Universitaire Pabo van Amsterdam 70710P11LY Deelhandleiding bij KCO 1
Studiehandleiding Beeldende Vorming 1
Studiejaar 2013-2014 Docent: Ineke Schaveling
1
Inleiding Deze studiehandleiding geeft je een leidraad voor de lessen Beeldende vorming 1. Dit vak maakt onderdeel uit van de Module KCO, 2 EC. De eerste EC heb je al gevolgd. In het vak KCO oriëntatie. Je hebt gekozen om als tweede onderdeel Beeldende vorming te doen. De omvang van dit onderdeel is 1 EC. Bij het vak KCO oriëntatie zijn de volgende leerdoelen gehaald:
• Je kent het begrip cultuureducatie en kan het leerdomein in kunsten, erfgoed en media te omschrijven • Je kent samenhang herkennen tussen cultuureducatie en de verschillende kunstvakgebieden: drama, dans, muziek en beeldende vorming en je kan deze samenhang in de lessen verbeelden, verwoorden, inzetten, voorleven. • Je kent de inhoudelijke en didactische kennis van mediawijsheid en kunt dat in de stage dit in onderwijsactiviteiten verbinden met cultuureducatie. • Je kunt vanuit jouw kennis over de kunst en het erfgoed van Amsterdam receptieve, actieve en reflectieve werkvormen aanbieden in je stageklas • Didactische vaardigheden: vanuit de kunstvakgebieden leerprocessen kunnen initiëren, bewaken en vervolgactiviteiten kiezen • De student kan het domein cultuureducatie, met als onderdelen kunsteducatie, erfgoededucatie en mediawijsheid omschrijven en de relevantie daarvan onder woorden brengen. • De student kan zowel nieuwe media kunst als kunst die de werking van nieuwe media als onderwerp heeft beschouwen en naar aanleiding daarvan beschouwelijke vragen stellen aan het kind. • De student kan actuele discussies op het gebied van media-educatie zoals; populaire media als educatief materiaal, van protectie naar participatie en contoverse mediabeelden onder woorden brengen en aangeven waar hij/zij zelf staat voor en na de lessenserie. • De student kan leerdoelen van media educatie benoemen en uitleggen waarom deze verbonden zijn met de leefwereld van het kind.
Voor deze module Beeldende Vorming 1 worden de volgende leerdoelen onderwezen en getoetst (conform de studiegids): • Kennis van de kunstvakgebieden: opdoen van kennis van de kunstvakgebieden, zie studiehandleiding vakspecifieke competenties drama, dans, beeldende vorming en muziek. • Voorbereiden van onderwijs: kunstvaklessen voorbereiden en aanbieden • Klassenmanagement: plannen, organiseren, uitvoeren en evalueren van lessen binnen de kunstvakken cultuureducatie
2
• Reflecterend vermogen: reflecteren op de ontwikkeling van de eigen vaardigheden en de uitvoering van de kunstvaklessen
Nader gespecificeerd voor beeldende vorming 1 betekent dit: Aan het einde van de lessen beeldende vorming 1 kun je:
• een vijftal basistechnieken in het platte vlak gecombineerd met beeldaspecten toepassen. • de ruimte-uitbeelding in kinderwerk beschrijven, • kinderwerk plaatsen in de ontwikkeling van de weergave van de werkelijkheid, • een aantal basisbegrippen ( kleur, ruimte, vorm, textuur en compositie uit de beeld analyse) herkennen, er middels adequaat taalgebruik met leerlingen over communiceren, ze in beeld brengen (dit onderdeel is Eigenvaardigheid en vakkennis) en in een beeldende les erover onderwijzen. • Verwoorden wat mogelijke leerlijnen voor beeldende vorming inhouden in relatie tot de kerndoelen • een onderbouwde les beeldende vorming ontwerpen voor een groep in de onderbouw of in de bovenbouw van de basisschool . • dat je een kritisch zelf -onderzoek naar je beeldende competentie bent gestart.
