Amoureuze histories uit het Archief de Bergeyck
\v~ {xà {xuux ätáà á|ààxÇA
Omslag: detail uit het achttiende-eeuwse schouwstuk in de Familiekamer van het kasteel Cortewalle.
Afbeelding rechts: detail uit de laat achttiendeeeuwse arrenslede in de hal van het kasteel Cortewalle, die rijkelijk geïllustreerd is met liefdestaferelen. Kunstpatrimonium Beveren.
3
In alle vriendschap, Heidi Beck, schepen van Cultuur
De museumwerking van de Hertogelijke Heemkundige Kring het Land van Beveren vzw ten slotte, heeft een verrassende seizoenstentoonstelling uitgewerkt waarin de vroege jaren 1960 herleven. Toen ik nog een jongsken was. Vriendschap en liefde in groot-Beveren in de jaren 1960-1965 levert meer dan één bijzonder vriendschaps- en liefdesverhaal op…
Of, maar dan in de positieve zin, als de hoogdag van de erfgoedzorgers weer komt kijken. Erfgoeddag biedt de bezoeker immers de kans bij uitstek om een blik te werpen achter de schermen van een erfgoedinstelling of om kennis te maken met verhalen van gebeurtenissen die nooit eerder het daglicht zagen en waarover niemand ooit eerder iets vernam. Het thema van dit jaar - Uit vriendschap - biedt het Archief de Bergeyck, het kroonjuweel van de erfgoedwerking van het cultuurcentrum Ter Vesten, een prachtige gelegenheid om enkele vergeten liefdesverhalen - liefde als vorm van vriendschap - die zich achter de muren van het kasteel Cortewalle en ook elders in Vlaamse steden en dorpen hebben afgespeeld, te reconstrueren en in de tentoonstelling Ick het hebbe vast zitten zichtbaar en zelfs voelbaar te maken. Het twintigste-eeuwse verhaal van Guillaume de Prince, het zondekind, reikt vervolgens de hand naar het project Voor alTIJD vriend? van de Basisschool de Toren uit Melsele, waarin de leerlingen de bezoekers vriendschap laten zien, horen, ruiken, voelen en proeven…
De gemeente Beveren neemt dit jaar met de erfgoedwerking van het cultuurcentrum Ter Vesten en in samenwerking met tal van andere partners, voor de achtste keer op rij deel aan de Erfgoeddag. Erfgoeddag is de jaarlijkse hoogdag van de erfgoedsector waarin beroepskrachten en vrijwilligers over het algemeen tegen een onopvallende achtergrond onverdroten verder werken aan het behoud en de ontsluiting van ons gezamenlijk erfgoed voor de komende generaties. Een opdracht waar we meestal niet bij stilstaan, tenzij een ramp ons even wakker schudt - zoals recent nog de instorting van het rijke stadsarchief van Keulen - en illustreert hoe kwetsbaar het geheugen van een stad of land wel kan zijn.
WOORD VOORAF
Detail uit Het Laatste Oordeel van Frans Floris De Vriendt uit de tweede helft van de zestiende eeuw, dat in de traphal van het kasteel Cortewalle hangt. De scène is moeilijk te interpreteren maar verwijst mogelijk naar een huwelijk. Kunstpatrimonium Beveren.
5
Ten tijde van Lodewijk XIV onderscheidt de hoveling Louis Rouvroy, graaf de Saint-Simon [1675-1755], drie categorieën van huwelijken. Bij de mariages endogamiques, de meerderheid, behoren man en vrouw tot dezelfde sociale klasse. Hypogamie féminine betreft huwelijksovereenkomsten waar de vrouw qua afkomst boven haar man staat. Dit komt vooral voor bij weduwen die hertrouwen. Bij hypergamie féminine behoort de man tot een hogere stand. Het standenverschil wordt in beide gevallen meestal ruim gecompenseerd door een financiële tegenprestatie.
Voor kroostrijke welstellende en adellijke families is het huwelijk in het ancien regime een ambigue instelling. Enerzijds moet de continuïteit van het geslacht verzekerd worden. Bovendien kan de echtverbintenis sociale promotie bewerkstelligen. Anderzijds vreest men voor een verbrokkeling van het familiefortuin. Daarom lijkt het aangewezen om het aantal huwelijken per gezin beperkt te houden. Ongeveer één kind op vier overlijdt voor het de huwbare leeftijd bereikt. Nog eens één op vier is voorbestemd voor een religieus leven. Voor de overblijvende twee wordt een huwelijk in het vooruitzicht gesteld. Globaal gezien huwt dus de helft van de kinderen, maar ook dan blijkt het nog een kwestie van wikken en wegen. Het huwelijk moet voor beide partijen voordelen inhouden. Liefst zowel financiële als sociale.
Het christelijk huwelijk is van jongere datum dan het christendom zelf. Het gaat feitelijk om een middeleeuwse uitvinding. Pas in de achtste eeuw raakt de voltrekking van een huwelijk door een priester ingeburgerd. Maar voor een groot aantal christenen duurt het eeuwen vooraleer het monogame en het onontbindbare huwelijk, gebaseerd op wederzijdse toestemming, zonder meer wordt aanvaard. De Kerk kan slechts geleidelijk haar stempel op het instituut huwelijk drukken en de vele gangbare gebruiken integreren in haar huwelijksmodel. Op 11 november 1563 wordt beslist dat het huwelijk een onverbreekbaar monogaam sacrament is waarbij de Kerk het alleenrecht bezit om beperkingen en uitzonderingen op te leggen. Seculiere en reguliere geestelijken mogen niet huwen. Maagdelijkheid is superieur aan de huwelijkse staat.
INLEIDING Over het huwelijk in het ancien regime
6
In het Archief de Bergeyck berusten heel wat bronnen die het mogelijk maken waar gebeurde liefdesgeschiedenissen te reconstrueren. Het ene verhaal eindigde al wat gelukkiger dan het andere maar alle illustreren ze een aspect van de manier waarop de betere klasse in het ancien regime met het huwelijk als instelling omging.
Behalve de gehuwden en de geestelijken, is er nog de omvangrijke groep van de eeuwige vrijgezellen. Zij verbinden zich omwille van omstandigheden of uit eigen vrije wil niet aan een partner en kiezen evenmin voor de geestelijke stand. Ze opteren om een ongebonden, onafhankelijk leven te leiden. Vooral voor de vrouwen, die toen juridisch niet over een volledige vrijheid van handelen beschikten, is dit geen voor de hand liggende keuze. Heel wat negentiende-eeuwse auteurs hebben zich trouwens door de situatie van de ongehuwde vrouw laten inspireren voor het schrijven van romans die nu nog steeds onomstotelijk als wereldliteratuur worden beschouwd.
