Waar zit het werk?
UWV magazine
De nieuwe arbeidsmarkt Wajongers in Oost-Groningen Gratis geld voor iedereen 3 x Participatiewethouders Will Tinnemans en de kwetsbaren
N°
3
oktober 2014
3 oktober 2014 N°
Gratis geld voor iedereen
Thema: ‘De nieuwe arbeidsmarkt’ > Een stortvloed van economische, technologische en maatschappelijke ontwikkelingen verandert het landschap van de arbeidsmarkt dramatisch. Is er straks nog wel genoeg werk? En waar zit dat werk dan en wie doet het?
9
Rutger Bregman vertelt u waarom Nixon destijds gewoon gelijk had: pagina 14
9, 17 en 28 MENS&ROBOT
Robots kunnen mensen veel werk uit handen nemen. Misschien wel te veel ...
4 ARBEIDSMARKT 3.0
De werkgelegenheid stagneert. Hoe zetten we weer de banenmotor aan? Barbara Baarsma, Willem Vermeend en Nicolette van Gestel hebben daar wel ideeën over. Hun handen jeuken.
10 NIETS BOVEN OOST-GRONINGEN
DISCUSSIEER MEE OP
Hollandse Hoogte/Patrick Post
uwv.nl/uwvmagazine
Oost-Groningen scoort niet alleen hoog op aardbevingen, maar ook op het percentage Wajongers dat er woont. De gemeente Hoogezand-Sappemeer vormt het epicentrum.
Barbara Baarsma:
‘Ik pleit voor afschaffing van vaste loondienst’
14 PRATEN ALS BREGMAN
4
Gratis geld voor iedereen: het idee steekt om de zoveel jaar de kop op. Anno 2014 pleit de jonge historicus Rutger Bregman er weer voor, en hoe: hij trekt er volle zalen mee.
18 DEFINITIE(F)?
Vanaf 2015 hanteren UWV en andere overheidsinstellingen nog maar één definitie van werkloosheid. Wel zo handig natuurlijk, maar hoe definitief zal deze definitie zijn?
Will Tinnemans:
‘We moeten ervoor waken een onderklasse te creëren’
UWV magazine
Magazine voor stakeholders van UWV Oktober 2014 Verschijnt drie keer per jaar Realisatie: MediaPartners Group/vdbj_, Postbus 2215, 1180 EE Amstelveen Hoofdredactie: Kees Diamant Redactioneel management: Fennie Pruim Mailadres redactie:
[email protected] Eindredactie: Jacques Poell Vormgeving: Marc van Meurs en Yullan Oosterhof Aan dit nummer werkten mee: Rhonald Blommestijn, corbino.nl, Martin Dijkstra, Gert Hage, Mirjam van Immerzeel, Erik Kriek, Martyn F. Overweel, Hanny Roskamp, Peter Tahl, Kato Tan, Will Tinnemans, Rens Ulijn, Audrey Zonneveld Lithografie: Grafimedia, Amsterdam Drukwerk: Adreswijzigingen: s.v.p. sturen naar UWV, Postbus 58285, 1040 HG Amsterdam o.v.v. 'Adreswijziging Roto Smeets GrafiServices UWV Magazine'. Het is alleen toegestaan artikelen uit UWV Magazine – geheel of gedeeltelijk – over te nemen na toestemming van de redactie.
2
colofon
| OKTOBER | 2014
20 ‘WAT GAAN AL DIE MENSEN DOEN?’
23
23 ESSAY: IN ONS ALLER BELANG
Als we laaggeschoolden geen reëel perspectief bieden, krijgen we op termijn de rekening gepresenteerd. Daarom pleit Will Tinnemans voor een herverdeling van beschikbare banen.
Harry Hummels:
‘Er is geen politieke visie op de arbeidsmarkt van de toekomst’
De wereldbevolking neemt explosief toe. Het aantal robots eveneens. Voor steeds minder mensen zal er dus steeds minder werk zijn. Hoogleraar Harry Hummels maakt zich zorgen.
26 PARTICIPATIEWETHOUDERS
20
Drie wethouders, van verschillende politieke pluimage, laten hun gedachten gaan over de invoering van de Participatiewet in hun gemeenten: Franekeradeel, Roosendaal en Utrecht. UWV.NL | OKTOBER | 2014
3
Hoofdartikel FOTOGRAFIE CORBINO.NL TEKST MIRJAM VAN IMMERZEEL
De nieuwe
arbeidsmarkt
Er bestaan grote zorgen over onze werkgelegenheid op korte en langere termijn. Hoe zetten we weer de banenmotor aan? Hoezeer jeuken de handen van Barbara Baarsma,Willem Vermeend en Nicolette van Gestel om de arbeidsmarkt en sociale zekerheid te hervormen? Behoorlijk, zo blijkt.
DISCUSSIEER MEE OP
uwv.nl/uwvmagazine
4
| OKTOBER | 2014
E GROTE VRAAG OP DE ARBEIDSMARKT luidt altijd: is er genoeg werk en waar zit dat werk? Drie grote invloeden bepalen het antwoord: het economische tij, technologische ontwikkelingen en maatschappelijke en politieke factoren. Met beleid valt daar enige invloed op uit te oefenen, maar die mag zeker niet overschat worden. Er spelen langlopende ontwikkelingen en er zijn bepalende factoren op korte termijn. Lager geschoold en eenvoudig werk is steeds minder voorhanden. Door technologische vooruitgang – denk aan automatisering en robotisering – zijn er nu ook bedreigingen voor de middengroepen en hoger opgeleiden. Nederland heeft een open economie, midden in Europa en de wereld, die er zomaar anders uit kan zien. Wie had gedacht dat een burgertoestel uit de lucht zou worden geschoten en dat Russische sancties Nederlanders zouden treffen? Ook drukken individualisering, emancipatie, flexibilisering, migratie en de langere ‘levensduur’ van werknemers hun stempel op de arbeidsmarkt. De variabelen zijn talrijk en krachtig. We vragen twee economen en een bestuurskundige naar hun kijk op de toekomst van de arbeidsmarkt. Wat zouden zij anders doen dan beleidsmakers? En hoe zien zij de rol van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van UWV in de nieuwe arbeidsmarkt?
Barbara Baarsma is directeur van SEO Economisch Onderzoek. Dit bureau doet onafhankelijk onderzoek in opdracht van overheid en bedrijfsleven en is verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Sinds 2012 is Baarsma kroonlid van de SociaalEconomische Raad. ‘We danken onze welvaart en werkgelegenheid mede aan hoge productiviteit. Die productiviteit groeit echter al jaren steeds minder en daar moeten we snel iets aan doen. Neem onderwijs. We zouden prikkels moeten inbouwen om voortdurend te blijven leren. In plaats van alle opleiding te concentreren in onze jonge jaren, zouden we onderwijs moeten spreiden over ons hele werkzame leven. Dan heb ik het niet over zo nu en dan een cursus, maar over serieus werk maken van het vergroten van je kansen op werk gedurende je hele werkzame leven. We moeten rekening houden met meerdere loopbanen, in plaats van een of twee. Dat kan betekenen overstappen naar geheel andere beroepen of branches als daar de arbeidskansen groter zijn. Dat bewustzijn en die flexibiliteit zijn hard nodig, willen we bijblijven in deze snel veranderende wereld. Levenslang leren is trouwens geen kwestie van subsidiepotten opentrekken, zoals nu vaak gebeurt. Die helpen geen zier om mensen te stimuleren hun kennis en vaardigheden op niveau te houden. Wat helpt dan wel? De verhoging van de AOWgerechtigde leeftijd draagt nu al een beetje bij aan het bewustzijn dat je proactief moet blijven. Maar dat is
‘Ik pleit voor afschaffing van het vaste dienstverband’ UWV.NL | OKTOBER | 2014
5
Een gezamenlijke opdracht
Hoofdartikel
niet genoeg. Daarom pleit ik ook voor afschaffing van vaste loondienst. De looptijd van ieder arbeidscontract wordt voortaan beperkt tot vijf of tien jaar. Dit dwingt zowel werkgever als werknemer tot een toekomstgerichte houding en leidt tot grotere dynamiek op de arbeidsmarkt. Zijn de arbeidsvoorwaarden nog wel up-to-date? Zit ik nog wel op de goede plek? Zijn er vaardigheden die ik mis voor mijn volgende stap? Het stimuleert werkgevers om “een leven lang leren” te ondersteunen, willen ze goede krachten aantrekken en behouden. Voor die groepen die buiten de boot dreigen te vallen – ouderen en werklozen – kunnen vouchers om onderwijs en begeleiding in te kopen, soelaas bieden. Ook moeten de kosten van arbeid voor werkgevers worden verlaagd. Met het afschaffen van het contract voor onbepaalde tijd vervalt ook het automatisme in promoties en loonsverhogingen. Dan blijft iedereen geprikkeld om zijn of haar best te doen, of iets anders te zoeken dat beter past. Daarnaast zijn de kosten en risico’s voor werkgevers nu nog te hoog. Ziekte, arbeidsongeschiktheid en ontslagkosten komen op het bordje van de individuele werkgever, die daardoor wel twee keer nadenkt voor hij of zij iemand aanneemt. Het verschil tussen nettoloon voor de werknemer en de loonkosten van werkgevers – de wig – is te groot. Juist voor de onderkant van de arbeidsmarkt is het belangrijk om daar iets aan te doen, omdat de wig daar relatief erg groot is en het voor mensen met een lage productiviteit moeilijk is om de relatief hoge arbeidskosten “goed te maken”. Wat betekent dit voor de organisatie van sociale zekerheid? Daar hoeft op zich niet aan te worden gesleuteld. Laat UWV zich vooral bezighouden met de groepen die het moeilijk hebben op de arbeidsmarkt. Als investeren in de zwaksten kosteneffectief gebeurt en werkgevers met vijf- of tienjarige arbeidscontracten meer geneigd zijn om mensen aan te nemen, verstevigt dat het draagvlak voor het huidige systeem. Want aan het draagvlak moet wel iets gebeuren. De bekostiging van sociale zekerheid is nu nog op vaste dienstverbanden gestoeld. Door de groei van het aantal zzp’ers – ik noem ze liever zelfstandige professionals – wordt die basis steeds smaller omdat zij geen of minder premies betalen en doorgaans juist een lager risico hebben van ziekte en werkloosheid. De kosten van de sociale zekerheid per arbeidscontract nemen hierdoor toe. Dit los je niet op door tegen zzp’ers en flexcontracten te zijn, maar door de wortel van het probleem aan te pakken: te grote werkgeversrisico’s. De geplande lagere belasting op arbeid is een mooi begin, maar laten we ook de risicoverschuiving naar werkgevers terugdraaien. Met deze mate van doorbelasting van ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid komen er niet meer banen bij.’
