Inhoud 1 2 3 4 5 6 7
UPDATE
Lievens & C° Magazine voor fiscaal en juridisch advies
Woord vooraf Brengt mijn vermogen genoeg rendement op? Kies ik tussen onroerende of roerende investeringen? Is mijn pensionering veilig gesteld? Is mijn patrimonium voldoende beschermd, verzekerd,…? Wat gebeurt er met mijn vermogen als ik of mijn partner komt te overlijden? Hoe wordt het verdeeld tussen de kinderen? Heb ik er nog iets over te zeggen indien mijn echtgeno(o)t(e) komt te overlijden? Is het niet wenselijk een deel van mijn vermogen al weg te schenken aan de kinderen? Vragen die velen van u zich wellicht al eens hebben gesteld en waarop wij u reeds een eerste aanzet tot mogelijke oplossingen hebben gegeven in onze vorige nieuwsbrief. Wegens het overgrote succes hebben wij er de voorkeur aangegeven deze nieuwsbrief opnieuw uit te geven, evenwel rekening houdend met de laatste wetswijzigingen. Het vermogensbeheer is op heden een zeer ingewikkelde problematiek waarbij verschillende facetten van de financiële, fiscale, verzekeringstechnische en juridische wetgeving van naderbij dienen te worden bekeken. Bij het uitwerken van een vermogensplanning is het bijgevolg van groot belang om deze diverse aspecten op een geïntegreerde wijze samen te voegen. Daarenboven zal een optimale vermogensplanning ook nog rekening dienen te houden met de recente praktijk inzake ‘repatriëring’ van het kapitaal uit het buitenland alsook met de fiscale amnestiemaatregel die de regering wenst door te voeren. In het kader van deze nieuwsbrief benaderen wij de vermogensplanning enerzijds meer vanuit het oogpunt van de successieplanning en anderzijds vanuit het behoud van de zeggenschap over de onderneming. Hoeveel successierechten zullen er verschuldigd zijn? Is dit niet te veel? Hoe zit het erfrecht precies in mekaar? Welke gevolgen heeft het huwelijkscontract op de successierechten? Welke zijn de mogelijkheden om deze successierechten te verminderen? Maar successieplanning is meer dan het vermijden van successierechten alleen. Niet iedereen wil zomaar zijn vermogen verdelen om alzo minder te moeten betalen. Andere elementen, zoals het familiale aspect, de gemoedsrust, het financiële plaatje of het bedrijfseconomische aspect spelen eveneens een belangrijke rol in het uitstippelen van een bevredigende successieplanning.
Ludo Lievens Ludo Demeulenaere
8 9 10 11 12 13
Het uitgangspunt: toelichting van de twee hypothesen. Inleiding tot het huwelijksvermogens- en erfrecht Successierechten in het Vlaamse Gewest Successieberekening in de praktijk Wijziging huwelijkscontract bespaart erfeniskosten Schenken is hoge successierechten vermijden Schenkingen van familiale ondernemingen en vennootschappen Schenkingen van bouwgronden Successierechten aan nul procent Behoud van controle Europese spaarfiscaliteit Fiscale amnestie Besluit: vermogensplanning is maatwerk
In het oog te houden 1 Nieuwe VZW-wet 2 Wijziging statuten vóór 6 februari 2004
september 2003
INSTRUMENTEN VOOR HET BEHEER VAN UW VERMOGEN & FAMILIALE VERMOGENSPLANNING 1
HET UITGANGSPUNT Om deze uiteenzetting zo praktisch mogelijk te benaderen, vertrekken wij van twee hypothetische voorbeelden van samengestelde vermogens op het ogenblik van het overlijden van één van de echtgenoten. De heer en mevrouw Peeters wonen in het Vlaamse Gewest en hebben twee kinderen. Zij zijn gehuwd onder het stelsel van gemeenschap van goederen en
hebben in hun huwelijkscontract een beding opgenomen waarbij de langstlevende echtgenoot het gehele gemeenschappelijk vermogen toebedeeld krijgt (de zogenaamde ‘langst leeft, al heeft’ clausule).
Samenstelling vermogen
Liquiditeit vermogensbalans
Onroerende goederen: villa appartement Aandelen vennootschap Andere roerende goederen Levensverzekering Schulden Begrafeniskosten Totaal vermogen
Hypothese 1 19,51% 9,76% 48,78% 14,63% 7,32%
Hypothese 2
200.000,00 100.000,00 500.000,00 150.000,00 75.000,00 0,00 p.m.
8,11% 375.000,00 5,41% 250.000,00 27,03% 1.250.000,00 54,05% 2.500.000,00 5,41% 250.000,00 0,00 p.m.
100,00% 1.025.000,00
100,00% 4.625.000,00
Het gemeenschappelijk vermogen van de heer en mevrouw Peeters is samengesteld als volgt:
Hypothese 1
Hypothese 2
Illiquide vermogen: onroerende goederen aandelen eigen vennootschap
78,05%
40,55%
Liquide vermogen: roerende goederen
21,95%
59,45%
100,00%
100,00%
Totaal vermogen
tabel 1/a
tabel 1/b
2
INLEIDING TOT HET HUWELIJKSVERMOGENS- EN ERFRECHT Vooraleer over te gaan tot de successieberekening van het vermogen van de heer en mevrouw Peeters dienen we eerst enkele aspecten van het huwelijksvermogensrecht en het erfrecht te onderzoeken. Beide stelsels zullen immers hun impact hebben op de vrije beschikbaarheid van het vermogen enerzijds en op de verschuldigde successierechten anderzijds.
Algemene principes erfrecht Normaliter erft de langstlevende echtgenoot het vruchtgebruik over de gehele nalatenschap; de kinderen erven de blote eigendom in gelijke delen. De erflater kon tijdens zijn leven hiervan op twee manieren afwijken: • door middel van zijn huwelijkscontract; • door middel van schenkingen en testament.
Zoals bekend kan hij evenwel niet volledig vrij over zijn vermogen beschikken. In het erfrecht zijn er immers bepalingen opgenomen die een beperking inhouden van de vrije overdracht van het vermogen. De wetgever beschermt twee categorieën van erfgenamen (reservataire erfgenamen): de langstlevende echtgenoot en de kinderen. De langstlevende echtgenoot moet steeds minstens het vruchtgebruik op de helft van de nalatenschap verkrijgen, de kinderen moeten steeds een in de wet bepaald deel, bepaald in functie van het aantal kinderen, krijgen. Omdat de heer en mevrouw Peeters twee kinderen hebben zal de reserve gelijk zijn aan 2/3 (elk kind 1/3) en het beschikbaar deel gelijk aan 1/3. Bijgevolg kunnen de heer en mevrouw Peeters over 1/3 van hun vermogen vrij beschikken. Deze reserve wordt berekend op wat een ouder zou nagelaten hebben, als hij geen schenkingen zou gedaan hebben (samenstelling van de fictieve massa). Indien de reserve niet werd gerespecteerd, kan de reservataire erfgenaam de inkorting eisen.
1 Vennoten: Ludo LIEVENS - Ludo DEMEULENAERE Medewerkers: An CASIER - Griet CEENAEME - Katja DE BRUYNE - David DE GRAEVE - Carine DERUWE - Tony HIMPE - Frederik HOUPE - Kathleen NATENS - Philippe SALENS - Tamara SISSAU - Sylvie VERMEIRE - Hugo VERSCHAEVE
Noteer dat deze beperkingen geen betrekking hebben op afwijkingen in het huwelijkscontract. Het is dan ook belangrijk in te zien dat het huwelijkscontract in elk geval primeert op het erfrecht.
Boeken Alternatief voor loon: 10 voordelen nader toegelicht Ludo Lievens Bart Adriaens Kluwer (voorheen Mys & Breesh, uitgevers) Jaarrekening, geconsolideerde jaarrekening en de controle ervan: Een artikelsgewijze commentaar op de bepalingen hierover in het nieuwe Wetboek van vennootschappen Ludo Lievens Kluwer (voorheen Mys & Breesh, uitgevers) Praktijkgids K.M.O.-overdracht Juridisch, fiscaal, financieel
Zo kunnen in het huwelijkscontract onder meer volgende clausules worden opgenomen: • Het verblijvingsbeding, waarbij het gemeenschappelijk vermogen gedeeltelijk of volledig wordt toebedeeld aan de langstlevende echtgenoot. In de meeste huwelijkscontracten vinden wij in de praktijk een clausule terug waarbij het hele gemeenschappelijk vermogen in volle eigendom wordt toegekend aan de langstlevende. • Het beding van vooruitmaking, waarbij de langstlevende het recht heeft om, vóór iedere verdeling van het gemeenschappelijk vermogen, welbepaalde goederen in natura uit de gemeenschap op voorhand te nemen. • De contractuele erfstelling tussen echtgenoten, waarbij de echtgenoten aan elkaar een schenking doen van de hele of een gedeelte van de nalatenschap van de eerststervende. • Het keuzebeding, waarbij aan de langstlevende op het ogenblik van overlijden het recht wordt gegeven om een keuze te maken tussen verschillende mogelijke opties met betrekking tot de verdeling van de nalatenschap (de langstlevende kan bijvoorbeeld kiezen welke goederen zij/hij in volle eigendom uit de nalatenschap wil nemen).