Huwelijken lijken eerder een zakelijke transactie dan een liefdeskwestie. Een combinatie van factoren beslist of iemand als huwelijkskandidaat geschikt is. Aan een echtverbintenis gaan dan ook veel onderhandelingen vooraf. Toch tracht men te streven naar een mooi evenwicht tussen le mariage raisonable en le mariage d’agrément, zodat man en vrouw in harmonie kunnen samenleven. Wat soms lukt, maar af en toe ook niet …
De gerenommeerde Franse historicus Guy Chaussinand-Nogaret onderscheidt huwelijksstrategieën waarin de gelijkheidsstrategie, de dynamische strategie en de huwelijken tussen edellieden en leden van de burgerij de hoofdcategorieën uitmaken. De gelijkheidsstrategie volgt Saint-Simons endogamische huwelijken: on se marie entre soi. De dynamische strategie heeft een sociale mobiliteit tot doel. Het gaat vaak om verbintenissen tussen oude en nieuwe adel. In deze strategie ligt de nadruk ook op vermogensuitbreiding. Dergelijke allianties zijn er vooral op gericht de meest kapitaalkrachtige kandidaat te strikken, zoals bijvoorbeeld de zo begeerde erfdochters [enige dochters die een volledig familiefortuin in een huwelijk meebrengen of in de loop van het huwelijk mogen verwachten]. Chaussinand-Nogaret onderscheidt nog de huwelijken tussen edellieden en leden van de burgerij. De macht van de verarmde adel en het geld van de burgerij zorgen voor een complementaire verbintenis. Ook hier staan de erfdochters met stip genoteerd als dé te huwen kandidates.
7
Franciscus stuurt in diezelfde periode zijn leven een volslagen nieuwe richting uit. In 1671, op vijftigjarige leeftijd, treedt
Na de mislukte handelsassociatie met zijn broer Simon, bouwt Franciscus een eigen handelshuis uit. In het begin van de jaren 1670 vinden we hem terug als handelaar in luxeproducten - waaronder tapijten - in de Swane, het ouderlijk huis aan de Brabantse Koornmarkt [nu de Graanmarkt]. Hij werkt op dat ogenblik samen met zijn jongste broer Thomas.
Franciscus kiest voor een bestaan als handelaar: een gedeelte van zijn opleiding geniet hij in Parijs. Eenmaal terug in Antwerpen gaat hij een handelsassociatie aan met zijn broer Simon. De samenwerking loopt echter faliekant af en de firma wordt vereffend, maar de broers komen niet tot een financieel vergelijk. Simon junior weigert Franciscus inzage te geven in de boeken en zijn investeringen terug te betalen. Uiteindelijk leidt dit in 1648 tot een onherstelbare breuk in de familie: Simon Bouwens en Charlotte de Letter onterven Simon junior en zijn afstammelingen.
Op 2 juni 1621 worden in de Sint-Joriskerk te Antwerpen de tweelingbroertjes Carolus en Franciscus Bouwens boven de doopvont gehouden. Een hele bijzondere gebeurtenis, want tweelingen overleven in die dagen zelden het kraambed. Carolus en Franciscus slagen er echter niet alleen in de kerk te halen, ze groeien ook op in een goede verstandhouding tussen maar liefst vier zussen en vijf broers. Vader Simon Bouwens studeerde rechten aan de universiteit van Leuven en oefent een advocatenpraktijk uit te Antwerpen. Tegelijk is hij actief in de commerciële sector: tussen 1620 en 1640 voert hij handel met Portugal, Spanje en Italië. Het gezin zit zonder enige twijfel verweven in de Antwerpse handelsscène en maakt deel uit van de elite. Moeder Charlotte de Letter is een dochter van Antwerpse muntmeestergeneraal Cornelis de Letter [ca 1546-1629]. Al haar broers en zussen zijn met leden van gerespecteerde handelsgeslachten getrouwd, zijn zelf als handelaar actief en/of oefenen in Antwerpen achtenswaardige bestuursfuncties uit. Simon en Charlotte laten hun zonen weinig keuze: ofwel gaan ze rechten studeren, ofwel volgen ze een handelsopleiding. Hun tweeling illustreert deze visie perfect: Carolus wordt jurist en vestigt zich te Antwerpen, waar hij samenwerkt met zijn oudere broer Cornelis. Na diens dood in 1668 verhuist hij naar de polder van Beoostenblije in Axel Ambacht, waar hij op 18 december 1694 sterft.
DE FORTUINLIJKE LIEFDE Trouwen op vijftig | De twee levens van Franciscus Bouwens
8
Franciscus blijft als vader van een jong gezin tot het einde van zijn lange leven in 1703 actief in de handel. Nog enkele weken voor zijn dood werkt hij, zonder dat er iets aan de hand lijkt, zijn administratie bij. Franciscus Bouwens sterft, vermoedelijk vrij onverwacht, te Antwerpen op 22 Op 16 augustus 1703 kopieert Franciscus Bouwens augustus 1703. Hij is dan tweeëntachtig jaar oud. Hij heeft in zijn lange zijn laatste brief in zijn brievenboek. Zijn weduwe bestaan twee levens geleid: één als vrijgezel en één als echtgenoot en neemt op 25 september 1703 over. huisvader. De hele tijd stond hij aan het hoofd van een handelshuis. AdB, deelarchief Bouwens, nr. 77
In elk geval is het een vruchtbaar huwelijk. Franciscus en Maria Isabella krijgen negen kinderen, waarvan er vijf volwassen worden.
Isabella Maria Vanden Greyn, drieëntwintig op haar trouwdag, stamt net als haar bruidegom uit een handelsfamilie. Hoe Franciscus en Isabella Maria elkaar hebben ontmoet en hoe en waarom zij uiteindelijk tot een huwelijk besluiten, is onduidelijk. Is het liefde en wachtte Franciscus tot Isabella Maria oud genoeg is? Betekent dit huwelijk voor Franciscus een strategische stap in de uitbouw van zijn handelshuis en gaat het voor hem bijgevolg over niet meer dan een zakelijke overeenkomst? Zijn Franciscus Bouwens en Jacobus Vanden Greyn bevriend of wensen zij een samenwerking uit te bouwen? Krijgt Isabella Maria eigenlijk wel een stem in het kapittel? En is het een gelukkig huwelijk?
hij voor het eerst in het huwelijk met de zevenentwintig jaar jongere Isabella Maria Vanden Greyn. Het paar neemt zijn intrek in de Swane. Het lijkt erop dat pas na het overlijden van zijn broer Cornelis in 1668 en de verhuis van zijn tweelingbroer Carolus naar de Beoostenblijepolder, voor Franciscus een geschikte plaats vrijkomt om een gezin te stichten.
