ssgn
br eng t je verd er St ede lijk e S cholenge meen schap Nij me gen VWO HAVO V MB O- T
VAKKEN IN DE BOVENBOUW VWO
INHOUD VAKKEN VWO Informatie over de profielen….………………..…. Jouw keuzes……………………………….…………..…… N&T en N&G……………………………………….……..… E&M en C&M…………………………………………..…...
2 3 4 5
Talen Nederlands………………………………………..…………. Engels……………………………………………………..……. Duits……………………………………………….……...……. Frans…………………………………………………..…………
6 7 8 9
β - vakken Biologie………………………………………….…………..… Natuur, leven en technologie ( NLT)………..… Natuurkunde……………………………………….…….… Scheikunde………………………………………………….. Wiskunde A………………………………….…………….. Wiskunde B………………………………………….…….. Wiskunde C………………………………………….…….. Wiskunde D………………………………………….…….. Informatica ………………………………………………..…
10 11 12 13 14 15 16 17 18
Maatschappijvakken Aardrijkskunde……………………………………..……. Geschiedenis…………………………………………..….. Maatschappijleer……………………………….…………
19 20 21
Kunstvakken Culturele en Kunstzinnige Vorming ( CKV)… Kunst: algemeen…………………………………….…… Kunst: beeldende vorming…………………….…… Kunst: foto/ film…………………………………..…….. Kunst: drama……………………………………………….. Kunst: muziek…………………………………………..….
22 23 24 25 26 27
Economische vakken Economie…………………………………………….………. Management en organisatie…………………….….
28 29
Overig Filosofie……………………………………………..………… Lichamelijke opvoeding ( LO)………………….... Bewegen, sport en maatschappij ( BSM)……
30 31 32
1 Vakken VWO SSGN
Beste leerling Je gaat binnenkort kiezen voor het profiel waarin je verder gaat. Zowel voor de HAVOals voor de VWO-leerlingen hebben we op een rijtje gezet wat het profiel en de vakken inhouden. Je kiest uiteindelijk het vakkenpakket waarin je eindexamen gaat doen en het is de bedoeling dat dit zo goed mogelijk aansluit bij de wensen die je hebt voor een vervolgopleiding. De bovenbouwdocenten en de decanen hebben dit boekje voor jou samengesteld, om je goed te informeren over de verschillende vakken. Hierbij hebben we gebruikgemaakt van de site: www.qompas.nl. Heel veel succes, en als er nog vragen zijn dan horen wij dat graag. De decanen, Mart de Beer Siepie Bijlsma Elsje Buddendijk De profielen:
Het profiel Natuur en Techniek is een "exact" profiel, waarmee je wordt voorbereid op natuurwetenschappelijke en technische (beroeps)opleidingen. Rekenen, bouwen, milieu, techniek, stoffen en ontwerpen, daar draait het om in dit profiel. Natuur en Gezondheid: dit profiel is vooral gericht op de biologische, de medische en gezondheidszorgopleidingen, maar ook de technische en natuurwetenschappelijke richtingen behoren tot de mogelijkheden. Economie en Maatschappij: dit profiel is vooral gericht op economische vervolgopleidingen. Je kunt hierbij denken aan economie, handel, management, communicatie of toerisme. Cultuur en Maatschappij: Een van de belangrijkste eigenschappen die je moet bezitten voor dit profiel is dat je creatief bent. In je latere beroep krijg je veel te maken met je creativiteit. Je hebt belangstelling voor kunst, cultuur, maatschappelijke vakken, taal en rechten. Je bent sociaal, belangstellend en een teamwerker. Ook is het handig als je goed kunt organiseren.
De vier verschillende profielen bereiden je voor op verschillende studierichtingen. Met de keuze voor een profiel kies je dus ook al voor een richting in het vervolgonderwijs. Ieder profiel wordt samengesteld uit vijf onderdelen:
Het gemeenschappelijke deel Profielvakken (verplicht) Een keuzevak Het profielwerkstuk Het vrije deel
Studielast Bij vakken in de tweede fase wordt aangegeven hoeveel uur je er gemiddeld aan zal moeten besteden. Dit worden ook wel studielasturen (afgekort: slu's) genoemd. Een lesjaar bestaat uit 40 weken van 40 studielasturen, dus totaal 1600 uur. Voor de HAVO
beslaat de tweede fase twee lesjaren (3200 uur) en voor het VWO drie lesjaren (4800 uur).
2 Vakken VWO SSGN
Het gemeenschappelijke deel Dit gedeelte heeft een algemeen vormende functie en bestaat daarom uit een breed pakket aan vakken. De vakken in het gemeenschappelijke deel zijn voor iedereen verplicht. HAVO en VWO hebben een verschillende lijst met vakken in het gemeenschappelijk deel. De profielvakken De profielvakken vormen het hart van het profiel. Ieder profiel heeft twee of drie verplichte vakken die kenmerkend zijn voor dit profiel. Meer informatie over de specifieke invulling van de profielvakken in de vier profielen vind je bij de profielen zelf. Het profielkeuzevak Naast de verplichte vakken in het profiel krijg je nog een profielvak. Dit vak mag je kiezen uit een aantal vakken dat door de SSgN wordt aangeboden. De SSgN kiest ervoor om maar één keuzevak aan te bieden; dat vak is dan verplicht. Per profiel bestaat die keuze uit andere vakken. Het profielwerkstuk Het profielwerkstuk maakt deel uit van het examendossier (schoolexamen). Het is nog niet precies bekend hoe het profielwerkstuk ingevuld gaat worden. Voorlopig is vastgesteld dat het profielwerkstuk betrekking heeft op één vak uit het vakkenpakket. Er moet nog besloten worden of het profielwerkstuk betrekking heeft op minimaal twee vakken en of dat vakken uit het profieldeel moeten zijn. Bij het profielwerkstuk ligt de nadruk op de algemene vaardigheden. Dit zijn:
Informatievaardigheden (informatie verzamelen en verwerken) Onderzoeksvaardigheden en/of ontwerpvaardigheden Communicatieve of presentatievaardigheden
Het vrije deel Het vrije deel biedt je de ruimte om een eigen invulling aan jouw profiel te geven. Het vrije deel bestaat uit :
Een keuze-examenvak, maar dan alleen in overleg met de decanen. Het mentoruur: waarin je mentor jou en je klas helpt met allerlei zaken die te maken hebben met persoonlijke begeleiding of met klassenactiviteiten. SLP: dit is jouw Studie Loopbaan Planning waarin je je verdiept in de mogelijkheden van een vervolgopleiding. Maatschappelijke stage: Bijvoorbeeld jouw vrijwilligerswerk waarin je aantoonbaar stage loopt in de dienstverlening of bij een bedrijf. Jena-activiteiten: waarin je een bijdrage levert aan activiteiten voor de school, voor medeleerlingen, voor medewerkers, bijvoorbeeld schoolkrant, medezeggenschap, uitstapjes, schoolfeesten, bijlessen voor jongerejaars, etc.
3 Vakken VWO SSGN
Natuur en Techniek: Past dit profiel bij mij? Dit profiel is iets voor jou als je interesse hebt voor natuurwetenschap en voor techniek. Je bent nieuwsgierig en wilt graag weten hoe dingen werken. Je kunt logisch denken en zorgvuldig werken. Je wilt graag ontwerpen en stoffen onderzoeken. Omdat je veel te maken zult krijgen met berekeningen is het handig als je aanleg hebt voor wiskunde en dat je ruimtelijk inzicht hebt. Ook met de computer moet je goed overweg kunnen. Welke studies horen hierbij? Met dit profiel kun je een opleiding gaan volgen waarin de exacte vakken een belangrijke rol spelen. Je kunt denken aan bijvoorbeeld: elektrotechniek, bouwkunde, werktuigbouwkunde, weg- en waterbouwkunde en autotechniek. Ook kun je bijvoorbeeld Chemische Technologie, Biotechnologie, Informatica of Verkeerskunde gaan doen. Wat kan ik met dit profiel worden? Beroepen waaraan gedacht kan worden zijn: aannemer, chemisch analist, natuurkundige, meteoroloog, bosbouwkundig onderzoeker, verkeersvlieger en ITspecialist. Je hoeft niet per se een technicus te worden na deze opleidingen. Ook kun je laboratoriumwerk gaan doen of terechtkomen in de gezondheidszorg of landbouw.
Natuur en Gezondheid Past dit profiel bij mij? Dit profiel past bij je als je belangstelling hebt voor mensen, dieren en planten. Je moet goed uit de voeten kunnen met de exacte vakken. Je bent nieuwsgierig en wilt graag weten hoe dingen ontstaan en hoe ze werken. Je vindt het leuk om met mensen te werken en ze te helpen. Welke studies horen hierbij? Met dit profiel kun je alle opleidingen op medisch- en paramedisch gebied gaan doen. Denk dan bijvoorbeeld aan fysiotherapie, logopedie, diëtiek of verpleegkunde. Met dit profiel heb je ook toegang tot de meeste agrarische opleidingen, zoals: bos- en natuurbeheer, dier- en veehouderij of tuin- en landschapsinrichting. Ten slotte vormt dit profiel ook een goede basis voor de milieuopleidingen zoals milieutechnologie. Soms moet je dan in je vrije deel nog een extra vak volgen. Wat kan ik met dit profiel worden? Je kunt bijvoorbeeld in een laboratorium gaan werken. Met behulp van apparatuur doe je biologisch en chemisch onderzoek. Ook kun je gaan werken als basisarts in het ziekenhuis of in een verzorgingstehuis. Andere voorbeelden van beroepen zijn: apotheker, huisarts, bodemkundige, landbouwconsulent, microbioloog of tandarts. Het omgaan met mensen speelt een belangrijke rol in je toekomstige werk.
4 Vakken VWO SSGN
Economie en Maatschappij: Past dit profiel bij mij? Het profiel Economie en Maatschappij is heel geschikt voor degenen die geïnteresseerd zijn in economie, handel, management, communicatie of toerisme. Je bent ondernemend en houdt van organiseren. Ook kun je goed met mensen samenwerken en is rekenen voor jou geen probleem. Welke studies horen hierbij? Je kunt denken aan studies als commerciële economie, bedrijfseconomie en management of economie en recht. Omdat in dit profiel de vakken economie en geschiedenis zitten, kun je ook doorstromen naar een toeristische opleiding, zoals vrijetijdsmanagement of toerisme. Aardrijkskunde is dan een goede aanvulling op het profiel. Verder sluiten studies in de communicatie, het onderwijs en de sociaal-maatschappelijke richtingen ook heel goed aan bij dit profiel. Wat kan ik met dit profiel worden? De kans is groot dat je later een leidinggevende functie in het bedrijfsleven of bij de overheid krijgt. Je komt terecht in banen waarbij economie, arbeid, recht en veiligheid centraal staan. Beroepen waar je aan kunt denken zijn bijvoorbeeld: administrateur, bankmedewerker, marketingmanager, hoteldirecteur, secretaresse, belastingadviseur, accountant of advocaat. Je geeft advies op het gebied van financiën, stelt begrotingen op en licht deze toe. Je geeft leiding en organiseert. Je voert zakelijke gesprekken en onderhandelt. Verder hou je je bezig met het cijferwerk, de in- en verkoop en met marktonderzoek.
