U i t v i nd e r s i n N e d e r l a nd
Jeroen de Jong
Zoetermeer, april 2011
ISBN:
A201105
Bestelnummer: 978-90-371-1025-8 Prijs:
€ 50,-
Dit onderzoek is gefinancierd door het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap (www.ondernemerschap.nl)
Voor alle informatie over MKB en Ondernemerschap: www.ondernemerschap.nl
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM. EIM aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with EIM. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM. EIM does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
Inhoudsopgave
Samenvatting
5
1
Inleiding
7
2
Uitvinders
13
2.1
Uitvinding en uitvinder
13
2.2
Aantal en typen uitvinders
14
2.3
Demografie van uitvinders
16
3
Aanleiding tot uitvinden
23
3.1
Motieven van uitvinders
23
3.2
Bron van uitvindingen
24
4
Proces van uitvinden
31
4.1
Investeringen
31
4.2
Samenwerking
32
5
Resultaat van uitvinden
39
5.1
Slaagkans
39
5.2
Aantal uitvindingen en resultaten
40
5.3
Intellectueel eigendom
41
6
Context: innoverende consumenten
46
6.1
Innovatie zonder commerciële motieven
46
6.2
Creatieve activiteiten
50
6.3
Demografie
53
6.4
Relatie met ondernemerschap
56
Bijlagen I
Onderzoeksmethodiek
59
II
Colofon
61
3
Samenvatting
A a n l e id i ng , do e lst e l l in g en a f ba k en in g − Individuele uitvinders blijven in de innovatiestatistieken en het innovatiebeleid onderbelicht. De dominante opvatting is dat innovatie plaatsvindt in bedrijven en kennisinstellingen. Dit rapport brengt de kenmerken van uitvinders in Nederland in kaart. − Een uitvinding is meer dan een idee. Er is sprake van een uitvinding als de technische haalbaarheid van het idee is aangetoond, de commerciële mogelijkheden aannemelijk zijn gemaakt, de beschermingsmogelijkheden op zijn minst zijn onderzocht, en over de verdere stappen om de vinding te commercialiseren, is nagedacht. A a n ta l le n en k e nm erk en − Er zijn in Nederland naar schatting 9.900 uitvinders actief - individuen die de afgelopen vijf jaar minstens een uitvinding hebben gerealiseerd en deze naar de markt hebben gebracht of wilden brengen. − Deze groep bestaat uit 5.700 particuliere uitvinders (werkend vanuit huis en in hun vrije tijd), 2.600 zelfstandigen en 1.600 ondernemers met een bedrijf tot tien werknemers. − Grotere bedrijven vielen buiten het bestek van het onderzoek, mede omdat zulke bedrijven al in de reguliere innovatie- en R&D-statistieken worden meegenomen. Verder werden uitvinders in loondienst en aspirant-uitvinders (individuen met alleen een idee) in het onderzoek niet meegeteld. − Uitvinders zijn gemiddeld ouder dan de doorsnee werkende Nederlander, vaak 45 tot 64 jaar. Zij zijn vaak man, hoger opgeleid in een technische richting en werkzaam in loondienst of met een eigen bedrijf (ook particuliere uitvinders). I nv es te r in ge n en r es u lta t en − Met de activiteiten van uitvinders zijn flinke bedragen gemoeid. Een conservatieve schatting is dat uitvinders jaarlijks ruim € 0,5 mrd in innovatie investeren. Alleen particuliere uitvinders zijn goed voor een kleine € 100 mln. De doorsnee uitvinder besteedt jaarlijks 68 mandagen en € 13.900 out-of-pocketkosten. − De helft van de uitvinders heeft wel eens een uitvinding winstgevend gecommercialiseerd. Ondernemer-uitvinders gaat dit stukken beter af dan particuliere uitvinders. Om werkelijk succesvol te zijn, dient iedere uitvinder uiteindelijk ook ondernemerschapsvaardigheden te ontwikkelen. − Heeft een uitvinder zijn idee eenmaal tot een vinding gebracht, dan is de slaagkans ongeveer 30%. Er worden dan inkomsten gerealiseerd die de gemaakte kosten overtreffen. Voor aspirant-uitvinders die slechts een idee hebben is de slaagkans vele malen kleiner. C o nt ex t: inn ov e re nd e co ns um ent en − De activiteiten van uitvinders zijn ingebed in, en komen voort uit, een groep van honderdduizenden innoverende consumenten die toepassingen ontwikkelen of modificeren voor eigen gebruik, plezier, om anderen te helpen, of om eigen vaardigheden te ontwikkelen. Zij worden doorgaans niet gedreven door commerciële overwegingen. Wel blijkt dat innoverende consumenten veel vaker dan de doorsnee Nederlander de intentie hebben om een bedrijf te starten, of zij zijn daarmee reeds bezig. Innoverende consumenten en uitvinders zijn van groot maatschappelijk belang.
5
1
Inleiding
Gangbaar beeld:
Eind 19e eeuw paste Thomas Edison als eerste een systematische en georganiseerde
innovatie gebeurt
manier van uitvinden toe middels zijn laboratorium in Menlo Park. Daarmee legde hij
in bedrijven en
in feite de blauwdruk voor het moderne R&D-laboratorium. Sindsdien wordt door me-
kennisinstellingen
nigeen verondersteld dat de dagen van de eenzame uitvinder zijn geteld. De inspanningen van individuen die vanuit huis, schuur of garage voor eigen rekening en risico uitvindingen doen, zijn amateuristisch en vallen in het niets bij de activiteiten van bedrijven en kennisinstellingen die kunnen leunen op professionele onderzoekers en gespecialiseerde apparatuur. Tegelijk laat de dagelijkse praktijk zien dat ook individuele consumenten kunnen innoveren. Denk aan televisieprogramma's als Het beste idee van Nederland en Dragon's Den. Verder zijn er open-sourceprojecten, meestal gericht op de ontwikkeling van software, waarin groepen van consumenten op vrijwillige basis innovaties ontwikkelen en gratis beschikbaar stellen aan de gemeenschap. Dit roept de vraag op of innovaties door uitvinders en, in bredere zin, door consumenten een uitzondering of juist een veelvuldig voorkomend verschijnsel is. En in het verlengde hiervan, wat de economische betekenis is van hun activiteiten. O nd e rz o ek na a r u it v in de r s en inn ov e re nd e co ns um en te n
Doel: in kaart brengen uitvinders…
Het doel van deze rapportage is tweeledig. Ten eerste brengt dit rapport de structuur- en gedragskenmerken van uitvinders in Nederland in kaart. Het is niet bekend hoeveel uitvinders in Nederland actief zijn. Ook weten we niet wat de aanleiding is om uit te vinden, wat hun motieven zijn, hoeveel zij investeren, in welke mate zij samenwerken, en wat de resultaten zijn van hun activiteiten. Op deze zaken wordt ingegaan in de hoofdstukken 2 t/m 5 van dit rapport.
…en innoverende consumenten
Naast uitvinders, die in beginsel een product, technologie, proces of methode naar de markt willen brengen, kunnen consumenten innovaties ontwikkelen of creatieve bezigheden ontplooien voor eigen gebruik. Uitvinders willen in beginsel naar de markt, en hebben naast innovatieve kwaliteiten ook een gezonde dosis ondernemerschap nodig. Voor innoverende consumenten gelden andere motieven: het oplossen van eigen problemen, en plezier of hulp bieden aan anderen. De tweede doelstelling van dit rapport is om te onderzoeken in welke mate Nederlandse consumenten zich met creatieve en/of innovatieve activiteiten bezighouden. Dit is een breder maatschappelijk verschijnsel, waaruit de activiteiten van uitvinders kunnen voortkomen. Hoofdstuk 6 gaat over innoverende consumenten in Nederland. In alle hoofdstukken zijn naast cijfers concrete voorbeelden opgenomen van uitvinders en innoverende consumenten. De bijlage bevat een nadere beschrijving van de gehanteerde onderzoeksmethodiek. I mp l i ca t i es Uit dit onderzoek blijkt dat in Nederland een kleine tienduizend uitvinders actief zijn, die gezamenlijk op jaarbasis ruim € 0,5 miljard investeren. Als alleen de uitvinders die níet bij de Kamer van Koophandel zijn ingeschreven, worden geteld, bedragen hun investeringen in innovatie nog altijd een kleine € 100 miljoen. Daarnaast loopt het aantal innoverende consumenten in de honderdduizenden, en is beslist geen zeldzaam verschijnsel. Innovatie wordt sinds jaar en dag van groot belang geacht voor de economische ontwikkeling en toename van de welvaart. Politici en beleidsmakers maken zich sinds de-
7
cennia druk om innovatie als 'most likely resort' om de arbeidsproductiviteit te verbeteren, zeker sinds de arbeidsparticipatie in Nederland flink is toegenomen. Ook in het huidige kabinetsbeleid is aandacht voor innovatie terug te zien: "In een open wereldeconomie is versterking van het concurrentievermogen van de Nederlandse economie essentieel. De ontwikkeling en groei van de economie vormt de basis van onze werkgelegenheid, welvaart en voorzieningen (...) Innovatie is voor alle sectoren van het bedrijfsleven van vitaal belang bij de productontwikkeling en export" 1. De dominante opvatting van beleidsmakers en politici is echter dat innovatie (vrijwel)
Weinig aandacht voor uitvinders
uitsluitend plaatsvindt in bedrijven en kennisinstellingen. In het actuele regeerak-
en innoverende
koord valt te lezen (p. 10): "Om de concurrentiekracht van het bedrijfsleven te versterken voert de overheid ook een gericht beleid ter bevordering van innovatie en on-
consumenten
dernemerschap, onder meer door stimulering van samenwerking tussen bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid". Hierbij wordt voorbijgegaan aan het feit dat ook consumenten kunnen innoveren, individueel of in groepsverband. Alle regelingen en faciliteiten in het innovatiebeleid zijn gericht op bedrijven en/of kennisinstellingen. Het denken over wat uitvinders en innoverende consumenten betekenen voor het beleid staat nog in de kinderschoenen.
