A.S.H. AI-Geboury J.R.W. Bongers M.G. Burger J. Buskermolen J.A. Dekkers K.A.G.M. Domen B. Hendriks J.R.M. Hollender A. Hovius J.J. Kamp F.F. Kuppens M.N.C. Laureijssen C.J. Mommaas J.J.L.Notermans R.P.J. Pellikaan A.B. Pieters E. Remerie M.J. Roders H.J.W. Schneijderberg B.A.P. Vandewall A.R. Wouda A.A.J. van Zutphen
diploma-uitreiking faculteit bouwkunde o6 januari 2004
Technische Universiteit Eindhoven
jaargang 2003-2004 nummero3 o6 012004
rr 0
c
~ ~ c ::J CL
ro
2
Inhoud
pag.
A.S .H . Al-Geboury Multifunctionele hoogbouw in centrum Eindhoven
6
j.R.W. Bongers Geprefabriceerd metselwerk binnen de baksteenindustrie
8
M.G. Burger Poldermodel Een ontwikkelingsstrategie voor een n ieuwe stad in de Haarlemmermeer
J. Buskermalen Wonen op een breukvlak Ontwerp voor een woongebouw in Am sterdam
JO
12
J.A. Dekkers Vicotica De m eerwaa rde van !CT voor de woonsituatie K.A.G .M. Domen Vastgoedderivaten
16
B. Hendriks Het ontwikkelen van een model maatvoeringsplan voor klimbekistingen, toegepast bij betonnen kernen
r8
j. R.M. Hollender Trillingoverdracht tussen kolommen en vloeren Vergelijkin g van schaa lmode.lmetingen. simulaties en theoretische m odellen op basis van Statistica[ Ene rgy Analysis
20
A. Hovius Gebiedsmanagement in Ontwikkeling
22
).).Kamp ZB 7H, duurzaam d uurzame stedebouw in Zuidbroek Zevenhuizen F.F. Kuppens Grenzchede Een ontwerp voor ee n binationaal stadsdeel tussen Enschede e n Gronau M.N.C. La ureijssen Scheve Hoogbouw Ontwerp voor een woontoren in Tilburg C.J. Mommaas Dynamisch gedrag van Hoogbouw, toegepast op de Coolsingeltoren
30
J .) . L.Notermans Suburban Challenge: een BUlTENkans voor Zuidwijk R.P.J. Pelli kaa n De maatschappelijke vastgoedvoorraad tactisch bekeken! H e t opstellen van tactisch beleid op basi s van een koppeling tussen een vastgoed perform a ncemeting en he t gemeenteli jk beleid ten aanzien van maatschappelijke voorzieningen A.B. Pie ters & E. Re.merie Informatiebeheer in de werkvoorbereiding Vastlegging en ove rdracht van informa tie over he t uitvoe rings proces M.J. Raders Suburban Challenge: een BUITENkans voor Zuidwijk H .J.W. Schneijderberg Oude vandaag ontwerpen voor morgen B.A.P. Vandewall A work in Progress ... een ontwerp voor een museum
34
4
A.R. Wouda Ga toch ook fietsen! Ee n visie over stedelijke m obiliteit, m et een uitwerking voor Eindhoven
44
A.A.). van Zutphen Analyseren van een complexe constructie van een kerk
Cll
ür ..... c: a.
ID ID
a-c: ::I
a. ~
er r> c
;:;
;:::;: CT 0
c ::;;:
c"' :::J
o_ (1)
A.S.H. Al-geboury
Multifunctionele hoogbouw in centrum Eindhoven Afstudeerrichting
Construc tief Ontwerpen Afstudeercommissie
Prof. Ir. C.S. Kleinman Prof. Ir. H.H. Snijder Dip!. ing. Hüsnü Yegenoglu Datum afstuderen
16 december 2.003
;:;;' n c
~
;::;: 0"
0
c
:::!
A"
c
::::J
0..
6 Multifunctionele hoogbouw in centrum Eindhoven
Het afstudeerprojec t is gebaseerd op he t maken van een ontwerp. Hierbij is er gekozen voor een onl\verp voor een multifunctioneel hoge gebouw te Eindhoven . Het afstudeeronderwerp betreft het constructief ontwerp en ontwikkeling van het gebied 1n de zuidelijke zi jde van het bestaande stat ion in Eindhoven. Het uitgangspunt is het moderniseren van en ee n nieuwe overzicht geven voor de bestaande zuidelijk e g<.:bi<.:d van het station. In noordelijke zijde is de KBC opgebouwd die een modern beeld voor de zone geeft. Terwijl de zuidelijke zi jde nog s teeds geen identiteit heeft. Daarom komt hier dit project voor, een hoog multifunctioneel gebou w te onl\verpen , in de tegenwoordige parkeerplaats. Het parkeerplaats ligt binnen Eindhoven op een centrale plaats. In de directe omgeving liggen het stadsce ntrum, he t centraal station. Vanwege de centrale ligging is het logisch dat e r een stedelijke u itstra lin g word t nage~ treefd , die in andere uitbreidingswijken geen bestaansrecht zou he bben. Door de herontwikkeling en nieuw bouw bij he t bestaande is er een verbinding ontstaan met he t stadscentrum. Deze verbinding heeft men ges talte gegeven in de vorm van een overdekte voetgangersban me t enkele kleinschalige winkels. In he t ontwerp worden uiteindelijk in to taalr4.704 m_ parkeerplaatsen, 7·352. m_ winkels, 3.676 m_ restaurants, 20 .052. m_ kantore n, 25.632 m _ hotel, zr.r66 m _ woningen en de toegankelijke ruimte r2o.9r7 m_ Het ontwerp wordt een stadsgebied met een architectonische uitstraling en een g('hccl eigen identiteit. Het ontwerp va n het ge hele plan is gebaseerd op het idee dat er centraal in het gebied een actieve zone moet komen met daar omheen ee n woonjwerk ge bied met een hoge d ichtheid. Een ander centraal thema in de ontwikke ling va n het gebied is
DJ
u;' c:
0. tD tD
.....
C"
c:
:::1
0. tD
rr 0 c
:E
T
c
:::J
0..
ro
7 een driezijdig. Aan de ene kant is er de gesloten en constructieve uitstraling naar buiten toe. Aan de tweede kant de moderne uits traling in het binnengebied. Aan de derde kant is he t ontwerp als een architectonisc he kenmerk voor de s tad zou beschouwd worden, in het geval als het uitgevoerd zou zijn.het gebied wordt ontworpen als een op zichzelf staand stadscentru m en daarom wordt er dan ook extra aandacht besteed aan grootstedelijke functies. Daaronder wordt verstaan functies die typerend zijn voor een stadscentrum en die in klein dorpen ontbreken. Voorbeelden van z ulke functies zijn uitgebreide winkels, restaurants, cafés, e.z.w. Binnen het ontwerp zijn dergelijke grootstedelij ke functies gepland, gelokaliseerd rond een centraa l kern in het midden van he t gebou w in d e eerste zes verdie pingen. Dit hoge multifunctioneel gebouw zou één gebouw worden dat aa n de zuidelijke ka nd van het station Eindhoven staat gepland. In dit gebouw moeten een aantal grootschal ige binnenstadsfuncties plaats krijgen te weten: een ondergrond parkeergarage, commerciële ruimtes, diverse horeca gelegenheden, kan toor functies, een hotel, t won ingen. Een algemene tre nd in het Eindhoven Hoge Gebouw is een streven naar hoogwaardig gebruik van de grond alsmede de materialen die verwerkt worden. Het multifunctioneel Eindhoven Hoge Gebouw moet aan dit streven voldoen.
J.R.W. Bongers, Jeroen
Geprefabriceerd metselwerk binnen de baksteenindustrie Afstudeerrichting Uitvoeringstechniek Afstudeerscommissie: Ir. F.).M van Gassel Prof. dr. ir. ).).N . Lichtenberg Prof. dr. ir. W.F. Schaefer Datum afstuderen 25 november 2003
"'.....ur c
Q.
tt> tt>
ac :::1
Q.
!!?.. iU'
(")
c
;;;
Samenvatting Als gevolg van een dalende baksteenafzet en een toenemend tekort aan metselaars zal de baksteenindustrie in de toekomst steeds verder in de problemen komen. Om dit op te lossen biedt prefab metselwerk goede mogelijkheden. Uit onderzoek blijkt echter dat de huidige prefab metselwerk producten onvoldoende tegemoet komen aa n de eisen uit de markt. Vandaa r dat er binnen het afstudeerproject een nieuwe prefab metselwerk bouwmethode voor de baksteenindustrie is ontworpen, die beter tegemoet komt aan de gestelde markteisen.
Figuur 1 Sandwich metselwerk
;::;:
o-
g
~
§ ~
Trefwoorden Prefab Metselwerk Baksteen
Bouwmethode bouwproduct
8 Probleemstelling De laatste jaren is de afzet van m etselbakstenen in Nederland flink gedaald. Hoewel de Koninklijke Nederlandse Baksteenindustrie (KNB) verwacht dat de ba ksteenafzet in zoo6 weer 'Zal gaan aan trekken, zal zich dan naar alle waarschijnlijkheid een ander probleem gaan aandienen. Bouwradius heeft in 2002 namelijk becijferd dat in zoo6 het huidjge aantal metselaa rs met zo% za l afn em en. Daar zich in 1999 ten tijden va n een hoogconjunctuur reeds een teko-rt aan metselaars voordeed, zal een aantrekkende vraag naar baksteen metselwerk in zoo6 door het sterk dalende aa nbod metselaars onvoldoende gerealiseerd ku n nen worden. Deze situatie kan twee gevolgen hebben. Enerzijds kan de aantrekkende vraag n aa r baksteen me tselwerk vervangen worden door goed kopere alternatieve gevelbekledingsm aterialen zoals hout of stucwerk. Anderzijds kan de aantrekkende vraag verva ngen worden door geprefabriceerd m etselwerk, daar middels deze bouwmethode baksteen m etselwerk sneller gerealiseerd kan worden en er dus m inder m etselaars nodig zij n. Welke van de twee mogelijke situaties zich ook in zoo6 zal voordoen , beiden zullen tot gevolg hebben dat de baksteenindustrie ook na zoo6 in een crisis blijft hangen. Wil de baksteenindu strie de negatieve vooruitzich ten daar
Figuur
2
Systeem metselwerk
OJ
ür c:
c.
ID ID
...,
C"
c:
::J
c.
!!.
ar n c:
;:::;:
er 0
c
::;;:
c "' :::J 0..
rtJ
9 Anderzijds is er het zogenoemde systeem metselwerk, dat bes taat uit ongeveer één vierkante meter grote isolatiepanelen, waarop steenstrips zijn bevestigd (zie figuur 2). Gebruikte methode Om te achterhalen of sandwich en systeem metselwerk voldoende geschikt zijn om door de baksteenindustrie in de markt te gaan zetten , is er gebruik gemaakt van de strategische fase van het zesfasenplan van Lichtenberg. Dit is een productontwikkelingsplan dat speciaal voor de bouw ontwikkeld is. Om beide prefab bouwmethoden te beoordelen is er allereerst een sterklefzwa kte analyse ten opzichte van traditioneel metselwerk uitgevoerd. Daar de prefab metselwerk producten ook in de toekomst moeten vo ldoen, zijn ze vervolgens getoetst aan ontwikkelingen en trend s die zic h de komende jaren (naar alle waarschijnlijkheid) zullen voordoen binnen de woningbouw. Hierna is middels een marktonderzoek (enquête) achterhaald hoe de markt op dit moment over prefab metselwerk oordeelt. Doel hie.rvan was te achterhalen of de prefab metselwerk producten wel tegemoet komen aan de eisen en weusen uit de markt. Tenslotte is er nog een concurrentieanalyse uitgevoerd die als doel had te achte rhalen of de baksteenindustrie met de prefab metselwerk producten voldoende kan concurreren met de huidige aanbieders van prefab metselwerk. Resultaten Uit het onderzoek is gebleken dat de concurxentieposüie voor beide prefab metselwerk producten gunstiger zal zijn, wanneer deze worden geproduceerd door de baksteenindustrie in plaats van door de huidige aanbieders. Ook is gebleke n dat zowel sandwich als systeem metselwerk op tal van aspecten goed kunnen concurreren met traditioneel metselwerk. Daarnaast bezitten beide bouwmethoden verschillende positieve aspecten die bovendien goed aansluiten bij tal van ontwikke lingen en trends in de woningbouwmarkt Men mag dan ook concluderen dat zowel sandwich en systeem metselwerk in de toekomst toene-
mende kansen op succes hebben. Zowel sandwich en systeem metselwerk bezitten ech ter ook enkele negatieve aspecten. Uit enquêtes onder architecten en aannemers is gebleken dat met name deze negatieve aspecten de belangrijkste redenen zijn waarom de markt op dit moment nauwelijks sandwich of sys teem metselwerk toepast. Het blijkt dat met name op de aspecten prijs, kwalite it, ontwerpvrijheid, uitvoeringsvrijheid en levertijden beide bouwmethod en enkele nega tieve aspecten bezitten , die onvoldoende tegemoet komen aan de eise n en wensen uit de markt. Conclusie H et is nu du s maar de vraag als in de toekomst, wann ee r metselwerk als gevolg van een metselaarstekort niet m ee r traditioneel gerealiseerd kan worden, de vraag naar sandwich of sys teem metselwerk zal stijgen. Het is goed mogelijk dat de markt de nega tieve aspecten van prefab metselwerk dan nog steeds onvoldoende accepteert en Liever overstapt op geheel andere producten zoals bijvoorbeeld hout of stucwerk als vervanging van traditioneel metselwerk. Vandaar dat wanneer de baksteenindu strie met ee n pre fab metselwerk bouwmethode op de markt wÏ'I komen, het zinvol is dit niet met sandwich of systeem m etselwerk te doen , maar zelf met een nieuwe bouwmethode te komen . Deze nieuwe bouwmethode dient dan enerzijds zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de positieve eigenschappen va n beide prefab metselwerk producten en anderzijds de negatieve aspecten van beide bouwmethoden zo goed mogelijk op te lossen.
M.G. Burger
Poldermodel Een ontwikkelingsstrategie voor een nieuwe stad in de Haarlemmermeer Afstudeerrichting
Stedebouw Afstudeercommissie
Dr. ir. C.H. Doevendans Ir. ).A. Lörzin g Ir. R.A. Rutgers Datum afstuderen
r6 december 2003 Samenvatting
o0
c
~ T c
De enorme vraag naar woningen in Nederland in de komende 30-35 jaar kan worden opgelost door het concentreren van woningbouw op een gering aantal locaties. In dit onderzoek wordt een inrichtingsprincipe opgesteld voor de gemeente Haarlemmermeer, waardoor hier een nieuwe stad ontstaat. Aan de hand van een uitgebreide analyse van de gemeente en een onderzoek naar het ontstaan van nieuwe steden wereldwijd, worden geconstateerde kenmerken op positieve wijze geprojecteerd op de Haarlemmermeer. Rekening houdend met de bestaande structuur en locatiegebonden factoren zal de ontwikkelingsstrategie het gebied van de Haarlemmermeer op gepaste wijze verstedelijken.
Afbeelding 1 Haarlemmermeer 1855
::::l
0.
ro
JO
Trefwoorden
Haarlemmermeer NieuwP stad On twikkelingsstra tegie I nrich tings principe Polder
In dit onderzoek wordt een strategie opgesteld voor een nieuwe stad in het bestaand stedelijk gebi ed van de gemeente Haarlemmermeer. Aanleiding van he t onderzoek is een overeenkomende visi e op h e t beleid dat wordt voorges telel in de Nota Rubiks ruimte. In deze nota wordt he t woningbouwvraagstuk van Nederland voor de komende 30-35 jaar opgelost door woningbouw te conce ntreren op een ge ring aantal locaties, in dit geval door een nieuwe stad te ontwikkelen in de Haarlemm e nneer. Hierdoor wordt 'verrommeling' van het landschap tegengegaan en worden tevens meer waardevolle gebieden ontlast. Dit in tegenstellin g tot het overheidsbeleid beschreven in de Vijfèl e Nota ove r de Ruimte lijke Ordening, waar aan de> hand van contouren, mogelijke uitbreidingslocaties word en aangegeven. Omelat het standpunt inge nomen in de Nota Rubi.ks ruimte wordt gedeeld, wordt aan de hand van een drietal deelonderzoeke n een stra regie opgesteld voor hel ontstaan van een nieuwe stad in de Haarlemmerm ee r. Naast ee n analys e van de Nota Rubiks ruimte, wordt e ne rzijds een onderzoek verricht naar de ontwikkeling va n de gemeente Haarle mrnermcer en ande rz ijds een onderzoek gedaan naar he l ontstaan van nieuwe steden. De problee mstel ling is tweeledig en als vol gt geformulee rd: Welke ke nme rke n he bben nieuwe sted e n e n hoe dragen deze bij aan de id entiteit van de stacP Hoe kunn e n deze kenmerken op positieve wijze worden toegepast in een ont\vikkelingsstrategie voor een nieuwe stad in de Haarlemmermeer? De gemee nte Haarlemmermeer is gelegen in het zuiden van de provincie Noord-Holland en telt op dit moment 125.000 inwone rs, ws.ooo JJ:be icl splaatsen en 6.700 bedrijfsves tiginge.n. In r852, werden de vier meren waaruit de 1-Iaarlemmermeer-poldcr is ontstaan, droogge legd. De Haarlemmermee r wa s lange tijd een agrarische gemeente en ging zich pas na de Tweede We re ldoorlog echt ontwikkelen. Op he t gebied van woningbouw ond e rging de gemee nte grote uitbreidinge n. In 1980 werd de Haarl e.rnmermeer aangewezen als groeikern, wat een uitbreiding in hield van r5.ooo woninge n. In 1993 werd va s tgesteld in het Vinex-beleid da t e r tot het jaar 2005, 17-400 woningen in de Haarlemmermeer moeste n worden bijgebouwd. Opvallende
Afbeelding 2 Haarlemmermeer 1980
Afbeelding 3 Haarlemmermeer 2040
kenmerken van het gebied zijn de ideale bereikbaarheid (via spoor e n weg), de uitgestrektheid en openheid van het landschap, de Geniedijk, de karakteristieke kleine kernen langs de Ringvaart en uite raard luchthaven Schiphol.
Er wordt voor gekozen het gebied tussen Hoofddorp en NieuwVennep als laatste uitbreid ing voor de nieuwe stad aan te wijzen , zodat er een compleet stedelijk gebied ontstaat dat plaats biedt aan ca. zoo.ooo inwoners. Ook op regionaal n iveau kan de nieuwe stad een rol van betekenis spele n door de enorme uitbreiding van het voorzieningenaanbod en de ideale locatie in de Ra ndstad, aan de A4. De waargenomen problemen van nieuwe steden op het gebied van locatie, tijdsplanning, structuur, voorzieningenaa nbod en woningaanbod worden verwerkt in een aantal uitgangspunten die leide n tot de ontwikkeli ngsstrategie voor de nieuwe stad in de Haarlemmermeer.
De utopie, een ontwerp of beschrijving van de ideale sa menleving, wordt gezien als oorsprong voor het ontstaan van nieuwe s teden. Al voor onze jaartelling werden er talloze utopieën ontwikkeld, die door de jaren heen steeds een ander karakter kregen. In vervolg op de utopie werd de tuinstad ontwikkeld, ontstond het versc hijn sel va n nie uwe steden in Noordwest-Europa na de Tweede Wereldoorlog e n werden er verscheidene nie uwe hoofdsteden ontwikkeld. Aan de hand van een uitgebreid onderzoek van een aantal nieuwe steden in praktijk, is een definitie vastgesteld voor de nieuwe stad : Een nieuwe stad is een stad die (in zijn geheel of grotendeels) is ontwikkeld, in opdracht of onder verantwoording van de (nationale) overheid, met een vooraf vastgestelde om vang e n toegewezen functie(s), in een van tevoren vastgestelde tijd speriode. Tevens wordt vas tgesteld dat nieuwe stede n zijn onder te verdelen in functi es. Deze functies: wonen, werken , bestuur 1 regering, wetenschap en recreatie 1 toeris m e, dragen bij aan de waardering van een nieuwe stad. Hoe meer functies zich in een nieuwe stad bevinden, hoe positiever deze wordt ervaren . Het ontwikkelen van een multi-functionele stad zal dus bijdrage n aa n de identiteit van de stad. Door in he t geva l van de Haarle mme rmeer de functit> recreatie toe te voegen, o ntstaat e r een multi -functionele s tad. Er wordt invu llin g gegeven aan de func tie recreatie, door de Olympische Spelen van zoz8, roo jaar na Amste rdam, in de Haa rlemmermeer te laten plaatsvinden. Hierbij wordt ingespeeld op de idea le bereikbaarheid van de gemeente en de nabijheid va n Schiphol en Amste rdam. De recreatiefunctie ka n worden beschouwd als katalysa tor voor de o ntwikkeling va n de nieuwe stad . De orga nisatie van de Olympische Spelen creëert draagvlak voor het grote aantal te bouwen won ingen en stimuleert de ontwikkeling va n s portvoorzieningen, horecagelegenhede n en winkelvoorzieningen.
Als inrichtingsprincipe voor de nie uwe stad is gekozen voor een gridstructuur, afgeleid van de afmetingen van de oorspronkelijke polderverkavel ing. Deze kavelmaat van zoo bij r.ooo meter wordt opgedeeld in kle inere, hanteerba re stukken waarbinnen de woonbebouwing plaatsvindt. Dit principe is gebaseerd op het u itbreid ingsplan dat Ildefonso Cerdà in r859 voor Barcelona ontwierp. Het gebied wordt in drie zones opgedeeld, waarbij aan elke zone eisen worden gesteld aan o.a. de bebouwingshoogte en be bo uwingsdichtheid. Tevens zorgt deze gridstructu ur voo r een goede ontsluiting van het gehele gebied. Door ook ee n geleidelijke overgang te creëren met het bestaand stedelijk gebied van Hoofddorp en Nieuw-Vennep, wordt de stad uiteindelijk één geheel. Als laatste zal een uitgebreid faseringsplan a ls basis dienen voor de ontwikkel ing van de stad e n biedt tevens mogelijkhede n voor aa npassingen bij verande rende omstandighede n . De opges telde ontwikkelingsstrategie voor de Haa rlemmermeer biedt oplossing voor het wo ningbouwvraagstuk van de Haarlemmermeer. In het aangewezen gebied kunnen aa n de hand va n de stra tegie ca. 3o.ooo woningen worden gerealiseerd e n is er tevens re kening gehoude n met de bestaande s tructuur van de polder. Zo voldoet de nieuwe stad in de Haarlemmermeer aan de vastges telde definitie en zijn geconstateerde kenmerken van nieuwe steden wereldwijd, verwerkt in de stra tegie.
IJ
J. Buskermalen
Wonen op een breukvlak Ontwerp voor een woongebouw in Amsterdam Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. dr. ir. G.A.C. van Zeijl Dip!. ing. H .H . Yegenoglu Ir. ).P.M. Swagten Datum afstuderen r6 dece.mber 2003
o-
0
Samenvatting Dit afstudeerproject omvat een ontwerp voor een stedelijk woongebouw in Amsterdam. Het woongebouw wordt hier geplaatst binnen de context van het wonen, het blok en de moderniteit. Op het ' breukvlak' tussen de traditionele stad van gesloten bouwblokken en de westelijke tuinsteden van Amsterdam wordt het stedelijke blok onderzocht op zijn mogelijkheden. Door het stedelijke bouwblok op te vatten als een contour die diverse stedebouwkundige ruimtes definieert is een architectonisch en stedebouwkundig antwoord gevonden op de ambivalentles van de locatie en de ambivalente betekenis van het wonen in de stad.
Afbeelding 1 Blok gezien vanuit de tuinstad
c
~
§ ~
!2
Trefwoorden Woongebouw
Amsterdam Wonen Moderniteit Bouwblok Afbeelding 2 Blok in de straat
inleiding In het afstudeerproject 'wonen op een breukvlak' is een ontwerp gemaakt voor een stedeli jk woongebouw in Amsterdam OudWest. Op de plaats waar de ontmanteling van het bouwblok zij n eers te vormen aannam is een studie verricht naar de mogelijkheden (en onmogelijkheden) van het bouwblok. Het o ntwerp voor het woongebouw is hier geplaatst binnen de the matiek van het wonen en de moderniteit in relatie tot het bouwblok in de stad. Ieder bouwblok in de stad doet impliciet of expliciet uit· spraken over hoc het omgaat met de context van de st<Jd en daarm!"e ook hoe het omgaat met de context van de moderniteit. Aan de hand van het ontwerp is een studie verricht naar ver· schillende aspecten van het wonen in de stad zoals dichtheid, programma, typologie, openbare ruimte, morfologie en stedelijkheid. context Binnen de hedenda<Jgse stad spelen een aantal di.scuss ies. Dit kan worden beschreven op het niveau van de stedebouwkundige ruirnte, het blok en het wonen . Op de schaal van de stedebouwkundige ruimte vi ndt een proces plaats waarbij steeds m eer ruimten worden afgesloten van het netwerk van openbare stedelijke ruimten . Dit gaat samen met een ontwikkd ing waarbij het bouwblok zich steeds meer als autonoom object ma nifesteert binnen de stedebouwkundige ruimte en daarmee een stede· bouwkundige rol naast zich neerlegt. Op het nivea u van het wonen speelt een andere discussie. Deze discussie heeft betrekking op het wonen in de stad. Het wonen in de stad is niet meer te beschrij ven vanuit vaststaande tradities. Het wonen wordt gekenmerkt door een gelijktijdige aa nwezigheid van klass ieke en moderne tradities welke s teeds weer op een andere wij ze samengaan . Het ontbreken van vaststaande tradities vraagt concreet om een typologische uitspraak over de woning pla ttegrond.
Afbeelding 3 In vogelvlucht
Afbeelding 5 Morfologie
0" 0
c
~
c"' ::::l
0.. lll
Afbeelding 4 Blok als wand aan het park
Afbeelding 6 Omkering van binnen en buitenmantel
breukvlak
ontwerp
De centrale thematiek wordt gevormd door het bre ukvlak . Hie r wordt in de eerste plaats gedoeld op het 'ruimtelijke' breukvlak zoals dat aanwezig is op een specifiek moment in de stad. Doordat op de gekozen locatie de overgang tussen twee stedebouwkundige paradigma's ruimtelijk leesbaar is, kan hier worden gesproken van een breukvlak. Een tweede breukvlak dat hieronder schuil gaat, is het breukvlak tussen traditie en moderniteit dat herkent kan worden in de beleving van het wonen binnen de stedelijke context. De tegenstelling tussen traditie en moderniteit wordt door de gelijktijdige aanwezigheid van de twee paradigma's op deze locatie gepolariseerd. De paradigma's vertegenwoordigen een grondhouding ten opzichte van de moderniteit die in de eerste plaats elkaars tegengestelde zijn. Wanneer de beide paradigma's nader worden besd10uwd blijkt de s ituatie ambivalenter. In een aantal opzichten is de traditio· nele stad moderner als de stad die haar zou moeten vervangen. Deze ambivalentie is ook te herkennen in het wonen. Het wonen kent zowel moderne als klassieke tradities. Deze tradities vermengen zich steeds weer op een ande re wijze m et elkaar. De angst voor vooruitgang gaat sa m en m et nostalgische gevoelens naa r alles wa t voorbij gaat. Daarnaast gaat het verlangen naar het nieuwe sa men met het verwerpen van tradities. Deze twee processen zijn beide onderdeel van het wonen. Dit zou omschreven kunnen worden als de moderniteit binnen het wonen. Een locatie op de grens tussen de Westelij ke Tuinsteden va n Amsterdam en de ' traditio nele' stad van gesloten bouwblokken maakt de hiervoor beschreven thematiek ook voor de locatie actueel. Door middel van een ontwerp voor een woongebouw op deze plek is onderzocht hoe invulling te kunnen geven aan de ruimte die hier tussen beide s teden ligt en hoe de ambivalenties van de plek in het gebouw vorm te geven .
Het ontwerp reageert op de condities die op deze plek aanwezig zijn. De gekozen bebouwi ngsvorm tracht in een eenvoudige contour op de ambivalentles van de plek in te gaan en ze op een paar specifieke punten te versterken. Deze punten worden gevormd door een aantal momenten waarop het gebouw het specifieke karakter van de plek benadrukt boven het generieke. Deze verschillende momenten worden door het omkeren van de twee toegepaste gevel.principes, een binnen- en een buitenman· tel, nogmaals versterkt. De betekenis van de gevel wordt op deze locatie op zijn minst ambigu doordat de betekenis van de vooren achtergevel van het gesloten bouwblok bij de strookbebouwing aan de noordzijde van de Locatie onduidelijk wordt. Doordat de contour verschillende condities maakt ontstaat er een dive rsiteit aan woningtypen. Er ontstaan verschillende contrasten tussen stedelijke ruimten waar de woonruimte zich tussen bevindt. Een verzameling aan woningconfiguraties en woninggrootte maken het programma van het gebouw hybride. De woningtypen zijn ontworpen vanuit de stell ingname dat de woning traag is ten opzichte van veranderingen en ontwikkel.ingen die voort worden gebracht door de moderne conditie. Deze stellingname wordt in het ontwerp vertaald in de keuze voor een neutrale structnur waarbij de woningplattegronden zijn ontworpen vanuit hun permanente kenmerken. De neutraliteit van de structuur wordt doorgezet in de plattegrond door de hiërarchie tussen de verschillende ruimten te beperken en meerdere sequenties binnen de woning mogelijk te maken. De woning wordt vervolgens gezien als het oppervlak waarop de grillen van de moderniteit geprojecteerd kunnen worden. Het ontwerp kan worden gelezen als een relativering van de tegenstelling tussen traditie en moderniteit zoals die zich op deze specifieke plek in de stad voordoet. Deze relativering uit z ich in het woningontwerp maar ook in de verschijning van het gebouw als geheel.
I3
Ing. J.A.Dekkers
Vicotica De meerwaarde van ICT voor de woonsituatie Afstudeerrichting Vastgoedbeheer Afstudeercommissie Drs. j.j.A.M.Smeets Ir. L.A.M.C.va n de Ven Ir. R.G. Sewalt Datum afstuderen 16 decembe r 2003
"'~ c:
0.. tD tD
er c: ~
0..
~
DJ'
n
c
;:;;
;::;:
Samenvatting De toepassing van !CT in de woonsituatie is een onderbelicht onderwerp. Vanuit de wooncons ument is bekeken wat !CT nu precies doet. Hieruit zijn elf factoren gekomen die de vraag van de woonconsument omvatten. De toepass ing van deze factoren door middel va n !CT is omvat m et de te rm: Vicotica. Vervolgend is bekeken hoe een marktpa rtij (corporatie) daarop in kan s pelen) Dit theoretische kader is vergeleken met praktijk ervaringen in de Vlinderbuurt en Digistein . Uiteindelijk heeli dit geresulteerd in een aantal succes- en faalfactoren e n een perspectief voor Vicotica.
Afbeelding 1 Digitale snelweg
o-
g
~
§ ~
Trefwoorden : Vicotica ICT Succes- en faa lfacto ren Wooncons urnC"nt Corporatie
Vicotica · De m eerwaarde van ICT voo r de woonsituatie In he t afgelopen decen nia is !CT een steeds grotere rol in onze maatschappij gaan s pelen. De o ntwikkeling van tech n iek gaat snelle r dan snel. De invloeden van ICT o p de woonsituatie zijn tot du sver onderbelicht gebleven. Vanuit d rie invalshoeken is bekeken , wat !CT voor m eerwaa rde kan hebben voor de woonsituatie. Ten eerste zi jn de technische mogeli jkheden belicht, waarna de vraagzijde (de woonconsument) en de aanbodzijde (de corporatie) toegelicht z ijn. Me t daa rbij een Probleem s telling: Wat is de meerwaarde va n ICT voor de wooncons ume nt en hoe ka n een m arktparti j daa rop ins pele n?
ICT De toepassi ng van ! CT is een onorn kee>rbaa r proces en mag vergeleken wo rden m et een revolutie. De techniek s taa t voor nie ts en de ontwikkelingen hierin zijn m e t geen pen te beschrijven. In d e woons itua tie word t m e t I CT, de d ie ns ten e n de daarvoor benodi gde (indoor) tech niek bedoeld. De in fra structu ur tot in de m terka st is een dure aangelegen heid en staa t be te r bekend als de 'Las t Mile'. De verwachtin g is da t deze overbrugd za l gaan worde n e n da t de aa rtleg e rvan bewerkstelligd zal worden . Hie rdoor z ulle n de communica tie e n inte ractie m ogelij kheden tussen woonconsu meu t, ove rheid en a ndere partijen toe neme n. ICT speelt niet alleen meer op he t wonin gnivea u, maar ook op het wij knivea u . De woonconsument De wooncons ume nt in zijn alge m eenheid onde rgaa t een aantal ontwikkelin gen. Er vindt ind ividualise ring plaa ts e n de leefwij ze en tijdsin deling van de wooncon sument. Zij wil daarnaast ook m eer zegge nschap over de won in g en m eer mogelijkheden me t de won ing. De wooncons um ent w il meer ke uzevrijhe id voor het inrichten van haa r woonsituatie. De wooncon sume nt verwach t be paalde func ties va n haar wo ning en woon situatie. Deze vraag is o nde rgebracht in elf factoren: eDiensten , Energie, Ge m ak , eGoede.ren, Milie u, Open bare d ie nsten, eRecreatie,
.. · <.:~.-
Afbeelding
2
.. . . I"
-··
Kaart kenniswijk Dl
-ur c
Q.
ac
::1
Q.
~
Ql' ("> c
;:o
;:::;:
Sociale cohesie, Telewerken en leren. Veiligheid en eZorg. Deze elf factoren en de toepassing daarvan worden uitgedrukt in de term; Vicotica. Defmitie: Vicotica staat voor de integratie van technologieën en diensten op de grond van de elf factoren via woning- en wijknetwerken om de kwaliteit van wonen en leven in de woonsituatie te verbeteren. Door de toepassing van Vicotica is de woonconsument meer koning dan zij ooit geweest is . De keuzemogelijkheden zijn immf'rs ongekend. Daarnaas t is de verwachting dat de waardering en leefbaarheid van de woonsituatie za l verbeteren. De Corporatie De corporatie staat voor een onvermijdelijke keu ze, door ontwikkelingen rondom de woonconsument. zoa ls individualisering en de behoefte aan meer zeggenschap en het Besluit Beheer Sociale Huursector zal de corporatie meer naar de woonconsument moeten gaan luisteren. De corporatie zal zich consumentgerichter moeten opstellen en de interactie en informatievoorziening van en naar de burger zal moeten verbeteren. De corporatie zal door de toepassing van Vicotica nu en in de nabije toekomst beter tegemoet kunnen komen aan de wensen en behoeften van de woonconsument Een flexibeler aanbod za l geboden kunnen worden. Op deze manier verwerft de corporatie ook een betere marktpositie en zal de waardering en de leefbaarheid in de woonsituatie verbeteren. Door de toepassing van Vicotica is de corporatie in staat om haar prestaties te verbeteren. Pilots- Vlinderbuurt en Digistein In de praktijk worden er allerlei diensten uitgeprobeerd. Dit gebeurd onder andere in Digistein en de Vlinderbuurt, dat deel uit maakt van Kenniswijk . Het blijkt dat de woonconsument niet kan omgaan met de dienst en deze moet hiermee geholpen worden. Daamaast bestaat er een wantrouwen in de techniek. Tastbare bevestiging is nog steeds nodig via papier of woord.
Het rond krijgen van een keten blijkt ook een probleem. Alle technische benodigdheden zijn er en de dienstenverzorgers ook. Alleen de schakel hiertussen ontbreekt. De onduidelijkheid ontstaat door het vraagstuk welke partij wat gaat beta len . De succesfac toren zijn VlinderTV(sociale cohesie) en de draadloze inbouwmogelijkheden. Evaluatie De meerwaarde voor de woonconsument zit hem in het voordeel wat het haar gaat opleveren. Dit voordeel bestaat uit tijdswinst, geldbesparing en het niet fysiek hoeven te verplaatsen. Het problee m is echter om de woonconsument dit in te laten zien. De factor eRecreatie zal hierin voor de grote doorbraak gaan zorgen. Het hebben van Fu n(films, audio, spelletjes) bij het gebruik maken van Vicotica vereist een hele snelle verbinding. En door het combineren van telefoon, tv en internet via een abonnement is het grootste struikelblok (de infrastructu ur) voor Vicotica opgelost. De mogelij kheden z ullen toenemen en door de invloeden die Vicotica bewerkstelligd, komt de burger dichter bij de mar ktparti jen te staan. Uiteindelijk zal Vicotica zorge n voor een betere leefbaJrheid en waardering van de woonsituatie. De corporatie zal goed moeten beseffen dat Vicotica kan leiden tot het bete r presteren van de corporatie. De corporatie zal als belangrijkste taak hebben om Vicotica te facil iteren. Zij za l dus de technische toepassing leveren waarmee de dienstenaanbieder haar dienst kan aanbieden. De corpora tie za l hierbij moeten uitkijken naar snel inpasbare technische toepassingen, zodat de keuzevrijheid van de woonconsument optimaal word t. Vicotica heeft de toekomst en biedt de woonsituatie ongekende mogelijkheden. Het is dan ook niet de vraag óf Vicotica toegepast zal worden maar eerder wanneer.
K.A.G.M. Domen
Top tla~ rlllco'a blnna~ de p~e van penlloenfondlen a~ veiZeker.-. • Inkomstenstructuur • Slllrk18 huurder I verfllurde
Vastgoedderivaten
• Econcmisdle conlllxt ·Locatie
Afstudeerrichting Vas tgoed
• Lokala!Naeonale marktlae1Dren • Management • Opbrangsbmiveau
Afstudeercommissie Prof. ir. W.G . Keeris Drs. C.j .TM. Kokke Mr. J.J. Kluft MR E
• Markt-/Porl&fvuille- en Asaet Volatllrtait
• liquiditeit • Sectorale ontwikkelingen
Datum afstuderen r6 december 2003
I»
(i;' c:
0. tl) tl)
a-c:
::I
0. tl)
OJ' n c
;:o
;::;:
Samenvatting De vastgoedmarkt is in haar behoefte aan professionalisering altijd op zoe k naar vooruitgang en ve rbe te ring va n product e n m a rkt. Innova tieve producte n zoals vastgoedde rivate n kunnen hie raan bijdragen . Dit onderzoek vervult een pioniers rol in de ontwikkeling van deze derivatieve vastgoedproducten. Middels het gebruik van een beslismodel is a ntwoord gegeven op vragen als 'Wat zi jn vastgoedde rivaten e n hoe fun ctioneren ze)' en 'Welke type n vastgoedderivaten kunne n (theo retisch) o nderscheide n worde n en welke criteria d ienen daa rbij ge hantee rd te worden)'. Na een analyse va n de theorie achte r het vastgoedde rivaat is het product aa n het praktische toets in g onderworpe n . Tot slo t is een imple m e ntatiemodel ontworpe n , waarmee vastgoedderivaten in de ma rkt gezet kunnen wo rden . Trefwoorden Vastgoedde rivaten Grens Financieel/Economisch e n vastgoedonderzoeksgebied Dynamisch Toekom st- en m arktgericht Veel com m unica tie met m a rktpartije n .
Figuur 1 Top tien risico's binnen de vastgoedportefeuille van Nederlandse pensioenfondsen en verzekeraars.
Keuze J
Figuur
2
Theoretische mogelijkheden vastgoedderivaat·typen.
r6 De vastgoedmarkt is in haar behoefte aan professiona liserin g altijd op zoek naar voomilgang en ve rbetering van product en ma rkt. In novatieve producten kun nen deel uitmaken va n deze progressie. Ten tijde van laagconj unctuur, zoals momenteel hrt geva l is, zijn vastgoedonde rnem ingen in hoge mate in innovatieve producte n geïnteresseerd. In combinatie met een veranderende be hoefte als gevolg van een s teeds complexer wordende vastgoedmarkt, is dit een goed aanknopingspunt voor een onderzoek naar de rgeli jke innova tieve vastgoed producten. Vooral als naar de finan ciële markt gekeken wordt, va lt op dat een ke ur aan investe ringsproducten voorha nden is, waarmee de vraag e n het aanbod binnen de m a rkt gecontroleerd bn worden. Een van die producten is het derivaat. Reeds beg in jaren negentig is een poging gedaan dit derivaat ook op vastgoed toe te passen. Die poging m islukte jamme rlijk, maa r de aandach t voo r deze nieuwe investe rin gs m ogelijkheid hield aan. Op dit mome nt zijn een aantal producten op de markt gebracht die het predikaat 'vas tgoedderivaat' kunnen dragen. Wat is een vastgoedderivaat en ka n het waarde toevoegen aan de vas tgoedmarki l Zo ja, op welke manier danl Dat is de insteek voo r d it afstudeeronderzoek. Door de waarde van een bepaa ld product los te koppe le n van het fysieke produc t, onts taat een nie uw inves terings product: he t derivaat. Een derivaa t ontleent haar waarde da n ook aa n de onderliggende waarde. Hi eruit kan ee n definitie van een vastgoedderivaat worden opgemaakt: 'een financieel product, dat een samenstelli ng van rechte n en plichten tussen twee e ntiteiten omhe ls t, waarvan de waarde is afgeleid va n vas tgoed'. Vastgoed wil in dit geva l zeggen: zowel direct, niet genoteerd indirect, genoteerd vastgoed als ook de vastgoedindices. Securitisa ties van vas tgoed en hypotheekle ningen worden daa rbij buiten beschouwing gelaten. In mijn afstudeeronderzoek ga ik in op de pote ntiële gebruike rs van vastgoedderivaten op de Nede rlandse markt. Voor het o nderzoek zijn slec hts de Nederla nd se pensioen fondsen en verzekeraars als pote ntiële inves teerders/aa n biede rs be naderd, omwi lle
van de omvang van het onderzoek. He t is geble ken dat de pensioen fo ndsen e n verzekeraars als gevolg van dive rse factoren, waaronder de aanscherping va n voorschri ften door de Pensioe n· en Ve rze keringskamer, dreige nde te korte n en econom isc he invloed op de be urs presta ties, moeite hebben bevredigende rendementen te halen bij het gewenste risicoprofieL Op volgorde van relatief belang geven zij een tie ntal aspecte n aan, die zijn als ris ico binnen hun vastgoedportefe uille beschouwen: De vraag van uit de m a rkt is hie rm ee geformuleerd. Elk van deze tie n risico's vormen een mogeli jke probleem bin nen de vastgoedportefeuille voor de Nede rlandse pensioen fo ndsen e n verzekeraars. Midde ls investeringen en desinves teringen in de traditionele vastgoed producten kunnen deze probl e men n ie t (voldoende) worden tegengegaan. Er is behoefte aan een product dat bij investe ring wel invloed kan uitoefe nen op deze tie n pro blemen. De volgende sta p betreft de aanbodzijde van de markt: hoe fu nction eert een vas tgoedde rivaat en welke varia nten zijn in theorie mogeli jkl Reeds zijn een aa n ta l producte n op de Eu ropese vast· goed markt gelanceerd. He t mag gesteld worde n dat deze pro· ducten redelijk succesvol zijn geïntroduceerd. Ook is in de jaren negentig een pogin g gedaan tot een volledige vastgoedderivaten ma rkt: d e London FOX, welke zoa ls gezegd jammerlijk is mislukt. De Added Value van vastgoedderivaten op de Nederlandse vastgoedmarkt is in het onde rzoek aange too nd middels vier argum e nte n: r. De s uccesvolle introductie van de rivaten op de fina nciële markt ruim twintig jaar geleden; 2. de ve rgelijking va n de karakteris tieke n van vastgoedderivate n met die van direct, n iet geno teerd e n genoteerd vastgoed ; 3- he t overzicht van tien problemen of risico's die door de Nede rlan dse pen sioenfond sen en verzekeraars zijn opgesteld; 4 de inte rnationale in troductie van versc hillende produc te n na
• RisicdRandement • Diver&ilic:áepoiii!Hel
• Psychologiac:he Aspeclan
• Vola,Jlteit • Managemant
• Standardleöe • Li"'ilitait • Transpar-.~e/Bfil:iéntie
·Waardering
Figuur 3 Vaste karakteristieken van vastgoedderivaten match indicatoren en karakteristieken van vastgoedderivaten.
ChlJr;toteristlos EDMie DoriViltiVetJ
R•~11
o0
c
~
;><"
c
:::J
a_
ro
Figuur 4 Vertaling kritische factoren naar performance indicatoren;
het London FOX debacle. Producten die (redelijk) succesvol blijken te zijn. Deze bevindingen maken het zinvol om een beslismodel te ontwerpen. waarin alle mogelijke theoretische vastgoedderivaten worden opgenomen en beoordeeld. De producten blijken op grond van de volgende aspecten van elkaar te kunnen verschi llen: Verhandelbaarheid: beursgenoteerd of niet; Type vastgoed als onderliggende waarde; Indexering van de typen vastgoed als onderliggende waarde. De twaalf producten die hiermee ontwikkeld kunnen worden, kunnen alle in theorie op de vastgoedmarkt geïmplementeerd worden . De producten zijn alle voorzien van dezelfde karaktereigenschappen, waarbij de mate van aanwezigheid (positief en negatief) is beoordeeld. Voor vastgoedder.ivaten geldt dat de karaktereigenschappen enorm kunnen variëren. De vaste karakte reigenschappen zijn : Middels het hanteren van het model kan een investeerder met een 'pakket' van producteise u tot hel juiste vastgoedderivaat komen. In de praktijk ligt dat wat gecompliceerder en zal de investeerder wensen en eisen hebben die veelal niet in producteigenschappen uitgedrukt zijn. De eisen van de investeerder, in dit geval hel Nederlandse pensioenfond s of verzekeraar, bestaa n uit de tien risico's die eerder in het onderzoek naar voren kwam en. De tien risico's hebben in bepaalde mate een negatieve invloed op de doelstelli ngen van het pensioenfonds of verzekeraar. Dit maakt deze aspecten tot kritische (negatieve) factoren. Door de karakteristieken van vastgoedderivaten te matchen met deze kritische factoren, kan een uitspraak gedaan worden aangaande welk type vastgoedderivaat invloed kan uitoefenen op welke factor. Een tussenstap bleek noodzakelijk. Ik heb de kritische factoren 'vertaald' naar meetbare prestatie-indicatoren , waarna de relatie tussen indicatoren en karakteristieken van vastgoedderivaten wel geanalyseerd kon worden . Uit de analyse is naa r voren gekomen dat investeringen in vast-
goedderivaten direct kunnen bijdragen aan het oplossen of bedgen van problemen binnen de vastgoedportefeuilles op het gebied van management, volatiliteit en liquiditeit. Daarentege n zijn er slechts zeer marginale verbanden gevonden tussen de karakteristieken van vastgoedderivaten en de markttechnische en econom ische aspecten, waar de pensioenfondsen en verzekeraars momenteel m ee te maken hebben. Dit houdt in dat vastgoedderivaten niet (of nauwelijks) inzetbaar zijn bij probleme n op markt- of economisch gebied binnen de vastgoedportefeuilles van pensioenfondsen en verzekeraars. De twaalf theoreüsche vastgoedderivaten uit het beslismodel heb ik vervolgens aan een kritische analyse op praktische toepasbaarheid in de Nederlandse vastgoedmarkt onderworpen. Hie ruit kwam naar voren dat slechts niet genoteerde vastgoedderivaten op bas is van een directe vastgoedindex, zoals de ROZ(IPD Vastgoedindex succesvol in de Nederlandse vastgoedmarkt geïmplementeerd kunnen worden. Dit wordt door de reeds bestaande producten bevestigd: ze vallen alle onder deze categorie vastgoedderivaten. Op de korte termijn zullen ook niet genoteerde derivaten op basis van een niet-genoteerde indirecte vastgoed index, zoa ls momenteel door de IN REV wordt opgezet, mogelijk worden. Betrouwbaarheid van de index en meer fina nciële. kennis in de vastgoedmarkt zijn hierbij de m eest bela ngrijke randvoorwaarden. Voor de overige theoretische vastgoedderivaten blijken de bezwaren te groot en te talrijk. waardoor een succesvolle marktintroductie op de korte en middellange termijn onmogelijk is.
B. Hendriks
Het ontwikkelen van een model maatvoeringsplan voor klimbekistingen, toegepast bij betonnen kernen Afstudeerrichting Uitvoeringstec.h nic k Afstudeercommissie Dr. lir. P.A.) . van Hoof Jr. E.R. Poortman Ir. M.M.). Vissers Datum afstuderen 16 decembe r 2003 Samenvatting ln het huidige bouwproces maakt de maatvoering voor klimbekisting deel uit van het algemene maatvoer.ingsplan. De maatvoering voor klimbekistingen is echter een complex en omvangrijk geheel van keuzes en beslissingen waarvoor geen eigen maatvoeringsplan bestaat. Dit gegeven heeft geleid tot de ontwikkeling van een model m aatvoeringsplan voor klimbekistingen en een handleiding voor het invullen van het mod el. Met behulp van het model en de handleiding kan in de toekomst voor ieder project een duidelijk en volledig maatvoeringsplan voor klimbekistingen opgesteld worden.
18
Trefwoorden Klimbekisting Model maatvoe rings plan Handleiding Maatvoeren Maa tbeh eersing
Afbeelding 1 Milleniumturm, Wenen
Inleiding De hoogbouw is een gr oeiende sector bin nen de bouw. In Nede rla nd wordt de draagconstructie van veel hoogbouwprojecte n van be ton gemaakt. De ke rn van he t gebouw wordt in de meeste gevalle n ge maa kt met be hu lp van een kl im be kisting. Tijde ns de orië nta tiefase blijkt bij de projec ten m e t klimbe kistingen dat er een aanta l h ia te n in d e pla nni ng va n de m aa tvoerin g zitte n. Er is een gebrekkige commun icatie tussen de betrokken partije n e n e r is gee n com plete docume nta tie over de maatvoering. Deze constateringe n vorme n de aa nleiding van dit afstudeerproject. Doelstelling De maatvoering va n klimbekis tingen is in het hu idige bouwproces ee n onde rdeel va n het algem e ne m aatvoeringspla n. He t opstelle n va n de m aatvoering voor klimbe kistingen gaat gepaa rd me t veel ke uzes en beslissingen , maar e r ontbreekt nog aan een speciaal maatvoe ringsplan voor klimbekis tingen . Dit feit rechtvaardigt he t om een maa tvoe rings pla n voor kli m bekistinge n te ontwikkelen. De doelstellin g van dit afstudeerproj ect luidt: "Het ontwikkele n va n een mod el maatvoeringspla n voor klimbekistingen , toegepast bi j betonnen kerne n." Onderzoe k Nadat de doel stel li ng geForm uleerd was, is er een analyse gcsta rt naa r de o nde rwe rpe n m aatvoe ring, klimbt•kistinge n en maa tvoering van k.limbekistingen . Aan de hand van de info rma tie die voortkom t uit de a nalyse is een c.oncept inhoudsopgave voor een m aa tvoeringsplan voor klim bekistingen opgesteld. Deze co ncept in houdsopgave was de bas is voor he t ve rdere o nde rzoE'k. Er werde n een zeven tal in terviews geh ouden onde r gebru ike rs va n he t lllaa tvoe rings pla n. De· gcïntr rviewde po pula tie bc·s tond uit (hoofd)uitvoe rde rs, m aatvoe rde rs e n ee n assiste nt-pro jectleide r.
Afbeelding
2
overzicht slag 1-3
Afbeelding 3 mensen in kist
Zij werden aan de hand van de concept inhoudsopgave gevraagd naar hun mening over de structuur en inhoud van het tnaatvoeringsplan. Daarnaast werd naar hun eigen e rvaring en werkwijze gevraagd. Alle informatie werd na afloop verwerkt in de concept inhoudsopgave. Ontwerp
De ontwikkeling va n het model maatvoeringsplan vond plaats op een referentieproject, het Mahler 4 project te Amsterdam. Met behulp van de concept inhoudsopgave en opgedane kennis werd voor dit project een maatvoeringsplan opgesteld. Het model maatvoeringsplan werd vervolgens afgeleid van het maatvoeringsplan. Tijde ns het ontwikkelen van het model bleek dat het niet mogelijk was om een standaard maatvoeringsplan op te stellen, omdat de projectspecifieke informatie te omvattend was. Om het model bruikbaar en overzichtelijk te houden is er voor gekozen om naas t he t model een handleiding op te stellen. De handleiding beschrijft voor iedere paragraaf uit het model we lke informatie ingevuld dient te worden. Daar waar mogelijk geeft de handleiding keuzemogelijkheden en opties voor de invulling van he t model. He t model en de handleiding zijn op één project ontwikkeld. Om het resultaat te toetse n is een toetsingsproject gekozen, het Walterboscomplex te Apeldoorn. Dit project begon net m et het opbouwen van de klimbekisting ten tijde van de toetsing. De hoofduitvoe rder va n het project had de maa tvoering voor de klimbekisting ontwikke ld . Aan he m is als eerste he t model en de handleiding voorgelegd . Hij heeft beide documenten beoordeeld. Daarna is voor het project een maatvoeringsplan opgesteld aan de hand van het model en de handleiding. De hoofduitvoerder heeft vervolgens zi jn eigen maatvoering gecontroleerd met he t maatvoeringsplan en het beoordeeld. Het commentaar is als laatste opgenomen in het definitieve model maatvoeringsplan voor klimbekistingen e n de handleiding.
Afbeelding 4 Ellipson, Dort mund
Reflectie
Het doel voorafgaand aan het afstudeerproject was het verbeteren van de huidige situatie van de maatvoering van klim bekistingen . Met het ontwikkelen van een model maatvoeringsplan kan voor ieder project een duidelijk e n compleet maatvoeringsplan opgesteld worde n. De handleiding dient als hulpmiddel bij het opstellen van het maatvoeringsplan gezien te worden. Beide documenten verbeteren de totstandkoming van het maatvoeringsplan en beschrijven het volled ige proces.
J.R.M. Hollende r
Trillingoverdracht tussen kolommen en vloeren
&~~
..
. .. ••••
Vergelijking van schaalmodelmetingen, simulaties en theoretische modellen op basis van Statistica! Energy Analys.is Afstudeerrichting Fysische Aspecten va n de Gebo uwde O m gevi ng Afstudeercommissie Dr. ir. H .). Martin Prof. ir. E. Genetsen Dipl. -ing. (FH) S. Schoenwald Dr. ir. I. Lopez
Figuur 1 Geluidoverdracht tussen vloervelden met kolommen
Datum afstuderen 16 december 2003
er
0
c ::?.
"' :::J
c
0.. (1)
20
Samenvatting Geluidoverdracht in gebo uwe n vindt voor een belangrijk deel plaats in de vorm van trillingen via de constructie. Tot nu toe is daarbij voornamelijk naar plaatvormige constructies geke ken. Hier is onderzocht hoe en met welke na uwkeurigheid de trillin goverdracht in kolom-plaatconstructies voors peld kan worde n. Dit is gedaan op basis van een m ethode die "S tatistica! Ene rgy Analysis" (S EA) heet. Daa rbij zijn simula ties e n theore tische be re ke ningen uitgevoe rd, waarvan de resulta te n vergele ke n zijn me t die va n schaalmodelme tingen . Als maa t voor de trillingoverdracht is daarbij de koppelingsverliesfactor bescho uwd . Uit het onderzoek is gebleken dat SEA niet zonde r meer geschikt is om de trillingove rd racht tussen kolommen e n vloeren te voo rs pelle n. Trefwoorden Trillingoverdracht Kolommen Vloeren Statistica! Encrgy Analysis (SEA ) Gel uid
Inleiding Geluidoverlast is een groeiend maa tscha ppelijk probleem in deze tijd . Daa rbij staat burenlawaa i na verkeerslawaai bovenaan in de top 5 van oorzaken van geluidhinder. Dit blij kt uit recent o nd e rzoek van het CBS, dat heeft vastgesteld da t zo'n 20% van de Nede rlandse bevolking regelmatig last heefi va n buren lawaai. De overdracht van b~nen l awaai speelt zich vooral in ge bouwen af. Om oplossingen te ond erzoeken waarbij de geluidoverdrach t verminderd kan worden, zal een schatting vau deze overdracht gemaakt moeten worden. Dit gebeu rt over het algem een met be hulp van re ken mode lle n die de gelu idove rdracht beschrij ven . Voor de overd rac ht tussen tvvee ru imte n wordt een dergelijk mode l gegeven in de norm NE N-EN 12354. Probleemstelling Bestaande modellen voor de geluidoverdracht in gebouwen, waaronder ook NEN-E N 12354. gaan uit van gebouwen d ie samengesteld zijn uit plaa tachtige constructies (wa nden en vloeren). Met name in de utiliteitsbouw wordt vaak een ander con· structieprincipe gebruikt: een basisconstructie bestaande uit vloervelden met daartussen kolomme n. Een belangr ijk deel va n de geluidoverdracht tussen de vloervelden vindt dan plaats via de kolomme n in de vorm va n trill ingen . Het onderzoe k is gericht op de voorspelli ng van de tril lingover-
Koppellngsverllaslactor kolom 1 - plaat I .OOE-01
I
1,00E-02 ~x~
-
::; 1,00E-OJ
"'
·-~I
Y!)fX'I'le:€n
-
AutoSEA
• •·
L~'O:'I
~"'"'
I.OOE-05 '---~--------------'
~ !Jeque nlle
~Hz)
Koppelingsverlicsfactor van kolom I naar het midden van de plaat; b ~ 18 mm, p ~ 750 kglrn' . E = 3,0 " 10 ' Nlm'. f.l • 0.2 (schaal I :8)
Figuur
2
Resultaten kolom
1
dracht tussen één kolom en een vloer. Dit is een elementaire schakel in de geluidoverdrach t tusse n vloervelden via kolom· men. Doel is om te o nderzoeken hoe en met welke nauwke urig· beid deze voorspelling gedaan kan worden . Het uitgangspun t daarbij was om gebru ik te maken van een methode die "Statistica! Energy Analysis" heet, me t name door middel va n het computersimulatieprogramma Au toSEA2. Methode en aanpak Statistica! Energy Analysis, kortweg SEA, is een m ethode om het gedrag van dynam ische systemen , zoals hier een kolom met een vloer, op een relatief eenvoud ige manier te beschouwen ("Analys is"). Daa rbij wordt, gemiddeld over ruimte, tijd e n fre· que n tie ("S tatistica!"), gekeken naar de energieverplaats ing in he t systeem ("Energy"). Deze energieverplaatsing is het gevolg van he t opwekken van eigentri llingen waarbij e nergieuitwisseling tussen verschillende eigentri llingen optreedt. SEA beschouwt vervolgens niet de individuele eigentri ll inge n, maa r groepen eigentrilli ngen met geli jke vormeigenschappen en geli jke gemiddelde energie. Hoe groot de energieuitwisseling tussen deze groepen is, wordt uitgedrukt in de koppelingsverliesfactor _ij. welke een maat is voor de trillingove rdracht. Op bas is van SEA z ijn er twee verschille nde modellen voor de trillin gove rdrach t tussen één kolom en een plaat beschouwd. He t eerste is een vrij eenvoudig, klassiek model , waarbij alleen naar eigen trillingen me t één bepaalde vorm , namelijk buigtrillingen gekeken wordt. Buigtrilli ngen spelen in bouwkundige constructies d e belan gri jkste rol; ze kunnen relatief gemakkelijk doorgegeve n worden van één elemen t naar het andere en boven· d ie n ve roorzaken ze de afstraling van geluid van een constructie-ele ntent. Het model beschrijft het doorgeven van deze trillingen op basis van de overdracht van momen ten. Hie rbij speelt ook de weerstand die d e plaat hieraa n biedt, de zogenaamde momentimpeda n tie, een rol. In de literatuur worden hiervoor verschillende besch rijvingen gegeven.
Figuur 3 Schaalmodel en meetopstelling
Figuur 5 Kolommen
1, 2
en 3 van het schaalmodel 111
Koppellngsverliesfactor kolom 2 • plaat l.OOE.{)l
~
Koppellngsver11esfactor kolom 3 • plaat
I
c:
0.
l,OOE•OO ~---------------,
11) 11)
...ge:
l ,OOE-01
1.00E.{)2
..,..
~x ~
--; 1,00.E-oJ
o AuloSEA • .,.. . LVQI'I
-Y-
""
- oyec-
::I
...... x ge:nel..n -Ygr.netQrl
2
1 1,QOE.{)2
- • - AuloSEA
"'
. .,.,. ·Lyon ~a.,...
1,00E.{)3
1.00E..c4
0.
!!.
er n c ;;
;::;: 1,00E.Q4
1,00E~5
+------------------'
frequentie (Hz)
x
10 ·• Nlm.' . ~
c ::E
"' c ::>
Knppclingsvcrlicsfaclor vnn kolom 2 naar hel midden van de plaat;
b - 31> tnm. p - 750 kglm', E = 3.0
0" 0
=
0,2 (se baal I :8)
Koppelingsverliesfaclor van kolom 3.naar hel midden van de plaat b = 72 mm, p = 750 kglm'. E = 3,0 x I N/m', 11 = 0,2 (schaal 1:8)
o·•
Figuur 4 Resultaten kolom 2
Figuur 6 Resultaten kolom 3
Het andere model beschouwt alle typ en trillingen die mogelijk zijn. Er vindt dus ook energieuitwisseling plaats met andere groepen trillingen en dus zal de uitwisseling tussen buigtrillingen onderling op basis van dit model kleiner worden. Dit nieuwe model is ook gebruikt in het simulatieprogramma AutoSEA2. Zowel met het klassieke model als met AutoSEA 2 z ijn er voorspellingen voor de trillingoverdracht gedaan.
Oorzaak is waarschijnl ijk een te gering aantal eigentrillingen in de kolommen; voor de toepassing van S EA als statistische m ethode moeten er mi nimaal 3 eigentrillingen in een frequentieband aanwezig zijn. Aa n deze randvoorwaarde wordt niet vol· daan . Verder zijn de meetresultaten voor met name de dunnere, s la ppere kolommen beïnvloed door een s tatische belasting te n gevolge van de excitator. H ierdoor on tstaa t een treudafwijking ten opzichte van de voorspellingen.
Om de voorspellingen te toetsen zijn deze gerelateerd aan metingen. Deze metingen zijn uitgevoerd aa n een schaalmodel. gemaakt van MDF op schaal r:8 ten opzichte van beton. Gekeken is naar een plaat, telkens gecombineerd met één van drie vierkante kolommen met verschillende hoogte- en breedteafmetingen (kolommen r, 2 en 3). zowel in het midden als op de rand van de plaat geplaatst. Door aan de kolom met een exc itator trillingen toe te voere n e n de respons van kolom en plaat te registreren, kan de koppelingsvediesfa ctor van kolom naar plaat be paald worde n. Resultaten en conclusies Voor iedere situatie zij n de volgende resultaten voor de koppe· lingsverliesfactor met elkaar vergeleken:
be paald uit m etingen voor twee richtingen van de kolom ("X gemeten" resp. "Y gem eten") bepaald met het programma AutoSEA 2 ("AutoSEA") berekend met het klassieke model waarbij te lkens twee benaderi.ngen voor de mo mentimpedantie zijn gebruikt, namelijk een eenvoudige volgens Lyon e n De)ong ("Lyon") en een uitgebreidere, te weten volgens Dyer voor het midden van de plaat ("Dyer") en volgens Eichler voor de rand van de plaat. Uit de resultate n voor zowel het midden als de ra nd va n de plaa t blijkt dat de koppelingsverliesfactoren voor de metingen lagere waa rden hebben dan voors peld . Dit verschil wordt grote r naarmate de kolo m breder is e n he t aan tal eigentdUingen afneemt.
Geconcludeerd kan worden dat SEA niet zonder meer geschikt is voor de trillingoverdracht tussen kolommen en vloeren in bouwkundige constructies, zowel in kwalitatieve als kwantitatieve zin. De koppelingsve rliesfactor zal anders gedefinieerd of gecorrigeerd moeten worden wa nneer er niet aan de randvoorwarden wordt voldaan. Het is ook mogelijk om andere, niet-statistische m ethodes toe te passen. SEA kan mogelijk wél worden toegepast op de h·illingoverdracht tussen twee vloeren , waarbij de kolom als stijf koppelelement zonder eigentrillingen wordt bescho uwd .
0.. tD
2!
Ing. A. Hovius
Gebiedsmanagement in Ontwikkeling Afstudeerrichting Vastgoedbeheer Afstudeercommissie Drs. J.j.A.M . Smeets Ir. S.j.E. Mausscn Ir. H. Hofman Ir. P. jacobs Afstudeerdatum 28 oktober 2003
CJ
u;' c:
0.. (!) (!)
èc:
::J
0..
~
W'
n
c
;;-
Samenvatting Met het gebiedsmanagement wordt aan de fysieke structuur van een gebied een organisatorische structuur toegevoegd waarmee een gebied zich doeltreffender kan ontwikkelen tot een leefbare en vitale verblij[~omgeving. Het verschil tussen de conventionele publieke zorg voor de openbare ruimte en het gebiedsmanagement zit hem voornamelijk in het kleinere schaalniveau van het gebied en de gedeelde publiek-private verantwoordelijkheid.
;::;:
er 0
§ 2 ::::>
~
Trefwoorden Gebiedsmanagement Wijkbeheer Geb iedsbeheer Gebiedsgericht exploitatiemanagement Publiek· private- beheerconstructies
22
Projectontwikkelaar Credo Integrale Planontwikkeling is voorne· mens een vorm van gebiedsgericht exploitatiemanagement te implementeren in het door haar te onn.vikkelen binnenstedelijk woon- en werkgebied ' Paleiskwartier'. In gezamenlijk overleg met Credo is gekomen tot onderstaande doe lstelling. Komen tot de succesfactoren van het gebicdsmanagement in een binnenstedelijk woon-/ werkgebied. Om te komen tot succesfactoren moet eerst bekend zijn tot welke uni eke doelstelling deze moeten leiden. Hiertoe is een beroep gedaan op tal van reeds bestaande gebiedsgerichte beheer- en exploitatieconcepten, echter deze zijn vooral gericht op functioneel homogene gebieden (het kantorencentrum, de woon buurt. het winkelcentrum, etc) en niet op gemengde gebieden. Na bestudering van de bestaancl.e gebiedsgerichte beheer- en exploitatieconcepte n blijkt, dat de toegevoegde waarde van het gebied sma nageme nt gezocht moet worden in het proces waarmee de gemeente, de vastgoedeigenaren en de vastgoedgebruikers gezamenlijk ee n hoge gebiedskwaliteit in sta nd houden. Hiermee wordt de doelstelling van het binnenstedelijk gebiedsmanagemen t ge formuleerd als: Het beheersbaar maken van en het sturing geven aan de processen, di e in de beheet:fase inhoud geven aan een voortdurende publiek-private optimalisering van de (semi-)openbare binnenstedelijke gebiedskwaliteit. Het 'beheersba ar maken van' en 'het sturing geven aan' het ver· nieuwingsproces wordt het gebiedsmana gement proces genoemd. Analoog aan het vastgoedmanagement wordt het gebiedsmanagemcntproces aangestuurd op drie niveaus, te weten: het st rategische (de belcidsvoorbereid ingsfase), het tacti sche (de beleidsvormingsfJse) en operationele niveau (de beleidsuitvoeringsfase). Hieronder wordt het gcb iedsmanagementproces schematisch weergegeven (figuurr).
Output
Fase
Implementatie
t I
Kaders
~ geb.man.pr. t t
/.
j Geografische afbaJ:ening
( ...l Organisatorische opzet gm. -~
I
I Bevoegdheden stakeholders
•4 /
".--~------..
i
GEBJEilÇMANAGEMENT / ' FROC~
IExploitatiebegroting
:;
Gebiedsbeleid
Tactisch niveau: Beleidsvonning
Operationeel niveau: Beleidsuin.roering
I
SarnenwerkiltgSslrategieën
~."
-~~ - ------------~
Ilntervenheshategieën
I
Implern.entatie ~ Gebiedsbeleid
Opdr
toezicht & conh-ole
I
Figuur 1 Schema gebiedsmanagement in ontwikkeling
23 Elke fa se kent een output die als uitgangspunt dien t voor de volgende fase. Hiermee is he t gebiedsmanageme nt cyclisch van karakter. Om te komen tot de gewenste output, kent elke fase een aantal belangrijke aandachtspun ten waarvan sommige aangemerkt worden als succesfactor. Tevens wordt er een implementatie fa se o nderscheiden. Deze fase gaa t vooraf aan het gebiedsmanagemen tproces. In de implementatiefase worden de kaders be paald waarbinnen het gebiedsmanagement dient te functioneren. De implementatiefase is daarmee va n doo rslaggevend belang voor he t succes van het gebieds management. !u deze fase spelen vooral de initiatiefnemers va n het gebiedsmanagement (veelal de projectontwikkelaar of de gemeente) een belangrijke rol. Uit het nieuwe concept van binnenstedelijk gebiedsmanagement volgt een onderscheid tussen de verantwoordelijkheden van de stakeholders en de veran twoordelijkhede n van het gebiedsmanagem ent. De stakeholders (vastgoede igenare n, vastgoedge bruikers en de gemee nte) z ijn verantwoordelijk voor de gekozen gebiedsvisie. Het gebiedsmanager11ent is verantwoordelijk voor het gebiedsbeleid , oftewel de gekozen interventie- en samenwerkingsstrategieën waarmee de gebiedsvis ie wordt nagestreefd. Dit laatste houdt dus in, dat het gebiedsma nagemen t enkel vera ntwoording aflegt over de ma te waarin de doelstellingen in de gebied svis ie zi jn behaa ld. Om niet alleen conceptmatig vorm te geven aan het binnenstedelijk gebiedsmanagement, gaat het onderzoek ook inhoudelijk in op het begrip gebiedskwaliteit (één va n de drie facet ten in de gebiedsvis ie, (zie bovens taand figuur)). De aa ndachtspunten ten aa nzien van de gebiedskwaliteit worden geordend naar de vier deelkwaliteiten; visuele belevingswaarde, sociale belevingswaarde, gebruikswaarde en toekom stwaarde. Echter omdat de aa ndachtspunten ten aanzien van de gebiedskwaliteit hun belang ontlen en aan de context van het gebied, zijn deze niet aan te merken als de algemene succesfactoren.
De succes factoren komen dus enkel voort uit het gebiedsmanagementproces. Het verschil tussen de conventionele publieke zorg voor de openbare nrimte en het gebiedsmanagement zit hem voornamelijk in het kleinere schaalniveau va n het gebied en de gedeelde publiek-private verantwoordelijkheid. Het gebiedsmanagement kan hierdoor sneller en strategischer inspelen op de kansen en de bedreigingen van het deelgebied. Doordat he t gebiedsm anagem ent verbonden is aan een kleiner gebied, is het tevens in staat de vastgoedgebruikers e n vastgoedeigenareu intensiever te betrekken bij het beleid aa ngaande hun verblijfsomgeving. Deze aanpak voorziet niet alleen in de be nodigde consumentgerichtheid , maar he t bevordert tevens een grotere vera ntwoordelij kheid voor de openbare ruimte en de openbare orde. Bij dit onderzoek dient wel aa ngeteke·nd te worden, dat het onderzoek naar een u ni fo rm en haalbaar concept van gebiedsgericht exploitatiemanagement nog niet afgerond is. Dit onderzoek gaat in op de gebied skwa liteit en de daartoe behorende interventiestrategieën. Samenwerkingstrategieën en aspecten die va n belang zijn voor de juridische en financiële haalbaa rheid blijven in dit rapport buiten beschouwi ng. Vervolgonderzoek naar deze aspecten wordt dan ook dringend aanbevolen.
J.J.
Kamp
ZB 7H, duurzaam duurzame stedebouw in Zuidbroek Zevenhuizen Afstudeerrichting Stt>debouw Afstudeercommissie Dr. ir. C.H. Doevendans Ir. A. Fien Ir. J.A. Lörzing
à>
-g ~ Q) c: Q)
0
Datum afstuderen 16 december 2003 Samenvatting Dit afstudeerwerk bevat een ontwerp voor de inrichting van Zuid broek, waarin een aangescherpte visie op duurzaamheid naar voren komt. Om tot een oplossing te komen voor de problematiek van het gebrek aan betrokkenheid bij de leefomgeving en het daarmee samenhangende verval, wordt met name het aspect van sociale duurzaamheid nade r belicht. Aspecten van sociale duurzaamheid zijn gevonden in: • Het vormgeven van collectiviteit • Het creëren van ruimte voor ontmoeting. • Het scheppen van mogelijkheden voor het vervullen van de hogere behoeftes uit de piramide van Maslow • Het geven van meer verantwoordelijkheid aa n bewoners voor het beheer van openbare ruimten .
24
Trefwoorden Stedebouw Apeldoorn Duurzaamht>id Sociale duurzaa mheid Sociologie
1) lichamelijke behoeften 2) veiligheid enbescherming 3) een bevorderende sociale omgev111g 4) een positief beeld,goede reputatie en prestige 5) een kans op creativiteit I 6) een esthetische tevredenstellende omgeving
Positief
C -
J Neutraal
Negatief
Afbeelding 1 De relaties tussen de leefstijl en de lagen van Maslow's hiërarchie met betrekking tot buurtgebonden sociale cohesie.
Probleemstelling Ee n van de laatste kansen voor Ape ldoorn om te bouwen binnen de s nelwegen s taat op het punt om ingevuld te worden . Een belangrijke vraag hie rbi j is hoe deze groei gebruikt kan worden voor de versterking van de duurzaa mheid va n de maatschappij en haar ontwikkeling. Afstudeeropdracht He t is deze gedachte die le idt tot de volge nde opdracht: "He t make n van een ontwerp voor de inrichting van Z uidbroek, waa rbij ingezet wÇJ rdt op vers terking van de duurzaa mheid van de maatscha ppij en haar ontwikkeling en waarin ee n aangesche rpte vi sie op duurzaamhe id naar vore n komt. Sociale duurzaamheid De sociale sa m enhang van onze same nleving veranderde de afgelopen eeuw snel. De toe na me van onze welvaart e n mobilite it maakte he t voor iedereen magdijk g rotere afstanden te overbru ggen voor het onderhouden van zijn netwerk e n rnaakte dat de rue ns steeds rninder aa n geweze n is op de mensen in z ijn woonomgeving. H et is deze afnam e van het belang van de woonomgeving di e ten grondslag li gt aan het gebrek aa n be-trokkenhe id e n daa rmee aan de verhoogd e kans op verloedering van de omgeving. Het is de we ns een woonomgevin g te scheppen waa rin deze ontwikkeliug van de red uctie van plaa tsgebonden sociale sa m e nha ng wordt tege ngegaan zodat een sociaa l duu rzame omgev ing onts taa t. Me t sociaal duurzaam wordt hie r gedoeld op de aanwezigh e id va n sociale netwerken die door m aatschappij e n milieu ged ragen kunnen worden.
Afbeetding 3 Centraal Zuidbroek in vogelvlucht
ö)' n
c::
;:;'
;::;:
Afbeelding 2 Thematische zones
De analyse Om tot een s tedebo uwkundig ontwerp te komen is een analyse gemaa kt va n de verschille nde leefs tijlen en hun eigenschappen. Er wordt een beeld gesche tst va n de bijdrage va n de ve rsc hillende leefs tijlen aan de plaatsgebonden sociale cohesie, ui tgezet tegen de hiërarchie van Maslow. Ve rvolgens word t in de analyse een koppeling gelegd tussen de ve rsch ille nde leefstijlen e n gebieds kenmerken in het pla ngebied. Het ontwerp Deze ana lyse va n leefstijl en, behoeften en geb iedske nmerken leidt tot een indeli ng van het plan gebied in drie zones m e t ieder een e igen thematie k: ' Komen & Gaan', 'Sociaal Actief' e n ' Rust & Rui m te'. Va nwege de focus op sociale duurzaamheid is d e zone ' Sociaal Actief' meer gedeta illeerd uitgewerkt omdat daar de meeste ka nsen liggen voor sociale cohesie. Dit resulteerde in een uitwerking vau ee n deel van Zuid broek dat de aan de basis liggende ideeën, theorieën en gedac hten over duurzaamhe id helde r in beeld brengt.
In he t ontwerp man ifesteert de sociale duurzaamhe id z kh vooral in: He t vorm geven van coll ectiviteit door he t schu iven met de gre nzen tussen publiek e n openbare ruimte; Het creëre n van ruimte voor ontmoe ting; Het sc heppen van mogelijkhede n voor het vervullen van d e hoge re behoeftes u it de piramide van Maslow, tot aan h et h oogste nivea u va n crea tivite it e n zelfontplooiing toe; He t geven van meer vera ntwoorde li jkheid aan bewoners voor het beheer van openbare ruim ten .
Ing. F.F. Kuppens
Grenzchede Een ontwerp voor een binationaal stadsdeel tussen Enschede en Gronau
De stedelij ke bond
Het stedelijke landschap
Het stadspark
Afstudeerrichting Stedebouw Afstudeercommissie Dr. ir. C.H. Doevendans Ir. ).A. Lörzi ng Ir. A. Harbers Datum afstuderen: 16 december 2003
,..,. <1)
;::;:
26
Afbeelding 1
Samenvatting Enschede en Gronau hebben al diverse fysieke en functionele relaties met elkaar en een grensoverschrijdende ruimtelijke ordening biedt de steden de mogelijkheid om elkaar op nog meer punten aan te vullen. Om dit te bereiken wordt op de grens een binationaal stadsdeel gepland. Hiervoor zijn drie modellen opgesteld die als basis zouden kunnen dienen voor dit binationale stadsdeel. Aan de hand van diverse criteria zijn deze modellen getoetst. Naar aanleiding hie rvan zijn twee modellen gecombineerd en verder uitgewerkt tot een stedenbouwkundig concept voor het g~ensgebied. In dit concept verbindt het bina· tionale stadsdeel Grenzchede de steden Enschede en Gronau met elkaar. Een belangrijke rol is hierbij weggelegd voor de (voormalige) grens. Trefwoorden Enschede Gro nau Grensoverschrijdende ruimtelijke samenwerking Binationaal stadsdeel Binationaal karakter
Afbeelding 2
Er is momenteel veel verandering gaande in het grensgebied. Zo is sinds het openen van de grenzen het maatschappeli jke leven zich ook over de grens gaan afspelen en zijn organisaties en par· tijen grensoverschri jdend gaan samenwerken. Dit is ook het geval in Enschede en Gronau. De afgelopen jaren is het aantal Enschedeërs dat in Gronau is gaan wonen fors toegenomen en Gronau is wat betreft voorzieningen sterk op Enschede gericht. In diverse strategische plannen worden de relaties tussen deze steden aangehaald en de gemeentebesturen van Enschede en Gronau willen de samenwerking dan ook intensiveren. Aangezien een grensoverschrijdende ruimtelijke ordening voor beide steden voordelig kan uitpakken is ook hiervoor in teresse. Een gezamenlij ke ruimteli jke ordening kan een oplossi ng vormen voor de ruimtedruk in Enschede en koopkracht naa r het in Duitsland perifeer gelegen Gronau brengen. Toch komt deze gezamenlijke ruimtelijke ordening door diverse redenen nog altijd niet van de grond. In dit project is nu onderzocht welke mogelijkheden het grensgebied tussen Enschede en Gronau de steden kan bieden en zijn deze mogelijkheden uitgewerkt tot een grensoverschrijdend stedenbouwkundig concept. Tot de tweede wereldoorlog was de grens in het plangebied nauwelijb aanwezig en functioneerde h et gebied sterk als eenheid. De afgelopen decennia heeft de grens zich ech ter met name in het stedeli jke gebied doen gelden , met name hier zijn de ver· schillen tussen Enschede en Grona u waar te nemen. Door onder andere duideli jke verschillen in architectuur en straatinrichting hebben de steden hele verschillende karakters. Landschappelij k gezien vormen de stede n nog altijd een een heid. Wel heeft de grens altijd als duidelijke plangrens gediend. Zo lopen tussen Enschede en Gronau nog altijd veellandwegen dood op de grens en is de bebouwing va n de grens afgericht. Het grensgebied tus· sen Enschede en Gronau vormt een onsamenha ngend geheel. Er zijn hier ingrepen nodig om het gebied zowel fu nc tioneel als wat betreft beleving tot een eenheid te vormen.
Afbeelding 4
Afbeelding 3
o0
c
::!
A"
c
:::J
0.. {1)
Afbeelding 5
Er is voor gekozen om hier op de grens een binationaa l stadsdeel te realiseren. Het middengebied wordt hiermee getransformeerd tot een verbi ndend element tussen Enschede en Gronau. Door in dit binationale stadsdeel gebruik te maken van de bij zondere ligging aan de grens ondcrslhcidt dit stadsdeel Enschede e n Gronau van andere steden en kunnen zij zich een internationaal im ago aanmeten. Er zijn drie modellen opges teld die als basis zouden kunnen dienen voor het binationale stadsdeel; de stedelijke band, het stedelijke la ndscha p e n het stads park. Naar aanleiding van de analyse, de ruimtebe hoefte e n het idf-e ' binationale stad' is een toets opgesteld. Uit deze toets is gebleken dat het stedelijke landschap het mins t geschikte model is om als basis toe te passen voor he t binationale stadsdeel. De andere twee modellen dede n niet van elkaar onder. Er is voor gekozen om het stad spark verder uit te werken tot een stedenbouwkundig concept; er zijn echter ook invloeden van de stedelijke band in he t concept verwerkt. Tussen Enschede en Gronau wordt nu het binationale stadsdeel 'Grenzchede' gepland. In dit stadsdeel wordt een deel van de ruimtebehoefte van Enschede en Gronau opgevangen door de realisatie van ca. 2.:1.00 woninge n. Verder wordt in Grenzchede een 45 ha groot internationaa l bedrijventerrein gerealiseerd, waar plek is voor internationaal hoogwaardige bedrijven . Cen traal in Gren zchede ligt een r25 ha groot stadsspo rtpark, dat noordelijk en zuidelijk in verbinding staat met het landschap. In dit park komen diverse recreatieve voorzieningen te liggen; ee n groot deel hiervan is op s port gericht. Bewoners en bezoekers kunnen elkaar hier tegen komen tijdens he t sporten en recreëre n. Aandachtstrekke rs zijn de 2 km lange roeibaan en het openbare golfterrein. Deze vervullen naast een recreatieve functie ook een belangrijke wate rbui shoudkundige functie. De grens vormt een belangrijk ond erd eel in he t stadsdeel. Was dit vroeger een ontoegankelijke zone, nu wordt deze getransformeerd naar
een openbare en toegankelijke plek waar mensen elkaar tegen kunnen komen. Dit wordt onder andere gedaan door een fietsen wandelroute over de grens aa n te leggen , de zogenaamde grensrou te. Het stadsdeel krijgt een bina tionaal kara kter. Dit wordt verkregen doordat in hd straatbeeld Nederlandse en Duitse invloede n worden verwerkt. Nederbndsr en Duitse karakters in bouwstijl en straatinrichting komen naast elkaar maar ook met elkaar geïntegreerd in het stadsdeel voor. Hiernaas t zij n het details die Grenzchede een binationaal kara kter geven , zo worden op straat twee talen gesproken, zi jn de straatnaamborden in Grenzchede tweetalig en vinden we in het straatbeeld Nederla ndse en Duitse reclames. Met Grenzchede worden Enschede en Gronau verbonden door een uniek stadsdeel. Naast dat dit stadsdeel een oplossing kan vormen voor de ruimtedruk in Enschede en koopkracht naar Grona u kan brengen versterkt het de al aanwezige relaties tussen de steden en zet Grenzchede met zijn bina tionale karakter Enschede en Gronau in de schijnwerpers. Het is een uniek stadsdeel dat volledig pa st binnen het Europese den ken.
M.N.C. Laureijssen
D: I
Scheve Hoogbouw Ontwerp voor een woontoren in Tilburg Afstudeerrichting Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. Ir. F. van Herwijnen Ir. M. Ha m Ir. R. Blok
(~/ 2-lR
Datum afstuderen r6 december 2003 Samenvatting Als afstudeerproject is een alternatief ontwerp gemaakt voor de woontoren Westpoint te Tilburg. waarbij de ontwerpopgave is aangevuld met het uitgangspunt om de woontoren een zekere scheefstand te geven. Belangrijk daarbij was om een goede integratie te realiseren tussen het architectonisch en constructief ontwerp en om de nadelige effecten, die door de scheefstand van het gebouw ontstaan, op een logische manier in het constructief ontwerp te onde.r vangen.
rr 0
c
:E
7'
c
:::J
0.. (1)
Figuur 1
Trefwoorden Hoogbouw Woontoren Scheef.~ tand Architectuur Constructie
Inleiding Er is gekozen voor het maken van een constructief e n architecto· nisch ontwerp. dat een alternatief vormt voor de woontoren Westpoint te Tilburg. die zich momenteel met een hoogte van ongeveer 142 meter de hoog~ te woontore n van Nederland mag noemen. Er zal zoveel mogelijk worden uitgegaan van het programma van eisen zoals dat gebruikt is voor deze woontore n. Ook za l het ontwe rp op dezelfde locatie worden gesituee rd. Het wezenlijke verschil in de opdracht is het uitgangspunt, dat de hoogbouw een zekere scheefstand moet krijgen. Vanuit constructief oogpunt is duidelijk dat dit een uitdage nd gegeven is. Wat de architectuur betreft is hel een fantastisch middel om van het gebouw een opvallende verschijning te maken. Het doel van dit project is om te kome n tot een o ntwe rp voor een hellend geplaatste woontoren met een constructie die op een vanzelfsprekende manier oplossingen biedt voor de problemen die een dergelijke scheefstand m et zich meebrengt en die een belangrijk e lement is in de vormgeving van het gebouw als geheel. Hellende gebouwen en gebouwdelen Hoe werken de krachten in de constructie) Op welke wijze kunnen ongunstige belastingen worden opgevangen of, beter nog, worden verminderd) Het is duidelijk dat het hellend construeren van een gebouw een aantal ongunstige gevolgen met zich meebrengt. die door de hoofddraagconstructie zal moeten worden opgevangen. Er komen een aantal zaken naar voren die kunnen worden omschreven als kenmerkende verschijnselen van een schee f geplaatst gebouw of ge bouwdeel. Verschuiving zwaartepunt In figuur r is te zien op welke manier het zwaartepunt zich ten opz ichte van de basis verplaatst naarmate de scheefstand van het gebouw groter wordt. In afbeelding A is te zien dat het zwaartepunt van een verticaal gebouw (helling = o() in het midden ligt. De reactiekrachten, ten gevolge van de permanente belastingen,
zijn gelijkmatig verdeeld. Als nu het dakvla k ten opzichte van het grondvlak wordt verschoven (afbeelding B). is er een verschuiving te z ien van het zwaartepunt in de richting van de overhellende zijde. De reactiekracht aan die zijde neemt toe, terwijl deze aan de "achterzijde" afneemt. Deze kracht kan zelfs afnemen tot nul, zoals in afbeelding C, waarbij de werklijn door het zwaartepunt precies door het kantelpunt van het gebouw loopt e n er nog juist een evenwicht bestaat tussen de twee bouwvolumes aan weerszijden van deze werklijn. Trekkrachten op de fundering door scheefstand De reactiekracht aan de "voorzijde" van het gebouw is nu maximaal. Aan de "achterzijde" is deze nul. Als gevolg van windbelasting vanu it de meest ongu nstige richting ontstaat er op di t punt een trekkracht op de fundering. Als het gebouw een nog grotere scheefsta nd zou hebben, zou de werklijn van het zwaartepunt buiten de basis van het gebouw terechtkomen (a fbeelding D). Di t heeft tot gevolg. dat er aan de "achterzijde" van het gebouw door het eigen gewicht een trekkracht op de fu nderi ng ontstaat, die te n gevolge van veranderlijke belastingen en wind alleen maar zal toenemen. Om trekkrachten aan de achterzijde van het hellend gebouw te reduceren of te elimineren, moet er worden getrach t om het zwaartepunt in het gebouw zodanig te positioneren, dat de werklijn va n de kracht door de basis van het gebouw loopt. Ook is toepassing van een contragewicht een goede methode om trekkrachten op de fundering tegen te gaan. Horizontale krachten door scheefstand Horizontale krachten in het gebouw ontstaan niet alleen door wi ndbelastingen, maar ook doordat er verticale belastingen op scheef geplaatste constructiedelen staan. Door toedoen van de belasti ng op een scheve gevelkolom ontstaat er een horizontale component die door het s tabiliteitsysteem moet worden opgevangen.
I
I
· . ..._ .- -~
_,.
"
~ \_;' \
Figuur
2
Figuur 3
Figuur 4
Architectonisch ontwerp Uiteindelijk is gekozen voor een gebouw met een grondvlak en een dakvlak in de vo rm van een gelijkzijdige driehoek (zie figuur z) . Het dakvlak is 180 graden gedraaid ten opzichte van het grondvlak e n in horizontale richting verplaatst. De twee driehoeken raken elkaar van bovenaf gezie n aan één zijde. De ribben van het gebouw zijn de rechte lijnen die de hoekpunte n van de twee drie hoeken m et elkaar ve rbinden. Hoewel het gebouw in zijn geheel sch eef staat, telt het gebouw slechts twee helle nde gevelvlakken e n vier vert icale. De doorsnede van de kern van het gebouw, waarin z ich het verticale transport bevindt, heeft een ruitvorm. De ke rn is als een verticaal element in het hellende gebouw geplaatst en is in het exterieur aan de boven- en onde rzijde van het ge bouw gedeeltelijk zichtbaar. De zijden van de dr ie hoeken zij.n 32-4 m eter lang. Het gebouw zal 48 verdiepingen tellen en 144 m e ter hoog zijn.
bilitcit van het gebouw. De vloere n worden opgelegd op de vcrt icale gevelvlakken, om zo we in ig mogelijk horizontal e krachten in de constructie te introduce re n.
Constructief ontwerp De hoofddraa gconstructie, die met staJeu profielen is opgebouwd, is in een aantal hoofdbesta nddelen te verdele n. Allereerst zijn er de vakwe rken in het gevclvlak, die in esthetisch e n constructief opzicht als he t bela ngrijkste deel va n de co nstructie kunnen worden bestempeld. Ook is e r een kernconstructie, waarin het verticaal transpo rt plaatsvindt. Deze kern is ec.bter niet in staa t o m de stabiliteit van bet hele gebouw te waarborgen. De stabiliteit wordt daarom hoofd za kel ijk door de constructie in de gevel ve rzorgd. Als derde onderdeel van de draagconstructie is er het inwendige kolo mmensysteem dat nodig is om de verdiepingsvloeren te voorzien van een tussensteunpunt. In fi gu ur 3 is de opbouw van de constructie te zien. 1n he t gebouw zijn twee verschille nde vloersys te m e n toegepa st. In de ove rhellende zijde van het gebouw wordt een lichte Infra+ vloc.r gebruikt, te rwijl aan de andere zijde van he t gebouw een zwaarde re Wing plaatvloer wordt gebruikt. Op deze manie r kan e r een ve.rschuiving van he t zwaa rte punt in gunstige richting worde n gerealiseerd, hetgeen een posi tief effect heeft op de sta-
Fundering In het ontvverp wordt een kelder van vier lagen o pgenomen . De kelde rbak wordt met trekpalen veran kerd om opdrijven te voorkomen. De kelde rwanden vormen de overgang va n de bovenbo uw naar de paalfunderi ng en zorge n voor een spreid ing van de belastingen uit de bovenbouw. Door de wanden in de kelde r verder naar achteren door tE' laten lopen wordt een grote momentarm verkregen, hetgeen guns tig is voor de steunpu ntreacti.e s e n voor het te levereil tegenmoment Er wordt bovendien in de kelder een groot con tragewicht aangebracht, dat trekkrachte n op de fundering voorkomt en een gunstige uitwerkin g za l hebben op de uiteindelijke hoekverdraaii ng van he t gebouw.
Ing. C.J. Mommaas
Dynamisch gedrag van Hoogbouw, toegepast op de Coolsingeltoren Afstudeerrichting Cons tructief O ntwerpen Afstudeercommissie ProC. Dr. Ir. j.G.M. Kerslens Dr. Ir. ).C.D. I-locnde rb rnp Dr. Ir. M.C.M . Bakker Datum afstuderen 25 november 2003 Samenvatting De Coolsingelto ren is een prestigie us hoogbouwproject gepland in het centrum van Rotterdam . De 185 m eter hoge, m et een staalconstructie uitgevoerde, tore n is slank en licht. Het constructief ontwerp is van Ingenieursbureau Zonnevelduit Rotterdam. Een hoogbouwconstructie kan onder windbelasting hinderlijk gaan bewegen. Deze hinderlijke beweging is vooral waarneembaar als versnelling. Een analyse van deze mogelijk hinderlijke beweging en een methode voor het terugbrengen hierva n is te vinden in dit onderzoek. er 0
c
:!
c"' :::J CL
ro
JO
Trefwoorden Eigenfrequentie Variantie spect rum van de windkracht Spectrale Analyse Respons TLrned Mass Dam per
Afbeelding 1 De Coolsingeltoren
Probleemomschrijving De toelaa tbare beweging, in de vorm van versne lli ng, va n een hoogbouwconstru ctie onder invloed van wind is in de NEN 6702 vastgelegd . De rekenmethode die hierin is gegeven voor het bepa len van deze beweging, is voor de constructe u r behalve conservatief ook ondoorzichtig. Ee n meer exacte en vooral heldere methode voor het bepalen va n deze versnelling is daarom gewenst. Uit globale berekeningen, waaronder de methode uit NEN 6702, bli jkt dat de toren een ontoelaatbare versnelling zal hebben. Het ontwerp van de Coolsingeltoren ligt al helemaal vast. Omdat aan de constructie en vorm van het gebouw geen wijzigingen meer moge lijk zijn, moet er gedacht worden aa n extra demping. In dit onderzoek is er gekeken naar hoc een Tuned Mass Damper (TM D) werkt, en hoe deze ontworpen moet worden. Onderzoeksopzet Met voorschriften uit Australië, Canada, Europa en Nederla nd is ter orië ntatie de res pons van de toren bepaald. Omda t deze methoden onvoldoende helderheid en nauwkeurigheid geven , richt dit onderzoek zich op de spectrale analyse. Door middel van verschillende vereenvoudigde probleme n is de spectrale analyse bin nen ANSYS 6.1 getest. Hierbij is gebruik ge maakt van de Power Speetral Density (PSD). Door de Coolsingeltoren terug te brengen tot een eenvoudig 2D-m odel kan er een overzichtelijke analyse ge m aakt worden . Dit zOm odel wordt belast met een spectrum van de wind belasting, dat gebaseerd is op een wi ndsnelheid me t een terngkeerperiode van één jaar. Door middel van de spectrale analyse kan de standaardafwijking van de respons be paald worden (zie figuu r I). De TMD is getest aa n de hand van in de literatuur gevonden ontwerpregels. Er is getest of deze ontwerpregels voldoende nauwkeurig zijn. Dit is in eerste instantie gedaan aan de hand van een fic tief voorbeeld. Vcrvolgens is de TM D met verschi llende massa's gemodelleerd op het 2D-model. Dynamische respons Coolsingeltoren Om de respon s te berekenen zijn verschillende methoden gebruikt. r. Volgens versch illende voorsch riften
2. Methode PSD-analyse ANSYS (één·massa-veersysteem) 3· Methode PSD-analyse ANSYS (zO-m odel) De toepassing van de voorschriften en de PSD ana lyse leveren uiteen lopende resultaten op. De twee methoden (2 en 3) die gebruik maken van de PSD analyse geven de m eest betrouwbare resultaten. De uitei ndelijke respo ns van de Coolsi ngeltoren ligt bij een aangenomen constructie dem pi ng van 0,7% rond de 0 ,2 rnjsz. Hiermee zou niet aa n de in NEN67o2:19 91 gestelde eis voor versnellingen voldaan worden.
Vlrl.on~-spectnun v~n
d<' windsnelheul
G~:houw con sb·u ct:u
Tuned m~s s damper
/ M
~1
Figuur
2
De werking van de TMD geschematiseerd
: : : r= r- ----
! 'OOE-05
u 1.SOE-05 ~
t - -- - - - - - - -1
'C
~ l.ooe.os
U04J
0
5 OOE·06 O.OOE 'OO
f--~---~-~---""-.----~----
8
-
-
-
Frequentie (Hz)
Figuur 1 Schema van de spectrale analyse
De Tuned Mass Damper De Tuned Mass Damper (TMD) is een massa die aa n een con-
structie wordt toegevoegd om de beweging van deze cons tructie te beperken. De massa moet geplaatst worden daar waar de constructie de grootste beweging o ptreedt. Voor een hoogbouwconstructie zal dit dus bovenaan zijn. De massa wordt ve rbonden aa n de constructie door middel van veren (zie figuur 2). Me t deze veren wordt de eigenfrequentie van de TMD ingesteld , zodat deze gelijk is aan de eigenfrequentie va n de hoofdconstructie.
31
Figuur 3 De invloed van demping op de TMD
• Vertoren verplaatsing
0.160 0.14 0
:§:0 120
~0. 100
·~
mo.oeo ä.
~0.060 0.040 0 .020
In dit onderzoek is gekeken naar de invloed van de demping van een TMD op de respons van een constructie. Deze invloed is ondermee r weergegeven in grafieken van de respons functie. Hoe lager de pieken zijn in de grafiek, hoe minder responsie e r zal zijn (zie figuur 3). Uit deze analyse b!C'ek dat er een ideale mate van de mping van de TMD is. Er is te ven s onderzoek gedaan naa r d e invloed van m assa e n veers tijfhe id op het gedrag van de demper en de constructie. Met deze res ultaten is er een onderz.oek gedaan naar de toepassing van een TMD op de Coolsingeltoren. Conclusie
De Coolsin geltoren heeft, af11ankelijk van de aangenomen const.ructie demping, een probleem m e t de versnelling die op zal treden. Met een TMD is deze versnelling zeer goed te verkleinen. Een massa van slechts 5% van de meewerkende massa van de Coolsingeltoren kan een reductie geven va n zo' n 6o%. De resulta ten van onde rzoe ken met verschillende massa's zijn te zien in o nders taande figuur.
0.000 _,___....__
0.25%
__._
o.soo;.,
1.00%
2.00%
3.00%
5.00%
Massa van de TMD als percentage van hel meewerkende gewicht
Figuur 4 Verplaatsing van de Coolsingeltoren bij verschillende massa's van de TMD
Ing. E. Mulder
Innovatieve technieken in een oude jas Ontwerptooi voor bestaande gebouwen en innovatieve technieken Afstudeerrichting Bouwkunde Afstudeercommisie Dr. ir. P.A. Erkelens Jr. G.J. W. van den Brand Ir. M.H.P.M. Willems Datum Afstuderen z8 oktober 2003
....
(1)
;::;;
Samenvatting Bestaande naoorlogse gebouwen komen door minder interessante architectuur, teruglopen van de economie en het niet voldoen aan de hedendaagse eisen, steeds vaker leeg te staan. Herbestemming is dan één van de mogelijkheden. Het toepassen van innovatieve bouwtechnieken kan een aanpak zijn om zo'n gebouw aanvankelijk op te waarderen. Er een tooi ontwikkeld die innovatieve bouwtechnieken bij bestaande gebouwen optimaliseert. Deze tooi is getest middels een herbestemming· ontwerp en een workshop met projectarchitecten. Hieruit bleek dat de tooi een bruikbaar hulpmiddel is tijdens het ont:werppro· ces voor een architect. Trefwoorden Ontwerptooi Bestaande gebouwen Innovatieve technieken Duurzaam bouwen IFD bouwen
Figuur 1
BESTAANDE GEBOUWEN
Figuur 2
Door het afnemen van de economie kome n vooral de bestaande voorraad naoorlogse gebouwen, door de minder interessante architectuur en het niet voldoen aan hedendaagse eisen, leeg te staan. Herbestemming is dan één van de mogelijkheden. Het toepassen van innovatieve bouwm ethoden , met kenmerken van duurzaam, industrieel, flexibel. demontabel e n multifunctioneel bouwen, bij het renoveren of herbestemmen van leegstaande utiliteitsgebouwen, komt weinig voor. Juist het gebruik van innovatieve bouwmethoden tijdens het renovatie- of herbestemmingproces maakt het bestaande gebouw niet alleen fu nctioneel, maar laat het proces ook efficiënter verlopen. Door het samenbrengen van bestaande gebouwen en innova tieve bouwm ethoden i.n een tooi (hulpmiddel) moet het gescheiden bestaan structureel worden verkleind of wellicht worden opgeheven. De te ontwikkelen tooi (hulpmiddel) moet zijn afgestemd op de architect zodat het mogelijk is in het begin stadium van het ontwerpproces innovatieve bouwmethoden te optimaliseren en tE' integreren tijde ns het herbestemmen van gebouwen (figuur z).Deze tooi moet dan door elke architect te gebr uiken z ijn. Probleemstelling: Wat zijn de mogeli jkheden van bouwmethoden met innovatieve kenmerken zoals duu[zaarn , indus trieel. flexibel. demontabel. en multifunctioneel bouwen, en hoe zijn deze mogelijkheden te verwerken in een tooi die deze informatie bruikbaar kan presenteren tijdens het ontwerpproces voor 'anonieme' be.~ taande uti liteitsgebouwen? Het gaat daarbij om bestaande u tiliteitsgebouwe n , zonder monument status en jonger dan 50 en ouder dan ro jaar. Eisen aan de tooi. Voordat is begonnen met het ontwikkelen van een tooi zijn er eisen opgesteld waaraa n de tooi dient te voldoen. Deze eisen zijn: de tooi moet (A) gebruiksvriendelij k zij n, (B) objectieve infor matie bieden en (C) aanpasbaar zij n en afgestemd op de ge bruiker: de architect.
Tabel
..
to I
BOITWKIINI)l!.t OI'LOSSI:"G
~rH .\~ KEI.IJKF
1:rMOl 1\0NUfRUEI.EN I I N llf ll
1 ......,_
-E:-m ruunte realist ren op een bc:-s!aand gtbouw (v.'on~n m tie
0 0 0
0
0
T T
0
C002
- -~ >V(lli':t·n). R<>iu cr • !c:oltlpl...".hl!lbtruond• a•buiJwlot em. op~u...J .
0
u 0 u
ó d 0 0 0
T
.. .!" omj>Ul "'..,....W.& ilmnWullar,..,
f .i::. . ..., -Extra rutmtc (n12) to r.:voeg1~) door stal e:n aanbangmodule (per _;___.- •,..,vrlingj. beukrnaat}.
0 p 0
0 0
0 1 1 T T
0
C004
Figuur 3
0 ntwerpproces
Figuur 4
Figuur 5
Literatuurstudie. Om inzicht te krijgen in de eigenschappe n van bestaande gebouwe n is literatuurstudie vcrricht waarbij uitsluite nd naar de bouwtechnische eigenschappen is ge keken. De .informatie uit de literatuurstudie is verwerkt in maatregelen en aa ndachtspunten. Ee n maatregel is de omschrij,,ing va n een bouwkundige oplossing. Een aa.odachtspunt geeft de bouwtechnische eigenscha ppen van de bouwkundige oplossing weer.
en appartementen. Aan de hand van het voorlopig on twerp konden een aan tal inhoudelijke aa npass ingen aan het OBGIT wor· den doo rgevoerd (figuu r 4 1 ieuwe gevel van gebouw).
Criteria voor toevoegen va n innovatieve technie ken . Om het onderscheid te kunnen maken tussen bruikbare en niet bruikbare maatregelen zijn criteria opgesteld. Een maatregel dient een innovatief ke nme rk van een bouwme thode bezitten, een bouwtechnische uitwerking te hebben en een voordeel bij de toe passi.ng op bestaande gebouwen ten opzichte van nieuw· bouw te bieden. OBGIT (Ontwerptool voor Bestaande Ge bouwe n e n Innovatieve Technieken) De uiteindelijke tooi bestaat uit een schema m e t daarin ve rsch illend e onderdelen namelijk: bouwtechnische gegevens en een toetsingskader. Deze onderdele n wordt nu het OBGIT (Ontwcrptool voor Bestaande Gebouwen en Innovatieve Technieken) ge noe md (figuur 3). De theoretische tool, het OBG IT, is vervolge ns in de praktijk ge tes t. Het testen van he t OBGIT heeft plaatsgevonde n middels een herbestemmin g van ee n gebouw e n een workshop. De her· bestemming van een gebouw had als doel het OBGIT te vcrbe teren e n door de verbeteringen aan het OBGIT de works hop efficiënt te laten verlopen. He rbes temmi.ng. Voor de herbeste mming is een leegstaand utiliteitsgebouw aa n de Boelelaan in Amsterdam ge kozen. Het gekoze n ge bouw is herbeste md van een utiliteitsfunctie naar s tude ntenhuisvesting
De works ho p. De workshop op een architectenburea u is georganiseerd om zoveet mogelijk objectieve opinies over he t OBGIT te verzamelen. Aan de workshop werkten zes projectarchitecten mee en is volgens ee n vooraf opgesteld programma doorlopen . De gebruiksvrie ndelijk heid en de brui kbaarheid van het O BGIT s tonden daa rbij centraal. De deelnemers aan de workshop concludeerden onde r a ndere dat met behulp van het OBGIT mogelijk is om het ontwerp aan te scherpen , het O BGIT als checklist kan worden gebruikt o m he t ontwerp te optim alisere n of ve rbete ren en dat he t OB GIT, voor een toe passin g in de pra ktijk, m eer maatregelen e n aandachtspu nte n zou m oeten beva tten. Conclusie . De conclusie over het OBGIT is gebasee rd op de bevind ingen van de he rbestemmi ng en de workshop en zijn te ruggekoppeld aan de eise n die vooraf aan de tooi zijn ges teld. Er kan worden geconcludeerd dat het OBGIT een bruikbaar h ulp m iddel is dat het mogel ijk maakt innovati eve bouwmethoden bij bestaa nde gebouwe n te optimaliseren . Hie rbi j moet wel word en toegevoegd da t het OBGIT enkele aanvullingen e n aanpassi ngen moet onde rgaan voor een daadwerkelijke prak tische toepassing. Het OBGIT onderscheidt zich van de andere hulpmiddelen zoals he t Nationaal Pa kket Duu rzaam bouwen door ee n koppe· ling te vormen tussen de gebruiker (a rchitect) e n in nova tieve bouwtechnieken. Dit wordt in de praktijk alleen ge raad pleegd indie n ee n gemee nte of opdrachtgever vraagt deze informatie toe te passen. Daaruaast staat bij het OBGIT ontwerp beslissingen van et'n architect centraa l. De kunne n met be hulp van h e t OBGIT worde n vertaald in innovatieve bouwmethoden waardoor de creativiteit e n ontwerpvrijheid van de architect optimaal bli jft (fi guur 5) .
33
J.J.L. Notermans
Suburban Challenge: een BUITENkans voor Zuidwijk Afstudeerrichting Stedebouw Afstudeercommissie Dr. ir. C.H. Doevenda ns Ir. j.H . Lörzing Ir. I. Besteliu Datum afstuderen r6 december 2003
"'vr .... c:
c.. tl) tl)
...C"
c: ::3 c.. ~
ëiJ'
n
c
;;; ;:;:
CT
0
Samenvatting Bij het zoeken naar criteria voor het gewenste suburbane woon· klimaat is middels een literatuurstudie en gevoelsmatige kenmerken een suburbane code ontwikkeld. Deze code is een bun· deling van suburbane kenmerken op laag schaalniveau. De code is onafhankelijk van een loca tie ontwikkeld en vormt een leidraad voor het aanbrengen van suburbane kenmerken bij nieuwbouwprojecten enfof herstructureringslocaties. Ter evaluatie is de code toegepast op de naoorlogse wijk Zuidwijk, Rotterdam. Voor deze wijk ligt al een herstructurering in het verschiet. Door toepassing van de code is de positie van Zuidwijk in het s tedelijk veld versterkt.
c
:!!
7'C"
c :::>
0.. tl)
Trefwoorden Suburb Woonklimaat Code Zuidwijk Transformatie
34 Kader & probleemstelling De Nederlandse steden breiden als jaarringen in een boom uit. De huidige Vinex-locaties vallen onder de laa tste ring der stads· uitbreidingen. He l voortdurend opschuiven van het stedelijk landschap zorgt voor een aanta l ruimtelijke en maatschappelijke problemen. Enerzijds aantasting van het landschappelijk gebied. Anderzijds kampen oudere wijken binnen de steden met proble· men die ontstaan door het wegtrekken van bevolkingsgroepen. Een kans om deze problematiek aan te pakken ligt in de naoor· logse s tadsdelen waarvan de m ees te de komende jare n worden geherstructureerd. Dit kader samen met mijn fascinatie voor suburbane woongebiede n heeft geleid tot de volgende probleem· stell ingen voor dit afstudeeronderzoek: r WELKE CRITERIA ZIJN NODIG OM TE KOMEN TOT EEN OPTIMAAL SUBURBAAN LEEFKLIMAAP 2
HOE KAN, MIDDELS DE GEFORMULEERDE CRITERIA, EEN OUD STADSDEEL* GETRANSFORMEERD WORDEN TOT EEN STADSDEEL WAARBIJ HET SUBURBANE LEEF· KLIMAAT CENTRAAL STAAT?
* als oud stadsdeel is de naoorlogse wijk Zuidwijk in Rotterdam gekozen. Ontwikkeling van de code De eerste probleemstell ing is aangepakt door de suburbane ken · merken op een laag schaalniveau te bundelen in een suburbane code . Dit is gebeurd aan de hand van theoretische e n praktische analyse. De theoretische zoektocht is enerzijds ge richt op de his· to rie van s uburbane concepten in Engeland , Verenigde Staten en Nederland. Ande rz ijds is het onderzoek gericht op de subur· bane woomve ns. Conclusie die getrokke n kan worden is dat s ub· urbs door hun aa ntrekki ngskracht bijdragen aa n die ongebrei· delde uitbreiding van het stedelijk la ndschap. Het s uburba ne woonklimaat vertoont al lang een grote aantrekkingskracht voor
Afbeelding 1 Suburbane code
Afbeelding 2 Uitwerking zuidwijk
de zogenaamde suburbanisantcn. Zij kiezen voor een rui m opgezette woonwijk in het stedelijk veld, voor het wonen op afs tGnd van d e stad, maar stellen de stedelijke voorzieningen wel op pri js. In de ontwikkelde suburbane code worden cijfermatige en gevoelsmatige ke nmerken verenigd. Hie rmee kunnen zowel grootschalige als kleinschalige interve nties worden gepleegd. In zijn totaliteit die nt de code aJs definitie voor het su burbane woonklimaat zoals die voor NederlGnd wordt gewenst. De code kan gebruikt worden bij h crs truc tu reringsgebieden om de aantrekkingskracht te herove ren en daarmee hun concurrentie positie bi n ne n he t stedelijk veld te verbete ren . De s uburban e code bevat inrichtingsvoors telkn voor zeven ca tegorieën. Na uitwerking van de categorieën kunnen een aantal conclusies getrokken worden. Door hië ra rchie in infrastructuur wordt structuur in de wijk gebracht, waarbij elke straattypologie een eigen karakter in bestrating en beplanting heeft. Parke ren op eigen terrein o f tussen de bome n op haJJbestrating. Groen en water dienen als s tructurerende ele m ente n. Dageli jkse voorzieningen zijn s lechts kleinschalig c.n makkelijk te bereiken te voet of met de fiets. Bij wone n is zelfstandigheid van belang. Eigen identiteit van de woning brengt va ria tie aan in de wijk. De ope nbare ruimtes zijn ni et te groot, liggeJl in het zicht van woningen en hebben toegewezen functie. Belangrijk is dat naast cijfermatige ke nmerken vooral he t s uburbane woonklimaat bee ldbepalend is. Dit wil zeggen dat een combinatie van zoveel m ogelijk inrich tingsvoorstellen uitmaken in hoeverre een woonklimaat suburbaan is. Toepassing van de code Om de tweede probleems telli ng te beanl\voorden, is de code op Zuidwijk toegepast. Allereerst is analyse ge pleegd op Zuidwijle Be la ngrijkste knelpunten in de wij k zij n verschral ing van de bevolking, de eenzijdige woningvoorraad en de grootschalige openbare ruimte. Daarna heeft vergelijkin g va n de huidige si tuatie met de code plaa tsgevonden. Dit heef\ ge resul teerd in ener-
35 zijds een structuurplan voor h<'('l Zuidwijk Ande rz ijd s in een stedebo uwkundige u itwerking voor de Slingr e n de buurt De Velden. Bij het form uleren vJn de ingrepen voor iH' t s tructuurpbn is de code als leidraad g<'brui kt. De bu urt De Velden is als voorbeeld gebruikt voor de toetsing van de su burba ne code in de uitwe rking. Te rugkijkend zijn de conclusies uit dit afstudeeronderzoek: he t suburbaan woonklimaat is niet alleen door cijfers af te leiden zoa ls oppervlakte pe rcentages, maar heeft ook met gevoel~waarde te maken; he t verbgen van de gemiddelde woningdich theid is nie t gemakkelijk bij een stedelijke herstructureri ng waar de eis een hoog terugbo uwpercentage is; bij een verdichting die de grens van het opti male suburbane woonkli1mat overschrijdt kunnen een Jantal andere aspecten van de code toegepast word<'n om de bu urt of wi jk in zijn geheel een su burbaner karakter te geven; vanuit Zuidwijk blijk t d a t het niet altijd gema kke lijk is om de verhouding huurjkoop woningen sterk te verlagen; door toedoen van de code is een toename aan differentiatie in woningtypologieën opgnreden in Zuidwijk, waarmee een belangrijk knelpu nt van de eenzijdige woningvoorraad is verbe terd ; door toename van sub urbane ken merken in Zu idwi jk ka n de wijk concurreren met de naast gelegen nieuwe Vinex-loca tie Ca rnisscla nde. De com binatie van ingre pen vanuit de code hebben geleid tot een toename van he t suburbane woonklimaat van Zui dwijk H iermee is aa ngetoond dat met de suburbane code gewerkt kan worden. De code kan ook o p andere (herstructure rings) -ge bieden worden toegepast.
Ing. R.P.J. Pellikaan
De maatschappelijke vastgoedvoorraad tactisch bekeken! Het opstellen van tactisch beleid op basis van een koppeling tussen een vastgoed performancemeting en het gemeentelijk beleid ten aanzien van maatschappelijke voorzieningen. Afstudeerrichting Vastgeod beheer Datum afstuderen 16 december 2003 Afstudeercommissie Prof. ir. W.G . Keeris Ir. H.P.M. Meeuwis R. Ve rbeem Samenvatting Het onderzoek is geresulteerd in de Salomonitor. Dit is een geautomatiseerd bes lissingsondersteunend model ten behoeve van te nemen vastgoedbeslissingen (afstoten, behouden, slopen of herontwikkelen) met betrekking tot de maatschappelijke vast· goedvoorraad in eigendom van een gemeente. DeSalomonitor is gebaseerd op een vastgoed-performancemeting welke gekoppeld is aan het beleid ten aanzien van maatschappelijke voorzieningen. Trefwoorden Gemee nte Maatschappe lijk Vastgoed bes lissingen Tactisch vastgoedbeleid
Veel Nederlandse gemeenten vervulJen verschillende fu ncties, zoals bijvoorbeeld die van eigenaar, beheerder en gebru iker van vastgoed. De schatti ng van de vervangingswaarde van de totale gemeentelijke vastgoedvoorraad in Nederland reikt tot maar liefst 50 miljard. De totale gemeénlelijke vastgoedvoorraad beslaat alle vastgoedcategorieën, te weten: woningen, winkels, kantoren , bedrijfsru imten en overige. Onder de categorie overige bevinden zich veel monumenten maar bijvoorbeeld ook theaters, scholen, zwembaden en sportterreinen. Daa rnaast bezitten gemeenten grond ten behoeve van het ontwikkelen van projecten . Ondanks dit noemenswaardige bezit lijkt het er op dat bij de mees te gemeenten nog geen prikkelingen zijn om het managen van het vastgoed wetenschappelijk te volgen, in te kaderen en te onderbouwen. In tegenstelling tot gemeenten voelen commerciële actoren deze prikkelinget~ in de markt wel. Zij hebbe n geïnvesteerd in het genereren va n methoden en kengetallen voor benchmarking van het rendement en de performa nce van haar vastgoed. Hiermee hebben z ij het vastgoedmanagement op tactisch en strategisch niveau geheven. De vraag die nu gesteld kan worden luidt als volgt: waarom hebben gemeenten belang bij het profess ioneel managen van het vastgoed dat z ij bezitten, beheren en/ of exploi teren) Deze vraag kan vanuit verschillende invals.hoeken bea ntwoord worden. Eén van deze invalshoeken ka n als worden omschreven; wanneer een gemeente investeert in vastgoed, ter ondersteuning van het primaire proces va n de eigen organisatie of een sociale taakstelling, wordt de gemeente ondernemer. Hierbij moet de gemeente met de taakstelling uit zijn ondernemerschap en met de inzet van haar vastgoed invulling geven aan de door de beleidsdienste n omschreve n o nde rnemingsdoels tellingen. De gemeente heeft er bela ng bij om haar vastgoed professioneel te managen, omdat zij daarmee beter invulling kan geven aan haar beleidsdoelstellingen. De probleem stelling voor dit o nderzoek is als volgt geformuleerd;[JVDr] Door middel van welke methode kan de performance van de voorraad maatschappelijke vastgoed in eigendom van een gemeente eenduid ig inzichtel ijk gemaakt worden zodat tactisch vastgoedbeleid gekoppeld kan worden aan het beleid van de betreffende gemeentelijke dienst(en)) Uitgangspunt voor de te ontwikkelen methode is de beperking tot de bes taande voorraad maatschappelij k vastgoed. Maa r wat is m aa tschappelijk vastgoed? Om deze vraag te bea ntwoorden is de volgende definitie gegeven: De grond en de du urzaam met de grond verenigde gebouwen, in eigendom van de gem eente ten behoeve va n het huisvesten van cultuur, sport en welzijninstellingen , die in een in de maatschappij voorkomende en door de gemeente onderschreven behoefte voorzien .
Daarnaast is op basis van de theorie bepaald wat tactisch vastgoedbeleid inhoudt. In de theorie wordt gesproken van verschillende abstractieniveaus waarmee vastgoedbeleid kan worden omschreven. Op het tactische niveau wordt door middel van performanceanalyses het beleid per complex vastgesteld, namelijk: behouden, verkopen, herontwikkelen of slopen. Tevens i.s de relatie met het beleid ten aanzien van maatschappelijke voorzie· ninge n omschreven in de doelstelling. Binnen de gemeentelijke organisatie vormt het beleid ten aanzien van maatschappelijke voorzieningen de basis voor de te nemen vastgoedbeslissingen. Een koppeling tussen een vastgoed performa ncemeting en het beleid te n aanzien van maatschappelijke voorzieningen lijkt logisch. Maar hoe kan op basis van deze koppeling bet beleid per complex opgesteld worden) Om invulling te geven aan dit vraagstuk is allereerst de theoretische basis bepaald, uarnelijk Corporale Real Estate management (CREM). Er is onvoldoende bestaande theorie met betrekking tot gemeentelijk vastgoedmanagement om als basis te gebruiken. De theorie die gevonden is , benadert het gemeentelijk vastgoed ook vanuitdeCREM invalshoek. Op basis van de belangendriehoek omschreven in deCREM theorie is een vastgoed performancemeting opgesteld, welke gekoppeld wordt aan het beleid ten aanzien van maatschappel ij· ke voorzieningen. Op basis van performancecriteria met betrekking tot de vastgoedstrategie, de functionaliteit en de courantbeid moeten de objecten worden beoordeeld. Aan de hand van de performancecriteria wordt inzichtelijk gemaakt in welke mate een object voldoet aan de strategie van het vastgoedmanage· ment, de functionaliteiteisen van de gebruiker en de mate van verhandelbaarheid van het object. Deze beoordeling leidt tot een categorisering van de vastgoedvoorraad in acht categorieën. De vastgoedperformance per object wordt vervolgens gekoppeld aan de beleidsstandpunten ten aanzien van maatschappelijke voorzieningen. Deze beleidsstandpunten zijn niet omschreven in de vastgoedcategorit', maar zijn opgesteld door de beleidsdiensten van welzijn, sport en cultuur. Op bas is van de koppeling tussen het maa tschappelijke voorzieningenbeleid en de vastgoedperformance kunnen adviezen gegeven worden met betrekking tot het behouden, heront:wikkelen, slopen of a.f.stoten van de vastgoedobjecten. Aan de hand van een voorbeeld worden de mogelijke resultaten besproken. Gesteld dat de cultuurvoorzieningen geclusterd moeten worden volgens het beleid van de gemeente. Dat betekent dat binnen de bestaande vastgoedportefeuille besloten moet worden welke gebouwen voor de cultuurvoorzieningen behouden worden en wat er met de overige objecten wordt gedaan. De objecten in categorie S+F+C+, S+F+C- en S-F+C- kunnen behouden worden voor de huisvesting van de huidige cultuurvoorzieningen of bijvoorbeeld voor een nieuwe huurder. De objecten in categorie S+F·C+ en S+F·C· komen in aanmerking om te herontwikkelen. Categorie S-F-C- om te slopeu en de grond eventueel verkopen. Categorie S-F+C+ en S-F·C+ zijn geschikt om in de huidige vorm af te stoten.
Daarnaast leve rt het geautomatiseerde beslissingsondersteunend model nog m eer inzichten ten aanzien van de performance van de maatschappelijke vastgoedvoorraad. Zo kan bijvoorbeeld inzicht verkregen worden in de performance van één object, een specifiek deel van de portefeuille of de gehele portefeuille. De performance kan daarbij ook op verschillende niveaus belicht worden. De performance kan geanalyseerd worden op het niveau van de acht vastgoedcategorieën, het niveau van de hoofdcriteria en het niveau van een specifiek performancecriteri· um. In het volgende hoofdstuk wordt het model aan de hand van een casestudie verder toegelicht en op de toepasbaarh.e id in de pra.ktijk getoetst.
o-
0
c
:E r
c
:::>
Het geautomatiseerd beslissingsond e rsteunend model is in de praktijk getoetst op toepasbaarheid en bruikbaarheid van de resultaten. De toepasbaarheid is daarbij zeer goed beoordeeld. Op basis van de resultaten die uit he t beslissingsondersteune nd instrument voortkomen kunnen gestructureerde en onderbouwde adviezen gegeven worden me t betrekking tot het behouden, herontwikke.len, slopen en afstoten van vastgoedobjecte n, die voornamelijk door de goede objectieve onderbouwing toepas baar zijn in de praktijk.
Cl.
ro
37
Ing. A.B. Pieters Ing. E. Remerie
Informatiebeheer in de werkvoorbereiding Vastlegging en overdracht van informatie over het uitvoeringsproces Afstudeerrichting Uitvoeringstechniek Afstudeercommissie Dr. ir. E.W. Vaster! Ir. E.R. Poortma n A.L.F.M. Van der Linde n Datum afstuderen 16 december 2003
figuurt
Samenvatting Voor de betrokkenen bij de werkvoorbereiding van Ballast Nedam Bouw Zuid is een processchema ontwikkeld dat de basis vormt voor een prototype van een geautomatiseerd informatiesysteem. Items die in meerdere plannen voorkomen zijn gekoppeld en alleen de gebruikte informatie is vastgelegd. In het prototype worden items die in meerdere plannen voorkomen slechts één keer ingevoerd en wijzigingen worden in alle plannen doorgevoerd. In het voorstel is informatie beter toegankelijk en gaat niet verloren bij de overdracht tussen de betrokkene n bij de werkvoorbereiding. Trefwoorden Werkvoorbereiding Samenhang Overzicht Informatiebeheer Informatieoverd rach t Aanleiding Tijdens de werkvoorbereiding zij n verschillende personen betrokken bij het technisch uitwerken van een uitvoeringsplan , zodanig dat de werkzaamheden tijdens de uitvoe ring kunnen worden gestuurd en bewaakt. Het productierraces wordt per aspect (maat, materieel, materiaal, arbeid, plaats, tijd en kosten) vastgelegd in deelplannen . Een aantal verkennende interviews bij vier bouwbedrijven zijn aanleiding geweest om in te gaan op het beheer van informat ie met betrekking tot de deelpla nnen in de werkvoorbereiding. Onderzoek De structuur en de inhoud van het werkvoorbereidingproces zijn vastgelegd aan de hand van een studie van een woningbouwproject bij Ballast Nedam Bouw Zuid *(figuu r 1). De gebru ikte planne n voor het uitvoeringsproce~ en de makers van deze plannen zijn geïnventariseerd. Informa tie is per onderzocht plan inhoudeli jk onderverdeeld naar items , zoals bijvoorbeeld 'duur activiteiten' en ' intervalti jd activiteiten'. Hierbi j is aangegeven op welke manier deze informatie is vastgelegd . In interviews is aan de betrokkenen vervolgens gevraagd welke informatie is gebruikt voor het totstandkomen van de items en hoe deze informa tie is verkregen. Hierna zijn relaties gelegd tussen de gebruikte en overgedragen informatie. Probleemanalyse De gegevens zijn geregistreerd in een database en vervolgens verwerkt met behu lp van datamodellen '' (figuur 2). Aa n de hand van een ana lyse va n de datamodellen met behulp van de Kj-methode cons tateren we dat niet alle overgedragen informatie wordt gebruikt door de betrokkenen bij de werkvoorbereiding. Het wordt naar onze mening moeilij ker om de juiste informatie voor het maken van een plan te onderscheiden. Teve ns constateren we dat informatie regelrnatig opnieuw wordt verzameld door de betrokkenen bij de werkvoorbereiding.
Hoo"'' l
-
Ondudt ~l u r~ l
3~ 1\
óO ;JY
I}~
·1,89 ·11)1
I ,l il
3) ~
I~
ll~l -0~~
57,1653
Qr,if.!n~, g -
~a Ï ~r Jeh
~
~~ ,; 0.020 I POO 1poo
f s p?'ll
ló ,13 lr .W
i~h
21 126,41 3 l l7P7 132 ;1-9
,-,~ " l ptl
n:û
1231 .1-4 0.94
figuur
Pr
303751'8 23)5
2
o0
c
::E
7'
c
::J Q_
ro
39 Betrokke nen wete n niet a) ti jd van elkaar welke info rmatie wordt gebru ikt en waar de informa tie gehaald kan worden. Hierbij wordt dezelfde informatie meerdere ma len tijdens het proces overgedragen e n m oete n aanpassi ngen op meerdere plaatsen in het proces worden doorgevoerd. Naa r onze mening kost dit veel extra tijd en worden wijzigi ngen vaa k nie t, onjuist of te laat doorgevoerd door de betrokkenen bij de werkvoorbereiding.
Doelstelling We doe n een voorstel voor het vastleggen e n overd ragen van informatie over het uitvoeringsproces tijdens de werkvoorbereidingsfase met als eis; - alleen gebruikte informatie vastleggen e n overdragen - verandering van informatie in één keer doorvoeren Wc stellen als randvoorwaarde dat de pla nnen voor het uitvoeringsproces inhoudelijk niet verandere n. Voorstel Wc he bben een processchema ''(figuur 3) ontwikkeld voor de betrokkC'nC'n bij de werkvoorbereiding van Ballast Ncdam Bouw Zuid dat de basis vormt voor een prototype van een gcautolllatiscerd informatiesysteem. In het sc hema zijn alle items d ie benodigd zij n voor het m aken va n een plan vastgelegd, waarbij tevens de bron is vermeld. Items dil' in meerdere p!Jnncn voorkomen zijn gC'koppeld e n alleen de gebruikte informat ie is vastgelegd. In het prototype * (figuur 4 ) worden items die in meerdere planne n voorko m en slech b één keer ingevoerd en wij zigingen worden in alle plannen doorgevoerd. In het voorstel is informatie bete r toegankelijk en gaa t niC'l verloren bit de overd racht tussen de betrokke nen bij de we rkvoorbereiding.
figuur 3
H.J.W. Schneijderberg
Oude vandaag ontwerpen voor morgen Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. Ir.) . Westra S. van Hoof AvB A.J.M. Walraven AvB Drs. ).).A.M. Smeets Ir. ). Carp Datum afstuderen 25 nove mber 2003
-ur
Afbeelding 1
Col
c:
0. ltl ltl
cc:
:I 0.
!!. OJ' n c
;:;
;:::;:
Samenvatting Het afstudeerproject beschrijft een scenario, waarin hergebruik van een grootschalige structuur (JO-flat) een randvoorwaarde vormt voor de ontwikkeling van de wijk Geeren-Zuid te Breda en een oplossingrichting voor de toenemende vergrijzing. Vanuit een benadering op basis van leefstijlen en hergebruik is een stedenbouwkundig plan ontwikkeld. Aan de hand daarvan is een ontwerp gemaakt voor de herbestemming van de JO-flat. Inzet is een gebouw dat een grote transparantie en toegankelijkheid heeft en dat ruimte biedt aan een inspirerende confrontatie tussen bestaand en nieuw en tussen de verschillende leefstijlen. Trefwoorden Vergrijzing Herbestemming Leefstijlbes tendig Stedelijke ruimte Kade r Het aantal ouderen n eemt de komende decennia sterk toe. Meer dan de helft van alle woningen zal d oor he n worden bewoond. De vergrij z ing, die is ontstaan als gevolg van de naoorlogse geboortegolf, een daling van het gemiddeld aantal kinderen per vrouw en een stijgende levensverwach ting, gaat gepaard met veel proble m en in de sociale woningbouw. Al1een al in Breda is de wachtlij st van ouderen die een huis zoeken in vier jaar tijd gestegen van 3000 naar 4500 wachtenden. Momenteel is het woningaanbod voor 55+ nog te weinig afgestemd op de verschillende doelgroepen. Ve rgri jzing levert vooral problemen op binnen d e bestaande woningvoorraad, er z ijn maar weinig geschikte woningen voor ouderen, hierdoor stokt de doorstroming. Dit rechtvaardigt voor mij de keuze van de locatie, een wooncomplex aan de jan Darkennisstraat te Breda (JO-flat), een plek waar vergrijzing een actueel probleem is. De keuze voor dit gebied is ook ingegeven, door het feit dat de wijk aan d e vooravond staat van een grondige h erstructurering. De JO-flat is door zijn om vang en eenzijdigheid a ltijd al controversieel geweest en nu e r ontwikkelingsplannen voor de wijk worden gemaakt dreigt de slope rshamer. Mijn afstudeerproject beschrijft een scenario waarin hergebruik van de grootschalige structuur een randvoorwaarde vormt voor de ontv.•ikke Ling van de wijk. In de wijk zorgt de eenzijdige woningvoorraad, door de diversiteit va n de bewoners e n de toenemende vergri jzing, voor problemen. H erbestemming van een s tedelijke s tructuur of gebouw is een steeds reële r wordende opgave, niet in de laats te plaats omda t er geen ruimte kan word en vrijgemaakt voor nieuwe initiatieven. Vooral in naoorlogse woonwijken is de toenemende vergrijzing een belangrijk probleem. Iedere m ogelijk ingang tot een herbestemming zou in mijn ogen aanleiding moeten zi jn om tevens in te spelen op sociale problemen. Wat hier voornamelijk speelt is het 'probleem' van de vergrijzing. I.k wil met m ijn afstudeerproject de herstructurering van een naoorlogse woonwijk aangrijpen om in te spelen op de toenemende vergrijzing. Het project vormt de
Afbeelding 2
uitwerki ng van een herbestemmingopgave en zal een mogelijke oplossings richting aan geven voor de vergri jzing. Om de eenzijdige woningvoorraad te doorbreken ga ik uit van een benadering op basis van leefstijlen. De schaal van het gebouw biedt aanknopingspunten voor een woon com plex, waarin het mogelijk is een gediffe rentiee rd woningaanbod te creëren, een bepaalde gelaagdheid. Verder is het mijn bedoeling op deze locatie vorm te geven aan de confro ntatie tussen het grootsch a lig woongebouw enerz ijds en de stroke n bouw anderzijds. Als eerste ben ik onderzoek gaan doen naar stedelijke he rstructure ring en heb ik ten aanzien van dit onderwerp een aantal standpunten ingenomen. Het bele id in het kader van d e stedelijke vernie uwing is gericht op het (weer) vitaal maken va n de steden. Differentiatie binnen bestaande woonm ilieus is één van de bela n grijkste middelen om dat te bereiken. De eenzijdigheid van wijken moet worden doorbroken. Grote stadsdelen zullen de komende tijd ingrijpende transformaties ondergaan. Be lan grijk hierbij is de vraag, welke bestaa nde elementen ingezet kunnen worden voor een mogelijke, andere ordeni ng. Met de naoorlogse bebouwing is h et beter uit te gaa n va n het toekomstig gebrui k. Niet het aanbod, maa r de vraag dient het uitgangspun t te zijn. Het is zinvol gebouwen te onderzoeken naar hun functionele m ogelijkheden voor de toekomst. Oude structuren spelen een belangrijke rol in de verankering va n nieuwe gebouwen in de bes taande stad. Nieuwe relaties kome n tot stand d ie het verleden actualiseren e n de stad opnieuw de finiëren. Aangezien de huidige p roblemen van naoorlogse stadsdelen zowel hebben te m aken met de woning (klein en technisch verouderd) als de woonomgeving (ve.rloederd en onveilig), moete n beide deel uitmaken van het vernieuwingsproces Hiernaast heb ik het probleem van de vergrij zing duidelijk in kaart gebracht e n een mogelijk oplossingsrichting gekozen. Er is variatie vereist in .bet gewenste aanbod van woningen voor ouderen. Door te kiezen voor een be naderi ng op basis va n leef-
Afbeelding 3
Afbeelding 5
Afbeelding 4
Afbeelding 6
stij len is het mogelijk de gewenste variatie in het aanbod te krijgen. Een leefstijl manifesteert zich in iemands voorkeur voor bepaalde activiteiten en voorzieningen. Deze spelen zich af op een aantal niveaus; die van de woning, het woongebouw of de schakeling van de woning, en de plek/ omgeving van de woni ng. De woonprogramma's concentreren zich in eerste instantie op het woongebouw- de orde van grootte en met wie e r gewoond wenst te worden - en de relatie met de omgeving. De woning zelf speelt in de ontwerpfase een grote rol gaan. Van belang is de precieze vcrhouding tussen het private domein van de woning en de aanwezige voorzieningen , die onderscheiden kunnen worden naar publie k of collectief karakter en functioneel of sociaal doeleinde.
fungeert als basis voor de verdere u itwerking van he t project. Als onde rdeel van de stedelijke ru imte vormt he t betons kelet de drager voor ged ifferen tieerde hu isvesting e n voorzieni ngen. De schaal zal ingeze t worden een verticale weerspiegelin g te geven van de achterliggende wijk. De bestaa nde s tructu ur voldoet door de toene mende vergrijzing niet meer. Het gebouw m oet een in termediair zijn tu ss,~n de verschi llende leefstijlen en de omrin gende stad, belangrijk hierin is de openbare ruim te zorgvuldig vorm te geven. De openbare/ gezamen lijke ruimte is waar bij een woonge bouw als de J.D. t1at de probleme n li gge n. Inze t is een gebouw dat ee n grote toegan kel ijkheid en transparantie heeft en dJt ruimte biedt aa n een ins pi rere nde con frontatie tussen de vc rschillende leefstijlen.
Om een goed inzicht te verkrijgen in de stedenbouwkund ige structuur, de totstandkoming daarvan en de problemen die deze momenteel oplevert, is een stedenbouwkundige analyse nodig. Deze analyse schept een aantal randvoorwaarden voor het stede nbouwkundig ontwerp, dat ab zodanig weer effect zal he bben op de ideevorming rond het complex aan de Jan Darkennisstraat ().D. flat). De uitgangspunten worden gevormd door de stedenbouwkundige analyse e n bepaald op basis van de verschillende leefstijlen . Naast deze uitgangpunten heb ik ee n aantal s tandpunten overgenomen van partijen die betrokken zijn bij de ontwikkeling van het gebied. Dit betreft woonstichting Singelveste, die de gebouwen onder beheer heeft. De Architectenwerkgroe p die een stedenbouwkundig plan heeft gemaakt voor de wijk 'De Hoge Vucht' en de gemeente en bewoners die hun ideeën uiteen hebbe.n geze t in een ontwikkelin gsplan voor Breda Noordoost. Deze as pecten tezamen vormen mijn uitgangspunte n voor de ontwikkeling van het ge bied en de j.D. flat in he t bijzonder. Het stedenbouwkundig ontwerp vormt samen met de woonconcepten voortkome nd uit de leefstijlen analyse de basis voor de herontwikkeling van de j.D. fl at. De 'gestripte' betonstructuur
B.A.P. Vandewall
A workin Progress ... een ontwerp voor een museum Afstudeerrichting Architectuur Afstudeerrichting Prof. d r. ir. G.A.C. van Ze ijl Pro f. ir. C.S. Kleinman Ir. R. P.G. Brodruck S. Linssen . Datum afstuderen 25 novembe r 20 03
Q.l
"...... c:'
c..
11) 11)
ac: :::1
c..
11)
0"
0
c:
:E
7<"
c
::::l
0. (1)
Afbeelding 1 beginmaquette vorm
Samenvatting Mijn project is een commentaar op de idealisere nde, unive rsele architectuur van het humanisme, en op de normatieve, rationele arc hitectuur van het functionalisme. Het gebouw manifesteert zich m eer als een kunshverk, ee n sculptuur, dan als ee n architectonisch bouwwerk. Het s preekt de mens aan op zijn bestaansvisie, en het staat niet in dienst van de mens in de vorm v;m schoonheid (wat is m ooi?) noch in functie (wat is functioneel?). Toch stelt dit ge bouw de pe rfor· rnanee die de bezoeker zelf levert, ten toon. Een mens is vol· maakt als alles om hem heen draait. De ultieme architectuur brengt de m ens in het middelpunt van alles wat er zich om hem heen bevindt. He t narcisme waar elke ard1itect aan lijdt heeft zijn weerklank in mijn project. In de ve rheerlijking van de bezoeker, die in het paradijselijke middelpunt van de belangstelling staat, wee rs piegelt echte r de paranoïde kee rzijde waar diezelfde men s zich in kan ve rliezen. Hierin ligt juist de te benaderen of te overschrijde n grens van het aardse. Als een "stra nge r in paradise" beleeft de bezoeker zijn pe rsoo nlijke e rvaring en belandt op een ander spoor d a n die van de werkelijkheid van alledag ...
Trefwoorden Georges Bataille Scu lptuur Geladen sti lte Stale n po rtale n Orna m ent
Afbeelding 2 doorsnede
A work in Progress... De grote spreuk van de Moderne Architectu ur is wel: "Form follows function", dat is sinds Lou is Suil ivan zo versleten , maar ook zo eend imensionaal was geworden, dat in de jaren '70 o.a. )oh n Hejduk het om keerde. In die ja ren keerde niet alleen de aa ndacht voor de vorm e n de daarmee gepaard gaa nd e verbeelding terug, m aar werd o.a. door de New York Five het "formeel onde rzoek" gestart. De studie naa r de vorm ken t natu u rli jk een eeuwe nlange a rtistieke traditie, die o.a. bij de 19de eeuwse kunsthistoricus Ziegl als "Formwille" wordt gedu id en geobjecti· veerd . De NY5 base ren zich eveneens zowel op ku nst als op we te nschap maar zien in het fo rmeel onderzoek teven s een kritisch vermogen . Ik ben m ij van bovenstaande e nigszins bewust, maar m ijn ont· werpproces beoogt m eer het "expe riment". Di t begint met fasci· na ties, maar te nslotte zoek ik naa r begrippen als ruim te, vorm, constructie, massa , lich t, geluid, geu r, tijd e tc. in het besef dat a rch itectuur( en kunst) een "work in Progress" is. Immers vera nderen de condities van arch itechwr. Een va n die cond ities is
Afbeelding 3 in void en toilet
Afbeelding 5 stalen sfeerbeeld
o0
c
:::!