Cultuur en Maatschappij: Past dit profiel bij mij? Een van de belangrijkste eigenschappen die je moet bezitten voor dit profiel is dat je creatief bent. In je latere beroep krijg je veel te maken met je creativiteit. Je hebt belangstelling voor kunst, cultuur, maatschappelijke vakken, taal en rechten. Je bent sociaal, belangstellend en een teamwerker. Ook is het handig als je goed kunt organiseren. Welke studies horen hierbij? Dit profiel is zeer geschikt voor studies in de kunstensector. Bij dit profiel passen ook heel goed de sociale studies, zoals sociologie en pedagogiek. Ook voor het onderwijs is dit profiel geschikt. Maar voor sommige studies, zoals leraar in een exact vak, heb je een ander profiel of aanvullende vakken nodig. Met dit profiel kun je ook goed terecht in de journalistiek, voorlichting, communicatie en talenstudies. Wat kan ik met dit profiel worden? Op de Hogeschool voor de Kunsten word je opgeleid voor bijvoorbeeld schilder, beeldhouwer, modeontwerper, filmer of musicus. Een HBO-opleiding leidt op voor het werken in de praktijk, de universiteit leidt vooral op tot onderzoeker. Je kunt wetenschappelijk medewerker worden of een eigen praktijk opzetten. Ook kun je gaan werken bij publieke diensten zoals gemeenten, of als archeoloog, historicus of pedagoog.
5 Vakken VWO SSGN
Nederlands
Als je naar de middelbare school gaat spreek je uiteraard al goed Nederlands. Toch valt er nog heel veel te leren over je eigen taal en daarom krijg je in alle jaren op de middelbare school het vak Nederlands. Hoe wordt dit vak in de bovenbouw ingevuld?
Tekstbegrip. hiervoor moet je veel teksten lezen en je daarbij afvragen: "Wat wil de auteur hier nou eigenlijk mee zeggen?" Op die manier leer je wat voor soorten teksten er zijn (uiteenzetting, betoog, beschouwing), word je getraind in het onderscheiden van hoofd- en bijzaken en leer je heel precies en kritisch lezen. Schrijfvaardigheid. Je leert hoe je zelf een uiteenzetting, betoog en beschouwing schrijft. Hoe bouw je een tekst op, breng je samenhang aan, hoe schrijf je objectief of juist subjectief, hoe maak je goede zinnen, gebruik je de juiste woorden, spel je correct en waar horen welke leestekens? Spreekvaardigheid. Je zult vaak presentaties moeten houden, alleen of in tweetallen. Je leert dan hoe je datgene wat je wilt vertellen afstemt op publiek wat betreft inhoud, opbouw, taalen stemgebruik, houding, en het gebruik van ondersteunende hulpmiddelen als powerpoint en prezi. Daarnaast voer je met klasgenoten een debat waarbij het de kunst is je eigen argumenten overtuigend voor het voetlicht te brengen en de argumenten van de tegenstanders te weerleggen. Literatuur en literatuurgeschiedenis. Je maakt kennis met de ‘echte’ literatuur, leest en analyseert daarbij boeken en gedichten voor je leeslijst. Je leert hoe je verhalen kunt evalueren en hoe je je mening beargumenteerd verwoordt. Verder komt de literatuur door de eeuwen heen aan bod. Er wordt gekeken naar de verschillende stromingen in de literatuur en je leert de gelezen boeken uit verschillende periodes plaatsen in de tijd. Van alle boeken maak je verslagen die je verzamelt in je leesdossier. Andere onderdelen die aan bod komen: argumentatieleer (nodig bij tekstbegrip, betoog schrijven en debatteren), documentatievaardigheden (hoe en waar vind je betrouwbare informatie en hoe onderscheid je hoofd- van bijzaken) en taalbeschouwing. Dit betekent reflecteren op taal: nadenken en praten over betekenis-, gebruiks- en vormaspecten van taal; stilstaan bij vragen over hoe wijzelf en anderen taal gebruiken en hoe taal in elkaar zit. En tot slot is er veel extra’s voor de liefhebber: het voordrachtfestival in de Lindenberg, wedstrijd het mooiste gedicht schrijven en voordragen op de soiree, meedoen aan de pleitwedstrijd bij de rechtenfaculteit van de RU, de essaywedstrijd van de RU, of de debatwedstrijd Meet the Boss (in debat met topmanagers over technologie en maatschappij).
Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Bij Nederlands in de bovenbouw wordt er dieper op de stof ingegaan, waarbij de achtergronden ook meer aan bod komen. In plaats van het houden van spreekbeurtjes moet je nu gaan discussiëren en debatteren met je klasgenoten. Er wordt veel aandacht besteed aan het schrijven van grotere teksten (uiteenzetting, betoog, beschouwing). Er wordt stevig geoefend op de onderdelen schrijven (spelling, stijl, formuleren en documenteren), lezen (tekstbegrip en samenvatten) en mondelinge taalvaardigheid (presentaties). Je moet verder zelfstandig veel eigen onderzoek doen en daarvan mondeling of schriftelijk verslag doen. Dit betekent dat je vaak grotere, langetermijnopdrachten (ja, zo schrijf je dit) krijgt waarbij je goed moet kunnen plannen. Studielast Nederlands heeft een studielast van 480 uur. Plaats binnen de opleiding Nederlands is opgenomen in het gemeenschappelijke deel, en is dus voor iedereen verplicht.
6 Vakken VWO SSGN
Engels
Engels is een wereldtaal. Het Engels heeft van alle talen de grootste woordenschat: ruim een miljoen woorden! > Bij spreekvaardigheid leer je eenvoudige gesprekken te voeren en neem je deel aan gesprekken in het Engels. Ook kun je al snel je mening in het Engels geven, een oordeel vormen, informatie vragen of commentaar geven. Dit alles wordt geoefend aan de hand van het lezen van krantenartikelen of berichten via internet en tv. Ook moet je enkele keren een presentatie in het Engels houden. Door Engels veel in de praktijk te oefenen, leer je de gesproken taal te begrijpen. Bij luistervaardigheid oefen je dit verder aan de hand van luistertoetsen met meerkeuzevragen. Je moet de hoofdgedachte van een tekst leren aangeven, de betekenis van belangrijke elementen uit een tekst kunnen aangeven of conclusies trekken. Bij schrijfvaardigheid leer je teksten in het Engels te schrijven, bijvoorbeeld zakelijke en informele brieven, maar ook je CV of een boekverslag. Bij leesvaardigheid krijg je teksten met daarbij opdrachten. Door boeken in het Engels te lezen, leer je nog beter met de taal om te gaan. Alles wat je hebt gedaan aan leesvaardigheid houd je bij in je leesdossier. > Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Eigenlijk verschilt Engels in de bovenbouw niet zo veel van Engels in de onderbouw. Natuurlijk wordt het allemaal wel wat moeilijker en ga je wat dieper op dingen in. Je krijgt bijvoorbeeld meer teksten te lezen, meer luisteroefeningen te doen en zult meer in het Engels spreken. > Hoe wordt dit vak ingevuld? Tijdens de lessen ben je vooral actief met de taal bezig. Bij spreekvaardigheid leer je niet alleen hoe je eenvoudige gesprekken voert, maar ook hoe je je mening in het Engels geeft. Ook moet je een presentatie in het Engels geven. Je vergroot je luistervaardigheid door het luisteren naar radiofragmenten of het bekijken van televisiefragmenten. Door veel te lezen in kranten, tijdschriften en boeken, maar ook op websites, werk je aan je leesvaardigheid. Van al je leeservaringen schrijf je een verslag, dat je bewaart in je leesdossier. Bij schrijfvaardigheid leer je teksten in het Engels te schrijven, bijvoorbeeld een (zakelijke) brief of een betoog. > Examinering Het examen bestaat uit vier onderdelen: schrijven, spreken en luisteren zijn Schoolexamens, het lezen worden getoetst op het Centraal Schriftelijk Examen. > Studielast > Engels heeft een studielast van 400 uur. > Plaats binnen de opleiding Engels is opgenomen in het gemeenschappelijke deel, en is dus voor iedereen verplicht.
7 Vakken VWO SSGN
Duits
Wist je dat in Europa bijna 100 miljoen mensen Duits spreken? En dat Duitsland onze belangrijkste handelspartner is? En dat van alle toeristen die jaarlijks Nederland bezoeken de groep toeristen uit Duitsland het grootst is? En dat wij Nederlanders ook het vaakst naar Duitsland op vakantie gaan? Je kunt je dus wel voorstellen dat het in veel branches (bijvoorbeeld handel, toerisme) belangrijk is om goed Duits te spreken en iets over het land en de mensen te weten. Daarnaast is het een land met een rijke geschiedenis en cultuur. Hoofdstad Berlijn kent een bruisend nachtleven; de hippe clubs zijn erg geliefd onder jongeren. Veel Duitse films draaien in Nederlandse bioscopen en trekken daar veel publiek, denk maar aan 'Goodbye Lenin' en 'Das Leben der Anderen'. Ook Duitse bands (Rammstein) zijn populair bij Nederlandse jongeren. Op sportgebied vindt er ook veel uitwisseling plaats; een aantal Nederlandse voetballers is op dit moment sterspeler in de Duitse Bundesliga, zoals Arjen Robben. Redenen genoeg om Duits te leren dus. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Het vak Duits verschilt in de Tweede Fase niet veel van Duits in de onderbouw. Je breidt je woordenschat verder uit en ook leer je nieuwe grammaticale regels. De teksten die je gaat lezen zijn een stuk lastiger, want ze komen rechtstreeks uit Duitse kranten en tijdschriften, of van Duitse websites. Ze zijn vaak ook langer dan de teksten die je in de onderbouw moest lezen. Ook de luisterfragmenten worden moeilijker, want het spreektempo ligt hoger dan je gewend bent. Je zult daarnaast een aantal Duitse boeken moeten lezen en daarover boektoetsen moeten maken. Bij de gespreksoefeningen zul je meer vrij spreken, in plaats van het invullen en uitvoeren van voorgeschreven dialogen. Hoe wordt dit vak ingevuld? Tijdens de lessen ben je actief met de taal bezig. Je leest Duitse teksten uit kranten en tijdschriften, luistert naar Duitse radiofragmenten, kijkt Duitse films of televisieprogramma's en voert gesprekken in het Duits. Misschien moet je wel een presentatie in het Duits geven of een verslag van een Duitse roman schrijven. Ook leer je, hoe je een Duitse brief of e-mail schrijft. Daarnaast leer je ook meer over de geschiedenis en de cultuur van het land. Is het leven in Duitsland anders dan in Nederland? Examinering Het examen bestaat uit vijf onderdelen: schrijven, spreken een deel leerwerk (taalvaardigheid), luisteren en literatuurgeschiedenis zijn schoolexamens. Het lezen wordt getoetst op het Centraal Schriftelijk Examen. Studielast: Duits heeft een studielast van 480 uur. Plaats binnen de opleiding: Duits kan in het gemeenschappelijke deel worden opgenomen, als invulling voor Moderne vreemde taal. Je kunt het vak ook kiezen als keuzeprofielvak of in het vrije deel. Daarnaast kun je Duits heel goed kiezen als je later iets met economie of handel gaat doen, een technische opleiding, een sportopleiding of iets in de horeca, het hotelwezen of de toeristische sector.
