Havo & Vwo Welke vakken? Verschil onderbouw bovenbouw? Wat kan ik ermee?
December 2015
Inhoudsopgave 1. Exacte vakken ........................................................................................................... 3 Wiskunde ........................................................................................................................ 3 Natuurkunde ................................................................................................................... 5 Scheikunde ..................................................................................................................... 6 Biologie ........................................................................................................................... 7 Algemene NatuurWetenschappen (ANW) ..................................................................... 8 2. Maatschappelijke vakken ........................................................................................ 9 Aardrijkskunde ................................................................................................................ 9 Geschiedenis ................................................................................................................ 11 Maatschappijleer ........................................................................................................... 12 Levensbeschouwing ..................................................................................................... 13 3. Economische vakken ............................................................................................. 14 Economie ...................................................................................................................... 14 Management & Organisatie (M&O) ............................................................................. 15 4. Taal en cultuur ........................................................................................................ 16 Nederlands .................................................................................................................... 16 Engels ........................................................................................................................... 17 Duits .............................................................................................................................. 18 Frans ............................................................................................................................. 19 Latijnse taal en Cultuur (LTC) ...................................................................................... 20 5. Culturele vakken ..................................................................................................... 22 Culturele Kunstzinnige Vorming (CKV) ........................................................................ 22 Kunst Beeldende Vormgeving (kubv) .......................................................................... 23 Kunst Muziek (kumu) .................................................................................................... 25 6. Overige vakken ....................................................................................................... 26 Lichamelijke opvoeding ................................................................................................ 26 7. Verdieping ............................................................................................................... 27 Cambridge Engels ........................................................................................................ 27 Econasium .................................................................................................................... 29
2
1. Exacte vakken Wiskunde A, B, C & D WA: wiskunde A WB: wiskunde B WC: wiskunde C WD: wiskunde D Wiskunde is een boeiend vak dat bij veel andere schoolvakken, studies en beroepen terugkomt. Je leert vaardigheden aan die je kunt gebruiken om eenvoudige en complexe vraagstukken op te lossen. Zo vormt Wiskunde de basis voor vakken als natuurkunde, scheikunde en biologie. Bovendien loop je in beroepen als bouwkundige, bedrijfseconoom of levensmiddelentechnoloog regelmatig tegen problemen aan die je alleen kunt oplossen als je over wiskundige vaardigheden beschikt. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? In de onderbouw heb je de wiskundige basisvaardigheden geleerd: letterrekenen, populair gezegd. Ook heb je je bezig gehouden met onderwerpen uit de meetkunde (hoekberekeningen, oppervlakte en inhouds berekeningen) en je hebt een start gemaakt met statistiek (centrummaten, diagrammen, boxplot, etc.) In de Tweede Fase ga je verder met het uitdiepen van die basisvaardigheden. Bovendien kun je in de bovenbouw kiezen uit verschillende soorten wiskunde. Het verschil zit hem in de onderwerpen en de mate waarin je deze onderwerpen uitdiept. Verder zul je merken dat het tempo hoger ligt en je meer zelf moet doen om de wiskunde je eigen te maken. Hoe wordt dit vak ingevuld? Bij wiskunde A en wiskunde C werk je vanuit casussen uit de dagelijkse praktijk, die opgelost kunnen worden met behulp van een wiskundige berekening. Daarbij moet je ook gebruik kunnen maken van de grafische rekenmachine. WA en WC staan ook wel bekend als de verhalende wiskunde (wiskunde met een context). Ze gaan over tabellen, grafieken en formules. Het onderwerp statistiek en kansrekening speelt een grote rol. je maakt kennis met de termen populatie, steekproef en kansverdelingen. Ook de gegevensverwerking komt aan de orde. Je gaat met veel toepassingen aan de slag. Het goed lezen van de context (tekstbegrip) is een voorwaarde. Belangrijk is het gebruik van de grafische rekenmachine (GRM). In tegenstelling tot WB mag je bij WA bijvoorbeeld vergelijkingen, ongelijkheden en veel opgaven die allerlei formules betreffen, oplossen met de GRM. Bij WB is meestal een algebraïsche, exacte oplossing vereist. Echter, ook bij WA en WC zijn algebraïsche vaardigheden van belang. Je krijgt te maken met formules die je moet maken (lineair en exponentieel); verder moet je formules anders schrijven, formules combineren en vereenvoudigen. Hiervoor heb je deze algebraïsche vaardigheden nodig. Het verschil op het vwo tussen WC en WA is dat er bij WC enkele WA onderwerpen zijn vervangen door minder formele wiskunde, zoals ‘vorm en ruimte’ en ‘logisch redeneren’. De nadruk ligt minder op het reproduceren van technieken en meer op de functie, de cultuurhistorische rol en de waarde van wiskunde in de maatschappij. Maar vergeet niet: de statistiek en kansrekening bij WA en WC is van ongeveer hetzelfde niveau.
3
Ook bij wiskunde B werk je vanuit concrete vraagstukken, maar ga je dieper op de wiskundige theorie in dan bij wiskunde A. Daarbij moet je tevens gebruik kunnen maken van de computer. Wiskunde B staat ook wel bekend als de formulewiskunde. Bij wiskunde B gaat het om vergelijkingen, functies, grafieken, formules, algebra, (analytische) meetkunde, differentiëren, integreren en goniometrie. Bij berekeningen in deze situaties mag je in het algemeen niet de hulp inroepen van je grafische rekenmachine, maar moet je algebraïsch te werk gaan (exact oplossen heet dat). Kansrekening, statistiek en gegevensverwerking komt niet voor in wiskunde B. Wiskunde D (WD) geeft een goed inzicht in de rol van wiskunde in technologie (havo) en wetenschap (vwo). WD staat enerzijds voor verbreding. Wat geschrapt is bij wiskunde B (bijvoorbeeld statistiek en kansrekenen), wordt bij wiskunde D weer aangeboden. Anderzijds staat wiskunde D voor verdieping van de wiskunde. Je maakt bijvoorbeeld kennis met nieuwe getallen; de complexe getallen; verder komt vooral meetkunde aan bod en dan nog (soms) actuele onderwerpen, zoals cryptologie en speltheorie. Belangrijk vak voor vervolgopleidingen in de richting van: Administratie, Economie, Bouwkunde, Werktuigbouwkunde, Voertuigtechniek, Technische wiskunde, Technische bedrijfskunde, Technische informatica, IT, Dataanalist, Industrieel, Constructie en voor de sectoren Recht, Gedrag en Maatschappij, Taal en Cultuur is wiskunde C een goede voorbereiding.
