Uitvoeringsplan sanering grond en grondwater Schelpenhoek 69-87 te Diemen
definitief
In opdracht van Opgesteld door Projectnummer Documentnaam Datum
Gemeente Diemen MWH B.V. M10B0366 M10B0366-pva-def.doc 14 december 2010
Postadres Postbus 5076 6802 EB ARNHEM Nederland T +31(0)26 7513800 F +31(0)26 7513818
Bezoekadres Westervoortsedijk 50 6827 AT ARNHEM Nederland www.mwhglobal.nl
KVK Haaglanden 27 18 43 23 ING Bank Delft 65 93 74 331 IBAN NL 63 ING B 0659 374331/BIC INGBNL2A MWH is ISO 9001:2008 en VCA* gecertificeerd
2
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 december 2010, definitief
Inhoudsopgave 1
Inleiding 1.1 Algemeen 1.2 Aanleiding en doel 1.3 Leeswijzer
2
Locatiegegevens en verontreinigingsituatie 2.1 Locatiegegevens 2.2 Uitgevoerde (bodem)onderzoeken 2.3 Conceptueel verontreinigingmodel 2.4 Aard en omvang van de verontreinigingen 2.5 Verspreiding
3
Doelstellingen, onderbouwing terugsaneerwaarde en uitgangspunten van de sanering 11 3.1 Doelstelling 11 3.2 Terugsaneerwaarden 11 3.3 Uitgangspunten 12 3.4 Randvoorwaarden 13
4
Voorbereidende werkzaamheden 4.1 Benodigde vergunningen, goedkeuringen en beschikkingen 4.2 Voorbereidende werkzaamheden 4.3 Verzekering 4.4 Voorlichting en start
15 15 15 15 16
5
Saneringsmaatregelen 5.1 Ontgravingen 5.2 Schoonmaken van de woningen (casco) 5.3 Eindcontrole grondwaterkwaliteit en terugvalscenario
17 17 20 20
6
Organisatie en veiligheid 6.1 Milieukundige begeleiding 6.2 Veiligheidskundige aspecten 6.3 Organisatie 6.4 Tijdsplanning
21 21 22 23 24
Bijlage 1.1: Bijlage 1.2: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5: Bijlage 6:
3
5 5 5 6 7 7 7 7 9 10
Regionale overzichtskaart Kadastrale gegevens Verontreinigingssituatie grond Verontreinigingssituatie grondwater Ontgravingstekening uitpandig Ontgravingstekening inpandig Ligging drainage en peilbuizen eindcontrole
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 december 2010, definitief
4
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 december 2010, definitief
1
Inleiding
1.1
Algemeen
De gemeente Diemen heeft aan MWH B.V. opdracht verstrekt voor het opstellen van een uitvoeringsplan voor de saneringsaanpak van de verontreinigingen in de grond en het grondwater ter plaatse van de Schelpenhoek 69 t/m 87 te Diemen (zie bijlage 1). Aanleiding voor de sanering zijn twee calamiteiten die in februari en juli 2010 hebben plaatsgevonden op de locatie. Door de calamiteiten is zowel de grond als het grondwater ter plaatse van de openbare weg (riooltracé) en de kruipruimten onder de woningen verontreinigd geraakt met vluchtige en toxische stoffen (voornamelijk benzeen, 1,2-dichloorethaan, vinylchloride en propiofenon). Plaatselijk zijn in het grondwater ook dichloormethaan en dichlooretheen aangetroffen. De sanering van de verontreinigde grond ter plaatse van de openbare weg valt onder de verantwoordelijkheid van gemeente Diemen. De sanering van de verontreiniging in de kruipruimte valt onder de verantwoordelijkheid van woningcorporatie Rochdale Tevens is de inboedel in de woningen beschadigd geraakt als gevolg van het vrijkomen van deze stoffen via de waterleiding en de kruipruimtelucht naar het meubilair.
1.2
Aanleiding en doel
De gemeente Diemen en woningcorporatie Rochdale hebben besloten om de sanering van de bodem onder de openbare weg en onder de woningen gezamenlijk uit te voeren, waarbij ook wordt gekeken in hoeverre de inboedel kan worden gereinigd. Op basis van de uitgevoerde (bodem)onderzoeken is op de locatie sprake van een nieuw geval van bodemverontreiniging in zowel de grond als het grondwater. Omdat de verontreiniging is veroorzaakt door een calamiteit (het barsten van de riolering en het wegsmelten van de waterleiding als gevolg van de dump van chemisch afval), is artikel 41 Wet bodembescherming (zorgplicht) van toepassing en dient de verontreiniging dus te worden gesaneerd tot een voor het bevoegd gezag aanvaardbaar niveau. Onderhavig uitvoeringsplan beschrijft de werkwijze van de sanering. Het uitvoeringsplan dient te worden goedgekeurd door het bevoegd gezag (provincie Noord-Holland).
5
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 december 2010, definitief
1.3
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de verontreinigingsituatie inclusief een conceptueel model. Hoofdstuk 3 beschrijft de doelstelling en uitgangspunten van het uitvoeringsplan en wordt de onderbouwing van gehanteerde terugsaneerwaarden gegeven. De voorbereidende werkzaamheden worden uitgewerkt in hoofdstuk 4 en in hoofdstuk 5 de saneringsmaatregelen. Hoofdstuk 6 beschrijft de organisatie en veiligheidsaspecten bij de bodemsanering.
6
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 december 2010, definitief
2
Locatiegegevens en verontreinigingsituatie
2.1
Locatiegegevens
In tabel 1 zijn de locatiegegevens opgenomen. Tabel 1: locatiegegevens Locatie: Postcode + woonplaats:
Schelpenhoek 69 - 87 te Diemen 1112 DJ Diemen
Gebruik:
Woongebied en openbare weg (woonerf)
Bevoegd gezag: Coördinaten Topografische kaart
Provincie Noord Holland X 125.900 Y:483.190
Kadastrale gegevens:
Woonblok nr. 69-87: 1 kadastraal perceel: Gemeente Diemen, sectie E, perceel 650 (oppervlak totale woonblok 1.436 m2) Openbare weg: 1 kadastraal perceel: Gemeente Diemen, sectie E, perceel 1674
De locatie is gelegen in de wijk Schelpenhoek te Diemen-Zuid en is momenteel in gebruik als woongebied. De regionale ligging van de locatie is opgenomen in bijlage 1.