1
8
Zie paragraaf 3 uit het regeerakkoord http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/rapporten/2010/09/30/regeerakkoord-vvd-cda.html (geraadpleegd op 31 maart 2011).
HET WIEL OPNIEUW UITGEVONDEN Zelden is het idee voor een uitvinding uniek, vooral niet wanneer deze is gebaseerd op lang bestaande principes. Daar kwam ook Arjan Heinen (1948) achter toen hij zich verdiepte in de elektrische aandrijving van auto's. Hij ontdekte dat ook Ferdinand Porsche hetzelfde idee bezat als hij. De werkelijke uitvinder is echter niet degene die iets nieuws vindt, maar degene die daarvan als eerste de betekenis inziet en dit ook kan omzetten in iets nieuws. In dit laatste was Porsche niet geslaagd, omdat hij niet de beschikking had over die elektronica die nu wel bestaat. Vanuit de auto wijst Arjan Heinen naar de open, blauwe hemel voor zich. 'Zie je dat de lucht pal boven je lichtblauw is? Hoe verder je kijkt, des te donkerder deze wordt. Luchtverontreiniging', weet hij, 'ook in een stad als Apeldoorn. Daar gaan we wat aan doen.' Koelhuis Heinen stamt uit een familie die zich naar eigen zeggen altijd gegrepen wist door een bepaald probleem waarvoor een technische oplossing moest komen. Dat gaat al terug naar zijn grootvader, die een bedrijf in grutterswaren bezat. 'Met paard en wagen bracht hij die over de Veluwe. Op de weg terug nam hij eieren mee. Die eierhandel verliep zo goed dat hij voortaan eieren ging ophalen en op de weg heen grutterswaren meenam voor die mensen die dat nodig hadden. Maar vroeger had je maar drie maanden in het jaar eieren, van maart tot juli. Dus moest er een methode bedacht worden om die eieren langer te bewaren. Mijn grootvader is toen begonnen met het koelen van eieren, een graad boven nul. Dan kun je ze zeker een half jaar tot drie kwart jaar goed houden. Nadat men tot de ontdekking was gekomen dat je met licht in hokken de kip kunt foppen, waardoor de kip het hele jaar door eieren ging leggen, verdween de behoefte aan een koelhuis.' Heinen vertelt hoe zijn grootvader samen met zijn vader op een vrieshuis overschakelde en hoe hij later na de HTS werktuigbouwkunde een nieuw concept daarop toepaste.
All energy plant 'In plaats van elektromotoren maakten we gebruik van gasmotoren om de gassen uit het vrieshuis te comprimeren en opnieuw te laten verdampen. De opgewekte energie werd voor 85% benut. Een deel daarvan ging naar de aandrijving en waterkoeling. De afvalwarmte pakten we op om lokalen mee te verwarmen. Bovendien gebruikten we de uitlaatgassen om water in een secundair reservoir te bewaren. Want we pompten water uit de grond op en stopten dit in een vat van 6000 liter, verwarmden dit met de restwarmte en bezaten daardoor warm water, waarmee we de boel konden schoonmaken. Voor die tijd, half jaren zeventig, was dat echt revolutionair. En het werkt nog steeds.' Heinen zag in het bedrijf van zijn vader echter geen verdere toekomst voor zichzelf weggelegd. 'Ik wilde niet mijn leven lang in een overall lopen.' Door zijn kennis van onderdelen van een bepaald merk vorkheftruck belandde hij in deze handel. Nadat Heinen later het importeursschap van een elektronicafabrikant kreeg en hij geleidelijk aan steeds meer specifieke verzoeken voor systemen binnenkreeg, geraakte hij vanuit de handel steeds meer bedreven als leverancier van complete systemen. 'Want naast de elektronica verkochten we ook motoren, allemaal voor batterij aangedreven voertuigen. Dat vond ik leuk.' Rendement Heinen vertelt dat de kiem van zijn vinding voor batterij aangedreven voertuigen ligt in praktische metingen die hij uitvoerde om het rendement van deze voertuigen te bepalen. 'We haalden het voertuig met de wielen van de grond, lieten het systeem werken, becijferden de hoeveelheid energie die het voertuig zelf nodig had, zetten deze op de weg, belastten deze en lieten hem met dezelfde snelheid rijden. Als je dan kijkt hoeveel energie je moet toevoegen, dan kun je het rendement makkelijk berekenen.' Er bleek echter een onverklaarbaar verschil tussen de theorie en praktijk. 'Als je alle rendementsgegevens van de onderdelen die de fabrikanten hadden geleverd zou verrekenen, dan komt de opgave uit op 67 tot 68%. Wij kwamen echter niet verder dan 44,5%. Dat is een enorm gat. Toen zijn we gaan zoeken en begon ik in te zien dat het verschil van theorie en praktijk hoofd-
9
zakelijk werd veroorzaakt door de tandwielkast. Het rendement daarvan wordt namelijk opgegeven bij een maximaal vermogen. Het verlies aan kilowatt is echter standaard. Daardoor kwam ik tot de slotsom dat deze tandwielkast eruit moest en ik daarvoor in de plaats iets moest hebben dat makkelijk te monteren was.'
Tandwielkast Een tandwielkast is nodig om een relatief kleine motor te gebruiken voor een hoog toerental. In de ogen van Arjan Heinen is de tandwielkast altijd verkeerd gebruikt bij het ontwerp van elektrische auto's. 'Dit is de reden waarom alle elektrische auto's falen, want ze moeten altijd de hele aandrijflijn meenemen.' Hij dacht, als ik de tandwielkast probeer te omzeilen en de motor in het wiel zelf maak, dan spaar ik niet alleen veel ruimte maar ook veel energie. 'Maar als ik direct aan wil drijven dan moet ik naar een laag toerental', legt hij verder uit. 'Dat is ingewikkeld.' Uiteindelijk kwam hij uit bij een bedrijf voor liftmotoren, die gebruik maakte van hetzelfde principe. 'Zij moeten de lift accelereren en hebben ook van doen met energieverbruik dat daarna aanzienlijk naar beneden gaat. Buitendien mag het geen lawaai maken en er mag geen speling op het tandwiel zitten.' In het jaar 1995 begon Heinen met zijn ontwikkeling van de motor in het wiel en ontdekte geleidelijk aan dat zijn concept een enorme
10
energiebesparing opleverde. 'De motor in het wiel is op zich niets nieuws, al zijn er nu wel heel andere dingen noodzakelijk om te octrooieren. Daarvoor is heel veel zoekwerk gedaan en jaarlijks beschreven om vervolgens bij de notaris te deponeren. Want als we in de toekomst elektrisch willen rijden, dan hebben we maar één manier, die van een generatorset. Daarbij kwam dat wij een systeem wilden hebben dat makkelijk aan allerlei voertuigen vast is te maken.' In 2000 kreeg Heinen zijn octrooi op The Wheel. Toeleveranciers 'Het hele ontwerp is van mijzelf. Zo stoppen we de elektronica en de modules in het wiel. De wijze waarop je dat doet is in het octrooi beschreven. Een epistel van een kleine 30 pagina's', meldt Heinen over het uiteindelijke ontwerp. Maar voor hij daar arriveerde had hij nog aardig wat hobbels te gaan. 'Het wiel zou niet succesvol worden als ik niet ook alle randproblemen oploste.' Zo bestonden er bijvoorbeeld geen banden voor de omtrek van zijn Wheel 500 en moest hij hemel en aarde bewegen om de geschikte banden binnen te krijgen. 'Als uitvinder ben je voor een toeleverancier niet interessant. Gewend dat hij is om grote partijen te leveren, kom jij met een paar stuks, omdat je nog experimenteel bezig bent. Daarbij komt dat je normaal 40 tot 50% korting kunt bedingen, maar als uitvinder moet je vanwege die kleine levering het volle pond betalen. Iedereen verdient eraan, behalve de uitvinder zelf. Die moet maar zien dat hij het geld op kan hoesten. Ik vergelijk dat altijd met een karretje dat je met een touw de heuvel optrekt. Onderweg ontmoet je allerlei mensen die jou "helpen", maar die krijgen er allemaal geld voor. Die gaan mij niet helpen trekken. Nee, ze gaan in dat karretje zitten. Dus naarmate ik verder boven kom, moet ik alsmaar harder trekken. Op een gegeven moment ben je zo ver dat je over de top heen bent. Dan begint het karretje te lopen, maar dat loopt vervolgens over jou heen en iedereen die erin zit, heeft de vrije wereld voor zich. Je kunt je niet voorstellen hoeveel mensen al geld aan deze vinding hebben verdiend, terwijl wij nog maar in de fase zitten waarin we de productie op gang proberen te krijgen.'
Heftrucks Toch is het geen sinecure om een proving technology als The Wheel door een bescheiden onderneming in rap tempo voor elkaar te spelen. Oké, de uitvinder zal zijn idee liever gisteren dan vandaag verwezenlijkt zien, maar zodra er afhankelijkheid van anderen meespeelt, is geen tijd te kort. Voordat Arjan Heinen zijn Wheel daadwerkelijk kon gaan bouwen, plaatste hij nog wat tussenstappen. Zo kreeg hij van de Novem een subsidie die viel onder het preconcurrentieel ontwikkelingsproject. NUON kwam als eerste klant, voor een waterkrachtcentrale. Toen Heinen voor de megatronic trofee daarvoor het waterradwiel oppoetste, zag de Swedisch Kogellager Fabriek (SKF) heil in de motor die werd getoond. 'Zij wilden all-electric vorkheftrucks hebben en vroegen ons daarvoor de truck dusdanig om te bouwen dat onze motoren erin konden. Normaal heb je twee lijnen vorkheftrucks, een voor de elektrische trucks en een voor diesel- en gastrucks. Je moet altijd van tevoren besluiten welke truck je koopt. Onze insteek was om daar één lijn van de maken, dus hybride. Dat kon eindelijk doordat er met ons systeem veel compacter gebouwd kan worden dan voorheen. Daarnaast kan deze truck 27 km p/u in plaats van de gebruikelijke 17 km p/u. Men dacht altijd dat dieseltrucks nodig bleven, omdat er met een elektrische truck niet zo hard gereden kon worden.' Connexxion Voordat een bedrijf of onderneming in een noviteit wil participeren, moet er eerst heel wat water door de Maas stromen. Soms heeft een uitvinding een extra zetje in de goede richting nodig om op gang te komen. Een "event" kan daarbij helpen. 'Dat is bijvoorbeeld een beurs of een opening. Voor The Wheel hadden we grote verwachtingen van Nation in Bloom. Hierin zijn een aantal gemeenten van over de gehele wereld verzameld die streven naar een energieneutrale huishouding. Door allerlei vernieuwende energiestromen aan te wenden, probeert men minder energie te verbruiken of juist vernieuwbaar te maken. Nadat de gemeente Apeldoorn eerder de prijs van Nation in Bloom had gewonnen, traden ze een aantal jaar terug als gastheer op. In dat project paste de introductie van The Wheel in een bus van Connexxion.