Editors: Hans Berquin en Eric Spruyt Auteurs: Wilfried Coene, Jos J. Couturier, Yann Dekeyser, Ludo Lievens, Jos. B. Peeters, Eric Spruyt en Karel Van Oostveldt
Deze clausules hebben elk hun invloed op de hoogte van de verschuldigde successierechten en op de mogelijkheid om schenkingen te doen aan de kinderen of andere erfgenamen.
Uitgeverij Kluwer
Het huwelijksvermogensrecht bepaalt welke goederen eigen zijn van de respectieve echtgenoten. Gezien het huwelijksvermogensrecht op het erfrecht primeert zal steeds eerst het huwelijkscontract worden uitgevoerd (zonder mogelijkheid van de reservataire erfgenamen om inkorting te vorderen). Ons burgerlijk recht kent drie huwelijksstelsels.
Seminaries en cursussen Voor info zie www.vpoo.be en www.lievens.be
Algemene principes huwelijksvermogensrecht
Werd er geen huwelijkscontract afgesloten dan heeft de wetgever in een regeling (het wettelijk stelsel) voorzien. Samengevat voorziet het wette-
lijk stelsel dat de goederen die een echtgenoot vóór het huwelijk bezat of waarvan hij tijdens het huwelijk door schenking of erfenis eigenaar van werd, eigen goederen zijn. De andere goederen zijn gemeenschappelijk. Noteer dat in het geval het huwelijk werd gesloten vóór de inwerkingtreding van de Wet van 14 juli 1976 alle roerende goederen (dus ook alle aandelen) in het wettelijk stelsel gemeenschappelijk zijn! De echtgenoten kunnen evenwel zowel vóór als tijdens het huwelijk een huwelijkscontract sluiten waarin zij zelf bepalen wat eigen goederen en wat gemeenschappelijke goederen zijn. In de praktijk wordt dikwijls in het huwelijkscontract voorzien dat er geen gemeenschappelijke goederen zijn, men zegt dan dat men gehuwd is onder het stelsel van de zuivere scheiding van goederen. In eerder uitzonderlijke gevallen wordt voorzien in het huwelijkscontract dat alle goederen gemeenschappelijk zijn, in dit geval is men gehuwd onder het stelsel van de algehele gemeenschap. In het geval men niet kan bewijzen dat goederen eigen zijn, worden deze wettelijk vermoed tot de gemeenschap te behoren, of in het geval er geen gemeenschap is, onverdeeld eigendom te zijn van beide echtgenoten. Ten slotte vestigen wij er de aandacht op dat de manier waarop men kan bewijzen dat bepaalde goederen eigen zijn uitdrukkelijk geregeld is in de wet. Hierbij dient een onderscheid te worden gemaakt tussen enerzijds het bewijs tussen echtgenoten en anderzijds het bewijs jegens derden (bijvoorbeeld schuldeisers). Tussen echtgenoten kunnen de regels inzake dit bewijs vrij worden bepaald (bv. in het huwelijkscontract, via inventaris door beide echtgenoten ondertekend,…). Ten opzichte van derden moet dit bewijs uitsluitend worden geleverd door: • titels met vaste dagtekening; • bescheiden van een openbare dienst; • vermeldingen in regelmatig gehouden of opgemaakte registers; • bescheiden of borderellen door de wet opgelegd of door het gebruik bekrachtigd. Met betrekking tot onroerende goederen zullen zich weinig problemen ter zake voordoen. Met betrekking tot roerende goederen kan in de praktijk het bewijs worden geleverd door een factuur op naam én een rekeninguittreksel waaruit blijkt dat de factuur werd betaald met eigen middelen.
De 3 huwelijksstelsels Wettelijk stelsel:
eigen vermogen man
Algehele gemeenschap:
gemeenschappelijk vermogen
Scheiding van goederen:
eigen vermogen man
gemeenschappelijk vermogen
eigen vermogen vrouw
eigen vermogen vrouw
3
SUCCESSIERECHTEN IN HET VL AAMSE GEWEST Via het decreet van 20 december 1996 heeft de Vlaamse overheid van haar bevoegdheid gebruik gemaakt om de successierechten in het Vlaamse Gewest te wijzigen op het niveau van de aanslagvoeten en de vrijstellingen van de successierechten De tarieven zien er als volgt uit: Schijven
0,00-50.000,00 50.000,00-250.000,00 boven 250.000,00
Rechte lijn, echtgenoten en samenwonenden
3,00% 9,00% 27,00%
1.500,00 18.000,00
tabel 2
2
Lievens C°
FISCALITEIT - AUDIT - CORPORATE FINANCE
Deze tarieven worden toegepast op het netto aandeel van de onroerende goederen en op het netto aandeel van de roerende goederen. De schulden, waarvan niet bewezen kan worden dat ze specifiek werden aangegaan om bepaalde goederen te verwerven, en begrafeniskosten worden eerst aangerekend op de familiale onderneming (cf. infra), vervolgens op de roerende goederen en in laatste instantie op de onroerende goederen. Tevens kunnen sommige erfgenamen van een aantal verminderingen genieten. Andere berekeningswijzen en rechten zijn verschuldigd in geval van erfenissen tussen broers en zusters en tussen andere personen.
4
S U C C E S S I E B E R E K E N I N G I N D E P R A KT I J K Op basis van onze twee voorbeelden zijn de volgende successierechten verschuldigd op het vermogen van de heer en mevrouw Peeters. Wij gaan er vanuit dat er geen eigen vermogen is. Wanneer meneer Peeters sterft is hij 76 jaar. Mevrouw Peeters sterft één jaar later. Na het overlijden van beide echtgenoten zijn er in de eerste hypothese in totaal ongeveer 181.125 euro successierechten verschuldigd. In de tweede hypothese bedragen de successierechten 1.585.125 euro. Hoe kan men deze hoge successierechten nu vermijden? Welke alternatieven bieden zich aan?
Te betalen erfenisrechten
Hypothese 1
Hypothese 2
vermogen e1.025.000,00
vermogen e4.625.000,00
60.375,00 0,00 0,00 5,89% 60.375,00
528.375,00 0,00 0,00 11,42% 528.375,00
Bij overlijden van de langstlevende door kind1 door kind2 Totaal overlijden 2de ouder
60.375,00 60.375,00 11,78% 120.750,00
528.375,00 528.375,00 22,85% 1.056.750,00
Totaal te betalen successierechten
17,67% 181.125,00
34,27% 1.585.125,00
Bij overlijden van één van de echtgenoten door de langstlevende door kind1 door kind2 Totaal overlijden 1ste ouder
tabel 3
5
W I J Z I G I N G H U W E L I J K S C O N T R A C T B E S PA A R T E R F E N I S KO S T E N Te betalen erfenisrechten
In eerste instantie kan het huwelijkscontract onder de loep genomen worden.
Hypothese 1 Hypothese 2 vermogen e1.025.000 vermogen e4.625.000
Langstlevende al? De ‘langstlevende al’ clausule van de heer en mevrouw Peeters houdt in dat de helft van het gemeenschappelijk vermogen van de eerststervende toekomt aan de langstlevende en dit in volle eigendom. Deze clausule biedt het voordeel dat de langstlevende de volledige eigendom van het gemeenschappelijk vermogen zal behouden na het overlijden van de echtgenoot. De langstlevende echtgenoot kan bijgevolg doen wat hij wil met zijn vermogen, en dit zonder rekenschap te moeten geven aan zijn kinderen. Deze clausule houdt bijgevolg een extra bescherming in van de langstlevende echtgenoot.
Bij overlijden van één van de twee echtgenoten door de langstlevende door kind1 door kind2 Totaal overlijden 1ste ouder Bij overlijden van de langstlevende door kind1 door kind2 Totaal overlijden 2de ouder Totaal te betalen successierechten
Twee maal betalen
Besparing met langstlevende al clausule
2,87%
2.680,00 13.372,50 13.372,50 29.425,00
39.900,00 187.612,50 187.612,50 8,98% 415.125,00
3,33%
17.062,50 17.062,50 34.125,00
233.062,50 233.062,50 10,08% 466.125,00
6,20% 63.550,00 11,47% 117.575,00
19,06% 881.250,00 15,22% 703.875,00 tabel 4
Op het vlak van de successierechten is deze clausule evenwel nadelig. De langstlevende zal successierechten dienen te betalen op de helft van de volle eigendom van het gemeenschappelijk vermogen. Daarenboven zullen de kinderen bij het overlijden van de langstlevende echtgenoot ook nog eens successierechten dienen te betalen op hetzelfde deel. Dit betekent dat de overheid in principe twee maal successierechten zal ontvangen, namelijk een eerste maal bij het overlijden van de eerststervende en een tweede maal bij het overlijden van de langstlevende.
