Utrecht, 9 november 2012 Aan de Hoofdofficier van Justitie Mr. J.R. Bac Vrouwe Justitiaplein 1 3511 EX Utrecht Wij brengen het navolgende onder uw aandacht 1. Op 8 september 2009 presenteerden onderzoekers Gonneke Stevens, Violaine Veen en Wilma Vollebergh van de Universiteit Utrecht het rapport ’Marokkaanse jeugddelinquenten: een klasse apart’1. Dit onderzoek werd gefinancierd door het Nicis Institute, "het kennisinstituut van, voor en door de steden in Nederland" (bron: www.nicis.nl). 2. Het rapport bevat de volgende dankzegging: Ten eerste willen wij daarvoor de voorzitter en de leden van de begeleidingscommissie bedanken: Theo Doreleijers (voorzitter van de begeleidingscommissie, hoogleraar Kinder-‐ en Jeugdpsychiatrie en hoogleraar forensische Psychiatrie), Jean-‐Paul Selten (psychiater en onderzoeker aan de Universiteit Utrecht), Hans Werdmölder (criminoloog en cultureel antropoloog), Eddy Brand (onderzoeker bij de afdeling Informatie analyse en Documentatie, Ministerie van Justitie) en Egidia Jetten (pedagogisch directeur van JJI de Hunnerberg). 3. Het rapport en de presentatie kreeg ruime aandacht in de landelijke pers. NOVA besteedde er die avond een item aan2. Er volgden zelfs kamervragen3. Nog in mei 2011 werd het onderzoek uitgebreid aangehaald in een column in de Volkskrant4. 4. Ondergetekende, A. van Delft, verzocht auteur Stevens van het rapport om uitspraken gedaan in NOVA te rectificeren, omdat die naar zijn mening misleidend waren. Stevens reageerde niet; daarop diende Van Delft een klacht in bij het College van Bestuur (CvB) van de Universiteit Utrecht wegens wetenschappelijke fraude. De universiteit wees deze klacht af op grond van een advies door de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de universiteit. Van Delft ging in beroep bij het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (LOWI); ook die adviseerde de klacht af te wijzen. 1 Zie de aankondiging van de Universiteit Utrecht: “Marokkaanse jongens in preventieve hechtenis plegen minder ernstige delicten dan Nederlandse jongens“, http://www.uu.nl/NL/Actueel/Pages/Marokkaansejongensinpreventievehechtenispleg enminderernstigedelictendanNederlandsejongens.aspx 2 Uitzending NOVA van 8-‐9-‐2009; http://www.novatv.nl/page/detail/uitzendingen/7224/Criminele+Marokkanen+zijn+b eter+ge%26iuml%3Bntegreerd 3 Vragen van de leden Çörüz en Sterk (beiden CDA) aan de minister van Justitie over het onderzoek «Marokkaanse jeugddelinquenten: een klasse apart?». (Ingezonden 14 september 2009), http://parlis.nl/kvr37941 4 Malou van Hintum, "Jongeren van Marokkaanse afkomst zijn helemaal niet crimineler dan autochtone jongeren", Volkskrant, 24-‐05-‐2011
1
5. In februari 2012 besloot Van Delft een publicatie voor te bereiden over de gang van zaken. Hij zond daarom een email met enkele vragen aan de heer Doreleijers, die in het rapport genoemd wordt als voorzitter van de begeleidingscommissie. Zie de bijlage. 6. De heer Doreleijers antwoordde op 4 maart 2012 per email dat hij “geen lid en dus ook geen voorzitter ben geweest van genoemde begeleidingscommissie”. Daarop wees Van Delft de heer Doreleijers op diens vermelding als voorzitter in het rapport, en vroeg hem dit op te helderen; Van Delft richtte dit verzoek ook aan mevrouw Vollebergh, die als CC geadresseerd was. Zie de bijlage. 7. Mevrouw Vollebergh antwoordde op 5 maart dat ze de discussie met Van Delft als afgerond beschouwde; dat zij niet meer zou reageren op zijn mails, en dat dat ook zou gelden voor de andere verantwoordelijken voor het betreffende onderzoek. 