und Ing. A. Algan Ing. B.A. van Berkel P. Bertrams LB. Bouman Ing. J.F.S. de Bruijn O.A.A. Derkx Ing. W.T.G. van Dijk H.J. Fonteljn Ing. R.J.A. Helntz P. Kalma Y.W.E.P. Kerkhof Drs. W.J.J. Leenders J.M.W. Llpsch C.H.M. de Louw B.G.M. Maathuis N.LMehlkop S.Mooren M.H.H. NeUssen I. Salvetti L. Schellen P. Sengers Ing. Y.B.J. Thljssen Ing. D.S. Timmermans M.J. TJebbes A.M.).A. Vogelsangs G.J. de Vos
diploma-uitreiking faculteit bouwkunde 13 november 2007
Technische Universiteit Eindhoven
Jaargang 2007-2008 nummero1 13112007
Inhoud
pag.
Ing. A. Algan Telvin + NDSM·Revisited Een Autarkische capsule voor ontmoeting
4
Ing. B.A. van Berkel Woonwijk 'Jeruzalem' Watergraafsmeer, Amsterdam
6
P. Bertrams From office buildingtoa complex with life proof apartments
8
LB. Bouman The design of a ground souree regeneration system Beschrijving van het ontwerpproces van twee regeneratiesystemen
10
Ing. j.F.S. de Bruijn Versnelling van het herstructureringsproces van bedrijventerreinen Een businessplan om te komen tot een regionale en structurele aa npak
12
O.A.A. Taal-Derkx Geraniums zijn niet sexy Een snoeiwijzer voor eenzaamheid bij senioren
14
Ing. W.T.G. van Dijk Visie op Dispositie! Een model ter ondersteuning van het afstoten van leeg achterblijvende kantoorgebouwen in kleine kernen H.J. Fonteijn Cross-functional cooperation The gatekeeper in the physical work environment Ing. R.j.A. Heintz Modulen voor zorghuisvesting Een integrale klantgerichte benadering van de complexe klantvraag in de initiatieffase van het Living Building Concept voor de Care en GGZ-M z sector
18
20
P. Kalma Living Together Apart Ontwerp voor een nieuw Rotterdam Centraal Station in een tijd waar angst en onveiligheid de boventoon voeren
22
Y.W.E.P. Kerkhof Transchance Ruimte-intensivering op de Bommelse brug
24
Drs. W.j.j. Leenders Grave(N)aar water Een onderzoek naar een hernieuwde relatie tussen stedebouw en water J.M .W. Lipsch Tussen Klas en Context Ontwerp voor een brede school te Valkenburg aan de Geul C. H.M. de Louw Design rule for lateral torslonat buckling of channel sections
28
30
B.G.M. Maathuis Een nieuwe methode voor het aanbrengen van vulmiddel voor de voeg onder een prefab wandelement Het verbeteren van de huidige methode op het gebied van fysieke belasting
32
N.L. Mehlkop Your wish ... is Our command De woonconsument centraal stellen bij BAM Woningbouw Wilma Weert
34
S. Mooren Holland House 2008 M.H .H . Nelissen TransfarmRING Een ruimtelijke analyse van en visie op de RING van Ei ndhoven
f. Salvetti Autumn village Ouderenhuisvesting in een Brabants dorp L. Schellen De invloed van een dynamisch binnenklimaat op thermisch comfort en productiviteit Een onderzoek met proefpersonen onder laboratoriumcondities
42
P. Sengers Zorg voor belegger? Een onderzoek naar de geschiktheid van ziekenhuisvastgoed als vastgoedbelegging
44
Ing. YB.). Thijssen .E-topia Kenniscentrum op de Wilhelmina pier te Rotterdam Ing. D.S. Timmermans Verbeteringsmethode voor de levenscyclus analyse van brandveiligheidsaspecten van een bouwwerk Morphologie en het structureren van de communicatie bij de afweging tussen brandveiligheidsmaatregelen voor het ontwerp, de bouw en het gebruik van gebouwen M.J. Tjebbes Jongeren en hun hang naar openbare ruimte Een onderzoek naar plekken voor hangjongeren in een middelgrote s tad
50
A.M.j.A. Vogelsangs Diemerscheg Amsterdam Gebiedsontwikkeling voor een landschap met een poreuze eenheid
52
G.J. de Vos Luchtkussendak in kassenbouw Ontwerp van een luchtkussendak bestaande uit luchtkussenbanen van ETFE-folie voor toepassing in de kassenbouw
54
Ing. Atilgan Algan
Telvin + NDSM-Revisited Een Autarkische capsule voor ontmoeting Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof.ir. E.A.J. Venhoeven Dr.ir. J.C. Wallis de Vries Prof.dr.ir. B.E.J. de Meulder Datum afstuderen 25 september 2007
0"
0
c: :E Ä c: ::l a. (I)
4
Samenvatting De analyse van de mondiale samenleving en de problemen hiervan samen met de analyse van NDSM·werf te AmsterdamNoord heeft geleid tot de aanpak van een stedenbouwkundige opgave, waar tenslotte een autarkisch gebouw wordt uitgewerkt. Met de ingreep wordt een antwoord gezocht op de problematiek van de mondiale stad. De stedenbouwkundige ingreep is een vertaling van de aanwezige cultuur en moet het gebied een nieu· we impuls geven. Het ontworpen gebouw Telvin is als een baken op het NDSM terrein. Het is een autarkische capsule bestemd voor de individuen uit 'de samenloze samenleving'. Het gebouw biedt afsluiting maar ook ontmoeting. Afsluiting als immuniteit voor de invloeden van de stad en onbnoeting ter bevordering van d e sociale relaties. Trefwoorden Sociale Autarkie Capsulering Immuniteit Samenloze Samenleving Tussenruimte
Afbeelding 1 Stedenbouwkundig aanpak: verbinding met het IJ
Afbeelding 4 Interieur: trap als publieke zaal
We staan dagelijks bloot aan de prikkels, sfere n en beleve nissen van onze omgevi ng. De wereld is door de revolutie in transport· systemen en telecommunicatie ineengekrompen tot slechts een speldenknop in grotere Melkwegenstelsels. Met alle voor· en nadelen die steden eigen zijn. Deze stad dreigt onvoorspelbaar en eenvormig te worden . Het wordt gekenmerkt door de opge· legde universele taal, een obsessie me t veiligheid e n list en bedrog in het ontstaan van de virtuele werelde n . De problemen sturen aan op een volstrekt nieuwe sam enlevingsvorm, met een eige n karakter, cultuur, gedachtegoed e n o rganisatie. Deze samenleving wordt gekenmerkt door Individualisering en Capsulering, het is eerder "een samenloze samenleving" te noe· m e n . In he t afstudeerproject Telvin + Ndsm·Revisited wordt een antwoord gezocht o p he t 'sam e nloos' zijn van de sam e nleving, met de kwaliteite n die de gekozen locatie eigen z ijn. Dit uitge· werkt in een stedenbouwku ndige aanpak e n ee n gebouw. Het antwoord wordt juist gezocht in de capsulering e n afslui· ting, want de caps ulering is pe r definitie niet slecht. Het kan ook voor de immuniteit zorgen. De immuniteit in die zin dat de sociale contacten beschermd worden van de roes van de stad, bijvoorbeeld in de publie ke ruimten waar men sen samen kunnen kome n . Dit zi jn ruimte n of plekken die ons kun · ne n binde n door middel van o n ze verlange ns en wensen . Deze ruimten fungeren als caps ules in de stad e n hebben een hele nde werking voor de samenloze sam e nleving. Een capsule sche rmt je af van de buite nwe reld. Tevens m aakt het je onafha nkelijk van de plaats waar je bent. De capsule werkt als een filter waardoor de wereld nie t zo 'hard ' aankomt. Verde r kunnen de caps ules functio neren als verbindings· of ont· moetingsplekk en. Zo zijn de he te rotopieën van Foucau lt ook te beschrijven als capsules. Dit zijn plaatsen waar m e n nieuwe belevenissen, relaties, on tmoetingen en avonturen kan aangaan. He t is merkwaardig dat dit in begre nsde, afgeslote n en besloten plaatsen of ruimten gebe urt.
Afbeelding 2 'Telvin' op de localle
Afbeelding 3 Interieur: visueel contact Dl
ür .... c
..
Q.
11> 11>
C"
c
::I Q.
~ ~
n
c
;; ;::;:
Afbeelding 5 Interieur: zicht op het IJ vanuit capsule
Afbeelding 6 Tussen de ruimte
Capsules belade n met verschillende sferen en smaken te midden van de andere plaatsen. Het is zeer interessant wanneer je deze gesloten systemen kunt zien als een plaats voor ontmoe· ting.
maar brengt juist verschillende doelgroepen bij elkaar. Het biedt afsluiting maar ook ontmoeting. Afsluiting als immuniteit voor de invloeden van de stad en ontmoeting ter bevordering van de sociale relaties. Dit door fysiek maar ook visueel contact. As pecte n zoals dichtbevolktheid, mix van functies en de gemeenschappelijke nissenruimte komen ten goede voor de saamhorigheid in het gebouw e n bevordert de ontmoeting. De dichtheid van het project draagt bij tot het fun ctioneren als een geheel dat kan profiteren van de voordelen van de nabijhe id. Het verhoogt tevens de kansen op het bestaan van sociale controle, die het veiligheidsgevoel vergroot. De functionele mix ka n het leven van de bewoners van het gebouw vereenvoudigen wanneer zij er wonen, werken en recreëren. De gemeenschap· pelijke ruimtes hebben niet alleen een noodzakelijke functionaliteit. Zij zijn een voedingsbodem voor het samen leven ll.lssen mensen. Deze ruimten maken talrijke mondelinge en visuele sociale interacties mogelijk die samen het sociale leven in het gebouw vormen. Het gebouw is als een capsule te beschouwen waarin weer ver· schillende werelden (capsu les) zijn verenigd. De bewoner of bezoeker heeft de vrijheid voor zelfexploratie in zijn eigen cap· sule, dit in de vorm van een woning of een kantoor of een hotelkamer. De tussennlimte verenigt deze en moet het geheel organiseren en verbinden. Het moet dan fungeren als een sociale condensator. De betekenis van het woord Telvin vertaalt mijn doel van he t gebouw. Het is een antwoord op de samenloze samenleving. Een capsule voor het leren leven, voor ontmoeti ngen, voor avontuur, sport en spel. Telvin betekent kleur geven, kleuren, het verschijnsel dat het één zich van de ande ren onderscheidt. Deze kleuren zijn in de zin van karakter. Rood, groen maar ook de nuances in dit rood of groen die het karakter geven, in die zin; karakter. In de mystieke bete keni s betreft het de overgang van de ene naar de andere toestand: van elke seconde, wat je leert, wa t je doet, je ka rakter... De overga ng van veranderlijke dimensie naar zelfbeheersing, dat is Telvin.
Mijn afsll.1deerlocatie. de NDSM-werfte Amsterdam Noord, heeft ook zijn betekenis verloren door de mondialisering. De locatie verliest aan kracht nu veel belangrijke scheepswerven worde n gesloten. Daarnaast speelt de problematiek dat de locatie ligt tussen het grootstedelijke kerngebeid van Amsterdam en de Tu indorpen in Noord, niet wetend welke kanJ te moeten kiezen. Met de nieuwe stedenbouwkundige aanpak wordt de locatie een cultureel centrum en gedraagt zich als een ontmoetingsplek voor de Amsterdammer en zijn bezoeker. De locatie wordt gekenmerkt door de restanten van de scheepsbouwcultuur; de gigantische, lege havenloodsen, de sfeer van verroest staal en half overwoekerde werven wekken een grote fascinatie op. De NDSM -werf is te beschrijven als een verzameling van frag· menten waar iedereen vrij is om te experimenteren. De tussenmimte op de locatie is een niet territoriale ruimte waar knooppunten van talloze individuele tra jecten en verschillende sociaal culn1rele groepen elkaa r kruisen en tijdelijke relaties met elkaar kunnen aangaan. Het wordt een locatie met een karakter die naast de thema's ku.nst, muziek en cultuur, ook gericht is op het leven, met functies als een school, wonen, werken, waar naar een evenwichtige sa menleving wordt gestreefd die ook dienst doet voor de stad Amsterdam. Het ontworpen gebouw Telvin is een baken op het NDS M ter· rein. Het is een autarkische capsule bes te md voor de individuen uit 'de samenloze sa menleving'. Autarkie raakt vele aspecten van het leven. Het verwijst naar een diepgewortelde drang naar onafhankelijkheid en hangt nauw samen met hoe we ons verhouden tot onze medemens en leefomgeving. Daardoor staat he t ook voor afhankelijkhe id, tussen mensen en de natuur. Het gebouw is niet bedoeld voor een bepaald type doelgroep
Ing. B.A. van Berkel
Woonwijk •Jeruzalem• Watergraafsmeer, Amsterdam Afstudeerrichting
Architectuur Afstudeercommissie
Prof.dr. B.j.F. Colenbrander Prof.dr.ing. C. Rapp Dipl.ing H.H. Yegenoglu Datum afstuderen 30
oktober
2 007
Samenvatting
CT
0
c
~
7'
c
::::> 0..
10
6
Afbeelding 1 De eerste woningen na oplevering
De woonwijk 'Jeruzalem' uit de jaren 50 heeft een kwalitatief belang voor de woningbouwproductie van na de tweede wereldoorlog. Zij biedt een samenkomst van sleutelfiguren uit de Nederlandse ontwerppraktijk. Zo verleent zij inzicht in een rijk scala van ideeën als: de hakenverkaveling, het duplexprincipe, de woonwijk in open bebouwing, en de nieuwe plattegrond met middengang. In het theoretisch kader is deze positie uitgewerkt aan de hand van thema's als: rationaliteit, wonen en monumentaliteit. De architectuur onderzoekt historische principes om deze vervolgens nieuw leven in te blazen in het heden. Het streven naar een architectonische monumentaliteit (zonder schisma) wordt hie r; de herinterpretatie van het oorspronkelijke ontwerpmodeL Trefwoorden
Architectuur Naoorlogse woningbouw Herstructurering Monumentaliteit Revitalisering
Afbeelding 3 Nieuw perspectief voor de van 't Hofflaan
Technische en economische ontwikkelingen hebben de afgelopen honderd jaar de Nederlandse huishoudens ingrijpend veranderd. De moderne ideologie heeft, zoals elke andere, haar eigen historische referenties gecreëerd . In de begin jaren werd zelfs veelvuldig gesteld dat zij zonder historisch precedent de nieuwe tijd in ging. Voor de bouwkunst betekende dit een definitieve afsplitsing tussen de nieuw te bouwen werken en het behoud van het monument. De laatste jaren is de maatschappelijke interesse voor het historisc he erfgoed gegroeid. Het rijksinstituut voor monumentenzorg heeft een zeer omva ngrijk archief van Nederlandse bouwkunst aangelegd. Er zijn duizenden monumenten aangewezen. De huidige omgang met monumenten kenmerkt zich als een voorzetting van de status quo. Het teruggrijpen op een al dan niet bestaande oertoestand wordt vermeden. De interpretatie van een arc hitect is verdreven en het monument is buiten haar disci pline geplaats t. Het project zoekt verdieping in het ontstane schisma. Welke rol kan een architect spelen en wat zijn de mogelij kheden van het monument? Welke creatieve speelruimte kent hij zichzelf toe en welke waarde moeten wij hechten aan het gebouwde monument ) Vragen waarop antwoorden worde n gezocht aan de hand van een theoretisch kader onders teun t met een bestaand voorbeeld van naoorlogse woningbouw. De stad Amste rdam is te lezen als een verzameling van verschilJende lagen van stedelij k ontwerp. Naast de oude en herkenbare grachtenstructuur is er ook de 'moderne' voornamelijk naoor· logse stedelijke structuu r. De woonwijk 'Jeruzalem', gelegen in het stadsdeel Watergraafsmeer is onderdeel van deze stedelijke ontwikkeling. Als onderzoekshypothese functioneerde zij als opmaat naar de westelijke tuinsteden. Stedebouw en architectuur werden hierin de vormgevers van een nieuw sociaal utopisc h betoog. De ontwe rpers van de wijk deden ervaringe n op binnen de C.I.A.M. en het Frankfurt van Ernst May. Het oude bouwblok werd radicaal open gebroken en getransformeerd volgens het moderne adagiu m van licht, lucht en ru imte.
DD Afbeelding 2 (Her)intepretatle/uitwerking van het stedebouwkundige concept Dl
...ciil' 0.. tD
tD ....
C"
c
:::J
0..
~ Q1'
n
c ro
;::;: ;:::;:
Afbeelding 4 'Nieuw' perspectiefvoor een hof met nieuwe doorgang
De eerste ontwerpen van strokenbouw zijn doorontwikkeld. Stedebouw en architectuur werden vervlochten tot een super· discipline van ruimtelijke ordening, in Amsterdam onder de bezielende leiding van C. van Eesteren. De stad en in het bijzon· der de woonwijk als onderdeel van de mantra: wonen, werken. verplaatsen en recreëren. Het subj ect (mens en infrastmctuur) werd de drager van de nieuwe organische woonwijk. De drang van de 'modernen' naar processen van rationalisering we rden ingelos t. De radicale ideeën van de avant-garde uit de jaren twintig werden getrans· formeerd naar het idee van een nieuwe gesloten, grootstedelijke cultuur. Met de behoefte naar woningbouw van na de oorlog werden de nieuwe ontwerpers op hun wenken bediend. Vooral het tuinstad idee vond in Nederland veel navolging (dit ten nadele van bijvoorbeeld de verdere ontwikkeling van het stedelijke bouwblok) . Verwijzend naar een meer buitenstedel ijke structuur werd dit type veelvuldig toegepast in de periferie van de stad. De autonomie van het architectonische bouwblok ve rdween naar de achtergrond e n we rd overschaduwd door het socia le programma van het s ubject. Zo ook bij de woonwijk 'Je ruzalem'. De woonwijk 'Jeruzalem' heeft een kwal itatiefbelang voor de woningbouwproductie van na de tweede wereldoorlog. Zij biedt een sa menkomst van sleu telfiguren uit de Nederlandse ontwerp· praktijk. Zo verleent zij inzicht in een rijk scala van ideeë n als: de hakenverkave ling. het duplexprincipe, de woonwijk in open bebouwing, en de nieuwe plattegrond met middengang. In het theoretisch kader is deze positie uitgewerkt aan de hand van thema' s als: rationaliteit, wonen en monumentaliteit. De oorspronkelijke opgave van he t project onderzocht het schisma tu ssen monumentenzorg en architectu ur. De stedebouwkundige bureau's die aan de wijk werk(t)en tonen aan dat dit schisma blijft bestaan.
7
De his torische uitgangswaarden worden gereduceerd tot een enkele grondvorm en deze wordt vervolgens gerenoveerd. Mijn project zoekt naar oorspronkelijke uitgangswaarden en geeft die een nieuwe invulling in het heden. Zo is al in een vroeg stadium de gebouwstructuur doormiddel van modellen onderzocht. Dit 'type' diende als basis voor de uitwerking van mijn project. Architectuur onderzoekt historische principes om deze vervolgens nieuw leven in te blazen in het heden. Het streven naar een architectonische monumentaliteit (zonder schisma) wordt hier; de herinterpretatie van het oorspronkelijke ontwerpmodeL De wijk wordt niet gesloopt en gerenoveerd maar gerehabiliteerd. Naast het theoretische veld kent de wijk ook een sociale dimens ie. Zij biedt onderdak aan honderden Am sterdammers. Mensen die er vaak allang wonen, maar ke nnende de leus 'jemzalem blijft, wij wonen hier prachtig', nog steeds zeer aangenaam. Een groep oudere bewoners waarvoor binnen de wijk oplossingen zijn gezocht. Zo zi jn er enkele woongebouwen ontwikkeld op bas is van een 'gebouw- en wijktype'. Woninge n met een bufferruimte aan de straatzijde en een gemeenschappelijke woonkamer. Er is ook ntimte voor nieuwe woonvormen. Zo komt er m eer plaats voor gezinnen en jongeren met een kleine beurs. Een differentiatie in het woningaanbod. Het oude krachtige gevelbeeld wordt hersteld. De straatzijde en tuinzijde worde n op de hoeken, waar voorheen de winkel~es zaten, opn ieuw vorm gegeven. De diagonaal ontworpen door Mien Ruys wordt doorgezet. De wijk krijgt een nieuwe groen drager door het sche rper maken van de Van 't Hofflaan. Met een brede architectonische interpretatie van het verleden wordt de wijk voorzien van een toekoms t me t behoud van haar karakteristieke waarden.
P. Bertrams
From office buildingtoa complex with life proof apartments Afstudeerrichting Construction Management & Engineering
Proces
In
-
.. ·--·-
(, _,.,
._...
Afstudeercommissie Prof.ir. F.J.M. Scheublin Ing. A.J. Kleine Ir. G.P. Streng
--. .
·-..... -..-.
.....
Datum afstuderen 25 September 2007
0"
0
c: :E c:
"' ::::l 0. 1'0
Samenvatting This graduation research has been executed within Office-Up. Office-Up is a young (founding date: June zooG) commercial developer of real estale (and part of the BAM Utility building) which focuses on the redevelopment of office buildings into new offices or other real estale concepts. Given the facl of high vacancy ra les on the Dutch office market and the aging of the Dutch population, redeveloping office buildings into complexes with life proof apartments (care complex) could be a contribution lo the increasing shortage of suitable housing of this aging group. This research concentrales on the development of a Quick Scan Methodology (QSM) which structures the selection process of choosing the right office in case an initiator (e.g. real estale developer, consulring agency, Soda! Housing Corporation) wants to redevelopan office building into a care complex. TI1is research has taken place within the master Construction Management & Engineering (CM&E). Th is master is a specialization atthe faculty of architecture, Technica! University of Eindhoven (TUJe).
8
""· ~·
--...... ----· ...
--- ....
--Afbeelding 1
Trefwoorden Redevelopmen t Quick Scan Methodology Office buildings Conditions Care complexes
Out
Project frame The Dutch office market is currently (august 2007) under severe pressure as aresult of the high vacancy rates (ro- 15% of total supply). On the other side the a ging of the Dutch population is taking place. Combining the empty offices with the need of suitable housing for this group could solve two problems at one time. Research layout The goal of this graduation study is the following: Increasing insight into the conditions which apply in case an office building is redeveloped into a care complex and using these insights to develop a QSM. Central research Question: What are the conditions in case an office building is redeveloped into a care complex and how to develop a QSM into where these conditions are operational? Sub questions: r. Is there a potential market which can lead to the redevelopment of office buildings into carecomplexesin the Netherlands? 2. What are the attention points in case of redeveloping an office? 3· What are the attention points given the target group of a care complex) 4· What are the conditions on thc level of location, building and financial issues in case an office is being redeveloped into a care complex) 5· What is the relative weight of every individual condition en how to measure this? 6. Which existing QSM tools are already developed and what is a suitable QSM for Office-Up? Results The following scans can be distinguished: Scan r: Veto conditions. Office wil) be judged by a shortlist of veto conditions. In case one of the veto conditions is applicable the office is not worth investing any time. Scan 2 : Residual ground va)ue calculation. By calculating the revenues and the costs in case an office is being redeveloped, insight is being generated in the residual amount of money which could be investigated in the office and the ground. Scan r Thinking out of the box. In case the residual sum of money is not enough to make a fair bid, it is necessary to investigate how to raise the revenues or lower the costs. By introducin g this step the creativity of the user is being given a place in the QSM. Step 4: Gradual judgment of the location and the building. Alocation and a building inspeetion results in a score and this tells the user sarnething about the potential. Furthermore this step is used to gather data to actualize the assumed building costs which were made in scan 2. Scan s: Final residual ground value calculation. The data gathered in de previous step is used to finalize the financial calculation of scan 2. Discussion: General drawbacks of the research The smal! number of care experts who participated at the enquiry, more experts would have meant more validity of the weight factors of the conditions. The way the data was gathered for the instrument. More interaction with the care branch would give more clear picture a bout the major condition s which play a part in case an office is bei ng redeveloped. De order in which the QSM is laid is, is discussable. The true order can only be discovered by using the method . So by usin g the QSM in case studies the instrument wil! be truly validated. During the expert validation it became clear that depending o n the type of fi rm the insights on the structure of the QSM differed. The following relation became clear: the more a stakeholder is involved the more the appreciation for the cost drive aspect ofthe QSM .
Conclusion(s) Redeveloping is an actual issue when taken into account the attention given to it by the Technica! Universities of Eindhoven and Delft. Dutch builders and project developers. The goal of the research has been reached because there is an instrument (QSM) which supports Office-Up in taking decisions. Th is instrument consists most of the needed conditions and the ones which could be missing will IDe found in case the instrument is being used. By using the QSM the instrument wil! grow and become mature. Furthermore the QSM could be extended to more than one function and so raise its value. These two topics are the most important recommendations.
co c: ~
A'
c:
:::1
0.
ro
9
L.B. Souman
The design of a ground souree regeneration system Beschrijving van het ontwerpproces van twee regeneratiesystemen Afstudeerrichting
Building Services Afstudeercommissie
Prof.dr.ir. M.H. de Wit Ir. G. Boxem Dr.ir. A.W.M. van Schijndel Ir. J. Korsman Datum afstuderen 30
oktobe r
2 007
Samenvatting
Door het intensief gebruik maken van warmtepomp systemen in woonwijken koelt de bodembron af. Door deze afkoeling neemt het rendement van de warmtepomp significant af. Dit rapport beschrijft het ontwerpproces van een tweetal systemen die de bodem regenereren (=energetisch in balans houden). Deze systemen maken gebruik van ventilatiewarm te en van zonne-energie. Door middel van simulaties is de werking van dit systeem aangetoond. Trefwoorden
!0
Warmtepomp Regeneratie Warmtewisselaar Zonnecollector Bodembron De meeste Warm tepom pen in Nede rland gebruiken grondwa ter uit een aquifer als warm tebron. Een warmtepomp onttrekt ener· gie uit de aqu ifer, waardoor dit water afkoelt. Indien dit langdurig op grote schaal plaatsvindt zal het grondwa te r zodanig afkoelen dat de warmtepomp weinig tot geen warm te meer aan de bodem kan on ttrekken . Dit heeft tot gevolg dat de warmtepomp met een laag rendement of zelfs helemaal niet meer werkt. NUON, de opdrachtgever van dit project, realiseert collectieve wa rmtepompsystemen en is op zoek naar een oploss ing om de bodem thermisch in balans te houden. Dit proces wordt bodemregeneratie ge noemd. De opdrach t van het afstudeeronderzoek is het ontwerpen en evalueren van mogelijke regeneratiesystemen. De belangrijkste ontwerpcondities zijn dat de regeneratie op klei ne schaal plaats moet vin den, geen overlast voor de bewoners mag opleveren en dat de capaciteit hoog genoeg is om de bodem voor roo% in balans te houden. De analyse is gemaakt voor twee typisch Nederlandse woningen, de door SenterNovem opgestelde referentiewoningen. Het verschil tussen deze woningen is het toegepaste ventilatiesysteem: één met alleen mechanische afzui· ging en één me t gebalanceerde ventilatie met wa rmteterugwinning. Een analyse is gemaakt van alle mogelijke warmtebronnen in de omgeving van de referentiewoningen. Het blij·kt uit benade· ringsbereken ingen dat de meest potentiële warmtebron voor de mecha nisch afgezogen woning de ui tblaas ventilàtieluch t is
c::r
0
c
:!
c"' ::s
0..
ro
u
Afbeelding 1
en voor de gebalanceerd geventileerde woning is zonnewarmte de meest geschikte oplossing. Vervolgens is onderzocht hoe de warmte van de warmtebron met een zo hoog mogelijke capaciteit aan de bodembron geleverd kan worden. Dit heeft geresulteerd in een tweetal strategieën die gecombineerd zijn in één strategie. Deze strategie maakt het mogelijk om zowel tijdens verwarmingsvraag als tijdens het niet verwarme n (zomer) de bodem te regenereren. De componenten uit de twee geselecteerde systemen zijn vervolgens vertaald naar fysische modellen qie zi jn geïmplementeerd in de MatlabjSimulink omgeving. In totaal zijn er vier modell en opgesteld: r. Verwarmingssysteem referentiewoning met mechanische afzuiging 2. Verwarmingssysteem referentiewoning met gebalanceerde ventilatie 3· Regeneratiesysteem op basis van ventilatiewarmte 4· Regeneratiesysteem op bas is van zonnewarmte Deze modellen maken het mogelijk om de systemen te analyseren op hun prestaties onder verschillende bedrijfsomstandigheden. De modellen van de systemen zijn gebruikt om de systemen te dimensioneren en te analyseren op hun regeneratiecapaciteit e n hun energieverbruik. Het regeneratiesysteem op ventilatielucht blijkt voldoende capaciteit te leveren indien een warmtewisselaar met een UA waarde van 204 WfK en een NTU van 3-1 is geïnstalleerd.
Toch zijn er een aantal haken en ogen aan het systeem te onderke nnen die de prestaties negatief kunnen beïnvloeden: 1. De ventilatieflow moet hoger dan 170m3/h zijn 2. De gemiddelde jaar temperatuur moet niet lager worden dan 9.5C 3· De wa rmtewisselaar zal op den duur ernstig vervuilen, dit zal de nodige kosten met zich meebrengen te n behoeve van schoonmaak. Het zon regeneratiesysteem levert voldoende capaciteit indien 6 m2 ongeïsoleerde collector wordt geïnsta lleerd op het dak. Ook bij dit systeem zijn een aantal aandachtspunten te onderkennen: 1. De invallende straling mag niet lager worden dan 2.5 Gjjm2 per jaar om voldoende capaciteit te kunnen leveren 2. De oriëntatie van de collectoren moet zoveel mogelij k zuid of west zijn. 3· Indien dit sys teem wordt geïnstalleerd moet een oplossing bedacht worden voor het bevriezen van de collectoren in de winter. Het blijkt dat beide systemen de vereiste capaciteit kunnen leveren. Voor de gebalanceerd geventileerde woning is de enige manier om te regenereren door middel van zon. Voor de mechanisch afgezogen woning blijkt het mogelijk om zowel met zon als met ventilatielucht te regenereren. Financieel lij kt het het meest aantrekkelijk om het ventilatiesysteem toe te passen.
Ing. J.F.S. de Bruijn
Versnelling van het herstructureringsproces van bedrijventerreinen Een businessplan om te komen tot een regionale en structurele aanpak Afstudeerrichting
Construction Management & Engineering Afstudeercommissie
Prof.dr.ir. W. F. Schaefer Ir. E.G.). Blok huis Ir. N. Geenhuizen Datum afstuderen 30
oktober
200 7
Samenvatting
De maatschappelijke weerstand op het gebied van bedrijven· terreinen neemt steeds verder toe. Aanleg van nieuwe bedrijventerreinen blijft ongehinderd plaatsvinden, terwijl de bestaande terreinen verouderen en verloederen. Dat er wat moet gebeuren staat vast, maar hoe het aangepakt moet worden blijkt in de praktijk nog niet altijd even duidelijk. Dit leidt tot stagnatie van het herstructureringsproces. Een onderzoek naar een oplossingsrichting. op basis van drie verdiepingsslagen, leidt uiteindelijk tot een stappenplan waarin beschreven wordt hoe een regionale en structurele aanpak tot stand moet komen. Trefwoorden
I2
Herstructurering Bedrijvente rreinen Procesversnelling Regionaal Structureel
Voor de Eerste Wereldoorlog bestonden er nauwelijks bedrijventerreinen in de zin van gebieden die bedoeld waren als vestigings piek van meerdere bedrijven. lede r bedrij f had zijn eigen loca tie. In de jaren '8o en '90 van de vorige eeuw is de vestiging en uitbreiding van bed rijventerreinen in een stroomversnelling gekomen. Sinds het midden van de jaren '8o is het opknappen va n bedrijventerreinen aandach tspun t van het ruimtelij ke beleid. Inmiddels zij n we 25 jaar verder en is ru im éénderde deel van het totale aanbod aa n bedri jven terreine n verouderd en komen er steeds meer terreinen bij. Nederland heeft bedrijventerreinen nodig voor een duu rzame economische groei. Di t betekent dat naast herstructu rering ook nieuwe bedrijventerreinen moeten worden aangelegd. Toch komt herstructurering vooralsnog niet van de grond, doordat het blijft steken tijdens de uitvoering. He t ergo is aan de slag, maar het probleem dat optreedt, is hoe m oet het worden aangepakt. Stagna tie van het herstructu reringsproces is aan de orde. Probleemhebbers zij n ondern emers en gemeenten, die beiden een aanzienlijk belang hebben, uiteenlopend van een persoonlij k tot een maatschappelijk belang. Het onderzoek is met name gericht op behoud van de openbare groene ruimte en intensiever ru im tegebruik op bed rijventerreinen, wat aansluit bi j het maatschappelijk belang. De doelstelling in dit onderzoek is om te komen tot versnelli ng van het herstructu rerings proces van bed ri jventerreinen. Een middel om dit doel te bereiken betreft een funda me ntele aa npak die leidt tot versnelling. De aanpak van het onderzoek bestaat in de eerste plaats uit een algemene verdieping die ingaa t op bedri jven terreinen. Hieruit volgt dat veroudering voorafgaat aan herstructurering en he rstructurering vormt daarmee een verzamelnaam voor ingrepen die veroudering tegengaan. Uit gesprekken en sym posia in de verke nnin gsfase komen circa honderd oorzaken van stagnatie naar voren. Een analyse van deze knelpunten leidt tot de hoofdoorzaak van
13
Afbeelding 1
stagnatie, namelijk het ontbreken van een integrale afs temming/aanpak. De hoofdonderwerpen die h ierbinnen het belang· rijkste zijn, betreffen proces/organisatie en financiën. Van hie ruit heeft een nadere verdieping binnen deze hoofdonderwerpen plaatsgevonden, door gerichte literatuurstudie en deelname aan een denktank binnen ARCADIS. Dit heeft geleid tot de conclusie da t een regionale en structurele aanpak kan leiden tot versne lling van het herstructureringsproces van bedrijventerreinen. Deze aanpak vormt het uitgangspunt in h et vervolg van het onderzoek. De meerwaarde daa rbij ligt n iet op het toetsen van deze aanpak, maar op het operationaliseren daarvan. Uit gesprekken met experts blijkt dat de sta p naar een regionale e n structurele aanpak erg groot is. Betrokkene n bij het herstruchlreringsproces weten n iet hoe deze stap gezet moet worden. Dit heeft te maken met onbekendheid en onwetendheid . Door gebrek aan ervaring en de (financië le) onzekerheid die daarmee samengaat, durft me n geen actie te ondernemen. Verder weet men niet hoe de organisatie eruit ziet voor de lange term ijn en weet men n iet welke stap als eerste gezet moet wor· den. Vanuit deze optiek is een casestudy uitgevoerd, opgesplitst in twee delen. Het doel van de casestudy is om te bekijken welke lessen geleerd kunnen worde n van regionale é n welke van structurele voorbeelden e n ervaringen in de praktijk, met als doel operationalisering van de aanpak. Regionale samenwerking op het gebied van bedrijventerreinen komt nauwelijks voor in Nederland, zoa ls volgt uit de regionale verdiepi ng van de casestudy. Regionale afstem ming komt echter wel voor, m aar dit beperkt zich tot uitwisseling van kennis. Het geval waar regionale samenwerking plaats vindt, kampt met stagnatie, veroorzaakt door (teveel kijke n naar) het eigen belang. Uit de structurele verd ieping binne n de casestudy volgt, dat parkmanagement een veelgebruikt middel is voor beheer en
onderhoud va n een bedrijven terrein. H et voordeel van parkmanagem ent is hoofdzakelijk het tegengaa n van veroudering van het terrein, doordat het terrein continu onderhouden wordt. Toch verloopt de invoering van parkmanagement niet altijd vlekkeloos of het komt zelfs helemaal niet van de grond. Dit is het gevolg van gebrek aan draagvlak. Ondernemers zijn vaak n iet op de hoogte van de voordelen van parkmanage ment of nemen het niet serieus. Financië le bijdragen vanuit de ondernemer blijven daarom vaak u it. De resultaten die volgen uit de drie verdiepingsslagen in het onderzoek hebben geleid tot een input voor het ontwerp. Deze input bestaat uit de lessen die geleerd zijn binnen de ver· diepingsslagen. Een analyse van deze lessen heeft geleid tot uitgangspunten voor de aanpak. Dit betreft concreet, de punten die terug moeten komen in het ontwerp, om operationalisering van een regionale en structurele aanpak te bewe rkstelligen. Het ontwerp heeft de vo rm van een Businessplan, dat ingaat op de onderdelen proces, organisatie en financië n. Inhoudelijk betreft dit een stappenpla n, een processchema en kritieke succesfactoren. Het stappenplan beschrijft de stappen die moeten worden doorlopen voor operationalisering van een regionale en s tructu rele aanpak. Het procesplan vorm t een visualisering daa rvan en de kritieke succesfactoren benad rukken wat minim aal nodig is voor het welslagen van een regionale en structurele aanpak. He t eind resultaat in het onderzoek bestaat uit een Business plan voor operationalisering van een regionale en structurele aanpak. Deze aanpak vormt de basis voor versnelling van het herstructu reringsproces va n bedrijven terreinen. Geconcludeerd kan worde n dat fina nciële participatie van private e n publieke partijen leidt tot betrokkenhe id bij het herstructureringsproces. Dit leidt ertoe dat draagvlak ontstaat, wat voordelen oplevert als het gaat om integrale samenwerking en behoud van kwaliteit op termijn.
O.A.A. Taai-Derkx
Geraniums zijn niet sexy Een snoeiwijzer voor eenzaamheid bij senioren Afstud eerrichting
Architectuur Afstudeercommissie
Prof.ir. B. Molenaar Dr. J.C.T. Voorthuis Ir. ).A. Lörzing Ir. M.W. van der Poll A. van der Meer Datum afstuderen 30
augustus
2007
I»
ur ..... c
c..
11) 11)
..,
C'"
c
::J
c.. ~
CJ'
n
c
;;' ;:::;:
0"
0
c :iE 7' c
:::J CL
m
Samenvatting
Onderzoeksvraag: De hoofdvraag is: (Hoe) kan een integraal architectonisch ontwerp- exterieur, interieur, landschap- bijdragen aan de vermindering van eenzaamheid onder ss+ers? Uitgangspunten: Vereenzaming is het zichtbaar kleiner worden van iemands sociale netwerk. Meer sociale interactie verhoogt de kans op sociale relaties en verkleint daarmee de kans op eenzaamheid. Methode: Op basis van literatuur is een theoretisch kader geconstrueerd over sociale interactie en de kans op eenzaamheid. De uitkomsten daarvan zijn geprojecteerd e n verder onderzocht in verschillende wijken van Helmond. Een bordspel is ontwikkeld en gespeeld met ouderen om de invloed van architectonische, variabelen op eenzaamheid te achterhalen. Conclusies: Dit uitkomsten van dit onderzoek worden getoetst in een integraal architectonisch ontwerp. Dit leidttot architectonische aanbevelingen om eenzaamheid te verminderen. In het bijzonder in relatie tot hoogbouw.
De bijdrage van een integraal architectonisch ontwerp aan de vermindering van eenzaamheid Als Henk de galerij opstapt ziet hij altijd wel mensen. Sinds de stadscamping er is zijn er veel meer mensen te zien in he t park en op het plein. En ... deze mensen zijn altijd wel in voor een praa~ e. Henk meestal ook wel. Vanaf de galerij kijkt hij in de wasserette en hij besluit daarna toe te gaan om zijn post te halen. Zo zou het dagelijks leven eruit kunnen zien in een complex gebouwd naar de aanbevelingen van het onderzoek 'Geraniums zijn niet sexy' naar eenzaamheid onder ouderen. Volgens het CGS stijgt het aantal 55+ers in onze maatschappij rond 2020 naar een recordhoogte van 6,8 miljoen. Door de omvang van deze groep hebben ze een grote invloed op de maatschappij. Het is interessant en van belang te ontdekken wat er leeft bij die ss+ers en wat hun problematiek, kansen en mogelijkheden zijn. Uit cijfers van GGD Midden-Nederland blijkt dat dertig tot veertig procent van de ss+ers zegt eenzaam tot ernstig eenzaam te zijn. Op zich zijn er niet significant mee r eenzame ouderen dan eenzame "niet-oude ren" in on ze huidige samenleving. Maar dertig tot veertig procent van het toekomstige aantal ss+ers betekent dat er rond 2020 rond de twee tot drie miljoen eenzame ss+ers zijn; een dusdanig grote groep, die door haar omvang de nodige aandacht zou moe ten krijgen. Eenzame architectuur Hedendaagse architectuur draagt onvoldoende bij aan het stimuleren van sociale ontmoetingen. Mensen zitte n hoog en droog opgesloten in hun flat. Het landschap is verrommeld en heeft geen aansluiting bij de bebouwing. Door de jaren heen is de cultuur er veranderd: we gaan niet m eer op het stoepje bij de voordeur zitten. Voorzieningen zijn vaak per fu nctie geïsoleerd en vinden plaats in afgeslote ruimtes. Hierdoor is er een hoge drempel om binnen te stappe n. Complexen en woningen zijn naar binnengekeerd. Dit verminderd de kans op sociale contacten en bevordert eenzaamheid.
Trefwoorden
Eenzaamheid Senioren Landschap Interieur Verticaliteit
Een snoeiwijzer Dit onderzoek heeft gekeken naar vereenzaming: het zichtbaar kleiner worden van iemands sociale netwerk. Meer sociale interactie verhoogt de kans op sociale relaties en verkle int daarmee de kans op eenzaamheid. De hoofdvraag is: (Hoe) kan een integraal architectonisch o ntwerp - exterieur, interieur, landsc hap - eenzaamheid verminderen? Deze kennis is geprojecteerd en verder onderzocht in verschillende wijken in Helmond. Elke wijk heeft zo zijn eigen sterke en zwakke punten. Wijken uit de jaren '30-'40 worden gekenmerkt door pittoreske plein~es en straatjes. Maar deze pleintjes zijn allang geen ontmoetingsplekken meer, behalve misschien voor hangjongeren. jaren '6o wijken hadden juis t grote stroken groen of water. Maar vaak is het kijkgroen en vorme n de stroken juist barrières. In de '70 is verticaliteit een belangrijk thema. Verticaliteit wordt vaak geassocieerd m et eenzaamheid en 'opgeslotenheid'. Er ligt vaak veel groen om de flats maar het landschap is nonactief en lijkt niet met de fla ts verbonden. In de Ameideflat (jaren '8o) zijn, naar model van Corbusier, juist alle voorzieningen in één gebouw gestopt. Bewoners hoeven nu de deur niet meer uit en dat kan sociale isolatie bevorderen. Het stationsgebied (jaren ' 90) kent een 'cleane' omgeving in hoge dichtheid. Hier ontstaat vaak een gevoel van onveiligheid. De o nderzoeker heeft ook een bordspel ontwikkeld om recht te doen aan de meer kwalitatieve en emotionele kan t van eenzaamheid. De architect is letterlijk met de bewoners een middag gaan s pelen. "Kunnen we niet gewoon Rummikub spelen?", was soms een eerste reactie. Maar na een tijdje werden de spelers opener. In het spel maken de spele rs besliss ingen voor Oma Saar. Indirect geven ze daarmee aan hoe kleuren, activiteiten, dieren, landschapselementen, vormen etc van invloed zijn op hun wens tot ontmoeten en eenzaamheid.
....,
"'c: ('\
...... 11)
;::;: CT
0
c:
::E
7<'
c:
:::J
a.
11)
IS
Afbeelding 1
Ouderen zeggen bijvoorbeeld dat voorzieningen comfortabel moeten zijn anders worden ze niet gebruikt, Vaak kiest men voor natuurlijke en neutrale kleuren. Veel gehoord is dat mensen wel naar het park of andere ontmoetings plekken willen maar dat er een rede n moet zijn om daar naa r toe te gaan: "Er is hier helemaal niets, niet eens een stoplicht." Ouderen hebben behoefte aan ac tiviteiten en willen vooral kunnen kiezen. Me n vindt het van belang dat routes van en naar voo rzieningen samenvallen met die van anderen. Toch wil men ook niet te veel dele n, privacy blijft ook belangrijk. Ook komt de diepere dimens ie van eenzaamheid naar voren zoals blijkt uit het volgende citaat; "Als je eenzaam bent moet je zorgen dat je happy bent want dan ben je niet meer eenzaam maar alleen nog maar alleen." Architectuur als wondermiddel tegen eenzaamheid? Zorgt 'goede' architectuur dan voor meer sociale interactie en tot het verdwi jnen van eenzaamheid? Ook binnen bestuurlijk Nederland is er momenteel een hype rond sociale inte ractie. Sociale interactie in de wijk zou alle probleme n rondom veiligheid en leefbaarbeid oplossen. De rgelijke redeneringen doen geen recht om de complexiteit van menselijke emoties rondom sociale inte ractie en eenzaamheid. Er zijn boeken geschreven over de vraag wat eenzaa mheid is. Mensen hebben behoefte aan privacy maar ook aan sociale contacten. De scheidslij n daartussen kan erg dun zijn. De meeste ouderen geven aan ontmoetingen belangrijk te vinden, maar vomwaarde voor deze ontmoetingen is "ongedwongenheid". De ontmoeting moet "echt" zijn. Wat maakt echter een ontmoeting nu echt of ongedwongen ? In dit spanningsveld schuilt de echte uitdaging voor de architectuur. Als de architectuur er helemaal niet toe zou doen, dan kunnen we theoretisch gezien betonnen bouwdozen van de goedkoopste soort gaan neerzetten voor de ouderen. Op hun eenzaamheidsgevoelens zou dit immers toch geen in vloed hebben?
Architectuur kan geen contacten of goede gesprekken creëren, maar wel de omgeving fac iliteren, waarin de ontmoetingen op een goede manie r plaats kunnen vinden. Een maatontwerp waarin rekening wordt gehouden met kleur en vorm, waarin functies en routes vanuit de eindgebruiker worden gepland kunnen een grote invloed hebben. Functies kunnen gecombineerd worden op routes zodat on tmoetingen spon taan plaatsvinden. Voorzieningen en activiteiten kunnen transparanter, zodat mensen zien wat er gebeurt. Op die manier worden ze als het ware uitgenodigd om erhee n te gaan, of kunnen ze van een afstandje eerst even de kat uit de boom kijken. Verder onderzoek is nodig om dit verder uit te werken en te expliciteren. Henk gaat een mooie toekomst tegemoet.
Ing. W.T.G. van Dijk
Visie op Dispositie! Een model ter ondersteuning van het afstoten van leeg achterblijvende kantoorgebouwen in kleine kernen Afstudeerrichting RealEstale Management & Development Afstudeercommissie Ir. H.A.J.A. Appel-Meuien broek Ir. l.I. Janssen Dr. W.J .M. Heijs Datum afstuderen 25 september 2007 Samenvatting Het afstoten van kantoorpanden houdt meer in dan alleen het pand te koop zetten. Van belang is om in een vroeg stadium het afstootrisico te bepalen van het te verkopen pand. De verkoper kan dan op deze risico's anticiperen en zo een eventueellange afstootperiode voorkomen. Voorafgaand aan het definitieve besluit tot verkoop over te gaan, zal bekeken moeten worden of het pand zijn kantoorfunctie kan behouden of dat andere functies in het leeg achterblijvende pand kunnen worden gehuisvest? Daarnaast kan bekeken worden of visieontwikkeling mogelijk is en een meerwaarde voor het te verkopen pand zal opleveren. In dit onderzoek is een model opgesteld waarmee, middels het doorlopen van een aantal stappen, de afstootmogelijkheid van het leeg achterblijvende pand kan worden bepaald.
r6
Trefwoorden Dispositie Afstoten Verkopen Kantoorgebouwen Eige naargebruikers Dorpskernen
Bedrijven zijn voortdurend in beweging als gevolg van veranderingen in de maa tschappij. Economische, technologische e n maatschappelijke ontwikkelingen zorgen ervoor dat bedrijven naar middelen moeten grijpen om te zorgen dat hun producten en diensten nog worden afgenom en en dat zij kunnen voortbestaan of blijven functioneren. Deze veranderingen zorgen voor aanpassingen en verschuivingen die grote reorganisaties en ve randeringe n in bele id tot gevolg hebbe n. Deze vera nderingen in de organisatie vragen vaak ook weer om een andere huisveS· tingsbe hoefte. Aanleiding van dit onderzoek is het veranderende vestigingenbeleid va n de Raboba nk. Als gevolg van het minder frequente bezoek aa n bankkantoren. maar m eer contact mome nte n via indi recte ka nale n als internet en telefoon, hebbe n de banke n te maken met een veranderende huisvestingsbehoefte. Vooral in kleine dorpskernen zal de huisvestingsbehoefte veran· deren. Verwacht wordt dat veel van deze kan toren , als gevolg va n beleidsbeslissingen en de ontwikkelingen in kleine kernen, leeg zullen achterblijven en moeilijk kunnen worden afgestoten. Het onderzoek beha nde lt de verkoopmogelijkheden die eigenaargebruikers van kantoorpanden in kleine kernen heb ben om overtollig vastgoed af te stoten. Het resultaat van het onderzoek is een model dat eigenaarge bnt ikers za l ondersteunen bij een ve rantwoorde besluitvorming met betrekking tot het afstoten van het kantoorpand . Hierin wordt bepaald aan welke partijen te verkopen, met welke risico's rekening moet worden gehouden en welke mogelijkheden de eigenaar van het object heeft ten aanzien van de verkoop van zijn pand. In het onderzoek is als eerste voor de Ra bobank bepaa ld welke kan toorpanden in de toekomst leeg z ulle n achterblijven als gevolg van het veranderende huisvestin gsbeleid. Op basis van di t, door de Rabobank, vastgestelde beleid is een selectie gema<1kt van de af te stoten bankkantore n.
DISPOSITIEMODEL T .B.V. AFSTOTEN LEEG ACHTERBLIJVENDE KANTOORPANDEN
STAP 1
Bepalen v.n de analyoetnetllode a oelec:teren van af te ototen objedan
STAP 2
Bepalen taxatiewaarden en eveluertlll af tl ltotln objecten (lnYulf.., Taxatie
STAP 3
a evaluatieformulier)
Bepalen van het verkoopmoment a onderhandelinvqtrategle
1. INITiitLE TAXATIE
· Bepalen afstootriSICO geselectl!:erde Pdnd · Bepalen ;:aan OA;t!lke partiJ
~an
worden verkocht
- Bepalen van vE-rl
2 . VISIEONTWIKKELING
3.CONTRACTERINGSTRAJECT
Stap 1: Toetsing vastgoedaspecten vis•eontwikkeNI'V
Stap 1: Sluiten intentieovereenkomst
Stap 2 : Onderzoek naar marktontwikkelingen
Stap 2: Sl.lltten samenw~kingsovereenkomst
Stap 3: Toetsing bclc1d & regelgeving
Stap 3: Sluiten reahsering$overeenkomst
St•p 3. 2
Step 3.3
v"'""""'i~k
Contracteringttra lect
AFSTOTEN
Afbeelding 1 Het Dispositiemodel
Deze panden zijn geëvalueerd op gebouwkenmerken zodat, van de in de toekomst af te stoten panden, een duidelijk beeld ontstaat. Vervolgens is er gekeken naar dis positie; welke stappen zijn va n belang bij dispositie en welke risico's loopt een verkoper wanneer deze te maken krijgt met afstoten. Het ontwikkelde dispositiemode l kent een drietal hoofdstappen: Bepale n van de analysemethode en selecteren van de af te stoten objecten; Bepalen van de taxatiewaa rde en evalueren van de geselecteerde objecten; Bepalenvan het verkoopmoment en de onderhandelingsstrategie. Het bepalen van het verkoopmoment en onderhandelingsstrategie kan in drie fasen worden onderverdeeld; Initiële taxatie, Visieontwikke ling, Contracterings tra ject. In ieder van deze fa sen kan de verkoper besluite n om te verkopen. Voordat m en tot het definitieve bes luit van verkoop overgaat, is het van belang om het te lopen afstootrisico in te schatten. Door te anticiperen op een te lopen afstootrisico kan een lange afstootperiode worden voorkomen. In de initiële taxatie fase wordt dit afstootrisico bepaald, en aan welke partij ka n worden verkocht middels welke verkoopwijze. Om het afstootrisico vroegtijdig te kunne n signaleren wordt bekeken of het kantoorpand zijn kantoorfunctie kan behoud en of dat andere functies kunnen worden gehuisvest in het achter te laten pand. De bepaling of het pand zi jn kantoorfunctie ka n behouden óf dat andere functies in het pand kun nen worden gehuisves t, geschiedt middels toetsing op gebouwe n loca tieaspecten. Naas t het functioneel gebmik wordt op meerdere risicokenmerken getoetst; kan het pa nd in zi jn huidige staat worden hergebruikt, zijn er beperki ngen op het gebied van beleid en regelgeving, is het bedri jfspand te bedrijfss pecifiek, zijn ontwikkelingen in de omgeving va n invloed op de verkoopbaarheid enjof heeft het pand een hoge boekwaarde
waardoor de vraagprij s van het pand te hoog is. Al deze kenmerken kunnen res ulteren in een afstootrisico. Wanneer deze risico's van te vore n worden ingeschat kan de verkoper hierop anticiperen en ze proberen te beperke n. Op basis van de bevindingen uit de risicoanalyse ka n de verkoper beslu ite n over te gaan tot verkoop of tot het verrichten verkoopbevorderende bouwkundige aanpassingen aan het pand. Wanneer hergebruik van het pand n iet mogelijk is en het pand hierdoor een afstootrisico zal lopen, kan de verkoper ervoor kiezen om een visie te ontwikkele n op de locatie van he t kantoorpand. Hierdoor kan een meerwaarde worden gecreëerd en kan verkocht worden op basis van deze visieontwikkeling. Vervolgens kan de verkoper de vis ieontwikkeling verder u itvoeren door een contracteringstraject aan te gaan. In dit tra· ject wordt in samenwerki ng met andere partijen de visieontwikkeling gerealiseerd. Tijdens dit contracteringstraject heeft de verkoper tu ssentijds nog de mogelijkheid om vóór algehele realisatie van de visie te verkopen. Di t kan in vooraf te sluiten overeenkomsten contractueel worden vastgelegd. Bij het doorlopen van de verschillende fa ses is een juiste risicorendementsafweging van eminent belang en zal deze in evenwicht moeten zijn met de financiële mogelijkheden van de organisatie en de bedri jfsdoels tellingen. In afbeelding I is het Dispos itiemodel samengevat weergegeven. Het model geeft geen pasklare verkoopmogelij kheid maar zal wel duidelij kheid verschaffen over de verkooprisico's die het pand kan lopen. De verkoopmogelij kheden die de verkoper in iedere fase heeft, kunnen worden afgewogen door m iddel va n gebru ik van het Dispos itie modeL Het stappenplan biedt voornameli jk ondersteuning wanneer eigenaargebru ikers ruim van tevoren weten dat zij het bedrijfspa nd zu llen gaan afstoten maar nog niet direct het pand gaan verlaten. In een vroeg stadium kan het te lopen afstootris ico worden bepaald zodat er eventuele maatregelen kunnen worden getroffen om di t afstootrisico te voorkomen da n wel red uceren. Het voorkomen van afs tootrisico is namelijk nog altijd be te r dan genezen.
H.J. Fonteijn
Cross-functional cooperation The gatekeeper in the physical work environment Afstudeerrichting Real Estale Management & Engineering Afstudeercommissie Dr. W.J.M . Heijs Ir. H.A.J .A. Appel-Meuienbroek M.G. Brown BS, MBA, Msc (Arch). Dtech, MRICS Datum afstuderen oktober 2007
30
CT 0
c :iE c"' :::l
0. (1)
r8
Samenvatting Ou ring the past few decades the aspect of communication has gained much more attention in both the private sector and organizational research. This artiele is based on a study that related cross-functional communication to network analysis [organizational roles] and the physical work environment. By measuring the office environment and looking at its influences it was possible to get one out of many steps closer to a managerial tooi, based on the characteristics of Corpora te Real Estate, to enhance cross-functional cooperation between departments by designing the office in an efficient way. The specific organizational gatekeeper role does fulfill an undeniable role within this process. Trefwoorden Communication Organizational roles Gatekeeper Network analysis Spatial analysis
Afbeelding 1
The aspect of communication has gained importance during the past few decades. lts impo rtance is more often acknowledged by the private sector and many research programs are closely related to this topic and its related ite ms. Unde rlying study did focus on cross-functional communication between the departments of R&D and Marketing. First important goal was to relale this topic to employees within the office organization, whoare specifically important for enhancing the ra te of communication. Second was to relale this to the physica\ work environme nt, using Corporale Real Estale [CREJ meas ures. The problem that was stated in the startup phase of the study was: In what way is cooperation between different departme nts in an office organization influenced by the physical work environment, the gatekeeper as a communication managerand the re lationship between them? Examining the aspect of communication a distinction can be made between interaction [short-term cooperation] and collaboration [long-term goal striving]. Furthermore, the actual processof communication can be examined by identifying slimuianis that enhance [cross-functional] communication [for instanee sharing common goals], harriers that prevent this specific form of communication from occurring [for instanee a lack of reliability] and problems during the process itself [like for exam ple miscom munication or cultural differencesJ. Many foregoing research was focused on iden tification of communication networks within organiza tions, in which all employees who communieale with each other are conneeled in graphical netwo rks [see fi gure] . Communication networks a re therefore basedon the question Who talks to whom? The fi gu re shows that the communication network basically exists out of people in positions [the sq uares are people , the arrows are information flows J. Within the comm unication networks several special organizational roles can be identified, based on the fact that these people commun ieale most outs ide departmen tal boundaries. One of these spccific roles is the gatekeeper-function, which is examined furthermore in the study. Next to the gatekeeper, also the bridge and liaison roles are involved in the cases tudy. The gatekeepe r mostly belongs to a specific department and is res ponsible for providing information to the other employees within ' his' depa rtmen t Several tasks a re identified which are related to the al ready me ntioned stimulants, harrie rs and pro· blems and are divided into three main task-groups: organizing, coordin ating and monitoring. Literature study [Fonteijn, 2007] showed that the gatekeeper mostly is an experienced persou within the organization , mostly works at management level and has a eertaio status among other employees with in the organization.
Looking at the physical work environment several important aspects can be identified. Ouring the past few decades, the relation between the office environment and organizational poli ei es has been of minor importance to the private sector but gained increasing attention in organizational research. Appel-Meuienbroek [zoo8J identified three levels ofthe physical work environment; first the workplace. second the building and third the location of the office building. Examining these levels of scale, she identified 8 CRE a speels, which tend to be very important to look at the office building, like for instanee the proximity of employees, visualf au ral accessibility, usage of non-territoria! s paces and office layout. Appel-Meuienbroek a lso underlined the importance of three possible ways to measure the quality of the office environment. First measure is the isovist analysis; ma in characteristic of the isovist is to provide the possibility to measure the relationship between spact> and visual accessibili.ty. which was found to be very important for enhancing interaction within the building. Second measure is the visibility graph analysis [VGAJ. of which the main characteristic is to identify mutual visible locations. Third poss ible measure is the justified graph analysis [JGAJ. which examines the topological dcpth between workplaces. In ordertolook more closely at the aspects which are examined during the literature srudy, a casestudy was performed within the office environment of coach production company VOL BOVA. To examine the ra te of cross-functional communication between the employees from the departmen Is of Marketing and R&O, in-depth interviews wcre performed. to gain a 100% response rate and clear and usabie answers. The questionnai re contained questions that are related to the determination of cross-functional communication, the existence of special organizational roles within the organization and its relationship to the physical work environment. First, everybody was asked to choose the employee who mostly provides them with information invalving new projects and second they had to select employees with whom they communieale most in general and how often. From this viewpoint the communication network was developed. usi ng software like Uei net and Netdraw. From the network seve ral important communicativc persons could be identified. By looking at the most cen tral area within the commtmication network a few additio nal network roles could be identifted, like some bridge and liaison persons. From that point also the other a.nswers we re examined. Employees were asked tomention their most cross-functional team member, their colleague who possesses outstanding communication abilities and the employee within the organization with mos t experience. Looking at these results, the distinction has been made between the loca l and overall gatekeeper. It is not fair to just use the term gatekeeper, because not every one of these employees function s at the sa me level of scale
within the organization. Using isovistand visiblity graph analysis, the relation between spatial characteristics and the ra te of cross-functionality was examined. No data could be related in order to find a clear and speciflc relationship. Looking at connectivity values it can nol be proved that a higher ra te of connectivity enhances the ra te of cross-functional communication. Looking at given in formation and also at the results from the questionnaire it can be staled that the rate of cross-functionality is more related to organizational tasks, hierarchical placement and the number of years of experience. rather than to spatial placement [based on isovistand VGA characteristicsJ. On the contrary, the lack of a relationship between the physical work environment [isovist and VGA measuresJ and cross-functional communication is mostly due to the lack of layout variety within the office. Main problem is the fact that people whoare s ituated in the sameoffice space, mos tly do show the same isovist values while their rate of cross-functional communication differs [every employee is differentJ. Therefore, in order to examine the relationship even more it is interesting to look at severallayouts of other offices and compare these outcomes to the results within VOL BOVA. Furthermore, visibility graph analysis [VGA] does show some misteading aspects. Relatively large open spaces are drawn to be very wel! connected, because many grid squares are within the sa me s pace. On the other hand, connectivity of spaces which lay next to this large space jon both sides j is influenced negatively because of the large distance between them. Oespite of the fa ct that a lot of interesting information was showed during the research process, the actual goal of this study has notbeen reached in the way it was supposed to. lt was nol possible to prove the relationship between the characteristics of the physical work environment and cross-functional communicatio n or the gatekeeper function, only using data that was obtained within VOL BOVA. Characteristics ofthe gatekeeper function are tested within the case organization of VOL BOVA and related to several CRE measures. What can be concluded from the case srudy is that the organizational placement of the gatekeeper in practice is camparabie to the plaet'ment as already examined in the literaru re study phase. Gatekeepers tend to be rather experienced, workat management leveland have a certain status within the organization . Therefore the study did support the Literarure study intensively. Fu rthermore, it is nol fair to state that there is no relationship at all between the rate of cross-functional communicalion f gatekeeper characteristics and the physical work environment. but using these m easures in this specific case study. no relationship can be idcntified. Therefore, it can be underlined that it is most importa.nt to re late the selection process of the CRE measures to the spccific case srudy, and es pecially to the office layout of the case orga nization .
er 0
c
:E
c"
:J
0.
ro
Ing. R.J.A. Heintz
Modulen voor zorghuisvesting Een Integrale klantgerichte benadering van de complexe klantvraag in de initiatieffase van het living Bullding Concept voor de Care en GGZ-M;z sector Afstudeerrichting Construction Management & Engineering Afstudeercommissie Prof.dr.ir. W.F. Schaefer Ing. A.j. Kleine Ir. A.L.M. va n Eekelen Ir. P.J.M. Woerdeman Datum afstuderen 25 september 2007 Samenvatting De zorg is in beweging. Nieuwe wetgeving en bekostiging methoden maken een strategische en marktgerichte benadering van zorgvastgoed door instellingen noodzakelijk. De traditionele huisvestingadviseur heeft echter weinig middelen om met de zorginstelling op een vraaggestuurde manier tot een nieuw huisvestingsconcept te komen. Zodoende is een initiatieffase ondersteunende methode ontwikkeld die voor de belangrijkste onderdelen van de initiatieffase de adviseur en zorginstelling in staat stelt om op basis van de klantwensen een keuze te maken tussen de in de markt aangeboden mogelijkheden. De methode heeft zich daarbij toegespitst op het Living Building Concept.
20
Trefwoorden Living Building Concept Initia tieffase Vergel ijki ngsmethode Vraaggericht Zorghuisvesting
Afbeelding 1 De vergelijkingsmethode
......_.
........... , ,.,.
I.; . . -·-·::·J -=c_.:=.-.
-
....
Afbeelding 3 De leidraad schematisch weergegeven
De zorg is in beweging! Veranderende wetgeving. meer concurre ntie e n een verandèrende marktvraag leiden tot een gewenste nieuwe benaderingen bij de onhvikkeling van zorginstel1ingen. Één van de aspecten die (huisvesting)adviseurs hierbij ervaren is dat zij binnen de con text van het Living Building Concept ·(LBC) beperkte middelen tot hun beschikking hebben om in een kort tijdsbestek en op een integrale maar vraaggestuurde wijze met zorginstellingen tot een passende fo.rmulering ten aanzien van het huisvestingsconcept te komen. De vraagstelling van he t onderzoek luidt dan ook: "Hoc zou de complexe klantvraag in de initiatieffase van het Living Building Concept voor de Care e n GGz-Mz sector integraal kunnen worden benaderd wanneer de relatie tussen klantwensen en productkarakteristieken herleidbaar moet zijn)" Het antwoord op deze vraag ligt in twee principes: Conceptvorming en een variatie op de QFD methode. Me t deze principes is een methode ontwikkeld die integraal toepasbaar is op de bouwbranche. De methode biedt de mogelijkheid om op basis van vraagsturing voor deelproducten (in he t onderzoek modulen genoemd) meerdere hypothesen te toetsen aan de klantwens. Op basis van de methode wordt de klant o ndersteund bij he t formuleren van functionele eisen aan zijn toekomstige huisvesting en bedrijfsprocessen. De relevatie van het onderzoe k ligt in het gegeven dat de wetenschap is ve rrijkt met een integraai toepas bare methode die toe te passen valt binnen het LBC. Daarnaast ligt de praktische relevantie in het feit dat de initiatieffase voor de klant beter te doorgronden e n te doorlopen is waarmee faalkosten e n aanpassingen in verdere procesfasen kunnen worde n verminderd. In het onderzoek is middels interviews en literatuuronde rzoek via globaal inzicht verkregen in de materie van he t tradi tio nele ontwikkelproces voor zorginstellingen. Op basis van een Porras analyse is structuur aangebracht in de materie die dit proces bevat. Via diverse stappen van expert interviews en kwalitatief
Cl
vr.~.190m'o'
"
Ol!}_ilt'l •~ ··~u' ~~~u~~ o
!!
..~
V .I,~ IJ ()•> d b-t.l·~
tl
1-::J• r.ng
•lOf •.'flt.\h
_.,.
d l)m Si'Corrr. l)rt
J
...
•
U•: . t• ) (h .!_II-;J
~>~~•
t·,
'-0<9••
~ c
•
.." i
0 Cl)
[)
''''''-'' '"''~
.8"
~
..
;;
a. ~ ~
....' V
...
~
~
-~
•
=
...
i
.."
·-
E
"'"
... •..
AM, ~ .u
M cypc·1
"'"
...
~,. ~
i< ~
J- t. 'l.: I ,. ...
~·.1'1
d -o- roît"-n
...
?.
:))
...
•
C u b(Hh"ll
0
I
• I t,.~ • . •f •O l)1
c
0
• G r .. t'\!tt:'lf
ö
;;
V i:frliV'Ji! ""P"'~·~u)
y
'2
,!:
Uo:.t •g,lH'PC" , ..l\
y
..... i ! ...•
Clu.r ru).Q ..,,,1\ furt<. 1 ' ( U' l
•
...
•
...
~
~
a
"' 1:
•
...
3
., ~
Q)
c!O C'IfJfO(ip por IO()I 1e
• lf\d .:-l t n9 ~·.-o rm
''''· ~ 1nur
fU IIO:t
H ,, •1'1 n 0 O l t'f \ H1
'w..,r.:.one1
al ",.
(' 1 '\.C: I'
u , ,, ~
""'t"tt '-''" .,.,
<. Oot'l\f(Jf :l)
'i."
o0
c:: Compo11e" t ,,.
~
r.Hid('lt do•l ~ .!1 11
;><""
c::
!.l1Hhr1 1 M io.
CompVt' C'n t O:t l\df' rl '
t'\ '"
::l
~ ... nndr. riJC"c
0.. ltl
lo:
Afbeelding l Het procesmodel
literatuu ronde rzoek is tot de methode gekomen. Validatie hie-rvan heeft plaatsgevonden op basis van een tweetal expert interviews en een case toets. De ontwikkelde meibode kent drie d em en ten: een leidraad: de data en een ver~e iijkingsme thode. De vergelijkings m ethode (afbeelding r) is gebaseerd op de QFD m ethodiei< waarbij her nu mogelijk is om m eerde re hvpothesen op basis van klantwensen te vergeitjken. Er is gekozen voor een variatie op de QFD omdat geen enkele bestaande methode heeft kunnen voldoen aan de eisen die werden gesteld. De uitkomsten van de variatie op de QFD methode zijn indtcatief. doch niet verplichtend, voor de hypothese die het best bij de zorginstellin g past. De werking is daarbij gebaseerd op een con frontatie van eisen van de klant met functionele karakte ristieken van de mogel ijke hypothesen. Ten tweede kent de methode data gestructureerd in een r6-tal modulen (de data) . Voor deze m od ulen zijn de voor de aanneme lijke hypothesen de ·functionele e isen en klantwensen bepaa ld die de input vormen van de vergelijkingsmethode. Middels de Porras m ethodiek zijn de modulen ges tructureerd en ondergebracht in een procesmodel (afbeelding 2) dat de we rking van het principe van 'conceptvorming' inzichtelijk maakt. Tenslotte is voor dit geheel een leidraad geschreven die zorg draagt voor een optimaal gebrui k van de ontwikkelde methode en waarmee de risico's tot foutief gebruik kunnen worden geminimaliseerd (afbeelding 3). De klant krijgt met deze methode een sterkere stem in het eindresultaat en de rol van de adviseur zal zich, naar alle waarschi jnlijkheid, met deze meihode sterk ontwikkelen richti ng procesbegele ider en analist van bestaande situaties. De kwaliteit van de methode kan worden gewaarborgd door het volgen van de succes- en faalfactoren en door het regelmatig updaten van de m ethode aan de dan geldende gegevens uit de markt. Hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor de adviseur.
21
De conclusie die naar aanleiding van dit onderzoe k is getrokken is dat met deze methode een breed toepa> bare integra le mcthf>de is ontwikkeld. De wensen van de klant kunnen naar de toekom st reeds in de initiatieffase beter worden bepaald waarm ee tot een beter (ei nd) resultaat kan worden gekom en.
P. Kalma
Living logether Apart Ontwerp voor een nieuw Rotterdam Centraal Station in een tijd waar angst en onveiligheid de boventoon voeren Afstudeerrichting
Architectuur Afstudeercommissie
Prof.ir. J. Westra Ir. M.P.H.M. WiJlems Prof.ir. H.H. Snijder Datum afstuderen 25
-... ~
september
2007
c
Het hoofdthema van mijn afstuderen draait om angst en (on)veiligheid. Ik heb geprobeerd om Rotterdam Centraal Station een stuk veiliger te maken. Wonen heeft hierin een sleutelrol gespeeld. Aan de hand van verschillende soorten spaces (stealthy space, prickly space en slippery space) heb ik de architectuur ingezet om mensen een sociaal veiliger gevoel te geven, zonder de confrontatie met beveiligingsmaalregelen welke alleen maar angst opwekken. Daarnaast heb ik door het toepassen van verschillende woonvormen getracht de publieke ruimte te reanimeren. Al deze ingrediënten hebben bijgedragen aan een veiliger station en een gevoel van sociale veiligheid.
"' c ::J
Trefwoorden
c
Q.
n> n>
CT
c
::I Q.
~
iU'
n
c
;; ;:::;: 0" 0
::E
a. ro
Afbeelding 1 Overzichtsfoto maquette Rotterdam Centraal Station
Samenvatting
Wonen Station Rotterdam Angst Spaces
Afbeelding 3 Zuidaanzicht station
Het hoofdthema van mijn afstuderen is angst en (on)veiligheiá. Omdat angs t en onveiligheid nogal abstracte en sociale begrippen zijn, zijn ze moeilijk meetbaar. Het is dan ook la~ tig maatregelen te nemen zonder als een olifant in een porseleinkast tekeer te gaan. En eigenlijk zijn 'maatregelen' niet het juiste middel; het suggereert ïets dat achteraf gedaan wordt. Er kan beter gesproken worden ván ont:Wetptools. Het is gelukt om ontwcrptoo!s te vinden in de vorm van spaces om de sociale problemen subtiel aan te pakken. De spaces (stealthy space, prickly spacc en slippery space) Ziin ruimtes waarbij de beieving centraal staat. Perceptie speelt een belangrijke rol als het om angst gaat. Naast verschillende soorten spaces, heb ik ervoor.· gekozen om verstbillende woonvormen in een mix toe te ' passen. Wat oog ik te bereiken met deze woonvormen?· Door het wonen direct op het station zal er een stuk sociale con· trole plaatsvinden. Door een mix van woonvormen toe te passen zullen er altijd genoeg bewoners o·p hef station aanwezig zijn om te kunnen spreken van een 'vruchtbare htünuslaag'. Dus geen eb en vloed beweging waarbij het gros van de bewoners 's morgens weg gaat om te· werken en 's avonds laat weer thuis is. De mix bestaat uit drie woonvormen. Deze drie woon·vormen onderscheiden zich van elka·ar door het tijdsbestek waarop men in de woning aanwezig is en de intensiteit waarmee men de woning betreed en verlaat. Door de mix zullen e·r dus over de dag verspreidt voldoende mensenaanwezig zijn. Dit bevordert de sociale controle, maa r het kan tevens een positieve impuls gevèn aan het sociak leven. De mix bestaat uit appartementen, aparthotels en resocialisátiewciningen. Resocialisatiewoningen waarbij men de deur helemaal niet meer uitkomt, appartementen waarbij men veel thuis is maar wel af en toe buiten komt, en aparthotels waarbij men dagelijks in en uit loopt. Een paar kenmerken zi jn dat je op bepaalde plaatsen elke dag nieuwe buren kunt hebben, of dat je zelfs vier directe buren hebt (dus twee aan elke zijde).
En omdat in dit deel de geclusterde resocialisatie-woningen zich bevinden is er ook daadwerkelijk 24 uur per dag toezicht. Er zijn altijd mensen aanwezig en de sociale controle is op deze manier voor een groot deel gewaarborgd. De gehele oostflank staat los (op de entrees van niveau 2 naar de blokken na) van het middendeeL De oostflank is op te vatten als een grensrechter welke de boe.[ in de gaten houdt.
Afbeelding 2 Dwarsdoorsnede met de sporen mee
Afbeelding 4 Doorsteek van Zuid naar Noord welke los staat van het station
Het ontwerpproces bestond voor een groot deel uit het telkens inleven in het wonen en het station en of men zich er veilig zal voelen. De voornaams te punten waren zien en gezien worden en hier met een creatieve manier mee om te gaan. Mijn doelstelling is bereikt. Het gevoel van sociale veiligheid wordt op elke plek ondersteund . Overal in het station is het zien en gezien worden. Er is geen duister plekje meer te vinden. Het mooie is dat het he le verhaal van sociale controle en zien en gezien worden onbewust plaats kan vinden. Enerzijds omdat er overal vis ueel contact is en anderzijds omdat beveiligingscamera 's niet nodig zijn. De ruimten zijn zo vormgegeven dat h<'t gevoel van angst onbewust wordt verminderd. De sociale controle is een fe it, 24 uur per dag zijn er mensen aa nwezig. Nu het ontwerp voor het station er 'staat' zal het aan de gebruikers zijn of het echt gaat werken. Maar daa r heb ik alle vertrouwen in. Het station heeft een open structuur gekregen en is alles behalve een gated community geworden. In die zin is m ijn streven geslaagd . De sociale problemen ben ik met sociale middelen te lijf gegaan. De mensen die aanwez!g zijn 'z ien en controleren' . De oploss ing bij alle beveiligingsproblemen ligt namelijk bij de mensen zelf. Beveiligingscamera's zi jn overbodig want het station heeft menselijke ogen. Sociale controle, zien en gezie n worden, het is het uitga ngspunt bij elke ruim te. Of het nu gaat om binnenruimte of buitenruimte, private ruimte of publieke ruimte. Mijn uitgangspunt om veiligere ruimten te maken zonder de confrontatie met beveiligingscamera's is een zet in de goede richting en hopelijk kan het een keerpunt zijn in de alsmaar met ca mera's dichtslibbende openbare ruimte. Het ontwerp bestaat u it drie delen, een oostflank, een middendeel en een westflank. De oostflank bes taat uit meerdere blokken welke een buiging onder verschillende hoeken over het plein (het m iddendeel) maken. Ze zien toe, ze zijn de ogen van het station.
Het midde ndeel bestaat uit meerdere lage n, deze lagen zijn te zien als opengewerkte ple in met vides. De bovenste laag heeft het karakter van een stationsplein. Het is een verdeelpunt vanwaar men met de roltrappen bij de perrons kan komen. Het overall gevoel dat je op het bovenste plei n krijgt is dat je gezien wordt. Er is visueel contact met de perrons, de treinen en het doorgaande langzaam verkeer op de onderliggende lagen. Met de (rol) trappen kan men direct naar de onderste laag, de laag van de perrons. Men slaat dan de tweede laag over, maar ziet wel wat er zich daar afspeelt. De laag boven de perrons, de middelste laag heeft verder niets m et het station van doen. Bij deze laag staat de doorgang van noord naar zuid centraal. Ik heb er bewust voor gekozen om de verbinding tussen noord en zuid midden door het s ta tion plaats te laten vinde n. Wat ik hiermee tracht te bereiken is dat de doorgang van noord naar zuid die plaats moet vinden niet wordt achtergesteld en vervalt in een tunne l waar men zich niet veilig voelt. Door juist vroegtijdig in he t ontwerpproces reke ning te houden met deze doorgang kan het op een sociaal veilige manier ingepast worden en vormt het zelfs een meerwaarde voor het project. De (rol) trappe n schieten links en rechts naar beneden , er is zicht op de perrons en men ziet de trei nen binnenkomen en vertrekken. Dit contact kan allemaal plaatsvinden e n toch staat laag twee gehee llos van het station. Deze aa npak voorkomt hekken en sloten om het station 's avonds te sluiten en toch is de doorgang mogelijk. Er is dus eigenlijk geen barrière meer. Op de onderste laag bevinden zich de perrons. Deze laag kenmerkt zich als overstapm ach ine. Onda nks de drukte die kan ontstaan bij grote aa ntalle n reizigers bij het uit-, op- of overstappen, is het geheel toch overzichte lijk doordat er in de hoogte voldoende ruimte en zicht is. Er is dus géén beklemmend gevoel en men kan al zie n waar men naar toe moet; er is namelijk visueel contact met de twee bovenliggende lagen. De doorzichten en het visuele contact bevorderen de soc iale controle en het gevoel van veiligheid. Het o ntwerp van de wes tflank is gebaseerd op het samenleven, met de nadruk op sam en. De woonvormen die zich in de westflank bevinden zijn die van het aparthoteL seniorenappartemen· ten en ma isonne ttes. De woonvormen zijn gemixt e n hie rmee probeer ik interactie en levendigheid in de westflank te stimuleren. Door het aparthotel is er ruim voldoende aan-, in en uitloop va n mensen. Het is m ogelijk dat men elke dag(week(maand (kwartaal nieuwe bure n heeft, of in het geval van de maisonnettes dat men vier directe buren heeft. De opzet van de westflank is die van terugliggende terrassen. Het station vloeit over en wordt onderdeel van de buitenruimte van de appartementen.
CT
0
c
:E c"' :::J
a. tl)
23
Y.W.E.P. Kerkhof
Transchange Ruimte-intensivering op de Bommelse brug Afstudeerrichting Bouwtechnisch Ontwerpen & Architectuur Afstudeercommissie Prof.ir. ).M. Post J.A.C. Hofman Arcli.AvB Ir. ).) .P.M. van Hoof Datum afstuderen Oktober 2007
30
CT
0
c
::;:
Samenvatting In het kader van "intensief ruimtegebruik" heb ik een ontwerp gemaakt voor een vervoerknooppunt Waar verschillende vervoersstromingen, snelweg-spoor-waterweg, bij elkaar komen tevens fungeert het als :zakelijke knoop waar vergaderingen gepland kunnen worden. De locatie van deze nieuwe knoop is de Bommelse brug welke in 1996 functieloos is geworden. Om vormt te geven aan "verplaatsing" en "verblijven", heb ik gebruik gemaakt van het principe "mobi-type- knoop" 1 . Aan de hand van schijven worden de bezoekers door en langs de bebouwing geleidt. Door, op en over de schijven zijn de vergaderruimtes geplaatst welke doormiddel van diverse routes en trappen bereikbaar :zijn.
A"
c
:::l 0..
l,
Wies Sanders, S&RO, het Mobi-type: naar een archeologie vandespace of flow.
ro
Trefwoorden Bommelse Brug Ruimte intensivering Herbestemming Transferium Business meetingpoint
Afbeelding 1 Lunchroom
In de afgelopen jaren, is ruimte steeds belangrijker geworden, we zijn een klein land en moeten zuinig omgaan met onze gronden. Dit betekent dat er naar innovatieve en creatieve oplossingen wordt gezocht voor het creëren van ruimte, zoals gelaagd bouwen, herbestemmen van kantoorcomplexen, bouwen op "vreemde locaties". Dit valt allemaal onder de noemer "ruimte intensivering". In Nederland zijn er veel bruggen die functieloos in het landschap liggen, het zijn vaak oude spoorbrug maar soms ook oude rijkswegenbruggen. De Bomrnelse brug is zo'n brug die sinds 1996 functieloos is vanwege de komst van de Martinus Nijhoffbrug. Deze twee onderwerpen hebben ik samengebracht in de probleems telling: Kan de Bommelse brug in het kader van ruimte intensivering herbestemd worden met behoudt van zijn karakteristieke kenmerken> De brug ligt nagenoeg centraal in het land, hij kan gezien wor· den als neutraal gebied tussen verschillende verkeersstromen nl. autoverkeer, trein en scheepvaart. Als we de geschiedenis bestudere n, wordt er steeds gezocht naar vernieuwing in infrastructuur, er worden plannen gemaalit zoals "rijkswegen plannen, spoorplannen en waterwegen pla-nnen. Alle plannen worden afzonderlijk van elkaar gemaakt, ze hebben hun eigen visie en netwerken. Men zou een "intergraal verkeersplan" moeten ops tellen zodat de verschillende verkeersstrome n elkaar aanvullen en m ensen echt iets te kiezen hebbe n. Daarom heb ik een vervoerknooppunt ontwikkeld waar verschillende vervoersstro· mingen bij elkaa r komen. Dit knooppunt fungéert everieens a)s zakelijke knoop waar vergaderingen geprarid kunnen' worden: Wat is een verkeersknooppunt nu eigenlijk, het begrip is puur logistiek maar hoe moet ik het zien als een grote bushalte, station of een kle ine te rminal? De functi e en de plaats zijn nu bekend maar deze zegt niets over de verschijningsvorm en het programma. Om de architectonische opgave nader te definiëren introduceer ik het begrip 'TransChange". TransChange is een plaats in Nederland waar allerlei verkeersstromen (Trans) bij elkaar komen. TransChange is een verandering (Change) van dit continu dynamisch proces; een bewegingsverande ti ng. Mobi-type Mobi- type beschrijft de oervorm van stromen. TransChange laa t zich niet als archetype definiëre n m aar als een mobi-type "space of flows". "TransChange" is een knoop in het net van de netwerksam enleving waar verschillend e stromen sa m en komen en elkaar ontmoeten, een ultiem koppelstuk tussen verblijven (s pace of place) en verplaatsen (space of flows). Ontbruggen Om te breken met het verleden wil ik de brug "ontbruggen". Maar hoe ontbrug ik een brug? De brug was gemaakt om noord en zuid te verbinden. Deze verbinding is overbodig geworden. De brug is een symbool uit het verleden geworde n, welke een nieuwe functie krijgt. Om te breken met het verleden wordt er een gedeelte gesloopt.
Afbeelding 2 Situatie de samenkomst van snelweg-spoor-water
Afbeelding 3 De gevels
Pas als een brug gesloopt wordt, wordt de immense kracht van een brug duidelijk. Hierdoor is het ook geen brug meer, maar is het een object geworden welke een andere toekomst heeft. De schoonheid van de pure cons tructie, eenvoudig, ritmiek en rust, zal de toekomstige functie iedere minuut van de dag een spectaculair beeld moeten geven. De wisselwerking van zonlicht met schaduw zal hier zorg voor dragen. Ontwerp Aan de hand van stedenbouwkundig en architectonisch onder· zoek is er een definitief onhverp gemaakt voor TransChange op de Bommelse brug. Belangrijk uitgangspunt is om de pure schoonheid van de brug nl. de monotone constructie te vers ter· ken door middel van nieuwbouw. Het monotone ritme wordt niet aangetast door aanhangsels of een spetterend decor, nee de constructie gaat voor de ruimtelijke spanning zorgen. Door gebruik te maken van schaduwwerking ontstaat er con· stant een ander beeld. TransChange wordt vormgeven door verplaatsing, deze verplaat· sing kan enerzijds oms loten worden en anderzijds open zijn. Het omslui ten van een gebied gebeurt door een grote glazen vliesgeveL Welke aan de constructie wordt gekoppeld en aan schijven die de scheiding vormt tussen binnen en buiten. Hierdoor ontstaan er grote gesloten ruimtes waar de verblijfs· functies ondergebracht kunnen worden. De verblijfsfuncties zijn zelfstandige afgesloten ruimtes binnen een grotere omsloten ruimte, maar zij steken ook door de schijven heen. zo worden het objecten in de openlucht. De vergaderruimtes zelf, zijn steeds anders in de constructie geplaatst, zij volgen de hoofd. routes van het treinstation naar de watertaxi en van het parkeren naar de uitzichttoren. De contouren van TransChange worden dus gevormd door een vliesgeveL schijven van beton of metaal met daaruit stekende vergaderruimtes.
De reiziger die langs TransChange reist, zal dit spel ervaren als een wisselwerking tussen oud en nieuw, het zoekt elkaar enerzijds op en anderzijds stoot het elkaar af. Ook zal hij de "flow· van de vergaderruimtes ervaren, die langs een niet visuele lijn zichtbaar is. Men zal benieuwd worden naar wat daar gaande is. De bebouwing zelf bestaat uit 2 delen welke af zonder van elkaar kunnen werken. De delen worden gekoppeld door de lunchroom welke vanuit beide delen bereikbaar is. De lunchroom is een zelfstandig element welke verbind en een groot gebaar maken naar de brug en de locatie. De lunchroom gaat de confrontatie aan met de constructie. Hij sluit de cons tructie als het waren op, bezoeker ervaren de imme nse constructie vanuit verscbmende perspectieven. Ook ervaren ze de knoop de samenkomst van stromingen, spoor, waal en snelweg. Kortom, de sloop van de Bommelse brug is een gemiste kans in het kader van innovatief met ruimte omgaan en het oplossen van de verkeersproblematiek.
Drs. W.J.J. Leenders
Grave(N)aar water Een onderzoek naar een hernieuwde relatie tussen stedebouw en water Afstud eerri eh ti ng Stedebouw Afstudeercommissie Dr.ir. C.H. Doevendans Ir. R.A. Rutgers Ing. J.P.F.A. Snijders Datum afstuderen 25 september 2007
1
2
3
Stad en landschap zijn verweven
Vesting maakt contact met omgeving
Waternetwerk heropent stad naar landschap en maakt historie zichtbaar
Afbeelding 1 Drie relaties tussen de stad en het landschap
Samenvatting Nederlandse steden hebben een historische relatie met het omliggende waterrijke landschap, deze relatie is echter geleidelijk aan verzwakt. Tegelijkertijd wordt geconstateerd dat er steeds vaker problemen met wateroverlast optreden in zowel stedelijke als landelijke gebieden. De noodzaak om ruimte voor waterberging te reserveren wordt voor de vestingstad Grave aangegrepen om een hernieuwde relatie tussen de stad en het landschap tot stand te brengen. Water heeft daarbij de rol van intermediair en koppelt diverse functies, waaronder (buitendijkse) woningbouw, recreatie en natuurontwikkeling. Door het water actief te betrekken bij de stedebouwkundige opgave opent de stad zich opnieuw naar haar omgeving. Trefwoorden Waterberging Buitendijks bouwe n Landschapshistorie Meervoudig ruimtegebruik Vestingstad Grave
Afbeelding 2 Concepttekening
Het ontstaan en de ontwikkeling van de s teden in Nederland is onlosmakelijk verbonden met de totstandkoming van het waterrijke landschap waarin deze steden liggen. De vroegste nederzettingen vormden een geheel met hun omgeving, terwijllater de waterrijke vestingwerken om de steden zorgden voor contact met het landschap. Toen aan het eind van de 19e eeuw de wallen werden geslecht en de meeste waterstromen we rden gekanalisee[d, vervaagde de relatie tussen stad en landschap. De vele in zichzelf gekeerde nieuwbouwwijken die na de Tweede We reldoorlog werden gebouwd, versterkten deze on twikkeling bovendien. Ondertu ssen was men in de veronderstelling dat de steden door de talrijke ingrepen in de waterhuishouding voortaan beschermd waren tegen wateroverlas t. In de jaren rond de eeuwwisseling werd ons land echter met de neus op de feiten gedrukt en kwamen enkele kritieke situaties met wateroverlast voor, met name langs de grote rivieren. Na een aantal bijna-rampen is door nieuwe inzichten gebleken dat de toekoms tige watertoevoer vanuit de rivieren zal toenemen en ook vaker grotere pieken za l vertonen. Gelijktijdig wordt ve rwacht dat de zeespiegel za l stijgen en het rivierwater daardoor moeiJijker is af te voeren. Er is kortom ruimte nod ig voor waterberging, zowel voor permanente als tijdelijke opslag van water. Ook binnen het vakgebied van de stedebouwkunde wordt op deze nieuwe waterri jke situatie ingespeeld. Nieuwe vormen van bouwen worden geïntroduceerd, soms gebaseerd op oude co ncepten, maar nog vaker geheel n ieuwe concepten. Naast hedendaagse interpretaties van terpwoningen en paalwoningen worden er drijvende woningen en ook waterdichte woningen ontwikkeld en al gebouwd. Vaak gaat het om kleinschalige en op zich staande ingrepen, een enkele uitzondering daargelaten. Ook voor andere functies, zoals recreatie en natuurontwikkeling, bestaan afzonderlijke nieuwe manieren van gebiedsinrichting die verband houden met waterberging. Een duidelijke onderlinge koppeling tussen de verschillende aan waterberging gerelateerde stedelijke en landschappelijke voorstellen ontbreekt echter vooralsnog.
De hernieuwde relatie tussen Grave en het omliggende landschap vormt het uitgangspunt bij het maken van een stedebouwkundig plan voor dit gebied. Om tot een plan te komen, wordt begonnen met het ontwikkelen van een concept als basis voor het planvormingsproces. In het concept zijn de uitgangspunten uit de hernieuwde relatie samengebracht met het beleid dat van toepassing is op het gebied. Water is het ordenende principe in het concept en geldt als intermediair tussen stad en landschap. Vanuit dit gegeven is een visie uitgewerkt voor het gebied als geheel, waarin wordt aangegeven welke ingrepen op welke plaatsen worden voorgesteld. De keuze voor de ingrepen wordt onderbouwd door gebruik te maken van diverse modellen, die elk een specifieke wijze weers piegelen waarop het concept kan worden geïnterpreteerd. De bruikbare elementen uit de uiteenlopende modellen zijn hierna gecombineerd met als resultaat de visie. ofwel de vertaling van het concept naar een feitelijke ruimtelijke inrichting voor het gebied. De visie dient te worden opgevat als een gewenst toekomstbeeld voor een termijn van 30 tot 40 jaar en kan gefaseerd worden uitgevoerd.
Afbeelding 3 Ontwerp op wijkniveau
•
Afbeelding 4 Doorsneden
In het afstudeerproject is gezocht n~ar een m~nier om deze koppeling wel mogelijk te maken. Door inzicht te verkrijgen in de historische band tussen steden en het waterrijke Nederlandse landschap in relatie tot de opkomende waterproblematiek. worden mogelijkheden gevonden om water een verbindende rol te laten spelen in de stedebouwkundige ontwerpopgave. Ingrepen ter voorkoming van wateroverlast worden daarbij aangewend om een hernieuwde relatie te leggen tussen s teden en water. De wijze waarop dit mogelijk is, wordt toegelicht aan de hand van een voorbeeldlocatie. Hierbij is gekozen voor de voormalige vestingstad Grave in Noord-Brabant, gelegen aan de bedijkte Maas. Op de eerste plaats is de historische ontwikkeling van Grave en het omliggende rivierenlandschap in kaart gebracht. Nadat ook de huidige karakteristieken van de stad en haar omgeving zijn onderzocht, wordt duidelijk dat er tegenwoordig nog altijd delen van historische structuren aanwezig zijn, vaak gerelateerd aan water. In de stad is dat in de vorm van res tanten van de vestingwerken en in het landschap door oude nevengeulen, rivierduinen en andere elementen die herinneren aan de tijd dat de Maas nog vrij kon meanderen. De stedelijke en land sc happelijke structuren hebben echter onderling nauwelijks een relatie, omdat net als ande re Nederlandse steden ook Grave zich geleidelijk aan van haar omgeving heeft afgekeerd. De vroege nederzetting lag op een zandheuvel verweven met het rivierenlandschap, Grave als vestingstad maakte door de waterrijke wallen contact met de omgeving. Deze twee his torische relaties tussen stad en landschap zijn weliswaar verloren gegaan, er kan echter een hernieuwde derde relatie tot stand worden gebracht door gebruik te maken van de noodzaak om meer ruimte voor waterberging te reserveren. Zowel binnendijks als buitendijks zijn daarvoor mogelijkheden in Grave en omgeving. De structuur van de hernieuwde relatie wordt gedragendoor het water in het gebied, dat de verschillende losse en geïsoleerde stedelijke en landschappelijke elementen met elkaar verbindt.
Een deelgebied van de visie is uitgewerkt tot een ontwerp dat de voorgestelde maatregelen uit de visie op wijkniveau illustreert. In het ontwerp wordt de historische vestingstructuur van Grave weer zichtbaar gemaakt en ingericht als een deels buitendijks gelegen park dat als een groene ring om de oude binnenstad ligt. Het water legt contact tussen binnen- en buitendijks gebied en tussen de oude stadskern en de uiterwaard ten noorden daarvan. De uiterwaard wordt deels afgegraven om meer ruimte voor waterberging te scheppen, de nieuwe waterpartijen refereren aan de voormalige nevengeulen van de Maas. Nieuwe buitendijkse bebouwing wordt spaarzaam toegepast, waardoor het een exclusief karakter krijgt. Hierdoor is ook veel ruimte voor natuur- en recreatiezones, die door het water tot bij de bebouwing worden gebracht. Het ontwerp als eindresultaat van het onderzoek laat zien dat door gebruik te maken van water als intermediair, een hernieuwde relatie tussen de stad en het omliggende landschap mogelijk is. Het bebouwde gebied kan zich weer openen naar de omgeving en verschillende functies zijn aan elkaar te koppelen en met elkaar te verweven in gebieden die ook voor waterberging worden aangewezen.
27
J.M.W. Lipsch
Tussen Klas en Context Ontwerp voor een brede school te Valkenburg aan de Geul Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Dr.ir. j.G. Wallis de Vries Ir. R.P.G. Brodrück Dr.ir. M.B.M. Dehaene Dr. j .C.T. Voorthuis Datum afstuderen oktober 2007
30
Afbeelding 1 Situatle
Samenvatting De opkomst van de brede school en recente ontwikkelingen op pedagogisch en onderwijskundig vlak zorgen ervoor dat het schoolgebouw een belangrijkere rol gaat spelen in zijn directe omgeving. Door gebruik te maken van de karakteristieken van de context, kan het ontworpen gebouw inspelen op deze ontwikkelingen door het creëeren van een veelvoud aan plekken en het uitlokken van ontmoetingen tussen verschillende gebruikers om het onderwijs voor de leerlingen te verrijken met culturele en sociale elementen. Trefwoorden Scholenbouw Functiemenging Bibliotheek Contextuele invloed Pedagogiek Afbeelding 4 Benadering van het kunstencentrum
De opkomst van de brede school is een trend die niet ongemerkt voorbij gaat aan het onderwijsklimaat in Nederland. Het combineren van onderwijsfuncties met zaken als naschoolse opvang, bibliotheek of een buurtcentrum zorgt ervoor dat het schoolgebouw niet alleen meer te bieden heeft aan de scholier, maar ook dat het een andere rol gaat spelen in zijn omgeving. Recente ontwikkelingen binnen het VMBO-onderwijs-zoals de opkomst van projectrnatig leren en het aanvulle n van klass ikaal onderwijs m et individuele werkplekken- hebben er bovendien voor gezorgd dat er een grotere variëte it in de benodigde karakteristiek van ruimtes is ontstaan binnen het schoolgebouw. In het geval van dit afstudeerontwerp zullen scholieren gestimuleerd worden tot verdere ontwikkeling dan hun alledaagse schoolactiviteiten door een afgestemde en ruim telijke confronta· tie van het normale VMBO-programma m et dat van een bibliotheek en een kunstencentrum. Door gebru ik te maken van de hoogteverschillen en unieke aard van de locatie, die wordt ingeklemd door een me rgelsteilwand en het stroomgebied van de Geul in he t Zuid-Limburgse Valkenburg, kan deze diversiteit aan plekken gecreërd worden door het ontwikkelen van verschillende doorsnedesen kunnen bovendien mome nten va n confrontatie ontstaan tussen de verschillende gebruikers van het gebouw. De aansluitingen op het maaiveld zijn voor elke functie individueel goed te herkennen waardoor zowel het kunstencentrum, de bibliotheek als het Stella Ma ris College zich aan hu n eigen stroom van passanten kan presente ren . In het interieur zijn de overgangen echter constant m erkbaar. Kleine n iveauve rschillen, meelopend met de stijging van het maaiveld en georganiseerd over een overzichtelijke lineair, zorgen voor zowel visueel als fYs iek contact tussen de verschillende functies en maken tegelijkertijd gebruik van de rijkdom van de context. Zo profiteren individ uele werkplekken van het rustige uitzicht op de steilwand, kan het kunstencentrum na schooltijd gebruik maken van de tekenlokalen en biedt de bibliothee k een extra bron van kennis en ontwikkeling aan de leerlingen.
Afbeelding 2 Doorsneden door het gebouw
Afbeelding 3 Centrale hal met zicht op de verschillende functies 111
ur ,.. c:
c.. ID ID
...C" c
::I
c..
!!. öl'
n
c
.<1>
;::+
Afbeelding 5 Benadering van de bibliotheek
Afbeelding 6 Klaslokalen en werkplekken
Tussen de beslotenheid van de traditionele school die sluit na 4 uur en de multifunctionaliteit en ombestemdheid van een buurthuis ligt dit bewust en geregisseerd uitlokken van confronterende momenten dat zowel aan de school als aan de overige functies een sign.ificante meerwaarde kan meegeven en de brede school kan doen werken als katalysator van activiteiten in de buurt.
ruimtes of publieke toegangen, voldoende is om het schoolgebouw zijn nieuwe rol te kunnen laten vervullen. Een zorgvuldige afstemming van de entrees op de verschillende publieksstromen in de omgeving, een langzame overgang met verblijfsplekken vanaf de openbare ruimte naar de schoolbaL een overzicht over de verschillende gebruikers in het interieur en een bepaalde zichtbaarheid van de activiteiten voor passanten z ijn de hier toegepaste middelen om te zorgen voor een gebouw dat in zi jn totaliteit begrijpelijk en overzichtel.ijk blijft maar ook plaats biedt aan een veelvoud aan plekken die het nieuwe vmbo-onderwijs kunnen faciliteren.
::>oor gedurende he t hele ontwerpproces, van analyse tot vis ualisering, te blijven bewegen tussen het s panningsveld opgespannen tussen enerzijds de onderwijskundige ontwikkelingen en achtergronden en anderzijds de unieke kenmerken van de omgeving, is een gebouw kunnen ontstaan dat zich manifesteert over verschillende schaalniveaus. Niet alleen spannen deze twee invloeden een gebied op waarbinnen de gebmikers van de brede school zich bewegen, ze hebben ook een onderlinge invloed en afhankelijkheid. Het omvorme n van het besloten schoolgebouw tot een katalysator van activite it is natuurlijk gedeelte lijk afhankelijk van veranderende pedagogische inzichten die ervoor zorgen dat de leerling gestimulee rd wordt gebruik te maken van een breder en praktijk-gerichter aanbod van kennis. Voor de scholier vormt het gebouw, met in het bijzonder de verschillende individuele werkplekken als manifestatie van het nieuwe onderwijs, een aaneenschakeling van specifieke plekken die soms -zoals in de lokalen zelf- beslote n z ijn maar ook vaak een directe relatie aangaan met andere relevante fuiKties om verbreding van het leerprogramma te stimuleren. Voor de omgeving vormt het gebouw, gedeeltelijk in morfologische samenwerking met het naastgelegen multifunctionele Polfermolencentrum met sportzalen, fitness en zwembad, een ontsluitin g va n een belangrijk gebied voor Valkenburg dat karakteristieke landschapselemente n combineert met functionele trekkers als de bibliotheek en het kunstencentrum. Dit betekent echter niet dat het sim pelweg toegankelijk maken van het schoolgebouw, door middel van omringende openbare
C.H.M. de Louw
Design rule for lateral torsional buckling of channel sections Afstudeerrichting Structural Desi gn
c,s
Afstudeercommissie Prof.ir. H.H. Snijder Dr.ir. M.C.M. Bakker Dr.ir. J.C.D. Hoenderkamp Ir. H.M.G.M. Steenbergen Datum afstuderen oktober 2 007
30
Samenvatting Channel sections are often loaded on the web, which results in bending and an extra torsional moment. The torsional moment results in complex behaviour of channel sections and no design rule is presenled in any code yet. This investigation comprehends eight different cross·sections with each six to eleven different spans and loaded with two different laad cases. This numerical investigation resulted in a proposal fora new design rule for lateral torsional buckling of channel sections, loaded on the web. Trefwoorden Channe l section Late ral to rs ional buckling Torsion and bendi ng Steel cross-section Structural Des ign
(a)
(b)
Afbeelding 1 IPE-section, UPE-section, simplified UPE section and applicatlon points
1.20 . 1 00
...0
0
j
• • • DB la Poutré KMTMethod · ··X··· General Melhod
0.80
I a o.ao , :g I
.l!
~ 040
i
0.20 0.00
+----,----r----··r·· ---~-----,
0
0.5
1.5
2
2.5
Relative Slenderness Afbeelding 4 Design rules described as buckling curves
Structural behaviour of channel sections Hot-rolled chann el steel sections are used very aften in the construction industry. Mono symmetrie channel secti ons behave differcntly from double symmetrie 1-sections, becau se the shea r centre (S) and centre of gravity (C) do not coincide. A tran sverse laad with a line of work not through the shear centre, resu lts in an extra tors ional momen t with a magnitude of MT = F * e, as show n in figu re x(b). Cha nne l sections are aften not loaded in the shear centre , simply becau se the shear centre is not a material point of the cross-section. The proble m s tate ment is delined as followed: In European codes verilication methods are not available to check the stability of chann el sectio ns in ben· ding. Five de sign methods for lateral torsional buckling of chann el sections are descri bed in literature, but all des ign method s have thei r own res trictions and an extensive compari son has neve r been clone.
Simplified cross-section The specific des ign methods are verilied by a nu merical model. Th is num erical model will be a simplilied translation of the real cross-section i.e. the root radii will be ignored. The simplilied cross-section is shown in ligure r(c) . Eringin g tbe root radii into account results in a complicated linite element model with extra elements to campensale for the lack of this part of the cross section. It will still be possl ble to campare the numerical values of the simplilied mod el to the analytica! val u es, because all cross-sectional properties can be determined for the sim plifted cross-section as wel!. To model this simplified cross-section, shell elements were u sed in web and flanges. The imperfection was modeled similar to the lateral torsional buckling mod e, with a magnitude of Lf xoo o . Th is is allowed because the residu al stresses were modeled too. The imperfection was modeled in positive direction, as shown in ligure 2 . In ligure 3, the linite element model is shown three times , namely the loaded m odel. the deformed shape and the stress distribution at failure. The parameter stud y consists of two laad cases applied to seven different section hei ghts and per height six toeleven span s. The results were co m pared to design rules present in literature. Design rules present in literature There are five design rules pres ent in literature, but the third design rule was already el im inaled during the preliminary investigation, because of its co mplexity, lack of explanation and very conservative predictions of the ultim ate load. Th ree of the fo u r remaining design rules could be presenled in the fa rm of buckling curves. BttCkling curves present the relation be tween the relative siende mess 0 LT and the reduction factor 0 LT· These three design rules are presenled in ligure 4· The lirst desi gn ruleis developed by DB la Poutré. Th is lirst design rule was based on the Merchant-Rankine methad and is presented by three !i nes in ligure 4· This lirst rule assum es that the bttCk!ing curve should be raised in case the application point is lowcred, as presenled by fl gure 1(d).
/
17
• • • DB la Poutré (A} Method ···x-· Genllfal Melhod
1.00
162
187
211
-....
--+- Apphc:alion poinl
...
"'
:n
, • ••
::J
'i 0.40 ~
111
tJ
111
c
GMNIA-analyses
a. n»
n» ....
- - New design ruie
0.8
C"
c
... 0.7 ~
:I
~ c
!!.
s
--+- Appllcabon point 8
5 0.60
c
....
a.
-
0.6
"n'
0 0.5
~FEM·results
§:
.; 0.4
(!)
;::;:
• 0.3 11::
CT
0
c :E c"'
0.2
1
i 0 00
138
0.9 .
--+- Applicalion point A
0.80
0.20
114
,,
1.20
...0
90
65
Afbeelding 3 Flnite Element Model
Afbeelding 2 Imperfection mode
ö :!
41
0.1
:::J
0.
+------r------.---~--~---
0
0.5
1.5
2
(!)
2.5
0.5
1.5
25
Relative Sienderness
Relative Slenderness Afbeelding 5 UPE 8o loaded wlth a unlformly distributed load
Afbeelding 6 New design rule
However, in the parameter study it was shown that this assumption was not correct. Another application point results in a nother point in the sa me curve. The second design rule was referred to as th.eO Mrmethod. Th is second design rule is basedon the German lateral torsional buckling curve 0 M· An extra torsion term should be added to the relative slenderness and the summation is used to delermine the reduction factor for channel sections 0 MT· Th is design rule is presented by the next equation.
relative slenderness 0 LT· C]early, DB la Poutré and the General Method do not predict the behaviour of channel sections correctly. The 0 Mrmethod approaches the behaviour best, except in case of a very short span (and therefore a very small slenderness 0 LTl· Th is strange behaviour is explained by the rst order elastic calculation. Apparently, torsion requires more of the capacity in case of short spans and therefore the reduction factor 0 LT drops .
Àr
~
l.Jl - ÄM
if
0.5"' A"' < 0.75
Àr
~
0.69- 0.44,\.,\1
if
0.75:SÄ" <1.14
if
A,1 « 1.14
Ä1 ~ 0.19
As explained earlier, the third design rule was eliminated. The fourth design rule is referred to as the Simplilled Desing Rule but could not eas ily be presented by a buckling curve, because too many quantities are featured . The advantage of this fo urth design rule is that it includes the magnitude of tbe eccentricity by the applied bi-moment. The disadvantage is that the bi-moment is not common knowledge for structural engineers. Lastly, the fifth design rule, the General Method, results in curve D from the Eurocode. Results The extended results from a UPE 8o loaded with a uniformly distributed load are shown in figure 5· with the remark that unrealistic spans were investigated to create the total range of
Proposed design rule !he proposed design rule is based on the .:tMT-method but applied to the Eurocode buckling curve A and based on all results of this numerical research with a restrietion of 15 < L/h < 40. Furthermore, this new proposal results in a maximum load in case the load is applied on the web. The new design rule results in a safe underes timation of tbe maximum load in case the load is applied between the shear centre and the web. This new des ign rule is presented by the equation presented betow and figure 6. The fact should be noted that this design rule is only meant for checking tbe stability.
À.r
if
0.5 :S ÀLT < 0.8
= 0.43 - 0.29),LT if
0.8 :s ),, 7 < 1.5
3!
B.G.M. Maathuis
Een nieuwe methode voor het aanbrengen van vulmiddel voor de voeg onder een prefab wandelement Het verbeteren van de huidige methode op het gebied van fysieke belasting Afstudeerrichting Uitvoeringstechniek
111
ia'c:
Afstudeercommissie Dr.ir. P.A.). van Hoof Dr.ir. E.R. Vastert Prof.ir. F. Scheublin Ing. A. Bazelmans
..
Datum afstuderen 28 augustus 2007
:I Q.
Samenvatting Uit een analyse van de huidige situatie tijdens het aanbrengen van vulmiddel voor de voeg onder een prefabwandelement blijkt dat de werkhouding knelpunten op het fysieke vlak heeft. In dit project is een oplossing ontwikkeld waarbij het vulmiddel in porties wordt aangebracht. Door de verbeterde werkhouding zijn er hierbij geen knelpunten meer op het fysieke vlak.
Q.
ID ID C"
c:
!2. ëU'
n
c
~-
r:::r 0 c
:E
A'
c
::I
0. lt>
32
Trefwoorden Fysieke belasting Werkhouding Prefabwanden Vulmiddel Porties
In dit afstudeerproject is gekeken naar de werkomstandigheden op de bouwplaats, en de knelpunten op het fysieke vlak. Op de bouwplaats vinden veel werkzaamheden plaats die belas· tend zijn voor de medewerker, en waar geen goede en bruikbare alternatieven voor bestaan. Het arbeidsproces dat in dit verslag wordt behandeld, is het vullen van de voeg onder prefab wandelementen. De ondervoeg van een prefab wandelement ontstaat als de wand geplaatst wordt. (zie figuur r) Deze ondervoeg dient gevuld te worden met vulmiddel om de drukkracht van de wand over te brengen op onderJiggende constructie. Tijdens de analyse naar de huidige situatie is het proces in beeld gebracht door zowel op de bouwplaats te observeren, literatuur te raadplegen en gesprekken te voeren met deskundigen op het gebied van het arbeidsproces. Uit de knelpuntenanalyse hiervan volgt: Gebruikers (medewerkers in de ploegen van de geobserveerde bouwplaatse n) vinden het onaange naam werk (64%) en geven aan dat er werkgerelateerde lichamelijke klachten zijn. Leidinggevenden (Hoofd montage van 'Hurks beton' ing. A. Bazelmans en uitvoerders van 'Stam en de Koning' en 'Hurks beton') erkennen de slechte werkhouding en de gevolgen hiervan: gezondheidsklachten, ziekteverzuim, klachten van de medewerkers over de werkzaamheden en het moeilijk vinden van personeel voor het werk. Zij zouden graag een oplossing zien die voldoet aan hun eisen. De stoplichtmethode uit het handboek fysi eke belasting IPeereboom , 2000] geeft aan dat er op het gebied van werkhouding knelpunten zijn, die zich in het rod e gebied bevinden . Hoe deze nadelige houding er uit ziet is te zien in figuur 2. Daarom is gekozen voor de volgende doelstelling: Het ontwikkelen van methode en/ of middelen voor het realiseren van de vulling van de voeg onder een prefab wandele ment, waarbij de arbeid sbelasting binnen aanvaardbare grenzen blijft. Door m ethoden te creëren met behulp van morfologische schema's, en deze vervolgens met elkaar te vergelijken, is tot een nieuwe methode gekomen. Bij deze methode wordt de mortel aangebracht in porties. Vervolgens wordt de wand er op geplaatst, en door het aangieten van de gaines vult de ruimte zich die nog niet door de porties bedekt is. In figuur 3 en 4 is te zien hoe de porties onder de wand geplaatst worden. De methode 'porties met sowieso correctie' is getoetst aan het programma van eise n, vergeleken met de huidige methoden en de voor- en nadelen zijn tegen elkaar afgewogen. Hieruit kunnen de volgende conclusies getrokken worden: De methode kan voldoen aan het programma van eisen, mits voldoende snelheid gehaald wordt. Op het gebied van de gestelde wensen , pres teert de methode beter dan de huidige methoden bij de wen se n uitvoerbaarheid, nauwkeurigheid en voorkeur van de medewerkers. Omdat de porties aangebracht worden voordat de wand geplaatst wordt, zi tten de handelingen op het kritieke pad voor het plaatsen van de wand. Hierdoor kan er hinder zijn voor andere activiteiten Dit weegt echter niet op tegen de voordelen die hiermee behaald worden. Hiermee is het gebruik van deze methode in theorie een betere optie dan de huidige methoden. Om de voordelen en nadelen tegen elkaar af te wegen moet blijken of het werktempo voldoet aan de ei sen en moeten de kosten van de porties bepaald worden. Indien de snelheid gehaald wordt, hangt van de kosten van de porties af of de methode leve nsvatbaar is. Terugkoppelend naar het doel van dit project kan geconcludeerd worden dat het doel gehaald is. De ontwikkelde me thode heeft geen knelpunten op het f)•sieke vlak.
Afbeelding 1 Plaatsen van een prefabwand
Afbeelding 2 Werkhouding tijdens het vullen van de ondervoeg
111
ür c
0. tD tD
..,
CT
c
::I
0.
!!. ë)'
n
c
[ o0
c
::! c"' :J a. ro
Afbeelding 3 Plaatsen van de porties
Afbeelding 4 Porties voordat de wand er op gezet wordt
33
N.L. Mehlkop
Your wish ... is Our command De woonconsument centraal stellen bij BAM Woningbouw Wilma Weert Afstudeerrichting Uitvocringstech n iek Afstudeercommissie Ir. M.M.f. Vissers Prof.ir. F.f .M. Scheubiin F.j .M. Fonteijn Datum afstuderen oktober 2007
30
er 0
c
:E
"' c ::::> 0..
Samenvatting De woonconsument wordt steeds kritischer en bepalender en stelt hoge eisen aan de mogelijkheden met betrekking tot de realisatie van individuele wensen. BAM Woningbouw Wilma Weert is een seriematige woningbouwer en wil haar huidige processen tegen hetlicht houden om te kijken of deze voldoen aan de wensen en eisen van de woonconsument. Het afstudeeronderzoek heeft daarom als doel dat de processen binnen BAM Woningbouw Wil ma Weert geoptimaliseerd worden en de knelpunten die zich erin voordoen opgelost worden. Dit heeft geleid tot een maatregelenpakket bestaande uit een vijftiental maatregelen dat BAM Woningbouw Wilma Weert kan toepassen om te voldoen aan de wensen en eisen van de woonconsument..
m
34
Trefwoorden Woningbouw Woonwemen Vloersysteemen Aanpasbare woningen Flexibel bouwen
Afbeelding 1 De VBI leidingvloer om woningen zo flexibel mogelijk uit te voeren
Consumentgericht seriematig bouwen binnen BAM Woningbouw Wilma Weert is bouwen van woningen, waarbij rekening wordt gehouden met individuele wensen van kopers. De combinatie van seriema tige productie en het maximaal bedienen van individuele wensen zorgt voor een ingewikkelde complexe procesgang zowel tijdens de voorbereiding als de uitvoering. In de huidige processen van BAM Woningbouw Wilma Weert zijn consumentgerichte aspecten terug te vinden. Hei regiokantoor opereert met kopersbegeleid(st)ers. biedt koperske uzelijsten aan en houdt kopers gedurende het bouwproces op de hoogtt' van de stand van zaken. Ook is er een woonadviescentrum aanwezig waar consumenten een overzicht hebben van keuzemogelijkheden en kunnen 'shoppen'. Doordat de opvatting van consumentgericht bouwen verandert in de tijd, wil BAM Woningbouw Wil ma Weert hierin meegaan. Dit is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Uit de analyse die is uitgevoerd om evenhtele kneipunten in de processen te achterhalen, is gebleken dat de processen erg complex en divers zijn. De processen zijn in e<:'n viertal aandachtsgebieden onder te ver· delen. Te weten communica tie (t) , de afstemming van producten op de markt (2) , de aanpak van individuele wensen (3) en het koperskeuzetraject (4). De knelpunten die zich voordoen in deze vier aandachtsgebieden. zijn de aandachtspunten die nader onderzocht dienen te word.:n om de woonconsument maximaal centraal te kunnen stell en. Om deze processen te optimaliseren en de knelpunten op te lossen is er een onderzoeksplan geschreven, dit onderzoeksplan bevat onder andere de doelstelling: Het optimaliseren van de kopersprocessen binnen BAM Woningbouw Wilma Weert, en wel zodanig dat de koper maximaal centraal staa t in hetvoorbereidings-en uitvoeringsproces.
Strooms·c hema van do individuele wens
-
J
Afbeedllng 2 Het stroomschema voor het toetsen van een individuele wens
Om dit doel te bereiken zijn e r probleemstellingen en onderzoeksvragen opgesteld. Probleemstelling 1: Communicatiestoringen. De interne en externe communicatiestoringen m et" betrekking tot de kopersprocessen moeten opgelost worden. Probleem:;telling· z: Afs temming produCte n op de markt onvoldoe nde. De afste mming van producten op.de huidige markt moeten verbeterd worden. Er moet nog beter ·gekeken worden naar wat de koper precies wenst eri verwach t. Probleemstelling } Inrich ting processen m et betrekking tot individuele wensen. De inrichting va n het voorbere idin gs-en uitvoeringsproces moet aangepast worden om maximaal te kunnen voldoen aan de eisen van de woonconsument met betre kking tot het rea liseren van individuele wensen. Probleemstellin g 4: Het koperskeuzetraject is niet marktconform. Het koperskeuzetraject moet aangepast worden, zodat deze marktconform is. Om een oplossing te vinden voor deze probleemstellingen zijn er onderzoeksvragen opgesteld geworden. Het beantwoorden van deze onderzoeksvragen is gedaan aan de hand van interviews, het raadplegen van bes taande literatuu r en het gebrui k maken van opgedane kennis uit de analyse. Uit de antwoorden op de onderzoeksvragen is gebleken dat er een aantal maatregele n en aanbei•eli ngen ontworpen moeten worden om de doelstelling te behalen. Deze vormen samen een maatregele npakket voor BAM Woningbouw Wil ma Weert dat ze kunnen hanteren om de woonconsument maximaa l centraal te stellen. Uit de onderzoeksvragen is gebleken dat d it maatregelenpak ket bestaat uit de volgende maatregelen en aanbeveli ngen:
35 Aanpa ssingen in de opzet va n het projectteam, Aanpass ingen in het koperskeuzetraject; Aanpassingen in het kopersproces, Een nieuwsbrief voor de kopers , t.en toelichting op bouwkundige termen, Een werkwijze hoe tekenin gen gemaakt kunnen worden, Een kennis- e n vaardighedenproliel voor de kopers begele id(st)er. Een gedragscode voor het bouwplaats personeeL Een gedragscode voor de uitvoe rders. Een overdrachtsformulier voor de overdracht va n proceseigenaar, Een evaluatieformulier voor de showrooms, E<:n form ulier voor de makelaarsoverdracht Ee n methode om woningen zo flexibel mogelijk uit te voe ren, De werkwijze van de oplevering, De werkwijze hoe een technische omschri jving voor de verkoopbrochure gem aakt kan worden. De werkwijze voor het toetsen van een individuele wens. Deze maatregelen en aanbevel ingen zijn in een laatste fase getoetst door ze voor te leggen aan een aa n tal experts. Deze experts bestonden uit een groep respo nde nten die reeds in een eerder stadium hadden meegewerkt aan de interviews. De res pondenten hadden mij aanbevelingen gegeven om te komen tot deze maatregelen. Door de ontworpen maatregelen aan hun voor te leggen. heb ik gecontroleerd of het maa tregelenpakket voldoet aan de wensen en eisen van de betrokken personen. Uit deze ' toetsing' is gebleken da t het maatregele npakke t voldoet. Er kan nu ook geconcludeerd worde n dat de geformuleerde doe lste lling behaa ld is: Een m aatregelenpakket is ontwikkeld waardoor de woon consument maximaal centraal staat in het voorbcreidings- en uitvoeringsproces bij BAM Wonin gbouw Wilma Weert.
S. Mooren
Holland House 2008 Afstudeerrichting Bouwtechnisch Ontwerpen Afstudeertom missie Prof.ir. j.M. Post Ir. J.P.M. Swagten Ir. R. Blok Datum afstuderen 25 september 2007 Samenvatting Voor de Olympische Spelen van 2oo8 in Beijing heb ik een ontwerp gemaakt van het Holland House. Het Holland House is een ontmoetingsplaats voor de Nederlandse deelnemers, bezoekers en supporters. Het zal een ontmoetingsruimte worden waarbij het paviljoen vrij en toegankelijk is voor de bezoeker. Wanneer de Nederlandse sporters winnen verandert de functie van het Holland House. Het is niet langer een wandelroute voor toeristen, maar een huldigingspiaais voor onze helden. Het gebouw zal ook alleen voor Nederlanders toegankelijk zijn en zich afsluiten van de stad.
r:r
g
~ § ::;
Afbeelding 1 Situatie Wangfujingstreet Beijing
Trefwoorden Holland House Nederlandse identiteit Geordend Publiek f Private ruimte Transformatie
36
Afbeelding 4 Doorsnede van hel 'Holland House'
Het Holland House is in I9':) 2 tijdens de Olympische Spelen voor het eèrSt gerealiseerd in Barcelona. Het is op dit moment een tent waarin word gefeest. Daar is opzich niets mis mee, maar ik vind dat er tijdens zo 'n evenement meer aandacht kan worden geschonken aan de ontmoeting tussen de verschillende
2008
culturen. Een andere reden is dat het mogelijkheden bied je ab land te presenteren bij een wereldevenement als de Olympisdw Spelen. In 2oo8 zal de Olvmpische Spelen gehouden worden iu Beijing, de hoofdstad van China. Het doel is voor de Olympisd·ri: Spelen in Beijing een ' Holiand House· te ontwerpen. Het zal een lijdelijke ontmoetingsruimte worden waa rbij het paviljoen herkenbaar zai zrjn als typisch Nederlands. Een paviljoen met Nederlandse ide ntiteit. Maar wat is Nederlandse iJentiteü' In het woordenboek wordt identiteii verkiaard als: 'dai wat eigen is aan een persoon'. Hit·r h eeft nw,-, het dus over het karakter en de kenmerken van e<:on persoon. Wanneer men spreekt over Nederland. dan neigt men ai ~auw naar het 'stereotype imago·. Het softdrugs beleid, homohuwdiik en de abortuswetgeving zijn hiervan een voorbeeld. Wanneer je een Buitenlander vraagt naar Je Nederlandse identi teil, komen de diehes naar voren; zij spreken over oolders. kaa~ . mole ns en natuuriijk de 'wouden schoes'. Het z1jn cuiture:e kt·r·merken voor op een ansichtkaartje. Nederland is een cultuurproduct. Het is een door mensenhanden gecreëerd landschap dat zonder ingtijpen van de mens nauwelijks zou kunnen blijven bestaan. ik zie Neàeriand als een rationeel denkend land waar we op een geplande e.n gestructureerde m anier omgaan met ruimte. Het programma van eisen voor het Holland House zal naast de gebruikelijke ieestrurmte meerdere fac iliteiten bezitter.. Zo zal er een fitnes sruimte aanwezig zijn en een internetcaie. hierdoor kan de bezoeker contact zoeken mer Nederiand. De NOS-TV heeft de mogei11kheid om vcrslag te doen vanult her 'Holland House', verder zai radiostabon 538 live-reques t' muziek uitzenden voor Nederlanders. Her Holiand House zai ook een informatiepunt zijn voor Nederlanders in Berjing. Hier kan men informatie krijgen over de te spele n weds tnjden. De locatie is een plein m et aan de westzi jde de straat 'Wangfujingstreet' en met een kerk aan de oostzijde, de 'Saint Joseph' s church '. De reden voor deze locatie is veelzij· dig, zo ligt het plein vlak bij cu lturele bezienswaardigheden en is het door middel van openbaarvervoer gemakkelijk l<" b('reiken .
pubheke rUlmie
pnvatc nurte
~
,·,,
,, .," IJ
...-
--~
.,
Afbeelding 2 Entree van het gebouw
Afbeelding 3 Plattegrond 1e verdieping
Afbeelding 5 Het gebouw sluit zich af voor de stad doormiddel van een gordijn
Afbeelding 6 De binnengevel opent en hierdoor ontstaat er een huldigingsruimte met balkons
Aan de zuidzijde van Wanfujings treet bevinden zich de grote shopping mals, wanneer me n naar het noorden loopt verkleint de schaal van shoppingmals tot de orde van winkels. Het plein kan gezien worden als eindpunt van de winkelstraat. Aan de Noordzijde van het plein zijn geen winkels meer gesitueerd. De bedoeling is om het eindpunt te verplaatsen en hierbij het ontwerp als verlengstuk van de straat te gebruiken. Het ontwerp is ge baseerd op een lijn van A naa.r B. De lijn maakt knik bewegingen reagerend op de omgeving waardoor het de VO[m van een spiraal aanneemt. De spiraal creëert door zijn toename in hoogte en breedte nieuwe ruimte onder het model. Het is een vertaling van de manier waarop we in Nederland omgaan met ruimte. Vanwege de schaarste van ruimte, wordt er efficiënt omgegaan met het land; door alles keurig te ontwerpen en te ordenen, wordt ruim te gemaa.kt. Het ontwerp kent geen duid elijke hiërarchie het is een terugkerende cyclus maar dan steeds iets hoger oflager, ook dit is kenmerkend voor Nederlanders. De bewoners van Nederland houden niet van hiërarchie, iedereen is gelijk en zou inspraak moeten hebben. De ruimte die nu ontstaat onder het volume zal openbare ruimte blijven en zal toegankelijk zijn voor iedereen. Het is eigenlijk de e ntree tot het gebouw, de uitnodigende trap verwelkomt de bezoeke rs en begeleid hen naar boven. Tijdens het omhoog lopen wordt in het kort de geschiedenis van Beijing vertelt en wordt de bezoeker gewezen op een aantal bezienswaardigheden. Door ondermeer teksten , plaatjes en fi lmpjes op het doek te projecteren aan de onderzijde van het volume krijgt de bezoeker al wandelend de informatie. Wannee.r men boven komt loopt de routing in horizontale richting door, hierdoor heb je als bezoeker tijd om te rus ten en te genieten van het uitzicht. Aan het einde van de routing kijkt men uit over de traditionele hu tongwijken van Beijing. Hutengs zijn geclusterde woningen waarin gezinnen al generaties lang bij elkaar in een hofj e leven.Bij het vervolgen van de routing loopt men de binnenruimte in. Deze spiraal is ontworpe n voor het Nederlandse
gedeelte van de routing. Net zoals bij de openbare rui mte wordt ook hier de bezoeker geï nformeerd . Dit gebeurt door middel van een glazen wand. Op deze wand zijn afbee ldingen te zien van Nede rlandse sporters, kunst, geschieden is en de Nederlandse bevolking. Hierdoor krijgt de bezoeker een kleine impressie van . Nederland. De illus traties op de glazenwand zijn geïns pireerd op het 'Canon van Nederland'. De wand bevat informatieve waarde maar is ook een scheiding tussen de publieke en private ruimtes. De publieke ruimte is bedoeld om de bezoekers te informe ren, deze rui m te is dan ook onderdeel van de routing. De publieke ruimte ligt aan de binnenzijdè van de spiraal. Door de vloeren en plafonds in wit te kleure n zal de ruimte op een natuurlijke wijze worde n verlicht. In de publieke ruimte zal alles afgetimmerd worden. Zo zullen leidingen onder het plafond weggewerkt worden en zal de bezoeker lopen over een epox)'gietvloer. Deze vloer heeft een hoge lichtWeerkaatsing en geeft een clean aanzicht. De ruimte zal op sommige plaa tse n verbreden en op andere plekken weer versmallen, hierdoor ontstaan rustmomen ten. Naas t de normale route is er nog een tweede man ier om het gebouw te bezoeken. Men kan door middel van roltrappen het gebouw op een snelle manier bekijken. Het is ook mogelij k om een gedeelte met de roltrap te bekijken e n gedeelte te wandelen. Tot nu toe is he t ontwerp een onderdeel van de stad geworden. Wanneer Nederland tijdens de Olympische Spelen wint, zal het echter veranderen en zal het ' Holland House' zich afsluiten van de stad . Door een doek te spannen tussen het spiraalvormige model ontstaat er een nieuwe ruimte, 'de huld igingsruimte.' Om de huldigi ngsruimte optimaal te benutten zal ook de gevel aan de bin nenzijde van de spiraal geopend worden. Hierdoor zal er een zaal ontstaan m et balkons waarin de sporter gehuldigd kan worden. De supporters staan op deze manier dichtbij hun sportheld. De huldigingsruimte is nu eigenlijk het hoofdonderdeel van het gebouw geworden. Als de volgende dag de huldiging voorbij is zal he t paviljoen weer onderdeel zijn va n de stad Beijing.
37
M.H.H. Nelissen
~~/
\._t ~
TransfarmRING Een ruimtelijke analyse van en visie op de RING van Eindhoven
/
Afstudeerrichting Urban Design & Planning Afstudeercommissie Dr.ir. C.H . Doevendans Ir. R.A. Rutgers Ir. C.C.F.M. Donkers Datum afstuderen 30 oktober 2007 Samenvatting De RING van Eindhoven is een van de meest kenmerkende structuren in de stad. Ondanks de erkenning als belangrijke perceptuele drager van de stad ontbreekt ervoor deze structuur een ruimtelijke visie. Dit project onderzoekt de ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten van de RING. Deze vormen de uitgangspunten voor de ontwikkeling van een visie op basis waarvan de RING getransformeerd kan worden tot een belangrijke ruimtelijke structuur. Een structuur die beeldbepalend is voor de stad Eindhoven. Trefwoorden Stedelijke structuren Ringstructuren Analysemethode Ruimtelijke beeldvorming
.• /
..
-
\
fl /~
~_!....
•::6:
+--
+---
:
·--,..._..
-
Afbeelding 1 Ruimtelijke analysekaarten van de RING
Het beeld van een stad wordt gevormd door de .kwaliteit van zijn openbare ruimte en de beleving daa rvan. In de stad bes taat de openbare ruimte voor een groot gedeelte uit straten en wegen. Visie op e n zorgvuldig ontwe rp van deze ruimtes zijn van grote invloed op het beeld dat de hele stad oproept. De RING is het ci rculaire verkeerssysteem liggend midden in de stad Eindhovn1. MC't een lengte van 11 , 5 kilometer is het één van de belangrijkste structure n van de stad. Ondanks deze kwalificatie ontbreekt er een actuele ruimtelijke visie op en strategie voor de RING . Dit project onderzoekt de ruimtelijke kenmerken en kwa liteiten van de RI NG. Deze vormen de uitgangspunten voor de ontwikkeling van een visie op basis waarvan de RING getransformeerd kan worden tot een belangrijke ruimtelijke structuUJ. Een s tructuur die beeldbepal end is voor de volwassen s tad Eindhoven. Het onderzoek is opgebouwd uit drie delen. Het eerste deel bestaat uit de een verkennende fase, ExploRING. waarin de RING en ringstructu ren in een breed perspectiefworden beke· ken. Het deel bestaat uit een litera tuur onderzoek over ringstructuren in het algemeen en over de RI NG in de geschiedenis van Eindhoven in het bijzonder. Deel twee, Anaiys RING. gaat dieper in op de ruimtelijke aspecten van de RING. Aan de hand van een specifiek voo r de RING geschreven methode is de structuur ruimtelijke onderzocht. In deel drie, Design RING . is aan de hand van de conclusies uit de twt'C' voora fga ande delen een ruimtelijke vis ie opgezet.
'J9 99 9(' PLEK Space ol Place
Afbeelding 2 Hybride concept
Afbeelding 3 Betekenis van de RING op drie schaalniveau's
De (klassieke) ruimtelijke uitgangspunten waarmee de RING rond 1920 op de kaart werd gezet, zijn in de hedendaagse werkelijkheid nauwelijks waarneembaar. Uit het ruimtelijk onderzoek komt de RING in zijn huidige verschijning naar voren als een ongeordende structuur met een grote visuele diversiteit (afb.r). Het enig leidende element is twee banen as falt in twee richtingen. De geplande straat is verworden_ tot een weg.
In vertaling van deze concepten naar de totale ruimtelijke vis ie voor de RING , komen de klassieke s tedebouwkundige concepten over het creëren van ple kken samen met de moderne opvattingen van de stad als beweging. Het resultaat is een sterk beeld, dat leidend kan zijn in de ontwikkeling van de RING. Het ontwerp van twee deelgebieden, het stadsdeel Stratum en het grensgebied de Hurk, bewijs t dat een tran sformatie van de RI NG va nuit een eenduidige en krachtige visie de structuur en beleving ervan versterke n. De RIN G wordt zodoende een perceptueel begrepen structuu r die zich laat transformeren tot een ruimtel ijk unieke en fun ctionele entiteit diegezichts-en belevingsbepalend is voor de stad .
Te r bevordering van de herke nbaarheid en ruimtelijke beleving worden in deze vis ie op de RING klassieke ruimtelijke kenmerken van het concept straat toegevoegd aan de weg. Het spanningsveld tussen de weg en de straat, 'the place of flow' en ' the place of space'. resultee rt in een nieuw hybride concept, speciftek voor de RING (afb. z). Een structuur met een eigen profiel anders dan andere straten en wegen in Eindhoven. De betekenis en ruimtelijke toekomst voor de RIN G is uitgewerkt aan de hand van drie concepten op drie schaal niveaus. (afb. 3) Op stadsniveau omringt en ontsluit de RING het centrum en vormt zodoende de toegang tot het hart van de stad. Op infrastructureel niveau zal het berijden van de RING, door het toevoegen van meerdere ongelijkvloerse kruisingen, transformeren tot een unieke dynamische beleving. Het is de opwaarde ring van 'the space of flow'. Het decor waarin deze beleving plaatsvindt, het laatste niveau, wordt gevormd door ro gebieden. Peze gebieden bestaan uit de vij f stadsdelen van waaruit Eindhoven is gegroeid en de vijf tussenliggende grenszones. Versterki ng van het beeld binne n deze ro gebieden genereert een ketting van herkenbare plekken, 'the spaces of place'.
39
I. Salvetti
Autumn village Ouderenhuisvesting in een Brabants dorp Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof.ir. j.M. Post ).A.C. Hofman Arch.AvB Ir. M. Vermeuten Dipl.ing. H .H . Yegenoglu Datum afstuderen oktober 2007
30
Gl
ü1' r::
0.. tD tD
...C" r::
::I
0..
~
W'
n
r:: ::+ Cl)
;::;:
Afbeelding 1 Maquettefoto
Samenvatting In dit project worden twee thema's gecombineerd, namelijk vergijzing en regiospecifiek bouwen. De doelstelling is te komen tot een ontwerp voor ouderenhuisvesting in het Brabantse dorp Moergestel, dat in verschijningsvorm modern is maar ook aansluit op de bestaande dorpsstructuur en het dorpskarakter. Het eerste deel van het onderzoek bestaat uit een nadere bepaling van de gevolgen van vergrijzing en de hieruit voortkomende architectonische opgave. Het tweede deel ondenoekt de regionale en specifieke kenmerken of waarden van de lokatie. Aan de hand van de gevonden karakteristieke en contextuele waarden en het programma van eisen wordt een ontwerp gemaakt. Trefwoorden Vergrijzing Ouderenhuisvesting Noord-Brabant Dorpsa rchitectuur Regiospecifiek Bouwen
Afbeelding 4 Maquettefoto
Mijn afshtdeerproject heet Autumn Village en heeft als subtitel ouderenhuisvesting in het Brabantse dorp. De the ma's die ik behandel zijn vergrijzing en regiospecifiek bouwen. De aanleiding voor mijn studie komt voort uit het afstudeeratelier waarbinnen ik ben afgestudeerd, Autumn City. Het onderwerp van dit afshtdeeratelier was het the ma vergrijzing. Vergrijzing is een feit en bovendien kan dit fe nomeen worden vertaald in een bo uwkundige opgave. Echte r is deze bouwku ndige opgave niet eenduidig te fo rmuleren. Er bestaa n grote verschillen op gebied van vergrijzin g tussen de verschillende provincies, steden en dorpen . Zo is de groei van het aantal ouderen in de provincie Noord-B rabant veel hoger als dat van bijvoorbeeld Noord -Holland. Uiteindelijk heb ik gekozen om mijn aandacht te vestigen op het thema vergrijzing in het Brabantse dorp (specifiek: Moergestel. gemeente Ois terwijk). Ik heb hiervoor gekozen omdat ik veel belangs telling heb voor de dorpse bouwpraktijk. Ik ben zeifin een dorp opgegroeid en heb dan ook zelf kunnen meemaken hoeveel er verandert is in de laatste decennia. Er is en wordt nog steeds veel gebouwd in de (Brabantse) dorpen. Er is meer verkeersoverlast. Het leefklimaat is gehaas ter dan vroeger, stadser (o ndorps). Naas t de enorm e groei zien we bovendien een proces van verluxing. De grondprij zen in de dorpse gem eenten zijn enorm gestegen m et als gevolg dat steeds meer ri jken (vanuit de stad) naar de dorpen toetrekken , dat het voor starters onmogelij k is iets te vinden en dat er voor ouderen vrijwel geen doorstroom mogelijkheden bestaan. Deze aantasting van het dorps kara kter en de vraag hoe m en met archite ktonische middele n dit karakte r kan behouden, is een thema dat mij erg aanspree kt. Het kritisch regiona lism e heeft h ier mee te maken. Kritisch regionalism e kan word en sam en gevat als een architectuurstroming die een variant wil zijn op het modernisme en regionalisme door contextuele kenmerken op een kritische wijze van invloed te laten zij n op de verschijningsvorm van een gebouw e n zodoende een identiteit aan da t gebouw wil geven.
Afbeelding 2 Maquettefoto
Afbeelding 3 Maquettefoto
-... 111
ur c
0.
tD tD
er c
::I 0.
!. ëJ'
"'
c
;:::+ ([)
;::;: 0' 0
c
:E
7'
c
::J
a. ([)
Afbeelding 5 Maquettefoto
Afbeelding 6 Maquettefoto
Hetzelfde wil ik bereiken in mijn project. Het doel van mijn afstudeerproject is te komen tot een ontwerp voor ouderhuisvesting, welke in zijn verschijningsvorm aansluit op het dorpskarakter.
Het doel van mijn studie lijkt hiermeemee bereikt. Op een aantal punten, zou het project nog kunnen worden geperfectioneerd. Meer specifiek: hoe functioneert het bouwwerk op sociaal gebied en wat zijn de relaties tussen de verschillende bouwblokken, woningen en de daartussen liggende openbare ruimte of de parkeergarage onder het maaiveld? Desalniettemin ben ik tevreden met het behaalde resultaat en hoop dat het een inspiratie mag zijn voor vervolgstudies.
Mijn onderzoek bestaat uit twee delen. De eers te stap is het vergrijzingsprobleem in grote lijnen in kaart te brengen en deze te vertalen in een bouwkundige opgave. Ik doe dit op de eerste plaats vanuit landelijk perpeelie f en concentreer me dan vervolgens op de specifie ke proble men rondom ouderenvoorzieningen in de kern Moergestel. Dit leidt uiteindelijk tot een voorlopig programma van eisen. Het tweede deel van mijn studie bes taat uit een onderzoek naar de contextuele en regionale kenmerken van mijn lokatie. Dit doe ik aan de hand van een cultuurhistorisch onderzoek. Ik loop in grote lijne n de geschiedenis door van het dorp Moerges tel. Ik begin bij he t ontstaan van de agrarische gemee nschap Moergestel en eindig bij de huidige situatie. Naast de geschiedenis komen ook de landschappelijke kenmerken van de lokatie aan bod. Aan het eind van deze studie presenteer ik een lijst met kenmerken of waarden welke ik belangrijk acht voor mijn ont\verp. Mijn ontwerpproces begint bij het interpreteren van deze waarde n. Aan de hand van maquettes probee r ik steeds nieuwe composities te vinden waarbij zowel de regiospecifieke waarden gerespecteerd worden als de woonwensen van de ouderen. Voor inspiratie kijk ik ook veel naar referentieprojecten. Uiteindelijk kies ik voor het ontwerp dat het beste beide punten verenigd. Het resultaat is een skulpturaal modern bouwwerk waarin ouderenhuisvesting, recreatie en parkeren samen komen. In verschijningsvorm wijkt het op het eerste ogenblik af van de omliggende bebouwing, voora l qua dichtheid e n grootte. Toch draagt het ook weer herke nbare eigenschappe n in z ich mee en vormt zodoende een continuïteit met de omliggende bebouwi ng.
L. Schellen
De invloed van een dynamisch binnenklimaat op thermisch comfort en productiviteit hn onderzoek met proefpersonen onder laboratoriumcondities
__.. flA.otATION
tll:lq EVAPOM.TION
t lONC \Mo\Vl
"'
R11.01AT10N
~
Afstudeerrichting Physics of the Built Environment
CaoMieTION
-...
Afstudeercommissie Prof.dr.ir. M.H. de Wit Dr.ir. W.D . van Marken Lichtenbelt Dr.ir. A.W.M . van Schijndel Dr.ir. A.J .H. Frijns
<=a
"
" ...
Afbeelding 1 Thermofyslologisch model
Dl
UI
c:
0.. tl) tl)
Datum afstuderen oktober 2.007
Proefpersoon 1 meetsessie 2
30
....
er c:
:::J
0..
~
OJ'
n
c
......
ID
;::;: 0""
0
c
:E
7'
c
:::J
0.. ID
3,---~----~----~----------.
Samenvatting In de laatste jaren wordt er veel aandacht besteed aan het comfort van personen in gebouwen, vooral nu steeds meer blijkt dat volledig geklimanseerde gebouwen niet altijd leiden tot een optimaal comfort. Verschillende studies hebben uitgewezen dat gebruikers in gebouwen zonder een klimaatregeling zich over het algemeen comfortabeler voelen dan gebruikers in volledig geklimatiseerde gebouwen. Het voornaamste doel van dit onderzoek was om te onderzoeken binnen welke temperatuurrange temperatuurfluctuaties in de binnentemperatuur thermisch acceptabel zijn en wat de invloed is van deze fluctuaties op het thermisch comfort, de productiviteit en de prestatie van gebruikers. Daarnaast is er onderzocht of het thermisch comfort van gebruikers gesimuleerd kan worden met behulp van een thermofYsiologisch simulatiemodel. Trefwoorden Thermisch comfort Productiviteit Prestatie ProefPersonenonderzoek Thermofysiologisch model
2
:::!: Cl)
0
I-
-1
-2
-3
0
100
200
300
400
Tijd [min] Afbeelding 2 VergeUlking thermische sensatie meting, PMV model en regressiemodel
In de laatste jaren werd steeds meer duidelijk dat volledig geklimatiseerde gebouwen niet altijd leiden tot een optimaal thermisch comfort. Verschillende eerder verrichte onderzoeken hebben uitgewezen dat gebruikers in gebouwen zonder een klimaatregeling (bijvoorbeeld natuurlijk geventileerde gebouwen) zich over het algemeen comfortabeler voelen dan gebruikers in volledig geklimatiseerde gebouwen. Aan de hand van deze onderzoeken werd geconcludeerd dat gebruikers in gebouwen zonder een klimaatregeling een grotere temperatuurrange en meer fluctuatie s in de temperatuur gedurende de dag accepteren. Het doel van dit onderzoek was om te onderzoeken binnen welke temperatuurrange temperatuurfluctuaties in geklimatiseerde gebouwen thermisch acceptabel zijn en wat de invloed hiervan is op de fysiologische responses, de productiviteit en prestatie van gebruikers. Daarnaast werd er bekeken of de fysiologische responses en het thermisch comfort, onder fluctu erende omstandigheden, gesimuleerd kunnen worden met behulp van een thermofysiologisch simulatiemodel. Aan de hand van een laboratoriumonderzoek me t behulp van proefpersonen is onderzocht in welke mate dat een variërend temperatuurverloop ee n invloed heeft op het thermisch comfort, de productiviteit en de prestatie. Voor het beoordelen van de productiviteit en prestatie is gebruik gemaakt van de 'Remote Performance Meas urement' (RPM) methode, welke ontwikkeld is door het International Centre for Indoor Environment and Energy van de Technische Universiteit Denemarken. Op basis van de meetresultaten kan geconcludeerd worden dat de temperatuurverande ringen waarneembaar zijn door de proefpersonen. Er blijkt een significante relatie te bestaan tussen de gemeten gemiddelde huidtempera tuur, de gemiddelde ruimtetemperatuur en de thermische sensatie van de proefpersonen.
111
la' c
0. RI RI
...C'" c
:::J
0.
!!!.. Qj' (">
c:
...... 10
;:;:
Afbeelding 3 Meting met proefpersoon
Het meervoudige regressie model dat aan de ha nd van de gemiddelde ruimtetemperatuur e n de gemiddelde huidtemperahtur werd opgesteld laat binnen dit onderzoek een duidelijke overeenkomst zien met het PMV model dat door Fanger werd opgesteld. Hieruit blijkt dat de conclusies die in eerdere onder· zoeken werden getrokken. dat het PMV model niet bruikbaar is in s ituaties die dynamisch zijn, niet altijd geldig zijn. Tevens kan geconcludeerd worden dat het variërend temperatuurverloop niet leidt tot onacceptabele situaties. Aan de hand van de productiviteits-en prestatietesten blijkt eveneens dat er binnen dit onderzoek geen invloed bes taat van de temperatuur op de productiviteit en prestatie. De simulaties van de fysiologische responses en de thermische sensatie zijn verricht met behulp van het thermofysiologisch model dat op dit moment nog in ontwikkeling is bij de faculteit Werktuigbouwkunde van de Technische Universiteit Eindhoven in samenwerking met de Universiteit van Maastricht. Binnen dit model zi jn zowel de gemeten fysische condities als de lichaamskenmerken van de proefpersonen als randvoorwaarden ingevoerd. Aan de hand van de resultaten bleek dat de luchtsnelheid niet goed wordt meegenomen in he t model. Uit de resultaten van de s imulaties met een lage luchts nelheid blijkt dat de gesimuleerde gemiddelde huidte mperaturen redelijk goed overeenkomen met de gemeten gemiddelde hu idtemperatuur (de gem iddelde afwijking in de huidtemperatuur bedraagt r,r4•q. Hieruit kan afgeleid worden dat het variërende temperatu urverloop goed meegenomen wordt in het modeL De gesimuleerde kerntemperaturen bij een constant temperatuurverloop laten ook een goede overeenkomst zien met de gemeten kerntemperatuur (gemiddelde afwijking bedraagto.ro· q. De gesimuleerde kerntemperatuur bij het variëre nd temperatuurverloop laten een afwijking zie n ten opzichte van de gemeten kerntemperatuur (gemiddelde afwij ki ng bedraagt (oo48•q.
43 De thermische sensatie (weergegeven op de 7-punts comfortschaal) wordt in het model voorspeld aan de hand van de gemiddelde huidtemperatuur, de kerntemperatuur en de snelheid waarmee de gemiddelde huidtemperatuur verandert. Uit een vergelijking met de meetres ultaten is gebleken dat de thermische sensatie gedurende een constant temperatuu rverloop goed voorspeld kan worden. (de gemiddelde afwijking bedraagt o,2o). Wanneer de omgevingstemperatuur varieert kan de thermische sensatie nog steeds redelijk voorspeld worden (gemiddelde afWijking bedraagt 0,39). Aan de hand van deze resultaten blijkt dat het s imulatiemodel zeer hoopgevend is voor de toekomst.
P. Sengers
Zorg voor belegger? Een onderzoek naar de geschiktheid van ziekenhuisvastgoed als vastgoedbelegging Afstudeerrichting Real Estate Management & Development Afstudeercommissie Dr. W.J.M . Heijs Ir. H.A.J.A. Appel-Meuie nbroek Drs. R. Weisz RA Ing. M. Elshout Datum afstuderen oktober 2007
30
0" 0
c
:1:
c"' ::J
a. Cl>
44
Samenvatting De centrale vraag in de scriptie is: "Het bepalen van de geschikt· heid van een algemeen ziekenhuis in Nederland als vastgoedbelegging voor vastgoedbeleggers met behulp van een te ontwikkelen beslissingsondersteunend model." Om deze doelstelling te bewerkstelligen wordt o.a. de invloed van de trends en ontwikkelingen op het ziekenhuisvastgoed in kaart gebracht. Daarnaast is de kwaliteit en flexibiliteit van ziekenhuisvastgoed bepaald en doorvertaald naar input voor het beslissingsondersteunend model. Vervolgens zijn de beleggingskenmerken van ziekenhuisvastgoed bepaald en opgesplitst naar een object- en een huurderrisico. Deze zijn geoperationaliseerd door middel van een beslissingsondersteunend model. Trefwoorden Ziekenhuisvastgoed Beleggen Zorg Object Huurder
Risico
Generiek-Specifiek Ql
ZieJo:mus-
Bedrijfsvoerillg
Malkto~den
11
vastgoed
I
Altematieve unwendbaarh:!id
I• Ij
11
a
Match of Mismatch
...
?
?
?
?
!
Afbeelding 1 De locatie (Rislcoproflel ziekenhuisvastgoed) CJ
Aanleiding en doelstelling Door de invoering van de WTZi zal de wereld van ziekenhuizen de komende jaren een grote verandering doormaken. Ziekenhuisinstelling krijgen geleidelijk meer vrijheid en verant· woordelijkbeid en betreden de profit markt. Hierbij worden de ziekenhuisinstellingen zelf verantwoordelijk voor het vastgoed. Ziekenhuisvastgoed kan een aantrekkelijke belegging zijn voor vastgoedbeleggers. De veranderingen in de ziekenhuissector brengen nu en in de nabije toekomst de nodige kansen maar ook risico's met zich mee voor vastgoed beleggers. Deze dienen nader bepaald en gekwantificeerd te worden. Resultaten Ziekenhuisinstellingen zijn aantrekkelijke huurders vanwege de mogelijk langetermijncon tracten. Echter krijgen ziekenhuisinstellingen te maken met arktinvloeden welke invloed hebben op de bedrijfsvoering. Wanneer het huurder- en objectrisico zijn vastgesteld kunnen deze verwerkt worden in een risicoprofieL Het huurder- en objectrisico houden onderling verband met elkaar. Zo kan het ene risico het gevolg zijn van het andere. Wanneer het huurderrisico laag is door de goede financiële situatie kan tegelijkertijd het vastgoedrisico hoog zijn. In het risicoprofiel zijn sommige risico's het gevolg van danwel de oorzaak van andere risico's. Naast de risico's dient ook de potentie van de locatie en het vastgoed in kaart gebracht te worden. Hierbij wordt een opdeling tussen generiek en specifiek gemaakt. Wanneer beide onderdelen in kaart gebracht zijn dient er een situatie te ontstaan waarin de ziekenhuisinstelling e n de vastgoedbelegger elkaar kunnen vinden. Het uiteindelijke risicoprofiel is dan ook afhankelijk van de wensen en eisen van zowel de vastgoedbelegger als de ziekenhuisins telling. Dit kan uiteengezet worden in een mogelijk risicoprofiel zoals in afbeelding r.
Conclusie Er is een beslissingsondersteunend model ontwikkeld dat kan worden toegepast op alle algemene ziekenhuizen in Nederland. Door middel van een object- en huurdersanalyse worden de risico's van het ziekeni-lUisvastgoed inzichtelijk gemaakt. Beleggen in ziekenhuisvastgoed lijkt een interessante mogelijkheid voor de vastgoedbelegger onder bepaalde voorwaarden. Een voorwaarde is dat er voor zowel de vastgoedbelegger als de ziekenhuisinstelling een win-win situatie ontstaat. Met de onzekerheden van de marktwerking kan het voor een ziekenhuisinstelling interessant zijn om het ziekenhuisvastgoed af te stoten. Ziekenhuisinstellingen worden namelijk zelf verantwoordelijk voor het vastgoed waardoor er risico's gelopen worden. Hierbij. kunnen verkeerde beslissingen met het vastgoed voor ziekenhuis instellingen grote nadelige consequenties hebben. Voor een vastgoedbelegger is ziekenhuisvastgoed interessant door het langetermijn karakter. Vastgoedbeleggers krijgen er een langjarig rendement voor terug namelijk het rendement vanlangjarige zekerheid. Ziekenhuisvastgoed laat zich echter moeilijk vangen en verschilt van sectoren als kantoren of bedrijfsruimten. Door de onbekendheid van het ziekenhuisvastgoed roept het voor veel beleggers nog veel vragen op. Vooral de incourantbeid en specificiteit van het vastgoed komen hierin naar voren. Beleggen in ziekenhuisvastgoed is nog nieuw en onbekend. Door de onbekendheid weten vastgoedbeleggers nog niet op welke wijze zij om dienen te gaan met dit type vastgoed. Ook is er geen historische data beschikbaar en ontbreekt de transparantie. Wanneer het ingeschaald wordt aan de hand van het rendement-risicoprofiel is het afhankelijk van het ziekenhuis binnen welk profiel het valt. De voordelen voor de vastgoedbeleggers liggen in de lange termijn huurcontracten en de locatie. Daarnaast is de ongevoeligheid voor de conjunctuur een belangrijk aspect.
-
ur c:
c.. ~ ~
...
0"
c:
:::1
c..
~
c:r
n
c
..... Cl)
;:::;: CT 0
c
::E
7'
c
:::J
0. Cl)
45
Ing. Y.B.J. Thijssen
E-topia Kenniscentrum op de Wilhelminapier te Rotterdam Afstudeerrichting
Architectuur Afstudeercommissie
Prof.ir. E.A .J. Venhoeven Dr.ir. J.G. Wallis de Vries Prof.dr.ir. B.E.J. de Meulder Datum afstuderen 25
septembe r
2007
Samenvatting
-
Al
ür c
c..
.. !I) !I)
1;1"
c
:::s
c..
~
ör ("'I
c ,.... 1'0
;::::-.·
Afbeelding 1 locatle van het ontwerp; de Wllhelminapier
In een globaliserende wereld, gedomineerd door privatisering en individualisering is het wenselijk na te denken over nieuwe vormen van publieke collectiviteit. In dit afstudeeratelier Autarkie is onderzocht hoe we vorm kunnen geven aan autarkische relaties binnen een stedenbouwkundige context en een architectonisch ontwerp. Door programma's te organiseren a.h.v. micronetwerken kan de directe leefomgeving efficiënter en socialer worden ontworpen. Het programma voor mijn ontwerp combineert mediatheek, volksuniversiteit en congrescentrum binnen één volume. Dit nieuwe kenniscentrum op de Kop van Zuid is tegelijkertijd een studieomgeving, werkomgeving en recreatieve omgeving. De diversiteit van programma 's en de ruimtelijke enscenering maakt de binnenwereld tot een schouwtoneel. Trefwoorden
Autarkie Netwerken Globalisering Ontmoetingsgebouw Congrescentrum
Afbeelding 4 Section
In dit afstudeeratelier Autarkie is onderzocht hoe we vorm kunnen geven aan autarkische relati es binnen een stedenbouw· kundige contex t en een architectonisch ontwerp. Dit heeft geresulteerd in een theoreti sch onderzoek en een ont· werp. Mijn theoretische onderzoek beschrijft het verdwijnen van de publieke ruimte als gevolg van een globalise re nde wereld. Digitale netwerken maken de wereld steeds kleiner, waardoor het belang van plaats wordt uitgehold en de traditionele ontmoetingsplaatsen, zoals binnensteden, hun aantrekkingskracht ver· liezen. We begeven ons meer en meer binnen begrensde netwerken, waardoo r de boeiende publieke tu ssenruimten onnodig wordt. Afsluiting en inkapseling van de openbare ruimte zien we terug in de generieke architectuur van atria , shopping mail s, termi· nals en gated communities. Zij verdringen de heterogeniteit van de kosmopoliete stad. Selectieve toegankelijkheid is het sleutelwoord van ee n community en werkt zodoe nde als een capsule, als een mechanisme voor in- en uitsluiting, een bi n nenwereld versus een buitenwe reld, het heeft een ei gen klimaat, een eigen sfeer. De stad is van oorsprong echter een theater waa r de publieke ruimte een presentatie vormt van vreemdelingen en inwoners, van geschiedenis en moderniteit. Stedelijkheid onts taat wanneer de intieme sfee r en de openbare sfeer bij elkaa r komen. De confrontatie tu sse n deze sferen is alleen succesvol binnen een drempelwe reld. In een globaliserende wereld , raakt de publieke ruimte sterker gepolariseerd en onts taan duale steden en uitei ndelij k een duale maatschappij. Om dit tegen te gaan, moeten we nadenken over autarkische micronetwerken. Door programma's te organiseren a.h.v. micronetwerken kan de directe leefomgeving efficiënter en socialer worden ontworpen.
Afbeelding 2 Aanzicht vanaf de kop van de pier
Afbeelding 3 Opbouw van de dubbele huid façade Dl
-ur c
Q.
tD
tD ...,
r:r c ::s
Q.
a
ör'
..... c
.... .... (!)
Afbeelding 5 Afdaling langs de verschillende domeinen
Rotterdam kan in vele opzichten een interessante metropool worden genoemd, ondermeer door de aanwezigheid van vele multinationals, door de ruimte voor de 'creatieve klasse' en de multiculturele samenstelling van haar inwoners. De locatie voor mijn ontwerp op de kop van de Wilhelminapier, zou m eer kunnen betekenen voor de bewoners van de stad wanneer er plaats blijft voor evenementen en het gebouw zelf een podium vormt voor initiatieven. Het programma voor mijn ontwerp kan worden gezien als een overlap van verschillende sociale knooppunten. De activiteiten van verschillende bevolkingsgroepen met uiteenlopende leeftijden en culturele achtergronden worden dichter bijeengebracht. Er wordt plaats geboden aan de passagiers van de stad, die bijeenkomen voor tijdelijke evenementen zoals symposia, congressen en meetings. Daarnaast wordt er ruimte geboden aan culturele en educatieve programma's waarmee het gebouw ook lokale bewoners aantrekt. Het ontwerp combineert mediatheek, volksuniversiteit en congrescentrum binnen een volume. Foyers, leslokalen, expositieruimten, vergaderruimten, s tudieplekken en bijbehorende faci liteiten worden als een luchtig mengsel vervlochten tot een structuur die uiteindelijk res ulteren in een hybride gebouw. Dit kenniscentrum is tegelijkertijd een studieomgeving, werkomgeving en recreatieve omgeving. De gelaagde opbouw van de binnenwereld zal worden voortgezet in een gelaagde gevelopbouw. Het gebouwvolume wordt omhu ld met een frê le, atmosfe risc he hu id . Deze huid werkt als een lichtfi lter, die nodig is om de lichttoetreding te reduceren en om de opwarming van het binnenklimaat te verminderen. De huid zal bestaan u it verschillende materialen zoals geperforeerd staalplaat en glazen panelen voorzien van fotovoltaïsche cellen, waa rdoor de gevel energie opwekt en het ge bouw bijdraagt in haar eigen e ne rgievoorziening.
Afbeelding 6 Zicht op de foyer
47
Ing. D.S. Timmermans
Verbeteringsmethode voor de levenscyclus analyse van brandveiligheidsaspecten van een bouwwerk Morphologle en het structureren van de communicatie bij de afweging tussen brandveiligheidsmaatregelen voor het ontwerp, de bouw en het gebruik van gebouwen Afstudeerrichting Building Services Afstudeercommissie Prof.ir. \V. Zeiler Prof.dr.ir. J.J.N. Lichtenberg Ir. E.M.C.j. Quanjel Ir. M. van Gerwen Ing. L.H.M. Cleef Ir. R.j.M.R. van Mierlo Datum afstuderen oktober 2007
30
0" 0
c
::;:
7'
c
::::1
0.
ro
Samenvatting Het integreren van brandveiligheidsmaatregelen in een bouwplan is specialistisch en multidisciplinair. Vanuit het onderzoek is een verbeteringsmethode ontwikkeld dat het ontwerpproces structureerd en de basis vormt voor informatie overdracht tussen alle betrokkenen in de levensfasen van een bouwwerk. De methodiek heeft een integraal karakter waarmee niet slechts de kwaliteit van het ontwerp of product wordt verbeterd, maar ook de samenhang met andere gewenste eigenschappen of combinaties met andere producten. Bovendien houdt de methodiek rekening met het 'niet beoogde gebruik' of het potentieel fa len. Dit wordt in het ontwerp ingebracht als 'forgiving technology'. Brandveiligheid wordt hierdoor in het product zelf geïntegreerd. Trefwoorden Integraal Brandveilig Communicatie Ontwerp Morfologie
Afbeelding 1 Morfologisch overzicht
Het integreren van brandveiligheidsmaatregelen in een bouwplan is een specialistisch en multidisciplinair vakgebied waarbij technische ervaring, kunde en onderzoek gewenst is. Het is moeilijk voor andere disciplines om op dit gebied grip te krijgen waardoor de implementatie van brandveiligheidsaspecten mees tal parallel verloopt aan het normale ontwerptraject Er wordt in toenemende mate gezocht naar een integrale benadering waarbij gewerkt wordt op basis van de gelijkwaardigheidsbepaling uit het bouwbesluit en het combineren van bouwkundige, installatietechnische en organisatorische maatregelen om tot een brandveilig gebouw te komen. Statistieken van de afgelopen rs jaar en andere recente onderzoeken geven weer dat in het verleden tot nu toe geen grote afname is geconstateerd van het aantal branden, de brandschade en het aantal slachtoffers van branden. Hieruit is afgeleid dat het brandveiligheidsniveau in Nederland niet verbeterend is of kan worden gekwalificeerd als voldoende. Dit wordt door de overheid vertaald naar drastische veranderingen in wet- en regelgeving om de handhaafbaarheid te ve rgroten en meer verantwoorde lijkheid te leggen bij eigenaren en gebruikers van gebouwen. Het falen van brandveiligheidsmaatregelen beperkt zich niet alleen tot de ontwerpfase. Er zijn tijdens de inventarisatiefase van het onderzoek brandveiligheidsaspecten achterhaald die het fu netioneren op de proef stellen in zowel de ontwe rpfase, de bouwfase en de exploitatiefase. Kritische brandveiligheidsaspeeten in de ontwerpfase zijn punten zoals vluchten en het beperken en bestrijden van brand en rook. Tijdens de uitvoerfase is vooral een correcte detaillering van belang en tijdens de exploitatie zijn de organisatorische maatregelen en het blijven functioneren. over een relatief lange tijd. van de bouwkundige en installatietechnische maatregelen van belang. Dit onderzoek richt zich op communicatie en s tructuur in same nhang met het ontwerp- bouw en exploitatieproces. Er wordt rekening gehouden met de totale levenscyclus van een bouwwerk, dat wil zeggen vanaf het initiatief van een opdrachtgever tot aan het einde van de levensduur van een gebouw. Punten zoals alle betrokken stakcholdersfdisciplines, de projecten bouwfasen en de brandveiligheidsproducten worden hierin verweven. De kern van dit onderzoek lag in het zoeken van een procesmatig geïntegreerde verbeteringsmethode voor de beoordeling/afweging van/ tussen brandve iligheidsmaa tregelen. Er is gezocht naar een integraal middel dat het ontwerpproces van brandveiligheidmaatregele n kan structureren en waarmee een betere communicatie optreedt tussen verschi llende disciplines tijdens het ontwerpen. De ontwikkelde verbeteringsmethodiek is
Forglvlng technology Informatietoename en overdracht ~.i't m i~ h IJ ilt~YtqMiil
·=c!:=~::s\1~
{ >·
-~-' '/ '
L-.---"
Ltvtnscyclut oOCNerp
Con..ntu• In functlonalltelten fl"~OI~~S
Afbeelding
2
Snijpuntverlegging tussen ontwerpinformatie en invloed op het ontwerp
getoetst aan de hand van twee ontwerpsessies gehouden bij Brakel Atmos B.V. waar het ontwerpkader werd toegespist op een rook- en warmteafvoerinstallatie. Hierbij is het methodisch ontwerpen met het gebruik van morfologische overzichten als hulpmiddel meegenomen (zie afbeelding 1). De resultaten van deze ontwerpsessies zijn de leidraad geweest om de methode concreet te maken. Hieruit resulteerde de volgende conclusies: De methodiek omvat deels een mate van consensus in functionaliteiten_waardoor brandveiligheid voor opdrachtgevers aantrekkelijker wordt en brandveiligheid niet langer wordt gezien als een noodzakelijk kwaad. Brandveiligheidsmaatregelen kunnen hierdoor een meerwaarde krijgen waardoor het brandveiligheidsaspect niet meer hoeft te worden teruggedrongen tot de minimale eisen van de wet- en regelgeving door financiële overwegingen. De methode is toegesp itst op het blijven functioneren van brandveiligheidsmaatregelen in geval van 'anders dan beoogd' gebruik en het mogelijke potentieel falen. Deze toevoeging van 'forgiving technology' beperkt zich niet alleen tot de exploitatiefase van een bouwwerk. Het omvat de gehele levenscyclus van een bouwwerk of brandveiligheidsmaatregel in zowel ontwerp, bouw als exploitatie. De methode kan worden gebruikt om faalpunten te elimineren door integraal veiligheid in het product te ontwerpen. Bij deze manier van ontwerpen wordt uitvoerende kenni s betrokken alsook kennis uit de exploitatiefase. De voordelen van het betrekken van uitvoerende kennis is cruciaal gezien het feit dat het functioneren valt of staat bij een correcte detaillering en uitvoering. De kennis die wordt toegevoegd uit de ex ploitatiefase heeft een speciaal karakter. Bij brandveiligheid hebbe n ontwerpers doorgaans niet te maken met de normale opdrachtgevers of gebouwgebruikers met hun eisen en wensen met betrekking tot klimaat, verlichting, energie, enzovoort. Bij brandvei ligheid zijn personen betrokken zoals BHV-ers, facilitymanage rs, de brandweer en bijvoorbeeld personen die minder zelfredzaam z ijn. Deze methode betrekt juist die personen om invloed te hebben op de brandveiligheidsaspecten. Centraal binnen het onderzoek staat kennisbehoud en kennisoverdracht tussen de betrokken partijen in het gehele proces van ontwerp, uitvoering en exp loitatie. Zo kan het snijpunt worden verlegd tussen ontwerpinformatie en de invloed op het ontwerp (zie afbeelding 2). De voortgekomen verbeteringsinc:·thode is gebaseerd op het integraal ontwerpen van brandveiligheidsmaatregelen in de context va n een gebouwontwerp dat zorg draagt voor een brandveilige levenscyclus.
49
M.J. Tjebbes
Jongeren en hun hang naar openbare ruimte Een onderzoek naar plekken voor hangjongeren in een middelgrote stad Afstudeerrichting
Urban Design & Planning Afstudeercommissie
Dr.ir. C.H. Doevendans Ir. R.A. Rutgers Ir. C.C.F.M. Donkers Datum afstuderen 30
oktober
Afbeelding 1
2007
Samenvatting
....,
n
c
;;
;:::;:
Dit afstudeerproject is een onderzoek naar een manier om hangjongeren een plek te geven in de openbare ruimte. Er worden aanbevelingen gedaan om op een lange termijn ook voor jongeren een prettige buurt te garanderen . Hierbij wordt ingegaan op de omgeving van een hangplek, de inrichting ervan en voorzieningen voor jongeren in een buurt of wijk.
o0
c
Trefwoorden
A"
jongeren Openbare ruimte Stedenbouw Hangplek Ontmoetingsplek
~
c
:;J
0.. fD
50
Afbeelding
Al een aantal jaren zijn ze wekelijks in het n.ieuws: hangjongeren. Ze zorgen voor overlast, waardoor buurtbewoners ze liever zien gaan dan komen. Dit heeft tot gevolg dat hangjongeren weggestuurd worden of dat jongeren op bepaalde plekken niet meer mogen samenkomen. Toch hebben jongeren, net als ieder ander, het recht om de openbare ruimte te gebruiken. Daarom is er in dit afstudeerproject gekeken naar hoe het mogelijk is om hangjongeren een plek te geven in de openbare ruimte, zonder dat dit voor andere gebruikers of omwonenden tot overlast leidt. De doelstelling van dit afstudeeronderzoek is inzicht te krijgen in het gebruik van de openbare ruimte door jongeren en hoe de openbare ruimte ook voor jongeren in te Lichten is. rekening houdend met de overlast die ze kunnen veroorzaken.
2
Wat is er precies aan de hand met hangjongeren? Om deze vraag te beantwoorden is gekeken naar hoe jongeren in het verleden hun vrije tijd hebben besteed en hoe de rol van jongeren binnen het gezin is veranderd. De aspecten die ervoor zorgen dat hangjongeren in een negatief daglicht zijn komen te staan, zijn onder woorden gebracht. Om niet het wiel opnieuw uit te vinden, maar een nieuwe oplossing te vinden, is onder· zocht welke oplossingen voor dit probleem al aangedragen zijn. Het onderzoek dat hierop gevolgd is, bestaat uit twee delen. Het eerste deel is een onderzoek naar hangplekken in de fysieke en sociale omgeving. Hierin is begonnen met observaties, waa.ruit een aantal hangplekken verder zijn onderzocht. Een kenschets van de buurt waarin de hangplekken gelegen zijn, levert informatie op over het type woningen, de openbare ruimte en de bewoners van de buurt. Door een inventarisatie van de hangplekken te maken is te zien op wat voor plekken jongeren gaan zitten. Een inventarisatie van de sociale ruimte van hangjongeren brengt de instanties in beeld, die met hangjongeren te maken hebben. Door de ervaring met een hangplek te onderzoeken, tenslotte, is in beeld gebracht bij welke hangplekken omwonenden en passanten overlast ervaren, wat jongeren van de plek vinden. wat ze er doen , en wat instanties van de plek vinden. Het tweede deel is een onderzoek naar het gebruik van de ruimte van en rondom een hangplek en de wensen die jongeren hebben omtrent hun hangplek. In dit deel van het onderzoek is de inrichting van een hangplek en de activiteiten op de hangplek onderzocht. Ook is gekeken naar overlast. contact met instanties en gebruik van andere hangplekken. Door middel van foto's is bekeken hoe jongeren de ruimte van de hangplek gebruiken. Meer dan bij het voorgaande. is getracht vanuit jongeren een beeld te krijgen van een hangplek en wat daarmee samenhangt. Hiervoor zijn in totaal 62 jongeren geënquêteerd. Het onderzoek resulteert in een aantal conclusies. Hoe zijn deze conclusies toe te passen in de praktijk? Om dit te illustreren is een ruimtelijke evaluatie gedaan in bestaande wijken van Eindhoven.
CF
0
c
~
c "' ::I
a. C1l
Afbeelding 3
Uit het onderzoek zijn een aantal conclusies gekomen en zijn aanbevelingen gedaan . Het is gebleken dat rondhangen in de openbare ruimte geen nieuw probleem is, maar ook al in de 19de eeuw als probleem is ervaren. In die tijd zijn verenigingen opgericht om jongeren hun vrije tijd in te laten doorbrengen. Nu wordt de popularitei t van verenigingen steeds minder. Een andere structurele oplossing lijkt nog niet gevonden. Daarom is getracht aanbevelingen te doen, waarin niet alleen op korte termijn het probleem met hangjongeren wordt bekeken, maar vooral ook op de lange termijn. Op stads· en stadsdeelni· veau is he t van belang dat er een goede verdeling is van voorzie· ningen voor jongeren, om proble men met jongeren te voorko· me n. Hierbij gaat het vooral om uitgaansvoorzieningen, sport· voorzieningen e n scholen. Op wijk· en buurtniveau zijn de volgende bevindingen van belang. De kans dat in buurten met veel eengezinswoningen overlast van jongeren ontstaat is groter, dan dat er overlast ont· staat in buurten met minder eengezinswoningen. Echter, in een buurt waar veel gezinnen in meergezinswoningen wonen, is de kans op overlast van jongeren ook groot. Vermijdt daarom eenzijdige woningtypologieën. In buurten waar relatiefweinig openbare ruimte te vinden is ten opzichte van de hoeveelheid woningen , is meer kans op overlast van jongeren. Om dit te voorkomen is het belangrijk een plek te maken (die aantrekkelijk is) voor jongeren. Geef plekken voor jongeren aan in het bestemmingsplan. Ook een jeugdhonk moet in het bestemmingsplan genoemd worden. Hangplekken zijn voor het grootste deel informeel van aard, dat wil zeggen, ze ontstaan vanzelf zonder bemoeienis van instanties. Hangen is ook een informele activiteit, die niet te veel geformaliseerd dient te worden. Parken hebben ee n belangrijke functie voor het ontstaan van informele hangplekken, maar parken alleen zijn niet genoeg om in de behoefte van informele hangplekken te voorzien, en bovendien .is er niet altijd plaats voor een park. Daarom is het
van belang in buurten en wijken plekken te creëren, die kunnen functioneren als ontmoetingsplek. Ontmoetingsplekken kunnen voor informele hangplekken een grote rol vervullen. Formele hangplekken zijn hangplekken die voor die functie zijn ontworpen. Ze zijn door de gemeente aangewezen. Hierdoor hebben jongeren een plek om te hangen, waar ze niet weggestuurd kunnen worden. Ook is dit een plek om jongeren heen te sturen als ze ergens anders tot overlast zijn. Het is belangrijk na te denk en over de ligging van de formele hangplek. Hangplekken moeten op afstand van woningen liggen en daarnaast is ook het zicht op de plek van belang. Vanuit woningen mag er niet te veel zicht zijn op de hangplek. Om toch te zorgen dat de sociale controle op de plek gewaarborgd blijft, moet er genoeg zicht vanaf de straat op de plek zijn. De straat moet wel op enige afstand liggen van de hangplek, zodat passanten een hanggroep op een veilige afstand kunnen passeren. Dit geldt ook voor fiets- en voetpaden. Vanaf de paden moet goed zicht zijn op de hangplek en ook moeten ze op enige afstand van de hangplek liggen. Om jongeren naar de formele hangplek te trekken, is de inrichting van de plek belangrijk. Hierbij zijn een aantal componenten van belang. Naast voldoende en relatief comfortabele zitplekken , is het ook nodig dat de hangplek een afdak heeft, die groot genoeg is om onder te zitten en om brommers en fietsen onder neer te zetten. Om zwerfafval zoveel mogelijk te voorkomen is het van belang afvalbakken neer te zetten. Om ervoo r te zorgen dat fietsen en brommers niet op paden worden gezet, moet de hangplek zelf zoveel moge· lijk verhard worden. Hierdoor ervaren passanten minder overlast van de jongeren. Ook verlichting is gewens t. Door de hangplek te verlichten kunnen jongeren elkaar zien, op de plek zelf. maar ook als ze de plek naderen. Bovendien geeft het passanten een groter gevoel van veiligheid. Een goede hangplek zal vooral in de warmere maanden van het jaar intensief gebruikt worden. Hiermee dient rekening te worden gehouden bij bouw, beheer en onderhoud.
A.M.J.A. Vogelsangs
Diemerscheg Amsterdam Gebiedsantwikkeling voor een landschap met een poreuze eenheid Afstudeerrichting Urban Design & Planning Afstudeercommissie Prof.dr.ir. B.E.). de Meuider Drs. ).C.A. van Zoes t Drs.ir. N.A.L. Me ij s mans Datum afstuderen oktober 2007
30 111
ii1'
c
0. ID ID CT
... c
:::s
0.
~
ar
n
c
..... rtl
;:;:
er 0
c ::1: 7' c :::J o._ rtl
Samenvatting Bij een stedebouwkundige opgave is er altijd één partij bij macht een veto uit te spreken over het resultaat van de betreffende opgave. Maar wat te doen als dat niet het geval is> De Diemerscheg bij Amsterdam is een landelijk gebied dat zowel in bestuurlijk als ruimtelijk opzicht wordt gekenmerkt door verscheidenheid en complexiteit. Daarnaast is er sprake van een toenemende druk voor stedelijke ontwikkelingen die zich op een regionaal schaalniveau bevinden . De traditionele benaderingswijze van de stedebouw leidt hier niet tot oplossingen. In dit afstudeerproject is een strategie ontwikkeld met een alternatieve, interactieve procesvorm en een gebiedsgerichte uitwerking. Trefwoorden Strategie Gebi edsontwikk eling Landelijk gebied Afbeelding 1 Impressie ruimtelijke complexiteit Diemerscheg
Dit afstudeerproject is een case study naar een m ogelijke toepassing van ontwikkelingspianalogie bij de gebiedsantwikkeling van een landelijk gebied waarbij diverse ontwikkelingen spelen op een regionaal schaalniveau. Het gaat hier om de Diemersc heg, een groengebied ten zuidoosten van Am sterdam dat zowel ruimtelijk als bes tuurlijk gekenmerkt wordt door een uitgebreide verzameling van e ntiteiten die elkaar kruisen, overlappen en naa st e lkaar bestaan. In een ruimtelijk opzicht valt te de nken aan dee lgebi eden met diverse vormen van gebruik en invulling van ee n groen landschap zoals agricultuur, natuurontwikkelin g, recreatie en ecologie. Bestuurlijk wordt het gebied opgedeeld wo rdt door een 6-tal gemeentelijke overheden, meerdere regionale same nwerkingsverbanden , m eerdere landelijk e overh eden en een heel scala aan private en particuliere actoren. Tegens trijdige belangen zijn hier eerder regel dan uitzond ering. Zo'n diverse verzameling leidt tot vraagstukken die zich op verschillende schaaln iveaus bevinden en deze soms met elkaar verbinden. Enkele voorbeelden zijn een forse uitbre iding van de woningvoorraadtoename en een uitbreiding en intensive ring van het infrastructurele netwerk. Het antwoord op deze vraagstukken is er nog niet. Actoren kunnen elkaar niet vinden in de tot nu toe aangedragen oplossingen. Daarnaast ontbreekt een alge hele visie op de ruimtelijke identiteit voor de Diemerscheg als basis voor diens ruimtelijke ontwikkeling. Gekeken naar de publicaties over dit gebi ed, lijkt er sprak e te zijn van een totaal versnipperd e chaos. Na een ruim teli jke analyse van het gebied, bleek er van chaos inderdaad sprake te zijn, van versnippering echter niet. De versch illende deelgebieden die de grote verscheidenheid in het gebied waarborge n staan nauw met elkaar in verband. Dit verband laat zich besc hrijven aan de hand van de belevingswaa rden van het gebied. De kamers staan voor de verscheidenheid van entiteiten (de deelgebieden) ,
Afbeelding
2
Beeldcollage van de Diemerscheg Cll
ii:' ,.... c:
0. 1!1
...1!1
C"
c:
::I
0.
~
al'
"c
.-+
<1l
;::;: rr 0
c
~
7'
c
::J
·\
··~"
\
.
a_ <1l
<,,;::.
Afbeelding 3 Isometrie van de Diemerscheg volgens de strategie
die worden verbonden door het netwerk waarlangs deze entiteiten beleefd word e n (wegen in het gebied) en de horizons die het beeld van de entiteit op zichzelf en in relatie tot andere entiteiten weergee ft. Het gaat om een samenspel van de lage n NETWERK, KAMERS en HORIZON. Om in dit gebied met dit samenspel van lagen, tot een vorm van ontwikkeling te komen dient het proces onder handen te worden genomen. Bij de traditionele proces benadering wordt aan de hand van een analyse en een concept naar een ideaaltoestand gewerkt voor een specifiek gebied. Ook probeert men in zo'n gebied een bepaa lde orde aan te brengen. Vaak wordt daaraan een hiërarchi sche opbouw gekoppeld om iedere vorm van chaos tegen te gaan. Maar je zou chaos juist ook kunnen beschouwen als een complexiteit met een eigen orde en opbouw die niet noodzakelijk hiërarchisch van aard is. Chaos nie t bestrijden, maar er juist mee werken. Daarnaast gaat men bij de huidige planvorming nog altijd uit van een zekere maakbaarheid. Maar maakbaarheid is in de praktijk lang niet altijd even vanzelfsprekend dan dat op papier vaak lijkt. Bij ontwikkelingsplanologie s tapt men daarom af van deze maakbaa rheidgedachte en zoekt me n naar een nieuw evenwicht tussen ordenen en ondernemen. Dit evenw icht wordt gevonden bij een proces met een interactieve planvorming en een gebiedsgericht beleid. Vanuit deze gedachten is een koppeling gemaakt met de complexiteit van de Diemerscheg, die de ruimtelijke identiteit van het gebied bepaalt, en de daartoe behorende orde die volgt uit het samenspel van de drie lagen. Men dient deze complexiteit te optimaliseren. Dit wordt allereerst gedaan vanuit de verbanden tussen de verschillende kamers in het gebied. Deze verbanden bevinden zich in de lagen NETWERK en HORIZON. Zij worden vastgelegd en verder uitgewerkt. Tegelijkertijd wordt gestreefd naar een maximale diversiteit in de sa menstelling van de KAMERS.
53 Dit betekend dat vanaf het netwerk ruimtelijke basiswaarden worden opgesteld per kamer, waarmee het fundament wordt gelegd voor ee n duurzame ntimtelijke divers itei t. Vanuit de horizon wordt aan de hand van een brede interpretatie van de basiswaa rd en gekeken naar welke behee rdersvormen kunnen worde n toegepast in de kamer voor nu en in de toekomst. Zo ontstaat per kamer een set van randvoorwaarden door de combinatie van ruimtelijke basiswaarden en een beheerderspalet. Op deze wijze ontstaat een strategie in de vorm van een interactief s pelbord van actoren en de lagen NETWERK. KAMERS en HORIZON. Het eindproduct is geen plankaart, de strategie heeft juis t een open einde. Er worden randvoorwaarden opgesteld waarin de potentie voor ontwikkeling verscholen is. De fysieke ruimtelijke verschijning van zo'n ontwikkeling is fl exi bel. Door het open einde en deze inte ractieve planvorm krijgt de strategie een generatief karakter; he t creëert mogelijkhede n voor diverse actoren. Daarnaas t is e r sprake van een reactief vermogen. Door de flexibiliteit kan er op verschillende momenten gekeken worden naar ruimtelijke vraagstukken. Aan de hand van de randvoorwaarde n wordt er een oplossing geformuleerd. Een tweede gevolg van de toepassing van het interactieve s pelbord met het open ei nd e. is de langere termijn voor de houdbaarheid van deze strategie dan wanneer het eindre su ltaat gegeven is in de vorm van een plankaart Bovendien is e r sprake van een efficiënter proces voor wat betreft ruimtelijke ontwikkeling en bes luitvorming. Of deze alternatieve strategie in de praktijk werkelijk oploss ingen biedt, zal nog moeten bLijken. Met dit afstudeerproject is een concrete uitwerking gegeve n van het begrip ontwikkelingsplanologie. Deze uitwerking biedt nieuwe inzichten in de benaderi ng van gebieden in Nederland met een complexe ruimtelijke e n bestuurlijke samenstelling.
