Uitwerking realisatiestrategiekaart Ecologische Hoofdstructuur; omslag van minder verwerving naar meer beheer. 1. Inleiding Het beleid van provincie en rijk is er op gericht het natuurbeheer door particulieren zo veel mogelijk te stimuleren. Over de omslag van verwerving naar meer beheer hebben rijk en provincies afspraken gemaakt die zijn vastgelegd in het beleidskader "omslag van minder verwerving naar meer beheer". Onderdeel van deze afspraken is onder andere de te realiseren oppervlakte natuurbeheer door particulieren per provincie en dat de provincies in overleg met alle betrokken organisaties aangeven welk deel van de restanttaakstelling van de EHS wordt gerealiseerd door verwerving en beheer door een terreinbeherende organisatie en welk deel door natuurbeheer door particulieren. Dit noemen we de realisatiestrategie. Provinciale staten hebben met een motie van 5 oktober 2005 deze afspraken benadrukt. In deze motie wordt ook gevraagd om afspraken te maken met de terreinbeherende organisaties over ruiling van grond; gebieden die nu reeds beheerd worden door terreinbeherende organisaties en geschikt zijn voor particulier beheer, worden dan geruild tegen door de overheid geleverde grond. In het overleg met de terreinbeheerders is duidelijk geworden dat men wil meewerken aan ruiling, maar dat daarvoor wel bepaalde randvoorwaarden gelden (zie paragraaf 7 : ruilen). Na overleg met alle betrokken partijen hebben Gedeputeerde Staten besloten de realisatiestrategie vast te leggen op een kaart. Gedeputeerde Staten stelt deze kaart vast en zendt deze ter informatie aan Provinciale Staten. De realisatiekaart geeft aan op welke wijze zal worden omgegaan met door de overheid verworven gronden; dus in welke gebieden verworven gronden worden doorgeleverd aan terreinbeherende organisaties en in welke gebieden verworven gronden eerst worden aangeboden voor particulier natuurbeheer. Deze notitie bevat de verantwoording behorende bij deze kaart en bevat een aantal spelregels/afspraken over de wijze waarop zal worden omgegaan met doorlevering van gronden aan particulieren of aan terreinbeherende organisaties (zie ook paragraaf 5: werkwijze en regie). Notitie en kaart moeten in samenhang worden bekeken. Bij de totstandkoming van deze kaart is uitvoerig overleg gevoerd met alle belangengroeperingen. Er is zo veel mogelijk rekening gehouden met de door hen ingebrachte gedachten die evenwel niet altijd in overeenstemming waren met elkaar. De provincie heeft een uiteindelijke afweging gemaakt vanuit de doelstelling de Ecologische Hoofdstructuur te realiseren. 2. Aanpak In het beleidskader is tussen rijk en provincies afgesproken dat de provincies in overleg met koepelorganisaties van agrariërs, andere particulieren en natuurterreinbeheerders de realisatiestrategie bepalen. In dit kader is bij de voorbereiding overleg gevoerd met de drie terreinbeherende organisaties, LTO-Noord/Boeren Natuur, DLG en Informatiepunt Landelijk Gebied. In verband met de afstemming op lopende landinrichtingsprojecten is eveneens overleg gevoerd met de ambtelijke vertegenwoordigers van de verschillende landinrichtingsprojecten. Ook is over een aantal specifieke situaties overleg geweest met waterschappen. In een bijlage zijn de resultaten van dit overleg beknopt weergegeven. 3. Uitgangspunten In deze paragraaf wordt een aantal uitgangspunten geformuleerd die een belangrijke rol hebben gespeeld bij de uitwerking van de realisatiestrategie. Daarbij gaat het om de volgende uitgangspunten. •
Natuurkwaliteit
1