8. Op 7 april antwoordde Doreleijers dat hij zich vergist had; hij was wel voorzitter van de begeleidingscommissie geweest, maar had die functie al snel op moeten geven gezien onverenigbaarheid met een andere rol. Hij verzocht geen verdere mails meer te sturen. 9. Diezelfde dag schreef Van Delft aan het CvB over de wijziging die Dorelijers had aangebracht in de voorstelling van zaken, en verzocht nadere opheldering over vier vragen. Op 10 april antwoordde het CvB; men ging in op twee van de vier gestelde vragen, en schreef dat verdere vragen over het onderzoek niet meer zouden worden beantwoord; zie bijlage. Op 15 april herhaalde Van Delft in een email aan het CvB de twee openstaande vragen. Op 11 mei schreef het CvB dat: a. Doreleijers slechts gedurende 2006 voorzitter was geweest van de begeleidingscommissie; b. die commissie een informeel karakter had, c. de commissie geen formele goedkeuring heeft gegeven aan het rapport. 10. Een begeleidingscommissie controleert in het algemeen of een onderzoek goed wordt uitgevoerd. Het is een gangbaar gebruik dat een begeleidingscommissie een formele goedkeuring geeft voordat een rapport gepubliceerd wordt. Mede op basis daarvan kunnen de opdrachtgever en andere lezers een zeker vertrouwen stellen in de kwaliteit van een onderzoek. 11. Voor het rapport ’Marokkaanse jeugddelinquenten: een klasse apart’ is die goedkeuring er niet geweest; gezien de kritiek op het rapport na publicatie, is er reden om aan te nemen dat de begeleidingscommissie er bewust voor koos geen goedkeuring te verlenen. 12. De onderzoekers hebben middels hun dankwoord in het rapport aan de begeleidingscommissie gesuggereerd dat zo’n gebruikelijke goedkeuring er wél was. Bovendien hebben zij gesuggereerd dat die commissie een hoogleraar psychiatrie als voorzitter had, terwijl het grootste deel van de tijd de commissie
2
geen voorzitter had. De onderzoekers hebben langs deze weg een zeker kwaliteitsstempel voor hun rapport gefingeerd. 13. Deze handelswijze heeft maatschappelijke schade aangericht: niet alleen omdat het rapport gefinancierd is uit openbare middelen, maar ook omdat het rapport en de manier waarop daarvoor publiciteit is gezocht zorgen voor een verkeerd begrip van criminaliteit in de politiek en in de publieke opinie. Dit hindert een effectieve aanpak van de onveiligheid. 14. Hierdoor maakt de opstellers van het rapport zich schuldig aan valsheid in geschrifte. 15. Het CvB is hieraan medeschuldig: het CvB was, in ieder geval vanaf mei 2012, volledig op de hoogte van de valsheid in het rapport; het CvB heeft op geen enkele manier deze valsheid gerectificeerd of daartoe opdracht gegeven. 16. Op grond van al het voorgaande verzoeken wij een strafvervolging wegens het misdrijf als bedoeld in art. 225 Sr in te stellen tegen de onderzoekers Gonneke Stevens, Violaine Veen en Wilma Vollebergh en tegen de leden van het College van Bestuur van de Universiteit Utrecht. 17. Ten overvloede benadrukken we dat we niet uit zijn op een gerechtelijke uitspraak over de inhoud van dit of enig ander product van wetenschappelijke arbeid. Ons verzoek heeft uitsluitend betrekking op de communicatie over het onderzoek. Utrecht, 9 november 2012 A.J.E. van Delft ************* Rijswijk
F.A. Groenendijk ************* Bilthoven
3