'7"
c
:J
o_
ro
Afbeelding 4 onder het gebouw bij entree
43
Afbeelding 6 A workin progress
de functie, zon iet het totale spectrum aan fu ncties. Ik heb mij de vraag gesteld of architectuur een rol kan spelen binnen de huidige pluraliteit aan functies. Moet architectuur voor iedere functie een gebouw maken of kan een gebouw ze lf pluraai zijn . En zo ja, brengt zo'n gebouw dan niet dat met zich mee, dat achter die functie vcrborgen ligt, namelijk activite it, be ter nog: het evenement (performance) of omgekeerd: een gelade n stilte. De functie van het ontwerp zelf. vcrvult steeds meer de functie van architectuur te zijn. De kunst die dit museum ten toon stelt is de performance die de bezoeke r zelf levert. De gebruiker s taat zoda nig in het middel punt, dat paranoia hem kan bevangen . Het hele project zal de aanschouwer doen nadenken. alles is een aa nzet. Zoa ls dat kunst een aanzet kan zijn voor een andere nieuwe, verhelderende en ve rfrissende kijk op de werkelijkheid van alledag. Is architectuur dat ook. Het uiteindelijke gebouw blijft ee n mysterie, het za l nooit af zijn ...
Ing. A.R. Wouda
Ga toch ook fietsen! Een visie over stedelijke mobiliteit, met een uitwerking voor Eindhoven Afstudeerrichting Stedebouw Afstudeercommissie Dr. ir. C.H. Doevendans Ir. C. Donkers Ing. ).P.F.A. Snijders Datum afstuderen r6 december 2003 Dl
~
.... r::
0. ID ID
.....
~
r::
::1 0.
~
öJ' n r::
ro;::;:
44
Afbeelding 1 Modelmatige weergave van de mobiliteitsvisie met de autostructuur aan de bultenzijde van de stad en de fietsstructuur van binnenuit de stad
Samenvatting Stedelijke automobiliteit levert problemen op voor het functioneren van de stad. Zowel verkeerskundig als stedebouwkundig is de fiets een goed alternatief voor de auto. Door de ruimte-efficiëntie van de fiets kan de stad profiteren van betere bereikbaarheid in combinatie met meer verblijfsruimte in de openbare omgeving. Fietsvoorzieningen moeten vanuit het binnenste van de stad worden gerealiseerd en het stedelijke verkeer afwikkelen. De auto-infrastructuur moet haar zwaartepunt buiten de stad hebben en de aansluiting met de regio verzorgen. De stede· bouwkundige structuur van de stad, werkgelegenheid, winkel· voorzieningen, ecologie, wordt op dit nieuwe bereikbaarheidsprofiel aangepast. Trefwoorden Stedebouw Mobiliteit Fiets Eindhoven Vervoermiddelen
Afbeelding 2 Mobillteitsvisie over de fiets-infrastructuur voor Eindhoven
Toenemende mobiliteit en afnemende ruimte in de stad leiden tot een toename van de verkeersproblemen . Nu al moet worden nagedacht hoe deze problemen kunnen worden voorkomen. De fiets is vanuit ruimte haar ruimtelijke karakteristieken binnen stedelijk gebied een geschikt alternatief voor de auto. Fietsgebruik kan middels voorzieningen worden gestimuleerd. Maar hoe) Inleiding De fiets zal een groot deel van het stedelijke autogebruik in de toekomst op zich nemen. Zij is er in ieder geval wa t betreft m eerdere eigenschappen, stedebouwkundig en verkeerskundig goed toe in staat. Hiervoor moeten wel voorzieningen worden gerealiseerd, welke de fiets een betere concurrentiepositie ten opzichte van de auto geeft. Zonder het fietsgebruik te stimule· ren zal binnen enkele decennia de gehele stad onbereikbaar zijn. Met fietsvoorzieningen kan een verkeersstructuur door de s tad worden gerealiseerd, welke ook ruimte biedt voor de verblijfsfunctie van de openbare ruimte, bijvoorbeeld parken. Dit in combina tie met een nieuwe autohoofdstructuur door de stad.
Uitwerking De vraag hoe, waar en waarom die fietsvoorzieningen moeten worden gerealiseerd. Voorliggende studie is een onderzoek naar de mogelijkheden om een fietsstructuur in sa menhang me t de stedelijke structuur op te zetten. Vanuit een visie op de stedelij· ke mobiliteit op de lange termijn wordt een ontwerp voor de fietsstructuur gemaakt, welke op kortere termijn . 5 tot 10 jaar, haalbaar wordt geacht. Het onderzoek bestaat uit een analysedeel (deel A), een modelma tige ontwerp van mobiliteit en stad voor de korte en lange termijn (deel B) en een uitwerking hiervan op Eindhoven in deel C.
Afbeelding 3 Mobiliteitsvisie over de auto-infrastructuur voor Eindhoven
Afbeelding 5 Toekomstige situatie aan de Emmasingel
CT
0
c :2' "' c =>
0..
ro
Afbeelding 4 Bestaande situatie aan de Emmasingelln Eindhoven
In deel A wordt de ontwikkeling van mobiliteit en de stad en de samenhang tussen beide geanalyseerd. Uiteindelijke doel hiervan is om te komen tot een wijze waarop de samenhang tussen verkeerssituatie en stedelijke structuur kan worden beschreven. De conclusies uit deel A vormen de input voor de toekomstvisie op dl' stedelijke mobiliteit. Op basis van de gevonden samenhang, namelijk de ruimtedruk in de stad, is een mobiliteitsmodel gemaakt voor de verre toekomst. In dit model vervullen zowel de auto als de fiets de hoofdrol, ieder vervoermiddel krijgt een radiaal-concentrische hoofdstructuur. Beide verkeersstructuren zijn los van elkaar in de stad gelegen. Op hoofdlijnen houdt deze visie in dat de auto-infrastructuur de stad aansluit op haar omgeving. Het zwaa rtepu nt van de auto-infrastructuur ligt dan ook in de buitenste delen van de stad . De fietsinfrastructuur is de voornaamste structuur voor de interne verplaatsingen binnen de stad. Haar zwaartepunt ligt in het centrum van de stad. De verkeersstructu ren zijn dus complementair aan elkaar. Voor de korte termijn wordt het mogelijk geacht een deel van de fietsverkeerstructuur te realiseren, het "fietsstructuurconcept". Het gaat om het meest centraa l gelegen deel van de fietssh·uctuur. De wijzigingen die dit in de autostructuur met zich m eebrengt, zullen een ontwikkeling van de mobiliteit richting d e lange termijnvisie op gang brengen. In deel C wordt de studie afgerond met een projectie op Eindhoven van de modelmatige mobiliteitsvisie en het fiets structuurconcept voor de kortere termijn. De specifieke opbouw va n Eindhoven, met gecentraliseerde en gedecentraliseerde elemente n vormt de aanleiding tot het aanwijzen van "oude" en "nieuwe" radialen. De oude radialen hebben een belangrijke verkeersfunctie op stedelijke niveau, maar zijn ook de dragers van de Eindhovense stadsdelen , zowel ruimtelijk als functioneel
Afbeelding 6 De fietsradiaal kruist op de lange termijn de verdiepte Ring van Eindhave
(met winkelvoorzieningen). Deze oude radialen worden aangewezen als de toekomstige fietsradialen. De nieuwe rad iJlen zijn m inder de ruimtelijke en functio nele drager van de afzonderlijke stadsdelen. Zij hebben veel verkeerscapaciteit, welk e in de toekomst zal worden aangevuld met lijnen van Hoogwaardig Openbaar Vervoer. Zij vormen de hoofdradia len voor de autostructuur voor de lange termijn.
45
Ing. A.A.J. van Zutphen
Analyseren van een complexe constructie van een kerk Afstudeerrichting Constructief Ontwerpen Namen afstudeercommissie: Prof. dr. ir. J.G.M. Kerslens dr. ir. M.C.M. Bakker ing. G.J.A.M. va n As Datum afstuderen rG december 2003 Samenvatting In dit afstudeerproject is een architectonisch ontwerp van een nieuw te bouwen kerk op constructieve manier geanalyseerd. Het ontwerp bestaat uit een aantal gekromde vormen achter elkaar. In het onderzoek is ingegaan op de bepaling van de \\~ndbelasting op een dergelijke vorm. Daarnaast is een ontwerp gemaakt voor de hoofddraagconstructie van een gedeelte van het ontwerp en is het gedrag van deze constructie onder invloed van de belastingen geanalyseerd. Trefwoorden Analyse Windbelasting windtunnelonderzoek Staalconstructie Kerk
Aanleiding Voor een nieuw te bouwen kerk in Maasslu is is door een bureau een arch itectonisch ontwerp gemaakt. Dit o nh"'erp bestaat ui t een aantal gekromde vormen ach ter elkaar. Daarnaast staat er een slanke toren naast de kerk, zie figuur a en figuur b In het onhverp is nog niet ingegaan op de constructieve uitwerki ng. Voor deze uitwerking is het nodig dat de belastingen op de constructie bekend zijn. Een van die belastingen is de wind belasting. Op een dergelijke vorm is deze moeilijke te bepalen. Bij de verdere studie is het architectonisch onhverp het uitgangspunt. Doelstelling De doelstelling van deze afstudeeropdracht is als volgt: Inzicht verschaffen in de windbelastingen die op dergelijke gekromde vormen aangrijpen. En een verantwoorde keuze maken in de windbelasting die op deze constructie staan voor een eerste constructieve berekening. Het ontwerpen van een reële constructie voor de kerk, die aan het programma van eisen voor de kerk voldoet. Inzicht verschaffen in het gedrag van deze constructie ten gevolge van de belastingen. Aanpak
Dakafwerking In het voorontwerp zijn twee alternatieven gegeven voor de dakafwerking: • Dakbeplating op een onderliggende constructie. • Een membraanconstructie tussen de hoofddraagcons tructie. Omdat de krachtsafdracht verschillend is, is met een behulp van een naderonderzoek bepaald welke dakafwerking men het beste kan toepassen.
Wind Om inzicht te krijgen in de windbelasting op gebouwen is alle reerst een literatuurstudie verricht n aar het ged rag van de wind op gebouwen. De vorm van de kerk is zodanig dat er in de
Figuur a Omgeving in Maassluis
FiguurbOntwerp nieuwe kerk
Figuur c Constructie
Nederlandse normen geen gegevens staan voor het bepalen van de windbelasting. Om toch de windbelasting te bepalen is in is de literatuur naar informatie gezocht en zijn deskundigen op het gebied van de windbelasting benaderd. Ontwerp Constructie Voor het ontwerp van de kerk is een constructie nodig. Om het werk af te bakenen is gekozen om de hoofddraagconstructie van één deel van het ontwerp uit te werken . De profielen van de constructie zijn gedimensioneerd. Van de verbindingen is alleen het principe gegeven.
constructie wordt voor de windbelasting gebruik gemaakt van een conservatieve schatting volgens de Eurocode. Door de slanke kerktoren dient men behalve met dynamische windbelasting in de windrichting ook rekening te houden met de dynamische windbelasting loodrecht op de windrichting. Door het aan passen van de vorm van de kerktoren verkrijgt m en een groter weerstand tegen buiging, waardoor men een slankere constructie kan toepa ssen.
Resultaten
Dakajiverking Dakafwerking met behulp van dakbepla ting heeft de voorkeur boven een afwerking met behulp van een membraanconstructie. Bij een membraanconstructie ontstaat een dubbe l gekromd oppervlak ten gevolge van de membraankrach ten. De vorm van het dak wordt hierdoor aangepast. Verder heeft men bij een membraan prob lemen met de akoestische isolatie van de kerk. Wind De windbelasting op een gebouw is afhankelijk van vele factoren . Deze factoren zijn geen constanten, maar variëren in de tijd. De werkelijke extreme windbelasting waarden is hie rdoor moeili jk te bepalen. In de Nederlandse norm staan maar een beperkt aantal gegevens over de aërodynamische respons van de windbelasting op een gebouw. In de Eurocode staan meer gegevens over de windbelasting. Door de verschillende vormen van de kerk treden er bij de stroming van de wind extra 3D effecten op, waar men rekening mee dient te houden. De aërodynamische respons is met behulp van de normen niet van tevoren te voorspellen. De werkelijke aërodynamische respons is alleen te bepalen via een windtunnelonderzoek Bij een windtunnelonderzoek dient men rekening te houden m e t de schaaleffec ten en de juiste verwerking van de data, die uit het onderzoek komen. Voor het ui twerken van de
Ontwerp
Door het toepassen van een constructie met behulp van sta len bogen en balken en hoekprofielen als schoren, is een economisch effic iënte constructie gerealiseerd. De verbindingen komen tot stand met beh ulp van bouten. Voor de profielen van de bogen is de vervorming van de constructie ten gevolge van de windbelasting maatgevend. Voor de ellipsvormige bogen zijn geen toetsingsregels voor wat betreft sterkte en stabiliteit Deze bogen zi jn getoetst m et behu lp van toetsingsregels voor rechte s ta ven en cirkelvormige bogen onder bepaalde voorwaarden. Dit om een indicatie te krijge n van de capaci te it. Hier uit bl ijkt dat er nog voldoende reservecapaciteit over is wat betreft sterkte en stabil.iteit. Aanbevelingen vervolgonderzoek
In het rekenmodel zijn de hoekstalen geschematiseerd als elemen ten, die geen drukkracht kunnen opnemen. Het superpositiebeginsel kan hierdoor nie t worden toegepast. In een uitvoerige berekeni ng dient men de verschillende belasting in stappen aan te brengen. Voor het bepalen van de werkelijke uiterste grenstoestand van de ellipsvorm ige bogen dienen ext ra berekening worden uitgevoerd. Met behulp van een eigenwaarden berekening en een niet-lineaire berekening kan de werkelijke capaciteit van de boge n worden bepaald.
47
J. van Asseldonk R. van Boekel M.W.M. Boelens M.W.H Bok & P.C. de Visser Ing. M.G.F. Cox & Ing. K.J. )anssen R. Derksen B.F. van Gastel J. Gerretsen L. Grootveld Ing. J.J.M. Ha rink & lng C.A.A.M. C.A.B. Hendriks H.J.H. Hetzenauer J. van Hoof T.E.A. van Hoof Ing. J.A. )anssen & Ing. A. Laa N.M.J. lanssen & R.D. Jaspars K.J. de Jong A.M.R. Klijn E. Kranendonk A.C.).H. van der Linden F.A.P. Peeters J.H. Reijnierse M.F.P. Roeymans J.J.M. Schillemans Ing. 0 . Veeze & Ing. M. Venhorst A.T.J. Welters
diploma-uitreiking faculteit bouwkunde 09 maart 2004
Technische Universiteit Eindhoven
jaargang 2003-2004 nummero4 0903 2004
2
Inhoud
pag.
j. van Asseldonk Beoordelingsmodel voor het energiegebruik van energiezuinige woningen
6
R. van Boekel Proeven op een schaalmodel van de Atlántida Kerk Het verkrijgen van inzicht in het modelleren van het mechanisch gedrag va n ee n constructie aan de ha nd van modellen op schaal.
8
M.W.M. Boelens Wonen in de Hoge Rug Is de Hoge Rug op rendabele wijze geschikt te make n voor binnenstedelijk wonen?
IO
M.W.H Bok & P.C. de Visser Monoliet afgewerkte betonvloeren De ontwikkeling van een beheersbaar proces om een monoliet afgewerkte betonvloer in vlakheidsklasse Il vanNEN 2743 te realiseren.
12
Ing. M.G.F. Cox & Ing. K. j. janssen Flexin Een duurzaam inbouwpakket dat voldoe t aan de vera nde re nde we nsen en eisen van de consu ment binnen de huursector van de sociale woningbou w in het kader van indus trieel flexibe l e n de montabel bo u wen
14
R. Derksen
r6
Kostenbewust uitvoeren van staalconstructies Een decision s upport system voor het uitvoe re n staalconstructies bij hoogbouw
CJ" 0
c
B.F. van Gastel Renovatum 2000 Renovatie e n he rbeste mming Kloosterkazerne te Breda
r8
j. Gerretse n Structuur in Overvecht Zuid
20
L. Grootveld deLTa Stoom bad e n heteluchtbad in een Amsterdams badhuis
22
::::l
Q_
ro
Ing. J.) .M. Ha rink & Ing. C.A.A.M.van Sas Flexin Een duurzaam inbouwpakket dat voldoet aan de vera nde rende wensen en eisen van de consument binnen de huursector van de sociale woningbouw in het kader van industrieel flexibel e n demontabel bouwen C.A.B. Hendriks VINEX-Locaties en de veranderende maatschappij Woontwe rk woningen in de Reeshof te Tilbu rg
z6
H .j.H . Hetzenaue r Strategische marketingconcepten voor Vastgoed Asset Management Organisaties De eerste stap op weg naar s ucces
28
). van Hoof Should thermal comfort evaluation standards be changed in the Netherlands?
30
T.E.A. va n Hoof Kostenbewust uitvoeren van staalconstructies
32
Ing. ).A. janssen & Ing. A. Laaper Onderbouwd Kiezen, een keuzemodel voor cascovarianten
34
N.M.). Janssen & R.D. Jaspars De maatschappelijke waarde bij gemeentelijk vastgoed K.J. de jong Stadsvernieuwing in Klarendal Evaluatie van het "bouwen voor de buurt" e n p la n nen voor de toekomst A. M.R. Klijn Golfstromen Ontwe rp Kon inklijk Theate r AANA in de binne nhave n van Kope nhagen
:E 'A c
4
E. Kranendonk Vliegtuigimpact en 2e draagweg bij hoogbouwconstructies Een ontwe rp van een veilig en betrouwbaar ~tabiliteitssysteem voor een hoog gebouw bij calamiteiten A.C.J.H. van der Linden Collectief particulier opdrachtgeverschap in de woningbouw
44
F.A.P. Peete rs Thuishaven en Uitvalsbasis Ontwerp voor een woon- en openbaar gebouw op !)burg J.H. Reijnierse Assessment of relationship between measured, predicted health and energy consumption in 12 Dutch office buildings Public health engineering for the built environment M.F.P. Roeymans Charleroi "Ie pays noir" Gefragmenteerde stadjstigmata uit het industrieel ve rleden
so
).).M. Schillemans Analyse van ontwerp kantoortoren met gevelbuisconstructie Ing. D. Veeze & Ing. M.J. Janssen~ Duurzaam bouwen met de tijd mee Ee n dubo instrume nt vroeg in het ontwerpproces voor ééngezinswoningen
54
M. Ve nbors t Come clean! Ontwerp voor een Multifunctionele Eenheid voor ve rslavingszorg A.T.j. Welters Hoe werkt de samenwerkende latei?' Onderzoek naar het gedrag van metselwe rk rond gevelopeningen onder invloed van verschillende randvoorwaarden e n belastingen P.W.H . Zimrnerman Inbouwpakket voor renovatie
6o
J. van Asseldonk
Beoordelingsmodel voor het energiegebruik van energiezuinige
11"1
0
Q zon p;u,sid
woningen
-+- +---.
Q lfJOS.IlD~t:'
Afstudeerrichting Installatietechniek Afstudeercommissie Prof. ir. W. Zeiler Ir. ing. G. Boxé'm Jr. E.J. Bakkçr Ing. N.C. Sijphecr Datum afstuderen fcbrua ri 2004
I
Re-'1
Vraas,
Q\'W!!
\
I
ruimtl'\l'T"WII'n(
V_n:st w<srm t:tpw:ucr
\
Q \'rM!! Wlt riJI I:lpWftlCf
k1'<.~!h1g
Afbeelding 1
24
Samenvatting In he t gebied tussen e nerzijds complexe en anderzijds vereenvoudigde beoordelingsme tboden vergelijkt het beoordelingsgereedschap op eenvoudige wijze e nergieconcepten, terwijl het toch niet de beperkingen heeft van een EPN-achtige aa npa k. Hie rbij wordt gekeken naar zowel het concept in zijn geheel als naar de ins tallatie technische en bouwkundige maatregelen die dit concept tot stand brengen. Het gereedschap is uit te breiden voor het beoordelen va n de aspecten comfort, gezondheid, koste n/opbrengsten e n milieubelasting.
6
Trefwoorden Beoordelingsmodel Ontwerpgereedschap Energiegebruik ergiene utraliteit Energiebalans Beoordetingsmodel vo~r het energiegebruik van energiezuinige woningen Probleemstelling In het gebied tu ssen enerzijds complexe en anderzijds vereenvoud igde beoordelingsmetbode n is er binnen ECN DEGO vraag naar een model da t op eenvoudige wijze energieconcepten kan vergelij ken e n da t niet de beperkin gen heeft van een EPNachtig<> aanpak . De doelstell ing van d it afstudeerproject is da n ook het opstellen van een beoordelingsgercedschap waarmee e nergieconcepten van woningen e nergetisch beoordeeld ku n nen worden . Hierbij dient gekeken te worde n naar zowel he t concept in z ijn geheel als naa r de installatie technische e n bouwkundige maatregelen die deze concepten tot stand bre ngen. Methode H e t beoordel ingsmodel is opgezet als o ntwerpgereedschap om he t jaa rlijks primaire e nergiegebruik (elektriciteit e n aardgas) en de e nergiene utraliteit van een wo nin g te bepalen. Allereerst is in het software pakket MathCAD een energiebalans opgesteld van de energiestromen die in woni ngen in het algemeen een rol s pelen. Dit model bere ke nt de energiestromen , uitgaa nde va n een bepaa ld klimaat, de bouwkundige gegevens va n een woning e n een aange nomen gebru ikersged rag. In dit pro ject is als "case" voor een e ne rgiezuinige wonin g de Ecobuild testwoning B gekozen. Vervolge ns is van de elemente n uit het ins tallatieconcept van Ecobuild woning B gea nalyseerd op welke wijze deze systemen en compone nten theore tisch functioneren en o p welke wijze d eze in de Energie Prestatie Normering (EPN) zijn beschreven. Daarna zi jn de relevan te meetresultaten bestudeerd uit de eers te fase van he t Ecobuild Research project. Op basis van de verkregen inzichten is per systeemfco mponent een berekeningsmethode opgeze t voor een energetische beoordeling. Ter validatie van het ontwikkelde beoordelingsge reedschap is een meetpla n opgezet voor een aantal experimen ten in Ecobuild testwoning B.
er 0
c :'!
""" :::J
c
0..
ro
Afbeelding
2
7 Conclusie Het correct be pale n va n de jaarlijkse e ne rg iestrome n in een woning is een ingewikkeld proces. Dit komt doordat de verschillende energiestromen elkaar beïnvloeden en bovendien functioneren de klimaatinstallaties in de praktijk op vcrschillende wijze dan theore tisch of op bJsis van fabrikantgegevens verwacht zou wo rden . Met het model dat is beschreven in dit rapport, is slechts een aanzet gemaakt om op correcte wijze voor "standaa rd bewone rs" de gemodelleerde en gcmeten kenmerken va n de klimaatinstalla ties te vertalen in een jaa rlij ks energiegebrtlik en e ne rgie ne utra liteit van het woningconcept Toekomstige maatregele n om de energievraag voor ruimteve rwarming te beperken z ullen voornamelijk bepaald worden door de ene rgies troom te n gevolge van inflltratir. Daa rom zulle n ten eers te woningen minder luchtdoorlatend gebouwd moe ten worden. Te n twerde kan de huidi ge modellering va n infiltratie naar verwachting nog aanzienlijk ve rbeterd worde n. Daarnaast gaat voor energiezuinige woningen de energievraag voor warm tapwate r rela tief een steeds grotere rol s pele n . Daarom kan in de toekoms t op dit gebied veel energie bespaard worden . De energievraag voor koeling gaat ook een steeds grotere rol spelen; In e nergiezuinige woninge n neemt het oppervla kte aan beglazing toe en door de goede isolatie blijft de hierdoor binne ngekome n energie langer binne n de woning. In de wintersituatie is d it een voordeeL omdat er dan minder verwarmd hoeft te worden, m aa r in de zomersituatie daarentegen betekent dit dat e r m eer warmte afgevoerd die nt te worde n. En hie rvoor is ook e ne rgie benodigd. Daarom die nt koeling zovee l mogelijk voorkomen te worden, dit kan door bijvoo rbeeld zonwering toe te passe n . Daarnaast kan door energiezu inige systeme n de reste rende koelvraag zo efficiënt mogelijk geleverd worden.
R. van Boekel
Proeven op een schaalmodel van de Atlántida Kerk Het verkrijgen van inzicht in het modelleren van het mechanisch gedrag van een constructie aan de hand van modellen op schaal. Afstudeerrichting Cons tuclief O n twe rpe n Afstudeercommissie Prof. ir. D.R.W. Marte ns Ir. A.T. Ve rmcltfoort Ir. \V.j. ). Hu is man
-
Datum afstuderen 2 4 februari 2004
....
Samenvatting He t m echa nisch gedrag va n de Atlá ntida Ke rk is expe rime nteel e n numeriek onde rzocht. Het doel va n he t project is om inzicht te verkrijge n in he t modelle re n van het m echanisch ged rag va n een constn1ctie aan de hand van m od elle n op schaal. He t project is tevens ee n hero riëntatie me t be tre kking to t he t gebrui k van m odelle n o p schaal in experimente n .
Al
(i!'
c
Afbeelding 1 : De Atlántida Kerk
c.. tD tD
c:r c
::I
c..
!!. 01'
'"'c:
~
er 0
c:
:::
7'
c:
:::J
0..
ro
8
Trefwoorden Sch aalmodel Ve rschaling Proef Mechanisch gedra g Atlánrida Kerk Afbeelding
2:
Het model op schaal1:5
Het m echa nisch gedrag van de Atlántida Kerk (afbeeld ing 1) is experimen teel en n um e rie k o nde rzocht. Het doel is om inz icht te ve rkrijgen in he t mod elle re n va n het m echa nisch ged rag van een constructie aa n de hand van een op schaal nagemaakt m odel. Ee n belangrij k o nderdeel van he t projec t is het onderzoe k naar de invloed va n verschaling bij het on twerpe n e n uitvoe ren van proeven. He t onde rzoek zorgt voor een he rorië nta tie m e t be trekking to t het gebruik va n modelle n op schaa l in experim e nte n. De Altlá ntida ke rk is hele m aa l gem aakt va n gewapend m e tselwerk. De kerk bestaat u it ee n zich he rhale nd const ructiedeeL He t o nderzoe k is be pe rkt tot de analyse va n één constuctiedeel dat z ich centraal in het gebouw bevindt. He t mecha nisch ged rag van de unit is expe rimenteel onderzoch t met be hu lp van een model op schaal r:5 (afbeelding 2). He t project is gestart me t een litera tu uronderzoe k. Daa rin is het wer.k va n Dies te, de onl:\ve rper va n de Atlántida Ke rk , geëvalueerd . Ook zijn de aandach ts punte n bij het on twe rpen va n een proe f op een op sc haal nagemaakt model vastgesteld e n onde rzoch t. D e proeve n zijn onde rste und doo r een nume rieke a na lyse. In ESA-Prima Win zijn een plaa tmodel e n een staafmodel gemaakt. Me t behulp van de a nalyse va n de n umerie ke m odelle n e n een aa ntal handberekeningen zijn keuzes met be tre kking tot het m ode l e n de proefopstelli ng gem aakt. Bij het ontwerpen va n een proef op een op schaa l nage m aakt m odel spele n de ve rkleining van de afmetin gen e n he t gebruik va n ande re materiale n te n opzichte van he t prototype (in dit onde rzoe k de Atlá ntida Kerk) ee n bela ng ri jke rol. In het model is getracht de re kken in het model gelijk te make n aa n de re kken in he t proto type. Me t behu lp van twee schaalfactore n is de invloed va n het gebruik va n ande re matcrialen e n de verklein ing va n de afm e tingen op de an dere groothede n die een rol spele n, vas tgesteld. De schaalfac tor voor he t m a teriaal is
F
Afbeelding 3: De vervorming en de kritieke doorsneden t.g.v. verticale en horizontale
.... ll>
"'c......
0.. <1) <1)
...
C"
c :s
0..
~
=r
11
...
n
c
0
ro
0
3 3
CT
0
c
:E
;><"
c
hh
:::J
1'2GT
l1'2G I = 3200 mm
H~hl
a. ro
YJ'
Afbeelding 4: Het mechanisme na het vloeien van de wapening
SE=EmodeljEprototype, waarin Ede E-rnodulus is. De schaalfactor voor de afmetingen is SL=LmodeljLprototype. Bij het model op schaal r:s is de SL dus I/5- Het model is gemaakt van hetzelfde materiaal (baksteen} als het prototype, dus de schaalfactor SE speelde nagenoeg geen rol in het project. Het model op schaal r:s is meer malen belast. Doordat het model ieder experiment verder sch eurde, gedroeg het model zich in ieder experiment anders . Het model is belas t m et alleen actieve verticale belasting e.n het is belast m et pass ieve verticale en actieve horizontale belas ting. De vervorming van het model onder invloed van de verticale en horizontale belasting is schematisch in afbeelding 3 weergegeven. Ook de kritieke plaatsen. waar tijdens de proeven scheurvorming optrad, zijn aangegeven. Voor het vloeien gedroeg het model zich als een stahiel portaal. Als de horizontale belasting zover is toegenomen dat de wapening in het model vloeit, ontstaat een nieuw m echanisme. Met behulp van afbeelding 4 is de horizontale belasting waarbij de wapening vloeit, berekend. In alle experimenten veerde het model bij horizontaa l ontlasten te rug tot bijna de begintoestand. Dat is met behulp van een evenwichtsbeschouwing verklaard. Tijdens het project is inzich t verworven in het gebruik van schaalwetten. H et grootste nadeel van de proeven op het schaalmodel was dat het tijdrovend is. Met een numeriek model kan een constructie sneller en efficiënter geanalyseerd worden. Tijdens de proeven op het model op schaal r:s is een goed totaalbeeld van het gedrag van de cons tructie verkregen. Het gedrag van het m odel is verklaard en ondersteund door de numerieke analyses en de handberekeningen. Het bleek m oeilijk specifieke conclusies uit de meetresultaten te trekken, omdat scheurvorming het gedrag van het model tijdens de experimenten beïnvloedde. Ook was het bouwen van het model moeilijk omdat exac te bouwgegevens ontbraken en er was bij de start van het project weinig e rvaring met het bouwen op schaa l r:s .
9 Het is aangetoond dat het prototype en het model voldoen aan de eisen die in N EN 6702 worden ges teld .
M .W.M. Boelens
Wonen in de Hoge Rug Is de Hoge Rug op rendabele wijze geschikt te maken voor binnenstedelijk wonen? Afstudeerrichting Vas tgoedbeheer Afstudeercommissie Drs. ).).A.M. Smeets [r. L.A.M. C. van de Ven Jr. P.M.).M. Jacobs Ing. B. Storm Datum Afstuderen 24 febru a ri 2004
rr 0
c
::E
Samenvatting He t huidige Philips terrein Strijp S te Ei ndhove n wordt te rug gegeven aan de bevolking. He t wordt een gebied waa r volop genote n kan worden van woon-, we rk- , cultuu r-, en recrea tievo rme n. De Hoge Rug zij n drie industriële rijksmonumen ter1 die zich in d it gebied bevi nde n en herbestemd worden tot een woonfunctLe. De vr~ag is echte r hoe dit he t bes te kan. Welke doelgroepen geschikt zijn , wat hun woonbehoeften zijn en welke woonconce pten hierbi j passen. Hierbij ook rekening houden met de m a rkt en de ke nme rken van de Hoge Rug. Oo k m oeten de woonconcepte n finan cieel haa lbaar zi jn.
7'C'
c
::1
a. (!)
Trefwoorden Binnenstedelijk wone n Marktanalyse Doelgroepe n Woonconce pte n
JO
Financiële haalbaarheid Het Philips te rrein Strijp S te Eindl1oven wordt terug gegeven aa n de bevo.l king. Het wordt een gebied (27 hectare) waa r men volop kan geniete n van woon-, werk-, cultuu r- e n recrea tievormen. Ee n ge bied met een 24 uurlevendigheid e n voor iede reen een plekje. Strijp S krijgt vorm rond een vij fta l monume nte n . He t Klokge bouw, he t Veemge bo uw en de dri<- roomwitte gebouwen die tezame n de Hoge Rug vorme n. De Hoge Ru g is indu striële pa nd u it de fun ctionalisti.>ch bouws tijl. He t heeft een hoge verd iepingshoogte (4,6 rn) e n een koloms tructuu r (7,5 bij 7,5). Deze gebo uwen he bbe n dan ook g rote po te ntie bij een herbeste mmi ng (oorspron kelijke fu nctie is opslag). Doordat de Hoge Rug bestaa t uit m o numentale gebouwen is d it bij de herbes te mming een uitgangspunt. Het m aste rplan stelt da t de Hoge Rug z ic h uits tekend leent voor (bijzonde r) wone n . Dit va nwege de uitzonde rlijke m aatvoering. Maar is dit wel zo, is de Hoge Rug gesch ikt te maken voor centrumstedelijk wonen , zoals in he t masterpla n wordt gesteld ) En voor wie e n o nder welke voorwaarden?
De aanpak O m te bepa len hoe het wonen het beste vorm gegeven bn worden zijn een aa ntal aspecten van bela ng d ie verder o nde rzocht moesten worden. 1. In hoeverre heeft de mon u m entsta tus invloed op de herbes te mmin g. 2. Het maken va n analyses o m de doelgroepen te be palen die geschikt zij n. 3· He t be palen van de woonbe hoefte n bij deze doelgroepen. 4· Ee n woonconcept rnaken wa t voor de Hoge Rug e n de doelgroepe n geschikt is. 5· De fin anciële haa lbaarheid voor he t woonconcept in kaart bre ngen. Va n uit deze pu nten volgt dan een conclusie m et aan bevelingen.
De monumentenstatus In hoeve rre is de Hoge Rug besche rm t. Is het alleen de gevel of houdt het pas op bij .het hele gebouw> En als bescherm t is wa t m ag wel e n wa t m ag niet) Vragen die voor d e o ntwikkelaar belangrijk zijn bij het he rbeste mme n van een m o nume nt. Allee n blijkt dat de antwoorde n op de vragen nie t zo makkelijk zijn. Bij iede r m onument is het a nders. Voor ieder m o numen t wo rdt gekeken wa t wel mag worde n gewijzigd e n wat nie t en dit vaa k pas na het indiene n van een bo uwaanvraag. De analyses Voor het bepalen van de doelgroe pe n zijn de volgende analyses uitgevoerd. De DESTEP-Anal)•se, gaat in op de on twikkelinge n op het gebied van wone n. Analyse va n de marktontwikkelinge n , is gericht op de woningm a rkt in Eindhove n . Analyses va n het rnasterplan en sted enbouwkundig ontwerp voor pa ssende doelgroepen. De concurre ntiea nalyse, hie rbij wordt gekeken of e r voor be paalde doelgroepe n nog ande re projecte n gebo uwd worden e n wa t dit bete kent voor de doelg roep. De doelgroepen en hun woonbehoeften Uit onderzoek is gebleken dat de doelgroepen voortkomend uit de analyses nie t aa nsluite n bij de verschille nde leefstijlbe naderingen en de visies voorStrijp S. Er zijn dus bena mingen geformuleerd voor de doelgroepen. En de woon behoefte n zijn voor d eze doelgroe pen in kaa rt gebracht. He t gaat om de volge nde doelg roe pe n: 1. De Singles; het gaat om éénpe rsoons huishoude ns m et een hoger inkom e n . He bbe n vaak een kra p tijd budget, wa t vraagt o m een hoog service gehalte. 2 . De Ka rakte ristieken; veelal tweeverdieners, zij gaa n voor de loca tie of he t pand en zijn opvallende ke n merke n. Hie rdoo r is ee n woningen verdeeld over twee verdie pingen gee n probleem , zelfs gewe ns t. 3· De Luxere Spacers; de naam zegt het al zij gaan voor veelluxe en ruimte. Ook dit zijn veelal tweeverdieners. Bij deze groep geldt ook da t een hoog service niveau in de wonin g en de woonomgeving een pré zijn. 4· De Welgestelde Vitale Senio r; zij zijn een stap verder in de levensfase dan d e Luxe re Space rs. Ze willen een ie ts kleine re wo ning e n deze moet gelijkvloers zijn. Verde r kiezen zij voor gcmale Ee n fi jne privé buite nruimte is een vereiste. 5· De Welgestelde Hulpbehoevende Sen ior; weer een sta p verder in de levensfase. Meer gericht op aa npass ingen in de won ing, va nwege de oude rdom s be pe rking. Hierdoor zijn ook goede verbindingen met de voorzie ningen van belang. Doorda t het van uit de DESTEP de bedoeling was orn een zo flexibel mogelijk woonco nce pt te maken, in verband me t de onvoorspelbaarheid va n de markt, heeft dit geresulteerd in een basisco ncept. Voor iedere doelgroe p afzonderlijk worde n o p dit basisconcept extra woonbehoefte n geïntegreerd. Hie rbij m oet gedacht worden aan bi jvoo rbeeld nood zakelijke wLnkels o f service punte n, buitenruimten of een verhoogde vloer. Een passend woonconcept Het basisconcept is op geha nge n aa n vier n ivea us, welke ook ge brüikt zijn bij het definië re n van de woonbe hoefte n. 1' Om gevings nivea u: Le Corbu sie r, een g root fu nctio nalist, heeft in 1952 functie menging toegepast bij Un ité d' Ha bition , het "Verticale dorp" in Marseille. Dit is ook de bedoeling bij de Hoge Rug. Deze gedach tega ng sluit aan bi j de ideeën uit het m asterpla n e n het stede nbouwkundig plan. * Gebouwniveau: Dit nivea u wordt op twee e lem enten gebaseerd. Ten eerste het fun ctionalisme, de bouwstijl va n de Hoge Rug. Het is de bedoeli ng d at het fu nctionalism e in de Hoge-Rug een twced.e leven kri jgt, net als de Hoge Rug. Het Tweede aspect is het verwe rken va n historische ele m e nt in he t gebouw. "' Ve rd iepin gsniveau : Flexibiliteit, daa r draait het om bij dit concept. Het is de bed oeling da t de koper zelf be paalt hoe groot zijn woni ng wordt. H ierbij kan hij hem ook zelf indelen. Ve rder wort he t verdiepings nivea u van alle voorzien ingen
voorzien voor eventuele aJnpassingen vanwege de ouderdom of een handicap. '' Woningniveau: Alle units worden voouien van een basispakket domotica. De koper of de huurde.r kan deze altijd laten uitbereiden met aanvulle nde pakketten. Van de woonconcepten en d e bijbehorende woonbehoeften is een match gemaakt met de kenme rken van de Hoge Rug. Hieruit kwamen een aJntal mismatches naar voor, die mogelijkerwijs nog voor problemen kunnen zorgen. In dit onderzoek is geprobeerd om zo goed mogelijk te kijken of dit ook daadwerkelijk knelpunten zijn. He t ging bijvoorbeeld om de buiten ruimten, de daglichttoetreding, het parkeren e n het inpassen van de plattegronden. Voor als nog leverde dit geen proble m en op. De uiteindelijke dot>lgroepen zijn met eJkaar geïntegree rd tot een rnetaconcept voor de Hoge Ru g. Dit metaconcept bestaat als he t ware uit dde afzonderlijke m ctaconcepten, voor ieder gebouw één. Dit heeft lot de volgt>nde indeling geleid: !. Verdieping 2, 3 en 4 voor Singles, verdieping 5 en 6 voor de Welges telde Vitale Senior e.n de Welge~tclde Hulpbehoevende Senior. 2. Vcrdie ping 2 e.n 3 voor de Welgestelde Vitale Senior en de WelgPstelde Hulpbehoevende Senior, verdieping 4, 5 en 6 voor de Luxere Spacc rs en de Karakteristieken . 3· Verdie ping 2 voor de Wclgestc.lde Vitalt' Senior en de Welgestelde Hu lplxhoevende Senior, verdieping 3· 4 en 5 voor de Lu.xerc Spacers e n de Karakteristieken , verdieping 6 weer voor de Welgestelde Hulpbehoevende Senior en de Welgcstelde Vitale Senior. Deze indeling e n verdeling is gebasee rd op een aantal elemente n ; Het gekozen ontsluitingstype per doelgroe p, de vraagve rdeling vanuit de analyses, de woonbe hoefte n e n de hieraan ve rbonde n kosten en opbre ngsten. Oe financiële haalbaarheid D e plattegronde n zijn gebruikt als uitgangspunten bij een haaJbaa rheidsanJlyse. Hierbij is ge bruik gemaakt van s preadsheet met daarin de koste n e n de opbrengsten tegenover elkaar om vervolgens het rendement te kunnen bepalen. De kosten zijn gebaseerd op aannames van de ontwikkelaar en de opbrengsten op de concurrentieanalyse e n het woonconce pt.
Hiervoor kan me n he t volgend aanbevele n. DE' haalbaarheid is op de gekozen ontsluitingstypen gebaseerd, deze zijn wal betreft de benodigde oppervlaktes ook het gun stigste. De parkeerplaa tsen los bij verkopen voor ff 20.000,- per par· keerplaats. De volgende vierkante meterprij zen hanteren. 2de verdieping € 1.350,-, 3de verdieping € qoo,-, 4de verdieping € 1.450,-, de 5de verdieping ff !.500,- en de 6de verdieping € '-550 ,-. Deze vierka.ntenmeter prijzen zijn bepaald aan de hand van d e concurrentieanalyse. Het gaat hie r om vie rkantenme ters die verkocht worden i.n een meervoud van het raster en welke kaal, bas ic, opgeleverd worden. Hierdoor kan de koper het zelf verder indelen, dit kan dan eventueel door middel van meerwerk. Voor de drie m e taconcepte n komt overal een rendeme nt van meer dan 5% uit, er z ijn nog geen kosten gerekend voor de toe te passen domotica. Aanbevelingen voor verder onderzoek bij de conclusie Uit dit onde rzoek komen de volgende aspecten naar voren die nog om verder o nderzoek vrage n. Z ij zulle n daarom als aanbevelingen voor ve rde r o nderzoek aangereikt worden. • Hoe eventuele vrij etijdsvoorzie ningen (zoals zwe mbad, tennis, enz.) van de betreffende doelgroepe n in het plan gesitueerd worden. • Een verkoopplan om he t concept in de markt te zetten. Er zal nog onderzoek gedaa n moeten worde n naar de m ogelijkbeden van diverse flexibele pakket voor he t indelen f inrichten van de woninge n waa r de kopers gebruik van kunnen maken . Ee n na uwke urige ele mentenbegroting m ake n om de eenheids prijzen te rechtvaardigen , zodat m e n nie t voor verassingen komt te staan
Afbeelding 1: Schets van de Hoge Rug Cl>
ii1'
r::
c.. tD tD
a-
r::
"' c.. tD
ëU'
n
c
;; ;::;:
CT
0
c
~
"c
:::::J
0..
ro
Afbeelding 2: De drie monumentale panden van de Hoge Rug
Verder mag er gehoopt worden dat de Hoge Rug en Park Stri jp ook daadwerkelijk zo'n kankteristiek en uitdagend gebied wordt zoals de plann en voor ogen hebben. Zodat he t functioneert voor de doelgroepen en hun woonbehoeften. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om een HOV-Iijn die met een hoge frequentie gaat rijden, maar ook al rijdt bij de eers te bewoning e n andere functies in het gebied.
[[
M.W.H. Bok P.C. de Visser
Monoliet afgewerkte betonvloeren De ontwikkelingvan een beheersbaar proces om een monoliet afgewerkte betonvloer in vlakheidsklasse 11 van NEN 2743 te realiseren. Afstudeerrichting Uitvoeringstechniek Afstudeercommissie Dr. ir. P.A.j. van Hoof Ir. E.R. Poortman Ir. M.M.j. Vissers Datum afstuderen 24 fe bruari 2004
Figuur 1:51
Dl
ür ...... c:
c..
..
R> R> go
c: c..
=
!!.
äi' n c (ii ;:;:
12
••• •
Samenvatting Door problemen bij het maken van een monoliet afgewerkte betonvloer worden e r veel vloere n afgekeurd, wat veel he rstel· koste n met zich m eebre ngt. Er is daarom gezocht naar de oorzaken van deze afwijkingen door middel van een onde rzoek op de bouwplaats. Op basis van deze onderzoeksgegevens is vervolgens een oplossing ontwikkeld. Er zijn twee regelkringen in het proces ingebracht die e ne rzijds moeten zorgen voor een goede hoogtemeting e n anderzijds voor een gerichte terugkoppeling van de meetresultaten. Om deze metingen e n terugkoppeling te kunnen uitvoeren zijn er twee hulpmiddelen ontwikkeld, namelijk de meethark voor regelkring 1: gecontroleerd verd ele n e n de m eetrei voor regelkring z: gecontmleerd afreien. Trefwoorden monoliet, afgewe rkte betonvloe r maatnauwkeurigheid regelkring
Rocte lampJes
0
_Q_
0 0 0
Groene lampjes
() .~,
'--'
•• ••
Rocte lampjes
Figuur 2:52
Bij het proj ect Prinsenhof in Den Haag heeft men veel problemen me t het maken van een monolie t afgewerkte druklaag op de kanaalplaatvloer. De van te voren aan trekkelijk lijkende oplossing om de vloeren in één procesgang af te werken. blijkt nie t zo positief uit te va llen als verwacht. De re paratiekosten van de vloer(dele n), die niet voldoen aan de van tevoren gestelde vlakheideisen volgens NEN 2743, worde n geschat o p± 35 euro 1 m_. De doelstelling voor dit afstudeerproject luidt als volgt: "Een beheersbaar proces ontwerpen voor het maken van monoLiet afgewerkte betonvloeren, met als resultaat een maatnauwke urigheid die voldoet aan vooraf gcstelde m aatnormen ." Om uits praak te kunne n doen over de knelpunten in het proces, die opgelost of ongedaan zulle n moe ten worden gemaa kt om tot een goed ontwerp te komen, en over de daadwerkelijke maatnauwkeurigheid is er een onderzoek uitgevoerd. He t onderzoek gaat zowel in op de kwantitatieve als de kwali ta tieve gegevens behorende bij de process tappe n storten en verdele n , afreien en vlinder.en. Teve ns is m et betrekking tot de factor doorbuiging be keke n in welke m ate dit effect heeft op de uiteindelijke maatnauwkeurigheid van het be tonoppe rvlak . Uit he t onderzoek is gebleke n dat de processtappe n afreien e n vlinderen nauwelijks invloed hebbe n op het uiteindelijke hoogte resultaat van de vloer. De extre m e pie ken en dalen verdwijnen door toedoe n van dE"ze processtappen, maar de vorm en plaats van de hoge en lage gebiede u blijven gehandhaafd. De factor doorbuiging h eeft ook nauwelijks invloed op de uiteindelijke maatnauwkeurigheid van de vloer. Voor iede re plaats in de plattegrond is d e doorbuiging anders, waardoor het steeds weer een ande re invloed heeft o p de verschi llende processta ppen. Deze factor is dusda uig klein dat hij nie t tot de grote knelpunten gereke nd kan worden.
Figuur s:
Figuur 3: S3
I
do
l
AAN I UiT knop
van ds rel
van de
Ss
~-
~~-~ \~
-
1nrmru ~ --,_TI) -~J-'5
--rdo =-~2
MUllil
er 0
c:
~
re-
e:
::J Q_ (1)
IJ
Figuur 4: S4
De conclusie is dat het beeld dat na het storten en verdelen is ontstaan vrijwel gelijk is aan het beeld na afronding van b.et gehele proces. Ook de processtap afreien, die volgt op het stor· ten en verdelen, kan daar geen grote verandering in brengen. Bij het vlinderen is het beton al dusdanig uitgehard dat er geen mogelijkheid m eer is om het hoogtebeeld te veranderen. De is gezocht in het verdeelproces. Omdat het afreie n, zoa ls dit tijdens het onderzoek is uitgevoerd, niets anders is dan een fijn e vorm van verdelen vormen het verdelen en het afreien sam en het verdeelproces. Binnen deze process tap ligt de oplossing voor het probleem , omdat het beeld dat ontstaan is m deze processtap ook verantwoordelijk is voor het uiteindelijke resultaat. Om binne n het VC"rdelen tot een geode maatnauwkeurigheid te komen is een goede terugkoppeling van hoogteinformatie van het betonoppervlak nodig. Dit wordt bereikt door twee regelkringen in het proces in te brengen . In deze regelkringen dient een betrouwbare meting e.n een direct daaraan gekoppelde actie te zitten die samen moeten zorgen voor een vloer die voldoet aan de gestelde maat.normen. Voor het ontwerp van deze regelkrin gen is als basis het bestaande proces genomen . De rede n hiervoor is dat er een groot aantal goede onderdelen in het bestaande proces zit. Door nu een goede aanpassing te doen op basis van de o nderzoeks resultaten , kan een g root deel van het proces bchouden blijven . De eerste regelkring dient om direct bij het opbrengen van het m engsel te kunnen bepalen of er genoeg mengsel is aangebracht. Zo niet, dan kan dit direct gecorrigeerd worde n. Bij de tweede regel kring, die zo s nel m ogelijk op regelkring 1 zal moeten volgen , wordt de uiteindelijke maatnauwkeuri gheid behaald. Bij beide regelkringen wordt gebruikt gemaakt van een hulpm iddel om aa n de gestelde hoogte-eisen te kunnen voldoen. Bij regelkring 1 is dit de meethark (zie fi guur Sr). Deze meethark geeft door middel van groene of rode LED's direct info aan degene die ook mengsel moet verplaatsen (zie S2). Dit gebeurt nameli jk met dezelfde meethark. Alle personen die betonmeng-
se! verplaatsen hebben nu hoogte-in formatic over het aangebrachte m engel. Doordat zowel de meting als de actie in één hulpmiddel zijn verenigd en door één persoon word en uitgevoerd is er een directe koppeling tussen de meting en de actie aanwezig. Dit zorgt voor een gesloten regelkring. Binnen regelkring 2 za l de uiteindelijke maatnauwke urigheid worden behaald. Als basis hiervoor is de trilbalk genomen die bin nen het voormalige afreiproces werd gebruikt. Op deze trilbalk zijn twee meetvoorzieningen aangebracht die direct tijdens het vlinderklaar maken van de vloer informatie geeft over de hoogte van het oppervlak (zie de fi guren SJ en S4). Vallen deze meetwaarden buite n de gestelde tolerantie dan zal er ingegrepen moeten worden door beton toe te voegen of weg te halen. Vallen de meetwaarden binnen de gestelde tole rantie dan is de vloe r vlinde rklaar. Het proces dat is uitgeb.reid m et twee regelkringen zorgt nu voor een vloe r die voldoet aan de gestelde maatnauwkeurighcid. Door de twee regelkringen zijn de processtappen verdelen en afreien beheersbaar geworden (zie figuur S5). Er kan binnen de regelkringen te alle n tijde ingegre pen worden e n na de hoogtecontrole van regelkring 2 gebeurt er niets m eer met de vloer. Het nog uit te voeren vlinderproces heeft geen invloed op de vlakheid en evenwi jdigheid va n de vloer, zoals het o nderzoek heeft aa ngetoond. Resultaat va n het goed uitvoeren va n de regelkringen za l een vloer zijn die voldoet aan de gestelde maatnormen.
Ing. M.G.F. Cox Ing. K.j. janssen
Revitalisatie Natuurmuseum Nijmegen e.o. Het betrekken van het gebouw bij de functie van het museum, door toepassing van autarkische middelen Afstudeerrichting Bouwtechnisch Ontwerpen Afstudeercommissie Ir. G.j.W. v.d. Brand Prof ir. j .M. Post Dr. ir. H.l.. Schellen Ir. A.W.C. Timmerma ns
Afbeelding t: 30-gebouw voorzijde
Datum afstuderen 27 januari 2004 Samenvatting Hel Natuurmuseum Nijmegen e.o. is gevestigd is een monumenta.le synagoge. Deze synagoge is in 1988 gerenoveerd om bet beter aan te laten sluiten op de functie (museum). Dit is wegens geldgebrek niet voldoende gelukt. De opgave van dit afstudeerproject bevat een revitaliseringplan voor het Natuurmuseum Nijmegen e.o., waarbij gebruik wordt gemaakt van autarkische methoden. Het eerste onderdeel van de afstudeeropdracht bestaat uit een onderzoek. Het doel van dit onderzoek is een autarkische ontwer pstrategie te ontwikkelen. Bij het maken van een revitaliseringplan van het Natuurmuseum Nijmegen e.o. is de autarkische ontwerpstrategie als leidraad gebruikt. Vijf trefwoorden Onderzoek Klassenindeling Autarkische ontwerpstrategie Rev italisa tieplan Natuurmuseum Introductie In 1980 hebben een aantal vrijwilligers in Nijmegen het 'Natuurhistorisch Museum ' opgericht. Ze kregen van de gemeente Nijmegen een synagoge uit 1913 toegewezen. De naam van het museum werd in 1984 gewijzigd in 'Natuurmuseum Nijmegen en omstreken', omdat de doelstelling werd uitgebreid met 'ondersteuning van natuur- en milieu educatie'. Basisschool-leerlingen uit de regio krijgen voorlichting over allerlei aspecten van de natuur en het milieu. Het pand is in 1988 gerenoveerd. Wegens geldgebrek is bezuinigd, waardoor het gebouw niet voldoende aansluit op de func· tie. Dit is een bekend probleem bij musea die in oude, monumentale gebouwen zijn gevestigd. Vaak trekken de musea weg uit het gebouw om zich in een nieuw gebouw te vestigen dat ontworpen is voor deze functie. De monumenten bLijven dan leegstaan en de kans is groot dat ze in verval raken. Om te voorkomen dat het Natuurmuseum uit de monumentak synagoge wegtrekt, is het noodzakelijk om het gebouw te betrekken bij de functie (Form Follows Function). Gekeken is naar een manier om het gebouw op ee n milieuvriendelijke manier te laten functioneren en dit zichtbaar te maken voor de bezoekers. Hierdoor zijn we gekomen op het begrip autarkie. Een autarkisch gebouw is zelfvoorzienend op het gebied van energie en water. Dit heeft geleid tot de volgende doelstelling: 'Het ontwerpen van een revitaliseringplan voor het Natuurmuseum, met behulp van een autarkische ontwerpstrategie, waarin de autarkisch e methoden ten aanzien van energieen waterverbruik visueel worden gemaakt in verband met de doelstelling van het museum'.
Onderzoek Aan het ontwerpproces is ee n onderzoek vooraf gegaan. Het
Afbeelding
2
30-gebouw achterzijde
doel van dit onderzoek is het ontwi_kkelen van een autarkische ontwerpstrategie om in de ontwerpfase een leidraad te hebben om tot ee n goed autarkisch ontwerp te komen. Er is gezocht naar voorbeeldprojecten die (deels)autarkisch zijn. Om deze voorbeeldprojecten te kunnen ordenen in mate van autarkie, is gebruik gemaakt van een zelf ontwikkelde klassen indeling. Deze kla ssenindeling bestaat uit een vijftal klassen , te weten Klasse I: Ideaal; Klasse 11: Dubo ' Extreem'; Klasse liJ : Dubo 'P lus'; Klasse IV: Dubo; Klasse V: Tradition eel. Een gebouw dat in klasse I valt is geheel autarkisch. Dit betekent dat het gebouw zelf in de energie- en wateTbehoeJte voorziet. Hierbij mag alleen gebruik gemaakt worden van het gebouw, het eigen terrein en de natuurLijke eleme.nten zon, wind, hemelwater en bodem. Op dit moment voorziet het Natuurmuseum Nijm egen e.o. op geen enkele manier zelf in ene rgie en water en wordt ook niets bespaard . Het valt hierdoor in klasse V. De projecten die in de hogere klassen liggen, worden uitvoeriger bekeken. Uit de analyse van deze projecten komt naar voren dat, bij het ontwikkelen van het gebouw, bepaalde stappen steeds terugkomen. Deze stappen bleken de basisprincipes van duurzaam bouwen te zijn, die in verschmende modellen c.q_ strategieën omschreven staan. Bij het ontwikkelen van de autarkische ontwerpstrategie zijn deze modellen als basis gebruikt. Hierbij is ook rekening gehouden met de verschillen tussen autarkie en duurzaam bouwen . Een belangrijk verschil is dat bij duurzaam bouwen de nadruk ligt op het beperken van energie en watergebruik en bij autarkie gaat het om het zelf opwekken van energie en water. De autarkische ontwerpstrategie is opgedeeld in een hoofdstroom (energie e n water) en een secundaire stroom (materialen die nodig zijn om het gebouw te vervaardigen en in stand te houden ). Deze stromen worden opgedeeld in; IN (wat het gebouw nodig heeft om te functioneren) en UIT (wat na gebruik vrijkomt in het gebouw). Bij elke stap in de ontwerpstrategie zijn producten en maatregelen aangegeven die gebruikt worden. De ontwerpstrategie dient als hulpmiddel bij het maken van het Schetson twerp (SO) en het Voorlopig ontwerp (VO). In
IN Energie Water
!Materiaal
!Materiaal 0%
Afbeelding 3 Klassenindeling
Afbeelding 5 Werking waterzuiveringsproces, Waterpaviljoen
CT
0
c
~
T
c
::::>
0..
ro
15
Afbeelding 4 Opbouw autarkische ontwerpstrategie
de VO-fa se wordt geke ke n of de energie- e n wa te rvoorzie ning voldoen aan de vraag. Als het to taalplaatje klopt, gaat het ontwe rp van de VO-fase ove r naar de DO-fase (De finiti ef Ontwe rp) . Ontwerp Om een beeld te krijge n van de huidige staat van het Natuurmuseum Nijm ege n e.o., is een analyse van het gebouw cu zijn omgeving gemaak t. Hie rbij is gebruik gemaakt van de m ethode van Stewart Bra nd. Deze methode bestaa t uit zes ge bou wlagen (site, structure , skin, se rvices, space plann e n stuff), die same u het gehele ge bouw vo rme n. Uit de analyse komen de sterke e n zwakke punten van het ge bouw en zijn omgeving naar vore n . Bij de ontwikkelin g vau he t revitaliseringplan is uitgegaan van he t programma van eise n. In he t programma van e isen worden de eisen e n we nsen genoemd , waaraan het ge bouw moet voldoen. Hierb ij ziju de eise n van autarkie belangrijk. Om te zorge n dat geen za ke n vergete n worde n , is een systematische aa npak belan grijk. Daa rom wordt de auta rki sche ontwe rpstrategie tijdens hE't ontwe rpproces toege pas t. Dit heeft geleid tot een revitali seringplan voor het Natuurmu seum Nijmegen e.o., waarin een compromis is gevonde n tusse n autarkie e n he t monum enta le ge bouw. De autarkische ontwe rps tra tegie is een goed hulpm iddel geweest om de eisen va n auta rkie in he t o ntwe rp te verwerke n. Het is alleen nie t vanzelfs pre ke nd da t he t gebouw in klasse I te rechtkomt. Op he t ge bied van e ne rgie is he t gebouw nie t zelfvoorzie ne nd geworden. Dit komt, doordat het ge bouw nie t in staat is om vold oende ele ktriciteit op te wekke n. Ee n aansluiting op het elektriciteitsne t blijft hierdoor noodzakelijk. De gasaansluiting kan wel achterwege blijven. Het gebouw heeft ee n geslote n waterkringloop, waarbij geen aa nsluiting op he t wa te rle idingne t en het riool nodig is. Het is niet gelukt o m e rvoor te zorgen dat bij eventuele sloop van he t gebouw geen afVal o nts taa t. In eers te insta ntie kom t dit,
omdat het ee n bestaand gebouw is , dat niet volgens de a uta rkische princ ipes is gebouwd. Daarnaas t is het nie t reE'el om alleen m ate riale n toe te passen d ie geen afval veroorzaken, omdat he t ge bouw aan bepaalde kwaliteitseise n moe t voldoen. Dit, en het feit dat het gebouw niet ge heel zelfvoorzienend is, zorgt ervoor da t, na toets ing aan de klasse nindeling, hel gebouw in klasse 11 val t. De autarkische producten e n maatregele n die in he t gebouw geïntegreerd zijn, zijn deels zichtbaar voor de bezoeke r en daardoor is he t gebouw onde rdeel gewo rde n van he t museum .
Ing. R. Derksen
Kostenbewust uitvoeren van staalconstructies Een decision support system voor het uitvoeren staalconstructies bij hoogbouw Afstudeerrichting Uitvoeringstechniek Afstudeercommissie dr. ir. E. Vastert Ir. E. Poortman R. Dams teegt Datum afstuderen 24 februari 2 0 04 Samenvatting ZNS-hollandia bepaalt een werkwijze voor het uitvoeren van een staalconstructie in de aanbestedingsfase. Deze werkwijze is gebaseerd op ervaring en gevoel. Maar is dit wel de goedkoopste? Een Decision Support System (OSS) is ontworpen. Het OSS is ontstaan na het uitvoeren van onderzoek naar de kosten van werkwijzen voor het uitvoeren van staalconstructies en naar de invloeden van de ontwerp- en proceskenmerken op de kosten . In het onderzoek is gebruik gemaakt van een steekproef, waar bij vastgestelde ontwerpkenmerl<en in combinatie met verschillende werkwijzen de kosten zijn bepaald. Met behulp van regressieanalyse is vervolgens een kostprijsmodel ontwikkeld.
16
Vijf trefwoorden Kostenbewust Uitvoeren Staalconstructie J<jezen Decision Support System
Z NS-Hollandia is een staa lconstructiebedri jf dat betrokken is bij staalhoogbouwpro jecten in Nederland en in Europa. In de aa nbestedingsfa se bepaalt het bouwteam een werkwij ze voor het uitvoeren van een staalconstructie. De keuze voor een werkwijze bij ZNS-Hollandia. is een werkwijze die door ervaring en gevoel ontstaat. Maar is di t wel de goedkoopste werkwijze? De beslissingen voor het maken van een keuze voor het uitvoe ren van een staalconstructie wo rden gemaakt, in de on twerp- en projectvoorbereidingsfase. Het ui tvoeringsproces van een staalcon structie bestaa t uit een geheel van activiteiten waa ruit het maken van een constructie bestaat. Deze activiteiten kunn en door inzet van de productie middelen: arbeid, m ateriaal en mate rieel op verschillende manieren worden uitgevoe rd . Combinaties tussen deze drie productiemiddelen leve ren verschillende we rkwijzen op. Projectgebonden kenmerken z ijn kenmerken die invloed uitoefene n op het uitvoerings proces, ze bepalen de mogelijke inzet van de productiemiddelen. Hoogte van de staalconstructie, stramien maat, oppervlakte verdiepingsvloer en de vorm van de plattegrond zijn verschillende ontwerpken merken . Het doel van het a fstuderen luidt "Het m aken van een model voor Z NS- Hollandia om op basis van het ontwerp, u it een aantal onderzochte werkwijzen , de goedkoopste werkwijze voor het uitvoeren van een staalconstructie bi j hoogbouw te kunnen kiezen en te verklaren". De oplossing is gevonden door het on twerpen van een Decision Support System (DSS). Een OSS is een model waa rin ken nis ge raadpleegd e n aangepast kan worde n. Het model geeft een voorspe Hing van de kosten voor het uitvoeren van een staalconstructie, bij gegeven ontwerpkenme rken. Naast een voorspelling geeft het DSS de invloeden va n de projectkenmerken en van de procesken merken weer op de va riantie va n de kosten , wat een onderbouwde keuze mogelij k maa kt. Het Decision Support System is ontstaa n na het uitvoeren van onderzoek naar de kosten van een werkwijze voor het uitvoeren
van een staalconstructie, op basis va n het ontwerp en naar de invloeden va n de ontwerp- en proceskenmerken op de kos ten voor het uitvoeren va n een staalconstructie. In het onderzoek is gebruik gemaakt van een, stee kproef, waar bij vastgestelde ontwe rpkenmerken in combinatie met verschillende werkwijzen voor het uitvoeren van een staalconstructie de kosten zijn bepaald. Met behulp van regressieanalyse is op grond van de steekproef vervolgens een kos tprijsmodel ontwikkeld. Met regressieanalyse is het verband tussen de kostprijs van een werkwijze voor het uitvoeren van een staalcons tructie en het ontwerp m et de kenmerken vorm plattegrond, oppervlakte ver· diepingsvloer, hoogte staalconstructie en stramienmaat te voorspellen. Met deze analysetechniek zijn bovendien regressielijnen ge maakt. De regressielijn geeft een trend aan van het ve rloop van de kosten . Zol
B. F. van Gastel
Renovatum 2ooo Renovatie en herbestemming Kloosterkazerne te Breda Afstudeerrichting Bouwtl'chnisch On twerpen Afstudeercommissie Prof. ir. j .M. Post Arch. A.v.B. J.A.C. Hofman Dr. ir. H.L. ScheLle n Datum afstuderen 27 januari 2004 Samenvatting De Klooste rkazerne te Breda verloor eiud jaren negentig zijn functie als kazerne. Er is een ontwerp gem aakt voor de herbestemming van dit historische gebouw. Het gebouw is al vele malen herbestemd maar altijd m et respect voor het bestaande. Deze lijn is in dit pro ject doorgezet. Door de keuze voor de functie van "Modern Design Cente r", waa rin he t exposeren, verkopen en het creëren va u designproducte n same nkome n, wordt er gebruik gemaakt van het spanningsveld tusseu historisch en modern. Deze interactie vormt de rode draad door de gehele afstudeeropdracht. Met de realisatie van dit ontwerp zal er een nieuw hoofdstuk aan de rijke gebruiksgeschiedenis van de Kloosterkazerne worden toegevoegd. Trefwoorden Re novatie Herbeste mming Kloosterb zcrnc Museum Breda "Renovatum 2ooo" Het onderwerp van dit afstudeerproj ect is de renovatie e n he rbestemm ing van de Kloosterkazerne te 13redJ. Het statige . m onu · mentale gebouw is gelegen op een verhoging aan de rand van he t oude centrum van d e stad. He t complex bestaat uit een vie rkant binne nplein (paudhof) me t daJr urn heen drie vleugels in een U-vorm. Aan de vierde zi jde wordt het gedeelteli jk afgesloten door het m oderne Chassé Theate r van a rchitect Herman Hertz berger. Het oudste deel van het ge bouw stam t uit de 15e eeuw. Oorspronkelij k gebouwd als klooster heeft het in de loop de r eeuwen diverse functies gehuisvest. In 1804 werd het gebouw herbestemd tot kazerne (vandaar de naa m Kloosterkazernel en werd het onde rdeel van het mil itaire Chasséter.rein. Bij de talrij ke aanpassingen en verbouwingen is het bestaJnde steeds res pectvol behand eld. Door deze aanpak is een gebouw ontstaa n dat de uite rl ijke ke nmerken va n een midde lee u ws klooster combineert met de 18de eeuwse militaire baksteenarchitectuur. Eind jaren negentig verloor de Klooste rkazerne zijn laatste functi e als kazerne. Het was ti jd voor ee n nieuwe impuls om he t markante gebouw opnie uw ee n plaats te geve n in de s tad. Op de hoofdpoort staat de tekst "Ren 1847". Dit staat voor Renevaturn 1847 e n verwijs t naar de laatste grondige verbouwing van het pand . De titel "Renovaturn zooo" gee ft aa n dat he t pand na deze herbestemming klaar is voor de z 1ste eeuw. Doelstellingen Bij he t ontwerp is uitgegaan van de volgende deeldoelstell inge n: Nieuwe functie (s) voor he t gebouw vinde n en aanpassen aa n de hu id ige bouwtechnische eisen. Karakteristie ke n van he t gebouw handhaven . Aansluiten van het gebouw op de veranderde sted e nbouwkundige situatie. Integratie tot s ta nd bren gen met het bestaande Chassé Thea te r m .b.t. horecafacilite ite n .
Afbeetding 1 : "Extra parel in het groen"
Afbeelding 2 : Kloosterkazerne ontsluiten richting stad Kloosterkazerne als " Modern Design Center" Er is in dit project niet gekozen voor de Functie casino die he t gebouw uiteindeli jk heeft gekrege n, m~ar rr is een alternatief plan o n twikkeld. Door de keuze voor een bes temming als designcente r, waarin het exposere n. verko pe n en creëreu van pro· ducte n samenkomen, wordt gebruik gemaakt va n he t spa nningsveld tussen historisch e n mode rn . Dit is de rode draad die door dit project loopt. Door functies met he.t centrJle the ma "design" sam en te voegen zal er sprake z ijn va n een synerge· tisch effect tussen de functies . Teve ns zijn er twt'e horeca gelegenhede n gecreëerd die ins pele n op de ca teringfacili teiten van u it he t aangrenzende Chassé Theater. Kloosterkazerne als "extra parel in het groen" De stedenbouwkundige situatie rondom de Kloos terkazerne is drastisch aa n het verand e.ren. Op het Chasséterreil1 aan de achte rzijde is een geheelnieu we woonwijk versche nen. Deze is o pgebouwd volgens een campus plan ontwikkeld door architectenburea u O.M.A. Er word t ee n openbaar park gecreëerd waarop de gebouwe n op een semi-wille keurige wijze hun plaats he bben gekregen. VandaJr de naam "pa rels in het groen". Aan d e voorzijde va n het gebouw zal een bouleva rd worden gerealiseerd. Op deze wij ze wordt he t voetgangersgebjed va u de binnenstad uitgebreid. De Klooste rkazerne zal hie r een belangrijke rol in spele n als een spi l tussen ee n aan tal stede nbouwkundige ruimtes m et ieder hun eigen karakter. In de oude situatie vormde he t gebouw een object aan of zelfs een obstakel op de s tedelijke ro utes langs het ge bouw. Door d e pa ndhof beter toega nkelij k te maken va naf de verschille nde z ijdes, za l de Kloosterkazerne een meer actieve rol gaa n s pele n in het nie uwe stedenbouwku ndig plan en zal het gebouw een wezenlij k onde rdeel vormen va n deze routes. De Kloos te rkazerne wordt zo een "extra parel in het groe n". De vle ugels va n het gebouw zijn geope nd door de reali satie van drie 'vo ids'.
Afbeelding 3: Herintroductie kloostergang
Afbeelding s: Raster als expositiemeubel
"'ur .... c:
Q.
11) 11)
a-c: :::1 Q.
11)
er 0
c
:;! c "' :::J 0..
ro
Afbeelding 4: Hoge ramen kapel
Afbeelding 6: loopbruggen door de voids
Void s taat in he t Engels voor 'lcrgte', 'ontbloot van' en 'ongeldig maken'. Door de vloeren te vcrwijde ren en de gevels te openen is het gebouw hier niet meer dan een funct ieloze schil. Men kan op deze wi jze door het gebouw heen steken naar het binnenplein zonde r he t gebouw daadwerkelijk te be treden.
zonder versmelting. De verga nkel ij kheid van de functies ten opzichte van de his torische schil wordt hierdoor benadrukt.
Benutten karakteristieken In het ontwerp stond n·spect voor het historische pand centraal. Het historische brakter van het pand geert een meerwaarde aan de functies . Door gebruik te maken van his torische kenmerken wordt dit karakter niet allee n bchoude n maar juis t be nut en hebben de nieuwe functies op ee n na tuurli jke wij ze hun plaats gevonden in het gebouw. Zo hebben de pandhof en de !Joos terga ng hun oorspronke lij ke functie teruggekregen en spelen zij weer een belangrijke rol bij de ontsluiting van het gebo uw. De sacra le beleving van de kapel is teruggebracht door de oors pronke lijke hogC' ruimte te herstellen e n op c<·n moderne wijze de hoge ra m e n te rug te brengen . Samenvoegen zonder versmelten De ruimtel ij kheid van de kapel is optimaal benut door het aanbrengen van een raster met drie exposit ievloeren. Door deze en andere toevoegi ngen op een e igent ijdse wijze te ma teria lise ren e n te detaillere n onts taa t er een con trast tussen het toegevoegde en het bes taande. De toevoegingen zijn op een he ldere wi jze opgebouwd uit geprefabricee rde onderdele n. Door de d et~li lle ring duid<:>lij k in het zicht te laten kan de bezoeker zich g<:>makkclijk een voorstelling maken hoe deze elementen in de bestaande ruimte zijn gemonteerd en hoe ze eventueel verwijderd kunne n worden. Hierdoor kan men zich een be<:> ld vormen van de oorspron kelijke situatie e n blijft he t brakter van het gebouw behouden . Oud e n nie uw vorrnen een fu nctioneel geh<:>el maar zijn te allen tijde te scheiden. Er is sprake van same nvoeging
Bouwfysische aspecten De bouwfysisch<:> eigenschappe n va n d e schil zijn verbeterd m e t name de tra nspara nte delen. Vcrder is er o nderzoek gedaa n naar de ca paciteit van de benodigde installaties om een comfortabel binnenk limaat te realiseren. In het museum is rekeni ng g<:>houden met de museale eisen die gelden voor de tentoongcstelde objecten. De kapel vroeg door zijn hoogte en zijn hoge ramen om extra aandach t voor het probleem van de koudevalla ngs d e ramen en voor he t klimaat op de expositievloeren.
j. Gerretse n
Structuur in Overvecht Zuid Sociaal duurzame herstructurering Afstudeerrichting Stedebouw Afstudeercommissie Dr. ir. C. H . Doevendans Ir. R.A. Ru tgers Ir. I. Bestel iu Datum afstuderen 24 februarj 200 4
-"'ur c: c.. ltl ltl
.., C"
c:
::s c..
!!. ö1' n c
~ CT 0
c
::E
"' c :::J o_
lt>
Samenvatting ln mijn afstudeerproject heb ik de mogelijkheden onde rzocht om middels he rstructure ring tot een sociaal duurzame wijk te kome n . De wijk die wordt aangepakt is Overvecht Zuid, een naoorlogse wijk in Utrecht. Uit de grondige a nalyse van Overvecht Zuid blijkt dat deze wijk bepaalde proble men heeft waarvoor ond e rhouds projecten geen u itkomst m eer bieden. Het is tijd voor een grondige aa npak, een volledige he rstructure ring. De he rstructurering, volgens o.a. aanbevelinge n t.a.v. sociale duurzaamhe id, moet uiteindelijk zorgen voor een sociaal duurzame wijk. Trefwoorden Herstructu re ring, Socia le du urzaamheid, Naoorlogse wijk, Overvecht Zuid, Utrech t
20
Structuur in Overvecht Zuid Het thema wat ik aan m ij n afstudeerproject w; lde m eegeve n is sociale d uurzaamheid. Sociale duurzaamheid is de laatste tijd een veel gebruikte te rm in de stedebouw. De vera nde ringe n in de samenlevi ng he bben on m iske nbaar ee n gro te invloed op de woon beleving en woonwensen va n mensen . He t is d aarom belangrij k om te zorgen voor een sociaal duurzame woonomgeving. Daarnaast was ik e rg geïnte resseerd in de m e nseli jke kan t va n stede bouw. Tens lotte maakt een sted e bouwkund ige uiteindeli jk pla nne n voor de (toekomstige) bewone rs. He t thema sociale d u urzaamheid wilde ik , voor zover dit mogelijk is, integreren in de he rstructure ring va n ee n naoorlogse wijk. De probleemstelling in dit afstudeerpro ject was tweeledig: '' Sociale duurzaamheid is een veel voorkome nde term binnen o.a. de stedebou w. He t heeft echte r geen eendu id ige bete kenis. Di t leid t tot onduid elijkheid ove r de bedoeling e n toepas baarheid * Overvecht Zuid , een naoorlogse wi jk in Utrech t, heeft problemen . Dit zijn zowel locatie s pecifieke problemen als problem en die typisch zij n voor naoorlogse wi jken. Daa rnaast hebbe n d e bewone rs weinig vertrouwe n in de toekomst van deze wi jk. De probleemstelli ng leidde tot drie te be halen doelstellinge n. * Het nader omschri jven van he t begrip sociale d uurzaa mheid ,., l:le t ve rtale n van sociale du urzaa mheid in toepas ba re richtlijnen , aan bevelingen of principes '' Het opstelle n van een visie e n he t maken van ee n hie rop gebaseerd ontwe rp voor de he rstructurering va n Overvecht Zuid. De visie e n het o ntwerp zoud en de problem e n in de wi jk moete n oplossen , zoda t er een sociaa l duu rza m e wijk ontstaat die bestand is tegen ve rande ringen in de. sam enleving. Alle reerst heb ik een literatuurstu die naar sociale duurzaa mheid
CJ
ii1'
......
c:
Q. 11) 11)
ac: :::J
Q.
!. Ql' n
c
;o
;::;:
o0
c
:E
;><"
c
::J Cl.
"'
Afbeelding 1: Structuurontwerp
uitgevoerd . In naoorlogse wijken ontb reken socia le banden veelal. Hieruit zijn een aantal aanbevelingen naar voren gekomen die toe te passen zijn op het fys ieke vlak van wijken en buurten . Vervolgens heb ik twee analyses uitgevoerd: een 'objectieve' inventarisatie van de situa tie ln de wijk Overvecht Zuid en een subjectievere analyse over de positieve en negatieve kanten van de wijk, een zogenaamde SWOT-analyse. Daarnaast heb ik gekeken welk overheidsbeleid h et m ees t betrekking had op Overvecht Zuid , om dit mee te nem en in het uiteindelijke plan . De aanbevelingen ten aan zien van sociale duurzaamheid, de uitkomsten van de analyses en het beleid hebben geres ulteerd Îll mijn visie voor de hers tructurering van de wijk Overvecht Zuid . De nadruk ligt hierbij op het creëren van een duidelijke ruimtelijke structuur. Een duidelijke nlÎmtelijke structuur is erg belang rijk voor de toekoms t van de wijk. omdat deze zorgt voor structurele verbetering van de lees baarheid , herkenbaarheid en identiteit van de woonomgeving. Alle andere aa npassingen in de wijk worden in deze s tructuur geplaatst waa rdoor alles met elkaar samenhangt. Deze vis ie heeft als basis gediend voor het structuurontwerp. Dit structuurontwerp is gemaakt voor de hee.l Overvecht Zuid. Ve rvolgens is een deel van dit structuurplan uitgewerkt tot een gedetailleerder ontwerp. He.t betre ft hier twee aangrenzende buurten die de grootste ve randeringen ondergaa n en waar een belangrijk knooppunt ligt, het station. Geprobeerd is om met zo min mogelijk ingrepe n tot een zo groot mogelij k res ultaat komen. Dat wil zeggen met be pe.rkte sloop-nieuwbouw- en renovatie-ingrepen en rekening houdend me.t de huidige bewonets. Het ontwerp is een voorbeeld van hoe er o m gegaa n kan worden met sociale duurzaa mheid bij herstwcturering. Daarbij moe.t worden opgemerkt dat de lijst m et aa nbevelingen ten aa nzien van sociale duurzaamheid natuurlijk nooit af is en dat het toepassen van deze aanbevelin gen geen garantie biedt voor een
2!
sociaal duurzame woonomgevi ng. Het za l pas na de hers tructurering blijken of het ook werkt in praktijk. Daarnaast is het e indres ultaa t afhankelij k van veel meer dan van alleen fys ieke factoren. Het is belangrijk dat ti jdens de werkelijke herstructurering gekeken wordt naar alle beleidsvlakken, fysiek , sociaal en economisch om te komen tot een integraal beleid.
L. Grootveld
delTa Stoombad en heteluchtbad in een Amsterdams badhuis Afstudeerrichting Archi tectuur Afstudeercommissie Dr. ir. j.G. Wall is de Vries Dip!. ing. H.H . Yegrnoglu Prof. ir. N.A. Hendriks Datum afstuderen 24 februari 2004 Samenvatting Op de Kop van Java in Amsterdam is, op de grens van stad en landschap, een badhuis ontwo rpen dat in het teken van ontmoeting staa t. Zowel de ontmoeting van mensen als het contact tussen lic.haam en ma teriaal speJen hierin een belangrijke rol. Het ontwerp is gebaseerd op de twee. archetypen in het baden - het stoombad en het heteluchtbad . Deze twee komen bij elkaar in een badhuis dat zich manifesteert als een stenen monoliet met een houten schil.
o0 c:
:E
"'
c:
:;;;)
0.
ro
22
Afbeelding 1
Trefwoorden Badhuis Amsterdam Materiaal Sauna Ha ma m.
Afbeelding 2
De afstudeeropdracht is ontstaan uit de samenhang tussen een aa ntal begri ppen die voor mij persoonli jk van belang zijn. Dit heeft geleid tot het ontwerp van een badhuis in Amsterdam , waarin het contact tussen lichaam en materiaa l centraal s taat. Kop van Java Het eiland java-KNSM ligt, op de grens van stad en landschap, di chtbij het Centraal Station va n Amsterdam en midden in h.et IJ. De Kop va n Java is nog in ontwikkeling en biedt een driehoekig gevormde locatie, d ie gezien een stud ie naar deze stede nbouwkundige omgeving een eigen ide ntiteit behoort te krijgen. De grootte van deze driehoek bied t de ruimte voor een badhuis dat on tsnapt aan de hectiek van de stad. Stoombad en heteluchtbad Twee bela ngrijke invloeden in het gezamen lijk baden in Nederland zi jn die va n de Oosterse ha rnam en de Finse sa una. De.ze twee vertegenwoordigen de a rchetypen in het baden - het stoombad en het heteluchtbad. Met het oog op de multiculturele sam enleving zullen deze twee baden in het badhuis centraa l staan. De bezoekers van de verschillende badga ngen ontmoeten elkaar in de gcmeenschappelijke rustruim te, daar een ver.blijf in deze ruimte in beide badgangen is opgenomen. Het sociale aspect dat in iedere badcultuur van belang is, wordt hier een vorm van culturele integratie. Ontmoeting Nie t aJ.Ieen de ontmoetin g va n me nsen, maar ook de ontmoeting van lichaam e n materiaa l is een belangrijk aspect van h.et ontwerp. Het contact van de naakte mens met gebouw en interieu r za l immers in grote ma te de kwa liteit van het ver blijf in het badhuis bepalen . Fysische eisen hebben ervoor gezo rgd dat de sa una va n ho ut is e n de harnam va n steen; deze twee materialen vormen de bas is voor het ontwerp.
'' Afbeelding 3
-~
-
-
-
-
~
Afbeelding 5
23
Afbeelding 4
Concept
In hel co ncept vcrtaalt het badhuis zich naar een massieve, stenen vorm en een houren schil. De ste ne n monolie t vol gt de lij nen van de bes taande bebouwing en biedt ruimte aan de natte functies in het gebouw. De droge fun cties zijn opgenomen in de houte n schil , die aansluit bij het nautlsch e karakter van de kade. Zo wordt de badga ng van de harnam mogelijk in een stedelijke vorm, di e besche rmd wordt door een natuurlijke vorm waa rin de sa unagang plaats vi ndt. In de rus truimte komen do twee badgangen en zo ook de mate riale n hout e n s teen bij elkaar. Ontwerp
Het badhuis is vanuit verschil lc.nde richtingen toegankelijk gem aakt. Bezoekers kome n binnen in een win.tertu in onder het overstek van de houten schil. De wintertuin biedt op deze winde rige loca tie een beschutte e nt reezone. Vanuit d e wi ntertuin gaat de bezoeker de stene n m o nolie t binnen , o m via de receptie naar d e beautyzone of richting de kleedka m e rs te gaa n. Na het gebruik va n kleedbmer en douche begeeft de bezoeke r zich naar he t trappe nhuis da t toegang geeft tot de badzaal op de eerste verdieping. In de badzaal zijn drie zones - m e t he tcluchtbaden , stoom ruimtes e n rustru imte - m e t elkaar verbonden doo r circulatie- e n buite nruimtes. De zones bevinden zich in res pectievelijk de ho ute n schiL de ste ne n monol.ic t e n een rustruimte waar de twee materiale n bij elkaar komc.n. De ho uten schil kent een gelaagde opbouw. La mellen voor de openingen fLite re n he t zo nlicht. De ronde vormen vJn de schil vormen een tegenstelling met de strakke, uitgehakte vormen in het s teen. Op de tweede verdieping is het res taurant ges itueerd, omgeven door he t da kterras van de hou ten schil. De derde vcrdiep ing geeft toegang tot een dakterras in het stenen massief. Materiaal
De mono lie t is in z ijn geh
verduurza m e nde behandeling heeft geresulteerd in ee n ee nvoudig te onde rhoude n be ton , dat de uitstra Ling heeft va n natuurs teen . Een tweede duurzame oplossing is gevonde n in de gevelbekledi ng van de schil. Deze bes taat uit therm isch gem odificeer· de vure nhouten delen. Naast deze goedkope, duurzame m ateriJlen is in de badzaal een aantJl bij zondere hout- en steensoorte n tocgepJst. De warme, zachte tinte n van abachi , hemloek e n weste rn red cedar contrastere n me t d e koele kle ure n van ve rschillende marme rcomposiete n.
Ing. J.J.M. Harink Ing. C.A.A.M.van Sas
Flexin Een duurzaam inbouwpakket dat voldoet aan de veranderende wensen en eisen van de consument binnen de huursector van de sociale woningbouw in het kader van industrieel flexibel en demontabel bouwen Afstudeerrichting Bouwtechnisch Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. ir. j.M. Post Ir. A.W.C. Timmermans Ir. F.J.M. van Gasscl
Dl
iil' ...... c
Q.
tD tD
ac
:::1 Q.
~
ili" n
<::
;;
;:;.-
Datum afstuderen 27 januari 2004
Afbeelding
1:
De Kameleon
Afbeelding
2:
Concept
Samenvatting Met ons afstudeerwerk zijn we ingesprongen op de vraag te voldoen aan de veranderende wensen en eisen van de consument binnen het woonconcept De Kameleon van de woningstichting SWS. We hebben hiervoor een inbouwpakket ontwikkeld dat bestaat uit de wanden , plafond en installaties. Deze drie onder· delen worden geïntegreerd in De Kameleon , waarvan een prototype is gebouwd op het TU terrein. Trefwoorden LFD Bouwen Duurzaam Integratie De Kameleon
Aanleiding De consument is een stuk mondiger geworden en wil een woning die aansluit bij de individuele wensen. De begrippen keuzevrijheid, flexibiliteit en duurzaamheid staan hierbij centraal. De woning wordt een manier om de eigen identiteit uit te dragen of om zich van anderen te onderscheiden. De woningstichting SWS springt hierop in door de ontwikkeling van een nieuw soortwoonconcept, narnelijk De Kameleon. Als uitgangspunt voor De Kameleon moet de woning in de loop van de tijd flexibel blijven in indeling, afwerking , functie en inpas· sing van wet- en regelgeving voor zowel de eerste huurder als voor zijn opvolgers. Doel Het doel van ons afstudeeropdracht is het ontwikkelen van ee n duurzaam inbouwpakket, een combinatie van wanden, plafond en installaties, dat geschikt is voor de veranderende wensen en e isen binnen De Kameleon en voldoet aan de door ons gestelde e isen ten opzichte van industrialisatie, flexibiliteit en demontabi · liteit. Ontwerp Het concept is opgebouwd uit een onderprofiel (een plintgoot) en een bovenprofieL Tussen deze profielen worden stijlen geplaatst met hiertussen de wandunits. Om een vrije zone te creëren voor de installaties , worden de units doorgezet tot het plafond. Voor de geluidsisolatie tussen de verschillende ruimten worden er, boven de units isolatiepakketten aangebracht. Het plafond is een zogenaamd span plafond, dat is opgebouwd uit een doek dat per ruimte tu ssen de wanden wordt gespannen. De "s limme" plintgoot aan de onderzijde van de wand, maakt dat de elektrotechnische installaties goed bereikbaar zijn, waardoor deze eenvoudig door de consument zi jn aan te passen. Door het toepassen van een semi permanente laag, die over de wandunits wordt aangebracht, blijven de units ook in de toekomst goed demonteerbaar en zij n ze weer her te gebruiken. Samen met het
f
§
>.
" ~
S!
.
i•
•
~ _g '
'î "
to
~
t\lleede pl:megrond
t:::l ,_, _ • .,..... fM JUr. OoJOiua
Afbeelding 3: Installaties
Afbeelding 5: Kosten
ti
....
;:!
~
E
., liD
...
5.... '" ;:!
;i E
"'
"'
". ISU
-DJ
]43
"c:'
"' "' "' '"
a. tD
tD ....
C"
c: :I
l :iD
11 1
"'
'"
"
" .... d,_d
--
J LI KO
c
JUI':O
2• plattegrond
ror:T
0
c
~
C
?<"'
pl>.fond ~rl\-n.tigb o m:.r}nuuöge
~
ëJ'
n ... . d_ d
(plattegrond
a.
c
instJ.Ib.t:ies:
:::J CL
ro
.:lPJrtrorecluti:id-.:: ilTitWtt.:s
Afbeelding 4 : Prototype
Afbeelding 6: Manuren
toepasse n va n milieuvriendelijke materialen, zoa ls s paanpla ten m et een vlaskern voor de wandunits en recyclaat (gerecycled kunsts tof) voor de profielen , maakt dat het systeem erg duurzaam is.
s tandaa rd systeem bestaat uit: metal-stud wa nden me t du bbele gipsbeplating, een plafond sam enges teld uit gipsplate n op regelwerk en een installatieconcept dat ter plaatse op maa t vervaardigd wordt. De vergeli jking bestaat uit twee delen , eerst wordt er gekeken wat de ve rschillen zijn van de aanschafkosten e n een eerste plattegro ndindeling. Vervolgens is er gekeken wat het kos tenverschi l is, nadat er zich een plattegrond verandering heeft voorgedaan . Voor deze berekenin g zi jn we uitgegaa n van een rigoureuze plattegr ond verandering. Geconcludeerd kan worden dat het JUKO systeem na het aa nscha ffen en het monteren bij een eerste plattegrond ongeveer 6ooo euro duurder is dan het standaard systeem . Dit ko mt door de investering d ie gedaan wordt voor de aan pas baa rbeid van het systeem in de toekom st. Na een plattegro ndvera ndering is het standaard systeem op alle onderdelen d uu rder dan het JU 1<0 systeem , hierbij wordt er o ngeveer 8ooo euro terugverdient. De hogere investeringskosten wo rden hierbij terugverdiend. waarbij de grootste terugve rdien posten de in stallaties z ijn. De verhouding va n deze gegevens hebben we uitgedrukt in een te rugverdien percentage. Dit percentage ligt op 75% (6ooo j 8ooo) en wil zegge n dat na het aa npassen van 75% van de plattegro ndindeli ng va n het aa ntal gebouwde wonin gen de extra inves te ringskosten va n het )UKO systeem zijn terugverdiend. Verder blij kt uit de berekening dat het aantal manu ren van het standaa rd systeem veel hoger li gt dan bij het JUKO systeem. Hie rin kan men het hoge IFD gehalte va n het J UKO systeem herkenne n.
Voor de installaties is e r een compleet geïntegreerd installatiepakket o ntwi kkeld, waa rbij het principe van de Fram evloe r wordt geoptimaliseerd . Vanuit deze gedachte zijn we gekomen tot een leidi.ngzo ne die bestaa t uit twee U-vormen m et elk een aparte sti jgleidin g. In deze zones worden geprefa briceerde hoofdleidingen aa ngebracht, die zij n voorzien van koppelingen op vooraf bepaalde plaatsen. Het voeden van de verschillende afname toestellen gesch iedt va nuit deze koppelingen . De riolering en de cv diene n n aar boven geleidt te wo rden, de rest va n de in stallaties naar be neden . Door de m inimale hoogte van de leidin gzone, moeten kruisingen van de maatgevende ins tallaties, riolering en ventila tie, worden verm eden . Vanuit deze ra ndvoorwaa rden en de randvoorwaarde dat er een compleet geïntegree rd installatieconcept ontwikkeld dient te wo rden, waardoor er nadie n geen gaten en sle uven meer in het casco aangebracht hoeven te worden, dienen er voor de afvoe ren van de verschillende vuilwatertoestellen (toilet. douche, bad, enz.) en de ce ntra le verwa rming, sparingen in de Framevloer aangebracht te wo rden. Voor de elektro technische installaties is er in de woningscheidende wa nden en de gevels een rin gleiding aangelegd . Vanuit deze ri Agleidi ng worden de binnenwanden gevoed . Door gebruik te maken van een "slim" gootsysteem, blijven deze installaties bereikbaar en kan de consument zelf. elke dag, de elektragroep aanpassen. Kosten
Met betrekking tot de kosten he!Jben we een vergelijking gemaakt tu ssen een inbouwpakket dat vervaardi gd is uit standaard systemen en ons inbouwpakket (J UKO systeem). Het
2)
Ing. C.A.B. Hendriks
VINEX-locaties en de veranderende maatschappij Woon/werk woningen in de Reeshof te Tilburg Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. ir. J. Wcstra Dr. ir. Y.A.W. de Kort Dr. J. Boomgaa rd Datum afstuderen 24 Februari 2004
Afbeelding
1:
Aansluiting woonwerk woningen met de woonwijk
CJ
vr ...... c:
0.. ID ID
a-c:
::I
0..
~
OT
n
c
m0"
0
Samenvatting Zou het niet mooi z-ijn om in een VINEX-wijk te kunnen wonen , waarin je mee.r kunt dan wonen alleen. Een andere woning, die de mogelijkheid bied om een leven te leven waarin e r meer mogelijkheden zijn voor je eigen initiatief. Bijvoorbeeld een eigen bedrijf beginnen, thuiswerken of je bejaarde ouder bij je in laten wonen. Op een projectlocatie in een VINEX-wijk zijn 52 appartementen en 83 woningen ontworpen , waaronder z6 woonfwerk woningen en 5 werkunits om deze manier van wonen aan te bieden .
c
:!
7'
c
::::l
0..
ro
Trefwoorden VIN EX Tilburg Woonfwerk woningen Flexibiliteit ondergronds bouwe n Afbeelding 2 : Entree parkeergarage
ln een voorga;r nd project was mijn aa ndacht op "he t wonen in Ned e rland" gevestigd. Het project VIN EX zorgde e rvoor dat ik geïnteresseerd raakte in woningbouw e n de hu idige woonvormen iu dit land. Al snel kreeg ik vanuit mijn eigen omgeving, vakgenoten en allerlei m edia de ind ruk dat e r veel ongenoegen over de huidige leefomgevin g heerst. Tijdens mijn afstuderen he b ik studies gedaan over de redene n waarom m ensen ontevrede n zijn ove r hun leefom geving en hoe architecten, stede nbouwkundigen e n de overheid met de woningbouw e n vooral ook met de rl"tensen die e r gebruik va n m aken , omgaan. Dit he b ik gedaan door kritisch naar de m ode rne massawon ingbouw in Nede rland te kijke n. Er is in he t ve rleden al op m eerde re m an iere n getracht het ongenoegen bij de bewoners weg te ne m e n. Naar deze opgedane e rvaringC>n is door mi j onde rzoek gedaan , waaruit blijkt dat e r nog gee n oploss ing is gevonden. Er wordt geconcludeerd dat de woningen te weinig met de m aa tschappij zijn mee veranderd. Mensen hebben te weinig ke uze bij he t kope n en he t hure n van een woning, waardoor ze in ee n wonin g te rechtkome n die niet bij hun leefstijl past. Er moet een grote re variëteit aa n woningen kome n . Op de VIN"EX-Iocatie, de Reeshof te Tilburg, is ingespronge n op de nie uwe belloefles va n de maatschappij . De koms t van de 24u urs eco nomie, de on.tv•ikkeling van de tele m at ica, de toenem e nde pa rticipatie van vrouwen op de arbeidsmark t e n tal van ande re macrovera nderingen stelle n nieuwe eisen aan de woningbouw. De grenzen tussen he t wonen en he t werken verva gen. Het wo ningaanbod is echte r ande rs. De m eest nie uwe woningen ligge n in grote VIN EX-wijke.n , waar de au to on m isbaar is geworden. 's Ochte nds vertre kke n de be wone rs naar hun werk of ande re bestemmingen e n kome n 's avonds pas weer te ru g. Door het aa nbieden van woon/ werk won ingen o ntstaat er weer leven in de wijk. Het fore nsische karakter wordt doorbroken , m e nsen krij gen meer binding met hun wij k en e r ontstaan faciliteite n op buurtn ivea u. Mensen hebben een grotere vrijheid in he t indele n van hun leve n. Door flexibiliteit als hulpmiddel te
Afbeelding 3: Het verlaagde werkgebied
CT
0
c
~
7'
c c..
::J
(!)
Afbeelding 4: Verhouding wonen werken maaiveld
gebruiken, kunnen de woning nop vele ma n ieren ingericht worde n . He t stede nbouwkundig ontwe rp bestaat uit drie delen; werken in de woning, werken los van het wonen e n een tussenligge nd we rkgebied. Doo r het verlagen van het we rkgebied krijgt de woon/werkwoning twee e ntrees. De woonfunctie sluit aan op de woonwijk en de werkruimte sluit aa n op he t werkgebied . Op stede nbouwkundig nivea u onts taat er een binne ngebied , kleine midde nstand z ich kan vestigen en waar de meer openbare functie van he t we rke n , de woonwijk niet'S toort. Stel je woont in Utrecht e n je hebt een bespreking m et iema nd uit Antwerpen. Op de locatie heb je een ruimte gereserveerd waar je elkaar ha lverwege ku nt ontmoeten. Als je aan komt rijden wo rdt je automatisch la ngs de rij m et woningen gele id , waa rdoor je de woonwijk niet in kunt rijde n . Op h e t ei nde van de woning zie je al dat er ie ts gebe urd, door het overhelle nde deel en de to ren , die net boven de be bouwing uit komt. Hier vind je dan ook de inga n g va n de parkeergara ge. je rijdt de gara ge binne n , die 3 m e ter onde r he t m aaiveld ligt en parkeert je auto. Als je de pa rkeerga rage uit komt lope n be vindt je je in he t verlaagde werkgebied , met aan de en e zijde de woon / werkwoninge n e n aan de andere zi jde de panden m e t kantoren. je kunt op m eerde re m a niere n omhoog, waardoo r je in de woonwijk uit komt. In dit werkgebied kun je rus tig vertoeven. Door de combin atie van middensta nd d ie zich in de woon j werk woningen is gevestigd e n de fac ili teiten die in de werkunits zijn ondergebracht is e r gen oeg te doen.
27
J.H. Hetzenauer
Strategische marketingconcepten voor Vastgoed Asset Management Organisaties De eerste stap op weg naar succes Afstudeerrichting Vastgoedbeheer Afstudeercommisie: Prof. ir. W.G. Keeris Drs. C.J .T M. Kokke M.E. Vermeulen
-
Ql
;:;r c
~iguur 1: Operationele effectiviteit versu.s strategie
Datum afstuderen 24 februari 2004
Cl.
.. ~ ~
CT
c
::I
Cl.
~
ëJ'
n
c::
;;-
;:;:
Samenvatting De doelstelling van dit onderzoek is, om vanuit (actuele) strategische marketing literatuur, het naar voren brengen van de aspecten die het succes bepalen van strategische marketingconcepten voor fondsen van VAMO's en aangeven welke stappen zij in de strategische marketingplanning moeten doorlopen om tot dit succes te komen. Voor het behalen van een duurzaam concurrentieel voordeel zijn er achttien aspecten hieruit voortgekomen die het succes bepalen van strategische marketingconcepten. Strategische marketingplanning (SMP) speelt hierin een essentiële rol. De resultaten van het SMP zijn afgeleid van het theoretisch onderzoek. Kenmerkend voor deze scriptie is dat er veel gebruik is gemaakt van schema's en zij kunnen in de praktijk gebruikt worden als instrumenten bij het doorlopen van de stappen binnen het strategische marketing planningsproces. Kortom deze scriptie fungeert ook als handboek. Vijf trefwoorden Strategische m arketingconcepten Duurzaa m concurrentieel voordeel Vastgoed Asset Management Organisaties Dienstverlening Kan torenmarkt
Gedurende de laatste tweeëneenhalf jaar is er een ommekeer gekomen in de kan torenmarkt Het aanbod is m omenteel drie keer zo groot a ls de vraag. Door deze verschuivi ng is de markt onderhevig aan prijsconcurrentie. Beleggers en ontwikkelaars weten nauwelijks raad met deze omslag. omdat zi j voorheen niet competitief hoefden te zijn door de krapte op de markt. Het is onwaarschijnlijk dat de krapte op de ka ntorenm arkt in vergelijking met eind jaren negentig zich in de toekomst ook zal voordoen. Door krimping van de beroepsbevol king en in mindere m ate de 'technologische shock' zal m ogelijk de vraag naar kantoorruimte worden gedempt en het een vragersmarkt bLijven. Dit geeft aanleiding om nieuwe visies e n ideeën te ontwikkelen, m .a.w. hoe spelers op de markt hiermee moeten leren omgaan. Dit onderzoek heeft zich sec gericht op Vastgoed Asset Man agem en t Orga nisaties (VAM O's), maar dit neemt niet weg dat het ook bruikbaa r kan zijn voor andere organisa ties. Prijsconcurrentie is veroorzaakt door de geringe differentiatie rond het verhuren van kantoorruimten. VAM O's gaan de confrontatie met elkaar aan. Deze vorm is gefocust op operationele effectiviteit van kantorenfondsen, dit houdt in da t een onderneming m et dezelfde activiteiten beter wil prestere n dan zijn concurrenten. Deze 'be.st-practice' mentaliteit leidt tot de 'be beter trap'. Het wordt elke dag m oeilij ker om de voorsprong te behouden en door elkaa rs managem enttechnieken te kopiëren gaan VAM O's steeds meer op elkaa r lijken. H et continue verbeteren van de operationele effectiviteit is dus niet voldoende voor een duurzaam concurrent ieel voordeel. Er is strategie nodig, het doen van activiteiten d.ie anders z ijn da n van de concurre nten of het doen van dezelfde activiteiten op een andere wijze. D it betekent voor de kantorenmarkt dat er een radica le herdefi n iëring nodig is, het doorbreken van de bestaande marktstructuur. De eerste stap op weg naar succes ligt in het ontw ikkelen van s trategisd1e marketingconcepten voor kanto-
Fond~
S.rv ~w"ot
Aothtlty Sy.st•nl on
Lcovltt'.s o n Pc-tor~ rnodo l P o rt .:.r ( 1 99(j), LVI11 (t OB(.;)
Çot.tfn-..um Tttrufl (;!'(11')0)
•!'f'l P.el~r::::
( 1 987)
Fond~ Açtlvity SY-'•m
P ·:or1cr ( 1 ~~G)
K•no 1nodo l ~.ton.:. ( 198.:&) •
Figuur 2: Ontwikkelingsproces marketingconcept Dl
-vr c:
Q.
ID ID
ac: :::1
Q.
!!!.. ii1'
n
c
roCJ
0
c:
::: 7' c
::l
0.. Cl)
ren fond sen waarmee zij onderscheidend zijn, prijsconcurrentie verkomen, potentiële huurders aantrekken en daarbij een duurzame relatie mee opbouwen (zie figuur 1). Dit idee komt niet uit de lucht vallen. In dit onderzoek is er een analyse gedaan naar VAMO's die in Nederland mee r toegevoegde waarde willen leveren aan huurders: door bet aa nbieden van producten en services naast het verhuren van kantoorruimten. Dit heeft tot heden nog geen positieve resultaten opgeleverd. In tegenstelling tot o ndernem ingen in de Verenigde State n hebben z ij wel vuist kunnen maken. Uit de vergelijking tussen beide landen blijkt dat het succes niet wordt verkregen door het aanbieden van servi.ces en producten, maar door het ontwikkelen van strategische marketingconcepten. De doelstelling van dit onderzoek is, om vanuit (actuele) strategische marketing literatuur, het naar voren brengen van de aspecten die het succes bepalen van strategische marketingconcepten voor fonds en van VAMO's en aangeven we.lke stappen zij in de strategische marketingplanning moeten doorlopen om tot dit succes te komen. Voor bet behalen van een duurzaam concurrentieel voordeel zijn er achttien aspecten navoren gekomen die het succes bepalen van strategische marketingconcepten, waarvan er drie zeer evident zi jn: ·· Focus op target group. Een strategisch marketingconcept moet ontwikkeld z ijn voor een bepaalde doelgroep. Een value proposition kan dan alleen bereikt worden door zich te ver plaatsen in de bekende en onbekende (latente) behoeftes van deze doelgroep. * Het operationeel houden van een marketingconcept vereist binnen een VAMO een eigen organ isatie-unit. Een organisatie-unit die twee of m eer marketingconcepten operationeel houdt, verwaarloost het ene en specialiseert zich in het andere concept of levert éé.n laag nivea u aa n services voor beide concepten.
·· Brand-identity. Elke fonds van een VAMOmeteen bepaald marketingconcept zal een eigen merknaam dragen om communicatie met aandeelbouders en huurders te vergemakkelijken. De naam van een VAMO zelf blijft op de achtergrond. Strategische marketingplanning (SMP) speelt hierin een essentiële rol. De resultaten van het SMP zijn afgeleid van dit theoretisch onderzoek. Er moeten zeven stappen worden ondernomen om een succesvolle marketingconcept te ontwikkelen (zie figuur 2).
J. van
Hoof
Should thermal comfort evaluation standards be changed in the Netherlands? Afstudeerrichting Fys ische Aspecten van de Gebouwde Omgeving Afstudeercommissie Prof. dr. ir. j. L.M. Hensen Prof. dr. J. E.M .H . van Bronswijk Dr. L.G.H . Koren Ir. C.E.E. Pernol Datum afstuderen 24 februari 2004 Samenvatting Standards governing thermal comfort evaluation are under a constant cycle of revision and public review. Th is study investigated the need of standard changes in the Netherlands in order to improve the quality. Methodologies used in this study are desk research and indoor and outdoor thermal comfortfield research. The PMV-model and the new adaptive comfort standard prescribed have limitations to their validity and application range. Future standards should address the influence of personaf control and refer to the influence of thermal comfort on productivity. Current revisions willlikely have little influence on Dutch engineering practice.
JO
Trefwoorden Thermal comfort Standards Pred icted Mean Vote, Adaptive Comfort Standard Revis ions
Figuur 1: Close up of measurement set in the secretary's office (Vertigo o6). The two black globes for measuring globe or radiant temperature are prominently shown.
Standards goveruing thermal comfort evaluation s uch as the European ISO 7730 [II and the North-American ANS ijASHRAE Standard 55 [21 are u nder a constan t cycle of rcvision and pub!ie review [31· The process of s landard revision is one of reaching consensus between the various stakeholders [21. Th is study investigated the need of thetmal comfo rt evaluation standard changes in the Netherlands, since thermal com fort is an important param eter in the building design process and contributes to overall satisfaction, health and higher productivity [4.51· The aim was to irnprove thc quality of the above mentioned standards. Methodologies used in this study are desk and fi eld research. Methods described in current standards and the upcom ing revi· sions, as wel! as advances on thermal comfort evaluation were investigated by desk research. Methods stated in current [1,2] and revised standards [3] were then tested through thermal comfo rt measurements ca rried ou t in the secretary's offi ce on the 6th floor of the Vertigo building in the city of Eindhoven in summer. Th is field research made use of an indoor measure· ment set including instruments for air temperature, relative humid ity, globe temperature and air velocity (Figures rand 2). Sim ultaneously outdoor air temperatures were monitored. The most important new fea ture in the revised standards is specifying th ree categoriesof environmental quality for general and local thermal comfort, depending on the desire~ and demands of the customer. ANS I/ ASH RAE Standa rd 55 wil! incorporate the Predieled Mean Vote model by Fanger [61 for assessing general thermal comfort, as wellas an adaptive comfort standa rd for naturally ventilated office bui ldings [7,8,9). Somc a spects of thermal comfort evaluation standards need further ad jus tments or research , s uch as the PM V· model's validity and application range [IO,III, the combined effects of general and local discomfort [31· transient thermal conditions [12), interactions with other indoor paramete rs [IJ.I4], and people other
Figuur 2: Measurement set with notebook and loggers (on desk). The stand contains instruments at for heights (o.1/o.6/1.1/ 1.7m) in compliance with ISO 7726 [18] and ASHRAE Standard 55·
31 than healthy adults to whom Cl.lrre nt standards ca nnot bc applied without errors. Future standards should address the influence of personal contro l [15) on the perception of thermal comfort and refer to the substanlial influe nce the indoor environment has on productivity and thus economie output [4.5]. The adaptive comfort standard for naturally ven tilatcd office bui ldings c.an only be used during months with mean monthly air tempe ratures of over 10' C (for the Nethe rlands May to October). The m etbod does not apply to mixed mode buildiugs [7.8 .9 ). which form the majority of office buildings in the Netherlands. The model was found to allow for limited energy savings, although the poss ibility of energy savings is a lso debatcd [1 6]. On hot days (s umme r 2003) cool in g requirem ents can be reduced up to 3-5 K. Althou gh changes to future standards regarding thermal comfort remain desired , curren t revisions wiJl likcly h ave litlle influence o n Dutch e n gineering practice. Dutch Gove rnment Building Age ncy directives and guide.line CR 1752 [17] a lrc.ady cover many of the oncoming changes.
Ing. T.E.A.van Hoof
Kostenbewust uitvoeren van staal constructies Afstudeerrichting Uitvoeringstechniek
\J~
- - -+
. • w~•talllf bl)11;t!Vc!',..,,:Qj01l
Afstudeercommissie Dr. ir. E.W. Vaster! Ir. E.R. Poortman R. Damsteegt Datum afstuderen 24 februari 2004
Dl
ür
r::
0.. ID ID
.... er r::
:::1
0..
~
Ql' ,.., c
~
Samenvatting Bij mijn afstuderen heb ik onde rzoek gedaan naar verschillende werkwijzen voor het uitvoeren van staalconstructies bij hoogbouw. De aanbestedingfase bij ZNS-Hollandia is van korte duur. In deze kort periode moeten snel beslissingen worden gemaakt om de werkwijze voor de uitvoering te bepalen. Voor dit knelpunt heb ik een rekenmodel ontwikkeld, een Decision Support System. Dit OSS die nt als ondersteuning in de aanbestedingsfase, de gebruiker maakt de uiteindelijk keuze. Het DSS geeft niet alleen de goedkoopste werkwijze maar ook een verklaring waarom deze werkwijze de goedkoopste is.
Figuur 1: DOS Model
c:r
g 2~ =>
~
Trefwoorden Uitvoering Staalconstructies Hoogbouw Werkwijze Regress ieanalyse
32
Figuur 2: Bundel stalenbalken
ZNS-1-Iollandia is een staalco nstructiebedri jf dat betrokken is bij hoogbouwprojecten in Nederland en in Europa. Bij de aanbesteding van een project wordt binnen twee á drie weken een prijs begroot waarvoor ZNS-Hollandia de staalconstructie kan realiseren. In deze korte periode worden veel beslissing geno me n die la ter een grote invloed hebbe n op het ui tvoeringsproces. Enkele keuzes zijn: hoeveel m edewerkers zet ik in(arbeid) , zet ik een hoogwerker in i.p.v een ladder(rnaterieel) , hoe lang maak ik mijn vloerba lken en hoe hoog m ij n kolomme n(mate riaal) ) Naast deze keuzes geeft Z NS-Hollandia advies over de in te zetten toren kraan. Het uitvoeringsproces van een staalconstructie bestaat uit een geheel van activite iten waaruit het maken van een constructie bestaat. Deze activiteiten kunnen door inzet van de productiemiddelen arbeid. materiaal en materieel op verschillende manieren wo rden ui tgevoerd . Combinaties tussen deze drie productiemiddelen leveren verschillende werkwijzen op. Het kiezen van de werkwijze voor het uitvoeren va n een staalconstructie vindt plaats op basis van gevoel en ervaring. Maar is dit wel de goedkoopste werkwi jze? Invloeden op de werkwijze De keuze voor de werkwijze voor het uitvoe ren va n ee·n staa lconstructie vindt plaats in de ontwerp- en projectvoorbereidingsfa se. In deze fa ses wordt het project gean alyseerd door het projecttea m op de project gebonden kenmerken. Pro jectgebonden kenme rken zijn die kenmerken die invloed uitoefenen op het uitvoeringsproces. Ze be palen de mogeli jke werkwij zen. De hoogte va n de draagconstructie, de stram ie nmaat, oppervlakte verdiepingsvorm en de vorm van de plattegrond zi jn de ontwerpkenmerken. De hoogte van de constructie is bij een hoogbouwproject van grote invLoed op de werkwi jze. Zo speelt het win dverlet een grote rol. Hoe hoger het gebouw wordt hoe harder het waait, en bij windkracht zeven kan er niet meer gewerkt worden. Een torenk raan met een trage hijss nelheid kan de uitvoeringstijd
nadelig beïnvloeden. Het toepassen van bundels kan dan een oplossing zi jn. Bundels zijn een aa ntal sa mengebonden vloerbalken(zie figu ur r, bundel stalenbalken), deze worden gezamenlijk naar boven gehesen waa r ze weer één voor één worde n gemonteerd. De lengte en zwaarte va n de vlocrbalken is afhankelijk van de stra mienrnaat. Bij een grote stramienmaat zijn de balken lang en zwaa r, daar ze veel vloeroppervlak moeten d ragen. Een kleine stram ienmaat geeft meer ba lke11 dat hetzelfde gewicht moet dragen en daardoor lich ter. Meer balken betekend meer bewerkingen en een langere uitvoeringstijd . Het oppervlak van de verdieping heeft een invloed o p he t aa ntal en type toren kraan. De kolommen bij hoogbouwprojecten zijn kolommen over een hoogte van 10 á 12 meter, deze hebben een gewicht va n een 9 á 12 ton . Bij een groot oppervlak m oet de ingezette torenkraan dit gewicht we l kunne n h ijsen. Mocht dit niet het geva l zijn dan kunnen de kolo mmen korter gemaa kt worden. Echter, veel korte kolommen betekend wel meer montageverbindingen en dat geeft een langere uitvoeringstijd. Voor de keuze naar type kraan zijn er twee mogelijkheden, een loopkattorenkraan of een toptoren kraan , figu u r 2 , loopkat- en toptorenkraan . De toptorenkraan heeft een hogere hu ur prijs maar heeft ook een grotere hijscapaciteit. Bij twee loopkattorenkranen treed het probleem op dat ze elkaar in de weg zitten met de gieken, twee loopkattoren kranen kunnen niet ongehinderd op een klein oppervlak werken. De uitvoeringstijd duurt daardoor langer. Twee toptorenkra nen kunnen wel ongehinderd la ngs elkaar werken op een klein oppervlak. Doelstelling ZNS-HoUandia wil graag weten wat de goedkoopste werkwijze is voor het uitvoeren va n een staalconstructie bij hoogbouw. Doordat er weinig tijd is in de o ntwerp- en projectvoorbereidingsfase wi l het projectteam graag een hulpm idde l dat ka n assisteren in hun besliss ing. Het doel van het afstuderen luidt "Het maken van een beslis-
---------------
Figuur J: Loopkatkraan
,...,.
m
;:;:
Figuur 4: Toptorenkraan
singmodel voor ZNS-Hollandia om op basis van het ontwerp, uit een aantal onderzochte werkwijzen, de goedkoopste werkwijze voor het uitvoeren van een staalconstructie bij staalhoogbouw te kunnen kiezen en te verklaren" De oplossing is gevonden door het ontwerpen van een Decision Support System (DSS). Een DSS is een model waarin kennis geraadpleegd en aangepast kan worden. Het model geeft een voorspelling van de kosten voor het uitvoeren van een staalconstructie, bij gegeven ontwerpkenmerken. Naast een voorspelling geeft het DSS de invloeden van de projectkenmerken en van de proceskenmerken weer op de variantie van de kosten, wat een onderbouwde keuze mogelijk maakt. Het Decision Support System is ontstaan na het uitvoeren van onderzoek naar de kosten van een werkwijze voor het uitvoeren van een staalconstructie, op basis van het ontwerp en naar de invloeden van de ontwerp- en proceskenmerken op de kosten voor het uitvoeren van een staalconstructie. In het onderzoek is gebruik gemaakt van een steekproef, waar bij vastgestelde ontwerpkenmerken in combinatie met verschillende werkwijzen voor het uitvoeren van een staalconstructie de kosten zijn bepaald. Met behulp van regres-sieanalyse is op grond van de steekproef vervolgens een kostprijsmodeJ ontwikkeld. Met regressieanalyse is het verband tussen de kostprijs van een werkwijze voor het uitvoeren van een staalconstructie en het ontwerp met de kenmerken vorm plattegrond, oppervlak~ verdiepingsvloer, hoogte staalconstructie en stramienmaat te voorspellen. Met deze analysetechniek zijn bovendien regressielijnen gemaakt. De regressielijn geeft een trend aan van het verloop van de kosten. Zo kan bijvoorbeeld een voorspelling worden gedaan over de invloed van de hoogte van een staalconstructie op het verloop van de kosten voor het uitvoeren van een staalconstructie. Het onderzoek is afgebakend naar werkwijzen, projectkenmerken en kosten.
33 De werkwijzen variëren in productiemiddelen die betrekking hebben op de activiteit verticaal transporteren van staalelementen. Het gaat om: aantal, soort torenkranen en het aantal hijsbewegingen van de torenhanen. Het OSS adviseert op basis van de volgende ontwerpkenmerken: vorm plattegrond, oppervlakte verdiepingsvloer, hoogte staalconstructie en stramienmaat De kosten welke in het OSS zijn opgenomen, zijn de kosten die de keuze van een werkwijze kunnen bepalen. Dit zijn de montagekosten , de torenkraankosten en de kosten voor het bundelen van staalelemen ten. Het uitvoeren van een staalconstructie is het goedkoopst bij een grote stramienmaat De reden hiervan is vooral dat er dan minder staalelementen te monteren zijn. Het inzetten van één torenkranen is bij een verdiepingsoppervlakte van minder dan 85om2 is altijd het goedkoopst. Pas bij een verdiepingsoppervlak van boven de 900m2 wordt de inzet twee torenkranen goedkoper.
Ing. J.A. Janssen Ing. A. Laaper
Onderbouwd Kiezen, een keuzemodel voor cascovarianten
Gebouweigenschappen
Afstudeerrichting Uitvoeringstechniek Afstudeercommissie Dr. ir. E.W. Vastert Ir. E.R. Poortman Ir. F.C.J. Rienks
Besturing: Ervaring Gevoel Persoonlijke voorkeur
l_.---.:t_----,
r - - - - - ---:- -- - ,
_ j cas~~:=r~ant ~~~;;;~~:nan_t_:
Mogelijke cascovarianten
'-----.----'
... op basis van ds kostprijs??
laagst ~
Kiezer· Afd. Vastgoed Constructeur Architect
Datum afstuderen 2 4 februari 2004
Ql
-
ür c:: c.. tD
..,tD C"
c::
::l
c..
!E.. ill n
c
;; ;::;: o-
g
~
§
g-
34
Samenvatting Bij Hurks Bouw & Vastgoed B.V. wordt de cascovariant op het moment niet gemaakt op basis van de kostprijs. Om het kieze.n van de goedkoopste cascovariant op basis van de kostprijs te kunnen maken is een keuzemodel opgesteld. Dit keuzemodel is gebaseerd op 270 begrotingen die met regressieanalyse verwerkt zijn tot modellen. Hiermee kan door het invoeren van de stramienmaat, het aantal bouwlagen en het aantal beuken de kostprijs van een casco bepaald worden waarna de goedkoopste cascovariant gekozen kan worden .
Figuur 1
Trefwoorden Keuzemodel Casco Regressie Begroting Koste n
Figuur 2
He t make n van een keuze voor de goedkoops te cascovariant voor kantoorgebouwen kan op dit moment ni et ee nduidig plaatsvinde n (z ie figuur 1). Met een cascovariant wordt hie r he t same nhange nd ge heel van kolomme n. balken en vloe re n bedoe ld (zie figuur 2). Op dit moment is deze ke uze vaak afhankelijk van de rvaring, gevoel en pe rsoonlijke voorke ur van de ki e.ze.r. Hi e ruit kwam dan ook de vraag vanuit Hurks Bouw & Vastgoed B.V. om een manie r te vind e n o m he t best maakbare kantoorgebouw eenduidig te kunn en va s tstellen. Maakbaarheid is een ruim begrip en door ve rd (' re analyse we rd duidelijk dat de best maakbare cascovariant, uite raard m e t behoud van de gewenste kwaliteit, de cascovariant m e t de laagste kostprijs zou moeten zijn. Van hieruit is he t doel van het afstudeerwerk gesteld op bet onderbouwd kiez en van een cascovariant op basis van de kostprijs. Hiervoor is een ke uze model ontwikkeld dat op basis van zo min mogelijk gegeven s , in een vroeg stadium van het ontwerpproces, de goedkoopste cascovariant aan kan geven. In dit afstudeerwe rk is onde rsc he idt ge maakt in vijf cascovarianten. Deze vijf cascovariante n worde n breed toe gepast binnen Hurks Bouw & Vas tgoed B.V.: 1. Staalconstructie in co mbinatie m e t een kanaalplaatvloer; 2. Staalcons tructie in combinatie m e t een s taalplaatbetonvloer; 3· Een in s itu betoncons tructie me t ee n in situ betonvloer; 4- Een in s.itu betonconstructie m e t ee n breedplaatvloer; 5· Geprefabriceerde betonn e n kolommen en balke n met een kanaalplaatvloer. Vier kenme rken van kantoorge bouwen zijn hierbij gevarieerd: de stramienmaat, .lte t aantal beuken, het aantal bouwlagen en de situatie. Deze kenmerken he bbe n de volgende waarden gekre-
gen: · Stramienmaat · Aantal be uke n · Aantal bouwlagen ·Situatie
4·8. 6,6. 7.8 mr 5 · 8 · 20 stuks 2 · 4 · 15 stuks Krap · Ruim bouwterrein
2501 -
o j~ ~ 200- ~
~ ~
I
cascovariant staal-kanaalplaatvloer
I
• staal-staalplaatbetonvloer In situ-In situ vloer . In situ-Breedplaatvloer • Prefab-kanaalplaatvloer
'[ 150
iiî 0
:.:: 100 -'---~-----,-
5,0
6.0
7.0
Stramienmaat
Figuur 3 Keuzemenu
Figuur 4
Als onde rbouwing van het keuzemodel hebben de kostprijzen van alle 54 mogelijke com binaties van deze gebouwkenmerken voor alle vijf de cascovaria nte n gediend . Binnen deze begrotingen zijn de bouwkosten van het casco, de algemene kosten e n de tijdsgebonden kos te n in de totale kostprijs meegenomen. De tijdsgebonde n kosten bestaan uit loon- e n prijswijziginge n en de rente tijdens de bouw. Bij alJe combinaties van gebo uwkenmerke n zij n bi jbehorende planningen e n constructiebe rekeningen gem aa kt om de juiste gegevens in de begrotingen in te voeren. Op bas is va n deze 270 begroti ngen, is he t keuzemodel opgeste ld . Me t behulp van de sta tistische methode regress ieana lyse is aa n de hand van de berekende kostprijzen van de 54 combinaties een schatting aan te geven van dt> kostprijs van andere combinaties van toekomstige ka ntoorgebouwen. Dit wordt weergegeven in een vergelij king waa rbij de geschatte kostprijs als func tie van de gebouwke nmerke n wordt beschreven. Figuur 3 geeft bijvoorbeeld de vergelijking van de in vloed van de stramienmaat op de vijf cascovarianten weer. Me t dit keuze model is he t nu m ogelijk o p een snelle m a nier een schatting te doen van de kostprijzen van vijf cascovaria nten (z ie voorbeeld in figuu.r 4 ). Hie rmee kan in een vroeg stadium van het ontwe rpproces, op het moment dat weinig gegevens beschikbaar zijn , de goedkoopste cascovarian t s nel worden gekozen zonde r alle varian te n helemaal door te re ke ne n . Door het aangeven va n de nauwkeurigheid van de u itkomst va n he t model e n de vele kostpri jze n die als onderbouwing van he t keuzemodel hebbe n gediend, is de keuze o f het advies ook als betrouwbaar te beschou wen. De verwachting is dat Hurks Bouw & Vastgoed B.V. m e t behulp van dit keuzem odel de kosten va n kantoorbouwprojecte n wat betreft he t toegepaste casco, zo laag mogelijk kan houde n. Zeker wannee.r he t model in een zo vroeg mogelijk stadium va n he t on twerpproces wordt toegepast omdat hier de invloed op de kosten he t groots t is.
35
N.M.). )anssen R.D. jaspars
Maatschappelijke waarde bij gemeentelijk vastgoed Afstudeerrichting Vastgoedbeheer Afstudeercommissie Prof. ir. W.G. Keeris Ir. H. Meeuwis Ing. G. Kloos
------------------ ',
.·
r.~
-4----~--·· s t.rategisc h
gebruik
®
Datum afstuderen 24 februari 2004 Samenvatting Dit onderzoek gaat in op maatschappelijke waarde bij gemeentelijk vastgoed. Daarbij wordt antwoord gegeven op de vraag welke waardebepalende factoren er zijn en hoe deze kunnen worden gekwantificeerd om bruikbaar te zijn bij besluitvorming in de gemeente. Voor het kwalificeren va n de waardebepalende factoren is gekeken naar vier belangen rondom het vastgoed. Deze belangen zij n verwoord in de financiële, strategische, functionele en gebruikswaarde van een object. De combinatie van deze "deelwaarden" worden ingezet om de waarde va!Lhet huidige vastgoed te bepalen en adviezen voor verhoging van de waarde voor de gemeente te geven.
~· rr~~
.ît l~\l_j
financieel
.
Figuur 1: Combinatie waardering object en functie voor de waardering maatschappelijk gemeentelijk vastgoed
Trefwoorden Vastgoedbeheer Gemeen te Maatschappelijk Gebruikswaarde Figuur 2 : Gebruikswaarde
Inleiding Er is een tende ns gaande die is gericht op professioneler beheer van h et gemeentelijk (maatschappelijk) vastgoed alsmede het samenvoegen van het beheer van het gemeentelijk vastgoed. Om aan het beheren van deze vastgoedportefeuille een goede invulling te geven dient e r voldoende informatie beschikbaar te zijn ter ondersteuni ng van vastgoedbeslissingen. Een belangrijke factor hierin is de complete waardering van dit vastgoed. De manier waarop moet worden aangekeken tegen het bepalen van de waarde van maatschappelij k vastgoed is nog onduidelij k. De doelstelling van het onderzoek is daarom: "Het in beeld brengen van de waardebepalende factore n van gemeentelijk maatschappelijk vastgoed en deze waa rden vervolgens te kwantificere n." Gemeentelijk vastgoedbeheer Gem eentelij k maatschappelijk vastgoed betreft het vastgoed in de vastgoedportefeuiJle van de gemee nte dat gebruikt wordt voor de huisvesting van ma atschappelijke functi es. Door middel van dit vastgoed wordt voorzie n in een maatschappeli jke behoefte, welke wordt ondersteund door de gemeente. Waarderen van maatschappelijk vastgoed Bij de waardering van maatschappelijk vastgoed gaat het met name om het helder m aken van uitgaven en de reden voor het doen van deze uitgaven. Om de juiste huisvesting te realiseren en behouden, is inzicht nodig in de belangen die rond het vas tgoed spelen. Deze belangen worden in de fu nctionele, finan ciële, strategische en gebruikswaarde uitgedrukt. De co mbinatie van deze waardering levert zowel voor het vastgoedbedrijf als het gem eentelijk bestuur de benodigde informatie om beslissingen over het vastgoed te staven. Functionele waarde De functionele waa rde van het object komt voort uit het matchen van vraag en aan bod van de kwalita tieve en ruimtelijke
Figuur 3: Functionele waarde
Figuur
s: Strategische waarde
~
y~ I ~~ er 0
c
:E
~
c ::>
Q_
"' Figuur 4: Combineren van de waardes en terugkoppeling
Figuur 6: Financiële waarde
aspecten van gebo uw en loca tie. De fun ctionaliteit voor de huidige functie vormt het uitgangspunt.
Vooral voor het o pstellen van een tactisch vastgoedbele id zijn de waarde ringen va n belang. Wanneer het tactisch beleid is bepaald kunnen vervolgens op basis van de waarderin gen van de objecten de portefe uille acties worden benoemd . De waarderingen hebben betrekking op de indjviduele obj ecten . De eindwaardering kan voor het vastgoedbedri jf als hu.lpmiddel d ienen voor het beheer van de voorraad. Voor de politiek dient de waa rdering vooral voor de evaluatie van de fu nctie en de huisvestingskosten dje daarbij gemaakt worden.
Gebruikswaarde De gebruikswaarde is gebaseerd op het ge bruik dat de maatschappelijke functie va n het o bj ect maakt. Kosten voor het exploite ren van het o bject worden geaccepteerd, omdat het object noodzakelijk is voo r de uitvoering van de functie . Voor het vas tgoedbedrijf is de waa rdering een indicatie voor de mogelijkhede n voor combineren doo r toevoeging van functies in een o bject. Financiële waarde De financiële waardering van het maatschappel ij k vastgoed is gestoeld op het effi ciënt aa nbieden van de huisvesting. In welke m ate de huisvesting efficiënt wordt aangeboden wordt in beeld gebracht door de kosten van het eigen vastgoed helder te m aken ten opzichte van de alternatieven in de po rtefeuille en de markt. Strategische waarde Bij het toekennen van strategische waard e is het uitgangspunt dat het o bject van de gemeente blij ft. De gem eente kent dan vanuit het beleid waarde aan het vas tgoedob ject toe met als gevolg dat eventuele inefficiënte kosten geaccepteerd worden. Combineren van de waardes en terugkoppeling De vie r hiervoor bespro ken waarden gezamenlijk geven een totaalbeeld van de waarde van een obj ect voor de gemeentelij ke doelstellingen in de huidige situatie. Door het combineren va n de waa rdes kan extra inzicht in het presteren van de maatschappeli jk vas tgoed voorraad worde n verkregen . Dit vormt een evaluatie van de prestatie va n het bezit van de gemeente voor zi jn beleidsdoelstelli ngen. De prestatie op de deelwaa rdes geeft aan waar de aa ndacht o p gevestigd moet worden om de waarde van het vastgoed te verhogen .
Conclusie De waardebe palende fa ctoren van m aa tschappelijk gemeen telijk vastgoed is de com bina tie van de finan ciële, functionele, strategische en gebruikswaarde. Het combineren van de waa rderingen geeft een advies voor vervolgonderzoek met betrekking tot het o ptimaal gebruik en de besteding van m iddelen gerelateerd aan het vastgoed. Het advies is daarbij gericht aan het vastgoedbeddjf of aa n de politiek fdienst. Het m<~a tsch appelijk vast goed krij gt door de combinatie van de genoemde vier waarderingen een waa rde voor de gemeentelijke o rga nisa tie. Uit de casus is naar voren gekomen dat de gehanteerde m ethode praktisch bru ik bare informatie oplevert voor het vastgoed bedrijf en de politiek/ diensten .
37
K.j. de jong
Stadsvernieuwing in Klarendal Evaluatie van het "bouwen voor de buurt" en plannen voor de toekomst Afstudeerrichting Stedebouw Afstudeercommissie Prof. dr. H. Fassbindcr Dplg. S.S.S. Rousseau Drs. ).).AM. Smeets Datum afstuderen 27 januari 200 4
Afbeelding 1: Situatie in de jaren '70
Samenvatting In het afstudeerproject is onderzoek gedaan naar de oorsprong van aanwezige leefbaarheidsproblemen in de Arnhemse wijk KlarendaL Daarvoor is onder andere een evaluatie uitgevoerd van het "bouwen voor de buurt" uit de periode 1972·1987. Naar aanleiding van dit o nderzoek is een strategie opgesteld om de leefbaarheidsproblemen op te lossen. Doel van de strategie is het verbeteren van de leefbaarheid voor de zittende bewoners.
0" 0
c
::;; c "" :J
0..
ro
Trefwoorden Stadsvernieuwing Bouwen voor de buurt Integrale vernieuwing Grotestedenbeleid Leefbaarheid Klarendal
In de jaren ' 90 legden vier grote steden de basis voor een beleid dat later verder uitgewerkt zou worden tot het Grotestedenbele id. Doel van dit beleid was het revitaliseren van de steden in Nederland. Met 25 steden e n 5 aanleungemeenten maakte het Rijk afspraken over de doelstellingen die deze steden in het kader va n dit beleid moesten halen en koppelde hieraan geldelijke steun. Met die geldelijke steun werden in de steden herstructureringsprojecte.n opgestart, waarvan de voortgang door het Rijk werd gecontroleerd met een monitor. Uit de praktijk is gebleken dat veel steden de doelstellingen slechts kunnen halen door het verplaatsen van de zittende bewoners. Deze veelal minder draagkrachtige hui shoudens dreige n "stadsvernieuwingsnomaden" te worden om dat zij vaak terecht komen in wijken die op korte termijn gehe rstructureerd gaan worden of die dreigen uit te groeien tot een nieuw aandachtsgebied voor herstructure· ring. Centraal in het onderzoek heeft de wi jk Klarendal gestaan . Kla.rendal is tussen 1972 en 1987 grond ig vernieuwd met een "bouwen voor de buurt"-s trategie, waarin vernieuwing voor de zittende bewoners centraal stond . Tegenwoordig spelen er spelen echter nog steeds problemen in de wijk waardoor zij kan worden aangemerkt als probleemwijk. De gemeente Arnhem heeft daarom in sa menwerking met de Werkwinkel Klarendal het afgelopen jaar een project opgestart om de leefbaarheid van de wijk te verbeteren. Op langere termijn wordt met het project "Klarendal kom op!" een vernieuwing van de wijk beoogd. Gezien het feit dat de wijk ongeveer 20 jaar geleden al een grote vernie uwing heeft ondergaan lij kt het erop dat deze vernieuwing niet heeft kunnen voorkomen dat Klarendal nog steeds een problee mwijk is. Was de strategie niet goed of zijn er factoren geweest die de strategie (deels) hebben doen falen? Of staan de huidige problemen los van de eerder gesignaleerde problematiek) Om de leefbaa rhe id van Klarendal in kaart te kunnen bre ngen is in dit onderzoek gebruik gemaakt va n de re putatiebe nadering van Hortu la nus. In deze benade ring wordt ervan uitgegaa n dat bewoners z ich vestigen in de buurt m et de hoogste statu s die zij
Afbeelding
2:
Nieuwbouw uit de jaren '70
zich kunnen veroorloven, maar wel tussen mensen die niet te veel verschillen qua levensstijl en maatschappelijke positie. Het leefk limaat van een wijk is dan gebaat bij fysieke en sociale ken· merken van een wijk, waarmee de bewoners geassocieerd willen worden en die vertrouwen wekken voor de toekomst. Deze eigenschappe n van een wijk zijn in kaart gebracht in vijf dimensies: de dimensie vnn de gebouwde omgeving. de sociale dimensie, de economische dimensie, de institutionele dimensie en de locatiedimensie. Binnen deze indeling is gebleken dat de problemen die in Klarendal in de jaren '70 werden gesigna leerd vooral betrekking hadden op de dimensie van gebouwde omgeving (slechte kwaliteit van de won ingen en de woonomgeving) en de socia le dimensie (onevenwichtige bevolkingssamenstel ling qua leeftijd en gezinsfase). De vernieuwingsstrategie die werd ingezet om deze problemen op te lossen was echter breder en beperkte zich niet tot deze twee dimensies. De belangrijkste doelstelling was het behoud van de aanwezige wijk· en buurtreJaties en het mogelijk maken van de terugkeer van voormalige bewoners. De strategie kan dan ook met recht aangemerkt worden als "bouwen voor de buurt". Uit de eva luatie van deze aanpak kan geconcludeerd worden dat de verni.euwingsstrategie binne n de gestelde doele n succesvol is geweest. Men heeft oprecht geprobeerd de leefbaarheid naar inz ichten van die tijd zo goed mogelij k te verbeteren voor de z ittende bewoners. Terechte kritiek op de strategie kan geleverd worden op de onsamenhangende stedebouwkund ige structuur, die is ontstaan door uitvoering van de vernieuwing in verschil· lende deelprojecten zonder vooraf gesteld stedebouwkund ig eind plan. De vernieuwingsstrategie gaf slechts ra ndvoorwaarden voor het proces. Een tweede punt va n terechte kritiek is een verkeerde inschatting van maatschappelijke ontwikkelingen waarvan de gevolgen op lange termijn niet goed zijn overzien. De belangrijkste ontwikkelingen in Klare ndal die een rol hebben
Afbeelding 3: Nieuwbouw uit de jaren 'Bo
Afbeelding
s: Situering van Klarendal in Arnhem Dl
ür .... c: c..
I!) I!)
..,
C"
c: ::> c..
I!)
rr 0
c:
:E
7'
c:
::::l
a.. ro
Afbeelding 4: Rehabilitatie uit de jaren 'So
Afbeelding 6: Klarendal voor de vernieuwing
gespeeld zijn het toegenomen autobezit en de toegenomen individualisering (afname van gem eenschapsgevoel).
vem ie uwing van Klaren dal zal een uitgebreid beeldkwaliteitsplan zijn, zoa ls ook voor Malburgen is ontwikkeld. Dit plan doet zowel uitspraken ove.r de hoolèlstructuu r van de wijk op m orfologisch ge bied als over de groe n- e n verkeersstructuur. Daarnaast geeft het plan het streelbeeld van de afzonde rlijke plekken aan in inrichting, sche iding tussen openbaar- privégebLed, eisen aan de be bo uwing e n de bestrati ng. Naast dit uitgebreid e beeldkwali teitsplan zijn maatregelen nodig binnen de andere dimensies, zoab een sociaal plan gericht op continue zorg e n betrokkenheid van de bewoners en ter vers terking van de sociale cohesie e n een economisch plan gericht op h e t stimuleren van de bevolking in scholing e n he t vinde n va n werk e n het optimalisere n van de aanwezige bedrijvigheid. De maatregele n moete n worden doorgevoerd in same nwerk ing en sa menspraak m et de al aanwezige bewonersorganisaties. De vernieuwingsstrategie is bedoeld als ricl1tlijn voor toekomstige ontwikkelingen waarin een streefbeeld wordt vastgelegd. Klarendal is niet gebaat bij een nieuwe kortdurende, inte nsieve vern ieuwingsingreep.
Voor een deel is de huidige problematie k dus terug te voeren op een te kort schie te nde strategie. Andere problemen zijn nieuw in die zin dat zij pas de laats te jaren zijn opgekome n (zoals de d wgsove rlast, de verloede ring e n het vuilnistoerisme). He t meest opvallend zijn problemen die lijnrech t staan tegenover de doelstellingen van de eerder gevoerd e strategie. In Klarendal gaat he t dan om de concen traties va n minder-draagkrachtige huishoude ns in een eenzijdig sa m e ngestelde woningvoorraad van huurwoningen in de goedkoopste prijscategoricën. Dit wordt nu als een problee m beschouwd , te rwijl he t in de eerder gevoerde strategie expliciet de bedoeling was de wijk zodanig te vernie uwen, dat ook de m inder-draagkrachtige bewoners er konden blijven wonen in sociale huurwoningen. De toenmalige aanpak is echter s uccesvol gebleken het verdie nt aanbeveli ng in een toe komstige vernie uwing de tegenwoordig alom gehanteerde doels tellin g va n sociale e n economische m e nging opnieuw legen he t licht te houde n om zo he t ontstaan van s tadsvern ie uwingsnomaden te voorkomen. Toch moet deze vernieuwingsstrategie breder zijn dan de in de ja.ren '70 e n '8o gevoerde strategie, waarin vooral bouwtechnische aspecten centraal stonde n. De nieuwe stra tegie moet integraal van vorm zijn en techni sche, economische e n sociale aspecten omvatten. Als model voor zo'n integrale vernieuwing is de herstructureri ng van Malburgen in Arnhem ge bruikt. Uit de analyse van de vemieuwingsstrategie voor Malburgen is gebleken dat de gesignaleerde proble ma tie k e n de aanpak van deze proble m atiek valt binne n alle dimensies van leefba arheid volgens de reputatiebe nadering. Uit de integrale strategie voor Malburgen zijn d iverse maatregele n interessa n t o m in Klaienda l (in aangepaste vorm ) toe te passen. Het belangrijkste onderdeel van de integrale strategie voor
39
A.M.R. Klijn
.
G,..n~n
Ton-lronrn Omloop
Golfstromen Ontwerp Koninklijk Theater AANA in de binnenhaven van Kopenhagen Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. ir. J. Westra I~ R.P.G. Brodruck Jr. R. van Luxe mburg Datum Afstuderen fe bruari 2004
24
111
ü:'
c:
Q.
11) 11)
...
C'"
c:
::I Q.