G.J. de Vos
Luchtkussendak in kassenbouw Ontwerp van een luchtkussendak bestaande uit luchtkussenbanen van ETFE-folie voor toepassing in de kassenbouw Afstudeerrichting
Bouwtechn isc h Ontwerpen Afstudeercommissie
Prof. dr.ir. j•.j.N. Lichtenberg Ir. G. Lindner Ir. G. Wesdorp Datum afstuderen
25 september 2007 Afbeelding 1 Kas met vlerkante luchtkussens
-... Dl
ii!' c:
c. C'D C'D
l::r
c:
::I
c.
~
ar
n
c
;o
;:::;: CT
0
Samenvatting
Dit project is gericht op het optimaliseren van luchtkussendaken. Hetlage eigen gewicht van luchtkussens van ETFE-folie is een groot voordeelten opzichte van glas. Ook in de kassenbouw worden daarom de toepassingsmogelijkheden onderzocht. De complexiteit van een luchtkussen zorgt echter vaak nog voor hoge kosten. Een concept voor een luchtkussendak bestaande uitlange luchtkussenbanen reduceert het aantal aansluitingen en blijkt grote voordelen op te leveren op het gebied van spanningsverdeling, waterafVoer en montagesnelheid. Het principe voor de foliebevestiging is zelfs geoctrooieerd.
c
:E
7'
Trefwoorden
:::J
ETFE-folie Luchtkussens Kassenbouw Van Dieme n B.V. Foliebevestiging
c
o._ ID
54
Afbeelding 4 Prototype luchtkussen
Inleiding Luchtkussens in de bouw, een fenomeen dat de laatste jaren razend sne l de markt aan het veroveren is. Grote, vooraanstaande projecten zoal s het Eden project in Cornwall , Allianz Are na in München en bi nn enkort het National Swimming Ce nt re in Beijing hebbe n de toon gezet. In Nederland zijn Burge r's Bush in Arnhem en Villa Arena in Am sterdam toonaangeve nd . Ook in andere sectoren in de bouw rijst nu de vraag naar deze lichtgewicht dak- e n gevelbekled ing. Probleemstelling Van Diemen B.V. is ee n innovatief georiënteerd bedrijf uit De Kwakel dat actief is in de kantoor· en tuinbouw. In samenwe rking met ir. C.J.A.M. Huijbregts en ir. P.A.M. Offermans van de Tec hnische Unive.rsiteit Eindhoven hee ft zij in 2004 ee n kas met een luchtkussendak van ETFE-folie van vierkante luchtku ssens ontworpen en gebouwd . Naast de voor· delen van het lage eigen gewicht en de hoge lichtdoorl atendhe id is het ontwerp op een aantal aspecten nog voor ve rbetering vatbaar. De spanningsverdeling is erg ongelijkmatig, wa ardoor plooivorm ing optreedt. Dit zorgt voor vervuiling en daarmee een afname van de lichtdoorlatendheid.
Afbeelding 2 Kas met luchtkussenbanen
Afbeelding 3 Concept Al
-
ii!' c: a. 1'1)
..
1'1)
tr
c: ::s
a. !2. ëi1' ,.., c
..... ro
;:::;: CT
0
c
::;:
7'
c
:::J
0..
ro
Afbeelding 5 Prototype goot
Afbeelding 6 Prototype bevestigingsdetall
Elk luchtkussen heeft bovendien een luchttoevoer nodig en mede door de detaillering in elk hoekpunt een waterafVoer. Daarom is een vervolgonderzoek gestart naar een luchtkussen· dak met hele lange luchtkussen-banen in plaats van vierkante luchtkussens. In dit afstudeerproject wordt nagegaan in hoeverre deze luchtkussenbanen een verbete ring kunnen opleveren ten opzichte van de vierkante luchtkussens.
Resultaat en conclusies Luchtkussenbanen blijke n een veel gelijkmatigere spanningsver· deling te hebben dan vierkante luchtkussens. Door de uiteinden enigszins hol te laten lopen, worden ook aan de uiteinden hele lage spanningen voorkomen. Hierdoor treedt nagenoeg geen plooivorming op. Het uiteindelijke ontwerp biedt de mogelijk· heidom de luchtkussens als losse rollen ETFE-folie aan te voeren. Dit scheelt dure lasnaden en maakt het transport een· voudiger. Het speciaal hiervoor ontworpen bevestigingsdetail levert een aanzienJijke vergroting van de montagesnelheid op. Een geautomatiseerde m ontage behoort zeker tot de mogelijkhe· den al is hier nog wel extra onderzoek voor nodig. Het bevestigingsprincipe bezit echter al zoveel potentie dat er octrooi op aangevraagd is. Naast de kassenbouw is het principe ook zonder noemenswaardige extra investeringen toepasbaar in tijdelijke overkappingen en in lichtstraten en atria van kantoor· gebouwen. Het is dan ook zeer waarsch ijnlijk dat het project een vervolg krijgt.
Werkwijze Allereerst is de constructieve werking van een luchtkussenbaan onderzocht met het Eindige Elementen Pakket ABAQUS en vergeleken met die van een vierkant luchtkussen. Vervolgens is aan de hand van de analyse van het luchtkussendak van vierkante luchtkussens een concept, een soort ideaalbeeld, bedacht voor het principe van luchtkussenbanen. Dit komt er op neer dat de luchtkussenbanen als losse rollen ETFE-folie ku nnen worden aangeleverd. Op de bouwplaats wordt de ETfE.folie uitgerold en tegelijkertijd bevestigd me t een continue ve rbinding. Daarna hoeft het luchtkussen aUeen nog maar opgeblazen te worden. Met behulp van verschillende variantenstudies is een ontwerp gemaakt dat het concept zo dicht mogelijk benadert. Met proe· ven en praktijkmodellen is het ontwerp vervolgens getoetst.
55
J.W.H. van As Ing. O.M.L Bakkers P.M. Brlggen I. Cement P.L Franke Ing. F.F.H. Grlemink Ing. R.J. Haesenbos D.W.Q. Havermans Ing. T. van Helmond Ing. W.U.V. ldelovlci E. Klnslz J.Kieemans T.D.J. Maassen Ing. C.S. van Montfort N.C. Oudenaarden I. Prohn J.M.Reljnen Ing. M.E.M. Schllfner ).P.M. Smlts Ing. B. Temmink R.S. Vlemmlnx Ing. M. VondeUng N.P.Vos lng.J. Wit
di ploma-uitreiking faculteit bouwkunde 15 januari 2008
Technische Universiteit Eindhoven
jaarpng 2007-2008 nummero2 150t2oo8
Inhoud
pag.
J.W.H. van As Architecture with wet feet Revitalisatie voorrnalig steenfabriekscomplex 'de Bunswaard'
4
Ing. O.M.L. Bakkers Financieringsmogelijkheden voor de projectontwikkeling Een model ter ondersteuning van de financieringskeuze van projecten in de projectontwikkeling
6
P.M. Briggen Onderzoek naar de oorzaken van de vochtschade aan de toren van Jachthuis St. Hubertus
8
I. Clement Communiceren over kwaliteit Energiebesparing, Oex.ibiliteit en gezondheid inzichtelijk voor de consument
10
P.L. Franke De architectuur van het schuim Ontwerp voor een stad in de stad volgens autarkische principes
12
Ing. R.J. Haesenbos Een projectportal als ochtendkrant Een onderzoek naar de toepassing van een projectportal bij een Publiek Private Samenwerking
14
D.W.Q. Havermans leefbaarheid in beleid Naar een beslissingsondersteunendmodel voor het nemen van leefbaarheidsinterven ties
16
Ing. W.U.V. !delovici Zilver Hart Seniorenhuisvesting als maatschappelijk sleutelstuk
18
E. Kinsiz FOREVER Een multicultureel uitvaartcentrum in een multicultureel Nederland
20
J. K.leemans De verhouding tussen rendement en risico van kantoorobjecten beschouwd De vastgoedbelegger aan het woord
22
T.D.J. Maassen De identiteit van de buurt Onderzoek naar binding met de buurt in Brandevaort
24
Ing. C.S. van Montfort & Ing. T. van Helmond Urban development in Dubai An international study to improve the urban development process in the Netherlands N.C. Oudenaarden Gevels en functieverandering Analyse van de gebouwschil, voor de veranderende gebruiker
28
I. Proho Brainport Eindhoven Op zoek naar het juiste bedrijventerrein
30
J.M.Reijnen Penduturn Metamorfose Laakhaven-West Den Haag en ontwerp multifunctionele accommodatie
32
Ing. M.E.M. Schäffner Van checklist naar integraal risicobeleid Een onderzoek als basis voor een beleid dat kan leiden tot een verbeterd kwaliteitsmanagement van ingenieursbureaus in Nederland
34
J.P.M. Smits Vibration reduction index of junctions with double leaf se pa rating watts Comparison of estimation models with measurements
Ing. B. Temmink Wonen met Zorg in BrabantStad Onderzoek naar de Woon-Zorg-behoefte van senioren en het marktperspectief voor DHV R.S. VI emminx Analysls of hlgh-rise structures with flexible belt truss bracing subject to lateral toading Ing. M. Vondeling Living Apart Together Een 'mu ltip lexe' knoop voor Antwerpen, Den Dam
42
N.P. Vos Hoffelijk Ontdekken Een woongebouw voor een diverse, dynamische ouderengroep
44
Ing. J. Wit & Ing. F.F.H . Griemink Solids, City in a building In welke omgeving ontstaat er functiemenging in een Solid
J.W.H. van As
Architecture with wet feet Revitalisatie voormalig steenfabriekscomplex 'de Bunswaard' Afstudeerrichting Building Technology en Architecture Afstudeercommissie Prof.ir. J.M. Post Ir. ).P.M. Swagten Dipl.ing. H.H . Yege noglu Datum afstuderen 18 december 2007 Samenvatting Tijdens dit afstudeerproject wordt er gekeken wat de invloed van het water was en is op in het rivierengebied en hoe deze gegevens gebruikt kunnen worden voor een ontwerpopdracht. Al vrij snel komt naar voren dat de rivierendelta van Maas en Waal een interessant en fascinerend gebied is zowel op cultuur historisch als architectonisch vlak. In het rivierengebied vindt namelijk een voortdurende dialoog tussen mens en water plaats .die zichtbaar is in landschap en bebouwing. Hieruit vloeit de opdracht om de voormalige steenfabriek 'de Bunswaard', gelegen op de uiterwaarden van de Waal, her te bestemmen en hierdoor te behouden. Trefwoorden Uiterwaarden Historiek Bebouwing Landschap Revitalisatie
4
Afbeelding 1 Voormalig steenfabriek 'de Bunswaard', gelegen op de uiterwaarden van de Waal
Afbeelding 4 Schetsontwerp herbestemming Waaloven en Kamerringoven
Elementen als natuur en water vervullen door de klimaatveranderingen een steeds prominentere rol in het hedendaagse leven. Het alsmaar verder stijgende water en het frequenter voorkomen van extreme weersomstandigheden hebben ook zijn uitwerkingen op de a.rchitectuur van nu en het daadwerkelijk accepteren van en ontwerpen met water. Belangrijk en ook interessant hierbij is dat we inspiratie kunnen putten uit een rijk en leerzaam verleden dat Nederland als waterland heeft. Tijdens dit afstudeerproject wil ik kijken wat de invloed van het water was en is op mijn directe omgeving en hoe ik deze gegevens kan gebruiken voor een ontwerpopdracht Al vrij snel komt naar voren dat de rivierendelta van Maas en Waal een interessant en fascinerend gebied is zowel op cultuur historisch als architectonisch vlak. In het rivierengebied vindt namelijk een voortdurende dialoog tussen mens en water plaats die zichtbaar is in landschap en bebouwing. Hieruit vloeit mijn uiteindelijke opdracht om het unieke complex van de voormalige steenfabriek 'de Bunswaard', gelegen op de uiterwaarden van de Waal, her te bestemmen en hierdoor te behouden. Het project zorgt er namelijk voor dat het voor de streek typerende samenspel van landschap en bebouwing behouden kan blijven en tevens biedt het de mogelijkheid om te leren van het verleden en te experi· menteren met bouwen in het retentiegebied van de rivier. Er wordt een volgende stap gezet in de Nederlandse watercultuur en historie. Bij het project is de historiek van de steenfabriek een leerzaam en bruikba.a r spoor uit het verleden. Functionele en esthetische typologieën die terug te vinden zijn in het landschap en de bebouwing van het fabriekscomplex worden bestudeerd en geanalyseerd aan de hand van foto's, schema's en maquettes. Uit deze analyse blijkt dat het landschap en de bebouwing kenmerkend zijn voor het complex, het landschap wordt daarom beter bekeken en toegelicht door middel van een aantal sneden door het gebied.
Afbeelding
2
Het fabriekscomplex tijdens extreem hoog water, Fase de bebouwing heeft natte voeten
s.
Afbeelding 3 Masterplan 'de Bunswaard' Production and Performance centre I»
ür ..... c
Q.
11>
11> ...1:1'
c
::I Q.
11>
Afbeelding 5 Doorsnede model Kamerringoven, waarin oud en nieuw samen komen
De twee belangrijkste bouwwerken, de Waaloven en de Kamerringoven, worden uitgebreid geanalyseerd. Deze beschreven sporen dienen als belangrijk basis voor het ontwerp. Door middel van de herbestemming wordt een logisch vervolg gegeven aan de historie van het landschap en de bebouwing op de uiterwaarden. Het vormt een nieuw spoor voor nu en in de toekomst, dat dankbaar gebruik maakt van de kennis in het gebied en daardoor ook verweven is met de plek en in de tijd. Het project is immers een vervolg op de historie van de bestaande bebouwing en het landschap en gaat ook weer om met alle kenmerken en kwaliteiten die uit de studie naar het verleden naar voren zijn gekomen. Het nieuw ontworpen masterplan beschrijft de functionele indeling van complex. De Waaloven en de Kamerringoven zijn de uitgewerkte onderdelen van dit plan en worden daarom verder uiteengezet. Wanneer in de toekomst het waterniveau buitengewone hoogte aanneemt zal dit hart van het complex 'de Bunswaard' gewoon in bedrijf zijn. Het waterniveau in Fases. +1475 cm NAP, zorgt ervoor dat de twee voormalige ovens met de voeten in het water staan. Tot nu toe is er geen scenario voor deze situatie, daarom is het interessant om door middel van dit ontwerp hier een passend antwoord op te geven. Gezien de huidige trend van ontwerpen met water zal het ontwerp juist het water op een gecontroleerde manier accepteren. De routing in het gebied is dusdanig gekrompen dat alleen nog maar de Waaloven en de Kamerringoven bereikbaar en verbonden zi jn door middel van een opdrijvende vlonder. Deze 3 elementen, de Waaloven, de Kamerringoven en de vlonder zijn verder uitgewerkt en vormen de kern van dit project. Het ontwerp is zowel architectonisch als technisch tot in detail uitgewerkt.
Afbeelding 6 Kamerringoven In detail, de regenafvoer is opgenomen In het beton
Ing. O.M.L. Bakkers
Financieringsmogelijkheden voor de projectontwikkeling Een model ter ondersteuning van de financieringskeuze van projecten in de projectontwikkeling Afstudeerrichting
Real Estale Management & Development
We staan dagelijks bloot aan de prikkels, sferen en belevenissen Woningbouw projectontwikkelaars zullen meer en meer te maken krijgen met complexere ontwikkelingen als gevolg van de schaarse grond in Nederland. Doordat uitleggebieden niet meer voor het oprapen liggen, is er een groeiende behoefte naar 'upgrading' van binnenstedelijke, vaak laagwaardige, gebieden. In de binnenstedelijke gebieden worden vaak functies als wonen, werken, recreëren en winkelen gecombineerd. Dit vereist specifieke kennis, meer kapitaal, meer planflexibiliteit, een lange termijn focus en andere 'managementkwaliteiten' van de ontwikkelaars. De projectontwikkelaar zal in de toekomst intensiever met andere partijen moeten samen werken en zich meer moeten richten op de eindgebruiker van het vastgoed.
Afstudeercommissie
Ir. L.A.M.C. van de Ven Ir. S.J.E. Maussen MRE M.G.J. van Doormalen RA Oatum afstuderen
-... ur
r8 december
a.
Samenvatting
Dl
c
tD tD
C"
c
:::s
a.
~
öJ'
()
c
c-
o :E
c
2007
Om inzicht te verkrijgen in de aspecten die een rol spelen bij het financieren van vastgoed ontwikkelingen is het onderzoek opgebouwd uit drie onderdelen. Ten eerste is gekeken naar de relevante aspecten ten aanzien van de projectontwikkeling. Ten tweede zijn de kenmerken van de financiële aspecten beschreven. Als laatste is de optimale match bepaald tussen de eerste twee onderdelen. Daar is uiteengezet welke stappen dienen te worden doorlopen op zoek naar een financiering voor een vastgoedontwikkeling.
7'
c
::J
0.
ro
6
Trefwoorden
Vastgoedontwikkeling Financieringen Vermogensverschaffers Woningbouw Organisatie
Een visie of plan op regionaal niveau weerspiegelt de ruimtelijke, economische en sociaal-maatschappelijke ambities van de betrokkenen. Dit betekent niet automatisch dat het plan ook financierbaar is. Bij het ontwikkelen van woningen is het belangrijk dat in een vroegtijdig stadium niet alleen de ruimtelijke ambities duidelijk zijn, maar ook hoe deze op hoofdlijnen te financieren zijn. Een vroegtijdig inzicht in de financiële haalbaarheid van een plan is van groot belang, aangezien in de planvormingsfase nog is (bij) te stu ren op omvang en inhoud van de plannen. Haalbare plannen ontstaan door het proces van tekenen én rekenen zoveel mogelijk gelijktijdig en op elkaar afgestemd plaats te laten vinden. Vanuit de probleemschets is voor dit onderzoek de volgende probleemstelling gefineerd: ' Welke aspecten spelen een rol en welke knelpunten onts taan er wanneer wordt gezocht naar een passende fmancieringscon structie voor woningbouwprojecten in de projectontwikkeling en op welke manier kan deze informatie verwerkt worden om te komen tot een beslissingsondersteunend model voor de financiering van vastgoedontwikkeli.ngen? Aan de hand van de bovenstaande probleems telling met de daarbij horende deelvragen kan de volgende doelstelling worden geformuleerd: 'Het opstellen van een beslissingsondersteunend model waarin knelpunten bij projectfinancieringen geïnventariseerd en geanalyseerd worden, opdat door projectontwikkelaars op een gefundeerde wijze een beslissing genomen kan worden betreffende de financiering bij de ontwikkeling van woningbouwprojecten.' Om inzicht te verkrijgen in de aspecten die een rol spelen bij het financieren van vastgoed ontwikkelingen is het onderzoek opgebouwd uit drie onderdelen. Ten eerste is gekeken naar de •relevante aspecten ten aanzien van de projectontwikkeling. Ten tweede zijn de kenmerken van de financiële aspecten beschreven. Als laatste is de optimale match bepaald tussen de eerste twee onderdelen. Daar is uiteengezet welke stappen diene n te worden doorlopen op zoek naar een financiering voor een vastgoedontwikkeling. Voor grondverwerving en grondexploitatie is geld nodig. Het kan lang duren voordat de verworven gronden in exploitatie genomen kunnen worden. In de tussentijd lopen de rentekosten op. Met name bij een traditionele vorm van grondexploitatie zal de ontwikkelaar bereid moeten zij n te investeren. De ontwikkelaar kan deze investeringen financieren uü eigen middelen of hiervoor een lening afsluiten. Uiteraard is het ook mogelijk om private partijen (een deel) te laten fin ancieren. Een joint venture biedt de mogelijkheid voor private medefinanciering. Dit kan bijvoorbeeld op basis van projectfinanciering, waarbij de ontwikkelaar haar risico's kan beperken tot maximaal haar inbreng in de joint venture. In geval van een exploitatieovereenkomst of concessie is primair sprake van private financiering. Een niet te onderschatten factor van betekenis is de fasering van de ontwikkeling. Kosten gaan weliswaar altijd voor de baat uit, maar de hoogte van de kosten is door het optimaliseren van de fasering wel te beïnvloeden.
Rentekosten vormen vaak een substantiële post in een gebiedsexploitatie. Rentekosten zijn mogelijk te reduceren door: Kosten later te maken: door bijvoorbeeld investeringen in groen, water en infrastructuur over een langere tijdsperiode uit te smeren. Het gaat hierbij om het afwegen van rentewinst door fasering tegen een mogelijk efficiencyverlies omdat de investeringen niet in één keer gerealiseerd worden; Opbrengsten naar voren halen door de gebieden met verdiencapaciteit zo vroeg mogelijk tot ontwikkeling te brengen. Dit is feitelijk een kwestie van investeringsprogrammering integraal wordt gestuurd op maatschappelijke noodzaak, kosten, opbrengsten en risico's . Door vroegtijdig opbrengsten te realiseren kan het beroep op veelal dure externe financiering kleiner worden; Extra opbrengsten genereren: met name in die gevallen waarin gronden ver voor de daadwerkelijke ontwikkeling verworven moeten worden, is het bijvoorbeeld mogelijk om deze gronden tijdelijk te exploiteren waardoor in ieder geval de rentekosten en de tijdelijke exploitatiekosten terug te verdienen zijn. Een financieel haalbaar plan is niet alleen een plan waarin kosten en opbrengsten met elkaar in evenwicht zijn. Er kunnen zich in de ontwikkelingsperiade vele onverwachte omstandigheden voordoen die grote gevolgen kunnen hebben voor kosten en opbrengsten en dus voor het financiële resultaat. Een risicoplan is een essentiële voorwaarde voor met name de duurzaamheid van de financiële haalbaarheid. In het beoordelingsmodel worden de volgende stappen onderscheiden: • Het financiële stappen plan met betrekking tot de organisatie; Om de vermogenverschaffer voldoende inzicht te geven in de omvang en de aard van de onderneming zullen er verschillende aspecten in beeld worden gebracht. Verder zullen de overige activiteiten, de financiële gezondheid van de onderneming, het beleid en de ervaring in de markt worden beoordeeld. Het financiële stappenplan met betrekking tot de projecten; • De vermogensverschafTer verkrijgt inzicht in verschillende aspecten die voor een kredietverstrekking van belang zijn. De twee stappen zijn als volgt verwerkt in een modeL Om de werking van het beslissingsondersteunend model te toetsen is het model aan diversen ondernemers uit de praktijk voorgelegd. Zowel projectontwikkelaars als vermogensverschaffers hebben het model beoordeeld op toepasbaarheid en volledigheid. Door het model te laten analyseren door professionals uit de praktijk is een beter inzicht verkregen in de betrouwbaarheid van het model. Concluderend kan gezegd worden dat het zoeken naar de juiste financiering voor een vastgoedontwikkeling een complex geheel vormt. Er komen veel aspecten aanbod die voor een ontwikkelaar niet altijd even gemakkelijk zullen z ijn. Het besliss ingondersteunend model kan daarom ook dienen als check list.
Dl
in' c:
0.
ID ID
..,
IJ
c:
:::J
0.
~ ~ ,..., c:
~· CT 0
c
::E
7"
c
:::J (l_
CD
7
P.M. Briggen
Onderzoek naar de oorzaken van de vochtschade aan de toren van jachthuis St. Hubertus Afstudeerrichting Physics of the Built Environment Afstudeercommissie Dr.ir. H.L. Schellen Dr.ir. B.J.E. Blocken Dr.ir. A.W.M. van Schijndel Ing. M.A.P. van Aarle
111
ia: c
c.. tD tD
c-c
::s c..
~
ar (")
c
0"
0
c
~
7'
c
:::J
0.. (1)
8
Datum afstuderen r8 december 2007 Samenvatting Omdat er grote waarde wordt gehecht aan het behoud van Jachthuis St. Hubertus is het van belang de geconstateerde vochtproblematiek in de toren zo snel mogelijk een halt toe te roepen. Uit metingen en numerieke simulaties volgt dat het schadepatroon indirect afhankelijk is van de slagregenbelasting. De slagregen dringt naar binnen op plaatsen met een gebrekkige detaillering. Het is essentieel om de detaillering van de scheidingsconstructies te verbeteren en om in verband met regendoorslag een restauratiepleister toe te passen. Het onderzoek resulteert onder meer in een overzicht van alle schadebeelden met daarbij mogelijke oorzaken en herstelmaat· regelen. Deze schadetabel dient als leidraad voor de grootscha· lige restauratie van het Jachthuis in 2009. Trefwoorden Vochtschade Gebouwgevel Druppelbanen Slagregenmetingen Numerieke simulatie (CFD)
Afbeelding 1 jachthuls St. Hubertus
Te midden van de uitgestrekte natuurgebieden van Het Nationale Park De Hoge Veluwe ligt Jachthuis St. Hubertus (zie afbeelding 1). Het Jachthuis is tussen 1916 en 1922 in opdracht van dhr. Kröller als gastenverblijf gebouwd door Nederlands bekendste architect uit die tijd , Hendrik Petrus Berlage. Het is één van de meest markante gebouwen uit het begin van de twintigste eeuw en staat in de top roo der Nederlandse monumenten. Er wordt grote waarde gehecht aan het behoud van het gebouw en haar interieur. De geconstateerde vochtschade baart de Rijksgebouwendienst (RGD) , die zorg draagt voor het onderhoud van het Jachthuis, dan ook grote zorgen. Het is van belang de vochtproblematiek zo snel mogelijk een halt toe te roepen. Het primaire doel van dit afstudeeronderzoek was om de oorzaken van de vochtproblemen in de toren van het Jachthuis eenduidig in kaart te brengen en om mogelijke oplossingen aan te dragen voor herstel van de schade en ter voorkoming van verdere schade. Een aantal secundaire doelen is gesteld om met grondige kennis van zaken een uitspraak te kunnen doen over de mogelijke oorzaken van de schade. Om tot een aanbeveling te komen om de vochtproblematiek in de toren op te lossen, is een aantal state-of-the-arl hulpmiddelen ingezet. Met behulp van CFD (Computational Fluid Dynamics) simula· ties en een uitgebreide meetopstelling is een uitvoerig wind- en slagregenonderzoek verricht dat inzicht geeft in de vochtbelasting van de gevels. Daarnaast is een aantal metingen verricht om de weg die het vocht aflegt door de constructie inzichtelijk te maken. Uit dit onderzoek komt naar voren dat de schadebeelden die zich manifesteren in de toren onder te brengen zijn in de categorieën zoutuitbloei, scheurvorming, vervuiling, vochtplekken, mechanische schade en biologische aantasting. Uit de slagregenmetingen die binnen dit onderzoek zijn verricht volgt dat de zuidwestgevel het zwaarst belast wordt door slagregen.
c-
o c::: ~
"' c::: :::1 a. t1)
Afbeelding 2 Experimenteel en numeriek bepaalde verdeling van de slagregenbelasting op de zuidwestgevel van de toren, na de regenbul van 28 oktober
Omdat de meeste schade is waargenome n aan de binnenzijde van de zuidwestelijke gevellijkt er een relatie te bestaan tussen de regenbelasting van de gevels en de schade aan de binnenzijde van die gevels. Uit de numerieke simulatie van de slagregenbelasting en uit de slagregenmetingen volgt dat de beregening van de zuidwestgevel van de toren toeneemt van de onderzijde naar de bovenzijde van de gevel en van het midden naar de randen toe (zie afbeelding 2). Tussen de schade aan de zuidwestgevel op lagere en op hogere verdiepingen van de toren van het Jachthuis is echter geen duidelijk verschil waargenomen. Ook tussen de schade in het midden en aan de randen van de gevel is aan de binnenzijde geen versc hil te bemerken. Hieruit wordt geconcludeerd dat het schadepatroon niet direct, maar indirect afhankelijk is van de slagregenbelasting. De slagregen dringt naar binnen op plaatse n met een gebrekkige detaillering en zorgt daardoor voomarnelijk bij gevelopeningen en aan de binnenzijde van gevels onder balkons voor schade. Ook uit de verrichte metingen van het vochtgehalte in de constructie volgt geen directe relatie tussen het optreden van slagregen en verhoogde vochtigheden aan het binnenoppervlak. In de meetperiode (mei tot november 2007) lijkt het vochtfront het binnenoppervlak van de gevels niet te bereiken. Uit de analyse van de vochtschade volgt dat de meeste schade in de toren zich voordoet op plaatsen waar sprake is van gebrekkige detailleringen. Daarom is het van groot belang om de detaillering van de verschillende scheidingsconstructies te verbeteren. Omdat problemen met vochtdoorslag bij gevelopeningen niet eenvoudig opgelost kunnen worden door een verbeterde detaillering van de kozijnen, is het daarnaast aan te raden een restauratiepleister toe te passen in de toren dat is toegerust op het vochttransport en kristallisatie van zouten zonder schade kan ondergaan. Daarnaast zijn de resultaten van de analyse van de vochtschade gebruikt als basis voor een tabel waarin een compleet overzicht
gegeven wordt van alle schadebeelden die zijn waargenomen in de toren van het Jachthuis. Aan de hand van literatuur en met behulp van de resultaten en conclusies die volgen uit het onderzoek naar de slagregenbelasting van de gevels en het vochttransport door de gevels zijn in de tabel per schadebeeld mogelijke oorzaken en herstelmaatregelen omschreven. Bij de schadetabel zijn (binnen)aanzichten van de gevels gevoegd, waarin de locaties van de schadebeelden zijn ingetekend. Samen met deze aanzichten geeft de tabel een snel en duidelijk overzicht van alle schades die waargenomen zijn in de toren van Jachthuis St. Hubertus met daarbij mogelijke oorzaken en herstelmaa !regelen voor iedere schade. Voor iedere voorgestelde herstelmaatregel is beoordeeld of de oplossing in het beeld past dat de Rijksgebouwendienst heeft voor het behoud van het Jachthuis. Deze tabel kan als leidraad gebruikt worden bij de grootschalige restauratie van Jachthuis St. Hubertus die in 2009 gepland staat.
9
I. Clement
Communiceren over kwaliteit Energiebesparing, flexibiliteit en gezondheid inzichtelijk voor de consument Afstudeerrichting Building Technology
10. Wat voor beglazing is er toegepast? 0 Grote vlakken enkel glas aanwezig in leefruimten Op enkele plaatsen kleine vlakken enkel glas Leefruimten geheel voorzien van dubbel glas Gehele woning voorzien van dubbel glas
~
Afstudeercommissie Prof.dr.ir. ).J.N. Lichtenberg Dr.ir. P.A. Erkel ens Prof. J.D.M. van Hal Msc Phd Drs. ).).A.M. Smeets Datum afstuderen 18 december 2007
Afbeelding 1 Voorbeeldvraag uit checklist
Dl
iil' ..... c:
a. tD
tD .....
C"
c:
::I
a. ~
ru'
n
c
;:::; CP
;:::;:
Samenvatting In dit onderzoek is een methode opgesteld waarmee de thema's energiebesparing, flexibiliteit en gezondheid van een woning inzichtelijk gemaakt worden voor de consument. Op deze wijze kan bij de koop van een woning ook aandacht besteed worden aan de kwaliteit van de woning en niet alleen aan uiterlijke kenmerken. De nadruk ligt op het transformeren van professionele tools naar een bruikbare checklist voor de consument.
0"
0
c
::E
A"
c
:::J
0.. CP
10
Trefwoorden Energiebes paring Flexibiliteit Gezondheid Consument Labellen
Woningkwaliteiten worden in de toekomst steeds belangrijke r. De stijgende energieprijzen, meer aandacht voor de gezondheid, en het langer zelfstandig blijven wonen zorgen ervoor dat de eisen aan woningen steeds strenger worden. De bestaande woningvoorraad wordt hierbij vaak vergeten. Het is belangrijk om ook over deze grootste groep woningen te communiceren. In dit onderzoek is een methode opgesteld waarmee communicatie over de kwaliteit van een bestaande woning mogelijk wordt. Voor de thema's energiebesparing, flexibiliteit en gezondheid is een checklist opgesteld, die door consumenten eenvoudig ingevuld kunnen worden. Door middel van deze checklist wordt het voor consumenten mogelijk om een woning te beoordelen op zijn kwaliteit. Er is in dit onderzoek uitgegaan van een aantal belangrijke bestaande tools, waarmee profess ionals werken om woningkwaliteit vast te stellen. Deze tools zijn echter nie t geschikt om te gebruiken door consumenten. Een groot deel van de informatie uit de tools is echter wel van toepassing op de thema's. De informatie uit de bestaande tools is daarom vetwe rkt in de methode die ontwikkeld wordt voor consumenten. De gekozen methode om de informatie aan te bieden is ook afgeleid uit de verschillende verschijningsvormen van de bestaande tools. De checklist is hieruit naar boven gekomen als geschikt middel om een consument informatie aan te bieden die hij kan gebruiken bij de koop of verbouwing van een woning. Het voordee.l van een checklist is dat de mogelijke antwoorden reeds gegeven zijn. Op deze wijze hoeft een consument niet zelf naar een antwoord te zoeken, maar kan hij een keuze maken uit de gegeven antwoord- mogelijkheden. Door deze antwoorden in volgorde van slecht naar goed te plaatsen wordt het ook meteen duidelijk wat beter is en wat minder goed is. Er kan dan tevens afgelezen worden wat er aan de woning veranderd zou moeten worden om tot een betere score te komen.
l Energiebesparing 11 12 3
14 Is l6 /7 8 9
10 11 12 13 14 Afbeelding
2
Voorbeeld uit bijlage
De nadruk in dit onderzoek ligt op het voor de consument begrijpelijk maken van ingewikkelde materie. Er hebben daarom verschillende enquêtes plaatsgevonden waarin consumenten gevraagd is om een checklist in te vullen voor de eigen woning. Aan de hand van de uitslagen van deze enquêtes zijn de checklists verder aangepast aan de belevingswereld van de consument. Op deze wijze zijn er 3 begrijpelijke checklists ontstaan. Voor iedere checklist is een bijlage geschreven. Hierin wordt dieper ingegaan op de relatie van de vraag met het thema. Daarnaast wordt er ingegaan op waar men naar moet kijken om het juiste antwoord in te vullen. Op deze manier worden de moeilijkere vragen toegelicht. Dit alles is verduidelijkt door middel van een foto die aansluit bij het onderwerp. Het eindresultaat zijn een drietal checklists die door een consument ingezet kunnen worden bij de koop of verbouwing va n een woning. Het doel hierbij is om consumenten kennis te laten maken met wat de thema's energiebesparing, flexibiliteit en gezondheid inhoude n en welke woningkenmerke n daarop van toepassing zijn. De consument krijgt inzicht in waarom een woning wel of niet energiezuinig, gezond of flexibel is. Verder laat de checklist zien wat veranderingen aan een woning doen met de energiebesparing, flexibiliteit en gezondheid. Door het invullen van de checklists wordt duidelij k op welke punten de woning verbeterd kan worden om een hogere energiebesparing te behalen, ee n gezondere woning te creëren of de woning flexibeler te maken. Naast deze drie checklists zijn er een drietal quick sca ns opgezet, waarbij het mogelijk wordt om met behulp van 8 vragen een eerste uitspraak te kunnen doen over de woning. Wanneer consumenten hierdoor geïnteresseerd raken in de onderwerpen dan is het aan te raden om de gehele checklist over de onderwerpen te doorlopen. Op deze wijze ontstaat een goed beeld van de woning.
~
0 ~
1.-
~
~
D
L
~ ~
L
)<
L
2!
~
l.J
u
u
-
I
Q i
t ,_ ~ ~
J
0
i!$.1 ~
[] ~
D
li!!il
J 0
.J
Afbeelding 3 Voorbeeld Invulformulier
In de quick scans zijn de acht belangrijkste vragen opgenomen per thema. De selectie van vragen heeft plaatsgevonden aan de hand van een aantal criteria. Eén van de criteria is dat de vraag eenvoudig in te vullen moet zijn. Op deze wijze wordt het gebruik onder consumenten gestimuleerd. De toekomst zal moeten uitwijzen of door de introductie van deze checklists consumenten meer interesse hebben gekregen voor de thema's. En of de thema's werkelijk ingezet gaan word en bij de koop van een woning. Verbete rpunten worden eenvoudig zichtbaar. Het doel is om met deze checklists de won ingkwaliteit van bestaande woningen te verhogen doordat de vraag naar kwalitatiefbetere woningen toeneemt. Dit kan alleen wanneer woningkwaliteit inzichtelijk is voor consumenten. Ook makelaars kunnen de thema's in gaan zetten bij de verkoop van woningen als extra verkoopinstrument. Daarnaast kunnen de checklists gebruikt gaan worden als paraplu voor allerlei regelingen. Er valt te denken aan het afgeven van ee n hoger hypotheekbedrag bij een energiezuinigere woning, lagere ziektekostenverzekering bij een gezondere woning. Een flexibelere woning blijft langer voldoen aan de wensen en bespaart dus verbouwkosten en overd rachtskosten voor de koop van een andere woning. Deze regelingen blijven nu vaak nog uit, omdat er eerst een middel aanwezig moet zijn waarmee woningkwaliteit eenvoudig gemeten kan worden.
u
P.L. Franke
De architectuur van het schuim Ontwerp voor een stad in de stad volgens autarkische principes Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof.ir. E.A.J. Venhoeven Dr.ir. J.G . Wallis de Vries Prof.dr.ir. B.E.J. de Meulder Datum afstuderen november 2007
27
Dl
ur..... c
c..
11) 11)
.....
C"
c
::I
c.. 11)
01'
n
c ,..,. ro
o0
c
:E
A"
c
:::J CL
ro
12
Samenvatting Het afstuderen is een onderzoek naar de invloed van globalisatie op de samenleving en de huidige stad en het afstuderen probeert een oplossing te bieden voor de problemen die globalisatie met zich meebrengen door de introductie van autarkische samenlevingsvormen. Autarkie is het streven om zo min mogelijk afhankelijk te zijn van anderen. Om vertrouwd te raken met het thema autarkie is onderzoek gedaan naar de denkbeelden van de Duitse filosoof Peter Sloterdijk, waarbij de concentratie ligt bij het literaire werk Sferen en Het Kristalpaleis. Dit onderzoek heeft uiteindelijk geleid tot een essay, een stedenbouwkundig plan voor het gebied Laakhaven-West in Den Haag en een architectonische uitwerking van een complex woongebouw binnen dat gebied. Trefwoorden Autarkie Globalisatie Micro-netwerk Functiemenging De eigen plek
In het monumentalewerk 'Sferen' (2565 bladzijden) probeert de Duitse filosoof Peter Sloterdijk de geschiedenis van de mensheid op zijn eigen manier te vertellen. Hij gaat uit van de vraag hoe en waar de mensen (samen) leven. Peter Sloterdijk introduceerde voor de beantwoording van deze vraag het begrip sferen en beschouwde de geschiedenis van de mensheid vanuit dit aspect. Hij gebruikt hiervoor een hele hoop metaforen , namelijk de kristallen bol, de zeepbel. de globe en tenslotte het schuim, dat als een rode draad door het werk te vinden is. In het boek 'Het Kristalpaleis' beschrijft Sloterdijk zijn sferen theorie aan de hand van de huidige geglobaliseerde samenleving. Centraal in dit werk staat het idee dat globalisering is ontstaan doordat de mens losraakte van beperkingen die eeuwenlang het wereldbeeld van de mens bepaald hadden. Belangrijk daarbij is dat de mens langzaamaan is losgekomen van zijn plaats. Aan de hand van de theorie van Peter Sloterdijk heb ik de volgende stelling geformuleerd: Wat tegenwoordig schromelijk wordt onderschat is de plaatsgebondenheid van de mens in de moderne stad en de behoefte aan de 'eigen plek', waar vanuit een individu activiteiten kan ontplooien, die zich op korte afstand van de eigen residentie afspelen, en de behoefte van het individu om tegelijkertijd deel uit te maken van een grotere gemeenschap.
Afbeelding 1 Schuim en aardappelen
Afbeelding 4 Noordwest aanzicht
Aan de hand van deze stel.ling heb ik de volgende zes punten kunnen formuleren: r. Het fenomeen van in stukjes opgedeelde openbaarheid binnen onze samenleving is in de vorige eeuw onontkoombaar en onontkenbaar werkelijkheid geworden. Dat is heel zorgelijk. Zeker gezien vanuit de bouwkunst. Door de toenemende sociale ervaring van onveiligheid en dreiging, veranderen het karakter en de betekenis van de openbare ruimte in de stad. Wat vroeger openbaar was , en dus publiek toegankelijk en geschikt voor openbaar gebruik, wordt tegenwoordig ontworpen als aparte entiteit. 2. Segregatie is een van de grootste problemen van deze tijd . De westerse samenleving zit steeds meer zo in elkaar dat de 'onwelkome andere' wordt buitengesloten. Binnen deze trant krijgen gebouwen steeds meer een monofunctioneel karakter, wat de segregatie steeds meer in de hand werkt. 3- Door het proces van globalisatie is onze samenleving steeds mobieler geworden. Mensen zijn vrij gemakkelijk in staat om grote afstanden af te leggen. Hierdoor wordt de relatie tussen 'mens' en ' plaats' steeds losser. Het is geen uitzondering meer dat mensen ergens tijdelijk verblijven. Tegelijkertijd is het over gigantische afstanden mogelijk geworden om ergens anders te verblijven dan waar je geboren bent, of waar je ouders geboren zijn. 4· Onze samenleving gebruikt een hele hoop energie en grondstoffen. Belangrijk hierbij is dat op het moment dat mensen of producten grote afstanden afleggen, er dan meer energie verbruikt wordt. Op mondiale schaal betekent het steeds omcirkelen van de aarde een enorm verbruik van energie. Daarnaast is het zo dat de mens het gebruik van ons aardoppervlak over steeds grotere stukken land uitspreid. Hierdoor wordt de flora en de fauna, maar ook het landschap van onze aarde steeds meer aangetast. 5· De moderne woning is tegenwoordig zo ingericht dat het individu gemakkelijk zijn weg kan vinden. Moderne woningen gaan steeds meer op capsules lijken
Afbeeld,ng
2
Stedenbouwkundig plan laakhaven-West
Afbeelding 3 Bovenaanzicht van het complex woongebouw
Afbeelding 5 Daktuin
Afbeelding 6 Binnenplein
waarin mensen in staat zijn om van daaruit hun eigen leven te bepalen. Moderne technieken maken het mogelijk om alles wat ongewenst is, weg te laten uit het leven van een individu en alles toe te laten wat juist gewenst is, het zogenaamde immuniseren. 6. Identiteit wordt in onze samenleving steeds vaker bepaald door bijvoorbeeld je culturele achtergrond, je religie, je beroep of de sportvereniging waarin je zit. Dat mensen hun identiteit bepalen aan de hand van de plaats waar ze wonen, hiermee bedoel ik letterlijk de grond onder hun voeten, komt steeds minder voor.
Binnen de schaal van een woongebouw moet het samen delen van de openbare ruimte naast de functie van het wonen leiden tot een woongemeenschap. Daarnaast zal door het korter maken van afstanden op de schaal van een wijk en een gebouw, tussen voorzieningen binnen deze wijk leiden tot een verminderd gebruik van energie en grondstoffen, waardoor de ecologische voetprint van een stad aanzienlijk verkleind kan worden.
Tegen deze complexe achtergrond is het idee ontstaan om een gebied te ontwerpen waar niet alleen rooo verschillende personen met rooo verschillende leefstijlen hun weg kunnen vinden, maar ook om een gebied te ontwerpen dat deels zelfvoorzienend is qua energie en stedelijke functies. Het is hierbij de bedoeling dat een individu op korte afstand van zijn residentie gemakkelijk aan zijn dagelijkse behoeften en verlangens kan voldoen, en dat hij zich tegelijkertijd kan afzonderen en terugtrekken. Het is uiteindelijk binnen dit gebied gelukt om een gebouw te ontwerpen dat zodanig functioneert dat het gebouw meerdere functies en arrangementen herbergt, met de aspiraties van een gesloten zelfvoorzienend systeem. Waarbij men vanuit de 'eigen plek', die een expansie uit zichzelf heeft, activiteiten kan ontplooien die zich op korte afstand van de residentie afspelen en zo tegemoet komen aan de behoefte van het individu om deel uit te maken van een grotere gemeenschap. Het streven om daarbij een gebied en daarbinnen een gebouw autarkisch te maken is erg belangrijk. Door het plannen van allerlei soorten functies binnen een gebied kan een individu gemakkelijk zijn weg vinden, waardoor zijn individualiteit wordt versterkt, maar zodra men van de verschillende functies gebruik gaat maken, moet men leren samenleven.
De locatie voor dit afstuderen is gevonden in de stad Den Haag. Hoewel globalisatieproblemen zich overal in wereld zich afspelen is het in de Schilderswijk en het Laakkwartier in Den Haag wel heel erg aanwezig. De bevolking uit deze wijken is hoofdzakelijk van allochtone afkomst die even divers is als de wereld zelf. De locatie die ik heb gekozen voor mijn afstuderen, namelijk Laakhaven-West ligt als een driehoekig eiland tussen deze twee wijken in, begrenst door het treinspoor, het Laakkanaal en de drukke Callandstraat Terwijl Laakhaven-West in het centrum van een gebied ligt, heeft het door de omsluiting van infrastructuur een geïsoleerd karakter. In perceptie afgesneden van de omliggende wijken, maar toch heel bereikbaar door infrastructuur is een gebied ontstaan dat langzaam is gaan vervallen en verloederen. in dit gebied heb ik voor mijn afstuderen een stedenbouwkundig ontwerp gemaakt dat een autarkisch knooppunt is binnen het netwerk van plaatsen en verbindingswegen in de stad Den Haag. Binnen dit stedenbouw kundig plan heb ik een woongebouw ontworpen dat naast woningen veel openbare ruimte bevat, waardoor deze openbare ruimte direct iets voor de bewoners van het gebouw kan gaan betekenen. Bedoeling i~ dat dit woongebouw de bewoner in staat stelt om individueel te leven, maar dat de bewoner tevens deel uitmaakt van een gemeenschap van samenwonenden.
13
Ing. R. J. Haesenbos
Een projectportal als ochtendkrant Een onderzoek naar de toepassing van een projectportal bij een Publiek Private Samenwerking Afstudeerrichting
Construction Management & Engineering Afstudeercommissie
Prof.dr.ir. B. de Vries Dr. A.F.H.J. den Otter Arch.AvB. Ir. TG. van Dieren Datum afstuderen 27
november
2007
Samenvatting
In de bouwsector is behoefte aan betere communicatie, discipline en opslagstructuur. De toename van digitaal in de juiste versie uitwisselen van documenten kan gerealiseerd worden door het toepassen van een projectportal, een samenwerkings· platform op het Internet waar geautoriseerde projectdeelnemers informatie digitaal en centraal met elkaar uitwisselen. Een samenwerkingsverband tussen een publieke partij (gemeente) en een private partij is vaak voor een lange periode en organisatorisch complex. Dit onderzoek heeft geleid tot een verbeterde aanpak van het documentbeheer bij een langdurig gebiedsontwikkelingsproject uitgevoerd met een Publiek Private Samenwerking.
Organisatorische en technische veranderingen HUidige \ituallc
~~ijjiJ [~[[~[[§[[ ~[ • \\t·C.J
m~• IMIII~'"'·
Ideale !l.itualle
BE [ r=î ]~~]
dik· dof'llllWIII\Pn\f•ll..nvJ d,,,,r.. all • t~i•11 pil\ ..tiP t'l l ,;;,11 pnh!Jf"l...P
• \ t• fiJIIIUi f'" lllltl Crp.;,J,tfjplf•l..l..••rt
(kriiH.'III
Trefwoorden
Projectportal Documentbeheer Informatie-uitwisseling Publiek Private Samenwerking (PPS) Stroomdiagrammen
Afbeelding 1 BelangriJkste organisatorische veranderingen
Uit een onderzoek in 2005 uitgevoerd door Labyrinth bouwon· derzoek blijk dat gebrekkig documentenbeheer sterk kostenver· hogend werkt. Inschatting van de onderzoekers is dat circa 30% van de faalkosten in de bouw hierdoor wordt veroorzaakt. Bij meer dan de helft van de UI meewerkende bouwbedrijven blijken soms twee of meer verschillende versies van doenmenten in omloop te zijn. De toename van digitaal in de juiste versie uitwisselen van documenten kan gerealiseerd worden door het toepassen van een projectportaL Dit is een samenwerkingsplatform op het internet waar geautoriseerde projectdeel· nemers informatie digitaal en centraal met elkaar uitwisselen. Er zijn meerdere al dan niet wetenschappelijke onderzoeken waarbij het effect van een projectportal op teamcommunicatie en samenwerking onderzocht worden. Echter wordt bij geen van deze onderzoeken de samenwerking tussen een publieke en private partij genoemd. I-Iet aangaan van een samenwerkings· verband tussen een publieke en private partij is vaak voor een lange periode bij een complex project. Tussen de twee partijen zijn grote verschillen in belangen, organisatie, bedrijfscultuur en procedures, terwijl men de samenwerking optimaal wil hebben. Het online communiceren en beheren van documenten kan grote voordelen bieden. De volgende vraagstelling wordt in dit onderzoek beantwoord: "Hoe moet een projectportal organisatorisch. en technisch opgezet worden om voor het documentbeheer, de informatie·uitwisseling en de opslagstructuur bij een _publiek private samenwerking (PPS) meerwaarde voor de gebruiker te creëren?" De meeste informatie is verzameld door het uitvoeren van een diepte analyse, bestuderen documentatie, afnemen van interviews en uitvoeren van een experiment met een projectportal, op het gebiedsontwikkelingsproject Strijp·S in Eindhoven. Strijp·S betreft een PPS binnenstedelijke herstructurering opgericht met een joint venture model. De onderneming ParkStrijp Beheer BV (PSB) bestaat uit de gemeente Eindhoven (publiek) en Credo
Hoewordt de ideale situatie op Strijp-S bereikt? Stappenplan
Stap I • Veel projeáinformatie digitaal
Centrale opslag • Duidelijke organis
• Goede ervaringen ulgevoerd experiment
Stap 2
l
Centrale opslag digitale documenten PSB en Credo
Stap3
• PSB en Credo initiatiefnemer · Starten in kleine omgevilg • Gezamenlijke server • Weinig veranderilgen werkwijze
l
Centrale Öpslag en Informatie-uitwisseling • lnformatie-u~wisseling ook via portal digitale documenten • Persoonlijke emailbox komt in ha portal • Trainilg deelnemers noodzakelijk PSB en Credo
Stap -1
111
-ur c
l:l. 11> 11> CT
....
l
c
:I
Centraleopslag en · d · Informatie-uitwisseling . • Alle lnformatie-uitwisselilg en opslag igltaal digitale en papieren • Secraariaten scannen papieren documeften documenten ; • Professionals veranderen weinig van werkwijze ~Ben Credo
l:l.
!!.. W' n c .... <1)
Stap S
;:;:
l
VISie: Ideale situatie Alle partijen
• Stapsgewijs meer partijen ba rekken • Projectdeeklemers al bekend door deelname aan werkgroepen • PSB 'thuisbasis' projectportal
Afbeelding 2 Stappenplan bereiken ideale situatle
als gedelegeerd planontwikkelaar van VolkerWessels (privaat). Bij het project Strijp-S is veel projectinformatie zowel op papier als digitaal in meerdere opslagplekken aanwezig en veel digitale informatie wordt uitgeprint om op papier op te slaan. De gemeente Eindhoven maakt dan ook geen gebruik van het Intranet. Tevens moeten alle partijen gezien worden als een apart domein met een persoonlijke opslagplek Vanuit de geanalyseerde huidige situatie zijn een ideale situatie en vijf praktische situaties ontworpen. Deze situaties geven een verbeterde aanpak van het documentbeheer bij een PPS gebiedsontwikkelingsproject. De ontwerpen zijn visueel gemaakt door het gebruik van stroomdiagrammen die aangeven op welke wijze personen informatie uitwisselen, ophalen uit het projectportal en opslaan in het projectportaL Bij de ideale situatie wordt vanaf de start van de PPS overeenkomst een projectportal toegepast. Bij de vijf praktische situaties worden op Strijp-S bij de start van een nieuwe fase in het project een projectportal toegepast. Het projectportal in de ideale situatie bevat inhoudelijk alle PPS gerelateerde projectinformatie in digitale vorm. Wijzigingen aan documenten en informatie-uitwisseling moeten digitaal blijven plaatsvinden. Alle publieke processen die plaatsvinden binnen de gemeente worden niet via het projectportal met elkaar uitgewisseld, omdat de projectinformatie in het projectportal alleen ge.r icht is op het gebiedsontwikkelingsproject. Deze informatie dient als een informatievoeding om de projectgerichte documenten te realiseren . De vergelijking van de ideale situatie met de huidige situatie levert meerdere organisatorische veranderingen op. De belangrijkste staan in afbeelding r. Voor de projectmanagers van de joint venture PSB is een stappenplan opgesteld die aangeeft met welke stappen de ideale situatie bereikt kan worden. De stappen zijn ingevuld met de ontworpen praktische situaties (afbeelding 2).
De eerste stap is gebaseerd op een experiment uitgevoerd bij één werkgroep. In totaal zijn er vijfti en werkgroepen. Een projectportal moet stapsgewijs bij steeds meer werkgroepen toegepast worden. Met als resultaat dat alle werkgroepen in één projectportal worden geplaatst. De werkgroepdeelnemers zijn geautoriseerd tot de eigen werkgroepmap en alle digitaal geproduceerde project-informatie wordt via het portal met elkaar uitgewisseld. Wat is de meerwaarde van het gebruik van een projectportal bij een PPS binnenstedelijke herstructurering met een joint venture model? Het publieke en private domein blijven bestaan. Een gemeente werkt procesgericht en een projectontwikkelaar projectgericht Dit verschil geeft aan dat er belangenverschillen tussen een publieke en private partij zijn . Er worden andere eisen gesteld aan het documentbeheer. Het aantal opslagplekken wordt gereduceerd tot twee stuks. De centrale plek voor alle projectdeelnemers van zowel het publieke en private domein, het projectportal, en een centrale opslagplek bij het publieke domein, de dossiers van de gemeente. Het projectportal moet een intermediair zijn tussen de samenwerkende publieke en private partij die er toe leidt dat de uitwisseling van projectinformatie beter en uiteindelijk optimaal plaatsvindt. Het achterliggende doel van dit onderzoek is de projectdeelnemers aan een PPS project met een joint venture en specifiek de PPS Strijp-S bewust te maken van de meerwaarde van het goed en direct opzetten van een duidelijk documentbeheer met een vernieuwde Internettechnologie, een projectportaL De bewustwording zal de bereidheid om collectief te veranderen van gedrag en werkwijze moeten verhogen. Hierbij wordt van het topmanagement van zowel de private als publieke projectdeelnemers een stimulerende rol verwacht. Er is ten slotte maar één constante factor en dat is de verandering.
D.W.Q. Havermans
Leefbaarheid in beleid
.,
Social Gtoupa
Cl...
Naar een beslissingsondersteunendmodel voor het nemen van leefbaarheidsinterventies
AQO
Elhno<.ily L1kfatykt
·~
Afstudeerrichting Real Estale Management & Development Afstudeercommissie Drs. J.J.A.M. Smeets Ir. S.J.E. Maussen MRE Ir. T. Otterman Datum afstuderen oktober 2007
30 Dl
ur ...... c
c.. tD tD
...
C"
c
::I
c.. tD
iil'
('>
c
~
;:::;: CT
0
c
:iE
7'
c
:::J
0..
Samenvatting Woningcorporaties zijn als maatschappelijk ondernemers (een van de) verantwoordelijke organisaties om in te spelen op de leefbaarheid in buurten en wijken. Wat het prestatieveld leefbaarheid nu betekent voor de taken en verantwoordelijkheden van woningcorporaties wordt slechts ten dele omschreven in het Besluit Beheer Sociale Huursector (BBSH). Er is behoefte binnen de sociale huursector aan meer duidelijkheid ten aanzien van de taken en verantwoordelijkheden in het kader van het prestatieveld leefbaarheid. Tegen deze achtergrond is een beslissingsondersteunend model voor het nemen van leefbaarheidsinterventies door corporaties ontwikkeld welke inzicht tracht te geven hoe corporaties invulling kunnen geven aan het prestatieveld leefbaarheid in hun strategisch beleid. Trefwoorden Leefbaarheid Interventies Woningcorporaties Beslissingsondersteuning Contextafhankelijkheid
Afbeelding 1 Discussievelden begrip leefbaarheid
'Individuele kwaliteit'
'Context afflankelijke kwaliteit'
'Basiskwaliteit'
Afbeelding 2 Beleidsproces leefbaarheidsbeleld
Leefbaarheid is een hot item gegeven de vele beleidsnotities, artikelen en discussies rond dit thema. Diverse maatschappelijke ontwikkelingen als de individualisering of de multiculturalisering van de maatschappij maar ook gebeurtenissen als de rellen in de voorsteden van Parijs (najaar 2005) of de rellen in de wijk Ondiep in Utrecht begin 2007 hebben bijgedragen aan het debat over de leefbaarheidsproblematiek in buurten en wijken. Ook binnen de sociale huursector wordt meer en meer aandacht besteed aan de leefbaarheid van buurten en wijken. Woningcorporaties zijn als maatschappelijk ondernemers (een van de) verantwoordelijke organisaties om in te spelen op de leefbaarheid in buurten en wijken. Vraag rijst wat het prestatieveld leefbaarheid nu betekent voor de taken en verantwoordelijkheden van woningcorporaties. In het Besluit Beheer Sociale Huursector (BBSH) wordt dit slechts ten dele omschreven. Voor veel toegelaten instellingen is leefbaarheid dan ook een moeilijk definieerbaar en niet duidelijk af te bakenen begrip. In de bestaande literatuur over het onderwerp bestaat eveneens geen overeenstemming voor wat betreft de definitie en perspectiefvan het begrip leefbaarheid. Juist de complexiteit van het begrip wordt keer op keer benadrukt. Zo heeft leefbaarheid voor iedere persoon een andere betekenis. Met andere woorden het begrip leefbaarheid is contextafhankelijk. Tegen deze achtergrond is getracht een beslissingsondersteunend model voor het nemen van leefbaarheidsinterventies door corporaties te ontwikkelen welke inzicht tracht te geven in hoe corporaties invulling kunnen geven aan het prestatieveld leefbaarheid in hun strategisch beleid. Hierbij is ondermeer ingegaan op in hoeverre de contextafhankelijkheid van het begrip leefbaarheid meegenomen dient te worden in het leefbaarbeidsbeleid van woningcorporaties. Aangezien woningcorporaties vrijwel alleen invloed hebben op de prestaties van de omgeving wanneer zij trachten de leefbaarheid in een wijk of buurt te verbeteren, is leefbaarheid in dit onderzoek bekeken vanuit de omgeving ('quality of life' benadering).
.------------------------------------.-rn1ëflïgericë------------ -•------------------------. .-Design----~-----------, '
' '
' ' ''
Afbakening leefbaarheid taken & verant woordelijkheden I - bepaling werkveld (welke domeinen, schaalniveaus)
Uitgangssituatie
I Leefbaarheld meten vaststellen 1 indicatoren - vaststellen meetmethode -
1
l
)
Strategieën - formulering aandachtsgebieden - ontwikkelen visie
Interventies - Inventarisatie mogelijke interventies
.. --------------------------------------------- -' '-- ------- -~.---------- .. ' r--------------------------------------------------------------------- -• ,' Cliófë"i:i - - - " - - - - - - - - - - - -,
•
Oplossingsrichting : 1
'
Interventles
:1- bepalen uiteindelijke
:!
:I•'
interventie
,\______
______________
Al
...c
ii!' 0.
", ",
...
tr
c
::I
0.
Uitvoering
!. 0!'
n
Stakehofders
c
,.,. (() ,.,.
- betrokken partijen - samenwerkingsvormen
_/
\----------------------'
Afbeelding 3 Gradaties in kwaliteit van de woonomgeving
Aan de hand van het model van Pacione (2003) is in het onderzoek allereerst getracht inzicht te krijgen in deze benadering (zie afbeelding 1). Dit model beschrijft het begrip leefbaarheid aan de hand van een vijftal kerndiscussies. Om als corporatie invulling te kunnen geven aan het prestatieveld leefbaarheid zijn vervolgens verschillende fasen in het beleidsproces bekeken. Het beleidsproces is het gevolg van de beleidscyclus die een corporatie doorloopt. In het onderzoek is voomarnelijk ingegaan op de koppeling tussen de beleidsvoorbereiding-/ probleembeschrijvingsfase met de uiteindelijke uitvoeringsfase van de beleidscyclus. Specifiek is nader ingezoomd op het beslissingsproces om te komen tot leefbaarheidsinterven ties (zie afbeelding 2). Aan de hand van deze fasen in het beleidsproces is uiteindelijk een beslissingsondersteunend model ontwikkeld. De werking van het model alsmede de hypothese dat het beleid rekening dient te houden met de zogenaamde contextafhankelijkheid van het begrip leefbaarheid zijn vervolgens getoetst aan de hand van twee case studies. In de eerste casestudy is een databestand van een leefbaarheidonderzoek in de gemeente Gorinchem uit 2001 opnieuw geanalyseerd. Voor de tweede casestudy is een databestand van een onderzoek in de gemeenten Helmond en Mierlo uit 2007 bekeken. Door middel van een beoordeling van de leefbaarheidscore in een gebied ten opzichte van een normscore zijn aandachtsgebieden geformuleerd. Vervolgens zijn specifieke probleemdomeinen gedefinieerd met behulp van een stepwise multiple regressie-analyse. Wanneer een domein in grote mate bijdraagt aan de leefbaarheidscore van een aandachtsgebied wordt dit aspect belangrijk gevonden door bewoners en dient hierop gestuurd te worden. Om te bekijken of sociale groepen van elkaar verschillen en zo ja welke leefbaarheidaspecten verschillend worden gewaardeerd, zijn zogenaamde variantie-analyses uitgevoerd. Hierbij zijn verschillende sociale groepen gedefinieerd op basis van de volgende
contextafhankelijke variabelen: inkomen, werk, opleidingsniveau en huishoudensamenstelling. Gebleken is dat leefbaarheid zich kenmerkt als een uiterst complex en veelomvattend begrip. Naar voren is gekomen dat een groot aantal kenmerken van zowel mens als omgeving maken of een omgeving leefbaar is of niet (domeinen genaamd). Afhankelijk van het type corporatie zullen sommige domeinen wel en sommige domeinen niet tot het werkveld behoren. Leefbaarheid heeft voor iedereen een andere betekenis. Wanneer tegemoet wordt gekomen aan de variatie in behoeften, ontstaat vanzelf de gewenste differentiatie in buurten en wijken welke deze gebieden minder kwetsbaar maakt voor toekomstige ontwikkelingen. Het dient dan ook de aanbeveling onderscheid te maken in een tweetal vormen van kwaliteit van de woonomgeving namelijk: 'basiskwaliteit' (needs, voor iedereen gelijk) en 'contextafhankelijke kwaliteit' (preferences, verschillend voor sociale groepen) (zie afbeelding 3). Interventies gericht op het waarborgen dan wel verstevigen van de basiskwaliteit zijn voornamelijk gericht op het creëren van een schone, hele en veilige woonomgeving. Interventies gericht op de contextafhankelijke kwaliteit van een gebied zijn doelgroepgebonden. Hierbij is participatie met de verschillende sociale groepen van belang. De leefbaarheidsinterventies die in de praktijk worden ingezet, hebben veelal effect op meerdere domeinen. Meerdere leefbaarheicisinterventies kunnen worden ingezet om een bepaald probleem op te lossen. Uit de case studies is naar voren gekomen dat het sturen op 'interpersoonlijke relaties' de meeste winst oplevert in de verbetering van de leefbaarheid in buurten en wijken. Het meten van verschillen tussen sociale groepen in de tevredenheid met de leefbaarheid is niet eenvoudig. Van belang is dat contextvariabelen in relatie tot elkaar worden beschouwd aangezien deze onderling sterk aan elkaar zijn gerelateerd. Leefbaarheid is een integrale woonomgevingsbenadering. Het dient de aanbeveling om tot een integrale visie te komen tussen de verschillende stakeholders ten aanzien van de gewenste kwaliteit van buurten en wijken.
Ing. W.U.V. idelovici
Zilver Hart Seniorenhuisvesting als maatschappelijk sleutelstuk Afstudeerrichting Architechue Afstudeercommissie Prof.ir. B. Molenaar Dr. J.C.T. Voorthuis S.S.S. Rousseau, Arch. D.P.L.G. Ir. M.W. van der Poll Datum afstuderen 27 november 2007 111
ii!' .....
c c..
(I) (I)
.... 0"
c c c..
!. __"
CU
n
c
..... ([) o0
c
:;;:
Afbeelding 1 Het Zilver Hart als bereikbaar en centraal punt binnen een wijk, waar buurtbewoners gebruikers kunnen worden
Samenvatting Onze samenleving wordt grijzer, in dit afstudeerproject is letterlijk onderzocht wat de 'Power' van 'Grey' zou kunnen zijn. De ontwikkelde methode geeft senioren een centrale plek, waar culturele interactie plaats kan vinden. Onze senioren worden daar cultuurdragers en zorgen voor de binding van onze samenleving. Belangrijk onderdeel van het onderzoek is het intensief verweven programma, waarin multifunctionaliteit en de kruisbestuiving van verschillende activiteiten centraal staan . In de vormgeving is gezocht naar manieren die de plek dynamisch en stedelijk maken en die de gebruikers stimuleren tot activiteit.
A'
c
::::J
c_
([)
r8
Trefwoorden Cultuurfilosofie Hechting - Identiteit Vervreemding Seniorenhuisvesting Stedelijkheid
Afbeelding 4 Maquette van het gebouw, doorgesneden over de centrale hal
Hoe creëer je een centrale plaats in een stedelijk weef;el waar senioren de spil zijn en waar de architectuur hen stimuleert tot activiteit en ontplooiing? Om deze probleemstelling te beantwoorden zijn in dit onderzoek, met name op het gebied van stedelijkheid en cultuurfilosofie, deelvragen aan de orde gekomen. Uit het onderzoek volgen voorwaarden en eigenschappen die een openbaar plein tot publiek domein kunnen maken. Deze voorwaarden blijken belrekking te hebben op zowel sociaal maatschappelijke als functionele en fysiekt> eigen:;chappen. Allereerst is onderzocht wat de betekenis is Van het sociaal functioneren van de mens binnen zijn maatschappij. Het culturele element blijkt hierbij hét middel tot sociale binding. De term sociale cohesie werd uitgediept, met als conclusie dat onze sociale binding plaatsvindt op verschillende niveaus, die bovendien gerelateerd blijken te zijn aan de levensfase waarin het individu zich bevindt. Onze geïndividualiseerde >amenleving blijkt juist voor senioren steken te laten vallen. Vervreemding en eenzaamheid zijn hiervan het resultaat. Voor de senior is het openbare leven een essentieel aspect voor sociale binding. Vervolgens is gekeken naar de betekenis van de openbare ruimte en welke aspecten deze tot een stedelijke plek maken. Behalve de passerende voetgangers zijn vooral de mensen die zich in de openbare ruimte thuis voelen belangrijk. Deze mensen nemen hun verantwoordelijkheid voor de plek, ze zijn aanspreekpunt en zorgen voor sociale controle. Voor een goed functioneren van de openbare ruimte is multifunctionaliteit het sleutelwoord. Het publieke domein heeft als eigenschap dat iedere gebruiker vanuit zijn eigen rol de openbare ruimte anders beleeft. Dit maakt dat een optreden in het openbaar kan leiden tot nieuwe, onverwachte ervaringen. De openbare ruimte als zodanig blijkt te bestaan uit een mengeling van drie soorten gebruikers. Er zijn de gebruikers die met de locatie verbonden zijn, omdat ze er wonen, werken of consumeren; er zijn de
Afbeelding 2 Centrale hal van het gebouw. Vermenging van functies
Afbeelding 3 Doorsnede van het gebouw. Rond de liften komen verschillende functies samen
Afbeelding 5 De senioren wonen In het Zilver hart In een moderne vorm van het hofje
gebruikers die de locatie puur gebruiken als openbare ruimte door er te flaneren, te observeren, en sociale contacten te onderhouden (de hangers); als laatste zijn er de mensen die de locatie als doorstroomgebied gebruiken om in een ander deel van de openbare ruimte te komen (transi tieverkeer{passanten). Een intensieve vermenging, waarbij ieder van deze groepen voldoende ruimte krijgt, zorgt voor het ontstaan van stedelijkheid. Naast de eisen die worden gesteld aan de gebruikers van de openbare ruimte, is er de verschijningsvorm van de openbare ruimte zelf. Oriëntatie, identiteit en herkenbaarheid zijn hierbij sleutelwoorden. Daarnaast verlangt de mens naar veiligheid. Behalve voldoende sociale controle moet de openbare ruimte een bepaalde beschutting bieden, hetgeen eisen stelt aan de afmetingen van de bebouwing en haar tussenruimte. Een openbaar plein moet in relatie staan met haar omgeving. Richting en verbindingen met andere stedelijke zones moeten duidelijk worden. Voorts moet in het vormgeven van de openbare ruimte vooral gedacht worden vanuit de voetganger. Loopstructuren moeten zonder obstakels, logisch en uitnodigend zijn. Vanuit deze analyse is gekeken naar het stedelijk plein, als centrum van een wijk. Het openbaar vervoer blijkt hierbij, met name voor senioren en jongeren. een sleutelfunctie te hebben. Vervolgens is uitgezoomd naar de gehele stad, waarvoor een utopisch model is geschetst. De ontwikkelde theorje is toege past in het centrum van een wederopbouwwijk in Groningen. Dit is een stad die met haar grote aantal studenten een sterke hang heeft naar openbaar leven; samen met senioren vormt dit een uitstekend draagvlak voor de pilot het 'Zilver Hart'. Tijdens de zoektocht naar een bereikbare locatie waar ook senio.ren wonen is vast komen te staan hoe sterk de relatie tussen de leeftijdsopbouw van de bewoners van een wijk en de leeftijd van de wijk zelf is.
Senioren blijken vooral te wonen in wijken die 35 jaar geleden ontwikkeld zijn, terwijl jonge mensen met name in oude stadswijken wonen en gezinnen met kinderen in de nieuwe wijken (vinex). Het centrum van een wederopbouwwijk blijkt een zeer geschikte locatie voor de pilot te zijn. Dit vanwege de bereikbaarheid, de aanwezigheid van gebruikers , het scheefwonen van senioren en de sleutelfunctie met andere stadsdelen. Daarnaast staat de wederopbouwwijk in zijn problematiek model voor de pijnlijke effecten van het individualisme, de vervreemding en de onmenselijk ver doorgevoerde scheiding van functies binnen onze maatschappij. Binne n het mas terplan zijn oplossingen bedacht voor de problemen binnen een wederopbouwwijk. Vervolgens is de theorie voor een stedelijk plein toegepast in het centrum van de wijk in de vorm van een multifunctioneel platform door se nioren , het Zilver Hart. Bij een goed functioneren van de openbare ruimte speelt de vermenging van functies, in tegenstelling tot het functionele denken van de wederopbouw, een zeer belangrijke rol. Hoe meer integratie, hoe beter een stad wordt. Binnen het afstudeeronderzoek is een ontwerpstrateg ie ontwikkeld waarbij het samenstellen van een compact programma centraal staat. De verschillende functies zijn nauw verweven en de voorzieningen kunnen multifunctioneel gebruikt worden. Binnen het programma vormt wonen een belangrijk onderdeel, omdat bewoners zichzelf het gebouw toe-eigenen en daarvoor hun verantwoordelijkheid nemen. Kijken en beleven is hierbij centraal thema. Daarom heeft het gebouw plekken gekregen om vrijblijvend te kunnen hangen en ontmoeten. Stilstaan bij identiteit en herkenbaarheid zijn belangrijk bij het ontwerp van een dergelijk gebouw omdat zij voor de gebruiker hechting en het kunnen opbouwen van herinneringen mogelijk maken. De ontwerper moet verantwoordelijkheid nemen voor de confrontatie met verschillende activiteiten, door deze visueel zichtbaar te maken en te vermengen.
E. Kinsiz
FOREVER Een multicultureel uitvaartcentrum in een multicultureel Nederland Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof.ir. B. Molenaar Dr. J.C.T. Voorthuis Ir. G. Simonetti 'Datum afstuderen 27 november 2007 Samenvatting Het project 'FOREVER' betreft een uitvaartcentrum, gevormd door naast elkaar bestaande religies, allen met hun eigen belevingswereld. Naar buiten toe zijn de werelden van de beoogde gebruikersgroepen versmolten tot één geheel, maar naar binnen toe zijn de werelden van elkaar gescheiden en op een bepaalde manier in verband gebracht door grenzen die de architectuur stelt.
o0
c
:::;:
;<;'
c
::::> 0.. I'D
20
Trefwoorden Dood Multicultureel Rouwen Religie Uitvaartcentrum
Afbeelding 1 Impressie gebouw gezien vanuit het grafveld
I
.
i/
.
ET::L
!~r J ~
I Afbeelding 4 Plattegrond begane grond
De dood is een onderwerp waar het liefst niet of nauwelijks over wordt nagedacht, laat staan gesproken. Dat terwijl de dood toch onlosmakelijk verbonden is met het leven. Iedereen krijgt er op een bepaald moment mee te maken. Dood is immers een onvermijdelijk fenomeen dat niet te beheersen en te controleren valt. De manier waarop begraafplaatsen en crematoria zijn gelegen binnen de stad sluit aan bij de genoemde tendens. Over het algemeen wil men op een rustige plek 'het laatste afscheid' nemen, maar de meeste begraafplaatsen liggen niet rustig omgeven door natuur, maar liggen langs de snelweg, weggedrukt uit de stad. En als men gecremeerd wil worden zijn de mogelijkheden beperkt. Vaak vindt de crematie plaats daar waar ruimte beschikbaar is. Daarbij komt dat men de meeste crematoria als onpersoonlijk ervaart. De aula's zijn vaak te laag en misse n sfeer. De condoleanceruimtes zijn sober ingericht. Bovendien zijn de inrichting, beleving en routing van de huidige crematoria, uitvaartcentra en begraafplaatsen voornamelijk toegespitst op de uitvaart van de grootste groep in Nederland: de autochtone Nederlanders, groep die in te delen valt in n ietkerkelijken en christelijken. Maar vergeten wordt dat Nederland een multiculturele samenleving is, oftewel een samenleving waarbinnen verschillende bevolkingsgroepen, verschillende culturele oriëntaties, verschillende religies naast elkaar leven. Verschillende religies kennen ook weer verschillende rituelen rondom het afscheid van de dode, wat op zijn beurt verschillende eisen aan de uitvaartvoorzieningen in Nederland stellen, aangezien allochtonen een behoorlijk aandeel van de Nederlandse bevolking vormen. Forever wil niet alleen een plek scheppen waar leven en dood samenkomen, maar ook een plek waar meerdere culturen, meerdere religies samen het lot kunnen delen. Een plek waar men niet alleen afscheid neemt, maar ook waarvan men weet dat men er ongegeneerd op een eigen manier kan rouwen.
Afbeelding
2
Impressie gebouw gezien vanuit de straat
Afbeelding 3 Impressie hoofdingang 111
...c
ür Q.
...c::r~ c
:I
Q.
!. ör n
s
n> ;:::;:
Afbeelding 5 Impressie entreeruimte
Afbeelding 6 Impressie afscheidsruimte
Een plek waar men zich afgeschermd voelt van de buitenwereld, veilig en omarmend.
Het gebouw telt in totaal drie bouwlagen. In de kelder van het gebouw bevinden zich de uitvaartgebonden personeelsvoorzieningen. Op de begane grond en verdieping van elk massa is achtereenvolgens een wachtruim te, afscheidsruimte en condoleanceruimte opgenomen. Het lint functioneert voornamelijk als verkeersruimte met uitzondering van het deel ter plaatse van de afscheidsruimte. Hier zijn de kantoorruimtes en de ruimtes voor de opbaar- en familiekamers gesitueerd.
Door het bestuderen van de rouwrituelen van de beoogde gebruikersgroepen is tot de conclusie gekomen dat het rouwproces binnen de verschillende religies zich op een vergelijkbare wijze ontwikkelt. De dood is een tussengebied en de verrichte handelingen, de route naar, na én van de dood zijn nagenoeg identiek. Het verschil zit in de manier waarop de verschillende gebruikersgroepen deze zelfde route doorlopen en ervaren. De locatie voor het multiculturele uitvaartcentrum bevindt zich in het stedelijke binnengebied van Den Haag. Het plangebied wordt aan de zuid-westzijde afgebakend door Het Haagse Bos en aan de oostzijde bevinden zich woningen. De locatie is een plek op de grens. Een gebied in een spanningsveld, tussen twee polen waar drukte en rust samenkomen. Een plek in de schaduw van de stad, maar er toch ook middenin. Het gebouw bestaat uit een lint dat drie massa's omarmt. De massa's symboliseren de drie algemene stadia van het rouwproces: wachten, afscheid nemen en condoleren. De levenden dringen door middel van beweging deze massa's binnen. Deze beweging kent een geleidelijke overgang: langzaam wordt men weer teruggebracht van het leven, naar het leven. Naar buiten toe zijn de werelden van de beoogde gebruikersgroepen versmolten tot één geheel, één route, maar naar binnen toe is de benadering van het gebouw gerelateerd aan de manier waarop de gebruikersgroepen deze route beleven en ondergaan. Het moment waarop het lint zichzelf kruist ter plaatse van de ingang. is het moment dat de verschillende gebruikersgroepen hun rouwproces een richting geven. Door hier de wanden als poorten te laten functioneren begeleiden ze het proces en geven ze er richting aan. 'De route van het ritueel' is dan voor ieder religie doorlopend en anders.
Het lint en de massa's zijn twee verschillende verschijningsvormen en hebben ieder hun eigen betekenis binnen het architectonische concept. Ze maken samen het verhaal compleet, maar leiden ieder hun eigen bestaan. Dit komt terug in de manier waarop het lint en de massa's zijn gematerialiseerd. Zo zijn het lint en de massa's in verschillende materialen uitgevoerd: het lint in ruw beton, en de massa's van glas gecombineerd met houten strips die dicht tegen elkaar aan staan en als een frame voor het glas geplaatst worden. Het gaat hier om de confrontatie tussen twee materialen met verschillende karaktereigenschappen, als tegenpolen, maar zodanig dat ze een dialoog aan gaan, elkaar versterken en eenheid uitstralen. Door de wensen en behoeften van iedere religie tot in detail door te zetten, is FOREVER een gebouw geworden voor iedereen, van iedereen.
21
J.
Kleemans
De verhouding tussen rendement en risico van kantoorobjecten beschouwd De vastgoedbelegger aan het woord Afstudeerrichting
Real Estdte Management & Development Afstudeercommissie
Drs. Drs. Drs. Drs.
J.J.A.M Smeets R.M. Weisz RA C.J.T.M. Kokke H.W. Boissevain MRICS
Datum afstuderen 27
november
2007
Samenvatting
CT
0
c
:E ,...
c
:::> 0.. ID
Het risico van een vastgoedbelegging is voor een groot gedeelte afhankelijk van de kwaliteit. De kwaliteit van een kantoorobject kan worden vastgesteld met behulp van het Portefeuille Analyse Model. Het gelopen risico is te berekenen uit historische rendemenisreeksen met behulp van het CAPM-modeL Door het risico en de kwaliteit tegen elkaar afte zetten, kan een gemiddelde verhouding worden vastgesteld. Op basis van deze verhouding is het verwachte risico voor toekomstige acquisities te bepalen uit een bepaalde kwaliteitsscore. Dit risico kan worden meegeno· men in de afWeging om een acquisitie al dan niet te verwerven. Trefwoorden
22
Rendement Risico CAPM Kwaliteit Acquisitie
Aanleiding In het verleden werd beleggen in vastgoed gezien als risicovol en onaantrekkelijk. De laatste decennia is de vastgoedmarkt echter sterk geprofessionaliseerd. Risico's zijn meer inzichtelijk gemaakt en mede door de oprichting van de ROZindex halverwege de jaren negentig is het mogelijk geworden vastgoed onderling te vergelijken. Door deze professionalisering is het voor beleggers aantrekkelijk geworden om in vastgoed te investeren. Door deze stijgende vraag en het achterblijvende aanbod van vastgoed op de beleggingsmarkt zijn de prijzen het afgelopen decennium sterk gestegen. Ook voor kwalitatief minder hoogwaardig vastgoed worden inmiddels zeer hoge prijzen betaald. De vraag is of de vastgoedbelegger zich de .laatste jaren niet te veel heeft laten leiden door de markt en te veel heeft betaald voor kwalitatief mindere objecten. Om te hoge acquisitieprijzen in de toekomst te voorkomen is onderzoek gedaan naar de verhouding tussen kwaliteit en risico van kantoorobjecten in Nederland. Op basis van de resultaten uit dit onderzoek kunnen acquisities in de toekomst wellicht uniformer worden beoordeeld en hierdoor beter worden onder· bouwd. De doelstelling van dit onderzoek luidt: "Het ontwikkelen van een beslissingsondersteunend in veste· ringsmadel voor partijen die willen investeren in direct vastgoed, waarmee potentiële beleggingsobjecten kunnen worden beoordeeld en met elkaar kunnen worden vergeleken op basis van een afgekaderd aantal (kwalitatieve) aspecten". Risico en rendement Wanneer beleggers besluiten in vastgoed te investeren, is niet alleen het rendement van belang. Naast het n•ndement speelt ook het verwachte risico een cruciale rol. De hoogte van het risico is afhankelijk van het soort belegging en het risico heeft invloed op de vergoeding (hetrendement) die een belegger kan eisen. In de literatuur worden er verschillende modellen genoemd die de verhouding tussen rendement en risico beschrijven. Eén van deze modellen is het Capita! Asset Pricing Model (CAPM). Het model beschrijft het minimale vereiste ren· dement (T(Ri)) op basis van het verwachte marktrendement voor een bepaalde beleggingscategorie, de benodigde risico-opslag (beta) voor de belegging en het risicovrije rendement. Investeringsbeoordeling in theorie en in praktijk Er zijn twee categorieën van investeringsbeoordeling: investeringsbeoordeling in theorie en in praktijk. Beide vormen van beoordelingsmethodieken kennen voor· en nadelen. Een combinatie van beide beoordelingsmethodieken biedt uitkomst. Acquisities worden bij een dergelijke combinatie theoretisch beoordeeld, waarbij de inputvariabelen zijn gebaseerd op historische rendementsreeksen en op de kennis en kunde van de vastgoedexpert Om tot een dergelijke beoordeling te komen, kunnen eenvoudig de formules van het minimale vereiste rendement (T(Ri)) en het verwachte rendement (TRR) met elkaar worden vergeleken , Een belegging kan interessant zijn te acquireren wanneer het verwachte rendement hoger is dan dat van het minimale vereiste rendement. De vereiste variabelen voor het marktrendement en het rendement op risicovrije beleggingen voor een langere periode, zijn op basis van historische rendementsreeksen vast te stellen. De enige onbekende variabele die dan overblijft (de risico-opslag beta) kan worden vastgesteld, als er een verband te ontdekken is tussen de kwaliteit van een belegging en het risico. Een in de praktijk beproefd model waarmee deze kwaliteit kan worden vastgesteld is het Portefeuille Analyse Model (PAM). Dit model benoemt en beoordeelt de kwaliteitsbepalende factoren die tezamen de kwaliteit van een belegging beschrijven en kent hier wegingsfactoren aan toe. Hieruit volgt een totale kwaliteitsscore per object . .Data verzameling en interpretatie Tijdens het onderzoek is bekeken of de verhouding tussen de kwaliteit van kantoorobjecten en het gelopen risico kan worden bepaald. In dit onderzoek zijn van in totaal vierentwintig objecten de rendementsteeksen geanalyseerd. Op basis van deze reeksen en met behulp van de formule van de T(Ri) zijn de gelopen risico's per object berekend.
4,0
3.0
• •
2,0
.. y
...
1111
..Ç" ..
=-0,5369x + 4,6988
.!11
•
•
•
~
1.0
•
0
•
.l!
ii:
-"....' 111
•
•
c
0.
•
...
7,0
c ::s
~ ~
C"
0,0 0,0
1.0
2,0
3,0
4 ,0
5,0
-1,0
6,0
•
8,0
9,0
0.
~ Q;'
•
• •
"'c
;;' ;::;:
o0
c
:E
c "' ::s
a.
-2.0
11)
Kwallteltsscore KI
Afbeelding 1 Risico-opslag beta (~) vs kwalfteltsscore (Ki)
Vervolgens is pe r object aan vijfentwi ntig vastgoedexperts gevraagd wat zij op basis van verstrekte informatie voor scores zouden toekennen aan de kwaliteitsbepalende factoren van een object. Deze verstrekte informatie is geüniformeerd en teruggerekend naar waarden die representatief zijn voor dezelfde periode als die va n de beschouwde ree ksen. Op basis van de individuele scores is een totale kwaliteitsscore berekend. Deze scores zijn gematcht met het gelope n risico. In figuur I is de kwaliteitsscore per object afgezet tegen het gelopen risico (~) Met behulp van een regressielijn is de gemiddelde verhouding tussen risico en kwaliteit vastgesteld en de bijbehorende vergelijking te bepaald. In de figuur is te zien dat de individuele verhoudingen per object (de coördinaten) afwijken van de gemiddelde verhouding. Er zijn zowel pos itieve als negatieve uitschieters aanwezig. Deze afwijkingen va n de individuele objecten zijn met name te verklaren door afWijkingen tussen het risico op het indirecte rendement en de kwaliteit die worden veroorzaakt door de in transparantie van de vastgoedmarkt. Hierdoor is het mogelijk per object een hoger dan wellager rendement te behalen. Ook het smoothing- en lagging-effect van taxaties kan invloed hebben gehad op Ouctuaties van indirecte rendementen en daarmee op de afwijkingen in de resultaten. Dit effect zorgt ervoor dat indirecte rendementen s terk kunnen fluctueren. In de gebruikte datareeksen kwame n dan ook extreem hoge en lage indirecte rendementen voor. Modelontwikkeling Op basis van de gemiddelde vastgestelde verhouding is een beslissingsondersteunend investeringsmodel ontwikkeld. Het investeringsmod el gaat uit van de besproken theoretische beoordeling waarbij input van de vastgoedexpert wordt gebru ikt. De ontbrekende variabele is de beta. Deze kan op basis van de onderzochte verhouding worden bepaald. Aan verschillende vastgoedexperts is wederom gevraagd kwaliteitsscores toe te kennen aan een object. Door deze totale kwaliteitsscore in te voeren in de vergelijking van de regressielijn wordt de beta
23 berekend. Door de formule van T(Ri) te delen door de formule van de TRR wordt het beleggingskengetal (BKG) berekend. Hierbij geldt dat het interessant kan zijn tot acquisitie over te gaan, als BKG groter is dan r. Het BKG van een potentiële acquisitie kan ook vergeleken worden met dat van een andere acquisitie. Hierdoor is een onderlinge ve rgelijking van acquis ities mogelijk. Hierbij geldt dat het hoogste BKG de meest interessa nte acquisitie aangeeft. Met behulp van dat model blijkt het mogelijk acqu isities met elkaar te vergelijken op basis van de gemiddelde vastgestelde verhouding tussen risico en kwaJi teit. De acquisitiebeslissingen die de aankopende vastgoedexpert neemt, kunnen met behulp van dit model worden onderbouwd. Hierbij moet worden opgemerkt dat iede re belegging uniek is. Het model kan worde n gebruikt als beslissingsondersteune nd model en geeft een indicatie o f het voor een belegger interessant kan z ijn tot acquisitie van een object over te gaan.
T.D.J. Maassen
De identiteit van de buurt Onderzoek naar binding met de buurt in Braodevoort Afstudeerrichting Stedebouw Afstudeercommissie Dr.ir. C.H. Doevendans Ir. ).A. Lörzing Drs. ).C.A. van Zoest Datum afstuderen r8 december 2007 Samenvatting Met dit onderzoek heb ik geprobeerd inzicht te verschaffen in de socia'le verbanden die in Braodevoort aanwezig zijn. Hierbij heb ik mij in het bijzonder gericht op de relatie die er bestaat tussen de fysieke omgeving (het stedebouwkundige ontwerp) en manier waarop bewoners zich in sociaal opzicht in deze omgeving gedragen. Deze insteek is mede ingegeven omdat het ontwerp van Braodevoort gebaseerd is op een aantal ontwerprichtlijnen die moeten leiden tot een wijk waar men elkaar weer fysiek zou ontmoeten. De vraag of een gemeenschap maakbaar is en welke factoren hierop van invloed zijn stond hierbij centraal. Uiteindelijk MonuMentale binding een belangrijke rol te spelen in Brandevoort. Trefwoorden Braodevoort New Urbanism Identiteit MonuMentale Binding Sociale cohesie
Afbeelding 1 Brandevoort, een dorp in de regio
Afbeelding 4 Ansichtkaart Helmond
Braodevoort in Helmond, omdat deze wijk veel overeenkomsten lijkt te vertonen met New Urbanism projecten. Brandevaort & New Urbanism Uit een vergelijking tussen Braodevoort en New Urbanism projecten komt naar voren dat een nuance moet worden aangebracht in deze stelling. De verschijningsvorm van Braodevoort is om verschillende redenen net wat anders dan de Amerikaanse voorbeelden. Wel kun je stellen dat zowel de New Urbanists in Amerika, als Rob Krier met Brandevoort, dezelfde intentie hebben met hun ontwerp. Beiden streven naar het creëren van een wijk waar de verloren gewaande binding met de buurt en ontmoeten op straat weer terug worden gebracht in de wijk door een ontwerp gebaseerd op ttaditionele ontwerprichtlijnen.
Inleiding Er wordt zeer uiteenlopend gedacht over de maakbaarheid van gemeenschappen. Een groot aantal theoretici is van mening dat omgangsvormen tussen bewoners. zoals deze in traditionele (dorps) gemeenschappen bestonden, niet langer van deze tijd zijn. Buurtcohesie heeft volgens hen definitief plaats gemaakt voor netwerkcohesie, met de buurt en de woning als uitvals· basis. Tegelijkertijd blijkt er een groeiende behoefte te zijn aan houvast en geborgenheid in een tijd dat steeds meer zekerheden wegvallen. New Urbanism blijkt een stroming te zijn binnen de stedebouwkunde die juist wel gelooft in de maakbaarheid van gemeenschappen met traditionele omgangsvormen. New Urbanism gaat aan de hand van traditionele ontwerpricht· lijnen letterlijk terug naar de gemeenschap van vroeger in een tijd waarin deze definitief tot het verleden lijkt te behoren. Deze ogenschijnlijke tegenstelling wakkerde mijn interesse aan om te onderzoeken of deze twee gedachten met elkaar te verenigen zijn. Het onderzoek richt zich daarom op de wijk
Braodevoort Omschreven Braodevoort blijkt een wijk die in een aantal opzichten eigenlijk niet veel anders is dan de meeste andere vinexlocaties . Braodevoort steekt echter boven dit vinexmaaiveld uit door een verregaande thematisering, die op vrijwel alle schaalniveaus van de wijk terug te vinden is. Nu is het hebben van een thema voor vinexwijken zeker niet uniek, maar de wijze waarop dit in Braodevoort is doorgevoerd is weldegelijk bijzonder. Braodevoort geniet daardoor een relatief grote bekendheid, niet alleen in de regio, maar ook daarbuiten. Socialiteiten in Brandevaort In Braodevoort worden opvallend veel activiteiten ontplooid door bewoners zelf. Bewoners organiseren zich, zijn actief in vele verenigingen, commissies en besturen en zijn over het algemeen zeer begaan met hun wijk. Belangrijk gegeven hierbij is dat veruit de meeste initiatieven bottorn-up zijn ontstaan, zonder inmenging van bovenaf. Braodevoort maakt blijkbaar iets los in zijn bewoners, dat je in de meeste andere vinexlocaties niet ziet. In Braodevoort is al sprake van een levendige civil. society, wat vrij uniek is voor zo'n een jonge wijk.
/
I
/
.-·
Afbeelding 2 Plan Brandevaort
Afbeelding 3 Straatprofielen Veste
:"·
Oe 6:;~1r:
·•
,- ---- ------ --- , I
111111~
·"
t
..
~ ~ •.
c/)e !/Juilens ·- - ------ -- ----!
Afbeelding 5 Ansichtkaart Brandevaort met de 7 beeldelementen
Afbeelding 6 Lokatle en schaalniveaus beeldelementen
Ontmoeten op Straat Deze civil society niet direct een gevolg is van de stedebouwkundige opzet van de wijk. Bijzonder aan Brandevaort is dat, naast toevallige ontmoetingen op straat, veruit het grootste aantal ontmoetingen juist plaatsvindt op de binnenplaatsen van de bouwblokken. Dáár ontstaat een hechte gemeenschap tussen blokbewoners. Gemeenschappelijke belangen e n een duidelijke gebruiksfunctie van deze ruimte blijken hie rvoor de belangrijkste initiators te zijn. Enerzijds is het succes van deze binnenplaatsen een positief gegeven voor de sociale binding in de buurt in Brandevoort. Anderzijds gaat dit ten koste van de levendigheid op straat. Toch één van de speerpunten van Kriers ontwerp. In veel gevallen wordt he t beeld van het pittoreske dorpje Brandevaort belangrijker gevonden dan het gebruik ervan. Hierdoor blijven aanwezige potenties vaak onbenut. Brandevaort heeft veel plekken in de openbare ruimte waar daadwerkelijk fysieke ontmoetingen plaats kunnen vinden, maar waar nu slechts nog een mooi plaatje voor in het fotoboek geschoten wordt.
MonuMentale binding leidt er toe dat mensen meer activite iten ontplooien in hun wijk en daardoor ook vaker met elkaar in contact komen. MonuMentale binding kan op deze manier leiden tot sociale binding maar dat hoeft niet.
Braodevoort in Beeld Uiteindelijk is een link gelegd tussen de aa nwezigheid van thematische beeldelementen, het grote aantal activiteiten dat bewoners van Brandevaort in hun buurt ontplooien en de daaruit voortvloe iende binding me t de buurt. Hiervoor dient "de ans ichtkaart" als m etafoor. Door de bijzondere architectuur en de aanwezigheid van opvallende beeldelementen kan probleemloos een ansichtkaart worden gemaakt van het pittores ke dorpje Brandevoort. Op de kaart zijn een aa ntal blikvangers opgenomen, zoals de kerk en de markthal. Daarnaast zi jn wat minder in het oogspringende, m aar voor Brandevaort op buurtniveau zeker ook be lan grijke, beelden van gebiedseigen eleme nten en typische erfafsc heidingen afgebeeld. Het zijn deze beelden die bepalend zijn voor het ontstaan van zogenaa mde MonuMentale binding. De beelden genereren een gevoel van trots en bepalen de identiteit van de Brandevoorter.
Tot slot... Er bestaat een tegenstelling tussen de ontwerpdoelstelling van Brandevaort en het gebruik door de bewoners en daarmee tussen theorie en praktijk. Het antwoord op de vraag of binding m et de buurt anno 2007 definitief tot het verleden behoort, of dat deze binding toch maakbaar blijkt te zijn is dan ook tweeledig. Plekken, ontworpen ter bevordering van onde rling contact e n levendigheid op straat, blijken niet het gewenste effect te hebben doordat een duidelijke gebnaiksfunctie ontbreekt. Andere plekken hebben weldegelijk een positief effect op de sociale interactie tussen bewoners, maar hebben juist een averechts effect ten aanzien van he t leven op s traat. Daar staat tegenover dat Brandevaort een bloeiende civil society kent op basis van MonuMentale binding. Waar binding m et de buurt vroeger ontstond door een gemeenschappelijk verleden of familiebanden , gebeurt dit nu door een gedeelde identiteit en trots.
Ing. C.S. van Montfort & Ing. T. van Helmond
Urban devellopment i,n Dubai An international study to improve the urban development process in the Netherlands Afstudeerrichting Construction Management and Engineering Afstudeercommissie Prof.dr.ir. W.F. Schaefer Prof.dr. LH.). Verhoef Ir. E.G.). Blokhuis Datum afstuderen 18 december 2007 Figure 1 Overview Sheikh Zayed Road, Dubal Marl na
Samenvatting Our report presents a new process model for urban development in the Netherlands. We have stuclied for six months in Dubai about Dubai's urban development approach. The conclusions from Dubai as a practice approach are translated to the urban development process in the Netherlands. Our report is especially written for professionals who have a relation with urban development projeds in the Netherlands. Furthermore, we want to contribute with our process model to the discussion a bout accelerating the urban development process. Trefwoorden Urban development approach Public and private sector Long-term commitment Entrepreneurship Dubai
The National government in the Netherlands is a ware of the fact that urban developm ent will increase not only employment, but also economie growth. The minislly of Economie Affairs presenled a report that displays the need of new industrial areas. The development process of new industrial areas takes on average eight years with the risk that the market demand after project delivery already has been changed. Different issues caused a stagnating market and the urban developme nt process needs impravement to achieve acceleration back again. We wil! discuss the approach and the state of affairs that eau se a stagnating market and the subsequent slowing of economie growth. The urban development process in the Netherlands is very dynamic but complex. Strategie long-term plans are being formulated by the National government and shouldn't have a direct relation with the four-year politica! cycle which we have in the Netherlands . The government should focus on the national strategie plan and laws and regulations on a high level base. Because of this the execu tion of the plans rests by the province, municipalities and private companies. Through the stagnation and lack of control on province level we see that municipalities start carrying out the urban development pol.icy of the National government on the ir own. A bottorn up approach is the result, whereby municipalities skip the province level and carry out the long-term plans of the National government. The National government is loosing control on her long-term urban development projects when individ ual municipalities start carrying out these projects. The province needs to coordinate projectsof the National govemment to guarantee the quality and sustainable d evelopment. The research question in this report is a bout; the key characteristics for a bus iness organisa tion to accelera te the urban development process in the Netherlands with the input of a practice approach from Dubai. We designed and utilised a general business organisation model with a new approach of urban development projects in the Netherlands. The ma in goal of this research is to design the model in such a way, that a better aim for all involved participants on province level and municipality level can be achieved. We focused our research in Dubai on the subjects: State structure; Vis ion; Cluster developments; Free Zone developments and; Gated com munities. We organised a symposium in Dubai to obtain reliable and first hand information from professionals and we focused ourselves on different case studies and expert interviews. In general we see that the e ntrepreneu rial role of the Dubai government is a key factor for the urban development approach in Dubai.
;
.... ·- ..
------ ..
I
- -... ...
I
I
1"'""'"'-
J
,- ------- ~ I
·--------
....
Q
I I I
I I
j
9Bl I
--· 1
. - - - 1r
·-- .. t
·~ .
~ I
I I
- ·-- - -~ -- -- -- - ---J
Figure
2
General business organisation model
The role and attitude of Dubai govemment challenges semi-governmental and private companies to move to higher levels of competitive performance. The Dubai government developed a long-term policy with defined economie piUars of national importance. Dubai's strategie plan is basedon a longterm vision and strategy with a focus on cluster developments. Local investors and Foreign Direct lnvestment (FDI) are used to finance the urban development projects. For the implementation of an urban development project a business organisation is established in the semi-governmental andfor pr,ivate sector. Within defined boundaries and mandates the business organisation can develop the project. To improve the urban development approach in the Netherlands we present some important wnclusions. The whole governmental system rrtust implement a more entrepreneurial approach to chaUenge the private sector. The National government should develop a long-term strategy with a longterm policy based on different economie piUars of national importance. Porter's cluster strategy should be implemenled in the strategie plan of the Netherlands and the urban cluster developments can support the defined economie pillars. The province should focus on the development oflaws and regulations on a high level base to attract investors to projects of national importance. Another task is to coordinate the implementation of the s trategie plan on province level and municipality leveL Our process model (see figure z) presents how the government and the private business organisation are organised in the urban development process. The process model aims fora project cluster approach for each specifk urban development project of national importance. The co re business of the government is de finin g laws and regulations on a high level base and the national s trategie plan should focus on cluster developments. The government has the role of initiator and a private business organisation is responsible for the project development. The business organisation is mandated for the whole process development. The main objective of the business organisation is Lo achieve long-term commitment between the principal, developer and investor to gain sustainable development. The investor takes the responsibility for exploitation and services and facilities of a development in the beginning. After a few years this can be outsoureed to a specialised com pany. The quality of the project is guaranteed beca use the inves tor earns his revenues over the long-term. A central management role in the process model is the re for the Project Government Cluster Authority. This authority is taking care of laws, regtdalions and procedures within the public domain. Direct communication between the business organ isa tion and the involved public department is another role of this authority. The authority consists of people from the concerned level of the gove rnment as well as the business organisation. lt is important that these people are mandated for the project by their own organisation.
'
~
E1r=J~ , ··---···- -------------- ""
N.C. Oudenaarden
Gevels en functieverandering Analyse van de gebouwschil, voor de veranderende gebruiker Afstudeerrichting
Bouwtechnisch Ontwerpen Afstudeercommissie
Prof.dr.ir. J.J.N. Lichtenberg Ir. G.J. van den Brand Ir. E.M.C.J. Quanjel Datum afstuderen
18 december 2007 Samenvatting
Afbeelding 1 Gebouwanalysemodel
Als de gebruiksfunctie in een gebouw wijzigt, gaat dat meestal gepaard met het uitvoeren bouwkundige aanpassingen. Het uiterlijk van een gebouw kan hierdoor op verschillende manieren veranderen. Middels verschillende gebouwanalyses is onderzocht wat de rol van de gevel bij het realiseren van functieveranderingen is. In een casestudy zijn de uitkomsten van de analyse geprojecteerd op een leegstaand kantoorgebouw. De centrale vraag was hoe de gevel zo ontworpen kan worden, dat functieveranderingen in de toekomst eenvoudiger gerealiseerd kunnen worden.
UOD·211dot 1000 - ~ ISO · ~
o0
~
:E
"' ~
~
0. (!)
Trefwoorden
Gevels Functieverandering Aanpasbaarbeid Gebouwanalyses Analysemodel Afbeelding 4 De hoogtezones In de gevel
Ge bouwen worden ontworpen en gemaakt om één of meerdere gebmiksfuncties te huisves ten. Vanuit deze gebruiksfuncties, bijvoorbeeld wonen afwerken, maar ook vanuit de omgeving worden specifieke eisen en wensen omschreven. Voorbeelden hiervan zijn de benodigde vloeroppervlakte, de isolatiewaarde of de gewenste uitstraling van het gebouw. Dit onderzoek richt zich op de samenhang tussen de gevel en gebmiksfuncties. Omdat de gevel binnen en buiten fysiek scheidt, levert deze een belangrijke bijdrage aan het realiseren van het gewenste binnenklimaat. Zo beïnvloedt de geve l de hoevee lheid daglichttoetreding, de toetreding van verse lucht of de isolatie. Als de functie in een gebouw verande rt, kan be t zijn dat de gevel niet meer voldoet. .Deze moet dan aangepast worde n, vaak door middel van complexe ingrepen . Door er vooraf al rekening mee te houd en da t dit kan gebeuren kunnen functieveranderin gen op minder ingrijpende wijze gerealiseerd worden.
Om te bepalen welke eigenschappen de gevel daarvoor moet bezitten, is er een analyse gemaakt van verschillende gebouwen waarin al functieveranderingen gerealiseerd zijn. Voor het uitvoeren van de gebouwanalyses is een gebouwanalysemodel ontwikkeld. Hiermee kan de grote hoeveelheid verzamelde informatie op een objectieve en gestructureerde manier beschreven en vergeleken worden. Het gebouwanalysem odel is gebaseerd op de verdeling in de 6 'shearing layers of change' - gebouwlagen, ook de "6S" genoemd- van Stewart Brand. Een gebouwlaag is een groep van bouwdele n, die een specifieke functie e n levensduur hebben: Site (omgeving; oneindig), Structure (draagconstmctie; 30 tot 300 jaar), Skin (gevel; 20 jaar) , Services (installaties; 7 tot 15 jaar) Space Plan (indeling plattegronden;3 tot 30 jaar) e n Stuff (inrichting; mobiel). Hier is de niet-fysieke gebouwlaag Story (verhaal) aan toegevoegd, om de ontwikkelingen in de tijd te beschrijven. In het model worden eerst de oorspronkelijke gebouwen beschreven, gevolgd door de doo rgevoerde wijzigingen ten gevolge van de functieveranderingen . De gevel wordt daarbij centraal gesteld om de relaties met de andere gebouwlagen inzichtelijk te maken. Uit het samenvoegen van de uitkomsten van de verschillende gebouwanalyses is afgeleid met welke lagen de gevel het ste rkste ve rbonden is. Door de diversiteit in functies, uitgangspunten en aanpak is het niet mogelijk om een specifieke rol van de gevel bij functieverande ringen af te le iden. Ze bestaat slechts uit algemeen afgeleide aandachtspunten, die per gebouwlaag worden omschreven als "les voor de gevel": Stntcture: De opbouw van de draagconstmctie is door belijning en vlakverdeling herkenbaar aanwezig .in de gevel; Space Plan: Vanuit het ge bruik gezien is de overgang tussen plattegrond en gevel lastig te markeren; Site: Buiten de opbouw van de gevel, is vooral de zichtrelatie van belang voor de rol in de omgeving; Story: De gevel is een belangrijke gegevensdrager, zowel voor de herkenbaarheid in de omgevin g als de ontwikkelingen in de tijd;
Afbeelding
2
Het kantoorgebouw aan de Boschdijk
Afbeelding 3 De gevelzone 3-dlmenslonaal weergegeven
Achterconstructie • afhankelijk van overspanning
Afbeelding 5 De opzet van de blmodulalre strokenpul
Services: De gevel en installaties worden slechts indirect- middels andere "ge bouwlagen" - op elkaar afgestemd Stuff: Het zichtbaar zijn van de inrichting is afhankelijk van de gebouwontwerper, -eigenaar en -gebruiker. De "lessen voor de gevel" zijn toegepast bij het maken van een herontwerp voor een leegstand kantoorgebouw aan de Boschdijk. De gevel moet daarbij de gebruiksmogelijkheden van het gebouw vergroten, zodat het in de toekomst aan verschillende gebruiksfuncties aangepast kan worden. Er is een functiescenario geschreven dat uitgaat van 3 op de stedenbouwkundige situatie afgestemde gebruiksfuncties: wonen, werken, sporten. Deze kunnen binnen de plattegronden onderling uitgewisseld en veranderd worden. In een workshop zijn voor het functiescenario verschillende plattegrondvarian ten ontwikkeld. Daar zijn de uitgangspunten voor he t gevelontwerp uit afgeleid. Het behouden van de vrije indeelbaarheid van de plattegronden en een vrij verloop van de gevel zijn van groot belang. Daarnaast is het binnenhalen van licht en lucht in het gebouw is een probleem. De ondersteunde functies worden centraal in het gebouw geplaatst om de toetreding zo weinig mogelijk te belemmeren De gevel bestaa t uit een apart buiten- en binne nblad. Het transparante buitenblad verzorgt de basisprestatie: een klimatologische scheiding tussen binnen- en buitenklimaat. Het binnenblad is een aanvullende prestatie, aanpasbaar naar de voornamelijk visuele e isen en wensen van de gebouwontwerper, eigenaar en gebruikers. Beide bladen worden geplaatst in een gevelzone met een uit de constructieopbouw afgeleid 3-dim ensionaal gebruiksstramien. In de plattegronden is dit vertaald naar een verfijnd indelingsstramien, in de hoogte zijn per verdieping 5 zones te herkennen. De installaties lopen onder verhoogde vloeren en boven
Afbeelding 6 Aansluiting van een systeemdetail
verlaagde plafonds. In de binnenwanden wordt een driedeling aangebracht ten behoeve van het reguleren van Licht, Zicht en Privacy. In de technische uitwerking worden horizontale puienstroken voor het buitenblad gecombineerd met een verplaatsbaar binnenblad. De tussenliggende spouw kan zo op verschillende manieren benut worden om de bouwfysische prestaties van de gevel te veranderen. Door toetsing aan de verschillende plattegrondontwerpen zijn de toepassingssituaties in kaart gebracht, De daarbij horende technische uitwerkingen zijn in een overzicht opgenomen. De puienstroken moeten gepositioneerd kunnen worden ter plaatse van de vloerlijn, als balkon, of in een atrium. Daarom worden de achterconstructie en de vlakvulling van elkaar ontkoppeld, zodat de achterconstructie aangepast kan worden aan de lengte van de overspanning. Als vlakvulling kan een vast of een te openen deel geplaatst worden. De binnenwanden kunnen functiescheidend, ruimtebepalend en klimaataanvullend zijn, en hebben ieder een kenmerkend verloop ten opzichte van het buitenblad. Om te kunnen voldoen aan de gestelde eisen worden verschillende systemen aangeboden, die ieder specifieke prestaties leveren. Het gebouwanalysemodel is een goed en bruikbaar hulpmiddel om de rol en samenhang van specifieke gebouwdelen te beschrijven. Het is wel nodig de resultaten kritisch te benaderen omdat verza meling en interpretatie van informatie subjectief gebeurt. Daarnaast is het ook aan te bevelen om de onderlinge invloed en relaties van de andere gebouwlagen soortgelijke te beschrijven, om de daadwerkelijke rol van de gevel verder bloot te leggen. De uitkomsten bieden wel een goede basis voor een gevelontwerp dat de gebruiksmogelijkheden va n een gebouw vergroot. Dit is al terug te zien bi j de uitwerking van kantoorgebouw Bosc hdijk. Door de sys te matische beschrijving van de variabelen binnen de uitwerking, kan het concept ook geprojecteerd worden op andere gebouwen om de toepassing verder te verkennen en ontwikkelen.
I. Prohn
Brainport Eindhoven Op zoek naar het juiste bedrijventerrein Afstudeerrichting Vastgoedbeheer Afstudeercommissie Drs. ).).A.M. Smeets Ir. H.A.) .A. Appel-Me uienbroek Jr.ing. l.I. janssen Datum afstuderen r8 december 2007 Samenvatting Brainport, oftewel de regio Eindhoven, staat synoniem voor R&D, samenwerking en innovatie. Het juiste aanbod van bedrijventerreinen zorgt ervoor dat bedrijve n goed kunnen functioneren en dat de regio haar positie als toptechnologieregio kan behouden . Uit literatuuronderzoek en de interviews blijkt dat het onmogelijk is om concrete aanbevelingen te doen over de opzet van bedrijven terreinen. Er worden aandachtspunten voor beleid en verder onderzoek gegeven. Duidelijk is dat visie en focus essentieel zijn om de toekomstambities van Brainport te verwezenlijken. Trefwoorden Brainport Eindhoven Bedrijventerreinen Vestigingsklimaat Locatiekeuze
Ruimte en economie hebben veel met elkaar te maken. De economie draait op de werkgelegenheid en de bedrijvigheid. Een goed vestigingsklimaat, waar het aanbod aan bedrijventerreinen een onderdeel van is, zorgt ervoor dat bestaande bedrijven in de regio actiefblijven en het aantrekkelijker wordt voor nieuwe bedrijven om zich in de regio te vestigen. Ook in Bra in port moet hier aandacht voor zijn. De te~ m Brainport, oftewel de regio Eindhoven, staat synoniem voor stuwende industriële bedrijvigheid, samenwerking, onderzoek en ontwikkeling (R&D) , hoogtechnologische producten en innovatie. Brainport is momenteel vooral een economisch concept, de ruimtelijke vertaling ontbreekt nog op veel vlakken. De probleemstelling van dit onderzoek is: Op welke manier moeten de bedrijventerreinen worden opgezet zodat zij een bijdrage 'l everen aan een vestigingsklimaat dat de positie van de regio Eindhoven als Brainport van Nederland kan behouden en versterken? Het doel van dit verkennende onderzoek is het opstellen van een longlist van (bedrijventerrein)aspecten waar de gemeente rekening mee moet houden in het bedrijventerreinbeleid voor Brainport Eindhoven. Dit gebeurt op basis van een literatuurstudie en interviews met bele idsmakers e n ervaringsdeskundigen . De onderzoeksvragen die centraal staan in dit rapport zijn: Wat is een Brainport' Wie zijn de kenniswerkers van Brainport Eindhoven en welk bedrijvigheidprofiet vertegenwoordigen zij? Welke rol spelen samenwerkingsverbanden en welke invloed heeft dit op de onde rlinge ruimtelijke positionering van bedrijven? Aan welke aspecten moet een bedrijve nterrein voldoen om aantrekkelijk te zijn voor Brainport bedrijven? Wat is een longlist van factoren die voor de gemeenten van Brainport van belang zijn bij het opstellen van het bedrijventerrein beleid? De Bralliport bedrijvigheid bestaat uit: Ontwerp en adviesbureaus, JCT, Research and development bedrijven, Onderwijs- en kennisins tellingen. Maar opgemerkt moe t worden dat onde rzoek en ontwikkeling hand in hand gaan m et productie en distributie van goederen. Ook deze bedrijven, die sterk gelieerd zijn aan het bedrijvigheidprofiel. moeten op de juiste manier gehuisvest worden op een bedrijventerrein. Brainport is gebaat bij een goede samenwerking tussen de overheid, het bedrijfsleven en ke nnisins tellingen. De Triple helix wordt bemoeilijkt door een verschil in dynamiek en s nelheid tusse n de ve rschillende actoren. H elde rheid in onde rzoeksprogramma's en doelstellingen kan bijdrage n aan de opstart van samenwerking. Clustering van bedrijven binnen één bedrijfstak is alleen zinvol als dit leidt tot een economi.sch voordeel voor de betrokken bedrijven. Dit kan het geval zijn als er sprake is van een belangrijke gemeenschappelijke voorzie ning(en). Er moeten hoge re eisen worden gesteld aan de bedrijventerreinen die een aantrekkende we rking moeten he bbe n op de Brainport bedrijvigheid. He t gaat vaak om (inter)nationale bedrijven die een vestiging overwegen in een toptechnologieregio. Een kwalitatief hoogwaardig bedrijvente rrein draagt bij aan de innovativiteit e n het imago van een bedrijf en d e regio als totaal. Uit de literatuur volgen de bedrijve nte rreinaspecten die belangrijk zijn voor de Bra inport bedrijvigheid:
Bereikbaarheid Ontsluiting van de locatie en omgeving Aanwezigheid multimodaliteitf'n Aanwezigheid OV voorzieningen Bereikbaarheid voetgangers en fietsers. Voorzieningen • Voorzieningen voor werknemers Algemene voorzieningen voor bedrijven R&D faciliteiten Imago Herkenbaarheid • Thema tisering Beeldkwaliteit • Beeldbt>palende gebouwen en structuren Aandacht voor de inrichting van ontmoetingsfuncties en openbare ruimte Herke nbare rout~s en oriëntatif'punten en verschillende soorten openbare ruimten Samenhang, relatie en integratie tussen de verschillende functies en voorzieningen Streven naar goede belevingswaarde en leefbaarheid • Inbouwen van ruimtel ijke flexibiliteit Voorkomen van achterkantsituaties en heldere verbindingen in alle richtingen
111
-ur c
0.. tD tD
.... r:r c
:::1
0..
~
c;;' c: n
;:::;
Uitgifte en behee r Vestigmgsvoorwaarden • Parkmanagemc~ nt
CT>
;::;: CT
0
c:
:E
7'
De bevindingen uit het literatuuronderzoek zijn voorgelegcl aan experts. Uit deze interviews blijkt dat e r geen houvast is om concrete aanbevelingen te doen voor de opzet of invulling van bedrijventerreinen 1n Brainport Eindhoven. Vanuit welke invalshoek we de materie bekijken, er ontstaat geen eend uidig beeld. De meningen en ervaringen van de experts lopen sterk uiteen. Waar de een aangeeft dat kwaliteit voorop zou moeten staan, meldt de ander dat het prijsniveau een bepalende factor is voor het succes op het bedrijventerrein. Waar men het wel over eens is, is dat partijen moeten samenwerken en één gezamenlijk doel voor ogen moeten houden. Dit vereenvoudigt de regionale afstemming, waardoor concurrentie tussen gemeenten bij de uitgifte van bedrijventerreinen wordt voorkomen. Daarnaast blijft de vraag bestaan hoe deze terreinen concreet ingevuld dienen te worden. Om hier antwoord op te kunnen geven, moeten vraagprofielen opgesteld worden van clusters van bedrijven. Gemeenten moeten starten met het in kaart brengen van de vraag van de meest kansrijke en belangrijke clusters in Brainport. Wanneer gemeenten meer grip krijgen op de vraag naar bedrijven terreinen, is het zaak om realistische- ambities op te stellen over de kwaliteit en het aantal vierkante meters bedrijventerrein. Door ondernemers te bet rekken bij het proces van herstructurering en ontwikke'Jing kan het aanbod nog beter worden afgestemd op de gebruikers. Wanneer besloten wordt om een bedrijventerrein te (her)ontwikkelen moet m en zorgen voor heldere vestigingsvoorwaarden. Hierdoor blijft de thematisering op het te.rrein behouden, waardoor het bedrijventerrei n als een vis itekaartje voor een bepaalde sector kan gaan dienen.
c:
:::J
0.. CT>
31
J.M.Reijnen
Penduturn Metamorfose Laakhaven-West Den Haag en ontwerp multifunctionele accommodatie Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof.ir. E.A.J.Venhoeven Dr.ir. J.C . Wallis de Vries Prof.dr.ir. B.E.J. de Meulder Datum afstuderen r8 december 2007 111
-
ijl'
c
0. 111
..,111
C"
c
::::1
0.
Samenvatting Het ontwerpen van een stedelijke configuratie waarbij gestreefd wordt een totale leefomgeving terug te brengen op het niveau van de voetganger. Aan de ene zijde is hiervoor het zoeken naar context belangrijk, aan de andere het ontwikkelen van een zelfvoorzienend lichaam als stad in de stad.
~
äl'
1"'1
c
[ o0
c ::'E 7' c :::J
Cl.
Trefwoorden Autarkie Mens Vooruitgang Veelheid Nabijheid Ontsnapping
Onze levensstandaard van individuele keuzevrijheid heeft een schaduwzijde. Door centralisatie van activiteiten zijn processen weliswaar efficiënter geworden, maar ontstaat er tegelijkertijd ook een vervreemding van dezelfde activiteit. Zoals eerder de industriële functies ui t de woongebieden uitgesloten werden, worden nu bedrijventerreinen en pretparken buiten de kernen geplaatst. Aanbieder en gebruiker zijn uit elkaar gedreven en schreeuwen om verstaanbaar te blijven. In deze verknipte wereld wordt een normaal mens dus al snel doof. Middelen/methode: Het begint bij het divergente zoeken naar context. Aan de ene kant het politieke beleid, de geschiedenis, de sfeer, de mimtelijke analyse van functie , massa , leegte en mobiliteit, aan de andere kant een theoretische benadering van de netwerkstad en menselijke behoefte. Binnen deze context wordt gezocht naar plek voor een afgekaderd geï.ntegreerd lichaam dat aangrijpt op verschillende schaalniveaus. Leven moet weer teruggebracht worden uit de vervreemding. Om er weer achter te komen hoe we onze afhankelijkheid binnen het grote schaalniveau kunnen inwisselen voor het in eigen handen hebben van ons leven moeten we lokaal beginnen. Voor het convergent ontwerp om van binnenuit tot een passend lichaam te komen worden maquettes en computeranimaties gebruikt. Vormen en functies op verschillende schaalniveaus maken een knoop met alle facetten van het leven. De configuratie is gebaseerd op verhoudingen, verbindingen en aaneenschakelingen met het doel een duurzame en minder afhankelijke rol binnen de omgeving te vervullen. De nadruk op het in nabijheid oplossen van behoeftes biedt kansen om publieke mim te aan de stad toe te voegen. Oplossing Het uitgewerkte scenario handelt over een door de ·i ndustrie verlaten haven aan de rand van hoogstedelijk Den Haag. De moderniteit heeft de plek getekend door de destijds noodzakelijkeont-en afsluiting. De strenge infrastmctuur biedt nu de voorwaarden voor een nieuwe stedelijke conditie. Deze m oet alles in zich opnemen om zo een plek en knooppunt te vormen tussen nieuwe en bestaande schaalniveaus. De stad wordt verschaald en in de stad gebracht. De haven, als centrum van Laakhaven en een gedeelte Schilderswijk, Groente- en Fmitmarkt en Laakkwartier, wordt stad. Deze stad koppelt nieuwe schaalverschillen met pleinen, nissen , kieren en spleten. De wijk, het plein en de kamer z ijn inwisselbare begrippen geworden. Voor het aanreiken van een totale leefom geving worde n vrije tijd en ontsnapping aan het dagelijkse leven toegevoegd m et als uitwerking een uitgebreide dansacademie. Behalve dansacademie bevat de configuratie ook wijkvoorzien ingen. De ontsnapping uit de dans sluit aan op het dagelijkse leven van de wijk. De ontsnapping uit de stad is de meest zelfvoorzienende culturele activiteit, dans.
afstudeerbundel faculteit bouwkunde
lng. M.E.M. Schäffner
Van checklist naar integraal risicobeleid Een onderzoek als basis voor een beleid dat kan leiden tot een verbeterd kwaliteitsmanagement van ingenieursbureaus in Nederland Afstudeerrichting
Construction Management & Engineering
frJ..:-fct
~e p
$001 J)elfo.
SCore oe~ fOCIOi
~~C'fo iP.'II
!omge-~d/f''le-l'llloCIQI
iWt>Qin~J
(.Ji
{k\\ OOrfrll 11 ~IOC lOf ~ leer A • 1 punten 8 matig •Jpunfen c RedeliJk •2punten 0 Matig =lpunten E RedeliJk • Jpunten F Redeijk ~4 punten In orde • 2 punten G H Malig • 2 punten MaHg c 3 punten I Redeijk
• • puore _ n_ _ _ 2 punten s 3 punten • 2 punten • 2 punt • 1 punt • Jpunfen z: 3 punten • 2 punt s
4 3 4
3 3 2 3 3 4
ratoOI
sçore ----'
16 6 12
.
2
Afstudeercommissie
Prof.dr.ir. W.F. Schaefer Ing. A.). Kleine Ir. A.L.M. van Eekelen MBA K. Bos Datum afstuderen 27
november
2007
Samenvatting
CT 0
c
::1: ,...
c
::::l
c.
(I)
Partijen die betrokken zijn bij het bouwproces hebben hedendag te maken met diverse ontwikkelingen en veranderingen in het Nederlandse bouwklimaat. Door deze veranderingen worden grotere ingenieursbureaus genoodzaakt zich aan te passen aan een nieuwe situatie. Dit leidt intern tot problemen bij het beheersen van het kwaliteitsmanagement en daarbij het risico· management. Het dwingt ingenieursbureaus tot het opstellen van een risicobeleidsplan waarin de implementatie van risicomanagement expliciet wordt gemaakt. Dit onderzoek beschrijft succesfactoren tot het opstellen van een risicobeieidsplan. Trefwoorden
Risicomanagement Kwaliteitsmanagement Implementatietraject Integrale benadering Beheersinginstrument
Afbeelding 1 Score per succesfactor van Risicomanagement
Partijen die betrokken zijn bij het bouwproces hebben hedendag te maken met diverse ontwikkelingen en veranderingen in het werkveld. Door deze veranderingen worden deze partije n genoodzaakt om zich aan te passen aan de nieuwe situatie. Men spreekt ook wel van positieveranderingen. Vroeger werd er veel op routine gemanaged, waar tegenwoordig een meer specifieke manier van aanpak is gewenst. Men wist wat men kon verwachten aan problemen en risico's. Tevens wisten actoren onderling wat men aan elkaar had. De belangrijks te veranderingen zijn o nder andere n de toename van het kwaliteitsbewustzijn van gebruikers en opdrachtgevers. de invloed van buitenstaande partijen op het bouwproces en de steeds kortere bouwtijden. Ook is de invloed van de omgeving erg veranderd ten opzichte van vroeger. Partijen moeten niet alleen meer rekening houden met de omgeving ma-ar deze ook betrekken in het proces. Door de toename van actoren wordt het bouwproces complexer en trager. Tot slot is er een trend gaande van veranderingen op het gebied van wet· en regelgeving. Aanleiding van het onderzoek is de vraag: 'op welke wijze kun· nen ingenieursbureaus inspelen op deze maatschappelijke ont· wikkelingen?' Grote toonaangeve nde ingenieursbureaus moeten zich aanpas· sen aan deze n ieuwe bouwomgeving. Hiertoe moeten implemen tatietrajecten worden doorlopen om het kwaliteitsmanage· ment en daarbij het risicomanagement up-to-date te houden. De kernvraag die met dit onderzoek bea ntwoordt wordt is: 'Hoe kan het kwaliteitsbeleid e n met name he t risicomanage· ment worden verbeterd om op alle niveaus bij te kunnen dragen aan een gezondere bedrijfsvoering?' Om antwoord te krijgen op de gestelde onderzoeksvragen zijn diverse dataverzameling· en onderzoeksmethoden gebruikt. De eerste fase van het afstudeertraject stond in het teken van oriëntatie. O m de organisatie Ora njewoud te leren ke nnen zijn onder andere een Quick-Scan analyse uitgevoerd om de me ning van werknemers te pijlen en een beeld van he t aanwezige risico· management te kun nen vormen. Tevens is een cultuurdiagnose uitgevoerd waarbij sys tematisch kenmerken van de cultuur zijn uitgezocht. Om advies te kunnen geven over beleidsvorming zake n zijn interviews gehouden. De interviews kunnen beschouwd worden als een verdiepte uitwerking van de Qu ick-Sca n analyse waarbij de management bouwstenen: structuu r (processen /organisa tie) , cultuur (leiderschap & basisvoorwaarden), mensen (com petentie ontwik· keli ng). middelen (!CT, geld, faciliteiten) en resultaten (effecten/terugkoppeling). als opzet hebben gediend. De interviews zijn uitgewerkt middels een SWOT analyse. De SWOT analyse is gebruikt als toetsingsinstrument om de resultaten van de beleidsli jn te toetsen. Om antwoord te kunnen geven op deze hoofdvraag is een uit· voerige ana lyse gedaan naar de status va n het risicomanagement bij het ingenieursburea u.
4x1=4 3x2=6
4x1=4 3x2"6
-....
Cl VI
3x2=6
c
c. 11)
2x1=2
11) ..... tr c
::1
c. ~
3x2=6
ëJ'
n
c
3x2=6
[ er 0
c
4x1=4
:E
7'"
c
:::> 0.. 11)
Afbeelding
2
Beleidslijn, afgeleid door huidige situatle uit te zetten tegen gewenst scenario
Hierin is bekeken welke aspecten van risicomanagement bij de organisatie niet voldoen, aan de eisen die worden gesteld aan het kwaliteitsmanagement. Allereerst is onderzocht hoe het met de huidige situatie van risicomanagement binnen de organisatie is gesteld. Per succesfactor (als geformuleerd in een onderzoek van: de Loach, 2000) is bekeken hoe goed de organisatie scoort. De succesfactoren van risicomanagement zijn individuele aspecten welke bij de juiste toepass ing moeten leiden tot volwassen risicomanagement. Deze scoretoekenning is gebeurd door het opstellen van beoordelingscriteria afkomstig uit het literatuuron derzoek. Daarnaast is door een expert panel een 'weging' per factor bepaald zodat de succesfactoren onderling vergeleken konden worden. Door 'de weging' te vermenigvuldigen met 'de score' kon de gesteldheid van de factm worden bepaald. In de tabel van afbeeldi ng r zijn de totaalscores per factor weergegeven. De huidige risicomanagement-situatie is uitgewerkt in de vorm van een situatieschets. Vervolgens is aan de hand van de behoeftes van de divisie een risicomanagement scenarioschets gemaakt. Hierbij is bekeken hoe goed de aspecten van risicomanagement individueel zouden moeten scoren om het geconstateerde probleem op te kunnen lossen en te komen tot de gewenste situatie. Door de verschillen tussen de huidige en de gewens te s ituatie van risicomanagement naast elkaar te zette n, kan de weg worden bepaald hoe te komen tot het toekomstscenario. Dit tra ject is zichtbaar gemaakt in de vorm van een beleidslijn, zie afbeelding 2. Uit de beleidslijn( en) kunnen conclusies worden getrokken. De getrokken conclus ies moeten de organisatie adviseren bij het vormen van een risicomanagementbeleid. De strategie moet worden gevolgd om risicomanagement te verbeteren en daarbij het kwaliteitsmanagement op een hoger niveau te krijgen. Voor het introduceren van risicomanagement is een beleid nodig. De beleidslijn als geschetst in dit onderzoek (door vergelijking van een huidige situatie met een gewenste situatie)
geeft aan waar accenten moeten komen te liggen voor het verbeteren van het kwaliteitsmanagement. Voor het te ontwikkelen beleid moet de nadruk in deze casus worden gelegd op een structurele verandering waarbij het gefragmenteerd introduceren van ris icobeheersing meer geïntegreerd wordt georganiseerd. Naast structurele veranderingen zi jn er veranderingen nodig in de attitude van projectmanagers. Een meer proactieve houd ing is gewenst met een breed focu s waarbi j analysetechnieken daadwerkelijk worden gebruikt ter voorkoming van proble men. In dit onderzoek is een analyse gedaan naar de huidige status en een gewenst scenario van risicomanagement bij een groot ingen ieursbureau in Nederland. Hiertoe is een stappenplan ontwikkeld waarbij de verschillen tussen een bestaande situatie en een gewenste situatie hebben geleid tot een beleidslijn. Uit de validatie van het onderzoek blijkt dat deze theoretische aanpak een prima manier is, om de zwakke punten van risicomanagement bloot te leggen voor ingenieursbureaus. Door dieper onderzoek te doen naar bepaa lde aspecten van deze analyse (met name naar hun universele geldigheid) zou een m eer algemeen geldend sta ppenplan ontwikkeld kunnen worde n voor het evalueren van ris icomanagement s pecifiek voor inge nieursbureaus in Nederland.
35
J.P.M. Smits
Vibration reduction index of junctions with double leaf separating watts Comparison of estimatlon models with measurements Afstudeerrichting Physics of the Built Environment Afstudeercommissie Dr.ir. H.J . Martin Prof.ir. E. Gerretsen Ir. L.C.). van Luxemburg Jr. J.W. Niggebrugge
Figure 1 The houses were the vfbratlon reduction index is measured
Dl
-
ur c:
a. tD tD
...tr c:
::I
a.
~
o:1'
(")
c:
..... ([)
;::;.:
Datum afstuderen r8 december 2007 Samenvatting Sound transmission between adjacent rooms travels over several paths including the path over separaling elements. These paths can not be eslimated accurately for junelions with double leaf separating walls. It is also not well known what the best measurement procedure is for junelions with double leaf separaling walls in-situ. This thesis describes a measurement procedure for junelions in-situ. Comparisons between measurement results and estimation results show where the inaccuracies in the estimations rnadeis are. Trefwoorden Double-leaf walls Separating walls Vibration reduction index Velocity level difference BASiuco
Manyencounter problems with noise pollution in their homes or offices. To reduce these problems better insulation between rooms is needed. Sound transmission between adjacent rooms travels over several paths including the path over separating elements. There are empirica] rnadeis presenled in BASiuco which can be used to estimate the sound transmission through junelions with double leaf separating walls. The accuracy of these rnadeis is not yet known. To gain knowledge on the accuracy of these models measurements must be carried out. Several measurement options are presenled in ISO ro848 to measure the sound transmission through junelions in a laboratory. It is not wel! known which measurement option works best for junelions in situ and for junctions with double leaf walls. The objectives of this research are to obtain a good measurement protocol for the sound transmission through junelions in-situ and to campare these results with estimation results from the rnadeis presenled in BASluco. An important acoustic quantity necessary to predict the sound transmission over flanking building elementsis the vibration reduction index (Kij). This parameter consistsof the velocity level difference (Dv) and a standardization term. An important parameter to delermine the standardization term is the structural reverberation time (Ts). The velocity level difference depends on the measurement situation. The standardization term campensales for the geometry in-situ. Therefore, the vibration reduction index is independent of its situation. The vibration reduction index can best be measured by using a rubber hammeras an excitation source, two transducers and a laptop with the computer program Dirac. This measurement procedure gives satisfactory measurement results at all frequencies. At low frequencies the measurement results are less accurate. These inaccuracies occur because of resonant frequ encies and low mode counts . Workmanship has a negative influence on the measurement accuracy. The standard deviation of the measurement procedure of the velocity level difference gets almast twice as high when workmanship is taken into account. According to theory the velocity level difference is dependent on its location and the vibration reduction .index is independent on its location. The measurements however show that the vibration reduction index is more dependent on the location then the velocity level difference. This is caused by the negative influence of the standardization term on the vibration reduction index. BASluco uses the addition of several sma!J paths to calculate the vibration reduction index of a complete transmission path. Fora façade without an outer leaf the addition of theseparate measurements uoderestimates the velocity level difference. For a façade with an ou ter leaf, the outer leaf decreases the velocity level difference at 63 Hz. At higher frequencies the velocity level difference stays the sa me or increases, m eaning that the outer leaf impraves the vibration reduction index at higher
Figure
2
The junelions that are measured during this research
frequencies. Fora junction with a double leaf separating wal! and a dou ble leaf separating façade the measured sound transmiss ion travels over the measured paths presenled in BASluco. However, the vibration reduction index of these paths is not estimated accurately with the presenled models. At all frequencies the vibration reduction index is underestimated. !he estimation model suggests that sound transmission over a flrst floor junction travels over two paths, a path over the separating wal! and a path over the foundation. The velocity level difference between the floors and from floor to separating wal! depends on both transmiss ion paths. When the velocity level difference is measured from wal! to floor the foundation doesn't influence the measurement results. The first floor junction measured in this thesis can not be modeled correctly, because the used foundation doesn't ex.ist in BASluco.
37 The estimation model suggests that sound transmission from one leaf of the separating wal! to the other leaf of the separating wall is the same on the first floor and on the second floor. Measurements show that there is a difference between these two paths.These two paths are relevant when the vibration reduction index is estimated from floor to floor of a second floor junction. Measurements showed that the sound transmisslons from floor to separating wal! and from separating wal! to floor are only dependent on the transmission over the second floor path. For second floor junctions BASluco underestimates the vibration reduction index at low frequencies and overestimates it at high frequencies. For future research it is recommended that the vibration reduction index of more junelions with double leaf separating walls are measured, because more information is needed to obtain more accurate estimation results. To obtain a better estimation model, the present models must be expanded. as wel!. More information must be obtained on the different foundations that are used in standard attached homes in order to include these in the models.
Ing. B. Temmink
Wonen met Zorg in BrabantStad
Welbevinden
Onderzoek naar de Woon-Zorg-behoefte van senioren en het marktperspectief voor DHV Afstudeerrichting Construction Management & Engineering Afstudeercommissie Prof.dr.ir. W.F. Schaefe r Dr. A.F.H.J. den Otte r Arch.AvB. Drs. C.J.T.M. Kokke Ir. J.G.A. Snelders Datum afstuderen 18 december 200'J Samenvatting De kwantitatieve vraag naar meer volledig toegankelijke woningen om senioren langer zelfstandig te kunnen laten wonen neemt toe. De toenemende vraag komt onder andere voort uit het vergrijzingsvraagstuk en de transformatie van de verzorgingsstaat naar vraagsturing en marktwerking. Maar welke behoefte aan wonen en zorg hebben senioren? De woonbehoefte wordt onderscheiden als "door de senioren gewenste Woonvormen en Woonomgeving". De zorgbehoefte wordt onderscheiden als "door senioren gewenste behoefte aan Zorgen Welzijnsdiens !verlening. De invulling van de opgave Wonen met Zorg vraagt vervolgens om afstemming tussen Woonvorm-, Woonomgeving, Zorg- en Welzijnsdiensten en afstemming tussen de diverse actoren die in de Woon- en zorgmarkt betrokken zijn. Trefwoorden Woonbehoefte Zorgbehoefte Senioren Marktperspectief Brabantstad Wonen Welbevinden Zorg Woonomgeving
Zorg
Afbeelding 1 Elementen woon- zorgbehoefte
Aanleiding De aanleiding voor dit onderzoek komt voort uit de kwantitatieve vraag [SCP, 2004] naar meer volledig toegankelijke woningen om senioren en me nsen met een beperking langer zelfstandig te kunnen laten wonen. Een grote opgave, maar geen onmogelijke, zo wordt onderstreept. Deze problematiek komt onder andere voort uit het vergrijzingsvraagstuk, de scheiding van wonen en zorg en de transformatie van de verzorgingsstaat naar vraagsturing en marktwerking. De vraag naar Wonen met Zorg groeit maar in de volkshuisvesting komen investeringen in stedelijke vernieuwing te traag van de grond en blijft het aanbod flink ach ter bij de vraag. Advies- en ingenieursbureau DHV, businessunit Projectmanagement vraagt zich af op welke wijze zij bij kan dragen aan het oplossen van genoemde problematiek. Probleemstelling Bij genoemde problematiek komen senioren als kwetsbare groep naar voren en heeft bovenstaande aanleiding geresulteerd in onderstaande probleemstelling: "Welke Woon- en Zorgbehoefte wordt door Senioren onderscheiden en biedt deze behoefte marktperspectief voor DHV om haar adviesdiensten aan te bieden in een veranderende Woon- en Zorg markt?" Doelstelling Vervolgens is bovenstaande probleemstelling verwoord in de volgende doelste lling: "Het doel van het onderzoek is het in kaart brengen van Woonen Zorgbehoefte van senioren, door een inventarisatie te maken van de Woon- en Zorgmarkt met haar spelers en gedachtegoed en deze te verwerken in een marktperspectiefvoor DHV." Om de doelstelling te verwezenlijken is ten eerste een uitgebreid literatuuronderzoek gedaan om een be ter beeld te krijgen van wat woon- en zorgbehoefte nu precies inhoud. De literatuurstudie heeft een aantal onderwerpen opgeleverd waarvan de inhoud vervolgens is geanalyseerd. Na de analyse is met behulp van de KJ-methode een rubricering aangebracht. De rubricering heeft geleid tot 4 elementen (Wonen, Woonomgeving, Zorg en Welbevinden) welke gezamenlijk de woon- en zorgbehoefte omvatten. Deze woon- en zorgbehoefte is middels kwalitatief onderzoek verkregen en wordt be handeld in Deel I van het rapport. Als casestudie is een referentiegebied BrabantStad gekozen. BrabantStad bestaat uit een regio van de 5 gemeenten: Breda, Eindhoven, Helmond, 's-Hertogenbosch en Tilburg. BrabantStad kent een verzorgingsgebied van ongeveer 1.4 miljoen mensen. Vervolgens is de opgave wonen met zorg onderzocht op basis van programma's wonen met zorg van provincie Noord-Brabant en die van de 5 deelgemeenten. Het marktperspectief voor DHV staat beschreven in Deel I!. Dit marktperspectief is tot stand gekomen door een vergelijk te maken tussen de woon- en zorgbehoefte van senioren (deel I) en de kennis en vaardigheden waarover DHV beschikt.
,_ ·r
11~
·~
"UI4
-lol·
• I''
. .-.:
~
.,,...
= ";.1• " ...
~
:.!'1 •••
t •• - .. .- •."-•
.r
Afbeelding 2 Indicatie opgave wonen met zorg BrabantStad Cl
De genoemde behoefde is dus getoetst aan de huidige diensten e n producten welke DHV aanbied a) dan niet met het benoemen van tekortkomingen (deel I!).
ii1' c
Q.
tD tD
...
C"
c
Conclusie Woon-Zorg-behoefte De behoefte aan wonen met zorg voor de doelgroep senioren laat zich in het algemeen het beste omschrijven als de behoefte aan: Een toegankelij ke woonomgeving; Aanwezigheid van winkels en overige voorzieningen; Voldoende geschikte huisvesting; Aanwezigheid van de benodigde zorg en welzijnsvoorzieningen. Er ligt een grote behoefte aan wonen met zorg in BrabantStad. De verdeling wordt gemaakt naar woontypen welke geschikt zijn voor senioren. De totale vraag in BrabantStad voor 'verzorgd wonen', 'beschermd wonen' en 'gewone nultredenwoningen' bedraagt 28.128 woningen. Marktperspectief voor DHV De markt voor Wonen met Zorg biedt marktperspectiefvoor DHV. De Woon-Zorgmarkt is een markt waar DHV met haar bestaande diensten en producten van toegevoegde waarde kan zijn (marktontwikkeling) . Echter om de wens van de klant te kunnen beantwoorden en meer gevoel voor de nieuwe markt te krijgen za.l DHV (als facilitator) een denktank moeten samenstellen waarin aanvullende competenties van overheden, zorgkantoor, corporaties en zorg- en welzijnsinstellingen worden samengebracht. Dit dus om de vraag in een wijk enfof buurt helder te krijgen. DHV zal deze vraag uitwerken in een helder (gebruikers)concept. Een concept welke ook gedragen wordt door financierders (projectontwikkelaars/beleggers). Een concept welke is afgestemd op de wensen van de k.lant en daarmee op een specifiek benoemde doelgroep. Bij het bijeen brengen van diverse (aanvuHende)competenties kan gedacht worden aan samenwerkingsstrategieën, zoals een s trategische alliantie, joint venture, of middels de ontwikkeling van nieuwe producten en daarmee het aangaan van een innovatiealliantie. Bij het aangaan van samenwerkingverbanden zullen daadkrachtige partijen moeten worden gezocht. Partijen welke beschikken over een lange termijnvisie en welke (innovatieve) stappen willen en durven nemen. Het is aan DHV om deze partijen om één lijn te krijgen en het (zelf)genomen initiatief om te zetten in realiseerbare plannen. Het geboden marktperspectief is geen kant-en-klaar businessplan en de kans van slagen voor DHV is niet onderzocht. DHV zal nog een aanvullende haalbaarheidsanalyse moeten verrichten. Wel is gedegen onderzoek gedaan naar de kansen welke er voor D HV .in de woon- en zorgmarkt liggen, deze spreken nu voor zich. Res ultaat Dit rapport biedt inzicht in de woon- en zorgbehoefte van senioren in BrabantStad. Tevens geeft het inzicht in het marktperspectief voor DH V.
::I Q.
~ Dj' n
c
..... ro
;::;:
o0
c
:E
"
c
::I Q.
ro
39
R.S . Vlemminx
Analysis of high-rise structures with flexible belt truss bracing subject to lateral toading
(, ··
Afstudeerrichting Structural Design Afstudeercommissie Dr.ir. J.C.D. Hoenderkamp Prof.ir. H.H . Snijder Dr.ir. H. Hofmeyer Datum afstuderen
r8 december 2007
Figure 1 Rigger braeed structures
I»
ur .... c c. tD
..,tD C"
c
:::J
c.
~ o:;'
n
c
;::::;
~·
c-
o
Samenvatting The objective of this research project was to develop a metbod of analysis for preliminary design of high-rise building structures with a flexible belt truss subjeeled to lateral load,ing. This has been achieved by expanding the existing metbod of analysis for facade rigger braeed structures to include an equivalent flange frame parameter. Tbe metbod of analysis for belt trussed structures can be used estimate the optimum belt truss location, the core moment, and the deOeetion at the top of the structure.
·~ ~
::!
'E"'
§
4r---'-'~
"-
c
~
7'
c
::::l
0.. ID
40
Trefwoorden Preliminary design High-rise Structure Belt truss Shear lag
10" 1
10°
Slrm:lural pummctcr <{
Agure 4 Equivalent flange frame parameter À
In order to minimize the deflections at the top of higb-rise building structures due to lateralloading, efficient lateral bracing systems have been developed. One of these lateral bracing systems is the rigger braeed structure. Rigger braeed structures can be categorized into outrigger braeed structures, facade rigger braeed structures, and belt trussed structures as shown in Figure r(a-c). For clarity only the major structural elements that participate in resisting tbe late ralloading are shown. These structures consist of a central core. comprising trussed frames or shear walls, wbich is conneeled to one or more peripheral columns by a bracing system. When a rigger braeed structure is subjeeled to lateralloading, tensile forces are introduced into the windward columns and compressive forces into the leeward columns. These axial forces form a restraining moment Mr that reduces the co re moment and tbus tbe deflection at the top of the structure as shown in Figure 2. Methods of analysis for preliminary design of flexible outrigger and facade rigger braeed structures have already been developed. These methods of analysis can be used to es ti mate tbe optimum rigger location, the core moment, and the deflectio.n at the top of tbe structure. The objective of this research project was to develop a metbod of analysis for preliminary design of high-rise building structures with a flexible belt truss subjeeled to lateral loading. The existing metbod of a nalysis for facade rigger braeed structures has been expanded to include an equivalent flange frame parameter À to take shear lag in the flange frames into account (Figure 3). The equivalent flange frame parameter À expresses the con tribution of the inner flange frame columns to the axial stiffness of a single corner column and is only dependani on the structural parameter "I;. The structural parameter "I; is tbe ratio between the axial stiffness of the flange frame columns and the stiffness of the belt tmss.
~ Frc-e cor<: delketion
FR'-' c.on;: mom..:nl
1/
· Brac~d corc d~ll~tion
Brac..:d curc momcnl
Axial force distribution in tlange frame columns
wiP
-;- -.11,
Figure 2 Bending moments and lateral deflectlons
Figure 3 Shear lag in flange frame
0.5 i. '" 0.5 ·· 11r l.
0.4
....
-
0.3
" .)
"
~
0.2 0.1
0
0
2
4
6
7
l)
10
Valuc of,"lr
Figure 5 Value of fundion L
Figure 4 shows the equivalent na nge frame parameter À as a function of the structural parameter ç for nange frameswithup to ten supporting columns. A numerical analysis has been performed to investigate the validity of several simplifying assumptions which are made in the manual method of analysis, e.g. , neglecting shear lag in the web frames. ft shows that for realistically dimensioned structures, the assumptions introduce only small errors. The optimum location of a belt truss, which is defined as the location for which the deneetion reduction has a maximum value, can be de termined by maximizing the reduction in lateral deneetion due to the restraining moment Mr. It appears that the solution of the optimum location of the belt truss is rather complex in case shear lag in the nange frames is taken into account. Several methods have been suggested to approximate the optimum location of the belt truss. The approximate method in which shear lag in both the web and nange frames is neglected, gives an accurate predication of the optimum location of the belt truss. The expression for the equivalent nange frame parameter À differs for every number of nange frame columns. By treating the nange frames as beams on elastic foundation, these different expressions can be re placed by a single expression. The equivalent nange frame parameter À now depends on the number of bays nf and on the value of L which is a function of 'Çf (Figure 5). The structural parameter 'Çf is the ratio between the axial stiffness o f the foundation and the stiffness of the beam. For beams with little stiffness, the predietien of the equivalent fla nge frame parameter À by the continuous method is inaccurate and therefore, several correction factors have been proposed. An analysis of various belt trussed structures showed that the continuous method with corre<.iion factor ca n be used to obtain an accurate prediction of the co re moments and the denections at the top.
Ing. M. Vondeling
Living Apart logether Een 'multiplexe' knoop voor Antwerpen, Den Dam Afstudeerrichting
Arcbitectuur Afstudeercommissie
Prof.ir. E.A.). Venhoeven Prof.dr.ir. B. E.j. de Meulder Dr.ir. J.C. Wallis De Vries Datum afstuderen
r8 december 2007 Samenvatting 111
:a:c
Q.
11) 11)
....
0"
c
::I Q.
!. iî1' (") c::
~·
o0
Afbeelding 1 Drive-in knoop met love-hotel, automall, golfbaan, Me Donaids
In het noorden van Antwerpen ligt een terrein met een complex van slachthuizen die lange tijd een impuls is geweest voor de wijk Den Dam. Het terrein ligt op het raakvlak tussen grootschalige infrastructuren en een wijk die aan alle kanten door deze infrastructuren wordt omsloten. Hoe kan men vanuit een autarkische gedachte dit raakvlak goed benutten? Welke potentie bezit dit raakvlak als plaats voor een 'spontane' ontmoeting met de andere? Er is gekozen om 2 ontwerpen uit te werken waarin deze thema's zullen terugkeren: Eén is een stedebouwkundig ontwerp metlokale en bovenlokale functies, twee is een ontwerp voor een brede school.
c::
::: 7' c::
:::J
a. ro
Trefwoorden
Relatieve autarkie Verknoping Spontane ontmoeting Brede school Afbeelding 4 Drempels, overgangen, doorgangen, nissen, ziln mlddelen om de andere in aanwezigheld te brengen.
Door het bezit van voldoende financiële middelen en het beheersen van grondstoffen leven we in een grootst mogelijke comfort. Aan dit comfort kleeft echter een keerzijde; het is zogezegd de andere kant van de medaille. Niet alleen zijn we afhankelijk geworden van dit comfort, ook lijken we, ondanks de meest schokkende openbaringen, blind voor haar gevolgen. Deze gevolgen zien we op lokaal niveau, in het ontstaan van probleemgebieden of veiligheidskordons, de verharding in de omgang met minde rheden, de afname van de biodive rsiteit, de beperkte omvang van de leefomgeving van ouderen en k.inde· ren. Maar ook op grensoverschrijdend niveau: het broeikas· effect, verspreiding van ziekten, de angst voor terrorisme, etc. Voor de mensen die )even in de periferie gaan sociale en ecologische problemen vaak hand in hand. Doordat ze niet beschik· ken over voldoende koopkracht, ontbreekt de mogelijkhe id voor ontplooiing en kunne n ze zich minder goed beschermen.
Onze wereld is bedekt met een wijdvertakt stelsel van netwerken. Door een toenemende mobiliteit voelen we ons vrijer dan ooit te voren. Maar is dit werkelijk zo~ Worden wij niet bepaald door een onophoudelijke, onstuurbare beweging? De mobiliteit heeft verregaande gevolgen voor de manier waarop en waarin wij leven. Waar voorheen sprake was va n integratie met de dingen om ons heen, kent de were ld n u geen middelpunten meer en is vol ledig uiteenges lagen. Het uit elkaar vallen van een samenhangende ruimte én tijd is kenmerkend voor de tijd waarin wij leven. Zo maken we in de 'globa l village' contact met onze vrienden, maken we reizen naar verre bestemmingen en consumeren we producten die aan de andere kant van de wereld worden geproduceerd.
De vraag is of deze tendens zich ook in de toekomst gaat voortzetten? Zullen we ons verder temgtrekken in cocons en ons niet langer bekommeren over de gevolgen) Zullen we na de uitputting van de aardse en ergieën en zuurstof een overstap naar een andere planeet maken) ... of, zijn we in staat het tij te keren en nu te handelen? Mijn inzet, vanuit een idee over au tark ie, is om op strategische locaties het gebruik, de ruimte en de tijd te intensiveren. In algemene zin betekent autarkie dat 'organisatie-eenheden', alles wat ze gebruiken of verbruiken uit eigen bronnen haalt. Autarkie komt van het Oudgriekse au tos = zelf en arkeoo = genoeg of voldoende zijn. In het voor zichzelfvoldoende zijn zit een notie van volledigheid, een staat waarin alles aanwezig is en het aan niets ontbreekt. Naar mijn mening gaat autarkie over aanwezigheid van voorzieningen, culturen, etc.; kortom over alle voorzieningen die nodig zijn om een samenleving goed te laten functioneren, uitgezet in de tijd kan dit voor een dag, een jaar
Afbeelding
2
Knoop met zorgvoorzieningen
Afbeelding 3 Incongruente ruimte, stedelijke interieuren, doorgangen en grensgebleden
Afbeelding 5 Vanaf de entree, loopt de interne straat door langs het overdekte plein en de bibliotheek
Afbeelding 6 Het plein lijkt een buitenruimte, doordat de gevel naar binnen Is getrokken
tot zelfs voor een leven gelden.
overblijfsel, dat ingesloten ligt tussen zeer dominante infrastructuren. De raakvlakken tussen de wijk en zijn aangrenzende infrastructuren bieden echter een mogelijkheid om een pla n te realiseren waar zowellokale als bovenlokale knooppunten onderdeel van uitrnaken die kunnen zorgen voor een nieuwe impul; als een virale werking door de voortzetting van de relatie tussen de wijk. de infrastructuur en de economie.
Naast deze notie van volledigheid is nabijheid een belangrijk begrip in de autarkie. Bij de autarkie gaat het om een compacte verzameling van functies , gelegen op korte afstand van elkaar zoda t er relaties tussen deze functies kunnen ontstaan. Op deze manier probeert autarkie niet alleen roofbouw tegen te gaan, het zorgt ook voor een nieuwe impuls voor de s tad. Een denkbaar model is de middeleeuwse stad; een stad die alle voorzieningen in zich heeft en ommuurd is. Is dit compacte en ommuurde model daarmee het enige denkbare model? Of kan er ook op een andere manier worden gedacht aan verdichting of verbindingen tussen netwerken? Mijn voorkeur gaat uit naar een model dat wordt voorgesteld als 'multiplex'. Multiplex speelt in op een overlap en integratie van verschillende netwerken, snelheden en gebruikers (zie figuur r). Steden en plaatsen die multiplex zijn, incorporeren een veelheid aan betekenissen tegelijkertijd. In dat geval is autarkie het den· ken vanuit een krachtenspel van deze verschillen, om daarmee diversiteit, veelvormige dynamiek en een intensief ruimtege· bruikaan te moedigen (zie figuur 2). Daarin staat ook een 'spontane' ontmoeting met de andere een· traal. Om de verschillen htssen de diverse gebruikers te behouden is deze ontmoeti ng opgevat als een grenservaring. Vanuit dat idee zijn een aantal uitgangspunten voor de s tedenbouw en architecru ur geformuleerd. Door uit te gaan van verschillen in plaats van gelijkheid is een ruimte gemaakt die consequent anders is dan de geïnstitutionaliseerde n ti mte zoals in het utopi· sche Cité Industrielle van Tony Garnier. Bij deze opvatting hoort een andere ruimte. In tegenstelling tot de vloeiende ruimte van de generische s tad passen hier incongruente ruimte, stedelijke interieuren, doorga ngen en grensgebiede n (zie figuur 3 & 4 ). De ' multiplexe' knoop heeft vorm gekregen in de wijk Den Dam. Den Dam kan het best worden omschreven als een
Behalve intensivering zijn er lokale uitga ngspunten die er op zijn gericht het ontwerp en de locatie met elkaar te verweven, zowel fysiek als denkbeeldig. Hoge torens vormen een front die verwijst naar het silhouet van Antwerpen aan de Schelde. In het functionele programma is de brede school een lokale voorziening. In opzet is de brede school een miniahturversie van het stedebouwkundige plan. In de brede school zijn meerdere participanten. Onderwijs is één daarvan, maar, ook sport, cultuur en welzijn zijn onderdeel van de brede school. Deze samenstelling zorgt ervoor dat het complex voor zowel jong als oud een centrum van de wijk wordt. Door sommige ruimte dubbel te bestemmen, door er overdag en 's avonds een andere invulling aan te geven, kan er optimaal gebruik worden gemaakt van de ruimte. De ruimtes zijn afWisselend groot en klein, hoog en laag. licht en do nker. Daardoor is het gebouw als een stedelijk inte rieur. De funct ies liggen als dozen aan een interne straat. Deze straat is ook de plek waar de 'spontane' ontmoetingen plaatsvinden (figuur 5). De algemene fu ncties, zoals de aula en de sporthal zijn decentraal geplaatst om beweging door het gebouw te sti· muleren en de aanwezigheid va n de ander merkbaar te maken. Vanaf de entree, loopt de interne straat door langs het overdekte plein en de bibliotheek, de opgang naar de sporthal tot aan de kleedkamers onder de sporthal. Het plein vormt het ha rt van het complex, hiervandaan zijn alle functies te bereiken. (figuur 6)
43
N.P. Vos
Hoffelijk Ontdekken Een woongebouw voor een diverse, dynamische ouderengroep Afstudeerrichting
Architectuur Afstudeercommissie
Prof.ir. B. Molenaar Ir. M. v.d. Poll Dr. J.C.T. Voorthuis S.S.S. Rousseau, Arch. D.P.L.G. A. v.d. Meer Datum afstuderen 27
november
2007
Samenvatting
c-
o :E
In dit project is een woongebouw ontworpen voor de steeds pluriformer wordende ouderengroep. In het ontwerp is rekening gehouden met de steeds veranderende samenstelling en omvang van de ouderengroep en dat tevens tegemoet komt aan de wens van ouderen om met gelijkgestemden samen te wonen. Het resultaat is een woongebouw wat in staat is om veranderingen in de samenleving in zich op te nemen en daardoor ook in de toekomst (na de piek van de vergrijzing) zijn waarde behoudt.
s::
7""
s:: ::l a.
44
Trefwoorden
Ouderenhuisvesting Woonzorgcombinatie De stad als leefomgeving Spanningsveld openbaar-privé Verschillende leefsferen
Hip, ouderwets, graag op zichzelf. spil van een sociaal actief leven, met kinderen, zonder kinderen, slecht ter been, sportief: Ouderen zijn er in alle soorten en maten. De groep ss-plussers van nu is diverser dan ooit tevoren, heeft van de wereld geproefd, weet wat zij wil en is booming: De verwachting is dat het aantal ss-plussers in Nederland zal toenemen tot s.8 miljoen in 2020. De vraag naar het specifiek ontwerpen voor de vergrijzing neemt steeds verder toe en het afstudeeratelier Grey Power, waarbinnen dit afstudeerproject heeft pfaatsgevonden, richt zich op de kansen en uitdagingen die deze toenemende vraag met zich meebrengt. Doel van dit afstudeerproject is geweest een woongebouw te ontwerpen voor de steeds pluriformer wordende ouderengroep en hiermee een antwoord te vinden op de vraag hoe op gebied van woningbouw voor ouderen omgegaan kan worden met de diversiteit binnen deze groep. Daartoe is onderzocht wat de diversiteit karakteriseert, is er geprobeerd in te spelen op trends, zodat de woningen aantrekkelijk zijn in deze tijd. Bovendien is er gestreefd naar het bieden van een hoge kwaliteit op lange termijn, zodat de woningen na de piek van de vergrijzing hun waarde behouden en aantrekkelijk blijven om te bewonen. Locatie: Ouderen in de stad Over het algemeen neemt de actieradius af naarmate de leeftijd toeneemt. Het is dan ook van belang dat de belevingswereld op kleinere schaal minstens zo rijk en afwisselend is als voorheen. Er is gekozen voor een locatie in de nabijheid van voorzieningen en mogelijkheden tot recreatie: Een herontwikkelingsgebied nabij het centrum van Den Haag. Dit voormalig terrein van de elektriciteitscentrale en vuilverbranding ondervindt momenteel een metamorfose tot een woongebied voor een zeer diverse doelgroep. In het centrum van het gebied is er onlangs een park aangelegd wat een aantal sport- en recreatievoorzieningen herbergt. De aanpak van het gebied is onderdeel van het masterplan 2020: 'Den Haag, Wereldstad aan Zee' en wordt daarmee goed op de kaart gezet. Bovendien zal de geplande aanleg van de Randstadrail door het gebied tot resultaat hebben dat de bewoners zich razendsnel naar de oude binnenstad, het station Holland Spoor en het strand kunnen verplaatsen. Een andere belangrijke karakte ristiek van deze locatie is dat zij zich in een gebied met een zeer gemêleerde bevolkingssamenstelling bevindt, waardoor zij uitstekend als testlocatie voor een project wat zich richt op de diversiteit binnen de ouderengroep kon dienen. Welke ss-plusser wil er nu niet op een markante plaats in de stad wone n in de nabijheid van voorzieningen en recreatie? Uitgangspunten Ook al is de ouderengroep divers, het blijkt dat ouderen graag samen willen wonen met gelijkgestemden. Een woonomgeving waar mensen zich mee kunnen identificeren is dan ook van belang voor het woongenot. In dit project is de categorisering gebaseerd op een universele basisvoorwaarde die dicht bij het 'menszijn' ligt en daardoor alle andere categoriseringen (zoals op basis van cultuur, hobby's, zorgbe hoefte) doorbreekt. In dit pro ject is ervoor gekozen om de publiek- private be leving als uitgangspunt te nemen om een aa ngenaam woongebouw te ontwikkelen voor een diverse groep bewoners, ongeacht leefstijl, cultuur of afkomst. Datgene wat de mens karakteriseert is dat zij waarde hecht aan een bepaalde afstand tot anderen. Deze menselijke eigenschap is duidelijk af te lezen in de verschillende manieren waarop woningen aan de straat verbonden zijn. De wijze waarop de woning in relatie tot haar omgeving staat bepaalt in grote mate haa r beleving. In feite kunnen we de gewenste relatie tussen private en openbare ruimte ook zien als een bepaalde stijl van leven. Het zegt iets over de mens die zijn voorkeur uitspreekt voor een bepaalde relatie. Als op basis van deze universele beleving herkenbare condities kunnen worden geschapen in een woongebouw dan kunnen bewoners door zelfselectie, op basis van een positieve voorke ur een woongebied binnen het gebouw bewonen, omdat ze zich ermee kunnen identificeren. In veel culturen speelt bijvoorbeeld de 'spontane' ontmoeting een grote rol. Door private en openbare gebieden binnen het gebouw af te wisselen kunnen verschille nde condities kunnen worden gecreëerd met betrekking tot ontmoeting:
Afbeelding 1 Vogelvlucht: de routing die de verschillende omsloten ruimten met elkaar verbindt
Afbeelding 2 Stedelijke oase: samenwonen met familieleden
Afbeelding 3 Bruisende omsloten ruimte: het buurtgevoel ten top
Afbeelding 4 Eigenzinnige omsloten ruimte: individueel woongenot
Een integraal ontwerp waar interieur en exterieur samengaan op een manier dat beiden elkaar uitnodigen kan wellicht mensen met elkaar in contact brengen. Dit contact kan voor een deel van de ouderen erg belangrijk zijn in de samenleving die steeds individueler wordt en waar eenzaa mheid onder ouderen een steeds belangrijkere zaak wordt. Ontwerp: Het belang van de kleinere schaal Voor ouderen wordt de betekenis van de directe omgeving belangrijker naarmate de actieradius en daarmee hun bewegingsvrijheid afneemt. Het is dan ook van belang om je binnen een gebouw te kunnen identificeren met de plek waar jouw woning zich bevindt. Het herkennen en herkend worden speelt hierbij een belangrijke rol. In dit ontwerp is ervoor gekozen om het geheel op te bouwen uit verschillende omsloten ruimten, zodat er een kleinere schaal binnen het geheel bestaat. In elke oms loten ntimte komen de grootste en kleinste schaal samen. In eerste instantie is er vanuit stedenbouwkundig oogpunt gekeken naar de locatie van de desbetreffende omsloten ruimte. Hierbij spelen onderwerpen als interactie met de omgeving, uitzicht en zonlicht een belangrijke rol. Als uitgangspunt voor het ontwerp van ied ere omsloten ruimte is de kleinste eenheid, de woning, genomen. In elke omsloten ruimte is de relatie tussen het meeste priva te domein (de woning) en het semLopenbare domein (de omsloten ruimte) op een andere manier vormgegeven. Woningtype, vorm van de openbare ruimte en gebruik van materiaal zorgen ervoor dat elke ruimte op een andere manier ervaren wordt. Hierdoor krijgt het wonen steeds een andere dimensie. Door dit verschil in overgang tussen privaat en openbaar veranderen ook de omsloten ruimte n in buitenkamers met elk hun eigen karakteristiek. Hiermee ontstaat er diversiteit in de vrij toegankelijke plekken in het gebouw, waardoor het interessant wordt je door het gebouw te bewegen. De hoofdrouting door het gebouw verbindt deze verschillende omsloten ruimten, waardoor de bewoners kunnen reizen tussen de verschillende sferen: een hoffelijke ontdekkingstocht.
45
Ing.
J. Wit & Ing. F.F.H. Griemink
Solids, City in a building In welke omgeving ontstaat er functiemenging in een Solid Afstudeerrichting
Construction Management & Engineering Afstudeercommissie
Prof.dr.ir. W.F. Schaefer Ir. E.G.). Blokhuis Drs. R. Noyon P. Tielkes Datum afstuderen 27 november 2007 Samenvatting
o0
c
:E
Woningcorporatie Het Oosten ontwikkelt het nieuwe gebouwconcept Solids. Solids zijn functievrije gebouwen met grote overspanningen, grote verdiepingshoogtes en een hoge esthetische kwaliteit. Door deze kwaliteiten kan het gebouw zich voortdurend aanpassen aan de veranderende huisvestingsbehoefte. Het succes van Solids wordt in dit onderzoek toegeschreven aan het ontstaan van functiemenging in de Solid. De omgeving speelt erin een belangrijke rol. Maar in welke omgeving in Amsterdam moet de Solid geplaatst worden? Door middel van een MuJti Criteria analyse (MCA) wordt inzicht geven in welke omgevingskenmerken de kans op functiemenging vergroten.
A"
c
:::J
a. (!)
Trefwoorden
Solids Duurzame binnenstedelijke ontwikkeling Omgevingskenmerken Functiemenging
Solicis Het centrum van Amsterdam is vandaag de dag de meest populaire en geliefde omgeving van Amsterdam, het kenmerkt zich door hoge vastgoed waardes, karakteristieke bebouwing, een hoge mate van functiemenging en levendigheid. De opbouw van de omgeving is tot stand gekomen in een periode van lage mobiliteit. Waardoor de functies wonen en werken gecombineerd werde n. Er ontstonden grote dichtheden om de afstanden tussen de functies zo klein mogelijk te houden met als gevolg een grote mate van functiemenging. Met de komst van de industriële revolutie veranderde de huisvestingsbehoefte. De bebouwing heeft de veranderingen door haar overmaat en dierbaarheid weten op te vangen de functiemenging is echter nooit verdwenen. De basis van het concept Solids is dan ook gebouwen te maken met een zekere overmaat en dierbaarheid die honderden jaren mee kunnen en functiemenging stimu.leren. De extra investeringen voor deze kwaliteiten bijdragen 27% en moeten op termijn terugverdient worden. Het in de juiste omgeving plaatsen van de Solid kan hier in sterkte mate aan bijdragen. De vraag blijft dan nog wel. waar moeten Solids gebouwd worden zodat ze succesvol kunnen functioneren? Het doel het onderzoek is dan ook Het Oosten advies te geven welke omgeving bijdraagt aan het succes van Solids. Het succes van de Solid wordt in dit onderzoek toegeschreven aan de mate van functiemenging die in de Solid optreedt. De centrale onderzoeksvraag luidt dan ook als volgt: in welke omgeving ontstaat er functiemenging in een Solid. Omdat de omgeving van een Solid niet eenduidig is vast te stellen wordt de omgeving beschreven op basis van fysieke, sociaaleconomisch en functionele omgevingskenmerken. De omgevingskenmerken samen schetsen een beeld over de kwaliteit van de omgeving. Onderdeel van deze kwaliteit zijn de bereikbaarheid en de mate van functiemenging. Verwacht wordt dat deze kenm erken van grote invloed zijn op het ontstaan van functiemenging in een Solid. Aan de hand van deze kenmerken zijn twaalf voorbeeldgebieden geselecteerd die als input dienden bij de open interviews. Aan de hand van de voorbeeldgebieden dienden de respondenten het slagen van de functiemenging in een Solid te benoemen en de omgevingskenmerken te benoemen die hiervoor van invloed waren. De open interviews resulteerden in een lijst van omgevingskenmerken die van invloed zijn op functiemenging in een Solid. De omgevingskenmerken zijn gerangschikt op basis van fysieke, sociaaleconomisch en functionele omgevingskenmerken. De omgevingskenmerken zijn verwerkt in een Multi Criteria Analyse waarbij de weging van de kenmerken tot stand is gekomen uit de interviews. In de Multi Criteria Analyse (MCA) zijn vervolgens de twaalf voorbeeldgebieden verwerkt. Het resultaat uit de MCA is dat gebieden met hoge esthetische kwaliteit aJs mede een hoge mate van functiemenging, koopkracht en een goed imago het beste scoren . Dit antwoord komt overeen met de uitkomsten van de interviews. Het antwoord op de centrale onderzoeksvraag is dat de functiemening in een Solid het meest succesvol zal zijn in een omgeving met een hoge kwaliteit van de fYsieke omgevingkenmerken, levendige omgeving, hoge mate van functiemenging, goed imago en een goede koopkracht. De bereikbaarheid en de prijs van de omgeving zijn hieraan onderschikt, deze hebben alleen invloed op de aard van de functiemenging. De MCA zoals deze is ingezet om de twaalfverschillende gebieden te analyseren, kan door Het Oosten gebruikt worden als quickscan om potentiële locaties van Solids te toetsen op het succes van functiemenging in een Solid. (afbeelding r)
afstudeerbundel faculteit bouwkunde
und Ing. O.A. Bommeljé Ing. J. van de Brake E.J.L. Engelhart Ing. E.L de Graaf Ing. T. van Helmond E.M.A. Hoekstra Ing. J.M.L. Horsch F.A.A. Huijben R.M.Jansen Ing. S.J.C. Kieboom F.B. Koster M. Kuhlmann M.P. Kursten Ing. K. Lodewijks Ing. R.J.M. Lony R.P.W. Maas Ing. C.S. van Montfort R.LJ.T. Nijsen W.H. Poetstra M.H.J. Schriek L.L.Soons I. Sopjes J.R. Sterrenburg Ing. C.F.M. de Vaan P.M.J. Verschuren A.J.W. de Vries Ing. M. van We,ste,rla;ll J.H. van Zanten
diploma-uitreiking faculteit bouwkunde 11 maart 2008
Technische Universiteit Eindhoven
jaargang 2007-2oo8 nummero3 1103 2008
Inhoud pag. Ing. O.A. Bommeljé De Kern HaaLbaarheidsstudie naar een (deels) prefab installatieonafhankelijke ruimte ter verbetering van de kwaliteit en flexibiliteit van de grondgebonden woningen. Ing. J. van de Brake Old technology for new buildings a study on earth-to-air heat exchangers E.J.L. EngeLhart Ontwikkelingsvisie voor stedelijke gebied
6
8
10
Ing. E.L. de Graaf Water in de stedelijke omgeving Verbinden van kwaliteiten & functionele noodzaak in de Watergraafsmeer polder, Amsterdam
12
Ing. T. van Helmond & Ing. C.S. van Montfort Urban development in Dubai An international study to imprave the urban development process in lhe Netherlands
14
E.M.A. Hoekstra Samengestelde lateien Onderzoek naar het gedrag van samengestelde lateien, belast door een gelijkmatig verdeelde belasting Ing. J.M.L Horsch Een geautomatiseerd woningbouw ontwerptooi
18
F.A.A. Huijben VACUUMATICS Vacuumatically Pre-stressed Reconfigurable Architectmal Structures
20
R.M. jansen Europese hotels als alternatieve vastgoed beleggingscategorie Een onderzoek naar de beleggingsmogelijkheden in Europees hotelvastgoed
22
ing. S.J.C. Kieboom Overkapping in Diergaarde Blijdorp
24
F.B. Koster RENOVAIR gevelsysteem Ontwerp tweede-huidgevel voor toepassing op verouderde hoogbouw uit de utiliteitssector M. Kuhlmann En wat nou als ... ? Twijfel over het al dan niet kunnen wijzigen van een DBFMO contract.
28
M.P. Kursten Een fundering op palen met de geïndustrialiseerde vakwerkfunderingswijze Ing. K. Lodewijks Centrumgebieden in de postindustriële netwerkstad Stedelijkheid en publieke ruimte in de periferie
32
Ing. R.j.M. Lony Klimaattechniek over een andere boeg Onderzoek naar actieve klimaatvitrines voor het Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam
34
R.P.W. Maas Een vergelijking tussen CFD-simulaties en metingen van het windstromingspatroon in het Koning Boudewijnstadion R.L.J.T. Nijsen The Roca Railway Gallery Perception as a strategie tooi for the redevelopment of Barracas, an old industrial zone in Buenos Aires, Argentina W.H. Poelstra De ontwikkeling van marktconforme R&D huisvesting M.H.). Schriek Dynamic lighting- Energy Savings by Use of Atypical Daylight Responsive lighting Control
42
L.L.Soons SHED2.o De Timmerfabriek als kunstbroedplaats
44
I. Sopjes Daylighting quality in buildings with curved façades
J.R. Sterrenburg Hoge wandliggers in kalkzandsteen Ing. C.F.M. de Vaan Wat is duurzaam wonen? Een onderlinge vergelijking tussen verschillende duurzaamheidsindicatoren
50
P.M.). Verschuren 7-8-9 Serie die zich contextueel gedraagt
52
A.J.W. de Vries Herbestemmen kantoor Centraal Beheer Van kantoor naar leefgemeenschap voor kunstenaars
54
Ing. M. van Westerlaak CONTACT Een informatiecentrum voor de bouw, om het contact tussen de bouwwereld en de samenleving te versterken.
s6
J.H. van Zanten The influence of a non-uniform building cross-section on its structural behaviour An analytica! verification method of numerical studies
ss
Ing. O.A. Bommeljé
De Kern Haalbaarheidsstudie naar een (deels) prefab installatieonafhankelijke ruimte ter verbetering van de kwaliteit en flexibiliteit van de grondgebonden woningen. Afstudeerrichting Bouv"iechnisch Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. dr. ir. j.j.N. Lichtenberg Ir. M.G.D.M. Cox Ing. M.C.T. van Delft Datum afstuderen 29 januari 2oo8
Afbeelding 1 Proefopstelling CV ketel en WTW unit
111
-
ëi1' c
c..
ID ID
.....
tT
c
:I
c..
~
öl' ,..., c
;::;:
~ CT 0
c :\! c
7'
:::J
0.. ID
6
Samenvatting In dit afstudeeronderzoek is er een haalbaarheidsstudie uitgevoerd naar de toepassingsmogelijkheden voor een (deels) prefab industrieel vervaardigbaar bouwkundig element voor grondgebonden woningen. Het element moet bijdragen aan een vereenvoudiging van de gehele technische installatie zodat de flexibiliteit en kwaliteit hiervan verbeteren. Deze toepassing biedt voordelen ten opzichte van de traditionele bouwwijze door een betere afstemming van de onderlinge installaties en functies als meterkast, leidingschacht en installatieruimte. Trefwoorden Installatieruimte Grondgebonden woningen Leidingkoppeling Flexibiliteit Standaardisatie leidingen Afbeelding 2 Proefopstelling warmtepomp
Het onderzoeksdoel was inzicht krijgen in de mogelijkheden voor de toepassing van een bouwkundig element wat alle installatietech nische onderdelen voor grondgebonden woningen kan bevatten. De aanleiding van het onderzoek was de toepassing van leidingschachten in de nieuwbouw van het kantoorpand voor de van Delft groep te Nieuwkuijk. De schachten voorzien het gebouw van alle installatievoorzieningen op iedere verdieping. Gecombineerd met flexibele de Infra+ vloer levert dit een optimale flexibiliteit op voor de inrichting van het gebouw. De woningbouwinstallaties zijn aanzienlijk vergroot als gevolg van de toename van de elektrische apparatuur en de aanscherping van de eisen op het gebied energiehuishouding, comfort en status. De vermeerdering heeft ervoor gezorgd dat de woninginstallatie steeds complexer wordt. Door de installaties te ontrafelen en te standaardiseren kan de woninginstallatie weer overzichtelijk gemaakt worden. Het grootste probleem binnen de traditionele woningbouw zit in de berging van de leidingen in vloer en wand. Op horizontaal vlak zijn er al diverse vloersystemen op de markt die het mogelijk maken installaties deels bereikbaar te maken zodat deze in een later stadium aangepast of uitgebreid kunnen worden. Op het verticale vlak zijn hier nagenoeg geen oplossingen voor.
Afbeelding 3 Bouwprobleem: opname leldingen
Het concept De Kern bestaat uit een (deels) prefab industrieel vervaardigbaar bouwkundig element wat bijdraagt aan de vereenvoudiging van de totale woninginstallatie. De voornaamste voordelen zijn: een grotere ontwerpvrijheid voor de architect, een betere afstemming van de onderlinge installaties, een eenvoudigere montage en een betere woningflexibiliteit. Tevens moet het co~pacte bouwcomponent 8o% van alle mogelijke woningbouwinstallaties op kunnen nemen. Aan de hand van een literatuuronderzoek zijn de knelpunten en mogelijkheden binnen de bouwbranche bekeken. De ontwikkeling van het concept De Kern kan men onderverdelen naar varianten op het gebied van indeling, installatie- en materiaaltoepassingen. Bij de uitwerking is er gestreefd naar een compacte indeling die voorziet in maximale proces- en gebruiksflexibiliteit. Bij de installatievarianten is er gekeken hoe de meest gangbare woninginstallaties binnen de installatieruimte geplaatst konden worden. Aan de hand van de indeling is er een proefopstelling gemaakt om praktisch inzicht te krijgen in ruimten en afmetingen. De materiaalkeuze is sterk afhankeLijk van de mate van prefabricage en de plaatsingsmogelijkheid van het element in de ruwbouw- of afbouwfase.
7 Technische uitgangspunten zijn de GIW publicatie 2007. Deze aanvullende eisen zijn op het gebied van o.a. installatiegeluid aangescherpt t.o.v. de wettelijke eisen. Aan de hand van een berekeningsmethode is bepaald of materiaalkeuze voor de wandtoepassingen voldoen aan de GIW geluidseisen. Hieruit bleek dat alleen_een metalstud uitvoering meteen voldeed aan de GIW norm van maximaal 30 dB(A) in een ontvangruimte bedoeld als verblijfsruimte. Een van de knelpunten bij de bepaling geluidsberekening was de aanlevering van geluidsgegevens door fabrikanten van de technische apparatuur. Dit gaf problemen bij de volledige toetsing aan de G IW eisen. De eindconclusie is dat het concept De Kern technisch realiseerbaar is. Een geheel universeel prefab element zal voorlopig alleen nog niet realiseerbaar zijn. Daarvoor zijn er binnen de branche nog teveel verschillende bouwvormen en bouwonderdelen die een te geringe afstemming hebben om tot een totaal concept te komen. Dit kan wel bereikt worden wanneer invloedrijke bouwpartijen en fabrikanten overtuigd zijn van een totaalconcept en hun eigen producten hierop afstemmen. Voor de introductie van het concept de Kern zullen gesprekken met toekomstige bouwpartners in de komende periode van groot belang zijn_om het concept om te zetten naar een geaccepteerd marktproduct.
Ing.
J. van de Brake
Old technology for new buildings, a study on earth-to-air heat exchangers Afstudeerrichting Building Services Afstudeercommissie Prof. dr. ir. J.L.M. Hensen M. Trcka Dip!. Ing. Ir. J.G. Mast Datum afstuderen 29 januari 2008 Ql
-
ur c:
0. CT>
CT> .... C"
c:
::1
0.
!!. öJ' <">
c:
..... ID
Samenvatting During this study two modelsof earth-to-air heat exchangers were made. Using these models the effect of the primary design criterions, location and elimate on the energy savings, the pressure loss caused by the exchangerand the outlet temperature of the exchanger were studied. The final goal of this study is to asses the applicability of ground cooling and healing with air for new shopping mails and houses in Europe.
The consumption of fossil fuels today still increases all over the world. If this goes unchecked the C02 concentration in the air wil! increase with 50% in the next 25 years. To counteract this prediction the Kyoto elimate treaty was signed in 2002. For the Netherlands this would mean a 6% reduction of the C02 emissions compared with the 159-4 Mton C02 emissions of 1990. The largest reductions can be realised in the Build environment and Transport sector. The total primary energy consumption for Dutch commercial buildings in 2000 was in the excess of 306 Petajoule. The second largest energy consumer in this category is shops with a total energy consumption of 1938 MJ m-2. But it is a lso likely that the energy consumption of residential buildings wil! rise in the moderate elimates. This is caused by people getting more accustomed to higher comfort levels during the summer. A possilble way of reducing the energy demand of the Build environment is by applying an earth-to-air heat exchanger. An earth-to-air heat exchanger dampens the effect of the ambient tempera !ure on the heating and cooling demands for ventilation. But unfortunately noteven
;::;:
Trefwoorden Durable energy C02 emission reduction Ventilation Sim u lation Feasibility
8
There are several algorithms, found during the literature study, that describe the physical process that occurs within an earthto-air heat exchanger. From these available algorithms the algorithms published by Santamouris and Hallmuller were selected. The selection was based on boundary conditions, multi-pipe configuration and validation published. For this research TRNSYS I!SIBAT r6 was selected for the rnadelling of the earth-to-air heat exchanger. Because the original algorithms were written in TRNSYS and that it would be to time consuming to rewrite them foranother program. The geographicallocation of an earth-to-air heatexchangeris a major factor to its applicabillety. The highest energy savings, 2257 kWh a-r, were obtained fora dry steppe elimate with r month withand average temperature lower then 0°C. The dry steppe dimales favo llr a elimate with low temperatures. The most common elimate in Europe is the Mesothermal elimate. This elimate favours elirnales that have a high tempera !ure and ra in in all the seasons of the year. The more important of those two criterions is the high tempera !ure. The Microthermal elimate favours a elimate with low temperatures. For all the climates the largest energy savings are obtained with a soil with high thermal conductivity, density and specific heat. lncreasing the soils thermal conductivity gives the largest boost, with a maximum of 79%, of the energy savings. An increase of the specific heat of the soil will result in an increase of the energy savings of maximum 48%. The smallest increase of energy savings, maximum of 33%, is obtained by increasing the density of the soil.
11
c
11
Building
Earth-to-air heatexchanger
8
Fan
+
Filter
Boundary of study
9
Afbeelding 1 Working principle of an earth-to-air heat exchanger
When all the soil parameters would be tackled simultaneously this would result in a maximum increase of 120%. The optimum design of an earth-to-air heatexchangeris an exchanger that consists of short pipes, small diameters and low airspeed. But when designing it is essential to keep the air flow turbulent and pressure loss low. The effect of the material of the exchanger on the energy savings is minimal compared to the other design criteria. Jt is better to select the material based u pon practical design considerations like groundwater level. The largest savings are obtained in the first two me ters in depth. After three meters the savings are minimal while the costs of digging increase significantly. The casestudy for the townhou se showed an average coverage between 6% and 8% of the annual heating load. The system performers more efficiently in cooling mode resulting in average coverage between 78% and 90%. The system is proofed to be effective for houses regarding C02 reduction. Nevertheless the nowadays costs for such a system result in long pay back
times. Possibly the initia! costs will be reduced when applying these systems on large scale sys tems. The obtained C02 reduction is s-6% and the calculated payback time is !7-24 years excl. filter (44·81 years inclusive filter replacement). On a large scale project as a shopping mali the performance is better but the initia! costs increase rapidly due to the need for special products. Therefore payback times between 88 and 338 years are found when inc\uding the rep! acement of the extra filters. Looking at the energy coverage (ss% of the healing and 21 % of the cooling loads are covered) and the C02 reduction (218,8 ton) th e system makes sense after all. In order to make this sys tem more cost effectively there should be searched for cheaper pipe materials. Based on the payback time. the coverage of the hea tingjcooling demand and environmental savings the choice of applying thi s technology is notbasedon the financial reasans but more on ideological and environmental reasons.