9
Eén van zijn huwelijksprojecten werkt Charles François uit rond een zekere gravin Josephine de Pestre. Haar pas verkregen grafelijke titel geeft de juffrouw in kwestie een zeker prestige, maar vooral haar financiële achtergrond blijkt aantrekkelijk. Handelsactiviteiten en het bezit van verscheidene factorijen hebben de familie de Pestre een aanzienlijk fortuin opgeleverd. Aan het opstellen van het huwelijkcontract gaan uitgebreide onderhandelingen vooraf. De wankele
Als toekomstig familiehoofd moet Charles François de Brouchoven de Bergeyck een goede partij aan de haak slaan. Dat blijkt echter niet zo eenvoudig. Charles François is een charmeur en behoort tot een adellijke familie van [inter]nationaal aanzien, maar zijn financiële problemen doen afbreuk aan zijn status. Charles François kiest zijn huwelijkskandidates zorgvuldig uit en de families van zijn mogelijke bruiden nemen op hun beurt ook hem uitgebreid onder de loep.
In 1790 verlaat Charles François de Oostenrijkse strijdmacht. Hij denkt immers aan huwen. Omdat vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw een edelman wordt geacht het grootste deel van zijn tijd door te brengen met het regiment dat hij leidt, kiezen velen ervoor hun risicovolle militaire carrière te stoppen bij [het vooruitzicht van] een huwelijk. Zo ook Charles François.
Charles François ziet op 2 augustus 1766 het levenslicht als oudste kind van graaf Petrus Philippus de Brouchoven de Bergeyck [1729-1807] en Maria Elisabeth Dormer [1739-1799]. Charles François is de oogappel van zijn ouders, maar tegelijk hun zorgenkind. Als jongvolwassene heeft hij voortdurend problemen met het beheren van geld. Ten einde raad sturen zijn ouders hem naar het Oostenrijkse leger. Ook tijdens zijn militaire carrière verkwist Charles François heel wat geld. Toch werkt hij zich op tot officier, dankzij zijn illustere familienaam en de hulp van zijn vader.
Oogappel en zorgenkind | Charles François de Brouchoven de Bergeyck op zoek naar de perfecte bruid
Isabella Maria Vanden Greyn voedt na de dood van haar man de nog twee minderjarige kinderen op, zet de firma verder en neemt bij de vroege dood van haar dochter Charlotte en diens man Maximinus Goubau nog twee kleindochtertjes in huis. Ze overlijdt dertig jaar na haar man op vierentachtigjarige leeftijd en wordt op 28 juni 1733 begraven in de Predikherenkerk, tegenwoordig de Sint-Pauluskerk.
Portret van Carolina Roose de Baisy, echtgenote van Charles François de Brouchoven de Bergeyck van een anonieme meester. Privéverzameling
11
Het geluk van het kersverse echtpaar wordt overschaduwd door de familieruzie om de erfenis van Charles François’ moeder, maar het huwelijk verloopt naar wens. Al gauw volgen kinderen. Op 27 juli 1811 overlijdt Charles François, sinds 1804 burgemeester van Beveren, in Brussel. Carolina is nog geen tweeëndertig jaar. Ze neemt zelf het beheer van haar fortuin en de zorg voor haar zes kleine kinderen op zich. Carolina zal nooit meer huwen. Financieel kan ze perfect alleen verder. En misschien heeft Charles François zo’n plaats in haar hart veroverd dat er nooit meer ruimte is voor een andere geliefde…?
De huwelijksvoorbereidingen in 1799 lopen niet over een rozenpad. De familie Roose is niet alleen op de hoogte van de financiële problemen van de toekomstige bruidegom, maar ook van zijn overspelige aard. Vader Petrus Philippus beweegt hemel en aarde om de naam van zijn zoon te zuiveren. Het gebrek aan geld lost zich overigens vanzelf op. Het lot wil dat Charles François’ moeder Maria Elisabeth Dormer eind december 1799 sterft, waardoor hij plots over een eigen vermogen beschikt. Al op 18 februari 1800 wordt het huwelijk afgesloten!
Uiteindelijk valt Charles François’ oog op Carolina Josephina Maria Roose de Baisy. Zij verenigt alles wat hij zocht: jeugdigheid, schoonheid, status én rijkdom. Het adellijk geslacht Roose levert in Antwerpen onder meer schepenen en burgemeesters. Carolina wordt op 20 oktober 1779 geboren als jongste kind van de Antwerpse majoor Joannes Alexander Josephus Roose [1724-1784], graaf van Baisy en baron van Bouchout, en van Maria Anna van de Werve [1742-1798]. De Rooses behoren tot de rijkste Antwerpse families en bewonen het Hotel van Susteren, de meest luxueuze woning van de Meir, vandaag beter bekend als het Koninklijk Paleis.
Een andere mogelijke huwelijkskandidate is de adellijke juffrouw de Ruysschen. Ook met haar komt het niet tot een huwelijk.
financiële achtergrond van de toekomstige bruidegom indachtig, spelen de de Pestres het spel hard. Het huwelijksproject springt uiteindelijk af. Charles François’ vader vindt de dame in kwestie te licht qua stand. Ze komt immers uit een handelsfamilie. Ook aan de omvang van haar fortuin twijfelt hij. Mensen die zich inlaten met geldtransacties, stellen hun financiële situatie soms rooskleuriger voor dan ze is.
Portret van Maria Louisa de Tassis, omstreeks 1630 geschilderd door Antoon Van Dijck. Verzameling van de vorsten van en te Liechtenstein, Vaduz – Wenen
13
Op het ogenblik van van Dongelberges toenadering telt Maria Louisa de Tassis drieëntwintig lentes. Van Dongelberge is negentien jaar ouder. Een groot leeftijdsverschil tussen twee echtelieden komt in adellijke kringen wel vaker voor. Maar er is meer aan de hand. Al snel zal blijken waarom de al wat oudere van Dongelberge valt voor de charmes van de veel jongere belle Brunette.
Op 11 juli 1611 wordt in Antwerpen Maria Louisa de Tassis geboren als oudste kind van Antonius de Tassis [+1651] en zijn echtgenote Maria Scholliers. Antonius de Tassis is licentiaat in beide rechten en bekleedt in Antwerpen tussen 1618 en 1627 meermaals het schepenambt. In 1627 wordt hij tot ridder benoemd. Als zijn echtgenote in het kraambed van een jongenstweeling sterft, geeft Antonius zijn leven een nieuwe wending en wordt geestelijke. In 1630 volgt zijn benoeming tot gegradueerd kanunnik van de Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwkerk. De familie de Tassis [of Taxis] heeft naam en faam verworven met de uitoefening van het ambt van postmeester te Antwerpen en in de Zuidelijke Nederlanden.
prijs.