2.2
Uitgevoerde (bodem)onderzoeken
Naar aanleiding van de calamiteiten in februari en juli 2010 zijn op de locatie zijn diverse (bodem)onderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken vormen de basis voor het onderhavige uitvoeringsplan. 1. RIVM; stankoverlast Diemen, inzet Milieuongevallendienst 27 februari 2010, briefrapport 609022056/2010; 2. TAUW BV; Binnenluchtmetingen Schelpenhoek Diemen, projectnummer 4717710 d.d. 22 april 2010; 3. TAUW BV; Bodemonderzoek Schelpenhoek 69-87 Diemen, projectnummer 4716915 d.d. 22 juni 2010; 4. TAUW BV; Aanvullend bodemonderzoek Schelpenhoek te Diemen, projectnummer 4737842 d.d. 30 september 2010.
2.3
Conceptueel verontreinigingmodel
Op basis van bovengenoemde rapporten, de informatie van de gemeente alsmede uit informatie van één van de veldmedewerkers van MWH die tijdens de 2e calamiteit aanwezig is geweest, is door MWH het volgende conceptueel verontreinigingsmodel opgesteld.
7
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 december 2010, definitief
De oorsprong van de verontreiniging die tot de calamiteiten heeft geleid is naar verwachting te herleiden tot het lozen van bijproducten van XTC productie (of een andere synthetische drug zoals ampethamine). Bij de productie komen batchgewijs (stap voor stap) bijproducten vrij, in onderhavig geval o.a. dichloorethaan (oplosmiddel) en propiofenon dat gebruikt wordt als “intermediate” bij de productie van synthetische drugs. Deze bijproducten zijn naar verwachting in een of meerdere fasen in het riool gebracht. Propiofenon is bij kamertemperatuur een heldere tot licht gele vloeistof maar stolt bij een temperatuur van 16 tot 18 °C en is matig oplosbaar in water (2 g/l) bij 20°C. Vooralsnog hebben we geen informatie over de oplosbaarheid bij lagere temperaturen. Het stollen van propiofenon is dan ook de bron voor het verstoppen van het vuilwaterriool. Gezien de verspreiding van propiofenon die via het grondwater heeft plaats gevonden zal er naar verwachting een co-solvent aanwezig zijn, in dit geval 1,2dichloorethaan waarin propiofenon goed oplost. Door het rioolontstoppingsbedrijf is middels overdruk en warm water geprobeerd het vuilwaterriool te ontstoppen. Hierdoor zal het gestolde propiofenon gedeeltelijk weer in de vloeibare fase gebracht zijn waarna deze als een emulsie via het vuilwaterriool door terugslag via het toilet de woningen (met name Schelpenhoek 73 en 75) binnengedrongen is. Doordat het propiofenon in vloeibare vorm de woningen is binnengekomen en door de bewoners ook getracht is om met behulp van een trekker de woningen te reinigen heeft het in vloeibare vorm de wanden/betonvloeren kunnen trekken. De bewoner van woning Schelpenhoek 75 heeft het kruipluik geopend en het slib zoveel mogelijk in de kruipruimte geschoven. Dit heeft er toe geleid dat de emulsie van warm water en propiofenon in het doorlatende zandpakket onder de kruipruimte is getrokken en tot ruim 1 m diep de grond is verontreinigd met propiofenon. De benedenverdieping van woningen 73 en 75 zijn de avond van de calamiteit direct ontruimd. 1,2-dichloorethaan, wat mogelijk gebruikt zal zijn als oplosmiddel, is een kleurloze stroperige vloeistof met een kenmerkende geur, die bij blootstelling aan lucht, licht en vocht donkerkleurig wordt. De stof wordt normaliter gebruikt in de bereiding van vinylchloridemonomeren en als apolair oplosmiddel (ontvetter en verfverwijderaar). 1,2-dichloorethaan tast kunststof en, in aanwezigheid van water, vele metalen aan. e
e
Ten tijde van het veldwerk na de 2 calamiteit is op de 2 dag door de veldwerkers puur product aangetroffen. Het product was donker van kleur en is waargenomen onderin een plas met water in het ontgraven gedeelte nabij de gesprongen waterleiding. Op basis van de aanwezige verontreinigingen wordt aangenomen dat het hier 1,2-dichloorethaan betreft en dat dit de oorzaak is voor het aantasten en springen van de waterleiding. 1,2-dichloorethaan is mogelijk direct geloosd in het hemelwaterriool (straatkolk) of bij een perk met een boom. Na het incident in februari zijn het vuilwaterriool en alle huisaansluitingen vervangen. Deze waren van binnenuit aangetast en verstopt. Bij het tweede incident is er sprake van een aantasting van de waterleiding van buitenaf. Zoals vermeld gaat het daarbij om een vervuiling met puur product. In februari was er sprake van een in het propiofenon opgelost product. Dit wijst er op dat het gaat om twee afzonderlijke incidenten / lozingspunten. Ook de onderzoeken en grondmonsters die na het eerste incident zijn genomen (mei / juni) gaven op locaties geen vervuiling aan buiten de woningen terwijl die na het tweede incident op nagenoeg dezelfde peillocaties wel zijn waargenomen.
8
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 december 2010, definitief
e
e
Na zowel de 1 als de 2 calamiteit is door Waternet de kwaliteit van het drinkwater onderzocht. Uit de resultaten blijkt dat in het drinkwater zeer licht verhoogde gehalten aan 1,3,5,-methylbenzeen, naftaleen, 1,2-dichloorethaan en/of p-isopropylmethylbenzeen aanwezig zijn,Het is dan ook onze verwachting dat de waterleiding al gedurende langere tijd in puur product van 1,2-dichloorethaan en daarin aanwezige andere organische componenten, zoals bv vinylchloride, naftaleen, trichlorrmethylbenzeen etc., heeft “gelegen” en dat deze stoffen van buitenaf in de waterleiding zijn gediffundeerd. Door het springen van de waterleiding is dit product verspreid via het cunet en de drains van het “nieuwe”vuil waterriool (voorkeursstroming). Dit zou mede verklaren waarom er ter plaatse van het vuilwaterriool nu wel een verontreiniging met o.a. 1,2-dichloorethaan en propiofenon wordt e aangetroffen, terwijl dit in het bodemonderzoek na de 1 calamiteit niet is aangetroffen. Het is niet aannemelijk dat bij het verwijderen van de oude riolering “product” vrij is gekomen omdat het vuilwaterriool over grote lengte was verstopt met propionfenon. De vervanging is daarnaast onder saneringsomstandigheden door een gecertificeerde aannemer uitgevoerd, Het is dan ook de verwachting dat het oplosmiddel (1,2-dichloorethaan via het hemelwaterriool (straatkolk) is geloosd e of direct in de bodem is gebracht. Aangezien in het leidingwater al na de 1 calamiteit sporen van organische middelen zijn aangetroffen is het aannemelijk dat de lozing rond dezelfde tijd heeft plaatsgevonden als de lozing van propionfenon op het vuilwaterriool.