De provincie gaat er bij de uitwerking van de realisatiestrategie vanuit dat de vastgelegde natuurdoelen worden gerealiseerd. Dat geldt zowel voor terreinbeherende organisaties als voor particulieren. De te realiseren natuurkwaliteit is vastgelegd op de provinciale natuurdoeltypenkaart en op de daarvan afgeleide landelijke natuurdoelenkaart. Hiervan is ook de in het gebiedsplan Programma Beheer aangegeven verdeling van natuurdoelpakketten per deelgebied afgeleid. Waar nodig zullen bij doorlevering van gronden aan particulieren of aan terreinbeherende organisaties aanvullende eisen worden gesteld om er voor te zorgen dat de gewenste natuurkwaliteit ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd. (zie ook paragraaf borging kwaliteit). Daarbij moet worden bedacht dat Staatsbosbeheer in dit opzicht een bijzondere positie heeft. Deze organisatie wordt rechtstreeks aangestuurd door het ministerie van LNV. • Landelijk beleidskader In het landelijke beleidskader "omslag van minder verwerving naar meer beheer" wordt als uitgangspunt gehanteerd dat van het nog te realiseren deel van de EHS (inclusief robuuste verbindingen ongeveer 6000 ha) 60 % via verwerving en 40 % via beheer wordt gerealiseerd. Het door beheer te realiseren deel bestaat voor ¾ uit particulier natuurbeheer en voor ¼ deel uit agrarisch natuurbeheer. In dit project wordt alleen het deel particulier natuurbeheer verder uitgewerkt. Het beleidskader gaat er vanuit dat iedere provincie een evenredig deel van de taakstelling voor particulier natuurbeheer realiseert. Voor Groningen betekent dit dat in 2018 2238 ha nieuwe natuur is gerealiseerd door middel van particulier natuurbeheer. Dat betekent een jaarlijkse taakstelling van ca 180 ha. Dat is een forse opgave. Deze opgave is alleen realiseerbaar als we ruime mogelijkheden bieden aan particulier natuurbeheer. • Particulier natuurbeheer op eigen grond overal mogelijk In het gebiedsplan Programma Beheer is het natuurbeheer door particulieren op eigen grond in principe overal mogelijk gemaakt. Om geen kansen onbenut te laten tot afronding van de EHS te komen blijft deze beleidslijn ook na het tot stand komen van de realisatiekaart van kracht. Grondeigenaren binnen de EHS, die hun gronden niet willen verkopen, wordt daarmee de mogelijkheid geboden om hun gronden om te vormen tot natuurgebied met gebruikmaking van de subsidiemogelijkheden van de Subsidieregeling Natuurbeheer. De realisatiekaart geeft dus alleen aan op welke wijze zal worden omgegaan met door de overheid verworven gronden; dus in welke delen van de EHS verworven gronden worden doorgeleverd aan particulieren en in welke delen gronden worden doorgeleverd aan terreinbeherende organisaties. • Natuurdoeltype en bijbehorende beheersstrategie bepalend voor realisatiestrategie In een aantal gebieden wordt een mozaïek van natuurdoelen nagestreefd door middel van een integraal systeemgericht beheer (bijvoorbeeld jaarrond begrazing ) van een groot gebied. In dergelijke situaties is het belangrijk dat het beheer in één hand is. Dat kan een terreinbeherende organisatie zijn, maar ook een particulier of een samenwerkingsverband van verschillende beheerders. In sommige situaties worden binnen dergelijke gebieden hoge eisen gesteld aan het interne waterbeheer vanwege de specifieke hydrologische omstandigheden. In dergelijke situaties, waarbij de beheerder verantwoordelijk is voor het waterbeheer en voortdurend de vinger aan de pols moet worden gehouden, wordt beheer door een terreinbeherende organisatie nagestreefd. • Economie van beheer Een effectief en efficiënt beheer vraagt om een beheer van afgeronde eenheden. Het is daarom van belang bij de realisatie van de EHS te streven naar afgeronde beheereenheden. Echter de drempel om te stellen dat er sprake is van versnippering varieert met het natuurdoel en het bijbehorende beheer. Bij perceelsbeheer is het in principe mogelijk om een relatief klein gebied individueel te beheren en is er minder snel sprake van versnippering. Bij gebiedsgericht systeembeheer is het belangrijker dat inrichting en beheer in één hand zijn of er een zeer goede samenwerking/afstemming tussen de verschillende eigenaren bestaat en is er eerder sprake van versnippering van het beheer. Uit efficiencyoverwegingen is besloten dat in die gebieden waar sprake is van gebiedsgericht systeembeheer en waar een terreinbeheerder al een groot deel in eigendom heeft, de resterende gronden zullen worden doorgeleverd aan die terreinbeheerder. 2