A lade. Brunette que Madelle. Taxis en examine la dame et taches den savoir delle si elle se marie avec le Sr Berchem. Enkel deze twee zinsfragmenten uit de brieven van Philippe van Dongelberge geven de identiteit van la belle Brunette
Uit drie brieven die Philippe van Dongelberge medio 1634 schrijft aan Cornelia de Norman, de echtgenote van Joannes Balthazar de Visscher, blijkt dat hij gevoelens koestert voor een belle Brunette, een kennis van Cornelia. Philippe spoort Cornelia de Norman meermaals aan met la belle Brunette over hem en zijn intenties te spreken.
en de hartstochtelijk aanbeden schoonheid In het kroostrijk gezin van Henri van Dongelberge [1555-1627] en Adrienne Borluut [1565-1609] wordt na François in 1590 [+1684], omstreeks 1592 opnieuw een zoon geboren. Hij krijgt de naam Philippe. Na hem volgen nog een jongen en drie meisjes. Vader Henri is heer van Herlaer en burgemeester van Brussel. Zijn oudste zoon François treedt later trouwens in zijn voetsporen. Philippe wordt vermoedelijk meier van Vilvoorde.
DE HOPELOZE LIEFDE La belle Brunette | Philippe van Dongelberge
14
Maria Anna de Berchem huwt op 23 april 1653 met Philippe Théodore de Fourneau [1630-1701], graaf de Cruyckenbourg. Er volgen zeven kinderen, maar het laatste kraambed wordt Maria Anna fataal. Ze sterft op 14 maart 1663. Haar echtgenoot laat voor haar een praalgraf oprichten in de Sint-Willibrorduskerk van Berchem. Op het grafmonument staat een marmeren beeld van zijn betreurde echtgenote.
Het lot is Maria Louisa de Tassis evenmin gunstig gezind. Op 25 februari 1636 huwt ze met Henri de Berchem. Hij is de zoon van Henri [+1628] en Isabella de Rovelasca [+1629], bijzonder kapitaalkrachtige grootgrondbezitters. Henri de Berchem is heer van Berchem en Tongelaer. In 1638 bevalt Maria Louisa van een meisjestweeling. Net als haar moeder overleeft ze de bevalling niet. Dochtertje Isabella sterft als baby. Maria Anna groeit wel op. Ook van haar is een prachtig portret van een anonieme Vlaamse meester bekend.
Philippe van Dongelberge sterft in 1645 zonder ooit een verbintenis met zijn zo hartstochtelijk aanbeden belle Brunette aan te gaan. Zijn graf is te vinden in de kerk van Onze-Lieve-Vrouw van de Goede Hoop in Vilvoorde.
Of er tussen haar en van Dongelberge effectief iets is gebeurd, blijft een open vraag. Ze ontmoeten elkaar wel meermaals. Bij een van die ontmoetingen - die plaatsvindt in een dreef op een eigendom van Cornelia de Norman - is helaas voor Philippe van Dongelberge ook Henri de Berchem aanwezig. In 1634 lijkt het er volgens van Dongelberge al op dat Henri de Berchem en Maria Louisa de Tassis zullen trouwen. Van Dongelberge besluit dan maar in het geheim van haar te blijven houden.
In de eerste helft van de jaren 1630 namelijk schildert Antoon Van Dyck [1599-1641] het portret van Antonius de Tassis als kanunnik. Vermoedelijk portretteert de schilder in dezelfde periode ook zijn dochter Maria Louisa. Het portret laat een ravissante donkerharige jongedame zien, in de fleur van haar leven en met een Mona Lisa-achtige glimlach. Ze draagt een prachtige jurk van luxueus textiel naar de laatste modetrends en schitterende juwelen. Het portret weerspiegelt perfect Maria Louisa’s sociale status en positie als erfdochter.
15
De hofmakerij start met brieven van zowel Jaco als Joanna Theresia naar de moeder, de broer en de oom-voogd. Jaco schrijft de freule ook persoonlijk. Vervolgens neemt hij zijn vriend en zakenrelatie Pierre Cocqueel, die een handelshuis runt aan de Amsterdamse Keizersgracht, in vertrouwen. Cocqueel, die de familie van Wassenaer persoonlijk kent, volgt de komende maanden en jaren de evolutie in Amsterdam op de voet, licht Jaco hiervan onafgebroken in en werpt zich op
In 1759 laten moeder en zoon hun oog vallen op Margaretha [Margot] Elisabeth Barbara van Wassenaer [1739-1776], wiens overleden vader Gerard Anthony van Wassenaer van Alkemade in 1742 in Amsterdam de vierde plaats bekleedde op de ranglijst van de gefortuneerde burgers. James Dormer had enkele maanden voor zijn dood met haar kennisgemaakt en een heel positieve indruk van haar gekregen, want achteraf tipte hij haar bij zijn echtgenote als een waardige huwelijkskandidate voor zijn zoon.
Na het onverwachte overlijden van zijn vader, start voor Jaco vrijwel meteen de zoektocht naar een geschikte bruid. In de achttiende eeuw betekende dit vooral dat er werd gezocht naar geld en status. Jaco vormde hierop geen uitzondering. Hij vat zijn plannen voor een huwelijk op als een zakelijk project. In zijn stiefmoeder vindt hij een actief ondersteunende partner. Zij beschouwt het vinden van een geschikte huwelijkskandidaat voor de twee kinderen als haar belangrijkste levenstaak na de dood van haar man. Een zakelijk project dus, zonder gevoelens … of niet?
Jaco[bus] Albertus Dormer wordt geboren in Antwerpen op 25 januari 1736 als oudste zoon van de Engelse gentlemanzakenman James Dormer [1708-1758] en de gefortuneerde Maria Magdalena Emtinck [1700-1737]. Amper een jaar oud verliest Jaco zijn moeder en zijn pasgeboren zusje. In 1738 treedt zijn vader opnieuw in het huwelijk, ditmaal met jonkvrouw Joanna Theresia Goubau, die Jaco als haar eigen kind zal opvoeden. In het gezin worden nog twee meisjes geboren, waarvan enkel het oudste, Maria Elisabeth, volwassen zal worden.
Londen, 1758. De zakenman James Dormer sterft in de armen van zijn zoon aan de gevolgen van een beroerte. De ontredderde Jacobus Albertus brengt zijn stiefmoeder in Antwerpen op de hoogte, regelt de uitvaart en keert terug naar de Lage Landen om samen met zijn stiefmoeder de leiding van het handelshuis Dormer over te nemen.