De besparing die men realiseert in vergelijking met de ‘langstlevende al’ clausule bedraagt 117.575 euro in de eerste hypothese en 703.875 euro in de tweede hypothese. De verklaring hiervoor is terug te vinden in het erfrecht waarbij in het wettelijk stelsel de langstlevende het vruchtgebruik van de helft van het gemeenschappelijk vermogen verkrijgt. De twee kinderen erven de blote eigendom van de helft van het gemeenschappelijk vermogen. De langstlevende en de kinderen betalen ieder successierechten op hun deel.
Voorbeeld Stel dat de heer en mevrouw Peeters de ‘langstlevende al’ clausule schrappen uit het huwelijkscontract zodat het wettelijk systeem van toepassing wordt. De hierbij gevoegde tabel (4) toont het verschil (vergelijk met Tabel 3) in te betalen successierechten.
Bij het overlijden van de langstlevende betalen de kinderen successierechten op de andere helft van het gemeenschappelijk vermogen. Er worden bovendien geen successierechten meer betaald op het vruchtgebruik van de helft van het gemeenschappelijk vermogen van de eerststervende (dit in tegenstelling tot de ‘langstlevende al’ clausule).
3
Eurokalender 31 december 2004 Uiterlijke datum voor inwisseling muntstukken bij de NBB Bankbiljetten onbeperkt in de tijd inwisselbaar bij NBB
6
SCHENKEN IS HOGE SUCCESSIERECHTEN VERMIJDEN Een tweede mogelijkheid om de verschuldigde successierechten te verminderen is een deel van het vermogen reeds bij leven te schenken aan de kinderen. Hierdoor probeert men in hoofdzaak de progressiviteit van de successierechten te doorbreken.
schenkingen wordt immers geen rekening gehouden met de schenkingen die hebben plaats gevonden 3 jaar vóór de schenking. De schenkingen gedaan binnen de 3 jaar vóór de registratie van de schenking worden wél in de belastbare grondslag opgenomen van de laatste schenking om het toepasselijke schenkingsrecht te bepalen.
Het principe Een schenking onder levenden vindt plaats wanneer de schenker zich dadelijk en onherroepelijk van de geschonken zaak ontdoet, ten voordele van de begiftigde, die ze aanneemt. Dit kan via uiteenlopende wegen worden verwezenlijkt: rechtstreekse of onrechtstreekse schenkingen, verdoken schenkingen, giften van hand tot hand.
1. Schenking via handgift Eén van de courant aangewende mogelijkheden om aan de verplichtingen van de notariële akte te ontsnappen is de schenking via handgift. Ingevolge vaste rechtspraak moet een dergelijke schenking niet gebeuren bij notariële akte. De handgift kan gedefinieerd worden als een vormvrije schenking die geldig tot stand komt door de loutere materiële overhandiging met de wil om te schenken en om afstand te doen van de zaak.
Krachtens artikel 931 B.W. dient iedere schenking onder levenden, wat ook het voorwerp is van de schenking (onroerend of roerend) op straffe van nietigheid, in principe bij authentieke akte (dus voor notaris) plaats te vinden. Daarenboven dient voor de schenking van roerende goederen een staat van schatting van de geschonken goederen getekend door de schenker en de begiftigde gehecht te worden aan de minuut van de notariële akte (artikel 948 B.W.).
Uit deze definitie kan men afleiden dat de schenking via handgift enkel mogelijk is voor lichamelijke roerende goederen of onlichamelijke roerende goederen waarvan het recht in de titel is geïncorporeerd. Enkel dergelijke goederen zijn verplaatsbaar en materieel overdraagbaar. Aandelen aan toonder kunnen bijgevolg het voorwerp uitmaken van een schenking via handgift. Onroerende goederen niet en aandelen op naam in principe ook niet.
De schenkingsrechten Op grond van artikel 131 W. Reg. wordt een schenkingsrecht geheven op alle schenkingen onder levenden van roerende en onroerende goederen. Het schenkingsrecht is een evenredig progressief tarief. Het evenredig schenkingsrecht is verschuldigd op het bruto-aandeel dat elke begiftigde ontvangt en wordt in principe vereffend op de verkoopwaarde van de geschonken goederen. Deze regel geldt zowel voor onroerende goederen als voor de roerende goederen (dus ook voor de schenking van aandelen en geldsommen). Voor beursgenoteerde aandelen is er een bijzondere regeling voorzien. De belastbare grondslag wordt vastgesteld naar de waarde van de jongste prijscourant gepubliceerd bij order van de regering vóór de datum waarop het recht aan de Staat verworven is. De tarieven zijn dezelfde als de nationale successierechten en zien er als volgt uit: Schijven
0,01-12.500,00 12.500,00 - 25.000,00 25.000,00 - 50.000,00 50.000,00 - 100.000,00 100.000,00 - 150.000,00 150.000,00 - 200.000,00 200.000,00 - 250.000,00 250.000,00 - 500.000,00 boven 500.000,00
Hoewel het wettelijk vermoeden niet speelt voor schenkingen van roerende goederen buiten de 3 jaar vóór het overlijden, kan de Belastingadministratie uiteraard steeds pogen aan te tonen op basis van feitelijke vermoedens dat de roerende goederen op datum van het overlijden nog steeds toebehoorden aan de overledene en bijgevolg onderworpen moeten worden aan de successierechten. Inzake aandelen kunnen volgende feiten bv. dienst doen om een dergelijk vermoeden op te baseren: de overledene bleef tot zijn overlijden bestuurder, bleef wonen in de villa eigendom van de vennootschap, bleef verschijnen met een beperkt aantal aandelen op de algemene vergadering,…
Rechte lijn en tussen echtgenoten
3,00% 4,00% 5,00% 7,00% 10,00% 14,00% 18,00% 24,00% 30,00%
375,00 875,00 2.125,00 5.625,00 10.625,00 17.625,00 26.625,00 86.625,00
tabel 5
Kunnen schenkingsrechten worden vermeden? Schenkingsrechten zijn evenredige registratierechten die enkel en alleen verschuldigd zijn bij het aanbieden ter registratie van een overeenkomst of stuk. Bepaalde akten moeten steeds worden geregistreerd. Hiertoe behoren onder meer: de notariële akten en de akten waarbij eigendom van in België gelegen onroerende goederen wordt overgedragen of toegewezen. In principe moet elke schenking, op straffe van nietigheid, worden gedaan bij notariële akte die dus ter registratie moet worden aangeboden en bijgevolg de schenkingsrechten zal verschuldigd maken. In de praktijk gebeurt het soms dat men toch overgaat tot de trapsgewijze schenking van de (onroerende) goederen aan de kinderen. Dit is louter ingegeven om de progressiviteit in de successierechten te ‘breken’. Indien men om de 3 jaar een onroerend goed schenkt aan zijn kinderen speelt de progressiviteit immers niet (of minder). Bij de registratie van de
4
Lievens C°
Bewijslast van handgift buiten de 3 jaar vóór overlijden De wet vermoedt dat alle goederen waarvan de overledene tijdens de 3 jaar vóór zijn overlijden eigenaar was, behoren tot zijn nalatenschap. Daarenboven worden alle schenkingen – en dus ook de handgift – gedaan gedurende de 3 jaar vóór het overlijden onderworpen aan het successierecht tenzij de schenking onderworpen is geweest aan het schenkingsrecht.
FISCALITEIT - AUDIT - CORPORATE FINANCE
Het is net om dit feitelijk vermoeden te kunnen ontkrachten dat het van groot belang is te kunnen bewijzen dat de handgift is geschied en dit buiten de periode van 3 jaar vóór het overlijden. In de praktijk worden hiertoe verschillende technieken gehanteerd: • registratie van een verklaring aan een vast recht van 25 euro; • open-bewaargeving bij de bank; • verschijnen op een eerste buitengewone algemene vergadering; • schenking via Nederlandse notaris; • combinatie met aangetekende brieven. In de praktijk wordt soms ook de ‘truc’ van de verdwenen toonder aandelen (of de mythe van de spookaandelen) aangewend. Dit is het niet meer verschijnen met de aandelen op de algemene vergadering teneinde aldus t.a.v. de fiscus het vermoeden te wekken dat men er geen eigenaar meer van is. Op basis van recente rechtspraak is het niet meer aan te raden te speculeren op deze ‘truc’ van de verdwenen aandelen, maar is het eerder aan te raden de aandelen zichtbaar te laten overgaan. Bovendien kan dit enorme problemen opleveren bij bv. de verkoop van de onderneming – rekening houdend met het feit dat de verjaringstermijn voor successierechten in principe 10 jaar bedraagt. In onze snel evoluerende maatschappij is dit een ‘eeuwigheid’. 2. Onrechtstreekse schenking Het kan voorkomen dat twee rechtsgeldige handelingen in feite een schenking tot gevolg hebben. Het bekendste voorbeeld hiervan is de verkoop gevolgd door een kwijtschelding van schuld. Aangenomen wordt dat een dergelijke schenking niet bij notariële akte dient te gebeuren, waardoor ook hier aan de schenkingsrechten kan worden ontsnapt.