2.4
Aard en omvang van de verontreinigingen
Op basis van de uitgevoerde (bodem)onderzoeken en het conceptueel verspreidingsmodel blijkt dat de daadwerkelijke oorsprong van de verontreiniging gelegen is in het lozen van XTC (of een andere synthetisch drug) afval. Door het dumpen van dit afval en de daarop volgende gebeurtenissen is de bodem onder de woningen en de grond in/nabij het riooltracé verontreinigd. De aard en omvang van de verontreinigingen wordt hieronder kort weergegeven. 2.4.1 Aard en omvang van de verontreinigingen in en onder de woningen Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat zowel de materiaalmonsters van de wanden en vloeren van de woningen 73 tot 75 zijn aangetast (deze woningen hebben blank gestaan met rioolslib). Het slib is daar in de kruipruimte geschoven en daardoor is de grond onder de woningen 73 tot 79 vooral verontreinigd met propiofenon. Bij binnenluchtmetingen zijn in woning nr. 83 wel verhoogde concentraties aan 1,2-dichloorethaan gemeten. In de grond- en grondwatermonsters is echter geen 1,2-dichloorethaan aangetroffen. De omvang van de verontreiniging met propiofenon in de woningen (wanden, vloeren) e.d. is niet in kaart gebracht. Aangenomen mag worden dat de verontreiniging in de woningen zich beperkt tot die gedeelten van de woningen waar de wanden/vloeren in contact zijn gekomen met de substantie uit het riool. Ook de omvang van de verontreiniging van de grond en het grondwater onder de woningen is zowel horizontaal als verticaal niet volledig in beeld. Gezien de grillige verspreiding (kruipruimte bij woning 81 lag vol met product), het geringe aantal boringen, het conceptueel verspreidingsmodel en het feit
9
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 december 2010, definitief
dat, aldus de woningstichting, de kruipruimten met elkaar in verbinding staan, wordt aangenomen dat de verontreiniging over de gehele kruipruimte aanwezig is. In de boringen net buiten de kruipruimten is geen propiofenon aangetroffen. De verontreiniging met propiofenon in de grond wordt naar verwachting begrensd door de funderingsbalken van de woningen. Er is vooralsnog weinig bekend over een eventuele verontreiniging met propiofenon in het grondwater onder de woningen. Aangezien propiofenon matig oplosbaar (2 g/l bij 20°C) is in water en er in de grond- en grondwatermonsters geen co-solvent (1,2-dichloorethaan) is aangetroffen, verwachtten we dat een eventuele verontreiniging van het grondwater zich zal beperken tot de voorkant van de woning. Hier is namelijk wel 1,2-dichloorethaan aanwezig (vermoedelijk door de lozing van puur product) en is een duidelijke relatie tussen propionfenon in het grondwater en de aanwezigheid van 1,2-dichloorethaan. Voor wat betreft de verticale afperking lijkt het erop dat de verontreiniging ter plaatse van de kruipluiken (voorkant van de kruipruimte) tot circa 1 à 1,5 m in de grond is getrokken en zodoende dieper zit dan aan de achterkant waar het tot circa 0,5 m in de grond is getrokken. Het aantal boringen dat is uitgevoerd is echter niet afdoende om daar met zekerheid uitspraken over te doen. 2.4.2 Aard en omvang van de verontreinigingen openbare weg en voorzijde woningen e Op basis van de uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt dat, na de 2 calamiteit, in en rondom het riooltracé zowel grond als grondwater verontreinigd is met propiofenon, vinylchloride, 1,2dichloorethaan en benzeen. De omvang van de verontreiniging in zowel grond als grondwater is zowel horizontaal als verticaal nog niet afgeperkt. Verwacht wordt echter dat verspreiding heeft plaatsgevonden door het springen van de waterleiding, waardoor de verontreiniging, en potentieel puur product van 1,2-dichloorethaan met daarin opgelost o.a. propriofenon, vinylchloride en benzeen, zich via het rioolcunet heeft verspreid. De verontreiniging zal zich naar verwachting beperken tot de omgeving van het rioolcunet nabij Schelpenhoek 69-87.
2.5
Verspreiding
De verontreiniging onder de woning is vermoedelijk ontstaan doordat een emulsie van drink- en grondwater en propiofenon in de grond is geïnfiltreerd. De propiofenon is na het bereiken van de stollingstemperatuur gestold en nu als vaste stof in de bodem aanwezig. Verwacht wordt dat de verontreiniging met propiofenon in de grond onder de woningen zich niet zal verspreiden. De verontreiniging ter plaatse van de openbare weg en aan de voorzijde van de woningen heeft zich naar verwachting vooral verspreid door de lekke waterleiding. Aangezien er potentieel nog steeds puur product aanwezig is, achten wij de kans op verspreiding het grootst als er opnieuw een waterleiding springt en/of het riool wordt aangetast. Verdere verspreiding zal voornamelijk plaatsvinden via het rioolcunet en mogelijk via de aanwezige oude slootgang waarbij de verspreiding wederom afhankelijk is van de aanwezigheid van puur product.
10
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 december 2010, definitief
3
Doelstellingen, onderbouwing terugsaneerwaarde en uitgangspunten van de sanering
3.1
Doelstelling
Aangezien sprake is van een nieuw geval van bodemverontreiniging (ontstaan na 1987) dienen er maatregelen genomen te worden om de verontreiniging of de aantasting en directe gevolgen te beperken of zoveel mogelijk ongedaan te maken. In beginsel dient de verontreiniging dan ook in zijn geheeld verwijderd te worden tot de oude toestand. Aangezien de zorgplicht niet aan iemand kan worden toegewezen (veroorzaker onbekend) behoren functiegericht en kosteneffectief saneren in deze ook tot de mogelijkheden.
3.2
Terugsaneerwaarden
3.2.1 Terugsaneerwaarde propiofenon Door Tauw is voor de stof propiofenon een locatie specifieke risicogrenswaarde bepaald (ref. 4 onder uitgevoerde bodemonderzoeken). Voorgesteld wordt om, de door Tauw afgeleide risicogrenswaarde als terugsaneerwaarde te hanteren. Hierbij dient te worden opgemerkt dat het een “informele” waarde betreft, die niet door het RIVM en het Ministerie van VROM geaccordeerd hoeft te zijn. Het betreft hier een humaantoxicologische risicogrenswaarde. Op basis van de door Tauw afgeleide risicowaarde, (5% o.s., 25% lutum) inclusief veiligheidsmarge van 10, worden de volgende terugsaneerwaarden voor propiofenon gehanteerd: grond: 1,8 mg/kg d.s.; grondwater: 164 µg/l. Deze terugsaneerwaarden worden voor de uitpandige sanering gehanteerd. In verband met mogelijke stankklachten die op kunnen treden bij deze gehaltes, wordt voor de inpandige sanering (grond in de kruipruimtes) lagere waarden aangehouden. Voor de sanering van de grond in de kruipruimtes wordt voor propiofenon de detectiegrens (1 mg/kg d.s.) aangehouden. 3.2.2 Terugsaneerwaarde overige verontreinigingen Aangezien de zorgplicht niet kan worden toegeschreven aan de veroorzaker, wordt voorgesteld om de locatiespecifieke achtergrondwaarde (op basis van 1% lutum en 1% organisch stof, zie ook ref. 4 uitgevoerde bodemonderzoeken) te hanteren als terugsaneerwaarde. Een overzicht van deze locatie specifieke terugsaneerwaarden is weergegeven in tabel 2.