~
är'
n
c
;;
;:::;.-
Afbeelding 1: Theaterstap
Samenvatting De aanlegsteiger voor cruiseschepen en veerboten ligt in de binnenhaven van Kopenhagen en maakt onderdeel uit van een herontwikkelingsplan. De binnenhaven moet bij het stadscentrum getrokken worden en aantrekkelijk gemaakt worden voor bewoners en touristen. Op deze pier moet een theater (als uitbreiding op het Oude Koninklijk Theater) gerealiseerd worden met daaraan gekoppeld een parkeergarage, kantoorgebouw voor de veerbootmaatschappij, metrostation en plein. De pier behoudt het oude karakter maar ontwikkeld zich van een gesloten gebied in een openbaar gebied waar mensen samenkomen voor een wandeling op de pier, boulevard, culturele avond of een tocht met de boot. Door een helde r ontwerp ontstaat een focus op het hart van het theater, nl de toneeltoren en hoofdzaaL De dynamiek van de thea tervoorstellingen is zichtbaar in de glazen toneeltoren en creëert daardoor een sterke interactie met de omgeving, overdag zowel als 's avonds. Trefwoorden Kopenhagen Pier Theater Publiekdomein Routing Multifunctioneel De reden voor het kiezen van Kopenhagen heeft te maken met de stage die ik daar heb gelopen en het e nthousias me dat bij mij voor deze stad is ontstaan. De gemeente Kopenhagen is al enige tijd bezig met het aantrekkelijke r maken van het totale havengebied in Kopenhagen. Aantrekkelijker voor bewoners en touristen. De binnenhaven maakt deel uit van het totale havengebied. Men wil de binnenhaven bij het stadscentru m trekken. Daarnaast is het Oude Koninklij ke Theater al geru ime tijd op zoek naar een nieuwe locatie en uitbereiding op het Oude Koninklijk Theater. Mijn afstudeeropdracht speelt in op beide ontwikke lingen. De aanlegs teiger voor cruiseschepen en veerboten is uit ee n viertal mogelijke locaties gekozen. Het is een markant punt in de binnenhaven. Het ligt in de buurt van het Oude Koninklijk Theater en bevindt zich tussen het Koninklijk Paleis en Nyhavn in, aa n de boulevard in de lichting van de kleine zeemeermin. Voorbeschouwing Vanuit de gekozen locatie heb ik gekeken naar de randvoorwaarden van de plek en het karakter van de pier op dit moment. De pier is een aan legsteiger waar veerboten e n cruiseschepe n aanleggen. Het is een gesloten gebied in het centrum van de stad die al jaren schreeuwt om een openbare functie. Met het beeld voor ogen dat de pier teruggegeven moet worden aa n het publiek is ervoor gekozen om het karakter en de kracht van de p ie r te behouden en te gebrui ken . Een plek die de bezoeker de vrijheid geeft te doe n wat men wil, zonder bepaalde groepen uit te sluiten "van deelname aan de pier" . De pier moet de mensen vast gaan houden die nu vanaf de zuidz ijde van de pier bij Nyhavn
Afbeelding 2: KopView
een wandeling maken over de boulevard in noordelijke richting. Vanwege de problemen met betrekking tot de bereikbaarheid van de locatie is gekeken hoe de bezoekers naar het Theater en de pier toe kunnen komen. Er moeten voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd worde n, niet alleen voor het Theater op de pier maar ook o.a voor het Nieuwe Operagebouw aan de andere zijde van de binnenhaveu . Daarnaast komt er een nieuw metrostation. De gemeente had de wens om alle grote schepen uit de binnenhaven te verplaatsen in noordelijke richting. Ik he b toch gekozen om één aanlegplaats te behouden aan de zu idzijde van de pier om zo het vertrouwde karakter van de pier te bchouden en een diversiteit aan activiteiten te creëren op de pier. Bi j het eindontwerp is rekening gehouden met de belangrijke assen en gebouwen rond deze locatie. Ontwerp In het afstudeerproject ligt de nadruk op het Nieuwe Koninklijk Theater. Bij het ontwerp hiervan op de pier Kv~s thu sbroen is rekening gehouden met de nauw aan elkaa r gerelateerde componenten: Pier/ Plein - Theate.r · Parkeergarage De pier vormt een strook waar deze functies zich in en op bevinden. Elk heeft z ij n eigen eisen en karakteristieken waaraan voldaan moet worden. Daarnaast z ijn er de eisen over de interactie tussen deze componenten. De essentic van het plein is het creëren van een pier als publiek domein. Een pier va n voldoende lengte m et het theater zover mogelijk naar het einde toe geplaatst. De pier dwingt het theater tot t>en oriëntatie in de lengterichting. De kracht van de pier is dat het, los van de theatervoorstellingen, altijd mensen uitnodigt erop te willen wandelen, liefst zover mogelijk , om andere mensen te zien of voor het uitz icht. De pier moet een soort pleinfunctit> krijgen . Het moet mensen
Afbeelding 3: Cruiseaanlegsteiger
Afbeelding 5:
12-12
Camera
Afbeelding 4: Toneeltorenhoog
aantrekken e n vasthouden. De pier moet leiden naar een hoogtepunt, het thea ter. Een thea ter bes taat grotendeels uit niet openbare ruimten die het volume van het theate rge bouw bepalen (zie afbeelding 1) . In dit ontwerp zijn deze fun cties niet zichtbaar voor het publiek. Ze bevinden zich onder het plein en onder de openbare functi es van het theater. De niet openbare functies vormen een laag die de vorm va n het thea tergebouw niet verstoort. Waar dit niet mogelijk was lag de uitdaging in het vinden va n een oplossing die juist de dynamiek va n deze functie demonstreert. In dit ontwerp is dat de toneeltoren die in glas is uitgevoerd en zo door de bewege nde delen in de toren, aan de stad de 'dynam iek va n de voorstellingen' toont. Dit is gecombineerd met een verlaagd gelegen transparante foyerfentree t.o.v het plein . Aan weerszijden van het centrale plein is de pier opgetild. Hie r onder bevinden zich het theater (noord), de parkeergarage en het kantoor van de veerbootmaatschappij (zuid). Het thea ter heeft een heldere routin g e n hee ft een sterke interactie m et de stad en de directe omgeving door de glazen tonee ltoren en het glasdak boven de foyer/ hoofdentree in het vlak van de opgetilde pier. De glazen toneeltoren is als het ware in de massieve pier gestoken waarna een strook even breed als de toneeltoren uit de pier is gesneden om het theate r toega nkelijk te maken vanaf het centrale plein. De hoofdfun cties van h et thea ter (toneelto ren , hoofdzaal, foye r en hoofden tree) bevinde n z ich in de uitgesneden strook, de centrale as van de pier. Deze zijn toega nkelijk vanaf het cen trale plein. Van hieruit kan men direc t doorlopen naa r zijn of haar plaats in de verschillende zalen . De centrale as verbindt de verschillende fu ncties en lagen met e lkaar. Zo kan de bezoeker vanuit de parkeergarage onder het theater via de tweede entree direct in de hoofdfoyer uitkomen . Aan weerszijde va n de centrale as bevinden zich 2 zones welke elk zelfs tandig kunnen functioneren wanneer nodig. Zo hebben alle zones aparte entrees die o.a vanaf de omloop bereikbaar
zijn. De o mloop en het flexibel gebruik van de verschillende za len en foyers maakt het theater tot een multifunctioneel en interessant gebouw. Het nieuwe Koninklijk Theater zal de activiteiten van de stad verder verleggen naar de binnenhaven en zo voldoen aan een va n de bela ngrijkste wensen van de stad Kope nhagen . Door deze in jectie zal de binnenhaven zich verder ontwikkelen tot een gebied voor en va n mensen .
E. Kranendonk
Index totale investering
Vliegtuigimpact en 2e draagweg bij hoogbouwconstructies Een ontwerp van een veilig en betrouwbaar stabiliteitssysteem voor een hoog gebouw bij calamiteiten Afstudeerrichting Constructief Ontwerpen
j
1.08 1.07 1.06 1.05 ---· 1.04 . 1.03. 1.02 1.01 1 0.99 0 200
J -- -1
-
inslag op 198m in hel midden
__...
~ ,;;;;:-I I I
400
600
800
inslag op 270m in l1e1 midden Inslag op 270m in de hoek
1000
Vli<>gsn<>lh<>id voor inslag (km/u)
Afstudeercommissie Prof. ir. C.S. Kleinrnan Dr. ir. J.C. D. Hoenderkamp Prof. dr. ir. j.G.M. Kerslens Datum afstuderen 25 November 2003
Figuur 1: Index investering als functie van de vliegsnelheid voor de inslag. Er is vanuit gegaan dat de kosten van de staalconstructie to% van de totale investeringskosten zal zijn.
Samenvatting In dit afstuderen is er een ontwerp gemaakt van een hoogbouwcons tructie vanuit de tweede draagweg. Deze andere benaderingsmethode levert goede resultaten op als het gaat om vei ligheid en betrouwbaarheid van hoogbouwconstructies. De constructie is namelijk in staat grote delen te missen zonder dat deze bezwijkt. Zo kan er een hele gevel, of een hele hoek uit het gebouw wegvallen, zonder dat het gebouw bezwijkt en zonder dat daar een extra investering voor gedaan hoeft te worden. Ook is de invloed van een vliegtuigimpact in de draagco nstructie bekeken. Er is een grafiek gemaakt waarbij de extra investeringen die gedaan moeten worden om het gebouw impactveilig te maken, uitgezet zijn tegen de invliegsnelheid van het vliegtuig. Trefwoorden Hoogbouwconstructie Tweede draagweg Vliegtuigimpact. (VIiegtuiginslag) Veiligheid Betrouwbaarheid
Inleiding De aan leiding voor het kiezen van dit afstudeeronderwerp waren de aanslagen op de torens van het World TradeCenter in New York. Door de Amerikaanse overheid is er onderzoek gedaan naa r het bezwijken van deze torens. Aan de hand van deze onderzoeken zijn een aantal algemene aanbevelingen gedaan voor hoogbouwconstructies. Deze aanbevelingen zi jn in dit afstuderen gebruikt voor het vinden van een veilig en betrouwhaa r stabiliteits:systecrn voor een hoogbo uwcons tructie. Het ontwerp is een ontwerp vanuit het perspectief van de tweede draagweg geworden. Daarnaast is ook de invloed van een im pact van een vliegtuig op het uiteindelijke o ntwerp bekeken. Probleemstelling Hoge gebouwen zijn objecten waar grote concentraties mensen dagelijks bijeen zijn. Als hier iets met de draagconstructie gebeurt, waardoor deze bezwijkt, zal dit grote aa n tallen slachtoffers met zich meebrengen. De globale probleemstelling luidt dan ook: "Maak een ontwerp van een hoogbouwconstructie waarbij de nod ige aandacht bes teed wordt aa n tweede draagwegen, waardoor het gebouw niet bezwijkt al s er ee n aa ntal constructieve elementen wegvallen". (Een tweede draagweg is een andere manier van krachten afdragen , als de normale manier wegva lt). Methoden en proces Om tot een goed concept voor een veilig en betrouwbaa r stabiliteitssysteern te komen, is er als eerste een literatuuronderzoek gedaa n naar besta ande stabi liteitssysternen van hoge gebouwen. Uit dit literatu uronderzoek is een concept naa r voren gekomen . Dit concept is op verschi llende manieren toegepast. De toepassing met de best ogende resultaten is gekozen en verder uitgewerkt tot een defmi tief ontwerp. Bij het definitieve ontwerp is de invloed van een inslaand vliegtuig bekeken. Ook is de extra investeri ng bepaald die nodig is om het gebouw niet te laten bezwijken bij een inslag, Als variabelen van deze inslag zij n verschillende inslags nelheden, hoogten, en richtingen be keken.
Index totale investering 1.12
_I
1.1 1
j
-
::: I
-~
~.::::::
1 04 ·
1 0~ { 0
200
400
inslag op 270m in het midden inslag op 270m in de hoek
~~
0 98
Inslag op 198m in hel midden
'
600
'
800
I 1000
Vliegsnelheid voor inslag (km/u)
Figuur 2: Index investering als functie van de vliegsnelheid voor de inslag. Er is vanuit gegaan dat de kosten van de staalconstructie 15% van de totale investeri ngskosten zal zijn.
-ur Dl
c:
0. tl) tl)
..,
a'
c:
::l 0.
~
iil' n
c:
;; ;:;:
43 Resultaten
Het blijkt dat het gevonden constmctieve systeem goed in staat is tweede draagwegen te ontwikkelen. Er kunnen 3 opeenvolgende kolo mmen weggelaten worden (Dit wil zeggen dat er een hele gevel wegvalt van pm) zonder da t het gebouw bezwijkt e n zonder da t daar een ex tra investering voo r gedaan hoeft te worden. Dat wil zeggen dat de constructie zich standaard goed gedraagt bij de volgende calam iteiten: r. Lokale schade door brand. 2. Lokale schade door explosies. 3- Het wegva llen van kolommen door overbelasting/uitknikken door wegvallen van zijdelingse steunen. Voor het kunnen opnemen van een inslag van een vliegtuig op halve kru issnelheid, zi jn de extra investeringen beperkt. Er kan eenzelfde afmeting profielen voor de staalconstructie aangehouden worden. Bij sommige profielen moet echter wel een hogere staalkwaliteit toegepas t worden . Voor het dimensionere n van de constructie op een inslag op kruissnelheid, zijn de extra investeringen groter. De kosten van de staalconstructie die gekozen is, worden normaal op IO% 15% van de totale investering geschat. De extra investering d ie gedaan moet worden komt op 7% - 10.5% uit (fig. 1 en z). Dit is alleen de geschatte extra investering van de staalconstructie. Ook de kern za l iets zwaarder gewapend moeten worden dan normaal. Deze kosten zullen niet zo heel veel hoge r uitpakken . Verder m oet er ook een betrouwbaar vloersysteem gekozen worden. Het is verstandig dit vloersysteem zo te o ntwerpen dat deze een aantal ondersteu n ingen kan missen. Ook zal de vloer de impuls van één of meer erop vallende vloeren moeten kunnen dragen. Dit zal tot wat extra kosten le iden . (Als refe rentievliegtuig is een Boeiing 767 aa ngehouden m et een massa van 15o.ooo kg).
Jos van de r Linden
Collectief particulier opdrachtgeverschap in de woningbouw Afstudeerrichting Vastgoedbe heer Afstudeercommissie Drs. ).j.A.M Smeets Ir. LA.M.C. va n de Ven Ir. K. W. de Klerk Datum afstuderen 27 januari 2004
Ql
vr ..... c:
Q. ID ID
a-
c: ::s
Q.
~ Qi' ("')
c
;:;
;::;:
Samenvatting He t Rijk heeft gesteld dat 33% van de woningbouwproductie na 2 010 door middel van particulier opdrachtgeverschap moet plaatsvi nden. Door ontwikkelingen eist de woonconsument ook steed s mee r kwaliteit betreffende zijn woning e n woonomgeving. Particulie r opdrachtgeverschap kan ook collectief. Om tot een toena me Ie kome n is meer nodig dan woonconsumenten tot besef te late n kome n dat collectief particulier opdrachtgeverschap een goede en betere manier van ontwikkelen is, dan via de gebruikelijke afname va n een projectontwikkelaar. Er is ook een omslag nodig bij be trokken partijen zoals gemeenten, projectontwikkelaars e n woningbouwcorporaties.
Figuur 1: Pateis Noordeinde, Rotlerdam
Trefwoorden Collectief Particulier Opdrachtgeverschap Woonconsument Woningbouw Figuur 2 : Benneketbosch, Eindhoven
44
Collectief particulier opdrachtgeverschap in de woningbouw. In de 'Nota: Mense n. wensen, wonen' is aangegeve n dat na 20 10 eenderde van de won ingbo uwproductie met be hulp van particulie r opdrachtgeverschap tot stand moet komen. Echter, uit de cijfers blijkt dat dit nog lang niet gehaald wordt. Vooral in de stedelijke setting is er weinig ruimte voor particulie re ontwikkeling. De collectieve vorm van particulier opdrachtgeverschap biedt hie rin een mogelijkheid. Een collectieve aanpak nodigt uit voor gestapelde en geschakelde bouwvorm e n, welke beter zijn in te passen in een stedelijke setting. De doeistelling van het onderzoek is er daarom op gericht om oplossingsrichtin gen aan te dragen om tot een vergroting van het percentage collectief particulier opdrachtgeverschap te komen. He t ui tgangspunt hierbij is de wooncons ument. Een vergroting van de zeggenschap voor de woonconsu m e nt e n een bete re prijs- kwaliteitsverhouding zi jn de belangrijkste pluspunte n bij een collectieve particuliere ontwikkeling van woningen. Deze punten z ijn ook de speerpunten van het, door h.e t Rijk, geformuleerde beleid. Twee processen Om tot de geformuleerde doelstel.ling te komen is het noodzakelij k om he t begrip collectief particu lier opdrachtgeverschap te operationalise re n . Wat is opdrachtgeverschap. Een partij kan pas de rol van opdrachtgeve r vervu llen op het moment dat hij, tijdens de ontw ikkeling va n de woning. de volgende benodigdhede n in kan bre ngen: opdrachten, grond en kapitaa l. Ve rvolgens is he t van bela ng om te analyseren hoe het ontwikkelingsproces e r uitziet Het proces kan in twee deelprocessen opgedeeld worden: het collectief vormingsproces e n het vastgoedontwikkelingsproces. Een collectief ondergaa t een vormi ngsproces om als één partij he t opdrachtgeve rschap te kunne n ve rvullen. In het tweede pro-
ces, het vastgoedontwikkelingsproces, moet het collectief als opdrachtgever tot het gewe nste resultaat komen. Deze processen vulle n collectieven a nde rs in dan professionele opd rachtgevers. Dit is te verklare n uit het feit dat professionele opdrachtgevers andere doelen nastreven dan de woonconsumente n . Deze laa tste zullen , wannee r zij de rol van opd rachtgever vervu llen, ook de bewo ner van de woningen worden. Om deze verschillen zichtbaar te maken zijn voor dit onderzoek vier reeds gerea liseerde projecten geanalyseerd: 'Pa leis Noordeinde' in Rotterdam, ' De Goedem eent' in Purme rend, 'Bennekelbosch in Eindhoven en 'Villa Corsini' in Almere. De manie r waarop collectieven het proces aangepakt hebben d uiden eige nli jk al op oplossingsrichtin gen. In principe hebben de collectieve opdrachtgevers het zo gedaan om belemmeringen te omzeilen. In die zin kunnen deze versc hillen dan ook als belemmeringe n aangem e rkt worden . Oplossingsrichtingen De creatieve oplossingen van de verschillende collectieve n uit de praktijk kunne n aangemerkt word en als korte term ijn oplossingen. Wil e r een toename van het aandeel collectief particu lie r opdrachtgeverschap m ogelijk zijn dan moe ten oplossings richtingen buite n het bestaande kader gevonden worden. Er moeten zogenaamde duurzame oplossin ge.n ontwikkeld worden . Uit maa tschappelijke, wettelijke. politieke en economische ontwikkelinge n die gaande zijn of op te rmijn te verwach ten zijn op dit gebied, blijkt dat e r al veel ontwikkelingen zorgen voor de goede richting. Heel vaak blijkt echter, dat de betrokken partijen nog niet van plan zijn om zich in te zetten hiervoor. Met name gemeente n , ontwikkelaars e n woningbouwverenigingen stellen eigen belang voorop. Naast deze door de betrokken partijen opgeworpen belemmeringen zijn, zijn er ander belemmeringen. Deze hebben met name betrekking op de financië le risico's en het gebrek aa n beschikba re bouwgrond.
Figuur 3: Goede meent, Purmerend
Figuur 4: Villa Corsini, Almere
111
ii!' c
Q.. 11) 11)
....
C"
c
:::s
Q..
!!. Q;'
n
c
;;
CT
0
c :E
7<:"
c
:J
0.. (1)
45 Vier thema's
Conclusie
De oplossingsrichtingen die in dit onderzoek zijn gegenereerd zijn onder te verdelen in vier thema's. Deze thema's geven weer waar behoefte aan is bij de woonconsument Oplossingsrichtingen zullen daarom altijd onder één of meerder th ema's onder te verdelen zijn. De volgende vier thema's kunnen onderscheiden worden: ,., Zekerheid ,., Zeggenschap ,., Beperking financiële risico's * Transparantie
Of er een toename van het collec tief particulier opdrachtgeverscha p in zit is m oeili jk in cijfers uit te drukken. ColJeelief particulie r opdrachtgeverschap heeft wel toekomst. De woningmarkt gaat richting een vragersmarkt Maar veel is nog afhankelijk van de opstelling van betro kken partijen. Gem eenten kunnen veel m eer fa ciliteren op het gebied van collectief pa rticulier opdrachtgeverschap. Hiervoor moeten gem eenten wel inzien dat eenderde aandeel particulier opdrachtgeverschap geen doel op zich m oet zijn. Gemeenten moeten de voordelen va n collectief particulier opdrachtgeverscha p inzien en deze vorm van ontwikkeling gebruiken als middel om een aantal beleidspunten te halen.
Het eerste thema is zekerheid. Zolang de zekerheid van slagen va n een project vooraf niet groot is, zal een woonconsument niet snel het opdrachtgeverschap op zich wille n nemen. Het tweede thema borduurt voort op het vorige thema. Dit the ma is echte r specifieker gerich t op het be perken van de financiële risico's. Er ka n wel een zekerheid van slage n zij n, maar daarb ij moeten ook de fi nanciële risico's beperkt worden om het collectief particulier opdrac htgever~c h a p interessa nter te maken voor een grote re doelgroep. Het derde them a is zeggenschap, zeggenschap is het sleu telwoord van het opdrachtgeverschap. Op het moment dat bij een ontw ikkelde oploss in gs richting dit thema uit het oog word t verloren, word t daa rmee de essen tie va n het opdrachtge· verschap voor de woonconsum ent verminderd. Ju ist de perfec te afstemming op de vraag is een voorname kwaliteit van het particuliere opdrachtgeverschap. Het laatste them a is transparantie. Pas wanneer een woonconsument kan overzie n wat er kome n gaa t en er du s een ruime vorm van transparan tie is, zal collectieJ particulier opdrach tgeverschap voor een groter percentage van de woonconsumenten een goed alternatief zijn voor p rojectontwikkeli ng of consument gericht on twi kkelen.
F.A.P. Peeters
Thuishaven en Uitvalsbasis Ontwerp voor een woon- en openbaar gebouw op IJburg Afstudeerrichting Arch itectu ur Afstudeercommissie Dr. ir. J.C. Walüs de Vries Drs. P.j.A.M . Gijsberts Dr. ).C.T. Voorthuis Dipl. ing. 1-1.1·1. Yegenoglu Ing. S.J. de Boer Datum afstuderen feb ruari 2004
24
äi'
(')
c
ro;:;:
Afbeelding t : Entree
Samenvatting "Thuishaven en Uitvalsbasis" is een poging om de anonimiteit , die het gestapeld wonen zo vaak met zich mee brengt, aan te pakken en zo h et wone n "op ve rd ie ping" een nieuwe impuls te geven. Resultaat i~ een o ntwerp voor een woon - en ope nbaar ge bouw op IJ bu rg, voortkome:nd ui t de pri jsvraag voor het ontwe rp van he t zogenaamde Sluish u is. Het afs tudeerproject is een vern ieuwende u itwerking, inspelend op een al la ng bestaande problcmatirk.
er 0
c
::;: 7'
c
:J
0..
ro
Trefwoorden Woongebouw Woonomgeving Open baarheid Sluishuis !)burg Afbeelding
2:
Galerij
De complexite it van het openbare leven en de openbare ruimte is van grote in vloed op het gevoel van veiligheid of onveiligheid, van geborgen he id of angst. De grootschaligheid, massa lite it en veranderli jk he id , o n tneem t de mensen de kans terug te va llen op trad itie, o p een vertrouwde samenleving. De grote vraag in deze is of d ie complex iteit nu een reactie is uit onge noegen over een te gebonden maatschappij, of een zwakte die door een cons umptiemaatschapp ij maa r al te graag u itgebuit wordt. Zegt de drang naa.r kle inschalighe id hierop misschien genoeg' We wi lle n wel vrij zijn in onze keuzes en ons ged rag, maar dan wel het liefst met "gelij ke n" samen. Zoda t we toéh ergens bij hore n. Dat scheelt een hoop ellende en frus traties. En voor de momente n dat we ons "vertrouwde wereldj e" even verlaten, roepen we met zijn aLlen dat er meer "blauw" op straat moet. Want h ier voelen wc on s n iet veil ig. In onze zoektocht naar veil ighe id en geborgenheid z ijn we n iet meer in s taa t zel f in te gri jpen. Het leven en wonen in besche rmde "hofjes" heeft ons improvisatievermogen doe n dalen. Met a lle rlei maatregelen wordt geprobeerd d e toenemende a n gst e n he t toe nemende gevoel van onveiligheid en anon inü te it te verstoppen of te verzwakken, omdat aa n de oorzaak toch nie ts te doe n lijkt. De scheidsli jn tussen privé-domein en de open bare sfee r uit zich in al.le rle i vormen van afsche rm ing. We leven steeds meer in capsules d ie bij voorbaat voorschrij ven welke ervaringen wel en niet zijn toegestaan binnen hun eigen grenzen. Ln de architectuur word t vaak ha ndig m eegegaa n m et de heel·sende gevoelens. Er verrijzen woon kas telen, die. a ls romantisch e n veilig aangeprezen worden. Kas te len die met wat kleine aanpassingen toch echt op gated-communities gaan lijken. En om te voldoe n aan de vraag naar eigen identite it worden woongebouwen neergezet met een veelheid aa n woningtypes, een co ncept dat vaak bl ijft steke n in de gevel, e n dan ook best oppe rvlakkig genoe md mag worde n. Kan een voorgekauwd woningtype iemand iets a ls een identite it verschaffen' Peter e n Alison Smithson, le den va n Team Teu, s telden da t juist een neu-
Afbeelding 3: Gevel
Afbeelding s: Totaalbeeld
Afbeelding 4: In omgeving
Afbeelding 6: Tussenruimte
trale vormgevin g kon le iden tot toe-c.igening van de woning. Deze toe-e ige ning stond gelijk aan ide ntiteit, wanneer de relatie met een gemeenschappelijke omgeving open e n helder was.
schappelijke ontsluitin g. Deze "galerij" is nie t langer de weg die je verplicht af moe t leggen om bij je woning te komen maar een keuze. Het principe van de dubbele ontsluiting transformeert de galerij van een verplichte ve rbinding met een li neai r karakter tot een verblijfspiek De gemeenscha ppelijke ruimte zet de woning in een ervaarbare omgeving. Wat deze ontsluiting voor de individuele woning is . is het openbaar gebouw voor het woongebouw als geheel. Omdat het woongebouw ontsloten wordt via de opeubare functies raakt he t verankerd in het dagelijks leven op Ij burg. Er ontstaa t, tot e n met het niveau van de woning, een duidelijke geledin g. Hoewel het wone n e n de openbare sfeer op het eerste gez-icht streng van eLkaar lijken te zi jn gescheid en, worden ze in de ervaring e n in he t gebruik van de ruimte juist bewust van elkaar. Een goed afgestemd progra mma en een zelfverkJarende omgeving make n harde scheidslijnen overbodig. De overlapping van de sferen creëert een "tussenruin1te" die ze op hun ple k zet e n ze verdraagzaam maakt ten opzichte van elkaar. Het project is een vcrnieuwende uitwerki ng van na tuurlijk al lang bes taande opvattingen.
In 2001 is een prijsvraag uitgeschreven voor het ontwerp van een woongebouw op hel toekom~tige Ij burg. GeJegen bij de e ntree van ljburg, het Steigereiland, is het zogenaa mde "Siuis huis" he t boegbeeld van Ij burg te noeruen. Het moest naast een woon gebouw een ontmoetingsplek voor de omgeving worden . He t magere programma aan openbare functi es staat dit beeld echter in de weg. In mijn ontwerp voor dlt gebouw ben ik dan ook uitgegaan van ee n prog ramma waarin het aantal woningen naar be neden is gehaa ld en meer ruimte aan openbare functies is toegeschreven. Tevens is de voorgeschreven verschijningsvorm, een vie rkant blok met binnenhof, op losse schroeve n gezet. In het ontwerpproces h e bben voortdurend verschillende schaalniveaus e n verschillende sfe ren, tussen openbaar en privé, naast elkaa r gestaan. Het uitei ndelijk ontwerp heeft zijn uitwerking te danken aan he t ontsluiti ngs principe van de woningen . Te vaak brengt he t wonen "op verdieping" een bepaalde n1ate van ano1ürniteit met zich mee. In ve rgelijking m e t het "wonen op het tnaaiveld " ontbreekt hie r ie ts dat de woning, het individu , op een afstand zet en bewust maakt voor e n van zijn omgeving. De woning is meer een coörd inaat in een twee- of driedime nsionaal assenstelsel dan een e rvaarbaar ele m e nt in het geh el. De ontsluitin g, het gebied tu ssen de entree van he t woongebouw en d e e ntree van de woning, is een e rvaringsloze weg zonder wisselwerking met de omgeving. Dit afstudeerproject laat een mogelijkheid zie n die di t "wonen op verdieping" opwaardeert. Sleutel in het ontwerp is de dubbele ontsluiting va n de wonin gen. Een a nonie m e, effec tieve verbinding in de vorm van ee n lift brengt de bewone r rechtstreeks vanuit de parkeerkelder naar de woning e n and e rsom. De lift ontlast e n on ts pant een gemee n-
47
J.H.
Reijnierse
Assessment of relationship between measured, predicted health and energy consumption in 12 Dutch office buildings Pubtic health engineering for the built environment Afstudeerrichting: Fysische As pecten van de Gebouwde Omgeving Afstudeercommisie Prof. dr. j.E.M:H. van Bronswijk Dr. L.G.H. Koren · Ir. C.E.E. Pernol
.1 00
"
.
..
/
. r"• .
./
R"~ .... o.B3
/
~
~ •
..
.
NL 6
I
Building Symptorn lndox ( rneaStured)
Figure 1: Measured Building Symptom Index vs. predieled Bullding Symptom Index for all investigated office buildings except NL 6
Datum afstuderen 27 januari 2004 Samenvatting In this study health and comfort in 12 Dutch office buildingsis investigated wi.th help of indoor environmental surveys. The existing Building Symptom Index (BSI) is used to evaluate the mean syrnptom prevalenee of each office building. Besides, the Building Comfort Index (BCI) and predieled Building Syrnptorn Index (BSip) are developed. The BCl gives the mean perceived comfort ofan office building, while the BSip pronounces upon the ex·pected mean symptom prevalenee in an office building basedon 13 building characteristics. 11 is found that the BSI is positively correlated with BSlp for the investigated buildings. Further, it can be concluded that only 13% of European office buildings can be considered healthy as wellas energy-eflicient. Trefwoorden Hea lth Comfort Energy consum ption Office buildings Building characteristics
Introduetion Due to the growing attention lo r today's offLce build.ings with high energy-effi ciency, guestions rise abm1t thc consegue nce of energy sa ving m easures for the healthincss of these buildings. This research is pointing at the health status and pe rceived comfo rt of 12 office buildings in the Netherlands with various energy consumption. Thc aim is to develop assessment criteria to evaJua te the health state of offi ce buildings. Bes ides tlüs, the relation between energy consum ption and symptom prevalenee of the office buildings is inves tigated. According to different studies, relations are fo und between the presence of certain building characteristics and the symptom prevalenee in office buildings. Based o n these studies [IJ, [2[, an assessment system is developcd to predict the healthiness of office buildings on basis o f building structure and systcm ch aracteris tics. Besides development of this criterion , perceived comfort and energy consumption is analysed in these buildings . To find ou t if there is a relation between the energy-efficiency of the investigated buildings and the occurrence of symptoms, these aspects are linked and compared toother studies [3[, 141· Materials and methods The following steps were taken to rcach above- mentioned goa ls. In the first place, literature resea rch was done to obtain better insight in perfo rmed resea rch on this field . Indoor envi ronrnental surveys were perforrned in 12 offi ce buildings in the Netherlands. T he selected offi ce build ings are characterised by different energy-efficiency and age. The build ing characteristics were obtained by use of a checklist. From the results of the questionnaires, the Building Symptom Index (BSI) and Building Comfort Index (BCI) ca n be obtained. The existing BSI gives the rnea n nurnber of most important symptorns reported per person in a buildin g. Besides this , the BCI is developed to give an overall assess men t of the perceived com fort in the investigated buildin gs. Fi nally, from the checklist data, the predieled Building Sy m ptom Index (BSi p), based on 13 building cha racteristics, is
• lnvl'Stigah.'<.l buHdings, NL
• Flcfc,ence [3J+[4j, EU
,. .-----.-----.--.----,----,--,----.----.---, .",
Bullding Symptom Index (BSm)
Figure 2: Energy Index and Building Symptom Index of 67 office buildingsin European Union (data of this study included)
0"
0
c:
::;: 7'
c:
:::J
0..
m
49 developed and applied on the 12 investigated buildings. The annual energy consumption of the buiJdings and weather conditions were registered for the year 2002 and the period of the survey. Conclusions
According to this research, the BSI varied widely between 0.2 and 1.9. This means no serious problems with the Sick Building Syndrome could be expected. The BCI (average summerf winter situation) lies between 2-4 and 3.8, which is reasonably good. The BS!p showed a strong relation to the measured BSI for the investigated buildings; the Correlation Coefficient (Kendall's tau) is 0 .77 and P
M.F.P. Roeymans
Charleroi "le pays noir" Gefragmenteerde stad/stigmata uit het industrieel verleden Afstudeerrichting Stedenbouw c.·
Afstudeercommissie Dr. ir. C.H. Doevendans Prof dr. ir. B.E.j. de Meulder Ir. H .A. Sap Datum afstuderen 27 januari 2004
Dl
~
c::
a.
ID ID
.., C"
c::
:::s
a.
~
il1' n
Samenvatting De stad, Charleroi, heeft zich volledig gericht op de industrie, na het wegtrekken en•an, krijgt ze te kampen met leegstand en ondergebruik. De herinnering aan het industrieel verleden van de stad en ook de stigmata ervan, voor de stad en haar bewoners, zijn altijd gelijk aanwezig. Door transformatie en berge· bruik van de stigmata uit het ind ustrieel verleden gaan ze opnieuw deel uitmaken van de stad en wordt een aan de stad nieuwe impuls gegeve n.
Afbeelding 1: lnfra wandel· en fietsnet
..
• , ..,.-.-...r;..";· •
..,!!?
c
;;-
er 0
c
~
"' ::l
c
a.
ro
Trefwoorden Indus trieel verlede n Stigma Nevelstad Transformatie Wandel -en fietsroute
Afbeelding 2 : Wandel· en fietsnet
Charleroi is een stad die in België gelegen is op het Waals grondge bied . De stad ligt nabij de Franse grens en op o ngeveer vijftig kilometer van de hoofdstad "Brussel". Haar stedelij ke groei is bepaald door haar industriële ontwikkeling, zo wordt ze gekenmel'kt door een o nbeheerste industriële groei die zich over het gebied heeft verspreid. Na de periode van industriële groei volgt een periode van industrieel verval. Toch houdt Charleroi zich angstva ll ig vast aan haar industrieel verleden en probeert er alles aan te doen om de industrie nieuw leven in te blazen. Aangezien de stad volledig gericht is op de industrie krijgt men te kampen, na het wegtrekken ervan, m et leegsta nd en onderge· bnlik. Vele industriepanden en -sites komen leeg te staan. Het af\•a l va n de industrie, steenkoolwinning, blijft in het gebied achter, de terrilsof de slakken bergen . De infras tructuur raakt in ondergebru ik of wordt op non-actief gezet. De herinnering aan het ind ustrieel verleden van de stad en ook de li ttekens en•an, voor de stad en haar bewoners, zijn altijd gelij k aanwezig. Op welke manier kan me n in de gefragmenteerde stad met deze littekens, stigmata , uit het industrieel verleden van de stad omgaan > Bieden zij nog mogelij kheden, poten ties voor de verdere toekomst van de stad> In het gebied zijn er zes stedelij ke structuren· nevelstadjstedelijk-ruraal-stigma, dorps jachtig , sneljweg, stadscentru m, on beN UT en stigma· te ondersche ide n . Zo is de n evelstad de meest typere nde s tedelijke structuur van de industriële groei die het gebied heeft gekend. De stad, het landschap en de industrie wisselen er zich voortdurend af. In de stedelijke structuur van de andere geb ieden komen de stad , het landschap en de industrie niet tegeli jkertijd voor. De problematiek van de nevelstad is er dan ook één die deels in de problematiek van de andere gebieden gevat zit, zo gaa t men er dieper o p in. In de nevelstad komen de stad en het landschap tegelijkertijd voor, zo kenme.rkt het gebied zich als een stadslandschap. Doordat de bebouwing zich langs de wegen ontwikkelde is dit
Afbeelding J: Uitwerking collage
51
Afbeelding 4: Uitwerking maquette
s tadslandschap ontstaa n. Aan de straatkant is de sted elijkhe id van het gebied waar te nemen, achter de bebouwing bevindt zich het landschap, binnengebied. De meeste van deze landscha ppen z.ijn niet toegankelijk. Naast de stad en hetlandscha p komt ook de industrie in he t stadslandschap voor, de stad, het landschap en de industrie zijn er tegelijkertijd in aanwezig. Zo wordt he t afva l van de steenkoolmijne n, de terrils, na hun sluiting nie t verwijderd , ze liggen áls spoken van he t industrieel vcrleden in de nevelstad . Me t de s luiti ng van de s teenkoolmijnen trekt ook de oude industrie zich uit de nevcbtad weg. Doordat de daad van product ie wegva lt komen er industriepanden en -sites leeg te s taan. De emigratie van de oude industrie en de verschuivi ng van hel spoor naar de au to zorgen ook voor een snoeiing in het spoorwegnet. De tracés van de gesloopte spoorwegen zi jn echter nog steeds in het stadsland schap aanwezig. De nevelstad is een sterk geaccidenteerd gebied, zo is de macht aan he t gemotoriseerd verkeer, de sterke weggebruiker is er heer en meester in he t gebied. De zwakke weggebru.iker heeft hier, m its een sterke fysiek, geen schi jn van ka ns. Zo wordt er in het gebied geen rekening gehouden rnt'l de zwakke weggebruiker. De aanpak van de nevelstad baseert zich op het hcrkenm•_n van structuren die al dan niet latent aanwez ig zijn. De belangrij kste structuur die aanwezig is in hel stadslandschap en die bepale nd is voor de benadering van het gebied is de wandel -en fietsroute. Door de transformatie van een oude spoorlijn is deze wandel -e n fie tsroute ontstaan. Deze bestaande route geeft de aanzet tot de ontwikkeling van een nieuwe layer die ingeschove n wordt in het gebied. De nieuwe layer bes taat uit een netwerk van wandel -en fietsroutes en richt zich volled ig op de zwakke weggebruiker. Zo wordt e r naast de harde laye r, weggen ne t, er een nie uwe z;~chte layer, wa ndel -en fietsnct, ingeschoven. De zachte layer komt voort uit de transformatie van drie infrastruct uren, de oude spoorli jn , de wa terwegen en de metro. De drie infrastruct uren neme n niet rneer actief deel aan he t stedelijk leven , hun gebru ik is zeer laag of on bestaand.
De infrastructuur baant zich een weg door het s tadslandschap mees tal via haar binnengebieden e n hee ft zich geënt op de industrie. Zo komen door de transformatic de gebieden die iets op de achtergrond geplaatst zijn , de binncngebieden, de verlate industrie e n de te rrils, n u op de voorgrond te liggen. Door het afstemmen van dezt· gebieden op het wandel -en fietsnet ontstaa t e r een totaal beeld. De binnengebieden die zich vanaf de weg achter de bebouwing bevinden kome n nu door het wandel -e n fietsnet op de voorgrond te liggen , waardoor e r aandacht besteed moe t worden aan de vormgeving van deze gebieden in functie van het wandel -en fietsneL Aangezien bij de aanleg van de spoorwegen men deze geënt heeft op de industrie zijn de meeste indu striepanden en -sites zowel gelegen a;~n het weggennet als aan het wandel -en fietsnet. De verlate industrie kan in aanmerking komen voor behoud en of restauratie of voor opeising. Men dient steeds reken ing te houden m et he t afstemmen van de industrie op het wandel -en fietsneL De te rriJs worden o pgeëist zo gaan e r een aantal act iviteiten op de terriJs plaats vinden. Op die manier nemen ze actief deel aan het open bare leve n en bieden ze ondersteuning aan he t wandel en fie tsneL De activiteiten die op de terriJs plaa ts vi nden bestaan u.it vier categorieën, de vier categorieën zi jn; de kunst en de cultuur, de sport e n ontspanni ng, he t "kunstmatig" landschap en het landschap. Of de terril in een ca tegorie valt is afhankelijk van zij n omgeving. Om het wandel -en fi e tsnet gedetai lleerder uit te werken wordt e r ingezoomd op el"n gebied, ju met Oost, dat zich in de nevels tad bevindt. Op deze schaal is h et ook mogelijk om de binnengebied en, de lel"gstaande industrie e n de terriJs verder uit te werken. Zo wordt h un rela tie met het wandel -en fietsnet duid elijker.
J.J .M. Schi.llemans
Analyse van ontwerp kantoortoren met gevelbuisconstructie Afstudeerrichting Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie Dr. ir. J.C.D. Hoenderkamp Prof. ir.H.H .Snijder Ing. E.J.L.A. van Catdil Datum afstuderen 7 november 2003 Samenvatting Het afstudeerproject behandelt een constructieve analyse van een ontwerp van een kantoortoren met een gevelbuisconstructie, opgebouwd uit driehoeken vanstalen buizen. Na een analyse van de krachtswerking in de gevelbuis, is geanalyseerd wat de gevolgen va n een aantal specifieke punten van dit ontwerp zijn voor de constructie: een over de hele hoogte aanwezig spiraalvormig atrium en een temperatuurverschil in de gevelbuisconstructie. De belangrijkste conclusie uit het afstudeerproject is dat de genoemde specifieke aspecten niet leiden tot noemenswaardige problemen, doordat de additionele staafkrachten, die hieruit voortkomen, invloed hebben op het deel van de constructie dat aan de buitenzijde va n het atrium staat. Dat deel van de constructie wordt niet belast door permanente e n veranderlijke vloerbelasting. Tot sJot is een principeoplossing ontworpen voor een standaardknoop toepasbaar voor alle knopen van het gebouw, waar de diagonale buizen en vloerliggers bij elkaar komen.
Figuur 1: Prijsvraagontwerp
Figuur
Trefwoorden Analyse Krachtswerk ing Atrium Temperatuurversch il Knoop Inleiding Het onderwerp van het afstudeerproject is een ontwerp van een kantoortoren, wat uit een pri jsvraagontwerp voor de uitbreiding en renovatie van een bestaand kantoorpand is gehaald (figuur r). Het constructiesysteem van de toren is een gevelbuis. Het voordeel van een gevelbuisconstructie is dat een relatief stijve oplossing is. Een voordeel va n een gevelbuisconstructie opgebouwd uit driehoeken, ten opzichte va n een gevelb uis opgebouwd uit raamwerken , is dat er geen (of nauwelijks) buigende momenten in de driehoeken geïntroduceerd worden bij een horizontale belasting op het gebouw, er treedt. geen 'shear lag' op.
Het grootste bela ng van het analyseren van een constructie is dat een constructeur gevoel krijgt voor de krachtswerking in de constructie van een gebo uw. Daardoor kan een constructeur bij het verder ontwerpen van het gebouw s nel inzien wat de gevolgen van een bepaalde ontwerpbeslissing voor de constructie zijn. De geometrie en het cons tructiesysteem van de kantoortoren liggen vast, de krachtswerking in dat sys teem wordt geanalyseerd en in het ontwerp z it een aa ntal bi jzondere punten, die om verdere analyse v.ragen. De doelstelling van het afstudeerpro ject luidt: 'Analyseren en d imensioneren van een on twe1·p van een kantoortoren met een gevelbuisconstructie, opgebouwd uit driehoeken van stalen buizen , rekening houdend met additionele krachten op de gevelbuis als gevolg van enkele s pecifieke aspecten van dit ontwerp.'
2:
Atrium, zichtpunt van onder naar boven
Ontwerp De toren is een cili nder van ro8 meter hoog (30 verdiepingen) m et een verlopende diameter over de hoogte. Ln het ontwerp is een atrium over de hoogte van het gebouw opgenomen. Dit atrium neemt een kwart ci rkel van elke verdieping in beslag en is per ve rdieping 5 graden gedraaid. Daardoor ontstaat er een spiraalvorm ig atrium over de hoogte (figuur 2). Een ander opvallend element in het ontwerp is de gevel. Deze bes taat uit een binnen- en een buitengevel. De sta len buizen van de gevelbuisconstructie bevi nden zich in de spouw van die gevel, met uitzond ering va n het geveldeel dat voor het atriu m staat. Dit deel van de gevelbuis staat namelijk buiten , doordat de buitengeve l aan beide zijden van het atrium het gebouw ingaat. De constructie bestaat uit een gevelbuis en een middenring van kolommen en liggers. Atrium Er zijn drie oorzaken voor additionele krachten op de gevelbuis t. g.v. he t spiraalvormige atrium (figuur 3): r. De einden van de vloerl iggers van de middenring, die niet rusten op een kolornas (langs het atrium), worden ondersteund door een schui ne kolom; een pendelstaaf (twee scharnieren aa n de uiteinden). De kracht in de schu ine kolom heef\ een horizontale componen t tot gevolg. 2. In de schuine kolommen , langs de bove n- en onderkant van het atrium, wordt de kracht hoger per verdieping naar beneden, omdat er op E'lke verd ieping een verticale vloerbelasting bijkomt. Aan de bovenkant worden de schuine kolommen onderbroken op de 8e, r6e en op de 24e verdieping. Op die verdiepi ngen worden de krachten uit de kolom op een kolomas en uit de schuine kolom opgevangen door een springwerk , het springwerk neem t alleen de verticale krach t op. Wat ovE'rblijft van de kracht uit de schuine kolom d ie aankomt op een springwerk is eE'n horizontale component in de vloer. Aa n de onderkant worden de schuine kolommen onde rbroken op de Ge, 14e en op de 22e verd ieping door een vertica le kolom
A
--11 ··< .,
Figuur 3: Deel van de constructie
53
Figuur 4: Knoop waar een springwerk op aansluit
op ee n kolomas. Ook hier blijft weer een horizontale compo· nent over, die door de vloer naar de gevelbuis overgedragen wordt. 3· De springwerken aa n de bovenkant van het atrium, op de 8e, r6c en op de 24e verdieping. nemen de verticale belas ting op uit de kolommen erboven. Op hun beurt dragen de spring· werken de ve rti ca le belasting weer af: aan de ene kant aan de gevelbui s e n aan de andere kant aan de centrale kolom. Temperatuurverschil De gevel van het gebouw bes taat uit een thermische gevel aan de binnenkant van de gevelbuis en ee n buitengevel aan de buitenkant van de gevelbuis, de s taalcon structie is geplaatst in de geconditioneerde spouw van deze dubbele gevel. Ter plaatse van het atrium gaat de buitengeve l het gebouw in, de staalconstructie staat dus buite n in het geveldeel vóór het atrium. Hierdoor ontstaat er ee n tempe ratuurve rschil in de staa lconstructie. Het temperatuurverschilloopt in een spiraalvorm naar boven over de toren , met het atrium mee. Computerberekening In het e indige-elementen-programma ESA-Prima Win is de gevelbuisconstructie ingevoerd met de erop werkende belasting (opvallend is de windvormfactor van 0.7). Er zijn verschillende stappen gemaakt om tot het uiteindelijke (betrouwbare.) computermodel te komen (o.a. handbereke ningen en veree nvoudigde modellen). Uit de krachtsverdeling zijn daarna de constructieelementen gedimens ion ee rd. Knoop Aan het eind van het proj ect is ee n principeoplossing voor de knopen van de gevelbui s beda cht, die voor alle knopen toepasbaar is. Dit ontwerp is gebaseerd o p de knopen van een referentieproject het Swiss Re-gebouw in Londen. Er zijn enkele uitzonderi.ngen waar de knoop aange past moet worden: de knopen langs het atrium en de knopen waar één van de 3 springwerken op aansluit (figuur 4).
Conclusie De belang rijkste conclusie uit het afstudee rprojec t is dat de genoem de specifieke aspecten niet leiden tot noeme nswaardige probleme n. Dit komt doordat de addition ele staafk rach ten die uit deze onderwerpen voortkomen vooral invloed hebben op het deel van de constructie dat in het geveld ee l aan de buitenzijde van het atrium staat. Dat deel van de constructie wordt door de afwezigheid van vloe.r belasting niet belast door de 'normale' belastinggevallen (permanente en veranderlijke vloerbelasting). De gevelbuisconstructie blijkt daardoor een constructie op maat te zijn.
lng M.J. Janssens Ing D. Veeze
Duurzaam bouwen met de tijd mee Een dubo instrument vroeg in het ontwerpproces voor ééngezinswoningen Afstudeerrichting Bouwtechnisch Ontwerpen Afstudeercommissie Dr. ir. P.A. Erkelens Ir. G.j.W. van den Brand Ir. M.H.P.M. Willcms Jr. F.C.). Rienks Datum afstuderen 24 februari 2.004 Samenvatting In het kader van het afstudeeronderwek is het instrument GROEN (Ge faseerd e Richtinggevende Ontwerpadviezen voor Eéngezinswoningen bij Nieuwbouw) ontwikkeld. Dit instrument is opgesteld voor architect en opdrachtgever en bestaat uit vier verschillende stappen, die steeds gedetai([eerder ingaan op het nemen van beslissin gen in de ontwerpfase van ééngezinswoningen.
Met het instrument GROEN is de basis gelegd voor ee.n instrument dat door de gebruiker kan worden toegepast gedurende het gehele ontwerpproces om tot een duurzaam ontwerp te komen.
54
Trefwoorden Duurzaam bouwen Ontwerpproces Materiaal Energie Eéngezinswon in gen
Figuur
1:
Het instrument GROEN
Voor architecten en opdrachtgevers wordt het steeds moeilijker om te voldoen aan de wetgeving die voorziet in het minimaliseren van de milieubelasting binnen de bouwsector. Dit komt omda t deze wetgeving voortdurend wordt aangescherpt en uitgebreid. Een oplossing hiervoor is om vroege r in het bouwproces rekening te houden met de dubo-aspecten. De vraag is dan ook hoe beslissingen in een vroege fase van het bouwproces op een dusdanige wijze genomen kunnen worden, dat de milieubelasting van een gebouw tijdens de gehele levensduur geminim ali seerd wordt. Hiervoor hebben we tijdens ons afstudeeronderzoek het instrument GROEN ontwikkeld, zie figuur 1. Dit instrument helpt de architect en opdrachtgever bij het nemen van deze beslissingen bij ééngezinswo ningen. Het begrip duurzaam bouwen is een verzamelkreet geworden voor allerlei maatregeleJl die de milieubelasting binnen de bouwsector moeten verminderen. Duurzaam bouwen is bouwen op een manier dat het milieu gedurende alle fases van het bouwproces (van winning tot sloop) zo min mogelijk wordt aangetast. Hierbij dienen de bestaande mogelijkheden en leefcondities voor de huidige en toekomstige bevolking van de aarde (mens, plant en dier) te worden behouden. Het ministerie van VROM heeft duurzaam bouwen gestimuleerd door de bouwgerelateerde wetgeving gedeeltelijk aan te passen en door het verstrekken van subsidies voor bijvoorbeeld het toepassen van zonneboilers. Duurzaam bouwen is onder te verdelen in verschillende deelgebieden zoals energie, materiaal, water en binnen milieu. Het instrument GROEN gaat in op de deelgebieden energie en materiaal. Het instwment richt zich op het ontwerpproces, van het maken van het programma van eisen tot de bestekfase. Voor dit gebied zijn reeds veel (bestaande) instrumenten aanwezig zoals: Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen, EPN en DCBAmethode. Het grootste nadeel van deze instrumenten is, dat ze niet ingaan op het gehele ontwerpproces en daarin de gebwiker
DRAAGSTRUCTUUR
"
.2
~
"'
KEUZE DRAAGSTRUCTUUR
fl
~c "'
3:
~~
..
ë
E-
- "'
j
~
3:
,a" .!!1
~ E
(9
äi c
""' 3
"'
.§
I
CD
0
"'
DODO
D4
DO
D0 0 4
nou
D4
DOD O
000 0 4
0D
04
00 4
Levensduur (laren) (wf 5)
" ~
"' "'E
~ro~ ;< ~
Flexl~!lileot (wl 2)
~
-g
~~
~ ~ ""'" Qi ö:i
Afval (wf 4)
"
~
0
75
75
75
75
-Gl VI
c:
c.
DwoOOJIIfOOiillJ
[J!JOO
tD
tD ....CT
c: ~IJraal«:elfiCHJr~
ïO -W
~
c. ~
0>
Almetw~ I overspanning
,. ·:·
·:·
·:·
_",__,.
_,... ..,.,.
n
13(8)
18 (4)
18(9)
Ge'l i>Chl (kg pel 1 m')
26(). 615
900
73.286
260 -8C8
Brandve: ighad
on a 4
0000
04
DD 0 0
rr 0 c
Calamile
DODO
oa on n
DO
og uou
c "'
Construct:eve belrcxmbaarheid
000
DOD O
000
00 0
M201
M202
M203
;:;: ~
~
Figuur ) : Keuzetabel stap 2
van grof naar fijn begeleiden om tot het uiteindelijke resultaat te komen. Daarnaast gaan deze instrumenten alleen in op duurzaam bouwen en worde n andere relevante ontwerpaspecten achterwege gelate n . Daarom is het instrument GRO EN on twikkeld.
grarnma waari n het gehele ontwerp tot op een zeer gedeta illeerd niveau ingevoerd dient te worden, zoals bijvoorbeeld gedaan wordt in he t in strument Eco Quanrum. Tijdens dit onderzoek is niet verder ingegaan op stap 4 · Met het instrument kan tijdens het gehele ontwerpproces beoordeeld worden hoe het ontwerp scoort met be trekking tot energie en materiaal. Dit res ulteert uiteindelijk in ~ tap 3 tot één materiaal- en één energiecoëfficiën t die gebru ikt kunnen worden ter indicatie bij he t beoordelen van het ontwerp op duurzaamheid. Beha lve dat het in strument ingaat op eigenschappen met betrekking to t d uurzaam bouwen z ijn ook andere relevante ontwerpaspecten van de mogeli jke oploss ingen in het ins tru ment opgenomen, zoa ls brandwerendheid, luchtkwa liteit, thermisch comfort e.d. Op deze manier worden in het instrumentGROEN aspecten van duurzaam bouwen gecombineerd met de overige relevante ontwerpaspecten en zo kunnen architect en opdrachtgever komen tot een complete afweging voor he t te realiseren project. Met het instru ment GROEN zoals dit ontwikkeld is tijdens deze is de basis gelegd voor een instru ment dat door de architect en de opdrachtgever gebruikt kan worden ged urende he t gehele ontwerpproces om tot een duurzaam ontwerp te komen. Het instrument bevordert he t toepasse n van duurzaam bouwen door de extra kwal iteiten weer te geven die duurzaam bouwe n in de woning aanbrengt, zoa ls bijvoorbeeld een goed binn enklimaat en een goede or iëntatie op de zon. Hie rdoor moet duurzaam bouwen aa ntre kkelijker worden en de vraag van de consument naar duurzaa m bouwen toenemen. af~tudeerperiode,
ro
M204
Figuur 2 : Voorbeeld stap 1
Stap I van het instrument is een stap waaruit adviezen volgen voor het maken van een schetsontwerp. Deze stap bestaat uit zes hoofdgroepen , ee n voorbeeld hie rvan is zonne-e nergie, zie figu ur 2. Deze hoofdgroepen zijn verdeeld in ontwerpniveaus, op een soortgelijke ma nier als gedaan is in de DCBA-methode. Bij zonne-energie zij n dit: I. geen gebruik van zo n ne-energie, ! I. gcbru_ik van passieve zonne-energie, l il. gebruik van actieve zonne-energie en IV. gebruik van passieve en actieve zonnee nergie. De architect en opdrachtgever moeten voor elke hoofdgroep een keuze maken uit de on twerpnivea us. Per o ntwerpniveau worde n aandachts punten voor het make n van het schetsontwerp gegeven. Op deze manier wordt dit ontwerp voorbereid op de ve rvolgstappen . In stap 2 worden door de architect e n de opdrach tgeve r een materiaal- en energieconcept gekozen . Aan de hand van keuzetabellen kan een draagstructuur e n een installa tieconcept worden gekozen , zie figuur 3· Bij het installatieconcept word t ingegaan op he t ventilatie- en temperatuursysteem. In stap 3 wordt (wederom met keuzetabellen) de gekozen draagstructuur e n he t gekozen insta llatieconce pt verder uitgewerkt. Tijdens dit onderzoek is bij de draagstructuur ingegaan op de begane grond- e n verdie pingsvloer e n h.et binnenblad. Me t betrekking tot het insta llatieconcept is ingegaan op het verwarmings- e n warmtapwatertoestel. Stap 4 behelst een rekenpro-
;;
0..
S;>e:~fical~llUTIIlll(
Aan de hand van een studie naar het bouwproces, bestaande instrumenten en drie voorbeeldpro jecten is bepaald waar welke beslissingen worden genomen met betrekking tot de gekozen deelgebieden. Hieruit z ijn 4 stappen ontstaan die steeds gedeta illeerder ingaan op he t nemen van beslissingen in de ontwerp· fase va n ééngezinswoningen.
c
18(9)
(m) '
55
Ing. M. Venhorst
Come clean! Ontwerp voor een Multifunctionele Eenheid voor verslavingszorg Afstudeerrichting Archi tectuur Afstudeercommissie Prof. ir. ). Westra Jr. M.H.P.M. Willems ir. ).P.M. Swagten Datum afstuderen februari 2 004
24
"'ür
c:: c..
tl) tl)
a-c::
::I
c.. ~
ö1'
n
c
;:;
;:::.·
Illustratie 1
Samenvatting Veranderingen binnen de verslavingszorg noodzaken tot een grondige herziening van het programma van eisen van de verslavingskliniek. De opvatting dat verslaafden buite n de maatschappij gesloten moeten worde n is achterhaald en de verslavings problematiek is ingewikke lde r geworde n. Een nie uw programma op een nieuwe locatie vraagt om een nieuw gebouwtype: de multifunctionele eenheid voor verslavingszorg. Hierbinnen worden alle verschillende vormen van verslavingszorg gecombineerd. In dit project wordt de rol van de typologie bij de ontwikkeling van nieuwe gebouwtypes verkend . Trefwoorden Ve rslavingszorg Functiemenging Typologie Sculph lllr Geveltechnie k
Illustratie 2
Come clean! De verslavin gszorg is aan grote vera nde ringen o nderhevig. De doe.lstclling die tegen woordig centraa l gesteld wordt in het Nede rlands Alcoho l- e n Drugs be le id (NAD) , ve rs.:hilt nogal van de opvatting die m e n in het verleden had. Lange tijd zag m en een ve rslaving als een zie kte die genezen kon worde n vo lge ns een algem e n e beha nde lmethod e. In deze behande lme thode stonden d rie zake n centraal: segrega tie, isolatie e n a bstine ntie. Va ndaag de dag gaat het echte r voora l o m risicobe pe rking. Men kijkt naar de gezondheidstoestand van de verslaa fde e n de overlast die hij of zij in zijn of haar omgeving veroorzaa kt. Speerpunte n in h e t huidige bele id zijn: diffe re ntia tie, integra tie en communicatie. De koer.swij ziging in het bd e id binnen de verslavingszorg heeft al s gevo lg dat h et progra mm a van e isen en de loca tie van de verslavi n gskliniek n iet meer voldoen. De a lge men e beh a ndelmethode heeft plaats gemaa kt voor een individue le aanpak waa rdoor een uitge breide r fa ciliteitenpa kket noodzakelij k is. Tevens m oet de vers laafde zijn of haar passieve rol verruile n voor een actieve rol binne n de m aatsch appij waardoor de verslavings klin iek in de s tad gevestigd m oet worden . De verslavingskliniek wo rdt een Multifunctionele Eenhe id (M FE) me t een brede r progra mma d a n voorheen e n o p een andere loca tie d a n voorhee n. Programma Het we tte lijk vastgelegde programma van eisen voor een M FE bestaa t uit ee n po li klinie k e n een klinie k. Dit progra m m a wordt verd ie pt e n verb reed. Va nuit de verslavingszorg zelf zijn fu ncties toegevoegd aa n di t program ma zoda t een com pleet pakke t aa n zorg geleverd kan worde n : preven tie, interactie, integratie, jus ti tie e n m edicatie. Door de doelgroep uit te bre iden, wo rdt de bezettingsgraad van de ruimtes verbe terd e n worde n inkomsten gegenereerd . Be paalde dele n van de M FE worde n ope n gesteld zoda t schole n . cl u bs en ve re nigingen o p een kleinsch a li ge
Illustratie 3
Illustratie 5
Illustratie 4
mustratie 6
rnan ier gebru ik ku n ne n m aken va n het u itgebreide facili teitenpakket. Concept O m he t uiteenlope nde progra mma van een M FE in een same nhangend gebouw onde r te bre ngen . wo rdt gebruik gemaakt va n een ontwerpme thode. Deze m e thode bestaat uit drie stappe n: associa ti e, projectie e n add itie. lede re afèleling wo rdt op bas is van bepaa lde ke nmerken geassocieerd met een gebo uwtype. Dit gebouwtype wordt nagebootst door een varia nt van een rui mteli jk proto type. Uiteindelij k worden de verschillende afdeling op elkaa r gestapeld zodat één sculpturale eenheid on tstaat. He t ruimtelijk prototype is een ne utrale basisvorm zonde r fun ctie, schaaloruite rlijk die hie rbij als hulpmiddel wordt ingezet. Ontwerp Het eindresultaa t is een bon te stapeling van verschillende typ ologieën: een transform ators tation, een m arktplaa ts, een shopping-m ali, een klooster en een paleis. Het zo elementair m ogelijk gehouden constructief ontwe rp wordt op versch illende wijzen m et goedko pe m ate riale n ingevuld e n uiteindelijk voorzie n va n een allesverhulle nde tweede huid . Deze huid m aakt he t gebouw geschikt als oriëntatiepunt op een locatie om geven door in frastructuu r. Me t de keuze voor een zichtlocatie direc t aan de ringweg ro ndom Eindh oven wordt een sta tement gem aakt: verslaafden maken d eel uit van de maatscha ppij e n moeten n ie t weggestopt worden .
57
A.T.J. Welters
'Hoe werkt de samenwerkende latei?' Onderzoek naar het gedrag van metselwerk rond gevelopeningen onder invloed van verschillende randvoorwaarden en belastingen Afstudeerrichting Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. ir. D.R.W. Morlens Ir. A.T. Vermeltfoort Ir. T. Eertrand
1000mm
2600 mm
1000mm
Figuur 1
Datum afstudere 24 februari 2004
o0 c
:;;:
7'
c
:::J
0.. 11>
ss
Samenvatting Met behulp va n een literatuuronderzoek, een numeriek onderzoek en een experimenteel onderzoek is het gedrag van metselwerk rond gevelopeningen onder invloed van verschillende randvoorwaarden en belastingen bepaald. Ten gevolge van temperatuurveranderingen is onderin de gevel de kans op scheurvorming het grootst. Ten gevolge van verticale belastingen is bovenin de gevel de kans op scheurvormingbet grootst. Trefwoorden Onderzoek Steenconstructies Latei Vcrvormingen Scheurvorming Figuur 2
Ten gevolge van belastingen en klimatologische veranderingen kunnen er vervormingen optreden in een gevel. Als deze vervormingen verhinderd worden, ontstaan er spanningen. Als de trekspanningen te hoog oplopen kunnen ze de treksterkte van het metselwerk ove rschrijden. met als gevolg scheurvorming. Dit onderzoek richt zich op scheurvorming rondom gevelope· ningen. met name rond de oplegging van de sa menwerkend latei. De vorm van de proefmuren is gebaseerd op een oriënterend afstudeeronderzoek. Met behulp van een nu merieke analyse zijn geschikte afmetingen van proefmuren bepaald. De gekozen geometrie is in figuur r weergegeven. Er zijn vij f proefmuren in het laboratorium onderzocht. Bij drie proefmuren is een minimale horizontale verplaatsing van de penanten nagestree fd , door de penanten op een mortelbed te metsc.Jen (een vaste op.legging; fl guur 2 ). bij twee andere proefmuren is mi nimale wrijving nagestreefd, door de penanten op rollen te metselen, zie figuur 3· Bij de vijf proefmuren is de vervormi ng gedurende drie maanden gemeten. Daarna is bij vier proefmuren een temperatuurbelasting op de latei opgelegd, waarbij de vervormingen rondom de oplegging van de latei zijn gemeten (temperatuurproeven; figuur 4). Tot slot zijn dezelfde vier proefmuren belast met twee verticale puntlasten (bezwijkprocven; flguur 5). Tijdens het belasten zijn de vervormingen rond de oplegging van de latei en in de bo rstwering gemeten. Resultaten en co!lclusies: Uit de langeduur vervormingsmetingen komt naar voren dat de proefmuren zich allemaal ongeveer hetzelfde gedragen . De trend bij alle proefmuren is, dat de eersters dagen de rekken sterk schomm('len. Daarna dalen de rekken sterk (dat betekent een verkorting) en vanaf ongeveer 50 dagen blijven de rekken schommelen rond een waarde van o ngeveer -o,n ojoo. Te n gevolge van de temperatuurproeven zijn er wel verschillen geconstateerd tussen proefmuren op een vaste oplegging en
Figuur 3
Figuur 4
proefmuren op rollen. De vervormin g bij opwarming is bij een proefmuur met een vaste oplegging groter dan bij een proefmuur met ee n roloplegging. De kans op sc heurvorming wordt hiermee ook groter. Naar aanl eiding van de bezwijkproeven is te concluderen, dat de proe fmuren met een vaste oplegging sterker z ijn dan de proefmuren met een roloplegging. De bezw ijkbela sting is echter bij alle proefmure n ruim voldoende in vergelijking met praktijksituaties. Bij de proefmuren met een rolopl egging verlengt het metselwerk rondom de oplegging van de late i, dus er is meer kans op scheurvorming. Bij de proefmuren met een vaste oplegging komt er verkorting voor. Dan is er geen kans op sche urvorming. Aanbevelingen: Ter voorkoming va n scheurvorming te n gevolge van temperatuurveranderingen wordt aanbevalgen onderin gevels extra maatregelen te ne me n. Ter voorkoming van scheurvorming ten gevolge van belast ingen wordt aanbevalgen ex tra maatregelen bovenin gevels te nemen. Daarnaast wordt voor verder onderzoek aanbevolen proefmuren te maken waarbij de plaats van de dilatatie variabel is. Verder wordt aanbevolen materiaalproeven te doen die relatie tussen rek en scheurvorming beschrijven.
Figuur 5
59
P.W.H . Zimmermann
Inbouwpakket voor renovatie Afstudeerrichting Uitvoeringstechniek Afstudeercommissie Ir. Frans van Gassel Prof. d r. ir. Wim Schaefer Prof. dr. ir. )os Lichtenberg
(
~~=::-----~ Vrsueel PRODUCT
\
(
""
~----·--.....
ormalieoverdracht PROCES
\
eiUid G~maR
regelmg
\
' '-...,_ ~--~-
)
Procedures / , Montage
/
~~__./
Datum afstuderen 25 november 2003
Ql
...ur
c:: c..
ID ID
....
C"
c:: c..
:::l
Samenvatting Als oplossing voor d e steeds toenemende gebreken bij de naoorlogse woningvoorraad, wordt een projectplan opgesteld hoe rijtjeswoningen met behulp van een inbouwpakket kunnen worden. gerenoveerd. Door het strategisch samenwerken van ontwerpende, uitvoerende e n toeleverende pa rtijen, kan een totaaloplossing worden aangeboden voor de renovatie van deze rijtjeswo· ningen . Deze tota aloplossing heeft als belangrijkste s pee rpun· ten: duurzaam, goedkoop en een snel proces.
Figuur 1: 'Comfort' als centrale gedachte
ID
er
n
c
;;;
;::;:
CT
0
c
::E "_.
c
Trefwoorden Renovatie Inbouwpakket Rijtjeswoning Projectplan Strategische samenwerking
:::l
a. (!)
6o
Inleiding De naoorlogse woningvoorraad kampt me t alle rlei technische gebreken. Daa rnaast wordt de consument steeds mondiger en gaat hoge re e n gediffe rentieerdere eisen ste llen aan de woning. Dit vraagt om maatregele n: hie rbij moet een keuze gemaakt worden tussen sloop e n nieuwbouw of renovatie. Vanwege de grotere milieubelasting bij sloop en nieuwbouw en het feit da t het grootste dee.l van de bevol.king op het gebied van woningbe· hoeftes is aangewezen op de bestaa nde voorraad, wordt duidelijk dat het grootste gedeelte van deze woningen gerenoveerd moet gaan worden. Wanneer de prestaties van de woning n ie t alleen gehandhaafd, maar ook verbéterd moeten worden, is hoogniveau renovatie noodzakelijk: he t vernieuwen van de inbouw van de woning. Hiervoor kan een inbouwpakke t worden toegepast. Uit a nalyse komt naar voren dat er in Nederland op dit moment geen geschik t inbouwpakke t op de markt is. Wél bestaat er een con· cept, Comfort+. Doel van dit onderzoek is om te kijken welke rol Comfort+ kan spelen om een antwoord te bieden op de kwal ita· lieve vraag die kenme rkend is voor de h edendaagse woningvoor· raad. Om het onderzoek af te bake nen moet uit de woningvoorraad een representa tieve wo ning worden gekozen. Vanwege met name de hoeveelheid is gekozen voor het type 'öjtjeswoning'. Maar liefst 48% van de woningen die voor 1988 gebouwd zijn , zijn rijtjeswoningen. In overleg met Bureau Bouwhulp is een geschikte rijtjeswoning gevonden: een tussenwoning in de wijk Lievendaal in Eindhoven. Voor deze woning wordt een inbouw· pakket samenges te.ld. waarna een projectpla n ontworpe n wordt voor de renovatie van een rijtjeswoning met dit inbouwpakket. Doel De doelstelling van h et onderzoek is de volgende: "Het nagaa n van de mogelijkheden van Comfort+ bij de re nova· tie van een rij tjeswoni11g, door het samenstellen van een inbouwpakket voor deze woning en het besch ri jven van het renovatieproces, waarna een projectpla11 voor de re novatie van rijtjeswoningen kan worden ontworpen."
Onderzoek Er is onderzoek gedaan naar de eigenschappen en gebreken van de referentiewoning e11 de randvoorwaarden zij n beschreven, welke door de woning gecreëerd worden . Oeze bestaan uit afme· tin gen en techn ische bijzonderheden en obstakels. Nadat de woning is onderzocht, is onderzoek gedaan naar het inbouwpakket. Door middel van deskresearch e n brainstormsessies bij A+ is he t Comfort+ conce pt verder geconcretiseerd. Daarnaast vol· ge n uit de randvoorwaarden e n de gebreken van de referen tie· woning eigenscha ppen voor het inbouwpakket va n de woning. Bij het samenstellen van he t inbouwpakket, is tevens gebruik gemaakt van een renovatieontwerp voor de woning van Bureau Bouwhulp en een ontwerp van Nove1n. Tevens zijn de nieuwe ontwikkelingen in de bouw geanalyseerd, waardoor het Programma van Eisen (PvE) van het inbouwpakket gevormd kan worden. Hieruit blijkt dat Comfort+ voor de onderzochte woning een onderdeel van he t inbouwpakket kan vormen, maar geen totaaloplossing voor de renovatie van de o nde rzochte woning. Voor de referentiewoning is alsnog een inbouwpakket samenges teld, waarbij andere componenten va n het inbouwpak· ke t met bestaande producten zijn ingevuld. Vervolgens is het renovatie proces onderzocht. In het onderzoek zijn de be trokken partijen beschreven, de fa sen en activiteiten in hel renovatieproces, de verschille nde samenwerkingsvormen en de nie uwe ontwikkelingen in de bouw. Uit dit onderzoek is naar voren gekome n dat er in de m a rkt vraag is naar integrale oplos· singen e n stra tegische samenwe rking. Dit bete ke nt voor Comfort+ dat er m ogelijkheden voor Bureau A+ liggen bij het strategisch samenwerken met producenten . maa r ook met uit· voerende partijen. Resultaat De oplossing voor de re novatie van een rijtjeswon ing en de (mogeli jke) rol van Burea u A+ wordt gepresenteerd in een projectplan. Aan de ha nd van lite ratuuronder.zoek is een opze t gemaakt voor een projectpla n , waarna een concept projectpla n
Comfort+ concept
A
Tegemoetkominggebreken Gebreken Randvoorwaarden
Voor renovatie
A
D =: D •
-
i i
Bouwhulp
l
I
Na renovatie
Novem
Nieuw e ontwikkelingen
Figuur 2 : Samenstellen inbouwpakket
-
Dl
ii!'
r::
c..
tD tD
..,
r:::r
r:: ::s
c..
~
öl'
n
c:
~ ;::;:
kon worden opgesteld, welk door experts uit 'de praktijk' is getoetst. Hieruit blijkt dat er voor het aanbieden van de totaa loplossing een aparte bv moet worden opgericht. Voor dit bedrijf is een naam bedacht: Comfort R'innovation. Het doel van dit bedrijf is het aa nbieden van een totaaloplossing voor de renovatie van (een deel van) de inbouw van rijtjeswoningen. H ierbij richt Comfort R'innovation zich op de woningcorporaties als potentiële opdrachtgevers. De samenwerking heeft het imago 'Comfort' gekozen, en wil dit zowel in product als proces uitstralen. De bedrijfsorganisatie wordt naast de gebruikelijke staffuncties, gekenmerkt door de afdelingen productontwikkeling, verkoop, productie en inkoop. De afdeling Productontwikkeling gaat z ich bijvoorbeeld sa men met de toeleverende bedrijven richten op het ontwikkelen van projectongebonden producten. De afdeling Verkoop promoot het product bij corporaties, maakt offertes en haalt opdrach ten binne n. De afdeling Productie is belast met bewonersbegeleid ing. het samenstellen van het inbouwpakket en de coördi natie van de uitvoering. De afdeling Inkoop is veran twoordelijk voor de inkoop van de benodigde producten en de logistiek. De projectorganisatie van Comfort R'innovation is afhankelijk van het renovatieproject. In de organisatie zijn de fu ncties aanwezig van projectma nager, bewonersbegeleider en site manager. Voor de ondersteuning van de organisatie, wordt gebruik gemaakt van !CT-middelen, zoals een toolbox, projectweb en 3D-modellen. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van een showroom waar (potentiële) klanten het prod uct kun nen aanschouwen. Bureau A+ kan met betrekking tot Comfort R'innovation een mogelijke strategische partner worden op het gebied van productontwikkeli ng.
J. van Asse ldonk J.J. Boon S. Borremans & S.H.P. Bossers M.W. Crins G.H. Flim Ing. A.A.P. Foucher & Ing. F.C.H. Merk$' M.C.J. Hornikx M.G.J.M. Jacobs A.L. van Kempen & D.P. Stoffels H.C. Kok Drs. G.E. La Rose J.Kos Ing. M. Martens Ing. F.M. Navarro Kroezen Ing. M.J.A. Oude Luttikhuis Ing. A.G. Rigter Ing. M.l.M. Stabel J.J.A. Verkuijlen
diploma-uitreiking faculteit bouwkunde • 04 me1 2004
Technische Universiteit Eindhoven
jaargang 2003-2004 nummer os 04 os 2004
CT
0
c
~
A"
c
:::J
0..
ro
2
Inhoud
pag.
J. van Asseldonk Beoordelingsmodel voor het energiegebruik van energiezuinige woningen
4
).).Boon Tijdsafhankelijk gedrag van de samengestelde, statisch onbepaalde WING-vloerplaat
6
S. Borremans & S.H.P. Bossers Afwijkingen in Algemene Bouwplaats Kosten
8
M.W. Crins De bepaling van de geluidreflecterende eigenschappen van een vlak in een omsloten ruimte. G.H. Flim A library in Amsterdam I Een bibliotheek in Manhattan Een ontwerp voor een verticale bibliotheek met een dubbele locatie
10
12 Cll
Ing. A.A.P. Foucher & Ing. F.C.H. Me rks Eén eersteklas plaats a.u.b.!? Ee n waarderingssysteem voor s tationslocaties als plaats voor vastgoedbeleggingen
ur
14
c
a. t1)
...
t1)
C"
M.Cj. Hornikx Modelting urban sound propagation in a moving medium
c :::r
a.
16
!!.
ar
n
M.G.J.M. jacobs Integratie van duurzame energie in de gebouwde omgeving middels de integraal ontwerp benadering. Evaluatie en implementatie van een dubbele-huidfaçade met PV-lamellenzonwering
c:
18
.....
;:::;:
CT 0
c:
A.L. van Kempen & D.P. Stoffels The Glasgow Harbour Project "An Organisation Analysis" H.C. Kok Ontwerp van een overkapping voor de Haagse Markt
:E
7'
20
c:
::I
0..
22
3 Drs. G.E. La Rose Herstructurering )aarbeurs(terrein) j .Kos Duurzame Bouwkunst in de Genneper Parken
26
Ing. M. Marlens Het multifunctionele stadion van de toekomst
28
Ing. F.M. Navarro Kroezen Revealing the Past A collage of Paradoxes
30
Ing. M.j.A. Oude Lultikhuis Herbestemming Ten Cate-terrein Stof tot leven
32
Ing. A.G. Rigter (achter) de etalage die terugkijkt een ontworpen reactie op een winkelstraat
34
Ing. M.L.M. Stabel De hartelijke groeten uit Hoge Vucht J.J.A. Verkuijlen 'De XX infrastructuur' Nieuwe ideeën voor een dt!montabele infrastructuur.
J. van Asseldonk
Beoordelingsmodel voor het energiegebruik van energiezuinige woningen
0
IN
UIT
Q VE"ntih•tit>
Q zou pas.s:i ef
Q transmissiE"
QiufiltratiE"
Afstudeerrichting Installatietechniek
Qrt'~Wann
t:apW81{"1
Afstudeercommissie Prof. ir. W. Zeiler Ir. ing. G. Boxem Ir. E.J. Bakker Ing. N.C. Sijpheer
Dl
U;'
..... c
0. tl) tl)
...er c
::I
0.
~ ~
n
c
4
Datum afstuderen 24 februari 2004
Rest ruunltovtn\·anuu~
Vraag
Afbeelding
1
Samenvatting In het gebied tussen enerzijds complexe en anderzijds vereenvoudigde beoordelingsmethoden vergelijkt het beoordelingsge· reedschap op eenvoudige wijze energieconcepten, terwijl het toch niet de beperkingen heeft van een EPN-achtige aanpak. Hierbij wordt gekeken naar zowel het concept in zijn geheel als naar de installatietechnische en bouwkundige maatregelen die dit concept tot stand brengen. Het gereedschap is uit te breiden voor het beoordelen van de aspecten comfort, gezondheid, kosten/opbrengsten en milieubelasting. Trefwoorden Beoordelingsmodel Ontwerpgereedschap Energiegebruik Energieneutraliteit Energiebalans Probleemstelling In het gebied tussen enerzijds complexe en anderzijds vereen· voudigde beoordelingsmethoden is er binnen ECN DEGO vraag naar een model dat op eenvoudige wijze energieconcepten kan vergelijken en dat niet de beperkingen heeft van een EPN·achti· ge aanpak. De doelstelling van dit afstudeerproject is dan ook het opstellen van een beoordelingsgereedschap waarmee ener· gieconcepten van woningen energetisch beoordeeld kunnen worden. Hierbij dient gekeken te worden naar zowel het concept in zijn geheel als naar de installatietechnische en bouwkundige maatregelen die deze concepten tot stand brengen. Methode Het beoordelingsmodel is opgezet als ontwerpgereedschap om het jaarlijks primaire energiegebruik (elektriciteit en aardgas) en de energieneutraliteit van een woning te bepalen. Allereerst is in het software pakket MathCAD een energiebalans opgesteld van de energiestromen die_in woningen in het alge· meen een rol spelen. Dit model berekent de energiestromen, uitgaande van een bepaald klimaat, de bouwkundige gegevens van een woning en een aangenomen gebruikersgedrag. In dit project is als "case" voor een energiezuinige woning de Ecobuild testwoning B gekozen. Vervolgens is van de elementen uit het installatieconcept van Ecobuild woning B geanalyseerd op welke wijze deze systemen en componenten theoretisch functioneren en op welke wijze deze in de Energie Prestatie Normering (EPN) zijn beschreven. Daarna zijn de relevante meetresultaten bestudeerd uit de eerste fase van het Ecobuild Research project. Op basis van de verkre· gen inzichten is per systeem/component een berekeningsmethode opgezet voor een energetische beoordeling. Ter validatie van het ontwikkelde beoordelingsgereedschap is een meetplan opgezet voor een aantal experimenten in Ecobui.ld testwoning B.
Afbeelding 2 CU
ur ..... c
c.. 11) 11)
.., C"
c
:l
c..
~
iiJ' n
c
..... ro .....
er 0 c
:::
?'
c
::J o._
ro
Conclusie
Het correct bepalen van de jaarlijkse energiestromen in een woning is een ingewikkeld proces. Dit komt doordat de verschillende energiestromen elkaar beïnvloeden en bovendien functioneren de klimaatinstallaties in de praktijk op verschillende wijze dan theoretisch of op basis van fabrikantgegevens verwacht zou worden. Met het model dat is beschreven in dit rapport, is slechts een aanzet gemaakt om op correcte wijze voor "standaard bewoners" de gemodelleerde en gemeten kenmerken van de klimaatinstallaties te vertalen in een jaarlijks energiegebruik en energieneutraliteit van het woningconcept Toekomstige maatregelen om de energievraag voor ruimteverwarming te beperken zullen voornamelijk bepaald worden door de energiestroom ten gevolge van infiltratie. Daarom zullen ten eerste woningen minder luchtdoorlatend gebouwd moeten worden. Ten tweede kan de huidige modellering van infiltratie naar verwachting nog aanzienlijk verbeterd worden. Daarnaast gaat voor energiezuinige woningen de energievraag voor warm tapwater relatief een steeds grotere rol spelen. Daarom kan in de toekomst op dit gebied veel energie bespaard worden. De energievraag voor koeling gaat ook een steeds grotere rol spelen; In energiezuinige woningen neemt het oppervlakte aan beglazing toe en door de goede isolatie blijft de hierdoor binnengekomen energie langer binnen de woning. In de wintersituatie is dit een voordeel, omdat er dan minder verwarmd hoeft te worden, maar in de zomersituatie daarentegen betekent dit dat er meer warmte afgevoerd dient te worden. En hiervoor is ook energie benodigd. Daarom dient koeling zoveel mogelijk voorkomen te worden, dit kan door bijvoorbeeld zonwering toe te passen. Daarnaast kan door energiezuinige systemen de resterende koelvraag zo efficiënt mogelijk geleverd worden.
Ing.
J.J.
Boon
Tijdsafhankelijk gedrag van de samengestelde, statisch onbepaalde WING-vloerplaat Afstudeerrichting Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. dr. ir. D.A. Hordijk Ing. S.J. de Boer Ing. E.A./. Weenink Datum afstuderen 27 april 2004
Figuur 1
111
~
c
Q.
C'D C'D
..,
C"
c
::1
Q.
C'D
6
Samenvatting Dit afstudeerproject betreft een experimenteel en analytisch onderzoek naar het tijdsafhankelijke gedrag van de samengestelde statisch onbepaalde WING-vloerplaat. In het experimentele onderzoek is met behulp van twee WING· vloerplaten een praktijktoepassing nagebootst, waarmee het tijdsafhankelijke gedrag in de gebruikstoestand is onderzocht. In het analytische onderzoek is aan de hand van de NEN 6720 een rekenmodel ontwikkeld, waarmee het tijdsafhankelijke gedrag van de beproefde constructie kan worden doorgerekend. Ten slotte zijn de verschillende resultaten vergeleken en zijn er verschillende conclusies getrokken met betrekking tot de onder· zochte praktijktoepassing. Trefwoorden WJNG-vloerplaat Tijdsafhankelijk gedrag Samengestelde constructie Experimenteel onderzoek Analytisch onderzoek
Inleiding Betonson BV is een bedrijf in de voorgespannen prefab betonin· dustrie. Zij hebben een nieuw type vloerplaat ontwikkeld, de WING-vloerplaat genaamd. De vloerplaat is een combinatie van een holle vloerplaat en een bekistingvloerplaat (figuur r) Om de WING-vloerplaat te kunnen toepassen moet het gedrag van deze vloerplaat in de uiterste grenstoestand en de gebruik· stoestand bekend zijn. Met behulp van dit onderzoek is getracht inzicht te verkrijgen in het gedrag van de constructie in de gebruikstoestand. Probleemstelling "Er bes taat nog onvoldoende inzicht in het tijdsafhankelijke gedrag van de samengestelde WING-vloerplaat bij meerveldsoverspanningen". Doelstelling "Het doel is inzicht te verkrijgen in het spannings· en vervor· mingsverloop van de samengestelde WING-vloerplaat". "Dit resultaat toetsen aan de berekeningen volgens de NEN 6702 en de NE N 6720 en eventueel maken van vereenvoudig· de rekenregels". WING-vloerplaat De W!NG-vloerplaat bestaat uit een hoog middengedeelte (holle vloerplaat), welke is voorzien van vleugels aan beide zijkanten (bekisti ngvloerplaat).
Door het combineren van de holle-vloerplaat en de bekisting· vloerplaat wordt een vloerplaat met een grote flexibiliteit en vormvrijheid verkregen. Dit uit zich niet all.e en in de vorm en de sparingsmogelijkheden van de vloer zelf, maar ook in de plaatsingsmogelijkheden van de instaJlaties in en op de vloerplaten. Een ander voordeel van deze vloerplaat is dat deze vloerplaat zonder onderstempeling geplaatst kan worden.
Figuur
2
y
a: concentratie spanningen en krachten
b: 30 schematisering concentratie momentenverloop
Figuur 3
Figuur 4
Experimenteel onderzoek In het experimentele onderzoek is een praktijktoepassing van de WING-vloerplaat nagebootst. Hiertoe zij n twee WING-vloerplaten achter elkaar geplaatst en met behulp van een constructieve druklaag, voorzien van steunpuntwapening over de vleugels, aan elkaar gekoppeld. De ontstane constructie is een samengestelde, statisch onbepaalde constructie (figuur 2).
Ten slotte kan met het reken model de toegepaste constructie met zijn specifieke spanningen en vervormingen worden getoetst aan de doorbuigingseisen volgens NEN 6702 en de detailleringseisen volgens NEN 6720.
In het experimentele onderzoek zijn de op- en doorbuigingen op halve liggerlengte gemeten en ook de rekken en krommingen boven het middensteunpunt (figuur 3). Tevens is de optredende scheurvorming in de constructie ten gevolge van het tijdsafhankelijke gedrag en de belastingen beschreven. Gedurende de gehe le levensduur van de constructie zal het tijdsafhankelijke gedrag doorzetten, maar de grootte van de vervormingen neemt met de tijd af (exponentiele functie). Om een aardig beeld te krijgen van het tijdsafhankelijke ged rag van de constructie is de meting gedure nde 100 dagen uitgevoerd . Ln deze roo dagen is een redelijk beeld verkregen van het tijdsafhankelijke gedrag van de constructie. Analytisch onderzoek In het analytische onderzoek is een rekenmodel (Excel) gemaakt op basis van de rekenmethodes volgens de NEN 6720. Met dit rekenmodel kan het tijdsafhankelijke gedrag van de samengestelde, statisch onbepaalde WING-vloerplaat worden bepaa ld.
Afhankelijk van het tijdsafhankelijke gedrag van de constructie kunnen de optredende op- en doorbuiging halverwege de vloerplaat en de rekken en spanningen op elk willekeurig punt in de constructie worden berekend. Hierdoor zijn de resultaten van het experimentele onderzoek en het analytische onderzoek m et elkaar te vergelijken en kunnen er conclusies uit deze vergelijking worden getrokken.
Conclusie Door het toepassen va n een constructieve druklaag over de vleugels van de WING-vloerplaat on tstaat er een spann ingsconcentratie boven deze vleugels nabij het middensteunpunt (figuur 4) . Dit gedrag is zowel in het experimentele als het analytische onderzoek geconstateerd.
Er kan geconcludeerd worden dat de toegepaste constructie vergeleken kan worde n met een monolieten vloer voorzien van een sparing met de breedte van het middendeel nabij het middensteunpunt. Tevens kan er geconcludeerd worden dat de beproefde constructie in de praktijk toegepast mag worden, m its de toegepaste wapening boven het middensteunpunt blijft voldoen aan de detailleringseisen.
7
S. Barremans S.H.P. Bossers
Afwijkingen in Algemene Bouwplaats Kosten Afstudeerrichting Uitvoeringstechniek Afstudeercommissie Ir. E.R. Poortman Ing. F.j.A.M. van den Broek Ir. M.M.J. Vissers Datum afstuderen 27 april 2004 Samenvatting Uit onderzoek blijkt dat de Algemene Bouwplaats Kosten bij Hurks bij en Vastgoed B.V. afWijken op 11 posten. Door middel van een onderzoek naar de oorzaken is vervolgens een doel gesteld. Het halveren van de afWijkingen in ABK door middel van het gebruik van drie ontworpen hulpmiddelen; een begrotings-, bewakings- en terugkoppelingshulpmiddel. Trefwoorden Begroten Bewaken Terugkoppelen Nacalculatie ABK (Algemene Bouwplaats Kosten)
Om knelpunten uit de gehele organisatie op te lossen heeft de directie van Hurks Bouw & Vastgoed BV, het KAM overleg sector Bouw in het leven geroepen. In dit overlegorgaan is van iedere afdeling een persoon vertegenwoordigd. Het overleg heeft gesignaleerd dat er structureel aanzienlijke afwijkingen in de Algemene Bouwplaats Kosten (ABK) optreden. Dit beïnvloedt de winst van het bouwbedrijf in negatieve zin en daar:om heeft het KAM overleg sector Bouw besloten hier onderzoek naar te laten doen. Voordat gekeken is of er daadwerkelijk aanzienlijke afwijkingen in de ABK zijn opgetreden, is onderzoek verricht naar de invulling van de ABK. Dit onderzoek is zowel binnen het afstudeerbedrijf als daarbuiten gehouden. Hieruit bleek dat er geen eenduidige definitie en invulling te vinden was. Gekozen is om de definitie van ABK zoals het afstudeerbedrijf deze hanteert, te gebruiken in het verdere verloop van het afstudeertraject
8 Na vaststellen van de invulling van de A BK, zijn de financiële overzichten van 89 opgeleverde werken verdeeld over drie bouwdivisies, te weten Utiliteitsbouw, Appartementenbouw en Woningbouw. Er is onderzocht of er daadwerkelijk aanzienlijke afwijkingen aanwezig waren. Tijdens deze eer:ste analyse bleek dit inderdaad zo te zijn. Door op een steeds dieper niveau de afwijkingen te bestuderen zijn de kostengroepen met de grootste afwijkingen meegenomen in het verdere onderzoek. Het blijkt om zes codes te gaan, Materieel Huur, Inrichten werkterrein, Verbruikskosten, Personeel, Opleveren en Kosten op bouwplaats, verdeeld over twee kostensoorten, ro Materieel en 20 Arbeid, respectievelijk de codes ro 05.31 Materieel Huur, ro 05-41 Inrichten werkterrein, ro 05-42 Verbruikskosten, 20 05.33 Personeel, 20 05.34 Opleveren en de code 20 05.35 Kosten op bouwplaats. Van deze afbakening zijn vervolgens middels interviews en verder boekenonderzoek de oorzaken van de afwijkingen achterhaald. Deze oorzaken zijn verwerkt in een oorzaak en gevolg diagram. De verkregen antwoorden uit de interviews zijn getoetst in de boeken waaruit bleek dat elf posten voor verder onderzoek in aanmerking kwamen, te weten: ro 05.3t.or Keten; ro 05.31.34.Profielen; ro 05·3!-41 Steiger materieel; ro 05.31-42 Ondersteuningsmaterieel; ro 05-4I.20 Bouwkraan en kraanbaan ro 05-41.30 Mobiele kraan ro 05-41.40 Puincontainers en chemisch afval; ro 05-42.20 Verbruik gasjwaterjelektra; 20 05·33-IO Uitvoerder; 20 05·34·!0 Opleveren; 20 05·35-IO Opruimen.
111
Hierna is opnieuw een afbakening gemaakt op afwijkingen die veroorzaakt zijn door uitvoeringstechnische factoren. Gebleken is dat het ontbreken van de vastlegging van de handelswijze naast het ontbreken van nacalculatie als hoofdoorzaken verantwoordelijk zijn voor de afwijkingen. Op basis van het verkregen diagram is een onderzoek opgesteld waarbij als doelstelling werd gesteld de afwijkingen te halveren. Dit op basis van drie hulpmiddelen die het afstudeerbedrijf moeten helpen om de ABK te beheersen en terug te koppelen. Onder beheersen wordt het begroten en het bewaken verstaan. Middels vier probleemstellingen is het proces van de ABK beschreven en is een programma van eisen ontwikkeld voor de hulpmiddelen. Door precieze vastlegging van het proces van begroten, bewaken en terugkoppelen binnen het afstudeerbedrijf aangaande de ABK, is duidelijk geworden waar de knelpunten zitten en hoe deze volgens de deskundigen opgelost en vormgegeven kunnen worden. Met de on.der.zoeksresultaten als uitgangspunt is er een ontwerp gemaakt van de hulpmiddelen. De drie programma's van eisen zijn omgezet in tastbare hulpmiddelen. Het begratingshulpmiddel is gemaakt in de Microsoft Office applicatie Excel. Het voorziet in vastlegging van de werkwijze door het dwingend begroten van de post. De projectvoorbereider als gebruiker hiervan, geeft een aantal postspecifieke waarden in, waarna het programma de inzet en kosten berekent. Voor een aantal van de elf posten is een nacalculatie opgesteld op basis van infonnatie die voorhanden was van de projecten uit het verleden. Uitkomst van het begrotingshulpmiddel is een onderbouwd bedrag, dat overgenomen wordt in de begroting. Door het vastleggen en communiceren van de handelswijze naar het uitvoeringsteam, is de kans op een verkeerde interpretatie door hetzelfde uitvoeringsteam klein geworden. Ook het bewakingshulpmiddel is gemaakt met behulp van de Microsoft Office applicatie Excel. De projectvoorbereider voert de uitkomsten van het begrotingshulpmiddel als uitgangspunt in het programma in. De projectleider als gebruiker zal op zijn beurt de werkelijk gemaakte kosten invoeren, waarna automatisch wordt berekend wat het resultaat is. Wanneer de afwijking tussen het budget en de realiteit van structurele aard is kan de projectleider besluiten om het resultaat te nemen. Hierna wordt het budget per periode aangepast om de bewaking transpara nt te houden. Het totale budge t verandert niet en door middel van het uitrekenen van prognoses kan de projectleider zien, of ondernomen acties een positieve invloed hebben gehad op het verloop van de afwijkingen. Incidentele afwijki ngen worden niet genomen als resultaat. maar komen direct tot uiting in de prognoses.
Per periode van drie maanden worden de resultaten van de elf posten besproken in het op te starten AB K overleg. De agenda hiervan wordt bepaald door de afwijkingen van de elf posten. Deelnemers aan dit overleg zijn de projectvoorbereider en het hoofd Bedrijfsbureau namens de Bouwvoorbereiding en namens de Bouwuitvoering zullen de uitvoerder en de projectleider aanwezig zijn. Uitgangspunten van het overleg zijn de uitkomsten van het begratingshulpmiddel en de tot dan toe behaalde resultaten komende uit het bewakingshulpmiddel. Het overleg zal een kritische kijk op zowel de voorbereiding, als op de uitvoering hebben om in de toekomst deze twee fases beter op elkaar af te doen stemmen. Uitkomst van het overleg kan een actie in de vorm van het aanpassen van een norm, of het aanpassen van de werkwijze in de uitvoeringsfase zijn. In de daarop volgende periode kan worden bekeken of de genomen actie het gewenste resultaat heeft opgeleverd. Notulen van deze vergadering zullen onder meer naar het KAM overleg sector Bouw gaan, zodat zij op de hoogte zullen blijven van de stand van zaken en lering kunnen trekken uit de oorzaken van incidentele afwijkingen. Dit om de organisatie in de toekomst te behoeden voor eenzelfde soort afwijking. Naast het houden van periodiek overleg over de ABK, zal een nacalculatiebestand worden bijgehouden van toekomstige projecten. In het begrotingshulpmiddel is voor een aantal posten reeds een nacalculatiebestand gemaakt op basis van voorhanden informatie. Per post zijn een aantal specifieke variabelen aangewezen die per project bijgehouden dienen te worden. Dit om de nacalculatie betrouwbaarder te maken en te houden gedurende de tijd. Door het toepassen van de hulpmiddelen is een basis gecreëerd van waaruit de verschillende gebruikers op een uniforme manier met de ABK omgaan. Door het steeds ter discussie stellen van het eigen handelen, maar ook dat van een ander worden verbeterpunten aangevoerd die behouden blijven voor de betreffende gebruikers, maar ook voor de betreffende afdelingen. Als eindresultaat zijn het begrotingshulpmiddel, het bewakingshulpmiddel en het terugkoppelingshulpmiddel achtergelaten bij het afstudeerbedrijf Hurks Bouw & Vastgoed BV. Voor deze h ulpmiddelen is tevens een handleiding voor de gebruikers bijgevoegd. Na het toetsen van de werking van de hulpmiddelen op een proefproject zijn de hulpmiddelen klaar om te worden geïmplementeerd in het afstudeerbedrijf.
ii!' c:
c. tl) tl)
...
l:::r
c:
::I
c.
!!Ql' c
n
.... ll>
;::;: rr 0
c
::E
7<"
c
::::l
0.. ll>
9
M.W. Crins
Reflectie-index Soneseal100 mm glaswol div. rn..tmethoden
1,20
De bepaling van de geluidreflecterende eigenschappen van een vlak in een omsloten ruimte. Afstudeerrichting
Fysische Aspecten van de Gebouwde Omgeving Afstudeercommissie
Dr. ir. H.J. Martin lr. C.CJ.M. Hak lr. ).P.M. Hak
,\
1.00 0.80
.,..
~ 0.60 0,40 • .
0,20 0,00 125
250
500
1000
2000
4000
Frequentie [Hz] .. .. . f'.n :t!-4 ilfllr"""-'
""'""""~
-€r. l70l~
1 1-1-NI'!I < ' ....II:!II • ~ ~ ,...<~• I I
- · . &<- ......
Datum afstuderen
27 april 2004
Figuur 1 Meetresultaat verschillende meetmethoden, Soneseal (1oomm glaswol), EN 1793-5 en NF S 31 089 in een buitensituatie gemeten.
Samenvatting
Binnen dit onderzoek is bekeken of.het mogelijk is om reeds bestaande meetmethoden waarmee de reflectie-index van verkeersgeluidbeperkende constructies bepaald wordt, toe te passen in een omsloten ruimte. De Franse norm NF S 31 o89 gaat uit van het vrij maken van reflecties uit een impulsresponsie op basis van alleen windowing. Bij de Europese norm EN 1793-5 is de isolatie van de reflecties verbeterd met de subtractie-techniek. In een enigszins aangepaste vorm blijken zowel de methode op basis van subtractie als de methode op basis van alleen windowing geschikt om de reflectie-index in een grote ruimte te bepalen. Trefwoorden
10
Gel uidreflectie Geluidabsorptie Reflectie-index NFS31089 EN 1793-5 Figuur 2 Meetsituatie EN 1793-5, Luidspreker-microfoon probe voor een vlak van Soneseal (1oomm glaswol).
Het kunnen bepalen van de geluidabsorberende eigenschap van een materiaal in een omsloten ruimte is van belang binnen de zaalakoestiek. Door juiste materialisering kan de akoestische kwaliteit van een ruimte geoptimaliseerd worden. Zo kunnen bijvoorbeeld hinderlijke echo's worden voorkomen en de nagalmtijd op het gebruik van de ruimte worden afgestemd door een juiste keuze van afwerking. Met behulp van de laboratoriummethoden is vaak alleen de akoestische absorptie-eigenschap voor een monster bepaald. Verschillen tussen het gemeten monster en het daadwerkelijk toegepaste materiaal worden vaak niet vastgesteld. Ook worden geen verouderingseffecten meegenomen, zijn de gegevens niet van elke constructie beschikbaar en is het bepalen van de geluidsabsorptiecoëfficiënt van bestaande constructies alleen mogelijk met behulp van een des tructieve techniek. Binnen dit onderzoek is bekeken of het mogelijk is om reeds bestaande meetmethoden waarmee de reflectie-index van verkeersgeluidbeperkende constructies bepaald wordt, toe te passen in een omsloten ruimte. Dit zijn de Franse norm NF S 31 o89 en de Europese norm EN 1793·5. Beide gaan uit van een gemeten impuls responsie. Een impulsresponsie geeft de geluiddruk als functie van de tijd, ontvangen op een bepaalde plaats, als gevolg van een uitgezonden "ideale" akoestische puls. Een impulsresponsie bevat de informatie over de overdracht tussen bron en ontvanger. Op deze manier kan de impulsresponsie worden gezien als optelsom van reflecties. Zo zal een geluidreflectie te zien zijn als een piek in de impulsresponsie.
Reflectie-index lsover Ductliner 25 mm glaswol 1,20
\
1.00 .._ _\
_- - "' -
--. \ y. ' .>
·-~ 0,80 •...
~
-- ~
- ....
"'~
·- ~
0,60
•
'-
'
0.40 0,20 0,00 125
250
500
1000
2000
4000
Frequentie [Hz] '<0 '
.:: i-i
(:'-lo.,..,..,,;_">l-(~M I - -- ~
S ) ~ (\\ ~) .. ~ ... - 1" ~ )
- tr. - S n-
Figuur 3 Meetresultaten verschillende meetmethoden, Ductliner (2smm glaswol), NF S 31 089 in een omsloten ruimte gemeten.
111
-ur c
0. <1) <1)
...
C"
c
::I
0.
~
01'
n
c:
ni
ll
Figuur 4 Meetsituatle in een omsloten ruimte op basis van NF S 31 089, losse luidspreker en microfoon voor een vlak van Ductliner (2smm glaswol).
Het verschil tussen beide methoden is dat de Franse norm uit gaat van het vrij maken van reflecties uit een impulsresponsie op basis van het zogenaamde windowing, en in de Europese 1793-5 norm is de isolatie van reflecties met een subtractie-techniek verbeterd. Aan de hand van een proefoppervlak zijn verschillende meetmethoden met elkaar vergeleken. Bij dit onderzoek is uitgegaan van 2 verschillende proefoppervlakken in verschillende grote ruimten, namelijk een wand van geverfde betonsteen in een sporthal en een proefoppervlak van glaswol in een fabriekshal. Van de glaswol is door middel van traditionele laboratorium meetmethoden de absorptiecoëfficiënt bepaald. Vervolgens zijn deze laboratoriumresultaten vergeleken met de resultaten die behaald zijn met de in een omsloten ruimte toegepaste meetmethoden op basis van NF S 31 o89 en EN 1793-5In een enigszins aangepaste vorm blijken zowel de methode op basis van subtractie als de methode op basis van alleen windowing geschikt om de reflectie-index in een grote ruimte te bepalen. Bij de methode op basis van alleen windowing zijn de luidspreker-eigenschappen van belang. De luidspreker genereert namelijk geen ideale puls, waardoor het enige tijd duurt totdat het geluiddrukniveau weer is afgenomen tot het achtergrondniveau. Deze zogenaamde eigentrilling van de luidspreker moet voldoende zijn uitgedempt bij de start van de eerste reflectie van het proefoppervlak Daarnaast is het frequentiebereik afhanke-
lijk van de afstanden tussen de verschillende reflecties. Deze afstanden hangen af van de positie van microfoon en luidspreker ten opzichte van de reflecterende vlakken. Binnen de onderzoeksrapportage is een richtlijn opgenomen om de meetposities, voor verschillende ruimte-afmetingen en luidspreker-eigenschappen te bepalen, waarmee een zo groot mogelijk frequentiebereik kan worden gehaald. Bij de methode op basis van subtractie blijkt het mogelijk om een zogenaamde referentie-meting te doen. Bij de reeds bestaande methode wordt deze meting als een zogenaamde vrije veld meting gezien en wordt de gebruikte luidspreker-microfoon probe naar de hemel gericht. Het blijkt echter dat wanneer de ruimte voldoende groot is deze referentie-meting ook in een omsloten ruimte mogelijk is. Er zijn aan deze methode verder geen aanpassingen noodzakelijk om ze in een omsloten ruimte toe te kunnen passen. Binnen het onderzoek komt duidelijk naar voren dat beide meetmethoden erg gevoelig zijn voor ongewenste reflecties. De kwaliteit van de impulsresponsie, waarmee het optreden van deze ongewenste reflectie samenhangt is moeilijk op het oog vast te stellen. Het dient dan ook als aanbeveling een maat voor de kwaliteit van de impulsresponsie vast te stellen.
G.H.Fiim
A Library in Amsterdam I Een bibliotheek in Manhattan Een ontwerp voor een verticale bibliotheek met een dubbele locatie Afstudeerrichting
Architectuur Afstud eercommissie
Prof. ir. H.H.M.L. Dirrix Drs. P.).A.M. Gijsberts A.).M. Walraven Arch. A.v.B. Datum afstuderen 27
april
Afbeelding 1
2004
Samenvatting
Een ontwerp voor een verticale bibliotheek met een dubbele locatie, waarbij het ontwerpproces is aangegaan als een experiment. Een experiment waarbij deelstudies naar onder meer de gelaagde locatie, verticale ruimtelijkheid en de huid als architectonisch instrument leidmotief zijn. Trefwoorden
Architectuur Bibliotheek Hoogbouw Amsterdam New York
Afbeelding 2
12
Mijn afstudeerproject begon met een beeld: het beeld van een tweeling, later vervangen door het beeld van een dubbelganger. Twee keer hetzelfde gebouw in een andere context. Een gebouw dat een gevoel van herkenning oproept en van vervreemding. Dit beeld werd onmiddelijk gevolgd door een hele reeks vragen: kun je zoiets doen? En zo ja, hoe doe je dat dan? Maar belangrijker nog: waarom zou je dat doen? Om met het antwoord op de laatste vraag te beginnen: nieuwsgierigheid, een experiment, een mooie manier om de relatie tussen een gebouw en zijn omgeving te onderzoeken. Dan de tweede vraag: hoe doe je dat? Ontwerp je een neutraal gebouw dat overal en tegelijkertijd nergens past? Ontwerp je een gebouw op een locatie en kopieer je het vervolgens naar de andere, of ontwerp je een basis die in zijn context een verdere invulling krijgt? En dan tot slot: kun je zoiets doen? Natuurlijk! Alles kan! Het programma van een openbare bibliotheek bleek zich goed te le nen voor het gelijktijdig toepassen op twee verschillende locaties. De bibliotheek is hierbij opgevat als een verzameling boeken. Deze verzameling boeken is van aUe tijden en van alle plekken. De boeken zijn het gemeenschappelijke. De plek van de bibliotheek en van het boek in de maatschappij zijn een aanknopingspunt om de relatie tussen het gebouw e n zijn plek te onderzoeken. Als bas is voor de bibliotheek heb ik het programma van eisen van de nieuw te realiseren Openbare Bibliotheek in Amsterdam gebruikt. Het programma kent een totale oppervlakte van 32.000 vierkante meter. Binnen Amsterdam i s voldoende draagvlak voor een bibliotheek van dit formaat en zo kan ook de schaalsprong naar New York gemaakt worden. De prachtige tekst ' De bibliotheek van Babel' van )orge Luis Borges heeft mij geïnspireerd om een aantal uitgangspunten bij het ontwerpen van de bibliotheek te formuleren: de noodzaak tot het scheppen van orde in de chaos die de bibliotheek is. De oneindigheid van deze chaos en de opvatting van de bibliotheek als verbindend element in tijd en ruimte.
De twee gekozen locaties liggen in Amsterdam en New York. De een in het horizontaal stedelijk landschap van Europa, de ander in een verticale metropool in Amerika. Twee steden met grote onderlinge verschillen, maar ook met een aantal overeenkomsten. Voor de keuze van deze locaties was de belangrijkste overeenkomst dat het beide ontworpen en beheersbare plekken zijn. Dit gegeven laat ruimte om daar als architect op te reageren. Op beide plekken worden grenzen afgetast en verlegd. In de benadering van de locaties ga ik uit van de gelaagde locatie. Elke locatie bestaat uit een unieke combinatie van een aantal lagen. Deze lagen kunnen zowel fysiek als abstract zijn. De verschillende lagen worden gedefinieerd in bijvoorbeeld gebruik, statistiek, schaal en stedenbouw. Deze benadering betekent dat verschillende plekken overeenkomstige lagen kunnen hebben, maar dat juist de unieke combinatie van verschillende lagen een locatie maakt tot wat hij is. Een tweede veronderstelling is de volgende: door met het ontwerp aansluiting te zoeken op een of meerdere lagen vindt het gebouw draagvlak in zijn context. Om een gebouw te ontwerpen dat op twee verschille nde locaties thuis hoort is het dus zaak om van de beide locaties een of meerdere lagen bloot te leggen e n hierop aansluiting te zoeken. Het gevolg is dat met de implantatie van de bibliotheek in Amsterdam een nieuwe laag vanuit New York wordt toegevoegd en vice versa. De laag die ik in Manhattan heb blootgelegd is die van de machine. deze is in de bibliotheek terug te zien in de organisatie en de logistiek, de snelheid en de efficiëntie. De laag die ik in Am sterdam heb blootgelegd is die van het individu, die zich vertaa.lt in het ontwerp in de speciale aandacht voor de individuele be leving en bij zondere momenten en in de betekenis van h et gebouw in de stad. Het uiteindelijke ontwerp wordt bepaald door vier dubbele schijven. Deze schijven zijn 150 meter hoge boeken kasten. De schij-
Afbeelding 3
Afbeelding 5 Ql
ur .... c 01'0 1'0 g-
...
e
::I
0-
!!öJ'
n
c
~ 0"
0
c
~
7C"
c
::::1
0. 1'0
Afbeelding 4
Afbeelding 6
ven spelen een spel met elkaar. De relatie tussen individu en geheel vormt hier het leidmotief. De schijven reageren op elkaar. Ze trekken elkaar aan en stoten elkaar af. De uiteindelijke compositie is het resultaat van een serie experimenten in de vorm van studiemodellen. De geschiedeniscollectie bepaalt de hoogte. In feite vormen deze schijven de bibliotheek, de collectie is hiermee gecategoriseerd en toegankelijk gemaakt.
wen een markant individu toe. De begane grond van de bibliotheek is spiegelsymmetrisch. In Amsterdam maakt de bibliotheek een buiging naar de stad, de entree is duidelijk herkenbaar. In Manhattan staat de bibliotheek gespiegeld. Het gebouw verslankt naar boven toe en gaat hierin mee met de andere wolkenkrabbers. De entree is hier opgenomen in de screens, onopvallend verdwijnen de mensen achter de gevel. De bibliotheek als onopvallend onderdeel van de Manhattan Machine.
Het werken met de schijven is een methode om het programma verticaal te organiseren en de mogelijkheden van verticale ruimtelijkheid te onderzoeken. Een slank en hoog gebouw dat niet bestaat uit een stapeling van plattegronden maar ontworpen is vanuit de doorsnede. Functies kleven aan wanden in plaats van aan plattegronden. Het programma wordt dan ook niet meer uitgedrukt in vierkante meter vloeroppervlak maar in vierkatne meter schijf. Publieke functies knopen de collecties bij elkaar. Zij zijn de verbindingen, verwijzingen en overlappen zoals je die ook tegenkomst in de literatuur. Zij zijn niet direct gerelateerd aan de boekencollectie; zij verbinden de verschillende collecties en maken de bibliotheek tot een programmatisch en constructief geheel. De knopen worden gevormd door programmaonderdelen zoals het leescafé, de tentoonstellingsruimte, de boekhandel en de kantoren. De gevel is als een strakke huid om de bibliotheek heen getrokken. Zij volgt op een afstand van anderhalve meter de bewegingen van de schijven. De knopen zijn de uitzonderingen en breken hierdoor heen. De gevel die uit twee lagen bestaat lijkt bij verschillende lichtinvallen vloeibare eigenschappen te hebben. Door de kleine foutprint van 30 x 30 meter past de bibliotheek probleemloos in de massa van het Manhattan Block. In Amsterdam is de kleine foutprint vrij te plaatsen langs de zuidelijke Ij-oevers. De hoge toren voegt aan de verzameling gebou-
13
Ing. A.A.P. Fouchier Ing. F.C.H. Merks
Eén eersteklas plaats a.u.b.!? Een waarderingssysteem voor stationslocaties als plaats voor vastgoedbeleggingen Afstudeerrichting Vastgoedbehee r Afstudeercommissie Prof ir. W.G . Kee ris Ir. H.P.M. Meeuwi s Mr. E.C. van Langeve ld Datum afstuderen maa rt 2004
30 Dl
ül'
c:
a.
11) 11)
...
C"
c:
:J
a. ~
ar
("I
c ...... ro ......
Samenvatting Stationslocaties krijgen een steeds prominentere rol binnen vastgoedontwikkeling en beleggingsportefeuilles. De vraag is of beleggers in vastgoed vanuit de bijzondere positie van stationslocatie, (centrum) plaats in de stad en knoop in een infrastructureel/ruimtelijk - economisch netwerk, andere kwaliteitseisen stellen aan de omgevingskwaliteiten van een beleggingsobject. De studie moet inzicht geven in de kwalitatieve beleggingspotentie van een bepaalde stationslocatie door gebruik te maken van diverse beleggingsfactoren en de voornaamheid daarvan voor verschillende sectoren. Trefwoorden Station slocatie Vastgoedbelegging Beleggingsfacto ren Wegingsfactoren Multisector
14 In en rond een veertigtal stationslocaties in Nederland zal de komende decennia veel vastgoed ontwikkeld gaan worden. NS Vastgoed is hierbij een belangrijke partij en er zullen (na verloo p van tijd) veel objecten op de markt komen, die in aanmerking komen om in de portefeuille van het 'basisfonds Stationslocaties', opgenomen te worden. Het fonds is een locatiefonds dat louter op treinstationlocaties vastgoed in portefeuille neemt en waarvan de aandeelhouders institutionele beleggers zijn. Het wordt beheerd door Vasloc beheer. Het onderzoek focu st zich op het mogelijk maken van de selectie voor Vasloc, waarbij de be leggingspotentie van een locatie be paald kan worden , zodat locaties met elkaar vergeleken kunnen worden. Het doel van het afstudeeronderzoek is het ontwikkelen van een model voor het inzichtelijk maken van de beleggingspotentie van vastgoed op één stationslocatie. Een eindgebruiker gerelateerde benadering, risico's voo r de institutionele belegger en synergie tusse n functies be palen wat de (autonome) functies zijn, die de basis vormen (het rendement moeten leveren) van de beleggingsportefeuille. Dit worden de beleggingsassets genoemd , in ons onderzoek kantoor, winke l, woningen en parkeergelegenheid. In het kader van economische synergie zijn er ook nog spin-off functies die in aanmerking komen om als plintvullers in de portefeuille te worden opgenomen, te weten winkels, café/restaurant, cultuur, welzijn en sport. Naast een economische benade· ring van de relatie tussen de verschillende fun cties is er ook sprake van een sociale. Deze heeft alles te maken met sociale veiligheid/leefbaarheid van een gebied. De functies die vanuit het sociale synergieoogpunt gewaardeerd worden doo r de eindgebruikers enfof zeker een m eerwaarde voo r de omgeving zijn, namelijk hotel, congres- en vergadercentra en theater/bioscoop. De marktpotentie van vastgoed op stationslocati es hangt af van vraag en aanbod binnen een be paalde va stgoedmarkt en de concurrentiepositie van de stationslocatie ten opzichte van andere
Beleid belegger Uitganspunten voor case:
Afbakening locaties: -geografisch gebied - locatieprofiel
Dl
ur c
c. lt)
...
lt)
cc
:::3
c. !!01'
Figuur 1 Overzicht toepassing systeem voor case
("\
c
ro ;::;: er 0
c
::E
7'
c
:::J o._ 11)
locaties in diezelfde markt op regionaal- en lokaalniveau. Op locatieniveau zijn zowel de huidige als de toekomstige toestand (geformuleerd in een masterplan) van de stationslocatie van belang. Deze dubbele meting maakt duidelijk wat het verschil van de huidige locatiekwaliteit is en die van de locatie waarin het object uiteindelijk gaat renderen. Het verschil tussen beide waarden kan gezien worden als een risico-indicatie van het masterplan. Tijdens de exploitatie van het vastgoed is de kwaliteit van de locatie voor de belegger het belangrijkst. Vandaar dat op het gebied van de invloed van beleggingsfactoren meer inzicht nodig is. De groep beleggingsfactoren bestaat uit een tiental factoren, waarmee de kwaliteit van de stationslocatie kan worden gemeten. Het belang van deze factoren voor de verschillende beleggingsassets is aan de hand van een enquête (middels de 'mudge'-metbode) achterhaald, waardoor er wegingsfactoren aan toe te kennen zijn. Op basis van het theoretisch model is een praktische toepassing gemaakt voor het waarderen van een locatie (zie figuur r). Dit is in de vorm van een case gegoten, te weten de steden uit bet stedelijk netwer.k Brabantstad (Breda, Tilburg, Den Bosch en Eindhoven). Concluderend aan het gehele onderzoek kan gezegd worden dat door toepassing van het LWS (locatiewaarderingssysteem) in de vorm van de case is gebleken dat de beleggingspotentie van één stationslocatie inzichtelijk gemaakt kan worden. Het LWS is opgezet in Excelsheets waardoor het erg handzaam en snel in te vullen is, daar er slechts een kwestie is van het aankruisen van de verschillende parameters. De beschikbaarheid van informatie en inzicht in gemeentelijke plannen zijn echter wel essentieel voor het invullen van het LWS.
De belangrijkste conclusie die uit de enquetes voor de 'mudge'methode getrokken kan worden, is dat de factoren die specifiek betrekking hebben op de kenmerken van een stationslocatie, zoals soort station of hoogte, eigenlijk voor lief worden genomen. Dit geldt echter niet de visie van Vasloc. Verder zijn er duidelijk verschillen te zien tussen de assets onderling. Voor kantoren zijn duidelijk autobereikbaarheid en parkeren de belangrijkste factoren. Voor winkels is dit aansluiting van de stations'locatie op het kernwinkelapparaat Voor woningen zijn er drie factoren die het belangrijkst gevonden worden, namelijk binderfgevolgen van transport per spoor, parkeren en functiemix.
Een van de aanbevelingen naar Vasloc toe is om hun beleid verder te koppelen aan het model, dit kan bijvoorbeeld door hun locatieprofielen te koppelen aan het model. Ook gezien de nauwe verbintenis met NS Vastgoed is het interessant te weten hoe NS Vastgoed tegen de ontwikkelpotentie van een locatie aankijkt. Bij een match tussen een goede beleggingslocatie en ontwikkellocatie zou gekozen kunnen worden voor een vergaande samenwerking of prioritering bij het alloceren van vermogen door beide partijen. Tenslotte zou er door praktijkervaring en/ of na gebruik van het LWS factoren kunnen worden toegevoegd of geschrapt worden.
M.C.J. Hornikx
Modelling urban sound propagation in a moving medium Afstudeerrichting
Fysische Aspecten van de Gebouwde Omgeving Afstudeercommissie
Dr. ir. H.J. Martin Prof. ir. E. Gerretsen Prof. dr .ir. M.H. de Wit Datum afstuderen 27
april
2004
Samenvatting
Geluidvoortplanting in een stedelijke omgeving wordt beïnvloed door de morfologie van de stad en de eigenschappen van het medium waardoor geluid zich voortplant. Onderzoek naar de invloed van het klimaat op de geluidvoortplanting door een stad is tot op heden onderbelicht. Een bestaand numeriek rekenmodel, de parabolische vergelijking, is doorontwikkeld voor de stedelijke toepassing. Validatieberekeningen tonen aan dat het nieuwe model een verbetering is ten opzichte van de bestaande parabolische vergelijking door klimaateffecten nauwkeurig te voorspellen. In een toepassing met vele reflecties geeft het mod.el echter te lage waarden. Trefwoorden
Stedelijke geluidvoortplanting Parabolische vergelijking Numeriek modelleren Turbulentie Windsnelheidsprofiel r6
Inleiding De toenemende verstedelijking brengt een verhoging van de verkeersintensiteit met zich mee. Geluidniveaus veroorzaakt door verkeerslawaai zijn een grote bron van overlast in steden. Het reduceren van deze geluidniveaus kan op verschillende manieren: door de geluidemmissie van motorvoertuigen te reduceren, speciale types asfalt te produceren, verkeersvrije zones in te plannen in steden, geluidschermen te plaatsen etc. Om de invloed van geluidniveaureducerende maatregelen in het ontwerpstadium te kunnen beoordelen zijn theoretische modellen nodig die de geluidopwekking bij de bron en de voortplanting door de stedelijke omgeving beschrijven. Dit onderzoek gaat over zo'n voortplantingsmodel. Probleemstelling Geluidgolven die zich in een stedelijke omgeving voortplanting worden beïnvloed door diverse factoren: interactie met de bodem en diverse obstakels als gebouwen en schermen, de geluidabsorptie in de lucht, atmosferische turbulentie en winden temperatuurgradiënten in de atmosfeer. De wind- en temperatuurgradiënten zoals die in de onderste laag van de atmosfeer voorkomen, zorgen voor een afbuiging van geluidgolven, waardoor geluidniveaus versterkt of juist verzwakt kunnen worden. Figuur r geeft een voorbeeld van geluidgolven die naar boven afgebogen worden in een atmosfeer met tegenwind. Atmosferische turbulentie (fluctuaties van de wind en de tempe· ratuur) zorgt voor verstrooïng van geluidenergie. Dit effect is met name duidelijk in akoestische schaduwzones, bijvoorbeeld juist achter een geluidscherm. Het geluidniveau wordt hier mede bepaald door de turbulente verstrooiing. De invloed van
"
I p.re! (dB)
nJ-<jtUnd tot gaw1tibrar (m}
Figuur 1 Relatief geluiddrukniveau (ten opzichte van het niveau van dezelfde geluidbron in een vrij veld) berekend met de svpv methode in een atmosfeer met tegenwind (logarithmlsch profiel). Frequentie= 500 Hz, geluldbron bevindt zich In linker onderhoek.
Aguur 3 Impressie van de gelulddrukniveauverdellng in een straat bij een enkele frequentie (500 Hz). Hoe donkerder, hoe lager het geluiddrukniveau. De geluldbron bevindt zich links op het dak van het bouwblok. De straat wordt aan beide zijden door een bouwblok geflankeerd. Alle randen zijn hard.
lOr-------------~----------------------,
0
~ -10
ëil '0
i·5
~
1
ei
-20
_J
-10 beslaand PV model - - · nieuw SVPV model exacle oplossing
-30
-40
0
10
20
30
40
50
60
-15
70
propagatiehoek (graden)
-20
0
,, ,. '· 5
10
15 hoogte [mi
20
25
30
Aguur 2 Vergelijking van drie rekenresultaten van een geluldbron boven grasland bij een frequentie van 500 Hz In een atmosfeer met meewind (lineair profiel). De resultaten zijn uitgezet tegen de propagatiehoek (deze is gerelateerd aan de hoogte boven de grond).
Aguur 4 Vergelijking van twee rekenresultaten in de straat van figuur 3 als functie van de hoogte. De atmosfeer staat stil.
deze klimaateffecten op de geluidvoortplanting in steden is tot op heden nog nauwelijks onderzocht. Om deze effecten te onderzoeken is een model nodig dat alle effecten die geluidvoortplanting beïnvloeden, meeneemt. Bovendien moet het model zodanig nauwkeurig zijn, dat de invloed van deze effecten bestudeerd kunnen worden. Een model met deze kenmerken bestaat echter nog niet.
van een geluidbron wordt twee dimensionaal berekend voor een enkele frequentie. De numerieke stabiliteit van de stedelijke vector parabolische vergelijking is aangetoond.
Model Om tot een geluidvoortplantingsmodel te komen dat de klimaateffecten in een stedelijke omgeving voorspelt, zijn bestaande modellen vergeleken met de eisen voor zo'n model. De parabolische vergelijking is gekozen om verder te ontwikkelen voor de stedelijke toepassing. Dit is een model dat gebaseerd is op de golfVergelijking en geluidvoorplanting in één richting in een bewegend medium kan voorspellen over een vlakke bodem (en eventueel een geluidscherm). Het model is vaak toegepast in geluidvoorplantingsproblemen buiten en onderwater en is bovendien vrij snel vergeleken met soortgelijke modellen. (bv. de rand-elementen methode). De parabolische vergelijking is hier zodanig verder ontwikkeld, dat de beperkingen van het model in de s tedelijke omgeving worden opgeheven. Het nieuwe model wordt de stedelijke vector parabolische vergelijking (svpv) genoemd. In vergelijking met de bestaande parabolische vergelijking worden minder aannames gemaakt; de svpv is minder vereenvoudigd dan de standaard parabolische vergelijking en dus ook gecompliceerder om op te lossen. De svpv wordt numeriek opgelost met behulp van de eindige differentie methode, d.w.z. de exacte oploss·ing van de svpv wordt benaderd door een stelstel van ee nvoudige vergelijkingen. De geluidvoorplanting
Validatie Omdat de svpv een nieuw model is, dienen rekenresultaten van het model te worden vergeleken met bekende oplossingen. Hier zijn resultaten van bestaande (reeds gevalideerde) modellen en van metingen gebruikt. Er zijn verschillende situaties bekeken: *een omnidirectionele geluidbron boven een bodem in de afWezigheid van gebouwen in een stilstaand medium; *een omnidirectionele geluidbron boven een bodem in de afwezigheid van gebouwen in een medium met een gemiddeld windsnelheidsprofiel (tegen- of meewind) ; * een omnidirectionele geluidbron boven een bodem in de afwe· zigheid van gebouwen in een medium met atmospherische turbulentie, en * een omnidirectionele geluidbron in een stedelijke toepassing in een stilstaand medium . Resultaten laten zien dat de svpv een verbetering is ten opzichte van de bestaande parabolische vergelijking in de situaties zon· der bebouwde omgeving (zie figuur 2): de svpv is nauwkeurig tot hogere propagatiehoeken. Figuur 3 is het resultaat van een berekening in een straat met de geluidbron op het dak van een bouwblok bij 500 Hz. De svpv geeft te lage waarden in deze situatie. Geconcludeerd kan worden dat het nieuw ontwikkelde model voor twee dimensionale geluidvoorplanting een verbete· ring is ten opzichte van het bestaande model. In een toepassing met reflecties is echter meer onderzoek nodig om het model te verbeteren.
17
M.G.J.M. Jacobs
Integratie van duurzame energie in de gebouwde omgeving middels de integraal ontwerp benadering. Evaluatie en implementatie van een dubbele-huidfaçade met PVlamellenzonwering Afstudeerrichting
Installatietechnologie
biomassa
Afstudeercommissie
Prof. ir. W. Zeiler Prof. dr. J.E.M.H. van Bronswijk Ir. W.A. Horsboom
-
Figuur 1 Verdeling potentieel duurzame energie wereldwijd In 2050
Ql
ur c
c. ~ ~
Datum afstuderen 27
april
2004
.., c
C"
Samenvatting
c. !!.
::I
Integratie van duurzame energie in de gebouwde omgeving middels integraal ontwerpen lijkt een optie om toekomstige energieproblemen op te lossen. Gefocust is op toepassing van PV in hoogbouw middels gevelintegratie. Hierbij zijn verschillende concepten beoordeeld middels de methode Kesselring, waarna de dubbele-huidfaçade met PV-Iamellenzonwering verder onderzocht is middels simulatie. Daarbij is de aandacht gericht op warmtewering en elektriciteitsproductie van dit concept.
öj' n
c
;::;: ttl
.....
JJ Ïl
Trefwoorden
Integraal ontwerpen Duurzame energie Gevelintegratie Hoogbouw PV
Figuur 2 Gevelconcepten klimaatgevel (links) en dubbele-huidfaçade (rechts)
Er wordt verondersteld dat rond 2020 tot 2030 de fossiele brandstoffen hun maximum potentieel bereiken en niet langer kunnen bijdragen aan de verdere groei. De reserves die kunnen concurreren met de opkomende duurzame energie, hebben dan hun limieten bereikt. Internationale verdragen verplichten het toepassen van alternatieve energiebronnen om de groeiende energievraag te dekken, waarvan een gedeelte duurzaam opgewekt dient te worden. In dit onderzoek wordt nagegaan in hoeverre integraal ontwerpen kan bijdragen aan de oplossing van dit probleem. Biomassaverbranding en zonne-energie vormen het grootste potentieel op duurzame energie toepassingen. Zonne-energie vormt de meest duurzame oplossing. Met name de fotovoltaïsche (PV) optie kent grote toepassingmogelijkheden. De auteur besloot zich in dit onderzoek tot de toepassing van PV-cellen te beperken. Integraal ontwerpen is een goede ontwerpmethodiek bij kosten· effectieve toepassing van PV in de gebouwde omgeving. Het biedt de mogelijkheid tot risicobeperking, foutenreductie en kostenreductie. Het integraal ontwerpen vraagt echter wel een geheel andere aanpak dan het conventionele ontwerpproces, namelijk een aanpak op cultureel, procesmatig en projectmatig niveau. Het uiteindelijke doel van deze studie is een beargu· menteerd integraal ontwerp waarin PV-cellen in de gevel zijn geïntegreerd. Er is een aantal referentieprojecten gezocht waarbij PV geïntegreerd is in het ontwerp. Deze projecten zijn ingedeeld volgens ontwerpniveau, schaalniveau, en waardekader, criteria die horen bij het integ raal ontwerpproces. De projecten die het beste voldoen zijn geplaatst in een matrix om als voorbeeld te dienen voor die specifieke combinatie van criteria.
100
/
~!i
•
90
"/-7
120
/
85
80
100
100
94,G
80 CJPVoptimaal
60
. DSF D Larnelle n
40 75
20 70
0 70
80
75
85
95
90
100
kWhJm2jaar
%
Rulluren
Figuur 3 Kesselringdiagram, vergelijking twee concepten en toekomstperspectief
Flguur 5 Opbrengsten van PV-cellen bij optimale plaatsing en bij gevelintegratie In dubbele-huidfaçade en lamellenfaçade
140
140
IJ!)
120
120
100
"'E
~
100 oDSF+
BO
•DSF-
60
oLAM
N
~
• Koelenergie (MJ/m2]
o Ven..,armingsenergie
40
20
20
Everu
IJ Opbrengst PV (MJ/m2]
60
40
Ekoel
r-
80
[MJ/m2]
DSF+
DSF-
LAM
J
Figuur 4 Overzicht gevraagde energie voor koeling en verwarming bij de drie gesimuleerde concepten
Figuur 6 Totaaloverzicht gevraagde en geproduceerde energie bij de drie gesimuleerde concepten
De integratiemogelijkheden van PV-panelen in de gevel zijn onderzocht Hierbij is gekeken naar multifunctionaliteit Als twee potentiële kandidaten voor multifunctionele PV-integratie komen de klimaatgevel e n de dubbele-huid-façade naar voren_ Deze twee concepten zijn volgens de methode Kesselring beoordeeld, waarna geconcludeerd kan worden dat de dubbele-huidfaçade de meest geschikte kandidaat is voor integratie van PV. Hierbij is de PV als zonweringelement in de spouw gebruikt.
duurzame energie - is bereikt. Uit de tweede Kesselringanalyse blijkt dat het concept van de dubbele-huidfaçade met PV-lamellenzonwering minder goed scoort op het onderdeel functioneren dan de PV-lamellenfaçade.
Er is een model gemaakt voor simulatie van de dubbele-huidfaçade met PV-lamelzonwering. Dit model is opgezet in de MatlabjSimulink-omgeving. Dit model is ontstaan uit enkele bestaande modellen, die zijn samengevoegd en aa ngepast tot een nieuw model. Dit nie uwe model beschrijft de warmtewering en elektriciteitsproductie van de dubbele-huidfaçade me t PVlamellenzonwering (DSF+). Als resultaten van de simulatie worden temperatuurverloop van binnenluchttemperatuur en buitenluchttempera tuur, gevraagd koelvermogen en verwarmingsvermogen en elektriciteitsopbrengst van de PV-panelen berekend en in grafieken weergegeven. Ter verificatie zijn deze resultaten vergeleken met de resultaten van simulaties va n de lamellenfaçade me t PV-zonweringlamellen (LAM), de dubbele-huidfaçade zonde r zonweringlamellen (DSF-) en losse PV-panelen. De resultaten van de sim ulaties worden vervolgens nogmaals volgens de methode Kesselring beoordeeld. De kwaliteit van het ontwikkelde model wordt beoordeeld en er wordt beoordeeld of de gestelde doelen zijn bereikt. Het model kan op enkele punten nog ve rbeterd worden. Daarnaast is de bruikbaarheid van he t model beperkt tot berekeningen in het begin van de ontwerpfase. Het uiteindelij ke doel - PV-integratie in de gevel als beargumenteerd concept voor toepassing van
Er kan geconcludeerd worden: r. Integraal ontwerpen biedt mogelijkheden tot integratie van
duurza me energiebronnen in de gebouwde omgeving door kostenvermindering. 2 . Zonweringlamellen zijn een belangrijke bijdrage voor de warmtewering 3· De extra gebouwschil vormt een extra warmteweerstand in koude perioden en beperkt zo de benodigde verwarmingsenergie 4· PV-integratie op zonweringlamellen is toepasbaar, al levert het min der energie op dan maxim aal haalbaar is bij optimale opstelling van deze middelen 5· De dubbele-huidfaçade met PV-lamellenzonwering, en in iets mindere mate de PV-lamellenfaçade, zijn bruikbare concepten als het gaat om integrale. multifunctionele toepassingen van PV-cellen in hoogbouw. Verder volgen er nog aanbevelingen voor verder onderzoek op dit onderwerp, betreffende verbetering van he t model en onde rzoekspunten. zoals onderzoek naar de invloed van de spouw op warmtewering en elektriciteitsopbrengst. Als laats te worden nog enkele andere beweegbare PV-systemen beschreven, in combinatie met mogelijke toekomstige toepassingen en concepten .
o0
c
::E
"' c :::l a..
Cl)
A.L. van Kempen D.P. Stoffels
The Glasgow Harbour Project "An Organisation Analysis" Afstudeerrichting
Construction Managementand Urban Deveiopment Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. W.F. Schaefer Barr Professor of Construction O.A. Langford FCIOB MSc MPhil M!Mgt FRSA Ir. A.L.M. van Eeketen MBA Datum afstuderen
27 april 2004 Introduetion Samenvatting
Basis for this study was the case study 'the Glasgow Harbour' which is a mixed development of residential, commercial and retail. The goal ofthe research was to 'Provide an organisation analysis of the Glasgow Harbour Itd. by using tools from the spedalities process management, organisation science and risk management'. Besides this goal, the rapport ends with a comparison between the Glasgow Harbour project and the IJburg project in the Netherlands. The analysis and comparison have lead to some refreshing conclusions in this context. Trefwoorden
20
Complex Urban project Project phases Master Plan Decision-making processes Process management Agents, Blockades Milestones Multi-agent organisation
Regeneration or redevelopments are popular and recognizable words for Glasgow si nee the late 8o's. A little bit of history fro m this city tells us that it has coped with a lot of ups and downs. After the big crash in Glasgow's ship industry, things for the future didn't look so bright anymore. But Glasgow is crawling up again, large increases in the tourist industry, the European capita! of Culture (1990), British town of Architecture (1999) and the European capita! of Sports (2003), are some examples that show signs of this revival. The interesis and curiosity about the history of Glasgow has resulted in a research place at the U nivers ity of Strathclyde in Glasgow, Scotland. The search fora casestudy resulted in the Glasgow Project introduced by Professor O.A. Langford: "In Glasgow there is a major urban redevelopment area called Glasgow Harbour. This is mainly a mLxed development of residential, commercial and retail and it is sufficiently large to have an urban impact." Research questions
The research question can be phrased as followed: Can we provide a detailed organisation analysis for the main developer in the complex urban redevelopment area of the Glasgow Harbour? We subdivide this question into the following questions, such as: Can we provide an organization's breakdown of the Glasgow Harbour project as a whole' What are the most important possible blockades Glasgow Harbour Itd. is confronted with? What are the pro's and con's of the way the organization of the Glasgow Harbour Itd. is arranged? Can we execute a short contemplative compa rison between the organization and control from the Glasgow Harbour Itd. and [Jburg Amsterdam? Research methods
The sub question have res ulted in the use of tools such as the MKDH model from P2-managers, the 7-s framework from McKinsey and Ishawaka's Fishbone-diagram. Choices for these analyse-techniques have been made well-considered in the context of "serving" our research goal. Several analyses from the science of process management we re used to provide a clear picture of the environment of the Glasgow ~arbo ur project. A thorough search for blockades, bottle-necks, positive and neutral aspects in this process by structuring the co-operation process was basedon Ishawaka's model and Dijkstra's PBO I-factors. The last sub question turned out to be a refreshing aspect of the project. By camparing both projects in a way that we projected the Glasgow Harbour development context on the !)burg project in Am sterdam , we were able to describe some relevant consequences for the Dutch development project. Interviews and the use ofvarious work-documents from !)burg Amsterdam made it able to execute this comparison.
Afbeelding 1 Glasgow harbour
Flndings We can conclude that there is a lack of a general strategy that is being expressed towards the internat as wellas the external environment There is a Jack of a document in which the general strategy is being stated in a way that every "agent" I in the Glasgow Harbour knows what their tasks are to reach a eertaio defined quality. The Glasgow Harbour Itd. should focus on creating an earlyphase developed, concrete policy document in which the structural characteristics on a level of the total organisation of the Glasgow Harbour are clarified. This creates an entity on the level of the total organisation, the multi-agent organisation which is called the Glasgow Harbour. There is a big difference in the definition of a Master Plan and what it should contain. Th is leads to situations in which agents are negotiating on a different "perception-base" which can lead to unnecessary confusion and difficulties in the decision making process. The Glasgow Harbour sees the Master Plan as a nexible document but the City Couocil views upon it as a prescriptive and inflexible one. This could also lead to difficulties when the developer intends to change the fill in of the plans. In this case the Glasgow Harbour should open the discussioo with local authorities a bout the definition of a Master Plan and what it should contain in an early stage of the development plans. Knowing each others expectations avoids unnecessary discussion. The openness of the pwject is sametimes far fetched, which mainly has commercial reasoos si nee the projeet's execution is still in an early phase. Though , this "uncommunicativeness" could also work negatively because the potenhal buyerfinvestor doesn't have a clear picture of the projeet's outcome. The Glasgow Harbour Itd. should realise that they have created a team with expertswhoare able to make decisions basedon this expertise. It should be abl.e to delegate more decisions to these experts insteadof wanting to control thewhole decision making process which slows down the progress of the development Comparison Two striking aspects of this comparison will be discussed in this article: r. The Market & Planning procedure. TheMaster Plan is a more market nexible plan in Scotland compared to Holland. We have seen several examples, such as the relatively quick switch of area purposes from offices into retail , during our research. The planning system has big influence on the market-nexibility of this Master Plan. There is much more room for negotiation between the planning authorities and the develope-r and its agents. But this doesn't mean that one has to go through all the phases again such as in the Neth.erlands. This means that the chance that developers, local authorities and other involved agents don't have to restart the procedure all over again but that they can adjust plans within the phase of the current procedure. Consequences of the !)burg project would be a more market flexible plan, so that realisation of the houses can still be as planned.