6
| OKTOBER | 2014
Nicolette van Gestel is verbonden aan Tilburg University als hoogleraar Nieuwe sturingsvormen in sociale zekerheid en arbeidsvoorziening, en kroonlid van de Sociaal-Economische Raad (SER). Ze richt zich vooral op hervormingen in de sociale zekerheid en arbeidsmarkt. Haar meest recente boek is Toekomst van de sociale zekerheid: over provisie, preventie en participatie.
‘Een one size fits all-benadering is niet meer van deze tijd’
‘Ik pleit voor meer individuele verantwoordelijkheid voor employability en meer grip op sociale zekerheid voor burgers. Een one size fits all-benadering is niet meer van deze tijd. De verschillen tussen mensen en tussen hun behoeften zijn groter dan ooit. Zelf kiezen en sturen zijn een logisch vervolg op deze ontwikkeling. Voorkomen is beter dan genezen, weten we allemaal. Dat geldt net zo goed voor werkloosheid als voor ziekte. Wie zelf verantwoordelijk is voor de gevolgen van dat soort tegenslagen, zal eerder actie ondernemen en schade proberen te voorkomen. Toch laat de doorbraak van preventie op zich wachten. De overheid wil het huishoudboekje op orde houden. Prima. Maar de kosten van een risico dat zich voordoet, zijn vaak hoger dan preventieve maatregelen. Zet het socialezekerheidsstelsel liever en vooral in ter preventie van uitval. Mensen die WW ontvangen, krijgen wat mij betreft een basisdeel op bijstandsniveau, en een budget – ik noem het de WW-plus – om vrij te besteden aan scholing en begeleiding. Zo kunnen ze keuzen maken die op hun persoon en situatie zijn toegespitst. Wie ziet aankomen dat zijn of haar baan verdwijnt, zal dat geld gebruiken om te investeren in een goede uitgangspositie op de arbeidsmarkt. De werkgevers hebben hierin een stimulerende rol te spelen. Waarom hebben ze anders al die HRM-afdelingen en persoonlijke ontwikkelplannen? Wellicht kan duurzame inzetbaarheid ook het afnemende draagvlak van de sociale zekerheid een halt toeroepen. Dat er steeds minder mensen premie betalen en recht hebben op een uitkering, holt het systeem uit. Nu ben ik er niet voor om een systeem om het systeem zelf in stand te houden. Maar het geeft wel te denken dat meer en meer mensen er buiten vallen. Dat is voor sommigen een kwestie van eigen voorkeur, maar voor sommigen ook niet. De toename van flexwerk en het aantal zzp’ers zie ik niet als iets negatiefs, alleen het past niet bij het huidige stelsel dat gericht is op vaste dienstverbanden. We zijn nu dus eindelijk aangeland bij de kern van de discussie. Je kunt niet blijven negeren dat sociale zekerheid draagvlak verliest en ongelijkheid creëert tussen mensen in het systeem en die daarbuiten. Dat gaat niet goed op termijn, dan moet je het systeem aanpassen. Als mensen meer eigen verantwoordelijkheid krijgen voor
‘2013 was het zwartste jaar op de arbeidsmarkt van de afgelopen decennia. Er gingen 136.000 banen verloren en over een periode van de afgelopen vijf jaar 300.000’, vertelt Rob Witjes, manager Arbeidsmarktinformatie en -advies bij UWV. ‘De komende vijf jaar zal de banengroei mogelijk gemiddeld per jaar de helft zijn van wat we gewend waren de afgelopen twintig jaar.’ En dat komt niet alleen door de recente crisisjaren, maar ook door de snelle technologische ontwikkelingen. Wat dat betreft deelt Witjes de zorgen van Vermeend en Baarsma. Technologie brengt op lange termijn veel kansen voor de werkgelegenheid, maar op korte termijn heeft vooral banenverlies de overhand. ‘De aard van werkgelegenheid verandert door technologische vooruitgang en flexibilisering. Ik voorzie vooral groei in hoogwaardige werkgelegenheid. Alleen is door de snelheid van de innovaties heel erg moeilijk te voorspellen wat voor een soort banen er over vijf jaar zullen zijn. Toch moeten we investeren in die nieuwe werkgelegenheid. De klappen vallen vooral op mbo-niveau en uiteindelijk ook bij het onderste deel van de arbeidsmarkt. Middelbaar opgeleiden staan onder toenemende druk. Lager opgeleiden krijgen te maken met verdringing vanuit die groep. De groei zal ’m vooral in het hogere segment zitten.’ Witjes ziet het meeste heil in een positieve aanpak. Belonen van goed gedrag in plaats van het straffen van innoverende en flexibiliserende werkgevers. ‘We moeten samen – en dan bedoel ik UWV, gemeenten, werkgevers en alle betrokken instanties – meer inzetten op het voorkómen van werkloosheid. We gaan naar een hooggekwalificeerde arbeidsmarkt de komende jaren. Door functies te splitsen in taken en die te verdelen over hoogopgeleide en laagopgeleide werknemers, krijgen meer mensen toegang tot werk. Het is onze gezamenlijke opdracht om te zorgen dat zo veel mogelijk mensen op de arbeidsmarkt kunnen meekomen.’
hun duurzame inzetbaarheid en afdekking van hun risico’s en minder steunen op collectieve regelingen, dan heeft dat ook gevolgen voor de bezigheden van organisaties als UWV. Die ontwikkeling vraagt om meer keuzevrijheid, bijvoorbeeld voor de aanwending van de WW-plus of de keuze voor risicoprofiel in aanvullend pensioen, of de wijze waarop je van de AOW gebruikmaakt. Van een regelgestuurde uitvoeringsorganisatie zal UWV zich moeten ontwikkelen tot een echte dienstverlener voor burgers en werkgevers. Als UWV zich meer zou richten op de behoeften van burgers, zou dat enorm bijdragen aan het draagvlak van de sociale zekerheid. Het is belangrijk voor dit draagvlak dat burgers weer inzien dat het om hun geld gaat. Dat het hun sociale zekerheid is, zoals je bij broodfondsen ziet: doe-het-zelf arbeidsongeschiktheidsvoorzieningen voor en door zzp’ers. De terugkeer van de sociale partners in dit hele verhaal krijgt maar geen vorm. Volgens mij komen ze er niet goed uit met elkaar. Het ligt op zich voor de hand dat ze meedoen in de sociale zekerheid. Alleen moet worden voorkomen dat straks iedereen weer eigen kantoortjes heeft. De representativiteit van de bonden is een bron van zorg. Hoe dan ook: er kan niet meer een uniforme regeling komen voor iedereen. Dat is verleden tijd.’
UWV.NL | OKTOBER | 2014
7
Hoofdartikel
1Mens&robot FOTOGRAFIE MARTIN DIJKSTRA TEKST AUDREY ZONNEVELD
Willem Vermeend is econoom, ondernemer, commissaris en voormalig minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hij is als bijzonder hoogleraar Economics and E-Business verbonden aan de Maastricht School of Management. Onlangs is zijn nieuwe boek Arm en Rijk uitgekomen. ‘Twee grote problemen moeten worden opgelost: er is te weinig economische groei en er is te weinig banencreatie. De rode draad die daar doorheen loopt, is dat er te weinig besef is dat de arbeidsmarkt spectaculair gaat veranderen. De overheid let niet goed op. Verandering hoort erbij, maar nu gaat het sneller dan ooit. De wereldmarkt vertoont snel afwisselende pieken en dalen en daar heeft Nederland maar mee te dealen. Dat vraagt grotere flexibiliteit. Dat kan de overheid niet tegenhouden. Moet zij ook niet willen. De snelheid waarmee de arbeidsmarkt verandert, is geen probleem op langere termijn. Robotisering en nieuwe technologieën leiden tot economische groei en toename van banen. Maar het zullen wel ándere banen zijn dan waarvoor we nu nog te veel mensen opleiden. Dit najaar zijn weer vele jongeren gestart met een studie waarmee over vier jaar misschien geen werk is te vinden. De opleidingen moeten korter, sneller en talrijker zijn gedurende loopbanen om in te spelen op de behoeften in de markt. De aansluiting gaat nu nog te traag en dat leidt tot mismatch. Op kortere termijn maak ik me wel zorgen. De snelheid van banencreatie dankzij technologie is langzamer dan het tempo waarmee op dit moment banen worden vernietigd. En waar is iedereen ondertussen mee bezig? Met het vasthouden aan oude afspraken, akkoorden, cao’s, verworven rechten. De arbeidsmarkt wordt niet meer vertegenwoordigd door de vakbonden, die behartigen alleen maar de belangen van vijftigplussers. Begrijpelijk, maar ze zijn er niet voor iedere werkende nu en straks. Dat vakorganisatie De Unie voorstelt om automatisering en andere innovaties die de productiviteit verhogen te gaan belasten, is gewoonweg dom. Als je dergelijke fossiele maatregelen neemt, zijn werkgevers binnen een seconde naar het buitenland vertrokken. Hetzelfde geldt voor onzin als arbeidstijdverkorting en basisinkomen. Als dit soort beleid de toekomst zou bepalen, maak ik mij grote zorgen. Want wie gaat dat basisinkomen verdienen? Het is al lang geleden doorgerekend dat zo’n uitkering zonder tegenprestatie uit de schatkist schadelijk is. Wat er wel moet gebeuren, is lastenverlichting: de belasting moet omlaag, de loonkosten moeten omlaag, de administratieve lasten moet omlaag. Het onderwijs moet beter en het mkb moet worden geholpen. Het zijn de bedrijven met één tot vijftig man personeel die hier de werkgelegenheid scheppen. Niet de overheid en niet meer de grote bedrijven. Die ontwikkeling zie je overal ter wereld op de arbeidsmarkt. De kredietverlening aan het midden- en kleinbedrijf moet fis-
8
| OKTOBER | 2014
‘Er is te weinig besef dat de arbeidsmarkt spectaculair gaat veranderen’ caal worden gestimuleerd om het aantal start-ups en de doorgroeikansen van bedrijven te verhogen. Zo krijgen wij een smartindustry 4.0 met meer banen. De sociale zekerheid zal moeten meebewegen met deze ontwikkeling. Het stelsel is geënt op het verleden, dat geldt trouwens net zo goed voor de zorg. De sociale zekerheid moet zo zijn ingericht dat ze sneller kan inspelen op veranderingen. Elke euro die je uitgeeft aan een WW-uitkering is er een te veel. Dat geld moet naar preventie gaan. Neem in de wet op dat je moet voorkomen dat mensen werkloos worden. Branches en banen komen en gaan. Als je doorhebt welke dat zijn, kun je mensen behoeden voor werkloosheid. Ik sta trouwens niet te springen om de comeback van de sociale partners in sociale zekerheid. Uit parlementaire enquêtes blijkt dat ze er toen een rotzooitje van hebben gemaakt.’