8 Vakken VWO SSGN
Frans
Frankrijk is één van de meest favoriete vakantiebestemmingen van Nederlanders. Ieder jaar trekken we weer massaal naar het zuiden om te genieten van de Franse keuken, croissants, de wijn en vooral van de zon. Ook in de winter rijden veel mensen naar de Franse Alpen om te skiën en snowboarden in één van de uitgestrekte skigebieden. En iedereen die van mode, kunst, cultuur en romantiek houdt kan in Parijs zijn hart ophalen. En wat te denken van Disney World Parijs? Frankrijk is een groot en belangrijk land in de Europese Unie. Het heeft een rijke geschiedenis die veel raakvlakken heeft met de onze. Bovendien zijn veel Nederlanders liefhebbers van de Franse cultuur: de Franse keuken behoort tot de beste ter wereld. Ook veel muziek en film uit Frankrijk is in trek bij Nederlanders, bijvoorbeeld de film 'Amélie'. Redenen genoeg dus om meer over de Franse taal en cultuur te weten te komen Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Frans in de Tweede Fase verschilt niet veel van Frans in de onderbouw. Je vergroot je Franse woordenschat en leert nog meer grammatica. Je krijgt lastigere en langere teksten te lezen. Ook ga je veel oefenen met kijken en luisteren aan de hand van audioen videofragmenten. Het spreektempo gaat omhoog en wordt dus moeilijker te volgen. Hoe wordt dit vak ingevuld? Tijdens de lessen ben je vooral actief met de Franse taal bezig. Je leest Franse teksten uit kranten en tijdschriften en beantwoordt daar vragen bij. Je zult ook enkele Franse romans moeten lezen en daar een verslag over schrijven. Al je leesverslagen bundel je in een leesdossier. Je luistert naar Franse radiofragmenten, kijkt Franse films of televisieprogramma's om je luistervaardigheid te vergroten. Ook oefen je je spreekvaardigheid door veel met je klasgenoten in het Frans te praten. Verder leer je hoe je een eenvoudige Franse tekst zoals een brief of een nieuwsbericht schrijft. Daarnaast leer je ook meer over de geschiedenis en de cultuur van het land. Hoe leven de Fransen? Examinering Het examen bestaat uit vier onderdelen: schrijven, spreken en luisteren zijn Schoolexamens, lezen wordt getoetst op het Centraal Schriftelijk Examen. Studielast Frans heeft een studielast van 480 uur. Plaats binnen de opleiding Op het VWO moet je in het gemeenschappelijk deel een tweede moderne vreemde taal kiezen. Je hebt de keuze tussen Frans en Duits.
9 Vakken VWO SSGN
Biologie
Biologie is een boeiend vak, waarbij je alles wat leeft, groeit en bloeit bestudeert. Daarnaast wordt biologie steeds belangrijker voor de inrichting van onze maatschappij. Bijna alle grote problemen waarover dagelijks in de kranten wordt geschreven, hebben iets met biologie te maken. Denk aan het milieu, (onder)voeding, duurzame energie en genetisch gemodificeerde voedingsmiddelen. De leerstof wordt zoveel mogelijk aan de hand van overkoepelende thema's aangereikt, waarbij veel vanuit contexten begrippen (concepten) worden behandeld. Steeds terugkomende thema's bij de verschillende hoofdstukken zijn o.a. evolutie, reproductie, zelfregulatie en zelforganisatie In de hoofdstukken komen b.v. gezondheid (de rol van voedsel, de rol van zonlicht, de rol van microorganismen), natuur en milieu (invloed van menselijk gedrag op de natuur), voedsel en voedselproductie (wereldvoedselprobleem) en biotechnologie (bijvoorbeeld klonen, DNAmodificatie) aan de orde. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? In de onderbouw lag de nadruk op het opdoen van kennis over de biologie, in de Tweede Fase is het toepassen van kennis belangrijk, naast het meer inzichtelijk opdoen van kennis. Je zult veel zelfstandiger moeten werken en je krijgt ook veel meer stof per week aangeboden. Erg belangrijk is ook, dat je een goede leesvaardigheid hebt. Hoe wordt dit vak ingevuld? Tijdens de lessen worden verschillende werkvormen afgewisseld. Klassikale uitleg wordt afgewisseld met zelfstandig werken, of werken in groepjes. Natuurlijk heb je ook practica, waarbij je het geleerde in de praktijk kunt onderzoeken. Daarbij zul je ook zo nu en dan achter de computer zitten, bijvoorbeeld om metingen te doen. Ook doe je veel practica met de microscoop. Je bekijkt kleine organismen, maar ook kleine onderdelen van het menselijke lichaam (cellen, weefsels). Je doet experimenten met bijvoorbeeld voeding, zenuwstelsel, zintuigen, planten en bacteriën. Van een aantal experimenten maak je een verslag of een presentatie. De stof wordt veel in bepaalde contexten behandeld. Daarbij moet je denken aan: gezondheid (bijvoorbeeld de rol van voedsel, de rol van zonlicht, de rol van micro-organismen), natuur en milieu (bijvoorbeeld invloed van menselijk gedrag op de natuur), voedsel en voedselproductie (bijvoorbeeld wereldvoedselprobleem) en biotechnologie (bijvoorbeeld klonen, DNA-modificatie). Dit maakt biologie tot een vak dat je dagelijks tegenkomt. Bovendien wordt er van je verwacht dat je, naast de lessen, 2,5 uur per week aan biologie besteed. Je zult vrij zelfstandig best grote hoeveelheden stof moeten kunnen bestuderen en verwerken. Je zult er dus zeer regelmatig ( volgens de studieplanner) aan moeten werken. Studielast Biologie heeft een studielast van 480 uur. Om het vak tot een goed einde te brengen is het niet strikt noodzakelijk om daarbij de vakken natuur- en scheikunde in het pakket te hebben maar wel erg wenselijk. Het maakt het een stuk eenvoudiger, want biologie behoort wel tot de exacte vakken. Inzicht hebben is ook een voorwaarde en dit kun je bereiken door het vak heel serieus aan te pakken. De gemiddelde studielast ( lessen en huiswerk) per week is ongeveer 6,5 uur. Biologie is namelijk een vak met veel leerstof. Kies het dus niet, als je niet van plan bent er de nodige tijd in te steken en er regelmatig aan te werken. Plaats binnen de opleiding Biologie is opgenomen in het profiel Natuur en Gezondheid. Het kan als profielkeuzevak worden gekozen in het profiel Natuur en Techniek. Als je een ander profiel kiest, dan kun je Biologie alsnog in het vrije deel opnemen. Bedenk wel, dat je het nodige aan scheikunde en natuurkunde zult krijgen bij biologie. Had je in de onderbouw voor deze vakken ( bi, sk, na) een onvoldoende of was je zwak in dit vak, kies dan geen biologie!
10 Vakken VWO SSGN
Natuur, leven en technologie (NLT)
NL&T is er speciaal voor leerlingen die een NG-profiel of een NT-profiel willen kiezen. Het is een combinatie van de zogenaamde bètavakken ( natuurkunde, scheikunde, biologie, wiskunde en fysische aardrijkskunde). NL&T laat zien hoe je de dingen die je bij de bètavakken leert, kunt toepassen en combineren met andere dingen die je al weet. Je leert daarnaast nieuwe dingen die bij de gewone bètavakken bijna niet aan bod komen. En natuurlijk leer je van alles over de achtergrond van allerlei technieken. Zo kom je van alles te weten over de nieuwste technieken in de geneeskunde, landbouw, forensische technieken, ruimtevaart, de ontwikkeling van de aarde, de geheimen van cosmetica en nog veel meer dat te maken heeft met wetenschap en techniek. NLT is iets voor jou als je nieuwsgierig bent naar: hoe dingen werken waarom iets is zoals het is of als je graag leert over de nieuwste technieken in de gezondheidszorg, natuurwetenschap en techniek Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Natuur, Leven en Technologie is een nieuw vak. Er wordt vanaf VWO 4 les in gegeven. Hoe wordt dit vak ingevuld? De lessen zijn ingedeeld aan de hand van modules. Dat betekent dat je een aantal weken bezig bent met één onderwerp en er alles over leert. Daarna ga je verder met de volgende module. De thema's lopen uiteen van forensische technieken tot kristallografie, effecten van alcohol, kosmische straling, aërosolen en vuile lucht. Kenmerkend voor de modules is dat ze nooit bij één schoolvak horen. De modules horen bij een domein van NLT. In het VWO worden de lessen in klas 5 en 6 gegeven op de Radboud Universiteit (vrijdagmiddag, blokuur) en lessen op school, waarin theorie en experiment worden afgewisseld Studielast NLT heeft een studielast van 440 uur. Examinering Dit vak wordt met een schoolexamen afgesloten. Plaats binnen de opleiding NLT kan als profielkeuzevak of keuze-examenvak worden gekozen in het profiel Natuur en Techniek of Natuur en Gezondheid.