2. The Organisation Structure Knowing the flat organisation structure of the Glasgow Harbour, this would mean a complete change for the organisation structure ofthe !)burg project Consequences could be a less hierarchical organisation for the !)burg project This could imprave the responsiveness of the organisation and therefore the speed of the development and its decision-making processes. Though, a flat organisation does not mean a more "open" organisation, especially communication a bout and from the internat organisation will be more introvert
*
REFERENCE Van Aken, ).E. (2002) , Strategievorming en Organisatiestructurering, Kluwer De Bruijn, ).A. & de jong, P. & Korsten, A.F.A. & van Zanten, W.P.C. (1996), Grote Projecten: besluitvorming & management, Samsom H.D. Tjeenk Willink Bakker R. (2ooo), 3rd participation meeting Foundation Knowledge Transfer Building Architecture Blosch, M. & Antony, j. (1998), A processed-based approach to Business Risk Analysis: The Royal Navy Experience, joumal of the institute of business process re-engineering: Koowledge and process management Bos & Harting (1998), Projectmatig creëren Chicken j. C. (1994) , Managing Risks & Decisions in major projects, Chapman & Hall, London Dijkstra (1997), Samenwerking in ontwikkeling, Kluwer Dijkstra, j. & Timmermans, H.j .P. (1999), Research Publications/)anf Acadia99.h tm Dirne, C. (2oor-2oo2), Start-up presentation course process management Hertogh (1997), Belangen bij complexe infraprojecten, BosjHarting lreland, V. (1996) , Radical TimeReduction in Construction Projects, joumal of the institute of business process re-engineering :Business Change and Re- Engineering Ishikawa, K. (1988), Leidraad voor kwaliteitsverbetering, CKZ Antwerpen Klaassen, A.W. (1994), Ruimtelijk beleid in theorie en praktijk, Vuga McKinsey, M. (1982), "7-s framework" Langford O.A., The significanee of Supply chain management for Scottish Construction, White Papers P2-managers (1999) & TUfe (2001), Ontwikkeling van ideeën Reiss (1995), Project Management Demystified, Spon Press London Thompson P. & Perry j. (1992), Engineering Construction Risks, a research report, Thomas Telford, London, UK Williams I.M. (1997), Managing and ModellingComplex Projects , Kluwer Academie, DordrechtjBostoojLondon Wooldridge, M.j. , & jennings, N.R. (1995) . Intelligent agents: theory and practice, Knowledge Engineering Review, 10(2)
1 Agent: term used in process management science (for the theory:Dijkstra&Timmermans , 1999)
2!
H.C. Kok
Ontwerp van een overkapping voor de Haagse Markt Afstudeerrichting Constructief Ontwerpen
rr.r--
'-
Transvaalkwartier Figuur 1 Situatle en looproutes
Afstudeercommissie Prof. ir. F. van Herwijnen Prof. ir. H.H. Snijder Dip!. ing. H.H . Yegenoglu Datum afstuderen 27 april 2004 Samenvatting De Haagse Markt, een van de grootste markten in Nederland, is haar regionale aantrekkingskracht verloren. De oorzaak hiervan wordt o.a. gevonden in de eisen en wensen van de consument die veranderd zijn. Door mid~el van een overkapping wordt ingespeeld op het consumentengedrag en gaat de Haagse Markt weer mee met de tijd. De markt ligt tussen twee volkswijken van Den Haag. Deze ligging speelt een belangrijke rol bij het ontwerp. In dit afstudeerproject is een overkapping ontworpen die zowel stedebouwkundig als architectonisch gelntegreerd is met de omgeving en waarbij de nadruk op de constructie ligt, die een positieve bijdrage levert aan de architectuur.
22
Trefwoorden Haagse Markt Constructief ontwerp Overkapping Staalconstructie Betonconstructie
Figuur 2 Dwarsdoorsnede
Figuur 3 Loopbrug
Algemeen De Haagse Markt heeft zijn regionale aantrekkingskracht verloren. Door de markt te overkappen wordt ingespeeld op de wen· sen van de consumenten gaat de markt weer mee met de tijd. Ook vormt het marktterrein van buitenaf door een overkapping één geheel. Door een overkapping wordt het mogelijk de losse elementen te integreren met de overkapping waardoor de markt ook intern één geheel vormt. De ligging van de Haagse Markt, tussen de Schilderswijk en het Transvaalkwartier, speelt een grote rol bij het ontwerp (figuur r) . .De overkapping moet geïntegreerd worden met de omgeving. De grootste uitdaging vormt de constructie van de overkapping, die een positieve bijdrage moet leveren aan het ontwerp. Ontwerp Het terrein van de Haagse Markt is ca. 50 m breed en 500 m lang. Het is vanaf d.e Schilderswijk niet mogelijk het terrein te betreden vanwege een dubbele trambaan. In het stedenbouwkundig ontwerp wordt dit opgelost door de trambaan verdiept te leggen en de wijken door middel van looproutes m et elkaar te verbinden (figuur 1). Deze looproutes vormen de basis voor de richting van de stramienlijnen van de overkapping. Ondanks de gecreëerde looproutes vormt de markt nog steeds een visuele barrière tussen de twee wijken. Door het marktterrein verdiept te leggen ontstaat er een onderdoorzicht onder de kap en dus een visuele relatie tussen de wijken (figuur 2). Ook kunnen voetgangers 'over' de overkapping heen middels loopbruggen (figuur 3) en wordt de afsluitbaarbeid van het terrein vereenvoudigd doordat alleen de stijgpunten afgesloten hoeven te worden. De relatie van de kap met de omgeving uit zich in de gekozen vorm. Omdat de inwoners van de omliggende wijken voor een groot gedeelte afkomstig zijn uit Turkije en Marokko, is gezocht naar een wijze waarop in deze landen beschutting wordt gezocht
Figuur 4 Links: bovenaanzicht (een stramien) met vakwerk, rechts: bovenregel met schoren
Figuur 6 Impressie van het marktterrein Ql
iil' .... c
0..
11) 11)
...C" c
:J
0..
~
;;;' n c
..... ~
.'
o0
c :.:!: 7' c :::3
a. ro
Rguur 5 Overzicht en stabiliteit
tegen de daar aanwezige zonnestraling. In veel gevallen gebeurt dit door doeken te spannen. De vorm van hangende doeken komt terug in de vorm van het dakvlak. Door de gekozen vorm worden de bezoekers van de markt tevens gedwongen naar beneden te kijken en op deze manier geprikkeld om een bezoek aan de markt te brengen. De overkapping is opgebouwd uit vlakke spanten, een balkrooster en glasplaten. De ondersteuningsconstructie van de glasplaten bestaat uit een balkrooster van aan elkaar gelaste kokerprofielen. De grote hoeveelheid momentvaste knopen zorgen voor de schijfwerking van het dakvlak. Aan de randen van het balkrooste.r is een randligger toegepast (figuur 4). Hierdoor draagt het balkrooster in twee richtingen de belasting af: direct naar de spanten en via het vakwerk naar de spanten wat de doorbuigingen van het balkrooster reduceert. De spanten (h.o.h. 14,4 m) staan onder een hoek van 8o( met de lengte-as en bes taan uit uitkragende 'snavels' waartussen een lensligger hangt. Aan de bovenregel zijn schoren bevestigd die steun leveren tegen uitknikken uit het vlak en tevens de overspanning van het balkrooste r reduceren (figuur 4). Het spant maakt gebruik van de betonnen bak en is hiermee specifiek voor de situatie. De overkapping is opgebouwd uit 3 delen (figuur 5). Vanwege de temperatuurverschillen moet het deel tussen de loopbruggen worden gedilateerd. De delen moeten ieder in hun eigen stabiliteit worden voorzien. In de dwarsrichting en in de lengterichting wordt de stabiliteit gewaarborgd door respectievelijk de spanten en windbokken in de gevel. Onder een gedeelte van het marktterrein bevindt zich een éénlaagse parkeergarage. De vloer van de garage is opgebouwd uit een onderwaterbetonvloer met daarop een constructieve vloer. De vloer wordt voorzien van GEWI-ankers die als verende steunpunten fungeren evenals de permanente damwandconstructies die de grond naast de betonnen bak keren (figuur 2). De damwanden worden horizontaal gesteund door groutankers en door de onderwaterbetonvloer (figuur 2).
23 Resultaat De losse elementen worden geïntegreerd doordat door het verdiept leggen ruimte ontstaat onder de wegen. De overkapping is geïntegreerd met de omgeving door de loopbruggen, de vorm van het dakvlak, en de constructie. De constructie is Jicht en transparant door de gunstige belastingafdracht en levert een positieve bijdrage aan het ontwerp. Figuur 6 toont een impressie van het marktterrein.
J. Kos
Duurzame Bouwkunst in de Genneper Parken Afstudeerrichting Bouwtechnisch Ontwerpen Afstudeercommissie Dr. ir. P.A. Erkelens Arch. a.v.b. A.J.M. Walraven Ir. T. Hauben Datum afstuderen z7 april zoo4
Ql
ia' c
0. 11) 11)
.... r:r c
::I 0.
!!.. äl'
n
Samenvatting Duurzaam bouwen; opgedrongen of gewenst? In de huidige woningbouwpraktijk bestaat een schijnbaar onoverbrugbare tweedeling tussen architectuur en duurzaam bouwen. Het ontworpen woongebouw in de Genneper Parken geeft hierop een reactie door de integratie van architectuur en duurzaam bouwen, de duurzame bouwkunst. De duurzame maatregelen zijn niet meer de vervreemdende elementen op of aan de woning, maar krijgen een vanzelfsprekende plaats in het ontwerp en werken mee in de beleving.
Figuur 1 Schijnbare tweedeling
c:
.-+
~
rr
g 2:1:
5_ ro
Trefwoorden Duurzaam bouwen Architectuur Integratie Genneper Parken · landschap Woongebouw
In de huidige bouwpraktijk van de duurzame woningbouw lijkt een tweedeling te bestaan. Enerzijds zetten architecten het duurzame aspect voorop en lijkt de architectuur minder belangrijk. Anderzijds ziet een groep architecten het duurzaam bouwen vooral als een last en worden duurzame maatregelen veelal als een laagje achteraf toegevoegd. De woningen van deze laatste groep architecten hebben in belangrijke mate aanleiding tot dit afstudeeronderwerp geleid. (figuur 1) Na een korte inventarisatie bleek er geen sprake te zijn van onoverbrugbare conflicten tussen beide onderwerpen, maar van een sterke weerstand tegen het duurzaam bouwen bij ontwerpers en consumenten. Deze weerstand is onder andere het gevolg van kinderziektes van nieuwe producten, zoals van de compost composteur (een waterloos toilet), en de grote invloed van duurzame maatregelen op de verschijning van gebouwen. Belangrijk is deze weerstand weg te nemen. Met een woongebouw in de Genneper Parken wil ik laten zien dat duurzaam bouwen en architectuur samen kunnen leiden tot een kwalitatief hoogwaardig ontwerp. Deze hoogwaardige kwaliteit wordt bereikt met Duurzame Bouwkunst, de integratie van a rchitectuur en duurzaam bouwen. Door deze integratie krijgen duurzame maatregelen een vanzelfsprekende plaats in het ontwerp en gaan door hun dubbelfunctie zelfs meewerken in de beleving van het gebouw. Een voorbeeld van zon dubbelfunctie in he t ontwerp is het riet van het helofytenfilter. Naast de technische fu nctie - het zuiveren van gebruikt water -werkt het riet mee in het uitnodigende gebaar van de entree en geeft het de route een beschut karakter tot aan de tussenruimte. (figuur z) Het conceptthema voor het ontwerp; leven met de seizoenen, een bewuste interactie met het landschap, is voortgekomen uit de gekozen locatie en het doel arch.itectuur en duurzaam bouwen te integreren. Het heeft geleid tot een ontwerp met een warmteconcept waarbinnen de omhulling, dat een halfklimaat
ISOMETRIE MAQUETTE
LICHTGAT
SCHUIFDEUR
Figuur 2 Entree woongebouw
/' .
Figuur 4 Details badunit
( '' )
'\
GRENZEN
/'
VERVAGEN
Figuur 3 Grenzen ·vervagen
Figuur 5 Aanzicht
creert, de hoofdrol speelt. Door de omhulling kunnen de verschillende leeffuncties uit elkaar worden getrokken en kan het gebouw deels onverwarmd blijven. Het gedrag van gebouw en bewoner verandert met de seizoenen. Zijn in de winter de grenzen van het gebouw scherp en de activiteiten van de bewoners beperkt. In de zomer wordt het gebouw geopend en het landschap binnen gehaald, terwijl de bewoners zowel gebouw als landschap optimaal kunnen beleven. (figuur 3)
recreren. De woongebouwen in het gebied bieden een afwisseling op de verdichting, een mogelijkheid dicht bij de natuur te wonen. Tijdens bouw, gebruik en sloop van de woongebouwen moet de groenwaarde van het park behouden blijven. Hiertoe worden de gebouwen op basis van lichte stedenbouw geplaatst zonder leidingen in de grond en zonder asfaltwegen en wordt de fundering van het gebouw zo minimaal mogelijk gehouden.
Door het scheiden van de verschillende leeffuncties van de woning in units kan elke unit een eigen materialisering, vormgeving en ori ntatie krijgen. Door de eigen identiteit van de verschillende units worden de functies binnen al van buitenaf zichtbaar. De bescherming van de omhulling maakt het daarnaast mogelijk materialen toe te passen die in een buitensituatie niet mogelijk zijn. Het scheiden van de leeffuncties heeft ook tot gevolg dat de gevels van de units de binnenwanden worden van de verkeersroute. Van hier beleeft men niet alleen het omringende landschap en de seizoenen, maar ook de materialen van de units. Door te kiezen voor duurzame en natuurlijke materialen die ook in het gebied voorkomen, wordt een relatie gelegd met het landschap. Deze natuurlijke materialen als riet en leem worden vaak geassocieerd met ambachtelijkheid en vroegere tijden. Door de materialen in de units op een moderne manier toe te passen en te detailleren, krijgen de units een eige ntijdse uitstraling. Zo is de houten constructie van de badunit ingepakt in een relatief dunne laag (7 cm) leem. Het glas van de lichtgaten, waarmee de zes gevels van de badunit zijn geperforeerd, zijn in de leem opgenomen. De detaillering van deur en luik zijn echter geheel losgehouden van de ondergrond. (figuur 4) De Genneper Parken wordt tussen die verdichte delen de groene long van de stad. Hier wordt een landschappelijk park ontwikkeld waar de bewoners van Eindhoven kunnen ontspannen en
Zo is er uiteindelijk een gebouw ontstaan dat .zijn omgeving en het milieu respecteert en een duidelijke relatie heeft met die omgeving. Het is een gebouw dat leeft met de seizoenen, waarin de bewoners de verschillende seizoenen ook kunnen beleven en een sterke band hebben met de natuur. Het gebouw is grotendeels zelfvoorzienend, waarvoor de installaties_ grotendeels zichtbaar in het ontwerp zijn aangebracht. Deze zichtbaarheid m aakt de toekenning van een dubbelfunctie en daarmee de integratie in het ontwerp goed mogelijk. Door deze integratie in het ontwerp worden de duurzame maatregelen een vanzelfsprekend onderdeel van het gebouw. Hierdoor zal de weerstand afnemen en krijgt het duurzaam bouwen in de vorm van Duurzame [louwkunst eindelijk zijn rechtmatige positie in de architectuur.
25
Drs. G.E. La Rose
Herstructurering Jaarbeurs(terrein) Afstudeerrichting Stedebouw Afstudeercommissie Ir. H.J.M. Bouwman Dr. ir. C.H. Doevendans Ir. R.A. Rutgers Datum afstuderen april 2004
27
Samenvatting Het jaarbeursterrein in Utrecht ligt als een eiland in de stad Utrecht. Dit komt door de grote gesloten hallen en het gebrek aan duidelijke doorgaande routes. Bij de herstructurering wordt, door het toevoegen van meerdere functies (bebouwing) en doorgaande routes, het gebied opnieuw ingericht. Hiermee wordt een duidelijke structuur aangebracht, aansluiting bij de omgeving gerealiseerd en voorzien in de behoeften van de huidige maatschappij. Het eindresultaat is een stedenbouwkundig plan met de randvoorwaarden voor het uiteindelijke stedenbouwkundig ontwerp .
Afbeelding 1 Bebouwingskaart Utrecht
...... ro
;::;:
CT 0
c
::E
c"' ::J
a_
ro
Trefwoorden Binnenstedelijke herstructurering Postindustriële ontwikkelingen Utrecht jaarbeurs Stedenbouwkundig plan
Afbeelding 2 Stratenpatroon Utrecht De stad Utrecht ondergaat een verandering zoals die momenteel in vele grote steden voorkomt. Industriegebieden. die in het verleden aan de rand van de stad werden aangelegd. worden ingesloten door uitbreidingsgebieden, en komen zo in het midden van de stad te liggen. Daar zorgen ze voor overlast en krijgen problemen met de bereikbaarheid. Het worden vlekken die niet passen binnen de structuur van de postindustriële stad. Het jaarbeursterrein is een onderdeel van een industriegebied , dat wordt omringd door uitbreidingswijken. Door het gesloten karakter van de jaarbeurshallen en het gebrek aan doorgaande routes is een gebied ontstaan, dat is te vergelijken met de "immuniteiten!'', die de grondgebieden van de geestelijken vormden in de geschiedenis van Utrecht. De probleemstelling van het onderzoek is om ee n nieuwe invulling voor het jaarbeursterrein te vinden. die zowel programmatisch als fysiek aansluit bij de behoefte van de maatschappij en de locatie in de stad. Er is dus sprake van een tweeledig onderzoek. Het plangebied sluit ten eerste door het gesloten karakter en het extensieve gebruik fysiek niet meer aan bij de centrale ligging in de stad. Ten tweede neemt de behoefte aan de beurzen, die in de jaarbeurshallen worden georganiseerd, steeds meer af. Door middel van een literatuuronderzoek. gesprekken met experts uit de praktijk en een stedenbouwkundig onderzoek is de nodige informatie verkregen om antwoord te kunnen geven op de opgave. Het eindresultaat bestaat uit een stedenbouwkundig plan waarin de randvoorwaarden voor het toekomstig stedenbouwkundig ontwerp wordt gegeven. Ontwikkeling Vanaf 1916 wordt het jaarbeursterrein in de stadsontwikkeling van Utrecht betrokken. In deze industriële tijden werd het gebied benoemd tot gemeentelijk industrieterrein langs het M.erwedekanaal. Door onzekerheden over de toekomst is het terrein echter nooit volgebouwd en heeft de jaarbeurs in 1946 haar eerste hallangs het kanaal gebouwd. In de volgende jaren heeft
de organisatie de overige bebouwing uit het gebied verdreven en domineren de jaarbeurshallen het jaarbeursterrein. Met de komst van de wijk Leidsche Rijn komt het plangebied nog meer in het midden van de stad te liggen. Langs het Merwedekanaal verdwijnen de industriële bedrijven en daar komen woningen en kantoren voor terug. Deze ontwikkeling komt steeds dichter bij het jaarbeurs terrein. In het oosten wordt de Dichterswijk-west geheel opnieuw ontwikkeld tot een woongebied, in het westen staan hoge kantoorgebouwen langs de Graadt van Roggenweg. De jaarbeurs, een bedrijf dat is opgericht in de industriële hoogtijdagen, had een duidelijke industriële functi e, namelijk het stimuleren van de handel door het samenbrengen van producent en consument. Net als de stad Utrecht, ondergaat de organisatie van de jaarbeurs ook duidelijke veranderingen. De eerste beurs zorgde voor een waar volksfeest in de straten en op de pleinen van de stad, momenteel vinden de activiteiten plaats achter de gesloten muren van de hallen. De afstand tussen de jaarbeurs en de inwoner van Utrecht is daardoor erg groot geworden. Het jaarbeursterrein wordt gekenmerkt door weinig doorgaande routes (afb. r en 2) en veel gesloten bebouwing. Er is een open en diffuse ruimte, wat een onduidelijke, niet goed leesbare structuur voor de bezoekers oplevert. Samen met de grote hallen zorgt dat ervoor dat het jaarbeursterrein als een immuniteit in de stad ligt. .Door het gebrek aan doorgaande routes en bedrijvigheid, ligt het gebied er vaak verlaten bij. Dit creëert een onveilig gevoel. Het toevoegen van andere functies (bebouwing) en meer structuur (wegen) aan het terrein is belangrijk om meer bedrijvigheid en aansluiting met de omgeving te krijgen. Het toevoegen van andere functies aan het gebied past goed bij het huidige beleid van de jaarbeurs e~de gemeente Utrecht. De organisatie moet zich meer op andere taken richten, om nog rendabel te kunnen functioneren. Het totale oppervlak van de
Afbeelding 3 3 assen als uitgangspositie
Afbeelding 5 Impressie ontwerp Merwedekanaal
Afbeelding 4 Concept van het plan
Afbeelding 6 Stedenbouwkundige plankaart
beurshallen is nog maar een enkele keer per jaar geheel gevuld. internet neemt in deze tijden de plaats over van de beurzen als informatieverschaffer.
gen zijn groot. Door het aanleggen van een doorgaande route wordt het gebied weer toegankelijk voor de bezoekers en bewoners van Utrecht. De Jaa rbeurs (en het Jaa rbeursterrein) komt zo weer dichter bij de bevolking te staan.
De gemeente Utrecht ziet in het Jaarbeursterrein een goede plek om het oude centrum aan te vullen met leisure en te ontlasten. Een casino is al te rug te vinde n op het terrein, een bioscoop en hotel staa n op de planning. De jaarbeurs kan haar bezoekers zo langer op het terrein vasthouden en meer geld verdienen. Samen met de functies wonen en werken wordt een r8-uu rs bedrijvigheid nagestreefd , waardoor het gebied levendiger en daardoor veiliger wordt. De middenklasse van de huidige maatschappij is werkzaam in de dienstensector en stelt andere eisen aa n de stad dan in de industriële tijden. Deze stad wordt gekenmerkt door een attractieve openbare ruimte waar de nadruk ligt op recreatieve fu ncties. De openbare ruimte straalt plezier uit, wat belangrijk is om bezoekers en werknemers aan te trekken. Op het jaa rbeursterrein wordt ingesprongen op deze ontwikkeling. Ontwerp Het belangrijkste uitgangspunt bij het herstructureren van het gebied zijn drie assen (afb. 3 en 4) die het gebied beter aan laten sluiten op de omgeving. Samen met het toevoegen van stedelijke functies zorgt dat ervoor dat de immuniteit van het jaarbeursterrein wordt doorbroken. De bevolking van de stad Utrecht kan weer meegenieten van de bedrijvigheid rondom de beu rzen. De drie assen verdelen het gebied in drie delen: het gebied aan de Croeselaan, de jaarbe urshallen en het deel onder het MerwedekanaaL Ieder gebied krijgt een geheel eigen karakter. Aan de Croeselaan ontstaat een dicht bebouwd gebied met de nadruk op leisure. La ngs het Merwedekanaal komt een woongebied in een parkachtige omgevi ng (afb. 5). In het gebied met de Jaarbeurshallen is de fys ieke ingreep het kleinst. maar de gevol-
Door in het stedenbouwkundig plan (afb. 6 ) het noodzakelijke voor het gebied vast te leggen (de rooilijnen en de bouwvlakken) , kan de gewe nste flexibiliteit voor het pla n worden bereikt. De vorm en de hoogte van de bebouwing kunnen (binnen de gegeven marges) vrij worden ingevuld en ook met het uiteindelijke program ma kan nog gevarieerd worden. 1 Definitie volgens de Van Dale: Immuniteit = gebied waarover onschendbaarheid m.b.t. bepaalde wetten z ich uitstrekt.
Ing. M. Marteos
Het multifunctionele stadion van de toekomst Afstudeerrichting Bouwtechnisch Ontwerpe n Afstudeercommissie Prof. ir. j.M. Pos t Arch. a.v.b. A.j.M. Walraven Ir. W.j.j. Huisman Datum afstuderen maart 2004
30
I»
ia' c: c.. tl)
tl) ....
C"
c:
::I
c..
!!. Qj' n
c:
...... (1)
......
g
§ 2
Samenvatting Voor bijna elk groot sportevenement, zoals de Olympische Spelen, WK en EK voetbal, worden nieuwe sportaccommodaties en faciliteiten gebouwd. De bestemming van deze gebouwen zijn ná het evenement in veel gevallen onduidelijk, wat resulteert in een lage gebruiksintensiteit. Het concept gaat uit van een multifunctioneel stadioncomplex, die op langere termijn een .hoge gebruiksintensiteit waarborgt en de intimiteit kan aanpassen aan verschillende evenementen. Dit heeft geleid tot een verplaatsbaar stadioncomplex over zee, waardoor mondiale inzetbaarheid voor alle denkbare evenementen mogelijk wordt. Het multifunctionele stadion is voorLien van schuifbare tribunes voor verschillende veldafmetingen en een schuifbaar, transparant dak.
Figuur 1 Standaard positie tribune en dak gesloten
:::J
~
28
Trefwoorden Stadioncomplex Multifunctionaliteit Verplaatsbaar Mondiaal Intimiteit
Figuur 2 Tribune teruggeschoven en dak geopend
tensiteit stijgt. Dit is echter geen garantie voor succes. De intimiteit van stadions, de belangrijkste graadmeter voor de bele. ving van een evenement, laat voor veel andere evenementen te wensen over. De bouw van stadions en faciliteiten ten behoeve van grote sportevenemel)ten is in veel gevallen korte termijn politiek. Het aantrekken van een evenement levert zo veel publiciteit, toerisme en economische impulsen op, dat de mogelijke onbruikbaarheid van deze gebouwen ná het evenement voor lief wordt genomen.
Voor bijna elk groot sportevenement, zoals de Olympische Spelen, WK en EK voetbal, worden nieuwe sportaccommodaties en faciliteiten gebouwd. De bes temming van deze gebouwen zijn na het evenement in veel gevallen onduidelijk. Sterker nog: accommodaties worden weinig gebruikt, faciliteiten krj jgen al snel een herbestemming of worden gesloopt. Dit leidt tot de vraag: Hoe kan de gebruiksintensiteit van sportaccommodaties en faciliteiten, gebouwd voo r grote sportevenementen , op langere termijn verhoogd worden? Het onderzoek is er op gericht een beeld te geven van de aspecten die van invloed zijn op de gebruiksintensiteit en ontwikkeli nge n van sportaccommodaties Het onderzoek wijst uit dat de gebruiksintensiteit van stadions in het algemeen laa g is. De multifunctionaliteit van stadions vergroot de diversiteit van evenementen, waardoor de gebruiksin-
De conceptvorming gaat uit van een multifunctioneel stadioncomplex, die op lange termijn een hoge gebruiksintensiteit waarborgt en de intimiteit kan aanpassen aan verschillende evene menten. Tevens dient er extra aandacht besteedt te worden aan het comfort en de toegankelijkheid van het complex. De multifunctionaliteit van stadions is afhankelijk van de aanpasbaarheid. Een stadion is multifunctioneel als het aangepast kan worden aan het evenement. Wanneer eveneme nten verplaatsen, dienen de accommodaties en faciliteiten ook te verplaatsen. Zo kan de gebruiksintensiteit geoptimaliseerd worden en ontstaan er geen onbruikbare accommodaties ná het evenement. Dit heeft geleid tot een verplaatsbaar stadioncomplex over zee, waardoor mondiale inzetbaarheid voor alle denkbare evenementen mogelijk wordt. De voordelen van een dri jvend stadion zijn in de eerste plaats de relatief eenvoudige en snelle verplaatsing over zee. Het complex hoeft niet afgebroken te worden om vervolgens op ee n andere locatie weer opgebouwd te worden. Ten tweede is er een groot bereik. Het merendeel van de landen grenzen aan zee. Ten slotte zijn er weinig ruimtelijke aanpassingen nodig omdat het complex van all e faciliteiten voorzien is. Het concept gaat uit van een vorm, die is ontstaan door een integratieproces van de drie belangrijkste facetten die van toepassing zijn op een stadion: de sport, he t publiek en de commercie. De krachten gebundeld levert dit één vorm op die door de omge-
Figuur 3 Promenade
Figuur 4 By night ~
...
ur c
a.
ID ID
...
C"
c
::I
a. ~
ar n c
Figuur 5 Zijaanzicht
vingsinvloeden wind en golven een dynamisch en energetisch karakter krijgt. Het vaartuig wordt voorzien van een schuifdak ten behoeve van een beheersbaar binnenklimaat Een belangrijk uitgangspunt voor het dak is het gevoel buiten te zijn zo veel mogelijk te benaderen, ondanks het gesloten dak. Tevens speelt het gewicnt een belangrijke rol, omdat een zware dakconstructie de diepgang van het vaartuig vergroot. Het kost dan meer energie het vaartuig te verplaatsen en het maakt de toegankelijkheid aan kus tgebieden moeilijker. Een ander belangrijk conceptueel uitgangspunt is de intimiteit aan te passen aan het evenement. Er zijn verschillende veldafmetingen waardoor het stadion te maken krijgt met verschillende intimiteiten. Het resultaat is een drijvend stadioncomplex van zsoxsoo meter. De stalen romp is vierwandig uitgevoerd waardoor er meerdere compartimenten ontstaan. Ter plaatse van grote dwarskrachten wordt de romp versterkt. Het stadion is voorzien van drie tribuneringen, waarvan de onderste twee schuifbaar zijn. Hierdoor zit h.e t publiek ongeacht het evenement altijd dicht op het speelveld (zie figuur 1 en 2) . Onder het stadion zijn een indoor hal en een 50 meter wedstrijdbad gesitueerd. Deze functies zijn voorzien van de gebruikelijke faciliteiten zoals kleedkamers, fitnessruimtes etc. Rondom het multifunctionele stadion zijn verschi llende functies gesitueerd, zoals hotels. restaurants, merchandisingshops, winkels, kantoren etc. Deze functies worden ontsloten via de centrale promenade, die uitzicht biedt op de omgeving (zie figuur 3). Het complex is voorzien van een transparante, lichte dakcons tructie. Hierbij is gebruik ge maakt van vormvaste stalen kokerprofielen en ETFE luchtkussens. Ook het schuifdak is voorzien van ETFE luchtkussens. Deze transparante kussens worden boven- en onderlangs voorzien van een kabelnetwerk, waardoor zeer grote overspanningen mogelijk zijn. Het hoogteverschil
tusse.n het vaste en he t schuifbare dakdeel wordt gebruikt voor de gecontroleerde aanvoer van natuurlijke ventilatie. Door de incidentele verplaatsing wordt er gebruik gemaakt van een externe aandrijving, bijvoorbeeld sleepboten. Deze onderhoudsvrije oplossing bespaard veel ruimte. Het stadioncomplex heeft verschillende ontsluitingsmogelijkheden. Naast het gebruikelijke aanmeren aan de kade is het mogeli jk gebruik te maken van een drijvende weg of een indoor haven. Het complex is voorzien van een parkeergarage. Een kritiekpunt voor deze oplossing is de gebondenheid aan kustgebieden. Dit houdt in dat Oostenrijk en Zwitserland niet in aanmerking komen om dit vaartuig te gebruiken. Echter, het bereik van het vaartuig is zo groot dat alle culturen gebruik kunnen maken van het stadioncomplex en kennis kunnen nemen van internationale sportevenementen, de verschillende sporten en waardoor culturele uitwisseling mogelijk wordt. Het antwoord op de vraag of dit project ook daadwe rkelijk gerealiseerd kan worden is niet belangrijk. Het doel van het afstudeerproject is een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van sportaccommodaties. De kwaliteit van een m ultifunctioneel stadion is afhankelijk van de mate van aanpasbaarbeid aan de klimatologische omstandigheden en aan de intimiteit van het evenement. De waarde van dit project wordt bepaald door de efficiënte inzetbaarheid en de mate van aanpasbaarbeid aan de wensen van de gebruiker. Hoe groter de multifunctionaliteit van het stadion, hoe hoger de gebru iksintensiteit'
Ing. F.M. Navarro Kroezen
Revealing the Past A collage of Paradoxes Afstudeerrichting
Architectuur Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. G.A.C. van Zeijl Ir. M.H.P.M. Willems Ir. M.PJ. Aarts Datum afstuderen 30
maart
2004
Samenvatting
Dl
(i;'
c
0. tD tD
.... r:r c
:I
0.
!. öj' (")
c
......
m ;:::;:
The city of Córdoba has a rich history of many different cultures. Muslims, Jews and Christians lived logether in a unique society of religious toleranee and exchange of knowledge. This "re-urb" project in the historie centre reveals this episode of Córdoba. The building is a collage of a library and a place for wors hip for th.ree religions, where the central space unites a mosque, a synagogue and a church. At the same time the project became an actual issue of our modem society, in which we are trying to media te and finding ways of reconciliation in a multicultu.ral society.
Afbeelding 1 BEGANE GAONOVLOf:R
/ L.·~
.. ,..
d.
30
/.
·. ·-· .....
---;eN.~
~
-- ....,
·
~,
.......
! : - -',_.. ...
,
Bibliotheek Muiti-religieuze gebedsplaats Córdoba Geschiedenis Stedelijke inpassing
(
I
I
Trefwoorden
)
~
,(
~ .~ - ,,...,..
=~'C*':f ,,:~ ...... ~-
;~:~ :: ~-=-
...
,r1 .............
.
~
:
: :: - " ,.. ..~ f t'>,:- 1 ~
,, ,_,
",.~
Flk.Norfo! ' •-•-~
Afbeelding 2
Multicultural society
The city of Córdoba bas a rich history of many different cultures. From the seventh until the thirteenth century the Muslims controlled tbe southern of Spain, with Córdoba as their ca pi tal. Muslims, Jews and Christians iived logether in a unique society of religious toleranee and exchange of knowledge. The huge mosque, " La Mezquita" is the remaining symbol of this period , in which the Catholics inserted tbeir catbedral after they reconq uered Córdoba. This "re-urb" project in the historie centre reveals this episode of Córdoba, wbere you can re-fee! this former atrnosphere. The building is a collage of a library and a place fo r worship for three religions, where the central space unites a mosque, a synagogue and a church. This paradox is represented in two strong geometrie forms, which !ie embedded in the organic structure of the city. In between develops a collective, intermediale space of which the effect is u npredictable. !t's the universa! character of architecture, which bears this "multi-typolog.ical" model. By revealing the religious history of Córdoba, the project at the sa me time became an actual issue of our modern society, in which we are trying to mediate and finding ways of reconciliation in a multicultural society. Schatkamer van de stad
In dit ontwerp wordt informatie over de geschiedenis van de stad bewaard. Het ontwerp is de concrete belichaming van fragmenten uit de historie van Córdoba ges itueerd in het centrum van de stad. Het moet de geschiedenis toegankelijk maken voor inwoners maar ook voor bezoekers van buitenaf. Een plek waar ze de 'geheimen' van deze stad kunnen ontdekken, én waar zij naar toe kunnen voor bezinning. Een plek waar het spirituele en he t aardse samenkomen. Het profane leven dat zich afspeelt naast het religieuze is niets nieuws voor Córdoba, dit was de kern van haar bestaan. Het ontwerp speelt hierop in, de hoofdco mpon enten van het gebouw zijn respectievelijk een gebedspiaais voor meerdere religies en een bibliotheek. Religie en wetenschap vormen één (samenlevings)cultuur.
Afbeelding 3
Afbeelding 5 Cl
-
ur c:
c..
ID ID
èc: :1
c.. ~ <;;'
(")
c
;::::; ro
.....
Afbeelding 4
Afbeelding 6
universaliteit Van de bestaande traditionele beelden van kerk- en bibliotheekarchitectuur wordt in dit project afstand gedaan. In plaats hiervan wordt de architectuur teruggebracht tot de esse ntie. waaraan inheemse typologieën zijn toegevoegd uit de Zuid-Spaanse cultuur, traditie en klimaat, zoals de loggia, patio en galerij. In het primaire ontwerpstadium is gezocht naar basiselementen die dit ' multitypologische' gebouw zouden vertegenwoordigen. Na een zorgvuld.ige analyse naar de essenties c.q. constanten van beide typen is het resultaat vertaald in twee primaire elementen, de cirkel en het vierkant, twee bakens die vanaf dit moment onberoerd zijn gebleven. Door het universele karakter kunnen ze een nieuwe betekenis toegewezen krijgen. Ze vertegenwoordigen de 'stiltecentra' voor de primaire activiteiten, het (be)studeren en het bidden. Leegtes in het project die de meeste waarde bevatten. Door middel van de overige functies worden de verschillende type gebouwen in elkaar geschoven. Geregisseerd maar toch onvoorspelbaar.
Translucent en transcendent De draagstructuur van de gebedsruimte bestaat uit het experimentele materiaal, translucente beton. Dit materiaal neigt enerzijds naar een ontmaterialisering van de architectuur, maar heeft anderzijds de constructieve eigenschappen va n beton. Door de samenstelling van glas, kunststof en lijm behoeft de wand geen daglichtopeningen, waardoor er wordt gespeeld met het klassieke idee van massa en opening. Deze bouwmethode verleent de sacrale architectuur weer een nie uwe dimensie.
Multi-interpretabele gebedsruimte De 'problematiek' over tegenstrijd ige vormen in dit project komt tot een climax in de multi-interpretabele gebedsruimte. In deze spirituele ruimte komen de geesten van verschillende culturen samen om zich te vermengen tot één ritueel de overgave aan het goddelijke. Deze 'generieke gebedsplaats' niet herkenbaar als een moskee, synagoge of kerk, omdat z ij ontdaan is van symboliek. Zij vormt een universele ruimte, waari n elke gemeenschap zich spontaan kan constitueren. De eerste kennismaking met de gebedspiaais zal voor de verschillende gebruikers voornamelijk gebaseerd zijn op het vinden van een plek, het toe-eigenen van condities waarbinnen vorm gegeven kan worden aan de eigenheden en tradities van de godsdienst. De cirkelvormige gebedsruimte is door middel van ruimtelijke en fysische condities, in wand en plafond, 'opgesplitst' in meerdere plekken voor het gebed van de versch illende religies.
JI
Ing. M.J.A. Oude Luttikhuis
Herbestemming Ten Cate-terrein Stoftotleven Afstudeerrichting Bouwtechnisch Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. ir. J.M. Post Arch. a.v.b. A.).M. Walraven Arch. a.v.b. ).A .C. Hofman Datum afstuderen r8 novembe r 2003
-
Ql
iil' c
Q..
tD tD
...tr c
:::1 Q..
~
ë1' n c
;::;: t1)
;::;:
Samenvatting Het afstudeerproject betreft het ontwikkelen van een financieel haalbaar herbestemmingsplan voor het Ten Ca te - terrein, zodat deze ommuurde industrie enclave wordt getransporteerd tot een levend onderdeel van de stad. Het afstudeerproject begint met een analyse van het probleemgebied, bestaande uit de inventarisatie van alle factoren die een rol spelen bij het nieuw te herbestemmen en te ontwikkelen gebied. Hieruit zijn conclusies en kenmerken voortgekomen, waaruit aandachtpunten zijn geformuleerd die dienen als uitgangspunt voor het stedenbouwkundige en architectonische ontwerp, die vervolgens zijn getoetst op de haalbaarheid. Tenslotte is de ontstaanspiek van Nijverdal, die gesymboliseerd wordt door een landmark, architectonisch en bouwtechnisch uitgewerkt. Trefwoorden Nijverdal Monumentale waarde Stedenbouw Woon , werk en ootspanningsgebied Haalbaarheid
Afbeelding 1 Luchtfoto Ten Cate -terrein
Afbeelding
2
Monumentale waarde
Na het doorlopen van de motivatie is de volgende probleem- en doelstelling ontstaan: Nijverdal dankt zijn ontstaan aan de textielindustrie en heeft altijd een centrale plaats ingenomen. Wanneer de textielindustrie in de toekomst zal verdwijnen, zal een groot industriecomplex, Ten Ca te - terrein , leeg komen te staan en waarbij het niet ondenkbaar is dat het complex zal verdwijnen en een stuk historie en beeldvorming van Nijverdal verloren gaat. Is het mogelijk om een financieel o.nder.bouwd herbestemmingsplan te ontwikkelen voor het Ten - Cate terrein, dat altijd belangrijk is geweest voor Nijverdal, zodanig dat deze ommuurde industrie enclave wordt getransformeerd tot een levend (toegankelijk) onderdeel van de stad en waarbij het industriële karakter behouden blijft en de historische kenmerken gerespecteerd en zonodig gerehabiliteerd worden. De afstudeeropdracht is begonnen met een onderzoek naar de monumentale waarde, waaruit naar voren kwam dat Nijverdal is ontstaan door de textielindustrie op de .huidige locatie van Koninklijke Ten Ca te. Verder heeft de textielindustrie een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van Nijverdal. De weverij van Koninklijke Ten Ca te heeft in de periode van r852 tot heden veel veranderingen ondergaan. Na het vervaardigen van enkele reconstructies blijkt dat de weverij nog historische kwaliteiten bezit, die kansen bieden voor de toekomst. Uit het onderzoek is tevens een oordeel gegeven welke gebouwen monumentwaardig zijn (afbeelding r). Op een kale heide in de gemeente Hellendoorn ontwikkelt zich vanaf r830 de textielindustrie en de plaats Nijverdal werd geboren, Nijverheid in het Reggedal. Tot op heden is het terrein nog steeds in gebruik door de textielindustrie en lijkt het einde van onze ' roots ' nabij . Voor veel mensen is dit een doorn in het oog en derhalve wordt door deze afstudeeropdracht onderzocht of het complex kan worden he rbestemd, met behoudt van de monumentale waarden.
Na de monume ntale waardebepaling is de inventarisatie ten behoeve van het herbestemmingsplan opgestart. Deze inventarisatie vindt plaats op de te herbestemmen monumentale gebou wen waarbij de positieve en negatieve kenmerken vastgelegd worden door de omgeving en de gebouwen te analyseren. De analyse bestaat uit de onderdelen; stedenbouwkundige analyse, ruimtelijke/functionele analyse, bouwtechnische analyse, constructieve analyse en bouwfYsische analyse. Elk onderdeel is
Afbeelding 3 Bestaande situatie
Afbeelding 5 Ontwerp
.... .... (1)
Afbeelding 4 Situatie na sloop
Afbeelding 6 Ontwerp
apart uitgewerkt en aansluitend is er een conclusie gegeven met betrekking tot het onderdeel. Na deze analyses volgt de functiemobiliteit, waar de knelpunten van de monumentale gebouwen worden vastgelegd. De functiekeuze is niet alleen afhankelijk van de waardestelling en de functiemobiliteit, maar ook van de markt in het desbetreffende gebied. Door een marktverkenning is het vraag en aanbod binnen de gemeente onderzocht. Nadat de totale inventarisatie is vastgelegd, zijn alle conclusies op een rij gezet die een rol spelen bij het nieuw in te richten gebied. Het uite indelijke doel van deze inventarisatie was om de uitgangspunten voor het herbestemmingsplan te bepalen en vast te leggen.
aan de noord en westzijde die aan de buitenzijde zo beeldbepalend is, is het enige bindende elem ent tussen de hallen en vormt een haak, waardoor het gebied zich afkeert van de omgeving. Door de hal in zijn vorm door te zetten, ontstaat er samenhang tussen de bestaande hallen. De haak die aan de buitenzijde zo sterk beeldbepalend en introvert is, laat dit aan de binnenzijde eveneens zien, maar dan in een contrasterende vorm namelijk een transparante gevel. Het schaalcontrast tussen fabriekscomplex. en omliggende woongebied is kenmerkend voor de situatie en vergroot de herkenbaarheid van het gebied. Door het plaatsen van een toren, die de ontstaanspiek van Nijverdal symboliseert, ontstaat er een verticale schaalsprong, dat contrasteert met de fabriekshallen die een horizontale schaalsprong hebben. Verder vormt de toren de verbinding naar het achterliggende en ontwikkelende gebied. De ontsluiting van het terrein is opgesplitst in twee toegangswegen. Het gemotoriseerd verkeer betreedt het terrein via de bestaande toegangsweg aan de linker zijde gelegen van het machinehuis, die le idt naar de ondergrondse parkeerkelder. Tussen de twee monumentale gebouwen is een doorgaande wandel- I fietsroute gecreëerd over de openbare ruimte richting de Prinsessenwijk. Hierdoor wordt er een relatie gelegd tussen de Prinsessenwijk, de wijk De Brake en het Reggegebied. De entree aan de oostzijde naar de openbare ruimte wordt begeleidt door water en bomen, waardoor er aa ntrekkingskracht wordt uitgeoefend bij de bezoekers. Bij de entree vanaf de Prinsessenwijk wordt de bestrating doorgezet in het gebied, waardoor de relatie tussen de twee gebieden wordt versterkt.
Aan de stedenbouwkundige analyse e n het stedenbouwkundige pian is veel aandacht besteed, omdat dit de basis vormt voor een financieel haalbaar plan. Uit de stedenbouwkundige analyse zij n de volgende uitgangspunten geformuleerd. Integratie in stedelijk gebied, overgang tussen stedelijk landschap en natuurlandschap. Introverte uitstraling Noord en West Continuering groene lob vanuit de Regge Relaties I verbindingen leggen tussen Ten Cate terrein en om liggende wijken Hoofdontsluiting aan oostzijde • Centrale ontsluiting Schaalcontrast kenmerkend voor situatie Structuurlijnen handhaven Analogie Relatie met verlede n Het huidige Ten Ca te- terrein wordt vooral gekenmerkt door een. samenklontering van (fabrieks)gebouwen. Na het slopen van de niet monumentwaardige elementen ontstaan er ruime gaten in het plangebied. Het doel is om weer samenhang te creëren binnen het gebied. De lange gesloten wand met de eers te shed
Na een positief resultaat van de financiele haalbaarheid, is het plan vervolgens architectonisch en bouwtechnisch uitgewerkt en zal het huidige gebied koninklijke Ten Ca te ontwikkeld worden als woon, werk en ontspanningsgebied.
33
Ing. A.G. Rigter.
(achter) de etalage die terugkijkt een ontworpen reactie op een winkelstraat Afstudeerrichting
Architectuur Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. G.A.C. van Zeijl Dr. ir. J.G. Wallis de Vries Dr. J. Boomgaard Dr. A.L. Meijnders Datum afstuderen 30
maart
2004
Afbeelding 1 Situatle
Samenvatting
Het ontwerp is een reactie op, en een verwijzing naar de plek waar het staat: een winkelstraat. Onderzoek in o.a. filosofie. beeldende kunst, psychologie en marketing, zijn ongedwongen en spelenderwijs gecombineerd tot dit ontwerp, wat het etaleren doet etaleren, én het etaleren doet ontwrichten. Architectuur reageert hier op het theatrale aspect van winkelen. Is architec· tuur zelf theater dan? Trefwoorden
Winkelen Etaleren Ontwrichting Blootlegging Bricoleur
34 Uitgangspunt is een ontwerp te maken op een winkelstraat, wat passanten "bewuster doet zijn van" die winkelstraat. Vooronderzoek bestond uit het onderzoeken naar het tonen van "de uiterlijke verschijning" en "het achterligge nde proces" van de winkelstraat. Resultaten hiervan zijn gecombineerd met refe· rentiebeelden en op een voornamelijk intuïtieve manier gecombineerd tot een ontwerp voor een winkel en parkeergarage te Leeuwarden. Bewuster maken van de "uiterlijke verschijning" van de winkelstraat.
"Deconstructie" als een bewerking van een imitatie van het bestaande: Het vertrouwde, all.edaagse beeld wordt ontleed in losse fragmenten, die het bestaande inzichtelijker kunnen maken. Een leegte tussen die brokjes, kan het geheel doen geheel ontwrichten I in twijfel trekken. "Bricoleur" staat voor "knutselaar". In het Surrealisme worden alledaagse beelden door elkaar geknutseld tot een onalledaags resultaat ontstaat. Bewuster maken van " het achterliggende proces" van de winkelstraat.
Het "winkelproces", is als een cycli op te vatten: een wede rzijdse beïnvloeding tussen marketing en consument. Bij de invloed van marketing op consument wordt steeds het "associatieve leren" steeds belangrijker: Het overtuigen door b.v. "emotie", "imago" en "lifestyle". Dit is van toepassing op het zogenoemde "theatrale winkelen". Kenmerken hiervan zijn: geënscenee.rde rijkdom 1 zintuigli jk prikkelend & actieve participatie van consu· ment 1 "recreatief winkelen" (Funs hopping) I impulsinkoop. Winkelen > theater > decor > voor en achterkant. De achte rkant decor van het decor. "mechaniek", staat voor het achter het winkelen liggende proces (van wederzijdse beïnvloe· ding). Elke consument is (onbewust?) onderdeeltje van de bestu· ring van deze op winst geprogrammeerde (en ve rder inhoudslo· ze) machine van streepjescodes, bonuspas jes· registraties en beursnoteringen .
Afbeelding 2 Parkeergarage Dl
ii!' c:
0.
.. tl) tl)
C'"
c:
::s
0.
!!.. __"
"'
(")
c
;:::;: (1)
......
--
CT
0
c
::E
7'
c
:;;)
o._ (1)
Afbeelding 3 Winkel
Ontwerp. Bij een normale winkelstraat situatie is slechts de theatraal vermomde voor-kant te zien. Onder het mom van de gewenste "bewustwording", wordt deze in het nieuwe ontwerp gecombineerd met een "mechanische" achterkant.
Architectuur is echter niet het medium iets "uit te leggen" (zoals hierboven), maar moet eerder "uitdrukken". Ingrediënten uit het vooronderzoek, worden op een intuïtieve manier in een ontwerp versmolten, waarmee dit meer (duurzame) autonomie krijgt, van moralisme verlost is en er ruimte is voor persoonlijke interpretaties. Het ontwe rp bestaat uit een parkeergarage en een winkel. De bestaa nde straat wordt "wakker geschud", door de doorbreking haaks erop (afbeelding 1) . Parkeergarage. "Deconstructie" of eigenlijk: "Biootlegging": De straat wordt schijnbaar tot een decor gemaakt, doordat deze door de garage wordt doorbroken. De achterkant ervan (parkeergelegenheid en wat "onsamenhangende bebouwing"). wordt getoond. Mechaniek, "opgepookt" met theater. De garage is vormgegeven als een machine. Dit mechaniek wordt, door middel van "theater", gedramatiseerd. De toegangsweg is dezelfde als die naar de bestaande ondergrondse garage. In contrast hiermee, e taleert dit on twerp zichzelf e n de au to's tot in de straat. Het mechaniek karakter, is d.m .v. theater aangedikt op doorstroming en constructie. Doormiddel van spiegels, worden auto's ondersteboven in de straat geëtaleerd. Een surrealistisch beeld, verwijzend naar de term "bricoleur".
35 De winkel. Deze representeert het "theater" (terwijl die verwijst naar "mechaniek", omdat het qua vormgeving en materialisering soortgelijk is aan de garage.
Iedereen heeft "waarden": stabiele en situatieongebonden voorstellingen van gewenste manieren van gedragen of uitkomsten. Bij veel alledaagse beslissingen denkt men daar ni.et aan. maar ze kunnen door de omgeving worden geactiveerd. Iemands consumeergedrag heeft uiteraard effect op dat individu, maar ook op het collectieve. In een normale winkelstraat situatie, appelleert het theatrale aspect in winkelen aan een waarde als "ik wil plezier maken". De nieuwe ingreep in deze situatie: toont het theatrale aspect in het winkelen, wat appelleert aan de waarde "i.k wil plezier maken". Niet slechts de koopwaren worden dan geëtaleerd, maar ook de mensen die de koopwaren bekijken. Etaleren wordt geëtaleerd. Dit wordt bewerkstelligd door een spel van zichtlijnen, die nieuwe associaties uitlokt. Doormiddel van de centrale wand met doorgangen, vitrines en doorkijkjes, ziet men niet alleen een artikel, maar ook anderen (individueel óf collectief) in verband met het artikel. Resultaat. Dit is een ontwerp dat waarschijnlijk veel reacties "uitlokt", terwijl het die hopelijk tegelijk ook "uitlacht". Met "uitlachen" wordt bedoeld , dat geen reactie, vraag of opmerking het ontwerp werkelijk kan vangen. Hoewel het m et de omgeving verbonden is, blijft het ook ongrijpbaar genoeg om duurzaam te zijn.
Ing. M.L.M. Stabel
De hartelijke groeten uit Hoge Vucht Afstudeerrichting Stedebouw Afstudeercommissie Dr. ir. C.H. Doevendans Ing. ).P.F.A. Snijders ir. L.L. Windhausen Datum afstuderen 27 april 2004
111
i!! c ~ ~
g" ii_ !.
Samenvatting Het afstudeerproject betreft een herstructureringsvoorstel voor het centrumgebied Moerwijk in de Bredase wijk Hoge Vucht. Doel van het voorstel is om dit centrumgebied een vooraanstaande rol te geven in het vergroten van de sociale samenhang en participatie in de betreffende wijk. Het vergroten van het functionele aanbod en het uitbouwen van de publieke functie van de openbare ruimte rondom het winkelcentrum zijn de belangrijkste speerpunten om de genoemde doelstellingen te bereiken.
iiJ' ,.., c:
~-
g c:
~
§
c..
Trefwoorden Herstructurering Naoorlogse woonwijken Centrumgebieden Publiek domein Winkelcentra
Cl)
36
Aanleiding en doel J·n de Bredase wijk Hoge Vucht zijn processen geconstateerd, die de leefbaarheid aantasten. In beleidsstukken van de Gemeente Breda van de afgelopen jaren overheerst de teneur van achteruitgang en van afnemende betrokkenheid van de bewoners bij de wijk. Problemen in de zin van werkloosheid, laag opgeleide m ensen, drugsgebruik en vandalisme zijn er aan de orde. Uit een burgerenquête die tweejaarlijks onder inwoners uit Breda wordt gehouden , blijkt dat:
inwoners van Hoge Vucht niet te spreken zijn over de 'woonsfeer'; er weinig saamhorigheid is tussen bewoners van Hoge Vucht en dat men mede daarom vaak niet prettig omgaat met elkaar; men vaak niet gehecht is aan de buurt en zich er niet thuis voelt; Bovenstaande opvattingen zorgen voor een lage sociale samen· hang in de wijk. Tevens zijn z ij verantwoordelijk voor een lage sociale participatie; er wordt minder uitgegaan , minder aan sport gedaan en het aantal mensen dat vrijwilligerswerk doet, is veel kleiner dan gemiddeld. De gemeente Breda heeft voor Hoge Vucht een ontwikkelings· s trategie opgesteld met daarin een aantal opgaven voor verschil· lende deelgebieden in de wijk. Eén daarvan is de opgave om het winkelcentrum Moerwijk te transformeren tot een multifunctioneel, 'kloppend hart' van Hoge Vucht. Samen met de bevindingen uit de burgerenquête heeft dit voornemen geleid tot de doel· stelling die in dit onderzoek centraal staat, namelijk; 'Aangeven in hoeverre winkelcentrum Moerwijk kan bijdragen aan het vergroten van de sociale samenhang en participatie van de bewoners van Hoge Vucht en hoe hieraan vorm kan worden gegeven' Het onderzoek resulteert in een ruimtelijk-functioneel voorstel dat winkelcentrum Moerwijk maakt tot brandpunt in de wijk met (sociale) meerwaarde voor de verschillende bevolkings- c.q. doelgroepen.
Afbeelding 1
CT
0
c: ~
;;<;'
c:
::1 0.. ITl
Onderzoeksmethode Op basis van enerzijds een grondige ruimteiijke, functionele en sociaal-economische analyse en anderzijds lîteratuurverke nnin· gen is een ruimtelijk-functionele visie met een bijbehorend con· cept opgesteld. Betreffende visie en concept zijn erop gericht het centrumgebied te transformeren tot multifunctioneel hart met een sociale meerwaarde voor heel Hoge Vucht. Op basis van dit streefbeeld met bijbehorende programmering wordt vervolgens een ontwerp voor de bebouwde en onbebouwde omgeving van het nieuwe centrumgebied gepresenteerd. Het onderzoek wordt afgesloten met een evaluatie die, naast een beschouwing van de probleem· en doelstelling. ingaat op het proces van herstructu· rering. Tevens worden bij de evaluatie de bevindingen va n het onderzoek gegeneraliseerd tot algemene aanbevelingen. Herstructureringsvoorstel centrumgebied Moerwijk De belangrijkste opgaven die voortvloeien uit de inventarisatie· en analysefase en waarop het he rstructureringsvoorstel moet anticiperen. zijn; Voor het winkelcentrum: bestaande kwaliteiten winkelcentrum handhaven; van een mono· naar een multifunctioneel karakter met naast dag· ook avondactiviteit; extra aandacht voor de verblijfskwaliteit in het winkelcentrum; contact tussen binnen en buiten mogelijk makn;
Voor wonen en zorg in het centrumgebied: nieuwe en gedifferentieerde woonmilieus die de levens loop· bestendigheid van de wijk (op basis van zorgbehoefte e n financiële situatie) bevorderen; Zorgcentrum Vuchterhage uitbreide n tot woonzorgcirkel; Voor de openbare ruimte rondom het centrumgebied: meer openbare ruimte met verblijfskwaliteit en ontmoetings· mogelijkheden ten koste van rest· en transitruimten; hoge eisen met betrekking tot onder andere bereikbaarheid, flexibiliteit, functionaliteit, leesbaarheid en aanpasbaarbeid van de openbare ruimte.
Bovenstaande opgaven hebben geleid tot een inrichtingsvoorstel voor het centrumgebied, waarvan de vogelvlucht vanuit het zuid· westen rechtsonder is weergegeven. Links ervan staat de oude situatie van het centrumgebied in zijn stedebouwkundige con· text. Conclusies op basis van het onderzoek Op basis van bevindingen tijdens het onderzoek, waarbij ook is gekeken naar (herstructureringsresultaten van) cen trumgebie· den van andere (naoorlogse) woonwijken, is een aantal algeme· ne conclusies getrokken met betrekking tot de (sociale) waarde van centrumgebieden. De belangrijkste conclusies zijn:
De sociale betekenis van winkeicentra wordt vergroot door de toevoeging van voorzieningen voor horeca en leisure (ontspanning); Andere instrumenten om de sociale en functionele betekenis van winkelcentra te vergroten zijn onder andere het aantal trekkers, de aankleding van de buitenruimte, het contact tussen binnen en buiten, de breedte en hoogte van de winkel· straten en het aantal ingangen; Veel ce ntrumgebieden van (naoorlogse) woonwijken worden, net als centrumgebied Moerwijk, gekenmerkt door een g root aanbod aan openbare ruimte in de vorm van parkeerplaatsen en restruim ten. Deze ruimten bieden de potentie om te wor· den getransformeerd tot publiek domein door een andere inrichting of het anders plaatsen van ruimtelijke elementen in de context (bijvoorbeeld het verdiepen van de parkeervoorzie· ning). Het uitbreiden van het publiek domein vergroot de sociale betekenis van een centrumgebied voor de wijk; De verankering van het centrumgebied in het stedelijk weef· se! is van belang. Een goede profilering van het centrum ge· bied in de stedelijk structuur met directe, obstakelvrije (loop)routes van en naar de verschillende woonbuurten ver· groot de betrokkenheid van de buurtbewoners bij dit centrumgebied. Barrières zorgen in die zin voor een vorm van ruimtelijke en functionele scheiding tussen woonbuurt en centrum.
37
Ing.
J.A. Verkuijlen
IDA kla se I lb w t nuivermgs y teem Materia I rot
feg goten
pol~ethyl
en
'De XX infrastructuur' Nieuwe ideeën voor een demontabele infrastructuur. Afstudeerrichting
Bouwtechnisch Ontwerpen Afstudeercommissie
Prof. ir. J. Post Dr. ir. P. Erkelens Ir. ing. G. Boxem Datum afstuderen 18
maart
2004
Samenvatting Dl
ia' c
c..
ID ID f7
..,
c
::I
c.. ~
OJ'
n
c
;; ;::;:
CT
0
c
~
Figuur 1 Chaos onder de grond
In de toekomst zullen woonwijken zich eenvoudig aan de ont· wikkelingen in de samenleving moeten kunnen aanpassen. De XX wijk (gebaseerd op de XX filosofie van Prof. Ir. J. Post) is in dit onderzoek speciaal hiervoor ontwikkeld. Het bestaat uit XX gebouwen en een XX infrastructuur. De XX infrastructuur is in dit onderzoek ontwikkeld tot een schetsontwerp. Het bestaat uit de volgende onderdelen: een leidinggoot voor de ondergrondse leidingen voor gas, drinkwater en elektriciteit, een hemelwater infiltratie bestratingssysteem en een afValwater zuiveringssysteem. Het moet een wijk eenvoudig aanpasbaar maken en tevens een oplossing bieden voor de huidige problemen van de infrastructuur.
;;><""
c
:::J
Q_ 11)
Trefwoorden XX infrastructuur Ondergronds Hemelwater Leidinggoot Infiltratiesystee m
Figuur
2
De leldinggoot
Dit onderzoek toont aan dat er voor de opzet van een woonwijk vernieuwende ideeën en inzichten ontwikkeld kunnen worden. Deze kunnen in de toekomst gebruikt worden bi·j het ontwerpen van woonwijken die gelijkenissen vertonen met de XX ftlosofie. De XX filosofie speelt in op het feit dat gebouwen vaak een technische levensduur bezitten die veellanger is dan de economische levensduur. Prof. Ir. j. Post heeft in dit kader het XX kantoor ontworpen. Dit kantoor is ontworpen met een technische én economische levensduur van 20 jaar en is gebouwd met materialen die hergebruikt of gerecycled kunnen worden. In de toekomst zullen er wellicht ook XX wijken aangelegd worden. De XX structuur moet ervoo r zorgen dat de wijken zich eenvoudig aan nieuwe ontwikkelingen in de maatschappij kunnen aanpassen. Om nu een hele wijk met de XX filosofie te kunnen bouwen zal, naast de gebouwen in de wijk. ook de infrastructuur (wegen en ondergrondse leidingen voor afvalwater, gas, drinkwater en elektriciteit) op deze manier ontworpen en aangelegd moeten worden. De probleemstelling luidt dan ook: Hoe zou een XX infrastructuur in een XX wijk eruit kunnen zien? Om beter bekend te geraken met de huidige infrastructuur is een literatuurstudie gedaan. Daar kwam o.a. uit dat tegenwoordig de niet eenduidige aanleg samen met gebrekkige registratie van de infrastructuur voor veel problemen zorgt. Hierdoor is graafschade één van de belangrijkste oorzaken van beschadigin· gen aan de diverse ondergrondse netwerken. Deze problemen zouden in een XX infrastructuur niet voor mogen komen. Ze zouden het functioneren van de XX wijk belemmeren. Het oplossen van deze probiemen is daarom een belangrijk punt in dit onderzoek (zie figuur 1) . Om erachter te komen aan welke eisen de XX infrastructuur moet voldoen, zijn we gaan zoeken naar informatie over het gerealiseerde XX kantoor te Delft en daarmee naar de eisen die aan dit kantoor werden gesteld. De XX infrastructuur zal immers ook aan deze eisen moeten voldoen wil het passen in een XX wijk.
Figuur 3 Een kruising maken met de leldinggoot
Figuur 5 Aanleg van de XX infrastructuur In een woonwijk
Figuur 4 Het IBA 111 systeem
In de ontwikkelingsfase kon er gestart worden m et het ontwerp voor de XX infrastructuur. Er werd in eerste instantie voor ieder onderdeel onderzocht of er goede alternatieven op de markt waren die niet de problemen kennen zoals de huidige infrastructuur in een wijk die kent. Voor de netwerken van gas, water elektriciteit zijn géén goede alternatieven gevonden. Hierdoor is er gekozen om deze drie netwerken in een leidinggoot aan te leggen. De leidinggoot voor de netwerken van drinkwater, gas en elektriciteit. Het principe van deze leidinggoot is niet nieuw, wel het toepass ingsgebied. Ze worden namelijk al toegepast in industriegebieden, maar nog niet in deze vorm en zeker nog niet in een woonwijk (zie figuur z,J). Er zullen geen losse kabels en leidingen meer in de grond lig· gen. De traceerbaarheid wordt sterk verbeterd doordat de leidinggoot altijd op dezelfde plek onder het trottoir ligt. Het werken aan de netwerken wordt gemakkelijker omdat de kabel s en leidingen niet meer in het zand liggen. Ze hoeven niet meer voorzichtig vrij gegraven te worden. Een ander belangrijk voor· deel van een le idinggoot is het dat de kabels en leidingen beschermd tegen beschadiging door graafwerkzaamheden. Afvalwater Voor de afvoer van het huishoudelijk afvalwater en het regenwater in de wijk zijn wél goede alternatieven gevonden: het !BA lil sys teem en het Aquaflow systeem. He t !BA IJl systeem (zie figuur 4) bestaat uit 3 tanks en zuivert he t huishoudelijk afvalwater zo, dat het geloosd mag worden op een oppervlakte water of geïnftltreerd mag worden in de grond. Het Aquaflow systeem is een regenwater infiltratie sys teem dat gebruik m aakt van straatklinkers m et daa ronder een waterdoorlatende laag van gebroken gesteente. Met deze twee systemen kun nen er twee complete rioleringsstelsels (HW A en DWA) vervallen die tegenwoordig in wijken aa ngelegd worden.
39 Verwacht wordt dat door toepassing van bovens taande sys teme n de problemen van tegenwoordig voor een groot gedeelte zulle n worden opgelost. Vooral de mogelijkheid om de infrastructuur van een XX wijk na zo jaar op een eenvoudige manier te kunnen veranderen is belangrijk. Het toetsen van de XX infrastructuur Tijdens he t uitvoeren va n een casestudy is gebleken dat de XX infrastructuur heel goed aangelegd kan worden in de huidige woonwijken zonder dat de woning· en parkeerdichtheid significant afnemen. Het enige dat een wijk nodig heeft, om aanleg van de XX infrastructuur mogelijk te maken , is een trottoir aan weerszijde van de straat met een breedte van± 2700 mm. Onder dit trottoir komt namelijk de leidinggoot (± uoo breed) en de !BA tanks (±qoo) te liggen (zie figuur 5).
Ing. M. Boer I.I.H Budhlpramano J.B. Cordes R.J.M. Craenmehr & R.G.J. Driessen Y.P.Daal K.A.M.H.J. Dekkers R.P.A.A. van Gestel J.K.H. Groot B.A.S. Ham Ing. D. Janmaat & Ing. M.J.P. J.P. van der Kamp A. Klein Elhorst B.G. Kolkman M.A.W.C. Kouters J.A. van Laatum & F.J.G. H. P.L.J. Latta T.H. Linmans Ing. J.B. Mulder Ing. E.J. Pel T.J. Reitsema R.M. Steltenpool E.F.A. Thomas Ing. M.J.P. Welzen & W.W.deWit
diploma-uitreiking faculteit bouwkunde o6 juli 2004
Technische Universiteit Eindhoven
jaargang 2003·20o4 nummero6 o6 07 2004
Inhoud Ing. M. Boer K.I.D.S. Kinderen in de stad - Een hybdride alternatief l.l.H Budhipramano Correcte data, betrouwbare waarde Het ontwikkelen van een data-systematisering model ter ondersteuning van de kapitalisatiemethode bij het (her) taxatie van kantoorgebouwen J.B. Cordes De ontwikkeling van een middel en werkwijze voor het gedwongen positioneren van prefab betonnen binnenspouwbladen R.j.M. Craenmehr & R.G.J. Driessen Conserveren van bestaande woningen. Het renoveren van bestaande woningen door een glazen schil Y.P.Daal Hangar in het Caribische gebied K.A .M.H.j. Dekkers Bewonersparticipatie in een wijkvernieuwingsgebied; Herstructurering Dren ts Dorp
0""
0
pag.
4
6
8
10
12
14
R.P.A.A. van Gestel Krachtenspel boven Stockholm CS
c
:E
;><""
c
:::J
0..
J.K.H . Groo t Tussen Moskou en Brussel
18
ro
B.A.S. Ham Mobecohome The Mobile Ecological Home
20
2
Ing. D. Janmaat & Ing. M.).P. Welzen Invloed van de korrelopbouw van het poederdeel op de rheologie en sterkte van zelfverdichtend beton
22
J.P. van der Kamp Installatieontwerp voor 'De flexibele doorbraak 11'
24
A. Klein Elhorst Almelo Anders Studie naar ruimtelijke ontwikkelingen van de stad.
26
B.G. Kolkman Vision Machine Internationaal Centrum voor Beeldcultuur in Rotterdam
28
M.A.W.C. Kouters Financial engineering of risk I return characteristics of real estate funds What are the (technica!) possibilities to offer different real estate participations, with different risk/ return profiles, and is there sufficien t market potential to package and sell these participations?
30
J.A. van Laaturn & F.j.G. H. van Rosmalen Een ontwerpondersteunend model voor stations op basis van life cycle costing Het inzichtelijk maken van de onderhoudskosten van stations
32
P.L.J. Latta VERHULDE ONTHULLING VAN DE "TEGENCULTUUR" (VER)NIEUW BOUW POPCENTRUM DOORNROOSJE TE NIJMEGEN
34
T.H. Linmans Racing Landscape Een vernieuwende kijk op (motor-) showroom architectuur en het ongedefinieerde landschap aan de snelweg.w Ing. J.B. Muld er Binnenstedelijke herstructurering 'Een complexe sturingsopgave'
Ing. E.J. Pel Criticalloads fortall building structures T.). Reitsema HNNlow Cost Carrier Terminal
R.M. Steltenpool De Peel in beweging Het inzetten op de handelwijzen van actoren voor de realisatie van een hoogwaardige ruimtelijke ontwikkeling
42
44
E.F.A. Thomas .Nl
46
Ing. M.).P. Welzen & Ing. D. Janmaat Schuifkrachtoverdracht in contactvlakken van zelfverdichtend beton bij prefab elementen
48
W.W. de Wit De spil
50
Een complex voor 'Wonen-me t-zorg'
Dl
-ur c
0.
tl) tl)
...er c ::s
0.
~
W'
c: "
ro~
0'" 0
c:
::E
7'C'
c: ::J c.. (0
Ing. M. Boer
K.I.D.S. Kinderen in de stad- Een hybdride alternatief Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Ir. E.A.J. Venhoeven Dr. ir. M.K.T.M. Glaudemans Ir. dplg. S.S.S. Rousseau Datum afstuderen mei 2004
25
Samenvatting Middenklasse gezinnen verlaten de stad Amsterdam. Toch is dit niet altijd de meest gewenste keus. De positie van gezinnen met kinderen in de stad is moeilijk. De druk op de openbare ruimte als speelruimte neemt toe, geschikte woonruimte is kostbaar en voorzieningen voor gezinnen liggen verspreid over de stad. Door een strategie, waarin gezamenlijke belangen van diverse voorzieningen worden gebundeld, kan het kind als volwaardige stadsbewoner zijn of haar positie in de stedelijke samenleving innemen. 0'" 0
c
::E
c "' ::::> CL ct>
4
Afbeelding 1 Plein, zittend op bankje
Trefwoorden Hybride Stad Publiek Domein Gezinsvoorzieningen Middenklasse gezinnen
Afbeelding 2 Sportschool gymzaal
Afbeelding 3 Ontwikkeling volume
Afbeelding 4 Doorsnede
Afbeelding 5 3d-model
De samenstelling van de huishoudens is de afgelopen eeuw in diversiteit toegenomen. Het traditionele gezin is niet langer de standaard. De nieuwe huishoudentypen veroveren de stad. Alleen de gezinnen met kinderen verlaten de stad in grote aantallen. Het vertrek van voornamelijk de Nederlandse middenklasse gezinnen heeft een segregatie van de stedelijke bevolking als resultaat. De algemene opvatting is, dat middenklasse gezinnen met kinderen in de buitenwijken willen wonen. Voor andere huishoudentypen is de opvatting, dat de gewenste leefstijl de woonlocatie bepaalt. Dit lijkt voor de gezinnen met kinderen niet op te gaan. De functionele factoren blijken echter een overheersende rol te spelen. De grootte van de woning, de woonomgeving en de speelruimte voor de kinderen bepalen de keus van de woonlocatie. De keuze voor de buitenwijk wordt door een deel van de gezinnen als 'second best' ervaren. Uit sociologisch onderzoek blijkt, dat er wel degelijk gezinnen met kinderen zijn, die een centraal stedelijke woonvoorkeur hebben. Zij vertrekken naar de buitenwijken, nadat een zoektocht in de stad Amsterdam niet tot het gewenste resultaat heeft geleid. De positie van de gezinnen en kinderen blijkt moeilijk.
Financieel is het gezin minder draagkrachtig dan de andere huishoudentypen zonder kinderen, terwijl de wooneisen groter zijn. VoLdoende woonoppervlak, een goede buitenspeelruimte, een geschikte omgeving in bijvoorkeur een eengezinswoning is niet voor iedereen in de stad weggelegd. Het bundelen van belangen van gezinsgerichte voorzieningen met gezinswoningen in een hybride gebouw is als strategie hanteerbaar om ee n alternatief te bieden aan de middenklasse gezinnen. Deze zijn momenteel nog gedwongen om de stad Amsterdam te verlaten. Het collectieve belang van een veilige omgeving voor het kind versterkt de positie van het kind in de openbare ruimte. Hierdoor wordt het mogelijk om kinderen deel te laten uitmaken van het publieke domein in de stad. Dit is essentieel voor de ontwikkeling van het kind , maar eveneens essentieel voor de ervaring van het publieke domein. Het pubLieke domein bestaat immers uit de nabijheid van verschillende sferen in een ruimte. Het kind kan als volwaardige stadsbewoner zijn of haar positie in de stedelijke samenleving innemen, waardoor de middenklasse gezinnen niet langer de stad hoeven te verlaten.
I.I.H. Budhipramono
Correcte data, betrouwbare waarde Het ontwikkelen van een data-systematisering model ter ondersteuning van de kapitalisatiemethode bij het (her)taxatie van kantoorgebouwen Afstudeerrichting
Vastgoedbeheer Afstudeercommissie
Prof. Ir. W.G. Keeris MRJCS Ir. F.G. van Hoeken MRE MRICS Ir. Ing. l.I. janssen Datum afstuderen
29juni2004 111
-ur c::
0..
11) 11)
..... C" c:: ::I
0..
!!.. iiJ' n
c
;;
-
Samenvatting
De waardebepaling van vastgoedobjecten door middel van kapitalisatiemethode is afhankelijk van talloze data die zeer complex met elkaar verbonden zijn. In dit onderzoek wordt middels multiregressieanalyse een model ontwikkeld die een relatie tussen de input data (kwaliteiten) en outputdata (Bruto AanvangsRendement) weergeeft. Deze relatie moet uiteindelijk als basis en rekenkundige onderbouwing dienen bij de volgende (her)taxatie proces.
o0
c
Trefwoorden
"'
Kapitalisatiemethode; Bruto AanvangsRendement; Kwaliteitsaspecten; Data-analyse; Multiregressie.
::::
c
:::J
0.. 11)
6
Met name kantoorgebouwen worden vaak elk jaar (her)getaxeerd om de "marktwaarde onder de verhuurde staat" te bepalen. Nadat alle gegevens zijn verzameld . verwerkt de taxateur de informatie in één of meerdere taxatiemethoden . Wellicht is kapitalisatiemethode de meest gebruikte methode. Een afgeleide van de kapitalisatiemethode is de BARr methode. Uitgaande van het feit dat het te taxeren object wordt verhuurd, wordt op basis van de marktgegevens, de referentiegegevens en de kwaliteitsgegevens van het betreffende object, een BAR bepaald. De waarde wordt verkregen door de gerealiseerde huurprijs te delen door de BAR. De taxateur moet zich realiseren dat bij het vaststellen van de (markt)waarde door middel van de kapitalisatiemethode ver· scheidene invloedsfactoren een rol spelen. Deze factoren zijn bijna onuitputtelijk en moeten door de taxateur bij elke (her)taxatie opnieuw geïnterpreteerd worden. Een mogelijkheid dat de waarde niet voldoende wordt onderbouwd bestaat, wan· neer de actualisatie van de data niet systematisch gepaard gaat met de actualisatie van de BAR. Uitgaande van het feit dat de actuele marktgegevens kan worden verkregen door de media in te schakelen, bestaat er behoefte aan een model die de referentiedata systematisch organiseert, die de relatie tussen de kwaliteitgegevens en de BAR vastlegt. Deze relatie dient als onderbouwing voor de bepaling van de HAR bij de volgende (her) taxatie c.q. de actualisatie van de BAR. De probleemstelling bij dit onderzoek luidt dan ook als volgt:op welke wijze kan, t.b.v. een betrouwbare waardebepaling van kan· toorgebouwen, de kwaliteitsgegevens en de BAR op theoretisch juiste gronden aan elkaar worden gekoppeld, zodanig dat de actualisatie van de BAR bij de volgende hertaxatie en de bepa· ling van de BAR bij de volgende taxatie een goede onderbou· wing kunnen krijgen?
r------------------------------- ------ --------------------- -------- ---- ---------
[9EJ~
I B~.~~ I
: 1=--10[§] :
--- ---- --- ----- ----------
EJ
_j I ;:~
t etbt.llhe·id. _D_ift"_m_nu_ L
nuu.
I
E;JEJ
i i:~----------------------~ K·.valiteit LOCATIE
Kwaliteit OBJ[CT
K•.IValiteit HUURDERS
Wegingsfactor OBJ[CT
Wegingsfactor hwnlers
!~---------4------------~
I
I
Wegingsfactor LOCATir
:-~~ ------- --~~-- -,------------------------- --~- ------.--J-- gg~~~
. --- -
_i R.utvrugt
I I
Amlod
I
rutunbod
t L - -_
Stap i .
marictgtg1w11s (macro "' m~so, r.\ttrui
...
lirvoom:
Ráerattie gegevats ...,..ealise&"de
_I__ --- -------
-to kwaliteit-BAR
t-~~ r-
•-
BAR
BAR
.
~:;,.:,,
I .
inYotrtn
_,I
lntune gege-,..l'IS uieuwelle actuali..,ren
VERHUURMARKTPOSITIE
object
J
Figuur 1 Schema theoretische datasystematisering model
De bovengenoemde probleemstelling leidt tot de volgende doelstelling van dit onderzoek: een datasystematisering model ontwikkelen ter ondersteuning van de kapitalisatiemethode, die de BAR beter kan onderbouwen t.b.v. de taxatie van kantoorgebouwen, door rekening te houden met de kwaliteitsgegevens. Methodieken (zie figuur r) Alvorens een relatie tussen de BAR en de kwaliteiten kan worden toegekend, worden eerst de kwaliteiten van de referentieobjecten beoordeeld door middel van de "kwaliteitscan". De kwaliteitscores van de hoofdaspecten kunnen aan de BAR worden gekoppeld met behulp van hedonistische analysemethode ofwel bekend de regressie methode, waarbij de BAR als de afhankelijke variabele geldt, en de kwaliteitsaspecten zullen als de onafhankelijke variabelen optreden. Deze methode heeft echter een aantal beperkingen, dat in rekening moeten worden gehouden, namelijk: Relevante onderzoeksdata (homogene s ituatie); Statistische complicaties; De constante en standaard schattingsfout c.q. error (_). Onderzoeksresultaten Oom de relevantie te kunne n tonen worden 30 kantoorpanden in regio Amsterdam en 30 kantoorpanden in regio Utrecht als steekproef genomen om het model in werking te brengen. De resultaten van deze twee regio's laten zien dat er een "negatief multi-lineair verband" bestaat tussen de kwaliteitsas pecten en de gerealiseerde BAR. In Amsterdam wordt deze relatie tussen de kwaliteitsaspecten en de BAR zichtbaar gemaakt door de volgende vergelijking: i = 17. oo8 · 3,9o6* L · o ,426*0 · 3, 251*H
7
De "multi-lineaire" relatie die uit de analyse van de regio Utrecht voortkom t, wordt vertaald in de volgende vergelijking: i = 12.963 · 2,083*L - r.6o 8*0 · o ,754*H
Waarin: Y = de hoogte van de BAR I = observatie i L = gemiddelde locatiekwaliteit gecorrigeerd door de wegingsfactor 0 =gemiddelde objectkwaliteit gecorrigeerd door de wegingsfactor H- gemiddelde huurderkwaliteit gecorrigeerd door de wegingsfactor
Conclusies De kwaliteitgegevens en de BAR kunnen door middel van een "multiregressie methode" aan elkaar worden gekoppeld, aangezien de BAR afhankelijk is van heterogene kwaliteitsaspecten. Hieruit kan een relatie tussen de kwaliteitaspecten en de BAR ontstaan (lineair, log-lineair, kwadratisch of kubisch) die als bas is kan dienen bij de actualisatie van de BAR de volgende (her)taxatîe. Een beperking van deze methode is dat de relatie slechts geld ig is in de homogene situatie, d.w.z. in een bepaalde regio enfof onder een bepaalde tijd c.q. onder een bepaalde marktsituatie. Hierdoor moet per regio, bij elk marktsituatie de relatie opnieuw wordt vastgelegd. De tweede beperking voor deze methode is dat er altijd een standaardfout (_) bestaat ij het voorspellen van de BAR. Hierbij dient men uit te zoeken bij welke relatie de standaardfout het m inst optreedt. Op deze manier kan de betrouwbaarheid van de voorspelling worden verhoogd. r Bruto Aanvangs Rendement
Ing. J.B. Cordes en Ing. H.B.J. Stiekema
De ontwikkeling van een middel en werkwijze voor het gedwongen positioneren van prefab betonnen binnenspouwbladen Afstudeerrichting
Uitvoeringstechniek Afstudeercommissie
Dr. ir. P.A.). van Hoof Ir. E.R. Poortman Dr. ir. E.W. Vastert
-
Datum afstuderen
...
Samenvatting
Cl
ur
c:
28
oktober
2003
CL
11) 11)
I:T
c: :s
CL
!!.
or
n
c:
n; CT
0
c::
:E
7'
c::
:::J
0.
Door een steeds verdergaande prefabricage van de buitengevel wordt bij de positionering van prefab betonnen binnenspouwbladen een steeds grotere maatnauwkeurigheid vereist. Er kunnen twee verschillende positioneerwijzen worden onderscheiden, namelijk het vrij en het gedwongen positioneren. Tussen de beide positioneerwijzen is een vergelijkend onderzoek verricht op de aspecten maatnauwkeurigheid, tijd en kosten. Op basis van de gevonden resultaten is er een verbeterde werkwijze en middel ontwikkelt voor het gedwongen positioneren van prefab betonnen binnenspouwbladen.
m
Trefwoorden:
8
Binnenspouwbladen Positioneren Aanslagconstructies Vrij en gedwongen positioneren Vergelijking
Het positioneren van prefab betonnen binnenspouwbladen (hierna te noemen 'de elementen') vereist momenteel · door de vergaande prefabricage van de 'buitengevel' · een steeds grotere maatnauwkeurigheid. Voor het positioneren van een element wordt traditioneel het vrij positioneren · ook wel stellen genoemd -gebruikt. Dit is het verplaatsen van een element met behulp van een stootijzer en het net zo lang heen en weer schuiven tot het zijn gewenste positie krijgt ten opzichte van vooraf aangebrachte markeringen. Een andere wijze van positioneren is het gedwongen positioneren, waar de ma rkering vervangen is door een aanslag. De aanslag wordt vooraf op maatgesteld en het te plaatsen element wordt tegen de aanslag geplaatst. Op een tweetal bouwprojecten wordt op experimentele basis gewerkt volgens de gedwongen positioneerwijze. Op deze twee projecten heerste de overtuiging dat door middel van bet gedwongen positioneren een hogere maatkwaliteit, een kortere uitvoeringstijd e n lagere kosten zijn te realiseren. Deze overtuiging is te vangen in de volgende hypothese: "De toepassing van gedwongen positioneren bij bet verwerken van elementen heeft als resultaat: lagere kosten, hogere maat· kwaliteit en een kortere uitvoeringstijd, ten opzichte van de toe· passing van vri j positioneren." Op één van de twee projecten is een toetsend onderzoek verricht naar de juistheid van deze hypothese. Enkele resultaten uit dit onderzoek zijn dat betreffende de maatkwaliteit voor de X - richting (haaks op de gevel) er geen significant verschili is tussen het vrij en gedwongen positioneren. In de Y - richting {evenwijdig
Afbeelding 1 Aanbrengen markering
Afbeelding 3 Dook klaar voor gebruik Cll
-
ür c
c..
ID ID
.,
c:r
c ::I c..
!!. iü' n
c
...... Cl) ......
Afbeelding 2 Aanbrengen dook
Afbeelding 4 Plaatsen element
aan de gevel) is er wel een significant verschil waarneembaar. Het gedwongen positioneren levert hier een hogere maatkwaliteit dan het vrij positioneren . Het vrij positioneren behaalde een gemiddelde van -1,253 mm met een standaardafWijking van 4.8685 mm. Het gedwongen positioneren heeft een gemiddelde van -0-438 mmmeteen standaardafwijking van 3.3458 mm. Tevens is er een duidelijk verschil waarneembaar in de bewerkingsduur tussen het vrij en gedwongen positioneren. Het vrij positioneren heeft een langere bewerkingsduur (5:19 minuten) met een kleinere spreiding (0:14 minuten) dan het gedwongen positioneren. die een kortere bewerkingsduur (4:54 minuten) heeft met een grotere spreiding (0:59 minute n). Als laatste zijn de kosten vergeleken die ontstaan bij het positioneren van elementen. Het resuJtaat hiervan is dat het gedwongen positioneren per element hogere kosten (19-43 euro) met zich meebrengt dan het vrij positioneren(r4.84 euro). Een kanttekening bij het uitgevoerde onderzoek is dat de resultaten van het onderzoek en de daaruit voortvloeiende conclusies slechts geldend zijn voor het onderzochte project.
Het ontwikkelen van een m iddel en werkwijze voor het gedwongen positioneren van prefab betonnen binnenspouwbladen, waarbij de huidige toepassingen het referentiepunt zijn.
Op basis van de behaalde resultaten die nt de hypothese verworpen te worden. Wij hebben echter de overtuiging dat met het gedwongen positioneren een hogere maatnauwkeurigheid te realiseren is, met een lagere fysieke arbeidsbelasting. Om deze redenen hebben wij · gecombineerd met een tweede onderzoek naar mogelijke verbeterpunte n van het huidige ontwerp - gekozen om een nieuwe werkwijze en middel te ontwikkelen. Overeenkomstig met de doelstelling van ons afstudeerproject:
Aan de hand van de resultaten voortkomend uit het onderzoek is een Programma van Eisen opgesteld. Na een analyse van mogelijke middelen voor het gedwongen positioneren, is er gekozen voor een 'dook · gat verbinding'. Door de verbinding zelfzoekend uit te voeren is er minder (fysieke) arbeid benodigd bij het plaatsen van een element. Tevens is de verbinding onafhankelijk van de vloer te gebruiken en is de bevestiging sterk vereenvoudigd. Er is onderscheid gemaakt tussen een passend 'dook· gat verbinding', dat voorziet in het positioneren in de X· en Y- richting. en een 'dook- slobgat verbinding' voor het positioneren in de X - richting. De verbindingen bestaan uit een zelfzoekende dook aangevuld met vulringen voor het juist positioneren in de hoogte (Z · richting). een sluitring voor 'betere' verticale krachten afdracht en een zelfzoekend gat in het te plaatsen element. Voor een geslaagde toepassing is er bij de dook - gat verbinding een eenduidige werkwijze ontwikkeld. Hierin worden alle te ve rrichten handelingen beschreven.
9
R.J.M. Craenmehr en R.G.J. Driessen
Conserveren van bestaande woningen. "Het renoveren van bestaande woningen door een glazen schil" Afstudeerrichting Bouwtechnisch Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. dr. ir. J.).N. Lichtenberg Ir. M. Ham Ir. F.E. Bakker Datum afstuderen 29juni2004 CU
ia' c c. ~ ~
...er c c.
::s
!!. äi'
n
c .... .... (l)
rr 0
c
~
;;><"
c
Samenvatting Het wonen onder een glazen schil heeft bouwtechnische en bouwfysische consequenties. De gedachtegang achter de glazen schil is enerzijds de ruimte die men creëert tussen de glazen schil en de kernwoning als het beschermen van bestaande (nog te renoveren) woningen tegen weersinvloeden zoals regen en wind. Dit levert bouwtechnisch gezien veel voordelen met betrekking tot de detaillering achter de glazen schil. Bouwfysisch gezien is de zon waarmee rekening gehouden moet worden. In de zomer dient er zoveel mogelijk geventileerd te worden. In de winter kan men de kasruimte koppelen met de kemwoning, dit heeft een positief effect op de stookkosten.
::s
0..
(l)
ro
Trefwoorden Kaswoning Renovatie Tweede huid Energie Buitenruimte Probleemstelling Op welke wijze kunnen bestaande verouderde woningen op voldoende bouwtechnische en bouwfysische kwaliteitsniveau gebracht worden, uitgaande van een glazen schil. Doelstelling Een bijdrage leveren aan levensduurverlenging door comfort verhoging van de verouderde woningvoorraad door gebruik te maken van een glazen schil. Wonen onder een glazen schil? Interes·s ant is het om te weten te komen wat voor invloed de glazen schil heeft op de bestaande woning, zowel in het stookseizoen als in de zomer. Tijdens een warme zomermaand kan men zich afvragen of het niet te warm in de woning wordt. Om deze vraag op een juiste manier te kunnen beantwoorden is er een computersimulatie gemaakt van het voorlopig ontwerp. Met als resultaat dat het ventilatievoud de belangrijkste factor is van het geheel. Als uitgangspunt voor het ontwerp van de glazen schil zal er rekening mee gehouden moeten worden dat er een ventilatievoud haalbaar moeten zijn van gemiddeld ro. Juist als dit ventilatievoud nodig is (tijdens hoge temperaturen) hebben we vaak te maken met drukkend en vooral windstil weer. H et ont· werp van de kas zal dus zo vormgegeven moeten worden dat het openzetten van ramen mogelijk is en de afVoer van warme lucht eenvoudig plaats kan vinden. Het kassysteem is rechtstreeks uit de kassenbouw gehaald. omdat dit een jarenlang beproefd systeem is en qua kosten zeer aantrekkelijk is. Door te rekenen met een ventilatievoud van gemiddeld roh-1 +/3·91 (bron: eauberg en Huygen raadgevende ingenieurs BV) wordt er voor gezorgd dat de temperatuur niet meer dan 2 graden hoger is in de kernwoning dan in traditionele woningen. Dit komt neer op+/· 20% te openen glasoppervlakte van de glazen schil.
Dl
iir c
Q.
tD
tD ..,
er c
:::s
Q.
~
ëJ'
n
c
;::::;:([)
.-+
Afbeelding 1
I!
Energie Dat het wonen onder een glazen schil energie zou moeten opleveren was wel bekend. De vraag is natuurlijk hoeveel en staat dit in verhouding met de investeringskosten die gemaakt moeten worden. Ook hieraan is gerekend, althans vanuit de computersimuJatie is een energiebehoefte berekening gemaakt aan de hand van passieve zonne-energie. Er zijn verschillende simulaties gemaakt, zowel met als zonder schil. Kort gezegd: als je de energiebehoefte over een stookseizoen van dezelfde woning zonder glazen schil vergelijkt van die zelfde woning met glazen schil, dan kan men bepalen wat de energiebesparing is van de glazen schil. Met deze waarde kan het aantal kubieke meter gas berekend worden, welke de glazen schil oplevert. (besparing: z9zm_ gas x ff o,36(rn_ = ff 105) In het ontwerp wordt er gebruik gemaakt van actieve zonne-energie, zonne-collectoren en worden PV panelen geïntegreerd in het kassysteem. (niet meegerekend in de simulatie) Het belangrijkste voordeel is de ruimte welke men erbij krijgt. De kas kan men ongeveer 8-9 maanden van het jaar gebruiken als "verblijfsruimte", dit verhoogt het wooncomfort. Uit energetisch oogpunt zal de kasruimte (enkel glas) niet bij verwarmd worden. Het proces Om tot een onderbouwd eindresultaat te komen , is tijdens het ontwerpen steeds een terugkoppeling gemaakt naar een vooraf gemaakt stappenplan. Dit stappenplan omvat ontwerpprioriteiten welke deels door onderzoek en deels door eigen visie zijn opgesteld. Om het systeem zo breed mogelijk op de markt te zetten is er voor gekozen om te onderzoeken of het systeem af te dragen is op de bestaande fundering. Een gewichtberekening is gemaakt en hieruit volgde dat er ongeveer ro% aan gewicht toename plaats vindt, mits er gebruik gemaakt wordt van lichte bouwmaterialen. Acceptabel voor de fundering van woningen
van de jaren 6o(7o is overigens zo% gewichtverhoging. Een logische keuze om de kas te combineren met een lichtgewicht constructie is om dit te doen met staalframebouw. Staalframebouw is licht van gewicht, toe te passen in zowel componenten, als elementen en te vervaardigen op de bouwplaats. De achterliggende gedachte is om een uitbreiding mogelijk te maken na het plaatsen van de schil. Binnen staalframebouw is dit op zeer eenvoudige wijze mogelijk. 1.5 Het ontwerp Het wonen achter een glazen schil kent bouwkundig gezien twee benaderingen, de kas en de kernwoning. Interessant is het dubbele gevelbeeld op een afstand en overdag ziet men de glazenhuid, naar mate men de kaswoning nadert gaat men de kernwoning steeds meer ervaren. Een doelstelling is om eenvoudige detaillering mogelijk te maken. Onder de schil kan dit makkelijk mogelijk gemaakt worden, omdat men hier geen Jast van regen en wind heeft. Een logische keuze is om wat betreft vorm meer te halen uit de uitbreidingen dan de glazen schil. De glazen schil zal dus een vrij strakke vorm krijgen om het bestaande heen. Door in te spelen op de ventilatiebehoefte in combinatie met eenvoudige ruimtevergroting, wordt er gebruik gemaakt van grote openslaande dakramen. Op deze manier wordt een soort van open dakkapel gecreëerd. (zie principe doorsnede figuur I)
I h-I = m3 / m3 . h waarbij h = hour (uur) en m3 volume in lucht
Y.P. Daal
Hangar in het Car.ibische gebied Afstudeerrichting
Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie
Jr. W.f.j. Huisman Ir. A.D.C. Pronk Jr. A.P.H.W. Habraken
I
I
C\
\
Datum afstuderen 25
Mei
2004
Samenvatting
-vr Cl!
c
Q.
tD
tD .... C"
c
::I Q.
~
er
n
c ,..,.
Het afstudeerproject omvat het ontwerp van een onderhouds· hangar voor een Boeing 757 op het eiland Sint Maarten in het Caribische gebied. De vorm, indeling, grootte, ligging en oriëntatie van dit gebouw werd bepaald aan de hand van een programma van eisen dat zowel de architectonische eisen als de eisen die betrekking hebben op luchthavens en onderhoudshangars omvat. Het Caribische gebied is een omgeving die geteisterd wordt door orkanen en aardbevingen. In dit afstudeerproject waren de effecten van orkanen en aardbevingen vooral van belang bij de constructieve eisen van het gebouw.
Flguur 1 Het ontwerp
ro
g § 2 ~
Om het project goed af te ronden werd niet alleen op de constructieve aspecten gelet bij het ontwerpen van de constructie, maar ook rekening gehouden met andere bouwkundige disciplines (bijvoorbeeld bouwfysica, architectuur en bouwtechniek).
ro
Trefwoorden
r2
Hangar Orkaan Aardbeving Antillen Vakwerk
Probleemstelling
De Princess juliana International Airport, gelegen op het eiland Sint Maarten, wordt uitgebreid. Een onderhoudshangar voor een Boein.g 757 zou ((n van de mogelijke toevoegingen kunnen zijn voor de uitbreiding van de luchthaven van Sint Maarten. Door de spanwijdte van de Boeing 757 zou de hangar een kolom vrije overspanning nodig hebben van tenminste 48 meter. Verder zou een hangar ook nog manoeuvreerruimte nodig hebben en ruimte voor onderhoud. Naast deze middelgrote overspanning zou dit gebouw in het Caribische gebied gebouwd moeten worden, dit betekent dat het gebouw ook aardbeving en orkaanbestendig moet zijn. Situatle
De locatie en de oriëntatiekeuze voor het gebouw is een belangrijk aspect omdat het niet alleen een effect heeft op de verkeerssituatie maar ook op de vorm van het gebouw. Na onderzoek is er een geschikte plaats gevonden voor de hangar. De locatie bevindt zich aan de 'lagoon' in het noordoosten op een hoek van de lucht haven. Dit terrein gaat bestaan uit land dat aangewonnen wordt in de 'lagoon'; hiermee moet rekening worden gehouden bij aardbevingen. De gekozen locatie zorgt voor weinig belemmering van het grond verkeer. Verder is er geen sprake van obstructie van het zicht van de 'con trol tower' op de start- en landingsbaan. Er moest wel rekening gehouden worden met het feit dat het ontwerp voldeed aan de hoogte- eisen in dat gebiecl. Ontwerpen
Nadat er een keuze was gemaakt voor de locatie en de oriëntatie, kon er met een architectonisch programma van eisen begonnen worden met ontwerpen.
z > l
y
"--<:~~~~
x
Figuur 2 De staal constructie.
Rguur 4 Vervorming bij aardbeving.
Figuur 3 Vervorming bij wind vanuit het westen
Figuur 5 Hangar met Boeing 757
Hierbij werden er vier ontwerp-principes gevolgd; De locale bouw moet in het gebouw terug te vinden zijn. Contour van het vliegtuig moet worden gevolgd. Krachtenwerking moet makkelijk waar te nemen zijn in het gebouw. Het gebouw moet één geheel vormen.
Voor het effect van orkanen wordt er op Sint Maarten bij de ont· werpfase een orkaanbelasting aangenomen van factor 4· Dit is een windsnelheid van Go meter per seconde. Omgerekend geeft dat een belasting van 5 kN{m2.
Uitwerking
Voor de ontworpen vorm zijn er uiteindelijk drie alternatieve constructies bedacht. Hiervan zou er één worden uitgekozen om verder uit te werken. De keuze werd gemaakt door de effecten van windlasten op de constructies te vergelijken. Het proces ging als volgt; de opties werden als simpele construc· tiemodellen in het reken-programma Esa Prima Win gemodel· leerd. Wind-lasten werden op de constructies aangebracht en de resultaten van zowel de vervormingen als de momentenlasten werden vastgelegd. Deze toets werd herhaald bij verschillende stijfheden van diverse onderdelen. De uitkomsten werden in een grafiek geplaatst zodat de verschillen tussen de opties overzich· telijk werden. ln figuur 2 is de gekozen optie te zien. De staalconstructie bestaat uit een ruimtevakwerkligger (Z) die dankzij het hoofdspant (Y) kan uitkragen. De liggers (X) zijn scharnierend verbonden aan de hoofdligger (Z). Door het gebouw gedetailleerd in 3d te modelleren konden de effecten van wind op de werkelijke constructie bestudeerd wor· den. Het doel hiervan was om erachter te komen welke on derde· len het meest gunstig zijn om te verzwaren zodat het gebouw minder vervormt.
Als alternatief op de NEN norm werd er voor aardbeving de Uniform Building Code (UBC-97) aangenomen. Hierin wordt door middel van empirische formules de horizontale en verticale aardbevings kracht bepaald. Van belang was, was de eigenfrequentie van het gebo uw. De eigen tijd kan met verschillende formules bepaald worden. Maar een preciezer methode is om gebruik te maken van het pro· gramma EsaPrima Win. I.nfiguur 4 is de vervorming in geval van een aardbeving te zien. Bij het toetsen van verschillende belastingen bleek echter dat de vervorming van het gebouw bij orkaanwind maatgevend is. Door minder strenge eisen te stellen kan de hoeveelheid staal sterk verminderd worden. Bijvoorbeeld; in plaats van de NEN norme n aan te nemen voor de vervorming kan de UBC aangenomen worden. In de UBC wordt de eis gesteld dat de maximale vervor· mingniet de 1{50 mag overschrijden, terwijl in deNENde norm op 1{150 gesteld is. Hierbij moet er wel gelet worden op de negatieve effecten op allerlei onderdelen in het gebo uw.
13
K.A .M.H.f. Dekkers
Bewonersparticipatie in een wijkvernieuwingsgebied; Herstructurering Drents Dorp Afstudeerrichting
Stedebouw Afstudeer commissie
Dr. ir. C.H. Doevendans Ir. R.A. Ru tg ers I. Besteli u Datum afstuderen 25
mei
2004
I»
c;r
c c. I!) I!)
a-c ::I
c. ~
ii:1'
n
c ,.... 11)
o0
Samenvatting
Bij de aanvang van het afstudeerproject staat de wijkvernieuwing in Drents Dorp op het punt te beginnen. Gemeente, bewoners en de woningbouwvereniging proberen sindsdien overeenstemming te krijgen met betrekking tot de wijk Drents Dorp. Enerzijds moet er dus een nieuw ontwerp voor de wijk vormgegeven worden, anderzijds moeten deze ontwikkelingen met de bewoners worden gecommuniceerd. Deze combinatie van stedebouwkundig ontwerp en bewonersparticipatie is de basis voor dit afstudeerproject.
c
::E
7C"
c
:::J
a.
11)
14
Trefwoorden
Stedebouw Herstructurering Wijkvernieuwing Bewonersparticipatie Inspraak
Afbeelding 1 Voorbeeld uit catalogus ORt
Afbeelding 2 Voorbeeld uit catalogus OR2
Afbeelding 4 Territoria-knooppunten-zones
r····"'! ..J-LI L,r -~-~ • • I _) ..••••: L!l_ ·1. •••• .i· , ...r r.JL, :. , .• •-•-n,
~ r-, .J-, r , ......_.i ..JL I .•---,r 0 0 L-.J L-r L .J ......: 1---~ ......] L] ri.J-, oo --1
0
----~
I
0
L
I I
I
I I I , .....1 L-.J L
i----~
,
~:::J
1
L 1--..! 1....
~0§LJE50
DOrJJcJLJ
0' 0
~---I
1 I
c
:E ;;.-
I
- •• I 1---I1 I
!I
:::> 0..
I-=--1· I
c
10
I
Afbeelding 3 Varianten op het bouwblok
Afbeelding 5 Ontwikkellngsanalyse
Inleiding Herstructurering betekent dat een bestaande omgeving opnieuw onder de loep genomen wordt. Belangrijk element van deze bestaande omgeving zijn de mensen die hier wonen.
Ontwerp Voor het ontwerp van de nieuwe wijk is eerst gekeken naar de maatvoering van het stedebouwkundige ontwerp van de bestaande wijk. Voor het concept is gekozen voor een blok- (of grid-) patroon van roo bij roometer wat aansluit op deze huidige maatvoering. Dit blokken patroon biedt een balans tussen structuur (van het grid) en vrijheid (binnen het grid). Bovendien biedt het voor de bewoners overzicht en herkenbaarheid.
Participatie Er is de laatste jaren weer veel aandacht voor bewoners participatie. In de afgelopen vijftig jaar heeft inspraak en participatie zich ontwikkeld en constant vernieuwd. Om een overzicht te verkrijgen van alle verschillende participatievormen die toegepast kunnen worden, zijn deze gecategorisee rd aan de hand van een rnatruc Hierin wordt een onderscheid gemaakt tussen de verschillende niveaus en tijdstippen tijdens het proces. Vervolgens zijn de verschillende participatievormen toegepast op de wijkvernieuwing in Drents Dorp. Aan de hand van de niveaus van de stad, wijk, (bouw) blokken en openbare ruimte worden de analyses, ontwerpen en participatievormen toegelicht. Hierdoor heeft het afstudeerverslag als het ware de vorm gekregen van een handboek ten behoeve van participatie in de wijkvernieuwing. Analyse De ligging van de wijk in Eindhoven vraagt om een functioneel bijzondere inrichting. Wonen , werken en landschap komen samen ter hoogte van Drents Dorp. Deze wijk is gebouwd in de jaren 'zo ten behoeve van de Philips Gloeilampen fabriek. Nu nog steeds is Drents Dorp een typische arbeiderswijk. Door de wens van de woningbouwvereniging om enkele woningen te slopen en het vrijkomen van het Philips industriete rrein Strijp R, is er ruimte ontstaan voor een nieuwe ontwikkeling. Bestaande bebouwing wordt zo gecombineerd met nieuwe toevoegingen Bij het ontwerpen van deze toevoegingen is dan ook eerst nauwkeurig gekeken naar de stedebouwkundige detaillering van de bestaande wijk.
De wijk wordt al sinds jaar en dag opgedeeld in vier delen. In het nieuwe ontwerp wordt deze vierdeling aangegrepen om elk deel zijn eigen karakter te geven. Elk deelgebied kent zijn eigen bouwtypologie en doelgroep. Maar er zijn ook morfologische eigenschappen, veelal gebaseerd op de bestaande stedebouw, die de verschillende gebieden juist met elkaar verbinden. Voor een gedeelte van de wijk (boven in het plangebied) is gekozen voor een andere aanpak. Hier kunnen particulieren een kavel kopen waarop zij een woning met eventuele bedrijfsruimte kunnen creëren Door het opstellen van een aantal spelregels met betrekking tot de bebouwingsdichtheid en de vormgeving kunnen zaken als particulier opdrachtgeverschap hier toegepast worden. Tenslotte is gekeken naar het niveau van de openbare ruimte. Door te kiezen voor een aanpak met een catalogus kunnen de bewoners heel gemakkelijk en expliciet hun voorkeuren duidelijk maken. Participatie op de kleinere niveaus ondervindt immer de mees te impact bij de (toekomstige) bewoners.
15
R.P.A.A. van Gestel
Krachtenspel boven Stockholm CS Afstudeerproject betreffende een nieuw treinstation in Stockholm Afstudeerrichtingen
Constructief Ontwerpen Architectuur Afstudeercommissie
Prof. ir. F. van Herwijnen Ir. A.H.J. Bosman Ir. R. Blok Datum afstuderen
29juni2004
Afbeelding 1 Centraal Station
Dl
~
c
c..
I!) I!)
.....
C"
c
:::1
c..
!!. 01'
n
c ,.... 11)
Samenvatting
Tijdens het afstudeerproces is geprobeerd om continu vanuit twee afstudeerrichtingen tegelijk de ontwerpopgave te benaderen. Constructief ontwerpen en architectuur ontmoeten elkaar bij dit ontwerp onder andere in de bouwknopen tussen staal en beton en bij de vormgeving van de hoofd constructie. Er is een manier ontwikkeld om met behulp van een computerprogramma op eenvoudige wijze een gekromde vierendeelligger te kunnen ontwerpen.
0"
0
c
::2: c
7<"" :::1
0.. 11)
Trefwoorden
Vierendeelligger Staalconstructie Treinstation Hybride Gekromd Afbeelding
2
Ring
De afstudeeropdracht bestaat uit het ontwerpen van een nieuw centraal treinstation voor Stockholm, vanuit de twee disciplines architectuur en conctructief ontwerpen. Het authentieke stationsgebouw uit 1870 biedt onvoldoende capaciteit voor de steeds groter groeiende stad en haar bijbehorende vraag naar infrastructuur. Om onderzoek te kunnen doen naar de symptomen van dit vraagstuk is aan het begin van het afstudeerproces een bezoek gebracht aan de Zweedse hoofdstad. Uit de analyse bleek dat in het verleden herhaaldelijk ingrepen zijn uitgevoerd in en om het stationsgebouw om de verkeersstromen en hun onderlinge aansluitingen te kunnen verbeteren. Onder andere bestonden d.e ingrepen uit het aanleggen van een nieuwe infra· stuctuur op zes meter boven maaiveld. Ook werd het authentie· ke stationsgebouw twee keer uitgebreid, evenals het bijbehorende aantal sporen (van twee naar 18). Boven de sporen werd in 1989 tevens een World TradeCenter aangelegd. Dit complex nam ontlastte het treinstation door de aanleg van extra perrons en een nieuwe busterminaL Al deze rigoureuze ingrepen hebben geleid tot tijdelijke opvang van het capaciteitsprobleem. Tevens leidden zij tot decentralisatie van de primaire functies van het station en disoriëntatie van de passant in het treinstation en haar omgeving. Dit ging ten koste van de identiteit van het station als centraal brandpunt van de verkeersstromen in de hoofdstad. Voortvloeiend uit de analyse is een masterplan ontwikkeld voor de locatie. In dit masterplan staat een ring centraaL die de aanwezige verkeersstromen met elkaar verbindt op een hoogte van zeven meter. Op deze ring begeeft de voetganger zich. In aansluiting op de toekomstvisie van de gemeente Stockholm wordt in dit masterplan de voetganger de meest belangrijke deelnemer in het verkeer van de Zweedse hoofdstad. Dit gebaar heeft vorm gekregen in het concept; de ring werkt niet alleen functioneel maar is visueel ook dominant aanwezig. Door de introductie van de betonnen ring met een diameter van 98 meter ontstaat een verstoring in de huidige situatie en de aanwezige verkeersstro-
Afbeelding 3 Concept
Afbeelding 5 Hal 111
-
ur c
Q.
tD tD
i7 c
:::1 Q.
!ëj' n
s.
lii
;:::;: CT
0
c: ::i: 7<" c: :::J
0. 11)
Afbeelding 4 Totaal
men. De sporen worden door de ring denkbeeldig samengeknepen en vormen hierdoor een slanke gekromde staalconstructie. Na het tussencolloquium is de aandacht voornamelijk geconcentreerd op de vormgeving en constructieve verantwoording van het dak van het nieuwe treinstation. Er zijn twee elementen in het ontwerpproces geweest die de meeste aandacht hebben gekregen bij het ontwerpen van het station vanuit de twee disciplines architectuur en constructief ontwerpen. Allereerst is dit het ontwerp van de boogconstructie geweest en verder de detaillering van de aansluitingen van de staalconstructie op de ondersteunende betonnen ring. Om de boogconstructie een zo helder en sereen mogelijke vorm te kunnen geven is gezocht naar een methode om de boog als een gekromde vierendeelligger te kunnen uitvoeren. Hiervoor is een spreadsheet ontwikkeld, waarmee op eenvoudige wijze snel boogvarianten kunnen worden ingevoerd, variërend in constructiehoogte, profielen en aantal stijlen in de boog. Met behulp van dit programma wordt eerst het traagheidsmoment berekend van de samengestelde ligger, waarna deze op knik wordt getoetst als zijnde een boogspant op twe.e scharnieren. Ter vereenvoudiging van de ontwerpberekening van het programma zijn bepaalde randvoorwaarden buiten beschouwing gelaten. Zo is de boog bijvoorbeeld ten gevolge van uitbuiging van de ring in de realiteit niet opgelegd op twee scharnieren, maar op een scharnier en een horizontale rol met veer. Ook geldt de ontwerpberekening enkel voor een boog met symmetrische verticale belasting. De totale randvoorwaarden en belastingcombinaties zijn naderhand meegenomen in de toetsing van de boogconstructie met behulp van het eindige elementen programma ESA Prima Win. Een ander cruciaal onderdeel van het ontwerpproces betreft de detaillering van de aanslujtingen van de staalconstructie op het beton. De overdracht van de grote krachten in de stalen bogen naar de betonnen ring is afleesbaar in de vormgeving van de stalen knopen.
Afbeelding 6 Detail
17
J.K.H. Groot
Tussen Moskou en Brussel Afstudeerrichting
Stedebouw Namen afstudeercommissie
Dr. ir. C.H. Doevendans Ir. I. Besteliu Ir. J.A. Lörzing Datum afstuderen 30
maart
2004
Samenvatting
Tussen Moskou en Brussel gaat in op de stedebouwkundige ontwikkeling van 9 verschillende postsocialistische hoofdsteden in Centraal en Oost Europa, aan de vooravond van hun hereniging met Europa. Er wordt onder andere gekeken naar wat hun geografische ligging en hun communistische verleden voor invloed heeft gehad op hun stedebouwkundige structuur en vervolgens worden er enkele hedendaagse stedebouwkundige ontwikkelingen aan het licht gebracht. Aan het eind van het verhaal worden de gevonden resultaten geprojecteerd op de Litouwse hoofdstad Vilnius, waarbij enkele toekomstperspectieven worden geschetst. Trefwoorden
Postcommunistisch Europa Hoofdsteden Stedebouwkunde Ontwikkelingen
!8 Between Moscow and Brussels
This graduation project deals with Capita! cities of Centraland Eastern European countries. It contains a survey of their historica! and contemporary urban development. Attached to this survey is a spatial vision for the future of the Lithuanian Capita! city Vilnius, based on realistic scenario's. After the fall of the ir.on curtain in 1989, all the communist regimes of the former Warschau-pact disappeared within one year. This was a short period, in which the countries of Central and Eastem Europe ca me temporarly out of their isolated position and became hot items. But immediatedly after this revolutionary period, they were chronicly forgotten by the Dutch media. Now at the start of the 21th century, the Centraland Eastern European countries are back in the spotlights, because of their junification with the European Union. But what has happened in the meanwhile? Obviously, the major cities and certainly the Capita! ei ties of this part of the continent have developed strongly under the new advantages and disadvantages of the new market economy. Besides that, when comparing economical figures, and state of urban development, we even see a split between Central and Eastern Europe. Central European countries and their Capita] cities, like Warschau, Prague, Bratislava and Budapest are well ahead totheir Eastern European collegues. This difference between the former Warschau-pact countries is nota coincidence, but seems to be a trend all over history. Ever since the dark ages new developments in arts, science and architecture in Europe have almost always had their origions in Western Europe or Northern Italy. From a historica! point of view Central Europe has continously foliowed the newest developments from Western Europe through German interaction. In Eastem Europe these developments have permanently arrived later. Nevertheless, when visiting Europe's postsocialist Capita! cities, we can always experience the legacy of a prestigious past. A history strongly related to general European values. All over the European continent the concepts behind urban structures are
historica! comparable. That's why we can distinguish a couple of specific European planning traditions, like the authoritarian tradition , the utilitarian tradition, the utopian tradition, the romantic tradition, the technoeratic utopian tradition, the tradition of organic planning and the socialist tradition (Burtenshaw, Bateman en Ashworth, The European city, 1999 ), which have been mixed up often throughout history. Burtenshaw, Bateman and Ashworth saw the socialist tradition as a poli.tical background , but nol as a tradition which produced a new assembie of new urban concepts. And so they claim: "Nevertheless there is still no evidence of Euro-communismor socialism producing a visionary to match Howard, Le Corbusier, Sitte or Geddes". Whereas, the big difference between Westem and Eastern European ei ties, is supposed to be the communist era, the question arises, whether there was something like a specific Socialist city. French and Hamilton (The socialist city, 1979), where two of the few western scientists, who stuclied on this issue and concluded, there actually was a difference between Europe's socialist and capitaList cities, during the cold war. This statement is based on the idea that development of cities under the condition of the market, is formed by a variety of different factors , while the urban development in a socialist society is centrally organised. But when we have a look at the mainstream urban concepts from early communist Russia, which are shown by French and Hamilton, we see that these concepts are very modernistic. These concepts share a lot of common thoughts with the wel! known social urban plans from the early zoth centrury in Western Europe. Mostspecificabout socialist urban structures was the concept of the microrayon, in which dwelling space, public transport and urban facilities we re as far as possible, equally spread out over the city territorry. The idea of total equelness and the planeconomy resulted in the construction of endless monotonous flatblocks built up from prefabricated concrete panels and a rigid structure of state shops and facilities. Widespread suburbanisation, with lowrise lowdensity housing,
111
-
ur c
c.. tD tD
...
C"
c
:I
c..
!!!.. Cl'
n
c:
.... Cl)
;:;:
Afbeelding 1 The communist idea of total equelness and the planeconomy resulted in the construction of endless monotonous flatblocks built up from prefabricated concrete panels (picture: Vilnius outskirts)
like we know from Western cities, was no phenomenon in socialist cities. In this sense the cities were compact with a rigid concrete border. Now in the postsocialist era, a lot of urban structures seem to be turned upside down. Where the city and all its real estate was completly owned by the state in socialist times, great privatisation processeses of the 199o's guided this into the opposite direction. In some postsocialist ei ties is for instanee almost no public housing anymore, which brings completely new structural problems. Politica! reforms involved changes in the exploitation of the urban fa brie as weU. Private parties with sufficient financial means have shown to be interrested in very specific parts of the urban territory. That's why we can point out a coup Ie of hotspots in the contemporary postsocialist ei ties. First of all, hotspots are the urban intersections around the city centre with new business eentres and ultra-modern shopping centres. Other hotspots involve corridors along the ma in access roads of the city, for among others, commercial purposes and distribution centres. Furthermore, very specific hotspots for some of the postsocialist cities involve areas around the most beautiful natura! environments just outside the build up area. Here we see abundant luxurious villas for the few rich. These hotspots are not the only spots of urban development. New, mostly smallscale building districts are to be found in different areas. Very specific for some of the postsocialist ei ties are the individual attempts of residents to build their own private estates. This often results in technically weak constructions, which are obviously not very sustainable. Anyway, construction development in postsocialist cities seems to result in a less compact city and in a more hybride commercial structure. And changes in the public area seem to contain, more colour, more diversity, more chaos, the massive introduetion of commercial posters and bill-boards and a less public character of the urban space in genera!. As background to these urban changes a couple of changes in the postsocialist societies
can be mentioned. First of all there is the anti-reaction to communism, in which stuff from the west is hot. Another one is the changed politica! status and rights of the urban residents towards their own living environment. Anel of cou rse the changed economical situation is guiding certain urban changes as wel!. As a condus ion, postsocialist cities are nowadays more liberal than most of the ei ties in Western Europe. Th is sirnation is opposite from the situation in communist times. Europe's postsocialist Capita! ei ties are in this way also more extreme than cities in the western part of the continent. For instance, we see more commerce in the streets of the east than the west, whereas there was no commercial expression in theeast during communist times. But also the difference between rich and poor makes the postsocialist cities extreme in its urban development. A clear long term vision behind some spatial development plans of postsocialist ei ties is lacking. In this study 4 spatial scenario's for the year 2030 for the city of Vilnius (Lithuania) have been developed. The scenario's have their background in specific development trends found in all the postsocialist Capita! ei ties and the strategy plan of the municipality. The different perspectives should be connected to the different districts of this postsocialist city. For instance, Vilnius comprises a historie part, where the scenario of the recreational tauristcity fits best. The low standard prewar downtown area, build of up with partly wooden houses, is the right place for the scenario of the liberal dynamic city. Furthermore, the scenario of the sustainable ecological city has good changes in the enormous district of highrise buildings from the Sovjet era. At Jast, the open areas around the highways have been judged to be the right place for the scenario of the suburban corridorcity. Layers of scenario's can mix up and can even be complementary to each other. Conclusively can be said that, that in a postsocialist society, the municipal discisionmakers should cooperate with the local residents. And the arising discussion through the scenario's should be communicated with the local residents as weU.
Ing. B.A.S. van den Ham
Mobecohome The Mobile Ecological Home Afstudeerrichting
Bouwtechnisch Ontwerpen Afstudeercommissie
Ir. ).P.M. Swagten Ir. M.H.P.M. Willems Prof. ir. ).M. Post Datum afstuderen
29juni2004 Samenvatting Cll
ia' c c.. ~ ~
ac
::I
c..
!!. Cl'
n
c .... (1)
;::;.: 0" 0
c
::E
Het afstudeerproject "mobecohome" geeft inzicht in de manier waarop een mobiele ecologische woning ontwikkeld kan worden. Mobile, ecological en home geven randvoorwaarden waaraan het ontwerp dient te voldoen. Door analysering van verschillende mobiliteitssystemen, materialen, nuttige natuurlijke invloeden en installaties, met inachtneming van hun esthetisch vermogen, is hiermee een mobiel autarkisch volume ontworpen. Dit ontwerp "mobecohome" genaamd kan op een dieplader worden vervoerd en op de plaats van bestemming worden getransformeerd tot een volwaardige woning voor 2 personen. De mobecohome heeft dus geen aansluiting nodig met de ondergrondse infrastructuur van riolering, elektra en gas.
7'
c
:::J
0.. (1)
20
Trefwoorden
Mobiel Ecologisch Home Autarkie Zichtlijnen De hedendaagse bouwtechniek is over 20 jaar uitgestorven. Dit doordat de minerale bouwstoffen steeds schaarser worden en het milieu steeds belangrijker wordt in onze samenleving. Hout uit ecologische bosbouw zal steeds meer gebruikt worden in de bouw en zal uiteindelijk de steenachtige materialen vervangen. Hedendaagse installaties zorgen nog voor een te hoge milieubelasting, dit niet omdat ze zoveel energie gebruiken maar omdat ze veel afvalstoffen produceren. De uitstoot van schadelijke uitlaatgassen van woon -werk verkeer dient tevens aangepakt te worden. We dienen deze afvalstoffen te reduceren tot een minimum. Als men spreekt over mobiliteit denkt men vaak aan het verplaatsen van zichzelfvan A naar B. Dit gebeurt in een mobiel volume. Bijv. Een auto, trein, vliegtuig of boot. Dit evenement, het verplaatsen van A naar B wordt in toenemende mate problematisch in Nederland, te veel mensen willen mobiel zijn met files als gevolg. Dit is het mobiliteitsprobleem waar we mee geconfronteerd worden. De overheid zoekt de oplossing voor dit probleem in het aanleggen en verbreden van wegen, het aanleggen van spitsstroken en het invoeren van rekeningr.ijden. Over mobiliteit van de woning wordt echter met geen woord gerept, waarom woningen niet zo maken dat men niet meer naar het werk hoeft of dat de woning naar het werk toe kan komen. Dit is de oplossing voor het mobiliteitsprobleem in Nederland. Als niemand anders dan transporteurs de weg op hoeven wordt de drukte op de weg aanzienlijk verminderd. Op deze manier wordt het mobiliteitsprohleem aangepakt en de vervuiling van het milieu geminimaliseerd. Mobiliteit van de woning kan op verschillende manieren worden verkregen. De makkelijkste manier en zeer geschikt voor het huidige woningaanbod is (mobiele) telefoon, internet en andere multimedia. Videofoons zullen in de toekomst steeds meer hun intrede doen, mensen hoeven niet meer naar hun werk, ze zullen thuis werken en zelfs vergaderen. Boodschappen zullen via
Afbeelding 4 Hellingbaan naar entree mobecohome
internet worden besteld en de koerier levert deze thuis af De mobiliteit van de woning kan ook op andere manieren geïnterpreteerd worden, namelijk als de mogelijkheid om zich aan te passen aan de veranderende omstandigheden, door bijvoorbeeld gebruik te maken van verplaatsbare binnenwanden en vloeren, dit kan zowel van binnen als van buiten zijn. Dit noem ik "interne" mobiliteit. Interne mobiliteit is voor woningen geen toekomstbeeld, de bewoners kunnen de vrijheid van de woning niet aan. Zoals het spreekwoord "wat de boer niet kent dat vreet hij niet", weten de meeste bewoners een woning niet in te delen als je ze te veel mogelijkheden geeft. De kosten die in de woning worden gestoken om deze flexibiliteit te verkrijgen staan niet in verhouding met de uitkomst. Het is pure geldverspilling. De mobiliteit die we moeten nastreven is de möbiliteit van de woning in z'n geheel, de externe mobiliteit. Externe mobiliteit bestaat al sinds mensenheugenis, van de ark van Noach, de ontdekkingsreizigers in het wilde westen tot de vakantiegangers van tegenwoordig. Mensen zijn altijd onderweg geweest en namen hun onderkomen hierbij mee. De woningen van tegenwoordig zijn stationair, ze worden op een plaats gebouwd en na hun economische levensduur worden ze weer gesloopt. Doordat de mensen tegenwoordig steeds vaker verhuizen, sommige mensen verhuizen om de r á z jaar, is het economischer om een mobiele woning te bouwen die overal geplaatst kan worden. Door deze ultieme externe mobiliteit wordt de woning een verhuisdoos van je leven. Men werkt op plaats A en krijgt werk in plaats B, is de afstand tussen plaats A en B groot dan verplaatst men de woning van plaats A naar een lege plek in plaats B, de ontstane lege plek in plaats A wordt weer opgevuld door een andere mobiele woning of door permanente woningbouw. Door de mobiliteit van de woning zal er binnen een strak kader van
Afbeelding
2
Foto interieur mobecohome
Afbeelding
1
Foto constructie mobecohome 111
-
ii;'
c
Q. tl)
tl) ....
0"
c ::s
Q.
!!. ëJ' n c
...... m
......
Afbeelding 3 Foto maquette mobecohome
Afbeelding 5 Opbouwen mobecohome
de bestaande stad een interactie plaatsvinden tussen tijdelijk en permanent. Sloop van permanente gebouwen omdat hun economische levensduur voorbij is zal namelijk altijd plaatsvinden, tussen het einde van de sloop en de uitvoering van e.en nieuw bouwwerk, de overbruggingsperiode, ligt doorgaans enkele jaren. Tijdens deze overbruggingsperiode is de locatie geschikt voor mobiele woningbouw. Door deze externe mobiliteit wordt het woon - werk verkeer tot een minimum beperkt, dit betekent minder files, minder belasting voor het milieu en meer vrije tijd van de bewoners van de mobiele woning.
en het in de lengterichting gesitueerd "energiedalc" maakt het ontwerp compleet.
Externe mobiliteit kan echter alleen maar slagen a.ls de woning helemaal ze.lfvoorzienend is, op deze manier kan de woning afkomen van het imago van de caravan. Door mobiele woningen zelfvoorzienend te maken kunnen ze overal geplaatst worden, de omgeving hoeft niet helemaal overhoop te worden gehaald om ondergrondse infrastructuren, zoals riolering, elektriciteit en gasleidingen, aan te leggen. Hierdoor zijn mobiele ecologische woningen zeer geschikt om als buffer tussen stad en natuur geplaatst te worden. Ze tasten de natuur niet aan, ze zijn namelijk afhankelijk van de natuur. De technologie om een woning helemaal zelfvoorzienend te maken is voorhanden. Dit is ook verwerkt in de mobecohome. Regenwater wordt met behulp van helofytenfilter en omgekeerd osmose filter gefilterd tot drinkwater, afvalwater wordt gefilterd tot huishoudwater, de afvalproductie binnenshuis wordt gereduceerd tot een minimum door gebruik te maken van een Nonolet (compost), waterbesparende kranen , hotfill vaatwassers en wasmachines. De natuurlijke weersinvloeden (zon voor energieopwekking, regen voor drinkwatervoorziening en wind voor koeling) worden optimaal benut. In het ontwerp is ervoor gekozen om de lengterichting van de mobecohome te benadrukken, de teak gevelbekleding bestaat uit horizontale latten, de zichtlijnen zijn vooral in de lengterichting
De mobecohome is mijn visie op de toekomst, het geeft weer hoe we in de toekomst moeten leven en is gebouwd met hedendaagse materialen. Er is dus nooit een ultieme mobecohome te ontwerpen omdat de ontwikkelingen va n nieuwe materialen en productiemethoden onverminderd doorgaan.
2!
Ing. D. Janmaat en Ing. M.J.P. Welzen
Invloed van de korrelopbouw van het poederdeel op de rheologie en sterkte van zelfverdichtend beton
D~L- oesl-agm-I.eCri-~ ~"'~-·~-~•~''' Beton
Pasta
Afstudeerrichting
Constructief ontwerpen Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. D.A. Hordijk Prof. ir. H.W. Bennenk Ing. S.J. de Boer Ir. K. van der Plas Datum afstuderen Dl
29juni2004
..
Samenvatting
ii!' ..... c c.. ID ID C"
c
:::1
c.. ~
ai'
n
c
;:o o0
c
:E
;><"
c
:::1
a. Cl)
Aguur 1: Grondstofmatrix beton, mortel en pasta
Zelfverdichtend beton is het centrale thema van het gecombineerd theoretische, experimentele onderzoek 'Invloed van de korrelopbouw van het poederdeel op de rheologie en sterkte van zelfverdichtend beton' (onderdeel I) en het experimentele onderzoek 'Schuifkrachtoverdracht in. contactvlakken van 'zelfverdichtend' beton bij prefab elementen' (onderdeelll). In de materiaalkundige component (onderdeel I) is getracht middels theoretische modellen en experimenteel onderzoek (op pasta niveau) een relatie te leggen tussen korrelopbouw, pakkingsdichtheid, waterbehoefte, verwerkbaarheid en 28-daagse druksterkte. Trefwoorden
22
Zelfverdichtend beton Betontechnologie Korrelverdeling Pakkingsdichtheid Viscomaat
De ontwikkeling van zelfverdichtend beton heeft voor grote veranderingen gezorgd in de prefab betonindustrie. Door de introductie van een nieuw type plastificeerder en het verhogen van het poedergehalte, werd het mogelijk de verwerkingseigenschappen van de betonspecie te beïnvloeden. Zelfverdichtend beton samengesteld volgens de Japanse methode bevat circa 70% toeslagmateriaal op volumebasis, de resterende 30% wordt door de pasta ingenomen. Hoewel het pastadeel (figuu.r r) aanzienlijk kleiner is, bepaalt het grotendeels de verwerkbaarheid van de betonspecie, de sterkteontwikkeling en de eindsterkte. Het onderzoek richt zich uitsluitend op het pasta niveau, dus cement, vulstof, water en eventueel hulpstof. Om de sterkteontwikkeling te waarborgen en de gewenste verwerkbaarheid te realiseren, ligt het percentage cement en vulstofbinnen relatief nauwe grenzen. In de praktijk wordt een volumeverhouding van 6o% cement en 40% vulstof gehanteerd. Onderzocht is of het poederdeel zodanig samengesteld kan worden, dat een optimale pakking van de poeders (figuur 2) wordt bereikt. Te verwachten is dat het minimaliseren van de holle ruimten leidt tot een toename van de druksterkte en een verbetering van de duurzaamheid van het beton. Daarnaast verhoogt een dichtere pakking het onderlinge contact, waardoor de verwerkbaarheid beïnvloed kan worden. Doelstelling van het onderzoek is de invloed van de korrelverdeling op het holle ruimte percentage te kwantificeren en een relatie te leggen tussen het holle ruimte percentage, de rheologie (de waterbehoefte en de verwerkbaarheid) en de 28-daagse druksterkte. Het holle ruimte percentage van cementen, vulstoffen en combinaties van cementen en vulstoffen is berekend conform het Modified Compressible Packing Model (MCPM). Voorts is op empirische wijze de waterbehoefte, de verwerkbaarheid en de 28-daagse druksterkte van pasta's bepaald. Met behulp van de
Figuur
2:
Optimale pakking van cement en vulstof MCPM voldl r1tlo MCPM volds rwtlo diagram
'"
I I
I I
100
I .::.-:;~~~~ld•.-~ .q-
,., t '"
-..;:::::
~
......
"'
~ t-~ ~-
........,
Of 5
:a r.J.ro
~
r---..
~ i~au':·~~-:'.:=~ 20
"
G80
r----,
...
•
"'
w
i•j
.,
c
35
0. C1l C1l
...0"
10
r'.'ICa!B:!
c
::s
'5~
'.1\c atSl pf ~:."t.
....___, .....__
__......
~0
j ll I li
15 if
>
0.
~
öl' (') c:
..... m
;::;:
0' 0
c:
:!:
......._,
1{)
.......,
,,
u;'
1!:!~
p.r
~
--- -- -
r---
.---
-..., .....__--. r--- ~
.......
,.
....---
Al
en Ylcat waterbeh oene
-
0.8 5
~
• O ioJ
!
10'10 cemenl-40 \:0 VUstot (Vi"l
--
........
~Q.i' SJRi iFD I ·V IIDI HO\I~O
t
,-
dlagr~~m
CEM 152,5 R • KWARTSMEEL (Combinatie B2)
.,
:::J
0 45
0.
m
I ((•
0 40 10
ïO
10
100
Figuur 3: Holle ruimte percentages voor een cement gecombineerd met verschillende vulstoffen
Figuur 4: Relatie tussen het MCPM holle ruimte percentage en de vicat waterbehoefte
Vicat test is de waterbehoefte vastgelegd waarbij 500 gram poe· der een standaard cons istentie bereikt. Om de verwerkbaa rheid van pasta's va st te leggen is de Viscomaat een ideaal gereedschap. Door de weerstand te meten bij verschillende omwentelingss nelheden kan de inwendige schui fspanning en de dynami sche viscositeit worden bepaa ld . Aan de hand van prisma's (40 x 40 x roo mm3) is de 28-daagse druksterkte vastgesteld.
baarheid en and erzijds de korrelopbouw en de 28-daagse druksterkte. Desondanks tonen de resultaten van het uitgevoerde onderzoek aan dat de pass ing van de korrelverdelingen van cement en vulstof invloed uitoefenen op het holle ruimte percentage en de waterbehoefte. Aangenomen mag worden dat hi erdoor ook de verwerkbaarheid, de duurzaamheid en de sterkte van het beton beïnvloed worden.
Ten aanzien van het holle ruimte percentage (figuur 3) kan geconcludeerd worden dat, indien de combinatie is opgebouwd uit cement en vulstof met een ' ui teenlopende' korrelverdeling (Br tjm 83), het mogelijk is om een minimum holle ruimte percentage te realiseren dat lager is dan het mi nimum holle ruimte percentage van het cement en de vu lstof afzonderlijk. Indien materialen met een 'gelijksoortige' korrelverdeling (84, 85) worden gecombineerd zal interfere ntie optreden, waardoo r geen optimalisa tie mogelijk is. He t is mogelijk het holle ru imte per· centage, bij een praktijk gerichte volum everhouding van Go% ce ment en 40% vulstof pos itief te beï nvloeden . De winst die door optimalisatie bereikt kan worden is echter beperkt, ten opzichte van het absolute minimum holle ruimte percentage. Ook is een relatie tussen het MCPM holle ruimte percentage en de vicat waterbehoefte waarneembaar (figuu r 4) . Door de korrelverdelingen van cement en vulstof op elkaar af te stemmen is het mogelijk een additionele reductie van de wa terbehoefte te rea liseren, waarschijnlijk al s gevo lg va n ee n verlaging va n het holle ru imte percentage. Bij een gelijke weerstand e n een verhouding va n 8o% cement en 20% vulstof (v jv), heeft de vulstof een verwaarloos bare in vloed op de additione le reductie van de waterbehoefte . Aan genomen mag worden dat de invloed van de ce ment naa r verwach ting zal afne men, naarm ate de hoeveelheid vul stof toeneemt en vice versa. Met de res ultaten uit dit onderzoek kunne n geen relaties worden gelegd tu ssen enerzijds de korrelopbouw en de verwerk-
7"'
c:
23
J.P. van der Kamp
Installatieontwerp voor 'De flexibele doorbraak W Afstudeerrichting
Installatietechnologie Afstudeercommissie
Prof. ir. P.G.S. Rutten Prof. ir. N.A. Hendüks Ir. F.J.M. van Gassel Datum afstuderen
29juni2004 Samenvatting
Dit afstudeerproject beschrijft een ontwerpmethodiek die opgezet is om jaren '5oj'6o portiekflats te renoveren met behulp van industrieel, flexibel en demontabel (IFD) bouwen. Als toets van de opgezette methodiek is het installatietechnisch ontwerp gemaakt van één flat. Het betreft het ontwerp van alle installaties. Door het maken van een extreem goed passief ontwerp is het mogelijk het aantal installaties en het water- en energieverbruik sterk te verminderen. Onder andere door een slimme lay-out van de leidingen en kanalen in de woning is een geheel vrij indeelbare woning verkregen. Mede door het eenvoudige installatieontwerp is het mogelijk verregaand industrieel, flexibel en demontabel te bouwen. Trefwoorden
24
IFD Installatieontwerp Ontwerpmethodiek Duurzaam Integraal on twerp
L
---~--
Afbeelding 1
Afbeelding 2 Detail
Probleemstelling De waarde van een woning is op ieder moment van de levenscyclus afhankelijk van de balans tussen de door de gebruiker gevraagde en de door het gebouw geleverde prestaties. Veranderbaarheid is in dit verband essentieel. Veranderbaarheid maakt het namelijk mogelijk om het prestatieaanbod af te stemmen op een in de tijd veranderende prestatievraag [ bron: Rutten, 1998 ] . In het verleden is hier te weinig rekening mee gehouden wat blijkt uit het grote aantal portiekflats dat in de jaren 'sof'6o gebouwd is en waarvan op dit moment het prestatie-aanbod te veel verschilt van de prestatievraag. Een deel van deze woningen is te renoveren met behulp van IFD-bouwen waarbij (o.a.) geprobeerd wordt een woning te bouwen waarvan het prestatieaanbod blijft aansluiten op de prestatievraag door een hoge mate van veranderbaarheid te realiseren. Er wordt niet geprobeerd de toekomstige prestatievraag te voorspellen maar wel om de woning geschikt te maken voor verandering, zodat zonder ingrijpende maatregelen (op woningniveau) de gewenste woning gerealiseerd kan worden.
Nadelen: Hoge kosten elektriciteit Laag opwekkingsrendement Negatief imago
Methode Door het maken van een extreem goed passief ontwerp en een maximum aan water- en energiebesparende maatregelen toe te passen daalt de water- en energiebehoefte tot een minimum. Hierdoor wordt het mogelijk het aantal installaties sterk te verminderen en een geheel elektrische verwarmingssysteem te gebruiken, waardoor de woning eenvoudiger aanpasbaar wordt.
Dit systeem heeft een aantal voor- en nadelen: Voordelen: • geen vervuiling ter plaatse weinig onderhoud lage investeringskosten eenvoudig door de bewoner aanpasbaar geen gas nodig
De nadelen van dit apparaat zijn op te vangen met een revolutionaire, intelligente accu die ervoor zorgt dat het rendement vooP de opwekking en het transport van elektriciteit met een behoorlijk percentage stijgt. De consument profiteert hiervoor door lagere energiekosten. Naast de reeds genoemde voordelen heeft dit apparaat veel mogelijkheden op !CT gebied. In de woning worden de versehiJJende installatietechnische voorzieningen verspreid met een blijvend toegankelijke installatiering. Vanaf deze ring worden de voorzieningen door middel van een plintsysteem door de woning verspreid.
Conclusie: Geconcludeerd kan worden dat aan de ontwerpdoelstellingen is voldaan omdat een vrij indeelba re woning verkregen is, met lage kosten en een hoog comfort voor de bewoner. Mede door het eenvoudige installatieontwerp is het mogelijk verregaand industrieel, flexibel en demontabel te bouwen. Omdat er een balans is tussen de verschillende prestatie-eisen op de verschillende gebouwniveaus is er tevens sprake van duurzaam bouwen.
Omdat het ontwerp veel onzekerheden heeft, maar wel een grote potentie, wordt aangeraden om een proefproject op te starten om de werking verder te testen en eventueel te verbeteren.