11
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 december 2010, definitief
Tabel 2: Overzicht terugsaneerwaarden overige verontreinigingen Compartiment
Deellocatie, vlek of kadastrale aanduiding
Richting
Parameter
Terugsaneerwaarden
Grond
Kruipruimte Openbare weg en voorzijde woningen
Horizontaal Verticaal Horizontaal Verticaal
1,2-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan
0.02 mg/kg d.s. 0.02 mg/kg d.s. 0.02 mg/kg d.s. 0.02 mg/kg d.s.
Kruipruimte
Horizontaal
Vinylchloride 1,2-dichloorethaan Benzeen Vinylchloride 1,2-dichloorethaan Benzeen Vinylchloride 1,2-dichloorethaan Benzeen Vinylchloride 1,2-dichloorethaan Benzeen
0.01 µg/l 7 µg/l 0.2 µg/l 0.01 µg/l 7 µg/l 0.2 µg/l 0.01 µg/l 7 µg/l 0.2 µg/l 0.01 µg/l 7 µg/l 0.2 µg/l
Grondwater
Verticaal
Openbare weg en voorzijde woningen
Horizontaal
Verticaal
Opgemerkt wordt dat gezien de oorsprong van de verontreiniging niet uitgesloten kan worden dat er ook andere organische verontreinigingen worden aangetroffen. Zo is plaatselijk ook dichloormethaan en dichlooretheen in het grondwater aangetroffen. Tevens is in het leidingwater ook 1,3,5,methylbenzeen, naftaleen en p-isopropylmethylbenzeen aangetroffen, hetgeen impliceert dat ter plaatse van de locatie waar de waterleiding is gesprongen, deze stoffen ook in de grond en/of het grondwater aanwezig zijn. Aangezien deze stoffen in de grond en/of het grondwater voorkomen in aanwezigheid van propiofenon en/of 1,2-dichloorethaan worden propiofenon en 1,2-dichloorethaan als saneringsparameters aangemerkt omdat deze twee stoffen de dominante verontreinigingen zijn. Verwacht wordt dat met de sanering van deze twee parameters ook de overige plaatselijk voorkomende stoffen worden gesaneerd.
3.3
Uitgangspunten
De volgende uitgangspunten zijn gehanteerd voor de sanering. Verdere afperking van de verontreiniging wordt tijdens de sanering uitgevoerd (door middel van boringen en (bodem)luchtmetingen Voor de kruipruimte geldt de begrenzing en de civieltechnische beperking bij het ontgraven als uiterlijke saneringsgrens (rekeninghoudend met de UPC-kabel aan de achterzijde van de woningen). Tijdens de sanering is een bemaling noodzakelijk. Tijdens de uitvoering van de sanering worden de risico’s van de bodemverontreiniging voor de omgeving uitgesloten dan wel geminimaliseerd. De woningen zijn niet bewoond en de openbare weg voor de woningen kan worden afgesloten.
12
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 december 2010, definitief
De inboedel uit de woning is voorafgaand aan de sanering verwijderd. Tijdens de werkzaamheden is men alert op niet eerder aangetroffen verontreinigingen. De sanering wordt onder milieukundige begeleiding uitgevoerd.
3.4
Randvoorwaarden
Voor het project gelden de volgende algemene randvoorwaarden. Elke vorm van schade aan infrastructuur en bebouwing veroorzaakt door de sanering wordt voorkomen. Mogelijk opgetreden schade wordt hersteld. De kabels en leidingen op de locatie zijn buiten bedrijf gesteld, verwijderd of worden omgelegd. De saneringsmaatregelen zijn onder de huidige regelgeving en met de huidige operationele technieken goed uitvoerbaar, beheersbaar en controleerbaar. De maatregelen worden zodanig uitgevoerd dat hinder en overlast voor de omgeving tot een minimum worden beperkt. De sanering wordt doelmatig en sober uitgevoerd. De locatie wordt zodanig afgesloten (d.m.v. hekwerk) dat ook na werktijd sprake is van een veilige situatie. Eisen van de waterkwaliteitsbeheerder met betrekking tot de kwaliteit en kwantiteit van het op de riolering te lozen verontreinigde grondwater, zoals omschreven in de van kracht zijnde vergunning. Eisen van het Waterschap met betrekking tot het onttrekken van grondwater. Eisen voortkomend uit andere vergunningen, zoals kapvergunning worden nageleefd. Naast de bovenstaande algemene randvoorwaarden gelden eveneens de volgende geotechnische en geohydrologische randvoorwaarden: De op de locatie aanwezige panden zijn gefundeerd op palen. Binnen het invloedsgebied van de werkzaamheden zijn geen kwetsbare bouwwerken aanwezig. De horizontale stabiliteit van de bodem wordt slechts in beperkte mate beïnvloed zodat er geen aanvullende geotechnische maatregelen noodzakelijk zijn. De verticale stabiliteit van de bodem wordt slechts in beperkte mate beïnvloed waardoor er geen risico bestaat voor opbarsten van de putbodem. De aanvulling (na sanering) veroorzaakt geen additionele zetting en/of horizontale vervormingen in de ondergrond. De grondwaterstand in de directe omgeving wordt niet of nauwelijks beïnvloed.
13
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 december 2010, definitief
14
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 december 2010, definitief
4
Voorbereidende werkzaamheden
In dit hoofdstuk worden de voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van de sanering uiteengezet. Dit betreffen de algemene werkzaamheden.