Verder is bij de bepaling van de realisatiestrategie rekening gehouden met de bereikbaarheid van gronden. Dit speelt met name in de landinrichtingsgebieden; in een aantal gevallen is in het landinrichtingsplan geen rekening gehouden met extra ontsluitingsmaatregelen ten behoeve van nieuwe beheerders. Eventuele extra kosten daarvoor zijn niet begroot. Nog niet verworven gronden, die omringd worden door eigendommen van terreinbeherende organisaties en waarvoor in landinrichtingsverband geen ontsluiting is voorzien en die niet via de openbare weg bereikbaar zijn op de kaart aangegeven als door te leveren aan NB -organisaties. Een laatste punt betreffende de economie van het beheer betreft het beperken van het aantal beheerders; in diverse gevallen zal regelmatig overleg moeten worden gevoerd met omliggende partijen. Bij het aanbieden van gronden voor particulier beheer zal hier rekening mee worden gehouden. Gronden zullen niet als afzonderlijke percelen worden aangeboden voor particulier beheer maar als een goed beheerbare cluster percelen die in zijn geheel moet worden geaccepteerd. • Lopende afspraken met terreinbeherende organisatie In sommige gebieden liggen reeds afspraken met de beoogde terreinbeheerder of is de terreinbeheerder co-financier van inrichtingsmaatregelen. Gronden waarvoor dergelijke afspraken van toepassing zijn zullen niet worden aangeboden voor particulier natuurbeheer. 4. De kaart Op basis van de hiervoor behandelde uitgangspunten zijn op de kaart 3 typen gebieden onderscheiden. • Particulier Beheer: binnen deze gebieden zullen door BBL verworven gronden in eerste instantie aan particulieren worden aangeboden. Deze gebieden zijn op kaart met een blauwe kleur aangegeven. De totale oppervlakte bedraagt 1935 ha. • Verwerving: door BBL verworven gronden worden direct doorgeleverd aan de terreinbeherende organisaties. Deze gronden zijn op kaart rood aangegeven. Het betreft 2580 ha. • maatwerk-gebieden: Deze gebieden zijn op kaart met een lila kleur aangegeven. De totale oppervlakte bedraagt 710 ha. Het gaat hierbij om gebieden waarvan op basis van de uitgangspunten/criteria op dit moment nog niet duidelijk is in hoeverre particulier beheer dan wel verwerving wordt nagestreefd. Dit is o.a. afhankelijk van de gebiedsgerichte uitwerking van het beheer, bijvoorbeeld in hoeverre het mogelijk is om te komen tot een samenwerkingsverband van beheerders. Binnen deze categorie liggen ook gebieden die nu reeds in eigendom zijn van terreinbeherende organisaties maar die, qua ligging/natuurdoel, middels ruiling beschikbaar kunnen komen voor particulier beheer (zie ook paragraaf ruiling). Wat betreft de categorie maatwerkgebieden zal de provincie in overleg met de terreinbeherende organisaties per geval beoordelen of de gronden worden aangeboden voor particulier beheer dan wel worden doorgeleverd aan een terreinbeherende organisatie. Een deel van de taakstelling voor particulier natuurbeheer zal worden gerealiseerd binnen de robuuste verbindingszones. De provincie heeft er voor gekozen de robuuste verbindingen niet op voorhand te begrenzen. Getracht zal worden om deze in samenhang met andere projecten te realiseren waarbij de begrenzing pas achteraf plaats vindt. Dit betekent dat nu niet op kaart kan worden aangegeven welke gronden binnen de robuuste verbinding via particulier beheer dan wel via verwerving worden gerealiseerd. We gaan er van uit dat een evenredig deel van de taakstelling via Particulier Beheer wordt gerealiseerd. Voor realisatie van de robuuste verbindingen in Groningen is 1175 ha beschikbaar. Dit betekent dat ca. 350 ha door particulier beheer gerealiseerd zal worden. De kansen hiervoor lijken vooral te liggen bij het beheer en inrichten van de stapstenen. Met het voorliggende resultaat hebben we 2995 ha (1935 + 710 + 350) aangewezen, waar gronden beschikbaar komen voor particulier natuurbeheer. Daarnaast is de verwachting dat de omvorming van 3