Ick het hebbe vast zitten | Een Amsterdamse freule verovert het hart van Jacobus Albertus Dormer
Jaco reist enkele keren naar Frankrijk - de freule zit op kostschool in Parijs -, waar hij probeert een persoonlijke ontmoeting met Margot te forceren en meteen haar hart te veroveren. Omdat die pogingen telkens mislukken, brengt hij haar schriftelijk op de hoogte van zijn gevoelens en van het feit dat zij van hem de gelukkigste man ter wereld kan maken. Zonder resultaat echter. In de zomer van 1760 schrijft Joanna Theresia de douarière van Wassenaer een brief waarin ze stelt dat ze het als haar plicht beschouwt de laatste wens van haar overleden man in te willigen en vraagt de barones prompt haar dochter ten huwelijk voor haar zoon. Enkele weken later, het is dan september 1760, reist Jaco op uitnodiging van de barones naar Amsterdam. Toch is het niet Jaco, maar Cocqueel die het genoegen proeft enkele
als adviseur in liefdeszaken. Zo raadt hij Jaco aan om vooral te proberen de liefde van het meisje te winnen en dan pas zijn pijlen te richten op haar moeder, haar broer en haar oom-voogd.
16
Brief van 12 januari 1761 van de weduwe van Wassenaer aan Jacobus Albertus Dormer waarin ze een mogelijk huwelijk van haar dochter overweegt maar hem geen valse hoop wil geven. AdB, deelarchief Goubau, nr. 769
17
Jaco heeft wat tijd nodig om zijn gekwetste hart te laten helen, maar begin 1762 heeft hij belangrijk nieuws voor zijn moeder. Hij trouwt op 18 oktober 1763 met gravin Maria Theresia de Brouchoven de Bergeyck [1724-1767], weduwe van de graaf van Rupelmonde. Over dit geslaagde huwelijksproject geven de bronnen dan weer niets prijs…
Veertien dagen later laat Margaretha Elisabeth Barbara van Wassenaer zich middels een spoedprocedure in de echt verbinden met Louis Ernest, prins de Montmorency [1735-1768], die zij tijdens haar pensionaatjaren in Parijs had leren kennen. Ze zal de rest van haar leven in Gent wonen.
De volgende reizen van Jaco naar Holland mislukken totaal. Cocqueel schrijft Jaco op verzoek van de freule dat hij alle pogingen moet staken. Jaco, die echt niet van opgeven wil weten, reist in de lente van 1761 een laatste keer naar Amsterdam. Hij gaat enkele keren bij de barones op de thee en schept nieuwe moed. Op 14 mei vertelt de barones hem de harde waarheid: hij zet maar beter een punt achter zijn inspanningen want ze zullen niets opleveren. Margotje had zich ondertussen op haar kamer opgesloten…
malen in Margots sprankelende gezelschap te vertoeven. Hij doet Jaco hiervan uitgebreid verslag en somt de namen op van de andere kandidaten die naar haar hand dingen. In november 1760 krijgt Jaco zijn Margotje dan eindelijk te spreken aan een Amsterdamse kerkdeur. Ze beantwoordt zijn vraag om liefde echter negatief.
18
Van 1647 tot 1656 is de diepgelovige aartshertog Leopold Willem van Oostenrijk landvoogd van de Zuidelijke Nederlanden. P. de Jode, 1697
19
1647 is voor Willem Benedictus de Visscher een sleuteljaar op verschillende vlakken. De Tachtigjarige Oorlog zit in een eindfase en een nieuwe landvoogd kondigt zich aan. Brussel is in blijde verwachting van Leopold Willem van Oostenrijk. Zo ook Willem Benedictus. Hij schrijft zijn tante Catharina de Visscher uitgebreid over een functie als kamerheer die hij hoopt te bekleden in de nieuwe hofhouding. Hiervoor heeft hij een belangrijke connectie aangesproken: Ottavio Piccolomini [1599-1656], een legeroverste in Spaanse dienst. Willem Benedictus de Visscher wedt niet op één paard.
Willem Benedictus de Visscher komt uit een familie die een zekere status heeft verworven. Hij vertoeft bijgevolg in de hoogste kringen en onderhoudt contacten met de opeenvolgende landvoogden Emanuel de Moura Cortereal [15901651], markies de Castel Rodrigo, en Leopold Willem van Oostenrijk [1614-1662]. Aan zijn tante Catharina bericht hij meermaals weetjes over het hof die hij enkel uit de eerste hand kan hebben.
Over het leven van Willem Benedictus de Visscher is weinig bekend. Hij neemt vanuit Brussel de behartiging van de familiale zakelijke belangen op zich wanneer zijn moeder kampt met gezondheidsproblemen en wanneer zijn tante Catharina de Visscher [+1647], een begijntje, in Antwerpen verblijft. Over zijn professionele en sociale relaties is de informatie karig.
Op 16 januari 1641 schrijft Willem Benedictus de Visscher zich in aan de Leuvense universiteit in de Lilienses Divites. Hij studeert er af als licentiaat in beide rechten. Als oudste zoon erft Willem Benedictus de titel van heer van Schiplaken. Op 1 februari 1650 verkrijgt hij ook de titel van ridder.
Op 21 maart 1624 schenkt Cornelia de Norman [+1655] het leven aan Willem Benedictus, haar eerste kind met Joannes Balthazar de Visscher [1580-1640], heer van Schiplaken en actief in de staatsambtenarij. Willem Benedictus groeit op met twee jongere broers, Joannes Balthazar [1626-1694] en Jacobus Vincentius [1628-1655]. Eind 1640 overlijdt zijn vader aan de gevolgen van een beenbreuk. Willem Benedictus is dan zestien jaar.
DE DRAMATISCHE LIEFDE Brussel, een zee van verderf | Willem Benedictus de Visscher vraagt huwelijksraad aan zijn tante
20
Een paar maanden later blijkt Willem Benedictus de Visscher te denken aan een huwelijk met een onbekende dame. Tante Catharina vindt haar neef met zijn drieëntwintig lentes te jong om te trouwen. Ze vreest dat een vroeg huwelijk hem ongelukkig zal maken. Willem Benedictus de Visscher De brieven van Willem Benedictus de Visscher aan zijn tante Catharina de Visscher lijkt zich echter voor te bereiden op een waarin hij haar deelgenoot maakt van zijn bedenkingen bij het huwelijk. monogaam leven verbonden aan de AdB, deelarchief de Visscher de Celles, nr. 1118 huwelijkse staat. Hij vertoeft niet langer in het gezelschap van mooie vrouwen, maar
Ondertussen heeft hij ook in Spanje een functie op het oog. Opnieuw doet hij beroep op zijn uitgebreid netwerk en dat van zijn tante Catharina de Visscher om het ambt binnen te halen. Tevergeefs, want er zijn geen sporen van een Spaans verblijf. Het is ook niet duidelijk of Willem Benedictus uiteindelijk de functie aan het hof van Leopold Willem van Oostenrijk krijgt. Hij is wel op de hoogte van hoe het er in de hofhouding aan toe gaat. De devote landvoogd weert vrouwen uit zijn residentie en laat gezinnen met dochters verhuizen naar de Warande om de deugdelijkheid van het hof te vrijwaren.