4.1
Benodigde vergunningen, goedkeuringen en beschikkingen
Om de bodemsanering te kunnen uitvoeren zijn de volgende vergunningen, beschikkingen en toestemmingen noodzakelijk. Beschikking op het onderhavige uitvoeringsplan door het bevoegd gezag. Melding in het kader van de grondwaterwet bij het Waterschap voor het onttrekken van grondwater. Melding/vergunning voor het lozen van (voorgezuiverd) verontreinigd grondwater op het vuilwaterriool. Kapvergunning. Rekening dient te worden gehouden met de kap van minimaal 2 bomen in de openbare weg. Deze kapvergunning is al geregeld in verband met de reconstructiewerkzaamheden die in uitvoering zijn in de omgeving van de Schelpenhoek. De kap van de bomen is daarnaast al opgenomen in het bestek voor de reconstructie. Uitvoering van deze werkzaamheden vindt plaats voorafgaand aan de sanering. Mogelijke kap /snoei op eigen terrein geschiedt in overleg met gemeente en woningbouwvereniging. Toestemming van de woningbouwvereniging voor het uitvoeren van de sanering.
4.2
Voorbereidende werkzaamheden
Werkzaamheden voorafgaand aan de sanering. Het opstellen van een technische werkomschrijving voor de uitvoering van de sanering. Het opstellen van een V&G-plan uitvoeringsfase door de saneringsaannemer. Het verwijderen van de inboedel door de woningbouwvereniging. Het uitvoeren van een vooropname van de woningen en de openbare weg. Afsluiten en eventueel omleggen van kabels en leidingen (zie ook subparagraaf 6.1.1).
4.3
Verzekering
Gezien de uit te voeren bodemsaneringswerkzaamheden wordt geadviseerd om de aannemer een (aanvullende) CAR-verzekering (Construction All Risk) af te laten sluiten. Eventuele gevolgschade kan worden verzekerd met een bodemsaneringsverzekering (aanvullend op de CAR).
15
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 december 2010, definitief
4.4
Voorlichting en start
Voorafgaand aan de uitvoering van de saneringswerkzaamheden worden de omwoners ingelicht over de aard en het tijdstip van de uit te voeren werkzaamheden. De voorlichting wordt verzorgd door de opdrachtgever. Daarnaast meldt de saneerder, voorafgaand aan de sanering, de geplande startdatum aan het Bevoegd gezag. De aannemer meldt de sanering aan de Arbeidsinspectie. Startoverleg Ter waarborging van de gestelde saneringsdoelstelling wordt voorafgaand aan de saneringswerkzaamheden een startoverleg gehouden. De volgende partijen zijn hierbij in ieder geval betrokken: directie (opdrachtgever of gevolmachtigde van de opdrachtgever); milieukundig begeleider; aannemer; het bevoegd gezag; woningbouwvereniging; eventuele andere belanghebbenden.
16
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 december 2010, definitief
5
Saneringsmaatregelen
In dit hoofdstuk werken we de saneringsmaatregelen verder in detail uit. Hierbij maken we onderscheid in: ontgraving uitpandig (ter plaatse van de trottoirs en openbare weg); ontgraving in de kruipruimtes; verwijderen van de verontreinigingen uit de bouwmaterialen van de woningen; bemaling en zuivering grondwater; bestemming verontreinigde grond en aanvulling ontgravingen; aanbrengen drainage om eventueel een terugvalscenario te kunnen uitvoeren.
5.1
Ontgravingen
De werkzaamheden voorafgaand aan de ontgravingen betreffen: het plaatsen van (veiligheids)voorzieningen (keten, borstelplaats, hekken en dergelijke); het treffen van verkeersvoorzieningen in verband met aan- en afvoer van bouwverkeer; het aanleggen van een depot voor schone grond, locatie in overleg met gemeente Diemen (gemeentelijk depot Diemen Zuid); de inrichting van het terrein in overleg met gemeente Diemen en Rochdale. 5.1.1 Ontgraving uitpandig Uitpandig is de locatie grotendeels verhard. Voor de woningen zijn perkjes aanwezig met beplanting. In de openbare weg voor de uitbouwen staan bomen. Ook aan de overzijde van de openbare weg achter de parkeerplaatsen bevinden zich bomen. Voorafgaand aan de sanering dienen de beplantingen in de perkjes, de bomen ter plaatse van de ontgravingen (naar verwachting 2 bomen) en de verhardingen verwijdert te worden. De verharing (elementen) dienen afgevoerd te worden naar een breker, de trottoirbanden en overige verhardingsmaterialen worden hergebruikt en dienen tijdelijk in depot (Diemen Zuid) te worden opgeslagen. In het kader van de reconstructie worden nieuwe planten en bomen gerealiseerd. De verontreinigingen bevinden zich vooral rond het riooltracé (zie ook bijlage 2 en 3) en mogelijk in de loop van de oude sloot die over het terrein gelopen heeft. In de grond is op drie plaatsen verontreiniging geconstateerd. De grondverontreiniging bestaat grotendeels uit propiofenon en in mindere mate uit 1,2-dichloorethaan. De belangrijkste bron bevindt zich rond de boringen 112 en 113. Op basis van de onderzoeken is het niet duidelijk of de andere twee vlekjes samenhangen met deze bron of dat het aparte bronnen van verontreiniging zijn. Om de zekerheid te hebben dat de gehele verontreiniging ontgraven wordt, betekent dit dat het gehele riooltracé ontgraven dient te worden. De ontgraving dient langs het riool te worden doorgezet totdat de terugsaneerwaarden voor 1,2-dichloorethaan en propiofenon voor de grond bereikt zijn. Vooralsnog wordt uitgegaan van de in de bijlage getekende verontreinigingscontour. De bodemopbouw bestaat uit kleihoudend zand tot circa 2,5 m-mv. Op deze diepte wordt klei/veen aangetroffen. Aangezien dit klei/veenpakket slecht doorlatend is, wordt de maximale plaatselijke ontgravingsdiepte gesteld op 2,6 m-mv.