11 Vakken VWO SSGN
Natuurkunde
Natuurkunde is overal om ons heen. Je beseft het niet voortdurend, maar als je het licht aandoet, een potje aan het voetballen bent of naar de radio luistert, kom je in aanraking met de Natuurkunde. Bij dit vak bestudeer je namelijk alle niet-levende verschijnselen uit de natuur, zoals warmte, geluid, licht, elektriciteit en kracht. Je leert alles over de regels en wetten die in de natuur gelden en hoe je de wiskundige formules die daarbij horen toepast. Natuurkunde is niet alleen noodzakelijk als je een exacte studie wilt doen, maar kan ook heel nuttig zijn als basis voor vele andere studierichtingen. Je leert kritisch en analytisch denken, wat bij vele studies en beroepen van pas komt. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Natuurkunde in de bovenbouw betekent een verdieping van de lesstof uit de onderbouw. Er komen ook een aantal onderwerpen bij: trillingen, radioactiviteit en fysische informatica. Het werken met formules neemt een veel meer centrale plek in en de benadering is veel wiskundiger van aard. Je zult dus een stevige wiskundige ondergrond moeten bezitten en op het gebied van rekenvaardigheid wordt ook het nodige van je geëist. Je doet ook experimenten en voert daarnaast praktische opdrachten uit. In de tweede fase wordt het vak natuurkunde een echte uitdaging. Hoe wordt dit vak ingevuld? Tijdens de lessen maak je kennis met allerlei natuurkundige verschijnselen, zoals elektriciteit en magnetisme, mechanica, warmteleer, golven en straling en moderne fysica. Dit gebeurt aan de hand van experimenten, soms ook op de computer. Vervolgens ga je je de stof eigen maken door het beantwoorden van vragen, het maken van berekeningen en het doen van experimenten. Veel van deze praktische opdrachten kun je samen met klasgenoot doen. Je werkt ook zelfstandig en verwerkt je experimenten in een verslag. Studielast Natuurkunde heeft een studielast van 480 uur. Plaats binnen de opleiding Natuurkunde is opgenomen in het profiel Natuur en Techniek. Natuurkunde kan als profielkeuzevak worden gekozen in het profiel Natuur en Gezondheid. Voor de studie Geneeskunde is natuurkunde een verplicht vak. Als je een ander profiel kiest, dan kun je Natuurkunde alsnog in het vrije deel opnemen. Let wel: alleen in combinatie met Wiskunde B.
12 Vakken VWO SSGN
Scheikunde
Om je heen gebeuren allerlei scheikundige verschijnselen, zonder dat je misschien door hebt dat dat ook Scheikunde is. Voorbeelden daarvan zijn: het roesten van ijzer, het ontstaan van zure regen en de gevolgen daarvan en het gisten en rotten van fruit. Ook het wassen van je haar en het koken van een eitje zijn al voorbeelden van scheikundige verschijnselen. Al deze verschijnselen worden bestudeerd om daarmee weer nieuwe dingen uit te vinden, zoals nieuwe productie van medicijnen, het maken van bijvoorbeeld plastic en het zuiveren van drinkwater. Dat is echter nog maar een klein deel van de toepassingen van het vak Scheikunde. Je hoeft geen echte scheikundeknobbel te hebben om dit vak goed te kunnen begrijpen. Een beetje aanleg en hard werken is voldoende. Ook zal dit vak je iets makkelijker af gaan als je wat kennis hebt van wiskunde of natuurkunde. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Scheikunde sluit aan op het vak uit de onderbouw. Het practicum zal een steeds grotere rol spelen. Daarvoor moet je in staat zijn om tamelijk zelfstandig allerlei experimenten op te zetten, uit te voeren en uit te werken. Ook verslagen spelen een belangrijke rol bij de beoordeling. Hoe wordt dit vak ingevuld? In het begin gaat Scheikunde vooral over het scheiden van stoffen. Daarna bestudeer je hoe stoffen met elkaar reageren en omgevormd kunnen worden tot nieuwe stoffen. Het scheiden, mengen en laten reageren van stoffen ga je ook zelf oefenen. Dit doe je in het scheikundelaboratorium. Hoe meer je leert over Scheikunde hoe meer je het kunt toepassen bij alles wat je in het dagelijks leven gebruikt. Bij scheikunde moet je niet alleen veel formules leren, maar ook veel rekenen, werken aan opgaven en natuurlijk proefjes doen. Dat laatste gebeurt voornamelijk in het laboratoriumlokaal. Vaak zijn de opgaven verwerkt in een context, bijvoorbeeld over milieu, gezondheid, techniek of productie. Je leert problemen volgens vaste patronen aan te pakken. Deze vaardigheid wordt probleemoplossend denken genoemd. Studielast Scheikunde heeft een studielast van 440 uur. Plaats binnen de opleiding Scheikunde is als verplicht vak opgenomen binnen de profielen Natuur en Gezondheid en Natuur en Techniek.
13 Vakken VWO SSGN
Wiskunde A
Wiskunde is een boeiend vak dat bij veel andere schoolvakken, studies en beroepen terugkomt. Je leert vaardigheden aan die je kunt gebruiken om eenvoudige en complexe vraagstukken op te lossen. Zo vormt Wiskunde de basis voor vakken als Natuurkunde, Scheikunde en Biologie. Bovendien loop je in beroepen als bouwkundige, bedrijfseconoom of levensmiddelentechnoloog regelmatig tegen problemen aan die je alleen kunt oplossen als je over wiskundige vaardigheden beschikt. Rekenen, meten en schatten Leren rekenen met variabelen Meetkunde (vlakke en ruimtelijke meetkunde, werken met lengten, oppervlakten en hoeken bijvoorbeeld) Informatieverwerking en statistiek (leren lezen van grafieken en het maken van tabellen en grafieken).
Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? In de onderbouw heb je de wiskundige basisvaardigheden geleerd. In de Tweede Fase ga je verder met het uitdiepen van die basisvaardigheden. Bovendien kun je in de bovenbouw kiezen uit verschillende soorten Wiskunde. De verschillen van Wiskunde A, B, C en D zitten hem in de onderwerpen en de mate waarin je deze onderwerpen verdiept. De onderwerpen zijn afgestemd op de vervolgstudies die passen bij het gekozen profiel. Wiskunde in de tweede fase gaat verder met het uitdiepen van de geleerde stof uit de basisvorming en het ontwikkelen van extra vaardigheden (bijvoorbeeld het leren omgaan met de grafische rekenmachine).
Hoe wordt dit vak ingevuld? Bij Wiskunde A werk je vanuit probleemstellingen uit de dagelijkse praktijk, die opgelost kunnen worden met behulp van een wiskundige berekening. Daarbij moet je ook gebruik kunnen maken van de computer. Wiskunde A kenmerkt zich door toepassingsgerichtheid. In de vernieuwde examenprogramma’s van alle wiskundevakken wordt aandacht besteed aan de vaardigheden die leerlingen zich eigen moeten maken om goed mee te kunnen komen in de huidige en toekomstige (informatie)maatschappij. Met name de 21e eeuwse vaardigheden ‘kritisch denken’ en ‘probleemoplossend vermogen’ kunnen geoefend worden door regelmatig bezig te zijn met wiskundige denkactiviteiten. In het wiskundeonderwijs is het van belang dat er een balans bestaat tussen verschillende denkactiviteiten. Wiskundige denkactiviteiten die bijdragen aan het ontwikkelen van de hierboven genoemde vaardigheden zijn: modelleren en algebraïseren, ordenen en structureren, analytisch denken en probleemoplossen, formules manipuleren, abstraheren en logisch redeneren (en bewijzen). In het schooljaar 2015-2016 verandert het examenprogramma. Daar krijgen jullie dus mee te maken. In het Centraal Examen zal worden getoetst op: wiskundige vaardigheden (algemeen, profiel specifiek) algebra en telproblemen functies en verbanden (oplossen van vergelijkingen, sinus, machten, logaritmes) rijen helling en afgeleide. In het schoolexamen komen bovenstaande onderwerpen ook aan bod. Daarnaast wordt in het schoolexamen statistiek en kansrekening getoetst. Ten slotte is er ruimte voor keuzeonderwerpen. Deze worden door de docent gekozen. Soms kun je deze keuzeonderwerpen aan de hogeschool of universiteit volgen. Let op! Algebraïsche vaardigheden worden steeds belangrijker in de Wiskunde A. Statistiek en kansrekening wordt zelfs niet meer getoetst in het CE. Je moet dus beschikken over een goede basis voor bijvoorbeeld het oplossen van vergelijkingen uit de onderbouw om succesvol Wiskunde A te kunnen volgen.
Studielast Wiskunde A heeft een studielast van 520 uur.
Plaats binnen de opleiding Wiskunde A is als verplicht vak opgenomen binnen de profielen Economie en Maatschappij en een keuzeprofiel vak bij het profiel Natuur en Gezondheid. Bij Cultuur en Maatschappij is de keuze tussen Wiskunde A en Wiskunde C.
14 Vakken VWO SSGN
Wiskunde B
Wiskunde is een boeiend vak dat bij veel andere schoolvakken, studies en beroepen terugkomt. Je leert vaardigheden aan die je kunt gebruiken om eenvoudige en complexe vraagstukken op te lossen. Zo vormt Wiskunde de basis voor vakken als Natuurkunde, Scheikunde en Biologie. Bovendien loop je in beroepen als bouwkundige, bedrijfseconoom of levensmiddelentechnoloog regelmatig tegen problemen aan die je alleen kunt oplossen als je over wiskundige vaardigheden beschikt Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? In de onderbouw heb je de wiskundige basisvaardigheden geleerd. In de Tweede Fase ga je verder met het uitdiepen van die basisvaardigheden. Bovendien kun je in de bovenbouw kiezen uit verschillende soorten Wiskunde. De verschillen van Wiskunde A, B, C en D zitten hem in de onderwerpen en de mate waarin je deze onderwerpen verdiept. De onderwerpen zijn afgestemd op de vervolgstudies die passen bij het gekozen profiel. Wiskunde in de tweede fase gaat verder met het uitdiepen van de geleerde stof uit de basisvorming en het ontwikkelen van extra vaardigheden (bijvoorbeeld het leren omgaan met de grafische rekenmachine). Hoe wordt dit vak ingevuld? Bij wiskunde B (en D) heeft diepgang prioriteit boven breedte. In de vernieuwde examenprogramma’s van alle wiskundevakken wordt aandacht besteed aan de vaardigheden die leerlingen zich eigen moeten maken om goed mee te kunnen komen in de huidige en toekomstige (informatie)maatschappij. Met name de 21e eeuwse vaardigheden ‘kritisch denken’ en ‘probleemoplossend vermogen’ kunnen geoefend worden door regelmatig bezig te zijn met wiskundige denkactiviteiten. In het wiskundeonderwijs is het van belang dat er een balans bestaat tussen verschillende denkactiviteiten. Wiskundige denkactiviteiten die bijdragen aan het ontwikkelen van de hierboven genoemde vaardigheden zijn: modelleren en algebraïseren, ordenen en structureren, analytisch denken en probleemoplossen, formules manipuleren, abstraheren en logisch redeneren (en bewijzen). Met name modelleren en algebraïseren, analytisch denken en probleemoplossen, formules manipuleren en abstraheren zullen belangrijk zijn bij wiskunde B. In het schooljaar 2015-2016 verandert het examenprogramma. De onderwerpen zijn: Wiskundige vaardigheden (algemeen, profiel specifiek) Functies, grafieken en vergelijkingen Differentiaal- en integraalrekening Goniometrische functies Meetkunde met coördinaten Keuzeonderwerpen Let op! Algebraïsche vaardigheden worden steeds belangrijker. Je moet dus beschikken over een goede basis voor bijvoorbeeld het oplossen van vergelijkingen en goed opschrijven met de juiste tussenstappen uit de onderbouw om succesvol Wiskunde B te kunnen volgen. Studielast Wiskunde B heeft een studielast van 600 uur. Plaats binnen de opleiding Wiskunde B is opgenomen in het profiel Natuur en Techniek. Je kunt kiezen tussen Wiskunde A en wiskunde B bij het profiel Natuur en Gezondheid. Wil je ook natuurkunde kiezen, dan is wiskunde B verplicht.