Concurrentievoordelen Naar aanleiding van dit project heeft Heinen een aantal verbeteringen aangebracht en zelf een bus gemaakt om hem aan verdere testen te onderwerpen. 'Uiteindelijk zijn we tot een brandstofbesparing ten opzichte van een normale bus van tussen de 50 en 60% uitgekomen. Er zijn maar weinig producten waarmee we zoveel energie en geld besparen en bovendien ook nog eens milieuvriendelijk en stil zijn.' Zijn bus neemt daarin ten opzichte van de gebruikelijke bus een enorme sprong voorwaarts. Toch kwam er tot voor kort weinig beweging in The Wheel. Investeringen in de orde van grootte van enkele bussen konden niet door hem alleen worden opgehoest. Er waren weliswaar 100% overheidsgelden beschikbaar, in de vorm van subsidie, voor het bouwen van vijf schone bussen, maar om dat geld de weg naar The Wheel te laten afleggen, bleek volgens Heinen een ‘hell of a job’. Het duurde twee jaar voordat hij vanuit Brussel groen licht kreeg voor zes bussen. 'In die tussenliggende tijd hebben we ongelooflijk veel van de bus geleerd. Nu hebben we echt de kans gekregen om een totaal van zes bussen te produceren, voor Apeldoorn en Rotterdam. Vier zijn er nu klaar.'
Zuid-Korea Terugkijkend zegt hij dat het vooral erg gecompliceerd was om de neuzen van alle mensen de goede kant op te krijgen. Hoe anders is zijn ervaring met Zuid-Korea. Deze overheid heeft besloten om flink te investeren in de ombouw naar schone bussen. 'De overheid daar koopt vervolgens 6000 vierkante meter grond en stelt geld en fabrieken beschikbaar om binnen afzienbare tijd 750 bussen per jaar om te gaan bouwen. Dat krijgen we in Nederland nooit voor elkaar', klinkt het wat spijtig. 'Hier worden alle projecten rondom duurzaam verkeer
11
afgekeurd door Innovatieproeftuinen. Het voorradige geld blijft bij de overheid.' Heinen heeft inmiddels contracten gesloten met een Koreaanse partij. 'Onze wielen gaan eronder', zegt hij met gematigde trots. 'Dat houdt in dat we nu moeten gaan opschalen en daar is heel veel geld voor nodig.'
12
Maakproces Heinen vertelt dat er in Zuid-Korea een speciale ploeg mensen beschikbaar is die de wielen gaan inbouwen. Zijn bedrijf zelf heeft 22 mensen in dienst, die hij door de ontwikkeling van zijn vinding heeft kunnen aannemen. Nu hij zich met The Wheel in het maakproces bevindt, volgen bijna als vanzelf andere innovaties. 'Er ontstaat een enorme dynamiek, die leidt tot nieuwe producten.' Kortom, de vaart is erin gekomen.
2
Uitvinders
Dit hoofdstuk behandelt de kenmerken van uitvinders. Eerst bakenen we de centrale begrippen uit dit rapport af (paragraaf 2.1). Daarna volgt een schatting van het aantal uitvinders in Nederland en van verschillende typen uitvinders (paragraaf 2.1). Vervolgens worden de demografische kenmerken van uitvinders gepresenteerd en vergeleken met de kenmerken van (werkende) Nederlanders (paragraaf 2.3).
2.1
Uitvinding en uitvinder Volgens Wikipedia 1 is een uitvinding 'een vernuftig gevonden oplossing voor een probleem meestal in de vorm van een product. Vaak ligt er een gedachtesprong aan de basis van de uitvinding. Een uitvinding stelt de mens in staat om nieuwe uitdagingen aan te gaan. De persoon die de uitvinding doet, wordt een uitvinder genoemd'. Alvorens tot een schatting van het aantal uitvinders in Nederland te kunnen komen, staan we stil bij de centrale begrippen uit het onderzoek. U i tv in d in g Een uitvinding is:
Vier
(1) een product, techniek, productieproces of methode, dat
kenmerken
(2) nieuw is, (3) gebaseerd op een creatief idee of gedachtesprong, en (4) daarmee een voorheen onoplosbaar probleem verhelpt. Uitvindingen (ook wel: vindingen) worden geassocieerd met producten of fysieke objecten. Diensten in de meest zuivere vorm van het woord, met als kenmerken ontastbaarheid, ondeelbaarheid, heterogeniteit en simultane productie en consumptie, zijn hier buiten beschouwing gebleven2. Uitvindingen hebben betrekking op zaken die origineel zijn bedacht. Dit kunnen ook modificaties en verbeteringen van bestaande toepassingen zijn; uitvinders kunnen op bestaande producten of technieken voortborduren. Verder is een uitvinding meer dan een creatief idee. Het idee moet in beginsel verder zijn ontwikkeld, opdat zowel de technische haalbaarheid als de behoefte van een grotere groep gebruikers ('er moet een markt voor zijn') is aangetoond. De resultaten van creatieve beroepsuitoefening zijn iets anders dan uitvindingen. De creatie van muziek, literatuur of beeldende kunst valt in beginsel buiten de definitie. Hetzelfde geldt voor kleding, productdesign of architectuur. Een uitvinding is gericht op concrete, praktische toepassingen. Fundamenteel onderzoek kan onderdeel zijn van het uitvinden, maar is op zichzelf niet genoeg. Uitvindingen dragen bij aan het beter, effectiever en/of efficiënter oplossen van ervaren problemen of tekortkomingen.
1
http://nl.wikipedia.org/wiki/Uitvinding. Geraadpleegd op 30 maart 2011.
2
Zie de Jong, J.P.J., A. Bruins, W. Dolfsma & J. Meijaard (2003), Innovation in service firms explored: what, how and why?, literature review, EIM: Zoetermeer. Nieuwe diensten ontstaan vaak in interactie met klanten en vergen geen formele ontwikkelingstrajecten. Softwaretoepassingen delen overigens niet de traditionele kenmerken van diensten en kunnen wel worden 'uitgevonden'.
13
I nno va t i e Innovatie vs.
Een innovatie ligt in het verlengde van een uitvinding. Een uitvinding wordt een inno-
uitvinding
vatie als deze succesvol op de markt wordt geïntroduceerd, dan wel (in het geval van een nieuwe techniek, proces of methode) door gebruikers wordt geadopteerd of in gebruik genomen. Praktische toepassing is derhalve essentieel om van innovatie te kunnen spreken. U i tv in d er Een uitvinder is eenvoudigweg iemand die uitvindingen doet of recentelijk heeft ge-
Doen uitvindingen
daan. Belangrijke kenmerken van een uitvinder zijn dat deze een probleem of tekort-
en brengen deze
koming onderkent, tot een creatief idee of gedachtesprong komt voor de oplossing
naar de markt
hiervan, en op basis daarvan een technisch haalbaar product, techniek, proces of methode ontwikkelt waaraan behoefte is. Een belangrijk aanvullend kenmerk van uitvinders is dat zij met hun vindingen willen commercialiseren; via licenties, door de vinding integraal te verkopen, of door de vinding zelf naar de markt te brengen. W e rk de f in i ti e In dit onderzoek is gekeken naar actieve uitvinders in Nederland: zij die in de laatste
Meer dan
vijf jaar ten minste één uitvinding hebben gerealiseerd. De Nederlandse Orde van
een idee
Uitvinders (NOVU) hanteert (in het verlengde van het bovenstaande) de volgende criteria om van een 'vinding' te kunnen spreken: a. creatief idee of gedachtensprong gericht op de oplossing van een probleem, b. het idee is technisch haalbaar en uitvoerbaar, c. de markt of potentiële gebruikers hebben behoefte aan de geboden oplossing. Daarnaast leert de ervaring dat een 'vinding' meer kans heeft om een innovatie te worden, als d. de beschermingsmogelijkheden zijn onderzocht, en e. de uitvinder de contouren van een ondernemingsplan op papier heeft staan. De NOVU adviseert individuen altijd eerst om haalbaarheidsonderzoek te doen naar de technische, commerciële en beschermingsmogelijkheden van hun idee, en om vervolgens de eerste contouren van een ondernemingsplan op papier te zetten. In onderhavig onderzoek werd bij deze werkdefinitie aangesloten. Er is sprake van een (uit)vinding als de technische haalbaarheid is aangetoond, de commerciële mogelijkheden aannemelijk zijn gemaakt, de beschermingsmogelijkheden op zijn minst zijn onderzocht, en over de verdere stappen om tot een innovatie te komen, is nagedacht1.