17
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 december 2010, definitief
Om tot op deze diepte te ontgraven dient een grondwaterbemaling te worden toegepast. Aanbevolen wordt om een bronbemaling rond de ontgraving toe te passen met filters van 1 tot 3 m-mv voorzien van haalbuizen. Met deze ontgraving en bemaling wordt tevens het grondwater gesaneerd. Hoeveelheden en verwerking grond Op basis van de meetgegevens uit voorgaand onderzoek (luchtmetingen op grondmonsters en chemische analyse op grondmonsters) blijkt dat de bodemlaag tot circa 0,5 m-mv niet verontreinigd is. Vanaf 0,8 m-mv worden de hoogste concentraties propiofenon en de hoogste gehaltes (ppm) in de luchtmetingen aangetoond. Dit betekent dat vanaf onderzijde verhardingen de grond tot circa 0,5 3 m-mv hergebruikt kan worden op locatie. Deze hoeveelheid grond wordt geraamd op 460 m (vast). De diepte tot waarop de verontreinigde grond aanvangt dient vastgesteld te worden door een milieukundig begeleider op basis van luchtmeting met PID en chemische analyses op grondmonster. Vanaf de bovenzijde verontreiniging wordt de verontreinigde grond ontgraven en afgevoerd naar een 3 erkende verwerker. Verwacht dat hierbij 490 m (vast) verontreinigde grond ontgraven en afgevoerd moet worden. De verwerking van de verontreinigde grond dient nader vastgesteld te worden. Vooralsnog wordt uitgegaan van reiniging van de grond. Hoeveelheden en verwerking bemalingswater Om de ontgraving in den droge te kunnen uitvoeren en het verontreinigde grondwater te verwijderen dient het grondwater bemalen te worden. Dit dient te geschieden met behulp van een bronbemaling. Eventueel kan op plaatsen waar diep ontgraven wordt aanvullend bemalen worden met behulp van een open bouwputbemaling. Aangezien op circa 2,5 m een slecht doorlatend bodempakket aanvangt wordt het debiet van de bemaling relatief gering geacht. Bij aanvang van de ontgraving 3 dient rekening gehouden te worden met een aanvangsdebiet van 5 tot 10 m /uur. Nadat de grondwaterstand verlaagd is, zal het debiet van de bemaling teruglopen naar verwachting tot 1 à 2 3 m /uur. Het bemalingswater dient gezuiverd te worden alvorens het geloosd kan worden. Uitgegaan wordt van lozing op het vuilwaterriool. Voor reiniging van het bemalingswater wordt aanbevolen om een plaatbeluchter toe te passen gevolgd door actief koolfiltratie. Kabels en leidingen Rond het riooltracé liggen diverse kabels en leidingen, zoals: drainage (tussen het vuilwater- en het hemelwaterriool; drinkwater (langs het vuilwater- en hemelwaterriool aan de zijde van de woningen), De waterleiding is afgedopt maar moet nog verwijderd worden. Dit zal op dag 1 van de sanering door het waterleiding bedrijf uitgevoerd worden; elektra (eveneens langs het vuilwater- en hemelwaterriool aan de zijde van de woningen); gas (eveneens langs het vuilwater- en hemelwaterriool aan de zijde van de woningen); de gas-, water- en rioolleidingen worden vervangen. Om zettingen tegen te gaan moeten de leidingtracés machinaal en laagsgewijs verdicht worden; huisaansluitingen tussen de voornoemde kabels en leidingen en de woningen. Er wordt van uitgegaan dat de woningen tijdens de sanering niet bewoond zijn. Dit betekent dat geen tijdelijke aansluitingen nodig geacht worden. Het is mogelijk dat gezien de doorstroming van kabels en leidingen de hoofdleidingen tijdelijk omgelegd moeten worden.
18
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 december 2010, definitief
Aangezien aantasting van kabels en leidingen geconstateerd is, wordt uitgegaan van vervanging van ten minste de waterleiding in de gebieden waar de bodem verontreinigd is met propiofenon en/of 1,2-dichloorethaan. Tijdens de sanering dient nagegaan te worden in hoeverre dit ook geldt voor de overige kabels en leidingen Hiertoe zal door de kabel/leiding eigenaren een inspectie worden uitgevoerd. De aannemer dient er voor te zorgen dat de kabels en leiding, die niet vervangen worden, op een adequate manier worden “opgehangen” ten tijde van de saneringswerkzaamheden. De drainage die zich tussen het vuilwater- en het hemelwaterriool bevindt zal met de sanering niet gehandhaafd kunnen worden. Deze dient na de ontgraving en tijdens de aanvulling van de ontgraving herlegd te worden. Tevens dienen de woningen dan weer aangesloten te worden op de (hoofd)kabels en leidingen. Funderingen De woningen zijn gefundeerd op betonpalen met een lengte van 22,5 m. Ook de uitbouwen aan de voorzijde zijn op deze wijze gefundeerd. Ter plaatse van de kruipruimtes heeft de verontreiniging (propiofenon) zich doorgezet tot circa 1 m minus onderzijde kruipruimte. Dit betekent dat aan de voorzijde nabij de gevels tot circa 1,5 m-mv ontgraven dient te worden. Bij deze ontgravingsdiepte wordt geen schade verwacht aan de funderingen van de woningen, te meer daar tijdens de ontgraving slechts een drietal funderingspalen vrij komt te staan over een lengte van minder dan 1 meter. Ontgraving in de kruipruimtes Door het doorspuiten van het riool is verontreiniging in de woningen terechtgekomen en vervolgens in de kruipruimtes van de woningen. Hierdoor is de grond in de kruipruimtes verontreinigd geraakt. De verontreinigde grond in de kruipruimtes wordt verwijderd, waarbij overwogen dient te worden om de verontreinigde grond in de kruipruimtes weg te zuigen. De diepte tot waarop de verontreiniging in de kruipruimtes aanwezig is, is niet eenduidig vastgesteld. Uitgegaan dient te worden van een diepte van 0,50 m tot plaatselijk 1,0 m. Het is mogelijk dat bij de woningen nr. 69 en 71 de grond ondieper verwijderd kan worden. De uiteindelijke diepte van de verwijdering dient onder milieukundige 3 begeleiding vastgesteld te worden. Vooralsnog wordt uitgegaan van 350 m (vast) te verwijderen grond. 5.1.2 Aanvulling ontgravingen en aanbrengen drainage (i.v.m. terugvalscenario) De ontgravingen uitpandig en in de kruipruimtes dienen aangevuld te worden. Uitgegaan wordt van grond met de kwaliteit die ten minste voldoet aan de bestemming wonen. Vooralsnog wordt 3 3 uitgegaan van 1.000 m (los) aanvulzand, waarvan 580 m uitpandig wordt aangebracht en circa 420 3 m in de kruipruimtes. Bovendien is het mogelijk dat in de kruipruimtes de verontreiniging in het funderingsmateriaal van de woningen is getrokken. Dit kan na aanvulling mogelijk tot stankklachten in de woningen leiden. Om eventuele stankklachten hierdoor te voorkomen dient in de kruipruimte folie te worden aangebracht die tegen de funderingsbalken wordt gelijmd om mogelijke uitdamping vanuit het bouwmateriaal te voorkomen. De folie dient ruim boven de grondwaterstand te worden gelegd. Uitgegaan wordt om deze folie te leggen op circa 20 cm minus bovenzijde aanvulling.