E.J.L.
Engelhart
Ontwikkelingsvisie voor stedelijke gebied Afstudeerrichting Construction Managementand Engineering Afstudeercommissie Prof. dr. ir. W. F. Schaefer Prof. dr. LH.). Verhoef Prof. dr. ir. J.l.M. Halman Datum afstuderen 29 januari 2oo8 Samenvatting Het centrale thema binnen dit onderzoek is ontwikkelingsvisies voor stedelijke gebieden. In dit eindrapport wordt aan de hand van de theorieën voor stedelijk ontwikkeling antwoord gegeven op de onderzoekvraag "Is een business Science & Technology Park op Curaçao realiseerbaar?" In de jaren 90 heeft professor Michael E. Porter het begrip duster als ontwikkelingsvisies voor de stedelijke gebieden geïntroduceerd. Clustering is een geografische concentratie van onderling verbonden ondernemingen, en gespecialiseerde leveranciers, dienstverleners en verwante instellingen (universiteiten , brancheorganisaties, normalisatie-instituten) actief op een specifiek terrein die met elkaar concurreren en coöpereren. Het ontwikkelen van een gebied aan de hand van de dustermethologie maakt een Science & Technology Park wel mogelijk op Curaçao.
ro
Trefwoorden Science & Technology Park Citymarketing Cluster Gebiedsantwikkeling Besluitvorming
Het doel van mijn onderzoek was om antwoord te geven op de vraag "Is een business Science & Technology Park op Curaçao realiseerbaar?". Uit de literatuurstudie is gebleken dat een Science & Technology Park een fysieke locatie is, opgericht als onroerend goed, die onderhouden wordt door gespecialiseerde professionele n. Meestal is een S&TP gevestigd dicht bij een univers itei twaarbij ook een operationele link bestaat. Op een dergelijk terrein vestigen zich bestaande of nieuwe bedrijven die zich bezig houden met onderzoek en ontwikkeling. S&TP heeft een hoge technologie en management niveau waardoor de overdrach t van technologie- en ondernemingkennis wordt gestimuleerd. Afhankelijk wie de initiatiefnemer of de aandeelhouders zijn. heeft de S&TP een bepaalde rol te vervullen. Voor de overheid is ee n S&TP een instrument om economische groei te stimuleren. De overheid speelt een belangrijke rol bij het tot stand komen van een S&TP project. De overheid is de partij die de risicodrager is. De overheid bijdrage in een dergelijke project is meestal niet door direct te financieren. Meer gebruikelijk is het gratis verkrijgen van grond van de overheid of een forse reductie op de koopprijs. Opzet van parken zijn unieke activiteiten waarvan mogelijke informatie te verkrijgen zijn. Er is echter geen gelijke patroon die genomen wordt om ee n S&TP te realiseren. Parken komen tot stand uit initiatief van een iemand en komen tot stand door te profiteren van mogelijkheden. Voor een succesvolle opzet van een S&TP gelden de vijf factoren aandeelhouder, locatie, missie, Business Incubator klanten, en financiering. De meeste S&TPs zijn publiek-privaat samenwerking . Dit is een reden waarom subsidies een belangrijke rol spelen in het opzetten en beheer.
Stelling: Science a( Technology Park gericht op alternatief energie is op Curaçao onmogelijk. Na het bestuderen van de nieuwe ontwikkelingsvisies voorstedelijk ontwikkeling ben ik tot een nieuwe conclusie gekomen. Het ontwikkelen van het gebied aan de hand van de clustermethodologie van Michael E. Porter maakt een S&TP wel mogelijk. Door te profeteren van de willigheid van prof. dr. Pinedo om een nieuwe academische ziekenhuis met een Kanker Center te ontwikkelen kan een stedelijk gebeid onteikkeld worden Rondom het nieuwe ziekenhuis wordt er een cluster ontwikkeld. Met andere woorden een geografische conce·n tratie van onderling verbonden ondernemingen en gespecialiseerde levera nciers, dienstverleners en verwante instell ingen (univers iteiten, brancheorganisaties, en andere instituten) actief op het medische gebied die met elkaar concurreren en coöpereren. Door de bekendheid van de professor zal er voor het academische ziekenhuis buitenlandse investering aangetrokken worden. Bovendien kan het project rekenen op voldoende draagvlak van de overheid omdat het project bijdraagt aan het upgrade van de medische infrastructuur, onderwijsprogramma en de concurrentievoordelen van Curaçao. Door duster is financiële ondersteuning van de overheid niet nodig. De overheid richt zich op het opstellen van beleid op het gebeid van technologie en wetenschap, promotie van export en van buitenlandse investering en andere onderwerpen.
afstudeerbundel faculteit bouwkunde :::
Ing. E.L. de Graaf
Water in de stedelijke omgeving Verbinden van kwaliteiten & functionele noodzaak in de Watergraafsmeer polder, Amsterdam Afstudeerrichting Urban Design & Planning Afstudeercommissie
Dr. ir. C.H. Doevendans Ir. R.A. Rutgers Drs. J.G.A. van Zoest Datum afstuderen 26
februari
2008
Afbeelding 1 Ontwerpvoorstel voor bestaande pleinen; het plein is verdiept ontworpen met terpen en drijvende elementen
Samenvatting
De klimaatsverandering, toenemende verstedelijking en lage ligging maken dat de Watergraafsmeer polder in Amsterdam te kampen heeft met een wateropgave. In dit project wordt deze functionele noodzaak van water verbonden met de ruimtelijke kwaliteiten die water biedt. Hierbij is uitgegaan van de rijke cultuurhistorie en huidige identiteit van het gebied. Het resultaat is een integraal, duurzaam en hoogwaardig ontwerp dat bijdraagt aan de bewustwording van de waterproble· matiek. Hiervoor is een ontwerphouding nodig waarin de water· opgave als randvoorwaarde in het stedebouwkundig plan geïntegreerd wordt. Vanuit dit waterperspectief kan een gebied transformeren tot een 'duurzame waterbestendige' omgeving. Trefwoorden
12
Waterperspectief Stedelijke polder Kwaliteiten water Integraal ontwerp Duurzaam
Afbeelding 4 Ontwerpvoorstel voor publiek groen; ten tijde van seizoen kunnen lager gelegen delen onder water komen te staan
Water hee ft ruimtelijke kwaliteiten: het vergroot de aantrekke· lijkbeid van de leefomgeving, geeft een gevoel van vrijheid en rust en draagt bij aan ecologische verbindingen. Echter, water kan ook voor overlast zorgen. De huidige klimaaisverandering en toe nemende verstedelijking vragen om een duurzame houding ten opzichte van water. In dit project worden de ruimtelijke kwaliteiten van water vanuit de stedebouw benut en verbonden aan de functi onele noodzaak. Het ontwerpvraagstuk is tweeledig en luidt als volgt: Hoe kan de stedebouw, met de waterproblematiek in ogenschouw genomen , de kansen van zichtbaar en open water in de stedelijke omgeving benutten> Hoe kan het water een ruimtelijke en functionele betekenis krijgen, en bijdragen aan de aantrekkelijkh eid en duurzaamheid van de leefomgeving? Een mogelijk antwoord op deze vraag wordt gezocht aan de hand van de casus Watergraafsmeer polder in Amsterdam. Dit gebied heeft te kampen met een wateropgave door de lage ligging, de toenemende verstedelijking en de klimaatverandering. Uit de historische ontwikkeling van de Watergraafsmeer polder komt naar voren dat het gebied verschillende tran sformaties heeft ondergaan, zowel in fysieke als mentale zin. Deze hebben geleid tot een verandering van het polderlandschap vlak na de drooglegging, in een vrijetijdsdomein in de 17e eeuw en uiteindelijk in een grotendeels verstedelijkte polder. Momenteel staat de polder met de huidige wateropgave voor een nieuwe, zowel fYsieke als mentale, transformatie: meer ruimte voor water en een duurzame houding ten opzichte van water. Om deze transformatie vorm te geven zijn de kwaliteiten en knelpunten van de polder onderzocht op het gebied van water· structuur, infrastructuur en kamerstructuur. De pold er vormt een uniek landschap vormt met grote historisch e kwaliteiten: stedelijke en groene gebieden, met allen eigen sferen en identiteiten, wisselen elkaar af.
Afbeelding 2 Ontwerpvoorstel op bouwbloknlveau; daktuinen en collectieve stroken worden gebruikt als waterbuffer
Afbeelding 3 Ontwerpvoorstel op polderniveau; het verbreden van het waterraster in de Watergraafsmeer polder
~=---
Afbeelding 5 Foto maquette ontwerp Jeruzalem; extra oppervlakte water in de wijk zorgt voor nieuwe woontypologieën en identiteit
Afbeelding 6 Foto maquette ontwerp Jeruzalem; watergangen zijn ontworpen ter hoogte van historische verkavelingstructuren
Het concept dat ten grondslag ligt aan het ontwerp bestaat uit een robuust watersysteem. Dit fungeert als centraal waterbergingsargaan en heeft ecologische potenties. Het systeem sluit aan bij de historische kwaliteiten, draagt bij aan de beleving van water in het gebied en vergroot de recreatieve waarde. Uit een toetsing van dit concept blijkt dat oplossingen in de openbare ruimte alleen, op kamemiveau, onvoldoende zijn. Aanvullende oplossingen op bouwblokniveau zijn nodig. Deze zijn uitgewerkt in twee ontwerpvarianten: de wijk Middenmeer (bestaande structuren) en de wijk Jeruzalem (nieuwbouwopgave).
bouw variant Jeruzalem op ecologische en duurzame woningen. Aanvullende oplossingen zijn zonnepanelen, hergebruik van regenwater en waterberging in kelders en regentonnen.
Specifiek in de ontwerpvariant Middenmeer wordt op kamerniveau ingegaan op bestaande structuren en is een hiërarchie in straatprofielen opgezet. Dit uit zich in de mate van stedelijkheid en infiltrerend karakter. Bestaande pleinen en groenstroken wor· den als verzamelplaats van regenwater ingezet in combinatie met andere functies. De ontwerpvariant Jeruzalem bestaat uit een nieuw ontworpen waterstructuur in het gridpatroon van de wijk . Deze zorgt voor eenheid en heeft een grote waterbergingscapaciteit. Daarnaast is de waterstructuur van ecologische en cultuurhistorische waarde. Extra water zorgt voor nieuwe woontypologieën in de wijk en vormen van recreatie zijn hieraan gekoppeld. Het ontwerp is duurzaam en ecologisch: verhard oppervlak is tot het minimum beperkt en groen overheerst. Verblijfruimten zoals semi-publieke hofjes zijn gecombineerd met waterbuffering. Op bouwblokniveau is ten behoeve van meer waterberging in beide ontwerpvarianten uitgeweken naar privé-terreinen. Daken worden gebruikt als vegetatiedak of daktuin. Dit brengt tevens meer groen in de stad en voor de bewoners. Bij de variant van Middenmeer zijn bergingsstroken in binnenterreinen van gesloten bouwblokken ontworpen. De nadruk ligt bij de nieuw-
Uit toetsing blijkt dat het ontwerp voor de wijken Middenmeer en Jeruzalem aan de gestelde wateropgave beantwoordt. Het blijkt zelfs mogelijk om meer bergingscapaciteit te realiseren dat strikt genomen noodzakelijk is. Uit het project kan het volgende geconcludeerd worden: Vanuit het waterperspectief kan een gebied zich transformeren tot een 'duurzame waterbestendige' omgeving. Om water zowel in haar ruimtelijke kwaliteiten als functionele noodzaak te voorzien, is een integrale en identiteitsgerichte aanpak nodig, waarin de wateropgave als een randvoorwaarde in het stedebouwkundig plan wordt gezien. De verbinding tussen deze twee facetten van water kan alleen plaatsvinden als het op een zorgvuldige manier geïntegreerd wordt in de omgeving. Dan kan een gebied in zowel fysieke als mentale zin transformeren tot een 'duurzame waterbestendige' omgeving. Het identiteitsgerichte karakter maakt dat de aanpak niet één op één over te dragen op andere wijken. Echter, de hoofdgedachte en werkwijze zijn goed te gebruiken voor vergelijkbare opgaven. Het toepassen van deze aanpak in een andere bestaande ste· delijke omgeving kan bevindingen opleveren die de ontwerp voorstellen uit dit onderzoek aanvullen. Dit geeft een nog uit gebreider beeld hoe om te gaan met waterproblematiek in de bestaande stedelijke omgeving. Om de aanpak te doen slagen is samenwerking tussen ver schillende actoren noodzakelijk. Door verschillende expertises in een vroeg stadium van een project bijeen te brengen, zal het 'water' vanuit diverse oogpunten benaderd worden. Dit is een optimale manier om de verschillende facetten van water te integreren in de omgeving.
Ing. T. van Helmond & Ing. C.S. van Montfort
Urban development in Dubai An international study to improve the urban development processin the Netherlands Afstudeerrichting Constn1ction Managementand Enginee ring Afstudeercommissie Prof. dr. ir. W.F. Schaefer Prof. dr. LH.). Verhoef Ir. E.G.). Blokhuis Datum afstuderen 26 februari 2008
111
;;r c
0.
11) 11)
.... cc
:::J
0.
~
ar
n
c
..... 11) .....
Samenvatting Our report presents a new process model for urban develop· ment in the Netherlands. We have stuclied for six months in Dubai about Dubai's urban development approach. The conclusions from Dubai as a practice approach are translated to the urban development process in the Netherlands. Our report is especially written for professionals who have a relation with urban development projects in the Netherlands. Furthermore, we want to contribute with our process model to the discussion about accelerating the urban development process. Trefwoorden Urban development approach Public and private sector Long-term commitment Entrepreneurship Dubai
The National government in the Netherlands is aware of the fact that urban development wil! increase not only employment, but also economie growth. The min is try of Economie Affairs presenled a report that displays the need of new industrial areas. The development process of new industrial areas takes on average eight years with the risk that the market demand after project delivery al ready has been changed. Different issues caused a stagnating market and the urban development process needs impravement to achieve acceleration back again. We wil! discuss the approach and the state of affairs that eau se a stagnating market and the subsequent slowing of economie growth. The urban development process in the Netherlands is very dynamic but complex. Strategie long-term plans are being formulated by the National government and shouldn' t have a direct relation with the four-year politica] cycle which we have in the Netherlands. The government should focus on the national strategie plan and laws and regulations on a high level base. Because of this the execution of the plans rests by the province, municipalities and private companies. Through the stagnation and Jack of control on province level we see that municipalities start carrying out the urban development policy of the National government on their own. A bottorn up approach is the result, whereby municipalities skip the province level and carry out the long-term plans of the National government. The National government is loosing control on her long-term urban development projects when individual municipalities start carrying out these projects. The province needs to coordinate projects of the National government to guarantee the quality and sustainabledevelopment. The research question in this report is about; the key characteristics fora business organisation to accelerate the urban development process in the Netherlands with the input of a practice approach from Dubai. We designed and utilised a general business organisation model with a new approach of
; __________ ,. . .
~~
..........
+----------
~~
1 I
·-. ... • I
.;' _....,......_ ...... ~
:
I
~;:::::;-;:::::c::::::;~~;;;;;:;::::;~=r::.~ I "="' I
• F"""':ö::
l[~ I -~~ IE"-?9 1-dv--[ :1-=-~~ ~ Ii
. ~
~~
t
I M-~-- 1
I j
~·
--. -.
----- - --t-'
' ------- --------------------- --- ------- --- ""
." - -------_.,. ..-"'- +------
·~· '
'- - - _,
I
' ------------- - ·------ - - - ~ - --- ....
Afbeelding 1 General business organisation model Dl
ia'c
c. ", ",
a-c
::I
c.
!. iiT' n
c
~
;:;:
Afbeelding
2
Overview Sheikh Zayed Road, Dubal Marina
urban development projects in the Netherlands. The main goal of this research is to design the model in such a way. that a better aim for all involved participants on province level and municipality level can be achieved. We focused our research in Dubai on the subjects: State structure; Vision; Cluster developments; Free Zone developments and; Gated communities. We organised a symposium in Dubai to obtain reliable and first hand in formation from professionals and we focused ourselves on different case studies and expert interviews. In general we see that the entrepreneurial role of the Dubai government is a key factor for the urban development approach in Dubai. The role and attitude of Dubai government eh allenges semi-govemmental and private companies to move to higher levels of competitive performance. The Dubai government developed a long-term policy with defined economie pillars of national importance. Dubai's strategie plan is basedon a long-term vision and strategy with a focus on cluster developments. Local investors and Foreign Direct fnvestment (FDI) are used to finance the urban development projects. For the implementation of an urban development project a business organisation is established in the semi-governmental andfor private sector. Within defined boundaries and mandates the business organisation can develop the project. To imprave the urban development approach in the Netherlands we present some important conclusions. The whole governmental system must implement a more entrepreneurial approach tochallenge the private sector. The National government should develop a long-term strategy with a long-term policy basedon different economie pillars of national
importance. Porter's cluster strategy should be implemenled in the strategie plan of the Netherlands and the urban cluster developments can support the defined economie pillars. The province should focus on the development of laws and regulations on a high level base to attract investors to projects of national importance. A nother task is to coordinate the implementation of the strategie plan on province level and municipality level. Our process model (see figure 1) presentshow the government and the private business organisation are organised in the urban development process. The process model aims for a project cluster approach for each specific urban development project of national importance. The co re business of the government is defining laws and regulations on a high level base and the national strategie plan should focus on cluster developments. The government has the role of initiator and a private business organisation is responsible for the project development. The business organisation is mandated for the whole process development. The main objective of the business organisation is to achieve long-term commitrnent between the principal. developer and investor to gain sustainable development. The investor takes the responsibility for exploitation and services and facilities of a development in the beginning. Aftera few years thls can be outsoureed toa specialised company. The quality of the project is guaranteed because the investor earns his revenues over the long-term. A central management role in the process model is there for the Project Government Cluster Authority. This authority is taking care of laws, regulations and procedures wîthin the public domain. Direct communication between the business organisation and the involved public department is another role of this authority. The authority consists of people from the concerned level of the government as well as the business organisation. Jt is important that these people are mandated for the project by their own organisation.
E.M.A. Hoekstra
Samengestelde lateien Onderzoek naar het gedrag van samengestelde lateien, belast door een gelijkmatig verdeelde belasting Afstudeerrichting Structural Design Afstudeercommissie Prof. ir. D.R.W. Martens Dr. ir. A.T. Vermeltfoort Ing. G. Hagmolen of ten Have Datum afstuderen 29 januari zoo8
-...
Ql
ii!' c:
c.
t!) t!)
tT
c:
:::1
c.
!. Q;'
'c"' ...... ro
;:::;:
Samenvatting In dit afstudeerproject is het gedrag van samengestelde lateien onderzocht. Daarbij is onderzocht welke spanningen in een samengestelde optreden en hoe het spanningsverloop vertaald kan worden naar rekenregels in de praktijk. Er is literatuuron· derzoek gedaan naar balkgedrag en wandliggergedrag en verschillende rekenmethoden zijn vergeleken waarmee de toelaatbare belasting op samengestelde lateien berekend wordt. In het laboratorium zijn proeven uitgevoerd en er is een numerieke analyse gemaakt. De resultaten daarvan worden in het verslag besproken. Op basis van de resultaten worden rekenmethoden beschouwd. Trefwoorden Steenconstructies Latei Samenwerking Wandligger Rekenmethode
r6
Afbeelding 1 Schema van het spannlngsverloop in een samengestelde latei
Afbeelding 3 Hoofddrukspanningen in een samengestelde latei, berekend met ANSYS
Een samengestelde latei bestaat uit een balkelement met daarop metselwerk. Het balkelement en het metselwerk werken samen waarbij een drukzone ontstaat in het metselwerk en tre k in het balkelement Het balkele ment draagt niet alleen het bovenliggende metselwerk maar werkt er mee samen, waardoor het balkelement slanker uitgevoerd kan worden. In dit onderzoek is het balkelement een voorges pannen betonlatei. Dit onderzoek maakt deel uit van een groter onderzoek dat opgezet is door Vebo, een producent van voorgespannen betonlateien . Onderzocht is hoe het verloop van spanningen is in een samengestelde latei, en hoe dit spanningsverloop vertaald kan worden naar rekenregels in de praktijk. Bij een kleine opmetselhoogte is het spanningsverloop in een samengestelde latei te vergelijken met het spanningsverloop in een balk. Wanneer de opmetselhoogte groter wordt zal ee n samengestelde latei zich niet meer als een balk gaan gedragen maar als een wandligger. Dit heeft gevolgen voor het spanningsverloop. Vier verschillende rekenmethoden om samengestelde lateien te berekenen zijn met elkaar vergeleken. De overeenkomst tussen de rekenmethoden is, dat het optredende moment wordt getoetst en de optredende dwarskracht. Daarbij valt op dat de dwarskracht meestal maatgevend is voor de maximaal toelaatbare belasting op de samengestelde late-i. Sommige rekenmethoden gebruiken een vergratingsfactor voor de schuifsterkte. Daardoor wordt de werkelijke opneembare belasting beter benaderd. Veertien proeven zijn geanalyseerd (zeven koppels van twee dezelfde proeven), waarbij de samengestelde latei is belast door vier puntlasten die een gelijkmatig verdeelde belasting simuleren. Het metselwerk loopt door tot de uiteinden va n de betonlatei, waarmee een dilatatie ter plaatse van de uiteinden van de betonlatei wordt gesimuleerd. Geconstateerd is dat de eerste scheurvorming optreedt in de betonlatei.
Afbeelding
2
Proefopstelling
De scheurvorming kan optreden in het midden van de overspanning of bij de opleggingen. Bezwijken treedt op door een scheur die begint in de langsvoeg tussen de betonlatei en het metselwerk boven een van de opleggingen, waarna de scheur schuin omhoog loopt in het metselwerk, en de samengestelde latei bezwijkt. Uit metingen met LVDT's blijkt dat een boogvormige drukzone ontstaat in het metselwerk. In het eindige elementen programma ANSYS is een numeriek model gemaakt waarin 24 proefmuren zijn gesimuleerd zoals die in de proevenserie zijn beproefd. De proefmuren in het numerieke model verschillen in drie parameters: de opmetselhoogte, de overspanning, en de hoogte van de betonlatei. Voor de verschillende proefmuren is onderzocht wat het effect is van deze drie parameters op de spanningen op vijfverschillende plaatsen in de proefmuur. De bevindingen uit het onderzoek zijn teruggekoppeld naar de rekenmethode die bij Vebo wordt gebruikt, om te zien of deze rekenmethode verbeterd kan worden. Het blijkt dat de toetsing van het moment uitgaat van de juiste spanningen op de helft van de overspanning. De toetsing van de dwarskracht is te veilig en levert toelaatbare belastingen op die ver beneden de werkelijk opneembare belasting liggen. Daarnaast wordt in de berekening geen rekening gehouden met mogelijke scheurvorming in de betonlatei nabij de opleggingen. Om een duidelijke relatie te kunnen leggen tussen de belasting waarbij scheurvorming of bezwijken optreedt, en verschillende parameters, zijn meer proeven nodig. Zeven koppels van twee gelijke proeven is te weinig om een duidelijk verband vast te stellen. In het numerieke model is de oplegging nog niet voldoende nauwkeurig gemodelleerd. De oplegging is een belangrijk punt in de samengestelde latei, waar in veel gevallen het begin van scheuren en bezwijken optreedt. Een nauwkeurigere simulatie van de opleggingen kan meer informatie geven over
het scheur- en bezwijkgedrag van samengestelde lateien. Verder onderzoek kan gedaan worden naar de berekening van de spanningen in de langsvoeg tussen de betonlatei en het metselwerk boven de opleggingen. De huidige berekening zoals die in verschillende rekenmethoden al wordt toegepast- de toetsing van de dwarskracht waarbij een vergratingsfactor voor de schuifsterkte wordt toegepast- is een methode die veilige waarden geeft maar toch kan worden verbeterd.
Ing. J.M.L Horsch
Een geautomatiseerd woningbouw ontwerptoot Afstudeerrichting Design & Decision Support Systems Afstudeercommissie Prof. dr. ir. B. de Vries Jr. ing. A. van der Zee G.J. van den Berge AvB
iAJ :zo G : soUWJ) ·
Datum afstuderen januari 2008
29
-
Ql
vr c
0.. tD tD
...
0"
c
::I
0.. tD
01'
n
c ro
....
Samenvatting Onderzoek of een computerprogramma in staat is de wensen van een consument om te zetten naar een ontwerp. Tegenwoordig krijgen mensen steeds meer keuze mogelijkheden om het ontwerp te beïnvloeden zoals een cataloguswoning. Echter zijn dit nog steeds ontwerpen die van te voren bedacht zijn. Tijdens het afstuderen zijn 2 methodes, te weten het genetisch algoritme en een gridmethode, onderzocht die zelfstandig met oplossingen genereren zodat iedereen toch zijn eigen uniek ontwerp krijgt.
Afbeelding 1 Wensen
--
;:::;: 0" 0
c
::;:
7'
c
::J
0..
ro
Trefwoorden Vlekkenschema's I ndeli ngsvaria n ten Ontwerp ondersteunend systeem Agent-based modelling Genetisch algoritme
Afbeelding 3 GUl resultaten
Probleemstelling De consument wilt tegenwoordig steeds meer zelf beslissen en niet zaken opgedrongen krijgen. Ook ontwerpers en bouwbedrijven krijgen hier steeds meer mee te maken. Om de consument vrijheden te geven wordt bijvoorbeeld het WensWonen (http:j jwww.wenswonen.nl) steeds popu airder. Mensen kunnen op een website hun eigen basis woning kiezen en opties, zoals een dakkapel, langere woonkamer etc. Echter zijn de opties altijd nog beperkt daar de architect deze van te voren heeft bedacht. Ook kunnen meerdere mensen dezelfde opties kiezen waardoor de woning ook niet uniek is. Om de consumenten toch meer vrijheden te geven is er onderzocht of de computer niet met voorstellen kan komen waarbij de wensen van de consument centraal staat. De probleemstelling luidt: "Hoe kan de consument meer invloed uitoefenen op het ontwerpproces van zijn woning?" Genetisch algoritme Binnen het genetisch algoritme is de string het belangrijkste element. Een string kan op verschillende manieren opgebouwd worden en bestaat uit een reeks variabelen. Uiteindelijk is ervoor gekozen dat, de volgorde van de opgegeven vertrekken, de volgorde in de string bepaalt. Elk vertrek wordt door 4 getallen gerepresenteerd te weten een begincoördinaat, lengte en breedte. De werking is als volgt: er wordt een populatie aangemaakt met allemaal strings die uit randomgetallen bestaan. Om de nauwkeurigheid enigszins in te perken zal er in veelvouden van I meter gewerkt worden. Dit betekent dat ruimtes in veelvouden van I meter groter of kleiner gemaakt kunnen worden. Hierdoor beperk je het aantal oplossingen maar versnel je de berekening. de populatie wordt beoordeeld door het programma om rangschikking van strings mogelijk te maken. Dit wordt gedaan door de fitness functies. In dit programma zitten 5 verschillende fitnessfuncties die het ontwerp kan beoordelen.
~~~~
Wo!llll&bnu .... Clntwnptool
0
Woningbouw
0Kiantbeheer
0 0 0
Project beheer Woningbouw beheer
Parameter onderhoud
Afbeelding 2 Gebrulkers Interface genetisch algoritme
Legenda .co
functie
co funct'Sittpkamer GtrtCt
CT 0
c:
:E
7<"
c:
::s
0.. C'D
'9
Afbeelding 4 Resultaat grldmethode
Al deze fitnessberekeningen worden op een gewogen manier bij elkaar opgeteld waardoor er aan een vlekkenschema een punt toegekend wordt. Vervolgens zal een percentage van de beste strings overleven en een deel zal gemuteerd worden om de populatie weer aan te vullen . De mutatie bestaat uit 2 onderdelen te weten crossover en mutatie zelf. Bij crossover worden 2 strings met elkaar gecombineerd waardoor er 2 nieuwe schema's ontstaan. Bij mutatie zal een willekeurig aantal getallen in de string vervangen worden door nieuwe willekeurige getallen. Dit proces wordt net zolang herhaald totdat er een aantal vlekkenschema's zo fit zijn dat ze getoond kunnen worden aan de consument. Deze kan dan aangeven welke vlekkenschema's aan zijn verwachtingen voldoen. Als dit er meerdere zijn zullen, deze overleven en verder gemuteerd worden. Als dit er maar één is zal dit wel het definitieve vlekkenschema moeten zijn. Gridmethode Deze methode is afgeleid van een onderzoek binnen de stedenbouw. Het principe hier is dat een locatie opgedeeld wordt door een grid. Elke cel in dit grid kan één functie , zoals woonkamer, keuken, tuin etc bevatten. Door nu voor elke cel zijn optimale waarde te bereken, welke afhangt van afstand tot andere functies en omliggende functies , kan de gehele locatie geoptimaliseerd worden. In zogenaamde controletabellen staat voor elke functie de meest optimale afstand tot een andere functie, welke de schakeling van ruimten beïnvloed. Resultaat Het resultaat is een computerprogramma in Excel VBA geprogrammeerd, waar het gridalgoritme in is verwerkt. De wensen van de consument, welke ruimten hij wilt en of deze mogen groeien, het beschikbaar budget en terrein, zorgen ervoor dat naar een optimale configuratie gewerkt kan worden. Binnen dit geheel zijn de controletabellen van cruciaal belang omdat deze bepalen waar welke vertrekken in de situatie gesitueerd worden. Bijvoorbeeld zou voor een garage het optimum kunnen liggen
op 4 meter van de weg, de woonkamer direct aan de keuken waaraan de eetkamer weer ligt. Door voor elk type woning, doorzon, patio, villa een eigen controletabel te maken is het mogelijk meerdere typen plattegronden te maken.
F.A.A. Huijben
VACUUMATICS Vacuumatically Pre-stressed Reconfigurable Architectural Structures Afstudeerrichting
Structural Design & Architecture Afstudeercommissie
Prof. ir. F. van Herwijnen Ir. G. Lindner Prof. ir. J. West ra Ir. R.P.G. Brodrück Datum afstuderen 26
februari
2008
Afbeelding
1
Vacuumatic Structure
Samenvatting
o0
c
::E
7'
c
Vacuumatics can bedescribed as a flexible system of enclosing foiis with structural (filler) elements that utilises the atmospheric pressure as a rigidifying tooi by extTacting the air within these foils. Their main advantage is the fact that they can be freely shaped and stabilised over and over again , creating flex.ible and reconfigurable structures capable ofbeing optimised to specific conditions and required behaviours. This project can he described as a search for the s!Tuctural as well as architectural qualities of vacuumatics, which led to the "ideal" contemporary application of vacuumatics as a reconfigurable moutding technique to ereale complex designs in concrete.
:::s Q.
m
20
Trefwoorden
Vacuumatics Freezing" Shape Free-form Design Customisation f Adaptability Reconfigurable Concrete Formwork
Afbeelding 4 Free-form Design - Customlsation
Our current society can be characterised as rapidly changing, merged with globalised technology and infected with individualism. Besides the latest architectural trends of customisation and the search fora degree of randomness in structures and buildings, it can not be ignored that free-form design and so-called blobs are ve ry actual phenomena within present-day architectural practice. Furthermore , buzzwords like "adaptable", "responsive", "kinetic'' and even "smart" and "in telligent" are more and more common in contemporary (building) design. A flexible and personaLised living environment with changing identities wil! be inevitable. A rather "new" and relatively low-tech way to realize this dynamic environment may be found with the introduetion of the so called vacuumatically pre-stressed structu res, or "vacuumatics" in short. Vacuumatics can be regarcled as a fl exible system of enclosing foils with structural (filler) eleme nts that utilises the atmospheric pressure as a tigidifying tooi by extracting the air within these foils, quite similar to vacuum packed coffee. The created vacuum pressure (or negative pressure) causes the otherwise often incoherent fill er elements to be tightly compressed a.nd secured into their present configuration , hence acting as a sort of glue that bonds th e individual elements rigidly logether and (temporary) "freezing" the current geometry of the structure. The "final" self-supporting capacity of vacuumatics enables the production of complex organic shapes, capable ofbeing adapted or optimised to specific conditions or required behaviours. For this reaso n, vacuumatics could be a "new" stimulant for contemporary des igners and architects who wish for more than what curre nt, often traditional. design and building methods can offer them . With this graduation project, a parameter study is carried out to delermine on a qualitative manner the structural and geometrical behaviou r of vacuumatic stTuctu res, by
I _ .. .u.....
..--.
. ____.
_,
--~·· :
____. ...
i
I
t- ~~ ~
-4111 ..... ..:....
lll)
-- --
......... ~
(::::- I 1 ·-~ i~
-- · {--" ·--..-·
1-
.......,._ :
Pv:indir
i
• .u .....
+
-·
~--
c· ......-
Afbeelding 2 Parameter Scheme: Filllng ·Skin
Afbeelding 3 Pre-stress Derlvatlon: Direct and Indirect Component
Afbeelding 5 Reconfigurable Formwork System
Afbeetding 6 "New" Shapes in Concrete
concentrating on the individual properties of the two ma in components: the (enclosing) skin and the filling. The structural as wel! as architectmal qualities of vacuumatics are further explored by means of several smal! scale models and prototypes, as wel! as a material study of the filler elements. The aim is to gain fundamentalunderstanding in and control over the underlying design principles so as to be able to optimise structural assemblies to speciflc conditions and required behaviours.
The original "flexible" behaviour of vacuumatics in un-deflated (or "re-flated") state opens up many possibilities with respect to the relatively low-tech realisation of free-foun designs. In order to literally mould vacuumatic structures into a certain desired shape, some sort of morphological tooling is required that forces the filler elements into their "final" configuration. This process might be somewhat similar to the formwork with the production of concrete structures, but especially the ability to locally adjust the geometry has great potential with respect to its effectiveness and implementation into the current builcjing industry.
The behaviour of vacuumatic structures depends on the exact nature of the materials used . Although alrnost any type of filler material may be applied with vacuumatics, their enhanced structural properties in vacuumatic state are essential, since this delermines the fin al capacity of the structure with regard to strength, stîffness and stability (and therefore safety). The vacuum pressure acting on the covering foils causes this skin to be tightly wrapped around the surface of the filler elements, he nee resulting in a pre-stress of the varuurnatie structure. The skin in particular seems to be of big importance to the structural potential of vacuumatics, si nee it not only ensures the structure's integrity (as it provides the essential air-tightness), its deformation also largely delermines the distribution of the pre-stress throughout the structure. The skin deformation is mainly determined by the elasticity of the skin materiaL and to some extend by the compression (and thus shrinkage) of the filling. The pre-stress force actîng on each (granular) filler element is found to be divided into a dire<..i: and an indirect component. The ability to adjust and control the reconfigurability of the filler elements (and thus the flexibility of the structure) by means of varying vacuum pressure results in the so called "reversibility" of the rigidifying process, enabling vacuumatic structures to be shaped over and over again.
The hazard of darnaging the enclosing skin and subsequently jeopardising the structural integrity of vacuumatics re ma ins probably the biggest obstruction of introducing these structures into the current building industry as independent, primary and "permanent" load-bearing structures. On the other hand, this temporality and the advantageous characteristics of vacuumatics (the ability to be "free-formed", to be adapted, to create a degree of randomness and to be repeatedly stabilised) seem to provide the "ideal" boundary conditions fora truly flexible, re-usable and most importantly reconfigurable moulding technique for the production of complex shapes and textures in concrete.
21
R.M. Jansen 10.0
Een onderzoek naar de beleggingsmogelijkheden in Europees hotelvastgoed
8.0 T.O
~
ie
Afstudeerrichting
;
·3.0
a.
Samenvatting
ID ID
-~
c:
::I
a.
ID
• Us
•Mad
• Edi
• Par • Bud
1.0
Ir. L.A.M.C. van de Ven Drs. R. Weisz RA Drs. H.W. Boissevain MRlCS
februari
• Mln
•
•Lon
0.0 -2,0
26
u;' c:
•Bir
• Be< M.m • Sta
2.0
Afstudeercommissie
Datum afstuderen
• Zur Europa • Cvb • Bru • R>m
5.0
-1,oJ.O
111
• Wen
4.0 3.0
•Acm
•IM
6.0
~
Vastgoedbeheer
• Pl'a
9.0
Europese hotels als alternatieve vastgoedbeleggingscategorie
4,0
5.0
6,0
7,0
a.o
9.0
10,0
11,0
12,0
• War
·4.0 Risico
Afbeelding 1 Risicopremie Europees hotelvastgoed
2008
In het onderzoek komen aspecten aan bod die een rol spelen bij het acquireren van hotelvastgoed, worden hotelvastgoed beleggingskarakteristieken bepaald en zijn de effecten van investeren in Europees hotelvastgoed op een beleggingsportefeuille geanalyseerd. Hieruit blijkt dat Europese hotels een interessante alternatieve vastgoedbeleggingscategorie zijn. Gebaseerd op kerncijfers als rendement, risicopremie, risico en correlatie is daarnaast een zeer duidelijke en significante rol weggelegd voor Europese hotelvastgoedbeleggingen in een Europese (vastgoed)beleggingsportefeuille. Trefwoorden
Beleggen Vastgoed Overeenkomst (lease- managementcontract) Hotels Europa
Rendementen op met name traditionele vastgoedsectoren zijn afgenomen door de hoge prijzen die voor vastgoed gevraagd worden. Om hogere opbrengsten te realiseren richten beleggers zich op alternatieve markten, waaronder die van hotels. Hotelketens stoten vastgoed af om kapitaal vrij te maken, teneinde in de toekomst de meest waardecreërende hotels te kunnen exploiteren en de expansiestrijd aan te kunnen gaan met andere hotelketens. Over het beleggingspotentieel van investeren in (Europees) hotelvastgoed is echter nog relatief weinig bekend. In dit afstudeeronderzoek is ingegaan op deze onbekendheid door inzicht te geven in de Europese hotelvastgoedmarkt en hoe deze beleggingscategorie past binnen een (vastgoed)beleggingsportefeuille. De probleemstelling van het onderzoek is dan ook als volgt geformuleerd: Wat is het effect van hotelvastgoed beleggingen, die met name toegespitst zijn op Europese kerngebieden, op een Europese (vastgoed)beleggingsportefeuille met betrekking tot rendement, risico's en spreiding? Aspecten die een rol spelen bij hotelacquisities. Wanneer een belegger over wil gaan tot het acquireren van hotels zijn er een aantal aspecten die een cruciale rol spelen; de overeenkomst, de hoteloperator en het hoteltype. Een overeenkomst tussen een hotelorganisatie en hotelvastgoedbelegger kan bestaan uit een lease- of een managementcontract Het essentiële verschil tussen een lease- en managementovereenkomst is dat bij het leasecontract de exploitant een (vaste, semi-variabele of variabele) vergoeding betaalt aan de eigenaar voor het gebruik van het vastgoed. Bij een managementcontract ontvangt de hotelorganisatie een managementvergoeding van de belegger; de exploitatie-inkomsten komen toe aan de investeerder. Bij een leaseovereenkomst wordt het financiële risico geminimaliseerd ten opzichte van het managementcontract, echter alleen wanneer de hotelorganisatie kredietwaardig is en een minimale bodemhuur gegarandeerd wordt. Bij een managementcontract geldt een hoger economische risico voor de belegger, maar er kan daarentegen optimaal geprofiteerd worden van een gunstige markttoestand, marktaandeel en efficiënt operationeel hotel. De verschillende hoteloperators kunnen onderverdeeld worden in eerste- en tweedeklas hotelorganisaties. Een eersteklas hotel organisatie voorziet de belegger van een voor het publiek her-
250
'lO
~ 200
BO
300 1S
...0
~
0
~
,_!!
150 .
70
l
100
fiJ
~
50
so
~
.:!
-
~
250 200
10
~ • ~
~
"' ·S
4()
1998 -RevPAR
1999
20CXI
2001
--TRevPAR
200.2
2003
zoo.4
GOP
2005
2006 Sezettingsgraad
·10
--Totaal rendemem
Afbeelding 2 Resultaten Europese hotelbranche
Afbeelding 3 Rendement Europees hotelvastgoed
kenbare naam (bv. Hilton of Marriott) en managementdeskundigheid. Een tweedeklas hotelorganisatie heeft geen "merknaam" imago en kan daarom alleen managementdeskundigheid bieden. Een eersteklas operator resulteert over het algemeen in hogere opbrengsten, operationele effectiviteit en een sterkere marktpositie, waardoor beleggers voorkeur hebben voor dergelij ke hotelorganisaties. Er zijn echter ook specifieke voordelen te behalen met tweedeklas organisaties. Hierbij bn gedacht worden aan contractvormen waarbij bepaalde garanties gesteld kunnen worden, zoals een vastgestelde basishuur, waardoor een investeerder risico afdekt ten aanzien van verplichtingen van kapitaalskosten.
Ook hiervoor geldt dat deze waarden per markt sterk uiteenlopen, zowel naar boven (bijv. Praag, Amsterdam) als naar beneden (bijv. Birmingham, Manchester). De betrekkelijk hoge standaarddeviatie weerspiegelt het volatiele karakter van de hotelbranche. De waarde van hotelvastgoed is namelijk afhankelijk van de exploitatie, die op haar beurt weer in sterke mate wordt bepaald door economische ontwikkelingen en specifieke gebeurtenisse n (terroristische aanslagen, mond- en klauwzeer, SARS , etc.) die sterke invloed hebben op de resultaten binnen de hotelbranche. Hotelvastgoedbeleggingen binnen de Europese steden correleren van gematigd negatief tot hoog en bieden dus spreidingspotentieel op basis van geografische spreiding.
Het doel bij full-service- (3/ 4 sterren) en luxury- (5 sterren) hotelbeleggingen is om de waarde van een hotel te maximaliseren en de operationele kasstroom te verbeteren. De focus van een belegging in limited-service-hotels (I/2 sterren) ligt op het maximaliseren van de kasstroom gedurende de economische levensduur van een hotel. Limited-service-hotels hebben, vergeleken met full-service- en luxury-hotels, een lager operationeel risicoprofieL Luxury-hotels, en in mindere mate full-servicehotels, hebben een lager verouderingsrisico ten opzichte van limited-service-hotels.
Om de spreidingseffecten bij toevoeging van Europees hotelvastgoed aan een beleggingsportefeuille inzichtelijk te maken, zijn de resultaten van Europese hotelvastgoedbeleggingen gedurende de pe riode I998-zoo6 vergeleken met die van andere asset-classes. Hienüt blijkt dat hote.lvastgoed beleggers perspectief biedt op een risico-rendementsverhouding die ongeveer gelijkwaardig is aan die van beleggingen in traditioneel Europees vastgoed. Rendementen van Europees hotelvastgoed zijn gemiddeld hoger dan van investeringen in traditioneel Europees vastgoed, de risico's echter ook. De risico-rendementsverhouding is gemiddeld beter dan beleggingen in Europese beursgenoteerde vastgoed aandelen, aandelen en obligaties .
Beleggingskarakteristieken en effecten van Europees hotelvastgoed. Gedetailleerde datareeksen van rendementen behaald met beleggen in Europees hotelvastgoed worden tot op heden niet geregistreerd. Om de beleggingskarakteristieken van Europees hotelvastgoed te bepalen is binnen het onderzoek een methode opges teld waarbij prestaties van de hotelbranche, in diverse belangrijke Europese steden, vertaald zijn naar potentiële rendementen die met hotelvastgoedbeleggingen (3·· 4"• en 5-sterrenhotel s) behaald zouden kunnen zijn. Het (unleveraged) rendement binnen de diverse Europese hotelvastgoedmarkten is gedurende de periode r998-zoo6 gemiddeld 9,0%. Na correctie voor het risicovrije rendement geldt een gemiddelde risicopremie van 4,6%. De prestaties binnen de markten onderling lopen sterk uiteen; zo zijn er uitschieters met een bovengemiddelde risicopremie (bijv. Praag, Milaan) en markten die onder het gemiddelde (bijv. Warschau, Londen) gepresteerd hebben. Het risico (standaarddeviatie) bij investeren in Europese hotels is gemiddeld 5-4%.
Europees hotelvastgoed en traditionele Europese va stgoedsectoren hebben onderling een relatief hoge correlatie , waardoor hotelvastgoed binnen een Europese directe vastgoedportefeuille betrekkelijk weinig spreidingsvoordelen biedt. Het diversificatiepotentieel van beleggingen in Europees hotelvastgoed met overige asse t-cla sses (vastgoedaandelen, andere aandelen en obligaties) is daarentegen relatief sterk. Conclude ren d kan gesteld worden dat Europese hotels een interessante alternatieve vastgoedbeleggingscategorie zijn. Doordat bij de meeste hotelvastgoedbeleggingen niet alleen geïnvesteerd wordt in de 'stenen' , maar daarnaast ook geïnvesteerd wordt in een onderneming en de resultaten exploitatie afhankelijk zi jn, kan echter wel gesteld worden dat kennis van de hotelbranche een essentieel vereiste is voor een succesvolle hotelbelegging.
23
Ing. S.J.C. Kieboom
Overkapping in Diergaarde Blijdorp Afstudeerrichting St:ructural Des ign Afstudeercommissie Prof. ir. H.H. Snijder Jr. R. Blok Ir. M.M.J. Vissers Datum afstuderen 29 januari 2008
111
-
ii1' c
Q..
ID ID
...
D"
c
Samenvatting In dit project is een constructief passend ontwerp gemaakt van een overkapping van een aantal dierenverblijven van Diergaarde Blijdorp, waarbij een systematische oplossing gezocht is voor een organisch ontwerp. De overkapping kent grote overspannin· gen en een gedeeltelijk te openen dak, waarbij aangetoond is dat het uitvoeringstechnisch realiseerbaar is om dit op een kleine bouwplaats in Rotterdam te bouwen.
Afbeelding 1 Plattegrond Diergaarde Blijdorp
:::J Q..
~
~
§: fg_.
g-
c
:E
Trefwoorden staalconstructie grote overspanning organische vorm te openen dak die re ntuin
"' ::l
c
a. ro
Afbeelding 4 Concentrische cirkels & verschoven cirkels
heel deel va n het park aan te pakken. De volgende vraag doet zich dan voor: Is het mogelijk om meerdere functies en verblij· ven van de bestaande plannen van Diergaarde Blijdorp onder één kap te brengen en du s in één keer te bouwen, rekening· houdend met de uitvoeringsproblemen' De vernieuwing die het park ondergaat, is erop gericht de dieren te plaatsen in een zo natuurlijk mogelijke leefomgeving, waarbij ze in het park geografisch gerangschikt worden (zie afbeelding r). Op de overgang van de wereldd elen Europa en Afrika zijn een aantal volières gepland. Deze overgang wordt gesymboliseerd door vogels die in de winter de trektocht maken van Europa naar Afrika. Voor deze voliè res en de daar omheen geplande gebouwen - waaronder een restaurant, een giraffeverblijf e n een verbli jf voor mhorr-gazelles · is in dit project een nieuw ontwerp gemaakt (zie afbeelding 2 en 3) .
Diergaarde Blijdorp is bezig met een volledige vernieuwing van he t park. Al hoewel er een algeheel plan is, is de aanpak tijdens de bouw zeer fragmentarisch · er wordt gebouwd per dierenver· blijf. Dit wordt voorname lijk gedaan vanuit he t uitvoeringstech· n ische perspectief. He t is makkelijker slechts één diersoort tijdelijk ergens anders onder te brengen en slechts een klein deel van het park af te s.luiten voor bezoekers dan in één keer een
Uitgangspunt bij dit ontwerp is dat er een kolomvrije overkap· ping ontworpen wordt. Hierbij kan het dak boven de volières van de Europese vogels · in het eerste bouwvolume · open. Natuur in een gebouw is niet natuu rlijk. Om het geheel toch zo natuurlijk mogelijk te laten ogen, zi jn de uitgangspunten bij het ontwerpen van de overkapping openheid, eenheid, de dieren centraal stellen en een rustig totaalbeeld. Dit is in het ontwerp bereikt door een overkapping te maken van evenwijdig aan elkaar geplaats te bogen. Deze bogen · gemaakt van ronde s talen buisprofielen die door een wals gebogen zijn · verschillen in hoogte en overspanning, zodat het geheel een organische vorm krijgt. Deze organische vorm past goed binnen een dierentuin. De afmetingen van de bogen zijn gerelateerd aan de functies. Zo zijn de bogen hoger ter plaatse van de volières en het giraffeverblijf. Door de grote overspanningen van de bogen is een kolomvrije ruimte gecreëerd. Dit bevordert de sfeer van openheid. De voor het publiek toegankelijke ruimtes worden slechts van elkaar gescheiden door n etten of glazen wanden,
Afbeelding
2
Maquette; bovenaanzicht en zijaanzicht
Afbeelding 3 Plattegrond
Afbeelding 5 Detail dak dicht (links) en dak open (rechts}
Afbeelding 6 Detail aansluiting dakconstructie, fundering en vloer
om deze openheid te behouden. Het gebouw is in t\veeën gedeeld. Hierbij worden in het ene gebouwdeel de Europese vogels geplaatst en worden in het andere gebouwdeel de Afrikaanse vogels en dieren geplaatst. Omdat de daklijn en de lijnen in de gevel vloeiend in elkaar over gaan, oogt het toch als één geheel. Elk gebouwdeel is tachtig meter lang. De grootste bogen maken een overspanning van 63 meter en hebben een hoogte van 15,5 meter. Hart op hart staan de bogen acht meter uit elkaar. De afmetingen van de bogen zijn in eerste instantie bepaald door de functionele eisen, de gebogen begrenzing van het kavel ten gevolge van het achter· gelegen spoor en het behoud van de organische vorm door het toepassen van ·voor het oog· vloeiende lijnen. Vervolgens zijn er !\Vee onnverpsystemen toegepast op dit ont\Verp, om een sys· tematische oplossing te vinden voor een organisch ont\Verp. De !\Vee ont\Verpprincipes zijn het systeem van concentrische cir· kels en het systeem van de verschoven cirkels (zie afbeelding 4).
Er zijn !\Vee overgangsstukken toegepast zonder deze systematiek. Dit laatste is gedaan om te kunnen blijven voldoen aan de eerder gestelde uitgangspunten, waarbij vooral het esthetische aspect van de vloeiende lijnen doorslaggevend is geweest. De dakhuid is onder de bogen gehangen, om een zo rustig mogelijk beeld binnenin het gebouw te creëren. Deze dakhuid bestaat voor het grootste deel uit glasplaten. Een deel van het gebouw is dichtgezet met een houten afwerking. Dankzij het toegepaste systeem van de concentrische cirkels is het mogelijk geweest om in het gebouwdeel Europa een deel van de dakconstructie verrijdbaar te maken en dus te kunnen openen. Dit verrijdbare dak loopt onder de boog door en verdwijnt boven het vaste dakdeel in geopende toestand (zie afbeelding 5).
Bij het systeem van de concentrische cirkels is elke strook tus· sen !\Vee bogen een deel van het oppervlak van een kegel, waarbij de as van de kegel door het centrum van de bogen gaat. De ruimte tussen de bogen kan opgevuld worden met vlakke vierhoekige - trapeziumvormige - elementen. Deze elementen zijn per strook aan elkaar gelijk. Ook de koppeling van !\Vee bogen bestaat per strook uit dezelfde secundaire liggers. Bij het 1\Veede systeem van de verschoven cirkels is elke strook tussen !\Vee bogen een deel van het oppervlak van een verschoven cilinder, waarbij de stralen van de bogen aan elkaar gelijk zijn. De ruimte tussen de bogen kan opgevuld worden met vlakke vierhoekge- parallelvormige -elementen. Bij dit systeem verschillen de elementen van het dakvlak per strook wel van vorm, maar zijn de secundaire liggers nog steeds gelijk aan elkaar. Het uiteindelijke onnverp is een afWisseling van deze !\Vee systemen. Er is gekozen om gebruik te maken van deze !\Vee systemen, omdat de combinatie van deze !\Vee de mogelijkheid geeft tot vrijere vormen.
Constructiefbestaat het gebouw dus uit evenwijdig aan elkaar geplaatste bogen, gemaakt van ronde stalen buizen. De bogen zijn aan de uiteindes scharnierend verbonden met de fundering. Elke boog is aan de uiteindes gekoppeld door een trekstang om de spatkrachten op te kunnen vangen. De verticale afdracht van de belastingen gebeurd door middel van 1\Veepaalspoeren (zie afbeelding 6). De bogen zijn onderling gekoppeld door middel van vierkante stalen kokerprofielen. De stabiliteit wordt in het vlak van de boog verzorgd door de bogen zelf. Uit het vlak van de bogen wordt de stabiliteit verzorgd door windverbanden. Per gebouwdeel zijn !\Vee windverbanden toegepast, waarbij de horizontale belasting vanuit de gevel via de secundaire liggers door de windverbanden afgedragen wordt naar de fundering. De bogen worden in !\Vee delen aangeleverd. Ze worden getransporteerd via het water, waarna het laatste deel van het transport over de openbare weg plaats vindt. Deze delen worden op de bouwplaats aan de voet van de uiteindelijke locatie van de boog gelost, geassembleerd en geplaatst. Dit alles kan gedaan worden met één kraan. De secundaire constructie en de windverbanden worden met een kleinere mobiele kraan geplaatst.
F.B. Koster
RENOVAIR gevelsysteem Ontwerp tweede-huidgevel voor toepassing op verouderde hoogbouw uit de utiliteitssector Afstudeerrichting Bouwtechnisch Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. dr. ir. J.J.N. Lichtenberg Ir. A.D.C. Pronk Ir. A.W.C. Timmermans Datum afstuderen 29 januari zoo8
Afbeelding 1 Gevelbeeld bij toepassing van het gevelsysteem op het hoofdgebouw van de TU Eindhoven
Samenvatting Het Renovair gevelsysteem kan als duurzame renovatiemethode bij gevelrenovaties worden toegepast. De gevelconstructie wordt voor de bestaande gevel geplaatst en zal samen met de verouderde gevelconstructie werken als een tweede-huidgeveL Naast een opwaardering van de bouwfysische prestaties zal de gevel het gebouwvolume van een vernieuwde uitstraling voorzien. Het gevelsysteem bestaat uit een tussenconstructie en een vliesgevel met glas en luchtkussens als vlakvullingen. Trefwoorden Gevelontwerp Voorzetgevel Tweede-huidgevel Renovatie Luchtkussens
Nederland beschikt over een goed onderhouden gebouwenvoor· raad. Onvermijdelijk is echter het bereiken van het eind van de levensduur van een bouwdeel. Doordat de bouwdelen van een gebouw verschillen in lengte van levensduur komt het vaak voor dat er volledtige sloop plaatsvindt terwijl de draagstructuur nog in uitstekende staat verkeerd. Om het grote aandeel bouwafval en de hoge milieubelasting terug te dringen is als doel gesteld een product te ontwikkelen die bij een gevelrenovatie als duurzame renovatiemethode kan worden toegepast. Belangrijk uitgangspunt is het concept waarbij een tweede gevel voor de bestaande gevel geplaatst wordt. De bestaande gevel kan gehandhaafd blijven waardoor de milieubelasting wordt geminimaliseerd. De combinatie van beide gevels, werkend als tweedehuidgevet moet de prestaties op het gebied van comfort en energieverbruik optimaliseren. Tevens biedt de toepassing van de tweede huid de mogelijkheid om het gevelbeeld van een vernieuwende uitstraling te voorzien. In combinatie met deze uitgangspunten is er in dit afstudeeronderzoek nader ingegaan op de toepassing van luchtkussens van ETFE-folie in het gevelvlak. Het materiaal biedt grote voordelen die optimaal benut kunnen worden bij toepassing van een tweede gevel constructie. Vanuit een uitgebreide voorstudie is met dit materiaal de uitdaging aangegaan. De opgestelde ontwerpopgave is toegepast op een concrete renovatieopgave. Het betreft hier het hoofdgebouw van de Technische Universiteit Eindhoven. Het Renovair gevelsysteem bestaat uit een vliesgevel die met een hangende constructie de verticale krachten via het dakvlak afdraagt aan de bestaande draagconstructie (afbeelding r). Met enkele trekjdruk verbindingen worden de dwarskrachten van het gevelvlak op de verdiepingsvloeren overgedragen. De gecompartimenteerde spouwruimte van de dubbele gevel kan op een gecontroleerde natuurlijke wijze worden geventileerd door middel van de van aanstuurbare ventilatieroosters in de buitenschiL
Afbeelding
2
Principe draagconstructie waarbij de verticale krachten op de bestaande kolommenstructuur worden overgebracht
De zonwering kan worden aangebracht in de spouwmimte waardoor de interne warmteproductie in de koelperiode aanzienlijk wordt verlaagd. Bij aanwezigheid van te openen geveldelen in de bestaande gevel kan er extra worden bespaard door de mogelijkheid tot nachtkoeling en het gebruik maken van natuurlijke ventilatie. Door de rooster te sluiten kan er in de stookperiode een optimale bufferwerking worden gerealiseerd. De verhoogde spouwtemperaturen doen de energieverliezen door de gevelconstructie aanzienlijk afnemen. Zowel de ventilatieroosters als de zonwering worden door een klimaatbeheerssysteem aangestuurd om optimale energetische condities te creëren. De vlakvulling van de tweede huid bestaat uit enkel glas en luchtkussens. De luchtkussens verlagen het gewicht van de gevelconstmctie en dragen bij aan een vernieuwend gevelbeeld. Door de verhoogde thermisch isolerende waarde wordt de bufferwerking van de gevel in de stookperiode versterkt. Tevens kan er door toepassing van een zonwerende luchtkussenvariant, waarbij de zon aan de buitenzijde van de tweede gevel wordt geweerd, nog eens een extra besparing op de koellast worden behaald. Verder zijn de vliesgevelprofielen dusdanig aangepast dat zowel glasvlak als luchtkussen bevestigd kan worden. Pompunits op het dakvlak voorzien de kussens van een overdmk. De stijlprofielen doen tevens dienst als luchttoevoer. Door analyses van zowel de energieprestaties als de prestaties op het gebied van comfort, is geprobeerd de meerwaarde van het concept aan te tonen. Bij toepassing van het gevelontwerp lijken problemen met oververhitting van het binnenklimaat door het verplaatsen van de zonwering voorkomen te kunnen worden. Tochtklachten en problemen met natuurlijke ventilatie lijken onwaarschijnlijk door de sterke windreducerendewerking van de tweede huid. De hoeveellheid toetredend daglicht neemt af maar is door de
gunstige plaatsing van de roosters en de transparantie van de tweede huid zo beperkt mogelijk gehouden. Verder behoudt de gebruiker een hoge mate van invloed op de instellingsmogelijkheden van de gevelconstructie. Door de keuze voor het toegepaste geveltype kan de gebruiker altijd naar eigen inzicht de ramen openen. Om inzicht te geven in mogelijke besparingen op het energieverbmik zijn er analyses uitgevoerd op enkele concrete dagsitua ties. Hierbij zijn de energieprestaties vergeleken van het ontwerp, de bestaande gevelconstructie en een nieuwe enkelschalige vliesgevelvariant, toegepast wanneer de bestaande gevel zou worden verwijderd. Uit de analyses blijkt dat er in de stookperiode aanzienlijke besparingen behaald kunnen worden door de verhoogde spouwtempera turen. Grote delen van de dag lijkt het zelfs mogelijk een aangenaam binnenklimaat te realiseren zonder toevoer van warmte. In de koelperiode kan de grote interne warmteproductie door zoninstraling worden weggenomen door het verplaatsen van de zonwering naar de spouwruim te. De besparingen op de koellast kunnen hierbij oplopen tot zo'n zo% - 30%. Wanneer gekozen wordt voor de variant met de zonwerende kussens blijkt nog eens een extra besparing van ro%- 15% haalbaar. Tot slot kan worden geconcludeerd dat de toepassing van het ontworpen gevelsysteem zeker een meerwaarde heeft, voor zowel het comfort als het energieverbruik, ten opzichte van een enkelschalige gevel variant. Veel hangt echter af van de extra investeringskosten. Uit een schatting blijkt dat de kosten van het gevelsysteem ten opzichte van de enkelschalige variant zo'n ro% tot ruim 45% hoger uitvallen. De meerkosten zijn hierbij sterk afhankelijk van de kosten voor installaties en regeltechnieken.
M. Kuhlmann
En wat nou als ... ? Twijfel over het al dan niet kunnen wijzigen van een DBFMO contract. Afstudeerrichting
Construction Managementand Engineering Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. W.F. Schaefer Ir. E.G.J. Blokhuis Ir. L.J.A.M. van Grien sve n Datum afstuderen 29
januari
2008
Samenvatting
Ql' n c
.... 11)
;:::;: CT
0
c
::::
7'
c
::I
0..
Met een geïntegreerd (DBFMO) contract gaat een opdrachtnemend consortium voor lange tijd de verplichting aan om de opdrachtgever een gebouw en bijbehorende diensten te leveren, op basis van een periodieke vergoeding. In de Nederlandse utiliteitsbouw gebeurt dit nog nauwelijks. De lange contractuele verbondenheid roept de vraag op of de opdrachtgever wel voldoende ruimte heeft om eventuele wijzigingen te kunnen doorvoeren. Daarom is gekeken naar invloeden op de positie van een opdrachtgever, wanneer deze in onderhandeling treedt met de opdrachtnemer over een verandering in het project gedurende de operationele fase. Dit is gedaan met gebruik van de vignetmethode, waarin fictieve cases aan respondenten worden voorgelegd.
11)
Trefwoorden
Opdrachtgever Geïntegreerde contracten Onderhandelen Flexibiliteit Vignetmethode
Naar Brits voorbeeld is de Nederlandse overheid begonnen met het stimuleren van geïntegreerde contracten in de utiliteitsbouw. Het Engelse PFI is voor Nederland vertaald in DBFMO (design, build, finance, maintain en operate). Dit zijn contracten waar een consortium van partijen een langdurige verantwoordelijkheid krijgt over de opdracht, ook na oplevering. Naast het ontwerp en de bouw van het project, waarbij de architect aan de zijde van de opdrachtnemer zit, zal het consortium ook de financiering op zich moeten nemen . Verder wordt na oplevering door het consortium een pakket aan onderhoudsdiensten en fadlity management geleverd. De opdrachtgever betaalt dit consortium voor de beschikbaarhe id van het gebouw en de geleverde diensten , op basis van ges telde prestatie-eisen. Om duurzaamheid en innovatie te stimuleren, wordt de opdracht functioneel gespecificeerd . In dit onderzoek is op zoek gegaan naar de wisselwerking tussen een opdrachtgever en een opdrachtnemend consortium. Uitgangspunt hierbij was het complexe geïntegreerde contract. Uit interviews en een literatuurstudie kwam naar voren dat er getwijfeld werd aan de fl exibiliteit van DBFMO contracten. Met andere woorden, of de opdrachtgever nog wel voldoende ruimte gelaten wordt om te kunnen reageren op veranderende omstandigheden. Omdat dergelijke contracten veelal door een complexe opdrachtgever zullen worden toegepast is hier behoefte aan. Het zullen grote (semi-) publieke of private opdrachtgevers zijn, die zowel in de organisatie zelf als in hun omgeving veel krachten kennen. Er kan bovendien spanning ontstaan tussen de projectorganisatie en de lijnorganisatie door deze dynamiek aan opdrachtgeverzijde. Daarom is een wijzigingssituatie beschreven waarin de opdrachtgever iets in ontwerp, bouwvolume, dienstenaanbod of functie van zijn gebouw wil veranderen zodanig dat het betalingsmechanisme dient te worden aangepast. Dit, terwijl het project al iiJ de operationele fas e is. De vraag wordt beantwoord wat invloed heeft op contractuele flexibiliteit voor een opdrachtgever en of er verschil bestaat tussen een "geïntegreerde" en een "traditionele" situatie.
Begrippen uit de speltheorie en onderhandelingstheorie zijn gebruikt om de situatie die zo ontstaat te beschrijven. De opdrachtgevende partij is als uitgangspunt genomen en zijn onderhandelingspositie wordt geschetst aan de hand van 9 variabelen: De mate waarin er tijdsdruk bestaat; De mate waarin de vertegenwoordiger van de opdrachtgever verbonden is aan de lijnorganisatie van deze opdrachtgever; De mate waarin de opdrachtgever over reële opties beschikt; Hoe hoog de opdrachtgever het bestaande afbreukrisico inschat; Hoe hoog de huidige waarde van het gebouw nog is; Hoe de relevante kennis is verdeeld tus sen opdrachtgever en opdrachtnemer; Of de opdrachtgever een positieve of negatieve marktreputatie heeft; Of de opdrachtgever wel of geen relevante ervaring heeft; Of de opdrachtgever wel of geen belang heeft bij toekomstige samenwerking met de opdrachtnemer. Bovendien wordt onderscheid gemaakt tussen een traditionele situatie, met meerdere losse contracten met al dan niet verschillende opdrachtnemers, en een geïntegreerde s ituatie met slechts één opdrachtnemend consortium. Met deze 10 variabelen bleken 1024 unieke situaties mogelijk, die door midd el van vignetten aan de respondenten (ervaren adviseurs die de rol van opdrachtgever moesten aannemen) werden voorgelegd. Bij een gebrek aan historische data, door het nog kleine aantal projecten, vormden deze fictieve cases de dataset.
wijzigen. Bovendien zijn niet alle gevonden verbanden even goed beïnvloedbaar door een opdrachtgever. De resultaten lieten een voorzichtige bevestiging zien dat er inderdaad twijfel onder de respondenten bestond over de flexibiliteit van DBFMO contracten. Daarnaast bleken vooral het hebben van reële opties en het voorkomen van tijdsdruk een positieve invloed te hebben op de onderhandelingspositie van een opdrachtgever. Drie aanbevelingen zijn op basis hiervan gedaan: Een minder geïntegreerd contract (zoals DEMO) zou de twijfel wellicht verminderen. Door het wegvallen van allerlei financieringsconstructies is dan misschien meer mogelijk. Afgewogen moet worden of dit opweegt tegen het gebrek aan financi ële prikkels voor het consortium. Market testing, waarbij voor een wijziging een nieuwe uitvraag wordt uitgeschreven, zal een relevanter middel moeten worden. De opdrachtnemer moet vertrouwen dat hij bij deze uitvraag wint van losse aanbiedingen, als de opdrachtgever dit middel vaker inzet. Tot slot is het belangrijk om kennis te verankeren en geen "adviseur-gedreven" organisatie in te stellen. De menselijke kant werd beschouwd als erg belangrijk en door het continu eren van kenn is zullen de mogelijkheden beter en eerder bekend zijn bij betrokkenen.
111
-
c;r c
0.
I!) I!)
...
C"
c
::I
0.
!!. iiJ' n
c
~·
c-
Hen werd vervolgens gevraagd om de situatie op drie punten te beoordelen: Kans dat tot een akkoord over de wijziging wordt gekomen; - De voorwaarden waaronder dit akkoord er zou komen; - De snelheid waarmee dit akkoord er zou komen. De resultaten die uit de toegepaste meervoudige regressieanalyse naar voren kwamen, laten zien dat niet elk van de 10 genoemde variabelen even belangrijk is voor de mogelijkheden van een opdrachtgever om inderdaad zijn contraelfgebouw te
o c
:E
"c
::l
o._
w
_a __:.:.;_
M.P. Kursten
Een fundering op palen met de geïndustrialiseerde vakwerkfunderingswijze Afstudeerrichting
Bouwtechnisch Ontwerpen Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. J.J.N. Lichtenberg Dr. ir. S.P.G . Moonen Ir. A.W.C. Timmermans Datum afstuderen 29
januari
2008
Afbeelding 1 Verticale doorsnede fundering op palen met de geïndustrialiseerde vakwerkfunderingswijze
Samenvatting
o0
c
:;;:
Op de TUfe is een nieuwe funderingswijze ontwikkeld, de vraag is of en hoe met deze geïndustrialiseerde vakwerkfunderingswijze een fundering op palen gemaakt kan worden. Daarvoor zijn de op dit moment meest gangbare paaltypen geanalyseerd en zijn varianten gegenereerd die tonen welke stappen genomen moeten worden om met deze wijze een fundering op palen te kunnen maken. Deze varianten zijn getoetst aan de praktijk en uiteindelijk is per paaltype bepaald of het mogelijk is een funde· ring op palen te maken en als het mogelijk is naar welke variant de voorkeur uitgaat.
7'
c
::J
0..
ro
Trefwoorden
Funderingswijze Fundering op palen Paalfundering Funderingspalen Kruipruimteloos bouwen
Afbeelding
2
De uitgangssituatie die vereist is om een fundering op palen te kunnen maken
Dit heeft geleid tot de volgende doelstelling: Het doel van het onderzoek is het vinden van een manier waarop, uitgaande van de in Nederland bestaande paaltypen, met de geïndustrialiseerde vakwerkfunderingswijze een fundering op palen voor de woningbouw gemaakt kan worden, zodanig dat de uitgangspunten van de geïndustrialiseerde vakwerkfunderingswijze behouden blijven.
Het onderwerp van dit afstudeeronderzoek is de geïndustriali· seerde vakwerkfunderingswijze. Deze fundering swi jze voor de woning· en laagbouw is ontwikkeld op de Technische Universiteit Eindhoven bij de Faculteit Bouwkunde. De geïndustrialiseerde vakwerkfunderingswijze is ontwikkeld om toe te passen bij zowel een fundering op staal als een funde· ring op palen. Bij de ontwikkeling is hiermee rekening ge hou· den, maar hoe het funderen op palen in de praktijk in zijn werk zou moeten gaan is niet beschreven. De huidige woningen moe· ten door hun grootte, gewicht en constructiewijze (grote gecon· centreerde belastingen) tegenwoordig steeds vaker gefundeerd worden op palen. Daarom is het van belang dat deze wijze toe· gepast kan worden als een fundering op palen noodzakelijk is. In dit onderzoek wordt daarom onderzocht of en op welke manier het mogelijk is met de geïndustrialiseerde vakwerkfun· deringswijze een fundering op palen te maken.
Bij de geïndustrialiseerde vakwerkfunderingswijze wordt gebouwd zonder kruipruimte. In plaats van het afgraven van de gehele bouwput worden er alleen sleuven gegraven. In de fabriek ontwikkelde EPS-elementen worden in die sleuven geplaatst en de grond wordt weer aangevuld. Deze elementen worden in een later stadium gevuld met beton en vormen zo de funderingsbalk. Het plaatsen van de EPS-elementen in sleuven is één van de belangrijkste uitgangspunten van de geïndustrialiseerde vakwerkfunderingswijze, maar dit uitgangspunt zorgt ook juist voor het grootste probleem ; de huidige technieken zijn niet geschikt voor het maken van een fundering op palen in een sleuf. Om een oplossing te vinden voor dit probleem, zonder dat de uitgangspunten van de geïndustrialiseerde vakwerkfunderingswijze gewijzigd dienen te worden, moet vastgesteld worden op welke manier het mogelijk is met de geïndustrialiseerde vakwerkfunderingswijze een fundering op palen te maken. Het is bij deze fund eringswijze vereist dat de EPS-elementen geplaatst kunnen worden in een sleuf. Om een fundering op palen te kunnen maken, moet de kop van de paal zich bevinden op het niveau van de bodem van de sleuf en om de paal te kunnen koppelen aan de funderingsbalk is wapening benodigd. Deze drie aspecten vormen de vereisten om met de geïndustrialiseerde vakwerkfunderingswijze een fundering op palen te kunnen maken. Onderzocht is hoe deze vereiste uitgangssituatie in de praktijk bereikt kan worden. Daarvoor zijn de in Nederland bekende
I
lvARJANrf sTAP ~AP 2
J sTAP 3
sTAP 4
I _~AP 5
1
sTAP 6
sTAP 1
sTAP a
Iv
ooRDELEN
r
NADELEN
l
111
' • Sleuf
--------..-woudtQ .. grJMJn
! • W8PeM1G in Oê1l ~ ~ plamen ' • K.oo UK~ op hoo9tO
• V..olll'lilt be\on ~~ l)lond · Wlpening p6,1MMn VM..oil Mul
. w.- ., l4ncl kun"." paa~cop ..........-n
ii:' ..... c
c. tD
..,tD
tr
c
:I
c.
!!. Dl' n c
..... ro
;::;:
0"
0
Os
c
:E c" :J
a_
0&
ro
. ---
..
Afbeelding 3 Schema met zes varianten hoe de vereiste uitgangssituatie bereikt kan worden met de avegaarpalen
paaltypen in kaart gebracht. Voor dit onderzoek zijn de palen ingedeeld in vijf categorieën: de geprefabriceerde betonnen palen, de stalen buispalen, de stalen hulpbuispalen, de avegaarpalen en de combinatiepalen. Gekozen is om de palen in te delen naar de wijze van vervaardigen van de uiteindelijke paal. De paaltypen zijn zo ingedeeld dat de manier om de vereiste eindsituatie te bereiken voor alle palen in één categorie dezelfde is. Het is de bedoe.ling dat voor alle categorieën een manier gevonden wordt hoe de vereiste uitgangssituatie bereikt kan worden, zodat met palen uit elke categorie met de geïndustrialiseerde vakwerkfunderingswijze een fundering op palen gemaakt kan worden. Hi ervoor zijn per categorie varianten bedacht. Per variant is steeds gestart vanuit dezelfde beginsituatie; het bouwrijp maken van de bouwplaats. Daarna wordt stap voor stap beschreven hoe tot de vereiste uitgangssituatie gekomen kan worden. In totaal zijn 54 varianten bedacht. In eerst instantie is geprobeerd heel vrij te denken om tot willekeurige varianten te komen, pas daarna zijn de varianten getoetst aan de praktijk en is bekeken of de va riant uitvoerbaar, wenselijk en toegestaan is. Om de diverse varianten te kunnen toetsen en zo te komen tot een uitvoerbare variant is contact gezocht met de praktijk. Alle aspecten die aan de orde komen bij het maken van een fundering op palen zijn bekeken, zoals de begaanbaarheid van het terrein, het koppensnellen, het verdiept en op hoogte heien, het akoestisch doormeten, het eindigen onder maaiveld en de regelgeving op het gebied van paalfunderingen. Op basis van die informa tie zijn negen toetsingsc riteria vastgesteld op basis waarvan de varianten getoetst en al dan niet afgekeurd zijn om te komen tot een uiteindelijke, uitvoerbare variant. Per paalcategorie z ijn één of meerdere varianten overgebleven die op geen enkele van de vastgestelde toetsingscriteria afgekeurd konden worden. Die varianten geven aan op welke manier het mogelijk is met de paaltypen uit die categorie de
vereiste uitgangssituatie te bereiken. Per paalcategorie is bepaald welke variant de voorkeur heeft en of deze voor alle paaltypen in die categorie toepasbaar is. In een later stadium is bekeken welke van de overgebleven varianten toepa sbaa r zijn voor een fundering op palen specifiek voor de woningbouw. Er zijn vier typen palen die veelvuldig worden toegepast in de woningbouw. Voor ieder van deze vier typen is een variant gevonden waarmee de vereiste uitgangssituatie te bereiken is, maar alleen voor de prefab betonnen palen is een manier gevonden waarmee op een uitvoerbare en wenselijke manier een fundering op palen gemaakt kan worden. Voor de andere paaltypen zi jn aan de gevonden varianten zoveel nadelen verbonden dat deze niet eenvoudig toe te passen zijn. Het advies dat hieruit volgt is de geïndustrialiseerde vakwerkfunderingswijze alleen toe te passen in combina tie met prefab betonnen palen en dan gaat de voorkeur uit naar toepassing van het type holle heipaal. Tijdens dit onderzoek is duidelijk geworden dat wanneer met verschillende partijen uit de funderingsbranche gesproken wordt, verschillende antwoorden worden gegeven op dezelfde vraag. Bedrijven hanteren een net afwijkende werkwijze en wat de één voor onmogelijk houdt is voor de ander gangbaar. Het was dan ook niet altijd eenvoudig om duidelijk te krijgen of iets echt niet kon, niet mocht of dat het betreffende bedrijf dit niet deed. Geconcludeerd kan worden dat bij deze funderingswijze de aanwezigheid van een sleuf zorgt voo r veel problemen. Mocht het gewenst zijn de geïndustrialiseerde vakwerkfunderingswijze toe te passen met andere dan prefab betonnen palen, dan wordt geadviseerd de geïndustrialiseerde vakwerkfunderingsw ijze zodanig aan te passen dat de aanwezigheid van een sleuf geen vereiste meer is.
31
Ing. K. Lodewijks
Centrumgebieden in de postindustriële netwerkstad Stedelijkheid en publieke ruimte in de periferie Afstudeerrichting Stedebouw Afstudeercommissie Dr. ir. C.H. Doevendans Ir. R.A. Rutgers Drs. J.G.A. Van Zoest Datum afstuderen 26 februari 2oo8
-
g•!! .~ ••• ··•••••••••••• ••••••••••••
-·-==-
..
••••• -······ ......... -- •~••••• :::=:;&·~~
••••••• n•••••l\ •••
Afbeelding 1 Analyse projectnlveau: verankering met stedelijke omgeving
111
ëil' c:
0. ft) ft)
o-e
::I
0.
!.. ..."
QJ
n
c
......
Samenvatting De huidige stad is een netwerkstad, waar in de periferie nieuwe centrumgebieden met een (boven)stedelijke functie aanwezig zijn. Het project probeert antwoord te vinden op de vraag of er in deze nieuwe centrumgebieden ook stedelijke kwaliteiten kunnen ontstaan. Via een thematische analyse en een ontwerp· studie wordt beargumenteerd dat een nieuwe vorm van stedelijkheid in de periferie mogelijk is .
m ;:::;: CT 0
c
:E ,.,.
c
:::J
0..
m
Trefwoorden Perifere centrumgebieden Publiek domein Netwerkstad Stedelijkheid Openbare ruimte
32
Afbeelding 3 Concept grootschalige volumes in een park
Doel & probleemstelling De overgang naar de postindustriële samenleving leidt tot een andere wijze waarop de stad en haar openbare ruimte worden gebruikt. Steden worden netwerksteden, waarin het stadscentrum niet meer noodzakelijk de enige plaats voor stedelijke en publieke functies vormt. Ook in de periferie ontstaan centrum· gebieden die op een bovenstedelijk schaalniveau een rol vervullen. De vraag rijst of er met deze nieuwe rol van de periferie ook een nieuwe vorm van stedelijke kwaliteit kan ontstaan.
In de postindustriële netwerkstad ontstaan in de periferie nieuwe centrumgebieden. Naast de binnenstad zijn dit in feite de eerste centrumgebieden die op bovenstedelijk schaalniveau een rol spelen. Een thematische analyse en een ontwerpstudie leveren argumenten aan voor de stelling dat er in deze gebieden sprake kan zijn van een nieuwe vorm van s tedelijkheid en stede· lijke kwaliteit.
Methode Via een thematische analyse (figuur r en 2) en een ontwerp· studie (figuur 3 en 4) is vanuit twee invalshoeken naar een antwoord op die vraag gezocht. De thematische analyse is opge· bouwd uit een literatuurverkenning en case studies. Door middel van de literatuurverkenning zijn de begrippen stedelijkheid, stedelijke openbare ruimte en de postindustriële stad onderzocht. Ook is concreter ingegaan op de ontwikkelings· geschiedenis van centrumgebieden in Nederland en de actuele ontwikkelingen daarbij. De case studies zijn op twee schaal· niveaus uitgevoerd: op stadsniveau en op projectniveau . De steden Amsterdam, Rotterdam en Eindhoven zijn bekeken op de ontwikkeling van hun centrumgebieden en de toekom· starobities die daarvoor bestaan. Binnen die steden zijn op projectniveau vijf gebieden nader onderzocht, te weten Zuidas, ArenA Boulevard, Wilhelminapier, Alexandrium en Strijp S. Vanwege het betrekkelijk nieuwe verschijnsel van stedelijke centrumgebieden in de netwerkstad zijn veel van deze projecten nog niet uitgevoerd, ze zijn daarom onderzocht op hun ambitie en de stedenbouwkundige ontwerpuitgangspunten die zijn gehanteerd. Resultaten Stedelijke kwaliteiten en stedelijkheid zijn breed gebruikte begrippen, die op uiteenlopende omgevingen, van oude binnensteden tot Manhattanachtige omgevinge n, van toepassing zijn.
Afbeelding
2
Analyse projectniveau: doelmatigheld leidt tot fun.ctleverlles openbare ruimte
Afbeelding 4 Massamodel ontwerp
Hoe verschillend dan ook, de omgevingen waarin sprake is van stedelijkheid delen enkele gemeenschappelijke kenmerken. Diversiteit is daarbij het sleutelwoord: omgevingen zijn stedelijk wanneer er in de openbare ruimte een grote diversiteit aan mensen aanwezig is. Zo kan er in de openbare ruimte van de stad een publiek domein worden ervaren. De openbare ruimte drukt daarmee uit hoe de maatschappij in elkaar zit, dat is wat een omgeving stedelijk maakt. Centrumgebieden in Nederlandse steden zijn via een uiterst hiërarchische wijze, van stad-, stadsdeel-, wijk- en buurtcentra ontstaalL De winkelfunctie was daarbij de belangrijkste functie. Nu wordt die hiërarchie doorbroken . Er ontstaan centrumgebieden in de periferie die op stedelijk schaalniveau een rol spelen. Ook de aard van die centrumgebieden verandert. Winkels zijn lang niet meer de enige functie die van een gebied een centrumgebied maken. Vrijetijdsvoorzieningen als leis ure- en entertainmentfuncties worden steeds belangrijker. Voor enkele van die nieuwe centrumgebieden bestaat uitdrukkelijk de ambitie stedelijke omgevingen creëren. Nieuwe centrumgebieden vormen echter wezenlijk andere omgevingen dan de traditionele centrumgebieden, en worden door andere, hedendaagse eigenschappen ges tructureerd. Zo zijn grootschaligheid en doelmatigheid kwaliteiten die typisch voor nieuwe perifere een tra gelden. Deze kwaliteiten dragen vaak niet bij aan de vorming van een diverse, stedelijke omgeving. Toch worden er ook aanknopingspunten gevonden die wel wijze n op de mogelijkheid tot het ontstaan van stedelijke kwaliteit in de periferie. Ontwerpuitgangspunten als functie menging. gedeeld ruimtegebruik, variatie aan ruimtetypen en verankering met de stedelijke omgeving wijzen hierop. In Eindhovenligt een typisch perifere restlocatie, die vanwege zijn ligging op een knooppunt van snelweg en openbaar vervoer
33 de potentie heeft om een publiek centrumgebied te worden. Voor deze locatie is ee n ontwerp gemaakt, waarin is geprobeerd het gebied meer te late n worden dan een autonome enclave in de periferie. Het ontwerp gaat daarom uit van het plaatsen van grootschalige volumes in ee n park. In dit park is vervolgens ee n centrale ruimte gecreëerd waaromheen een scala aan publieke voorzieningen gegroepeerd is. De centrale nümte is verankerd met de stedelijke omgeving door het een onderdeel te laten worden van verbindingen op hoger schaalniveau. Zo wordt, naast de activiteit die vanuit de functi es ontstaat, een informeler gebruik van het gebied gestimuleerd. Binnen de parkachtige setting zorgen strategisch geplaatste hoogteaccenten en een lichtplein dat onder de snelweg door wordt getrokken, voor een aankondiging van he t nieuwe centrumgebied. Het concept van grote volumes in een park combineert de typisc h perifere kwaliteiten, zoals ruimte voor grootschaligheid, met verblijfskwaliteit en diversiteit. Ontwerp en thematisc he analyse samen leveren argumenten op voor de stelling dat een bepaalde vorm van stedelijkheid in de periferie zeker mogelijk is. Dit is wel een nieuw soort stedelijkheid. Hede ndaagse eigenschappen zoals grootschaligheid en doelmatigheid zorgen er namelijk voor dat diversiteit in nieuwe centrumgebieden van de periferie niet vanzelfsprekend is. Toch kunnen dit soort gebieden meer verblijfskwaliteit en diversiteit gaan bevatten dan ze nu vaak hebben. Nieuwe centrumgebieden in de periferie zullen echter nooit die mate van diversiteit bevatten als de binnenstedelijke gebied en. Maar het hoeven ook niet de autonome, homogene enclaves te worden die tot nu toe in de periferie zijn ontstaan. Er kan ee n nieuwe stedelijkheid ontstaan die de traditionele eigenschappen van stedelijkheid zoals diversiteit en verblijfskwaliteit combinee rt met kwaliteiten van de periferie zoals doelmatigheid en grootschaligheid.
Ing. R.J .M. Lony
Klimaattechniek over een andere boeg Onderzoek naar actieve klimaatvitrines voor het Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam Afstudeerrichting
Building Services Afstudeercommissie
Dr. ir. H.L. Schellen Dr. ir. A.W.M. van Schijndel A.C. Bijl Jr. K. Hazenberg Afbeelding 1 Het Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam
Datum afstuderen
26 februari zoo8 Samenvatting
Het Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam is het enige Nederlandse rijksmuseum zonder klimaatinstallatie. Het monumentale gebouw heeft nog dezelfde bouwfysische kwaliteiten als ten tijde van de oorspronkelijke oplevering in 1656. Het museum is momenteel gesloten in verband met een grootscheepse verbouwing. Om het monumentale interieur te behouden wordt het binnenklimaat afgestemd op de bouwfysische eigenschappen hiervan. De voor het binnenklimaat kwetsbare museumobjecten worden ondergebracht in actieve klimaatvitrines. Ter detaillering van het vitrineontwerp is een luchtstromings- en meetonderzoek uitgevoerd. Binnen een simulatieonderzoek zijn de klimaatprestaties van de actieve vitrine voor de toekomstige museumomgeving onderzocht. Daarnaast is het effect van installatiestoringen op het vitrineklimaat gesimuleerd. Afbeelding 4 Proefopstelling luchtstromingsonderzoek
Trefwoorden
Installatietechnologie Actieve klimaatvitrines Museaal binnenklimaat Meetonderzoek Simulatieonderzoek
Het Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam (NSA) is het enige Nederlandse rijksmuseum zonder klimaatinstallatie. Het gebouw heeft nog dezelfde bouwfysische kwaliteiten als ten tijde van de oorspronkelijke oplevering in 1656. Daa.r kan gezien het monumentale karakter van het gebouw nauwelijks iets aan worden verbeterd. Zodoende is ervoor gekozen om in het kader van een grootscheepse renovatie de voor het binnenklimaat kwetsbare museale objecten toekomstig onder te brengen in actief geklimatiseerde vitrines. Minder kwetsbare objecten worden buiten de vitrines in de toonzalen geëxposeerd. Dit thema is, in het kader van een afstudeeropdracht aan de opleiding Installatietechnologie van de Technische Universiteit Eindhoven, onderwerp van een meetonderzoek en een aanvullend simulatieonderzoek geweest. Bij een lucb.tstr.omingsonderzoek is de maximaal toelaatbare luchtsnelheid in de vitrines bepaald. Tevens heeft het optimaliseren van de systeemconfiguratie voor een gelijkmatige luchtstroming plaatsgevonden. Vervolgens is de invloed op de luchtstroming bij het plaatsen van plateaus in de staande vitrine onderzocht. Binnen een thermisch en hygrisch meetonderzoek is de interactie tussen vitrine en toonzaalomgeving vastgesteld. Ook is de temperatuurverdeling in de vitrines bepaald en is het effect van LED-verlichting in de vit.rines onderzocht. Het luchtstromingsonderzoek en het thermische en hygrische meetonderzoek heeft plaatsgevonden in een klimaatkamer. Vervolgens is met behulp simulatiemodellen het vitrineklimaat onder verschillende bedrijfsomstandigheden onderzocht. Binnen het simulatieonderzoek is een model van de klimaatvitrine en het gebouw van het NSA opgesteld.
Tussenklimaat Museaal klimaat Luchtdistributie en -toevoer klimaatvitrines en toonzaal in verhoogde vloer
Verhoogde vloer
Afbeelding 2 Principe klimaatontwerp
Afbeelding 5 Impressie luchtstromingsonderzoek
Daarnaast zijn de klimaattechnische prestaties van de vitrine in toonzaalomgeving onderzocht. Afsluitend zijn de effecten van vitrinezijd ige- en centrale installatiestoringen op het vitrineklimaat gesimuleerd. De meest optimale sys teemconfiguratie voor de luchttoevoer van de vitrines wordt verkregen door een luchttoevoerplenum, waarin geperforeerde platen gemonteerd zijn, aan de onderzijde van de vitrines toe te passen. Plateaus in de staande vitrine die nen eveneens uitgevoerd worden als een geperforeerde plaat. Het meetonderzoek laat zien dat, wanneer de vitrines een lichte ondertemperatuur hebben ten opzichte van de omgeving. een zeer stabiele situatie ontstaat. De maximaal toelaatbare luchtsne lheid in de vitrines is zodanig te definiëren dat schade ten gevolge van luchtstroming aan de museale objecten wordt voorkomen. Uit he t meetonderzoek kan geconcludeerd worden dat zowel de horizontale als verticale temperatuurgradiënt voldoet aan de gestelde eisen. Het in- en uitschakelen van de LED-verlichting heeft een, conform het P.v.E. voor omloopvitrines, acceptabele temperatuursverandering tot gevolg. Op basis van de gehanteerde uitgangspunten laten simulatieresultaten zien dat de klimaatvitrine in toonzaalomgeving voldoet aan de gestelde eisen voor tuchttemperatuur en relatieve luchtvochtigheid. Bij vitrinezijdige installatie-uitval blijkt de relatieve luchtvochtigheid in de vitrine veel sneller te reageren op s toringen dan de luchttemperatuur in de vitrine. Een storing van de centrale klimaatinstallatie veroorzaakt een aanzienlijke versnelling in tijd van het buiten de grenswaarden treden van zowel de luchttemperatuur als ook de relatieve luchtvochtigheid in de vitrine.
Afbeelding 3 Klimaatkamer meetonderzoek
35
R.P.W. Maas
Een vergelijking tussen CFDsimulaties en metingen van het windstromingspatroon in het Koning Boudewijnstadion Afstudeerrichting Physics of the Built Environment
111
ur ... c
c..
tD tD C"
....
Afstudeercommissie Prof. dr. ir. M.H. de Wit Dr. ir. B.J.E. Blocken Ing. J.F.L. Diepens Prof. dr. Ir. J.E. Carmeliet Ir. H. Plomp
Afbeelding 1 Koning Boudewijnstadion te Brussel
Datum afstuderen 29 januari 2008
c
= c.. ~
nr
n
c
...... ~0"
0
c
~
7'
c
::s CL
ro
Samenvatting Wind kan grote invloed hebben op sportprestaties in open sportstadions. Bij het ontwerpen van een open sportstadion zal het windstromingspatroon in het stadion ontworpen moeten worden om zo optimale sportprestaties te garanderen. Simulaties met Computational Fluid Dynamics (CFD) kunnen het windstromingspatroon in een open sportstadion voorspellen, mits het simulatiemodel gevalideerd is. In dit project wordt een start gemaakt met deze validatie door CFD-simulaties en metingen van het windstromingspatroon in he~ Koning Boudewijnstadion te Brussel te vergelijken. De resultaten hiervan laten zien dat het windstromingspatroon in het stadion variabel en complex is. Transiënte CFD-simulaties met Detached Eddy Simulation (DES) geven hierbij een betere gelijkenis met de metingen dan stationaire CFD-simulaties. Trefwoorden Wind Sportstadion Computational Fluid Dynamics (CFD) Detached Eddy Simulation (DES) Atletiek
Afbeelding 2 Metingen met ultrasone anemometers in het Koning Boudewijnstadion Veel verschillende sporten worden bedreven in open sportstadions. Deze sportstadions geven een groot aantal sportfans de kans om een sportprestatie live te aanschouwen . Het zijn dan ook voornamelijk de toeschouwers waar een stadion voor wordt ontworpen . Bij het uitoefenen van sport spelen de omstandigheden een belangrijke rol bij de uiteindelijke prestatie die wordt neergezet. Zo kan bij a tletiek de windweerstand die een atleet ondervindt invloed hebben op het eindresultaat. Om 'fair play' te garanderen heeft de International Association of Athletics Federations (IAAF) regels ingesteld. Zo is bij de roo men 200 m sprint, bij he t verspringen en het hink-stap-springen een limiet aan de hoeveelheid rugwind die een atleet mag ondervinden ingesteld. Indien een atleet tijdens het neerzetten van een prestatie een record vestigt. maar meer rugwind ondervindt dan 2 mjs, dan is het record niet geldig. De windsnelheid tijdens een prestatie wordt gemeten op één positie langs de piste. Het is echter de vraag of de gemeten windsnelheid overeenkomt met de windsnelheid die een atleet heeft ondervonden tijdens de prestatie. Naar aanleiding hiervan is het we nselijk om het windstromingspatroon ten tijde van een atletische prestatie te beheersen. Dit kan reeds bij het ontwerpproces van het stadion worden gedaan door ook het windstromingspatroon in het stadion te ontwerpen. Indien gebruik gemaakt wordt van simulaties van het windstromingspatroon in open sportstadions, dan zal dit moeten worden gedaan met een gevalid eerd model. Een dergelijk model bestaat op dit moment nog niet. Het hoofddoel van dit project is dan ook het onderzoeken van de mogelijkheid tot het voorspellen van het windstromingspatroon in een open sportstadion met behulp van simulaties met Computational Fluid Dynamics (CFD). Het huidige project kan echter slechts een eerste stap zijn tot het bereiken van dit hoofddoel. In het huidige project worden metingen vergeleken met CFD-simulaties van het windstromings patroon in het Koning Boudewijnstadion te Brussel (Afbeelding I).
Afbeelding 3 Mesh van het Koning Boudewijnstadion
z-component van de windsnelheid op de 1OOm baan t = 2s tot t = 12s 5 ----------------------------------------------------~
Cl
ur ..... c
c.
.. 11) 11)
C'"
c
:::1
c.
• -~•-
•
Laan 1 Laan 5
!e..
Laan 9
;:;
Officiele meetpositie Maximaal toelaatbare rugwind
ru'
n
c:
;:;.:
- so~----------~ zs =-----------~so =-----------~75 ~----------~t~ oo
Start
Afgelegde arstand op de 100mbaan (m)
F1n1 ·h
Afbeelding 4 z-component van de windsnelheid op de 1oom baan in laan 1, laan s. laan 9 en op de positie van de officiële windmeting tijdens atletiek wedstrijden. Gemiddelde van transiënte CFD-simulatie met DES over 1os.
Het eerste deel van dit project bestaat uit metingen in het Koning Boudewijnstadion (Afbeelding 2). Deze metingen hebben een groot inzicht gegeven in de complexiteit van het windstromingspatroon in dit stadion. Hierbij is naar voren gekomen dat het windstromingspatroon in het stadion variabel is. De meetdata is verwerkt tot Jo-minuut gemiddelden om zo een bruikbare en betrouwbare weergave te krijgen van het windstromingspatroon in het stadion. Het tweede deel van dit onderzoek oestaat uit CFD-simulaties van het windstromingspatroon in het Koning Boudewijnstadion. Vuistregels uit de literatuur en een gridsensitiviteitanalyse hebben de basis gevormd voor het CFD-model (Afbeelding 3). Vervolgens zijn stationaire CFD-simulaties gemaakt, waarbi jl is gekeken naar de werking van verschillende turbulentiemodellen (Spalart-Allmaras model, Standard k-_ model, RNG k-_ model, Realizable k-_ model, Standard k-_ model, Shear Stress k-_ model). Deze CFD-simulaties laten zien dat de keuze voor een turbulentiemodel weinig invloed heeft op het windstromingspatroon dat in het stadion berekend wordt. Daarnaast laat een vergelijking met de meetresultaten zien dat de CFD-simulaties slecht in staat zijn het windstromingspatroon in het Koning Boudewijnstadion te voorspellen. Een belangrijke oorzaak van het verschil tussen de meetresultaten en de resultaten van de stationaire CFD-simulaties kan zijn dat deze CFD-simulaties stationair zijn, waardoor tijdsafhankelijke fenomenen niet worden meegenomen. Naar aanleiding hiervan zijn transiënte CFD-simulaties gemaakt met Detached Eddy Simulation (DES). De resultaten van de transiënte CFDsimulaties laten een goede overeenkomst zien met de resultaten van de metingen. Hierbij is zowel de instantane data als de gemiddelde data van de metingen en de CFD-simulaties vergeleken. Het lijkt dan ook dat transiënte CFD-simu\aties beter in staat zijn om het windstromingspatroon in het Koning Boudewijnstadion te voorspellen dan stationaire CFD-simulaties.
De aanleiding van dit project komt voor een belangrijk deel voort uit de mogelijke onbetrouwbaarheid van de windmeting die wordt gebruikt bij officiële atletiekwedstrijden. Wanneer de resultaten van de metingen en de transiënte CFD-simulaties van het windstromingspatroon in het Koning Boudewijnstadion worden bekeken, dan lijkt de officiële windmeting niet representatief te zijn voor de windweerstand die wordt ondervonden door de atleet (Afbeelding 4). Daarnaast kan een atleet in laan 1 een andere windweerstand ondervinden als een atleet in laan 5, of laan 9, waardoor niet altijd sprake kan zijn van fair play (Afbeelding 4). Het hoofddoel van dit project is het onderzoeken van de mogelijkheid! tot het voorspellen van het windstromingspatroon in een open sportstadion met behulp van CFD-simulaties. In dit onderzoek is gebleken qat transiënte CFD-simulaties in staat zijn het complexe windstromingspatroon in het Koning Boudewijnstadion te voorspellen. Hierbij moet aangetekend worden dat dit project slechts een aanzet is tot het voorspellen van het windstromingspatroon in een open sportstadion. De resultaten van dit project gelden dan ook alleen voor het windstromingspatroon in het Koning Boudewijnstadion onder de omstandigheden die tijdens de metingen aanwezig waren. Het zal dan ook niet verstandig zijn om de resultaten van dit onderzoek te generaliseren voor open sportstadions in het algemeen onder alle denkbare omstandigheden.
37
R.L.J.T. Nijsen
The Roca Railway Gallery Perception as a strategie tooi for the redevelopment of Barracas, an old industrial zone in Buenos Aires, Argentina
...::s <11
c
~
ü:
Afstudeerrichting
Architectuur en stedebouw
...<11
Afstudeercommissie
Qi > ~
Dr. ir. A.H.). Bosman Prof. dr. ir. B.E.). de Meulder O.T.). Devisch
"jij
......c
... 1-
• ............g
l'
•
!
Datum afstuderen
29 januari zoo8 llJ
ur c:
c..
tD tD C"
.., c: ::s
c.. ~
OJ'
n
c
;:::;::
~ rr 0
c
:E
+-
*
Afbeelding 1 The basis of the mental analysis of !he profeet is !he diagram of !he perception of flaneur and train traveler
Samenvatting
Barracas, a historica!, industrial zone around a railway in Buenos Aires, formed the area for a deep analysis. The perception of train traveler and flaneur and the interaction between the huge scale of the railway and the small scale of the underlying neighborhood formed the basis of the project. The analyses resulted in a strategy of six acupunctural interventions around the railway which resolutely choose for the scale and potenrial of the neighborhood. One of these interventions lhas been worked out in a design of a station area which is modestly embedded in the urban tissue and is constructed around the close interaction between train traveler and flaneur.
7"
c
:::l
0.. 10
Trefwoorden
Urban redevelopment Perception Colleelive memory Flaneur vs. train traveler Train station
Afbeelding 4 Design of the station area
The colleelive memory of Buenos Aires has been affected by doctrines and traditional concepts of the city. The working cl a ss district of Barracas and even the whole South zone of the city are thought to be dangerous and desolate. Even the famous Argentine writer )orge Louis Borges described the zone as a more mature area of the city; a different world. Over the last century, the south zone changed into an area which is crossed and divided by infrastructure and abandoned voids. Roads and railways provide transportation for millions of people per day from their homes to their work and vice versa. Rich and poor, different cultures, S, M, L, XL and local and global activities cross each other. Travelerand local are confronted with each other for jus! a few seconds, to continue their journey orturn backtotheir everyday Jives. However, the area is more than just deteriorated and grown logether by urban scars. Barracas' central position in the metropolis and the proximity of the city centre are essential elements for new possible urban developments in the near future. The position and the historica! and industrial character of the South zone can be a hinge for the development of the en ti re zone and the abandoned Riachuelo river valley. Aftera broad analysis in which l detected and doeurnenled some negatively experienced barriers in Barracas, [ zoomed in on the "Genera! Roca" railway. The railway is an important line connecting the South of the city of Buenos Aires with the South of Argentina. In its first kilometers from the Constitución terminus it cuts through the urban landscape of Barracas. With its changing route . a recessed railway yard, a hili and a historica! viaduct· the railway has a dynamic relationship with the underlying landscape. The traveler as well as the local flaneur experiences this cut in a dynamic way of presence and absence, of manifesting and hiding. However, the cut of the viaduct causes unique confrontations and occupations,
Afbeelding
2
Plan of the station area. Embedded in the urban tissue, between viaduct, railway yard and hospita[ garden
Afbeelding 3 Present situation. Desolate street with a closed railway vladuet (1904) 111
-
ur c
0..
..,~
C"
c
:s
0..
!!. Qj'
..... c
~·
co c :::E
'?"
c
::J
0. (1)
Afbeelding 5 North-west entrance. The stalrs and the roof are the main elementsof the station
Afbeelding 6 Central station concourse. An open square accentuated with sunlight and shadows
the enormous extra-territoria! structure of the railway and the small scaled tissue of the neighborhood seem to clash with each other and do notseem to be in a fertile dialogue.
The aim of this basic program is to activa te the surrounding and underlying area by only the pres ence of this station. The area wil! be able to providespace for informal activities in the first years after construction and more forma! developments, such as shops and restaurants in the upcoming decades . The open spaces provide places to meet, hang out, and change trains. The s tation reacts to the character of the neigh borhood. lt refers bath to the brutal industrial history and the friendly smal! scaled character. It accentuates the sphere in the area.
The aim of this project is to make a start with the redevelopment of the high potential of Barracas by means of relatively small in terventions on speciflc places in the urban tissue. The interventions try to re-define the relationship between the two scales by processing the physical and mental value of the area into a total model. The experiences of train travelerand flaneur are essential parts in this investigation. These farm the point of departure for where and how to design new interventions for urban development. The result of this investigation is a definition of six acupunctural intervenbons around the railway, which will have a big impact on the surrounding area. At these places the train travelerand the local flaneur, which represent the extra large scale of the railway and the small scale of the neighborhood , will interact witb each other in order to re-find their relationship. The interventions are accompanied by a series of design principles, whicb are conceptual descriptions on how to design for the specific place, while maintaining the special aspects of the neighborhood. In the last part of the project one of these interventions in the heart of Barracas was worked out into an architectural plan for a new station area. The result is an open station area which stitches itself into the urban tissue. It is a constellation of public spaces which interacts with the existing railway viaduct and the surrounding buildings. The design embodies the interaction between extra large en small and it expresses the fascination for the ambiguity of the city. It opens up and reveals the rearand front si de of the city and folds public and private, forma! and informal, flaneur and the train traveler. The station itself is nothing more than a functional program of platforms and ticket boxes. Other functions like bars, restaurants and shops are not part of the program.
The construction of the station will workon two levels. The station will change the perception of the area in the heart of Barracas, which used to be in the mind as desolate and deteriorated. A stop at this place will provide a detailed view over the area and wîll, when new developments of the surrounding area follow, affect the collective memory of the city. The construction of this station will also provide a new social and economical actor in the urban tissue of Barracas, which stimula tes new developments in the future. With its architectural expression and urban sensibility, it shows how the future should be in Barracas. lt wil! be a new step towards the development of the area.
39
W.H. Poelstra
De ontwikkeling van marktconforme R&D huisvesting Afstudeerrichting
Construction Management & Engineering Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. B. de Vries Ir. H.A.J.A. Appel- Meulenbroek Ing. T.J.G. de Haas Datum afstuderen 29
januari
2008
Samenvatting 111
-
;;;' c 0. C1)
C1) .... C"
c
:::s
0.
~ Q;'
n
c
;:::;
~· 0' 0
c ::1: c
"' :::J
a.
(I)
Door de toenemende focus op kennis en innovatie als essentiële factoren voor economisch succes is er meer aandacht voor Research een Development (R&D). Het onderzoek is gespitst op de vraag of de ontwikkeling van R&D gebouwen door projectontwikkelaars gedaan kan worden. Hiervoor is er gekeken naar welke karakteristieken van R&D gebouwen bepalend zijn voor de marktconformiteit van deze gebouwen en welke marktconforme waarden hierbij horen. Daarnaast is er een exploratief onderzoek gedaan naar de gebruikers en de volumes in vierkante meters van de mogelijke markt voor dit soort gebouwen. Trefwoorden
R&D Commercieel vastgoed Technostarters Gebouwkenmerken Marktonderzoek
Door de globalisering van de wereldeconomie en de daarmee gepaard gaande verschuiving van het economische zwaartepunt richting het oosten, wordt het steeds belangrijker om innovatieve producten en processen te ontwikkelen. In het Lissabon akkoord van 2000 werd de doelstelling geformuleerd om van de Europese Unie in 2010 de meest competitieve en dynamische kenniseconomie van de wereld te maken. In dit akkoord staat onder meer dat in ieder land Onderzoek & Ontwikkeling, oftewel R&D, minimaal 3% van het Bruto Binnenlands Product zou moeten gaan uitmaken. Hier zou 2(3 moeten gefinancierd worden door investeringen vanuit de privésector en •/3 door overheidsuitgaven. Doordat er meer aandacht is voor R&D ontstaan er nieuwe marktperspectieven voor het ontwikkelen van een huisvesting hiervoor. Er worden meer bedrijven opgericht met een hightech karakter, dat wil zeggen dat ze een significant deel van hun middelen aan R&D besteden, en eveneens worden er gebieden ontwikkeld waar bedrijven, universiteiten en onderzoeksinstellingen bij elkaar zitten en nauw samenwerken. Dit zijn de zogenaamde kennisclusters of science parks. Het onderzoek richt zich op de beantwoording van de vraag of vastgoedontwikkelaars een rol kunnen spelen bij de ontwikkeling van R&D huisvesting en of hier een (gunstig) rendement bij te behalen valt. Waarden voor gebouwkarakteristieken die bepalend zijn in hoeverre een R&D gebouw voldoet aan de marktvraag, dus marktconform is, worden in dit onderzoek geïnventariseerd aan de hand van een aantal cases. Het gaat hierbij vooral om dimensies en installatietechnische specificaties. Er wordt een vergelijking gemaakt met kantoorgebouwen omdat deze markt grotendeels commercieel is en dus bij uitstek marktconform. Aan de hand hiervan wordt er een marktconform gebouwprofiel gedefinieerd voor R&D. Voor beleggers in vastgoed is het voornamelijk belangrijk om te weten welk rendement er behaald kan worden op een investe-
ring. Een belangrijke methode hiervoor is het Bruto Aanvangs Rendement (BAR). Het BAR wordt ook wel yield genoemd, de meest gebruikelijke definitie is het percentage bruto theoretische kasstroom op jaarbasis als percentage van de totale initiële investering. De bruto theoretische kasstroom komt overeen met de bruto jaarhuur bij volledige verhuur tegen marktprijzen in het begin jaar. Uit berekeningen blijkt dat een fictief R&D pand in vergelijking met een fictiefkantoorpand met dezelfde oppervlakte en op dezelfde locatie een minder gunstig rendement oplevert. De oorzaak hiervoor is te vinden in hogere investeringskosten voor R&D en een lagere verhuurbaarheid (vorm factor). Dit is weer een gevolg van een groter aandeel van technische voorzieningen en ruimten in het gebouw. De investering in R&D vastgoed kan alleen gerechtvaardigd worden door hogere huren te vragen, de berekende (theoretische) huurprijs kan oplopen tot wel twee keer de markthuurprijs voor kantoorruimte op dezelfde plek. Om een beeld te krijgen van de markt voor R&D vastgoed in Nederland is er onderzoek gedaan naar het aantal startende hightech ondernemingen, de zogenaamde technostarters. In de steden en regio's in Nederland waar zich een grote concentratie van innovatieve bedrijvigheid en universiteiten bevindt is een inventarisatie gemaakt van hoeveel technostarters zich er bevinden en wat hun wensenprofiel is voor een nieuwe R&D huisvesting. Met deze data is er een schatting gemaakt van he t aantal benodigde vierkante meters R&D voor de komende vijf jaar. Ook hier is de vergelijking met de kantorenmarkt gemaakt; Het marktvolume is voor R&D vastgoed een stuk kleine r, zo'n 7% van de kantorenmarkt Door de hoge kosten en risico 's van een investering en de onbekendheid en de relatief kleine grootte van de markt is R&D huisvesting dus voor projectontwikkelaars en beleggers een weinig aantrekkelijk gebied. Voor de ontwikkeling op risico van een marktconforme R&D huisvesting is samenwerking met de overheid en onderzoeksbedrijven voorlopig dan ook noodzakelijk.
M.H.J. Schriek
Dynamic Lighting Energy savings by use of atypical daylight responsive Lighting control Afstudeerrichting
Physics of the Built Environment Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. M.H. de Wit Dr. ir. M. Knoop Ir. M.P.J. Aarts Datum afstuderen
29 januari zoo8
Flgure 1 Dynamic Lighting lllumlnance and CCT curves during the work· day
Samenvatting
Due to new European regulations for the energy performance of buildings, the high energy consumption of algorithmic lighting solutions, such as Dynamic Lighting, farms a mayor issue. To provide higher levels of illuminance and correlated colour temperature, the total installed lighting load needs to be much greater than that of regular lighting systems. By making use of daylight the energy consumption of these systems can be reduced. 11 was found in this report that with da.ylight responsive control it is possible to achieve annual savings up to 67%, while accurately maintaining the illuminance curve. 11 should, however, be bom in mind that: (1) Dynamic Lighting cannot be used in zones directly behind the window, and (z) the correlated colour temperature curve cannot be achieved in daylit environments. Trefwoorden
Dayiight Si mulation Energy saving Colour mixing Dynamic lighting
Problem statement Today, building regulations secu re that every lighting system provides a constant illuminance level that allows visuai tasks to be performed comfortably, prevents discomfort from g'lare, and ensures good colour rendering. Dynamic Lighting systems aim to further improve the overall quality of the design by a lso controlling the timing, duration, and colour of the light in such a way that the wellbeing of office workers is optimized. However, since this is a relatively new field of lighting application, severa i aspects still need to be investigated. One important field of research in this re gard is the energy u se of the system. Due to the higher level of illuminance provided by Dynamic Lighting systems at certain moments of the workday, these systems consume more energy than regular lighting systems. The recent introduetion of a n ew EC directive on the energy performance ofbuildings further emphasizes the necessity of accurateiy investigating energy saving measures. lt was therefore assessed whether it is possible tosave energy in offices by instaHing daylight responsive con trol, while maintaining the desired illuminance and colour temperature 'curves'. Based on this assessment, severa.l strategies are proposed to successfully imptement Dynamic Lighting in daylit office environments. Aim and methodology To make a reliable assessment of the annual energy savings by daylight respons ive con trol, it is crucial to create a good estimate of the amount of daylight that is transm itted through the windows onto the work plane over the course of a year, and to match this with corresponding valu es of the correlated colour temperature (CCT) of daylight. Since the ofCCT of Dynamic Lighting systems fluctuates roughly between 3,000 K and s.ooo K, and the norrnalive CIE-value for daylight is set to 6 .soo K, it is apparent that daylight will nat only dis rupt the required illuminance curve ofthe Dynamic Lighting system , but it wiJl
0.4
>-
0.35
t / I I
/
/
.......,.
__ ....
-
T
0.3
'"-""'
0.25
...... 7.2m
0 ~~. 2 -- _0... .2.". ~ ---."o-." .3---o=-.3:-::5---o.4--
Flgure
2
0.45
0.5
Mixing range of Dynamic Lighting system and the CIE dayllght locus
Figure 3 Calculation of average illumination of the control area of a light sensor
-... 111
a.lso disrupt the required CCT-curve. Basedon tb is observation, tbe aim of this project was to quantify tbe .amount and colour of dayligbt tbat reacbes tbe work plane of a standard open plan office over tbe course of one year, and to assess wbetber or not it is poss ible to rnaintaio the Dynamic Lighting cur:Yes. This data was obtained for different window orientations and sizes, and repeated for four geographicallocations in Europe (approximately 1,ooo km apart). Automa tic blinds blocked out any direct sunlight, and standard clear glazing was applied. The amount of daylight was accurately simuialed witb DAYSJM, an add-on program to Radiance tbat efficiently calculates the work plane illuminance for any location and geometry. Additionally. one-year measurements of the daylight CCT in Lyon, France (courtesy of ENTP E) were processed and analysed to obtain factual values for the bandwidth of daylight CCT over the course of one yea r. ln these measurements, the daylight CCT was logged every 10 minutes for 12 months and for four orientations. After the amount and colour of daylight had been quantified, day-by-day curves were constructed tbat evaluated: (1) how much the lighting system could be dimmed in response to tbe influx of daylight, i.e. the daily energy savings; and (2) if it was possible to main tain the CCT-curve by adapting the CCT of the lighting system in response to the colour of daylight These results were then contrasled to a less complex energy saving solution: time switching. which simply turns offthe lighting system when a thresbold-value is crossed. From this analys is several implementation strategies for Dynamic Lighting systems in daylit offices were put together. Conclusions First, it was found that with dayligbt responsive control the Dynamic Lighting illuminance curve could be maintained very
wel! in the second and tbird zone bebind the window over a long period of time. Energy savings up to 67% are acbievable in these zones. However, in the first zone bebind the window it was found to be mucb more difficult to rna intaio tbe illuminance curve. This is because the system is dimmed completely over long periods of time, resulting in an illuminance curve that follows the colour and luminanee of the sky. lt is therefore better to use a different lighting concept for tb is zone, for instanee a regular 500 lx lighting solution. lt is not possible to maintain the correlated colour temperature curve by mixing daylight wi th the artificiallighL This curve is dismpted too mucb by dayligbt to maintain over long periods of time.
vr r::
c. tD tD tT
r::
::I
c. ~
W'
n
c
~
o0
c ::\! 7' c ::::1
Second, the results of this study indicate that with time switching. comprising a much simpler modification of the original lighting system, it is also possible to use Dynamic Lighting in daylit offices. This metbod does not use real-time measurements but uses a pre-set condition for each month: the lighting system either provides the Dynamic Lighting curve for the whole month , or it provides a constant output of 500 lx. This resulted in far lower annual energy savings (up to 12% ) for the second and third zone bebind tbe window. Similarly to tbe first strategy. it is also better to use a regular lighting salution for the zone directly behind the window since tb is tbe Dynamic Lighting curve cannot be realised for the larger part of the year. Also, it is not poss ible to maintain the required CCT curve. In genera.!. therefore, it can be concluded that Dynamic Ligbting can be successfully implemenled in daylit offices hearing in mind that: (1) it cannot be used in zones directly behind the window, and (2) tbe correlated colour temperature cannot be con trolled . With a simple modification of tbe original system it is possible to achieve s mall e nergy savings. A drawback of this metbod is that the illuminance curve is always distorled by daylight With a more complex modification of the original system it is possible to achieve larger energy savings. while maintaining tbe illuminance curve very accurately.
o_ Cl)
43
L.L.Soons
SHED2.o De Timmerfabriek als kunstbroedplaats Afstudeerrichting
Architecture Afstudeercommissie
Ir. M.H.P.M. Willeros Prof. ir. R.H. van Zuuk Dr. J.C.T. Voorthuis
N
Datum afstuderen 26
februari
2008
Samenvatting Dl
ur ..... c:
c.. tl) tl)
...
IJ
c:
:::1
c..
!!. öJ' n
c
..-+
m ;:::;: CT
0
c
:E
7'
c
:::1 0..
m
44
Afbeelding 1 Stedenbouwkundige situatie Timmerfabriek
Hoe kan er binnen een bestaand gebouw met behulp van geprefabriceerde elementen en minimale aanpassingen een woonwerk- en ontmoetingsplaats voor beginnende kunstenaars gecreëerd worden? Een product is bij de herbestemming van de Timmerfabriek ingezet om te kunnen beantwoorden aan het tijdelijke karakter van het wonen. Een doorstroming van gebruikers en het verlangen naar individualiteit binnen het collectiefvragen om een flexibele benadering van de atelierwoning. Een kast, die door elke kunstenaar naar eigen wens met de benodigde functies ingevuld kan worden en de vrije gebruiksruimte die daardoor vrijkomt, maakt het voor de kunstenaar mogelijk een maatpak met behulp van confectie samen te stellen. Trefwoorden
Mode Herbestemming Product en architectuur Kunst Kader Generieke ruimte
Afbeelding 4 Tentoonstelllngsroute bepaald aan de hand van kenmerkende karakteristieken van Timmerfabriek
Als 'het wonen' voorop wordt gesteld, moet er aandacht zijn voor tijdelijkheid, identiteit en daarmee samenhangend flexibiliteit. Enerzijds wordt er gestreefd naar een woning als maatpak, anderzijds naar prefabricage en standaardisatie. De woningbouw zou zich een voorbeeld aan de mode, waar de consument met confectie een maatpak kan creëren, moeten nemen. Een bouwsysteem geeft een universele oplossing voor elke onbekende gebruiker en levert flexibiliteit op, echter identiteit en context ontbreken; belangrijke ingrediënten voor het creëren van een maatpak. Product en architectuur lijken niet samen te gaan. Met het loskoppelen van deze is in dit afstudeerproject een poging gedaan deze te verenigen. Kan een product, dat veranderlijk van aard is, ingezet worden bij het maken van architectuur die juist permanent is? Het loskoppelen van product en architectuur heeft een onderscheid tussen een permanent en veranderend onderdeel, tussen tijdelijkheid en tijdloosheid, oud en nieuw, uniformiteit en identiteit opgeleverd. Een product is binnen een bestaand gebouw ingezet om te kunnen beantwoorden aan het tijdelijke karakter van het wonen. Een product is ingezet om een industrieel erfgoed opnieuw te laten functioneren.
Hoe kan er binnen een bestaand gebouw met behulp van geprefabriceerde elementen en minimale aanpassingen een woon- werk- en ontmoetingsplaats voor beginnende kunstenaars gecreëerd worden? "A house is not a car" I, met de titel van zijn onderzoek zegt i1r. M.H. P.M. Willeros het al; een woning kan niet met een auto vergeleken worden. Toch werd deze vergelijking gemaakt naar aanleiding van de ontwikkelingen in de auto-industrie in de twintigste Eeuw. Het efficiënte produceren en assembleren wilde men in de bouwindustrie volgen, toch is dit in de woningbouw nooit een succes gebleken.
De Timmerfabriek (1905) in Maastricht is een industrieel erfgoed van de Sphinx; een fabriek waar men glas en aardewerk fabriceerde. In dit gebouw, dat een visitekaartje voor het hele Sphinxterrein was, werden kisten getimmerd om producten te vervoeren en op te slaan. De Timmerfabriek, gelegen aan de binnenhaven 't Bassin en onderdeel van het herbestemmingplan Belvédère, schrijft een culturele invu.lling van deze voor. Kunst wordt ingezet om het industrieel erfgoed te behouden en zal van betekenis zijn voor zijn omgeving. Met de herbestemming van de Timmerfabriek tot kunstbroedplaats zal de levendigheid, bedrijvigheid en creativiteit in het gebied aan 't Bassin teruggebracht worden.
Afbeelding
2
De Timmerfabriek aan de Boschstraat
Afbeelding 3 Tentoonstellingsroute en dienende elementen in de Timmerfabriek 111
iil' c
0.
11) 11)
....
er c
:::1 0.
!!. Ql' n c
,...,. Cl) ,...,.
CT 0
c
~
7'<"
c
::::J
0.. Cl)
Afbeelding 5 Begane grond; route en dienende elementen
Afbeelding 6 De atelierwoning met dienend element
Kunstenaars van verschillende disciplines worden in de Timmerfabriek samengebracht. De begi nn ende kunstenaar die een kunstopleiding heeft afgerond, krijgt zo de mogelijkheid zich, binnen het collectief. individueel verder te ontwikkelen. Hij mag voor een per.iode van één jaar gebruik maken van de aangeboden collectieve faciliteiten (werkplaatsen, lezingruimten en begeleidingen) en de individuele atelierwoning. Met name de ontmoetingen met andere kunstenaars en het kunnen tentoonstellen van product en proces zal van grote betekenis voor de kunstenaar zijn. Het verblijf in de Timmerfabriek wordt dan ook beschouwd als een kans voor de kunstenaar. De doorstroming van gebruikers, maar ook het verlangen naar individualiteit binnen het collectief, vraagt voor een flexibel.e benadering van de atelierwon ing.
Op begane grond zijn deze elementen ingezet om de verschillende werkplaatsen in te delen. Op de eerste verdieping, waar zich de atelierwoningen bevinden, werken ze woningscheidend, waardoor elke kunstenaar een woning krijgt met een "eigen" travee van het sheddak. Het dienende element dat is vormgegeven als een stalen frame, biedt ruimte aan de individuele wensen van de kunstenaar. Deze is als een kast die flexibel en op eenvoudige wijze door de kunstenaar met standaard elementen ingevuld kan worden. Zowel de keuken, de douche als het bed kunnen binnen dit frame opgenomen worden. Een schuifsysteem van stalen persroos ter-pa nele n sluit deze zone af en definieert deze als zich repeterende en herkenbare elementen. Ze zorgen voor een industrieel karakter e n filteren het zicht op de achterliggende, noodzakelijke functies. Daarnaast maken ze snelle en eenvoudige beves tigingen mogelijk, voor het ophangen van een schilderij of jas. De achterliggende functies zijn te gebruiken na het verschuiven van panelen, dat plaats kan vinden door het openvouwen van twee panelen.
Gebaseerd op de theorie van Berna rd Leu penz; kader en generieke ruimte, is er een onderscheid gemaakt in een permanent en veranderend onderdeel. Het kader dat bestaat uit de bestaande draagconstructie; de stalen kolommen- en balkens tructuur en de bakstenen gevel, is het permanente deel. De tentoonstellingsroute, die de bezoeker door het gebouw gaat leiden, maar ook de scheiding tussen bezoeker en kunstenaar definieert, is ontworpen aan de hand van de bestaande karakteristieken van de Timmerfabriek. Deze route sluit op een eigen manier aan op de ration ele structuur, maakt gebruik van de bestaande vides en stuurt de blik van de bezoeker, waarbij de aandacht wordt gevestigd op de "hoogtepunten" van de Timmerfabrie k. De tweede laag wordt gevormd door de di enende elementen. Deze zijn toegevoegd om alle nieuwe functies, nodig om de Timmerfabriek als kunstbroedplaats te laten functioneren, onder te brengen. Door het clusteren van deze functies, nemen deze zo min mogelijk ruimte van de Timmerfabriek in beslag en definiëren deze de vrije ge bruiksruimte voor de kunstenaar.
Flexibiliteit en identiteit komen tot uiting in de vrije gebruiksruimten en de mogelijkheid het stalen frame naar eigen wens in te vullen. De kunstenaar kan met behulp van confectie een maatpak creëren. "De kunstenaars zijn zelfverantwoordelijk voor de chaos die ik op het einde wil zien." [Beecroft, V.3] In zijn shed, kan de kunstenaar doen en laten wat hij wil, net als in het kleine schuur~e achter in de tuin ...
{1} Willems, M.H. P.M. (2004) A house is nota car. Eindhoven; Tecltnische Universiteit {2} Leupen, B. (2002) Kader en generieke ruimte; een onderzoek naar de veranderbare woning op basis van het perma11ente. Rotterdam; 010 Publisliers IJl Vermassen, j. (2005) Tableau Viva11t op hoge hakken, Vanessa Beecroft. Snoecks 05. pag.z24-Z]]
45
I. Sopjes
Vibration reduction index of junctions with double leaf separating watts Afstudeerrichting Physics of the Built Environment Afstudeercommissie Prof. dr. ir. M.H. de Wit Dr. ir. M. Knoop L. Zonneveldt Ir. M.G.D.M. Cox
Dl
-
ur c:
c. tD
tD .... CT
c:
:::l
c.
!.
ar
n
c
;:::; ID
;:::;: 0"
0
c
::;:
7'
c
Datum afstuderen 29 januari 2008 Samenvatting Over de invloed van de positie van beglazing in gekromde gevelvlakken op de daglichtkwaliteit is weinig bekend. In dit project is een vergelijking gemaakt tussen de daglichtkwaliteit in een traditioneel gebouw en een blobgebouw op basis van de daglichtverdeling, verblinding, luminantieverhoudingen en verticale verlichtingssterkte. Omdat er in het blobgebouw problemen worden verwacht met betrekking tot de daglichtkwaliteit, is onderzoek gedaan naar architectonisch acceptabele oplossingen voor zon- en helderheidswering in geval van dubbel gekromde glasvlakken.
:::l
a. ID
Trefwoorden Daglichtkwaliteit Visueel comfort Positionering beglazing Blobarchitectuur Zon- en helderheidswering
Figure
1
BMW Bubble [www.vitruvius.com.br]
Curved façades are more or less synonymous with blob architecture, which can be described as the phenomenon in architecture to design buildings with the outstanding use of curvedl façades, but it is expected that (partly) curved façades will get more camman in the 'normal' reelangtdar buildings due to developments in materials and production techniques. However, less is known a bout the influence of (the position of) glazing in curvedl façades on the visual comfort inside the room. The objective of this master thesis is in the first place to get an overview of the consequences of glazing in buildings with curved façades and in the second place to find a way to suppress brightness in an architectural acceptable way and to use shading systems and glare proteetion in case of curved glazing. To get an overview of the consequences of glazing in buildings with curved façades a comparison between a blob building and a camparabie 'normal' building is madebasedon daylighting quality. The buildings are camparabie regarding floor area, volume and illuminance. The daylighting quality is described by daylight distribution in an overcast sky situation, requirements regarding glare (3900 cdjm2), requirements regarding the luminanee ratio on the transition between wall and window (r:3o) and vertical illuminance. These evaluation criteria for daylighting quality are based on requirements for an exhibition room, which nowadays is a camman function for blolb buildings. A lighting simulation program, Radiance, is used to get results regarding these criteria. To make the comparison, a blob building had to be chosen. Basedon its realistic design and its dimensions the BMW bubble designed by ABB Architects was chosen (figure r). Basedon the floor area and the volume of the BMW Bubble the dimensions of the reelangtdar building we re determined. The placement of openings in this building is based on a Canadian daylighting guide, which gives the opportunity to optimize the amount of daylight inside the building. This resulted in an average daylight factor for the rectangular building. Openings in the bubble were added in order to get a similar daylight factor in this building. The final model is shown in figure 3-
Figure
2
Model rectangular building
Figure 3 Model bubble
111
Both models were simulated in Radiance and this resulted in the condusion that regarding the overall daylighting quality none of the buildings is significantly better than the other one. The daylight dis tribution is better in the bubble, due to the possibility of the different placement of the openings. In a simulation with a sunny sky with sun glare occurs in both buildings in the compared north-facing viewpoints, caused by reflections on the walt, on the floor or on reveals. In the southfacing viewpoints glare is also caused by the sky. From the simulations with the overcast sky is concluded that glare wilt occur at a free field luminanee of 14024 lux in the bubble and of 14937 lux in the rectangular building. Regarding the luminances, these are variabie depending on the sky used in the s imulation and the position of the window. None of the buildings is distinctively better in this criterion. Regarding the luminanee ratios it is depending on the type of sky which building is better. In an overcast sky situation the luminanee ratios are lower in the bubble; in a situation with a sunny sky the rectangular building gives lower luminanee ratios. But in both situations with the north-facing viewpoints the requirement is exceeded, due to low luminances on the wall. The vertical illuminanee turned out to be too complex to make a fair eomparison. In the end some recommendations are made regarding solu tions for the problems eoncerning daylighting quality and regarding interesting additional research. Solutions for the glare in the north-facing positions are changing the angle under whieh the window is placed and increasi ng the a bsorpiion factor of the reveals. A solution for the proble ms concerning the luminanee ratio is to increase the luminances on the walt by artificiallighting. Furthermore the suggestion is clone to ereale a tooi for designers to make them a ware of the influence of the sun in order to make the right decision rega rding the positioning of the openings during the design proeess. In order to find a way to suppFess brightness in an architectural acceptable way in buildings with curved glazing an overview is made of existing glare proteetion and sun-shading systems.
These systems are divided into four groups: external systems, glass systems, systems in the cavity of the glazing and internat systems. A selection of these systems was made based on their applicability to double curved glazing. The selected systems are judged based on seven criteria: the influence on the indoor di mate, the adjustability of the system, maintenance, the manufacturing procedure, the light transmission, the costs and whether the system is active or passive. This resulted in the so called switchable systems being the most suitable systems for double curved glazing. Switchable sys tems are photochromic, thermoch rom ic, thermotropie and electrochromic glass and gas-chromatic systems. Of these syste ms electrochromic glass is chosen to evaluate its influence by imptementing it in the simulation models. Electrochromic glass has, even in a clear state, a significantly lower transmittance than normal clear glass. This has a transmittance of o .8, while the transmittanee of electrochromic glass is 0.5 in clear state and 0.15 in shaded state. This resulted in a large decrease of the amount of light en tering the buiJlding. Where in the original situation the building was qualified in an overcast sky situation as being weltlil by daylight, the qualification in case of clear eleetrochromic glass degraded to moderately lit and in case of shaded electrochromic glass to dark. Nevertheless, the exceeding of the luminanee ratios still occurred in the overcast sky situation, because the luminanee on the walt a lso decreased due tothesmaller amount of light entering the building. The recommendations regarding glare proteetion and sun-shading in buildings with curved façades are to develop shading scenarios for different times and days. In these scenarios only the windows for which shading is necessary at that time are shaded. Co ncerning further research it is recommended to look at the implementation of double eurved glassin the manufacturing procedures of glare proteetion and sun-shading systems.
UI' c
Q.
tD
tD .,
tr
c
::I
Q.
!!!.. W'
n
c
..... Cl) ;::<:
47
J.R. Sterrenburg
Hoge wandliggers in kalkzandsteen Afstudeerrichting
Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie
Prof. ir. D.R.W. Marlens Dr. ir. A.T. Vermeltfoort Ing. H. Verkleij Dr. ir. M.A.N. Hendriks Datum afstuderen
29 januari zoo8 Samenvatting Col
u;'
c
0.
11) 11)
...
CT
c
::I
0. 11)
n
c ,... ro
;:::;:
In dit project is ingegaan op een probleem dat zich voordoet bij de constructie van hoge gebouwen. In hoge gebouwen moeten vaak overspanningen worden gemaakt. Kan een overspanning, ofwel een constructie als hoge wandligger, in kalkzandsteen worden uitgevoerd? De beantwoording van het probleem is gedaan door een literatuuronderzoek, een experimenteel onderzoek naar een schaalmodel van een reële situatie en een numeriek onderzoek. Verschillende factoren zijn hierbij onderzocht, zoals stijfheid van boven- en onderbalk, constructiehoogte en scheurvorming. Geconcludeerd wordt dat bij relatief lage belastingen scheurvorming optreedt in de wand. Deze scheurvorming kan worden voorkomen door het aanbrengen van een verticale voeg die de drukzone niet snijdt.
Afbeelding 1 Onderzochte constructie
Trefwoorden
Wandligger Kalkzandsteen Drukboog Samenwerking Experimenten
Afbeelding 4 Scheurenpatroon proef 82
Inleiding In de woningbouw wordt veel gebruik gemaakt van kalkzandsteen als constructiemateriaaL De kalkzandsteenindustrie is op zoek naar mogelijkheden om het materiaal ook toe te passen in hogere gebouwen. Om dit mogelijk te maken is onderzoek naar de eigenschappen van dit soort constructies noodzakelijk. In dit onderzoek is ingegaan op een probleem dat zich voordoet bij de constructie van hoge gebouwen, namelijk het maken van een overspanning. Vaak wordt dan gebruik gemaakt van hoge wandliggers in beton. Kan een overspanning, ofwel een constructie als hoge wandligger, ook in kalkzandsteen worden uitgevoerd? Het doel van het onderzoek was het bepalen van de krachiswerking in een hoge wandligge r in kalkzandsteen, afbeelding 1. De onderzochte constructie bestond uit een kalkzandsteen wand, samenwerkend met een onderbalk en een bovenbalk om een overspanning te maken tussen twee kolommen. Voor deze constructie werd bepaald wat de invloed is van de buigstijfheid van de onderbaJk, de buigstijfheid van de bovenbalk en de constructiehoogte op de krachtswerking. Tevens werd de invloed van scheurvorming op de krachtswerking bepaald. De doels telling is bereikt aan de hand van een literatuur-, experimenteel en numeriek onderzoek. Onderzoek Over de samenwerking tussen wanden en balken zijn verschillende rekenmethodes gevonden in de literatuur. Onder andere Wood maakt duidelijk dat zich in de wand een drukboog en in de onderste balk een trekband ontwikkeld. De theorieën geven methodes om onder andere de maximale spanningen in de wand en de balk te berekenen.
Afbeelding
2
Afbeelding 3 Proefopstelling voor de experimenten op hoge wandliggers in kalkzandsteen
Bezweken hoge wandligger In baksteen metselwerk
-.1.2 - -.VI~N
-
-2.4
-itl )k:O.:
- - ·.Y'IIf.\: • •• ..::Cl\l ;\:
<;!
-
ê -1,6 z. .:·
..:ut )";..:
82
-0.8
o.o
F 0,8 -400
400
t«lll
12011
1600
2000
2400
2SOO
X[mm] Afbeelding 5 Verticale spanningen aan de onderzijde van de wand Ly) uitgezet tegen de lengte van de wand (X)
Afbeelding 6 Verloop van de drukboog getekend In het ein
Om te onderzoeken wat de maatgevende fa ctoren in de constructie zijn en wat de invloed is van de buigstijfheid van de onderbalk op de krachtswerking, is experimenteel onderzoek uitgevoerd. Eerst zijn zes proeven uitgevoerd op hoge wandlig· gers van baksteen metselwerk in co mbinatie met een voorge· spannen betonnen latei, afbeelding 2 . Hieruit blijkt dat de hoogste spanningen worden gevond en bij de opleggingen, dat de zwaartelijn op ongeveer een derde van de hoogte ligt en dat de drukboog bi j de oplegging een s teile he lling heeft. Deze gegevens zijn gebruikt bij de inrichting van de proeven met kalkzandsteen hoge wand liggers, afbeelding 3· Bij de experimenten is een deel uit een gebouw op schaal 1:3 beproefd. Twee proeven zijn uitgevoerd op een wandligger met een onderbalk met een lage buigstijfheid (proefstukken A) en twee proeven zijn uitgevoerd op een wandligger met een onderbalk met een hoge buigstijfheid (p roe fstukken B). Uit de experimenten wordt geconcludeerd dat drie fases zijn te onderscheiden: het scheuren van de kimvoeg, het ontstaan van een verticale scheur in het midden van de wand en het ontstaan van diagonale scheuren aan de linker en de rechterzijde van de wand, afbeelding 4· De scheurvorming trad bij de vier proeven bij ongeveer een gelijk be lastingniveau op. Bij een hoge buigstijfheid van de ond erbalk ging de scheurvorming gepaard met grotere vervormingen dan bij een lage buigstijfheid van de onderbalk. De grootste spanningen werden gevonden bij de opleggingen en de scheurvorming heeft invloed op de verdeling van deze spanningen, afbeelding 5·
Hierbij is de proef op de hoge wandliggers gesimuleerd in het eindige elem enten programm a DIANA, afbeelding 6. Drie modellen zijn hierbi j vergeleken: ee n ongescheurd model, een model m et een gescheurde kimvoeg en een model met een gescheurde kimvoeg en een verti cale scheur in het midden van de wand. Uit het num eriek ond erzoek volgde dat de trekbandfu nctie deels door de kalkzand steen wand wordt verzorgd. Dit leidt, bij toenemende belasting, tot scheuren van de wand. Bij een ges che urde kimvoeg nemen de horizontale spanningen in de wand s nelle r toe bij een toename van de belasting. Een verticale scheur heeft invloed op de krachtswerking als deze de drukboog snijdt. Hogere spa nningen zijn dan het gevolg. Worde n o peningen aangebracht die de drukboog niet snijden dan hebben deze wei nig invloed op de krachtswerking. Een hogere stijfheid van de onderbalk zorgt voor een gelijkmatigere spreiding van span ninge n in de wand. Tevens zo rgt een hogere stijfheid voor ee n hogere trekkracht in de balk. Een hogere stijfheid van de bovenbalk zorgt voor een grotere pijl van de drukboog en een lagere trekkracht in de onderbalk.
Om een overzicht te krijgen van de krachtswerki ng in de hele wand en om de invloed van de scheurvorming, de buigstijfheid van de boven· en onderbalk en de constructiehoogte te onderzoeken, is nume riek onderzoek uitgevoerd.
Conclusie Bij relatief lage belas tingen ontstaat een verticale scheur in de wand. Het ontstaa n van een verticale scheur kan worden voorkomen door de constructie zo uit te voeren dat geen horizontale trekspanningen in de wand kunnen ontstaan, bijvoorbeeld door het vooraf aanbrengen van een verticale voeg. De volledige trek· bandfunctie wordt dan door de onderbalk vervuld. De verticale voeg dient de drukzone va n de drukboog niet te snijden om grote drukspan ningen te vermijd en.
49
Ing. C.F.M. de Vaan
Wat is duurzaam wonen? Een onderlinge vergelijking tussen verschillende duurzaamheidsindicatoren Afstudeerrichting Physics of the Built Environment Afstudeercommissie Prof. dr. ir J.L.M. Hensen Prof. ir. P.G.S. Rutten Dr. ir. ing. A.W.M. van Schijndel Datum afstuderen 26 febru ari zoo8
0' 0
s:: ~
Samenvatting Duurzaamheid is een moe.ilijk te omschrijven begrip. Op verschillende manieren wordt geprobeerd dit begrip getalmatig uit te drukken, bijvoorbeeld door het energieverbruik, het exergieverbruik en de uitgestoten emissie te bepalen. Daarnaast zijn er verschillende gebouwprestatietools (zoals LEED, GPR en CASBEE). In dit onderzoek zijn deze ver· schillende 'duurzaamheidsindicatoren' met elkaar vergeleken en is bepaald of deze verschillende manieren voor het uitdrukken van duurzaamheid kunnen leiden tot een verschil in de beoordeling van een systeem. Ook is bepaald wat de invloed is van de gekozen systeemgrens.
7<'
s::
:::J Cl.
([)
50
Trefwoorden Exergie Gebouwp restatie Energiep restatie Emiss ie Energieanalyse Duu rzaamheid
Afbeelding
1
Opbouw deelonderzoek 1; 5 systemen geanalyseerd voor 4 indicatoren voor twee systeemgrenzen .
Duurzaamheid is een begrip geworden waarmee iedereen, dankzij de grote publicite it en initiatieven van bijvoorbeeld All Gore en Bil! Clinton, bekend is, maar daadwerkelijk een definitie plaatsen bij dit begrip blijkt een moeilijkere opgave. Hoe moeten we duurzaamheid definiëren al s er al zo veel versGhillende manieren zijn waarop we het kunnen uitdrukken ? In dit onderzoek worden verschil'l ende duurzaamheid sindicatoren met elkaar vergeleken: te noemen energi everbruik, exergieverbru ik, emissie, de energieprestatiecoëfficiënt, LEE D, G PR en CASBEE. Hoewel de achterliggende gedachte gelijk is, drukt ieder van deze 'duurzaamheidsindicatoren' toch iets anders uit. De vraag is of de keuze voor een bepaalde duurzaamheicisindicator van invloed is op het oordeel van een gebouw of systeem. Met andere woorden: kan het zijn dat op basis van de ene indicator een ander systeem wordt geprefereerd dan op basis van een andere? En welk van deze indicatoren is het mees t geschikt in welke situatie ongeacht de eventuele verschillen ' Want wat is duurzaam? En waar wordt dit op gebaseerd' Het onderzoek is opgesplitst in twee verschillend e deelonderzoeken. In het eerste deelonderzoek worden vijf versc hillende verwarmingsconcepten voor een referentietusse nwon ing geanalyseerd op energieverbruik, exergie'verbruik' de uitges toten emissies en de energieprestatiecoëfficiënt (EPC) (afbeelding 1). De energie, exergie en emissie van het systeem zij n hie rbij bekeken voor twee verschillende systeemgrenzen: primair- en finaal verbruik. De resultaten werden ten opzichte va n elkaar vergeleken en de relatieve verschillen geanalyseerd. In het tweede deelonderzoek werden de gebouwevaluatietools, LEED, GPR en CASBEE. met elkaar vergeleken op basis van de puntenwaardeting per geëvalueerde factor. Daaruit is bepaald in hoeverre deze tools qua beoordeling e n opzet van el kaar versc hillen.
""
25.0
20.0
I.J . t
.. o 10.0
~
5.0 00
Afbeelding
2
Staafdiagrammen van het energievelles en exergleverlies voor alle processen binnen de energie keten.
Afbeelding 3 Procentueel aandeel van Individuele factoren op de totaal score voor LEED, GPR en CASBEE. 111
Uit de resu ltaten van het onderzoek blijkt dat de gekozen indicator en systeemgrens wel degelijk van invloed is op het oordeel (afbeelding 2) . Daarnaast blijkt echter dat op grond van een exergie analyses voor bouwkundige installaties vaak nie t meer informatie wordt verkregen dan op basis van een energieanalyse. Het exergieconcept op zich en begrip voor de theorie leidt echter wel tot ee n beter inzicht in de thermodynamica.
iil' ..... c
c..
ID ID
....l:r c
::I
c..
~
öl'
n
... ...oc
Gebouwevaluatietools (zoals LEED. GPR en CASBEE) verschaffen een totale evaluatie van een gebouw en de installaties en geven daadoor een completer beeld . maar zijn minder specifiek. Daarnaast verschillen de gebouwevaluatietools veel ten opzichte van elkaar (afbeelding 3). Voor de bepaling va n de duurzaamheid is de primaire systeemgrens het m eest zeggend, daarbij moet men zich echter wel bewust zijn dat de invloed van de energievoorziening op de output groot is. De aandacht voor duurzam e tec hnologie is in hoofdzaak he t gevolg van twee verschillende o ntwikkelingen. Enerzijds zijn dat de gevolge die het e nergieverb ruik klaarblijkelijk heeft op ons milieu en daarnaast de politieke en econo mische afhankelijkheid die deze met zich mee brengt. Analyses met de eerste genoemde on twikkeling als drijfveer zouden het beste de emissie als indica tor kunnen toepasse n voor de tweede genoemde ontwikkeling is een energieanalyse waarschijnlijk het mees t geschikt. In dit onderzoek werden verschillende energiesyste me n geanalyseerd. 'Onbedoeld' kunnen op deze manie r meer resultaten worden afgeleid dan enkel het antwoord op de o nde rzoeksvraag. Om die rede werden ook het comfort, de kosten. de implementatie van een warm tapwatersysteem en het effect van ene rgiebesparingen op de resultaten van de systeemanalyse besproken.
(1)
0
c
~
7'
c a.
:::J (1)
5!
P.M.J. Verschuren
Serie die zich contextueel gedraagt Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Dr. ir. A.H.J. Bosman Dip!. ing. H.H. Yegen oglu Ir. L.A. van Schaijk Datum afstuderen z 6 februari z oo8
Dl
ra: c
0.. tD
tD .... ~
c :s
0..
!!.. öl'
n
c
;;
;:;:
Samenvatting In de Luwte van de hectische binnenstad van Rotterdam ligt het Laurenskwartier. Verwaarloosde wederopbouwarchitectuur naast een Gotische kerk maakt van dit stukje binnenstad een vreemde gewaarwording. Toch is dit de plek waar Rotterdam ooit is ontstaan! In deze gefragmenteerde omgeving, met veel opzichzelf staande beelden, is gekozen voor een autonome ingreep die door confrontatie een samenhang in het gebied ervaarbaar maakt. Drie nieuwe strook elementen maken het gebied rondom de kerk herkenbaar als een plek voor rust. De stroken zijn uitgewerkt tot woonpootgebouwen. De typologie van de woonpoot vormt een alternatief op de hedendaagse tendens van woontorens en wooncomplexen. Trefwoorden Rotterdam Woongebouw Stadsbeeld Dialoog Confrontatie
Afbeelding 1 Achtpoot gezien van Kerkplein
Afbeelding 4lnpasslng In de context Probleemstelling In vergelijking met andere steden in Nederland wonen er in de binnenstad van Rotterdam wei n ig mens en. Men is hard doende het imago van Rotterdam als woonstad te verbeteren. Het Laurenskwartier is een van de gebieden waar het imago van een Rotterdams e binnenstad als aangename woonomgeving gestalte moet krijgen. Een bela ngrijke opgave die hierbij tot doel werd gesteld wa s het verbeteren van de ruimtelijke samenhang in het gebied. Vele .plannen voor het Laurenskwartier zijn door de jaren heen in de prulle nmand verdwenen. Totale regie van de ontwikkelingen bleek een onhaalbare kaart. Het eind van het verhaal is dat er nu in het Laurenskwartier her en der op zichzelf staande woningbouw projecten worden gerealiseerd. Het problee m is dat zodoende de belangrijkste opgave voor het Laurenskwartier, namelijk het verbeteren van de stedenbouwkundige samenhang, niet wordt aangepakt. Een visie met stedelijke ambities ontbreekt. Doelstelling Het doel van het proj ect was om van het gebied rondom de Laurenskerk een aangename verblij fs ruimte te maken. Dit gebied heeft de potentie ee n intieme stadsruimte te zijn. Een plek waar je afstand kunt nemen va n de drukte van de hectische binnenstad. Het gebied rond om de Laurenskerk is nu moeilijk leesbaar al s een stedelijke kamer. Op een aantal karaktervolle elementen na , mist de plek een ruimtelijke samenhang. Er zijn te weinig elementen die een gebaar maken naar de stedelijke ruimte. Ik wil met mijn ingreep ervoor zrogen dat het gebied als stedelijke rustkamer in de hectische binnenstad herkenbaar wordt. He t gebied rondom de Laurenskerk moet zich ontwikkelen tot een 'wonen in de luwte van de hecti sche binnenstad va n Rotterdam'.
Afbeelding 2 Negenpoot gezien vanaf Binnenrotte
Afbeelding
s Interieur van een woonpoot
7•8·9 7-8-9 is een serie woongebouwen die de beleving van de stedelijke ruimte rondom de Laurenskerk in de binnenstad van Rotterdam meer ervaarbaar maakt door structuren open te breken en verborgen lagen in het systeem naar boven te halen en de elementen die de stedelijke ruimte vormen met elkaar te laten samenwerken. Ik wil graag ruimte geven aan bestaande ruimte. De bestaande stedelijke ruimte bestaat hoofdzakelijke uit modernistische wederopbouwarchitectuur. 7-8-9 knipt deze structu ur open en introduceert een drietal nieuwe strook elementen die zich op subtiele wijze in het bestaande voegen. De ontworpen serie is zich ervan bewust niet alJeen op de wereld te zijn. De gebouwen vormen een samens pel met de bestaande monumenten. in het gebied. Samen met de Laurenskerk en bestaande bebouwing klemmen ze stad sruimte in. In de stroken zijn, op een stramien van vijf meter, sleuve n aangebracht. De sleuven zijn op vast ritme aangebracht zodat er een vaste afwisseling ontstaat tussen leegte en massa. Het aanbrengen van sleuven geeft de gebouwen geleding en het zorgt voor luchtigheid in het gebied. Opeens ontstaat er de mogeli jkheid om vanaf de ene straat door het gebouw te lopen naar de andere kant. De stroken zijn nu kammen of pootgebouwen, zoals ik ze liever noem , geworden. Een hoekverdraaiing in het gebied zorgt ervoor dat er een serie ontstaat van pootgebouwen: een gebouw met 7 poten, een gebouw met 8 poten, en een gebouw met 9 poten. leder pootgebouw overspant zijn locatie. Woonpootgebouw Het woonpootgebouw vormt een alternatief op de hedendaagse tendens van verdichting van binnenstedelijke lo~aties door middel van woontorens en grootschalige wooncomplexen. Het idee was om het gevoel van 'wonen in een toren' te vertalen naar de condities rondom de Laurensker k.
Afbeelding 3 Woonpootgebouw
Afbeelding 6 Sleuf geeft zicht op Laurenskerk
De kwaliteit van een woontoren is het ruime zicht op de stad. Voor het gebied rondom de Laurenskerk zou dit betekenen van standaard wonen aan een straa t te komen tot een wonen in het gebied. In de massa van de strook zijn sleuven gemaakt waardoor een kamvorm ontstaat met veel contactvlakken met de buitenwereld . Door de openheid van de gebouwen stralen ze wonen uit naar het gebied. De woonpoten refereren naar een kleinere schaal van het rijhuis dat volop aanwezig was in dit gebied voor het bombardement in 1940. Maar de gebouwen worden zelf nooit alleen maar kleinsc halig. De poten zijn onderdeel van het grotere geheel. In de stedelijke context blijft het grote gebouw o~ereind.
53
A.J.W. de Vries
Herbestemmen kantoor Centraal Beheer Van kantoor naar leefgemeenschap voor kunstenaars Afstudeerrichting
Structural Design Afstudeercommissie
Prof. ir. J.M. Post Jr. J.P.M. Swagten Dip!. ing. H.H. Yegenoglu Prof. ir. P.G.S. Rutten Datum afstuderen Dl
januari
ur .....
29
c..
Samenvatting
..,tD
In dit tijdperk waarin de kantoormarkt vraagt om flexibiliteit dreigde het beroemde kantoor Centraal Beheer gesloopt te worden omdat het niet meer voldeed als kantoor. Ik heb het gebouw, de architect Hertzberger en het strukturalisme onderzocht. Mijn conclusie is dat de modulariteit en de ruimtelijkheid die kenmerkend zijn voor dit gebouw het waard zijn behouden te blijven, wel zijn er ingrepen noodzakelijk om de problemen oriëntatie, hoofdingang, daglichttoetreding en het gebrek aan privacy op te lossen. Mijn ontwerp is een poging de architectonische en bouwtechnische uitdaging aan te gaan het gebouw als struktuur te beschouwen en te denken aan andere invullingen.
c
tD
tr
c
::I
c.. ~
W'
n
c::
;:::;: Cl) ;:::;: 0" 0
c:: ~
"' c:: ::::J
0..
Afbeelding 1 Interieur Centraal Beheer
2008
kunstenaarswoningen
Cl)
Trefwoorden
54
Toekomst van het strukturalisme Te socialistisc he architectuur Ruimtelijkheid Daglichttoetreding Atelierwoningen
museum Kröller Muller
gemeenschappelijk atelier
Afbeelding 3 Doorsnede: concept nieuw programma
Het thema van mijn afstudeerprojekt is het herbestemmen van het kantoor Centraal Beheer in Apeldoorn. Hoe is het mogelijk dat dit gebouw dreigde te worden gesloopt? Wat moet er gedaan worden? Slopen of herbestem men? Eerst een poging beide partij en te begrijpen. Herbestemmen is het opnieuw en anders gebruiken van gebouwen die niet meer gebruikt worden of gesloopt zouden moeten worden. Dit kan gedaan worden met rational e argumenten: het kan goedkoper en sneUer zijn dan nieuwbouw. De middelen die ingezet worden zijn dan ook rationeel: delen die nog bruikbaar zijn worden hergebruikt, delen worden gesloopt en delen worden toegevoegd . Het resultaat is dat het karakter van het gebouw verandert. De eigenaar van het gebouw Centraal Beheer heeft een rationale beslissing genomen: het is goedkoper nieuwbouw te plegen dus het oude gebouw moet gesloopt worden. Inmiddels is het oude kantoor opgekocht en wordt elders nieuwbouw gepleegd. Een ander argument voor herbestemming is de historische of architectonische waarde van het gebouw behouden. Hier moet met minimale middelen het karakter van het gebouw bewaard blijven. Het resultaat is een museumstuk. Ik kies ervoor Centraal Beheer rationeel te herbe stemmen maar met behoud van de twee belangrijkste kwaliteiten: de ruimtelijkheid en de modulariteit. Ik heb onderzocht waarom het niet meer als kantoorgebouw functioneert en wat anno 2008 een betere functie is. Het slecht functioneren wordt vooral veroorzaakt door een gebrek aan daglicht, een gebrek aan privacy, geluidsoverlast en
Afbeelding
2
Plattegrond tweede verdieping Centraal Beheer Gl
ür ...... c
c.
ID ID
...CT c
:::J
c.
!.. o:;' n c
...,. m
Afbeelding 4 Doorsnede: nieuwe gevel kunstenaarswoning
een onvindbare hoofdingang die het resultaat is van een niet uitgevoerd stedebouwkundig plan. Daar tegenover staan de kwaliteiten van het gebouw: de ruimtelijkheid en de modulariteit. Deze kwaliteiten geven uitdrukking aan het concept van het kantoor als een grote open kantoorruimte die tevens openbaar domein is. Het gebouw is tegelijkertijd gebouw als stad, een uniek concept dat vernieuwend was in die tijd. Ik noem het een socialistische kantoorstad omdat de gelijkheid van de modules geen andere maat toestaat dan de maat van de werkmodule van 9mx9m. Bovendien is elk onderdeel van het gebouw tot en met het lampje op het bureau ontworpen wat refereert naar de dwang van een totalitaire socialistische staat. Eufemistisch gezegd is het gebouw ergonomisch ontworpen en wordt sociaal contact gestimuleerd. Het gebouw als stad, de modulariteit, het gebrek aan privacy en de grote ruimte passen volgens mij bij een gemeenschap. Ik kies ervoor het gebouw te herbestemmen voor een leefgemeenschap van kunstenaars. Ze kunnen in een grote ruimte werken , hun werk kan geëxposeerd worden in een galerie, er is een museum ter inspiratie wat ook openbaar toegankelijk is, de begane grond wordt weer publiek domein met een terras en restaurant en de bovenste verdieping richt ik in als kunstenaarswoningen rondom een gemeenschappelijk plein. Niet alleen ga ik de uitdaging aan om 3 typen kunstenaarswoningen te ontwerpen in de rigide grid-struktuur, ik kies er ook voor meerdere functies te plaatsen in deze dwingende struktuur in een poging aan te tonen dat de struktuur meerdere invullingen toestaat, dat door diversiteit de dwang verdwijnt en dat de permanente struktuur eeuwigheidswaarde bezit.
55 Door het contrast van het oude met het nieuwe wat ik in materiaal uitdruk hoop ik dat hierdoor helderder wordt wat de permanente struktuur is en wat tijdelijke invulling is. Ik doe mijn ingrepen op vijf manieren: 1. een andere functie. 2. een nieuwe, duidelijke hoofdingang 3- het openbreken van het centrum om meer daglicht en oriëntatie te creëren. 4· het vernieuwen van de gevel omdat de technische levensduur voorbij is. 5· een bouwtechnisch ontwerp voor een kunstenaarswoning waar op een kleinere schaal ook het concept is de ruimtelijkheid en modulariteit te behouden. Wonen in een grote ruimte is bijzonder en daarom kies ik ook bijzondere mensen die erin kunnen wonen: kunstenaars.
Ing. M. van Westerlaak
CONTACT Een Informatiecentrum voor de bouw, om het contact tussen de bouwwereld en de samenleving te versterken. Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. J. Westra Prof. ir. C.S. Kleinman Prof. dr. ir. J.J.N. Lichtenberg Dr. ir. M. Knoop Datum afstuderen februari 2008
26
-
Afbeelding 1 Concept InformatieCentrum Bouw
Dl
ur c::
0..
ID ID
....
C'"
c::
:::1
0..
~
c;r
n
c .... Cl)
;:::;:
er 0 c
:E
7'
c
Samenvatting Voor het stimuleren van de informatievoorziening tussen de samenleving en de bouwwereld is InformatieCentrum Bouw opgericht. Als centraal punt in Nederland is het terrein van de TVfe als locatie gekozen. Het ontwerp is een aanvulling op de nieuwe plannen Campus 2020 en geeft een aanvulling op de relaties met derden. Het gebouw straalt objectiviteit uit en is opgenomen in de landschappelijke omgeving. Het gebouw is rond het maaiveld gesitueerd. Om ruimten in de grond van daglicht te voorzien, is er een daglichtsysteem ontwikkeld. Het concept is gebaseerd op de gevel. Daglicht opvangen aan de gevel, transporteren in de gevel en uitstralen aan de gevel.
:::J
0.. Cl)
s6
Trefwoorden InformatieCentrum Bouw objectiviteit maaiveld SenseHelix daglichtconcept
Bij de aanschafvan een DVD-speler krijgt de consument een compleet boekwerk bijgeleverd, de handleiding. De handleiding is vaak in zes of meer talen geschreven. Bij de aankoop van een huis ontvangt de consument kleine handleidingen, van aanwezige apparaten. Het verschil in aankoop bedrag van deze twee 'artikelen' is onevenredig groot. De consument dient geïnformeerd te worden over het gebruik van zi,jn woning. InformatieCentrum Bouw De oplossing is een informatiecentrum die een brug creëert tussen de bouwwereld en de samenleving. Kennis, productinformatie, productvoorlichting en innovatie worden samengebracht. Het InformatieCentrum Bouw is een kenniscentrum en creëert contact tussen de bouwwereld, de samenleving en het onderwijs. Marktpartijen doen samen met het onderwijs onderzoek naar nieuwe productontwikkeling. Het InformatieCentrum Bouw verstrekt richting de samenleving informatie over alle functies van ruimten. Te denken valt aan wonen, werken en recreëren. Door middel van simulaties en thematische exposities kan de gebruiker de ruimte voelen en beleven. De zintuigen worden geprikkeld. Deze stelling is gegoten in een architectuuropgave: Is het mogelijk een gebouw te ontwerpen, wat rondom het maaiveld is gesitueerd, waarbij contact met de samenleving, maaiveld en daglicht in grote delen van het gebouw te ervaren is?
Afbeelding 4 Plattegrond ontwerp. nivo o
Locatie Als geschikte locatie voor het InformatieCentrum Bouw is gekozen voor het terrein van de Technische Universiteit Eindhoven. Het terrein is door zijn centrale ligging vanuit de randstad goed bereikbaar en het terrein heeft internationaal karakter. Steeds meer partijen komen tot de conclusie dat research die volledig aan één organisatie is gekoppeld niet de kwaliteit en de snelbeid kan leveren die nodig is bij de huidige markt. Bedrijven, organisaties en instituten werken samen met bet onderwijs. Door de huisvesting op de campus kan een vruchtbare samenwerking ontstaan. De straat De Zaale is een duidelijke as over het terrein. De Zaale gaat onder het hoofdgebouw door. Hierdoor krijgt het hoofdgebouw een vooraanstaande positie. De Zaale heeft hierbij een begineind punt. Aan de oostzijde loopt De Zaale dood op een T-splitsing. Door het informatiecentrum aan de andere kant van De Zaale te situeren heeft de straat ook aan de oostzijde een begineind punt. De twee gebouwen symboliseren de tweedeling van functies op het terrein. De context van de stedenbouwkundige visie is een landschapspark met bebouwingen. Vanuit deze context is er gezocht naar een bebouwingsconcept, dat het mogelijk maakt een groot aantal vierkante meters te realiseren in een landschappelijke omgeving. Het in de grond bouwen van het gebouw maakt het mogelijk een balans te vinden met de stedenbouwkundige context. Ook het parkeerprobleem van het terrein wordt in de grond opgelost. Mogelijke oplossingen zijn tot het detail uitgewerkt. Contact Het doel van het onderzoek is een gebouw te ontwerpen, waarbij in grote delen van het gebouw het maaiveld is te ervaren. Er is gezocht naar een verbinding tussen de campus aan de westkant en de koepel aan de oostkant van de locatie. Een drietal sneden in het landschap vormen deze verbinding. De ruimten tussen de drie sneden vormen een tweetal stroken. Het maaiveld van de noordelijke strook wordt opgetild en het maaiveld van de zuidelijke strook wordt naar beneden gedrukt.
Afbeelding
2
Concept architectuur
Afbeelding 3 Animatie gebouw Dl
-
u;' c c. ID ID
.... CT
c ~ c. ~
or'
n
c
[ co c
~
7'
c ::::! a.
I'D
Afbeelding 5 Interieur schets SenseHelix
Afbeelding 6 Principe daglichtconcept
De landschappelijke zone ondervindt geen onderbreking, gezien van noord naar zuid. Onder het opgetilde maaiveld ontstaan ondergrondse ruimten. De gebouwen boven het maaiveld, de cluster, worden gevormd door een viertal bouwmassa's. De vier mas sa's worden in compositie geplaatst op de stroken. Van de vier massa' s zijn er drie in vorm, maat en architectonische beleving identiek. De vierde, het hoofdgebouw, is een cilindervormige massa, de SenseHelix. Door de drie ma ssa's identiek uit te voeren wordt het hoofdgebouw, individu, versterkt in zijn vorm en positie. De massa's prikken door het landschap, maaiveld , heen. De verdiepte strook zorgt ervoor dat er een wand vrij komt, waarachter ook ruimten kunnen worden gesitueerd, onder het bestaande maaiveld. De verdiepte strook krijgt een plein functie. Het complex zal hoofdzakelijk benaderd worden vanuit de westkant. De bezoe kers komen met de trein, via het Dommeldal richting het complex. De bezoekers die gebruik maken van de auto, park eren in één van de ondergrondse parkeergarages. Weten schappelijk potentieel komt vanuit de campus.
Het energieconcept bestaat uit verschillende syste men die integraal onderdeel van het gebouw zijn, elkaar waar mogelijk versterken en op een du sdanige wijze in het gebouw ingepast worden dat een aansprekend totaal ontstaat. Het concept met collectieve installaties voor lage temperatuur verwarming (LTV), hoge temperatuur koeling, betonkemactivering, warmte- en koude opslag met warmtepomp, zonnestroom, vegetatiedak en een integraal ventilatiesysteem in combinatie met het daglichtsysteem.
SenseHelix De SenseHelix heeft een objectieve uitstraling. Rond, zodat vanuit elke hoek hetzelfde beeld ontstaat. Wit van kleur, om geen kleur te bekennen. Door het spiegeld effect van het daglichtsysteem, wordt de omgeving opgenomen in de gevel. De kern van de SenseHelix wordt uitgevoerd in beton. De kern is het startpunt van de routing door het gebouw. De kern is voorzien van een tweetal opgaande trappen en een lift. De kern dien t als drager van de vloeren en geeft het gebouw stabiliteit. Om te komen tot een indrukwekkende uitvoering van constructie is gezocht naar een patroon, welke toepasbaar is als "vloer op ligger"-constructie, een structuur. De opbouw van een zonnebloem heeft een structuur voor de perfecte groei. Door de grote mate van transparantie, het contact tussen buiten en de expositie, is ervoor gekozen een kolommen structuur toe te passen. Een dertiental kolommen vormen deze structuur.
Daglichtconcept Daglichtbenutting is een belangrijke bouw- en gebruiksopgave, voor zowel de kwaliteit van het binnenkli maat als uit energieefficiënte overwegingen. Daglicht leidt tot productiviteitsverbetering; daglicht verhoogt inventiviteit, creativiteit en productiviteit. Om ondergronds bouwen aantrekkelijk te maken is het vereist de leefbaarheid te vergroten. Daglicht heeft hier een groot aandeel in. Daglicht heeft biologische eigenscha ppen. De derde receptorcel speelt hier een duidelijke rol. Buiten de biologische effecten van onze activiteit, gaat het ook om beleving. Het ervaren van een dag-nacht ritme , het weertype en wat leeft er in mijn omgeving. Met dit gegeven is gekeken naar de ontwikkeling van een nieuw daglichtsysteem. Uitgangspunt van het concept is dat de buitenwand in zijn geheellicht geeft aan de ruimte. Hierdoor ontstaat een natuurlijke verlicilting van de ruimte. Bij de benadering van boven, blijft het ondergrondse gevoel. Het concept is geïntegreerd in het architectonische ontwerp. Hierdoor ontstaat een eenheid in architectuur en functie . Uitgangspunt van het systeem is de integrale benadering van locatie, oriëntatie en gevelconcept De toepa ss ing van een daglichtconcept vereist een nauwkeurigheid in de positie van de massa's onderling. Het is noodzakelijk dat het gebouw niet in de schaduw staan van de andere. De positie is mede bepaald met de hulp van een bezonningssimulatie. He t systeem is getest in een daglichtkamer en de eerste resultaten zijn positief.
57
J.H. van Zanten
The inttuenee of a non-uniform building cross-section on its structural behaviour An analytica! veriflcation method of numerical studies Afstudeerrichting Structural design Afstudeercommissie Dr. Ir. M.C.M. Bakker Dr. Ir. ).C.D. Hoenderkamp Prof. Ir. H.H. Snijder Datum afstuderen 29 januari 2008 Samenvatting In dit project heb ik geprobeerd om een eenvoudige handberekeningsmethode op te stellen, waarmee men een complexe hoogbouw constructie kan dimensioneren en ontwerpen in het beginstadium van een project. Hierbij heb ik met name de nadruk gelegd op een mogelijke verandering in plattegrond van het gebouw. Ik heb geprobeerd om een benaderingsmethode te ontwikkelen, waarmee in een vroeg stadium de horizontale verplaatsingen van zo'n gebouw kunnen worden bepaald met relatief eenvoudige hand berekeningen. Deze berekeningen kunnen in een later stadium gebruikt worden om de complexe eindige elementen modellen te toetsen. Trefwoorden Shear High-rise Analytica! Defleclion Bending
Problem, Goal Th is project is a derivative of the problems invo)ved in verifying the fini te element method models of complex structures. The goal for this project was to design a simple hand calculation metbod to analyse the deflections of a complex high-rise structure with shifts in the neutral axes of the structure. Approach The original structure consists of eight storeys, each with a different cross-section. This structure is simplified by making a finite element me thod model with only three different crosssections, each three storeys high. Complicating factor s of the design are, among others, the shifts in neutral axes of the structure , the mi salignment of the shear centreen centroid of the middle cross-section, the discrete character of the structure, and th e torsional moments on the structu.re due to wind loading. In this research, the structure is examined, subjeeled to a pointload and a torsional moment atthe top of the structure. The structure is approximated by means of an "equivalent non-uniform column". However, in order to be able to investigate this non-uniform structure, firstthree uniform structures are exa min ed, thailater combine to form the nonuniform structure. These uniform structures are examined with "equivalent uniform columns". The properties of the individual cross-seelions are implemenled in the non-uniform column. All cross-seelions are examined for shear, bending and torsional deflections, where the top cross-section is rotated compared to the other two cross-sections, so this cross-section is subject to "double bending". Boundary conditions A number of boundary conditions are used to enable the comparison of the 3D lruss structures to the equivalent columns. For example, the top floors of the uniform structures are not only infinitely sliff in plane, but a lso infmitely stiff out of plane . Th is is also the case for the floors at the connecting levels of the non-uniform structure. TI1is ensures that plain section s remain plane, which is a boundary condition necessary for applying Steiners theorem. Th is theorem is at th e basis of the equivalent column theory, soit must be applied in order to compare the two types of slructures. A nother condition that must be met is that all connections of all elements in the truss must be hinged connections. The analysis itself is linear elastic only, and finally, warping for the middle cross-section is nol taken into account. This is accomplished by transforming the middle cross-section into a "Neuber tube". Th is ensures that no warping occurs, only pure torsion. The difference between the "Neuber tube" of the middle cross-section, and the original middle cross-section is ass umed to account for the warping stiffness. This assumption is still subjectto debate, and requires further research in order to be shown valid. Results lf the results of the uniform and non-uniform structures are compared with the hand calculations and the equivalent columns, the shear deflections are found to correlate completely. Between the results of the bending deflections the differences are minimal (the maximum difference is less than 2%), and the tors.ional deflections correlate exactly as well. All of these differences are within the boundaries set in the goal for this project (maximum difference of s%), and furthermore , the differences can be explained . The most important reasons for the differences between the different models are the discretization errors. Fora nine storey uniform structure, the discretization error can be computed to be 0.309%. This matches the differences found for the uniform structures. For the non-uniform structures the discretization error is larger, but the deformations are all within the goals set for this project. Due to the positioning of the equivalent columns (in the shear een tres) the Z-deflection s of the equivalent non-uniform column deviate from the Z-deflection of the simplified non-uniform structure. The X- and Y-defl ections however correlate completely. This is expected, and it is suggested that accurate X- and Ydeflections are more important.
Analyse Afbeelding 1
-ur
CJ
c:
c.. tD tD
a-c:
::J
c..
!. Q;' .... c:
;;
;:::;: r::J
0
c ::!' c"' ::J
0.. lll
Afbeelding
2
Conclusions Some important conclusions that can be drawn from this project are: For structures where the shear centre and the centroid do nol coincide, the method applied is not fully applicable. lt is possibie to examine part ofthe structural behaviour with the equivalent columns, but this wiJl require placing the equivalent column in one of either een tres. The choice, what centre to u se is dependani on the results that are required. If a structure consists of braeed frames (exc\usively or nol) where the neutral axes of the braeed frames do not coincide with the neutral axis of the complete structure, the diagonals of these braeed frames also contribute to the bending stiffness. Th is research has shown that the method of approximating a non-uniform structure with a non-uniform column is an insightful way to describe the structural behaviour of the non-uniform structure. Especially in the pre liminary design stages the non-uniform column me thod has many benefits over traditional methods in examining the structure.
Afbeelding 3
59
und M.E. van den Berg N.M.L Budé Ing. P.Y. Choi B.T. Dijkgraaf N. van Eijk Ing. S.W. Elders Ing. B.J.M. van de Giesen Ing. M. Hamers Ing. L.C.M. van Haren Ing. T.C. Hitgers Ing. A.A. Jacobs Ing. S.Jost M. Knulman M.A.E. Korthof J.B.A. van der Liet I.C.C. Luiting S. Mochawer M. Mulders E.J. Nap lng.P. Noom Ing. J. Olthof S.H.A. Penders M.E.Pieijte Ing. J.A.W.M. Roefs Ing. P.M.Rovers T.M.T. Schevenhoven (.).P.A. Smeets M. Smits A.J.M.A. Sweres T.J.E. Teemstra
A.M. van Veggel L. Vrieling
diploma-uitreiking faculteit bouwkunde 13 mei 2oo8
Technische Universiteit Eindhoven
jaargang 2007-2oo8 nummero4 1305 20o8
Inhoud pag. M.E. van den Berg Inzicht in de gemeentelijke prioriteit Een onderzoek naar het verbeteren van de processnelheid van Ruimte voor Ruimte projecten N.M.L. Budé Een onderzoek naar de positie van de zelfstandige detaillist in wijkwinkelcentra in Nederland
6
8
Ing. P.Y. Choi & Ing. J. Olthof Value capturing' bij metro-ontwikkelingen Onderzoek naar projectgerelateerde voorwaarden bij stationsontwikkeling van m etrobedrijf MTRC in Ho ng Kong
10
B.T. Dijkgraaf Rendementsverhoging in Universitair vastgoed Strategisch kwaliteitsmanagement bij multigebruik
12
N. van Eijk In het KADER van de vrijheid Herbestemming NDSM-terrein-oost Amsterdam Ing. S.W. Elders Care Leisure Environment Zorg. wonen en herstellen op een landgoed in Zuid-limburg
16
Ing. B.J.M. van de Giesen Beheerste stromingen in grote ruimten De werking en optimalisatie van een stuwdrukventilator
18
Ing. M. Hamers Kiezen van uitvoeringsmethoden voor de seriematige grondgebonden woningbouw Ee n keuzehulpmiddel voor het onderbouwd vastleggen van de uitvoeringsmethoden
20
lng. L.C.M. van Haren HeCoFiex-topvloer Een flexibele topvloer m et geïntegreerde verwarming en koeling
22
Ing. T.C. HiJgers Waardecreatie door investeringen in infrastructuur De meerwaarde van een metrostation in stedelijk gebied Ing. A.A. Jacobs Onderzoek naar de invloed van ontwikkelingsstadia van bedrijven op de huisvestingsbehoeften Ing. S. jost Bespreekbaar maken van de samenwerking in de projectontwikkelingsfase M. Knuiman Integraal samenwerken in de bouwsector Zachte kant van samenwerken, keihard I M.A.E. Korthof Dlscrepancies in Retail Property Valuation A study into discrepancies of internat and external valuation input determination within a real estate investment trust and how this affects the validity of valuatio ns . J.B.A. van der Liet Het vraaggericht revitaliseren van serviceflats I.C.C. Luiting
à la (c) ART (e) Setting voor kunstenaarsateliers en eetgelegenheid in het Lloydkwartier in Rotte rdam S. Mochawer Operatiens Research & MultiProject Management Als hu lpmiddel voor procesoptimalisatie en faalkosten reducering M. Muld ers Destination Downtown Modellering van de entreepuntkeuze van bezoekers aan binne nstedel ijke winkelgebieden
30
32
34
E.J. Nap Psychotectuu r Verkennend onderzoek naar psychologie in de architectuurpraktijk Ing. P. Noom Het individu leidend Een omgekeerde benadering van het thermisch comfort ten behoeve van de gebruiker
44
S.H.A. Penders Beheerste stromingen in grote ruimten De werking van een stuwdrukventilator toegepast op een praktijkcase
46
M.E.Pleijte Haalbaar? Meer dan alleen betaalbaar... ! Een onderzoek naar de rol van spin-off effecten van gebiedsantwikkeling in de haalbaarheid van deze ontwikkeling.
48
Ing. J.A.W.M. Roefs Bedaux Begrijpen Ontwerp voor een learn ing center op de Tilburgse universiteitscampus in dialoog met de architectuur van Jos. Bedaux.
50
Ing. P.M.Rovers Duurzaamheid duur? De kosten van energetische duurzaamheid inzichtelijk
52
T.M.T. Schevenhoven Publiek-Private Samenwerking bij Integrale Gebiedsontwikkellng De besluitvorming over realisatieovereenkomsten voor transformatiegebieden
54
C.J.P.A. Smeets Strategie Customer Approach in Sustainable Energy Systems Increasing customer demand in new sustainable housing developments M. Smits Transparantie van de Nederlandse vastgoedvoorraad Naar een tooi om de vastgoedvoorraad op 4 schaalniveaus (Nederland, provincie, regio, gemeente) in bee ld te brengen A.J.M.A. Sweres Naar een sluitende en passende keten voor het wonen Uitwerking van de keten voor alleenstaande moeders T.J.E. Teemstra Structural Vacancy in Office Buildings A study into the decision-making process of real esta te investors when deciding about the future of a structu rally vacant office building A.M. van Veggel Op het Snijvlak van Modernisme en Postmodernisme Het verhaal achter Almere Haven Centrum en een plan voor revitalisatie L. Vrieling Kiezen of verliezen? Een onderzoek naar de te hanteren criteria voor het succesvol selecteren van een samenwerkingspartnee voor het aangaan van een participerende samenwerkin gsrelatie
6o
62
64
66
M.E. van den Berg
Inzicht in de gemeentelijke prioriteit Een onderzoek naar het verbeteren van de processnelheld van Ruimte voor Ruimte projecten Afstudeerrichting
Construction Managementand Engineering Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. W.F. Schaefer Ir. E.G.). Blokhuis Drs. Y.M.A. Coenegracht MBA Datum afstuderen
29 april 2008
-
111
ur c
c..
11) 11)
..,
er c
::I
c..
~ Qj'
Samenvatting
Door telkens opnieuw kennis op te doen over de belangen en de organisatie van de gemeente is het mogelijk om de samenwer· king met de gemeente te verbeteren. Op deze manier kan er een bijdrage geleverd worden aan het verbeteren van de processnelheid van gebiedsontwik.kelingsprojecten en in het bijzonder aan die van Ruimte voor Ruimte projecten.
Keuzedimensie
(")
c
Trefwoorden
;:::;:
Gebiedsontwikkeling Prioriteit Samenwerking Belangen Gemeentelijke organisatie
..... (I) 0""
0
c
:E ,... c ::::J
0..
Verdeling van: • Capaciteit . Middelen • Informatie ·Invloed
Organisatiedimensie
(I)
6
Afbeelding 1 De keuze- en organisatiedimensie van prioriteit
"De processnelheid van gebiedsantwikkeling ligt lager dan gewenst", zo blijkt uit onderzoek van Van der Cammen (2007) en Huffstadt (2005). Dit vormt de probleemstelling die ten grondslag ligt aan dit onderzoek. De te lage processnelheid is ook van toepassing op Ruimte voor Ruimte projecten (projecten waarbij ruime woningbouwkavels worden ontw,ikkeld aan randen van kernen in Noord-Brabant om de kosten voor de subsidies voor de sloop van stallen in concentratiegebieden terugverdienen). Dit heeft geleid tot de volgende doelstelling: "Het achterhalen van de oorzaken van de lage processnelheid van Ruimte voor Ruimte projecten en het doen van aanbevelingen over de wijze waarop de processnelheid verhoogd kan worden." Met behulp van het 'ronden model' (Teisman 2ooo) is in dit onderzoek het besluitvormingsproces van Ruimte voor Ruimte projecten in kaart gebracht. Hieruit is naar voren gekomen dat het besluit om van de prospectfase over te gaan naar de projectfase anticipatief genomen wordt. Het gevolg is dat de besluiten om tot de samenwerkingsovereenkomst met de gemeente, de grondaankoop en het ontwerp te komen , elkaar gaan beïnvloeden. De h,ierop volgende probleemanalyse heeft de oorzaken van vertraging ten opzichte van de oorspronkelijke planning in kaart gebracht. Dit zijn: te weinig mankracht in de prospectfase; een te theoretische planning; problemen met het ondertekenen van de samenwerkingsovereenkomst; problemen met het ondertekenen van het inkoopcontract; problemen rondom de samenwerking met de gemeente en projectspecifieke oorzaken.
Onderhandelen gemeente
...
Tekenen SOK
•
LocatieJI>
...
Potentie locatie
Haalbaarheidsonderzoek
Projectbesluit
...
Einde Onderhandelen grondeigenaar
1a 1b
w 2
Einde
....
'
Goedkeuren ontwerp en bestemmingsplan
...
...
.l
Einde T
Tekenen inkoopcontract
3a 3b
Afbeelding 2 Momenten van het stappenplan in het besluitvormingsproces
De problemen rondom de samenwerking met de gemeente worde n hierbij het meest genoemd. Daarom z ijn de problemen rondom de samenwerking met de gemeente in het tweede deel van het onderzoek nade r onderzocht. In dit deel is er gekeken naar de oorzaken van de problemen rondom de samenwerking met de gemeente. De projectleiders van Ruimte voor Ruimte gaven hiervoor de volgende oorzaken: de beperkte capaciteit van de gemeente; beperkte bevoegdheden van de projectcoördinator; onvoldoende kennis; onvoldoende ervaring; en beperkte prioriteit. Uit het onderzoek blijkt dat deze oorzaken met e lkaar samenhangen en terug te voeren zijn op de toegekende prioriteit. De prioriteit die toegekend is aa n een project wordt in een organisatie namelijk vertaald in he t toekennen van capaciteit, middelen, informatie e n invloed. Des te hoge r de prioriteit, des te groter de impact op de bestaande organisatie is.
De toegekende prioriteit is afhankelijk van de mate van belang x de mate van urgentie van het project. Om de problemen rondom de sa menwe rking met de gemeente aan te pakken en zo de processnelheid te verhogen, za l de prioriteit van een project voor de gemeente verhoogd moeten worden. Dit kan door een project zo aan te passen, dat het daadwerkelijk een bijdrage levert aan de belangen van de gemeente. Hiervoor is kennis van de belangen van de gemeente nodig, welke op dit moment volgens de gemeen ten zelf niet altijd aanwezig is net als de kennis over de gemeentelijke organisatie.
7
De gemeentelijke belangen en organ isa tie zijn voor elke gemeente uniek. Vandaar dat de benodigde kenni s hierover bij elk project opnieuw opgedaan moet worden. Hiertoe is een stappenplan ontwikkeld, dat aanzet om te controleren of de benodigde kennis aanwezig is. Per stap is er aangegeven wie wat moet weten en doen. Dit zal er toe leiden dat de projectleiders beter voorbereid zijn, beter in staat zijn de belangen van de gemeente en de ontwikkelingsmaatschappi j te koppelen, het afbreukris ico van het project beter in kunnen schatten en risico's op vertraging binnen de gemeentelijke organisatie eerder zichtbaar worden. De conclusie is dat inzicht in de gemeentelijke belangen en organisatie bijdraagt aan het oplossen van de problemen rondom de sa menwerking met de gemeente en daarmee aan het verhogen van de processnelheid.
N.M.L Budé
Een onderzoek naar de positie van de zelfstandige detaillist in wijkwinkelcentra in Nederland Afstudeerrichting Real Estale Management & Development Afstudeercommissie Drs. J.j.A.M Smeets Ir. ing. l.I. Janssen Ir. S.J.E. Maussen MRE Drs. J.R.). van der Weerd Datum afstuderen 25 maart 2oo8
o0
c
~
7'
c
Samenvatting Door de factoren in kaart te brengen die de positie van de zelfstand.ige detaillist in wijkwinkelcentra in Nederland bepalen, kunnen uitspraken worden gedaan over hoe de positie van de zelfstandige detaillist behouden dan wel versterkt kan worden. Om goede uitspraken te kunnen doen zijn tientallen zelfstandige detaillisten verdeeld over vijf wijkwinkelcentra ondervraagd; met behulp van de resultaten van het onderzoek zijn mogelijkheden voor de toekomst van de zelfstandige detaillist geschetst en wat hierbij de rol van aanbieders van vastgoed zou moeten zijn.