2.2
Aantal en typen uitvinders In de praktijk zijn er drie typen uitvinders te onderscheiden:
Drie typen
− de ondernemer-uitvinder heeft een eigen bedrijf (tot 10 werknemers) dat uitvindingen ontwikkelt en op de markt brengt, dan wel verkoopt of in licentie geeft. − de particuliere uitvinder, ook wel hobby-uitvinder of uitvinder-als-nevenactiviteit, doet uitvindingen vanuit huis en primair in de vrije tijd. − de uitvinder in loondienst ontwikkelt uitvindingen in de tijd en opdracht van een werkgever. Ondernemer-uitvinders zijn nader te verdelen in zelfstandigen zonder personeel en directeur/eigenaren van kleine bedrijven (met personeel). In het onderzoek hebben we de grens gelegd bij bedrijven met tien werkzame personen. Een fractie van alle uitvinders is dermate succesvol, dat zij een groter bedrijf weten te creëren - maar het is enkele uitzonderingen daargelaten niet aannemelijk dat uitvinden dan nog de per-
1
14
Deze systematiek staat bekend als 3*O+O.
soonlijke hoofdactiviteit is. Bovendien worden hightechbedrijven met meer dan tien werkzame personen al in de gangbare innovatie- en R&D-statistieken meegenomen. O nd e rn em e r- e n pa r t icu l i e re u it v in de r s Op basis van het onderzoek zijn schattingen te geven van het aantal ondernemer-
Kleine 10.000
uitvinders en particuliere uitvinders in Nederland, ofwel degenen die voor eigen reke-
uitvinders
ning en risico uitvindingen doen. In Nederland zijn naar schatting 9.900 van zulke uitvinders actief. Het aantal particuliere uitvinders bedraagt 5.700. Daarnaast zijn er 2.600 zelfstandigen en 1.600 ondernemer-uitvinders in het kleinbedrijf die in de laatste vijf jaar tenminste één vinding hebben gerealiseerd. In figuur 1 volgt de procentuele verdeling. figuur 1
Typen uitvinders in Nederland (exclusief uitvinders in loondienst) ondernemeruitvinder: kleinbedrijf 16%
ondernemeruitvinder: zelfstandig 26%
particuliere uitvinder 58%
Bron: EIM, Enquête onder 504 uitvinders; Agentschap NL Octrooicentrum.
We concluderen we dat het aantal ondernemer-uitvinders en particuliere uitvinders in Nederland substantieel is: − Uit eerder onderzoek van EIM bleek dat in het MKB circa 14.500 hightechbedrijven actief zijn, gedefinieerd als bedrijven die actief aan R&D doen en die technologisch nieuwe of vernieuwde producten op de markt brengen1. Zelfstandigen en particulieren werden in deze schatting niet meegenomen. − In de laatste evaluatie van de WBSO2 kwam naar voren dat in 2006 in totaal 10.200 bedrijven gebruikmaakten van deze fiscale tegemoetkoming in R&D-kosten. Het aantal zelfstandige gebruikers bedroegen enkele honderden. − Het CBS schatte het aantal R&D-bedrijven met meer dan tien werknemers in Nederland in 2008 op ruim 3.2003. Verborgen
Ten opzichte van het aantal innovatieve bedrijven is het aantal uitvinders, met name
innovatie-
zelfstandigen en particulieren, niet te verwaarlozen. Van particuliere uitvinders staat
activiteit
vast dat zij momenteel in geen enkele innovatie- en R&D-statistiek worden teruggevonden. Consumenten worden geacht te consumeren, en niet om te innoveren. Ook
1
de Jong, J.P.J. (2006), Technologiebedrijven in het MKB, EIM: Zoetermeer.
2
de Jong, J.P.J. & W.H.J. Verhoeven (2007), Evaluatie WBSO 2001-2005: Effecten, doelgroepbereik en uitvoering, Onderzoeksreeks 07 OI 33, Ministerie van Economische Zaken: Den Haag.
3
CBS (2009), Kennis en Economie, CBS: Den Haag.
15
de activiteiten van ondernemer-uitvinders, met name zelfstandigen, komen sporadisch terug in bestaande statistieken. U i tv in d er s in lo on d ie ns t Over het aantal uitvinders in loondienst zijn op basis van het onderzoek geen betrouwbare schattingen te geven1. Wel is op basis van bestaande statistieken een bovenschatting mogelijk. Volgens het CBS 2 waren er in 2008 circa 93.400 werknemers (in fulltime equivalenten) met een R&D-beroep. Daarvan werkten er (afgerond) 48.300 in het bedrijfsleven, 12.100 in publieke onderzoeksinstellingen zoals TNO, en 33.000 in het hoger onderwijs. Vanzelfsprekend betreft dit een overschatting, omdat lang niet alle R&D-medewerkers zich richten op probleemoplossend uitvinden, maar ook en vooral op fundamenteel onderzoek. Geen betrouw-
Daarnaast is op basis van de enquête beroepsbevolking van het CBS een beeld te
bare schatting
krijgen van het aantal Nederlanders met een creatief beroep. Hiervoor werd op basis van de Standaardberoepsclassificatie '92 een lijst van 141 beroepen geselecteerd, va-
mogelijk
riërend van tekenaar werktuigbouw tot scheikundig laborant, en van boekillustrator tot binnenhuisarchitect. In 2009 waren er 276.000 personen in zulke beroepen actief. Opnieuw is sprake van een overschatting, aangezien het doen van uitvindingen bij slechts een deel van deze groep tot de dagelijkse praktijk zal behoren. A s p i ra nt -u i tv in d er s Het hebben van een idee is verre van een voldoende voorwaarde om als uitvinder te
Tienvoudige?
worden aangemerkt. Het aantal aspirant-uitvinders in Nederland (alleen idee, nog geen verdere stappen genomen) zal een veelvoud van tienduizend zijn. Uit Canadees onderzoek blijkt dat van alle individuen die bij een uitvinderscentrum een idee aanbrachten, uiteindelijk 6,9% van deze ideeën tot een concreet product werd ontwikkeld. Verder schatten ervaringsdeskundigen bij de NOVU dat circa 90% van alle aangebrachte ideeën de screening van technisch-, commercieel- en beschermingsonderzoek niet overleefd. Dit zou betekenen dat het aantal aspirant-uitvinders in Nederland circa honderdduizend is.
2.3
Demografie van uitvinders In tabel 1 worden de kenmerken van uitvinders afgezet tegen dezelfde kenmerken
Particuliere
van alle Nederlanders, en werkende Nederlanders in het bijzonder. Ondernemer-
uitvinders
uitvinders zijn per definitie allen aan het werk, maar ook particuliere uitvinders genie-
hebben
ten relatief vaak een werkend bestaan. In de meeste gevallen betreft het een baan in
vaker baan
loondienst, maar de primaire inkomstengroep kan ook een eigen bedrijf zijn, anders dan het ontwikkelen en vermarkten van uitvindingen. Verder valt op dat zowel particuliere- als ondernemer-uitvinders een hogere leeftijd
Hogere
hebben dan de doorsnee werkende Nederlander. Een meerderheid is tussen de 45 en
leeftijd dan
64 jaar. Kennelijk vraagt uitvinden om technische-, vak- en domeinkennis die middels
gemiddeld
werkervaring wordt opgedaan.
16
1
Een van de bronnen was een enquête onder uitvinders, maar daaraan nam slechts een beperkt aantal uitvinders in loondienst deel (zie bijlage I).
2
CBS (2009), Kennis en Economie, CBS: Den Haag.
tabel 1
Demografische kenmerken van uitvinders in Nederland (in procenten van het aantal uitvinders)
Kenmerk Werkstatus niet werkzaam (werkloos, pensioen, student, huishouden) werkzaam (loondienst, ondernemer)
opleiding
0
64
100
100
100
100
1 6 17 30 28 18 100
0 7 19 32 26 16 100
15 15 18 18 16 18 100
10 23 27 25 14 1 100
56 33 8 3 100
70 20 7 3 100
26 40 24 10 100
33 42 19 6 100
8 92 100
6 94 100
51 49 100
43 57 100
5 3 59 71 11 13 6 2 7 4 4 2 2 1 1 1 3 5 100 100 EIM, Enquête onder 504 uitvinders; 2 CBS, Statline.
3 18 15 9 14 5 3 3 30 100
3 22 17 9 16 5 4 3 21 100
Type opleiding landbouw techniek economie/bedrijfskunde gezondheidszorg gedrag en maatschappij onderwijs taal en cultuur recht en openbare orde anders/alleen algemeen onderwijs
man, technische
36
100
Geslacht Vrouw Man
Hoger opgeleid,
0
71
Opleiding Hbo/Wo Mbo/Havo/Vwo Vmbo Anders (basisonderwijs, geen)
1
29
Nederlanders (≥ 18 jaar)2 allen werkend
100 Leeftijd 18-24 jr 25-34 jr 35-44 jr 45-54 jr 55-64 jr ≥ 65 jr
Bron:
Type uitvinder1 particulier ondernemer
Opvallend is dat uitvinders vaak een hogere opleiding hebben afgerond. Van de particuliere uitvinders heeft 56% ten minste een HBO-diploma, en bij ondernemeruitvinders is dit zelfs 70%. Verder geldt dat uitvinders vrijwel altijd man zijn en een technische opleiding hebben genoten. De bevindingen over opleiding suggereren dat het proces van uitvinden ook vraagt om bepaalde cognitieve en technische vaardigheden. (Een kanttekening is dat bij de gekozen definitie van uitvindingen, met accent op fysieke producten, technieken, processen of methoden, de uitkomsten voor wat betreft geslacht en opleiding niet verbazingwekkend zijn. Als ook design en diensten worden meegenomen, zou ongetwijfeld een andere verhouding worden gevonden). Maken we in de groep ondernemer-uitvinders een nadere vergelijking tussen zelfstandigen en directeur/eigenaren van kleine bedrijven, dan vinden we nauwelijks verschillen. Een uitzondering is echter het type opleiding dat is gevolgd: bij zelfstandigen heeft 10% een opleiding economie of bedrijfskunde, terwijl dit bij directeur/eigenaren 19% is. Kennelijk zijn economen en bedrijfskundigen iets beter in staat om uitvindingen op zodanige wijze te vercommercialiseren dat daarmee groei wordt gerealiseerd.