Vormen robots een bedreiging voor de werkgelegenheid? Of zijn ze juist een zegen en zorgen ze ervoor dat mensen beter hun werk kunnen doen?
Sergeant-majoor Tim (34) van de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EOD) in Soesterberg: ‘Of ik bang ben dat een robot mijn werk overneemt? Integendeel, ik ben juist blij
dat hij er is want hij zorgt voor mijn veiligheid. De robot waarmee ik werk, helpt namelijk bij het traceren, onderzoeken en soms onschadelijk maken van bompakketten. Onze robots werken niet autonoom, dus er is altijd iemand nodig die hem bestuurt. Daarnaast kan de robot ook niet bedenken wat de plaatser van de bom in gedachten heeft gehad. Voor deze situatieanalyse zijn er mensen nodig zoals ik. Vanaf een veilige afstand
geef ik, vanuit een gespecialiseerd voertuig, de robot commando’s zodat ik met behulp van camera’s het explosief nader kan onderzoeken. De robot kan ook worden ingezet voor het eventueel ontmantelen van het explosief. Ik weet natuurlijk niet wat de toekomst brengt op dit gebied, maar ik kan me niet voorstellen dat dit werk op korte termijn volledig wordt overgenomen door UWV.NL | OKTOBER machines. ’
| 2014
9
Reportage FOTOGRAFIE PETER TAHL TEKST HANNY ROSKAMP
‘Vroeger zag je wel families waarin het de norm was om te zorgen dat je een uitkering kreeg, dan had je het gemaakt’ Peter Verschuren, wethouder Werk en Inkomen in Hoogezand-Sappemeer
Niets boven Oost-Groningen Oost-Groningen scoort hoog op de meest uiteenlopende factoren. Op ruimte, groen en goedkope huizen, bijvoorbeeld. Op aardbevingen, niet te vergeten. Maar ook op het percentage Wajongers: dat is het hoogst van heel Nederland. De gemeente Hoogezand-Sappemeer vormt het epicentrum. Dat vraagt om een verklaring.
ANGS DE SNELWEG van Amsterdam naar Groningen wordt de bebouwing steeds ijler en het landschap steeds groener. De afstanden tussen dorpen en steden nemen toe en een gevoel van weidsheid en rust overvalt de stedeling die zich buiten zijn bebouwde kom waagt. Ook de afstand tot de arbeidsmarkt lijkt in de provincie Groningen groter. Van de bevolking maakt 2 procent gebruik van de Wajong-regeling, tegen een landelijk gemiddelde van 1,4 procent. Binnen de provincie spant de gemeente Hoogezand-Sappemeer (34.000 inwoners) de kroon: er zijn ongeveer 1.200 mensen met een Wajong-uitkering, bijna 4 procent. Hoe komt dat?
Nieuw Woelwijck Het gemeentehuis van Hoogezand-Sappemeer, opgetrokken uit ‘jarentachtigbeton met blauw’, ligt aan een winkelplein in de wijk Gorecht-Oost, meteen naast Gorecht-West, de wijk waar de multiproblematiek zich concentreert. Veel gezinnen daar hebben te maken met armoede, huiselijk geweld, psychische en fysieke gezondheidsproblemen of verslaving. Peter Verschuren is hier sinds enkele maanden wethouder Werk en Inkomen. Hoewel de cijfers in zijn gemeente zorgwekkend zijn, wil hij ze nuanceren. ‘We hebben binnen de gemeentegrenzen de intramurale instelling Nieuw Woelwijck, waar permanent 400 mensen leven met een verstandelijke beperking. Een groot deel van hen heeft een Wajong-uitkering. Voor deze groep is reintegratie niet reëel, je moet eerder denken aan dagbesteding.’ Verschuren legt uit dat Hoogezand-Sappemeer altijd de beschikking
10
| OKTOBER | 2014
UWV.NL | OKTOBER | 2014
11
Stad en land
Reportage
‘Ik maak me hartstikke druk omdat ik het druk heb, of ik maak me hartstikke druk omdat ik het niet druk heb’
Elton Gout, afwisselend zzp’er en Wajonger
heeft gehad over voordelige huurwoningen, waardoor de gemeente een aanzuigende werking had op mensen met een uitkering. ‘En dan is er nog de wegtrekkende industrie die zorgt voor hoge werkloosheid. ’En misschien is het in sommige families ook een cultuur. ‘Vroeger zag je wel families waarin het de norm was om te zorgen dat je een uitkering kreeg, dan had je het gemaakt. Maar dat is gekanteld, ook omdat we mensen achter hun broek aanzitten. Je hoort nu wat te doen.’ Net als veel andere gemeentes is Hoogezand-Sappemeer overgestapt op sociale teams om de problematiek integraal aan te pakken. Verschuren: ‘En we zijn druk bezig om het SW-bedrijf en de Dienst Werk en Inkomen te integreren, dat is nodig om de Participatiewet uit te kunnen voeren.’
Naar Duitsland Re-integratieadviseur Yvonne Smit deed haar werk eerder in NoordGroningen en werkt nu bij het SW-bedrijf in Hoogezand. Ze ziet een groot verschil tussen Noord- en Oost-Groningen. ‘Daar is het geen enkel punt om met de trein of lopend of met de fiets naar je werk te gaan. Ze zijn gewend aan lange reistijden omdat daar alles verder uit elkaar ligt dan hier. Als je in Hoogezand zegt: ik heb een baan voor je in de stad Groningen, dan zeggen ze al snel: ik wil liever hier in Hoogezand werken. Ze zijn niet gewend aan lange reistijden. Dat is geen onwil, het zit gewoon niet in hun systeem. Anderzijds zien we dat veel mensen die op latere leeftijd in de WW zijn gekomen en die graag weer aan de slag willen, momenteel naar Duitsland trekken. Daar is meer werk en de beloning is beter.’ In 2004 werd de WWB (Wet werk en bijstand) ingevoerd. Gemeenten kregen met de invoering van de WWB een financiële prikkel om het aantal bijstandsuitkeringen zo laag mogelijk te houden, bijvoorbeeld door uitkeringsgerechtigden aan het werk te helpen of om te kijken of ze recht hadden op andere regelingen zoals de Wajong. Niet alleen in Groningen, maar in vrijwel alle Nederlandse gemeenten zijn in de periode van 2004 tot 2010 de WWB-bestanden geschoond. Het effect daarvan was een toename van het aantal Wajongers, maar dat effect is inmiddels uitgedoofd. Yvonne Smit ziet overigens wel het voordeel van deze overheveling. Zij denkt dat het perspectief van Wajongers beter is dan dat van mensen die lang in de WWB zitten. ‘Het traject van de Wajong naar betaald werk is volgens mij makkelijker dan het traject via de WWB. Er kunnen meer middelen worden ingezet – zoals subsidie voor de werkgever – om de overstap aantrekkelijk te maken. En ben je uit de Wajong, dan kun je terugvallen. Bij de WWB is dat moeilijker waardoor mensen zich vastklinken aan de WWB.’
Begeleiding cruciaal Maar Smit ziet ook dat er grote verschillen zijn in mentaliteit. Verschillen tussen autochtonen en allochtonen bijvoorbeeld, maar ook verschillen tussen Wajongers en WWB’ers. ‘Wajongers hebben meestal meer eergevoel dan WWB’ers, ze zijn gemotiveerd, willen graag aan het werk. Ook zijn Wajongers vaak beter voorbereid op de
12
| OKTOBER | 2014
arbeidsmarkt. Via praktijkscholen leren ze al om toe te werken naar hun toekomst.’ Begeleiding is cruciaal. Zo’n 40 procent van de Wajongers heeft een verstandelijke beperking. Dat vraagt geduld en tijd van de werkgever en de kans dat het desondanks misgaat is groot. Smit: ‘Mensen met een lichamelijke beperking vinden hun weg wel. Met praktische aanpassingen zijn hun problemen vaak op te lossen. Een verstandelijke beperking gaat nooit over. Werkgevers kunnen zich daarop verkijken. Ze verwachten dat iemand beter gaat functioneren als ze er energie in stoppen. Als dat niet gebeurt, kan het voor een Wajonger moeilijk zijn om een baan vast te houden.’
Drukte in het hoofd Ook episodes waarin een Wajonger meer last heeft van psychische klachten dan normaal, kunnen een breuk betekenen met de werkgever. Dit overkwam Elton Gout (36) zo vaak, dat hij – met de hulp van Yvonne Smit van het SW-bedrijf – voor zichzelf is begonnen. Hij heeft nu een bouwbedrijf en werkt al zes jaar door het hele land met veel succes als tegelzetter, schilder, glaszetter et cetera. Hij staat erom bekend dat hij netjes werkt en altijd bereid is om meer te doen dan een ander. ‘Even vegen na het werk, je kunt zien dat Elton is geweest.’ In de periodes waarin zijn depressiviteit en psychotische klachten de overhand krijgen, stopt hij met werken en kan hij terugvallen op de Wajong. Sinds hij zelfstandig ondernemer is, heeft hij minder slechte episodes dan daarvoor. Maar het ontbreekt soms wel aan de structuur en regelmaat waar hij zo’n behoefte aan heeft. Ook brengt het zelfstandig werken veel stress met zich mee. ‘Ik ben constant bezig in mijn hoofd’, vertelt hij. ‘En ik kan enorm doordraven. Daardoor is mijn planning niet altijd haalbaar. Nee zeggen vind ik erg moeilijk, want dan heb ik misschien drie weken geen brood op de plank. Dus ik maak me hartstikke druk omdat ik het druk heb, of ik maak me hartstikke druk omdat ik het niet druk heb.’ Ook plannen is lastig, maar gelukkig krijgt hij veel hulp van Yvonne. Gout: ‘Toch, als ze morgen tegen me zouden zeggen: ik heb een vaste baan voor je, dan zou ik dat meteen doen. Omdat dat voor mij veel rustiger is. Maar dat zou wel betekenen dat ik minder zou verdienen.’