eigen grond naar natuurgebied, wat overal binnen de nog te realiseren EHS mogelijk blijft, een belangrijke bijdrage zal leveren aan de provinciale ambitie om een substantieel deel van de EHS te realiseren door middel van particulier natuurbeheer. Wij verwachten dan ook dat we met de realisatiekaart, en de mogelijkheden die het gebiedsplan geeft, in 2018 de in het beleidskader afgesproken taakstelling voor particulier beheer van 2238 ha nieuwe natuur, te bereiken. 5. Werkwijze en regie De uitwerking van het beleidskader "omslag van minder verwerving naar meer beheer" heeft dus in Groningen geleid tot een kaart met daarop 3 realisatiestrategieën en een bijbehorende notitie. Op basis van deze driedeling wil de provincie nadere afspraken maken met DLG over de te volgen werkwijze. In de rode gebieden (verwerving) koopt BBL actief gronden aan en levert deze door aan de terreinbeherende organisatie die op grond van de eerstgegadigden-kaart voor deze gronden in aanmerking komt. In de blauwe gebieden (particulier beheer) koopt BBL ook actief vrijkomende gronden aan. In het beleidskader hebben rijk en provincies afgesproken dat ook in deze gebieden de actieve grondverwerving blijft gehandhaafd om geen kansen te missen om de EHS te realiseren. Na aankoop zoekt BBL naar een particuliere koper, die bereid is zich te verplichten tot het eindbeheer gericht op door de provincie voor dat gebied bepaalde einddoelen. Lukt het niet om binnen een bepaalde termijn (richtlijn 6 maanden) een particuliere koper te vinden dan wordt de grond doorgeleverd aan de terreinbeherende organisatie volgens de eerstgegadigdenkaart. De provincie zal met DLG nog nadere afspraken maken over de manier waarop particuliere kopers worden gezocht. In de lila gebieden (maatwerk) koopt BBL eveneens actief vrijkomende gronden. Na aankoop bepaalt de provincie in overleg met aangrenzende terreinbeheerders en met DLG welke realisatiestrategie van toepassing zal zijn. Op basis van de gekozen realisatiestrategie wordt een één van de bovengenoemde werkwijzen gevolgd. In landinrichtingsprojecten waar sprake is van herverkaveling zal de hiervoor beschreven werkwijze worden opgestart na afronding van het plan van toedeling, waarbij de resultaten van het plan van toedeling het vertrekpunt vormen. 6. Borging van kwaliteit Zoals eerder aangegeven geldt als uitgangspunt dat de vastgelegde natuurdoelen worden gerealiseerd. Dat geldt zowel voor terreinbeherende organisaties als voor particulieren. Waar nodig zullen bij doorlevering van gronden aan particulieren of aan terreinbeherende organisaties aanvullende eisen worden gesteld om te komen tot de gewenste natuurkwaliteit. Bij doorlevering van gronden aan particulieren zullen we, net als nu het geval is, voorwaarden in de koopcontracten opnemen om de kwaliteit van de te realiseren natuur te borgen. Afhankelijk van de specifieke situatie ter plekke zullen in de koopcontacten nadere voorwaarden worden gesteld ten aanzien van te realiseren natuurdoelen, inrichtingsmaatregelen ten behoeve van natuur, recreatie of landschap, het gewenste waterbeheer, deskundigheid en afstemming/samenwerking met aangrenzende beheerders, handhaving rust. Detaillering natuurdoelen De beschikbare beheerspakketten om de natuurdoelen te realiseren zijn aangegeven in het gebiedsplan Programma Beheer. Daarbij is er voor gekozen de beheerspakketten niet op perceelsniveau aan te geven maar op gebiedsniveau. De verschillende beheerspakketten zijn per gebied aangegeven in een % van de oppervlakte. Dit heeft als voordeel dat de beheerder enige flexibiliteit heeft bij de keuze van natuurdoelen. Van belang daarbij is echter wel dat de verschillende natuurdoelen uiteindelijk worden gerealiseerd en dat dat ook gebeurt op de plek die daarvoor het meest geschikt is. Dat betekent dat bij