4
Natuurkunde Natuurkunde is overal om ons heen. Je beseft het niet voortdurend, maar als je het licht aandoet, baantjes trekt in het zwembad of naar de radio luistert, kom je in aanraking met de natuurkunde. Bij dit vak bestudeer je namelijk alle niet-levende verschijnselen uit de natuur, zoals warmte, geluid, licht, elektriciteit en kracht. Je leert alles over de regels en wetten die in de natuur gelden en hoe je de wiskundige formules die daarbij horen toepast. Natuurkunde is niet alleen noodzakelijk als je een exacte studie wil doen, maar kan ook heel nuttig zijn als basis voor vele andere studierichtingen. Je leert kritisch en analytisch denken, wat bij vele studies en beroepen van pas komt. Er is op dit moment veel vraag naar technisch opgeleid personeel in het bedrijfsleven Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Natuurkunde in de bovenbouw betekent een verdieping van de lesstof uit de onderbouw. Er komen ook een aantal onderwerpen bij. Goed zijn in wiskunde is een vereiste. Wiskunde B is een pre. Hoe wordt dit vak ingevuld? Tijdens de lessen maak je kennis met allerlei natuurkundige verschijnselen, zoals elektriciteit en magnetisme, mechanica, warmteleer, golven en straling en moderne fysica. Dit wordt in de theorielessen uitgelegd. Soms wordt de theorie verduidelijkt met practica Vervolgens ga je je de stof eigen maken door het beantwoorden van vragen, het maken van berekeningen. Je werkt zelfstandig en verwerkt je experimenten in een verslag. Het is geen leervak. Het hele jaar door voor elke les het huiswerk maken is een vereiste om het vak voldoende af te kunnen sluiten. Belangrijk vak voor vervolgopleidingen in de richting van: Medische studies, Technische natuurkunde, Technische informatica, Electrical engineering, Electro techniek, Sterrenkunde, Life Science Bij de meeste medische studies is natuurkunde als vooropleiding een vereiste!
5
Scheikunde Wist je dat het wassen van je haar en het koken van een eitje scheikundige verschijnselen zijn? Ben je benieuwd wat er nu eigenlijk gebeurt als ijzer roest of fruit gist? Kies het vak scheikunde en je komt het allemaal te weten. Bij het vak scheikunde bestudeer je namelijk alle verschijnselen, waarbij stoffen op en met elkaar reageren. Door scheikundige verschijnselen goed te bestuderen kun je bovendien nieuwe dingen uitvinden, zoals nieuwe medicijnen of een nieuw soort plastic. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Scheikunde sluit aan op science- projecten uit de onderbouw. Het practicum wordt een steeds belangrijker onderdeel van de lessen. Daarvoor moet je in staat zijn om tamelijk zelfstandig allerlei experimenten te bedenken, uit te voeren en uit te werken in verslagvorm. Hoe wordt dit vak ingevuld? In het begin leer je bij scheikunde vooral over het scheiden van stoffen. Daarna bestudeer je hoe stoffen met elkaar reageren en omgevormd kunnen worden tot nieuwe stoffen. Het scheiden, mengen en laten reageren van stoffen ga je ook zelf oefenen. Dit doe je in het scheikundelaboratorium. Hoe meer je leert over Scheikunde, hoe meer je het kunt toepassen voor dagelijkse toepassingen. Bij Scheikunde leer je ook hoe de formules achter de scheikundige reacties in elkaar zitten. Die moet je kunnen toepassen en er komt dus ook wat rekenwerk aan te pas. Belangrijk vak voor vervolgopleidingen in de richting van: Scheikundige technologie, Laborant, Medische studies, Studies i.c.m. biologie
6
Biologie Biologie is een boeiend vak, waarbij je alles wat leeft, groeit en bloeit bestudeert. Daarnaast wordt biologie steeds belangrijker voor de inrichting van onze maatschappij. Veel van de grote problemen die dagelijks in het nieuws komen, hebben iets met biologie te maken. Denk aan het milieu, (onder)voeding, duurzame energie, epidemieën en genetisch gemodificeerde voedingsmiddelen. Enkele belangrijke thema’s in het onderwijs zijn; gezondheid (de rol van voedsel, de rol van zonlicht, de rol van micro-organismen), natuur en milieu (invloed van menselijk gedrag op de natuur), voedsel en voedselproductie (wereldvoedselprobleem), biotechnologie (bijvoorbeeld klonen, DNA- manipulatie) en menskunde. De leerstof wordt zoveel mogelijk aan de hand van overkoepelende thema’s aangereikt en waar mogelijk wordt een directe koppeling gemaakt met de praktijk o.a. door practica uit te voeren en door de verschillende onderwerpen te bespreken aan de hand van een context waarin een praktijkvoorbeeld wordt uitgewerkt. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? We gaan (veel) dieper op de onderwerpen in en je krijgt een aantal nieuwe onderwerpen die je in de onderbouw nog niet hebt gehad. We werken via de concept- contextgedachte. Het doel hiervan is dat je jouw biologische kennis leert toepassen in verschillende contexten; denk hierbij aan contexten uit de leefwereld, de beroepsuitoefening en de wetenschap. Het leggen van verbanden, inzicht en toepassing worden erg belangrijk en het kunnen reproduceren van kennis wordt minder belangrijk. Hoe wordt dit vak ingevuld? Tijdens de lessen worden verschillende werkvormen afgewisseld. Klassikale uitleg wordt afgewisseld met zelfstandig werken, of werken in groepjes. Natuurlijk heb je ook practica, waarbij je het geleerde in de praktijk kunt onderzoeken. Je doet experimenten met bijvoorbeeld voeding, zenuwstelsel, zintuigen, planten en bacteriën. Daarbij zul je ook achter de computer zitten, bijvoorbeeld om natuurwetenschappelijke verslagen te maken. Je krijgt ook een snijdpracticum waarbij de bouw van een schapenhart nader wordt bekeken. Ook doe je een aantal practica met de microscoop, waarbij je biologische tekeningen moet maken van wat je door de microscoop waarneemt. Je bekijkt kleine organismen, maar ook kleine onderdelen van het menselijke lichaam (cellen, weefsels). Belangrijk vak voor vervolgopleidingen in de richting van: Biomedische technologie, Tandheelkunde, Verloskunde, Voeding, Milieukunde, Planologie, Diergeneeskunde, Gezondheidszorg, Gezondheidswetenschappen, Psychologie, Pedagogiek, Medische hulpverlening, Logopedie, Criminologie, (Bio)farmaceutische wetenschappen, Diermanagement, Biologie, Lerarenopleiding biologie, Bewegingswetenschappen, Biomedische wetenschappen, Geneeskunde, Klinische technologie, Medische informatiekunde, Bio- exact, Psychobiologie
7