Ing. A. Klein Elhorst
Almelo Anders Studie naar ruimtelijke ontwikkelingen van de stad. Afstudeerrichting Stedebouw Afstudeercommissie Dr. Ir. C.H. Doevendans Ir. R.A. Rutgers Ir. P.lj. Ziel Datum afstuderen 25 mei 2004
CT
0
Samenvatting Dit afstudeerproject is een onderzoek naar de groei van Almelo. Almelo moet in de toekomst 30% groeien. Het werkstuk schetst een ontwikkelingsadvies voor de gemeente voor de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen van Almelo. Hierbij is gebruik gemaakt van nieuwe methoden om de stad te bekijken. Ten eerste is de stad grondig geanalyseerd, ook historisch. Vervolgens is het gebruik van de stad onderzocht. Daarna is de dynamiek van de stad in kaart gebracht en lol slot zijn er een aantal groeiscenario's voor Almelo ontwikkeld. Deze verschillende manieren van onderzoeken hebben een frisse kijk op de stad opgeleverd, wal heeft geresulteerd in een ontwikkelingsadvies.
c
::E
c"""
:::1 0..
ro
Trefwoorden Almelo Groei Modellen Stadsontwikkeling Stadsplan
Inleiding De gemeente Almelo heeft voor zich zelf de doelstelling geformuleerd om een stad met 9o.ooo inwoners te worden. Op dit moment heeft de stad ruim 7o.ooo inwoners. De aanleiding voor deze groei ligt bij het feit dat Almelo, van de Twentse steden, de beste mogelijkheden beeft om te groeien. Daarnaast hoort Almelo bij het Grote Steden Beleid. Dit beleid stelt dat het wonen en het werken in de grote steden moet worden geconcentreerd. Om deze groei, van 30%, te kunnen realiseren moeten de ruimtelijke mogelijkheden van de stad worden onderzocht. De vraag is hoe de stad zich zou moeten ontwikkelen om een dergelijke groei op te vangen. Hiermee is kort het onderwerp van dit werkstuk gefounuleerd. Een belangrijk vraagstuk hierbij is hoe de stad dan moet worden onderzocht. Daarnaast moet een groei van Almelo een. beter woningbestand opleveren, waardoor de bevolkingsopbouw gevarieerder wordt. Het voorzieningen niveau heeft een impuls nodig. Ook het imago van de stad zou verbeterd moeten worden. De groei moet dus als middel gebruikt worden om de stad te verbeteren. De probleemstelling van dit afstudeeronderzoek is dus tweedelig: Ten eerste vraagt een groei van 70 .000 naar 90.000 inwoners om nader onderzoek. De ruimtelijke mogelijkheden van Almelo moeten onderzocht worden om tot een goed ontwikkelingsplan te komen. Ten tweede is het onduideli jk hoe de stad op een 'frisse' manier kan worden onderzocht. Gekeken moet worden welke methoden hiervoor kunnen worden gebruikt e n wat hun bijdrage is aan bet verbeteren van de stad. De doelstelling van deze afstudeeropdracht is als volgt: onderzoeken hoe de stad op een nieuwe manier kan worden bekeken en de betekenis van eventuele nieuwe kijkwijzen voor de vorm en het imago van de stad bestuderen. Dit zo toepassen op Almelo, dat het nieuwe stadsplan een verbetering van de stad met zich mee brengt. Het eindproduct is een ontwikkelingsadvies voor de gemeente Almelo. Hierin wordt mijn visie verwoord
over de groeimogelijkheden die de stad beeft en welke kansen deze bieden voor Almelo. In dit werkstuk is de stad Almelo op verschillende manieren bekeken. Er zijn drie nieuwe manieren gezocht om een frisse kijk op de stad te krijgen. Ten eerste is onderzoek gedaan naar bet gebruik van de stad. Vervolgens is de dynamiek van de stad in kaart gebracht en als Laatste zijn verschillende groeiscenario's bedacht. Met deze drie nieuwe methoden is Almelo anders bekeken. De conclusies die uit deze onderzoekmethoden naar voren zijn gekomen zijn gebruikt om het advies plan te maken. Inhoud Hieronder volgt een beschrijving van de werkwijze die bij dit afstudeerproject is gehanteerd. Als eerste .is er een historische analyse van de stad gemaakt. Daarbij is onderzocht hoe de stad is ontstaan en hoe ze haar huidige vorm heeft gekregen. Uit het verleden van Almelo komen enkele punten die grote invloed hebben gehad op de stadsvorm naar voren. Kort gezegd zijn dit de groene wiggen, het historische centrum en de restanten uit het industrieverleden. Vervolgens zijn de gemaakte plannen uit het Almelose verleden bestudeerd. Uit deze plannen werd veel duidelijk over de slmctuur van de stad. Daarnaast kan men leren van fouten uit bet verleden. Als laatste deel van de analyse is een ruimtelijke structuur van de stad in kaart gebracht. Uit deze historische en ruimtelijke analyse volgen de kansen en bedreigingen die Almelo kent. Vervolgens zijn de drie nieuwe kijkwijzen op de stad toegepast. Gebruik Het gebruik van de stad is volgens de metbode van Martinotti in kaart gebracht. Hierbij is onderscheid gemaakt in drie groepen. Namelijk de bewoners, de forenzen en de gebruikers. Deze groepen gebruiken bepaalde delen van de stad. 1.
Al
ia' c Q. ~ ~
..,
er c
:::1 Q.
!!. ~
n
c
;::;:
~
er
0
c
:E
7<"
Figuur 1 Ontwikkeladvies
c
:::s
a_ lt>
2 . Dynamiek
Conclusies
Om de dynamiek van de stad te onderzoeken is gebruik gemaakt van de methode van Boeri. Hij omschrijft een zestal elementen die wijzen op nieuwe ontwikkelingen. Door deze zes elementen in Almelo te zoeken, is in kaart gebracht waar in de stad dynamische plekken aanwezig zijn en waar de activiteit plaats vindt.
Het adviesplan voor de gemeente Almelo toont aan dat Almelo voldoende mogelijkheden heeft om te groeien en dat de stad wel degelijk potentie heeft om de groei te volbrengen. De kwalitei ten van de stad moeten meer belicht worden en de stad moet inzetten op bijzondere projecten zodat Almelo op de kaart komt te staan. De doelstellingen die vooraf zijn gesteld zijn bereikt. De stad is op verschillende nieuwe manieren bekeken en de kijkwijzen hebben geresulteerd in een ontwikkelingsadvies waarind e conclusies uit de kijkwijzen zijn geïntegreerd. Het adviesplan heeft overeenkomsten met de plannen en ideeën van de gemeente. Daaruit blijkt dat de gemeente op de goede weg zit met haar plannen. Ik vond het zeer interessant om een stad op diverse manieren te benaderen, het gaf telkens en nieuwe kijk op dezelfde zaken en dit werkte verhelderend. Ik hoop dat dit werkstuk ook anderen aanzet om de stad op een nieuwe manier te bekijken . Voor mij heeft het een positieve uitwerking gehad op mijn visie op Almelo. Daarom wil ik als eindconclusie meegeven: leer uw stad kennenl
3. Groeiscenario's
Voor Almelo zijn een viertal 'wilde' groeiscenario's bedacht. Hierbij is geen rekening gehouden met factoren als gemeentegrenzen of het huidige beleid. De vier scenario's hebben geleid tot een 'ideaal . Advies
Het hoofddoel van het ontwikkelingsplan voor Almelo is het verbeteren van het woningaanbod, het imago en de voorzien ingen. De doelen moeten bereikt worden met de volgende middelen. Stad verdichten Groen en water versterken, zodat Almelo zich beter kan profileren als groene en waterrijke stad Structuren verbeteren Industrieel erfgoed en historische elementen optimaal benutten, zodat het karakter van de stad wordt versterkt. Nieuwe functies en voorzieningen toevoegen zodat het voorzieningen aanbod wordt versterkt Ruimte maken voor bijzondere woonmili eus waardoor een diverser woningaanbod ontstaat en de bevolkingsopbouw gevarieerder wordt. In ftguur 1 is de plankaart weergegeven waarin de bovengenoemde punten te vinden zijn. Deze kaart toont aan waar ontwikkelingen en impulsen nodig zijn om de s tad te verbeteren.
Ing. B.G. Kolkman
Vision Machine Internationaal Centrum voor Beeldcultuur in Rotterdam Afstudeerrichting
Architectuur Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. G.A.C. van Zeijl Dr. J. Boomgaard Jr. M. Jansen Datum afstuderen
29juni2004 Samenvatting
Afbeelding 1 Stedebouwkundige maquette
De overvloed aan beelden en informatie vlakken de zintuiglijke ervaring van de mens af. Ook zorgen de ontwikkelingen in de huidige samenleving voor het verdwijnen van de stad als ontmoetingsruimte. Het ontwerp voor het Internationaal Centrum voor Beeldcultuur zoekt juist de confrontatie met deze vervlakkende eigenschappen door terug te grijpen naar bewezen architectonische elementen die de zintuiglijke ervaring weer terug moeten brengen in de samenleving. Het centrum biedt daarin ook een oplossing om een verloren stuk van Rotterdam weer aan de stad terug te geven. 0"
g
Trefwoorden
~
Beeldcultuur Museumarchitectuur Stedelijke ruimte Rotterdam Fenomenologie
~ §
Afbeelding
Onze huidige tijd wordt omschreven als een extase van communicatie. In de tegenwoordige mediamaatschappij zorgen de steeds verdergaande technische ontwikkelingen in de telecommunicatie en methoden van visuele representatie ervoor dat wij continu overspoeld worden door beelden. Wat er overblijft, is een samenleving van stompzinnige consumptie waar de mogelijkheid tot een betekenisvolle dialoog ontbreekt. In zo een samenleving is de enig succesvolle strategie er een van verleiding. Hierin is architectuur gereduceerd tot het oppervlakkige spel van lege, verleidende vormen waarbij de filosofie als een intellectuele laklaag gebruikt wordt om de toepassing van deze vormen te rechtvaardigen. Met het verlies van het tactiele en de menselijke maat en detail wordt architectuur plat, immaterieel en onwerkelijk. Moderne steden zijn verbrokkeld tot plekken van toevallige ont· moetingen, zij zijn geen plekken meer om te verblijven. De continuïteit is veranderd in communicatie . De continue, traditionele gemaakte plek is opgelost in een informatiesysteem van data. De multimediale stad bestaat buiten de tijd en ruimte om. Het heeft geen geschiedenis, geen naam en het is constant aan verandering onderhevig. Niets blijft bestaan in deze stad. Door de verdergaande globalisering van grenzeloze en mondiale netwerken, wordt de uniekheid, het bijzondere en de identiteit van de specifieke plek weer belangrijk. Wanneer gebouwen hun plasticiteit en verbinding mei de taal van het lichaam verliezen, dan isoleren zij zich in dit verre en afstandelijke domein van het oog. Architectuur moet weer leren om te gaan met materialiteit, zwaartekracht en zich de tektonische logica eigen maken. Met mijn afstudeeropdracht wil ik de confrontatie aangaan tussen de eigenschappen van het beeld en mijn opvattingen over architectuur. De snelheid van het beeld tegenover de traagheid van het gebouw, het visuele tegen het gehele zintuiglijke ervaren, het immateriële beeld versus de echtheid van een bouwwerk, het geschreeuw van de visuele
2
Langsdoorsnede
omgeving contra de stilte in het gebouwde. In de ontwerpopgave is deze confmntatie al aanwezig, namelijk het ontwerpen van een gebouw voor het Internationaal Centrum voor Beeldcultuur (JCB) in Rotterdam. Het ICB is een instituut dat zich richt op het collectioneren, archiveren, ontwikkelen en tentoonstellen van de nieuwe kunstvormen fotografie, film , televisie en de nieuwe media. Het manifesteert zich als een zinderende publieke ontmoetingsplaats waar de toekomst van een steeds meer geïntegreerde beeld- en mediatechnologie mede wordt vormgegeven . Het JCB dient zich dienstbaar op te stellen ten opzichte van de kunst. Architectuur verschilt van het tentoonstellen en dient als een frame hiervoor. Hierdoor wordt de aandacht niet van de kunst afgeleid. De architectuur van het gebouw zal zich tonen in de ruimten waar het niet met de kunst hoeft te concurreren. De veranderlijkheid van de nieuwe media toont zich ook in de kunstvormen en -uitingen die het voortbrengt. Daardoor is het moeilijk eenduidige eisen op te stellen voor ruimten waarin deze worden getoond. Het dienstbare karakter van het ICB ligt hier in het ontwerpen van ruimten die de mogelijkheid bieden zich aan te kunnen passen aan de veranderlijke eisen. Hiervoor is een gebouw met neutrale, flexibele en multifunctionele zalen het meest toepasselijk. Doordat de relatie tussen de kunst en het gebouw beperkt blijft tot in de tentoonstellingszalen, wordt de relatie tussen gebouw en omgeving belangrijk. In de huidige architectuur van openbare gebouwen wordt een afstand gecreëerd tussen mens en gebouw. In plaats van alle aandacht op te eisen en de omgeving te domineren, kan het gebouw hiermee ook een harmoniserende relatie aangaan. Door in te spelen. op de aanwezige kwaliteiten van de bestaande stedelijke structuur en deze uit te buiten, kan er een gebouw ontstaan dat uniek is voor de locatie. Het wordt er onderdeel van en toonLrespect voor de historie van de locatie. Het wortelt zich in de plek. De gekozen plek voor het ICB is het Eendrachtsplein in Rotterdam.
~
L Afbeelding 3 Dwarsdoorsnede
Afbeelding 5 Perspeetlef foyer 111
iil' c
..
O-
I» I»
C"
c
::I
0-
~
(ij' n
c
;:;:Cl)
;:::;: CT 0
c
::E
7'
c
:::J
0.. Cl)
Afbeelding 4 Perspeetlef entree
Afbeelding 6 Perspeetlef blos
Om het ontwerp af te stemmen op de locatie, wordt het volume dat gebruikt kan worden, afgeleid van de bestaande stedelijke structuur. Het oppervlak valt binnen de rooilijnen vart het bestemmingsplan dat voor het gebied geldt. Verdere afstemming gebeurt met het overnemen van de bestaande straatprofielen en hoogte. Het plein zal worden gebruikt als inleiding op het gebouw en wordt doorgetrokken in het gebouw als een stedelijk tapijt. Dit stedelijk tapijt is ook de inleiding op routing in het gebouw. De open en lichte onderdelen uit het programma, zoals de verkeersruimte, de foyers, het restaurant, kunnen_gezien worden als een continuatie van de stedelijke buitenruimte. Door op de begane grond de gevel gedeeltelijk terug te leggen en hier een publieksfunctie te plaatsen wordt de interactie tussen stad en gebouw vergroot en de afstand tussen bezoeker en kunst verkleind.
staat, is als de verhouding tussen hardware en software. Functies en activiteiten die in deze ruimte worden geplaatst, staan zo in een andere relatie tot het groter geheel.
Het concept voor het gebouw gaat uit van een monoliet volume dat door het wegschrapen van de open pubheksfuncties zich opent naar de omgeving en hiermee een relatie aangaat. De sneden in het massieve volume zorgen voor een grote mate van ruimtelijkheid en voor visuele relaties tussen de verschillende lagen in het gebouw en met de stad. Door de vides enkel in te vullen met de circulatiezone en een foyer en door hun royale afmetingen, geven zij lucht en licht aan een gesloten geheel. De vorm van de vides is op de verschillende verdiepingen steeds verschillend zodat er steeds wisselende zichtlijnen in het gebouw ontstaan. Het gebouw wordt hierdoor opgedeeld in drie volume. Deze opdeling zorgt ervoor dat de opzet van het gebouw als geheel eenvoudig is te overzien. Het is een stedelijk blok waarin de openbare buitenruimte in het interieur is doorgezet. Hierdoor gaat het op in de stedelijke structuur en het activeert het Eendrachtsplein weer als sociale ontmoetingsruimte. Het gebouw biedt een casco waarin de functies hun plaats krijgen. De relatie tussen het gebouw en de invulling die hierdoor ont-
Het gebouw is opgebouwd uit een prefab betonnen skelet dat is opgevuld met basaltsteen en glas. Het basaltsteen geeft het gebouw een natuurlijk, zwaar en gesloten karakter. Het glas is gevat in minimale stalen kozijnen en benadrukt het open karakter van de functies die achter deze geveldelen zijn geplaatst. Door het gebruik van deze enkele materialen straalt het gebouw een rust en eenvoud uit. Het biedt een neutrale achtergrond voor de invulling van het interieur. In het gebouw zijn tentoonstellingszalen, bioscoopzalen en een multifunctionele zaal te vinden die voor de museale functie van het ICB gebruikt kunnen worden. Daarnaast zijn er een workshopruimte, mediatheek, medialab en viewingruimten die gebruikt worden voor de educatieve en onderzoeksfunctie van het centrum. Samen met de depots, werkafdelingen, kantoren en de horecaruimten wordt zo het gebouw ingevuld.
M.A.W.C Kouters
Financial engineering of risk I return characteristics of real estate funds What are the (technica!) possibilities to offer different real estate participations, with different risk/ return proflles, and is there suftleient market potentlal to package and sell these participations? Afstudeerrichting Vastgoedbeheer Afstudeercommissie 111
ia:
c
0.. tD tD
...
Prof. ir. W.G. Keeris Drs. C.j.T.M. Kokke Drs. L.F.E. van Doorn-Gröniger RBA D.M.A. KerckhofMSc
cc
Datum afstuderen
0..
29juni2004
öj' n
Samenvatting
:I
~
c
;; ~
Het resultaat van mijn onderzoek kan beschouwd worden als een verkenning van een aantal nog weinig bestudeerde en beschreven disciplines binnen de vastgoedmarkt. De hiermee verrijkte kennis is vervolgens gehanteerd om een model op te zetten, waarmee binnen hetzelfde vastgoedproduct verschillende risico/ rendement profielen kunnen worden afgeleid. Hetgeen o.a. mogelijkheden biedt een ander type investeerder voor het (afgeleide) vastgoedproduct te interesseren. Het ontwikkelde model biedt perspectieven voor een brede toepassing in termen van markten en sectoren.
30 Trefwoorden
Non-listed real estale funds (More) tailor-made real estate produels Leveragel gearing Real estale derivatives (Commercial) Mortgage Backed Securities
The research assignment has been devoted to the search fora methodology to offer real estale particlpations with different risk/ return profiles as part of a greater entity by which more ta.ilor made real estale produels are being developed. The cause for this was twofold. The first cause stated that although the strategy of a certain real estale fund and the track record of the management team appeal to the investors' imagination it might happen that this specific fund does not fit in his/ her investrnent portfolio, when taking the assumed risk/ return profile of the fund into consideration. This, as a result of the investors' investment policy. When offering the possibility to participate through a variety of different profiles the investor could choose for the profile (or slim) that corresponds to his investrnent policy. The second cause implicated that a real estale investrnent consisis of different return components, which all have their own risk/ return profiles. Because notall investors have the same appetite regarding risk/ returns profiles one should wonder whether there are possibilities to strip these return components and interest different andj or other types of investors for the (same) realestale (product). During the report it became clear this second cause gained more and more support at the expense of the first cause. Nevertheless, these two causes have resulted in the following problem definition: What are the (technica!) possibilities to offer different real estale participations, with different ris kj return profiles, and is there sufftcient market potential to package and sell these participations? In the process to develop real estale produels that fit more and more to the needs of the real estale investors, three interesting areasof attention within "the Breakdown of re al estale capita! markets" were identified and are the following: Area of attention 1:
Leverage within a non-listed realestale fund as a way to vary the risk/ return profile; Area of attention II: Real estate derivatives; Area of attention III: (Commercial) mortgage backed securities. Ad. 1: The investor could adjust the risk-return profile of his exposure to vehicle by adding debt. This effect is called leverage. Ad. 11: Realestale derivatives can bedescribed as produels (directly or indirectly) derived from real estate, which are based on the value of the underlying re al estale (components), whether or not related to an index. They allow investors to create a certain real estale exposure, without the necessity to realize a portfolio of direct or indirect real estate. Ad lil: (Commercial) Mortgage Backed Securities are a type of securitization. which is the process of turning as sets, which are in first instanee not separately tradable (illiquid assets), into tradable assets (free marketabie shares) or the process whereby receivables are pooled and refrnanced by the issue of bonds, which are sold to the investors. In the theoretica! framework of the report a start was made with the basic real estale investrnent possibilities, foliowed by these three are as of attention each of them explaining a theory or methodology to obtain real estale produels that could fit more to the needs of the investors. During the process it became clear that the first area of attention is already generally known as a way to obtain a more tailor made real estale product, which made it less attractive to examine in more detail. Consequently. the focus had been laid on the two other areas of attention, which also showed more interesting characteristics with respect to the problem definition. These (C)M BS and real estale derivatives were submitted to the same analysing theoretica! approach. The accompanying objective was twofold :
A. Defining the reasons why investors could seek (real estate)derivatives ( The derivatives-drivers. B. Providing insights in the real estale characteristics that are the fundamentals of these various drivers. This process enabled us to get insights where strengtbs had to be found in our search for more tailor made real estale produels. Furthermore, these results, combined with the essence of the problem definition, were the central point of discussion in the delineation process. (Also necessary to define which product or method will be stuclied in more detail with respect to the problem definition and in order to obtain a suitable 'answer' to the problem definition.) Subsequently. the existing products, belonging to these two areasof attention, we re examined from their practical approach. By doing so, they were submitted to their theoretica! approach by which the accompanying objective was twofold: A. Obtain insights whether these produels succeed in the reason why they are founded; B. Secondly, if their methods can be used in harmony with the problem definition of this research assignment. The aspects that were central point of discussion in the delineation process were already mentioned shortly. Combining these with the insights obtained from this practical overview this has finally resulted in the methodology used in (Commercial) Mortgage Backed Securities as the methodology that seems to have the highest potential with respect to the problem definition and could be used as a starting point for further research. After having faced some problems, the solution was finally found in securitization basedon (historica!) data en try and rnadelling by which both returncomponentsof real estale (the income return component and capita! growth component) are used separately for this securitizatio.n process. The basic pünciple in this respect is to delermine the expected loss per trancher (or certainty (%) that a return (range) will be realised). This has finally resulted in a methodology to offer the different participations with different risk/ return profiles by stripping the cashflows of the realestale product. In order to do so, a model (based on the Monte Carlo simulation) has been developed which enables to sirnulale future fund results. In combination with the accompanying input variables of a specific marketj sector the model supplies data. which provides insights necessary to ereale this product. lt has to be noted this approach wil! shine new lights on our search to more tailor made real estale products. Furthermore it seems to have the interest from investors, which makes it an interesting product/ methodology with respect to nuther research. The expected loss results from the probability of default and severity of loss (or loss given default).
1
31
).A. van Laaturn en F.G.) .H van Rosmalen
Een ontwerpondersteunend model
0
W'I V41~Qiii~~ ~wn ,, 11111 1'
fl'•·r --~~- ~
~ t·•~lir ~ ~~~1 1 • n
voor stations op basis van life cycle costing Het inzichtelijk maken van de onderhoudskosten van stations Afstudeerrichting
Construction Management & Urban Developmen t Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. W.F. Schaefer Prof. dr. ir. B de Vries Ir. G.C Visser liJ
ur c:: c..
11) 11)
...
a-
c:: ::I c.. ~
ïi1'
n
c
Figuur 1 Principe llfe cycle costing
Datum afstuderen
29juni2004 Samenvatting
Tijdens het onderzoek is een ontwerpondersteunend model ontwikkeld waarmee de life cyde kosten van stations inzichtelijk gemaakt kunnen worden. Momenteel worden ontwerpbeslissingen, in financiële zin, vaak enkel gemaakt op basis van de investeringskosten. In een life cycle kosten benadering worden ook de kosten die optreden na de realisatie van een station meegenomen. Op lange termijn kan dit kostenvoordelen opleveren. De nadruk is gelegd op het inzichtelijk maken van de onderhoudskosten van stations. Deze kostencomponent kan door ontwerpende partijen in de ontwerpfase namelijk moeilijk expliciet gemaakt worden. Trefwoorden
32
On twerponders leunend model Life cycle cosring Stations Onderhoudskosten Ontwerpproces
Inleiding
Stations zijn een belangrijke schakel in het openbaar vervoernetwerk van Nederland. De functionaliteit van stations heeft grote invloed op de totale werking van het openbaar vervoernetwerk. Om die reden zijn stations ook belangrijk in de beeldvorming van de reiziger. De prominente plaats van stations binnen het openbaar vervoer leidt tot zeer diverse ontwerpconcepten, er is veel architectonische vrijheid. Binnen de conceptuele keuzes is het belangrijk om vanuit kostenperspectief een bewustwording te ontwikkelen voor het zo optimaal mogelijk ontwikkelen en beheren van stations. Binnen de levenscycLus van een station zijn drie kostencomponenten te onderscheiden, te weten de investerings-, exploitatieen sloopkosten. Tezamen vormen zij de life cycle kosten. In het ontwerp worden een groot deel van de life cycle kosten wo rden vastgelegd. Dit impliceert dat er in de ontwerpfase een groot potentieel tot kostenbesparing aanwezig is. Het is daarom belangrijk in de ontwerpfase voldoende aandacht te geven aan de financiële gevolgen van ontwerpbeslissingen. Momenteel zijn er onvoldoende mogelijkheden om de financiële gevolgen van een ontwerpbeslissing expliciet te maken, waardoor e.r veelal uitgegaan wordt van de investeringskosten. Doel
Het doel van het onderzoek is het ondersteunen van ontwerpbeslissingen van stations op basis van een life cycle kostenber.ekening. Binnen de life cycle kostenberekening zal de nadruk liggen op het inzichtelijk maken van de onderhoudskosten van stations. Inhoudelijke oriëntatie
In de onderzoeksfase zijn de kernbegrippen van het onderzoek, te weten Jife cycle cos ting en station s, geanalyseerd. De methodiek van life cycle costing (figuur 1) is met name vanuit de literatuur beschouwd terwijl voor de analyse van stations gebruik gemaakt is van kennisontwikkeling door middel van interviews. Het samenbrengen van de kernbegrippen van het onderzoek
Weergave kostensoorten per element
, ,,",,.., ~=~
l· l•:·r ··~ ~
'fr.\ ~ 1 ' .. ;: ~
rr t.'(fUl'nlit•
l"ri;.o ,,.... ..... .t._i c.."~ okli\ itt.'ia..o,l
lo.ti"tot... l
u..,,.....,WM'
PreH"nlWorth
Figuur
2
Stappenplan Invoer
Figuur 4 Uitvoer
-......·
_,.
!»
-
ur
rw
c
r~iliiil l &..lo;tJ
0. tD tD tT
... c
::I
0.
!!. OJ' <"">
c
;;;' ;:::;:
H.... ct.~ol,.l!ow:M~roJ.., ,6...J1
, .. 1:9>o ...J• u.. lllf".,'jr'i<~ ! l:lo" h 'l'n
~\' "• " ~·~
o-
lml jm 'l
""'
0
c
.... 1 ~'~
:";!
c"' :::J 0..
(!)
Figuur 3 Invoerschema
heeft geleid tot een kader waarbinnen het model ontworpen is. Het kader bestaat uit stationselementen, onderhoudsactiviteiten en invloedsfactoren. De invloedsfactoren zijn de variabelen die een station of een gedeelte daarvan uniek maken en daardoor de hoogte van de onderhoudskosten kunnen beïnvloeden. Enkele belangrijke invloedsfactoren zijn materialisering, detaillering, bereikbaarheid en gebruiksintensiteit. Ontwerp
Het ondersteunen van ontwerpbeslissi ngen wordt vormgegeven door de life cycle kosten modelmatig te benaderen. De invoer bestaat uit 2 kostensoorten, investerings- en onderhoudskosten (figuur 2). De investeringskosten worden als invoer voor het model gezien terwijl de onderhoudskosten gespecificeerd wor· den op elementniveau. Er wordt een onderverdeling gemaakt in 3 soorten onderhoud, namelijk dagelijks onderhoud (freq.< rjaar), meerjaren onderhoud (freq.> r jaar) en storingsonderhoud. Voor deze kostensoorten worden algemene en specifieke kenmerken bepaald (figuur 2). De invoedsfactoren, een specifiek kenmerk van een element, worden geëxpliceerd in een beïnvloeding van frequentie, activiteit, levensduur en tijdsbesteding (tijdsafhankelijke factor). Het specificeren van de invoer leidt tot een invoerschema (figuur 3). Deze invoer wordt met behulp van de LCC theorie vertaald naar een getal dat vergelijkingen mogelijk maakt. De uitvoer kan diverse verschijningsvormen. hebben . .Er kan vergeleken worden op verschillende niveaus, elementniveau en stationsniveau. Een voorbee.ld van een uitvoer op stationsniveau is in figuur 4 weergegeven. Een model is een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. Dit impliceert dat er verschillen kunnen optreden tussen de uitkomsten van het model en de werkelijkheid. Deze verschillen kunnen voortkomen uit de afbakening in dit onderzoek en uit onnauwkeurigheden in de invoer ten gevolge van een lange tijdshorizon. Daarnaast is een beschouwing gemaakt van de waarde van het model in hettotale besluitvormingsproces.
33 Conclusies
Het onderscheidende vermogen van het ontwikkelde model komt direct voort uit de vraagstelling van de opdrachtgever, namelijk het reeds in de ontwerpfase kostentechnische uitspraken doen over ontwerpvarianten. Dit heeft geleid tot een modelontwerp, dat het mogelijk maakt varianten te vergelijken binnen een vastgesteld kader. De structuur van het model is zodanig opgezet dat het mogelijk is te onderkennen waardoor kostenverschillen tussen varianten ontstaan. Uit een case studie is duidelijk geworden dat het invoeren van het model in sommige gevallen lastig is. Dit heeft te maken met het voorspellende karakter van het model en de beperkte beschikbaarheid van gegevens met betrekking tot de onderhoudskosten van stations. Het invullen van het model moet echter ook gezien worden als een vorm van kennisontwikkeling. Deze kennisontwikkeling kan versterkt worden door de invoer van het model voor te leggen aan de opdrachtgever.Hierdoor kan de ontwerpende partij twee doelen simultaan bereiken. Ten eerste: commitment krijgen over de invoer. Ten tweede: kennis met betrekking met onderhoudskosten binnen de organisatie brengen. Het model moet dan ook gezien worden als een communicatiemiddel. Door een continue verbetering van de invoer kan het model zich ontwikkelen tot een adviesinstrument dat van grote waarde kan zijn in de ontwerpfase.
P.L.J. Latta
Verhulde onthulling van de 'tegencultuur' (ver)Nieuwbouw popcentrum Doornroosje te Nijmenegen Afstudeerrichting
Architectuur Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. G.A.C. Van Zeijl Dr. ir. H.j. Martin Ir. M.H.P.M. Wiilems Datum afstuderen 29juni2004 Ql
iil' ..... c:
c.
..
tD tD CT
c: ::s
Samenvatting
Het ontwerpen van de (ver) nieuwbouw van popcentrum Doornroosje te Nijmegen op de schouwburglocatie aan de hand van het Programma Van Eisen.
c.
!!!.. ö1'
n
c .... (1)
;:::;:
o0
Het project gaat over: de nevenschikking van de jongerencultuur met de burgerlijke cultuur van het theater aan het Keizer Karelplein, de omgang met een "jonge monument" (de stadsschouwburg) en het ontwikkelen van een eigen visie op poppodium-architectuur.
c
::!
7'
c
:::J
0.. (1)
In de zakelijke benadering van de opgave, heeft geen enkel conceptueel probleem de nadruk gekregen, binnen dit proces zijn ook de geluidvraagstukken (zaalakoestiek en geluidisolatie) betrokken. Trefwoorden
34
Brutalisme Poppodium-architectuur Geluidisolatie (ver) Nieuwbouw Ontwerpend onderzoeken
Doornroosje is hét poppodium van Nijmegen. In popcentra worden op kleine schaal verschillende functies gecombineerd, wat een direct gevolg is van de achtergrond van deze instellingen. Ontstaan begin jaren '70 met enthousiastelingen in jongerencentra en kraakpanden, die vernieuwende pop én eigen ont· plooiing voorstaan. Dit resulteert in een scala aan activiteiten. Popmuziek had ooit sterke bindingen met het begrip "tegencultuur". Maar is inmiddels ingebed geraakt in de officiële cultuur. Het belang en de consistentie van deze popcultuur is langzaam maar zeker doorgedrongen tot bestuurders. De laatste jaren is Doornroosje bezig zich te ontwikkelen tot een professioneel. breed toegankelijk poppodium, mede door de emanciperende popscene. De bestaande huisvesting, een oud schoolgebouw, voldoet niet meer aan de huidige eisen qua uitstraling, regelgeving en ambitie. Dit afstudeerproject omvat het ontwerpen van een nieuw gebouw voor poppodium Doornroosje op de schouwburglocatie aan de hand van het concept Programma Van Eisen van 8 februari 2002. Het project gaat over de nevenschikking van de jongerenculh1Ur met de burgerlijke cultuur van het theater. De aan het Keizer Karelplein staande stadsschouwburg, ontworpen door architectenbureau Holt en Bijvoet, bezit een uitgesproken architectuur (brutalisme). De omgang met dit "jonge monument" is dan ook één van de hoofdpunten van dit afstudeerpr.oject. Hier.bij gaat het om het scheppen van een synthese tussen oud en nieuw in een samenhangende ruimtelijke kwaliteit. Confrontatie, doordringing en scheiding staan hierin centraal. Het verzoenen van tegenstellingen, zoals scheiden/verbinden en open/gesloten is een terugkerend thema. De omgang met dit "jonge monument" wringt met de op praktische functionaliteit en representativiteit gerichte eisen van Doornroosje. Vooral het beschikbare grondoppervlak bleek een
Afbeelding 1 Dl
vr c
c.. 11)
11) ...,
CT
c
:::1
c.. ~
ä1'
n
c ,....
;:;:
35 beperking. Doordat de bestaande stadsschouwburg gedeeltelijk wordt overgenomen en zelfs plaatselijk wijkt voor de nieuwe poptempeL omvat het project niet alleen de nieuwbouw van Doornroosje maar omvat het ook een verbouwing van de stadsschouwburg, waardoor het project gerust vernieuwbouw genoemd mag worden. Hoewel poppodium-architectuur een relatief nieuw en typisch Nederlands fenomeen is, heeft het betrekking op de klassieke combinatie van komedie en tragedie. Desondanks mag van een nieuw poppodium verwacht worden dat het uitdrukking geeft aan een visie op de eigentijdse cultuur en correspondeert met de aspiraties van de eigentijdse kunst: het verlangen steeds nieuwe harmonieën, nieuwe dynamische evenwichten te ontdekken en het steeds opnieuw willen ontdekken van oude harmonieën. Van beide gebouwen afzonderlijk en van het samenstel van beiden mag worden verwacht dat ze deze intenties een gestalte geven binnen de bestaande stedelijke context: door hun gedrag ten opzichte van elkaar en andere stedelijke componenten de plaats en de rol zichtbaar maken welke cultuur in de stedelijke samenleving vervult of behoort te vervullen. In navolging van de zakelijke benadering van Holt, heeft binnen de opgave geen enkel conceptueel probleem de nadruk gekregen. Functies, vormen en eisen zijn in afzonderlijke delen ontrafeld en op elkaar en in de meer omvattende maatschappelijke en stedelijke context betrokken. Het ontwerp is het resultaat van een uitgebreide literatuurstudie en een ontwerpproces dat het best omschreven kan worden als "ontwerpend onderzoeken" wat verlopen is volgens een "kerstboomstructuur". Binnen de het kader van randvoorwaarden zijn steeds nieuwe en concretere gegevens ingezet, zodat via verbreding en toespitsing naar het eindresultaat is toegewerkt. Binnen dit proces zijn de geluidvraagstukken (zaalakoestiek en geluidisolatie) betrokken.
Voor de schouwburg is het gezicht aan de stadszijde gehandhaafd, terwijl Doornroosje een eigen gezicht heeft gekregen aan de Van Schaeek MatbonsingeL Het vooraanzicht wordt door beiden bepaald. De bestaande foyer is het eigenlijke beginpunt van 3 in hoogte oplopende translucente volumen. Deze maken een draaiende beweging in de richting van de bestaande toneeltoren. Ondanks de invoeging, wordt het geen versmelting en blijft er een scheiding, confrontatie en onderlinge zichtbaarheid staan hierin centraal. De (ver) nieuwbouw legt de geschiedenis van de stadsschouwburg bloot en deze wordt gekoppeld aan het rijke popverleden van Doornroosje. Hierdoor is een dynamisch gebouw ontstaan welke moet leiden tot een levend cultureel centrum voor een breed scala aan cultuurliefhebbers. Bestaande doorzichten worden gerespecteerd en waar mogelijk versterkt. Het ontwerp omvat naast de zalen, een dagcafé, foyer en alle benodigde ondersteunende ruimten. De toegang tot het poppodium verloopt via het in de kelder gesitueerde entreegebied, waar het ruwe karakter van Doornroosje naar voren komt. Op de begane grond overheerst de gezochte openheid. De zaalvormen zijn bepaald aan de hand van zaaltechnische en situatie- overwegingen. De kleine zaal (±400 personen), welke in de bestaande foyer is ingedrongen en de grote zaal (±rroo personen) zijn in samenhang bruikbaar. De kantoorvleugel is een verbindend element binnen de organisatie, maar vormt tevens de scheiding met de schouwburg. De gevels van Doornroosje voegen zich overdag, wanneer er geen voorstellingen zijn, op een ingetogen, subtiele wijze in de harde omgeving. Echter wanneer er voorstellingen zijn komt het gebouw tot leven, de levende schemerfaçade onderscheidt zich van de 's avonds "dode" omgeving. Bezoekersstromen worden zichtbaar, het dynamische karakter van het publiek wordt een baken in zijn omgeving, waarbij aan het begrip flaneren een nieuwe uitdrukking wordt gegeven.
Ing. T.H. Linmans
Racing Landscape Een vernieuwende kijk op (motor-) showroom architectuur en het ongedefinieerde landschap aan de snelweg. Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Ir. A.I-1.). Bosman Ir. M. Vermeuten Ir. A.D.C. Pronk Datum afstuderen 29junizoo4 111
ur
c:
c..
ID ID
..,
CT
c: :::1
c.. ~
iiJ' n
c .... ro
;:::;: 0"
0
c
::E
7'
c
:::1
0..
ro
Samenvatting De gebieden grenzend aan de Nederlandse snelwegen worden klakkeloos volgebouwd met anonieme architectuur. Clusters van functies die verdreven zijn uit de stedelijke organisatie. Het landschap en de verdwaalde dozen gaan op geen enkel vlak een relatie met elkaar aan. Racing Landscape moet aantonen dat het mogelijk is om op deze plaatsen een verbond aan te gaan tussen locatie, functie en architectuur. Als studie is gekozen voor een clustering van verkoop alias presentatie paviljoens voor motoren. De motor heeft in vele opzichten een gelijkenis met architectuur; beide worden op zowel functie als uiterlijk afgerekend. Toch worden motoren in veel gevallen gepresenteerd in gebouwen die niets te maken hebben met architectuur. Dit kan ook op een andere manier: Racing Landscape. Trefwoorden Landschap (zeven) Paviljoens Snelwegarchitectuur Beweging vs. Stilstand Complex vs. Eenvoudig
Waar is het mogelijk om je eigen motor eens op een legale manier te voluit te testen. Of misschien niet eens je eigen motor maar de motor waar je altijd van hebt gedroomd. Wat is nu eigenlijk de topsnelheid, hoe plat en hoe snel kan je nu echt door een bocht? Waar kun je de coureur in je tot uiting laten komen. En dat zonder jezelf een jaar van te voren aan te moeten melden bij een circuit test dag. Tot op heden was dit nergens mogelijk, maar nu is er Racing Landscape. Een landschap puur voor motorrijders. Het biedt alles wat de motorrijder zich kan wensen. Een circuit waar de motor getest kan wmden zo_nder boetes te krijgen en waar andere weggebruikers niet gehinderd worden door de motorrijder en de motorrijder wordt gehinderd door andere weggebruikers. Paviljoens met de zes motormerken die bekend zijn uit de belangrijkste klasse in de motorsport; de MotoGP. In deze paviljoens zijn de nieuwste modellen te bewonderen van het desbetreffende motormerk, maar ook modellen uit het verleden en misschien zelfs (studie) modellen die zich richten op de toekomst. Daarnaast is er ruimte voor bij· behorende kleding en accessoires en er kan natuurlijk een kopje koffie gedronken. worden terwijl er wordt gekeken naar de activi· teilen op het circuit van Racing Landscape. Tevens beschikken alle paviljoens over hun eigen 'pitstop', een garage f werkplaats voor het onderhoud en reparatie van de motoren. leder paviljoen is bereikbaar vanaf het circuit, dus het is mogelijk om het ene paviljoen te bezoeken daarna een paar rondjes te racen over het circuit en dan het volgende paviljoen te bezoeken. Naast de zes merken paviljoens is er ook één centraal paviljoen. Dit paviljoen is het begin en eindpunt van de route door Racing Landscape. Dit paviljoen maakt het mogelijk voor de bezoeker om zich een gehele dag te kunnen vermaken op Racing Landscape. Er bevindt zich een benzinepomp, een restaurant en een grote tri· bune van waaruit Racing Landscape kan worden overzien. De locatie is gelegen aan de snelweg, de Az, ter hoogte van de afslag Best-West. I-let landschap is een reactie op de bestaande snelweg architectuur en de huidige manier waarop motoren
Afbeelding 1 Titel
Afbeelding 2 Paviljoens Dl
ur c
Q.
tD tD
..,
CT
c :::s
Q.
!!. OJ'
n
c
s,.,,...,..,.,."..,o
"-...o..._.:. , _ .c:;a
,....Q..--=---
......._t.
Afbeelding 3 Paviljoens
Afbeelding 4 Legenda
worden verkocht. De opdracht voor het afstudeerproject bevat daardoor meerdere lagen. De uitkomst van dit project en bijbehorende onderzoek moet aantonen dat het mogelijk is om de zones aan de snelweg, die nergens toe behoren, niet in te vullen met onsamenhangende gebouwen in de vorm van reclameborden. Tevens wilde ik op een vernieuwende manier de showroom architectuur bekijken. Een van de eerste gestelde uitgangspunten was dat de paviljoens er niet uit moesten komen zien als de huidige glazen dozen waarin ve1voersmiddelen worden gepresenteerd.
gebruiken steken ze perfect af tegen de kleuren en materialen die gebruikt worden bij motoren. De detaillering van de paviljoens vindt plaats op een grote schaal en op het oog eenvoudig. Dit in tegenstelling tot de fijn gedetailleerde motoren. Hier is dus ook gekozen voor een duidelijke tegenstelling, die moet voorkomen dat het ene object wordt opgenomen het object op de achtergrond.
In de plaats van te kiezen voor een standaard wegenpatroon als verbindende infrastructuur is gekozen voor een circuit. Het circuit is de gemene deler van Racing Landscape, het is de verbindingsas tussen de zeven paviljoens. Op deze manier is voorkomen dat het circuit en de paviljoens als losse elementen in het landschap liggen. Door beide onderdeel te laten zijn van een route vormen ze een geheel. De vormgeving van de paviljoens is afgeleid van met moment op het circuit. Een circuit bestaat uit een reeks aan elkaar geregen elementen, ieder element zorgt door zijn ligging en vorm voor een bepaald moment. Deze momenten bieden op hun buurt weer aanknopingspunten voor het vormgeven van de ruimte eromheen. Ieder paviljoen heeft dus een sterke binding met zijn locatie. De paviljoens worden niet alleen herkend door hun verschijning maar tevens door de beweging die gemaakt wordt op het circuit ter plaatse van het paviljoen. De architectuur van de paviljoens is sterk door zijn eenvoud. Heldere vormen met een strak lijnen spel. De eenvoud staat tegenover de complexiteit van de bewegingen op en rondom het circuit. De tegenstelling moet ervoor zorgen dat ze elkaar versterken. Deze tegenstelling is tevens doorgetrokken in het materiaal gebruik. De gebruikte materialen zijn overwegend hard, basic en zwaar. Beton, glas en staal. Door deze materialen in hun natuurlijke kleuren te
Racing Landscape laat zien dat het mogelijk is om termen als complex, eenvoud, beweging en stilstand te combineren in één landschap. De complexiteit van de bewegingen van de motoren op het circuit wordt versterkt tegen een achtergrond van het spel van lijnen en heldere vormen van de paviljoens. In de plaats van deze termen te beschouwen als losse termen is het ook mogelijk om elementen van de een te combineren met elementen van een ander om zo tot een originele en vernieuwende oplossing te komen voor knooppunten in het huidige landschap.
-m
37
Ing.
J.
Mulder
Binnenstedelijke herstructurering 'Een complexe sturingsopgave' Afstudeerrichting Construction Managementand Urban Deveiopment Afstudeercommissie Prof. ir. G.j. Maas Ir. A.L.M. van Eekelen MBA Mr. ing. E.P. Mol Datum afstuderen 29juni2004 Samenvatting Het afstudeeronderzoek dat is uitgevoerd betreft een onderzoek naar het totsta.ndkomingsproces van binnenstedelijke herstructurering. In het afstudeeronderzoek is ten doel gesteld om toekomstige of nog onervaren procesmanagers te voorzien van een hulpmiddel. Dit voor het coördineren en aansturen van het totstandkomingsproces tot aan het definitief ontwerp op gebouwniveau. Het hulpmiddel dat hiervoor is ontwikkeld is een procesmodel. Trefwoorden Binnenstedelijk Herstructurering Plangebied Procesmanagement Multipraces
Inleiding Vanuit verschillende achterliggende motieven vinden erop dit moment in binnensteden volop ingrepen plaats waarbij de bestaande fysieke structuur wordt aangepast. De aanpassingen kunnen betrekking hebben op aanpassing van winkels, woningen, kantoren, openbare ruimte, infrastructuur en voorzieningen. Deze aanpassingen of anders gezegd herstructureringsingrepen kenmerken zich door een grote mate van complexiteit. De complexiteit wordt onder andere veroorzaakt door de grote hoeveelheid aan betrokken partijen met verschillende probleemen doelpercepties en een veelheid aan betrokken disciplines. Deze verschmende probleem- en doelpercepties en de veelheid aan betrokken disciplines zoals stedebouw, architectuur, wet- en regelgeving, financiën, procesbegeleiding moeten binnen het planvorrningsproces allemaal worden bijeengebracht om de uiteindelijke realisatie mogelijk te maken.
Aanleiding en doel De hierboven genoemde complexiteit van binnenstedelijke herstructureringsingrepen en de door middel van een exploratieve literatuurstudie geconstateerde onduidelijkheid over de wijze waarop dit soort planvormingsprocessen (behoren te) verlopen zijn de aanleidingen geweest voor het onderzoek. De primaire doelgroep van het onderzoek zijn toekomstige of nog onervaren procesmanagers. Een procesmanager is daarbij een persoon die verantwoordelijk is voor de aansturing/coördinatie van het totale totstandkomingsproces. Door middel van het verwezenlijken van de volgende doelstelling heb ik toekomstige of nog onervaren procesmanagers willen voorzien van een hulpmiddel voor aansturing/coördinatie van het totstandkomingsproces: 'het opstellen van een procesmodel met bijbehorende procesomschrijving voor de totstandkoming van binnenstedelijke herstructurering.' Het onderzoek omvatte daarbij niet het totale totstandkomingsproces. Het heeft zich beperkt tot het in kaart brengen van het totstandkomingsproces tot aan het definitief ontwerp op gebouwniveau.
o0
c
::E
"
c
:::J
a_
ro
39 Onderzoek Het onderzoek heeft enerzijds bestaan uit literatuurstudie, waarbij verschillende van belang zijnde thema's zijn uitgediept. Bijvoorbeeld de context waarin binnenstedelijke herstructureringsingrepen dienen plaats te vinden en de managementmethoden die kunnen worden aangewend voor het totstandbrengen van bouwprojecten. Anderzijds heeft het onderzoek bestaan uit praktijkonderzoek. Zo zijn praktijkdeskundigen op het gebied van binnenstedelijke herstructurering geïnterviewd en heeft er een casestudie plaatsgevonden. Middels de casestudie is op basis van projectdocumenten een analyse gemaakt van het totstandkomingsproces in de praktijk. Het combineren van de ingewonnen informatie uit de literatuur en praktijk hebben uiteindelijk geleid tot het opgestelde procesmodeL Resultaat Het onderzoek heeft geresulteerd in een opgesteld proces model. Het procesmodel geeft een geschematiseerde weergave van de ontwikkelingsgang en maakt tevens relaties tussen belangrijke onderdelen van het totstandkomingsproces inzichtelijk. In het procesmodel wordt het totstandkomingsproces als een multipraces weergegeven. Hierbij is onderscheid gemaakt naar verschillende deelprocessen die elk een bijdrage leveren aan de totstandkoming en ten behoeve van de uiteindelijk realisatie moeten worden doorlopen. Er is onderscheid gemaakt naar: Multiprocescoördinatiefstuurgroep; in dit deelproces worden vanuit een overkoepelend organisatieniveau de hoofdbeslissingen genomen, de visie en ontwikkelingsstrategie bepaald en het totale totstandkomingsproces aangestuurd; Plan- en locatieontwikkeling; in dit deelproces wordt het stedebouwkundig plan en de locatie ontwikkeld; Beheer en exploitatie; in dit deelproces worden de beheer- en exploitatietaken vormgegeven en word(t)en beheerorganisatie(s) ingericht; Politiek en maatschappelijk; in dit deelproces wordt de interactie met de lokale politiek en belanghebbenden vormgegeven;
Financieel; in dit deelproces vinden financiële analyses plaats van de herontwikkeling van het plangebied; Regulering; in dit deelproces wordt het planologische kader verkregen ten behoeve van de realisatie. Waarde resultaat Door de complexiteit van binnenstedelijke herstructureringsingrepen is het niet eenvoudig om als procesmanager het overzicht te bewaren en tot (efficiënte) aansturing van het totstandkomingsproces te komen. Wanneer dan gekeken wordt naar het uitgevoerde onderzoek en het daaruit voortkomende procesmodel dan is de belangrijkste waarde van het procesmodel dat het een overzicht biedt op het totstandkomingsproces en duidelijk maakt wat waarin het proces moet worden besloten of uitgevoerd. Door het procesmodel als hulpmiddel te gebruiken worden minder snel essentiële zaken over het hoofd gezien. Het procesmodel moet echter niet als een 'kookrecept' worden gezien dat exact moet worden opgevolgd. Elke binnenstedelijke herstructurering is namelijk uniek en heeft zijn eigen specifieke eigenschappen. Aanpassingen van de procesgang op deze specifieke eigenschappen zijn dan ook noodzakelijk.
Ing. E.J. Pel
Criticalloads fortall building structures Afstudeerrichting
ConstructiefOntwerpen Afstudeercommissie
Dr. ir. j.C.D. Hoenderkamp Prof. ir. H.H. Snijder Dr. ir. M.C.M. Bakker Datum afstuderen 25
mei
2004
Samenvatting
c
A simplified model will be introduced for the calculation of the elastic criticalload of structures providing the stability of tall buildings in the preliminary stages of design, which combines the major individual critica) loads into one formula to obtain the elastic criticalload of a tall building structure.
!!.
Trefwoorden
@'
Stick-spring model Modes of deformation Lateral stiffnesses Elastic criticalload Second order effects
Dl
-ur c
0... 11) 11)
.... er ::I 0...
n
c
;:::;
....ro
(a)
(b)
(a)
(c)
Figuur 1 a, b Structures to lnvestlgate
(b)
Figuur 3 a, b Modes of deformatlon of a braeed frame. I»
ür c
0..
tD tD C'
..,
c
::I 0..
~
ëJ'
n
c
i; ;::+
(a)
(b)
l,
-o
I~= oo
Ac·l~-oo
A. =I,
El
•J(I.) (a)
EAc ' -f(A,)
G~ -J(l,)
GA, -J(I,)
(b)
D
D
=oo
0'" 0
c
,...
::!
c
::l
0..
ro
Rguur
2
a, b, c Laadcases sway structures.
Introduetion Tall buildings are usually subjeeled to horizontal wind loading and vertical gravity loading. The horizontal wind loading causes first-order deflections. These deflections cause eccentricities of the verticalloads, which cause additional bending moments and additional deflections. These additional deformations and additional bending moments are called second-order effects. Building space is scarce and the· refore buildings become taller and slender and are more vulnerable to horizontal windloading and second order effects. 1t is possible to estimate these second order effects in the preliminary stages of the design by defining the elastic cdticalload of and the verticalload on the structure. Objective
Obtain simplified equations for estimating theelastic critica! load of lateralload resisting braeed and rigid frames in the preliminary stages of design of tall buildings, which combine the major modes ofbehavior. Model The stick-spring model will be used to obtain this simplified equation the elastic criticalload. Struetures to investigate The following one-bay sway structures will be investigated: Braeed frames (see fig. ra). • Rigid frames (see fig. rb). Loadeases to investigate The sway-structures are subjeeled to three different loadcases: Vertical top loads (see fig. za). • Uniformly distributed verticalloads (see fig. zb). • load combinations (see fig. ze). For tall buildings only the uniformly distributed verticalloads are interesting.
Rguur 4 a, b, c, d Modes of deformatlon of a rlgld frame
Braeed frames The buckling behaviour of a braeed frame can be divided into 2 modes of deformation: • Global bending : axial deformation in the columns (see fig. 3a). • Racking shear : axial strains in the diagonals (see fig. 3b). Each mode of deformation is related to an individual critica! load and a buckling shape. The overall criticalload of a braeed can be obtained by combining all individual critica.! loads
T.J. Reitsema
HHN Low Cost Carrier Terminal Afstudeerrichting
Architectuur Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. D. van Dansik Prof. ir. F. van Herwijnen Ir. H. van den Ancker Datum afstuderen
29juni2004 Samenvatting
-
Cl
ur c:
c..
.. tD tD
Afbeelding 1lnterleur
'Een ontwerp van een passagiersterminal voor Frankfurt-Hahn Airport' uitgaande van: de invloeden van de Low Cos! Carrier, de situatie, het masterplan en de zoektocht naar de architectonische mogelijkheden binnen dit kader.
tr
c:
:::1
c.. ~
er
n
c
Door land- en luchtzijde over elkaar heen te schuiven is een nieuw terminalconcept ontstaan, waarbij rekening is gehouden met de kwaliteit van het landschap. De terminal, opgebouwd uit compacte modules, sluit precies aan op de vraag van de toekomst. Het gebouw geeft de passagier een nieuwe beleving van het vliegen en maakt het mogelijk dat de Low Cost Carrier efficiënt kan opereren. Trefwoorden
42
Terminal Low Cost Carrier Hoogteverschil Modulair Frankfurt-Hahn Inleiding
Modulair
De opkomst van de Low Cost Carrier (LCC) heeft gezorgd voor een omslag binnen de luchtvaart. Vliegen binnen Europa is betaalbaar geworden. Snelheid en 'back to basic' blijken de kernwoorden voor dit succes. Welke gevolgen heeft dit voor een airport-terminal?
De teLminal is opgedeeld in modules. Een module bestaat uit een terminal met voorzieningen benodigd voor het afhandelen van twee type C toestellen (het type waarmee de LCC vliegt, de Boelng 737). Omdat de ontwikkelingen in de luchtvaart onzeker zijn, is ervoor gekozen om multifunctionele modules te maken. Bij het aaneenschakelen van twee modules ontstaat een grotere opstel plaats, groot genoeg voor de grootste type vliegtuigen (type EJF Boeing 747-400, Airbus 38oXL). Het aantal passagier_s per piekuur bij twee type C toestellen is 857. Het aantal passagiers bij I type E toestel is 838. Dit is nagenoeg gelijk. Hierdoor sluit het aanbod nagenoeg aan op de vraag en heeft de module nauwelijks overcapaciteit. Door deze oplossing en door het ontbreken van lange looplijnen en een omslachtig bagagesysteem wordt de oppervlakte in de terminal beper.kt tot 9m_ per passagier. Ter vergelijking: Schiphol 30m_ per pax, Kuala Lumpur 6om_ per pax.
LCC
De grootste kostenbesparing van de LCC zit hem in de tijd. In de lucht wordt geld verdiend, op de grond worden kosten gemaakt. Voor een vlucht van een uur staat een toestel en zijn bemanning één tot twee uur aan de grond. Door de omdraaitijd te verkorten naar 15-20 minuten kan een toestel en zijn bemanning meerdere malen per dag worden ingezet. Case
Frankfurt-Hahn Airport (HHN) ligt ongeveer wokm ten westen van Frankfurt. Het heeft een catchment area van ongeveer 13 miljoen passagiers. De LCC Ryanair wil van Frankfurt-Hahn de grootste LCC-airport maken van het Europese vasteland.
Route
De airport is gebouwd op een heuvelrug in de Hünsruck. De waterscheiding tussen de Moezel en de Rijn. De luchtzijde (landingsbaan, taxibanen, platform) ligt meer dan 40 meter hoger dan de landzijde (snelweg, spoorlijn). Aangezien een vliegtuig een beperkte helling kan overbruggen (+J-r%), wordt in het bestaande masterplan gedacht het platform en het gebied voor de terminal op te hogen om beide op elkaar aan te laten sluiten.
Het gebouw volgt het natuurlijke proces van het \'liegen. Bij vertrek stijgen de passagiers op in het gebouw. Bij aankomst dalen de passagiers in het gebouw. De indeling van het gebouw volgt de processen, die een passagier moet doorlopen voor het vliegen. Op de begane grond en op de eerste verdieping bevinden zich parkeerplaatsen en 'kiss & ride'. Op de tweede verdieping bevinden z.ich alle functies die betrekking hebben op het proces. Op de derde verdieping bevinden zich alle commerciële activiteiten en de gates. Op de vierde verdieping kunnen de passagiers over het platform naar de toestellen wandelen.
Concept
Platform
De lawine zand benodigd om dit hoogteverschil weg te werken, heeft een enorme impact op het landschap en het dorp Lautzenhausen. De oplossing om land- en luchtzijde over elkaar heen te schuiven biedt een nieuw terminalco.ncept. Bovendien geeft dit de mogelijkheid het dorp en het landschap onaangetast te laten.
De passagier mag over het platform via een trap het toestel betreden. De passagier kan zodoende de schaal van het vliegtuig beleven, het geluid van de motoren horen en de geur van de kerosine opsnuiven. De passagier. krijgt in plaats van een abstracte passagiersbrug een volledige beleving van het vliegen.
Masterplan
Afbeelding 2
2
Modules
Afbeelding 4 3e verdieping commercial area
Afbeelding 3 Doorsnede
Afbeelding 5 Landschap eindfase met 8 modules
Ook kunnen beiden ingangen van het vliegtuig worden gebruikt. Er gaat geen tijd verloren voor het aansluiten van de brug. Mede hierdoor kan een omdraaitijd van 15 minuten worden gerealiseerd.
Airport De airport krijgt een compacte representatieve luchthaven. Een modulair gebouw da.t precies aansluit op de vraag van de toekomst. Passagier De passagier krijgt een comfortabele terminal met korte afstanden, korte wachttijden en een nieuwe beleving van het vliegen. Omgeving Door land- en luchtzijde over elkaar heen te schuiven ontstaat een nieuw terminalconcept, waarbij rekening is gehouden met de kwaliteit van het landschap. Vliegtuigen op de plint vormen het visitekaartje voor de airport en zijn omgeving.
Lichtpatio's In de zones tussen de opstelplaatsen (waar normaal de passagiersbrug staat) zijn incisies gemaakt. In deze 'lichtpatio's' bevinden zich alle stijgpunten in het gebouw. De oriëntatie wordt daardoor helder. De passagier loopt naar het licht toe. Constructie Het gewicht van een vliegtuig is niet gelijkmatig over zijn lengte verdeeld. Het grootste deel van het gewicht wordt ter plekke van de vleugel, dit is het zwaartepunt, afgedragen. Dit is ongeveer 95% van het gewicht. Het neuswiel dat het toestel in evenwicht moet houden, draagt maar een last van 5%. Hierdoor kan de constructie als een uitkraging worden uitgevoerd. Het lijkt alsof het gewicht van het toestel geheel op het gebouw rust, maar in werkelijkheid ligt het zwaartepunt van het toestel net achter het gebouw. Conclusie Teruggekoppeld aan de opgave: 'Ontwerp een passagiersterminal voor Frankfurt-Hahn Airport' uitgaande van: de invloeden van de LCC, de situatie, het masterplan en de zoektocht naar de architectonische mogelijkheden binnen dit kader, kan worden gesteld dat de balans tussen de verschillende aanwezige belangen is gevonden. Alr/ine De generieke structuur voor de LCC-terminal is gevonden. Uitgaande van àe locatie is een passend ontwerp gemaakt. De LCC kan op deze luchthaven efficiënt opereren.
43
R.M. Steltenpool
De Peel in beweging Het inzetten op de handelwijzen van actoren voor de realisatie van een hoogwaardige ruimtelijke ontwikkeling Afstudeerrichting
Stedebouw Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. B.E.J. de Meulder Ir. J. Janssen Ir. A.R.J. Hassink Datum afstuderen 25 mei 2004
Afbeelding 1 Huidige situatle
Samenvatting
Daar de werking van de huidige wijze van ruimtelijke planvorming discutabel is in een gebied met een hoge mate van privaat grondbezit, is onderzoek gedaan naar een nieuwe benadering. Het landelijk gebied van de Peel vormde hier de ondergrond voor. Er is uitgegaan van de handelwijzen van individuele grondeigenaren en het ruimtelijk gevolg hiervan. Onderzocht is hoe het gebied zich hoogwaardig zou kunnen ontwikkelen en hoe overheden hierop kunnen aansturen door een aantal slimme (spel)regels in acht te nemen. Trefwoorden
actoren handelwijzen hoogwaardige ruimtelijke ontwikkeling landelijk gebied de Peel Afbeelding 2 Ontwikkeling bij regulering door concentratie
44 Aanleiding
Uit een beschouwing van de ruimtelijke ontwikkeling van het landelijk gebied en de in het verleden gemaakte plannen voor dit gebied blijkt dat de ruimtelijke werkelijkheid zich lang niet altijd heeft laten sturen. Een verklaring hiervoor kan zijn dat in plannen voor grote gebieden weinig rekening wordt gehouden met autonome processen op een lager schaalniveau. Door de hoge mate van particulier grondbezit komen ruimtelijke ontwikkelingen op het platteland echter tot stand door veranderingen op kavelniveau, zo ook in de Peel.
veelal beperkt tot een verbetering van de huidige bedrijfsvoe· ring. Veel bedrijven zijn ook te groot om een heel andere bedrijfsrichting te kiezen. Voor wat betreft de invloed van derden bij het doorvoeren van vernieuwingen blijken het gezin en het ketennetwerk van de agrarische productie het belangrijkst. Het sociale netwerk speelt een minder grote rol doordat onder· nemers in de Peel sterk individualistisch zijn. Ook de overheid neemt een marginale positie in. Getracht wordt om via zonerin· gen en allerlei toelatingsregels ongewenste ontwikkelingen te voorkomen in plaats van offensief een hoogwaardige ontwikke· ling te stimuleren.
Doel en werkwijze
Onderzocht is of provincie en gemeente voor een hoogwaardige ontwikkeling van de Peel kunn en zorgdragen wanneer zij uitgaan van datgene wat in het veld gebeurt. Grondeigenaren en bezoekers zijn de actoren die hier actief zijn. Om inzicht te krij gen in hun gedragingen is hel noodzakelijk in te zoomen tot op kavelniveau. Een studiegebied van enkele vierkante kilometers is geanalyseerd volgens de notie van een beschrijvende stedebouw. Het doel was meerledig en bestond allereerst uit het doorgronden van de handelwijzen van grondeigenaren en de ruimtelijke impact daarvan. Daarnaast diende duidelijkheid te worden verkregen over wat een hoogwaardige ruimtelijke ontwikkeling inhoudt. Tot slot was het zaak aan de hand hiervan te bepalen hoe overheden actoren in het gebied hiertoe kunnen stimuleren. De handelwijzen van grondeigenaren en de invloed van derden Ondernemers in de intensieve veehouderij en glastuinbouw zijn de belangrijkste actoren in de Peel omdat zij in belangrijke mate de uitstraling van het landschap bepalen dat volledig ingericht is naar het landbouwkundig gebruik. Middels investeringen in landbouwkundig onderzoek en subsidies (zoals de WIR-premie) heeft de overheid ontwikkeling van de agrarische sector in het verleden gestimuleerd. Bij beslissingen door ondernemers blij· ken het individueel belang en die van het bedrijf een vooraanstaande rol in te nemen. Aanpassingen van het bedrijfblijven
De ruimtelijke impact van handelingen bij verschill.e nd beleid Daar de gronden in het gebied in private handen zijn zal bekend moeten zijn wat er gaat veranderen , omdat sturing van de ontwikkeling enkel mogelijk is door bierop in te spelen. In de Peel zijn momenteel de bebouwing en het grondgebruik van de agra· rîsche kavels aan verandering onderhevig. Middels casestudies is het verschil tussen verscheidene beleidskeuzes onderzocht. Gebleken is dat het beleid van een sterk regulerende overheid, die de ontwikkelingsmogelijkheden in het gebied aan banden legt, weinig gevolgen heeft voor het ruimtelijk beeld van de regio. Wanneer zij inzet op liberalisering van de agrarische sector en in zogenaamde concentratiegebieden niet negatief tegenover schaalvergroting en industrialise ring staat zal een verdeling aan gebiedstypen ontstaan, zoals te zien is in figuur I en 2, doordat concentratiegebieden qua schaal vergroten en het overige gebied zijn huidige uitstraling behoudt. Opgemerkt dient te worden dat dit toekomstbeeld aan onzekerheden is gebonden wege ns gedane aannames betreffende ontwikkelingen van de markt. Radicale veranderingen kunnen optreden wanneer ondernemers volledige vrijheid krijgen. Tal van nieuwe bedrijfs· vormen zullen dan opkomen, ook in niet-agrarische sectoren, zoals is verbeeld in figuur 3 en 4· Het landschap zal vercommercialiseren waarbij attractieve gebieden worden uitgebuit en dich· ter bebouwd worden.
L
Afbeelding 5 Afstandsregel voor bebouwlngsdusters
Afbeelding 3 Varkenshouderij huidige situatie
L Afbeelding 4 Transformatie naar autobedrijf
Afbeelding 6 Ontwikkeling bij regulering middels spelregels
Wat is een hoogwaardige ontwikkeling en hoe dit te realiseren? De hoogwaardigheid van een ontwikkeling hangt samen met de huidige karakteristieken van een gebied. Belangrijk is dat er evenwicht dient te bestaan tussen verschillende paradoxale belevingen. Betreffende eenvormigheid en diversiteit wordt dit mid· dels de volgende uitdrukking treffend toegelicht: "verscheiden· heid in de eenheid en eenheid in de verscheidenheid is de grondslag van het schone". Voor een hoogwaardige ontwikkeling van de Peel is een andere verhouding aan gebiedstypen gewenst wat bij geen van de beschreven beleidsvormen bereikt wordt. Dit is ook niet te realiseren middels verboden en dus zal de overheid actoren actief moeten stimuleren tot landschapstransformaties op kavelniveau. Dit kan door de oprichting van een provinciale ondernemingsbank die handelt in bebouwingsrechten en groen. Voor de ervaring van verschillende gebiedstypes en bijbehorende dichtheden in het gebied dient bovendien de toegankelijkheid van beekdalen en bosgebieden verbeterd te worden waarbij de realisatie van routes door het gebied belangrijk is. Een mogelijkheid om dit niet enkel op publieke gronden te kunnen realiseren is het instellen van een spelregel die inhoudt dat actoren verplicht een pad over het terrein aanleggen. welke toegankelijk is via het recht van overpad, bij toestemming tot uitbreiding van de bebouwing. Verder is het belangrijk dat het karakteristieke halfopen landbouwgebied niet geheel verdicht. De spelregel die hiervoor ingezet wordt betreft een afstandsregel voor bebouwingsclusters zoals weergegeven in figuur 5· Betreffende openheid en diversiteit kunnen ook verbeteringen worden aangebracht door toestaan van positionering van bebouwing midden op het kavel, in plaats van aan de weg en verschil in schaalgrootte. Middels een dergelijke set spelregels stimuleren overheden actoren actief tot bepaalde veranderingen. Er wordt offensief ingezet op een hoogwaardige ontwikkeling, zoals getoond is in figuur 6 en niet enkel getrachtongewenste ontwikkelingen te voorkomen via toelatingsregels. Het hiervoor benodigde inzicht in de te verwachten ontwikkelingen dient verkregen te worden door lagere overheden en maatschappelijke organisaties. Met deze informa-
tie kunnen provincie of koepelorganisaties ontwikkelingslijnen uitzetten. Dit dient op regionaal niveau te geschieden aangezien het voor een hoogwaardige ontwikkeling gewenst is rekening te houden met landschappelijke structuren. Goede samenwerking tussen verschillende overheidsorganisaties is daarom noodzakelijk. Conclusies Overheden kunnen dus zorg dragen voor een hoogwaardige ontwikkeling van de Peel. Hiervoor dienen zijvoldoende kennis te hebben van de dynamiek van het gebied. Verder dient het beleid op regionaal schaalniveau ontworpen te worden waarbij wordt aanbevolen gebruik te maken van spelregels als sturingsmiddeL zodat offensief met veranderingen omgegaan wordt. Deze methode is bovendien flexibeler dan een kaartbeeld doordat middels verschillende ontwikkelingen het gewenste resultaat bereikt kan worden. Overheden wordt dan ook aanbevolen nader onderzoek te doen naar deze wijze van ontwerpen voor gebieden waarvan de gronden in private handen zijn.
45
Ing. E.F.A. Thomas
.NL Afstudeerrichting
Architectuur Afstudeercommissie
Prof. ir. J. Westra Dplg. S.S.S. Rousseau Prof. ir. J.M.J. Coenen Datum afstuderen
29junizoo4 Samenvatting
,.-?
ro ;:;:
co c :E c "' :::J
0..
ro
Het .Nl project is een onderzoek over de nederlandse woningbouw van het verleden en het heden. Het achterhaald, onderzoekt, vergelijkt, geeft weer, confronteerd en resulteerd in een handreiking naar het wonen van de nabije toekomst. Een statement, een utopie, een reactie, een stelling, een opstelling. Een uitgewerkt ontwerp van een woongebouw dat gebaseerd is op de grootste woonwensen van de bevolking. Een woongebouw geplaatst op een markante landschappelijke plek. Met uitzicht op de vrije natuur. Met woningen die zich individueel en ten alle tijde kunnen aanpassen aan de wensen van de bewoners. Zonder grenzen en barrières in de woonplattegrond. Er wordt met behulp van minimale middelen een neutrale typologie gerealiseerd waarin men kan wonen, werken en leven met een sterke eigenheid van zowel gebruiker als object. Door vrije en los te verplaatsen interieur ruimtes , die als labiel beschouwd kunnen worden , ontstaat er een continuïteit , flexibiliteit , tijdelijkheid en kwetsbaarheid van de mens en zijn gemaakte ruimte.
Afbeelding 1
Trefwoorden
mensen leven wonen vrijheid opstelling
Afbeelblng 2
nedertand heeft een bevolkingsdichtheid die tot de hoogste ter wereld behoort. hoe gaan wij in dit land om met ruimte en leegte ? is er voor iedereen een woning ? hoe kan iedereen zich onderscheiden in onze individualistische maatschappij ? sinds de jaren zestig is de persoonlijke leefruimte alleen maar gegroeid, het comfort verbeterd en de diverse mogelijkheden tot zelfontplooiing liggen voor iedereen voor het oprapen. de wel· vaart was nog nooit zo groot als aan het begin van dit millennium , daarnaast heeft het belang van de individu een steeds grotere plaats gekregen ten opzichte van het belang van de gemeenschap. de kerk en de buurt als organiserende structuren binnen de totale stedelijke gemeenschap zijn in de loop der tijd langzaam verdwenen . tegenwoordig is hun plaats ingenomen door een consumptiemaatschappij waarin iedereen individueel zijn positie heeft. als bijkomend gevolg van de individualisering wil ieder zijn eigen gecreëerde rijkdom ofwelvaart uitdrukken in materiele zin. een gemeenschappelijk paradijs waarin iedereen samenleeft heeft het verloren van ieders wiJ voor een eigen persoonlijk paradijs. voor iedereen een huis , voor iedereen een auto , voor iedereen een mobiele internet telefoon. los van een situatie is er een onderzoek gedaan naar de principes van wonen. wat is wonen, hoe woonden we, hoe wonen we nu en wat zijn de oorzaken daarvan. als onderdeel zijn de grenzen afgetast tussen de collectieve en de individuele aspecten van het wonen. in hoevene bepalen mensen zelfhoe ze wonen. laten de individuele wensen van de verschillende mensen zich aftekenen in de huizen die ze bewonen , en heeft dus iedereen een huis precies op maat gesneden of woont iedereen eigenlijk in dezelfde woning en zijn hun persoonlijke wensen alleen te herkennen in hun interieur of tuinaanplanting. als ik de nieuwbouwwoningen op de diverse plekken aan de randen van de nederlandse steden bekijk dan lijkt op het eerste oog wellicht dat er een gevarieerd aanbod aan woningen is gerealiseerd, allerlei verschillende kleuren en materialen zorgen voor de aanblik.
Afbeelding 3
Afbeelding 5
Afbeelding 4
Afbeelding 6
de werkelijkheid is anders alle persoonlijke paradijzen zijn aan elkaar gegroeid tot lange eentonige straten met aan beide zijden dezelfde woningen, de verschillende kleuren en materialen in de gevels blijken decors te zijn die als het ware om allemaal dezelfde woningen zijn heen gehangen. op het toneel hoort het decor bij het opgevoerde stuk en brengt het je in een andere sfeer. tevens zorgt het ervoor dat er geen zicht is op het achtertoneeL in de woningbouw hebben de gedecoreerde gevels precies hetzelfde doel. allereerst wekken ze een illusie, een illusie van diversiteit en onderscheid . in de tweede plaats zorgen ze ook hier ervoor dat er geen zicht is op het achtertoneel . de eigenlijke woning. er wordt verborgen dat eigenlijk elke woning dezelfde is . dat iedereen in dezelfde woning woont.
de morfologie van de bestaande bebouwing van oude carréboerderijen. de woningen zijn direct, via bruggen en galerijen en liften verbonden met het onderliggende landschap. in het perspectiefvanuit de verschillende woningen gaat de omkadering van de woning over in het natuurlijke heuvellandschap en is het uitzicht eindeloos.
het ogenschijnlijk gevarieerde aanbod blijkt de werkelijke illusie.
el' is geen of weinig plaats voor het individuele en overal zorgt de woning ervoor dat iedereen dezelfde dingen doet, op dezelfde plekken in de woning. de woning regisseert de bewoners in hun doen. ik kook op de plaats waar dat de keuken is en ik ga naar bad op de plek waar het bad staat. in mijn ontwerp is het de doelstelling geweest om juist dit principe te veranderen. ik heb de regie overgedragen aan de bewoners, zij bepalen waar ze dingen doen in hun woning. de woning zet zich naar de hand van de bewoners en niet meer andersom. over deze nieuwe manier van wonen en de uitbeelding daarvan , gaat het project. het ontwerp is een woongebouw met allemaal verschillende woningen die binnen de grenzen van een vierkant volume als solitair in de leegte van het Iimburgs heuvellandschap staat. in de woningen ontbreekt het aan een inwendige structuur. op deze manier is er een zeer flexibele plattegrond gerealiseerd door de toepassing van volledig mobiele binnenruimtes. het gebouw is ontworpen als een open structuur dat middels een secundaire weg zijn aansluiting vind met de bestaande situatie. het staat vast op z'n plek in de heuvels door zich te schikken in
47
Ing. M.J.P. Welzen en Ing. D. Janmaat
Schuifkrachtoverdracht in contactvlakken van zelfverdichtend beton bij prefab elementen Afstudeerrichting
Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie
Prof. dr. i'f. D.A. Hordijk Prof. ir. H.W. Bennenk Ing. S.J. de Boer Datum afstuderen
29juni2004
Figuur 1: Geselecteerde oppervlaktebehandelingen
Samenvatting
ZelfVerdichtend beton is het centrale thema van het gecombi· neerd theoretische, experimentele onderzoek 'Invloed van de korrelopbouw van het poederdeel op de rheologie en sterkte van zelfVerdichtend beton' (onderdeel I) en het experimentele onderzoek 'Schuifkrachtoverdracht in contactvlakken van 'zelfVerdichtend' beton bij prefab elementen' (onderdeel 11).
o0
c
::E
"'
c
:::J
a_
In de constructieve component (onderdeel 11) wordt, middels experimenteel onderzoek, de schuifkracht tussen contactvlakken van 'oud' en 'nieuw' daartegenaan gestort beton, voor combinaties van betonsoorten en opruwmethoden, zoals die in de praktijk worden toegepast, gekwantificeerd.
{1)
Trefwoorden
Zelfverdichtend beton Prefabricage Oppervlaktebehandeling Afschuifspanning Contactvlakken
De ontwikkeling van zelfVerdichtend beton (ZVB) heeft voor grote veranderingen gezorgd in de prefab betonindustrie. Na het implementatieproces in Nederland en het uitbrengen van 'CU R aanbeveling 93' blijkt met name in de prefab betonindustrie een kennisvraag naar de overdracht van de schuifspanningen bij verschillende opruwmethoden . Deze kennisvraag was aanleiding voor het opzetten van een praktijk gericht onderzoek naar de overdracht van schuifkrachten. Doelstelling is het experimenteel onderzoeken en kwantificeren van de over te dragen schuifspanningen in contactvlakken tussen 'oud' en 'nieuw' daartegenaan gestort beton, voor combinaties van betonsoorten en opruwmethoden, zoals die in de praktijk worden toegepast. Schuifkrachtoverdracht over contactvlakken vindt plaats bij elementen die op de bouwplaats constructief met elkaar worden verbonden, middels een zogenaamde 'natte knoop'. In deze situatie zijn de prefab elementen (vervaardigd in ZVB) al geruime tijd verhard en heeft het beton zijn eindsterkte in de meeste gevallen reeds benaderd. Het aan te storten deel wordt uitgevoerd in 'conventioneel' beton met de betonsterkteklasse B35. Ook indien elementen in 'zelfverdichtend' beton vanwege hun specifieke eisen niet in één stort gefabriceerd kunnen worden, is de krachtsverdeling in het element afhankelijk van de krachten die over het contactvlak kunnen worden overgedragen. Als gevolg van een hoge omloopsnelheid in de prefab industrie, wordt het tweede deel, na 1 à 2 uur, aangestort m et ZVB (B65). In deze situatie is het beton nog niet volledig uitgehard en beschikt het nog slechts over de 'groene sterkte'. Ter vergelijking zijn naast de bovenstaande combinaties, ook elementen volledig vervaardigd uit 'conventioneel' beton, deze combinatie refereert aan de oude situatie.
Tijdstip
\'lln l:m.lrtCirtcn
1 l ltwr
Opruwcn 111-bx. h:..k oFa-ofTe!
Brd:m cciDCilh1ies m.b_,., luchtdruk ~.0. 6.0 N.'ww:
Slorhia.L:.
6.0N'nD:n~
Expoan:u loc,htJ1ll.l...v. oppeniaklc\Crtnacr J.~ - 4~~ N!IUUI:
NY.T.
Figuur 3: Matrix oppervlaktebehandelingen (zie volgende pagina zx)
"r;:==:~c::: .•=:.~:=.:'.• ===::::::~:===rr-----r--~ •.:\' 6- (;.:r.;'!' ~
Opr\IIIII'Wiftl.b.Y.harictn'atll"orr.CIJ
Ct'"'Wf~~ CO""I .,rt~ - - ~,.,öi"~ ~:t N-.o!n ·
:.s a
I Cl tilKil
I •
~o-'1
- '51<:Tt. î ~ ... Jo n' h s ~ ü_ 8 t" Kt •O J
"
-· : .~
-
~ Oprwm• .&. Y. bft~al'"....fl}
.. s •V '>
~
.-
':;j,U dt ~ t r.•:MI~n· l'.s •oQ "a cn ~J:· •.0 I
..... ..... 11)
o0
.
,
c
:::
Q pj
Ü;.'Û ~~~c:tJ
Ç• J CJ
0 ..5 0
Wlp.,ngse-tilll [-i
c. "' ::J o._
11)
Figuur 3: Proefopstelling
Om de schuifkrachten te kunnen overdragen, dient voldoende aanhechting tussen de elementen aanwezig te zijn. Om dit te realiseren moet het contactvlak tussen de 'twee' elementen opgeruwd worden. In de praktijk worden diverse soorten apruwmethoden toegepast (figuur r): Onbehandelde contactvlak; Opruwen met behulp van hark enjoftroffel; Breken van het cementvlies met behulp van luchtdruk; Aanbrengen van reliëfstructuur in de bekisting; Exposeren van het toeslagmateriaal met behulp van oppervlaktevertrager. Ter bepaling van de schuifkrachtoverdracht zijn proeven uitgevoerd op proefstukken (figuur 2) die in twee fasen aan elkaar zijn gestort. Gekozen is voor deze vorm omdat een zuivere afschuiving wordt gerealiseerd door de kracht ter hoogte en evenwijdig aan het contactvlak in te leiden. De proefstukken zijn zowel gewapend als ongewapend uitgevoerd. De gewapende proefstukken zijn voorzien van twee haarspelden 0k 8 mm door het contactvlak. Bij proefstukken waarbij in het contactvlak geen wapening doorloopt, zou bij het bereiken van de afschuifcapaciteit het proefstuk direct in twee delen uiteenvallen. Om proeftechnische reden is ervoor gekozen beide delen bij elkaar te houden met vier draadeinden Mr2, die door PVC-buizen zijn gestoken. Deze draadeinden zijn hetzelfde gepositioneerd als de haarspelden bij de gewapende proefstukken. Door op elk draadeind een krachtmeetdoos aan te sluiten, is het verloop van de normaalkracht tijdens de drukproef geregistreerd. Bij de uitvoering van de proeven in het 'Pieter van Musschenbroek' laboratorium aan de Technische Universiteit Eindhoven zijn de proefstukken op afschuiving belast. Na 28 dagen verharding van het aangestorte deel is het proefstuk in een hydrauli-
Figuur 4: Experimentele uiterste schuifspanningen en NEN 6720 waarden als functie van het mechanisch wapeningsgetal (zie volgende pagina en excel-document)
sche drukbank op afschuiving belast (figuur 3). Gerelateerd aan de vijzelverplaatsing van de drukbank is het proefstuk vervormingsgestuurd belast met een snelheid van 0,5 mm per minuut. Tijdens het belasten van het proefstuk is de langsverplaatsing en de scheurwijdte (inclusief de elastische vervorming binnen het meetbereik), alsmede de normaalkracht in de draadeinden en wapening geregistreerd. Vastgesteld kan worden dat de oppervlaktebehandeling van grote invloed is op de schuifkrachten die kunnen worden overgedragen. Afhankelijk van de gestelde randvoorwaarden zijn de experimentele schuifspanningen weergegeven in figuur 4· De experimentele uiterste schuifspanningen van de combinaties waarbij een oppervlaktebehandeling is uitgevoerd, zijn hoger, dan volgens NE N 6720 (figuur 5) en Eurocode 2 mag worden aangehouden. Bij het apruwen van het contactvlak met behulp van hark enjof troffel wordt dezelfde afschuifcapaciteit bereikt voor betoncombinaties opgebouwd uit 'ZVB-Conventioneel' en 'ConventioneelConventioneel'. De uiterste schuifspanning bereikt bij de combinatie 'Conventioneel-Conventioneel' daarentegen wel een hogere waarde. Tijdens de uitvoering van dit onderzoek is veel aandacht besteed aan de kwaliteit van de oppervlaktebehandeling. In de praktijk zal dit echter, met name bij de handmatige bewerkingen, niet altijd even nauwkeurig plaatsvinden. In de situaties waarbij de oppervlaktebehandeling met onvoldoende zorg wordt uitgevoerd, zal de waarde voor de schuifspanning mogelijk lager zijn.
49
W.W. de Wit
DE SPIL een complex voor 'Wonen-met-Zorg' Afstudeerrichting
Architectuur Afstudeercommissie
Prof. ir. H.J.M. Ruijssenaars Ir. M.H.P.M. Willeros Dr. ir.H.H.Achten Datum afstuderen
29 juni2004 Samenvatting I»
ii!' ..... c
c.. C'D C'D
.....
C'"
c
:::1
c..
!!. iiJ' n
c
~ ~
Afbeelding 1 Maquette
De meeste ouderen willen zo lang mogelijk zelfstandig in hun eigen vertrouwde woning blijven wonen. Op het moment dat iemand vanwege psychische enjof fysieke gebreken gaat verhuizen naar een woonzorgcomplex, betekent dit een enorme verandering in iemands leven. Welke facetten zijn dan binnen de nieuwe leefomgeving van essentieel belang om iemand, die (gedeeltelijk) afhankelijk is geworden van de zorg van anderen, ;zich weer thuis te laten voelen? In dit project is daar in eerste instantie onderzoek naar gedaan. De architectonische implicaties die hieruit volgden, hebben geresulteerd in een ontwerp voor een complex voor 'Wonen-met-Zorg'. Een complex waarin ouderen in hun laatste levensjaren op een voldoende kwaliteitsniveau naar tevredenheid kunnen wonen. Trefwoorden
Vergrijzing Wonen Zorg Huiselijk wonen Wonen met zorg De locatie:
In eerste instantie stelde de locatie belangrijke randvoorwaarden aan het ontwerp. De locatie voor het complex voor 'Wonen-metZorg' is het braakliggende gebied ' De Spil' in Houten, dat een onderdeel vormt van het centrumgebied en grenst aan het stedelijk plein 'Het Rond '. 'De Spil' is een interes sante locatie aangezien het midden in de samenleving ligt. De ouderen die er komen te wonen , kunnen zo een wezenlijk onderdeel van de maatschappij vormen. Het 'Wonen-met-Zorg'-complex is in z'n geheel één verdieping opgetild. Op de begane grond zijn winkels gesitueerd, waardoor er een aansluiting gevormd wordt met het stedelijke plein 'Het Rond ' en waardoor de stroom van winkelend publiek (en dus de levend igheid) als een doorlopende lus de locatie wordt ingetrokken (zie afbeelding 2) . Precies op het middelpunt van de doorgaande stedebouwkundige lus is een Grand Café geplaatst (zie afbeelding 3). De functie van het Grand Café binnen het totale complex is allereerst om de centrumgebieden ·Het Rond' en 'De Spil' m et elkaar te koppelen en ten tweede om de bewoners van het 'Wonen-met-Zorg'-complex ongedwongen in contact te laten kom en met m ensen van buiten. Het Grand Café is voor de bewoners direct vanuit hun eigen complex te betreden. Op verschillende plaatsen in het complex zijn visuele verbindingen gecreëerd, waardoor mensen die aan het winkelen zijn op de began e grond vis ueel contact hebben met de bewoners van het complex erbove n. De essentie van de ontwerpopgave:
Op het moment dat een oudere verhuist naar een woonzorg· complex is het erg belangrijk dat de oudere in kwestie zich ook hier thuis gaat voelen. Dit 'thuis gaan voelen' oftewel 'huiselijk wonen' omarmt een sfeer van normaliteit, autonomie, comfort en stimulatie zoals thuis wordt ervaren. Bepalende facto ren voor de kwaliteit van 'huiselijk wonen' zijn onder andere: privacy, comfort, vrijheid, zelfstandigheid en contact met de openbare ruimte. Ouderen zijn niet wezenlijk verschillend van jongere
Afbeelding 2 Stedebouwkundige lus
mensen: ook voor ouderen is 'wonen' één van de basisbehoeften. Daarom is het van belang om binnen een woonzorgcomplex 'het wonen' voorop te stellen ten opzichte van 'de zorg'. De zorg moet dan ook gezien worden als een assisterende functie. Om meer recht te doen aan dit gegeven is een wijziging van de term 'Woonzorgcomplex' in 'Wonen-met-Zorg' van belang. Vanuit deze essentie van de ontwerpopgave zijn een drietal heel duidelijke architectonische implicaties naar voren gekomen die in het definitieve ontwerp zijn uitgewerkt. Architectonische implicaties:
Het letterlijk scheiden van de functie s: wonen en zorg. Waarbij 'het wonen' heel duid elijk en prominent aan de straatzijde is gesitueerd en 'de zorg' in een 'zorgstraat' in het achtergebied van de locatie is gesitueerd. 2. Gebruik leidt tot architectuur. De arch itectuur van het gebouw biedt de ruimte voor eigen initiatieven van de bewon ers zelf. Door het gebouw te zien als een eerste belangrijke aanzet waarbinnen deze eigen invulling van de architectuur kan plaatsvinden, worden de toekomstige bewoners ook geprikkeld om zelf een "architectonische" bijdrage te leveren. 3· De 'inwendige stad': Wanneer door omstandigheden de wereld van een oudere beperkt wordt tot het wooncomplex of huis waarin hij/zij woont, dan vormt dat complexfhuis zijn(haar hele wereld. Het zou goed zijn als dat ee.n klein stadje was, met straten, dwarss traten en hofj es. met pleinen en parken, met privé en openbare ruimten. met bezoekers en bewoners, met ontmoeting en rust. Kortom: een complex voor 'Wonen-met-Zorg' waar je uit kunt zijn in eigen huis. 1.
Schematisering 'Wonen-met-Zorg'-concept:
Om de normale, huiselijke en gemeenschappelijke sociale interactie en activiteiten van het dagelijkse leven juist goed te kunnen laten plaatsvinden binnen het complex zijn alle bijzondere functies (Grand Café, ontmoetingsruimte, zorgvoorzieningen) meer uit elkaar getrokken en zijn de verschillende activiteiten-
Afbeelding 3 Grand Café
Afbeelding 5 Kader van keramische tegels 111
-
ur c
0. tD tD
....
I:T
c ::s
0.
~
är' n
c
..... ro t:T 0
c
::!
7'
c
::::> 0..
ro
Afbeelding 4 Concept 'Wonen-met-Zorg'
Afbeelding 6 Zorgvolumes met winkelstraat eronder
ruimtes over het complex verspreid. Een extra element: 'De Promenade', koppelt aan de binnenzijde van het complex de woningen en alle bijzondere functies aan elkaar. (zie afueelding 4)
Het gehele woonareaal is opgesplitst in drie afdelingen: psychogeriatrie-afdeling, chronische somatiek-afdeling en de wonenmet-zorg-afdeling. Doordat het woonareaal in caré-vorm aan de straat is gesitueerd, ontstaat er in het achtergebied een grote open binnentuin (direct bovenop het dak van de winkels) die alleen te gebruiken is door de bewoners van het complex. Ook hier zijn de bewoners vrij om een eigen invulling te geven.
Het definitief ontwerp:
Het totale complex bestaat uit allemaallosse elementen die elk hun eigen specifieke functie binnen het gebouw hebben. Om een duidelijke cohesie en samenhang naar buiten toe te tonen , is er voor gekozen om deze losse elementen aan de buitenzijde d.m.v. een doorlopend kader van keramische gevelbekleding visueel met elkaar te verbinden. Hierdoor ontstaat er één compositie die binnen de stedebouwkundige situatie een eigen identiteit creëert (afueelding 5). Het kader zorgt voor een beschermende buffer tegen de drukte van het centrum. Door echter op sommige plaatsen het kader te doorbreken of zelfs helemaal weg te laten, komt het complex gedeeltelijk 'bloot' te liggen en stelt het zich open voor de buitenwereld. Dit zijn dan ook de plaatsen waar visueel contact ontstaat tussen de kleinere eigen leefwereld van de ouderen en de 'echte' samenleving erbuiten. Daar waar aan de buitenkant, de materialisering van keramische tegels het bindende element vormt, vormen de promenades aan de binnenzijde het bindende element. De promenades zijn overdekte straten op elke verdieping. waardoor er een rondwandeling gemaakt kan worden door het complex. Dat kan een wandeling zijn met of zonder een bepaald doel. Beweging en ontmoeting zullen als vanzelf ontstaan. Door plaatselijk verbredingen worden de promenades naast verkeersruimtes ook verblijfsruimtes. Hier kan dan ook de eigen invulling van de bewoners plaatsvinden. De promenades lopen ook door de 'zorgstraat'. Deze 'zorgstraat' bestaat uit o.a. een viertal bijzondere volumes waarin zich alle zorgvoorzieningen bevinden. De zorgstraat en de winkelstraat eronder lopen parallel aan elkaar en bevinden zich onder één glazen dak. Op deze manier wordt er een zeer duidelijke verbinding gelegd tussen het complex en het openbare winkelgebied op de begane grond (zie afueelding 6).
Tenslotte: Ik heb de overtuiging dat middels het 'Wonen-met-Zorg'-concept er voor een oudere, wiens belevingswereld door lichamelijke of psychische gebreken per definitie al kleiner is geworden, een 'eigen' wereld kan worden gecreëerd. Een 'eigen' wereld waar de oudere bewoner zich veilig kan voelen, de vrijheid en zelfstandigheid krijgt bij de keuze om ergens wel of niet heen te gaan en waar het 'huiselijke wonen' wordt omarmd. Een 'eigen' wereld die toch een zeer goede relatie aangaat met de samenleving eromheen en er dus een wezenlijk onderdeel van vormt.
u A.M. van de Beld R.A.W Bertholet Ing. J.J. Bezuijen C.G.M. Bode D.J.L. Bottram R. van Boxmeer S.A.J. de Bruin J.P. van den Elzen M.T.H. Frerker J.T. Gaublomme M.T.J. van Gennip Ing. M.J.L. van Gog R.J.W. Habets S. Jacobs A.J.R. Kunnen L. Kusters L. Lubin L.E.M. Mascini R. Meurders Ing. T.R. Oosterhoff W.C.M.T. van Rosmalen F.C.L.G. Schavemaker P.J.H.M. Slmons S.A.C. van Swaalj Ing. A.J.J. reuben Ing. M. Tiemens M. Verdonschot
diploma-uitreiking faculteit bouwkunde 14 september 2004
Technische Universiteit Eindhoven
jaargang 2004·2005 nummerot 14092004
Inhoud
pag.
A.M. va n de Beid Verdichting en suburbane woonkwaliteit in Amsterdam,
4
hoe kan suburbane woonkwaliteit blijven bestaan in een verdichte situatie? R.A.W. Bertholet Transformatieritme van de periferie
6
Ing.).). Bezuijen Het Carré Is rond
8
Veenhuizen transformeert en reflecteert C.G.M. Bode De openbare ruimte van de naoorlogse wijk Pendrecht
10
D.J .L. Bottram Digitale procesondersteuning van collectief particulier opdrachtgeverschap
12
Ontwikkeling van de cpo-module R. van Boxmeer Ski Tower
Het uitvinden van een skihal typologie die uitgaat van de ski-ervaring. S.A.J. de Bruin
,....
movln'
10
De oude rijkswegbrug over de Waal tussen Zaltbommel en Waardenburg
;::;:
16
o0
c :?: "' c :::J a. 10
2
J.P. van den Elzen Beheersen vanveiligheids-en gezondheidsrisico's bij Ballast Nedam Bouw regio Zuid.
18
M.T.H . Frerker Herbestemming Cineac-Theater
20
).T. Gaublomme Hygroscopic moisture transportand moisture content dependent mechanica! behaviour of oak
22
M.T.j. van Gennip Draaiboek voor de Implementatie van een woonzorgzone
24
Ing. M.).L. van Gog Urban Habitat
Multifunctioneel object in het centrum van Antwerpen R.).W. Habets Snede in de tijd
28
Herbestemming van het Klokgebouw in Strijp S te Eindhoven S. )acobs leven rondom de Dood
30
Een crematorium in Venlo-Blerick A.J.R. Kunnen 32% Off
32
Shopping for Utopia L. Kusters Een brug in de tijd
Geschakeld wonen op niveau L. lubin Back in the future
Moderne integratie in historische context Kunst centrum- Ambachtelijke wijk L.E.M. Mascini Onderzoek naar de prestaties van een ventilatieconcept met natuurlijke toevoer en een tochtwering In een praktijksituatie.
34
R. Meurders Exit Longdoz Ontwerp voor een industrieel gebouw in Luik I.ng. T.R. Oosterhoff Ontwerp van een tribuneoverkapping in aluminium
W.C.M.T van Rosmalen Swing it out! Podium voor muziek, podium voor de stad
42
44
F.C.L.G. Schavemaker Op zoek naar de klant Segmentatie op basis van leefstijlen P.J.H.M. Simons lnSite Wandkast op bouwkundig niveau S.A.C. van Swaaij De invloed van grootschalige detailhandel op het winkelgedrag van consumenten
50
Ing. A.J.J. Teuben ln which European high streets should property .investors shop? A forecast of property market total returns of high street shops, based on regional developments
52
Ing. M. Tiemens Het scherm als buffer tussen openbaar en privé gebied Voorzieningencluster Roombeek in Enschede
54
M. Verdonschot Pakhuis wordt HoteiAcademy: herbestemming Phillps veemgebouw SOM, Strijp-S, Eindhoven Ing. M. Tiemens Het scherm als buffer tussen openbaar en privé gebied Voorzieningencluster Roombeek in Enschede
58
J. Visschers Publieke Werken I I Publlc Works Architectonische casestudies in de moderne openbaarheid
6o
J.C. van der Vliet De inrichting van een inrichting Ontwerp voor een psychiatrische afdeling
62
Ing. J.L. Wijffelaars- Ing. K. van Zundert Behouden of verouderen Onderzoek naar het binnenklimaat en de behangfragmenten in de kamer van Anne Frank.
A.M. van de Beid
Verdichting en suburba~ne woonkwalite.it in Amsterdam hoe kan suburbane woonkwaliteit blijven bestaan in een verdichte situatie? Afstudeerrichting
Stedebouw
Kunnen de tegenpolen suburbaniteit en verdichting samengaan, zodat de actuele uitbreidingsproblematiek van grote steden binnen de stad opgelost kunnen worden zonder dat de bewoners wegtrekken? Het vinden van een antwoord op deze vraag vormde het doel van mijn afstudeerstud ie. Het ging hierbij om een onderzoek naar en ruimtelijke verkenning van verdichting en intensivering va n het suburbane woon· milieu in Amsterdam. Hierbij vormden woonkwaliteit en openbare ruimte het hoofdsubject en de Westelijke Tuinsteden te Amsterdam de case van het onderzoek. In deze studie is onder andere een inventarisatie van suburbane woonwensen gemaakt om zo toetsingscriteria op te kunnen stellen voor een ontwerp· verkenning binnen het vernieuwingsgebied Buurt 5·
Mstudeercommissle
Prof. dr. ir. B.E.j. de Meulder Drs. J.C.A. van Zoest Drs. A.P.M de Vries Datum afstuderen Ql
-ur c
31
augustus
2004
Q.
Samenvatting
..,tD
Kunnen de tegenpolen suburbaniteit en verdichting samengaan, zodat de actuele uitbreidingsproblematiek van grote steden binnen de stad opgelost kunnen worden zonder dat de bewoners wegtrekken? Het vinden van een antwoord op deze vraag vormde het doel van mijn afstudeerstud ie. Het ging hierbij om een onderzoek naar en een ruimtelijke verkenning van verdichting en intensivering van het suburbane woonmilieu in Amsterdam. Hierbij vormden woonkwaliteit en openbare ruimte het hoofdsubject en de Westelijke Tuinsteden te Amsterdam de case van het onderzoek.
tD
er c
:::1 Q.
!. Dl'
n
c ..... <1>
;:::;: r::r 0
c
::!
7'
c
::I
0.. <1>
4
Trefwoorden
Suburbaan Woonkwaliteit Verdichten Ontwerpverkenning Openbare ruimte
De definitie van suburbaniteit luidt als volgt: Een (voor hogere inkomensgroepen) aantrekkelijk, veelal groen, woonmilieu aan de rand of (net) buiten de stad met een kleinsteedse uitstraling, een gebruikelijke eenvoudige vormgeving en wonen als voornaamste functie. Bij suburbane woonkwaliteit gaat het om de onderstreepte kernbegrippen uit deze defrnitie en de belangrijkste woonkwaliteitsaspecten. Te weten: het wonen of de woning, de aanwezigheid, hoeveelheid en kwaliteit van openbaar groen, de ligging, de uit· straling, de sociale structuur, het ontbreken van hinderfactoren en de aanwezigheid van voorzieningen. De doelgroep bestaat voornamelijk uit traditionele gezinnen. Eenoudergezinnen, tweepersoonshuishoudens en ouderen vormen en beperktere doelgroep . De Westelijke Tuinsteden hebben een rijke ontstaanshistorie wat het tot bijzondere gebieden maakt. Ze stammen uit de naoorlogse wederopbouwperiode en waren onderdeel van het vooroorlogse functionalistische Algemeen Uitbreidingsplan (AUP). Dit is het eerste grote Nederlandse wt· breidingsplan dat tevens lange tijd model heeft gestaan voor de Nederlandse ruimtelijke planning. Bijzonder in de Westelijke Tuinsteden is de aanwezigheid van grote hoeveelheden groen en water. Uit de statistieken blijkt dat de Westelijke Tuinsteden geen gewilde vestigingsplaats vormen, al bezitten ze wel een aantal suburbane kenmerken. De groene middenklasserswijk is langzaam afgegleden naar een stadswijk met sociale problemen, die mensen moeilijk voor langere tijd vast kan houden. Ongeveer vijftig procent van de mensen vertrekt binnen 5 jaar. Het stadsdeel Geuzenveld Slotermeer komt fysiek het meest overeen met een suburbaan woonmilieu en sociaal gezien is de noodzaak tot herstructurering daar het grootst. Op alle belangrijke woonkwaliteitsaspecten scoort het stadsdeel slecht. De woningvoorraad is te eenzijdig en van matige kwaliteit. Er is (te)veel groen, maar van (te) weinig kwaliteit. Het stadsdeel wordt als niet al te veilig beschouwd en hinderfactoren zijn in overvloed aanwezig. Dit heeft te maken met maatschappelijke zaken als veranderde woonvoorkeuren en vervaging van normen en waarden, de verhouding en inrichtingskwaliteit van openbare en private ruimte en de structuur van het gebied. Qua uitstraling zijn er slechts weinig gebieden met een suburbane uitstraling. De middelhoogbouw gebieden zijn stedelijk, stenig en monotoon. Tenslotte laat het voorzieningenaanbod te wensen over. Veel voorzieningen zijn door een gebrek aan draagkracht verdwenen. Als ontwerplocatie voor de ontwerpverkenning wordt dan ook gekozen voor het zuidelijk gedeeltevan buurt 5 in Geuzenveld Slotermeer. Dit is een veelzijdig, actueel, maar ook bijzo!1der gebied vanwege de nabijheid van het Sloterpark, het grootste en centraalste park in de Westelijke Tuinsteden. Binnen de ontwerplocatie worden alleen de suburbane oost, zuid en westranden, het suburbane zuidwestelijke laagbouwgebied en de stedelijke noordranden behouden. De randen worden hier en daar doorbroken om de relatie met omliggende gebieden te vergroten. Het ontwerp berust op het basisidee dat belangrij· ke ingangen of punten (in of buiten de ontwerplocatie zoals de school, het bejaardentehuis of het park), verbonden worden door openbare ruimte die zich als het ware door de ontwerplocatie slingert. Dit netwerk bestaat uit verschillende gebieden met in totaal u karakters.
111
ur ..... c
c. fl)
fl) ....
tT
c
::I
c.
!!.
nr
n
c
;:::+ Cl)
.-+
CT 0
c
~
c"' ::::1 CL Cl)
Afbeelding 1 Ontwerptekening
De openbare ruimte wordt hierbij begeleid door een geheel van zogenaamde suburbane bouwblokken (bouwblokken met gestapelde woningen van drie types en toch een suburbane uitstraling). De suburbane uitstraling wordt bereikt door het flexibel stapelen van woningen waardoor gaten en private buitenruimtes in het bouwblok ontstaan. Samen met de ontworpen laagbouw ontstaat zo een mix van gebouwen van drie tot negen bouwlagen. De drie verkeersingangen en een speciale ingang voor lang· zaam verkeer worden benadrukt of gemarkeerd door een aantal hoge suburbane bouwblokken. Voor een tweede ingang, bestemd voor langzaam verkeer, is een doorbraak gemaakt in de bestaande randbebouwing. Door het Sloterpark met het openbare ruimtesysteem te verbin· den, ingangen te benadrukken en doorbraken in bestaande randen te maken, wordt de relatie tussen park, ontwerplocatie en bovengelegen gebied versterkt. Uit de inventarisatie van suburbane woonwensen en de ontwerpverkenning kan geconcludeerd worden dat, met inachtne· mingvan de woonkwaliteitsaspecten, waaronder de woning· grootte, in het betreffende gebied niet tot een verdichting in aantal woningen per hectare kan worden gekomen. Wel geven verdichtingsindicatoren als de Floor Space lndex, en de Ground Space Index aan dat er sprake is van verdichting. Ook is de bereikte dichtheid in woningen per hectare hoog in vergelijk met andere suburbane woonmilieus. Al met al kunnen suburbane kwaliteiten in een hogere dichtheid geboden worden. Detaillering, uitvoering én onderhoud zijn echter van groot belang voor de uiteindelijke kwaliteit van het gebied. De exacte invloed van hoogbouw op de kwaliteit kan een ingang vormen voor een vervolgonderzoek.
R.A.W. Bertholet
Transformatieritme van de periferie Het ontwikkelen van een data-systematisering model ter ondersteuning van de kapitalisatiemethode bij het (her)taxatie van kantoorgebouwen Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. dr. ir. D. van Dansik Dr. ir. J.G. Wallis de Vnes Ir. J.A. Lörzing Datum afstuderen 31 augustus 2004 Samenvatting Betoog tegen de overwoekering van stadsranden met monofunctionele bedrijvenparken. Dit onderzoek naar het ritme van de buitenwijken resulteert in een hybride woon-werk-park, in dit geval aan de rand van Breda. In deze campussetting zijn verschillende hybride woon-werk· typologieën ontwikkeld, als oplossing voor de levenloosheid van de restgebieden tussen infrastructuur en buitenwijken. Trefwoorden Bedrijvenpark Hybride Woon-werk-typologieën Buitenwijk Stadsranden
6
Transformatieritme van de periferie is een manifest tegen de overwoekering van stadsranden met monotone en uniforme kantoorparken. Het is een zoektocht naar een duurzame ruimtelijke en sociale oplossing met behoud van de suburbane kwaliteiten. Eerst is er gekeken naar het algemene discours op het gebied van meervoudig ruimtegebruik om de economische en planologische aspecten van de stadsranden vanuit het plannersperspectief te begrijpen. Daarnaast is ook gekeken naar de sociale en organisatorische werking in buitenwijken; het bewonersperspectief. Door in te spelen op deze socia.le en maatschappelijke onderstroom, en door gebruik te maken van de contrasten die het woon-werkritme met zich meebrengt, ontstaat een wijk die een oplossing biedt voor de uitgestorvenheid va n kantoorparken en de levenloosheid van buitenwijken. Uit de conclusies van dit vooronderzoek is een set 'tools' ontwik· keld waarmee bestaande stadsranden kunnen worden aangepakt. Deze 'toolbox' voor een vruchtbare samenwerking tussen kantoorparken en woonwijken bestaat uit de volgende ingrepen. Allereerst moet de dichtheid vergroot worden met functies, die niet gelijktijdig gebruik maken van de wijk met de bewoners. Hierdoor ontstaat bebouwingsd ichtheid zonder drukte. Vervolgens moet de flexibiliteit, die kantoren nodig hebben vanwege uitbreidingsmogelijkheden, worden ingezet tegen de monotonie van de buitenwijk. Verder moet er tegemoet worden gekomen aan de wisselende behoefte van bewoners aan anonimiteit en individualiteit enerzijds en collectiviteit anderzijds. Het tegemoetkomen aan dit collectief individualisme is een belangrijke eis aan de woon typologieën. Tot slot moet de nabijheid van infrastructuur als spoor en autoweg niet worden genegeerd maar de locatie omvormen tot a room with a view. Deze set ingrepen worden ingezet om bestaande raakvlakken tussen kantoorparken en woonwijken om
r::J
0
c
::E
'A
c
::J
0.. 11>
7
te vormen tot woon-werk-parken. Hierin vormen 3 hybride typologieën de basis voor een wijk waarin openbaarheid en collectiviteit elkaar afWisselen in dezelfde buitenruimte. Het eerste type speelt in op de saaiheid van bedrijvenparken door de voor uitbreidingen gereserveerde ruimte niet weg te moffelen aan de achterzijde- dus in het raakvlak tussen woonwijk en kantorenpark - maar juist in te zetten in het gevelbeeld. Hierdoor verandert het gevelbeeld mee met veranderingen als conjuncturele en demografische golven. Bij het tweede type wordt een actieve menging tussen wonen en werken ingezet om onbestemde buitenruimtes-vaak gebruikt als parkeerplaats - te verduu.rzamen en verlevendigen. Dit resulteert in een mutatie van een penthouse-villa-kruising. Het derde type tenslotte speelt het beste in op de wisselende behoefte aan collectiviteit en anonimiteit. Door in een mutatie van een klassiek hofje woningen en kantoren te clusteren, ontstaat een hogere dichtheid zonder drukte, collectiviteit zonder enclavevorming; kortom stedelijkheid zonder de s uburbane kwaliteiten te verliezen. Het resultaat van deze studie wordt toegepast op een locatie aan de rand van Breda. Hier ontstaat een campus, die inspeelt op het ritme van de periferie door enerzijds wonen en werken nader tot elkaar te brengen en anderzijds gebruik te maken van elkaars tijdelijke afwezigheid.
Ing.
J.J. Bezuijen
Het Carré is rond Veenhulzen transformeert en reflecteert Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Dr. ir. J.G. Wallis de Vries Ir. M.H.M.P. Willems Ir. ).P.M. Swagten Drs. P.J.A.M. Gijsberts Datum afstuderen 31 augustus 2004 Afbeelding 1 Foto Zuid-oostvleugel
Samenvatting Een Nationaal Gevangenismuseum moet Veenhuizen, die een veelzijdige geschiedenis kent als strafkolonie en gevangenisdorp, voor de komende decennia's een nieuwe impuls geven. Een oud gestichtsgebouw, welke voorheen een carré-vormige plattegrond kende, vormt de basis van deze ontwerpopdracht Het monumentale pand gaat in het ontwerp de puur museale functie op zich nemen. Het aanvullende programma van o.a. een bibliotheek, restaurant en resocialisatiewoningen komt in een nieuwe verhoogde vleugel die de oorspronkelijke carré weer hersluit Middels een transformatieconcept wordt oud aan nieuw gekoppeld waarbij het nieuwe volume, door gebruik te maken van transparante hellingbanen, als een stekker het oude gesticht in wordt gestoken.
8
Trefwoorden Veenhuizen Beklemmendheid Discipline Hersluiten Transformatie
In een periode waarin het Drentse gevangenisdorp Veenhuizen aan de vooravond staat van ingrijpende nieuwe ontwikkelingen is inmiddels het eerste wapenfeit bekend, de bouw van een Landelijk Gevangenismuseum in het 19e eeuwse koloniale gestichtsgebouw. Mijn afstudeerproject haakt op deze actualiteit in door een alternatief ontwerp voor deze unieke functie te ontwerpen. Het werkelijke Landelijk Gevangenismuseum zal medio 2005 opgeleverd worden. Dit museumcomplex moet in de toekomst een centrum·functie gaan innemen binnen het nieuwe scenario voor Veenhuizen. Sociale interactie, recreatie en kleinschalige landbouw vormen hierin kernpunten. Middels een door mij toegevoegd aanvullend programma, een openbare bibliotheek en resocialisatiewoningen voor gedetineerden in de laatste fase van hun straf, wordt ook nieuwbouw bijfaan het oude gesticht mogelijk. De interactie hierbij wordt gezocht in herbestemming enerzijds, het museum, en nieuwbouw anderzijds, het aanvullend programma. Door gebruik te maken van het zogenaamde transformatieconcept moet het totale museumcomplex haar verleden kunnen ver· tellen door kenmerkende bebouwing te laten staan en respect te tonen voor het oorspronkelijke vleugelprofiel van het voormalige bedelaarsgesticht. Toevoegingen moeten binnen dit concept autonoom behandeld worden waardoor qua vorm, constructie en materialisering een duidelijk onderscheid ontstaat. Zo kan de soberheid van het gesticht met name in het interieur weer versterkt worden door de dwingende lineaire richting van de vleugels weer te herstellen en de oorspronkelijke blinde scheidingsmuur weer in ere te herstellen zodat een binnen- en buitenring ontstaat. Deze wand loopt niet tot in de kapconstructie waardoor alleen een tijdelijke visuele scheiding ontstaat. Nieuwsgierigheid moet opgewekt worden door geluiden, licht en schaduwen wèl te laten ervaren tussen beide delen van het oude gestichtsgebouw. Door gebruik van een dwingende routing maakt de museumbezoeker in eerste instantie zelf onderdeel uit van de disciplinaire machine. Komt de bezoeker echter verder op de routing dan zal dit plan zich geleidelijk van een meer flexibeler en vrijere kant laten zien en uiteindelijk de controlefunctie bij de aspirant-bezoeker leggen. Het oude vleugelprofiel wordt weer opgeroepen door de afgeplatte kap te vervangen voor een dubbele zadelkap. Het hersluiten van het immense carré vormde een elementair doel in het ontwerpproces. Omstreeks 1920 is de oostvleugel gesloopt en is hier een garagegebouw voor het transport van gedetineerden voor in de plaats gekomen. Dit garagebedrijfblijft gehandhaafd en de contouren van de oorspronkelijke oostvleugel worden weer opgezocht door aan de binnenplaatskant een verhoogde betonnen schijf te zetten die als een quillotine het carré herstelt en tegelijkertijd een doorbraak afsnijdt. Binnen de contouren van de oorspronkelijke oostvleugel vormt zich nu de hoofddraagconstructie van de nieuwe oostvleugel die in betonnen schijven opgebouwd is die loodrecht op de binnenplaatsgevel staan.
Afbeelding
2
Schets restaurant
Afbeelding 3 Schets binnenplaats
o0
c
::E
7'
c
::::> 0..
10
Afbeelding 4 Detail maquette hellingbaan
De ruime uitkraging aan de buitenzijde van de oostvleugel wordt opgevangen middels een vakwerk die opgehangen wordt aan de vaste betonconstmctie aan de binnenzijde. Alleen op maaiveldnivo is doorzicht mogelijk vanJlit de binnenplaats naar het buitengebied, een fysieke doorbraak is er echter niet zodat de toegang van de bestaande hoofdpoort gehandhaafd blijft. De enige externe toegang is die van de openbare bibliotheek en het gevangenisdocumentatiecentmm in de nieuwe getransformeerde oostvleugeL De nieuwbouw van het aanvullende programma verschijnt aan de buitenzijde van de betonnen schijf en is duidelijk vrijblijvender en dynamischer van vorm waarbij de menselijke maat een belangrijke rol moet spelen. Door deze vleugel visueel op te liften, door de beide hellingbanen die geleidelijk aan door de oude kapconstmctie heen breken, is enerzijds het bestaande gesticht nog goed te ervaren als pijlers van het nieuwe volume en anderzijds wordt er een contrast gevormd tussen de sobere en directe vorm van de gestichtsvleugels en de lichte verspringende oostvleugel die juist contact zoekt met zowel de inrichting Esserheem als het open landschap in zuid-oostelijke richting. De maximale lengtemaat van de gevel, 130 meter red., wordt genuanceerd door zowel in verticale als in horizontale richting hier delen uit te snijden waardoor haar profiel constant verschilt. Middels een verticale houten gevelgeleding wordt de horizontale richting niet n.og eens extra benadmkt maar geeft zij een minder direct beeld die een gelaagdheid kent en een verticale richting kent.
Afbeelding 5 Maquetteoverzicht
De binnenplaats wordt weer een open binnengebied waarbij een aantal monumentale boomclusters gehandhaafd blijven. De sobere geometrische opzet vanhet gesticht laat zich ook zien in de inrichting van de binnenplaats door de beide hoofdpoorten middels een middenas aan elkaar te koppelen. Het centmm van het carré wordt geaccentueerd door een middenstip waar de mogelijkheid ontstaat voor openluchtvoorstellingen, redevoeringen of beeldenexposities. Door een strenge inrichting van een beperkt aantallooppaden wordt de openheid onderstreept en wordt recreëren op het gras niet op prijs gesteld. In dat opzicht moet de binnenplaats ook meer gaan functioneren als bezinnend en informatief element dan als puur ontspanning. Het voormalige gesloten hervormingssysteem wordt hiermee weer opgeroepen. Nu Drenthe overspoelt wordt met de ontwikkeling van nieuwe recreatieparken, de Regiovisie 2030 net als de Nota Ruimte nieuwe ruimte claimt en een integrale aanpak vaak ontbreekt, ligt er daarentegen voor Veenhuizen een derde kans. De gemeente Noordenveld en de provincie Drenthe erkennen de relevantie van Veenhuizen door zowel te investeren in het LGV als voor de ontwikkeling van Veenhuizen. Dit zou andere overheidsinstellingen zoals het rijk, de rijksgebouwendienst en de EU ook over de streep moeten trekken. Bij de actuele toekomstplannen zou het dan goed zijn ervoor te waken dat de potenties van Veenhuizen zich niet vertalen in een puur historiserend perspectiefà la Giethoom. Het transformatieconcept zou mijns inziens ook op grotere schaal een kans moeten krijgen
9
C.G.M. Bode
De openbare ruimte van de naoorlogse wijk Pendrecht Afstudeerrichting Stedebouw Afstudeercommissie Prof. dr. ir. B.E.J. de Meulder Dplg. S.S.S. Rousseau Mevrouw). Klumper Datum afstuderen 3I augustus 2004
-ur
Cl
c
c. tD
tD .... C"
c
Samenvatting De openbare ruimte in de wijk Pendrecht is ingericht volgens principes van de wijkgedachte en functioneert niet goed. Om tot een nieuw ontwerp te komen is onderzoek gedaan naar hoe de bewoners van de wijk de openbare ruimte gebruiken. Op basis van deze gegevens is een nieuw ontwerp gemaakt.
Afbeelding 1 luchtfoto 1965, vanuit westen
::I
c.
!. OI' n c
~· 0' 0
Trefwoorden Openbare ruimte Naoorlogse wijk Stedebouwkundig onderzoek Stedebouwkundig ontwerp
c
::E
'A
c
::J
c. C1l
IO
Afbeelding 4 Openbaar semi-openbaar privé
ProbleemstellingDe naoorlogse wijk Pendrecht zou hoofdzakelijk gezinnen, waarvan de man in de nabijgelegen havens werkt, herbergen. De situatie is tegenwoordig geheel anders: veel ouderen en allochtone gezinnen wonen in Pendrecht, waar wonen nog steeds de enige functie van de wijk is. Middels dit afstudeeronderzoek is getracht de openbare nlimte in de naoorlogse wijk Pendrecht en het gebruik ervan door de huidige bewoners op elkaar aansluiten. Pendrecht is een naoorlogse wijk die gebouwd is volgens de wijkgedachte. De bebouwing is 'gestempeld' met een vaste module, de wooneenheid. Dit is een cluster bebouwing in een open bebouwingswijze. Tussen deze bebouwing ligt een gemeenschappelijke tuin die door de open bebouwingwijze van alle zijden en voor iedereen toegankelijk is. De wijk is een afgerond en in zichzelf gekeerd geheel, met buffergroen tussen de wijk en de omliggende infrastructuur. De wijk is een woongebied met voorzieningen die enkel de wijk dienen. Pendrecht kan daarom gekarakteriseerd worden als een monofunctioneel eiland. Door middel van kwalitatieve interviews en observaties is onderzoek gedaan naar het gebruik van de openbare ruimte door de bewoners. Hieruit is gebleken dat verschillende groepen bewoners de ruimte zeer verschillend gebruiken. De twee groepen bewoners die zijn onderzocht zijn Nederlandse ouderen en Antillianen. Nederlandse ouderen vermijden de drukte van anderen en bezoeken bijvoorbeeld het centrum op tijden dat weinig anderen er gebruik van maken. In het vermijden van de drukte nemen zij 'alternatieve' routes, andere routes dan die op het eerste gezicht logisch lijken. Antillianen zoeken de drukte van de straat op, ontmoeten elkaar vaak op straat om samen ergens heen te gaan, wat vaak buiten de wijk is. Het sobere pakket wijkvoorzieningen en de drukte op straat die bestaat uit slechts bewoners van de wijk voldoen niet aan hun wensen. In lijn hiermee ligt dat er weinig gebruik gemaakt wordt van het groen in de gemeenschappelijke tuinen. Door kinderen wordt er vooral gebruik gemaakt van de gemeenschappelijke tuin waar
• I' I ........
-
f 'I
~
.... I I
........
.I·~--11 ''~--, -
Afbeelding
2
Morfologie
"P • · •
Afbeelding 3 Morfologie en oriëntatie woningen 111
-
I
ur c:
0. (I)
(I) .... C'"
c:
:::1 0.
~
iiJ' n
c ,.... t1)
;:;:
o0
c
::!
A"
c
:::J
c. (!)
Afbeelding 5 Semi-openbaar zijn gemeenschappelijke tuinen
speelvoorzieningen zijn geplaatst. Speeltuinen in de rand van de wijk liggen te afgelegen of zijn beperkt toegankelijk. waardoor er weinig gebruik van gemaakt wordt. De strategie voor verbetering van deze situatie bestaat gedeeltelijk uit maatregelen op wijk-niveau. Deze zijn achtereenvolgens de gemeenschappelijke tuinen afsluiten, zodat er geen onduidelijke semi-publieke ruimten meer zijn, maar er een duidelijk onderscheid tussen publiek toegankelijk en privé-terrein is. Een aantal duidelijk openbare plekken creëren voor het spelen van kinderen, voetballen, evenementen en feesten. Aan de doorgaande straten bebouwing plaatsen tussen de woonbebouwing van de wooneenheden, waar winkels en voorzieningen zich kunnen vestigen. Naast de drukke routes, de rustige routes faciliteren. Dit zijn bijvoorbeeld de singels die de wijk doorkruisen. Om te zorgen voor meer variatie aan mensen, en dus andere mensen dan alleen bewoners van Pendrecht, moet de wijk in z'n geheel bereikbaar en aantrekkelijk worden voor de omgeving. Pendrecht moet beter op de omgeving worden aangesloten door middel van infrastructuur, waardoor de bereikbaarheid zal verbeteren en men de wijk kan bezoeken. Door het plaatsen van voorzieningen, kantoren , bedrijven en winkels inde randen van de wijk wordt ervoor gezorgd dat er iedere dag werknemers naar de wijk komen en wordt er tegelijkertijd gezorgd voor een reden voor mensen/klanten om de wijk te willen bezoeken. Deze winkels en bedrijven zijn tegelijkertijd een uitbreiding van het huidige winkel- en voorzieningenbes tand, wat de bewoners van de wijk ten goede komt. Het aantal woningen dat aan het huidige woningbestand van 6.200 woningen zal worden toegevoegd door bebouwing van de groene bufferzone om de wijk is 908, een stijging van 13%. De hoeveelheid commerciële ruimte, voor winkels, bedrijven en kantoren die op deze manier in de wijk en in de randen van de wijk gerealiseerd zal worden is 68.soo mz. Dit zijn ingrijpende maatregelen. Ingrijpende maatregelen zijn nodig in een wijk waar een aantal fundamenten waarop de wijk is gebouwd niet goed functioneren.
Afbeelding 6 Totaal ontwerp
rr
D.J.L. Bottram
Digitale procesondersteuning van coLLectief particulier opdrachtgeverschap Ontwikkeling van decpo-module Afstudeerrichting Bouwinformatica Vastgoedbeheer Afstudeercommissie Dr. ir. J.P.van Leeuwen Ir. S.J.E.Maussen MRE Ir. M. van Lent
-
Dl
ur c
c. tD tD
...
C"
c
::J
c.
!. öJ'
n
c
~ 0" 0
c
:E
7'
c
:::J (l_
l1l
12
Datum afstuderen augustus 2004
31
Samenvatting Een woningbouwproject onder collectief particulier opdrachtgeverschap wordt gekenmerkt door een lang, arbeidsintensief en risicovol ontwikkelingstraject waarin de toekomstige bewoners zelfverantwoordelijk zijn voor de vorming van het project. Er wordt onderzocht over welke organisatorische en programmatische aspecten een collectief een besluit moet nemen en hoe het collectief het traject van besluitdefinitie, besluitvoorbereiding en besluitvorming doorloopt. Hieruit volgt een voorstel voor een gestructureerde werkwijze hetgeen wordt geïmplementeerd in een digitaal model.
Trefwoorden Eigenbouw Procesondersteuning Iet
Communicatie Bewonerspa rticipatie
Particulier opdrachtgeverschap moet een belangrijke bijdrage gaan leveren aan de jaarlijkse bouwopgave. Het ministerie van VROM heeft als doelstelling dat vanaf 2005, éénderde van alle nieuwe woningen in enige vorm via particulier opdrachtgeverschap wordt gerealiseerd. Bij particulier opdrachtgeverschap bekleedt de burger zelf de positie van opdrachtgever voor de bouw van een woning. De opdrachtgever heeft daarbij de mogelijkheid om naar eigen wens en inzicht een woning te ontwikkelen binnen de gestelde randvoorwaarden van de overheid. Het ministerie van VROM heeft samen met de provincies, de Veren iging Nederlandse Gemeenten en woningcorporaties het Handvest kwaliteit Vinex-locaties opgesteld. In deze intentieverklaring pleiten de partijen o.a. voor een toename aan bewonersinspraak en keuzemogelijkheden voor deze bewoners en bovendien voor een aanbod aan vrije kavels waar de burgers zelf kunnen bepalen hoe en door wie zij hun woningen laten bouwen. Tevens heeft het ministerie van VROM in 2003 vijftig herstructureringsgebieden aangewezen die om extra aandacht vragen bij de uitvoering van het herstructureringsbeleid. Particulier opdrachtgeverschap kan één van de mogelijke antwoorden zijn op de problemen , die de gemeente, corporatie, huurders en eigenaren/kopers ondervinden in herstructureringsgebieden door een toename van verbondenheid met de wijk en een verbetering van de sociale cohesie binnen de wijk. Bij collectief particulier opdrachtgeverschap (cpo) neemt een groep particulieren initiatief in de ontwikkeling van een serie geschakelde of gestapelde woningen. In de meest "zuivere" vorm draagt de kopersgroep in alle fasen van het ontwikkelingsproces de volledige verantwoordelijkheid en het financiële risico voor het proces en treedt naar alle partijen als contractpartij op. De groep moet, eventueel onder begeleiding, zelf alle besluiten nemen en deze besluitvorming voorbereiden. Binnen deze bes luiten komen zowel de collectieve als individuele woonwensen ter sprake. Het cpo-proces gaat gepaard met veel meningen, afwegingen, overleg en onzekerheden waardoor CPO een risicovolle en energieintensieve vorm van woningontwikkeling is. De vraag· is op welke wijze een digitaal procesmodel de projectdeelnemers kan ondersteunen bij het doorlopen. van het ontwikkelingstraject binnen collectief particulier opdrachtgeverschap. Het afstudeerwerk wordt gericht op de definitiefasevan het ontwikkelingsproces waarbinne n de belangrijkste besluiten worden genomen op het gebi.e d van de projectorganisatie en het woningprogramma. De definitiefase wordt afgesloten met de volgende documenten: • Plan van aanpak (projectorganisatie en woningbouwprogramma) • Projectplanning • Programma van eisen • Gekozen architect • Grondreserveringsovereenkomst
Organlsatorisc.he vraa g stukke n
D efi r'lier·en bes lurtrnomen te n er\ taken
1---------------~Beslurtmom e nte n
Projectspecifreke vraags tukke n
kdoCI,J m n.ten
0.
c
iïi
.05
"'"' >
TI
r ""r r E ~ :<.;
~
>
-· ~
0
g
'X
Fv
c
} "'
-E
•G
g <3
-~ <...!· :> '0
E
E
B e s luitverga
Beslurtdocument
c
Q)
ëQ) E
:=;
ü
0 TI
<:>
0
Figuur 1 Besluitvormingsproces
Ieder document bestaat uit een aantal vraagstukken waarover een projectgroep overeenstemming moet bereiken alvorens men de volgende ontwikkelingsfase kan ingaan. Analyse van reeds gerealiseerde projecten onder cpo heeft geleid tot een overzicht van vraagstukken waarover de projectdeelnemers een uitspraak moeten doen. Voor de uitwerking de vraagstukken is de volgende werkwijze voorgesteld: Ieder vraagstuk wordt gedefinieerd als een te nemen besluit Bij de voorbereiding van de besluitvorming wordt door een aantal projectdeelnemers informatie verzameld die betrekking heeft op het vraagstuk. Deze informatie kan bestaan uit literatuurfdocumenten enjof input van externe adviseurs (evenals eisen van externe partijen) enjof input van de .individuele projectdeel nemers. De werkgroep inventariseert de input en presenteert deze vervolgens aan de overige deelnemers. Wanneer de projectgroep voldoende is geïnformeerd over het te nemen besluit volgt de uiteindelijke besluitvorming. Op basis van de voorgestelde structuur is een digitaal model ontwikkeld waarbinnen een collectief op gestructureerde wijze kan toewerken naar een heldere besluitvorming. Het model is gebaseerd op de technische mogelijkheden van het internet waardoor de projectdeelnemers met elkaar kunnen samenwerken, communiceren en informatie uitwisselen. Om een uitspraak te kunnen doen over de mate van procesondersteuning vanuit het digitale procesmodel is tijdens een evaluatie door een tweetal groepen een onderdeel van het cpa-traject uitgewerkt waarbij gebruik werd gemaakt van het ontwikkelde modeL De eerste groep kreeg hierbij begeleiding vanuit een professioneel adviseur die structuur bood in de werkwijze van de evaluatiegroep. De tweede evaluatiegroep moest het cpa-traject zelfstandig doorlopen. De stappen die deze groep doorliep waren echter vooraf gedefinieerd in het digitale modeL Uit de evaluaties kan worden geconcludeerd dat het structureren en archiveren van activiteiten, resultaten en besluitvorming een transparant ontwikkelingsproces biedt waarbij iedere projectdeelnemer zelf kan bepalen in welke mate hij/zij van alle aspecten van het project op de hoogte is. Door deze transparantie en de mogelijkheid om met elkaar samen te werken en te communiceren kunnen projectdeelnemers zich beter voorbereiden op een besluitvorming waardoor de snelheid van de besluitvorming en de kwaliteit van het besluit toeneemt. Particulier opdrachtgevers zijn echter waarschijnlijk niet in staat alle te doorlopen stappen met betrekking tot de besluitvorming en besluitvoorbereiding zelfstandig te defmiëren. Dit zal tot het takenpakket van een professioneel projectadviseur blijven behoren.
r
- - --
besluitmoment
liJ
-ur c:
0.
ID ID
Geselecteerde besluitmoment afronding titel 2004-1 0-15 Seledie van een aro:htt.ect
status )(
c:
::I
Op bas i~ van gestelde selectiecritena \.'.lord! een .a~ntai~Jrchitecten Qe-,.,.Mg:d informatiemateri~J~I te ~turen. Op b~Jsis vM dtt mat~naal worden enkele -!!rchtte(1en g:ek.nen die een pre!eni~Jtie zullen geven tijdens een atv
Binnen dit besluitmoment moeten de volgende taken uitgevoerd worden: 01/0812004 Opt.tell~n sded1eo:ri~~ria ardlitectenkeuze 14i0812004 Benaderen arch1teoten 15!0912004 Voor~eled.ie .,rchitecten 3010912004 Pre.sent.:rtie architec~en ti1dens ALV
.0.
~
01'
('>
Uit een van di oe .,rchitecten moet oe <en ~rchitect Qekoun w~armoeewe ~I; groep in zee w illen
Bijbehore-nd
...er ....c .... ID
)( )( )( )(
buluitdoc~o~ment:
Er 'ts momenteel geen b.;sluitdocurr1t-nt ~.!Jm,~o·eziQJ Voeg b~sl~11documcnt toe ..:~an dit besluitrr.omentl
>> 1Nij:zig be;luilmoment
Figuur
2
Screenshot besluitmoment binnen digitale model
I3
R. van Boxmeer
Ski Tower Het uitvinden van een skihal typologie die uitgaat van de skiervaring. Afstudeerrichting Architectuur Afstudeer commissie Prof. dr. ir. D. van Dansik Ir. M. Vermeulen Dr. ir. H.L Schellen
Datum afstuderen augustus 2004
31
..... ro
;:;:
14
Samenvatting Het doel van de afstudeeropgave was om tot een alternatieve skihal te komen. Een skimachine die de oorspronkelijke ski-ervaring uit de natuur vervangt. Een skibaan waarbij het economische aspect niet op de eerste plaats staat, maar de ski-ervaring het uitgangspunt is. Door de skihal uit zijn oorspronkelijke context te halen, een suburbane ligging, en in een stedelijke omgeving te plaatsen wordt geprobeerd om tot een stedelijke versie van de skihal te komen. Een versie die niet probeert een 'natuurlijke' berg te zijn, maar een versie die zijn kunstmatigheid juist viert. Trefwoorden Skihal Stedelijk Stapelen Compact Hoogbouw
De Ski Tower probeert een alternatief te zijn voor de hedendaagse skihallen. In tegenstelling tot de bestaande hallen zet het ontwerp van de Ski Tower de ski-ervaring op de eerste plaats. De ruimtelijke opzet van de bestaande skihallen is simpel en altijd hetzelfde: een donkere gekantelde buis met sneeuw, die de afdaling vormt. Onderaan deze buis een clustering van overig programma, zoals restaurant, bar en kleedruimtes. Deze opzet laat niets heel van de oorspronkelijke ski-ervaring, zoals we die kennen uit de bergen. Dit is de meest economische oplossing op dit moment. Het probleem van de hedendaagse skihal is dat ze probeert een berg te zijn. Maar de skihal kan de natuurlijke berg nooit overtreffen. De kunstmatige berg moet niet proberen een berg te zijn. De kunstmatige berg moet een vervangend stuk technische dienstverlening zijn. Een skimachine die een alternatieve, kunstmatige ski-ervaring bied. Het is niet realistisch om een natuurlijke piste na te bouwen. De hedendaagse skibaan heeft een suburbane locatie. De eerste stap die ik gezet heb om tot een alternatieve skihal te komen is de skihal uit zijn oorspronkelijke context te ha'len. De skibaan krijgt zijn zeer onwaarschijnlijke locatie tegen de historische binnenstad van 's-Hertogenbosch. Door deze locatie te kiezen dwing ik mezelf niet te vervallen in de bestaande typologie van de skiha'i. Zoals gezegd moet er een kunstmatige variant worden geboden voor de natuurlijke piste. Doordat de natuurlijke versie nooit gebouwd kan worden door zijn afmetingen, zal er een compactere versie bedacht moeten worden. Deze compacte versie kan zijn sensatie nooit halen uit een extreem lange afdaling. De bestaande hallen zijn verwikkeld in een strijd van wie heeft de langste. Dit ontwerp zal niet uitgaan van een zo lang mogelijke afdaling, maar van een afdaling die veel intenser is. Door de
~ [E] ~ ~ ~ ~ EU [?ril ~ ~ .
111
ur ..... c:
c. tD tD
g. c:
:I
c. ~
iiJ' n
<= ,...,. ro ;::;·
o0
<=
:E
A"
<=
:::J
Q_
ro
rs afdaling intenser, compacter, nerveuzer en sneller te maken, raakt de skiër sneller uitgeput en is zo een in elkaar gedrukte natuurlijke, weidse en meanderende afdaling. De overige programmaonderdelen, zoals de bar en het restaurant, zijn niet geclusterd geplaatst onder aan de helling, maar juist verspreidt door de hele toren heen. Dit zijn de programmatische zwerfkeien. Het uiteindelijke resultaat is een toren waarin de afdaling en programmatische zwerfkeien samen bijdragen aan een gevarieerde en spectaculaire afdaling. De botsing tussen de zwerfkeien en skivloer lokt nieuwe relaties uit, en verrijkt de afdalingsmogelijkheden. Door de stapeling van skivloeren kan er gebruik gemaakt worden van normale verticale liften en vervalt de langzame sleeplift. Tevens is het uiteindelijke volume energetisch compacter, en door het opvouwen van de skivloer wordt het volume binnen veel efficiënter gebruikt: meer afdaling met minder geveloppervlak. De Ski Tower is dus niet alleen een alternatieve skihal geworden, maar ook een economischere versie.
S.A.J. de Bruin
movin' De oude rijkswegbrug over de Waal tussen Zaltbommel en Waardenburg Afstudeerrichtingen
Architectuurr Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. G.A.C. van Zeijl Dr. J. Boomgaard Dr. ir. S.P.G. Moonen
.. --
••
Datum afstuderen 31
111
-:1
ii1' c
Cl..
..
r::r
c
:1 Cl..
!. ä1' n c:::
..... ([)
augustus
2004
--·-··
11-- ·- •••
Samenvatting
Een ontwerp voor een burg die geen functie meer heeft. Dat wat vroeger enkel verbinding was wordt door afbraak (het slopen van twee van de vier pijlers), toevoeging (een constructie die de veranderde krachten kan opnemen), verstoring (het ritme van de oude brug krijgt een tegenpool) en intensivering (de beleving van het tussen), niet alleen een etalage van zowel het verleden als het heden, als ook een spannende en bevragende oversteek; omdat bruggen uitrrodigen om de dingen anders te bezien .
;::;: CT 0
c::: :E 7' c::: ::::J
0.. ([)
Trefwoorden
Brug Deconstructivisme Toren/hoogbouw Openbare ruimte Monument
r6 De uitdaging
In mijn eerste jaar ben ik gefascineerd geraakt door de oude rijkswegbrug over de Waal tussen Zaltbommel en Waardenburg. Gespot vanuit de trein tijdens de reizen naar mijn ouderlijk huis en altijd in mijn gedachten gebleven als onderwerp voor mijn afstudeerproject. Een brug die, toen al, functieloos lag te wachten (tsja waarop?) . Ingeklemd tussen de Martinus Nijhoff brug voor het wegverkeer en de ir. W. Hupkesbrug voor het treinverkeer. Waarschijnlijk ten dode opgeschreven, maar na vijf en een half jaar studeren nog steeds aanwezig om onderwerp te worden van mijn afstuderen. Gefascineerd was ik door het feit dat het een bijzonder object is. Een brug die geen brug meer is, en toch ook weer wel; ik kan er gewoon overheen lopen (heb ik gedaan ook). Geïntrigeerd werd ik door de potentie; in de brug zelf, om er iets moois van te maken en potentie in het onderwerp; tegenwoordig mogen architecten zich weer bezighouden met bruggen. De insteek
Door het in eerste instantie loslaten van welke functie dan ook kon ik de brug zelf bekijken. Bruggen en brugconstructies dienen nagenoeg altijd eerst de mens in het verbinden van twee voor de mens gescheiden delen. Pas daarna komt de brug zelf of de beleving van het oversteken. Of zelfs helemaal niet, zoals hier het geval is; enkel constructie om de kloof te overbruggen. En de logica van die constructie was onleesbaar, onzichtbaar onder de vloer. De insteek voor het ontwerp komt voort uit het deconstructivisme; het blootleggen, het bevragen van de onderliggende structuren zonder het gebouwde te laten instorten. En dat wat bevraagd moest worden in deze locatie waren de constructie, het ritme en het tussen. Eigenschappen die aanwezig, en{of afwezig de brug vormen.
o0
c: ~
"A
c:
::J
0..
ro
Het bevragen
Per eigenschap heb ik een strategie bepaald. Gescheiden van elkaar ontwikkelt qua intentie, maar in het ontwerp vullen de bevraagde eigenschappen elkaar aan. De oude brugconstructie wordt opgenomen in de nieuwe; immers als er pijlers verdwijnen dan dienen de krachten op een andere wijze afgedragen te worden. Een samengaan waarin oud en nieuw elkaars voorwaarde en aanleiding zijn, zonder dat het eigene van de oude brugconstructie verdwijnt in de nieuwe constructie of dat de oude constructie onzichtbaar vernieuwd wordt. De oude brugconstructie komt door de ingreep duidelijker naar voren als constructie dankzij de nieuwe constructie. Het bevragen van de constructie ligt niet alleen in oud en nieuw, maar ook in zichzelf. De kettinglijn, die visueel is en die, constructief gezien, gevolgd wordt, wordt visueel én constructief doorbroken doordat de tuien in het midden weggelaten worden. De zes torens zijn niet gesloten maar u-vormig. Het eentonige ritme van de oude rijkswegbrug wordt tegengesproken door een streepjescode. Onleesbaar ageert het a-ritmische tegen het monotone ritme van de oude rijkswegbrug. Afzonderlijk zijn deze ritmieken saai, schurend naast elkaar, achter elkaar levert het een spannend beeld op. De streepjescode an sich wordt intern bevraagd door een ruimtelijke snede. Een snede die, vanuit het 2-dimensionale vlak, in een 3-dimensionele setting, ruimte genereert. Het schuurt, het snijdt en legt bloot. De constructieve opbouw wordt zichtbaar. De boxen van de streepjescode priemen door de vloer en werken de vloer open zodat de onderliggende structuur van de brug bloot komt te liggen. De opbouw van de oude rijkswegbrug blijkt een u-vorm te zijn en de onder- en bovenconstructie schelen een fase van een half met elkaar. Het middengedeelte van de nieuwe brugconstructie blijft gevrijwaard van elke ingreep en is zelfstandig gebleven c.q. geworden (vgl. de Firth of Forth Railbddge). Het is het monument in de brug. Een brug genereert een tussen, een plek waar je nergens
bent. Een plek die er voor zorgt dat je anders naar de stad of omgeving kijkt. Een toren heeft dat effect ook, nieuw (uit)zicht. En zoals een brug links en rechts verbindt zo verbindt een trap onder en boven. Door de brug heen verschijnt er een schier oneindige trappen toren. Zonder elkaar te raken zijn ze aan elkaar ver:bonden, toren en brug. Het onbestemde verblijven op een brug wordt zo geïntensiveerd dat het een bestemming wordt, maar wel een bestemming waarvan het doel is dat je er onbestemd verblijft. Dwalen om te dwalen, kijken om het kijken en verblijven om te beleven. Het geheel is niet los te maken van de omgeving. Ontwerp, positionering en rnaalgeving zijn gedaan vanuit dat wat aanwezig was. De ingreep, zoals ik die voorstel, realiseert een plek die nooit een plek geweest is. Een stedelijke ruimte waar nooit een stad zal kunnen staan of ontstaan. Het resultaat
Zonder in een verstikkende monumentaliteit te vervallen geeft dit ontwerp tijd weer; heden en verleden zijn verbonden voor de toekomst. Hier ontluikt zich een ervaringsmachine die beleeft dient te worden; het oversteken en het stijgen dat moet je meemaken. Het observeren van de locatie, brug en toren; het zien van dat wat ontbreekt, het ontdekken van ruimte, structuur en zicht zorgen ervoor dat de bezoeker beschouwer wordt; van de brug en van zichzelf.