Het risico bestaat evenwel dat de onrechtstreekse schenking als een vermomde schenking wordt gekwalificeerd. Er bestaat geen eensgezindheid omtrent de geldigheid van een vermomde schenking die niet bij notariële akte werd gedaan. 3. Schenking voor buitenlandse notaris Hiervoor werd gesteld dat elke schenking in principe voor notaris moet gebeuren. De Wet bepaalt evenwel niet dat het om een Belgische notaris moet gaan. Behoudens wanneer de akte betrekking heeft op in België gelegen onroerende goederen, moet de akte van de buitenlandse notaris niet worden geregistreerd. Bijgevolg kan aan de schenkingsrechten worden ontsnapt indien geschonken wordt voor buitenlandse notaris. Uiteraard dient men er over te waken dat er geen schenkingsrechten verschuldigd zijn in het buitenland. In Nederland bijvoorbeeld zijn schenkingen door niet – inwoners niet onderworpen aan het schenkingsrecht.
De te betalen successierechten bedragen bijgevolg: Te betalen erfenisrechten
Hypothese 1
Hypothese 2
vermogen e1.025.00000
vermogen e4.625.000,00
0,86%
680,00 4.060,00 4.060,00 8.800,00
20.100,00 116.737,50 116.737,50 5,48% 253.575,00
Bij overlijden van de langstlevende door kind1 door kind2 Totaal overlijden 2de ouder
1,13%
5.812,50 5.812,50 11.625,00
148.687,50 148.687,50 6,43% 297.375,00
Totaal te betalen successierechten
1,99%
20.425,00 117.575,00 43.125,00
11,91% 550.950,00 703.875,00 330.300,00
15,68% 160.700,00
22,36% 1.034.175,00
Bij overlijden van één van de twee echtgenoten door de langstlevende door kind1 door kind2 Totaal overlijden 1ste ouder
Besparing t.o.v. ‘langstlevende al’ clausule Bijkomende besparing met schenking via handgift
Conclusie In principe zullen schenkingen onderworpen zijn aan het schenkingsrecht. In bepaalde gevallen (handgift, onrechtstreekse schenking, schenking voor buitenlandse notaris), kan aan het schenkingsrecht worden ontsnapt. In deze gevallen zal alsnog het successierecht verschuldigd zijn indien de schenker komt te overlijden binnen de 3 jaar na de schenking! Het komt er dus op neer tijdig te schenken.
Successorale gevolgen
Totale besparing
tabel 7
Als de heer en mevrouw Peeters enerzijds hun huwelijkscontract wijzigen en anderzijds een gedeelte van hun roerend vermogen schenken via handgift aan hun kinderen besparen ze in de eerste hypothese 160.700 euro in vergelijking met de situatie waarin men niets onderneemt. In de tweede hypothese bedraagt de totale besparing in de successierechten al 1.034.175 euro.
Stel dat de heer en mevrouw Peeters de aandelen van hun vennootschap via handgift hebben geschonken aan hun kinderen en dit meer dan 3 jaar vóór het overlijden van de heer Peeters. Voorlopig worden de roerende beleggingen nog niet geschonken aan de kinderen. Het vermogen op het ogenblik van het overlijden van de heer en mevrouw Peeters is bijgevolg als volgt samengesteld:
Samenstelling vermogen na schenkingen via handgift Hypothese 1 Onroerende goederen: villa appartement Aandelen vennootschap Andere roerende goederen Levensverzekering Schulden Begrafeniskosten Totaal vermogen
38,10% 19,05% 28,57% 14,29%
10,00%
Hypothese 2 200.000,00 100.000,00 0,00 150.000,00 75.000,00 0,00 p.m.
11,11% 7,47%
375.000,00 250.000,00 0,00 74,07% 2.500.000,00 7,41% 250.000,00 0,00 p.m.
525.000,00
100,00% 3.375.000,00 tabel 6
5
7
S C H E N K I N G E N V A N FA M I L I A L E ONDERNEMINGEN EN VENNOOTSCHAPPEN De wet van 22 december 1998 heeft de schenking van niet in vennootschap georganiseerde ondernemingen en de schenking van aandelen in vennootschappen – onder bepaalde voorwaarden – onderworpen aan een verlaagd schenkingsrecht van 3%.
Na de schenking moet de begiftigde evenwel aantonen dat de activiteit gedurende vijf jaar wordt verder gezet (evenwel niet meer noodzakelijk door hemzelf).
De doelstelling van deze nieuwe maatregel is de overdracht van ondernemingen te vergemakkelijken teneinde de continuïteit van KMO’s en de eraan verbonden werkgelegenheid te waarborgen.
Verschuldigde schenkingsrechten
Uit het antwoord van de Minister van Financiën op een parlementaire vraag is gebleken dat dit fiscaal gunstregime in de praktijk omzeggens geen toepassing vindt. Deze maatregel is tot op heden een slag in het water. Heel wat voorwaarden waaraan moest voldaan worden werden in de praktijk als te streng aangevoeld. Een versoepeling was bijgevolg noodzakelijk. Een zekere versoepeling is er nu gekomen in het Vlaamse Gewest. Ze is op 1 juli 2003 inwerking getreden. De oude regeling blijft behouden op federaal niveau.
Indien de heer en mevrouw Peeters hun onderneming geschonken hebben aan het verlaagd tarief van 2%, en alle voorwaarden zijn voldaan, zijn volgende schenkingsrechten verschuldigd: Te betalen schenkingsrechten
Hypothese 1 Hypothese 2 vermogen e1.025.000 vermogen e4.625.000 Aandelen vennootschap aan 2%
2,00%
10.000,00
2,00%
25.000,00 tabel 8
Successorale gevolgen Voornaamste kenmerken van toepassing in het Vlaamse Gewest Om te beginnen is het verlaagd tarief verminderd van 3% naar 2% in het Vlaamse Gewest. Tevens zijn er een aantal inhoudelijke formele voorwaarden weggevallen. Het schenkingsrecht van 2% is een vlak en eenvormig tarief. Noch de hoegrootheid van het geschonkene, noch de verwantschapsgraad tussen schenker en begiftigde spelen een rol. Dit betekent uiteraard in belangrijke mate een belastingbesparing in vergelijking met de gewone schenkingsrechten. Tevens komen de geschonken goederen onder dit bijzonder regime van 2% niet in aanmerking voor de inkorting en het recht van iedere erfgenaam om hun deel in natura te vorderen. Voor de rest blijven de andere principes met betrekking tot de schenkingsrechten van toepassing. De schenking moet bij authentieke akte verleden worden. De schenkingsrechten zijn verschuldigd op de verkoopwaarde van het geschonkene. De schenking van de onderneming aan 2% wordt in rekening gebracht om de belastbare grondslag te bepalen van de tweede schenking aan het gewone schenkingsrecht die volgt op de schenking van de onderneming binnen de 3 jaar. Omgekeerd niet. Indien er eerst een schenking is aan het gewone evenredige schenkingsrecht en binnen de 3 jaar wordt de onderneming geschonken, dan wordt de waarde van de eerste schenking niet toegevoegd aan de tweede schenking om de belastbare grondslag te bepalen. Indien de schenker komt te overlijden binnen de 3 jaar na de schenking van de onderneming, zal deze schenking niet in de nalatenschap vallen, maar zal de belastbare grondslag van deze schenking bij deze van de nalatenschap worden gevoegd om de toepasselijke progressieve successierechten vast te stellen (‘progressievoorbehoud’). In sommige gevallen zal dit als een belangrijke schaduwzijde worden ervaren. De aandelen (of deelbewijzen, vorderingen, certificaten van aandelen, certificaten van vorderingen) kunnen in volle eigendom of met voorbehoud van vruchtgebruik geschonken worden. In dit laatste geval behoudt de pater familias alzo het vruchtgebruik van de aandelen en behoudt hij op deze manier de inkomsten en de zeggenschap over de zaak. De geschonken aandelen moeten minstens 10% van de stemrechten in de algemene vergadering vertegenwoordigen. De aandelen van zuivere patrimoniumvennootschappen en holdingvennootschappen zijn in principe uitgesloten van deze gunstmaatregel.
6
Lievens C°
FISCALITEIT - AUDIT - CORPORATE FINANCE
Stel dat de heer en mevrouw Peeters enerzijds hun huwelijkscontract wijzigen en anderzijds hun aandelen van de onderneming hebben geschonken aan hun kinderen tegen het verlaagd tarief van 2%. De rest van de nalatenschap blijft behouden zoals uiteengezet in het uitgangspunt (tabel 1).