4
planvorming voor bijvoorbeeld de inrichting van gebieden steeds weer beoordeeld moet worden hoe het gebied in elkaar zit qua bodemtype, hoogteligging, grondwaterstanden, wel of geen kwel, etc. Om de juiste natuurdoelen en daarmee het juiste beheer op de juiste plek te krijgen zullen voor percelen of cluster percelen, die worden doorgeleverd, de natuurdoelen en de bijbehorende beheerspakketten en inrichtingsmaatregelen nader worden gepreciseerd. De toekomstige beheerder moet op basis hiervan een beheers- en inrichtingsplan opstellen. Voor de afstemming met aangrenzende percelen zal hierover ook overleg plaats moeten vinden met aangrenzende terreinbeheerder. Provincie en DLG zullen toetsen of het beheers- en inrichtingsplan voldoet aan de realisatie van de natuurdoelen. Aan de verkoop van de percelen wordt de voorwaarde verbonden dat de verkoop alleen kan plaats vinden als provincie en DLG hebben ingestemd met het inrichtingsplan. Pas als provincie en DLG (na ruggespraak met de aangrenzende beheerder) het inrichtingsplan en beheerplan hebben goedgekeurd vindt definitieve doorlevering van de gronden plaats. In het geval er een aangrenzende beheerder is zal daarmee ook ruggespraak worden gehouden. Subsidieaanvragen van particulieren die eigen grond willen omvormen naar natuurgebied worden getoetst aan het gebiedsplan. Omdat in het gebiedsplan niet per perceel is aangegeven welk natuurdoel gerealiseerd kan worden, is in het gebiedsplan geregeld dat subsidieaanvragen aanvullend worden getoetst op: - de haalbaarheid van het natuurdoeltype - de relaties met omliggende terreinen Zonodig wordt in overleg met de subsidieaanvrager gekozen voor een ander, beter passend natuurdoel. Afstemming inrichtingsmaatregelen Voor een aantal gebieden zijn (vaak op hoofdlijnen) al afspraken gemaakt over de toekomstige inrichting. Dat is bijvoorbeeld het geval in een aantal landinrichtingsgebieden of in het kader van noodberging/kleinschalige waterberging. Daarbij kan het gaan om inrichtingsmaatregelen voor natuur (bijvoorbeeld hermeanderingsprojecten), landschappelijke inrichtingsmaatregelen (bijvoorbeeld herstel steilranden of houtsingelstructuur), waterhuishoudkundige inrichtingsmaatregelen (bijvoorbeeld opzetten waterpeil) of inrichtingsmaatregelen ten behoeve van recreatie (bijvoorbeeld aanleg fietspad of wandelroute). Dergelijke inrichtingsmaatregelen hebben alleen zin als ze voor een groter gebied integraal worden uitgevoerd. Daarom is het belangrijk dat alle beheerders in een bepaald gebied daaraan meewerken. Bij doorlevering van gronden zullen daarover voorwaarden worden opgenomen in het koopcontract. Bij de inrichting van grotere aaneengesloten gebieden zal, net als nu het geval is, worden gewerkt met een projectmatige aanpak, waarbij de initiatiefnemer er voor zorg draagt dat alle betrokken partijen daarbij worden betrokken en alle belangen tot hun recht komen. Waterbeheer Als het voor de realisatie van het natuurdoel nodig is dat het waterbeheer moet worden aangepast (bijvoorbeeld opzetten waterpeil) zullen daarover in de koopovereenkomst voorwaarden worden opgenomen. Overigens is in principe het waterschap er verantwoordelijk voor dat het waterbeheer wordt afgestemd op de functies van een gebied. In geval van particulier natuurbeheer is of wordt de bestemming van de grond natuur. Voorwaarde voor subsidieverlening is dat de particulier er voor moet zorgen dat de gronden in het gemeentelijk bestemmingsplan de bestemming natuur krijgen. Het waterschap stelt de gewenste peilen/waterbeheer vast op basis van een peilbesluit. Daarbij kijkt het waterschap ook naar het actuele grondgebruik (bij particulier beheer dus natuur). Bij de bepaling van het gewenste waterbeheer wordt ook rekening gehouden met de natuurdoelen. De daadwerkelijke aanpassing van peilen kan pas als in waterhuishoudkundig opzicht beheerbare eenheden