J.P. van den Elzen
Beheersen van veiligheids- en gezondheidsrisico's bij Ballast Nedam Bouw regio Zuid. Afstudeerrichting Uitvoeringstechniek Namen afstudeercommissie Ir. E.R. Poortman Jr. M.M.J. Vissers A.L.F.M. Van der Linden Ing. F.E.P. Truyens M.Sc Datum afstuderen 31 augustus 2004 Samenvatting Voor Ballast Nedam Bouw regio Zuid is een nieuwe V&G-plan uitvoeringsfase ontwikkeld. In dit V&G-plan worden veiligheidsen gezondheidsrisico's voor bouwplaatsmedewerkers geïnventariseerd en worden preventieve maatregelen opgesteld ter voorkoming van deze risico's. De risicoinventarisatie is gekoppeld aan de uitvoeringsplanning, .z odat alle activiteiten van een project worden behandeld. In het V&G-plan is het mogelijk om informatie uit ongevalsrapporten, inspectierapporten, V&G-deelplannen van onderaannemers of wijzigingen in de uitvoering te verwerken tijdens de realisatie. Hierdoor blijft het document altijd actueel.
r8
Trefwoorden Veiligheid Gezondheid Arbeidsomstandigheden Bouwplaats Risico-inventarisatie
Aan alle werkplekken en activiteiten zijn risico's voor de veiligheid en gezondheid van medewerkers verbonden. Volgens de Arbowet moeten alle bedrijven risico's die de medewerkers lopen tijdens hun werk inventariseren. Op grond van deze _inventarisatie moet een plan worden opgesteld om die risico's te verminderen. Vergeleken met andere sectoren zijn werknemers in de bouwnijverheid blootgesteld aan grotere risico's, vanwege de bijzondere omstandigheden waarin wordt gewerkt. Dit is onder andere af te meten aan het grote aantal arbeidsongevallen, het hoge ziekteverzuim en de vele arbeidsongeschikte werknemers in deze bedrijfstak. Daarom is het van belang dat voor ieder project opnieuw wordt geïnventariseerd wat de risico's voor de op de bouwplaats aanwezige medewerkers zijn, welke maatregelen getroffen moeten worden om deze risico's te beperken en welke partijen verantwoordelijk zijn voor de arbeidsomstandigheden. Bij Ballast Nedam Bouw regio Zuid is de inventarisatie van veiligheids- en gezondheidsrisico's de laatste tijd steeds meer op de achtergrond geraakt. Voorheen verzorgde de VGM-projectcoördinator de risico-inventarisatie, maar deze functie is in 2003 komen te vervallen en zijn werk is door niemand voortgezet. Om er voor te zorgen dat de bouwplaatsmedewerkers veilig kunnen werken, zal de risico-inventarisatie weer op poten gezet moeten worden. Dit moet gebeuren binnen het kader van de Arbowetgeving en de werkwijze moet voldoen aan de eisen voor het verkrijgen en behouden van het VCA**-certificaat. De huidige werkwijze met betrekking tot veiligheid en gezondheid op de bouwplaats bij BNB Zuid is geanalyseerd. Eén van de conclusies uit deze analyse is dat de risicoinventarisatie die in de voorbereidingsfase wordt opgesteld niet meer wordt gebruikt tijdens de uitvoering. Om de beheersing van V&G-risico's bij BNB Zuid te verbeteren is een nieuw V&G-plan uitvoeringsfase ontwikkeld, waarin de inventarisatie van V&G-risico's is opgenomen.
Ql' n c ,...,. ro rr 0
c
:;;;
7'
c
::::J
0..
ro
Het resultaat is een Exceldocument, waarin informatie uit verschillende bronnen verwerkt kan worden. Om te voorkomen dat de risico-inventarisatie een checklist wordt zonder duidelijke relatie met de uitvoering, is gekozen voor een koppeling met de uitvoerings planning. Alle activiteiten die op de uitvoeringsplanning staan, worden ingevoerd in het V&G-plan en het uitvoeringsteam moet voor iedere activiteit nagaan wat de risico's zijn. Wanneer risico's worden genoemd, moeten preventieve maatregelen worden aangegeven ter beperking van deze risico's. De koppeling tussen de risico-inventarisatie en de uitvoeringsplanning heeft tot gevolg dat de bewaking van het uitvoeren van de maatregelen veel doeltreffender wordt. Voorheen werd met behulp van een inspectierapport aangegeven of een aantal standaardmaatregelen waren uitgevoerd. Na invoering van dit nieuwe V&G-plan wordt tijdens inspectierondes gecontroleerd of alle maatregelen, die vastgesteld zijn naar aanleiding van de risicoinventarisatie, zijn uitgevoerd. In de voorbereidingsfase van een project moet het V&G-plan opgesteld worden door een lid van het uitvoeringsteam. Hiertoe worden verschillende projectgegevens ingevoerd, zoals de gegevens van betrokken partijen, de leden van het uitvoeringsteam en de activiteiten uit de uitvoeringsplanning. In een bijeenkomst, waarbij het gehele uitvoeringsteam aanwezig is, worden de activiteiten besproken en wordt aangegeven welke risico's zich kunnen voordoen. Een hulpmiddel hierbij is de databank. Deze databank bevat risico's en suggestiemaatregelen, welke kunnen voorkomen bij bepaalde activiteiten. Wanneer alle activiteiten zijn behandeld is versie r van het V&Gplan uitvoeringsfase gereed. Gedurende de realisatie van een project komt er informatie binnen waardoor verwachte risico's kunnen wijzigen. Dit kan bijvoorbeeld zijn na wijzigingen in bouwmethoden of materialen, maar ook naar aanleiding van inspectierondes, ongevallen, V&G-deelplannen van onderaannemers of een bezoek van een externe veiligheidsadviseur.
Al deze zaken worden gedurende het project door het uitvoeringsteam gewijzigd in het V&G-plan, waardoor dit plan een document wordt wat altijd actueel is. Na de oplevering van het project wordt het gebruik van het V&G-plan geëvalueerd en wordt bekeken of de databanken kunnen worden uitgebreid met risico's en suggestiemaatregelen die men tijdens het project is tegengekomen. De bouwnijverheid zal altijd een bedrijfstak blijven met grote risico's voor werknemers. Dit verslag biedt niet de oplossing om de veiligheid en gezondheid van bouwplaatsmedewerkers te kunnen garanderen, maar biedt wel een hulpmiddel om tijdig de r'isico's van een project in beeld te brengen. Het resultaat blijft afhankelijk van de kennis en ervaring van de betrokken leden van het uitvoerings team. Het is niet haalbaar een V&Gplan te maken waarin alle risico's in een project benoemd en voorkomen door veiligheidsmaatregelen worden. Het is echter wel belangrijk dat een bouwbedrijf aantoont dat zij alles heeft ondernomen om de risico's voor bouwplaatsmedewerkers zo klein mogelijk te maken. "Hij lette niet goed op" mag niet meer worden aangedragen als oorzaak van een arbeidsongeval. Het belang van beheersing van V&G-risico's moet bekend zijn bij alle medewerkers van het bouwbedrijf, van opperman tot directeur. Iedereen moet beseffen dat hij invloed heeft op veilige en gezonde arbeidsomstandigheden op de bouwplaats.
M.T.H. Frerker
Herbestemming Cineac-Theater Afstudeerrichting Bouwtechnisch Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. ir. J.M. Post Arch. a.v.b. A.J.M. Walraven Arch. a.v.b. ).A.C. Hofman Dip!. ing. H.H. Yegenoglu
Datum afstuderen 31 Augustus 2004
Dl
-ur c
Q..
tD
tD .... C"
c :s
Q..
!. iir' n
c
~CT
0
Samenvatting Het Cineac-Theater, als 'maatpak' voor de oorspronkelijke journaalbioscoop, en de vier omliggende typisch Amsterdamse grachtenpanden moeten geschikt gemaakt worden voor één nieuwe functie, zonder dat de bijzondere karakteristieken ervan verloren gaan. Bovendien geldt voor het Cineac dat de oorspronkelijke functie ervan beleefbaar gehouden moet worden. Door het creëren van een overgangsgebied tussen het Cineac en de grachtenpanden bereik ik, dat de panden zelf niet teveel hoeven worden aangepast. Tevens is er in dit gebied ruimte voor een nieuwe routeconstructie, die ervoor zorgt dat de vijf gebouwen als een eenheid kunnen gaan functioneren.
Afbeelding 1 Impressie Cineac en de grachtenpanden aan de Am stel
c
~
A"
c
:::J
0..
ro
Trefwoorden Herbestemming Cineac Theater Grachtenpand Amsterdam Duiker Afbeelding 4 Verdeling nieuwe ruimten
20
Bestaande gebouwen hebben mij altijd al geboeid vanwege de historische en architectonische waarde, maar ook vanwege de betekenis die ze voor de bevolking hebben. Dit is voor mij de aanleiding geweest om als afstudeeropdracht te kiezen voor het herbestemmen van het Cineac Theater in Amsterdam, inclusief een viertal omliggende grachtenpanden. Voor dit complex heb ik een nieuwe bestemming bepaald, namelijk een ' Nieuwe Media Kunst Centrum'. Doelstelling Het stedelijke complex van vijf gebouwen (het Cineac-Theater en vier verschillende grachtenpanden), dienen één geheel te gaan vormen t.b.v. één nieuwe bestemming. Dit terwijl er op dit moment geen relatie is tot elkaar en er sprake is van twee totaal verschillende gebouwtypen, beide met hun eigen karakteristieken, gebouwstructuren en uitstraling~ Dit heeft geleid tot de volgende ontwerpdoelstelling: "Tracht om met behoud van de karakteristieke waarden en uitstraling van de gebouwen, het gebouwcomplex zodanig aan te passen dat het als één geheel gaat functioneren, met één nieuwe functie. ln het nieuwe ontwerp dienen de karakteristieke waarden van de vijflosse gebouwen zowel buiten als binnen herkenbaar te blijven. Bovendien zijn bij het Cineac het gebouw en de bestemming niet los van elkaar te zien, waardoor niet alleen de karakteristieke waarden van het gebouw maar ook de oorspronkelijke bestemming dienen door te schemeren in het nieuwe ontwerp." Nieuw ontwerp Op basis van de analyse van de vijfverschillende gebouwen, zijn de uitgangspunten vom het nieuwe ontwerp gedefinieerd: Behoud karakteristieke waarden bestaande gebouwen Bij het behoud van de karakteristieke waarden gaat het met name om de hoofdstructuur en de uiterlijke verschijningsvorm van zowel het Cineac als de grachtenpanden. De hoofdstructuur van het Cineac wordt met name gevormd door de parabolische
zaal, de entree en het balkon. Bij de grachtenpanden gaat het om de karakteristieke langgerekte, smalle structuur en de verdeling in verdiepingen . Behoud uitstraling van de oorspronkelijke functie van het Cineac In tegen stelling tot de grachtenpanden, is de oorspronkelijke functie van het Cineac: de journaalbioscoop, zodanig bijzonder dat deze in het nieuwe ontwerp dient door te schemeren. Functionele eenheid. Om het complex als een praktisch geheel te laten functioneren, is het belangrijk om eenheid te creëren in het gebouw. Deze uitgangspunten hebben geleid tot het nieuwe ontwerp. De drie belangrijkste onderdelen van het nieuwe ontwerp zijn: het herstellen van de parabolische zaal in haar oorspronkelijke staat, het behouden van de karakteristieken van de grachtenpanden en het creëren van een overgangsgebied, die zorgt dat de vijf panden als één geheel gaan functioneren. Herstellen parabolische zaal in oorspronkelijke staat In de oorspronkelijke bioscoopzaal van het Cineac, wordt de nieuwe presentatie- en ontmoetingsruimte gevestigd (Cineac Café). Om de karakteristieke waarden van het Cineac nieuw leven in te blazen, wordt de tribune op het balkon en de oorspronkelijke entree hersteld. Tevens wordt de oorspronkelijke kleurstelling en matedalisering teruggebracht. Hierdoor wordt de beleving van de oorspronkelijke bioscoopzaal weer in ere hersteld. Natuurlijk brengt de nieuwe functie ook nieuwe eisen met zich mee. De oorspronkelijke bioscoopstoelen in de zaal en op de tribune worden niet teruggebracht en onder het scherm wordt een podium geplaatst. Op de ' trappen' van de tribune zal de beeldschermkunst worden geëxposeerd.
\
[]l
~(01.\(QIO\.WU<
,<;00.:"'"'
•:IIIGA.I
_..-v..,.OI [ (U.U.:IIXI
~a.
REGULJERSBREESTRAAT
Afbeelding tenpanden
2
Gebouwencomplex met twee 'gebieden': Cineac en grach-
--
0~-~
w..-AlU ~-•M•
.......c
Afbeelding 3 Ontwerpschema's I»
-
u;'
c
c. tD
...tD
C"
c
::I
c.
!. ill'
n
c
~· 0"
0
c ::1: 7' c :::J
0..
ro
Afbeelding 5 Impressie overgangsgebied
Afbeelding 6 "impressie Cineac zaal
Behouden karakteristieken van grachtenpanden In het nieuwe ontwerp zullen met name de expositieruimtes in de grachtenpanden worden gesitueerd. Van de grachtenpanden blijven de langwerpige, smalle ruimtes zichtbaar en de karakteristieke gevels behouden. De oorspronkelijke (buiten) vides worden overdekt, maar blijven wel zichtbaar in de vloeren. De wanden zullen worden gestript, waardoor de bakstenen structuur weer zichtbaar wordt. Op een aantal plekken zal de oorspronkelijke wandafwerking blijven bestaan, waardoor de kleinschaligheid van de grachtenpanden zichtbaar blijft. Wel zal getracht worden om de omgeving zo rustig mogelijk te laten, waardoor de expositie benadrukt wordt.
strijd met het andere belangrijke uitgangspunt van het ontwerp: de functionele eenheid. Bij de grachtenpanden is de langwerpige, smalle structuur zichtbaar gelaten. Het enige wat niet behouden kan blijven, zijn de entreepuien, welke tot etalages omgebouwd zijn om toch de relatie met de straat te behouden. Omdat de karakteristieke waarden van het Cineac zo belangrijk zijn, zijn er concessies aan de nieuwe functie gedaan. Eigenlijk is de opslag iets te klein. De opslag van kunstwerken dient nu voor een deel plaats te vinden buiten het Cineac. Tevens is het niet mogelijk gebleken om één grote expositieruimte te creëren. Dit is in principe geen groot probleem, omdat de kunstinstallaties vaak in aparte ruimtes geplaatst dienen te worden. Echter beperkt dit wel de flexibiliteit van de ruimtes. Toch kan gesteld worden dat de belangrijkste uitgangspunten in het nieuwe ontwerp verwezenJij kt worden.
Creëren overgangsgebied Om het complex ais één geheel te laten functioneren, is er een overgangsgebied gecreëerd. Dit gebied wordt gesitueerd aan de achterzijde van de grachtenpanden en in de (rest) ruimte achter de Cineac-zaal. Om één geheel te creëren worden in de scheidingsmuren tussen de grachtenpanden doorgangen gemaakt, waardoor een nieuwe stalen routeconstructie geplaatst wordt. Deze constructie wordt zo transparant mogelijk gemaakt door glazen balustraden en matglazen vloerdelen. In de scheidingsmuur tussen het Cineac en de grachtenpanden worden tevens doorgangen gemaakt, waardoor de gebogen wand van de Cineaczaal zichtbaar wordt. Het overgangsgebied zorgt ervoor dat het gebouwcomplex als één geheel gaat functioneren. Conclusie In het nieuwe ontwerp zijn alle uitgangspunten van het ontwerp in principe gerealiseerd. De karakteristieke waarden van de bestaande gebouwen zijn vrijwel allemaal behouden. De parabolische zaal, de entree en het balkon met tribune van het Cineac worden in ere hersteld en ook de oorspronkelijke functie schemert weer door in het nieuwe ontwerp. Het enige wat niet gelukt is om te behouden zijn de trappenhuizen. Gezien de trappenhuizen geheel gericht waren op het Cineac, zi jn deze in
21
J.T. Gaublomme
Hygroscopic moisture transport and moisture content dependent mechanical behaviour of oak Afstudeerrichting Fysische Aspecten van de Gebouwde Omgeving Afstudeercommissie Prof. dr. ir. J. Carmeliet Prof. dr. ir. M.H. de Wit Dr. ir. H.L. Schellen Datum afstuderen 31 augustus 2004
-
Cl
ur c c..
tD
tD .... c-
c c..
:::3
~
or
n
c
;:::;:
~·
o0
c
::;:
"' c ::::J 0.. <0
22
Figuur 1 SEM image of Latewood vessel
Samenvatting Due to changes in relative humidity of air, wood dries and wets hygroscopic and respectively shinkage or swelling occurs, often resulting in damage. This hygroscopic moisture transport along with elastic and visco-elastic properties dependent on the moi· sture content are object of study. Research on characterization of oak was conducted using helium pycnometry, mercury intrusion and scanning electron microscopy techniques. Boundary and scanning sorption isotherms are determined and mode lied. Elastic behaviour and creep we re lesled for each orthotropic direction. The hygroscopic drying and capillary uptake process were analysed orthotropic by means ofX-ray. Trefwoorden Wood Moisture content Moisture transport Mechanica! behaviour X-ray
Figuur 4 Longitudlnalliquid uptake process
Introduetion The trigger of this thesis was the cracking of wood en organs in old churches. The cracks are initialed by shrinkage due to sudden changes in relative humidities. Analysis of the cracking problem in wood, which is encountered in many applications of wood, requires knowledge of the drying process, it's microstructure and the mechanica! long- and short-term behaviour in rela· tion to the moisture content. Oak was chosen for this research as it is a native specie, has a high quality, and is often used in monumental interior applications. Experiments Literature points out that the origin of the complex behaviour of wood is found in the chemica! composition and cellular structure. Helium pycnometry allows an evaluation of the porosity of the structure. A porosity of s6, 3% ± I, 4% was found. In order to attain a pore volume distribution mercury intrusion porosimetry was used which distinguises three apparent subgroups having radii of 10<11m, 0.1<11m and ±5nm. In the evaluation of these results it has to be kept in mind that MIP is an invasion pedocation teading to an overestimation of fine pores due to the inkbottle effect. To gain insight in the connectivity of the pores scanning electon microscopy was applied. Magnifications up to 1888x show the orientation and structure of different cel! types, their pits (figure r) and the cell walls. To investigate the relation between relative humidity and the moisture content, boundary and scanning sorption isotherms were determined, these curves show hysteresis. lt has been shown that the application of a conceptual hysteresis model results in curves that show to be in good agreement with the measured adsorption and desorption scanning curves (figure 2). The drying and capiUary uptake process was analysed by means of X-ray attenuation (figure 3). Th is qualilalive reseach showed that the growth rings and rays have a very different properties with respect to moisture transport.
~r--------,---------.----.---....---~--------~---,
""'"""'Y"""'IPI""' $0 rpllo<1
I
~
(> "'""-"'"" 7ó".clolll 0
40 •
~ ~ In/u S:3"'. Qal.l co.rvt~33"' dlt1
0 aan
-- P-1:1'• -
p1!1dd4<1 SJ<;
"""' camera sample
10
X-ray beam souree OA
03
0;5
O.f
Qlj
oa
D>o h UI1lllllY I~l
Aguur
2
Sorption isotherms and modelled curves
Aguur 3 Principle experimental setup of X-ray
Dl
..... c:
UI
'3 0
.o
~
0
~
*
0
~
c. tD
tD ....
0
8
l::r
Q
c:
:::s
c.
&»}
~
:I
c ..... ro
__"
"'n
.....
er 0
300
c
2C~ [
c
::;:
7' ::l Cl.
ro
100 0
0
10
15
:ro
24
u(ml$ll"i.)
Aguur 5 Tangentlal E-modulus
There appears to be a good connectivity between the latewood vessels, so in the longitudinal direction the drying is faster. Jf the drying occurs only in the radial directions the earlywood, whith a higher vapour diffusion resistance, is passed by the rays which initiate the drying process and give access to the latewood vessels. Liquid uptake experiments also showed a preferential uptake in the latewood vessels if uptake takes place in the longitudinal direction (figure 4), whereas in tangential direction the rays act as .real harriers to the moisture movement Mechanica! properties are orientation dependentand are altered significan.tly by the moisture content, as can be seen in figure 5 which represent the E-modulus of the and tangential direction. The ratiosof Et:Er:El are approximately 1:2:10. For the three orthotropic directions a highest average E-modulus was found at a moisture content of 8 %, from this point on towards a lower or higher moisture content the E-modulus decreases. The compression test to determine the E-modulus were also successfully simulated in a 3D elatic modeL The results of the creep experiment (figure 6) show a clear difference between the three orthotropic directions. The ratios found in the E-modulus experiment maintained in the creep deformation.
Aguur 6 Experlmental setup for creep measurements
M.T.J. van Gennip
St\JtirQioetl
Draaiboek voor de implementatie van een woonzorgzone
[
Afstudeerrichting Vastgoedbeheer Afstudeercommissie Drs. J.J.A.M. Smeets Mr. W.j.H. Wensetaar Drs. G. van Eeuwijk
r·· w~rk;Jrcw
We~Kgrtlej)
zcry Uiensten
~l':ll1el100
Datum afstuderen 31 augustus 2004 Samenvatting Het ontwikkelen van een draaiboek voor de implementatie van een woonzorgzone. Op basis van literatuurstudie, interviews met deskundigen en de eigen ervaringen bij de ontwikkeling van woonzorgzone Mierlo, wordt het proces van initiatief tot implementatiefase beschreven. Daarbij wordt ingegaan op de fasering, organisatiestructuur, financiering, samenwerking, instrumenten en de belangrijkste succes- en faalfactoren. Trefwoorden Wonen en zorg Woonzorgzone Woonservicezone Planologische kengetallen Ouderen
l
N00(10(11QeVillQ
l .
Klan~bold~
/
ILOkaal I
I
Wel'i
loke!
Afbeelding 1
Draaiboek voor de ontwikkeling van een woonzorgzo_ne Het veld van wonen en zorg is sterk in beweging. De belangrijkste oorzaken zijn de sterke vergrijzing en de wens van ouderen om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen. De kwaliteit van verzorgings-en verpleeghuizen sluit niet aan bij de vraag van ouderen. Te kleine kamertjes, oververzorging, gebrek aan privacy, betutteling en het gedwongen moeten verhuizen, zijn slechts enkele van de veelgenoemde nadelen. Het liefst blijven ouderen zo onafhankelijk mogelijk wonen, in de eigen woning, onder eigen regie en ontvangen zij alleen die zorg en ondersteuning die zij daadwerkelijk nodig hebben. Dit vraagt om een geheel nieuwe infrastructuur voor zorg- en dienstverlening. Het woonzorgzone-concept speelt in op deze ontwikkelingen. Een woonzorgzone is een (deel van een) wijk of dorp waarin optimale condities zijn geschapen voor wonen met zorg en welzijn, tot en met niet-planbare 24 uurs zorg. Een woonzorgzone wordt gekenmerkt door een hoog percentage aanpasbare woningen, een barrièrevrije woonomgeving. een multifunctioneel servicecentrum en kleinschalige steunpunten in de wijk. Het woonzorgzoneconcept werd in 1995 door de Stichting Architecten Gebouwen Gezondheidszorg (STAGG) in Nederland geïntroduceerd. Sindsdien is de ontwikkeling van woonzorgzones, ook wel woonservicezones of zorgvriendelijke wijken genoemd, in een stroomversnelling geraakt. Het ontwikkelingsproces verloopt echter veelal moeizaam en veel projecten komen niet, of met grote vertraging tot stand. Het onderwerp van dit afstudeeronderzoek is de implementatie van woonzorgzones. Het gaat hierbij om een complex proces waarbij verschillende partijen op lokaal niveau samenwerken om een hoogwaardig alternatief te ontwikkelen voor verzorgings- en verpleeghuizen en andere intramurale instellingen. Het doel van het afstudeerwerk is een draaiboek te ontwikkelen, dat gebruikt kan worden voor het succesvol implementeren van een woonzorgzone. Het onderzoek naar de implementatie van woonzorgzones bestaat uit een literatuurstudie, interviews met deskundigen en deelname aan de ontwikkeling van woonzorgzone Mierlo. Het onderzoek is met name gericht op de volgende onderwerpen: betrokken partijen, fasering, organisatiestructuur, regievoering, samenwerkingsvormen, financiering en succes- en faalfactoren Het aantal betrokken partijen kan per project sterk verschillen. De basis van vrijwel alle projecten wordt gevormd door de driehoek: gemeente, zorginstelling(en) en woningcorporatie(s). Daarnaast kan een groot aantal andere instanties betrokken zijn, zoals: Stichting Welzijn, RIO, Zorgkantoor, Provincie, et cetera. Het proces van totstandkoming kan worden opgedeeld in vier fasen, die elk worden afgesloten met een beslisdocument In de initiatieffase wordt een inventarisatie gemaakt van de lokale situatie en gaat de initiatiefnemer(s) op zoek naar partijen om het project mee te realiseren. Zodra er voldoende draagvlak is voor het project, ondertekenen de verschillende samenwerkingspartHers een intentieverklaring (op basis van een startdocument).
InlUilief hwemanl!illia lo~rue srwllll~
•
• Samenweri<Jngspat111ers lllekert ~lak .r
GeD:maniiJka vlalevormlng ln'le~rat!SàlJe
van \1Sias èn IJelanl)j!n
Urt(lanpapunten en randvoorwasrd~rl
•
Concept op Möldlilllen nasJbllal heu;lsanaJy~
Global~
Ur'
PrOfllllmma van eisen
Ailamabew(l
Deelproject
\
Voorbort!lden van da JJitvoerlng
R lisatle Op!everirllj gebo n • $1Bn samerr..,erlcJnQ'!!Prol'l(;tén
Afbeelding
2
Detail
In de visiefase ontwikkelen de verschillende partijen een gezamenlijke visie. Omdat elke pa.rtij andere doelen en belangen heeft, is het belangrijk dat de uitgangspunten en randvoorwaarden helder en eenduidig worden vastgelegd. De gezamenlijke visie wordt vastgelegd in een visiedocument en gaat vergezeld van een intentieverklaring. In de planvormingsfase wordt een nieuwe projectorganisatie opgericht De visie wordt verder uitgewerkt en opgedeeld in deelprojecten. Deze worden via de lijn programma van eisen, voorlopig ontwerp, haalbaarheid, uitgewerkt naar deelplannen voor de implementatie. De planvormingsfase wordt afgesloten met de ondertekening van concepthuur- en concept-samenwerkings-overeenkomsten. In de implementatiefase tenslotte vindt de daadwerkelijke implementatie van nieuwe diensten enjof producten plaats. De initiatief- en visiefase spelen zich voornamelijk op bestuurlijk niveau af. In de planvormingsfase wordt een nieuwe projectstructuur opgericht bestaande uit een stuurgroep, één of twee projectgroepen en een aantal kleine werkgroepjes. Een projectleider vormt de verbinding tussen de stuurgroep en de projectgroep. De beleidsregie is in handen van de stuurgroep, de dagelijkse regie ligt in handen van de projectleider. Uit het literatuuronderzoek, de interviews en uit de case-studie Mierlo komen een groot aantal succes- en faalfactoren naar voren. Als voornaamste faalfactoren worden de gebrekkige weten regelgeving, gebrek aan financiële middelen, het 'intramurale' denken van zorginstellingen, gebrek aan geschikte bouwlocaties, en de gebrekkige afstemming tussen de gemeentelijke diensten genoemd. De voornaamste succesfactoren zijn: een gedreven kartrekker, enthousiasme, inzet en creativiteit van de betrokken partijen én de wil om problemen op te lossen. Andere factoren die een belangrijke rol spelen zijn een onafhankelijke projectleider, een duidelijke projectstructuur en een gezamenlijke visie. Veruit het allerbelangrijkste is het centraal stellen van de klant. De vraag van de klant staat voorop. De klant (of zijn vertegenwoordigers) maken dan ook deel uit van de projectstructuur. Het denken voor de klant is niet meer van deze tijd!
Ing. M.J.L. van Gog
Urban Habitat Multifunctioneel object in het centrum van Antwerpen
··~··"
Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Dr. ir. J.G. Wallis de Vries Dr. J. Boomgaard Prof. dr. ir. B.E.J. de Meulder
,,,
/
Datum afstuderen 22junizoo4
111
~ c
c.. tD
tD ....
C"
c
::I
c.. ~
ar (">
c
..... tD
;::;: 0' 0
c :i: c""" ::::> 0. tD
Samenvatting Dit afstudeerproject is een antwoord op de vraag of en hoe meervoudig ruimtegebruik iets zou kunnen betekenen voor bestaande stedelijke problemen. Monoculturen, ongewenste congestie, leegstand vormen een bedreiging voor de (leefbaarheid van) de binnensteden. Door gebruik te maken van functiemix op een beperkte oppervlakte, nabij een vervoersknooppunt, zullen er kansen ontstaan voor deze gebieden. Het uiteindelijke object is een samenspel van diverse functies en verbindingen, welke zo gekozen en ten opzichte van elkaar verbonden zijn, dat ze 24-uur-per-dag-7-dagen-per-week in gebruik is.
Figuur 1 Situatle Antwerpen
Trefwoorden Multifunctioneel
24/7 Stedelijke problemen Antwerpen Verbindingen
26
Aguur 4 Entree vla diagonaal opgetild maaiveld
Concentratie van verschillende activiteiten op een zelfde plek is niet iets nieuws. Het hele leven speelde zich vroeger gewoon in één dorp of stad af. Doordat mensen van alle Leeftijden en uiteenlopende beroepen op een beperkt oppervlak aanwezig waren, bleven de functies wonen, werken, leren en verzorgen dichtbij elkaar. Het is dan ook niet eerder nodig geweest om functiemen· ging tot beleidsdoelstelling te verheffen. Het tegenovergestelde, scheiding van functies, is echter lange tijd wél planmatig gepropageerd. Dit heeft veelal monofunctionele woonwijken opgeleverd, waarbij de forensenstromen 's morgens op weg gaan naar de kantoorparken, en 's avonds vice versa! Hierdoor ontstaan veel files, wat weer voor tijd- en geldverspilling en veel ergernis zorgt. Verder houdt dit in dat de woonwijken overdag voor een groot gedeelte maar gedeeltelijk in gebruik zijn, en de kantoorwijken er 's avonds desolaat bij liggen. Dit desolate karakter trekt cri minaliteit aan, mensen durven er niet meer zo goed te komen, waardoor de aanwezige functies die er zich bevinden verhuizen. Buiten deze negatieve effecten, is het ook gewoon zonde van de ruimte om deze maar 8 uur per dag te gebruiken, zonde van de ruimte die nodig is om alle forensen tegelijkerti jd te vervoeren en zonde van de woonwijken die niet optimaal gebruikt worden. Dit afstudeerproject beschrijft dan ook een scenario waarin ik een aantal van die stedelijke problemen probeer op te lossen door middel van meervoudig ruimtegebruik. Er dient gestreefd te worden naar de samenvoeging van verschillende functies op een beperkte oppervlakte. De leefbaarheid bij deze functiecon centratie dient als uitgangspunt genomen te worden. De voorwaarden om dit te berei ken zijn bereikbaarheid, functiemenging, positieve woonomgeving creëren, voldoende voorzieningen en voldoende gewenste congestie. De gekozen projectlocatie is Antwerpen, omdat het Centraal Station en haar nabije omgeving worden herontwikkeld. Men wil twee compleet verschillende stadsdelen (arm en rijk) met elkaar verbinden, welke decennia lang door een bestaande spoorophoging van elkaar gescheiden zijn geweest.
Het gebied werd hierdoor verdeeld in twee erg onderscheiden stadsdelen, met een grote verscheidenheid aan mensen en culturen De uitbreiding van het stations bestaat onder andere uit het verlengen van de perrons (de totale lengte van de perrons komt dan op 375 tot 425 meter), deze ingreep laat toe om een tweede stationstoegang aan de Lange Kievitstraat te creëren, welke extra mogelijkheden voor dit gebied met zich mee brengt. Het perceel wordt ingeklemd door de zoo, de nieuwe stationstoegang en de rest van het verder te ontwikkelen projectgebied. De uitgangspunten bij het te ontwikkelen gebouw zijn steeds geweest; door middel van het samenvoegen van meerdere functies in één gebouw (of wijk) een verbetering van de leefbaarheid ter plekke tot stand te brengen. Deze samenvoeging van functies omvat ook weer uitgangspunten, namelijk; het gebouw is zó ingedeeld en van functies voorzien dat het geheel 24 uur per dag, 7 dagen per week in gebruik is. Om ervoor te zorgen dat er geen dele n in het gebouw ontstaan die nog s teeds monofunctioneel zijn, heb ik getracht door middel van een goede menging (zowel qua soorten functies en de onderlinge relatie tussen de verschillende functies) de multifunctionaliteit te waarborgen. De menging van de functies moet goed tot zijn recht komen door middel van clustering van de functies, in plaats van de veelal gebruikte horizontale - of verticale schijven. Om ervoor te zorgen dat het daadwerkelijk 24 uur per dag, 7 dagen per week in gebruik zal zijn heb ik er voor gekozen om m inimaal de functies wonen e n werken in het object te situeren. Wonen vind vooral 's avonds, 's nachts en in het weekeinde plaats , werken vooral overdag, waardoor het gebouw al 24 uur per dag in gebruik zal zijn. Door de toevoeging van andere functies, wordt het effect alleen maar versterkt. Hierdoor kan er werkelijk een stad-in-een-stad ontstaan en zullen veel bewegingen in het gebouw opgevangen worden die anders buiten het gebouw zouden plaatsvinden, waardoor er een reductie van tijd en plaatsverspilling plaatsvindt.
Figuur 2 Voor- en zijgevel
Figuur 3 Functieoverzicht Dl
-
ur c
C-
ID
...r::r tD
c
;:, C-
!2. tJ'
n
c
....m
;:::;:
Figuur 5 Woonblok, waarin de te veranderen gevel zichtbaar Is
De functies zijn zo gekozen dat ze elkaar versterken (Zodat er geldt I+ I= 3). Verder moest er rekening gehouden worden met locatiegebonden uitgangspunten; het gebouw moest een verbinding vormen tussen de beide stadsdelen, verder wilde ik gebruik maken van de nabij gesitueerde stationstoegang en het groene element in de verder stedelijke omgeving (de zoo) be- of doorgetrokken in het object. Deze verbindingen tussen de zoo en de rest van de stad zijn zowelletterlijk als figuurlijk toegepast. De verbinding met de zoo wordt gecreëerd door middel van het doortrekken van het opgetilde maaiveld in de zoo tot op het dak van een van de volumes. De figuurlijke verbinding met de stad wordt gemaakt door de maxima.le hoogte te benutten en hierdoor een zichtlijn te creëren. De daktuinen op deze hoogte zullen dit beeld verstrekken. Het object is dan ook een samenspel van verschillende volumes geworden, welke allemaal een verschillende functie bevatten. De volumes worden boven, onder en langs elkaar door geschoven, waartussen open ruimtes ontstaan. Hierdoor is er in deze ruimtes ruimte voor licht en lucht. Op de daken van de verschillende blokken wordt een nieuw maaiveld geïntroduceerd. De voortzetting van het groen in het gebouw kan gezien worden als een extra functie in dit gebouw, in deze parken, perken en pleinen kunnen activiteiten plaatsvinden en ontstaan. De organische vormen, de struiken, bomen en andere groenen elementen, zorgen voor een verzachting van de brutale rechte en hoekige elementen van de volumes. Om de passagiersstromen die de nieuwe stationstoegang met zich mee zal brengen te benutten wordt het maaiveld doortrokken in het gebouw, waardoor de bezoekers het gebouw ingezogen worden en de aantrekkelijkheid (in de vorm van de verschillende functies en activiteiten) van het object moet de bezoekers dan ook binnen houden. Alle functies in het gebouw worden door een letterlijke route aan elkaar gelinkt, waardoor er een verbondenheid tussen deze verschillende functies ontstaat. De schil van de vo.lumes vormt het secundaire element, het vormt een huid om de robuuste blokken (het primaire element).
De gevel is een voortzetting van het dynamische karakter van het samenspel van verschillende functies. Alleen de volumes zullen door een schil omhuld worden, de overige gedeelten van het gebouw blijven open, hierdoor is er een duidelijk verschil zichtbaar tussen een binnen- en een buitenruimte. Verder geeft de gevel het 24-uur-per-dag-7-dagen-in-de-week-karakter van het gebouw weer, het gaat met de veranderingen van het gebruik mee. Deze schil bestaat uit verdiepingshoge stalen vouwblinden welke voor een glazen pui geplaatst worden. De (geperforeerde) stalen luiken kunnen naar wens.opengeschoven worden, waardoor de plasticiteit en het gevelpatroon steeds wisselend zullen zijn. De randvoorwaarden voor de gevel zijn door mij gecreëerd, de werkelijke verschijning wordt door de gebruikers bepaald.
R.J.W. Habets
Snede in de tijd Herbestemming van het Klokgebouw in Strijp S te Eindhoven Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. dr. ir. G.A.C. van Zeijl Dipl. ing. H.H. Yegenoglu Arch. a.v.b. ).A.C. Hofman Datum afstuderen 31 augustus 2004
Dl
-
vr c
c..
RI RI
....
tr
c
::I
c.. ~
i>!'
c'"' .... ro
;:;:
r:::r 0 c :::;: c
"' ::::> 0..
ro
Samenvatting Het Klokgebouw verwijst naar het industriële verleden van Eindhoven en heeft nu nog een plek in het collectief geheugen. Het collectief geheugen, beschouwt door Rossi als een opeenstapeling van herinneringen uit verschillende tijdslagen, is per generatie opgedeeld in individuele herinneringen, gekoppeld aan ervaringen. Er zal een nieuwe invulling gevonden moeten worden voor h.e t Klokgebouw die nieuwe herinneringen en erva· ringen kan genereren en het weer een plek kan geven in het col· leelief geheugen van toekomstige generaties. Zo is het voortbestaan verz.ekerd, zonder dat hierbij de herinnering aan zichzelf uit het oog wordt verloren. Trefwoorden Klokgebouw Herbestemming Philips Multifunctioneel Erfgoed
Eindhoven heeft met de op handen zijnde herbestemming van Strijp S een bijzondere kans om haar identiteit te profileren. Het beeld van 'de stad van Philips' is gedateerd en doet de stad tekort. Eindhoven is ook een groene stad, en een stad waarin innovatie, technologie en design - elementen waarbij ontegen· zeggelijk de invloed van Philips doorschemert· thans hoog in het vaandel staan. Het gewijzigde Masterplan voor de herbestemming van Strijp S draagt bij aan dit beeld en deze identiteit van Eindhoven. Met de plaatsing van een park in Strijp S krijgt Eindhoven er een nieuw groengebied bij dat een aangename afwisseling zal vormen op het stenen hart. De historische bebouwing, en dan met name de Hoge Rug en het Klokgebouw. vormen herkenbare elementen en unieke mar· keringen in de Eindhovense structuur en dragen met hun histo· rische verwijzing naar het Philipsverleden van Eindhoven. bij aan de eigenheid van de stad. Bij de invulling van het gebruik van deze gebouwen staan vernieuwing, cultuur en design centraal. De invulling van het park sluit hierop aan door de moge· lijkbeid te bieden in te spelen op de wisselende behoeften van in· en omwonenden door de tijd heen. Het park kan gebruikt worden als proeftuin voor nieuwe initiatieven. Daarmee vormt het park een bijdrage aan het beeld en de identiteit van de stad door zijn flexibele stedenbouw en tijdelijke architectuur. Het dynamische karakter van het park vormt tevens een tegen· hanger voor het permanente karakter van de historische bebouwing. Met mijn wijziging van het Masterplan van BVR is er in mijn ogen een plan ontstaan dat, meer dan het oorspronkelijke plan, voldoet aan de wensen van Eindhoven als stad van innovatie, technologie en design en bovendien de historische structuur goed tot zijn recht doet komen. I.n vele opzichten hield het oor· spronkelijke plan wel rekening met het bovenstaande, maar verdiende op sommige punten wat extra aandacht. Het Klokgebouw blijft behouden en vormt een verwijzing naar het industriële verleden van Eindhoven, hiermee tevens een bij· drage leverend aan de herkenbaarheid en eigenheid van Eindhoven.
111
iil' ..... c
c..
ID ID
....
C"
c
::J
c..
~ pJ'
(')
c
.....
10
;::;:
Afbeelding 1 30 doorsnede
Een gebouw dat voorheen een gesloten blok was, gaat fungeren als poortgebouw van en naar het gebied Strijp S. Met de karakteristieke klok vormt het gebouw vanafhet spoor een opvallende markering van de stadsen tree. Zichtbaar vanaf grote afstand heeft de klok bovendien een symbolische functie: het verwijst rechtstreeks naar het verstrijken van de tijd en staat hierdoor in schijnbaar contrast met het permanente karakter van het gebouw. Door de hoofd ingreep, het creëren van een dwarsdoorsnede van het gebouw, wordt de historische structuur van het gebouw tot een beleving gemaakt en samen met de situatie ingezet om de nieuwe functies, bestaande uit winkels, een theater en een combinatie van wonen en werken, een plek te geven. Het gebouw wordt een creatieve broedplaats, waar een brede keur aan disciplines op elkaar kunnen inspelen en elkaar kunnen aanvullen. Productie en consumptie kunnen er gecombineerd worden. Dit als aanvulling op het reeds aanwezige aanbod in Eindhoven, waaronder de invulling van de Witte Dame. In mijn ontwerp wordt gebruik gemaakt van de historie, welke niet als probleem wordt gezien, maar juist als leidraad wordt ingezet en zichtbaar wordt gemaakt. Hierbij is het gebouw veel meer dan een masker, een mooie façade die de nieuwe invul.ling van het gebouw een gewichtige uitstraling kan geven. Het oor· spronkelijke ontwerp en het doel daarvan blijft zichtbaar in het nieuwe ontwerp: de interne structuur wordt blootgelegd en leesbaar gemaakt, zowel functioneel als structureel. Functioneel door het transparante karakter van de gevels en het meegeven van een duidelijke herkenbaarheid van de verschillende functiegebieden; structureel door het benadrukken van de oorspronkelijke en de nieuwe bouwstijl, die duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn in hun materialisering en plaatsing ten opzichte van elkaar. Herbestemmen van een gebouw is meer dan het toekennen van een nieuwe functie aan dit gebouw. Het is de wederzijdse interpretatie van het bestaande en het nieuwe. Het plan tot herbestemming vloeit voort uit de behoefte bepaalde emotioneel en geschiedkundig waardevolle elementen van een gebouw
te bewaren voor de toekomst; het zijn de herinneringen aan en ervaringen met het gebouw die het een betekenis en plaats geven in een stad. Herbestemmen is echter ook niet het compromisloos behouden van cultureel erfgoed, waarbij het gebouw verwordt tot een museumstuk, losgeslagen van zijn context. Het opereren op het snijvlak van behoud en vernieuwing vorm· de voor mij de grootste uitdaging van deze opdracht. Met het nu voorliggende resultaat wil ik laten zien dat niet te voorzichtig hoeft worden omgegaan met cultureel erfgoed; dat een gebouw respecteren niet betekent dat het niet 'aangeraakt' mag worden. Met de rigoureuze ingreep in het gebouw heb ik juist mijn bewondering voor de architectuur van het gebouw willen tonen. Als hoeksteen van een her te ontwikkelen stadsgedeelte komen de voor herbestemming essentiële elementen in het Klokgebouw samen. De klok maakt het gebouw markant en herkenbaar in het stadsbeeld, en wijst daarnaast op het verstrijken van de tijd; op verleden en toekomst. De omvang en rechtlijnige structuur van het gebouw duiden op een permanentie, maar geven juist ook de mogelijkheid voor nieuwe invullingen in de toekomst. De dwarsdoorsnede in het gebouw tenslotte legt het skelet van het gebouw bloot, welke het wezen vormt van de typi· sche architectuur van het gebouw. De snede in het gebouw als moment is hiermee een snede in de tijd. De snede toont de stad als opeenstapeling van lagen , die in de tijd haar geschiedenis vertellen.
S. Jacobs
Leven rondom de Dood Een crematorium in Venlo-Bierick Afstudeerrichting
Architectuur Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. G.A.C. van Zeijl Dip!. ing. H.H. Yegenoglu Arch. a.v.b. J.A.C. Hofman Datum afstuderen
29juni2004 Samenvatting
-
Dl
;;r c:
0. tD tD
..,
C"
c:
::I 0.
~
CU'
n
c
;::+
Afbeelding 1 Trap
Er heerst een groeiende ontevredenheid over de huidige crematoria in Nederland. Ze worden vaak als kil en onpersoonlijk ervaren. Het crematorium is als het ware een decor waarbinnen het laatste afscheid zich afspeelt en zal altijd in de herinnering van de nabestaanden blijven. Dit afstudeerproject toont een crematorium dat zo is ontworpen dat het de nabestaanden begeleidt tijdens het afscheidsrihteel van het begin tot aan het einde. Een decor waarbinnen op een waardige manier afscheid genomen kan worden.
ro
;:::;:
o-
Trefwoorden
§ 2
Crematorium Natuurbegraafplaats Eenvoud Complex Begeleiding
0
:::J
~
30
Afbeelding 4 Bezinningsrulmte
Aanleiding
De dood is en blijft een onbegrijpelijk fenomeen. Een onderwerp waar het liefste niet of nauwelijks over wordt nagedacht, laat staan gesproken. Dat terwijl de dood toch onlosmakelijk verbonden is met het leven, iedereen krijgt er op een bepaald moment in zijn of haar leven mee te maken. In de krant staan met enige regelmaat artikelen over de dood, begraven en cremeren. Vaak over het feit dat er steeds meer mensen gecremeerd worden en dat de manier waarop dit laatste afscheid plaatsvindt, kil en onpersoonlijk gevonden wordt, een groeiende ontevredenheid over de huidige crematoria. Na uitgebreid onderzoek en vele schetsen is uiteindelijk een ontwerp van een crematorium dat deze ontevredenheid weg zou kunnen nemen, tot stand gekomen. De omgang met de dood
Deze omgang is in elke cultuur anders. in India bijvoorbeeld worden crematies in de open lucht uitgevoerd terwijl in West· Europa doden al eeuwenlang begraven worden. In de bronstijd (r5oo-4oo voor Christus) vond er allijkverbran· ding plaats. Maar volgens het Christendom moest de overledene begraven worden, zodat deze uit zijn graf kon verrijzen. In 785 stelde Karel de Grote dan ook de doodstraf op cremeren. Daarna werd alleen nog maar gecremeerd bij wijze van straf en tijdens oorlogen en epidemieën. Door de industrialisatie en verstedelijking werd de dood steeds vaker vanuit een technisch oogpunt bekeken. In r874 werd op initiatief van deze artsen 'eene vereniging tot invoering der lijkverbranding' opgericht. Volgens hen was dit dé manier om hygiënische problemen tegen te gaan . In 1913 werd in Ve.lsen het eerste Nederlandse crematorium ingewijd, maar pas in 1959 werd cremeren niet meer als straf· baar beschouwd. Uiteindelijk was het pas de wet van 1968 die lijkverbranding gelijk stelde aan begraven. Deze nieuwe gebouwtypen, de crematoria, moesten op een bepaalde manier vormgegeven worden.
Over het algemeen sloot de stijl aan op de op dat moment heers· ende architectuurstijL Er is nooit sprake geweest van een typisch eigen gezicht van het Nederlands crematorium. Locatie
Crematoria worden over het algemeen niet gesitueerd in een stedelijke omgeving, maar in een bosrijke, groene omgeving. Deze omgeving moet een zekere afstand scheppen van de bewoonde wereld en zorgen voor een gepaste sfeer waarbinnen de nabestaande afscheid kan nemen. Vandaar de keuze voor een plek in een mooie, groene bosrijke omgeving, namelijk de locatie van het huidige crematorium in Venlo-Blerick. Tussen Maasbree en Venlo-Blerick in een bosrijke omgeving ligt het crematorium naast de openbare begraafplaats van Venlo-Blerick. De begraafplaats en het crematorium zijn nu totaal afgescheiden van elkaar, terwijl ze pal naast elkaar liggen. Om deze scheiding op te heffen is gekozen voor het maken van een natuurbegraafplaats. Dit is een nieuw fenomeen in Nederland. Een begraafplaats midden in het bos waar 'alles' kan. Er zijn verschillende typen graven en er mogen meer of minder traditionele grafmonumenten of bijvoorbeeld een zwerf· kei geplaatst worden, maar ook is het mogelijk om een boom of struik ter nagedachtenis te planten. Asbussen kunnen behalve in gewone graven ook in urnengraven geplaatst worden , of gewoon onder een boom. De as mag ook worden verstrooid boven of in een graf, bij een grafmonument of op een willekeurige plaats in het bos. Concept
Het doel was het ontwerpen van een crematorium dat enerzijds de bezoekers/rouwenden rust en troost biedt, zodat ze in een geborgen omgeving afscheid kunnen nemen van hun dierbare overledene. Anderzijds moet het de juiste momenten spanning én ontlading afwisselen; de routing is een belangrijk onderdeel. Verder moet het ruimte bieden om de verschillende stromen tegelijkertijd onafhankelijk van elkaar te laten plaatsvinden
Afbeelding
2
Pad terug
Afbeelding 3 Ingang
o0
c ::;;: 7' c ::J c.. ID
Afbeelding 4 Binnenhof
Afbeelding 6 Aula
Met die stromen worden de volgende bedoeld: de bezoekers die komen voor crematieplechtigheid. de bezoekers die komen voor een begrafenisplechtigheid, dit kan zijn inclusief of exclusief een dienst, wanneer deze bijvoorbeeld al in een kerk gehouden is. bezoekers die een graf of een urn komen bezoeken op de na tuurbegraafpJaats. het personeel, waarvoor het complex een aangename plek moet zijn om te werken.
De elementen bestaan uit donkergrijs gepolijste betonwanden, die licht spiegelen en een hevig contrast vormen met de ruwe stenen in de schanskorven. Een belangrijk detail is dat er geen aluminium daktrim te zien is, zodat de wand intact blijft. De zinken daken worden in alle ruimtes gedragen door gelamineerde houten liggers en lijken als een solide plaat hierop te liggen.
Ontwerp Een imposante wand, bestaande uit schanskorven, gevuld met gele keien en stenen, is de leidraad van het gehele complex. Deze wand omal'mt het hele crematorium en begeleidt de rouwenden tijdens het afscheidsritueel vanaf de parkeerplaats en weer terug hier naar toe. Het complex bestaat uit objecten waarin de verschillende fasen van het ritueel plaatsvinden, zoals de aula, de condoleanceruimte en de binnentuinen die deze elementen verbinden. Deze buitenruimtes zijn elke keer het moment van ontlading, dat langzaam overgaat in de spanning, die zijn hoogtepunt in de binnenruimtes bereikt. Met name in de aula, waar de afscheidsdienst plaatsvindt, maar natuurlijk ook in de invoerruimte waar de kist uiteindelijk de oven ingeschoven zal worden. De condoleanceruimte, de plek waar iedereen elkaar, vaak na lange tijd, weer treft, is buiten de schanskorven gesitueerd en te bereiken via een trap die onder het complex door gaat. Het pad terug naar de parkeerplaats loopt ook weer naast de schanskorven, zodat de mensen nog steeds door deze wand begeleid worden. De verschillende stromen lopen zo dat ze naast elkaar kunnen bestaan, zonder dat ze elkaar belemmeren. De personeelsruimten zijn niet zichtbaar voor de rouwenden, terwijl ze wel het hart van het complex vormen en gesitueerd zijn aan de binnenhofwaar omheen de overige binnentuinen en elementen liggen.
3I
A.J. R. Kunnen
32% Off Shopping for Utopia Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. ir. J. Westra Dip!. ing. H.H. Yegenoglu Ir. M.H .P.M. Willems Dr. ir. H.H. Achten Datum afstuderen 29juni2004
-
111
ur c
0. tD tD ICT
... c
::s
0.
!!. ör'
n
c::
;:::;:
Samenvatting Een nieuw plan voor Hoog Catharijne. Een studie naar winkelcentra en het gebruik van publieke ruimte binnen de stad. Het plan laat zien hoe de stedelijke ruimte geopend en ingezet kan worden om een connectie te maken met het bestaande centrum. Het ontwerp van het winkelcentrum weerspiegelt het proces. In het proces is gebruik gemaakt van een objectieve methodiek om een subjectieve vormentaal te creëren. Het project zet de verhoudingen van publiek en privé in een ander licht.
11>
~:
Trefwoorden Publieke ruimte Privé domein U rban Entertainment Destination Shopping Process
Het traject van mijn afstuderen laat zich lezen als een zoektocht. Een zoektocht naar spanningvelden, ontwerp methodiek, strategie en denkbeelden. Het geheel van deze elementen heeft geleid tot dit resultaat. Een resultaat waarbij een denkwijze is ontwikkeld over publieke ruimte en het gebruik daa.rvan binnen een stedelijk kader. Ook heb ik getracht de ontwerpopgave op een andere wijze te bekijken en d.m.v. het ontwikkelen van een objectieve methodiek een subjectieve vormentaal te genereren. Het laten zien, aantasten en ter discussie stellen van verhoudingen tussen publiek en privé is hier ook een onderdeel van. Daarnaast is het ook een kritiek op het overheidsbeleid. Als iets de ontwikkeling van publieke ruimte benadeeld is het dit wel. De stad als een geheel van openbare ruimtes, openheid versus dichtheid, centralisering i.p.v. spreiding, functie diversiteit in een groter geheel. Dit zijn begrippen die een grote rol hebben gespeeld bij het formuleren van een nieuw stedebouwkundig plan voor Hoog Catharijne. Een plan dat als een soort blauwdruk kan gebruikt worden voor mijn verdere ontwikkeling op het gebied van stedebouw. Bij mijn ontwerpproces stond centraal het verkennen van de intrinsieke waarde van methodes die vorm, ruimte en structuur bepalen. In deze methodes heb ik naar verhoudingen gezocht tussen concept, functionaliteit, pragmatisme en esthetiek. Deze aanpak heeft geleid tot een ontwerp waarbij de vorm niet gecreëerd maar gegenereerd is. Mijn inbreng was vaak niet de output maar de input. Daarnaast heb ik een poging gedaan publiek en privé in een andere verhouding ten opzichte van elkaar te plaatsen. Hierdoor heb ik het beeld van veiligheid en sociale controle ter discussie gesteld. Het geheel van gebouwen dat Hoog Catharijne vormt wordt gebonden door het winkelcentrum. In de meest ideale situatie zou de structuur van het winkel gedeelte de rest van de functies ontsluiten. Helaas is dit niet het geval en functioneren andere functies van Hoog Catharijne als autonome objecten. Door het winkelcentrum en daarmee de eerste 3 lagen te slopen creëer ik een nieuwe stedebouwkundige situatie.
33 Deze situatie bestaat uit een aantal stedelijke blokken omgeven door lege ruimte. Door middel van enkele elementen wordt dit gebied opgedeeld in een aantal stedelijke leegtes (pleinen). Deze pleinen krijgen allemaal een specifieke functie binnen het stedelijke kader. samen met het centrum vo[mt dit een zogenaamde UED (Urban Entertainment Destination). Een plek die een gevarieerd aanbod van activiteiten biedt binnen een groter geheel (de Stad). In het transitie gebied van het station naar het centrum komt een nieuw winkelcentrum. Dit winkelcentrum is een vertaling van randvoorwaarden die voortkomen uit de stedebouwkundige situatie, confrontatie van publiek en privé en de functionele eisen zoals routing. In het proces heb ik met behulp van vormstudies en wiskundige formules deze randvoorwaarden invloed laten uitoefenen op het ontwerp. Het uiteindelijke ontwerp is dan ook een stolling van dit proces waarbij alle variabelen met elkaar in evenwicht zijn. Het stedebouwkundig plan heeft een on- Nederlandse opzet. Grote openheid tegenover dichtheid. Concentreren in plaats van uitsmeren. Een publieke ruimte die niet dwingt maar vraagt. In het winkelcentrum wordt een spel gespeeld met routing, functie, publieke ruimte en privé domein. Het winkelcentrum heeft een zelfde insteek als de stedebouwkundige opzet. Het gebouw is ontstaan uit een spel van compressie en decompressie zoals de stedebouwkundige opzet bestaat uit openheid en dichtheid. Het gebied vormt hierdoor de tegenhanger en de aanvulling van het historische centrum. Bij elkaar vormen zij een stad die een bron van diversiteit en a.ctiviteit is. Het is een weerspiegeling van de mogelijkheden die aanwezig zijn.
L. Kusters
Een brug in de tijd Geschakeld wonen op niveau Afstudeerrichting
Ar:chitectuur Afstudeercommissie
Ir. A.H.J . Bosman J.J .P.M. van Hoof (arch.avb) Prof. dr. ir. B.E.J. de Meulder Ir. O.T.J. Devisch Datum afstuderen 31
111
-
u;'
c
0. tD tD
..,
CT
c
::J
0.
~
iiJ' n
c
...... <1) ;:;:
augustus
2004
Eindhoven, vijfde stad van Nederland, qua verschijning niet veel meer dan een groot dorp. Veellaagbouw op korte afstand van het centrum. Voor verdere groei is verdichting noodzakelijk. Zodoende moet er in hogere dichtheden gebouwd worden zonder aan woonkwaliteit in te boeten. Er is een conflict tussen de historische stadstructuur en de planmatig opgelegde concentri· sche radiaal structuur. Herstellen van het evenwicht tussen beide structuren betekent een verrijking voor de stad. Het slaan van een brug in de tijd middels een langzame verkeersroute en een woongebouw. Schakelen van grondgebonden eengezinswoningen in de hoogte. Trefwoorden
34
Afbeelding 1 Situatie (omgeving Kastelenplein Eindhoven)
Samenvatting
Eindhoven Grondgebonden hoogbouw Stapelen -schakelen Verleden - hede n Knooppunt
Inleiding
De aanleiding voor mijn afstudeerproject is voortgekomen uit verwondering en hiermee samenhangende irritatie. Hoe is het mogelijk dat in Nederland nog steeds zoveellaagbouw wordt opgeleverd?! We hebben een relatief klein land, met een aanzienlijk aantal inwoners per vierkante kilometer, dus waa.rom wonen we niet allemaal in wolkenkrabbers? Waarom blijven we steken in een brei van laagbouw? Ondanks de toegenomen technische mogelijkheden blijft ee n eigen huisje met een eigen tu in· tje, het ideaal van het gros van de Nederlanders. Het woningaan· bod blijft grotendeels beperkt tot de bekende rijtjeswoningen en galerijflats, terwijl er tegenwoordig veel meer mogelijk is. De wereldtentoonstelling van 2000 in Hannover heeft ons de mogelijkheden tot het stapelen van landschappen laten zien. Vanuit dit standpunt zou het dus ook mogelijk moeten zijn om grondgebonden eengezinswoningen te stapelen en hiermee hogere dichtheden te bereiken dan nu het geval is. Mensen zijn tevens vervreemd geraakt van de omgeving waarin ze wonen, werken en recreëren. Een goed voorbeeld hiervan is de extreme wateroverlast die enkele jaren geleden de gebieden rondom de Nederlandse rivieren heeft geteisterd. Bewoners van het rivierengebied tussen Maas en Waal werden gedwongen hun huizen te verlaten uit angst voor het bezwijken van de dijken. Bewoners van de 'Limburgse Maasvallei' konden zwemmen in hun woonkamers. De overheid kreeg de sch uld, hoe had deze ooit toe kunnen staan dat in de uiterwaarden van rivieren gebouwd mocht worden? We vertrouwen blindelings op onze kunstmatig ingerichte omgeving en vergeten hierbij dat de natuur zich niet laat temmen. Samengevat: 1. Nederland heeft een relatief klein landoppervlak en toch wordt ons land nog steeds vol gebouwd met laagbouw (voor· namelijk eengezinswoningen) 2. veel van deze woningen gaan geen relatie aan met de omgeving, ee n willekeurige woonwijk in een willekeurige stad is vaak in dezelfde vorm ook in andere steden terug te vinden 3· mensen zijn vervreemd geraakt van hun omgeving Doelstelling
Mensen opnieuw bewust maken va n hun omgeving. Andere manieren van wonen en bouwen zijn nodig om te voorkomen dat Nederland als éé n groot stedelijk gebied aan elkaar groeit. Er moe t anders worden omgaan met de wens naar grondgebondenheid van woningen.
Afbeelding
2
Routing
Afbeelding 3 Nachtbeeld (Inwendige route wordt zichtbaar in gevelbeeld) Dl
iil' ..... c: c..
ID ID
...C" c:
:::1
c..
!. iiJ' ,..,
c: ...... (!)
Afbeelding 4 Vakwerkconstructie- verticale geleding woonunits
Afbeelding 5 Impressie maquette
Eindhoven Aangezien het in deze context niet zinvol is om locatieloos te ontwerpen heb ik direct bij aanvang van het afstuderen voor een concrete Nederlandse stad gekozen: Eindhoven. Hiervoor zijn twee redenen: 1) Eindhoven is de vijfde stad van Nederland, maar heeft qua verschijning meer weg heeft van een groot dorp, dan van een stad. Bovendien is het onbegrijpelijk dat er binnen de ring nog steeds grondgebonden laagbouw wordt gerealiseerd. z) Mijn fascinatie voor het ontstaan van 'groot Eindhoven' uit vijf omringende, kleine dorpen. De geschiedenis gaat ver terug, maar in het stadsbeeld is hier nauwelijks meer iets van terug te vinden.
Knooppunt. De projectlocatie is gelegen in stadsdeel Gestel, daar waar de Karel de Grotelaan, de Hoogstraat en het afwateringskanaal samen komen. Ontwerpuitgangspunt is het knooppunt weer duidelijk leesbaar maken en de Hoogstraat en het kanaal een eigen plek geven in de verkeersknoop. Dit heeft geleid tot een ontwerp voor een wooncomplex, dat door zijn vorm alle (historische) ingrediënten op deze plek met elkaar verbindt.
Probleemstelling De grenzen van het grondgebied van Eindhoven zijn vastgesteld, om toch verder te kunnen groeien is verdichting noodzakelijk. Het probleem is echter: hoe combineer je de voordelen van laagbouw met de voordelen van hoogbouw en hoe sluit je daarbij aan op de bestaande stadsstructuur? Stedelijkheid gaat gepaard met hoge dichtheden en hoogbouw. E.indhoven is te groot voor een dorp, maar te klein om als een echte stad te worden ervaren. Op veel plaa.tsen binnen de ring wordt nog steeds laagbouw gerealiseerd. Is dit voor de toekomst nog wel realistisch? Ontwerpopgave. Ik heb mezelf ten doel gesteld een ontwerp te maken voor woningen die een relatie aangaan met de directe omgeving, refererend naar het verleden met oog op de toekomst, om zo het beste van twee werelden te combineren. Hierbij is het een uitdaging om te komen tot het stapelen van grondgebonden woningen en op deze manier een hogere dichtheid te bereiken, zonder aan woonkwaliteit in te boeten.
Architectonisch ontwerp Het programma van het gebouw bestaat in de eerste plaats uit woningen. Slopen van het pand van de Harense Smid maakt het noodzakelijk om ook nieuwe winkelruimte in het gebouw onder te brengen. Het is echter belangrijk dat het complex, ondanks de verschillende programma onderdelen, een eenheid blijft uitstra· len. Het is eveneens belangrijk dat het gebouw vanaf verschil· lende kanten anders ervaren wordt, omdat de verschillende omringende stedelijke structuren om een andere benadering vragen. Het resultaat is een wooncomplex dat zich als een brug over de bestaande infrastructuur buigt. Het Kastelenplein krijgt hierdoor een zware beëindiging en de Hoogstraat krijgt een uitloper die de langzame verkeersroute begeleidt. De entrees tot het gebouw bevinden zich op het eerste niveau, direct aan de langzame route, 4 meter boven maaiveld. De wooneenheden zijn als kralen in een ketting aan elkaar geregen. Eén wooneenheid loopt van de onderzijde, tot aan de bovenzijde van het gebouw. Hierdoor ontstaan woningen van minimaal drie verdiepingen hoog. Iedere woning krijgt door deze indeling bovendien zijn eigen dakterras en een 'getrapt' laagste niveau. Hierdoor worden bewoners zicht bewust van de eigenaardige vorm van hun gebouw en wordt er een figuurlijke brug in de tijd gesl.agen.
35
L. Lubin
Back in the future Moderne integratie in historische context Kunst centrum -Ambachtelijke wijk Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Ir. A.H.j. Bosman Ir. M. Verroeuien Ir. A.D.C. Pronk Datum afstuderen 29juni2004 Samenvatting Dit afstudeerproject is een onderzoek naar de mogelijkheid van een integratie van nieuwe, eigentijdse gebouwen in een historische context. Dankzij de sloop van de stadskantoren in Maastricht is er een unieke kans ontstaan, om de verbroken, historische stadsstructuur (wijken die door deze kantoren uit elkaar zijn gedreven) weer te herstellen en een modern complex in de oude, traditionele context van het centrum van Maastricht te bouwen. Op basis van een uitgebreide analyse van de bestaande stedelijke structuur, architectonische stijlen en sociaal-culturele ambities heb ik geprobeerd om de meest geschikte nieuwe functies, architectonische vormen en infrastructuur voor de.ze locatie in te _passen. Dit project- "Kunstcentrum- Ambachtelijke wijk" functioneert als een multifunctioneel complex. Hij verbindt woon- en commerciële zones in een eenheidsstructuur, zoals die ook in de traditionele oude binnenstad zijn opgebouwd. Dit nieuwe complex is een moderne "culturele impuls" voor het oude centrum van Maastricht. Het project bestaat uit drie samenlevende blokken, elk gebaseerd op de structuur van het historische centrum van Maastricht. Elke blok bevat een combinatie van verschillende functies zoals winkels, restaurants, woningen en delen van kunstcentrum. Bovendien is het mogelijk om traditionele architectonische regels van oude centrum te koppelen aan een nieuwe moderne stijl. Dit complex bevat twee bijzondere werelden, een open buiten en een private binnenwereld van Maastrichtse straten en binnen pleinen. Trefwoorden Maastricht Modern - Traditioneel Kunstcentrum Hotelcomplex Multifunctioneel
Analyse De gekozen locatie kent veel potenties die niet worden gebruikt. Het is een interessant project, die veel aandacht van een groot aantal mensen kan hebben. Het projectgebied ligt op een aantrekkelijke en gunstige bouwplaats. Volgens mij kan hier een doordacht geanalyseerde, moderne, architectonische inpassing met het bestaande, op deze locatie een oplossing bieden. Problemen in de specifieke situatie Functionaliteit van deze plek. Mogelijke verbinding met de bestaande context. Creëren van een eenheidsstructuur. Verbinding van verschillende delen van het gebied. Creëren van een bijzonder deel van dit gebied die in harmonie met het hele gebied kan bestaan. Combinatie van het oude en het nieuwe. Kunst centra -Ambachtelijke wijk Om te kunnen begrijpen wat moderne architectuur betekend in Maastricht, ben ik traditionele-historische bebouwing gaan analyseren. Deze is geleidelijk tijdens eeuwen ontstaan op basis van verschillende eisen en culturele stromingen. Alleen door alle fases van deze ontwikkeling van Maastricht te begrijpen, en vanuit de analyse van de architectuur van deze bebouwing, kon ik de hoofdlijnen (zoals verschillende stromingen, eisen, invloeden, smaken, vormen, stijlen en elementen) van Maastrichsche moderne architectuur bepalen. Ook wordt dan duidelijk waarom de stad deze of andere veranderingen heeft ondergaan. De volgende elementen hebben in belangrijke mate invloed op mijn project gehad: De voormalige stadsmuur, die een gedeelte van de stad omringt en in onze tijd zo zacht binnen de stad stroomt en zo harmonische daar bestaat. Deze stadsmuur is onverdeeld met de stad en je weet nooit waar zei eindigt en waar de stad zelf begint. Openbare en religieuze gebouwen, de specifieke vormgeving van deze gebouwen. Afmetingen en locaties van gebouwen in de wijk. Belangrijke bebouwingsassen in oude centrum. Functies van de straten, pleinen en binnenplaatsen. De fijne structuur van de woonstraten, binnenplaatsen en gebouwen. • Ambities van de stad en haar bewoners tijdens alle perioden van ontwikkeling van de stad. Stedelijke groen. • Ontwikkeling van infrastructuur (moderne infrastructuur die past binnen de historische binnenstad) Mijvisie Het harmonisch ineenvlechten van verschillende architectonische stijlen en vormen in Maastricht lijkt mij paradoxaal. Niettemin creëren zij een originele omgeving en maken zij het tot een geheel. In mijn opinie vullen verschillende elementen elkaar vloeiend aan tot een ondeelbare stedenbouwkundige structuur. Het samengaan van massieve elementen zoals kerken en basilieken, die worden omringd door smalle, organisch gevormde straa~es, creëert een unieke uitstraling die elke voorbijganger charmeert. De architectuur van Maastricht relleeteert haar rijke geschiedenis van de Romeinse tijd. Maastricht is een stad die veel verschillende culturen en invloeden van Europese volken combineert. Niet voor niks is zij genoemd: "The crossroads of Europe". Dit komt niet alleen terug in architectonische vormen. Functionaliteit van de straten verschilt ook met andere stadscentra. Ondanks hun relatief oude bebouwing dragen zei ook moderne kenmerken. Maastricht is een van de weinige Europese steden waar twee totaal verschillende functies verenigd zijn in een oud historisch centrum. Het komt zelden voor dat een oud historisch centrum ook een moderne dynamisch hart van de stad vormt. Dat merken alle bewoners en toeristen: "In Maastricht is het goed mogelijk winkelen te combineren met een culturele wandeling door de stad".
I»
ia'c
c..
ID ID
...
C"
c
:::1
c..
ID
..... ro ..... CT 0
<::
::!!:
"'
<::
::J Cl..
ro
37 Bij nieuwbouw in het oude centrum ben je geneigd om tradities te volgen. Daarom is het niet altijd duidelijk waarom moderne culturele faciliteiten vaak worden verplaatst naar nieuwe wijken. Het lijkt mij dat het hart van de stad alle ambities, zowel commerciële als ook sociaal-culturele, kan verenigen. Er bestaat een perfecte basis voor verdere ontwikkelingen op het gebied van sociaal-culturele voorzieningen (universiteit, musea, theater, kunst academie, conservatorium ... ). Er is een vraag naar meer culturele activiteiten ( kunstverenigingen, studio's, culturele verenigingen ... ). Deze hoeven geen tegenwicht te vormen voor een bestaande functionele context, maar er kan juist een harmonische samenwerking ontstaan. Dankzij de sloop van de stadskantoren is er een unieke kans ontstaan, om de verbroken, historische stadsstructuur (wijken die door deze kantoren uit elkaar zijn gedreven) weer te herstellen. De voormalige stadskantoren met de naastgelegen parkeergarage waren naar mijn mening altijd al vreemde elementen voor dit stadsdeel. Zij verstoorden het ritme en het betoverende aura van de stad. Het juiste antwoord voor de behoeften op deze plek is naar mijn mening een "Kunstcentrum"- "Ambachtelijke wijk". Voor deze locatie heeft de gemeente ook een programma van eisen opgesteld. Zij willen de stadskantoren terug zien. Mijn project kan in principe ook deze functies opnemen, maar volgens mij is het oudes-t adshuis hier een waardige vertegenwoordiger voor deze functies. Hotel complex met kunstcentrum In mijn ontwerpvoorstel zitten drie samenlevende blokken, elk gebaseerd op de structuur van het historische centrum van Maastricht. Ieder blok is interessant voor verdere uitwerking, maar ik heb ervoor gekozen om het meest uitdagende deel verder uit te werken: het "hotelcomplex". Het blok bevat een combinatie van verschillende functies zoals winkels, restaurants, woningen en een kunstcentrum. Bovendien is het mogelijk om traditionele architectonische regels van oude centrum te koppelen aaneen nieuwe moderne stijl.
Dit complex bevat twee bijzondere werelden, een open buiten en een private binnenwereld van Maastrichtse straten en binnen pleinen. Zoals de traditionele Maastrichtse straten met amorfe bebouwing en stedelijke tenassen, en de gedeeltelijk afgesloten binnenplaatsen, die af en toe alleen visueel zichtbaar worden gemaakt. Boven de Maas verheft zich het monumentale blok wat de centrale as vormt voor het complex. Dit multifunctionele gebouw functioneert niet alleen binnen zijn grenzen, het speelt ook een belangrijke rol binnen de bestaande context en is er daarom sterk mee verbonden. Op de ruime terrassen bijvoorbeeld, ervaar je de atmosfeer van het Marktplein en het Stads huis. Evenzo kun je er van het uitzicht over de Maas en zijn kaden genieten. Bij de bovenste woonlagen van dit project wordt de privacy van de gasten van het hotel gerespecteerd. Het publiek die voor studies, lezingen en presentaties naar het hotelcomplex komt, ervaart tegelijkertijd het dynamische stadsleven van de dmkke winkelstraten van Maastricht. Deze koppeling geldt ook voor het winkelend publiek, die de activiteiten van het kunstcentrum ervaren in de winkelstraten. Zelfs al kom je alleen om te winkelen naar deze wijk, wordt je onbewust deelnemer aan het culturele leven van de stad. Het dagelijkse, monotone stadsleven wordt, al is het maar voor heel even, onderbroken en verrijkt. De binnenplaats van het hotelcomplex is traditioneel, maar ook op een eigen manier uniek. Het dichte en strenge karakter van de traditionele binnenplaats wordt in mijn ontwerp gerespecteerd, maar wel meer geopend door de toepassing van moderne materialen en door letterlijk meer licht toe te laten op de binnenplaats.
L.E.M. Mascini
Onderzoek naar de prestaties van een ventilatieconcept met natuurlijke toevoer en een tochtwering in een praktijksituatie. Afstudeerrichting Fysische Aspecten van de Gebouwde Omgeving
111
iil' c
0.. CT)
CT) .... c-
Afstudeercommissie Prof. dr. ir. M.H. de Wit Prof. ir. W. Zeiler Ir. C.E.E. Pemot Ir. R.S. Oosterink Ing. M.A.P. van Aarie
Afbeelding 1 Voorbeeld van een tochtwering.
Datum afstuderen augustus 2004
3I
c
:::l
0..
!!. ëJ' n
c
...... /1)
;::;:
Samenvatting Wanneer lucht natuurlijk wordt toegevoerd in een kantoorvertrek ontstaan er vaak tochtklachten. In een aantal gebouwen is er tijdens het ontwerp speciale tochtweringen ontworpen . In dit onderzoek wordt in een gebouw met een tochtwering de prestaties van het ventilatiesysteem bepaald. Dit wordt gedaan door middel van een binnenmilieu enquête onder de gebouwgebruikers en fysische metingen. Daarnaast is een CFD-simulatie model ontwikkeld waaruit inzicht wordt verkregen in de parameters die invloed hebben op de effectiviteit van de luchtstroming en het thermisch comfort in de ruimte. Trefwoorden Ventilatie Natuurlijke toevoer Thermisch comfort Tocht CFD-simulatie
Afbeelding 4 lsometrische weergave van het werkvertrek zoaks het ingevoerd is in het simulatieprogram ma.
Inleiding De luchtkwaliteit in een gebouw wordt negatiefbeïnvloed door de materialen die aanwezig zijn en de activiteiten die in het gebouw plaatsvinden. Omdat de lucht niet zo slecht mag worden dat dit de gezondheid van de mensen negatief beïnvloedt, is het noodzakelijk te ventileren. Door middel van ventilatie wordt de luchtkwaliteit dus in stand gehouden. De laatste jaren worden ventilatiesystemen die gebruik maken van natuurlijke toevoer en mechanische afvoer vaker toegepast in de Nederlandse kantoorgebouwen. Een veel voorkomend probleem bij het op natuurlijke wijze toevoeren van buiten lutht is het ontstaan van tochtklachten in de winterperiode. Dit komt doordat dan het temperatuurverschil tussen binnen en buiten groot kan zijn. Er zijn verscheidene basisprincipes om tochtklachten zoveel mogelijk te vermijden, daarnaast zijn er een aantal voorbeelden van gebouwen waarbij de ruimte nabij de toevoervoorziening speciaal is ontworpen om de luchtstroming te optimaliseren en zo tochtproblemen zoveel mogelijk te voorkomen. De speciale geometrie rond het toevoerrooster wordt een tochtwering genoemd (in figuur I wordt hier een voorbeeld van gegeven). Probleemsteillog en doel Doordat de luchtstroming in een ruimte van een groot aa·ntal parameters afhankelijk is, is deze moeilijk te voorspellen. Er zijn daarom geen duidelijke randvoorwanden of ontwerprichtlijnen beschikbaar die bij het ontwerpen van tochtweringen gebnaikt kunnen worden. Daarom is het aan te bevelen deze met behulp van (dure en tijdrovende) klimaatkamerproeven te ontwerpen. Hiermee is echter niet gegarandeerd dat in de praktijk tochtklachten worden voorkomen en verse lucht voldoende over de ruimte verspreid wordt. In dit onderzoek worden daarom de prestaties van een ventilatiesysteem in een praktijksituatie geanalyseerd en vastgesteld. Daarnaast wordt er een model ontwikkeld, waaruit inzicht wordt verkregen in de invloed die een aantal parameters van de geo· metrie rond het ventilatierooster hebben op de prestaties op het
------
...
-- --·---------- ---------------------- -
•
.I
\{ entilatitroo:;h:t
!-;;;;;;
Afbeelding
2
Het kantoorgebouw van Waterschap Vallel & Eem.
.)
t
V ~rl ugd plafond
?
t
t
t
-~
t
~
Corwl!ctOr
~
•
Afbeelding 3 Verticale doorsnede van het vertrek met daarin de beoogde luchtstroming aangegeven. Dl
U;' c: c.. tl) tl)
...c:r c:
::I
c..
!!. o:;' c
()
;::;: (l) ;:::;: CT
0
c
~
c"
::J
a. (l)
39
Afbeelding 5 Resultaten van een simulatievariant
gebied van thermisch comfort in de ruimte en de efficiëntie waarmee geventileerd wordt. Gebruikte methoden De praktijksituatie waar dit onderzoek is uitgevoerd , is het kantoorgebouw van Waterschap Vallei & Eem te Leusden. In figuur z is een foto te zien van het gebouw). In figuur 3 is te zien dat het de bedoeling is dat de lucht over het verlaagd plafond stroomt. Wanneer de lucht niet over het verlaagd plafond stroomt zullen er tocht klachten ontstaan in de gevelzone. Er zijn twee methoden gebruikt om de prestaties van het ventilatiesysteem in het gekozen gebouw te bepalen. Met een enquête is onderzocht hoe de gebouwgebruikers het binnenklimaat beoordelen en tevens hoeveel gebouwgerelateerde gezondheidsklachten aanwezig zijn. Daarnaast zijn er gedurende twee maanden fysische metingen uitgevoerd in één kantoorvertrek. Hierbij zijn op een aantal plaatsen temperaturen gemeten en bij de werkplek is het thermisch comfort gemeten met een PMVmeter. De COz-concerrtratie is gemeten omdat de hoeveelheid COz in de lucht een maat is voor de luchtkwaliteit en hieruit duidelijk wordt of er voldoende geventileerd wordt. Er is gemeten wanneer en hoeveellucht uit het vertrek afgezogen wordt en wanneer de verwarming aanstond. Met de resultaten van de metingen zijn het binnenklimaat, de luchtkwaliteit en de ventilatie in kaart gebracht. Tenslotte is in een CFD-simulatie-programma een model gemaakt van een kantoorvertrek waarin de luchtstroming en het thermisch comfort worden berekend . Met een variantenstudie is vervolgens bepaald welke parameters in de geometrie rond het toevoerrooster invloed hebben op de lokale ventilatie efficiëntie in de leefzone. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de hoogte van het verlaagde plafond ten opzichte van het ventilatierooster en de afstand van het verlaagd plafond tot de gevel.
Resultaten Uit de enquêteresultaten blijkt dat de gebruikers tevreden zijn over het binnenklimaat, de fysische metingen bevestigen dit resultaat. Het aantal gebouwgerelateerde klachten is lager dan het Nederlandse gemiddelde e n het gebouw scoort op dit punt goed in vergelijking met andere gebouwen die met extra aandacht voor duurzaamheid ontworpen zijn. De metingen wijzen verder uit dat er voldoende geventileerd wordt en dat de lucht het grootste deel van de tijd over de tochtwering (het verlaagd plafond) zal stromen. In figuur 4 is een isometrische weergave afgebeeld van het ingevoerde werkvertrek. Vanwege een aantal beperkingen van het simulatieprogramma hebben er een aantal vereenvoudigingen plaatsgevonden. Zo is de persoon ingevoerd als een rechthoekige balk en is het ventilatierooster een rechthoekige opening in de gevel. In figuur 5 is een verticale doorsnede te zien van een variant waarin de luchtsnelheid is weergegeven. Uit de variantenstudie me! het simulatiemodel blijkt dat de afstand van de gevel tot het verlaagd plafond en de hoogte van het verlaagd plafond invloed hebben op de lokale ventilatie efficiëntie in de leefzone. Conclusies Door het toepassen van de tochtwering in het gebouw is een aangenaam binnenklimaat tot stand gekomen, waarin tocht voldoende wordt voorkomen. Bovendien wordt een hoge ventilatie efficiëntie bereikt wanneer de lucht over het plafond stroomt. Bij een hoge ventilatie efficiëntie komt er verse lucht in de leefzone en wordt gebruikte lucht zo goed mogelijk afgevoerd . De hoogte van het verlaagd plafond moet gelijk aan oflager zijn dan de onderkant van het ventilatierooster. Omdat mensen invloed willen kunnen uitoefenen op het binnenklimaat is het belangrijk dat de ve ntilatieroosters zichtbaar zijn. Het verlaagd plafond moe t daarom voldoende vr·ij gehouden worden van de gevel.
R. Meurders
Exit Longdoz Ontwerp voor een industrieel gebouw in Luik Afstudeerrichting
Architectuur Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. D. van Dansik Ir. L. Kerssemakers Prof. ir. H.).M. Ruijssenaars Arch a.v.b. P. Hebbelinck Prof. ir. F. van Herwijnen Datum afstuderen 31
Augustus
2004
Samenvatting
Het resultaat van dit project is een ontwerp voor een gebouw met een industriële functie in de Belgische stad Luik. Het ontwerp betwist de exodus van de industrie uit de stad. Het toont aan dat industrie en stad goed samengaan, als de situatie, het programma en de vormgeving op elkaar worden afgestemd. Het eindresultaat is een gebouw, dat zijn omgeving respecteert en waarin een distributiecentrum, een studio, een hotel, een doehet-zelf garage, woningen en kantoren worden verzameld onder één publiek toegankelijk, stedelijk dakfdek. Trefwoorden
Distributiecentrum Industrie Evenemen tendek Luik Liège
Dit project betwist de exodus van de industrie uit de hedendaagse stad en poogt de moderne industrie haar eigen plek terug te geven. Het doel is de gemixte stad, waarin een veelheid van functies en schaalniveaus naast elkaar bestaan, waardoor een levendige en afwissele nde stedelijke omgeving ontstaat. De ideale stad is, in mijn ogen, geen aaneenschakeling van thematische wijken. De ideale stad heeft een uitgebreid en continu weefsel. Het is een lappendeken die telkens opgelapt kan worden. De locatie is een 4 hectare groot, verlaten fabrieksterrein. Het ligt aan de Autoroute du Soleil, die dwars door Luik loopt. De plek is bewust gekozen vanwege haar industriële verleden . Er wordt gebruik gemaakt van de opgebouwde tolerantie van de omgeving voor industriële activiteiten. Voor de programmering van het gebied is er gezocht naar een industrie met een lage milieubelasting en een relatief hoge behoefte aan menselijke arbeid. Daarnaast is er gekeken naar de situering van de locatie in de agglomeratie Luik en naar de beperkte plannen die er door de gemeente Luik zijn gemaakt voor het gebied. Dit heeft uiteindelijk geleid tot de volgende functiemix: Een dis tributiecentrum voor kleinschalige, locale distributie, een productiestudio met evenemententerrein, een doe-het-zelf autogarage, een hotel, kleinschalige kantoren en woningen. Om deze functies te rangschikken is de nabije omgeving geanalyseerd en gekarakteriseerd, opdat het gebouw op min of meer gelijkwaardig niveau met deze omgeving kan communiceren en de verschillende functie s op sc hijnbaar natuurlijke wijze in hun omgeving passen, zonder de eigen identiteit te verliezen. Het resultaat is een gebouw, dat zich aan de waterzijde ontvouwt als een afslag van de autosnelweg. Deze afslag, waaraan het gebouw zijn naam ontleent, geeft toegang tot het interne circulatiecircuit, waarin de bezoeker op intuïtieve wijze zijn eindbestemming vindt. Boven deze afslag zwee ft een schijf waarin woningen en kleinschalige kantoren met gedeelde voorzieningen samenkomen en waarmee het karakteristieke straatprofiel langs de Luikse corridors gehandhaafd wordt.
Figuur 1 Rue-stouls
Figuur 2 Perspedief maquette
Figuur 3 Overzijde-denvation
Figuur 4 ......
Het hotel is buiten het oorspronkelijke kavel aan de waterzijde geplaatst en wordt ingeklemd tussen twee armen van de stadssnelweg. De recreatieruimten van het hotel strekken zich uit tot boven de tunnel onder de maas. Het zwembad ligt op de tunnel en houdt gelijke tred met de daling van de tunnelbuis. Het grootste contrast met de waterzijde bevindt zich aan de Rue Armand Stouls, waar het gebouw verkleint tot de schaal van de individuele woning en waarbij de straat transformeert tot een woonerf. De bedrijfshallen voor de studio en het distributiecentrum vinden hun plek in het hart van de locatie en aan de achterzijde tenslotte, krijgt de doodse Rue d'Harscamp nieuw leven ingeblazen door Autobrico, de doe-het-zelf garage.
accenten. Zij refereren aan de moderne vormgeving en ze appelleren aan een industriële uitstraling. Ondanks de ontegenzeglijk ster.ke aanwezigheid wil het gebouw geen icoon zijn voor de moderne industrie. Ook geeft het niet toe aan nostalgische gevoelens in luik, maar in plaats daarvan kijkt het vooruit en straalt het vertrouwen uit naar zijn omgeving, waarvoor het nooit zijn respect verliest. Het uiteindelijk ontwerp bevestigt mijn gedachte dat industrie en stad goed samengaan.
Het dak verenigt alle onderliggende functies en speelt een grote rol in het ontwerp. Het dak van de laagbouw is geheel toegankelijk en bestaat uit 2 hoofdniveaus. Het laagste niveau is het dak van de lage, lichte hal en fungeert als parkeerterrein voor de gebruikers van het gebouw. Het hoogste niveau is het dak van de donkere hallen (magazijn en studio). Dit dak is zwaar uitgevoerd, opdat extra belast kan worden en zodoende verandert in een evenementendek. Het dek hoort bij de studio en voorziet in de behoefte van een bruikbaar buitendecor in een stedelijke context. Het dek is met de auto bereikbaar en kan daardoor ook als extra parkeerruimte gebruikt worden. Hoewel het gehele dak publiek toegankelijk is, behoort het niet tot de publieke ruimte. Met het oog op de economische situatie in de stad Luik heb ik bij het samenstellen van het programma bewust gekozen voor een private ruimte, die het grootste deel van de tijd publiek toegankelijk zal zijn. Het gebouw wordt aan de buitenzijde vrijwel overal uitgevoerd in zwart gepigmenteerd beton. Enerzijds bevestigt dit op ironische wijze de rauwheid van de industrie en anderzijds zorgt de gekozen kleur ervoor dat het gebouw minder te leiden heeft onder de aanwezige smog. Deze zwarte betonnen gevel wordt geaccentueerd met glimmende metalen en kleurrijke grafische
Ing. T.R. CosterholT
Ontwerp van een tribuneoverkapping in aluminium Afstudeerrlohting Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie Prof ir. F. Soetens Ir. B.W.E.M van Hove Ir. W.J.J. Huisman Datum afstuderen 31 augustus 2004
111
-vr c:
0. tl) tl)
...tr c:
:::J
0.
~
ëJ'
n
c
;:::;:
Samenvatting De laatste tijd worden er tal van nieuwe stadions gebouwd. De dakconstructies hiervan betrelfen veelal lichte, ruimtelijke constructies, uitgevoerd in staal. Door het lage eigen gewicht en de goede corrosieve eigenschappen kan aluminium wellicht een goed alternatief bieden. Binnen deze afstudeeropdracht is een ontwerp gemaakt van een tribuneoverkapping met het constructiemateriaal aluminium. Het gehanteerde constructieprincipe is een ruimtelijk vakwerk, dat aan de veldzijden wordt ondersteund door vakwerkbogen.
Afbeelding 1 Schetsontwerp
t1l
..... o-
g :E 2
6_ ro
Trefwoorden Aluminium Tribuneoverkappi ng Ruimtelijk vakwerk Boogconstructie Modellering
42
Afbeelding 4 Opbouw onderconstructie
De afstudeeropdracht is globaal in drie delen onder te verdelen . Elk deel behandelt één aspect van het proces van het afstudeerproject. In deel! is onderzoek gedaan naar de specifieke eigenschappen van aluminium en constructiesystemen voor tribuneoverkappingen. Met een gekozen constructieprincipe is in deel IJ een ontwerp gemaakt. ln deel Hl is de ontworpen dakconstructie uitgewerkt en berekend. Deel I ·Voorstudie De materiaalstijfheid van aluminium is lager dan die van staal en daarom zijn in de meeste gevallen vervormingen en instabiliteit maatgevend. Door efftciënte constructievormen te gebruiken kan dit worden ondervangen. Na een analyse van mogelijke constructiesystemen is gekozen voor het toepassen van ruimtelijke vakwerken, die aan de veldzijden zijn ondersteund door vakwerkbogen. Deze bogen zijn opgebouwd uit het grid van het vakwerk. Dit impliceert een gekromd dakvlak en hiermee worden aspecten als boog- en schaalwerking geïntroduceerd. De vorm van de constructie draagt bij aan de krachtswerking en is daarom cons truclief efficiënt. Deelll - Het ontwerp De ontwerpopgave bestaat uit een voetbalstadion met een capaciteit van 15.ooo toeschouwers. Belangrijke uitgangspunten voor het ontwerp zijn comfort, veiligheid en sfeer. Er is een rondgaand stadion ontworpen, waarbij de m eeste plaatsen aan de lange zijden zijn gesitueerd en iedere toeschouwer naar het midden van het speelveld toe gericht is. Onder de tribunes zijn functies als kleedruimten, kantoren en commerciële ruimten gesitueerd. De onderconstructie van de tribunes is gemaakt van prefab beton. Om alle plaatsen te overkappen is er voor gekozen om de primaire bogen elkaar in de hoeken te laten kruisen. Tevens zijn tussen de bogen en de achterzijde van de tribunes secundaire liggers aangebracht. Dit is gedaan omdat een ruimtelijk vakwerk zijn belasting daadwerkelijk als plaat naar vier richtingen afdraagt, wanneer de verhouding tussen de lengte en de
breedte ongeveer 1 tot 1,5 bedraagt. De hoofddraagconstructie bestaat nu uit een ruimtelijk vakwerk dat wordt ondersteund door bogen en secundaire liggers. De spatkrachten uit de bogen worden opgevangen door betonnen schoren. Voor het bepalen van de geometrie van het dakvlak is gekozen voor de wiskundige beschrijving van een bol. De dakconstructie is opgebouwd uit drie lagen met daartussen diagonalen. De straa l van de eerste laag bedraagt I4J.OOo mm. Het dakvlak wordt opgelegd op de betonnen tribunespan ten. Het bepalen van de ontmoeting tussen dakvlak en de achterzijde van de tribunes gebeurt proefondervindelijk. Het vakwerkgrid is opgebouwd door gebruik te maken van kantelende vlakken. Cirkelsegmenten worden geroteerd om de oorsprong van de bol. Op de snijpunten van de haaks op elkaar staande cirkelbogen zijn de knooppunten van het ruimtelijk vakwerk gedacht. De gekozen vak-werkconfiguratie bestaat uit halve octaëders en tetraëders op vierhoekig grid. Deze configuratie sluit het best aan op de eveneens vierhoekig lopende vakwerkranden. Tevens zijn de staafafstanden_in boven- en onderlaag nagenoeg gelijk, wat het meest optimaal is bij belastingen in twee richtingen (winddruk en -zuiging). De constructiehoogte is bepaald op 2,75 m. evenals de toe te passen gridmaat. Als vakwerksysteem is voor het MERO-systeem gekozen. Dit is een flexibel systeem, waarbij op een bolvormige knoop onder alle mogelijke hoeken staven kunnen worden aangesloten. Hiermee kan het dubbelgekromde dakvlak eenvoudig worden gereaLseerd. Als bekleding voor het dak is PTFE coated glasfiber toegepast. Het doek heeft een uitermate laag gewicht en een goede lichtdoorlatendheid, waardoor tribunes en speelveld van voldoende licht zijn voorzien. Dit creëert een aangename sfeer in het stadion en bevordert de grasgroei.
Afbeelding 2 Doorsnede over tribune en dak
Afbeelding 3 Bovenaanzicht dakconstructie
.... Cl)
;:::;: CT
0
c
::E
7<"
c
:J
0.. Cl)
Afbeelding s Visualisatie supporters voor ingang
Afbeelding 6 Visualisatie stadion
Deellil - Uitwerking Om een indruk van de ruimtelijke krachtswerking in de dakconstructie te verkrijgen zijn berekeningen gemaakt met het eindige elementen programma ANSYS. Hierbij is gebruik gemaakt van een vereenvoudigd model dat is opgebouwd uit de primaire bogen en de secundaire liggers. Hierin zijn de ruimtelijke constructie-onderdelen ingevoerd als 3D-balkelementen. Deze elementen zijn gemodelleerd met dezelfde doorsnedegrootheden als de ruimtelijke onderdelen die ze representeren. Uit windtunnelonderzoeken van vergelijkbare projecten zijn drie windbelastinggevalen gedestilleerd. Twee gevallen waarbij de dakconstructie belast wordt door wind vanuit de twee hoofdrichtingen. Op de aangestroomde zijde ontstaat winddruk en aan de andere zijde windzuiging. Op deze manier is de dakconstructie onderhevig aan a-symmetrische belasting. Als derde geval is alleen windzuiging aangebracht. Tevens is het belastinggeval sneeuw gedefinieerd . In de ontwerpfase zijn de primaire bogen en secundaire liggers reeds afzonderlijk van elkaar berekend. Uit de berekeningen van het vereenvoudigde model blijkt het ruimtelijke effect van de constructie. De kruisende bogen steunen elkaar en leveren lagere waarden voor momenten en verplaatsingen op.
Het constructiegewicht van de aluminium dakconstructie is ongeveer de helft van de stalen constructie (21,36kg{m2 45.47kg{m2). Dit is een veel voorkomende verhouding tussen staal en aluminium. Daar zijn wel ca. 25% meer staven en knopen voor benodigd. Dit is veelal maatgevend voor de kosten. In een vervolgonderzoek moet bekeken worden of voor de aluminium dakconstructie een groter, en dus economischer, grid toegepast kan worden.
Conclusies Met het toegepaste constructieprincipe van ruimtelijke vakwerken ondersteund door vakwerkbogen aan de veldzijden is een unieke constructie ontworpen, waarbij alle tribunes van een rondgaand stadion met vakwerken zijn overdekt. Het ruimtelijke constructieprincipe doet recht aan de lichtheid van aluminium en onderva ngt de lagere materiaalstijfheid. Om de economie van de aluminium dakconstructie in het juiste perspectief te plaatsen zijn de constructiegegevens vergeleken met die van een soortgelijke constructie. Hiervo0r is het Paljud Stadium te Split gekozen. Hier zijn me t een ruimtelijk vakwerk de tribunes aan de langszijde overkapt.
43
W.C.M.T. van Rosmalen
Swing it out! Podium voor muziek, podium voor de stad Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. dr. ir. G.A.C. van Zeijl Dipl. ing. H.H. Yegenoglu Ir. ).A. Lörzing Datum afstuderen 31 augustus 2004
er 0
c :::!: c
"' ::l 0.. ID
44
Samenvatting Het afstudeerproject is een persoonlijke zoektocht geweest naar een ruimtelijke oplossing in een spanningsvolle context. Deze context wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een sterke grens tussen stad en land. Vanuit inspiratiebronnen is gekozen voor het onderzoeksgebied tussen de disciplines architectuur en muziek. Het concept onstond op basis van de regels van de stad en conclusies uit het onderzoek. Vanuit dit concept ontstond een improvisatie van twee lijnen die de basis vormt voor het ontwerp. Het superponeren van andersoortige elementen zorgt voor een gelaagde compositie, welke twee programma-onderdelen bevat, een experimenteerplek voor muziek en een expositie voor de stad Trefwoorden Architectuur en muziek Historische grens in 's-Hertogenbosch Polytopie Podium Realiteit· Fantasie Reagerend op eerdere projecten ontstond de wens om te bekijken wat het zou opleveren (qua persoonlijke ontwikkeling en resultaat) om tijdens mijn afstuderen niet programmatisch te ontwerpen. Hiermee wordt bedoeld het uitgaan van een andere benadering bij een project, in dit geval een thema. Thema Vanuit verschillende inspiraties kwam het idee om het gebied van de architectuur en muziek te onderzoeken. Dit onderzoek heeft zich toegespitst op de soorten relaties die twee disciplines kunnen aangaan, de visies op dit gebied door de tijd heen. analyse van muziekgebouwen en op de opbouw van muziek en architectuur. Gedurende het proces volgden hier nieuwe deelonderwerpen uit; Xenakis en zijn polytopen. Polytopie Uit het onderzoek bleek dat in de geschiedenis een duidelijke rol is weggelegd voor de proportieleer is wegelegd. De getallenharmonie ontdekt door Pythagoras, legde de basis voor deze proportieleer waarna dit werd uitgebreid in de renaissance werd tot omvangrijke systemen. Door de tijd heen was de importantie van proporties bij het ontwerpen en componeren nogal wissele nd. In de moderne tijd was Modulor van Le Corbusier een bekend voorbeeld van een bruikbaar systeem, waarbij de relatie tussen het menselijk lichaam (met haar verhoudingen) en de ruimte centraal stond. Een medewe rker van Le Corbusier, lannis Xenakis, is het voorbeeld van integra tie op de twee gebieden. Niet alleen arbeidsmatig (hij was zowel architect als componist). maar ook had hij tot doel de twee disciplines in projecten te verweven. Goede voorbeelden hiervan zijn het Philips-paviljoen en zijn Polytopen, m aar tevens het klooster van La Toure tte. Van Xenakis is de term Polytope, de naam van zijn multimediale werken uit de jaren 6o en 70, geleend. Polytopie betekent letterlijk veel, m eer plekken. Dat heeft dan ook betrekking op meerduidigheid op een coördinaat (in de zin van geografische aanduiding) waardoor het tot verschillende plekken kan behoren.
Afbeelding 1 Stedebouwkundig plan
Afbeelding 4 Programma
Deze veelplekkigheid creëerde hij door verschillende media onafhankelijk over elkaar te plaatsen. Context De onmisbare context van het project is de grens van stad en land in 's-Hertogenbosch die wordt gevormd door de vestingwer· ken. Vroeger die nst gedaan als verdedigingsm uur hebben de vestingwerken nu een symbolische waarde voor de stad. Uniek in Nederland is het vrije gebied aan de zuidkant van het centrum. Waar andere steden uitgebreid hebben (en 's-Hertogenbosch ook aan de andere zijden) is hier een moerassig gebied vrij gebleven, wat nu zorgt voor lucht in het centrum. Tenminste, zou kunnen zorgen, want het sterke punt aan de locatie is meteen ook zijn zwakte. De lintvormige bebouwing langs de stadsmuur verste rkt weliswaar het effect van de muur, maar laat tegelijkertijd geen enkele relatie toe tussen binne nstad en land. Door de weg wordt het aangelegen bastion een los stuk stad terwijl het zoveel kwaliteiten heeft die een interessant openbaar gebied zouden kunnen toevoegen aan de binnenstad. De gemeente heeft zelf plannen met de vestingwerken, deze zijn conserverend van aard en geven een eenzijdig beeld van een stad, die op veel manieren te interpreteren valt. Het s tedebouwkundig plan reageert hierop en legt een verbinding tussen drie gebieden; het grijze plein, het groene balkon en het bloemrijke land (stad, bastion en land). Maar de opgave is hoe deze verbinding te bewerkstelligen op een goede manier, aangezien het een spel zou moeten zi jn tussen zien en niet zien, een gedoseerde blik op de stad en het land. Concept 1. De verhoudingen van de twee werelden, die gekenmerkt wordt door de paradoxen materieel-immaterieel en reaititeit-fantasie. 2. De richtingen aanwezig op de site zijn van een verschillende orde; infrastructureel. historisch en zichtlijnen.
Helades werelden parallel, krulsen en snUden
RlchUngen van de site lllfrastnlctureeL hlsllrtsch en zlcltttUnen Afbeelding 2 Concept
Afbeelding 3 Opbouw compositie
..... lil
;:::;:
Afbeelding 5 Renderings
Afbeelding 6 Maquette
Deze twee elemen ten resulteerden in een verweving van twee lijnen waarvan de hoofdvorm wordt bepaald door de infrastructurele richtingen. Door modellen werd inzicht gekregen in het ruimtelijke vermogen en de continuïteit. Deze zijn dan ook in de ontwikkeling van enorm belang geweest.
Podium voor muziek Bestudering van het aanbod van muziekgelegenheden in de stad doet beseffendat er geen vrije experimenteerplek aanwezig is, maar slechts gelegenheden waar uitvoeren primair is. Maar er is tevens behoefte aan het leren van elkaar en leren intuïtief met muziek om te gaan (als verrijking van regulier muziekonderwijs). Het hele proces van het maken naar het uitvoeren is door de gekozen organisatie te ervaren.
Compositie De improvisatie die ontstond op basis van de gedefinieerde regels werd het uitgangpunt van de compositie. Hieroverheen zijn twee andere lagen geplaatst; een laag van boxen (die de private functies bevatten) en een van kolommen, als priemende elementen. Deze onafhankelijke lagen gaan relaties met elkaar aan en interfereren, waardoor er spanningen ontstaan. Soms lijken elementen 'in de weg' te staan, waardoor ze een andere richting introduceren. Met elementen van dezelfde orde is de parkeergarage ontworpen, hier is een structurelere rol weggelegd voor de kolom, terwijl hij bij het podium gedeelte eerder een uitzondering is. Met dezelfde elementen wordt hier een totaal andere ruimtelijkheid bereikt. Programma Het gebouw is een podium waarbij twee ontwikkelingslijnen de twee onderstaande programma onderdelen bevatten en verschillende relaties aangaan, zowel met elkaar als met het grondvlak. Podium voor de stad Het gebouw maakt de geschiedenis toegankelijk voor bewoners en bezoekers. Hier kunnen zij de geheimen van de plek ontdekken op hun eigen manier, er wordt hen slechts een startpunt geboden in plaats van een uitgekauwd toch~e. Aangezien de route door het gebouw door verschillende fasen van de geschiedenis loopt, langs resten van zowel de r4e eeuw, als nieuwere muren van de 19e eeuw, kunnen we hier tevens praten van een proces.
Materiallsering Om het concept te ondersteunen is gekozen voor een helder materiaalgebruik en een eenvoudig ogende detaillering. De doorlopende vlakken zullen worden gemaakt va n gewapend beton (hiermee kan een massief effect worden bereikt), de vlakken hiertussen worden gemaakt van glas (als contrast met het beton). De gevelconstructie wordt gemaakt van scharnierende stij len die het makkelijker maken om de verschillende glasvlakken onder de juiste hellingshoek te pos.ition eren. Deze gevelconstructie is grofmazig, overzichtelijk en voor het hele gebouw toepasbaar.
45
F.C.L.G. Schavemaker
Op zoek naar de klant Segmentatie op basis van Leefstijlen Afstudeerrichting Stedebouw Afstudeercommissie Drs. ).).A.M. Smeets Ir. S.J.E. Maussen MRE Ir. M. van DoorernaJen MTD Datum afstuderen 31 augustus 2004
0' 0
c
:E
"' c :::J Cl. Cl)
Samenvatting Aangezien de traditionele segmentatie methode voor corporaties niet meer voldoet is aan de hand van opgestelde criteria gekeken welke methode het meest geschikt is. Hieruit is naar voren gekomen dat er geen optimale methode bestaat. Het meeste succes kan behaald worden uit het combineren van leefstijlensegmentatie en demo· grafische segmentatie. Van de onderzochte leefstijlsegmentatiemethoden is de methode van The SmartAgent Company is het meest geschikt. Aan de hand van het strategisch plannings procesmodel is vervolgens gekeken op welke manier deze methoden optimaal gecombineerd kunnen worden. Hetgeen uiteindelijk heeft geresulteerd in een model waannee beter kan worden ingespeeld op de klantwensen. Trefwoorden Segmentatie Leefstijlen Woonmilieus Commerciële- f sociale woningverhuur, Woonwen sen.
Door de individualisatie en het mondiger worden van de mensen is de maatschappij veranderd. Dit heeft ook gevolgen voor de corporatie. De traditionele indeling van de huurders op basis van leeftijd, inkomen en gezinssamenstelling blijkt niet meer voldoende om de woonwensen te kunnen achterhalen. Vandaar dat gezocht moet worden na een methode die de woonwensen wel kan achterhalen zodat daar op ingespeeld kan worden. Dit wordt binnen de marketing gedaan door middel van leefstijlsegmentatie. Daarbij wordt een beterogene groep ingedeeld in kleinere homogene groepen met (deels) dezelfde kenmerken (woonwensen). Dit beeft een zestal voordelen. Producten kunnen worden afgestemd op behoefte uit de markt Gaten in de markt kunnen worden opgespoord Inzicht in volumeveranderingen in de markt Makkelijker toetsen nieuwe producten Niches in de markt zijn beter op te sporen Concurrentievoordeel Het segmenteren kan plaatsvinden op verschillende kenmerken, namelijk demografische-, geografische -en psychografische kenmerken en op basis van consumentengedrag. Ieder van deze segmentatie methoden kan weer gebruikt worden voor een ander doel. Om in te kunnen spelen op de verschillende leefstijlen biedt psychografische segmentatie de beste kansen. De laatste jaren zijn er verschillende bedrijven bezig geweest met een psychografische segmentatie methode te beschrijven die gericht is op de verschillende leefstijlen. Om te kijken welke van deze methodes het meest geschikt is, is er een aantal criteria opgesteld waaraan deze moet voldoen. Daarbij is rekening gehouden met de criteria uit de literatuur, met de ervaringen van de traditionele methode en met de wensen van Trudo. Dit resulteerde uiteindelijk in de volgende criteria: Excl:..~sret
r-·ieotbaëtr Sucsta nt teel
Re levcwt
Teegar-ke !ik.
On t>:.oi ~ke l i ng
Ha Olt.1éHH U ttp ut!cn:::'
lnzr::hte iJl<
E~l
ge:xwkm a"<e'lO va n· Dernograllsc l-:e
•
P.v .e Truoo
'eaevens •
Baltet·,erk0 n
Met behulp van deze criteria zijn de methoden van Trendbox, Bastinaansen, Reijndorp, de Wijs-Mulkens, The SmartAgent Company en Motivaction getoetst. Daaruit is naar voren gekomen dat de kwaliteit van veel van deze technieken nog veel te wensen overlaat. De meeste bevinden zich nog in een soort "conceptuele" fase en een gebruiksklare uitwerking ontbreekt bij bijna alle technieken. Van de zes methoden komt de methode van The SmartAgent Company het beste uit de bus. Deze methode telt zes leefstijlen. Deze zijn op basis van een door The SmartAgent Company ontwikkeld model, aan de hand van ongeveer 4000 enquêtes tot stand gekomen. Van de verschillende leefstijlen is beschreven welke woonwaarden ze van belang vinden. Vervolgens is het aanbod gedifferentieerd in verschillende woonmilieus. Daarna is onderzocht welk woonmilieu de voorkeur bad per leefstijl en welke aspecten daarbij van belang waren. Deze methode is echter niet in staat om de traditionele methode te vervangen. Het dient daarom aanbeveling om deze methoden samen te combineren. Dit heeft een vijftal redenen: Meer informatie over de huurders. Leefstijlensegmentatie is een jonge methode met weinig historische data. Dat kan deels ondervangen worden door de gegevens uit de demografische segmentatie. De overheid hanteert demografische gegevens voor de regelgeving. De prestaties van corporaties worden daar o.a. aan getoetst. De corporatie moet deze gegevens kunnen overleggen. Aangezien de gegevens toch aanwezig zijn, en gebruik een meerwaarde oplevert, is het onverstandig om ze niet te benutten. • De perfecte segmentatie bestaat niet. Door het combineren kunnen de voordelen van beide methoden worden gecombineerd. Leefstijlensegme ntatie kan geen uitspraak doen over m3, huurprijs en type woning; demografische segmentatie kan dat wel.
Nor atief
Sl!ccesvo/,'e auniir ~
C3 dynamische
Ideale ge:in
individ ualirum (15 o/o)
•
Sportiviteit
C5 stiJR luxe (18%)
Huise lii!cheid
~---------------------+~•-=------~----------·· Q Cl samenlevers (17%) 0 Zei fi1e r:ekerd
-
Dl
C2 veran.k&d (21 o/o)
C-eborgenheld
(V
'"0
u;'
c
..
Q.
ID ID
c:r
c
~
Q.
!!!.
or
n
Ergen:mnig
Passivtteit
c ..... ro
..... 0'" 0
C5
o~bondendeu
c
(12%)
:::!
7'
c
:::J
0..
Teee;1dlaads
Bron: The Smartkent Comvan1•
•
C4 terugtreders (l7o/o)
ro
a-normatief 47
Deze combinatie van beide methoden heeft invloed op het strategisch marketing plannings proces model. Verschillende stappen krijgen een andere invulling. De belangrijkste veranderingen zijn: De doelstellingen en uitgangspunten moeten anders geformuleerd worden. Het aanbod wordt gedifferentieerd op basis van overeenkomstige productgroepen. De productgroepen worden daarna onder verdeeld op basis van woonmilieus. De doelgroepen worden gesegmenteerd op basis van leefstijlen; de leefstijlen worden vervolgens onderverdeeld op basis van demografische factoren (inkomen en gezinssamenstelling). Bij de swot-analyse en het PMC schema is er meer informatie nodig over de woonomgeving. De uiteindelijke strategie is afhankelijk van de kenmerken van de woning, woonomgeving en leefstijl. Wanneer dit model wordt getoetst, blijkt er nog een aantal haken en ogen aan te zitten. Zo blijken de woonmilieus zoals door The SmartAgent Company beschreven, niet overeen te komen met de woonmilieus die in Eindhoven voorkomen. De mensen met een primair inkomen beperken zich slechts tot enkele leefstijlen, dit is wel een belangrijke doelgroep voor corporaties. Er is te weinig informatie over de huurders en woningzoekenden om de vraagkant goed in beeld te brengen. Een ander probleem is dat er te weinig gegevens over de woonwensen van de verschillende leefstijlen zijn. Dit is vooral een probleem bij het maken van de PMC's. Deze problemen zijn echter op te lossen. Zo zijn de woonmilieubeschrijvingen van The SmartAgent Company aangepast. Daarvoor is gebruik gemaakt van de woonmilieus die de gemeente Eindhoven hanteert en gekeken wat de overeenkomsten waren.
Doordat de leefstijlen en demografische gegevens zijn samengevoegd, was het toch mogelijk een beeld te krijgen of een woning geschikt is voor een bepaalde leefstijl. Echter hier is nader onderzoek zeker gewenst. De leefstijlen van de woningzoekende en de huurders zijn nog niet goed onderzocht. De beschikbare informatie binnen Trudo was echter voldoende om het model te doorlopen. Nader onderzoek is nodig om deze gegevens betrouwbaarder te maken. Het merendeel van de mensen die de vragen had ingevuld was nu onder de 40, hetgeen zeker een vertekend beeld oplevert. Indien verder gegaan zou worden met deze methode zou gekozen kunnen worden om bij iedere inschrijving een verplichte vragenlijst te laten invullen om daarmee de leefstijl te achterhalen. Nu bekend is wat de sterke en zwakke punten van de nieuwe methode zijn, kan de uiteindelijke conclusie getrokken worden. De belangrijkste vraag daarbij is: "Is het werken met leefstijlen f de methode van The SmartAgent Company een volwaardige opvolging voor de demografische segmentatietechniek zoals die tot nu toe gebruikt wordt?" Het antwoord daarop is tweeledig. De methode is zeker een goede opvolger; door gebruik te maken van leefstijlen gecombineerd met demografische gegevens is het mogelijk om beter in te kunnen spelen op de verschillende leefstijlen. Echter de methode is nog niet ver genoeg uitgewerkt om dit ook probleemloos te kunnen doen.
P.J.H.M. Simons
In Site Wandkast op bouwkundig niveau Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. dr. ir. G.A.C. van Zeijl Ir. M.H.P.M Willems Ir. P.W.). Jansdaal Datum afstuderen 29juni2004 Samenvatting In Site staat voor een afstudeerproject waarin ik via een aantal voorstudies een ontwerphouding genereer die de grens benadert als drempel, ontmoetingsplek. Vanuit deze ontwerphouding ont· staat het ontwerp voor een exclusieve meubelshowroom. Deze meubelshowroom onderscheid zich doordat de constructie, de klimaatscheidende functies en de functie van showroom samenkomen in de begrenzing en zich manifesteert als wandkast op bouwkundig niveau. Trefwoorden Wand Grens Meubelshowroom Wandkast Drempel
Aanleiding van mijn afstudeerwerk is de wens geweest om meer inzicht te verkrijgen ronde de relatie mens en wand. Daarbij formuleerde ik in mijn werkplan de stelling: de bestaan· c!e wanden schieten tekort in het begrenzen van leefruimte. Het middel, de wand, kan de mens beter dienen. Voor het eindresultaat is er de verdeling in twee fasen. Fase één is het vooronderzoek en fase twee formuleert een ontwerpopdracht in het verlengde van fase één. Zo kom ik uiteindelijk met een tastbaar ontwerp naar voren voor een exclusieve meubel· showroom. De wand als onderwerp is zo elementair en vanzelfsprekend dat deze moeilijk direct is te bestuderen. Daarom ben ik gekomen tot een aantal deelstudies waarbij de ene keer meer de nadruk ligt op literatuurstudie een andere keer meer op ontwerpend onderzoek en analyse. Alle deelstudies behoren tot fase één van mijn afstudeerproject en zijn gestructureerd door de zin: de wonende onderzoekt de grenzen van zijn omgeving. Deze zin geeft aan wat het onderwerp, het werkwoord, het lij· dend voorwerp en het meewerkend voorwerp van deze fase is. Uit dit vooronderzoek destilleer ik dan een ontwerphouding richting de wand die fase twee, het ontwerp, beïnvloed. De ontwerphouding clie ik aanneem komt voort uit de visie op de wand dat veel wanden zich gedragen als barrière. Deze wanden ontkennen de andere kant. Hoewel alleen al hun bestaan getuigt van een andere zijde, zo ontkennen ze hun eigen essentie. De wand als manifestatie van een grens is een ontmoetingsplaats van twee werelden. Door deze ontmoeting plaats te laten vinden, geeft de grens verhouding aan beiden. Daarom wordt er in het ontwerp van de meubelshowroom veel aandacht besteed om de wand te benaderen als drempel. In fase twee krijgt mijn project zijn uiteindelijke titel: lnSite. Deze geeft aan dat door het project in een situatie( site) te plaat· sen, het afstuderen een referentiekader krijgt. De titel is ook duidelijk een verwijzingen naar de grote aandacht voor de architectonische binnenruimte. Het interieur is uitein· delijk waarvoor een gebouw wordt neergezet. Een mogeHjke derde verklaring van de titel zou kunnen wijzen op het volume van de grens, die hier letterlijk en figuurlijk veel inhoud krijgt. De designmeubels vertegenwoordigen het moderne leven, het wonen in een wereld met bijzondere mogelijkheden en begren· zingen. De interactie met de gelaagdheid van de wand als grens, meubels en de stedelijke omgeving zijn voor mij een inspire· rende benadering geweest voor dit ontwerp. Het ontwerp heeft zich zo kunnen ontwikkelen tot een gebouw waarin de uit· gangspunten zich verwezenlijken. De wand geeft naast zijn functie als constructie ook zijn eigen inhoud aan het filteren (scheiden en koppelen) van _ruimte. Door de wandkast is de grens deel geworden van de showroom en vraagt aan de gebrui· ker om interactie. Scheiding is onmogelijk geworden, de showroom is afhankelijk van de wandkast geworden en de wandkast is een geïntegreerd deel van de showroom. De grens geeft inhoud aan het gebouw en is inhoud van. het gebouw.
afstudeerbundel faculteit bouwkunde
S.A.C. van Swaaij
De invloed van grootschalige detailhandel op het winkelgedrag van consumenten Afstudeerrichting
Vastgoedbeheer Afstudeercommissie Ir. Ing. l.I. Janssen
Ir. A.W.J. Borgers Drs. J.J.A.M. Smeets Ir. M.H. van Kamp Datum afstuderen 111
29juni2004
r::: c.
Samenvatting
UI' .....
.. ID ID
t:r
r::: :::1 c.
!!..
,.,Q1'
c
;:; ID ;:;c CT
0
c
:IE
Door de grote toename van de planvoorraad van grootschalige detailhandelslocaties is het voor een belegger relevant om meer te weten te komen over de invloed van deze locaties op het bestaande winkelapparaat Om hier antwoord op te kunnen geven is het conjunct keuze-experiment gebruikt. Uit de onderzoeksresultaten is naar voren gekomen dat deze locaties wel degelijk invloed hebben op het bestaande winkelapparaat De mate van invloed is hierbij afhankelijk van de specifieke kenmerken.
7'
c
:::1
0.. ID
Trefwoorden
Grootschalige detailhandel Belegger Conjunct keuze-experiment Winkelgedrag Consumenten De invloed van grootschalige detailhandel op het winkelgedrag van consumenten Door de versoepeling van de ove.rbeidsregulering met betrekking tot grootschalige winkelconcentraties zijn deze in aantal de laatste tijd in grote mate toegenomen. Door deze toename van grootschalige detailhandelslocaties verwacht men ook grote veranderingen in het winkelgedrag van consumenten. Dit zou vervolgens weer kunnen leiden tot faillissementen en dus ook tot leegstand in de winkelportefeuille van de institutionele belegger. De doelstelling van het onderzoek is daarom als volgt geformuleerd: "Het onderzoeken van de itLvloed van nieuwe grootschalige detailliandel op het winkelgedrag van consumenten." Dit onderzoek richt zich op grootschalige detailhandelslocaties, die perifeer gevestigd zijn (PGD-locaties). Daarbij is het onderzoek toegespitst op niet-dagelijkse voorzieningen met uitzondering van de mode branche, aangezien de overheid de touw~es op dit gebied (nog) vrij strak houdt. Om een uitspraak te kunnen doen over de invloed van PGDlocaties op het winkelgedrag van consumenten is er allereerst aan de hand van een literatuuronderzoek een analyse gemaakt over de PGD-locaties en de invloed van deze locaties op bet bestaande winkelapparaat In aanvulling hierop is een veldonderzoek gehouden. In het veldonderzoek is gebruik gemaakt van een conjunct keuze-experiment. welke in het bijzonder geschikt is voor het meten van preferenties van nog niet bestaande alternatieven, zoals in dit onderzoek. Om het veldonderzoek te kunnen uitvoeren zijn eerst vanuit de literatuur de kenmerken geanalyseerd, die invloed hebben op het winkelgedrag van consumenten (de afstand, prijs-/ kwaliteitsverhouding, aanwezigheid van branchegroepen, aanwezigheid van vermaak en de presentatie). Vervolgens zijn de kenmerken voorgelegd aan professionals, om te bepalen welke kenmerken in het conjunct keuzeexperiment meegenomen konden worden.
Aan de hand van de onderzoeksresultaten is het mogelijk om de kans te bepalen dat een consument een nieuwe PGD-locatie bezoekt. Daarbij is het ook mogelijk om aan de hand van deze resultaten de veranderingen in het winkelgedrag van consumenten m.b.t. de bestaande winkelgebieden te bepalen. Uit dit onderzoek komt naar voren dat het voor een institutionele belegger interessant is om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen van PGD-locaties. Dit omdat deze nieuwe locaties een grote invloed kunnen hebben op het bestaande winkelapparaat De mate van invloed is hierbij afhankelijk van de specifieke kenmerken van deze locaties. Deze kenmerken zijn vervolgens in te vullen in een speciaal voor dit onderzoek gegeneerd model. De te verwachte invloed (m.b.t. het aantal bezoekers) van een PGD-locatie op het winkelgedrag van consumenten kan oplopen tot een vermindering van zo'n 25 tot 30% van het aantal bezoekers. Deze invloed is hierbij met name afhankelijk van de kenmerken afstand, aanwezigheid branches en prijs-jkwaliteitsverhouding op de PGD-locatie. Hierbij moet gedacht worden aan een PGD-locatie met de volgende niveaus van de kenmerken: "gemiddelde kwaliteit en een relatief lage prijs" en de aanwezigheid van de branchegroepen "elektronica", "speelgoed", "sport/kamperen", "in-en-om het huis" en "doe-het-zelf". Bij de concurrentie van een "middelmatige" PGD-locatie op het winkelgedrag van consumenten moet gedacht worden aan. bijvoorbeeld een afname van circa IO% van het aantal bezoekers. Hierbij heeft de nieuwe PGD-locatie de volgende kenmerkniveaus: "Gemiddelde prijs-/ kwaliteitsverhouding" en de aanwezigheid van de branchegroepen "in-en-om het huis" en "doehet-zelf'. Dit onderzoek dient gezien te worden als een "aanzet" om grip te krijgen op het over het algemeen nog onbekende terrein van de invloed van perifere grootschalige detailhandel op het winkelgedrag van consumenten.
Ing. A.J.J. Teuben
In which European high streets should property investors shop? A forecast of property market total returns of high st reet shops, based on regionat developments. Afstudeerrichting Vastgoedbeheer Afstudeercommissie Prof. ir. W.G. Keeris MRICS Ir. ing. l.I. Janssen Drs. D. Vos A.W.). Dekker MSc. Datum afstuderen 3I augustus 2004
..... 10
;:;: CT 0
c ::E 7' c ::::l
0.. 10
Samenvatting In the thesis a forecast of the total market return, based on the rent and initia! yield, has been made. The forecast is based on the rentand initia! yield in the past related to regional developments and in particular the investment market and the purchasing power in the catchment area. The rentand initia! yield development are split up in a trend and a cyclical pattem, which are statistically examined separately. The research is carried out for high street shops in the core 50 European retail cities. Trefwoorden Forecasting High street shops Return Europe Regional developments
I ntroduction The main factors behind the study are the iack on research on high street shop property, the movement towards retail real estate and the internationalisation of the real estate actors, both tenants and investors. The study determines the attractiveness of high street shops property based on the criterion total return and doesn't examine ether criteria such as risk, liquidity and diversification. Based on the reasens mentioned, the problem is stated as fellows: "What is the expected real estate market total return for solitary shop property in the high streets for European cities?" The market return is broken down into the income return and capita! growth. Based on the influence on the return the following factors; the rentand the value growth, by the initia] yield, are selected for further examinatien in the research. The eperating expenditure is taken to be ro% of the total rental income and depreciation is fixed at zero. Rent A theoretica! model has been constructed for the rent development. The rent development is split into two components, the trend development and a cycle. The trend is a structural change in the rentallevel and in the rest of the paper it is stuclied in relation to permanent changes in the catchment area, by demo· graphic changes and prosperity. In addition to the trend, a cyclical pattem has been determined in the difference between the actual rentand the trend development. The cycle is caused by temporary changes in demand from retailers. The cyclical development is also examined in relation to changes in the catchment area and in particular changes in demand from retailers. The catchment area is determined to be a province or federal state. A souree is selected for the real estate data on the rentand yield development. The selected sourees are the broker reports inslead of re al estate indices and publisbed records of transactions. The selection is based on the criteria: reLiability, uniformity, high street coverage, availabilit:y of historica! data and the country and city (50 ei ties) coverage. Yield The yield also has been split into two components. The trend is only recognizable for a real estate market developing from immature to mature and is expected to have arelation with the risk of investing in real estate and depends on the real estate market maturity. The cyclical pattem can beseen in all ei ties. The trend is the structural change in the yield level. The cycle is compared to the expected relation with the demand from investors to invest in high street shops. The demand depends on the performance of other as set classes, the expected rent developm.ent and possible risks. Analysis 111ethod A statistica[ analysis is carried out to delermine tlle relationship between the real estate data, rentand yield development and the developments in the catchment area and the investment market A regression analysis is performed to delermine the trend in the
marunty
year -trend
..... cycle
actual rent
Afbeelding 1 Rent
Trend rent +Tre~d co~sumer
-trend
....,.cycle
actual yield
Afbeelding 2 Initia! yield
Cycle rent +Retail confidence
expenditure o~ +Co~sumer clothing and confidence foo~vear • Unem· ployment +Ageing +Employment structure +Population
Trend yield Cycleyield •(Real estale) +U~em· pioyment matunty •Retail
20% , - - - - - - - - - - - - - .
·::~
Germony
•ltlay
'15%
co~fidence
•Consumer confidence ·Shares returns ·Long term interest
'' France
c:
Q. tD tD
..
er c:
::I Q.
o:;' n c
D Athens
;:;:
o Central Europe
c
!!..
ro-
0" 0
:E
7'
0%
10%
15%
20%,
~' Dublin
c
:::J
a. ro
.. Scandin avia
Afbeelding 3 Relations
Afbeelding 4 Return
rentand yield development in relation to the selected drivers. A correlation is carried out to determine the influence on the cyclical pattem of the yield and rent development of the selected (temporary) drivers. All drivers are selected from a study of literature and are supplemented by retail-specific drivers. Following an analysis of the retail shops in the high streets special attention is given to consumer expenditure on dothing and footwear. Over 50% of all retail outiets in the high streets as defined sell dothing and footwear. The most influential drivers are shown in the table.
The European average is used because of the internationalisation ofboth the chain stores and the real estate investors. In the figure there is a comparison of the total markets based on both the regional and European model. Based on the available forecast for the drivers the cyclical pattem is forecasted up to 2008 and the trend up to 2014. The regional approach produces differences in a country of approximately 2.5% in Germany, ltaly, France and Spain. The most attractive cities, based on the expected total return, are the ei ties in France, Spain and Portugal. Warsaw, Budapest (over 20%) and Athens are also expected to generale high market total returns, but the total return is probably overestimated. The large amount of construction in those .immature real estate markets has a negative effect on the actual return development. The immaturity is based on the kind of actors active in a realestale mar ket, the companies in a market, transparency, the expected return and the country risk. The market total returns are one factor for the selection of investment opportunities. Other criteria also have to be examined fora realistic decision to invest in a particular high street. Criteria for the decision to invest in a high streel could indude locaLmarket knowledge, transparency, expected risk, liquidity, taxes and legislation.
Condusion A forecast is made for the return based on the past relationship between the return, by the components, and the forecasts on the drivers. For the forecasts two assumptions are made: - The forecasts for the drivers are correct; - The relationship in the past will also exist in the future. The actual return development will differ from the forecasted returns. The differences arise due totheincorrect forecasts for the drivers and the difference from the relationship in the past. For the forecast of the relationship between the drivers and the return the forecast will be based on the relationship found for the particular city and on the European average.
-
UI
• Spain & Portugal • UK
• Benelux
European
Model Based on the identified factors, rental income, calculated as the rent minus ro% for operating costs, and the initia! yield development, a model has been constructed for calculating the total market return. The reliability ofthe model is compared to publications of return by arealestate index in the UK. The model produced satisfying results, but for the comparison with the real estale index the model has to be adjusted. Based on a literature study the model could react with a time lag to market total returns. The length of lease contracts and smoothing of taxations cause the time lag.
.....
111
53
Ing. M. Tiemens
Het scherm als buffer tussen openbaar en privé gebied Voorzieningencluster Roombeek in Enschede Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercom missl e Arch.a.v.b. A.J.M. Walraven Ir. S. Cuijpers Prof. dr. ir. D. van Dansik Datum afstuderen 9 juli 2004 111
-
u;'
c
c. 111 111
...
C'"
c
:::1
c.
~
QJ' c
n
...... ([)
;:;:
er 0 c
::E
Samenvatting Op 13 mei 2.000 explodeerde S.E. Fireworks aan de Tollenstraat in Enschede. Hierbij zijn veel gebouwen en voorzieningen verwoest, met de daarbij behorende herinneringen aan de 'oude' wijk Roombeek De moeilijkheid lag om op een belangrijke knoop in de 'nieuwe' wijk een voorzieningencluster te ontwerpen. Daarbij moest rekening worden gehouden met de multi· functionaliteit en ontmoeting van verschillende culturen en milieus. De bedoeling is dat dit alles terug te vinden is in een gebouw en waarin een nieuwe herinnering voor de wijk werd gecreëerd.
7'
c
::J
a_
([)
54
Trefwoorden Multifunctioneel Koppeling Ontmoeten Ontwikkelen Ontspannen
De nieuwbouw van vandaag moet voldoen aan de Onderwijskundige en maatschappelijke eisen van morgen. Zo is er momenteel vraag naar nieuwe gebouwen waarin naast de school ook andere voorzieningen zijn ondergebracht, zoals naschool se opvang, kinderdagverblijf. peuters peelzaal, verenigingen, jeugdzorg en welzijn. Deze voorzieningen worden ook wel ' brede scholen' genoemd. Dit is een beetje een vreemde naam, omdat het gevoel wordt gegeven dat het allemaal gerelateerd is met het onderwijs, omdat het woord school er in voorkomt. Dit is een misvatting. De schooldag wordt verlengd van 's ochtends tot 's avonds waarin onderwijs een tijdsbesteding is naast muziekles, sport, dans, kooklessen, taaLlessen, godsdienst etc. "De verbreding van de schooldag." De belangrijkste basis voor een brede school is contact, een optimale samenwerking tussen personeel, ouders, kinderen en buurtbewoners. De school krijgt zo een brede functie in de wijk, volledig geïntegreerd en open voor iedereen. De locatie die voor dit afstudeerplan is gekozen ligt voor de hand gezien het feit dat de afstudeerder afkomstig is uit Enschede. Op 13 mei 2.000 heeft hier zich een enorme ramp voltrokken. Er is als gevolg van een fatale explosie van een vuurwerkfabriek een totale woonwijk weggevaagd. Niet alleen zijn er ruim 500 woningen verwoest daarnaast zijn er als gevolg van de ramp ook veel voorzieningen waaronder scholen en verengingen weggevaagd. Deze wijk vraagt daarom ook om een nieuwe invulling. Een paar weken na de vuurwerkramp is een plan opgesteld om de 'oude' wijk te inventariseren. Bij de planvorming is zoveel mogelijk rekening gehouden met de mensen uit de oude wijk. Met deze beschrijving over de 'oude' wijk is architect/ stedenbouwkundige Pi de Bruijn aan de slag gegaan. Hieruit komt het prachtige stedenbouwkundige plan die we nu kennen in Enschede en waarvan de uitvoering in volle gang is. In Roombeek overtrof Pi de Bruijn zichzelf. Niet zozeer doordat hij het wiel opnieuw uitgevonden heeft, maar zijn voordeel te doen met zijn eigen handelsmerk. Mee bewegend met de wonderlijke magie van het moment.
Het concept van mijn voorzieningcluster is helder. Een goed aansluitend gebouw passend op de locatie en is opgebouwd uit de volgende kernpunten; - Roomweg afmaken - 't Menko deelgebied afmaken - HOV - lijn niet onderbreken -Eén gebouw - Eén mooi grote overzichtelijk binnengebied Deze kernpunten uitgewerkt in het ontwerp komt neer op twee vleugels de ruggengraatvleugel en de roomwegvleugeL Met in de ontmoeting van deze twee vleugels de 'koppeling'. De opbouw van beide vleugels is verschillend. De ruggengraatvleugel bestaat uit een lineaire opbouw daarentegen is de roomwegvleugel juist één gesloten volume. Er zijn twee uitzonderingen op deze vleugels namelijk het kinderdagverblijf en gymzaal. Het kinderdagverblijf sluit het binnenterrein mooi af en de gymzaal springt in zijn maat en opbouw heel brutaal uit de roomwegvleugeL In het hele plan is het belangrijk dat de opdrachtgevers- gebruikers onderling de formule I+I=3 (meerwaarde van verschiUende opdrachtgevers - gebruikers in één gebouw) op kunnen zoeken. Dit onderwerp is heel bewust opgezocht, om de positie van de verschillende opdrachtgevers gebruikers juist naast of boven elkaar te situeren. De materialisering van beide vleugels zijn verschillend. In de ruggengraatvleugel is rekening gehouden met het thema openbaar- semiopenbaar en privé.
Het dak maakt juist weer het verschil zo is de ruggengraatvleugel voorzien van een functioneel dak en valt weg achter de belangrijke openbaar- semi-openbaar- privé gevel s. Bij de roomwegvleugel valt het dak juist heel bewust op en wordt de aflopende lijn goed geaccentueerd. Nadat hierboven een beschrijving is gegeven van het uiteindelijke eindresultaat volgt hieronder tot slot een opsomming van de belangrijkste conclusies: • De Roomweg is afgemaakt door het plaatsen van een duidelijk einde door middel van het ampfitheater. Het deelgebied 't Menko is door middel van vleugels goed afgesloten De HOV- lijn heeft door middel van de ruggengraat een goede aansluiting gekregen Alle verschillende opdrachtgevers/gebruikers kunnen worden ondergebracht in één gebouw en zijn optimaal op elkaar afgestemd. Er is een veilige plek gecreëerd waar het kind opgevangen kan worden en zich terug kan trekken
Bij de roomwegvleugel is rekening gehouden met één volume. Dit is totaal uitgevoerd in metselwerk. De 'koppeling' in de vorm van een amfitheater is ook van metselwerk alleen in de verticale richting. Het kinderdagverblijf en gymzaal krijgen beide hetzelfde materiaal, namelijk zink. De constructie is voor beide vleugels hetzelfde om daarin het principe van 'één' gebouw terug te vinden. Deze opbouw bestaat uit: traditionele opbouw draagstructuur, met (prefab) dragende wanden en (prefab) systeemvloeren, met waarnodig een kolom.
55
M. Verdonschot
Pakhuis wordt HotelAcademy: herbestemming Philips veemgebouw SOM, Strijp-5, Eindhoven Afstudeerrichting
Bouwtechnisch Ontwerpen en Architectuur Afstudeercommissie
Prof. ir. J.M. Post Prof. ir. H.).M. Ruijss enaars Prof. ir. W. Zeiler Arch. A.v.B . ).A.C. Hofman Datum afstuderen
augustus
111
31
Q.
Samenvatting
ia' c ID ID
.... CT c
:I Q.
!. ä:'
n
c
;:::;: lil
;:::;: CT 0
Afbeelding 1 Veemgebouw SOM
2004
Het expressieve veemgebouw SDM is een gebouw met veel typi· sche herbestemmings-problemen. Vanuit dit ideale studieobject is middels een herontwerp ook een algemene visie op herbe· stemming uitgedragen. Het bestaande is zoveel mogelijk gere· duceerd tot haar essentie. Vanuit, en met behoud van de essen· tie is het bestaande getransformeerd tot een nieuw dynamisch plan met hernieuwde expressiviteit.
c
Trefwoorden
Opgave
7'
Herbestemming Pakhuis Essentie Transformatie Hotelschool
Philips reorganiseert. Hierdoor komen grote gebieden die Philips sinds het begin van de vorige eeuw bezet heeft in Eindhoven vrij. Nu is complex Strijp·S aan de beurt.
:iE
c
:::J
0.. lil
Stedenbouw
Het meest waardevolle van het complex in Eindhoven is de grootschaligheid en stedelijkheid die er vanuit gaat. Grootschalige ontwikkeling en gedurfde stedelijkheid heeft Eindhoven lang moeten ontberen. Strijp·S biedt Eindhoven, naast lopende projecten, de kans een stedelijke inhaalslag te plegen. Eindhoven kent daarnaast een drietal groene 'hot-spots', waar· van er twee langs de Dommel als een wig de stad in steken. De aan-zet van de derde wig stopt tegen deStrijpcomplexen van Philips die ook als een wig de stad penetreren. Door herontwikkeling van de complexen tot groen gebied krijgt Eindhoven een volmaakte groenstructuur. Een stedelijke inhaal· slag én een vervolmaking van de groenstructuur heeft tot de nieuwe' STADsCAMPUS Strijp' als stedenbouwkundig concept geleid: stedelijke objecten op een (recrea tieve) groene loper. Hierbij zijn een aantal monumenten behouden. Veemgebouw SDM herbergt door zijn geslotenheid, lage verdiepingen en specifieke opbouw veel typische herbes temmingspro· blemen. Een ideaal studieobject dus. Visie op herbestemming
SDM kent bijzonder waardevolle kwaliteiten die het behouden waard zijn. Er is echter niet getracht een beeld vas t te zetten in de tijd, maar er is een dialoog met het bestaande materiaal aan· gegaan. Zonder dogma naar een bouwwerk kijken en het volle· dig durven blootleggen geeft de meeste kansen op succes en betekenisvol hergebruik. Het gaat om het achterhalen van de essenties van ee n bouwwerk. En dan hiermee verder te werken; heel selectief. SOM
SDM is in essentie opgebouwd uit 2 bouwelementen: de con· structieve paddestoelstructuur en de gevelinvulling van baksteen met kleine ramen. De paddestoelstructuur is de meest basale essentie. De gevelinvulling is zeer specifiek voor de oorspronke· lijke functie en vervang-baar, maar getracht is de essentie van het beeld (robuuste 's toerheid ', materialiteit en uniformiteit) in het nieuwe ontwerp te behouden. Verder kent SDM de typisch e opbouw van 3 blokken, gescheiden door brandstroken.