Algemene NatuurWetenschappen (ANW) Dit vak wordt alleen op het vwo aangeboden. Het vak ANW heeft veel raakvlakken met de bekende vakken aardrijkskunde, biologie, natuurkunde en scheikunde, wiskunde en levensbeschouwing. Maar laat je daardoor niet afschrikken, want ANW is veel minder technisch dan deze vakken. ANW is breder, want je leert bijvoorbeeld ook over sterrenkunde en morele (medische-) dilemma’s. Het allergrootste verschil is echter dat je de natuurwetenschappen bij dit vak vanuit een heel andere invalshoek bekijkt, namelijk vanuit de positie van de natuurwetenschapper zelf. Hoe gaan wetenschappers te werk? Hoe ontwikkelen ze ideeën en theorieën? En hoe deden ze dat vroeger? Je kijkt ook naar de wisselwerking tussen maatschappij en natuurwetenschap. Wat zijn de gevolgen, de grenzen en de mogelijke gevaren van de natuurwetenschap? Daarbij komen ook ethische vragen naar voren; Mogen we mensen klonen? Of mogen we embryo's gebruiken voor onderzoek naar levensbedreigende ziektes? Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Algemene Natuurwetenschappen (ANW) wordt alleen in de bovenbouw gegeven op het vwo. Hoe wordt dit vak ingevuld? Tijdens de lessen krijg je theorie aangereikt over verschillende onderwerpen zoals ; leven, heelal, biosfeer, de moderne voedselindustrie en vormgevende technieken. Je bekijkt hoe de verschillende natuurwetenschappen hierin samenkomen. Je maakt opdrachten waarbij de volgende vier vragen over natuurwetenschappen centraal staan: Waar haal je kennis vandaan? Hoe weet je dat iets waar is? Hoe gebruik je kennis? Mag alles wat kan? Verschillende werkvormen worden afgewisseld, zoals het maken van verslagen naar aanleiding van gastcolleges door (externe-) sprekers, het maken van een werkstuk of het geven van een presentatie. Ook zal je veel discussiëren over ethische dilemma's die ontstaan door de ontwikkelingen in de natuurwetenschappen. Belangrijk vak voor vervolgopleidingen in de richting van: Natuurwetenschappen, Fysische geografie
8
2. Maatschappelijke vakken Aardrijkskunde Aardrijkskunde is een vak waarbij algemene onderwijsdoelen goed aan bod komen. Aardrijkskunde kent namelijk geen grenzen… Klimaatverandering, het milieu, de ontwikkelingsproblematiek, het migratievraagstuk kennen die toch al niet, maar aardrijkskunde onderzoekt dergelijke thema’s ook nog vanuit diverse invalshoeken. Aardrijkskunde is vakoverstijgend. Het verbindt natuurlijke (biologie, natuur- en scheikunde en science), maatschappelijke (levensbeschouwing), historische (geschiedenis) en economische (economie) gegevens tot een totaalbeeld. Kennis van de aarde als woonplaats van de mensen en kennis van de mensen als bewoners van de aarde zijn de sleutelbegrippen in de aardrijkskunde.. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? In de bovenbouw wordt vooral ingezet op het kunnen toepassen en integreren van de kennisbase die je in de onderbouw hebt opgebouwd. De stof wordt in grotere delen aangeboden en er wordt een grote mate van zelfwerkzaamheid van je verwacht. Hoe wordt dit vak ingevuld? Aardrijkskunde leert je de komende jaren op vier manieren je ruimtelijke verstand te gebruiken. Je leert je oriënteren in een steeds veranderende globaliserende wereld. Aardrijkskunde biedt je praktische kennis die je kunt gebruiken als je op reis gaat of om het dagelijkse nieuws te volgen. Het vak geeft je zicht op de ruimtelijke geleding van de aarde. Je leert hoe gebieden van elkaar verschillen in fysisch, sociaal, economisch en cultureel opzicht. De onderlinge beïnvloeding van gebieden, de samenhang ertussen en de samenhang tussen verschijnselen binnen een gebied komen bij het vak aan de orde. Je leert zo de wereld beter te begrijpen en krijgt respect voor andere culturen en volken. Dat is van essentieel belang in een maatschappij waarin globalisering en integratie een grote rol spelen. Aardrijkskunde gaat ook over de verdeling van de ruimte. Wie heeft de macht en wie moet zich schikken en waarom? Welke landen gaan relaties met elkaar aan en welke juist niet? Aardrijkskunde leert je door dit soort vragen hoe je ruimtelijke conflicten kunt beoordelen. Welke invloed hebben burgers, dus ook jij, op die verdeling van de ruimte, de ruimtelijke ordening, om hen heen? Het vak leert je ook waardering te krijgen voor je omgeving. Duurzaamheid wordt steeds belangrijker in een voller wordende wereld. Aardrijkskunde houdt zich bezig met de aarde als woonplaats van de mens, maar ook met de mens als bewoner van de aarde. Aardrijkskunde behandelt thema’s die op het snijvlak liggen van mens en natuur. Welke invloed hebben klimaat, bodems, reliëf en de al dan niet aanwezige hulpbronnen op het ruimtelijk handelen van de mens? Is de natuur een productiemilieu, of zien wij haar als een leefmilieu? Het vak aardrijkskunde laat je nadenken over dit soort vraagstukken.
9
Met omgevingsonderwijs, excursies en veldwerk kun je het geleerde in praktijk zien en toepassen. Om toepassingsgericht te kunnen werken moet je over vaardigheden beschikken. Vooral vaardigheden die betrekking hebben op het doen van onderzoek en het omgaan met (geografische) informatie staan bij aardrijkskunde centraal. Het vak maakt gebruik van vertrouwde bronnen als boeken en kaarten, maar ook van moderne informatiedragers als Google Earth, Streetview, GPS, GIS en remote sensing. Aardrijkskunde is een algemeen vormend vak. Het vak biedt een ruimtelijk kader om de wereld beter te begrijpen. Nieuws van alledag krijgt een functie en een plek. Het is een vak bij uitstek om actuele ontwikkelingen aan de orde te stellen, nu en in de toekomst. Het vak is van alle markten thuis. Het maakt je wereldwijzer! Belangrijk vak voor vervolgopleidingen in de richting van: Milieukunde, Topografie, Landbouw, Planologie, Aardwetenschappen Alle opleidingen waarbij je van plan bent je grenzen letterlijk te verleggen en te gaan werken, stage lopen, of studeren in het buitenland.
10
Geschiedenis Geschiedenis gaat niet alleen over het verleden, maar ook over het heden. Veel huidige (wereld)problemen hangen immers nauw samen met gebeurtenissen uit het verleden. Denk maar eens aan de huidige conflicten in het Midden-Oosten of de oorlog tegen het internationaal terrorisme. Deze onderwerpen hebben een lange geschiedenis, maar zijn vandaag de dag nog steeds actueel. Veel van de vaardigheden die je tijdens de geschiedenislessen opdoet, kun je gebruiken in een vervolgopleiding, zoals het toetsen van de betrouwbaarheid van bronnen, een onderscheid maken tussen feiten en meningen, oorzaak en gevolg onderzoeken, conclusies trekken en argumenteren. Geschiedenis is niet alleen een kwestie van jaartallen uit je hoofd leren, maar ook van inzicht hebben en het leggen van verbanden. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? In de onderbouw heb je kennis gemaakt met de tien tijdvakken, van prehistorie tot en met de 21e eeuw. Deze tien tijdvakken komen in de bovenbouw eveneens terug, maar dan gaat het vak meer de diepte en de verbreding in. Daarnaast zijn er voor de havo drie en voor het vwo vier onderwerpen die extra veel aandacht krijgen op het centraal examen. Deze onderwerpen noemen we de ‘Historische Contexten’. Hoe wordt dit vak ingevuld? Elke periode worden er twee hoofdstukken besproken. Deze zijn opgebouwd volgens de ’49 kenmerkende aspecten’ en de kernbegrippen van het vak. Je ontdekt hierbij aan de hand van bronnen hoe de mensen in een bepaald gebied en in een bepaalde periode leefden, werkten en dachten. Als je deze bronnen goed bestudeert, krijg je een beeld van hoe het leven er vroeger uitzag en ontstaat er meer bewustwording over je eigen positie en verleden. Samen met medeleerlingen voer je daarnaast een aantal praktische opdrachten uit. Daarin doe je onderzoek en beantwoordt je een hoofdvraag over een thema uit een tijdvak, zoals de 19 de eeuw, de tijd van burgers en stoommachines. Tijdens de geschiedenislessen leer je ook meer over de staatsinrichting van ons land. Daarbij kom je alles te weten over de Eerste en Tweede Kamer, de gang van zaken bij landelijke verkiezingen, coalitievorming, Provinciale Staten en gemeentepolitiek. Belangrijk vak voor vervolgopleidingen in de richting van: Kunstgeschiedenis, archeologie, docent geschiedenis, docent mens en maatschappij, diplomaat, politicus, journalist, uitgever, socioloog