zijn gevormd. Daarbij maakt het in principe niet uit of gronden in eigendom en beheer zijn bij een terreinbeherende organisatie dan wel door een particulier als natuurterrein worden beheerd. Ook zaken als overstroming/inundatie zijn het gevolg van waterhuishoudkundige maatregelen door het waterschap. Overigens heeft iedere beheerder de mogelijkheid om binnen de waterhuishoudkundige inrichting de waterhuishouding te "fine tunen" met als doel om bijvoorbeeld extra maatregelen te nemen om water vast te houden of regenwater juist versneld af te voeren om verzuring te voorkomen. Deskundigheid en afstemming/samenwerking met aangrenzende beheerders
5
In het beleidskader is voor de verschillende natuurdoelen een beheerstrategie aangegeven, waarin is aangegeven welke eisen aan de beheerder worden gesteld waar het gaat om zaken als - mate van afstemming van beheer en inrichting op gebiedsniveau dan wel op perceelsniveau - deskundigheid op het vlak van interne en externe processen zoals bodem, waterbeheer e.d. - deskundigheid op het vlak van planning, monitoring en evaluatie Nadrukkelijk moet worden gesteld dat het beleidskader niet aangeeft of een bepaald natuurdoel alleen door één van de drie terreinbeherende organisaties kan worden gerealiseerd dan wel door een particuliere beheerder, maar vooral welke eisen aan de beheerder worden gesteld voor wat betreft de hierboven genoemde aspecten. Wij zullen bij de doorlevering van gronden aan een natuurbeheerder steeds nadrukkelijk nagaan welke beheersstrategie van toepassing is en op basis hiervan randvoorwaarden formuleren waaraan de beheerder zal moeten voldoen, wat betreft kennis en afstemming van beheer en inrichting. Dit speelt met name ook bij natuurdoelen waarvoor een integraal begrazingsbeheer wordt toegepast. Voor een integraal, extensief begrazingsbeheer zijn in het algemeen grote aaneengesloten gebieden nodig. Alleen in gebieden met een voldoende omvang leidt een dergelijk begrazingsbeheer tot de gewenste afwisseling in vegetatietypen/patronen. In deze situaties is het belangrijk dat beheerders samenwerken en waar mogelijk samen een inrichtingsplan op stellen. Wij zullen deze randvoorwaarden verbinden aan een eventuele verkoop overeenkomst van gronden aan een particuliere beheerder. Handhaving rust In enkele situaties zijn natuurterreinen gevoelig voor verstoring of liggen in natuurterreinen voor verstoring gevoelige elementen. Voorbeeld is het Hoeksmeer dat een belangrijke functie vervult als rustgebied voor water en moerasvogels. Voor de betekenis als rustgebied is het belangrijk dat verstoring vanuit de omgeving wordt voorkomen. In dergelijke situaties zullen met een belangstellende particuliere beheerder afspraken worden gemaakt over handhaving rust. 7. Ruilen De terreinbeherende organisaties hebben de intentie uitgesproken om in bepaalde situaties mee te werken aan ruiling van gronden, mits dit leidt tot een meerwaarde voor beide partijen. Het uitgangspunt daarbij is dat wordt meegewerkt aan ruiling als dat om redenen van doelmatigheid voor de hand ligt, behalve als er formele beletselen zijn om te ruilen, zoals bijvoorbeeld in het geval van legaten met bepaalde voorwaarden. Daar waar het ruilen van grond met particulieren voor natuur meerwaarde oplevert zullen de terreinbeherende organisaties zich daarvoor op basis van vrijwilligheid openstellen. Algemene criteria voor ruiling zijn moeilijk aan te geven, het zal vaak gaan om maatwerk. Daarbij geldt voor de terreinbeherende organisaties dat steeds toestemming van het bestuur nodig is, of in geval van Staatsbosbeheer van de minister van LNV. Al met al is de verwachting dat ruilsituaties de nodige tijd vergen. Als beide partijen er beter van worden is er meestal wel een praktische oplossing mogelijk. Op de kaart is onder de categorie maatwerk al een bepaalde oppervlakte aangegeven die onder bovengenoemde condities in aanmerking kunnen komen voor ruiling.