:::J
a. m
8
Trefwoorden Zelfstandige detaillist Wijkwinkelcentra Winkelmarkt Trends en ontwikkelingen Aanbieders vastgoed
De positie van de zelfstandige detaillist in wijkwinkelcentra in Nederland is door de toegenomen concurrentie op de winkelmarkt, de opmars van het grootwinkelbedrijf, veranderingen in koopgedrag van consumenten en de voortdurende branchevervaging en schaalvergroting in de detailhandel, onder druk komen te staan. Al deze ontwikkelingen samen leiden tot een eenzijdig aanbod. Het behoud van de zelfstandige detai llist kan zorgen voor een gevarieerd aanbod; hierdoor wordt extra lirekkracht gecreëerd voor het wijkwinkelcentrum als geheel, hetgeen het bedrijfsresultaat van het gehele wijkwinkelcentrum alleen maar ten goede kan komen. De aanbieders van vastgoed zijn er dus bij gebaat dat de zelfstandige deta illist behouden blijft in het wijkwinkelcentrum in Nederland. Naar aanleiding van deze informatie is het interessant om te kijken hoe de zelfstandige detaillist in wijkwinkelcentra in Nederland op de huid,ige ontwikkelinge n op de winkelmarkt inspeelt. Dit levert voor de aanbieders van vastgoed belangrijke informatie over de ondernemers in hun wijkwinkelcentrum en het f\mctioneren van het wijkwinkelcentrum. Aan de hand van deze informatie kan worden gezocht naar oplossingen hoe aanbieders van vastgoed de positie van de zelfstandige detaillist in wijkwinkelcentra kunnen versterken en daarmee ook het functioneren van het wijkwinkelcentrum. Dit leidt tot de voigende hoofdvraag: Hoe kan de huidige positie van de zelfstand ige detaillist in wijkwinkelcentra in Nederland worden versterkt? Zelfstandige detaillisten verschillen (onderzoekseenheid) qua branche, type detaillist, vestigingsduur, oppervlakte vestiging en pand eigendom of huur. Deze kenmerken vormen de basis van de onderzoekseenheid en zijn bij elk verband als variabelen mee onderzocht, omdat deze mede bepalend kunnen zijn voor de positie. De positie van de zelfstandige detaillisten wordt beïnvloed door de bedrijfsvoering zelfstandige detaillist, de factoren van in invloed op wijkwinkelcentrumniveau en de trends en ontwikkelingen. De bedrijfsvoering van de zelfstandige detaillist bepaald hoe de producten aan de consu ment worden aangeboden. De factoren van invloed op wijkwinkelcentrumniveau bepalen of de consument het wijkwinkelcentrum bezoekt of niet e n of deze dus ook een bezoek brengt aan de zelfstandige detaillist. De zelfstand ige detaillist is bij deze factoren afhankelijk van het handelen van de ontwikkelaar, de belegger en de lokale overheid. Daarnaast wordt de positie van de zelfstandige detaillist beïnvloed doo r trends en ontwikkelingen in de vraag- en de aanbodzijde. De bedrijfsvoering van de zelfstandige detaillist, de factoren op wijkwinkelcentrumniveau en de tre nds e n ontwikkelingen bepalen indirect de positie van de zelfstandige detaillist in wijkwinkelcentra in Nederland. De positie kan direct worden gemeten met behulp van een oordeel over de huidige vestigi ngsplaats en de omzetontwikkeling. Het oordeel van de vestigingsplaa ts zegt veel over hoe het gesteld is met de positie van de zelfstandige detaillist, maar ook hoe de positie in het wijkwinkelcentrum is. De omzetontwikkeling van de afgelopen 3 jaar en de omzetverwachting voor de komende 3 jaar zeggen veel over hoe het nu met de zelfstandige detaillist gaat en hoe deze denkt over de positie van de onderneming in de toekomst. De landelijke cijfers bevestige n dat er sprake is van afna me van het aantal zelfsta ndige detaillisten. Met behulp van een enquête onder de zelfstandige detaillisten in 5 wijkwinkelcentra in Nederland zijn de factoren die van invloed zijn op pos itie en de positie gemete n. Hierdoor kunnen uitspraken worden gedaan over hoe de zelfstandige detailli sten bezig zijn met het verbeteren van hun positie en hoe aanbieders van vastgoed hiermee dienen om te gaan.
Bed:qihedlc.Ji..._. . . .t 0 0 0 0 0
Prijsstellillg; Penoueel;
Pm.Jd·•
Pnmdie; Toeiconast awmt~ urmcwmillcsvmm.
'·
Potüiezel&tmdirl! deiaillilt
PadtJa wnimoJDeiep ~ 0 0 0
Be11ikbwtlaid wij)cwiritebrdlum; Widaela.lllbod ckwalid; Stedellhouw:Jrunai&e en archie:tOIIische Jcwalitti.
Tre.Ua~ 0 0 0 0 0 0 0
Ooideel ve~pllats T.evMmid ~stigingdo~ie; 0 Andelll bcatie; 0
Af~a~m vanliet dlugrialc; Toename&adaljctlgmn; Toenama c:ullu!Je diversiei; Ver~ inkooppdragva ooiiM\\td. Concumztie door~ c:tlltra; Bran:hewrvac,illg en s~ilc; Filialisemc vanW wiZiltellmUclap.
I
0 0
Thekomst wDilcelcemNm; Redenen 'fèStÎgiZ!g.
Onm!tozdwilckeling Om2!1cdwikkeling afgebptn 3jur; 0 Owetomwikkeli!g laneMe 3jaar. 0
V
Afbeelding 1 Conceptueel model onderzoek
Uit de resultaten van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat de zelfstandige detaillist weinig gebrek aan ondernemer· schap valt te verwijten, ze zijn op verschillende manieren bezig om hun positie te versterken dan wel te behouden: Dit doen ze door zich te onderscheiden van het grootwinkel· bedrijf met behulp van het aanbod (specialisatie, uitbreiding assortiment en voortdurend inspelen op de markt) en het geven van extra service (full-service bedieningsvorm) . De zelfstandige detaillisten in de dagelijkse sector blijken hier iets succesvoller in te zijn dan de zelfstandige detaillisten in de niet-dagelijkse sector; Ook blijkt het meedoen met trends als schaalvergroting en branchevervaging voor de ze'lfstandige detaillisten in beide sectoren pos itief uit te pakken en een sleutel naar succes te zijn; Daarnaast blijkt dat aansluiting bij een winkeliersvereniging de bedrijfsvoering van de zelfstandige detaillist ten goede komt. Volgens de zelfstandige detaillisten ondervinden zij bij de bedrijfsvoering problemen door: Te hoge huur; Druk door het grootwinkelbedrijf; Het handelen van de beheerder enfof belegge r. De zelfstandige detaillisten vinden dat de beheerde r e nfof belegger zich niet actief opstelt ter behoud van de zelfstandige detaillist in het wijkwinkelcentrum in Nederland,
9 Kijkend naar de omzetontwikkeling blijkt het helemaal niet zo slecht te gaan met de zelfstandige detailli st. Bij het grootste deel van de zelfstandige detaillisten is de laatste 3 jaar sprake geweest van een positieve omzetontwikkeling en ook voor de toekomst zijn de zelfstandige detaillisten pos itief. Aan de hand van bovenstaande resultaten kunnen verschillende mogelijkheden voor de toekomst van de zelfstandige detaillist worden geschetst: 1. De zelfsta ndige detaillist versterkt zijn positie door mee te doen aan trends als schaalvergroting en branchevervaging 2. Flexibele huurvormen kunnen de sleutel zijn tot handhaving van de zelfstandige detailli st 3· De positie van de zelfstandige detaillist kan worden versterkt door relocatie in het wijkwinkelcentrum 4· Door de filialisering van het winkellandschap is er behoefte aan maatwerk; dit biedt volop kansen voor de zelfstandige detaillist 5· Zelfstandige detaillisten sluiten zich meer aan bij samenwerkingsvormen 6. Aansluiting bij een winkeliersvereniging komt de bedrijfsvoeri ng van een zelfstandige detailli st ten goede Per mogelijkheid zijn verschillende rollen voor aanbieders van vastgoed weggelegd om de zelfstandige detaillist in wijk· winkelcentra in Nederland te behouden. Door deze mogelijkheden op te pakken kunne n aanbieders van vastgoed zorgen voor versterking en behoud van de zelfstandige detaiJ!i st in wijkwinkelcentra in Nederland.
Ing. P.Y. Choi & Ing.
J.
Olthof
'Value capturing' bij metroontwikkelingen Onderzoek naar projectgerelateerde voorwaarden bij stationsontwikkelingvan metrobedrijf MTRC in HongKong Afstudeerrichting Construction Management and Engineering Afstudeercommissie Prof. dr. ir. W.F. Schaefer Ir. E.G.). Blokhuis Datum afstuderen 25 maart 2oo8
Afbeelding 1 Integratie van rail en vastgoed
Dl
U;' ..... c
c.
tD tD I:T c :::s
...
c. !2. ör' ("\
c
~~
Samenvatting In HongKong wordt de financieringsvorm 'value capturing' toegepast door metrobedrijf MTRC. Bij deze vorm wordt winst die ontstaat bij vastgoedontwikkeling gebruikt voor de financiering van metro-ontwikkeling. Dit is een vorm van indirecte 'value capturing'. Om meer kennis en inzicht te krijgen in deze vorm zijn projectgerelateerde voorwaarden onderzocht die MTRC stelt bij stationsontwikkeling in Hong Kong. Daarvoor is een literatuurstudie gedaan en zijn twee casestudies behandeld.
er 0
c:
~
7<"
c:
::l
a. ([)
IO
Trefwoorden Value capturing Finaucieringsvorm HongKong Stationsontwikkeling Metro-ontwikkeling
In Nederland zijn er problemen met de financiering van gebiedsantwikkeling en infrastructuur. Private investeerders zijn terughoudend om te investeren in publieke voorzieningen. Dit heeft met verschillende factoren te maken, zoais de rol van de overheid en de onduidelijkheid over projectopbrengsten. In tegenstei!ing tot Nederland investeert de par:ticuliere seclor in Hong Kong wel in gebiedsantwikkeling en infrastructuur. Zo worden bij de ontwikkeling van metrolijnen private partijen betrokken die participeren in de ontwikkeling van vastgoed rond stations. De winst die wordt gerealiseerd bij die ontwikkeling wordt gedeeld met het metrobedrijf ' Mass Transit Railway Corporation' (MTRC) en door dat bedrijf gebruikt voor de financiering van de aanleg van nieuwe metrolijnen. Dit principe wordt aangeduid als 'value capturing'. Kennis over de wijze waarop ' value capturing' in Hong Kong wordt toegepas t ontbreekt en ook in de keuzes die MTRC daarbij, maakt is geen inzicht. Het doel van het onderzoek is het verkrijgen van kennis en inzicht in de toepassing van 'value capturing' door een analyse van de projectgerelateerde voorwaarden die MTRC stelt bij de ontwikkeling van een stationslocatie en die maximale 'value capturing' beogen. Om de doelstelling te behalen is begonnen mei een literatuurstudie waarbij eerst een verkenning is gemaakt van de situatie in Hong Kong en van het bedrijf MTRC. Vervolgens is literatuur bestudeerd waarmee inzicht is verkregen in gebiedsantwikkeling in Hong Kong, de vormen van 'value capturing' en analysecriteria voor de cases tudies. De casestudies die bestudeerd zijn betreffen het project Tseung Kwan 0 Extension' (TKE), een nieuwe metrolijn met vijf nieuwe stations , en het project 'International Finance Centre' (IFC), een grootschalig station met meer dan 4ooooom ontwikkeld vastgoed, dat onderdeel is van de 'Airport Railway'. De casestudies zijn geanalyseerd aan de hand van drie analysecriteria die op basis van literatuuronderzoek zijn vastgesteld. De drie criteria zijn functionaliteit, kwaliteit en kosten-prijs. Voor de analyse van de casestudies is kwalitatief onderzoek verricht, waarbij interviews zijn afgelegd met betrokkenen en literatuur over het project is doorgenomen. Uit het onderzoek is gebleken dat 'value capturing' een financieringsvorm is waarbij waarde die is gecreëerd, als gevolg van een publieke voorziening, wordt afgeroomd en wordt gebruikt voor de financiering van die publieke voorziening. Belangrijke voorwaarden voor het creëren van waarde zijn functionaliteit, kosten-prijs en kwaliteit. Er zijn twee vormen van 'value capturing' namelijk de directe en de indirecte vorm. Bij de directe vorm van 'value capturing' geldt dat diegene die de publieke voorziening gebruikt er ook direct voor betaald. Bij de indirecte vorm wordt de waarde van de voorziening via andere wijze afgeroomd. MTRC past een vorm van indirecte 'value capturing' toe. Bij de ontwikkeling van een nieuwe metrolijn krijgt het ontwikkelingsrechten !Dij de stations. Daarmee kan het vastgoed ontwikkelen, wat het doet in samenwerking met private ontwikkelaars die alle kosten voor de ontwikkeling op zich nemen. MTRC krijgt een
-... Dl
û1'
c
c. RI RI
tr
c
:::s
c. RI
öl'
n
c
[ CT
0
c
:E
A'
c
::::> 0..
11)
Afbeelding
2
International Finance Centrein HongKong
deel van de winst uit die ontwikkeling. Dat gebeurt op twee manieren; MTRC krijgt een deel van de winst direct uitbetaald of het krijgt deze in de vorm van het eigendom van vastgoed op de locatie. De winst of de opbrengsten uit de verhuur of het bezit van het eigen vastgoed, gebruikt MTRC voor de aanleg en exploitatie van haar metrolijnen. MTRC heeft tijdens dit gehele proces een centrale rol waarbij het verantwoordelijk is voor de onderhandelingen met de overheid, het masterplan, het bepalen van de functies op een locatie en het aanbesteden van onderde· Jen aan ontwikkelaars. Doordat het ook eigendom van vastgoed krijgt is het ook bij de beheerfase van het project betrokken. Daarom vindt MTRC het belangrijk dat een project een goede kwaliteit heeft die duurzaam is. Om dat te waarborgen zorgt het ervoor dat rail en vastgoed zoveel mogelijk met elkaar worden geïntegreerd. Daardoor stijgt het aantal reizigers en krijgt een gebied meer kwaliteit en waarde. Uit de analyses is gebleken dat er vier projectgerelateerde voor· waarden die voor MTRC van belang zijn bij stationsontwikkeling. De twee casestudies leverden de volgende voorwaarden op: Toepassing van 'partnering'; Centrale rol bij projecten; Kwaliteit door integratie van rail en va stgoed; Positief rendement over lange termijn. 'Partnering' speelt een belangrijke rol bij het verhogen van de kwaliteit en besparing van de kosten. Bij 'partnering' werken ontwikkelaars, investeerders, (onder) aannemers en MTRC integraal en op 'open' wijze samen. De centrale rol die MTRC heeft bij het leiden van de stationsontwikkeling zorgt voor een betere kwaliteit. MTRC is zo in staat om keuzes af te wegen en voor duurzame oplossingen te kiezen. Het baseert zich hierbij op marktonderzoek en financiële berekeningen. Hierbij probeert MTRC rail en vastgoed zoveel mogelijk met el.kaa.r te integreren. Die integ.ratie leidt tot meerwaarde voor het totale gebied en voor een toename van het aantal reizigers.
Il
Doordat beide activiteiten elkaar versterken ontstaat een duurzaam kwaliteitsniveau . Het belangrijkste voor MTRC blijft de exploitatie van de metro, de vastgoedontwikkeling mag daarop geen negatief effect hebben. Daarom probeert het bedrijf zoveel mogelijk risico's te beperken bij vastgoedontwikkeling en deze over te dragen aan de ontwikkelaars. De marktsituatie is daarbij een belangrijke risicofactor waarop MTRC geen invloed heeft. Doordat de vastgoedmarkt in HongKong vergaand is ontwikkeld en hoge prijzen kent , blijft het risico hiervan voor MTRC klein. Het onderzoek biedt zowel inzicht als kennis over de vorm van 'va]ue capturing' die wordt toegepast bij de ontwikkeling van geïntegreerde rail en vastgoedprojecten in Hong Kong. Door de beperkte beschikbaarheid van data was het niet mogelijk om diepgaand onderzoek te doen naar het onderwerp. Toch geeft het een goed beeld van de situatie in Hong Kongen kan het oploss·ingsrichtingen aanbieden voor de problemen met financiering in Nederland.
B.T. Dijkgraaf
Rendementsverhoging in Universitair vastgoed Strategisch kwaliteitsmanagement bij multigebruik Afstudeerrichting
Vastgoedbeheer Afstudeercommissie
Prof. dr. ie W.F. Schaefer Ir. E.G.). Blokhuis Ir. T. Edelkoert Datum afstuderen
29 april 2008
-... Dl
ur c
c. tD tD C"
c
:::s
c.
~
ëJ'
("\
c
~· 0'" 0
c::
::E
~
c::
::>
0.. 11>
Samenvatting
Universiteiten dienen door afnemende overheidfinanciering op zoek te gaan naar manieren waarop het vastgoed ingezet kan worden als strategisch middel en niet enkel als last te zien. Een van de mogelijkheden is het intensiever betrekken van bedrijfsleven als het gaat om verhuur van vierkante meters. Vaak is campusvastgoed niet courant genoeg of zijn universitaire Corporale Real Estale Managers niet professioneel genoeg om deze manier van inkomstenwerving te exploiteren. Dit onderzoek beschrijft; wie zijn de gebruikers?; welke universiteiten in Nederland gebruik kunnen maken van deze studie, wie is er verantwoordelijk?; Hiermee worden organisatorische bewegingen binnen universiteiten gekoppeld aan de gerichtheid op verhuur aan derden. Wat verstaan we onder vastgoedkwaliteit? En niet onbelangrijk; Hoe kunnen we dit meten?
.. c • .._,.~ ..
,...,
'
Trefwoorden !2
Universitair vastgoed Corporale Real Estale Management Kwal i te i tsmanagemen t Bedrijfsleven Quality Function Deployment
Rguur 1 Voorbeeld "Barcode" portfolioverhoudingen van de TU Delft
Nederlandse universiteiten hebben sinds 1995 te maken gehad met een afname van fin anciële middelen vanuit het Rijk. De overheid bezuinigt op het hoger onderwijs en scherpt regelgeving aan, waardoor het voor veel universiteiten steeds noodzakelijker word t alternatieve financieringsbronnen aan te boren en dienen zich bedrijfsmatiger en meer prestatiegericht op te stellen. De afnemende financiering heeft ook co nsequenties voor het vastgoed. Bijna alle Nederlandse universiteiten hebben momenteel vastgoedleningen lopen. Dit gegeven gecombineerd met de aantrekkende banden met het bedrijfsleven roepen vragen met betrekking tot huisvesting en de verhuurbaarheid hiervan. Voor een deel kan de oorzaak gevonden worden in de aansluiting van de geboden hui svest ingskwaliteit ten opzichte van de gevraagde huisves tingskwaliteit. De inventarisatie van de voornaamste campuskarakteristieken van de universiteit en deze te meten aan de wensen van marktpartijen helpt de verhuurbaarheid aan deze partijen te verhogen. Niet alle universiteiten in Nederland hebben baad bij dit inzicht. De combinatie van verschillende vastgoedtyperingen resulteren in een mengvorm die te betitele n is als 'Barcode' (figuur 1 -Voorbeeld Delft) . Een inschaling voor alle Nederlandse universiteiten naar portfoliopotentie geeft aan dat het merendeel van de Nederlandse universiteiten zich meer wil en kan richten op de betrekking van bedrijfsleven. De specificatie naar 'verhuurbaarheid aan derden' resulteert in een aantal waardetoevoegende maatregelen waar men de focus op moet houden tijdens de vorming van vastgoedplannen. Deze maatregelen kunnen gekoppeld worden aan organisatorische bewegingen. Het blijkt dat een hoge positionering van Corpora te Real Estale Management (CREM) het beste aansluit bij de doelstelling om marktbehoeften beter in te schalen. Er kleven ook nadelen aan deze organisatorische beweging, als
Zwaarte toekenni g arakteristiek
Objectief Karakteristieken varianten
Subjectief
[!
Zwaarte
oekenning lantvraag
Klantvraag marktpartijen
[
confrontatie
Resultaat afwijking karakteristiek
l
Resultaat afwijking klantvraag
Resultaat Totaal 0" 0
c
::!:
7'
c
::::l
0..
ro
Figuur 2 Vereenvoudigd overzicht van de Quality Fundion Deptoyment tbv inschaling vastgoedkwaliteit
bet verlies van contact met het primaire proces en de faculteiten binnen een universiteit. Deze kunnen worden gecompenseerd door formeel relatiemanagement, met name van de CREM-afdeling met de facili taire dienst. De objectieve kwaliteitszijde betreft een starre set gegevens die meetbaar te maken zijn. Vijverberg heeft in zijn onderzoek naar de verschillende methoden van kwaliteitsmeting voor kantoorhuisvesting een aantal methoden geanalyseerd. Binnen dit onderzoek bleek de Real Estate Norm (REN) de meeste potentie te hebben om gebruikt te worden geïntegreerd in een meetinstrument voor kwalitatieve vraag en aanbod. De REN beschrijft een aantal punten waarmee een locatie of gebouw op een 5puntschaal gewaardeerd wordt. Deze waarderingen kunnen worden toegekend aa n zogenaamde scenario's. De scenario's zijn in geval van locatieonderzoek verschillende typen campus terreinen vertegenwoordigen die getoetst kunne n worden op hun e igenschappen. Aan de subjectieve kwaliteitskant vindt men de klantwens van de marktpartij die getoetst kan worden aan de vraag die de universiteit heeft om zo de overlap te ontdekken. Een voorbeeld uit het Angel-Saksische campusmodel is dat een hechte relatie met de stad een succesfactor is voor de aantrekkelijkheid van de campus. Om de objectieve en subjectieve kwaliteit te laten ' raken' z ijn er de laatste 20 jaar een aantal methoden ontworpen die op een of andere manier een correlatie tussen subjectiviteit en objectiviteit geven. Een van de bekendste en meest gebruiksvriendelijke methode is 'Quality Function Deployment' (figuur 2 - Overzicht QFD) . Door een aantal aanpassingen te doen kan deze methode gebruikt worden om wensen van marktpartijen te confronteren met locatie- enjof gebouweigenschappen en hier een numerieke waardering aan te geven die de overlap representeert.
De koppeling van de voornaamste campuskarakteristieken van de universiteit en de wensen van marktpartijen blijkt moeilijk vertaalbaar te zijn naar een generaal adviesmodeL Een eenduidig antwoord wat 'een universiteit' bijzonder maakt moet op de eerste plaats gezocht worden binnen de kennis- en faciliteitendeling. Dit is voor elke universiteit anders aangezien een technische universiteit andere faciliteiten biedt en bedrijven huisvest dan bijvoorbeeld een alpha-universiteit Er kan geconcludeerd worden dat het onderzoek erg goed dienst doet als discussiemodeL Het rekenmodel wordt gebruikt als 'kapstok' en laat verbanden zien die wellicht over het hoofd gezien worden bij traditioneel programmamanagement.
13
N. van Eijk
In het KADER van de vrijheid Herbestemming NDSM-terrein-oost Amsterdam Afstudeerrichting
Architectuur Afstudeercommissie
Prof. dr. B.J .F. Colenbrander Dip!. ing. H.H. Yegenoglu Prof. dip!. ing. C. Rapp Datum afstuderen 25
maart
2008
Samenvatting
CJ
ül' c:
0.. ~ ~
....
er
c: :::s
0..
~
or n
c
;:::;:
Voor het NOSM-Ierrein is een herbeslemmingsontwerp gemaakt, waarbij het begrip vrijheid een belangrijke rol speelt. Dit wordt door veel mensen als bijzondere waarde van de huidige situatie ervaren. Conclusie van een onderzoek naar het begrip vrijheid is echter ook, dat vrijheid gedefinieerd wordt door een kader, door dingen die vast liggen, onmogelijk zijn of door afspraken. Voor het NOSM-Ierrein is een kader ontworpen wat deels bestaat uit fysieke elementen en deels uit abstracte elementen.
~ o-
Trefwoorden
c
Herbes temming Scheepswerf Kader vs. vrijheid Particulier opdrachtgeverschap Collectief vs. indi vidu
0
::?:
"'
c
::J
a_
ro
Afbeelding 1 Voorzieningentoren
Het NDSM-terrein l.igt aan het IJ in Amsterdam Noord en is tot 1984 in gebruik geweest als scheepswerf. De belangrijkste dingen die hieraan herinneren zijn 4 grote loodsen, 2 schee pshellingen en een kraan. Het ensemble van deze objecten staat op de nominatie om tot Rijksmonument benoemd te worden. In de periode na 1984 is er langzamerhand andere bedrijvigheid in de plaats gekomen van de scheepsbouw. De plek wordt op dit moment vooral gebruikt door mensen die niet goed een plek kunnen vinden in de rest van de stad. Daarbij valt te denken aan kunstenaars die goedkope werkruimte zoeken, kleinschalige bedrijfjes, culturele verenigingen, ondoorzichtige handeltjes, soms ook zwervers, mensen die materiaal willen opslaan en organisatoren van allerhande evenementen. Voor de evenementen lenen de grote loodsen zich uitstekend. De individuele ruimte is echter beperkt. Tijdens het project is een fasc.inatie ontstaan voor de vrijheid die er op het terrein heerst en die veel gebruikers van de pl ek als een bijzondere waarde beschouwen. Ook de omgang met de 'monumenten' is daarbij opmerkelijk. Er wordt vrij respectloos omgegaan met de materialen . Vee l gebouwen staan er vervallen bij en het volspuiten van gevels met graffiti is aan de orde van de dag. Om deze reden en zijn de begrippen authenticiteit, wat sterk samenhangt m et monumentenzorg, en vrijheid nad er onderzocht. Ik concludeer dat authenticiteit niet zozeer te maken heeft met het in een bepaalde staat conserveren van mater.iaal. Op deze locatie is het bijvoorbeeld juist heel kenme rkend dat de gevels voortdurend zijn veranderd. Een belangrijke conclusie aangaande het begrip vrijheid is dat vrijheid niet kan bestaan zonder dat er dingen vastliggen. Dit noemen we dan beperkingen, regels of kaders. Hoe meer er vastgelegd is, des te beperkter is de vrijheid en dus de mogelijkheid tot het zelf maken van keuzes en het uitdrukken van de eigen identiteit. Veel vrijheid brengt echter ook problemen van onvoorspelbaarheid met zich mee. Dit kan bijvoorbeeld belemmeringen opleveren in de praktische bruikbaarheid .
Afbeelding
2
Huidige situatie
Afbeelding 3 Toevoeging voorzieningentorens
co c
~
7'
c
::l
0.. Cl)
Afbeelding 4 Terrein half gevuld
Afbeelding 5 Terrein geheel gevuld
Er is een plan gemaakt voor het terrein wat houvast biedt voor langere tijd. Daarbinnen zijn een aantal waardevolle kenmerken van het terrein als uitgangspunt genomen. De belangrijkste zijn de vrijheid die er heerst en de bedrijvigheid die het terrein altijd gekenmerkt heeft. Daarnaast worden de bestaande gebouwen gebruikt voor functies die er goed bij passen en moet er meer ruimte komen voor individuele gebruikers. Tegelijkertijd is het de bedoeling de imposante open ruimten in de loodsen en op de hellingbanen te benadrukken. De omgang met de gevels is zo veel mogelijk in lijn met de voorgaande ontwikkelingen. De serie uitgangspunten heeft geleid tot een concept. Hierin valt het plan in 3 lagen uit te splitsen. r. bestaande objecten: loodsen als openbare ruimte en binnenkant hellingbanen als goedkope atelierruimte. 2. voorzieningenlaag: hierin worden de basale wijkvoorzieningen geconcentreerd, waaronder parkeren. 3· weefsel: hierin worden individuele gebouwen opgenomen.
Er wordt een kader opgesteld waarbinnen zich een nieuw fijn mazig weefsel kan gaan vorme n. Hierin kunne n individuele gebouwen opgenomen worden. Het kader is dusdanig opgesteld dat deze bebouwing een aantal gemeenschappelijke kenmerken zal hebben , maar de gebruikers daarnaast ook een bepaalde vrijheid houden om hun identiteit tot uiting te kunnen brengen. De bestaande objecten word en door het weefsel ingebed en de gigantische afmetingen ervan worde n benadrukt door de fijnma zigheid va n het weefsel. He t weefsel kru ipt in de huid van de loodsen, waardoor de binnenruimten van die loodsen gaan functioneren als overdekte openbare ruimten. Hier kunnen nog steeds allerlei evenementen gehouden worden.
De belangrijkste en meest bruikbare elementen op het terrein zijn de 4 loodsen en de 2 hellingbanen. Deze worden in het plan behouden. De loodsen kunnen voor grote evenementen worden gebmikt en zijn openbaar gebied. De bovenvlakken van de hellingbanen blijve n leeg en vormen daarmee publieke buitenruimte. De binnenruimten van de hellingbanen kunnen in gebmik blijven als goedkope atelierruimte. De belangrijkste voorzieningen die de wijk nodig heeft worden geconcentreerd in 12 torens. Het is de bedoeling dat het weefsel fijnmazig wordt m et veel activiteit op het maaiveld. Stilstaande auto's passen niet in het straatbeeld. Hier wordt plek voor geboden in de voorzieningentorens. Daarnaast kan men in de torens afval inleveren en zijn er brandkranen te vinden. Bovenin de torens bevinden zich bijzondere ruimtes die voor publieke functies bestemd zijn. Daarbij kan gedacht worden aan een postkantoor. kinderopvang, wasserette, sportvoorziening, expositieruimte, (avond)winkel. café of hotel.
Waar het weefsel en de loodsen elkaar raken ontstaat een confrontatie. Er is voor gekozen om te gaan met de loodsen zoals dat door de jaren heen gedaan is. Daarbij werden met het grootste gemak aa nbouwen aan de loodsen gemaakt, gevels doorbroken en weer dicht gemaakt of zelfs h ele gevels voorzien van nieuwe raam partijen. Het zijn juist de hoofddraagconstructie en bepaalde constructiedelen in de gevels die een meer permanent karakter h ebben en daarom ook behouden blijven in de nieuwe gevels.
Ing. S.W. Elders
Care Leisure Environment Zorg, wonen en herstellen op een landgoed in Zuid-Limburg Afstudeerrichting
Architectuur Afstudeercommissie
Prof.ir. B. Molenaar Ir. ).).P.M. van Hoof Dr. J.C.T. Voorthuis Datum afstuderen 25
maart 2008
Samenvatting
Afbeelding 1 Vogelvlucht: De nieuwbouw en het bestaande kloosler vormen samen een nieuw gebouw
De Care Leisure Environment is een landgoed in Zuid-Limburg met verschiUende functies gericht op senioren. Het bevat onder andere een (zorg)hotel, herstelkliniek, congrescentrum en levensloop bestendige woningen. De verschillende gebouwen zijn ontworpen vanuit de gebruiker met het doel zoveel mogelijk zintuigen aan te spreken. De thema's plaatsgebondenheid, tektoniek, materialisering en daglicht spelen daarbij een belangrijke rol. Daarnaast is een gebouw ontworpen vanuit een opeenvolging van ervaringen, zodat het gebouw interessant is en vooral ook blijft voor de verschillende gebruikers. CT
0
c
:E
"' c ::J a. (1)
r6
Trefwoorden
Zorg(hotel) Senioren Vergrijzing Zintuiglijke architectuur Leisure Afbeelding 4 De overgang tussen oud en nieuw biedt uitzicht op het hof met de beeldentuin
De komende periode zullen we te maken krijgen met de gevol· gen van de vergrijzing. De levensverwachting van mensen wordt steeds groter, te.rwijl de omvang van nieuwe generaties steeds kleiner wordt. De vergrijzing eist van ons na te denken over de wensen en behoeften van senioren. Hoe zal de ouderenzorg er bijvoorbeeld uit gaan zien, wanneer een kwart van de totale bevolking moet worden verzorgd door een kwart van de beroepsbevolking? Wat zijn de gevolgen voor de kwaliteit van de leefom· gevingl Het is belangrijk een kwaliteitsslag te maken in het bestaande bestand van gebouwen in de zorg. Niemand wil ouderen tegenwoordig nog in een bejaardenhuis onderbrengen. We moeten terug naar de basis. De nadruk moet komen te liggen op de gebmikers. De relatie tussen mens en gebouw. Via een conceptontwikkelaar kwamen de plannen voor de Care Leisu re Environment in beeld. Dit concept is een antwoord op het p robleem van de vergrijzing. Het koppelen van verschillende functies die voor senioren belangrijk zijn binnen een complex heeft grote voordelen voor alle gebruikers. Interactie tussen verschillende gebruikersgroepen in een inspirerende omgeving kan leiden tot kruisbestuiving. Niet alleen zorg en herstel is daarom het uitgangspunt, maar ook cultuur en ontspanning zijn belangrijk. Het uitgangspunt van het ontwerp is zintu iglijke architectuur. Eerst is een analyse van het werk van architecten als Zumthor, Kahn en Barragán gemaakt. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de thema's plaatsgebondenheid, tektoniek, materiaal en daglicht een voorwaarde zijn voor de architectuur die in dit p roject nagestreefd is. Deze zintuiglijke thema's zij n meegenomen in het uiteindelijke ontwerp.
Afbeelding 2 ln de entreegang wisselen licht en zicht elkaar af waardoor verschillende ervaringen ontstaan
Afbeelding 3 Impressie van de hotellobby
Afbeelding 5 De opening in het gebouw trekt het landschap en zijn bezoekers naar binnen
Afbeelding 6 Vanuit de beeldentuin wordt een ingekaderd uitzicht over het landschap zichtbaar
De Care Leisure Environment is ontworpen op landgoed Blankenberg in Cadier en Keer, Zuid-Limburg. Het bestaande, monumentale kasteel wordt herbestemd en uitgebreid. Op het landgoed komen twee nieuwe gebouwen; een herstelkliniek en een woongebouw. De uitbreiding van het kasteel tot een zorghotel en congrescentrum is verder uitgewekt Het landgoed sluit aan op een bes taa nd netwerk van fiets- en wandelpaden in een prachtige omgeving. De intensieve relatie met het landschap zorgt ervoor dat mensen worden uitgedaagd te gaan bewegen en dus herstellen. Het complex is ontworpen vanuit de gebruiker. Er is geprobeerd om meerdere zintuigen te prikkelen. De opeenvolging van verschillende ervaringen en ruimtes met elk een eigen kwaliteit zorgen voor een leefbaar gebouw. Een gebouw dat uitnodigt om te gebruiken en er te verblijven. De koppeling van functies zorgt voor effectiviteit, vooral op het gebied van ruimtegebruik en personeel. Het complex wordt zo exploitabel en kosten kunnen in de hand gehouden worden. De combinatie van zorg, herstel, wonen, (preventieve) gezondheid, opleiding, ontspannen, cultuur en toerisme is een manier op de kwaliteit van de zorg naar een hoger niveau te brengen. De Care Leisure Environment is daarmee een antwoord op de problemen en vragen die de aankomende vergrijzing met zich meebrengt.
Ing. B.J.M. van de Giesen
Beheerste stromingen in grote ruimten De werking en optimalisatie van een stuwdrukventilator Afstudeerrichting Physi~s
of the Built Environment
Afstudeercommissie
Prof. ir. P.G.S . Rutten Prof. dr. ir. J.L.M. Hensen Dr. ir. M.G.L.C. Loomans Datum afstuderen 29
april
2008
I»
iil' c: c..
I'D I'D
;. c: ::s c..
!!.. öl' r">
c::
..... 11) ..... er 0 c:: ~
;><"
c::
:::>
Cl.
Samenvatting
In ruimten is het belangrijk dat er voldoende wordt geventileerd om de concentratie van verontreinigingen niet te laten oplopen en tot een onschadelijk niveau te beperken. Stuwdrukventilatoren worden vaak toegepast ten behoeve van ventilatie in grote ruimten. Er is echter weinig bekend over hoe er bij de toepassing van stuwdrukventilatoren met zo min moge· lijk ventilatoren zo veel mogelijk lucht in de gewenste stromingsrichting verplaatst kan worden. Ter validatie van de simulatiemodellen zijn nieuwe metingen aan een stuwdrukventilator uitgevoerd. Het doel van dit onderzoek is tot een optimalisatie te komen waarbij onder andere de tussenafstand van de stuwdrukventilatoren bepaald kan worden.
11)
Trefwoorden
Numerieke simulatie (CFD) Luchtstroming Stuwdrukventilator Parkeergarage Optimalisatie
/. ' '- ... . 0
----~ Pressure inlet
,r
.
in let
_,
'·
l" Symmetry
T:: f Pressure outlet
Afbeelding 1 Randvoorwaarden simulatiemodel parkeergarage
Stuwdrukventilatoren worden vaak toegepast ten behoeve van de ventilatie in grote ruimten (figuur 2). Er is echter weinig bekend over hoe er bij de toepassing van stuwdrukventilatoren met zo min mogelijk ventilatoren zo veel mogelijk lucht in de gewenste stromingsrichting verplaatst kan worden en wat de invloed van randvoorwaarden als drukverschil is. Tevens zijn er beperkte meetgegevens beschikbaar, zodat simulaties onvoldoende gevalideerd kunnen worden. Het doel van dit onderzoek is tot een optimalisatie te komen waarbij onder and ere de tussenafstand van de stuwdmkventilatoren bepaald kan worden bij verschillende parameters als drukverschil , volumestroom en impuls. Tevens is de invJoed van de uitblaasopening en uitblaassnelheid onderzocht. Voor het onderzoek zijn metingen verricht aan de luchtstroom van de stuwdrukventilatoren. Er zijn diverse varianten bemeten zoals onder andere een vrije jet en een wand jet. Op diverse afstanden vanaf de uitblaas van de ventilator is het snelheidsprofiel bepaald. De turbulentie-intensiteit kan bepaald worden uit de fluctuatie van de snelheid. Nadat alle varianten bemeten waren kon in CFD van start worden gegaan met het modelleren van de meetopsteJjjng. Met behulp van een gestructureerd grid en het Standard kmodel is een 3D model opgezet. Vervolgens is onderzocht onder welke randvoorwaarden de stuwdrukventilator het beste in CFD gemodelleerd kon worden. Met de verkregen meetgegevens zijn de CFD-simulaties gevalideerd. Hierna is aanvang gemaakt met de case optimalisatie. Voor de case optimalisatie is een eenvoudige parkeergarage met een afmeting van 28 x 100 x 3 m3 gemodelleerd (figuur 1) . In deze ruimte zijn stuwdrukventilatoren met verschiUende tussenafstanden gemodelleerd. De verschillende mod ellen beschikken over één tot acht ventilatoren. Er is gevarieerd in drukverschil over de ruimte, volumestroom , impuls, en afmeting van de
Afbeelding
2
Stuwdrukventilator in een parkeergarage
stuwdrukventilator. De varianten zijn beoordeeld op de gemiddelde luchtsnelheid ter plaatse van de achterzijde van het model, de minimale luchtsnelheid op diverse dwarsdoorsneden en de uniformiteit als verhouding van minimale snelheid gedeeld door de gemiddelde snelheid.
De luchtverplaatsing in de ruimte is dus sterk afhankelijk van de volumestroom van de stuwdrukventilatoren. Indien de impuls gelijk wordt gehouden, is er een optimum van de luchtstroming nabij een tu ssenafstand van de stuwdrukventilatoren van negen meter.
Bij een gelijke volumestroom is de gemiddelde snelheid het hoogs t voor het model met één stuwdrukventilator. Naarmate het aantal stuwdrukventilatoren toeneemt, neemt de gemiddelde snelheid af. De gemiddelde snelheid van het model met één stuwdrukventilator is ruim twee maal zo groot als van het model met acht stuwdrukventilatoren. Er treedt echter terugstroming op bij het model met één stuwdrukventilator. Hierdoor is de uniformiteit erg laag. Uit een vergelijking van de gemiddelde snelheid, de minimale snelheid en de uniformiteit volgt dat de moddlen met het aantal van drie en vier stuwdrukventilatoren de beste resultaten vertonen. Om ee n zo optimale luchtstroming te verkrijgen die 'voldoet' aan de gemiddelde snelheid, uniformiteit en minimale snelheid zullen de stuwdrukventilatoren met een tussenafstand van acht meter(± rm) moeten worden toegepast.
Indien er een drukverschil over de toevoer van de ruimte wordt gezet verandert de luchtstroming in de ruimte. Een positief drukverschil, ter grootte van ro Pa, resulteert in aanzienlijk hogere gemiddelde snelheden terwijl een negatief drukverschil van in aanzienlijk lagere snelheden resulteert. Bij een negatief drukverschil ter grootte van ro Pa is de gemiddelde snelheid negatief waardoor de lucht op het einde van het domein in tegengestelde richting stroomt. De jet afkomstig van de stuwdrukventilatoren wordt volledig teniet gedaan. Een negatief drukverschil of een drukverschil in tegengestelde -richting zal te allen tijde voorkomen moeten worden.
Er is onderzocht of een kleinere stuwdrukventilator met hogere uitblaassnelheid en een grotere ven lilator met lagere snelheid invloed heeft op de luchtstroming. Hieruit blijkt dat het model met de kleinste uitblaasopening van de stuwdrukventilator in combinatie met de hoogste uitblaassnelheid de grootste luchtstroming teweegbrengt. Het model met de grootste uitblaasopening en de laagste uitblaassnelheid res ultee rt in de laatste gemiddelde snelheid. Het toepas sen van een kleinere stuwdrukventilator met een grotere uitblaas snelheid is raadzaam. De verhouding tussen de gemiddeld e snelheid en de volumestroom van de stuwdrukventilatoren is lineair. Een verdubbeling van de volumestroom resulteert in een gemiddelde snelheid die ook verdubbeld is.
Indien de stuwdru.kventilatoren uitgeschakeld zijn kan er een luchtstroming op basis van het drukverschil verkregen worden. Elij een klein drukverschil zijn het hoofdzakelijk de stuwdrukventilatoren die de luchtstroming teweegbrengen. Naarmate het drukverschil toeneemt, wordt de invloed van de stuwdrukventilatoren steeds minder.
Ing. M. Hamers
Kiezen van uitvoeringsmethoden voor de seriematige grondgebonden woningbouw Een keuzehulpmiddel voor het onderbouwd vastleggen van de uitvoeringsmethoden Afstudeerrichting Construction Technology
Dl
ül' r::
c. tD
..,tD
AfstudeercommIssie Prof.ir. F.J .M. Scheub lin Dr.ir. E.W. Vastert Ing. C.M. de Bruijn J. van de Sande Datum afstuderen 25 maart 2008
1:7'
r:: :::1
c.
~
äl' ,.... r::
,...,. C1)
CT
0
c
:!
A"
c
::::>
a. C1)
20
Samenvatting In het onderzoek is een keuzehulpmiddel ontworpen, waarmee de gebruiker in stappen op een beargumenteerde en gestructureerde wijze, aan de hand van de vastgestelde projectkenmerken op basis van maakbaarheid, tijd en geld de keuze voor de uitvoeringsmethoden kunnen maken, controleren en vastleggen. Het betreft de uitvoeringsmethoden voor de seriematige grondgebonden woningbouw voor de bouwdelen dragende wanden, verdiepingsvloeren, binnenspouwblad gevel en hellend dakconstructie. De basis van het keuzehulpmiddel is een stroomschema bestaande uit vijf stappen (WAT, HOE, VERGELIJKEN, KIEZEN en DEFINITIEF?) en een terugkoppeling per bouwfase. Het keuzehulpmiddel is een werkend programma wat gemaakt is in MS Excel. Trefwoorden Uitvoeringstechniek Uitvoeringsmethoden Woningbouw Keuzeproces Keuzehulpmiddel
Afbeelding 1 Seriematige grondgebonden woningbouw
Het kiezen van uitvoeringsmethoden is niet eenvoudig voor de aannemer. Tijdens het ontwikkelingstraject van een bouwproject zijn er allerlei factoren die de keuze voor een bepaalde uitvoeringsmethode beïnvloeden. Om tot een keuze van de meest geschikte uitvoeringsmethode te komen moet het keuzeproces gestructureerd plaatsvinden. Deze structuur kan worden aangebracht met behulp van een keuzehulpmiddeL Dit heeft geresulteerd in een afstudeerpro'ject met als doel voor het te ontwikkelen hulpmiddel: 'Een keuzehulpmiddel waarmee de medewerkers van het projectbureau van Korteweg in stappen op een beargumenteerde en gestructureerde wijze, aan de hand van de vastgestelde projectkenmerken op basis van de criteria maakbaarheid, tijd en geld de keuze voor de uitvoeri ngsmethoden kunnen maken, controleren en vastleggen.' Voor het verkrijgen van de 'inhoud ' voor het keuzehulpmiddel zijn de projectkenmerken bepaald die van belang zijn bij de keuze van de uitvoeringsmethode voor de woningscheidende/dragende wanden, verdiepings-jdakvloeren , binnenspouwblad gevel en hellend dakconstructie. Daarnaast is de invloed van deze projectkenmerken op de uitvoeringsmethod en uitgedmkt in maakbaarheid, tijd en geld. In het onderzoek zijn voor de uitvoeringsmethoden randvoorwaarden geformuleerd, die aanwezig moeten zijn in een project voor het kunnen toepassen van de uitvoeringsmethoden. Daarnaast zijn projectkenm erken vastgesteld die een uitvoeringsmethode niet kan maken. Deze randvoorwaarden en projectkenmerken zijn per uitvoeringsmethode benoemd onder het criterium maakbaarheid. De invloed van de projectkenmerken op tijd en geld is verschillend per bouwdeel. De bouwdelen dragen de-/woningscheidende wanden en verdiepings-jdakvloeren worden samen bekeken. De beoordeling op geld hiervoor gebeurt aan de hand van vooraf in het onderzoek bepaalde omslagpunten (bij welk aantal woningen heeft welke combinatie van uitvoeringsmethoden de laagste
STAP 1.
Afbeelding 2 Basismodel keuzehulpmiddel
bouwkosten) tussen de uitvoeringsmethoden. De omslagpunten zijn gebaseerd op een standaard project. Het standaard project laat zich in het kort omschrijven als een project met alleen maar dezelfde, rechte en eenvoudige woningen. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de uitvoeringsme· thoden verschillend reageren, op projectkenmerken welke de seriematigheid beïnvloeden enfof een vormafwijking veroorza. ken ten opzichte van het standaard project. Hierdoor zal afhan· kelijk van het aantal van dit soort projectkenmerken die van toepassing zijn op het project, de omslagpunten ten opzichte van het standaard project juist dichter bij elkaar komen of verder weg gaan tussen de u itvoeringsmethoden. In combinatie met het aantal te bouwen woningen, kan door redenering een inschatting worden gemaakt, welke combinatie van uitvoeringsmethode de laagste bouwkosten heeft. Op eenzelfde wijze als voor geld kan ook een uitspraak over tijd worden gedaan. Voor tijd, is de basis, de productienorm van de uitvoerings.methoden. De invloed van projectkenmerken op de uitvoeringsmethoden welke de seriematigheid beïnvloeden enfof een vormafWijking veroorzaken ten opzichte van het standaard project is het zelfde als bij het geld. Hiermee kan nu bepaald. worden in hoeverre de uitvoeringsmethoden hun productienorm kunnen halen. Voor de uitvoeringsmethode n van het bouwdeel binnenspouwblad gevel en hellend dakconstructie geldt dat het kunnen volgen van het productietempo van de wanden en vloeren het belangrijkst is. Dit is belangrijker dan welk type binnenspouwblad en dakelement het goedkoops te is om te maken. Het ontwikkelde hulpmiddel bestaat uit vijf stappen: WAT, HOE, VERGELIJKEN, KIEZEN en DEFlNITIEF?. De eerste stap, WPJ, is het vaststellen van de projectkenmerken van het project. In de tweede stap, HO E, worden de uitvoeringsmethoden getoetst op de maakbaarheid. In de derde stap, VERGE LIJKEN , worden de uitvoeringsmethoden met elkaar vergeleken op tijd en geld, op basis van redenering op 'productienormen' en
21
' bouwkosten'. In stap 4, KIEZEN, wordt voor de bouwdelen de keuze voor de uitvoeringsmethoden gemaakt, welke samen het bouwsysteem vormen voor de woning. Wanneer vanuit de redering op 'productienormen' en ' bouwkosten' geen duidelijk beeld naar voren komt welke uitvoeringsmethode op tijd enfof geld het meest geschikt is, moet door het laten maken van een kostenraming en een planning van de verschillende uitvoeringsme· thoden, hierover een nauwkeuriger beeld worden verkregen, voordat een keuze kan worden gemaakt. In stap vijf, DEFIN ITIEF?, wordt besloten of het een voorlopige of definitieve keuze is. Bij een voorlopige keuze wordt teruggekoppeld naar het begin van het hulpmiddel en wordt het keuzeproces opnieuw doorlopen. Bij een definitieve keuze is het ke uzeproces ten einde en daarmee ook het doorlopen van het keuzehulpmiddeL Dankzij het keuzehulpmiddel moet het keuzeproces van uitvoeringsmethoden verbeterd zijn en daa rmee ook de keuze van de uitvoerings methoden.
Ing. L.C.M. van Haren
HeCoFlex-topvloer Een flexibele topvloer met geïntegreerde verwarming en koeling Afstudeerrichting Bouwtechnisch Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. dr. ir. J.J.N. Lichtenberg Ir. M.G.D.M. Cox Ir. M. Ham Ir. A.W.C. Timmermans Datum afstuderen 25 maart 2oo8 Dl
-
vr c:
c.
I!) I!)
...
C"
c:
:::1
c.
~
;;r n
c:
;:::.-
~· 0'" 0
c
~
7'
c
:::J
0.. ID
22
Samenvatting De constatering van de problemen/tegenstrijdigheden, welke ontstaan bij de toepassing van de huidige generatie topvloeren op constructieve flexibele leidingvloeren, was de aanleiding voor de ontwikkeling van een nieuwe topvloer, genaamd HeCoFiextopvloer. Deze topvloer combineert vloerverwarming/koeling met een hoge mate van flexibiliteit. Het product is tot stand gekomen met toepassing van een nieuw ontwikkelde productontwikkeling ontwerp strategie. Van de topvloer is de werking zowel op theoretische als praktische wijze aangetoond. Tevens is een Europees octrooi verleend op het vloerverwarmingprincipe.Uiteindelijk heeft de studie geresulteerd in een nieuwe innovatieve topvloer, welke een belangrijke aanvulling is en het succes van leidingvloeren kan ondersteunen. Trefwoorden Flexibiliteit Vloervcrwarming SlimBouwen Productontwikkeling Topvloersysteem
Afbeelding 1 GUl resultaten Met de ontwikkeling van constructieve flexibele leidingvloeren is een nieuw probleem ontstaan. Bij alle constructieve flexibele leidingvloeren die momenteel op de markt aanwezig zijn, is gedurende de ontwikkeling geen sprake geweest van een integrale aanpak. Dit heeft geleid tot halfproducten, welke nog moeten worden voorzien van een topvloer. De huidige generatie topvloeren voldoen niet aan de randvoorwaarden en eisen van het onderliggende halfproduct (constructieve flexibele leiding· vloer). Dit heeft tot gevolg dat de voordelen van de constructieve flexibele vloeren teniet worden gedaan. De constatering van de problemen dan wel tegenstrijdigheden, welke ontstaan bij de toepassing van de huidige generatie topvloeren op de constructieve flexibele leidingvloeren, was de aanleiding voor de ontwikkeling van een nieuwe topvloer, genaamd HeCoFlex-topvloer: een flexibele topvloer met geïntegreerde verwarming en koeling. HeCoFlex-topvloer staat voor Heating Cooling Flexible topvloer. Het eerste concept van dit product was het resultaat van de Master 3 project van ondergetekende. De ontwikkeling heeft zich voortgezet gedurende het Master 4 project en is onderwerp geweest van de afstudeerfase. De HeCoFlex-topvloer is een zogenaamde droge topvloer. Dat wil zeggen, een afwerkvloer die als een apart systeem wordt toegepast als afwerking voor genoemde leidingvloeren. Overigens Ligt een uitwerking als verhoogde (computer)vloer ook voor de hand. Het doel van het onderzoek is de slagingskans van de HeCoFiex-topvloer op de markt te vergroten. De slagingskans is afhankelijk van de toegepaste strategie bij de ontwikkeling van het product. Hiervoor is een productontwikkelde ontwerp strategie ontwikkeld, welke erop is gericht de kwaliteit van het product te verhogen en de ontwikkelingstijd te beperken. Dit wordt bewerkstelligd door de ontwikkeling te plaatsen binnen een kader, bestaande uit de sJirnBouwen® visie en de People Planet Profit visie. Binnen het kader wordt gebruik gemaakt van een ontwikkelingsmethodiek, welke wordt onder-
-... 111
ur c:
c. tD tD
C"
c:
:I
c.
~
ëJ' ,.... c ,... ll>
;:;:
Afbeelding 2 Resultaat grldmethode
verdeeld in een vijftal fases: idee randvoorwaarden materialisatie/geometrie toetsing product ontwerp Elke fase omvat een afgesloten traject die nauw samenhangt met de daarop volgende fase. Het systeem wat is ontwikkeld met toepassing van de productontwikkeling ontwerp strategie en verder praktisch getest gedurende de afstudeerfase, biedt een innovatieve oplossing om vloerverwarming te kunnen toepassen en toch de leidingen onder de topvloer bereikbaar te houden. Dit is bereikt door de flexibele vloerplaten te ontkoppelen van de watervoerende leidingen. De vloer bestaat uit leidingvoerende lineaire profielen, waartussen (verwijderbare) vloerplaten kunnen worden geklikt. Een warmtegeleidende laag in deze platen zorgt ervoor dat de warmte gelijkmatig wordt verdeeld. Het product is verrassend eenvoudig in zijn concept, maar zoals zo vaak zit veel van de kennis in de finesses. Zo is het product na berekeningen en metingen verbeterd op het gebied van warmteverdel.ing, akoestische beleving, brandveiligheid en constructieve eigenschappen. Bij de optimalisatie van deze gebieden wordt een zo optimaal mogelijke afstemming gezocht tussen de verschillende randvoorwaarden, welke van invloed zijn op het gebied. Hierbij is steeds gelet op wat de invloed van de wijzigingen is op overige gebieden. Het wijzigen van de dikte van de vloerplaat heeft bijvoorbeeld invloed op zowel het constructieve gedrag alsmede op de werking van het vloerverwarmingssysteem. De topvloer kenmerkt zich door een egale warmteverdeling en een lage aanvoertemperatuur bij verwarming en een hoge aanvoertemperatuur bij koeling. De snelheid waarmee de vloer reageert op veranderingen in de binnentemperatuur van de ruimte waarin de vloer ligt, is rekenkundig en door metingen bepaald, en er zijn vers~hillende constructieve, thermische en akoestische tests uitgevoerd. De topvloer heeft nog een opvaLlen-
2J
de eigenschap. De HeCoFlex-topvloer kan bij op de vloer vallend zonlicht dat via ramen en dergelijke binnenkomt, aanzienlijke vermogens weg koelen. Samenvattend kan dus worden gesteld dat de HeCoFlex-topvloer een belangrijke aanvulling is en het succes van leidingvloeren kan ondersteunen. De innovatie verbetert de kwaliteit van een gebouw en biedt de gebruiker comfort. Bij de meeste ontwikkelingen wordt gedacht vanuit de techniek (comfort, productie, regelgeving, et cetera) of vanuit commercie, maar bij deze ontwikkeling is ook uitdrukkelijk naar het maatschappelijk belang gekeken en is rekening gehouden met de structuur van de bouwketen. Dit voorkomt I nnovation by Addition. Met het afronden van het onderzoek is bereikt dat met gering aanvullend onderzoek de HeCoFiex-topvloer geschikt is voor een marktintroductie. Het aanvullend onderzoek dient zich te richten op de kostprijs van het product en de uitvoerings techniek. Verder leve rt het verleende octrooi op het verwarmingsprincipe van de HeCoFlex-topvloer een bijdrage aan de exclusiviteit van het product op de markt.
Ing. T. C. Hitgers
Waardecreatie door investeringen in infrastructuur De meerwaarde van een metrostation in stedelijk gebied Afstudeerrichting Construction Managementand Engineering Afstudeercommissie Prof. dr. ir. W.F. Schaefer Drs. C.T.j.M. Kokke J. van der Elsken T. Kieeven Datum afstuderen 25 maart 2008
er 0
c
:E
7'C"
c
::J
0..
ro
Samenvatting Een voorschot nemen op de toekomst, kan dat? Zou de verwachte meerwaarde, die ontstaat door investeringen in stedelijk gebied of infrastructuur, vooraf gebruikt kunnen worden voor diezelfde investeringen? De verwachting is dat een investering in bijvoorbeeld een metrostation een meerwaarde tot gevolg heeft. Maar hoe hoog is de meerwaarde en kan deze ook gebruikt worden om een gedeelte van die projecten te financieren> In dit onderzoek is geprobeerd om antwoord te geven op deze vragen. Eerst is onderzoek gedaan naar een methode om de meerwaarde te bepalen en vervolgens is er gekeken naar financieringsinstrumenten die deze meerwaarde gebruiken voor deze investeringen, het zogenaamde Value Capturing. Trefwoorden Waardecreatie Infrastructuur Metrostation Hedonische prijsmethode Value Capturing
Inleiding Inves teringen in een gebied. zoals stedelijke vernieuwingsprojecte n en de aanleg van infrastructuur, ve rhogen de kwaliteit van het gebied en hebben naar verwachting ook een waardevermeerdere nd effect op het omliggende vastgoed en de grond. In Nederland is de financiering van infrastructuur en gebiedsantwikkeling over het algemeen een overheidstaak, maar er zijn niet altijd middelen beschikbaar om aan aUe proj ecten doorgang te geven. De financiering van deze vaak complexe, binnenstedelijke projecten is over het algemeen risicovol en onrendabel en da ardoor moeilijk rond te krijgen. Omdat deze investeringen naar verwachting een meerwaarde opleveren voor de omgeving, is het interessant om te kijken of er iets met deze meerwaarde gedaan kan worden. Het onderzoek laat zien dat waardestijgingen in een gebied zich voornamelijk uiten in grond- en vastgoedprijzen. Degenen die profiteren van deze waardestijging zijn logischerwijze de eigenaren van het omliggende vastgoed, vaak private partijen, zoals beleggers e n ontwikkelaars. Ee n inte ressa nte vraag is dan ook of het niet mogelijk en eerlijk is om deze private partijen te laten bijdragen aan de aanleg van de openbare ruimte en infrastructuur. Onderzoek In dit onderzoek is gekeken naar de waardestijging als gevolg van investeringen in infrastructuur en specifiek door een metrostation. En op welke manier deze waardes tijging vooraf gebruikt kan worden voor diezelfde investeringen, het zogenaamde Value Capturing. Belangrijk om te weten hierbij is hoe groot de waardes tijging als gevolg van een investering is en hoe private partij en hierbij betrokken kunnen worden. Om tot de beantwoo rding van deze vragen te komen zijn er meerdere onderwerpen behan deld in de vorm van een literatuur- , expert- en case studie. De belangrijkste onderwerpen zijn stedelijke vernieuwing, waardekenmerken en waardebepaling en uiteindelijk is toegewerkt naar bereikbaarheid en infrastructuur. Een interessante condusie uit het theoretische gedeelte is dat waardekenmerken tot 50% de prijs van een woning kunnen bepalen. Hoe m eer een buurt voldoet aan de eisen en wensen van een potentiële koper, hoe aantrekkelijker dit zal zijn. Verschillen in huizenprijzen tussen steden kunnen op deze manier verklaard worden. Investeren in een waardekenmerk zou dus logischerwijze een stijging van de huizenprijzen moeten betekenen. De rode draad in het theoretische gedeelte van het onderzoek is de meerwaarde van ee n metros tation in stedelijk gebied . Hoe kan dit mee tbaar gemaakt worden en welke conclusies kunnen hieraan verbonden worden? Door middel van een casestudy is er geprobeerd antwoord te geven op deze vragen. De methode die gebruikt is om deze waardegroei te bepalen is de h edoni sche prijs methode. Hierbij zijn de tran sactieprijzen in de omgeving van twee metrostations in Schiedam geanalyseerd. Resultaten Het blijkt dat er een positieve invloed uitgaat van de komst van de metrostations en de verbeterde bereikbaarheid. Er is echter geen eenduidig antwoord op de vraag hoe hoog deze waardestijging is. Dit zal pe r situatie onderzocht moeten worden en is afhankelijk van de omstandigheden en andere waardekenmerken. Een maatschappelijke kos ten baten analyse zou hier m eer inzicht in kunnen geven. Duidelijk is wel dat naarmate de meerwaarde groter wordt, de mogelijkheden voor Value Capturing toenemen. Meerwaardecreatie kan ook actief bevorderd worden. Het ambitieniveau ten aanzien van de kwaliteit (bijvoorbeeld ondertunneling van de infrastructuur) en de scope (hoeveel winst- en verliesgeve nde omgevingselementen worden betrokken in de m eerwaa rdecreatie en Value Capturing) spelen een belangr_ijke rol. Dit eers te wordt ook ondersteund door de casestudy. Value Capturing is een verzamelnaam van verschillende instrumenten (zie figuur r). die gebnükt kunnen worden om de meerwaarde te "vangen". Hei blijkt dat de vrijwillige en minn elijke
Direct~
Infrastructuurgebruiker
,. Gebrulkersbijdrage
Indirect
~
Vestgoedmarkt
, Yalue c~~pturing van ontwikkelears
Vrijl.liillige bijdrage
f
-<
>-
•BEmefit sharing
•Ontwikkelaarbijdrage •Ontwikkelingsrechten
•Verbindingsheffing •Actief grondbeleid
OVerheids· -< Ingrijpen
·Administrative guidllnce
L·Exploilatievergunning ·OntwikkelingSheffing
, Value capturing van grond- en vastgoedeigenaren
·Heffingsdistrtcten •Impact fee
·Incrementele belasting •Loonheffing 0"' 0
,.. Interne value capturlng
c
•Stationsexploitatie
•Totaalontwikkelaar
Afbeelding 1 Overzicht van verschillende Value Capturing instrumenten
vorme n van Value Capturing de grootste kans ma ken in Nederland. Dit betekent dat de volgende instrumenten potentieel een financiële bijdrage kunnen leveren aan publieke projecten. Benefitsharing • Ontwikkelaarbijdrage • Ontwikkelingsrechten Maar ook Value Captming met overheidsingrijpen maakt kans in Nederland, bijvoorbeeld actief grondbeleid. Conclusie Er zijn meerdere punten waar rekening mee gehouden dient te worden en zullen er zaken moeten veranderen, wil Value Capturing op grote schaal ingezet kunnen worden in Nederland. Enkele van deze zaken zijn: • Er moet vooral van de kant van de overheid een meer commerciële manier van denken gevolgd worden. Denken in ter men van waa rde in plaats van kosten. Er moeten meer publieke bevoegdheden komen om private winsten af te romen. De n ieuwe grondexploitatiewet is een stap in de goede richting. Value Capturing moet in businesscase meegenomen worden. Er moet dus in een vroeg stadium met alle partijen aan tafel gezeten worden. Er wordt te veellos van elkaar plannen gemaakt. Er zou slimmer omgegaan moeten worden met de same.nwerking tussen verschillende overheden. Er worden op deze manier veel kansen verspeeld om effectiever en dus met m eer waarde projecten te ontwikkelen. • Bij de inrichting van een gebied worden mobiliteitsvoorzieningen vaak pas in latere fases meegenomen. Er is dan nog maar weinig ruimte voor innovatieve plannen. Er moet op een andere manier naar de risico's gekeken worden . Omdat de marktdruk zo groot is en bijna alle projecten tegenwoordig complex zijn (de vin ex- en uitleglocaties zijn op), moeten beleggers hun investeringscapaciteit benutten.
Dit betekent dat investeringen en ontwikkeli ngen plaats vinden in bebouwde gebieden, waa rdoor anderen ook profiteren van deze investeringen. Dit heeft tot gevolg dat de mogelijkheden voor Value Capturing toene men. Uit ervaring van deskundigen is gebleken dat private partijen ook interesse hebben. Zij hebben andere redenen om te willen investeren, zoals de waardevermeerdering van hun vastgoed. Concluderend kan gezegd worden dat er voldoende mogelijkheden en kansen zijn voor de implementatie va n Value Ca pturing in Nederland, vooral bij projecten waar actief ges treefd wordt naar meerwaardecreatie. Maar Value Capturing is geen man ier om de financiële gaten van alle verliesgevende projecten te dichte n. Het kan wel een geschikte manier zijn om de kwaliteit van projecten op een hoger niveau te tillen en de financiële haalbaarheid van projecten te verbeteren. Bij de bouw van grote infrastructurele projecten is het al een heel mooi resultaat als 10% gefinancierd kan worden door middel van Value Capturing.
~
A'
c
:J
0.
ro
Ing. A.A. Jacobs
Onderzoek naar de invloed van ontwikkelingsstadia van bedrijven op de huisvestingsbehoeften Afstudeerrichting Real Estale Manageme ntand Development Afstudeercommissie Ir. H.A.J.A. Appel-Meuienbroek Dr. dr. W.J.M. Heijs A. de Groot MSc Datum afstuderen 25 maart 2oo8
er 0
c
:E
"' c :::J 0.. ID
26
Samenvatting Dit afstudeeronderzoek gaat in op de vraag in hoeverre bedrijven een veranderende huisvestingsbehoefte kennen tijdens de ontwikkeling. De probleemstelling luidt dan ook: 'Wat is de invloed van ontwikkelingsstadia van bedrijven op hun huisvestingsbehoeften?' Aan de hand van een literatuurstudie is de ontwikkeling van een bedrijf opgedeeld in vijf ontwikkelingsstadia. Daarna zijn zeventien huisvestingskenmerken gedefinieerd, opgedeeld in zes locatiekenmerken en elf gebouw kenmerken. Met drie verschillende methoden is de relatie tussen deze twee onderzoeksfactoren onder.wcht. Een relatie is in dit onderzoek nauwelijks gevonden, er zijn wel aanwijzingen gevonden die duiden op mogelijke verbanden. De hoofdconclusie is dat er een vervolgonderzoek nodig is om deze relatie wel te kunnen aantonen. Trefwoorden O ntwikkelingsstadia Huisvestingsbehoeften Importa ntie MKB Huisvesting
Mensen leven tijdens de ontwikkeling in diverse soorten woningen. Een student kan in een studentenkamer wonen, een gezin kan de voorkeur geven aan een eengezinswoning met meerdere kamers, terwijl een bejaarde het liefst in een bejaardentehuis woont. Dit afstudeeronderzoek gaat in op de vraag in hoeverre bedrijven ook een veranderende huisvestingsbehoeften kennen tijdens de ontwikkeling. De probleemste lling van dit onderzoek luidt dan ook: 'Wat is de invloed van ontwikkelingss tadia van bedrijven op hun huisvestingsbehoeften?' Het doel van dit onderzoek is om uiteindelijk een model te ontwikkelen dat als hulpmiddel kan dienen voor bedrijfsmakelaars. Dit onderzoek richt zich op M KB-ondernemingen in de industriesector. Ten eerste is aan de hand van een literatuurstudie de ontwikkeling va n een bedrijf in kaart gebracht. Er worden vijf ontwikkelingsstadia gede finieerd. Dit zijn: de startfase, de expansiefa se, de consolidatiefase, de diversificatiefase en de afnamefase. Vervolgens zijn er zeventien huisvestingskenmerken gedefinieerd. Deze z ijn opgedeeld i n zes locatiekenmerken en elf gebouwkenmerken. Voorbeelden van de aspecten die zijn meegenomen in dit onderzoek zijn: de bereikbaarheid, het imago van de locatie, omva ng van het gebouw, uitbreidingsmogelijkheden, huisvestingskosten en flexibiliteit van het gebouw. Vervolgens is op basis van drie verschillende onderzoeksmethoden een relatie tussen de twee onderzoeksfactoren onderzocht. Hiervoor is ten eerste een bestaande database va n een onderzoeksbureau in Nederland gebruikt. In deze database zijn verschillende enquêtes verwerkt die gehouden z ijn onder MKBondernemers. Hierin zijn ook gegevens opgenomen over de importa ntie van enkele huisvesti ngskenmerken. Daarna is op basis van een literatuurstudie een. bepaald verwachtingspa troon beschreven van de im portantie van de kenmerken tijdens de verschillende ontwikkelingsstadia. Tenslotte is er een eigen enquête gehouden onder dive rse makelaars. Hen is gevraagd in hoeverre een aspect in een bepaald aspect belangrijk zal zijn voor ondernemers. Met de onderzoeksresultaten is het uiteindelijk niet mogelijk gebleken om een model te ontwikkelen. Dit komt omdat er nauwelijks relaties zijn gevonden. Er zijn echter wel diverse aanwijzingen gevonde n voor mogelijke verbanden, maar met een vervolgonderzoek kunnen deze relaties eventueel wel worden aangetoond. Dit resultaat kan te maken hebben met de complexiteit van de gezochte relatie, alsmede het gebruikte instru mentarium . Een duidelijke relatie is zodoende niet gevonden, maar dat is in principe ook een resultaat. Geconcludeerd kan worden dat de relatie tussen de twee onderzoeksfactoren wellijkt te bestaan, maar door middel van vervolgonderzoek zal moeten worden aangetoond. De mogelijkheden voor vervolgonderzoek bestaan uit het gebruiken van een andere onderzoeksmethode. Een voorbeeld is het ondervragen van een groot aantal gebruikers van de gebouwen. Dit is, door het tijdsas pect, niet gedaa n bij dit afstudeeronderzoek. Dit kan echter wel zeer interessante gegevens opleveren waarmee een relatie tussen de twee onderzoeksfactoren wel kan worden gevonden. Daarnaast kan het interessant zijn om meerdere branches te betrekken bij een dergelijk onderzoek, waardoor verschillen in huisvestingsbehoeften tussen branches kunnen worden gevonden. Het kan ook interessant zijn om naar de kwalitatieve niveaus van deze aspecten te kijken. Hiermee wordt de waardering va n de diverse aspecten bedoeld, dus ingegaan kan worden op de vragen: hoeveel vierka nte meter gebruiksoppervlak wensen startende ondernemers en hoeveel parkeerplaatsen willen volwassen bedrijven ? Bij dit a fstudeeronde rzoek is dit niet meegenomen, er is namelijk ingegaa n op de veranderende importantie van diverse huisvestingskenmerken tijdens de ontwikkeling va n een organisatie.
afstudeerbundel faculteit bouwkunde
Ing. S. Jast
Bespreekbaar maken van de samenwerking in de projectontwikkelings~ fase Afstudeerrichting Construction Managementand Engineering Afstudeercommissie Prof. ir. G.J. Maas Ir. F.J.M. van Gassel Ir. R. Favié Datum afstuderen 25 maart 2008
-...
...,........................ ..,.._,.. _............. ~
-
... ........ " . -..... ,...._.._,... ~
:::~~ -
·----'1 "' ..
_ ....,..".,_,.,,.~~ ~ • ~n·
: .·::~!.!:,. ..........:.. •..::::-:: :::.-.'"..."".__w,"• .. ...o:.... .._-..,. u .. ,..-u· ~~ -
.." et'l ...
Afbeelding 1 Invulblad
111
ur c:
0. tD
tD CT
c:
::J
0.
~
iiJ' n
c:
..... t1l
;:::;:
Samenvatting Het onderzoek heelt geleid tot een beter inzicht in hoe een samenwerking moet verlopen en tot een hulpmiddel om ze beter bespreekbaar te maken. Het hulpmiddel kan in de toekomst ingezet worden om te achterhalen waardoor de samenwerking niet goed verloopt en het helpen bij het bespreken van de knelpunten tijdens de samenwerking. Tijdens het onderzoek kwamen verschillende factoren aan bod die een grote invloed hebben op de samenwerking. De belangrijkste factoren die naar voren zijn gekomen lopen als een leidraad door het onderzoek. De factoren zijn; vertrouwen, gemeenschappelijk doel, verantwoordelijkheid, communicatie en taal, werkproces en cultuur. Trefwoorden Samenwerken Vergaderen Management Beheersingsinstrument Teams
Probleembeschrijving De samenwerking in de bouwwereld verloopt nog altijd niet optimaal. Zo gaat er jaarlijks nog altijd te veel geld verloren door een slechte communicatie en samenwerking. Volgens Boudewijn (2007) worden de faalkosten onder andere veroorzaakt door een gebrekkige communicatie en doordat afspraken niet worden nagekomen. Door een betere samenwerking kunnen de faalkosten zeker gereduceerd worden. Volgens Boudewijn (2007) en Kort (2oo6) is gebleken dat de samenwerking tijdens grote projecten nog altijd voor problemen zorgt. De samenwerking verloopt vaak niet soepel en hierdoor ontstaan irritaties onder de belanghebbenden. Tijdens een samenwerking komen de verschillende partijen periodiek bij elkaar om te communiceren over de voortgang en de ontwikkelingen van het project. Dit gebeurt hoofdzakelijk tijdens de verschillende bijeenkomsten en vergaderingen. Vergaderen is een belangrijk aspect tijdens de samenwerking. Volgens Piët (2005) zal er meer aandacht besteedt moeten worden aan de bijeenkomsten en vergaderingen om de totale samenwerking beter te laten verlopen. Het onderzoek betrof het analyseren van de belangrijkste factoren tijdens het samenwerken. Verder werden de knelpunten achterhaald die tijdens de samenwerking ontstaan. De doelstelling van het onderzoek is: Het doel is om de knelpunten te achterhalen tijden s de vergaderingen en een advies te geven hoe deze knelpunten zijn op te lossen. De vraagstelling is: Hoe wordt er samengewerkt tussen de verschillende belanghebbenden tijdens de projectontwikkeling en welke factoren spelen hierbij een belangrijke rol? Methode Om antwoord te krijgen op de gestelde onderzoeksvragen zijn diverse dataverzameling- en onderzoeksmethoden gebruikt. De onderzoeksvragen worden beantwoord aan de hand van bestudeerde wetenschappelijke literatuur, interviews met deskundige n, observaties en een enquête. Op deze manier wordt zowel de theorie als de praktijk benaderd. Gedurende een aantal maanden zijn er meerdere verschillende bijeenkomsten bijgewoond. Aan de hand van een aantal observatievragen/stellingen is bekeken hoe vaak zich bepaalde gebeurtenissen voordoen. Aan de hand van een observatieschema is dit geregistreerd. Er zijn interviews met projectleiders van verschill ende instanties gehouden. Hiervoor is gekozen voor het mondelinge interview. Een voordeel van het mondelinge interview is dat er veel dieper op bepaalde aspecten kan worden ingegaan. Verder is er nog een enquête gehouden onder de teamleden. Deze enquê te was anoniem. Het voordeel hiervan is dat de teamleden hi er eerder geneigd zijn om ee rlijk te antwoorden. Resultaten Aan de hand van een gemaakte vergelijking tussen de verschillende bronnen zijn uiteindelijk de belangrijkste 6 factoren naar voren gekomen die kenmerkend zijn voor de same nwerking tij-
111
-
it c
0. tl) tl)
...er c
~
0.
Ver ant•'J oor deliJ< hei d
Cornm•Jnicatie en taal
!!!..
er n
c ....
.... 11)
Ve rtrou~\len Afbeelding
2
Webdiagram
dens de projectontwikkeling. Deze komen uit het model van Huxham (2005). De factoren zijn; vertrouwen, gemeenschappelijk doel, verantwoordelijkheid, communicatie en taal, werkproces en cultuur. Aan de hand van de observaties en de enquête is gebleken dat het met een aantal factoren niet goed zit tijdens het samenwerken. Zo is er vaak te weinig vertrouwen onder de teamleden. Dit is onder andere te merken aan het feit dat de teamleden maar zelden advies vragen aan de mede tea mleden. Een ander probleem dat naar voren kwam is dat de teamleden vaak niet wete n waar ze precies verantwoordelijk voor zi jn. Verder is het werkproces nog niet optimaal er zit af en toe nog te weinig structuur in. Om tot een betere samenwerking te komen zal hier nog het een en ander aan moeten verbeterd worden. Nadat de belangrijkste factoren van samenwerken gevonden waren, is hiermee een instrumen t ontwikkeld; de 'samenwerkingsmeter'. Aan de hand van de sa me nwe rkingsmeter is het mogelijk om te meten hoe de samenwerking verloopt tijdens de projectontwikkeling en dit bespreekbaar te maken. Vervolgens is het dan mogelijk om aan de hand van de res ultaten de samenwerking te bespreken en tot een oplossing te komen. Van elke factor zijn tijdens de literatuurs tudie de belangrijkste vragen naar voren gekomen. Deze zijn verwerkt in de 'samenwerkingsmeter'. Het programma 'de samenwerkingsmeter' bestaa t uit een vragenlijst en meerdere resultatenbladen. De bedoeling is dat elk teamlid deze vragenlijs t invult. Deze vragenlijst staat wee rgegeven in figuur 1. Het programma maakt vervolgens automatisch een webdiagram met de verwerkte resultaten (figuur 2). Ten slotte kunnen de resultaten worden bes proken onder de teamleden en kunnen er afspraken worden gemaakt om de problemen op te lossen. Conclusie Met het onderzoek is inzicht verkregen in de uitwerking va n de belangri jkste factoren van sa me nwerken. Er is naa r voren geko-
men hoe er moet worden omgegaan met deze factoren. Door in de toekomst meer aandacht en tijd te investeren in deze factoren van het samenwerken zal het zeker mogelijk zijn om de faalkosten aanzienlijk te verlagen. Maar verder zullen de projecten ook veel soepeler verlopen en zal er een aangenamere samenwerking kunnen ontstaan tussen de verschillende partijen. Een hulpmiddel hierbij zou de 'samenwerkingsmeter' kunnen zijn. Referenties (Huxham , 2005), Huxham, C., Vangen, S., (200 5), Managing to Collaborate, The theory and practice of collaborative advantage, Routledge, Londen and New York. (Boudewijn, 2007), Boudewijn, E.C., (2007), Bouwen is teamwork, Praktijkgids voor succesvol sam enwerken in de bouw, PS I Bouw. (Kort, 2005), Kort, M., (2005), Organiseren van samenwerking, Stedelijke vernieuwing en organiserend vermogen, Berenschot fundatie, Gorcum, Assen. (Piët, 2005), Piët S., (2005), Overleg, vergaderen en onderhandelen, Wolters-Noordhoff Groninge n, Houten.
M. Knuiman
Integraal samenwerken in de bouwsector Zachte kant van samenwerken, keihard! Afstudeerrichting Construction Managementand Engineering Afstudeercommissie Prof. dr. ir. W.F. Schaefer Ir. A.L.M . van Eekelen MBA Ing. A.). Kleine Datum afstuderen 2.9 april zoo8 I»
ii:' c:
0. CT) CT)
...
C'"
c:
::I
0. CT)
ëJ'
n
c:
~ CT
0
c
::E
7'
c
::::l
0.. Cl)
Samenvatting Er is een tendens gaande in de bouwsector om bij 'complexe' projecten voor een integrale samenwerkingsvorm te kiezen. Hierbij dragen partijen een gezamenlijke verantwoordelijkheid over het eindproduct, waardoor de hiërarchische besluitvorming plaats maakt voor gezamenlijke besluitvorming. Om tot de gewenste synergie en waardecreatie te komen zullen de verschillende disciplines dan ook een stuk intensiever gaan samenwerken. Waardoor de informele kant een grotere rol speelt ten opzichte van 'traditionele' procesvormen. Door beperkte aandacht, kennis en ervaring voor deze informele kant van samenwerken verlopen vele samenwerkingsinitiatieven minder efficiënt en stagneren zelfs. Een deel van de meerwaarde van de integrale samenwerking gaat momenteel zelfs verloren door beperkte sturing op deze informele kant. Hierdoor wordt de beoogde synergie en waardecreatie dikwijls niet behaald. Gezien de relevantie om beter grip te krijgen op deze informele 'sociologische' kant van samenwerken is het afstudeeronderzoek verricht Wat als uitgangspunt heeft gediend voor het schrijven van een praktische Handreiking voor (bij)sturing van deze kant van samenwerken. Trefwoorden Integraal samenwerken DBFMO Allianties Partnering Sociologische kant Informeel Zachte kant Synergie
Integraal samenwerken in de bouwsector: Zachte kant van samenwerken, keihard! De formele 'economische' kant van een integraal samenwerkingsverband is veelal complex en krijgt meestal veel aandacht (zoals financiën , contracteringen planning). Bovendien heeft men in de bouwsector aan de hand van het 'traditionele' bouwproces jaren ervaring opgebouwd in deze formel e kant van samenwerken. Door de opdeling in autonome contracten en verantwoordelijkheden wordt het 'traditionele' besluitvormingsproces geïnitieerd door hiërarchische patronen en daarmede is de informele 'sociologische' kant van samenwerking van ondergeschikt belang gebleven. Bij integrale samenwerkingsprocessen dragen partijen daarentegen een gezamenlijke verantwoordelijkheid over het eindproduct, waardoor de hiërarchische besluitvorming plaats moet maken voor gezamenlijke besluitvorming. Om tot de gewenste synergie en waardecreatie te komen zul.len de verschillende disciplines dan ook een stuk intens iever gaan sa menwerken. Waardoor qe informele kant bij integrale samenwerking een grotere rol speelt ten opzichte van ' tradition ele' procesvormen. Én deze 'zachte' kant blijkt zelfs keihard te zijn! Juist door beperkte aandacht, kennis en ervaring voor deze informele kant van samenwerken verlopen vele sa menwerkingsinitiatieven minder efficiënt en stagneren ze lfs. Een deel van de meerwaarde van de integrale samenwerking gaat momenteel verloren door beperkte sturing op deze informele kant. Hierdoor wordt de beoogde synergie en waardec reatie dikwijls niet behaald. Met als gevolg dat voor de eindgebruiker het optimale res ultaat niet wordt verkregen en voor aanbiedende partijen enerzijds faalkosten en risico's stijgen, en anderzijds minder succes bij gunning hebben. De formele kant van de samenwerking beheersen de meeste organisaties in voldoende mate en sturing op de informele kant is dus één van de belangrijkste onderdelen van verbetering voor het wel of niet succesvol zijn van een integraal samenwerkingsverband. Gezien de relevantie om beter grip te krijgen op deze informele 'sociologische' kant van samenwerken is het afstudeeronderzoek verricht. Wat als uitgangspunt heeft gediend voor het schrijven van een praktische Handreiking voor (bij)sturing van deze kant van sa menwerken. De volgende aandachtspunten zijn vastgesteld als voornaamste informe le 'sociologische' aandachtspunten van het integrale samenwerkingsproces : r. Vertrouwen z. Commitment 3· Gezamenlijk doel 4· Openheid 5· Persoonlijkheid 6. Cultuur 7· Belangen 8. Connieten 9- Besluitvorming IO. Verwachtingen II. Communicatie
Bij management van het samenwerk ingsproces is het van belang om rekening te houden met de causaliteit tussen deze aandachtspunten. Oftewel, het effect van acties op de positie van de partner, die ns reactie en de gevolgen daarvan op de eigen positie. Daarom is na de inventarisatie van d e aandachtspunten de causaliteit onderzocht. De geanalyseerde causale relaties van oorzaken en gevolgen hebben geleid tot een volgorde van interventiemomenten die gehanteerd zijn in de Handreiking. Tevens kwam uit de analyse naar voren dat verschillende aandachtspunten een onderlinge samenhang hebben. Sommige aandachtspunten hebben zelfs een cyclisch verband. Daarbij ka n tevens geconcludeerd worden dat de mees te aandachtspunten een opslingerend effect op elkaar hebben, waardoor de samenwerking in zowel een positieve als negatieve spiraal terecht kan komen. Zo kan openheid vertrouwen versterken en vice versa. Met gebruik van de ontwikkelde theoretische inzichten over de informele 'sociologische' aandachtspunten, is een inventarisatie verricht naar instrumenten en vaardigheden o m deze aandachtspunten beter te ku nnen (bij)sturen en beheersen. Uiteindelijk zijn er 32 sturingsmetboden geselecteerd en opgenomen in de Handreiking. Deze zijn tweedel ig, enerzijds is gezocht naar instrumenten en vaardigheden waarmee een organisatie (concern) zijn slaagkracht voor het aangaan van samenwerkingsverbanden versterkt. Anderzijds is gezocht naar instrumenten en vaardigheden o m de samenwerkingsverbanden te versterken en opportun is me te voorkomen. Middels andere empirisch onderzoeken is van vele van deze instrumenten aangetoond dat zij de slaagkracht van een integraal samenwerkingsverband aanzienlijk ku nnen vergroten. Opvallend is dan ook te noemen dat in de bouwpraktijk deze instrumenten maar met mate gehanteerd worden. Doel van dit onderzoek was: ' Het ontwikkelen van een Handreiking waarmee in DBFMOconsortia deelnemende pa.rtijen tijdens de planvormingsfase ondersteund worden in de informele 'sociologische' kant van het integrale samenwerkingsproces, door de aandachtspunten met bijhorende instrumenten en vaardigheden voor (bij) sturing hiervan, te onderzoeken'. Ondanks dat er altijd verbeteringen en aanvullingen mogelijk zijn en het een iteratief advies blijft, is deze doelstelling naar mijn mening ruimschoots behaald. Het is zelfs zo dat de Handreiking niet enkel toepasbaar is op de DBFMO-samenwerking, maar door de breedte van het onderzoek en de conclusies met betrekking tot de typologie ook gehanteerd kan worden voor de bijs turing van vergelijkbare integrale samenwerkingsprocessen zoals allianties en partnering. Afsluitend zou ik graag de volgende uitspraak van Sir Winston Churchill , gezien de fa se waarin de bouw zich momenteel (zoo8) verkeerd, wille n gebruiken: "Dit is nog niet het e inde. Dit is zelfs niet he t begin van het einde. Dit is hooguit het e inde van het begin." Het enige wat mij nog rest is eenieder een prettige en succesvolle samenwerking te wensen.
I»
~ c
Q_ 11) 11)
....
I:T
c
::I Q_ 11)
M.A.E. Korthof
Discrepancies in Retail Property Valuation A study into discrepancies of internatand external valuation input determination within a real estate investment trust and how this affects the validity of valuations. Afstudeerrichting Real Estale Managementand Development Afstudeercommissie M.G. Brown BS, MBA, MSc (Arch), DTech, MRICS Drs. R. Weisz RA Ir. B. Buvelot MSRE Drs. J.W. Speetjens MRE Datum afstuderen 29 april 2oo8
32
Samenvatting The aim of the research is to find discrepancies between a ppraisers and investors in delerminanis of valuation input. Research in formation is used of Corio's portfolio, a real estale investment trust with a comprehensive retail portfolio. The research is focused on neighborhood-level shopping centers as this makes up a substantial part of Corio's portfolio. Understandable Corio requ ires a reliable, comparable and consistent valuation for these centers. However, valuation input will diverge between both parties due to different research information underlying the valuation input. More often than nol this in formation is kept very implicit which identifies Jacks of insight into the knowledge of the a ppraisers and vice versa. Besides that, the human information processing system will have its major influence which is labeled as the intangible component of valuation. How this may pose a risk to the validity of the valuations is concluded and recommendations for the valuation of Corio's portfolio are given. Trefwoorden Valuation input Knowledge Discrepancies Appraisers' behavior Validity
The aim of this research is to find discrepancies between appraiser and investor in the used delerminanis of valuation input. Hereby research information is used of Co rio's portfolio, a real estale inveshnent trust. Corio has a comprehensive retail portfolio and with 20 neighborhood-level shopping centers, this makes up a substan tial part of the portfolio. Understandable, Corio requires a reliable, comparable and consistent valuation for these shopping centers. As a listed investment h·ust, Corio is obligated to conduct their yea rly valuations by an external appraiser and a lso as a member of the ROZJIPD index Co rio must value its property by external appraisers. Property indices such as the ROZJIPD RealEstale Index rely on property valuations from all its members. In 1994 Valuation Guidelines have been introduced by the ROZJIPD. Within the guidelines, valuation data is described which should be provided by the investor. However, this provided va.luation data wiJl be compiemenled with different research infonnation between appraiser and the investor. Th is wiJl partly affect diverged interpretation of what is the 'right' va]uation input. ft is ass umed that in reality there exists a discrepancy between the different parties involved in the valuation process, which pas lead to the research hypothesis of this study: There exists a main valuation difference betwee n internat approach focused on the interpretation of economie functioning of their shopping centers and appraisers ' approach focused on interpretation of the market value. The task environment of a ppraisers Different research information in relation with different va]uation methods between appraisers and the investor results in diverged interpretation of valuation input. From investor's perspeelive there is an increasing need for more insight into the determination of input variables as this wi Jl affect the valuation of their portfolio. The input determination wil! take place in the appraisers' dynamic external environment; the task environment. This environment includes market data such as comparable sales information, rental income, yields, transaction prices and other market information. The objective observation of such colleelive market in formation will affect the appraisal. 'fherefore, this information should become understandable for others as this is the framework of the valuation. However, more often than not this objective observation is kept very implicit which identifies lacks of insight into the knowied ge of appraisers. Behavior generles into appraisal Besides the task environment in which the appraiser operates, the other major component of appraiser behavior is the hu man information processing system, also called the cognitive system of appraisal. Th is is the intangible component of the valuation process and might also be labe led the 'black box'. Before valuation impravement can be engineered. this behavior must be understood. If the underpinnings of such behavior are more transparent, the result can be the establishment of behavior generics into appraisal. The quality of a ppraisals The relationship between the task environment and behavloral generics will verifY the quality of appraisals. Towards the definition of what ought to be a high quality apprai sal. a ppraisers and the investor have different perspectives. As the investor requestslow fees with well fou nded and explicit valuations, the appraisers require high fees with less time consuming appraisal assignments. Whether they could meet each others require ments rem a ins a matter of valuation str uggle but it should be taken into account that the quali ty of appraisal mayalso differ among different appraisers. Experts might guarantee a more reliable valuation in a shorter amount of time compared to novices. But a lso quality between consultancy companies in which appraisers operate might differ due to differences in business environment.
Results from the experiment To find out whether the literature background of this research, is confirmed by appraisers, nine professional valuers in several large consultancy companies were interviewed and were requested to take a judgment test. Results show a major strength and weakness of the current valuation practice. Jt appears that a ppraisers excelled at their market knowledge or at least they claimed to be capable of pointing out the differences between a property to be valued and its camparabie framework. This will affect the determination ofyield. Besides this strength that appraisers claim to excel, a weakness showed in appraisers' valuation practice. From responses it appeared that judgments of qualities for the individual property level are very sub jectively. This relates to the difficulty a ppraisers have in li nking the physical real estate to the functioning of the property. E.g., they could not reach an agreement on what was considered to be important when valuing shopping centers. Alongside this, appraisers brushed aside determinants that indirectly influence the level of market rent. The strength and weakness verified the research hypothes is. Appraisers' actual behavior Alter a ppraisers' responses were examined, these were further analyzed by looking at their actual value r problem solving; i.e. do they practice what they claim to be doing? Results will provide a solid basis for offering points of improvement. Appraisers' responses were compared to actual appraisal reports which revealed the foiJowing points in valuation process where appraisers tend to step aside from what they 'taught to do' .
r::r
0
c:
Account of market circumstances - By the ROZJIPD guidelines it is prescribed to give account o f market circumstances however, appraisers' knowledge of demand and supply at national and locallevel concerning the market sector of the property is not made explicit in the valuation reports. Questions to the reported list of market evidence - Every so oRen a ppraisers cannot make their comparable knowledge explicit due to elient confidentiality, which sets up restrictions to the presented list of comparables. Often the selected camparables are notconfo rm criteria such as region, relevantand recent. Lack of insight into appraisers' knowledge of property's functioning - Abovementioned are the determinants of market rent. Within appraisal reports it is not quite clear how the appraiser actually estimate the individual qualities of the property compared to selected comparables, to delermine rent at the unit level. At this point, more ins ight into the step from reported rental transactions to the determination at the unit level is required. Further behaviaral research of appraisal behavior in combination with continua] refin emen t and strict observation of va]uation guidelines could tagetherforma strong basis for offering methods of impravement to the valuation profession. Researches shou ld work in very close relation to these real estate indices in order to con trol the guidelines which will guarantee a real estate index based on reliable and transparent valuations inslead of an index based on rough value estimations.
:!:
7':'
c:
::l
0.. 11)
33
J.B.A. van der Liet
Het vraaggericht revitaliseren van serviceflats Afstudeerrichting Construction Managementand Engineering Afstudeercommissie Prof. dr. ir. W.F.Schaefer Ir. E.G.J. Blokhuis Ir. J.G.A. Snelders Datum afstuderen april 2008
29
Samenvatting In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw zijn er in Nederland serviceflats gebouwd. In deze flats wonen ouderen die op een luxe manier van hun oude dag willen genieten. Het bestuur van deze flats wordt gedaan door de bewoners zelf. Deze zijn hier echter niet bekwaam in, waardoor het concept serviceflat verouderd is en niet meer aansluit bij de woonwensen van de senioren van tegenwoordig. Hierdoor ontstaat veel leegstand. In het onderzoek is in kaart gebracht wat de woonwensen van de senioren van tegenwoordig zijn en hoe serviceflats bij deze behoeften aan kunnen sluiten. o0
c
:E
"
c
::J
0.. ID
34
Trefwoorden Senioren Serviceflats Marktonderzoek Woonwensen Revitalisatie
In Nederland staan rond de 100 serviceflats. Deze flats zijn in de jaren 'Go en '70 van de vorige eeuw opgericht voor de welgestelde senioren die op een luxe manier van hun oude dag wilden genieten. Deze flats zijn in eigendom van de bewoners en ook het dienstenniveau wordt door de bewoners zelf bepaald en georganiseerd. De bewoners werden in de loop der jaren steeds ouder, kregen meer behoefte aan extra diensten en pasten het dienstenniveaLI aan naar hun eigen behoeften. Hierdoor werden de maandelijkse servicekosten steeds hoger. Ook steeg de gemiddelde leeftijd van de bewoners waardoor ze niet meer wilden investeren in het vastgoed. "Het zal mijn tijd wel duren" was de opvatting, waardoor het vastgoed snel verouderde. Door deze twee zaken sluit het aanbod van de serviceflat niet meer aan bij de behoeften van de leeftijdsgroep waar de flats oorspronkelijk voor bedoeld waren, en worden de flats onverkoopbaar. De probleemstelling sluit aan bij dit probleem en luidt: Het concept serviceflat sluit niet meer aan op de vraag naar huisvesting van de doelgroep , hierdoor neemt de verhuisbereidheid van de doelgroep naar serviceflats af. Het doel van het rapport is vaststellen welk huisvestings- en dienstverleningsconcept aansluit bij de woonwensen van jonge senioren in de leeftijdsgroep van 55 tot 75 jaar. De serviceflats zullen zich hierbij aansluiten om zodoende het probleem van leegstand op te kunnen lossen. Serviceflats zijn te beschrijven door vier factoren. Deze factoren zijn: . doelgroep ·diensten . vastgoed · eigendom & beheer Voor deze factoren is bepaald wat de huidige situatie is, wat de gewenste situatie is en welke ontwikkelingen er spelen in de markt van jonge senioren en wonen. Zodoende wordt vastgesteld waar de discrepanties tussen de vraag van de markt en het
aanbod van de serviceflats precies zitten . Dit is ondermeer gedaan door gebruik te maken van het databestand van het Woon Onderzoek Nederland dat iedere 3 jaar door het ministe· rie van VROM uitgevoerd wordt. Uitkomsten In de huidige situatie is het zo dat de doelgroep van de service· flats bestaat uit de welgestelde senioren. In dit onderzoek is er echter voor gekozen_ om niet alleen de welgesteide senioren als doelgroep te ne men , maar de gehele leeftijdsgroep, zodat de doelgroep groter wordt en het aangepaste concept kansrijker. Qua vastgoed woont het grootste gedeelte van de jonge senioren in eengezinswoningen. Wordt er echter gekeken naar de woonwensen van deze groep dan blijkt het merendeel een appartement te prefereren. Hier liggen daarom kansen voor de serviceflats. Het nadeel van de serviceflats is echter dat dit veelal kleine tweekamerappartementen zijn en dat dit te klein is voor jonge senioren van tegenwoordig. Ook bij het dienstenaanbod treedt een discrepantie op tussen de huidige situatie en de gewenste situatie. Hoewel jonge senioren het prettig vinden dat de mogelijkheid tot het afnemen van diensten bestaat, is het aanbod van de serviceflats te groot. Er bestaat een collectieve verplichting tot het afnemen van diensten, dit wordt door de doelgroep echter niet gewaardeerd. De groep wil alleen gebruik maken en betalen voor diensten waar men ook daadwerkelijk belang bij heeft en gebruik van maakt. Tenslotte blijkt ook de eigendomssituatie niet aan te sluiten bij de vraag uit de markt. De meerderheid van de jonge senioren williever een huur· dan een koopwoning, terwijl serviceflats voornamelijk koopappartementen zijn. Uit de bovenstaande gegevens blijkt dat de serviceflats niet voldoen aan de woonwensen van de jonge senioren. Om de serviceflats aan te laten sluiten bij de woningvraag van de jonge senioren is een programma van eisen opgesteld waarin beschreven staat aan welke voorwaarden een serviceflat zou moeten voldoen.
Conclusies Om te beginnen moet op een bredere doelgroep gericht worden dan de oorspronkelijke, de welgestelde senioren. Door alleen senioren toe te laten krijgt de serviceflats een bejaardenimago. Beter is het om ook andere jongere groepen toe te laten. In het programma van eisen is ook geconcludeerd dat het verstandig is om driekamerappartementen te realiseren voor de doelgroep. Ook moet het mogelijk zijn om gebruik te maken van diensten, maar deze diensten moeten per stuk te bestellen zijn en geen collectieve verplichting zijn. Omdat zestig procent van de jonge senioren een huurwoning wil en veertig procent een koopwoning is gekozen om een mix van koop en huurwoningen aan te bieden om de doelgroep zo groot mogelijk te houden. Naast de huidige marktvraag van de jonge senioren is ook bepaald hoe de vraag zich in de toekomst zal ontwikkelen en hoe het nieuwe woonconcept hier op in dient te springen. Om te voorkomen dat hetzelfde gebeurt als met de serviceflats, namelijk dat het concept zich aan blijft passen aan de huidige bewoners en niet aan de marktvraag, is gekozen om niet altijd rekening te houden met de behoeften van de ouder wordende mens. Er zal alleen rekening mee gehouden worden indien bet geen extra investering vergt, een voorbeeld hiervan is het lager aanbrengen van een deurbel. Dit kost niets extra maar als de bewoners bijvoorbeeld in een rolstoel terecht komen hebben ze hier veel profijt van.
Al
-
iil' c:
c..
ID ID
.... C"
c: :::s c..
!. Al deze bevindingen zijn vergeleken met een case om te bepalen of er verschillen zitten in de praktijk en de theorie. Hieruit blijkt dat projecten die tegenwoordig gerealiseerd worden nauweJijks verschillen van de in deze rapportage gevonden marktvraag. Hierdoor blijkt het onderzoek niet alleen in theorie bruikbaar, maar ook in de praktijk.
01'
n
c
~
co c ~
7'
c :::s a. 11)
35
I.C.C. Luiring
à la (c) ART (e) Setting voor kunstenaarsateliers en eetgelegenheid in het Lloydkwartier in Rotterdam Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Dr. ir. A.H.J. Bosman Dr. ir. J.G. Wallis de Vries Ir. M.P.J. Aarts Datum afstuderen 29 april 2008
CT
0
c
:E c"'
Afbeelding 1 Het ontwerp In locatie
Samenvatting Opgave is het ootwerp voor een gebouw op een locatie in het Lloydkwartier in Rotterdam, waarin zich ateliers voor (beeldend)kunstenaars bevinden en een restaurant. Door deze combinatie wil ik het maken van kunst onder de aandacht brengen. Het restaurant bestaat uit 3 delen (voorgerecht, hoofdgerecht en nagerecht) op verschillende locaties in het gebouw. Hierdoor wordt de beweging door het gebouw gestimuleerd en de mogelijkheid van contact en interactie tussen publiek en kunstenaars, doordat de route langs, over en door de atelie.rs loopt. Het gaat mij om processen, om verschillende werkelijkheden en perspectieven te combineren en de bewustwording hiervan te stimuleren.
::J
0.. (1)
Trefwoorden Gelaagdheid Tussen Licht Kunstenaarsateliers Eetgelegenheid
Afbeelding 4 Kunstenaarsatelier naast het hoofdgerecht
We leven in een beeldcultuur waarin alles draait om het beeld, om de buitenkant, zonder inhoud. Wat we zien wordt beschouwd als de werkelijkheid. Door de dominante positie van het zien is het gemakkelijk om te vergeten dat we ook waarnemen door te ruiken, te voelen, te horen en te proeven. Je werkelijkheid, je ervaring, je perceptie, bestaat uit meer dan beeld alleen, ze is complex. Deze gewaarwordingen van de verschillende zi ntuiglijke prikkels zij n op te vatten als lagen die elkaar overlappen. Maar wat je als reëel ervaart hangt ook af van het perspectief dat je inneemt. De fysieke verandering van perspectief stelt je instaa t je opvattingen te toetsen en ook mentaal van perspectief te veranderen. De doelstelling is het stimuleren van de bewustwording van de gelaagde werkelijkheid door middel van een ontwerp waarin ateliers voor beeldend kunstenaars worden gecombineerd met een eetgelegenheid, in het Lloydkwartier in Rotterdam. Dit om de drempel tussen kunst en publiek te verlagen, om het maken van kunst te laten ervaren, waarbij alle zintuigen worden aangesproken door de combinatie met het eten. Om zelf los te komen van de beeldcultuur heeft het doen van onderzoek een belangrijke rol gespeeld. Dit onderzoek heeft zich geconcentreerd op de geschiedenis en de gelaagdheid van Rotterdam, ' tussen' ruimtes en figuurlijke transparantie. Daarnaast zijn de wensen en eisen die kunstenaars stellen aan een atelier in kaart gebracht en is onderzoek naar het ontwerpen met daglicht en het doen van lichtmetingen van grote invloed geweest op het ontwerp. Maar wat willen kunstenaars? Hoe willen zij werken? Bezoeken, gesprekken en interviews met kunstenaars dienden als inspiratiebron en gaven inzicht in de wensen en eisen die kunstenaars stellen aan een werkruimte. Deze wensen en eisen hebben zich vertaald in een atelier met een L-vormige doorsnede. Deze vorm maakt het hebben van verschillende werkplekken, sferen, licht-
Afbeelding 2 Concept combinatie ateliers en restaurants
Afbeelding 3 De doorsnede toont figuurlijke transparantie
Afbeelding 5 Spiraalsgewijze opbouw I nagerecht 1 en
Afbeelding 6 Zicht vanuit atelier op vide
2
condities en privacy binnen een ruimte mogelijk. Gewoonlijk hebben kunstenaars hun ateliers in restruimtes in gebouwen of in de stad. In dit ontwerp is het atelie r de bouwsteen van het gebouw. Het gebouw bestaat uit een spiraalsgewijze stapeling van atelierru im tes volgens 4 richtingen. De restruim tes die h ierbij ontstaan, worden in genomen door een centrale vide, een expos itieruimte en het restaurant. Het restaurant is opgedeeld in voorgerecht, hoofd gerecht en nagerech t, deze 'gangen' hebben elk een eigen sfeer, man ier van eten en contact met de ateliers en bevinden zich op verschillende locaties in het gebouw. He t opdelen van het res taurant stimuleert de beweging door het gebouw. O ntmoeting, licht en verandering van perspectief zijn hierbij belangrijk. De route die de verschillende gangen van het restaurant verbindt voert la ngs, over en door de ateliers. Op die manier wordt het contact met de kunstenaar gestimuleerd en zorgt de fysieke verandering van perspectief voor een men tale verandering. De ateliers zijn van beton. Het res taurant, de route, de toegangsdeuren en rame n naa r de ateliers zijn bekleed met hout. Hie rdoor dient he t materiaalgebruik als routeaanwijzer en kun je we l dwalen in het gebouw, maar niet ve rdwale n. Transluce nt glas en U-profielglas markeren bijzondere punten in het gebouw. Van de buiten kan t is een du idelijke sche iding tussen gesloten atelier en transparant restaurant waar te nemen. Het gebouw lijkt een stapeling van massa's met daar tussen open ruimtes, maar binnen vloeien ruimtes in elkaar over. Figuurlijke transparantie en tussenruimtes zijn middelen geweest om de bewustwording te prikkelen. De regels die zijn opgesteld; voor de stedebouwkundige inpass ing, de stape ling, daglich ttoetred ing en mate riaalgebru ik, hebben voor variatie in het ontwerp gezorgd. De s ta peling, oriëntatie, relatie met andere ateliers, de route en de gangen van het
restaurant hebben ondanks de L-vormige basisvorm elf verschillende ateliers gecreëerd . Elk atelier heeft zijn eigen daglichtverlichting, s feer, mate van toegankelijkheid, uitzicht en de mogelijk al dan niet collectief te kunnen gebruiken. Elk restaurantdeel heeft zijn e igen manier van eten en contact met de ateliers. En de route stimuleert de verande ring van perspectief, de bewustwording van de gelaagde werkelijkheid en het contact met de kunstenaar.
37
S. Mochawer
Operations Research & MultiProject Management Als hulpmiddel voor procesoptimalisatie en faalkosten reducering Afstudeerrichting Construction Managementand Engineering Afstudeercommissie Dr. arch. A.F.H .J. den Otter AvB Prof. dr. ir. W.F. Schaefer Ir. P.H.H.J. van Drunen Datum afstuderen
25 maart 2oo8 Samenvatting De kern van het onderzoek is, de noodzaak voor het implemen· teren van een kennisbeheersysteem. Dit kennisbeheersysteem kan per praktijksituatie met behulp van MultiProject Management en Operations Research (zoals in casestudies worden toegepast) worden opgesteld, met daarin opgenomen de kennis uit voorafgaande projecten. Wanneer het mogelijk wordt om alles over de projectplanning te registreren dan wordt het mogelijk om project gebonden ervaring om te zetten in relevante ervaring die op elk project van toepassing kan zijn. Waarbij de nadruk op projectniveau met name ligt op het opstellen van een juiste en vooral reële planning. Met behulp van deze Advanced project management technieken kan er tot een reduceren van de faalkosten worden gekomen. Trefwoorden Operations Research MultiProject Management Projectplanning Faalkosten Procesoptimalisatie
Bij bouwbedrijven vindt over het algemeen onvoldoende terugkoppeling plaats van leerza me ervaringen die zijn opgedaan tijdens de totstandkoming van een project. Dit fenomee n doet zich met name voor tu ssen de ontwerpfase en de uitvoeringsfase; Kostbare mis lukkingen blijven zeer vaak hangen binnen de context van een bepaald project en gaan hierdoor bij nieuwe projecten gemakkelijk in herhaling. Ook successen blijven vaak hangen binnen de grenzen van een project, waardoor niet de hele organisatie va n deze nuttige informatie kan leren en dus ook niet kan profiteren. Het onvoldoende uitwisselen van kennis en erva ringen draagt bij aan het telkens weer ontstaan van vermijdbare kos ten, of faalkosten, bij het bouwbedrijf. Naar aanleiding van dit probleem is in dit onderzoek de volgende probleemstelling geformuleerd: De deelnemers in het bouwprojectmanagement hebben onvoldoende inzicht en grip op de voortgang van en tijdens het bouwproces. Zij kunnen daardoor geen goede keuzes maken met betrekking tot het afstemmen van de verschillende onderdelen binnen het bouwproject. Het gevolg hiervan is dat de projecten achters tand oplopen doo rdat de planning niet wordt gehaald waardoor de fa alkosten oplopen. Het doel van het onderzoek is het toepassen van geschikte hulpmiddelen in het bouwproces om het proces meer inzichtelijk te maken en hiaten e n knelpunten op te spo ren zodat verbeteringen moge lijk zijn en een meer geoptimaliseerd proces mogelijk word. Met behulp van MultiProject Management en Operations Research als wapen tegen faalkosten richt dit onderzoek zich op een optimalisering van processen binnen de bouwprojecten en het verkrijgen van inzicht en overzicht in het projectmanagemen t. De hoofdvraag van dit onderzoek is dan ook: Hoe kan kenni s en kwaliteit management binnen het ontwerpproces verbeteren, waarmee het bouwbedrijf faalkosten kan reduceren , waarbij MultiProj ect Management en Operations Research centraal staan? De doelstelling met betrekking tot het resultaat die voortkomt uit de bea ntwoord ing van de hoofdvraag is: om inzicht te krijgen in het opstellen van een methode, waarmee het bouwbedrijf faalko ste n kan reduceren door verbetering van kennis en kwaliteit management binnen het ontwerpproces, waarbij MultiProject Manageme nt en Operations Research centraal staat." He t merkbare nut van deze methoden zal zijn: Dat de faalko sten zull en afnem en als gevolg van het leren van afgeronde projecten en toepassen van advanced Projectmanagement m ethod en. Om tot een antwoord op de hoofdvraag te komen is er allereerst een literatuurstudie uitgevoerd. Aan de hand van deze litera tuurstudie worden de theoretische deelvragen beantwoord en wordt er basiskennis opgedaan over MultiProj ect Management en Operations Research. Daarnaast is praktijk ervaring opgedaan bij Hei jmans Infrastructuur, middel s 2 casestudies. In deze casestudies is onderzocht wat de p.roblemen zijn binnen de projecten. Deze problemen zi jn allereerst geanalyseerd met behulp van de methode van Porras (casestudie: randweg Eindhoven) en met het Ishakawa diagram (casestudie: projectplanning). Per casestudie is een tastbaar eindp roduct, ontwikkeld met behulp van MultiProject Management en Operations Research. Waarbij in beide gevallen de noodzaak voor MultiProject Management en het kennisbeheersysteem naar voren komt. Uit de literatuurstudie is naar voren gekomen dat de mees t voor de hand liggende en meest ideale globale oplossingsrichting voor het kennisbeheer problemen bij het bouwbedrijf het toepassen van 'Kennismanagement op basis van Advanced project management is. Om te bepalen of het toepassen van deze methoden bij de projectplanning rea li sti sch en bruikbaar is, werd de kennis die is opgedaan in Casestud ie Randweg Eindhoven meegenomen in het opstellen van de on twerpplanning in Rosmalen.
Resultaten in het afstudeeronderzoek Ontwikkelen van een 'Tooi' (systeem) ten behoeve van de voortgangsplanning met betrekking tot de tekeningen op het project Randweg Eindhoven. 2. Analyse van de ontwerpplanning binnen het bouwbedrijf. 3· Opstellen van een model ('methode') voor betrouwbare en optimale planning van de ontwerpfase met behulp van Operations Research.
I.
Resultaten van het onderzoek Aan de hand van de literatuurstudie, verzamelde informatie en analysen van de resultaten is tot de volgende gekomen: a) Zowel in ontwerpfase als in de uitvoeringsfase is de proble· matiek van slechte planning en gevolg daarvan faalkosten , vaker aan bod gekomen. b) De noodzaak voor het kennisbeheer systeem en mede een integrale documenten beheersysteem vanuit het MultiProject Perspectief. c) Het nut van het opstellen van een nauwkeurige ontwerpplanning met behulp van Operations Research technieken. De kern van het onderzoek waarmee de beantwoording van de hoofdvraag naa.r voren komt is; de noodzaak voor het implemen· teren van een kennisbeheersysteem. Dit kennisbeheersysteem kan per praktijksituatie met behulp van MultiProject Management en Operations Research (zoals in casestudies worden toegepast) worden opgesteld, met daarin opgenomen de kennis uit voorafgaande projecten. Wanneer het mogelijk wordt om alles over de projectplanning te registreren dan wordt het mogelijk om project gebonden ervaring om te zet· ten in relevante ervaring die op elk project van toepassing kan zijn. Waarbij de nadruk op projectniveau met name ligt op het opstellen van een juiste en vooraLreële planning. Met behulp. van deze Advanced project management technieken kan er tot een reduceren van de faalkosten worden gekomen.
39
M. Mulders
Destination Downtown Modellering van de entreepuntkeuze van bezoekers aan binnenstedelijke winkelgebieden Afstudeerrichting
Urban Design and Planning Afstudeercommissie
Ir. A.W.J. Borgers Dr. ir. C.G. Chorus Dr. ir. A.D.A.M. Ke rnperman Prof. dr. H .J.P. Timmermans Datum afstuderen 25
maart
2oo8
Cl
ü:' c:
c.. C1) C1)
.., tT
c:
::I
c.. ~
il1'
n
c
;:::;:
(I)
CT 0
c
:.!
"' c :::J a. (I)
Samenvatting
Maatregelen als het verbeteren van de bereikbaarheid, het bieden van aantrekkelijke parkeervoorzieningen en het minimaliseren van loopafstanden kunnen bijdragen aan het attractiever maken van een binnenstedelijk winkelgebied. Om in staat te zijn de ruimtelijke gevolgen van dergelijk beleid te voorspellen, is het van belang inzicht te krijgen in het keuzegedrag van de bezoekers. Tijdens dit project zijn modellen geschat om inzicht Ie krijgen in de keuze van bezoekers voor transferfaciliteiten (parkeergelegenheden, fietsstallingen enz.) en entreepunten. Kortom: waar gaan bezoekers de binnenstad in en waardoor wordt dit beïnvloed? Trefwoorden
Transportmodellering Ruimtelijk keuzegedrag Binnensteden Winkelgebieden Entreepunten
Afbeelding 1 Bereikbaarheld van warenhulzen speelt een rol
De manier waarop mensen hun vrije tijd besteden heeft steed s meer invloed op de ruimtelijke ordening en op de inrichting van de publieke ruimte. Dit uit zich (onder meer) in een toename va n centra met vrijetijds- en winkelcomplexen aan de randen van de stad. Deze centra spelen in op een nieuwe generatie consumenten die meer gemak en minder inspanning eist tijdens het winkelen. Traditionele winkelomgevingen als binnensteden voldoen vaak niet meer aan deze e isen, waardoor de koopkrachtbinding in het geding kan komen . Maatregelen als het verbeteren van de bereikbaarheid, het bieden van aantrekkelijke parkeervoorzieningen en het minimaliseren van loopafstand en kunnen dan bijdragen aan het attractiever maken van een binnenstad.. Om in staat te zij n de ruimtelij ke gevolge n van dergelijk beleid te voorspellen, is het van belang inzicht te krijgen in het keuzegedrag van de bezoekers. Eén onderdeel van dit keuzegedrag staat hier centraal: de entreepuntkeuze. Tijdens dit onderzoek is verondersteld dat er een wisselwerking bestaat tussen (winkel)voorzieningen in een binnenstad en trans ferfaciliteiten (parkeergelegenheden, fietsstallingen, bushaltes, treinstations) rondom die binnenstad. Entreepunten spelen hierin een cruciale rol. Het doel van dit onderzoek is de (gecombineerde) keuze voor transferfaciliteiten en entreepunten door bezoekers inzichtelijk te maken. Om inzicht te krijgen in het transferfaciliteit-en entreepunt keuzegedrag zijn nested logit (NL) modellen geschat en gevalideerd. NL modellen zijn geschikt om keuzegedrag weer te geven dat bestaat uit een gecombineerde (m ultidimensionale) beslissing. De structuur van dit type modellen wordt gekarakteriseerd door het groeperen van subsets met alternatieven die meer op elkaar lij ken wat betreft bepaaldeongeobserveerde kenmerken dan andere alternatieven. Bij het schatten van de keuzemodellen is gebruik gemaakt va n reeds bestaande revealed preferenee data, welke is verzameld in 2005 en 2006 in de binnenstad van Eindhoven , waarbij onder een selecte steekproef van ruim 900 binnenstad sbezoekers een enquête is gehouden.
~~' ...
•
•
Afbeelding 2 Bezoekers kiezen uit alle combinaties van transferfaciliteiten en entreepunten
Een essentiële variabele binnen dit keuzeprobleem, die op veel verschillende manieren benaderd kan worden, is de bereikbaarheid van (winkel) bestemmingen vanuit een entreepunt In dit onderzoek zijn zowel op infrastructuur als op activiteiten gerichte bereikbaarheidsmalen gedefinieerd. Bovendien kan er bij deze bereikbaarheidsmalen onderscheid worden gemaakt tussen een collectieve benadering- waarbij er van uit wordt gegaan dat alle winkels even belangrijk zijn voor de bezoekers en een geïndividualiseerde benadering- waarbij alleen de winkelsfbranches die een individu aangeeft te bezoeken worden overwogen. Deze benaderingen worden getest en vergeleken om te kunnen beoordelen of bepaalde benaderingen effectiever zijn dan andere. Gegeven de vele opties is een aantal verschillende modellen voor automobilisten en fietsers geschat. Ten eerste kan worden geconcludeerd dat de modelfit van de modellen (de mate waarin een model het keuzegedrag beter voorspelt dan een model met gelijke keuzekansen voor elk alternatief) nauwelijks wordt beïnvloed door het gebruik van een complexere benadering van locatiebereikbaarheid. Verder lijkt het gebruik van geïndividualiseerde bereikbaarheidsmalen de modelfit wel te vergroten. In het algemeen kan worden geconcludeerd dat de modelfit van de modellen weliswaar acceptabel is, maar er ook op zou kunnen duiden dat het keuzeprobleem te complex is om te benaderen met gangbare (revealed) data en modellen. De modellen geven echter, in de mees te gevallen, wel acceptabele resultaten bij geteste simulaties van mogelijke (beleids)scenario's. Het keuzegedrag van binnenstadsbezoekers kan inzichtelijk worden gemaakt aan de hand van de geschatte modellen voor automobilisten en fietsers. De kans dat een automobilist een bepaalde parkeergelegenheid kiest, wordt vergroot door een overeenkomende richting tussen de herkomst van de automobilist en grote goedkope parkeergelegenheden dicht bij de binnenstad. De kans dat een entreepunt wordt gekozen neemt toe bij een kleinere afstand tussen parkeergelegenheid en entreepunt,
en bij een goede bereikbaarheid van warenhuizen vanuit het entreepunt. Daarnaast blijkt dat runshoppende automobilisten meer dan funshoppers een voorkeu.r hebben voor in of dicht bij de binnenstad gelegen parkeergelegenheden en een korte afstand tussen parkeergelegenheid en entreepunt Zij zullen namelijk, om efficiënt boodschappen te kunnen doen , hun eindbestemming zo dicht mogelijk proberen te naderen. Funshoppers daarentegen doen die moeite niet en parkeren de auto op de meest logische locatie gezien de herkomst. De kans dat een fietser een entreepunt kiest, wordt vergroot door ener· zijds een overeenkomende richting tussen de herkomst van de fietser en grotere, onbewaakte (gratis) fietsstallingen op korte afstand van een entreepunt, en anderzijds door een goede bereikbaarheid van warenhuizen vanuit het entreepunt Verder kan worden geconstateerd dat runshoppers bewaakte fietsstallingen minder slecht beoordelen dan funshoppers. Funshoppende fietsers blijken namelijk relatief vaak jonger dan r8 jaar te zijn en zullen, omdat zij minder geld te besteden hebben, vaker kiezen voor een onbewaakte (gratis) stalling. Wanneer het gedrag van automobilisten en fietsers met elkaar wordt vergeleken, blijkt dat automobilisten bij het kiezen van een parkeergelegenheid geen rekening lijken te houden met waar de binnenstad in zal worden gegaan, terwijl fietsers dit in beperkte mate wel doen bij hun keuze voor een stalling. Fietsers lijken zich gemakkelijker in en rond de binnenstad te verplaatsen en zullen daardoor proberen dichter bij hun geplande bestemming te komen. Voor automobilisten gaat dit gegeven in veel mindere mate op. Doordat het (auto)verkeer rondom een binnenstad vaak druk is, zal voor automobilisten het vinden van een geschikte parkeergelegenheid en daarmee het 'kwijtraken' van de auto een dominante positie innemen in het keuzeproces.
E.J. Nap
Psychoteduur Verkennend onderzoek naar psychologie in de architectuurpraktijk Afstudeerrichting
Architectuur Afstudeercommissie
Dr. ir. J.G. Wallis de Vries Dr. ir. Y.A.W. de Kort Ir. ).) .P.M. van Hoof Datum afstuderen 25 maart 2008 Samenvatting
Voor zover architectuur haar bestaansrecht ontleent aan een opvatting over de beleving ervan kan ze het beste begrepen worden als een experiment. Dit onderzoek is een voorbeeld van hoe architectuur onderzocht kan worden op uitgesproken of inhere nt aanwezige aannames over beleving in het ontwerpproces, en in welke mate de resultaten aansluiten op enkele psychologische concepten. Aan de hand van een bespreking van een eigen project heb ik ook laten zien hoe een ontwerpproces samen kan hangen met een aantal hypotheses over beleving. Trefwoorden
Interview Psychologie Communicatie Sequentie Consistentie
Mijn afstudeerproject was gericht op hoe de onmiskenbare ken· nisvermeerde ring op het gebied van omgevingspsychologie sinds de jaren 1970 in de architechturpraktijk kan worden inge· zet, of reeds wordt ingezet. Onder ' psychotectuur', de titel van het boek waarin verslag wordt gedaan va n dit proj ec t, kunnen de aspecten van architechtur worden ve rstaan die op een bepaald de nkbee ld over de beleving ervan gebaseerd zijn. Deel één van het boek doet verslag van een onderzoek waarin zes architec ten worden geïnterviewd over een door hen , in over· leg met de bewoners en opdrachtgevers, ontworpen woning. De serie startte in augustus 2006 met Loes van Rijn sbergen, en eindigde in april 2007, na interviews met Maarten Otten , Harold Three ls, Harry van Loon en Peer Bedaux in de tu sse nlig· gende periode, met Jan Hoogstad. Hoe denken zij over de bele· ving van ruimte door de gebruikers van hun architectuur? Het onderwerp is misschien geen representatieve selectie uit de architectuurpraktijk, maa r de verwachting was dat de keuze voor dit soort wo ningontwerpen de beste mogelijkheden bood om in een onderzoek van beperkte omvang een beeld te schetsen van de denkbeelden en methodes van deze architecten. De interviews ware n heel open van s tructuur om de architecten geen woorden in de mond te leggen en vooral hun eigen denk· beelden te laten uiten, aan de hand van het ontwerpproces van de woning. Door middel van een literatuuronderzoek in psycho· logie en architectuurgeschiedenis en theorie (respectievelijk met name Bel! e.a., 2001, Curtis, 1996 en Lang, 1987) konden inte· ressante uitsprak en al tijdens het interview worden herkend. Op die momenten kon dan de architect worden gevraagd dieper op dat onderwerp in te gaan. Om de interviews enigszins met elkaar te kunnen vergelijken is de nadruk gelegd op drie thema's, communicatie met de opdrachtgever, sequentie van ruimte en consistentie in vormgeving op diverse schaalniveaus. Niet elk thema is in elk interview even goed vertegenwoordigd, maar er zijn telkens minsten s twee architecten uitgebreid over het thema aan het woord gelaten. Het bleek dat ook tegenwoordig nog denkbeelden over de beleving van ruimte aan de basis staan van sommige ontwerpaspecten, ook al is de theoretische basis daarvan niet altijd te herleiden en wellicht indirect in het ontwerpproces verwerkt. Een mooi voorbeeld is de manier waarop een aantal van deze architecten een bepaalde beweging door de woning probeert te stimuleren door middel van contrasten en spanningen in de compositie. Deze en andere uitkomsten lijken ook een weer· klank te hebben in de psychologische literatuur. Het begrip spanning bijvoorbeeld lijkt sterk op de actoren informatie of opwinding uit het homeostatisch model. Wat betreft de metho· diek is opvallend dat enkele van deze architecten wel interesse hebben uitgesproken in een evaluatie van hun ontwerp, maar dat de formulering van hypotheses daar meestal geen structu· reel onderdeel van uitmaakt. Deel twee van het boek gaat in op een project dat ik zelf heb ontworpen, een verbouwing van het huis van mijn ouders. De thema's en onderwerpen die in deel één aan de orde kwamen worden zo ook op mijn eigen werk betrokken. Daarnaast heb ik een hoofdstuk opgenomen dat, vooruitlopend op deel drie van het boek, de uitgangspunten van een aantal aspecten van het ontwerp, mijn eigen denkbeelden over beleving, formu· leert als hypotheses. De badkamer bij de slaapkamer bijvoor· beeld moest worden gerealiseerd in een zone van rsoo mm diepte. Ik bedacht me dat een donkergrijze achtergrond wel eens een ruimere indruk zou kunnen maken dan een in kleine ruimtes gebruikelijke lichte achtergrond, door minder aandacht op zich te vestigen. Een strak tegelpatroon en het contrast tus· sen de tegels en de witte of RVS in bouwelementen, nog vergroot door de koude verlichting, zou misschien een ruime indruk kunnen maken. Deel drie bestaat uit een essay over de plaats van wetenschappelijke kennis en individuele opvattingen over de beleving van architectuur in het ontwerpproces. Dit essay begint met een historisch overzicht van het verband tussen architectuur en psycho· logie, die sinds de jaren 1970 na een korte periode van innige samenwerking uit elkaar zijn gegroeid.
...
-• .. ,.er---·-
Afbeelding 1 jan Hoogstad: Schets woningtypologie
Vervolgens wordt uiteengezet hoe een individueel begrip van de psyche in het ontwerpproces kan worden opgenomen en verdedigd. Analoog aan het pleidooi van Zeiset (lnquiry by design. 1981) voor samenwerking tussen architecten en onderzoekers wordt gepleit voor architectuur als experime nt. Dar houdt in het opstellen van falsificeerbare hypotheses over de verwachtte beleving van het ontwerp. het verantwoorden van die ontwerpaspecten als experiment in plaats van op bas is van een ideologie, en het daadwerkelijk investeren in evaluatie van het resultaat, zowel wat betreft gerealiseerde als uiteindelijk niet te verantwoorden ontwerpaspecten. Dit proces van verantwoording (van de bij de ontwerper aanwezige ken nis naar een analyse van de bes taande context) e n evaluatie (van de voorgestelde of gerealiseerde toevoeging aan de context naar de bij de ontwerper aanwezige kennis) kan continu en over de hele breedte van het ontwerpproces plaatsvinden. De bronvermeldingen waarmee elk deel besluit zijn ook op zich zelf een interessant onderdeel voor architecten en architectuurstudenten die interesse hebben in psychologie maar niet weten waar te beginne n. Met name 'c reating architectural theory' van Jon La ng (1987), dat nog s teeds als standaardwe rk geldt voor de rol van de sociale wetenschappen in de architectu ur, is een voor architecten rede lijk toegankeli jke inleiding in deze materie. Literatuur: BeU, P.A., Greene, TC., Fisher, J.D., Ba um, A. (2001). Environmental Psychology. sth ed. Londen: Lawrence Erlbaum Ass. Pub. Curtis, W.J.R. (1996 ). Modern architecture s ince 1900 (3e ed.). Londen: Phaidon. La ng, J. (1987). Creating architectural theory: l11e role of the behaviou ral sciences in e nviron mental design. New York: Van Nastrand Reinhold. Zeisel. ). (1 981). lnquiry by design: Tools for e nvironmentbehavier resea rch, p226-231. Monterey, CA: BrooksjCole.
--.. 43
Ing. P. Noom
Bti1Vingsp111fiel v.an de lobruiker over de dil
Het individu Leidend
- i l...-ze:nl -P~u.2
Een omgekeerde benadering van het thermisch comfort ten behoeve van de gebruiker Afstudeerrichting
Building Services Afstudeercommissie
Prof. ir. W. Zeiler Ir. ing. G. Boxem Ir. J.F.B.C. Haan 10
Datum afstuderen 29
april
11
12
i3
15
TijdSip
2008
Afbeelding 1 Belevlngsproflel van de gebruiker over de dag Ql
-
ii1' c:
0. tD tD
....
tr
c: :::s
0.
~
ëJ'
("'>
c
;;;
;::;:
er 0 c ~
7'
c
Samenvatting
Hettot uiting komen van de capaciteiten van een persoon is afhankelijk van zijnjhaar comfortniveau. Het comfortniveau wordt bepaald door vele factoren. Dit onderzoek heeft betrekking op het thermisch klimaat van gebruikers in hun directe werkomgeving. Met behulp van de theorie en testen in de praktijk wordt er naar een oplossing gezocht om een goed comfortniveau voor individuele gebruikers van een kantoorgebouw te verkrijgen, tegen een laag energiegebruik. De nadruk ligt hierbij op het energieverbruik, met de voorwaarde dat het comfortniveau goed blijft. Het comfortniveau dient goed te blijven, omdat deze in direct verband staat met de productiviteit van de gebruiker.
:::s
a. /1)
44
Trefwoorden
Thermisch comfort Productiviteit Methodisch ontwerpen Gebruikers Microklimaat
Mn Afbeelding 3 Abstracte ontwerpproces
Het afstudeeronderzoek komt voort uit de wens om de actueleen toekomstige vraag en behoefte van een gebruiker te kunnen voorspellen. Door deze voorspelling kan een goed comfort aangeboden worden hetgeen leidttot een minimaal productiviteitsverlies. Tevens kan door de vooruitziende blik de energiebehoefte beter voorspeld worden waardoor een hoger rendement haalbaar is. De productiviteit van een werknemer staat in direct verband met zijn comfortbeleving. Het comfort is afhankelijk van een tweetal factoren; holistic en de deterministic. Op de holistische factoren kan "geen invloed" uitgeoefend worden, te weten gemoedstoestand, omgeving en collega's. Op de deterministische factoren kan wel invloed uitgeoefend worden, zoals luchttemperatuur, luchtsnelheid en relatieve vochtigheid. Met deze grootheden, het activiteitenniveau en de kledingweerstand kan het thermisch comfort bepaald worden aan de hand van de theorie van Fanger. Met de methode van Fanger kan de PMV (Predicted Mean Vote) bepaald worden die in verband staat met het aantal ontevreden mensen door invloed van het binnenklimaat De eisen van de gebruiker aan het binnenklimaat zijn afhankelijk van de verwachting van het thermisch comfort in het gebouw. De verwachtingen van een gebouw met een volledig beheersbaar binnenklimaat, HVAC installatie, zijn groter dan bij een gebouw zonder HVAC installatie. Hierdoor worden er bij het ontwerp van een kantoorgebouw met een HVAC installatie strengere eisen gesteld aan het binnenklimaat Dit resulteert in een kleinere bandbreedte van het binnenklimaat door de kleinere thermische sensatie van de gebruikers. Het gewenste binnenklimaat is afhankelijk van het buitenklimaat. Gebruikers passen hun kleding aan de buitensituatie aan, wat leidt tot een ander gewenst binnenklimaat door de aanpassing van kleding. Deze aanpassing heeft een positief effect op
Afbeelding
2
Creëren van een eigen microklimaat
Afbeelding 4 Een morfologisch overzicht van ventileren op werkpleknlveau.
het energieverbruik van de klimaatinstallatie. In de zomerperiode kunnen er hogere, en in de winter lagere binnentemperaturen aangeboden worden waarbij het comfortniveau behouden blijft. Onderzoek naar de invloed van de grootheden die het thermisch comfort bepalen. wij s t uit dat de persoonsgebonden factoren, kleding en het activiteitniveau, de grootste invloed op het uiteindelijke thermische comfortniveau heeft maar juist de factoren zijn die het lastigst te bepalen zijn. Kleding is persoonsgebonden en aan mode onderhevig. Binnen een groep mensen zullen soorten kleding van elkaar verschillen wat verschillende isolatiewaarden tot gevolg kan hebben. Verschillende activiteiten binnen één ruimte leiden tot verschillende wensen met betrekking tot het gewenste binnenklimaat. De theorie van Fanger gebruikt hiervoor gemiddelde waarden, welke bepaald zijn uit onderzoek. Voor een groep mensen zullen er verschillen optreden in kleding en het metabolis me. Deze verschillen worden niet meegenomen in de theorie, wat zalleiden tot een ontevrede nheid van een aantal gebruikers binnen een groep. In vele kantoorgebouwen gelden tegenwoordig geen kledingvoorschriften meer. Dit heeft tot gevolg dat de verschillen in kledingweerstand toenemen wat resulteert in verschillende wensen met betrekking tot het binnenklimaat Om deze versch illen aantoonbaar te maken zijn er experimenten uitgevoerd in een kantoorgebouw. De werknemers werden gedurende een aantal weken, zonder hiervan op de hoogte te zi jn, blootgesteld aan een binnenklimaat Aan het eind van deze periode werd het binnenklimaat beoordeeld met behulp van een enquête. Deze toetsing is een aantal keer herhaald onder verschillende omstandigheden van het binnenklimaat In figuur r is de beleving van r8 personen weergegeven waarbij de condities nagenoeg identiek waren.
45 Hierbij is de PMV weergeven van -3, koud tot +3, warm en waarbij o tevreden aangeeft. Door de verschillen in beleving van de gebruikers en toch iedere gebruiker een goed comfort aan te kunnen bieden, dienen er mogelijkheden te zijn om het binnenklimaat individueel aan te passen aan de wensen van de gebruiker, het creëren van een microklimaat (figuur z). Tot nu heeft de gebruiker geen deel uitgemaakt van de strategie van de klima atinsta llatie op een kantoorgebouw. In dit ontwerp wordt de gebruiker als het ware centraal gesteld in het ontwerpproces en krijgt de mogelijkheid het comfort individueel te regelen (figuur 3). Hierdoor wordt het mogelijk het comfort te verbeteren en efficiënter om te gaan met ene rgie wat kan leiden tot lagere kosten. Omdat het comfort van directe invloed is op de gebruiker wordt er vanuit de eisen van de gebruiker ontworpen met betrekking tot zijn/haar gewenste comfortniveau. De ontwerpniveaus d ie van directe invloed zijn op het comfort van de gebruiker zijn: Werkplekniveau; - Gebrui.kersniveau. Met behulp van de ontwerpmethode, methodisch ontwerpen, wordt er ontworpen vanuit ee n vaste structu ur door gebruik te maken van morfologische overzichten. Op deze manier ziet men bij een nieuw ontwerp alle mogelijke oplossingen in één overzicht (figuur 4). De kans is hierdoor kleiner dat men terugvalt in vastgeroeste method es, die bij vele voorgaande ontwerpen ook zijn toegepast. Uit deze methode zijn ro concepten ontwikkeld, die de mogelijkheid geven het gewenste binnenklimaat te creëren voor de gebruiker. Het ontwerp met de grootste potentie is di eper uitgewerkt tot een toepasbaar concept.
S.H.A. Penders
Beheerste stromingen in grote ruimten De werking van een stuwdrukventilator toegepast op een praktijkcase Afstudeerrichting Physics of the Built Environment Afstudeercommissie Prof. ir. P.G.S. Rutten Prof. dr. ir. J.L.M. Hensen Dr. ir. M.G.L.C. Loomans Datum afstuderen 29 april 2008
Afbeelding t Slibverwerkingsbedrljf SNB
Samenvatting Bij slibverwerkingsbedrijf SNB zijn stuwdrukventilatoren toegepast om de ventilatie te bewerkstelligen. Hierbij dienen schadelijke stoffen afgevoerd te worden. Er is terugstroming van de lucht geconstateerd. In de literatuur is weinig informatie beschikbaar over hoe in grote ruimten de luchtstroming kan worden beheerst en de wijze waarop stuwdrukventilatoren hierbij toegepast dienen te worden. Om simulaties te kunnen valideren zijn er eigenhandig metingen aan een stuwdrukventilator uitgevoerd. Met behulp van deze simulaties is een deel van slibverwerldngsbedrijf SNB gemodelleerd. Er zijn verschillende varianten gemodelleerd om te onderzoeken welke invloed een drukverschil heeft en welke opstelling van stuwdrukventilatoren de grootste volumestroom en de meest uniforme stroming oplevert. Trefwoorden Stuwdrukventilator Luchtstroming Numeri eke simulatie (CFD) Cas e SNB Drukverschil
Afbeelding 3 Uniformiteit bekeken ter plaatse van de verticale vlakken In het hart van de silo's
Het onderwerp voor dit onderzoek is ontstaan nadat een ventilatieprobleem bij slibverwerkingsbedrijf SNB was geconstateerd (afbeelding 1). De luchtstroming, mede veroorzaakt door stuwdrukventilatoren, bleek niet naar behoren te functioneren. In grote mimten is het belangrijk dat er voldoende wordt geventileerd. Het ventileren van een ruimte is het uitwisselen van lucht met de omgeving met als doel de concentratie niet te laten oplopen en tot een onschadelijk niveau te beperken. Het doel van dit onderzoek is een kwalitatieve ondersteuning geven voor luchtstroming voor de situatie bij SNB en aanbevelingen doen voor verbetersituaties. Een ander doel is de invloed van drukverschillen ten opzichte van de stuwdrukventilator in kaart brengen. Aan de hand van metingen aan een stuwdrukventilator is onderzocht hoe deze ventilator met behulp van CFD gesimuleerd dient te worden. Vervolgens is deze informatie gebruikt om case SNB te onderzoeken (afbeelding 4). De stuwdrukventilatoren die zijn toegepast bij SNB zijn voorzien van een stalen afbuigrooster, een dellector (afbeelding 2). Om de invloed van deze dellector te bepalen is als basissituatie een variant gebruikt waarbij geen dellector aanwezig is. Vanuit deze basissituatie is een dellector gemodelleerd, de uitblaassnelheid van de stuwdrukventilator verdubbeld, de stuwdrukventilatoren op dezelfde lengtepositie in het midden van de corridor geplaatst en shtwdrukventilatoren op dezelfde lengtepositie aan beide zijden van decorridor tegenover elkaar geplaatst. Deze laatste variant is zowel met als zonder deflector bekeken. Voor de variant waarbij de uitblaassnelheid van de stuwdrukventilator is verdubbeld is de uitblaasoppervlakte gelijk gehouden. In d.it geval wordt de volumestroom van de stuwdrukventilator twee maal zo groot. Op basis van de simulatieresultaten kan geconcludeerd worden dat de varianten zorgen voor een verschil in volumestroom inde corridor en de uniformiteit van twee verticale vlakken in decorridor ter plaatse van het midd en van de silo's (afbeelding 3) .
Afbeelding
2
Stuwdrukventilator uitgerust met deflector 111
UI' ..... c c.. 111
111 ....
cc
::I
c..
!. a;' n c
,....
ro ;:::;: o0
c
::E
A'
c
::::l
0..
ro
Afbeelding 4 Randvoorwaarden simulatiemodel corridor
De deilectoren waarmee de stuwdrukventilatoren bij SNB zijn voorzien, zijn een goede verbetering ten opzichte van eenzelfde situatie zonder deflectoren. Deze zorgen voor een toename in volumestroom van rs6% ten opzichte van de basisvariant. De uniformiteit neemt toe met I2S%· De grootste volumestroom wordt veroorzaakt door de variant waarbij aan beide zijde van de corridor twee ventilatoren geplaatst zijn voorzien van een deflector. Deze zorgt voor een toename ten opzichte van de basissituatie van zoo% Deze variant veroorzaakt ook de grootste uniformiteit, met een toename ten opzichte van de basissituatie van zoo%. Om de invloed van een drukverschil te onderzoeken zijn er tevens een aantal varianten gesimuleerd. De onderzochte varianten bestaan uit de situatie waarbij er geen ventilatoren in de corridor aanwezig zijn, een variant waarbij de uitblaassnelheid van de ventilatoren verdubbeld is en een variant waarbij de impuls van de stuwdrukventilator vergroot is. Aan de hand van de resultaten kan geconcludeerd worden dat een drukverschil zeker van invloed is op de situatie. Tot een drukverschil van z,sPa is de toepassing van stuwdrukventilatoren in de basissituatie zinvol. Bij een hogere druk is uitsluitend de druk verantwoordelijk voor de volumestroom en spelen de stuwdrukventilatoren geen rol meer. Wanneer de stuwdrukventilatoren een dubbele capaciteit hebben is de toepassing ervan tot een drukverschil van sPa zinvol en wanneer de stuwdrukventilatoren in de basispositie voorzien zijn van een deflector is de toepassing van stuwdrukventilatoren tot een drukverschil van 7,sPa zinvol. De luchtstroming die wordt veroorzaakt door de variant waarbij er geen ventilatoren aanwezig zijn, is het meest uniform. Vooral bij drukverschillen tot 7.sPa is dit verschil in uniformiteit omvangrijk. De andere varianten zijn vergelijkbaar in uniformiteit.
47 Aan de hand de simulatieresultaten kan er voor SNB een aanbeveling worden gedaan ter verbetering van de luchtstroming. In de huidige situatie zijn er twee stuwdrukventilatoren voorzien van een deflector toegepast. Dit is al een enorme verbetering ten opzichte van de situatie zonder deflectoren. Er treedt in het geval er deflectoren worden toegepast zowel een grotere volumestroom, als een meer uniforme stroming op. De beste optie zou zijn om het kraanluik dicht te maken. In dat geval kan er geen lucht meer door het kraanluik de corridor binnenkomen, maar dient alle lucht toegevoerd te worden via de storthaL Drukverschillen van buitenaf, als gevolg van wind, kunnen op deze wijze beperkt worden. Op deze manier kan terugstroom van lucht die gemeten is ter plaatse van de storthal verholpen worden. Een andere goede optie zou zijn om geen stuwdrukventilatoren toe te passen, maar een groot drukverschil (>?,sPa) over die corridor te creëren. Op deze wijze wordt eenzelfde volumestroom verkregen als de huidige situatie, maar is de stroming wel meer uniform. Wanneer de toepassing van stuwdrukventilatoren toch gewenst is, in verband met een betere menging van de verontreinigde lucht, is de beste optie om aan beide zijde van de corridor twee ventilatoren te plaatsen voorzien van een deflector.
M.E.Pleijte
Haalbaar? Meer dan alleen betaalbaar... ! Een onderzoek naar de rol van spin-off effecten van gebiedsantwikkeling in de haalbaarheid van deze ontwikkeling. Afstudeerrichting RealEstale Management & Development Afstudeercommissie Drs. R. Weisz RA Ir. L. van de Ven Ir. A. Ens
111
ur ....c
c..
ID ID
.... tr c
::I
c..
!!. ë1' n c
;o
;::;:
CT
0
c
:E
Datum afstuderen 29 april zoo8 Samenvatting Gebiedsantwikkeling brengt vele uiteenlopende spin-off effecten met zich mee. De besluitvorming over de haalbaarheid van gebiedsantwikkeling is gebaseerd een aantal van de spin-off effecten die de ontwikkeling met zich meebrengt. In dit onderzoek worden de uiteenlopende spin-off effecten onderzocht en in kaart gebracht. Uiteindelijk moet het onderzoek resulteren in de ontwikkeling van een beslissingsandersleunend instrument dat alle spin-off effecten onderdeel maakt van de haalbaarheidsstudie in de vroege plan fase.
7'
c
::J
0.. 10
Trefwoorden Gebiedsentwikkeling Spin-off effect Haalbaarheidsstudie Besluitvorming Indirecte effecten
Aanleiding en doelstelling Gebiedsentwikkeling is actueel en er bestaat een toenemende aandacht voor de uiteenlopende effecten van deze ontwikkelingen. Dit onderzoek geeft antwoord op de probleemstelling: Welke spin-off effecten van gebiedsentwikkeling zijn te benoemen en hoe kunnen deze worden opgenomen in de haalbaarheidsstudie en bijdragen in het besluitvormingsproces bij gebiedsontwikkeling? Met als achterliggende doelstelling: een instrument ontwikkelen dat de spin-off effecten onderdeel maakt va n de haalbaarheidsstudie in de vroege planfase. Literatuur- & praktijkonderzoek Aan de hand van literatuurstudie worden de begrippen gebiedsentwikkel ing. spin-off effecten en haalbaarheidsstudies toegelicht. In dit onderzoek is gebiedsontwikkeling: de fysieke en functionele verandering van een gebied, geïnitieerd vanuit de urgentie van een maatschappelijk probleem enjof kans, die plaatsvindt in een langd urig en complex krachtenveld van verschillenden partijen, waarbij spin-off effecten via synergie tussen verschillenden functies en met grootschalige investeringen worden gecreëerd. De defmitie benadrukt dat gebiedsentwikkeling spin-off effecten met zich mee brengt. Spin-off effecten worden gedefinieerd als de allesomvattende structurele effecten die gebiedontwikkeling cl'eëert. Deze effecten kunnen zowel positief als negatief zijn en lopen uiteen van bijvoorbeeld effecten op het bestaande vastgoed, het imago en de (leef-) omgeving etc. Spraakmakende voorbeeld en van gebiedsentwikkeling waarbij de spin-off effecten duidelijk zijn waar te nemen, zijn de ontwikkeling van het havengebied van Sydney met het Opera House en de ontwikkeling van de Zuidas in Amsterdam. Inzicht in de spin-off effecten is belangrijk omda t zij het besluitvormingsproces verzakelijken, draagvlak vergroten én de achterliggende doels tellingen van de gebiedsentwikkeling waarborgen. De besluitvorm ing bij gebiedsantwikkeling wordt ondersteund door haalbaarheidss tudies. Door de spin-off effecten op te nemen in de haalbaarheidsstudie krijgen zij een rol in het besluitvormingsproces. Uit het literatuuronderzoek zijn 19 veelvoorkomende spin-off effecten geselecteerd. Deze worden gevalideerd in de praktijk met zeven experti nterviews en een interne toets. Dit resulteert in het onderstaande overzicht met effecten. Werkgelegenheid (leef-)omgeving Opbrengsten te realiseren vastgoed Waardefluctuatie bestaand vastgoed in gebied Waardefluctuatie bestaand vastgoed in omliggend gebied Veiligheid Vestigingsklimaat Milieu, flora & fauna Bereikbaarheid Imago / prestige Cultuur en historie Voorzieningenniveau Synergie voord elen Draagvlak bestaande voorzieningen Consumentensurplus Toegankelijkheid Gezondheid Demografische verandering Recreatie en toerisme Exploitatie en beheerbaarheld
Ontwikkelen en toetsen van het instrument De resultaten uit het literatuur- en praktijkonderzoek hebben geleid tot de ontwikkeling van een beslissingsondersteunend instrument. Het instr ument heeft de vorm van een multidisci plinaire haalbaarheidsstudie en is geprogrammeerd in ExceL Met dit instrument kunnen ongelijksoortige en ongelijkverdeelde spin-off effecten van gebiedsantwikkeling zinvol naast elkaar worden afgewogen. Enerzijds worden de effecten op kwantitatieve wijze inzichtelijk gemaakt door deze in geld uit te drukken. Anderzijds worden de effecten van een kwalitatieve beoordeling voorzien. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een multicriteriaanalyse (MCA) en analytisch hiërarchisch proces (AHP). De besluitvorming over de haalbaarheid moet gebaseerd zijn op de kwantitatieve en kwalitatieve haalbaarheid. Omdat gebleken is dat vooral publieke partijen belang hebben bij de spin-off effecten, wordt het instrument toegespitst op gebruik door gemeenten. Het beslissingsondersteunend instrument is getoetst in twee casestudies: de herontwikkeling van de Binckhorst te Den Haag en de Mars in Zutphen. Uit beide cases blijkt dat het instrument van toegevoegde waarde kan zijn in de praktijk. Het instrument geeft inzicht in de s pin-off effecten en biedt eveneens sturingsmogelijkheden voor de effecten die niet in geld uit te drukken z ijn. De cross-case analyse laat zien welke verbeteringen in het instrument kunnen worden aangebracht. Deze zijn in het definitieve instrument opgenomen.
DJ
-
ür
c c.. tD tD
...
0"
c c..
::I
~
Conclusies & Aanbevelingen De belangrijkste conclusie uit het onderzoek is dat de spin-off effecten van toegevoegde waarde zijn voor het besluitvormingsproces bij gebiedsantwikkeling. Inzicht in de spin-off effecten ondersteunt een transparante en zakelijke besluitvorming. De multidisciplinaire haalbaarheidsstudie is een goede methode om de effecten inzichtelijk te maken. Aanbevelingen voor het instrument lopen uiteen van aanpassingen in de programmering tot het instrument ook geschikt maken voor gebru ik door private partijen. Aanbevelingen voor vervolgonderzoek worden o.a. gedaan in de richting van het kwantificeren van de spin-off effecten. Toekomstig onderzoek kan zich focussen op methodieken om meer effecten op kwantitatieve wijze inzichtelijk te make n. Daarnaast kan vervolgonderzoek zich ook richten op de spin-off effecten op objectniveau en de effecten in relatie tot de Nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening en de grondexploitatiewet
CU'
n
c ,..,. m
;::;:
0"
0
c
:E
'A
c
::::l 0..
m
49
Ing. J.A.W.M. Roefs
Bedaux Begrijpen Ontwerp voor een learning center op de Tilburgse universiteitscampus in dialoog met de architectuur van )os. Bedaux. Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. dr. B.J.F. Celenbrander Ir. H. van der Heijden Ir. J.J.P.M. van Hoof Drs. M.M. van Rooy Datum afstuderen 29 april 2oo8
-
Afbeelding 1 Bestaande situatle UvT campus
liJ
UI'
c: c..
11) 11)
.... er c: :s c..
~
ar
n
c
..... ro CT
0
Samenvatting Op de universiteitscampus van Tilburg staat een prachtig onderwijsgebouw ontworpen door Jos. Bedaux i.s.m . Jan van der Laan. Een uitgebreide analyse van dit gebouw en haar twaalf jaardurende ontstaansgeschiedenis vormde de basis voor het ontwerpen van een learning center op de campus. Ik heb getracht om de lessen die ik van het bijna 50 jaar oude gebouw heb geleerd op een geabstraheerde wijze toe te passen in een hedendaags ontwerp. Op deze wijze gaat het gebouw niet alleen visueel, maar ook fysiek de dialoog aan met de architectuur van Bedaux.
c
:E
;><""
c
:::J CL
ro
so
Trefwoorden Jos Bedaux Universiteitscampus Learning center Schisma monumentenzorg en architectuur Onderwijs en architectuur Afbeelding 4 Zuid- en westgevelleaming center
Het maken van een goed hedendaags onderwijsgebouw in de geest van Bedaux is niet een onderwijsgebouw maken zoals Bedaux dat deed. Het ontwerp komt op een andere plek, in een andere tijd met een andere vorm van onderwijs en wordt ontworpen door een andere architect. Het kopiëren van Bedaux zou op zichzelf al een ontkenning zijn van zijn gedachtegoed. Wel is het mogelijk om te leren van de manier waarop Bedaux omging met een onderwijsprogramma en met een bepaalde context Ik heb geprobeerd om de denkwijze van Bedaux in te zetten om vorm te geven aan een specifiek eigentijds onderwijsgebouw. Het onderwijs is sinds Bedauxs hoofdgebouw uit 1962 sterk gewijzigd, van een gesloten negentiende eeuws onderwijsmodel naar een meer open benadering. Een nieuw gebouwprogramma dat een resultante is van deze ontwikkeling is het zogenaamde leercentrumfstudentencentrum, of zoals het op de internationaal georiënteerde UvT wordt genoemd , een 'learning center'. Dit is een gebouw dat voornamelijk bestaat uit studentenwerkplekken, en collegezalen. Om dit nieuwe programma vorm te geven in 'de geest van Bedaux' heb ik de nalatenschap van Bedaux op drie verschillende manieren gebruikt in mijn ontwerp. Ten eerste benadruk ik de fysieke aanwezigheid van de gebouwen van Bedaux op de campus. Door de plaatsing van de gebouwvolumes wordt de blik van de bezoeker gericht op het landbouwhuis en het hoofdgebouw. De tweede manier waarop ik Bedaux in mijn ontwerp operatief heb gemaakt, is in de structurering van bouwvolume en landschap en het vormgeven aan de nieuwe entree van de campus. Deze is namelijk gebaseerd op de analogie die ik ontdekt heb tussen de structuur van het hoofdgebouw en die van het hele campusterrein. De structurering van de campus is in grote mate vergelijkbaar met de wijze waarop Bedaux de structuur van het
Afbeelding 2 Ontwerp UvT campus
Afbeelding 3 Verlaagd plein, restaurant en noord- en oostgevellearningcenter 111
ur...... c:
c.. tD tD
...
C"
c:
:I
c..
!!.
ar n c
..... ct>
,::.;.·
o0
c
::E
7'
c
::I
Q_
ct>
Afbeelding 5 Interieur learning center 2e verdieping
Afbeelding 6 Interleur learning center 4e verdieping
hoofdgebouw heeft ontworpen. Zo bestaat ook de campus uit grote solitaire objecten in een groter, min of meer gesloten geheel, waartussen een soort meanderraum is ontstaan. De afWisseUng in ruimtelijkheid van Bedauxs gebouw met gangen en verblijfsgebieden, is op de campus terug te vinden als een afwisseling in doorgangsruimten en pleinen. Zowel in de vorm en de structuur als in het materiaalgebruik van het ontwerp, heb ik me aan de regels van deze analogie geconformeerd.
zou maken waarin men zich 'binnen' voelt. Dit leidde uiteindelijk tot het ontwerp van een drievoudige entree met een meer open karakter dan het origineel van Bedaux.
Vanaf het moment dat de campus zich is gaan uitbreiden met het campusplan oost, in de richting van de stad, is de geslotenheid echter verdwenen en is er een wezensvreemde tweedeling op de campus ontstaan. De Hogeschoollaan verdeelt de campus nu in twee losse gebieden en de entree van de campus is volledig diffuus geworden. In plaats van een helder gearticuleerde drievoudige binnenkomst, wordt de overgang van stad naar universiteit nu gevormd door een bord met daarop een plattegrond van de campus. Op stedenbouwkundig gebied was mijn belangrijkste uitgangspun t dan ook het vormen van een nieuwe eenheid voor de campus in combinatie met de herintroductie van een drievoudige entree. De vormgeving van de nieuwe entree voor de campus werd grotendeels bepaald door een dualiteit in de uitgangspunten. Om het betreden van de campus zintuiglijk voelbaar te maken en om een gevoel van 'binnen zijn' te kunnen ervaren op de campus, is een drievoudige entree een goed bruikbaar middel. De nieuwe open onderwijsbenadering echter, vraagt om een andere relatie tuss·en universiteit en stad. De universiteit wil zich niet meer als een introvert 'gehege van de geest' afsluiten van de rest van de stad, maar juist de interactie aangaan en de uitwisseling van informatie via alle mogelijke media optimaliseren. Dit heeft ook consequenties voor de fysieke gestalte van de entree van de universiteit. Het was voor mij dus zaak om zowel vorm te geven aan de nieuwe openheid van de campus als aan een meervoudige entree die van de campus toch een gebied
De derde en laatste wijze waarop ik Bedaux heb ingezet in mijn ontwerp, is in de vormgeving van de gebouwen zelf. Zonder Bedaux direct te kopiëren heb ik geprobeerd om de lessen die ik postuum van hem geleerd heb, toe te passen bij het ontwerpen van de nieuwe gebouwen. Zonder hier al te veel over in detail te treden, omdat ik vind dat de gebouwen op dit punt voor zichzelf moeten spreken, zal ik een paar analogieën toelichten. Evenals Bedaux heb ik geprobeerd om in het ontwerp alles terug te brengen tot de essentie. In de vormgeving van het totale plan heb ik me daarom zoveel mogelijk beperkt en de nadruk gelegd op de vormgeving van niet meer dan een kubusvormig volume en een rechthoekig gat. Ook bij de structurering van de ruimte in het learning center heb ik op een 'Bedauxiaanse' wijze het programma in gesloten volumes ondergebracht die zodanig zijn geplaatst dat ze de route door het gebouw indiceren. Het grote verschil tussen Bedauxs hoofdgebouw en het learning center is echter de hoogte. Daar waar Bedauxs routing maar over twee bouwlagen voerde, was de grootste uitdaging in mijn ontwerp om de gebruikers van de begane grond naar de zesde verdieping te leiden. Vandaar dat ik Bedauxs meanderraum op een driedimensionale manier heb geïmplementeerd, waarbij de collegezalen worden gebruikt om op een subtiele manier de bezoeker van de ene naar de andere verdieping te brengen.
Ing. P.M.Rovers
Duurzaamheid duur? De kosten van energetische duurzaamheid inzichtelijk Afstudeerrichting Construction Managementand Engineering Afstudeercommissie Prof. dr. ir. W.F. Schaefer Ir. E.G.). Blokhuis Ir. R.C.P. Vreenegoor Ir. B.G.M.J. Schreuder Datum afstuderen 29 april 2oo8 Samenvatting Als gevolg van overmatige consumptie van fossiele brandstolfen lijkt het klimaat te veranderen. Het is daarom zinvol duurzame woningen te ontwikkelen die minder of geen fossiele brandstof· fen nodig hebben. Zowel projectontwikkelaars, als de overheid, als de woonconsumenten veronderstellen dat deze duurzame woningen duurder zijn. Maar is dat wel zo? Door middel van een in dit onderzoek ontwikkelde model kan de projectontwikkelaar het verschil in kosten voor de woonconsument tussen een standaardwoning en een duurzame woning inzichtelijk maken. Toepassing van het model op een case laat zien dat woningen in een energieneutrale wijk over een periode van 15 jaar ongeveer 5% per jaar goedkoper kunnen zijn dan standaardwoningen.
Afbeelding 1 Duurzame energie
Referentiewoning
Duurzame woning
I Begane grondvloer Re :: 3,0 m2K/W I D
I Ramen en Kozijnen U •
1,8
-
Begane grondvloer R~..= 3, 5 m2K/W
D!k Re = 4,5 mZKJW
= 3,5 m ~ K/W Ramen en Kozijnen u • 1,64
Gevels Re
: Zonwer ing ruid georiënteerde ramen
Zonwering zuid georiênteerde ramen
I Ventilatie:
Ventilatie: Mechanische toe·en afvoer
Mechanische
toe ~ en
afvoer
!
Douche WTW
~07 comboketel met HT radiatoren
Combiwarmtepomp met l T vloerverwarmtno
Zooncpaneten Collectieve grondwaterbron voor
warmtepomp (wko) (in WE)
Trefwoorden Duurzaa mheid Energie Ni euwbouwwoningen In vesteringskosten Exploitatiekosten
Collecti eve windmolen (in WE)
Afbeelding 3 Energetische voorzieningen op woning- en wijkniveau
Zomerse overstromingen in de Alpen, langdurige droogte in Spanje en Portugal. een recordaa ntal orkanen in de Caribe n, smeltende ijskappen. Het klimaat verandert, da t is duid elijk. Grote boosdoener lijkt de overmati ge cons umptie va n natuurlijke bronnen door de mensheid te zijn. Dit geldt me t name voor het verbruik van fossiele brandstoffen voor het opwekken van energie. De eisen van de overheid met betrekking tot energetische duurzaamheid voo r de woningbouw zijn de afgel open jaren reed s verhoogd. Er is echter nog veel meer mogelijk op het gebied van energetisch duurzame woningbouw dan wettelijk verplicht. Enkele projectontwikkelaars erkennen de noodzaak tot verhoging van duurzaa mheid boven de wettelijke normen en willen graag duurzaam ondernemen . Zij ervaren echter knelpunten vanuit de woningmarkt om dit daadwerk elijk te gaan doen. Het grootste knelpunt lijkt daarbij de (door de ontwikkelaar en consument) veronderstelde hogere kosten van duurzaamheid te zijn. Hierbij wordt te veel gefocust op investeringskos ten en blijven de exploitatiekosten onderbelicht. Verwacht wordt, dat door inzicht te verschaffen in het verschil in kosten h'lssen wettelijke referentiewoningen en duurzam ere woningen de bereidwilligheid om duurzame woningen te (ver)kopen toeneemt. Het doel van het onderzoek is dan ook 'het ondersteunen van de ontwikkelaar en de klant bij de keuze voor energetisch duurzame woningen én het doen van aanbeve lingen ter bevordering van de ontwikkeling en verkoop van duurzam e woningen, door inzicht te geven in het verschil in kosten voor de woonconsument lussen energetisch duurzame woni ngen en referentiewoningen'. Duurzaamheid kent vele definities. De meest gehanteerde definities die uit literatuuronderzoek naar voren kome n zijn: 'meeting the needs of the present without compromising the ability of future genera ti ons to meet their own needs' (WCED, 1987) en de instelling dat 'bij iedere ontwikkeling gelijkwaardig rekening dient te worden gehoude n met people, planeten profit' (liED).
Afbeelding 2 locatle van de casestudie Blixembosch Noord-oost Al
UI' c
c. tD
tD ..,
C"
c
::s
tussenwoning
c.
halfvrijstaande woning
• kosten per jaar referentiewoning
!!.
0 kosten per jaar duurzame woning
...... 11)
;;;' ("'>
vrijstaande woning
c
;:::;:
r::r 0 c ::E
A"
co
c
c
c
10.
20.
30.
c
:::J CL
11)
Afbeelding 4 Het gemiddelde, jaarlijkse verschil in kosten
Ook bij het verduurzamen van de e nergiestromen in de gebouwde omgeving is dit het geval. Om te komen tot verduurzaming van de energiestromen kan gebruik worden gemaakt van het Trias energetica"model (SenterNovem) dat in drie opeenvolgende stappen weergeeft hoe deze verduurzaming strategisch kan worden aangepakt: (r) reduceer de vraag, (2) zet duurzame bronnen in, (3) gebruik fossiele brandstoffen zo schoon en verstandig mogelijk. Het onderzoek heeft zich gericht op stap r en vooral stap 2 . Waarbij met betrekking tot de inzet van duurzame energie in Nederland de volgende duurzame energiebronnen kunnen worden onderscheiden: zon, wind, biomassa en aard- of omgevingswarmte (afbeelding r). Uit literatuuronderzoek blijkt verder dat iedere bron enkele omgevingskenmerken vereist of voorwaarden stelt aan de bouwlocatie. Deze gevonden voorwaarden/omgevingskenmerken zijn verwerkt in een quickscan, die een onderdeel vormt van de oplossing van dit onderzoek. De quickscan is bedoeld om de projectontwikkelaar in een vroege fase van ontwikkeling te ondersteunen bij het schatten van de kansen van duurzame energieopwekking op een bepaalde locatie. Hiermee wordt dus globaal de haalbaarheid getoetst. Het verschil in kosten voor de woonconsument tussen een referentiewoning en een energetisch duurzame woning, is hiermee echter nog niet inzichtelij k gemaakt. Om het verschil in kosten tussen een referentiewoning en een energetisch duurzame woning inzichtelijk te maken , dienen de kostenposten voor de het in eigendom hebben en het gebruiken van woningen te worden vastgesteld. Deze zijn voor dit onderzoek bepaald op: de lasten voor de hypotheek minus de hypotheekrente aftrek, plus de gemiddelde (nettocontante) exploitatielasten e n een voorziening voor de vervanging van onderdelen. Deze posten z ijn verwerkt in een model dat het hoofddeel van oplossing van dit onderzoek vormt. De projectontwikkelaar kan hiermee op gestructureerde wijze gegevens invoeren en het
53 model maakt het verschil in kosten dan inzichtelijk en ondersteunt op deze manier de projectontwikkelaar en de wooncons ument bij zijn keuze voor duurzame woningen. Het model is geverifieerd aan de hand van het toepassen op een case (Biixembosch Noord-oost, zie afbeelding 2). De case betreft 26r grondgebonden woningen , verdeeld over 8 woningtypen. In de casestudie worden referentiewoningen die voldoen aan het wettelijke minimum (epc= o,8 á 0,7) vergeleken met duurzame woningen in een energieneutrale wijk over een periode van 15 jaar (zie afbeelding 3 voor woning- en wijkvoorzieningen). Uit deze casestud ie blijkt dat het mogelijk is om een energieneutrale wijk te ontwikkelen die gemiddeld per jaar goedkoper is voor de woonconsumenten. Ongeveer kan worden gesteld dat de woningen in deze energieneutrale wijk onder aangenomen uitgangspunten gemiddeld s% per jaar goedkoper zijn dan de refe rentiewoningen (zie afbeelding 4 voor uitkomsten van drie woningtypen). Als laatste kunnen aan de hand van het onderzoek e nkele aanbevelingen worden gegeven. Belangrijke aanbeveling hierin is dat de overheid energieneutrale wijken moet ondersteunen door deze vrij te stellen van energiebelasting voor het elektriciteitsverbruik uit eigen duurzame bronnen. Indien de overheid hier niet toe bereid is, zal de finan ciële aantrekkelijkheid van duurzame woonwijken minder overtuige nd zijn. Ook dienen ban ken in te stemmen met hogere hypotheken dan gebruikelijk, indien is aangetoond dat duurzame woningen (ondanks de hogere hypotheeklasten) voor de consument goedkoper zijn. Op deze manier worden alle financiële obstakels voor duurzame woningen verholpen en kunnen de Nederlandse nieuwbouwwoningen een duurzame toekomst tegemoet.
T.M.T. Schevenhoven
Publiek-Private Samenwerking bij Integrale Gebiedsantwikkeling De besluitvorming over realisatieovereenkomsten voor transformatiegebieden Afstud eerri eh ti ng Construction Managementand Engineering Afstudeercommissie Prof. dr. ir. W.F. Schaefer Ir. E.G.J. Blokhuis Drs. D. Holt Datum afstuderen 29 april 2008 Samenvatting Er is een gebrek aan inzicht in de besluitvorming over realisatieovereenkomsten bij integrale gebiedsontwikkelingen. Door middel van een kwalitatief onderzoek is het verband tussen proces- en projectkenmerken en aspecten van realisatieovereenkomsten onderzocht om zodoende een bijdrage te kunnen leveren aan dit inzicht. Het onderzoek heeft geresulteerd in een sturingsdocument voor toekomstige gebiedsontwikkelingen. o0
c
:;;;:
7'
c
::J
a_
11>
54
Trefwoorden Besluitvorming Integrale gebiedsentwikkeling Publiek·Private Samenwerking Realisatieovereenkomsten Transformatiegebieden
De transformatie van binnenstedelijke bedrijventerreinen is hot! Grootschalige bedrijventerreinen van meer dan 2oha kampen met een slechte bereikbaarheid, voldoen niet meer aan de huidi· ge gebruikerseisen en gevestigde bedrijven verplaatsen hun pro· ductieactiviteiten naar het buitenland. Vastgoedontwikkelaars en gemeenten werken samen om deze gebieden te herontwikkelen naar woon/werkgebieden. De samenwerking gebeurt veelal in een joint·venture, waarin de partijen voor gezamenlijke rekening en risico de grondexploitatie voeren. Voor het bewaken van wederzijds commitment gedu. rende een ontwikkelingsperiade van ro tot 20 jaar richten zij niet alleen ee n grondexploitatiemaatschappij (GEM) op, maar leggen hieraan ook een realisatieovereenkomst ten grondslag. In een realisa tieovereenkomst wordt in hoofdzaak vastgelegd wie beslissingsbevoegdheid tijdens de ontwikkeling heeft, hoe de besluitvorming verloopt, welke rechten en plichten er zijn, welke plannen en documenten er aan de overeenkomst ten grondslag liggen en hoe er omgegaan die nt te worden met de te lopen risico's gedurende de gebiedsontwikkeling. Dit worden aspecten van realisatieovereenkomsten genoemd. Een verkenning van literatuur over integrale gebiedontwikkeling en publiek·private samenwerking leert dat afspraken vaak onvol· ledig zijn of ontbreken. Daar tegenover staat dat realisatieover· eenkomsten soms juist dichtgetimmerd worden, waardoor er weinig ruimte is om in te kunnen spelen op de dynamiek van gebiedsontwikkelingen. Maar wat moeten de partijen dan wel en niet afspreken' Er is veel geschreven over de besluitvorming over pubHek-private samenwerking en joint·ventures, maar er is nog nauwelijks onderzoek gedaan naar de besluitvorming over aspecten van realisatieovereenkom sten. Dit biedt ruimte om nader te onderzoeken wat de besluitvorming over aspecten van realisatieovereenkomsten bepaalt en hoe men daarop zou kun· oen sturen. In dit onderzoek wordt voorondersteld dat bepaalde proces· en projectkenmerken van gebiedsentwikkelingen bepa· !en welke aspecten van realisatieovereenkomsten er totstandko· men. Het doel van dit exploratief en kwalitatief onderzoek is dan ook om een bijdrage te leveren aan het inzicht in sturingsmogelijk· heden in de besluitvorming over aspecten van realisatieovereen· komsten, door de relatie tussen proces· en projectkenmerken en aspecten van realisatieovereenkomsten te analyseren. Om dit doel te bereiken zijn er een viertal praktijkcases onder· zocht, namelijk Suytkade in Helmond, Bergse Haven in Bergen op Zoom, Strijp Sin Eindhoven en Hart van Zuid in Hengelo. De benodigde data is verzameld door interviews af te nemen bij de betrokken personen in de besluitvorming in deze cases. De interviewgevers hebben uitgelegd welke proces- en projectkenmerken op welke manier de besluitvorming over een drietal categorieën aspecten van realisatieovereenkomsten hebben bepaald en welke lessen zij uit deze besluitvorming kunnen trekken. De in het onderzoek betrokken proces· en projectken· merken betreffen: complexiteit van de opgave, wederzijdse afhankelijkheid, kennis en ervaring, belangen, doelstellingcon· vergentie, wenselijke rol en vertrouwen. De aspecten van realisa· tieovereenkomsten betreffen de categoriën: financiële risicodeling, borging van de projectvoortgang en beslissingsbevoegdheid van de GEM en de directie van de GEM. Een van de meest opvallende conclusies is dat de aspecten van realisatieovereenkomsten in de vier cases in grote lijnen hetzelf. de zijn wat betreft de mate van borging van de projectvoortgang en de afgesproken beslissingsbevoegdheden. De proces· en projectkenmerken complexiteit van de opgave en wederzijdse afhankelijkheid tussen publieke en private partijen zijn bepalend geweest voor de besluitvorming over het borgen van de pro· jectvoortgang, terwijl de wenselijke rol van partijen primair de besluitvorming over beslissingsbevoegdheden heeft bepaald (afbeelding r). De aspecten van realisatieovereenkomsten die de mate van financiële risicodeling bepalen vertonen een aantal opmerkelijke verschillen wat betreft de financiering van de grondverwerving.
Complexiteit
Wederzijdse afhankelijkheid
Borglng van de projectvoortgang
Wenselijke rol
l
Beslissingsbevoegdheden
Wederzijdse Afhankelijkheid
Complexiteit
Financiële risicodeling Belangen
Afbeelding 1 Relatle proces- en projectkenmerken en aspecten van realisatieovereenkomsten Cl
De verschillen zijn te herleiden naar een spann ingsveld van drie proces- en projectkenmerken, namelijk de complexiteit van de opgave, de wederzijdse afhankelijkheid van partijen en de belangen van de partijen. In de onderzochte cases blijkt dat hoe hoger de complexiteit van de opgave is en hoe afhankelijker partijen van elkaar zijn, hoe meer zij bereid zijn om risico's met elkaar te delen.
jà:
c
0. 11) 11)
...
C"
c
::s
0.
~
ar
n
c
....,. Met behulp van deze analyse kunnen tien lessen worden getrokken waarmee in toekomstige transformatieopgaven gestuurd kan worden op de besluitvorming: I. Geef ruimte aan de dynamiek van de mark, en borg de voortgang waar wenselijk 2. Zorg voor duurzame verbondenheid 3- Creëer draagvlak bij de achterban 4· Maak expliciet wie welke risico's loopt en tot hoever S· Versnel het proces door deelexploitaties 6 . Maak duidelijke afspraken over rolverdelingen 7· Deel financieringsrisico's op basis van kenmerken van complexiteit en wederzijdse afhankelijkheid 8. Overweeg joint-venture varianten 9· Overweeg een gezamenlijke opstalexploitatie IO. Tot slot: een real isatieovereenkomst is geen handboek Deze lessen zijn samen met een aantal praktische voorbeelden verwe rkt in een sturingsdocument. Het sturingsdocument is tot slot getoetst aan een drietal cases: het Paleiskwartier in 'sHe rtogenbosch, Belvédère in Maas tricht en Waalfront in Nijmegen. Het doeurnent bleek toepasbaar en daarmee geschikt voor het gebruik in toekomstige gebiedsontwikkelingen. Geconcludeerd kan worden dat dit onderzoek in combinatie met het sturingsdocument een aanzienlijke bi jdrage levert aan het inzicht in sturingsmogelijkheden in de besluitvorming over aspecten van realisa tieovereenkoms ten.
(1)
;:;: CT
0
c
::E
:A
c
:::J
0.. (1)
ss
C.J.P.A. Smeets
Strategie Customer Approach in Sustainable Energy Systems lncreasing customer demand in new sustainable housing developments Afstudeerrichting Construction Management and Engineering Afstudeercommissie Prof. dr. ir. W.F.Schaefer Drs. C.J.T.M. Kokke Ir. J.A.M. Baken MBA Datum afstuderen 25 maart 2008
o0
c
::!
A"
c
:::J
a_
Samenvatting The purpose of the final research thesis is to make recommendations for improvement on the application of sustainable energy systems in new housing development projects, by making an analysis of the economie and functional customer housing demands. This approach is chosen in order to increase customer demand for sustainable energy systems. Theoretic research and desk research provide a basis for the construction of a strategie business approach consisting of four strategie elements. By applying these elements in a strategie business definition it is possible to develop market conform sustainable housing projects.
(1)
Trefwoorden Business strategy Customer Value Innovation Sustainability
Th is artiele presents the results of the final thesis research of the master programme Construction Managementand Engineering at the Eindhoven University ofTechnology, conducted at Ecofys Utrecht. The theoretica! contribution of this research will consist of an analysis of the value presenled to customers by sustainable energy systems. lmproving the applicapility of sustainab~e energy systems in construction business shapes the social importance of thi s thesis research. The intended audience are professionals in the building industry; especially those who are interested in housing developments, innovation and sustainable energy systems. Th is thesis research builcis on a postuJa te: lt is possible to develop market conform sustainable housing projects. Despite the desirability of this development there is insufficient customer demand due to insufficient strategie market approach. With this postulale as a basis an objective is stated: The objective of this research project is to make recommendations for impravement on the application of sustainable energy syste ms in new hous ing development projects, by making an analysis of the economie and functional customer housing demands. First customer economie demands are analysed. In customer evaluation of a product or service, the elements that contribute to the value perception are different at several evaluation moments. Pre-purebase evaluations are largely based on expected benefits: usefulness. Post-purebase evaluations are based on performance indicators and perception of quality during the use and lifetime: quality. As usefulness and quality of a product increase, the price that et1stomers are willing to pay increases. Customers charaderistics need to be specified in order to present a clear and targeted value offer in the marketpiace that suites the customer's evaluation characteristics. The second part of this research focuses on housing characteristics. In housing, shelter and comfort are provided by: a shell, comfort issuing infrastructure and energy functions. These are often interrelated and interwoven which limits flexibili ty.
Technically, the layers of the house should be separated, and easily adaptable, in order to adapt to future system demands and system innovation. Energy reliability and affordability are major challenges related to the energy sources. Limiting the energy demand by improving the quality of the house is the first step in the design of a sustainable housing development project. Reversing the energy chain in smart housing developments enables energy systems to perform according to the functionality needed. By analysing economie customer demand and needed housing functionality, four conflicts have been derived: r. In the customer perceived value evaluation of a house, expected performance is oflittle influence. Therefore the sustainable energy system advantage of lower total costs of ownership are not properly valued by the customer. 2. Different value offerings are combined in one total offer to the customer. As a consequence it will be difficult to evaluate the separate value offer represented in the shell and the energy system elements. 3· There is not enough focus on value creation in the building industry, where energy systems demand innovation. As a consequence the built environment is lagging behind in adaptability to future energy sourees to maintain security of power supply. 4· The building industry takes little notice of customer co-creation and value construction, or energy systems benefits from continuous adaptation to customer functionalities and new technologies. Therefore the flexibility of the energy systems is limited, which leads to opportunity costs. These marke t-conflicts are addressed in a two-fold customer approach. Four strategie business elements are presented: 1. Improving the customer value evaluation of the house and its systems, based on customer education of system performa·nces, syste.m attributes and return on investment. 2. The customer experiences a combined value offer that makes evaluation difficult. Th is element will be addressed in this customer approach by a differentiated value offer, one based
on pre-purchase evaluation of usefulness and one based on the post-purchase evaluation of quality. A product and a service will be presented to the customer. 3· The limited possibilities of i nnovation in the building industry and the inflexibility of the system will be addressed in this strategy focus. The sustainable energy system should present flexible, improved value offerings to the customer. Based on changes in functionalities demanded by the customer or on changes in technologies that can provide energy to the house. 4· In customer approach, value construction or value co-creation is important. The customer needs to be able to benefit from adaptations to new cheaper technologies that are applied to meet changing demands. These shared benefits wiJl increase customer satisfaction and market adoption. Condusion By ad dressing the disentanglement of the combined value offer that makes customer value evaluation difficult, and the introduetion of value construction in sustainable energy systems in new housing development projects application of sustainable energy systems will be improved. This strategy implies a technology-push that is much needed to achieve a stronger demand-pull on sustainable energy systems in new housing development projects. lt is recommended to design business models that present a renewed set of benefits to customers.
57
M. Smits
Transparantie van de Nederlandse vastgoedvoorraad
(ROZfiPD, gemeentelijk vastgoed en vastgoedmanagement) maar ook het beschikbaar komen van omvangrijke databestanden, als Kadaster, Funda en vastgoeddata van Vastgoedmarkt, speelt hierin een rol. Echter heeft deze toegenomen transparantie op de vastgoedmarkt, vreemd genoeg, niet geleid tot meer inzicht in de Nederlandse vastgoedvoorraad.
Naar een tooi om de vastgoedvoorraad op 4 schaalniveaus (Nederland, provincie, regio, gemeente) in beeld te brengen
Probleemstelling: Hoe kan de Nederlandse vastgoedvoorraad transparant worden gemaakt?
Afstudeerrichting Real Estale Managementand Development
Doel van het onderzoek Om de vastgoedvoorraad transparant te maken moeten gegevens worden verzameld. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van gegevens bekend bij bestaande bronnen die op uniforme wijze de voorraad beschrijven. De volgende doelstelling ligt ten grondslag aan het onderzoek: Een bijdrage leveren aan het transparant maken van de Nederlandse vastgoedvoorraad om daarmee een antwoord te kunnen geven op een aantal tot op heden onbeantwoorde voorraad gerelateerde vraagstukken. Om een bijdrage te leveren aan deze transparantie, moeten bronnen in de vorm van data met betrekking tot vastgoed worden gezocht voor het in kaart brengen van de voorraad. Essentieel hierbij is de uniformiteit en vo.lled.igheid van het te vormen databestand. Dit is nodig om door middel van aggregatie ook op andere schaalniveaus uitspraken te kunnen doen over de vastgoedvoorraad.
Afstudeercommissie Drs. J.J.A.M. Smeets Ir. ing. l.I. Janssen Dr. ir. A.D.A.M. Kernperman Datum afstuderen 29 april 2oo8
o0
c
::!
7'
c
:::l CL
Samenvatting Ondanks de toegenomen transparantie op de Nederlandse vastgoedmarkt en de komst van technologische ontwikkelingen als het internet blijkt inzicht in de Nederlandse vastgoedvoorraad, vreemd genoeg, beperkt. Het gebruik van gebouwgegevens is breed en wijdvertakt en de behoefte hieraan is in de loop der jaren alleen maar toegenomen. Tegen deze achtergrond is een tooi ontwikkeld waarin op een viertal schaalniveaus (Nederland, provincie, regio en gemeente) de voorraad inzichtelijk kan worden gemaakt en een antwoord kan worden gevonden op in de praktijk tot op heden onbeantwoorde voorraad gerelateerde vraagstukken.
ro
ss
Trefwoorden Vastgoedvoorraad Transparantie Imputatietechnieken Hotdeck Meervoudige regressie
Aanleiding Ondanks de toegenomen vastgoed informatie, steeds groter wordend ruimtegebrek en recente technologische ontwikkelingen (als het internet) die tot onze beschikking staan, blijkt dat dit niet heeft geleid tot meer inzicht in de structuur, omvang en dynamiek van de Nederlandse vastgoedvoorraad. Dit heeft enerzijds te maken met het feit dat betrokken spelers op de vastgoedmarkt niet te koop lopen met strategische vastgoedinformatie en anderzijds spelen ook concurrentieoverwegingen een rol (Nozeman, 2oo6). Op dit moment is de gehele vastgoedvoorraad van Nederland niet in kaart gebracht. Wel hebben private initiatieven geleid tot inzicht in de voorraad van enkele vastgoedcategorieën. Het doel van deze studies is veelal een betrouwbare inschatting te maken van de totale voorraad uitgesplitst naar vastgoedtype of eigendom . Als het gaat om transacties op de markt blijkt de behoefte aan transparantie groter. De Nederlandse vastgoedmarkt kenmerkt zicht de laatste jaren door toenemende professionaliteit en doorzichtigheid. Aan deze transparantie wordt onder andere bijgedragen door invoering van verschillende benchmarks
Toepassingsgebieden Het gebruik van gebouwgegevens is breed en wijdvertakt en. de behoefte hieraan is in de loop der jaren alleen maar toegenomen. Niet alleen als gevolg van een groeiende behoefte aan n·ansparantie op de vastgoedmarkt, maar tevens onder invloed van de groeiende informatievraag vanuit verschillende aanverwante disciplines. Binnen dit onderzoek zijn een viertal disciplines onderscheiden: (!)ruimtelijke planning, (2)markt- en locatieonderzoek, (3) recht en (4) milieu. Bij ruimtelijke planning kwamen voorraad gerelateerde toepassingen naar voren als het maken van voorspelmodellen voor de ruimtebehoefte en het opstellen van beleid ten aanzien van de ruimtelijke ordening. Binnen markt- en locatieonderzoek kan een breed scala aan toepassingen worden onderscheiden. Hierbij gaat het om het eenvoudig rapporteren over de voorraad in een specifiek gebied tot het bepalen van het marktaandeel of optimale locatiekeuze. Ook kan gedacht worden aan marktsegmentatie waarbij de voorraad op bepaalde kenmerken wordt ingedeeld. Recente affaires binnen de discipline recht versterken de behoefte aan transparantie van gebouwgegevens. De recente gebeurtenissen vragen om inzicht en transparantie in de waarde van gebouwen zodat het op dezelfde dag kopen en verkopen tegen sterk uiteenlopende waarden kan worden voorkomen. Daarnaast zouden de voorraad gegevens kunnen worden gebruikt voor de waarde bepaling op basis van de vergelijkingsmethode. Bij milieu speelt met name de C02 uitstoot een belangrijke rol als het gaat om het in kaart brengen van de voorraad. Ongeveer een derde van het energiegebruik en er aan gerelateerde COz emissie in Nederland is afkomstig van gebouwen. Nederland heeft de verplichting te zorgen voor emissiereductie voor 2012. Om inzicht te krijgen in de totale emissie van gebouwen kan gebruik worden gemaakt van voorraad gegevens. Op basis van geometrie en materiaalgebruik kan de uitstoot worden geschat. Ook kan een inschatting van het toekomstig bouwafval worden gemaakt en mogelijk (toekomstige) tekorten aan bouwmaterialen en grondstoffen worden bepaald. Aspecten van de voorraad Vanuit de vier disciplines zijn toepassingen naar voren gekomen waarvoor transparantie van de Nederlandse vastgoedvoorraad noodzakelijk is. Een groot aantal aspecten van de voorraad moet hiervoor inzichtelijk worden gemaakt. Het gaat hierbij om aspecten als aantal. oppervlakte, functie, eigendomsituatie, materiaalgebruik, geometrie, waarde (WOZ), bouwjaar. Daarnaast zijn ook omgevingskenmerken en het schaalniveau interessant. Belangrijk bij het in kaart brengen van deze aspecten is uniformiteit en volledigheid van de data. Dit is nodig om door middel van aggregatie ook op ander schaalniveaus uit-
Afbeelding 1 Aspecten van de voorraad onderverdeeld naar discipline
Afbeelding
2
Schematische weergave verklaren van de voorraad 111
De data Dataland, een gemeentelijk initiatief. bleek te beschikken over uitgebreide data van het vastgoedbestand van 302 van de 443 Nederlandse gemee nten. Omdat de grootste gemeenten (m.u.v. Apeldoorn en Den Bosch) deelnemen, vertegenwoordigt het bestand circa 8o% van de totale vastgoedvoorraad in Nederland. Er is gekozen de brondata om te zetten naar ee n u tal vas tgoedcategorieën: Gebouwen met woonfunctie Gebouwen met winkelfunctie Gebouwen met kantoo rfunctie Gebouwen met bedrijfsfunctie Parkeerfunctie Gebouwen t.b .v. agrarisch bedrijf Gebouwen t.b.v. onderwijs Gebouwen t.b.v. gezondheidszorg Gebouwen t.b.v. recreatie Gebouwen t.b.v. cultuur • Overige gebouwen Omdat aan _het gebruik van het Dataland-bestand voorwaard en zijn verbonden, zijn alleen de volgende per gemeente geaggregeerde gegevens gebnlikt: aantallen, oppervlakte, gebruikstype en eigendomssituatie. Uiteindelijk is uit het Dataland-bes tand gebruik gemaakt van adreskenmerken voor bet vas tstellen van de gemeente en het aantal (adressen), de bouwkundige kenmerken voor het vaststell en van het oppervlak en. de gebruikskenmerken voor het va ststellen van het type en de eigendomssituatie. Methodiek Het gevormde databestand is niet volledig. Voo r 141 gemeenten ontbreken de voorraadgegevens. Dataland is op dit moment bezig andere gemeenten in het databestand te betrekken echter blijkt dit tot op heden niet mogelijk. Om ook op hoger aggregatieniveau uitspraken te kunnen doen zullen ande re methoden moeten worden toegepast om de voorraad te bepalen. Allereerst is gebruik gemaakt van de beschikbare bronnen: CBS voor woningen, Locatus voor winkels en Bak voor Kantoren. Voor de dan nog ontbrekende waarden is gezocht naar een andere oplossing (zi e afbeelding 2). Voor het vulle n va n de overige ontbrekende waarden is gebruik gemaakt van een drietal imputatie technieken (1) meervoudige lineaire regressie, (z) clusteranaly se gevolgd door meervoudige lineaire regress ie en (3) de hotdeck methode (zie afbeelding 3). Bij het schatten van deze modellen is uitgegaan van een mogelijke relatie tussen de omvang van de va stgoedvoorraad op gemeente niveau en sociaal economische kenmerken van deze gemeenten. De modellen gevormd bij de regressieanalyse bleken onvoldoende verklarend en betrouwbaar. Ook na het toepassen van clusteranalyse om verschill en met betrekking tot de grootte van de gemeente eruit te halen bleek het regressie model nog steeds onvoldoende ver-
iir
spraken te kunnen over de Nederlandse vastgoedvoorraad (zi.e afbeelding r).