Slinkende budgetten Wethouder Verschuren beseft hoe cruciaal begeleiding is voor de Wajongers maar met de slinkende budgetten ziet hij het somber in. ‘Onlangs hebben twaalf mensen met een langdurige uitkering hun mbo-2-diploma gehaald’, vertelt hij. ‘Ze zijn nu aan het werk in het groenonderhoud. Het was een moeizaam en intensief traject qua begeleiding en dat maakt het ook duur. Mijn grootste zorg is dat de budgetten de komende jaren niet toereikend zullen zijn om op deze weg door te gaan. Ik sta achter de participatiesamenleving, maar we moeten niet denken dat die voordeliger zal zijn dan een verzorgingsstaat. Ik denk wel eens dat Den Haag zich daarop verkijkt. Door nu de budgetten terug te schroeven, ontneem je mensen de kans om te integreren.’
Katinka van Brakel van het Kenniscentrum van UWV is bezig met onderzoek naar regionale verschillen in de arbeidsparticipatie onder Wajongers. Zij ziet dat in Groningen relatief veel Wajongers aan het werk zijn via een Sociale Werkplaats (SW). Landelijk heeft 48 procent van de werkende Wajongers een baan via de SW, in Groningen is dit aandeel 54 procent. Van Brakel: ‘Hetzelfde speelt in Limburg en de Achterhoek. In regio’s waar meer SW-bedrijven zijn gevestigd, zijn meer Wajongers aan het werk via die SW-bedrijven. Maar we weten ook dat dit regio’s zijn die van oudsher zwaarder getroffen zijn door werkloosheid, waardoor er meer SW-plaatsen zijn gecreëerd. Dat zien we nu terug in de cijfers.’ In het kader van de Participatiewet zal het aantal SW-plaatsen worden afgebouwd. Dan zullen meer Wajongers zijn aangewezen op regulier werk. Regio’s met meer werkgelegenheid bieden in het algemeen meer kansen voor Wajongers om te werken. Met als grote uitzondering de Randstad. Van Brakel: ‘Daar is de arbeidsparticipatie onder Wajongers relatief laag terwijl de werkgelegenheid hoog is. Er zijn weinig SW-plaatsen in de Randstad. En mogelijk zijn er vooral banen die geschikt zijn voor middelbaar en hoog opgeleiden.’ Er zijn ook regionale verschillen die overeind blijven als er rekening gehouden wordt met de werkloosheidscijfers en met het aantal SW-plaatsen. Van Brakel: ‘De experts die we hebben gesproken, denken dat dit te maken heeft met cultuurverschillen. Heerst er een cultuur waarin werkgevers het normaal vinden een Wajonger in dienst te nemen, zijn er goede netwerken, is er een goede samenwerking met het voortgezet speciaal onderwijs? Die kennis kunnen we gebruiken om er handreikingen uit te destilleren voor regio’s waar het nu minder goed gaat.’
UWV.NL | OKTOBER | 2014
13
Interview ILLUSTRATIE ERIK KRIEK TEKST GERT HAGE
‘Armoede is geen kwestie van gebrek aan karakter, het is een kwestie van gebrek aan geld’
Een pleidooi voor het basisinkomen
Gratis Een basisinkomen voor iedereen, gratis geld, uitkeringen niet meer nodig. Het idee steekt om de zoveel jaar de kop op. Nu pleit de jonge historicus Rutger Bregman er
weer voor. En trekt daarmee veel aandacht, ook van UWV Magazine.
14
| OKTOBER | 2014
geld
ET SCHEELDE EEN HAARTJE of iedere Amerikaan had een basisinkomen gehad. ‘Radicale hervorming van de sociale zekerheid komt door het Huis van Afgevaardigden’, kopte The New York Times op 16 april 1970. Aan de wet was een grootschalig experiment voorafgegaan onder 10.000 gezinnen, verspreid over een vijftal staten, aan wie maandelijks een bescheiden bedrag werd overgemaakt door de overheid. Drie vragen stonden centraal in het onderzoek. Zouden deze mensen minder gaan werken dan die uit een controlegroep zonder basisinkomen? Is het systeem daarmee onbetaalbaar? En is het politiek haalbaar? De uitkomst van het Amerikaanse experiment was opmerkelijk. Mensen met een basisinkomen gingen niet minder werken. De schoolprestaties van hun kinderen verbeterden, hun gezondheid ging erop vooruit, mede dankzij betere voeding. Ook het huiselijk geweld nam af. Experiment geslaagd, maar toch haalde de wet het uiteindelijk niet. Bij een deel van de Senaat ontstond twijfel over de financiële haalbaarheid van het plan, een ander deel vond het – door niemand minder dan de toenmalige president Nixon – voorgestelde basisinkomen niet hoog genoeg, waarop het idee geruisloos in de prullenbak verdween.
DISCUSSIEER MEE OP
uwv.nl/uwvmagazine ten die onderzoekers van de OESO overtuigden van de voordelen van gratis geld. De armoede neemt af en de gezondheid neemt toe, met als gevolg lagere zorgkosten en hogere belastingopbrengsten. ‘Ik heb mij een ongeluk gezocht naar experimenten die slecht uitpakten, maar ik heb ze niet gevonden, ‘ zegt Rutger Bregman.
Zonder tegenprestatie Het is een van de vele voorbeelden die Rutger Bregman (26) in zijn recent verschenen boek Gratis geld voor iedereen aanhaalt ter illustratie dat de introductie van het basisinkomen meer is dan een utopie of een aardig gedachtenexperiment. In Londen kregen dertien daklozen ieder 3000 pond van een hulporganisatie. Zo maar, zonder dat een tegenprestatie werd verlangd en zonder enige controle. Wat bleek? Geen van de zwervers gooide het geld over de balk of ging zich te buiten aan drank of drugs. Integendeel, hun levens knapten aanzienlijk op dankzij het gratis geld. Ze volgden een opleiding, vonden onderdak en maakten plannen voor de toekomst.
Oeganda dan. Daar keerde de overheid in 2008 aan 12.000 jongeren vierhonderd dollar uit, geheel naar eigen inzicht en goedvinden te besteden. Ook dit experiment pakte wonderwel goed uit. De jongeren investeerden het geld in opleidingen en in eigen bedrijfjes en zagen hun inkomens met 50 procent stijgen. Hun kans op een baan nam toe met 60 procent. Het zijn deze en tal van andere soortgelijke experimen-
Armoedestress weghalen Het idee is simpel. Geef iedereen een basisinkomen dat voldoende is voor eten en het betalen van de rekeningen voor huur, zorg, enzovoort. Schaf vervolgens het hele bureaucratische circus af van toeslagen, heffingskortingen, aftrekposten en uitkeringen, inclusief het almaar uitdijende controleapparaat. En zie, de armoede
UWV.NL | OKTOBER | 2014
15
Interview
‘Ik heb mij een ongeluk gezocht naar experimenten die slecht uitpakten, maar ik heb ze niet gevonden’
Een pervers systeem
verdwijnt, de gezondheidszorg wordt goedkoper, de schoolprestaties gaan omhoog en de criminaliteit daalt. De voordelen die op deze terreinen worden behaald wegen op tegen de kosten van de invoering van een basisinkomen, aldus Bregman. ’Als je bij mensen aan de onderkant van de samenleving de armoedestress weghaalt en ook de stress die gepaard gaat met al die verplichtingen waaraan ze moeten voldoen in ruil voor een uitkering, komt er meer tijd en ruimte voor de opvoeding van hun kinderen, om gezonder te koken, voor mantelzorg, voor de sportclub, kortom, voor maatschappelijk zinvolle bezigheden. Iedere hulpverlener zou zich moeten afvragen of zijn salaris niet beter zou kunnen worden uitgekeerd aan diegene die hij probeert te helpen.’
Bewezen onzin De vraag ligt voor de hand: waarom stuit de invoering van het basisinkomen, ondanks de wetenschappelijk bewezen voordelen, op zo veel wantrouwen en scepsis? Er worden standaard drie bezwaren geopperd, zegt Bregman. ‘Het eerste is dat het te duur is. Dat klopt niet, integendeel op termijn ben je goedkoper uit. Een kind dat in armoede opgroeit, kost de samenleving handenvol geld, net zoals dat rondpompen van geld en de controle erop goudgeld kost. Een basisinkomen maakt mensen lui, ze gaan minder werken of helemaal niet, het tweede vaak gehoorde bezwaar. Bewezen onzin. Ja,
16
| OKTOBER | 2014
Maar de allergrootste hobbel is het wantrouwen tegenover de mensen aan de onderkant, vervolgt Bregman. ‘Ze worden gezien als incompetente wezens die moeten worden begeleid, gecontroleerd en gestuurd. Het achterhaalde wereldbeeld waarop onze verzorgingsstaat rust, is dat van zielige mensen die geholpen moeten worden. Dat getuigt van minachting. Armoede is geen kwestie van gebrek aan karakter, het is een kwestie van gebrek aan geld. Het geïnstitutionaliseerde wantrouwen leidt tot een bureaucratisch monster, waarin ambtenaren via Facebook controleren of mensen in de bijstand niet ongeoorloofd vrijwilligerswerk verrichten. Waarin mensen in ruil voor een uitkering worden gedwongen totaal zinloze arbeid te verrichten, waarin een leger aan ambtenaren nodig is om burgers bij te staan in de wirwar van aanvragen, toelages en subsidies en een al even omvangrijk leger aan bureaucraten doende is dat alles te controleren op misbruik.’ Het is een pervers systeem, gebaseerd op een realiteit die allang is achterhaald, vindt Bregman. Hoogste tijd dus voor een omslag in het denken over arbeid en samenleving, gebaseerd op een positief mensbeeld in plaats van op achterdocht en wantrouwen. ‘Daarin kan het idee van een basisinkomen een nuttige rol vervullen. En het aardige is dat zowel links als rechts daarin iets van zijn gading vindt. Rechts heeft vertrouwen in het individu. Zij weten zelf wat het beste voor hen is. Rechts is ook voor een kleinere overheid en ook daarin worden ze met het basisinkomen op hun wenken bediend. Links staat voor het opheffen van armoede en gelijke kansen. Dus die kunnen ook tevreden zijn.’