21
Bij zijn huwelijk krijgt Jan Baptist van zijn vader de heerlijkheid en baronie Leefdaal met bijhorend kasteel. Jan Baptist sterft in 1758 en zijn twee jonge dochters worden eigenaars van Leefdaal. Volgens grootvader Nicolaas Josephus is dit in strijd met de wens van zijn halfzus Catharina Ferdinanda [1676-1757], van wie hij Leefdaal heeft geërfd. Als Nicolaas Josephus in 1765 zelf overlijdt, begint de strijd om Leefdaal binnen de familie pas goed. Henri Diu, de voogd van Catharina Henrica en haar zus Lucia Theresia [1755-1818], krijgt de keuze: ofwel Leefdaal ofwel een deel van Nicolaas Josephus’ erfenis. De meisjes stellen zich tevreden met de baronie en de heerlijkheid Leefdaal. Ze verzaken aan de rest van hun grootvaders nalatenschap.
Catharina Henrica wordt in 1749 geboren als oudste kind van Jan Baptist de Brouchoven de Bergeyck [1721-1758] en diens achternicht Theresia Francisca de Brouchoven de Bergeyck. Haar vader is als oudste zoon van graaf Nicolaas Josephus de Brouchoven de Bergeyck [1691-1765] het toekomstige familiehoofd.
Unhappily ever after | Catharina Henrica de Brouchoven de Bergeyck en haar scheiding van tafel en bed
Willem Benedictus de Visscher, heer van Schiplaken, overlijdt ongehuwd op 3 of 4 augustus 1664 in de Brusselse SintCatharinaparochie. Hij wordt begraven in Hever.
De huwelijksplannen van 1647 springen uiteindelijk af. Ook later komt het nooit tot een echtverbintenis. Slaat Willem Benedictus de Visscher de raad van zijn tante-begijntje Catharina toch niet in de wind? Of moet hij kiezen tussen een functie aan het devote hof van de landvoogd en een huwelijk?
Willem Benedictus de Visscher heeft zijn familiale afkomst, sociale status en financiële achtergrond mee, wat hem tot een gegeerde huwelijkskandidaat maakt. Mogelijk beseft zijn tante Catharina dat eerder dan hijzelf en vermoedt ze dat hij zich op te jeugdige leeftijd zal laten inpalmen door vrouwelijk schoon.
zoekt enkel minder aantrekkelijke dames op. Het doet hem beseffen dat hij het nog niet zo slecht heeft. En dat is nodig, want Brussel omschrijft hij als een plaats van verderf voor de jeugd [igheid].
22
De aanhef van een afschrift van het in 1773 afgesloten huwelijkscontract tussen Catharina Henrica de Brouchoven de Bergeyck en Charles François de Cassina. Alleen al voor opsomming van de titels van de bruidegom had de griffier meer dan een pagina nodig. AdB, deelarchief de Brouchoven de Bergeyck, nr. 207
Na het huwelijk leidt het echtpaar de Cassina in zijn statig Mechels herenhuis een leven conform zijn stand. De graaf van Wonsheim
Charles François groeit op met een vader die houdt van luxe, pracht en praal. Door diens voorliefde voor procesvoering en zijn exuberante levensstijl erft Charles François een minder rooskleurige financiële toestand. Na het vroegtijdig overlijden van zijn vader Petrus Philippus in 1769 en zijn broer Louis Benedict in 1771, wordt de meerderjarige Charles François de Cassina - tot dan in militaire dienst in Spanje - de nieuwe pater familias en titelvoerende erfgenaam.
Op 20 januari 1773 sluiten Catharina Henrica de Brouchoven, gravin de Bergeyck en barones van Leefdaal, en Charles François de Cassina, graaf van Wonsheim en Martezana [1751-1794], een huwelijkscontract af. Charles de Cassina lijkt op het eerste gezicht een zeer geschikte huwelijkspartij. Zijn vader Petrus Philippus - in 1736 gehuwd met zijn nicht Maria Louisa Josepha de Plotho - bezit de heerlijkheden Hoogmosscher, Mosscherambacht en Asse, de baronie Boelare inclusief een kasteel in Nederboelare en nog talrijke gronden en renten. Dankzij hoge functies en een uitgekiende huwelijkspolitiek winnen de graven van Wonsheim aan status.
23
Laten enkel de geldproblemen het huwelijk spaak lopen of is er nog een andere verklaring? Het geheim berust, samen met het portret van Catharina Henrica, in het niet toegankelijke privéarchief op het kasteel van Leefdaal, dat haar zus Lucia Theresia en echtgenoot Gerard de Liedekerke [1751-1827] erven na haar dood.
Catharina Henrica de Brouchoven de Bergeyck is er zo mogelijk nog erger aan toe dan haar verpauperde [ex-] man. Tijdens haar elfjarig huwelijk is ze nooit gelukkig. De scheiding van tafel en bed plaatst de gravin de Bergeyck in een weinig benijdenswaardige positie. Haar huwelijk kent immers geen einde. Enkel de wederzijdse rechten en plichten van de echtgenoten worden afgezwakt. Samenwonen hoeft niet langer en de goederen worden gescheiden. Catharina Henrica is veroordeeld tot een leven zonder [officiële] liefde en kinderen.
De berooide graaf bekeert zich daarna tot bohemien en verbindt zijn lot aan de Brugse theaterfamilie Neyts, die hij in zijn testament bevoordeelt. In 1787 schrijft Charles de Cassina zijn Mémoires om zich vrij te pleiten van alle verantwoordelijkheid voor zijn schulden. Hij sterft op 28 januari 1794.
houdt er een dure hobby op na: paarden. Dit heeft zijn weerslag op de reeds ongunstige financiële situatie. Charles de Cassina en zijn echtgenote Catharina Henrica zien zich genoodzaakt goederen van de hand te doen en een extra lening aan te gaan. De graaf blijft echter geld uitgeven. Nieuwe verkopen volstaan niet om de schuldeisers te voldoen. Charles de Cassina vlucht naar Spanje zonder zijn echtgenote. Zijn moeder plaatst hem daarop onder curatele en Catharina Henrica zet de echtscheiding in.
24
Uittreksel uit het verslag van het verhoor van Maria Christina de Berlaymont door de officiaal van het bisdom Mechelen op 11 mei 1656. AdB, deelarchief Helman, nr. 357
25
Op 30 juli 1656 dineert luitenant de Falango met zijn kapitein, de Heredia, bij een zekere de Hertoge in een niet nader genoemde stad in Vlaanderen of Brabant. Als afsluiter maken ze een ritje met de koets. Op een bepaald ogenblik houdt de koets halt in de Onse Heer straete. Kapitein Heredia stapt uit en komt een kwartier later terug in het gezelschap van een jongedame. Beiden stappen in waarna de Heredia zegt: Heren, mag ik u juffrouw de Berlaymont voorstellen, die haar lot in mijn handen legt door met mij een huwelijk te willen afsluiten. Daarop vervolgt de koets zijn weg in de richting
Maria Christina Joanna de Berlaymont is geboren in het land van Henegouwen, maar brengt haar kinderjaren door in het Luikse, bij haar vader. Ze is in 1654 in het Engelse benedictijnenklooster van Brussel ingetrokken en er onder de hoede geplaatst van een tante. Twee jaar later woont ze met haar vader en tante de professie bij van haar zus in de benedictinessenabdij van Vorst. Daar ontmoet ze Petrus Franciscus de Heredia, met wie ze al tien jaar correspondeert. Het laatste jaar hebben beiden hun gevoelens voor elkaar bekend. De twee geliefden maken van hun samenzijn in Vorst gebruik om toekomstplannen te smeden en voorbereidingen te treffen voor een huwelijk. De Heredia belooft te zullen zorgen voor de noodzakelijke dispensaties. Ook datum en uur van hun vlucht leggen ze vast.