17
DE ONDERBOUWING VAN EEN DAM De strijd tegen de elementen is ons Nederlanders niet vreemd. Het verhaal over Hansje Brinkers die met zijn vinger een gat in de dijk dicht en daarmee voorkomt dat het achterland overstroomt, is een wereldwijd bekende legende. De overstroming van 1953 noodzaakte tot de bouw van de Deltawerken. Sinds de overstromingen en acuut dreigende dijkdoorbraken in het Nederlandse rivierenland in de jaren negentig van de vorige eeuw werd menigeen gegrepen door de klimaatsveranderingen en stijgende zeewaterspiegel. Corné Rijlaarsdam (1941) is geen onbekende binnen de Nederlandse Orde Van Uitvinders (NOVU). Na zijn veertigste besloot hij vrij resoluut om zich via het vrije beroep van ontwerper op productontwikkeling en het uitvinden te gaan toeleggen. Rijlaarsdam had al in 1995 op de uitvindersbeurs van Genève met vier projecten vijf prijzen in de wacht weten te slepen. De vindingen waarmee hij toen ook financieel succesvol was, heeft hij al langere tijd terug afgerond, waardoor hij de handen vrij had om zich op de uitwerking van andere ideeën te storten. Zelfsluitende waterkering De oorsprong van een idee is vaak de reflectie van een ervaring, van iets dat irriteert of juist interesseert. In het geval van de Dutchdam gaat het terug naar een artikel dat hem in de Kerst van 1999 onder ogen kwam. Hij las een artikel over een zelfsluitende waterkering. In een notendop komt deze vinding neer op een wand die in een kelder ligt. Deze kelder loopt bij hoogwater vol en drijft de wand door de opwaartse kracht van het water omhoog. 'Een erg leuk verhaal, ook al omdat het er heel erg goed uitzag. Maar ik dacht al meteen, dit kan toch niet. Ik zag al meteen veel faalaspecten. Zo kon je in mijn ogen langs een dijk geen kelder van drie meter diepte graven. Dat is fysiek onmogelijk en daar zal Rijkswaterstaat nooit toestemming voor verlenen. Bovendien vroeg ik me af hoe te voorkomen dat de noodzakelijke buizen verstopt raakten. Maar belangrijker was dat mij daardoor een machtig interessant onderwerp was aangereikt. Ik dacht, daar ga ik over nadenken.'
18
Bevestigingsmiddelen Hij vertelt hoe hij in januari van het jaar 2000 bewust veel rust nam, zichzelf begon te verdiepen in de materie en daardoor een eerste brainwave kreeg. Rijlaarsdam wilde juist niet de diepte in, maar kreeg een horizontale oplossing voor ogen. Hij kende de gangbare techniek van schotbalken die bij hoogwater worden gestapeld tot er als het ware een tijdelijke schutting ontstaat. 'Het bezwaar daarbij is dat je bij hoogwater, storm en kou alle onderdelen moet gaan ophalen uit een loods, wat niet alleen arbeidintensief is maar ook het risico in zich herbergt dat er spullen ontbreken of zoek zijn geraakt. Daarom dacht ik, ik ga het niet elders opbergen, maar terplekke opslaan. Ik ga een dusdanig systeem ontwikkelen waarbij alle onderdelen ter plaatse zijn en de bevestigingsmiddelen zijn geïntegreerd. Ik wilde ook beslist geen bouten en moeren gaan gebruiken. Op die manier hebben een aantal unieke punten van mijn gedachten vorm gekregen.' Uitklapbaar 'Ik was er van meet af aan heilig van overtuigd dat ik dit onderwerp aan kon. Ik kreeg een duidelijk verhaal in mijn hoofd over iets dat ik aan de oppervlakte in een bak wilde opslaan en dat je kunt uitklappen.' Hij vertelt hoe hij op die wijze op een ingeklapt systeem met een dekplaat uitkwam. Bij hoogwater klapt de dekplaat omhoog, die als extra steun in de keerwand wordt opgenomen. De keerwand wordt daarop verder de hoogte opgebouwd. 'Daardoor krijg je een hele mooie kokerconstructie over de volle lengte. Het is een driehoekige koker en dat is een belangrijke structuur wanneer je iets sterk wilt maken. 'Maar ik wist ook wat ik niet kon. Vandaar dat ik al in een vroeg stadium een waterbouwkundige erbij heb betrokken en een goede constructeur waarmee ik al jaren samenwerk. Hij is de man van de sobere techniek, kan goed denken in constructies, in staal, aluminium en kunststoffen. We gaan dan letterlijk achter zijn computer zitten, waarbij ik hem mijn gedachten geef, die hij vervolgens uitwerkt.' Eigendommen Het begin van de Dutchdam was gemaakt. Ervaren als Rijlaarsdam als uitvinder is,
volgt hij een eigen werkwijze waar hij niet vanaf wijkt. Onafhankelijkheid is daarbij voor hem een belangrijk goed. Zo vraagt hij vrij rap een octrooi aan. 'Dan hoef ik niemand te belasten met een verhaal waar ze niet over mogen praten. Als het later fout gaat, kan ik daar ook niemand op aankijken. Dat is heel ontspannen.' Opmerkelijk aan zijn manier van ontwikkelen, is dat hij altijd op basis van eigen productiegereedschappen werkt. 'Doordat je eigen gereedschap bezit, waarmee je onderdelen produceert, kan niemand het kunstje snel nadoen', legt hij uit. 'Uiteindelijk ben je in de productie veel goedkoper uit dan een ander die alles met standaardcomponenten uit de markt moet gaan produceren. Het is een economisch verhaal, maar ga er maar vanuit dat het klopt. Zodra ik een bepaald product moet maken, neem ik in aanloop van de ontwikkeling vaak de moeilijkste en soms ook de duurste weg, door onder meer eigen componenten te ontwikkelen. Als je eenmaal aan het produceren bent, blijkt dat het beste uit te komen, doordat je in series goedkoper kunt produceren. Daarmee verdien ik mijn ontwikkelingskosten terug. Dit zijn keuzes die je in het begin moet kunnen maken. Ik ben gewend aan een lange doorlooptijd in ontwikkeling en aan hoge kosten. Ik heb geen belangstelling voor snelle producten. Dat is een hele andere markt en vraagt een andere strategie.' Maquettes Nadat de Dutchdam op hoofdlijnen van een octrooi was voorzien in de Verenigde Staten, Europa en Nederland, trad Corné Rijlaarsdam ermee naar buiten. Het was zaak om tot een goede vormgeving van zijn vinding te komen, die hij mee kon nemen in gesprekken buiten de deur. 'Een goede entree maken is daarbij van groot belang', weet hij, 'deuren gaan niet automatisch voor je open. Je moet in het bezit zijn van een goed verhaal, dat je op een juiste manier neerlegt en het is van belang dat je iets van de werking van de vinding kunt tonen. Daardoor kunnen mensen erover nadenken en enthousiast raken.' Hij stuitte via het internet op een subsidieregeling van Novem die hem uitstekend paste: de TEMAregeling (TEchnologie en MArkt). 'Daarmee kon ik onderzoek doen voor de introductie van een nieuwe technologie op de markt. Dat was een gouden greep', zegt hij daarover. Door een forse subsidie was hij in
staat om kleine maquettes te maken, waarmee hij de werking kon demonstreren.
Buigzaamheid Om de Dutchdam te testen, werd gebruik gemaakt van een Deltagoot van 240 meter lengte, 7 meter diep en 5 meter breed. Er werd een stuk van de dam ingebouwd, die op alle mogelijke manieren werd gegeseld. Het bleek dat de constructie dusdanig flexibel was dat de dam bij een aanvaring de klap deels absorbeert en de energie daarmee opneemt. Rijlaarsdam vertelt dat Rijkswaterstaat met hem is mee gaan denken. 'Ze beschikken over een Innovatie Test Centrum, dat tot doel heeft nieuwe technieken te onderzoeken, zodanig dat deze kunnen worden geadviseerd aan eventuele gebruikers. Uit dat onderzoek is de Dutchdam-Duplo (inmiddels bezit hij twee versies die zich onderscheiden in de wijze van vouwen. De -Duplo kan niet zo hoog als de Delta) als heel goed naar voren gekomen.' Hij toont allerlei testgegevens, maar het opmerkelijkst was de mate waarin de wand tijdens een aanvaring kan doorbuigen. 'Dit heet ductiliteit. Doordat het werkt zoals het werkt, kwam er een geheel nieuwe benadering naar voren. Ik ben op andere voet door gaan ontwikkelen. De panelen worden door middel van schoren afgesloten. Deze pane-
19
len slaan daar tegenaan, zodat de keerwand zich waterdicht tegen het rubber klemt. Dublin In de tussenliggende tijd zorgde hij er op vakbeurzen voor dat de markt geïnformeerd raakte over het bestaan van de Dutchdam. Hij kreeg geleidelijk aan een zekere waardering in de markt en werd er bekend mee. Ook het NWP (Netherlands Water Partnership), een door de overheid ondersteund initiatief waarbinnen de Nederlandse watersector samenwerkt, toonde belangstelling. 'Zij proberen belangen te bundelen en export te stimuleren', legt Rijlaarsdam uit. 'Op enig moment rolde er via hen een verzoek vanuit Dublin binnen om informatie over een tijdelijke waterkering, het zou geen schotbalkenmodel mogen zijn. Daar is de eerste 53 meter Dutchdam-Duplo geïnstalleerd. Geleidelijk aan kwamen er steeds meer projecten tot stand waarbij de Dutchdam werd verkozen boven het bekende schotbalkensysteem. De Dutchdam is dan ook een eenvoudige techniek, die op het gebied van veiligheid heel hoog scoort. Het is een hoogwaardige constructie geworden, die inderdaad ter plekke kan worden opgeborgen en in stelling gebracht. Bij het opzetten van een kilometer Dutchdam is geen enkele bout of moer nodig. Dat is wereldwijd compleet nieuw en wordt ook als zodanig erkend.' Opdrachtgevers Het empirisch vaststellen van de eigenschappen van de dam kan de markt normaliter overtuigen. Maar bij een geheel nieuwe waterkering als de Dutchdam wil de opdrachtgever het oordeel minstens tien keer bevestigd zien, voordat hij een positief besluit neemt. Begrijpelijk, want niemand kan het zich veroorloven een waterkering te laten plaatsen die niet blijkt te functioneren. Dat maakte het voor Rijlaarsdam extra lastig. 'Eerst moet je je product klaar hebben, het moet uitontwikkeld, getest en productierijp zijn en iedereen kijkt naar elkaar en men wil plekken zien waar de dam al is toegepast, zodat ze de werking kunnen beoordelen. Of het reëel is of niet, je moet daar rekening mee houden. Want ja, er was geen ervaring. Iemand moest de eerste zijn en daarom was ik ook zo blij dat na Dublin ook in Australië en Engeland projecten met de Dutchdam tot stand zijn gekomen. Het plaatsen van een waterkering blijft echter
20
een complex traject. Dit maakt deel uit van langetermijntrajecten, wat commercieel heel lastig kan zijn.'