Verplichte literatuur:
Schasfoort, Ben ( 2012) Beeldonderwijs en didactiek. Groningen: Uitgeverij Noordhoff H 1, 2, 4, 5, 6, 10, 11. Brouwers, B. (2010), Kiezen voor het jonge kind. Assen: Uitgeverij Van Gorcum 2010 H.7.2.3, H.8 Aanbevolen:
Boermans, B. (2008), Beeldende begrippen. Arnhem: Uitgeverij Lambo (ISBN 978.90.77318.12.6 exclusief cd-rom, ISBN 978.90.77318.16.4 inclusief cd-rom)
Onna, J. van & Jacobse, A. (2001) Laat maar zien. Groningen:Uitgeverij WoltersNoordhoff ( ISBN 978-90-01-70233-5, derde druk)
Toetsvorm 1. 80% presentieplicht 2. beeldende producten gemaakt tijdens de les: beoordeling: aan eisen voldaan 3. eindproduct: onderbouwde les met analyse kinderwerk uit de stageklas volgens onderstaand beoordelingsschema Inleveren van het eindproduct:
Het eindproduct wordt twee weken na de laatste les ingeleverd in Blackboard. De einddatum voor de herkansing is 26 juni 2014. 3
Bij ziekte of ander verzuim meldt de student zich bij de docent vooraf af. INDIEN EEN LES IS GEMIST, MOET DEZE WORDEN INGEHAALD MET EEN INHAALOPDRACHT AANGEREIKT DOOR DE DOCENT. Opbouw van de module Les 1 Les 2
Lesvoorbereiding bij beeldende vorming Schasfoort Leren met beeldende begrippen, H.1 Beeldonderwijs Ontwikkeling van beeldend vormen bij H.2 Ontwikkeling kinderen Begrippen bij beeldonderwijs en vaktaal Leren met materialen en technieken
Les 3
Beeldende vorming Jonge Kind, oude kind
Les 4
Leren kijken en leren beeld beschouwen Feedback bij beeldende vorming
Schasfoort H.10 Begrippen bij beeldonderwijs H .11 materiaal en gereedschappen Schasfoort H. 4 Doelen en Doelstellingen H. 5 Het lesmodel Brouwers H.7.2.3, H.8 Schasfoort H. 6
Het eindproduct bestaat uit: - een lesvoorbereidingsformulier aangevuld met onderstaande specificaties. - een reflectie waarin je 1) de les hebt onderbouwd vanuit de theorie en waarin je 2) de les hebt geplaatst in de leerlijn voor beeldende vorming en waarin je 3) kritisch verwoord in welke mate je deze les zelf als leerling zou hebben kunnen uitvoeren, in relatie tot je eigen beeldende competentie. ( max 500 woorden) Specificatie van de lesvoorbereiding Het centrale beeldend begrip in de les is De vaktaal in de les is
De techniek en het materiaal die wordt gebruikt is Vragen voor de introductie :
4
Beeldmateriaal voor de introductie
De beeldbeschouwing vragen na afloop zijn
Wat weten de leerlingen ervan? Beschrijving van de beginsituatie Beeldend begrip Materiaal Techniek/ vaardigheid Er zijn eerder lessen over gegeven Enkelen kunnen minder nl
beeldtaal
Gemiddelde groep kan of weet …. Enkele leerlingen kunnen meer, nl
Beoordeling van het eindproduct: Het didactisch product, met de analyse van de klas en de beeldende les bevat de volgende onderdelen en moeten 90 % voldoende zijn. Beoordelingscriteria van ingeleverde werk: Voorwaarden voor de beoordeling: Ja/nee ja/nee Ja/nee Ja/nee
De leeftijdsgroep is duidelijk Het lesplan is compleet ingevuld conform ULP LK De specificatie voor de lesvoorbereiding is compleet ingevuld Er is sprake van groepering van niveau of differentiatie
Oordeel O V RV G E O V RV G E O V RV G E
Te beoordelen aspect De les is duidelijk beschreven in een lesvoorbereiding De lesvoorbereiding is compleet Het niveau past bij de groep Het gekozen onderwerp is te gemakkelijk/ passend/ te moeilijk
O V RV G E Het gekozen onderwerp De beginsituatie van leerlingen in de stageklas voor deze les is gemaakt op verschillende niveaus O V RV G E op het onderwijsaanbod groepsniveau, O V RV G E het bijzondere niveau van enkelen, onder als boven gemiddeld. O V RV G E beschrijving van taligheid, specifiek van beeldtaal uit de les
5
De lesvoorbereiding bevat een nauwkeurige concrete beschrijving van O V RV G E Leerdoelen met betrekking tot beeldende begrip (pen) O V RV G E Leerdoelen met betrekking tot de te gebruiken materialen O V RV G E Leerdoelen met betrekking tot de te gebruiken techniek O V RV G E Beschrijving van de introductie, inclusief gebruikt beeldmateriaal O V RV G E Letterlijke uitwerking van de vragen in de introductie O V RV G E Letterlijke uitwerking van de reflectievragen O V RV G E De tijdsindeling van de les O V RV G E De organisatie van uitdelen en opruimen met plattegrond van de klas
Voldoende Is beoordeeld met 90 % tenminste = voldoende Ruim voldoende Is beoordeeld met 80 % Ruimvoldoende en geen onvoldoendes Goed Is Beoordeeld met 80 % goed en aangevuld met ruim voldoendes Excellent Is beoordeeld met 80 % Excellent aangevuld met 10 % goed en 10 % ruim voldoende.