Bijlage: correspondentie Van: Andre van Delft Verzonden: vrijdag 24 februari 2012 11:23 Aan: T.A.H. Dorelijers Onderwerp: Begeleidingscommissie rapport “Marokkaanse jeugddelinquenten: een klasse apart?” Aan Prof. dr. T.A.H. Dorelijers Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Leiden Kamerlingh Onnes Gebouw Steenschuur 25 2311 ES Leiden Geachte heer Dorelijers, Twee jaar geleden heb ik bij de Universiteit Utrecht een klacht ingediend over het rapport “Marokkaanse jeugddelinquenten: een klasse apart?”, door Gonneke Stevens en anderen van de afdeling Algemene Sociale Wetenschappen. Ik heb de klachtenprocedure verloren, en ook het beroep dat ik bij het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit had aangespannen. Ik werk nu aan een publicatie over deze zaak. U leidde destijds de begeleidingscommissie van het betwiste rapport. I wil u daarom een aantal vragen stellen. Ter informatie: ik schreef de Utrechtse Commissie Wetenschappelijke Integriteit onder andere het volgende: “Het doel van dit onderzoek was om risicoprofielen van jongens met een Marokkaanse en Nederlandse achtergrond die in preventieve hechtenis zijn genomen in een Justitiële Jeugdinrichting met elkaar te vergelijken”. Een raar doel, dat niet direct een praktisch nut heeft. Dit is hooguit interessant voor het werk in die inrichtingen, en het heeft weinig te zeggen over de wereld daarbuiten. Vergelijkingen tussen criminele en andere jongeren zou wel nuttig zijn, en ook een vergelijking tussen Nederlandse en Marokkaanse jongeren. Op 8 september werd dit rapport met veel fanfare gepubliceerd. “Marokkaanse jongens in preventieve hechtenis plegen minder ernstige delicten dan Nederlandse jongens” was de belangrijkste conclusie die uitgedragen werd; ook op de website van de universiteit van Utrecht. Er werd zo gesuggereerd dat dit onderzoeksresultaat maatschappelijk relevant is. De meest voor de hand liggende vertaalslag die de media dan zullen maken, is dat “Marokkaanse jongens in minder ernstige delicten plegen dan Nederlandse jongens”. Helemaal fout, maar de meeste journalisten begrijpen nou eenmaal niet zoveel van statistiek. Als een dergelijk onderzoeksresultaat met veel lawaai wordt gepresenteerd, zouden de onderzoekers op zijn minst moeten waarschuwen voor misinterpretatie, en direct moeten ingrijpen bij gevallen van misinterpretatie. Dat deden de onderzoekers in kwestie niet; integendeel. Die avond werd onderzoekster Gonneke Stevens op Nova geïnterviewd. Daarbij zei de Nova verslaggever: “Marokkanen stelen meer; Nederlanders verkrachten meer en plegen meer zinloos geweld en allerlei andere enge dingen.”
4
De onderzoekster antwoordde: “Als je het zo zou willen stellen , kun je het zo zeggen, ja.”. Deze uitspraak is echter volkomen onjuist. De stelling van de journalist volgt niet uit het onderzoek. In het rapport staan wel ruwe cijfers over opgemaakte processen-verbaal. Daaruit blijkt juist dat Marokkanen gemiddeld ook meer verkrachten en zinloos geweld plegen dan Nederlanders. Op de site van Nova rekent ene Paul Hekkens voor dat de gemiddelde Marokkaanse jongen zelfs 3,5 maal zo vaak verkracht als de Nederlandse jongens. Alleen zijn zij nog veel sterker gespecialiseerd in berovingen en diefstal, wat eufemistisch “vermogensdelicten” heet in het rapport, en “stelen” bij Nova. Op die manier valt het met het zinloze en seksuele geweld door Marokkanen toch weer een beetje mee. Met zo’n manipulatieve methodiek kan je altijd wel een lichtpuntje ontdekken in de criminaliteit van de multiculturele samenleving. ... Wat is er zoal misgegaan: • er zijn manipulatieve onderzoeksdoelen opgesteld • rapporten zijn gepubliceerd met resultaten die snel gemisinterpreteerd zouden kunnen worden in de media • toen dat gebeurde hebben de onderzoekers niet ingegrepen • de onderzoekers hebben zelf ook misinterpretaties in de media verspreid • de onderzoekers hebben kritiek daarop onbeantwoord gelaten, en impliciet geweigerd te rectificeren • in korte tijd gebeurde dit met 2 gelijksoortige rapporten; dit voedt het vermoeden dat de opdrachtgevers de onderzoeken hebben voorgekookt • er