Indien alle wettelijke voorwaarden worden nageleefd met betrekking tot de schenking aan het verlaagd tarief van 2% zullen volgende successierechten verschuldigd zijn: Te betalen erfenisrechten
Hypothese 1
Hypothese 2
vermogen e1.025.000,00
vermogen e4.625.000,00
Bij overlijden van één van de twee echtgenoten door de langstlevende door kind1 door kind2 Totaal overlijden 1ste ouder
0,86%
680,00 4.060,00 4.060,00 8.800,00
20.100,00 116.737,50 116.737,50 5,48% 253.575,00
Bij overlijden van de langstlevende door kind1 door kind2 Totaal overlijden 2de ouder
5.812,50 5.812,50 1,13% 11.625,00
148.687,50 148.687,50 6,43% 297.375,00
20.425,00 10.000,00 30.425,00
550.950,00 25.000,00 575.950,00
117.575,00 33.125,00 14,70% 150.700,00
703.875,00 305.300,00 21,82% 1.009.175,00
Totaal te betalen successierechten Totaal te betalen schenkingsrechten Totaal te betalen rechten Besparing t.o.v. ‘langstlevende al’ clausule Bijkomende besparing met schenking 3%
Totale besparing
tabel 9
De betaalde rechten (zowel successie- als schenkingsrechten) bedragen in de eerste hypothese 30.425 euro en in de tweede 575.950 euro. De besparing die men realiseert in vergelijking met de situatie waarin men niets onderneemt, bedraagt in de eerste hypothese 150.700 euro en in de tweede hypothese 1.009.175 euro.
8
SCHENKINGEN VAN BOUWGRONDEN Het decreet van 20 december 2002 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2003 heeft in het Vlaamse Gewest een tijdelijke verlaging van de schenkingsrechten ingevoerd voor de schenkingen van een perceel grond dat bestemd is voor woningbouw. Om voor deze VERLAAGDE SCHENKINGSRECHTEN in aanmerking te komen dienen een aantal voorwaarden vervuld te zijn. De daling van de progressieve schenkingsrechten geldt enkel ten voordele van schenkingen van een perceel grond dat volgens de stedebouwkundige voorschriften bestemd is voor woningbouw. De schenking moet gebeuren ten voordele van een natuurlijke persoon, ongeacht de verwantschapsband. De verwantschap met de schenker zal daarentegen wel een invloed hebben op de tarieven (cfr. tabel). Gewone tarieven
Schijven 0,01 - 12.500 12.500 - 25.000 25.000 - 50.000 50.000 - 100.000 100.000 - 150.000 150.000 - 200.000 200.000 - 250.000 250.000 - 500.000 boven 500.000
Schenking bouwgrond
Rechte lijn en echtgenoten
Rechte lijn en echtgenoten
Anderen
3,00% 4,00% 5,00% 7,00% 10,00% 14,00% 18,00% 24,00% 30,00%
1,00% 2,00% 3,00% 5,00% 8,00% 14,00% 18,00% 24,00% 30,00%
0 - 150.000,00: 10,00%
Boven de 150.000,00: normale tarieven van toepassing
Deze verminderde tarieven zullen ENKEL GELDEN VOOR SCHENKINGSAKTEN DIE WORDEN VERLEDEN TUSSEN 1 JANUARI 2003 EN 31 DECEMBER 2005. De schenkingsakten met een opschortende voorwaarde die vervalt na 31 december 2005 of met een tijdsbepaling die verder reikt dan 31 december 2005 komen niet in aanmerking. In de schenkingsakte zelf dient uitdrukkelijk vermeld te worden dat het geschonken perceel grond volgens de stedebouwkundige voorschriften bestemd is voor woningbouw. Is die verklaring onjuist, dan zijn de schenker en begunstigde ondeelbaar gehouden tot betaling van de aanvullende rechten en van een boete gelijk aan die rechten. Indien in één akte of in twee akten op dezelfde datum twee schenkingen plaats hebben, namelijk een schenking van een stuk grond en van andere goederen, dan wordt geacht het perceel grond eerst geschonken te zijn, zodat de gecumuleerde progressie niet telt. Indien de grond nadien, maar binnen de drie jaar geschonken wordt, speelt de progressie wel, in de verlaagde tarieven weliswaar maar in een verhoogde schijf, waardoor men bijgevolg vlugger terug in de gewone tarieven terechtkomt. Ook in de successierechten speelt de gecumuleerde progressie bij schenkingen in rechte lijn en tussen echtgenoten niet: de schenkingen van een bouwgrond die het verlaagd schenkingsrecht hebben genoten, zullen niet in aanmerking genomen moeten worden om het progressief tarief van de successierechten te berekenen. Voor alle “andere” begunstigden blijft in de successierechten de regel van de gecumuleerde progressie bestaan. Het voordeel van deze wetgeving is dat zij zeer ruim is opgesteld. Er wordt geen bouwverplichting in hoofde van de begunstigde opgelegd. Iedere schenker kan van het verlaagd tarief genieten, ongeacht het aantal eigendommen dat hij in bezit heeft.
9
SUCCESSIERECHTEN AAN NUL PROCENT Het Vlaamse decreet van 20 december 1996 heeft voor de vererving van familiale ondernemingen en vennootschappen een speciaal tarief in de successierechten voorzien, indien aan welbepaalde voorwaarden is voldaan. Deze nieuwe bepaling is van toepassing vanaf 01/01/1997. Het opzet van de wetgever was de continuïteit van Vlaamse ondernemingen te bevorderen en zo een duurzame tewerkstelling realiseren, evenals de aandelen aan toonder terug in de officiële sfeer te brengen en het opzetten van constructies ter vermijding van successierechten te ontmoedigen. In dit kader gaan wij enkel in op de overdrachten van aandelen (vorderingen) van vennootschappen.
Gewest, maar kan het door iedere erfgenaam – ongeacht de graad van verwantschap met de erflater – worden ingeroepen. De aandelen van de vennootschap dienen in de 3 jaar voorafgaand aan het overlijden ononderbroken voor ten minste 50% te hebben toebehoord aan de overledene en/of zijn echtgenoot. Tevens dient de vennootschap in diezelfde periode van 3 jaar ten minste 5 werknemers (in voltijdse eenheden uitgedrukt) tewerk te stellen in het Vlaamse Gewest. De erfgenamen moeten in de aangifte zelf spontaan melden van dit verlaagd tarief te willen genieten. Na het overlijden moeten de aandelen gedurende 5 jaar in handen blijven van de erfgenamen die de vermindering genoten, dient de tewerkstelling gedurende nog 5 jaar te worden behouden, mag het kapitaal in deze eerste 5 jaar na het overlijden niet dalen door terugbetalingen of uitkering, etc.
Voornaamste kenmerken Het 0%-tarief wordt geheven op de nettowaarde van de aandelen. Er is geen toepassing van het progressievoorbehoud. Dit wil zeggen dat de nettowaarde van de aandelen niet in rekening wordt gebracht om de hoogte van het tarief te bepalen van de successierechten, verschuldigd op de rest van de nalatenschap. Teneinde te kunnen genieten van dit tarief van 0% moeten een aantal voorwaarden zijn vervuld. Zo is het 0%-tarief enkel van toepassing op nalatenschappen opengevallen op het grondgebied van het Vlaamse
Successorale gevolgen Voor de gevolgen van de keuze van het 0%-tarief op de aandelen van de vennootschap met betrekking tot de te betalen successierechten kunnen wij verwijzen naar de berekeningen uiteengezet in punt 6.
7
10
BEHOUD VAN CONTROLE ? Wanneer een ondernemer de aandelen van zijn vennootschap zomaar wegschenkt aan zijn kinderen, verliest hij de volledige controle over zijn vennootschap. Dit is tegen de natuur van de meeste ondernemers die zich dan meteen afvragen of het niet mogelijk is hun aandelen inderdaad weg te schenken aan hun kinderen maar met enig voorbehoud inzake de zeggenschap over het beleid van hun onderneming. Welke zijn de mogelijkheden die zich hier aandienen?
Commanditaire vennootschap op aandelen
De aandeelhouders van een Belgische handelsvennootschap kunnen hun effecten in volle eigendom overdragen aan een rechtspersoon, hierna ‘Belgisch Administratiekantoor’ genoemd. Het Belgische Administratiekantoor geeft op haar beurt certificaten uit in ruil voor deze inbreng. Deze certificaten vertegenwoordigen de economische waarde van de aandelen.
Een eerste mogelijkheid bestaat erin om de bestaande vennootschap om te vormen naar een Commanditaire vennootschap op aandelen (Comm. VA). Zo’n vennootschap heeft alle kenmerken van een Naamloze Vennootschap (NV), mits een paar uitzonderingen uitdrukkelijk in het Wetboek van vennootschappen voorzien. Het zijn die uitzonderingen die de Comm. VA precies zo aantrekkelijk maken.
Het administratiekantoor behoudt bijgevolg de juridische eigendom van de aandelen. Zij kan bijgevolg alle rechten verbonden aan de ingebrachte effecten uitoefenen, waaronder het stemrecht op de algemene vergadering. Bijgevolg ligt het bestuur van de onderneming bij het Belgische Administratiekantoor. Dit heeft als voordeel dat de bestuursopvolging op voorhand kan worden geregeld.