11
Maatschappijleer Het leuke van het vak maatschappijleer is, dat je nooit weet wat er die dag besproken gaat worden. De onderwerpen die je 's ochtends in de krant, op het journaal of op internet hebt gezien, kunnen die middag tijdens de les aan de orde zijn. Bij het vak maatschappijleer staat namelijk het gedrag van mensen centraal. Je leert hoe onze samenleving in elkaar zit door te kijken naar problemen die zich voordoen in de wereld om ons heen. Je denkt daarbij ook na over mogelijke oplossingen. Die problemen kunnen heel dichtbij zijn, bijvoorbeeld het lerarentekort of de probleemwijken in de grote steden, maar het kan ook gaan om problemen op wereldniveau. Je bekijkt een dergelijk probleem van verschillende kanten, waarbij je rekening houdt met de verschillende belangen van alle betrokken personen. Een complex thema is bijvoorbeeld het internationaal terrorisme. Bij dit thema spelen zowel de belangen van de terroristen, als ook van de landen die slachtoffer zijn van terrorisme een rol. Het probleem kan alleen opgelost worden, als je beide kanten bekijkt. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Het vak wordt alleen in de bovenbouw gegeven. Hoe wordt dit vak ingevuld? Tijdens de les bespreek je onderwerpen die te maken hebben met politiek en samenleving. Je leert welke regels, normen en wetten er gelden in de maatschappij en je kijkt hoe de politiek reageert op maatschappelijke problemen. De onderwerpen liggen deels vast, maar worden ook deels bepaald door de actualiteit. Je moet voor dit vak dus ook het nieuws bijhouden, en af en toe naar actualiteitenrubrieken op televisie kijken. Ook kan het voorkomen dat je met de klas een uitstapje maakt, bijvoorbeeld naar de Tweede Kamer. Of dat je op school bezoek krijgt van iemand die iets over zijn/haar ervaringen met een maatschappelijk probleem vertelt. Je kunt daarbij denken aan een oud-gevangene, een ex-verslaafde, of iemand die slachtoffer is geweest van een misdrijf. Belangrijk vak voor vervolgopleidingen in de richting van: Onderwijs, Recht, Veiligheid, Communicatie, Sociale wetenschappen, Wijsbegeerte, Pedagogiek, Media, Journalistiek, Rechten
12
Levensbeschouwing Met levensbeschouwing bedoelen we de manier waarop iemand over het leven denkt, wat hij belangrijk vindt. Ieder mens heeft een levensbeschouwing. Je gebruikt die levensbeschouwing de hele dag door. Soms ben je je daar heel bewust van, maar meestal gebruik je je levensbeschouwing onbewust. Bij het vak levensbeschouwing leer je nadenken over wat jij belangrijk vindt in het leven en wat anderen belangrijk vinden. Je leert dat ieder mens andere onderwerpen belangrijk vindt, en bovendien heel verschillend over deze onderwerpen kan denken. Op het Rodenborch- College geven we met het vak levensbeschouwing uiting aan ons streven om oog te hebben voor jonge mensen en willen we aandacht hebben voor het kijken naar het goede in de mens. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Levensbeschouwing in de bovenbouw gaat dieper in op thema’s die maatschappelijk relevant zijn. Levensbeschouwing in de onderbouw richt zich op basisinformatie over de levensbeschouwelijke manier van kijken; leren kernvragen herkennen en kijken naar thema’s vanuit levensbeschouwelijk oogpunt, waarbij de grote wereldreligies aan bod komen. Je krijgt in de bovenbouw te maken met nieuwe thema's, aan de hand waarvan je een aantal levensvraagstukken gaat bespreken. Het programma sluit je af met een eigen lesverzorging over een ethisch dilemma. Hoe wordt dit vak ingevuld? Meer nog dan in de onderbouw discussieer je over verschillende levensbeschouwelijke onderwerpen aan de hand van de methode “Wijzer worden tweede fase” van uitgeverij Damon. Tijdens deze discussies ontdek je wat jouw opvattingen zijn over deze levensvragen. Om tot een evenwichtige meningsvorming te komen putten we ook uit denkbeelden van grote filosofische denkers uit verschillende stromingen. Voorbeelden van de thema’s zijn zorg, onderwijs, relatie man- vrouw, euthanasie en techniek. Daarbij kijken we wat er actueel speelt in onze samenleving. Er is specifiek aandacht voor de ontstaansgeschiedenis van het Christendom en het proces van secularisatie. We sluiten af met ethiek. De kennis hiervan gebruiken we om de eigen lesverzorging vorm te geven. Belangrijk vak voor vervolgopleidingen in de richting van: Literatuurstudies, Psychologie, Godsdienst, Filosofie, Ethiek, Theologie, Levensbeschouwing geestelijke verzorging / pastoraat.
13
3. Economische vakken Economie Economie is overal om je heen. Zonder dat je het beseft, wordt het dagelijkse leven bepaald door economie. Natuurlijk zijn alle handelingen die met geld te maken hebben onderdeel van de economie. Bijvoorbeeld als je geld uit de muur haalt of een broodje koopt in de kantine. Maar bij het vak economie gaat het niet alleen over geld en hoe je veel geld kunt verdienen. Het gaat ook over het gedrag van mensen en de afspraken die zij met elkaar maken. Economie speelt bijvoorbeeld een rol bij onderwerpen als werkgelegenheid, kinderopvang, internationale handel en verdragen, landbouwsubsidies, duurzame energie, fileproblematiek en nog veel meer. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Bij economie in de Tweede Fase krijg je verbreding en verdieping van de stof uit de onderbouw. Je leert hoe prijzen tot stand komen, wat de rol van de overheid is en hoe de werkgelegenheid zich ontwikkelt. Ook leer je meer economische formules en hoe je daar berekeningen mee maakt. Hoe wordt dit vak ingevuld? Tijdens de lessen behandel je onderwerpen die met economie te maken hebben. Daarvoor kijk je vaak naar de actualiteit, dus het is handig om het economische nieuws te volgen. Je leert economische begrippen kennen en wat ze betekenen in de dagelijkse praktijk. Ook leer je berekeningen maken op basis van formules en cijfers. Daarnaast leer je gegevens aflezen uit grafieken en tabellen en werken met procenten en indexcijfers. Belangrijk vak voor vervolgopleidingen in de richting van: Accountancy, Fiscale economie, Economics and business economics, Financieel analist, Administratie, Commerciële economie, Toerisme en Vrije tijd, Makelaardij