2 Mens&robot
Cléa Dieudonné (Momkai)
mensen gaan misschien iets minder werken, zo bleek uit de experimenten, maar hoe erg is dat? Bovendien werd die afname gecompenseerd door het ondernemen van allerlei nuttige activiteiten, zoals sport, opvoeding of huishouden. Een derde bezwaar dat ik vaak hoor is: “Leuk idee, maar het komt er toch nooit van.” Ik ben daar optimistischer over. Omdat ik jong ben. Omdat het in Amerika al bijna is gebeurd en omdat we aan de vooravond van radicale veranderingen staan omtrent de inhoud van het begrip arbeid. Het basisinkomen hoeft van mij ook niet morgen ingevoerd te worden, ik ben geen revolutionair, maar iemand die denkt in kleine stapjes.’
Rutger Bregman (1988) is historicus en schrijver. Hij studeerde aan de universiteit van Utrecht en Los Angeles, en doceerde aan de universiteit van Utrecht. Bregman schreef voor De Groene Amsterdammer, nrc.next, Het Parool en Trouw. Inmiddels schrijft hij voor het onlineplatform De Correspondent. In februari 2012 debuteerde hij met het boek Met de kennis van toen. Actuele problemen in het licht van de geschiedenis bij De Bezige Bij. In maart 2013 verscheen zijn tweede boek: De geschiedenis van de vooruitgang. In september 2014 verschijnt zijn derde boek: Gratis geld voor iedereen. En nog vijf grote ideeën die de wereld kunnen veranderen.
FOTOGRAFIE MARTIN DIJKSTRA TEKST AUDREY ZONNEVELD
Vormen robots een bedreiging voor de werkgelegenheid? Of zijn ze juist een zegen en zorgen ze ervoor dat mensen beter hun werk kunnen doen? Hella Otte-Ebbeling (54, niet op de foto) werkt bij zorginstelling Amstelring in Amsterdam: ‘Deze zeehond helpt mij om contact te maken met demente ouderen. Die kunnen vaak zelf moeilijk aangeven hoe het met ze gaat, maar ik kan aan de interactie met het beestje afleiden hoe ze zich voelen. Reageren ze blij, verdrietig of gaan ze ermee praten? Sommige dementerenden hebben niet eens in de gaten dat het een zeehond moet voorstellen, bij hen gaat het puur om het contact: het knuffelen en kroelen. In die zin is het echt van toegevoegde waarde voor ons werk. Ik heb ook totaal geen angst dat ons werk overbodig wordt door een robot. Ik bedoel: het is een mechanische zeehond! Of er in de toekomst geavanceerdere robots komen, weet ik natuurlijk niet. Maar ik denk dat menselijk contact altijd nodig zal blijven en deze zeehond helpt daar alleen maar bij.’
Achtergrond ILLUSTRATIE RHONALD BLOMMESTIJN TEKST MIRJAM VAN IMMERZEEL
Wat is normaal?
Definities zijn per definitie een etiket en kunnen stigmatiseren. Vooral in zorg en welzijn betekent dat oppassen. Neem deze vraag: wie is geestelijk normaal en wie niet? Sla de DSM-5 open en je weet het. In dat handboek wordt sinds begin jaren vijftig omschreven welke symptomen bij welke geestelijke stoornis horen. Inmiddels is dit werk van de American Psychiatric Association hét standaardhulpmiddel bij het stellen van diagnoses over de hele wereld. Voorheen had iedere arts zo zijn of haar eigen interpretatie van symptomen. Het bemoeilijkte effectieve behandeling en wetenschappelijk onderzoek. Zo bezien is de DSM een mooi streven naar een zekere objectiviteit. Maar er kleven ook grote risico’s aan, die pas de afgelopen jaren aandacht krijgen. De edities van het handboek getuigen niet alleen van voortschrijdend wetenschappelijk inzicht, maar ook van nieuwe ideeën over wat en wie normaal is en wie niet. En die definitie is niet zo definitief. Gelukkig maar voor homoseksuelen bijvoorbeeld. Hun ‘symptomen’ werden nog maar enkele edities terug beschreven als een stoornis. Allen Frances, emeritus hoogleraar psychiatrie aan Duke University en voorzitter van de DSM-4 task force nota bene, zet grote vraagtekens bij de laatst aangepaste editie. In zijn boek Terug naar normaal schrijft hij over inflatie van diagnoses en overmedicatie onder druk van de farmaceutische industrie. Volgens Frances hebben miljoenen normale mensen een stoornis sinds de publicatie van de DSM-5.
Definietie Vanaf 2015 hanteren UWV en andere overheidsinstellingen nog maar één definitie van werkloosheid. Het moet begripsverwarring voorkomen. Lukt dat? Zeker, maar niet voor eeuwig, want definities zijn niets meer dan afspraken over betekenis. En zelden definitief.
ET LIJKT EEN CONTRADICTIE, maar definities zijn zelden definitief. Met voortschrijdend inzicht en nieuwe voorkeuren verandert de betekenis die we geven aan de wereld om ons heen. Onze definitie van bijvoorbeeld geluk, ziekte, gezondheid, armoede en rijkdom is door de eeuwen heen danig veranderd. De definitie van een scheldwoord verandert zelfs elke generatie. Wie had gedacht dat het woord ‘pannenkoek’ voetbalcoach Marco van Basten tot in het diepst van zijn ziel zou krenken toen een voetbalfan hem dat nariep na een verloren wedstrijd? Ooit werd de toevoeging alleen gebruikt in de wielrennerij, nu brengen hooligans hele pelotons ME’ers tot razernij met het woord. Definities zijn niets meer dan afspraken over betekenis, stelt wetenschapsfilosoof Henk de Regt, als universitair hoofddocent verbonden aan de Vrije Universiteit Amsterdam. ‘Een definitie kan niet objectief zijn, daarom blijft het een wat glibberige term. Er moet altijd een groep zijn die het erover eens is om iets of een idee op een bepaalde manier te definiëren. Je hebt daar draagvlak voor nodig. Hoeveel precies, dat is vaag gebied.’
De schijn van precisie
1 dollar per dag
Iets meer dan een miljard mensen moeten rondkomen van een dollar per dag. Dat ‘A dollar a day’ de meest gebruikte definitie van armoede is geworden, is te danken aan een stel economen van de Wereldbank in de jaren tachtig. Zij wilden met één begrip in één klap voorstelbaar maken wat het is om extreem arm te zijn. Maar ook de definitie van armoede is een kwestie van afspraken. Ten eerste betreft de dollar per dag een gemiddelde; veel arme mensen verdienen soms dagen, weken niets en dan ineens wel. Het gaat ook niet om de waarde van een cash Amerikaanse dollar in ontwikkelingslanden, maar om gewogen koopkracht van een dollar in de Verenigde Staten. Daarbij is de dollar per dag niet het uiterste minimum om te overleven; zelfs extreem arme mensen besteden niet die hele dollar aan voedsel. Een flink deel gaat naar vertier en sparen, bleek eens uit een studie van de Amerikaanse universiteit MIT. Vandaar dat deze definitie van armoede sinds jaar en dag op hevige kritiek kan rekenen. De armoedegrens bestaat slechts op papier, en zou wat sommigen betreft moeten worden opgetrokken naar tien dollar per dag of meer. De ‘dollar per dag’ bestaat overigens niet meer: de Wereldbank heeft de armoedegrens verhoogd naar 1,25 dollar per dag.
18
| OKTOBER | 2014
Er is overigens een uitzondering in de glibberigheid van definities en wel bij de bètawetenschappen. De Regt: ‘In de wiskunde en natuurkunde zijn definities ook maar afspraken. Maar ze zijn duurzamer; om ze bij te stellen is vaak een revolutie nodig. Zoals begin vorige eeuw het begrip “massa” door toedoen van Einstein een andere invulling kreeg dan Newton twee eeuwen eerder had bedacht. Dat ging niet zonder slag of stoot in de wetenschappelijke gemeenschap.’ Bij definities, hoe hard en logisch ze soms ook lijken, kunnen politieke, sociaal-culturele, religieuze en financiële belangen spelen. Terwijl ze eigenlijk juist verwarring uit de weg zouden moeten ruimen. Neem arbeidsongeschiktheid. Ooit was het aandeel arbeidsongeschikten in Nederland veel hoger dan in ons omringende landen. Maar daar was de werkloosheid vaak weer hoger. Was Nederland ziek?, zoals toenmalig premier Lubbers zich afvroeg. Nee, er speelden belangen van de sociale partners. ‘Je kon toen spreken van verborgen werkloosheid’, zegt Peter Rijnsburger, als kennisadviseur verbonden aan UWV. ‘Als mensen iets mankeerde én er sowieso niet genoeg werk was, werden ze arbeidsongeschikt verklaard en kwamen ze in de WAO. Dit werd het verdisconteren van de werkloosheid genoemd. Deze praktijk is indertijd geschrapt. Je kunt een probleem niet wegdefinieren door op werkloosheid een ander etiket te plakken. Als je er niets aan doet, blijft het een probleem.’