Enerzijds heeft de Comm. VA alle voordelen van de NV: de aandelen zijn aan toonder en bijgevolg makkelijk overdraagbaar aan de kinderen. Anderzijds laten de wettelijke bepalingen met betrekking tot de Comm. VA een stabiel en gescheiden bestuur toe. Er kan in de statuten van de vennootschap immers worden bedongen dat de vennootschap wordt geleid door een zaakvoerder. Die zaakvoerder heeft een vetorecht en is niet zomaar afzetbaar. Daarenboven kunnen de statuten ook reeds de opvolger van de zaakvoerder aanduiden, mocht deze komen te overlijden. In concreto kan men bijgevolg overgaan tot de benoeming van één van de echtgenoten tot zaakvoerder en de andere echtgenoot tot zaakvoerderopvolger. Tevens kan men bepalen dat één van de kinderen tot zaakvoerder-opvolger wordt aangeduid.
Na deze certificering kan de ondernemer de certificaten schenken aan de kinderen. De kinderen verwerven hierdoor de economische eigendom, waardoor zij recht hebben op de winsten van de onderneming. Hierdoor worden de kinderen die geen interesse hebben in de onderneming niet benadeeld tegenover de kinderen die zich wel actief met het bedrijf bezighouden. Zo wordt de aandeelhoudersstructuur enerzijds en het management van de onderneming anderzijds op een stabiele wijze georganiseerd.
De ‘pater familias’ kan zich op deze wijze ook nog vergoedingen blijven uitkeren uit de vennootschap waardoor hij tijdens zijn pensionering over extra inkomsten kan beschikken. Een nadeel is evenwel dat de zaakvoerder een hoofdelijke aansprakelijkheid heeft. Dit risico kan worden beperkt door hetzij een holdingvennootschap onder de vorm van een commanditaire vennootschap op aandelen op te richten, hetzij een vennootschap tussen te schuiven die als zaakvoerder wordt aangeduid. De Comm. VA is dus een ideale combinatie die het schenken van de aandelen aan de kinderen enerzijds en het inrichten van een stabiele zeggenschap in hoofde van de ouders anderzijds mogelijk maakt (toch tot op zekere hoogte…).
Certificatie van aandelen Naar Nederlands voorbeeld heeft ook de Belgische wetgever het certificeren van aandelen mogelijk gemaakt (Wet van 15 juli 1998; inwerkingtreding op 1 november 1998) en dit met het oog op het behoud van de continuïteit binnen de ondernemingen. Vele ondernemers wensen hun aandelen onder hun kinderen te verdelen, maar vrezen dat door deze verdeling de aandelen te veel versnipperd zullen geraken over de verschillende takken van de familie heen, waardoor een normaal beleid van de onderneming niet meer mogelijk wordt, met alle gevolgen vandien. In dit geval kan de certificering van de aandelen een mogelijke oplossing zijn.
8
Lievens C°
Definitie Certificering houdt een splitsing van de juridische en economische eigendom van een effect in. Er wordt bijgevolg een scheiding gemaakt tussen de zeggingsrechten en de vermogensrechten van een effect.
FISCALITEIT - AUDIT - CORPORATE FINANCE
Het aangepaste vehikel om een Belgisch Administratiekantoor op te richten is de zogenaamde ‘private stichting’. Tot op heden bestond dergelijke rechtsfiguur niet in de Belgische wetgeving. De wet van 2 mei 2002 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen heeft hierin verandering gebracht. Het was echter wachten op het Koninklijk Besluit dat de invoering van de Wet moest regelen. Op 6 juni 2003 is dan uiteindelijk toch het Koninklijk Besluit van 2 april 2003 gepubliceerd waardoor de nieuwe VZW-Wet en de private stichting in werking zijn getreden vanaf 1 juli 2003. Werking administratiekantoor De werking van het Belgische Administratiekantoor wordt gekenmerkt door een grote statutaire vrijheid. Bijgevolg is men niet aan wettelijke bepalingen gebonden voor wat betreft de inrichting van het bestuur. Het Belgische Administratiekantoor oefent in principe alle rechten uit verbonden aan het effect. Enerzijds ontvangt zij alle opbrengsten, evenwel voor rekening van de certificaathouders. Er bestaat immers de wettelijke verplichting voor het Belgisch Administratiekantoor om onmiddellijk, zij het na aftrek van eventuele kosten, alle opbrengsten voortvloeiend uit de effecten over te dragen aan de certificaathouders. Tevens kan het administratiekantoor de effecten van de onderneming ook niet zomaar overdragen aan derden, tenzij anders bedongen in een overeenkomst. Anderzijds oefent zij alle zeggenschapsrechten uit verbonden aan de aandelen (voorkeurrecht, stemming op de algemene vergaderingen, e.d. meer), waardoor het Belgische Administratiekantoor ook een invloed heeft op het bestuur van de vennootschap. Oorspronkelijk stond er in de Wet dat de aandelen maar voor een beperkte tijd in certificaten konden worden omgezet. Het was bovendien onduidelijk hoelang "een beperkte tijd" wel duurt, is dat 10 jaar, of 30 jaar? Voor velen was dit een doorn in het oog. Onder impuls van een Vlaams ondernemer-politicus werd de Wet gewijzigd (Wet van 28 januari 2003) in die
zin dat men niet meer verplicht is om de niet-omwisselbaarheid van certificaten in aandelen (de zgn. niet "royeerbaarheid") in de tijd te beperken. De mogelijkheid blijft bestaan om de overeenkomst voor een bepaalde tijd aan te gaan, maar het is geen verplichting meer. Verder kunnen in de certificeringsovereenkomst voorwaarden opgelegd worden. Indien deze voorwaarden niet worden nageleefd houdt de overeenkomst op te bestaan. Enkel de effecten van NV’s, BVBA’s en Comm. VA’s kunnen worden gecertificeerd. De certificaten van effecten op naam, kunnen enkel certificaten op naam zijn. De certificaten van effecten aan toonder kunnen aan toonder, op naam of gedematerialiseerd zijn. Fiscale gevolgen De Wet van 15 juli 1998 heeft de voorwaardelijke fiscale transparantie ingevoerd. Die fiscale transparantie heeft tot gevolg dat de dividenden geacht worden rechtstreeks te zijn toegekend aan de certificaathouders en niet eerst aan het administratiekantoor zelf. Bijgevolg wordt het Belgische Administratiekantoor niet belast op de winstuitkeringen van de onderliggende handelsvennootschap. Daarenboven worden de meerwaarden die eventueel zouden kunnen worden gerealiseerd bij de omruil operatie van effecten in certificaten geacht niet te zijn verwezenlijkt. Het Belgische Administratiekantoor is wel belastbaar op andere inkomsten dan deze uit de gecertificeerde effecten en dit onder het gewone regime van het vehikel in kwestie. Indien dit vehikel de ‘private stichting’ wordt, zal zij zoals de VZW aan de rechtspersonenbelasting zijn onderworpen. De nieuwe wet op de VZW, de internationale VZW’s en de stichtingen voorziet eveneens in een jaarlijkse taks tot vergoeding van de successierechten die gelijk is aan 0,17% op het geheel van bezittingen van de private stichting, met uitzondering van ondermeer de effecten die het voorwerp zijn van de certificatie. Conclusie Door de certificatie wordt er een scheiding gemaakt tussen de zeggingsrechten en vermogensrechten van de effecten. Op deze wijze kan de continuïteit binnen het bestuur van familievennootschappen worden verwezenlijkt. Hierdoor kunnen de niet-actieve familieleden de toekomstige investeringen van de onderneming niet op een negatieve wijze beïnvloeden.
Of het Belgische Administratiekantoor voldoening zal schenken, is nog onduidelijk. Sommigen blijven (voorlopig nog) zweren bij het Nederlandse Administratiekantoor.
Onderwerpen volgende nieuwsbrieven Topics met betrekking tot
Burgerlijke maatschap
onroerend goed: • recht van opstal
Een andere mogelijkheid om een duidelijk onderscheid te maken tussen de juridische en economische eigendomsrechten is het oprichten van een burgerlijke maatschap, ook wel burgerlijke vennootschap genoemd.
• erfpacht • onroerende leasing • gesplitste aankopen
De burgerlijke maatschap is een soort van samenwerkingsovereenkomst die op louter contractuele basis kan worden vastgelegd. Zij kan dus via onderhandse akte worden opgericht, waardoor een tussenkomst van de notaris niet vereist is.