14
Management & Organisatie (M&O) Bij het vak economie kijk je naar de economie van een land, bij het vak M&O onderzoek je wat er allemaal komt kijken bij het leiden (managen) van een organisatie. Organisaties heb je in allerlei vormen. Bedrijven, stichtingen, verenigingen en overheidsinstellingen zijn een paar voorbeelden. Binnen al deze organisaties moet het management keuzes maken en die keuzes hangen weer nauw samen met de gestelde doelen van de organisatie. Bij veel bedrijven is dat winst maken, maar er zijn ook organisaties waarbij het niet om de winst draait, zoals de overheid. Bij M&O onderzoek je de samenhang tussen de doelen van de organisatie en de keuzes die gemaakt moeten worden. Een paar voorbeelden hiervan zijn: Welke producten worden er gemaakt? Welke diensten worden verleend? Hoe wordt de prijs bepaald? Hoe promoten we de producten of diensten? Waar komt het kapitaal vandaan? Dit vak is een aanrader voor iedereen die later iets in het bedrijfsleven wil gaan doen. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Management en Organisatie wordt voornamelijk in de bovenbouw gegeven. In periode 2 in klas 3 worden bij het vak economie enkele M&O- onderwerpen aangesneden. Hoe wordt dit vak ingevuld? Tijdens de lessen maak je opdrachten, waarbij je naar het management (de dagelijkse leiding) van organisaties kijkt. Bij al deze opdrachten ga je uit van realistische casussen. Zo krijg je een goed beeld van de dagelijkse praktijk binnen organisaties. Je leert verschillende organisatievormen en de bijbehorende problematiek kennen. Je leeft je in in het management en ontdekt dat verschillende zaken een rol spelen bij de beslissingen zij moeten nemen. Voor dit vak is het belangrijk dat je verbanden kunt leggen, oorzaak en gevolg kunt aangeven en conclusies. Belangrijk vak voor vervolgopleidingen in de richting van: Bestuurskunde, International business, Accountancy, Media
15
4. Taal en cultuur Nederlands Als je naar de middelbare school gaat, spreek je uiteraard al goed Nederlands. Toch valt er nog heel veel te leren over je eigen taal en nog heel wat te verbeteren aan je eigen taalvaardigheid. Het is immers in ieder beroep later van groot belang dat je het Nederlands tot in de puntjes beheerst. Bovendien kan het je wat extra's opleveren, als je een goede overtuigende tekst kunt schrijven, zoals bij een sollicitatie, of als je een verpletterende presentatie kunt geven, bijvoorbeeld als je een nieuwe klant voor je bedrijf wilt werven. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Nederlands in de Tweede Fase wordt in drie delen opgedeeld. We verbeteren je leesvaardigheid door te oefenen met tekstbegrip en het schrijven van samenvattingen. Daarnaast oefenen we wekelijks met taalvaardigheid, waarin onderdelen als spelling en grammatica, formuleren en woordenschat thuishoren. En ten slotte brengen we je in aanraking met verhalen en romans uit de Nederlandse literatuur en de tijd waarin deze geschreven zijn. Hoe wordt dit vak ingevuld? Om je tekstbegrip te vergroten lees je verschillende tekstsoorten en beantwoord je daarbij vragen. Bij iedere tekst vraag je je af welk doel de schrijver met deze tekst voor ogen heeft. Op die manier leer je verschillende tekstsoorten herkennen, zoals het nieuwsbericht, de uiteenzetting, het betoog en de beschouwing. Ook oefen je het onderscheiden van hoofd- en bijzaken. Grammatica en schrijfvaardigheid worden geoefend door het schrijven van teksten, bijvoorbeeld een brief of een betoog. Je zit bij Nederlands niet alleen met je neus in de boeken, je vergroot ook je spreekvaardigheid door het geven van presentaties en het voeren van debatten met medeleerlingen. Naast het vergroten van je taalvaardigheid leer je meer over de Nederlandse literatuur. Welke boeken zijn er door de eeuwen heen geschreven? Welke werden veel gelezen? Welke auteurs hebben veel invloed gehad op de literatuur? Uiteraard moet je zelf ook boeken lezen en daarover boektoetsen maken. Al je leeservaringen samen vormen een leesdossier. Tijdens presentaties vertel je aan je docent en medeleerlingen wat je van deze boeken hebt opgestoken. Nederlands is een kernvak, een extra belangrijk vak, waarvoor je minstens een voldoende moet halen. Goed opletten, meedoen en van je fouten leren bieden geen garantie voor succes, maar in de meeste gevallen kom je een heel eind! Belangrijk vak voor vervolgopleidingen in de richting van: Alle vervolgopleidingen.
16
Engels De Engelse taal is gewoon niet meer uit ons dagelijks leven weg te denken. Denk maar aan de Engelse films en televisieseries die dagelijks worden uitgezonden, de vele boeken en tijdschriften die in het Engels worden geschreven. En verreweg de meeste (pop)liedjes zijn tegenwoordig in het Engels. Bovendien zijn veel Engelse woorden onderdeel geworden van onze eigen Nederlandse taal. Engels is een wereldtaal en geldt in veel internationale bedrijven als voertaal. Kennis van het Engels is dus onmisbaar voor je verdere loopbaan, in welke branche je ook terechtkomt. Veel mensen vinden het ook een mooie en interessante taal. Wist je dat het Engels de grootste woordenschat heeft met ruim een miljoen woorden? Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Het vak Engels krijgt in de bovenbouw veel meer diepgang. De voertaal tijdens de lessen zal veelal Engels zal zijn. Er wordt nog steeds aan de vier vaardigheden (leesvaardigheid, schrijfvaardigheid, luistervaardigheid en spreekvaardigheid) gewerkt maar de teksten die je krijgt zijn lastiger. Je leert nieuwe grammatica en er wordt veel aandacht besteed aan het schrijven van grotere teksten zoals bijvoorbeeld boekverslagen. Je niveau van spreekvaardigheid wordt ook hoger. Zo leer je bijvoorbeeld ook om te discussiëren in het Engels. Hoe wordt dit vak ingevuld? Tijdens de lessen ben je vooral actief met de taal bezig. Bij spreekvaardigheid leer je niet alleen hoe je eenvoudige gesprekken voert, maar ook hoe je je mening in het Engels geeft. Ook zul je een presentatie in het Engels moeten geven. Je vergroot je luistervaardigheid door het luisteren naar radiofragmenten of het bekijken van televisiefragmenten. Door veel te lezen in kranten, tijdschriften en boeken, maar ook op websites, werk je aan je leesvaardigheid. Van al je leeservaringen schrijf je een verslag, dat je bewaart in je leesdossier. Bij schrijfvaardigheid leer je teksten in het Engels te schrijven, bijvoorbeeld een zakelijke brief of een betoog. Belangrijk vak voor vervolgopleidingen in de richting van: Alle vervolgopleidingen.