•
•
c:
•
Q.
•
tD tD C'"
... c:
::::1 Q.
~
OJ' n
c:
•
••
~·
o0
c: ~
7'
""'"""'" c
/
Afbeelding 3 Hotdeck (referentlegemeenten) versus regressieanalyse
klarend. Om toch invulling te kunnen geven aan de ontbrekende waarden is gebruik gemaakt de hotdeck methode. Hierbij is op basi s van een aantal kenmerken die tijd ens de regress ie significant bleek een referentiegemeente gezocht. Uiteindelijk is deze methode dan ook toegepast om de dataset aan te vullen en is hiermee een nagenoeg volledig databestand onts taan van de Nederlandse vastgoedvoorraad. Tooi In het onderzoek is een voorbeeld gegeven van op welke manier een antwoord kan worden gegeven op de gestelde vraagstukken. Dit betekent dat het databestand om is gezet in een voor de gebruiker bruikbare vorm. Hiervoor is uiteindelijk een tooi ontwikke ld waarmee op een viertal schaalniveaus (Nederland, provincie, regio en gemeenten) de voorraad in beeld kan worden gebracht. Een dri etal aspecte n van de vastgoedvoorraad kan hierin inzichtelijk worden gemaakt te weten; het aantal adressen; het oppervlak en de eigendomssituatie, met daarbij onderscheid in huur-koop waarbij het deel huur nog verder is opgesplitst naar het eigendom van corporaties, institutionele beleggers en andere commerciële verhuurders (particuliere beleggers). Conclusie Geconclud eerd kan worden dat door middel van het ontwikkelen van een tooi antwoord kan worden gegeven op enkele van de geformuleerde vraagstukken en hiermee een bijdrage is geleverd aan de trans parantie van de Nederlandse vastgoed voorraad. Voor het beantwoorden van de overige vraagstukken is veelal aanvullende informatie of aanvullend onderzoek noodzakelijk. Toekomstig onderzoek zou zich kunnen richten op het verzamelen en verwerken van deze aanvullende informatie ter beantwoording van de onbeantwoord gebleven vraagstukken. Daarnaast is het noodzakelijk de voorraad gegevens ook op periodieke basis te verzamelen om zo ook op langer termijn uitspraken te kunnen doen over de omvang, structuur en dynamiek van de Nederlandse vastgoedvoorraad.
c:
:::l
0.. <1)
59
A.J.M.A. Sweres
Naar een sluitende en passende keten voor het wonen Uitwerking van de keten voor alleenstaande moeders Afstudeerrichting Real Estale Managementand Development Afstudeercommissie Drs. J.J.A.M. Smeets Dr. W.J.M. Heijs A.D.M. Swinkels-van Bommel Datum afstuderen 29 april 2oo8 Dl
-ur c c.. (I) (I)
..,
0"
c
::s c..
iE.
W'
n
c ;:::;: ro
;;: o0
c
:;E
7'
c
:::l
a. ro
B:t;isj,~kkëï
Samenvatting Hoewel het marktaanbod gerelateerd aan het wonen groot is, zijn er mensen die het aanbod dat zij nodig hebben niet ontvangen. Dit voorkomt dat zij optimaal kunnen wonen. Dit geldt bijvoorbeeld voor het ontvangen van huurtoeslag. Aan de hand van een groep die het risico loopt niet optimaal te kunnen wonen, alleenstaande moeders, is een methode bepaald waarmee een keten vormgegeven kan worden die ervoor zorgt dat mensen, na toepassing ervan, optimaal kunnen wonen.
-------------------------------------------- ...: Giipolk~'IOOI'Ot)timaal ~
J~
-----------:.------------------------------------------------------------------------- --------
. •
-vo·rmie·vi~ï-
----~:
t
V~~
ball~ak\1:1.
- ---- ,
krten op twsls van
:
;
Trefwoorden Wonen Risicogroepen Alleenstaande moeders Ketens Petri netten Afbeelding 3 Methode voor het opstellen van een passende en sluitende keten
6o Er is een breed aanbod op de markt dat bijdraagt aan het optimaal wonen van mensen. Er is sprake van een wisselende samenstelling van behoeften van mensen die gerelateerd zijn aan het wonen en daardoor ook van aanbieders. Door een gebrek aan samenwerking en afstemming aan de aanbodzijde van de markt, is het aanbod zelden onderling en op de situatie van de klant afgestemd. Dit kan ertoe leiden dat hun leefsituatie niet optimaal is. Om dit te voorkomen is het belangrijk dat het aanbod aansluit bij de vraag en de situatie van de klant. In dit onderzoek is een methode bepaald waarmee een keten vormgegeven kan worden , die ervoor zorgt dat mensen die daar behoefte aan hebben , na toepassing ervan, optimaal kunnen wonen. Aan de betekenis van het 'wonen' zijn verschillende onderzoeken gewijd. Een tweetal relaties met het 'wonen' komt uit deze onderzoeken naar voren, namelijk de relatie tussen 'wonen' en een locatie en de relatie tussen het 'wonen' en 'leven' of 'zijn'. Op basis van onderzoek hebben Fe lee en Perry (1995) een aantal leefdomeinen geformuleerd, die worden gevormd door aspecten die de kwaliteit van het leven bepalen. Wanneer het 'wonen' wordt benaderd op basis van bovenstaande relaties en de verschillende leefdomeinen kan een basispakket worden opgesteld voor het optimaal wonen. Dit pakket bestaat uit de aspecten 'Huisvesting' , ' Financiën f Inkomen', ' Werk', ' Huishoudelijke taken', 'Gezondheid' en 'Buurt'. Het basispakket voor het 'wonen' is door middel van Petri netten grafisch weergegeven (zie afbeelding 1). In deze modelleertechniek worden de verschillende 'toestanden' in het proces afgewisseld met acties of 'transities' die ervoor zorgen dat de volgende toestand in het proces wordt bereikt. De keten voor het wonen dient zowel sluitend als passend te zijn. Het eerste houdt in dat er geen aspecten ontbreken in de keten die nodig zijn voor de klant. Het passend zijn van de keten houdt in dat de keten als het ware op maal gemaakt wordt
voor de klant en waardoor het aansluit bij de situatie en de vraag van klant . Een tussenpersoon zorgt ervoor dat 'subketens' voor de verschillende aspecten die gerelateerd zijn aan het wonen, worden gebundeld. Deze tussenpersoon beschikt over kennis over het marktaanbod dat gerelateerd is aan het wonen. Hij kan daardoor klanten in contact brengen met aanbod, waarvan zij niet op de hoogte zijn of waarvan ze niet weten hoe zij hieraan moeten komen. Daarnaast inventariseert hij de vraag met betrekking tot de verschillende aspecten die aan het wonen gerelateerd zijn . Hieruit stelt hij de totale vraag samen en zoekt hiervoor een match met aanbieders. Doordat de samengestelde vraag wordt bekeken, is het mogelijk om het aanbod zowel op de vraag van de klant als onderling af te stemmen. Hierdoor kan worden voorkomen dat in het aanbod zaken ontbreken of elkaar belemmeren. Op basis van literatuur is de basisketen uitgebreid voor alleenstaande moeders. De inhoud van de keten is getoetst aan de hand van een analyse van de landelijke gegevens over de situatie van deze doelgroep en interviews met huishoudens die behoren tot deze doelgroep. Op basis van deze resultaten is de keten waar nodig aangepast of uitgebreid (zie afbeelding 2). De methode die in dit onderzoek is gebruikt om ketens vorm te geven die het mogelijk maken om optimaal te wonen, ziet er als volgt uit (zie afbeelding 3): r. Bepalen van een basispakket voor het optimaal wonen; 2. Weergeven van de keten aan de hand van Petri netten; 3· Uitbreiding van basispakket voor een specifieke doelgroep; 4· Toetsen en aanpassen van de keten aan de hand van praktijksituaties. Deze methode kan worden toegepast op andere doelgroepen. Deze doelgroepen dienen duidelijk omkaderd te zijn , zodat het aantal aspecten dat toegevoegd dient te worden aan de keten, beperkt büjft. Wanneer blijkt dat verschillen in situaties binnen een groep te verklaren zijn aan de hand van een specifiek kenmerk, dient de groep op basis van dit kenmerk te worden
Afbeelding 1 Basisketen voor optimaal wonen 111
iir .... c:
c..
111
111 .., C"
c:
::I
c..
~ Q1' n
c
..... 11)
;::;: 0" 0
c
::E
Ä
c
:J
a_
11)
Afbeelding
2
Keten voor optimaal wonen, gespecificeerd voor alleenstaande moeders
gesplitst. Dit voorkomt dat het aantal aan de keten toe te voegen aspecten erg groot wordt. Voordat de keten toegepast kan worden voor individuen, dient uitgebreid onderzoek gedaan te worden naar de aan het wonen gerelateerde aspecten die van belang zijn voor verschillende subgroepen van mensen die wonen. Het totaal van deze groepen dient iedereen die woont te omvatten. Op deze manier kan een checklist worden opgesteld, die doorlopen kan worden met een individu. Op basis van deze checklist kan worden bepaald wat de klant nodig heeft om optimaal te wonen. Bij het toepassen van de methode dient een aantal aandachtspunten in acht genomen te worden: Analyseer of een huishouden behoefte heeft aan ondersteuning. Door een corporatie kan bijvoorbeeld aan de hand van beschikbare gegevens over huishoudens zoa ls inkomen en samenstelling, groepen signaleren die risico lopen om niet alles te ontvangen en zich vooral preventief richten op deze huishoudens; Behoud of bevorder de zelfredzaamheid van mensen; Analyseer de reden waardoor een vraag onbeantwoord is; Onderzoek door wie en hoe de rol van tussenpersoon moet worden vervuld; Zorg dat het voor klanten duidelijk is wie zij waarvoor moeten benaderen; Instanties betrokken bij aspecten van het wonen dienen een signaleringsrol te vervullen. Dit kan door corporaties bijvoorbeeld worden gedaan door gebruik te make n van signalen in bestaande bedrijfsprocessen, zoals de registratie van huurachterstanden; Behoud en vergroot waar mogelijk de kennis van de tussenpersoon. Daarnaast geldt een belangrijk aandachtspunt voor betrokken instanties. Sommige instanties kennen een wachttijd voor mensen die gebruik willen maken van het aanbod.
Hierdoor is het niet voor alle klanten mogelijk om, op het moment dat het nodig is, van het geschikte aanbod gebruik te maken. Bedrijven dienen hiervoor intern, waar mogelijk, hun processen te verbeteren. In de vormgeving van de ke te n voor het wonen valt op dat er verschillende ketens parallel aan elkaar lopen. In de industrie, waar modelleertechnieken voornamelijk toegepast worden voor het weergeven van processen, is er veelal sprake van een opeenvolging van schakels en minder van parallel lopende processen. Echter, bij het wonen is er sprake van verschillende aspecten die tegelijkertijd een rol spelen. De toepassing van de methode kan eraan bijdragen dat minder mensen tussen wa l en sch ip belanden. Het brengt verschillende aanbieders en de vraag op verschillende vlakken bijeen, waardoor wordt voorkomen dat mensen voorzieningen niet benutten waar zij wel behoefte aan hebben. Door de toepass ing kunnen klanten van woningcorporaties niet alleen op het vlak van huis· vesting worden ondersteund, maar kan er een totaaloplossing voo r hen worden geformuleerd, waardoor zij optimaal kunnen wonen.
6r
T.J.E. Teemstra
Structural Vacancy in Office Buildings A study into the decision-making processof real estate investors when deciding about the future of a structurally vacant office building Afstudeerrichting Real Estale Managementand Development Afstudeercommissie M.G. Brown BS, MBA, MSc (Arch), DTech, MRICS Drs. R.M. Weisz RA Drs C.M. Rohling MRE MRICS Dl
...c
ëi1'
Datum afstuderen r8 december 2007
0.. 11)
11) .... CT
c ::s
0..
!!. ili' n
c
lii
;:;:
o0
c
::E ;><:""
c
:::J
a.
Samenvatting Ever since the economie recession in the year 2001, the vacancy rate for office space is still enormously high. The officespace supply at the moment is around five million square meters, which is approximately 10 percent of the total stock. Despite the development of all kinds of tools, models and instruments in order to examine andfor execute a possible alternative to deal with vacancy, most investors kepi waiting fora tenant inslead of taking action. This study has examined the way investors deal with structural vacancy in office buildings: the decision-making process relating structural vacancy.
(I)
Trefwoorden Vacancy Structural Offices Investors Decision-making process
Motivation Ever since the economie recession in the year 2001, the vacancy ra te for officespace is still enormously high. The officespace supply at the moment is around five million square meters, which is approximately ro percent of the total stock. Des pi te the development of all kinds of tools, mode is and instruments in order to examine andfor execute a possible alternative to deal with vacancy, most investors kept waiting fora tenant inslead of taking action. However, this attitude is not realistic. The office market has been strong for three years now, yet a lot of vacant supply has still notbeen absorbed by the mark et. Macro economie forecast and demographic expectations, resulting from the ageing of society teil us it is not very likely that the working population will grow to a level that is required to absorb a substantia'l part of the vacant supply. In addition to this, new supply of office space is being added to the stock continuously. At the same time. the interest ra te is increasing; meaning financinga sihtation of vacancy will become more financially painful for investors. Because of these reasons, the de mand for consulting services concerning vacancy issues is expected to increase. Th is resttlts in a need for real estate advisors to gain a better understanding into the decision making processof investors when confronted with structural vacancy. This motivation resulted in the following problem definition: What considerations do real estate investors take into account in the decision-making process a bout the Cuture of a structurally vacant offiCe building and to what extent is that process rational? This thesis' goal is to gain insight into the decision-making process of investors in relation to vacancy and to develop a decisionsupport tooi that can be used to delermine the best possible alternative to deal with structural vacancy in an office building. In order to get more insight in the way an investor considers the above mentioned alternatives in a situation of vacancy, qualitative exploratory research has been performed . The alternatives an investor has in a situation of vacancy that are examined in this study are: Maintaining Disposition Upgrading Renovation Transformation Demolish & rebuild Survey on vacancy To begin with, a survey on structural vacancy was done, based on the jones Lang LaSalle office supply database. The survey's goal is dual. First of all, the survey reveals data about structural vacancy in office buildings in the Dutch agglomerations Amsterdam, Rotterdam, The Hague, Utrecht and Eindhoven. The results reveal the scope of structural vacancy in these agglomerations. The second goal of the survey is to select interesting cases for the case-study analysis. In total, thirteen investors were interviewed. The interview focussed on the decision-making process in relation to vacancy in general and on the specific case in particular. More specifically, the relation between an investor's characteristics (r) , his assessment of the cause of vacancy (2), emotional & psychological aspects (3) and his consideration & choice for alternatives (4) to deal with vacancy was studied. Results r: The relation between an investor's characteristics and the consideration & choice for alternatives. The most important characteristics of an investor that afTeet the decision-making process are his attitude towards risk and the policy of the organization. lnstitutional investors for example are risk averse and tend to keep the portfolio rather young. Offices showing first signs of lettability issues are replaced by newer offices in an early stage. Some private investors on the other hand see opportunities in the offices that are turned down by institutional investors.
Organization policy delermines to what exten t the decisionmaking process can be dynamic and decis ive in relation to vacancy. Rules and restrictions following from organizatio n policy slow down the decision-making process. 2:
The relation between an investor's assessment of the cause of vacancy and the conside ration & choice for alternatives. According to the investors, the market situation is regarcled by far as the most im portant factor in the cause of vacancy. After that, the Jack of location quality is regarcled as an important issue in the cause of vacancy. According to the investors, the quality of the office itself does nol play a role in the probie rnatie lettability. Taking a close r look at the assessment of vacancy, an interesting relation is seen between the degree in which an investor is able to a ffect the cause of vaca ncy and his assess ment of th e cause of vacancy. The more important the role of a particular eau se of vacancy, the less influence the investor h as on that eau se of vacancy. After aU, the ma in eau se of vacancy, above all others, is the market si tuation, which is im possible to influence. The second most important cause of vaca ncy is the quality of the location, which is also ha rd to influence by a n individual investor. In last position, investo rs believe the Jack of quality of the office itself is important. In other words: investors fee! they are not to blame for the vacancy as the office meets market demand standards and they did nothave any grip on the market situation and the location quality.
3: The relation between emotional & psychological factors and the consideration & choice for alternatives. The results indica te one emotional factor and two psychologi cal factors appear to be of significant importance in the decis ion-making process of investors when decidi ng a bout a structurally vaca nt office. Above all others, optimism amongst inves tors about the situation on the office market plays an im portant role when an investor chooses an alternative to deal
with vacancy. Th is attitude res ults in investors 'waiting for the m arket', choosing to rnaintaio the office. After that, ove rconfidence and the dis pos ition effect appear to have most impact on the decis ion-making process . lnvestors are overconfident about the ir ability to creatively approach and solve vacancy. The disposition effect means investors believe selling the office in an earlier stage would have been better. 4: An investor's consideration & choice for al ternatives. Of all thirteen cases, nine investors chose to rnaintaio the office in its curre nt condition. One investor chose to give the office an upgrade and three investors renovated the office. The results resembie the reserved, risk-avoiding a ttitude of inves tors in practice. Also, t he strong pre fe renee to rna intaio the office function and to prevent making an additional in ves tme nt to improve an office's quality is emphasized by these results.
A.M. van Veggel
Op het Snijvlak van Modernisme en Postmodernisme Het verhaal achter Almere Haven Centrum en een plan voor revita llsati e Afstudeerrichting
Architecture Afstudeercommissie
Prof. dr. B.J.F. Celenbrander Ir. J.j.P.M. van Hoof Ir. H. van der Heijden Drs. M.M. van Rooy
Afbeelding 1 Almere Haven Centrum. De revitalisatiestrategie Is in het omkaderde gebled uitgewerkt tot architectonisch ontwerp.
Datum afstuderen 29
april
2008
Samenvatting
Het afstudeerproject gaat in op de vraag hoe Almere in de toekomstige ontwikkelingen moet omgaan met haar prille erfgoed. De locatie van het project is het centrum van Almere Haven, dat ruim dertig jaar geleden als eerste gedeelte van de stad werd gebouwd en op dit moment toe is aan revitalisatie. In een architectuurhistorische studie wordt een verklaring gegeven voor ideologie achter de dubbelzinnige opzet van het een· trum, waarin historiserende en functionalistische motieven met elkaar verweven zijn. Deze studie is uitgangspunt voor de revitalisatiestrategie, die wordt uitgewerkt in een architectonisch ontwerp. Trefwoorden
Participatie Monumentenzorg Almere Haven Centrum Giancarlo De Carlo Jaren zeventig
~",,,.
,. c oe
c~:...o
AN ARCHITECTURE OF PARTICIPATION Tk!li \I (LIOUAN~ _AqCHTTECTUAAL PAPERS
~ }-.~ )nd k M"1~ wi~ W(_ ~
\.f
1 Nt..'t-
hcA(tf 't1.oä tto11'S
,!oj.w~,
i) I..Q,CI( ,. ~t ~~
t,.;.~~~~ ~~ ~IK41~12Afbeelding 4 Persoonlijke boodschap van Giancarlo De Carlo aan )acob Bakema.
ren tot de top vier van grootste steden va n Nederland. Intussen teken en zich in het centrum van Almere Haven de eerste ouderdomsverschijnselen af. Er is sprake van overlast, de bouwtechnische staat van de gebouwen laat te wensen over en er is te weinig draagvlak voor de commerciële voorzieningen. Dat betekent dat het centrum toe is aan revitalisatie. Maar ook dat niet langer alleen de tabula rasa van het lege polderlandschap, maar het 'historische' Almere vertrekpunt is geworden voor de toekomstige ontwikkeling van stad. Het centrum van Almere Haven vormt de spil van dit afstudeerproject, enerzijds als casus voor een architectuurhistorisch onderzoek en anderzijds als locatie van een stedebouwkundige revitalisatiestrategie, dat verder is uitgewerkt in een architectonisch ontwerp. Het architectuurhistorisch onderzoek is een zoektocht naar de 'monumentale waarde' van Almere Haven Centrum, ofwel de karakteristieken die kenmerkend zijn voor de tijdgeest en in de toekoms tige ontwikkeling behouden moeten worden. De architectuurhistorische waardering vormt dus een belangrijk uitgangspunt voor de stedebouwkundige strategie die bedoeld is om het centrum te revitaliseren en huidige problemen aan te pakken. De stedebouwkundige strategie is geldig voor het hele centrum, maar wordt uitgewerkt tot een architectonisch ontwerp voor het gebied dat wordt ingesloten door de Kruisstraat, de busbaan en de Havenkom.
In 1975 werden de eerste stenen gelegd van de stad Almere in en rond het centrum van het stadsdeel Almere Haven. Na ruim dertig jaar is Almere met ruim r8o.ooo inwoners uitgegroeid tot de achtste stad van Nederland en in 2030 zal Almere beha-
In hoeverre kun je spreken van 'monumentale waarde' bij een stad die bij bevolking en critici op zijn minst een problematisch imago heeft? In hoeverre kun je bovendie n spreken van 'monumentale waarde' bij een stad van slechts dertig jaa r oud? De monumenten van Almere zijn vooralsnog ni et te vinden tussen de gebouwen, maar in de discussies en de penn enstreken die aan het gebouwde res ultaat vooraf zijn gegaan. Verantwoordelijk voor dat proces was het Projektburo Almere, een onafhankeli jke afdeling van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders . Wat was de onderliggende filo sofi e waarmee
~
.
',..,.". ~ "-"'<.
"-~"""-
"""-- .:... ~.f;i
(F#c....t-~ ... -'-· ·
.
Afbeelding 2 Links: historische binnenstad van Hoorn. Rechts: de winkelstraat in het centrum van Almere Haven
Afbeelding 3 Fragment van Notulen uit 1976 van een ontwerpoverleg over de tweede fase van het Centrum.
Afbeelding 5 Bovenaanzicht architectonisch ontwerp.
Afbeelding 6 Impressie van het gebouw
zij hun plannen maakten, en hoe verhield deze filosofie zich tot de tijdgeest van de jaren zeventig?
aan de bedoelingen van het Projektburo Almere en het ontwerp voor Almere Haven Centrum.
Almere Haven Centrum laat een merkwaardige combinatie zien van · aan de ene kant · een aaneenschakeling van pleintjes, steegjes en een gracht die zonder functioneel argument zijn overgenomen van historische centra van stadjes als Hoorn. Deze historiserende stedebouw wordt ook door de beeldtaal van de architectuur bevestigd. Aan de andere kant laat Almere Haven Centrum een mode rnistische s tedebouwkundige organisatie zien met gescheiden verkeersstromen en maaivelden, een busbaan en een functionalistische organisatie van de stadsplattegrond. Deze ambigue opzet wordt tot nu toe door veel historici beschouwd als de uitkomst van een volstrekt lokaal en toevallig proces, dat weinig van doen zou hebben met het internationale discours van de tijd. Het zou een proces zijn waarin ontwerpbeslissingen eerder met pragmatische dan met ideologische argumenten werden genomen.
Giancarlo De Carlo stond als lid van de internationale architectenbeweging Team ro in de voorhoede van de moderne beweging. Tegelijkertijd maakte hij de opkomst van het postmodernisme vanuit Italië als redactielid van het Italiaanse tijdschrift Casabella van dichtbij mee. De Carlo vond dat de moderne beweging zich ten onrechte had afgekeerd van de geschiedenis. De geschiedenis was volgens De Carlo een onontbeerlijk referentiekader voor de architectuur. De Can]o vond tegelijkertijd dat de postmodernisten, die opnieuw bezig gingen met geschiedenis, de ideologische verworvenheden van de moderne beweging overboord hadden gezet door de 'autonomie' af te roepen van de architectonische discipline. Het grootste bezwaar had De Carlo tegen de architectuurpraktijk in het algemeen, waarvan hij vond dat het dogmatisch was geworden en zich weinig aantrok van de realite it van de gebruiker.
Het blijkt echter dat de dubbelzinnige opzet van het centrum, zowel functionalistisch en historiserend, perfect te plaatsen is in de ontwikkelingen die plaatsvonden in het internationale architectuurdebat van de jaren zeventig. In deze periode verschoof de architectuur van functioneel beredeneerde discipline naar een discipline die citeert uit historische voorbeelden: een paradigmaverschuiving van modernism e naar postmodernisme.
De Carlo streefde daarom naar een 'architectuur van participatie', ofwel een architectuur die va n onderuit gevoed wordt door de specifieke condities van de opgave en de plek. Dit betekende dat De Ca rlo uitgebreide morfologische en historische studies verrichte naa r de locatie van de architectonische opgave, zoveel mogelijk de gebmikers betrok in het ontwerpproces en soms in zijn architectu ur analogieën aanging met de historische context.
De positie die het Projektburo Almere daarmee in heeft genomen, valt te vergelijken met de gelijktijdige positie van de Italiaanse architect Giancarlo De Carlo (1919 - 2005). Hoewel beiden nooit direct iets met elkaar te maken hebben gehad, stonden zij voor min of meer dezelfde houding. Waar het Projektburo Almere zich echter nauwelijks bewust was van deze houd ing ten op zich te van het internationale discours, verdedigde De Carlo zijn houding in talloze publicaties en lezinge n. Daarmee kan Giancarlo De Carlo retrospectief uitleg geven
Deze participatieve, antidogmatische aanpak werd met het ontwe rp voor Almere Haven Centrum ook door he t Projektburo Almere nagestreefd. Daarmee is de conclus ie dat het dubbelzinnige ontwerp met zowel functionalisti sche als historiserende motieven niet het resultaat is van een toevallig gelopen proces, maar het gevolg van deze participatieve ideologie. Deze dubbelzinnige opzet, waarmee All mere Haven Centrum haar plek heeft opgeëist in de architectuurgeschiedenis, is van monumentale waarde en moet in de toekomst behouden worden.
L Vrieling
Kiezen of verliezen? Een onderzoek naar de te hanteren criteria voor het succesvol selecteren van een samenwerkingspartner voor het aangaan van een participerende samenwerkingsrelatie. Afstudeerrichting
Construction Managementand Engineering Afstudeercommissie
Prof. ir. G.J. Maas Ir. R. Favié Ir. P.F. Kranendonk Datum afstuderen 25
maart
2008
-
111
ii!' c
0. ID ID
....
c:r
c
::I
0.
!. (;;' n
c
;::;: ID
;::;:
er 0
c
::;:
"' c :::J 0.. ID
Samenvatting
De druk op de bouwsector neemt toe. Innovaties zijn de noodzakelijk om aan de hoge eisen te kunnen voldoen. Er is behoefte aan samenwerkingsrelaties tussen opdrachtgever en opdrachtnemer waarbij gestreefd wordt naar een gezamenlijk doel, participerend samenwerken, om ruimte te bieden aan de ontwikkeling van innovaties. Ondanks deze behoefte blijven opdrachtgevers relaties aangaan waarin conflicterende belangen leiden tot problemen in de samenwerking en innovatie wordt vermeden. Het onderzoek behandelt en analyseert de wijze waarop publieke opdrachtgevers voor participerende samenwerkingsrelaties een geschikte partner moeten selecteren. Het resultaat is een overzicht van criteria die gehanteerd moeten worden in het aanbes ted i ngs proces. Trefwoorden
66
Participerend samenwerken Aanbestedingsproces Publieke opdrachtgever 7S-raamwerk Criteria
Niveau
Organisatieaspecten Strategie
I
Organisatie Structuur Sleutelvaardigheden Significante waarden Groep Stijl Systemen Individu
Staf -
-~
Afbeelding tindeling naar schaalniveau
vullen. In het overgrote deel van de samenwerkingsrelaties staat juridische be-scherming van de eigen belangen centraal. Deze competitie tussen de belangen van de betrokken partijen zorgt voor o.a. conflicten, vertragingen en meerwerk binnen het project. Dit competitieve samenwerken wordt aangewezen als oorzaak van de huidige problemen in de bouwsector. Tegenover competitief samenwerken staat participerend samenwe rken. Dit is het gezamenlijk werken en beslissen van actief deelnemende opdrachtgever en opdrachtnemer in een projectgebonden relatie, waarbij de betrokken partijen door het sluiten van compromissen enkele gezamenlijke doelen behalen en daarbij meerwaarde creëren. Door dit streven naar een gemeenschappelijk doel ontstaat er een participerende samenwerking. waardoor relationele voordelen ontstaan die projectvoordelen zoals tijd s-besparing, kostenbesparing en kwaliteitsverhoging tot gevolg hebben.
Opdrachtgevers in de bouw hebben zelden alle kennis en ervaring in huis om een project zelfstand ig uit te kunnen voeren. Vaak zijn ze onbekend met de kansen en risico's horende bij bouwwerkzaamheden, waardoor ze niet in staat zijn hier juist mee om te gaan. Zi j zoeken vaak een partner die hen kan aan-
De overheid is één van de grootste profess ionele opdrachtgevers in de Nederlandse bouwsector. Zij zoeken marktpartijen om samenwerkingsrelaties mee aan te gaan. Het overgrote deel van deze relaties vind plaats op competitief niveau. De toenemende druk op de sector vraagt veranderende samenwerkingsrelaties tussen partners om de benod igde innovaties te stimuleren. Naast het voldoen aan de eisen van de sector, levert participerend samenwerken voor de betrokken partijen een meerwaarde. De bouwsector heeft behoefte aan een cultuuromslag, de stap van competitief naar participerend samenwerken is de eerste die gezet moet word en. Er is bij publieke opdrachtgevers nog weinig draagvlak voor participerende samenwerkingsrelaties. De oorzaak hiervan is terug te vinden in het aanbestedingsproces, specifiek in de specificatiefase, waarin criteria gesteld moe· ten worden op basis waarvan de aanbieders beoordeeld worden. Bij competitief samenwerken toetsen de selectiecriteria de kunde van de organ i-satie en wordt doorgaans gegund op laag-
Niveau
Organisatieaspect
Eigenschappen
Strategie
Samenwerken onderdeel strategie/ beleid organisatie
Structuur
Stabiele personele samenstelling organisatie
Organisatie Betrokkenen complementaire kennis incl. technieken en informatie Betrokkenen complementaire vaardigheden uitvoeren deelprocessen Sleutelvaardigheden Betrokkenen complementaire attitude managen deelprocessen Betrokkenen hebben inzicht in risico's participerende relatie Significante waarden
Betrokkenen zijn bewust van streven/waarden beide betrokken partijen
Groep Betrokkenen handelen integer Stijl Betrokkenen positieve houding in conflictoplossing Directe communicatielijnen tussen betrokkenen Systemen
Communicatielijnen op verschillende niveaus in de groep Beloning betrokkenen evenredig naar inzet Sleutelfiguren hebben ervaring en bezitten competenties Sleutelfiguren hebben gezamenlijke positieve ervaring verleden
Individu
Staf
Eerdere dergelijke ervaring sleutelfiguren Sleutelfiguren bezitten samenwerkingsvaardigheden Sleutelfiguren hebben positieve houding
Abeelding
2
Totale set criteria beoordeling organisatie voor participerend samenwerken
ste prijs. Anders dan ze gewend zijn in de competitieve relaties, krijgen de opdrachtgever en opdrachtnemer bij participerend samenwerken een andere rol. De publieke opdrachtgever verandert van delegerende partij naar een actieve participant in het bouwproces. De rol van de private opdrachtnemer verandert van leverancier van producten en diensten naar een gelijkwaardige samenwerkingspartnee van de opdrachtgever. De publieke opdrachtgever heeft behoefte aan een geschikte samenwerkings-partner, ofwel een uitvoeringsbekwame marktpartij die beschikt over de juiste organisatie-eigenschappen en die passend is bij de eigen organisatie. Hiervoor zullen naast de eisen die doorgaans voor een competititeve samenwerking gesteld worden, ook eisen gesteld moeten worden gericht op de beoogde participerende samenwerking. Publieke opdrachtgevers weten niet welke criteria zij moeten (en mogen) stellen om een geschikte participerende samenwerkings-partner te selecteren. Dit gebrek aan inzicht ligt ten grond slag aan de afwerende houding van veel publieke opdrachtgevers ten aanzien van het aangaan van participerende samenwerkingsrelatie met een private opdrachtnemer. De doelstelling van dit onderzoek is als volgt: Het doen van een aanbeveling aan publieke opdrachtgevers voor verbetering van de selectie van een private partner ten behoeve van een participerende samenwerking, door een overzicht te geven van criteria die deze publieke opdrachtgever zou moeten stellen bij het selecteren van een geschikte partner voor de beoogde samenwerkingsrelatie. In het vooronderzoek is inzicht verkregen in het onderzoeksgebied en is het geschetste probleem naar voren gekomen. De onderzoeksfase behelst een deskresearch in de vorm van een literatuurstudie naar participerend samenwer-ken, met als resultaat een set criteria die gesteld zouden moeten worden om de geschiktheid van een organisatie te kunnen beoordelen. Deze set criteria is getoetst middels een hiërarchisch casestudy.
In de ontwerpfase is de conclusie uit de toetsing verwerkt in een model. Onder de organisatieaspecten uit het 7S-raamwerk valt een scala aan eigen-schappen waarop de organisatie beoordeeld kan worden. Niet al deze eigen-schappen zijn bij participerend samenwerken van belang, er spelen een aantal specifieke eigenschappen een rol. Deze worden ingedeeld naar drie verschillende schaalniveaus van de aanbiedende organisatie: het niveau van de organisatie, het niveau van de groep en het niveau van het individu. In tegenstelling tot de criteria die doorgaans ten behoeve van competitieve relaties worden gesteld hebben blijkt uit de literatuurstudie dat de eigenschappen die voor participerend samenwerken van belang zijn voornamelijk betrekking op de betrokkenen in de samenwerkingsrelatie (de groep en het individu). De casestudy laat zien dat publieke opdrachtgevers in deze projecten, waar gestuurd wordt op een participerende samenwerking, over het algemeen echter geen aanvullende criteria hanteren. De oorzaak ligt in het feit dat in de meeste projecten de keuze voor participerend samenwerken na de gunning plaatsvindt. In de enkele projecten waar participerend samenwerken een bewuste keuze is geweest stonden de betrokkenen in de gehanteerde criteria centraal. Overeenkomstig met de literatuurstudie komt uit de casestudy naar voren dat de mensen het succes maken. Idealiter zouden de publieke opdrachtgevers bij het selecteren van een geschikte partner voor een participerende samenwerkingsrelatie een aanvulling gericht op de benodigde eigenschappen voor de beoogde samenwerking moeten hanteren. De cruciale eigenschappen bij het aangaan van een participerende samenwerkingsrelatie zijn weergegeven in onderstaande tabel. Hierop kan de geschiktheid van een organisatie als participerende samenwerkingspartner beoordeeld worden.
und M.Ailo J.R. Balvers W.A. Beelen Ing. W.M. van Bergeijk Ing. T.H. Beuker J. Bömer P. Bos Ing. D.C.R. de Bruin W.L.J. Dernarteau M.P. Fütterer Ing. S.J.M. Geboers A. Goharani G.A.M. van den Goor Ing. K.H.E. Grooten R. ter Harmsel F. Heerkens T.A.J. van Hooff I. A.llieS(U T. Kloet D. Ko(h G.M. Kromdijk M.P.C.C. Kuljpers M.J.M. Manders S. Mannaerts Ing. H.W. Mauser L. J. van der Meer A.G.Meljer J.W.P. Persoon R.B. Roelofs E.B.W. de Rooij
diploma-uitreiking faculteit bouwkunde 01
juli 2008
Technische Universiteit Eindhoven
jaargang 2007·2008 nummer os 0107 2008
Inhoud pag. M. Ailo Duurzame energie Een studie naar het aantrekkelijker en duurzamer maken van een s tandaard woonwijk.
6
J. R. Balvers Traffic-related airbome particles in a Dutch office building The effect of maintenance for seve ral indoor locations, a case study
8
WA. Beelen DBFM en transactiekosten Een onderzoek naar de transactiekosten en de reductiemogelijkheden hiervan binnen het inkoopproces van een DBFM overeenkomst Ing. W.M. van Bergeijk Herbestemming E-laag en E-hoog naar een campushotel
10
12
Ing. TH. Beuker Plannlngsachterstanden Procedure voor een verbeterde omgang met planningsachterstanden bij Heijmans Bouw Best B.V.
14
J. Bömer Opvang Phllipsdorp Een ontwerp voor een diffuse opvang voor (o.a.) asielzoekers als duurzaam element in het stedelijk weefsel van Eindhoven.
16
P. Bos A Digital Architect ural Design Environment Spatial awareness and the linkage of 2D- and 3D design content
18
Ing. D.CR. de Bruin Rekenmodel bouwmethoden Beslissingsondersteunend rekenmodel seriematige grondgebonden woningbouwprojecten.
20
W.LJ. Dernarteau The Hybrld Unitised Façade M.P. Fütterer Ontwerp van een externe hellingbaän Analyse, ontwerp en uitwerking van een hellingbaan voor een parkeergarage
22
24
Ing. S.J.M. Geboers CPO een reguliere methode van ontwikkelen Van projectaanpak naar programmatische aanpak. Handvaten voor gemeenten A. Goharani Platform Een faculteitsbibliotheek ais stedelijk meubel voor Amsterdam G.A.M. van den Goor De gemeente aan zet? Gemeentelijke regie bij gebiedsontwikkellng
30
Ing. K.H.E. Grooten Hygrosopisch gedrag van papier en boeken Het effect op de relatieve vochtigheid in een binnenruimte
32
R. ter Harmsel Woud der Verwachting De gestalte van de hedendaagse Godverhouding
34
F. Heerkens Montaiias y musica Van expo paviljoen naar conservatorium TA.J. van Hooff De Amsterdam ArenA Onderzoek naar het binnenklimaat en optimalisatie aan de hand van een variantenanalyse met CFD I. A. Iliescu SELFICENTRed Architectmal Harmonies Parallel to the Psyche
40
T. Kloet Pro-actief In primair onderwijs Een vertaling 'Full Service' naar een marktbenadering voor de huisversting van primair onde rwijs
42
D. Koch Invloed Polderpaviljoens voor de verhalende indrukken van het maakbare landschap
44
G.M . Kromdijk Architectuur met een dubbelrol Een meervoudig ontwerp in de gefragmenteerde stad M.P.C.C. Kuijpers Geregisseerde vrijheid Confrontaties met de vrijheidsidealen van een anarchist in de architectuur M.J.M. Manders Van Aanbesteding naar Bouwteam Een hulpmiddel om de werkvoorbereider te begeleiden bij het werken in een bouwteam S. Mannaerts QRA and CFD Methods for lndustrial Exploslons Ing. H.W. Mauser Toekomstbeelden bouwen Een kwestie van sturen en anticiperen L. J. van der Meer Dynamic response of high-rise building structures to blast toading A.G.Meij er Voluptuous Façade Architecture Een pleidooi voor sensualiteit in de architectuur J.W.P. Persoon Een windhinderanalyse in en om de ArenA met behulp van CFD
so
52
54
s6
ss
6o
R.B. Roelafs Trussed Façade Constructions A Study of the Opportunities of a Structural System E.B.W. de Rooij How everyday nature influences our lives U sage and valuation of urban parks in Southeast Melbourne R.M.J. Salden Ontwerpondersteunend Keuzemodel Een rationelere benadering van bouwtechnische keuzeproblemen
66
W.C.A.M. Seijkens Experimenteel, lichtgewicht en dragend wandpaneel Onderzoek naar de akoestische e n constructieve aspecten van een wandpaneel bestaande uit hout en EPS
68
Ing. M.H.A.M. Tax Duurzame ontwikkeling: Meer dan alleen een energieprestatie leveren Onderzoek naar de invloed van duurzame ontwikkeling op het wooncomfort van de eindgebruiker Ing. M.H .L. Verkuijlen Wanneer je de klok wilt luiden moet je weten waar de klepel hangt Een onderzoek naar herbestemming van religieus erfgoed vanuit het oogpunt van een ontwikkelaar
72
D.C.Villanueva (on)gebonden FRAME Woonjwerk omgeving voor de creatieve klasse van Eindhoven binnen een vrij en duurzaam kader
74
D.W.C. Wagemans Functieneutraal bouwen 'onvoorspelbaarheid Ingekaderd Een kwalitatief en kwantitatief onderzoek naar de flexibiliteit van gebouwlagen ten behoeve van toekomstige functieverandering van gebouwen
A.R. Walraven Van vraaggestuurde naar waardegestuurde benadering Een onderzoek naar de huisvestingsbehoeften en het inzichtelijk maken van de waarde voor opdrachtgevers in de primaire ondeiWijssector Ing. Y.G.F.M. Weekers 13/13 Machinefabriek Herbestemming van de Machinefabriek te Vlissingen
8o
Ing. T.A.F. Welten Onderzoek naar de arbeidsproductiviteit van een bouwplaatsmedewerker Ontwikkeling van een hulpmiddel dat bijdraagt aan een verhoging van de arbeidsproductiviteit
82
Ing. R. Wintraecken Stairway to heaven of Road to nowhere? Ontwikkeling van een instrument om de verwachte effecten van collectief particulier opdrachtgeverschap en mede-opdrachtgeverschap in de stedelijke vernieuwing te toetsen aan de uiteindelijke situatie B.K.F. van der Zande n Revelation Ontwerp voor een revalidatiecentrum in de binnenstad van Eindhoven
84
86
M. Allo
Duurzame energie Een studie naar het aantrekkelijker en duurzamer maken van een standaard woonwijk. Afstudeerrichting
Construction Management & Engineering Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. B. de Vries Ir. R.C. P. Vreenegoor Ir. E.G. van der Veen Datum afstuderen 27
mei
2008
Samenvatting
Het onderzoek betreft een analyse van het keuzegedrag van bewoners uit de regio Enschede op basis van een verzameling voorgedefinieerde energie-installatie mogelijkheden voor een· zelfde type woning als de huidige woning in dezelfde regio. Deze analyse is gebaseerd op het onderzoeken van een drietal factoren die het keuzegedrag van de respondenten beïnvloeden. Deze factoren betreffen de meerinvestering, het wooncomfort en de duurzaamheid van een aantal gekozen duurzame energieinstallaties. o0
t: ~
7<"
t: :::J
a. I!)
Trefwoorden
Project Hart van Zuid Duurzame energie-installaties Keuzegedrag Meerinvestering Wooncomfort Duurzaamheid
6 Inleiding In Nederland krijgt de toepassing van duurzame energie op gebiedsniveau meer aandacht. Dit onderzoek is gericht op (toekomstige) woonwijken, met als case het project Hart van Zuid, gevestigd in Hengelo. In Hart van Zuid is het grootste deel van de woningen aangesloten op energie-installatie warmtenet De gem eente Hengelo is de eindverantwoordelijke voor warmtenet. Aangezien er geen sprake is geweest van vrije keuze, bestaat er twijfel bij de uitvoerende pa.rtij (van Wijnen) of warmtenet vanuit het perspectief van bewoners de optimale keuze is. De optimale keuze wordt in dit rapport aan de hand van meerinvestering, wooncomfort en duurzaamheid onderzocht. De probleemstelling van het onderzoek luidt: "In de woonwijk Hart van Zuid in Hengelo is het in de regio aanwezige warmtenet toegepast als energie-installatie. Omdat er geen sprake is geweest van vrije keuze bestaat er twijfel bij de uitvoerende parti j of warmtenet vanuit het perspectief van de bewoners de optimale keuze is met betrekking tot meerinvestering, wooncomfort en duurzaamheid." De daaruit voorgevloeide doelstelling betreft het volgende: "Een analyse van het keuzegedrag van bewoners uit de regio Hengelo op basis van een verzameling voorgedefinieerde energie-installatie mogelijkheden, waaronder warmtenet, voor eenzelfde type woning als de huidige woning in dezelfde regio." Om de doelstelling te kunnen verwezenlijken, is gebru ik gemaakt van een onderzoeksvraag die onderverdeeld is in drie deelvragen. De onderzoekvraag betreft: "Wat zijn de doorslaggevende factoren die het keuzegedrag beïnvloeden bij het kiezen van een energie-installatiesysteem?" Er zijn drie factoren onderzocht. Deze betroffen de meerinvestering, wooncomfort en duurzaamheid. Voor de beantwoording van de onderzoeksvraag is gebruik gemaakt van zowel primaire als secundaire informatiebronnen. De primaire informatiebron betreft resultaten van een vragenlijst die door een totaal va n 50 bewoners in het gebied Hart van
~Kosten
(€} - Installaties - Bouwkundig - Energieprestaf
1 . Conactief warmtenet concept 2. Individueel WKO concept 3. Collectief WKO concept . Basiswoning . Variant zonneboiler/ WTW/ combiketel . Variant gasboiler met zonneboiler . Variant zonneboiler met combi-ketel . Variant WTW met combi-ketel . Variant douche WTW met combiketel
0" 0
c
::E
"
c
::J
0..
ro
7
Afbeelding 1 Onderzoeksbenaderlng
Zuid is beantwoord. Opbouw rapport Op de eerste plaats is de huidige energie-installatie warmtenet van Hart van Zuid onderzocht. Heeft dit type de juiste resultaten voor de duurzaamheid voor het Hart van Zuid? Vervolgens zijn een aantal mogelijke alternatieven opgesomd e n nader uitgelegd die de huidige energie-installatie warmtenet kunnen vervangen. De drie factoren (meerinvestering. wooncomfort en duurzaamheid) zijn vervolgens aan de orde gesteld om te achterhalen waardoor het keuzegedrag van bewoners voor een energie-installatie wordt beïnvloed. Figuur r geeft aan dat dit onderzoek uit twee delen bestaat. Het eerste deel bestaat uit een literatuuronderzoek. Uit het lite· ratuuronderzoek zijn een aantal duurza me energie-installaties gekozen. Het literatuuronderzoek heeft geleid tot de variantentabel. Tevens is er, door middel van de uitvoering van een enquête, naar de praktijk gekeken om de behoeften en uiteindelijke keuze van bewoners in energie-installaties te analyseren. Het tweede deel van dit onderzoek geeft de resultaten van de enquête weer. Hiervoor zijn een aantal relevante veronderstellingen geformuleerd en onderzocht. Bij de enquête werd gelet op vier criteria, te weten: wooncomfort, wensen, beoordeling en keuze variant van responde nten. Conclusies Uit de analyse blijkt dat de factor 'meerinvestering' van de varianten de meest voorname factor is die het keuzegedrag van de respondenten beïnvloedt. Dit heeft te maken met hun investering als ze een eigen woning gaan kopen. Het wooncomfort bleek tevens invloed te hebben op het keuzegedrag van respondenten, maar dit in mindere mate dan de meerinvestering. De respondent betaalt immers het liefst zo min mogelijk. De invloed van duurzaamheid speelt echter een kleine rol. Dit is vooral het geval wanneer er naar de gesprekken tijdens de enquête en diens resultaten wordt gekeken. De respondenten
blijken zich echter weinig om COz-uitstoot reductie te bekommeren wanneer ze uit de varianten energie-installaties kunnen kiezen. Uit de resultaten van de enquête valt de algehele conclusie te trekken dat de energie-installatie wa rmtenet ook volgens de bewoners inderdaad de best gekozen energie-installatie is.
J.R. Balvers
Traffic-related airborne particles in a Dutch office building The effect of maintenance for several indoor locations, a case study Afstudeerrichting
Building Services Afstudeercommissie
Prof. dr. ). E. M.H. van Bronswijk A. Plomp Ir. F. Franchimon Datum afstuderen
24juni2oo8 Samenvatting
A percentage ofharmful outdoor particles penetrate to the indoor environment. In this study, indoor and outdoor partiele concentrations were measured in an air-conditioned office building near a busy highway. Several indoor locations were measured before and alter maintenance. The results showed thatthe indoor partiele concenlralion of submicrometer particles was dependani on the outdoor concentration and contained traffic-related elemenls. Most particles did nol penetrate through the HVAC system but through the building's exterior construction. Therefore, the indoor environment of office buildings (built around 1990) cannot be proleeled from outdoor contaminants by flitration of ventilation air. Trefwoorden
8
Zelfstandige detaillist Wijkwinkeleen tra Winkelmarkt Trends en ontwikkelingen Aanbieders vas tgoed
Afbeelding 1 Measurement setup at a workplace
Airborne particulate matter is of increasing concern to policy makers and other stakeholders in the constmction industry. While mos t focu s has been on outdoor concentrations, indoor particles arealso of great importance to hu man health since people spend most of their time indoors. Exposure to fine airhome particles (especially particles qtm) is related to card iovascular and pulmonary diseases. Mechanica! ventilation sys tem s (HVAC systems) may be able to reduce the outdoor partiele concentration toa lower level. Studies have shown a relationship between particles indoors and particles outdoors. But the dilTerenee in concentration for severallocations within the same building has nol been analyzed before. The effect of cleaning the cen tral air handling unit (AHU) and replacing the air filters has also never been measured in a building in-use. This study aims to investigate the effects of central AHU mainte nance on the penetration of outdoor particulate matter for different workplaces. Pilot-meas urements were conducted in three differen t offices to test the measurement setup. The results showed that measuring inside HVAC sys tems was practically impossible due to turbulence of the airflows. Therefore, the meas urement setup was adjusted accordingly for the second part of measurements. A mechanically ventilated office building near a busy highway was selected. Measurements look place from December 2007 until February 2oo8. Both partiele mass concentrations (e.g. PMro and PM2.5) and partiele number concentrations (in o.2-o.n.1.m) were simultaneously measured outside and inside the building at one of three different workplaces. All measureme nts were taken over at least seven days and were repeated after maintenance activities had taken place. In addition, NO{N02 measurements were performed to flnd the con tribution of traffic to the particulate air pollution. A SEM (Scanning Electron Microscope} was used in combination with EDX to obtain spectra of elements that we re present in the dust
Afbeelding
2
Scanning Electron Microscope (SEM) image of a clean (left) and polluted (right) air filter
samples. The NOx analyses yielded no clear results, but the EDX spectra showed that a number of traffic-related elements (C, Hg and Cu) can be found in both the outdoor and indoor air. Moreover, statistics showed that the outdoor partiele con centration was a bout 40% higher when the wind blew from the direction of the highway. Traffic was therefore a contributor to the indoor air pollution. Outdoor partiele mass concentrations (PMro and PM2.5), currently used in legislation for outdoor air limit va lues, did not relate to indoor concentrations of these partiel es. These relatively large particles did notpenetra te easily into the indoor environment (± 5%). Indoor air pollution in the diameter range of o.2-o.n.1.m was fully dependent on outdoor pollution. The indoor level of these small particles is r 5-71% of outdoor levels. The indoor partiele concentratien strongly correlates with (e.g. depend u pon) the outdoor partiele concentratien (rho=o.88-0.97). Indoor particles in the range of o.2-0.7f.i.m thus fully originate outdoors. The mean indoorfoutdoor ratio for all measured partiele sizes between 0.2-0.7f.i.m was reduced after maintenance. However, this was also true when the HVAC system was turned off. This implies that external factors other than the HVAC system, such as wind direction and pressure difference over the building envelope determined the penetratien of outdoor particles. Maintenance was therefore not the cause of lower indoorjoutdoor ratios and had neither a measurable positive or negative effect on partiele penetration. After maintenance, particles in the range of 0.2-o.wm had a stronger correlation with the outdoor concentratien for all three workplaces. The new filter had a lower filtratien capacity for
these particles than an old filter. Particles in the ranges O.J-0.5f.i.m and 0.5-o.ntm penetrated less easily into the two nearest workplaces. There was no noticeable difference for penetratien of these particles to the workplace at the far end of the building.
9
W.A. Beelen
DBFM en transactiekosten Een onderzoek naar de transactiekosten en de reductiemogelijkheden hiervan binnen het inkoopproces van een DBFM overeenkomst Afstudeerrichting Construction Management & Engineering Afstudeercommissie Prof. ir. G.J. Maas Ir. R. Favie Datum afstuderen 27 mei 2oo8 111
ur ..... r:::
c. tD
tD ..... go
r:::
::I
c.
!. ili' n
c
:::::. ro
;:::;: o0
Samenvatting Bij het tot stand brengen van bepaalde contractuele overeenkomsten zijn de transactiekosten hoog. Dit onderzoek geeft inzicht in de transactiekosten die gemaakt worden door opdrachtgever en opdrachtnemer in het inkoopproces van een DBFM contract. Niet alle transactiekosten zijn noodzakelijk voor de totstand· brenging van de publieke private samenwerkingsovereenkomst. Dit onderzoek beschrijft op welke wijze bij toekomstige projecten de transactiekosten mogelijk gereduceerd kunnen worden. Hiervoor worden succesfactoren aangedragen met daarbij voor· stellen voor implementatie van deze succesfactoren.
c
::;:
7'
c
::J
0..
ro
IO
Trefwoorden Transactiekosten Principaal Agent theorie Inkoopefficiency DBFM Concurrentie Gerichte Dialoog
Op basis van de waarnemingen in de praktijk wordt geconel u· deerd dat de transactiekosten te hoog zijn. Bij een project als de Tweede Coentunnel is ff 58,8 miljoen aan transactiekosten gemaakt bij een aanneemsom van ff 480 miljoen. In overeenstemming met de doelstelling heeft dit onderzoek er toe geleid dat er inzicht is ontstaan in de transactiekosten die worden gemaakt in relatie tot het tot stand brengen van een DBFM overeenkomst en de wijze waarop transactiekosten gere· duceerd kunnen worden. Inzicht in transactiekosten De Principaal-Agent theorie is als basis genomen voor het in beeld brengen van transactiekosten in de praktijkcase (de Tweede Coentunnel). Volgens deze theorie zal de Principaal (opdrachtgever) streven naar doe kongruentie. Om dit te bereiken beschikt de Principaal over vijf zogenoemde coördinatieme· chanismen. De kosten die worden gemaakt om deze mechanis· men op te stellen en te onderhouden zijn transactiekosten. De mechanismen waar het om gaat zijn: Contract Beloningssysteem Monitoring Bonding Fasering van de besluitvorming Op basis van de waarnemingen in de praktijk wordt geconclu· deerd dat de transactiekosten gemaakt zijn voor het opstellen van het contract met daarin opgenomen het beloningssysteem en bondingsysteem en fasering van de besluitvorming. De kosten die gemaakt worden voor "Monitoring" zijn niet direct teruggevonden. Op basis van de waarnemingen die gedaan zijn, zijn met name kosten gevonden welke gerelateerd zijn aan het opstellen van de mechanismen. Kosten voor het managen van dergelijke mechanismen, zijn niet gevonden. Door de keuze in afbakening van het onderzoek met de aanbestedingsprocedure (concurrentie gerichte dialoog) en de uitbe· stedingsvorm (DBFM) is gekozen voor de Tweede Coentunnel als projectcase. Onderzocht is waar in het proces transactiekosten zijn ontstaan, hoe hoog deze kosten zijn en waaraan de kosten voor de verschillende partijen gerelateerd zijn. De opdrachtgever maakt de meeste kosten in de initiatief fase, de fase voorafgaand aan de daadwerkelijke aanbesteding (ff 7,8 miljoen). Voor twee van de drie inschrijvende consortia geldt de dialoog fase als duurste fase van de aanbesteding (tezamen ff 8,9 miljoen). Het winnende consortium maakt de meeste kos· ten in de fase van inschrijving en gunning (ff 4,2 miljoen). Bij de Tweede Coentunnel bestaat, op het moment van schrij· ven, 12,3% van de totale aanneemsom uit transactiekosten, dit komt neer op ff 58,8 miljoen. Het gaat hier om de totale kosten welke opdrachtgever en opdrachtnemer maken inclusief reken· vergoedingen. De opdrachtgever maakt de meeste kosten aan inhuur van expertise. De interne kosten zijn lager. Opdrachtnemers maken de voornaamste kosten voor het opstellen van hun ontwerpplan· nen. (Zie afbeelding r) Reduceren van transactiekosten Ten aanzien van de transactiekosten in de praktijk is duidelijk dat er nog de nodige verbeterslagen door te voeren zijn. Uit onderzoek is gebleken dat het proces inefficiënt is verlopen. Er zijn verschillende oorzaken onderkend voor deze inefliciency. Op basis van deze waarnemingen zijn uiteindelijk veertien suc· cesfactoren beschreven. In de inkooptheorie zijn factoren beschreven welke transactiekosten kunnen reduceren. Vijftien succesfactoren uit de inkooptheorie zijn vergeleken met de veertien succesfactoren uit de praktijk. Op basis van de vergelijking zijn uiteindelijk twaalf factoren overgebleven welke een aantoonbare invloed hebben gehad op de transactiekosten welke gemaakt zijn. Tevens is beschreven hoe bij toekomstige projecten de succesfactoren geïmplementeerd kunnen worden.
I
ifl e
•r't~uiiBII?.
~ ~ 0
0
182
80
570
278
0
0
0
226
100
30
421
0
351
.600
0
1.026 1.800
x
\ y
z
\ x
0
0
\
y
\ z
I»
~
~ ~
~ ~
20
\ x
cwmunq
c
Q.
500
711
100
765
\ y
"'"'...
I:T
c
900
::I Q.
1.600
!!.. il1' n
2.708 2.300
\
c ,....
\ x \ y \.
11)
Bedragen: € x 1000 OG/ON = OpdraChtgever/Opdrachlnemer IK ; Interne Kosten EK ; Exlerne Kosten
OK
= Onlwerpkoslen
Afbeelding 1 Overzicht van gemaakte transactiekosten bij de Tweede Coentunnel
Het reduceren van transactiekosten kan met name worden bereikt door het verkorten én beheersbaar houden van de doorlooptijd van het inkoopproces. Twee succesfactoren welke in dit kader relevant zijn: Het proces is gefaseerd en wordt procesmatig gestuurd en beheerst. Men streeft naar standaardisatie van het proces. De opdrachtgever wentelt niet simpelweg alle risico's af naar de markt. Tot slot een succesfactor welke naar verwachting het eenvoudigst is om te implementeren: De opdrachtgever trechter! sneller in het aantal consortia dat deelneemt aan de aanbesteding. De hierboven genoemde factoren zijn een selectie van succesfactoren. Bij volgende projecten zal getracht moeten worden om alle (twaalf) succesfactoren te implementeren ten einde te voorkomen dat transactiekosten onnodig hoog oplopen.
II
Ing. W.M. van Bergeijk
Herbestemming E-laag en E-h oog naar een campushotel Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. ir. J. Westra Jr. ).P.M. Swagten Dr. J.C.T. Voorthuis Datum afstuderen 27 mei 2008
-
Cl
iir c
0. CT>
CT> .... c:r
c
:::1 0.
!!. OJ' ..... c
;::;:(1)
;::;: 0" 0
c
::!
A"
c
Samenvatting Het gebouwencomplex van de Technische Hogeschool Eindhoven is aan veroudering onderhevig en voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd. Dit heeft geleid tot sloop en ingrijpende wijzigingen van enkele gebouwen. Deze studie heeft tot doel bewust te worden van de aanwezige kwaliteiten. De opgedane kennis en waardering van het bestaande gebouw leveren mogelijk een positieve bijdrage aan het huidige debat ten aanzien van hergebruik van het aanwezige cultuurhistorische erfgoed. Deze studie is gericht op onderzoek naar E-laag en E-hoog, het gebouwencomplex van de voormalige faculteit Elektrotechniek. Het resultaat is een uitgewerkt herbestemmingontwerp. Het ontwerp bevat een voorstel voor short·stay-huisves· ting van buitenlandse gasten zoals studenten en staf.
:::J
0.
ro
!2
Trefwoorden Monument Prof. ir.S.J.van Embden Bouwtechnologisch onderzoek Herbestemming
Afbeelding 1 De westgevel van E-hoog met op de voorgrond het Toegangsgebouw.
Het gebouwencomplex van de Technische Hogeschool Eindhoven is ontworpen door architect en stedenbouwkundige ir.S.J.van Embden en diens latere bureau OD205. Het complex van gebouwen is vanaf 1956 in meerdere fasen gerealiseerd. Het gebouwencomplex toont een voor die tijd vernieuwend stedenbouwkundig concept, vernieuwende bouwtechnische toepas· singen en materialen zoals beton, glas en staal. De moderne stedenbouwkundige planning was voor Nederland uniek te noe· men: zonering in verschillende gebruikszones, een scheiding tussen gemotoriseerd verkeer en voetgangers, gebouwen op kolommen vrij van het maaiveld met volledig glazen gevels, ver· bindingen tussen de gebouwen door glazen loopbruggen op de eerste verdieping die de campus tot één groot complex maken. Het ontwerp van de Technische Hogeschool representeert de gedachte van het functionalisme. Echter, het belangrijkste ruim· telijke ideaal dat ten grondslag lag aan het functionalisme dat Van Embden voorstelde was de mogelijkheid tot informeel contact en het gevoel van collectiviteit en eenheid. Het gebouwen· complex is ontworpen als een gestandaardiseerd bouwsysteem met een zo algemeen mogelijk gebruik als doel, dat aan specifie· ke eisen aangepast kan worden. Dit had een uniform complex van gebouwen tot resultaat met dezelfde collectieve uitstraling. Het gebouwencomplex is sterk aan veroudering onderhevig en voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd. Dit heeft geleid tot sloop van enkele gebouwen en ingrijpende wijzigingen en herbestemmingen van enkele andere gebouwen. Door de realisatie van deze projecten is een verze'lfstandiging ontstaan van de individuele gebouwen. Deze autonome uitstraling en de eigen artistieke inbreng van de ontwerpers leveren discussie en vragen op over de positie van het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed. Deze studie heeft tot doel bewust te worden van de aanwezige kwaliteiten van de gebouwen van S.J. van Embden. De opgedane kennis en waardering van het bestaande gebouw leveren moge·
o0 c:: ::!: 7'<" c:: :::s a. (1)
Afbeelding 2 De westgevel van E-laag met op de achtergrond het Toegangsgebouw en E-h oog.
Afbeelding 3 Oe oostgevel van E·hoog. De zonwerende folie accentueert de differentiaties van de woningtypen.
lijk een positieve bijdrage ten aanzien van het huidige debat en een positieve houding ten aanzien van modificatie. interventie en transformatie van het aanwezige cultuurhistorische erfgoed.
de daarbij behorende gemeenschappelijke voorzieningen, ook op sociaal vlak. De gemeenschappelijke voorzieningen zijn bijvoorbeeld: een restaurant/kantine en multifunctionele ruimten die gebruikt kunnen worden voor onderzoek- en studiedoeleinden en ontspanningsmogelijkheden zoals een basket- en zaalvoetbalveld en multifunctionele ruimten die ook voor diverse loungemogelijkheden geschikt zijn. In alle behoeften van de stafleden wordt voorzien door gedeelde facilitaire voorzieningen. Ontwikkeling en beheer van het campushotel kan door een woningstichting worden gedaan, gespecialiseerd op het gebied van studentenhuisvesting en facilitair wonen.
Deze studie is specifiek gericht op onderzoek naar E-laag en Ehoog. het gebouwencomplex van de voormalige faculteit Elektrotechniek. Het resultaat is een uitgewerkt herbestemmingontwerp voor dit gebouwencomplex. De toegepaste strategie is om de oorspronkelijke draagconstructie zoveel als mogelijk in het zicht te 'laten. Dit wordt gerealiseerd door de draagconstructie van het oude gebouw zichtbaar te maken en te exposeren binnen de envelop van het nieuwe gebouw. Door ontkoppeling van bestaand en nieuw wordt de tijdsfactor zichtbaar. Door deze aanpak krijgt het gebouw tijspecifieke lagen die iets vertellen over het verled en en het ontstaan van het gebouw en zijn omgeving. Het historisch geheugen van het gebouw wordt zichtbaar. Zodoende wordt de historie het decor waartegen het nieuwe gebruik zich afspeelt. De TUfe richt zich op de transformatie naar een Kernuniversitiet. Hiermee wordt bedoeld dat alle faculteitsgebouwen worden geconcentreerd ter plaatse van de Loper (huidige De Wielen). De noordelijke zone waar het gebouwencomplex van Elektrotechniek zich bevindt, wil de Dienst Huisvesting privaat ontwikkelen buiten het beheer en de begroting van de TUfe. Om deze gebouwen wel met het academische omgeving verbonden te houden, heb ik gekozen voor een nieuwe bestemming als 'campushotel': een woonvoorziening met gemeenschappelijke voorzieningen voor internationale gasten. De groep internationale gasten van de TUfe bestaat uit: studenten (zogenaamde short stay-studenten), stafleden (zoals assistenten in opleiding (AIO's), docenten en professoren) en andere gasten (zoals bijvoorbeeld bezoekers van een symposium) . Hierbij geldt dat het verblijf kan variëren van enkele dagen tot een aantal jaren. De buitenlandse gasten worden gefaciliteerd als hotelgasten met
13
Ing. T.H. Beuker
Plan ningsachterstanden Procedure voor een verbeterde omgang met planningsachterstanden bij Heljmans Bouw Best B.V. Afstudeerrichting Construction Technology Afstudeercommissie Prof. ir. F.J.M. Scheublin Ir. M.M.J. Vissers Ing. C.M. de Bruijn Ir. M. Bottema Datum afstuderen 24junizoo8 111
-
ëi!' c:
0. ~ ~
....I:T c:
::I
0.
~ Q;' (")
c ~
ID
;:::;: CT
0
c
::;:
Samenvatting Vertragingen in het bouwproces kosten geld. Die extra kosten dienen bij de veroorzaker van de vertraging weggelegd te worden. Echter, door het ontbreken van een procedure voor de omgang met planningsachterstanden vindt dit bij het gastbedrijf lang niet altijd plaats. Door het ontbreken van bewijslast komen extra kosten voor eigen rekening. Het beheersen van de bouwtijd staat in directe relatie met het beheersen van de bouwkosten. Tijdens dit afstudeerproject is een procedure ontworpen die de essentiële stappen beschrijft om de bouwtijd, en daarbij tevens de kosten, te beheersen.
7'
c
::::l
0.. ID
I4
Trefwoorden Bouwtijd Planningen Achterstanden Procedure Stroomschema
Aanleiding Ondanks alle inspanningen van de betrokken partijen blijkt dat in tijdens bouwprojecten planningsachterstanden kunnen ont· staan. Heijmans Bouw Best B.V. heeft aangegeven graag te willen weten hoe zij de totale bouwtijd beter kunnen beheersen wanneer tijdens het uitvoeringsproces een achterstand op de planning ontstaat. Probleemanalyse Voor de analyse van het probleem is gekeken naar de mogelijke oorzaken en effecten van planningsachterstanden. Het uitgangs· punt daarbij is dat een bouwtijdoverschrijding altijd geld kost. Afhankelijk van de (ver)oorzaak(er) van een planningsachters· tand kan actie ondernomen worden. De daarmee gemoeide kos· ten dienen te worden beheerst. Uit de analyse blijkt dat de meest voorkomende oorzaak van plannings-achters tanden het res ultaat is van een te late gegeven· sverstrekking. Deze verantwoordelijkheid ligt bij de opdrachtgever, ofwel de partij waarmee Heijmans contractuele afspraken heeft gemaakt. De financiële consequenties van een bouwtijd· overschrijding dienen door de veroorzakende partij te worden gedragen. De praktijk leert echter dat dit lang niet altijd plaats· vindt. Veelal neemt Heijmans kos ten voor eigen rekening door het ontbreken van bewijsla st. Ten grondslag aan dit problee m liggen een aantal knelpunten welke zijn te herleiden naar één hoofdoorzaak: het ontbreken van een procedure voor de omgang met planningsachterstanden Doelstelling Uit de probleemanalyse is geconclud eerd dat er bij Heijmans Bouw Best B.V. geen procedure bes taat voor de omgang met planningsachterstanden. Dit resulteert in het onvoldoende beheersen van het financiël e aspect als het aankomt op het ver· rekenen van extra kosten ten gevolge van een bouwtijdover· schrijd ing. De doelstelling voor dit afstudeerproject luidt: Het verbeteren van het huidige bedrijfsproces van Heijmans Bouw Best B.V. aangaande de omgang me t planningsachterstan· den in de uitvoeringsfa se. Aanpak onderzoek breng de huidige omgang met planningsachterstanden in kaart; bepaal welke type achterstanden zijn te onderscheiden en op welk moment actie ondernomen moet worden; onderzoek de aspecten die financiële gevolgen hebben bij een bouwtijd overschrijding; inventariseer de type maatregelen om planningsachterstanden in te lopen; bepaal hoe de procedure eruit moet komen te zien. Aanpak ontwerp Het in kaart brengen van de huidige werkwijze bij Heijmans Bouw Best B.V. heeft geresulteerd in knelpunten die zijn ver· taald naar een programma van eisen. Het programma van eisen is vervolgens aangevuld met de voorwaarden die Heijmans aan het ontwerp stelt. De belangrijkste knelpunten zijn: Bij een geconstateerde achterstand gaan uitvoeringsteams naar eigen inzicht te werk. De oorzaak van een achterstand wordt niet eenduidig bepaald en vastgelegd. De consequentie van een achterstand wordt niet eenduidig bepaald en vastgelegd. De schuldvraag betreffende een achterstand wordt niet altijd beantwoord. Genomen maatregelen worde n beperkt geregistreerd. De financiële consequentie van een mogelijke bouwtijdoverschrijding wordt niet bepaald.
Afbeelding 1 Compacte weergave van de opgestelde procedure (stroomschema)
Het ontwerptraject dat is gevolgd: stel een procedure op voor de omgang met planningsachterstanden (afbeelding r) ; werk de aan de procedure gekoppelde ondersteunende hulpmiddelen uit; stel een implementatievoorstel op. Toetsing en evaluatie De toets ing van de ontworpen procedure is tweedelig uitgevoerd. Enerzijds de inhoudelijke toetsing op het programma van eisen en anderzijds het evalueren bij de toekomstige gebruikers van de opgestelde procedure. Concluderend uit het eerste deel van de toetsing kan worden gesteld dat het ontwerp op twee eisen na voldoet aan het programma van eisen. Beide eisen behoeven nader onderzoek om de beste oplossing te kunnen bepalen. Gezien de beschikbare tijd van dit afstudeerproject is dit onderzoek niet uitgevoerd. Het tweede deel van de toetsing gaat in op het draagvlak dat bij de toekomstige gebruikers aanwezig is en hun mening over de bijdrage die het ontwerp aan een eenduidige omgang met planningsachterstanden biedt. Conclusies f aanbevelingen Uit de toetsing is geconcludeerd dat de opgestelde procedure voldoet aan het programma van eisen. Daarnaast is uit de evaluaties geconcludeerd dat toekomstige gebruikers van de procedure denken dat deze een positieve bijdrage zalleveren aan de gesignaleerde knelpunten. Voor de implementatie en verdere ontwikkeling van de procedure zijn aanbevelingen gedaan. Het is aan Heijmans Bouw Best B.V. de taak deze te beoordelen en indien gewenst verder op te pakken.
IS
J. Bömer
...
. .. ..•••• .:•·. •• ..:...•
Opvang Philipsdorp
~:-:. ~J
{'
Een ontwerp voor een diffuse opvang voor (o.a.) asielzoekers als duurzaam element in het stedelijk weefsel van Eindhoven.
. 0
~ ~, )
.
(_ • ..· t:. .~
..
-~
L
Afstudeerrichting
Architecture Afstudeercommissie
Dr. ir. A.H.J. Bosma n Dipi.-lng. H .H. Yegenoglu Dr. J. Boomgaard Datum afstuderen
24junizoo8
-
Q)
u;'
c
0. tD tD
.... C" c
:I
0.
!!. OJ' n
c ro
;::::;
;:::;: CT
0
c
::::
7'
c
Afbeelding
1
Een schematische weergave van de verschulving in het opvangmodel door h.et toepassen van dit nieuwe model
Samenvatting
Om asielzoekers meer zelfredzaam te laten zijn, en het aanwezige (hoge) niveau van voorzieningen in de traditionele asielzoekerscentra te delen met de autochtone bevolking, is een nieuw type opvang noodzakelijk. In dit ontwerp is dit type uitgewerkt in het binnengebied van de Eindhovense wijk Philipsdorp. Deze secundaire structuur verbindt drie knooppunten; een redelijk besloten opvangcentrum, een centraal gelegen wijkcentrum,en een meer op het centrum gerichte mediatheek. Hiertussen ligt een flexibele structuur waarin woon-, werk- , en opslagfuncties geprogrammeerd kunnen worden. De aangrenzende publieke ruimte is gezoneerd in verschillende functies, maar zij hebben allemaal het doel om mensen bij elkaar te brengen.
::l
0..
ro
r6
Trefwoorden
Vree mdelingen Binnengebied Philipsdorp Asielzoekeropvang Wijkverbetering
Afbeelding 4 Impressie van de tribunetrap en de crèche van het wijkcentrum
Het vreemd e of de vreemd eling is alles behalve 'normaal'. Het buitensluiten van deze mensen of dingen ken complexe en meerdere red enen, maar het komt voornamelijk neer op het 'niet eigen' zijn. In het geval van vreemdelingen kunnen dit (tijdelijke) gasten zijn, maar echt vrienden zullen ze niet snel word en. Er zal eerst een gewenning moeten plaatsvinden voordat de (vreemde) id entiteit gevormd kan worden en de vreemde de stap kan maken naar 'de ander'. Helaas is dat vandaag de dag niet het geval voor de duizenden asielzoekers die per jaar naar Nederland komen . Hoewei sommigen van hen jaren hier wonen, en het hele land door zijn verhuist, begint pas ná een eventuele toewijzing van een status de opbouw van een identiteit. Deze groep wordt voor dit moment beleidsmatig en mimieiijk buiten de Nederlandse maatschappij gehouden, dit is bijvoorbeeld te zien in de kamp·achtige structuur van de tegenwoordige asielzoeke rsce ntra. Hierdoor zijn de wrijvingsvlakken groter geworden omdat er grotere groepen tegenover elkaar staan, hierdoor is er minde r sociale acceptatie doordat men het individu ziet met de vooroordelen van de groep. De huidige opvanglocaties voor asielzoekers zijn provisorische bedachte oploss ingen op veelal (ooit) bestaande plekken buiten het alledaagse maatschappelijke Leven. In deze' heterotopische kampen' (zoals: kloosters, kazernes, oude vakantieparken) wordt deze groep mensen onzichtbaar gehuisvest. Deze manier van opvang komt de gedrevenheid en ambities van de groep niet ten goede, en samen met de onzekerheden over de toekomst, gebrek aan zelfredzaamheid en integratie, wordt de desillusie groter. Door te kiezen voor een meer geleidelijke en persoonlijke aanpak, kan ee n nieuw opvangsysteem meer zelfredzaam zijn en minder fri ctie veroorzaken. Daarnaast kunnen de voorzieningen die de asielzoekers genereren, zoals artsen, sport, recreatie etc, gedeeld worden met de maatschappij, bijvoorbeeld op wijknivea u. Hierbij tell en dan niet alleen deze indirecte voorzieningen, maar ook de aanwezigheid van de asielzoekers zelf. zij kunnen bijdragen in het leefbaar houden van de omgeving. Omdat dit
Afbeelding 2 De wijk Phillpsdorp met de nieuwe asielzoekeropvang en bijbehorende stedenbouwkundige ingrepen
Afbeelding 3 Impressie van )let opvangcentrum met de besloten opvang aan het binnenterrein liJ
ur .... c c.. tD
...tD
C"
c
:::1
c..
!. 01'
n
c
;::;:
~ CT 0
c ::1: A' c :::J
0.. CP
Afbeelding 5 Impressie van de tuiningang van de mediatheek
Afbeelding 6 Isometrie van één van de types woonelementen
opvangmodel in een wijk geplaatst is, kan het ruimtelijk (en typologisch) ook een breder programma dragen. Hierdoor kunnen fluctuaties in de stroom van asielzoekers en ook de programmatische wensen uit de buurt elkaar ontmoeten en aanvullen. Door het 'zware' programma een flexibel en tijdelijk karakter en uitstraling te geven, vindt het beter zijn plek in het maatschappelijke en ruimtelijke netwerk.
publiek kunnen trekken, en de vluchtelingen betrekken in het stadse leven.
In het ontwerp voor deze voorgestelde nieuwe typologie is de wijk Philipsdorp als locatie gekozen. Dit vanwege de historische achtergrond, en het huidige gebruik van de wijk. Doordat de woningvoorraad is verouderd, en de wijk weinig voorzieningen meer heeft is er behalve de identiteit weinig kwaliteit over. Een nieuw programma zoals dit asielzoekerscentrum, kan nieuw leven in deze wijk blazen. Historische gezien is de wijk gebouwd voor nieuwe Philips medewerkers uit andere delen van Nederland; vreemdelingen. Het ontwerp moest deze mensen laten wennen aan het leven in de stad, en de moderne ontwikkelingen. Dit sluit programmatisch zeer goed aan met het voorstel voor het plaatsen van een asielzoekers-opvanglocatie. Door het ontwerp een eigen structuur te geven in een binnen/tussengebied, maakt het een duurzaam deel van de wijk uit, zonder de uitzonderingspositie van het complex te verminderen. Het plan voorziet in een lineair woonprogramma met op drie punten een verdikking; hier hebben de voorzieningen hun locatie. In de beslotenheid van de achtertuinen ligt de kop van de secundaire route: het opvangcentrum. In dit gebouw zijn alle instanties gehuisvest met zeer beperkte versie van een besloten opvang voor de allereerste fase van het verblijf. Het gebouw heeft zich ruimtelijk opgekruld en krijgt mede hierdoor een introvert karakter. In het midden van de wijk en de routing staat een wijkcentrum. Hier zijn gezondheidsfuncties, een eetcafé, een stilteruimte, sportkantine, crèche, etc. Een goede plek voor directe en indirecte sociale uitwisseling. Het derde knooppunt ligt aan de zuidkant van de structuur, richting de stad en is het kenniscentrum. Deze functie zal een breed
Deze knooppunten worden met elkaar verbonden door de woningen en het uitgebreide publieke programma met sportvelden en volkstuinen. In de opvang kunnen maximaal 6o vluchtelingen terecht, maar dit aantal is zeer flexibeL Hierdoor kan ook het woningaanbod inspringen op de fluctuaties in de stromen asielzoekers. Op het moment dat daar minder vraag is kan de structuur worden geprogrammeerd naar studentwoningen of garages. Door de aantallen asielzoekers laag te houden en ze individueel en diffuus over het plangebied te verspreiden zullen de wrijvingsvlakken minder groot worden. Om die reden benadrukken de plug-in wooneenheden die de lineaire betonnen tunnelstructuur gaan opvullen, dat zij losse elementen zijn. Het zijn uitermate compact vormgegeven meubels, die in verschillende modellen, de ruimtes steeds anders laten gebruiken.
P. Bos
A Digital Architectural Design Environment Spatial awareness and the Linkage of 20- and 3D design content Afstudeerrichting Design & Decision Support Systems Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. B. de Vries Ir. M.H.P.M. Willems M. van der Meer arch. AvB Datum afstuderen Dl
24juni2oo8
c: c..
Samenvatting
-
ur ." ." C'"
...
c: :::l c..
!!. ör'
n
c:
;:::;10 ;:::;: CT
0
c:
::::
In this project a digital architectural design environment supports spatial awareness and active confrontation of specific and valuable design material regarding the stage or focus ofthe design process. lbis is clone by linking a virtual 3d-environment to a 2d-environment, and combining this into a digital design environment. To evaluate the digital design environment and examine the implications on the architectural design process, a design exercise was formulated for combining working and living in dense urban environments.
7'
c:
::l
CL 10
Trefwoorden
Digital Design Environment CAAD (Computer-Aided Architectural Design) Design Communication VE (virtual environments) Cross-, Trans- and Disprogramming working and living
Afbeelding 1 Digitale ontwerp- en communieatleomgeving
lbe notion of creating visualisations of buildings before they are built is a longstanding practise. Visualisation of a building in advance in not merely a method for presenting a project to a dient, but a necessary and real part of the creative process of architecture. Imagined architecture is an important mental construct, a means of testing and evaluating architectural processes, even in 'unbuildable' situations. This visualisation process has a tradition of creating plans, sections, sketches, scale models and such, but will not suffice for the current complexity in the architecture practise (e.g. complexity in programs, forl]1 and communication). Through the realism of the visualisation, the level of detail in 3d-modelling and the interaction with computers, it is possible to immerse ourselves in simulated environments where imaginary architecture is materialised and experienced inslead of ju st looking at 2d drawings. lbis is a crucial difference; you become an inhabitant, a participator who can experience and influence, not merely a spectator. lbis is very exciting for the architectural design process as wellas for design communication, which both can become far more transparent then before. To bridge the gap between the virtual and the ideas of the architect, I created a digital design environment that supports in tuilive visual interaction between the designer and the computer. The environment contains room for gatbering reference projects and producing sketches, schemes, annotations, diagrams and all other visual material regarding the design. lbe environment also contains a virtual 3d-space, where the entire design can be evaluated, experienced and simulated. All design contentand narratives that are generaled during the design process are intelligently linked to the virtual 3d-environment. Depending on your location in the 3d-environment, the current focus, or the phase of the design, specific design content is shown and can be added. Consequently the virtual3d-model is not for presentation purposes only. In my approach it is also a 3d-archive for all
Afbeelding 2 Twee voorbeelden van 'presets'- boven conceptueel, onder stedenbouwkundig
Afbeelding 3 Impressies ontwerp 'woonwerk complex', gegenereerd uit virtuele Jd-omgevlng
visual material involved in the design project and it is a log of all design critics expressed during evaluations. The goal of the digital design and communication environment is the embedment of virtual 3d-space in the entire architectmal design and communication process, and the organisation and active confrontation of design material in a way that supports the (creative part of) design and communication process.
reduced greatly. The architectural communication process is supported by the visually oriented design environment, and communieales more information regarding the design (also interior and spatiality) and hereby reduces the change of 'black holes' in design communication. I wil! conclude with my expecrtation that virtual 3d-environments and digital design environments in general will be the future for the architectural design and-communication, since this is more true on all levels.
The experimenla'l setup consists of two screens. The first screen displays the virtual 3d-environment and is positioned in front of the user. The second screen is a 21" tablet screen that is positioned on the desk in front of the user, and contains all 2d-environments. Different user-generated presets in the form of buttons give the designer the ability to switch between positions in the 3d-environment (focus areas). The 2d-environment responds to these actions by showing the conesponding 2d-design content. Switching from the exterior façade to the dwelling will imply that !he virtual 3d-environment will show the dwelling and surrounding 3d-data, and the 2d-environment will show all design data regarding the dwelling. This 2d-data is organised in 'archive' material andl material that is important for the current state of the design. A design exercise where working and living are combined was formulated to research the implications of the utilisation of the design environment on the architectural design and communication process. After evaluating the exercise I can conclude that the proposed environment imbeds a virtual 3d-environment in the architectural design process and herby enhances the input for the creative part of the design process through constant spatial awareness, the Jack of scale in model building and the possibility for simulating materialand light. Through the setup of the environment, the influence of important design material as input for the creative part of the design process is much greater than in the traditional design process. The chance of losing possibly valuable design material is
Ing. D.C.R. de Bruin
Rekenmodel bouwmethoden Beslissingsondersteunend rekenmodelseriematige grondgebonden woningbouwprojecten. Afstudeerrichting Construction Technology Afstudeercommissie Prof. ir. F.J.M . Scheublin Ir. M.M.). Vissers Ing. C.M. de Bruijn Ing. ).A.P. Groenhof Datum afstuderen 24juni2oo8 Dl
-ur c
Q..
tD
tD ....
C'"
c
::I Q..
~
ör
n
Samenvatting De keuze van de bouwmethode wordt binnen het gastbedrijf bepaald door middel van 'gevoel' en 'ervaring'. Aan de hand van het ontwikkelde rekenmodel is het mogelijk om de mogelijke bouwmethoden op basis van tijd en kosten onderling te vergelijken. Hiermee wordt, bij het gebruik van het Iekenmodel, de subjectiviteit van de keuze van de bouwmethode verminderd.
·- -
c
;;
;:::;:
o0
c
::!
7'
c
:::J
0..
m
20
Trefwoorden Rekenmodel Bouwmethoden Seriematig Woningbouw Keuze
_ _ _ _ , - Ji _ ... _. ·_ - - - 1
Afbeelding 1 Opstartscherm Rekenmodel
Binnen het gastbedrijf zijn uitgesproken twijfels of bij woning· bouwprojecten wel de mees t geschikte bouwmethode isfwordt gekozen. Vanuit het gastbedrijf is daarom behoefte aan een rekenmodel die ondersteund bij de keuze van de meest geschik· te bouwmethode. Voor deze afstudeeropdracht is de volgende doelstelling opge· steld: "Het ontwikkelen van een beslissingsondersteunend rekenmodel voor het bepalen van de meest geschikte bouw· methode voor het casco en binnenspouwblad van seriematige grondgebonden woningen!" Om dit rekenmodel te kunnen ontwikkelen is allereerst onder· zoek gedaan van welke invloedsfactoren en gegevens het rekenmode! moet worden voorzien. Daarna zijn er in de ontwerpfase het Programma van Eisen en Randvoorwaarden voor het rekenmodel opgesteld. Onderzoeksfase Aan de hand van interviews blijkt dat op dit moment de keuze van de bouwmethode gebaseerd is op persoo nlijke voorkeur en eigen interpretatie van financiële omslagpunten. Na het kiezen van een bouwmethode op de genoemde keuzecriteria worden mogelijke alternatieven niet financieel vergeleken. Het bereke· nen van alternatieve bouwmethoden wo rdt vanwege arbeidsin· tensiviteit niet uitgevoerd. De oorzaak van de huidige keuzeme· thodiek is het gevolg van het ontbreken van een rekenmodel waarmee op basis van kosten kan worden bepaald wat de meest geschikte bouwmethode is. Door middel van interviews, literatuurstudies en analyse is vast· gesteld welke invloedsfactoren er relevant zijn en in het Rekenmodel moeten worden opgenomen. Hieruit blijkt dat het Rekenmodel moet worden voo rzien va n de invloedsfactoren bouwkosten, voorbereidingstijd en uitvoerings tijd.
I»
-
ur c
0..
1.-..,..
.------
~
-
' ·,
r~~~ I• i
r---'1
h
b
(:;~·.
~
~
---
:.-
~
~
··---.
"'''·,
R
' "----'
j
i\
I·
. I
~
-~1
·-·--
·--
.... c:r c
::1
0..
!!!.. äl'
n
c ....
;:;:
--.....
,.._ 1. ~
111 111
0" 0
c ~-
,•.·
::!:
"
c
:J
0..
_______ _ j
Afbeelding 2 Selectie woningtype(n) en cascovorm
Afbeelding 3 Invoeren gegevens woningtype
Na literatuurstudies en analyse van bedrijfsgegevens is besloten om de bouwmethoden assemblagebouw, gietbouw en stapelbouw in het rekenmodel op te nem en. Voor deze bouwmethoden is er een literatuurstudie verricht om te onderzoeken welke bouwmaterialen en bouwproducten voor deze bouwmethoden nodig zijn om het casco en binnenspouwblad te realiseren. Ook is hierbij gekeken naar de compatibiliteit tussen de verschillen bouwdelen.
We leven in een beeldcultuur waarin alles draait om het beeld, om de buitenkant, zonder inhoud. Wat we zien wordt
Door middel van analyse van bedrijfsgegevens zijn de productiemiddelen arbeid, materiaal en materieel vastgesteld welke nodig zijn de bouwkosten van de genoemde bouwmethoden te berekenen. De kwantitatieve verschillen voor het aanbrengen van cascogebonden installaties bij verschillende bouwmethoden is vastgesteld na het uitvoeren van interviews met gespecialiseerde bedrijven. Ontwerpfase In samenspraak met het gastbedrijf zijn het Programma van Eisen en Randvoorwaarden opges teld waaraan het rekenmodel moet voldoen. Kort gezegd moet het Rekenmodel 'snel' en 'eenvoudig' door de gebruiker worden ingevoerd, waarbij handmatige berekeningen tot een minimum worden beperkt. Hiervoor zijn een tiental vooraf gedefinieerde cascovormen opgesteld waaruit de gebruiker een selectie kan maken. Aan de hand van het gekozen cascovorm en de ingevoerde afmetingen bepaald het Rekenmodel voor welke bouwmethoden de kostprijs moet worden berekend. De uitkomsten van het Rekenmodel is wetenschappelijk gezien niet te bewijzen omdat hiervoor onvoldoende referentiemateriaal voor handen is. Door middel van een aantal toetsen is geconcludeerd dat het echter wel aannemelijk is dat de uitkomst van het Rekenmodel in alle waarschijnlijkheid een relatief dichte benadering van de 'werkelijkheid' heeft.
2!
W.L.J. Dernarteau
The Hybrid Unitised Façade Afstudeerrichting
Building Technology Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. J.J.N. Lichtenberg Ir. A.W.C. Timmermans Dr. ir. P.A.J. van Hoof Ir. E. Hebly Datum afstuderen
24juni2oo8 Samenvatting
De essentie van dit project is geweest de ontwikkeling van een elementengevel met een hybride draagstructuur van hout en aluminium. Tot op heden werden deze gevels alleen in aluminium gemaakt. De belangrijkste positieve eigenschappen die deze gevel bezit zijn een warme, huiselijke uitstraling aan de binnenkant, een onderhoudsvrije buitenkant, betere isolatiewaarden dan aluminium en een steigedoze montage ten behoeve van hoogbouw. Belangrijkste problemen in dit project waren vochtgedrag, constructieve vormgeving en montage op de bouwplaats. Trefwoorden
Hoogbouw Vliesgevels Industrieel bouwen Hybride draagconstructie Steigerloze montage
22
Afbeelding 1
Het project betreft de ontwikkeling van een elementengevel met een gemengde draagconstructie. Deze hybride, draagconstructie bestaat uit een houten binnenkant in combinatie met een aluminium buitenkant. Het hout geeft een warme sfeer aande binnenkant, het aluminium zorgt voor een strakke, onderhoudsvriendelijke buitenkant. Uitgangspunt is dat de gevel geschikt is voor toepassing bij hoogbouw zonder toepassing van steigermaterieeL Dit betekent dat volledige prefabricage noodzakelijk is, zodat er na montage geen handelingen meer nodig zijn aan de buitenzijde van de gevel. De doelstelling van dit project was te onderzoeken hoe deze gevel het best ontworpen en uitgevoerd kan worden. Onderzoek Het onderzoek voor dit project heeft zich op twee gebieden toegespitst, namelijk de constructie, en de bouwfysica. Dit heeft tot een PvE geleid. Het constructieve onderzoek heeft zich geconcentreerd op de optimale manier om het hout en het aluminium in de draagconstructie samen te laten werken, en daarnaast op de beste manier om de gevel constructief aan de achterconstructie te bevestigen. Het onderzoek naar de samenwerking heeft uitgewezen dat er niet samengewerkt moet worden. Het leverde te veel problemen op voor een marginale winst in stijldiepte. Vanwege de sterkte van het concept is het hout dragend uitgevoerd. Ook is gebleken dat de traditionele manier van het monteren van elementen, afhangen, niet geschikt is voor een houten draagconstructie. De elementen worden staand gemonteerd. Het bouwfysische onderzoek is gericht geweest op het bewijzen dat er in de constructie geen houtrot optreedt, gedurende de beoogde levensduur van 50 jaar. Het aluminium verstoort namelijk de vochtstromen die bij een normaal houten gevelelement optreden. Hierbij zou zich vocht op kunnen hopen tussen hout en aluminium, wat houtrot tot gevolg zou kunnen hebben. Dit probleem is geanalyseerd op basis van referentie-onderzoek, een natuurkundige analyse met de eindige elementen methode, en interviews met experts. Dit heeft een sterk vermoeden, maar
Dl
UI' ..... c
0. tD tD
...
C"
c
::I
0.
!. 01'
n
c:
;::;:
ro
;:::;.: CT 0
c:
::E
"' ::I
c:
a_
ro
Afbeelding
23
2
geen definitief bewijs opgeleverd dat de duurzaamheid van de constructie aan de eisen van Oskomera voldoet. Het is een optelling van indirecte bewijsvoering. Daarnaast heeft dit onderzoek een tweetal ontwerpstrategieën opgeleverd met bijbehorende ontwerprichtlijnen. De eerste strategie is het hermetisch afsluiten van de ruimte tussen hout en aluminium. Wanneer er geen vocht in deze ruimte kan komen, kan het daar ook niet condenseren. De productie van dit soort elementen dient zeer nauwkeurig te gebeuren, daar eenmaal binnengekomen vocht niet gemakkelijk meer wegkan. De andere mogelijkheid is om de ruimte tussen hout en aluminium open te laten, maar dan wel zodanig dat ventilatie van deze ruimte met buitenlucht mogelijk is. Er treedt ook drukvereffening op, waardoor eventueel opgehoopt vocht makkelijk en efficiënt kan worden afgevoerd. De uitkomsten van het onderzoek hebben geleid tot een Programma van Eisen, waarin de randvoorwaarden van het ontwerp beschreven zijn. Ontwikkeling Het PvE heeft geleid tot drie generaties ontwerpen, die uiteindelijk resulteren in een definitief ontwerp voor dit afstudeerproject. In het totale project bij Os komera is dit het Voorlopig Ontwerp. Dit ontwerp kan opgesplitst worden in twee delen. Het eerste deel is de ontwikkeling van de profilering van stijlen en regels. Bij het ontwerp hiervan is gekeken naar de bouwfysische en constructieve gevolgen van de profileringen, en daarnaast is gekeken naar een efficiënte productiewijze. Er is uiteindelijk voor gekozen om het ontwerp van een "open" profilering te voorzien. Directe aanleiding hiertoe zijn het productiegemak en de aanwezige foutmarge geweest. Het tweede deel van het ontwerp betreft de montage van de elementen zelf. Gezien de grote variatie aan achterconstructies die we in de bouw tegen komen, is er gekozen om een principeoplossing te ontwikkelen voor de elementen en verankering aan achterconstructie. Hierbij is gekozen voor de in het werk gestorte betonvloer, een veel voorkomende constructie.
Hoe om te gaan met maatafwijkingen speelt daarbij een grote rol. Deze dienen ter plaatse van de ankers te worden opgevangen. Op deze manier is het mogelijk de ankers nagenoeg precies in positie te brengen zodat het nastellen van de elementen tot een minimum beperkt kan worden. Resultaten Het resultaat van dit project is het ontwerp van een elementengevelsysteem. Er dienen nog een aantal kleine knelpunten opgelost te worden middels nader onderzoek. Hiervoor is een testplan opgesteld waarin staat beschreven hoe deze problemen aangepakt zouden kunnen worden. Het ontwikkelde concept geeft echter nu al bij betrokkenen het volste vertrouwen dat productie en toepassing op korte termijn tegemoet gezien kan worden.
M.P. Fütterer
l - - - - - -
Ontwerp van een externe hellingbaan Analyse, ontwerp en uitwerking van een hellingbaan voor een parkeergarage Afstudeerrichting Structural Design Afstudeercommissie Prof. dr. ir. O.A. Hordijk Ing. S.J. de Boer Dr. ir. ).P.W. Bongers
lll
ur ..... r:::
Q.
11) 11)
....
er r:::
:s
Q.
!. Ql' ("'I
c ..... m
;::;:
Datum afstuderen 24juni2oo8
Afbeelding 1 Belevlngsproflel van de gebruiker over de dag
Samenvatting De hellingbanen in parkeergarages zijn vaak inpandig gelegen en recht. Vanuit de markt is er vraag naar een totaalconcept voor een ronde hellingbaan in prefab beton. Er zijn diverse constructieve modellen beschouwd, waarna een keuze gemaakt is voor een definitief constructief ontwerp; er is geconcludeerd dat een ronde hellingbaan een goed alternatief is voor het verticale transport buiten de parkeergarage. Trefwoorden Parkeergarage Hellingbaan Prefab betonconstructie Verbindingen Scheluwte Afbeelding 3 Abstracte ontwerpproces
Het onderwerp van het afstudeerwerk is het ontwerp van een uitpandige ronde heilingbaan. Parkeergarages worden in de praktijk vaak gerealiseerd met prefab beton; er is bestudeerd of de ronde hellingbaan ook in prefab beton te realiseren is. Het doel van het afshtderen is het ontwerp van een totaalconcept voor deze ronde hellingbaan in prefab beton, waarbij bestudeerd is of dit een goed alternatief is voor een uitpandige hellingbaan. Er is een uitgebreide analyse gemaakt van parkeergarages. Onderwerpen die hierbij bestudeerd zijn, zijn: de sociale en fysieke veiligheid, de locatie, de aansluiting op de lokale infrastructuur en de gebruikersgroepen . Daarnaast is de Nederlandse parkeernorm NEN 2443 uitgebreid geanalyseerd met betrekking tot de toegestane hellingbaan percentages. Er is een overzicht gemaakt van heilingbaanprincipes; hierbij zijn ook de mechanische parkeersystemen besc houwd.
De enorme groei van het autoverkeer heeft ertoe geleid dat er parkeerproblemen zijn ontstaan in de Nederlandse binnensteden . Door de beperkte ruimte in de stad worden vaak meerlaagse parkeergarages gereali seerd om het parkeerprobleem op te lossen. Kenmerkend aan deze parkeergarages is dat de hellingbaan inpandig gelegen en recht van vorm is. Inpandige hellingbanen verstoren het vrije overzicht op de parkeervloeren. Daarnaast vinden gebruikers het vervelend dat inen uitrijdend verkeer elkaar kruisen . Vanuit de markt stijgt de vraag naa r een alternatieve oplossing, een uitpandige ronde hellingbaan. Deze oplossing biedt vrij overzicht op de parkeervloeren en het is mogelijk om verkeersstromen snel van elkaar te scheiden.
De vorm van de hellingbaan stond aan het begin van het afs tuderen vast. Er is met een vormenstudie onderbouwd dat de ronde vorm een gerechtvaardige keuze is voor het uitpandige verticale transport in parkeergarages. Voor de ronde vorm zijn twee constructieve oplossingen aangedragen, de tunnelhellingbaan en de uitkragende hellingbaan (zie figuur r). Er zijn vijf varianten ontworpen die beoordeeld zijn op criteria, die voort zijn gekomen uit de analyse van parkeergarages. Door weegfactoren aan de beoordelingscriteria toe te kennen is een onderbouwde keuze gemaakt voor de definitieve uit te werken constructie. De ronde hellingbaan wordt opgebouwd uit een repetitie van hetr-element (zie figuur 2). Er zijn drie modellen bestudeerd: het rD-model, het raamwerkmodel en het 3D-(schaal)model. De constructie is beschouwd als een monoliete constructie; de verbindingen tussen de elementen hebben dezelfde sterkte en stijfheid als de elementen. Er is geen koppeling tussen de hellingbaan platen, omdat in twee van de drie modellen de invloed van deze koppeling niet te modelle-
-~
----------- -~-;
FmembC'~/~
~membC'M '
//
'
,"/
Freactie
'
Fmembraan
i7
Freactie I
~·••"
F
•
0' 5 • F;.~ekt1e sin a
met a= 9°
v/ Fmembraan Afbeelding
2
Creëren van een eigen microklimaat
Afbeelding
2
Creëren van een eigen microklimaat
Afbeelding 4 Een morfologisch overzicht van ventileren op werkplekniveau.
ren is. De hellingbaan is in het rD-model geschematiseerd als een verend ingeklemde buis. Voor de hellingbaan is aangetoond dat het tweede orde-effect weliswaar optreedt, maar verwaarloosbaar is; dit komt door de grote doorsnede van de buis. Daarnaast is een ontwerpregel gemaakt waarmee in de ontwerpfase te controleren is of er trekspanningen te verwachten zijn ter plaatse van de fundering. Het raamwerkmodel heeft bijgedragen aan het inzicht in de globale krachtswerking van de constructie. Het model is verticaal verend ondersteund (veerstijfheid van de funderingspalen). Horizontaal is het model ook lijnvormig verend ondersteund; hiervoor is de beddingconstante van een axiaal symmetrische belaste cilindrisch opslagreservoir toegepast. Uit het raamwerkmodel blijkt dat er een relatie is tussen de horizontale reactiekrachten en de werkelijke horizontale membraankrachten in de wanden (zie figuur 3). De membraankrachten zijn met elkaar vergeleken. De werkelijke membraankrachten zijn een factor drie hoger; dit komt doordat de horizontale verende ondersteuning niet de invloed van de spiraalvormige hellingbaan in rekening brengt. Uit de resultaten van de drie modellen zijn andere constructieve varianten voor de ronde hellingbaan ontworpen, waarbij direct is aangegeven wat de consequenties daarvan zijn. Er zijn varianten met scharnierende verbindingen, met verticaal open voegen en zowel horizontale als verticale voorspanning beschouwd. Hieruit is geconcludeerd dat een monohete constructie een goede optie is voor de helling baan. Voor de constructieve uitwerking zijn de hellingbaanplaten onderling wel gekoppeld. Hierdoor concentreren de membraantrekkrachten zich in de hellingbaanplaten, de membraandrukkrachten in de wand (zie figuur 4 en 5). Er is gekozen om voor een standaardelement een elementberekening te maken. Hetr-element is afgewapend en de lokale invloed van de rib van de hellingbaanplaat op de wand is bestudeerd.
Voor de verbindingen is hetzelfde standaardelement gekozen om te dimensioneren. Er zijn drie verbindingen uitgewerkt: de horizontale voeg (stek-gaine verbinding), de verticale voeg (lasplaatverbinding) en de koppeling van de hellingbaanplaten (trekbandkoppeling). Uit de dimensionering is gebleken dat het moment en de dwarskracht (loodrecht) in de verticale voeg nadelig zijn voor het ontwerp van de lasplaatverbind ing. Voor de ronde hellingbaan zijn tot slot van het afstudeertraject conclusies opgesteld. Ten eerste is het ontwerp van een uitpandige ronde hellingbaan een goed alternatief voor het verticale transport in parkeergarages. Het ontwerp creëert overzichtelijke parkeervloeren, is comfortabel en biedt de mogelijkheid door de modulaire opbouw rendabel te zijn. Het rD-model toont aan dat tweede orde-effecten verwaarloosbaar zijn. Met de ontwerpregel is te concluderen dat geen trekspanningen zullen optreden ter plaatse van de fundering tot zeker negen verdiepingen. Het raamwerkmodel geeft kwalitatief inzicht in de globale krachtsverdeling, maar is kwantitatief niet bruikbaar, omdat de invloed van de spiraalvorm niet in rekening te brengen is. Het 3D-model geeft het werkelijke gedrag van de ronde hellingbaan weer en is te gebruiken voor de dimensionering van de wapening en de verbindingen. Een koppeling van de hellingbaanplaten resulteert in een concentratie van de membraandrukkrachten in de wanden; de membraantrekkrachten concentreren zich in de hellingbaanplaten. De monoliete constructie heeft het nadeel dat er een moment en een dwarskracht (loodrecht) in de verticale voeg optreden. Het moment is bij tekenwisseling en de gekozen verbinding niet opneembaar en de dwarskracht kan de ingestorte lasplaat los trekken van het beton. Het is aan te bevelen om in het 3D-model te variëren met de stijfheden van de verbindingen. De verbindingen gaan zich hierdoor meer gedragen als een scharnier, waardoor het moment naar nul nadert en de dwarskracht opgenomen wordt in de voeg tussen de hellingbaanplaten.
Ing. S.J.M. Geboers
CPO een reguliere methode van ontwikkelen Van projectaanpak naar programmatische aanpak. Handvaten voor gemeenten
Afstudeerrichting
Real Estate Management &j Development Afstudeercommissie
Ir. S.J.E. Maussen MRE Drs. J.J.A.M Smeets Ir. H. Vlemmix
CJ
ur c
Datum afstuderen
24junizoo8
c.. tD
..,tD
Samenvatting
c
Collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO) is momenteel geen methode van ontwikkelen die wordt geaccepteerd als reguliere ontwikkelingsmetbode in de programmatische woningbouwaan pak. Om het aandeel CPO in de woningbouwproductie te laten stijgen, is het gewenst om CPO in de programmatische aanpak te integreren. De gemeente is hierbij de partij die dit mogelijk kan maken. Het onderzoek geeft weer welke stappen de gemeente moet doorlopen en wat de kritische succesfactor zijn die zij in beschouwing moet nemen om CPO in de programmatische woningbouwaanpak te integreren.
er
::I
c..
!. OJ'
n
c ..... ro
..... o0
c
:::A"
c
::::> 0..
ro
Trefwoorden
26
Eind jaren '90 is er onder burgers hernieuwde belangstelling ontstaan voor particulier opdrachtgeverschap en het Rijk heeft besloten in deze behoefte van haar burgers te voorzien. Het ministerie van VROM ziet de toepassing van de collectieve vorm, het collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO), als een oplossing om het aandeel particulier opdrachtgeverschap .in de nieuwbouwproductie te verhogen (VROM, zoo6). Het aantal woningen dat met CPO wordt gerealiseerd, blijft echter beperkt doordat CPO een projectmatige aanpak kent. CPO is momenteel geen methode van ontwikkelen die wordt geaccepteerd als regul iere ontwikkelingsmetbode in de programmatische woningbouwaanpak. Om het aandeel CPO in de woningbouwproductie te laten stijgen, is het gewenst om CPO van haar projectstatus te ontheffen en te integreren in de programmatische aanpak. De gemeente is hierbij de partij die dit mogelijk kan maken. Dit leidt tot de volgende probleemstelling: Wat moet een gemeente doen om CPO als reguliere ontwikkelingsmetbode in te voeren, zodat deze methode structureel naast de huidige ontwikkelingsmetbode in de programmatische woningbouwaanpak door de gemeente toegepast wordt?
Collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO) Programmatische aanpak Ontwikkelingsmetbode Projectmatige aanpak Gemeenten
De reguliere woningbouwontwikkeling kent een programmatische aanpak binnen de gemeente. Hierbij wordt een proces doorlopen dat start op bestuurlijk niveau met het formuleren van een visie omtrent het wonen. Vervolgens wordt deze visie vertaald in het programma dat is gewenst voor de gemeente. Uit dit programma ontstaan projecten waarvoor het gemeentebestuur een projectprogramma vast stelt. En de laatste stap is de uitvoering van de projecten op ambtelijk niveau. Reguliere woningbouw wordt de laatste jaren gerealiseerd met projectontwikkeling. De essentie van deze ontwikkelingsmethode is dat de ontwikkelaar de opdrachtgever is in het proces en voor de markt projecten realiseert. Hiervoor zet hij zijn professionele kennis en kunde in en ontwikkelt hij voor eigen rekening en risico. CPO is daarentegen, een ontwikkelingsmetbode waarbij de toekomstige bewoners opdrachtgever zijn. Het is een vorm van opdrachtgeverschap waarbij een groep toekomstige bewoners een rechtspersoon opricht, zonder winstoogmerk, die de volledige juridische zeggenschap heeft over en verantwoordelijk is voor het gebruik van de grond, het ontwerp en de bouw van woning en woonomgeving. Om CPO van haar projectstatus te ontheffen en te beschouwen als reguliere ontwikkelingsmethode, dient CPO te worden geïntegreerd in de programmatische aanpak die de reguliere woningbouwontwikkeling kent. De huidige projectmatige uitvoering van CPO wijkt op een aantal punten af van de programmatische aanpak van de reguliere woningbouw. Om deze verschillen weg te kunnen nemen, wordt een aantal oplossingsrichtingen aangedragen: Het formuleren van een visie betreffende CPO. Het formuleren van het algemeen programma betreffende CPO. Het gebruik maken van de mogelijkheden die het ruimtelijke beleid en het grondbeleid bieden. Het standaardiseren van de gronduitgifte met een standaard grondprijsmethodiek en een selectieprocedure van CPO pro jecten. Het toepassen van alle mogelijke regievormen: publieke regie, samenwerking tussen gemeente en burgers en private regie. Het benoemen van alle randvoorwaarden in het projectpro gram ma. • Het opstellen van eenwervings-en selectiebeleid voor CPO projecten. Het ontwikkelen van kennis, vaardigheden en een houding over CPO. • Het opzetten van een CPO organisatie die in de gemeentelijke organisatie geïntegreerd wordt. Wanneer deze oplossingsrichtingen worden uitgevoerd, kan CPO in de programmatische aanpak worden geïntegreerd en is het mogelijk om met CPO op strategisch niveau te opereren. Bij deze programmatische aanpak dient de gemeente een aantal aspecten in acht te nemen.
v.tx>nvlsie
Structuurvisie
\\t>nl ngvoorraad
Grondbetel d
T oekoms t:verwachti ngen
Ruimtelijk beleid
VISIE
! Woningbouwprogramma
Ytt>ni n gbouwlocaties
- woningaantallen - woningtypologieën - eigendomsverhoudingen - doelgroepenbeleid
~
r•• 1..
I I I
01 Q_l
o: cl al: ~
I I I I I I I !,.
PROGRAMMA
- samenwerkingsvorm - woningbouwprogramma op locatie - randvoorwaarden .......... /
/
__
-
/
Projectprogramma Gebiedsgerichte ontwikkelingsvisie: keuze CPO/P rojectontwikke ling
~
~ CPO Ontwikkeling:;proces
~ Projectontwi kkeli ng On twi kke li ng:;proces
Organisatie Planning Financiën
Organisatie Planning Financiën
PROJECT
Afbeelding 1 De programmatische aanpak van woningbouw
In de eerste plaats dient de gemeente te zorgen voor de bestuurlijke besluitvorming: r. Stel de visie vast; 2. Stel het woningbouwprogramma vast; 3· Reserveer grond en locaties; 4· Stel het projectprogramma vast: • maak een keuze in de ontvvikkelingsmethode; •leg de samenwerkingsvorm vast; •bepaal het specifieke programma voor de locatie; •benoem de randvoorwaarden. Daarnaast heeft de gemeente de zorg voor de ambtelijke uitvoering: 5· Ontwikkelingsproces: neem een actieve houding aan en werf en selecteer burgers. 6. Organisatie: creëer draagvlak, zet een CPO organisatie op en zorg voor voldoende capaciteit. 7· Planning: maak een realistische planning en geeft CPO groepen voldoende tijd om te ontwikkelen. 8. Financiën: zorg voor voldoende financiële middelen en stel voor bijzondere doelgroepen subsidies beschikbaar. Om CPO op te nemen in de programmatische aanpak dienen alle kritische succesfactoren in acht te worden genomen die bij de uitvoering van een programmatische aanpak van belang zijn, namelijk: Het proces waarbij de stappen visie, programma, project achtereenvolgens worden doorlopen. Het inspelen van de bestuurlijke besluitvorming op CPO. Het beschikbaar hebben van grond en locaties. Het vaststellen van een duidelijk, compleet en uitvoerbaar projectprogramma, met daarin opgenomen de specifiek projectdetails. Het aannemen van een ondernemende en actieve houding richting CPO door de gemeente, voor de ambtelijke uitvoering van projecten. Het doorvoeren van de oplossingsrichtingen zal hieraan bijdra-
gen. Om CPO in een gemeente toe te passen, is het niet nodig om al de genoemde aspecten uit te voeren. Echter, voor een toepassing van CPO in de programmatische aanpak dienen al deze aspecten te zijn uitgevoerd. Het is hierbij van belang om de volgorde van de te nemen stappen te volgen. Dus er dient te worden gestart met het formuleren van de visie. Vervolgens worden de andere aspecten uitgevoerd. Zo wordt CPO stap voor stap geïntegreerd in de programmatische aanpak.
111
ur ..... c
c. tD
..,tD I:T
c
::I
c.
!CU'
n
c
;:::;:(1) ;:::;:
co
c
::E
7'
c
::I Q_
ro
A. Goharani
Platform Een faculteitsbibliotheek als stedelijk meubel voor Amsterdam Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. B. Molenaar Dr. J.C.T. Voorthuis Ir. ).).P.M. van Hoof Datum afstuderen 24juni2oo8
111
-ur c
Q. ID ID
.... C" c
:I Q.
~
OJ' ("")
c .... ro
;:::;:
o0
Samenvatting Met het ontwerp van een bibliotheek voor de faculteit der geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam worden bestaande historische universiteitsgebouwen met elkaar verenigd en wordt de locatie, het Binnengasthuisterrein in het centrum van Amsterdam, nieuw leven ingeblazen. Op het terrein krijgen studenten en bewoners weer de ruimte en worden verblijfspiekken gescheiden van de verkeersstromen, waarbij een grote stadstuin het hart van het terrein gaat vormen. De bibliotheek zelf vormt een transparant facilitair platform met een open relatie tussen binnen- en buitenwereld en functioneert als een katalysator voor activiteit en ontmoeting op het terrein.
Afbeelding 1 Stedenbouwkundige inpassing
c
::!
c"' :I 0..
ro
Trefwoorden Platform Bibliotheek Amsterdam Binnengasthuisterrein Stadsvernieuwing Afbeelding 4 Entreeplein als tussenruimte
Het Binnengasthuisterrein in Amsterdam, dat het zuidelijkste puntje van het oude centrum vormt, bestaat voor een groot deel uit bebouwing van de Universiteit van Amsterdam. Al jarenlang is hier een dringende behoefte aan een faculteitsbibliotheek voor de Geesteswetenschappen. Door het vrijwel ontbreken van gemotoriseerd verkeer en het voor het centrum welbekende massatoerisme en door de door de met elkaar 'botsende' grootschalige bebouwing op het terrein als vanzelf ontstane openbare ruimte heeft het gebied een veel 'vrijer' karakter dan het omliggende centrum en is het een verademende plek in de stad. De complexiteit van de opgave ligt enerzijds in de relatie tussen het terrein en de omliggende stedelijke bebouwing, anderzijds is de inpassing van het grote bibliotheekprogramma voor het terrein zelf van belang. Behalve de gebouwen van de UvA is er prominent op het terrein namelijk ook een sociaal woningbouwblok gesitueerd en zijn er studentenwoningen op het terrein gehuisvest, waarmee rekening gehouden dient te worden en is er de vraag hoe er omgegaan dient te wonden met de historische bebouwing. In de beschermde binnenstad is de drang naar behoud van het cultureel erfgoed groot terwijl de oude morfologische structuur de nieuwe stedelijke wensen niet meer aankan. Het gevolg is dat de zorgvuldig behouden binnenstad op den duur niet veel meer zal zijn dan een lege huls. De vraag waarop met het afstudeerproject getracht is antwoord te geven is hoe met het inpassen van een groot bibliotheekpro· gramma het bovenstaande karakter van het gebied behouden, danwel versterkt kan worden, terwijl dat bibliotheekprogramma als katalysator van activiteiten zal worden ingezet.
Afbeelding 2 Voorgevel met de stadstuin ervoor als hart van het terrein
Afbeelding 3 Aansluiting van het gebouw op de loper Dl
ur ..... c
c.
I'D I'D
.... er
c :s
c.
!!. 0:1' <"'> c ,..,. (1)
Afbeelding 5 Kantine tussen oud en nieuw
Afbeelding 6 3d doorsnede
Bij het beantwoorden van deze vraag is de opgave onderverdeeld in vier dimensies die er met de komst van het bouwwerk allen op vooruit moeten gaan. In de eerste plaats is dit de Universiteit van Amsterdam. Ten tweede gaat het om de cultuurhistorische waarde van het terrein. Verder spelen de b1.1urtbewoners en gebruikers van het terrein een grote rol en gaat het om de betekenis voor de stad Amsterdam.
Op groter gebouwniveau is er sprake van een driedeling; namelijk een goed geconditioneerde boekenzone van twee verdiepingen onder maaiveld zonder direct licht van buiten op de boeken, waarbij de boekenkasten het stramien bepalen en de afdaling naar de boeken een bijna sacrale ervaring wordt; een studiezone van drie verdiepingen waar de opleidingsinstituten zijn ondergebracht, waarbij brede luie trappen de connectie tussen de vloeren verzorgen, zo meer daglicht het brede gebouw in leiden, de ruimtelijkheid vergroten en de relatie tussen de verdiepingen versterken. Deze connecties zijn zelf ook weer opgedeeld in verschillende zones voor studie, boeken en looproute. Behalve studie zijn deze studieverdiepingen ingericht voor lezingen, discussies e.d.; Een dakvlak dat onder andere bedoeld is als uitwaaimogelijkheid, waar ruimte is voor meer ontspannende activiteiten, zoals verschillende sporten, een café en een buitentribune voor films en lezingen.
Op stedenbouwkundig niveau is ervoor gekozen om de bibliotheek als een ordenend blok in te zetten. Het terrein wordt door het gebouw in tweeën gedeeld waarbij het ten opzichte van de bibliotheek oostelijke deel van het terrein een duidelijke laan wordt naar de rechtenfaculteit toe en het westelijke deel een stadstuin wordt, die tegelijkertijd functioneert als een bufferzone tussen de bibliotheek en de woningbouw. De openheid van het terrein wordt op deze manier gewaarborgd waarbij tegelijkertijd wordt verwezen naar de oude kloostertuinen die op het terrein hebben gelegen. Verder worden de routes op het terrein als duidelijke lanen met bomen als begrenzingen aangegeven en de knooppunten van deze routes als plekken van samenkomst in de vorm van pleinen. Het gebouw zelf is als een platform vormgegeven, waarbinnen verschillende activiteiten plaats kunnen vinden. Het is een verbindend element tussen twee bestaande faculteitsgebouwen, waarbij er tussen elke connectie een tussenruimte is vormgegeven als overgangsgebied van het ene naar het andere gebouw. Door de inpassing en de route die hieruit volgt wordt de aandacht gelegd bij de bestaande historische bebouwing. Het platform idee is verder vormgegeven door in het gebouw verschillende zones te ontwikkelen, waardoor een bepaalde flexibiliteit in gebruik mogelijk wordt gemaakt.
G.A.M. van den Goor
De gemeente aan zet? Gemeentelijke regie bij gebiedsantwikkeling Afstudeerrichting
Real Estale Management & Development Afstudeercommissie
Dr. W.J.M. Heij s Ir. L.A.M.C. van de Ven Mr. ing. E.P. Mol A.W.M. van der Burgt Datum afstuderen I»
UI' ..... c
27 mei zoo8
c..
Samenvatting
...C"tD
Door recente ontwikkelingen in wetgeving zullen gemeenten in de nabije toekomst worden geconfronteerd met een gewijzigd en uitgebreid (grondbeleids)instrumentarium. Hierdoor zal de complexiteit bij het invullen van de gemeentelijke regierol verder toenemen. In dit onderzoek is bekeken hoe gemeenten met deze veranderingen om kunnen gaan en hoe zij in de nieuwe situatie invulling kunnen geven aan hun regieroL Hiervoor is een handleiding ontworpen die aangeeft welke instrumenten in welke situaties van belang (kunnen) zijn en welke voorbereidingen noodzakelijk zijn voor de inzet van deze instrumenten. Daarnaast is er aandacht voor verbeterpunten die de gemeentelijke regierol verder kunnen ondersteunen.
tD
c
::I
c..
!!.. ill' n c
..... (!)
;:::;:
co c
::i:
A"
c
::::> 0..
(!)
Trefwoorden
30
grondbeleid gebiedsantwikkeling gemeente regie instrumentarium
Afbeelding 1 Opbouw handlelding in stappen
rol van de gemeente relatief beperkt en wordt er gesproken van een faciliterende gemeentelijke regieroL Daarnaast is een actief gezamenlijke regierol mogelijk, waarbij de ontwikkeling door de gemeente en private partijen samen wordt gedaan. Afhankelijk van de regierol bestaat er behoefte aan bepaalde (grondbeleid s)instrumenten, waarmee gemeenten hun beleid ten uitvoer kunnen brengen. Van oudsher had de gemeente een actieve regierol in het ontwikkelingsproces. Het huidige instrumentarium is daarom sterk gericht op een actieve rol. De steeds vaker voorkomend e faciliterend e regierol stelt echter andere (of aanvullende) eisen aan het instrumentarium . Omdat de huidige (grondbeleids)instrumenten hier onvoldoende op zijn toegespitst, kunnen gemee nte n soms moeilijk invulling geven aan hun rol. Dit heeft ge res ulteerd in een nieuwe Wet mimtelijke ordening (Wro) en Grondexploitatiewet Deze wetten zijn inmiddels aangenomen en zullen naar verwachting medio zoo8 in werking tred en. De vera nderingen die uit deze wetgeving voortvloeien met betrekking tot het (grondbeleids)instrumentarium zijn voornamelijk gericht op het uitbreiden van de sturingsmogelijkheden bij een faciEterende regieroL
Gemeenten vervullen een belan gri jke rol bij de ontwikkeling van gebieden. Zo willen zij , vanuit hun publieke taakstelling, invloed uitoefenen op wat er met en op grond gebeurt in mimtelijke en financiële zin. Er is daarom sprake van een regieroL Wanneer de ontwikkeling van een geb ied voornamelijk door de gemeente wordt gedaan, spreekt men van een actieve gemeentelijke regieroL Ligt het zwaartepunt bij private partijen, da n is de
Gemeenten willen graag op deze veranderingen inspelen, maar de gevolgen voor de praktijk zijn moeilijk in te sc hatten. Daarnaast zijn de mogelijkheden en reikwijdte van gemeentelijke regie soms slecht te overzien. Dat geldt al in beperkte mate voor de huidige situatie, maar vooral voor de nieuwe situatie (na invoering van de nieuwe wetgeving) . Bovendien kan het grote scala aan insimmenten leiden tot moeilijkheden bij de keuze voor en de inzet van een instrument. Gemee nten kunnen daardoor soms moeilijk invulling geven aan hun regierol met behulp van (grondbeleids)instrumenten. De geschetste problemen omtrent het fu nctioneren van het huidige instrumentarium bij een veranderende gemeentelijke regierol en de bovengenoemde vragen over het nieuwe instrumentarium kunnen
r:r 0
c
:::
7'
c
:::::>
c.. ID
31
Afbeelding 2 Bepaling best passende regierol
bovendien leiden tot onduidelijkheid en onzekerheid onder betrokken partijen. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt daarom: "Hoe kan een gemeente regie voeren bij gebiedsantwikkeling met behulp van het beschikbare (grondbeleids)instrumentarium in de huidige en nieuwe situatie?" Om deze vraag te beantwoorden is gebruik gemaakt van zowel bureauonderzoek (literatuur) als empirisch onderzoek (interviews). Aan de hand van de literatuur is het theoretische kader in beeld gebracht. Om het theoretische kader te toetsen en aan te vullen zijn daarnaast een r8-tal interviews afgenomen bij mensen uil de praktijk. Uit de literatuur blijkt dat de rol die private partijen inne!llen in een ontwikkelingsproces steeds belangrijker wordt. Dat betekent dat gemeenten steeds vaker een faciliterende regierol in moeten nemen. De (grondbeleids)instrumenten voor een facihterende rol vertonen echter de nodige gebreken, wat kan leiden tot stu· ringsproblemen bij gemeenten. Na de invoering van de nieuwe wetgeving za:l het instrumentarium gedeeltelijk gewijzigd en uitgebreid worden. Hoewel dit uitgebreidere mogelijkheden biedt voor de invulling van een faciliterende regierol, lijkt de situatie complexer te worden en meer expertise te vereisen. De situatie voor gemeenten zal daarmee ingrijpend veranderen. Uit de interviews blijkt dat gemeenten daarom meer zouden moeten sturen op hoofdlijnen, vanuit een duidelijke en realisti· sche focusfvisie op de gewenste ontwikkelingen. Gemeentelijk beleid (dat zijn weerslag vindt in visies en nota's) kan daarbij ondersteunend werken. De situatie zal in de toekomst echter steeds complexer worden. Hierdoor zal voor gemeenten het belang van strategiebepaling toenemen. Dat betekent dat zij vooraf dienen te bepalen welke (grondbeleids)instrumenten in welke gevallen ingezet zullen worden en welke voorbereidingen daarvoor noodzakelijk zijn. In de praktijk blijken gemeenten hier moeite mee te hebben.
Om tegemoet te komen aan de vraag naar kennis en de problemen die bestaan bij het invullen van de gemeentelijke regierol op te lossen, is er op basis van de resultaten van dit onderzoek een handleiding ontworpen, die bestaat uit verschillende stappen (zie afbeelding r). Met behuJp van deze handleiding kan een gemeente de situatie waarin zij zich bevindt aan de hand van enkele vragen snel in kaart brengen (zie afbeelding z). Vervolgens volgt een advies voor de best passende regierol bij de betreffende situatie. Daarbij worden enkele voor· en nadelen van die regierol behandeld en wordt duidelijk welke instrumenten in dat geval van belang (kunnen) zijn. Verder worden algemene en specifieke (per instrument) actiepunten behandeld, die van belang zijn bij de inzet van het instrumentarium en het invullen van een regierol. Op basis van de gepresenteerde actiepunten kunnen gemeenten vervolgens voorbereidingen treffen voor de daadwerkelijke inzet van een (grondbeleids)instrument. De handleiding vormt daarmee een praktisch hulpmiddel bij het invullen van de gemeentelijke regieroL De handleiding gaat in op de situatie zoals deze na de invoering van de nieuwe wetgeving gaat worden. Om optimaal invulling te kunnen geven aan een regierol bij gebiedsantwikkeling zijn ech· ter ondersteunende maatregelen gewenst. Hiervoor zijn enkele verbeterpunten gepresenteerd, die oplossingsrichtingen bieden op psychologisch/sociaal, organisatorisch en juridisch gebied. In sommige gevallen zal daarbij aanvullend onderzoek plaats moe· ten vinden. In andere gevallen kunnen de verbeterpunten direct worden toegepast in de praktijk. In feite vormen de handleiding en de verbeterpunten het prakti· sche antwoord op de hoofdvraag. Een succesvolle invulling van de gemeentelijke regierol vraagt immers om de nodige kennis en voorbereiding. De gepresenteerde handleiding kan hierbij als hulpmiddel dienen. Daarnaast bieden de verbeterpunten enkele praktische aanknopingspunten voor een verdere ondersteuning van de gemeentelijke regierol.
Ing. K.H.E. Grooten
Hygrosopisch gedrag van papier en boeken Het effect op de relatieve vochtigheid in een binnenruimte Afstudeerrichting Physics of the Built Environment Afstudeercommissie Prof. dr. ir. J.E. Carmeliet Prof. dr. ir M.H. de Wit Dr. ir. M.G.L.C. Loomans Ing. J.F.L. Diepens Datum afstuderen mei 2008
Afbeelding 1 Meetopstelling desorptlecurve
27
o0
c
::E
"' :::J
c
0..
ro
32
Samenvatting Vocht kan op verschillende manieren schade aanbrengen aan gebouwen. Dit onderzoek richt zich voornamelijk op de relatieve vochtigheid in gebouwen. Zowel een te vochtige als te droge atmosfeer wordt bij bepaalde temperaturen als onaangenaam ervaren. Papier gedraagt zich hygroscopisch en neemt afhankelijk van de relatieve vochtigheid vocht op uit zijn omgeving. In dit onderzoek is nagegaan of boeken een bijdrage kunnen leveren aan het stabiliseren van de relatieve vochtigheid in een binnenruimte. Daarnaast is onderzocht hoe groot de invloed is van boeken op de pieken en dalen in de relatieve vochtigheid. Trefwoorden Wonen Papier Hygroscopisch gedrag Vochtbuffering Hysteresis Relatieve vochtigheid
Afbeelding 3 Meetopstelling klimaatkamer
Inleiding Het is van belang om een stabiel binnenklimaat te creëren in gebouwen. Dit houdt in dat de mensen in het gebouw een aangename temperatuur en vochtigheid ervaren. Het afstudeeron· derzoek richt zich op het aspect relatieve vochtigheid in binnenruimten. Het richt zich dan voornamelijk op het bereiken van een stabiel vochtklimaat in een binnenruimte. Hierbij is het belangrijk om geen te hoge en ook geen te lage relatieve vochtigheden te hebben. Eveneens is het belangrijk om de fluctuaties in het vochtigheidsgehalte te beperken. Daarnaast is er nog een andere reden om het vochtklimaat in een ruimte stabiel te houd'en, namelijk de "gezondheid" van het gebouw. Vochtproblemen kunnen immers voor verschillende soorten schade aan gebouw en de inrichting ervan veroorzaken. In een ruimte kunnen we vele materialen aanwezig zijn welke als vochtbuffer kunnen dienen. Niet alleen de bouwmaterialen zelf, zoals bv. hout en multiplex, maar ook aanwezige boeken, gordijnen, tapijten, kussens, etc.) Het is dan ook belangrijk om te weten wat het effect is van deze materialen op het vochtgedrag van een ru imte om zo tot correcte resultaten te komen wanneer men berekeningen gaat uitvoeren en ruimtes gaat simuleren, om dan bijvoorbeeld klimaat-installaties te ontwerpen. In dit eindwerk is onderzocht wat de bufferwerking van papier is en wat de rol van papier en boeken kan zijn bij het stabiliseren van het binnenklimaat Papier Papier is opgebouwd uit vezels. Het basismateriaal voor papiervezels is cellulose. Dit organisch materiaal brengt hygroscopisch gedrag met zich mee, waardoor papier vocht zal opnemen of afgeven aan zijn omgeving. De eigenschappen van papier worden bepaald door de wijze waarop het papier vervaardigd wordt. Pa pier kan gemaakt worden van twee verschillende soorten pulp, te weten mechan ische en chemische pulp. Mechanische pulp bevat veel meer vezelpartikels waardoor deze pulp zich vaak hygroscopischer zal gedragen dan chemische pulp.
90
l
80
l
Afbeelding 2 Meetopstelling klimaatkamer 1C{)
111
ii!' ..... c
c.. tD tD
a-c
70
::I
60
!!!..
50
c ,...,. ro ;::;.:
c..
iil'
n
40
o-
30
0
-
20 10
c
Br4 · RV Zonder t oeken Br4 · RV Met boeken R2 . RV Zonder boeken R2 • RV Met boeken
:::: 'A
c
::::1
0..
ro
+---------,----~
10
0
Time (hl
Afbeelding 4 Telefoonboeken
Afbeelding 5 Meetresultaten
Hygroscopisch gedrag Papier is een hygroscopisch materiaal. Dit betekent dat het materiaal vocht opneemt of vocht afgeeft aan zijn omgeving afhankelijk van de relatieve vochtigheid in de omgeving. Het vochtgehalte in een materiaal is de verhouding tussen de hoeveelheid geabsorbeerd water en de droge massa van het materiaal. In de evenwichtstoestand wordt dit vochtgehalte bepaald door de relatieve vochtigheid en de temperatuur van de omgeving. Het vochtgehalte wordt weergegeven in functie van de relatieve vochtigheid door middel van sorptiecurven. Deze curven vertonen voor papier een hysteresis verschijnsel.
Het effect van boeken op de relatieve vochtigheid in een binnenruimte Om te achterhalen welke rol boeken kunnen spelen in het bufferen van vocht in een kamer, is een meetopstelling gemaakt waarmee het effect van boeken op de relatieve vochtigheid gemeten kan worden. De metingen zijn uitgevoerd in een klimaatkamer waarin geen hygroscopisch materiaal aanwezig is. (zie afbeelding 2 & 3). In de mimte is een vochtbron en een ventilator geplaatst. De vochtbron zorgt voor een vochtproductie in de mimte en door ventilator vindt er een goede menging plaats van het toegevoegde vocht en de lucht in de mimte. Daarnaast is deze meting nogmaals uitgevoerd met als enige verschil dat er nu boeken in de ruimte aanwezig zijn. Voor de boeken is gebmik gemaakt van telefoonboeken omdat deze papiersoort in een eerder stadium onderzocht is. (zie afbeelding 4) De resultaten van beide metingen zijn met elkaar vergeleken. Hieruit blijkt dat de relatieve vochtigheid in de tweede meting minder sterk stijgt. (zie afbeelding 5). Daarnaast is geanalyseerd hoe groot de invloed van deze boeken precies is. Uit de metingen kan geconcludeerd worden dat, wanneer het bufferend oppervlak van de boeken groot genoeg is, een significante invloed kunnen uitoefenen op het vochtklimaat in een ruimte, ze zullen een daling teweeg brengen in de fluctuaties in de relatieve vochtigheid.
Onderzoek Boekmodel In het onderzoek worden twee soorten papier onderzocht, namelijk het papier van een telefoonboek (gelijkwaardig aan krantenpapier) en het papier van een tijdschrift, het Belgische magazine Knack. Om het dynamisch gedrag van papier te bepalen zijn van deze twee papiersoorten elk twee boekmonsters gemaakt, één met een hoge paperfractie en één met een lage papierfractie. De boekjes werden gedurende vier weken onderworpen aan een stijging in relatieve vochtigheid van o naar 54%, van 54 naar 79,5%, daarna werd de relatieve vochtigheid temg op 54% gezet voor een periode van vier weken. Daarna werd de relatieve vochtigheid dagelijks gevarieerd van 54 naar 79,5% en vice versa. Van deze meting zijn vervolgens simulaties gemaakt met het programma HAMFEM. Omdat in het simulatieprogramma nog geen juiste waarden voor de desorptiecurve (waar het papier volledig verzadigd wordt en vanuit deze situatie gedroogd wordt), zijn er metingen uitgevoerd om de desorptiecurven van beide papiersoorten te bepalen. Hiervoor zijn papiermonsters in een glazen stolp geplaatst, waar onderin een zoutoplossing zit, welke voor een bepaalde relatieve vochtigheid zorgt. Bovenin de glazen stolp is een ventilator geplaatst, welke voor een goede menging van de lucht zorgt. Het gewicht van de papiermonsters in de evenwichtssituatie is voor elke relatieve vochtigheid bepaald. (zie afbeelding r)
33
R. ter Hannsel
Woud der Verwachting
traditionele kerk • tert als landmark
De gestalte van de hedendaagse Godverhouding Afstudeerrichting
Architecture Afstudeercommissie
Prof. ir. B. Molenaar Ir. M.H.P.M. Willems Ir. G. Simonetti Datum afstuderen
24juni2oo8 Samenvatting
Afbeelding 1 Vroegere stadsconfiguratie vs. tegenwoordige stadsconfiguratie
Het ontwerp voor dit afstudeeronderzoek betreft een hedendaags kerkgebouw geënt op de relatie tussen mens en God (massaal, gemeenschappelijk, of individueel), als ook op de relatie tussen mens en stad. De kerk van de 21ste eeuw vraagt om herziening van het oorspronkelijke traditionele schema, gezien de identiteitscrisis waarin het huidige kerkprogramma zich momenteel bevindt. Door het kerkgebouw meer open te stellen voor het openbare leven en daarmee meer maatschappelijke betekenis te genereren, kan het kerkgebouw zichzelf overleven. De kerk moet daarom af van het starre traditionele karakter wat zij veelal aanhangt. De kerk moet de stad niet hopeloos ondergaan en de stadsontwikkeling moeizaam blijven volgen, maar ze moet juist innoverend en trendsettend in de stad naar voren komen om haar bestaansrecht te kunnen legitimeren. Trefwoorden
34
Zintuiglijl
Afbeelding 4 Impressie stedelijke doorgangsruimte
'Woud der Verwachting' ... oorspronkelijk een metaforische beschrijving van het leven (door Heila S. Haase in het gelijknamige boek), we'lke is als een hoopvolle zoektocht naar de ultieme vrede die de ziel verzadigen zal, zonder te weten wat de uiteindelijke bestemming zal zijn. Het 'Woud der Verwachting' za) binnen dit afstudeeronderzoek een confrontatie inhouden met een hedendaags kerkgebouw waar bezoekers in verrijkende, stimulerende atmosferen de welhaast onverklaarbare vraag naar de zin van ons bestaan op specifieke wijze kunnen achtervolgen in de hoop de dorst van de ziel (wat) te kunnen lessen. Het mag duidelijk zijn dat de kerkenbouw zich momenteel in een crisis bevindt. Secularisatie en ontkerkelijking vieren hoogtij, waardoor veel kerken worden afgestoten of worden herbestemd. Van nieuwbouw is nog maar zeer zelden sprake. Toch heeft onderzoek uitgewezen dat er in de hedendaagse samenleving nog altijd een sterke behoefte aan spiritualiteit is blijven bestaan. Religiositeit krijgt vooral uitdrukking buîten de liturgische ruimte. Nederland is nog wel religieus, maar anders religieus. Bij de nieuwbouw van een kerk wordt in wezen een vraag gesteld naar het Godsbeeld dat een samenleving aanhangt. Onbegrijpelijk genoeg wordt dit hedendaagse f toekomstige Godsbeeld nog te vaak braaf gefundeerd op een eeuwenoud programmatisch schema. Een schema dat met haar starre karakter absoluut geen afspiegeling meer van de hedendaagse geloofsbeleving kan zijn. Het is dan ook de hoogste tijd te breken met dit bestaande schema en te zoeken naar de ware aard van de hedendaagse Godverhouding. De kerk dient naast het traditionele conservatisme te streven naar een modern innoverende houding. De hedendaagse kerk moet trendsetten in plaats van trendvolgen, zoals dominee Hans Visser van de Pauluskerk het omschreef in zijn promotie-onderzoek. Het kerkwezen moet op geheel andere wijze worden ingezet binnen het stedelijke landschap dan voorheen (de stad is namelijk de plaats waar seculari-
_)
UNZIPPEN
Afbeelding
2
Unzippen, ofwel decomprimeren, uitpakken of vermeerderen
Afbeelding 5 TotaaUmpressie Woud der Verwachting
salie en ontkerkelijking vanwege de sociale structuren het sterkst voelbaar zijn). Hierdoor kan voorkomen worden dat maatschappelijk leven aan het kerkgebouw voorbij blijft trekken. De kerk moet met haar dikke massieve muren het stedelijke leven dan ook niet weren, maar juist absorberen. Het kerkgebouw van de 21ste eeuw moet haar horizon verbreden en aansluiting zoeken op het openbare leven om zichzelf te kunnen overleven. Het kerkgebouw van de 21ste eeuw moet haar raakvlakken met het stedelijke leven daarom gaan maximaliseren, want de stad is immers haar agenda en de kerk vormt hierin een netwerk. Met een diversiteit aan raakvlakken kan de kerk midden in het leven blijven staan en voorkomen dat ze een gesloten bolwerk gaat vormen, welke wordt bemand door kampioenen van de waarheid. Een diversiteit aan raakvlakken met het openbare leven kan eveneens beantwoorden aan de diversiteit van de hedendaagse Nederlandse geloofsbeleving, welke vraagt om verschillende individuele of gemeenschappelijke geestelijke verrijkingsvormen. We moeten dus af van het idee de kerk als één gelijkgericht massief omhulsel te zien. Deze massiviteit bestaat niet meer, want elk individu moet de mogelijkheid hebben op eeneigen geloofsbeleving (intiem, persoonlijk dan wel gezamenlijk, openbaar). Het architectonische concept UNZIP wat is ontwikkeld binnen dit project breekt met de gedaante die de kerk in de gangbare en traditionele opvatting heeft en geeft een gepast antwoord op de hedendaagse Godverhouding. UNZIP is een architectonische transformatie van het kerkgebouw die erop is gericht de gelijkgerichte massa van het kerkgebouw op te heffen en het programma gespreid over een stedelijke ruimte te positioneren. UNZIP heeft als gevolg dat er morfologisch een veelzijdigheid aan plaatsen ontstaat. Naast een toename van het aantal raakvlakken met het stedelijke leven, ontstaat er ook ruimte tussen de verschillende kerkcamponen ten. Tussenruimte waarin open-
Afbeelding 3 Unzip in drie-dimensionale zin
Afbeelding 6 Interieur van één van de kerkcomponenten; de ultiem sacrale kerkkern
baar leven wordt toegelaten, waardoor de kerk nog meer in het leven zélf komt te staan. Verschillende groepen kunnen gelijktijdig op geheel eigen wijze van de veelzijdigheid aan plaatsen gebruik maken, waardoor de sociale en maatschappelijke betekenis van het kerkgebouw zal kunnen toenemen en de kerk de stad niet alleen hoeft te ondergaan maar haar zelfs weer kan gaan vormen! De kerk van de 21ste eeuw vraagt om UNZIP ... een vruchtbare voedingsbodem voor de huidige en toekomstige kerkontwikkeling. Het ontwerp wordt gevormd door een clustering van onafhankelijke, zelf ondersteunende ruimten, variërend in vorm en afmeting. Gepositioneerd binnen de verrijkende en inspirerende atmosfeer van een openbaar woud van kolommen zullen plaatsen worden gedefinieerd. Dit kerkgebouw is niet meer te identificeren als één centrale entiteit maar vormt een doorgaande eenheid met de stedelijke doorgangsruimte van de stad Rotterdam. Er is sprake van grensvervaging binnen het normaliter duidelijk omkaderde kerkprogramma. Het is niet compleet helder meer waar het kerkgebouw nu daadwerkelijk begint of eindigt. Is dat bij het doorsteken van het kolommenwoud of bij binnengaan van de voorruimte van de kerkkern of is hier pas sprake van bij het betreden van de ultiem sacrale liturgische ruimte zelf?
35
F. Heerkens
Montaiias y mûsica Van expo paviljoen naar conservatorium Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. R.H. van Zuuk Dr. J.C.T. Voorthuis Ir. J.P.M. Swagten Datum afstuderen 24juni2oo8
I»
-
u;' c: c.. C1)
C1) ....
C"
c: c..
::I
!!. Ql' n c
;:::;: (J)
;:::;:
o0
c ::2: 7' c :::J
0.. (J)
Samenvatting Tijdens de expo Zaragoza zoo8 is het gebouw het paviljoen van de ecogeografische zone bergen. Na de expo wordt het terrein een culturele campus, het gebouw krijgt de functie van een conservatorium met concertzalen. Gelaagdheid en sequentie vormen de verbindende factor tussen berglandschappen en muziek De gelaagdheid is in het gebouw ruimtelijk vertaald naar een aantal parallelle wanden. Daartussen ontstaan verschillende zones die elk een specifieke functie hebben en die doormiddel van openingen in de wanden relaties met elkaar aangaan. De sequentie door het gebouw is een aaneenschakeling van verschillende ervaringen en ontmoetingen, waarmee het gebouw zich geleidelijk openbaart. Trefwoorden Expo Zaragoza Bergen Conservatorium Gelaagdheid Sequentie
Afbeelding 1 Plattegrond dekniveau
Afbeelding 4 Doorkijk vanuit foyer naar de grote zaal
Na de expo wordt het terrein een culturele campus, waarbij educatieve en publieke functies worden gecombineerd. Voor de post-expo fase heb ik gekozen voor een functie als conservatorium, gecombineerd met concertzalen. De uiteindel·ijke rol als muziekgebouw werd in mijn individuele opdracht steeds belangrijker. De ondertitel 'va n expo paviljoen naar conservatorium' heeft daarom een tweeledige betekenis. Enerzijds geeft het de opeenvolging van functie s van het gebouw aan: na afloop van de expo wordt het paviljoen een conservatorium. Anderzijds impliceert het de verschuiving in de opdracht die gaandeweg het proces heeft plaatsgevonden: de verschuiving van het accent van expo paviljoen naar conservatorium. Hoe kunnen in één gebouw de twee opeenvolgende functies , van expo paviljoen met als thema berge n enerzijds e n van co nservatorium anderzijds, verenigd worden? Dit is de vraagstelling die ten grondslag ligt aan dit afstudeerproject.
De oorspronkelijke doelstelling van het' afstudeeratelier Zaragoza', waar ik deel van uitmaakte, was het ontwerpen van een van de expo paviljoens voor de expo Zaragoza in 2008. Het thema van de expo in Zaragoza is 'water en duurzame ontwikkeling'. In tegenstelling tot voorgaande wereldtentoonstellin· gen, zullen tijdens de expo in 2oo8 geen afzonderlijke landenpaviljoens worden gebouwd. Hoe je als mensen met water omgaat, hangt af van de omgeving waarin je woont. Daarom is gekozen voor een organisatie van de internationale paviljoens rondom de verschillende ecogeografische zones. De landen die tot hetzelfde ecosysteem behoren, worden bij elkaar in een paviljoen geplaatst. Ik heb gekozen voor het paviljoen van de ecogeografische zone bergen.
Er lijken op het eerste gezicht weinig overeenkomsten te zijn tussen bergen en muziek. Bergen zijn imposa nte massa's opge· stuwd gesteente, die op de schaal van een mensenleven onveranderlijk lijken. Bergen zijn tastbaar en altijd aanwezig. Muziek daarentegen heeft iets vluchtigs, omdat het slechts gedurende de uitvoering bestaat. Haar tijd elijkheid staat in schril contrast met de inertie van bergen. Waarom dan bergen én muziek? Bergen zijn tastbaar, maar niet ónaantastbaar. Dit wordt duidelijk als je goed naar bergen kijkt. Aan de vormen van bergen en de soort gesteenten is de invloed van de tijd vaak duidelijk af te lezen. Bergen waren en zijn wel degelijk aan verandering onderhevig. Bewegend door een berglandschap ontstaat ook op de menselijke tijdsschaal een opeenvolging van indrukken en ervaringen. De verandering van perspectief genereert steeds nieuwe beelden, waardoor de gelaagdheid van berg· landschappen zich beetje bij beetje ontvouwt. Naast de gelaagd· heid op het niveau van de morfologie van het landschap, komt gelaagdheid ook voor in de opbouw van het gesteente en in de opeenvolging van de verschillende vegetatiegordels.
Afbeelding 2 Benadering vanaf de boulevard
Afbeelding 3 Entree op dekniveau
CT
0
c
::E
c"' :::J
a. (!)
Afbeelding 5 Het binnenplein, vanuit het conservatorium
Afbeelding 6 De grote zaal, vanuit het conservatorium
Deze gelaagdheid en sequentie vormen de verbindende factor tussen berglandschappen en muziek. De voortgang van de tijd is onmisbaar voor muziek. De opeenvolging van klanken, de sequentie, maakt de verzameling losse klanken tot muziek. In de muziek speelt ook gelaagdheid een cruciale rol. In polyfo· ne muziek is deze gelaagdheid bijvoorbeeld te vinden in de opbouw van de harmonie door de verschillende stemmen. Maar ook in de melodie van een solo-instrument kunnen ver· schillende melodielijnen met elkaar verweven zijn en hiermee hun eigen gelaagdheid definiëren. Sequentie speelt een belangrijke rol in mijn persoonlijke beleving van architectuur. Gelaagdheid in architectuur kan bij uitstek ruimtelijk ervaren worden. Door gelaagdheid en sequentie als uitgangspunten te nemen voor mijn ontwerp, worden bergen, muziek en architec· tuur met elkaar verbonden.
ten in lessituaties en daarbuiten, tussen de musici en het publiek, en tussen de bezoekers onderling. Er is plaats voor formele ontmoetingen in de concertzalen en lesruimten, maar minstens even belangrijk is de informele interactie die plaats kan vinden in gangen, in de foyers, in het café, op het binnenplein: polyvalente ruimten voor spontane (muzikale) ontmoetingen. Contact en interactie moet worden gestimuleerd, maar ook gearrangeerd. Direct contact is niet in iedere situatie gewenst. Door open, transparante of gesloten scheidingen of door het verschil in afstand ontstaan er verschillende gradaties van con· tact. De soort en mate van scheiding kan de verschillende zin· tuiglijke aspecten van contact bewerkstelligen of juist verhinde· ren. De manier om de gelaagdheid van het gebouw te ervaren en ontmoetingen tot stand te laten komen, is door het gebouw te beleven. De sequentie door het gebouw is een aaneenschake· ling van verschillende ervaringen en ontmoetingen, waarmee het gebouw zich geleidelijk openbaart. De gelaagdheid van het gebouw ervaar je door het bewegen door het gebouw. Langs een wand, om een wand, door een wand. De openingen in de wanden geven een voorproefJe van wat komen gaat ofbewerkstelli· gen een terugbl!ik vanuit een ander perspectief. De sequentie, de verschillende elementen, de fysieke, visuele en auditieve relaties dragen bij aan de ruimtelijke beleving van het gebouw. Het zijn hierdoor de gebruikers van het gebouw, die er echt betekenis aan geven.
Om niet alleen een muziekgebouw te ontwerpen heb ik gekozen voor een permanente structuur waarin de gezamenlijke thema's van bergen en muziek tot uitdrukking komen. Die structuur is weliswaar ruimtelijk afgestemd op het gebruik van een muziekgebouw, maar het gebouw is ook het thema bergen voelbaar en er kan een expo in plaats kan vinden. De gelaagdheid die zowel in de bergen als in de muziek te ervaren is, is in het gebouw ruimtelijk vertaald naar een aantal parallelle wanden. Daartussen ontstaan verschillende zones die elk een min of meer specifieke functie hebben en die doormiddel van openin· gen in de wanden relaties met elkaar aangaan. Daarnaast komt gelaagdheid op verschillende niveaus, en soms op subtiele wijze, terug. De gelaagdheid en de relaties tussen de verschillende lagen in mijn gebouw vormen een complex ruimtelijk systeem dat uitnodigt om door het gebouw te dwalen. Het gebouw geeft zich op die manier in stappen prijs. Door het bewegen naar het gebouw toe en door het gebouw heen vertelt het gebouw als het ware een verhaal, in plaats van een one-liner te zijn. Het gebouw biedt ruimte aan ontmoetingen tussen muziekstij· !en, tussen sh1denten onderling en tussen sh1denten en docen·
37
T.A.J. van Hooff 1
De Amsterdam ArenA
:: 1:~~~ . .~---_ :ror- -~-800
Onderzoek naar het binnenklimaat en optimalisatie aan de hand van een variantenanalyse met CFD Afstudeerrichting
Physics of the Built Environment
.
700
CIDEU ,.
'~
. •
30,0 28,0
,
26,0
- - ---.;Jr!'
24,0
22.0
...... 600
lsoo w
[) 20,0
400 .,.----.,
18,0
300
16,0 14,0
Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. M.H. de Wit Dr. ir. B.J.E. Blocken Prof. dr. ir. J.E. Carmeliet Ing. J.F.L. Diepe ns Ir. T. Defraeye Ddturn afstuderen I»
-
24juni zoo8
c c..
Samenvatting
...
In dit onderzoek zijn metingen uitgevoerd om het binnenklimaat van de Amsterdam ArenA te analyseren. Uit deze metingen bleek zoninstraling in combinatie met een gebrekkige natuurlijke ventilatie te zorgen voor een redelijke opwarming van de lucht in de ArenA. Met behulp van Computational Fluid Dynamics is een variantenanalyse uitgevoerd , waarbij de nadruk lag op het verbeteren van de natuurlijke ventilatie om de temperatuurstijging in de ArenA te beperken. Uit de resultaten bleek dat het ventilatievoud kan worden verhoogd door het creëren van extra ventilatieopeningen boven in het stadion.
u;' C1) C1)
IJ
c :::1 c..
!!. 03'
("'>
c
;; ;:::;:
o0
c :::;; c
"'
'-
,.;
.:::::>O,......_.__,o[ 10,0 0:00
2:24
4:48
7:12
9:36
12:00
14:24 16:48
19:12
21:36
0:00
Tijd [uur)
Afbeelding 1 lrradiantie, luchttemperatuur bij een meetpositie en luchttemperatuur buiten op 18 en 20 juli
:::J
Cl.
ro
Trefwoorden
Computational Fluid Dyna mics (CFD) Natuurlijke ventilatie Numerieke simulatie Semi-ope n ruimte Luchtstroming
Afbeelding 4 Luchtsnelheidsvectoren op een vlak door het midden van de lange zijde
het binnenklimaat verbeterd zou kunnen worden is er een variantenanalyse uitgevoerd met CFD . Het CFD-model bevat zowel de stedelijke omgeving rond de ArenA als de ArenA zelf, waardoor de luchtstroming door de verscheidene openingen goed kan worden bereke nd. Deze koppeling tu sse n de luchtstroming binnen en buiten het stad ion is redelijk uniek en biedt de mogelijkheid om de verschillende varianten goed te vergelijken.
De Am sterdam ArenA is een multifunctioneel stadion , dat wordt gebruikt voor sportwedstrijden, concerte n en andere evenementen. Het multifunctionele karakter wordt mede veroorzaakt door het sluitbare dak, waarover de ArenA als eers t stadion in Europa beschikte. In de ArenA zijn geen klimaatinstallaties aanwezig en de luchtverversi ng geschiedt enkel door natuurlijke ventilatie. Methode Vanuit de ArenA kwam het verzoek om een grondige analyse te maken van het bin nenklimaat in de zomermaanden. In deze maanden kan de luchttem peratuur in de ArenA redelijk stijgen. Om dit te onderzoeken is vanuit de Technische Universiteit Eindhoven een onderzoek gestart, waarin een analyse is uitgevoerd van het heersende binnenklimaat van de ArenA in de zomermaanden door middel van metingen. Om te kijken hoe
Metingen Van begin juni tfm eind augustus is het binnenklimaat van de Amsterdam ArenA in kaart gebracht door middel van !langdurige metingen . In het begin van deze periode wa s het dak bijna continu gesloten, aan het eind was het veelal geopend. De metingen zijn uitgevoerd met vaste meetsets welke op vier posities in het stadion zijn opgehangen. Alle vier de meetsets maten de luchttemperatuur, de relatieve vochtigheid, de gemiddelde stralingstemperatuur en de luchtsnelheid. Verder is op deze vier posities het COz-gehalte van de lucht gemeten. Op verschillende plekken in het stadion zijn extra metingen uitgevoerd met betrekking tot de luchttemperatuur en de relatieve vochtigheid. Om de invloed van de zon te bekijken is hiernaast nog de irradiantie gemeten op het dak van de ArenA. Uit de metingen kwam naar voren dat de luchttem peratuur in de ArenA tijdens de meetperiode kan oplopen tot boven de 3o"C, en tot maximaal6"C boven de temperatuur van de buitenlucht. De stijging van de luchttemperatuur in de ArenA wordt voor een groot deel veroorzaakt door zoninstraling in combinatie met een gebrekkige ventilatie. Tijdens ee n concert blijkt de luchttemperatuur, onder invloed van de warmteproductie van de toeschouwers en de aanwezige apparatuur, enkele graden te stij gen. Tevens neemt tijdens een concert de dampdru.k met een factor r.s en het COz-gehalte met een factor 5 toe. Al deze resultaten wijzen op een gebrekkige natuurlijke ventilatie van de ArenA. Met behulp van meetresultaten is het thermisch comfort voor de toeschouwers bepaald op de vier meetposities. De com-
Afbeelding 2 Impressie van raster ArenA en omgeving. De gebouwen rondom de ArenA zijn vereenvoudigd
Afbeelding 3 luchtsnelheldsvectoren op 4 meter hoogte In en rond de ArenA
Variant
Ventilathtvoud (h',)
Basissrtualie
0,96
1.02
Staalplaten dakgoor half verwqderd
106
1,37
Windn'chting: 196"'
Afbeelding 5 luchtsnelheidsvectoren aan de windzijde van de ArenA
fortindices die zijn gebruikt zijn de Physiological Equivalent Temperature (PET) en de Predicted Mean Vote (PMV) . waarbij de eerste vooral wordt gebruikt in de buitenomgeving en de tweede vooral is toegepast in kantoren en andere verblijfsruimte met beperkte temperatuurswisselingen. Uit de comfortberekeningen kwam naar voren dat er momenten zijn waarop de toeschouwers zich erg oncomfortabel kunnen voelen. De PMV stijgt tot boven de 2 op bepaalde dagen en de PET komt boven de 3o"C uit. Om te beoordelen wat het comfort zou zijn op plekken waar de zonnestraling op de toeschouwers komt is deze zonnestraling ingerekend. Hieruit blijkt dat het comfort aanmerkelijk verslechterd in de zon, de PMV komt zelfs boven de 3 uit. CFD-simulaties Om te bestuderen of er mogelijkheden zijn om de ArenA zodanig aan te passen dat het binnenklimaat wordt verbeterd. is er een CFD-model gemaakt van de ArenA en zijn omgeving. Om dit model te valideren zijn drie validaties uitgevoerd. één van een ruimte met een simpele geometrie. waarin gedwongen stroming wordt gecombineerd met thermische effecten. één waarbij luchtsnelheidsmetingen rondom de ArenA zijn gebruikt om het model te valideren voor de luchtstroming rondom de ArenA, en één waarbij het gemeten ventilatievoud wordt vergele ken met het ventilatievoud uit CFD. Het ventilatievoud voorspeld met CFD lag op r h-r . letwijl uit de metingen een ventilatievoud van 0,7 h-I naar voren kwam. Mogelijke oorzaak voor deze afwijking is de luchtsnelheid. die tijdens de meting anders kan zijn geweest dan in de simulaties is aangenomen. Voor de variantenanalyse zijn verschillende extra randvoorwaarden noodzakelijk. Om de thermische berekening uit te voe ren zijn aan verschillende vlakken van de ArenA geschatte oppervlaktetemperaturen opgelegd om de invloed van de zon op de luchttemperatuur in te rekenen. Door de aannames is echter slechts een kwalitatieve analyse mogelijk van het thermisch binnenklimaat. In totaal zijn er zes verschil.lende modellen van de
Windrichting=241"
Slaalplaten dakgoot to.elemaat verw1jdefd
1,19
1.70
Ramen omloop tweede rmg geopend
1.14
0.92
Trans.rmMiecoeffiCen1 dak gehalveerd
0.82
0 ,87
Dak gedeeneltjk geopend
2 53
3,05
Afbeelding 6 Ven ti latlevoud van de zes varianten berekend m.b.v. Fluent voor twee windrichtingen
ArenA doorgerekend. waarbij verschillende varianten zijn vergeleken met de huidige situatie. Om een oordeel te geven over de verschillende va rianten is er gekeken naar het ventilatievoud en de luchttemperatuur in de ArenA. Verder is er nog een simulatie uitgevoerd waarbij er slechts luchtstroming aanwezig is met thermische trek als drijvende kracht. Uit de CFD-simulaties kwam naar voren dat het maken van extra openingen boven in de ArenA leidt tot een hoger ventilatievoud. Deze toename varieert van gemiddeld zo'n 24% voor het verwijderen van een deel van de staalplaten bij de dakgoot. tot zo'n r67% voor het gedeeltelijk openen van het dak. Verder is gebleken dat het verlagen van de zoninstraling in de ArenA de luchttemperatuur ook flink kan verlagen. Ook het openen van het dak verlaagt de luchttemperatuur aanzienlijk. Uit de simulaties met slechts thermische trek bleek dat het stromingsveld zeer verschillend is vergeleken met de simulatie met zowel thermische trek als wind. Deze twee krachten kunnen elkaar in bepaalde situaties tegenwerken. waardoor de natuurlijke ventilatie kan worden beperkt. Conclusies Uit de metingen is gebleken dat het binnenklimaat in de ArenA gedurende de concerten in de zomer voor verbetering vatbaar is. De CFD-simulaties hebben aangetoond hoe het binnenklimaat verbeterd kan worden door middel van het verbeteren van de natuurlijke ventilatie of het beperken van de zoninstraling. Verder is duidelijk geworden dat de natuurlijke ventilatie afhankelijk is van een complex samenspel tussen de wind en thermische trek als drijvende krachten.
39
I. A. Iliescu
SELFICENTRed Architectural Harmonies Parallel to the Psyche Afstudeerrichting
Architecture Afstudeercommissie
Prof. ir. B. Molenaar Prof. dr. B.).F. Colenbrander Dr. J.C.T. Voorthu is Datum afstuderen
24juni zoo8 Samenvatting
;::::;
~
Flgure 1 Conceptual illustratlon of the psychological functlons
This project is concerned with the question whether there is a conneetion between one's psychological space and the architectural expression one produces - and if so, what is it that links them? The hypothesis of this research is that this conneetion can be expressed through means of psychological fundions of architectural expression. Once the connections between the psychological and the architectural space were defined as instruments of analysis, they were illustrated through the design of a showcase pavilion where the connections became deliberate and explicit.
c-
o
c
2~ & ro
Trefwoorden
Psych ological function s Architectural theory Case study Pavilion
40
Flgure 4 South elevatlon and sectionat perspeelive of the pavilion
If there were a eertaio metbod to the determinism between the psyche and the architectural structures we produce, what would it be? How is it structured, and what are its mechanisms? All these questions we re subsumed to the ma in question of the research: how are our bas ic psychological needs embodied in the architectural expressions we crea te? The hypothesis is that we can speak of psychological functions in architecture, equivalentintheir influence on the des ign as any other category of fun ctions considered in any given program, and that these functions genera te specific architectural types and spatial patterns. The following psychological functions were defined , conesponding to the division of the psyche, in order to illustrate specific spatial patterns recurrent throughout the long history of architectural articulation. The starting point for this identification of psychological functions in architectural expression was the consideration of basic human needs, on an individuallevel: survival and affirmation of existence. Protection, Privacy and Shelter [F1) Identity and Positioning in the world [Fz]
This project is as much theoretica! as it is a design question: faced with consiclering more than functional demands in an architectural des ign. one looks for a concept outside the specif1cations of the building brief. Where can an architect turn to ? Now that the technology at hand provides us with endless possihilities of expression, what would be the ground fo r choosing the direction for concept development? The relation between the psychological and the archi tectural space can provide a sensible filter for these options, and this filter can be instrumentalized fora more systematic approach.
Next were considered the needs of continuity and purpose within a larger scheme of things, inherent to the Superego. These can be iden tified within the social and cultural organization of variou s societies, the continuity of traditions and the structure of collective authority; therefore the psychological functions considered are concerned with the representation of authority and the preservation of the past. Orderand Controi[F3) Memory Vessel[F4] Once the survival needs and the needs to have and u nderstand the context we find ou rselves in are addressed, the needs for individualization needs come forth . They can be recognized in
fRAMES
MOVEMENT
SCALf
/
~· Rgure
2
Concept parameters
Rgure 3 Horlzontalsections of the pavilion
o0
c
:E
7<"
c
:::l
0.. (!)
Rgure 5 Physlcal model
the form of likes, dislikes, aspirations and insecurities and our responses to them belong both to the intellect and the affect, and contribute to the make-up of our personal identities. With this in mind, the focus is on the ability of architecture to give expression to both our affective and intellectual choices and abilities. CompliancejDeviation Indicator [F5] Abstract Conceptualisation indicator [F6J The emerging theory was tested through design research of eh osen case studies, and illustrated through the des ign of a themed pa vilion - "Architectural Harmonies ParaHel to the Psyche". The case studies - Sequeces, by Lars Kordetzky, Carceri d' lnvenzione, by G.B. Piranesi and Castel Sant'Angelo f Mausoleo Hadriani - provided the architectural expressions that could be correlated with the psychological functions, mainly due to either their explicit representation of the self, or psychological space- or their programmatic intent to focu s on psychological impact. Theoretica! finds on the psychological function s were filtered through the case studies and observations made on what could be considered as spatial patterns or types for the psyc hological functions. The resulting types provid ed the instruments for the design phase, where the concepts, functions and architectural expressions ca me logether to illustrate the thesis of thi s project. Once the design tools we re defined , the concept and aims of this last stage of the project need ed to be established - such as the program, the target and the expected outcome of the design - all of which had to keep a strong conneetion with the theoretica! premises of the project. Following th.e conclusions of the case studies, a concept was
41
developed based on the experience of space, consiclering scale, movementand spatial frames as the key parameters for the design. The scale parameter is incorporated on three different levels of interaction: landscape, paths and enclosures, in accordance with the levels for the appropriation of space. Movement was devised as a continuous flow that would conneet all the instances defined through the other parameters. Due to the differentiation in scale and type of the architectural frames in the design , the movement can also be separated in three different stages: outside, inside and underside. The frames aim to ereale a storyline in the experience of space: from indifference, to grad ual acceptance, enelosure and , ultimately, oppression of the subject. This is meant to slowly increase the awareness of the visilor's proprioception in the spatial context- and to direct his attention towards the inner, psychological space, by means of challenging personal comfort. The pa vilion is addressing the visiting public of the KroHerMuller Museum and Sculpture garden, and as other pavilions in the garden, wiJl be open to viewings throughout the year. Dedicating the greater part of this project to the understanding the theoretica! grounds of the design has also enabled me to consider des ign from a perspeelive outside my own creative ambitions, and allow for the meaning of the architectural expression to be concretised in a natura! flow.
T. Kloet
Pro-actief in primair onderwijs Een vertaling 'Full Service' naar een marktbenadering voor de hulsvesting van primair onderwijs Afstudeerrichting Construction Management & Engineering Afstudeercommissie Prof. ir. G.J. Maas Ir. F.J.M. van Ga ssel P. Frolichs Datum afstuderen 24juni2oo8
-... Dl
u;' r::
c.
11) 11)
C"
r::
::I
c.
~
;;;' c
';:::;:"' (1)
;:::;:
Samenvatting Een onderzoek naar de mogelijkheden voor een aanbieder om de opdrachtgever van de voordelen van een geïntegreerde projectaanpak van basisscholen te overtuigen. Aan de hand van een theoretische uiteenzetting van een geïntegreerde projectaan pak, besluitvorming en consumentengedrag, en een ui teezetting van wensen van opdrachtgevers vooor de huisvesting van primair ooderwijs, is een leidraad ontworpen om deze opdrachtgevers met een gestructureerde aanpak te benaderen. Een business Development afdeling van een 'full service' aanbieder kan hiermee de strategie conretiseren naar een marktbenadering. Trefwoorden Geïntegreerde projectaanpak Marktbenadering Full service Primair onderwijs Leidraad
Dit onderzoek heeft geleid tot een hulpmiddel waarmee de aanbieder een full service strategie kan concretiseren voor het benaderen van opdrachtgevers van primaire onderwijshuisvesting. De beoogde toehoorder van het onderzoek is de Business Development afdeling van een aanbieder met een dergelijke strategie voor integratie van activiteiten . De theoretische relevantie uit zich in de combinatie van methodisch geana'lyseerde procesmatige wensen van opdrachtgevers met een bijdrage aan de wetenschappelijke onderbouwing van waardecreatie door innovatieve contracten . De maatschappelijke waarde van het onderzoek is verwezenlijkt in het hulpmiddel dat aanbieder en opdrachtgever dichter bij elkaar brengt in een onderlinge dialoog waarin waardeontwikkeling voor de opdrachtgever centraal staat en de condities worden beschreven waarbij deze maximaal is. Uiteindelijk worden beide partijen in staat gesteld om hun primaire bedrijfsproces te optimaliseren, wat tot basisscholen leidt die op lange termijn meer aan de wensen voldoen. Onderzoek naar de huidige situatie van huisvestingsantwikkeling in primair onderwijs alsmede onderzoek naar theorieën over marketing en consumentengedrag en onderzoek naar de procesmatige wensen van de opdrachtgever hebben bijgeelragen aan de input van het hulpmiddel: een leidraad voor een geïntegreerde marktbenadering. Huisvesting primair onderwijs De huidige ontwikkeling in onderwijshuisvesting is dat veranderende eigendomss ituaties meer professionele en slagvaardige opdrachtgevers oplevert die de schaalvoordelen van partnering in multifunctionele huisvestingsvraagstukken inzien. In veel gevallen heeft deze profess ionalisering echter nog niet plaatsgevonden waar er wel vraag is vanuit gemeenten en onderwijsbevoegd gezag naar een meer inhoudelijke benadering van de ontwikkeling van huisvesting. De aspecten die in de eerste fasen van ontwikkeling sterk naar voren komen zijn: Een onmiskenbare vraag naar Brede Scholen; • Een schaalvergroting die leidt tot positieve beïnvloeding van stichtings-en exploitatielas ten; Exploitatie afspraken die hierbij het kritieke aspect in de samenwerking vormen; De focus op een levenscyclus kostenbenadering die alleen mogelijk is na samenvoeging van gemeentelijke en Rijksfondsen. Onderzoek naar het gemeentelijke apparaat toont aan dat de mogelijkheid bestaat om, in plaats van het volgen van de modelverordening voor verdeling van verantwoordelijkheden, een strategisch Integraal HuisvestingsPlan (!HP) op te stellen. Uit een 'Op Overeenkomst Gericht Overleg' tussen gemeenten en schoolbesturen ontstaat een nieuwe visie op de verdeling van verantwoordelijkheden en de eigendomsverhoudingen. Een aanbieder kan aansturen op het houden van deze dialoog om daarin te coördineren en meerwaarde te bieden. Marketing De keuze voor een geïntegreerde projectaanpak door een opdrachtgever wordt bepaald door de condities: project karakteristieken, opdrachtgever's karakteri stieken, aanbieder's karakteristieken en de project netwerk karakteristieken. Hierin zijn vereisten opgesteld waaraan de situatie moet voldoen voor een positieve houding van de opdrachtgever ten aanzien van het betrekken van een aanbieder in de ontwikkeling. De perceptie op de condities kan door de aanbieder worden beïnvloed door instrumenten die in dit onderzoek weergegeven worden. Hiermee kan de aanbieder de fuli se rvice strategie concretiseren om de markt te benaderen met een geïntegreerde projectaanpak. Functioneel specificeren noodzaakt een dialoog over de gewenste proces- en productwaarde voor de opdrachtgever. Vanuit de levenscyclus gedachte is functioneel spec ificeren gericht op output en kan men de aanbieding vervolgens selecteren op meeste waarde (of EMVA) . Andere instrumenten dienen tijdens een partnering te faciliteren in het meten en monitoren van de output. In het juridische aanbestedingskader zijn hiervoor het raamcontract, de concurrentiegerichte dialoog en de PPS-concessie met beschikbaarheidsvergoeding te hanteren om output vast te leggen. De output die in de dialoog wordt vastgesteld, vormt de basis voor de geïntegreerde projectaan pak.
Analyse De procesma tige wensen van de opdrachtgever zijn in kaart gebracht door middel van een enquête onder 209 gemeenten, schoolbesturen en schooldirecties. Een perspectief op dit inkoopgedrag toon t aan dat deze wensen, gemeten als gewenste inspraak in procesonderdelen, vrijwel homogeen zijn. De belangen zijn hoog in alle onderzochte fasen tot aan een gunning. Wat betreft de perceptie van de respondenten op de fasen in de dialoog kan worden gesteld dat de volgende procesonderdelen onderscheiden moeten worden: visievorming, oriëntatie context, opstellen uitgangspunten, afspraken over uitwerking programma, afspraken over bouw programma en afspraken over het beheer en onderhoud tijdens de exploitatie. Er wordt geconcludeerd dat het doorlopen van een proces dat aan de wensen voldoet een relatief belang geniet van 15% ten opzichte van de andere doelen in de fasen tot aan de gunning. Er is aangetoond dat opdrachtgevers overtuigd dienen te worden van de meerwaarde van een samenwerking zonder hierbij de unieke waarde van de verschillende aspecten van een schoolgebouw te verliezen. De gescoorde belangen bij proces- en sub-onderdelen tonen de noodzaak tot aantoonbare inspraak in alle onderdelen. Het meeste belang wordt gehecht aan de afspraken met betrekking tot de exploitatie, wat verklaard wordt door de verdeelde eigendomssituatie. De scores zijn vergeleken met de aanwezigheid van competenties met als resultaat dat er meer competenties afwezig zijn dan er aan inspraak wordt gewenst. Ontwerp Om de opdrachtgever te overtuigen van de voordelen van een geïntegreerde projectaanpak dient aan condities te worden voldaan die in ee n model in vier onderdelen weergegeve n kunnen worden: Project karakteristieken: de condities van de project karakteristieken stellen dat het project een status als strategisch of innovatief project dient te hebben. Deze condities vergroten de onzekerheid en de perceptie van de complexiteit waardoor de opdrachtgever ondersteuning zoekt in de procesonderdelen. De aanbieder beïnvloedt de conditie door het aantonen van begrip van de problematiek en aandragen van mogelijke oplossingen. De oplossingen worden invulling gegeven met instrumenten om de financiële constructie te coördineren. Daarnaast worden vaardigheden met betrekking tot functioneel specificeren, selecteren op waarde en het op lange termijn periodiek meten en evalueren van de waarde getoond . Opdrachtgever's karakteristieken: een geïntegree rde projectaanpak vindt veelal plaats wanneer de opdrachtgever een open houding heeft ten aanzien van een directe interactie met aanbieders. De houding wordt bepaald door de bedrijfsproposities en competenties van de opdrachtgever. Uit de analyse is naar voren gekomen dat er instrumenten zijn waarmee het inkoopgedrag van opdrachtgevers kan worden beïnvloed. Aanbieder's karakteristieken: de aanbieders' bedrijfspropositie wat betreft doelstellingen en waarden dient op één lijn te staan met die van de opdrachtgever. Hierdoor wordt wederzijds vertrouwen gestimuleerd. Een full service strategie wordt als basis beschouwd om de competenties aan te tonen die over de gehele bouwketen gevraagd worden door de opdrachtgever. Instrum en ten als juridische raamwerken in het aanbestedingsrech t en het intern selecteren van 'adaptieve verkopers' leiden tot een hogere relationele congruentie. Project Netwerk karakteristieken: een geïntegreerde projectaanpak kan worden gekarakteriseerd als een veranderende plaats van de aanbieder in het netwerk waarin alle betrokken partijen de projectspecificaties naar eigen inzicht vertalen en dus veranderen in de loop van de tijd. Instrumenten als gezamenlijke probleembenadering leiden tot een hogere relationele congruentie, waarbij aantoonbare ondersteuning van een aanbieder gewenst is. Conclusie Het concretiseren van de strategie naar een marktbenadering voor primair onderwijs wordt vergemakkelijkt door de gestructureerde weergave van de vereiste condities en de instrumenten waarmee de aanbieder deze condities positief kan beïnvloeden. Dit inzicht kan gebruikt worden bij het pro-actief benaderen van
opdrachtgevers om een dialoog te starten over het procesmatige concept voor nieuwbouw, verbouw of beheer- en onderhoudscontracten. Door middel van de dialoog wordt een relatie meer gebaseerd op de inhoudelijke meerwaarde en daar wordt naar gevraagd door de opdrachtgever.
111
ii1'
c
c. 11) 11)
..,
C"
c c.
:::1
!!.
ar ,..., c
,.... ([)
;::;: r::r 0
c
:E
?'
c
:::J
0. ([)
43
0 . Koch
Invloed Polderpaviljoens voor de verhalende indrukken van het maakbare Landschap Afstudeerrichting
Architecture Afstudeercommissie
Dr. ir. A.H.J. Bosman Dipl.-lng. H.H. Yegenoglu Dr. J.C.T. Voorthuis Ir. J. Lonsdale Datum afstuderen
27 mei 2oo8
Afbeelding 1 De ontwikkeling van het polderlandschap In de Brabantse Blesbosch in 1840, 1910, 2000 en 2020
111
ii1' c
0. tD tD
.... C'" c
::s
0.
!!!.. tJ'
n
c
..-+ (!)
;:::;:
Samenvatting
Grote delen van het polderlandschap in de Biesbosch zullen in de nabije toekomst ontpolderd gaan worden. Het landschap gaat daarmee voor een zoveelste keer op de schop. Het polderlandschap lijkt daarmee een eeuwige bouwplaats; een architectonisch landschap dat constant aan de wensen en behoeften van onze tijd wordt aangepast. In het gebied worden op drie dynamische grensvlakken drie verschillende gebouwen geplaatst die toegankelijk zijn voor wandelaars en die een achtergrond vormen voor dit tijdelijke landschap. Deze polderpaviljoens vormen permanente punten in het constant door menselijke en natuurlijke invloeden veranderende landschap. Ze weerspiegelen de verhalen die schuilgaan achter het maakbare landschap. Trefwoorden
44
Ontpoldering Maakbaar landschap Biesbosch Noordwaard Dijkpaviljoen Graansilo Schuilhut Indrukken maken Grensvlak
Afbeelding 4 De silosluis op de plek van de wederkerende grens
Het Nederlandse landschap ove rleeft enkel en alleen door het onophoudelijk buiten houden van de natuurlijke invloeden die inbeuken op dit mensgemaakte land. Deze invloeden worden dan ook nauwgezet gecontroleerd door de waterstaatkundige bouwwerken. De 'nieuwe' tendens om deze grensvlakken te openen teneinde de invloeden binnen de polders te laten is echter geen garantie dat natuurlijke processen en landschappelijke dynamiek van erosie, aanslibbing en plantengroei weer als ongecontroleerde ontwikkelingen vanzelf terugkeren. Deze zogenaamde 'nieuwe natuur' is binnen Nederland een door mensen ontworpen en gecontroleerd milieu we lke in zekere zin niet verschilt met de bestaande cu ltuur van het inpolderen en het cultiveren van het land. Het zijn dus juist de menselijke in vloeden die van het polderlandschap een alsmaar veranderend lichaam maken. De Noordwaard is een polder gelegen in de Brabantse Biesbosch die in de nabije toekomst ontpolderd zal worden om ruimte te geven aan de rivier. Deze ontpoldering is, zeker in dit gebied, geen nieuw maar juist een steeds wederkerend cultureel fenomeen. In deze polder zijn daarom op drie verandere nde grensvlakken drie verschillende architectonische interventies gemaakt: de polderpaviljoens. Deze paviljoens vertellen de verhalen die schuilgaan achter dit dynamische landschap. Ze snij· den op specifieke punten in het landschap om zodoende de maakbaarheid van het land leesbaa r te maken. De bouwwerken zijn autonoom en specifiek voor iedere plek ontworpen. Ze vormen samen geen duidelijke serie, maar maken het wel mogelijk om de specifieke grensvlakken in het landschap te ontsluiten door middel van een wandeling of (bij hoogwater) per boot. Delen van de paviljoens zijn altijd toegankelijk en maken het mogelijk voor wandelaars en andere recreanten de plekken te bezoeken.
Afbeelding
2
De sporen en indrukken van de mensgemaakte structuren in de polder. Blinddruk in etspapier
Afbeelding 3 De dijkpaviljoens op de plek van de verdwijnende grens
r::r 0
c
~
Ä
c
:::J
0. <1l
Afbeelding 5 De pierkeet op de plek van de herstelde grens
Maar de paviljoens zijn er in eerste instantie voor de mensen die het landschap op die plek zelf gebruiken en dus veranderen: de toeristen, de boeren en de natuurliefhebbers. De paviljoens bieden ruimte aan een theehuis, een graansilo en verschillende kleine woningen voor tijdelijk verblijf. De bouwwerken zijn daarom geen passieve observatiepunten in het landschap, noch stille getuigen die het gemaakte landschap als eeuwige bouwplaats of zijn geschiedenis proberen te musealiseren. De polderpaviljoens zijn niet zozeer permanente elementen in het tijdelijke landschap maar ze vera nde ren mee en passen zich aan aan de veranderde context waar ze deel van uitmaken. De verschillende bouwwerken zijn semi-permanente structuren die veeleer het veranderende landschap weerspiegelen dan dat ze ermee contrasteren. Hun functie, gebruik, materialen en zelfs hun ruimtelijke geometrie veranderen mee met het landschap. De paviljoens maken dus deel uit van de bouwplaats; of liever gezegd: ze zijn de bouwplaats. Ze komen voort uit eenzelfde wil om het landschap te controleren en te cultiveren. De paviljoens zijn voortgekomen vanuit de cultuur van het maakbare landschap. Hecht verbonden met de polderbodem maken de polderpaviljoens, net als de waterstaatkundige structuren, diepe indrukken in de aarde en vervormen ze het land schap. Zoals het landschap letterlij k indrukken achterlaat in de gebouwde substantie van de paviljoens, zo laten de paviljoens sporen achter in het landschap. De polderpaviljoens vertellen dus niet alleen de verhalen, maar maken deel uit van de verhalen die schuilgaan achter dit indrukwekkende landschap.