<'::·.d
' -~~a;ztl~~~~~
- I?% Afbeelding
2
Plamegrond hotelverdieping
Afbeelding 4 Impressie atrium In bestaande structuur
De problemen die het 12 verdiepingen hoge SDM kenmerken zijn: veel te vullen oppervlak, een lage verdiepingshoogte en de diepte van de plattegrond. Integraal (her)ontwerp De functie van hotelschool (HotelAcademy) bleek optimaal gebruik te maken van de potenties van de plek. Het past bij het recreatieve stedenbouwkundige concept en door de verzameling van diverse relatief kleinschalige functies kan ook het grote oppervlak (met lage verdiepingshoogte) gevuld worden. Op vloer 3 is een plaza gecreëerd waarop alle functies ontsluiten. Men komt hier, of gaat hier vandaan middels 2 roltrappen die kruislings in een vierverdiepingshoge vide zijn geplaatst. De gasten krijgen het beste uitzicht cadeau doordat hotel, conferentiezalen en dakrestaurant boven in SDM hun plek hebben gekregen. De Academie ligt centraal op de vloeren 4• 5 en 6. Onder het plaza is een healthclub met sauna, zwembad en fitness gesitueerd. Licht en lucht het gebouw in krijgen is een eerste vereiste voor succesvol hergebruik. Door boven vloer 3 de brandstroken te slopen ontstaan kloven dwars door het gebouw die de doorsnede als eerste ruimte geven. Het zo transparant mogelijk maken van de gevel, in combinatie met behoud van de essenties van het oorspronkelijke beeld, is een tweede ingreep. En vervolgens is een atrium ingevoegd welke, als een plug-in, ook alle nieuwe infrastructuur (routing en klimaatsystemen) in zich herbergt. Het atrium fungeert onder andere als één groot centraal afvoerkanaal voor ventilatielucht wat een grote besparing op de kanaaldiameters oplevert. Het atrium is van wezenlijk belang voor een succesvolle herbestemming. Door integratie van ruimtelijke, infrastructurele, bouwfYsische en constructieve ingrepen ontstaat een zo compact mogelijke inbouw en worden de lage verdiepingen optimaal benut. Detaillering De bouwtechnische uitwerking van het ontwerp richt zich op de belangrijkste ingrepen: het herontwerp van de buitengevel en
Afbeelding 3 Detail buitengevel
Afbeelding 5 Impressie nieuw 'pakhuis
het invoegen van het atrium. De nieuwe buitengevel is gelaagd. Op de oorspronkelijke gevellijn staat een scherm van beweegbare stalen persrooster lamellen die de essenties van de oorspronkelijke gevel (robuuste materialiteit en uniformiteit) in zich herbergen, die zo transparant mogelijk zijn én die als zonwering dienen. Met een marge van 450mm naar binnen toe is de klimaatscheiding opgetrokken in de vorm van een volledig beglaasde pui. De in het gevelbeeld zo karakteristieke betonnen vloerranden zijn ook nu in het zicht gebleven. De daarmee ook behouden koudebrug is innovatief productief gemaakt door de vloerrand als 'koelrib' te benaderen. In de winter wordt deze verwarmd door middel van op de vloer en het plafond aangebrachte watervoerende leidingen. De koude die door het water wordt teruggevoerd wordt opgeslagen in de bodem (bodemopslag) en kan in de zomer mede worden aangewe.nd om de ruimten in het gebouw middels thermische betonkernactivering (vanuit een minimale verhoogde vloer) te koelen. De warmte die hierbij wordt teruggevoerd, wordt in een omgekeerd proces in de winter weer gebruikt om het interieur (en de vloerrand) te verwarmen. Het detail van de atriumgevel is vormgegeven op basis van het concept dat het atrium met een 'pons beweging' is ingevoegd. Het doorsnijdt de bestaande vloeren. De atriumgevel is met een marge van r5omm losgehouden van de ontstane vloerranden. Alle (nieuwe) techniek is aan de binnenzijde van het atrium opgenomen: de glasgevel is de grens tussen oud en nieuw. Constructiebuizen die de ontstane vloeroverstekken opvangen en tevens (deels) de ventilatielucht afvoeren staan als een colonnade achter het glas. Reductie & Transformatie SDM is tot op haar essenties ontleed en van daar uit is het statische stapelgebouw getransformeerd in een dynamisch multifunctioneel gebouw. Het herontwerp levert hiervoor een slim concept en verzekert hiermee het nieuwe 'pakhuis van een duurzame plek in de toekomst.
57
J. Visschers
Publieke Werken
I I Pubtic Works
Architectonische casestudies in de moderne openbaarheid Afstudeerrichting
Architectuur Afstudeertommiss ie
Prof. dr. ir. G.A.C. van Zeijl Dr. J. Boomgaard Ir. S. van Hoof Datum afstuderen 31
augustus
2004
Samenvatting
....,.
m ;::;: c0
c
2:E :::J
~
Afbeelding 1 Ontwerp voor een Huis op een Openbare Plek
Twee casestudies naar de verhouding tussen architectuur en de moderne openbaarheid geworteld in het historische discours rond moderniteit en het probleem van het openbare. De eerste casestudy voor een "Huis op een Openbare Plek" is een metaforische kritiek op de onverenigbaarheid van het individu en de massa in de openbaarheid. De tweede casestudy voor een "Wmkel als Openbaar Veld" is een poëtisch plan dat holle, verborgen ruimten ontsluit om de verhouding tussen privé en openbaar tot stotteren te brengen . Trefwoorden
Architectuurgeschieden is- en theorie Openbaarheid Winkelen Wonen Moderniteit
58
Afbeelding 4 Ontwerp voor een Winkel als Openbaar Veld
De geschiedenis van de stedelijke openbare ruimte kent een tweedeling. Ergens laat in de jaren '6o vindt er een omslag plaats. Waar tot dan toe altijd lovend gesproken werd over 'stedelijke ruimte', spreekt men ineens in termen van 'stedelijke leegte'. 'Stedelijke ruimte' was de belofte van de Moderne Beweging en zou ingelost worden in de vorm van gelijktijdige bevrijding en controleerbaarheid van de stadsbewoners. ' Stedelijke leegte' is het uitblijven van deze bevrijding. De grote buitenruimten van de stad bleken geen bruisende plekken van het stadse feest te worden maar juist kale, grote, winderige vlakten. De teleurstelling in deze beloften weerspiegelde zich in het werk van vele kunstenaars en architecten. De hernieuwde belangstelling voor openbare ruimte in de stad strekt zich uit tot in het heden. Deze verschuiving van 'ruimte' naar 'leegte' vormt de aanleiding tot een studie naar hoe architecten om kunnen gaan met de openbare ruimten van de stad. Deze studie is tweeledig. Enerzijds is ze een studie naar de moderne openbaarheid vanuit de literatuur. Anderzijds zijn er twee ontwerpstudies verricht naar wonen en recreëren in de moderne openbaarheid. De geschiedenis van de openbare conditie begint in de vroege twintigste eeuw onder invloed van de modernisering en de bijbehorende moderniteitervaring. Mijn afstudeerscriptie besteedt dan ook veel aandacht aan de architectuurhistorische context. Wonen in de Openbare Ruimte
De Moderne Beweging bedacht een bijzondere rol voor trans pa· rantie in de stedebouw en architectuur. Grote pleinen, het vrije maaiveld, de toepassing van glas en staal maakte de transparante stad mogelijk. De 'verglazing van al het leven' zou de stadsbewoner vrij maken - immers ze werd niet meer gehinderd door muren- en het zou de stedeling controleerbaar maken -want ze was altijd zichtbaar en kan zoals een fabrieksarbeider in het gelid gehouden worden.
De belofte van gelijktijdige vrijheid en controleerbaarheid kon de stedebouw en vooral de architectuur niet inlossen. De casestudy voor "een Huis op een Openbare Plek" is dan ook een metafoor van deze paradox. Het kleine huis bestaat uit twee delen. De glasshouse en het massablok vormen samen een huis voor een enkele bewoner. De glasshouse is het symbool van de nieuwe openbare conditie die tegelijkertijd zowel vrij als beiemmerend is. Het massablok is het symbool van het intieme dat tegelijkertijd beschuttend en claustrofobisch is. De scheiding en doorgang tussen de twee delen wordt gevormd door een one-way-mirror wand die kan_draaien om een verticale spil. Omdat het huis gedacht kan worden op elke (stedelijke) openbare plek, van marktplein tot de IKEA. staat de bewoner van de glasshouse altijd bloot aan de surveillerende blik van de omringende menigte. Glas bevrijdt niet het individu maar houdt hem gevangen binnen de blik van de anderen. De bewoner kan de blik ontvluchten door middel van de draaideur in de spiegelwand het massablok in. Deze bestaat uit holle kisten gedragen door een staal constructie die in de glasshouse de kolommen vormt. De holle kisten zijn aan beide zijden uitschuifbaar en bieden plaats aan persoonlijke bezittingen, sanitair en slaapvoorzieningen. De glasshouse kent alleen de sporen van bewoning in de vorm van tapijt, tv en zitmeubels. Het massablok daarentegen is zelf een meubel. Vanuit het massablok kan de bewoner door kijkgaten en de one-way mirror het openbare veld om hem heen bespieden. Het huis werkt dan ook als een panoptisch model. Als de bewoner- voor de toeschouwer buiten - zichtbaar afwezig is in de glasshouse, waant de toeschouwer zich bekeken vanuit het massablok. Het individu kan ontsnappen aan de controlerende blik van de anderen door zelf de rol van controleur van het openbare veld in te nemen. En zelfs als de bewoner in het geheel afwezig is, oefent het huis zijn panoptische macht nog uit op de stedelijke ruimte.
Afbeelding
2
Ontwerp voor een Huls op een Openbare Plek
Afbeelding 3 Ontwerp voor een Winkel als Openbaar Veld
CT
0
c
:E
"'
c ::J a. m
Afbeelding 5 Ontwerp voor een Winkel als Openbaar Veld
Afbeelding 6 Ontwerp voor een Winkel als OpenbaarVeld
Winkel als Openbaar Veld De tweede casestudie gaat in op hoe openbare ruimte in de stad veranderd is en neemt als context de binnenstad van Eindhoven. Winkelen is een vorm van recreëren die haar eigen openbare conditie stelt. We vinden het normaal om over 'shopping mails' te denken in termen van stedelijke openbaarheid. Het ontwerp voor de win· kei bestaat uit een stapeling van verschillende openbare velden met elk een eigen karakter. Van begane grond tot daketage is het gebouw opgedeeld in het vrije openbare veld van de winkel. in een ontoegankelijke lege ruimte die zichtbaar is vanuit de stad zelf, in een ve~hulde expositieruimte voor videokunst en in een commercieel geëxploiteerd dakterras dat als verpoosplaats dienst doet. De gevel maakt de verschillende velden leesbaar. In dezelfde volgorde wisselen een verdiepingshoge glazen schuifpui, een groots raam op de stad, een projectiescherm en een verhullende borstwering elkaar af. Winkelstraten in de binnensteden van Nederland kennen een grote verborgen leegstand van de bovenverdiepingen.
Juist de winkel zelf is gebaat bij totale transparantie omdat de consument al haar verkoopwaar kan overzien en de winkel al haar consumenten kan overzien. De verborgen ruimten zijn de tegenhangers van transparantie, en juist door hun voelbare aanwezigheid prikkelt ze en ondermijnt ze gedeeltelijk dit overzicht. De verborgen ruimten in het plan werken verlangend en subversief.
Door just-in-time-delivery is het aanhouden van voorraden niet meer nodig, en door gebrek aan ontsluiting kunnen de overtollige bovenetages niet voor bewoning ingezet worden. Op de kavel bevindt zich ook een ingemetselde. in onbruik geraakte straat. Deze ontsloot vroeger een binnenplein maar is door de verschillende uitbreidingen ontoegankelijk geworden. Juist al deze verborgen holle ruimten worden in de casestudy ingezet om de verschillende programma's te ontsluiten. De verborgen mimten in het pand zijn voelbaar, ze drukken andere mimten in, rekken ze uit of snijden ze. Hierdoor verstrengelen de verschillende eigenzinnige verdiepingen met elkaar. De verborgen ruimte vertelt een eigen verhaal over de authentieke ruimten van het pand, terwijl de openbare ruimte verhaalt over een glad gestreken geschiedenis die voorheen verhuld werd.
De tweede casestudy laat zien dat hoewel de Moderne belofte van transparantie faalt in de sociale stedebouw ze wel blijkt te werken in het winkelgebied. Een architectuur die een totaal overzicht biedt, waarbij buiten en binnen in elkaar oplossen, biedt een vrijheid tot consumeren. Tegelijkertijd laat de inzet van verborgen ruimten als verlangen en geheimen een kritische stellingname zien. Hoewel de winkelmachine de stedelijke ruimte glad wil strijken en totaal openbaar wil maken kan architectuur verlangen vrijmaken door de verborgen ruimten van de stad in een continu spel van onthulling en verhulling te betrekken.
59
J.C. van der Vliet
De inrichting van een inrichting Ontwerp voor een psychiatrische afdeling Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. dr. ir. G.A.C. van Zeijl Dip!. ing. H.H. Yegenoglu Jr. ).P.M. Swagten Datum afstuderen 23 maart 2004
Dl
ur.....
c
c.. tD
..,tD C"
c
::I
c..
!E.. o:;' c
(">
~0"
0
c
:E
Samenvatting Architectuur kan bijdragen aan de functie van een gebouw waarbij niet alleen het gebouw, maar ook de buitenruimte een rol speelt. Het maken van een gebouwontwerp voor een afdeling van een psychiatrische inrichting laat echter weinig vrijheden open. Het is een opgave waar je op zoek moet naar plekken die iets extra's toevoegen aan het ontwerp. Het omkeren van de voormalige functies binnen de bestaande gebouwen en het uitwerken van de ontspanning- en recreatiefuncties zijn belangrijke middelen geweest om te komen tot een interessant architectonisch plan. Hierbij is de tuin het belangrijkste uitgangspunt geweest voor de vormgeving van het ontwerp.
7'
c
::::l
0..
6o
Trefwoorden Macht Omkering Prikkels Buitenruimte Privacy
De opgave omvat het maken van een hedendaags gebouwontwerp voor een afdeling van een psychiatrische inrichting, waarbij de architectuur kan bijdragen aan de functie van het gebouw. Dit kan als je je realiseert dat architectuur altijd een materialisatie van macht is. In zekere zin is elk gebouw een gevangenis. Het maakt niet uit of je nu een hotel , een gevangenis of een summercamp ontwerpt, typologisch gaat het om hetzelfde gebouw. Wanneer je je erbij neerlegt dat de macht er nu eenmaal is, rijst de vraag hoe je haar zo goed mogelijk vorm kan geven en in die gestalte tot bewustzijn kan brengen en problematiseren. Wellicht kan architectuur bijdragen aan de acceptatie van de andersbeid van de geïnterneerden, van de gekken en de verpleegden. En aansluitend aan de aanvaarding van het inzicht dat de overschrijding van het normale niet meer of minder menselijk is dan de bewaking ervan. In de Nederlandse psychiatrie heeft de laatste jaren een flinke decentralisatie plaatsgevonden. Een aantal instelJingen Liggen echter nog steeds midden in de natuur, omdat het voor sommige cliënten juist goed is om even geheel uit de vertrouwde omgeving geplaatst te worden. GGzE op locatie de grote Beek is één van deze instellingen. Het terrein kenmerkt zich door het in het midden gelegen park met daaromheen de belangrijkste gebouwen. Elk gebouw binnen deze kern is georiënteerd op het openbare park en heeft een eigen omsloten tuin. Deze tuinen vormen een belangrijk element, maar worden niet intensief gebruikt. Aan het eind van het park staan twee gebouwen die het terrein en het park afsluiten. Van oorsprong werden hier de psychopaten en zieken geïsoleerd. Ze hebben duidelijk het gesloten karakter wat bij het beeld van gevangenissen hoort. Het is dan ook de uitdaging om met deze panden een nieuw beeld te creëren. De concentratie binnen de opgave ligt op een afdeling die bedoeld is voor eerste crisisopvang van mensen die een gevaar kunnen zijn voor zichzelf of hun omgeving. Hier dienen cliënten in eerste instantie tot rust te komen. Het is van belang een balans te vinden in de hoeveelheid prikkels die cliënten op de diverse plekken binnen hun leefkader krijgen. De instelling is tegenwoordig geen gevangenis of ziekenhuis meer maar het is ook zeker geen hotel. Een bepaalde mate van controle en soms zelfs afstraffing (separatie) is noodzakelijk. Bebouwing voor crisisopvang moet dan ook voldoen aan een groot aantal randvoorwaarden. Aspecten die hierbij spelen zijn veiligheid, privacy en hygiëne.
In een psychiatrische instelling speelt de behoefte aan veiligheid een grote rol. Er moeten maatregelen getroffen worden om de cliënten, maar ook het personeel te kunnen beschermen. Een term die sterk verbonden is aan veiligheid, is privacy. Privacy is een selectieve controle over de toegang tot jezelf of tot de groep van mensen waar tussen je bevindt en is bedoeld om je territorium te regelen. Deze behoefte hangt direct samen met de gebouwde omgeving. Een woning kan men daarom doorlopen van de meest formele ruimten naar de meest intieme kamers. Ook buiten de woning word deze geleidelijke overgang vorm gegeven. In vergelijking met een ziekenhuis hoeft men binnen een psychiatrische afdeling niet zo bang te zijn voor besmettelijke infecties. Maar ook hier speelt net als overal hygiëne een belangrijke rol. Zeker vanuit het oogpunt van het personeel. Het gebouw moet makkelijk schoon te houden zijn. Hier wordt door ontwerpers regelmatig nog te weinig rekening mee gehouden. Een bewuste materiaalkeuze kan er voor zorgen dat onderhoud en schoonmaken niet te veel energie kosten . Het is voor de cliënten goed om van de buitenlucht te kunnen genieten, maar er is altijd het risico dat een cliënt het terrein verlaat. Een besloten binnentuin waar de cliënten zich vrij kunnen bewegen, vormt dan ook het uitgangspunt voor het ontwerp. De randen van de voor- en zijgevels van de bestaande gebouwen vormen de basis voor een afgebake nd kader. Een deel van het bos, dat nu een begrenzing vormt, wordt opgenomen in het kader en zo onderdeel van de gemeenschappelijk tuin. De nieuwbouw wordt zodanig binnen dit kader geplaatst dat er twee buitenruimten ontstaan die elk een eigen karakter hebben. In het ontwerp is de buitenruimte onder te verdelen in tuinen, terrassen met privé tuinen, een loopbrug en balkons. Door de inzet van deze verschillende elementen en het gebruik van diverse niveau's kan de buitenruimte op meerdere manieren ervaren worden. Door deze buitenruimte te maken reageert de bestaande bebouwing op de nieuwbouw. Er is daarom een eenheid gemaakt in de begrenzingen van de buitenruimte zowel in vorm als materiaal. Het oude hoofdgebouw heeft een beladen geschiedenis en door de zware baksteenarchitectuur uit begin 1900 straalt het gebouw enigszins de sfeer van een gevangenis uit. Het bood vroeger plaats aan zowel psychopathische patiënten als hun medewerkers. Het wordt nu vooral het domein van de medewerkers en krijgt hierdoor een publiek karakter.
Meestal wordt bezoek ontvangen in de woonkamer van de cliën· ten. Voor cliënten is het prettig een plek te hebben waar ze hun familie of vrienden kunnen ontmoeten zonder direct hun het privé-domein te komen. Naast het hoofdgebouw staat een klein gebouwtje waarin vroeger de mensen met besmettelijke ziekten afgezonderd werden. Deze oude ziekenbarak wordt uitgebreid en krijgt een nieuwe functie: isoleren wordt recreëren. Woonunits voor deze groep cliënten zijn normaal zo vormgegeven dat er voor het personeel zoveel mogelijk overzicht is. Deze vorm van wonen heeft weinig relatie met het leven in de "normale" maatschappij. Terwijl één van de uitgangspunten binnen de behandelingsmethoden van tegenwoordig is dat de instelling zo min mogelijk afwijkt van de realiteit. Groepsactiviteiten zijn de spil van de woongroep. Het contact met andere mensen staat voorop. Patiënten moeten zich niet isoleren en vervreemden van de omgeving. Daarin tegen moet er ook ruimte zijn voor het individu. De vijf toegevoegde woon units, die elk plaats bieden aan acht cliënten en hun begeleiders, zijn daarom zo vorm gegeven dat ze vergelijkbaar zijn met een woning. Tijdens het proces werd duidelijk dat het ontwerpen van een psychiatrische afdeling weinig vrijheden openlaat. Er ligt vanuit het gebruik een streng program ma van eisen. Het is een opgave waar je echt op zoek moet naar plekken die iets extra's toevoegen aan het ontwerp. Het omkeren van de voormalige functies binnen de bestaande gebouwen en het uitwerken van de ontspanning- en recreatiefuncties zijn belangrijke middelen geweest om te komen tot een interessant architectonisch plan. Hierbij is de tuin het belangri jkste uitgangspunt geweest voor de vormgeving van het totale ontwerp.
r:::T 0
c:
:iE
7'
c:
::J
a.
m
6r
Ing.
J.L. Wijffelaars- Ing.
K. van Zundert
Behouden of verouderen Onderzoek naar het binnenklimaat en de behangfragmenten in de kamer van Anne Frank. Afstudeerrichting
Fysische Aspecten van de Gebouwde Omgeving Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. M.H. de Wit Dr. ir. H.L. Schellen Jr. A.W.M. van Schijndel Ing. M.A.P. van Aarle Datum afstuderen 31 augustus 2004 Samenvatting
r::r
0
c
::E
7'
c
::>
o._
ro
In dit onderzoek staat het behoud van de behangfragmenten in de kamer van Anne Frank centraal. Het binnenklimaat heeft een grote invloed op het verouderingsproces van de behangfrag· menten. Met behulp van verschillende metingen is het binnen· klimaat in de kamer van Anne Frank in kaart gebracht. Een van de belangrijkste conclusies hieruit is dat het binnenkli· maat in de kamer niet voldoet aan de gestelde randvoorwaarden. Met behulp van simulatiemodellen zijn vervolgens de mogelijkheden tot verbetering van het binnenklimaat onderzocht. Een van de belangrijkste aanbevelingen uit dit onderzoek is dat een luchtdichte vitrine opstelling in combinatie met een aanpassing of vervanging van de huidige instaUa.tie gewenst is om de behangfragmenten zo lang mogelijk te kunnen behouden. Trefwoorden
Binnenklimaat Museum Veroudering Metingen Simulatiemodellen
Afbeelding 1 voorstelling van het Achter- en Voorhuls
Het Anne Frank Huis in Amsterdam wordt jaarlijks door duizenden mensen bezocht. Het bekijken van de kamer van Anne Frank in het achterhuis vormt een belangrijk onderdeel van dit bezoek. In de kamer van Anne Frank zijn de originele behangfragmenten, waarop Anne Frank plaatjes heeft aangebracht, tentoongesteld. Deze zijn naast het dagboek de enige tastbare herinneringen aan de onderduikperiode in het Achterhuis. De Anne Frank Stichting heeft zich onder meer ten doel gesteld de behangfragmenten zo lang mogelijk in de originele staat ten toon te stellen. Om deze reden wordt er veel aandacht besteed aan het onderhoud, de conservering en de bescherming va n de behangfragmenten. Uit verschillende onde rzoeken is echter gebleken dat het huidige binnenklimaat in de kamer van Anne Frank niet voldoet aan museale randvoorwaarden. De hoge bezoekersaantallen leiden o.a. tot grote schommelingen in de relatieve luchtvochtigheid (20 -85%) en de luchttemperaturen (12-30 'C), die de huidige klimaatinstallatie niet kan opvangen. Deze facto ren kunne n ervoor zorgen dat het verouderingsproces van de behangfragmenten versneld gaat verlopen. Voor het nemen van beslissingen ten aanzien van het behoud van de behangfragmenten is het noodzakelijk een compleet beeld van het binnenklimaat en de daa.rvoor verantwoordelijke parameters te hebben. Ondanks uitgebreide onderzoeken van o.a. de TUfeen Instituut Collectie Nederland (J CN) is een uitbreiding van de onderzoeken , voor het verkrijgen van een duidelijk beeld, gewenst. In overleg met de Anne Frank Stichting en JCN is ervoor gekozen het huidige binnenklimaat in de kamer va n Anne Frank en de daarvoor verantwoordelijke parameters zo goed mogelijk in kaart te brengen. Met behulp van verschillende lange en korte duur metingen zijn er vanaf juni 2003 metingen verricht aan het binnenklimaat en buitenklimaat in en om het Achterhuis. Daarnaast is er met behulp van een literatuu ronderzoek en in samenspraak met ICN bepaald, dat de luchttemperatuur en de
111
ur
15
c
0.. tD
..,tD
tr
c
::I
0..
!!.
0 5~----1~ 0 ------15~
30
35
ör'
n
c ;:::; ro
....
o oL---------~~--10 20
Afbeelding
2
Behangfragmenten kamer Anne Frank
relatieve luchtvochtigheid in de kamer van Anne Frank tussen respectievelijk r6oc- r8oc en 48%- 55% dient te liggen, zodat er een museaal binnenklimaat ontstaat Een van de belangrijkste conclusies over de verkregen meetresultaten is dat het binnenklimaat in de kamer van Anne Frank in de huidige situatie niet voldoet aan de gestelde randvoorwaarden (figuur 3). Er is vervolgens onderzocht welke oplossingsrichtingen er aanwezig zijn om het bestaande binnenklimaat te verbeteren of zelfs te veranderen. Hiertoe is er in de eerste plaats een simulatiemodel van de kamer van Anne Frank opgesteld met behulp van de software programma's Matlab, WISEen Simulink. Met een dergelijk model kunnen luchttemperatuur en relatieve luchtvochtigheid in een ruimte onder bepaalde omstandigheden gemodelleerd worden. De input van het model bestaat onder andere uit de gemeten condities van de inblaaslucht en de buitenlucht Het model is gevalideerd met de gemeten luchtcondities in de kamer van Anne Frank. Met behulp van dit model is vervolgens bekeken welke mogelijkheden er met de huidige installatie zijn om het binnenklimaat te verbeteren. Uit de verschillende simulaties komt naar voren dat de huidige installatie met een aangepaste regeling in staat is de luchttemperatuur op een gewenst niveau van r8oc te brengen. De relatieve luchtvochtigheid zal dan echter ongewenste hoge waarden bereiken. De Anne Frank Stichting heeft plannen om de behangfragmenten in de toekomst in een gesloten vitrine te plaatsen zodat bezoekers geen direct contact met de behangfragmenten hebben en de invloed van extreme klimaatwisselingen misschien beperkt kan worden. Op basis van deze informatie is er vervolgens met behulp van Matlab en Simulink een thermisch model van een gewenste vitrine opgesteld. Dit model is gevalideerd met behulp van meetgegevens van ICN. Met dit model is in de eerste plaats gekeken of het toepassen een vitrine in de huidige situatie kan zorgen voor luchtcondities rondom de behangfragmenten die voldoen aan de museale randvoorwaarden.
40
60
70
Afbeelding 3 Temperatuur en RV kamer Anne Frank t.o.v. percentage van de tijd dat deze zijn opgetreden
Dit bleek niet het geval. Daarom is er vervolgens, met behulp van het model, onderzocht aan welke condities het binnenklimaat in de kamer van Anne Frank moet voldoen zodat de luchtcondities in de vitrine binnen de randvoorwaarden liggen. Hieruit blijkt dat de onderzochte aanpassing aan de huidige installatie ervoor kan zorgen dat de luchtcondities in de vitrine binnen de richtlijnen vallen. De relatieve luchtvochtigheid in de kamer zal dan echter hoog oplopen waardoor schade, door onder andere condensvorming, aan de bouwconstructie kan ontstaan. Een van de belangrijkste aanbevelingen uit dit onderzoek is dan ook dat een luchtdichte vitrine opstelling in combinatie met een aanpassing of vervanging van de huidige installatie gewenst is. Hierdoor kunnen de temperatuur en relatieve luchtvochtigheid zowel in de kamer van Anne Frank als in de vitrine exacter geregeld worden. De vitrine en een vochtbuffer in de vitrine zorgen ervoor dat kleine schommelingen van de luchtcondities in de kamer van Anne Frank opgevangen worden.
bou W.P.A. van Adrichem M. Behllng Ing. J. van Boxtel E.W.M. van den Braak A.M.M. van Bree Ing. R.J. Bruijstens & Ing. K.A.C.J. Ing. O.J.G. van Deurzen J.F. Donkers 8.). Ekkelkamp S.R. Fremouw Ing. V.M. Geisink Ing. R.G.P.M. Hamers Ing. A. d. Hartog R. Heljneman Ing. F.A.M. van der Honing L.A.H. joosten T.H.). Klaassen M.L.C. Kole S.W. de Kruyff M. H. J. Martens Ing. J.Phllips C.M.T. Schat H.M. van Schijndel Ing. C.Sijm R. Soeterboek P.H.).M. van S.A.C. van Swaaij Ing. R.F.A. Tolle Ing. J. van der M. Verhoeven Ing. R.J.F. S. Vorage E.H.B.).M. de Ing. R. Ing. R.
diploma-uitreiking faculteit bouwkunde 02 november 2004
Technische Universitelr Eindhoven
)aarpng 2004·2oos nummero2 02U2004
Inhoud
pag.
W.P.A. van Adrichem Ontwerp van megabioscoop Stadspark Oranje Nassau
4
M. Behling Performance van bedrijfsmatig vastgoed
6
Naar een indicatiemodel voor regionale objectpotenties ter verhoging van de allocatie-efficiëntie Ing. J. van Boxtel EEN 'BETER' ZIEKENHUIS
8
Herontwerp operatieafdeling Vlietland Ziekenhuis Schiedam E.W.M . van den Braak Geluidoverdracht op het podium van de Nationale Nederlanden Zaal
10
Muziekcentrum Frits Philips te Eindhoven
111
ur
c:
A.M.M. van Bree Reflecties op een stadsgevangenis reflecties van een stadsgevangenis
12
c.. C'D C'D
.....
Ing. R.J. Bruijstens & Ing. K.A.C.J. Akkermans
CT
c:
Zon- en consumentgericht renoveren van naoorlogse woningen
c..
:::J
Upgradingsconcept voor naoorlogse rijtjeswoningen r966- r976, dat voorziet in een optimale relatie tussen gebruikskwaliteit en energiebesparing.
!!.
14
iil' n
c:
;::;([)
....
Ing.O.J.G. van Deurzen Installatieflexibiliteit in ziekenhuisbouw
16
).F. Donkers Eindhovens Oostcorridor
18
HerstnKturering en transformatie op verschillende schaalniveaus van de industriële zone tussen Tongelreen Stratum tot een nieuwe stedelijkheid aan het Eindhovens Kanaal. B.J .Ekkelkamp Het genereren van een Meerjarenonderhoudsplanning uit een digitaal gebouw modeL
20
2
S.R. Fremouw EnMASSe
22
Ontwerp voor een complex met parkeren, wonen en beursgebouw als een ultieme schaalvergroting in Eindhoven Ing. V.M. Geisink Een gebouwstructuur voor een universiteitsgebouw.
24
De ontwikkeling van een multifunctioneel en flexibele gebouwstructuur dat geschikt is voor het huisvesten van een universitaire organisatie Ing. R.G.P.M. Hamers Herbestemming kloostercomplex Overbunde
26
Ing. A.d.Hartag Activiteit en Mobiliteit gevangen in een net
28
Een onderzoek naar de beschrijving van mentale modellen rond activiteitenplanning en vervoermiddelkeuze, door middel van een interview protocol gebaseerd op Bayesian Belief Networks R. Heijoeman Naoorlogse woningen in de 21e eeuw: "De Compli-unit"
30
Het upgraden van naoorlogse rijtjeswoningen in Nederland Ing. F.A.M. van der Honing Detailplanningen en verstoringen van de uitvoering
32
Een onderzoek naar de verbetermogelijkheden middels de ontwikkeling van een procesbeschrijving met stroomschema. L.A.H. Joosten Onderzoek naar de prestatie van ventilatiesystemen in scholen met een mechanische afzuiging in praktijksituaties.
34
T.H.J. Klaassen Risicomanagement bij binnenstedelijke ontwikkeling
Een besiissingsondersteunend risicomanagement-instrument bij de besluitvorming over een binnenstedelijke ontwikkeling M.L.C. Kole Gezonde kantoorverlichting
De visuele beoordeling van verlichtingsconcepten met hoge verticale verlichtingssterkten
36
S.W. de Kruyff HoogbouwPro
40
M.H. J. Marlens Is museum 'De Gevangenpoort' geschikt voor het behoud van zijn collectie? Analyse van een monumentaal gebouw zonder klimaatinstallatie Ing. J.Philips Computer Ondersteund Collectief Particulier Opdrachtgeverschap Een computersysteem voor de initiatieffase van het collectief particulier opdrachtgeverschap
44
C.M.T. Schat Ontwerp van een ondergrondse sporthal, luidas Amsterdam H.M. van Schijndel Onderzoek naar de (bouw)fysische condities van de spouw en de duurzame toepasbaarheid van vlaswol als isolatiemateriaal in een traditionele spouwmuur Ing. C. Sijm Een theatraallint door Boxtel Een ontwerp van een theater en een plein in het centrum van Boxtel
50
R. Soeterboek Een tweede toekomst voor winkelstrips Een onderzoek naar nieuwe functionele invullingen voor noodlijdende winkelstrips
52
P.H.J.M. van Stiphout Wat is de liquiditeit van niet-beursgenoteerde vastgoedaandelen? Een studie naar (semi-) open end vastgoedfondsen met onbepaalde looptijd
54
S.A.C. van Swaaij De invloed van grootschalige detailhandel op het winkelgedrag van co.nsumenten Ing. R.F.A. Tolle Geïntegreerd ontwerp van een klimaatsysteem in het Floor/Deck system. Een analyse naar de integrale toepassing van actieve· systemen voor klimatisering in de utiliteitsbouw met het FloorfDeck system.
3 Ing. J. van der Veer Herbestemming voormalig kloostercomplex Overbunde
6o
M.Verhoeven De invloed van gebeurtenissen op vervoermiddelkeuzegedrag Ing. R.J.F. Vermeuten & Ing. G.J.P. van der Pas & Ing. T. Timmermans 'Complexe vormen' S. Vorage Human motion in and round the building.
66
E.H.B.j.M . de Wit ReSYMBIOSE Masterplan Stadsblokken, Arnhem
68
Ing. R. Wittermans Projectontwikkelingsproces van binnenstedelijke bouwprojecten Een inventarisatie van knelpunten van het binnenstedelijke ontwikkelingsproces en de ontwikkeling van een instrument waarmee de knelpunten kunnen worden. beheerst.
70
Ing. R. Zollinger Geef jezelf de ruimte! Een ondersteunend model voor de ontwikkelaar bij een procesbenadering van binnenstedelijke gebiedsontwikkelingen
72
W.P.A. van Adrichem
Ontwerp van megabioscoop Stadspark Oranje Nassau Afstudeerrichting Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. ir. H.H. Snijder Prof. ir. F. van Herwijnen Dip!. ing. H. Yegenoglu Afstudeerdatum 26 oktober 2004 Figuur 1 De omgeving van de bioscoop.
~ c
0..
ID ID
...C" c
:::1
0..
~
Samenvatting Megabioscoop Stadspark Oranje Nassau is een bioscoop die zich kenmerkt door de grote bijdrage van zowel de zaalvolumes als de hoofddraagconstructie aan het architectonisch beeld. De zalen worden door vakwerkliggers opgetild van het maaiveld. Hierdoor ontstaat er een groot binnenplein onder de zalen. De constructie is in staal ontworpen. Op deze manier was het mogelijkeen lichte constructie te ontwerpen.
il1'
(">
c::
~-
er 0
c::
:1:
"' ::l
c::
c._
Trefwoorden Bioscoop Integraal ontwerp Constructief ontwerp Staalconstructie Vakwerkligger
11)
4
Figuur 4 Het bewegingenspel van de buitenste zalen (boven) en de binnenste zalen (onder).
Aanleiding voor de afstudeeropdracht is het project Stadspark Oranje Nassau in de gemeente Heerlen . Dit project betreft een grootschalige herontwikkeHng van het stationsgebied met het doel het centrum van Heerlen over het spoor uit te breiden naar de Noordzijde van het station. Op deze manier hoopt de gemeente het imago van het gebied zodanig te verbeteren dat de drugs- en criminaliteitproblemen voortaan tot het verleden zullen behoren. Onderdeel van dit project is de realisatie van een megabioscoop. Een tweede aanleiding is het ontbreken van bestaande bioscopen, waar zowel de karakteristieke vormen van de zalen als de constructie beeldbepalend zijn. Doelstelling van deze ontwerpopgave is dan ook het ontwerpen van een megabioscoop, die een oriëntatiepunt vormt voor zijn omgeving, waarbij de karakteristieke vormen of belijningen van de zalen beeldbepalend zijn en waarbij de constructie een onderdeel is van de architectuur. De bioscoop krijgt een prominente plaats aan het nieuw te ontwikkelen verkeersplein (Figuur r). Om een positieve impuls aan de omgeving te geven, is er voor gezorgd dat de bioscoop interactie aangaat met de omgeving. Dit is bereikt door de zalen op te tillen van het maaiveld (Figuur 2). Hierdoor ontstaat er ruimte onder de zalen, die ingericht wordt als foyer. Deze ruimte wordt door slechts een transparante gevel van het buitengebied gescheiden, waardoor de gewenste interactie mogelijk is. De zalen worden opgetild door zes vakwerkliggers, die zelf rusten op 26 kolommen (Figuur 3). Deze vakwerkliggers zijn de ruggengraat van de bioscoop. Naast de dragende functie, verzorgen de binnenste vakwerkliggers tevens de ontsluiting naar de zalen.
gers en de gangen.
Figuur 5 De vakwerkliggers worden door de zaalvakwerkliggers gekoppeld.
Figuur 6 De gehele staalconstructie.
Vanuit de foyer kan de bezoeker met de trappen het zalenniveau bereiken. Op dit niveau bevindt zich een gangenstelsel, waaraan de ingangen van de zalen liggen. Vanuit het zalenniveau zijn er op bepaalde plaatsen doorkijken naar de foyer, waardoor er interactie ontstaat tussen de bezoekers in de foyer en de bezoekers op het zalenniveau. Boven het gangenstelsel voor de bezoeker, bevindt zich eenzelfde stelsel voor het personeel. De operateurs kunnen zo eenvoudig alle projectiecabines bereiken zonder dat ze de publieke ruimtes hoeven te doorkruisen. Tevens is op dit personeelsniveau ruimte voor de technische installaties en is er de mogelijkheid deze personeelsgangen in geval van brand te gebruiken als vluchtweg. Doordat de zalen opgetild zijn, ontstaat er langs de onderzijde van de zalen een interessant bewegingenspel (Figuur 4). De twee buitenste rijen zalen, die zich boven het buitengebied bevinden, maken een golvende beweging richting de rotonde. Langs de onderzijde van de binnenste rij zalen, die zich boven de foyer bevindt, zijn zichtlijnen ontstaan die voor de interactie tussen de foyer en het zalenniveau zorgen.
Er ontstaat een stabiel systeem door de koppeling van de vakwerkliggers en de zaalconstructies. Ter plaatse van de kopgevels van de zalen is de constructie als vakwerkligger uitgevoerd (Figuur 5). Deze vakwerkliggers van de zalen worden zowel aan de onderals bovenrand gekoppeld met de primaire vakwerkliggers. Vervolgens zijn de dak- en vloervlakken van de zalen stijf. Horizontale belastingen kunnen nu via de zalen naar de binnenste primaire vakwerkliggers geleid worden. Vervolgens zorgen de stabiliteitsbokken onder de primaire vakwerkliggers voor de afdracht naar de fundering. In Figuur 6 is de gehele staalconstructie weergegeven.
De zalen worden gedragen door de vakwerkliggers. Deze vakwerkliggers zijn opgebouwd uit kokerprofielen (Figuur 5). De diagonalen zijn zo gepositioneerd dat deze altijd op trek belast worden. Op twee plaatsen is het echter niet mogelijk diagonalen aan te brengen. Hier steken de bezoekersgangen namelijk door de vakwerkliggers. Het ontbreken van de diagonalen heeft grote invloed gehad op de uiteindelijke posities van de steunpunten van de vakwerkliggers. Alle binnenste vakwerkliggers worden ondersteund door vijf kolommen, de buitenste slechts door drie kolommen. Hierdoor wordt het zwevende karakter van de zalen bereikt.
Omdat de bioscoop midden in een woongebied ligt, heeft de geluidisolatie een belangrijke rol gespeeld in het ontwerp. Enerzijds is het ontwerp gebaat bij een klein eigen gewicht, wat gunstig is voor de hoofddraagconstructie, anderzijds is juist veel massa gevraagd om de benodigde geluidisolatie te behalen. Door het toepassen van een systeem van dubbele wanden, die ontkoppeld zijn door een luchtspouw is het mogelijk geweest met weinig massa toch hoge isolatiewaarden te behalen. Uiteindelijk kan geconcludeerd worden dat alle onderdelen van de doelstelling gehaald zijn.
M. Behling
Performance van bedrijfsmatig vastgoed Naar een indicatiemodel voor regionale objectpotenties ter verhoging van de allocatie-efficiëntie Afstudeerrichting Vastgoedbeheer Afstudeercommissie Drs. ).).A.M. Smeets Drs. R.M. Weisz Ir. H.A.J.A. Appel-Meuienbroek Drs. C.J.T.M. Kokke Drs. K.l. Deana Datum afstuderen 28 september 2004
er 0 c
::::
"
c
:::l
c..
Samenvatting Het onderz9ek is een verkennend onderzoek naar de beleggingskarakteristieken van bedrijfsmatig vastgoed. De bedrijfsruimtemarkt is een nog relatiefjonge beleggingsmarkt, waar· door de regionale rendementsverschillen en waardeverklarende factoren nog niet geheel inzichtelijk zijn. Het ontwikkelen van een indicatiemodel zal bij moeten dragen in het onderscheiden van verschillende potenties van de, in de markt te onderschei· den, generieke objecttypen in relatie tot het regionale investeringsklimaat, opdat een efficiëntere allocatie plaats kan vinden.
(t)
6
Trefwoorden Bedrijfsruimtebeleggingsmarkt Forecasting Asset allocation Objectpotentie Regionaal investeringsklimaat
Transparantie is een van de vereiste elementen bij de asset allocatie. Om de struchuering van bedrijfsruimteportefeuilles beter mogelijk te maken is daarom een beter inzicht in de karakteris· tieken van de markt, alsmede van de objecten in die markt noodzakelijk. Aangezien door regionale specialisaties verschil· lende regionale economische prestaties worden gerealiseerd, levert het in de regio aanwezige vastgoed ook verschillende pres· talies. Out-performance wordt voornamelijk gerealiseerd op regionaal en objectniveau. De verschillende waardeverklarende factoren zullen daarom naar een regionaal niveau verdiscon· teerd moeten worden om de potentie van de verschillende objec· ten te kunnen onderscheiden. De doelstelling van het onderzoek is het ontwerpen van een indicatiemodel ter bepaling van regionale objectpotenties aan de hand van vastgoedmarktindicatoren en objectspeci.fieke indicato· ren, opdat op meer gestructureerde wijze acquisitiebeslissingen in bedrijfsmatig vastgoed gemaakt kunnen worden. Het onderzoek heeft derhalve betrekking op een tweetal vlakken: forecasting data; - property data. Ad. I. Deze data betreffen de vastgoedmarktindicatoren, die de ontwikkelingen op de bedrijfsruimtemarkt beschrijven en aan de hand waarvan de verwachte ontwikkelingen bepaald worden. Ad. IJ. De property data betreffen de karakteristieken van de bedrijfsruimtemarkt en de objecten in die markt. Deze data dient als uitgangspunt om de prestaties van de markt en de potenties van objecten te bepalen.
Het regionale investeringsklimaat bepaalt op regionaal niveau de economische prestaties en geeft een ind.icatie van de ontwik· kelingsrichting van die regionale economie. De kwaliteit van het regionale investeringsklimaat wordt vastgesteld aan de hand van een aantal factoren, dat betrekking heeft op de mate waarin een regio voordeel of nadeel heeft van de urbanisatiegraad van de regio en de marktrelaties tussen de bedrijven in die regio.
Door middel van het vaststellen van het investeringsklimaat wordt inzicht verkregen in de prestaties en de verwachting voor die prestaties van een regio. Door deze factoren te koppelen aan de waardebepalende factoren voor de bedrijfsruim temarkt, moeten voorspellingen gedaan kunnen worden omtrent de ontwikkelingsrichting van het regionale investeringsklimaat voor bedrijfsmatig vastgoed. De prijsbepaling in de vastgoedmarkt vindt plaats in een aantal deelmarkten, dat de randvoorwaarden voor die prijsbepaling schept. De samenhang van deze indicatoren in die deelmarkten beschrijft de ontwikkeling van de waarde van het bedrijfsmatig vastgoed. Wanneer deze indicatoren naar regionaal niveau vertaald worden, beschrijven deze indicatoren vervolgens het investeringsklimaat voor de bedrijfsruimtemarkt in die regio. De verdiscontering van deze indicatoren in de bepaling van het investeringsklimaat maakt het mogelijk om naast de ontwikkeling van de economische prestaties van de regio, de waardeontwikkeling van bedrijfsmatig vastgoed in de regio te voorspellen. De indicatoren, die vastgesteld zijn als meest verklarend, zijn vertaald naar verschillende objecten, die in de markt zijn onderscheiden, zodat voor die objecten specifiek de potentie (toekomstig rendement/ risico profiel) te bepalen is. Hierbij is verondersteld dat de markt te segmenteren is naar een aantal homogene objecttypen, die eigen karakteristieken bezitten met verschillende indicatoren voor het beschrijven van de waardeontwikkeling. Na het bepalen van de verschillende interne processen en transformaties die binnen de bedrijfsruimteobject plaatsvinden, is de markt gesegmenteerd naar een drietal generieke objecttypen, die onderling verschillen in zowel fysieke kenmerken als rendements karakteristieken. Deze segmentatie, en de bijbehorende beleggingskarakteristieken, zijn het uitgangspunt voor het bepalen van de objectpotentie. Voor een optimale potentie zijn voorts de gebruikerseisen (huisvestingseisen) vertaald naar beleggereisen, waarmee voor beide stakeholders een optimaal uitgangspunt gecreëerd wordt. Deze
relatie is te leggen door de verhandelbaarheid van het objecttype binnen de regio vast te stellen. Deze is uit te drukken in een index, die uitdrukking geeft aan de liquiditeit van het objecttype binnen de regio. Deze verhandelbaarheidindex volgt uit het regionale transactievolume van het objecttype in mz in een jaar ten opzichte van het totale transactievolume aan bedrijfsruimten in die regio. Hiermee wordt tevens indirect uitdrukking gegeven aan de ontwikkeling van de marktrelaties in de regio en vormt daarmee een relatie met de markt- en productiestructuur van die regio. De onderliggende objectspecifieke kenmerken vormen uiteindelijk de verklaring van de verhandelbaarheid vanuit de bedrijfsruimtegebruiker. Door middel van de opgestelde methodiek wordt het investeringsklimaat van de regio gekoppeld aan de indicatoren voor de waardeontwikkeling van de objecttypen. Vanu.it de huidige beleggingskarakteristieken van de objecttypen zijn daarmee de regionale potenties van deze objecttypen vast te stellen. Na het verdisconteren van de verhandelbaarheidindex wordt uitdrukking gegeven aan een, voor liquiditeit gecorrigeerde potentie van dat objecttype, welke een onderlinge vergelijking van de objecttypen, alsmede ten opzichte van de markt mogelijk is. Hiermee zijn te plaatsen investeringen efficiënter toe te kennen. De potenties van de objecttypen blijken onder invloed te staan van de productiestructuur en investeringsklimaat van de regio. Hierdoor ontstaat er een bepaalde vestigingsdynamiek, die de marktstructuur van die regio bepaalt. De regionale productie binnen de verschillende gebruikerscategorieën geeft een indicatie van de ontwikkelingsrichting van zowel regionale economie als de waardeontwikkeling van verbonden objecttypen. De vastgestelde (kruis-)correlaties tussen de verschillende regionale indicatoren en waardeontwikkeling, geven aanleiding tot nader onderzoek naar de samenhang van deze aspecten. Op basis van deze samenhang moeten regressievergelijkingen op te stellen zijn voor de verschillende objecttypen, die gebruikt kunnen worden in simulatiemodellen.
7
Ing.
J. van Boxtel
Een 'beter' ziekenhuis Herontwerp operatieafdeling Vlietland Ziekenhuis Schiedam Afstudeerrichting Bouwtechnisch Ontwerpen Architectuur Namen afstudeercommissie Prof. ir. j.M. Post Prof. ir. H. ). M. Ruijssenaars Prof. ir. B. Molenaar Datum afstuderen augustus 2004
31
Samenvatting In Bern is voor het eerst de bouwmethode 'Open bouwen' toege· past bij het ontwerp van een ziekenhuis. Door de vaste gebouwstructuur met flexibel inbouwsysteem is een aanpassing van de indeling eenvoudig te realiseren. Dit in tegenstelling tot de tra· ditionele bouwmethode waarbij aanpassingen ingrijpende reno· vaties vereisen. In een herontwerp wordt onderzocht welke consequenties deze bouwmethode heeft voor een ziekenhuis, op bouwkundig- en installatietechnisch gebied. Daarnaast is bij de nieuwe indeling nadrukkelijk rekening gehouden het welzijn van de patiënt. De studie leidt tot algemene aanbevelingen voor een 'beter' ziekenhuis.
8
Trefwoorden Ziekenhuis INO project Bern, Zwitserland Open Bouwen Operatieafdeling Vlietland Ziekenhuis Schiedam Patiëntenwelzijn
Rguur 1 Het primaire systeem van het INO project
Aanleiding Een modern ziekenhuis is een complex gebouw, dat niet statisch is, maar evolueert. Het gebouw is eigenlijk nooit af. Het is van groot belang dat een ziekenhuis up-to-date blijft om kwalitatief hoogwaardige gezondheidszorg te kunnen leveren. In de huidige, vaak statische ziekenhuisbouw moet een ziekenhuis regelmatig gerenoveerd worden om deze kwaliteit te waarborgen.
Bij de voorbereiding van het !NO project, een uitbreiding van het academische ziekenhuis in Bern, bleek het zelfs onmogelijk om via de normale weg een definitief Programma van Eisen voor dit gebouw samen te stellen. Elk jaar gebeurde er wel iets waardoor dit werd verhinderd. Zo werden nieuwe medische procedures geïntroduceerd, het nieuwe afdelingshoofd van de operatie afdeling wenste andere werkruimten, medische apparaten en de daarbij behorende ruimten veranderden, etc. Het ziekenhuisbestuur besloot af te zien van de traditionele werkwijze dje voortdurend problemen en stagnatie opleverde en koos voor een moderne variant van het 'open gebouw'. Dat wil zeggen: een vaste gebouwstructuur (primair systeem) met een flexibel inbouwsysteem (secondair en tertiair systeem) , waardoor functies eenvoudig uitbreidbaar of verplaatsbaar zijn . Probleem- en doelstelling Dit heeft geleid tot de volgende probleemstelling: Is het mogelijk om met behulp van 'Open bouwen' een ziekenhuis te ontwerpen dat niet statisch is, maar dynamisch en dat optimaal kan worden aangepast aan ontwikkelingen in de gezondheidszorg?
Of deze methode ook daadwerkelijk een vooruitgang betekent, kan men pas na jaren van gebruik beoordelen. Door in een herontwerp een toekomstige wijziging van de indeling na te bootsen, wordt onderzocht waar de problemen kunnen ontstaan. Welke bouwkundige- en installatietechnische maatregelen had men in het oorspronkelijke ontwerp moeten nemen om deze problemen in de toekomst te voorkomen? Daaruit volgt de doelstelling: Het opstellen van algemene aanbevelingen die moeten leiden tot het ontwerp van een ziekenhuis dat daadwerkelijk 'open' is, een 'beter' ziekenhuis. Vlietland Ziekenhuls Na bestudering van de geschiedenis, het heden en de toekomst van ziekenhuizen blijkt er een Nederlandse variant van het 'open ziekenhuis' te bestaan, namelijk het Vlietland Ziekenhuis te Schiedam, dat momenteel gebouwd wordt. Binnen de vaste structuur zijn verpleegafdelingen, behandelafdelingen en poliklinieken onderling uitwisselbaar. Dit ziekenhuis wordt dan ook gebruikt voor het herontwerp.
Figuur 2 Het primaire systeem van het INO project
Figuur 4 Concept, uitzicht In drie richtingen
Herontwerp Binnen het Vlietland Ziekenhuis wordt de operatieafdeling opnieuw ontworpen. In het concept vormt het uitzicht in drie richtingen de basis voor de ruimtelijke indeling. In westelijke richting kijkt men uit over een ecologische zone, in noordelijke richting over de A2o en bijbehorende toegangswegen en in oostelijke richting over de stad Schiedam. Het uitzicht over de ecologische zone in de voorbereidingsruimte werkt rustgevend en ontspannend op patiënten voordat ze een operatie ondergaan. Het uitzicht over de stad Schiedam in de recoveryruimte geeft patiënten een vooruitblik op ' thuis' en zal ze doen verlangen naar het moment dat ze zelf weer kunnen deelnemen aan het 'normale' leven. Dit vooruitzicht zal bijdragen aan het genezingsproces. Het uitzicht over de verkeersstromen biedt het personeel afleiding en ontspanning tussen de inspannende operaties door.
In een voorlopig en definitief ontwerp is dit concept nader uitgewerkt waarbij specifiek gelet is op daglichttoetreding in alle verblijfsruimten, privacy voor de patiënt, oriëntatie in de ruimte en een evenwichtige combinatie van in- en ontspanning voor het personeel. De afdeling is zodanig ontworpen dat toekomstige medischtechnische ontwikkelingen, die nu nog niet bekend zi jn, eenvoudig kunnen worden geïntegreerd. Conclusie en aanbevelingen Tijdens het herontwerp van de operatieafdeling is gebleken dat de primaire structuur mogelijkheden biedt voor meerdere indelingen. De vaste elementen van deze structuur, zoals trappenhuizen en leidingschachten, vormden echter een belemmering van de vrije indeling. De primaire structuur van het huidige Vlietland Ziekenhuis voldoet daarmee niet aan de eisen die aan
9 een 'open gebouw' gesteld worden. Er moeten bouwkundige- en installatietechnische maatregelen genomen worden om van het Vlietland Ziekenhuis een 'open' ziekenhuis te maken. Deze maatregelen hebben geleid tot de volgende algemene aanbevelingen: De afstanden tussen de kolommen e n de vloer-tot-vloer hoogte moeten zodanig worden gekozen dat deze in de toekomst de flexibiliteit, voor aanpassing en uitwisselbaarheid, niet beperken. Bij een 'open ziekenhuis' moeten vaste verticale elementen, zoals liftpartijen en leidingschachten, zoveel mogelijk buiten de primaire structuur worden gehouden. Elementen die niet buiten de structuur geplaatst kunnen worden moeten verplaatsbaar zijn. Zo wordt optimale interne flexibilite it behouden. Alle installatietechnische voorzieningen moeten bij voorkeur boven het verlaagde plafond van iedere verdieping geplaatst worden. Bij een aanpassing van deze voorzieningen of bij een renovatie, ondervinden andere afdelingen zo geen hinder. Indien toch moet worden afgeweken van de primaire structuur, doe dat dan alleen op plaatsen waar het overige deel van de primaire structuur niet verstoord wordt, bv. op de bovenste verdieping. Na deze s tudie is gebleken dat het daadwerkelijk mogelijk is een 'flexibel' ziekenhuis te ontwerpen volgens de methode van 'Open bouwen'. De methode is nog in ontwikkeling, vandaar dat er nog enkele aanbevelingen konden worden gedaan. Als deze aanbevelingen worden meegenomen ontstaat een dynamisch gebouw waarin te allen tijde hoogwaardige- en moderne gezondheidszorg kan worden geleverd zonder dat hiervoor ingrijpende renovaties nodig zijn. Een vooruitgang voor de ziekenhuis bouw!
E.W.M. van den Braak
Geluidoverdracht op het podium van de Nationale Nederlanden Zaal Muziekcentrum Frits Philips te Eindhoven Afstudeerrichting Fysische Aspecten van de Gebouwde Omgeving
~''D
Afstudeercommissie Dr. ir. H.j. Martin Ir. C.Cj.M. Hak Ir. L.C.). van Luxemburg Datum afstuderen 26 oktober 2004
Dl
ür c
..
0..
", ",
go
c
:::1 0..
!!. ö1' (">
c
~· C'" 0
c
~
c "' :::J 0.
Figuur 1 STt, CS en LpSource • Lp Receiver In dB voor het lege podium (a) en het podium met praktikabels (b); (waarneembaar) verschil tussen beide podiumopstellingen in dB (c)
Samenvatting Binnen dit onderzoek is nagegaan in hoeverre opmerkingen van orkestmusici over de podiumakoestiek gekoppeld kunnen worden aan fysisch meetbare parameters. Daarnaast is de invloed van de hoogteverschillen van de podiumvloer (aanwezigheid van praktikabels) én van de richtkarakteristiek van de meetapparatuur op de waarde van de podiumparameters bepaald. De oorsprong van een aantal opmerkingen blijkt uit de meetre· sultaten van de parameters m.b.t. luidheid, helderheid en onder· steun ing. De door de musici hoorbare verschillen tussen de podiumopstellingen blijken fysisch duidelijk meetbaar te zijn. De richtkarakteristiek van zowel bron als ontvanger is van invloed op de luidheid.
(t)
ro
Trefwoorden Podiumakoestiek Geluidoverdracht Orkest Balans Richtkarakteristiek
Inleiding In het algemeen zijn de musici van Het Brabants Orkest tevreden over de akoestiek van de Nationale Nederlanden Zaal in het Muziekcentrum Frits Philips te Eindhoven. Zij geven echter aan dat zij soms moeite hebben met het vinden van de juiste 'balans' binnen het orkest. De 'balans', een evenwichtige verdeling en overdracht van het geluid, is afhankelijk van de richt- en frequentiekarakteristiek van de instrumenten, de orkestopstelling, het karakter van het repertoire en de podiumakoestiek Tot op heden is nog niet veel onderzoek verricht naar de geluidoverdracht op het podium en de 'balans'. In dit onderzoek is bepaald in hoeverre de ervaringen van de musici gekoppeld kunnen worden aan objectieve metingen. Daarnaast is onderzocht wat de invloed is van de lokale hoogteverschillen van de podiumvloer (aanwezigheid van praktikabels, in hoogte verstelbare plateaus) én de richtkarakteristiek van de meetapparatuur op de waarde van de podium parameters. De zaal en het podium De Nationale Nederlanden Zaal is, met een volume van 14400 m3 en 1250 zitplaatsen, de grootste concertzaal in het Muziekcentrum te Eindhoven. Het achterste gedeelte van de podiumvloer (slagwerk) is hydraulisch verstelbaar in hoogte (tot 1 meter boven de podiumvloer). Voor concerten van Het Brabants Orkest worden praktikabels ten behoeve van de blazerssectie en de contrabassisten op het podium geplaatst. De zij- en achterwanden van het poclium zijn voorzien van QRD . diffuseren (ge luidverstrooiende elementen [1, 2]) met een overhellende rand hierboven. Boven het podium hangen twee lichtgekromde klankkaatsers (7.5·10 meter boven de podiumvloer). Methodologie Vier meetseries zijn verricht. Uit de resultaten van meetserie 1 (meting op leeg podium) en 2 (meting op podium met praktikabels) is de invloed van beide podiumopstellingen op de waarde
Figuur 2 Podium Nationale Nederlanden Zaal
van de podiumparameters bepaald. Beide meetseries zijn verricht met omni-directionele bron en ontvanger. Uit de resultaten van meetserie 3 (meting met (gerichte) luidsprekerbox en kunsthoofd) is bepaald in hoeverre de objectieve fysische metingen gekoppeld kunnen worden aan de subjectieve ervaüngen. Bij meetserie 4 is gebruik gemaakt van een omni-directionele bron en kunsthoofd. Uit de resultaten van meetserie 2, 3 en 4 is de invloed van de richtkarakteristiek op de waarde van de podiumparameters bepaald. De objectieve parameters [3. 4] worden berekend uit de gemeten impulsresponsie p(t). De relative Strength Grel is bepaald om de verschillen tussen de bron en ontvanger LpSource-rmLpReceiver in dB weer te geven. De Clarity C5o is een maat voor de helderheid van muziek. De SU:pport STr en de Clarity op r meter van de bron gemeten CS zijn een indicatie voor het gemak van samenspel, 'zichzelf en elkaar horen'. Om te bepalen of de verschillen tussen de podiumopstellingen waarneembaar zijn, zijn de meetresultaten vergeleken met de Just Noticeable Difference (JND ~ I dB). Resultaten en conclusies De door de musici hoorbare verschillen in podiumopstellingen blijken fysisch meetbaar te zijn, zie ook figuur 2. Op het podium met praktikabels is de Support Sir achter op het podium en langs de rand aanzienlijk lager dan op het lege podium (verschil > 3 dB). Dit wordt mogelijk veroorzaakt door reflecties tegen de overhellende rand boven de podiumwanden. Daarnaast is de ST~ op het lege podium nabij de deuren lager dan op de rest van het podium. Dit wordt mogelijk veroorzaakt door de vlakke afwerking van de deuren. Op het podium met praktikabels is de CS hoger langs de rand en nabij de deuren. Dit wordt mogelijk eveneens veroorzaakt door de overhellende rand boven de podiumwanden. Het verschil tussen beide podiumopstellingen {I-2 dB) is hoorbaar. Het verschil tussen bron en ontvanger LpSource-rm- LpReceiver in dB is op lange afstand van de bron groter op het podium met praktikabels (I dB).
II
Bij gebruik van een gerichte bron en ontvanger is het ve.rschil tussen bron en ontvanger LpSource-Im - LpReceiver hoogfrequent aanzienlijk groter (( '5 dB) dan bij gebruik van een omnidirectionele bron en ontvanger (ca. rodB). Enkele opmerkingen van de musici kunnen direct gekoppeld worden aan de meetresultaten. Op de meeste meetposities bedraagt het verschil tussen bron en ontvanger ro dB. Vergeleken met de hoge luidheid van een instrument is dit verschil 'klein'. Tevens is de Clarity, voor dit onderzoek C50, op een aantal posities hoog te noemen en de muziek daarmee mogelijk te 'luid'. Enkele opmerkingen van de musici kunnen mogelijk ook verklaard worden door het grote verschil in dB ('onbalans') tussen beide oren ten gevolge van een bepaalde orkestopstelling. Nabij de deuren is de Sir, volgens Gade [3, 4], aan de lage kant; dit verklaart mogelijk dat de contrabassistenmoeite hebben met samenspel. Dankwoord Mijn dank gaat uit naar Het Brabants Orkest en het Muziekcentrum Frits Philips te Eindhoven.
Literatuur {1] Barron, M. (1993). ''Auditorium Acoustics and Architectural Design", !St edition, E IJ( FN Spon, London. {2] Beranek, L.L. (1996). "Concert and opera hall: how they sound", Acoustical Society of America. [J] Gade, A.C. (1989). "Investigations of Musicians' Room Acoustic Conditions in Concert Halls. Part I: Methods and Labaratory Experiments", ACUSTICA Vol. 69, 193-20J {4] Gade, A.C. (1989). "Investigations of Musicians' Room Acoustic Conditions in Concert Halls . Part IJ: Field Experiments and Synthesis ofResults", ACUSTICA Vol. 69, 249-262
A.M.M. van Bree
Reflecties op een stadsgevangen is reflecties van een stadsgevangenis Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. dr. ir. G.A.C. van Zeijl Ir. R.P.G. Brodruck Prof. ir. F. van Herwijnen Datum afstuderen oktober 2004
26
-ur
111
c:
~
tD tD I:T
... c:
:::l ~
~
01'
n
c
...... ......
m
er 0
c
::!:
"::s
c
0..
m
12
Samenvatting een ontwerp voor een stadsgevangenis in Rotterdam, een nieuwe manier van denken over detentie in combinatie met de samenleving. Hoe reageert de samenleving op detentie en andersom hoe reageert detentie op de samenleving. Is het mogelijk deze twee meer te combineren en detentie terug te brengen naar de samenleving. Er is een ontwerp ontstaan waar hotel en detentie gecombineerd worden op een zodanige manier dat ze wat aan elkaar hebben maar dat ze elkaar niet hinderen in hun primaire taak. Het ontwerp is gebaseerd op het lettedijk om elkaar heen draaien van de samenleving (het hotel) en detentie waarbij een nieuwe interactie tussen deze twee ontstaat door middel van een vide. Trefwoorden Gevangenis Hotel Rotterdam Confrontatie Zichtlijnen
Afbeelding t Atrium
Inleiding Criminaliteit, detentie en angst binnen de samenleving zijn steeds vaker in het nieuws. Tijdens de afgelopen verkiezingen stonden een veiligere samenleving en een verveelvoudiging van de hoeveelheid cellen in Nederland hoog op het programma. Er verschenen krantenartikels als: "Rotterdam wil een drijvende gevangenis in de haven" . Dit krantenartikel is de aanzet geweest tot dit afstudeerproject. Angst Onze samenleving wordt steeds meer geregeerd door angst. Angst voor het onbekende, angst voor wat er zou kunnen gebeuren. Dit is naar mijn mening een gevolg van een enorme hang naar een utopische wereld. In een perfecte wereld kan ons ten slotte niets gebeuren. Alles wat niet binnen deze "utopische wereld " past wordt "verbannen" naar de rand van de stad. Hierbij kan gedacht worden aan prostitutieplaatsen op verlaten industrieterreinen, crematoria langs de snelweg en detentie in de polder. Ik ben van mening dat dit niet de oplossing is, ieder mens heeft goed en kwaad in zich. Ik durf zelf zo ver te gaan om te zeggen dat ieder mens in staat is tot crimineel gedrag. De ene mens heeft misschien meer aanleiding nodig dan de ander, maar ieder mens kan tot misdaad gedreven worden. We kunnen deze storende elementen wel buiten ons blikveld plaatsen maar ze zullen altijd in onze samenleving aanwezig zijn.
Indien men deze storende elementen terugplaatst in de samenleving ontstaat er een reactie. In het beste geval genereert deze reactie een vermindering van de angst doordat het object van deze angst niet langer vreemd is, maar onderdeel uitmaakt van het dagelijks leven. Het doel van dit ontwerp is dan ook een confrontatie tussen stad en gevangenis met de daaropvolgende reactie. Deze reactie wordt opgewekt door het veroorzaken van een vervreemding binnen het gebouw e n vervolgens heeft dit gebouw dan ook weer zijn weerslag op de stad. Concept De vervreemding binnen het gebouw wordt opgewekt door een bekend object, een hotel met openbare voorzieningen, samen te voegen met een onbekend object, een gevangenis. Deze vree mde combinatie, de plaatsing van de gevangenis binnen het gebouw en binnen de stad zullen vragen oproepen bij de bezoeker. Hierdoor wordt de bezoeker gedwongen zich vragen te stellen over dit onderwerp.
Om de reactie met de stad aan te gaan heb ik voor een gebouwopbouw gekozen waarbij het programma de stad kan personifi· ceren. De gevangenis wordt letterlijk binnen deze "stad" geplaatst en loopt door het gebouwprogramma heen, zoals cri· minaliteit zich ook in de samenleving in alle lagen van de bevol· king bevindt. De gevangenis manifesteert zich als een helix die zich door het gebouw heen wikkelt. Deze helix snijdt door de normale gebouwstructuur, waardoor deze uit balans raakt.
Afbeelding
2
Dwarsdoorsnede
Afbeelding 3 Ilotelbuis en detentiebuis
Afbeelding 4 Interleur detentiebuis
Afbeelding 5 Routing detentiebuis
Er kan ineens een hellingbaan uit de vloer komen of er kan een detentiebuis door de vloer heen steken. De vragen wat is dit, wat gebeurd hier onder mijn voeten, wat voor functies zitten nog meer in dit gebouw en waar bevind ik mijzelfbinnen de stad, binnen het gebouw, binnen de samenleving, komen op in het hoofd van de beschouwer. Op het moment dat de bezoeker of gebruiker door heeft dat niet alleen de "normale" functies in het gebouw zitten maar ook een gevangenis dan begint het spel van zien en gezien worden. Het is niet de bedoeling gedetineerden en bezoekers/gebruiker op een schavot te plaatsen. Om deze reden is gekozen voor een systeem waarin men zich voor de andere functie onzichtbaar door het gebouw kan bewegen, men kan er echter ook voor kiezen zich kenbaar te maken aan de andere gebruikersgroep. Doel is dat je alleen kan zien als je ook gezien wordt. Het uitgangspunt is dus dat zowel de gedetineerde als de bezoeker zelf de keus maakt of deze al dan niet gezien wil worden, maar wel met de consequentie dat deze persoon dan zelf ook niet de "gehele samenleving" ziet.
Wil iets kunnen confronteren moet het onverwacht zijn. Dit zorgt ervoor dat men steeds nieuwe mensen naar het gebouw moet trekken. Voor een goed functioneren van het gebouw is, om deze reden, alleen een hotel als openbare functie niet voldoende. Om dit op te vangen is gekozen voor een aantal kleinere publieke functies in de plint van het gebouw. De plint begint en eindigt met een plein. Beide pleinen werken als een condensator, een ontmoetingsplaats, een trekpleister. Tussen de twee pleinen zijn winkelfuncties, horeca en twee bioscoopzalen gevestigd. Het tweede plein, het plaza is de brug tussen plint en de rest van het gebouw. Hier eindigt de plint, maar hier begint ook het atrium dat zich vanaf dit punt over de volle hoogte van het gebouw uitstrekt.
Ontwerp
Het gebouw is opgebouwd uit een structuur van 8 megakolommen en een gevelbuis die het geheel dragen. De gevangenis beweegt zich als een hellende buis om en tussen deze kolommen door naar boven. Tegen de helix van de detentiebuis in beweegt zich het hotel. Dit hotel bestaat uit gevouwen vloeren die net als de gevangenis in de vorm van een helix omhoog beweegt. De helixen vormen samen de DNA-structuur van het gebouw. De reden dat gekozen is voor een hotel is dat een hotel en gevangenis qua typologie en archetype overeen komen. Beide bestaan uit een combinatie van verschillende kamersfcellen met een aantal, overeenkomende, ondersteunende functies. Verder is het zo dat arbeid binnen detentie behoorlijk duur is en om die reden eventueel afgeschaft zou kunnen worden. Doordat het hotel arbeid van de gevangenis zou kunnen gebruiken vullen de twee hoofdfuncties binnen het gebouw elkaar aan.
Binnen dit atrium zijn alle functies van hotel en gevangenis als verstrooide volumes aan de kolossale kolomstructuur opgehangen. Door de verstrooiing van deze volumes worden in het atrium verschillende plekken gecreëerd. intieme plekken op plaatsen waar bijvoorbeeld de restaurants en andere verblijfsfuncties gevestigd zijn en monumentale plaatsen waar het gebouw het overneemt van de mensen, waar de ruimtes bijna sacraal worden. De combinatie van de verschillende emoties binnen dit atrium zorgen voor een langgerekte interne schreeuw binnen het gebouw. De volumes bepalen echter niet alleen de verschillende sferen binnen het atrium, ze zijn ook zo geplaatst dat ze een zichtfunctie krijgen. Niet alleen puur door zichtlijnen maar ook door lichtinval. Op deze manier worden de volumes met elkaar verbonden, men wordt hierdoor verleid het gebouw te gaan ontdekken en consumeren. Het voordeel hiervan is dat de confrontatie een groter publiek bereikt.
13
Ing. R.J. Bruijstens & Ing. K.A.C.J. Akkermans
Zon- en consumentgericht 'renoveren van naoorlogse woningen Upgradingsconcept voor naoorlogse rijtjeswoningen 1966-1976, dat voorziet in een optimale relatie tussen gebruikskwalitelt en energiebesparing. Afstudeerrichting Bouwtechnisch Ontwerpen Afstudeercommissie Dr. ir. P.A. Erkelens Ir. M. Ham Prof. ir. W. Zeiler
-
Datum afstuderen 26 oktober 2004
....
Samenvatting Karakteristiek voor rijtjeswoningen uit de periode 1966-1976 is de matige woningkwaliteit en het hoge energieverbruik. Deze woningen kunnen hierdoor onmogelijk voorzien in de diversiteit van woonwensen van de huidige consument. Met het opgestelde integrale concept waarbij renovatie en zonne-energie als middelen worden ingezet, kan de bestaande woning in korte tijd worden getransformeerd in een nieuwe woning, welke op het gebied van woningkwaliteit en energieverbruik kan concurreren met energiezuinige nieuwbouwwoningen.
111
ur c
0. ft) ft)
c:r c
:I
0.
!!.. ör
n
c
..... ~. ..... 0"
0
c
:E
7<"
c
::J Cl.. Cl)
Trefwoorden Renovatie Zonne-energie Naoorlogse woningbouw Consumentgericht bouwen IFD-bouwsysteem
Probleemveld Grote delen van de Nederlandse naoorlogse woningvoorraad wordt gekenmerkt door een gebrekkige woningkwaliteit en een onaanvaardbaar hoog energieverbruik. Één van de grootste veroorzakers van beide problemen, is de voorraad rijtjeswoningen uit de periode 1966-1976. Karakteristiek voor deze voorraad is de eenzijdige, uniforme samenstelling, waarbinnen functioneel gebruik en flexibele inrichtingen niet of nauwelijks mogelijk zijn. Dit staat haaks op de diversiteit aan woonwensen die de huidige woonconsument vandaag de dag eist. Daarnaast zorgen deze 65o.ooo woningen (9,6% van de totale woningvoorraad) door de slechte energetische kwaliteit, jaarlijks voor maar liefst 25% van het totale huishoudelijke gasverbruik. Daar de huidige bouwpraktijk tevens meer gericht dient te zijn op energiebesparing (Verdrag van Kyoto) , komt ook de noodzaak van het toepassen van duurzame energiebronnen naar voren. De duurzame energiebron, welke in een bestaande stedenbouwkundige situatie (bij renovatie) het best ingepast kan worden, is zonne-energie. Doelstelling Het samenvoegen van de bovenstaande problematieken heeft geleid tot de volgende doelstelling voor di.t onderzoek: het ontwikkelen van een zon-georiënteerd renovatieconcept voor rijtjeswoningen uit de periode 1966-1976, waarmee deze woningen volledig kunnen voorzien in de hedendaagse en toekomstige energievraag en woningkwaliteitsbehoeften. Aanpak van het onderzoek Door middel van een literatuurstudie is vastgesteld wat de huidige wensen en eisen van de consument zijn ten aanzien van woningkwaliteit Een casestudy is hierbij getoetst op de aanwezigheid hiervan. Op basis van referentieprojecten van energiezuinige nieuwbouwwoningen, is een minimum energiebesparingspercentage voor het energieverbruik voor het concept vastgesteld, ten opzichte van de bestaande situatie.
Afbeelding 2 Woningaanzicht nieuwe situatie; uitbreidingen tegengesteld toepassen met de verdiepingsuitbreiding aan de zonzijde.
Afbeelding 3 Impressie zonne-energietoepassingen Zuid- of Westgeve Is.
oe <::: :E
;;<;"
<::: :::J
0.. (!)
rs Analyse Op basis van een analyse naar woningkwaliteit is in dit onderzoek naar voren gekomen, dat het gebruiksoppervlak van de woningen ontoereikend is om aan zowel functionaliteitseisen als woonwensen te kunnen voldoen. Zo dienen de woningen in zijn totaliteit met so% vergroot te worden tot rso m2, teneinde functies als woonkamer, keuken, slaapkamers, badkamer en bergruimte voldoende plaats en functionaliteit te kunnen bieden. Daarbij dient het vo.lledige uitrustings- en installatieniveau vervangen te worden en te worden opgewaardeerd naar hedendaagse standaarden.
Ten aanzien van het energieverbruik moeten de woningen kunnen concurreren met energiezuinige nieuwbouwwoningen, welke een jaarlijks energieverbruik kennen van 34·475 MJ. Dit energieverbruik wordt het na te streven maximale jaarlijks energieverbruik voor het op te stellen concept. Hieruit kan worden geconcludeerd dat ee n minimale energiebesparing van 70% dient te worden gerealiseerd. Ontwerp Uitgangspunt voor het bouwtechnisch ontwerp is dat door middel van een IFD-bouwsysteem de woningen kunnen worden uitgebreid, waarbij volledig gebruik gemaakt wordt van de bestaande draagconstructie. Hierdoor worden de bouwtijd, bewonersoverlast en milieubelasting aanzienlijk gereduceerd. Door middel van staalframebouw modules worden begane grond en verdieping uitgebreid en wordt van de zolder een bruikbare verdieping gemaakt. De modules voorzien hierbij in vergroting van de primaire vertrekken en worden reeds voorzien van uitrusting en afbouw (keuken, badkamer, leidingen en afwe rking) . De indelingen van de plattegronden, die hiermee gerealiseerd worden , voorzien tevens in een optimale benutting van zonneenergietoepassingen.
Resultaten & conclusies De gebruikskwaliteit van de gehele woning is afgestemd op functioneel gebruik. Daarbij komen grootte (rso m2), aantal vertrekken (5 kamers) en uitrusting overeen met de minimaal gestelde bewonerswensen. Tevens is een volledig flexibele indeling en inrichting mogelijk en kan uitru sting (keuken, badkamer, domotica) worden afgestemd op de individuele wensen van de bewoner(s). Door het toegepaste IFD-bouwsysteem en bijbehorende bouw methode wordt een kwaliteitsniveau gerealiseerd dat kan concurreren met nieuwbouwwoningen, terwijl de bewoners niet geconfronteerd worden met langdurige herhuisvesting en overlast. De doelstelling van het te behalen energiebesparingpercentage van 70 %, ten opzichte van het primaire energieverbruik van de oude situatie, wordt met dit ontwerp behaald. Afhankelijk van de oriëntatie is voor het ontwerp een maximaal energiebesparingspercentage haalbaar van 8r% voor de Oost-Westgeoriënteerd e woningen en 91 %voor de Noord-Zuidgeoriënteerde woningen. De energetische kwaliteit van het ontwerp overstijgt hiermee het niveau van recente duurzame nieuwbouwwoningen (EPC < o,8). Alle woningen met een energiebesparingspercentage van 70 % hebben een EPC < 0 ,53 . waar de eis mome nteel op r,o ligt. Wanneer een maximaal energiebesparingspercentage wordt gerealiseerd, hebben alle woningen een EPC < 0 ,31. Wanneer het ontwerp met daarbij een maximale energiebesparing, op alle rijtjeswoningen uit de periode r966-r976 wordt toegepas t, dan wordt het jaarlijkse huishoudelijke aardgasverbruik met r6,6 % verminderd en het jaarlijkse huishoudelijke elektriciteitsverbruik met 7,3% verminde.rd. Hiermee kan een totale C02-uitstoot van 4·37 Mton worden vermeden, uitgaande van een minst gunstige (Oost-West-)oriëntatie van alle 6so.ooo woningen. Deze reductie van 4-4 Mton is aanzienlijk meer dan de door de overheid opgestelde C02-reductiedoelstelling van 2,0 Mton voor het jaar 2010.
Ing. O.J.G. van Deurzen
Installatieflexibiliteit in ziekenhuisbouw Afstudeerrichting
Installatietechnologie Afstudeercommissie
Prof. ir. P.G.S . Rutten Ir. R.P. Geraedts Ing. K.H. Dekker Dr. ir. M.A van Houten Datum afstuderen 28
september
2004
Samenvatting
Flexibiliteit is een begrip dat veelvuldig gebruikt wordt. Het toepassen hiervan is een essentiële gedachtegang in het ontwerpproces en zal de strategische waarde van het gebouw verhogen. Door het implementeren van flexibiliteit in het ontwerpproces kunnen grote voordelen behaald worden. Door de grote dynamiek van de zorgontwikkelingen is er behoefte aan installatieflexibiliteit, die de mogelijk biedt om met beperkte middelen in te kunnen spelen op functionele- enjof ruimtelijke wiîzigingen in een ziekenhuisorganisatie. Door de techniek te koppelen aan het proces en. de organisatie is een Begrippenkadermodel ontworpen die als referentie gebruikt kan worden om te focusseren op installatieflexibiliteit Trefwoorden
16
Flexibiliteit Strategieën Proces Model Relaties Ziekenhuizen zijn complexe gebouwen, waarin de installaties gedurende de gebruiksfase vanwege functionele en ruimtelijke wijzigingen, veelvuldig aangepast moeten worden. Het statische karakter van het gebouw moet voldoen aan de gevraagde prestaties van de gezondheidszorg, die een dynamische karakter hebben. Indien in het ontwerp hierop kan worden ingespeeld, kunnen aanpassingskasten en verstoringen van de bedrijfsvoering geminimaliseerd worden. De levensduurkosten wordenhierdoor geminimaliseerd en men kan aan de dynamische zorgvraag blijven voldoen. Vanuit de overheid (Bouwcollege) wordt dit ook gestimuleerd door een op te stellen Lange Termijn Huisvestingsplan met een bewust instandhoudingsbeleid en een doelmatige inzet van middelen als doelstelling. Flexibiliteit zal, zowel voor de techniek, als voor het ontwerpproces, als ontwerpcriterium moeten gaan fungeren. Flexibiliteit kent aan de vraagzijde de aspecten, verkavelbaarheid, uitbreidbaarheid, aanpasbaarbeid en multifunctionaliteit. Aan de aanbodzijde fungeren de flexibiliteitstrategieën die, in afstemming met de gebruikerswensen en technische alternatieven, installatietechnische productflexibiliteit leveren. Organisatie- en procesflexibiliteit ondersteunen en sturen het veranderingsproces. In het algemeenheid kan gesteld worden dat flexibiliteit een veelvuldig gehanteerd begrip is, maar in de praktijk blijkt het moeilijk te implementeren te zijn. Het wordt op een te hoog abstractieniveau beleefd en de betrokken partijen geven hieraan, vanuit verschillende invalshoekenjbelangen, hun eigen invulling. Als producten worden opgeleverd: Inzicht in het begrip, het belang van installatieflexibiliteit en de flexibiliteitrelaties. Een uitgewerkt Begrippenkadermodel, waarin de vraag en aanbodzijde met betrekking tot installatietechniek met elkaar in relatie worden gebracht. Dit generieke model dient als referentiemodel voor het ontwerp- en bouwproces. De werkwijze en toetsing van het BegrippenkadermodeL Succesfactoren voor het ontwerp-/implementatie proces.
b_o_t_l·_~_n_t_v_e_a\_l_s
-P-el_.-_f_u_n_c_ti._o_n_e_l_e_g_c:_(Prestatievngen)
Pndatievragt>n 'Vnapijde'
1----
Ontwerpproce s
~' I ,...
Waar dekaders
(Strategisch Bom..,·en)
....
Afstt>Inmlllg
_ _.l
L
\Vaai·scltijnlijkbeid Tijdstip Fnquentie bnpact
Ontwerp tbv iustallatieOexibüiteit
.I
JlyE.. flexibîlileit Samenwer~
Tedutisrhe altft'natieven 'Aanbodzijde'
(CE}
Hoofdstmctuur mstallatie
.___(FJ_e_x_ib_ili_-t_e_it_sv_o_o_r_b_ee_I_d_en_)_...
Ijl L!J
J(emü.s P!OJ~Isamenstell-q
Figuur 1 Overzicht werkwijze model
Het Begrippenkadermodel (=BKM)
De flexibiliteitrelaties zijn in het Begrippenkadermodel ingebracht. Het Begrippenkadermodel maakt het werkveld inzichtelijk. Het is een generiekmodel waarvoor de bouwstrategieën 'Open Bouwen' en 'Strategisch Bouwen' als basis dienden. Door toepassing van het strategische waardekader wordt ingespeeld op de veranderbaarbeid van de prestatievraag in de gebruiksfase. Centraal staat het afstemmingsproces van prestatievragen (vraagzijde) en flexibiliteitoplossingen (aanbodzijde), zie figuur A. Dit Begrippenkadermodel met zijn afstemmechanismen kan in de ontwerp- en bouwfase van een ziekenhuis als referentiemodel voor de uitwerking van installatieflexibiliteit gehanteerd worden. De werkwijze van het Begrippenkadermodel is op werkbaarheid getoetst. Hiertoe zijn voor de verschillende gebouwniveaus voorbee lden uitgewerkt, waarin de gebruikerswensen en de flexibiliteitoplossingen bijeen zijn gebracht. Hierin spelen aan de vraagzijde de prestatievraagstellingen afgestemd op de basale-, gebruiks-, maatschappelijk-, ecologische- en strategische waardekaders een belangrijke rol. Aan de aanbodzijde worden de flexibiliteitoplossi ngen ingebracht. Het afstemmingsproces over deze elementen loopt per gebouwniveau middels de inspraak en zegge nschapstructuur. Tevens is een onderzoek naar het ontwerp voor de nieuwbouw van de Reinier de Graaf Groep te Delft uitgevoerd om de mate waarin flexibiliteit in de huidige praktijk wordt ingevoerd te onderzoeken. Aandachtspunten voor het ontwerpproces
Uit het onderzoek is gebleken, dat het succes van installatieflexibiliteit niet aJleen bepaald wordt door de beschikbaarheid van de technische alternatieven, maar ook afhankelijk is van een goed functionerend ontwerpproces. Om tot de gewenste installatieflexibiliteit te komen, zal het huidige nog overwegend traditionele ontwerpproces anders moeten worden ingericht. Het zal zich sterker op de verwachte veranderingen moeten gaan richten.
17 Verder is een tijdige en hechtere samenwerking tussen de verschillende disciplines wenselijk. Collaborative Engineering biedt hiervoor mogelijkheden. Met name geldt dit voorde afstemming tussen de bouwtechniek en de installatietechniek. Het ontwerpen met flexibiliteit als doelstelling vraagt om andere werkwijzen en attitudes. De inrichting van de projectorganisatie en de ondersteunende processen zijn hierbij van groot belang. Een samenhangend overzicht van de belangrijkste elementen, die in het kader van installatieflexibiliteit een rol spelen, vindt u in onderstaand schema. Dit sluit aan op het Begrippenkadermodel. De afstemming moet per gebouwniveau plaats vinden. De resultaten uit het huisvestingsonderzoek zullen per gebouwniveau middels een selectiemethode en afstemprocessen geplaatst worden ten opzichte van de flexibiliteitoplossingen en resulteren in ontwerpeisen ten behoeve van installatieflexibiliteit Ten aanzien van het functioneren van de projectorganisatie zijn ook de relaties met organisatie- en procesflexibiliteit gelegd. De projectorganisatie zal zorg dragen voor de afstemming van de prestatievragen op de technische flexibiliteitsmogelijkheden. Een doorstart is nodig om een_doorbraak te bewerkstellingen in de implementatie van installatieflexi biliteit in toekomstige ziekenhuisprojecten. Met betrekking tot het uitwerken van bovenstaande aanbeveling stel ik voor, dat er een stuur-/expertisegroep wordt samengesteld voor het opstellen van een strategie, een plan van aanpak, voor een versnelde invoering van het flexibiliteitsconcept.
J.F. Donkers
Eindhovens Oostcorridor Herstructurering en transformatie op verschillende schaalniveaus van de industriële zone tussen Tongelre en Stratum tot een nieuwe stedelijkheid aan het Eindhovens Kanaal. Afstudeerrichting Stedebouw Afstudeercommissie Dr. ir.C.H. Doevendans Ir. J.A. Lörzing lr. M. Vermeulen Datum afstuderen 26 oktober 2004
Afbeelding 1 Masterplan
111
ur ..... c
Q.
C'D C'D ..... a"
c
:J Q.
!!. OT' {")
c
;:::;:([)
.....
r8
Samenvatting In het afstudeerproject zijn op vier schaalniveaus plannen uitgewerkt voor de transformatie en herstructurering van het Eindhovens Kanaal en de omgeving daarvan tot "Eindhovens Oostcorridor": een aaneenschakeling van deelplannen met het kanaal(water) als - thematische- rijgdraad waarbij per deelgebied de context geïnterpreteerd en geïntegreerd wordt. De historisch-ruimtelijke structuur, het (post)industrieel erfgoed en problematieken rondom wateroverlast c.q. -beheer, stedelijke verdichting en verkeerscangestie vormen basisingrediënten voor de planvorrning. Het eindresultaat is een "Masterplan" op regionale schaal en de uitwerking van een deelgebied ("Canal City") binnen de stadsgrenzen tot een nieuwe Eindhovense (hoog)stedelijkheid. Trefwoorden Corridor Eindhovens Kanaal Nieuwe (hoog)Stedelijkheid Transformatie Herstructurering
Inleiding De stad Eindhoven ondergaat op dit moment in een sneltreinvaart een immense gedaanteverandering. De maakindustrie, die sinds begin vorige eeuw de groeimotor was voor de stedelijke ontwikkeling, wordt sinds de jaren 90 getransformeerd naar nieuwe stedelijkheid met de denkindustrie van nu. Er wordt de laatste ro jaar dan ook in hoog tempo gesleuteld aan snelwegen, talloze herstructurerings- en centrumprojecten en de groene en industriële wiggen in de stadsstructuur. Binnen dat patroon van scheidingen tussen de vijf stadsdelen, die nog altijd een overwegend dorps karakter hebben, ligt nog een "vergeten" wig te wachten op een transformatie die recht kan doen aan haar .nog verborgen potenties: Het Eindhovens kanaal en de directe omgeving daarvan. Dit gebied vormt dan ook het onderwerp van mijn afstudeerproject. Met het gegeven dat een corridor een smalle strook tussen twee territoria is, is ook de titel verklaard. Aanpak Bij de genoemde transformatie is de stad gedwongen om verder te kijken dan de stadsgrenzen, aangezien h.et gehele kanaal in Eindhovens bezit en beheer is. Politieke belangen, overlappende grenzen en andere meningsverschillen zijn oorzaken geweest dat er voor deze zone nog geen plannen tot uitvoering zijn gebracht. Het is tijd voor een plan waarbij enerzijds het regionale belang gediend wordt, maar waarbij anderzijds ook voor elke
Afbeelding 4 Priorlteitskaarten
gemeente afzonderlijk de voordelen leesbaar zijn. Om aan deze opgave en mijn eigen wens om verschillende schaalniveaus te bestuderen te voldoen heb ik mijn afstuderen opgesplitst in 2 gedeelten. Ten eerste het Masterplan "Eindhovens Oostcorridor" waarbij een regionaal structuurkader neer wordt gelegd voor de ontwikkeling van deelgebieden aan het kanaal als kralen aan een ketting. En daarnaast een uitwerking va.n een van deze kralen tot het niveau van een flexibel ontwikkelingsplan "Canal City". Landelijke en stedelijke problematieken als wateroverlast c.q. beheer, stedelijke verdichting en verkeerscongestie, ruimtegebrek, hergebruik en andere thema's komen op in beide gedeelten op verschillende schaalniveaus aan bod. Masterplan In het Masterplan zal het kanaal als een rijgdraad zijn tussen verschillende ontwikkelingsgebieden en dientengevolge ook als een themagevende drager functioneren. Binnenstedelijk is de opwaardering van de gefragmenteerde en verloederde kanaalzone, door een transformatie van de genoemde industriële wig tot een hoogstedelijk woonwerkmilieu een uitgangspunt, terwijl buiten de stadsgrenzen een landelijk woon- en wateropvanggebied en regionaal georiënteerd recreatiemilieu hoofduitgangspunten zijn. Er zijn vier deelgebieden te onderscheiden: Het Havenhoofd; waar het Kanaal in Eindhoven begint c.q. eindigt. Hoofdingrepen zijn: het verbreden van de Dommeloever, een koppeling naar het stadscentrum als een "venster" naar de Oostcorridor. De Kanaaldijk; waar de imjustrie nog steeds is gevestigd, maar waar de ruimtelijke kwaliteit erg laag is. Hier stel ik een transformatie voor naar een hoogstedelijk, verdicht woon werkmilieu aan het kanaal waarbij de historisch-ruimtelijke scheiding tussen de stadsdelen Tongelre en Stratum behouden blijft. Dit gebied is verder uitgewerkt tot ontwikkelings plan "Canal City".
Tongelre '
CANAL CITY
Afbeelding 2 Masterplan referenties
Afbeelding 3 Concept canal city
Afbeelding 5 Canal city 3d overzicht
Afbeelding 6 Sfeerimpressies
' Stratum
Het Kleine Dommeldal; een deels beschermd natuurgebied waar de Kleine Dommel door loopt en waar een waterretentie en -woongebied ingericht wordt t.b.v. de benodigde stedelijke wateropvang. Gulbergen; een regionaal recreatieknooppunt dat zich op aan het werken is naar de nationale schaal. De ontsluiting van dit gebied zal geschieden door aanleg van een "Oosttangent" rond Eindhoven. Deze tangent biedt een. oplossing voor de verkeerscangestie rond Eindhoven en een goede ontsluiting van het evenemententerrein dat nationale aspiraties én potenties heeft. De natuur die deze ingreep zal kosten kan gecompenseerd worden binnen de herinrichting van de vrijkomende intensieve veeteeltgebieden ten oosten daarvan. Ook kan er in deze vrijkomende gebieden waterberging in de natuur gerealiseerd worden.
zijn een zeer belangrijk element. Taak voor mijzelf als aankomend stedenbouwkundige om een duidelijke, maar flexibele kapstok neer te zetten waarbinnen alle partijen tot elkaar kunnen komen in zich wijzigende economische en maatschappelijke omstandigheden. De stedenbouwkundige rol is plruiform: onderzoeken, ontwerpen, maar ook bemiddelen en communiceren. Het voorgelegde plan is het startsein tot het uitnodigen van architecten, tot beeldvorming bij beleidsmakers. Het begin van de lange weg van het supervisorschap. De kaders die ik neerleg zijn verdeeld over prioriteitenkaarten, waarin de belangrijkste structuren voor het gebied worden vastgelegd, een indicatief ontwikkelingsplan dat functionele en programmatische zonering aangeeft en grove mass·avolumeaccenten en een uiteindelijke ambitieverbeelding d.m.v. sfeerbeelden, bouwtypologieën (ingepast), profilering en materialisering.
Canal City Voor de kleinschaliger uitwerking van een van de deelgebieden heb ik gekozen voor het gebied van de Kanaaldijk West; het deel van de kanaaldijk dat binnen de ring ligt. De omvang van dit gebied is enorm: ruim .q hectare aan mogelijk ontwikkelingsgebied, waar het kanaal als kwaliteit ingezet kan worden. Een welkom antwoord voor de stad Eindhoven op het inbreidingsvraagstuk dat sinds de afgeketste ze annexatie speelt. Uitgangspunten zijn het behoud van de wigstructuur, het kanaal als themagevend element en een nieuwe stedelijke schaalmaat Dit heeft geleid tot het concept van "Canal City"; een hoogstedelijk woonwerkgebied waar het water niet alleen een woonkwaliteit biedt die relatief onbekend is voor Eindhoven, maar ook functioneel vernieuwend ingezet wordt door toepassing van afkoppeling op grote schaal, gebruik van grondwater en door het benutten van recreatieve mogelijkheden van Havenhoofd tot Gulbergen. Het ontwikkelingsplan dat op basis van deze uitgangspunten is ontstaan gaat uit van een mate van flexibliteit. De factor tijd is in deze orde van plangrootte en de processen die ermee gemoeid
Op deze manier ontstaat een duidelijk beeld van het idee "Canal City": een kraal van de Oostcorridor die zich zal gaan ontwikkelen als nieuw karakteristiek hoogstedelijk Eindhovens woonwerkmilieu waarin een stukje Eindhovens Kanaal weer aan de stad en haar bewoners wordt teruggegeven.
B.J. Ekkelkamp
Het genereren van een Meerjarenonderhoudsplanning uit een digitaal gebouw model. Afstudeerrichtingen
Bouwinformatica Vastgoedbeheer Afstudeercommissie
Dr. ir. J.P. van Leeuwen Ir. S.).E. Maussen MRE Ir A. Wijnen Datum afstuderen
5 maart
Afbeelding 1 Opstart scherm applicatie
2004
Samenvatting
Het afstudeerproject richtte zich op het generen van een meerjarenonderhoudsplanning uit de gegevens van een digitaal gebouwmodel, welke een gebruiker in een vroeg stadium van het ontwerp de gevolgen van keuzes voor het toekomstig onderhoud laat zien. Het resultaat is een beschrijving van een applicatie en een prototype, welke bovenstaande kan realiseren. Trefwoorden
Meerjarenonderhoudsplanning Onderhoud Beheer Bouwinformatica Applicatie
20
Onderhoud volgt op bouwen. Veelal wordt er een meerjarenplanning voor het toekomstige onderhoud opgesteld door een beheerder om vroegtijdig te bepalen welk onderhoud en vooral welke kosten er in de komende jaren gemaakt moeten worden. Het opstellen van een meerjarenonderhoudsplanning is tijdrovend , gegevens moeten worden aangeleverd of worden opgezocht en hoeveelheden moeten worden bepaald. De ontwikkeling van een digitaal gebouwmodel biedt mogelijkheden om het opstellen van een meerjarenonderhoudsplanning te automatiseren. De Twee Snoeken Automatisering ontwikkelt momenteel, samen met enkele andere partijen, zo een digitaal gebouwmodeL Dit gebouwmodel heeft de naam ' het Digitale Huis ' meegekregen. Het doel van dit onderzoek is het toekomstige onderhoud van een gebouw in kaart brengen, door gebruik te maken van dit gebouwmodeL Hierdoor wordt het tevens mogelijk om in een vroeg stadium van het ontwerp uitspraken te doen over de onderhoudskosten. Er is beschreven welke functionaliteit de te ontwikkelen applicatie moet hebben. Voor het ontwikkelen van deze applicatie is het noodzakelijk te weten wat een meerjarenplanning inhoud en op welke problemen de huidige manier van aanpak stuit. Drie problemen zijn gesignaleerd. Een methode om de geëiste prestatie met de geleverde prestatie te vergelijken ontbreekt De voorspelling van de degradatie van bouwdelen is ontoereikend De aanlevering van gegevens is gebrekkig Het aanleveren van gegevens is het uitgangspunt van dit onderzoek. Hiervoor moet echter bekend zijn welke gegevens aangeleverd moeten worden. Daarom is er eerst onderzocht welke gegevens er nodig zijn om: prestaties te kunnen vergelijken degradatie van bouwdelen te kunnen berekenen een meerjarenonderhoudsplanning te kunnen opstellen
.'--. . ~~·1 "" I I :-
-_ _
l~---·-~_Afbeelding
2
Afbeelding van de applicatie
Afbeelding 3 Voorbeeld van het overzicht onderhoudsplanning applicatie
er 0
c
::E
"
c
::l
0.
m
Afbeelding 4 Schema voor het bepalen van rekenwaardes voor het berekenen van de degradatie van een bouwdeel
Prestatie versus eis
De onderzochte methodes die gebruikt worden om een meerjarenplanning op te stellen zijn niet in staat om een goede vergelijking tussen de geëiste prestatie en de geleverde prestatie van een gebouw te maken. De prestatiemethode is opgesteld om de geëiste prestatie en de geleverde prestatie met elkaar te kunnen vergelijken. Deze methode gaat uit van gebreken. Deze gebreken geven risico's voor een aantal aspecten van het gebouw. Deze aspecten zijn bijvoorbeeld: veiligheid, gezondheid en vervolgschade. De beheerder moet voor elk aspect aangeven welke prioriteit men stelt aan het verhelpen van een gebrek die hier een risico voor vormt. De combinatie van de prior.iteit van de beheerder en de ontwikkeling van het gebrek resulteert in een onderhoudsurgentie. De methode resulteed in een onderhoudsplanning waarbij de beheerder kan zien door welk aspect het onderhoud bepaald is. De reden van onderhoud is dus bekend. Degradatie bouwdelen
De degradatie van bouwdelen uit zich in de ontwikkeling van gebreken. De ontwikkeling van gebreken is afhankelijk van vele factoren. Hierdoor kloppen onderhoudsvoorspellingen niet altijd. Onderzocht is welke factoren invloed hebben op de ontwikkeling van gebreken. Hierbij zijn veel factoren naar voren gekomen waaronder materiaal, kleur, regio en groen, maar ook wetgeving en calamiteiten, zoals vandalisme. Om de ontwikkeling van gebreken te bepalen is er een rekenmethode ontwikkeld die rekening houdt met de invloed van de genoemde factoren. Deze rekenmethode gaat uit van een standaard ontwikkeling van een gebrek bestaande uit: De standaard ontwikkeling van het gebrek zonder afwerklaag, de ontwikkeling van het gebrek met afwerklaag, de conditie van de afwerklaag en de vervuiling van het bouwdeel waar het gebrek zich ontwikkeld. Factoren kunnen deze waardes beïnvloeden.
21
De uitkomst van deze berekening, de ontwikkeling van een gebrek, kan als input dienen voor de gebrekenmethode. Hiermee worden dus de gegevens aangereikt voor het bepalen van de onderhoudsbehoefte van het gebouw. Voor de kosten van onderhoud ûjn er ook een aantal factoren, zoals hoeveelheid en regio, die de hoogte ervan kunnen beïnvloeden. Voor de bepaling van de kosten van onderhoud wordt op een zelfde manier gerekend als de rekenmethode voor de ontwikkeling van gebreken. Gegevens meerjarenonderhoudsplan
De gegevens die nodig zijn voor het opstellen van een meerjarenplanning zijn onderzocht en onder te verdelen in drie groepen. Namelijk: bouwdelen, factoren en onderhoudswerk. De gegevens van de bouwdelen zijn alle hoeveelheden en eigenschappen die van belang zijn voor de meerjarenplanning. Deze gegevens kunnen allen uit het Digitale Huis gehaald wo1·· den. De gegevens van factoren kunnen grotendeels uit het Digitale Huis gehaald. Voor een aantal factoren zal dit echter niet het geval zijn. De gegevens voor onderhoudswerk zullen deels door de te ontwikkelen applicatie en deels door de gebrul· ker worden aangeleverd. De applicatie zal gebruik maken van onderhoudsrecepten. Hierin staat beschreven we.lk onderhoudswerk er uitgevoerd moet worden om een gebrek te verhelpen. De kosten van het onderhoudswerk zijn hier ook opgeslagen. De gebruiker zal ook onderhoudsspecifieke gegevens moeten aandragen zoals schoonmaakgegevens. Applicatie
De resultaten uit het onderzoek zijn verwerkt in een beschrijving voor de te ontwikkelen applicati.e en het maken van een prototype. De resultaten van de beschrijving van de applicatie en het prototype tonen aan dat de doelstelling van het onderzoek bereikt is. De meeste gegevens kunnen door het Digitale Huis worden aangeleverd, waardoor de tijd voor het opstellen van een meerjarenonderhoudsplanning zal worden gereduceerd.
S.R. Fremouw
EnMASSe Ontwerp voor een complex met parkeren, wonen en beursgebouw als een ultieme schaalvergroting in Eindhoven Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. dr. ir. D. van Dansik Ir. C. Donkers Prof. ir. F. van Herwijnen Ir. M. Ve.rmeulen Datum afstuderen 28 september 2004
-ur
Afbeelding 1 Nieuwe parkeerstructuur
111
c
0. tD tD
a-c
:::1 0.
~
i'ii' ..... c
Samenvatting Het beursgebouw in Eindhoven gaat zijn locatie naast het sta· tion inruilen voor één in de periferie van de stad. Nieuwe bebou· wing in het stationsdistrict wordt voorgestaan door middel van een bergmodel waarbij de piek op onder andere de huidige loca· tie van het beursgebouw ligt. 'EnMASSe' is het voorstel tot behoud van de functie van het beursgebouw voor de binnenstad in een vernieuwde formule, waarbij niet de hoogte van de bebouwing maar de inpassing in de stedenbouwkundige situatie van de hoeveelheid aan toegevoegd programma voorop staat. Trefwoorden Beursgebouw Eindhoven Publieke functies Schaalvergroting Stedenbouwkundige vormgeving Afbeelding 4 Doorsnede over centrale passage en beurshallen
22
Stedenbouwkundige situatie Het huidige beursgebouw in Eindhoven is gelegen naast zowel de binnenstad als het station, een toplocatie. Echter zonder de uitstraling en allure die op grond van de positionering verwacht mag worden. Moeizame kruisingen tussen verschillende stro· men infrastructuur domineren de locatie, hellingbanen werpen barrières op en tunnels creëren sociaal onaantrekkelijke situ· aties. Het stedenbouwkundig voorstel verbetert deze fricties tus· sen snel en langzaam verkeer middels twee ingrepen: een extra parkeerstructuur parallel aan de Fellenoord en het oplossen van de barrière tussen het station en de winkelroute tussen het een· trum en Woensel middels een gebouw. Deze creëert tevens een westelijke gevelwand aan het busplein. De parkeerstructuur is een vangnet ten noorden van het spoor voor bezoekers van het centrum die uit deze richting het een· trum benaderen. Het is tevens een ontsluitingsstructuur voor nieuwe bebouwing aan de zuidzijde van de Fellenoord, waardoor deze een betere ruimtelijke begrenzing krijgt. Het ontsluitingsprincipe van de aangesloten parkeergarages maakt een aantal tunnels over het fietspad overbodig. Een verbouwing van Holiday Inn hotel halveert de tunnellengte in de historische winkelroute en geeft deze juist een gevel aan deze belangrijke aanloopstraat Een volledige· re invulling van de straatwanden van deze route met openbare functies versterkt het gebruik hiervan en vergroot de aantrek· kingskracht en centrumstedelijke kwaliteit. Programmatisch concept Eindhoven verkeert in de voor Nederland uitzonderlijke situatie dat het beursgebouw zo dicht bij station én binnenstad is gele· gen. In de huidige tendens dat mensen steeds meer voor een compleet dagje vermaak naar het centrum komen, waarbij van meerdere voorzieningen gebruik wordt gemaakt, is het beoogde vertrek van het beursgebouw naar de periferie voor de binnen· stad een aderlating van mee.r dan een half miljoen potentiële bezoekers per jaar.
Het voorstel is de activiteiten van het beursgebouw terug te laten keren op de locatie in een vernieuwde formule waarin wordt ingespeeld op de ligging en goede bereikbaarheid. Een gevarieerd aanbod in grootte van ruimtes kan een flexibele vraag aan evenementenruimtes opvangen. Het aanbod in flexibiliteit naar wisselende gebruikersgroepen toe wordt verder door· gevoerd in het aanverwant programma (buffetrestaurantjcafé, flex.kantoor, low-budget hostel, kinderspeelopvang), dat echter ook op zichzelf van aanvullende waarde voor de binnenstad is. De vestiging van woningen op de locatie creëert een nieuw een· trumstedelijk woonmilieu dat bijdraagt aan de sociale veiligheid van de openbare ruimte rond de locatie. De mix van het terugke· rende beursgebouw met aanverwant programma, winkels, woningen en parkeren geeft de locatie een gebiedseigen invulling die een positieve bijdrage levert aan het voorzieningenniveau en algeheel functioneren van de binnenstad . Ontwerp De hoeveelheid aan programma vraagt om een massaal gebouw, de complexe stedenbouwkundige setting om een alzijdige oriëntatie, waarbij het geheel toch als een éénheid overkomt. Van een basisvolume, gebaseerd op een voor de routing ideale footprint, zijn om tot de uiteindelijke gebouwvorm te komen verschillende massa's afgetrokken. Om het gebouw openheid en accenten te geven, aan te laten sluiten bij de stedenbouwkundige omgeving, lichtinval voor woningen mogelijk te maken en routes er doorheen te laten stromen. De barrière die in het gebouw diende te worden opgenomen, is geslecht door middel van een openbare passage die half verdiept het busplein met de winkelstraat verbindt Als in een etalage passeert het gemotoriseerde verkeer hier voetgangers en fietsers achter glas. Deze centrale ruimte is de spil in het gebouw. De verschillende programmaonderdelen zijn hier rondom gegroepeerd en aan ontsloten. Het voornaamste probleem van het huidige beursgebouw op deze locatie is opgelost door in de parkeerga.rage het expeditiesysteem van de beurshallen op te nemen.
~A ~~ U- : -'
lil
Afbeelding 3 Stedenbouwkundige maquette 111
ii1'
c
Q. 11) 11)
.... tr
c :::s c..
!!!.. ii1'
n
c
[ 0"
0
c
::_;: ;><:"
c
::J
a. ro
Afbeelding 5 Kruising snel en langzaam verkeer in gebouw
Afbeelding 6 Straatbeeld busplein Neekerspoel
Straatbeeld De vorm van het volume van het gebouw is bepaald aan de hand van stedenbouwkundige doelstellingen. Om dit concept in het exterieur in stand te houden, moet het gebouw als één geheel overkomen. De buitenzijdes van het gebouw zijn hiertoe bekleed met hetzelfde gevelmateriaaL Om te voorkomen dat het gebouw hierdoor een eentonig karakter krijgt en om de massaliteit van de gevelvlakken open te breken, zijn hierin een drietal accenten aangebracht. Constructieve spanten zijn in het zicht gelaten, waar parkeervloeren de gevel raken is er geen gevelbekleding en billboards geven het beursgebouw de ruimte om naar buiten te treden over aankomende evenementen. Het openen van ramen zorgt voor speelsheid en variatie in het gevelbeeld. In het toegepaste sluitingssysteem voor de ramen openen deze naar voren en zijn naar boven te bewegen. Dit biedt de bewoners van de woningen de mogelijkheid hun gevel 'open te zetten' en zo hun eigen loggia te creëren, met steeds subtiel wisselende gevelpatronen als gevolg. De sneden in inhammen in het gebouw maken de diepte zichtbaar en accentueren de door het gebouw gaande routes. Het gevelvlak van deze binnengevels versterkt dit perspectief door duidelijke repeterende raampatronen en door middel van roestende ijzerdeeltjes in het beton een andere kleurtint ten opzichte van de neutrale buitengevel toe te passen.
Dit ontwerp biedt de kans een formule in de binnenstad te huisvesten wat door zijn aantrekkingskracht op mensen van buiten Eindhoven een belangrijke economische meerwaarde voor het stadscentrum heeft. Het toont aan dat op een andere manier dan alleen maar via simpelweg hoge torens op deze locatie een schaalvergroting mogelijk is. Waarbij de stedenbouwkundige situatie niet uit het oog is verloren en juist positief beïnvloed is. Het ontwerp van een groot volume loopt het gevaar te veel vanuit vogelvluchtperspectief te worden bekeken, maar slechts een enkeling zal het gebouw zo in het echt zien. Het bestuderen van het straatbeeld is van grotere waarde. Impressies tonen een gebouw wat aan de verschillende zijdes een flinke, maar legitieme, schaalvergroting in de omgeving oplevert, maar zich niet daarvan afzondert. Tussen die vier gevels bevindt zich ec.hter een massa die enorm veel waa.rdevolle activiteit en programma voor de locatie en de stad genereert, de ultieme vorm van stedelijke verdichting. Eindhoven en masse ....
Eindhoven en masse Het behoud van de functie van het beursgebouw is de belangrijkste oorzaak voor de keuze voor het uiteindelijke resultaat met het massale volume. Een stedenbouwkundig statement dat is ontstaan als oplossing van de heersende problematiek, niet als een vooraf gekozen wens of strategie. Eindhoven heeft de ambitie het centrum groter, veelzijdiger en attractiever te maken om (meer) mensen langer en op aangename wijze in de binnenstad verblijven. Het afgelopen decennium heeft het merendeel van de binnenstad al een transformatie ondergaan en nog meer ontwikkelingen zijn gewenst.
Ing. V.M. Geisink ---'
Een gebouwstructuur voor een universiteitsgebouw.
/
bo•tenb:lUW
""' a1r:um
-
Oe ontwikkeling van een multifunctioneel en flexibele gebouwstructuur dat geschikt is voor het huisvesten van een universitaire organisatie
'
Afstudeerrichting Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. ir. F. van Herwijnen Ir. R. Blok Ir. L.A.M.C. van de Ven
I--
·., onderbouw
Flguur1
Datum afstuderen 28 september 2004 Samenvatting Een universitaire organisatie is van veel factoren afhankelijk en kan daardoor snel veranderen. Hierbij is het van belang dat de universiteitsgebouwen makkelijk mee kunnen veranderen. Zodoende kan de universitaire organisatie continu optimaal functioneren tegen lage verbouwingskosten. In dit rapport wordt een multifunctionele en flexibele gebouwstructuur ontwikkeld dat gebaseerd is op de huidige én de toekomstige huisvestingseisen van universitaire organisaties. Om de waarde van de gebouwstructuur te vergroten voldoet ze ook aan de huisvestingseisen van kantoorhoudende organisaties. Trefwoorden Flexibel Multifunctioneel Hoofddraagconstructie Gebouwstructuur Universiteit
+ 10,8 i 10,8 I 10.8; Figuur 2
Voor veel veranderende organisaties zijn er geen geschikte gebouwstructuren voor de lange termijn. Dit komt doordat de huisvestingseisen van die o.rgartisaties na een korte periode alweer gewijzigd worden. En vaak is de gebouwstructuur daarbij niet ontworpen om deze wijzigingen mogelijk te maken. Een sterk veranderende organisatie kan een universitaire organisatie zijn. Zij heeft te maken met veranderingen binnen het primaire proces, zoals bijvoorbeeld veranderende onderwijsmethoden . En met veranderingen buiten het primaire proces zoals bijvoorbeeld overheidsbesluiten en samenwerkingsverbanden. Daarnaast hebben veeluniversiteiten niet-functionele gebouwen én niet de financiële middelen om deze gebouwen functioneel te maken en te h.ouden. De doelstelling van dit rapport is om een gebouwstructuur te ontwerpen voor een universitaire organisatie. Deze gebouwstructuur moet continu een goede huisves ting vormen voor alle functies binnen een universitaire organisatie en de functies nabij een universitaire organisatie. Dit laatste is om de samenwerking met deze functies beter mogelijk te maken en de mogelijkheid te hebben om eventueelleegstaand vloeroppervlak makkeli jk te kunnen verhuren. Dit gebeurt door de gebouwstructuur zo flexibel mogelijk te maken zodat wijzigingen makkelijk verwerkt kunnen worden. En door de gebouwstructuur multifunctioneel te maken. Ze is ontworpen voor de volgende functies: onderwijs , onderzoek, dien sten en voor bedrijven met kantoorhoudende organisaties. De gebouwvorm is bepaald door de gewenste organisatiestructuur van veel universiteiten. Zij willen de kwaliteit van het primaire proces verbeteren door de verschillend e capaciteitsgroepen meer sa men te laten werken. Door een ontmoetingsplek te creëren die ook·de activiteiten van de verschillende capaciteitsgroepen tentoonstelt, krijgen de studenten en medewerkers automati sch verbale en non-verbale contacten met andere capaciteitsgroepen.
-7fj /
11
././
ventilatie
./I
11
/I I
I
koeling
Figuur 3
Daarnaast moeten voorzieningen gedeeld worden om kosten te besparen. Door deze voorzieningen in de ontmoetingsplek te plaatsen wordt de aantrekkingskracht van de ontmoetingsplek vergroot en het effect van samenwerking versterkt.
systeem met warmtewisselaar en een centraal ventilatiesysteem. Hiermee kunnen makkelijker ruimten gecreëerd worden dan met eindapparaten die een puntvormig of lijnvormige afgifte hebben zoals bijvoorbeeld radiatoren .
Om de verblijfsgebieden binnen de gebouwstructuur aantrekke· lijk te maken als werkplek, is er middenin de gebouwstructuur een atrium gecreëerd. Doel van dit atrium is om veel daglicht het gebouw binnen te halen en om een overzicht te creëren van de verschillende werkplekken binnen het gebouw. Door in het atrium de ontmoetingsplek te plaatsen kan vanuit de ontmoetingsplek bijna iedere werkruimte van de verschillen· de capaciteitsgroepen worden gezien en kunnen de capaciteits· groepen zich beter presenteren. In figuur r wordt een isometrie en een doorsnede van de gebouwstructuur getoond. Het totale bruto vloeroppervlak van ±2o.ooo m2 is opgebouwd uit 10 verdiepingen met een bruto vloeroppervlak van ±1.500 m2 en uit 3 verdiepingen met een bruto vloeroppervlak van ±1.900 m2. De verdiepinghoogte in de bovenbouw bedraagt 3-435m en de verdiepinghoogte in de onderbouw bedraagt 6.87om. De constructie van de gebouwstructuur bestaat uit 3 traveeën van 10,8 meter breed en 56,7 meter lang, waarvan in de middelste travee het atrium is gesitueerd. De betonconstructie bestaat uit een ruim opgezette kolommen-structuur, stabiliteits· wanden en bollenplaat-vloeren. De kolommenstructuur heeft een raster van 8,rx8,rm, waardoor veel indelingsflexibiliteit ont· staat. De bollenplaat-vloer heeft als voordelen dat het een lichte constructie is, de vloerdikte klein is en dat de onderzijde vlak is zodat een flexibel kanalenverloop mogelijk is. In figuur 2 wordt zowel een vloerconstructie van een vloer in de bovenbouw als in de onderbouw getoond.
ln figuur 3 wordt een dwarsdoors nede getoond van de gebouwstructuur. Aan de linkerkant wordt de situatie getoond wanneer de ruimte geventileerd en verwarmd wordt. En aan de rechterkant de situatie wanneer de ruimte geventileerd en gekoeld wordt.
Op bouwfysisch gebied is de gebouwstructuur bekeken op warmte, koeling en ventilatie. Als afgiftepunten van warmte, koeling en ventilatie is gekozen voor eindapparaten die het gehele vloeroppervlak bestrijken, zoals een vloerverwarmings-
Indien de gebouwstructuur met een soortgelijke structuur verge· leken wordt en met cijfers uit de literatuur, dan kan geconclu· deerd worden dat de structuur weinig constructie en installatie· ruimte heeft en een optimale verdiepinghoogte. Dat verder de totale betonconstructie licht is en dat een bestaande faculteit met de functies onderwijs en onderzoek er perfect in past.
Ing. R.G.P.M. Hamers
Herbestemming kloostercomplex Overbunde Afstudeerrichting Bouwtechnisch Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. ir j.M. Post A.j.M. Walraven, Arch. A.v.B. ).A.C. Hofman, Arch. A.v.B. Datum afstuderen 26 oktober 2004 Samenvatting Het afstudeerproject is de herbestemming van het voormalig kloostercomplex Overbunde. In deze herbestemming is het de opzet geweest om binnen de monumentale schil een nieuw gebouw te situeren. In dit nieuw gebouw in een gebouw, zijn de huidige bouwfysische eisen opgelost zonder de monumentale constructie aan te tasten. In deze nieuwe klimaatdoos is de nieuwe functie van verzorgingstehuis ondergebracht. Trefwoorden Renovatie Uitkleden Klimaatdoos Beleving Ruimtelijkheid
Het afstudeerproject is gebaseerd op een leegs taand voormalig kloostercomplex. Dit ruim twee eeuwen oude kloostercomplex is de laatste twee decennia niet meer in gebruik geweest. Echter het hoofdgebouw en de kapel van het complex zijn een officieel rijksmonument. De bouwkundige staat van het monument is hard achteruit gegaan door de leegstand. Vanuit deze ontwikkeling is het idee gekomen om het complex in een afstudeerproject te gieten en het geheel te voorzien van een nieuwe functie en het te herbestemmen. Het voormalig klooster Overbunde met pensionaat werd in r875 gesticht op het landgoed "Overbunde," gelegen op de flanken van de "kloosterberg." De wijding van de kapel vond plaats op 7 april van dat jaar. Sinds 1920 fungeert het klooster tevens als koloniehuis (erkend in 1932), sinds 1923 als herstellingsoord voor vrouwen en kinderen van mijnwerkers en tot 1986 als LOM-school. Sinds 1986 staat het gehele kloostercomplex leeg. Door de lange leegstand is het complex in een steeds verder stadium van verval geraakt, mede doordat het complex bewoond werd door drugsverslaafden. Daarnaast is er in juli 1997 brand uitgebroken in de voormalige kapel. Hierdoor is het complete zadeldak met markante torenspits verwoest en is er schade aangericht aan de monumentale gewelven, de gebrandschilderde glas-in-lood beglazing en het schilderwerk van het interieur. Aansluitend, bij het historische karakter van het complex, heb ik gekozen om het voormalige klooster een nieuwe invulling ais verzorgingstehuis te geven. Mijn afstudeerwerk heeft zich voornamelijk toegespitst op de herbestemming van het monumentale deel, het hoofdgebouw en de kapel. Aangezien het interieur door de leegstand geheel onderkomen en afgebrand is, is alleen de buitengevel en de verschijningsvorm van het complex behoudenswaardig. Deze situatie heeft mij het idee gegeven om er voor te kiezen om een
27 gebouw in een gebouw te real iseren. Op deze wijze los ik een groot bouwfysisch probleem op in de conceptfase. Het monum ent kan blijven bestaan uit haar originele bouwmaterialen zonder deze te vervangen door goed isolerende uit deze tijd. Daarnaast kan ik het nieuwe gebouw in een gebouw eenvoudig slopen en vervange n op het moment dat het niet meer voldoet aan haar functie. Deze opzet lijkt zo eenvoudig, echter gedurende het project nam de complexiteit alleen maar toe. Allereerst is er het probleem om de grenzen vast te stellen. Wat kan ik nu s lopen en wanneer is het gebouw nog zelfstandig? Het gebouw is nog zelfstandig op het moment dat de stabiliteit met de originele bouwkundige elementen nog gewaarborgd is. Dat betekent dat de buitengevels, kapcons tructie en moe rbalken moeten blijven s taan. Helaas zitten de originele moerbalken danig in de weg bij een vrije indeling. Het nieuwe gebouw in de vorm van een doos dient hier tussendoor geschoven te worden. De ideale oplossing is die van persen. De balkstructuur zaagt de doos als het ware in. In de diverse staven worden de woonruimten gesitueerd. Doordat de doos zwevend opgehangen wordt komen er diverse problemen om de hoek kijken. Zowel problemen van cons tructieve aard als van leefgenot die nen opgelost te worden. Dit alles heeft geleid om de geperste doos als een vorm te gaan beschouwen. Een vorm die als het ware om de balkstructuur heen loopt en ook zo letterlijk opgebouwd wordt met Dickholz platen. Binnen deze vorm worden vloeren gehangen die alle technische installaties en bouwfysische eisen op nemen. De divers~ dozen die zijn opgehangen binnen het opengewerkte monument zorgen voor een ruimtelijk geheel waarin telkens de blik va n gevel tot gevel aanwez ig is. Hierdoor wordt het gevoel versterkt bin nen een mon ument te wonen en te leven. Door het zweven wordt de begane grond geheel vrij indeelbaar wat ten goede komt aan het ruimtelijke karakter.
Ing. A. d. Hartog
Activiteit en Mobiliteit gevangen in een net Een onderzoek naar de beschrijving van mentale modellen rond activiteitenplanning en vervoermiddelkeuze, door middel van een int1!rview protocol gebaseerd op Bayesian Belief Networks Afstudeerrichting
Stedebouw Afstudeercommissie
Prof. Dr. H.J.P Timmermans Dr. T.A. Arentze Prof. Dr. B. Dellaert Datum afstuderen
Aanleiding van het onderzoek
zG oktober
Vervoermiddelkeuze is nog steeds een onderwerp waar veel aandacht aan wordt besteed in de onderzoekswereld. Maatschappelijke ontwikkelingen dragen bij aan het feit dat oude modellen e n uitspraken rond vervoermiddelkeuze weer kritisch bezien moeten worden. De toename van het aantal een· gezinshuishoudens en een grotere woon-werk afstand zijn voor· beelden die leiden tot toename van het autogebruik. Naast maat· schappelijke ontwikkelingen vormt de kritiek op bestaande onderzoeken een aanleiding om te zoeken naar nieuwe onder· zoeksmethoden op het gebied va:n vervoermiddelkeuze door individuen. Vervoermiddelkeuze moet daarbi j gezien worden als een complex beslisprobleem waarbij de beslisgebieden activitei· ten planning, tourplanning en vervoermiddelkeuze sterk aa n elkaar gerela teerd zijn.
2004
Samenvatting
Dit onderzoek geeft inzicht in het complexe beslisprobleem rond vervoermiddelkeuze en activiteitenplanning in tijd en ruimte. Hierbij wordt verondersteld dat individuen een mentaal model construeren om de uiteindelijke keuze van beslissingen te maken en de consequenties van die beslissingen af Ie leiden en afte wegen. Het doel va n dit onderzoek ridtt zich aan de ene kant op het inzicht verkrijgen in het complexe beslisprobleem rond vervoermiddelkeuze en aan de andere kant op het ontwikkelen van een methode om het netwerk van variabelen, die een rol spelen bij de activiteitenplanning door individuen, op een individueel niveau in kaart te brengen. Om deze doelen te bereiken is als nieuwe onderzoeksmethode een interview protocol ontwikkeld en getest op een hypothetisch beslisprobleem rond vervoermiddelkeuze. Trefwoorden
Vervoermiddelkeuze Activiteiten-, en reisplanning Mentale modellen Keuzegedrag Beslisnetwerken
Doel van het onderzoek
In dit onderzoek is als uitgangspunt genomen dat wanneer een complex beslisprobleem met veel verschillende mogelijkheden opgelost moet worden. individue n een mentaal model construeren door gebruik te maken van algemene en specifieke informatie en kennis omtrent het beslis probleem. Beslissingen worden gevormd om bepaalde doelen te bereiken en zijn gebaseerd op beliefs die aangeven wat de verwachte con· sequenties van elke mogelijke actie zijn. De weergave van de beslissingen, de overwegingen en het nut van een beslissing vormen tezame n het mentale model van het individu. In dit afstudeerwerk komen twee hoofddoelen naar voren waarbij het eerste doel zich richt op het inzicht verkrijgen in het complexe beslisprobleem rond vervoermiddelkeuze en het tweede doel zich richt op het ontwikkelen van een methode om het netwerk van variabelen die een rol spelen bij activiteitenplan· ning, op een individueel niveau in kaart te brengen. Dit onderzoek heeft aan de ene kant een praktische relevantie en dient om meer inzicht te krijgen in gedragingen om zo kwaliteit van beleidsbeslissingen te verbeteren. Naast een praktische relevantie kan er in dit onderzoek ook gesproken worden van een wetenschappelijke relevantie. Het onderzoek zal een bijdrage leveren aan methoden van onderzoek naar bestaande keuze· modellen van vervoermiddelkeuze. Er zal een nieuwe methode ontwikkeld en getoetst worden om mentale modellen in kaart te bre ngen Beslisn etwerken
Een Bayesian Belief Deelsion Network, blijkt een uitgesproken manier om complexe beslissingen onder onzekere omstandigheden formeel weer te geven in een flexibel netwerk. Decision Networks zijn Bayesian Belief Networks met beslismomenten (decision nodes) en waardeknopen (utility nodes). De kracht van het Decision netwerk is met name gelegen in de koppeling van dit kwalitatieve deel met een onderliggend kwantitatiefkansmodeL Dit kansmodel is opgebouwd uit Conditional Probability Tables gelegen achter iedere nature en utility node. De CPT's geven een indicatie van de kansen op de toestanden van de natu· re node conditioneel op parent nocles (dit kunnen beslissingen
of andere nature nocles zijn). De beoordelingen van conditionele kansen geven informatie over de manier waarop het individu de gevolgen van situaties en beslissingen inschat. De beoordelingen op het niveau van nutknopen geven informatie over de preferenties. Nieuw ontwikkelde methode van onderzoek Om data te verzamelen is er een interview protocol ontwikkeld. Deze vernieuwende methode van dataverza melen is gebaseerd op Decision Netwerken. Het interview is semi-gestructureerd doordat alle antwoorden van de respondent geverifieerd worden aan een lijst van voor-gedefinieerde variabelen bestaande uit beslis-, situationele-, attribuut-, en benefit variabelen. Het protocol beschrijft hoe de response van de respondent te verzamelen, te coderen aan een vooraf gedefinieerde variabelenlijst en om te zetten in het formaat van een Bayesian belief Dec is ion Netwerk. Door het interview protocol is het mogelijk om een mentaal model van een individu te achterha len en in kaart te brengen. Onderzoeksopzet Het interview protocol is getest op een hypothetisch beslisprobleem op het gebied van activiteit-, en vervoermiddelkeuze. Aan r8o studenten, hoofdzakelijk van de Universiteit van Eindhoven en Tilburg, is gevraagd zich in te beelden in een nieuwe hypothetische woon-werksituatie. Hierbij is aan respondenten gevraagd zich in te beelden in een nieuwe hypothetische woon-werksituatie. Daarnaast waren er drie winkellocaties omschreven: een buurtwinkelcentrum, een wijkwinkelcentrum en een stadscentrum. Daarnaast waren er zes verschillende scenario's gedefinieerd variërend in tijdsdruk (een vrijdag met of zonder koopavond) en variërend in type en aantal activiteiten die gedaan moeten worden naast de werkactiviteit op een door de weekse dag (boodschappen doen, kleding kopen of beide activiteiten). Elke respondent kreeg een van de zes scenario's voor gelegd en werd vervolgens gevraagd een planning te maken van de activiteiten die naast werk op een dag gedaan moeten worden. Resultaten en conclusies Ervaringen en resultaten wijzen uit dat het semi-gestructureerde interview protocol een geschikte methode is om mentale modellen van een individu in kaart te brengen. De data is door drie interviewers verzameld en resultate n laten zijn dat de verschillen in complexheid van de netwerken klein zijn gebleven tussen de interviewers. Hierbij kan geconcludeerd worden dat het ontwikkelde protocol een bruikbaar instrument is om informatie rond mentale modellen gestructureerd weer te geven. Daarnaast biedt dit onderzoek meer gedetailleerd inzicht in het beslisproces (bestaande uit overwegingen, afWegingen en beslissingen) rond vervoermiddelkeuze in vergelijking met bes taande onderzoeken. Het mentaal model dat individuen construeren bij het complexe beslisproces rond activiteitenplanning en vervoermiddelkeuze, geeft een verklaring voor het keuzegedrag onder variërende situaties va n individuen. De verwachte verschillen in keuzegedrag tu ssen de 6 verschillende scenario's treden inderdaad op.
De grootste verschillen tussen scenario's zijn te vinden in het beslisproces van de scenario's kleding kopen met en zonder koopavond. Bij boodschappen doen is de tijd sdruk minder van invloed op het beslis proces. In de scenario's met twee activiteiten komt de invloed van de tijdsdruk ook minder sterk naar voren. Zo blijkt bijvoorbeeld dat wanneer een individu kleding moet kopen onder tijdsdruk, de fiets vaker gekozen wordt als vervoermiddel dan de auto. Reden hiervoor is dat het stadscentrum vaak als winkellocatie wordt gekozen door het grote aanbod van winkels. Volgens de perceptie van het individu is het stadscentrum vaak minder goed bereikbaar moet de auto en kiest men om die reden voor de fiets. Drukte op de weg en zoeken naar parkeerplaatsen spelen in het beslisproces met tijdsdruk vaak een rol. Neemt de tijdsdruk af dan wordt vaker de auto ge kozen . Het keuzegedrag van individuen ha ngt ook sterk samen met de complexheid van de netwerken. Hoe meer beslissingen er genomen worden hoe complexer het beslisnetwerk wordt. Tijdsdruk en de activiteit kleding kopen leidt ertoe dat netweken simpeler worden. Minder overwegingen spelen in dit beslisproces een rol en zijn voomarnelijk gebaseerd op de slagingskans van kleding kopen en de tijdsbesparing. Bij de activiteit boodschappen doen worden ook andere overwegingen genoemd in het beslisproces. In dit bes lisproces ligt de nadruk meer op gemak van de verplaatsing en aan product gerelateerde overwegi ngen zoals kwalitei t, prijs, etc. Vervolgonderzoek moet uitwijzen of het interview protocol ook toegepast kan worden op een bredere groep respondenten. In dit onderzoek is het protocol alleen getest op een homogene groep studenten. Door een bredere groep respondenten (na opleiding, leeftijd, etc.) te testen kan aangegeven worden of zowel inhoudelijke als methodologische bevindingen generaliseerbaar zijn.
R. Heijneman
Naoorlogse woningen in de 21e eeuw: "De Compli-unit" Het upgraden van naoorlogse rijtjeswoningen in Nederland Afstudeerrichting Bouwtechnisch Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. dr. ir. ). ). N. Lichtenberg Ir. M. Ham Ir. F. E. Bakker Datum afstuderen 26 oktober 2004
-ur
Dl
c
Q..
tD tD
...er c
:::J Q..
~
OJ'
n
c
;;
Samenvatting Nederland kent anno 2004 ongeveer 6,5 miljoen woningen. Ongeveer 21% hiervan zijn naoorlogse rijtjeswoningen (1946· 1976). Deze woningen voldoen vaak niet meer op het gebied van onder andere thermisch comfort, faciliteiten, gebruiksoppervla.k , inbraakgevoeligheid en geluidsisolatie Om deze woningen te upgraden is binnen dit afstudeerproject een systeem ontworpen om deze woningen, met zo min mogelijk overlast voor de bewo· ner, weer aan de huidige eisen te laten voldoen. Dit is gereali· seerd door het ontwerpen van een gebruiksklare unit (inclusief keuken en badkamer) , die in een korte periode voor de woning geplaatst kan worden, alsmede door het upgraden van de bestaande gevel en het dak. Trefwoorden Naoorlogse rijtjeswoningen Upgraden Overlastbeperking Unit Bestaande gevel
Probleemstelling I Onderzoek Nederland kent op dit moment ongeveer 6,5 miljoen woningen. Een groot gedeelte van deze woningen bestaat uit woningen die gebouwd zijn in de jaren na de oorlog, toen de woningnood erg groot was. In deze tijd speelde één type woning, duidelijk een belangrijke rol , dit was de rijtjeswoning. Op dit moment bestaan er nog ongeveer q65.ooo rijtjeswoningen uit deze periode. Helaas voldoen de meeste woningen niet meer aan alle eisen die op dit moment aan een woning worden gesteld. Uit een onderzoek van Stichting Interface bleek dat vooral de volgende aspecten als negatief beoordeeld werden: grootte en bruikbaarheid van de keuken, grootte en bruikbaarheid van de badkamer, hoeveelheid bergruimte, warmte-isolatie, tocht, staat van de buitenkant, geluidsisolatie, afwerking van het interieur en de beveiliging. Daarom was de uitdaging van dit afstudeer· project het upgraden van de woning, zodat deze weer voldoet aan de (meeste) eisen en weer tientallen jaren mee kon. Een uitgangspunt dat hierbij werd gesteld was dat de desbetreffende ingrepen zo min mogelijk overlast voor de bewoners moesten geven, want wekenlang leven in een bouwput is voor niemand prettig en moest dus voorkomen worden. Door het ontwerpen van een unit die in korte tijd geplaatst kon worden en waarbij de in de unit geplaatste keuken en badkamer alleen maar 'even aangesloten hoeft te worden', kan de bewoner bijna meteen gebruik maken van de nieuwe, uitgebreide faciliteiten. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld het verbouwen van een keuken, waar veelal de keuken voor meerdere weken niet bruikbaar is. Ontwerp Het ontwerp dat naar aanleiding van het onderzoek is ontworpen, bestaat in principe uit twee gedeelten: de bestaande woning en de unit met inhoud. Bestaande woning De woningen hebben allen een spouwmuur met een spouw van ongeveer somm. De kozijnen zijn veelal van hout en zijn meestal al voorzien van dubbel glas. Het dak bestaat uit gordingen met dakbeschot en dakpannen. Na afweging van de verschillende typen isolatie die voor een gevel mogelijk zijn, is er gekozen voor buitengevelisolatie. Dit heeft namelijk meerdere voordelen ten opzichte van de andere systemen. De afwerking van de isolatie zal gebeuren door een pleisterlaag. Dit om het stenen uiterlijk te behouden. Naast de dichte gevel moeten ook de vensters vervangen worden. Om de overlast weer te beperken is er een systeem ontwik· keld waarbij het bestaande kozijn als stelkozijn voor het nieuwe venster wordt gebruikt. Bijna de gehele ingreep kan vanaf buiten worden uitgevoerd terwijl de raamopeni ng is afgedekt door middel van plexiglas of doorzichtig folie . Het dak moet ook voorzien worden van een isolatielaag. Hierbij wordt gekozen voor een systeem waarbij gordingen en dakbeschot blijven zitten en waarbij op het dakbeschot speciale, voor renovatie geschikte isolatie wordt aangebracht. Daarna wordt het geheel afgedekt met dakpannen.
Afbeelding 1 Verdeling woningen in Nederland
Afbeelding 2 Draagconstructie unit
Afbeelding 3 Impressie keukenontwerp
Afbeelding 4 Impressie woning met Compll-units
Als laatste moet ook de beganegrondvloer geïsoleerd worden. Dit kan in de kruipruimte gebeuren door het aanbrengen van isolatieplaten.
reiden, koken, uitserveren en opruimen. De verschillende bezigheden hebben elk hun eigen ideale werkhoogte, afgestemd op de hoofdgebruiker van de keuken. De badkamer is ontworpen met een grotere hoeveelheid luxe dan in de bestaande woning aanwezig is. Had de bestaande woning meestal alleen een douche en een wastafel, de nieuwe badkamer heeft een toilet, één of twee wastafels, een bad/douchecombinatie en een speciale wasdroogruim te, die een groot deel van de functie van de wasdroger over neemt.
Unit Bij de unit speelden een aantal aspecten een belangrijke rol. Ten eerste moest het ontwerp zo gemaakt worden dat men kon kiezen uit zowel één, twee of drie units in één keer te plaatsen, maar ook dat men achteraf een unit bij kon laten plaatsen. Ten tweede moest de unit zo ontworpen worden dat deze, al voorzien van de complete afwerking aan de binnenkant, gemak· keiijk vervoerd en geplaatst kon worden. Ten derde is de vrije hoogte van belang: deze moet minimaal 2o4m zijn, te1wijl de in de woning het verschil tussen de vloeren 2,7 meter was. dus de constructie mocht slechts o ,3 m hoog zijn. Een oplossing is gevonden door een stalen draagconstructie waarbij de draagconstructie van het plafond van de ene unit, tussen de draagcon· structie van de vloer van de andere unit valt. Op de bovens te unit komt een dak dat ook aansluit op netzelfde systeem. De gevelvulling wordt gevonnd door staalframeprofielen die tussen de constructie geplaatst worden. Tussen de profielen wordt isolatiemateriaal aangebracht en het geheel wordt aan de binnenkant afgewerkt met gipsplaten. De afwerking aan de buiten· kant is, net als bij de bestaande gevel, een buitengevelisolatie met pleisterlaag. De pleisterlaag wordt pas op de bouwplaats aangebracht, zodat er een goede aansluiting ontstaat met de bestaande gevel. Keuken en badkamer Een extra aandachtspunt was het ontwerp van de keuken en de badkamer. Vooral aan de keuken is zeer veel aandacht besteed zodat deze voldoet aan de eisen van de keukengebruiker van vandaag. Er is onderzoek gedaan naar het ontwerp van keukens in het verleden en naar verschillende ontwerpprincipes alsmede naar de ergonomische kant. Het uiteindelijke ontwerp heeft een indeling die is gericht op vier bezigheden in de keuken: voorbe-
Conclusies Niet alle negatiefbeoordeelde aspecten zijn door middel van deze ingreep opgeheven (m.n. gelu idsisolatie), maar dit is een bewuste keuze om de overlast voor de bewoner beperkt te houden. Maar het overgrote deel van de negatieve aspecten zijn wel aangepakt (grootte en bruikbaarheid van de keuken, grootte en bruikbaarheid van de badkamer, hoeveelheid bergruimte, warmte-isolatie, tocht, staat van de buitenkant, beveiliging). Het ontwerp zou in principe met slechts een aantal kleine aanpassingen gebruikt kunnen worden bi j de meeste rijtjeswoningen, niet alleen de naoorlogse. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat het ontwerp voor de keuken en badkamer speciaal op een doorzonwoning is afgestemd, het meest voorkomende type naoorlogse rij~eswoning, maar het ontwerp van de unit op zich is in principe natuurlijk wel bij alle breedtes en typen bruikbaar.