17
Duits Wist je dat in Europa bijna 100 miljoen mensen Duits spreken? En dat Duitsland onze belangrijkste handelspartner is? Wist je dat veel (grote) bedrijven verlegen zitten om hooggekwalificeerd personeel dat op een behoorlijk niveau Duits beheerst? En dat van alle toeristen die jaarlijks Nederland bezoeken de groep toeristen uit Duitsland het grootst is? En dat wij Nederlanders ook het vaakst naar Duitsland op vakantie gaan? Je kunt je dus wel voorstellen dat het in veel branches (bijvoorbeeld handel, toerisme) belangrijk is om goed Duits te spreken en iets over het land en de mensen te weten. Daarnaast is het een land met een rijke geschiedenis en cultuur. Hoofdstad Berlijn kent een bruisend nachtleven; de hippe clubs zijn erg geliefd onder jongeren. Veel Duitse films draaien in Nederlandse bioscopen en trekken daar veel publiek, denk maar aan 'Er ist wieder da”. Ook Duitse muziek (van Bach, Mozart en Beethoven tot Rammstein) zijn bekend in Nederland. Op sportgebied vindt er ook veel uitwisseling plaats; een aantal Nederlandse voetballers is op dit moment sterspeler in de Duitse Bundesliga, zoals Arjen Robben en Bas Dost. Redenen genoeg om Duits te leren dus. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Het vak Duits verschilt in de Tweede Fase ten opzichte van de onderbouw. Je breidt je woordenschat verder uit en ook leer je nieuwe grammaticale regels. De teksten die je gaat lezen zijn een stuk lastiger, want ze komen rechtstreeks uit Duitse kranten en tijdschriften, of van Duitse websites. Ze zijn vaak ook langer dan de teksten die je in de onderbouw moest lezen. Ook de luisterfragmenten worden moeilijker, want het spreektempo ligt hoger dan je gewend bent. Je zult daarnaast een aantal Duitse boeken moeten lezen. Je legt een literatuur-en een schrijfdossier aan. Regelmatig moet je spreekopdrachten uitvoeren. Je werkt dus intensief aan je schriftelijke en mondelinge taalvaardigheid. Leerlingen leren goed Duits lezen op hoog niveau. Ze weten wat er in het Duitstalige gebeid gebeurt. Ze worden verder getraind in het schrijven van Duitse teksten en het geven van presentaties. Om de teksten die voor het examen zo belangrijk zijn te kunnen snappen moet je niet alleen veel woorden kennen maar dien je je ontwikkelen tot een soort Duitsland kenner. Hoe wordt dit vak ingevuld? Tijdens de lessen ben je actief met de taal bezig. Je leest Duitse teksten uit kranten en tijdschriften, luistert naar Duitse radiofragmenten, kijkt Duitse films of televisieprogramma's en voert gesprekken in het Duits. Je moet regelmatig een presentatie in het Duits geven of een tekst in het Duits schrijven. Ook leer je, hoe je een Duitse brief of e-mail schrijft. Daarnaast leer je ook meer over de geschiedenis en de cultuur van het land. Is het leven in Duitsland anders dan in Nederland? Als je heel goed in Duits bent, kun je ook deelnemen aan een traject dat je voorbereid op het Goethe Zertifikat. Belangrijk vak voor vervolgopleidingen in de richting van: Handel, Talen, Toerisme, Hotelwezen, Horeca
18
Frans Frankrijk is één van de meest favoriete vakantiebestemmingen van Nederlanders. Ieder jaar trekken we weer massaal naar het zuiden om te genieten van de Franse keuken, croissants, de wijn en vooral van de zon. Ook in de winter rijden veel mensen naar de Franse Alpen om te skiën en snowboarden in één van de uitgestrekte skigebieden. En iedereen die van mode, kunst, cultuur en romantiek houdt kan in Parijs zijn hart ophalen. En wat te denken van Disney World Parijs? Frankrijk is een groot en belangrijk land in de Europese Unie. Het heeft een rijke geschiedenis die veel raakvlakken heeft met de onze. Bovendien zijn veel Nederlanders liefhebbers van de Franse cultuur: de Franse keuken behoort tot de beste ter wereld. Ook veel muziek en film uit Frankrijk is in trek bij Nederlanders, bijvoorbeeld de film 'Les Intouchables'. Redenen genoeg dus om meer over de Franse taal en cultuur te weten te komen. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Frans in de Tweede Fase verschilt niet veel van Frans in de onderbouw. Je vergroot je Franse woordenschat en leert een klein beetje meer grammatica. Je krijgt langere teksten te lezen. Ook ga je veel oefenen met kijken en luisteren aan de hand van audio- en videofragmenten. Het spreektempo gaat omhoog en wordt dus moeilijker te volgen. Ook zal je zelf meer Frans moeten gaan praten in de les. Hoe wordt dit vak ingevuld? Tijdens de lessen ben je vooral actief met de Franse taal bezig. Je leest Franse teksten uit kranten en tijdschriften en beantwoordt daar vragen bij. Je zult Franse romans moeten lezen en daar een verslag over schrijven. Je luistert naar Franse radiofragmenten, kijkt Franse films of televisieprogramma's om je luistervaardigheid te vergroten. Ook oefen je je spreekvaardigheid door veel met je klasgenoten in het Frans te praten. Verder leer je hoe je een eenvoudige Franse tekst zoals een brief , mail of verslag schrijft. Daarnaast leer je ook meer over de geschiedenis en de cultuur van het land. Hoe leven de Fransen? Belangrijk vak voor vervolgopleidingen in de richting van: Talen, Toerisme, Hotelwezen, Mode, Horeca
19
Latijnse taal en Cultuur (LTC) Dit vak wordt alleen op het vwo aangeboden. Latijn wordt in de komende jaren aangeboden samen met cultuuronderdelen die verband houden met de Latijnse teksten. Wie de culturele en maatschappelijke context kent, leert een taal vaak makkelijker. Dat geldt zeker voor een klassieke taal als Latijn. De klassieke culturele vorming is ooit ingevoerd als apart vak. Daar is nu een einde aan gekomen. Cultuur wordt bij Latijn geïntegreerd en maakt een totaalbenadering mogelijk. Om het vak levend en levendig te houden, is het belangrijk de link te leggen tussen het toen en nu. Daarom is het belangrijk dat leraren de link leggen tussen het toen en nu; dat leerlingen weten wat de opvattingen in de klassieke tijd waren en die kunnen koppelen aan het moderne denken. De doelstelling van de klassieke talen luidt niet voor niets: ‘kennismaken met het vreemde en dat leren zien in relatie tot het eigene’. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Bij Latijn worden in de bovenbouw nog steeds grammatica behandeld, woorden geleerd en teksten gelezen. Deze teksten zijn deels in het Latijn, deels al vertaald. Daar komt nu bij dat er tijdens het lezen en vertalen nadrukkelijk koppelingen worden aangebracht tussen deze teksten en onze tijd. Voortdurend wordt de invloed van de ‘klassieken’ op de kunst en cultuur in de moderne tijd wordt benadrukt en uitgewerkt De Latijnse (of vertaalde) teksten gaan nog steeds uit van een aantal literatuurvormen. Hoe wordt dit vak ingevuld? 1- Dichtkunst (‘Poëzie’) > Hier lenen zich de ‘Metamorphosen’ van Ovidius uitstekend voor een verbinding met beeldende kunsten van de renaissance en barok. 2- Geschiedschrijving ( ‘Historiografie’) Tacitus’ beschrijving van de opstand van de Bataven tegen de Romeinen heeft veel invloed uitgeoefend op P.C Hooft en zijn beschrijving van de vrijheidsoorlog van de Nederlanden tegen Spanje. 3- Welsprekendheid ( ‘Rhetorica) > De Grieken en, in navolging van hen, de Romeinen wisten door kundig in elkaar gestoken redevoeringen hun gelijk te halen en de argumenten van de tegenstander te weerleggen. De moderne debatten en redevoeringen in politiek en rechtspraak zijn voor een groot deel hierop gebaseerd. De grote redenaar en politicus Marcus Tullius Cicero is in dit opzicht een lichtend voorbeeld. 4- Filosofie ( ‘Filosofia) > Er is een rechtstreekse lijn te zien tussen de oude filosofie van de Stoa en bijv. de rationeel-emotieve therapie in onze tijd. Filosofen zoals Seneca laten ons zien hoe we kunnen nadenken over realiteit, emotie en verstand. Er zijn talloze verbindingen te zien en ontdekken tussen de klassieke oudheid en onze tijd. Het vak LTC gaat uit van de oude literatuur en maakt de invloed ervan op vele moderne vormen van kunst zichtbaar.