Concurrentie Rijlaarsdam vertelt dat er veel aanbod op de markt is, professioneel en nietprofessioneel. 'Er zijn veel producten met een leuk verhaal, maar die hun technologische waarde nog niet hebben aangetoond. Het is dan ook lastig om in termen van concurrentie te denken, zowel nationaal als internationaal. Dutchdam is een constructieve oplossing binnen dit pallet van aanbieders. Dutchdam is uitvoerig getest. Daar zijn er maar een paar meer van.' Hij zegt veel meer waarde te hechten aan vervolgopdrachten die voortkomen uit eerdere projecten waarin zijn techniek is toegepast. Dat gebeurt vaak. 'Juist het verkrijgen van een vervolgorder is een kunst. Daaruit spreekt waardering.' Tegelijkertijd ligt het in de aard van het product dat toepassingen veel tijd nodig hebben. Dat wringt, temeer omdat de infrastructuur volgens hem momenteel op z'n gat ligt. 'Overheidsbudgetten om dijken te verhogen en gebouwen waterbestendig te maken, nemen af. Dat heeft zijn uitwerking op de toch al trage snelheid van uitvoering.' Hij geeft aan veel kosten voor de ontwikkeling van de Dutchdam te hebben gemaakt en dat de inkomsten door het trage tempo daar nog niet tegen op wegen. Utiliteitsbouw Dat bracht hem onlangs tot het besluit om een ander type waterkering te ontwikkelen, waarmee hij niet langer afhankelijk zou zijn van de overheid. 'Dit type waterkering is geschikt voor de utiliteitshoek. Daarbij moet je denken aan projectontwikkelaars die buitendijks gebouwen neerzetten die waterbestendig moeten worden gemaakt.' Hij laat weten dat deze voorziening zich
richt op deuren en ramen van gebouwen waar, bij een bepaalde waterstand, automatisch een soort rolgordijn omhoog komt die waterdicht is. Deze waterkering bevindt zich nog in vooronderzoek. Hij maakt hiervoor gebruik van het Small Business Innovation Researchprogram (SBIR) programma van Agentschap.nl. Daar is hij lovend over, omdat de manier van werken innovaties uitlokt. Kennis Rijlaarsdam is het type uitvinder dat het gehele traject van idee tot product in eigen hand houdt. Hij heeft geen mensen in
dienst en investeert zelf in productontwikkeling. 'Uiteraard roep ik wel mensen in. Zodra een opdracht rond is, bespreek ik dit met een leverende partij die het gaat produceren en constructeurs aan het werk zet. Ik zit daar tussenin. Hoewel ik altijd op die manier heb gewerkt, denk ik er de laatste tijd aan om een kleine staf in het leven te roepen. Ik bezit inmiddels zoveel kennis op het specifieke gebied van waterkering dat ik dit graag zou delen. Ik denk daarbij aan een platform voor adviesdiensten, en waarbij ook het principe van de Dutchdam verder wordt uitgebouwd.'
21
3
Aanleiding tot uitvinden
Uitvinders kunnen om verschillende redenen met ideeën aan de slag gaan. Daarnaast kan de bron van een idee uiteenlopen. In paragraaf 3.1 passeren de motieven van uitvinders de revue. Vervolgens bespreken we in paragraaf 3.2 de voornaamste bronnen van hun ideeën.
3.1
Motieven van uitvinders Uitvinders hebben de ambitie om met hun idee naar de markt gaan. Daarmee zullen
Pluriforme
bedrijfseconomische motieven vrijwel altijd enige rol spelen. Inkomensdoeleinden zijn
motieven
echter niet de enige reden, en voor veel uitvinders ook niet de meest belangrijke. In Deens onderzoek werden diverse motieven geïdentificeerd van uitvinders om eigen tijd in de ontwikkeling van vindingen te investeren1. Ten eerste kunnen uitvinders worden gedreven door de intellectuele uitdaging om problemen op te lossen en hun eigen nieuwsgierigheid te bevredigen. Hieraan gekoppeld is soms de wens om eigen vaardigheden te ontwikkelen. In dit kader hebben we in het onderzoek als eerste cluster van motieven 'persoonlijke ontwikkeling' onderscheiden. Ten tweede worden uitvinders gemotiveerd door het vooruitzicht van geldelijk gewin – dat kan voortkomen uit licenties, verkoop van de vinding, of eigen ondernemerschap door het product zelf op de markt te brengen. Deze motieven zijn samengevat onder de noemer 'inkomen en carrière'. Ten derde kunnen uitvinders worden gedreven door erkenning of het oplossen van maatschappelijke problemen, waarmee een zekere status wordt verkregen. De derde groep van motieven draait om 'altruïsme en zelfverwerkelijking'. In tabel 2 is vermeld in hoeverre particuliere- en ondernemer-uitvinders zich in diverse motieven herkennen; weergegeven is het percentage uitvinders dat een motief 'in hoge mate' van toepassing vindt. tabel 2
Motieven die uitvinders 'in hoge mate' van toepassing vinden (in procenten van het aantal uitvinders)
Motief: Ik ontwikkel uitvindingen om… Persoonlijke ontwikkeling …nieuwsgierigheid bevredigen. …vaardigheden ontwikkelen. …ontdekken hoe goed ik kan worden als uitvinder. Inkomen en carrière …geld verdienen. …inkomensdoelstellingen. …persoonlijke vooruitgang. Altruïsme en zelfverwerkelijking …anderen verder helpen. …oplossingen overdragen. …producten op de markt krijgen. Bron: EIM, Enquête onder 504 uitvinders.
1
Type uitvinder particulier ondernemer
Totaal
45 42 26
46 33 17
45 38 22
44 25 39
64 48 51
53 35 44
81 65 73
78 65 81
80 65 76
Lettl, C., K. Rost & I. von Wartburg (2009), Why are some independent inventors 'heroes' and other 'hobbyists'? The moderating rol of technological diversity and specialization, Research Policy 38, 243254.
23
Altruïsme en
De belangrijkste motieven van uitvinders zijn volgens eigen zeggen gerelateerd aan
zelfverwerke-
altruïsme en zelfverwerkelijking: 80% wil graag andere mensen verder helpen door
lijking meest
een probleem op te lossen, en 76% geeft aan het 'gewoon leuk te vinden een eigen product op de markt te brengen', los van de financiële verdiensten. Dit betekent niet
belangrijk…
dat andere motieven geheel moeten worden veronachtzaamd - ook omdat sociale wenselijkheid een rol kan spelen bij de beantwoording van dit type vragen. Ondernemer-uitvinders achten inkomens- en carrièredoelstellingen vaker van groter belang dan particuliere uitvinders. Zo vindt 48% van de ondernemer-uitvinders inkomensdoelstellingen in hoge mate van toepassing, terwijl dit bij particuliere uitvinders slechts een kwart is. Particulieren zijn op hun beurt weer iets vaker uit op persoonlijke ontwikkeling. …met name
Een nadere analyse van de verschillen naar demografische kenmerken leert dat jonge
voor oudere
uitvinders vaker worden gedreven door persoonlijke ontwikkeling, en inkomens- en
uitvinders
carrièredoelstellingen. Bij oudere uitvinders, in de praktijk de meerderheid van het uitvindersbestand, speelt primair een rol dat zij graag hun producten in de winkel willen zien (erkenning) en zich uitgedaagd voelen om maatschappelijke problemen op te lossen. Verder laat een analyse binnen de groep ondernemer-uitvinders zien dat directeur/eigenaren van kleine bedrijven nog iets meer door inkomensmotieven worden gedreven dan zelfstandigen - dit verschil heeft echter een bescheiden omvang.
3.2
Bron van uitvindingen De beste uitvindingen worden geboren uit frustratie. Het gezegde luidt immers Necessity is the mother of invention. Door wetenschappers zijn verschillende modellen ontwikkeld over hoe succesvolle innovaties ontstaan. Een belangrijk onderscheid is dat tussen het producent- en gebruikersgerichte innovatiemodel1. P ro du c ent i nno va t i e Producentinnovatie gaat uit van een commerciële producent die een 'gat in de markt'
Producent-
ontdekt, waarbij vervolgens een passende oplossing wordt ontwikkeld. Doen de
innovatie:
marktonderzoekers van de producent hun huiswerk goed, dan ontdekken zij een col-
inspelen op
lectieve, onvervulde behoefte, zodat een succesvol product wordt gelanceerd. De
verwachte
klassieke innovation funnel (figuur 2) is van dit model een meer specifieke invulling.
behoefte
figuur 2
Producentgericht innovatiemodel
Ideeën genereren
1
24
Ideeevaluatie
Ideeontwikkeling
Testfase
Von Hippel, E. (2005), Democratizing innovation, MIT Press: Cambridge.