ILO =/ CBS =/ UWV Wie deze zomer de berichten over werkloosheid slechts met een half oog las, leek te stuiten op onverwacht ‘goed’ nieuws: de werkloosheid daalde in juli van 8,2 procent naar 6,7 procent. Deze opmerkelijke afname hadden we echter niet te danken aan een felle opleving van de economie of een gou-
den greep in werkloosheidsbestrijding. Nee, de percentages behoren bij verschillende definities van werkloosheid. Het eerste is berekend volgens de definitie die het CBS en UWV hanteren. Deze instanties rekenen alleen mensen die minstens 12 uur per week werken of willen werken tot de beroepsbevolking. Van die groep had 8,2 procent geen werk in juli, zo viel in hun berichten te lezen. Het tweede percentage is berekend volgens de normen van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) van de Verenigde Naties. Die stelt dat mensen die minstens een uur per week werken of binnen twee weken beschikbaar zijn voor werk tot de beroepsbevolking behoren. Dat is een grotere groep mensen, waarvan ook nog eens een groter deel werkt volgens die definitie. Ook studenten en scholieren met een bijbaantje tellen daarin mee. Vandaar het lagere werkloosheidspercentage. De verschillende definities zijn er niet om zand in de ogen van burgers te strooien, zegt Rijnsburger. ‘Het is zo historisch gegroeid in onze sociale zekerheid. Ze worden ook voor verschillende doeleinden gebruikt.’ Aan de verschillende werkloosheidscijfers komt volgend jaar een einde. In persberichten over de arbeidsmarkt zullen de instanties voortaan één definitie van werkloosheid hanteren: die van de ILO. Het Centraal Planbureau
en De Nederlandsche Bank gebruikten die definitie al, in 2015 stappen ook CBS en UWV over. ‘Het door elkaar gebruiken van twee definities leidt tot onnodige verwarring’, legt Rijnsburger uit, die betrokken was bij de discussie met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) over de keuze voor één definitie.
Onnodige verwarring Voor zijn werk en dat van zijn collega-onderzoekers maakt de overstap op de ILO-definitie niet veel uit. Die is namelijk vooral bedoeld om helder te communiceren met de buitenwereld over de werkloosheid in Nederland. Rijnsburger: ‘In onze gezamenlijke persberichten met het CBS zullen we een eenduidig werkloosheidscijfer communiceren. Maar we zullen ook blijven uitzoeken hoeveel werkzoekenden er zijn. Ook blijven we bijhouden hoeveel en welke mensen een beroep doen op een werkloosheidsuitkering. Dat soort gegevens worden verzameld voor een specifiek doel, om bijvoorbeeld gericht regionaal arbeidsmarktbeleid te kunnen voeren ter bestrijding van werkloosheid. Daar ligt onze opdracht, definities helpen slechts daarbij.’
UWV.NL | OKTOBER | 2014
19
Interview FOTOGRAFIE KATO TAN TEKST GERT HAGE
Harry Hummels over werk in de toekomst:
‘Wat gaan al die mensen
doen?’
De wereldbevolking zal de komende decennia explosief toenemen. Het aantal robots dat ons werk uit handen neemt eveneens. Voor steeds minder mensen zal er dus steeds minder werk zijn. Hoogleraar Ethiek, Organisaties en Maatschappij Harry Hummels denkt over dit probleem al volop na en verbaast zich erover dat de politiek dat niet doet.
DISCUSSIEER MEE OP
uwv.nl/uwvmagazine
20
| OKTOBER | 2014
AT EEN SCHAAKCOMPUTER ooit een grootmeester zou kunnen verslaan, het werd ondenkbaar geacht. Tot het gebeurde. Nog kleiner werd de kans ingeschat op zelfsturende auto’s. Inmiddels rijden in Californië dergelijke auto’s rond, met dank aan Google. Steeds dieper dringen computers en robots ons leven binnen. Ze worden slimmer, hebben toegang tot steeds meer data en zullen meer en meer taken van ons overnemen. Op zich hoeft dat niet verontrustend te zijn. Tot op heden brachten technologische innovaties ons niet alleen meer welvaart, maar ook meer banen. Maar, schrijven de hoogleraren Brynjolfsson en McAfee in hun opzienbarende boek The Second Machine Age, ditmaal zou het wel eens anders kunnen uitpakken. De auteurs, beiden verbonden aan het Massachusetts Institute of Technology (MIT), voorzien een toekomst waarin bijna de helft van de banen in de VS zal verdwijnen door robotisering en automatsering. En die toekomst is nu al begonnen. De Oxford-collega’s Frey en Osborne komen tot ongeveer dezelfde conclusies. Nieuw is niet alleen de snelheid waarmee nieuwe en ingrijpende technologische vernieuwingen op ons afkomen, ze vormen tevens een directe bedreiging voor de banen van de midden- en hogere klasse. Eerdere technologische revoluties gingen vooral ten koste van banen aan de onderkant
van de arbeidsmarkt, bij de nieuwe automatiseringsgolf staan ook de banen van de arts en de accountant op het spel. Afgaande op beide publicaties staan we aan de vooravond van een ingrijpende verandering van de arbeidsmarkt. ‘We zullen ons moeten bezinnen op de inhoud van het begrip arbeid’. zegt Harry Hummels, hoogleraar Ethiek, Organisaties en Maatschappij aan de universiteit van Maastricht. ‘De vraag naar werk neemt af, tegelijkertijd groeit tot 2050 de wereldbevolking met naar verwachting 2 miljard mensen van 7 naar 9 miljard. Wat gaan al die mensen doen? Waar vinden ze nog een baan? En hoe kan het dat het kabinet blijft vasthouden aan het oude ideaal van betaalde arbeid voor iedere burger? We moeten anders leren denken, niet in termen van betaalde arbeid, maar van zinvolle arbeid.’
Maakt u zich ongerust? ‘Nee, maar ik ben 55 en sta bovendien aan de goede kant van de streep. Het zal nog wel even duren voordat mijn baan door een robot wordt ingevuld, als die tijd ooit komt. Maar het is onmiskenbaar dat zich tegelijkertijd drie ontwikkelingen afspelen die van grote invloed zijn op de arbeidsmarkt. Naast de robotisering is er de eerdergenoemde groei van de wereldbevolking. Op een populatie van 7 miljard mensen telt de mondiale arbeidsmarkt 3,2 miljard werkenden. Trek je dit door naar de verwachte 9 miljard inwoners in 2050, dan betekent dat dat er een miljard banen zouden moeten bijkomen en dat in een periode waarin door automatisering meer banen verloren gaan dan erbijkomen. Voeg hierbij het verdwijnen van steeds meer productiebanen en het verplaatsen van eenvoudige dienstverlening naar opkomende economieën in Oost-Europa, Azië, Afrika en Latijns-Amerika en het is duidelijk dat we straks kampen met een structureel tekort aan arbeidsplaatsen. We zullen de gedachte van een fulltimebaan voor iedereen moeten loslaten. Het vraagt om een omslag in het denken over betaalde arbeid die veel fundamenteler van aard is dan de ideeën over het nieuwe werken, flexibilisering, employability en hoe dat verder mag heten. ’
‘Laat mensen vrij en dwing ze als overheid niet om genadebrood te eten’
Interview
Harry Hummels (Almelo, 1959) 2012-heden: European Liaison Global Impact Investing Network
Essay ILLUSTRATIE MARTYN F. OVERWEEL TEKST WILL TINNEMANS
2011-heden: Managing Director SNS Impact Investing 2006-heden: Hoogleraar Ethiek, Organisaties en Maatschappij, School of Business and Economics van Maastricht University 2006-2010: Lid directie SNS Asset Management en commercieel directeur
Leeft deze gedachte al bij onze beleidsmakers? ‘Er wordt wel degelijk nagedacht over dit thema bij denktanks en onderzoeksbureaus als bijvoorbeeld het Centraal Planbureau (CPB) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Maar het debat wordt niet gevoerd op de plek waar het zou moeten worden gevoerd: in de politiek. Wat ik mis, is een visie op de arbeidsmarkt van de toekomst, terwijl die harder dan ooit nodig is. Er wordt nu eerst gedaan en dan gedacht, denk aan de Participatiewet, waarin participeren gelijk wordt gesteld aan een betaalde baan.’
2001-2006: Professor Duurzaam Beleggen, Nyenrode Business Universiteit en voorzitter European Institute for Business Ethics 1999-2006: Directeur Duurzaam Beleggen ING Bank Hummels is fellow van het European Centre for Corporate Engagement en van de Caux Round Table. Hij promoveerde in de filosofie aan de Universiteit Twente.
Het kabinet heeft de participatiesamenleving omarmd. Hoe valt dat te rijmen met de door u geschetste ontwikkelingen? ‘Ik ben een groot voorstander van het idee. Jarenlang heb ik in de Raad van Toezicht gezeten van een grote instelling op het gebied van gehandicaptenzorg en heb daar gezien hoe belangrijk het is dat mensen met een handicap zinvolle arbeid verrichten. Maar waar ik bezwaar tegen aanteken, is dat die participatiesamenleving zo dwingend wordt opgelegd aan mensen. “Als je dit niet doet en daar niet solliciteert, word je gekort op je uitkering.” Die manier van redeneren waarin het vooral draait om rechten en plichten, schiet hopeloos te kort om mensen die momenteel langs de kant staan daadwerkelijk te integreren. De sociale zekerheid is in de afgelopen jaren steeds meer een systeem van sociale controle geworden. Maar ik vind het onzin om mensen van 55 jaar en ouder of Wajongers verplicht te laten solliciteren op banen waar hun bijdrage aan de samenleving in veel gevallen geringer is dan in het vrijwilligerswerk wat ze zouden kunnen doen. Mensen zijn maar al te graag bereid om te participeren in de vorm van betaalde arbeid, maar we moeten af van het idee dat alleen het hebben van een betaalde baan van 9 tot 5 zaligmakend is. Die zijn er in de toekomst minder en minder. Ook op andere manieren kunnen mensen een zinvolle bijdrage leveren aan de samenleving. Met het opzetten van een sociale onderneming bijvoorbeeld – op dat terrein zijn er de nodige initiatieven van de grond gekomen. Zij voldoen aan een maatschappelijke vraag op basis van een bedrijfsmatig model dat niet primair is gericht op het maken van winst. Fantastisch, jammer alleen dat de overheid daar zo weinig oog en waardering voor heeft. En laat die AOW’er of Wajonger op een buurtbusje in Oost-Groningen rijden. Hij levert een belangrijke dienst aan de burger en blijft op een zinvolle manier actief in de samenleving. Wat is daarop tegen? Het belangrijkste is om mensen de ruimte en het gevoel te geven erbij te horen. Dat moet je niet van bovenaf willen sturen, jongeren zowel als ouderen kunnen heel goed zelf beslissen hoe ze hun leven willen vormgeven. Het heilig moeten van de arbeid zou vervangen moeten worden door een heilig mogen participeren. Dat kan door arbeid, maar dat hoeft niet. Van een rechten-en-plichten-samenleving schuiven we op naar een kansen-en-mogelijkheden-samenleving.’