Afbeelding 6 De silosluis
45
G.M. Kromdijk
Architectuur met een dubbelrol Een meervoudig ontwerp in de gefragmenteerde stad Afstudeerrichting
Architecture Afstudeercommissie
Dr. ir. A.H.J. Bosman Dipl.-Ing. R.M . Eaumeister Dr. ir. M.B.M. Dehaene Datum afstuderen
24juni2oo8 Samenvatting 111
ür c
0.. I'D
..,I'D
er
c
::I 0..
~
Afbeelding 1 Bestaande situatie
De stedelijke vorm van Berlijn vraagt om een benadering, waarbij de stad wordt ontwikkeld met behoud van het veelzijdige karakter. Voor een ontwerpopgave is deze benadering geprojecteerd op een locatie in Friedrichshain. Aan de hand van een theoretische en historische verkenning is achtereenvolgens een stedebouwkundige aanpak geformuleerd en een architectonische uitwerking gemaakt.
ä:' n
c
Trefwoorden
m ;:::;:
Architectuur Berlijn Oswald Mathias Ungers Woongebouwen Stadsstructuren
......
;"-.....
·.ly:_l ;-·.,
·" &·, ~
Afbeelding 4 Isometrie van twee complexen in de ruimte
Berlijn fascineert. Waarom? Omdat het een stad is van extremen. De stad kent zoveel achtereenvolgende en ingrijpende gebeurtenissen dat het amper tijd krijgt om ze te verwerken. Berlijn heeft misschien wel meer geschiedenis dan goed is voor een stad. Het proces waarbij in korte tijd de stad achtereenvolgens wordt opgebouwd, wordt verwoest, vanuit twee verschillende politieke systemen wordt herbouwd en weer herenigd wordt, heeft ervoor gezorgd dat de stedelijke vorm van Berlijn een verzameling is van fragmenten van vele vroegtijdig gesneuvelde, utopische plannen. De meh·opool is dan ook niet een analogie van architectonische vormen, maar een locatie van iets groters. De instabiliteit van Berlijn is inherent aan het feit dat de stad geen diepgewortelde traditie kent die radicale koerswijzigingen in de weg staat. Tegelijkertijd is het ontbreken van een gevestigde orde ook de kracht van de stad. De stad heeft daardoor een grote vitaliteit en openheid voor het toekomstige. Het imperfect-zijn van de stad daagt bewoners uit om wat van de stad te maken; een energie die Berlijn aantrekkelijk en interessant maakt voor velen. De uitdaging voor het ontwerp van Berlijn is dan ook om nieuwe stedelijke interventies af te stemmen op het veelzijdige karakter van Berlijn. Door middel van een casestudy in Friedrichshain in Berlijn. is een aanpak ontwikkeld die interveniëren in de gefragmenteerde stad, met behoud van het veelzijdige. mogelijk maakt. De opmerkelijke ruimtelijke figuratie van de stad tussen de Kari-Marx-Allee en de Wedekind strage in Friedrichshain is representatief voor het aanzicht van Berlijn. Uit de niet vanzelfsprekende manier waarop stedelijke modellen elkaar ontmoeten , blijkt het bijzondere verloop van de ontstaanswijze van de locatie en daarmee ook de stad. Vandaag de dag valt een deel van het gebied onder monumentenzorg omdat het unieke getuigen zijn van de Berlijnse geschiedenis. Het gaat daarbij niet
zozeer om de esthetische kwaliteit als wel om de historische waarde van de toegewezen objecten en stedelijke ruimten. Het naast elkaar bestaan van die stedelijke figuren verbeeldt de stad die van alles zou worden, maar nooit geweest is. Erkenning voor het belang van de verschillende stedelijke modellen voor de ontwikkeling van de stad en de theorie, maakt het onmogelijk om de ruimtelijke figuratie van de plek nog als artistieke eenheid te zien. De voorstelling van de stedelijke conditie zou dan ook gebaseerd moeten zijn op veelvormigheid. Aan de hand van een historisch onderzoek naar de ontstaanswijze van de verschillende stedelijke vormen is het mogelijk verschillende entiteiten te herkennen. Wanneer die verschillende entiteiten, als zodanig ook worden erkend en ingetekend, ontstaat een stedelijk veld dat is verdeeld in verschillende vlakken die in meer of mindere mate aansluiting bij elkaar vinden. De geometrie die kan worden getekend voor de studielocatie is er een van vlakken en momenten waar verschillende vlakken elkaar treffen , ofwel grenssituaties. Zonder dat de verschillende stedelijke vormen zijn onderworpen aan een totale geometrie van de ruimte, is de stedelijke conditie concreet. Er bestaan twee denkbare mogelijkheden om te interveniëren met behoud van de eigenheid van de verschillende stedelijke fragmenten. Enerzijds door te reduceren tot die vlakken die ertoe doen of bruikbaar zijn en anderzijds door de grenzen als intermediair te benutten; de grenssituatie wordt niet als een restruimte maar een moment van specifiek nut en gebruik beschouwd. Wat betreft de studielocatie, biedt de toegekende monumentale waarde van het gebied de mogelijkheid om de stedelijke fragmenten te reduceren tot die gebieden die ertoe doen. juist door de grenssituatie van die fragmenten beter te benutten, kan er een nieuwe stedelijke impuls worden gegeven aan het gebied.
Afbeelding 3 Isometrie van één complex
Afbeelding 5 Impressie van het complex.
Het daadwerkelijk kunnen mogelijk maken van een grens als intermediair, pleit voor een toe te voegen architectuur die sterk contextgebonden is. Daarentegen geldt dat de aandacht voor de individuele conditie in de veelzijdige stad, de architectuur een sterkere positie binnen het stedelijke weefsel biedt: ze kan het grotere stedelijke veld versterken door eenvoudig weg specifiek en afgebakend te zijn. Dit tweede gegeven pleit voor een autonome architectuur. De architectuur is dan ook belast met een dubbelrol. Behalve de dubbelrol van architectuur dient de archltectuur nog een doel: de interventie moet aan de openbare ruimte betekenis geven. Omdat de s tad een abstract gegeven is, neigt de betekenis van de stedelijke openbare ruimte die daartoe behoort in onbestemde richting op te schuiven. Daarvoor in de plaats biedt het semi-openbare domein in de kle inschalige stedelijk ruimte houvast. Deze semi-publieke conditie wordt in een gefragmenteerde stad niet door een stedelijk weefsel bepaald, maar door de formele bepaling van architectuur en het programma dat daaraan is toegevoegd. Door het afbakenen van openbare ruim te is architectuur daartoe in s taat. Door middel van een ontwerp kan de programmatische en de ruimtelijke conditie in de grenssituatie veranderd worden. Het ontwerpvoorstel voor de locatie betreft een drietal complexen, bestaande uit meerdere gebouwen. De interventie verweeft verschillende stedelijke figuren met aangrenzende structuren. Zo ontstaat een serie n ieuwe stedelijke figuren samengesteld uit verschillende fragm enten. De openbare ruimte in die nieuwe stedelijke ruimten heeft door de interventie een afgebakend figuur gekregen. Bovendien wordt me t een programma dat gericht is op lokaal gebruik, ook een impuls aan de kleinschalige ruimte gegeven. Door het benutten van de grenssituatie als
47 potentieel bruikbaar stedelijk figuur, is in de stad specifieke ruimte voor het veelzijdige gecreëerd. De grondvorm van het complex is gebaseerd op een kubus. De architectuur van de gebouwen, is vervolgens op dezelfde principes gebaseerd, waardoor de architectuur herkenbaar e n sterk eigen is. Door zowel de regel als de uitzondering die de eenheid kenmerkt, zichtbaar te maken, blijft de architectuur tegelijkertijd 'speels' overkomen. Het complex van gebouwen is herhaald in de buurt, waardoor het ontwerp nadrukkelijk in de omgeving aanwezig is. De sterk eigen architectuur en de aanwezigheid van de interventie in de omgeving zorgt ervoor dat de ingreep als een nieuw autonoom fragment in de stad is te herkennen. Op de achtergrond van de ontwerpstudie staan de les methoden van Ungers. Zijn leer, waarbij architectuur niet enkel subjectief, maar op een bijna wetenschappelijke wij ze lijkt te kunnen worden beredeneerd, is gedurende hei ontwerpproces ervaren. Hoewel generaliserende principes ten grondslag liggen aan veel ontwerpbeslissingen, is uiteindelijk een wooncomplex gemaakt dat ook rekening houdt met alle unieke eigenschappen van de context. Daarmee bewijzen de methoden en de inzichten van Ungers dat het rationaliseren van architectuur wel degelijk zinvol kan zijn. Door het rationaliseren van architectuur ontwerpt men niet alleen op intuitie, waardoor een grotere ontwerpvrijheid denkbaar wordt.
M.P.C.C. Kuijpers
Geregisseerde vrijheid Confrontaties met de vrijheidsidealen van een anarchist in de architectuur Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. dr. B.J.F. Colenbrander Drs. M. van Rooy Jr. H. van der Heijden Jr. J.J.P.M. van Hoof Datum afstuderen 24 juni 2008
Afbeelding
1
De Kasbah te Hengelo
Samenvatting Architectuurhistorisch onderzoek naar de ideeën over vrijheid in architectuur van twee voorname, doch totaai verschillende iconen uit de Nederlandse architectuurpraktijk, namelijk Piet Blom en Rem Koolhaas. De aanleiding van dit onderzoek werd gevormd door het ontwerp voor de Kasbah in Hengelo van architect Piet Blom. De bevindingen uit het onderzoek hebben geleid tot een architectuurhistorische herwaardering van het project en diende tevens als opmaat voor een herbestemmingsontwerp, waarbij vooral op de begane grond drastisch werd ingegrepen. Trefwoorden Piet Blom Rem Koolhaas Aldo van Eyck Confi guratieve ontwerpwijze Vrijheid Afbeelding 4 De Bljlmermeer, Amsterdam
Door middel van architectuurhistorisch onderzoek zijn de ideeën uiteengezet over vrijheid in architectuur van twee voorname, doch totaal verschillende iconen uit de Nederlandse architectuurpraktijk, namelijk Piet Blom en Rem Koolhaas. De aanleiding van dit onderzoek werd gevormd door het ontwerp voor de Kasbah in Hengelo van architect Piet Blom. Dit woningbouwproject uit 1974 was ee n van de meest experimentele woningbouwprojecten dat destijds in aanmerking kwam voor een subsidie van het Ministerie van V.R.O in het kader van het Experimentele Woningbouwprogram ma. De staatssubsidie diende als een stimulans voor on twerpers om alternatieven te bedenken voor de functionele stedenbouw van die tijd. Hoewel het experimentele karakter van veel gesubsidieerde projecten te wensen over liet, kunnen we in geval van de Kas bah met recht spreken van een heus experiment. In Hengelo ontwierp Blom r84 woningen op palen, die in hoge dichtheid op ingenieuze wijze met elkaar verweven waren. Het ontwerpconcept was kraakhelder: boven zou gewoond gaan worden, onder zou 'de sociale stad' zich kunnen nestelen. Uit het ontwerp spreekt nog een vurig geloof in de maakbaarheid van de sa menleving door architectuur. Met het ontwerp had Blom een vertaling willen geven van zijn maats chappijvisie waarin sociale interactie en zelfwerkzaamheid een belangrijke rol kregen toebedeeld. Zelfwerkzaamheid was volgens Blom de enige oplossing om over te kunnen schakelen naar een maatschappij met maximale vrijheden voor het volk. Door de Kasbah op te tille n kreeg dit een prominente plek in het project. De gehele begane grond bood ruimte voor de bewoner om zich maatschappelijk te ontplooien. Toch zou er nauwelijks iets terecht komen van die zelfwerkzaamheid. Van een bruisen d stedelijk leven is in de Kasbah nooit sprake gewees t. Het leverde voor mij belangrijke onderzoeksvragen op: Waarom kwam dat niet van de grond? Maar interessanter nog: Wat kunnen we van dit experiment leren?
Een heerlijke sprong uit de werkelijkheid Een zoektocht naar de wortels van het ontwerp bood relaas . In zijn eerste studiejaar aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam kwam Blom in aanraking met ontwerpdocent Aldo van Eyck. Blom raakte geïnspireerd door de bevlogen manier waarop Van Eyck met zijn vak omging. Op zijn beurt uitte Van Eyck een bijzondere waardering voor het talent dat Piet Blom volgens hem tentoonspreidde. Deze waardering ging zelfs zo ver dat hij de studieprojecten van zijn student aan collega's toonden tijdens Team ro-meetings. In deze projecten van Piet Blom was duidelijk de hand van zijn leermeester te herkennen. De ontwerpen waren een perfecte vertaling van de configuratieve ontwerpwijze die Aldo van Eyck had ontwikkeld om het probleem van het grote aantal te lijf te gaan. Schipbreuk in Royaumont De configuratieve ontwerpwijze beleefde zijn hoogtepunt met 'de Ark van Noach' , het afstudeerontwerp van Piet Blom uit 1962. Zowel in schaal als in complexiteit overtrof dit omvangrijke project alle andere configuratieve ontwerpen. Blom maakte een ontwerp voor een stedelijke uitbre iding tussen Amsterdam en Haarle m die huisvesting zou moeten bieden aan één miljoen mensen. Alle thema's van de configuratieve ontwerpwijze waren aanwezig en op een bijzonder ingenieuze wijze met elkaar verweven. Het project zou uiteindelijke het faillissement inluiden van de configuratieve ontwerpwijze. Tijdens een Team ro-rneeting in Royaumont in 1962 werd het project door velen bekritiseerd. Vergelijkbare kritiek viel Blom even later ten deel, tijdens zijn afstudeerzitting aan de Acad emie. Enerzijds bracht de kritiek enkele voorname zwakten van het ontwerp aan 't licht, zwakten die we eveneens in de Kasbah kunnen ontwaren. And erzi,jds was de manier waarop kritiek werd geleverd binnen Team X voor mij de aanleiding om te constateren dat de nog prille configuratie ontwerpwijze geen eerlijke kans had gekregen op het internationale toneel.
.
Afbeelding 3 'Exodus, or the voluntary prisoners of architecture' (1972), Rem Koolhaas
Afbeelding 2 De Ark van Noach (1962) van Piet Blom
-·-
0" 0
_......
c ::!: c"'
-'·--
:::J
c_
ro
Afbeelding 5 Herbestemmingsontwerp, begane grond
Afbeelding 6 Herbestemmingsontwerp, Impressie binnenhof
Gevangen hedonisten De eerste serieuze kritiek op de onschuld en het optimisme van dit soort visionaire projecten uit de jaren zestig, kwam eveneens van een Nederlandse afstudeerder. Met het p.roject 'Exodus, or the voluntary prisoners of architecture' stelde Rem Koolhaas op een uitzonderlijke manier onderwerpen aan de kaak als de maakbaarheid van de samenleving door architectuur en vrijheid in architectuur. Geïnspireerd door de Berlijnse muur wees Koolhaas ons tevens op de ambiguïteit van de architectuur. Ook de architectuur van de Kasbah kunnen we betrappen op enkele dubbelzinnigheden. Zo sloeg bijvoorbeeld de gewenste sociale interactie in het plan om in sociale controle.
gered kon worden. Koolhaas kwam met een ontwerpvoorstel voor de wijk, maar het plan werd nooit uitgevoerd. Kort na mijn onderzoek stelde ik me dezelfde vraag, in dit geval met loetrekking tot de Kasbah. Voor mij stond buiten kijf dat dit laatmodernistische monument uit de jaren zeventig te allen tijde behouden moest worden. Om dit mogelijk te maken dienen er op korte termijn aanpassingen aan het complex gedaan te worden. In mijn herbeslemmingsontwerp heb ik ernaar gestreefd om de verborgen kwaliteiten van de aanwezige configuratieve elementen te benadrukken. De spiegelingen met Koolhaas leerde mij om Bloms ontwerpgrondslagen kritisch te herzien. Dit heeft ertoe geleid dat ik drastisch heb ingegrepen op de begane grond van het complex. Deze tot nu toe lege, en in onbruik geraakte ruimte bleek tal van mogelijkheden te bieden om dit unieke woningbouwproject zowel op programmatisch als architectonisch te verrijken.
Hoewel Koolhaas met zijn 'Exodus' nog mijlenver afstond van het woningbouwproject aan de stadsrand van Hengelo, zocht hij in de jaren tachtig alsnog de harde confrontatie met Van Eyck en Blom. In het essay 'Las Vegas of the Welfare State' sprak Koolhaas zijn waardering uit voor de Bijlmermeer, de wijk die op dat moment, mede door toedoen Van Eyck en Blom, tot nationale 'kop van jut' was bestempeld. Koolhaas leek het op te nemen voor dit 'volkomen reële product van de maatschappij' en haalde zijdelings hard uit naar bovenstaande architecten die zich volgens hem schuldig maakten aan een hypocriete houding ten opzichte van de architectuur. Koolhaas hekelde de naïviteit waarmee deze architecten de werkelijkheid benaderden. Koolhaas zou zijn gelijk halen in het geval van de Kasbah. Het beeld dat Piet Blom voor ogen had, week namelijk nogal af van de werkelijkheid waarmee de Kasbah werd geconfronteerd. Van de beoogde zelfwerkzaamheid kwam namelijk nooit iets terecht. Piet Blom had, om met Koolhaas' woorden te spreken, 'alle krachten en machten ontkend' die werkzaam waren op de locatie. Herbeslemmingsontwerp Omdat Koolhaas de enige was die waardering kon opbrengen voor de Bijlmermeer werd hem in 1986 gevraagd of deze wijk
49
M.J.M. Manders
Van Aanbesteding naar Bouwteam Een hulpmiddel om de werkvoorbereider te begeleiden bij het werken in een bouwteam Afstudeerrichting Construction Technology Afstudeercommissie Prof. ir. F.J.M. Scheublin Ir. M.M.J. Vissers Ing. C.M. de Bruijn Ir. S. Barremans Datum afstuderen 24junizoo8 Dl
-
ii1' c
0.. tD tD I:T
.... c
::l
0..
!.
o0
c ::E Ä c
::::> Cl.
Samenvatting Heijmans Bouw Best (HBB) wil steeds meer projecten realiseren in een bouwteam, het personeel moet hierbij geholpen worden. Met de doelstelling: het ontwikkelen van een hulpmiddel om het uitvoeringsteam te begeleiden bij het werken in een bouwteam, is er onderzoek gedaan bij HBB. Uit dit onderzoek bleek, dat de werkvoorbereider behoefte heeft aan begeleiding. Voor deze functiegroep is een hulpmiddel ontwikkeld in de vorm van een stroomschema, in combinatie met taakomschrijvingen en ondersteunende documenten. De uit te voeren taken zijn per fase van het bouwproces weergegeven met de bijbehorende in- en output. Op deze manier wordt de werkvoorbereider begeleid bij het werken in een bouwteam.
([)
Trefwoorden Bouwteam Hulpmiddel Werkvoorbereider Bouwproces Samenwerking
Inleiding Heijmans Bouw Best (HBB) wil steeds meer projecten realiseren in een bouwteam, om meer rendement te behalen en om zich aan te passen aan de veranderende markt. Er zijn al projecten uitgevoerd in een bouwteamverband, maar HBB is niet tevreden over de invulling van het bouwproces. Er wordt namelijk teveel op de aanbestedingsmanier gewerkt, terwijl bij het werken in een bouwteam een andere aanpak vereist is. Dit vraagt om een verandering van het bedrijfsproces, van aanbesteding naar bouwteam. De directie van HBB heeft deze verandering in samenwerking met vakgroepen vormgegeven in processchema's, waarin het bouwproces weergegeven wordt. De invulling van het personeel is door HBB nog niet uitgewerkt. Aanleiding Een belangrijke verandering in het bedrijfsproces is dat het uitvoeringsteam eerder in moet stromen. De vraag is dan wat de taken van deze medewerkers zijn in dit vroege stadium. Doelstelling - onderzoek In dit onderzoek is de invulling van de projectleider, werkvoorbereider en uitvoerder onderzocht met de volgende doelstelling: "Het ontwikkelen van een hulpmiddel om het uitvoeringsteam te begeleiden bij het werken in een bouwteam." Onderzoeksplan Na een uitgebreide probleemanalyse door middel van interviews, zijn er bij deze doelstelling 4 probleemstellingen geformuleerd, waarbij specifieke onderzoeksvragen zijn opgesteld. r. Wat wordt er door HBB en Heijmans VastGoed (HVG) Best
verstaan onder een bouwteam? 2. In welke bedrijfsonderdelen van de bouw is de problematiek, de verandering van aanbesteding naar bouwteam, aanwezig? 3- Wat gaat er in de huidige praktijk verkeerd bij een samenwerking in een bouwteam, in de planvoorbereidings-, uitvoeringvoorbereidings- en uitvoeringsfase? 4· Wat moet er veranderen om tot de toekomstige gewenste situatie te komen? Conclusies uit het onderzoek Na de uitvoering van dit onderzoek door middel van vragenlijsten kunnen de volgende conclusies getrokken worden: De divisies begrijpen elkaar niet goed en weten elkaars verwachtingen niet. Taken en verantwoordelijkheden worden niet duidelijk vast gelegd. De verandering van aanbesteding naar bouwteam is alleen aanwezig bij utiliteits- en woningbouw. Het huidige proces uit het KMS moet aangepast worden, dit is verouderd. Er moeten gegevens en afspraken vastgelegd worden over het bouwteam. Het uitvoeringsteam: heeft weinig ervaring met het werken in een bouwteam; wordt te laat betrokken in het bouwproces; weet niet voldoende welke taken per fase uitgevoerd moeten worden. Afbakening binnen het uitvoeringsteam Er is met dit onderzoek aangetoond dat een hulpmiddel nodig is om de werkvoorbereiders te begeleiden tijdens het werken in een bouwteam. Voor de projectleiders is gedurende de uitvoering van dit onderzoek al een hulpmiddel ontwikkeld door HBB en van de uitvoerders is te weinig informatie bekend. De verkregen informatie uit dit onderzoek vormt de basis voor het te ontwikkelen hulpmiddel voor de werkvoorbereider.
Doelstelling- ontwerp Aan de hand van deze resultaten is een nieuwe doelstelting geformuleerd voor het ontwerpen van het hulpmiddel: "Het ontwikkelen va n een hulpmiddel om de werkvoorbereider te begeleiden bij het werken in een bouwteam." Toelichting: Werkzaam in de bedrijfsonderdelen: utiliteits- en woningbouw van HBB. Gericht op de processen van de planvoorbereidings-, uitvoeringvoorbereidings- en uitvoeringsfase. Naar aanleiding van de verandering in het bedrijfsproces: van aanbesteding naar bouwteam. Programma van eisen Het hulpmiddel is voor de werkvoorbereider die tijdens de planvoorbereidings- of uitvoeringvoorbereidingsfase instroomt bij een project in bouwteamverband. Het hulpmiddel heeft als doel, het project in een bouwteam structuur te geven, door duidelijk te maken wat er van de werkvoorbereider verwacht wordt, wat de taken en aandachtspunten per fase zijn, hoe de taken uitgevoerd moeten worden en welke documenten daarvoor nodig zijn. Het hulpmiddel Het proces van de werkvoorbereider is weergegeven door middel van een stroomschema. Hierin zijn alle taken per fase van het bouwproces opgesomd, met daarbij de in- en output weergegeven. De input, die bestaat uit standaard documenten, zijn in rood weergegeven. Deze zijn verzameld op een CD-ROM. Per taak is er in het hulpmiddel een taakomschrijving opgenomen. Verder is er een aantal aanvullende documenten toegevoegd aan het hulpmiddel. Het gebruik van het hulpmiddel in combinatie met de taakomschrijvingen en extra documenten is omschreven in een gedetailleerde handleiding. Implementatie Om het hulpmiddel te kunnen gebruiken moet het geïmplementeerd worden in de organisatie. Hierbij is de taak van de projectleider belangrijk, omdat deze de werkvoorbereider direct aanstuurt. Het gebruik van het hulpmiddel moet door deze functiegroep gestimuleerd en gecontroleerd worden. Het hulpmiddel kan ook in het KMS geïmplementeerd worden, bij de ontwikkeling is hier rekening mee gehouden. Echter is het vernieuwde KMS nog in ontwikkeling, de veranderingen zijn op dit moment nog niet bekend. Toetsing Het hulpmiddel is getoetst door middel van de analysemethode. Met behulp van een toetsingsformulier hebben 5 medewerkers van HBB de toetsing uitgevoerd, namelijk: senior projectleider utiliteitsbouw, projectleider woningbouw, hoofd van het bedrijfsbureau en twee senior werkvoorbereiders. Hieruit is gebleken, dat het doel en het gebruik van het hulpmiddel duidelijk is. De basis van het hulpmiddel is geschikt voor gebruik, want het is erg gebruiksvriendelijk door het overzichtelijke stroomschema en de duidelijke handleiding. De geïnterviewden zijn ervan overtuigd, dat het hulpmiddel s tructuur geeft aan de werkvoorbereiders, maar voor de ervaren werkvoorbereider zal he t voornamelijk als een extra controlem iddel dienen. Ook zal het hulpmiddel de projectleider ondersteunen tijdens het begeleiden van de werkvoorbereider en helpen om het proces te bewaken. Aanbevelingen Naar aanleiding van dit onderzoek en het ontwikkelde hulpmiddel zijn er aanbevelingen gedaan, enkele hiervan z ijn: Onderzoek naar de juistheid van taakomschrijvingen; hulpmiddel ontwikkele n voor de uitvoerder; implementatie in het KMS; onderzoek naar de competenties van het personeel; onderzoek naar de instroom van medewerkers in bouwteamprojecten; onderzoek naar het gebruik van het KMS .
S. Mannaerts
QRA and CFD Methods for lndustrial Explosions Afstudeerrichting
Structural Design Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. J.G.M. Kerslens Dr. ir. M.C.M. Bakker Dr. ir. B.J .E. Blocken Dr. C.N. Smit Datum afstuderen 27
mei
2008
Samenvatting
er 0
c
:E
"'
c :::J a. tD
Quantitative Risk Assessment methods are used in the Netherlands to asses risk for third parties in the vicinity of acti· vitles were dangerous substances are produced, processed or transported. Th is research investigates the vaiidity, robustness, transparency and verifiabiiity of different QRA methods when risks assessment for transport installations is desired. The QRA research shows that urban geometries are not accounted for in the current QRA methods. Therefore, the second part of the thesis, deals with blast wave propagation in urban geometries. This second part is carried out with the use of computational fluid dynamics, to study blast flows in urban geometries.
.i
~ 2.00E•07
..
1.SOE•07
f
~ 1,0CE•07 1-----+----------~or--J 5.0Cb05
Trefwoorden
Dangerous Risk QRA (Quantitative Risk Assessment) Explosions CFD
+------/:._-----_.;:":-----! [-+-Shoct-el
1--- - - - f - -- -- - - - - - - --J
j
' '\·~·~~· · ~t·~~~~ T1me;nsec1
Afbeelding 1 Pressure time hl story on a glven offset dlstance due to a slmuialed TNT exploslon
Activities with dangerous substances are notwithout risks. When an accident occurs people in the vicinity of the accident site are exposed to the physical effects ofthe accident. The exposure, fire exposure, exposure to overpressure and toxic exposure, can result in injuries or lethality for people whoare close to the accident site. The Netherlands is a country in which a lot of transport activities take place, also with dangerous substances. A big part of the Dutch population is exposed on a daily basis to these transport activities because of the dense population of the country. The government established therefore a framework which provides a minimum level of safety for third parties in the vicinity of transport activities with dangerous substa nces. The safety for third parties is called external safety and is expressed in a individual risk (IR) and a societal risk (SR). The individual risk is regulated whereas the societal risk is given as an advisory value. Due to new national regulation a shift in risk control is initiated. The local governments are now also respons ible for risk control and thus external safety of their inhabitants. The local govemments use Quantitative Risk Assessment (QRA) instruments to calculate the IR and SR in a region of interest. The guideline for the assessment is published by the national government in the Publication Series on Dangerous Substances, also referred to as the colored books. Over the years a number of software packages has been released to give local governments a standardized, digital tooi to perform QRA's, basedon the guidelines given in the PubHeation Series on Dangerous Substances. The national government is now consiclering legislating these software packages, RBM 11 and SAFETI-NL. These software packages are black boxes, and a insight in performed operations is not provided. In an attempt to open these black boxes, a case study is performed in part I of this thesis. A QRA is performed with the use of the guidelines given in the Publication Series on Dangerous Substances, to provide insight in the required operations. The results are compared
Afbeelding 2 A gas exploslon
with REM 11 and SAFETI-NL results to establish ifthe QRA instruments are transparent, robust, verifiable and valid. The condusion of this thesis is that the QRA instruments do not completely fulfill these base requirements. In the past the QRA tools were used for screening purposes i.e. for relative decision making. Today the QRA instruments are in use as an absolute tooi. This means that based on the result. urban planning takes place, but also the preparation of emergency services for accidents to occur arebasedon the QRA results. The QRA research in part I of this thesis questions the accuracy of physical effects. In part IJ of this thesis blast effects are studied, and the effect of complex urban configurations on their propaga tion. Currently, the PubHeation Series on Dangerous Substances only conside rs simple urban configurations, via a single building. Literature review shows that urban geometries can have an effect on the conservalion of blast waves. This means that the effect distances can be greater than expected in the Publication Series on Dangerous Substances. Therefore blast wave propagation in urban geometries has been investigated by studying a simplified explosion model with the use of the CFD tooi FLUENT. The simplification is done by adopting certain assumptions, which is needed because the initia! problem of gas explos ions in urban geometries is very complicated. The results of this thesis show that it is very hard to model this simplified approach, let alone to model the complex initia! problem with the use of a commercial CFD code. The suspicion that the blast effects are less straightforward as stated in the Publication series on Dangerous Substances, and the condusion of this thesis that it is at this moment not possible to give an accurate prediction of blast wave propagation in a urban environment shows that the QRA in its current form (Publication Series on Dangerous Substances, REM IJ and SAFETI-NL), might not be appropriate to use as a absolute tooi to justify urban planning and preparation of emergency services.
53
Ing. H.W. Mauser
Toekomstbeelden bouwen Een kwestie van sturen en anticiperen Afstudeerrichting Construction Management & Engineering Afstudeercommissie Prof. dr. ir. W. F. Schaefer Drs. C.j .TM. Kokke Mr. W.J.H. Wenselaar Ing. A.A.N. van den Berg Datum afstuderen 24juni2oo8 Cll
-
u;' c
c.. tD
...tD
C'"
c
::I
c.. ~ ë;;' c
n
;:::; ID
;::;:
o0
c
::!
"'
c
:::J
0.. ID
54
Samenvatting Marktomstandigheden is aan verandering onderhevig. Scenarioanalyse biedt de mogelijkheid zowel positieve als negatieve gebeurtenissen met elkaar in verschillende toekomstige situaties. Hierdoor ontstaat een goed beeld wat de toekomst kan brengen. Is het uitdenken van mogelijke toekomstige situaties wel nodig. Er kan toch worden volstaan met het reageren op het hier en nu? Marktveranderingen zijn meestal het gevolg van politieke keuzes op het gebied van ruimtelijke beleidsvoering, marktbenadering en regelgeving. Politieke keuzes worden beïnvloed door lobbyisten. Marktomstandigheden kunnen derhalve door lobbyprocessen worden beïnvloed. Is het op deze manier dan niet mogelijk om marktomstandigheden naar eigen hand te zetten? Trefwoorden Contracten Aanbestedingsbeleid Omgevingsrecht Marktontwikkeling Scenarioanalyse
Met de komst van geïntegreerde contracten in de grond-, wegen waterbouwsector een tiental jaar geleden, is voorzichtig een eerste stap gezet in de verschuiving van een vragersmarkt naar een aanbiedersmarkt Het doel van dit onderzoek is, om met behulp scenario's, vanuit verschillende invalshoeken te belichten hoe de marktomstandigheden in de bouwsector zich verder zouden kunnen ontwikkelen, en hoe deze gestuurd kunnen worden. Het onderzoek is opgesplitst in twee delen. Het eerste deel bevat de omschrijving van de huidige situatie en het tweede deel een scenarioanalyse. De huidige situatie is beschreven vanuit een algemene politieke benadering, de regelgeving, het beleid en de klanten & betrokkenen: Vanuit een algemene politieke benadering komt naar voren, dat naast de leidende formele besluitvorming, betrokkenen mee kunnen participeren in het ontwikkelen van een oplossing. Vanuit regelgevingsperspectief blijkt dat omgevingsrecht omwille van uniformiteit een uitgebreid geheel vormt, en veel harde normen bevat. In het aanbestedingsrecht moet in beginsel de openbare procedure worden toegepast. Bij complexe opdrachten is het ook mogelijk een dialoog te voeren of te onderhandelen. Vanuit beleidsperspectief is het omgevingsbeleid gedecentraliseerd en gericht op ontwikkelingsplanologie. Het Rijk streeft er naar alleen projecten van nationaal belang onder haar hoede te nemen. Het aanbestedingsbeleid is vooral gericht op het technisch specificeren van opdrachten. Hierbij wordt meestal gegund op basis van de economisch meest voordelige bieding, waarbij prijs een dominante rol speelt. In het ontwikkelingsbeleid blijkt dat projecten meestal worden aanbesteed, nadat de formele procedures zijn doorlopen. Vanuit het perspectiefvan klanten & betrokkenen blijkt dat het belangrijk is actoren en betrokkenen te identificeren en te taxeren. Daarnaast moet er zorgvuldig met de informatie voorziening om worden gegaan, ten einde de besluitvorming zo min mogelijk te vertragen. Vanuit aannemersperspectief is tenslotte gebleken dat het vanwege de aanbestedingsrestricties, belangrijk is om vooraf inzicht te hebben in de bedoelingen van de klant. Uit analyse van de huidige situatie komt naar voren dat drijvende krachten vanuit beleidsperspectief de grootste onzekere factoren zi jn met een grote impact. Nadere analyse van het beleidsperspectief leert dat de twee belangrijkste variabelen het functioneel specificeren en de integraliteit van de opdrachten zijn. De integraliteit van de opdrachten wordt weer beïnvloed door de mate van controle en invloed die de opdrachtgever in een bepaald deel van het ontwikkelingsproces wenst te hebben. Op de hoofdassen zijn aan de hand van de overige drijvende krachten vier mogelijke toekomstige scenario's uitgewerkt: het Regelwoud scenario, het Euromarkt scenario, het Vader~ e Staat scenario en het Rijnland Plus scenario. Het Regelwoud scenario kenmerkt zich door een hberale markt benadering gecombineerd met complexe en gedetailleerde regelgeving. Deze gedetailleerde regelgeving heeft tot gevolg dat omgevingsrechtelijke procedures zo ingewikkeld en complex zijn, dat ze vaak meermalen moeten worden doorlopen. Voor marktpartijen zijn dit onacceptabele risico's, zij worden dan ook pas na de omgevingsrechtelijke procedures benaderd. Bij deze concessieverlening wordt geprobeerd zoveel mogelijk functioneel te specificeren, maar door de vele randvoorwaarden die uit de omgevingsrechtelijke procedures voortvloeien, is dit nauwelijks mogelijk. Het Euromarkt scenario kenmerkt zich door een integrale concessie en uniforme Europese omgevingsrechtelijke regelgeving met open normen. In dit scena rio is de bouw een Europese aangelegenheid, waarbij Europese aanbieders totaal concepten hebben ontwikkeld. Ontwikkelingsprocessen worden aan de markt overgelaten. waarbij de overheid alleen een coördinerende en faciliterende rol heeft. In elk ontwikkelingsproces wordt aan de hand van open normen in het omgevingsrecht naar een maatwerkoploss ing gezocht.
Het Vadertje Staat Scenario kenmerkt zich door een overheid die voUedige invloed wil hebben op regelgeving en beleid. Besluitvorming is gebaseerd op politieke compromissen. Hierin worden actoren nauwelijks betrokken. Pas in de realisatiefase worden projecten aanbesteed, waarbij de laagste prijs doorslaggevend is. Het streven naar efficiency heeft geleid tot schaal verkleining. Bouwbedrijven hebben hun activiteiten opgesplitst in kleine aannemerijen, ingenieurs- en bouwmanagement bureaus. Het Rijnland Plus scenario kenmerkt zich door veel vrije beleidsin vulling, waarop de overheid, door intensief samen te werken met de markt, veel invloed wil houden. Het is een politieke keuze geweest om de tracévaststellingsprocedure in eigen beheer te houden. Nadat het tracé is vastgesteld, wordt de markt bij het project betrokken, waarna in alliantievorm het ontwerp voor gezamenlijke rekening wordt uitgewerkt. Schaalvergroting heeft nauwelijks plaatsgevonden. Vanwege de specifieke marktomstandigheden is de Europese concurrentie nauwelijks van de grond gekomen. 111
Uit analyse van de scenario's komen specifieke punten naar voren die van invloed kunnen zijn op toekomstige gebeurtenissen. Uiteindelijk hebben politieke keuzes de meeste invloed. Hierin kan een onderscheid gemaakl worden in politie ke keuzes ten aanzien van beleidsvoering, marktbenadering en regelgeving: Als eerste beleidsvoering: hierin zal een keuze gemaakt moeten worden tussen een centrale benadering van bovenaf (top-down) en een decentrale benadering van (bottum-up). Ten tweede marktbenadering: hierin zal een keuze gemaakt moeten worden wanneer de markt benaderd zal worden. Daarnaast speelt professionalisatie een belangrijke rol. Tot slot regelgeving: Hierin zal een keuze gemaakt moeten worden tussen gedetailleerdheid & rechtszekerheid en open normen & flexibiliteit van de regelgeving.
-ur c
0.. ~
~ ..... C" c
:::s
0..
~
äl'
n
c
;::::;: ID .-+
o0
c
::: 7' c
:::J
0.. ID
55
L.
J. van der Meer
Dynamic response of high-rise building structures to blast toading Afstudeerrichting Structural Design Afstudeercommissie Dr. ir. M.C.M. Bakker Prof. dr. ir. J.G.M. Kerslens Dr. ir. ). Weerheijm Datum afstuderen 27 mei 2008
111
-ur c
Q..
tD tD
..,
er
c
:I Q..
~
o:r
n
c _... ID
;:::;: CT
0
Samenvatting Dynamic response ofhigh-rise building structures toblast loading was investigated. Two different idealizations ofthe building were considered, namely a single degree of freedom (SDOF) system and a Timoshenko beam, which includes higher modes ofvibration. It was found that higher modes have significant influence on impulsive response and that SDOF response is nol conservative for impulsive loading. However, it was assumed that the building facade is able to transfer all loading to the hearing structure. The influence of failing facade elements on blast propagation and load transfer should be the subject of further research.
c
~
7'
c
:::J
a. ID
Trefwoorden Dynamic respo nse Blast loading Pressure-impulse diagram Timoshenko beam BLEVE
Afbeelding 1 Modelling of a building structure for dynamic response
Introduetion In the Netherlands, the railway line from the harbour in Rotterdam to the Ruhr area in Germany is used for the transport of many hazardous substances. One of the risks involved is that of a BLEVE from a vessel containing a liquefied gas such as LPG . A BLEVE is a boiling liquid expanding vapour explosion, which is a result of the catastrophic failure of the vessel, a sudden decompression and explosive evaporation of the liquefied gas. One of the hazards associated with a BLEVE is a shock wave, the BLEVE blast. Buildings in the neighbourhood of the railway line have a certain risk of being struck by this extreme type of loading. In densely built are as such as Tilburg, residential and office buildings are within a range of 2om of the railway line. Dutch guidelines use empirica] data from the Second World War to estimate damage ofbuildings up to four stories due to blast loads. For higher buildings , a single degree of freedom (SDOF) approach is proposed. Other literature also focuses onSDOF response, which means that the building is assumed to vibrate with a single shape at the first natura] frequency. Th is graduation project was used to evaluate the continuous response of high-rise building structures to blast loading in generaland BLEVE blast loading in particular. Continuous res ponse can be calculated as an infinite sum of mode shapes vibrating at their natura! frequ encies. Blast loading To obtain dynamic response ofbuildings tobla st loading, a blast load distribution on a facade needs to be established first. Blast parameters are available in literature versus range and charge mass for high explosives. The relations between the various blast parameters are basedon gas dynamics and also apply to BLEVEs, except for duration and impulse which are underestimated. More recent literature is available to detennine BLEVE overpressure and duration versus range and liquid mass. lmpulse can be derived from overpressure and duration. Other blast parameters can be derived from overpressure.
....... ~ ' ·'
'
111 .
. ••
. I
~~·
·-
Afbeelding 2 Base shear response for SOOF system (flrst mode) and contlnuous beam in the impulslve regime
Afbeelding 3 Load-lmpulse diagram for SOOF system (flrst mode) and contlnuous beam (lncluding higher modes)
Hence, a blast load and impulse dis tribution on a facade can be determined.
response. The failure criterion is directly linked to base shear or base moment response.
ModeHing The second requirement for the determination of dynamic response is an appropriate dynamic model of the building structure. For SDOF response, an equivalent SDOF system is obtained. For continuous response, a structure is modelled as an equivalent continuous beam. Special attention is given to assumptions, which are done during the rnadelling process.
Results, conclusions and recommendations U pon comparison of SDOF and continuous response, it is concluded that the SDOF system is not conservative for response in the impulsive regime, whereas the quasi-static response is similar for both models. lt is likely that BLEVE blast loading on high-rise buildings is in the impulsive regime. lt can be concluded that response of high-rise buildings to loads in the impulsive regime, among which BLEVE blast, can not be analyzed with a SDOF system. These conclusions are based on overall response. lt is assumed that the building facade is able to transfer alltoading to the bearing structure. The influence of failing facade elements on the blast propagation and on the load transfer to the bearing structure should be the subject of further research.
Single degree of freedom response The SDOF response is determined analyticaUy for linear-elastic material behaviour, idealized blast loads and without damping. Based on the duration of the blast load on the building and the natura! period of vibration of the building, the response is divided in three regimes: impulsive, dynamic and quasi-statie. The maximum response in the different regimes is given in response diagrams, such as the press ure-impulse diagram, which gives a damage envelope for a certain degree of damage or failure criterion. Fora SDOF system which represents a building, internat forces are proportional to the top displacement, which is chosen as the degree of freedom. Therefore, aU failure criteria can be linked toa critica! top displacement Continuous response The continuous response is determined by analysis of a continuOLIS Timoshenko beam, repcesenting a building. The Timoshenko beam includes deOeetion due to bending and shear. Modal contribution factors for base moment and base shear are derived , which give the con tribution of a mode as a percentage of the total response. The modal response can be analyzed as a SDOF system. The total response is a sum of the modal responses multiplied by the modal contribution factors. Often a few modes are enough for sufficient accuracy. A method is given to approximate th e overall maximum of the continuous
57
A.G.Meijee
Voluptuous Façade Architecture Een pleidooi voor sensualiteit in de architectuur Afstudeerrichting Bouwtechniek Afstudeercommissie Prof. ir. J.M. Post Ir. J. van Hoof J.A.C. Hofman Arch. A.v.B Datum afstuderen 24juni2oo8 Samenvatting Gevels worden tegenwoordig vaak strak en sober gedetailleerd en in "harde" industriële materialen uitgevoerd. Deze minimalistische esthetiek is echter niet de enige en spreekt sommige ontwerpers en het grote publiek niet aan. De historiserende architectuur rukt op. In dit afstuderen wordt een strategie ontwikkeld om een moderne gevel te ontwerpen die dezelfde visuele kwaliteiten heeft als traditionele gevels zonder te vervallen in imitatie. Uiteindelijk wordt de gevel van een woongebouw ontworpen die door zijn compositie, schaal en materialisatie verwijst naar de traditionele buren in zijn omgeving maar tevens ook een belangrijk ruimtelijk element is voor de binnenruimte. Trefwoorden Architectuur Gevels Sensualiteit Woongebouw Staal
Afbeelding 1 Articulatie van de Oratorio Rllpplnl, door Borromlnl
Afbeelding 4 Perspeetlef van Interieur
vlucht in nostalgische traditionele oplossingen waar veel architecten van gruwen. De nadruk op morele en intellectuele schoonheid vervreemdt echter ook ontwerpers die deze esthetische voorkeur niet delen en die gebouwen willen scheppen met een sensueel en aantrekkelijk uite rlijk. Daarbij is het een probleem dat er vrijwel geen eigentijdse voorbeelden zi jn: de meeste architecten tonen een voorkeur voor minimalistische esthetiek in hun gevels. Voorbeelden van rijke visuele gelaagdheid zijn slechts in traditionele, pre-industriële gebouwen te vinden. Bijkomend probleem is dat de gevel vaak niet erkend wordt als een belangrijk onderdeel van het gebouw en de stad. Het zou slechts een banaal sch illetje zijn, een façade die werkelijke kwaliteiten van het gebouw vertroebelt. In dit afstudeerproject staat het ontwerp van een wellustige gevel ce ntraal. De gevel wordt hier erkend als een essentieel element die optreedt als stedelijk decor, intermediair tussen stad en gebouw en sfeerbepalend eleme nt voor de private ruimte. Daarnaast is het een pleidooi voor de ontwikkeli ng van sensuele en tactiele gevelarch itectuur die onbeschaamd mooi durft te zijn en zich niet met geforceerde argumenten hoeft te legitimeren.
Tijdens de beschrijving van we nselijke esthetische kwa liteiten van een geve l worden in het moderne a rchitectonische discours vaak termen aangehaald zoals "rationeel", "functioneel", "eerlijk", "zuiver", enzovoort. Het lijkt erop dat de hedendaagse gevela rchitectuur wordt beheerst door nogal puriteinse morele waarden waarbij rationele bes lissingen boven emotionele worde n geplaatst. Feit is dat hoewel er ruim honderd jaar zijn ve rstreken sinds d e opkomst van he t Modernisme de kernwaarden van de modernistische esthetiek in grote lijnen dezelfde zijn gebleven. De toepassing van dogma's die in hu n tijd relevantie hadden levert echte r een aantal problemen op. Tegenwoordig wij st het grote publiek de moderne esthetiek massaal af en
Door het gebrek aan eigentijdse referenties is er gekeken naar enkele exponenten van traditioneLe Europese architectuur. De gevels zijn geanalyseerd op zoek naar criteria verantwoordelijk voor de ke nmerkende vis uele eigenschappen die ervoor zorgen dat deze gebouwen zo aantrekkelijke worde n gevonden. In de analyse zijn een aantal criteria naar voren gekomen, namelijk articulatie, contras t, beweging, ritme, hiërarchie en proportie. Deze cri teria zijn niet erg nauwkeurig maar wel nuttig om de kwaliteiten van deze gevels inzichtelijk te maken. Analytische te keningen tonen hoe extensieve articulatie een rijke gelaagdheid tot gevolg heeft [afbeelding 1]. De analyse laat zien dat juist visuele complexiteit een belangrijke kwaliteit van deze gevels is. Bij het "strippen" van ornament e n ande re ve rfijningen, de abstraherende benadering van veel moderne architecten, gaat deze kwaliteit verloren. Niet het imiteren van vorm of het
Afbeelding 2 Aanzicht gevel
Afbeelding 3 Impressie van gevel op straatniveau Cl
u;'
c
Q.
til til
...
c:r c
:::1 Q.
!!. i.iJ' n c .-.. m
;::+
Afbeelding 5 Impressie van stalen gevelbekleding
Afbeelding 6 Impressie van gevel bil nacht
abstraheren van vorm maar het abstraheren de principes die leiden tot vorm is dus de weg is naar sensuele moderne gevelarchitectu ur.
naar buiten vouwt en op deze manier een ruimtevormend element wordt [afbeelding 41· De variatie in de breedte van de beuken verdeelt de grote lengte in behapbare stukken; deze hebben een verschillende mate van licht en privacy waardoor een rijke variatie aan sferen ontstaat die verschillende functionele invullingen mogelijk maakt afhankelijk van de gebruiker. Ingrepen aan de buitenzijde hebbe n ook een betekenis aan de binnenzijde en worden brede ve nsterbanken, erkers, verlaagde plafonds of simpelweg bruikbare ruimte, maar resulteren soms ook in oplossingen die wellicht in de weg zitten. Het ontwerp is daardoor eerder een reactief casco dan een kant-en-klaar gebouw, de gebruiker moet materiaal toevoegen om het comfortabel te maken.
Voor het ontwerp is een locatie gekozen in het historische centrum van de stad 's-Hertogenbosch. Het programma, bestaande uit een winkel en drie appartementen, is klein en ongecompliceerd; de kavel is smal en lang. Hierdoor raakt het ruimtelijk ontwerp vanzelf sterk georiënteerd op de gevel, die als het ware de ruggengraat van het ontwerp vormt. Het gevelontwerp bestaat uit drie niveaus: stad , gebouw en huid. Stad. Op dit niveau stond het ontwerp van een straatwand centraal die vergelijkbare visuele eigenschappen vertoont als de naburige traditionele gevels zonder deze te kopiëren. De buurgevels worden gekenmerkt door variaties in hoogte en breedte, hoge rechthoekige ramen en dakkapellen. Deze eigenschappen zijn overgenomen en opnieuw geïnterpreteerd. De gevel is verdeeld in ritmische uitkragende beuken die opzwellen in hoogte naar de hoek van de straat toe maar pretendeert niet een aaneenschakeling van huizen te zijn [afbeelding 21. De gevel heeft zijn eigen organisatie. Het blok kan gelezen worden als een wezen met lichaam, ledematen en kop. De ramen refereren in hun proporties aan de traditionele hoge ramen maar zijn bijvoorbeeld 90 graden gedraaid of als hoekramen uitgevoerd. Op andere plaatsen treden de ramen op als verbindende e lementen htssen de gevelvlakken [afbeelding 31· Door articu latie van het vlak is de gevel een ruimtelijk eleme nt geworden die de stedelijke ruimte mede vormt en in zich opneemt [zie afbeelding 3]. Gebouw. De plattegrond is eenvoudig: gebruiksruimte is geplaatst tussen de gevel en de circulatieruimte aan de achterzijde. Het is echter de gevel die de kwaliteit van de ruimte bepaalt. De gevel is geen neutrale schil maar een pulserend vlak dat zich naar binnen en
Huid. Het doel van de huid is het harmoniseren van de eisen van de stad en het gebouw. De stad eist een tactiele schaal die he t nieuwe gebouw verbindt met zowel zijn traditionele bakstene n buren als passerende mensen. Het gebouw eist zowel een wisselende kwaliteit en kwantiteit van invallend licht als een wisselende hoeveelheid privacy. Hiervoor zijn twee metalen gevelbekledingen ontwikkeld, verschillend in vorm, schaal en functie. De eerste huid bekleedt het meeste oppervlak. Hoewel samengesteld uit stalen elementen 120omm breed is het dominante patroon opgebouwd uit veel kleinere eenheden die in schaal verwijzen naar het baksteen in de omgeving. Het resultaat is een voluptueus patroon rijk aan schaduwen, beweging en met een zekere graad van trans parantie [afbeelding]. De tweede huid bevindt zich alleen voor de ramen en is verwerkt in een bewegend scherm [zie afbeelding 2]. Het patroon is s terk verwant aan de eerste huid maar veel verfijnder. Het scherm geeft controle over de hoeveelheid privacy.'s Nachts toont de gevel zijn poreuze aard [afbeelding 6 ]. Het licht stroomt verstrooid naar buiten, ook op plaatsen die eerst dicht leken. Deze gevel is, kortom, veel meer dan een utilitaire klimaatscheiding. Deze gevel is een drager van poëtisch wonen.
59
J.W.P. Persoon
Een windhinderanalyse in en om de ArenA met behulp van CFD Afstudeerrichting Physics of the Built Environment Afstudeercommissie Prof. dr. ir. M.H . de Wit Prof. dr. ir. J. E. Carmeliet Dr. ir. B.J.E. Blocken Ing. J.F.L. Diepens Dr. ir. P. Moonen Datum afstuderen 27 mei 2oo8
Afbeelding 1 Geometrie van de Amsterdam ArenA en omgeving. De witte volumes vormen het masterplan.
I»
ur ... c
Q.
ID ID
c-c
::I
Q.
!!!.. ru'
n
c
[ o0
c
:E
7'
c
Samenvatting Er zijn veelklachten over het lokale windklimaat nabij de Amsterdam ArenA. Daarnaast bestaat het vermoeden dat de lokale windcondities gaan verslechteren onder invloed van het masterplan aan de ArenA Boulevard, waarin veel hoogbouw staat gepland. Naar aanleiding hiervan is in dit afstudeerproject een windhinderanalyse uitgevoerd nabij de ArenA met behulp van CFD (Computational Fluid Dynamics). Het huidige windklimaat nabij de ArenA zal onder invloed van het masterplan nauwelijks verslechteren. Enkel op de ArenA Boulevard, aan de voet van de woontoren (hoogte 150 meter), treedt een flinke verslechtering op.
::I
a. Cll
6o
Trefwoorden Windhinder Computational Fluid Dynamics (CFD) Windstatistiek Amsterdam ArenA CFD-validatie
1.0
::r:
0.8
c
..
0.6
ïii
0 .4
~ :; E '!
::l
:; 0.2
0.0
-f<---.------.----.----.-----1 0.0
0.2
0.4
0.6
0.8
1.0
utu,., measurement (-] Afbeelding 4 Valldatieresultaten; simulaties komen overeen met metingen
Introductie Het hinderlijke effect van wind op mensen door de gebouwde omgeving wordt vaak onderscha t door architecten en planologen. Dit komt vooral omdat de kennis van deze ontwe rpers van de openbare ruimte vaak nog ontoereikend is. Dit kan leiden tot oncomfortabele hoogbouwgebieden zoals de Kop van Zuid in Rotterdam, het Kennedyplein in Eindhoven en de ArenA Boulevard in Amsterdam. De gebruikers en bezoekers van de Amsterdam ArenA klagen over hoge windsnelheden nabij de ArenA. Daar komt bij, dat er in het masterplan aan de ArenA Boulevard extra hoogbouw gepland is. Deze hoogbouw in de nabije omgeving van de ArenA, zou he t lokale windklimaat kunnen verslechteren. Dit geeft aanleiding om het huidige en toekomstige windklimaat nabij de Amsterdam ArenA nader te bekijken en te beoordelen. Doel en methode De hoofddoelstelling van dit onderzoek is het beoordelen van het huidige en toekomstige windklimaat in en om de Amsterdam ArenA. Hieruit kan de invloed van het masterplan op de lokale windcondities afgeleid worden. Voor de voorspelling van de lokale windcondities nabij de ArenA is de besch ikbare windstatistiek van KNMI-meteostations getransformeerd. Dit gebeurt in twee stappen: (1) transformatie van windstatistiek van een meteostation naar een referentiepositie en (2) transformatie van referentiepositie naar onderzoeksgebied. In dit project is stap I uitgevoerd middels de computerapplicatie van NPR 6097 (NEN 2oo6b). Deze computerapplicatie transformeert windstatistiek van de meteostations van het KNMI naar elke willekeurige plaats in Nederland. De tweede stap is uitgevoerd middels 3D stationaire CFD-simulaties (Computational Fluid Dynamics) . Met CFD-software kan onder andere de windstroming nabij gebouwen gesimuleerd worden. Door de resultaten van het simulatiemodel te ve rgelijking met meetresultaten op het ArenA Dek wordt het simulatiemodel gevalideerd.
,\d iltif eit
Afbeelding
2
Een deel van het rekenraster voor CFD-simulatles
Huidige situatie
lkersc/r,·iiclilltf,'ika11s f'(U> ::> m /s)
f..'wt~li/(•itsklll,.;st•
{lwJI'IIJ/)('n
Sh·IIIL'/"1.'11
7. 1l/ ('TI
<2.:)
,\
r:n~.-· d
( j t )l~li
Goc1l
:!:,.') -;')
I;
(;oL·d
).l;lli~
~ l a t i~
Sl('t.'hl
Skcht
Sll'l·ht
.S\cdlt
Slnht
/.cmyd111·iy
.ï-10
('
10-:.Hl
[)
c;o(·d t:ot.' cl ~lat i)!.
~ :.! P
E
!i\<'<'i~ I
I \
I
Afbeelding 3 Kwaliteitskiassen volgens NEN 81oo
Toekomstige situatie
Huidige situatie
Toekomstige situatie
~
0 0
D
00
z
~
z
"'"'"'
"' :;:< ~
c
c
B
B
:~
'"@
"
A
0
:::J
::..:
0..
ro
Afbeelding 5 Resultaat ArenA Dek
Afbeelding 6 Resultaat ArenA Boulevard
Met de hie rboven beschreven m e thode is zowel de huidge als het toekomstige wind stroming rond de ArenA bepaald, waarna een beoord eling is uitgevoerd . Er zijn voor de beoordeling van het windklimaat d rie onderzoeksgebieden bekeke n: (1) Het ArenA Dek, (z) de ArenA Boulevard e n (3) het dak va n de ArenA. Voor het ArenA Dek en de ArenA Boulevard is op loophoogte (+1,75 meter) het windklimaat beoordeeld aan de hand van de kwaliteitskia ssen vanNEN 8wo (zooG). De windcondities nabij het dak van de ArenA zijn beoordeeld aan de hand van een veiligheidsgrens. Het schuifdak van de ArenA mag namelijk niet bewogen worden bij een windkracht groter dan 7 Beaufort (14 mjs). Om aan deze veiligheidseis te kunnen voldoen, wordt door de ArenA de windsnelheid op het dak continu gemeten.
De maximaal toelaa tbare windsnelheid nabij het dak wordt 1,5 procent van de tijd overschreden aan de noordwesthoek van het dak. Door het zog van de omringende bebouwing en de recirculatiezone van het windveld rondom de ArenA, bevindt het meetpunt op het dak zich soms in ee n ge bied waar relatief lage windsnelheden optreden. De gemeten windsnelheid op het dak van de ArenA geeft daarom voor een groot deel van de windrichtingen geen re presentatiefbeeld van de maximale windsnelheid nabij het dak. Enkel voor de richtingen 150· tot 240. geeft de meetpositie maximale waa rden van de windsnelheid nabij het dak. Het verdient de aanbeveling meerdere meetpunten op het dak te plaatsen teneinde voor elke windrichting de werkelijke maximale windsnelheid nabij het dak te kunnen bepalen. Het valt te verwachten dat het masterplan de kans op hoge windsnelheden nabij het dak gaat doen verminderen. Dit komt doordat de hoogste windsnelheden uit de richting komen waarbij de ArenA zich in het zog van de woontoren bevindt.
Resultaten en conclusies De simulatieresultaten komen goed overeen met de meetresultaten op het ArenA Dek. Deze validatieresultaten geven dan ook voldoende vertrouwen in de resultaten van het simulatiemodel. Volgend uit de simulaties kunnen de volgende conclusies getrokken worden. Aan de noordkant van het ArenA Dek heerst een slecht windklimaat voor langdurig zitten en slen teren (klasse C) en een matig windklimaat voor doorlopen (klasse D). In de bocht aan de zuidwestkant geldt tevens kla sse C. De simulaties tonen aan dat het masterplan nauwelijks invloed heeft op het toekomstige windcomfort op het ArenA Dek. Het huidige windklimaat aan de ArenA Boulevard wordt over het algemeen gekwalificeerd met klasse A, wat betekent dat voor alle activiteiten er een goed windklimaat heerst. Enkel aan de noordzijde van de ArenA en tussen de hoogbouw geldt klasse C, een slecht windklimaat voor langdurig zitten en slenteren. Onder invloed van het masterplan zal in de nabije omgeving van de woontoren en voor de hoofdentree van de ArenA het windklimaat flink verslechteren. Hier verandert de kwaliteitsklasse van A naar C, wat betekent dat he t windklimaat voor langdurig zitten van goed naar slecht gaat.
0"
c :i: A" c
Gezien de verslechtering van het windklimaat nabij de woontoren op de ArenA Boulevard en de hoofdentree van de ArenA , moet overwogen worden het masterplan te herzien. De ArenA Boulevard is publiek terrein waar veel bezoekers van de ArenA en de ArenA Boulevard vertoeven. Een slecht windklimaat kan zorgen voor minder bezoekers, waardoor er voorbij wordt gegaan aan het doel van de Boulevard. Het verdient voor de ArenA de aanbeveling om de windmetingen op het dak uit te breiden met extra posities. Het voorstel is om op elke hoek van het dak een meter te plaatsen.
6!
R.B. Roelofs
Trussed Façade Constructions A Study of the Opportunities of a Structural System Afstudeerrichting Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. ir. F. van Herwijnen Dr. ir. S.P.G. Moonen Ir. ). v.d. Bovenkamp Datum afstuderen 24juni2oo8 Samenvatting This Master's thesis deals with trussed facade constructions: The opportunities of this structural system are explored by means of analyses of several reference projects and a structural design that is conceived, illustrating the key aspects. Furthermore, the geometry is stuclied with help of mechanics formulae to increase the efficiency.
o0
c
:.!
;><""
c
Trefwoorden Vakwerk Gevelbuis-constructies Hoogbouw Geometrie Mega-constructies
:::J
0..
ro
Flgure
1
Model of the structural design with a trussed façade construction.
This Master's thesis deals with trussed façade constructions w'hich are defined as constructions that consist of diagonal columns and horizontal memhers making up a triangular struc· ture. Furthermore a trussed façade construction provides the lateral stability of the building and it is located alongside the façade. The objective is to explore the opportunities of trussed façade constructions within the scope of structural design aspects. occasionally touching on related fields of study. The methodology is twofold: First, analyses of reference projects are performed. Second, a structural design is made to deal with the structural design aspects concerning trussed façade con· structions and to study their geometry. In total four reference projects have been analyzed by means of structural aspects to gain insight into the design (choices). From these analyses, the advantages and disadvantages of trussed faça· de constructions are deduced, which give an impression of the opportuni ties. Subsequently, a structural design is conceived with the purpose to study the trussed façade construction related aspects more in-depth. The structural design aspects dealt with are the position of the trussed façade construction in relation to the façade, the separation or inlegration of the trussed façade construction, the design of the co re, the floor design, and lastly the foundation. Next, the geometry of the trussed façade construction for the structural design is stuclied in detail. Three inherently different geometry variants are drawn up to make a comparison and to select the optimum one. This comparison is based on the efficiency, in this thesis defined as 'the rigidity under horizontal loads divided by the construction weight. The discrete mode Is
Dl
ur ..... c
c. 11) 11)
..,
0"
c
:::J
c.
!!.
or
n
c
;:::;:: (l)
;:::;: 0' 0
c
:::
7'
c
:::J
Cl. (l)
Figure
2
Recent trussed façade construction; Hearst Building, New York, 2006.
for the geometry varianis are translated into continuous models with a bending stiffness and racking shear stiffness by means of mechanics formulae: By means of these formula e, insight is gained into the functioning of the geometry variants. Additionally, they allow for an easy change of parameters which is used to study the contribution of the different structural members to the rigidity; on this basis, structural members are selected according to their contri bution to optimize the efficiency. Finally, the comparison between the optimized geometry varianis is performed again to see the effect of the optimization. Besides, the strength of the three geometry varianis is consiciered and it proves that it is not governing: Additional capacity is present per cross-section meaning that the structure has an inherent robustness. The last aspect concerns the bala nce between the upward (due to wind) and downward (due to dead loads) forces; the importance of the employrnent of the dead loads is emphasized: The arrangement of the columns- hearing the dead load - is an assessment of utilizing the full efficiency of a trussed tube structure in combination with an economical construction for the floor span. In this case, an economical floor span is considered governing. The conclusions that can be drawn are as follow s: Trussed façade constructions enable lightweight building, and they provide a greater internal flexibility than conventional sta bility constructions . Yet, the design freedom of a building with a trussed façade cons tructio n is moved from the exterior to the interior. Furthermore, it has been proven that the trus sed façade construction for the structural design has an inherent robustness because the stiffness is governing inslead of the strength.
Finally, it is has been substantiated that diagonal columns can best be employed for buildings where the racking s hear s tiffness plays a significant role , na mely compact buildings. Vertical columns, on the other hand, can best be employed for buildings where the bending stiffness is paramount and the racking shear stiffness is insignificant. The recommendations are that the optimization of the geometry varianis should be pursued with the help of the derived mecha· nies formula e: the angle of the columns can be va ried for exa· mple. Additionally, the formulae should be developed for a bro· ader application on other design. The arrangement of vertical supports needs to be stuclied to optimally employ the dead load, utilizing the full e fficiency of a trussed façade construction. An integrated variant, withstanding horizontal and verticalloads should be considered, and lastly, the impact of the weight reduction on the foundation needs closer investigation.
E.B.W. de Rooij
How everyday nature influences our Lives Usage and valuatlon of urban parks in Southeast Melbourne Afstudeerrichting
Urban Planning & Leisure, Tourism & Environment Afstudeercommissie
Prof. dr. H.J.P. Timmermans Ir. A.W.). Borgers Dr. ir. A.D.A.M. Kernperman Prof. dr. H. Oppewal Datum afstuderen
Figure
1
Viewlng nature restores your attention
24juni2oo8 Samenvatting
De omgeving waarin wij wonen en werken is van invloed op ons welbevinden. Meer mensen leven in steden en dit heeft invloed op onze leefstijl. Natuur biedt veel positieve voordelen voor onze gezondheid en ons functioneren. Parken zijn nabije publiek toegankelijke plaatsen in de stad waar contact met natuur mogelijk is. Het plannen en managen van parken is belangrijk voor het proactief aanpakken van gezondheidsproblemen. Om het ontwikkelingsproces van parken beter af te stemmen op de behoeften van de gebruiker is inzicht gekregen in het gebruik en de waardering van parken en parkken merken. Een keuzemodel is ontwikkeld, dat, aan de hand van park- en persoonskenmerken, parkvoorkeur en frequentie van parkbezoek voorspelt. Dit kan gebruikt kan worden als ontwerpondersteunend middel bij het plannen van de groenvoorziening in steden. Trefwoorden
Urban planning Park features Usage & Valuation Choice modeiling Decision tooi
We are losing contact with nature! The number of people living in urbanized areas has increased to unknown heights and will continue to grow. The stressfulliving conditions within this changing society have increased the development of some major 2rst century diseases like depression and obesity. Within an ecological health perspective, health cannot be seen isolative of the physical and social environment, and pro-aclive health solutions to rising health care costs need to be found. The characteristics of our everyday environment play an important role in our mental states and levels of physical activity, which in turn influence a large part of our general wellbeing. The humau-nature relationship seems to be vita! for a good functioning , and the benefits that nature providescan be used to improve the quality of city life. As elements of our physical environment, parks play an essential role as sourees for everyday contact with nature. Park settings preserve nature as a valuable resource and at the same time stimulate physical activity, provide attention restoration and stress re lief while improving the social capita! of users. Personal characteristics and the availability of park features are of influence on the u sage of parks, and therefore on potentia.l benefits that can be
Figure 4 Actlvities In nelghbourhood vs. district parks
derived. In a sustainable solution towards health problems in urbanized societies, the planning of urban parks is an important aspect. lnsight in the relationships between the perceptions of park features related topark usage is important to assist the development of healthy neighbourhoods. The goal of this exploratory research is to gain more knowledge about the valuation and the use of urban parks by residents liv.ing in the surrounding neighbourhood. A special focus of this research is on the u sage of larger, district parks versus the u sage of smaller, neighbourhood parks. This has resulted in the foilowing research question: "What are the influences of distance, size and park features on the u sage and valuation of a district park compared to neighbourhood parks by residents living in the surrounding neighbourhood?". To answer this question, data has been colleeled from 223 respondents , r5% of the notified households, living in South-Eastern suburbs in Melbourne, Australia. Thirty points were selected for distribution, stratified by a distance factor to the three selected district parks. The questionnaire addressed a broad range of questions about usage, perception, and valuation of the nearest selected larger park compared to (up to) two other urban parks the respondents were free to choose themselves. Data collection resulted in a total of 544 park observations, ofwhich 250 are observations of the three district parks and 294 of neighbourhood parks. Analyses of the data show that parks are frequently used facilities with differences between usage of and behaviour in neighbourhood and district parks. Neighbourhood parks are more often visited for shorter visits to play with children or to walk the dog, whereas district parks are often used by larger groups for socializing activities. Respondents either take the car or go on foot to get to a park. Distance and travel time seem to influence park usage, with more than half of the visited neighbourhood parks within walking distance from the house. Parks are used fora multitude of recreational activities. Most popular are two forms of walking. going fora stroll or walking for exercise, foliowed by taking the children to play,
Flgure 2 Conceptual model
Flgure 3 Research location
ScP.nario utH•tros and probabillties
famllyA
Family8
Family C
Utility o.-~
I""""-owrtxJcd """ l'lnlr.n P9("'
i'.tJr,;tT"II~fl >rfl".,.
r-!~~"l
., I
-1.284 -1.180 -2.453 -2.050 0.000
-1. 752
-1.634
-1 .635 -2.996 -1.666 0.000
-1 706
-2~~
-1.896
0.000
Probability 12 .9~...
N"._•toi;.;)•JJ<_..,_t--><1< \ üu.u......
20.2% 5.7%
14.0%
3.6%
5.2%
~"'1'11:-a"IH!T' ~L f l ( i
8.5%
10. 9"r~
10.7%
65.7%
71 .6%
71 .2%
13
12
10 64
64
'~"'
I
Frequency of visit per quartile
rl -,o.bOIItlooi>l"""' I U;1UIIJP •ttl I'\:_
16
5
I .-urtl.....-.1 DWtrl 2
1>/;lfiV'
I
59
10
Flgure 5 Choice model scenario calculatlon
sitting and relaxing. or walking the dog. As natura! places, the restorative effects of parks inel u de tranquillity and scenic beauty. Besides proximity and accessibility, these two characteristics are often mentioned as reasons to visit a park. With a data-reduetion technique, dimensions on which people rate park features could be distilled from respondents' ratings on 19 identified park features. Four dimensions or componentscan be distinguished, and an interpretation of feature loadings shows that these can be labelled; nature, activities, mainte nance and soc ial events. Comparison of the park types on the component scores shows that district parks are significantly rated higher on the amount of natura! features, the opportu nities to perform recreational activities and on facilities related to social events Jike barbeques or picnics. Subsequently, an extended multinomiallogit model has been estimated to predict park visitation related to park features for different segments of visitors. This model calculates u til ities people derive, based on a number of available alternatives in a choice set. In reallife. this choice set consists of the number of available greenspaces an individual has in its residential area. The input in the choice model consists of a number of park features, pers on al charaderistics and interaction effects. The final model has been estimated with 43 parameters and shows that, overall, distance and size influence frequency of park visitation with nearby neighbourhood parks visited more frequen tly than more distant district parks. The inclusion of parameters measuring the effects of availability and substitution improves the predietien of the model. Multiple district and neighbourhood parks in a choice set of a respondent raise the probability of park visitation. Moreover, for individuals having two neighbourhood parks in their choice set, the probability of visiting either one of these parks seems to increase even more. Parks with a higher score on the natura!, activities and social even! component features are visited more frequently. From the model it becomes clear that both park types are used for active and passive recreational behaviour and different behaviours have effect on perception of its features,
although respondents whowalk for exercise seem to be frequent users of nearby parks with a large amount of natura! elements and recreational facil ities. The model also shows that park choice, visitation frequency and valuation of park features are influenced by socio-demographic characteristics. People that are older, own a dog or have ch ildren are more frequent park users. Also individuals without a view of nature or those walking for exercise seem to derive usage benefits more frequently from the availability of parksintheir neighbourhood. lt is important in park planning and managemen t to make sure that park features match with the preferences of these segments. At the sa me time more insight neecis to be gained in the reasens why other segments visit less frequently. Constraints like a lower income and lower mobility influence residential choice and possibilities for park usage as a recreational facility. As these constraints may restriet popuiatien segments whowant to visit parks from doing this, planning and development of these neighbourhood s neecis careful consideration. Green neighbourhoods with more parks seem to raise the probability of park visitation. In addition it seems that a higher visitation frequency prediets a higher likeabil ity and valuation of the park. Vis itor satisfaction can be improved by raising the amount of natura! features, maintenance, and faciliti es provided for recreational activities. Respondents indicate that tl1e number and variety of parks is a very important aspect of their neighbourhood characteristics; even more important than the view from their house. Th is research shows that management of district parks is important, but as neighbourhood parks are more frequently used, they arejustas important. A model has been developed that prediets frequency of park visitation to support greenspace planning. With a good planning and management of parks within our residentia l environment, stressful city lifes tyles and a loss of conneetion with nature in our urbanized societies can be counteracted. Contact with one of our most valuable resources is regained.
R.M.J. Salden
Ontwerpondersteunend Keuzemodel Een rationelere benadering van bouwtechnische keuzeproblemen Afstudeerrichting
Building Techmology Afstudeercommissie
Dr. ir. P.A. Erkelens Prof. dr. ir. J.J. N. Lichtenberg Prof. ir. W. Zeiler Datum afstuderen
24junizoo8 Samenvatting
In de praktijk worden bouwtechnische keuzes vaak voor het grootste deel gemaakt op basis van ervaring. Ervaring is natuur· lijk een niet uit te vlakken factor in het keuzeproces, maar de te maken keuze is met deze subjectieve benadering wel erg afhankelijk van wie de keuze maakt! De standaardkeuze KAN dus de juiste keuze zijn, maar dit HOEFT zeker niet! Daarom is er voor dit afstudeeronderzoek een ontwerpondersteunend keuzemodel ontwikkeld aansluit op de behoefte uit de praktijk door een gestructureerd overzicht te geven van bestaande oplossingsrichtingen en een rationeel keu· zeproces te bevorderen. Trefwoorden
66
Bouwtechnische ontwerpondersteuning Keuzemodel Keuzeprobleem Standaardkeuze Rationalisering
Om van een architectonisch ontwerp uiteindelijk een uitvoer· baar bouwplan te maken worden er binnen de gehele bouwsector continu bouwtechnische keuzes gemaakt. In de praktijk worden de genoemde keuzes vaak voor het groot· ste deel gemaakt op basis van ervaring: ........ "zo doen we het al jaren, dus zal het nu ook wel de beste oplossing zijn". Ervaring is natuurlijk een niet uit te vlakken factor in het keuzeproces, maar de gemaakte keuze is met deze subjectieve benadering wel erg afhankelijk van wie de keuze maakt! De standaardkeuze KAN de juiste keuze zijn, maar dit HOEFT zeker niet! Daarom is er voor dit afstudeeronderzoek de volgende doelstelling geformuleerd: Het ontwikkelen van een zelflerend ontwerpondersteunend keu· zemodel dat: op bouwdeelniveau een gestructureerd overzicht geeft van bestaande oplossingsrichtingen voor een bouwtechnisch probleem; een keuze uit de bestaande oplossingsrichtingen volgens een rationeler proces bevordert. De probleemstelling die daarbij gehanteerd is, luidt: Hoe kan een rationeel en zelflerend ontwerpondersteunend keu· zemodel ontwikkeld worden dat op bouwdeelniveau structuur aanbrengt in oplossingsrichtingen voor bouwtechnische proble· men) Een persoon of een groep personen, in de vorm van een bouwteam, dat binnen een bouwkundig ontwerpproces keuzes maakt ten behoeve van de bouwtechnische uitwerking van een ont· werp, kan een ontwerpondersteunend keuzemodel gebruiken om een objectiever keuzeproces te creëren respectievelijk te sturen. Ontwerpondersteunend betekent nadrukkelijk niet dat het model "boven" de gebruiker staat en dat de output die het model genereert DE enige juis te uitkomst is. Het model zorgt slechts voor een objectievere benadering van oplossingsrichtingen, een rationalisatie van het keuzeproces. Op basis van de rangschik· king die het model bepaalt, kan de gebruiker een keuze maken. De gebruiker kan dus nog steeds naar eigen inzicht een keuze maken, maar dan wel gebaseerd op een rationeel proces Het rationaliseren van het keuzeproces houdt daarbij niet in dat elke gebruiker uiteindelijk door middel van het keuzemodel dezelfde uitkomst genereert. Vaste criteria liggen als minimale eisen vas t in het bouwbesluit en zijn voor alle gebruikers gelijk. Dit geldt echter niet voor de variabele criteria. Gezien de ver· schillende achtergronden van verschillende gebruikers vinden zij niet allemaal dezelfde variabele criteria van belang voor de onderlinge afweging van de mogelijke oplossingsrichtingen. De uitkomst KAN en MAG dus voor ve rschillende gebruikers in ve rschillende o msta ndigheden anders zijn! Op basis van literatuur en veel gesprekken met deskundigen uit eliverse richtingen van de bouwwereld is er in dit afstudeeron· derzoek geprobeerd een vernieuwende visie te ontwikkelen die uiteindelijk resulteert in een ontwerpondersteunend keuzemodel dat nauw aansluit op de behoeften en wensen van de potentiële gebruiker. Uiteindelijk heeft dat geleid tot een keuzemodel dat met behulp va n een eenvoudige afwegingsmethodiek (paarsgewijze vergelijking) en eenvoudige programmatuur (Excel) de balans opzoekt tussen bruikbaarheid en betrouwbaarheid. Het betrouwbaarheidsgevoel groeit naarmate de gebruiker zich met het keuze· model kan identificeren. Daarom is het van belang om een bepaalde ma te van vrijheid te bieden in de definiëring van variabele criteria. In tegenstelling tot de meeste bestaande keu zemo· dellen, met zeer beperkte mogelijkheden voor eigen inbreng, stelt de gebruiker zodoend e zelf de variabele criteria vast die van belang gevonden worden voor de onderlinge afweging van mogelijke oplossingsrichtingen.
Bi nn2n een bou •.•,.kun dTg ont",•,•e ro proc~s, v.;orden er, te n behoeve van
De- .:! rvanng va n de bom·.'Y.Ln diç;t? is kwa h t;it~n bazJ tt~?n d~
natt~ u r lij.<
een r\J8t
u i~
te vlakie-en factor in het
)•:ad rm ee 6? op !o;Sff'lg deze s.t.;tus he12ft Vl?r.\;orven.
Juiste cplossi ng 1 maa r oit HOEFT ze
~ r me! vco r
allo::
s i~ L; atH~ s.
~··-~uze p roces ~;: n
St(.!ncaard i~a LJ o?
in het
Gok de sta ndaard-opJossi rJQ zal zeker
~.eu zeproces
KAN rJus .a a leid en tot
he': @eva l t-? zijn!
Juist hiE rop SlJe>?it dit on t·.·.·erp{)rrderstE-tlr'lend keuze model in door aa n de ha nd va ,~t een up- to - d a t~ database E-.en g.estructureerd O'o' erzich t t~ ter: en \.la n rnoç;dJjk c pios.!.u:g suänen. Op ba.:i s var1 vaste criteria uit hf~t bo1 ·,•,•beslult en \.'OO r u van h.e:lang l.IJI1d e variabele crîteria in zo wel d8 r eEl:~ Ci.' .. als de qebHJ,·k sla ~.e , '.'lOrden de do o r tJ geselecteetde op!ossi ng.sricht; ll.Q efl aan de hanö van eenvoudige keuzevragen door pdarsge~tJi}Le •;et gel.-:]kmg te~en el:.r aar afoewOQer•. Het pro ces a3 t eidt ot u ~w.,· L:itei ndehi e k.:ouze wordt zo doe nde aan -:te lrtar:d van- 4 du1 tleli] k-so st .a poen g.o?ratic r,ahs.::!e rd .
STAP 1 Vaste Criteria
.
!Variabele Criteria I reah sûl!efase
Keuzevragen real!satrefa çe
- ----+
STAP 2
STAP 3
~ 1
Variabele Criteria gebr'f.J1k.sfase
_____ +
Keuzevragen ~Utk5[ci5è
''
~--+
c.. tD
..,tD
1.
C"
r:::
:::1
STAP 4
Resultaat
1 GRAFISCHE WIIRGAVE
DATABASE
Dl
u;' r:::
c..
~
OJ' ("">
c
.....
;::;: CT
0
c
::E ;><"
c
:::J 0..
STAATK~
Afbeelding 1 Introductiepagina Ontwerpondersteunend Keuzemodel
Op basis van de input van de gebnliker en een database vol bestaande oplossingsrichtingen voor alle mogelijke bouwdelen is het ontwikkelde keuzemodel in staat om in 4 overzichtelijke stappen een rangorde alsook een grafische weergave van deze rangorde te genereren. Met deze informatie is de gebruiker vervolgens in staat om individueel of in overleg een goed afgewogen keuze voor een bepaalde oplossingsrichting te maken. Het kan echter ook voorkomen dat de bestaande oplossingsrichtingen in de database niet of niet volledig kunnen beantwoorden aan de wensen van de gebruiker. Het keuzemodel geeft aan wat de gebruiker van belang vindt bij de keuze voor een bepaalde oplossingsrichting en daarmee ook wat de gebruiker eventueel mist in de bestaande oplossingsrichtingen. De sterke en zwakke punten komen aan het licht. Voor de innovatieve industrie kan deze informatie een extra aanleiding vormen voor verbetering van bestaande producten en de ontwikkeling van innovatieve oplossingen. Dit kan leiden tot nieuwe oplossingsrichtingen die voor latere gebruikers weer beschikbaar zijn binnen de database. De werking en mogelijkheden van het ontwerpondersteunende keuzemodel zijn uiteindelijk aan de hand van een concreet bouwtechnisch voorbeeld, namelijk de keuze voor een oplossingsrichting ten behoeve van de brandwerendheid van een stalen kolom, aan diverse personen uit de bouwwereld gepresenteerd. Aan de hand van dit voorbeeld is tevens de in de literatuur veronderstelde geringe invloed van weegfactoren getoetst. Velen hechten gevoelsmatig veel waarde aan deze weegfactoren, maar ook binnen het kader van dit onderzoek blijkt inderdaad dat de invloed in keuzeprocessen als deze verwaarloosbaar klein is. Op basis van de positieve reacties van de deskundigen op het eindresultaat kan er gesteld worden dat de opzet van het afstudeerproject geslaagd is. Het ontwikkelde keuzemodel en de ach-
terliggende visie worden als verassend, vernieuwend en bruikbaar ontvangen. Cruciaal voor de praktische waarde van het model is echter de ontwikkeling van een onafhankelijke, complete en up-to-date database. Deze opdracht valt buiten het kader van dit afstudeeronderzoek, maar vormt samen met de verdere automatisering van het keuzemodel wel de belangrijkste aanbeveling voor vervolgonderzoek richting de werkelijke toepassing van het ontwikkelde keuzemodel in de praktijk.
W.C.A.M. Seijkens
Experimenteel, lichtgewicht en dragend wandpaneel
-, j
Onderzoek naar de akoestische en constructieve aspecten van een wandpaneel bestaande uit hout en EPS
7~Î
Afstudeerrichting Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie Dr. ir. S.P.G. Moonen Ir. R. Blok Ir. M.G.D.M. Cox Datum afstuderen 27 mei 2008
Afbeelding 1 Doorsnede wandelement als dragend binnenspouwblad
Paneel 2 ---Kracht [kN] <·>Tijd [min]
Samenvatting In het experimenteel, lichtgewicht en dragend wandpaneel worden functies zoals constructie, isolatie en scheiding geïntegreerd. Hierbij worden standaard materialen slim gecombineerd om tot een optimaal ontwerp te komen. Het wandelement zal door een industriële vervaardiging en het lichtgewicht karakter vele voordelen bieden t.o.v. traditionele bouwmethoden. In het afstudeeronderzoek zijn de luchtgeluidtechnische en constructieve eigenschappen beproefd en getoetst aan het Bouwbesluit Het wandpaneel blijkt constructief zeer sterk te zijn en voldoet ruim aan de eisen voor woningen. Op geluidtechnisch gebied kan het wandpaneel voldoen aan het Bouwbesluit in de toepassing van traditionele wanden.
68
Trefwoorden Geluidisolatie Lichtgewicht Wandpaneel Industrieel Constructieve integratie hout en EPS Integratie scheidende, isolerende en dragende functie
[iJ[Il
tm! Ir :!lil
Afbeelding 4 Krachtsverdellng over de stijlen (Wandpaneel 2)
Het wandelement wordt aan de binnenzijde afgewerkt met minerale wol en gipsvezelplaat en aan de buitenzijde met eventueel een gemetselde wand. (Afbeelding 1) Door de industriële vervaardiging van de elementen en de lichte constructie, biedt het wandpaneel vele voordelen ten opzichte van traditionele bouwmethoden. Het product kan hierdoor met een constante en hoge kwaliteit geleverd worden en door de snelle en lichte montage op de bouw vervallen kosten voor tijdelijk opslag en zware kranen. Constructieve Eigenschappen De stijlen worden gesteund door de spaanplaten uit het standaard dakelement, waardoor knik uit het zwakke vlak wordt voorkomen. Het plooien van de spaanplaten wordt vervolgens tegengegaan door de EPS plaat. Door de constructieve samenwerking van de verschillende onderdelen van het wandelement, zal het bezwijken optreden door knik uit het sterke vlak of door het bezwijken van het hout op druk.
Inleiding Het afstudeerproject is uitgevoerd bij de vakgroep constructief ontwerpen en bevat naast de constructieve aspecten ook een bouwfysische insteek. Aanleiding voor het afstudeeronderzoek is een ontwerp van een experimenteel wandelement waarbij de dragende, isolerende en scpeidende functie geïntegreerd zijn. Uit voorgaande onderzoeken is gebleken dat de verlijming van het wandelement een kritisch probleem is en dat ook de akoestische prestaties te wensen overlaat. Toepassing van het wandelement in de woningbouw, bepaalt de eisen die gesteld worden door het Bouwbesluit Het wandelement is opgebouwd uit dragende stijlen, die zijn opgebouwd uit houten stijlen van 30 x Go mm2, gekoppeld door hardboard en EPS, en een standaard dakelement, die opgebouwd is uit twee maal 8 mm spaanplaat en 89 mm EPS.
Randvoorwaarden en toetsing Het wandelement is allereerst getoetst aan het Bouwbesluit met betrekking tot thermisch comfort. Hierbij is naast het Bouwbesluit uitgegaan van de variabele maatregel uit het Pakket Duurzaam Bouwen om in zijn totaliteit te kunnen voldoen aan de totale energiepresta tie. Als het wandelement toegepast wordt als dragend binnenspouwblad zoals hierboven beschreven, is de isolatiewaarde, onafhankelijk van de buitenafwerking, 4,63 (m2*K)jW. Dit voldoet ruim aan de eis uit het Pakket Duurzaam Bouwen van 4,0 (m2*K)jW. In voorgaande onderzoeken is tevens de oppervlaktecondensatiefactor en het vochttransport door de constructie onderzocht. Hieruit bleek dat er geen inwendige condensatie optreedt (zonder toepassing van folies) en dat de [-factor voldoet aan de eisen in het Bouwbesluit
Geluidisolatielichtgewicht dragen<~ Wandpaneel2 • Basis
70
" " 40
}0
î "'
.J
""0"' ~rn: """ ......,.f\EN !'l il
.i" • ~
.-- 0. \'8Mf + M'N ; GV ~
0
" Afbeelding
2
Geluidisolatiewaarden en Normcurve volgens NEN 5077
Afbeelding 3 Proefopstelling In het Pietervan Musschenbroek Laboratorium (totale hoogte 4,5 meter) 111
ur ..... c
0.
ID
ID ....
C"
c
:::3
0.
!!!.. ör
("'
c
;:::;::
~ 0"
0
c
:a:
A'
c
::l
0.. ID
Afbeelding 5 Bezwijken door overschrijding druksterkte hout
Geluidstechnisch onderzoek In het Laboratorium voor Akoestiek aan de Technische Universiteit te Eindhoven, is de luchtgeluidisolatie van een aantal varianten van het wandpaneel als kamerscheidende en woningscheidende wand beproefd. Dit met als doel de resultaten te kunnen toetsen aan de eisen gesteld in het Bouwbesluit Dit betekent voor een kamerscheidende wand een minimaal Ilu;lab;k van o dB en voor een woningscheidende wand minimaal-20 dB. In afbeelding 2 zijn de resultaten weergegeven van een woningscheidende wand, waarbij het wandelement dubbel is toegepast met aan beide zijden minerale wol en een gipsvezel plaat. Dit element heeft een Ilu;lab;k van 3,0 dB en voldoet hiermee aan de eisen van het Bouwbesluit Ook het enkel element met aan beide zijden een laag minerale wol en gipsvezelplaat voldoet aan de eis met een Ilu;lab;k vanIO dB Constructief onderzoek In hetPietervan Musschenbroek laboratorium van de Technische Universiteit zijn een viertal proefstukken met afmeting 2,2 * 2,8 meter vervaardigd. (Afbeelding 3) Vervolgens zijn de wandelementen beproefd om inzicht te verkrijgen in het bezwijkgedrag en maximale bezwijkbelasting van de wandpanelen. Deze proeven laten zien dat het verwachte bezwijkgedrag inderdaad optreedt. In geen van de proeven is namelijk knik om de zwakke as geconstateerd. Bezwijken van het wandpaneel treedt op door het overschrijden van de druksterke van het hout. (Afbeelding 4 en 5) De gemiddelde bezwijkbelasting van de proeven is 705 kN (320 kN(mr), met een standaardafwijking van 6-4%. Dit betekent dat de bezwijkbelasting hoger is dan berekend aan de hand van de norm (II9 kN(mr). Dit kan, door het feit, dat herverdeling van de krachten mogelijk is, waardoor sterkere en zwakkere onder-
delen elkaar compenseren, verklaard worden. Tevens is bij de berekening volgens de norm uitgegaan van een druksterkte van hout waarbij een 5% ondergrens gel.dt. Met een gemiddelde spreiding van hout van r8%, betekent dat deze waarde 36% lager is dan de gemiddelde druksterkte van hout. Ook is het waarschijnlijk dat het spaanplaat meewerkt in de sterkte van het totale paneel. Conclusies en aanbevelingen Ten aanzien van het geluidtechnisch onderzoek van het wandelelement, kan geconcludeerd worden, dat het wandelement in de toepassing van kamerscheidende en woningscheidende wand voldoet aan de eisen gesteld in het Bouwbesluit Hierbij moet wel rekening gehouden worden dat het element is beproefd in een opening voor beglazing (1,25 x 1,50 meter). Dit betekent dat wanneer een groter element wordt beproefd, de geluidsisolatie kan afnemen. Met betrekking tot het constructief onderzoek, is naar voren gekomen dat de bezwijkbelasting van de wand de gebruiksbelasting ruimschoots overschrijdt. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met het verschil tussen de experimenteel vastgestelde korte duur sterkte van het hout en de lange duur sterkte, die ongeveer 55% hiervan bedraagt. Ook blijkt de wand in staat de krachten over de stijlen te herverdelen, waardoor invloed van de inhomogeniteit van het hout beperkt is. Om verder inzicht te verkrijgen van het gedrag van het wandpaneel in de praktijk, is het van belang om verder onderzoek te verrichten naar de stabiliteit van de wand. In de praktijk zal het wandelement namelijk belast worden door de verticale kracht uit de permanente belasting, maar ook door een horizontale kracht uit de wind belasting.
Ing. M.H.A.M. Tax
Duurzame ontwikkeling: Meer dan alleen een energieprestatie leveren Onderzoek naar de invloed van duurzame ontwikkeling op het wooncomfort van de eindgebruiker Afstudeerrichting
Real Estate Management & Development Afstudeercommissie
[r. L.A.M.C. van de Ven [r. S.J.E. Maussen MRE )·P.R. Delooi d'Aure Datum afstuderen
24juni2oo8 Samenvatting
Energiebesparing is een 'hot' item. De overheid stimuleert het terugdringen van het energieverbruik om zodoende de C02emissies te reduceren. Dit is echter een abstract gegeven voor de eindgebruiker. Door andere kwaliteiten van duurzame ont· wikkeling te benadrukken - zoals een verhoogd wooncomfort en een gezondere leefomgeving · dient duidelijk te worden dat duurzame ontwikkeling meer is dan alleen een energieprestatie leveren. Door pakketten samen te stellen dient het voor de eind· gebruiker inzichtelijk te worden op welke manier duurzame ontwikkeling bijdraagt aan een verhoogd wooncomfort. Wanneer tevens de investeringskosten worden toegekend, wordt het inzichtelijk welke toepassingen mogelijk zijn binnen een bepaald budget Trefwoorden
Duurzame ontwikkeling Duurzaam bouwen Wooncomfort Energieprestatie Pakketten
Per r januari 2008 heeft de Nederlandse overheid het energieprestatiecertificaat ingevoerd, beter bekend als het energielabeL Op deze manier dient de energieprestatie van kantoorgebouwen en woningen inzichtelijk te worden gemaakt. Energiebesparing is sinds anderhalf jaar het meest besproken thema ter wereld. Sinds het uitkomen van de film 'An inconvenient truth' van Al Gore en de wetenschappelijke onderzoeksrapporten van de ' lntergovernmental Panel on Climate Change' (IPCC) , is men zich steeds meer bewust geworden van opwarming van de aarde, waarbij een toename van de uitstoot van koolstofdioxide (C02-emissie) als belangrijkste reden wordt beschouwd. Om C02-emissies te reduceren is energiebesparing één van de mondiale speerpunten geworden. Dit houdt in dat het gebruik van fossiele brandstoffen zoveel mogelijk dient te worden voorkomen en dat tevens zuiniger dient te worden omgegaan met deze eindige brandstoffen. Begrippen als duurzaamheid, duurzaam bouwen en duurzame ontwikkeling zijn in deze context een 'hot' item. Met betrekking tot energiebesparing worden veel initiatieven aangedragen. Initiatieven zoals ee.n dikke truiendag en vijf minuten de lichten doven geven echter een verkeerd signaal. Energiebesparing wordt op deze manier gelijkgesteld met inleveren op het wooncomfort. Dit is uiteraard niet de bedoeling. Het toepassen van duurzame ontwikkeling mag niet ten koste gaan van het wooncomfort, maar dient juist een meerwaarde te zijn. Duurzame ontwikkeling is namelijk meer dan alleen ener· giebesparing. De andere kwaliteiten van duurzame ontwikkeling · zoals het verhogen van het wooncomfort, een gezonder bin· oenmilieu en besparen op de woonlasten - dienen te worden benadrukt om de gebruiker aan te zetten om voor adequate en duurzame alternatieven te kiezen. Het doel van dit onderzoek is om inzicht te krijgen in de aspecten van duurzame ontwikkeling die van invloed zijn op het wooncomfort van de eindgebruiker, teneinde inzichtelijk te maken voor ontwikkelaars en de eindgebruiker dat duurzame ontwikkeling meer is dan alleen een energieprestatie leveren. Binnen dit onderzoek staan twee begrippen centraal; duurzame ontwikkeling en wooncomfort. Beide begrippen zijn een subjectief fenomeen , waarvoor geen eenduidige definitie voorhanden is. Het begrip duurzame ontwikkeling omvat drie aspecten: Ecologisch aspect. (milieu) • Sociaal-cultureel aspect. (mens) Economisch aspect. (financiën) Deze aspecten dienen te allen tijden met elkaar in evenwicht te zijn. Dit maakt duurzame ontwikkeling een complex begrip. Binnen de bouw- en vastgoedsector is duurzaam bouwen de algemeen erkende term. Duurzaam bouwen omvat vijf thema's; energie, leefkwaliteit + omgeving, materiaal(gebruik), water en afval. Wooncomfort wordt pas beleefd op het moment dat een product- een gebouw of woning- in gebruik wordt genomen. De gebruiker bepaalt of het wel of niet comfortabel is. ledere gebruiker heeft met betrekking tot wonen wel dezelfde behoeften. Deze behoeften dienen als criteria om het wooncomfort te bepalen. De onderstaande criteria zijn opgesteld ten behoeve van wooncomfort: Gezondheidscomfort Thermisch comfort. Visueel comfort. Auditief comfort (geluid). Olfaktorisch comfort (geur). Luch tkwali te it. Ruimtelijk comfort Gebruikswaarde. Toekomstwaarde Per thema is uitgewerkt welke invloed dit thema heeft op de criteria van wooncomfort. Hierdoor zijn zevenentwintig combinaties ontstaan. ledere combinatie heeft betrekking op een (niet) installatietechnische toepassing. Deze toepassingen zijn benoemd en toegelicht. Voor de installatietechnische toepassingen is een indicatie van de investeringskosten en de bijbehorende terugverdientijd weergegeven. Op basis van de bijdrage aan
duurzame ontwikkeling, een verhoogd wooncomfort en de investeringskosten en terugverdientijd zijn de (niet) installatietechnische toepassingen onderverdeeld in drie niveaus en daarmee in drie pakketten: Pakket r Het eerste pakket is het goedkoopste pakket met een investering tot ff5.ooo, -, maar levert de minste bijdrage aan duurzame ontwikkeling en een verhoogd wooncomfort. De terugverdientijd bedraagt ongeveer 5 jaar. Pakket 2 De investering van het tweede pakket ligt tussen de ff5.ooo, en ffro.ooo, - en levert een grotere bijdrage aan duurzame ontwikkeling en wooncomfort dan het eerste pakket. De terugverdientijd bedraagt ongeveer ro tot 15 jaar. Pakket3 De investering van het derde pakket bedraagt ffro.ooo,- of meer en levert de grootste bijdrage aan zowel duurzame ontwikkeling als een verhoogd wooncomfort ten opzichte van de andere twee pakketten. De terugverdientijd bedraagt ongeveer ro tot 20 jaar. De thema's energie, leefkwaliteit + omgeving en materiaal (gebruik) zijn de drie belangrijkste thema's met de meeste invloed op een verhoogd wooncomfort. Voor het wooncomfort geldt dat de luchtkwaliteit, het thermische en auditieve comfort het meest positief worden beïnvloed. Het derde en laatste pakket vergt de hoogste investering, maar dit gaat gepaard met meer wooncomfort. De meerkosten zullen op den duur verwaarloosbaar worden, omdat dit ten gunste komt aan een verhoogd wooncomfort. De belangrijkste conclusie is echter dat energie een zeer belangrijke rol inneemt bij duurzame ontwikkeling, maar dat het hierbij niet alleen gaat om een energieprestatie te leveren. Duurzame ontwikkeling heeft betrekking op het creëren van een duurzame en comfortabele leefomgeving, waarbij gezondheid hoog in het vaandel dient te staan. Duurzame ontwikkeling is dus meer dan alleen een energieprestatie leveren.
111
-
ur c:
0. ID ID
..,
CT
c:
:::s 0.
!!. (ij' n
c ;::;: (I)
;:::;:
o0
c
:E
A"
c
:::J Q_ (I)
71
Ing. M.H.L Verkuijlen
Wanneer je de klok wilt luiden moet je weten waar de klepel hangt Een onderzoek naar herbestemming van religieus erfgoed vanuit het oogpunt van een ontwikkelaar Afstudeerrichting
Real Estale Management & Development Afstudeercommissie
Dr. W.j.M. Heijs Mr. W.j.H. Wensetaar C.W.M. Pijnenburg Datum afstuderen CJ
24junizoo8
c..
Samenvatting
...tD
Door de ontkerkelijking in Nederland ontstaat een toenemende mate van leegstaand religieus erfgoed. Wanneer betrokkenen een gebouw willen behouden is een van de (weinige/ enige) mogelijkheden: herbestemming. In het geval van herbestemming wordt de origineel geformuleerde functie-invulling vervangen door een nieuwe functie-invulling. Het onderzoek bestaat uit een analyse van de betrokken actoren, het proces, de mogelijke problemen en suggesties voor oplossingen bij herbestemming van religieus erfgoed. Uiteindelijk heeft het onderzoek geresulteerd in een instrument dat een ontwikkelaar inzicht kan geven bij herbestemming van religieus erfgoed door middel van aandachtspunten.
u;' ..... c tD
C"
c
:I
c..
!.
c:r
n
c
..... C'O
;::;: o0
c
::E
A"
c
::J
0.. C'O
Trefwoorden
Herbestemming Religieus Erfgoed Ontwikkelaar Kerken Kloosters
Steeds meer kerken en kloosters in Nederland verliezen hun religieuze functie, omdat minder mensen hun geloof praktiseren. Religieus erfgoed omvat beeldbepalende gebouwen die iets zeggen over de plek en dienen als een soort herkenningspunt. Om religieus erfgoed te kunnen behouden proberen verschillende betrokkenen (bijvoorbeeld eigenaar, omwonenden en gemeente) de gebouwen in stand te houden. Herbestemming van religieus erfgoed wordt door sommige onderzoekers als enige manier gezien om een leegstaand religieus gebouw van sloop te redden. Door middel van herbestemming wordt de originele functie vervangen met een nieuwe functie-invulling waardoor het gebouw voor een nieuwe periode kan worden gebruikt. Herbestemming kan verschillende initiatiefnemers hebben; dit onderzoek is geschreven vanuit het oogpunt van een ontwikkelaar als initiatiefnemer. Ontwikkelaars zijn (commerciële) partijen die de feitelijke ontwikkeling ter hand nemen en willen rendement behalen op hun investeringen. Herbestemming van religieus erfgoed is voor veel ontwikkelaars een nieuwe activiteit, om het voor de ontwikkelaar inzichtelijk(er) te maken wordt als resultaat van dit onderzoek een beslissingsondersteunend instrument opgesteld. De verschillende analyses in het onderzoek zijn gedaan aan de hand van bestaande literatuur, interviews (met ontwikkelaars, kerkelijke instellingen en gemeente) en cases van herbestemt religieus erfgoed. De onderzoeksvraag in dit rapport luidt als volgt: Hoe kan een beslissingsondersteunend instrument een ontwikkelaar inzicht geven in de mogelijkheid om structurele leegstand bij religieus erfgoed op te lossen door herbestemming tot een andere dan de van origine geformuleerde functie? Herbestemming van religieus erfgoed kent vele actoren, de eigenaar en de gemeente hebben de meeste invloed op het herbestemmingproces. De eigenaar is veelal emotioneel verbonden met het gebouw en moet bereid zijn tot verkoop. Daarnaast stellen eigenaren verkoopvoorwaarden die randvoorwaarden opleggen aan een volgende functie-invulling. De gemeente moet bereid zijn om zich in te zetten voor het gebouw en willen meewerken aan de (verplichte) procedures om te komen tot herbestemming. Herbestemming is voor veel betrokkenen een niet alledaagse bezigheid, waardoor het niet gemakkelijk is partijen te vinden die kennis van de materie hebben en die zich willen inzetten voor het behoud van religieus erfgoed. Een van de kenmerken bij herbestemming is dat de initiatiefnemer te maken heeft met een bestaand gebouw in plaats van een leeg stuk grond. Een bestaand gebouw legt randvoorwaarden op aan de mogelijkheden voor een toekomstige functieinvulling. Om struchwr te kunnen geven aan een op te stellep beslissingsinstrument is onderzocht of herbestemming een vaste leidraad/ procesgang kent. Uit bestudeerde modellen, cases en interviews blijkt dat een analyse van het bestaande gebouw en de omgeving van groot belang is. Na herbestemming moet een nieuwe functie-invulling zichzelf in stand kunnen houden. Door op voorhand problemen in te kaderen kan een ontwikkelaar analyseren of er oplossingen zijn die kunnen leiden tot een (financieel) haalbare herbes temming. Recentere modellen opgesteld met betrekking tot herbestemming (van religieus erfgoed) geven niet het complete herbestemmingproces, maar alleen een analyse van (mogeli,jke) problemen en eventuele oplossingen. Het analyseren van het bestaande gebouw en de omgeving is waar de versch;illen IJiggen met een nieuwe (reguliere) ontwikkeling. Recentere modellen geven alleen manieren om het bestaande gebouw en de omgeving te analyseren, omdat daar de verschillen zitten met een reguliere ontwikkeling waarop een initiatiefnemer attent dient te worden gemaakt. In grote lijnen komen stappen die worden genomen in het herbestemmingproces van de geanalyseerde modellen, afgenomen interviews en bestudeerde cases overeen. In de praktijk kenmerkt het herbestemmingproces zich door eerst een analyse van problemen/ mogelijkheden (bij een nieuwe invulling) waarna het verdere verloop gelijk is aan dat van een reguliere projectontwikkeling. De invulling van de verschillende stappen in de analyse is afhankelijk van de mate waarin een initiatiefnemer of het model de (mogelijke) problemen beoordeelt.
-.. 111
UI' c
0I'D I'D tr
c
:::1 0-
!e.. 01'
n
c
~
o0
c
::i:
"'
c
:::J
Q_
ro
Afbeelding 1 Schematische weergave van herbestemming bij een klooster
De problemen die zich kunnen voordoen en de mate waarin zij het herbestemmingproces beïnvloeden zijn afhankelijk van de functie-invulling. Iedere functie-invulling brengt bepaalde voorwaarden met zich mee (bijvoorbeeld door eisen vanuit de gemeente, eigenaar of initiatiefnemer). Grote problemen bij herbestemming zijn de kenmerken van het bestaande gebouw en de verkoopeisen vanuit de eigenaar. Vooral bij kerken betreft het zeer specifieke gebouwen die moeilijk zijn te wijzigen naar een nieuw gebruik. Na herbestemming moet de nieuwe functieinvulling voldoen aan bepaalde gebruikseisen die grote wijzigingen aan het gebouw met zich mee kunnen brengen. Wijzigingen kunnen (zeer) kostbare ingrepen als gevolg hebben en niet zijn toegestaan doordat bijvoorbeeld het uiterlijk is beschermd. Erfgoederen zijn veelal oudere gebouw die (potentiële) monumenten kunnen zijn waardoor deze zijn beschermd en (uiterlijk) niet mogen worden gewijzigd. Herbestemming moet een ontwikkelaar een bepaald rendement opleveren en zich na herbestemming (financieel) kunnen bedruipen. Wanneer een eigenaar verkoopvoorwaarden stelt kunnen hiermee veel (mogelijk) rendabele functies worden uitgesloten. Bij hoge herbestemmingkosten door ingrijpende wijzigingen en achterstallig onderhoud in combinatie met het uitsluiten van een (mogelijk) rendabele functie-invullingen is herbestemming van religieus erfgoed voor een ontwikkelaar meestal niet aantrekkelijk. Het oplossen van problemen bij herbestemming kan door het volgen van procedures of met medewerking van de betrokkenen. De problemen die in dit onderzoek als meest van invloed worden gezien zijn (in principe) alleen met medewerking van de betrokkenen op te lossen. Door het creëren van draagvlak bij betrokkenen (vooral gemeente en eigenaar) en in een vroeg stadium gesprekken te voeren kan een ontwikkelaar de deur tot herbestemming openen. Verkoopeisen beperken zich bij een protestantse eigenaar veelal tot het weigeren van een moskee en
73 seks gerelateerde invullingen, maar een Rooms-katholieke (R.K.) eigenaar kan daarnaast nog meerdere (mogelijk rendabele) functie-invullingen weigeren. Problemen voortkomend uit verkoopeisen van een R.K. eigenaar kunnen alleen met diens medewerking worden opgelost. Het toekennen van ontwikkelingsvoorrechten aan een ontwikkelaar door een gemeente wordt gezien als een goede oplossing. De gemeente kan door het verlenen van ontwikkelingsvoorrechten aan een ontwikkelaar een (prestigieus) project gerealiseerd krijgen zonder dat ze daar zelf financiële consequenties van ondervindt. De ontwikkelaar kan op zijn beurt door deze ontwikkelingsvoorrechten het ene project met het andere project haalbaar maken. Gebruikseisen die door de gemeente worden gesteld kunnen alleen met de medewerking van de gemeente worden opgelost. Bijvoorbeeld eisen wat betreft het aantal aanwezige parkeerplaatsen kunnen worden versoepeld of zelfs ontheffing voor worden verleend. Een ontwikkelaar moet op goede voet met de gemeente en de eigenaar staan en deze niet meteen in het harnas jagen. Door in het beginstadium gesprekken met gemeente en eigenaar aan te gaan kunnen problemen worden vermeden, kan draagvlak worden gecreëerd en procedures worden versoepeld.
-
D.C.Villanueva
I
I
(on)gebonden FRAME Woon/werk omgeving voor de creatieve klasse van Eindhoven binnen een vrij en duurzaam kader
BUS ST
Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Ir. M.H.P.M. Willems Prof. ir. R.H. van Zuuk Dr. J.C.T. Voorthuis Datum afstuderen 24juni2oo8 111
UI' c
c.. tD
..,tD
C"
c c..
::I
!.. Dl' n
c ....
~ r:r 0
c
:2:
7'
c
::::>
0.. (J)
Samenvatting Het wonen heeft door de jaren heen een meer tijdelijk karakter gekregen, maar de woning heeft zich hier niet op aangepast. Met universele bouwsystemen probeert men een zekere flexibiliteit in de woningbouw te introduceren, maar dit heeft tot op heden niet geleidt tot een succes. Juist een universeel bouwsysteem kan leiden tot monoculturen, die lijnrecht tegenover de huidige consumentenmaatschappij staan. Met het ontwerp van een gebouw voor de creatieve industrie van Eindhoven toon ik aan dat juist vanuit het permanente kader een mate van flexibiliteit en vrijheid ontstaat. Het kader vormt de architectuur waarbinnen flexibiliteit in gebruik door o.a. polyvalente ruimtes ontstaat. De inbouw bestaat uit prefab elementen die in de toekomst andere ruimtes kunnen vormen zonder de architectuur aan te tasten. Het gebouw met zijn aanpassingsvermogen vormt een ideale woon- en werkomgeving dat een meerwaarde voor de creatieve stad en zijn bewoners is, maar ook in de toekomst blijft.
Afbeelding 1 Stedenbouwkundige situatle
+2
+1
G
Afbeelding 4 Overzicht opbouw plint
74 Trefwoorden Creatieve stad Kader en generieke ruimte Prefab Gelaagdheid Individualiteit vs collectiviteit
te liggen aan een gebrek aan bouwtechnische middelen. Ook op esthetisch gebied lijken de verschillende prototypes kwalitatief te voldoen aan de huidige eisen van de maatschappij. Dat de woningbouw in Nederland niet heeft geleidt tot massaproductie heeft veel te maken met de markt en consumentenacceptatie. Juist factoren waar de architect geen invloed op heeft. Bij de vergelijking van architectuur met een product zit een ander wezenlijk verschil; een product mist een vaste context. Dit is juist de factor waar architectuur zijn kwaliteiten uit ontleend. In de bouwindustrie moet men, gezien vanuit een architectonisch perspectief, niet streven naar massaproductie. Daarbij kan men echter wel gebruik maken van massaproducten. Het is de kunst om een juiste balans te vinden tussen het ontwerpen van een permanent en flexibel deel. Zo ontstaat een vaste context waarbinnen de gebruiker toch nog vrijheid heeft een eigen identiteit toe te eigenen. Hoe kan men binnen de woningbouw een gestandaardiseerd product inzetten zonder daarbij de kwaliteiten van architectuur te verliezen?
In het vooronderzoek zijn we als atelier de productindustrie gaan vergelijken met de woningbouw industrie. Om inzicht te krijgen in de wereld van het seriematige bouwen zijn we in het onderzoek 'A house is not a car' van Ir. Maarten Willems gedoken. Hierin maakt hij een vergelijking h>ssen de bouwindustrie en de (product) auto-industrie. Zijn stelling is waarom massaproductie in auto-industrie wel en in de woningbouw niet toepasbaar is. Waarom kunnen wij geen prefab woningen produceren en gebruik maken van alle voordelen die de productindustrie met zich meebrengt. Deze voordelen zouden in de bouwindustrie o.a. zorgen voor reductie van bouwafval. snellere productie, lagere kosten, meer flexibiliteit, hoger wooncomfort en een betere beheersing van het bouwproces. Dat het succes van een seriematige universeel bouwsysteem uitblijft, blijkt niet zozeer
De context voor mijn project is Eindhoven designstad. Door de globalisering zijn generieke steden ontstaan die worden gevoed door een consumentenmaatschappij. Om zich te onderscheiden trachtten steden zich een eigen karakter toe te eigenen waar de bewoners zich mee kunnen identificeren. De identiteit van een stad en een maatschappij hebben steeds meer invloed op de structurering van de fysieke stad. De stad als product wordt steeds belangrijker om mensen en bedrijven te trekken. Dat de creatieve economie een steeds grotere rol is gaan spelen in de (economische) groei van de hedendaagse stad, is vanaf de jaren 8o steeds meer tot het besef gekomen. Waar de vroegere industriële steden afhankelijk waren van de productie industrie, heeft een verschuiving plaatsgevonden van productie naar ontwikkeling. Innovatie is een deze tijd steeds belangrijker geworden, omdat markten steeds sneller verzadigt raken.
Afbeelding 2 Zicht op gebouw vanuit het station
Afbeelding 3 Maquette
c-
o
c
:E
c "' :::J
0. 11)
Afbeelding 5 Visualisatie van auditorium in plint
Afbeelding 6 3d gevelopbouw en vloeraansluiting
Richard Florida kan gezien worden als een van de grondleggers van de 'creatieve stad'. Hij introduceerde dit begrip samen met de 'creatieve klasse' met als doel om in de slop geraakte steden een nieuwe impuls te geven. Het s ucces van een creatieve stad heeft volgens Florida te maken met drie factoren. Door een goede combinatie van 'talent','technologie' en 'tolerantie' heeft een stad de potentie een stabiele creatieve economie te creëren. Eindhoven is een stad die deze factoren bezit en wil zich daarom ook graag profileren als Designstad. Het probleem van Eindhoven is dat het wel een goede basis heeft in innovatie, technische ontwikkeling en productdesign, maar dat dit niet tot uiting komt. Het imago dat Eindhoven wil uitstralen komt niet tot uiting in de fysieke ruimte en mist hiermee de kans een groter publiek te bereiken.
De ideale woonomgeving voor de creatieve klasse heeft een dynamisch karakter waar men anderen kan ontmoeten. Dit moet plaatsvinden in een informele sfeer waar wonen en werken wordt gecombineerd. De woningen in de torens bestaan uit woonunits voor 8 studenten. Deze woonunits hebben twee verdiepingen met een gezamenlijk atelier en woonruimte op de onderverdieping en de studentenkamers op de verdieping. De restruimtes in de torens zijn kantoren voor startende creatieve ondernemers. Een helix die door de toren loopt verbindt alle verdiepingen en vormt een semi-openbare gebruikersruimte waar de verschillende disciplines elkaar ontmoeten. Het wonen speelt zich in het gebouw niet alleen af in de woning zelf. maar breidt zich uit naar zijn omgeving. Door het open karakter op maaiveld niveau en de locatie aan het station met aanwezige verkeersassen wordt 'design' onderdeel. van de openbare ruimte. Het dynamische karakter van het gebouw komt op verschillende niveaus tot uiting. Onder andere door het gebruik, maar ook door de gelaagdheid van de gevel ontstaat een gradatie in transparantie.
Het doel van mijn ontwerp is Eindhoven een betere positie als Designstad toe te eigenen. Dit gebeurt op verschillende vlakken. Ten eerste moet de stad het aanwezige product op designgebied etaleren om een groter publiek te bereiken en om design te integreren in de publieke ruimte. Ten tweede moet een duidelijke stn1ctuur aangebracht worden in het aanwezige 'design netwerk'. Ten derde moeten goede woonvoorzieningen voor het talent verwezenlijkt worden. Mijn ontwerp za l functioneren op deze drie vlakken. Het betreft twee woonfwerktorens voor studenten en ateliers voor startende ondernemers. In de bijbehorende plint zijn functies gevestigd die het informatiepunt van het netwerk vormen en zodoende bruggen slaat tussen verschillende actieve actoren op design gebied. De locatie van het gebouw in het centrum van de stad maakt het mogelijk, design te etaleren voor een groot publiek. "Hoe creëer ik een ideale inspiratievolle woon en werkomgeving voor de designstudent en startende ondernemer die tevens het imago van Eindhoven Designstad op een duurzame wijze versterkt?"
In het gebouw is onderscheid gemaakt tussen een permanent en een vera nderend onde rdeel, gebaseerd op de theorie van Bernard Leupen. Het constructieve frame bestaat uit vijf standaard prefab betonelementen. Deze elementen zijn gedraaid en herhaald en vormen samen een continu patroon. Het constructieve frame vormt de begrenzing van de torens en de plint. Het exoskelet maakt het mogelijk dat de binnenruimtes in de torens kolomloos zijn. De therm ische glazen gevel vormt ook een aparte laag. Doordat deze niet dragend is kan deze samen met de binnenwanden verschillend gepositioneerd worden. Deze flexibele modulaire laag maakt toekomstige functieveranderingen relatief eenvoudig mogelijk. Dit is alleen mogelijk binnen de randvoorwaa rden van het permanente kader, waardoor de architectonische kwaliteiten in de toekomst blijven gewaa rborgd. Het gebouw vormt zowel een meerwaarde voor de stad als voor de individuele gebruiker.
75
D.W.C. Wagemans
Functieneutraal bouwen 'onvoorspelbaarheid ingekaderd' Een kwalitatief en kwantitatief onderzoek naar de flexibiliteit van gebouwlagen ten behoeve van toekomstige functieverandering van gebouwen Afstudeerrichting Building Technology Afstudeercommissie Dr. ir. P.A. Erkelens Prof. dr. ir. J.J.N. Lichtenberg Ir. J. Petit Datum afstuderen 24juni20o8 Samenvatting De huidige bouwwereld kampt met grote problemen, omdat gebouwen worden ontwikkeld voor statische functies. Functies zijn echter dynamisch en veranderen voortdurend, waardoor gebouwen al snel niet meer voldoen aan gestelde eisen. Een concept dat inspeelt op dit probleem is het functieneutraal bouwen. Een concept dat veel overeenkomsten heeft met het flexibel bouwen. Er bestaan echter verschillende gebouwen die ontwikkeld zijn vanuit de gedachtegang functieneutraal en flexibel bouwen. Binnen dit onderzoek is daarom als doel gesteld een analysemethode te ontwikkelen en te toetsen, waarmee flexibiliteit en functieneutraliteit inzichtelijk wordt gemaakt. De uiteindelijke toetsing van de analysemethode heeft plaatsgevonden aan de hand van een casestudy van het Martini ziekenhuis. Binnen deze casestudy is tevens een gevelconcept ontwikkeld, omdat uit de analyse naar voren komt dat vooral de gevel niet voldoet aan het concept functieneutraal bouwen.
Trefwoorden Functieneutraal bouwen Functieverandering Analysemethode Coupling Index Functieneutrale gevel
Afbeelding 1 Cyclus gebouw voor een vraaggestuurde markt
De samenleving, waarin wij leven, wordt gekenmerkt door haar dynamische karakter. Ontwikkelingen op sociaal, demografisch, economisch en technisch gebied volgen elkaar in razend tempo op. Deze veranderingen hebben een sterke invloed op het consumentengedrag, dat gekenmerkt wordt door verschillende megatrends. De belangrijkste megatrend is het individualisme. De vraagzijde van de consumentenmarkt wordt sterk bepaald door eigen ideeën en niet zozeer door wat de samenleving opdraagt. Door deze gedifferentieerde vraagzijde kan steeds moeilijker onderscheidt worden gemaakt tussen doelgroepen, waardoor geen duidelijke functie-eisen ontstaan. Binnen de huidige bouwwereld ontstaan hierdoor grote problemen, aangezien voornamelijk wordt gebouwd voor specifieke doelgroepen. Gebouwen kunnen vaak niet inspelen op veranderende functieeisen, waardoor de functionele levensduur korter wordt als de techni sche levensd uur. Als gevolg hiervan is het slopen van gebouwen vaak onvermijdelijk, waardoor kapitaalvernietiging plaatsvindt. Het is daarom erg belangrijk dat veranderingen optreden binnen de huidige bouwwereld. De bouwwereld moet veel meer inspelen op de vraag van de consument (figuur r). Een goede oplossing binnen dit kader is het nog vrij nieuwe concept functieneutraal bouwen, waarin gebouw en doelgroep worden losgekoppeld. Functieneutraal bouwen is echter geen geheel nieuwe ontwikkeling. Het kan in de lijn van ontwikkelingen op gebied van flexibiliteit worden geplaatst. Het loskoppelen van gebouw en doelgroep is echter wel een nieuwe benadering. Het bekendste concept dat gebaseerd is op het functieneutraal bouwen is het Solids concept van woningcorporatie Het Oosten te Amsterdam. Toch zijn er ook andere projecten die in de literatuur als functieneutraal worden aangeduid. Er is echter sprake van geheel verschillende projecten, waardoor geen duidelijk beeld van functieneutraal bouwen kan worden verkregen. De belangrijkste doelstelling van dit onderzoek is daarom het ontwikkelen en toetsten van een analysemethod e, waarmee flexibiliteit en functieneutraliteit van gebouwen wordt onderzocht en inzichtelijk wordt gemaakt. Met een dergelijke analysemethode wordt een grote diversiteit aan projecten vergelijkbaar. Allereerst is om verwarring te voorkomen een duidelijke definitie van het begrip functieneutraal bouwen opgesteld. Functieneutraliteit komt overeen met het begrip productflexibiliteit, een onderverdeling van het begrip flexibiliteit. Functieneutraliteit kan daardoor worden gezien als 'het vermogen van een gebouw om met beperkte bouwtechnische ingrepen wijzigingen te ondergaan en functieverande ringe n in zich op te nemen, afgestemd op de specifieke en persoonlijke wensen en eisen van de gebruiker(s) .' 1,2 Vervolgens is binnen het onderzoek een analysemethode ontwikkeld. Binnen de analysemethode van een functieneutraal gebouw dient de fl exibiliteit van het gebouw meetbaar te worden gemaakt, aangezien functieneutraliteit wordt bepaald door de ruimtelijke en technische flexibiliteit van een gebouw. Het gebouw kan worden opgedeeld in de
111
-
ur c
c..
RI RI
...tT c
:::l
c..
!!. CJ' n
c
;:::; ID
;:::;: o0
c
::i:
7'
c
::l
0.. ID
Afbeelding
2
Weergave gevelconcept
technische gebouwlagen constructie, ontsluiting, gebouwschil, installaties, inbouw en de ruimtelijke gebouwlaag ruimtelijk plan. De analysemethode is gebaseerd op de Design For Variety methode uit de productontwikkeling. Door middel van de Coupling Index, een index uit deze analysemethode, kan aan de hand van het toekennen van een waardering aan de vastgestelde gebouwlagen de mate van koppeling en daarbij de mate van flexibiliteit van het gebouw inzichtelijk worden gemaakt. Deze Coupling Index kan verder onderverdeeld worden in een Coupling Index Supplying en een Coupling Index Receiving. Door de gebouwlagen, bijbehorende kenmerken en de Coupling index te combineren, is een matrix (figuur :z) ontstaan, waarmee de filexibiliteit en functieneutraliteit van gebouwlagen wordt berekend. Tevens is het voor de toetsing van functieneutraliteit noodzakelijk een theoretisch .referentieproject betreffende het functieneutrale gebouw op te stellen. Dit referentieproject is opgesteld voor een functionele bandbreedte, bestaande uit de functies wonen, werken en zorg. Aan de hand van de opgestelde matrix en het functieneutrale gebouw kunnen zowel uitspraken over de flexibiliteit en functieneutraliteit van de afzonderlijk gebouwlagen als over de projecten in totaLiteit worden gedaan. De projecten die aan de analysemethode onderworpen zijn, zijn Solid Oud-West, Solid !)burg en Multifunk te Amsterdam, de Schiecentrale 4b te Rotterdam, La fenêtre in Den Haag, het Scharnier te Hoogvliet en het Martini ziekenhuis te Groningen. Wat gebouwlagen betreft, scoren de lagen constructie, ontsluiting, installaties en inbouw bij één of meerdere projecten goed tot maximaal. De gebouwschil blijft echter bij alle analyseprojecten wat flexibiliteit en functieneutraliteit betreft achter. Wat functieneutraliteit betreft, behaalt het Martini .ziekenhuis door de hoge mate van ontkoppeling van gebouwlagen en de mogelijkheid tot volume-uitbreiding de hoogste score. De gebouwschil en het Martini ziekenhuis dienen als basis voor de uitgevoerde casestudy. Binnen de casestudy is het Martini ziekenhuis getoetst op de functies wonen, werken en zorg.
77 Met deze casestudy kan worden aangetoond dat functies eenvoudig binnen de kaders van het Martini ziekenhuis ingepast kunnen worden, waardoor ook de werking van de analysemethode is getoetst. Tevens is binnen de casestudy van het Martini ziekenhuis een nieuw gevelontwerp gemaakt. De gevel van het ziekenhuis heeft een sterk industrieel karakter, waardoor het gebouw niet snel de erkenning als woongebouw zal krijgen. De esthetica van het gebouw speelt echter voor de functieneutraiJiteit een belangrijke rol. Het concept van een functieneutrale gebouwschil dient voor een goede werking zowel opgebouwd te zijn uit flexibele als vaste elementen, zodat volume-uitbreiding mogelijk wordt, maar het esthetische beeld van het gebouw wordt behouden (figuur 3). De analyses en de casestudy hebben aangetoond dat flexibiliteit en functieneutraliteit van gebouwen door de analysemethode meetbaar en daardoor inzichtelijk worden, waardoor projecten met elkaar vergeleken kunnen worden. Tevens kunnen gebouwen in het ontwerpstadium, zoals met de casestudy is aangetoond, bijgesteld worden op gebied van flexibiliteit.
A.R. Walraven
Van vraaggestuurde naar waardegestuurde benadering Een onderzoek naar de huisvestingsbehoeften en het inzichtelijk maken van de waarde voor opdrachtgevers in de primaire onderwijssector
I
meeMaarde
_1
-r
winst
---*---
Afstudeerrichting Construction Management & Engineering Afstudeercommissie Prof. dr. ir. B. de Vries Prof. dr. ir. H.A.J. de Ridder P. Frolichs
-ur 111
c
Datum afstuderen 24juni2oo8
0.
11) 11)
..,
I:T
c
:::1
0.
!. ill' (")
c .... C1l
;::;: CT 0
c
,.,. ::!
c
:::> 0. C1l
Samenvatting Het creëren van meerwaarde voor opdrachtgevers en gebruikers is de manier om als opdrachtnemer klanttevredenheid te kunnen garanderen en om opdrachten gegund te krijgen. Noodzakelijk is hierbij dat waarde meetbaar gemaakt dient te worden. In dit onderzoek wordt de waarde voor opdrachtgevers van huisvesting van primair onderwijs geobjectiveerd middels intersubjectiviteit, waardoor de waarde-prijs verhouding van (ontwerpen/aanbiedingen van) basisschoolgebouwen kan worden bepaald. Er wordt enerzijds een aanzet gegeven tot productontwikkeling en anderzijds is een gunningsmodel ontwikkeld om objectief en transparant de 'economisch meest voordelige aanbieding' te kunnen bepalen. Trefwoorden Waarde Meerwaarde LBC (Living Building Concept) EMVA (Economisch meest voordelige aanbieding) Productontwikkeling Value
Afbeelding 1 Waarde-prijs-kosten model (De Ridder,
2006)
Opdrachtgevers die een bouwwerk willen realiseren hebben tot op heden voornamelijk volgens de traditionele manier aanbesteed, namelijk aan de hand van een uitgewerkt, vastomlijnd bestek en ontwerp. Daarbij worden de aanbiedingen van de opdrachtnemers hoofdzakelijk beoordeeld op de laagste prijs. In de theorie en de praktijk blijkt dat deze gunningsmethodiek niet leidt tot een innovatief, creatief en goedlopend proces. Met het innovatief aanbesteden en daarbij de vraag specificeren in functies cq prestaties en de actuele 'economisch meest voordelige aanbieding' (EMVA) gunningsmethodiek (waarbij naast de prijs tevens de waarde centraal staat, zie afbeelding r) krijgt de opdrachtnemer de kans om meerwaarde te creëren. De creativiteit verschuift hierdoor van de opdrachtgever naar de opdrachtnemer, waarbij de focus ligt op het creëren van meerwaarde. Waarde Het doel van het onderzoek is het overhandigen van aanbevelingen aan opdrachtnemers om meerwaarde te kunnen creëren voor opdrachtgevers van huisvesting voor primair onderwijs. Aangezien opdrachtnemers geen inzicht hebben in de beh oefte en de mate waarin aan deze behoefte waarde wordt gehecht, zullen productkenmerken geïdentificeerd moeten worden en dient de waarde voor opdrachtgevers per kenmerk inzichtelijk gemaakt te worden. In dit onderzoek is een methode omschreven en uitgewerkt. De behoefte van opdrachtgevers is omschreven in 34 relevante productkenmerken. Omdat de waarde van deze kenmerken moeilijk te bepalen is, worden de kenmerken gecategoriseerd naar II klantenwensen. Via de Quality Function Deployment methode wordt het relatieve belang van iedere klantwens vertaald in het relatieve gewicht van de productkenmerken. Dit relatieve gewicht geeft inzicht in de waarde die opdrachtgevers hechten aan het kenmerk en dus in hoeverre het kenmerk bijdraagt aan het leveren van de totale waarde.
w
c
~
i min waarde (PvE)
mall plijs
Afbeelding
2
PRIJS
Selectie obv waarde en prijs. 111
Aan de hand van de waarde van de productkenmerken geeft dit onderzoek een advies tot ontwikkeling van een basisproduct (lees: huisvesting voor primair onderwijs). Dit te ontwikkelen basisproduct voldoet aan de werkelijke behoefte van alle op· drachtgevers. De meest belangrijke kenmerken van het gebouw volgens opdrachtgevers hebben te maken met de thema's 'duur· zaamheid & exploitatie' en ' multifunctionaliteit'. Het basis· product dient vervolgens te kunnen worden 'geupgraded' of 'gedowngraded' betreffende 6 kenmerken. Voor wat betreft deze 6 variabelen is de behoefte van de opdrachtgevers verschillend. De 6 variabelen hebben te maken met de thema's 'exploitatie' en 'tijdelijke flexibiliteit' . Met de resultaten (waarde van de kenmerken) is naast het advies omtrent productontwikkeling tevens een model ontwikkeld. Dit model maakt het mogelijk om (ontwerpen/aanbiedingen van) basisschoolgebouwen objectief te kunnen waarderen op basis van meerwaarde (zie afbeelding 2). Door deze toetsing kunnen voorlopige aanbiedingen worden aangepast, zodat deze zo goed als mogelijk voldoen aan de behoefte van de klant en de kans op .het gegund krijgen van de opdracht groter wordt. Relevantie Met behulp van de vergaarde data uit het onderzoek wordt concrete invulling gegeven aan een gedeelte van het Living Building Concept. Bovendien zijn opdrachtnemers middels dit onderzoek beter in staat in te spelen op de werkelijke behoeften van de opdrachtgevers. Dit speelt zowel bij de ontwikkeling van een basisproduct, als bij het maken van een aanbieding (opdrachtnemer). als het selecteren van de meest voordelige aanbieding (opdrachtgever) een rol. Door te voldoen aan de werkelijke behoefte kan meerwaarde worden geleverd, is de kans voor opdrachtnemers op het gegund krijgen van het project groter, kan klanttevredenheid worden gecreëerd en kan uiteindelijk winst en groei worden gerealiseerd.
Proces Om de waarde voor opdrachtgevers (gemeenten, bovenschoolsebesturen of schoolbesturen van één school) te bepalen, dient het relatieve gewicht van de productkenmerken te worden bepaald. De geïdentificeerde 34 relevante productkenmerken kunnen worden gecategoriseerd in n klantenwensen. Deze klantenwen· sen kunnen globaal worden ingedeeld in 3 waardedimensies, te weten 'belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde'.
ii!' c
Q..
I'D I'D
...
C"
c
:I Q..
~
ëJ'
n
c
.... ([)
;:::;:
Van de n klantenwensen wordt de waarde meetbaar gemaakt door middel van intersubjectiviteit. Waarde kan hierbij als een objectieve eigenschap van iets worden gekenmerkt en is niet afhankelijk van de toevallige smaak van de beoordelaar. Door het toepassen van Stated Preferenee methodieken kan de waarde direct worden gemeten aan de hand van hypothetische vragen. Via een diepgaande survey zijn gegevens ontvangen van 209 respondenten. Met de gegevens is het mogelijk geweest om het relatieve belang van de klantenwensen te bepalen. Op basis van dit relatieve belang en de eigenschappen van de respondent (opdrachtgever) , verkregen uit desk research en ander kwalitatief onderzoek, zijn vier categorieën opdrachtgevers geïdentificeerd waartussen de waarderingen (en dus de behoefte) volgens statis· tische toetsing significant van elkaar verschillen. Per categorie opdrachtgever is het relatieve belang van de klan· tenwensen overzichtelijk vertaald naar het relatieve gewicht van de productkenmerken, middels de Quality Function Deptoyment methodiek. Dit onderzoek geeft een methode en een model, waarmee de waarde die opdrachtgevers van huisvesting voor primair onder· wijs hechten aan productkenmerken inzichtelijk wordt gemaakt. Daardoor is dit onderzoek uitermate geschikt voor opdrachtne· mers om hun aanbiedingen en producten af te stemmen op de werkelijke behoefte van de opdrachtgever en indirect de gebrui· kers van de huisvesting.
79
Ing. Y.G.F.M. Weekers
13/13 Machinefabriek Herbestemming van de Machinefabriek te Vlissingen Afstudeerrichting Building Technology Afstudeercommissie Prof. ir. J.M. Post A.J.M. Walraven Arch.AvB Prof. ir. P.G.S. Rutten Datum afstuderen 24junizoo8
111
u:r c:
0. tD
..,tD
C"
c:
::I
0.
~
01'
n
Samenvatting Herbestemmen van de Machinefabriek te Vlissingen, welk onderdeel uitmaakte van de vertrokken scheepswerf midden in het hart van de stad. Aan de hand van het gedachtegoed van de Re-Architecture methode is op een verantwoorde en toekomstgerichte manier getracht het ontwerp vorm te geven. Daar waar ooit scheepsmotoren werden gebouwd zijn nu een casino, hare· ca en een overdekte markt de nieuwe gebruikers van het behouden complex.
Afbeelding 1 Exterieur van de Machinefabriek
c:
..... tll
g § "'
§ ~
8o
Trefwoorden Binnenstedelijke havengebieden Industrieelerfgoed Herbestemmen Zero waste Toekomstgericht
Afbeelding 3 Voorgevel van de nieuwe toestand
De enorme veranderingen die optreden bij de ontwikkelingen van havengebieden, en alles wat hiermee te maken heeft, zijn er grotendeels verantwoordelijk voor dat met name binnenstedelijke havengebieden hun initiële functie verliezen. Ruime nieuwe havens dichter bij het open water huisvesten tegenwoordig de handels· en verwerkingsfuncties van de havens. De verschui· ving van activiteiten en het leeg komen te staan van deze binnenstedelijke havengebieden hebben ook hun stempel gedrukt op het Vlissingen van nu. Het voormalige terrein van de Koninklijke Schelde Groep (KSG) heeft ook haar initiële functie verloren, namelijk het bouwen en onderhouden van schepen. Het terrein mag dan wel een bin· oenstedelijke werf zijn, de vergelijking met binnenstedelijke havens is rechtvaardig te noemen. Velerlei elementen en ruim· telijke eigenschappen van een haven zijn terug te vinden op een dergelijke werf. Daarnaast bezit de werf een zelfde soort karak· ter; een rauw, niet vergevingsgezind karakter, dat in alles de relatie met het water met zich meedraagt. Het is juist de combi· natie van het water, de ruimtelijke indeling, de gebouwen en mechanische elementen dat het gebied maakt tot wat het is. Al deze schakels waren nodig om te kunnen functioneren en al deze schakels dragen bij aan het karakter. De problemen luiden: hoe om te gaan met dergelijke leegstaande gebieden op de eer· ste plaats, en in de tweede plaats hoe om te gaan met het gebouwde erfgoed in dergelijke gebieden? Het doel is om aan de hand van een case en een vooronderzoek aan te tonen hoe met dergelijke specifieke problemen omgegaan kan worden. De case, een ontwerp voor de herbestemming van de Machinefabriek op het KSG terrein, zal hierbij als leidraad die· nen waarbij telkens wordt ingegaan op het effect dat bepaalde beslissingen met zich meebrengen. Het vooronderzoek is een vergelijkend onderzoek van 6 reeds herbestemde havengebie· den. Dit vooronderzoek is onderdeel van het totale traject en resultaten hieruit zullen worden gebruikt bij het beargumente· ren van de doelstelling. Belang van dit verslag zijn allereerst een
Afbeelding 2 Bestaande interieur van de hal
Sr
Afbeelding 4 Maquette van de herbestemming
ontwerp voor de Machinefabriek en daarnaast een mogelijke aanpak van het huidige probleem hoe om te gaan met de leegstaande binnenstedelijke haven-gebieden. In het eerste deel zullen de gebouw- en gebiedsanalyse worden besproken. Hierbij wordt de huidige toestand duidelijk omschreven, wordt teruggekoppeld naar de historie en wordt van zelfsprekend een uitleg gedaan over de toekomstige plannen. Deze analyses vormen de basis voor het verdere ontwerptraject. In het tweede deel, het Concept, zal de manier van aanpak worden uitgelegd. Aan de hand van gebruikte methoden, uitspraken en een stuk eigen inbreng wordt in deze de basis gelegd voor het uiteindelijke ontwerp. De analyses fungeren als startpunt, het ontwerp als resultaat. Dit proces is uiteraard geen liniar proces, telkens weer moet er een stap terug of vooruit worden gedaan om tot een totaalbeeld te komen. Voor de duidelijkheid is in deze wel getracht de stappen in chronologische volgorde te plaatsen. Na het Concept zal het nieuwe ontwerp voor de herbestemming van de Machinefabriek worden getoond. De manier van aanpak en het gekozen concept dienen ter verklaring van het ontwerp zelf. De ontwerpbeslissingen, werking van het geheel en de uitvoering van het ontwerp staan hierbij centraal. Als laatste komt de reflectie aanbod . Het is juist deze reflectie die zo belangrijk is voor nieuwe ontwerpen voor een dergelijk specifiek probleem. Het masterplan zal worden vergeleken met voorgaande studies naar herbestemde binnenstedelijke havengebieden en de aanpak voor de herbestemming van de fabriek zal worden uitgelicht. Een antwoord vinden op de probleemstelling zal het doel zijn in dit laatste deel. De sociaal-economische invloeden, die binnenstedelijke havengebieden hebben gehad op de steden, maken de gebieden zeer belangrijk voor deze steden. Daarnaast is de ligging ervan veelal uniek en één van de mooiste plekken binnen elke stad. Bij de herbestemming zou de historie hoog aangeschreven moeten worden, want alleen door het verkrijgen van een collectiefbegrip
voor deze historie, worden deze plekken in de stad aangezien voor wat ze waard zijn. Het moeten dus meer zijn dan alleen maar leuke woonlocaties op of rond het water. Deze opgave is er uiteraard één complex van aard; de projectontwikkelaar wil zo veel mogelijk geld verdienen, lees hier: veel hoogbouw en nieuwbouw, de 'geest van de plek' moet wel bewaard blijven, lees hier: veel van de historische context behouden. Het herbestemmen van binnenstedelijke havengebieden gaat verder dan alleen het gevecht tussen het behouden van gebouwen en nieuwbouw. Ook de hele sfeer moet grotendeels intact blijven. Hiervoor is meer nodig dan alleen herbestemmingen; ook ruimtelijke indeling, gebruik van het water, behoudt van kades en behoudt van machines delen in deze beleving. Het is dan de synergie die ontstaat tussen oud en nieuw die moet verhelpen dat de gebieden onherkenbaar worden. De voormalige 'geest van de plek' op het KSG terrein zal verdwijnen. Dit komt door de sloop van bijna alle panden, door de grote verschuiving in land- en watergebruik en door het beeld dat de architecten in hun masterplan schetsen. Natuurlijk moet het aanbeeld dat de KSG had niet worden geromantiseerd, maar feit is wel dat dit bedrijf de motor was en is achter de lokale economie. Deze eminente invloed zal dus niet meer afleesbaar blijken te zijn op het her te bestemmen terrein. De drie herbeslemmingen en het behouden hoofdkantoor zijn de dragers van de identiteit. De KSG leeft hierin voort. Met de herbestemming van de Machinefabriek en de bouw van de toren aan het Dok is binnen dat kader geprobeerd tegenwicht te bieden aan de verdwijning van het historische besef op deze plek. Door daarnaast het gebouw openbare recreatieve functies mee te geven, wordt getracht alle inwoners en bezoeker gebruik te laten maken van deze belangrijke plek in de stad. De hal wordt 'schoongeveegd ', de ondersteunende delen worden getransformeerd tot kantoorvloeren, de blokken met elk hun eigen fooiprint worden geplaatst, en ingrepen ten behoeve van de beleving en het functioneren van de fabriek worden gedaan.
Ing. T.A.F. Welten
Onderzoek naar de arbeidsproductiviteit van een bouwplaatsmedewerker Ontwikkeling van een hulpmlddel dat bijdraagt aan een verhoging van de arbeidsproductiviteit Afstudeerrichting Construction Technology Afstudeercommissie Prof. ir. F.J.M. Scheublin Ing. C.M. de Bruijn Ir. S. Borremans Datum afstuderen 27 mei 2008
o0
c
:E
7'
c
::J
a. <1>
Samenvatting Bouwplaatsmedewerkers voeren op een dag allerlei werkzaamheden uit om er voor te zorgen dat een bouwwerk gerealiseerd wordt. Er zijn echter allerlei factoren die van negatieve invloed kunnen zijn waardoor de arbeidsproductiviteit van de bouwplaatsmedewerkers daalt. Deze factoren zijn in te delen in drie groepen: motivatie, bouwplaatssituatie en organisatiejmanagement. Gebleken is dat de laatste groep de meest negatieve invloed heelt. Dit houdt in dat een uitvoerder, bouwplaatsmedewerkers niet goed aanstuurt, rekening houdend met de tijd, met als gevolg afnemende motivatie. Daarom is een hulpmiddel ontwikkeld dat ervoor zorgt dat deze problemen worden voorkomen en daarmee de arbeidsproductiviteit verhoogd wordt. Trefwoorden Bouwplaatsmedewerker Arbeids prod ucti vi teil Manuren Efficiëntie Taakinstructie
Afbeelding 1 Bouwplaatsmedewerker is direct productlef bezig
Inleiding Het tot stand komen van een bouwwerk heeft veel om handen. Na een (vaak langdurig) voorbereidingstraject vindt de daadwerkelijke realisatie plaats tijdens het uitvoeringsproces. Het zijn de bouwplaatsmedewerkers die in deze fase ervoor zorgen dat papier werkelijkheid wordt. Een optimale situatie voor deze personen is gewenst om de arbeidsproductiviteit zo hoog mogelijk te houden. Onder arbeidsproductiviteit wordt hier verstaan, de hoeveelheid tijd dat een bouwplaatsmedewerker op een achturige werkdag daadwerkelijk bezig is met zijn productie (bijvoorbeeld kozijnwerkzaamheden) . Wat betreft een bouwplaatsmedewerker gaat het in dit onderzoek om personen die werkzaamheden uitvoeren op een bouwplaats welke tot resultaat hebben het realiseren van een gebouw. Het gaat dan om medewerkers van Heijmans Bouw Best BV. Arbeidsproductiviteit en de manuren die verbruikt worden tijdens de uitvoering van een bouwwerk hebben een sterke relatie. Met hierop volgend het feit dat er op het moment van uitvoeren van het onderzoek een negatief verschil zit van circa 16% tussen de begrote en de verbruikte manuren, kan gezegd worden dat het van groots belang is nader naar de arbeidsproductiviteit te kijken in relatie tot factoren die hierop van invloed zijn. Doel van het onderzoek is dan ook het bepalen en beheersbaar maken van de factoren welke de meest negatieve invloed hebben op de arbeidsproductiviteit van een bouwplaatsmedewerker en op deze wijze een bijdrage leveren aan het zo nauwkeurig mogehjk nastreven van de begrote manuren. Dit is gedaan door middel van literatuuronderzoek, interviews en tijdsmetingen. Onderzoek Na literatuuronderzoek, aangevuld met interviews, is inzicht verkregen in de maatgevende factoren welke direct van invloed zijn op de arbeidsproductiviteit van een bouwplaats medewerker. Deze kunnen ingedeeld worden in drie hoofdgroepen welke zijn omgezet in de volgende drie probleemstellingen die kritisch beschouwd zijn: r. Motivatie van bouwplaatsmedewerkers is niet optimaal 2. Geen ideale bouwplaatssituatie 3· Organisatiefmanagement op een bouwplaats laat te wensen over Na inventarisatie van de factoren zi,jn er, door het houden van interviews, meningen van allerlei disciplines binnen Heijmans Bouw Best BV. verzameld over hoe men denkt over de relatie tussen de drie hoofdgroepen en de arbeidsproductiviteit. Hiermee is het beeld ontstaan dat de problemen liggen op het gebied van organisatie en management met als gevolg een afnemende motivatie bij de bouwplaatsmede-werkers. Voordat er echter conclusies getrokken kunnen worden is het relevant om naar de werkelijkheid te kijken. Er zijn daarom op vijf bouwplaatsen van Heijmans Bouw Best BV. tijdsmetingen in de vorm van multimomentopnamen uitgevoerd. Hieruit is duidelijk geworden waar de problemen liggen met betrekking tot de tijdsverdeling op een achturige werkdag. Significant is aangetoond
Taokinstructieblod Gevel
oo1t activiteit
at~erkiru
mord-en
he ij mans
Appartemententwinkelcentrum parkhof Eindhoven E51269
ProJect ProJect nr.
BOUW
Zl.Jidqev~
Wie?
kb Cf
Telleningen
Bou·f'l:undige tekening;n ·1 00 en 200 + detail A1 en B2+ ingetekende bou·N:. tek. door 'i>.erkvoomereider
~efieel
Praftelen en stellatten
-> ->
: :
Tpv noor>:l-en ruidgevel
->
,.-·
->
,.
-> ->
->
-> ~etiaal
Bevestigingshr_ekjes kozi1Jen Hoekpro~len betonbandjes Kozijnslabbel)l)e Z100
_,
:
Materieeloontainer Materieeloontainer -> Materiaalcontainer
->
-> ->
-·
-> ->
-> -> ->
~
_,
Vei~gheidsa~eeten
Let op vei igheidsleuningen, laat de:re op de j<.i ste plaats zitten
Uitvoeringsmethode
PIarming alhank eij k van voorlgang rn etseMelk Tijdig u~voerder '11a3rSChw.en als materiaal begint op te raken
-
Dl
ur c:
ppgen011en productie zijn de noor>:l-en ruidgevel ;oiledig
c. tD tD
~ c: :::s
:
c.
!-
Dinsdag wed< 12
De.uline
ëj'
Tijds1Jianning
,...ka
week 7 ma do
~
~looer1
00
"'
'evEI ill",.,.lfrg rrord-en D.id;le"'l "etonb3'ldjes mootS'en
\1"
""
di
W»ek 9 do
~·
!
I
~o>eldr.!IJ"'S
'
:
~_uitenkozijnen mentS'en
...,
d
" ""
'
2
'
" I
: : :
'
Afbeelding
do
:
ID"Ptlsmo
i
... ek 10
i
:
:
ma
••
d
l
i
00
i
,,
d
""
••
n
week 12
w.ek 11 00
\1
d
IT'I
00
~·
c
"'"
c
::.: 'A
c
i
:::J
'
o._
ro i
Volledig opgesteld taakinstructieblad voor één actlvitelt
dat bouwplaatsmedewerkers te veel bezig zijn met zaken als lopen, halen, zoeken en overleggen.
tiebladen zitten aan het werkblad 'planning' gekoppeld en per activiteit kan er een taakinstructieblad opgesteld worden.
Wanneer alle resultaten op een rij gezet worden kan geconcludeerd worden dat de bouwplaatssituatie de minst bepalende factor is. Problemen liggen op het gebied van organisatie en management met afnemende motivatie als gevolg. Dit uit zich in onduidelijkheden met betrekking tot een taak- en doelstelling voor de bouwplaatsmedewerkers. Ze denken daardoor niet voldoende na voor ze aan een taak beginnen en gedurende de werkzaamheden ontstaan er onderbrekingen wat de motivatie niet ten goede komt. Bovendien is het zo dat uitvoerders taken niet efficiënt inplannen met terugkoppeling naar de overallplanning en de werkbegroting. Gevolg is dat bouwplaatsmedewerkers niet duidelijk wordt gemaakt wanneer een taak gereed moet zijn wat er weer toe leidt dat iedereen in zijn eigen tempo gaat werken waardoor taken onnodig uitlopen. Uiteindelijk ontstaan er negatieve verschillen met betrekking tot de manuren die begroot zijn en de werkelijkheid verbruikte.
Toetsing en conclusie Om te zien of het hulpmiddel daadwerkelijk tijdens de uitvoering een bijdrage kan leveren, is het op tvvee bouwplaatsen getoetst. Na afloop van de toetsing en de evaluatie met de betrokkenen kan gezegd worden dat het hulpmiddel een positieve bijdrage zalleveren aan een verhoging van de arbeidsproductiviteit van de bouwplaatsmedewerkers van Heijmans Bouw Best BV.
Oplossing Terug kijkend naar de doelstelling en inhakend op de zojuist opgesomde problemen, is de volgende stap om deze problemen beheersbaar te maken. Vanuit de analyse is er een hulpmiddel ontvvikkeld. Dit hulpmiddel richt zich op het plannen van de activiteiten die de bouwplaatsmedewerkers moeten uitvoeren met daarbij de ondersteuning van een taakinstructie blad. Het betreft een Excel-document dat bestaat uit een werkblad 'planning' en werkbladen waarin taakinstructiebladen samengesteld kunnen worden. Een uitvoerder gaat daarbij in eerste instantie aan de slag met het werkblad 'planning'. Hij heeft de mogelijkheid om voor zes weken activiteiten, met daarbij bouwplaatsmedewerkers, in te plannen waarbij uiteindelijk automatisch verschillen naar voren komen tussen de begrote manuren en de door de uitvoerderingeplande manuren. De taakinstruc-
ro
;:;:
co
' i
;:+
Het beheersen van de negatieve factoren op het gebied van organisatie en management is geslaagd. Een uitvoerder kan met het hulpmiddel op een heldere manier de bouwplaatsmedewerkers aansturen. Dit wordt ondersteund door de resultaten van de toetsing waarbij alle activiteiten (circa 3000 manuren) op het gevraagde tijdstip zijn afgerond, maar ook door de positieve reacties van de uitvoerders. Als laatste kan over de motivatie gezegd worden dat uit de reacties van de bouwplaatsmedewerkers en de uitvoerders blijkt dat deze positief beïnvloed wordt, maar dat op langere termijn hier echt uitsluitsel over gegeven kan worden. Nadat er presentaties gehouden zijn voor de projectleiders en uitvoerders van Heijmans Bouw Best BV. is bij deze groepen de overtuiging ontstaan dat het hulpmiddel in de toekomst een positieve bijdrage zal leveren.
Ing. R. Wintraecken
Stairway to heaven of Road to nowhere? Ontwikkeling van een instrument om de verwachte effecten van collectief particulier opdrachtgeverschap en mede-opdrachtgeverschap in de stedelijke vernieuwing te toetsen aan de uiteindelijke situatie Afstudeerrichting Real Estate Management & Development Afstudeercommissie Drs. ).).A.M. Smeets Ir. L.A.M.C. van de Ven Ir. M.T. Appelo 111
u;'
c c.
I!) I!)
...er
c :::1 c.
~
01'
n
c
..... ct>
Datum afstuderen 24 juni2oo8 Samenvatting In dit onderzoek is een methode ontwikkeld om de verwachte gevolgen van Coll'ectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO) en Mede-Opdrachtgeverschap (MO) in de stedelijke vernieuwen te toetsen aan de uiteindelijke situatie. Men verwacht dat de par· ticipatie van particulieren en de geboden zeggenschap aan deze mensen leidt tot meer woningdifferentiatie, een toename van de sociale cohesie in de buurt, een verbetering van de leefbaarheid, een imagoverbetering voor de buurt en dat er onder de marktwaarde gebouwd kan worden. Aan de hand van de ontwikkelde methoden kan dit tijdens en na het ontwikkelingsproces gemeten worden. Trefwoorden Particulier opdrachtgeverschap Stedelijke vernieuwing Corporatie
Afbeelding 1
Particulier Opdrachtgeverschap (PO) is geen nieuw verschijnsel in Nederland. In stedelijke vernieuwingsgebieden zijn toekom· stige bewoners echter slechts zelden opdrachtgever. Projecten waarbij huurders de kans krijgen hun eigen woning en woon· omgeving te ontwikkelen zijn nog schaarser. De overheid heeft als doelstelling burgers meer zeggenschap en keuzevrijheid te bieden en probeert dit te bereiken door particulier opdrachtge· verschap te promoten. Corporaties kunnen een belangrijk aan· deelleveren aan de toename van PO in stedelijke vernieuwingsgebieden door naast kopers ook huurders de kans te bieden hun eigen woning te ontwikkelen. Er heersen diverse verwachtingen van particulier opdrachtgeverschap in stedelijke vernieuwingsge· bieden. In dit onderzoek worden de verwachte effecten van collectief particulier opdrachtgeverschap en mede-opdrachtgever· schap in kaart gebracht en wordt een instrument ontwikkeld om de verwachting te toetsen aan de uiteindelijke situatie. De volgende probleemstelling is dan ook te formuleren. Op welke manier kunnen de verwachtingen van collectief parti· culier opdrachtgeverschap en mede-opdrachtgeverschap in een stedelijk vernieuwingsgebied met een woningcorporatie worden getoetst aan de uiteindelijke situatie? Om zich opdrachtgever te kunnen noemen moet de particulier over eep aantal elementen van het vastgoedontwikkelingsproces beschikken, de zogenaamde procesfuncties. De volgende proces· functies dient de particulier zelf uil te voeren: het nemen van initiatief, geven van opdrachten, coördinatie van het proces en de interne besluitvorming. De procesfunties beschikbaar stellen van de grond, financieren, ontwerpen, bouwen en het verenen van vergunningen kunnen worden uitbesteed aan derden. In dit onderzoek zijn twee methoden van particulier opdrachtgeverschap onderzocht, namelijk collectief particulier opdrachtgever· schap (CPO) en mede-opdrachtgeverschap (MO). CPO en MO zijn geschikte ontwikkelmethod~n om toe te passen in de stede· lijke vernieuwing vanwege de hoge bebouwingsdichtheden die
U.oh ,r."., _ ,,,~4o
·~-·-.._.,. J
--·
::--,~..-"".!:"u.. ~ ., ,.._,.,
~ .......
••••
,..c. u
".11....... , ...... . or~ .,
.,._,, .. A•l lo ...
~
o:." , ,..ut
_......,... .",....... . . . . ~:=:,:::::.:--::. lholhull'fo ,.•l ••• ••: -~
to.....,'• ~<-1
'-•....,,.,..,
höJ""''O._. . . . .. _.
~.,. ,~
...... .,.....
-~ , _
U..to ·••"l>lol ,.lt tto.l• ;..,. . . . . .. t .... e-11-
...
UM• ••"•UMroat .. ... ott .lf
•h••~- ··· ···~"~·
-llo"t .. • il .ti .. H' I
•lf•"'•ft•to"aH"' ""''" ,....... "..f
M-·•-..,. •~•
- •~0)
, ,.,.,._ ., '1( 1.,...- ~;a.rtu
.. :rw••......,-•...••
~ ~~•• , ... t--I!"' •C!
~v
-..."".-'"""'
~'~'"
Afbeelding
2
behaald kunnen worden. Voor beide ontwikkelmethoden geldt dat er een ontwikkelvereniging of -stichting opgericht moet worden, waarbij een vereniging de voorkeur heeft. In een ver· eniging hebben alle leden stemrecht terwijl er bij een stichting een bestuur beslissingen neemt, waardoor de zegge nschap van de leden afneemt. Het verschil tussen CPO en MO zit in de deelname van een tweede partij naast de stichting of vereniging. In de meeste gevallen is dit een corporatie die haar huurders de mogelijk geeft om de eigen woning en woonomgeving mede te ontwikkelen. Op deze manier wordt getracht de huurder meer zeggenschap en keuzevrijheid te geven. De verwachtingen van CPO en MO in de stedelijke vernieuwing zijn hoog gespannen. Er hebben nog maar weinig projecten plaatsgevonden met deze manier van ontwikkelen in de stedclij· ke vernieuwing waarbij zowel huurders als kopers betrokken werden. De projecten die plaatsgevonden hebben zijn van dusdanig kleine schaal dat effecten voor de buurt op sociaal vlak niet waarneembaar zijn. De belangrijkste verwachtingen zijn: meer participatie van bewoners aan het proces meer zeggenschap en keuzevrijheid voor bewoners meer woningdifferentiatie toename van sociale cohesie in de buurt verbetering leefbaarheid imagoverbetering voor de buurt bouwen onder de marktwaarde. Belangrijke verwachtingen waar CPO en MO essentieel afwijken van "traditionele" ontwikkeling zijn de vergroting van de zeggenschap en keuzevrijheid en de participatie van toekomstige bewoners in het proces. Om de andere verwachte effecten te kunnen behalen zijn zeggenschap e n participatie essentieel. In afbeelding z is weergegeven hoe de verschillende verwachtingen geoperationaliseerd zijn, wat er gemeten moet worden, hoe en op welk tijdstip in het proces. In dit onderzoek is het stedelijke vernieuwingsproject in de Bloemenbuurt-zuid als case beke-
Afbeelding 3
ken, waar 324 woningen ontwikkeld worden door zowel huurders als kopers. Dit project is echter op het moment van schrijven nog in volle gang. Alleen de voorlopige participatie en de geboden zeggenschap kunnen worden gemeten op moment van schrijven. Hierbij blijkt dat er op papier voldoende zeggenschap wordt geboden (79 % volgens de zeggenschapsmeter) maar dat dit in de praktijk beperkt wordt door een strikt beeldkwaliteitsplan. Verder is opvallend dat de participatie bij de ontwikkelvereniging met alleen kopers groter is dan bij de andere ontwikkelverenigingen met alleen huurders (respectievelijk 8o% t.o.v. 67%). Een mogelijke verklaring kan zijn dat de kopers van buiten de Bloemenbuurt komen en bewust voor een ontwikkelings· proces in CPO hebben gekozen. De huurders komen van bin· nen de Bloemenbuurt en kregen te maken met de sloop van hun bestaande woning en hierop volgende nieuwbouw. Hierdoor nemen zij wellicht minder enthousiast deel aan de stedelijke vernieuwing. Het toetsingsinstrument is ontwikkeld om een volledig beeld te kunnen vormen of de verwachte effecten van particulier opdrachtgeverschap in de s tedelijke vernieuwing daadwerkelijk behaald worden. Een groot deel van de benodigde gegevens kunnen door de corporatie gedurende het ontwikkelingstraject wor· den bijgehouden. Verder worden de effecten op de sociale cohesie, leefbaarheid, woningdifferentiatie en de imagoverbetering achterhaald met behulp van de bewonersenquête. De bewonersenquête is een aangepaste versie van de monitor "leefbaarheid en veiligh eid" zoa ls deze in het grote steden beleid wordt toege· past. De aangepaste versie dient bij voorkeur in de gehele gemeente afgenomen worden, maar minimaal in het stedelijke vernieuwingsgebied. De monitor wordt steekproefsgewijs afge· nomen onder de inwoners van de deelnemende gemeenten. In het stedelijk vernieuwingsgebied zou de vragenlijst bij ieder huishouden in de bus moeten vallen.
B.K.F . van der Zanden reveildiltie
Revelation Ontwerp voor een revalidatiecentrum in de binnenstad van Eindhoven Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. B. Molenaar Dr. J.C.T. Voorthuis Ir. J.J.P.M. van Hoof Datum afstuderen 24juni2oo8
-
Ql
ii1' c
a.
lil lil
.... 0'" c
:::1
a.
!.
n
Afbeelding 1 Totaalplan
Samenvatting Het is begonnen met een essay waarin ik pleit met het in de samenleving plaatsen van revalidanten om zo de reïntegratie tussen validen en invaliden te bevorderen. De locatie voor het revalidatiecentrum is midden in de stad Eindhoven waar aan de ene kant ru st heerst en aan de andere kant de drukte van de binnenstad. Doormiddel van functiemenging is het revalidatiecentrum ook aantrekkelijk gemaakt voor validen.
c ....,. ct>
86
Trefwoorden Interactie Stedelijke inpassing Functiemenging Reïntegratie Herbestemming
Afbeelding 4 Volume in de voormalige luciferfabriek met rechts de bestaande hellingbaan
De Nederland se vertaling van de afstudeertitel ' Revelation' is onthu lling. Deze titel heeft binnen mijn project een dubbele betekenis. Het slaat in eerste instantie op het tonen van de handicap van revalidanten die gebruik maken van dit revalidatiecentrum. Anderzijds heeft dit betrekking op het zichtbaar maken van de voormalige luciferfabriek, een bestaand gebouw op mijn afstudeerlocatie het 'van der Meulen-Ansems terrein' in Eindhoven, die voor velen altijd verborgen is geweest. Het ontwerp van een revalidatiecentrum in de binnenstad is ontstaan naar aanleiding van het schrijven van een essay over hoe mensen die te maken krijgen met een plotselinge invaliditeit, tijdelijk aan de maatschappij onttrokken worden. Ik heb toen gepleit voor revalideren in de binnenstad in tegenstelling tot revalideren in een rustige groene omgeving buiten de stad. De locatie is zoals gezegd het van der Meulen-Ansems terrein in Eindhoven. De keuze voor deze locatie is voortgekomen uit het feit dat deze aan een zijde gesitueerd is aan het drukke winkelcentrum de Heuvelgalerie, en aan de andere zijde aan de achtertuinen van de wat rustigere tramstraaL Daarnaast bes laat het plangebied een vrij grote oppervlakte waardoor er op het terrein zelf ook plaats is voor groenvoorzieningen die het herstel van de revalidanten kunnen bevorderen. Op stedenbouwkundig niveau heb ik de binnenstad, die doormiddel van de Heuvelgalerie grenst aan het plangebied, doorge· trokken. Dit in combinatie met het plaatsen van appartementencomplexen en winkels is het plangebied een stuk levendiger geworden, wat ten goede kan komen aan de interactie tussen validen en invaliden. Er zijn in totaal drie appartementencom· plexen waarvan er één (toren) dient als een soort van marker aan de Vestdijk en van grote afstand zichtbaar is, één (middelste volume) een geleidende functie heeft naar het achterliggende gebied, en één (paviljoen) als een grensgebouw dient tussen het voorliggende stedelijke gebied en de achterliggende stadstuin.
.,., Afbeelding 2 Doorgang naar achterliggende stadstuin met linksvoor de voormalige luciferfabriek
Afbeelding 5 lunchroom
Het revalidatiecentrum bestaat zelf ook weer uit drie volumes die ieder zijn eigen plaats hebben gekregen binnen de hybride structuur van de appartementencomplexen. Het belangrijkste volume, dat de functies van het dagelijks revalideren herbergt, bevindt zich in de voormalige luciferfabriek die op deze manier een prominente plek inneemt binnen het totale plan. Deze wordt onder m eer ontsloten via een bestaande hellingbaan. Hier bevinden zich de balie, ergotherapie, fYsiotherapie, individuele behandelkamers, personeelsruim te en een lunchroom. Vanuit deze hal worden de overige twee volumes, die de verpleegafdeling en de sporthal herbergen, ook ontsloten. De verpleegafdeling is bedoeld voor revalidanten die hier klinisch onder behandeling zijn en dus dag en nacht aanwezig zijn. Hier bevinden zich 30 individuele kamers voor revalidanten en een grote woonkamer waar ze gezamenlijk kunnen verblijven. Verder zijn hier de functies aanwezig ter ondersteuning van het verplegende personeel. je kunt hierbij denken aan de verplegingspost, keuken, wasruimte en (medicijnen) berging. Ter plaatse van de woonkamer bevindt zich een gigantisch raam met riant uitzicht op de stadstuin. De sporthal zit ingeklemd tussen de twee appartementencomplexen aan de kant van de Vestdijk. Deze kan zowel gebruikt worden voor invalidensporten als validensporten. Naast een speelveld herbergt het twee ruime kleedkamers, een berging voor onder meer sportrolstoelen en een tribune. Daa rnaast is het dak een grote collectieve buitenruimte die door de bewoners van de twee appartementencomplexen en gebruikers van het revalidatiecentrum gebruikt kan worden. Op een hoogte van 25 meter geeft dit een mooi uitzicht over Eindhoven.
.
Afbeelding 3 Zicht vanuit de stadstuin met rechtsvoor de voormalige luciferfabriek en hoger gelegen de verpleegafdeling
und
OU Ing. G.G.H. van der Aa R.B. van Aerde Ing. D. Aldenberg Ing. J.M.A. Becx Ing. M.H.A. Bloks R. van Bloois B.A.A. Boljens C. Breman M.V. Bresser M. Brink A.F.M. van den Broek Ing. C.H. Chim W.M. Darls W. Doreleijers Ing. B.J.F. van Eijsden R. Evenhuis B.W.B. Evers Ing. A.M.M. Frings E.A.H.Gerards Ing. K. Gommans Ing. A.S.M. Groeneveld L.C. Hendriks Ing. E.S.Hondorp R.E. Horstman J. Huijzer D.R. van Hulle S.P.A. Hulsbergen N.L. Jong P. Koppen Ing. J.J.P. van der
Ing. T.J.K.H. Lee L.M. van de Loo F.M.A.Meys Ing. EJ.J. Moldell~m
H. MOIIIMers FA.C.M.......
lna.S.T.H.A.
diploma-uitreiking faculteit bouwkunde 09 september 2008
Technische Universiteit Eindhoven
jaargang 2007-2oo8 nummero6 09092008
Inhoud pag. Ing. G.G.H. van der Aa Reeover dlscovery & Discover recovery Een zintuigli jke ontwerpbenadering voor een psychisch hers telklinie k
6
R.B. van Aerde In Between Een ontwerp in hoge dichtheid
8
Ing. D. Aldenberg De Kraanonafhankelijke tafelbekisting Ing. J.M.A. Becx Architectuur van de nacht De integratie van kunstlicht in het ontwerp van Plaza Futura
10
12
Ing. M.H.A. Bloks De ontwikkeling van vastgoedconcepten voor starterswoningen Klaar voor de start' R. van Bioois Ingrediënten voor succesvolle bewonersparticipatie bij stedelijke herstructurering Onderzoek naar de invloed van bewonersparticipatie op het proces en resultaat van stedelijke herstructurering B.A.A. Boijens Bevorderen van de efficiëntie van bouwteams Het opstellen van een hulpm iddel om de samenwerking bin nen bouwteam s te optimaliseren en hierdoor s tagnatie in het voorbe re idingsproces te verminderen C. Breman Effect of tuned mass dampers in tootbridge design M.V. Bresser Emerglng Urban ldentity Woonidentiteit voor opkom ende stedelijkheid M. Brink Developing open agent-based home automation software
18
20
22
24
A. F.M. van den Broek Regie, maar door wie? Drie partijen bij de totstandkoming van een woonservicezone Ing. C.H. Chim Dagdromen tijdens een nachtmerrie Een oncologisch centrum van morgen
28
W.M. Daris Diepgang Baden in het voormalige steenkoolmijncomplex van de Hasa rd Cheratte
30
W. Doreleijers Appropriate Architecture tor Southern Sudan Design and construction method for the Solid House Foundation
32
Ing. B.J.F. va n Eijsden Mediatlng water De spa als plek voor concentratie, communicatie en interactie
34
R. Evenhuis Verdichten en verdunnen Herstructurering Philipsdorp B.W.B. Evers Godscomplex Synergie in sacrale architectuur Ing. A.M.M. Frings living private in publlc Een openbaar woongebouw verweven m e t cultuu rhistorie, stad en natuur
40
E.A.H.Gerards Asri Reading Contemporary Cairo
42
Ing. K. Gommans Assessment Circadian System & Exposure Retinalllluminance Analysis Current Methods of Measurement & Proposition of Multiple Solutions
44
Ing. A.S.M. Groeneveld Katalysator van het geheugen Kenniswerkers als impuls voor een nieuw collectief geheugen L.C. Hendriks Herbestemming van religieus vastgoed Een beslissingsondersteunend model voor het proces voorafgaand aan hergebruik of herbestemming van kerkgebouwen Ing. E.S.Hondorp Deel1: Gebieds DNA: een casestudie naar de rivier de Ijsset Deel 2: De ljssel: Een Landschap vol waardevolle mechanismen
50
R.E. Horstman De Kop van Noord Een nieuw tijdperk voor de Hofpleinlijn te Rotterdam
52
J. Huijzer Het Palels voor de Nieuwe Media
54
D.R. van Hulle Invloed van multitasken op het reisgedrag
56
S.P.A. Hulsbergen Henning Wonen In landschapspark Van Gogh Een duurzaam bouwsysteem in het spanningsveld tussen mens en natuur
58
N.L. Jong Onderhandelen in het bouwproces Advies om betere onderhandelaars af te vaardigen
6o
P. Koppen Het opvijzelen van het lift-slabsysteem De o ntwikkeling van een snellere methode om verdiepingsvloeren op de gewenste hoogte te kunnen brengen. Ing. J.J.P. van der Lee Samenwerken door een pro-actieve benadering De ontwikkeling van het PAB-spel Ing. T.J.K.H. Lee Park 'N See Een parkeerhaven voor de stad Kassei (DE)
66
L.M. van de Loo Zwerfjongeren aan het Stenen Hoofd Een drijvend opvanghuis en restaurant op het IJ
68
F.M.A. Meys Particulier opdrachtgeverschap in beeld Beeldregie bij particulier opdrachtgeverschap in de woningbouw
70
In g. E.J.J. Moederschelm In de huid van Breuer He rbestemming en ontwerp van de voormalige Amerikaa nse ambassade in Den Haag
72
H . Momroers De betoncentrale, revitalisatie door Dialoog F.A.C.M. Peeters Shopping in an Australian mali Modeling pedestrian behavior in retail areas
74
Ing. S.T.H.A. van Pelt Complexiteit in Collectiviteit
Procesmodel voor het beheersen van CPO projecten ). Ponjee
Erf
8o
Wonen op de grens van dorp en landschap M.P.A. van Poppel Campus inverse
82
Same nwerking en eigenheid van vijf kunstfaculteiten in de stad Utrecht ing. H.M. Robbernoodt Hoe het Building SMART concept de bouw kan veranderen
Een IFC benchmark S.J. Schenk Tatawwur
86
Reading Contemporary Cairo S.B.A.J. Seesink Nieuwe indentitelt op het water
88
Drijvende Beperkt Beveiligde Inrichting te Rotterdam A.G.A. van Sansbeek Deel1: 's Hertogenbosch; Een voorstelling van de stad vanuit een groen decor Deel2: 's Hertogenbosch; Een voorstel aan de stad over haar groene decor
G.M. van der Steen De tussenschaal herzien
92
Een theoretisc he verkenning van de tussenschaal, toegepast op de pieren aan de Leuvehaven te Rotterdam A.A. Swart Het ontwerpen van een transmali te Amsterdam, waarbij de constructiematerialen beton en membranen worden gebruikt.
94
M.A. van der Velden Kustverblijven
96
Drie tijdelijke onderkomens voor de kust A.G.C.Verheij Gemeentehuis Boxmeer
98
Een (niet-)alledaagse outfit voor een alledaags gebouw O.A. Verkerk Avontuurlijk wonen aan de Hofpleinlijn
100
M.A.J. Voet StationAir
102
Een voormalig fort ingericht als verzorgingsplaats en natuurtransferiu m A.H.M. van der We rf Methodische herbestemming van een graansilo?
104
De toverdoos van Rotterdam M.P.H.Wiilems 3 woningen, 3 landen, 1 landschap
106
Aanknopingspunten voor nieuwe woningen in het landsc hap I. Wognum Horeca-
I leisurevoorzieningen en woon boulevards: een combinatie?
108
Een consumentenonde rzoek naar het winkelgedrag van consumenten in perife re winkelcentra in het algemeen en de invloed van horeca- en leisurevoorzieningen in het bijzonder M. Zwemmer Engaging Users in Briefing and Design
a Strategie Framework
110
Ing. G.G.H. van der Aa
Reeover discovery & Discoverrecovery Een zintuiglijke ontwerpbenadering voor een psychisch herstelkliniek Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. B. Molenaar Dr. J.C.T. Voorthuis Dr. J. Boomgaard
Dl
UI' ..... c
Q..
c
::I Q..
~
o:r n c
Cii
;:::;:
er 0 c :! 7' c :::J
0..
Datum afstuderen z6 augustus zoo8
Afbeelding 1 Tussenruimte, zicht op meubel met groen en water
Samenvatting "Reeover discovery & Discover recovery", is een zintuiglijke ontwerpbenadering voor een psychisch herstel kliniek, een plek waar mensen die psychisch aan de grond zitten de mogelijkheid krijgen om het leven weer op te bouwen. Uitgangspunt is dat de architectuur van de kliniek een ondersteunende rol in dit herstel biedt. Het concept is gebaseerd op de rustgevende uitwerking die de natuurlijke omgeving heeft op alle zintuigen. Juist door meer dan alleen het overheersende visuele zintuig in ogenschouw te nemen, is het mogelijk een prettig hersteloord te creëren waarin ieder individu in een stimulerende omgeving zijn herstel in gang kan zetten.
ro
6
Trefwoorden Zintuiglijke architectuur Healing environment Psychisch herstel Natuur Tussenruimte
Afbeelding 4 Slaapkamergedeelte, orthogonale vormentaal
Bij de keuze voor het afstudeeratelier "Pinbali Wizard" (leerstoel: "Healing Environment) 'lagen twee thema's voor het afstuderen al bij voorbaat vast. Het thema "healing environment" doelt op de architectonische invulling van plekken van genezing. Het deelthema "PinbaU Wizard" is een referentie naar een zintuiglijke benadering van de architectuur. Het onderwerp dat ik voor mijn ontwerpopgave heb gekozen is een psychisch herstelkliniek, een ple'k om tot rust te komen. De natuurlijke omgeving biedt deze mogelijkheid en wordt daarom vaak in behandelwijzen van dergelijke klinieken opgenomen. De natuu r wordt als prettig ervaren, ondanks dat zij zeer rijk is aan zintuiglijke prikkelingen. De wi nkelstraten van Tokio zi jn een minder prettige omgeving voor de doelgroep, terwijl ook deze rijk zij n aan zintuiglijke prikkelingen. Waarschijnlijk is dus dat de soort prikkelingen van belang zijn. De vraag die ik mijzelf gesteld heb is: "Op welke manier kan de natuur als uitgangspunt genomen worden om een zintuiglijk prettig gebouw te creëren voor mijn doelgroep?" Deze probleemstelling is de start geweest van de zoektocht die tot het u iteindelijke ontwerp heeft geleid. In het ontwerpproces is zoveel mogelijk geprobeerd om de beleving van de gebruiker van het gebouw als uitgangspunt te nemen. Deze insteek heeft bijvoorbeeld geleid tot een try-out opname in een psychisch hers telkliniek, waardoor een beter inzicht verkregen werd. Daarnaast heeft dit ook voor de man ier van ontwerpen gevolgen gehad. Er zijn deelstud ies en ontwerpoefeningen voor ieder afzonderlijk zintuig gedaan. In de uitwerking van het ontwerp is veel aandacht besteed aan het overbrengen van het project middels visualisaties. Door een programma te gebruiken dat minder gangbaar is, maar wel een realistische weergave van het gebouw mogelij k maakt, wordt ook de beleving van het gebouw gevisualiseerd.
Afbeelding 2 Tussenruimte, overzicht vanaf verdiepingsvloer
Afbeelding 3 Entreeruimte, vrije vormen als intunieve begeleider 111
ii!' ..... c
Q. tD tD
...C"
c
:::1 Q. tD
03'
n
c
.-+ 11)
;:::;:
o-
0
c
::E
7'
c
::I
0.. 11)
Afbeelding 5 Overzicht over gebouw en terrein
De realistische weergave is in deze opgave van groot belang omdat het wérkelijke gebouw een bepaalde zintuiglijke beleving moet waarmaken. Wat naar mijn mening te vaak gebeurd is dat alleen het virtuele beeld - waarin maar al te vaak een loopje genomen wordt met de werkelijkheid om de opdrachtgever tevreden te krijgen - een bepaalde zintuiglijke f visuele beleving oproept. De probleemstelling die het startpunt vormde van de opgave is gedurende het project breder geworden. De 'leefgroep als invloedrijke factor voor het herstel en de omgevingen van Wilhert M. Gesier (gebouwde -, natuurlijke -, symbolische- en sociale omgeving) hebben geleid tot een wat breder inzicht in de mogelijkheden die architectuur kan bieden voor de doelgroep. De omgevingen van Gesier en de factoren van Ka plan & KapJan (complexiteit, coherentie, leesbaarheid en mysterie) zijn nuttige handvatten gebleken voor het creëren van een healing place. Het uiteindelijke ontwerp van de kliniek biedt juist voor de 'leefgroep een perfecte 'niche' om zich te manifesteren. De grote algemene tussenruimte met de verscheidenheid ~an plekken (afbeelding r en 2) biedt voldoende mogelijkheden tot een aangenaam verblijf omdat aan verschillende persoonlijkeen groepsvoorkeuren voldaan kan worden. Het spel tussen de vrije vormen (afbeelding 3) en de orthogonale inrichting (afbeelding 4) ervan is een afgeleide van de vormentalen uit de gebouwde- en de natuurlijke omgevingen en geeft mogelijkheden tot cognitief functioneren. De ontwerpopgave heeft geresulteerd in een gebouw (afbeelding 5) dat op zijn eigen, bijna eigenwijze, manier volledig is afgestemd op de behoeftes van de doelgroep. De natuurlijke affordances zijn geherintroduceerd in de gebouwde omgeving, waardoor het gebouw de mogelijkheid biedt het herstel van de cliënt te bevorderen: 'Recover discovery & Discover recovery'.
7
R.B. van Aerde
In Between Een ontwerp in hoge dichtheld Afstudeerrichting
Architecture Afstudeercommissie
Prof. ir. E.A.J. Venhoeven G. Hovingh Drs. P.J.A.M. Gijsberts Datum afstuderen 26
augustus
2008
Samenvatting Cll
u;' c
a. ID
..,ID
0"
c
::I
a. ~ pj'
<">
c ,... 11)
Afbeelding 1 Nieuwe stad In de Bijlmermeer
In dit afstudeerproject is een onderzoek gedaan naar een nieuwe vorm van stedenbouw die al bestaat in grote Aziatische steden. Er lijkt tegenwoordig ook in Nederland steeds meer behoefte te ontstaan naar een plekje in de stad. Er kan niet eindeloos worden gebouwd in de polder en de Vinex wijk lijkt ook zijn beste tijd te hebben gehad. Wat gebeurt er met de stad als we deze efficiënter gaan inrichten? Er zijn innovatieve strategieën nodig van zowel van de planner als de bewoners zelf, want door het verdichten van de stad worden lucht en licht belangrijke factoren.
c-
g
~
S
~
8
Trefwoorden
Metrostation Dichtheid Utopische stedenbouw Tussenruimte Bijlmermeer Afbeelding 4 Onderwereld
Architectuur van de stad wordt tegenwoordig vaak gekenmerkt door een modieuze oppervlakkigheid. Stedelijke vormen en sociale idealen hebben geen kans tegenover de economische krachten in de stad. Steden gaan zich steeds meer profileren als merknaam en hopen zo op meer mediabekendheid. Maar er zijn ook steden waar naast deze ontwikkelingen andere interessan te architectonische concepten ontstaan. De enorm groeiende steden als Hong Kongen Tokyo zij n hier een voorbeeld van. Bewoners worden steeds creatiever en innovatiever in het omgaa n met de beperkte ruimte. De steden doen zich voor als totale chaos, een mozaïek aan gebeurtenissen. Er ontstaat een soort globale eenheid waarin voortdurend veranderingen plaatsvinden. Deze veranderingen zijn voornamelijk waar te nemen in de "leftover space". Hier ontstaat ee n vloeiende overgang tussen binnen- en buitenruim ten. De identiteit van de stad wordt steeds meer bepaald door de gebeurtenissen in deze ruimten. Het is niet meer de Ei feltoren of het Vrijhe idsbeeld dat laat zien wat de stad daadwerkelijk is, maar het gaat juist om de dynamiek van de stad. Door het vergroten van de dichtheid neemt de druk op deze plekken in de stad toe. Dit afstudeerproject is een onderzoek naar steden met een hoge dichtheid. Als basis van dit onderzoek is allereerst een studie gedaan naar utopische en zelforganiserende steden. In deze studie komt naar voren dat er een duidelijk verschil bestaat in een Top Down en een Bottom Up planning van de stad. In de Top Down planning overheers t een utopisch gedachtegoed. In de Bottom Up planning komt de ware aard van de stad naar boven. De problematiek van dichtheid, inventieve strategieën, cultuur en gewoonten. Naar aanleiding van deze studie is met het gehele afstudeeratelier, bestaande uit ro studenten, een ontwerp gemaakt voor een nieuwe stad met een zeer hoge dichtheid. Deze nieuwe stad is
Afbeelding
2
Ontwerp
Afbeelding 3 Ontwerp In de stad Dl
...c
UI' 0-
:g
...c:r c
:1
0-
!!. öl'
n
c
~er 0
c ::!: 7' c :::l
a_ lt>
Afbeelding 5 Tussengebied
Afbeelding 6 Bovenwereld
geprojecteerd in de Bijlmermeer, Amsterdam.
Een onderwereld, een tussengebied en een bovenwereld. Deze drie zones vertegenwoordigen ook de verschillende programmaonderdelen in het gebouw en zorgen samen voor een continue activiteit.
De Bijlmermeer is een goed voorbeeld van de stedenbouw van de jaren '70. Landelijk wonen dicht bij de stad. Dit werd nog eens gestimuleerd door de opkomst van de auto-indu strie. Doordat de stad in deze nieuwe vorm van stedenbouw totaal gefileerd werd en er geen mogelijkheden meer waren voo r ontmoeting en uitwisseling was dit gedoemd te mislukken. De Vinex wijk is het vervolg op deze vlucht uit de stad. En tegenwoordig komt daar een nieuwe trend bij; de gated com· munities midden in het landschap. Eigenlijk is deze beweging een tegenges telde van die je zou verwachten . Door de enorme dagelijkse filedruk en de stijgende brands tofprijzen lijkt een model voor een compacte stad ideaal. Er is al een steeds groter wordende naag naar grond in de stad te herkennen. Zal Nederland, net zoals in de grote Aziatische steden, uiteindelijk ook meer gaan verdichten? Meer mensen in de stad betekent niet direct een onleefbare stad. Er kunnen gebieden in de stad worden aangewezen waar hogere dichtheden worden gehaald dan in andere gebieden. Belangrijke knooppunten zullen verdichten, daar waar verschillende modaliteiten samen komen. Andere gebieden zorgen voor veellucht en licht in de stad. Door het ontwerpen van deze stad zijn veel nieuwe mogelijkheden en beperkingen ontdekt. Om deze meer inzichtelijk te maken is door elke student afzonderlijk een ontwerp gemaakt op een bepaalde locatie in deze stad. Het ontwerp dat hier wordt besproken is het ontwerp voor een belangri jk knooppunt. Verschillende verkeersmodaliteiten en programmaonderdelen komen samen in dit gebouw. Doordat de stad op dit punt een zeer hoge dichtheid haalt is voor de leefbaarheid een onderscheid gemaakt in drie zones in het gebouw.