15 Vakken VWO SSGN
Wiskunde C
Wiskunde is een boeiend vak dat bij veel andere schoolvakken, studies en beroepen terugkomt. Je leert vaardigheden aan die je kunt gebruiken om eenvoudige en complexe vraagstukken op te lossen. Zo vormt Wiskunde de basis voor vakken als Natuurkunde, Scheikunde en Biologie. In beroepen als bouwkundige, bedrijfseconoom of levensmiddelentechnoloog loop je regelmatig tegen problemen aan die je alleen kunt oplossen als je over wiskundige vaardigheden beschikt. Maar ook als je kiest voor een kunststudie of een studie rechten krijg je met wiskunde te maken. Denk aan onderwerpen als logisch redeneren en vorm en ruimte. Wiskunde C kun je alleen kiezen op het vwo en de onderwerpen zijn toegespitst op de kunst- en de sociale studies. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? In de onderbouw heb je de wiskundige basisvaardigheden geleerd. In de Tweede Fase ga je verder met het uitdiepen van die basisvaardigheden. Bovendien kun je in de bovenbouw kiezen uit verschillende soorten Wiskunde. Het verschil zit hem in de onderwerpen en de mate waarin je deze onderwerpen verdiept en het ontwikkelen van extra vaardigheden ( bijvoorbeeld het leren omgaan met een grafische rekenmachine). Wiskunde C is speciaal ontworpen voor leerlingen met het profiel C&M in de bovenbouw. Als je bij het profiel C&M wiskunde A wil kiezen moet je daar een goede reden voor hebben. Voorheen was Wiskunde C een minder zware vorm van Wiskunde A. Daar is nu geen sprake meer van. Wiskunde C is echt een vak geworden dat een leerling voorbereid op een kunststudie of een sociale studie. De examen onderdelen logisch redeneren en vorm en ruimte (o.a. gulden snede, perspectief tekenen) zijn geheel nieuw en zeer passend voor dit type leerlingen. Kies dus bewust! Wiskunde C kenmerkt zich door een algemene wiskundige en statistische vorming met historische en culturele accenten. Hoe wordt dit vak ingevuld? In de vernieuwde examenprogramma’s van alle wiskundevakken wordt aandacht besteed aan de vaardigheden die leerlingen zich eigen moeten maken om goed mee te kunnen komen in de huidige en toekomstige (informatie)maatschappij. Met name de 21e eeuwse vaardigheden ‘kritisch denken’ en ‘probleemoplossend vermogen’ kunnen geoefend worden door regelmatig bezig te zijn met wiskundige denkactiviteiten. In het wiskundeonderwijs is het van belang dat er een balans bestaat tussen verschillende denkactiviteiten. Wiskundige denkactiviteiten die bijdragen aan het ontwikkelen van de hierboven genoemde vaardigheden zijn: modelleren en algebraïseren, ordenen en structureren, analytisch denken en probleemoplossen, formules manipuleren, abstraheren en logisch redeneren (en bewijzen). Onderwerpen van Wiskunde C die getoetst worden op het Centraal Examen zijn: wiskundige vaardigheden (algemeen en profiel specifiek) algebra en tellen verbanden (functies) veranderingen logisch redeneren vorm en ruimte In het schoolexamen komen bovenstaande onderwerpen ook aan bod. Daarnaast wordt in het schoolexamen statistiek en kansrekening getoetst. Ten slotte is er ruimte voor keuzeonderwerpen. Deze worden door de docent gekozen. Studielast Wiskunde C heeft een studielast van 480 uur. Plaats binnen de opleiding Tussen wiskunde C en wiskunde A kan gekozen worden in het profiel Cultuur en Maatschappij. Het nieuwe Wiskunde C programma is echter veel meer toegespitst op het profiel C&M dan voorheen. Als je de kunstrichting op wilt, is Wiskunde C aan te raden in dit profiel!
16 Vakken VWO SSGN
Wiskunde D
Wiskunde D is een nieuw en uitdagend vak in de bovenbouw van havo en vwo. Je kunt het kiezen als profielkeuzevak in het NT-profiel, of als keuzevak in de andere profielen. Dat laatste kan alleen, als je daarnaast Wiskunde B volgt. Wiskunde is een boeiend vak dat bij veel andere schoolvakken, studies en beroepen terugkomt. Je leert vaardigheden aan die je kunt gebruiken om eenvoudige en complexe vraagstukken op te lossen. Zo vormt Wiskunde de basis voor vakken als Natuurkunde, Scheikunde en Biologie. Bovendien loop je in beroepen als bouwkundige, bedrijfseconoom of levensmiddelentechnoloog regelmatig tegen problemen aan die je alleen kunt oplossen als je over wiskundige vaardigheden beschikt. Een goede reden om voor Wiskunde D te kiezen is dat het je succeskansen in een bètastudie vergroot. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Wiskunde D is een nieuw profielkeuzevak dat alleen in de bovenbouw wordt gegeven. Hoe wordt dit vak ingevuld? In de vernieuwde examenprogramma’s van alle wiskundevakken wordt aandacht besteed aan de vaardigheden die leerlingen zich eigen moeten maken om goed mee te kunnen komen in de huidige en toekomstige (informatie)maatschappij. Met name de 21e eeuwse vaardigheden ‘kritisch denken’ en ‘probleemoplossend vermogen’ kunnen geoefend worden door regelmatig bezig te zijn met wiskundige denkactiviteiten. In het wiskundeonderwijs is het van belang dat er een balans bestaat tussen verschillende denkactiviteiten. Wiskundige denkactiviteiten die bijdragen aan het ontwikkelen van de hierboven genoemde vaardigheden zijn: modelleren en algebraïseren, ordenen en structureren, analytisch denken en probleemoplossen, formules manipuleren, abstraheren en logisch redeneren (en bewijzen). Een belangrijk onderdeel van Wiskunde D is statistiek en kansrekening. In het nieuwe wiskunde D (vanaf 2015) is er nog meer aandacht voor dit onderdeel. Daarnaast leer je werken met dynamische modellen, toegepaste analyse (dit zat voorheen in het wiskunde B programma), ruimtemeetkunde, complexe getallen en wiskunde in de wetenschap. Ten slotte is er ruimte voor keuzeonderwerpen. Deze worden door de docent gekozen. Soms kun je deze keuzeonderwerpen aan de hogeschool of universiteit volgen. Studielast Wiskunde D heeft een studielast van 440 uur. Examinering Wiskunde D wordt afgesloten met een schoolexamen; er is geen centraal examen. Plaats binnen de opleiding Wiskunde D kan als profielkeuzevak binnen het NT-profiel gekozen worden en als keuzeexamenvak binnen NG (met Wiskunde B) en NT.
17 Vakken VWO SSGN
Informatica
Mensen maken steeds meer gebruik van computers voor het verkrijgen en bewerken van informatie en computers zijn niet meer weg te denken uit onze samenleving. Bij Informatica gaat het in de eerste plaats om de manier waarop mensen met informatie omgaan. In de tweede plaats gaat het om het gebruik van machines bij het verwerken van deze informatie. Je krijgt een brede kijk op informatica en toepassingen hiervan in allerlei vakgebieden (cultuur, techniek, wetenschap) bedrijven en de maatschappij. Ook de organisatie van informaticaprojecten in bedrijven komt aan de orde. Je hoeft niet al veel van computers te weten of technisch te zijn om aan dit vak te beginnen. Het is geen gemakkelijk vak: je zult over voldoende doorzettingsvermogen en werklust moeten beschikken. Het is niet zomaar een beetje computeren, maar een boeiend en afwisselend vak waar je in je vervolgopleiding veel aan hebt. Hoe wordt dit vak ingevuld? Je gaat dieper in op verschillende onderwerpen, die een beeld geven van thema's waarmee men zich binnen informatica bezighoudt: digitale communicatie, digitale informatieverwerking, hardware, informatiemodellering, programmeren. Informatica bevat zowel theorie als praktijk. Je leert begrijpen hoe hardware, besturingssystemen en netwerken werken en hoe ze in elkaar worden gezet. Dat gaat eigenlijk niet goed zonder het praktisch oplossen van concrete informaticavraagstukken. Net als ieder ander schoolvak moet je bij informatica theorie doorlezen, vragen beantwoorden en schriftelijke toetsen maken. Maar informatica heeft ook veel praktische opgaven en toetsen in de vorm van praktische opdrachten. Bij deze opdrachten werk je op papier of met de computer aan een concreet product, waarbij een beroep wordt gedaan op zelfstandigheid, samenwerken en creativiteit. Dit betekent veel zelfstandig werken, zowel individueel als in groepjes. Theorie en praktische toepassingen wisselen elkaar af. Studielast Informatica heeft een studielast van 440 uur. Plaats binnen de opleiding Informatica kan als profielkeuzevak worden gekozen in het profiel Natuur en Techniek. Als je Natuur en Gezondheid kiest, kun je Informatica alsnog kiezen in het vrije deel.
18 Vakken VWO SSGN
Aardrijkskunde
Binnen het vak aardrijkskunde komen de volgende onderwerpen aan de orde: I.
II.
· · ·
· III.
IV.
· . · · ·
Wereld: Bekijken van bevolkingsproblemen, economische en sociale verschillen in de wereld en de samenhang daartussen bekijken. Het steeds internationaler worden van bijv. handelsrelaties en politiek. Aarde: Uitleg over krachten die van binnenuit op de aardkorst werken en krachten die van buitenaf op de aardkorst werken (endogene en exogene krachten). Voorbeelden: vulkanen, tsunami, gebergtevorming. Natuurlijk wordt er ook gekeken wat deze krachten allemaal met elkaar te maken hebben en wat de gevolgen zijn. Veranderingen in allerlei landschappen die veroorzaakt worden door de mens zoals milieuvervuiling, verwoestijning, enz., maar ook de maatregelen die de mens genomen hebben om die problemen tegen te gaan. Ontwikkelingsland: Werking en gebruik van het natuurlijk milieu; o.a. welke milieuproblemen ontstaan er bij het gebruik van natuurlijke hulpbronnen? Wat is duurzame ontwikkeling? Waarom heeft een ontwikkelingsland daar meer last van? Het mondiale voedselvraagstuk Conflicten door veel verschillen in cultuur en etniciteit in Indonesië. Eigen leefomgeving (Nederland, Gelderland, Nijmegen) Een voorbeeld op nationaal niveau: stedelijke gebieden in Nederland Een voorbeeld op regionaal niveau: wateroverlast in Gelderland d.m.v. een excursie.