8. Tot slot een voorstel voor evaluatie De provincie ziet het particulier beheer als een belangrijk instrument om de EHS te realiseren. Particulier beheer draagt bij aan de verbreding van het draagvlak voor het inrichten en beheren van nieuwe natuurgebieden. Ook zien wij een kans om via particulier beheer de natuurlijke variatie te vergroten doordat meerdere beheerders worden betrokken bij het beheer van de EHS en iedere beheerder, binnen de marges van het natuurdoel, op zijn eigen wijze vorm geeft aan het beheer.
6
Rijk en provincies hebben afgesproken het beleidskader in 2007 te evalueren. Dat kan leiden tot een aanpassing van het instrumentarium of van de manier waarop het beleidskader wordt uitgevoerd. De uitkomsten van deze evaluatie zullen worden betrokken bij de uitvoering van ons beleid met betrekking tot particulier natuurbeheer. Daarnaast willen we de komende jaren nagaan in hoeverre de provinciale ambitie voor particulier natuurbeheer daadwerkelijk zal worden gerealiseerd. Daarom willen wij in 2009 een evaluatiemoment inlassen om te kijken of de oppervlakte particulier natuurbeheer zich in de gewenste richting ontwikkeld en wat de ervaringen zijn met betrekking tot samenwerking, efficiency en effectiviteit.
7
Bijlage 1 - Overzicht uitkomsten overleg Over het tot stand komen van de realisatiekaart is overleg gevoerd met betrokken partijen. In dit kader is gesproken met de drie terreinbeherende organisaties, LTO- Noord, Boeren Natuur, Dienst Landelijk Gebied/ informatiepunt Landelijk Gebied en met de ambtelijke vertegenwoordigers vanuit de verschillende landinrichtingsprojecten. Daarnaast is over specifieke situaties overleg geweest met waterschappen. Uit dit overleg komt op hoofdlijnen het volgende beeld naar voren: Terreinbeherende organisaties De drie terreinbeherende organisaties hebben in het overleg aangegeven dat zij in deze gezamenlijk zullen optrekken. Zij geven aan dat wat hun betreft de realisatie van de EHS en de afgesproken natuurkwaliteit uitgangspunt is. Binnen dit uitgangspunt zijn zij bereid mee te werken aan de realisatie van de taakstelling voor particulier natuurbeheer. De terreinbeherende organisaties hebben grote twijfels of particulieren voldoende kennis hebben om, met name kritische natuurdoelen te realiseren. Daarnaast wordt betwijfeld of voldoende kan worden vastgelegd dat particuliere natuurbeheerders de afgesproken natuurdoelen en bijhorende inrichting realiseren. Zij zijn van mening dat de provincie bij doorlevering van gronden aan particulieren harde eisen moet stellen ten aanzien van de te realiseren natuurkwaliteit. Verder wordt er op gewezen dat voor bepaalde natuurdoelen, waarvoor een integraal beheer en inrichting nodig is, versnippering van eigendomssituaties dient te worden voorkomen. Dit leidt op termijn tot ongewenste situaties en een toename van de beheerskosten. Verdere zorgpunten zijn de extra kosten voor overleg en afstemming. Het Groninger Landschap is het niet eens met de invulling van particulier natuurbeheer voor het gebied Iwema Steenhuis. Zij ziet de percelen rondom haar eigendom als een afronding van haar gebied om daarmee te komen tot een efficiënter beheer van het landgoed. Daarnaast deelt Groninger Landschap niet de mening van het waterschap Noorderzijlvest (zie verderop) dat er in het Reitdiepgebied wat betreft het waterbeheer er geen beperkingen liggen voor particulier natuurbeheer. Voor het Reitdiepgebied streeft het G.L. naar het realiseren van een seizoensgebonden dynamiek met waar mogelijk stromende verbindingen. In een dergelijke situatie is er sprake van een meer gebiedsgericht systeem beheer, wat beperkingen met zich mee brengt voor particulier beheer. Staatsbosbeheer kan zich niet vinden in het standpunt van de provincie