploma van de Havo. Dat kan dus zomaar zo zijn voor jou als huidige derdeklasser. Zodra er ten aanzien van het meetellen voor de Havo een besluit is genomen dan wordt dat ruim van tevoren aangekondigd door de minister. Wij hopen dat je je ervan bewust bent, dat het een ontzettend belangrijk vak is. Bij heel veel beroepen heb je het nodig!! Daarnaast kom je in je dagelijks leven ook vaak genoeg situaties tegen waarbij het handig is als je goed kunt rekenen .Denk maar aan je bijbaantje achter de kassa, het uitrekenen van de prijs van een broek die in de aanbieding is, het uitzoeken van welk telefoonabonnement het voordeligst is..etc..etc. Laten we afsluiten met een mooie slogan…
Op de Notre Dame kun je rekenen!!!!
27
28