Relatie tussen aardrijkskunde en de andere profielvakken Met veel vakken bestaat er verwantschap, want aardrijkskunde is een breed georiënteerd vak. Zo hebben economische processen invloed op de ruimte; denk aan vervoer van grondstoffen en producten. Het uitvoeren van bepaalde berekeningen op gegevens van je onderzoek is ook wiskunde. De ruimte en hoe ze eruit ziet heeft ook een historische (geschiedkundige) component, bv. Hoe zijn bepaalde landschappen vroeger geweest. Bij B-vakken zoals natuurkunde, scheikunde of biologie gaat het bijvoorbeeld over het milieu en de problemen hiermee. Ook het vak aardrijkskunde gaat hier op in. Hoe wordt dit vak ingevuld? Je ontwikkelt vaardigheden. Hiermee bedoelen we datgene dat je moet kunnen om aardrijkskunde met succes te kunnen volgen. · atlasvaardigheden · het kunnen samenvatten van teksten · het lezen en analyseren van verschillende informatiebronnen zoals kaarten, grafieken, tabellen etc. · het leggen van relaties tussen verschijnselen bv. welk beeld hebben mensen van Groningen en waarom is dat zo? Het toepassen van geografische begrippen en theorieën bv. invloed van afstand op migratie Het leggen van verbanden tussen verschijnselen en het toepassen van geografische begrippen en theorieën komen ook aan bod. Het bekijken van verschijnselen vanuit verschillende invalshoeken en op verschillende schaalniveaus hoort ook bij de geografische werkwijzen. Voor het met succes volgen van aardrijkskunde is van belang dat met de stof geoefend wordt. (Opdrachten in het werkboek en van de docent) Begrippen worden pas echt begrepen als ze regelmatig toegepast worden. Dit betekent dat je de stof bij moet houden en dan is aardrijkskunde in principe voor iedereen te doen. Studielast Aardrijkskunde heeft een studielast van 440 uur. Plaats binnen de opleiding Aardrijkskunde kan als profielkeuzevak worden gekozen in het profiel Natuur en Gezondheid, Economie en Maatschappij of Cultuur en Maatschappij. Als je een ander profiel kiest, kun je Aardrijkskunde alsnog kiezen in het vrije deel.
19 Vakken VWO SSGN
Geschiedenis
Geschiedenis gaat niet alleen over het verleden, maar ook over het heden. Veel huidige (wereld)problemen worden ook in de lessen meegenomen. De reden hiervoor is dat je veel situaties vandaag de dag mede kan verklaren door naar het verleden te kijken. Zo ga je bijvoorbeeld op zoek naar de basis van conflicten of hoe vergelijkbare situaties in het verleden ontstonden en de (pogingen tot) oplossingen van problemen. Er wordt bijvoorbeeld aandacht besteed aan het Israëlisch-Palestijns conflict in het Midden-Oosten en de 'oorlog' tegen het internationale terrorisme. Je verplaatst je terug in de tijd en ontdekt hoe mensen vroeger leefden, werkten en dachten. Omdat het natuurlijk allemaal al verleden tijd is zul je je afvragen hoe alles te weten kunt komen. Gelukkig zijn er veel sporen bewaard gebleven, die we bronnen noemen. Voorbeelden van bronnen zijn: * * * * *
Beelden Schilderijen Scherven Foto’s Landkaarten
* * * * *
Gebouwen Sieraden Boeken Kranten Botten
Als je al deze bronnen goed bestudeerd krijg je al snel een goed beeld van hoe het leven er vroeger uitzag. Je leert hoe je deze bronnen kunt gebruiken bij het verwerken van (historische) informatie. Samen met medeleerlingen voer je een aantal praktische opdrachten uit. Daarnaast wordt tijdens de geschiedenislessen ook aandacht besteed aan de staatsinrichting van ons land. Daarbij kom je alles te weten over de Eerste en Tweede Kamer, over verkiezingen en over besluiten van bijvoorbeeld de Gemeenteraad. Veel van de vaardigheden die je tijdens de geschiedenislessen leert kun je gebruiken in een vervolgopleiding, zoals het toetsen van betrouwbaarheid van bronnen, een onderscheid maken tussen feiten en meningen, oorzaak en gevolg onderzoeken, conclusies trekken en argumenteren. Geschiedenis is niet alleen een kwestie van jaartallen uit je hoofd leren, maar ook van inzicht, actief denken en inleven. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? In de onderbouw wordt de hele geschiedenis kort doorlopen. In de bovenbouw krijg je nieuwe onderwerpen, bijvoorbeeld over de geschiedenis van Indonesië. Maar er zijn vast ook onderwerpen die je al een beetje kent, die in de bovenbouw veel duidelijker en breder bekeken worden, bijvoorbeeld de Koude Oorlog. Hoe wordt dit vak ingevuld? Er wordt afwisselend gekeken naar de geschiedenis van Nederland, Europa en de rest van de wereld. Soms kijk je ook naar de geschiedenis van je eigen woonplaats. Studielast Geschiedenis heeft een studielast van 440 uur. Plaats binnen de opleiding Geschiedenis is als verplicht vak opgenomen binnen de profielen Cultuur en Maatschappij en Economie en Maatschappij.
20 Vakken VWO SSGN
Maatschappijleer
Het leuke van het vak Maatschappijleer is, dat je nooit weet wat er die dag besproken gaat worden. De onderwerpen die je 's ochtends in de krant, op het journaal of op internet hebt gezien, kunnen die middag tijdens de les aan de orde zijn. Bij het vak Maatschappijleer staat namelijk het gedrag van mensen centraal. Je leert hoe onze samenleving in elkaar zit door te kijken naar problemen die zich voordoen in de wereld om ons heen. Je denkt daarbij ook na over mogelijke oplossingen. Die problemen kunnen heel dichtbij zijn, bijvoorbeeld de probleemwijken in de grote steden of veranderde wetgeving over de leeftijd waarop je alcohol mag drinken, maar het kan ook gaan om problemen op wereldniveau. Je bekijkt een dergelijk probleem van verschillende kanten, waarbij je rekening houdt met de verschillende belangen van alle betrokken personen. Een complex thema is bijvoorbeeld het internationaal terrorisme. Bij dit thema spelen zowel de belangen van de terroristen, als ook van de landen die slachtoffer zijn van terrorisme een rol. Het probleem kan alleen opgelost worden, als je beide kanten bekijkt. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Omdat er wordt gepraat over maatschappelijk relevante onderwerpen die soms best lastig kunnen zijn is er besloten dit vak pas vanaf de bovenbouw te geven. Dit vak krijg je dus niet in de onderbouw. Hoe wordt dit vak ingevuld? Tijdens de les bespreek je onderwerpen die te maken hebben met politiek en samenleving. Je leert welke regels, normen en wetten er gelden in de maatschappij en je kijkt hoe de politiek reageert op maatschappelijke problemen. De onderwerpen liggen deels vast, maar worden ook deels bepaald door de actualiteit. Je moet voor dit vak dus ook het nieuws bijhouden, en af en toe naar actualiteitenrubrieken op televisie kijken. Ook kan het voorkomen dat je met de klas een uitstapje maakt, bijvoorbeeld naar de Tweede Kamer. Of dat je op school bezoek krijgt van iemand die iets over zijn/haar ervaringen met een maatschappelijk probleem vertelt. Je kunt daarbij denken aan een oud-gevangene, een ex-verslaafde, of iemand die slachtoffer is geweest van een misdrijf. Studielast Maatschappijleer heeft een studielast van 120 uur. Examinering: Je sluit dit vak af met een schoolexamen Plaats binnen de opleiding Maatschappijleer is opgenomen in het gemeenschappelijke deel, en is dus voor iedereen verplicht.
21 Vakken VWO SSGN
CKV Kunst en Cultuur = saai? Absoluut niet! CKV laat zien dat Kunst en Cultuur één is met de wereld om je heen. Stiekem ben je namelijk al best veel bezig op dit gebied alleen ben je je er misschien niet van bewust. Dus: open je ogen met CKV en aanschouw de wereld op een andere manier! CKV staat voor Culturele Kunstzinnige Vorming. Het vak wil jou graag in aanraking laten komen met Kunst en Cultuur. De meeste mensen denken bij Kunst en Cultuur gelijk aan schilderijen en beelden in een museum. Maar weet je dat dat slechts één gedeelte is van alle Kunst en cultuur om ons heen? Naast Beeldende kunst zijn er nog andere kunstvormen zoals: Theater, Dans, Muziek, Architectuur en Film. Al deze vormen komen bij het vak CKV aan bod. Je leert er over, je gaat er praktisch mee aan de slag en je mag er ook je (onderbouwde) mening over geven. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? CKV is een nieuw vak in de Tweede Fase en wordt pas vanaf de bovenbouw gegeven. Hoe wordt dit vak ingevuld? CKV is een ervaringsvak, het is dus de bedoeling dat je ervaring opdoet op het gebied van kunst en cultuur. Gedurende het jaar moet je 6 verschillende kunstconfrontaties ondernemen (= 6x met kunst en cultuur geconfronteerd worden) voor de HAVO. Voor het VWO zijn dit er 10, verspreid over 2 jaar. Hier maak je een verslag van en deze stop je in je eigen kunstdossier. In dit kunstdossier zitten, naast de verslagen van je kunstconfrontaties, ook een kunstautobiografie en uitwerkingen van praktische opdrachten. Aan het einde van het jaar zal er met jou een eindgesprek zijn over dit kunstdossier en over jouw kunstzinnige en culturele ontwikkeling. Tijdens de lessen ga je wat dieper op de stof in terwijl je tijdens de profielmiddagen praktisch bezig bent. Er zal ook af en toe een voorstelling te zien zijn of er is een museumbezoek, dit telt mee als gezamenlijke kunstconfrontatie. Buiten de lessen om moet je zelf ook nog aan de slag want je moet zelfstandig kunstconfrontaties ondernemen. Studielast CKV heeft een studielast van 160 uur in het VWO In 4 Havo en 4 VWO krijg je 1 uur per week les en een aantal keren per blok een profielmiddag CKV. In 5 VWO krijg je ook 1 lesuur per week. Examinering Dit vak wordt afgesloten met een schoolexamen aan het eind van 4 Havo of aan het eind van 5 VWO. Plaats binnen de opleiding CKV is opgenomen in het gemeenschappelijk deel en dus voor iedereen verplicht.