Maria Christina Joanna de Berlaymont is wellicht een rechtstreekse afstammelinge van Karel van Berlaymont [15101578], trouwe dienaar van Karel V en Filips II, Gulden Vliesridder, voorzitter van de Raad van Financiën en steunpilaar van landvoogdes Margaretha van Parma.
Op 10 en 11 augustus 1656 verblijft de officiaal van het bisdom Mechelen in Brussel. Hij neemt er getuigenverklaringen af in een zeer delicate zaak: het geheime en volgens sommigen ongeldige huwelijk tussen jonkvrouw Maria Christina Joanna de Berlaymont en Petrus Franciscus de Heredia, kapitein van een gelijknamige compagnie in het Spaanse leger. Hij ondervraagt op 10 augustus Anthonius Philippus de Falango, luitenant in de compagnie Heredia en getuige bij het huwelijk. ’s Anderendaags ontmoet hij in de Engelse benedictijnenabdij één van de twee beklaagden, namelijk Maria Christina de Berlaymont, en confronteert haar met de tegen haar geformuleerde aanklacht.
DE GEHEIME LIEFDE U bent mijn getuigen | Het illegale huwelijk van Maria Christina de Berlaymont
26
Over de omstandigheden waarin Maria Christina de Berlaymont en haar echtgenoot vervolgens zijn opgepakt en of het huwelijk werd ontbonden, zijn we verder niet ingelicht …
Juffrouw de Berlaymont was de hele tijd tevreden en opgewekt, al liet ze af en toe haar verdriet blijken over het feit dat ze zonder toestemming van haar vader was gehuwd.
’s Anderendaags, omstreeks negen uur, komt de Hertoge hen ophalen in een koets getrokken door vier paarden. In een tweede koets met twee paarden nemen juffrouw de Berlaymont en juffrouw Van der Borght plaats. De kapitein en de Falango volgen te paard. Ze vrezen immers dat ondertussen opdracht is gegeven om alle uitgaande koetsen aan de stadspoort te controleren. Toch kunnen ze de stad zonder problemen verlaten en zich naar een buitenhuis van de griffier begeven waar ze dineren. Even voordien was de Hertoge in de koets met twee paarden overgestapt. De Falango neemt hier afscheid van het gezelschap en keert terug naar de stad. Het gezelschap soupeert ’s avonds op een landgoed van de Heredia. ’s Anderendaags vertrekken ze naar Zottegem.
De koets brengt het gezelschap na de ceremonie naar het huis van griffier Van der Borght. Daar treffen ze enkel de dochter van de griffier aan, die pas nadat de Falango en de Hertoge haar verzekeren dat het jonge koppel getrouwd is, een bed voor hen laat opmaken. Hierop trekken de jonggehuwden zich terug voor de nacht. Ook voor de Falango wordt een bed klaargemaakt.
van het huis van de pastoor, waar het gezelschap binnengaat. De Heredia overhandigt de pastoor een document. Op de vraag van de pastoor om hem ook zijn persoonlijke dispensatie en die van juffrouw de Berlaymont te geven, antwoordt de kapitein dat hij die documenten niet in zijn bezit heeft, maar dat het huwelijk nog diezelfde avond moet worden voltrokken. De pastoor probeert de ceremonie nog uit te stellen naar de volgende dag, maar de kapitein houdt hardnekkig vol, neemt de juffrouw bij de hand en richt zich tot de Falango en de Hertoge: U bent mijn getuigen. En: Mijnheer pastoor, ik neem juffrouw de Berlaymont tot mijn echtgenote, waarop de jongedame repliceert: en u heren, u bent er getuige van dat ik de heer Heredia tot mijn echtgenoot neem. De pastoor, die hoort wat wordt gezegd, wil de kamer verlaten maar de Falango grijpt hem bij de arm en vraagt: Mijnheer, waar gaat u heen?
27
Na de dood van d’Appeltern eind januari 1718, blijft Isabella Sara Bouwens niet erg lang treuren. In 1720 sluit ze een geheim huwelijk af met Gaspar Antonius Franciscus Gomez d’Espinosa [1656-1725], graaf van Ribeaucourt en luitenantgeneraal van het Spaanse leger in de Nederlanden. Hij is de oudste zoon van don Diego Gomez d’Espinosa, lid van een oud Castilliaans militair geslacht, die in dienst van de koning in de Spaanse Nederlanden een indrukwekkende militaire
Twee jaar later hertrouwt Isabella Sara met Alexander Franciscus d’Appeltern [?-1718], generaal-majoor in het leger van Filips V, koning van Spanje. Spanje en de Zuidelijke Nederlanden zijn in die jaren in een hevige oorlog verwikkeld met Frankrijk. De Zuidelijke Nederlanden fungeren als het toneel waarop de veldslagen worden uitgevochten. Isabella Sara leeft als echtgenote van een hoge militair vele jaren in het gevolg van het Spaanse leger dat van hot naar her trekt. Met Alexander Franciscus d’Appeltern krijgt Isabella Sara wellicht drie dochters waarvan er twee kloosterzuster worden en één jong sterft.
Op 29 juli 1696 trouwt ze voor het eerst te Schoten met Cornelius Hyacinthus Respani [?-1703], heer van Schoten en Horst, een lid van de lagere adel. Het paar krijgt twee zonen, namelijk Franciscus Fredericus, die later Isabella van Parijs huwt en de graventitel ontvangt, en de ongehuwd gebleven jurist Hyacinthus. Vader Cornelius Hyacinthus Respani overlijdt in 1703.
Als oudste dochter van het handelsechtpaar Franciscus Bouwens en Isabella Maria Vanden Greyn groeit Isabella Sara Bouwens [1676-ca. 1750] op in een bevoorrecht milieu. Ze is verwant aan een groot aantal Antwerpse handelsgeslachten, waarvan er al verscheidene de overstap hebben gemaakt naar het stadsbestuur en in de adel zijn opgenomen. Ook Franciscus Bouwens en Isabella Maria Vanden Greyn koesteren voor hun kinderen ambities die verder reiken dan een koopmansbestaan. Welke opleiding Isabella Sara hiervoor geniet, is niet bekend, maar ze slaagt er wel in de doelen te halen die haar ouders hebben gesteld.
omschrijving van een bewogen leven.