is kennelijk geen goede onafhankelijke controle geweest op de onderzoeken Tot zover het citaat. Zou u de volgende vragen willen beantwoorden? • Heeft de begeleidingscommissie de definitieve versie van het rapport formeel goedgekeurd? Zo ja, kunt u mij daar bewijs van overleggen? Zo nee, waarom niet? • Besefte de begeleidingscommissie het grote risico dat de onderzoeksresultaten verdraaid in de publiciteit zouden komen? • Heeft de begeleidingscommissie de onderzoekers op dat risico gewezen? • Heeft de begeleidingscommissie rond de presentatie deze verdraaiing ook waargenomen? • Heeft de begeleidingscommissie bij de onderzoekers erop aangedrongen om de verdraaiingen te rectificeren? Ik zie uw antwoorden graag tegemoet, hoogachtend, André van Delft Van: Andre van Delft Onderwerp: Antw.: Begeleidingscommissie rapport "Marokkaanse jeugddelinquenten: een klasse apart?" Datum: 4 maart 2012 23:27:52 CET Aan: T.A.H. Dorelijers Kopie: W.A.M.Vollebergh
5
Geachte heer Doreleijers, Dank u voor uw antwoord. Ik vind het vreemd dat u schrijft dat u geen voorzitter was van de begeleidingscommissie. U wordt zo wel genoemd in het dankwoord op pagina 57 van het rapport “Marokkaanse jeugddelinquenten: een klasse apart?”: Ten eerste willen wij daarvoor de voorzitter en de leden van de begeleidingscommissie bedanken: Theo Doreleijers (voorzitter van de begeleidingscommissie, hoogleraar Kinder-‐ en Jeugdpsychiatrie en hoogleraar Forensische Psychiatrie), … http://www.uu.nl/SiteCollectionDocuments/Corp_UU%20en%20Nieuws/marokaanse-‐ probleemjongeren.pdf Weet u zeker dat u zich niet in een onderzoek vergist, of iets dergelijks? Anders zou ik mevrouw Vollebergh (hierbij CC) willen verzoeken mij mede te delen wie dan wèl de voorzitter van de begeleidingscommissie was. Ik zie uw reactie graag tegemoet. Vriendelijke groeten, André van Delft Van: Andre van Delft Onderwerp: Antw.: Begeleidingscommissie rapport "Marokkaanse jeugddelinquenten: een klasse apart?" Datum: 18 maart 2012 23:31:24 CET Aan: T.A.H. Dorelijers Geachte heer Doreleijers, Volgens de mij beschikbare informatie was u wel degelijk de voorzitter van die begeleidingscommissie, en zou u zich in uw mail van 4 maart vergist moeten hebben. Als dat klopt verzoek ik u de vijf vragen van 24 februari alsnog te beantwoorden. Zou u mij anders willen verklaren dat u zich beslist niet heeft vergist? In dat geval ga ik uitzoeken waarom het rapport u toch vermeldde als voorzitter van die begeleidingscommissie. Ik hoop dat u mij in de loop van deze week wil beantwoorden. Vriendelijke groeten, André van Delft Rijswijk Van: Andre van Delft Onderwerp: Voorzitter begeleidingscommissie rapport “Marokkaanse jeugddelinquenten: een klasse apart?” Datum: 28 maart 2012 16:02:36 CEST Aan: M.H.J.G. Nijssen
6
Geachte mevrouw Nijssen, Twee jaar geleden heb ik bij de Universiteit Utrecht een klacht ingediend over het rapport “Marokkaanse jeugddelinquenten: een klasse apart?”, door Gonneke Stevens en anderen van de afdeling Algemene Sociale Wetenschappen. Ik heb de klachtenprocedure verloren, en ook het beroep dat ik bij het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit had aangespannen. Ik werk nu aan een publicatie over deze zaak. Hiertoe wil ik de voorzitter van de begeleidingscommissie enkele vragen stellen. Volgens het rapport moet dat de heer Dorelijers zijn; professor aan de faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Leiden. Ik heb op 24 februari mijn vragen per email aan hem gesteld. Hij schreef op 4 maart terug dat hij "geen lid en dus ook geen voorzitter" is geweest van die begeleidingscommissie, en CC'de naar mevrouw Vollebergh, mede-‐auteur van het