19
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 december 2010, definitief
Bij de eindcontrole op de sanering (grondwater) is het mogelijk dat het grondwater (plaatselijk) niet voldoet aan de gestelde terugsaneerwaarden. Om alsnog maatregelen te kunnen nemen (terugvalscenario) dient een drainage te worden aangebracht om zo’n eventuele grondwaterverontreiniging te kunnen verwijderen. Deze drainage, diepte ligging 1,5 m, dient te worden aangebracht alvorens de ontgravingen worden aangevuld. In bijlage 6 is deze drainage ingetekend, uitgaande van de ontgraving zoals geschetst in bijlage 6. De definitieve ligging van de drainage dient afgestemd te worden op de uiteindelijke ontgravingen. Opgemerkt wordt dat dit een aparte drainage dient te zijn die geen deel uit maakt van de bestaande drainage.
5.2
Schoonmaken van de woningen (casco)
Door het doorspuiten van het riool zijn verontreiniging in woningen terechtgekomen. Dit heeft geleid tot verontreiniging van bouwmaterialen in de woningen zoals vloeren en wanden. Hoewel dit niet expliciet naar voren komt in voorgaand onderzoek wordt ervan uitgegaan dat alleen de bouwmaterialen die in direct contact hebben gestaan met de verontreinigingen (met name propiofenon) verontreinigd zijn. Dit betreft vloeren en daar waar vanuit het riool het verontreinigde water tegen de wanden gespoten is. Dit betreft in ieder geval de gipsbetonwanden van toiletten en van keukens. Daar waar dit water tegen de wanden terecht gekomen is dienen deze wanden vervangen te worden. Op basis van de beschikbare gegevens betreft het: het verwijderen en herstellen van de tegelvloer in woning nr. 73; het afschrapen van de cementdekvloer in woning nr. 75, inclusief herstel; het vervangen van de gipsbetonwanden van toilet en keuken van woning nr. 75; het vervangen van het aanrechtblad van woning nr. 79; het verwijderen, inclusief onderlaag, en herstellen van de laag glinsterende stof in woningnr. 77. Het meubilair dat in aanraking is geweest met de verontreiniging is naar verwachting niet reinigbaar. De stank is er ofwel ingetrokken of het meubilair is uitgebeten als gevolg van contact met de verontreiniging. Afhankelijk van het resultaat van een uitgebreide taxatie wordt in overleg met de bewoners inboedel wel of niet vervangen.
5.3
Eindcontrole grondwaterkwaliteit en terugvalscenario
De eindcontrole van de grondwaterkwaliteit vindt plaats door bemonstering en analyse van controle peilbuizen. In bijlage 6 staan deze peilbuizen op tekening aangegeven. Het grondwater uit deze peilbuizen dient geanalyseerd te worden op propiofenon, 1,2-dichloorethaan, benzeen en vinylchloride. Indien de grondwaterkwaliteit niet voldoet aan de gestelde terugsaneerwaarden, dient een terugvalscenario in werking te treden. Dit scenario bestaat uit het onttrekken van grondwater uit de aangelegde drainage, zuivering van het bemalingswater en lozing op het riool. Deze bemaling wordt doorgezet totdat de gestelde terugsaneerwaarden bereikt zijn.
20
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 december 2010, definitief
6
Organisatie en veiligheid
6.1
Milieukundige begeleiding
De saneringswerkzaamheden worden onder milieukundige begeleiding conform de BRL 6000 uitgevoerd. De milieukundig begeleider adviseert de directie over de milieukundige en milieuhygiënisch gerelateerde veiligheidskundige aspecten van het werk teneinde de saneringsdoeleinden te bereiken zoals beschreven in het uitvoeringsplan. 6.1.1 Inzet milieukundige begeleiding De inhoud van de milieukundige begeleiding bestaat onder andere uit: het bijhouden van een dagboek, debietstanden en dergelijke; het op basis van de onderzoeksgegevens, aangevuld met zintuiglijke waarnemingen luchtmetingen en chemische analyses adviseren over de samen te stellen grondstromen (deelpartijen grond) en de ontgraving; het vastleggen van de ontgravingscontouren; het nemen van controlemonsters en het zorgdragen voor de chemische analyses; inmeten van het maaiveld ten opzichte van NAP (voor ontgraving, na ontgraving en na aanvulling); het geven van aanvullende adviezen inzake de milieuhygiënische aspecten van het werk; melding start sanering (uiterlijk 2 weken voor aanvang): melden afwijkingen op uitvoeringsplan; melding einddiepte ontgravingen; melding einde sanering. adviseren in het geval van afwijkingen in de uitvoering van het uitvoeringsplan ten opzichte van de goedkeuring op het uitvoeringsplan; het na afloop van de sanering uitvoeren van een eindcontrole om na te gaan of de sanering volgens de gestelde uitgangspunten is uitgevoerd; de verslaglegging van de diverse werkzaamheden in een saneringsverslag. 6.1.2 Controle saneringsresultaat kernontgraving Om vast te stellen of de ontgravingen aan de doelstellingen voldoen, wordt een controle uitgevoerd. Ter plaatse van de ontgravingen neemt de milieukundig begeleider, op basis van PID metingen uit de wand of headspace van bodemmonsters, controlemonsters van de putbodem en van de putwanden met steekbussen. Het aantal monsters wordt bepaald op basis van de omvang van de ontgraving en de aard van de verontreiniging. Voor het nemen van controlemonsters door de milieukundige begeleider wordt het VKB-protocol 6001 (bron 6) als norm aangehouden. Samenvattend impliceert dit voor mobiele verontreinigingen de volgende bemonsteringsdichtheid:
21
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 december 2010, definitief
Tabel 3: Bemonsteringsstrategie Omschrijving
Putbodem of putwand
Bemonsteringsstrategie
Grond - mobiele en vluchtige verontreiniging
Putbodem
Per 50 m² en per bodemtextuur verrichten van 7 kwantitatieve insitu metingen (PID). Nemen van analysemonster in een steekbus ter plaatse van de hoogste uitslag. De steekdiepte bedraagt van 0,1 tot 0,3 m achter het ontgraven oppervlak Per 20 m² en per bodemtextuur verrichten van 7 kwantitatieve insitu metingen (PID). Nemen van analysemonster in een steekbus ter plaatse van de hoogste uitslag. De steekdiepte bedraagt van 0,1 tot 0,3 m achter het ontgraven oppervlak. Boven en onder de gemiddelde grondwaterstand vindt separate bemonstering plaats.