31
Ing. F.A.M. van der Honing
Detailplanningen en verstoringen van de uitvoering Een onderzoek naar de verbetermogelijkheden middels de ontwikkeling van een procesbeschrijving met stroomschema. Afstu~eerrichting
Uitvoeringstechniek Afstudeercommissie
Prof. ir. F.j.M. Scheublin Dr. ir. E.W. Vastert Ing. H.F.A. van der Looy Datum afstuderen
z6 oktober
2004
Samenvatting
Voor het bouwbedrijf Dura Vermeer Bouw Ede BV is een pro· cesbeschrijving inclusief stroomschema ontwikkeld teneinde de storingen die zich voordoen tijdens de bouw gerelateerd aan de opgezette detailplanningen van de uitvoerders te verminderen of te elimineren. In het stroomschema zijn alle oorzaken van storingen, afkomstig van de analyse van het vooronderzoek, ver· taald naar processtappen. Bij het opzetten van een detailplanning middels het stroomschema kunnen de uitvoerders elke mogelijke oorzaak van een storing stap voor stap analyseren, evalueren en verwerken in hun detailplanning. Trefwoorden
32
Detailplanningen Uitvoering Verstoringen Thinking-aloud experiment Stroomschema
Bij ieder bouwbedrijf doen zich wel eens verstoringen van de uitvoering voor. In de bouw treden bij elk bouwproject tal van storingen op die de planning kunnen vertragen. Dat kunnen storingen zijn afkomstig van derden, materieelstoringen, materiaal breuk of beschadiging, fouten in uitvoering, het weer enz. Bij het bouwbedrijf Dura Vermeer Bouw Ede BV constateerde men twee zaken, namelijk het zich voordoen van storingen tijdens de uitvoering en het incidenteel niet volledig opzetten enjof het niet gedetailleerd genoeg uitwerken van detailplanningen. De hoofdvragen bij dit afstudeerproject richten zich op de werkwijze die de uitvoerders hanteren bij het opzetten van hun detailplanningen, hoe deze detailplanningen storingen kunnen veroorzaken tijdens de uitvoering van het werk en hoe hierin verbeteringen aangebracht kunnen worden middels de ontwikkeling van de procesbeschrijving 6ro Detailplanning Realisatiefase. Hierbij is o.a. gebruik gemaakt van de dataverzamelingsmethoden het interview en het "thinking-aloud" experiment. Bij het interview is gebruik gemaakt van het open interview waarbij een aantal onderwerpen besproken worden. Bij het "thinking-aloud" experiment zijn de participanten gevraagd om hun gedachten te verwoorden bij het oplossen van een probleem, namelijk het opzetten van een detailplanning. In het vooronderzoek zijn de storingen die zich voordeden tijdens de uitvoering in kaart gebracht. Hiervan kon geconcludeerd worden dat van het totaal van 240 storingen, 75 storingen een negatief effect hadden op het halen van de planning. Van de 75 storingen met negatief effect op het halen van de planning waren 18% gerelateerd aan de detailplanning van de uitvoerder zelf. Binnen deze r8% waren re verschillende oorzaken van sto· ringen te onderscheiden binnen de opgezette detailplanningen. Het betrof hier de verkeerde volgorde van werkzaamheden, ont· brekende ploegtaken, het niet werke n met minimale intervallen, de berekening van manuren, relaties tussen werkzaamheden over het hoofd zien, rekenfouten, leesfouten en de planning van materieel, materiaal en onderaannemers. Uit het eerste "thinking-aloud" experiment bleek dat de werkwij· ze die de uitvoerders hanteerden bij het opzetten van een detailplanning in grote lijne n bestond uit vijf stappen. Zij analyseerden de projectgegevens, zetten de werkzaamheden op in volgorde, berekenden de doorlooptijden, bepaalden de intervallen en zetten vervolgens de detailplan ning op. Na het opzetten van de detailplanning werd deze éénrnalig gecontroleerd met de overallplanning. De evaluatie van verstrekte gegevens, de controle van de detailplanning op tijd en kosten en de controle en vermelding van de inzet van ploegen kwam bij het opzetten van de detailplanning weinig tot niet voor. Verder deden er zich verschillen voor in de toekenning van doorlooptijden, intervallen en de keuze van segmentatie grootte van het project. In het algemeen gebruikte n de uitvoe rders de we rkbegroting en overallplanning als richtlijn en vertouwden
Planningsmodel t.b.v. de Thinking-aloud experimenten 1&2 Analyse
-l ~Jdtole:eQ ···- ~
C<.mtrcle
svnthese
f-
do•;urr.:nter1
11 0/B!C
.. ....
A1u1o.:s \t'3!Jen
-1 Zeliin,•JII~n
f-
12 0!8/C
13
O!Bi~ '
c;nvoldoende intannatie
I --,_,
Analyse v!d op•:lracht AO
eo
·-----~ -. ~
I Ev>l,,.,;, A.nalyse vid beperl·.ingen
AB
I
eb
EJ
lnformat;e geconcludeerd IGO urt feiten of eigen IGB kennis IGC
--
E>J31u31i•
co
..........
· ·· -····
I
Controle plan op eist:n opdracht
P1 '
Plar. 2
I
J
E>i>iu.O.
eb
P2
I Evaluatie eindplan .Analyse v/rJ cap3:iteit AC
.
Controle plan op bepert
I PE
o0
ec .. .. ...--···············
cccontrole plan op capaciteit
c ::! 7' c
::> 0..
ro
Aguur 1 Plannlngsmodel t.b.v. de thinking-aloud experimenten
1&2
meer op eigen (ervarings)cijfers. Bij een aantal uitvoerders ontbraken werkzaamheden en werden relaties tussen werkzaamheden over het hoofd gezien. De ontwikkeling van de Procesbeschrijving 6ro Detailplanning Realisatiefase is gebaseerd op de huidige werkwijze van de uitvoerders, een PVE gerelateerd aan de oorzaken van storingen, een aantal vrijheden benodigd bij het opzetten van een detailplanning en een aantal uitgangspunten m.b.t. het bestaande Managementzorgsysteem. De eisen zijn onderzocht met behulp van een literatuuronderzoek en een bedrijfsonderzoek. De benodigde vrijheden voor het opzetten van een detailplanning betreffen de segmenta tiegrootte van het uit te voeren werk, de minimale intervallen , de ploeggroottes en de evaluatie van de projectgegevens. De uitgangspunten m.b.t. het Managementzorgsysteem zijn opgenomen in de procesbeschrijving, het stroomschema en de bijbehorende documenten. Het eindresultaat is een procesbeschrijving met stroomschema welke een stappenplan biedt waarmee een detailplanning opgesteld kan worden waarbij alle oorzaken van storingen met behulp van processtappen geëvalueerd en gecontroleerd worden. Het werken met de nieuwe procesbeschrijving leverde tijdens de toetsing bij het grootste deel van de oorzaken van storingen een verbeterd resultaat. De verbeteringen betroffen het over het hoofd zien van relaties tu ssen werkzaam heden, het toepassen van minimale intervallen, ontbrekende ploegtaken, de berekende manuren en de controle van de detailplanning. Bij het plannen van de werkzaamheden in de correcte volgorde en het opnemen van de ploeggroottes in de detailplann ing deden zich geen wijzigingen voor. De resu ltaten van experiment twee kwamen hierbij overéén met de resultaten van experime nt één. De planning van materi eel, bestelling en afroep van materiaal en de planning van afspraken met onderaannemers zijn
33 factoren die voorheen niet in de detailplanni ng opgenomen waren. De toetsing van deze factoren middels het werken met de nieuwe proces beschrijving had een redelijk tot goed resultaat. Zowel de uitvoerders die aan het experiment deelnamen als de geïnterviewden vonden de nieuwe werkwijze duideli jk, overzichtelijk en aansluitend bij de huidige werkwijze en het Managementzorgsysteem. De checklist werkzaamheden is opgesteld opdat de uitvoerders een richtlijn hadden met betrekking tot de volgorde van werkzaam heden, de minimale .intervallen, de ploeggroottes en de ploegtempo's. De resultaten van de toetsing hierover waren gemengd. Een aantal medewerkers waren voorstanders van het gebruik van een checklist en ee n aantal waren tegenstanders. Tijdens het tweede experimen t hebben de desbetreffende uitvoerders de checklist op voorhand bekeken en kwamen hierbij tot de conclusie dat de gegevens die hierin opgenomen waren niet afWeken van hun eige n ervaringscijfers. Concluderend kan gesteld word en dat de checklist diens t heeft gedaan als precies datgene waarvoor hij opges teld was, namelijk als richtlijn. Concluderend ka n gesteld worden dat de procesbeschrijving een stroomschema biedt waarmee een detailplanning opgesteld wordt waarin minder oorzaken van storingen zijn opgenomen. Echter vanwege de kleine populatie die deelnam aan het onderzoek is de factor toeval niet geheel uit te sluiten bij de resultaten van de toetsing. Daarnaast zijn er twee factoren die nooit te elimineren of te voorspell en zijn. Dat betreft de mogelijkheid tot het maken van reken· en leesfouten en de vrijheid van de uitvoerder om ploeggroottes, segmenta tiegroottes en intervaltijden te bepalen.
l.A.H. Joosten
Onderzoek naar de prestatie van ventilatiesystemen in scholen met een mechanische afzuiging in praktijksituaties. Afstudeerrichting Fysische Aspecten van de Gebouwde Omgeving Afstudeercommissie Prof. ir. W. Zeiler Ir. ing. G. Boxem Ir. C.E.E. Pernol Ir. R. Clocquet CO,-concentratJe gedurende 1 schooldag
Datum afstuderen z8 september 2004 Samenvatting Binnenluchtkwaliteit in scholen is vaak onder de maat terwijl een goede binnenluchtkwaliteit van groot belang is, juist voor kinderen. De prestatie van ventilatiesystemen met een mechani· sche afzuiging zijn bestudeerd in de praktijk voor de wintersituatie. Metingen zijn uitgevoerd in noord georiënteerde klasloka· Jen waarmee het thermisch binnenklimaat, luchtkwaliteit en de ventilatie in kaart is gebracht. Voor het verder bestuderen van de luchtstroom in klaslokalen en het creëren van verbeteringsvoorstelten is gebruik gemaakt van CFD-simulaties. Met een variantenstudie is het thermisch comfort en de ventilatie-efficiëntie in klaslokalen bestudeerd.
34
Trefwoorden Binnenmilieu Luchtkwaliteit Ventilatie Indoor Air Quality Scholen
...
""
. ..
I
Flguur 1
Aan het binnenmilieu in basisscholen zou een hoge prioriteit gesteld zou moeten worden omdat: (r) kinderen fysiek nog in ontwikkeling zijn en waarschijnlijk meer gevoelig voor vervuilde lucht (z) astma steeds meer voorkomt bij kinderen, (3) het bin· nenmilieu invloed heeft op de leerprestaties van kinderen. Onderzoek toont aan dat de binnenlucht kwaliteit in scholen vaak onder de maat is. Daarentegen is er niet veel onderzoek gedaan naar de prestaties van het ventilatiesysteem wat betreft capaciteit, ventilatie efficiëntie en thermisch comfort. De omvang van tochtproblemen is onduidelijk. Een ander aspect is de spreiding van de ventilatielucht. Het doel van dit onderzoek is de prestaties van ventilatiesyste· men in scholen in de praktijk te beoordelen en het creeeren van eventuele verbeteringsmogelijkheden. Voor de evaluatie van ventilatiesystemen zijn vijf scholen met mechanische afzuiging geselecteerd op basis van verwachte kwa· liteit. Metingen zijn uitgevoerd uitgevoerd in noord georiënteer· de klaslokalen waarmee het thermisch binnenklimaat, luchtkwa· liteit en de ventilatie gedurende een week in kaart is gebracht. Informatie wat betreft de tevredenheid van gebruikers en hun gebruik van het klaslokaal is verkregen door middel van enquê· tes en een logboek. Voor het verder bestuderen van de luchtstroom in klaslokalen en het creëren van verbeteringsvoorsteUen is gebruik gemaakt van CFD·simulaties. Met een varianten stu· die is het thermisch comfort en de ventilatie-efficiëntie in klaslokalen bestudeerd. Resultaten van de metingen wijzen uit dat in vier van de vijf scholen de binnenluchtkwaliteit niet voldoet aan de gestelde eisen. De gemeten COz.concentraties (zie figuur r) overschrij· den de richtwaarde van 10oo ppm wat aangeeft dat er onvol· doende geventileerd wordt. De gerealiseerde capaciteit (zoals gemeten) van de ventilatiesystemen met ramen en deuren geslo· ten is niet voldoende om een goede luchtkwaliteit te garanderen. Slechts in een school, waar deuren veel geopend waren. voldoet
Dl
ur
Temperatuurverdeling in klaslokaal, Tin °C
c c.. tD
tD ....
I:T
c c..
::I
!. iJ' ro
c
Figuur
2
de binnenluchtkwaliteit aan de eisen. Volgens meetresultaten van windsnelheid en temperatuur komt tocht niet veel voor in de vijf gemeten scholen. De reden daarvoor is dat de ventilatiehoeveelheden in deze lokalen laag zijn. Bij het openen van ramen en( of deuren ontstaat meer tocht. Dit heeft een negatieve invloed op het thermisch comfort en daardoor op het gebruik van de ventilatievoorzieningen door de gebruikers. Daarnaast zijn de temperatuur en vochtigheid continue gemeten. In vier scholen is de temperatuur comfortabel, in de vijfde school is het te warm door hogere buiten temperaturen en waarschijnlijk een verkeerd ingeregelde verwarming. Eveneens is de vochtigheid voldoende laag om de groei van mijten tegen te gaan. In stofmonsters zijn dan ook geen dode of levende mijten aangetroffen. De simulaties laten zien dat thermisch discomfort ontstaat zodra er meer geventileerd wordt (zie figuur 2). In de winter, wanneer geventileerd wordt met koude buitenlucht, ontstaat tocht wat leidt tot een onacceptabel binnenklimaat Hierdoor is volgens de simulaties het natuurlijk toevoeren van buitenlucht zonder enige tochtpreventie geen goede oplossing. Door middel van een variantenstudie is een tochtwering bestudeerd, zoals die in een school is toegepast. Deze tochtwering bestaat uit een verlaagd plafond waarboven ventilatielucht moet opwarmen. Bij het verlaagde plafond blijken de volgende parameters invloed te hebben op de luchtstroming: de hoogte t.o.v. het inblaasrooster, de afstand tot het toevoer rooster en de lengte. Volgens de simulaties ontstaan met zo'n tochtwering nog steeds tochtproblemen omdat de lucht boven het plafond niet voldoende opwarmt. De volgende conclusies kunnen uit de resultaten getrokken worden: binnenluchtkwaliteit in vier van de vijf gemeten scholen is onder de maat. De capaciteitvan de ventilatiesystemen moet vergroot worden voor een betere luchtkwaliteit, maar het toevoeren van koude buitenlucht alleen vanuit gevelroosters zal tocht veroorzaken. Het verspreid toevoeren of het voorverwarmen van ventilatielucht kan hiervoor een oplossing zijn
35
T.H.J. Klaassen
Risicomanagement bij binnenstedelijke ontwikkeling Een beslissingsondersteunend risicomanagement-instrument bij de besluitvorming over een binnenstedelijke ontwikkeling Afstudeerrichting
Vastgoedbeheer Afstudeercommissie
Drs. J.J.A.M. Smeets Ir. L.A.M.C. van de Ven ing. G. Nijkamp Datum afstuderen 23
juni
2004
Samenvatting
Projectontwikkeling in het binnenstedelijk gebied is risicovol. De toepassing van risicomanagement bij projectontwikkeling komt tot op heden echter weinig voor. Met dit onderzoek worden de mogelijkheden voor het toepassen van risicomanagement bij projectontwikkeling in binnenstedelijke gebieden onderzocht. Het geeft een beslissingsondersteunend instrument, die in het bestaande ontwikkelingsproces ingepast kan worden. Trefwoorden
Binnenstedelijk Projectontwikkeling Risicomanagement Stedelijke herontwikkeling Beslissingsondersteunend instrument
Projectontwikkeling in het binnenstedelijk gebied is tegenwoordig een actueel onderwerp. Met het opstellen van de Vijfde Nota is het besef gegroeid dat de woningbouwproductie binnen de grenzen van de bebouwde kom moet worden gezocht. Grootschalige, gemengde projecten worden aan de stad toege· voegd, waarbij samenwerking tussen private en publieke partijen bepalend is voor het slagen van de ontwikkeling. Echer de verschillen in cultuur en invalshoek, de invloed van de niet fysieke omgeving, het geheel van wetten en regels en de complexiteit en ligging van de locatie maken een binnenstedelij· ke ontwikkeling een risicovolle onderneming. De projectontwikkelaar opereert in deze projectomgeving als risicodragende actor. Echter de mate van risico lopen wordt tot op heden slechts bepaald op basis van gevoel en ervaring. Door de professionali· sering van de vastgoedwereld en het complexe geheel van facto· ren die het projectontwikkelingsproces beïnvloeden, is er vraag naar een adequaat risicomanagement-instrument Het doel van het onderzoek is zodoende: "Het opstellen van een risicomanagement-instrument voor projectontwikkelaars om de risico's die zich voordoen bij een binnenstedelijke ontwikkeling inzichtelijk te maken en beter te beheersen." Deze doelstelling heeft betrekking op een vijftal aspecten, te weten: de binnenste· delijke problematiek, het proces van projectontwikkeling, de bestaande literatuur over risicomanagement, het inzichtelijk maken van de binnenstedelijke ontwikkelingsrisico's en het opstellen van het risicomanagement-instrument Een casestudie dient ten slotte om het instrument in de praktijk te testen. De problematiek bij een binnenstedelijke ontwikkeling doet zich voor op het terrein van samenwerking, de wet· en regelgeving van de overheid, de complexiteit van de fysieke locatie en de sociaalfmaatschappelijk omgeving. Doordat gemeenten het beleid bepalen en goedkeuringen verlenen, woningcorporaties binnenstedelijke veel grondbezit hebben en projectontwikke· laars ten behoeve van risicospreiding en hun kennis van de markt onmisbaar zijn, is samenwerking tussen deze partijen veel voorkomend. Echter de verschillen in cultuur, belangen en tijdshorizon tussen private en publieke partijen maakt de samenwerking tot een complexe gelegenheid. De complexiteit van de locatie en omgeving zorgt ook voor een risico. Door onzekerheid van de bodemgesteldheid, de situatie van bestaande opstallen en de sociale omgeving. Het beschrijven van het (binnenstedelijk) projectontwikkelings· proces geeft inzicht in risico's met betrekking tot de fysieke loca· tie, de kwaliteit van het ontwerp en het programma van eisen, procedures en vergunningen, de markt en financiën. Daarnaast is het van belang voor het implementeren van het risicomanagement-instrument in het projectontwikkelingsproces. Risicomanagement is een systematisch onderzoek naar de risico's die mensen, goederen en activiteiten bedreigen en de formulering en implementering van een beleid, waarmee deze risico's tegemoet worden getreden. De eerste stap in risicomanage· ment is de risicoanalyse. Het bestaat uit het identificeren (het systematisch in kaart brengen van de risico's van een project) en het kwan tifice.ren (het bepalen van de kans van optreden en het gevolg). Bij het identificeren van de risico's kan een checklist, projectomgevingskaart of een Failure Mode and Effect Analysis als hulpmiddel gebruikt worden. Met behulp van de risk premium-methode en de verwachte
waarde-methode kunnen risico's gekwantificeerd worden. Afhankelijk van de kans van optreden en het gevolg krijgt het risico een responsmaatregel toegewezen. Naar afnemende effectiviteit zijn de responsmaatregelen: vermijden, reduceren, overdragen en reduceren. De laatste stap in risicomanagement is risicobeheersing: het implementeren van d.e maatregelen die de kans op het behalen van het vereiste rendement vergroten. De risico-identificatie heeft een zevental hoofdgroepen opgeleverd. Dat zijn samenwerkingsrisico's, politiek/bestuurlijke risico's, sociaal/maatschappelijke risico's, juridischfwettelijke risico's, situationele risico's, fina.ncieelfeconomische risico's en kwaliteitsrisico's. Onder het projectbrede overzicht hangen 27 .risico's, die de basis vormen voor het instrument. Het instrument is een dynamisch document in de vorm van een checklist, waarin de kennis en ervaring over risico's wordt opgeslagen en meegenomen naar volgende fasen en projecten. Met behulp van de kwantificatie van de risico's uit de checklist wordt een onderbouwing gegeven voor het winst- en risicopercentage in een budgetexploitatie-opzet Daarnaast geeft het instrument handvaten om de risico's die voorkomen te beheersen. Door toetsing van het instrument aan een tweetal cases is het instrument geoptimaliseerd. Het instrument is hierna minder bewerkelijk gemaakt, zodat het in een korte tijd toegepast kan worden. het risicomanagement-instrument kan zodoende worden toegepast ter voorbereiding op een voortgangs beslissing, naast de financiële begroting. Het gestructureerd in beeld brengen van de risico's met mogelijke beheersmaatregelen, leidt tot een betrouwbaardere en beter gefundeerde beslissing over de voortgang van het project. Het risicomanagement-instrument dat in dit onderzoek is opgesteld, stelt de projectontwikkelaar in staat de risico's van een project op een gestructureerde manier op elk willekeurig tijdstip inzichtelijk te ma.ken. Daarnaast geeft het aan waar de grootste risico's in het project zijn te verwachten. Als laatste worden voor de risico's beheersmaatregelen gegeven. De uitkomsten die uit het instrument worden ver.kregen, dienen niet strikt eenduidig te worden genomen. Het dient gezien te worden als beslissingondersteunend advies ten behoeve van het besluitvormingsproces, waarbij de beslissing afhankelijk is van het risico dat de projectontwikkelaar wenst te nemen. In andere vakgebieden, waarbij sprake is van een meer transparant proces, is het mogelijk met behulp van risicomanagement een eenduidige, objectieve beslissing te nemen. Echter het eenmalige karakter van bouwprojecten, de diversiteit van de risico's die verbonden zijn met projectontwikkeling en de complexiteit van het projectontwikkelingsproces maakt het vrijwel onmogelijk binnen de projectontwikkeling iets soortgelijks te ontwerpen. De kwaliteit van het proces van projectontwikkeling hangt nog altijd af van de kwaliteit en visie van de projectontwikkelaar. Het menselijk handelen speelt een grote rol in het proces. Met behulp van het in dit onderzoek opgesteld risicomanagement-instrument worden de verschillende risico's op een gestructureerde manier inzichtelijk gemaakt en beheerst, zodat beslissingsondersteunende informatie over risico's wordt geleverd ten behoeve van het besluitvormingsproces.
Cl)
ii!' c
CL
111 111
...
CT
c :s
CL
!!.
ar
n
c
~· 0' 0
c
::;:
"' c ::1 0..
37
M.L.C. Kale
Gezonde kantoorverlichting De visuele beoordeling van verlichtingsconcepten met hoge verticale verlichtingssterkten Afstudeerrichting Fysische Aspecten van de Gebouwde Omgeving Afstudeercommissie Dir. ir. S.H.A. Begemann Dr. A.D. Tenner Ir. M.B.C. Ariës Datum afstuderen 28 september 2004
Dl
UI'
c c.. t1) t1)
...
C"
c :::J c..
!. äl'
n
c
;:::;
ro
,.,. 0"
0
c
::;: A"
c
:::J
0.
Figuur 1 Twee paden van het oog naar de hersenen.
Samenvatting Goede, gezonde verlichting op de werkplek vereist dat aan zowel de visuele als de niet-visuele lichtbehoeften van de mens wordt voldaan om zowel het welzijn als de productiviteit en gezondheid van de individuele werker optimaal te garanderen. Voor deze niet-visuele effecten is de hoeveelheid licht die op het oog valt van belang. Hiervoor moet de verticale verlichtingssterkte aan een bepaalde waarde voldoen. Dit moet op een dergelijke manier gerealiseerd worden dat het visueel comfortabel is. Twee varianten voor gezonde (kantoor)verlichting zijn gerealiseerd en getest op visueel comfort. Zo'n 70% van de proefpersonen vindt de verlichting steeds neutraal of juist positief op een aantal aspecten. Dit is een hele positieve uitkomst voor het onderzoek.
ro
Trefwoorden Licht Verlichting Visueel comfort Verticale verlichtingssterkte Niet-visuele effecten
Inleiding Het licht dat op ons oog valt zorgt voor signalen die verschillende wegen gaan volgen van het oog naar de hersenen. De bekendste weg, die de signalen afleggen, is die van het visuele pad waardoor we kunnen zien. Van het oog gaat een tweede pad naar een ander deel van de hersenen waar de biologische klok zich bevindt. Signalen die dit pad volgen resulteren in nietvisuele effecten, namelijk directe hersenstimulatie en het aansturen van de biologische klok. Dit heeft invloed op de slaapjwaakcyclus, hormoonspiegel, cognitieve functies zoals alertheid en concentratie. De kunstverlichting van nu vervangt of vult het daglicht aan. De huidige verlichtingseisen en normen zijn daarbij gebaseerd op het goed en veilig uitvoeren van een visuele taak (voldoende horizontale verlichtingssterkte bij kantoren), wat veelal resulteert in relatief lage verlichtingsniveaus in vergelijking met het daglicht. Ook zijn de verlichtiugsniveaus laag door maatregelen voor energiebesparing en door beeldschermproblematiek Hierdoor is verlichting namelijk nog meer georiënteerd op (alleen) het werkvlak. In de meeste gebouwen is het op visueel niveau daarom wellicht maar op niet-visueel niveau heerst er 'duisternis'. Probleemstelling Goede, gezonde verlichting op de werkplek vereist dat aan zowel de visuele als de niet-visuele lichtbehoeften van de mens wordt voldaan om. zowel het welzijn als de productiviteit en gezondheid van de individuele werker optimaal te garanderen. Voor deze niet-visuele effecten is de hoeveelheid licht die op het oog valt van belang. Hiervoor moet de verticale verlichtingssterkte aan een bepaalde waarde voldoen. Er wordt aangenomen dat er sprake is van niet-visuele stimulatie als de verticale verlichtingssterkte op het oog min. 1000 lux bedraagt. Er is een algemeen systeem nodig om de hele ruimte te verlichten en te zorgen voor de horizontale verlichtingssterkte op het bureau blad, maar ook een specifiek systeem dat zorgt voor de
Figuur 2 Variant
2
Figuur 3 Variant 1
Figuur 4 Het kantoor
hoge verticale verlichtingssterkte op het oog. Dit onderzoek richt zich specifiek op de invloed van dergelijke aanpassingen aan het lichtklimaat, op het visuele comfort. Methodologie Er zijn twee varianten ontwikkeld die zullen voldoen aan gezonde (kantoor)verlichting (zie afbeeldingen). Deze twee varianten zijn in een eenpersoonskantoor gerealiseerd in een laboratorium opstelling achter de experimentele gevel van het FAGO-laboratorium. In deze laboratoriumopstelling zijn experimenten gehouden waarin proefpersonen bepalen hoe ze de verlichting met betrekking tot visueel comfort ervaren. 32 proefpersonen hebbeF. ten nàlve dag gewerkt in het kantoor. Zij hebben bij beide varianten gewerkt onder twee lichtniveaus. Met behulp van de vragenlijsten die de proefpersonen ingevuld hebben kan er een beeld geschetst worden van wat men vindt van het geheel en van de aanvullende verlichting. Naast de data van de vragenlijsten is er ook data verzameld betreffende verlichtingssterkten op verschillende plaatsen en luminantiewaarden. Door een combinatie te maken tussen de verschillende databestanden, vragenlijsten enerzijds en metingen anderzijds, kan er een beeld gevormd worden van het visuele comfort in de kantoren. Om er voor te zorgen dat de proefpersonen de meetsensoren niet storen en andersom, zijn er twee identieke eenpersoonskantoren exact hetzelfde ingericht achter de experimenteergeveL In het ene kantoor zit de proefpersoon te werken en in het andere kantoor staat alle meetapparatuur opgesteld. Resultaten De verlichtingssterkte in het gehele kantoor is hoger dan wat gebruikelijk is in kantoren van tegenwoordig. Toch reageren de mensen hier goed op en vinden ze het lichtniveau prima. We kunnen stellen dat men graag meer licht heeft op de werkplek. Dit stemt overeen met eerder onderzoek. In de resultaten komt ook naar voren dat men het niet prettig vindt om de lichtbron in het directe gezichtsveld te hebben.
Als de lichtbron zich wel in het directe gezichtsveld bevindt is deze te nadrukkelijk aanwezig. De verschillen tussen de twee varianten zijn niet groot, wel bestaat er een duidelijk verschil tussen het hoge en het lage lichtniveau. Er bestaat een duidelijk grotere voorkeur voor het lage lichtniveau dan voor het hoge lichtniveau. Ook bestaat er duidelijk verschil in de beoordeling van de ver.lichting als het gaat om beeldschermwerk of schrijf- en leeswerk. Een computertaak stelt hogere eisen aan het verlichtingsklimaat dan een schrijf- of lees taak. In het onderzoek komt naar voren dat de aangeboden varianten niet veel verschillen van elkaar. Zo'n 70% van de proefpersonen vindt de verlichting steeds neutraal of juist positief op een aantal aspecten. Dit is voor verlichtingskundig onderzoek een hoog percentage en is dus een pos.itieve uitkomst voor het onderzoek. Wel is het zo dat er nog meer onderzoek gedaan kan en zal worden, zodat een nog groter percentage mensen de verlichting plezierig en prettig zal vinden om in te werken. In het onderzoek is een idee verkregen van wat aandachtspunten zijn die mogelijk voor verbetering kunnen zorgen.
39
S.W. de Kruyff
HoogbouwPro Afstudeerrichting Uitvoeringstechniek Afstudeercommissie Ir. F.J.M. van Gassel Prof. ir. F.J.M. Scheublin W.H. van Dijk Datum afstuderen 26 oktober 2004
111
UI'
c
Q..
(I) (I)
...
C"
c
·: I Q..
~
Samenvatting Naar aanleiding van de Japanse bouwsystemen voor hoogbouw in de jaren '8o en '90 is er een onderzoek opgezet om de moge· lijkheden te bekijken voor Nederland. Dit resulteerde in een vergelijking tussen het Big Canopy bouwsysteem uit Japan en het bouwsysteem waarmee de woontoren van Westpoint (Tilburg) is gebouwd. Door de positieve resultaten (sneller, veiliger en goedkoper bouwen) is het Big Canopy bouwsysteem herontwikkeld in Hoogbouw Pro: een flexibel hoogbouwproductiesysteem.
iiJ' n
c
~· 0""
0
c
:E
A"
c
::l
a.
Trefwoorden Japan Hoogbouw Westpoint Big Canopy Bouwsysteem
(I)
HoogbouwPro: een flexibel hoogbouwproductiesysteem In de loop van de jaren '8o had de bouw in Japan een aantal problemen. De bouwgrond met daarbij behorende bouwplaats werd steeds schaarser. Het aantal bouwplaatsmedewerkers liep snel naar beneden en de bouw had een negatief imago. Mede door die redenen zijn een aantal bouwondernemingen gestart met de ontwikkeling van gemechaniseerde bouwsyste· men voor hoogbouw. Er werden allerlei systemen bedacht zoals lift-up systemen, hijsloodsen en jack-bloek systemen. In Nederland is het percentage hoogbouw de afgelopen jaren ook sterk gestegen. Vooralsnog zijn er weinig van de technieken van de hoogbouwsystemen uit Japan naar ons overgewaaid. Het is verstandig om te kijken of een dergelijk systeem in Nederland kans van slagen heeft. In februari 2004 heeft in Tilburg de woontoren van Westpoint de eerste oplevering gehad. Ballast Nedam bouwde deze 142m. hoge woontoren met behulp van één toren kraan. Het casco werd voor het grootste deel opgebouwd uit in het werk gestort beton in tunnelkisten. Er werd gestort met een betonpomp vanuit de liftkern. De betonverdeelgiek beschikte over een zwenkmechanisme waardoor het mogelijk werd de tunnelkisten over de ver· dieping te laten rijden. Een zelfklimsteiger in combinatie met uitrijsteigers omsloot de bouwplaats op de verdieping.
Op Westpoint wordt een vergelijking getrokken met een Japans bouwsysteem voor hoogbouw. Na een afgewogen keuze tussen de verschillende bouwsystemen lijkt het Big Canopy bouwsys· teem de meest realistische keuze. Het Big Canopy bouwsysteem is opgebouwd uit een viertal masten welke los staan van het gebouw. Deze masten ondersteunen het constructiedak Onder dit dak bevinden zich een drietal bovenloopkranen welke de taak overnemen van de 'traditionele' torenkraan. Het verticale trans· port van materiaal wordt opgevangen door en constructielift welke langs de gevel loopt. Door een kLimmechanisme klimt het dak over de masten omhoog. De masten worden opgehoogd door een kraantje op het constructiedak
liJ
-ur c
a.
..
~ ~
er c ::s
a.
!!. äl'
n
c
....
.... t1l
Doelste!Jing: Het ontwikkelen van een hoogbouwproductiesysteem met de basis kenmerken van Big Canopy welke toepasbaar is voor verschillende bouwmethoden Het bestaande bouwsysteem van Westpoint en het Big Canopy bouwsysteem worden met elkaar vergeleken.
Probleemstelling: Hoe veranderen de uitvoeringsaspecten als Westpoint wordt gebouwd d.m.v. het Big Canopy bouwsysteem? Er kan er een bouwtijdverkorting optreden van 65 werkdagen. Dit is een bouwtijdreductie van IJ%. Er wordt een kostenreductie gerealiseerd van ff 312-777· Dat is een kostenbesparing van 0 ,9% op de totale bouwsom. De arbeidsomstandigheden wijzigen op het gebied van weersomstandigheden, risico's door hijsbewegingen, risico's door personeelsbezetting en richtlijnen voor het klimmen van de hijsinstallatie. De indeling van het bouwterrein wijzigt, maar de oppervlakte van het bouwterrein blijft ongewijzigd. Na afronding van het onderzoek worden er een aantal aanvullende eisen opgesteld voor de aanpassing van het Big Canopy bouwsysteem naar een herontwerp: Hoogbouw Pro: een flexibel hoogbouwproductiesysteem. Deze aanvullende eisen zijn: I) Optimale benutting materieel: onderdelen hijsinstallatie gebruiken voor de totale ruwbouw en de totale afbouw; 2) Geïntegreerde ontmanteling hijsinstallatie: zo min mogelijk extra inzet materieel; 3) Weersinvloeden uitsluiten: neerslag, wind en vorst mogen zo min mogelijk verlet veroorzaken; 4) Flexibiliteit bouwmethode: het hoogbouwproductiesysteem moet toepasbaar zi jn op verschillende bouwmethodes. 5) een bouwtijdreductie van minimaal zo% ten opzichte van een 'traditioneel' bouwsysteem.
Deze eisen worden ingevuld door een aantal aanpassingen. De overkapping wordt verder uitgebreid. Op deze wijze wordt de bouwplaats op de verdieping omsloten. De weersinvloeden worden tot het minimum teruggebracht. Op het constructiedak worden twee topkranen gezet welke zich over rails kunnen bewegen. Zij toppen de masten op en ontmantelen het constructiedak voor een groot deel. De gevels worden afgewerkt met behulp van transportsteigers welke zijn ingeklemd tussen de masten van de hijsinstallatie. Hiervoor zijn geen extra verankeringen nodig. Met name door de vermindering van weersinvloeden kan er een bouwtijdverkorting optreden van ruim zo%. Voor vervolgonderzoek wordt er verwezen naar het toepassen van de vergelijking op meerdere projecten, voor verschillende bouwmethoden of met verschillende bouwsystemen. Ook een uitgebreid marktonderzoek is gewenst om inzicht te krijgen in de haalbaarheid van de investering.
M. H. J. Martens
Is museum 'De Gevangenpoort' geschikt voor het behoud van zijn collectie? Analyse van een monumentaal gebouw zonder klimaatinstallatie Afstudeerrichting
Fysische Aspecten van de Gebouwde Omgeving Afstudeercommissie
Dl
ii!' c
Dr. ir. H.L. Schellen Prof. dr. ir. M.H. de Wit Drs. V.L.B.M. Meul Dr. B.A.H.G. Jütte Ing. M.A.P. van Aarle
c..
Datum afstuderen
111 .... I:T
26
:::1
Samenvatting
!!.
Dit afstudeerverslag bevat het onderzoek naar museum De Gevangenpoort, een zeer monumentaal gebouw. Het binnenklimaat wordt bepaald door de invloed van het buitenklimaat en het gebruik. Er is geen installatie aanwezig die ingrijpt in de kli· maatcondities. In dit gebouw wordt een museale collectie ten· toongesteld. Er is onderzocht in hoeverre het gebouw hiervoor geschikt is en er zijn voorstellen ter verbetering van het binnenklimaat gedaan, zowel met het oog op het behoud van de collectie als het behoud van het monumentale gebouw zelf.
111
oktober
Figuur 1 Bijzonder interieur in museum De Gevangenpoort
2004
c
c..
ëJ'
n
c
;:::> (l)
.....
o0
c
::E
7'
c
:::J
0.. (l)
Trefwoorden
Museum Monument Binnenklimaat Collectiebehoud Klimaateisen
Is museum 'De Geva ngenpoort' geschikt voor het behoud van zijn collectie? Analyse van een monumentaal gebouw zonder klimaatinstallatie. Museum 'De Gevangenpoort', gelegen aan de hofvijver in Den Haag, is van oorsprong een gevangenis. Het is een monume n· taal pand, dat aan het eind van de 14e eeuw is gebouwd. Vanaf 1890 is het gebouw in gebruik als museum. Het heeft een heel eigen belangrijke collectie, die bestaat uit martelwerktui· gen, duimschroeven, handboeien, schandborden, zwaarden en schilderijen. Het gebouw zelf is misschien wel het belangrijkste onderdeel van de collectie. Aanleiding voor het onderzoek naar het binnenklimaat is ener· zijds het voorkomen van schimmels op sommige wanden en houten balken en anderzijds de noodzaak voor een grondige onderhouds beurt voor het gebouw. Ook de kwaliteit va n de collectie gaat achteruit. Het onderzoek maakt deel uit van een gro· ter onderzoek, waarbij verschille nde installatietypologiën en gebouwtypologiën worden onderzocht. De Gevangenpoort is een voorbeeld van een monumentaall gebouw zonder installaties. Er zijn op dit moment ook onderzoeken gaande in een momt· mentaall gebouw met moderne installaties (het Mauritshuis), in een hightech gebouw met een hightech installatie (het depot van het Scheepvaartmuseum ) en binnenkort ook in een hightech gebouw zonder installatie. Het binne nklimaat in De Gevangenpoort is in kaart gebracht door verschillende metingen te doen. Onderscheid wordt gemaakt in indicatieve metingen en la ngeduurmetingen. Bij de indicatieve metingen zijn bepaalde gebouweigenschappen gemeten die min of meer constant zijn. De luchtuitwisseling tussen het gebouw en buiten, het zogenaamde ventilatievoud, is hier een voorbeeld van. Voor de langeduurmetingen is er in totaal 10 maanden gemeten in het museum. Op 10 verschillen· de posities is voor ieder kwartier een luchttempera tuur, een rela·
90
80
.....
... .,...
+
eer
•• 30 ASHRAEC
201{1 1 Mortdey Tu~~ay
Wedrlesay
2'3/01 24.111 25101 26JU1 Thurteay Fr1d8y Satutday Sl.xlday
Figuur 2 Invloed van bezoekers op het klimaat is groot: het museum Is op maandag gesloten ...
20.' ----...,---__.,., ..---- ;\
20
&.JI'face
Te~lu:e
25 [<'C]
Figuur 3 Relatieve vochtigheld uitgezet tegen de temperatuur, enkele eisen zijn weergegeven Ql
-ur
Zone 1 Gcv'illng~npoort D~n 1-i
~r---~-----r----------,----,~=== ~= .w =,= .~ =n~ r
1!:'5i ä10
-
c
slrm:la!ioo
Q.
. -~~-~..--~·~~-~~~----._~·"...:'"--_ _..<.>~ - ~-~~~e _ _
I'D I'D
...
1:7'
c
J. 'I
qr
:I Q.
I'D
öl'
ïli""":----:-,:.-:,,:-:,- -:-:,51:>:,-:-,- -:-:: ,6-:-11,-1--,,::;7/~11:----:,~8/::c":---,,;9:-;/;:11--:::' 2011 1
("'
c
[ CT 0
c
::;:
"' c ::>
V-
Cl.. (!)
\4(1 1
"
15/i j
17?11
16/11 datè [day fmonthl
'-~
18l11
19/11
20111
Figuur 4 Simulatie In vergelijking met de meting In één van de gayolen
tieve luchtvochtigheid en een oppervlaktetemperatuur bepaald. De collectie van De gevangenpoort is zeer gevarieerd. Hiervoor gelden dan ook de klimaateisen zoals die voor een gemengde kunstcollectie gelden. Hier is een literatuurstudie naar gedaan, waarbij verschillende uiteenlopende eisen vertaald zijn naar bruikbare eisen aan temperatuur en relatieve vochtigheid. De algemene trend is dat vooral de verandering in de relatieve vochtigheid zo klein mogelijk moet zijn. Het gebied waarbinnen de temperatuur en de relatieve vochtigheid moeten liggen verschilt voor de verschilLende bronnen. De volgende stap is het maken van een simulatiemodel. Hiervoor is het gebouw uitgebreid bouwkundig geanalyseerd. Verschillende constructies, bestaande uit materialen en opbouw, zi jn ingevoerd. Ook zijn de verschillende indicatieve metingen ingevoerd als randvoorwaarden. Uiteindelijk is het gebouw vertaald in een puur fysisch model, dat met het computerprogramma Matlab kan worden doorgerekend. Hierbij wordt een klimaatfile van het KNM I gebruikt, die alle gegevens bevat die verder nog nodig zijn om een en ander uit te rekenen. Het doel van het simulatiemodel is tvveeledig. Allereerst kunnen met een werkend model verschillende situaties worden voorspeld. Aanpassingen aan het gebouw kunnen worden ingevoerd en de invloed op het binnenklimaat uitgerekend. Maar ook is het gebouw beter te begrijpen wanneer het model wordt opgezet, omdat in dit model alle gebouwgegevens op een kloppe nde manier moeten worden ingevoerd. Dit is vaak aanleiding voor extra indicatieve metingen. De thermische massa van het gebouw, dat is de hoeveelheid materiaal die veranderingen in temperatuur tegengaat, is heel groot. De invloed van het buitenklimaat op het binnenklimaat is dan ook erg beperkt. Seizoensveranderingen worden wel gevolgd, maar het dag-nachtritme is nauwelijks terug te vinden. Anders is dit op de zolder, waar duidelijk minder therm ische massa is en waar het zwarte dak voor een flinke opwarm ing
43
door bezonning zorgt. De invloed van de bezoekers is veel groter dan verwacht. Doordat de oppervlakte van de wanden klein is, wordt de luchttemperatuur snel verhoogd, vooral in kleine ruim· tes. Ook de relatieve vochtigheid stijgt, omdat ook hiervoor de buffer onvoldoende snel aangesproken kan worden. Enkele ruimtes hebben een primitief verwarmingssysteem. Hier is de relatieve vochtigheid in de winter veel te laag. De museale objecten die erg gevoelig z ijn voor veranderingen in het binnenklimaat kunnen het beste worden verpakt in een klimaatdoos. Dit is een soort doorzichtige verpakking die het object al enigszins beschermt tegen een variërend binnenklimaat en waarin extra bufferend materiaal is aangebracht. De museale voorwerpen kunnen het beste worden ondergebracht in de ruimtes waar de veranderende invloed van bezoekers en buitenklimaat het minste is. Zo kan de pijnbank beter van de zolder worden gehaald en in de grote, hoge ruimtes op de begane grond worden ondergebracht. Als oplossing voor het schimmelprobleem kunnen er mobiele ootvochtigers in het museum worden opgesteld, op de plaatsen waar dit nodig is. De ruimtes die al een verwarming hebben, zouden beter hygrostatisch kunnen worden geregeld in plaats van thermostatisch.
Ing. J.Philips
@) / ' (§F, ,.._ ............ @ 0
-~-
Computer Ondersteund Collectief Particulier Opdrachtgeverschap
,~ .
0
-
-~-
een computersysteem voor de initiatieffase van het collectief particulier opdrachtgeverschap
I'
0
-~-
/' Afstudeerrichting Bouwinformatica Vastgoedbeheer Afstudeercommissie Prof. dr. ir. B. de Vries ir. S.J.E. Maussen MRE ir. A.). jessurun
-
Datum afstuderen 26 oktober 2004
...
Samenvatting Bij woningbouwproject wat onder collectief particulier opdracht· geverschap gerealiseerd wordt is het moeilijk om ieder zijn persoonlijke wensen te behartigen. Het onderzoek richt op een afstemming van de programma's waarbij de keuzes van zowel het individu als ook het collectief gerespecteerd worden. Voor het onderzoek is een systeem ontwikkeld waarbij de particulieren ondersteund worden bij het definiëren van de wensen en eisen. Hierna heeft deze de mogelijkheid om een passend collectief te zoeken. Met behulp van het systeem blijven de individuele keuzes gere· specteerd, de initiatieffase van het bouwproces wordt versneld, en de ambities binnen een collectief zijn afgestemd.
111
ijl'
c:
~
1....::::.,1
ê GEEN MATCH
·§-
0
·- @)<§) -~-
/'
(::::-) ~
0 -~-
/'
(É) 0 -~-
I'
0 I
/'
..- , _ "§@ @ @) \.
0
@
-~-
§
-,0 ê /'
PERSOONLIJKEMATCH
/'
-
COMPLETEMATCH
Figuur 1 Functies systeem
Q. 11) 11)
CT
c:
:::J Q.
!!. @' n
c
m CT
0
c
::E
"'
c
:::J
c. Cl)
44
Trefwoorden Collectief Particulier Opdrachtgeverschap Eigenbouw Initiatieffase Programma Van Eisen Computerondersteund
Het ministerie van VROM heeft als doelstelling dat rond het jaar eenderde van de woningbouwproductie in opdracht van particulieren tot stand moet komen. Het rijk zal hiervoor met name bijzondere vormen zoals collectief opdrachtgeverschap stimuleren. Bij deze vorm van opdrachtgeverschap is het moeilijk om de oorspronkelijke doelstelling- de burger zelfvorm te laten geven aan zijn woonsituatie · na te leven. 2005
Het doel van het afstudeeronderzoek is om bij bouwprojecten met collectief particulier opdrachtgeverschap het particuliere programma van eisen dusdanig af te stemmen met de collectie· ve programma's zodat ieder zijn persoonlijke wensen zoveel mogelijk behartigd ziet in een gezamenlijk project. Dit doel wordt ondersteund middels een hiervoor ontwikkeld computersysteem. Om dit doel te bereiken is onderzocht waar de mogelijkheden zijn voor het systeem. Om een betere positie te verwerven bij het zoeken naar een locatie dient het sys teem ervoor te zorgen dat: de inkomenssamenstelling van kopersgroepen niet te gemêleerd is, in de voorbereidingsfase de samenstelling van de definitieve groep zeker is, om als één partij naar buiten op te treden dienen de ambities op elkaar te worden afgestemd. Daarnaast kan het systeem zorgen dat: men een beter inzicht krijgt in de financiële consequenties, het bouwproces wordt versneld door ondersteuning te bieden bij het definiëren en afstemmen van de wensen, wanneer deze afstemming plaatsvindt kunnen onnodige dis cussies worden voorkomen. Het blijkt dat met name de eerste fase kan leiden tot een mislukken van het collectief. Het onderzoek richt zich dan ook op de mogelijkheden om een systeem in de initiatieffase te imple· m en teren.
Figuur 2 Screenshot systeem "Bepalen Plattegrond"
Figuur 3 Screenshot systeem "Match met Collectief"
45 In de initiatieffase van het bouwproces zijn de volgende activiteiten van belang: de algemene verkenning, het vormen van de groep, de definitie van de basisuitgangspunten, het vaststellen van het budget, het beschrijven van de organisatie en het zoeken van een locatie. Voor het vormen van de groep kan er door het systeem een afstemming plaats vinden van de verschillende progra=a's. Wanneer zo'n afstemming plaatsvindt kunnen problemen ten aanzien van collectief particulier opdrachtgeverschap worden voorkomen. Voor het onderzoek is een systeem uitgewerkt waarbij deze afstemming, de zogenaamde persoonlijke match, centraal staat. Slechts een aantal aspecten blijken van belang voor een nieuwe woning. Deze aspecten betreffen: de tuin, het woningtype, de buurt, het aantal kamers, de omgeving, de garage, de kosten en de oppervlakte van de woonkamer. Om tot een goede match te kunnen komen spelen deze meest belangrijke items een rol. Deze aspecten zijn in~ het systeem opgenomen onder woonwensen, budget en plattegrond. Het budget wordt op basis van de stichtingskosten van de woning en de mogelijke financiering middels een hypotheek bepaald. De plattegrond wordt aan de hand van het aantal kamers, oppervlakte van de keuken en woonkamer en totale oppervlakte samengesteld. Het systeem maakt hiervoor uit een lijst van standaard woningen een voorstel. Voor het zoeken naar het meest passende collectiefworden deze bovengenoemde aspecten met die van de verschillende collectieven vergeleken. Om afwijkende keuzes te kunnen vergelijken is het nodig een score te geven voor de verschille nde antwoordmogeli jkheden ten opzichte van elkaar. Deze techniek, fuzzy logic, maakt het mogelijk om met de scores van de afzonderlijke wensen het meest geschikte collectief te zoeken. Bij het vormen van de groep wordt deze techniek gebruikt voor het bepalen van het gemiddelde programma van eisen van het collectief.
Deze bevindingen zijn vertaald naar een toepassing die vanuit een website functioneert. Hiervoor is een ontwerp gemaakt waarbij de gegevensanalyse, lay-out, dialogen en database zijn bepaald. Met behulp van html, mysql en php is deze toepassing geïmplementeerd. Het systeem is door een groep geëvalueerd. De gebruikers hebben ook zonder gebruik te m aken va n het systeem de activiteiten uitgevoerd. Dit geeft een beter beeld van de mogelijkheden van het systeem. De evaluatie van het systeem liet zien dat de gebruikers in eerste instantie zich best wilde conformeren aan een gezamenlijk programma maar gedurende het gesprek kwam men erachter dat de verschillen waarschijnlijk in een later stadium problemen konden opleveren. Wensen die binnen de groep te veel van elkaar verschillen kunnen in een later stadium tot conflicten leiden. Grote verschillen in wensen ten aanzien van woningtype, budget en met n ame de locatie kunnen moeilijk gecombineerd worden tot een gezamenlijk project. Uit de evaluaties kan tevens worden geconcludeerd dat door het systeem een goede ondersteuning wordt geboden bij het opstellen van het programma van eisen. Door de zogenaamde ma tch met een passend collectiefwordt het gestelde doel bereikt. De programma's van particulier en collectieven worden op die manier dusdanig afgestemd zodat ieders wensen zoveel mogelijk behartigd worden in een gezamenlijk project. Een zogenaamde match met een collectiefvia het computersysteem heeft hierbij zeker de voorkeur. Het systeem geeft duidelijkheid over de verschille nde wensen, men kan zeer snel een concept p.v.e. samenstellen en het is vrijblijvend en anoniem.
C.M.T. Schat
Ontwerp van een ondergrondse sporthal, Zuidas Amsterdam Afstudeerrichting
Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie
Prof. ir. C.S. Kleinman Ir. R. Blok Arch. avb A.J.M. Walraven Datum afstuderen 26
oktober
2004
Figuur 1
Samenvatting
De doelstelling is het ontwerpen van een ondergrondse sporthal in Zuidas te Amsterdam. Hierbij is veel aandacht besteed aan de aspecten veiligheid en beleving in een ondergronds gebouw. Ook is getracht de constructie naast zijn primaire functie een architectonische functie mee te geven. Nadat het ontwerpproces is afgerond is overgegaan op het dimensioneren en toetsen van de ontworpen dakconstructie.
14025
Trefwoorden
Beton Voorspannen Ondergronds Veiligheid Sport
1<2!25
Figuur 4
In Amsterdam is op het ogenblik een groot project gaande genaamd "Zuidas Amsterdam". Hieronder wordt een grootschalige ontwikkeling van het stedelijk gebied rond Amsterdam WTC verstaan. Onder andere een stationsuitbreiding en realisatie van kantoren en woningen staan op het programma. Het is de bedoeling dat de Aro ondergronds komt te liggen zodat het stedelijk gebied over de Aro getrokken kan worden. Ook zal het gebied de nodige sport en recreatie voorzieningen krijgen, de realisatie van een zogenaamd multifunctioneel parkgebouw is hier een voorbeeld van. Onderdeel van dit gebouw zal een sporthal worden met daar bovenop een voetbalveld. Dit bleek constructief en architectonisch een interessant project te zijn. De doelstelling is dan ook; Het ontwerpen van een ondergrondse sporthal met aanverwante sportvoorzieningen, waarbij het geheel een een heid vormt met zijn omgeving. Bij een ondergronds gebouw speelt veiligheid een belangrijke rol. Mensen zullen zich sneller onveilig voelen in zo'n gebouw, dit komt doordat er vaak een tekort aan daglicht is e n een heldere lay-out van het gebouw ontbreekt. Bij het ontwerpproces spelen naast de veiligheid ook andere uitgangspunten een rol. onder andere: Het gebouw moet in het stedelijk gebied passen. In het stedenbouwkundig plan ontwikkeld door de gemeente moet een verbinding tussen het gebied ten oosten en ten westen van het parkgebouw ontstaan, dit moet in he t ontwerp gehandhaafd blijven. De constructie moet een meerwaarde geven aan het ontwerp. Er moet voldoende daglichttoetreding aanwezig zijn. De bezoeker moet zich in het gebouw goed kunnen oriënteren. Met deze uitgangspunten in gedachte is een ontwerp gerealiseerd . De dakconstructie vormt als het ware de ruimtes, aan de linkerkant vormt deze de hal en aan de rechterkant vormt deze het gebied voor de overige voorzieningen (zie figuur r en 2).
Figuur 2
Figuur 3
47 Het constructieve materiaal is beton. Met behulp van vides is getracht voldoende daglichttoetreding te realiseren. Ook aan een heldere lay-out is gedacht, er is een hoofdroute in het gebouw waar alle trappen en ruimtes aan liggen. Vanuit elke gang is deze hoofdroute te betreden. Op het moment dat het ontwerp vastligt is overgegaan op het dimensioneren en toetsen van de draagconstructie. De horizontale grondbelasting wordt opgevangen door L-profielen rond het gebouw, dit is niet berekend. Omdat het gebouw niet lager ligt dan het maaiveld hebben we niet te maken met de invloeden van het grondwater, opdrijven van de constructie is dus niet aan de orde. Omdat we te maken hebben met een overspanning van 35 meter, een uitkraging van 15 meter en een hoge dakbelasting wordt de Jigger voorgespannen. Hierdoor kan een slanker profiel ontworpen worden. Als eerste is onderzocht bij welke schematisering de krachten zo gunstig mogelijk in het element ontstaan. Hierna is het verloop van de voorspankabels en de voorspankracht iteratiefbepaald (zie figuur 3). Vervolgens is het element getoetst met behulp van NEN 6720. Door de hoge voorspanning is speciale aandacht besteed aan de verankering in het beton. Met behulp van het programma ESAPrima Win zijn de splijtkrachten bepaald, hieruit volgt de hoeveelheid splijtwapening (zie figuur 4). Nu wordt de voet van de ligger ged imensioneerd. Om voldoende ruimte voor de loopbrug tussen de elementen te creëren is geprobeerd de poten van de voet zo slank mogelijk te dimensioneren. Hierna zijn deze doorsneden getoetst met behulp van NEN 6720. Vervolgens is de wapening van de onderkant van de voet bepaald. De voet is als schijf in ESA-Prima Win gemodelleerd om de krachten in de voet te berekenen. Ter plaatse van de trekkrachten wordt de hoeveelheid wapening bepaald.
De stabiliteit in de dwarsrichting is maatgevend voor de constructie. Het blijkt dat ondanks de afgenomen stabiliteit, als gevolg van de verbinding tussen voet en ligger, de constructie voldoet aan de eisen. Als laatste is gekeken naar de uitvoering van het element. Eerst zal de voet geheel in het werk gestort worden. Vervolgens wordt de ligger gestort waarna deze tijdelijk wordt ondersteund. Nadat de ligger met nagerekt staal is voorgespannen, worden tussen de elementen breedplaten geplaatst. Hierop wordt een betonnen deklaag gestort. Nu kan het grondpakket aangebracht worden en is de dakconstructie gereed. Het ontwerp is een helder opgezet plan geworden waarbij de beleving en veiligheid van de bezoeker voorop staat. Tevens heeft de constructie een meerwaarde gekregen doordat het naast een constructieve ook een architectonische fu nctie heeft. Uiteindelijk blijkt aan de hand van de berekeningen de constructie ook realiseerbaar te zijn.
H .M. van Schijndel
Onderzoek naar de (bouw)fysische condities van de spouw en de duurzame toepasbaarheid van vlaswol als isolatiemateriaal in een traditionele spouwmuur Afstudeerrichting
Fysische Aspecten van de Gebouwde Omgeving Afstudeercommissie Prof. ir. N.A. Hendriks
Figuur 1 De spouwmuur gebruikt voor dit onderzoek
Ir. H.M. Lamers Dr. ir. A.).) . van der Zanden Datum afstuderen 26
oktober 2004
Samenvatting
In dit onderzoek zijn de (bouw)fysische condities van de spouwmuur onderzocht door middel van full scale experimenten. Metingen zijn gedaan met een gedeeltelijke spouwvulling met het matig absorberende isolatiemateriaal glaswol en met het sterk absorberende organische isolatiemateriaal vlaswol. Het doel van het onderzoek is het bepalen van de mate van effectiviteit van de luchtspouw en de toepasbaarheid van vlaswol in een traditionele spouwmuur. Trefwoorden
48
Spouwmuur Ve ntilatie Materiaalkunde Duurzaamheid Drukvereffening
Het principe van de traditioneel gemetselde spouwmuur met open stootvoegen ben1st op het feit dat door middel van ventilatie dubbelzijdige droging van het buitenblad plaatsvindt. De lucht die door de open stootvoegen de spouw binnenstroomt. zal worde n opgewarmd door het warme binnenblad en opstijgen. Dit proces, een vorm van spouwventilatie, wordt thermische trek genoemd. Er worden ech ter vraagtekens gesteld bij de mate van effectiviteit van de spouw, nu deze gedeeltelijk gevuld is met isolatiemateriaal. De lucht in de spouw kan slechts beperkt opgewarmd worden, vanwege het ontbreken van een warm vlak in de spouw. De spouw fungeert ook als capillaire onderbreking. Op deze manier kan het isolatiemateriaal niet nat worden bij vochtdoorslag door het buitenblad. De open stootvoegen zorgen voor vereffening van de druk. In deze situatie wordt niet alleen de doorslag van regenwater onder invloed van de heersende winddrukken over het buitenblad gereduceerd. Een extra voordeel van een drukvereffende gevel is de vermindering van de windbelas ting op het buitenblad. Duurzame materialen komen tegenwoordig steeds meer in de aandacht. Een specifieke categorie is die van de vernieuwbare materialen van organische oorsprong, bijvoorbeeld kurk, vlas, hennep en riet. Deze organische materialen hebben een zwak imago op het gebied va n schimmelvorming. De verwachting dat de spouw in een traditioneel gemetselde spouwmuur vochtig is, en het zwakke im ago va n organische materialen zorgen ervoor dat vlaswol op dit moment slech ts op beperkte schaal toegepast wordt in spouwmu ren. Dit onderzoek heeft zich gericht op h et verzamelen van informatie aan de hand van thermische en hygrische metingen aan vlaswol isolatiedekens en aan de hand van metingen aan de fysische condities van een traditioneel gemetselde spouwmuur. Meti ngen met betrekking tot het hygrische en thermische ged rag van vlaswollaten zien dat vlaswol sterk hygroscopisch is. Boven 8o% relatieve vochtigheid (RV) bevat de vlaswoldeken
Figuur 2 Verloop temperatuur en RV In een spouw die gedeeltelijk gevuld Is met glaswol en de neerslag bulten (t=o op 24-07-2004, oo:oo)
Figuur 3 Verloop temperatuur, RV In een spouw die gedeeltelijk gevuld is met vlaswol en de neerslag bulten (t=o op 12-07-2004, oo:oo) 111
-
;;r c
a.
111 111 CT
...
c
:::J
a.
!!. ör' n c
~
o0
c
:E
"' c :::J a_
(!)
49 een grote vochtopnemende capaciteit (>9 0 massa-%)Dit is te wijten aan het bindmiddel zetmeel dat gebruikt wordt De isolerende waarde van vlaswol neemt af naarmate de hoeveelheid vocht in het materiaal toeneemt, aangezien vocht slechter isoleert dan de lucht die het vervangt Er zijn metingen gedaan aan een traditionele bakstenen spouwm uur in een gevel va n 3 verdiepingen hoog (figuur t)Deze metingen wij zen uit dat het drukverschil over de totale gevel in het geval van laagbouw klein is. Windsnelhede n van meer dan 4 mfs zorgen voor een drukverschil van slechts rs Pa. In 99,9% van de metingen werd het drukverschil over het buitenblad met 64% gereduceerd vanwege de aanwezigheid van open stootvoegen, waaruit geconcludeerd kan worden dat er d rukvereffening optreedt (NE N 6702). Bij laagbouw vindt er s lechts een kleine windbelasting plaats. Red uctie van he t drukverschil over de buitengevel is daarom m inder van belang. Een goede spouwventilatie zou betekenen, dat de RV in de spouw (RVc) sterk afhankelijk is van de RVbuiten (RVe). Metingen wijzen uit dat RVc in de spouw met glaswol als spouwvulling hoger is dan de RVe (figuur 2). De metingen met vlaswol als spouwvulling laten gemiddeld een lagere RVc zien (figuu r 3). Dit heeft geen verband met de mate van ventilatie, maar met het absorptievermogen van vlaswoL De maximale hoeveelheid vocht die zich in de luchtspouw kan bevinden, is slechts een fractie van de hoeveelheid vocht die de vlaswol kan absorberen. RVc is sterker afhankelijk van de aa nwezigheid van een absorberend isolatiemateriaal zoals vlaswoL dan van de mate van ventilatie in de spouw. De absolute vochtigheid buiten is bij benade ring cons tant (ro gj kg lucht). Vanwege de droging van de baksteen bij hoge temperatu ren van het bu itenblad en in de spouw (>40 oC), kan he t absolute vochtgehalte in de spouw stijgen tot 25 g/kg. In dit geval zorgt de spouw dus voor tweezijdige droging van het buiten blad. Deze metingen zijn gedaan in een warme en droge periode. De metingen laten ook zien dat in
periodes waarin het regent en de temperatuur lager is, het absolute vochtgehalte in de spouw vergelijkbaar is met die van buiten. De mate van droging van het buitenblad is op dat moment beperkt In de winter zal dit effect ook plaatsvinden. Het buitenblad wordt niet opgewarmd en zal slec hts zeer beperkt drogen, terwijl juist in deze periodes een hogere RV voorkomt. In een meetperiode van 2 maande n is er slechts één geval geregistreerd van vochtdoorslag. Dit gebeurde tijdens een zeer extreme regenbui. Het drukverschil over de totale gevel was in dat geval zeer klein (<S Pa). De oorzaak van regenpenetratie was in dit geval dus niet het drukverschil over het buitenblad. De spouw functioneert als capillaire onderbreking. Op het moment dat er vochtdoors lag plaatsvindt, wat slechts bij extreme regenbuien het geval is, wordt het isolatiemateriaal niet nat vanwege de aanwezigheid van de luchtspouw. Dit is voornamelijk belangrijk bij organische isolatie ma teriale n, zoals vlaswoL waarbij vocht kan leiden tot schimmelvorming en degradatie. Vlaswol kan toegepast worden in de spouw, uitgaande van de condities die gemeten zijn in dit onderzoek. Met betrekking tot het verantwoord toepassen van vlaswol isolatiedekens is de bedreiging va n vlaswol de grote vochtopnamecapaci teit en de daarmee gepaard gaande afnemende isolatiewaarde en kans op schimmelvorming. Er komt echter geen langdurige periode van hoge RV in de spouw voor en de absolute hoeveelheid vocht die zich in de luchtspouw kan bevinden, kan zonder consequenties door de vlaswol geabsorbeerd worden. De metingen zijn gedaan in de zomerperiode. In de herfstperiode, waarin hogere RV voorkomt en gemiddeld veel neerslag valt, zal nog onderzoek gedaan moeten worden om met zekerheid te kunnen zeggen dat vlaswol toegepast kan worden in een traditioneel gemetselde spouwmuur.
Ing. C. Sijm
Een theatraallint door Boxtel Een ontwerp van een theater en een plein in het centrum van Boxtel Afstudeerrichting
Architectuur Afstudeercommissie
Ir. A.H.J. Bosman ).).P.M. van Hoof (arch AvB) Prof. dr. ir. B.E.J. de Meulder Datum afstuderen
z6 oktober
2004
Afbeelding 1 Situatle
Samenvatting
Het marktplein is een belangrijke sociale ontmoetingsplaats in een dorp. Tegenwoordig is dit plein doorgaans veranderd in een parkeerterrein. Zo ook in Boxtel. Dit project probeert hier de historische waarde van het marktplein en het aangrenzende Dommetlandschap te herstellen. De specifieke kwaliteiten van de publieke en de private ruimte moeten met het ontwerp weer op de voorgrond treden. Een theatraallint zal de Boxtelse markt met het Dommellandschap gaan verbinden. Het ontwerp sluit aan bij de huidige tendens om plekken in het dorp of in de stad te veranderen in verrassende ontmoetingsruimtes voor uiteenlopend gebruik. Trefwoorden
so
Ontmoetingsplaats Pleingebouw Theater Parkeergarage Houtarchitectuur Inleiding
Dit project gaat over Boxtel, een middelgroot Brabants dorp, centraal gelegen tussen de steden 's-Hertogenbosch, Tilburg en Eindhoven. In het centrum van dit dorp ligt al sinds 1998 een groot terrein braak. Het is een bijzondere plek met een rijke historie. Toch lijkt het moeilijk om hier een project van de grond te krijgen . Verschillende ambitieuze ideeën voor deze locatie worden afgewezen, simpelweg omdat ze te duur zijn. Dit is opvallend omdat de locatie een prominente plaats heeft in het centrum. Het terrein ligt direct aan het marktplein, recht tegenover het gemeentehuis, en wordt aan de andere kant ook nog begrensd door de rivier de Dommel. De locatie wordt het uitgangspunt voor dit project, wat start met een uitgebreide analyse van de historie van Brabant. Ook de toekomstplannen voor de internationalisering van de provincie komen aan de orde. Het doel van dit onderzoek is om meer te weten te komen over de positie van de dorpen in Brabant. De belangrijkste conclusie hieruit is dat dorpen tegenwoordig haast niet meer van elkaar (en van steden) te onderscheiden zijn. Dit project probeert dan ook antwoord te geven op de vraag: hoe kan het dorp haar unieke betekenis in Brabant weer he roveren ~ Dorp en landschap zijn inmiddels onderdeel geworden van het stedelijke leven. Ze hebben hierin een belangrijke functie. Unieke kwaliteiten zoals rust, ontspanning en landelijkh eid zijn niet meer te vinden in de dichtheid van de s tad en worden daarom gezocht in het buitengebied. Dit gegeven vormt de basis voor het ontwerp van de locatie in Boxtel. Door de historische waarde van de plek te herwaarderen, kan deze weer uitgroeien tot een attractieve plek voor het dorp én voor de stad, zonder dat hierbij de eigen identiteit verloren gaat. De Boxtelse m arkt m oet weer een aantrekkeli jk plein worden in h et dorp. Het kernwoord voor dit project is tijdelijk. Het ontwerp zoekt aansluiting bij de huidige ontwikkeling, waarbij plekken in het dorp of in de stad worden veranderd in ontmoetingsruimtes, die voor uiteenlopende activiteiten worden
Afbeelding 4 Houten plein
gebruikt. Het succes van een project in een dorp als Boxtel is sterk afhankelijk van de belangstelling van haar inwoners . Een goede oplossing voor deze onzekere toekomst is een tijdelijk programma. Zoals een circustent, die voor een wee kend in het dorp wordt opgezet. Concept
De koppeling tussen het centrum en het Dommellandschap staat binnen dit project centraal. He t doel van de planne n is dat het marktplein weer uitgroeit tot een interessante ontmoetingsplaats. De markt autovrij maken is hier een goed begin, maar dit geeft ook grote problemen. De consequenties worden in dit project duidelijk. Het uitgangspunt is dat er een grote parkeerkeider onder het plein komt. Deze zal ter hoogte van de achtertuinen boven de grond uitkomen en zich uitstre kken tot aan de Dommel. Het plein wordt autovrij, maar het gevolg is wel dat het la ndschap hierdoor in een parkeerterrein zal verande ren. Voor het ontwerp van het gebouw aan de markt zijn vier omgevings factoren van belang: het plein, de straat, de tuin en de Dommel. Het marktplein is een langgerekte, smaUe strook die aan de ene kant wordt begrensd door het gemeentehuis en aan de andere z ijde door de Kruisstraat. Deze straa t vormt een scheiding tu ssen de projectlocatie en het marktplein. Om het Dommellandschap te kunnen koppelen aan het centrum , moet deze straat dan ook worden overgestoken . Het plein wordt daarom verplaatst tot in het gebouw. Dit wordt de plek waar de twee contrasterende gebieden in samenkome n. Het is op te vatten als een sche idingsl.ijn, die van twee kanten wordt belast en daardoor is gaan doorbuigen. Het marktplein heeft zich verlengd tot in het gebouw, maar de scheidings lijn wordt ook verbogen door het Dommellandschap, die van de andere kant heeft geprobeerd pet gebouw binnen te dringen.
Afbeelding 2 Zijaanzicht
Afbeelding 3 Beeldimpressie
Afbeelding 5 Discovloer
Afbeelding 6 Interieur theaterzaal
Programma
ders zijn opgebouwd, open gehoude n. Het daglicht kan op deze manier de parkeerkelder binnenkomen. Als de avond valt verandert het plein van gedaante. De lampen van de parkeerkelder verlichten dan het plein, die hierdoor in het donker zal oplichten. Het tijdelijke karakter, de kameleonfunctie van het p'lein wordt met deze gedaantewisseling benadrukt. Het is een verwijzi ng naar de dorpsfeesten die altijd op het plein worden gehouden en die van groot belang zijn voor de hechte sociale gemeenschap van een dorp.
De titel van dit project kan op twee manieren worden uitgelegd. Het is letterlijk een theatraal lint, die de historische waarde van het marktplein en van het Dommellandschap probeert te herstellen. Maar de titel heeft ook betrekking op het programma. Er komt namelijk een theater aan de markt, een representatieve invulling voor het plein én voor het dorp. Door de beweging van het lint zijn er ruimtes ontstaan die worden opgevuld door paviljoens. Aan de markt komt de foyer van het theater. die ook als café kan worden gebruikt. Aan de Dommelzijde komt de theaterzaal, die dankzij de ' natuurlijke' vormgeving van het lint, daar eenvoudig kan worden ingepast. Alle ondersteunende functies van het theater, zoals de kaartverkoop, de garderobe en de toiletten, worden ondergebracht in een bijgebouw, wat los staat van het theater. Dit is een bewuste keuze omdat dit gebouw niet aan het plein, maar aan de straat gerelateerd is. Het sluit aan bij de kenmerkende bebouwing van het centrum. Tussen het bijgebouw e n het theater zit een smalle steeg, die met hellingbanen toegang biedt tot de parkeergarage. De geparkeerde auto's en de Dommel worden hierdoor vanaf het plein zichtbaar. Houten plein Het dak van de parkeergarage, dat onder het .marktplein wordt geprojecteerd, vormt een nieuw plein wat is op te vatten als een speelvlak. Het plein is opgebouwd uit houten vlonders, die los worden geplaatst op een betonnen ondervloer. De vlonders kunnen eenvoudig worden verwijderd en vervangen door andere elementen. Het plein kan zo bijvoorbeeld tijdelijk worden omgetoverd in een skalebaan met een halfpipe, of worden voorzien van een podium bij muziekevenementen. In de ondervloer van het parkeerdak zullen plaatselijk openingen worden uitgespaard. Hierdoor ontstaat er een bijzonder lichteffect. Overdag lijkt het plein een gesloten houten vlak, maar schijn bedriegt. Ter plaatse van de openingen in het parkeerdak worden de naden tussen de planken, waaruit de vlo.n-
R. Soeterboek
Een tweede toekomst voor winkelstrips Een onderzoek naar nieuwe functionele invullingen voor noodlijdende winkelstrips Afstudeerrichting
Vastgoedbeheer Afstudeercommissie
Drs. ).).A.M. Smeets Ir. ing. l.I. janssen Drs. R. Eldering Datum afstuderen
-
september
I»
28
Q.
Samenvatting
u;' c: tD tD
...er c:
:::1 Q.
!!. Dl' n c
~. ~
0"
0
c
:E
2004
Veel winkelstrips binnen Nederland verkeren in een neerwaartse spiraal, om deze negatieve ontwikkeling te keren, moet er op zoek gegaan worden naar nieuwe functionele invullingen. Om mogelijkheden voor de toekomst in kaart te brengen, moet de locatie centraal gesteld worden. Aan de hand van de bepaling van de locatiepotentie kan gekomen worden tot een passend concept welke verder uitgewerkt wordt aan de hand van object gerelateerde eigenschappen en kansrijke aanknopingspunten in de omgeving.
7'C"
c
:::J
a.
11)
Trefwoorden
Detailhandel Voorzieningenstructuur Omgevi ngsanalyse Locatiepotentie Conceptontwikkeling De kleine buurtwinkelcentra vormen de onderste laag uit de winkelhiërarchie zoals die zich in Nederland voordoet. Met een oppervlakte tot 2500 mz en 5 tot 9 winkels zijn het de kleine winkelvoorzieningen die terug zijn te vinden als winkelstripststroken en buurtsteunpunten. Oorspronkeli jk doen deze winkelvoorzieningen dienst voor de dagelijkse boodschappen waarbij de buurt het verzorgingsgebied vormt. In de steden zijn deze winkelvoorzieningen met name te vinden in vroeg naoorlogse wijken. Vele van kleine buurtwinkelcentra zijn niet in staat de oorspronkelij ke functie, het bieden van een dagelijks voorzienin· gen pakket, uit te oefenen. Met als gevolg dat er langdurige leegstand en verloedering waar te nemen is. Deze neerwaartse spi· raai is een trend die landelijk waar te nemen is. Om de aantrekkingskracht en vitaliteit van buurtwinkelcentra te verbeteren, moet de negatieve spiraal, waarin deze verkeren, doorbroken worden. Hiermee wordt zowel ingespeeld op verbe· tering van de leefbaarheid van de buurt als op het creëren van een basisvoorzieningenpakket voor (oudere) bewoners die behoefte hebben aan voorzieningen op korte (loop)afstand. In het geval van een alternatieve invulling, zal deze goed afge· stemd moeten worden op de kwaliteiten van de buurt of wij k waarin deze zich bevindt om zo toch de maatschappelijke func· tie van het gebied te kunnen waarborgen. Bestaande analysemethoden voor winkelcentrumonderzoek leiden niet tot oplossingen voor de noodlijdende buurtwinkelcenirum, daarom is in dit afstudeerwerk een methodiek ontwik· keld aan de hand waarvan alternatieve ontwikkelingsrichtingen bepaald kunnen worden voor deze winkelcentra. De methodiek gaat niet uit van het functioneren van de huidige invulling, maar gaat in op de vraag wat er mogelijk zou kUnnen zijn op de plek van een winkels trip, welke potentie de locatie te bieden heeft. Om die vraag te kunnen beantwoorden moet in de omgeving op zoek gegaan worden naar kansen en kansrijke aan·
111
-ur c
Q.
tD tD
~ c
:s Q.
!!.
ar
n
c
[ co c
:E
7'
c
:::J
0..
ro
53 knopingspunten die mogelijkheden bieden voor nieuwe ontwikkelingsrichtingen. Zodoende is duidelijk afgeweken van de werkwijzen zoals die tot nu toe gehanteerd worden. De praktische betekenis van de potentiebepaling van een locatie is gelegen in de mogelijkheid te komen tot een systematische evaluatie van de verschillende van belang geachte omgevingsaspecten. Met de locatie wordt een geografische plek aangeduid waarvoor in kaart gebracht moet worden welke (combinatie van) functies daar mogelijk zouden kunnen zijn. Daarvoor is het van belang de kwaliteiten van de omgeving, die invloed hebben op de locatie en dus ook op de potentie, toetsbaar te maken. Aan de hand van een beoordeling van de kwaliteiten wordt gekomen tot alternatieve ontwikkelingsrichtingen. Hiervoor is onderscheid gemaakt tussen de 'site'- en de 'situation'-analyse. Om een 'site' -analyse te maken, worden de bronnen in kaart gebracht waarover een locatie besch ikt. De vraag of er samenhang is tussen de locatie en de buurt staat hierin centraal. Met andere woorden; neemt de locatie een duideli jke plek in, vormt het een ' hart' voor de buurt of is er sprake van een locatie die niet over deze kwaliteit beschikt? De 'situation'-analyse brengt de ligging van de buurt en de locatie in een ruimere omgeving in kaart. De vraag of er aansluiting te vinden is op een n limere omgeving staat hierin centraal. De locatie kan deeluitmaken van een structuur of netwerk binnen een stad(sdeel). Maar tevens kunnen er ruimtelijke beperkingen aanwezig zijn die het bereiken van de loca tie en de 'site' in de weg staan . Door de twee analyses van een bepaalde locatie van een buurtwinkelcentrum met elkaar te combineren, kunnen conclusies getrokken worde n die van invloed zi jn op de verdere ontwikkeling van een nieuwe combinatie van functies. Een viertal concepten vertegenwoordige n de mogelijke combinaties.
De bepaling van de locatiepotentie vormt de basis voor het opstellen van een programma voor nieuwe functionele invullingen voor een buurtwinkelcentrum. Om tot een n ieuwe programmering te komen is alleen de potentiebepaling van de locatie niet voldoende. Het concept dat naar voren komt aan de hand van de locatiepotentie moet vervolgens vertaald worden in een mogelijk nieuwe functionele invulling. De verschillende concepten bieden verschillende mogelijkheden voor nieuwe invullingen. Aanknopingspunten voor de richting waarin een concept uitgewerkt gaat worden, kunnen in de omgeving gevonden worden, maar tevens kunnen door het vastgoed beperkingen opgelegd worden aan bepaalde richtingen. Elke buurt of wijk heeft specifieke kwaliteitsdragers. Als deze positieve eigenschappen gevonden worden, bestaat er een goed uitgangspunt voor de programmering, in dit verband wordt gesproken over kansrijke aanknopingspunten. Deze aanknopingspunten kunnen zich op verschillende terreinen voordoen. Het is hierbij van belang op zoek te gaan naar aspecten waarop de buurt/omgeving zich onderscheidt, kan onderscheiden, van andere (concurrerende) Locaties. Het specifieke karakter van de locatie wordt hiermee in kaart gebracht en hiermee kan richting gegeven worden aan de uitwerking van een concept om tot een nieuwe levensvatbare toekomst te komen van een klein buurtwinkelcentrum, een winkelstrip.
P.H.J.M. van Stiphout
Wat is de liquiditeit van niet-beursgenoteerde vastgoedaandelen? Een studie naar (semi-) open end vastgoedfondsen met onbepaalde looptijd Afstudeerrichting
Vastgoedbeheer Afstudeercommissie
Drs. R.M. Weisz Ir. S.J.E. Maussen MRE Drs. ing. N.J.T. Bol Drs. M.H.P. Starren Datum afstuderen 26
oktober
2004
Samenvatting
54
De liquiditeit van niet-beursgenoteerde semi-open end vastgoedaandelen met onbepaalde looptijd is met het toenemen van de indirecte vastgoedbeleggingen van Nederlandse institutionele beleggers een thema dat steeds meer in de belangstelling komt te staan. Deze liquiditeit is gebrekkig en verbetering ervan is wenselijk. Onderzoek en praktische kennis is echter beperkt, zodat het bepalen van goed gefundeerde oplossingen moeilijk is. Mijn verkennende onderzoek maakt de problematiek rondom de liquiditeit van deze aandelen inzichtelijk en beschouwt daarnaast het (eventuele oorzakelijke) verband met direct vastgoed. De resultaten van mijn onderzoek geven de zwaartepunten aan in de problematiek en onthullen daarmee verbeterpunten en input voor aanbevelingen. Trefwoorden
Liquiditeit Niet-beursgenoteerde vastgoedaandelen Direct vastgoed Institutionele beleggers Verkennend
Sinds het eind van de jaren tachtig van de zoe eeuw worden de vastgoedbeleggingen van (Nederlandse) institutionele beleggers in toenemende mate uitbesteed en wordt er steeds meer belegd in vastgoedfondsen. Vooral niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen genieten de voorkeur van beleggers, omdat deze fondsen het beste de karakteristieken van direct vastgoed representeren. Dit in tegenstelling tot beursgenoteerd vastgoed. die meer een aandelenkarakteristiek hebben. Hierdoor vertoont de markt voor niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen de laatste jaren een sterke groei, met name in die landen waar daarvoor een gunstig fiscaal klimaat heerst (waaronder Nederland). Dit betekent dus een toename in indirecte niet-beursgenoteerde vastgoedbeleggingsfondsen. Bij niet-beursgenoteerde vastgoedbeleggingsfondsen is het thema liquiditeit van de aandelen een bijzonder thema. Dit komt omdat ieder vastgoedfonds zijn eigen regelingen heeft op het gebied van toe- en uittredingsvoorwaarden. De niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen met een onbepaalde loopti jd zijn een bijzonder punt van aandacht omdat beleggers hier zelfhun beleggingshorizon moeten bepalen, maar er tevens ook verschillende instapmomenten van beleggers zijn. Dit in tegenstelling tot vastgoedfondsen met een bepaalde looptijd, waar beleggers doorgaans gezamenlijk toe- en uittreden . De belangstelling voor liquiditeit neemt toe. Dit komt door een combinatie van factoren. De trend naar indirect niet-beursgenoteerd beleggen is reeds vijftien jaar geleden ingezet. In deze periode hebben beleggers ervaring opgedaan met de liquiditeit van niet-beursgenoteerde vastgoedfond sen. Dit kon zijn als gevolg van specifieke omstandigheden van een vastgoed· fond s, markt of van een belegger. Meer generiek heeft de sterke daling op de aandele nmarkten in het begin van het de rde millennium een beroep gedaan op de liquiditeit van de vastgoedmarkt. Daarnaast is ook een aantal vastgoedfondsen beëindigd. De discussie omtrent het liquiditeitsvraagstuk van niet-beursgenoteerde vastgoedaandelen is daarmee actueel en wint aan belang en aandacht. Verbetering van de liquiditeit is wenselijk, maar het ontbreekt de Nederlandse institutionele markt aan wet enschappelijke en praktis che inzichten op dit gebied. Verbetering blijkt vooralsnog dus m oeilijk. In mijn onderzoek wil ik de problematiek rondom de liquiditeit van niet-beursgeno· teerde semi-open end vastgoedaandelen van onbepaalde looptijd uiteenrafelen m et het oog op verbetering en in het bijzonder beschouwen of, en zo ja wat voor verband er bestaat met direct vastgoed. Vandaar ook de volgende probleemstelling: Hoe ziet de problematiek rondom de liquiditeit van niet-beurs· genoteerde semi-open end vas tgoedfondsen van onbepaalde looptijd er uit en bestaa t er hierbij een relatie me t direct vastgoed?
Op welke wijze verhoudt zich de liquiditeit van niet-beursgenoteerde semi-open end vastgoedfondsen van onbepaalde looptijd tot de wensen van Nederlandse institutionele beleggers? Met het oog op het verkennende karakter van het onderzoek is op grond van enerzijds algemene literatuur omtrent liquiditeit van vastgoed en (vastgoed)aandelen en anderzijds interne interviews en discussie een aantal knelpunten geïdentificeerd dat aan de basis van het probleem lijkt te liggen. Vervolgens is een selecte steekproef samengesteld, bestaande uit experts op het gebied van Nederlandse institutionele niet-beursgenoteerde vastgoed beleggingen. Zowel productaanbieders als productgebruikers en hun adviseurs maakten deel uit van de steekproef. Zij zijn vervolgens middels open ended diepte interviews uitvoerig ondervraagd over het thema liquiditeit, de daarbij veronderstelde knelpunten in relatie tot niet-beursgenoteerde semi-open end vastgoedaandelen met onbepaalde looptijd en de rol van direct vastgoed. Op grond hiervan zijn uitspraken gedaan over de liquiditeitsbehoefte van Nederlandse institutionele beleggers in relatie tot niet-beursgenoteerde vastgoedbeleggingen alsmede de grondoorzaken van de gebrekkige liquiditeit van deze aandelen. De resultaten van het onderzoek wijzen in de eerste plaats uit dat het niet-beursgenoteerde semi-open end vastgoedfonds met onbepaalde looptijd in feite goed aansluit op de liquiditeitsbe_hoefte van Nederlandse institutionele beleggers, die zich in deze op strategische niveau bevindt. Daarnaast echter, wijzen de resultaten op een aantal aspecten dat sterk verband houdt met liquiditeit en in huidige toestand ten grondslag lijkt te liggen aan de gebrekkige liquiditeit van de aandelen. Deze aspecten bevinden zich voornamelijk op fondsniveau (fondsspecifie ke eigenschappen) en op marktniveau. Centrale thema's hierbij zijn transparantie, vertrouwen, communicatie en informatie en omvang. Daarnaast spelen uiteenlopende verwachtingen ten aanzien van de mate waarin liquiditeit mogelijk is en moet zijn ook een veroorzakende rol bij de problematiek. Met name op dit front speelt direct vastgoed een duidelijke rol. Het management van een vastgoedfonds zal dus over de liquiditeit naar haar aandeelhouders helder en transparant moeten communiceren. De complexe factor hierbij is dat het aandeelhoudersbestand geen homogene groep is en dat de liquiditeitsbehoefte van tijd tot tijd versterkt kan worden door marktomstandigheden op de kapitaalmarkt en vastgoedmarkt. Daarbij komt als complicerende factor dat het begrip liquiditeit, zowel in de theorie als in de praktijk, een weinig toegankelijk begrip is. Met name het bepalen hoe liquide iets is, is las tig, zeker gezien het feit dat het de praktijk aan een bruikbaar referentiekader ontbreekt. Het bieden van geen liquiditeit is het meest duidelijk, maar niet gewenst.
De aanbevelingen voor de markt zijn niet alleen gericht op het nader onderzoek doen naar het fenomeen liquiditeit. Met name in de standaardisatie van begrippen, toe- en uittredingsvoorwaarden en verslaglegging en het vergoten van transparantie liggen verbeterpunten. Belegger en fondsaanbieder moeten goed kunnen communiceren over de belegging en liquiditeit is daar een onderdeel van. Wanneer er bovendien op gelijke golflengte gecommuniceerd wordt, zullen verwachtingen ook meer op één lijn liggen, wat het vertrouwen zal doen groeien en waardoor liquiditeit minder snel voor problemen zal gaan zorgen.
55
S.A.C. van Swaaij
De invloed van grootschalige detailhandel op het winkelgedrag van consumenten Afstudeerrichting Vastgoedbeheer Afstudeercommissie Ir. ing. l.I. Janssen Ir. A.W.). Borgers Drs. ).).A.M. Smeets Ir. M.H. van Kamp
..... ro
Samenvatting Door de grote toename van de planvoorraad van grootschalige detailhandelslocaties is het voor een belegger relevant om meer te weten te komen over de invloed van deze locaties op het bestaande winkelapparaat Om hier antwoord op te kunnen geven is het conjunct keuze-experiment gebruikt. Uit de onderzoeksresultaten is naar voren gekomen dat deze locaties wel degelijk invloed hebben op het bestaande winkelapparaat De mate van invloed is hierbij afhankelijk van de specifieke kenmerken . Trefwoorden Grootschalige detailhandel Belegger Conjunct keuze-experiment Winkelgedrag Consumenten
De invloed van grootschalige detailhandel op het winkelgedrag van consumenten Door de versoepeling van de overheidsregulering met betrekking tot grootschalige winkelconcentraties zijn deze in aantal de laatste tijd in grote mate toegenomen. Door deze toename van grootschalige detailhandelslocaties verwacht men ook grote veranderingen in het winkelgedrag van consumenten. Dit zou vervolgens weer kunnen leiden tot faillissementen en dus ook tot leegstand in de winkelportefeuille van de institutionele belegger. De doelstelling van het onderzoek is daarom als volgt geformuleerd: "Het onderzoeken van de invloed van nieuwe grootschalige detailhandel op het winkelgedrag van consumenten."
Dit onderzoek richt zich op grootschalige detailhandelslocaties, die perifeer gevestigd zijn (PGD-Iocaties). Daarbij is het onderzoek toegespitst op niet-dagelijkse voorzieningen met uitzondering van de mode branche, aangezien de overheid de tou w~es op dit gebied (nog) vrij strak houdt. Om een uits praak te kunnen doen over de invloed van PGDlocaties op het winkelgedrag van consumenten is er allereerst aan de .hand van een literatuuronderzoek een analyse gemaakt over de PGD-Iocaties en de invloed van deze locaties op het bestaande winkelapparaat In aanvulling hierop is een veldonderzoek gehouden. In het veldonderzoek is gebruik gemaakt van een conjunct keuze-experiment, welke in het bijzonder geschikt is voor het meten van preferenties van nog niet bestaande alternatieven, zoals in dit onderzoek. Om het veldonderzoek te kunnen uitvoeren zijn eerst vanuit de literatuur de kenmerken geanalyseerd, die invloed hebben op het winkelgedrag van consumenten (de afstand , prijs-/ kwaliteitsverhouding, aanwezigheid van branchegroepen, aanwezigheid van vermaak e n de presentatie). Vervolgens zijn de kenmerken voorgelegd aan professionals, om te bepalen welke ke nmerken in het conjunct keuze-experiment meegenomen konden worden.
57 Aan de hand van de onderzoeksresultaten is het mogelijk om de kans te bepalen dat een consument een nieuwe PGD-locatie bezoekt. Daarbij is het ook mogelijk om aan de hand van deze resultaten de veranderingen in het winkelgedrag van consumenten m.b.t. de bestaande winkelgebieden te bepalen. Uit dit onderzoek komt naar voren dat het voor een institutionele belegger interessant is om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen van PGD-Iocaties. Dit omdat deze nieuwe locaties een grote invloed kunnen hebben op het bestaande winkelappa· raat. De mate van invloed is hierbij afhankelijk van de specifieke kenmerken van deze locaties. Deze kenmerken zijn vervolgens in te vullen in een speciaal voor dit onderzoek gegeneerd model. De te verwachte invloed (m.b.t. het aantal bezoekers) van een PGD-Iocatie op het winkelgedrag van consumenten kan oplopen tot een vermindering van zo'n 25 tot 30% van het aantal bezoeke rs. Deze invloed is hierbij met name afhankelijk van de ke nmerken afstand, aanwezigheid branches en prijs-fkwaliteitsverhouding op de PGD-Iocatie. Hierbij moet gedacht worden aan een PGD-Iocatie met de volgende niveaus van de kenmerken: "gemiddelde kwaliteit en een relatief lage prijs" en de aanwezigheid van de branchegroe pen "elektronica", "speelgoed", "sport/kamperen", "in-en-om het huis" e n "doe-het-zelf". Bij de concurrentie van een "middelmatige" PGD-Iocatie op het winkelgedrag van consumenten moet gedacht worden aan bijvoorbeeld een afname van circa xo% van het aantal bezoekers. Hierbij heeft de nieuwe PGD-Iocatie de volgende kenmerkniveaus: "Gemiddelde prijs-/ kwaliteitsverhouding" en de aanwezigheid van de branchegroepen "in-en-om het huis" en "doehet-zelf". Dit onde rzoek dient gezie n te worden als een "aanzet" om grip te krijgen op het over het algemeen nog onbeke nde terrein van de invloed van perifere grootschalige detailhandel op het winkelgedrag van consumenten.
Ing. R.F.A. Tolle
Geïntegreerd ontwerp van een klimaatsysteem in het Floor/Deck system. Een analyse naar de Integrale toepassing van actieve systemen voor klimatisering in de utiliteitsbouw met het Floor/Deck system. Afstudeerrichting Installatietechnologie Afstudeercommissie Prof. ir. P.G.S. Rutten Prof. ir. N.A. Hendriks Ir. A.W.M. van Schijndel Datum afstuderen 28 september 2004
rr 0
c
:E
"A
c
:::J
0..
ro
s8
Samenvatting Het FloorfDeck system is een stalen vloersysteem dat geschikt is voor de integrale inbouw van installatiecomponenten. Ten behoeve van het vergroten van het toepassingsbereik in de utiliteitsbouw, is de doelsteUing van de afstudeeropdracht om een vorm van klimatisering integraal in het FloorfDeck system op te nemen. Aan de hand van een ontwerpmethode, een simulatiemodel en praktijkmetingen is gebleken dat het FloorfDeck system (onder bepaalde omstandigheden en enkele aanpassingen) zeer geschikt is voor de integrale inbouw van een watervoerend koelplafondsysteem. Trefwoorden Vloersysteem Klimallsering Integraal Simulatiemodel Koel plafond.
Flguur 1 Opbouw F/D systeem Inleiding De hoofdfunctie van een verdiepingsvloersysteem is een dragende functie. De laatste decennia zijn er een aantal vloersystemen ontwikkeld waarbij meerdere functies integraal zijn ondergebracht. Een vloersysteem beeft naast de dragende functie ook andere functies, zoals een scheidende functie (geluidswering, brandwering), een inbouw- en opbergfunctie, een esthetische functie en een klimatiserende functie.
ZNS van Dam heeft in samenwerking met architectenkantoor CePeZed een stalen vloersysteem ontwikkeld, het FloorfDeck system. Het vloersysteem is geschikt voor de integrale inbouw van installatiecomponen ten (kanalen, leidingwerk, vloerroos ters etc.). Voor de klimatisering van een ruimte of vertrek kan gebruik worden gemaakt van he t plenum (de holle ruimte in het vloersysteem) en de vloerroosters. De verwarmde of gekoelde lucht wordt via het plenum vanuit de vloerroosters aan de ruimte of het vertrek toegevoerd. Probleemstelling Lucht als energiedrager voor de verwarming of koeling van een ruimte of vertrek heeft nadelen. Aangezien koudebehoefte maatgevend is in de utiliteitsbouw, zijn er grote luchthoeveelheden nodig. Een hoog ventilatievoud resulteert in een onbehaaglijk ruimteklimaat als gevolg van tochtverschijnselen, geluidshinder door stromingsverschijnselen en e nergieonvriendelijke luchtbehandelingsystemen. Doelstelling Een FloorfDeck system waarbij voor de klimatisering lucht als energiedrager wordttoegepast heeft om bovengenoemde reden een beperkt toepassingsbereik in de utiliteitsbouw. De doelstelling va n deze opdrachtluidt als volgt:
Maak een ontwerp van een (watervoe rend) klimaatsysteem dat integraal in het FloorfDeck system is opgenomen.
111
iil' c
0..
.. til til
f:T
c
::I
0..
!!.. Ql' c
n
tii ~
Figuur
2
Een koelplafondsysteem In een stalen cassette van het F/0 systeem
Aanpak
De ontwerpcriteria die de randvoorwaarden vormen voor het ontwerp van het klimaatsysteem worden op verschillende gebouwniveaus bepaald. De keuze voor het integrale ontwerp van het type klimaatsysteem wordt onderbouwd. Van dit type systeem is een simulatiemodel gemaakt. Aan de hand van een meting met behulp van een klimaatbox worden de warmteoverdragende eigenschappen van het systeem bepaald. De gevonden parameters uit de metingen dienen als invoervariabelen voor het simulatiemodeL Het model is daarna gevalideerd en aangepast aan de hand van de meetgegevens. Het gevalideerde model wordt gekoppeld aan Building V6, een gebouwmodel voor installatiecomponenten in Simulink. Uitgaande van een referentie(kantoor)vertrek wordt onder verschillende omstandigheden de simulatie over een bepaalde periode uitgevoerd. Daarbij wor· den de energiestromen, en het behaaglijkheidsniveau berekend. De resultaten zijn in tabelvorm ondergebracht, en de bevindingen naar aanleiding van de simulatie zijn in het kort besproken. Daarnaast zijn er nog een aantal ontwerpmogelijkheden toege· licht die betrekking hebben op het distributiesysteem van de energiedrager, en er zij n nog enkele mogelijkheden geanalyseerd om het vloersysteem volgens het I FD- (Industrieel Flexibel en Demontabel) concept uit te voeren. Conclusies/aanbevelingen
Een integraal koelplafondsysteem met water als energiedrager in he t FloorfD eck system, is op het gebied van comfort en uit esthetisch en energetisch oogpunt een ideale oplossing. De stalen vloercassettes van het FloorfDeck system zijn uitste· kend geschikt als warmteoverdragende panelen. Uit de metingen blijkt dat de warmteoverdracht van het water naar het cassetteoppervlak (inwendige warmtedoorgang) wellicht verbeterd kan worden. Een betere verlijming van de profielen op de cassettes is daarbij een belangri jk punt van aandacht. Ook het doorhangen van de cassettes bij grote overspanningen, moe t voorkomen worden.
59 Daarnaast luidt het advies om de opstaande randen van de cassettes moeten isoleren. De verwachting is dat door bovengenoemde maatregelen de koelcapaciteit hoger kan worden. Uit de simulatie op vertrekniveau blijkt dat bij de toepassing van een koelplafondsysteem in het FloorjDeck system temperatuuroverschrijdingen voorkomen. Een combinatie van een koelplafondsysteem in het FloorfDeck system met een klimaatgevel is een oplossing om temperatuuroverschrijdingen te beperken. Het horizontale distributiesysteem voor water kan ter hoogte van de ASB-ligger worden geplaatst. Het koelplafondsysteem in de stalen cassettes, kunnen met behulp van flexibele slangen en koppelingen of insteekfittingen aan het distributiesysteem wor· den gekoppeld. In verband met de veranderbaarbeid van het FloorfDeck system verdient het de aanbeveling om de vloer als "droog vloersysteem" uit te voeren (door bijvoorbeeld anhydriet tegels als toplaag toe te passen).
Ing.
J. van der Veer
Herbestemming voormalig kloostercomplex Overbun de Afstudeerrichting Bouwtechnisch Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. ir. J. M. Post A.J.M. Walraven, arch. AvB J.A.C. Hofman, arch. AvB Dr. ir. H.L. Schellen Datum afstuderen 26 oktober 2004
Afbeelding 1 Bovenaanzicht
Samenvatting Het voormalige kloostercomplex is voor verder verval heirwed door een herbestemming tot luxe conferentieoord. Het monument is geconserveerd, d.w.z. dat de monumentale delen naar de oorspronkelijke staat en uitstraling teruggebracht zijn. De bijbehorende toevoegingen zijn letterlijk ingepast in de omgeving van het kloostercomplex. Op deze manier zijn oud en nieuw als zodanig herkenbaar, maar blijven de monumentale delen in totaalcompositie de belangrijkste gebouwen. Trefwoorden Conservering Ontwerpproblematiek in relatie met monumenten Grootschalig
6o Het voormalig klooster Overbunde met pensionaat werd in 1875 gesticht op het landgoed "Overbunde," gelegen op de flanken van de "kloosterberg" in Bunde, nabij Maastricht. De inwijding van de kapel vond plaats op 7 april van 1876. Sinds 1920 fungeerde het klooster tevens als koloniehuis (e rkend in 1932), sinds 1923 als herstellingsoord voor vrouwen en kinderen van mijnwerkers en tot 1986 als LOM-school. Sinds 1986 staat het gehele kloostercomplex leeg en is het aangekocht door projectontwikkelaar Grauwels· Daelmans Beleggingen te Maastricht. Door de lange leegstand is het complex in een steeds verder stadium van verval geraakt. Om verder verval tegen te gaan is in 1994 de Stichting Behoud Overbunde opgericht. Mede onder druk van deze stichting is de gemeente Meerssen in 1996 begonnen met een onderzoek naar een mogelijke restauratie en he rbestemming van het complex. Daarnaast zijn de oorspronkelijke delen, het U-vormige hoofdgebouw en de kapel, door de Rijksdienst voor Monumentenzorg erkend als rijksmonument en dienen behouden te worden. Het toe te passen herbeslemmings-principe is hieruit voortgekomen; het monument is als het ware geconserveerd. Dit betekent dat het geheel terug is gebracht naar de oorspronkelijke staat en uitstrali ng. Dit herbeslemmings-principe heeft ook invloed gehad op de wijze hoe de diverse toevoegingen rond de monumentale delen vormgegeven zijn. Het monument dient ten alle tijde centraal te blijven staan; toevoegingen dienen in hoofdmassa los van het monument te blijven en mogen niet te nadrukkelijk aanwezig zijn. Uit het historisch vooronderzoek en een grond ige analyse van de omgeving is naar voren gekomen welke functies geschikt waren voor het complex. Functies die passen in de rustgevende en parkachtige omgeving genoten de voorkeur. Mede vanwege persoonlijke voorkeuren is het kloostercomplex herbes temd tot een luxe conferentiecentrum waarin werken een belangrijke rol
Afbeelding 2 Hotelkamers
Afbeelding 3 Toevoeging zwembad 111
-ur c
Q.
ID ID
...
CT
c
:I
Q.
!2. Ol'
(")
c .... .... (l)
0'"
0
c ::E c
7' :::J Q_ (l)
Afbeelding 4 Totaalview
speelt, maar waar ontspanning in de prachtige omgeving ook hoog in het vaandel staat. De uiteindelijke opzet en structuur van het nieuwe complex is ontstaan naar aanleiding van onderstaande punten: Het functionele concept Dit is het belangrijkste bij de totstandkoming van een ontwerp. Dergelijke centra zijn vrijwel altijd opgebouwd volgens het principe van centrale ontsluiting; alle functies dienen ontsloten te worden vanuit één centraal punt, in deze situatie meestal een entree met lobby; Karakter van de omgeving De uiteindelijke plaatsing van de diverse functies is ook voortgekomen door een reactie op het karakter van de omge ving. Aan de linker en open zijde van het complex ligt het stedelijke van de gemeente Bunde en daarachter Maastricht; dit refereert naar het werken. Aan de rechterzijde is het Bunderbos gelegen. Dit recreatiegebied refereert naar toekomstige ontspanningsfuncties en heeft een meer gesloten/privé karakter. Door het verplaatsen van de hoofdingang van het nieuwe complex naar de naastgelegen kapel zijn bovenstaande punten geprojecteerd op het complex. Vooral door de letterlijke projectie van het fun ctionele schema is een hele heldere structuur in de plattegrond gecreëerd. De kapel is nu niet alleen qua compositie het belangrijkste gebouw van het complex, maar vormt de centrale spil, van waaruit alle verschillende functies ontsloten zijn. Het werken als hoofdfunctie is ondergebracht in het hoofdgebouw links van de kapel, als referentie naar het stedelijke en werken van Maastricht. De hotelkamers, als ultieme ontspanning en privé ruimten zijn als toevoeging rechts van de kapel ondergebracht, dit als referentie naar het teruggetrokken en ontspannen karakter van het Bunderbos.
6r
Achter het hoofdgebouw, links van de kapel is een zwembad gesitueerd, weliswaar een ontspanningsfunctie, maar toch openbaar en ook toegankelijk voor gasten die niet blijven overnachten. Om ook in vormgeving van de toevoegingen op de situatie te reageren zijn deze letterlijk .ingepas t in de omgeving; de vorm is ontstaan door de sterk aanwezige terreinstructuur rondom het kloostercomplex. Daarnaast zijn beide ontspanningsfuncties georiënteerd op het prachtige uitzicht over het MaasdaL Door deze toevoegingen in de grond te plaatsen blijft het oorspronkelijke beeld op de monument delen behouden en blijven deze in compositie de belangrijkste gebouwen van het nieuwe complex.
M. Verhoeven
De invloed van gebeurtenissen op vervoermiddelkeuzegedrag Afstudeerrichting Stedebouw Afstudeercommissie Prof. dr. H.J.P. Timmermans Dr. T.A. Arentze Ir. A.W.J. Borgers Drs. ing. P.J.H.J . van der Waerden Datum afstuderen 26 oktober 2004 111
iir
c
CL tD
tD -.
C"
c
::s
CL
!!.
Samenvatting Onderzoek naar de invloed van zeven structurele gebeurtenissen op het vervoermiddelkeuzegedrag van individuen. Aan de hand van het ontwikkelde conceptueel model kunnen effecten van toekomstige beleidsmaatregelen ingeschat worden. Het model is getoetst aan de hand van empirische gegevens, die verzameld zijn met behulp van een digitale enquête.
Qj' n
c
~· 0' 0
c
::E
7'
c
::J
0..
Trefwoorden Structurele gebeurtenissen Individueel vervoermiddelkeuzegedrag Bayesian Belief Netwerk Digitale enquete Staled choice experiment
62
Doelstelling: inzicht verschaffen in het vervoermiddelkeuzeproces en de invloed van gebeurtenissen op dit proces. Er wordt een conceptueel model voor vervoermiddelkeuzegedrag ontwikkeld om zo bij bepaalde toekomstige ontwikkelingen of maatregelen het effect van de maatregel op het vervoermiddelkeuzegedrag te kunnen inschatten. Probleemstelll ng: wanneer vinden gebeurtenissen (oftewel critica! incidents & key events) plaats en welke invloed hebben deze gebeurtenissen op het vervoermiddelkeuzeproces? Artikel: Iedereen houdt zich bezig· met verkeer en vervoer, zowel burgers als beleidsmakers. Burgers willen zich graag verplaatsen om aan allerlei activiteiten deel te nemen die op verschillende locaties plaatsvinden. Beleidsmakers willen graag plannen ontwikkelen om bijvoorbeeld de vervoermiddelkeuze van de burgers te heinvloeden. Voor een verplaatsing maken individuen gebruik van een vervoermiddel; lopen, fiets, auto of openbaar vervoer. De keuze voor een vervoermiddel wordt bepaald door de keuze· set, dit worden ook wel de mogelijke of beschikbare alternatie· ven genoemd. Deze keuzeset kan per situatie en per persoon verschillen. Het verschil kan worden veroorzaakt door beschikbaarheid van het vervoermiddel en de bereikbaarheid van het doel. De maatschappij wordt sleed mobieler, naast grote voordelen heeft deze toename in mobiliteit ook nadelen, zoals files en vervuiling. De Nederlandse Overheid heeft allerlei maatregelen, zoals rekening rijden en filestroken, genomen om deze nadelige gevolgen tegen te gaan. Deze maatregelen zijn voornamelijk gericht op het terugdringen van het autogebruik en het stimuleren van andere verveerswijzen zoals het openbaar vervoer en de fiets. Er wordt vanuit gegaan dat genoemde maatregelen een bepaalde verande ring teweegbrengen in de vervoermiddelkeuze van individuen.
Afbeelding 1
In het verleden zijn er diverse onderzoeken uitgevoerd naar vervoermiddelkeuze. Vroeger ging men ervan uit dat er alleen een keuze werd gemaakt op basis van kosten en tijd. Tegenwoordig worden allerlei zaken zoals de invloed van comfort, gedrag, attitude en leefstijlen bij betrokken. De catastrofetheorie is een eerste aanzet geweest in de veronderstelling dat zeer sterke en zeer direct waarneembare veranderingen, catastrofes, een verandering teweeg brengen in vervoermiddelkeuze. Verschillende onderzoeken aan de TUfe zijn aanleiding geweest voor dit onderzoek. Dit onderzoek richt zich op de invloed van gebeurtenissen op het vervoermiddelkeuzegedrag. Gebeurtenissen worden ook wel critica! incidents (Cl) en key events (KE) genoemd. Een Cl is een ongeplande gebeurtenis die men zomaar overkomt, zoals een ongeluk of een ramp, een KE is een geplande gebeurtenis, zoals een verhuizing of de aanschaf van een auto. Voor dit onderzoek is een selectie gemaakt van gebeurtenissen. Er is gekozen voor structurele gebeurtenissen, dat zijn gebeurtenissen die de meeste mensen meemaken in hun leven. De volgende zeven gebeurtenissen zijn onderzocht: verandering van woonadres, verandering van huishoudsamenstelling, ve.randering van werklocatie, verandering van studielocatie, verandering van autobeschikbaarheid, verandering van OV kaart bezit en verandering van huishoudinkomen. Door middel van dit onderzoek wordt er inzicht verschaft in het vervoermiddelkeuzeproces en met name de invloed van gebeurtenissen op dit proces. Er is een conceptueel model voor vervoermiddelkeuzegedrag ontwikkeld. De theorie van Bayesian Belief Network heeft geholpen bij de structurering en totstandkoming van het modeL Dit onderzoek levert door deze aanpak een bijdrage aan en inzicht in de vervoermiddelkeuze. Nieuwe kennis en inzichten opgedaan via dit onderzoek kunnen bijdragen aan het formuleren van nieuwe beleidsmaatregelen en het inschatten van effecten van die maatregelen op het keuzegedrag. Het ontwikkelde conceptueel model bestaat uit vier groepen; vervoermiddelbezit kenmerken, tourkenmerken, context-
kenmerken en verplaatsingskenmerken en waardeoordelen. Het conceptueel model is in het softwareprogramma Netica ingevoerd, in dit geval is er dan sprake van een decision network. Centraal in het decision network staat uiteraard de vervoermiddelkeuze. Voor het onderzoek zijn gegevens verzameld met behulp van een digitale enquête. De digitale enquête bestaat uit zes onderdelen; persoonskenmerken vervoermiddelbezit kenmerken, gebeurtenissen, huidig gebruik van vervoermiddelen, CPT's en het SP onderdeeL Op basis van deze gegevens kunnen er uitspraken gedaan worden over gebeurtenissen en de invloed van deze gebeurtenissen op de vervoermiddelkeuze. Er zijn 2400 mensen benaderd via de e-mail voor deelname aan het onderzoek. Uiteindelijk hebben 710 respondenten de digitale enquête volledig ingevuld. Op basis van deze gegevens zijn de analyses uitgevoerd. Voor dit onderzoek is er geanalyseerd hoe veel resundenten een bepaalde gebeurtenis meegemaakt hebben, hoe vaak ze deze gebeurtenis meegemaakt hebben en hoe lang geleden dat is gebeurd. Tevens is er onderzocht welke invloed gebeurtenissen hebben op vervoermiddelkeu ze. Het decision network is ingevuld op basis van de verzamelde gegevens. De laatste twee onderdelen van de enquête, CPT's en SP onderdeel, zijn hie r onder andere voor gebruikt. Het decison network is nog niet helemaal betrouwbaar. Vervolgonderzoek kan een bijdrage aan het invullen van het onderdeel tourkenmerken op basis van de verzamelde gegevens. Op basis van de frequentie en regressie analyses is te concluderen dat de meeste respondenten wel een bepaalde strucuturele gebeurtenis hebben meegemaakt in het leven. Het aantal keer dat iemand een bepaalde gebeurtenis heeft meegemaakt en het aantal jaar geleden dat dit heeft plaatsgevonden hangen van een aantal persoonskenmerken en andere gebeurtenissen af.
Ing. R.J.F. Vermeulen, Ing. G.J.P. van der Pas Ing. T. Timmermans
'Complexe vormen' Afstudeerrichting
Bouwtechnisch Ontwerpen Afstudeercommissie
Prof. ir. J.M. Post Prof. ir. F. van Herwijnen Ir. A.D.C. Pronk Arch. a.v.b. A.J.M. Walraven Datum afstuderen 26
oktober 2004
Samenvatting Al
ur c
Q.
tD tD 1:1'"
... c
:::1 Q.
!!.. ä1' (')
c
~· 0' 0
Met de komst van de computer en de Computer Aided Design (CAD), het construeren met behulp van de computer, zijn de dubbelgekromde ontwerpen weer in opmars geraakt. Niet alleen op het vlak van visualisatie maar ook op het vlak van Computer Aided Manufactoring (CAM). De met de computer vervaardigde driedimensionale voorstelling maakt de realiseerbaarheid van sommige ideeën pas geloofwaardig. Hoewel de vormen in de computer vloeiend gegenereerd kunnen worden, blijkt dit in de praktijk nog een groot struikelblok te zijn. Om deze vormen toegankelijker te maken in de bouwkunst zal er eerst het één en ander geoptimaliseerd moeten worden, zowel op technisch niveau als op procesniveau.
7'
Trefwoorden
:::1
'Blob' Dubbel gekromd Pneu Complexe vorm Schaalconstructie
c
a. (1)
t
1 1
u,...c..
tH.. Ui.
'"'-tta
I '~.....::( I .., ..... 1 u~ l 41la•
' "~
•
~·
t JJ~ l
U~
...
J ~n 1
:il-ttto
: .. '--en.
........." 1.
U ... loi
,. 4't:--f
......... ,,..." '
·~·-•.a ' ... ~~« I :1 ~tel
i.
1
c
::E
Afbeelding 1 Schets blob
f
r
..""-Od u._.es •
~u
.tien. OS
u .....~~
.. . t
: • ~qs
I .,.,...., I 1
n.r.-an
I
ll ~.....
)
Afbeelding 4 Forum
Inleiding
Sinds het einde van de vorige eeuw zien we dat de rechte hoek steeds vaker plaats maakt voor wiskundig onbepaalde vormen, ook wel 'blob' genaamd. Dat de vormgeving niet nieuw is blijkt uit ontwerpen en ontwerpschetsen van beroemde architecten en constructeurs uit het verleden. Enkele ontwerpers die zich met dit soort vormen bezig hielden, waren Antoni Gaudi, Frei Otto en Heinz Jsler. Dat de concrete uitvoering van deze ideeën destijds dikwijls problematisch was, neemt niet weg dat zij nog steeds een inspiratiebron vormen voor de huidige architectuur. Met de komst van de computer en de Computer Aided Design (CAD), het construeren met behulp van de computer, is dit weer in opmars geraakt. Niet alleen op het vlak van visualisatie maar ook op het vlak van Computer Aided Manufactoring (CAM). De met de computer vervaardigde driedimensionale voorstelling maakt de realiseerbaarheid van sommige ideeën pas geloofWaardig. Vertaling
Hoewel de vormen in de computer vloeiend gegenereerd kunnen worden, blijkt dit in de praktijk nog een groot struikelblok te zijn. Om deze vormen toegankelijker te maken in de bouwkunst zal er eerst het één en ander geoptimaliseerd moeten worden, zowel op technisch niveau als op procesniveau. Ontwerpprocessen die lang duren als gevolg van communicatieproblemen en foutieve informatie-uitwisseling, risico voor aannemers als gevolg van fouten tijdens de bouw of het inefficiënte materiaalgebruik zijn enkele voorbeelden van deze 'probleemarchitectuur'. De genoemde voorbeelden duiden op een gebrek aan integratie tussen de verschillende disciplines. Dit zijn enkele redenen waarin wij aanleiding hebben gezien dit complete proces eens nader te onderzoeken en zelf op een multidisciplinaire wijze aan het werk te gaan tijde ns ons afstuderen. Zowel naar het ontwerp als naar de engineering is tijdens het afstudere n onde rzoek gedaan.
Afbeelding 2 40000+
Afbeelding 3 Exterieur
Afbeelding 5 Gelaagdheld
Afbeelding 6 Muziekzaal
Architectuur Met betrekking tot deze vormgeving hebben architecten ve rschillende conceptideeën aan hun ontwerp ten grondslag liggen. Interessant hieraan is de vertaling van de conceptvorm naar het uiteindelijk gerealiseerde gebouw. Om de conceptvorm te realiseren wordt al de nodige techniek te voorschijn gehaald om deze vorm te realiseren. Hierdoor ontstaan vaak ambachtelijke oplossingen of worden er constructieve 'stunts' uitgehaald. Hier tegenover staan de architecten die niet uitgaan van een bepaalde conceptvorm, maar eerder vanuit de techniek. Op deze wijze wordt de techniek optimaal in een vorm benut, maar is de architect echter beperkt tot datgene wat de techniek toelaat. In de 'blob'-architectuur komt dit spanningsveld duidelijk naar voren.
een gefaceteerd oppervlak ontstaat. De tweede maakt gebruik van ontvouwbare en niet-ontvouwbare regelvlakken. Dit zijn twee veel toegepaste methoden bij het realiseren 'blobs'. Nadeel van de methode is de ontkoppeling van constructie en gevelafwerking. Door de ontkoppeling wordt het dubbel krommen verlegd naar de gevelafwerking en de bevestiging ervan. Dit leidt vaak tot het plaatselijk 'uitvullen' van de tussenruimte. Dit strookt niet meer met de keus voor standaardisatie van constructie-elementen. Vormactieve systemen, zoals pneus, en vlakactieve systemen kunnen zowel enkel als dubbelgekromd worden uitgevoerd. Door deze twee te combineren wordt een systeem verkregen waarbij het vormactieve oppervlak verstijfd wordt. Het verstijfde oppervlak dient daarbij als constructie van het geheel. De constructie volgt daarin de lijn van de gevel. De constructie en de gevelafwerking worden hierdoor met elkaar geïntegreerd. Hierdoor hoeft de tussenruimte niet uitgevu ld te worden, waardoor een eenduidig systeem gehanteerd wordt. Ook is het op detailniveau beduidend eenvoudiger.
Bij het afstudeeronderzoek is uitgegaan van een dubbel gekromd gevelvlak die de scheiding vormt tussen binnen en buiten. Met dit startpunt is het technische principe onderzocht en is een ontwerp gemaakt. De architect moet zich in de ontwerpfase niet laten beperken door de technische mogelijkheden maar hij moet komen tot nieuwe ideeën. Voor technici geldt dat zij verder moeten innoveren om de grenzen van de mogelijkheden te verleggen. Iedere ontwerpbeslissing is daardoor een technische beslissing en vice versa. Gedurende h et ontwerpproces heeft de architect omtrent zijn conceptvorm 'feedback' gekregen van de technici, en zijn de technici geprikkeld het constructief principe een nieuwe ontwikkeling te laten doormaken. Op deze manier is een synergie bereikt tussen architectuur en techniek. Techniek De mees t toegepaste constructiesystemen in de bouw zijn de vectoractieve en de massa-actieve sys tem en. Zij worden vaak gebruikt voor orthogonale gebouwvormen. Recente voorbeelden als het NH Paviljoen van Kas Oosterhuis (zooz) en het Guggenheim Museum in Bilbao van Frank 0. Gehry (1997), laten zien dat zij ook gebruikt kunnen worden voor 'blobs'. Eerst genoemde maakt gebruik van een driehoekig raster zodat
Informatie-uitwisseling Belangri jk in ' blob'-architectuur is de informatie uitwisseling. Middels het 3D-tekenprogramma 'Rhinoceros' is het ontwerp gevisualiseerd en geconverteerd n aar het rekenprogramma 'MARC & Mentaf (FEM). Middels 'MARC' is inzicht verkregen in de constructieve werking van deze schalen. Bekeken zijn de verplaatsingen en de spanningen die zouden optreden. De uitkomsten zijn teruggekoppeld naar de architect en de vormen zijn zonodig aangepast binnen het concept. Resultaat Geprobeerd is om n iet in standaard oplossingen te denken maar te komen tot een grensverlegging, zowel binnen de vormentaal als binnen de techniek. Het resultaat van het afstuderen is een geïntegreerd proces van architectuur, constructie en bouwtechniek dat vastgelegd is in een scriptie, technische tekeningen, een 3D model en in een maquette 1:100.
S. Vorage
Human motion in and round the building. Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. dr. ir. G.A.C. van Zeijl Dr. ir. H.H. Achten Ir. M.H.P.M. Willems Datum afsturen september 2004
28
Afbeelding 1
66
Afbeelding 2
De continuïteit van de beweging van de bewoner wil ik verwezenlijken in een appartementencomplex. Een appartementencomplex heeft namelijk de meest ééntanigste ontsluiting die een gebouw maar kan hebben. De beweging van de bewoner heb ik gerealiseerd door hellingbanen rond, door en langs het complex te situeren. De bewoner wordt als het ware geleid naar zijn voordeur. De hellingbanen zijn afgestemd op een visuele voorstelling van de stedenbouw van de locatie. De hellingbanen zijn geometrisch gesitueerd op visuele punten die de locatie aantrekkelijk maken. Als locatie heb ik gekozen de Parkhaven te Utrecht. Een voorbeeld van een visueel punt is een uitzicht op het Merwedekanaal of de oude haven. De locatie heb ik onderverdeeld in drie gebieden die bebouwd kunnen worden. De hellingbanen doorkruisen die drie gebieden. Ze geven in principe aan deze gebieden driedimensionaliteit Zo is eigenlijk de excentrieke vorm ontstaan van de drie appartementencomplexen.
111
-ur c
Q..
.. tD tD
er c ::s Q..
!!. öl'
n
c
~· 0" 0
c
::E
7'
c
:::l
a_
rtl
Afbeelding 3
Afbeelding 4
Afbeelding 5
Afbeelding 6
E.H.B.J.M. de Wit
ReSYMBIOSE Masterplan Stadsblokken, Arnhem Afstudeerrichting Stedebouw Afstudeercommissie Dr. ir. C.H. Doevendans Ir. J.A. Lörzing Ing. J.P.F.A. Snijders Datum afstuderen 28 september 2004 Afbeelding 1 Masterplan ReSYMBIOSE Ql
-ur c
c. t1)
.. t1)
C"
c
= c. ~
öJ'
n
c
~· 0"
0
Samenvatting Het kernprobleem van Stadsblokken is de ligging tussen twee moeilijk te verenigen invloedssferen: die van de rivier en de stad. Claims om Stadsblokken te bestemmen voor (woon)bebouwing zijn moeilijk in overeenstemming te brengen met de waterbergingsfunctie van het gebied. Het Masterplan ReSYMBIOSE Stadsblokken is een antwoord op dit kernprobleem; in het Masterplan verdringen de ruimteclaims elkaar niet, maar versterken ze elkaar tot een nieuwe ruimtelijke kwaliteit. Het Masterplan is een voorbeeld van seizoensgebonden stedebouw: bij verandering van het waterniveau verandert continu het beeld van Stadsblokken.
c
~
7<""
c
::l
c_
11)
Trefwoorden Stedebo·uwkundig ontwerp Water(problematiek) Symbiose Dynamiek f flexibiliteit Culturele campus
Zichtlijneo naar londmorl<s et1 omgevt~kenmerlten
+ Huidige waterstructuur
+ WoteMij gebled hoogteverschillen
et1
+
Gmene Aivief en korokterlstleken uiterwoordenparl<
Structuur Stadsblokken
+ Huidige lnfrostructUtX
Afbeelding 4 Structurerende componenten stadsblokken
68 Probleemomschrijving De laatste jaren staan de kranten vol met berichten over wateroverlast, watertekorten en waterkwaliteit. De hoogwaterstanden in 1993 en 1995 2i jn nationale voorbeelden, maar andere landen hebben eveneens te kampen met de waterproblematiek. Mondiaal is de waterproblematiek een gevolg van zeespiegelstijging en klimaatveranderingen, resulterend in een toenemende regenval en dus toenemende ri'iierafvoeren. In Nederland is daarnaast sprake van een verdergaande bodemdaling: een combinatie van tektonische daling, delfstofwinning en oxidatie van veenbodems. De ruimteclaim die zodoende voor water ontstaat is niet de enige ruimteclaim in Nederland. Andere ruimtelijke en maatschappelijke opgaven vragen ook ruimte, waardoor er een conflict ontstaat tussen de diverse ruimtevragende aspecten. Dit laatste kan men zien als een interdisciplinair probleem met betrekking tot de disciplines water, natuur enerzijds en architectuur en stedebouw anderzijds. Een combinatie van deze disciplines zou een volgende stap kunnen zijn in relatie tot de toenemende waterproblematiek; op deze manier kan men de bedreiging van het water ombuigen naar een kans en kan het water meer en meer gezien gaan worden als een ontwerpvariabele. Waterproblematiek en waterkwaliteit De toenemende ruim teclaim van het water kan men beschouwenals een probleem, maar water kan anderzijds een bijdrage leveren aan de culturele, esthetische en ruimtelijk structurele betekenis van een gebied. De waterproblematiek en kwaliteit van het water is geanalyseerd aan de hand van een viertal aspecten: de periodisering, praktische oplossingen voor de waterproblematiek, cultuurhistorie en Genius Loci. In de loop der tijd zij n er steeds meer oplossingen gekomen om de drie aspecten van de waterproblematiek; overlast, droogte en onveiligheid, te beperken. Deze oplossingen kan men grofweg verdelen in drie groepen: voorzieningen ter bescherming of voorkoming van overlast en droogte, ruimte voor het water en
de derde groep oplossingen zijn de aanpassingen aan gebouwen (voornamelijk voor de factor veiligheid). Vooral de laatste jaren van de 2oe eeuw en in de 21e eeuw speelt de aandacht voor oplossingen een nog grotere rol. De oplossingen worden gezocht in een bredere context; niet meer alleen bij de bron (voorzieningen en ruimte voor water) maar ook nar oplossingen bij het object in de vorm van aanpass ingen aan gebouwen of nieuwe woonvormen. Een nieuwe oplossingsrichting dient gezocht te worden in een combinatie van zowel ruimte voor water als aangepaste woonvormen. Accenten die onderdeel uitmaken van deze oplossingsrichting zijn flexibiliteit, zichtbaa rheid van het water, meervoudig ruimtegebruik, cultuur, cultuurhistorie, natuur en de integratie van water, stedebouw en natuur. Belangrijk is dat de opgave strookt met de eigenheid van de plek; de Genius Loci, en de cultuurhistorie van het gebied. Door te kiezen voor een gebiedsgerichte benadering zal het plan niet op meerdere locaties te projecteren zijn en zodoende een hogere kwalitatieve waarde hebben. Studlegebied Stadsblokken Na een inventarisatie van steden in nabijheid van een rivier is gekozen om de combinatie van de disciplines water, natuur en stedebouw, een symbiose, te realiseren voor (de omgeving van) Stadsblokken in Arnhem. Stadsblokken kan men momenteel zien als een zogenaamde 'urban void'; een leegte in de stad. Het terrein ligt voor het grootste gedeelte braak en heeft de bestemmingen natuur, jachthaven en steenfabriek. Het kernprobleem van het gebied is de ligging tussen twee moeilijk te verenigen invloedssferen: die van de rivie r en de stad. Claims om Stadsblokken te bestemmen voor (woon) bebouwing zijn moeilijk in overeenstemming te brengen met de waterbergingsfunctie van het gebied. De ontwerpopgave is zodoende het ontwikkelen van een Masterplan waarbij de claims (natuur, bebouwing en water) elkaar niet verdringen maar eerder versterken tot een nieuwe ruimtelijke kwaliteit.
--=-- · . ......... .
----
Afbeelding 3 Concept Stadsblokken
Afbeelding 2 Schematische weergave methode
8.22m +NAP
Stedelijk Front
De Landtong
GrAsymptoot 12.74m +NAP
Afbeelding 5 Drie clusters op Stadsblokken
Afbeelding 6 Landtong bijlaag en hoog water
Het studiegebied heeft potenties om het imago van Arnhem als Culturele Rivierstad tot uiting te brengen, dankzij de ligging midden in de Rijn en mogelijkheden om qua programma aan te sluiten op deze identiteit. Het stadsdeel kan men zien als een gebied waar de nadruk ligt op cultuur, met woningen voor mensen uit de creatieve industrie of leefstijlen die zich aangetrokken voelen tot deze sfeer, en gebouwen voor verspreiding en uitwisseling, zoals een nieuwe schouwburg, expositieruimten, boetiekjes, galerijen en diverse bureaus. Stadsblokken wordt op deze manier een supplement voor Arnhem en krijgt de identiteit Culturele Campus.
water niet meer te bereiken zonder boot en de lager gelegen groenelementen in de GrA symptoot worden bij hevige regenval of hogere waterstand drassig. Niet alleen biedt het Masterplan bescherming en bergingsmogelijkheden voor het water tot en met de hoogste waterstand van de Rijn (12.74m +NAP) maar ook bij een waterstand van rsm (Nederlandse veiligheidsnorm). Zodoende kan men Stadsblokken zien als een instructiegebied dat een handleiding geeft hoe men een wisselende waterstand kan ervaren en hoe men met water kan omgaan als ontwerpvariabele.
ReSYMBIOSE Stadsblokken Het studiegebied is één van de drie eilanden van het basisconcept Het eiland ligt het meest oostelijk en dicht bij de binnenstad van Arnhem. De oude Stadsblokkenweg verdeelt het studiegebied in twee delen waarbij het noordelijk deel aansluiting zoekt op het s tedelijk gezicht van het rivierensys teem (stedelijk dichtheden, oriëntatie op markante gebouwe n in de binnenstad, havens, kades en een boulevard) en het zuidelijk deel op het landelijk gezicht van het rivierensysteem (natuur, groen, plasdras. Groene rivier en dynamiek van het water).
De structuur van het concept kan gezien worde n als een optelling van een aantal componenten: zichtlijnen naar landm arksen omgevingskenmerken, de huidige waterstructuur, de watervrije gebieden bij boogwater en daarmee samenhangende hoogteverschillen in het gebied, de huidige groenstructuur en de infrastructuur van Stadsblokken en omgeving. De structurerende componenten verdelen Stadsblokken in drie gebieden met elk een eigen identiteit: het Stedelijk Front, de landtong en de GrAsymptoot ..De drie gebieden ervaren allen op een andere manier het wisselend waterpeil. Een aantal van de onders te verdiepinge n van de bebouwing van het Stedelijk Front verdwijnen in het water bij stijgend waterpeil, een deel van de openbare ruimte (kades en Esplanadeplein) van de landtong zijn bij hoog-
Ing. R. Wittermans
'
Projectontwikkelingsproces van binnenstedelijke bouwprojecten
,:'
I:
I' I'
'
I' I'
Een inventarisatie van knelpunten van het binnenstedelijke ontwikkelingsproces en de ontwikkeling van een instrument waarmee de knelpunten kunnen worden beheerst.
I '' I'
I '' I'
I ''
_,_
Afstudeerrichting Vastgoedbeheer Afstudeercommissie Drs. ).).A.M. Smeets Ir. L.A.M.C. van de Ven Ir. L. Zuijdwijk Msc.
-
Datum afstuderen 26 oktober 2004
...C"
Samenvatting In dit afstudeeronderzoek zijn mogelijke knelpunten, van het binnenstèdelijke projectontwikkelingsproces van de profil-ontwikkelaar, geïnventariseerd. Daarnaast zijn verschillende managementtechnieken onderzocht om als hulpmiddel te dienen om deze knelpunten in de toekomst te beheersen. Dit heeft geresulteerd in een managementmodel, bestaande uit een scan en een logboek. Het model is o.a. een communicatiemiddel, om kennis te bewaren, in een organisatie.
Dl
iil' c
I'
'--··-·------------------Figuur 1 Risicomatrix
Q.
11) 11)
c
:::1 Q.
~
il1' n c:
~· CT 0
c:
:E
7'
c:
:::J
c.
ro
Trefwoorden Projectontwikkeling Binnenstedelijk Projectontwil
Groot G e V
0
Neutraal
I g
2
Dl
ia'
c
Q.
Klein
ro ro
a-c
1 2
::I
Q.
~ @"
n
s
;:;:
Klein Neutraal Groot Kans Figuur 2 Model
Dit zijn de externe invloeden. De complexiteit van het plangebied en de omgeving heeft invloed op de projectorganisatie. Kennis binnen deze projector· ganisatie is tijdens het afstudeeronderzoek erg belangrijk geble· ken en zal beheerst moeten worden. Daarnaast ontstaat door de lange looptijd van de meeste binnenstedelijke bouwprojecten veel kennisverlies, door wisseling van projectontwikkelaars en managers binnen een organisatie. Model Uit onderzoek naar verschillende managementtechnieken is gebleken dat de risicomatrix een geschikte techniek is voor identificatie en kwantificering van knelpunten bij projectontwikkeling. De risicomatrix (figuur r) is namelijk een instrument dat geschikt is om zowel de kans van optreden als het gevolg daar· van weer te geven. Door knelpunten te waarderen in kans van optreden (x-as) en de gevolgen (y-as) wordt de grootte van het knelpunt bepaald. Aan de hand van de risicomatrix is een model ontwikkeld om knelpunten te beheersen en te bewaken. Met dit model kan de projectontwikkelaar in een kort tijdsbestek een globaal beeld krijgen van mogelijke knelpunten van het ontwikkelingsproces. Er wordt gestreefd naar typering en monitoring van knelpunten van het projectontwikkelingsproces.
Het model bestaat uit twee delen: een scan en een logboek (figuur 2). De scan bevat een verzameling van mogelijke knel· punten uit vorige ervaringen. Het logboek bevat geïdentificeerde knelpunten voor het betreffende project op het betreffende moment in het projectontwikkelingsproces. Het model wordt gekoppeld aan de beslismomenten in de planning namelijk: pré-initiatief. initiatief. voorlopig ontwerp en definitief ontwerp. Door het model door meerdere personen (intersubjectiviteit) in te laten vullen zullen evenhtele verschillen aan het licht komen. De projectontwikkelaar zal het model in moeten vullen en de manager of directeur controleert hem.
er 0
s:: :E 7' s:: ::J a. Cl)
71 Conclusies+ aanbevelingen Omdat elk binnenstedelijk bouwproject uniek. is, zal het instru· ment nooit volledig zijn. Ter vergroting van de validiteit van het onderzoek verdient de aanbeveling om ook nog andere locaties te onderzoeken. Tevens kunnen projecten bij andere soorten ontwikkelaars, zoals ontwikkelaars gelieerd aan corporaties, onderzocht worden. Het daarna opgestelde model is uiteindelijk een model geworden dat knelpunten signaleert. De gebruiker dient hierbij zelf oplossingen aan te dragen. Het modellevert wel beslissingsondersteunende informatie op ten behoeve van het besluitvormingsproces. Daarnaast kan de ontwikkelaar knelpunten door middel van het model uitzetten in de tijd (planningsfunctie). Het is een communicatiemiddel htssen de pro· jeetontwikkelaar en het management en levert een aanvulling voor de bestaande beslisdocumenten in het projectontwikkeli.ngsproces. Het model is bruikbaar, maar niet als beslissingsmodel, omdat daarvoor de weging van de knelpunten ontbreekt. Gebleken is dat het belangrijk is dat er binnen een organisatie wordt afgesproken hoe het model wordt toegepast. Er zal een gebruiker en een beheerder moeten zij n. Nader onderzoek voor toepassing in een organisatie, is van belang. Tevens zou het model dan gedigitaliseerd moeten worden zodat het model gebruikersvriendelijker wordt, en dus beter geïmplementeerd kan worden in een organisatie. Als gevolg van digitalisering zal waarschijnlijk het model ook sneller gehanteerd worden, wat de bruikbaarheid ten goede zal komen.
Ing. R. Zollinger
Geef jezelf de ruimte! Een ondersteunend model voor de ontwikkelaar bij een procesbenadering van binnenstedelijke gebiedsontwikkelingen Afstudeerrichting
Construction Managementand Urban Development Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. W. F. Schaefer Ir. A.L.M. van Eekelen MBA Ing. A.). Kleine Ir. j.L.W.M. de jong MRE Datum afstuderen
z8 september
Afbeelding 1 Muslskwartler 1
2004
Samenvatting
De laatste jaren hebben vele veranderingsprocessen plaatsgevonden in binnensteden, die intensieve bemoeienis krijgen van politieke bestuurders, ontwikkelaars, burgers, media en andere maatschappelijke actoren. Omdat het publieke debat over binnenstedelijke veranderingsprocessen vaak op het scherpst van de snede wordt gevoerd, zijn dergelijke processen bijzonder interessant. De b~nnenstad is publiek domein en velen zijn belanghebbend en betrokken.
Binnenstedelijke gebiedsantwikkelingen zijn complexe vraagstukken die de laatste jaren meer en meer om een procesbenadering vragen. Er wordt antwoord op de vraag welke factoren voor een ontwikkelaar van belang zijn, die het ontwikkelingsproces van binnenstedelijke gebiedsantwikkelingen beïnvloeden. Het inzicht in deze factoren staat aan de basis van het ontwikkelde model. Het model geeft een uitgebreid overzicht van de te verrichten activiteiten. Afhankelijk van de complexiteit van het netwerk, de tegenstrijdigheden van de verschillende belangen en de inhoudelijke complexiteit zijn meer of minder van deze activiteiten geboden. De specifieke situatie bepaalt uiteindelijk welke activiteiten in meer of mindere mate doorlopen dienen te worden.
De organisatie van binnenstedelijke veranderingsprocessen is uitermate complex en verloopt veelal anders dan gepland. Deze ontwikkelingen hebben geresulteerd in een verschuiving van een inh.oudsbenadering naar een procesbenadering bij binnenstedelijke gebiedsontwikkelingsprocessen.
Trefwoorden
Vooronderzoek
Stedelijke vernieuwing Gebiedsantwikkeling Procesn1anagernent Ontwikkelingsproces Procesmodel
Op basis van deze ontwikkelingen is een vooronderzoek gestart waarbij twee onderzoeksobjecten centraal staan. Eerst wordt inzicht verschaft in binnenstedelijke gebiedsantwikkeling en vervolgens in de procesbenadering ervan. Het uitgangspunt dat gehanteerd is, is dat de gebiedsantwikkelaar centraal staat in dit onderzoek. De verkregen inzichten in het vooronderzoek hebben geleid tot het waarnemen van drie elementaire veranderingen: De aard van de opgave is veranderd: er heeft, de laatste jaren, een verschuiving van objectontwikkeling naar gebiedsantwikkeling plaatsgevonden. De aard van het (overheids)beleid verandert: er heeft, de laat ste jaren, een opkomst plaatsgevonden van private partijen die steeds invloedrijker worden bij de ontwikkelingen van binnenstedelijke gebieden. De aard van de managementbenadering verandert: de huidige managementtechnieken schieten tekort. Er is een verschuiving van beheersen (projectmanagement) naar sturen (procesmanagernent) waar te nemen. Het is echter goed te bedenken dat talloze processen ook zonder procesmanagement bevredigend (kunnen) verlopen. De desbetreffende rnanagers kennen impliciet diverse regels van procesmanagement en beschikken over vaardigheden en inzichten di e benodigd zijn om de vele partijen door de complexe processen heen te loodsen. Procesmanagement is erop gericht deze vaardigheden te expliciteren en verder te ontwikkelen. Doelstelling
Uit het vooronderzoek blijkt dat procesmanagement het meest noodzakelijk is in de initiële fase n, waardoor de doelstelling van dit onderzoek als volgt gedefinieerd is: "Het ontwikkelen van een model dat expliciete handvatten aanreikt aan de ontwikkelaar, waarmee binnenstedelijke gebiedsontwikkelinge n, in de initiële fasen, procesmatig benaderd kunnen worden".
Afbeelding 2 Muslskwartler 2
Het tweede doel dat in dit onderzoek wordt onderscheiden is: "inzicht bieden in de mate waarin de ontwikkelaar een procesbenadering hanteert bij binnenstedelijke gebiedsontwikkelingen, op basis van het ontwikkelde model". Praktijkonderzoek Het praktijkonderzoek geeft antwoord op de vraag welke factoren voor een ontwikkelaar van belang zijn, die het ontwikkelingsproces van binnenstedelijke gebiedsontwikkelingen. beïnvloeden. Het inzicht in deze factoren staat aan de basis van het ontwikkelde model. Het model geeft een uitgebreid overzicht van de te verrichten activiteiten. Afhankelijk van de complexiteit van het netwerk, de tegenstrijdigheden van de verschillende belangen en de inhoudelijke complexiteit zijn meer of minder van deze activiteiten geboden. De specifieke situatie bepaalt uiteindelijk welke activiteiten in meer of mindere mate doorlopen dienen te worden. Het model opgesplitst in een viertal procesfasen. De 'anamnesefase' en 'diagnosefase' zijn de eerste twee procesfasen. Tezamen vormen ze het strategische onderdeel van het proces(ontwerp). De anamnese-fase gaat in op de kern van het probleem door middel van een probleemanalyse. De diagnosefase gaat in op het waarom van de procesbenadering en is cruciaal voor het verdere verloop. Het bestaat uit een situatieschets dat inzicht biedt in de macht, kracht, haalbaarheid en draagvlak van het idee en de ideehebber. Tevens bestaat de diagnosefase uit een krachtenveldanalyse, inclusief een actorenanalyse en een SWOT-analyse.
De derde procesfase is de ' behandelfase' dat het tactische onderdeel vormt van het proces. De behandelfase start op basis van een uitgesproken intentie van de verschillende actoren die inzichtelijk is geworden aan de hand van het strategisch plan van aanpak. De behandeling van de tactische activiteiten gaat in op de doel- en visieontwikkel ing. een dilemma-analyse en het
73 opstellen van spel- en gedragregels. Ook wordt er aandacht gevraagd voor de prioritering van de doelen en de in te zetten middelen. De vierde en laatste procesfase is de 'operatiefase' en vormt het operationele onderdeel van het proces( ontwerp). Het operationaliseren van de verschillende aspecten wordt op basis van een agenda gestart. Vervolgens wordt ingegaan op het procesmatig vormgeven van de organisatie van de samenwerking, planning, communicatie, kwaliteit en planeconomie. Het doorlopen van het model is echter geen garantie is voor een goed proces. Het is niet zo dat het doorlopen van deze activiteiten, in combinatie met een correcte toepassing van de ontwerpprincipes. noodzakelijkerwijs tot een goed proces(ontwerp) leidt. Met name de persoonlijke invulling die de procesontwerperf manager aan het model geeft, dragen bij aan de kwaliteit en acceptatie van het procesontwerp en het verloop van het proces. Ten slotte is er gekeken in welke mate de ontwikkelaar impliciet dan wel expliciet, een procesbenadering bij binnenstedelijke gebiedsontwikkeling hanteert. Hieruit komt het verschil naar voren tussen de procesbenadering zoals in dit onderzoek wordt gepresenteerd en de wijze waarop de ontwikkelaar een procesbenadering han teert.