Marktintroductie
In dit model wordt een veelvoud aan ideeën ontwikkeld om er uiteindelijk één te doen slagen. Pas na de marktintroductie wordt duidelijk of aan het betreffende idee daadwerkelijk behoefte is. Dit maakt de risico's van het producentgerichte model relatief groot; er moeten flink wat middelen worden geïnvesteerd voordat blijkt of de vinding succesvol is. Overigens is de ontwikkeling en valorisatie van wetenschappelijke kennis een andere variant van het producentgerichte model. Deze variant onderscheidt stappen als fundamenteel onderzoek - toegepast onderzoek - ontwikkeling - productie - diffusie. Ook hier wordt pas na de laatste stap duidelijk of er 'marktbehoefte' is aan de ontwikkelde wetenschappelijke kennis. Zo niet, dan werkt dit valorisatieproblemen in de hand. G e br u ik er s inn ova t ie Gebruikersinnovatie gaat uit van een individuele gebruiker die een nijpend probleem
Gebruikers-
ondervindt, en hiervoor - bij gebrek aan commercieel aanbod - zelf een oplossing
innovatie:
ontwikkelt. Een gebruiker kan een consument zijn ('ik heb een hulpmiddel nodig om
eigen probleem
roeiboten bij de vereniging op te stapelen') of een bedrijf of instelling ('wij hebben
eerst oplossen
een hulpmiddel nodig om door ons gefabriceerde roeiboten in het magazijn op te stapelen'). Als vervolgens blijkt dat ook andere gebruikers dit probleem ervaren, blijkt voor de ontwikkelde oplossing een markt te ontstaan, en daarmee ruimte voor geheel nieuwe bedrijvigheid1. Bij een gedeeld probleem blijkt dat vaak meerdere gebruikers aan soortgelijke oplossingen werken, hetgeen de kans op het ontstaan van een markt die interessant is voor commerciële aanbiedingen vergroot (figuur 3). figuur 3
Gebruikersgericht innovatiemodel
aantal gebruikers met probleem/ behoefte
gevestigde bedrijven treden toe
gebruikers innoveren alleen of in groepen
gebruikers richten bedrijven op
homogene deelmarkt
tijd
In dit model wordt slechts één idee ontwikkeld om een eigen probleem op te lossen. Gaandeweg kan blijken dat andere gebruikers hetzelfde probleem ondervinden2. Is dat niet het geval, dan blijft de uitvinding een maatwerkoplossing voor de gebruiker zelf. Daarmee zijn de risico's van gebruikersinnovatie minder groot. Vaak zijn het gebruikers die het initiatief nemen om bedrijven op te richten om hun innovaties in bredere kring te vermarkten, omdat gevestigde partijen daar aanvankelijk niet in zijn geïnteresseerd (de markt is aanvankelijk klein en onzeker). Pas na grootschalige adoptie treden gevestigde partijen toe en zijn er homogene deelmarkten te onderscheiden - waarvoor dan met het producentgerichte model nieuwe innovaties zijn te ontwikkelen.
1
Shah, S.K. & M. Tripsas (2007), The accidental entrepreneur: the emergent and collective process of user entrepreneurship, Strategic Entrepreneurship Journal, 1, 123-140.
2
Het zijn de zogenaamde 'lead users', zij die vooruitlopen op een trend, die een probleem als eerste ondervinden.
25
T oe pa s s in g op u it v in de rs Particuliere
Het ligt in de lijn der verwachting dat ondernemer-uitvinders vaker innoveren volgens
uitvinders
het producentgerichte model en particuliere uitvinders vaker volgens het model waar-
ontwikkelen vaker gebruikersinnovaties en v.v.
in eigen problemen centraal staan. Uit het onderzoek blijkt dat inderdaad het geval. Er werd gevraagd wat in het algemeen de aanleiding is voor de vindingen die men ontwikkelt. Bij particulieren blijkt dat in 44% van de gevallen een eigen behoefte of probleem, waarvoor pas later een markt bleek te bestaan. Onder ondernemeruitvinders is dit 28%. Omgekeerd ontwikkelen ondernemer-uitvinders vaker vindingen om in te spelen op behoefte en problemen die zij bij anderen hebben geïdentificeerd (tabel 3). tabel 3
Aanleiding tot en eigen gebruik van uitvindingen (in procenten van het aantal uitvinders) Type uitvinder particulier ondernemer
Aanleiding …eerst eigen behoefte/probleem, pas later bleek markt te bestaan …behoefte/probleem anderen, uitvinding niet direct zelf nodig Eigen gebruik (of voornemen daartoe) …alle uitvindingen …sommige uitvindingen …geen uitvindingen zelf gebruiken
44
28
Totaal 36
56
72
64
100
100
100
58 17 26 100
37 34 29 100
48 25 27 100
Bron: EIM, Enquête onder 504 uitvinders.
Verder blijkt dat particuliere uitvinders hun eigen vindingen vaker zelf gebruiken dan ondernemer-uitvinders. Omdat particuliere uitvinders vaker 'beginnende' uitvinders zijn (zie ook hoofdstuk 5), is de meest evidente verklaring voor deze verschillen dat de eerste uitvindingen vaak worden geboren uit persoonlijke nood. Als uitvinders echter met succes hun vindingen hebben vercommercialiseerd en later ondernemeruitvinder worden, gaan zij meer proactief op zoek naar een 'gat in de markt' en is het producentgerichte model meer van toepassing.
26
WATERVLUG IJSKOUD De oorsprong voor een idee die tot een uitvinding leidt, is voor iedereen verschillend. Vaak ligt er een ergernis aan ten grondslag, soms de zuivere aandrang om iets op de markt te zetten wat er nog niet is, maar evengoed kan er nood aan de man zijn. Want een kat in het nauw maakt rare sprongen. Dan wordt alles op alles gezet om ergens onderuit te komen en kan er zelfs per ongeluk een vinding worden geboren. Acht jaar geleden heette deze kat in het nauw Wim Hoeks (1951). In 1993 ontwikkelde hij uit een zonnecollector de eerste mobiele ijsbaan. Een jaar na het plaatsen van de eerste baan werd hij uit alle hoeken en gaten bedreigd door concurrentie die zijn product eenvoudig namaakten. Tal van prijsvechters doken diep onder de vraagprijs van zijn ijsbanen doordat er geen octrooibescherming bestond, terwijl Hoeks eerder wel voor de ontwikkelingskosten had opgedraaid. Hij dreigde de slag om zijn uitgewerkte idee van mobiele ijsbanen te verliezen, tot het idee van een inklapbare mobiele ijsbaan verscheen. Zonnecollector De wortels van Wim Hoeks liggen in de zwembadbranche. Zijn vader bezat een bedrijf dat onderdelen maakte voor zwembaden, vooral privézwembaden. Het was de tijd dat subtropische zwembaden in zwang raakten. 'Die liepen als een trein. Daar keken we natuurlijk naar met de producten die we zelf hadden ontwikkeld, maar ik begon me ook af te vragen waarom ik niet iets met het water zelf deed.' Hoeks kreeg het idee om de faciliteiten die al rondom een openbaar openluchtzwembad aanwezig zijn ook in de winter uit te baten. 'Dan komt er niemand zwemmen, maar alles ligt gereed om bezoek te ontvangen. Waarom maken we daar geen gebruik van door, los van het zwembad, bijvoorbeeld een ijsbaan aan te leggen?' Hij ging op onderzoek uit en stuitte op een bedrijfje in het zuiden van Duitsland dat in haar bestaan ooit eens had geëxperimenteerd met een zonnecollector als ijsbaan. 'Dit is een systeem van een mat waar water doorheen loopt. Als de zon erop schijnt, pakt deze de warmte op en stopt deze ergens in een systeem. We dachten,
als je kou door dit systeem laat lopen, dan heb je een koude vloer. Dit bestaande idee hebben we verder uitgewerkt en vermarkt.' Hij vertelt hoe dit idee verder gestalte kreeg en dat daardoor speelsere ideeën rondom ijs uit hem opborrelden. Daardoor kwam Hoeks op recreatieve ijsbanen en ontwikkelde het idee van een wintertuin. IJsbanen 'Dat was een nieuw concept. We gingen ijsbanen maken met verlichting erin, verhogingen, slootjes die van de ijsbaan afweken en weer terugkwamen, tunnels met muziek erin en ga maar even door. Dat sloeg enorm aan, niet in Nederland waar men gewend is om de armen op de rug te leggen en lange afstanden te schaatsen, maar vooral in Duitsland.' Wim Hoeks vertelt dat de Novem brood zag in het innovatieve idee van het gebruik van de zonnecollector en verstrekte subsidie om de energiebalans tussen het zwembad zomers en de ijsbaan 's winters verder te perfectioneren. 'Deze ijsbanen bouwden we naast onze zwembaden en daarmee hadden we een nieuwe markt aangeboord. Het waren opdrachten van een paar miljoen gulden. Dat ging heel goed en wij waren vrij groot met vestigingen in diverse Europese landen. Tot er een idioot - in onze ogen - vroeg of wij niet een ijsbaan voor zijn kroeg zouden kunnen leggen.' Media Een kroegbaas uit het Belgische Oostende vroeg om 20 bij 30 meter ijs. 'Voor de fun. Ik was er eerst op tegen, vond het maar flauwekul. Maar iedere directeur van een land had zijn eigen mogelijkheden en diegene uit België wilde het toch gaan doen. Dat was akkoord, want hij bezat een eigen budget. Het budget was echter snel op, want technisch ging er van alles mis. Maar marketingtechnisch was het een groot succes doordat het een enorme aandacht van de media opleverde. De markt brak ineens open doordat er een nieuwe beleving werd aangeboord.' Hoeks legt uit hoe ze in Oostende aan de slag gingen met flexibele matten die als vloersystemen zonnecollectoren bevatten. In deze rubberen matjes zaten kleine pijpjes en gaatjes waardoor het koelmiddel werd geblazen. Als deze mat eenmaal koud is en er komt water op, bevriest dit. 'De fouten kwamen we vanzelf
27
tegen. Continu. We hadden daar de hele periode monteurs bij. Dat kostte me tonnen, maar doordat de media er bovenop sprong, betaalde zich dit weer terug.'