Putwand
De genomen controlemonsters worden geanalyseerd op 1,2-dichloorethaan en propiofenon. De resultaten van de controle worden opgenomen in het evaluatierapport dat na afloop van de sanering wordt opgesteld. 6.1.3 Beoordeling materiaalstromen Bij de sanering komt een grondstroom vrij die hergebruikt kan worden op locatie (bovengrond). Deze grond wordt tijdelijk opgeslagen op het gemeentelijk depot. De grond wordt conform Besluit Bodemkwaliteit bemonsterd, maar alleen geanalyseerd op propiofenon en 1,2dichloorethaan.Wanneer deze grond voldoet aan de gestelde terugsaneerwaarden wordt de grond hergebruikt op locatie. Indien de grond niet voldoet, dan dient de grond afgevoerd te worden naar een erkende verwerker. 6.1.4 Bemonstering bemalingswater tijdens ontgraving Bemonstering van het in- en effluent van de waterzuiveringsinstallatie zal plaatsvinden conform de voorwaarden van de vergunning. Voor het nemen van controlemonsters door de milieukundig begeleider de VKB-protocol 6001 (bron 6) en lozingsnormen als norm aangehouden.
6.2
Veiligheidskundige aspecten
Voor de saneringswerkzaamheden dient, volgens artikel 5 van het Bouwprocesbesluit Arbeidsomstandighedenwet, een Veiligheids- en Gezondheidsplan (ontwerp- en uitvoeringsfase) te worden opgesteld. Dit V&G-plan is afgestemd op de relevante publicaties van de Arbeidsinspectie en op publicatie 132 van het CROW (bron 9). Met het V&G-plan ontwerpfase wordt voor het ontwerp en de planfase een analyse gemaakt van de risico's van de uit te voeren werkzaamheden. Eventueel vindt een aanpassing van de geplande werkzaamheden plaats om de risico's te beperken. Het V&G-plan ontwerpfase is een verplichting van de opdrachtgever en wordt als bijlage op het bestek of werkomschrijving toegevoegd. Op basis van het bestek, het V&G-plan ontwerpfase en het uitvoeringsplan van de aannemer wordt een V&G-plan uitvoeringsfase op gesteld. Het V&G-plan uitvoeringsfase is een verplichting van de aannemer.
22
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 december 2010, definitief
De saneringswerkzaamheden vallen gezien de aard en het concentratieniveau (aanwezigheid puur product) in klasse 3T (potentieel toxische stoffen aanwezig) en 2F. T- en F-klassen zijn berekend volgens de CROW 132 (bron 9). Volgens deze methode wordt gerekend met de hoogst aangetoonde concentraties in de bodemonderzoeken. Voor de bijbehorende veiligheidsvoorzieningen, metingen en maatregelen wordt eveneens verwezen naar de publicatie 132 van het CROW. Gezien de voorlopige klasse 3T betreft dient het V&G-plan eveneens door een hoger veiligheidskundige (HVK) beoordeeld en goedgekeurd te worden. Werkzaamheden aan kabels/leiding door nutsbedrijven en de overige eigenaren kunnen, na vrijgeven van de put(ten) in schone grond gebeuren.
6.3
Organisatie
De opdrachtgever is de saneerder. Daarnaast zijn bij de uitvoering van de sanering de volgende partijen betrokken: waterschap i.v.m. onttrekking grondwater; gemeente Diemen; woningstichting Rochdale; directievoerder; dagelijks toezichthouder; milieukundige begeleider; aannemer. De aannemer is primair verantwoordelijk voor de veiligheid en bescherming van de gezondheid van werknemers, passanten, omwonenden e.d. Tijdens het werk dient door de aannemer een logboek te worden bijgehouden waarin onder meer worden opgenomen: de dagelijks verrichte werkzaamheden; de situaties waarin wordt afgeweken van het uitvoeringsplan (of een eventueel door de aannemer op te stellen draaiboek) en de aanleiding daartoe; de resultaten van de veiligheidskundige metingen die tijdens het werk worden uitgevoerd, voorzien van plaats en tijdstip; de gebeurtenissen die van belang zijn voor de veiligheid en gezondheid van werknemers, passanten, werknemers omringende bedrijven, e.d.
23
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 december 2010, definitief
6.4
Tijdsplanning
Voorafgaand aan de sanering dienen de volgende werkzaamheden te worden uitgevoerd: indienen uitvoeringsplan bij de gemeente Diemen en de provincie Noord-Holland; aanvraag vergunningen, ontheffingen, verrichten meldingen e.d.; opstellen technische werkbeschrijving; selectie aannemer(s); gunning; KLIC-melding; afsluiten verzekeringen; melding start sanering; voorlichting belanghebbenden. Voor deze werkzaamheden dient circa 1 maand te worden uitgetrokken. De voorgenomen start van de werkzaamheden is week 3 / 4 in 2011.
24
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 december 2010, definitief
Bronvermeldingen
1. RIVM; stankoverlast Diemen, inzet Milieuongevallendienst 27 februari 2010, briefrapport 609022056/2010 2. TAUW BV; Binnenluchtmetingen Schelpenhoek Diemen, projectnummer 4717710 d.d. 22 april 2010 3. TAUW BV; Bodemonderzoek Schelpenhoek 69-87 Diemen, projectnummer 4716915 d.d. 22 juni 2010 4. TAUW BV; Aanvullend bodemonderzoek Schelpenhoek te Diemen, projectnummer 4737842 d.d. 30 september 2010 5. VKB-protocol 6001 - Milieukundige begeleiding en evaluatie landbodemsanering met conventionele methoden, SIKB, versie 3.1, 10 december 2003 6. VKB-protocol 6002 - Milieukundige begeleiding en evaluatie landbodemsanering met conventionele methoden, SIKB, versie 2.0, 13 maart 2007 7. Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer) ministerie van VROM,19 oktober 2007 8. CROW-publicatie 132 - werken in of met verontreinigde grond en verontreinigd (grond)water), de 4e geheel herziene druk: december 2008 9. Lijzen J.P.A., Achtergronden bij de herziene risicogrenzen voor bodem, sediment en grondwater in het kader van de “Evaluatie interventiewaarden bodemsanering”, RIVM, 2002 10. Integrale Normstelling Stoffen, Milieukwaliteitsnormen bodem, water, lucht; Interdepartementale Werkgroep Integrale Normstelling Stoffen, december 1997
25
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 december 2010, definitief
26
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 14 december 2010, definitief
Bijlagen
Bijlage 1.1: Bijlage 1.2: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5: Bijlage 6:
Regionale overzichtskaart Kadastrale gegevens Verontreinigingssituatie grond Verontreinigingssituatie grondwater Ontgravingstekening uitpandig Ontgravingstekening inpandig Ligging drainage en peilbuizen eindcontrole
Bijlage 1.1: Regionale overzichtskaart
Bijlage 1.2: Kadastrale gegevens
Bijlage 2:
Verontreinigingssituatie grond
Bijlage 3:
Verontreinigingssituatie grondwater
Bijlage 4:
Ontgravingstekening uitpandig
Bijlage 5:
Ontgravingstekening inpandig
Bijlage 6:
Ligging drainage en peilbuizen eindcontrole