6
Belangrijk Evaluatie van het onderwijs Docenten en de Universitaire Pabo hebben behoefte aan feedback van de studenten op de kwaliteit van het gegeven onderwijs. Waar nodig kan een betreffende module verbeterd worden voor de volgende groep studenten. Maar evalueren kan ook een goed leermoment zijn de student zelf, omdat je zo extra nadenkt over je eigen leerproces en nagaat hoe je achteraf kijkt naar de inhoud van een module. Bij het laatste college of na afloop van het tentamen zal gevraagd worden een vragenlijst in te vullen. Vul deze vragenlijst zo eerlijk mogelijk in: de resultaten ervan hebben geen consequenties voor de uitslag van het tentamen. Bovendien blijf je bij het invullen van de vragenlijst anoniem. Indien uit de resultaten van de vragenlijst blijkt dat toelichting nodig is op de evaluatie van de betreffende module, organiseert de UPvA een panelgesprek. Hiertoe worden een aantal studenten uitgenodigd en wordt samen met de docent en de opleidingsmanager gesproken over het verloop en de inhoud van de betreffende module. Studenten kunnen indien gewenst ook zelf een panelgesprek aanvragen.
Fraude Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van de student dat erop gericht is het vormen van een juist oordeel door de examinator omtrent kennis, inzicht en vaardigheden van de student geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken. Een voor iedereen duidelijk herkenbare vorm van fraude is bijv. het op enigerlei wijze ‘spieken’ tijdens het tentamen. Een helaas vaak voorkomende vorm van fraude, die in de wetenschappelijke wereld zeer zwaar wordt aangerekend, is het plegen van plagiaat. Plagiaat In de wetenschap moet een geproduceerde tekst altijd controleerbaar zijn en daarom moet je in een door jou ingeleverd artikel of paper altijd gebruikte (internet)bronnen vermelden in een zgn bronvermelding. Doe je dat niet dan wordt dat plagiaat genoemd en betekent dat uitsluiting van de betreffende tentamen- of scriptiegelegenheid en mogelijk nog zwaardere straffen. Zorg dus dat je altijd goed je bronnen vermeldt en niet zomaar stukken tekst of gegevens van anderen overneemt. Zie voor meer informatie over Fraude en Plagiaat: www.student.uva.nl/serviceplein en de en de UvA OER, artikel 5.14 op www.student.uva.nl/upva Beroepsmogelijkheden Als je het niet eens bent met een beslissing van een examinator, is het verstandig om je eerst te wenden tot de Examencommissie UPvA met het verzoek om een uitspraak te doen over je eventuele klacht. Na die uitspraak kun je besluiten om binnen 6 weken beroep aan te tekenen bij de COBEX. Raadpleeg de studieadviseurs van de UPvA voor advies en de procedure.
7
8
Werkwijze en aanpak:
De lessen beeldende vorming zijn natuurlijk veel te kort. Er wordt 28 uur besteed, waarvan 12 uur contacttijd. In die contact tijd wordt gedurende drie lessen aan beeldende producten gewerkt. Deze worden per les afgetekend. Bij de instructie worden telkens didactisch aanwijzingen gegeven. De zelfstudie van 16 uur wordt gedaan door de verplichte literatuur door te lezen (8 uur), door het didactische eindproduct te maken (5 uur), met daarin de analyse van beeldende ontwikkeling van leerlingen uit de stageklas, ook onderdeel van didactisch eindproduct (3 uur).