(grond-gebouw) • lijfrente • vruchtgebruik
De maatschap bezit geen rechtspersoonlijkheid. Er is eveneens een zeer grote vrijheid voor het opstellen van de statutaire bepalingen. De aandelen van de werkvennootschap worden door de kinderen in onverdeeldheid ingebracht in de maatschap, waardoor de vennoten onverdeeld eigenaar worden van alle ingebrachte aandelen. De ouders, die zelf ook een (beperkte) inbreng doen, worden in de statuten benoemd tot statutair zaakvoerder en/of statutair zaakvoerder-opvolger. Dit mandaat van statutair zaakvoerder is in beginsel onherroepbaar. Hierdoor blijft de beslissingsmacht in de maatschap bij de ouders en behouden zij bijgevolg ook hun beslissingsmacht over het ingebrachte vermogen. Daarenboven kunnen de statuten afwijken van het principe ‘één aandeel, één stem’. Het aandeel van elke vennoot in de winsten van de onderliggende werkvennootschap kan contractueel worden vastgelegd. Dit aandeel hoeft niet gelijk te zijn aan de inbreng van de vennoot. Fiscaalrechtelijk is de maatschap volledig transparant en bijgevolg niet onderworpen aan de vennootschapsbelasting. Het zijn de vennoten die roerende voorheffing zullen moeten dragen op de winstuitkeringen van de werkvennootschap. De kosten voor de oprichting en de werking van een burgerlijke maatschap zijn in principe laag. Gezien geen notariële akte vereist is, vallen de notariskosten en registratierechten in principe weg. Het onderschrijven van een minimumkapitaal is niet nodig. Het opmaken van een jaarrekening en boekhouding is niet verplicht.
9
Omdat de statuten van een burgerlijke maatschap een zeer flexibel karakter hebben, zijn er tal van zaken die contractueel kunnen worden vastgelegd. Hierdoor is er een splitsing tussen de juridische en economische eigendom mogelijk en behouden de ouders indirect de controle over het geschonken familiepatrimonium. Zo ook kunnen de ouders de inkomsten van dit vermogen behouden. Bij vooroverlijden van een van de kinderen kan het geschonkene terugkeren naar de ouders zonder betaling van successierechten. Vaak wordt de burgerlijke maatschap eerst opgericht door de ouders en voor een klein deel door de kinderen (bv. 1%) en worden de tegoeden van de ouders grotendeels aan de kinderen geschonken via een Nederlandse notaris.
Schenking met voorbehoud van vruchtgebruik
In dat geval gaat men enkel de blote eigendom van de aandelen schenken aan de kinderen en behoudt men als ondernemer het vruchtgebruik over de aandelen. Door in de statuten te laten stipuleren dat de vruchtgebruiker het stemrecht uitoefent op de algemene vergadering, behoudt men als ondernemer dan ook de zeggenschap over zijn onderneming. De vraag of aandelen aan toonder bij handgift geschonken kunnen worden met voorbehoud van vruchtgebruik is controversieel, zowel in de rechtspraak als de rechtsleer. Vandaar dat deze denkpiste beter niet wordt gevolgd. Andere alternatieve oplossingen zijn evenwel mogelijk. Zo kan worden geschonken met voorbehoud van vruchtgebruik voor een buitenlandse notaris. Hoewel dit meestal niet tot hetzelfde resultaat aanleiding zal geven, kan tevens een last bedongen worden bij de handgift (bv. via een zogenaamde ‘pacte adjoint’).
Een andere mogelijkheid om de zeggenschap als bedrijfsleider over de onderneming te blijven behouden is de schenking met voorbehoud van vruchtgebruik.
11
E U R O P E S E S PA A R F I S C A L I T E I T Op 21 januari 2003 werd door de bevoegde EU-ministers een akkoord bereikt over de reeds lang aanhoudende discussie omtrent de geharmoniseerde belastingheffing over de rente-inkomsten uit spaartegoeden in de Europese Unie. Dit akkoord werd omgezet in een richtlijn die op 3 juni 2003 werd goedgekeurd. De krachtlijnen van deze richtlijn zijn als volgt: • Er komt een systeem van automatische uitwisseling van informatie over rente die wordt betaald of toegekend vanaf 1 januari 2005. Dit systeem wordt toegepast door alle EU landen met uitzondering van België, Luxemburg en Oostenrijk. Het betreft dus Nederland, Groot-Britannië, Frankrijk, Duitsland, Spanje, Portugal, Griekenland, Italië, Zweden, Ierland, Finland en Denemarken. • België, Oostenrijk en Luxemburg passen een systeem van bronheffing toe over de rente die wordt betaald of toegekend vanaf 1 januari 2005. Deze bronheffing bedraagt: • 15% van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2007 • 20% van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2010 • 35% vanaf 1 januari 2011. Elke lidstaat moet de Richtlijn in zijn nationale wetgeving omzetten tegen 1 januari 2004. De inwerkingtreding volgt pas later, in principe op 1 januari 2005, op voorwaarde dat:
10
Lievens C°
FISCALITEIT - AUDIT - CORPORATE FINANCE
• Zwitserland, Liechtenstein, San Marino, Monaco en Andorra vanaf 1 januari 2005 gelijkwaardige maatregelen toepassen; en, • De afhankelijke en geassocieerde gebieden (Kanaaleilanden, eiland Man en de gebieden in de Caraïben) één van beide in de Richtlijn voorziene stelsels toepassen (bronheffing of informatie-uitwisseling). Er is uitdrukkelijk bepaald dat de Europese Raad uiterlijk op 30 juni 2004 kan evalueren of aan de gestelde voorwaarden voldaan is. Zoniet kan eventueel een latere datum van inwerkingtreding vastgelegd worden. Bedoeling is dus dat alle betrokken partijen op hetzelfde ogenblik van start gaan. Zoals men weet, zullen België, Luxemburg en Oostenrijk in een overgangsperiode een Europese bronheffing toepassen in plaats van informatie-uitwisseling. Het einde van deze overgangsperiode is niet gekoppeld aan een vaste datum. Het hangt af van de evolutie in de derde staten.
Wet op Aanvullende Pensioenen (WAP) binnenkort van kracht De Wet op de aanvullende pensioenen
12
(de zgn. WAP) d.d. 28 april 2003 wijzigt
FISCALE AMNESTIE
de reglementering inzake pensionering in belangrijke mate, zowel op sociaalrechtelijk als op fiscaal vlak. Zij vervangt
U heeft er zeker al over gehoord: de plannen van Verhofstadt II om een vorm van ‘fiscale amnestie’ in te voeren teneinde de buitenlandse kapitalen van de Belgen volgend jaar fiscaal te repatriëren. Volgens de laatste persmededelingen vindt Minister Didier Reynders dat de Belgen hun buitenlands spaargeld naar ons land moeten kunnen repatriëren tegen een heffing van 3, 6 of 9 procent. Het percentage is afhankelijk van de manier waarop het geld wordt herbelegd. Wie in 2004 zijn gerepatrieerde gelden voor drie tot vijf jaar in risicokapitaal of een KMO herbelegt, zou een éénmalige heffing van 3 procent op het kapitaal verschuldigd zijn. Herbeleggingen in ‘vastrentende schuldvorderingen’ zoals obligatieleningen of sicav’s zouden tegen 6% kunnen. In de andere gevallen zou 9% moeten betaald worden. Over de andere details en randvoorwaarden van de ‘eenmalige bevrijdende aangifte’ – de officiële term voor de fiscale repatriëring - wordt er momenteel nog druk gespeculeerd
en is er ook nog geen overeenkomst bereikt. Bijgevolg blijven er op heden heel wat vragen onopgelost: • Welke procedure zal dienen gevolgd te worden? Zullen de banken dienen in te staan voor de afwikkeling van de regularisatie? • Dient er een onderscheid gemaakt te worden met betrekking tot de oorsprong van het kapitaal, de duurtijd van de belegging in het buitenland, etc…? • Kan de ‘fiscale amnestie’ op een anonieme basis? • Vanaf wanneer zal zij in werking treden? In 2004? Of zal zij samenvallen met de inwerkingtreding van de Europese Spaarrichtlijn? • Zal de maatregel voldoende ‘aantrekkelijk’ zijn? • Etc… Op het moment dat u dit leest zullen er ongetwijfeld reeds een aantal zaken achterhaald of gewijzigd zijn.
de Wet Colla (Wet van 6 april 1995). Het sociaal luik van de nieuwe wet is enkel van toepassing op werknemers, andere bepalingen hebben ook gevolgen voor bedrijfsleiders. Wij focussen graag uw aandacht op het feit dat een onderneming geen intern gefinancierde individuele pensioentoezeggingen meer zal kunnen doen. Hierop zijn twee uitzonderingen: 1) Pensioentoezeggingen gedaan aan personen benoemd tot mandataris in een aan de Belgische vennootschapsbelasting of belasting der niet-inwoners onderworpen vennootschap of vereni-
13
ging (grosso modo zijn dit de “bestuur-
BESLUIT: VERMOGENSPL ANNING IS MAATWERK
ders en zaakvoerders onderworpen aan het sociaal statuut der zelfstandigen”). 2) De individuele pensioentoezeggingen
Een degelijke vermogensplanning vertrekt van de doelstellingen die men vooropstelt en van de gevolgen van het actuele huwelijksstelsel en het erfrecht in ieders concrete situatie inzake patrimonium, familiebanden, etc. In functie hiervan kan aan planning worden gedaan.
bekwaamheden, ambities, …) en/of de opvolging van het familiebedrijf? Betaal ik graag veel successierechten? Vele vragen waarop het antwoord voor ieder verschillend is. Successieplanning is maatwerk! Het team van Lievens & Co staat steeds paraat u hierbij te adviseren.