20
Belangrijk vak voor vervolgopleidingen in de richting van: (Romaanse) talen, Engels en Nederlands inbegrepen, Gezondheidswetenschappen en biologie, Geschiedenis, Cultuurstudies en journalistiek, Rechten, Filosofie en theologie
21
5. Culturele vakken Culturele Kunstzinnige Vorming (CKV) Iedereen heeft wel een mening over kunst en bepaalde kunstvoorwerpen. Het schilderij dat de één fantastisch vindt, vindt de ander vreselijk. Tijdens de lessen CKV ervaar je wat kunst met je kan doen. Je gaat zowel veel van kunst genieten als ook zelf kunst maken. Voor dit vak ben je daarom vaak buiten school te vinden, bijvoorbeeld in een museum of theater. Daarnaast ga je ook zelf creatief aan de slag en werk je aan een eigen kunstvoorwerp. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? CKV wordt alleen in de bovenbouw gegeven. Hoe wordt dit vak ingevuld? Je maakt kennis met verschillende vormen van kunst en cultuur. Je bezoekt exposities van beeldende kunst, dansvoorstellingen, film of toneel. Dit doe je met de hele klas, of met een groepje. Daarnaast worden er workshops georganiseerd, waarin je zelf leert om kunst te maken. Dit kan van alles zijn, van een cursus streetdance tot pottenbakken. Iedereen maakt uiteindelijk een kunstwerk bijvoorbeeld door middel van handvaardigheid, tekenen of textiele werkvormen. Belangrijk vak voor vervolgopleidingen in de richting van: Kunst en Cultuur, Theater
22
Kunst Beeldende Vormgeving (kubv) In dit vak ben je je eigen onderzoeker. Je vergelijkt het werk van kunstenaars uit verschillende disciplines en uit verschillende periodes met je eigen werk en ideeën. Zo kom je erachter wat die kunstenaars bedoeld hebben met hun werk. Het vak bestaat uit twee onderdelen: Kunst Beeldende Vormgeving en Kunst Algemeen. Bij Kunst Beeldende Vormgeving onderzoek je werk van schilders, beeldhouwers, vormgevers en architecten. Deze kennis zet je in bij je eigen proces rondom de praktische opdrachten. Door naar werk van anderen te kijken, leer je eigen ideeën overtuigend in beeld te brengen. De praktische opdrachten bestaan uit een verkenning, een beeldend onderzoek en de uitvoering van een eindproduct. Uitgangspunt vormt een thema dat zoveel mogelijk aansluit bij Kunst Algemeen, het theoretisch vakonderdeel. Er wordt gewerkt met een probleemstelling waar je een beeldende oplossing voor bedenkt. Je werkt zowel op het platte vlak alsook ruimtelijk. Bij Kunst Algemeen maak je kennis met de belangrijkste periodes uit onze cultuurgeschiedenis. Je leert verschillende vormen van kunst en cultuur kennen en binnen een bepaalde tijd te plaatsen. Door de verschillende kunstdisciplines dans, theater, muziek en beeldende kunst te bestuderen, leer je verbanden te zien tussen periodes uit de geschiedenis en onze tijd nu. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Kunst (Beeldende Vormgeving) is een vak dat aansluit bij de beeldende vakken uit de onderbouw. De opdrachten worden thematisch aangeboden en afhankelijk van de oplossing tweedimensionaal óf driedimensionaal uitgevoerd. De vaktheorie biedt houvast om het eigen beeldend proces inhoudelijk uit te diepen. Je leert daarnaast de beeldende begrippen effectief toe te passen in je eigen beeldend werk en verbanden te leggen met werk van kunstenaars. Het theoretisch vakonderdeel Kunst Algemeen bevat, anders dan in de onderbouw, naast beeldende kunst ook de disciplines dans, theater en muziek. Hoe wordt dit vak ingevuld? Je eigen beeldend proces staat centraal. Om tot een creatieve oplossing te komen voor de gestelde probleemstelling onderzoek je beeldend werk van kunstenaars. Hiervan maak je analyses en verslagen. Je evalueert het eigen beeldend proces en legt de verschillende fases vast in een procesverslag. Door het thema van verschillende kanten te benaderen verruim je je blik en ontdek je oplossingen die het cliché overstijgen. Door middel van reflectie op het eigen werk wordt duidelijk hoe jij tot het eindresultaat bent gekomen. De afsluitende activiteit van elk thema bestaat uit het presenteren van het proces en het eindproduct . Kunst Algemeen is een theoretisch onderdeel waarbij je diverse periodes uit de cultuurgeschiedenis bestudeert en een dossier aanlegt. De stof wordt afwisselend theoretisch en mondeling getoetst.
23
Belangrijk vak voor vervolgopleidingen in de richting van: Kunst en Cultuur, Architectuur, Product en Design, Multimedia, Theater, Mode, Geschiedenis en Geesteswetenschappen, Pedagogische opleidingen
24
Kunst Muziek (kumu) Kunst muziek wordt alleen aangeboden bij voldoende aanmeldingen! Het vak kunstmuziek bestaat ,net als kunst beeldend, uit een gedeelte kunst algemeen en een gedeelte kunst muziek. Kunstalgemeen heb je samen met de leerlingen die ook kunst beeldend hebben. Dit betreft de kunstgeschiedenis en kennis over 2 stijlen uit de periode van de middeleeuwen tot de 20 e eeuw. Deze 2 stijlen wisselen om de 2 jaar. Daar buiten krijgt iedereen altijd de 20e eeuw als onderwerp. Het centraal eindexamen gaat ook alleen maar over kunst algemeen. Dit vormt de helft van je eindexamen punt. De andere helft wordt gevormd door Kumu. In de lessen kunst muziek krijg je vooral praktijk. Groeps- en individuele opdrachten wisselen elkaar af. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Dit vak gaat verder op het vak muziek uit de onderbouw. In de bovenbouw ga je uitgebreider aan de slag met de theorie en met moeilijkere muziekstukken. Hoe wordt dit vak ingevuld? Er is veel aandacht voor het musiceren. Het is niet nodig om bij aanvang een instrument te spelen maar je moet je vaardigheden zowel op vocaal als instrumentaal gebied verhogen. Een aantal speel/zang stukken sluiten aan bij de stijlperioden die worden behandeld in de lessen kunst algemeen. Andere stukken sluiten aan bij de te behandelde theorie, zoals de kennis over toonladders, toontrappen of improvisatie. Verder is ook solfège, a vue zingen, ritmische en melodische dictees een onderdeel van het lesaanbod. Bij veel vervolgopleidingen wordt de kennis van solfège getoetst bij de aanmelding. Thema’s en speelstukken halen we uit de popgeschiedenis, wereldmuziek en jazz en geïmproviseerde muziek. Iedereen die muziek in de onderbouw heeft gevolgd, ‘gewoon’ of blazersklas, kan het vak kiezen. Orkestklas In de bovenbouw is de orkestklas voor alle leerlingen die een instrumenten bespelen toegankelijk. Ongeacht je profielkeuze kun je hieraan deelnemen. Kunstmuziek is dus geen verplichting. (Uiteraard is een combinatie wel heel effectief). Ook bovenbouwleerlingen die niet de blazersklas hebben gevolgd, maar wel op een redelijk niveau een instrument bespelen, kunnen meedoen. De orkestklas heeft als doel de schoolmusical live te begeleiden. Mits het in het rooster inpasbaar, kun je dus samen muziek blijven maken. Belangrijk vak voor vervolgopleidingen in de richting van: Kunst en Cultuur, Muzikant, Componist/Arrangeur, Theater, Creatieve therapie, Onderwijs opleidingen(Pabo), Sociale dienstverlenende vakken, Theatervakken (kleinkunst, dramaopleidingen etc.), Entertainment management, Wetenschappelijke studies: Musicologie, Kunstgeschiedenis