Isabella Sara Bouwens heeft drij mans gehad, noteert een van haar nichtjes jaren na haar dood, wellicht als cryptische
De derde man | Het verborgen huwelijk van Isabella Sara Bouwens
28
Als de Ribeaucourt in 1725 sterft, maakt Isabella Sara haar geheime huwelijk wereldkundig. De familie van de graaf, onaangenaam verrast door deze bekendmaking, betwist de geldigheid van het huwelijk en voert daarin het argument aan dat het paar nooit had samengeleefd. De graaf woonde immers in Brussel, zijn weduwe in Mechelen. En zelfs wanneer de graaf in Mechelen verbleef, logeerde hij op een ander adres. Het testament dat hij drie dagen voor zijn dood nog aan een goede vriend heeft gedicteerd, wordt op 21 april 1725 geopend door notaris Van Halen. Daarin erkent de graaf Isabella Sara als zijn echtgenote en laat haar het levenslange vruchtgebruik van zijn bezittingen na. Notaris Van Halen constateert bij de voorlezing echter dat het testament niet is ondertekend, roept juridisch advies in en laat het document nietig verklaren. Toch blijft Isabella Sara niet bij de pakken zitten. Ze daagt de familie voor het gerecht en na een hele procedureslag beslist de rechter uiteindelijk in haar voordeel. Hij kent haar een jaarlijks pensioen toe uit de bezittingen van de graaf. En Isabella Sara Bouwens gaat tot haar dood omstreeks 1750 door het leven als de gravin douarière de Raimbeaucourt [sic].
Het ligt voor de hand dat Isabella Sara Bouwens en de graaf de Ribeaucourt elkaar hebben ontmoet in het militaire milieu. Van de omstandigheden waarin de opbloeiende liefde zich afspeelt, weten we echter niets af. Dat zou ook zeer verwonderlijk zijn, want de verloving, het huwelijk en het huwelijksleven spelen zich af in het allergrootste geheim.
carrière heeft uitgebouwd. In 1672 wordt Gaspar Antonius kanunnik aan Sint-Goedele. Vijf jaar later wisselt hij van plaats met zijn jongere broer Antonius - die het trouwens tot bisschop van Antwerpen zal schoppen - en engageert zich met de steun van zijn vader in het Spaanse leger. Tussen 1718 en 1719 staat hij als luitenant-generaal aan de absolute top. In 1694 erft hij van zijn oom Karel d’Aubermont het graafschap Ribeaucourt en de heerlijkheid Grembergen.
29
Handtekening van Isabella Sara Bouwens als weduwe van de graaf de Ribeaucourt, 1739. AdB, deelarchief Goubau, nr. 313
30
5000 jaar liefde en seksualiteit in het Westen, onder redactie van Georges Duby, Parijs, 1984
VANDEN ABEELE A., Jacob en Frans Neyts en hun familieleden. Enkele biografische aanvullingen, in: Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis in Brugge, Brugge, 2001, pp. 56-100
TIMMERMANS B., Patronen van patronage in het zeventiende-eeuwse Antwerpen. Een elite als actor binnen de kunstwereld, Amsterdam, 2008
van België, jaargang 33, nr. 70, Brussel, 1976, 2 delen
STOLS E., De Spaanse Brabanders of de handelsbetrekkingen der Zuidelijke Nederlanden met de Iberische wereld 1598-1648, Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten
MADDENS N., Hoogmosscher in Kortrijk-Buiten: de heerlijkheid, het pachtgoed, het landhuis, in: De Leiegouw, XL [1], maart 1998, pp. 3-84
LE ROY LADURIE E. en FITOU J., Saint-Simon ou le système de la Cour, Parijs, 1997
LEJOUR E., Inventaire des archives de la famille de Fourneau de Cruquembourg, Brussel, 1949
LEBRUN F., La vie conjugale sous l'Ancien Régime, Parijs, 1979
DOUCHAMPS, H. en LEFEVRE, J., La famille Christijn de Ribeaucourt, deel II, Brussel, 1989
DEGRYSE K., De Antwerpse fortuinen. Kapitaalaccumulatie, -investering en -rendement te Antwerpen in de 18de eeuw, Bijdragen tot de geschiedenis, Antwerpen, 2005
CHAUSSINAND-NOGARET G., La Noblesse au XVIIIe siècle. De la féodalité aux Lumières, Parijs, 1976
BRULEZ W., De firma Della Faille en de internationale handel van Vlaamse firma’s in de 16° eeuw, Brussel, 1959, 2 delen
Archief de Bergeyck Beveren, deelarchieven Bouwens, de Brouchoven de Bergeyck, de Visscher de Celles, Goubau en Helman
BRONNEN EN LITERATUUR
De cupidootjes bij het begin van elk hoofdstuk zijn stuk voor stuk details uit de achttiende-eeuwse wanddecoratie van het Salon Goubau in het kasteel Cortewalle Kunstpatrimonium Beveren Tevreden in Ter Vesten
Verantwoordelijke uitgever: Marc Van de Vijver, burgemeester, Stationsstraat 2, 9120 Beveren
© Cultuurcentrum Ter Vesten
2009/7121/2
Met dank aan de Grafische dienst, Groendienst, dienst Informatica en het Gemeentelijk Technisch Instituut.
Met dank aan de bruikleengevers: Huis van Alijn Gent, MIAT Gent, STEM Sint-Niklaas, Stedelijk Museum Lokeren, Algemeen Rijksarchief Brussel, The Bowes Museum Durham, Museum Liechtenstein Wenen, Hertogelijke Heemkundige Kring Het Land van Beveren en de Familievereniging de Brouchoven de Bergeyck
Stefanie Audenaert en Carine Goossens verzorgden de samenstelling en de redactie van de catalogus. De vormgeving gebeurde door Christl Van den Broucke. De eindredactie was in handen van Carine Goossens.
De klassen 1C, 3A en 5C van de Gemeentelijke Basisschool De Toren uit Melsele werkten voor de gelegenheid als hedendaagse tegenhanger in de de Bergeyckzaal hun eigen erfgoedproject uit onder de titel Voor alTIJD vriend?
Ick het hebbe vast sitten loopt van 24 april tot en met 10 mei 2009 in de Triestzaal van kasteel Cortewalle.
cultuurcentrum Ter Vesten.
Ik het hebbe vast sitten. Amoureuze histories uit het Archief de Bergeyck is een tentoonstelling ter gelegenheid van Erfgoeddag 2009 onder het thema Uit vriendschap en in een organisatie van het Archief de Bergeyck en het
COLOFON