rapport. Ik heb daarop op 4 maart het volgende geschreven aan de heer Doreleijers, met CC aan mevrouw Vollebergh: Ik vind het vreemd dat u schrijft dat u geen voorzitter was van de begeleidingscommissie. U wordt zo wel genoemd in het dankwoord op pagina 57 van het rapport “Marokkaanse jeugddelinquenten: een klasse apart?”: Ten eerste willen wij daarvoor de voorzitter en de leden van de begeleidingscommissie bedanken: Theo Doreleijers (voorzitter van de begeleidingscommissie, hoogleraar Kinder-‐ en Jeugdpsychiatrie en hoogleraar Forensische Psychiatrie), … http://www.uu.nl/SiteCollectionDocuments/Corp_UU%20en%20Nieuws/marokaanse-‐ probleemjongeren.pdf Weet u zeker dat u zich niet in een onderzoek vergist, of iets dergelijks? Anders zou ik mevrouw Vollebergh (hierbij CC) willen verzoeken mij mede te delen wie dan wèl de voorzitter van de begeleidingscommissie was. De heer Doreleijers antwoordde niet meer, ook niet na een nieuwe mail van mij. Mevrouw Vollebergh schreef dat ze "verder niet meer zou reageren op mails" die ze van mij ontvangt, en: "Dit geldt ook voor de andere verantwoordelijken voor dit onderzoek". Erg vreemd allemaal. Ik wil graag weten wie de voorzitter was van de begeleidingscommissie. Kunt u bevestigen dat dat de heer Doreleijsers was? Zo nee, wie was het dan wel, en waarom noemt het rapport dan Doreleijers als voorzitter? In afwachting van uw antwoord, vriendelijke groeten, André van Delft Van: Andre van Delft
7
Onderwerp: Antw.: Voorzitter begeleidingscommissie rapport “Marokkaanse jeugddelinquenten: een klasse apart?” Datum: 7 april 2012 23:40:49 CEST Aan: M.H.J.G. Nijssen, mr. E.B.A. Neslo Aan de Universiteit Utrecht t.a.v. mevrouw mr. M.H.J.G. Nijssen, hoofd Juridische Zaken en mevrouw mr. E.B.A. Neslo, bestuurssecretaris van het college van bestuur Geachte mevrouw Nijssen en mevrouw Neslo, Eind vorige maand zond ik mevrouw Nijssen onderstaande mail, over het voorzitterschap van de begeleidingscommissie van het onderzoeksrapport “Marokkaanse jeugddelinquenten: een klasse apart?” uit 2009. Ik schreef daarin onder andere dat de heer Dorelijers niet had geantwoord op de vraag die ik hem op 4 maart geleden had gesteld. Deze avond (7 april) heb ik van hem alsnog antwoord gekregen. Hij schrijft zich inderdaad vergist te hebben. Hij was begonnen als voorzitter van de begeleidingscommissie maar had die functie al snel op moeten geven gezien onverenigbaarheid met een andere rol. De heer Dorelijers stelt mij niet verder te kunnen helpen, en verzoekt mij geen mails meer te sturen. Ik ga ervan uit dat deze feiten kloppen. De heer Dorelijers zal dus niet weten wie hem heeft opgevolgd als voorzitter, anders had hij mij wel kunnen helpen, want hij weet dat ik wilde weten wie de voorzitter was. Ik vind deze situatie erg schimmig. Ik verzoek de universiteit mij daarom de volgende informatie te verschaffen: • Wie waren de voorzitters van de begeleidingscommissie, en gedurende welke perioden? • Hoe kan ik de laatste voorzitter aanschrijven voor enkele vragen? • Waarom noemt het rapport alleen de heer Dorelijers als voorzitter van de begeleidingscommissie terwijl die het kennelijk voor het merendeel van de tijd niet was? • Heeft de begeleidingscommissie formeel goedkeuring aan het rapport gegeven? Graag zou ik daar dan een afschrift van willen krijgen. Ik verzoek u om mij spoedig een reactie terug te sturen, al was het maar een ontvangstbevestiging met een indicatie van de termijn waarop ik de antwoorden kan verwachten. Vriendelijke groeten, André van Delft Van: M.H.J.G. Nijssen Onderwerp: RE: Voorzitter begeleidingscommissie rapport "Marokkaanse jeugddelinquenten: een klasse apart?"