dat het gebied Reiderland in de zuidoosthoek van de Blauwe Stad valt binnen categorie particulier beheer. LTO/Boeren natuur LTO/Boeren Natuur zien in het Particulier Beheer een waardevol instrument om de EHS te realiseren. Particulier natuurbeheer zou in principe overal mogelijk moeten zijn. Het is dan ook niet nodig gebieden op kaart aan te geven. Duidelijkheid is wel gewenst. Doorlevering van gronden aan terreinbeherende organisaties alleen in uitzonderingssituaties bijv. als zeer hoge inspanningen nodig zijn om natuurdoel te realiseren, op basis van bestaande afspraken of als het gaat om de laatste ha's voor afronding van een gebied. Afronding van gebieden kan ook door ruiling van gronden worden gerealiseerd. LC-Westerwolde Het smalle beekdal van de Ruiten Aa/Westerwoldse Aa zou moeten worden verworven ten behoeve van een terreinbeherende organisatie. Belangrijkste redenen hiervoor zijn de ingewikkelde afstemming van inrichtingsmaatregelen, voortgang van de inrichting, periodieke overstroming, kleinschalige waterberging en versnippering van het beheer ( 80 - 90 % van der oppervlakte is al verworven). De overige gronden komen in principe in aanmerking voor particulier natuurbeheer, mits particulieren meewerken aan de inrichting en voor laaggelegen gronden vernatting accepteren. Aandachtspunt vormt de bereikbaarheid van percelen. LC Midden-Groningen Het centrale deel van het gebied zou, gezien de huidige eigendomssituatie, de voorgenomen inrichting en de specifieke eisen die aan het waterbeheer worden gesteld, moeten worden verworven ten behoeve
8
van SBB. Wellicht liggen er kansen voor particulier natuurbeheer op een aantal nog niet verworven en ingerichte percelen in de randzone van het gebied. Daarbij is aandacht nodig voor de bereikbaarheid van de percelen. Daarnaast liggen er kansen voor particulier natuurbeheer in het Haansplassengebied. Eventueel kunnen deze gronden worden uitgeruild met bestaande bezittingen van SBB. Herinrichting Haren In het Hunzedal liggen afspraken met Groninger landschap over cofinanciering van de inrichting. Hier wordt gestreefd naar verwerving ten behoeve van het Groninger Landschap. Wellicht kansen voor particulier beheer in de Bronlanden. In het Drentsche Aa dal wordt getracht SBB toe te delen langs de herstelde benedenloop van de Drentsche Aa. Particulier Beheer lijkt mogelijk op resterende delen van de polders Oosterland en Lappenvoort, Besloten Venen en Westerlanden. Aandacht voor bereikbaarheid van percelen. In het kader van de landinrichting zijn geen middelen beschikbaar voor extra ontsluitingsmaatregelen. Lutjegast-Doezum Er wordt constructief samengewerkt met SBB. Met particulier natuurbeheer aansluiten bij plan van toedeling. Waterschap Hunze en Aa's Het waterschap Hunze en Aa's is advies gevraagd over de mogelijkheden voor particulier natuurbeheer in Westerwolde. Het waterschap werkt in overleg met andere betrokkenen aan een waterplan. In het kader van dit waterplan worden afspraken gemaakt over inrichting van het beekdal, kleinschalige waterberging in het beekdal, aanpak verdrogingsbestrijding en over beheer en onderhoud. Waar het gaat om de laaggelegen gronden langs de Ruiten Aa/westerwoldse zal het lastig worden afspraken te maken met particulier grondeigenaren. Daarom is het waterschap er voorstander van de laaggelegen gronden in het beekdal in eigendom en beheer te geven bij een terreinbeherende organisatie. De overige gronden in de EHS kunnen in principe in aanmerking komen voor particulier natuurbeheer, mits wordt meegewerkt aan water conservering en opheffen verdrogingsituaties. Waterschap Noorderzijlvest In het Reitdiepdal liggen er volgens het waterschap wat betreft het waterbeheer geen beperkingen voor particulier natuurbeheer
9