Natuurlijk lees je achtergrondinformatie bij deze lessen. Deze bronnen staan op de UPvA in de kast, en geven een uitgebreide toelichting op de lessen. Als je bij de kleuters staat lees je natuurlijk heel hoofdstuk 8 uit kiezen voor het jonge kind. Daarnaast is als aanbevolen literatuur Boermans, Bert, Beeldende begrippen en Onna, J.van en Jacobse, A, Laat maar zien, ) beschikbaar. Introductie van het vak
Omdat de beeldende vorming uitgaat van de zichtbare en tastbare wereld is je belangrijkste doel dat je om je heen leert kijken en leert benoemen wat je ziet, met behulp van taal.
Waar gaat beeldende vorming eigenlijk over? Er zijn drie leerlijnen te onderscheiden, die allemaal een rol spelen in de lessen beeldende vorming. Ik begin bij de onbelangrijkste, die vaak de meeste aandacht krijgt.
A. Vaardigheden Het is heel belangrijk dat leerlingen vaardigheden beheersen om mee vorm te geven. De vaardigheden vragen instructie en oefening om ze te beheersen. Lessen beeldende vorming bevat dus altijd een technische component. Dat is een van de leerdoelen. Het gaat hier om vaardigheden als knippen, zagen, borduren, bouwen met rolletjes klei. beeldtaal B. Beeldtaal Alle beelden laten zich beschrijven in taal. Beeld is taal en taal is beeld. Leren gaat door middel van taal, en dus heb je woorden nodig. Des te meer woorden je kent om beeld te beschrijven ( of te analyseren) des te preciezer kun je dat wat je zelf maakt beter beschrijven en analyseren waar je nog niet tevreden over bent. Het gaat hier om begrippen zoals dik- dun, hoekig- rond, hol- bol,concreet – abstract, ruw- glad, maar ook op veel preciezere begrippen als licht rood- orangegeel, bobbelig,- ribbelig, strak – glad, houding, verhouding, perspectief, diffuus, contrast. Deze begrippen zijn ondergebracht in grotere begrippen die we beeldaspecten noemen. Voorbeelden zijn lijn, kleur, ruimte, vorm, textuur. Er zijn verschillende indelingen, van heel eenvoudig , naar uitputtend, De essentie is dat je begrijpen dat voor wat je zien verschillende benamingen te vinden zijn, en dat je kinderen deze taal leert om de wereld te kunnen beschrijven. 9
C. De verkenning van de wereld. Beeldende vorming gaat over de beeldende wereld en de verbeelding van de wereld. In deze leerlijn wordt dat verkend en verbeeld. Het gaat hier om thema's die hier als uitgangspunt dienen. Thema's die gedurende de basisschool steeds terug komen zijn bv portret, hele mens, dieren , landschap, vervoer, gebouwen, planten. Ik bedoel hiermee dat wanneer je de leerlingen in de onderbouw mensen laat schilderen, dat dat hele andere doelen heeft dan als je in de bovenbouw een les over de houdingen van mensen geeft en daar een mens laat schilderen. Het thema is hetzelfde, het materiaal en de techniek zijn dezelfde, bijvoorbeeld plakkaatverf met kwasten, de vaardigheid van de leerlingen verschilt, de doelen van de les verschillen, de inhoud verschilt, de beeldtaal verschilt.