8
Datum: 10 april 2012 16:39:23 CEST Aan: Andre van Delft Geachte heer Van Delft, Mede namens mevrouw Neslo meld ik u het volgende. De projectleider van het onderzoek (mevrouw Vollebergh) heeft mij desgevraagd laten weten dat de heer Doreleijers inderdaad aanvankelijk voorzitter van de begeleidingscommissie van dit onderzoek was en dat hij zich in een eerste reactie aan u heeft vergist in het onderzoek waarover u met hem sprak. Dit hebt u kennelijk inmiddels ook van de heer Doreleijers vernomen. Omdat de leden van de begeleidingscommissie vooral vanwege hun inhoudelijke expertise voor de commissie zijn gevraagd, is na het terugtreden van de heer Doreleijers besloten om geen nieuwe voorzitter aan te wijzen, maar met dezelfde commissieleden door te werken. Het ging daarbij slechts om enkele bijeenkomsten. Het bedankje aan de heer Doreleijers in het rapportbetreft dus vooral zijn inhoudelijke commitment aan het project. Over het onderzoek is door alle betrokkenen voldoende met u gediscussieerd. Om die reden zullen uw vragen over dit onderzoek niet meer worden beantwoord. Met vriendelijke groet, Myriam Nijssen Van: Andre van Delft Onderwerp: Antw.: Voorzitter begeleidingscommissie rapport "Marokkaanse jeugddelinquenten: een klasse apart?" Datum: 15 april 2012 13:28:25 CEST Aan: M.H.J.G. Nijssen Kopie: mr. E.B.A. Neslo Geachte mevrouw Nijssen, U beantwoordde twee van mijn vier vragen niet, en u schreef dat u geen vragen meer zou beantwoorden. Ik vind dat nogal vreemd. Nota bene is zojuist gebleken dat een rapport dat uw universiteit uitgaf misleidende informatie bevatte over het voorzitterschap van de begeleidingscommissie. Alleen al daarom zou u m.i. toeschietelijk moeten zijn. Daarnaast geldt natuurlijk ook de Wet Openbaarheid van Bestuur; die verplicht de universiteit deze vragen te beantwoorden. Ik verzoek u om de volgende twee openstaande vragen te beantwoorden: Gedurende welke periode was de heer Doreleijers voorzitter van de begeleidingscommissie? Heeft de begeleidingscommissie formeel goedkeuring aan het rapport gegeven? Graag zou ik daar dan een afschrift van willen krijgen. In afwachting van uw reactie, vriendelijke groeten, André van Delft Rijswijk
9
Universiteit Utrecht College van Bestuur Datum: 11 mei 2012 Onderwerp: Uw Wob-‐verzoek d.d. 15 april 2012 Geachte heer Van Delft, Per e-‐mail hebt u op zondag 15 april 2012 een Wob-‐verzoek ingediend. U verzoekt om antwoord op twee vragen: 1. Gedurende welke periode was de heer Doreleijers voorzitter van de begeleidingscommissie? 2. Heeft de begeleidingscommissie formeel goedkeuring aan het rapport gegeven? Graag zou ik daar dan een afschrift van willen krijgen. Op 23 april 2012 hebben wij u eveneens per e-‐mail een ontvangstbevestiging van dit verzoek gestuurd. In reactie op uw verzoek melden wij u het volgende. Anders dan u stelt, verplicht de Wob een bestuursorgaan niet tot het beantwoorden van vragen, maar tot het verschaffen van informatie die is neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid die berusten bij het bestuursorgaan. Bij het college van bestuur berusten geen documenten die informatie bevatten over de door u genoemde onderwerpen. Om u zoveel mogelijk ter wille te zijn, hebben wij nog navraag gedaan bij de betrokken onderzoekers. Daaruit is ons gebleken dat de heer Doreleijers van januari 2006 tot en met december 2006 voorzitter is geweest van de commissie. Nadien is hij vanwege zijn inhoudelijke expertise betrokken gebleven bij de begeleidingscommissie, die een informeel karakter had en slechts enkele keren bij elkaar is geweest. Er bestaat geen document waarmee de begeleidingscommissie formeel goedkeuring geeft aan het rapport, hetgeen betekent dat wij u ook geen afschrift kunnen verstrekken. Indien u het niet eens bent met dit besluit, kunt u daartegen binnen zes weken na de datum van verzending bezwaar aantekenen (college van bestuur van de Universiteit Utrecht, Postbus 80125, 3508 TC Utrecht). Hoogachtend, het college van bestuur, mr. Yvonne C.M.T. van Rooy, voorzitter
10