De onderwereld bestaat voornamelijk uit leisure functies. Er is weinig daglicht voor deze programmaonderdelen nodig. Het tussengebied is de transitie zo ne. Hier komen de verschillende modaliteiten samen . De bovenwereld bestaat voornamelijk uit een woonprogram ma. Het kan opgevat worden als een buurt in deze dichte stad. Een interessant onderdeel van deze driedeling is het gebied tussen deze zones. Deze ruimte; de tussenruimte zal aan de buitenstaanders het echte leven in het gebouw tonen. Hier wordt de identiteit van de stad bepaald. Het is de ruimte van ontmoeting en uitwisseling. Een speerpunt waar het in de Bijlmermeer op stuk is gelopen.
9
Ing. D. Aldenberg
De Kraanonafhankelijke tafelbekisting Afstudeerrichting
Construction Technology Afstudeercommissie
Prof. ir. F.J.M. Scheublin Dr. Ir. P.A.J. van Hoof Dr. Ir. E.W. Vaster! Ir. C.A.). Sterken J. Cederhout Datum afstuderen
26 augustus 2008
-ur
Afbeelding 1 Een hoogbouwprofeet in Toronto met tafelbekistingen en twee torenkranen.
Ql
c
..
0. ft) ft)
tr
c
:::1 0.
~
01'
n
c
;::;: (1)
;:::;: 0""
0
c
:E
7'
c
::::l 0. (1)
Samenvatting
Knelpunt van het tafelbekistingsysteem op hoogbouwprojecten is onder andere de benodigde kraan. Een kraan is gevoelig voor wind en daarmee is het systeem gevoelig voor windverlet Verder is een kraan op hoogbouwprojecten in capaciteit beperkt, in veel gevaUen overbezet aan werkzaamheden en is het het duurste stuk materieel op een bouwplaats. Vanuit deze knelpun· ten is de doelstelling geformuleerd een kraanonafhankelijk tafel· bekistingsysteem te ontwerpen. Voor het ontwerp is als ontwerpmethode de methode van Siers gebruikt. De methode heeft geleid tot een vijftal mogelijke ontwerpen waarvan een geselec· teerd is. Het kraanonafl1ankelijk tafelbekistingsysteem definitieve ontwerp is getoetst aan de gestelde eisen en er is een kosten en tijdsberekening gemaakt Trefwoorden
10
Tafel bekisting Kraanonafhankelijk Zelfklimmend Materieel Hoogbouw constructie
De kraanonafhankelijke tafelbekisting Een tafelbek is ting is een vloerbekisting die bestaat uit een con· tactbekisting en een vaste ondersteuningsconstructie. Hierdoor kan de gehele bekisting in één keer naar de volgende verdieping getransporteerd worden . Eén van de knelpunten van het gebruik van een tafelbekisting is het gebruik van de kraan. Omdat de kraan gevoelig is voor hoge windsnelheden en deze benodigd is voor het omzetten van tafelbekistingen, is het systeem gevoelig voor wind verlet. Windkracht 5 op 10 m is kritisch voor een torenkraan vanaf7o meter. Windkracht 5 komt gemid· deld in 20% van dagen van 6:oo tot r8:oo voor in de kustgebie· den. Verder is kraancapaciteit op een hoogbouwproject beperkt en is de kraan in veel gevallen overbelast met hijswerkzaamhe· den. De kraan is verder het duurste stuk materieel op een bouw· plaats. Vanuit de knelpunten is in overleg met de begeleiding gekozen het afstudeerproject te richten op het ontwerpen van een kraanonafhankelijk tafelbekistingsysteem.
Afbeelding 4 Structuurlijn 2, Zelfklimmend steiger met horizontaal ver plaatsbare hefunit en Inklapbare tafelbekistingen.
Methodisch ontwerpen Voor het project is een ontwerpmethode volgens het 'driefasen· model' gekozen [Siers, 2004]. Het driefasenmodel bestaat uit de probleemdefiniërende fase, de werkwijzenbepalende fase, en de vormgevende fase. Probleemdefiniërende fase In de probleemdefiniërende fase is het ontwerpprobleem beschreven in de vorm van een ' blackbox'. In de ingangstoe· stand staa t de tafelbekisting gefixeerd als tijdelijke ondersteuning voor de uithardende betonvloer. In de uitgangstoestand staat de tafelbekisting gepositioneerd en gefJ.Xeerd op de boven· ste vloer zodat een nieuwe vloer gestort kan worden. Het ontwerpprobleem is het ontwerpen van een 'tech nische inrichting' welke de kraan kan vervangen. Een programma van eisen is opgesteld waarin eisen staan met betrekking tot het gebruik van het systeem tot en met windkracht 7, tijdsduur, kosten, transport, montagejdemontage en het voldoen aan vei· ligheids en arbonormen. Tenslotte is ee n functieomschrijving gedefinieerd. De deelfuncties van het kraanonafhankelijk tafelbekistingsys· teem zijn: r) Ontkisten, 2) Transporteren, 3) Positioneren, 4) Fixeren, 5) Aanhelen, 6) Transporteren transportmiddel, 7) Fixeren tran sportmiddel. Werkwijzebepalende fase In de werkwijzebepalende fase worden schematische oplossin· gen opgesteldjontworpen voor de deelfuncties. Als eerste stap is een inventa riserend literatuuronderzoek gedaan naar mogelijk toe te passen werkwijzen voor het kraanonafhankelijk tafelbekistingsysteem. Het inventariserend literatuu ron derzoek is gedaan naar uitvoeringsmethoden voor totale betonconstructies, uitvoe· ringstechnieken voor in het werk gestorte betonvloeren en op systeem· en werktuigniveau voor werkwijzen voor de verschillende deelfuncties. De werkwijzen zijn vervolgens geschematiseerd tot een morfologische overzicht.
Afbeelding 2 Het RCS systeem van Peri bv.
Afbeelding 3 Concept t; klimsteiger met hefunits.
0" 0
c
:E
"'
c :::J a. til
Afbeelding 5 Het definitieve ontwerp: De zelfldimmende Inklaptafelbekisting met klimaat paneel.
Het selecteren van werkwijzen voor het vormen van structuurlijnen is gedaan op basis van concepten. Er zijn vier concepten bedacht die voor een deel voortkomen uit het inventariserend literatuuronderzoek. Vanuit de vier concepten zijn vijf structuurlijnen opgesteld. De vijf structuurlijnen zijn: 1) Zelfklimmend steiger met goederenlift en elektrische kar, 2) Zelfklimmend steiger met horizontaal verplaatsbare hefunit en inklapbare tafelbekistingen. 3) Paternostermethode met tafelmodules. 4) Roterende tafels langs de gevel. 5) Hijsloods met bovenloopkranen en elektrische karren. Door middel van tijdsduur- en kostenberekeningen van de vijf structuurlijnen en deze vervolgens te vergelijken met behulp van de 'Additive utility function' [Clemen R.T., 1996] is structuurlijn 2) Zelfklimmend steiger met horizontaal verplaatsbare hefunit en inklapbare tafelbekistingen, er met de beste score uitgekomen en is daarom geselecteerd als keuze voor de definitieve structuurlijn. Vormgevende fase Na het afronden van de werkwijzebepalende fase heeft er een studiereis plaatsgevonden naar de Canadese stad Toronto, waar een aantal waarnemingen zijn gedaan op het gebied van tafelbekistingen op hoogbouwprojecten. De belangrijkste waarneming betreft een speciale toepassing van het RCS systeem van PERI wat sinds kort gebruikt wordt op hoogbouwprojecten met kraanafhankelijke tafelbekistingen in Toronto. In dit systeem wordt het RCS systeem uitgevoerd met panelen welke in horizontale positie kunnen klappen voor het uithijsen van tafelbekistingen. Naar aanleiding van de waarnemingen is structuurlijn 2 kritisch bekeken en zijn er een aantal kanttekeningen geplaatst bij het ontwerp. Vanuit de kanttekeningen is er bij wijze van experiment een vereenvoudiging toegepast op structuurlijn 2 waarbij: Het aantal mechanische processen geminimaliseerd is tot de strikt noodzakelijke, het transporttraject speciaal ontworpen is voor één laag
11
tafelbeki s tingen en er meer gebruik is gemaakt van de beschermende eigenschappen van het RCS systeem van PERI. Dit heeft geleidt tot ontwerpmogelijkheid 2.2. Ontwerp 2.2 is verkozen tot definitief ontwerp van het afstudeerproject en is verder uitgewerkt tot op het niveau van profieltypes.: 'De zelfklimmende inklap-tafelbekisting met klimaatpaneel' De zelfklimmende inklap-tafelbekisting met klimaatpaneel bestaat uit een tafelbekisting die door scharnieren op de hoofdliggers kan inklappen waardoor deze in lengte gereduceerd wordt. De ontworpen tafelbekisting wordt verkort van 10 m tot 2,5 m lengte, waardoor de benodigde ruimte voor transportmaterieel buiten de gevel verkleind wordt. Het transport geschiedt door een zelfklimmend RCS s teiger van bekistingleverancier PERI wat is uitgevoerd met een nieuw ontworpen klimaatpaneeL Het klimaatpaneel bescherm t de werkzaamheden op de vloer en het uithardende beton tegen klimaatomstandigheden. Doordat het klimaatpaneel in een horizontale positie kan draaien vormt het ook het transportsteiger voor de inklap-tafelbekisting. Door de RCS klimtechniek van PERI op de steiger kan het geheel omhoog klimmen. Van het definitieve ontwerp is een analyse gemaakt voor het gebruik bij harde wind en een tijdsduur- en kostenberekening gemaakt vergelijkbaar met die van de structuurlijnen. Verder is er een instructie opgesteld op welke manier de deelfuncties met de zelfklimmende inklap-tafelbekisting met klimaatpaneel gerealiseerd kunnen worden. Tenslotte zijn uitspraken gedaan over het wel of niet voldoen van de zelfklimmende inklap-tafelbekisting met klimaatpaneel aan de eisen uit het Programma van eisen. De uitspraken zijn gedaan op basis van de in het rapport beschreven verwachtingen. Vanuit de verwachtingen kan geconcludeerd worden dat voldaan is aan de eisen uit het programma van eisen en dat daarmee de doelstelling van het project behaald is.
Ing. J.M.A. Becx
Architectuur van de nacht De integratie van kunstlicht In het ontwerp van Plaza Futura Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. ir. ) . West ra Ir. M.H.P.M. Willems Dr. M. Knoop Datum afstuderen 26 augustus 2oo8
-ur 111
c
0.
I'D I'D
..,
C"
c
::I
0.
!!.
ar
Samenvatting Licht geeft vorm, kleur en textuur aan gebouwen. Bij het vallen van de nacht worden deze kenmerken echter weggevaagd en verdwijnen gebouwen visueel in de duisternis. Om in te spelen op de toenemende 24-uurs economie denk ik dat we na moeten denken over de nachtelijke beleving van gebouwen. Een nachtelijke publiekstrekker ontwerpen vanuit de nachtsituatie levert een extra dimensie in de architectuur op.
Afbeelding 1 De locatie
n
c
.-+
;:::;:
r::r 0
c
::;:
7'
c
Trefwoorden Kunstlicht Nacht Stadstheater Transparantie
:::J
a.
Afbeelding
!2
2
Transparante geslotenheld
Het is een essentieel onderdeel van het dagelijkse leven. Zonder licht zouden we ons dagelijks leven niet kunnen leven. Met kunstlicht kunnen we onze eigen wereld creëren. Voor het ontwerp van een nachtelijke publiekstrekker heb ik gekozen om de nieuwbouw van stadstheater Plaza Futura in Eindhoven op me te nemen. Plaza Futura is een stadstheater dat bestaat uit een vlakke vloer theater, twee kleine filmzalen en een eetcafé. Het gebouw trekt met name in de avonduren publiek en is daarom een geschikte functie voor mijn project Plaza Futura wil graag een transparant gebouw, zowel van buiten naar binnen, als van binnen naar buiten, om een breed publiek binnen te halen, maar ook om de mensen te laten zien wat er binnen gebeurt. Ook is het belangrijk dat de kleinschaligheid en intieme sfeer van het huidige gebouw in het nieuwe gebouw behouden blijft.
Licht geeft vorm, kleur en textuur aan gebouwen. Bij het vallen van de nacht worden deze kenmerken echter weggevaagd en verdwijnen gebouwen visueel in de duisternis. Om in te spelen op de toenemende 24-uurs economie denk ik dat we na moeten denken over de nachtelijke beleving van gebouwen. Licht is een elementaire bron van leven en vervult een fundamentele rol in het leven van de mens. Een leven zonder licht kunnen we ons niet voorstellen. We zouden helemaal niets kunnen waarnemen, want voorwerpen worden pas zichtbaar als er licht opvalt. Dankzij de komst van kunstlicht kunnen we ook als de zon ondergaat toch nog vormen, kleuren en texturen onderscheiden.
Het nieuwe gebouw van Plaza Futura komt te liggen op het Viktoriakwartier. De komende tien jaar zal dit gebied in verschillende fasen tot een nieuwe omgeving worden omgebouwd. Voor het gehele gebied is inmiddels een definitief plan opgesteld. De bestaande bebouwing wordt gerenoveerd en getransformeerd om ruimte te maken voor nieuwe bebouwing. Het nieuwe gebouw van Plaza Futura wordt aan de westzijde begrensd door de Vonderweg en aan de zuidzijde door een nieuwe centrale as, die voor een verbinding zorgt tussen Strijp en de Witte Dame. Voor het nieuwe gebouw komt een nieuw plein; het Viktoriaplein. Het gebied past goed bij het concept van de integratie met kunstlicht omdat de functies die er komen r8 tot 20 uur per dag bruisend en grootstedelijk zijn. Begrippen die belangrijk zijn in het gebied zijn transparantie, verweving en een sculpturale uitwerking van de nieuwbouw van Plaza Futura. Om de integratie van kunstlicht binnen architectuur te onderzoeken is eerst onderzoek gedaan naar de huidige methoden en technieken met kunstlicht. De mogelijkheden zijn onder te ver-
13
Afbeelding 3 3D-Impressle
delen in het aanJichten en het verlichten van gebouwen. Binnen het aanlichten kunnen delen binnen het gebouw worden aangelicht, delen op de gevel kunnen worden aangelicht of de gehele gevel kan worden aangelicht. Bij het verlichten van het gebouw is het mogelijk de ruimtes in het gebouw te verlichten, maar ook de buitenruimte kan verlicht worden door lichtpunten, of lichtvlakken in de gevel aan te brengen. Om transparantie, sculptuur en verweving te realiseren zijn een aantal van deze methoden gebruikt. Zo leiden transparante ruimtes die verlicht worden en grenzen aan de omgeving tot vervaging van de grens tussen binnen en buiten. Verder zorgt het verlichten van de gevel ervoor dat vormen duidelijk naar voren komen in de nacht. Het gebouw bestaat dan ook uit een transparante band, die het plein via het gebouw visueel verbindt met het dak van de aangrenzende bebouwing, en een gesloten volume waarin met name film- en theaterzalen geplaatst zijn. De wens van Plaza Futura is een zo transparant mogelijk gebouw waarbij men kan zien wat er in het gebouw gebeurt. De filmzalen en de grote theaterzaal zijn echter geen functies die gebaat zijn met een transparante gevel. Om toch te laten zien wat er binnen gebeurt ben ik op zoek gegaan naar mogelijkheden om met behulp van verlichting toch een bepaalde mate van transparantie te krijgen in het gesloten gedeelte. Hieraan heb ik dan ook het begrip "transparante geslotenheid" toegekend. Ik wil graag laten zien wat er binnen gebeurt; zowel de beweging als de sfeer. Dit heeft geresulteerd in een gevel die beweging en aanwezigheid van objecten of personen transformeert naar licht. Aan de binnenkant van de gesloten gevel komen ultrasone sensoren die de afstand tussen personen en objecten detecteert en vertaalt in lichtintensiteit. Als men dichter bij de gevel komt, wordt dit vertaald in een lagere lichtintensiteit en ontstaan er dus schaduwen in de gevel. Het lijkt dan alsof de gevel translucent is. Om te laten zien wat voor film- en theaterstuk zich in de achterliggende ruimte afspeelt heb ik ervoor gekozen de sfeer te verta-
Jen in kleur. Om kleur op een juiste manier te gebruiken is onderzoek gedaan naar kleuren. Hieruit kwam naar voren dat emoties vertaald kunnen worden in kleur. Verder is het belangrijk om harmonie te creëren bij het gebruik van verschillende kleuren. Er zijn verschillende soorten harmonieën die zorgen dat kleurcombinaties werken. Voor mijn ontwerp is gekozen voor een analoge harmonie, wat inhoudt dat er gebruik wordt gemaakt van drie kleuren naast elkaar op de kleurenschijf. Er is gekozen voor een rode, oranje en gele tint, waarbij rood op een gedeelte van de gevel komt als er in de achterliggende ruimtes films draaien die de emoties actie en liefde oproepen, oranje bij de emoties spanning en drama, en geel bij blijdschap. Deze kleuren geven het gebouw de warme, kleinschalige uitstraling die Plaza Futura wil uitstralen. De transparante band wordt in contrast gebracht met het transparant gesloten gedeelte om de sculpturale vorm van het gebouw duidel.ijk naar voren te laten komen en de doorloop van het plein in het gebouw te benadrukken. De transparante band steekt dan ook een stukje uit het gebouw en het grondvlak hiervan loopt door in het plein en het dak van de aangrenzende bebouwing. Het contrast komt ook naar voren door de horizontale lijnen van de vliesgevel t.o.v. de verticale lijnen van de kolommen in de transparante band. Ook qua kleurgebruik komt er contrast tussen beide delen. Het transparant gesloten gedeelte krijgt een gekleurde gevel terwijl de transparante band juist heel neutraal en licht van kleur wordt. Zowel de vloeren als de plafonds worden verlicht door pendelverlichting die beide kantenopschijnt waardoor deze overal dezelfde luminantie krijgen. Het is me duidelijk geworden dat kunstlicht gebruikt kan worden als een extra ontwerpgereedschap waardoor een gebouw ook 's nachts in de spotlights kan staan!
Ing. M.H.A. Bloks
De ontwikkeling van vastgoedconcepten voor starterswoningen Klaar voor de start! Afstudeerrichting
Construction Management & Engineering Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. W.F. Schaefer Drs. c.j .T.M. Kokke Mr. ing. A. ten Vergert Datum afstuderen 26
augustus
2008
Cl
-
u;' c
..
0.
ID ID
c:r c
::1
0.
!!. 01'
n
c
ro;::;: 0"
0
Samenvatting
De Nederlandse koopwoningmarkt is voor jonge starters ontoegankelijk geworden. De betaaibaarheid van de huidige en nieuw te bouwen woningen is slecht en daardoor staan er bijna 6oo.ooo mensen aan de zijlijn. De markt zit niet stil en kan door middel van vastgoedconcepten deze groep bedienen. De goede initiatieven stranden echter snel. Hoe kan een proje<:tontwikkelaar zijn concepten voor starters succesvol ontwikkelen? Door middel van een SADT systeembenadering is inzicht gegeven in het nieuwe proces van vastgoed ontwikkelen.
c
:E
Trefwoorden
::1 o._
Starterswoningen Vastgoedconcepten Stedelijke vernieuwing Systeembenadering Programmamanagement
m
Vraag -Starters-
.....
-
f.. ..
Aanbod -MarktpartiJen-
I~ r• I i>
t _________: 0
7'
c
----------1
Afbeelding 1 Marktmechanisme t .a.v. vastgoedconcepten
De betaalbaarbeid van koopwoningen staat de laatste jaren ter discussie in Nederland. Het gebrek aan starterswoningen is één van de belangrijkste problemen dat hierbij opduikt; een doorsnee starter kan geen koopwoning meer betalen. Ondanks subsidies en speciale hypotheekvormen zijn er op dit moment 6oo.ooo mensen die een koopwoning willen betrekken. De vastgoedmarkt heeft dit gat ontdekt; projectontwikkelaars zoeken naar verschillende mogelijkheden om dit marktsegment aan te boren. Vastgoedconcepten voor starters lijken, als nieuwe vorm van projectontwikkeling, de manier om deze marktte betreden. Het probleem is echter dat initiatieven hiertoe in een vroeg stadium stranden. De ontwikkeling van vastgoedconcepten is gericht op het matchen van de marktvraag met het te ontwikkelen aanbod. Hierbij staat de klantwens centraal. In de huidige marktwerking wordt dit proces echter verstoord door de het overheidsbeleid; deze reguleert de woningmarkt (afbeelding r). Voor de projectontwikkelaar is het een uitdaging om een conceptontwikkeling in deze situatie succesvol te laten verlopen. Op basis van deze gegevens is onderzocht wie 'de s tarter' is, welke marktpartijen zich bezig houden met de ontwikkeling van koopwoningen en welke rol de overheid daarbij speelt. In dit onderzoek is uitgegaan van de jonge hoogopgeleide starter die zich in stedelijke gebieden wil vestigen. In de praktijk is te zien dat er verschillende soorten en typen concepten worden aangeboden. De betaaibaarheid en de technische invulling vormen samen de belangrijkste punten waarop een startersconcept (=vastgoedconcept voor starters) wordt gekenmerkt. Idealiter zou een dergelijk vastgoedconcept de genoemde actoren tot elkaar moeten brengen om vervolgens s uccesvol starterswon ingen te kunnen ontwikkele n. Er wordt dan ook ges proken over de brugfunctie van het startersconcept in stedelijke ontwikkelingen; een concept kan succesbevorderend werken.
I
Fysieke omslandigeheden
-
BPSiarler!SCOrn)ll)l--+l
Productconcept definiëren
Klantwens
l r-~~--~--b---~------~~~----------~ r-----~--~--K~~-------------.
I _______,_/____-t------!Kiantwens-----------------tot
r-----+---Risic»- en haalbaarlleidsanalyse.-----------.•
I
Il
Legenda
SAOT
AXX
A3 Intern/Extem Draagvtak '----------------~~~
i _____________________
/
Afbeelding 2 SADT systeembenadering
Op basis van meer dan 70 startersconcepten en een aantal expertinterviews is geanalyseerd waar de knelpunten ontstaan bij de ontwikkeling van concepten naar de daadwerkelijke bouw va n de starterswoningen. Hieruit is gebleken dat de knelpunten zicht voortdoen op de volgende vijf onderdelen: • Financieel, de betaaibaarheid van een concept; • Politiek & Beleid, de invloed en bijdrage van de overheid; • Extern draagvlak, de klantwens en betrokken actoren; • Intern draakvlak, de organisatie van de projectontwikkelaar; • M.A.C.H.O., de functionele en technische eisen aan een concept; Een stroomanalyse volgens Porras heeft inzicht gegeven in de hoofdoorzaken van het probleem. Een gebrek aan theoretische kennis en succes samen met een traditioneel ingerichte organisatie laten de overige knelpunten ontstaan. De oplossing ter ondervanging van deze knelpunten is gezocht in de inte rne organisatie, het draagvlak, van de projectontwikkelaar. Door middel van de opgedane theoretische en praktische kennis op het gebied van vastgoedontwikkeling, stedelijke ontwikkeling en conceptontwikkeling is een proces ontworpen. Dit proces is volgens de systeembenadering SADT gemodelleerd en implementeerbaar in het traditionele en het conceptuele vastgoedontwikkelingsproces. De volgende fasen in de systeembenadering (afbeelding 2) zijn te onderkennen: • Definitie Aan de hand van een productconcept wordt de juiste configuratie gezocht voor een lokale woningmarkt of locatie. ·Ontwerp De ruwe 'schets' en verwoording van het concept wordt in deze fase gebru ikt om de brug tussen partijen te slaan. • Voorbereiding Het eers te onderzoek naar de haalbaarheid van het concept in samenwerking met alle actore n. Uitkomst is hie rbij een intentieovereenkoms t
De sys teembenaderi ng geeft als ontwerp inzicht in de inrichting van de organisatie van een projectontwikkelaar bij conceptontwikkelingen. Voor het afstudeerbedrijf. Heijmans Vastgoed B.V., is op tactisch niveau een programmamanagementmodel ontwikkeld om een dergelijk proces te implementeren in de organisatie. Het ontwerp heeft in de toetsing aangetoond bruikbaar te zijn voor de projectontwikkelaar. Het biedt inzicht in de te nemen stappen tussen de productontwikkeling- en de vastgoedontwikkelingsfase. Het succes van de projectontwikkelaar en zijn startersconcepten kan hiermee worden bevorderd.
R. van Bloois
Ingrediënten voor succesvolle bewonersparticipatie bij stedelijke herstructurering Onderzoek naar de invloed van bewonersparticipatie op het proces en resultaat van stedelijke herstructurering Afstudeerrichting Rea] Estale Management & Development Afstudeercommissie Dr. W.J.M. Heijs Ir. ing. l.I. Janssen Ing. A.E. Bol Ir. J. Daum Datum afstuderen 26 augustus 2008
er 0
c
::::
"' :::J
c
0.. 11>
Samenvatting Na de Tweede Wereldoorlog kwam het stedelijke beleid in Nederland moeizaam op gang. De klassieke stadsvernieuwing leverde te weinig resultaat op, waardoor de fysieke kwaliteit van de naoorlogse woonwijken verder afnam. Door een verhuisdynamiek werd de bewonerssamensteUing erg eenzijdig. Uiteindelijk zijn vele naoorlogse woonwijken door de jaren heen veranderd in gebieden met fysieke en sociaal-economische achterstanden en problemen. Om het tij te keren wordt getracht om deze wijken aan te passen aan de eisen en wensen van de huidige markt, door middel van stedelijke herstructurering. Bewonersparticipatie blijkt een belangrijk instrument te zijn om het proces en resultaat positief te beïnvloeden. Trefwoorden Bewonersparticipatie Stedelijke herstructurering Invloed Proces Profess ionals
Centraal in dit onderzoek staat de probleemstelling: Hoe en in welke mate heeft bewonersparticipatie invloed op het proces en resultaat van stedelijke herstructurering, en op welke manier kan dit worden geoptimaliseerd door professionals? Voor dit onderzoek vindt de oriëntatie plaats door een literatuurverkenning, het bezoeken van vakdagen en het afnemen van één-op-één interviews. De hoofdonderzoeksmethoden binnen dit onderzoek zijn een literatuuronderzoek en atelier. In samenwerking met Kenniscentrum Stedelijke vernieuwing is het KEI-atelier Waardecreatie en Participatie georganiseerd. Stedelijke herstructurering wordt in dit onderzoek beschouwd als een proces op stadsdeel- enjof wijkniveau met een grote bestuurlijke complexiteit, waarbij de fysieke, economische en sociale pijlers van overwegend naoorlogse woonwijken interdisciplinair en gecoördineerd moeten worden aangepakt. Ongeacht de noodzaak, heeft het planontwikkelingsproces van stedelijke herstructurering per definitie een hoge complexiteit vanwege uiteenlopende doelstellingen, bestaande gebruikers, doorontwikkelde problematiek, een veelvoud en diversiteit aan actoren en extreem lange doorlooptijden. Als proces blijkt stedelijke herstructurering alleen succesvol te zijn, wanneer een evenwichtige mix van korte en lange termijn ingrepen in de woningvoorraad én woonomgeving plaatsvindt. Stedelijke herstructurering vraagt daarom in toenemende mate om een wijkgerichte samenwerking tussen verschillende typen actoren, waarbij bewoners een belangrijke rol kunnen en moeten spelen. Dat bewonersparticipatie een belangrijk onderdeel is van een planontwikkelingsproces wordt breed ondersteund. Desalniettemin blijkt bewonersparticipatie een breed en multiinterpretabel begrip te zijn, waarbij professionais en bewoners verschillende verwachtingen hebben en (on) mogelijkheden zien. In dit onderzoek wordt bewonersparticipatie gedefinieerd als een interactief proces waarin bewoners via formele participatievormen als actor volwaardig participeren bij de voorbereiding. bepal.ing, uitvoering en evaluatie van lokale pianprocessen. Bij bewonersparticipatie blijkt het hoofdzakelijk te draaien om de motieven van professionals, het bereiken van de gewenste doeigroepen en de toegevoegde waarde van bewoners. Het succes van bewonersparticipatie wordt daarbij in aanzienlijke mate bepaald door de communicatie. In het atelier kwam naar voren dat bewonersparticipatie enerzijds een belangrijk maatschappelijke vraagstuk is en anderzijds een complex machtsproces van ruimte geven en invloed uitoefenen. In dit complexe machtsproces bepalen professionais tot op heden in welke mate bewoners participeren en invloed uitoefenen bij de pianontwikkeiingsprocessen. Deze eenzijdige, vraaggestuurde bewonersparticipatie is echter aan het veranderen. In toenemende mate dragen bewoners initiatieven voor, verwerven zij posities in besluitvormingsprocessen en zijn professionals voornamelijk faciliterend betrokken. Ondanks alle voorwaartse ontwikkelingen blijkt bewonersparticipatie als instrument nog onderontwikkeld te zijn in de context van stedelijke herstructurering. Dit wordt mede verklaard door het feit dat de specifieke context ervoor zorgt dat de afWegingen tussen mogen, willen en kunnen, onder nog grotere druk staan. In de synthese van dit onderzoek is de verworven kennis van de beschrijvende hoofdstukken e n het atelier geïntegreerd. Per fase in het planontwikkelingsproces van stedelijke herstructurering worden de mogelijkheden voor bewonersparticipatie aangegeven. Bewonersparticipatie heeft onder andere veel potentie bij het initiatief. ontwerp, uitvoering en onderhoud & beheer. Tijdens de verschillende participatiefases in het planontwikkelingsproces kunnen bewoners diverse rollen vervullen, variërend van toehoorder, inspreker, adviseur en (co-) producent. Uit de synthese komt ook naar voren dat in het totale planontwikkelingsproces een aanzienlijk aantal participatiearme fases aanwezig zij n - onder andere het haalbaarheidsonderzoek, Programma van Eisen en plantoetsing- waar bewoners geen of nauwelijks taken of mogelijkheden hebben. Het is van cruciaal belang om tijdens de participatiearme fases bewoners te blijven informeren. De bekende en beruchte radiostiltes kunnen grote invloed hebben op het (wan)vertrouwen van bewoners tijdens een planontwikkelingsproces. Bij de keuze voor een participatievorm moet de doelgroep centraal staan. Bij elk planontwikke-
lingsproces zijn namelijk diverse, uiteenlopende en soms moeilijk bereikbare doelgroepen aanwezig. Praktisch elke doelgroep vraagt om een doelgroepgerichte participatievorm, die varieert van informele participatievormen, geschreven informatie, een website tot e-participatievormen. Bewonersparticipatie kan onder andere een positieve invloed hebben op resultaten op korte termijn, het aantal bezwaarprocedures, de tevredenheid van- en draagvlak onder- bewoners, plankwaliteit en afstemming van vraag op aanbod. Het betrekken van particulier eigenaren kan leiden tot een positieve waardeontwikkeling van de wijk en het realiseren van lange termijn strategieën. Uiteindelijk kan bewonersparticipatie bijdragen aan een sneller proces met financiële voordelen als kortere renteperiodes, lagere risico's en hogere rendementen. Op basis van de bijschrijvende hoofdstukken, het atelier en de synthese wordt ter afsluiting van dit onderzoek een aantal conclusies getrokken: Bewonersparticipatie is een voorwaarde voor succes van stedelijke herstructurering, omdat zowel de woningvoorraad als de woonomgeving van naoorlogse woonwijken moet worden aangepakt. De motieven van professionals bepalen tot op heden de mate van bewonersparticipatie en -invloed, maar deze vraaggestuurde bewonersparticipatie is aan het veranderen richting een interactieve proces met bewoners als partner. Bewonersparticipatie draait om het bereiken van de gewenst doelgroepen en de toegevoegde waarde van bewoners in het planontwikkelingsproces. Het is belangrijk om de participatievorm af te stemmen op de doelgroep, omdat praktisch elke doelgroep om een andere participatievorm vraagt. In de praktijk dragen legio randvoorwaarden - in het bijzonder vertrouwen en communicatie - bij aan succesvolle bewonersparticipatie. Bewonersparticipatie is complexer door de specifieke context van stedelijke herstructurering. Een continue bewonersparticipatie is niet reëeL omdat een totaal planontwikkelingsproces van stedelijke herstructurering gemiddeld 10 à zo jaar in beslag neemt In het planontwikkelingsproces zijn een aanzienlijk aantal participatiearme fases aanwezig waar uitsluitend professionals actief zijn. Desalniettemin kunnen bewoners diverse, belangrijke rollen vervullen tijdens het planontwikkelingsproces. Professionals moeten in de participatiearme fases bewoners vooral goed informeren. Bewonersparticipatie kan een aanmerkelijke, positieve invloed hebben op het proces en resultaat van stedelijke herstructurering. Bewoners kunnen uiteindelijk bijdragen aan een efficiënter proces met grote financiële voordelen. De keuze voor een interactief proces met een hoge mate van bewonersparticipatie en -invloed heeft gevolgen voor de werkwijze van professionals en de positie van bewoners in een wijkgerichte organisatie. Professionals moeten hierdoor onder andere een open en faciliterende houding aannemen.
B.A.A. Boijens
Bevorderen van de efficiëntie van bouwteams Het opstellen van een hulpmiddel om de samenwerking binnen bouwteams te optimaliseren en hierdoor stagnatie in het voorbereidingsptoces te verminderen Afstudeerrichting
Construction Technology
De behoefte aan verbeteringen op het gebied van samenwe rking en procesbewa king gedurende de voorbereidingsfase bij bouwteams als samenwerkingsverband wordt breed onderkend. Niet alleen door bouwkundige aannemers maar ook door opdrachtgevers, projectontwikkelaars, architecten, constructeurs en andere mogelijke adviseurs die deelnemen in bouwteams. In de praktijk kenmerkt een bouwteam zich namelijk vaak als een samenwerkingsverband met gebrek aan goede communicatie en vertrouwen en waarin te vaak voor eigen gewin wordt gegaan. Dit alles heeft een negatieve invloed op het samenwerkingsproces en het eindresultaat dat zich onder andere kan uiten in bijvoorbeeld tijdsve rtraging, budgetoverschrijdingen en moeizame relaties. Op basis van deze constatering is de volgende probleems telling opgesteld:
Afstudeercommissie
Prof. ir. F.J.M. Scheublin Ing. C.M. de Bruijn Datum afstuderen
liJ
augustus
ur
26
a.
Samenvatting
tD .... er
Problematiek binnen de samenwerking in bouwteams leidt vaak tot stagnatie van het voorbereidingsproces van bouwprojecten met als mogelijk gevolg stagnatie van de uitvoering. Tijdens het onderzoek is bestudeerd waar de knelpunten in de samenwer· king zich bevinden en welke oorzaken geminimaliseerd moeten worden om ook de problematiek te minimaliseren. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een hulpmiddel in de vorm van een draaiboek met hierin onder andere stroomschema's met taakomschrijvingen en een relatieschema voor de uit te voeren taken. Alle partijen binnen een bouwteam dienen de werkwijze van het draaiboek te volgen om de efficiëntie van de samenwerking te optimaliseren.
c
tD
c
::I
a.
!. OJ'
n
c ~
rt>
;:;: CT
0
c
:E
7'
c
::I 0..
rt>
"De huidige samenwerking en organisatie binnen bouwteams heeft nog te vaak stagnatie van het bouwproces tot gevolg met risico's in de vorm van bijvoorbeeld faalkosten voor de partijen binnen het bouwteam."
2008
Vanuit de probleemstelling en de gedachte om richting te kunnen geven aan het doorvoeren van mogelijke verande ring om de efficiëntie van bouwteams te verhogen is de volgende doelstelling opgesteld: "Het opstellen van een hulpmiddel om de efficiëntie van bouwteams te bevorderen, waardoor mogelijke stagnatie in het voo rbereidingsproces, door problematiek binnen de bouwteams, waarin Van Wijnen deelneemt, tot een minimum wordt beperkt. " Voor de uitvoering van het onderzoek was het noodzakelij k om een eenduidige definitie voor het begrip bouwteam te hanteren zodat alle partijen gedurende het onderzoek over dezelfde samenwerkingsvorm spreken. Deze luidt als volgt:
Trefwoorden
r8
Bouwteams Samenwerking Problematiek Voorbereidingsproces Takendocument
"Een bouwteam is een projectgebonden same nwerkingsverband, waarbij in de ontwerp -en voorbereidingsfase de opdrachtgevende, ontwerpende en uitvoerende partijen samen tot een optimaal ontwerp komen". Voor het onderzoek zijn interviews gehouden waarin antwoorden gevonden zijn op de mogelijke voordelen, valkuilen, problemen, oorzaken, risico's en gevolgen met betrekking tot werken in bouwteamverband. Om aan de uitspraken uit de interviews een waardeoordeel te verbinden zijn deze verwerkt in een enquête. De enquête leverde echter niet het gewenste resultaat. De verschillen in percentages, behorende bij de uitspraken uit de interviews, waren te miniem om vast te kunnen stellen welke uitspraken met betrekking tot bijvoorbeeld de oorzaken mogelijk in een hulpmiddel meegenomen moesten worden en welke niet. Daarom is nog andere dataverwerkingsmethode in de vorm van stroomanalysediagram volgens de Porrasmethode toegepast dat de verbanden tussen de oorzaken en problemen inzichtelijk maa kt, waarna hoofdoorzaken aangeduid kunne worden die dienen als basis voor het hulpmiddel, ook wel het
Programma van Eisen genoemd: Organisatorische oorzaken • Ontbreken van bouwmanagementkwaliteiten bouwteam • Aannemer te laat betrekken in het proces • Ontbreken gegevens op vereist tijdstip Structurele oorzaken • Ontbreken duidelijk en marktconform PvE • PvE strookt niet met het beschikbare budget Culturele oorzaken • Teveel denken aan eigen belang • Wantrouwen • Starre houding partijen • Gemaakte afspraken niet nakomen Nadat de randvoorwaarden en eisen voor het hulpmiddel opgesteld zijn is er vormgegeven aan het hulpmiddel in de vorm van een draaiboek bestaande uit de volgende onderdelen: • Takendocument, weergegeven als stroomschema met in - en output, taakverantwoordelijkheid, GoJNo Go momenten inclusief een taakomschrijving; • Het relatie-planning-model dat na invullen van doorlooptijden fungeert als POF-planning; • Faseverslag; • Advies met betrekking tot gebruik draaiboek. Door een hulpmiddel op te stellen dat een oplossing biedt voor het verminderen van de structurele en organisatorische oorzaken zal dit ook een positieve invloed hebben op de culturele oorzaken. Door onduidelijkheden op het gebied van afspraken, taakverantwoordelijkheid, benodigde gegevens en communicatie aan te pakken kunnen oorzaken als wantrouwen en starre houding van partijen en niet nakomen van gemaakte afspraken verminderd worden. De culturele oorzaken zullen echter altijd deels afhankelijk blijven van de vaardigheden, de instelling en de houding van de personen die deelnemen aan het bouwteam. Deze moeten over de wil beschikken om te zorgen voor een effectieve samenwerking en het teambelang boven het eigen belang stellen. Uit de toetsing van het hulpmiddel bleek dit in de ogen van de ondervraagden een overzichtelijk en compleet document te zijn met als meerwaarde dat alle partijen in een bouwteam bij het hulpmiddel betrokken worden. Wel bleek uit de toetsing dat het hulpmiddel voornamelijk geschikt is voor de interne opdrachtgever en de incidentele externe opdrachtgever. Voor de professionele externe opdrachtgever wordt het als minder geschikt gezien omdat deze zijn eigen werkwijze heeft ontwikkeld voor werken in bouwteamverband en hiermee veel ervaring heeft en niet snel een andere methode die een bouwkundige aannemer voorstelt zal overnemen. Wel zou Van Wijnen het draaiboek dan als ijkingsinstrument kunnen gebruiken om met de professionele opdrachtgever een compromis te sluiten over de te hanteren werkwijze.
C. Breman
Effect of tuned mass dampers in tootbridge design Afstudeerrichting Structural Design Afstudeercommissie Prof. ir. H.H. Snijder Dr. ir. M.C.M. Bakker Dr. ir. H.G. Stuit Ir. L.I. Vákár Datum afstuderen z6 augustus zoo8
o0
c :E ,.C ::J
0..
ro
20
Samenvatting Due to their length and slendemess, footbridges near train stations in The Netherlands form a challenge to meet dynamic criteria. A case study is performed to illustrate the effect of a tuned mass damper (TMD). The effect is stuclied by performing dynamic analysesusinga straightforward type of bridge subjeeled toa single and multiple pedestrians, modelled as moving harmonie point loads. The stochastic properties of the load induced by pedesirlans are taken into account using a Monte Carlo approach. The results are presenled for different load cases which show the effect of a TMD for various group sizes. Trefwoorden Fooibridge Probabilistic dynamic analyses Tuned mass damper Flgure
1
Tuned mass dampers Installed undemeath the Bridge deck of the Millennium Bridge, london.
Footbridges are prefe rably designed as lightweight structures in order to obtain a cost efficient design. This is further emphasized by the fact that 'light' and 'slender' are important themes in modern architecture. As a result, dynamic vibrations caused by pedestrians can be a serious point of concern. Often, reducing these vibrations to acceptable limits is becoming the gove rning design criterion. This also applies to footbridges near train stations which are the main topic of this report. These structures are frequently exposed to large groups of pedestrians which can cause significant vibrations. There are guidelines available to assist engineers dealing with dynamic behaviour of slender footbridges. In practise, these guidelines lead to adding mass or stiffness to the structure until the response stays within acceptable limits. An alternative solution is stuclied which involves the application of a tuned ma ss damper (TMD) . A TMD has already shown to be very effective in reducing vibrations observed on several footbridges built in recent years (see for example figurer) In this report, this effect is stuclied in more detail by analysing a typical fooibridge near a train station. The effect of a TMD on the design of this fooibridge is illustrated by comparing the application of a TMD with other, more common design solutions such as adding weight and mass to the structure. Before focussing on footbridges near train stations, the effect of a TMD is stuclied in detailfora lightweight fooibridge exposed to groups with different lengths and densities. The response is obtained using time domain analyses performed using special purpose software. A Monte Carlo approach is adopted because dynamic forces tend to vary strongly among pedestrians. A number of different load cases are formulated which repre· sent different types of groups. Each load case is analysed using soo individualloa d samples which offers the possibility to represent the results in histograms. These graphs give an indication of the expected response. An example of a response histo-
Lnad case 4: 12 pedeslrians
15
. With T!\11> ] 10 c..
• Without T:O.ID
0
o·
0
o.
0
0
x·
0\
0
0
~
N
P..:ak acc..:lcra.tion 1m, s··21
Figure 2 Response hlslogTam for a group of 12 pedesirlans (based on 500 load samples) Al
·•
15
2.5
l
2.0
"é:
1.5
• o • o
••
10 " '/.
ur
4.0
,•
..
...
.
·• .
1.0
__ . . , . . .
------~-
0.5
~
........... ---········ .. ----····-~ 0
13
8
El
0.6
0.7
O.X
c
0. tD tD
.... ge
::::1 0.
!!. ill' l"l
c
;:::;:
ro
e----
00 0.0
0.1
0.2
0.3
0.4
0.5
0.9
LO
l.l
Figure 3 Response for pand q wlth and without a TMD relative to group density
gram fora group of 12 pedestrians is given in figure bridge with as wel! as without a TMD.
2
fora
The histograms shown in figure 2 give an indication of the effect of a TMD. This effect is quantified by introducing the response factors p and q in terms of acceleration which comprise 50% and 95% of the load samples respectively. The results for pand q fora bridgewithand without a TMD are shown in figure 3 relative to the density of the group. The results show that for this particular footbridge , the response indicated by pand q is reduced by a factor of approximately 2-4 and 2.9 respectively if a rooo kg TMD is applied. In addition to the effect of the TM D, the results shown in figure 3 offer the possibility to study the response relative to the group density. For this case, the response can be characterised by a constant multiplied with the square root of the density. This pattem is in accordance with values found in literature. However when other types of groups are considered with constant density and varying group length, this relation is not found. The next step involved the analyses of a typ ical fooibridge near a train station. Because the Monte Carlo approach using time domain analyses take a considerable amount of time, a different approximation metbod is used instead. This metbod is based on only the steady state response which significantly reduces the time needed to complete the Monte Carlo analyses. This alternative metbod is used to campare the application of a TMD with other, more common solutions such as adding mass or stiffness to the ma in structure. The analyses show that the effect on the design of a fooibridge can be significant. For a typical, 3 meter high truss, spanning 50 meters, the cross sectio na! area of the top and bottorn chord of the truss should be increased by approximately 6o% tomeet dynamic serviceability criteria. However, when a 500 kg TMD is applied, the response
21
of the same truss stays within limits without any modifications to the original design of the truss. The analysis of a similar, 5 meter high truss revealed that no modifications are required. This shows that the effect of a TMD becomes more significant for slender structures.
M.V. Bresser
Emerging Urban ldentity Woonidentiteit voor opkomende stedelijkheid Afstudeerrichting A rchi tectuur Afstudeercommissie Dr. ir. J.G. Wallis De Vries Dr. J.C.T. Voorthuis Ir. ).).P.M. van Hoof Datum afstuderen 26 augustus 2oo8 Samenvatting Emerging Urban Identity beschrijft de woonidentiteit van de "moderne stadsbewoner", die steeds meer voorkomt in kleine steden en grote dorpen. Het licht een ontwerp voor een plein met een woongebouw ter plaatse van het huidige Kuiperplein in Ede toe. Het centrumgebied is de plek om je leefstijl te etale.ren. De drukte van het stedelijk dagelijks leven samen met een mooie plek om te wonen zijn belangrijk voor het woongenot van de moderne stadsbewoner. Hij wil zijn leefstijl tonen en zich spiegelen aan anderen. Na enige zal hij weer verhuizen en gaat hij op een nieuwe plek een ander stadsleven ontdekken.
Afbeelding 1 Stedenbouwkundigplan en opbouw bouwblok met kijkrichtingen van verschillende typen woningen
o-
g 2:::: :::J
g-
22
Trefwoorden Herstructurering Stedenbouw Openbare ruimte Pleinen Woonidentiteit Afbeelding 4 lamellengevel, gevelopbouw van het lage gedeelte van het woongebouw
Emerging Urban Identity beschrijft de woonidentiteit van de "moderne stadsbewoner", die steeds meer voorkomt in kleine steden en grote dorpen. Het licht een ontwerp voor een plein met een woongebouw ter plaatse van het huidige Kuiperplein in Ede toe. Het huidige Kuiperplein is nu niet meer dan een grote parkeerplaats tussen de bestaande panden binnen het centrum· gebied. In benaming van de plek ligt de ambitie een echt plein te zijn op deze plek. Het centrumgebied is de plek om je leefstijl te etaleren. De drukte van het stedelijk dagelijks leven samen met een mooie plek om te wonen zijn belangrijk voor het woongenot van de moderne stadsbewoner. Hij wil zijn leefstijl tonen en zich spiegelen aan anderen. Na enige zal hij weer verhuizen en gaat hij op een nieuwe plek een ander stadsleven ontdekken. Het opzoeken van eigen grenzen en het maken van onomkeer· bare keuzes, zijn een voortdurend thema om verder te komen in het leven. Moed, overtuiging, vertrouwen en kennis zijn nodig om moeilijke beslissingen te maken. de keuze is de enige moge· lijkbeid om toch die ene droom waar te laten worden. Een studie van verschillende stedelijke ruimten en Louis Kabn's huizen hebben uitgangspunten opgeleverd voor het ontwerp van de woningen voor de moderne stadsbewoner in Ede. De studie naar stedelijke ruimten gaat over de mogelijkheden om openba· re ruimten stedelijk in te richten. De studie van Kahn's huizen gaat in op de verschillen tussen de vertrekken van een woning, hoe je uitkijkt op de directie omgeving. Ede is een jonge stad van ongeveer 6s.ooo inwoners in Gelderland die snel groeit. Samen met Veenendaal en Wageningen vormen zij een econo· misch knooppunt aan de rand van de Gelderse Vallei. Volgens de visie van het streekplan zal Ede zich de komende jaren verder ontwikkelen als stad. Delen van het centrum zijn de laatste jaren veranderd en andere delen zullen in de nabije toekomst berge· structureerd worden. Mijn visie voor het Kuiperplein sluit hier· op aan.
Afbeelding 2 Impressie concert op het plein
Afbeelding 3 Impressie nieuw station aan het Kuiperplein
Het bouwblok
0"
0
c :::!: 7' c :::J
0..
ro
Afbeelding 5 Doorsnede; Plein-garage-woongebouwbinneplaatsrijtjehuizen steeg- bestaande bebouwing
Dit plan voor Ede is een toevoeging van stedelijkheid aan het huidige winkelgebied dat 25 jaar geleden niet meer was dan een hoofdstraat met winkels. Door sloop van de bebouwing aan het spoor is de weg langs het spoor geen achterstraat meer. Deze zijde van het plein wordt een lokatie voor het nieuwe perron van station Ede-Centrum. Nieuwe vormgeving van het plein oriënteert zich in de richting van het oude centrum. Deze nieuwe vorm van gelijke afmeting als het oude Kuiperplein, gaat nu een relatie aan met het Marktplein. Hierdoor onstaal een kavel voor een nieuw te ontwerpen stedelijk bouwblok. Het Kuiperplein is een stedelijk plein geworden met duidelijk grenzen. Parkeren gebeurt ondergronds. Aan drie zijden is het plein omgeven door blokverkaveling van 4 bouwlagen. Aan de vierde zijde wordt het plein begrensd door de bestaande spoorbaan en het nieuwe treinstation met aan de overzijde de markt en het oudere gedeelte van het centrum. Het plein en de stedelijke ruimte wordt opnieuw vormgegeven, zodat ze samen met de bestaande structuur van straten en bebouwing één geheel vormen. Hierdoor ontstaat ruimte voor nieuwe bebouwing. Het nieuwe bouwblok gelegen aan dit stedelijk plein staat in het teken van het stedelijk wonen: een nieuw stuk stad voor Ede. Verschillend ingerichte woonkamers zijn duidelijk zichtbaar vanafhet plein. Vanuit de woning overziet de moderne stadsbewoner de stad, met één stap buiten de deur voelt hij zich direct onderdeel van het stedelijk leven. In het gebouw zijn de winkels en café's al te vinden, en op het plein is het zomers goed toeven.
Afbeelding 6 Plattegronden woongebouw : on sluiting via binnen straat trappen huis
23
M. Brink
Developing open agent-based home automation software Afstudeerri eh ti ng
Building Services Afstudeercommissie
Prof. dr. j.E.M.H. van Bronswijk Prof. dr. ir. B. de Vries Ir. A.J. Jessurun Datum afstuderen 26
augustus
2008
Samenvatting
c
The need to improve aspects like health , comfort and safety in dwellings with the aid of home automation systems is growing in our aging society. Unfortunately most systems currently on the market are expensive, nol open, and nol as flexible as des ired. The solution could be found in open software agenls that are autonorneus and communieale over a computer network when performing !heir tasks. The objective of this study is to analyze technica[ feasibility of this open agent-based home automation system by building and simulating such a system .
o-
Trefwoorden
c
Home automation Dometica Agents Sim u lation ICT
111
ia' c: 0.. tD tD
...tr c:
:::s
0..
!2. iiJ' n
..... fl) 0
~
c"' :::J a. fl)
Rgure
1
The use of software agentsIn a home automation system
The need to improve dwelling performance with a good functioning cost effective home automation system is growing. Besides increasing comfort, people want to improve aspects like health, safety, security and even environment of their dwellings with such a system. Especially older adults, a large and growing group in an ageing society, have a great need fora system that increases their vitality and independence. Mos t systems currently on the market are expensive, nol open, and nol as flexible and reliable as desired. An alternative for this could be a home automation system which is open, exists of smart components and communieales over an open and wel! known network. Decentralizing of intelligence and absence of hierarchy in such a system could lead to a more reliable (no central points which may fail) and flexible (no wrong configuration possible) system. In this study, this open, intelligent and decentralized configuration is approached as a multi-agent system. The u se of agents can make a system intelligent (e.g. selflearning and repairing) without getting too complex, because it divides the system in sub systems with each their own tasks and priorities. All agents are conneeled trough a computer network. Each component in the home automation netwerk wil! have its own agent, even simple components like a light switch. In this way inteUigence is completely decentralized . To avoid hierarchy, all agents are initially equal. Each agent wiJl have its own database which contains information a bout other agents in the network. The ob jeelive of this study is to analyze technica! feasibility of open agent-based home automation system software by designing, building and simulating the software of such a system.
Light switch
Light switch
Lamp COMPUTER NETWORK
Doorbel I
Heating
Telavision Flgure
2
Architecture of the system: each component has lts own agent, all agents are equal to each other and agents are conneeled trough a computer network
Seven types of agents are designed and build virtually. Agents are implemenled in Java with the u se of the agent framework JADE. A si mulation environment consisting of a virtual dwelling with virtual persons performing random activities is built. The simulation environment is implemenled in Java as wel!. Two types of simulations are done: one with agent-based home automation sys tem and one without it. From the simulation results the system performance is analyzed by comparing the si mulation results of the first and the second simulation type. For analyzing the technica! feasibility the reliability, latency and simplicity of the system are analyzed as wel I. Simulations showed that the performance of the system meets the expectations. The home automation system with a completely decentrali zed intelligence is working correct and the absence of hierarchy among agents did not cause problems in the system built. However the complexity, concerning hierarchy, was kept very basic. Technically, the sys tem seems feasible: agents seemed to be robust and functioned with no errors, have no big delays and could be kept relatively simple. But most of these results are due tothefact that the system is kept relatively simple due to time limitations. Therefore, further work should point out whether this performance stands when the system becomes more advanced and complex. Nevertheless, results show that success might be possible.
A.F.M. van den Broek
Regie, maar door wie? Drie partijen bij de totstandkoming van een woonservicezone Afstudeerrichting Construction Management & Engineering Afstudeercommissie Prof. dr. ir. W.F. Schaefer Mr. W.J.H. Wenselaar Ir. C.S. Breuer Ir. B. Basetmans Datum afstuderen 26 augustus 2008 Samenvatting Dit onderzoek gaat over regie bij woonservicezones, wijken waarin woon-, zorg- en welzijnsvoorzieningen integraal georganiseerd worden. Bij de ontwikkeling van een woonservicezone zijn veel partijen betrokken, maar de vraag is wie in welke situatie de regisseursrol het beste past. Om die reden is in de vorm van een quickscan een beslissingsandersleunend instrument ontwikkeld, dat partijen bij de keuze voor regievoering een helpende hand biedt. Door hier voorafgaand aan het project aandacht aan te besteden, kunnen vertragingen en conflicten gereduceerd worden. Trefwoorden Regie Netwerkmanagement Woonservicezone Wonen Zorg
Dit onderzoek richt zich op de samenwerking tussen partijen bij de ontwikkeling van een woonservicezone, en meer specifiek op de regievoering van dat traject. Om in te spelen op de toenemende vergrijzing en extramuralisering (scheiden van wonen en zorg) zijn de afgelopen jaren talloze woon-zorg concepten ontwikkeld. De woonservicezone wint de laatste jaren aan populariteit en hoewel er zeker successen geboekt zijn verloopt het traject om tot een woonservicezone te komen niet altijd even soepel. Zo leiden onduidelijkheid over de regievoering en over de rollen van partijen vaak tot vertragingen en conflictsituaties. De doelstelling van dit onderzoek is dan ook ais volgt: "Inzicht krijgen in de rollen en taken van kernpartijen bij de ontwikkeling van een woonservicezone, met als doel te komen tot een beslissingsondersteunend instrument dat hulp biedt bij de keuze voor een passende vorm van regievoering, zodat vertragingen en conflictsituaties voorkomen kunnen worden." Uit de literatuur volgt een aantal factoren die bepalend zijn bij de keuze van regievoering, evenals een indeling in verschillende regierollen. Door deze losse elementen met elkaar te combineren, ontstaat een helder begrippenkader, wat is weergegeven in het volgende model: (Afbeelding r) Hierin is te zien dat verschillende situaties vragen om verschillende regierollen, afhankelijk van de fase waarin het traject zich bevindt, alsook van de mate waarin een partij een eigen script respectievelijk doorzettingsmac ht bezit. Aan de hand van vier casestudy's is onderzocht hoe de regie in de praktijk georganiseerd is, waarna de resultaten hiervan zijn gekoppeld aan het weergegeven model. Door de theoretische veronderstellingen uit het model te koppelen aan de praktijk kon vaak eenvoudig worden verklaard waar het eventueel misging en wat daarvan de oorzaak was. Om in de toekomst hulp te bieden bij het kiezen va.n een passende vorm van regievoering is op basis van dit model een beslissingsondersteunend instrument ontwikkeld in de vorm van een quickscan. Deze quickscan kan worden ingezet bij de start van de ontwikkeling van een woonservicezone, en geeft partijen een eerste indicatie van de regiemogelijkheden in het ontwikkelingstraject. Daarnaast heeft de quickscan als doel betrokken partijen bewust te maken van het feit dat de organisatie van regie iets is wat vooraf aandacht behoeft. Door vooraf aandacht te besteden aan het regievraagstuk, kan een groot deel van de onduidelijkheid omtrent de rollen van partijen word en opgelost. Transparantie is daarbij erg belangrijk. Duidelijkheid over de eigen rol en die van de ander zorgt ervoor dat partijen weten wat ze van elkaar kunnen verwachten, zodat hopelijk het aantal conflictsituaties en daarmee gepaarde vertragingen flink kunnen worden teruggebracht. Dit is wenselijk, aangezien vertragingen niet alleen tijd en geld kosten, maar ook vaak resulteren in een verminderde betrokkenheid van partijen, wat het slagen van een project zeker in gevaar kan brengen. Daarnaast zijn er nog een aantal zaken die extra aandacht vragen. Ten eerste moet goed worden nagedacht over de afstem ming van socia le en fysieke aspecten van de woonservicezone, aangezien die soms nog wel eens andere paden lijken te bewandelen en de relatie daartussen vaak ver te zoeken is. Ten tweede dien t bij de organisatie van regie ook aandacht te worden besteed aan de exploitatiefase, die volgt na de uitvoeringsfase. In deze fase is goede regie misschien nog wel het allerbelangrijkst om de woonservicezone tot een succes te maken. Wel dient de opzet van de sociale infrastructuur (dienstverlening) evenals die van de fysieke infrastructuur al georganiseerd te worden in het ontwikkelingstraject, en niet pas in de exploitatiefase. Tot slot geldt natuurlijk voor alle partijen dat zij moeten nagaan of de competenties voor het regisseursschap aanwezig zijn, en of de motivatie er ook is om de rol van regisseur op zich te nemen.
Proces
___ _ _____1/:_~ Ja . Doorzettmgsmacht
-~~ ~
Nadruk op belangen, beleid, scripts
_J~igen 'script' 1~f bele-ld_s-_ka_d-~~e m
I
.
Beheersingsgerichte regisseur
l
j;(inhoudelijk én procesmatig) -~-\ .
Nee
',
(111)
~l
~--~---~--'L_'·-~isionaire regisseu~~-
PrOJeCt
. . (11) . Uttvoenngsgenchte
Nadruk op
regisseur
macht en
- ---
(IV) Faciliterende regisseur
middel~o
··, )
-ur I»
__ _,_
c
c.
11) 11)
...C" c
:::1
c.
~ 0;' 0 c
~
co c
:E
"' c ::> a.
lil
Afbeelding 1 Regierollen
27
Ing. C.H. Chim
Dagdromen tijdens een nachtmerrie Een oncologisch centrum van morgen Afstudeerrichting
Architecture Afstudeercommissie
Prof ir. B. Molenaar Dr. J.C.T. Voorthuis Dr. J. Boomgaard Datum afstuderen 26
augustus
2008
Samenvatting 111
ur
c c..
11) 11)
..,
C"
c c..
:::1
~
Ql' n c
~·
er 0
c
:.;:
Rgure
1
lmpresslon of modlfied plan
In het stationsgebied van Breda vinden typisch alledaagse gebeurtenissen plaats. Door het bij elkaar brengen van dit alledaagse en het oncologisch centrum ontstaat er een dialoog tussen deze twee werelden. Deze twee werelden worden met elkaar geconfronteerd en worden bewust van elkaars werkelijkheid. Om de beleving van de kankerpatiënt voorop te stellen, wordt het ontwerp van klein naar groot benaderd. Hiermee probeert de ontwerper met architectuur de dicterende rol van de bouwregelgeving zorg te ontvluchten. Met een geometrische vormentaal wordt gezocht naar orde. De orde kan door zijn afwezigbeid in het leven van de kankerpatiënt een behoefte van de kankerpatiënt invullen.
7'
c
:::J 0.. <1>
Trefwoorden
Oncologie Healing environment Breda Stationsgebied Ziekenhuis
Rgure 3 Sectlon
DAYDREAMING DURINGA NIGHTMARE an oncology centre of tomorrow The continually growing group of cancer-patients in the Netherlands is faced with a suboptimallevel of oncological care. There's a growing need for orderand quality care. Th is care can improved by grouping the expertise in twenty to thirty oncology eentres throughout the Netherlands, says Sjoerd Rodenhuis, chief medica! executive of the Dutch Ca neer Institute NKI-AVL and ancoiogist at the related Antoni van Leeuwenhoek hospita! in Amsterdam. Nowadays patients with a rare variety of ca neer are treated at hospitals specialising in this kind of cancer. According to Rodenhuis the distinction between rare and common types of cancer should not be made. Each tumor is unique and thus should be treated as such. This project 'Daydreaming DuringA Nightrnare' is about an oncology centre placed close to the bustie of a pub! ie transport terminal in Breda, the Netherlands. Within this area people go about their usual, everyday business; catching a train, transferring to a bus, buying a newspaper and so on. By merging this everyday context with expert cancer treatment interaction emerges between two worlds. These world s are confronted with each other and become aware of the other's reality. The reality of the cancer- patient gets a spot within everyday life, hereby breaking the taboo that shrouds ca neer. People can talk more openly about the disease and possibly patients wil! be treated less awkward. Taking away part of the anxiety can motivate people to get a check-up early on when first symptoms surface. Being early impraves chances of healing. For this new, as yet unbuilt terminal area the city of Breda has created an urban development plan. This project tries to adhere to and respect this master plan as much as possible. Some changes are made to imprave the actual design and area, most notably rounding the façade and marking the inner patch of grass as purposeful space.
Flgure 2 Exterlor
-... 111
ur c
0. tD tD
C'"
c
:::1
0. tD
Flgure 4 lnterior of radlotherapy
Experience of the cancer patient is at the core of this design. resulting in an approach that works from the small (patient) towards the larger structure (complete design). This approach to architecture tri es evade the dietaling role of architectural legislation conceming such care centres. The oncology centre design is divided into scenarios: 1. Entrance, 2. Examination, 3· Chemotherapy, 4· Radiotherapy, 5· Policlinic, 6 . Surgery, 7· Nursery. These scenarios are stuclied and designed independently, witl10ut context, at a smalland personal scale. For each scenario ideas are developed for the intended experience. The des igns for the scenarios take into account positive factors of Evid ence Based Design, user centred design and wayfinding resea rch. When des igning at a larger scale these scenarios are taken into account at an early stage. The scenarios form the constructs of the larger body that is the programmatic grouping and resulting architectonic form. The building at large consistsof two ma in volumes; a central block s urrounded by a ring. This block provides a strong point of entrance and recognition , while other functions resid e in the ring and interact with the inner plaza and the life on the outside. The architectonic geometrical form seeks to provide order. It is thi s order that contrasis with the current sta te of Dutch cancer care and the Jives of patients. And it is this new order that can fulfil a need of the pa tien!.
W.M. Daris
Diepgang Baden in het voormalige steenkoolmijncomplex van de Hasard Cheratte Afstudeerrichting
Architecture Afstudeercommissie
Prof. ir.J.M. Post ] .A.C. Hofman arch. Avb.
Ir. M.H.P.M. Willems Datum afstuderen
z6 augustus zoo8
Afbeelding 1 Het steenkoolmijncomplex, gezien vanaf de hoofdstraat van Cheratte
Samenvatting
Herbestemming van een voormalig steenkoolmijncomplex en daarmee met als doel het creëren van een huwelijk tussen ener· zijds het nieuw leven blazen in het voormalig economisch en sociaal cultureel hart van het Waalse mijnwerkersdorpje Cheratte-Bas en anderzijds het continueren van de sfeer van het complex als ruïne met al haar verhalen. Trefwoorden r::r 0
c :i: c
7' :::J
a.
11)
Herbestemming Jndustriëel erfgoed Ruïne Badhuis Wallonië (symbiose Steenkooimijn Bakens Massa Gelaagdheid Uitholling)
Afbeelding 4 Interieurimpressie baken
Dit project handelt over de herbestemming van het voormalige steenkoolmijncomplex van de Hasard Cheratte en daarmee het samenbrengen van twee uiteenlopende gedachten in één krachtige symbiose. De gedachten gaan over hoe men om wil gaan met deze bijzondere plek. Enerzijds is er de bewondering voor de plek als een ruïne, anderzijds de sterke behoefte om deze plek als voormalig sodaal-cultureel en economisch hart nieuw leven in te blazen. Het eerste standpunt wordt gedragen door mensen van buitenaf die niet iedere dag met het object geconfronteerd worden en die de spanning van het niet alledaagse erin vinden. Het tweede standpunt is dat van de mensen die deze piek juist als alledaags ervaren en daarmee negatieve associaties hebben: dat van economisch verval, teloorgang van een industrieel tijdperk en het uitblijven van een nieuwe toekomst voor hun directe omgeving, in dit geval het dorp Cheratte. De oplossing is gevonden in twee nieuwe functies , die tegemoet komen aan beide gedachten en die tevens stimuleren een onderlinge interactie aan te gaan. waardoor het dorp weer kan spreken van een nieuw sociaalcultureel hart, dat ook naar buiten toe een voor een nieuwe impuls zorgt. De belangrijkste functie voor de mensen van buiten Cheratte is een badhuis, waarbij de diepe essentie van de sfeer, zoals die nu in de ruïne ervaren kan worden, ook dan Jetterlijk aan den lijve kan worden ondervonden. De nieuwe functie voor de mensen van Cheratte is een buurthuis, een piek waar thematische activiteiten kunnen plaats vinden die de in woners van Cheratte weer verbinden zoals voor de sluitin g van de mijn in 1977. Het verbindend element tussen deze twee functies vormt een plein met daaraan ook nog een restaurant. Het ontwerp Er moet gewaarborgd worden dat de essentie van de sfeer en de ruimtelijkheid, zoals die nu te ervaren is in de ruïne, ook ervaren kan worden in de nieuwe bestemming. De kunst is om met zo min mogelijk ingrepen zo veel mogelijk te bereiken en zelfs
Afbeelding 2 Nieuwe plattegrond terrein met twee van de drie bakens
Afbeelding 3 Maquettefoto complex met de drie bakens
Afbeelding 5 Sfeerimpressie hangende baden In de schachttoren van het 'ensemble 'médiéval'
Afbeelding 6 Impressie ulgeholde trap In de muren van de schachttoren
de heersende dramatiek her en der nog te versterken. Het bestaande object wordt bevraagd door op drie cruciale punten een nieuw volume toe te voegen met haar eigen specifieke eigenschappen, waardoor er een tweezijdige aantrekkingskracht ontstaat, die de bestaande ruimte nog bewuster aanwezig maakt. Massa, gelaagdheid en uitholling zijn daarbij de middelen, geïnspireerd op het karakter en de geschiedenis van de plek. Deze volumes, de zogenaamde bakens, zorgen voor een heldere ontsluiting en structurering van het gebied. De Bakens De bakens zijn invoegingen die de bezoeker tot het platform op 6 meter boven het straat niveau leiden. Er zijn drie bakens, waarvan twee direct versmolten met het complex en één die de arriverende bezoeker naar het complex toe leidt en een verbinding aangaat met het tegenoverliggende terrein , waar zich de parkeerplaats bevindt. De twee grotere bakens zijn de daadwerkelijke entrees tot het gebied en moeten door hun ruimtelijkheid ee n versterking teweegbrengen van de bewustwording van de plek. Hun materialiteit en voorkomen is geïnspireerd op het principe en ontstaan van steenkool, een verwijzing naar de oude functie van de plek. De zich naar beneden toe verlagende en donker wordende ruimtes komen overeen met de druklagen in het diepste van de aarde. Gekozen is voor rammed earth als constructiemateriaal, waarbij de massa en gelaagdheid van de aarde zichtbaar en voelbaar naar voren komt. Het Badhuis In de karakteristieke schachttoren en de noordvleugel van het 'e nsemble médiéval', het gedeelte van het complex met een architectuur die het best te omschrijven is als neogotisch-romaans, bevindt zich het badhuis. Het baden zelf vindt voornamelijk in en direct rond de schachttoren plaats, het proces dat voorafgaat aan het baden in de noordvleugeL De dramatiek van de toren is versterkt door de baden in de toren te hangen en licht vrij spel te geven. De enorme dikte van de muren wordt ervaren
in de spiraalsgewijs lopende uitgeholde trappen. Direct contact met de materialiteit van het oorspronkelijke gebouw is hier essentieel. Het huwelijk tussen twee contrasterende standpunten over de Hasard Cheratte komt tot stand met de inzet van de vereiste minimale ingrepen: Het voormalig economisch en sociaal cultureel hart van Cheratte-Bas klopt weer en de sfeer van die plek als ruïne met al haar verhalen blijft alom aanwezig.
31
W. Doreleijers
Appropriate Architecture for Southern Sudan Design and construction method for the Solid House Foundation Afstudeerrichting
Building Technology Afstudeercommissie
Dr. ir. P.A. Erkelens Ir. A.D.C. Pronk Ing. W.J.H. Stroecken Datum afstuderen 26
augustus
2008
Trefwoorden
Zuid-Soedan Habitat Ontwikkelingssamenwerking Appropriate technology Sociale Architectuur
- ffi)
)2
Afbeelding 1 Plan view and sectlons
The project is divided into a few parts: Research (Parts A, B & C) and Design Development (Parts D & E). Th is research is part of a habitat project of the Solid House Foundation (SHF) in Rumbek, Soulhem Sudan. The principal research question for the thesis is: What could be an appropriate self-help building design and building method fora habitat project in Rumbek, basedon the vision of SHF? Part A The Solid House Foundation The vision of SHF supports dome building as wel! as any other alternative building method. However, an alternative building method adapted toa local situation would lead to more self-help building promotion, better cultural acceptance and less energy loss in extensive construction supervision and training. Part B Rumbek Literature research, extensive interviewing, workshops and observations in Rumbek are the sourees for the presenled infonnation that may concern anybody who is active in the field of habitat in Southern Sudan. A selection of the fa cts wiJl be used for design development of hou sing. The ma in condusion is that the design should be focused at the Dinka in Rumbek, who strongly des i re fora more durablefmodern way of building instead of their fa st decaying traditional huts called tukuls. Part C Appropriate Building To respond well to the elimate of Rum bek, stimulation of shadow and cross ventilation are essential. Throughout the research a list of factors is developed for assessment of comparable examples of projects for habitat in developing countries. The ten factors are: Affordability, Cradle to cradle, Environment response, Demand driven, Participation, Capacity building, Social acceptance for the long term, High
Afbeelding
2
lmpression
Afbeelding 3 impression
Afbeelding 4 lmpression
qual.ity, Cooperation with local parties and Technica! acceptance for the long term. Part D Design Development The results from parts A, B & C lead to the following design question: What could be an appropriate design fora self-help house in Rumbek, if it should be affordable, durable, environment responsive and both social and technica! acceptable for a long term? Part E Final Results SHF dornes should preferably be built as facility buildings, sanitation in the case of Rum bek. Because of the exorbitant prices of cement and steel, it would be recommended to start a research and development process for ferrocement dome structures, maybe also for housing. Consiclering dornes (for housing) in Rumbek, adaptations for the elimate response as well as the social cultural acceptation deserve some special attention. The final proposal as an alternative for the SHF dome for Rumbek consists mainly of Compressed Stabilized Earth Blocks (CSEBs), Compressed Earth Blocks (CEBs) for interior walls, Concrete Blocks (CBs) for the plinth and wooden trusses to support a roof of iron sheets. Answering the design question: Affordable durability: Use CSEBs and CEBs. CSEBs are termite resistant and the production of CSEBs is likely to generale income. Environment response: Use CBs fora waterproof plinth and a large roof are the good hat and the shoes for the house. The steel roof supports raiowater harvesting. The single banked structure stimulates cross ventilation. Social acceptance: By using results from the field research (Part B) and in volving the voice of the Dinka, the design is adapted to their social cultural background.
33 Technica! acceptance: Masonry is a way of building within the tradition of the Dinka and trusses with iron sheets are increasingly applied as more modernfdurable ways of building. So why not choosing for the dome concept or just building the way they already do in Rumbek? That would be because the proposed house is: as durable as the dome is less expensive than the dome, but some more expensive than a 'modern house' in Rumbek. But aesthetics and other advantages wiJl be decisive responding well to the elimate (a little better than the very comfortable local tukul) responding to some explicit wishes of the Dinka adapted as much as possible to the local (Dinka) ways of building
Ing. B.J.F. van Eijsden
Mediating water
,/
De spa als plek voor concentratie, communicatie en interactie Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. J. West ra Ir. M.P.H.M. Willems Ir. R. Willemse Datum afstuderen 26 augustus zoo8 Samenvatting Het ontwerp voor deze afstudeeropgave betreft de vorming van een gebouwtype, waarin de spa als een therapeut de startende ondernemer begeleidt, waarbij de onlosmakelijke verbintenis tussen de werkplek en ontspannen als ideaalbeeld wordt opgenomen. Het gebouwvolume wordt ingezet om een cultureel erfgoed op te waarderen, waarbij de genius loci een belevingswereld biedt, die de oorsprong van het badritueel doet ervaren. De morfologie en het ontwikkelen van het concept 'mediating water', zijn de ingrediënten voor het ontwerpen van een gebouw, waarin presteren en ontspannen hand en hand gaan. De spa keert hierdoor terug in het stadsbeeld.
Afbeelding 1 Situatle
Trefwoorden Spa Water Ontspanning Werkplek Stadsuitbreiding
34
Afbeelding 4 Bad 3s·c
Het ontwerp voor deze afstudeeropgave betreft de vorming van een gebouwtype, waarin de spa als een therapeut de startende ondernemer begeleidt. Het is een studie, waarin de visie van de architect zonder de invloed van projectontwikkelaars, een maatschappelijk probleem aan de tand stelt. Deze studie gaat in op het terugdringen van het grote aantal mentale en fYsieke klachten zoals burn-outs en RSI. door overmatig computergebruik, een ongezonde werkomgeving en hoge werkdruk. Het doel van deze opgave is om een invulling te geven aan een gebouwtype, waarbij het bedrijfsverzamelgebouw voor de startende ondernemer, een relatie aangaat met de spa. Het gebouwtype krijgt de naam: spa+. De ontwerpstrategie die hieruit voortkomt, is dat het gebouw als een 'maatpak' om de gebruiker heen wordt ontworpen , waarbij de onlosmakelijke verbintenis tussen de werkplek en ontspannen als ideaalbeeld wordt opgenomen. De ongewone relatie tussen een bedrijfsverzamelgebouw en de spa, heeft als gevolg dat er spanningsvelden ontstaan bij het contact tussen de 'naakte' spa bezoeker met het 'formeel' te gebruiken programma. Door middel van het concept 'mediating water' worden deze spanningsvelden uitgesloten, maar kan het de verschillende programma's van de spa+ toch een relatie met elkaar laten aangaan. 'Mediating water' kan gezien worden als een bemiddelingsgebied tussen beide functies . Naast het uitsluiten van de spanningsvelden, is het ook, het ervaren van water. Hierdoor wordt de gebruiker van het formeel programma aan het denken gezet, over de betekenis en de waarneming van de visuele omgeving. Waardoor de ondernemer, op zorgvuldig gekozen momenten, verleid wordt tot een badgang. De locatie waarin de spa+ wordt gesitueerd, speelt een belangrijke rol in het ontwerp. Het bevindt zich in het Maastrichtse ontwikkelingsgebied Belvédère, tussen de overblijfselen van de vestingwerken. De morfologie vormt een visuele verbinding tussen de hoge en de lage fronten, waarmee het door de overname van het bastionoppervlak, een representatieve waarde krijgt (zie
Afbeelding
2
Schootsveld
Afbeelding 3 Waterreflectie 111
-ur c
0. tD
..,tD
0"
c ::s
0.
!. ëJ' ('>
c
~
c-
o
c
~
7'C'
c
~
0.
ro
Afbeelding 5 Stoomtrap
afbeelding I). Het gebouwvolume wordt hierdoor ingezet om dit cultureel erfgoed op te waarderen, maar de genius loci biedt hiermee ook een belevingswereld , die de oors prong van het badritueel doet ervaren. Het terugbrengen van het ontbrekende bastion, heeft het idee opgeleverd om het schootsveld in te zetten als thema voor de gebouwstructuur. Dit levert een spel van ruimtelijke verhoudingen op die de zintuigen doen prikkelen (zie afbeelding 2). Het ontwerp van de spa+ is een gebouw, waarin ontspanning de prestaties van de startende ondernemer doen verbeteren. Het is een gebouw die naast ontspannen ook als communicatiebolwerk fungeert. Synergie tussen bedrijven wordt vanuit het formele bedrijfsverzamelgebouw, doorgezet naar de spa. 'Mediating water' zijn de momenten waarbij de ondernemer zijn gedachten even los laat van zijn werk. Deze momenten omvatten bijvoorbeeld, koffiepauzes, toiletgangen , parkeren, het ophalen van een geprint document of het gebruik maken van het archief. Het ' Mediating wate r' vormt een gebied waarbij een subtiele verwijzing naar de spa wordt gevormd door de rimpelingen van de binnenvijver. De proj ectie van deze rimpelingen op de wand en, wijst de ondernemer de weg naar de baden (zie afbeelding 3). De baden zijn in hoge ruimten geplaatst. Niets ande rs dan het uitzicht op het stiltegebied dat door hoge ma ss ieve betonwanden, plafond en de vloer wordt omkaderd , biedt een setting waarbij de oorsprong van het bad ritueel wordt ervaren (zie afbeelding 4). De badru imte n zijn in de vorm van de schootsveldstructuur naa st elkaar geplaatst, waardoor deze afzonderlijk bereikbaar zijn vanuit een centraal gebied in de spa. Dit is de stoom trap. Deze trap vormt een kruispunt waarin de synergie tussen bedrijven en particuliere spa bezoekers kan worden voortgezet. Het is de plek waar ontmoetingen tot stand komen en waar de constante temperatuur van vijftig graden zorgt voor een ontspannen omgeving (zie afbeelding 5).
35 Na mijn mening moet de spa terugkeren in het stadsbeeld, zij moet daarbij naa st het bieden van ontspanning wel ingezet worden als plek voor communicatie en interactie. De integratie van een bedrijfsverzamelgebouw speelt hierbij een belangrijke rol. Hierdoor ontstaat niet alleen een wisselwerking tussen het presteren en ontspannen, maar hiermee wordt tevens een omgeving gecreëerd waarin synergie tussen de bedrijven onderling en de particuliere spa bezoeker ontstaat. Tenslotte ben ik van mening dat het aan de tand stellen van een maatschappelijk probleem, een architectuur kan opleveren die vergelijkend is met de precieze pasvorm van het ' maatpak'.
R. Evenhuis
Verdichten en verdunnen Herstructurering Philipsdorp Afstudeerrichting
Architecture Afstudeercommissie
Prof. ir. B. Molenaar Dr. J.C.T. Voorthuis Ir. R.P.G. Brodrück Ir. M.W. van der Poll Datum afstuderen
26 augustus 2008 Dl
ur c
Q.
tD
tD .... 0"
c
::I Q.
~
ar
n
c
;;
;::;.:
co
c ::1: c
"'
Afbeelding 1 Strategie Eindhoven
Samenvatting
Het Philipsdorp is in 1910 voor Philipsmedewerkers gebouwd tussen de dorpjes Eindhoven en Strijp. De stad Eindhoven is sindsdien dichtgegroeid waarbinnen de wijk als een dorp herkenbaar is. Door de veranderende situatie verdween echter de openbare ruimte en inmiddels voldoen de woningen ook niet meer aan de eisen. Hierdoor wordt deze monumentale wijk al jaren aangeduid als herstructureringswijk. De ruimtelijke verdichting voor huisvesting van senioren en starters laat zien dat een kwantitatieve verdichtingsopgave omgezet kan worden in een generieke, maar tevens locatiespecifieke, ruimtegenererende oplossing. Hierbij vormen de bestaande ruimtelijke kwaliteiten van de wijk het uitgangspunt en worden deze zelfs versterkt
::I
o._
ro
Trefwoorden
Verdichting Herstructurering Phil.ipsdorp Openbare ruimte Seniorenwoningen
Afbeelding 4 Concept binnengebled
Opgave De Eindhovense herstructureringswijk het Philipsdorp ligt in de band van te verdichten wijken. Bij deze verdichting moet de wijk in zijn geheel verbeterd worden. De verdichting in deze typisch Eindhovense wijk is gericht op starters en senioren, vanwege de nabijheid van voorzieningen. Er moeten echter nog wel extra zorgvoorzieningen aangebracht worden. Dit leidt tot de volgende probleemstelling: "Hoe kan het inbrengen van meer programma, voor zorg, senioren en starters, in het Philipsdorp de wijk een positieve impuls geven en beter laten aansluiten op het centrum zonder het bestaande, typisch Eindhovense, karakter aan te tasten)"
Aanleiding & Strategie Na een enorme groei van de bevolking in de 20e eeuw hebben veel Nederlandse steden, waaronder Eindhoven, momenteel te maken met veel minder groei. De komende jaren zal deze groei verder stagneren en misschien zelfs omslaan in bevolkingskrimp. Dit, gepaard met de vergrijzing, zorgt voor een verandering van de bouwopgave. Doordat er minder nieuw gebouwd hoeft te worden kan de omslag gemaakt worden van bouwen van kwantiteit naar bouwen van kwaliteit. Hierbij kan de woningvoorraad beter aan gaan sluiten bij de woonwensen. Dit houdt in dat een deel van de woon milieus, er is een overschot aan buiten centrum woonwijken, omgevormd moet worden tot centrum stedelijk en groen stedelijk. Om dit te bereiken wordt een verschuiving van de bevolking gestimuleerd, zo wordt in bepaalde delen van de stad verdicht en in andere verdund. In Eindhoven betekent dit dat de rand van wijken rondom het centrum verdicht wordt zodat een centrum stedelijk milieu ontstaat. In de wijken daar omheen wordt juist weer verdund, zodat daar zowel privé als openbaar meer ruimte ontstaat. Op deze manier wordt de stagnatie van de bevolking aangegrepen om de algemene woonkwaliteit te verbeteren.
Ontwerp Het Philipsdorp heeft in de loop van zijn bestaan veel van zijn oorspronkelijke kracht verloren, voornamelijk door het verlies van zijn openbare ruimte onder andere aan de auto en het Philips stadion. Een minder bekend onderdeel van het Philipsdorp zijn de lange tuinen, oorspronkelijk bedoeld voor verbouw van eigen groente. Deze, vaak verwaarloosde, tuinen bieden de mogelijkheid tot verdichting en tol het creëren van nieuwe openbare ruimte. Op wijkniveau worden drie nieuwe lagen over het bestaande Philipsdorp heengelegd. Eén is een wandelboulevard tussen Strijp S en het centrum om de wijk beter op de omgeving aan te sluiten en de andere twee komen voort uit de lange achtertuinen. Dit zijn de centrale zorgstraat, waarbij de zorgfuncties centraal maar toch verspreid over de wijk liggen en de zorggebouwen de toegang vormen tot de binnengebied en, en het belangrijkste element; de binnengebieden met openbare ruimte en seniorenwoningen. Tussen de verschillende woningen in het Philipsdorp zit soms wel 50 meter achtertuin. Die enorme ruimte is momenteel totaal niet waarneembaar, door de smalle (ongeveer r2 meter brede), vol geparkeerde straten en de dichtgegroeide achterpaden. Door de tuinen te gebruiken om nieuwe openbare ruimte en seniorenwoningen te maken ontstaat in de
Afbeelding
2
Wasfeest Phlllpsdorp
Afbeelding 3 Nieuwe lagen Philipsdorp Dl
ur ..... c
0. tD
..,tD
C"
c
=
0.
!2. Q1'
n
c
[ o0
c
:E c
"
:::J
0..
ro
Afbeelding 5 Overzicht binnengebled
Afbeelding 6 Impressie binnengebied
straten ruimte om deze effectiever in te delen en zo het parkeerprobleem van de wijk op te lossen. De bestaande woningen krijgen een dubbele oriëntatie, zodat ze ook op het binnenterrein uitkijken. De binnenterreinen worden opgedeeld in kleinschalige ruimtes die voor verschillende doeleinden te gebruiken zijn, maar die ook onderling allemaal verbonden zijn, zodat een nieuw langzaam verkeersnetwerk in de wijk ontstaat. Om de kleinschalige ruimtes te krijgen worden de seniorenwoningen, waar mee verdicht wordt, ten opzichte van elkaar verschoven, zodat een slingerende doorlopende ruimte ontstaat. De seniorenwoningen worden op de verschillende openbare ruimtes georiënteerd en vormen zich er ook naar. Bij iedere individuele woning is zichtbaar op welke ruimte deze zich richt en de ruimte en de woning reageren op elkaar. Hierdoor ontstaan in de binnenterreinen woonblokken die kleinschalig worden door de verschillende oriëntaties en verspringingen in de gevel. De oriëntatie van de woningen wordt doorgevoerd in de gevel, de constructie en het materiaalgebruik. Om dit te realiseren worden ze opgebouwd uit kruislaaghout, dat zowel als constructie en als gevel dient. Deze stijve platen vormen samen kokers, waardoor de oriëntatiezijdes grotendeels open kunnen blijven, terwijl de andere zijdes een dichter karakter hebben. Binnen worden de materiaaleigenschappen verder ingezet om de ruimtelijkheid van de woningen te vergroten. Zo kunnen verschillende ruimtes bij elkaar getrokken worden en kan door het openzetten van de gevel direct contact met de openbare ruimte ontstaan. De openbare ruimtes zijn opgebouwd uit een doorlopende rand, waar ook de plinten van de seniorenwoningen en de erfafscheidingen van de tuinen van de bestaande woningen zijn gemaakt, en een invulling, die per ruimte kan verschillen. Zo ontstaat een verscheidenheid aan ruimtes en kan eenvoudig een deel van de openbare ruimte tijdelijk geannexeerd worden. De interactie met de openbare ruimte wordt zowel voor de bestaande als voor de nieuwe woningen geoptimaliseerd. De bestaande woningen krijgen een voortuin van waaruit direct contact met de openbare ruimtes mogelijk is en de nieuwbouw
oriënteert zich op de openbare ruimtes en kan delen van de gevel openzetten waardoor de woonkamer doorloopt in de openbare ruimte of de woning als loggia gaat fungeren. Hierdoor ontstaat een wijk die opgedeeld is in binnenterreinen en met elkaar verbonden door een langzaam verkeersnetwerk en een centrale zorgstraat Binnen de kleinschalige binnengebieden ontstaat samenhang door het gezamenlijke verantwoordelijkheidsgevoel voor deze terreinen. Conclusie Dit project laat een ruimtelijke verdichting rondom het centrum zien (waarbij een buiten centrum milieu omgezet wordt tot een centrum stedelijk milieu), zonder daarbij de ruimtelijke kwaliteiten van de wijk uit het oog te verliezen, het versterkt deze zelfs. Door aan de hand van het bestaande de verdichting te ontwerpen ontstaat een generieke, maar tevens locatiespecifieke oplossing.
37
--
B.W.B. Evers
Godscomplex Synergie in sacrale architectuur Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Dr. ir. A.H.J. Bosman Dipl.-ing. R.M. Eaumeister Ir. J. van der Meulen Datum afstuderen 26 augustus 2oo8 Samenvatting Het godscomplex is een schakel van ontmoetingen tussen verschillende culturen in een multiculturele en multireligieuze samenleving. De gezamenlijke oorsprong van het jodendom, het christendom en de islam maakt het mogelijk hun godshuizen te combineren. Een zoektocht naar overeenkomsten in religieuze liturgie en cultuur heeft geleid tot synergie tussen de godshuizen, die tot uiting komt in het godscomplex.
CT 0
c: ~
"'
c:
:;, 0.
Afbeelding 1 Bestaande situatle
Trefwoorden Synagoge Kerk Moskee Multireligieus gebouw Berlijn
ltl
Afbeelding 4 Completering fragment
dem voor het project. Een belangrijk hoofdbestanddeel van cultuur is religie, dit kan dienen als handvat bij de analyse van een cultuur. De analyse van religie geeft inzicht in de opbouw en functionering van de bijbehorende cultuur. De resultaten van deze analyse kunnen leiden tot het ontwerp van een fysieke ruimte, een godshuis. De contrasten en overeenkomsten tussen verschillende religies is fysiek weer te geven in een godscomplex. Het godscomplex is een schakel van ontmoetingen tussen verschillende culturen in een multiculturele en multireligieuze samen leving. Religie komt van het woord 'religio', dat eerbiedigen en goed binden betekent Het is een middel dat mensen met elkaar en met de wereld verbindt. Iedere religie is opgebouwd uit drie elementen: geloofsovertuigingen, rituelen en ethiek. De religies jodendom, christendom en islam hebben een gezamenlijke oorsprong, hun volgelingen zijn allen afstammelingen van Abraham . De gezamenlijke oorsprong uit zich in een overeenkomst in geloofsovertuigingen, rituelen en ethiek. Deze overeenkomst is de aanleiding tot het combineren van de drie typen godshuizen in een godscomplex. Religie en spiritualiteit staan, na decennia lange ontkerkelijking, in het middelpunt van de belangstelling in de westerse maatschappij. De globalisering heeft een sterke impuls gegeven aan deze opleving van religie. Het fenomeen heeft geleid tot de scheiding van geboorteplaats en woonplaats, met migratiestromen tot gevolg. De profilering van culturen en de eigen identiteit is hierdoor toegenomen en binnen deze identiteit speelt religie een steeds dominantere rol. De globalisering heeft ook nieuwe godsdiensten in Europa (terug) gebracht. We moeten daarom veronderstellen dat de joods-christelijke samenleving verleden tijd is en getransformeerd is naar een multiculturele samenleving. De acceptatie van deze samenleving strookt echter niet met het verlangen van culturen om te domineren, dit spanningsveld is de voedingsbo-
Het godshuis is de verwezeniij'k ing van religie in architectuur. Het vormt de schakel tussen profaan en sacraal. Een religieus gebouw is het resultaat van: liturgie, cu ltuur, historie, identiteit, bouwkennis en de aanwezigheid van grondstoffen. Het godscomplex zal bestaan uit een joods, christelijk en islamitisch godshuis: een synagoge, een kerk en een moskee. De functies van de synagoge zijn gebedshuis en leerhui s, na de Tweede Wereldoorlog is hier de functie herdenkingshuis aan toegevoegd . De synagoge kent vele verschijningsvormen, dit komt doordat de joodse liturgie geen specifieke eisen stelt aan de vorm en stijl van de synagoge. Het joodse volk is tijdens de diaspora vaak onderdrukt. Men heeft geen esthetisch hoogwaardige gebouwen mogen realiseren en heeft de plaatselijke bouwstijl moeten assimileren. Hierdoor is het joodse godsh uis vaak
Afbeelding 2 Nieuwe situatle
Afbeelding 3 Opbouw bouwblok: donkergrijs moskee, mlddengrijs synagoge, lichtgrijs kerk
Afbeelding 5 Isometrie Godscomplex
Afbeelding 6 Isometrie Godscomplex
slechts een lichte verbijzondering van de bebouwing in de nabije omgeving. De herkenbaarheid van de synagoge ligt in de toegepaste semiotiek en symboliek. De christelijke liturgie met betrekking tot kerkbouw is tot stand gekomen door concilies. Het concilie van Trente heeft er toe geleid dat bijna alle katholieke kerken van voor de twintigste eeuw volgens hetzelfde principe zijn gebouwd. De verstarring tussen liturgie en bouwvorm is pas in 1965 tijdens het Tweede Vaticaanse Concilie doorbroken. Dominantie heeft plaats gemaakt voor nederigheid, het sacrale is vervangen door het profane. De liturgie staat nu in dienst van het volk. De moskee is vaak onderdeel van een gebouwcomplex met sociaal maatschappelijke functies. Het islamitische godshuis is geen heilig oord, het is een huis van samenkomst. De gedaante van de moskee is sterker bepaald door cultuur dan door liturgie. Er zijn drie typen moskeeën te onderscheiden: de galerij moskee, de iwanmoskee en de koepel moskee. De galerijmoskee wordt gezien als oermoskee van de islam. De afwezigheid van dominante bouwelementen maakt dit oudste type moskee eenvoudig te integreren in de westerse cultuur, stedenbouw en architectuu r.
het gebied is het doorzetten van de rigide blokstructuur. Het gefragmenteerde terrein wordt hierdoor uniform. De drie monoreligieuze godshuizen bieden ruimte aan een religieuze gemeenschap van maximaal vijftig personen. De drie sacrale bouwwerken vormen tezamen één bouwblok dat is opgebouwd uit twee elementen, een losstaand verticaal element dat wordt omarmd door een hoefijzervormig element. De karakteristieke omgang van ieder godshuis met zijn stedelijke context en hun kenmerkende verschijningsvormen zijn met deze twee elementen te verwezenlijken.
Het godscomplex wordt gerealiseerd in Berlijn, in de wijk Friedrichstadt. Het ontwerpgebied is gefragmenteerd, mede door de bombardementen van de Tweede Wereldoorlog. Het gebied kenmerkt zich door de realisatie van nieuwbouw die voldoet aan de eisen van de kritische reconstructie. He t doel van de kritische reconstructie is om de historische stadsstructuur te reconstrueren naar negentiende-eeuws modeL Het ontwerpgebied kan men beschouwen als onderdeel van een groter stedenbouwkundige blok. Het grote stedenbouwkundig blok valt uiteen door een slangvormig fragment. De slang mist een kop en een staart. De eerste fase binnen de ontwikkeling van het stedenbouwkundig blok zou het verlengen van het slangvormige fragment zijn, met een kop en een staart. De Abraham fungeert in het ontwerp als kop van de slang, de kop herrijst uit de gesloten bouwblokken. De tweede fase binnen de ontwikkeling van
Het bijeenbrengen van de drie godshuizen veroorzaakt overlap en contrast. Synergie is mogelijk in de aanwezige overeenkomsten. De scheiding naar geslacht in het jodendom en de islam heeft geleid tot de realisatie van een onafhankelijke vrouwenroute in het complex. De rotswand van de synagoge en de moskee benadrukt de gelijke gebedsrichting in het jodendom en de islam. De waterbron is bestemd voor de waterrituelen van zowel het ch ristendom als de islam. De religieuze gemeente kan uitwijken naar het multireligieus gebouw, de Abraham, bij uitvoering van rituelen waarbij meer dan vijftig gemeenschapsleden aanwezig zijn. De vier godshuizen worden in hun programma ondersteund door faciliteiten. De niet-religieuze fac iliteiten zijn ook bruikbaar voor de lokale gemeenschap. De opmerkelijkste voorziening is het museum, deze faciliteit staat niet in dienst van de godshuizen maar van de nieuwsgierige buitenstaander. De bezoeker, die meer wil leren over de drie religies, kan als voyeur de godshuizen bekijken en religieuze bijeenkomsten van een afstand meemaken. Het samenvoegen van de drie godshuizen mag nooit ten koste gaan van de identiteit in verschijning en in de omgang met de stedelijke context van ieder individueel godshuis. Het doel is dat iedere gelovige zijn godshuis herkent. De jood noemt het de synagoge, de christen de kerk en de moslim de moskee.
39
Ing. A.M.M. Frings
Living private in pubtic Een openbaar woongebouw verweven met cultuurhistorie, stad en natuur Afstudeerrichting
Architectuur Afstudeercommissie
ERS
Prof. ir. J. Westra Ir. M.H.P.M. WiUems Ing. j.P.F.A. Snijders
PAS Datum afstuderen 26
augustus
2008
Afbeelding 1 Concept verweven verschillende groepen 111
-
iil' c
0..
ID ID
.... CT c
:I 0..
~
iiJ' n
c
~
o-
0
c
:;:
7'
c
Samenvatting
Het is stil in de openbare ruimte. Het wonen is een naar binnen gekeerde aangelegenheid geworden. Wonen en openbaarheid zijn van elkaar losgekoppeld. De netwerkstad bestaat enkel nog uit capsules, het publieke leven heeft zich verplaatst van openbare naar geprivatiseerde ruimten. AUeen de kortstondige belevenis telt nog, vluchtig en nietszeggend. Aan de Lage Fronten in Maastricht wordt binnen dit afstuderen een gebouw ontworpen waar wonen en openbaarheid weer samen komen. Om dit te realiseren bevat het ontwerp woningen en culturele functies. De ander wordt weer in nabijheid gebracht in gemeenschappelijke atria. Ontmoetingen en onverwachte gewaarwordingen zijn hier mogelijk.
::::>
a. ID
Trefwoorden
Bewonen Openbare ruimte Cultuur Route Verweving
Afbeelding 4 Impressie gebouw komend vanuit stadscentrum
Een van de grote uitdagingen waar de ontwerpers tegenwoordig voor staan is de omgang met de openbare ruimte. Het publieke domein is aan veranderingen onderhevig, het is stil geworden in de openbare ruimte. De globale wereld waar we in leven staat in het teken van de mobiliteit. Hierdoor is de notie van plaats opgeheven. De netwerkstad kent enkel capsules. Het publieke leven heeft zich verplaatst naar de geprivatiseerde ruimten binnen het stedelijke veld. Positie en reistijd zijn de maatstaven waarmee gemeten wordt, aUeen de kortstondige belevenis telt nog. Vluchtig en nietszeggend. Een stad zonder identiteit, waar elke gelaagdheid is opgeheven. Een gevolg van de enclavevorming is sociale uitsluiting. De mens komt niet meer in aanraking met de ander. Dit heeft ook invloed gehad op het wonen. De woonomgevingen kenmerken zich veelal door een gebrek aan publiek leven. De stilte is een onderdeel geworden van het wonen. Kan men deze stad nog bewonen? Of zijn we enkel nog een reiziger) Een literatuuronderzoek naar het bewonen van de stad heeft geleid tot een aantal uitgangspunten voor het ontwerp. De inzet van dit afstuderen is een ontwerp aan de Lage Fronten in Maastricht waar wonen en publieke functies zijn samengebracht. Verschillende verhaallijnen, van bewoners, bezoekers en passanten, worden in het ontwerp met elkaar verweven. Privé en openbaarheid worden met elkaar verknoopt. De publieke ruimte die hierdoor ontstaat, maakt verschillende manieren van gebruik mogelijk. Het wonen, wordt hierdoor niet meer alleen een in zichzelf gekeerde aangelegenheid. Het "buiten" van het wonen is hier niet meer leeg. Doordat hier een verweving van verschillende netwerken plaatsvindt, is het gebouw geen encla-
Afbeelding 2 Situering gebouw binnen Frontenpark
Afbeelding 3 Impressie gebouw komend vanuit gracht I»
-
ii!' c
Q..
tD tD
...
0'
c ::s
Q..
~
or
n
c
..... (1) ;:::;:
er 0
c
::E
7'
c
:::J
a. (1)
Afbeelding 5 Doorsnede door volume met zicht In atrium
Afbeelding 6 Zicht In atrium komend vanuit woning
ve, maar een plek waa r de ander in nabijheid wordt gebracht. De confrontatie met het andere is hie r mogelijk. Om deze verweving tot stand te brengen bevat het gebouw naast wonen ook culturele functies , zoals beeldende- en podiumkunsten, een museum en bijbehorende activiteiten zoals lunchen en dineren. Hierdoor wordt het gebouw aantrekkelijk voor zowel bewoners als bezoekers.
Het ontwerp bestaat uit een 3 tal verschillende delen: Twee volumes, onderling verbonden; Een verhoogd plein, dat in de gracht naar binnen steekt; Een route, die een nieuwe verbinding tu ssen historische stad en het herstructureringsgebied mogelijk maakt. Doelstelling hierbi j is een verankering van het gebouw met de cultuurhistorische elementen waardoor de historische structuren worden opgenomen in de alledaagse structuren van de stad. Daarnaast komt ook de spanning tussen de rustige parkzones en de drukke s tad in de plaatsing van het gebouw tot uitdrukking.
Zowel het wonen als de functi es zijn niet enkel meer capsules in het netwerk. Het gebouw wordt in het leven van alle dag opgenomen, de identiteit van het gebied wordt versterkt, hierdoor staat het gebouw niet meer enkel in teken van beleving, maar wordt ook ervaring en herkenning, en du s bewonen, mogelijk. De publieke ruimte binnen het gebouw verwordt tot een plaats waar groepen met verschillende intenties op elkaar kunnen treffen. Waar de ander in nabijheid wordt gebracht. Een plek van onverwachte gewaarwordingen. Door de aanwezigheid van de verschillende groepen en functies is het nooit helemaal te voorspellen hoe de ruimte gebruikt gaat worden. Van belang is hierbij wel dat er verschillende sferen , verschillende ruimteconfiguraties bestaan, waardoor zowel de bewoners als de bezoekers hun eigenheid kunnen bewaren. De vraag hierbij is hoe deze ve rweving, dit in nabijheid brengen, vormgegeven kan worden binnen het ontwerp. De locatie betreft een herstructureringsgebied waarbinnen het Frontenpark onts taat. Een groengebied dat gekenmerkt wordt door diepe sleuven, delen van de vestingwerken van Maastricht. Historische muren zijn in het park nog aanwezig en vormen grachten die dienden ter verdediging van de stad.
Atria vormen de publieke ruimten binnen de volumes. Van hieruit zijn de publieke functie s te bereiken. De woningen worde n ontsloten vanuit de bewonersstraten, deze grenzen aan de atria, en zijn ook van hieruit toegankelijk. De bewoners hebben daarnaast echter ook eigen entrees van waaruit de bewonersstraten te bereiken zijn. Er blijft echter steeds zicht in de centrale atria. Juist het in nabijheid brengen van de ander is een van de centrale punten van dit project. Door de ontsluitingen van de funct ies en de woningen uit elkaar te trekken wordt de aanwezigheid van de ander versterkt. Het stedelijke wonen, als zijnde het individuele, wil ik dan ook zien in relatie met de openbaarheid, het publieke domein . Hier is het mogelijk te midden van anderen , vreemden, de eigen identiteit te tonen en te vormen. Deze relatie is daar mogelijk waar publiek en privé samenkomen. Wonen en openbaarheid worden met elkaar verknoopt.
E . A.H . ~rards
Asri Reading Contemporary Cairo Afstudeerrichting
Architecture Afstudeercommissie
Dr. ir. A.H.J. Bosman Dr. ir. S.J .L. Geertman Dr. ir. M.B.M. Dehaene Datum afstuderen 26
augustus
2008
Sam envattl ng Dl
ur c::
c.
.. Cl) Cl)
C"
c:: ::s
c.
!!. o:i'
("\
Afbeelding 1 Bouwblok In zijn context
Ontwerp voor een bouwblok in het koloniale Downlawn in het centrum van Caïro, als kritiek op de huidige ontwikkeling waarbij generieke bouwblokken als contextloze eilanden in het stedeHik weefsel geplaatst worden. Door voetgangersroules binnen het bouwblok te creëren en een bepaalde mate van porositeit te introduceren, ontstaat er een stedelijke ruimte die plaats biedt aan allerlei informele activiteiten waardoor het bouwblok onderdeel wordt van de stad.
c ,... t1l ,...
Trefwoorden
Caïro Bouwblok Porositeit S Iedeli jkheid Regionalisme
Afbeelding 3 Impressie van de Mekka-straat binnen in het bouwblok
Caïro is een stad met vele gezichten. Het historische centrum bestaat uit een fijnmazig middeleeuws weefsel met een aaneenschakeling van islamitische monumenten. In het koloniale Downtown met zijn grote bouwblokken is de Europese ·invloed zichtbaar. Bijna de helft van de stad bestaat uit illegale informeel gebouwde wijken, die gekenmerkt worden door zeer dicht op elkaar geplaatste appartementenblokken tot acht verdiepingen hoog. Verder van het centrum vind je ruim opgezette suburbs voor de upperclass en sociale woningbouwprojecten, die ooit als satellietsteden bedoeld waren maar inmiddels met de stad vergroeid zijn. Caïro is geen radiaal gegroeide stad zoals veel Europese steden, maar vormt een soort patchwork van typologieën die op verschillende plekken opduiken. Deze typologieën hebben elk een zó sterke eigen identiteit dat het lijkt of je telkens in een andere wereld bent. De huidige ontwikkelingen in Caïro verzwakken het idee van een eigen identiteit. Op steeds meer plekken wordt er plaats gemaakt voor 'moderne' architectuur. Deze architectuur is generiek van karakter en onderscheidt zich slechts door haar thematische gevel~es die de ene keer Arabische en de andere keer faraonistische concepten uitbeelden. Nog stuitender is dat deze Disney-architectuur de klimatologische en culturele context negeert. Ondanks het woestijnklimaat bouwt men steeds grotere glasgevels, want er zijn toch airco's! Het in de islamitische cultuur veel voorkomende principe van gradaties tussen openbaar en privé is ook verdwenen waardoor de 'natuurlijke' drempels er niet meer zijn. De harde drempels worden niet vanzelfsprekend gerespecteerd waardoor er hekken en bewakers nodig zijn om de grenzen te markeren. Eén van de wijken waar deze generieke architectuur steeds ver· der oprukt, is Downtown in hartje Caïro. De oorspronkelijke bouwblokken bevatten courtyards en passages die samen een weefsel vormen van voetgangersroutes. In het door auto's overheerste Downtown vormt dit iets zeer waardevols. Het poreuze
Afbeelding :z Bouwblok met trap die naar de verhoogde Mekka-straat leidt. I»
-
iir c
Q. C1) C1)
...C" c
= Q. !!. W'
n
c
..... ~· CT
0
c
:E
"' :::>
c
0.. ID
Afbeelding 4 Impressies gezien vanaf auto-straten
Afbeelding 5 Impressies gezien vanaf auto-straten
karakter van dit weefsel zorgt er voor dat zich hier allerlei stedelijke activiteiten ontwikkelen. De nieuwe bouwblokken hebben dit fijnmazige weefsel niet meer en vormen ondoordringbare eilanden die zich afkeren van de stad. Als reactie hier op heb ik een ontwerp gemaakt voor een bouwblok in Downtown. Hiermee wil ik aantonen dat het introduceren van porositeit in het moderne bouwblok kan leiden tot een kwalitatieve stedelijke ruimte.
Mijn bouwblok heeft de naam 'Asri' gekregen, wat de fonetische spelling is van het Arabische woord voor 'modem'. Met het ontwerp voor dit bouwblok heb ik willen aantonen dat moderne Egyptische architectuur niet generiek hoeft te zijn, maar óók kan evolueren uit oude Egyptische uitgangspunten als klimaat en cultuur. Door een bepaalde mate van porositeit te ontwerpen in dit bouwblok, ontstaat er een stedelijke ruimte die plaats biedt aan allerlei informele activiteiten, zoals het bidden op straat en het aanbieden van goederen en diensten door straatventers en schoenen poetsers. Op deze manier komt de stad in het bouwblok en wordt het bouwblok onderdeel van de stad.
De ontwerplocatie bestaat uit een rechthoekig kavel van 59 x 86 meter. Aan twee zijden wordt het kavel begrensd door zeer drukke straten. De twee andere zijden grenzen aan een autoluw voetgangersgebied. Gezien vanaf de autostraten vormt het ontwerp een gesloten blok dat de straten begeleidt. Aan de autoluwe zijden is het blok lager en breekt het open om het voetgangersweefsel binnen te laten. (afbeelding r) Programmatisch is mijn bouwblok tweeledig. Enerzijds is er commercieel programma bestaande uit een bioscoop, horeca, winkels, kantoren en een bushalte. Anderzijds is er woonprogramma bestaande uit 100 appartementen en collectieve voorzieningen. Het commerciële programma bevindt zich in de onderste lagen en wordt doorsneden door twee routes . Deze routes verbinden mijn bouwblok met de passages van de omliggende bouwblokken. De hoek die deze routes maken ten opzichte van het bouwblok komt voort uit de richting naar Mekka, zodat er een voetgangersstraat ontstaat die gebruikt kan worden voor het vrijdagmiddaggebed. Deze straat is verhoogd tot drie meter boven het maaiveld. (afbeelding z en 3) Een fijnmaziger weefsel slingert zich vervolgens binnen in mijn bouwblok omhoog tot de tweede verdieping. Het woonprogramma kent zijn eigen logica en is van binnen uit ontworpen. De voornaamste uitgangspunten hierbij vormen de collectieve courtyards en de routes tussen de zes trappenhuizen. De verspringende appartementen zijn hier omheen geplaatst en kragen uit boven de voetgangersroutes.
43
Ing. K. Gommans
Assessment Circadian System & Exposure Retinalllluminance Analysis Current Methods of Measurement & Propositlon of Multiple Solutions Afstudeerrichting Physics of the Built Environment Afstudeercommissie Ir. M.P.J. Aarts Prof. dr. ir. M.H. de Wit Ing. J.F .L. Diepens Dr. ir. M. Knoop Al
ur ..... c:::
Datum afstuderen 26 augustus 2oo8
c. tD
tD .... go
c::: :::s
c.
~
DI' n
c
,...,. ([)
o0
c
:E
"A
c
::I
a. ([)
44
Samenvatting Background : Modulators of the hu man circadian system are bright light, melatonin, temperature and physical activity. Quality of life, through impravement of mood, performance and day-time energy increases due to treatment with bright light. Objective: Investigating two methods, to register light exposure (retina! illuminance) on the eyes of people with Alzheimers disease. Speetral distribution of light must be recorded as well to assess the influence of light on the human circadian system. The first method focuses on a device placed on the dothes of the subject and the second method delermines vertical illuminance and speetral distribution through simulation. Results: Devices recording illuminance wornon the wrist are compared toa new developed instrumentwornon the chest. Results dearly show the alternative of a measuring-unit wornon the chest, is a far better one than the measuring-unit worn around the wrist. Vertical illuminance at eye level can be determined through simulation, the accuracy of the input of weather conditions or other souree of daylight delermines the accuracy of the simulation. Speetral distribution is strongly related to vertical illuminance and can be determined through simulation.
Trefwoorden Circadian System Actigraphy Retina! Illuminance Lighting Simulation Speetral distribution
Introduetion The biologica! doek of elderly, especially of patients with Alzheimer's disease, is often disturbed. Meaning thet their circadian rhythms are distrubed. Modulators of the hu man circadian system are bright light, melatonin, body temperature and physical activity. The hypothalamic suprachiasmatic nucleus functions as the brain's central doek and any form of stimulation received by this central doek decreases as age increases. Bright light causes considerable improvement of sleep-wake rhythms in elderly without any side effects. Quality of life. through improvement of mood , performance and day-time energy also increases. Further optimization of the circadian stimulation method, and investigations on the mechanisms, are prerequisites for general clinical applicability ]Van Someren et al. 2ooo].
Figure 1 Markers of the clrcadian system and the influence of light exposure T~e
1: comoarison between tht wri.C4Yt aiQorithm's- .-.dI he chest-e
I_ NIJ'nbtr ot sa!\111H in anat)-sit: 2. Statistica! of r essfon modet 3. Ptreenta~ of wnpiH •Mttin inaccuraey boundarifs
4. Correct per«rUgt in
0-ZOO 200-100
algOJil:hm's statisltcall)ower
wnst - eye 19546
tntst - tyt :!Oó23
00-1
0.76
10310
110"4
-!110-600 600-800
"" 72'11 7n
9~· 7S"li 7i"4
~
~-
12CC'- 1.100
32"1.
85~
,::::
Table 1
Objectives The original objective of the research is the development of a protocol to register potent modulators of the circadian system. Because the protocol will be used in a field situation, and nota conditioned laboratory situation, all kinds of possible influences should be taken into account. The second and main objective is investigating the possibility of a new method to register light exposure (retina! illuminance) on theeyes of subjects. Various current methods and devices used for the registration of light are applied in several fields of investigation, aU are used to delermine the amount of light that is received by the hu man eye. An ideal situation would be determination of received light without dis turbing the patients at all. Methods Literary study doneon the first objective resulted in several conclusions and recommendations to compose the intended protocol. The second part of the project resulted in multiple measurements and tests regarding the a suitable method to record light exposure. Useful information is subtracted from looking closer to the restrictions and flaws current devices have. At the present time the most accurate device to record illuminance levels at eye level is the Daysimeter and the Actiwatch (figure 3) is considered most suitable. The Daysimeter is a head-mounted device that is considered unsuited for application with Alzheimer patients ]Bierman et al. 2005]. The sta tistica! relation between the illuminance level of the wrist and the eye is analyzed through two diodes worn fora significant period of time, one around the wrist and the other one strapped on to the frame of a pair of glasses. A proposal for new equipment is the broche containing two diodes, the relation between illuminance at eye- and chest level is also analyzed. A method of assessing vertical illuminance and speetral distribution through simwation is researched in three testcases. Analysis ofboth methods focused on relevant illuminance levels and the relevant wavelength regarding the human system.
e, [td]
---
(~ L,...,.[cdl~
(8)
Rgure
2
Schematic overview of different varlables
Rgure 3 Equipment used to establish re lation between llluminance levels eye and wrlst Dl
-
ur c
Q_ 11) 11)
...
C"
c
::I Q_
~
iil' n
c
lii ;:::;: o0
c
::E
"'
c
::I
o_
ro
45 Results Actigraphy in combination with questionnaires provides reliable data to assess a sleep-wake rhythm, providing the algorithm used to analyze the obtained data must be adjusted to the target group. Meaning sealing factorand scoring factors used to assess previous and following minutes must be appropriate for Alzheimer patients. The questionnaire used has to be a combination of existing and validated questionnaires and different algorithms must be used to score in-bed sleep recordings and 24h recordings [Baumel et al. 1997[. Samples for the quantitative determination of melatonin, can be obtained from serum, plasma, urine or other biologica! specimen. Buhlmann Laboratories has developed several tooikits that can be used for extracting samples from the human body [Uchida et al. 1996[. The infrared ear thermometer measures core body temperature through the tympanie membrane and is considered applicable in case of Alzheimer patients . Results for the main objective show the reliability and applicability of the algorithm predicting illuminance values at eye level from data obtained by wearing an actiwatch around the wrist are insufficient. The alternative unit placed on the eh est of the subject showed a higher statistica] power compared to the statistica) power between eye and wrist. The results clearly show the alternative of a measuring-unit worn on the eh est, is a far better one than the actiwatch worn around the wrist (table r). lts statistica! power is considered strong. Both relation underestimate illuminance levels, however they are both considered reliable around relevant illuminance levels regarding the circadian system C 200 and- 550 lux). Separate algorithms for higher illuminance levels must be generated to aquire reliable results.
of daylight (usually a window) decreases, the contribution of relevant shortwavelength light increases. The contribution of shortwavelenght light is larger in case of measurements directed straight at the souree of daylight and the distribution of longwavelength light is less dependani of position and viewing direction in comparison to shortwavelength light. Shortwavelength con tribution is strongly related to vertical illuminance and can therefore be determined through simulation. Discussion Both statistica! models analyzed in this research are based on data containing for the large part samples of relatively low illuminance values. In case of light therapy illuminance levels oftenare at least 1000 !x, indicating the relations should be seperately established forthese higher illuminance levels. The difficulty in converting recorded vertical illuminance to retina! illuminance (figure 2) complicates accurate measurements as retina! illuminance depends on the distance and the si ze of the light source. Also the poor control of environmental variables (temperature, noise, food and sleep) in field studies makes it practically impossible to accurately study the possible biologica! effects oflight with the actiwatch or the proposed broche. References [r]
Ba urne! M.J., Maï sJin G., Pack A.I.; Population and occupational screening for obstructi vt.~
sleep apnea: are we there yet?; Am
J Respir Crit Care
Med 155(1997),
9·14.
[2]
Bierman A, KJein T.R .. Rea M.S. ; The Daysimeter: a device for measuring optica!
radialion as a stimulus for the human circadian system; Meas. Sci. Techno!. (2005)16. 2292·2299·
Results for the second method show simulation software Ra dianee is capable of producing reliable results for vertical illuminance levels. Measurments regarding speetral distribution show that when the distance between the subject and the souree
IJl
Uchida K., Okamoto N., Ohara K.. Morita Y.; Daily rhythm of serum melatonin in patients with dementia of the degenera te type; Bra in Res. 717(I996). 154·159·
(4[
Van Someren E.J.W.; Circadian and sleep disturbances in the elderly: Experiment! I Gerontology 35(2ooo)9·10, r229-1237·
Ing. A.S.M. Groeneveld
Katalysator van het geheugen Kenniswerkers als Impuls voor een nieuw collectief geheugen Afstudeerrichting
Architecture Afstudeercommissie
Prof. ir. B. Molenaar Ir. M.H.P.M. Willeros Ir. M. Verroeuien Ir. M.W. van der Poll Datum afstuderen
z6 augustus zoo8 Afbeelding 1 Woonnetwerk kenniswerkers 111
ii!' c:
Q. ft)
ft) .... CT
c:
:::1
Q.
!!. 01'
n
c
.... (1)
;:::;:
co c
:E
7'
c
:::J
a.
Samenvatting
Een onderzoek naar de bevolkingsontwikkelingen van Eindhoven geeft een ander toekomstbeeld dan bij de doorsnee stad. De kenniseconomie is een ingrediënt voor het uitblijven van de gevreesde bevolkingskrimp. Toch krijgt de stad door het grote aantal jaren zestig en zeventig wijken te maken met een l>evolkingsverschuiving. Deze wijken komen door de vergrijzing leeg te staan en zijn, door het grote woningaanbod in andere wijken, een onaantrekkelijke woonplek. Nieuwe kleinschalige woonmilieus voor de kenniswerkers worden ingezet om deze wijken aan te pakken. Door onderlinge connecties vormt zich een woonnetwerk voor de kenniswerkers terwijl op wijkniveau de voorzieningen en het openbare netwerk aansluiting zoeken bij de omliggende wijk.
(1)
Trefwoorden Kenniswerkers Bevolkingskrimp Bra in port Collectief geheugen Wijkvernieuwing
Vanaf 2035 zal Nederland te maken gaan krijgen met bevolkingskrimp. Deze krimp is een gevolg van teruglopende geboortecijfers, toenemende vergrijzing en een afnemend immigratiesaldo. Tegelijkertijd neemt het aantal huishoudens wel toe. Bevolkingskrimp zal in bepaalde gebieden van Nederland meer voelbaar zijn dan in andere. Om dit verder te onderzoeken is de stad Eindhoven als testcase gekozen. Wat gebeurt er over dertig jaar met de stad. Krijgen we te maken met enorme leegloop of zal er weinig van de krimp te merken zijnl Om de gevolgen beter in kaart te brengen, zijn de toekomstplannen van de stad en de groei van de economie belangrijke input. Eindhoven is zich op dit moment steeds sterker aan het profileren als kennisstad. De kenniseconomie (Brainport) zorgt voor een goede werkgelegenheid en biedt een gunstig vestigingsklimaat voor (startende) bedrijven. Dit in tegenstelling tot de industriesteden die steeds meer te maken krijgen met vertrek van bedrijven en het teruglopen van werkgelegenheid.
Afbeelding 4 Impressie van het voorzieningengebouw dat aansluiting zoekt bij de kinderwijk
De groei van deze kenniseconomie brengt ook een groeiende vraag aan personeel met zich mee. Deze toevoeging van nieuwe inwoners kan voor een deel het gat van de vergrijzende bevolking invullen. Deze demografische verschuiving geeft samen met de groeiende economie een andere kijk op de komende bevolkingskrimp. Door deze ontwikkelingen zal Eindhoven waarschijnlijk niet tot vrijwel niet met bevolkingskrimp te maken gaan krijgen, maar eerder met een stabilisatie van het inwonersaantal. Het feit dat er in de grotere aantallen van de stad niet veel zal veranderen, betekent niet dat er geen veranderingen op wijk- en buurtniveau zullen plaatsvinden. Als er naar de opbouw van de stad gekeken wordt blijkt het namelijk dat in dezelfde periode dat de krimp zijn intrede doet, er verschillende wijken aan het einde van hun 'levensduur' komen. Het gaat hierbij om de jaren zestig en zeventig wijken. In veel van deze wijken wonen nog de oorspronkelijke bewoners. Deze groep hoort bij de vergrijzende bevolking en zal dan ook langzaam gaan verdwijnen. De achtergebTeven woningen hebben helaas hun een groot deel van hun aantrekkelijkheid voor nieuwe bewoners verloren. Door het snelle tempo waarin deze jaren zestig en zeventig wijken zijn gebouwd hebben ze vrijwel geen geschiedenis en relatie met een organisch ontstaan. Door het gemis van deze culturele en historische binding is het voor nieuwe bewoners nog lastiger om zich in zo'n wijk te identificeren. Door het grote aanbod in het zuiden van de stad, zullen deze wijken gaan leeglopen. Deze leegstand kan de stad voor een groot deel gaan fragmenteren. Om dit tegen te gaan wordt er naar nieuwe input gezocht waardoor de wijken opnieuw een binding krijgen. Om invulling aan de vraag naar personeel in de kenniseconomie te geven worden er veel hoogopgeleide werknemers (kenniswerkers) vanuit het buitenland aangetrokken. Deze kenniswerkers komen over het algemeen voor een tijdelijke periode naar Eindhoven. De duur van hun verblijf hangt af van het soort
Afbeelding
2
Wijkoverzicht met openbare ruimte en route als koppelend element tussen de openbare ruimte en voorzieningen
Afbeelding 3 Route In de openbare ruimte lll
ij!'
c
Q..
ID ID
..... c:r c :::J
Q..
!!!. Q;' c
n
....m
;::;:
Afbeelding 5 Impressie van het voorzieningengebouw met de doorlopende wijkroute als entree
functie en gezinssituatie. Deze nieuwe groep inwoners stijgt de komende jaren. Om ruimte aan de kenniswerkers te bieden worden er nieuwe woonplekken in de stad gerealiseerd. Eindhoven biedt door zijn grote variatie in stedelijkheid, oude kernen en directe connecties met rondom gelegen groen een goede basis voor een nieuwe woon plek. Door de verschillende achtergronden en culturen zijn de woonwensen van de kenniswerkers divers. Om invulling aan deze wensen te geven wordt er een netwerk van woonmilieus geïntro· duceerd. Dit netwerk sluit aan de ene zijde aan op de nieuwe locatie voor de Brainport campus en verbindt zich aan de andere zijde met het groen. Door de nieuwe woonplekken kleinschalig te houden worden ze sneller in de stad opgenomen. Het nieuwe woonnetwerk kan tegelijkertijd een oplossing bie· den aan de dreigende leegstand in de jaren zestig en zeventig wijken. Door de woonmilieus in deze wijken op te nemen, krijgen de wijken een nieuw referentiekader. De nieuwe woonplekken kunnen als een impuls voor een nieuw collectief geheugen kunnen worden ingezet.
Afbeelding 6 Ontmoeting van de binnen- en bultenroute in het gebouw
wijk te vervangen wordt ruimte geboden aan een nieuwe invul· ]ing. De nieuwe kenniswijk is zo ontworpen dat de interactie tussen de kenniswerkers onderling en tussen de kenniswerkers en eind hovenaren centraal staat. De wijk is opgebouwd uit stro· kenbebouwing waardoor de belangrijkste openbare ruimte slin· gert. De ruimte verbindt de verschillende randen van de wijk en geeft toegang tot de aanwezige voorzieningen. Deze voorzieningen zijn in eerste instantie toegespitst op de kenniswerkers, maar kunnen ook door de inwoners van Eekart gebruikt worden. De grote openbare ruimte is onderverdeeld in drie delen met elk hun eigen uitvoering. Deze worden met elkaar gekoppeld door een route die door en langs deze ruimtes loopt. Onder deze ruimtes ligt een netwerklaag van kleine speelruimtes en stoe· pen. Door de speelruimtes een niet direct zichtbare connectie door de wijk heen te geven, wordt het speelterrein van de kinderen binnen de wijk vergroot.
Om invulling aan de nieuwe wijken te geven wordt gekeken naar de gezinssamenstelling van de kenniswerker. Dit bepaald voor een groot deel zijn dagritme en de periode dat hij in Eindhoven zal wonen. Vanuit deze groepen zijn vier woonmi· lieus naar voren gekomen, drie hiervan worden opgenomen in de stad en de vierde is in de vorm van landschappelijk wonen. De andere drie worden onderverdeeld in een 24uurswijk voor de short-stayers, een cultuurwijk en een kinderwijk. Elke wijk heeft voorzieningen die specifiek voor zijn doelgroep zijn. Maar de woonmilieus blijven onderdeel van één netwerk.
In het hart van de wijk ligt het belangrijkste gebouw van en voor de wijk. In dit gebouw is het Wekome Office opgenomen. Dit is de functie die de kenniswerkers binding met Eindhoven geeft. Het gebouw hoeft alleen niet alleen voor de kenniswerkers te werken, maar de kenniswerkers kunnen ook ingezet worden waardoor het als een kennispodium richting de inwoners van Eindhoven kan werken. Dit gebouw is in zijn uiterlijk geen vertegenwoordiging van de kenniswijk, maar vormt zich juist naar de wijk toe. De route vanuit de wijk loopt in en rond het gebouw door en geeft daar· mee een verlenging van de openbare ruimte. De route binnen het gebouw houdt dezelfde materialisatie als de route rondom het gebouw. Bij de ontmoetingen van deze routes vervagen de grenzen van de functies en gebouw.
Voor de kinderwijk is een locatie in het oosten van Eindhoven gekozen. De wijk Eekart Eekart kampt op dit moment in een deel van de wijk met veel problemen op het gebied van veilig· heid en gebrekkige woonvoorzieningen. Door dit deel van de
Doordat het gebouw ruimte biedt aan het publieke domein en zich met zijn volume tegelijkertijd voegt naar de omliggende bebouwing, is het een intermediair tussen de strakke strokenbebouwing en de grillige openbare ruimte geworden.
47
L.C. Hendriks
Herbestemming van religieus vastgoed Een beslissingsondersteunend model voor het proces voorafgaand aan hergebruik of herbestemming van kerkgebouwen Afstudeerrichting Vastgoedbeheer Afstudeercommissie Drs. ).).A.M. Smeets Dr. ir. C.H. Doevendans Ir. LA.M.C. van de Ven
Dl
-
ur c
a. ~
~ ....
l:r
c
::I
a.
!!.
ar
n
c
;:::;: I!)
;:::;:
Datum afstuderen 26 augustus zoo8 Samenvatting De keuze welke kerk wordt behouden is gebaseerd op zowel een functionele als beheertechnische keuze. Ook emoties spelen een rol. In dit onderzoek is door middel van een literatuurstudie onderzocht welke aspecten en factoren van belang zijn bij het proces voorafgaand aan herbestemming of hergebruik van kerkgebouwen. Ook is onderzoek gedaan naar bestaande modellen. Met deze informatie is een beslissingsondersteunend model opgezet. Dit model is gevalideerd aan de hand van 15 cases, bijgesteld en vervolgens getoetst met nog 4 cases. Trefwoorden Kerken Herbestemming Religieus vastgoed Beslissingsondersteunend model Maatschappelijke waarde
Afbeelding 1 Sloop Sint Anionlus Kerk, Villapark te Eindhoven
Aanleiding en opzet Kerkgebouwen en kloosters zijn een essentieel onderdeel van de Europese cultuurgeschiedenis en monumenten van onze beschaving. Door een dalend aantal bezoekers en de stijgende kosten is het behoud van kerken een moeilijk punt in de begro· ting van de eigenaren aan het worden. Kerkgebouwen worden gesloopt, moskeeën gebouwd. Nergens in Europa zijn de veranderingen zo ingrijpend als in Nederland. Door de strakke scheiding van kerk en staat en afnemende inkomsten wordt behoud van vaak monumentale gebouwen een steeds gtoter probleem. De kerken komen leeg te staan en dan is de vraag wat er met het gebouw kan en mag gebeuren. De keuze welke kerk wordt behouden is gebaseerd op zowel een functionele als beheertechnische keuze. Ook emoties spelen een rol. Het doel van dit onderzoek is het inzichtelijk maken van de keuzes bij het proces voorafgaand aan hergebruik en herbestemming van kerken als basis voor een beslissingsondersteunend model. Markt Het aanbod wordt gekenmerkt door een overcapaciteit mede veroorzaakt door de verzuiling. Momenteel zijn er ongeveer 7000 kerken waarvan ongeveer 4000 monument zijn. Door de secularisatie neemt de vraag naar kerken gestaag af. De verwachting is dat er de komende decennia jaarlijks tussen de 50 en roo kerken leeg komen te staan. Er vind ook een verschuiving plaats van het katholicisme en protestantisme naar de islam. Naast de islam zijn er ook veel niet gelovige instellingen of bedrijven die interesse hebben in kerkgebouwen. Veel projectontwikkelaars zien potentie in de locatie van het gebouw en zijn daardoor geïnteresseerd in sloop en nieuwbouw. Literatuur In de literatuurstudie is onderzoek gedaan naar de aspecten die van belang zijn voor een kerkgebouw. De kerk heeft naast alle
Afbeelding
2
Selexys boekhandel, Maastricht
bouwkundige en financiele aspecten ook een belangrijk sociaal maatschappelijk belang. Een kerkgebouw is niet alleen een gebouw voor de uitoefening van geloof, maar ook een baken en een belangrijk stedenbouwkundig element. Naast de fysieke waarden bestaan ook gevoelswaarden die behoren bij een kerk· gebouw. Om de sociaal maatschappelijke waarden in kaart te brengen is er stil gestaan bij een objectieve waardering van de gevoelswaarde, de functies die aan een kerkgebouw worden gekoppeld, de diverse organisaties die zich bezig houden met religieus vastgoed en de monumentstatus. Door de diverse eigenaren en kerkinstanties wordt een specifiek beleid gevoerd met betrekking tot de toekomst van een aan de eredienst onttrokken gebouw. Geld speelt voornamelijk een rol, maar ook het begrip passendheid en eervol gebruik zijn reden tot specifieke keuzes en beleid. De Katholieke en Protestantse kerk hebben allebei landelijke adviesgroepen opgericht om de locale organisatie te ondersteunen in het proces van samenvoe· ging van parochies of gemeentes en afstoten van gebouwen. Naast deze verschillende aspecten is ook onderzoek gedaan naar reeds bestaande modellen. Er zijn 9 modellen gevonden die zich bezig houden met herbes temming. Hiervan zijn 6 modellen specifiek voor opdrachtgevers of eigenaren, en 3 modellen opge· zet vanuit het gebouw en de herbestemming die hieraan te koppelen is. Voor de eerste stappen die vooraf gaan aan de keuze of men gaat herbestemmen is nog geen structureel model aanwezig.
Model en cases Na de literatuurstudie is een voorlopig model opgezet. Dit model is gevalideerd aan de hand van rs herbestemde, hergebruikte of gesloopte kerkgebouwen om te controleren dat het model daadwerkdijk bruikbaar is in de praktijk. Hieruit zijn enkele wijzigingen voort gekomen die hebben ge.leid tot de opzet van het definitieve model. Na de validatie is ook aan de
Afbeelding 3 Annakerk, Breda
hand van 4 gebouwen waarvan de uitkomst nog niet bekend is, het definitieve model ingevuld. Na deze ex ante evaluatie van het model kan worden geconcludeerd dat het model bruikbaar is voor de praktijk. Het model is opgebouwd uit zeven dimensies. Dit zijn 'sluitende exploitatie', 'in gebruik voor de er dienst', 'monumentale of culturele waarde', 'locatie', 'stedenbouwkundige waarde', 'sociaal maatschappelijke waarde' en 'bouwkundige en juridische mogelijkheden'. Deze dimensies vormen ieder met hun eigen deelvragen de basis van het model. In zeven stappen wordt door het model heen gelopen en volgt de optie die voor het onderzochte gebouw de beste is. Conclusie Voorafgaand aan dit onderzoek leek de keuze die bij de herontwikkeling van kerken aan de orde was ad random. Achter de keuze wat te doen met een met leegstand bedreigde kerk zit een complex aantal randvoorwaarden en aspecten gekoppeld. Door het ontwikkelen van een beslissingsondersteunend model zijn deze voorwaarden en de mogelijkheden een stuk inzichtelijker gemaakt. Met behulp van het model kan gericht informatie worden verzameld zodat er een weloverwogen besluit genomen kan worden wat te doen met een kerkgebouw dat aan de eredienst onttrokken is. Na het invullen van het beslissingsondersteunend model is er een keuze tussen instandhouden, hergebruiken, herbestemmen en afstoten. Om bij herbestemmen tot een definitieve oplossing te komen is vervolgonderzoek nodig. Dit vervolgonderzoek kan verder worden ingericht door middel van al bestaande modellen. Voor meervoudig ruimtegebruik kan onderzoek gedaan worden naar functiemenging. Hiervoor is het model uit de herbeslemmingswijzer geschikt. Bij het zoeken naar een monofunctionele herbestemming is het beter om gebruik te maken van het OHG model of het KUN model.
49
Ing. E.S.Hondorp
Deelt: Gebieds DNA: een casestudie naar de rivier de ljssel. Deel 2: De ljssel: een Landschap vol waardevolle mechanismen Afstudeerrichting
Urban Design & Planning Afstudeercommissie
Prof. dr. ir B.E.J. de Meulder Drs. ir. N.A.L Meijsmans Drs. J.G.A. van Zoet Ir. O.T.J. Devisch 111
it c
Q.
11) 11)
...
Datum afstuderen
26 augustus zoo8
tr
Samenvatting
::I Q.
c
De meanderende IJsselende problematieken met betrekking tot water zijn de aanleiding geweest voor dit afstudeerproject. Het gebied rondom de IJsset heeft een bepaalde eigenheid (DNA) in zich wat over haar gehele lengte een bindende factor is. De strategie die ontwikkeld is, wordt ingezet om het DNA te behouden en te versterken. Tegelijkertijd kunnen er ontwikkelingen plaatsvinden.
"'
Trefwoorden
c
~
öJ'
n
c
;;
;::;.: o0
::;:
c
::l
0.. Cl)
Ijssel DNA Fremdkörper Meanders Landschap Water
Afbeelding 1 Mechanismen in het landschap
Het rivierengebied waar de Ij ss el onderdeel van uitmaakt, staat op dit moment hoog op de agenda's van de overheden. Een van de punten is het beleid 'Ruimte voor de Rivier'. Hierin moeten een negental 'tools' zorgen voor een betere doorstroming van grote hoeveelheden water in korte tijd. De overheid houdt zich tevens bezig met de Ecologische Hoofdstructuur in Nederland. De ljssel moet hier als verwevingsgebied deel uit van maken. Deze twee ontwikkelingen spelen op bovenregionaal schaalniveau die ook invloed uitoefenen op het lokale schaalniveau. De zoekgebieden naar nieuwe bouwbestemmingen speelt zich fysiek gezien op het lokale schaalniveau. Een aantal van deze zoekgebieden bevinden zich op het grensvlak binnen- buitendijks. De genoemde ontwikkelingen gaan er vanuit hoe de problemen zijn op te lossen, zonder dat er in eerste instantie gekeken wordt wat de kwaliteiten zijn van een gebied. In deze casestudie is gekozen om te onderzoeken wat de kwaliteiten zijn van het gebied, alvorens een strategie te ontwikkelen. De analyse is er één van onderaf, waarbij zaken die nog niet op
111
u;' ..... c
c. tD
..,tD CT
c
::I
c.
!!.
ar
('\
c
..... m
;::;:
co c
::E
Ä
c
::::1
0..
m
51
Afbeelding 2 Visualisatie vanaf artificieel element
de kaart staan in kaart zijn gebracht. Door de camera te pakken de laarzen aan te trekken en het gebied te doorkruizen zijn een aantal interessante zaken aan het licht gekomen. Uit de analyse vallen een drietal mechanismen op, welke over gehele lengte van de rivier aanwezig zijn. Het mechanisme Meander zorgt voor het microreliëf in het gebied, maar ook tegelijk voor de fixatie van de winter en zomerbedding. Het tweede mechanisme is de Fremdkörpers welke vreemde wezens zijn in het buitendijkse gebied, die voornamelijk uit graslanden bestaat. De Fremdkörpers bestaan uit restanten van steenfabrieken en zandwinningsputten. De steenfabrieken zijn hierbij vooruit geschoven posities van het binnendijkse gebied en vormen een schakel tussen binnen en buitendijks . Het laatste mechanisme zijn de bruggen die een transversale beweging over de Ijssel maken, waarbij men even kort uit de beweging van de rivier wordt gehaald. Vanuit de mechanismen is een strategie ontwikkeld waarbij de ruimtelijke eigenheid behouden blijft en versterkt wordt, maar
er toch ontwikkelingen plaats kunnen vinden. Binnen de strate· gie is ook een laag toegevoegd , waarbij een aantal zaken worden geregisseerd zodat de kwaliteit behouden blijft, maar ook initia· tieven vanuit de maatschappij zorgen voor ontwikkelingen. De strategie is opgebouwd uit een drietal ruimtelijk lagen, De Fremdkörper komen net zoals vanuit de historie contrastrijkt in het gebied te liggen. waarbij de randen van versterkt worden en er initiatieven op het plateau worden losgelaten. Het nieuw toe te voegen artificieel element zorgt ervoor dat er orde en sequentie wordt herkend in de structuren. Het element zorgt tevens voor de beleefbaarheid van het micro· reliëf in het gebied en er kan tegelijk geanticipeerd worden op de wateropgave voor het gebied. De laatste laag is grotendeels verweven in de eerste twee lagen, waarbij ze elkaar versterken. De strategie die is ontwikkeld, gaat uit van ruimtelijke kwalitei· ten van het gebied en de anticipatie daarop. Het laat zien hoe je op een andere manier met een gebied rondom een rivier om kan gaan.
R.E. Horstman
De Kop van Noord Een nieuw tijdperk voor de Hofpleinlijn te Rotterdam Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. ). Westra Ir. ).).P.M . van Hoof Ir. R. Blok Datum afstuderen 26 augustus 2oo8
111
ur .....
c c.
ID ID
.., C"
c ::l c.
!!. ö::' n c
......
Samenvatting De Hofpleinlijn, een 6 meter hoog spoorwegviaduct van twee kilometer lang in Rotterdam, verliest zijn functie en zal in de toekomst een revitalisatie en herbestemming ondergaan. In de toekomst zal de Hofpleinlijn worden gebruikt als verbinding voor langzaam verkeer van Rotterdam Noord naar het centrum. Een nieuw gebouw op de koplocatie van de Hofpleinlijn fungeert als intermediair op de route tussen centrum en woonwijk. Het is het brandpunt op de route van woonwijk naar stadscentrum .
Afbeelding 1 De Hofpleinlijn In Rotterdam
CD
;:::;:
rr 0
~
2 :::J
~
Trefwoorden Hofpleinlijn Hoogbouw Herbestemmen Verbinden Bogen
Afbeelding 4 Voorzijde gebouw in avondsituatle
Ten behoeve van de Hofpleinlijn, een treinverbinding tussen Rotterdam en Scheveningen en Den Haag, is in Rotterdam Noord een zes meter hoog spoorwegviaduct gebouwd met een lengte van bijna twee kilometer. Het is in 1908 in gebruik genomen en het is het eerste bouwwerk waarin op grote schaal gewapend beton is toegepast. Tevens was dit de eerste geëlektrificeerde spoorlijn in Nederland. Na honderd jaar dienstverlening als spoorwegviaduct zal het zijn functie verliezen. Door de aanleg van een tunnel vanaf de rand van de stad, die rechtstreeks op het centraal station aansluit zal de spoorwegverbinding boven op het viaduct van de Hofpleinlijn vervallen. Er moet worden uitgekeken naar een nieuwe functie voor dit viaduct dat is aangewezen tot Rijksmonument.
Revitalisatie Het viaduct is aangekocht door een alliantie van woningbouwcorporaties met als doel het in te zetten voor een integrale aanpak van de wijken rond de Hofpleinlijn. Het viaduct heeft namelijk een grote invloed op de omliggende openbare ruimte. Door de slechte staat waarin het viaduct zich nu bevindt, bijna alle van oorsprong open bogen zijn dichtgemetseld en het viaduct is verpauperd, hebben de omliggende woonwijken hieronder te lijden. Een revitalisatie van het viaduct, alsmede een herbestemming van zowel de bogen aan de onderzijde als het dek bovenop het viaduct moeten lijden tot een nieuwe situatie waari.n de Hofpleinlijn als een snelle, aantrekkelijke verbindingsroute voor langzaam verkeer vanuit Rotterdam Noord naar het stadscentrum gaat fungeren. Door het openmaken van alle bogen middels transparante puien, zal de interactie met de openbare ruimte rondom enorm verbeteren. Bouwen op de Hofpleinlijn Middels het bouwen op een aantal strategische locaties op het viaduct zal een nieuw gebruik van de Hofpleinlijn teweeg worden gebracht. De gebouwen genereren een nieuwe waarde voor het viaduct, verbinden het maaiveld met het zes meter hoge dek en zorgen met een ontsluiting op dekniveau voor het daadwerkelijk gebruiken van de verhoogde route door de stad. Het gebouw op het einde van de lijn, bovenop het huidige station Hofplein zal belangrijk zijn in de aansluiting op het stadscentrum. Het vormt het brandpunt op de route van Rotterdam Noord naar de binnenstad. Aanpak van het Hofpleinkwartier Het glorieuze verleden van het station Hofplein is niet meer. Na de bombardementen uit de oorlog is het centrum op nieuw opgebouwd waarbij het Hofplein is verlegd. Het Hofpleinkwartier is veranderd in een geïsoleerd gebied met een desolate status midden in het centrum van Rotterdam. Het is een vreemde gewaarwording, zo dicht bij het hoogwaar-
Afbeelding 2 Overzichtsfoto Hofpleinkwartier
Afbeelding 3 Zichtlijn vanaf de HofpleinliJn 111
-ur c
c.
.. ID ID
tr
c
:::1
c.
~
iil'
..... c
;:::;:: (1)
;:;:
Afbeelding 5 Binnenruimte: zicht op auditoriumzaal en foyer achterzijde
dige zakencentrum een zo vervallen, grauw en smoezelig gebied aan te treffen. De oorzaak van de slechte staat ligt voornamelijk in de aanwezigheid van de tunnelbak van de Willemsspoortunnel. Deze snijdt het gebied namelijk radicaal in twee stukken. De komst van de tunnel betekende het einde van het station Hofplein, dat werd gesloopt. De bogen van de Hofpleinlijn zijn bruut afgekapt om de tunnel voorrang te verlenen. Wat rest zijn grote lege gebieden zonder enige activiteit en een grootschalig stationsemplacement dat met zijn verpauperde toestand weinig bijdraagt aan de sfeer van dit stukje stad. Tweede maaiveld De oplossing van het gebied ligt in de overbrugging van de barrière van de tunnelbak. De toevoeging van een tweede maaiveld voorziet in de overkluizing van het spoor. Tevens haakt het verhoogde maaiveld aan op het niveau van de Hofplein lijn, waardoor er stedelijke continuïteit ontstaat tussen woonwijk en stadscentrum. Opdeling van het maaiveld in routes voor fietsers en voetgangers en verblijfspiekken voorziet in een optimale aansluiting op de omliggende stadsstructuren en een verweving van boven en onderwereld. Onder het dek is een parkeerfunctie toegevoegd . Het gebied zal in de toekomst dé toegangspoort naar Rotterdam Noord zijn, het zal fungeren als de Kop van Noord. Gebouw als intermediair Het gebouw op de Hofpleinlijn fungeert als een intermediair tussen stadscentrum en woonwijk, tussen de bogen van de Hofpleinlijn en de omgeving, en tussen historisch besef en toekomstvisie. Het gebouw bestaat uit drie delen: Twee torens gaan op in de skyline van Rotterdam en markeren de plek. Door een verschil in hoogte vormen ze de overgang tussen het grootschalige centrum en de kleinschalige woonwijk. Daarnaast staan ze verdraaid ten opzichte van elkaar, wat een
Afbeelding 6 Binnenruimte tussen de bogen: zicht op auditoriumzaal voorzijde
dynamisch beeld oplevert, en aansluit bij het verbindende karakter van het gebouw. Een ingetogen vormgeving geven de torens een zekere sculpturaliteit. Afwisselende open en dichte gevelstroken in verschillende hoogte en kleur doen het schaalgevoel zoekraken, zodat de afzonderlijke verdiepingen niet benadrukt worden en de torens als monolithisch object gaan werken. In het bovenste deel van de torens zal worden gewoond en in het onderste gewerkt. De Hofpleinlijn vormt met zijn bogen het basement van het nieuwe gebouw. Door te snijden in het basement onstaal er een gat waarin de torens een plek krijgen, en waardoor er tevens een open ruimte ontstaat. Hierdoor worden de karakteristieke bogen ook van binnenuit zichtbaar gemaakt. Ze maken integraal onderdeel uit van het nieuwe gebouw en dragen bij aan de sfeer. De bogen krijgen een invulling van congres- en vergaderfuncties. Ook zullen een restaurant en cafés optimaal gebruik maken van de karakteristieke waarde van de oorspronkelijke boogruimten. Het laatste en verbindende deel wordt gevormd door een gevouwen schil van beton. Deze nestelt zich in de Hofpleinlijn, komt langzaam omhoog en transformeert zich steeds verder. Hierbij worden twee auditoriumzalen gevormd. De schiJ vouwt zich tussen de torens door en eindigt uiteindelijk op het tweede maaiveld van de omgeving. Het vormt letterlijk en figuurlijk een doorgaand landschap. De schil geeft het gebouw een expressief karakter en maakt een vloeiende overgang tussen omgeving en gebouw mogelijk.
53
J. Huijzer
Het Paleis voor de Nieuwe Media Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Dr. ir. J.G. Wallis de Vries Dr. J. Boomgaard Ir. J.P.M. Swagten Datum afstuderen 26 augustus 2 008 Samenvatting Het project betreft een ontwerp voor een Paleis voor de nieuwe media, een culturele instelling die zich met alle aspecten van digitale media bezighoud, van creatie tot expositie en archivering. Het Paleis voor de nieuwe media biedt een onderkomen aan al deze activiteiten. Gekeken is wat de relatie tussen nieuwe media en architectuur is, en hoe deze relatie het best kan worden uitgespeeld in een architectonisch ontwerp.
o0
c
::E
Afbeelding 1 Plattergrond en Doorsnede
Trefwoorden Museum Mediakunst Tectoniek Inertie Tijdloosheid
"
c
::::J 0.. I'D
54
Afbeelding 4 Omhoogkijkend naar het dak vanuit het atrium
Het Paleis voor de Nieuwe Media. De opgave vraagt om een ontwerp voor een gebouw dat een onderkomen biedt aan de activiteiten van de VIRMa (Virtual Institute for Research on Mediaculture Amsterdam), een samenwerkingsverband tussen Paradiso, de Balie, de Maatschappij voor Oude en Nieuwe Media, Montevideo en Steim. Het Paleis voor de Nieuwe Media biedt plaats aan ee n veelvuldigheid van ac tiviteiten omtrent mediakunst, van creatie tot expositie en archivering. De locatie is aan de Zuid-as in Am sterdam , naast de Rietveld Academie. Uit de aard van de opgave komt al snel de vraag voort wat archi· tectuur en mediakunst voor elkaar kunnen betekenen; waar zij van elkaar vershillen, waar overeenkomsten te du iden zijn; hoe zij met elkaar verbonden zijn; wat hun onderlinge relatie kan zijn; hoe zij zich, kortom, tot elkaar verhouden . Daar waar architectuur een statisch medium is, is mediakunst een dynamiisch medium. Architectuur is onveranderlijk, tast· baar, onbeweeglijk, vast, inert Mediakunst is veranderlijk. ont· astbaar, ongrijpbaar, vluchtig, etherisch . Waar architectuur zijn bestaan vindt in de fysiek-materiele wereld, manifesteeed mediakunst zich in de temporele wereld. Je kunt mediakunst niet aanraken , het heeft geen oppervlak, geen lichaam , maar heeft tegelijkertijd toch ook weer de het fysiek materiele nodig in de vorm van ee n projectievlak, of een akoesti ch medium , om zich te manifesteren Ik heb in mijn ontwerp gestreefd naar een architectuur waarin juist die eigenschappen die niet bij mediakunst, maar wel bij architectuur zijn te vinden, worden versterkd, uitgebuit en gemaximaliseerd. Dat leidt tot een architectuur van het zware, het inerte.Tot een architectuur van het tijdloze en het trage.
Afbeelding 2 Het ontwerp in de omgeving
Afbeelding 3 Betonnen wanden en houten vloeren Cl
ur ..... c
0. tD
tD .... er
c
:::1 0. tD
ill' .....
c
..... m
;::;: CT 0
c
::;;
"
c
:::1
o_
m
Afbeelding 5 Trappenhuls In het atrium
Van een eerlijk materiaalgebruik, waarbij oppervlakken en lichamen gevormd zijn uit materialen die voelen zoals ze er uit zien, en er uitzien zoals ze ook werkelijk zijn. Maar ook een architectuur waarbij slijtage niet een smet is, als een vlek die weggepoetst dient te worden, maar eerder een verrijking, die het materiaal tot leven brengt doordat het de sporen van het leven om zich heen op de huid draagt. En ook een architectuur die tijdloos is. Niet in die zin dat de tijd er geen vat op kan krijgen, maar juist dat de aanschouwer geen vat kan krijgen op de tijd van het gebouw: het is niet duidelijk uit welke periode het bouwwerk stamt. Een architectuur dus, die dwars door alle modeverschijnsels, hypes en trends een brug slaat tussen verleden, heden en toekomst Het Paleis voor de Nieuwe Media eigent zich een plek toe door resoluut de locatie af te bakenen met massieve, overgedimensioneerde wanden. Deze wanden werken als mediators tussen de externe wereld en de interne wereld van het gebouw. (afbeelding 1) Zij vormen een afscheiding tegenover de omliggende omgeving en creëren met dit gebaar een nieuwe binnenwereld die met de buitenwereld weinig meer te maken heeft. Contact tussen de interne en externe wereld vind plaats via enkele spleten die de wanden laten vallen en via een open verbinding tussen het binnenterrein van het paleis en dat van de rietveld academie. (afbeelding 2) Op dezelfde manier zijn er betonnen schijven geplaatst die werken op het niveau van het gebouw zelf. Als een verzameling monolieten delen zij het gebouw in in functionele zones en. net als bij de buitengevels, is de afscheiding ook hier niet volkomen, maar worden er openingen gelaten die de volle hoogte van het gebouw beslaan. Deze openingen tussen de schijven, soms ruim bemeten, soms nauw, worden opgevuld met helder of mat glas, om zo tot een verdere, fijnere verdeling te komen die zich afspeelt op het niveau van het vertrek.
55 De betonnen schijven zijn zwaar, groot, groots en overweldigend. De houten vloeren vormen hiermee een contrast: zij introduceren warmte en behaaglijkheid. Doordat het zware beton alleen in de wanden is gebruikt, bevindt de massa zich altijd naast je, nooit boven je, zodat de inertie van het gebouw welliswaar imposant is, maar niet bedreigend. (afbeelding 3) Deze beeldtaal vind zijn climax in de verkeersruimte, die is ondergebracht in het atrium dat de volle lengte van het gebouw bestrijkt. In dit atrium is de volle hoogte van de als zwerfkeien verspreide betonnen schijven overal waarneembaar middels vides die ontstaan tussen deze zware schijven en de looppaden die daarlangs lopen, soms op ruime afstand, soms rakelings erlangs. Het leeuwendeel van het daglicht in deze ruimte komt binnen via het volledig glazen dak waarmee deze ruimte naar boven toe is afgesloten. Door het strijklicht dat via dit dak langs de inerte schijven valt, ontstaat een theatrale ervaring die de materialiteit en lichamelijkheid van deze schijven benadrukt. (afbeelding 4) Doordat vanuit deze verkeersruimte nauwelijks de de directe omgeving is waar te nemen, maar enkel de lucht erboven, wordt de bezoeker losgeweekt van de alledaagse omgeving en in een groter geheel geplaatst. (afbeelding 5) In de rest van het gebouw is de vormgeving ingetogener, om zodoende een neutraal podium te ereeren wat ruimte biedt voor bezoeker en performer. Gebruiksruimten zijn analoog aan het japanse idee van Ma, de in te vullen ruimte van het niet-gebeuren, geconcipieert. Een ruimte die wordt gevult met de gebeurtenissen die ontstaan uit het handelen van de gebruikers.
D.R. van Hulle
Invloed van multitasken op het reisgedrag Afstudeerrichting
Design & Decision Support Systems Afstudeercommissie
Prof. dr. H.J.P. Timmermans Dr. T.A . Arentze Dr. ir. A.D.A.M. Kernperman Drs . ing. P.J.H .J. van der Waerden Datum afstuderen
26 augustus zoo8 Samenvatting
Het is een onderzoek naar de invloed van multitasken op het reisgedrag bestaande uit de vervoermiddelkeu ze, vertrektijdkeuze en momentkeuze van verschillende activiteiten. Met behulp van een enquête met daarin portfolio keuzetaken is een dataset verkregen. Vervolgens is deze dataset met een beschrijvende analyse en discrete keuzemodellen geanalyseerd om te achterhalen welke attributen, die de vervoermiddelen, multitaskbehoefte en multitaskmogelijkheden beschrijven, invloed hebben op de verschillende keuzes. De focus lag hierbij op woon-werkverplaatsingen met de auto en trein met een reisduur van minstens een halfuur. Trefwoorden
sG
Multitasking Reisgedrag Reistijdwaardering Portfolio Choice Discrete keuzemodellen
Het onderwerp van dit afstudeerproject is "invloed van multitasken op het reisgedrag". Pas in vrij recente literatuur wordt gesproken over het fenomeen multitasken. De definitie van multitasken gedurende het reizen is het uitvoeren van één of meer activiteiten gedurende het reizen. Verondersteld wordt dat mul ti tasken effect heeft op de reistijdwaardering. Modellen die trachten reisgedrag te voorspellen kunnen verbeterd worden als de mate van dit effect bekend is . Ten gevolge van betere modellen om keuzes te voorspellen kan er beter inzicht worden verkregen in de motieven en het gedrag van reizigers. Er kan zodoende beter worden ingespeeld op de wensen van mensen en waar nodig kan het gedrag beter beïnvloed worden. De doelstelling van het onderzoek is het bepalen van de mate waarin multitasken de vervoermiddelkeuze, vertrektijdkeuze en momentkeuze van verschillende activiteiten beïnv:loedt. Activiteiten die hierbij onderscheiden worden zijn werken, muziek luisteren, boek of tijdschrift lezen , krant lezen, telefoneren, eten en drinken en persoonlijke verzorging. Bij het onderzoeken staan twee aspecten centraal, namelijk multitasken en reisgedrag. Er is hierbij gekeken naar de directe en indirecte invloed via multitasken van sociaaldemografische variabelen, tripvariabelen en multitaskvariabelen op het reisgedrag. Figuur r geeft deze opzet weer in de vorm van een conceptueel model. Het onderzoek is beperkt tot woon-werkverplaatsingen met de auto of trein met een reisduur van minstens dertig minuten. Er is een dataset opgebouwd met behulp van een enquête. Bij deze enquête kregen de respondenten gangbare vragen met betrekking tot sociaaldemografische kenmerken en werkelijk reisgedrag. Daarnaast werden er reissituaties voorgelegd waarbij iedere keer vervoermiddelkeuze, vertrektijdkeuze en momentkeuzes van verschillende activiteiten gemaakt moesten worden. Bij deze reissituaties varieerden elf verschillende attributen die de multitaskbehoefte en vervoermiddelkenmerken beschrijven onafhankelijk. De multitaskbehoefte werd weergegeven in de vorm van urgentie van een werkactiviteit De vervoermiddelen werden met vergoeding auto, reisduur auto, vergoeding trein, reisduur trein, duur voor- en natrans port, aantal keer overstappen, kans op zitplaats, aanwezigheid stiltecoupés, aanwezigheid internetaansluiting en aanwezigheid werkruimte beschreven. Er is gekozen voor een Staled keuzegedrag techniek. Dit houdt in dat er niet wordt gekeken naar het werkelijke gedrag, maar er situaties worden voorgelegd waarbij keuzes gemaakt moeten worden. Hierdoor is er controle over de attributen die de reissituatie beschrijven en kunnen motieven en oorzaken achterhaald worden. Er is specifiek gekozen voor Portfolio Choice, omdat er bij deze techniek meerdere keuzes gemaakt kunnen worden en bij reisgedrag hier sprake van is en dit dus dichter bij de werkelijkheid ligt. Vervolgens is de dataset geanalyseerd. Hierbij is eerst een beschrijvende analyse gedaan. Dit is gedaan om te bepalen hoe de steekproef is samengesteld en in hoeverre dit overeenkomt met de gewenste onderzoekspopulatie. De gewenste populatie bestaat uit alle volwassen Nederlanders die voor hun werk minstens een half uur moeten reizen en in staat zijn zowel met de auto als de trein te reizen. Naar voren komt dat de steekproef geen goede weergave is van de gewenste populatie. Opvallende verschillen zijn dat men vaker in sterk stedelijke gebieden woont, kinderen heeft, samenwoont, hoog inkomen heeft en hoog opgeleid is . De volgende stap van de analyse was het genereren van discrete keuzemodellen. Discrete keuzemodellen zijn probalistische modellen van individueel keuzegedrag. Het basisprobleem dat met discrete keuzemodellen aangepakt wordt, is het modelleren van de keuze uit een set van alternatieven. Discrete keuzemodellen maken gebruik van het principe van nu !maximalisatie. Dit komt er in het kort op neer dat er aangenomen wordt dat iemand die een keuze moet maken, het alternatief zal selecteren met het hoogste nut dat op het moment dat de keuze gemaakt moet worden beschikbaar is. De nutmaximalisatie theorie is gebaseerd op de aanname dat keuzealternatieven geprese nteerd kunnen worden als groepen van attribuutniveaus. Aangenomen wordt dat individuen nut ontlenen van deze attribuutniveaus, vervolgens kunnen deze deelnutten samengenomen worden tot één totaal nut met behulp van een simpele algebraïsche formule en kan het alternatief gekozen worden dat hun nut maximaliseert.
aaldemografisch variabelen
Multitaskvariabelen Multitaskmogelijkheden Multitaskbehoefte
Multitasken 111
ur .... c
..
Q.
tD tD
C"
c
::I Q.
~
iiJ' ("> c
......
ro ;:::;:
co
Tripvariabelen
c
~
'A
c :::J a. ro
Afbeelding 1 Conceptueel model onderzoeksopzet
Het eerste type discrete keuzemodellen dat is geschat zijn Multinomial Logit modellen. Dit is afzonderlijk gedaan voor de vervoermiddelkeuze, vertrektijdkeuze, momentkeuze werkactiviteit en momentkeuze overige activiteiten. Hierbij zijn voor elke keuze twee modellen geschat. Bij de eerste groep modellen zijn de andere keuzes niet meegenomen en bij de tweede groep modellen zijn de andere keuzes vastgelegd door ze als attributen mee te nemen. Daarnaast zijn er twee integrale Multinomial Logit modellen gegenereerd. Daarbij zijn de vervoermiddel-, vertrektijd- en momentkeuze van de werkactiviteit gezamenlijk meegenomen. De momentkeuzes van de overige activiteiten zijn hier één keer wel en één keer niet meegenomen in de vorm van attributen. Vervolgens zijn er ook Nested Logit modellen geschat waarbij wordt uitgegaan van een bepaalde hiërarchie van de keuzes. Alleen het model met de hiërarchie momentkeuze werkactiviteit, vervoenniddelkeuze en vertrektijdkeuze liet aannemelijke resultaten zien . Tot slot zijn er Mu.ltinomial Logit modellen geschat met contrastparameters voor de keuzes afzonderlijk. Hierbij wordt er gekeken naar de invloed van sociaaldemografische kenmerken en het werkelijke reisgedrag. De Multinomial Logit facetmodellen met vastgelegde keuzes en de integrale Multinomial Logit modellen hebben de hoogste rho square waarden en dit laat zien dat deze modellen het beste in staat zijn het keuzegedrag te voorspellen. Tripvariabelen die significante invloed hebben op de vervoermiddelkeuze zijn vergoeding auto, vergoeding trein, reisduur trein, voor· en na transport, kans op zitplaats en overstappen. Bij de vertrektijdkeuze heeft alleen de tripvariabele overstappen een significante invloed. De tripvariabelen reisduur trein , kans op zitplaats en overstappen hebben een significante invloed op de momentkeuzes van activiteiten. Multitaskbehoefte in de vorm van urgentie van werkactiviteit heeft geen invloed op de vervoer· middel keuze. maar wel op de vertrektijd· en momentkeuzes. Alleen de extra multitaskmogelijkheid aanwezigheid van stiltecoupés heeft een significante invloed en dit is beperkt tot invloed op de momentkeuzes van activiteiten. De aanwezigheid
57 van internetaansluitingen en werkruimte heeft op geen van de onderzochte keuzes een significante invloed. De momentkeuzes van de activiteiten werken, muziek luisteren, boek of tijdschrift lezen, krant lezen, telefoneren, eten en drinken en persoonlijke verzorging hebben allen invloed op de vervoermiddel-, vertrektijd- en andere momentkeuzes. De vertrektijdkeuze en de momentkeuze hebben invloed op de andere keuzes. Op basis van de Multinomial Logit facetmodellen met contrast· parameters kan gesteld worden dat huishoudenkenmerken, persoonskenmerken en het werkelijke reisgedrag de vervoermiddel-, vertrektijd- en momentkeuzes beïnvloeden en er kan daar· om geconcludeerd worden dat deze kenmerken het reisgedrag direct en indirect via multitasken beïnvloeden.
S.P.A. Hulsbergen Henning
Wonen in Landschapspark Van Gogh Een duurzaam bouwsysteem in het spanningsveld tussen mens en natuur Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. ir. J. Westra Prof. ir. F. van Herwijnen Dr. J.C.T. Voorthuis Datum afstuderen augustus 2008
26
0" 0
c
::E
7'
c
:::J
a. ID
Afbeelding 1 Parkwijk
Samenvatting De hoogtechnologische regio Eindhoven is door het ministerie van VROM uitgeroepen tot "Brainport". Het middengebied tussen Eindhoven en Helmond moet het predikaat 'Brainport" inhoud geven en structureel gaan verankeren in de collectieve beeldvorming. Hierbij dient de opgave zich aan om van het kunst- en cultuurhistorische landschap dat het decor is geweest voor een belangrijke periode in het werk van Vincent van Gogh een bovenregionaal centraal park te maken. Doel is hierbij, d.m.v. het koppelen van innovatieve technologie aan duurzaamheid, het landschap dat uitéén dreigt te vallen onder de druk van de oprukkende verstedelijking en de terugtrekkende agrarische sector, van een overkoepelend thema te voorzien dat herkenbaarheid en eenheid aan het park verleent. Dit thema is gevat in één herkenbare bouwmodule die de verschillende nieuwe functies voor het park in zich op kan nemen. De nadruk van het project ligt op wonen, de belangrijkste functie die middels de module aan het park wordt toegevoegd. Afbeelding 4 Bouwmodule
Trefwoorden IFD Figuratief/ Abstract Geometrie Landschap Intelligente constructies
Architectuur als landschappelijk element Door de nieuwe functies , wonen, werken, recreatie en educatie, die aan het park toegevoegd gaan worden onder te brengen in een uniform bouwsysteem kan architectuur worden ingezet als middel om het gebied één herkenbare identiteit te verlenen en als bindend element in het landschap te plaatsen. Het idee is om hierbij architectuur in te zetten als landschappelijk element waarbij de kamers die door de terugtrekkende agrarische sector worden achtergelaten opnieuw worden ingericht als parkwijk. Door deze werkwijze te hanteren wordt de kleinschaligheid hersteld die van oudsher het landschap kenmerkt maar op veel plaatsen door ruilverkaveling is komen te vervallen. Dit idee vraagt om een architectuur die moeiteloos door het landschap wordt opgenomen, terwijl deze toch uitdrukking geeft aan het predikaat "Brainport" en de koppeling van techniek aan duurzaamheid. Om dit plan te verwezenlijken is een beeldconcept ontwikkeld waarin technische en natuurlijke produktie worden samengebracht. Beeldconcept Om het internationale karakter van Brainport te onderstrepen is de naam Van Gogh met het park verenigd. Van Gogh, die leefde ten tijde van de industriële revolutie, heeft een belangrijke rol gespeeld in de overgang van figuratieve naar abstracte kunst. Het beeldconcept verkent opnieuw deze overgangsfase tussen figuratieve en abstracte vormen. Uit de analyse van abstracte en figuratieve beelden is een triade voortgekomen die laat zien hoe beelden zich verhouden tot de ideëenwereld van de mens en de tastbare wereld van de natuur die samen de realiteit vormen. De goddelijke geometrie verbindt beide werelden. Enerzijds is zij de basis van de menselijke ruimtelijke beleving die het ons mogelijk maakt om waargenomen natuurlijke fenomenen in abstracte concepten te vatten. Anderzijds vinden we dezelfde geometrie terug aan de baisis van de natuurlijke produktie. De produktie van de natuur, waarbij bestaande momentane toestanden blijvend worden vastgelegd, is de figuratieve basis
''
...
EJ Afbeelding 2 Triade; geometrie, mens, natuur
Afbeelding 3 Bottom-up, structuur I Top-down, compositie 111
-
ii1' c:
c..
11) 11)
.... er
c: ::s
c.. ~
öJ' I"'>
c: ~
m ;:;:
Afbeelding 5 Prototype woningtype A (1:20) 3 modules 8x8 meter
Afbeelding 6 Interleur prototype
van alle wetenschap. Naarmate deze toestanden door observatie en reproductie meer zijn doorgrond, neemt de dominantie van het abstracte idee (techniek) toe. In ons denken wordt het 'zijn' hierbij sterk gereduceerd ten gunste van he t ' kunnen'. Ook is het belangrijk hierbij op te merken dat een natuurlijk object groei t uit een ope n. aan de functie gerelateerde. geometri· sche structuur te rwijl in een technisch object, door geometri· sche compositie, een begrensd idee (functie) wordt vas tlegd waarbij de bestaande toestand door het technische object wordt getransformeerd. (bottom-up f top down) In het gerealiseerde beeldconcept is het technische kunnen en het natuurlijke zijn met elkaar in evenwicht gebracht. Het bestaande landschap wordt transformeerd zonder van karakter te veranderen.
7Bouwfysisch concept De koppeling van innovatieve technologie aan duurzaamheid is voortgezet in het bouwfys isch concept van het bouwsysteem. De woningen zijn zo ontworpen dat er in de zomer een grote koudevraag is voor de koeling. Door gebruik van een warmtepomp in combinatie met in het dak opgenomen warmtewisselaars, kan men ten alle tijde n aan de nulbalans voldoe n en desgewen st een warmte-overschot c reëre n. De mogeli jkheid tot het creëren van een warmte-overschot betekent dat de bouwmodule als energie bron dienst kan doen voor de historische monumenten in de regio. Deze kunnen van een warmtepomp worden voorzie n zonder dat ingrijpende maatregelen nodig zijn om de nulbalans in stand te houden. Plattegronden Het open bouwsysteem is geschikt om een verscheidenheid aan functies in zich op te nemen. In dit project zijn 3 woningtypes uitgewerkt waarva n e r hier één getoond wordt. De plattegronden zijn ontworpe n als een analogie van he t geometrische kamerlandschap. Het lijnenspel van het dubbelgekromde plafond doet de nken aan de lijnen die het landschap begrenzen aan de horizon . Schuifwanden tussen de geschakelde modules make n de woningen aanpasbaar aan de we nsen van verschillende gebruikers. Onder de woningen op het niveau van het m aaiveld is ruimte voor ondersteunende functies zoals parkeergelegenheid voor parkbezoekers e n bewoners of informatiepunten.
Duurzaam bouwsysteem Om dit beeldconcept te realiseren is door mij een duurzaam bouwsysteem ontwikkeld waarbij de geometrie die de basis vormt voor efficiënte constructieve structuren in de natuur als uitgangspunt is genomen voor de constructie (zuinigheidbeginsel van Maupertius). Het modulaire vierkant (bas isgeom etrie van de menselijke waarne ming) van 8x8 meter is de opgelegde grens. waarbinnen de constructie zich kan uitbre ide n. Materialen zijn op basis van functie (belasting) helder gescheiden waardoor de ma te riaa leigensch appen optimaal be nut kunnen worden. He t constructieve concept heeft m e t een m inimale hoeveelheid materiaal- e n e nergiegebruik geresulteerd in een lichte, intellige n te constructie die sterker wordt naarmate deze belast wordt e n die bovend ien volledig de montabel is. Tevens heeft mijn a nalyse van natuurlijke constructieve strategieën een open bouwsysteem mogelijk gemaakt waa rva n het gebruik nie t bepe rkt wordt door stabiliteitsverbanden of schijven in he t ve rticale vlak terwijl eve nmin gebruik is gemaakt va n momentvaste ve rbindingen. Van het bouwsysteem met de honingraadconstructie. gevelpanelen en de hangende vloer is een realistisch prototype van één woningtype gemaakt (schaal r:zo).
Conclusie Door de natuurlijke productie als uitgangspunt te nemen is een technisch innovatieve constructie ontstaan die zowel in beeld als in proces één is geworden met het landschap. De figuratieve constructieve orde die gegroeid is vanuit een functionele structuur gecom bineerd m et de a bstracte compositie van het pla n heeft een technische, figuratieve architectuur opgeleverd waarin de pote ntiële harmonie tussen m e ns en natuur tot uitdrukking wordt gebracht.
59
N.L. Jong
Onderhandelen in het bouwproces ENTJ
Advles om betere onderhandelaars af te vaardigen Afstudeerrichting Construction Management & Engineering
nuchter
aardig
georganiseerd
besluitvaardig
objectief
congeniaal
idealistisch
eigenwijs
planmatig
diplomatisch
loyaal ondersteunend
logisch
recht voor z'n raap
energiek enthousiast
verantwoordelijk
methodisch
uitdagend
expressief
waarderend
energiek
Afstudeercommissie Prof. dr. ir. W.F. Schaefer Ir. E.G.). Blokhuis Ir. R.L.H. )anssen
ENFJ
beheerst
Datum afstuderen augustus 2008
26
I»
...
u;' c:
0.. tD
..,tD
er
c:
::I
0..
!.
or
n
c
;:;:
~ I:T 0
Samenvatting Stel dat onderhandelingen kunnen vastlopen omdat niet de juiste mensen aan tafel zitten. In deze propositie luidt dan de vraag: wat voor persoonlijkheid kunnen we het beste naar de onderhandeling sturen? Het onderzoek begint met het vormen van een eigen definitie van 'de onderhandeling'. Dit resulteert in een modelmatige weergave ("het abstracte balspel") bestaande uit vijf invloedsfuctoren. De mensfactor is hiervan de belangrijkste. Met een METI-vragenlijst is gevraagd om het gedrag te omschrijven van de persoon met wie je wenst te onderhandelen. Dit levert een persoonlijkheidstype op waarmee 'het klikf om ideeën zo gemakkelijk mogelijk te verweven.
Afbeelding 1 Tabel
i~l~l J 'Groep f-.Jc~nsensusJ 1~1
c
:!
A"
c
:::J
0. tD
Go
l):§îï
Trefwoorden Theorievorming Onderhandelen Connietpsychologie Bouwproces Samenwerking Afbeelding 2 lnvloedsfactoren
Onderhandelen in het bouwproces Advies om betere onderhandelaars af te vaardigen. Stel dat onderhandelingen kunnen vastlopen omdat niet de juiste mensen aan tafel zitten. In deze propositie of dit postulaat luidt dan de vraag: wat voor persoonlijkheid kunnen we het beste naar de onderhandeling sturenl Omdat bijna iedereen een eigen definitie heeft van 'wat' een onderhandeling is, is het afstudeeronderzoek begonnen met een literatuuronderzoek om een eigen definitie van het 'onderhandelen' duidelijk te maken. Dit heeft een grafisch model ("het abstracte balspel") opgeleverd, bestaande uit de vijf hoofdaspecten van een onderhandeling welke naar een groepsconsensus lopen. Het abstracte balspel is een vereenvoudigde weergave van een onderhandeling. ledereen heeft zijn eigen criteria (normen en waarden) welke een context vormen. Het gezamenlijke snijvlak van deze criteria vormen de onderhandelingsruimte waarin de oplossing moet liggen. De factor 'energie' laat zien hoe mensen samen de oplossing bereiken. De factor 'verbinding' gaat over communicatielijnen maar bijvoorbeeld ook ove r organisatorische echelons. Door de verbindingsfactor krijgt dit model bepaalde vectoreigenschappen: onderhandelingen in de vorm van persoonlijke afwegingen tot bedrijfskundige fusies. Knelpunten of succesfactoren zijn relatief, want negatieve manipulaties (bijvoorbeeld tijdsdruk) kunnen uiteindelijk toch tot een versnelde groepsconsensus leiden. Bij Heijmans Bouw Best (HBB) zijn exploratieve interviews gehouden onder een aantal relevante functies in het bouwproces. Hiermee wordt door middel van open vragen een beeld geschetst hoe iedereen va nuit zijn functie tegen de onderhandeling aan kijkt, van mensen in de initiële planontwikkeling tot in de nazorg van projecten. De beelden worden gevormd aan de hand van het abstracte balspeL Ze laten zien dat van alle aspecten de 'mensfactor' (en dus niet het conOict) de eerste factor in
~
................
.,. . - - - - :-. . Wmens ~
~,
//
r
#I 0I
..................
\
<~~/
'f!>t
f/
I I I I
..................
\
I
-,e ... ~
Q__
"__!-:=_-:=__
e\(1,.,.
\
' ;8,
e<:<.,...-
/
~/
'
...._ ...._ ...._ ...._ ...._ ...._
_
_
consensus
I
groep
//
----
IA mens
I
... .._
............ ...._
/ oplossing I , I
\
............
/
_
Afbeelding 3 Abstract balspel
6r een onderhandelingsproces is. Als het onderhandelingsproces zo goed mogelijk ingericht moet worden, is deze factor van onderscheidend belang.
met ENFJ. Deze twee persoonlijkheidstypen liggen in elkaars grensgebied. Met deze uitkomsten is het objectief om te beweren dat het om een collectieve persoonlijke ervaring gaat.
Een persoonlijkheid wordt getypeerd op basis van iemands voorkeursgedrag en kan in kaart worden gebracht met allerlei technieken. Een van de bekendste technieken is de Meyers Briggs Type !denticator (MBTI), welke met een vragenlijst naar iemands gedragsvoorkeuren vraagt en zo een uitspraak kan doen over de persoonlijkheid.
De ' persoonlijke klik' is een eigenschap van gedrag en staat los van de situatie, dus is het op alle abstractieniveaus bruikbaar, van de bouwplaats tot in het management. ledereen kan op zijn eigen manier goed onderhandelen, want uiteindelijk draait goed onderhandelen om ervaring en tactieken . De uitkomst van de persoonlijkheid staat hier los van; het laat het gedrag zien wat in een onderhandelingscontext het beste tot zijn recht komt. Dit is het gewenste gedrag en veroorzaakt daarmee een 'persoonlijke klik'. Door de 'klik' kunnen ideeën gemakkelijker worden verweven en wordt de kans op een groepscansensus versneld.
Het bottorn-up in kaart brengen van het beste gedrag in een onderhandeling is moeilijk. Er moeten goede experimenten ontworpen worden , er moet gedefinieerd worden wat een 'goed resultaat' is , de vervuiling (bijvoorbeeld goede kleding, humor) moet eruit gefilterd worden en er moet sprake zijn van verschillende onderhandelings-onderwerpen, van abstract tot concreet. Is het 'onderhandelingsresultaat' een goed einde of vooral een goed proces? Als het proces goed verloopt, zal dit volgens de theorie uiteindelijk eindigen in een groepsconsensus; in zo'n ideaal einde is iedereen tevreden met het resultaat en wil men in een volgende situatie nogmaals met elkaar onderhandelen. Uit de bedrijfsinterviews blijkt dat de meeste mensen een 'persoonlijke klik' de grootste succesfactor vinden in een onderhandelingsproces. Daarom is met behulp van een MBTI-vragenlijst aan mensen gevraagd hoe zij wensen dat een onderhandelaar zich bij het eerste contact gedraagt. Het antwoord op deze vraag is een top-down benadering en levert een MBTI-persoonlijkheidstype op: dit is een type wat hoort bij het gewenste gedrag van een fictieve onderhandelaar. Bij het beantwoorden van de MBTI-vragenlijst komen natuurlijk veel persoonlijke antwoorden naar voren . Een ruime meerderheid beantwoordde de vragenlijst met ENT) en een minderheid
In allerlei naslagwerken en op internet zijn omschrijvingen van de ENT) en ENFJ profielen te vinden. Bijvoorbeeld op de website www.humanmetrics.comjcgi-win/)Types2.asp Met kernwoorden wordt hier een bondige omschrijving gegeven (zie de tabel).
P. Koppen
Het opvijzelen van het liftslabsysteem De ontwikkeling van een snellere methode om verdiepingsvloeren op de gewenste hoogte te kunnen brengen. Afstudeerrichting
Construction Technology Afstud eercommissie
Prof. ir. F.J.M. Scheublin Dr. ir. E.W. Vastert Dr. ir. P.A.). van Hoof Ir. P.M.M. Thijssen Ing. A.G. van der Meijden I»
ur ..... c::
c. rD rD
Datum afstuderen
26 augustus zoo8
..,
er
c::
Samenvatting
c.
Bij het lift-slabsysteem worden de verdiepingsvloeren van het gebouw op het maaiveldniveau één voor één op elkaar gestort. Vervolgens worden deze vloeren één voor één langs de kolommen omhoog getrokken. Het omhoog brengen van de verdiepingsvloeren kost relatief veel tijd. Het is wenselijk om dit liftproces te versneUen met een maximaal rendement. Na het achterhalen van de tijdsbepalende deelprocessen zijn deze versneld. De tijdsduur van de nieuwe liftmethodiek is bepaald en ook is er bepaaJd wat het maximale rendement is van de nieuwe methode.
:::1
~
W'
n
c
..-+
~·
o0
c
:!
;;><"
c
::J
0. <1)
Trefwoorden
Lift -sla bsys teem Lift-slab Vijzelen Liften
Afbeelding 1 Het kiTmmen van de verdlepingsv(oeren gebeurt m.b.v. liftunits
Het lift-slabsysteem is een bijzondere uitvoeringsmethode. In tegenstelling tot de traditionele bouwsystemen worden de verdiepingsvloeren niet gelijk op de definitieve vloerhoogte gere· aliseerd. Bij traditionele systemen wordt het skelet van onder naar boven gerealiseerd. Eerst wordt er een fundering met begane grondvloer gerealiseerd en aansluitend worden wanden of kolommen met vloeren boven elkaar gerealiseerd. Het lift-slabsysteem heeft een gelijke basis van fundering en begane grondvloer. Maar in plaats van wanden of kolommen en vloeren op elkaar te realiseren, worden op de begane grondvloer gebouwhoge kolommen gesteld. Aansluitend worden de verdiepingsvloeren op elkaar gestort en worden deze één voor één langs de kolommen omhoog getrokken. Een van de onderdelen waarmee dit omhoog trekken gebeurt, zijn de ophangkragen. Deze ophangkragen zijn stalen kransen welke om de kolommen zijn gemonteerd. De verdiepingsvloeren worden hier naar toe getrokken. Als de stapel verdiepingsvloeren daar naartoe zijn getrokken, dienen de ophangkragen een verdieping naar boven gebracht te worden . Zodat de rest van de verdiepingsvloeren weer een verdieping naar boven getrokken kunnen worden. Het omzetproces van deze ophangkragen kost relatiefveel tijd ten opzichte van het daadwerkelijk omhoog trekken van de vloeren. Vanuit BAM Utiliteitsbouw was er dan ook voldoende aanleiding om een onderzoek te verrichten om het gehele Jift. proces te versnellen . De probleemstelling van dit afstudeer· rapport luidt als volgt: "Hoe kan de doorlooptijd van het gehele liftproces met minimaal so% gereduceerd worden tegen een maximaal rendement?" Allereerst werden de tijdsbepalende deelprocessen van het lift· proces bepaald en nader beschouwd. De lange tijdsduur van het liftproces heeft oorzaken welke telkens terugkomen in verschillende deelprocessen . Per oorzaak is er gekeken of het economisch rendabel is om deze aan te pakken of in zijn geheel weg te nemen. Bij het ontwerpen van een nieuwe liftmethodiek is de
Afbeelding
2
Oe ruwbouw van "the Cube" is gerealiseerd m.b.v. het lift-slabsysteem
methode van F.J. Siers [2004) gebruikt. Als eerste is bij deze methode het doel van de -nieuw te ontwerpen- technische inrichting bepaald. Ook zijn de bijbehorende functionele eisen en functies bepaald van deze technische inrichting. Per functie zijn er verschillende alternatieven ontwikkeld en in een morfo· logisch overzicht geplaatst. Structuurlijnen zijn getrokken om tot een groot aantal conceptoplossingen te komen. De conceptoplossingen zijn beoordeeld op de voor· en nadelen. Aan de hand daarvan zijn er conceptoplossingen weggestreept. Uiteindelijk bleven twee conceptoplossingen over met ieder 1twee varianten. Vervolgens werden er alternatieve liftmethodieken bepaald. Dit was het liften van twee verdiepingsvloeren tegelijk en dat de vijzels grotere slagen maken. Hierdoor ontstond een grote variatie in onderdelen en kwamen er 24 toepas· bare oplossingen naar voren. De oplossing welke het beste ant· woord kan geven op de probleemstelling van dit onderzoek diende naar voren te komen. Door het maken van tijdsduurbe· rekeningen van de alternatieve liftprocessen en door het maken van kostenoverzichten is deze oplossing naar voren gekomen. De gekozen liftmethodiek maakt gebruik van liftunits en ophangkragen. Bij de gekozen liftmethodiek wordt een enorme tijdswinst is behaald door het liften van twee verdiepingsvloeren tegelijk. Het zorgt voor minder liftbewegingen en hier schuilt de tijdswinst in. Het liften van alle verdiepingsvloerengebeurt bij het nieuwe ontwerp met behulp van tandheugels en zelfborgen· de haken. Het omzetten van de ophangkragen was het meest bewerkelijke en tijdrovende deelproces van het liftproces. Door mensen te vervangen door materieel duurt het omzetpro· ces korter en komen er mensen vrij waardoor er een extra ploeg is ontstaan. Dit heeft een efficiëntere inzet van het personeel als gevolg. Door de enorme tijdswinst werden de tijdsgebonden kosten ook enorm teruggebracht. De materiaalkosten worden zo laag moge· lijk gehouden. De gekozen liftmethodiek maakt gebruik van
kolommen welke iets duurder zijn vanwege de grotere dimensionering. De kolommen zijn echter niet veel duurder als die van de huidige liftmethodiek toegepast bij het referentieproject "the Cube" te Almere. Echter maken deze het wel mogelijk om twee verdiepingsvloeren tegelijk te liften.