In feite is bij deze laatste leerlijn het grote doel te vinden waarom je beeldende vorming geeft. Kinderen leven in een wereld die is vormgegeven en waar verbeelding van dromen, werkelijkheid, interpretatie van de werkelijkheid is vormgegeven. Als je een actieve wereldburgen bent, weet je wat beelden voor invloed op je hebben (reclame, televisie, film, sociale media, games) en welke invloed jij hebt door vormgeven van sociale wereld, kleding, gadgets, etc.). Onderwijs is daar een onderdeel van, en doel van onderwijs is kinderen grip te leren krijgen op de vormgegeven wereld. Andere doelen zijn meer gericht op de emotionele wereld van het kind zelf. Het gaat dan om doelen als verwerking van emoties, uiting van emoties, verbeelding van wensen, wenselijke situaties. Het verpakken van een boodschap, het vormgeven ervan heeft een grote relatie met werken op de pc, inrichten van je persoonlijke pagina, presentaties. De manier waarop dat gebeurt heeft een nauwe samenhang met de cultuur waarin de leerlingen zijn opgegroeid en waarin het onderwijs en de school wordt uitgevoerd. Dit culturele erfgoed bepaalt in belangrijke mate het perspectief waarmee leerlingen kijken naar de wereld en het beeldende aspect ervan. En daar maak je in lessen beeldende vorming steeds gebruik van, of sterker: je stelt telkens het perspectief van waaruit je kijkt aan de orde. Bijvoorbeeld: je kunt een schilderij bekijken op aspecten van kleurgebruik, maar ook vanuit de ruimte-uitbeelding, of je kunt een reclameprent analyseren door de beeldende begrippen erop los te laten, maar je kunt ook kijken naar vanuit welke cultuur dit beeld is gemaakt en waaraan het refereert (een man in zijn vrije tijdskleding, die vuile was van zijn kinderen in de wasmachine stopt heeft behalve een heel ander beeld ook een heel andere boodschap dan een mevrouw met een schort voor die de was sorteert in donker en lichte was). De inrichting van deze leerlijn is dus in feite de inrichting van je beeldende vorming onderwijs. Bij de andere vakken heb je kennis gemaakt met de disciplines muziek en drama, de doelen daarvan hebben een grote overlap met dit vak, en zijn samen te vatten onder de noemer KCO. In jaar twee start KCO didactiek en die zal de reikwijdte van de vakken nog verder verbreden. Verdere aspecten die een rol spelen bij het maken van lessen beeldende vorming:
Verschillen tussen leerlingen Je moet ook rekening houden met de verschillen die er zijn tussen de leerlingen: de motoriek ontwikkelt zich bij iedere leerling verschillend, de manier waarop je leert kijken , waarop je thuis geleerd hebt te kijken en je ervaring met beelden werken, het 10
perspectief op de beeldende wereld, kunst, reclame, TV en het belang dat er thuis aan wordt gehecht aan het verbeelden van de werkelijkheid.
Opvattingen over beeldende vorming De opvatting over beeldende vorming wordt sterk bepaald door je opvoeding , culturele achtergrond en ervaring met beeldende kunst, beelden werken. Wat vind jij van beeldende vorming? De reflectie op je eigen beeldende vermogens bepalen sterk de manier waarop je je les inricht, hoe je feedback geeft.
Ontwikkeling van de weergave van de werkelijkheid bij kinderen Er zijn verschillende manieren om een analyse te maken van de kindertekening. Ik maak gebruik van die staat beschreven in Ben Scharsfoort (Beeldonderwijs en didactiek, Wolters Noordhoff 1999). De begrippen die hier staan vermeld bij de periode van gecodeerde werkelijkheid moet je kunnen herkennen in kindertekeningen. Beeldende vormingsonderwijs bij kleuters
De breedheid van de doelen, en de verschillen in ontwikkelingstempo van kleuters laat zien dat het volkomen onlogisch is om kleuters klassikaal les te geven. Je moet borgen dat je de doelen haalt en dat je in zet op de brede doelstelling. Als je voor kleuters de activiteiten in een ( soort Roos van Leary) grafiek zet, krijg je de twee lijnen, met de volgende woorden: Ontwikkeling taal, ervaring materiaal, motorische ontwikkeling, beeld en verbeelding. Een drietal vuistregels voor kleuteronderwijs: 1. Er moet in de opdracht ruimte zijn voor experiment met materiaal en techniek. 2. Verbeelding en beeld zijn gekoppeld aan taal: kijken, beschrijven, benoemen. 3. Het leermoment is als de koppeling tussen beeld, materiaal wordt benoemd.
Met de activiteiten beeldende vorming kun je prima aansluiten bij het thema. De functie van de beeldende activiteit kan dan ook een doel hebben: het thema is restaurant en je maakt pizza’s van papier om te verkopen. De les gaat dan over: wat zit er op de pizza, welke kleur heeft dat dan (rode tomaat, gele kaas, roze ham, gele ananas), welke vorm heeft dat (rond; vierkant; plat en vierkant; roze, dun en rond). En de kruiden erover (snippertjes, piepklein en groen). En dan aan de slag!
De decoratieve functie in klas en school En andere functie van producten die ontstaan bij beeldende vorming is natuurlijk decoratie. Zo beleven ouders dat en wij allen natuurlijk. Met dit laatste onderdeel sluiten we de lessen BEVO 1 af.
11
12