25
6. Overige vakken Lichamelijke opvoeding Om veel redenen is het goed om dagelijks te bewegen. Tijdens het sporten ontwikkel je verschillende vaardigheden zoals uithoudingsvermogen, spierontwikkeling, coördinatie, balans en lenigheid. Allemaal zaken die in het dagelijks leven goed van pas komen. Door samen te sporten leer je op elkaar vertrouwen en met elkaar samenwerken voor een goed resultaat. Door zelfstandig te sporten krijg je meer discipline, je wordt zelfstandiger en onafhankelijker. Je leert aanvoelen wat je lichaam wel en niet aankan. Sport is ook goed voor de geest. Je onttrekt je even aan de dagelijkse sleur. Daardoor kun je je beter ontspannen en sta je weer open voor nieuwe dingen. Het zorgt ervoor, dat je helder kan denken. Bovendien verbrand je calorieën door regelmatig te bewegen en je blijft dus makkelijker op gewicht. Maar het belangrijkste is toch wel dat sporten leuk is om te doen, en vooral om samen te doen. Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? In de onderbouw ben je in de lessen LO vooral actief geweest in de rol van beweger. In de bovenbouw willen we je ook in andere rollen zien. Bijvoorbeeld de rol als trainer: het geven van een training van jouw sport aan je klasgenoten. Of de rol van organisator: het organiseren van een sporttoernooi voor je eigen klas. In de eindexamenklas hebben we een sportoriëntatie programma. Je mag dan kiezen uit verschillende sporten die je in de lessen LO nog niet hebt gedaan. Denk aan sporten als golf, kickboksen, fitness, skiën, tennis, mountainbiken en hiphop. Hoe wordt dit vak ingevuld? In de bovenbouw werken we vaak in een lessenreeks van drie blokuren per onderdeel. In het derde blokuur is er vaak ruimte voor een groepje leerlingen om zijn/haar rol als organisator, scheidrechter of trainer uit te voeren.We behandelen veel balsporten, maar er is ook ruimte voor sporten als turnen, atletiek, zelfverdediging, dansen en racketspelen. Belangrijk vak voor vervolgopleidingen in de richting van: Sport en bewegen en Fysiotherapeut
26
7. Verdieping (alleen op vwo) Cambridge Engels Cambridge Advanced English (CAE) is een extra mogelijkheid die je naast het vak Engels kunt volgen. Als je de Engelse taal een beetje in de vingers hebt, deze leuk vindt en je graag je niveau flink wilt opschroeven dan is Cambridge Engels een uitstekende manier om dit te doen. Wat is dan precies het verschil met de gewone lessen Engels? Hoe verschilt dit vak van de gewone lessen Engels in de bovenbouw? Dit verschil zit hem op een aantal punten: - Als je CAE volgt is het uiteindelijk de bedoeling dat je al in 5 vwo het CAE examen gaat afleggen. Je gaat dan een dag weg naar een CAE examen centrum om daar getoetst te worden. In tegenstelling tot het centraal examen Engels in 6 vwo waar alleen lezen getoetst wordt, worden hier meerdere vaardigheden getoetst. Dit zijn: Lezen en Engels taalgebruik, spreken, schrijven en luisteren. Het succesvol afronden van dit examen betekent dat je CAE diploma in ontvangst mag nemen. - CAE vraagt ook een wat een hoger niveau dan de gewone lessen. Uiteindelijk is het de bedoeling dat je voor een flink deel boven het 6 vwo niveau uitstijgt, maar hier gaan we dan ook 1,5 jaar flink mee oefenen. - Er komt geen enkel woord Nederlands aan te pas in deze lessen. De boeken en de lessen zijn geheel verzorgd in het Engels, en ook wordt er vanzelfsprekend verwacht dat je zelf alles in de les in het Engels produceert. Hoe wordt dit vak ingevuld? We gaan in de lessen focussen op zogeheten 4 papers. Dit betreft de hierboven genoemde onderdelen Lezen en Engels taalgebruik, spreken, luisteren en schrijven. We gaan echter sneller door alle stof heen, het niveau ligt hoger en er wordt meer verwacht dat je allerlei elementen kunt toepassen. Dit zowel van de theorie naar de praktijk maar ook omgekeerd, dus echt de regels uit moet kunnen leggen. Dit laatste is vooral om je bewustzijn van het Engels te vergroten. Je leert ook niet alleen een woordje, maar ook op bijvoorbeeld welke 10 manieren hetzelfde woord volledig anders gebruikt kan worden. Ook je toepassingsvaardigheden gaan we flink oefenen. Je gaat producten leren schrijven van academisch niveau (essay schrijven) om je mening goed te verwoorden, met duidelijke verbindingswoorden. Je leert spreken in realistische context, dus met iemand anders en dan ongeleid (zonder aanwijzingen wat je moet zeggen) en je wordt getraind om complex luistermateriaal van uiteenlopende onderwerpen te kunnen volgen zonder al te veel moeite.
27
Belangrijk voor vervolgopleidingen: Het CAE diploma is een internationaal erkend diploma, geaccepteerd door (onderwijs-)instellingen over de hele wereld. Wat betekent dit voor jou? Als er van een bedrijf of onderwijs instelling van jou een bepaald niveau Engels wordt gevraagd kun je dit diploma tonen. Je toont nu aan dat je Engels beheerst van een hoog niveau en in staat bent om vloeiend in het Engels te communiceren. Extra toelatingstesten voor het Engels kunnen dan allemaal achterwege gelaten worden en je hebt een voorsprong op mensen die geen CAE diploma hebben!
28
Econasium Leerlingen uit 4 vwo kunnen een extra vak volgen tijdens 4 en 5 vwo. Het gaat om twee uur in periode 3 en 4 van 4 vwo en periode1 en 2 van 5 vwo , waarin vooral statistiek, overgoten met een economische sausje, centraal staat. Dit extra vak staat onder toezicht van de Stichting Econasium, een samenwerkingsverband tussen de universiteit van Tilburg en een aantal middelbare scholen. De universiteit van Tilburg biedt niet alleen vakinhoudelijke ondersteuning aan, maar laat ook leerlingen die voor het econasiumtraject slagen, toe tot de economische studies en geeft hen een certificate of economic proficiency. Het Rodenborch-College is een Econasiumschool. Het stelt eisen aan leerlingen die dit extra vak willen volgen. Leerlingen moeten op het eerste rapport van 4 vwo minstens een 7 voor het vak wiskunde als voor het vak economie hebben. Verder dient de leerling middels een brief gemotiveerd zijn. De leerlingen ontvangen het dictaat Statistiek voor het Econasium aan het begin van de cursus. Tijdens de cursus zijn er naast lessen ook bedrijfseconomische simulaties, bezoeken aan bedrijven en de universiteit van Tilburg, waar gastcolleges en bedrijfspresentaties worden gegeven. Tijdens het maken van het profielwerkstuk ontvangen de leerlingen ondersteuning van de universiteit van Tilburg, waar zij vrij toegang hebben tot de bibliotheek. Voor meer informatie kun je terecht bij www.econasium.eu ___________________________________________________________________ Met vragen kun je terecht bij de decaan havo/vwo. Dhr. Frank Brouwers Decaan havo/vwo Rodenborch- College
[email protected] Kamer 20p
Aan deze brochure kunnen geen rechten worden ontleend.
29