22 Vakken VWO SSGN
Kunst Algemeen Heb je altijd al willen weten waarom Vincent van Gogh geen enkel schilderij verkocht en Picasso wel? Of hoe Elvis Presley de hoofden van alle tieners op hol liet slaan? Of waarom er in Zuid Europa zoveel rijk versierde kerken staan? Of waarom de huizen in de jaren ’50 er anders uit zagen dan die van nu? Of hoe de verschillende filmgenres in Hollywood zijn ontstaan? Kunst Algemeen leert je met andere ogen te kijken naar kunstwerken die gemaakt zijn door de eeuwen heen. Je leert verbanden te leggen tussen de geschiedenis en de kunst. Het gaat niet alleen over schilderijen of beelden, maar ook over gebouwen, films, theater, dans of muziek. Kortom, alle kunstvormen komen aan bod. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Kunst Algemeen is een vak in de Tweede Fase en wordt pas vanaf de bovenbouw gegeven. Hoe wordt dit vak ingevuld? Kunst Algemeen is een theorievak waarbij je aan de slag gaat met de kunstgeschiedenis van verschillende kunstvormen: beeldende kunst, architectuur, theater, dans en film. Door middel van allerlei afbeeldingen, muziek- en filmfragmenten leer je verbanden te leggen tussen de verschillende kunstvormen, de verschillende tijden en de verschillende culturen. Naast het theoriegedeelte krijg je af en toe ook een praktische opdracht, zodat je actief met de stof aan de slag kunt gaan. Je krijgt het vak 1 uur per week. Studielast Je krijgt het vak Kunst Algemeen 1 uur per week. Examinering Kunst Algemeen wordt afgesloten met een centraal eindexamen Plaats binnen de opleiding Het vak Kunst Algemeen valt onder het vak Kunst en is de theoretische onderbouwing van het praktische vak dat je ook moet kiezen. Binnen het profiel Cultuur en Maatschappij is dit vak een profielkeuzevak. Bij de andere profielen kun je het vak ook kiezen als keuzevak.
23 Vakken VWO SSGN
Kunst Beeldend Vormen Het vak beeldend vormen houdt in dat je de keuze hebt uit Het hieronder beschreven beeldend vormen of het beeldend vak foto/ film. Hou jij van vormgeven en ben je creatief? Dan is Kunst Beeldend Vormen jouw vak! Je wordt in het dagelijks leven bedolven onder de vormgeving: van kleding tot mp-3 speler, van postzegel tot reclame, van schilderij tot gebouw, ze hebben allemaal met vormgeven te maken. Bij Kunst Beeldend Vormen ga je zelf aan de slag met ontwerpen en uitvoeren. Het is niet alleen leuk om creatief bezig te zijn, het is ook goed voor je algemene ontwikkeling, het stimuleert je vindingrijkheid en je vermogen tot het oplossen van problemen, het leert je met andere ogen naar iets kijken en niet te vergeten: je kunt er je gevoel in leggen. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Kunst Beeldend Vormen is een nieuw vak in de Tweede Fase en wordt pas vanaf de bovenbouw gegeven. In de onderbouw krijg je de vakken Tekenen en Handvaardigheid, bij het vak Kunst Beeldend Vormen zijn deze twee vakken samengevoegd tot één vak. Hoe wordt dit vak ingevuld? Kunst Beeldend Vormen is vooral een praktijkvak. Je gaat dus aan de slag met Tekenen en Handvaardigheid. Je krijgt 2-dimensionale en 3-dimensionale opdrachten, daarnaast kan je bij sommige opdrachten kiezen of je het ruimtelijk of plat wil uitwerken. De vakken Tekenen en Handvaardigheid zullen dus beide aan bod komen. Daarnaast zijn de opdrachten verschillend van aard: figuratief of abstract (met of zonder voorstelling), autonoom of toegepast (kunst zonder functie of met functie). Je bent dus voornamelijk beeldend bezig met het maken van kunstwerken. Een enkele keer krijg je een theorietoets om je kennis van de beeldende begrippen te vergroten. Studielast Je krijgt het vak Kunst Beeldend Vormen 2 uur per week en het heeft een studielast van 480 uur, samen met het vak Kunst algemeen. In klas 6 VWO krijg je dit vak 1 uur per week Examinering Kunst Beeldend Vormen wordt afgesloten met een schoolexamen. Plaats binnen de opleiding Het vak Kunst Beeldend Vormen valt onder het vak Kunst en is een profielkeuzevak binnen het profiel Cultuur en Maatschappij. Bij het vak Kunst maak je een keuze uit een van de vakken Kunst Beeldend Vormen/ Muziek/ Drama/ Foto – Film, daarnaast krijg je het vak Kunst Algemeen. Dit vak kan in de overige profielen worden gekozen als vrije keuze vak.
24 Vakken VWO SSGN
Kunst foto/film
Het vak foto/ film is een van de twee beeldende vakken die op de SSGN worden gegeven. Naast foto/ film is het vak beeldend vormgeven ook een keuzevak. ‘Een beeld zegt meer dan woorden”, is een bekend gezegde. Met een beeld kan je zoveel vertellen. Beeldcultuur wordt steeds belangrijker, denk maar eens aan: foto’s, films, tijdschriften met afbeeldingen, tv, strips, website’s, gamen, reclame………Steeds meer informatie in onze maatschappij wordt via beelden overgebracht. Hoewel er natuurlijk niets tegen de “oudere”bekende beeldende vormgeving is in te brengen, en tekeningen, sculpturen, schilderingen en grafiek altijd hun uitdrukking zullen behouden, kan op de SSgN gekozen worden voor de nieuwe beeldende middelen: fotografie en film. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Dit vak wordt in de onderbouw niet gegeven. Hoe wordt dit vak ingevuld? Als je kiest voor foto/ film moet je het leuk vinden om: -
Foto’s en filmbeelden van jezelf en anderen te bekijken en te onderzoeken. Begrippen te leren om dat onderzoek te kunnen doen en de geschiedenis van fotografie en film te leren kennen. Zelf originele en spannende foto- en filmbeelden te bedenken en te maken Beeldbewerking speelt daarin een belangrijke rol.
Dit vak bereid je voor op een vakopleiding. Je bewaart je producten, zodat je dit portfolio kunt laten zien bij een eventuele vervolgopleiding. We beschikken op school over digitale foto- en film apparatuur, een film – en fotostudio om digitaal de beelden te monteren en te bewerken. Er is een kleurenscanner, een kleurenprinter, beeldbewerkingsoftware en een tekenfilmbox. Het is handig om thuis te beschikken over een fototoestel en een computer die geschikt is voor beeldbewerking. Studielast Kunst (foto/ film) heeft een studielast van 480 uur, samen met het vak Kunst algemeen. Plaats binnen de opleiding Kunst (foto/film) kan als profielkeuzevak worden gekozen in het profiel Cultuur en Maatschappij. Voor de andere profielen is dit een vak dat gekozen kan worden in het vrije deel.
25 Vakken VWO SSGN
Kunst drama
Drama is zoals je wellicht in de onderbouw gemerkt zult hebben, toneelspelen, doen, ervaren, onderzoeken, presenteren en beleven. Hierin kun je je naar hartelust uitleven en misschien wel ongekende acteertalenten van jezelf ontdekken of verder uitdiepen. Vond je drama in de onderbouw leuk, interessant en uitdagend. Vind je het interessant om te weten hoe er in de Shakespeare-stukken gespeeld werd of hoe de commedia dellárte spelers maskers speelden of vind je het leuker om te leren wat Method acting is? Nou dan is drama wellicht een boeiend vak voor jou om te kiezen in de bovenbouw. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Het is niet zo dat je al op toneelles gezeten moet hebben om goed te zijn in drama, maar een zekere basis moet in de onderbouw wel gelegd zijn.(zie spelvoorwaarden) De spelvoorwaarden zoals speldurf. spelplezier verbeelding creativiteit leerbaarheid interesse reflectie inzicht en beschouwen moeten in voldoende mate aanwezig zijn. Je zult je binnen dit vak steeds beter leren persoonlijk uit te drukken uitdrukken, emoties te tonen en met je klasgenoten toneelscènes te spelen en vorm te geven. Spelen Hoe gebruik je je lichaam, stem en andere non-verbale aspecten? Hoe gedraag je je in een toneelstuk? Vormgeven Hoe verplaats je je in een bepaald personage? Hoe worden vormgevingsmiddelen als decors, decorstukken, licht en geluid op de juiste manier gebruikt? Presenteren Hoe worden spel- en vormgevingsvaardigheden gebruikt als je voor een publiek staat? Beschouwen Waar bestaat een toneelvoorstelling uit? Hoe wordt dit vak ingevuld? Drama is in de eerste plaats een echt praktijkvak. Maar buiten alle vaardigheden die je worden aangereikt in de dramalessen, wordt er ook aandacht besteedt aan theorie waarin het doel, de vorm en inhoud van toneel wordt besproken. De geschiedenis van theater word behandeld en je krijgt informatie over belangrijke theatermakers, regisseurs en schrijvers en de manier waarop er toneel gespeeld werd. Soms bezoek je ook een theatervoorstelling. Er worden vaak kleine en grotere presentaties in de klas uitgevoerd en in het laatste een voorstelling voor een groter publiek Studielast Kunst (drama) heeft een studielast van 480 uur, samen met het vak Kunst algemeen. Plaats binnen de opleiding Kunst (drama) kan als profielkeuzevak worden gekozen in het profiel Cultuur en Maatschappij. In een ander profiel kun je dit vak kiezen in het vrije deel .
26 Vakken VWO SSGN
Kunst muziek
Muziek is iets wat mensen altijd heeft geboeid. Vroeger deed men er maanden over om een instrument te maken van hout en dierenhaar. Nu vullen grote symfonieorkesten de hele zaal met geluid. Ook worden grote festivals georganiseerd waarop popbands hun kunsten vertonen. Muziek werd onder andere gebruikt bij speciale gelegenheden als verjaardagen, om op te dansen, of om bij te ontspannen. Kortom muziek is iets van alle tijd en van iedereen. Daarom verdiep je je in de bovenbouw verder in muziek.
Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? In de onderbouw heb je al kennis gemaakt met het noten lezen en een beetje muziek leren spelen. In de bovenbouw wordt Muziek uitgebreid. Je leert een gevarieerd repertoire aan muziekstukken spelen en je leert zingen. Daarom is het noodzakelijk dat je of een instrument bespeelt of goed kan zingen. Minimale eis is dat je in staat bent om een éénstemmige melodie fatsoenlijk van blad te kunnen spelen. Ook wordt er aandacht besteed aan het componeren van muziekstukken. Het vak kan gekozen worden als profielvak binnen het profiel Cultuur en Maatschappij. Het vak Kunst (beeldende vormgeving, dans, drama en muziek) kan ook in het vrije deel gekozen worden bij andere profielen. Hoe wordt dit vak ingevuld? Bij Muziek komen praktijk én theorie aan bod. Musiceren, improviseren, zingen maar ook muziektheorie en luistervaardigheid passeren de revue. Je bent interactief bezig met de docent en je klasgenoten. Samen muziek spelen is lekker praktisch bezig zijn. Studielast Muziek heeft een studielast van 480 uur, samen met het vak Kunst algemeen. Plaats van het vak binnen de opleiding Kunst (muziek) kan als profielkeuzevak in het profiel Cultuur en Maatschappij. In de overige profielen is het een vrije keuzevak.