Ing. J.J.P. van der Lee
Samenwerken door een pro-actieve benadering De ontwikkeling van het PAB-spel Afstudeerrichting
Construction Management & Engineering Afstudeercommissie
Prof. ir. G.J. Maas Ir. F.) .M. van Gassel Drs. S. Grevink Datum afstuderen 26
augustus
2008
Cl
u:' ..... c:
0. C!) C!)
...
tr
c:
:::1 0.
~ Q1' n
c ....,. C!)
;:::;: 0""
0
c
:E
"'
c
Samenvatting
De pro-actieve benadering van klanten wordt steeds vaker ondernomen in Nederland. De pro-actieve benadering is een acquisitieactie waarbij de private aanbieder(s) een oplossing ontwikkeld voor een probleem bij de publieke partij, waar deze niet om gevraagd heeft. Om deze oplossing tot een succes te laten leiden is samenwerking tussen partijen erg belangrijk. Dit onderzoek heeft geleid tot meer inzicht in hoe binnen een pro-actieve benadering een hogere acquisitiescore te bereiken is. Het ontworpen hulpmiddel kan gebruikt worden om gedurende het samenwerkingsproces bij te sturen in de 'zachte' invloedsfactoren communicatie, vertrouwen, meerwaarde en transparantie.
:::J
0.
ro
Trefwoorden
Pro-actieve benadering Samenwerken Acquisitiescore lnvloedsfactoren Kaartspel
Afbeelding 1 Speldoos PAB-spel
De markt wordt in een steeds vroeger stadium bij een project betrokken dan voorheen. De overheid trekt zich steeds verder terug in haar activiteiten op het gebied van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling waardoor de marktpartijen kansen zien om eigen initiatieven te leveren aan de overheidspartijen. Zo kan er aanwezige kunde en kennis getoond worden door zelf initiatieven neer te leggen bij de overheid. De pro-actieve benadering is een dergelijk initiatief. Het is een acquisitieactie waarbij de private aanbieder(s) een oplossing ontwikkeld voor een probleem bij de publieke partij, waar deze niet om gevraagd heeft. De pro-actieve benadering wordt mede door DHV Eindhoven geïnitieerd. Er bestaat bij DHV te weinig zicht op wat uiteindelijk het succes bepaalt van een pro-actieve benadering. Daarnaast wil DHV inspringen op geconstateerde behoeftes uit de markt. De overheid staat steeds meer open voor zulke initiatieven , vandaar dat DHV kansen ziet. Naast deze kansen bestaat er in het algemeen onduidelijkheid over hoe om te gaan met vertrouwelijke informatie die gedeeld moet worden met de ontvangende partij. Dit onderzoek bevat vijf onderdelen: onderzoekskader, literatuurstudie, casestudy, validatie en ontwerp hulpmiddel. In het onderzoekskader wordt de volgende centrale onderzoeksvraag gesteld: 'Welk hulpmiddel kan worden ontwikkeld om de maatregelen in te zetten om zo een hogere acquisitiescore binnen een pro-actieve benadering te bereiken'' In de literatuur wordt gezocht naar de kenmerken van een pro-actieve benadering met de daarbij horende 'zachte' invloedsfactoren. De afbakening is gesteld op de menselijke 'zachte' factoren van een dergelijke samenwerking in plaats van 'harde' zoals regelgeving. De literatuurstudie leverde een viertal factoren op welke invloed hebben op de acquisitiescore in een pro-actieve benadering.
111
-ur c
c.. ID
ID ....
1:7"
c
::I
c..
!!. öl'
n
c:
[ 0"
0
c: ~
"::::1
c:
0. rt>
Afbeelding
2
Speelkaarten PAB-spel
Deze factoren zijn communicatie, vertrouwen, meerwaarde en transparantie. Deze worden onderverdeeld in subcriteria. De subcriteria vormden de aanleiding voor de interviewvragen van de casestudy. De casestudy heeft betrekking op twee cases. Deze twee cases zijn typische pro-actieve benadering waarin de private partij(en) de oplossing voor een bepaald probleem bij de publieke partij (in deze gevallen de gemeente) neerleggen. In deze cases is alle benodigde informatie verkregen voor het uitvoeren van dit onderzoek. Door middel van het bestuderen van projectdocumenten en het afnemen van interviews is alle informatie verzameld over de ervaringen van de deelnemers aan de pro-actieve benadering met betrekking tot de invloedsfactoren. De resultaten, in de vorm van relaties tussen de invloedsfactoren uit de casestudy, zijn te case-specifiek om er algemeen geldende uitspraken over te kunnen doen. De resultaten zijn daarom gevalideerd door middel van een online enquête onder 28 respondenten. In deze validatie konden de respondenten de relaties uit de casestudy verifiëren of falsifiëren. Deze relaties hebben door middel van de validatie geresulteerd in 19 algemeen geldende maatregelen die leiden tot een hogere acquisitiescore bij een pro-actieve benadering. De maatregelen uit de validatie vormen de conclusie van het onderzoek. De maatregelen zijn de input voor het ontwerp. Het hulpmiddel is het Pro-Actief Benaderingsspel genoemd, afgekort PAB-spel. In dit spel worden 52 begrippen, weergegeven op kaar~es, voorgelegd aan de deelnemers binnen een proactieve benadering. De begrippen bevatten kenmerken van een samenwerking. Het PAB-spel kan gespeeld worden met maximaal 6 personen en een spelleider. Elke deelnemer kiest uit zijn/haar stapeltje kaarten de kenmerken die hijfzij het belangrijkste acht voor een ideale samenwerking. Door dit spel worden de deelnemers
Afbeelding 3 Proefpersonen spelen het PAB-spel
bewust van de kenmerken die door henzelf en anderen belangrijk worden bevonden. Dit geeft de mogelijkheid om te sturen binnen de huidige samenwerking. Het spel kan ook gebruikt worden als kennismaking in de eerste ontmoeting tussen de deelnemers. Het PAB-spel geeft de aanbieder binnen een proactieve benadering de mogelijkheid om een hogere acquisitiescore te bereiken. Dit onderzoek heeft geleid tot meer inzicht in hoe binnen een pro-actieve benadering een hogere acquisitiescore te bereiken is. Om dit doel te bereiken, is een hulpmiddel ontwikkeld. Op een speelse, eenvoudige en vrijblijvende manier worden de invloedsfactoren die ervoor zorgen dat deze hogere acquisitiescore wordt bereikt, bespreekbaar gemaakt. Het hulpmiddel kan gebruikt worden om gedurende het samenwerkingsproces bij te sturen in de 'zachte' invloedsfactoren communicatie, vertrouwen, meerwaarde en transparantie maar ook om kennis te maken tussen de partijen.
Ing. T.J.K.H. Lee
Park 'N See Een parkeerhaven voor de stad Kassei (DE) Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Dr. ir. A.H .]. Bosman Dipl.-Ing. R.M. Eaumeister Ir. ].P.M. Swagten Datum afstuderen zG augustus zoo8 Samenvatting Door herinterpretatie van de bestaande vormentaal, het behouden van de functies parkeren en wonen en het toevoegen van een nieuw cultureel- en vrijetijdsprogramma, wordt de locatie, een gesloten bouwblok nabij het centrum van de Duitse stad Kassei, nieuw leven ingeblazen. Het concept 'Park 'N See' behelst het parkeren, het bezoeken en het genieten van een mooi uitzicht over de stad. De subtitel, 'een parkeerhaven voor de stad Kassei', refereert aan het beeld van aanmerende boten in een jachthaven. Het ontwerpvoorstel moet het gebied dat momenteel als non-piace wordt beschouwd nieuw elan geven en een positieve bijdrage leveren aan het imago van Kassei als autostad.
GG
Trefwoorden Stadsvernieuwing Functiemenging Parkeren Wonen Vrijetijdsbesteding
Afbeelding 1 Concept Park 'N See
Afbeelding 4 Ingang parkeren
De centraal in Duitsland gelegen stad Kassei heeft te kampen met een leegloop. Kassei werd in de wederopbouwfase na WO 11 ontworpen als autostad volgens de modernistische opvattingen van die tijd. Het diende als topvoorbeeld van wederopbouw in Duitsland. Sinds de jaren tachtig wordt deze stad gezien als een voorbeeld van in verval geraakte modernistische architectuur. De auto werd in de jaren zestig en zeventig gezien als vervoermiddel van de toekomst en de infrastructuur van de stad werd hierop aangepast. Deze visie is niet uitgekomen. De wegen zijn nu minder druk dan verwacht en veel gebouwen in het stadscentrum staan leeg. Het onderzoeksgebied, dat zich tegenover het voormalig centraal station bevindt, heeft ook te kampen met ve,rwaarlozing en leegstand. Het gebied heeft de vorm van een afgeknotte driehoek en is opgebouwd uit drie min of meer gesloten blokken. Kenmerkend voor dit probleemgebied zijn de onsarnenhangen· de architectuur, het doolhofachtige karakter van de binnengebie· den, die verandert zijn in restruim ten, de duidelijk aanwezige overcapaciteit van het parkeren en de aanwezigheid van meer· dere sexshops en . bars. Dit alles draagt bij aan het negatieve imago en dit gebied kan beschouwd worden als non-place. Het doel is om het onderzoeksgebied nieuwe impulsen te geven via architectuur zonder alles wat als negatief wordt ervaren af te breken. Het antwoord op de onderzoeksvraag ligt in de herinterpretatie van de bestaande vormentaal, het zoeken naar bestaande func· ties met de meeste potentie en het toevoegen van een nieuw programma, dat ook aantrekkelijk is voor de omgeving. De nieuwe ingrepen moeten aansluiten op het tegenover gele· gen stationsgebied dat enige jaren geleden is gerevitaliseerd en is voorzien van nieuwe gebruiksfuncties. Door het gesloten karakter van het gebied om te vormen, moet het probleemge· bied aantrekkelijker worden voor een bezoek en sluit het beter aan bij de stationszone. Om de locatie te kunnen ontwikkelen
Afbeelding 2 Vogelvlucht, Noord-Oost
Afbeelding 3 Vogelvlucht, Zuid-Oost 111
ur ... c
c.
ID ID
...C'" r:::
:::J
c.
!!!. iil' n
r:::
Afbeelding 5 Open podium
Afbeelding 6 Verhoogd plein
dient de auto te worden gezien als een onlosmakelijk onderdeel van de stad . Het doel is het beter benutten van de bestaande infrastructuur. De oplossing is niet het verkleinen van de infras tructuur om plaats te maken voor een autoluw gebied, maar de bestaande middelen anders en beter te benutten. Het gebied, als centrumlocatie in een grote stad, heeft meer behoefte aan levendigheid dan aan rust. Het zou een plek moeten worden die veel mensen aantrekt, zowel van binnen als van buiten de stad en waar het leuk is om te verblijven cq. te wonen. Door z'n ligging, het grenst aan een groot winkelgebied, en goede bereikbaarheid kan het gebied nog steeds prima dienst doen als parkeerlocatie voor (buurt-)bewoners en bezoekers van de stad.
ving, het mooie uitzicht, en het bieden van extra voorzieningen. In het ontwerpvoorstel komen de twee belevingswerelden die Kassei kent samen. Door de extreme bereikbaarheid voor motorvoertuigen is een minder goed ontwikkelde laag voor voetgangers ontstaan. Om er voor te zorgen dat voetgangers veilig kunnen oversteken, is er een systeem van tunnels onder de vele brede (ook 6-baans!) wegen. Deze voetgangertunnels zijn functioneel effectief. maar sociaal onveilig en maken een verwaarloosde indruk. In het complex rijdt de automobilist rond in het gebied boven het bestaande maaiveld en daaronder is het een voetgangersgebied . Er wordt een uitnodigend gebaar naar de stationszone gemaakt door een gedeelte van de bestaande wand het gebied in te draaien. Dit gebaar moet gezien worden als een deur die open gaat en moet de voetganger het gebied in lokken en biedt een alternatieve route naar de binnenstad. De vormentaal van de pakeerslinger maakt het mogelijk om gebruiksfuncties zowel eronder, erboven en ertussen te huisvesten.
In eerste instantie komt het wellicht als een vreemd idee over dat parkeren als een bijzondere kwaliteit kan worden voorgesteld. Doorgaans wordt parkeren als een noodzakelijk kwaad gezien. Auto's en met name geparkeerde voertuigen, worden vaak gezien als vervuiling van het straatbeeld. Meestal worden de auto's dan weggestopt onder het maaiveld of anderszins opgeborgen in een 'fraai' vormgegeven parkeergarage. Daarom zal het als een vreemde gedachte overkomen als ik er van wens uit te gaan dat parkeren een kwaliteit kan zijn die meerfweer vitaliteit in een woongebied kan toevoegen. Ik ben er van overtuigd dat als andere functies worden toegevoegd aan het parkeren en er een goede mix gemaakt kan worden , dit kan leiden tot meer bedrijvigheid in het onderzoeksgebied. Park ' N See is een concept waarbij parkeren, het genieten van de landschappelijke kwaliteiten van de omgeving en de beleving binnen het complex centraal staan. Dit concept moet het probleemgebied transformeren van een in onbruik geraakte ruimte naar een plek met een eigen identiteit. Het parkeren vindt plaats op aaneengeschakelde hellende dekken , die als een slinger in het gebied worden gedrapeerd. Het stijgende en dalende karakter refereert aan de geaccidenteerdheid van het terrein. De nadruk ligt op de landschappelijke kwaliteiten van de omge-
Het blok is ontworpen met aandacht voor vormgeving, beleving en interactie met de omgeving en moet gezien worden als dwarsdoorsnede van de s tad. Hiermee wordt een begin gemaakt tot een vorm van verticaal leven. Deze dichtheid met diverse functies zoals een bibliotheek annex buurthuis, kantoren, horeca, buurtwinkel, sporten, terrassen en woningen, moeten zowel overdag als 's avonds uitnodigen tot activiteit. Park ' N See omvat naast diverse gebruiksfuncties ook een belevingswaarde, die karakteristiek is voor deze plek (het prachtige uitzicht op het lager gelegen stadscentrum en het aansluitende landschap) De ondertitel 'een parkeerhaven voor de stad Kassei' verwijst naar het beeld van aanmerende boten in een jachthaven. De architectonische ingrepen in het onderzoeksgebied moeten een positieve bijdrage leveren aan het imago van Kassei als autostad. Hiermee wordt voldaan aan de onderzoeksvraag om nieuwe impulsen te genereren via architectuur, rekening houdend met de aanwezige context.
L.M. van de Loo
Zwerfjongeren aan het Stenen Hoofd Een drijvend opvanghuis en restaurant op het IJ Afstudeerrichting
Architectuur Afstudeercommissie
Dr. ir. A.H.j. Bosman Dipi.-Ing. H.H. Yegenoglu Dr. J. Boomgaard Datum afstuderen
26 augustus 2008 Samenvatting
Afbeelding 1 Het Westerdokseiland met aan het uiteinde het Stenen Hoofd
De problematiek van zwerfjongeren in Nederland blijft groeien en daarmee de vraag om opvang. Het afstuderen biedt een alternatiefvoor residentiële instellingen die gevestigd zijn in bestaande gebouwen, die niet zijn ontworpen voor een gebruik als opvanghuis. Dit door een ontwerp dat is toegespitst op de doelgroep en probeert een oplossing te bieden voor de bezwaren uit de directe omgeving. Trefwoorden
Daklozenopvang Mobiliteit Scheepsanalogie Segregatie Integratie
68
Afbeelding 4 Entree van het opvanghuls met de centrale trap
de middelen te verschaffen om op eigen kracht in de samenleving mee te draaien. Een van die middelen is het restaurant dat tot het pension behoort en waar de jongeren een vak kunnen leren en in contact komen met de samenleving. Amsterdam heeft, hoewel het ook een groot aantal zwerfjongeren kent, nog geen afdeling. Dit afstuderen wil een ontwerp bieden naar de filosofie van het zichtpension, toegespitst op hun problematiek, gevestigd in Amsterdam. Het vinden van een locatie voor een opvanghuis vormt vaak een probleem. Het opvanghuis vraagt om een locatie dicht bij het centrum van de stad. De voorzieningen die zich daar bevinden moeten eenvoudig bereikbaar zijn voor de jongeren die vaak maar beperkte middelen hebben. Een locatie vlak bij het stadscentrum is echter waardevol en gewild. Bovendien zijn omwonenden niet blij met de vestiging van een opvanghuis 'in hun achtertuin'. Ze zijn bang voor overlast en verslechtering van de omgeving.
Amsterdam is van oudsher een stad die een grote aantrekkingskracht uitoefent op de zelfkant van de samenleving. Buiten de reguliere (volwassen) daklozen, kent Nederland een snel groeiende problematiek van zwerfjongeren. Hun aantal wordt op ongeveer 6ooo geschat. jongeren tussen 15 en 25 jaar, die door een verscheidenheid aan problemen dak- en thuisloos zijn geraakt. Een groot aantal van die jongeren leeft in Amsterdam. Er zijn vele instellingen die zich bezig houden met de zorg voor deze jongeren, elk met een eigen filosofie. Vooral de formule van het zichtpension boekt hierin goede resultaten. Door niet slechts onderdak en eten te bieden tracht dit model de jongeren
Hoe kan dit probleem opgelost worden? Amsterdam is een stad rijk aan water en het kent een lange historie van wonen op het water. Een drijvend object kan bovendien handig verplaatst worden en het water vormt een soort barrière rondom het opvanghuis. Door het opvanghuis verplaatsbaar te maken, kan het reageren op de ontvangst door de omgeving en is de aanwezigheid van de jongeren niet permanent. Op dit moment worden de IJ oevers gerevitaliseerd. Een enorme onderneming die nog vele jaren in beslag gaat menen. Een van deze projecten is het Westerdokseiland. Hier worden in de komende jaren honderden woningen gerealiseerd. Rond 20r2 zouden deze plannen voltooid moeten zijn. Aan het einde van het Westerdokseiland bevindt zich een oude pier, het Stenen Hoofd. Deze pier wordt op dit moment nog buiten de plannen voor het eiland gehouden, het is een verlaten plek een zandvlakte. Hij wordt gebruikt als uitwaai plek en
Afbeelding 2 Het drijvende opvanghuls aan de pier
Afbeelding 3 Een houten vlonderpad biedt toegang tot het object. De ingreep In de pier Is minimaal
Afbeelding 5 Het achterdek van vormt een private bultenruimte voor de jongeren met uitzicht over het IJ
Afbeelding 6 De routing door het restaurant voert de bezoeker door de ruimten met elk een eigen karakter
manifestatieveld. De pier vormt de laatste publieke ruimte aan het Ij. Door het opvanghuis aan deze pier te plaatsen wordt het meer dan een plein aan het IJ, het wordt een verblijfplaats. Wanneer naar verloop van tijd de bebouwing van de locatie is voltooid, kan het opvanghuis met behulp van een sleepboot worden verplaatst naar een nieuwe, soortgelijke locatie. Bijvoorbeeld de houthavens, die zich om de hoek van het Westerdokseiland bevinden.
ten zich onder in het pension bevinden, op het water. Hoewel het opvanghuis de jongeren onderdak en een veilige plek moet bieden, moet het geen thuis worden. Het blijft altijd een tijdelijke verblijfplaats. Het industriële karakter van het ontwerp moet dit benadrukken, samen met het constante toezicht dat mogelijk is door de manier waarop de ruimten van het opvanghuis zijn georganiseerd en het gebrek aan individuele leefruimte. Alle ruimten in het opvanghuis staan visueel met elkaar in verbinding. Toezicht vanuit de hulpverlening is gegarandeerd door zijn centrale locatie rondom het trappenhuis dat de lagen met elkaar verbindt. Dit trappenhuis is geïnspireerd op de bordestrap zoals je die vindt op de HAL schepen. Waar het betreden van de trap op het schip een moment is om zich te laten bekijken door de aanwezige passagiers, is het betreden van de trap in het opvanghuis een moment waarop men door de hulpverleners wordt bekeken en beoordeeld op het juiste gedrag ten opzichte van de andere bewoners. Door verschillen in verdiepingshoogten van de functies en de hiërarchie in stapeling, ontstaan dekken die de jongeren een privé buitenruimte bieden en zorgen voor een goede daglichttoetreding in de ruimten, wat erg belangrijk is voor de jongeren. Zoals op het schip zijn er verschillende buitenruimten met elk een eigen functie.
Bij het ontwerpen van een drijvend object, komt al snel de typologie van het schip naar voren. De scheepvaart kent zijn eigen regels, ontstaan vanuit de omstandigheden die het schip op het water tegen komt en de noodzaak om het drijvende te houden. Veel van die regels zijn natuurlijk ook belangrijk voor het drijvende opvanghuis. Horizontaliteit, symmetrie, functionaliteit, nadruk op gezamenlijke ruimten, ontwerp van interieur naar exterieur, hiërarchie, contextloosheid zijn enkele van die regels. Deze blijken bovendien sterk overeen te komen met de voorwaarden die gelden voor het opvanghuis. Het leven in het opvanghuis vormt een kleine samenleving, wat ook geld voor het leven op een schip. Een voorbeeld hiervan vormen de schepen van de Holland Amerika Lijn (HAL), die sterk tot de verbeelding spreken. Deze vormen daarom een inspiratie bron voor het ontwerp. Niet door letterlijk te copieren, maar door elementen op een voor het opvanghuis en restaurant relevante manier toe te passen. De regels voor het scheepsantwerp vormen daarbij een extra houvast. Het opvanghuis moet de jongeren een plek bieden waar ze zich terug kunnen trekken. Het heeft een gesloten karakter en het water dat het omringt vormt een barrière voor de omgeving. De individuele ruimten voor de jongeren, zoals de slaapruimten zijn sober, haast Spartaans van karakter. De jongeren moeten leren met anderen samen te leven en daarom ligt de nadruk op de gezamenlijke ruimten. Deze ruimten zijn van groter belang in het opvanghuis en liggen daarom hoger, waar de slaapruim-
De verbinding van het restaurant met de kade wordt gevormd door een route vanaf de Westerdoksdijk, geïnspireerd op het promenade dek. Deze vormt een route door de ruimten van het restaurant, binnen en buiten. Ook in het restaurant is de bordestrap aanwezig. Hier heeft deze meer de betekenis zoals op de HAL schepen. De jongeren moeten de juiste houding aannemen wanneer ze de ruimte betreden waar de gasten zich bevinden. Het restaurant vormt het medium dat de jongeren met de maatschappij in contact brengt en hopelijk een zelfstandig leven mogelijk maakt.
F.M.A. Meys
Particulier opdrachtgeverschap in beeld Beeldregie bij particulier opdrachtgeverschap in de woningbouw Afstudeerrichting Urban Design & Planning Afstudeercommissie
Ir. A.W.). Borgers Dr. ir. A.D.A.M. Kernperman Drs. ).).A.M. Smeets Datum afstuderen 111
augustus
ur.....
26
0. I'D
Samenvatting
c
..,I'D
2008
c
Het onderzoek gaat in op het onderwerp particulier opdrachtgeverschap (ook wel: vrije sector-kavels) in relatie tot beeldkwaliteit; een onderwerp waarbij discussie bestaat over de gewenste individuele vrijheid enerzijds en de gewenste ruimtelijke samenhang/kwaliteit anderzijds. Het vraagstuk is zowel kwantitatief (met een experiment) als kwalitatief (met behulp van case studies) benaderd. Op deze manier is niet alleen onderzocht welke regelgeving bijdraagt aan een optimale beeldkwaliteit, maar ook hoe deze regelgeving werkt in de praktijk.
"'
Trefwoorden
C"
c
:::1 0.
!!. 01'
n
c
~
er 0
:::;; c
:::J
0.. ([)
Particulier opdrachtgeverschap Beeldkwaliteit Individueel vs. collectiefbelang Stated choice-experiment Case studies
Afbeelding 1 Voorbeeld van een denkbeeldige situatle
Met particulier opdrachtgeverschap is het mogelijk om zelf de eigen woning te ontwikkelen. Dit onderzoek richt zich specifiek op projecten waarbij een rij kavels uitgegeven wordt om op individuele basis een (vrijstaande) woning te realiseren. Over het hanteren van regelgeving ten aanzien van beeldkwaliteit bestaat nogal wat discussie. Vaak wordt individuele vrijheid voorop gesteld, maar particulier opdrachtgeverschap is aan de andere kant ook een zaak voor het publieke belang. Er wordt gevreesd voor 'lelijke' architectuur of een gebrek aan samenhang, aangeduid met begrippen als 'witte schimmel' en 'Belgische toestanden'. Dit onderzoek gaat in op deze discussie en stelt daarbij de volgende vraag centraal: "Welke mate van beeldregie draagt bij aan een optimale beleving van de beeldkwaliteit bij particulier opdrachtgev€rschap en hoe kan dit het beste in het ontwikkelingsproces verwerkt worden?" Omdat deze vraagstelling tweeledig is, is er gebruik gemaakt van een opzet met twee deelonderzoeken. Het is immers niet alleen belangrijk hoeveel en welke regels er gesteld moeten worden, maar ook hoe hiermee wordt omgegaan. Om de onderzoeksvraag te beantwoorden, is zowel gebruik gemaakt van kwantitatief onderzoek (een experiment) als kwalitatief onderzoek (case studies). Methode Bij het experiment is onderzocht welke mate van beeldregie bijdraagt aan een optimale beleving van de beeldkwaliteit. Daarbij is er gebruik gemaakt van de stated choice-methode. Dit houdt in dat de respondent (een willekeurig persoon tussen 25 en 65 jaar) herhaaldelijk een keuze moest maken tussen een aantal denkbeeldige situaties (afbeelding r). ledere situatie werd gepresenteerd aan de hand van afbeeldingen van een straat met daaraan een aantal woningen. Deze woningen werden gedefinieerd aan de hand van een aantal variabelen met hun bijbehorende niveaus. Een voorbeeld van een onderzochte variabele is dakvorm; de bijbehorende niveaus waren daarbij 'vrij' (geen regelgeving met betrekking tot dakvorm), 'zadeldak' en 'schild-
Maak gebruik van Stimuleer goede openbare ruimte architectuur
Vroegtijdige communicatie
l
t
l
i
i
r-::::~_~_r-.:::l_r-::::::l_~ ~ ~ L__j ~ L__j
i
Benoem bouwstijlen
Afbeelding
2
i
i
Bied Stimuleer communicatie Directe keuzevrijheid tussen bewoners communicatie
Toets consequent
71
Aanbevelingen ten aanzien van het particuliere ontwikkelingsproces
dak'. Uit het keuzegedrag kon vervolgens afgeleid worden welke variabelen belangrijk zijn en aan welke niveaus de voorkeur wordt gegeven. Met de case studies is er vervolgens onderzocht hoe de regelgeving met betrekking tot beeldkwaliteit werkt in de praktijk. Bij twee cases was er sprake va n een zee r uitgebreide regelgeving, en bij twee andere cases was er juist sprake van een zeer beperkte regelgevi ng. Niet alleen is er informatie verzameld over de cases zelf. maar er zijn ook uitgebreide interviews afgenomen met bewoners.
Dit is bijvoorbeeld het geval bij een groene erfafscheiding en het zadeldak.
Afstand toe voorsle
~· - Afstand lot zijdelingse ~r~ Boowlloogte
Dakvorm
Conclusies Het experiment geeft inzicht in welke variabelen belangrijk zijn voor de beleving van beeldkwaliteit (tabel r). Daarbij valt vooral de voorkeur voor een schilddak en een groene erfafscheiding op. Overigens lijken er in de beleving van beeldkwaliteit wel verschillen te bestaan tussen bepaalde groepen mensen. Leeftijd speelt daarbij mogelijk een rol. Uit de case studies blijkt dat bewoners zelf wel enige regelgeving op prijs stellen, maar dat sommige regels als storend kunnen worden ervaren (zoals verkeerd gestelde afstanden tot perceelgrenzen, een bepaalde dakvorm, gevelkleur of erfafscheiding). Verder blijkt dat bewoners vooraf niet altijd een volledig beeld hebben van de verwachtingen op het gebied van beeldkwaliteit, en dat zij er moeite mee hebben als de gemeente deze regels niet consequent lijkt te hanteren. Opvallend vaak lijken financiële overwegingen de doorslag te geven in de keuzes van particuliere bouwers. Tenslotte lijkt de betrokkenheid van bewoners bij hun omgeving gering. Wel gaven veel bewoners aan dat zij behoefte hadden aan meer vroegtijdig contact met buren. Uit beide deelonderzoeken is af te leiden dat het opstellen van regels ten aanzien van beeldkwaliteit gewenst is tot op bepaalde hoogte. Ook wijzen beide onderzoeken uit dat er verschillen bestaan in voorkeuren tussen (groepen van) personen. Het komt echter ook voor dat regels die doorgaans positief gewaardeerd worden door het publiek, niet gewaardeerd worden door particuliere bouwers.
3 tot 5 meter tot
Vn)e bouwhoogte
goot 0 da"' - - -·l•s"c'""i h 7kl"' k- - -h-;:::::-:= = = ----1hZad = eld"'a"'" k _ __
Vrije kleur gevels
Aanbevelingen voor gemeenten Enige beeldregie blijkt dus wenselijk voor een optimale beleving van de beeldkwaliteit. Voor het juist inpassen van deze beeldregie in het ontwikkelingsproces, kan op basis van het onderzoek een aa ntal aanbevelingen aan gemeenten worden gedaan. Deze aanbevelingen zijn te zien als acties ten aanzien van het individuele ontwikkelingsproces (afbeelding 2). r. Hanteer enige regelgeving 2. Bied keuzevrijheid 3· Maak gebruik van openbare ruimte 4· Stem regels af op de gewenste woningtypen 5· Benoem bouwstijlen 6. Stimuleer goede architectu ur 7· Zorg voor directe en vroegtijdige communicatie 8. Stimuleer communicatie tussen bewoners 9· Toets consequent
Ing. E.J.J. Moederscheim
In de huid van Breuer Herbestemming en ontwerp van de voormalige Amerikaanse ambassade in Den Haag Afstudeerrichting
Architectuur Afstudeercommissie
Dr. ir. J.G. Wallis de Vries Dr. J.C.T. Voorthuis Ir. M.H.P.M. Willems Datum afstuderen
z6 augustus zoo8
Afbeelding 1 9/11 als directe aanleiding voor een nieuw engagement
Samenvatting
Een theoretische studie naar engagement en architectuur vanuit een cultuurhistorisch perspectief. Specifiek wordt de invloed van de huidige internationale dreiging en terreur op de rol van de ontwerper bestudeert. Binnen deze studie is de ontwerpopgave voor de herbestemming van de voormalige Amerikaanse ambassade in Den Haag geformuleerd. Dit gebouw, van architect Marcel Breuer komt onder druk van terreurdreiging spoedig leeg te staan. In de huid van het bestaande gebouw wordt een nieuw museum voor moderne kunst ontwikkeld. Het volledige interieur van het gebouw wordt gestript en vervangen door een geheel nieuwe structuur die de museale ruimtes vormgeven. Dankzij de toepassing EPS schuim i.c.m. glasvezelversterkte polyester wordt de nieuwe implementatie zowel constructief als bouwfysisch in gepast tussen de bestaande gevels van Breuer. 15 meter hoge maagdelijke witte vierkante ruimtes vinden hun weg in de bestaande gebouwschil. Aan de buitenzijde handhaaft het gebouw haar bestaande uiterlijk, maar verkrijgt het zo een mysterieus hart. Trefwoorden
Engagement Politiek Lite ratuur Ambassade Museum
Afbeelding 4 Plattegrond van het ontwerp in maquette
Dit afstudeerontwerp is gestart met een cultuurfilosofisch en theoretisch onderzoek naar het klimaat waarbinnen de huidige Amerikaanse ambassade in Den Haag sinds de aanslagen van 11 september verkeert. Het onderzoek heeft een wending gekregen naar de manier waarop maatschappelijke kwesties doordingen in de creatieve en filosofische kringen. Zowel de architect als de mens worden erop aangesproken zich in te leven in maatschappelijke thema's. Het onderzoek concludeert dat de manier waarop dit engagement gestalte krijgt significant anders is dan in de vroegmoderne tijd. Maatschappelijke vraagstukken konden voorheen goed gedijen in utopische spiegelingen en binnen een ongeremd en onbevangen klimaat: het project 'mens' in de toekomst. Het huidige engagement is echter direct van aard en vraagt om acute actie. Het onderzoek concludeert min of meer dat de geëngagee rde denker tot de conclusie is gekomen dat de vooruitgang (in de breedste zin van het woord) niet dat gebracht heeft wat we hebben mogen verwachten. Bij het huidige engagement is dan ook de dystopie het uitgangspunt, en niet de onbekommerde en grootse toekomst van de vroeg-modernen. Binnen dit klimaat worden ontwerpers geacht maatschappelijk opgaven te formuleren . Maar hoe daarmee om te gaan? Het risico sluipt erin dat de ontwerper zijn handelen als opiossingsge richt of zelfs wereldverbetering ziet. Een misvatting van de bovenste plank en bovendien een ondraagbare taak. Dankzij het brede onderzoek manifesteert de ontwerper zich dan ook terug in zijn autonome rol. Deze overgang vindt plaats met behulp van een specifiek literair werk; als wezenlijk onderdeel van het atelier Boundaries, waar de grens tussen literatuur en architectuur de leidende factor is. ' De wereld zonder ons', van Alan Weisman is het literaire werk dat gehanteerd is als een symbolische overgang naar de ontwerpopgave. Het boek heeft de ontwerper in staat gesteld de afstandelijke en globale theorie van het engagemen t om te buigen naar een materiële en kleinschalige manier van denken.
Afbeelding 2 De Amerikaanse Ambassade in Den Haag bij oplevering in 1959
Afbeelding 3 Overzicht van het ontwerp In maquette Dl
...ii!'c
..
0. ID ID
CT
c
::I 0.
!2.
,..,Q;' c:
~· CT
0
c: ~
7'
c:
:::J
0. lt>
Afbeelding 5 Interleurimpressie
Afbeelding 6 Interieurimpressie
Het boek beschrijft een wereld waarin de mens dankzij een niet nader genoemde 'catastrofe' de wereld heeft verlaten, en waarbinnen de natuur het heft weer in handen neemt binnen ons voormalige culturele 'menselijke' terrein. Metropolen als New York, de plek van 9 /II. worden binnen korte tijd overwoekerd door verschillende soorten vegetatie. Gedetailleerd en uiterst precies wordt beschreven hoe een klein zaad je tussen het beton kan uitgroen tot een allesoverheersende soort. Er komen met dit werk bovendien beelden van leegte en stilte omhoog. Dit alles binnen de verlaten (achtergelaten) stad.
gende ruimte tussen nieuw en oud wordt een massieve restvorm van EPS schuim: een licht materiaal dat zonder veel zware constructieve toepassingen geplaatst kan worden binnen de bestaande structuur van het gebouw, zonder aanpassing van de bestaande fundering. Het materiaal houdt in combinatie met de polyester zowel de nieuwe implementatie als de bestaande gevels overeind en isoleert bovendien het geheel.
Binnen deze sfeer heeft de ontwerper zich i.n staat gesteld om een ontwerpconcept te ontwikkelen voor de voormalige ambassade van Bauhaus architect Marcel Breuer in Den Haag. Het gebouw komt onder de druk van terreurdreiging spoedig leeg te staan. He t gebouw dat in het hart van het centrum van Den haag ligt krijgt binnen de ontwerpopgave een nieuwe functie. Het publiek, dat zolang buiten de deuren is gehouden fungeert min of meer als Weismans nieuwe binnendringer. In combinatie met de beelden van stilte, leegte en ruimte, wordt de opgave voor een museum voor moderne kunst voorgesteld. Een functie, een platform bovendien, die de beklijfde status van terreur en internationale politiek overstijgt: Een nieuw museum voor Den Haag. Het ontwerpend onderzoek leidt tot een concept waarbij e nkel de gevels van het bestaande gebouw gehandhaafd blijven en waarin de nieuwe vorm zich daadwerkelijk gaat binnendringen. In de huid van Breuer wordt een geschakeld ensemble van vierkante ruimtes gecreëerd die als expositieruimtes dienst gaan doen. Vanuit dit voorlopig ontwerp is het definitief ontwerp ontwikkeld in een intensieve dialoog met de constructieve en bouwtechnisc he aspecten die bij het ontwerp komen kijken. Dankzij een innovatieve materiaaltoepassing van EPS schuim in een sandwichconstructie met glasvezelversterkte polyester kan het ontwerp in haar puurheid worden uitgevoerd. De tussenlig-
Den Haag krijgt hiermee een gebouw te rug met een mysterieus hart. Ogenschijnlijk is Breuers ambassadegebouw onaangetast, maar bij betreding opent zich een nieuwe structuur en sfeer. Leegte, ruimte, licht op een plek die bol stond van de internationale spanningen.
73
H. Momroers
De betoncentrale, revitalisatie door Dialoog Afstudeerrichting
Building Technology Afstudeercommissie
Prof. ir. j.M. Post A.J.M. Walraven Arch.AvB F.j .M. Franssen Datum afstuderen 26
augustus
2008
Samenvatting Al
ij;'
c
Q.
ID ID
.., C"
c
= Q.
!.. Qj'
'"' §: ~ o-
Trefwoorden
c
Gent Betoncentrale Revitalisatie Herbestemming Silo
0
}
5
g.
74
Afbeelding 1 De betoncentrale
Revitalisatie door dialoog gaat uit van de eigen krachten en mogelijkheden van het gebouw. Deze worden boven die van de betrokken actoren en een eventuele nieuwe functie gesteld. Bij de revitalisatie van de betoncentrale in Gent heeft dit geleid tot transformatie en enscenering van het oorspronkelijke gebouw vanuit de eigen karakteristieken. De revitalisatie maakt het gebouw krachtiger door het blootleggen en versterken van haar ruimtelijkheden. De nieuwe functie wordt pas na de trans· formaties bepaald en staat geheel in dienst van het bestaande.
Afbeelding 2 Ruimtelijke sensatie
De betoncentrale staat in de wijk ' De Oude Dokken' in Gent. Deze wijk wordt getransformeerd tot woon·, werkgebied en de leeggekomen centrale zal één van de weinige overblijfselen zijn uit het rijke industriële verleden. De betoncentrale wordt gerevitaliseerd door middel van de dialoog. De dialoog is een continue interactie tussen gebouw en ontwerper. Het s telt de eigenschappen en de behoeftes van het gebouw zelf, boven die van de betrokken actoren. Revitalisatie door dialoog gaat dus uit van de kansen en de mogelijkheden van het gebouw. De kansen en mogelijkheden worden blootgelegd aan de hand van een inventarisatie. Deze inventarisatie laat zien dat de grootste kwaliteit van de betoncentrale haar architectonische waarde is. Ze bezit over een vrijwel onaantastbaar, sculpturaal exterieur. Deze zal dan ook zeker intact worden gelaten. Het interieur is een ander verhaal. Achter de gevel schuilt een robuuste machine, met verrassende samenkomsten van ruimtelijkheden. Er bevinden zich in het gebouw zeer contrastrijke ruimtes. Ruimtes die elkaar op verschillende manieren ontmoeten en enkele keren voor spannende ervaringen van ruimtelijkheid zorgen. Door de ontmoetingen tussen ruimtes waar deze ervaring nog niet is, te transformeren , kan het gebouw architectonisch worden versterkt De dialoog geeft dus aanleidingen voor een herontwerp vanuit het gebouw. Het onbekende, maar interessante innerlijk van het gebouw en
[llJ
illil
Afbeelding 3 Nieuwe situatie
~c
Q.
tD
...0'tD c
:I Q.
!!. iii' n c:
~·
r:r 0
c:
:E
"'
c:
:J
a_ <0
Afbeelding 4 Blootleggen ruimtelijkheden
de kansen die hier nog te halen zijn, leiden tot twee doelen. Het gebouw wordt van binnenuit getransformeerd , zodat ze sterker wordt, en ze wordt geënsceneerd, zodat iedereen kennis kan maken met het verrassende, spannende interieur.
75 sen de ruimtes. De kenmerken zijn ingezet in een herontwerp, waarin het gebouw ruimtelijk is versterkt en waarin een beweging de bezoeker met al haar kenmerken en elementen confronteert. Een gebouw dat de zintuigen streelt.
De twee doelen leiden tot de beslissing de dialoog voort te zetten. Dit houdt in dat de kansen die het gebouw biedt, nader worden onderzocht en worden omgezet in een herontwerp. Om de dialoog geheel zuiver te houden wordt de functiekeuze voor de revitalisatie uitgesteld. Op deze wijze wordt de dialoog niet verstoord door een nieuw programma van eisen. De functie moet pas worden ingezet wanneer het dialoog geen nieuwe aanleidingen meer biedt voor ingrepen.
Pas na het herontwerp wordt een nieuwe functie bepaald. Deze stimuleert de beweging door het gebouw en helpt bij het waarnemen van de ruimtelijkheden. Het wordt een hotspot voor kunstzinnige uitspattingen, waarbij kunst specifiek voor het gebouw wordt ontworpen. Het park wordt hier ook bij betrokken.
De voortzetting van de dialoog bestaat uit een analyse van de ruimtelijkheden in het gebouw. De individuele ruimtes en de overgangen hiertussen worden bestudeerd. Het blijkt dat de ruimtes in de centrale zeer contrastrijk zijn en afwisselend aan elkaar zijn geschakeld. De contrasten zijn het gevolg van de functie van de centrale. Conclusie met betrekking tot de interacties is dat er de grootste ruimtelijke sensatie optreedt, wanneer twee contrastrijke ruimtes elkaar deels kunnen waarnemen. Hierdoor ontstaat diepte en nieuwsgierigheid. Bovendien laten de contrasten elkaar verhevigd ervaren. Een overlapping van twee verschillende ruimtes wordt interessant, wanneer de overlappende ruimte een gedeelde ruimte wordt. Er ontstaat dan continuïteit in de overgang tus-
De kunstprojecten worden gerealiseerd door kunstenaars die op uitnodiging naar Gent komen. Ze worden ondergebracht in een tweede gebouw van de centrale, de residentie. Deze residentie is ook tot een ontwerp gekomen, zij het op een geheel andere wijze. Het is een reactie op het eerste ontwerp, waarin het oorspronkelijke gebouw het ontwerpproces domineerde. Het was een ontwerp door analyserend onderzoek. In het ontwerp van de residentie domi neert de ontwerper. Het is een ontwerp door experimenteel onderzoek. Het onttrekt de cilindrische silo's uit de alledaagsheid door aantasting van het exterieur. De twee ontwerpen versterken elkaar en zorgen voor een compleet beeld. Ze faciliteren niet alleen de functie, ze maken er ook deel van uit.
F.A.C.M. Peeters
Shopping in an Australian malt Modeling pedestrian behavior in retail areas Afstudeerrichting
Urban Design & Planning Afstudeercommissie
Ir. A.L.W. Borgers Dr. ir. A.D.A.M. Kernperman Prof. dr. H.j.P. Timmermans Datum afstuderen
26 augustus 2008 Samenvatting
("'I
Het voetgangersgedrag van voetgangers in een winkelcentrum in Armidale (Australië) wordt voorspelt aan de hand van een ontwikkeld model. Eerst is een analyse gedaan van het geobser· veerde voetgangersgedrag. Daarna is het model aangepast op de case en is geprobeerd het geobserveerde gedrag terug te voor· spellen (situatie van 1995). Daarnaast is het voetgangersgedrag voor een nieuwe situatie van het winkelcentrum gesimuleerd (situatie 2oo8).
;; ;:::;:
Trefwoorden
-
Ql
ur c
0. tD tD
....
C'"
c
:::1 0.
~
öJ'
Rguret Shopping mali Armldale
c
Stedenbouw Voetgangersgedrag Winkelgebied Modelleren Voorspellen
Flgure -4 Research area
The way people move through public spaces has important implications for architects, investors, retailers and government. Therefore, pedestrian behavior is aften a motive for research. Most researchers focuses either on behavior in re lation to pedestrian environment or behavior in relation to retail characteristics. Planning pedestrian environments requires assumptions about how pedestrians will respond to characteristics of the environment. But, planning retail are as requires also insights in how pedestrians respond to characte· ristics of shopping mails and their tenant mix. Th is research willlook at both environmental aspects and retail aspectsof pedestrian behavior. At the Eindhoven University ofTechnology a model was developed and tested for this type of pedestrian behavior. Judith van Wijk (2003) used this model to predict pedestrian behavior in the city centre of Eindhoven and several years later (2005) the sa me model was tested on the city centre of Maastricht (Deckers 2005). In both cases the model was able to re-predict the observed behavior, although it was not exact. Therefore, it is interesting totest the validity of this model to predict pedestrian behavior in a foreign case. A literature review provided insights in two main aspects of pedestrian behavior: pedestrian environment and tenant mix. Basedon findingsin the literature, four hypothesizes were forrnulated. Next, the shopping area subject to this study was analyzed to acquire insights in this particular case. Next, the collected data of 1995 (provided by the University of New England, Armidale) was used to analyze observed behavior. Here, the hypotheses were evaluated. Next, the model was applied to two situations: the mali in 1995 and the mali in 2008. The model is used to re-predict observed behavior of 1995 and sirnulale the behavior of 2008. The data for this study was colleeled in the ma in shopping center of Armidale, New SouthWales (Australia). Eleven students of the university of new England (Australia) we re instrucled to follow pedestrians entering the shopping mali unobtrusively, draw their route through the shopping area on a
map, and denote each shop entered. The observation of a pedestrian finished when the pedestrian returned to hisfher car. Pedestrians were observed on n, 14, 16 and 18 November 1995. In total148 pedestrians were followed. In favor of the descriptive analysis, 145 we re useful. Only 99 respondents we re useful for the model. The value of this data is of great importance for testing the model on this particular case. Whereas in previous studies people were asked to redraw their shopping routes and in this case people were followed. [t is likely to get a more reliable result of the observed behavier and the descriptive analysis. But the great disadvantage of the available data is the low number of observed respondents. Especially for the use of the model (simulation) it is both a small research area and a low number of observed routes . Despite the low number of observed pedestrians, the collected data provided a lot of information a bout pedestrian behavior in the shopping mali of Armidale. Two characteristics of pedestrian movement are of vita! importance when looking at the observed behavior in this research. First, the phenomenon of walking the shortest route possible ciarifles the observed behavior. Especially the facet descrihing the tendency of pedestrians to stay close to their starting point can be used to explain the outcomes of the descriptive analysis. Secondly, the first visited branch provides interesting results. The Department store (Kmart) is not in favor when looking at the dis tribution ofvisited branches of all respondents. But when looking at the first visited branch, the Department store plays a bigger role. And, most people who visited thi s store, parked their car nearby. A lot of shops decrease in their portion of visited branch when looking at the first vis it. Combining this outcome with the phenomenon of 'nearby parking', it is likely to assume that this department store function s as a key tenant in the shopping mali. But there are more 'candidates' for the role of key tenant. In the Food branch a similar condusion can be drawn (supermarket Woolworths).
Alt .s
Figure2 Shopping mali Armldale
Alt.2
Agure 3 Choosing alternatives 111
u;' ..... c Q. til
..,til
c::r
c
:::1 Q.
~ (ij' (">
c ,..,. m
o0
c
:E
"
c
:::J
0.
m
Figure 5 Observed behavlor
In the descriptive analysis, the hypotheses were evaluated with the available data. Two out of four hypothesescan be qualified as true, one need to be rejected, and one can nat be evaluated with the available data. Further research is necessa ry to evaluate these hypotheses more accurateiy. In favor of the rnadeling technique, the shopping mali is trans· lated intoa networkof links. These links re present the street segments and choice alternatives a pedestrian has when walking around. The characteristics of the mal! (pedestrian environment and tenant mix) were then translated into a series of varia bles. These variables are based u pon recent studies at the Eindhoven University ofTechnology (Deckers 2005; van Wijk 2003). They can be categorized into five groups: distance, route history, lengthof sight, tenant mix and accessibility, and physical characteristics. The multinomiallogit model is used to estimate the required parameters of the defined varia bles. In order to apply the model developed at the Eindhoven University ofTechnology a couple of modilications were needed. Same variables were modilied in order to match the si tuation of the shopping mali of Armidale. However, new variables were added representing the different (sub)areas of the study area as defined earlier in this study. Th is set of variables delermines whether a pedestrian has a prefere nee fora eertaio area when parked at one of the three car parks. Es timating the variables has been clone in three phases. In each phase variables are modilied ar added, started with the original set of variables from recent studies (Deckers 2005; van Wijk 2003). Doing this, insights in the effect of the variables and their parameters have been acquired. lt turned out that modifying and adding variables was useful to imprave the performance of the model. Despite the fact that the data set was relative small, the outcomes of the multinomiallogit model are satisfactorily. A interesting set of variables is defined which helped to predict pedestrian behavior. The process of estimating the parameters resulted in a delined model which was used to simulate pedestrian behavior in the s hopping mal! of Armidale.
Agure 6 Slmulated behavlor
The Monte Carlo simulation is used to simulate pedestrian behavior in the shopping mali of Armidale. The model with modilied and new variables was capable of re·predicting observed pedestrian behavior of 1995. The situatioo of 2oo8 was a challenge to cape with because the shopping mali has changed a lot during the past 13 years. However, the model is applied to this new situation as bes t as possible. The model did nat produce link loadings that are likely to represent counted numbers of pedestrians. Therefore, the model was modified to try to solve the encountered problems. Firstly, some variables were adjusted and parameters re·estimated and secondly, the netwerk of the 2oo8 situation was adjus ted. These modifications resulted in more likely link loadings. But still, the results are questionable. As a result, the simulation of 1995 was satisfactorily but some questions related to the simulation of the situation of 2008 are still unanswered. Although the differences between this case and previous ones are relative big, the results of the model are in line with previous studies. Thus the model seems to be applicable in di ffe rent (foreign) cases, although fine·tuning should be considered. The modilied and added variables were useful to model pedestrian behavior. Thus further development, which has been clone in this study, turned out to be valuable for this case.
77
Ing. S.T.H.A. van Pelt
COMPLEXITEIT IN COLLECTIVITEIT
Ç]-00Q-4 ... , . '
Procesmodel voor het beheersen van CPO projecten Afstudeerrichting
Construction Management & Engineering Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. B. de Vries Prof. dr. ir. W.F. Schaefer Ir. R.B. Smit
EJ---4
~~e-ë-e~
Datum afstuderen 26
augustus
2008
Samenvatting
Afbeelding 1 Voorbeeld processchema
Het centrale thema in dit afstudeeronderzoek is Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO) en de hiermee samenhangende problematiek. Gedurende de initia tiefase van deze projecten wordt door de betrokken partijen veel onduidelijkheid ervaren wat resulteert in stagnatie van het ontwikkelproces. Deze problematiek heeft tot gevolg dat veel gemeenten enfof particulieren geen invulling willen geven aan CPO initiatieven. Om de genoemde onduidelijkheid en stagnatie te kunnen ondervangen is in dit afstudeeronderzoek een procesmodel ontwikkeld voor het inzichtelijk en beheerbaar maken van CPO projecten tijdens de initiatiefase. Trefwoorden
Collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO) Bouwen in eigen beheer Eigen Bouw Burgerinitiatief joint Project Commissioning Afbeelding 2 Voorbeeld actorenschema
De ontwikkelingen in de woningmarkt van de afgelopen jaren hebben er toe geleid dat het voor particulieren, in het bijzonder voor starters, haast onmogelijk is geworden betaalbare eigen huisvestiging te vinden ofte laten realiseren. Het Ministerie van VROM heeft deze ontwikkeling opgemerkt en besloten dat hierop moest worden ingegrepen. Hiervoor heeft het Ministerie van VROM besloten dat vanaf 2005 een de rde van de nieuwbouwproductie gerealiseerd moet worden door particulier opdrachtgeverschap. Ondanks de vele positieve politieke aandacht en de aandacht die gegeven wordt vanuit diverse marktpartijen kent deze ontwikkeling een negatieve tendens. De probleemstelling van dit afstudeeronderzoek volgde uit deze bevindingen, te weten: Door een te lange voorbe reidingstij.d van CPO projecten komen deze vaak niet verder dan de initiatiefase. Het doel van dit afstudeeronderzoek is het terugbrengen van de tijdsduur van de initiatiefase van CPO projecten waardoor deze succesvol de initiatiefase kunnen doorlopen. Op basis van een deskstudie in de vorm van een literatuurstudie kan worden geconcludeerd dat CPO een nog relatief onbekend begrip is in de Nederlandse bouwwereld. Maar door de steun vanuit de politiek en de vraag van particulieren ontstaat er een veel belovende toekomst voor CPO. Inmiddels heeft CPO een wettelijke basis en door de vele promotie vanuit de landelijke overheid wordt het begrip steeds bekender en stijgt de vraag naar CPO. CPO kan worden gezien als een uitbreiding van het keuzepakket wanneer een particulier een andere woning wil betrekken. Hierdoor bedient CPO een specifiek deel van de markt. De particulieren die voor CPO kiezen doen dit zeer bewust en geven aan dat CPO kansen biedt die ze anders nooit hadden kunnen bereiken. Aan de hand van een knelpuntenanalyse op basis van de uitge-
~~.~
?.
i '@
~:
-·-
f·
'.
=
Collectief
-~---
I ~ '
!
..-
-·
r
-I»
-ur c
0.
ID ID
.... 1:1" c
:s
...
0.
ID
..
---
. --
~ ::~
0" 0
c
~ ~~-
::E
c"
::1
a.
--· Afbeelding 3 Links: Situatle voor onderzoek - Rechts: Situatie na onderzoek
79
voerde literatuurstudie en een verdiepingsstudie volgd e het meest belangrijke knelpuntencluster en categorie voor verder onderzoek. Op basis van de afbakening van het onderzoek, opgestelde SMART-eisen, de weging door experts en door verdere analyse met de methode van Porras konden de volgende twee belangrijkste knelpunten worden geödentificeerd: een bouwvorm van meergezinswoningen die geen extra kwaliteit bieden en een lange doorlooptijd door slechte besluitvorming en onduidelijkheid tijdens ontwerpfase.
ject heeft het collectief een totaaloverzicht gekregen van uit te voeren processen en te nemen beslissingen. Het proces is hierdoor inzichtelijk gemaakt en beheersbaar.
Het laatste knelpunt is gekozen voor verder onderzoek door zijn volledige match aan het beoogde type onderzoek, het verwachte resultaat en de gestelde eisen. Om het knelpunt te kunnen onderzoeken zijn een ontwerpprobleemstelling, ontwerpdoelstelling, ontwerpvraagstelling en bijbehorende deelvragen opgesteld. Deze zijn zo opgesteld dat ze de hoofd probleemstelling, hoofddoelstelling en hoofdvraagstelling van dit afstudeeronderzoek konden beantwoorden.
De geöntegreerde planning, verwerkt in een MS project template, slaat een brug tussen het collectief en professionele externe partije n. De planning koppelt de interne procesgang van het collectief, afgestemd op de particulieren, met de externe procesgang van de professionele externe partijen zoals die van de architect. De geöntegreerde planning is zo ontworpen dat deze door een adviserende partij met CPO kennis kan worden ingevuld en toegepast. De geöntegreerde planning moet gezien worde n als een succesrecept voor CPO projecten. Ee n collectief met alleen het succesrecept kan echter nog niet zelfstandig het project uitvoeren. Te r verduidelijking, een kok met een perfect recept hoeft nog niet succesvol en lekker te kunnen koken. Hier komen veel meer facto ren bij kijken of het recept daadwerkelijk resulteert in een succesvol en lekker gerecht. Ook dit is van toepassing op CPO collectieven. De geöntegreerde planning kan de ervaren vertragingen uit de bestudeerde cases ondervangen mits juis t toegepast e n wel door een professionele adviserende partij.
De uitwerking van het ontwerp op basis van procesmodellering heeft geleid tot een oplossing. Het ontwerp maakt het ontwikkelproces bij CPO projecten voor alle betrokken pa rtij en inzichtelijk en hierdoor beheersbaar. Het onderzochte knelpunt is hierdoor opgelost. Op basis van de uitgevoerde toetsing kan worden ges teld dat de tijdsduur van de initia tiefase nu beheersbaar is waardoor deze minder vertraging zal ondervinden. De centrale vraagstelling van dit afstudeeronderzoek is hie rdoor beantwoord. De oplossing is ontworpen voor toepassing door de adviserende partij maar ook hanteerbaar voor het collectief zelf. De oplossing bestaat uit de volgende drie hoofdonderdelen: processchema!s, actorenschemais en een geöntegreerde planning. De processchema's (Afbeeldin g r) maken het proces inzichtelijk voor de particulieren in het collectief. Voor aanvang van een pro-
11)
De actorenschemais (Afbeelding 2) specificeren de deelprocessen door het benoe men van de actoren per deelproces e n hun rol bij de uitvoering. Het inzicht van de particulieren in het collectief wordt hiermee versterkt wat een positieve uitwerking heeft op de deelprocessen.
Door het ondervangen van de genoemde onduidelijkheid zoals die nu wordt ervaren bij CPO projecten wordt door de experts uit het bedrijfsleven de ontwikkelde oplossing om vertraging tijdens de initia tiefase terug te dringen als een goede en direct werkbare oplossing beoordeeld. Het collec tie f heeft de touwtjes nu volledig in handen (Afbeelding 3). De doels telling van dit afstudeeronderzoek is h ierdoor behaald.
J. Ponjee
Erf Wonen op de grens van dorp en landschap Afstudeerrichting
Architecture Afstudeercommissie
Dr. ir. A.H.J. Bosman Dipl.-Ing H.H . Yegenoglu Dr. j. Boomgaard Datum afstuderen
26 augustus 2008 Samenvatting Dl
-
ül' c
0. ID ID f:1'
.... c
::::1 0.
~
iîi'
n
s. ~·
Afbeelding 1 De Werkplaats doorsnedes
In dit project op het platteland staat het 'wonen' centraal. Locatie is een boerenerf aan de dijk rondom het NoordLimburgse dorpje Bergen in het maasdaL Het wonen is begrepen als een zich continu ontwikkelend fenomeen waarbij traditie en modemisering al lang samengaan. De manier van wonen hangt samen met de relatie met het openbare domein en met het landschap, dat momenteel steeds openbaarder wordt en een hoofdrol speelt in de aandacht voor regio en streek. In bet project worden verschillende woningen ontwikkeld die op bet agrarische verleden reageren en tegelijkertijd een directe, bewuste relatie met het landschap aangaa n. Trefwoorden
Wonen Landschap Boerenerf Dorp Wandeling 8o
Afbeelding 4 De Tuinkamer Impressie
Het onderwerp van dit afstudeerproject is wonen in het landschap, meer specifiek het Maaslandschap van het dorp Bergen te Noord-Limburg. Het dorp is tevens de woonplaats geweest van ondergetekende voor zijn studietijd. Het project speelt zich af in de actuele context van het postagrarisch landschap. In het post-agrarisch landschap: is de agrarische sector niet meer de enige en belangrijkste (economische) drager; voorziet het landschap in de behoefte aan rust, ruimte en recreatie; is er ruimte voor natuurontwikkeling, waterhuishouding én wonen. Gedurende de twintigste eeuw is de meeste woningbouw geconcentreerd aan de randen van bestaande steden en dorpen in suburbane uitbreidingswijken: wonen in het groen, op korte afstand van de stad. De wijken geven vorm aan het eeuwenoude ideaal van het wonen in het landschap, dat haar oorsprong in de 18e eeuwse Engelse cultuur van het Picturesque heeft, waarin natuur, cultuur en gemeenschap tot een harmonisch geheel versmolten zijn. De hedendaagse aandacht voor platteland, streek en regio kan gezien worden als poging om tot een vernieuwende en frisse ideeen te komen met betrekking tot het wonen in het platteland. Daarbij is de agrarische geschiedenis vaak een belangri jke inspiratiebron. Dit project concentreert zich op de ontwikkeling van het wonen op het platteland in relatie tot het landschap. Middels een wandeling zijn de locatie en de omgeving van het project verkend. Dit heeft geresulteerd in het schrijven van een verhaal waarbij de verschillende aspecten van het landschap, de bebouwing en de geschiedenis aan bod komen. Verschillende woningtypen die allen een specifieke relatie met de geschiedenis en hun plek hebben dienen zich aan: het naar binnengekeerde archaïsche boerderijhuis; de verburgerlij kte boerderij met voor- en achterhui s; de geschakelde doorzonwoningen uit de wederopbouw; en de boerderette die de charme van een oude boerderij binnen ieders handbereik brengt. Ook het landschap heeft verschillende gedaanten gehad: als vei-
Afbeelding 2 De werkplaats Impressie
Afbeelding 3 De Tuinkamer doorsnedes Al
ia'c
a. tl) tl)
a-
c ::s
a.
!!.. Qj' n
c
.... .... 11)
CT
0
c :?i "7' c :::J a.
11)
Afbeelding 5 Het Dienblad doorsnedes
Afbeelding 6 Het dienblad impressie
lige vestigingspiek in relatie tot de Maas, voorzienend in de eigen voedselbehoefte; tot grootschalig agrarisch productielandschap; waar de dorpen worden beschermd door kades en dijken om de rivier te beteugelen; en tegenwoordig als toekomstig natuurgebied met kansen voor recreatie en kleinschalige economische initiatieven. Het agrarische verleden en de modemisering van het wonen gaan allang hand in hand in het dorp
(op zich en als geheel) en het veranderende landschap centraal.
De wandeling bracht de typische relatie tussen het dorp en haar woningen en het landschap aan het licht: het dorp heeft zich ontwikkeld aan twee kruisende wegen en de bebouwing keert zich naar binnen, naar deze wegen. Deze afgewende blik van het dorp tot haar omgeving is verder versterkt door de aanleg van een dijk om het dorp heen. De projectlocatie ligt aan de noordzijde van de dijk, aan de rand van het dorp, en beslaat een boerenerf dat in de nabije toekomst zijn functie verliest. De veehouderij die er huist is nog geen dertig jaar oud en bestaat uit enkele losse bedrijfsgebouwen en een woonhuis. Het woonhuis is losgekoppeld van de stallen en de twee werelden van werk en wonen zijn gescheiden door een tuin. De configuratie van gebouwen, die in de streek va"ker voorkomt, is gericht op efficiëntie en economische opportuniteit: dit betekent in de praktijk dat deze boerderijen zich zonder aanzien van de omgeving en het landschap uitbreiden door simpelweg een schuur of stal aan het bestaande erf te plakken die in de regel groter is dan de bestaande gebouwen. Dit heeft geresulteerd in opvallende clusters gebouwen aan de bochtige wegen in het maasdaL Met het oog op het programma in de omgeving en de regio is besloten een aantal woningen te ontwerpen die naast het wonen plaats bieden aan kleinschalige economische activiteiten, hobby's of werk aan huis. Tevens zijn er enkele gemeenschappelijke voorzieningen die door mensen uit het dorp gebruikt kunnen worden. In het ontwerp staat de relatie tussen de woningen
De continuïteit van het agrarische verleden is niet gezocht in de handhaving van de bestaande bebouwing die geen monumentale kwaliteiten heeft maar in de hernieuwde rol van de bestaande betonnen fundering. Deze fundering kenmerkt zich door haar karakteristieke vorm, textuur en kleur als gevolg van het gebruik in de afgelopen decennia. Zij geeft zodoende een letterlijke afdruk van de geschiedenis op deze plek. Door de bestaande schuur en stal te slopen ontstaat ruimte voor nieuwe typen. De fundering wordt daarmee toneel van een nieuw gebruik van het erf. Op het toekomstige erf staan drie woongebouwen met in totaal elf woningen. De nieuwe woongebouwen werken samen als cluster in het landschap, net als de oude boerderij, maar zijn in hun configuratie, oriëntatie en plaatsing veel specifieker aan het landschap en het openbare wegennetwerk gekoppeld. In de toekomst kan het erf de functie van knooperf in een openbaar toegankelijk natuurgebied vervullen. In ieder gebouw is een type uitgewerkt: de werkplaats, de tuinkamer en het dienblad. Geen enkele woning is helemaal hetzelfde. In ieder type is de woning middels een bijzondere ruimte gekoppeld aan het landschap. Die ruimte reageert op de bijzonderheden van de plek zoals die door de fundering, de dijk, de bomen en het omringende maaiveld zijn gegeven, en biedt plaats aan bijvoorbeeld een atelier of een bed&breakfast. In de materialisering wordt met baksteen en verschillende plaatmaterialen verder gebouwd op het overvloedig aanwezige ruwe beton.
8r
M.P.A. van Poppel
Campus Inverse Samenwerking en eigenheid van vijf kunstfaculteiten in de stad Utrecht Afstudeerrichting
Architecture Afstudeercommissie
Dr. ir. A.H.J. Bosman Dipl.-Ing H.H . Yegenoglu Dr. J. Boomgaard Datum afstuderen
26 augustus zoo8 Afbeelding 1 Het gebouw In zifn context
Samenvatting
CT
0
c
::E
7':'
c
De vijf faculteiten van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht worden samengebracht in één gebouw op een locatie die wordt gedomineerd door omgaande verkeersstromen. Iedere faculteit onderscheid zich niet aan de buitenzijde, maar in haar kern. Deze kern wordt gevormd door een informele verblijfsruimte. Door in de context allereerst deze hoven te bepalen kan de ruimtelijke verblijfskwaliteit ervan gewaarborgd worden. Hieromheen worden de formele faculteitsfuncties geschakeld. In de grensgebieden raken de verschillende opleidingen elkaar waardoor interessante tussenvormen en samenwerkingen kunnen ontstaan. Zo ontstaat een gebouw met een gelaagdheid in beeld, gebruik en ruimtelijkheid.
:::J
a. (!)
Trefwoorden
Kunstacademie Infrastructuur Hoven Inversie Gelaagdheid
Dit afstudeerproject behelst een ontwerp voor een gebouw waarin de verschillende faculteiten van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht worden samengevoegd op een marginale locatie in het centrum van de stad Utrecht. De basis hiervoor ligt in een tweeledige probleemstelling: Hoe kan een locatie verblijfskwaliteit krijgen óndanks, en een eigen karakter dánkzij de dominante aanwezigheid van doorgaande verkeersverbindin·
Afbeelding 4 Faculteit Beeldende Kunst en Vormgeving
gen? En hoe kunnen de verschillende kunstfaculteiten profiteren van samenvoeging binnen één gebouw, zonder hun uiteen lopende eigen kenmerken te verliezen? Het gaat hier om de Hagelbuurt. een locatie gelegen direct ten noordwesten van het Centraal Station. Deze bestaat uit twee eilanden die worden ingeklemd door het treinspoor enerzijds en drukke autoverbindingen anderzijds. Onderling worden de twee delen gescheiden door busverbindingen. De bebouwing zoals die er nu staat wordt gekenmerkt door een afwijzende houding ten opzichte van de infrastructuur. De ruimte tussen bebouwing en wegen is slechts restzone en ontbeert daardoor iedere vorm van verblijfskwaliteit. De oplossing hiervoor ligt in een inverse-benadering: er wordt niet begonnen met het bepalen van de bebouwing maar juist met het vormen van de verblijfsruimte. De ruimte die overblijft tussen het verblijf en de infrastructurele ruimte wordt 'opgevuld' met bebouwing. Zo kan de ruimtelijke kwaliteit worden gewaarborgd, die vervolgens een meerwaarde vormt voor de bebouwing. De aanwezigheid van de infrastructuur zorgt ervoor dat de locatie uitgesneden is uit de stedelijke omgeving. Deze uitzonderingspositie biedt veel potentie in een context die , mede door de aanstaande ontwikkeling van het gehele Stationsgebied, meer en meer aan elkaar wordt geknoopt en die zodoende een gestroomlijnd stedelijk veld moet gaan vormen. De eilanden van het Hagelbuurt kunnen de algemeenheid van die ontwikkeling mijden en juist een specifiek eigen plaats binnen dit geheel krijgen. De te ontwikkelen verblijfsruimte kan als publiek domein gaan functioneren en zo een verrijking vormen van het stedelijke veld . Het programma wordt zo over de locatie verdeeld (afb. 1) dat de tentoonstellingsruimten en de ondersteunende functies direct aan het Stationsgebied grenzen en zo een entreegebouw vormen. Het meer afgezonderde eiland wordt benut om een opzichzelfstaande plaats te maken voor de kunststudenten, waar zij in alle rust kunnen werken aan hun projecten. Beide delen worden met elkaar verbonden door een tunnel die onder de busbaan doorgaat. In de eerder beschreven inversie
Afbeelding 2 Faculteit Toneel
Afbeelding 3 Faculteit Muziek I»
-
iil' c
a.
RI RI
.... CT c
:::1
a.
~ ~ n
c
,...,. m
-M __. Afbeelding 5 Het centrale hof
Afbeelding 6 Plattegrond en doorsneden
ligt ook de sleutel voor de opzet van de campus. In het ontwerp van de faculteiten is op alle schaalniveaus de verhouding tussen afzondering en sa menkoms t cruciaal. Wanneer de opleidingen zichzelf door middel van hun gevel zouden moeten onderscheiden, zouden harde grenzen ontstaan waardoor onderlinge samenwerking wordt tegengewerkt. Door juist het onderscheid in de kern van de faculteiten te maken kunnen aan de buitenzijden interessante samenwerkingen en overgangen ontstaan. Deze kernen worden gevormd door de open verblijfsruimten. Zo ontstaan er vijf hoven waaromheen de verschillende faculteiten zijn georganiseerd. Het karakter van de hoven sluit aan op de kunstvormen en de manier van werken van de omliggende opleiding. Zo wordt de kern van de hechte en introverte faculteit Toneel als een informeel theater vormgegeven (afb. 2) als een plek van samenkomst, waar alle ruimtes ook op georiënteerd zijn. Bij de faculteit Muziek, gedomineerd door parallel individualisme, dient het hof juist als een tuin (afb. 3) waaromheen de oefenlokalen van elkaar af zijn gericht. Zo worden ook de hoven en lokalen van de faculteiten Beeldende Kunst en Vormgeving (afb. 4) Kunst Media en Technologie en Kunst en Economie allen een eigen vormgeving die is afgestemd op de wijze van gebruik. De tunnel die de twee eilanden verbindt de kern van het entreegebouw direct met de kern van het faculteiteneiland en heeft hierdoor een hoekverdraaiing ten opzichte van het basisgrid. Deze richting wordt in het faculteiteneiland extra sterk aangezet met een zesde hof (afb. 5) dat niet vierkant maar langgerekt is van vorm . De functies die door alle faculteiten worden gedeeld liggen om dit hof georganiseerd en nemen ook de richting van dit hof aan. Het spanningsveld tussen samenkomst en afzondering wordt van hieruit concentrisch bepaald. Centraal in het faculteitengebouw liggen de meest gezamenlijke functies en daar omheen worden de faculteitshoven geplaatst. Direct rondom de hoven liggen de mees t gezamenlijke functies van de opleidingen, terwijl meer naar buiten toe, aan de gevel grenzend de meest individuele werk- en verblijfs ruimtes zijn gepositioneerd.(afb. 6) De faculteiten zijn dus gelijkwaardig circulair
rondom het centrale hof georganiseerd, zodanig dat iedere faculteit grenst aan de faculteiten waarmee het de meeste raakvlakken heeft. De faculteit Kunst en Economie is hierin de enige uitzondering. Doordat deze afhankelijk is van alle andere opleidingen wordt deze op de 2e verdieping boven het centrale hof gelegd, waarmee het gelijke afstand houdt tot de kern maar in contact staat met alle andere faculteiten . De oriëntatie in het gebouw wordt door de immer aanwezige schuine richting van de kern eenvoudig, zeker omdat vanuit deze kern alle faculteiten worden ontsloten en hier ook de entree van het gebouw op aansluit. De open verblijfsruimten, zowel de hoven als de aan de infrastructuur grenzende individuele buitenplaatsen , worden direct, met doorzichten of met doorgangen aan elkaar geschakeld. Zo ontstaat er een ruimtelijk gelaagd gebouw waar de gebruiker doorheen kan dwalen en in iedere gemoedstoestand een geschikte verblijfsruimte kan vinden. Deze gelaagdheid wordt ook doorgetrokken in de gevel waarin voorbijgangers een inkijk krijgen in de configuratie van open ruimtes, zonder volledig inzicht te krijgen. Dit thema wordt doorgetrokken in de vormgeving van de gevel. De gevel is opgebouwd uit een laag wit beton waar gezandstraald glas voor wordt geplaatst. Afhankelijk van het karakter van de achterliggende ruimte kan de gevel gesloten, translucent of open zijn. Ook het formaat van de (translucente) openingen varieert. Zo zijn de meest individuele ruimtes het meest naar buiten georiënteerd en zijn deze samen te herkennen als een raster dat door de gevel heengaat, terwijl bijvoorbeeld de grote open werkvloeren achter een gezandstraalde vliesgevel zijn gelegen en zich zo meer naar binnen richten op de hoven. Op deze manier speelt de gevel in op de specifieke context. Waar in een dergelijke infrastructurele omgeving vaak wordt gekozen voor een gebouw dat bij het passeren direct een helder beeld afgeeft, maakt dit ontwerp juist gebruik van de herhaling van passages. Het gebouw dringt zich niet op aan de voorbijganger maar wordt bij iedere passage steeds interessanter doordat er steeds nieuwe lagen te ontdekken zijn.
Ing. H.M. Robbemondt
Hoe het Building SMART concept de bouw kan veranderen Een IFC benchmark Afstudeerrichting
Construction Management & Engineering Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. B. de Vries Drs. C.J.T.M. Kokke J.A.P. Wijnen Datum afstuderen
z6 augustus zoo8
Afbeelding 1 Casestudie "bedrljfsverzamelgebouw te Rosmalen"
111
Y!c
c.. tD tD
a-c ::1
c..
!. iU' n
c
..... Cl) CT
0
c
:E
"'
c
Samenvatting
Samenwerking en communicatie zijn twee belangrijke aspecten van de bouwsector geworden. Om de communicatie te verbeteren is er een nieuwe techniek ontwikkeld op basis van compu· tersoftware: Building SMART, ook bekend als BIM. Deze techniek is alleen nog niet uitontwikkeld. Om te kijken hoever deze techniek in zijn ontwikkeling is en hoe groot de voordelen van deze techniek, is er een IFC benchmark ontwikkeld welke antwoord moet geven op deze vragen. Bovendien is gekeken naar de bruikbaarheid van Building SMART op dit moment en wanneer het interessant is voor bedrijven om deze techniek nu te gaan toepassen.
Afbeelding
2
Huidige status van BiM
:::J
Q_ Cl)
Trefwoorden
Building SMART BIM (Building Information Model) IFC (Industry Foundation Classes) Benchmark Beslissingsboom
De versnippering van de bouwsector heeft er toe geleid dat de communicatie tussen de verschillende bedrijven één van de belangrijkste aspecten van de bouw is geworden. De veel gebruikte traditionele manier van samenwerken kenmerkt zich als een keteneconomie en er wordt weinig gebruik gemaakt van elkaars kennis. Communicatie tussen de verschillende bouwpar· tijen onderling is van vluchtige aard en gaat alleen over de werkgebieden die elkaar overlappen, terwijl een goede commu· nicatie tussen alle partijen juist belangrijk is om een optimaal resultaat te realiseren. Één methode om de samenwerking te verbeteren is het gebruik van techniek. De techniek heeft de afgelopen decennia niet stilgezeten en één van de belangrijkste innovaties van de vorige eeuw is de ontwikkeling van de compu· ter. Met behulp van voor de bouwsector geschreven software is het mogelijk om op een betere, eenvoudigere en directere manier met elkaar te communiceren. Één van deze softwareop· lossingen is het Building SMART concept, oftewel BIM. BIM (Building Information Model) is een verzamelnaam voor technische oplossingen die de communicatie in de bouw verbeteren. BIM begint met het maken van een 3D model. Met het gebruik van dit 3D model kan er in de ontwerpfase beter onderzoek gedaan worden naar het gebouw. Denk hierbij aan het uitrekenen van de hoeveelheden, de bouwkosten, een energieberekening, een berekening van de uitstoot van COz en de optimalisatie van de planning. Om het eenvoudig te maken om dit 3D model te gebruiken, zijn 4 technische oplossingen bedacht. De eerste oplossing is het gebruik van een neutraal open bestandsformaat: IFC (industry Foundation Classes). Dit bestandsformaat zet de data van het model om naar een tekstuele beschrijving, waardoor verschil· lende programma's dit bestand kunnen openen. Het zorgt er voor dat verschillende typen software, zoals teken· software en calculatiesoftware, het model met elkaar kunnen uitwisselen. De tweede oplossing is het gebruik van IFD. De IFD is een objecttypebibliotheek waarin alle bestaande objecten met hun bijbehorende informatie staan beschreven. Het idee erachter is dat aan alle modellen de bijbehorende gegevens wordt gekop· peld, waardoor deze informatie eenvoudig in het model kan
Building application - E-submission -L..ot I lllhonty .buiiUrng pernut
Knowledge databases pn~ ·tr -Spe.::lfla knO'IriHgll
-compan~
SIMULATIONS
1!0\
olnd Briefing
-Lil yllltco
oliiii'!CliO
~
nalyJ!i
gtlt lOt\ tOUliUI:l>
umat~.
-éOet'9Y US8
-lllJdyat
•
1 cl1mat" rntalmg
.fire l'l
~ulr~nl$
.envrronrr,entaJ lm -U~
ct
nc!y
Demolishing, re-use
Dl
~tlllO'fl1lton
..O•molishlnil .f! econlflruct
Codes and regulations &llomg cadlfl>
-
•BUUU!r1g r Uhi!IOn .ClDtrlll IU!tlOrtl!{
..,g-
c;r c
0. ID ID
e
::I 0.
FM Oparation
-R nl1ng.
Specification
111 ar
.Sp&
tniS IKIIICII
ot OU.otmes
.sta~rdiLed l.e11ts
· W tlllliV
-Cos! UbiTIIIIIIS
lendering .p
uctde fàt
Afbeelding 3 Gevolgen van BIM voor de gehele bouwcyclus
worden geplaatst. Hierdoor verkrijgt het model extra functies en kan er meer informatie uitgehaald worden. Om de invoer van deze informatie te vereenvoudigen voor de gebruikers, wordt er nationaal één objecttypebibliotheek opgezet waar iedereen gebruik van kan maken. De derde oplossing voor het werken met building SMART is de !DM (Information Delivery Manual). De !DM is een gebruiksaanwijzing hoe de bouwsector BIM moet toepassen en gebruiken. Doordat het werken in 3D modellen in combinatie met BIM nieuw is voor de bouwsector, moeten er afspraken gemaakt worden over hoe er gewerkt wordt met deze techniek. Belangrijke vragen die in de !DM worden besproken zijn wie het eigendomsrecht van het model heeft en wie is aansprakelijk als er fouten in het 3D model zitten. Deze vragen zijn voornamelijk van belang als er door alle bouwpa.rtners aan een project in één model gewerkt wordt. Om ervoor te zorgen dat alle bouwpartners tegelijk in één model kunnen werken is de laatste oplossing van BIM ontwikkeld: de modelserver. De modelserver is een centrale server op het internet waarop het 3D model kan worden geplaatst. Met behulp van deze modelserver kunnen alle bouwpartners tegelijk aan het model werken. Bovendien wordt duidelijk gemaakt welke wijzigingen zijn gedaan en kunnen bouwpartners niets wijzigen waar zij geen toestemming voor hebben. Voor het zover is, moet BIM verder worden ontwikkeld. Uit onderzoek blijkt dat niet alle oplossingen van deze techniek klaar zijn. De eerste Nederlandse modelserver (FiDuMo: First Dutch Modelserver) bestaat al, maar zit in de testfase. Aan de IFD en de IDM wordt momenteel hard gewerkt door een aantal Nederlandse organisaties zoals STABU, CO INS en VIS I, maar zijn nog niet op de markt verschenen .. IFC is al wel beschikbaar, maar uit onderzoek blijkt dat deze nog niet roo% betrouwbaar is.
Om te kijken hoe ver BIM is in zijn ontwikkeling, is een benehmark ontwikkelt om deze techniek verder te onderzoeken. Deze benchmark richt zich op twee zaken: een technische benchmark waarin wordt gekeken hoever IFC is in zijn ontwikkeling en een procesmatige vergelijking waarin wordt gekeken naar het effect van het werken met een 3D modeL Uit deze benchmark komt naar voren dat het werken in een 3D model in combinatie met IFC al vele voordelen met zich mee brengt, zoals de mogelijkheid om het model te gebruiken in verschillende typen softwarepakketten. Als technische conclusie kan gesteld worden dat het IFC bes tand zelf wel circa 99% van de data uit het model bevat, maar dat gedurende de import van dit model in een softwarepakket gemiddeld nog ro% extra verloren gaat. Om een hogere betrouwbaarheid te garanderen van het IFC model zullen de verschillende softwareleveranciers hun importfunctie moeten aanpassen en verbeteren. Uit de benchmark is ook een bedrijfskundige conclusie getrokken op de vraag: "Is het interessant voor de bouwsector om nu BIM te gaan toepassen?". Uit dit onderzoek blijkt dat het voor de bouwsector zeker interessa nt is om BIM te gaan gebruiken, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Een bedrijf moet goed kijken of het doel waarvoor zij BIM willen gebruiken wel haalbaar is, omdat de techniek nog niet is uitontwikkeld en of het interessant is om BIM hiervoo r te gebruiken. Daarnaast is het belangrijk dat gekeken wordt of het risico door BIM toe te passen aanvaardbaar is, en of het mogelijk is samen met andere bouwpartners BIM te gebruiken. De voordelen van BIM komen namelijk pas echt naar voren als er door verschillende bedrijven kan worden samengewerkt. De eindconclusie of het voor een bedrijf interessant is om BIM te gebruiken is dus voor elk bedrijf verschillend en een bedrijf kan hiervoor gebruik maken van een beslissingsboom.
~
ä:' .... c ;::;:
ro ;:::;:
S.J. Schenk
Tatawwur Reading Contemporary Cairo Afstudeerrichting
Architecture Afstudeercommissie
Dr. ir. A.H.J. Bosman Dr. ir. S.J.L. Geertman Dr. ir. M.B.M. Dehaene Datum afstuderen
26 augustus zoo8 Samenvatting ~
ur
c
0.. 11> 11> C"
.... c
::1
0..
!t öl'
n
Afbeelding 1 Ontwikkeling van de patio
In Cairo komt de invloed van de globalisering het sterkst tot uitdrukking in de generieke hoogbouwstrip aan de Nijl. Hier komt het moderne Cairo samen met de oude stadswijken, waar traditionele waarden de boventoon voeren. In tegenstelling tot de huidige Big Scale die eilanden vormt binnen de stad, heb ik een grossform ontwerpen die door het toepassen van een nieuwe porositeit de stad in zich opneemt en anderzijds een toegevoegde waarde heeft voor de bestaande stad.
<::
;::;:
~·
c:r 0
~ ~
§Q_ 11>
86
Trefwoorden
Cairo Globalisering Porositeit Grossform Regionalisme
Afbeelding 4 Doorsnede van de passage richting de Nijl
Met een inwonersaantal van 16 miljoen in Greater Cairo, is de stad de grootste metropool van zowel Afrika als de Arabische wereld. De stad heeft de afgelopen so jaar grote veranderingen doorgemaakt die de structuur en het karakter van de stad volledig hebben veranderd, met als meest recente ontwikkeling de globalisering. Eén van de gebieden die constant in verandering is geweest, is de wijk Bulaq. Deze middeleeuwse havenstad lag vroeger buiten Cairo, maar door de groei van de metropool, ligt Bulaq nu in het centrum van de stad en heeft het zijn haven- en industriefunctie verloren. IA een relatief korte periode is in deze wijk aan de Nijl een strip met hoogbouwprojecten gerealiseerd. Deze strip vormt een groot contrast met de daarachter gelegen laagbouw. De gebouwen in de strip staan geïsoleerd in de wijk en zijn uitsluitend georiënteerd op de hoofdweg langs de Nijl. De wijk erachter vormt een hechte gemeenschap. waar traditionele waarden de boventoon voeren. Het zijn als het ware twee systemen/culturen die duaal in de stad bij elkaar leven: De pre moderne cultuur in de oude bebouwing en het moderne globale Cairo. In de oude stadsdelen van Bulaq treft men geen harde scheidingen aan tussen gebouw en stad, h!lssen binnen en buiten: de grenzen zijn poreus. De cafés en werkplaatsen gebruiken de straat als verlengde van het gebouw. De balkons en patio's vormen op hun beurt het theater van de stad. Walter Benjamin beschrijft porositeit in zijn essay over de stad Napels in 1925 en die zelfde porositeit trof ik in Bulaq aan. De Big Scale van het nieuwe Cairo onttrekt zich aan deze poreuze stad. Het vormt eilanden, waar de stad wordt buitengesloten. Het interieur is nog de enige overgebleven ruimte en aan de buitenzijde vormt het gebouw een dichte plint die het leven binnen in het gebouw verhult. De omgeving van het gebouw is een geregisseerde mono-functionele ruimte die grenst aan het gedifferentieerde ruimtegebruik van de oude stad. Voor één van de weinige nog niet ontwikkelde gebieden aan de
Afbeelding
2
Afbeelding 3 Het gebouw als onderdeel van de hoogbouwstrip
Beeld vanuit de wijk Bulaq richting de Nijl
(fU ~
~~==~
I
A
-----er 0
c:
:é
7'
c:
::l
a. ct>
Afbeelding 5 Stedebouwkundige situatie met de doorgang richting de Nijl
Nijloever heeft de architect Michael Graves een ontwerp gemaakt dat net als de andere gebouwen in de strip los van de stad staat. Het betreft een generiek ontwerp dat door de Egyptemolen is gehaald door op de gevel enkele traditionele elementen te plaatsen. Mijn kritiek hierop is dat deze traditionele vormen het product zijn van de reactie op de cultuur, techniek en het klimaat uit het verleden en dat deze thema's, op het klimaat na, onderhev,ig zijn geweest aan verandering Goede regionale architectuur is naar mijn mening ook geen synthese van moderne vormen met traditionele elementen, maar juist een hedendaagse interpretatie van de punten: cultuur, techniek en het klimaat. In mijn optiek is niet het formaat van de gebouwen het probleem van de Big Scale, maar wel hoe deze gebouwen in de stad staan en hoe de culturele en klimatologische aspecten genegeerd worden. Als antwoord op deze trend wil ik een grossform ontwerpen die locatiespecifieke kenmerken in zich opneemt en een toegevoegde waarde heeft voor de stad . Tatawwur, de naam van het project is het Arabische woord voor evolutie en ontwikkeling. Ontwikkeling vanuit het Arabisch perspectiefbetekent dat ontwikkelingen moet plaatsvinden in harmonie. Tatawwur staat in mijn project voor de een architectuur die in balans is met de Egyptische situatie en dat de opkomst van de Big Scale in Cairo niet ten koste hoeft te gaan van de bestaande stad.
In mijn gebouw heb ik de patio die zo kenmerkend is voor de Egyptische cultuur, geherintroduceerd. In de middeleeuwse architectuur was de woning rondom de patio georiënteerd. Deze patio bleef relatief koel, doordat de lucht 's nachts afkoelde en overdag slechts langzaam opwarmde. Deze traditionele patio is echter niet in directe vorm toepasbaar in hoogbouw en daarom heb ik gezocht naar nieuwe mogelijkheden voor de patio. Met dit deelonderzoek ben ik uitgekomen op een wand gebouw, waarin bovenin traditionele patiowoningen zitten en in het middenstuk horizontale patio's. Hierdoor ontstaat in het middengedeel-
te een geperforeerde wand waarin de patio's door de luchtstroming gekoeld worden. Door dit wandgebouw loodrecht op de Nijl te plaatsen ontstaat er een opening vanuit Bulaq richting de Nijl en de bushalte aan de hoofdstraat. De hier ontstane ruimte en plint wordt teruggegeven aan de stad. In Cairo is er vanwege het klimaat vooral behoefte aan beschaduwde openbare ruimte. Daarom wordt het gebouw over deze ruimte heen getrokken. De grens tussen gebouw en buitenruimte vervaagt bij deze opening. De ruimte behoort fysiek bij de stad, maar door de toepassing van patio's en vides is de ruimte visueel onderdeel van het gebouw en kunnen passanten en gebruikers op hun beurt het in het gebouw kijken. Door de introductie van een nieuwe porositeit is een grossform ontstaan, die niet alleen onderdeel uitmaakt van de hoogbouwstrip, maar ook werkt op het kleinere schaalniveau van de wijk Bulaq.
S.B.A.J. Seesink
Nieuwe indentiteit op het water Drijvende Beperkt Beveiligde Inrichting te Rotterdam Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. J. Westra Ir. M.H.P.M. Willems A.J.M. Walraven Arch. AvB Datum afstuderen 26 augustus 2oo8
88
Mijn afstudeeropdracht is ontstaan vanuit de klimaatverandering die gevolgen heeft op de manier van leven in Nederland. Verdediging tegen het water in de vorm van dijken en Deltawerken zal op den duur geen zin meer hebbe n. Nede rland kantelt, waardoor Noord-Hollands steeds dieper komt te liggen. Daarnaast stijgt de zeespiegel met enkele centimeters per jaar door de klimaatsverandering. Een nieuwe oplossing voor Nederland is te vinden in het combineren van wateroverloop- en waterbergingsgebieden met de infrastructuur en gebouwen. Deze verandering in strategie leidt ertoe dat we in Nederland steeds meer op het water gaan wonen, omdat polders en andere gebieden teruggegeven worden aan de zee en de rivieren. Daarnaast neemt de vraag aan bouwgrond aUeen maar toe. De woonboten zijn een goed voorbeeld van op het water wonen en in de loop der jaren heeft zich ook een nieuwe vorm ontwikkeld , de woonark. De woonboot is eigenlijk een herbestemd schip en de woonark een simpele verbastering van hetgeen op het land gebouwd wordt. Vanuit deze constatering ben ik gaan onderzoeken of het mogelijk is ee n drijvend gebouw een eigen object te laten vormen. lederee n kan een auto van een andere voorwerp onderscheiden. Tevens maakt het niet uit of het een mini of een Hummer is, ze vallen allebie onder de categorie auto. Deze identitiet wordt bepaalt door de gemeenschappelijke betekenis. Ze dienen namelijk allebei hetzelfde doel. Zodoende ben ik opzoek gegaan naar wat een nieuwe identiteit voor een drijvend gebouw moet inhouden. Daarvoor heb ik gekeken naar bestaande drijvende gebouwen, boten en andere drijvende objecten. Door van te voren een functie en een locatie voor het gebouw te kiezen heb ik het onderzoek enigszins afgebakend. De gekozen functie, namelijk een beperkt beveiligde inrichting (bbi), is een persoonlijke keuze geweest. Dit is namelijk een niet veel voorkomende functie en is weer eens iets anders dan een woonfunctie. Een bbi is een jeugdinrichting voor jongeren van r2 tfm 24 jaar. Zij zijn daar strafrechtelijk of niet strafrechtelijk geplaatst. De gedetineerden, jeugdigen genoemd, worden heropgevoed en geresocialiseerd om ervoor te zorgen dat ze later een goede toekomst hebben. Door een juiste begeleiding en goede scholing kan men dit bereiken. De Rijnhaven in Rotterdam is de locatie waarin de bbi drijft. De locatie is zo gekozen dat het past bij de functie. Het ligt namelijk vlakbij de binnenstad van Rotterdam, waardoor de bbi gebruik kan maken van het aanbod van deze stad. Zo kunnen de jeugdigen voor scholing, werk. stage en ontspanning terecht in de binnenstad. Het afbakenen van mijn onderzoek en het bekijken van bestaande objecten hebben mij geholpen bij het vinden van een antwoord op het identiteits vraagstuk: "Op welke manier is het mogelijk een drijvend gebouw een eigen Identiteit cq. waterarchitectuur te geven?" Drie basiscomponenten vormen het antwoord, weergegeven in drie iconen, te weten: de boei, de parasiet en het water. De boei staat voor de eigenschappen die een drijvend gebouw van een eigen identiteit kan voorzien. De boei is namelijk autonoom, op zich zelf staand, permanent verankerd, meedeinend, alzijdig en niet te vergelijken met enig ander drijvend object. De parasiet staat voor het gedrag, omdat een parasiet gebruik maakt van zijn gastheer. In dit geval is een drijvend gebouw de parasiet omdat het altijd verschillende middelen nodig zal hebben vanuit de stad Rotterdam, de gastheer. Zo is het gebouw aangewezen op voedsel, nutsvoorzienigen etc. Het water icoon is opgebouwd uit zes afzonderlijke iconen en geven een drijvend gebouw hun eigen kenmerk: r) Helende werking Water drinken we om te leven, te ontspannen, recreëren en om ons te reinigen. Een ontwerp zou hierop in kunnen spelen. 2) Zicht Vanuit een drijvend gebouw zijn verschillende zichtpunten mogelijk. Op het water kijken, door het water naar boven kijken naar het wateroppervlak en evenwijdig aan het wateroppervlak kijken. Daarnaast kan het water zorgen voor een schouwspel aan schaduweffecten in het gebouw.
3) Witte energie Op het water is energie te winnen uit golfslag, getijden en zout en zoet waterverschillen. 4) Vormtaal De vormtaal vormt de herkenning van ee n drijvend gebouw. Net als men een auto en een boot herkend aan het silhouet ervan, moet een drijvend gebouw ook te herkennen zijn. De cirkel is hier dan ook uitermate geschikt voor, aangezien de cirkel een vorm is dat van zichzelf een stabiele vorm heeft en daarnaast een stabiel drijvende vorm is. 5) Stabiliteit Zonder stabiliteit zal het gebouw kaps eizen. Een platte vorm drijft beter dan een hoge smalle vorm. Bij een ontwerp dient hier altijd rekening mee te worden gehouden. 6) Beweging door middel van water Gebouwdelen kunnen gemakkelijk stijgen, dalen en roteren op het water. Watertanks zorgen voor de verticale beweging, waarbij water in en uit gepompt wordt om een verschil in drijfvermogen te creëren. De rotatie wordt geleverd door waterjets. Een apparaat dat het water aan de ene kant oppompt en het er aan de andere kant krachtig uitstoot, waar door beweging ontstaat. Door deze iconen, ingrediënten, te gebruiken bij het ontwerp ontstaat er een drijvend gebouw met een eigen identiteit. Het maakt niet uit welke functie het gebouw vervuld , het kan een bbi, hotel of een woning zijn. Het 'beweging door middel van water' icoon is het belangrijkste ingrediënt, omdat dit kenmerk een drijvend gebouw onderscheid van alle andere drijvende gebouwen en gebouwen op het vaste land. Op het vaste land zou hetzelfde gebouw zijn functie verliezen doordat het niet meer beweegt door het water. De gekozen locatie, de Rijnhaven, is niet toereikend geweest om witte energie toe te passen. Een andere locatie kan dat wellicht wel. Toepassing hiervan zorgt uiteindelijk voor een meerwaarde aan het ontwerp.
Dl
ur .... c
c. tD
...tD
10"
c
::I
c.
!. iiJ' n c
...... C1) ;:::;:
A.G.A. van Soosbeek
Deel1: 's Hertogenbosch; Een voorstelling van de stad vanuit een groen decor Deel2: 's Hertogenbosch; Een voorstel aan de stad over haar groene decor Afstudeerrichting
Urban Design & Planning Afstudeercommissie
Afbeelding 1 Kljken naar de stad vanuit het groen
Prof. dr. ir. B.E.J. de Meulder Ing. ).P.F.A. Snijders Ir. J.A. Lörzing Datum afstuderen 26
~ !":. [
g-
e ::E
2
g_
ro
augustus
2008
Samenvatting
Het eerste deel wordt gevormd door een onderzoek naar de groenstructuur in de stad 's Hertogenbosch. Hierbij zijn 3 invalshoeken gebruikt: beleving, ruimtelijke observatie en ruimlelijke analyse. Uit deze analyse is een tooibox geabstraheerd die is in te zetten bij het ontwerpen van groene ruimtes. Aan de hand van drie ontwerpen is vervolgens geïllustreerd hoe deze tools zijn in te zetten. Trefwoorden
Groen 's Hertogenbosch Beleving Openbare ruimte Parken
Afbeelding 4 Ontwerp Prins Hendrikpark
Waarom wordt er altijd naar een stad gekeken vanuit de bebouwde wereld? In dit afstudeerproject is de stad nu eens niet vanuit de stenen wereld, maar juist vanuit de inverse hiervan bekeken, namelijk 'groen'. De stad wordt gelezen vanuit het groen. Als onderzoeksgebied is gekozen voor de stad 's Hertogenbosch. Door middel van twee doorsnedes dwars door Den Bosch (noord-zuid en oost-west) wordt een groot aantal verschillende groene plekken behandeld. Op deze manier komt groen in veel variërende wijken, gebouwd in uiteenlopende tijds periodes en op verschillende schaa•lniveau's, aan bod . Niet alleen de uiterlijke verschijningsvorm, het decor, bepaalt hoe de film verloopt. Ook het verhaal en het spel zijn doorslaggevend voor het al dan niet succesvol zijn van de film. Samen vormen deze drie onderdelen en mijn eigen interpretatie een scene uit de film van Den Bosch . Met het decor wordt de ruimtelijke situatie waarin de scene zich afspeelt, bedoeld (Ruimtelijke analyse). Het verhaal is niet direct zichtbaar. Het is dát wat zich in de hoofden van mensen afspeelt op de plek (Beleving). Met het spel tenslotte wordt bedoeld: dat wat zich daadwerkelijk afspeelt op de plek (Ruimtelijke observatie). Alle scenes samen vormen 'een voorstelling van de stad vanuit een groen decor'. Oftewel een film van het groen in 's Hertogenbosch. Aan het einde van de film wordt uitgezoomd om zo iets te kunnen zeggen over de grotere schaal en de stad als geheel, maar ook over bepaalde typen groen en gebruikers. De hoofdconclusie is dat er geen groter verband aanwezig is waarin alle groene plekken aan elkaar gekoppeld worden. Hieraan is ook geen behoefte. De uiteindelijke film uit dit draaiboek bestaat uit losse scenes. Er zit geen duidelijke samenhang tussen naast elkaar liggende plekken. Elke plek blijkt uniek te zijn . Ze hebben wel één gezamenlijk thema. In veel films is dit
Afbeelindg 2 lnvloedsclrkels, de dikke cirkels geven de plekken aan waar een ontwerp voor Is gemaakt
Afbeelding 3 Concept Prins Hendrikpark 111
ia' c Q..
tD
tD .... c:r
c
:::1 Q..
~
ii1' ("I
c
..... m ..... CT
0
c
:E Ä
c
:::1
0..
m
Afbeelding 5 Foto huidige situatie Prins Hendrikpark
Afbeelding 6 Impressie ontwerp Prins Hendrikpark
liefde, in deze film is het groen. De plekken zijn niet in hokjes te duwen. Dan zou er informatie verloren gaan. Wel is er een aantal thema's/verhaallijnen die door de verschillende scenes en schaalniveau's heenlopen. Soms kruise n de verhaallijnen elkaar ook. je zou het kunnen zien als een matrix, waarbij de verhaallijnen langs de ene as zijn uitgezet en de scenes langs de andere as.
komen op deze manier aan het licht en kunnen worden aangepakt. Samen met de specifieke kenmerken van de plek leiden zij tot een concept. Een keuze uit de tools kan vervolgens gemaakt worden en ingezet ter uitwerking van het concept naar een ontwerp.
Verder heeft elke plek heeft zijn eigen invloedscirkel: een cirkel waarbinnen de bewoners gebruik maken van het gebied. De plekken zijn geen concurrenten maar te vergelijken met winkels uit verschillende branches. De verhaallijnen zijn: r. Beslotenheid; de mate van beslotenheid is bepalend voor het
gebruik van een groene plek. Verbondenheid; Als mensen zich verbonden voelen met een plek wordt de plek vaak veel beter gewaardeerd en met meer respect behandeld. 3· Inrichting; De inrichting is niet altijd bepalend voor het gebruik en de eisen die aan de inrichting worden gesteld verschillen per schaal niveau . 4· Type bezoeker; Het type bezoeker is bepalend voor de eisen die aan een ruimte gesteld worden. 5· Tijdsfactor; De tijd is van grote invloed op het decor en de beleving van de ruimte. Het is belangrijk dat het functioneren van een plek regelmatig opnieuw wordt bekeken. 2.
Vervolgens is de vertaalslag gemaakt naar fysieke ingrepen die voortvloeien uit deze verhaallijnen. Er is een aantal tools naar voren gekomen uit de verhaallijnen. Deze tools zijn als ontwerpuitgangspunten in te zetten op verschillende schaalniveau's. Per ontwerp wordt een keuze gemaakt uit tools die aansluiten bij de problemen die spelen bij een bepaalde groene plek. Iedere groene ruimte kan worden getoetst aan de hand van de vijf hiervoor genoemde verhaallijnen. De relatief slechte punten
Tot slot is er een voorstel gedaan aan de stad 's Hertogenbosch om de stad kwalitatief te verbeteren. Voor drie plekken is een ontwerp gemaakt, waarbij de hiervoor beschreven methode is toegepast. De gekozen groengebieden, Hambaken, Prins Hendrikpark en de Kom van de Dommel, zijn plekken die spelen op verschillende schaalniveau's en waarbij de scores bij de toets aan de hand van de verhaallijnen op uiteenlopende punten slecht uitvallen. Door de tools hierop in te zetten ontstaat een goed beeld van de verschillende mogelijkheden die deze manier van ontwerpen biedt.
G.M. van der Steen
De tussenschaal herzien Een theoretische verkenning van de tussenschaal, toegepast op de pieren aan de Leuvehaven te Rotterdam Afstudeerrichting
Architectuur Afstudeercommissie
Prof. dr. B.J.F. Colenbrander Ir. H. van der Heijden Ir. ).).P.M. van Hoof Drs. M. van Rooy Datum afstuderen
26 augustu s 2oo8
Afbeelding 1 Huidige situatle locatie
Cl
ur ..... c::
a.
ID ID
....
c:r c::
:::1
a.
!!. ;;;' n c
......
m ;:::;:
o0
c
~
A"
c
Samenvatting
Een architectuurtheoretische verkenning naar de herwaardering van een architectonisch thema uit de jaren zeventig: de tussenschaal. Oe term wordt onderzocht op haar herkomst en potentie in het hedendaagse stadslandschap. De theorie wordt getest met een ontwerp voor een woningbouwlocatie in een voormalig havengebied. Oe typologieën van het collectieve woongebouw, het afgeschermde woondomein en de omsloten tuin worden gecombineerd in een ontwikkelingstrategie, waarbij veel aandacht is geschonken aan het ontwerpen van de schakel tussen het private domein van de woning en de openbaarheid van de stad.
::::1
0..
m
Trefwoorden
Jaren 70-architectuur Tussenschaal Voormalig havengebied Rotterdam Collectief domein
Afbeelding 4 Zicht vanuit nieuwe woning
Dit afs tudeeronderzoek maakt deel uit van een serie afstudeerateliers met als thema 'he t schisma tussen monumentenzorg en architectuur'. Dit thema werd door het atelier toegespitst op de jaren zeventig van de twintigste eeuw. In de periode tussen 1970 en 1985, de zogenaamde laat-naoorlogse bouwperiode, werden in Nederland ongeveer 125.000 woningen per jaar gebouwd, bijna een kwart van de totale huidige woningvoorraad. Dit percentage is hoger dan de groep woningen die de huidige herstructurerings- en hergebruikopgave vormen, de woningen uit de wederopbouwperiode. Het is dus geen onlogische gedachte dat na de eerdere rondes van stedelijke vernieuwing nu de beurt komt aan de wijken uit de periode 19701985. Het startpunt van het afstudeeronderzoek zijn de pieren aan de Leuvehaven. Uitgegraven te n behoeve van een binnenvaartcentrum als onderdeel van het Basisplan voor de wederopbouw van Rotterdam en in de jaren zeventig als één van de eers te voormalige havengebieden in de stad ontwikkeld als woongebied. Op een drietal pieren staat een woningbouwcomplex met getrapte hoogte, afgeschuinde daken , veel hoeken van 45 graden en getekend met veel oog voor kleine details. De bebouwing bestaat uit U-vormige haken opgetrokken uit baksteen, rondom een verhoogde binnenstraat In het water liggen diverse boten, wat het geheel tot een aansprekend ensemble maakt. De bebouwing van ABBT vormde lange tijd de enige woningen in de omgeving en is ook nu nog te typeren als een 'vreemde eend'. Door nieuwe ontwikkelingsplannen voor het stadscentrum schieten in de omgeving vele woontorens uit de grond, die de pieren letterlijk en figuurlijk lijken te overschaduwen. De bestaande bebouwing lijkt de potentie van de plek, een teruggetrokken woongeb ied aan het water in de luwte van he t stadscentrum, niet waar te maken. Dit afstudeeronderzoek bestaat uit twee takken: ten eerste bestaat het uit een theoretisch onderzoek naar thema's u it de
Afbeelding 2 Ingreep CJ
~ c
Q.
111
111 ....
C"
c
:::s
Q.
111
C'
0
c
::;: ;><"
c
::::l
0..
ro
Afbeelding 5 Perspectief binnengebied op pier
Afbeelding 3 Vogelvlucht pier
woningbouwarchitectuur van de jaren zeventig. waar de thematiek van de tussenschaaL met de locatie als aanleiding, wordt uitgelicht om deze vervolgens binnen de context van de hedendaagse stad opnieuw te positioneren. Het tweede deel bestaat uit een ontwerpcasus, waar de analyse van de locatie en het theoretisch kader samenkomen in een voorstel om de pieren verder te ontwikkelen door het toepassen van de typologieën van het afgeschermde woondomein en de omsloten tuin.
woondomeinen . Deze woonomgevingen hebben een herkenbare identiteit en kunnen in het bijzonder in relatie tot privaat eigendom en beheer van gemeenschappelijke buitenruimten een positieve impuls geven aan de kwaliteit van de leefomgeving. Hiermee vormen afgeschermde woondomeinen een middel om op hernieuwde wijze vorm te geven aan de jaren zeventig- thematiek in het 21e-eeuwse stadslandschap.
In een essay worden ideologieën en thema's die in de jaren zeventig een prominente rol hadden in het vormgeven aan de stad op stedebouwkundig en architectonisch niveau uiteengezet. Deze periode vormde een sterke reactie op het Modemisme en bood een compleet andere kijk op het ontwerpen van de gebouwde omgeving: De essentie wat de Nederlandse architectuur in de jaren zeventig wilde verwezenlijken is te typeren met sociologische termen als gemeenschap, geborgenheid en kleinschaligheid. De uitwerking van de projecten - gebruik van baksteen en hout, hoeken van 45 graden, aandacht voor vormgeving van de overgang tussen binnen en buiten - levert echter nu de typering 'nieuwe truttigheid' op. De aandacht die in de jaren zeventig werd gegeven aan het vormgeven van de overgangen van binnen naar buiten daarentegen, is zeer bruikbaar in het hedendaagse stadslandschap. Bij de herwaardering van de tussenschaal moet echter wel gewaakt worden voor de valkuilen van kleinschaligheid uit de jaren zeventig. Het is van belang bij het gebouw van de tussenschaal te zorgen voor een overmaat, op zowel architectonisch als stedebouwkundig niveau, een schaalvergroting in aansluiting tussen de woning en de stad en het leggen van de nadruk op het doelgericht koppelen of afschermen van private domeinen, in plaats van het opnemen van het openbare domein in een stedelijk ensemble. Aan deze eisen wordt voldaan bij zogenaamde afgeschermde
Door de bebouwing aan de Leuvehaven te ontwikkelen als afgeschermd woondomein wordt de open ruimte op de pieren integraal onderdeel van het totale complex. Het binnengebied wordt een schakel tussen de woning en de stad, en vormt een publiek domein voor weliswaar select, maar ook relatief groot gezelschap. Door gebruik te maken van de aanwezige zachte grenzen en de koppeling tussen de schalen stedebouw en architectuur voegt het (her)nieuw(d)e woondomein is eenvoudig in de bestaande situatie. De landschappelijke kwaliteiten van de locatie kunnen direct aan het woondomein worden toegevoegd door het introduceren van de typologie van de omsloten tuin. Hiermee wordt voldaan aan de wens van de gemeente om het stadscentrum als aantrekkelijk woonklimaat te profileren en wordt de rustige, teruggetrokken kwaliteit van de locatie ten volste uitgebuit. Het slopen van de een deel van de bestaande bebouwing biedt ruimte voor het invoegen van een nieuw blok, waarmee de oriëntatie van de bebouwing wordt omgedraaid. Door het openbreken van de koppen wordt het spel van de wel zichtbare maar niet toegankelijke pieren uitgebuit. De kern van de pieren is visueel toegankelijk, maar fysiek is de grens aan de straatzijde versterkt. Daartussen bevindt zich de pier zelf, een woongebied dat zowel door het water als grens wordt ingesloten, en daarbinnen door de blokken een eigen gebied inkadert. De bebouwing is zowel onderdeel van de omsloten tuin als de begrenzing, het verhoogde binnengebied ontwikkelt zich tot een echt collectief domein.
93
A.A. Swart
Het ontwerpen van een transmali te Amsterdam, waarbij de constructiematerialen beton en membranen worden gebruikt. Afstudeerrichting
Structural Design Afstudeercommissie
Prof. ir. C.S. Kleinman Ir. A.P.H.W. Habraken J.P.J. Zanders arch.AvB Afbeelding 1 Het transmail concept Dl
-
ur c:
Datum afstuderen
z6 augustus zoo8
0. IT) IT)
...CT c:
::I
0.
~ ;;;' n
c:
lii
;:::;:
Samenvatting
Het ontwerpen van een transmaiL Een transmaU is een gebouw met de functie van een transferium en een shoppingmaiL Na het bestuderen van verschiUende shopping maUs en transferia en het uitzoeken van een goede lokatie te Amsterdam is een PvE opgesteld voor de transmaiL Vervolgens is de transmaU ontworpen en een gedeelte van de maU op constructief gebied uitgewerkt. Bij het ontwerp is de eis gesteld membraan- en betonconstructies te gebruiken. Trefwoorden
94
Shopping mali Transferium Boogconstructies Membranen Beton De stadscentra van de grote steden in Nederland kennen de volgende problemen op het gebied van winkelen en parkeren. Het winkelen in de huidige stadscentra heeft naast zijn charme enkele nadelen; denk aan bereikbaarheid, weersomstandigheden, uitbreiding en comfort. Er moet een nieuwe, grotere en comfortabelere wijze van winkelen komen, waarbij rekening gehouden wordt met de vergrijzing en de veeleisende en dynamische wensen van de moderne winkelende mens. Net als in een aantal andere Europese landen, Duitsland en Frankrijk worden in Nederland langzaam maar zeker megamalls gebouwd, aangezien de regelgeving, die deze ontwi kkelingen eerst tegenhield, in een gestaag tempo aan het versoepelen is. Bovendien is er aan de kant van de consument steeds meer behoefte aan geconcentreerde winkelvoorzieningen, waarbij aan alle eisen van de consument voldaan wordt. De vele problemen met betrekking tot stadscentra en het particulier vervoer zijn al jaren bekend. De onnodige tijd, die gemoeid is met het bereiken van het stadscentrum en het vinden van een parkeerruimte, zijn de voornaamste bottlenecks. Een oplossing voor dit probleem is een combinatie van een shoppingmali en een transferium; een transmaiL Een transmali is een gebouw op een logistiek strategische locatie van een grote stad, waar mensen zich een hele dag kunnen vermaken; shoppen, horeca en eventueel ander entertainment. Er is een effectieve en efficiënte verbinding met het stadscentrum of andere belangrijke gebieden van de stad aanwezig, zodat het gebouw naast een winkelfunctie ook dienst kan doen als transferium. De transmali wordt in Amsterdam gepositioneerd bij het knooppunt He t Nieuwe Meer. Belangrijke mikpunten voor het transferium gedeelte zijn de Zuidas en de binnenstad van Amsterdam en voor het shoppinggedeelte het Olympisch Stadion met omringende woonwijken en het water de schinkel.
Afbeelding 4 Totaaloverzicht van de verbindlngsbrug
De transmall zal een BVO van ca IOo.ooo mz hebben met daarbij; een hoog percentage FUN- shopping 70% een percentage DOEL- shopping zo% een klein percentage RUN- shopping 10% een combinatie van aangename semi-openbare ruimtes, leisure activiteiten en horeca. het bovengenoemde allemaal op loopafstand. een zeer goede bereikbaarheid vanaf de snelwegen en veel parkeervoorzieningen. zeer veel aandacht voor sfeer en ambiance hebben. verbinding gaan maken met het huidige metronet of met de nog aan te leggen metrolijn van de ZuidasDok. Het Ontwerp: Het planconcept van het totale gebied is omgezet in de volgende elementen; Het middengebied; het grootste gedeelte van het gebied heeft een FUN en RUN shoppingfunctie. Voor entertainment en ontspanning zijn rond het shoppinggedeelte pleinen gelegen met elk een eigen karakter. Het hele shoppinggedeelte wordt omgeven door een ring met transportbanden voor een snelle ontsluiting van het grote winkelgebied en de werking van het transferium. Aan de buitenzijden van het gebied is ruimte ingelas t voor parkeren en DOEL shopping, die eveneens een goede verbinding hebben met de ring. Het groots te gedeelte van het oppervlak van de transmali is gereserveerd voor de shopping functie. Dit oppervlak is geëxtrudeerd e n vervolgens zijn er straten door het volume heengetrokken; de zogenaamde winkelstraten. Deze straten lopen zowel van ring naar ring gelegen rondom het shopping volume als van plein naar plein, als een ronde hap gelegen aan de buitenzijden van het shopping volume. Alle winkelstraten hebben een
Afbeelding 2 3D overzicht van de transmali
Afbeelding 3 Impressie in de transmali DJ
-
ur c
Q. tl) tl)
...
IJ
c
:::J Q.
!. öJ' ('>
c .... (1)
;:::;: o0
c
:E
"
c
::::J
l Afbeelding 5 Impressie brug
Afbeelding 6 SCIA ESA model van de constructie
kromming, om het beeld voor de bezoeker spannender te maken. Bovendien verlopen de verdiepingen over de hoogte en worden er railingen in deze verlopende kromming geplaatst om de straatwerking en dus het shopping concept, te versterken. De getrokken winkelstraten vanuit de ring lopen op verschillende niveaus en kunnen elkaar kruisen m.b.v. brugge~es, die de levendigheid van de transmali alleen maar vergroten. De gelaagde resterende volumes tussen de straten hebben elk een verschillende hoogte, waarbij af en toe gekozen is shopping volumes te vervangen door groen of fun. Hierdoor ontstaan routes door de mali, een groen/ bos route en een fun route. De manier van winkelen die ontstaat is; Straat- ring- straal=> langzaam- snel- langzaam Er kan hierdoor oneindig lang geshopt worden zonder één keer door dezelfde straat te lopen in tegenstelling tot in een stadscentrum. Ook is door gebruik te maken van de ring het grote gebied relatief kleiner gemaakt en comfortabeler te belopen. De transferiumbezoeker is gebaat bij deze snelring. Na het parkeren stapt hij op de ring, die hem naar het openbaar vervoer, het metrostation, brengt. Bij terugkomst kan hij gebruik maken van de shopping- en andere mogelijkheden van de mali.
van twee paar haaks op elkaar staande bogen om de doorgang in twee richtingen, het water en de straat van de mali te accentueren.
Tussen de mail loopt een waterstroom, die de de mali scheidt in twee delen. Er moet dus een karakteristieke brugverbinding met een ontmoetingsplaats tussen de twee gebouwdelen komen. Een uitgelezen mogelijkheid om een gebouw te ontwerpen, waarbij beton wordt gecombineerd met membranen en hiermee de beginopdracht van het afstuderen uit te voeren. De belangrijkste functie van het gebouw wordt de doorkoppeling van de bos- en de funroute (resp. groen en oranje op het conceptplaa~e) op niveau 3· Er zal dus een plateau op hoogte moeten komen, dat de voetgangers van de ene zijde van de mali naar de andere zijde brengt. Aangezien het plateau op hoogte hangt is het vanzelfsprekend, dat het plateau ook een rust en ontmoetingspunt wordt. Om de rustfunctie versterken wordt het hele plateau overkapt met een membraandak. Er is gebruik gemaakt
De constructie van de verbindingsbrug bestaat prefab betonnen bogen, die in hun vlak worden ingeklemd. Elk paar bogen is aan de top met elkaar verbonden om een goede samenwerking te verwezenlijken. Aan de twee bogen, die elkaar in het middenpunt kruisen zal het membraandak bevestigd worden. De basis van deze bogen is r6m en hoogte z6m. Om hoge verplaatsingen en hoge momenten in de twee dakbogen tegen te gaan, zijn twee extra bogen toegevoegd. De basis van deze bogen is r6m en de hoogte zom. Aan deze twee bogen zal aan elke zijde het plateau met twee tuidraden zijn belasting afdragen. Op het middenpunt de bogenconstructie worden twee prefab betonen platen aan beide zijde scharnierend bevestigd. Deze plaat is de verkeerszone van het plateau en verzorgt de horizontale stabiliteit. Aan deze betonnen plaat wordt scharnierend een vakwerk verbonden, dat dient als hekwerk en als oplegpunt van de houten balken, met daarop een bankirai plankenvloer, die het rustgedeelte van het plateau vormen met de uitstraling van een steiger. Het membraandak zal aan een zijde afgespannen worden aan de bogen en aan de andere zijde aan balk tussen de twee naar elkaar hellende bogen om de spankracht in deze richting op te verdelen. De bogenconstructie en het plateau zijn met programma SCIA ESA en het membraandak met het programma GSA ontworpen, gedimensioneerd en berekend.
0.. (1)
95
M.A. van der Velden
Kustverblijven Drie tijdelijke onderkomens voor de kust Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Dr. ir. A.H.J. Bosman Prof. dr. ir. B.E.J. de Meulder Dr. ir. M.B.M. Dehaene Datum afstuderen 26 augustus 2008
Cl
ur ..... c
c.
111
111 .... 0"
c c.
:::1
~
ar
n
c
..... 11)
;:::;: 0"
0
Samenvatting De kust is de aanleiding tot een fàscinatie van het tijdelijk verblijf, dat verbonden is met het liminale karakter van de overgang tussen land en zee. In de gedaante van de verzamelaar, de ontdekker en de ontwerper zijn drie kustverblijven ontworpen die enerzijds het gebied waarin ze verblijven bloot legt en anderzijds refereert naar de oorsprong van de architectuur. Een verzameling van fascinaties, een ontdekkingsreis door het landschap van de kust en het onderzoeken door te ontwerpen, vormen eenmaal samengebracht drie tijdelijke verblijven; de bed· koets, de ladekast en de gangstede voor respectievelijk het strand, de duinen en het achterland.
Afbeelding 1 Bedkoets
c
::E
A'
c
::l
a.
11)
Trefwoorden Kust Tijdelijk verblijf Hut Lichaam Meubel Afbeelding 4 Ladekast
Beeldencollectie De beeldencollectie toont een verzameling beelden die ik tijdens het afstudeerproces heb verzameld. Het zijn allen beelden van architectuur, kunst en design die mij fascineren en ik in mijn ontwerpen bewust en onbewust gebruik. Uit de beeldencollectie heb ik vier thema's gedestilleerd, die worden beschreven vanuit de verschillende beelden. Omkeren, maken, tijdelijk en combineren vertellen een verhaai van vervreemding, tektoniek, experiment en herinterpretatie als tactiek voor het ontwerpen. Kust De ontdekking van het kustgebied tussen Den Helder en Hoek van Holland. Dit gebied heb ik vanuit twee kanten benadert. Van onderaf door zelf het gebied te ervaren middels een ra-daagse fietstocht en van bovenaf door middel van studie van kaarten en boeken in de bibliotheek. Vanuit het onderzoek definieer ik de kust als een liminaal gebied, een gebied dat zich kenmerkt door haar dubbelzijdige karakter. Vanuit deze definitie beschrijf ik de fenomenen van dit gebied en hun relatie met het liminale karakter. Kustplaats, zeeweg, zeewering, tijdelijk verblijf, strandpaviljoen en reservaat worden in deze context besproken. Vervolgens wordt het tijdelijk verblijf hier nader uitgelicht en specifiek bekeken op de volgende thema's; transformeren, verplaatsen, monteren, opslaan en achterlaten. Deze thema's zijn de vertaling van de liminale eigenschap van de kust in haar bebouwing. Ten slotte verdeel ik de kust in vijf zones, waarvan ik drie zones, strand, duin en achterland, nader beschrijfvanuit hun eigenschappen in relatie tot die van het tijdelijk verblijf in die zone. Verzamelen, ontdekken en ontwerpen zijn de drie drijfveren die mijn afstudeerproces hebben vormgegeven. Ze komen respectievelijk terug in de beeldencollectie, de kust en het ontwerp voor drie kus !verblijven.
Kustverblijven De opgedane kennis van de kust, de fascinaties van de beeldencollectie en een aantal ontwerpen die ik tijdens het proces heb gemaakt leiden tot één ontwerpopgave. Ik heb mezelf gevraagd
Afbeelding
2
Bedkoets
Afbeelding 3 ladekast
Afbeelding 5 Gangstede
Afbeelding 6 Gangstede
om drie tijdelijke verblijven te ontwerpen die ingaan op de conditie van de kust verdeeld in s trand, duin en achterland. Bedkoets, ladekast en gangstede zijn de respectievelijke uitkomst voor het tijdelijk verblijf in deze zones van de kust De bedkoets stelt zich verrijdbaar op aan het strand, de ladekast maakt de duinen tot haar interieur en de gangstede stelt het artificiële achterland op scherp door haar modulaire gedaante.
dagelijks leven. Het interieur van dit toevluchtsoord beschikt over een bed, een tafel, twee zitbanken, vijf boekenkasten, een nachtkas~e en een kledingkast De meubels zijn bevestigd in de constructie van de gevel en kunnen, zowel van binnen als van buiten, als lades uit de gevel worden getrokken. Het solitaire duinlandschap wordt op deze manier tot interieur gemaakt Door de meubels naar buiten te trekken wordt de buitenwereld binnenwereld en andersom. Hierdoor kan buiten worden geleefd, geslapen, gelezen, nagedacht, enz. Het nadenken en de reflectie op het alledaagse, de wereld, wordt naar binnen gekeerd in de beslotenheid van het omhulsel van de hut
Bedkoets Het verblijven aan het strand kenmerkt zich door organisatie en regelgeving, eigenschappen die haaks staan op de vrijheid die het strand uitdraagt. De bedkoets is hierop een uitzondering. Dit bedkoets is een verrijdbare slaap-, kleed-, schuil- en kastruimte voor het strand. Het is een onderkomen dat een combinatie is van een strandcabine en een hoogslaper, die vanuit de cabine te bestijgen is. De combinatie van beide functies maakt een L-vormig onstabiel volume, dat opgebouwd is uit houten balken en planken. Onder het slaapgedeelte is een grote wals gemonteerd dat fungeert als wiel en als stabilisator. De walsconstructie neemt een paradoxale posi tie in door de bedkoets mobiel te maken, maar ook te s tabilis eren voor gebruik. Het strandverblijf is niet meer beperkt tot één locatie voor het hele seizoen, maar kan zwervend over het hele stra nd elke dag een andere plek innemen . Zo kan de bedkoets zich afzonderen en als eenling bezit nemen van het strand, maar zich ook in groepsverband verzamelen rondom een kampvuur. Ladekast Het verblijven in de duinen vindt alleen in de badplaats of op de camping plaats. Het massale karakter van beiden sluiten de ervaring van het solitaire karakter van de duinen uit. De ladekast is een seizoensgebonden verblijf dat zich in het zomerseizoen, lopende van I april tot I oktober, in de duinen nestelt, waarna het gedemonteerd wordt en als bouwpakket wordt opgeslagen. Het verblijfbiedt onderdak aan één persoon, die de ladekast gebruikt om zich tijdelijk terug te trekken uit het
Gangstede Campings en bungalowparken bevinden zich voornamelijk in het agrarisch gebied achter de s malste delen van de Hollandse duinen. De parken zij n naar binnen gericht, aan het oog onttrokken door een groene beplanting a.ls hekwerk en afgesloten door de slagboom bij de toegang met het bordje 'verboden voor onbevoegden'. De gangstede vestigt zich in het productielandschap direct achter de duinen. Het is een buitenhuis dat regelmatig bezocht wordt door haar eigenaren die aan de kust willen recreëren. Het biedt een onderkomen dat voor meerdere jaren een plek in de polder kan innemen. Het verblijfbestaat uit één gangmodule met daaraan 4 gebruiksmodules. De verschillende gebruiksmodules zijn te onderscheiden in een keuken-, een sanitair-, een slaap- en een woonmodule. Het interieur is gereduceerd tot de module, waardoor de gangstede een reductie van gebruiksruimten is. De gangstede wordt in delen aangeleverd door een dieplader met kraan. De verschillende modules worden van de vrachtwagen getakeld en gemonteerd aan het hoofdvolume. Het verblijf wordt parallel geplaatst aan de orthogonale slotenstructuur va n de polder. Het gemaakte landschap krijgt een artificieel, polyester, verblijf, dat zich niet verstopt, maar zich tentoo nstelt en tegelijkertijd reflecteert op haar omgeving.
97
A.G.C.Verheij
Gemeentehuis Boxmeer Een (niet-)alledaagse outfit voor een alledaags gebouw Afstudeerrichting
Architecture Afstudeercommissie
Prof. ir. J. Westra Ir. M.H .P.M. Willems Ir. I. Vrouwe Datum afstuderen 26
augustus
2008
Samenvatting Dl
ia: c Q..
tD
...tD
""c :::1 Q..
~ o;'
I'">
1::
~-
Afbeelding 1 Stedebouwkundige situatie
De relatie tussen mode en architectuur en de daaruit voortvloeiende mogelijkheden vormen een inspiratiebron voor het gebruik van textiele structuren binnen de architectuur. In het ontwerp voor een nieuw gemeentehuis in Boxmeer worden de unieke mogelijkheden van textiel uitgebuit om een gebouw te creëren dat zich zowel identiteitsdragend en duidelijk presenteert. Daarnaast zorgt de gefragmenteerde opzet van het plan voor aansluiting bij de schaal van de omgeving en het omringende openbare leven.
~
o-
Trefwoorden
1::
Openbare ruimte Textiele structuren Grenzen Identiteit Bekleding
0
~
1::
::s
~
98
Afbeelding 4 Avondsituatie overdekt plein
De relatie tussen mode en architectuur, specifieker die tussen textiel en architectuur is al bijna even oud als de mensheid zelf. Eeuwenlang was deze relatie echter vrijwel onzichtbaar en een studie van de huidige stand van zaken laat zien dat er zeer grote verschillen zijn tussen beide disciplines. De laatste vijftig jaar, en vooral de laatste decennia, wordt langzaamaan weer steeds meer naar elkaar gekeken. Zowel ontwikkelingen op materiaal(technisch) gebied als de explosieve toename van computerrekenkracht zorgen binnen de architectuur voor een hernieuwde belangstelling voor textiele structuren. Deze belangstelling heeft geresulteerd in verschillende inspirerende voorbeelden in de huidige, mondiale architectenpraktijk. Na studie van de expliciete mogelijkheden van textiele structuren binnen de architectuur bleek het inzetten hiervan in het ontwerp van een openbaar gebouw een interessante optie. Focus hierin lag op het toepassen van textiele structuren als tussenruimte tussen de altijd toch aanwezige gesloten functies en het omringende openbare leven. Onderwerp van studie is het gemeentehuis geworden en wel het gemeentehuis van Boxmeer. Het ontwerpen van het gebouwtype gemeentehuis is actueel. Door de recente gemeentelijke herindelingen en de daarmee gepaarde schaalvergroting van de gemeentelijke organisatie, is
Afbeelding
2
Parkzijde van het gemeentehuis met In het mldden de raadszaal
Afbeelding 3 Dagsituatle overdekt plein 111
ia: c Q.
..
tD tD l:r
c
:I
Q.
!!. iii'
n
c:
..... 10
;::;:
Afbeelding 5 Entree publlekshal aan horecaplein
Afbeelding 6 Het gemeentehuls vanuit vogelvlucht
er in veel Nederlandse gemeentes vraag naar gemeentehuizen. De vraag is hoe dit sterk historisch verankerde en identiteitsdragende archetype vorm te geven voor gebruik in de huidige en toekomende tijd. Gemeentebesturen sturen aan op transparante, heldere gebouwen die een weerspiegeling moeten zijn van de gewenste transparantie organisatie. In veel gevallen levert dit veel glas op, het schijnbare bouwkundige equivalent van transparantie.
verleggen van een oorspronkelijk langs de locatie lopende wijkontsluitingsweg het gemeentehuis ruimtelijke en visueel opgedeeld in een publiek deel en een kantorengedeelte. Daarbij worden de publieke delen zo gerangschikt dat het openbare leven een plaats vindt in en rondom het gemeentehuis. Qua materialisering valt het gebouw in twee delen uiteen. Een textiele structuur bekleedt de meest openbare functies. De ontworpen textiele huid is gebaseerd op het gebruik van onderdruk om textiel te fixeren op een onderconstructie. Door het gebruik van deze veranderbare verbindi ng kan , door de interne druk te veranderen, de verschijningsvorm van de huid in de tijd veranderen. Een sprankje vluchtigheid in de permanentie van de architectuur. De meer gesloten werkgedeeltes van het gemeentehuis zijn bedacht in een donkerbruine baksteen die aansluit bij het materiaalgebruik in de omgeving.
De locatie van het nieuw te realiseren gemeentehuis ligt in het centrum van Boxmeer. Het centrum kent een intieme schaal, waarin het relatief grote gemeentehuis zijn plek moet gaan vinden. Met de genoemde ingrediënten van materiaaltoepassing en gebouwtype, verder aangevuld met specifieke lokale aanleidingen, is een ontwerp gemaakt voor het nieuwe genleentehuis van Boxmeer. Het gevonden antwoord op de vraag voor een modern gemeen· tehuis ligt in de fragmentatie van de verschillende in het gemeentehuis liggende functies. Door hun s terk variërende openbaarheid te vertalen in ve rschillende afstanden tot de buitenwereld, wordt een gebouw gecreëerd dat zijn openbare functies uitspreidt in het openbare leven. Daarnaast wordt door het
Het uiteindelijke ontwerp is gefundeerd op de kennis die opgedaan is in de studie naar mode, bekleding en textiele structuren. Het heeft een gebouw opgeleverd dat zich enerzijds aansluit bij zijn omgeving en anderzijds juist een opvallend brandpunt van sociale activiteit kan worden.
99
O.A. Verkerk
Avontuurlijk wonen aan de Hofpleinlijn Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. J. Westra Ir. J.J .P.M. van Hoof Prof. ir. F. van Herwijnen Datum afstuderen 26 augustus 2oo8
111
-
it c
c..
ID ID
.... C"
c :s
c..
!. Dl'
Samenvatting Dit afstudeerproject heeft zich gericht op het herbestemmen van een oud betonnen viaduct in Rotterdam Noord, genaamd de Hofpleinlijn, met als doel een nieuwe woonlocatie te ontwikkelen in de stad waar het voor gezinnen goed wonen is. Als oplossing is hiervoor een ontwerp gemaakt wat een unieke woonomgeving heeft opgeleverd die ten aUe tijden is aan te passen aan de wensen van de gebruikers.
Afbeelding 1 Impressie gebouwvorm
(">
c
[
g-
c
2:E g_ ro
Trefwoorden Collectief wonen Herbestemming Diversiteit Meervoudig grondgebruik Wijkverdichting Sociale interactie Wonen in de stad Woonmilieus Leefstijlen Afbeelding 4 Impressie patio
IOO
De Hofpleinlijn is een roo jaar oud verhoogd spoorwegtraject wat bestaat uit een betonnen constructie van 178 bogen. Dit viaduct loopt dwars door verschillende woonwijken heen in Rotterdam Noord, en vormt door zijn unieke boogstructuren van gewapend beton een interessante verschijning in de wijk. Het heeft voor de wijk niet alleen een emotionele waarde, maar door zijn status als eerste infrastructureel project van gewapend beton in Nederland en de eerste elektrische spoorbaan van Nederland is het ook voorgedragen als rijksmon ument. Op dit moment is het viaduct nog in gebruik door het traject van de Randstadra i!. Binnen afzienbare tijd wordt door de komst van een nieuwe tunnel , dit deel van het traject opgeheven. Hiermee komt een geheel nieuw maaiveld vrij van 6 meter boven het straatniveau, en verbeterd de kwaliteit van de ruimtes onder de bogen. Hier ligt een interessante architectonische uitdaging. die in de eerste plaats wordt gevormd door het herbestemmen van het viaduct. In de tweede plaats ligt er een minstens zo interessante uitdaging. De wijken die door de Hofpleinlijn worden doorkruist, hebben door de gunstige ligging ten opzichte van het centrum veel potentie. Echter zijn deze wijken vooral na de oorlog enorm in verval geraakt. Zo worden deze wijken getypeerd door eenzijdige en vervallen woningbouw, een onveilig gevoel op straat, een gebrek aan collectieve voorzieningen en een gebrek aan (groene) openbare ruimte. Dit heeft als gevolg gehad dat de wijken Agniesebuurt en Bergpolder in Rotterdam een leegloop kennen van veel gezinnen met kinderen. Vooral de middenklasse heeft zijn heil gezocht in de ruimer opgezette Vinex wijken aan de rand van de stad. De idylle van de wijk, de gunstige ligging en de aantrekkelijke voorzieningen worden ingeruild voor ruimte, rust en veiligheid. Als voornaamste reden wordt het beperkte woningaanbod genoemd. De diversiteit van de woningen in de wijken Bergpolder en Agniesebuurt is laag en daarbij zijn veel woningen te klein voor gezinnen om volgens de hedendaagse standaard in te wonen.
Het wegtrekken van gezinnen komt de kwaliteit van de wijk niet ten goede. Voorzieningen verliezen hun draagkracht, kinderen verdwijnen uit het straatbeeld en integratie van allochtone gezinnen blijft achter doordat vooral autochtone gezinnen hun toevlucht kiezen, waardoor vooral op het gebied van taal. maar ook cultuur de ontwikkeling achter blijft. Door aantrekkelijke en ruime woningen te maken voor gezinnen zal de wijk weer een aantrekkelijke vestigingspiek kunnen worden. Mensen die gehecht zijn aan de wijk. maar toch groter en beter willen wonen, kunnen nu in de wijk blijven, ander gezegd hun wooncarrière voortzetten zonder daarvoor de speciale binding met de wijk te moeten verbreken. Een ander dieper liggende reden om te streven naar meer gezinswoningen in en nabij stadscentra, is het steeds schaarser worden van buitenruim te. Steden kunnen niet eindeloos blijven expanderen en moeten wel degelijk hun strategie gaan veranderen om in het woningaanbod te kunnen voorzien. Zo zijn steden als Amsterdam en Utrecht in de afgelopen jaren zo extreem uitgebreid, dat er nauwelijks meer ruimte is voor nieuwe grootschalige plannen. In het ergste geval zijn deze steden aangewezen op de woningvoorraad van Almere. wat nog bijna de enige stad die nog voldoende kan uitbreiden. Dit kent echter ook zijn grenzen, zeker als men rekening houdt met de groei van steden in de toekomst. Is het daarom niet veel verstandiger om kleurrijke gebieden in de stad te herontwikkelen. in plaats van het steeds verder uitsmeren van de stad met grijze gebieden door het bouwen van Vinex wijken, ten koste van schaars natuurgebied of historische cultuurgrond. Als oploss ing is een plan ontworpen op een bijzondere plek in Rotterdam. De plek laat zich omschrijven als een unieke plek aan de Hofpleinlijn. die binnenkort niet meer gebruikt zal gaan worden als spoorlijn, maar door zijn monumentale status wel behouden blijft in de wijk. Ook het station Bergweg aan her Eudokiaplein blijft behouden, waardoor altijd de geschiedenis van de spoorlijn zichtbaar blijft. Het plan voor de woningen
Afbeelding 2 Impressie openbare ruimte
Afbeelding 3 Aanzicht noordoost 111
-
ijl'
c
0. tD tD
.... c:r c
::I 0.
~
c
...... /1) ;:::;: r:J
0
c
::;:
"'
c
:::J
o._ /1)
Afbeelding 5 Impressie galerij
Afbeelding 6 Impressie bultenruimtes
nabij het station Bergweg, is te beschouwen als één bouwblok. Dit bouwblok vormt zich volledig naar de bestaande situatie. Zo bestaat het huidige bouwblok uit de lintbebouwing van de Bergweg, het Bergwegstation, nieuwbouw en uiteraard de Hofpleinlijn. Het nieuwe bouwblok kan worden beschouwd als een massa van 6o meter hoog. even hoog als de toren van het bestaande Eudokiacomplex, die als het ware over de bestaande situatie heen wordt geplaatst. Door in het bouwblok te snijden, ontstaat er een continue vorm die alle historische, maar ook de nieuwe elementen volledig in zich opneemt. Daarbij beantwoord de vorm aan een gunstige daglichttoetreding en er wordt tevens veel openbare ruimte gecreëerd op het maaiveld niveau en het niveau van de Hofpleinlijn.
de grondgebonden gezinswoning terug te laten komen in een hoogbouwvariant Daarnaast zi jn juist de negatieve eigenschappen van hoogbouw beperkt tot een minimum. Met deze uitgangspunten is er een gebouw ontstaan waar mensen het wonen zelf kunnen invullen. Dit is letterlijk doorgevoerd in het gebouw, door de opzet zo flexibel mogelijk te houden. Zo kan men de woning naar eigen inzicht verbouwen of uitbreide n. Ook kan men de ruimtes om de woning heen naar eigen inzicht inrichte n. Dit is mogelijk doordat er enige overmaat aan collectieve ruimte in het gebouw aanwezig is. Toch is de vraag of de collectieve ruimtes in het woongebouw wel op de eerder omschreven manier gebruikt zullen worden. Deze wijze van bouwen zet aan tot een informele levenswij ze, maar laat ook ruimte voor eventuele ongewenste ontwikkelingen. De vorm van het gebouw is maar voor een klein deel bepalend voor de toekomstige gedragingen van mensen. Hoe het gebouw uiteindelijk gaat werken hangt af van het type mensen wat er uiteindelijk gaat wonen. De kans is klein dat dit net precies het type gezinnen zijn wat omschreven is als de doelgroep. De toekomstige gedragingen worden des te meer bepaald door de sociale structuur en de overheersende cultuur. Het is daarom juist belangrijk dat e r m et de bewoners duidelijke afspraken gemaakt worden over hoe de collectieve ruimtes gebruikt kunnen gaan worden.
Het bouwblok heeft naar buiten toe een vrij gesloten en formele uitstraling. In het bouwblok is e r sprake va n een informele sfeer en is het wonen geen geheim. Elke woning is net weer anders en van de gevels is af te lezen hoe er gewoond wordt. Doordat het bouwblok is verweven met het winkelcentrum, is er ook sprake van interactie met de rest van de buurt, waardoor het niet een gesloten gemeenschap zal gaan vormen. De collectieve ruimte zoals galerijen en trappenhuizen zi jn voor elke woning anders georiënteerd. Doordat deze collectieve ruimte vooral een speelplek moet worden voor jonge re kinderen, wordt er ook veel waarde gehecht aan de inrichting hiervan. Men woont niet in een flatgebouw, maar in een buurt. Iedereen heeft een voordeur en een achterdeur, zijn eigen buitenruimte en er zijn meerder routes mogelijk naar de woning toe. Doordat het bouwblok overal een flinke diepte heeft, zijn er veel configura ties va n woningen mogelijk. Het tekort aan daglicht wordt opgevangen door patio's en dakvenste rs. Het ontwerp is eigenlijk een variant op het open bouwblok, waarin samenleven in een divers woonmilieu zoveel mogelijk voorop staat. In het ontwerp is getracht om de positieve eigenschappen van
Het ontwerp van het woongebouw laat zien dat hoogbouw niet altijd een stapeling hoeft te zijn van standaard wooncellen . De woningen kunnen net als grondgebonden woningen constant veranderen. De diversiteit en aanpasbaarheid van woningen, de aanwezigheid va n een geschikt woonmilieu voor kinderen en de ligging van het woongebouw op een bijzondere locatie aa n de Hofpleinlijn, vormen geschikte uitgangspunten om gezinnen weer terug te krijgen in de stad. De mensen zullen het wonen in Rotte rdam Noord weer als een avontuur ervaren, waarbij men altijd herinnerd zal worden aan de aanwezigheid van de oude Hofpleinlijn.
lOl
M.A.J. Voet
StationAir Een voormalig fort ingericht alsverzorgingsplaatsen natuurtransferium Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Dr. ir. A.H.J. Bosman Dipi.-Ing. H.H. Yegenoglu Dr. j. Boomgaard Datum afstuderen z6 augustus zoo8 Afbeelding 1 Hoogtelijnen nieuwe situatle
Samenvatting Dit afstudeerproject is een reactie op de plaatsongebonden en eentonige architectuur van de huidige benzinestations aan de snelweg. Dit ontwerp heeft in tegenstelling tot de standaard architectuur juist een gebiedseigen karakter en probeert deze identiteit ook te versterken. De verzorgingspiaais fungeert hierdoor als een rustplaats en biedt de mogelijkheid tot recreëren in het achterland (natuurtransferium); een plaats waar de factor tijd even vergeten kan worden. Het plan is ontworpen op de grondvesten van een vergaan fort in west Brabant. Het verhaal van de plek, de rijke historie van de ontwikkeling van het landschap en de waterlinie wordt verteld op het moment van bezoeken.
102
Trefwoorden Snelweg Natuurbeleving Fort Sequentie
Afbeelding 4 Tankzone
is ten gevolge van de grote stijging van het aantal auto's en snelwegen, verworden tot een eentonig standaardproduct. De gebouwen hebben geen connectie met het omringende landschap en zijn uitwisselbaar. De stijl is zeer neutraal te noemen en de aandacht wordt getrokken door de sterk aanwezige reclame die de oliemaatschappijen vertegenwoordigt. Deze plaats staat net als de snelweg eerst was, in het teken van de snelle doorstroom. De verzorgingsplaatsen kunne n in het nieuwe snelwegdenken een belangrijke functie krijgen. Doordat het tempo van de bezoeker hier laag ligt, kan de identiteit van de regio op een simpele manier helder worden gemaakt door de bezoeker deze plaats te laten ontdekken. Een verzorgingspiaais kan een rust- en verblijfspiaais worden in plaats van een 'haast'plaats.
Het Nederlandse snelweglandschap ziet er vaak erg rommelig uit, maar geeft op veel plaatsen in dit land ook juist een eentonig beeld. De snelweg is een 'ruimte' die in teken staat van transport. Het ontwerp ervan is vooral gebaseerd op bereikbaarheid en verkeersvei.lighe id, maar deze focu s is aan het verschuiven. Vandaag de dag is het imago van de snelweg een hot item, waarover veel geschreven en nagedacht wordt. Nu ligt de nadruk vooral op de aangrenzende landschappen, de natuur, panorama's en de plaatselijke identiteit, welke worden benadrukt tijdens het rijden op de snelweg.
Deze afstudeeropdracht beschrijft een manier om met deze nieuwe gedachte om te gaan. Het is een ontwerp voor een verzorgingspiaais aan de snelweg, met een gebiedseigen karakter, dat zowel voor de snelweggebruiker als voor de recreant in het omliggende gebied kan dienen als een stopplaats, rustplaats en natuurtransferium. De beleving van de plek is belangrijk, zodat ontspannen en enthaast kan worden. Gebroken is met de bekende standaardarchitectuur. Er is een connectie gemaakt met het omringende landschap. Om deze interactie te bevorderen is er geen barriere aanwezig tussen de verzorgingspiaais en het achterland; ze staan in verbinding met elkaar. Deze uitwisseling met de natuur en de omgeving creëert direct aan de snelweg een recreatiezone en biedt voor de gebruikers van het achterland een programma om even te kunnen rusten. Meerdere doelgroepen maken dus gebruik van deze plaats.
Een belangrijk onderdeel van de snelweg is het benzinestation, deze plaats bied t veel kansen voor het tonen van deze plaatselijke identiteit. De Nederlandse verzorgingspiaais is net zoals de snelweg toe aan deze verschuiving van ontwerpstrategie. Voor de hedendaagse verzorgingspiaais geldt; het ontwerp ervan
Voor het ontwerp is een locatie gezocht waar een duidelijke identiteit van de regio aanwezig is. Gekozen is voor een locatie aan de nog aan te leggen A4 door Noord-Brabant, welke een belangrijke verbinding tussen de h avens van Rotterdam en Antwerpen zal gaan verwezenlijken. Rijkwaterstaat heeft de
Afbeelding
2
Afbeelding 3 Ontwerp In situatle
Overzicht ontwerp
111
ür ..... c
Cl.
cv cv ..,
C'"
c
:::3
Cl.
!!. Q1' ("'I c:
.-
m ;:;:
er
t
0
c:
::E c:
"
::J
a.
m
Afbeelding 5 Tolletgebouw en restaurant
Afbeelding 6 Douche- en recreatief gebouw
opdracht gekregen om ook daadwerkelijk vlakbij deze locatie, ten noorden van Steen bergen, een verzorgingspiaais in te richten. De gemeente Steenbergen is een gebied met uitgestrekte natuurgebieden en relatief weinig bebouwing. De gemeente wordt omsloten door grote wateren en de Steenbergse Vliet, die een belangrijke ader is naar deze wateren. Steenbergen is een plaats waar veel aan watersport wordt gedaan en waar vele fietsen wandelroutes lopen.
Het ontwerp kent drie gebieden, het middengebied, de verzorgingspiaais en de haven. Deze scheiding berust op zichtlijnen die uit de bes taande situatie zijn gehaald. Ook de nieuwe entree ligt op deze lijn. De snelweggebruiker kan via dit natuurtransferium de omgeving gaan verkennen met de auto, te voet, per fiets of met een boot. De plaatselijke recreant kan weer gebruik maken van de functies aanwezig op de verzorgingsplaats. Deze uitwisseling met het achterland is mogelijk op drie punten, die gebaseerd zijn op het bestaande wegennet. De punten van uitwisseling verdelen het ontwerp in drie zones van verblijfsduur. De eerste zone heeft een korte verblijfsduur, met de tankfunctie en een paar parkeerplaatsen. De tweede zone heeft een gemiddelde verblijfsduur, met parkeerplaatsen voor de langere duur en een toiletgebouw, gecombineerd met een shop en een restaurant zijn erbij geplaatst. De laatste zone staat in het teken van verblijven. Hier kan geparkeerd worden voor een rustmoment of om te gaan recreëren. Deze parkeerplaatsen hebben meer ruimte en hebben soms een privé karakter. Het programma is gericht op het langere verblijven. Er is een douchefwasgebouw en een gebouw waar regionale informatie te verkrijgen is over fietsroutes en dergelijke.
De exacte positie van de nieuwe verzorgingspiaais is op de grondves ten van Fort Henricus gekozen. Dit fort stamt uit r627 en is helaas geheel verdwenen door een sterk varierende mentalitietsgeschiedenis waarin het wegzonk in anonimiteit. Toch is het fort nog te herkennen aan de aanwezige contour die gevormd wordt door de beplanting, de hoogteverschillen van meer dan 4 meter en de begrenzing van het gebied door bomen en dijken. Deze nog aanwezige kenmerken zijn door middel van het ontwerp versterkt. De gracht van een fort heeft een beschermde functie, deze versterkt de vorm en laat hem krachtiger ogen. De oorspronkelijke gracht vormt de drager voor het stedebouwkundig ontwerp. De oude contour van het fort is op de locatie geprojecteerd, de ruimte middenin (het fort zelf) blijft in de huidige situatie, omdat hier nog grote hoogteverschillen aanwezig zijn waardoor het oude fort herkend wordt. Dit middengedeelte zal gaan functioneren als een natuurgebied, waar gewandeld of verbleven kan worden. De zone van de grachten wordt gebruikt voor de indeling van de verzorgingsplaats. De rechtlijnige vorm van het voormalige fort benadrukt de glooiende randen die in de tijd zijn ontstaan. De gracht wordt teruggebracht tot een vlakte van hetzelfde niveau, waarop het programma zich kan vestigen. Door dit gelijke vlak worden de hoogteverschillen in het gebied benadrukt. De buitenrand wordt begrensd door een bomenwand en verschillende dijken.
De positie van deze gebouwen vormen de route van de automobilisten. Deze slingerende beweging zorgt dat de focus afgewisseld wordt van de bomenrand naar het weidse middengebied. Ieder programma onderdeel is een geclusterd geheel van een aantalluifels gemaakt van beton. De vorm van deze luifel is gebaseerd op de scherpe hoekvorm van het fort. De clustering is iedere keer zo bepaalt dat de automobilist wordt geprikkeld tot het onderzoeken van het programma binnenin. Dit gebeurt door een zichtlijn of door perforaties. De taal van iedere clustering is hetzelfde, de vorm is anders. Het geheel fungeert als een kudde, die een zich terugtrekkend karakter heeft in het landschap. Het aanwezige landschap is het belangrijkste drager van dit ontwerp.
A. H.M. van der Werf
Methodische herbestemming van een graansilo? De toverdoos van Rotterdam Afstudeerrichting
Building Technology Afstudeercommissie
Prof. ir. J.M. Post A.J.M. Walraven Arch. AvB Ir. M.P.J. Aarts Datum afstuderen 26
-
augustus
2008
Afbeelding 1 De Maassilo
Ql
ür c
c. tD tD C'"
... c
::s
c.
!!?.. ill' n
~ ro
;:;:
Samenvatting
Kantoren
Congreszaal
Binnen de verschillende havensteden komt het de laatste jaren steeds vaker voor dat gebieden hun oorspronkelijke havenfunctie verliezen. De gebouwen die hierbij vrijkomen zijn vaak voor zeer specifieke functies ontworpen, waarbij herbestemming onmogelijk lijkt. Voor dit afstuderen is er gekeken of er mogelijkheden zijn om dit culturele erfgoed in te zetten om een impuls te geven aan hun omgeving. Om dit te doen is er gebruik gemaakt van de methode RE-ARCHITECTURE, een binnen de TUfe ontwikkelde herbeslemmings methode. Als casestudie is er gekozen voor de Maassilo, een grote betonnen graansilo in de haven van Rotterdam. Trefwoorden
Herbestemming Re-architecture Silo Rotterdam Cultureel congrescentrum
Kantoren
HOiel
Afbeelding 4 Plaatsing van de versehitlende functies In de verticale silostructuur
Aanleiding en probleemstelling: Gedurende de laatste jaren verliezen steeds meer havengebouwen en gebieden hun oorspronkelijke gebruikers. De groter wordende schepen, de veranderende laad- en lostechnieken, de komst van de container en de opkomst van het vliegverkeer kunnen hierbij als oorzaak worden genoemd. De eens bedrijvige kades blijven desolaat achter. Ook in de verschillende Nederlandse havensteden heeft dit proces zich voltrokken. Als gevolg hiervan ontstaan er enclaves in de stad, resten van de grootste scheepsindustrie, ingekapselde weefsels. Deze gebieden zijn door hun locatie zeer interessant voor de verschillende gemeentes, daar ze de mogelijkheid bieden om in te breiden binnen de stadsgrenzen. De geringe afstand tot de stadsce ntra en het uitzicht over het water bieden mogelijkheden om deze gebieden een nieuw leven in te blazen. Problematisch in deze gebieden zijn de achtergebleven gebouwen. De eens druk in gebruik zijnde bebouwing staat nu leeg en verlaten aan de kade. Aan de ene kant vormen zij een sterke herinnering aan het verleden, aan de andere kant een barrière voor de stedenbouwkundige en architecten die een nieuwe invulling moeten geven aan deze gebieden. De vraag rij st hoe er moet worden omgegaan met deze restanten uit het verleden? In hoeverre moeten ze worden behouden en wat zijn nog de mogelijkheden van deze gebouwen? Een van deze gebouwen is de Maassilo te Rotterdam. Trots en ongenaakbaar staat deze al bijna too jaar in de uiterste hoek van de Maas have n waar hij dienst deed bij de opslag van graan. Gedurende zijn leven heeft hij vele veranderingen ondergaan maar dit heeft niet kunnen voorkomen dat hij uiteindeli jk niet meer geschikt is om zijn functie te vervullen. In dit afstudeerproject is er gekeken wat voor problemen er ontstaan rond de herbestemming van de Maassilo maar ook wat voor mogelijkheden deze nog biedt Om te komen tot een goede herbestemming wordt er gebruik gemaakt van een binnen de
ç---
Gebouw
Functie
Transformatie
Afbeelding
2
Gebouw
Functie
7
Transformatie
Traditioneel herbeslemmingsproces ten opzichte van die bij de methodeRE-ARCHITECTURE
Afbeelding 3 Zonering van de Maassilo I»
ur .... c 0. tl) tl) .... er
c
:::1 0.
!. <;;' n c
..... ~·
0"
0
c
:iE
7'
c
:::J
0.. C1)
Afbeelding 5 Totaal beeld van het gebouw na herbestemming
Afbeelding 6 Impressie van een van de ruimtes na herbestemming
unit ADE (Architectural Design and Engineering) ontwikkelde herbeslemmings methode: RE-ARCH !TECTUR E.
De analyse leerde dat er een zeer gelaagde structuur in het gebouw aanwezig was, welke voortkwam uit de oorspronkelijke werking van het gebouw. Hierbij wordt de verticale silomassa als het ware ingesloten door twee horizontale delen, de begane grond en de cellen zolder. Daar de silostructuur het minst eenvoudig her te bestemmen was is deze opgevat als de kritische massa van het gebouw. Deze bepaald de mate van succes van de herbestemming. Gezien de grote en de variatie binne n deze is ervoor gekozen om verschillende functies; bestaande uit een archief. hotel, restaurant, congrescentrum en kantoren; in een eigen silostructuur te plaatsen. De eenheid van het complex wordt hierbij gewaarborgd door de begane grond, welke ingezet wordt als connector voor de verschillende functies. Deze leidt, verbindt en legt een relatie tussen gebouw en omgeving.
Is het mogelijk om met de bestaande kwaliteiten van de Maassilo een herbestemming te realiseren welke een impuls kan geven aan zijn omgeving en vormt de methodeRE-ARCHITECTURE een meerwaarde voor dit proces? Methode: De herbestemming van gebouwen, als alternatiefvoor sloop, biedt grote voordelen op het gebied van milieu, waar het bijdraagt aan het behoud van natuurlijke, steeds verder afnemende bronnen. De methodeRE-ARCHITECTURE speelt in op dit verschijnsel en probeert architecten bewuster te maken van hun beslissingen zodat de interventie zorgvuldiger en meer gericht op levensduur wordt. Het verleden van het gebouw en zijn culturele waarden (behoud, hergebruik en recyclen van elementen), het heden (verbetering van de conditie en zijn omgeving) en de toekom st (een omkeerbaar nieuw ontwerp maken) worden in ogenschouw genomen. Het verschil tussen een traditionele herbestemming en één volgens de RE-ARCHITECTURE methode is dat het gebouw het uitgangspunt vormt voor de herbestemming. De ontwerper moet eerst bewust worden van de kwaliteiten en problemen van het gebouw en diens omgeving voordat hieraan een functie wordt gekoppeld. De Case study: De Maassilo staa t op de grens van twee werelden. Ten zuiden van de Maassilo ligt de Tarwewijk, een wijk met een sociale en economische achterstand. Ten noorden is de uitbreiding van het stadscentrum gepland. Als poortgebouw zal het een spil functie gaan vervullen in de verdere ontwikkelingen van deze twee gebieden; aan de ene kant de economische situatie verbeteren van het zuiden van Rotterdam, aan de andere kant het imago verbeteren en de identiteit versterken van het nieuw geplande stadscentrum.
De zoektocht naar het optimale ontwerp verschoof door de plaatsing van steeds één functie per silostructuur van complex naar segment niveau. Binnen het segment niveau stond de dialoog tussen het gebouw en zijn omgeving; en de nieuwe functie, centraal. Hierbij is er steeds getracht om de bestaande kwaliteiten zoveel mogelijk in te zetten. Vanwege de historische waarde van één silostructuur bleek het bijvoorbeeld nood zakelijk om hier weinig aanpassingen te maken. Zo is er vanuit de bestaande bouwfysische en constructieve eigenschappen gekozen voor de functie van archief. De benodigde en aanwezige eigenschappen kwamen hierbij sterk overeen. Waar dit niet mogelijk was zijn juist wel grote aanpassingen gedaan om tot een hogere kwaliteit op complex niveau te komen. Ook hier bleef de dialoog van belang, het ontwerp moest een wisselwerking weergeven tussen oud en nieuw. Door toevoegingen integraal in te zetten ontstaat een symbiose tussen verleden, heden en toekomst. Het eindresultaat is een gebouw dat zowel een impuls geeft aan de kade, de wijk en geheel Rotterdam.
105
M.P.H.Willems
3 woningen, 3 landen,
1
landschap
Aanknopingspunten voor nieuwe woningen in het landschap Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Dr. ir. A.H.). Bosman Prof. dr. ir. B.E.). de Meulder Dip!. -Ing. H.H. Yegenoglu Datum afstuderen 26 augustus zoo8
I»
ü1' c
Q.
tD
..,tD CT
c
::I
Q.
!. ar ....
c .... <1)
rr 0
c
:E
A"
c :::J a. <1)
Samenvatting De locatie voor de het project is de Euregio Maas-Rijn. Zoals in veruit de meeste gebieden in West Europa is de dichtomie tussen stad en platteland weggevallen, het stedelijke is overal. Een uitgebreide catalogus en analyse waarin de regio als leefwereld wordt beschreven zijn de basis voor het ontwerp. Het maken van de kaarten werd ingezet om kennis te produceren. Dit gaf inzicht in een groot aantal emblematische landschappelijke figuren die over de Euregio repeterend voorkwamen. Figuren die weerbarstiger zijn als andere, maar niet ingezet worden om nieuwe typologieën te ontwerpen. Door deze als ecologiën samen te vatten onstaan er mogelijkheden voor een tactisch ingrijpen in het landschap zonder het landschap te con· sumeren. Een mogelijkheid om de conventionele stedebouw uit te schakelen en toch op een stedelijke schaal te opereren. Het is een architectuur die meandert tussen locale gegevenheden en regionale verbindingen. De groeve als openbare ruimte, de graft als inneembaar gebouw, en de boerderij als verbindend element tussen nederzetting, boomgaard en de weide.
ro6 Trefwoorden Euregio Maas Rijn Landschapselementen Nieuwe woontypologieën Atlas Boerderij Graft Groeve
De laatste maal dat de huidige Euregio Maas Rijn onder een politieke noemer viel was tijdens de heerschappij van Karel de Grote in de 8e eeuw. Daarna is het een voortdurende mengeling van kleine gebieden die tot grote staten behoorden of kleine onafhankelijke staten. Het grootste deel van de 'beschaafde' tijd zag het gebied er uit als een lappendeken. De laatste twee eeuwen van nationalisering gaven dit gebied een scherpe cultuurrand. In de beginfase van het proces was de fascinatie voor de verschillen tussen de drie landen, zowel in hun organisatie, de stedenbouw, tot de leef- en ontwerpcultuur, het motief. Om die reden zijn het drie woningen geworden in drie landen. Echter de initieel verkende verschillen zijn onmiskenbaar aanwezig, maar zij zijn een eindpunt. De menselijke maatschappij bestaat uit altijd mobiele en semi-stabiele vormen, steden, economieën, technologieën en ta.len. Er zijn zaken die diepe sporen achter laten en er zijn dingen die direct weer verdwijnen, óf geen materiële weergave hebben. Maar zo zijn er ook vormen en systemen te ontdekken die sterker zijn als andere, die weerbarstiger zijn, die een verbondenheid hebben met de plaats, die een stabiel kader vormen . Dat kan komen doordat zij in hun logica beter zijn als anderen , maar dat kan ook een toevallige opeenstapeling van processen zijn. Wat zij met elkaar gemeen hebben is dat ze altijd een directe verbinding leggen met het landschap. En daarmee met een grotere schaal, zowel in tijd als in oppervlakte. Een directe interferentie van tijden , geen lineair tijdsverband, maar een voortdurende wisselwerking tussen vroeger, nu en de mogelijke toekomst IDe drie locaties vertellen elk een apart deel van de gezamenlijke geschiedenis. Een geschiedenis die gaat over vroege geologische fenomen tot huidige maatschappelijke bewegingen. Elk deel geeft een andere mogelijkheid en figuur tot inrichting van het landschap. De stad heeft zich de laatste tientallen jaren in een flink tempo over het platteland gestort, maar daarin kan het landschap opnieuw een leidinggevende rol opeisen. Het voorstel is om drie nieuwe soorten landschappelijke typologieën te ontwikkelen, die aansluiten op een wens van de mensen om in de natuur te wonen , maar in een stedelijke context. Men denkt altijd in een tegen over het bouwen op het platteland , maar daarvoor in de plaats wil ik een vóór zetten. Door te bouwen op het platteland kan het kwetsbare landschap behouden blijven. Het kan bovendien leiden tot nieuwe manieren van wonen. Oude structuren en systemen kunnen mogelijkheden tot vernieuwingen en verrijking van het arsenaal van woonmogelijkheden bieden. Het maken van de kaarten werd gedurende het ontwerpproces ingezet om kennis te produceren, in plaats van een kaart die je verteld waar dingen zijn . Een proces van kaarten lezen , reizen , praten en ontdekken, gaf inzicht in een groot aantal emblematische figuren die over de Euregio repeterend voorkwamen. Figuren die weerbarstiger zijn als andere, maar niet ingezet worden om nieuwe typologieën te ontwerpen. Door deze als ecologiën samen te vatten, vond ik mogelijkheden voor een tactisch ingrijpen in het landschap zonder het landschap te consumeren. Een mogelijkheid om de stedebouw uit te schakelen en toch op een stedelijke schaal te opereren. Het is een meanderen tussen locale gegevenheden en regiona.le verbindingen. De groeve De groeve als openbare ruimte (Spaubeek, Nederland) Het landschap van de Euregio wordt grotendeels bepaald door zijn geomorfologische basis. Kort omschreven is het een samenstel van hooggelegen plateau-achtige resten van Maasterassen, laaggelegen dalen en tussenliggende dalwanden. Door een bewogen geologische geschiedenis is hier een veelheid aan nuttige materialen in de bodem te vinden, verschillende soorten kalksteen, steenkool, zand, grind, bruinkool etc. Door de groeve te zien als een uniek evenement in het landschap, kan hierin ook een speciaal programma ontwikkeld worden. Het gaat daarbij niet zozeer om de groeve vol te bouwen maar door enkele ingrepen zijn vorm als uniek waardevollandschap te vervolmaken.
Afbeelding 1 Nieuwe kaart voor de euregio; de donker gekleurde vlakken geven "hotspots" aan in Nederland Belgie en Duistland
Afbeelding 2 Conversie van een landschapselement I»
ia: c:
c. 11)
....11)tr c:
::J
c.
~
OT
n
~ ro
;:::;:
Afbeelding 3 Gemeenschapshuis voor de groeve. "de machine"
Afbeelding 4 Herinterpretatie boerderij
Binnenin is het een buitenaards landschap wat vreemd wild en soms ook gevaarlijk kan zijn. De bedoeling voor deze groeve is ze op te nemen als een open· bare ruimte. Een ruimte waar gespeeld mag worden. Een nieuw plein voor het dorp, een campingplaats voor de wandelaars, een theater of filmzaal, of een spiratuele ruimte. Een plaats waar dingen bijelkaar komen, die je niet had verwacht. In deze groeve zijn drie fragmenten van wegen te vinden die geen connectie met elkaar maken. Alledrie zijn ze van een andere tijd, en als resten liggen ze er nog. Maken we connecties tus· sen deze fragmenten dan ontstaat er een nieuwe "loop", deze wordt toegevoegd aan de bestaande netwerken. De verbinding brengt verschillende werelden bij elkaar: verschillende tijdvakken, met verschillende bezoekers en verschillende schaalniveaus. Meubels maken de link tussen de wegen en geven een aanzet tot het gebruik van de groeve, en articuleren de sensaties van dit spectaculaire landschap.
almaar aanpasbas kan blijven. De vorm mimiekt de vorm van de graft. Doordat een graft wat bolt gaf dat aanleiding om de gaten voor de lichttoetreding te gebruiken als inrit naar de garage. Het terras wikkelt elke woning apart in. Door een split level toe te passen is er voldoende licht in de woning. De bedoeling is alle benodigdheden die een bungalow omvat te incorporeren in dit volume. Uitgangspunt hierbij is de woning van binnenuit als individuele uiting. Maar van buiten uit als een geheel.
De graft De graft als inneembaar gebouw (Wonck, België) De meest typische kenmerken van de heuvelflanken zijn de holle wegen en graften. Horizontale strepen van houtwallen en graften vormen poëtische elementen, die de heuvels beter doen articuleren. Holle wegen lopen verticaal en vormen de link tussen beneden en boven, zij maken een geleidelijkere opgang mogelijk, uitgesleten door de menselijke invloed en geholpen door water vormen zij verticale strepen in het landschap. Dichtbij het dorp en op een niet zo geliefd stukje grond geeft dat de mogelijkheid een "nieuwe" structuur toe te voegen, een nieuwe atmosfeer met een fantastisch uitzicht over het dal van de Geer. Zittend op je eigen woning. Het landschap als een grote eigen tuin . Het is geen object van weerstand tegen de "natuur", maar voegt zich in het stramien van het landschap. Het manifesteert zich als een geheel volume. Maar meer intrinsiek als een losse woning met unieke uitzichten en spannende ruimtes. Waarbij de vorm als een frame werkt, en de woning
De boerderij De boerderij als verbindend element tussen nederzetting, boomgaard en weide. (Frelenberg, Duis tland) Karakteristiek in deze omgeving is de nederzettingsopbouw. Boerderijen vormen clusters langs de straten , die parrallel liggen aan beekjes of rivieren. Het voorstel is om de boerderij als type nieuw leven in te blazen, geen letterlijke vertaling maar uitgaande van de herkende kwaliteiten. Het vermogen van de boerderij om zich te transformeren en aan te passen aan verschillende omgevingen ligt besloten in zijn gefragmenteerde opbouw. Het geheel werkt als een ensemble en kan op die schaal communiceren met de omgeving. Als transformatie heb ik drie standaard typen woningen ontworpen, die geschakeld een specifiek groter volume kunnen vormen. Er is het poortvolume, het woningvolume en het staljschuurvolume. Door het introduceren van de wachtgevel is het woningtype door te schakelen tot een groter element. Een aanzet tot een dek maakt het mogelijk om de volumes geraffineerd te verweven met de bestaande bebouwing zonder dat het parkeren een belemmering vormt. De boerderij kan ingezet worden om een plein af te maken, een boomgaard op te nemen, of als solitair volume op het plateau. Door de bestaande verkavelingspatronen te volgen, wordt de grootte van de boerderij bepaald. Elke woning heeft alles binnen zijn eigen volume, en daardoor blijft de grens met het landschap scherp.
!07
I. Wognum
Horeca- I leisurevoorzieningen en woonboulevards: een combinatie? Een consumentenonderzoek naar het winkelgedrag van consumenten in perifere winkelcentra in het algemeen en de invloed van horeca- en leisurevoorzieningen in het bijzonder. Afstudeerrichting Real Estate Management & Development Afstudeercommissie Drs. ).).A.M. Smeets Ir. ing. l.I. Janssen Ir. A.W.) . Borgers Al
ëi!' ..... c
Datum afstuderen z6 augustus zo o &
0. tl)
tl) ....r::T
c
:I 0.
!!.. Ol'
n
c:
;;
;::;:
108
Samenvatting De oorspronkelijke woonboulevard is sinds het ontstaan in de jaren tachtig steeds verder veranderd, waarbij het aanbod meer diversiteit heeft gekregen. Om in te spelen op de vraag van consumenten naar recreatiever aanbod , worden winkelcentra steeds vaker gecombineerd met horeca en leisure-elementen. Dit onderzoek richt zich op het onderzoeken van het winkelgedrag van consumenten in perifere winkelcentra in het algemeen, i.e. de perifere woonboulevards , en de invloed van horeca- en leisurevoorzieningen in het bijzonder. Het winkelgedrag wordt in kaart gebracht door vergelijking van twee bestaande perifere woonboulevards, verschillend van ruimtelijke opzet wat betreft de positionering van de winkels en horecavoorzieningen. Trefwoorden Detailhandel Winkelgedrag Consumentenonderzoek Woonboulevard Horeca- jleisurevoorzieningen
Aanleiding De oors pro nkelijke woonboulevard is sinds het ontstaa n in de ja ren tachtig steeds verder veranderd , waarbij het aa nbod mee r divers iteit heeft ge kregen. Nieuwe typen woonboulevards zijn ontwikkeld , waarbij complete rnalis m et verschillende leisurevoorzieninge n op de markt zijn gekom e n . Deze ontwikkelingen ontstaan mede doordat het Nederlandse detailhandelsbeleid sterk is versoepeld. Dit biedt mogelijkheden om de branche ring op detailhand e lsvestigingen in de periferie uit te breiden . Door de afna m e van vrije tijd zijn de consumenten op zoek naar beleving, waarbij de consumenten het winkeien wille n combineren me t andere activiteiten. Om in te spelen op de vraag van de consument naar een recreatiever aanbod, worden winkelce ntra steeds vaker gecombineerd met horeca en leisureelementen. Echter, de combinatie van retail en leisure zou gevolgen kunnen hebben voor het winkelgedrag van consume nten binnen de perife re winkelcentra. In dit kader s peelt dit afstudeeronderzoek zich af. waarbij de probleemstelling als volgt is gedefinieerd: Wat is de invloed van de aanwe.,;igheid en de locatie van horeca- en leisurevoorzieningen in perifere winkelcentra op he t winkelgedrag van bezoekers in pe rifere wi nkelcentra) De probleemstelling is tweeledig. In dit onderzoek is ten eerste het huidige winkelgedrag in kaart gebracht, waarbij het onderzoek zich heeft gericht op bestaande perifeer gelegen detailhandelsvestigingen, en in het bijzonder de woonboulevard s d ie perifeer gelegen zijn. Ten tweede is gekeken naar de invloed van de leisure-eleme nten op het winkelgedrag, in het bijzonder de horecavoorzieningen aanwezig in bestaande perifere detailhandels-vestigingen. Daarnaast is gekeken naar de mogelijkheden van leisure-voo rzieningen die in de toekomst ingepa st zouden kunnen worden . Perifere winkelcentra en leisurevoorzieningen Perifere winkelcentra, i.e. de woonboulevards die perifeer gelegen zijn , zijn geconcentreerde vestigingen aan de rand van de steden , rond de th ema's "I n-en-om-het huis", "Wonen", "Doehet-zelf', "Plant e n Dier", "Bruin- en Witgoed", "Sport/kamperen" en "Speelgoed" (HBO, 2004). Het begrip leisu re is lastig te definiëren. Het omvat eigenlijk alles wat vermaak kan bied e n; van natuurjpark met fontein, tot aan bioscoop of pretpark. Als er specifiek gekeken wordt naar de woonboulevard dan zijn voornamelijk horecavoorzieningen aanwezig. Bezoekmotieven Consumenten hebbe n verscheidene redenen om woonboulevards te bezoe ken ; het kan zijn dat bezoekers voor plezier gaan winkelen op woon boulevards, of juist om doelgericht ee n aankoop doen, of een combinatie van beide of om alleen te oriënteren. Ten aanzien van het winkelgedrag van bezoekers op woonboulevards wordt veronde rsteld dat de woonboulevard s nog steed s doelgericht worde n bezocht. Ten aanzien van het wi nkel gedrag van bezoe kers die gedurende de vakantieperiode de woonboulevards bezoeke n, wordt verwacht dat de woonboulevard meer voor plezier wordt bezocht. Hierbij zal het aandeel impulsbezoeken hoge r liggen. Dataverzameling en verwerking Om het winkelgedrag van bezoekers van woonboulevards in kaart te brengen, zijn enq uêtes onder bezoekers van woonboule-
vards Breda en Ekkersrijt, afgenomen, waarbij een vergelijking is gemaakt tu ssen het winkelgedrag van de bezoekers. Deze woonboulevards verschillen qua ruimtelijk opzet wat betreft de positionering van de winkels en horecavoorzieningen. De uiteindelijke data , verkregen uit de enquête, zijn verwerkt met het statisch programma SPSS en Geografisch informatie systeem TransCAD. Resultaten Winkelgedrag (niet ruimtelijk) Beide woonboulevards worden, in tegenstelling tot de verwachting, zowel tijdens als na de vakantieperiode, overwegend doelgericht bezocht. De bezoekperiode heeft geen invloed op het winkelgedrag van consumenten. De groepssamenstelling waarmee de respondenten de woonboulevards hebben bezocht, bestond vaak uit twee of meer volwassenen. De bezoeken worden door de respondenten van woonboulevard Breda vaker vooraf aan het bezoek gepland dan door de respondenten van woonboulevard Ekkersrijt. Tevens zijn bezoekers van woonboulevard Breda vaker gedurende het jaar, door de aanwezigheid van de Mediamarkt en de Xenos, naar de woonboulevard geweest. Ondanks het kleinere aantal bezoeken, ondernamen de respondenten van woonboulevard Breda tijdens een bezoek meer impulsbezoeken dan respondenten van woonboulevard Ekkesrijt. Winkelgedrag (ruimtelijk) Bij de ruimtelijke analyse van het winkelgedrag is naar voren gekomen dat de hoofdlooprou te, waar de respondenten van woonboulevard Breda lopen, over de gehele woonboulevard loopt, terwijl de respondenten bij woonboulevard Ekkersri jt voornamelijk een gedeelte van de woonboulevard bezochten, waarbij somm ige respondenten tijdens het bezoek ook kriskras over de woonboulevard liepen. De bezoeken aan de horecavoorzieningen liggen, in de meeste gevallen, bij beide woon boulevards, op de gelopen route, waarbij de respondenten voornamelijk alleen in het gebied verbleven waar de betreffende horecavoorziening gevestigd is. Deze bezoeken aan de horecavoorzieningen werden voornamelijk impulsief gedaan; alleen werden de bezoeken aan de horecavoorzieningen op woonboulevard Ekkersrijt meer vooraf aan het bezoek gepland dan bij woonboulevard Breda. Conclusies Uit vergelijking van de resultaten met betrekking tot het winkelgedrag (zowel ruimtelijk als niet-ruimtelijk) van bezoekers van de twee woonboulevards kan geconcludeerd worden dat de ruimtelijke opzet van woonboulevards van invloed is op het winkelgedrag van bezoekers, en voornamelijk op de impuls bezoeken. Indien de winkels en de horecavoorzieningen zo zijn opgezet dat een loopcircuit wordt gecreëerd, waarbij de horecavoorzieningen in deze looproute liggen, zodat de bezoekers gestuurd kunnen worden, zijn de bezoekers eerder geneigd deze route te volgen. Op deze manier worden de bezoekers langs verschillende winkels en horecavoorzieningen gestuurd, wat de kans op impulsbezoeke n vergroot. Dit komt tevens naar voren uit de resultaten bij woonboulevard Breda, waar ondanks dat de respondenten van woonboulevard Breda redelijk in de buurt van hun startpunt verbleven en minder stops maakten, de respondenten meer impulsbezoeken ondernamen dan respondenten van woonboulevard Ekkersrijt.
M. Zwemmer
Engaging Users in Briefing and Design a Strategie Framework Afstudeerrichting Construction Management & Engineering Afstudeercommissie Prof. dr. ir. W.F. Schaefer Dr. A.F.H.J. den Otter Arch.AvB Ir. G.W.O. Boissevain Datum afstuderen augustus 2008
26
CT 0
c
::;:
7'
c
::::> 0.. Cl)
IIO
Samenvatting Historically, briefing was considered to be a static even! of capturing the dient's requirements, prior to the design stage of a project. Especially conceming complex building projects, interest in this process has increased. Today, briefing is considered to be an iterative and sociallearning process, about the elient organisation and its spatial needs. Nevertheless, although there is a strong interaction between the dient, designers and consultants, clients frequently have difficulties to fully capture the organisational needs. In other words, a discrepancy between the dient's values -his conception of the organisational operation- and the shared values of the users can occur. To further define these needs, users should be considered a significant souree of knowied ge on the specific requirements; therefore, engaging them should increase the value of the briefing and design process. Furthermore, user's va lues and knowledge should provide the architect a better insight in the design problem. Trefwoorden Knowledge Management Knowledge Sharing Strategie Briefing Client Representation User lnvolvement
Introduetion Recent studies show that there are still problems concerning the briefing process. Predominantly, they concern the communica· tion and information exchange between the dient, architect, consultantand the user of the building. Th is problem can be further divided in three sub-problems. Firstly the unknown specific needs of user-groups, ineluding the fluctuating general requirements, secondly how to communieale these requirements and values to the designers, and thirdly how to ereale commitrnent to the overall process, as well as ereale ownership of u se r' s with the actual building. [1] [5] Since elient representation throughout the briefing process is considered to be a critica! success factor of the brief[!], this paper focuses on the engagement of the dient's organisation and its users. Throughout this paper, the term user engagement (UE) is defined as: an active participation of users throughout the differen t stages of the briefing and design process. Engaging the users requires the elient to recognise the user as a potential souree of valuable souree of information. Method This study was initialed by an earliercasestudy on DR-Byen; the new media centre of the Danish broadcasting company DR. Since the users of OR were intensively involved throughout the briefing and design process, this provided an opportunity to evaluate this process. To develop the strategie framework, a two staged desk research has been started. Firstly, a literature study provided a detailed theoretica! background on this topic. Secondly, three other comparable theatre and media projects -with different levels of user's involvement- have been studied. Briefing and User Engagement Briefmg or planning is the processof ca pluring the purpose, intended use, requirements, objectives, and desired qualities for a construction project, which results in a document: the brief. Generally there are two theories on the function of the construction brief. The first theory considers the brief as a sta tic developed document which serves a set of design conditions. The second approach considers briefing as a dynamic iterative process, which is developed throughout several stages in the pro· cess [2j [5] [4] Within the project organisation two distinctive groups can be distinguished: users and providers (e.g. architect, consultants). Differences in project ideas, values, goals etc, can be a souree of conflict between these groups; furthermore, they might be intensified by the fact that they do nol entirely understand each other's (facility) language. [3] To resolve this problem, stakeholder managementand elient and user representation are considered as critica! success factors of the briefing process. Strategie Framework The general concept of the user engagement framework is based on a three-way division of the briefing process : strategie, preliminary and detailed. The degree of engagement and the number of users involved can be visualized by the shape shown in Figure 1. Once there is a common commitrnent for the processof UE, a situation analysis should be executed to define the different user groups. This study proposes three different user groups. The first group consists of people who could influence the strategie phase of the project, but are nol a member of the elient organization: extemal stakeholders. The second group, the user study groups are the people who have a distinctive amount of knowledge of the building requirements and values. The third group is the facility study groups, all employees and managerwhoare motivated to collaborale in the briefing and design process. Throughout the three phases the framework suggests that the user groups will be engaged differently. During the strategie phase all groups should be engaged. By means of a large strategie needs analysis the users s hould be ques tioned to their preferred va lues of the project. Furthermore, the user study and facility study grou ps will be involved to evaluate the old facili ty using a stakeholder orientated evaluation tooi (e.g. POE, PPE). The result of this phase should be a strategie outline of the
Nr. of involved users
..
..
I»
-ur
c
c..
Det iled 8 c
tD
..,tD C"
c:
::I
c..
!!. ....,
"'n
c
;::;::
~ 0" 0
c
::;:
A: External stakeholders B: User study groups C: Facility study groups
7'
c
~
3
m III
Figure 1
project, written in a business language: the strategie brief. During this phase, the amount ofknowledge and values will intensively increase; in order to manage this process, an electrooie statistica] program should provide an efficient overview of the users' thoughts. During the preliminary phase the business concept written in the strategie brief, is Iranslaled in a construction project. During this phase, the framework suggests that the user study groups should be involved, through study group meetings and workshops. An important condition to this element is the suggested attendance of a user representative manager, who should ensure that the users' ideas and values are taken into account during the design meetings. Furthermore, although the number of involved people increases, he should ensure a manageable process. Throughout the last proposed phase, the detailed phase, the flexibilities in the design a nd earlier brief should be filled in. During this phase, both the user study groups and facility study groups are considered to be get involved. Through smal! user meetings the users should influence the decision on the smal!, but important details ofthe design. Lastly, to ensure that the con tribution of the users is actually used in practice, a user representative manager should be involved in the construction project organization. Condusion The objective of this frameworki s to contribute to solve the problems concerning the communication, information and knowledge exchange between dient, users, designers and cons ultants. Furthermore, it should contribute to a better insight in the requirements of the design problem at hand. This detailed insight should enable the elient and designe rs to better anticipate to this problem, and commence a design which better confi rms to this problem. Although the number of involved actors, and conseque ntially the amoun t of data, wiJl increase, modern statistica] techniques should contribute to an efficient process.
::::> 0..
The presented frameworkis still preliminary and therefore, more resea rch and more cases should be investigated to the application of this tooi. Since the stuclied cases cover theatre and media buildings, further research is needed to proof its value in other sectors. The first step will be a discussion of this tooi with experts from within the Dutch construction industry. Their comments and suggestions will be used to further structure and improve this tooi.