Al die even prachtige als zinvolle maatschappelijke initiatieven moeten ook betaald worden. ‘Ik heb geen kant-en-klaar antwoord op de vraag waarvan straks al die mensen zonder betaalde baan moeten leven. Maar ik heb vertrouwen in de creativiteit en de zelfredzaamheid van mensen. Denk aan het
22
| OKTOBER | 2014
eerdergenoemde sociaal ondernemerschap, denk ook aan al die kleinschalige initiatieven van jongeren die een eigen bedrijfje beginnen. Ik houd mij onder meer bezig met microfinanciering in de opkomende economieën, waarmee we mensen in staat stellen hun eigen bedrijfje te beginnen. Hartstikke goed en nuttig. Maar hoe zinvol al dergelijke initiatieven ook zijn, ze zullen niet voldoende werkgelegenheid creëren om de verwachte uitstoot van arbeidsplaatsen te compenseren. Er is iets geks aan de hand in de samenleving. We zien dat er bijvoorbeeld in de zorg steeds minder tijd is om dat te doen waarom het werkelijk gaat: aandacht besteden aan de patiënten of de cliënten. Artsen en zorgverleners hebben alleen tijd voor de handeling en de administratieve afhandeling ervan, nauwelijks meer voor een praatje. Dat moet toch anders kunnen? Ik ben een groot voorstander van het basisinkomen. Geef mensen aan de onderkant bestaanszekerheid zonder dat er allerlei verplichtingen tegenover staan. Het geeft mensen de ruimte om zelf keuzes te maken en ik ben ervan overtuigd dat zij ten minste een deel van hun tijd zullen besteden aan taken die maatschappelijk zinvol zijn, waar we als samenleving beter van worden We zijn rijk genoeg om het te kunnen financieren.’
Uw pleidooi voor een grondige herbezinning op het begrip arbeid vraagt om een andere kijk op de inrichting van de samenleving. Minder betutteling, meer ruimte voor burgers en meer aandacht voor maatschappelijk zinvol werk, al dan niet betaald. Dat staat haaks op de tijdgeest. Loopt u niet te ver voor de troepen uit? ‘Deze ideeën leven al langer bij mij. Managementgoeroe Eckart Wintzen, de helaas overleden oprichter van BSO (Bureau voor Systeem Ontwikkeling -red.), heeft mij op dit spoor gezet. Hij had het nooit over belasting toegevoegde waarde, maar over “belasting op onttrokken waarde”. Hij vond dat je belasting moet heffen op de waarde die iemand aan een samenleving onttrekt, bijvoorbeeld aan het milieu of aan grondstoffen. Het is een interessante gedachte. Omgekeerd moet iemand die iets zinvols toevoegt aan de samenleving daarvoor worden beloond. Maar dat alles wel op vrijwillige basis. Laat mensen vrij en dwing ze als overheid niet om genadebrood te eten. Of de tijd daar rijp voor is? Misschien nog niet, nee, maar gezien de ontwikkelingen op technologisch en demografisch terrein die op ons afkomen, is het de hoogste tijd voor het voeren van een breed bezinningsdebat over de arbeidsmarkt van morgen.’
In ons aller belang De onderkant van de arbeidsmarkt staat onder grote druk: verdringing,
concurrentie, automatisering.
Als we laaggeschoolden geen reëel perspectief bieden, krijgen we op termijn de rekening gepresenteerd.
IE KAN WERKEN, moet werken. Kun je geen baan op je opleidingsniveau vinden, dan zoek je maar iets eenvoudigers. Werken is immers altijd beter dan een uitkering. Als je eigen kinderen je kunnen verzorgen, is thuiszorg een overbodige luxe. Waarom zou de gemeente uw buurthuis of bibliotheek moeten runnen, als u het zelf ook kunt? Het hedendaagse adagium luidt: mensen moeten weer voor zichzelf en voor elkaar gaan zorgen, pas in uiterste instantie mogen ze een beroep doen op collectieve voorzieningen. Het is een uitgangspunt waar weinig tegenin te brengen valt. Langzaam maar zeker ondermijnen we onze mooie verzorgingsstaat. Werkenden moeten straks de helft van hun inkomen afstaan om de uitkeringen betaalbaar te houden, de AWBZ overeind te houden en sociaal-culturele voorzieningen met beroepskrachten te kunnen laten draaien. En toch dreigt er iets scheef te lopen. Niet met de gepensioneerde leraar die te maken krijgt met beperkte openingstijden van de bibliotheek. Ook niet met de fitte vijftiger die pa drie keer in de week moet wassen en zo nu en dan een potje voor hem kookt. En zelfs niet met de jonge alleenstaande moeder met een hbo-diploma die aangespoord wordt om haar bijstandsuitkering te verruilen voor een parttimebaan in de dienstensector. Zij redden zich wel en anders kennen ze de weg naar loketten waar ondersteuning verkrijgbaar is.
Nee, mensen die nu al de klos zijn of een bovengemiddelde kans lopen dat ze de komende jaren de pineut worden, bevinden zich aan de onderkant van de arbeidsmarkt: mensen met weinig opleiding – zeg: maximaal lbo, mavo of vmbo – en beperkte capaciteiten. Ze hebben een paar jaar werk en belanden dan weer in een uitkering of ze overleven als – veelal gedwongen – zzp’er steeds langere periodes op moeizaam opgebouwde buffers. Als ze werken, is de kans groot dat ze geen vast contract hebben maar – al dan niet via een uitzendbureau – in de flexibele schil zitten van een bedrijf in de schoonmaak, de catering, de beveiliging, het transport, de horeca, de detailhandel, de kas- en tuinbouw, de postbezorging, de vleesverwerkende industrie, de thuiszorg. Dat zijn allemaal sectoren met relatief kleine winstmarges en een groot reservoir aan tijdelijke krachten, op wie de druk om een hogere arbeidsproductiviteit te halen soms tot het onmenselijke wordt opgevoerd. Werknemers in die sectoren doen vaak zwaar werk, waar veel tillen of bukken aan te pas komt. Ze werken vaak op onregelmatige tijden. ‘Werkende armen’ krijgen lang niet altijd de kans om fulltime te werken en hun onregelmatige roosters staan het dikwijls niet toe om er een tweede baantje naast te nemen. Omdat ze nogal eens parttimebanen hebben in niet best betalende sectoren – steeds vaker als zzp’er – ligt hun inkomen onder het minimumloon of er hooguit 10 procent boven.
Het is er dus al niet best toeven, maar de onderkant van de arbeidsmarkt staat ook nog eens sterk onder druk, onder andere door allerlei vormen van verdringing en concurrentie. In sommige sectoren (kastuinbouw, transport) moeten werknemers het opnemen tegen Oost-Europeanen die van aanpakken weten en via slimme constructies onder het wettelijk minimumloon kunnen werken. Veel bedreigender is de neer-
UWV.NL | OKTOBER | 2014
23
Will Tinnemans
Essay
waartse druk van hoger opgeleiden: sinds het uitbreken van de kredietcrisis in 2008 en de daaraan gekoppelde werkloosheid zijn ze bereid om banen ver onder hun opleidingsniveau te accepteren. Uit een studie van het Bureau Onderzoek en Statistiek van de gemeente Amsterdam (Idske de Jong e.a., 2013) bleek dat de hoofdstedelijke metropoolregio 350 duizend banen voor laagopgeleiden telt. In 2011 werd bijna de helft daarvan vervuld door mensen met een hoger opleidingsniveau dan noodzakelijk voor die functie. En nu krijgt de onderkant ook nog eens te maken met concurrentie van enkele honderdduizenden mensen die door de Participatiewet de arbeidsmarkt op geprikkeld worden: mensen met een beperking, die in veel gevallen een loonkostensubsidie meebrengen, en bijstandsgerechtigden. Ze zijn niet allemaal afhankelijk van werk aan de onderkant van de arbeidsmarkt, maar een groot deel van hen wel.
Terwijl de overheid met de Participatiewet in de hand bijstandsgerechtigden en arbeidsgehandicapten aan het werk probeert te krijgen, roept de participatiesamenleving ons op om het heft in eigen hand te nemen. Als burgers – al dan niet met een uitkering – zelf verkeersborden wassen, openbaar groen onderhouden, het buurthuis opknappen en de bibliotheek runnen, gaat er juist in de eenvoudige dienstverlenende beroepen werkgelegenheid verloren. Werknemers in de thuiszorg, het groepsvervoer, de groenvoorziening en de schoonmaak krijgen de komende jaren te maken met het verdwijnen van banen omdat veel gemeenten fors moeten bezuinigen. Naast binnenlandse verdringing en concurrentie en het wegbezuinigen van banen hebben deze mensen ook last van de uitbesteding van eenvoudige arbeid aan lagelonenlanden. En er zullen banen verdwijnen door verdere automatisering en robotisering. Kortom: het was al geen voorrecht om op de onderkant van de arbeidsmarkt aangewezen te zijn, maar de nabije toekomst ziet er nog minder rooskleurig uit.
Tegen die sombere horizon zet de overheid alles op alles om mensen uit de uitkering en aan het werk te krijgen. Daardoor vissen groeiende aantallen mensen in een vijver waar steeds minder vis in zit. Op zijn best rouleren mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt: ze hoppen van het ene tijdelijke baantje naar het andere, schuilen in de WW of bijstand en bezetten weer een ander plaatsje op de overvolle carrousel. Voorstanders van dat model zeggen: zo blijven ze arbeidservaring opdoen. Dat is zo, maar aan die gedachte ligt de vooronderstelling ten grondslag dat de crisis weer overgaat en dat we dan met een overspannen arbeidsmarkt te maken krijgen, zoals de commissie-Bakker in 2008 – dus vóór de kredietcrisis – voorspeld heeft. De kans is heel groot dat die bijna volledige werkgelegenheid niet meer terugkomt of nog lang op zich laat wachten. In dat geval zitten we straks met grote groepen laagopgeleiden die de magere jaren overleefd hebben door wisselend op en naast de carrousel te staan, in de hoop dat er betere tijden zouden aanbreken. Onder hen relatief veel alleenstaande moeders, burgers van allochtone herkomst en
24
| OKTOBER | 2014
(1959)
is schrijver van non-fictieboeken, moderator en mediatrainer. Hij publiceerde in de jaren tachtig en negentig vooral over arbeidsmigranten. In 2009 verscheen van zijn hand Onzeker bestaan, een bundel portretten van ‘werkende armen’ in Nederland. Twee jaar later schreef hij Voor jou tien anderen, een politiekeconomische analyse van het ontstaan van de groep werkende armen, die we eerder vooral uit de Verenigde Staten kenden. In april van dit jaar publiceerde hij De kwetsbaren, over verdringing en concurrentie aan de onderkant van de arbeidsmarkt, veroorzaakt door tegenstrijdigheden en vaak onbedoelde perverse effecten van overheidsbeleid.
laaggeschoolde jongeren. Áls ze werk hebben, zijn ze door het harde werken, de stress en onzekerheid vatbaarder voor ziekte, leven ze ongezonder, kunnen ze al die eigen bijdragen en verhoogde toegangsprijzen niet betalen. Zzp’ers en mensen die via uitzendbureaus werken, krijgen na hun pensionering nog een trap na, omdat ze geen of slechts een beperkt pensioen opbouwen.