27 Vakken VWO SSGN
Economie
Economie is overal om je heen. Zonder dat je het beseft, wordt het dagelijkse leven bepaald door economie. Natuurlijk zijn alle handelingen die met geld te maken hebben onderdeel van de economie. Bijvoorbeeld als je geld uit de muur haalt of een broodje koopt in de kantine. Maar bij het vak economie gaat het niet alleen over geld en hoe je veel geld kunt verdienen. Het gaat ook over het gedrag van mensen en de afspraken die zij met elkaar maken. Economie speelt bijvoorbeeld een rol bij onderwerpen als werkgelegenheid, kinderopvang, internationale handel en verdragen, landbouwsubsidies, duurzame energie, fileproblematiek en nog veel meer. Economie kom je overal om je heen tegen, niet alleen in krantenberichten en in het journaal, maar ook wordt jouw dagelijks leven er door bepaald. Hoewel geld natuurlijk een belangrijk begrip in de economie is gaat het bij het vak Economie niet om de vraag hoe je zo snel mogelijk zo veel mogelijk geld kunt verdienen. De volgende onderwerpen komen onder andere bij Economie aan bod:
Inflatie Werkloosheid De functie en de werking van banken De rol van de overheid Internationale handel (bijvoorbeeld in de Europese Unie) Vraag en aanbod en hoe dat de prijs van een product bepaalt
Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Het vak economie in de Tweede Fase biedt een verdere uitbreiding en verdieping van de stof. Er wordt bijvoorbeeld ingegaan op de wijze waarop prijzen tot stand komen, de rol van de overheid in de economie komt aan bod, de betekenis van de banken in het economisch leven wordt in beeld gebracht en de ontwikkeling van de werkgelegenheid wordt nader bekeken. Hoe wordt dit vak ingevuld? Tijdens de lessen behandel je onderwerpen die met economie te maken hebben. Daarvoor kijk je vaak naar de actualiteit, dus het is handig om het economische nieuws te volgen. Je leert economische begrippen kennen en wat ze betekenen in de dagelijkse praktijk. Ook leer je berekeningen maken op basis van formules en cijfers. Daarnaast leer je gegevens aflezen uit grafieken en tabellen en werken met procenten en indexcijfers. Studielast Economie heeft een studielast van 480 uur. Plaats binnen de opleiding Economie is opgenomen in het profiel Economie en Maatschappij. Economie kan als profielkeuzevak worden gekozen in het profiel Cultuur en Maatschappij of als keuzevak in de andere profielen.
28 Vakken VWO SSGN
Management en Organisatie
Management en Organisatie (M&O) zou je een beetje kunnen vergelijken met Economie, maar toch is het wel iets anders. Bij Economie houd je je bezig met vragen over de economie van het hele land, bijvoorbeeld werkloosheid, prijsstijgingen of aandelenkoersen. Bij M&O gaat het vooral om wat er binnen organisaties gebeurt. Organisaties heb je in allerlei vormen: groot en klein, commercieel (het draait om winst maken) en niet-commercieel (waar winst maken niet de eerste prioriteit heeft, bijvoorbeeld een sportclub), producerend of dienstverlenend. Je komt bij dit vak allerlei zaken tegen die te maken hebben met de keuzes die binnen een bedrijf gemaakt moeten worden, om de concurrentie met andere ondernemingen aan te kunnen. Welke producten worden er gemaakt, welke prijs wordt er gevraagd voor deze producten, hoeveel kost de productie, op welke manier werkt de promotie van de producten, waar haal ik kapitaal vandaan voor mijn bedrijf, etc. M&O is zeker geschikt als voorbereiding voor opleidingen in de bedrijfseconomische en/of commerciële richting. Als je inzicht in getallen hebt, logisch kunt nadenken en niet bang bent voor een flink portie rekenwerk (grafieken en tabellen!) is het vak zeker iets voor jou. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Management en Organisatie komt niet voor in de basisvorming en is dus een nieuw vak in de bovenbouw. Studielast Management en Organisatie heeft een studielast van 440 uur. Plaats binnen de opleiding Management en Organisatie kan als profielkeuzevak worden gekozen in het profiel Economie en Maatschappij. Als je Cultuur en Maatschappij kiest, kun je Management en Organisatie alsnog kiezen in het vrije deel, mits je ook economie hebt gekozen.
29 Vakken VWO SSGN
Filosofie
Enkele reacties na de filosofieles: “zo heb ik het nog niet bekeken!” “je leert logisch denken” “ik kan nu duidelijker een discussie voeren” Wil je het denken onderzoeken (luisteren, begrijpen en kritisch denken) en de geschiedenis van het denken (verder) leren kennen? Kies dan het vak filosofie! Wat doen we? In de vierde, vijfde en zesde klas behandelen we zeven thema’s: de liefde voor wijsheid, de mens (filosofische antropologie), visies op goed en slecht handelen (ethiek), kennis en wetenschap, een filosofisch boek, de ideale samenleving (utopie) en de “malaise van de moderniteit”. Hoe doen we dat? Jouw eigen inbreng wordt erg gewaardeerd! Dit gebeurt in een socratisch gesprek, met presentaties, in een discussie en soms met een rollenspel. Waarin verschilt dit vak met filosofie in de derde klas? Er is meer tijd, drie in plaats van twee uur per week. Naast een werkstuk, maak je twee toetsen in de vierde klas. Dit is om je voor te bereiden op het eindexamen. Plaats binnen de opleiding Filosofie kan gekozen worden als een profielkeuzevak in het profiel Cultuur en Maatschappij en als keuzevak in het profiel Economie en Maatschappij. Studielast Filosofie heeft een studielast van 480 uur. Houd je van vragen stellen, sta je open voor twijfel en wil je in de voetsporen treden van grote denkers als Plato, Descartes en Foucault? KIES DAN HET VAK FILOSOFIE!
Met vriendelijke groet, namens de sectie filosofie, Arjan Snijder
30 Vakken VWO SSGN
Lichamelijke opvoeding ( LO)
Om heel veel redenen is het goed om dagelijks te bewegen. Met sport train je verschillende vaardigheden zoals uithoudingsvermogen, spierontwikkeling, coördinatie, concentratie en teamgeest. Allemaal zaken die in het dagelijks leven goed van pas komen. Door samen te sporten leer je op elkaar vertrouwen en met elkaar samenwerken voor een goed resultaat. Door zelfstandig te sporten krijg je meer discipline, je wordt zelfstandiger en onafhankelijker. Je leert aanvoelen wat je lichaam wel en niet aankan. Sport is ook goed voor de geest. Je onttrekt je even aan de dagelijkse sleur, door je lekker af te reageren. Daardoor kun je je beter ontspannen en sta je weer open voor nieuwe dingen. Het zorgt er voor, dat je helder kan denken. Bovendien verbrand je calorieën door regelmatig te bewegen en je blijft dus makkelijker op gewicht. Maar het belangrijkste is toch wel dat sporten leuk is om te doen, en vooral om samen te doen. Het vak Lichamelijke opvoeding laat je kennis maken met alles wat met bewegen te maken heeft. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? In de bovenbouw komen steeds meer keuzeactiviteiten aan de orde, zoals tennis, squash, boksen, schermen etc. Hoe wordt dit vak ingevuld? Tijdens de lessen leer je de spelregels van verschillende (nieuwe) sporten of oefen je met sporten die je al kende. Daarnaast leer je ook hoe goede voeding kan helpen om gezond en fit te blijven. Je maakt kennis met nieuwe sporten, door middel van keuzeactiviteiten. Tijdens sporttoernooien binnen en buiten de school kun je het geoefende in praktijk brengen. Examinering Dit vak wordt afgesloten met een schoolexamen. Studielast Lichamelijke opvoeding heeft een studielast van 160 uur. Plaats binnen de opleiding Lichamelijke opvoeding is opgenomen in het gemeenschappelijke deel en is dus voor iedereen verplicht. Het vak moet met een voldoende worden afgesloten in het schoolexamen.
31 Vakken VWO SSGN
Bewegen, sport en maatschappij (BSM)
Bij bewegen sport en maatschappij gaat het om meer dan sport alleen. Je leert ook de achtergronden van sportbeoefening. Je leert kijken naar bewegen, hoe je een lesplan of oefenplan maakt en hoe je jezelf en anderen beter kunt leren bewegen. Ook leer je hoe je een sportevenement organiseert en op welke dingen je dan allemaal moet letten. Bij het onderdeel sport en maatschappij komen onderwerpen aan bod als fair play, de invloed van doping op de sport of de invloed van politiek en commercie (reclame). Hoe wordt het vak ingevuld? Iedere school stelt zijn eigen programma voor BSM samen. Praktijklessen waarin je zelf aan het sporten gaat, worden afgewisseld met theorielessen. Daarin moeten een aantal onderwerpen behandeld worden, die in het schoolexamen terugkomen. Het examenprogramma van BSM bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein B Bewegen Domein C Bewegen en regelen Domein D Bewegen en gezondheid Domein E Bewegen en samenleving. Voor Vwo’ers gaat het om een brede kennis van sport en bewegen als opstap naar bijvoorbeeld bewegingswetenschappen, maar ook om een soort “management en organisatie” in de praktijk. Programma (inhoud): Uitbreiden van eigen bewegingsvaardigheid, Leren organiseren en begeleiden van bewegen, Inzicht in relatie bewegen en gezondheid krijgen, Positie van sport in onze samenleving, E(eerste) H(hulp) B(bij) S(sport) O(ongevallen), S(sport) O(Oriëntatie) en K(keuze). Bij het VWO moet er ook een onderzoeksopdracht gemaakt worden Examinering Het vak Bewegen, Sport en Maatschappij wordt afgesloten met een schoolexamen. Het schoolexamen bestaat uit het aanleggen van een examendossier. Plaats binnen de opleiding Het vak blijft een keuze in de doorstroomprofielen en het vak wordt afgesloten met een schoolexamen. Het wordt beoordeeld met een cijfer dat meetelt binnen de zak/ slaag regeling. Doelgroep: Het examenvak BSM is bedoeld voor alle leerlingen die hier belangstelling voor hebben. Een redelijk tot goede bewegingsvaardigheid moet voorhanden zijn om het examen succesvol af te werken. De studielast voor BSM: VWO: 440 studielasturen
32 Vakken VWO SSGN