Heb ik wel een voldoende duidelijk overzicht van de omvang en de structuur van mijn bezittingen? Is mijn huwelijkscontract nog in overeenstemming met mijn huidige toestand? Waar wil ik naartoe? Wat is de impact van ‘gerepatrieerde gelden’? Hoe zit het met de kinderen (leeftijd,
die bestonden op de datum van de inwerkingtreding van de WAP. De inwerkingtreding is vrij complex. De meeste fiscale bepalingen treden wellicht in werking vanaf 1 januari 2004. Een en ander hangt nog af van de te publiceren KB’s.
11
IN HET OOG TE HOUDEN: 1
N I E U W E V Z W-W E T In het Belgisch Staatsblad van 6/06/03 werd het KB van 2 april 2003 tot vaststelling van de termijnen voor de inwerkingtreding van de bepalingen van de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend, zoals gewijzigd bij de wet van 2 mei 2002 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen en bij de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, gepubliceerd. Dit KB betekent het volgende in verband met de inwerkingtreding van de nieuwe VZW-Wet :
H O E G A AT U P R A KT I S C H T E WERK? In deze nieuwsbrief werden een aantal technieken besproken die wij reeds toepasten bij het uitwerken van een successieplanning. Een wel doordachte en voor alle partijen bevredigende oplossing vereist evenwel steeds een zorgvuldige voorbereiding!
• De artikelen 17, 37 en 53 (artikels betreffende de te voeren boekhouding) van de nieuwe VZW-Wet treden in werking in het boekjaar dat op 1 januari 2004 of na deze datum aanvangt. De verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de internationale verenigingen zonder winstoogmerk die vóór 1 januari 2004 rechtspersoonlijkheid hebben verworven, beschikken vanaf 1 januari 2004 over een termijn van één jaar om deze verplichtingen na te leven. • Art. 10, tweede lid van de nieuwe VZW-Wet (artikel betreffende het inzagerecht van het ledenregister, de beslissingen van de algemene vergadering en de raad van beheer en alle boekhoudkundige stukken) treedt in werking op 1 januari 2005. De verenigingen zonder winstoogmerk die vóór 1 januari 2004 rechtspersoonlijkheid hebben verworven, beschikken vanaf 1 januari 2005 over een termijn van één jaar om de verplichtingen na te leven. • Alle andere artikelen van de nieuwe VZW-Wet treden in werking op 1 juli 2003. De verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de internationale verenigingen zonder winstoogmerk die vóór 1 januari 2004 rechtspersoonlijkheid hebben verworven, beschikken vanaf 1 januari 2004 over een termijn van één jaar om deze verplichtingen na te leven. CONCREET BETEKENT DIT DAT ALLE VZW'S, ZOWEL WAT BETREFT HET ADMINISTRATIEF DOSSIER ALS WAT BETREFT DE BOEKHOUDKUNDIGE VERPLICHTINGEN, ZICH ZULLEN MOETEN SCHIKKEN NAAR DE NIEUWE VZW-WET ( 2 MEI 2002) TEGEN 31 DECEMBER 2004.
Enkel voor wat betreft het inzagerecht van het ledenregister, de beslissingen van de algemene vergadering en de raad van beheer en van de boekhoudkundige stukken, is er een uiterste regularisatiedatum voorzien op 31 december 2005. Tevens zijn er reeds enkele uitvoeringsbesluiten gepubliceerd met betrekking tot: • De openbaarmaking van akten en stukken van verenigingen zonder winstoogmerk en van private stichtingen (KB van 26 juni 2003, BS 27 juni 2003). Dit KB regelt vooral de richtlijnen tot het neerleggen van het administratief dossier op de griffie van de rechtbank van Koophandel en de wijze van publicatie in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad. Dit houdt in dat alle bekendmakingen zullen moeten gebeuren via de rechtbank van Koophandel. Ook de akten die moeten gepubliceerd worden in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad moeten ingediend worden bij de griffie van de rechtbank van Koophandel. Dit moet gebeuren op geijkte formulieren waarvan de modellen bij het uitvoeringsbesluit gevoegd werden. VZW's zullen, via de rechtbank van Koophandel, ook een ondernemingsnummer moeten vragen dat geldt als inschrijving bij de Kruispuntbank voor ondernemingen. Dit uitvoeringsbesluit treedt in werking op 1 juli 2003. Dit houdt in dat nieuw op te richten VZW's reeds vanaf 1 juli 2003 de richtlijnen van dit KB moeten volgen. Bestaande VZW's hebben nog een regularisatietermijn tot 31 december 2004. Bestaande VZW's doen er wel goed aan om bij een wijziging meteen de nieuwe procedure te volgen via de griffie van de rechtbank van Koophandel. • De nieuwe boekhoudschema’s voor de vereenvoudigde boekhouding van bepaalde vzw’s, stichtingen en internationale verenigingen zonder winstoogmerk (KB van 26 juni 2003, BS 11/07/03). Deze nieuwe schema’s moeten voor het eerst gebruikt worden tijdens het boekjaar dat op 1 januari 2004 of na deze datum aanvangt. Bestaande verenigingen die vóór 1 januari 2004 rechtspersoonlijkheid krijgen beschikken vanaf 1 januari 2004 over een termijn van één jaar om de nieuwe boekhoudverplichtingen na te leven. • Voor de VZW’s die een dubbele boekhouding moeten voeren zijn er nog geen uitvoeringsbesluiten gepubliceerd.
Hoe gaat Lievens & Co hierbij praktisch te werk? 1. Opstellen van een vermogensbalans: Inventarisatie van onroerende en roerende waarden (met inbegrip van de verzekeringspolissen). 2. Onderzoek van de relevante reeds genomen stappen (huwelijkscontract, reeds opgestelde testamenten,...) – Raming van toekomstig te betalen successierechten.
2
W I J Z I G I N G S TAT U T E N V Ó Ó R 6 F E B R U A R I 2004
3. Bespreking en inventarisatie van de
4. Advies met het oog op de optimalisatie van de doelstellingen en de verschuldigde successierechten.
Hebt u vragen omtrent de toekomst van uw vermogen – zowel op familiaal als op fiscaal vlak – aarzel dan niet ons te contacteren. Ons kantoor kan bogen op een jarenlange ervaring om u bij te staan met raad en daad!
Op 6 februari 2001 is het nieuwe Wetboek van vennootschappen in werking getreden. Bestaande vennootschappen kregen een termijn van drie jaar vanaf de inwerkingtreding van het Wetboek van vennootschappen om hun statuten aan te passen aan de bepalingen van het nieuwe wetboek, dus tot 6 februari 2004. Deze STATUTENWIJZIGING IS VERPLICHT, gezien in de Wet is voorzien dat – indien de statuten niet zijn aangepast VÓÓR 6 FEBRUARI 2004 – iedere belanghebbende derde de ontbinding van de vennootschap kan vorderen. Om welke wijzigingen gaat het nu precies? Hierna volgt een korte opsomming van de belangrijkste inhoudelijke wijzigingen: • De afkortingen van de vennootschapsvorm zijn gewijzigd; • De aansprakelijkheid van de bestuurder is uitgebreid tot de vorm en de inhoud van de jaarrekening en de vennootschapsbepalingen van het Burgerlijk Wetboek;
• De winstuitkering is niet mogelijk indien door de uitkering het netto actief zou dalen onder het gestort kapitaal, of indien dit hoger is, onder het bedrag van het opgevraagd kapitaal; • Het jaarverslag moet verplichtend een aantal elementen bevatten; • De notulen van de raad van bestuur met betrekking tot het tegenstrijdig belang van vermogensrechtelijke aard van één van de bestuurders dient verplicht te worden opgenomen in de toelichting van de jaarrekening indien de vennootschap niet verplicht is een jaarverslag op te maken; • Uitbreiding van de formaliteiten met betrekking tot de bijéénroeping van de algemene vergadering van aandeelhouders. Deze verplichte statutenwijziging is misschien een optimale gelegenheid om de huidige statuten van uw vennootschap aan een grondig onderzoek te onderwerpen en dit in het kader van een eventuele familiale vermogensplanning. Wij denken hierbij bijvoorbeeld aan de omvorming in een Comm. VA op aandelen (cfr. infra), de inlassing van het voorkooprecht, omvorming naar aandelen aan toonder, etc….
031685
(familiale) doelstellingen.
Lievens & C° FISCALITEIT - AUDIT - CORPORATE FINANCE
Wittemolenstraat 47 • 8200 Brugge • Tel.: 0032(0)50 40 85 10 • Fax: 0032(0)50 39 34 02 Koningsstraat 215 • 1210 Brussel • Tel.: 0032(0)2 219 76 96 • Fax: 0032(0)2 218 70 32 e-mail:
[email protected] • website: www.lievens.be
12