Een reactie op die gefnuikte verwachtingen kan bijna niet uitblijven. Vroeg of laat ontstaat frustratie, onvrede of zelfs maatschappelijke onrust. De samenleving heeft een serieus probleem als die perspectiefloosheid van lange duur is of zelfs van generatie op generatie wordt overgedragen. Dan krijgen we te maken met een onderklasse, in de sociologische betekenis van het woord. De ervaring – onder andere in de VS – leert dat een onderklasse zich duurzaam isoleert en in de marge overleeft of een uitweg zoekt in criminele activiteiten. Zelfs als we aannemen dat versobering van de verzorgingsstaat onvermijdelijk is, moeten we er alles aan doen om de onderkant van de arbeidsmarkt en het bovenste segment van de bijstand en Wajong perspectief te bieden. Dat kan niet door eindeloos banen in de collectieve sector te creëren, want dan lossen we het begrotingstekort nooit op en ondermijnen we de belastingmoraal in de middenklasse. Het helpt ook niet als we telkens nieuwe groepen werklozen – eventueel na een sollicitatiecursus of een werkervaringsplaats – dwingen om aan de rand te gaan staan van die vijver waar toch al veel te weinig vis in zit. We moeten realistisch blijven: dat schiet niet op.
De enige uitweg lijkt herverdeling van beschikbare banen over zo veel mogelijk mensen die willen en kunnen werken. Als de bovenste 75 procent van het inkomensgebouw de komende jaren minder werkt en navenant loon inlevert, met minder stress en minder ziekteverzuim als gunstige neveneffecten, verminderen we de neerwaartse druk op de onderkant van de arbeidsmarkt. Die onderkant kunnen we niet opheffen, die zal altijd bestaan, ook als we het minimumloon en de uitkeringen een kwart optrekken. Maar zij die er vertoeven, hebben ook recht op een menswaardig bestaan en fatsoenlijk werk. Dat bereiken we door verdringing te voorkomen, laaggeschoold werk voor hen te reserveren en voor dat werk fatsoenlijk te betalen of er via fiscale maatregelen ten minste voor te zorgen dat ze voldoende van hun salaris overhouden. Dat is in hun belang, maar ook in dat van de rest van de samenleving. We zijn immers allemaal gebaat bij algemeen welzijn en sociale stabiliteit.
DISCUSSIEER MEE OP
uwv.nl/uwvmagazine
UWV.NL | OKTOBER | 2014
25
Achtergrond FOTOGRAFIE GOSIA LUBBERS, JOACHIM DE RUIJTER, GEMEENTE UTRECHT TEKST RENS ULIJN
3 wethouders over
Hans Verbraak (CDA) gemeente Roosendaal (76.959 inwoners)
de invoering van de Participatiewet
| OKTOBER | 2014
Thiadrik Twerda: ‘In Friesland werken we nauw samen met de werkgevers. Daar moeten de banen vandaan komen, dus je moet goed kijken naar hun wensen en problemen. Om de match met het bedrijfsleven te maken, zijn we anderhalf jaar geleden het project Pastiel gestart. Met hoopgevende resultaten: honderden mensen gingen van een uitkering naar een passende baan. Ook met de instroom uit de Wajong kunnen we dit soort resultaten boeken. Maar dan moet de arbeidsmarkt wel blijven aantrekken en er moet genoeg geld uit Den Haag beschikbaar zijn.’
Thiadrik Twerda (PvdA) gemeente Franekeradeel (20.445 inwoners)
‘Meer doen voor minder
Door het samenvoegen van de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet sociale werkvoorziening en een deel van de Wajong in de nieuwe Participatiewet, krijgen gemeenten er vanaf 1 januari een flink takenpakket bij. Ze worden onder meer verantwoordelijk voor het re-integreren van mensen die nog wel kunnen werken, maar daarbij hulp nodig hebben. Hoe pakken gemeenten dit nieuwe takenpakket op? UWV Magazine ondervroeg drie wethouders – van gemêleerde politieke denominatie – van een kleine, een middelgrote en een grote gemeente over hun nieuwe verantwoordelijkheid.
26
Hoe gaat u mensen concreet aan het werk helpen?
Bent u bang dat de Participatiewet tot rechtsongelijkheid zal leiden? Iedere gemeente zal de wet toch anders uitvoeren? Thiadrik Twerda: ‘Gemeenten hebben vrijheden bij het uitvoeren van dit soort taken, dat hoort erbij. Op regionaal niveau zal er bij ons geen sprake zijn van rechtsongelijkheid, want op het sociale domein werken we al jaren nauw samen met zeven buurgemeenten in Noordwest-Friesland. Waar wij wel bang voor zijn, is dat we als gemeente door de vloer zakken omdat onze financiële positie het niet toestaat om deze zaken op een adequate manier uit te voeren.’ Hans Verbraak: ‘Nee. Als we alles binnen het kader van de nieuwe wet uitvoeren, kan er bijna geen rechtsongelijkheid ontstaan. Bovendien gaat Roosendaal vanaf 1 januari binnen een speciaal opgericht Werkplein nauw samenwerken met vijf kleinere gemeenten om ons heen. Hier zijn ook UWV en commerciële uitzendbureaus bij betrokken. De aanpak is dus voor de hele regio West-Brabant op elkaar afgestemd.’ Victor Everhardt: ‘Om werkgevers eenduidig te kunnen benaderen, is een gelijk speelveld heel belangrijk. Als G4-gemeenten (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) zijn wij daarom samen met UWV in gesprek met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over gelijke inzet van instrumenten.’
geld’
Hans Verbraak:: ‘Het Rijk heeft ons met een lastige taak opgezadeld, want hier in West-Brabant is met Philip Morris net een grote werkgever weggevallen. Bij zo veel extra werkzoekenden hebben “mensen met een vlekje” het extra moeilijk. Toch merken we dat er bij werkgevers bereidheid bestaat om ook mensen met afstand tot de arbeidsmarkt aan te nemen. Door onze krachten te bundelen met zes gemeenten, proberen we het voor werkgevers zo makkelijk mogelijk te maken om werkzoekenden met een uitkering ook daadwerkelijk te vinden. Zo organiseren we banenmarkten, vacaturecafés en zetten we bedrijven die mensen met een uitkering aan werk helpen in het zonnetje.’ Victor Everhardt: ‘In de arbeidsmarktregio Utrecht werken de gemeenten nauw samen met UWV en sociale werkplaatsen om meer mensen, ook die met een arbeidsbeperking, aan het werk te helpen. Het creëren van werkgelegenheid is daarbij uiteraard een belangrijke randvoorwaarde. Daar zetten we in Utrecht dan ook stevig op in.’
Wat is volgens u het voordeel van deze decentralisatieslag?
Thiadrik Twerda: ‘Ik denk dat gemeenten dit soort taken gewoon beter kunnen uitvoeren dan de Rijksoverheid. Wij zitten veel dichter op de burger en we zijn minder anoniem. Met de Wet werk en bijstand en de Wet maatschappelijke ondersteuning hebben we al bewezen dit soort taken aan te kunnen. De uitvoering baart me dan ook weinig zorgen, het is bij het financiële plaatje dat de schoen knelt.’ Hans Verbraak:‘Vroeger ging de re-integratie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt over te veel schijven. Dat dat met de Participatiewet eenvoudiger wordt, is winst. Ik ben ervan overtuigd dat gemeenten dit effectiever kunnen uitvoeren, maar er zijn simpelweg meer middelen nodig, terwijl we minder middelen krijgen.’ Victor Everhardt: ‘Als gemeente kennen wij de klant. Veel klanten die bij ons in een uitkering zitten, maken ook gebruik van andere voorzieningen en vormen van dienstverlening. We werken de Participatiewet daarom uit in samenhang met Meedoen naar Vermogen en Zorg voor de Jeugd. Deze drie decentralisaties benutten we als een unieke kans om verschillende beleidsterreinen met elkaar te verbinden.’
Victor Everhardt (D66) gemeente Utrecht (330.772 inwoners)
UWV.NL | OKTOBER | 2014
27
3 Mens&robot FOTOGRAFIE KATO TAN TEKST AUDREY ZONNEVELD
Vormen robots een bedreiging voor de werkgelegenheid? Of zijn ze juist een zegen en zorgen ze ervoor dat mensen beter hun werk kunnen doen? Danny Loonen (41) is line-keeper bij VDL Nedcar in Born: ‘Lasrobots, robots met grijparmen, robots die zware materialen verplaatsen: bij ons in de fabriek zijn wel duizenden robots aan het werk. Maar over het algemeen hebben die ons werk alleen maar veiliger en fijner gemaakt. Natuurlijk wordt het aloude laswerk niet meer met het handje gedaan. Ook ben ik zelf bijna tien jaar geleden mijn baan kwijtgeraakt door de komst van een robot. Dus ik heb aan den lijve ondervonden hoe dat is. Maar er zijn wel continu line-keepers zoals ik nodig die erop toezien dat de robot zijn werk goed doet. Dat heeft het werk er op sommige fronten zelfs uitdagender op gemaakt, want we moeten die robot natuurlijk wel goed programmeren. Mijn voorspelling is dat dit werk alleen maar zal toenemen in de toekomst. En er zijn nu al nauwelijks mensen te vinden die dit kunnen. Dus nee, ik maak me er geen zorgen om; waar robots werken, zijn mensen nodig.’