Cowboys Door deze aandacht van de Belgische media gebeurde er echter iets dat Hoeks niet had voorzien. 'In het tweede jaar kwamen er plots allerlei mensen op de markt die met een stukje zonnecollector kwamen, een ijsmachientje huurden of kochten en onze markt betraden. Het enige wat zij zeiden was, "Wij zijn goedkoper dan Hoeks." En daar hadden ze gelijk in. Want wij hadden al heel wat geïnvesteerd en dat wilden we terugverdienen. Maar het was een puinhoop. Ik zag de meest gekke dingen, tot en met aan elkaar geknoopte tuinslangen, om maar ijs te kunnen maken. Iedereen vond het leuk, vooral als het niks kostte. De ijsbanen daar werden al snel geassocieerd met werk van cowboys. Want het liep vaak helemaal fout. Wij deden het er nog steeds bij, hadden er een 20- tot 25-tal gemaakt in de fabriek, maar ik vroeg me ook af of we ermee verder moesten. Ik stond eigenlijk op het punt om ermee te stoppen. Of konden we het anders aanpakken, misschien door tot een ander systeem ijsbaan te komen?' Hij geeft aan dat ze eerst het probleem probeerden te analyseren. Dat lag in zijn ogen vooral in de mensen en organisatie. Want hoe bouw je 40 ijsbanen bijna
28
tegelijkertijd op en breek je die ook weer rond dezelfde tijd snel af? In de praktijk betekent dit dat je honderden mensen nodig hebt. Maar kan dat anders? Zo ontstond een pakket van eisen.' Opvouwen 'Het moest een ijsbaan worden waar weinig personeel voor nodig was, of nog mooier, die door de klant zelf gebouwd kan worden. Dat zou perfect zijn. Een ander probleem was het rubberen-mattensysteem. De mat kon lek raken door baldadigheid of weersomstandigheden. Dan moet er een monteur heen, wat zeer kostbaar is, en het ergste is nog dat de klant ontevreden is omdat de ijsbaan buiten bedrijf is. Da's een ramp. Dus we moesten een bedrijfzeker systeem hebben. Langzaam aan kwamen we tot de conclusie dat we van het rubber af moesten. We moesten iets hebben dat scharnierde. Wat is dan het beste? Aluminium, want dat is licht en een hele goede koudegeleider.' Op zoek naar een goed scharniersysteem kwam Hoeks uit op rubber, EPDM. Door van deze rubbersoort slangetjes te maken die op de vouwpunten over de aluminiumbuizen geschoven worden, kwam hij op een waterdicht opklapbaar systeem. 'De vinding is dat er stukjes EPDM tussen de buizen zitten waar het circuit doorheen loopt. We hebben elementen gemaakt van grofweg vijf meter lang en een meter breed, die je tot een strook van dertig meter kunt uitvouwen.' Hij vertelt dat het na het verkrijgen van dit idee vooral een kwestie was van verbeteren van het systeem. De weerstanden en druk moesten aan de hand van een streng van dertig meter gemeten worden en er moest een handig kliksysteem komen, zodat men aan het bouwen en afbreken weinig tijd kwijt was. Daarvoor heeft hij gebruikgemaakt van een herdersysteem waarmee de twintig leidingen snel aan elkaar geklikt kunnen worden. 'Daardoor kun je met vier man binnen twee uur een ijsbaan van 300 vierkante meter leggen.' Antwerpen Anderhalf jaar na het idee lag zijn eerste proefijsbaan in Baarn. 'In een enorm tempo', geeft hij toe, 'maar het rare is, je stopt er geld in en dan moet je wel. Je kunt niet meer terug. Ik moest het mooie verhaal over mijn goede ijsbaan puur op grond van plaatjes verkopen en ik had al afspraken
met klanten gemaakt, terwijl het spul nog maar amper klaar was.' Ondanks de smet die er vooral in België en ook Frankrijk op ijsbanen lag én het feit dat de ijsbaan van Hoeks duurder was dan alle andere concurrenten, kreeg hij gemeenten toch zover om met hem in zee te gaan. Hoe kreeg hij dat in een landschap vol argwaan voor elkaar? 'Allereerst was ik zelf overtuigd van het betere systeem. Daar begint het mee. Bij het overtuigen van de ander is het dan belangrijk om goed te beargumenteren. Het is dan zaak om de elementen waarmee jij je onderscheidt van de ander helder voor het voetlicht te brengen. Minder opbouwkosten, minder energiekosten en ook de garantie dat er geen koelvloeistof verloren wordt, telden daarbij. Maar het meest doorslaggevend was de ijsgarantie die wij hen gaven. Bij een dag geen ijs gaven we 2000 euro terug. Als je je realiseert dat een stad als Antwerpen vijf jaar achtereen iedere keer een andere leverancier heeft gehad omdat ze ontevreden waren, en er zelfs een aantal processen wegens wanprestatie lopen, dan kon Antwerpen er niet omheen om voor kwaliteit te kiezen. Aanvragen Sindsdien gaat het snel met de mobiele ijsbaan van Hoeks. Nadat de proefijsbaan in Baarn zich had bewezen, was Hoeks dusdanig overtuigd van de waterdichtheid van zijn vinding dat hij unieke garanties gaf, en tegelijkertijd bombardeerde hij de stad Antwerpen als zijn ambassadeur. 'Ik nodigde er heel veel mensen uit om er te komen kijken en zich te laten informeren. Dat bleek een ontzettende goede zet, maar resulteerde het jaar daarop in een buitengewoon riskante fase. Want we hadden voor ons gevoel dan wel het produceren van de ijsbanen onder controle, logistiek was het nog niet op orde. Toen we in het volgende winterseizoen 75 aanvragen voor ijsbanen kregen, konden we dat met ons kleine team amper behappen. De meeste aanvragen kwamen dan wel uit Nederland, maar we plaatsten ook in Glasgow, Londen, Berlijn en nog enkele plekken meer in Europa. We waren daardoor organisatorisch niet in staat om de kwaliteit van ons product te laten zien. We hebben het overleefd, al scheelde het niet veel', zegt hij over die tijd.
Biddinghuizen Om de enorme groei het hoofd te kunnen bieden, startte Hoeks een dealerorganisatie. 'We hebben in de diverse Europese landen gezocht naar bedrijven die onze ijsbaan huren om ze vervolgens in eigen land te verhuren. Dat is heel goed verlopen.' Hierdoor hield Hoeks de handen vrij om zijn sterk groeiend ijsbaanbedrijf verder te professionaliseren en uit te bouwen. Hij werd gevraagd voor de vijfkilometerijsbaan bij Biddinghuizen, die in 2007 werd geopend. 'Dat was een enorme uitdaging, maar alles was nieuw, voor iedereen.' De 100 dagen ijsgarantie die de organisatie claimde, werd het eerste jaar niet gehaald. 'Leergeld', noemt hij het, 'de energieverliezen in de grond waren veel te hoog. Mede hierdoor kregen we het geëiste koelvermogen voor het maken van ijs niet beschikbaar. Het daarop volgende jaar hebben we dit verbeterd en is het technisch uitstekend verlopen.' De ijsbaan in Biddinghuizen bracht Hoeks tot een herontwerp gebaseerd op het octrooi dat hij is gaan exploiteren. 'De ijsbaan kan inmiddels zo groot als je hem wil hebben.'
(Neven)effecten Hoeks is met zijn bedrijf wereldleider in mobiele ijsbanen geworden. Hij is in 25 landen actief en heeft in ieder land een verhuurbedrijf. Zijn fabriek in Etten Leur, waar 25 mensen werken, is uitgebreid en in Baarn is een nieuw kantoor betrokken. Op hoogtijdagen zijn er wereldwijd honderden mensen betrokken bij de opbouw en ontmanteling van de ijsbaan. 'Een ijsbaan blijft seizoensgebonden. Daarom werken we in Nederland en België met ons team van zzp'ers. We leggen dan in teams van zes mensen zeven tot acht ijsbanen per dag. Maar er is meer', laat hij weten, 'onlangs heeft de Hogeschool Breda onderzoek ge-
29
daan naar andere effecten van ijsbanen in stadscentra. Daaruit bleek dat dit voor een stad een goed middel is om inkomsten te genereren. In drie weken tijd is er al snel een "traffic" van 1,4 miljoen euro. Bovendien zijn er nog de nodige sociale effecten. Los van lichaamsbeweging en het leggen van sociale contacten kunnen de banen ook op een andere manier worden gebuikt: als sociale projecten. Sinds kort zijn er ijsbanen waar hangjeugd de regie mag voeren.' Analoog aan de Cruijff trapveldjes spreekt Hoeks over de Cruijff ijsbaantjes. Groen Terugkijkend zegt Hoeks dat in het begin het octrooi het allersterkste is wat je hebt. 'Dat geeft een concurrerend voordeel en
30
verdedig je met hand en tand. In de loop van de jaren echter, gaat dit minder tellen, dan zijn mensen ook geholpen door je ervaring. Tegelijkertijd helpt het octrooi Hoeks nog steeds bij het ontwikkelen van nieuwe producten. 'Door het octrooi hebben we een hele structuur kunnen opbouwen, waar we voordeel mee hebben. Ook voor volgend jaar staat er vanuit het octrooi een nieuw product opstapel, 'en alles volgens een groen concept. IJsbanen zijn energievreters, maar we kopen alleen windenergie in en willen zo milieuvriendelijk en verantwoord mogelijk ondernemen, door onder meer alleen met iso-certificeringen te werken. Op deze manier willen we ons ook onderscheiden.’
4
Proces van uitvinden
Het ontwikkelen van uitvindingen en vervolgens het commercialiseren daarvan tot innovaties, gaat niet over een nacht ijs. Het gehele proces van idee tot markt duurt volgens de NOVU idealiter 18 maanden, en in de praktijk vaak langer. Tijdens de rit investeren uitvinders tijd en geld (paragraaf 4.1) en werken zij samen met diverse andere partijen (paragraaf 4.2).
4.1
Investeringen T i j d en ou t- of - poc k e t inv es t er i ng en
Forse bedragen, flinke spreiding
In het onderzoek werd uitvinders gevraagd hoeveel tijd en geld zij op jaarbasis naar schatting investeren in de ontwikkeling en commercialisering van uitvindingen. Gemiddeld spendeert een uitvinder 68 dagen per jaar, en geeft € 13.900 uit. De spreiding in deze bedragen is echter groot. Kijken we naar de verdeling over kwartielen, dan besteedt 25% van de uitvinders jaarlijks 10 dagen of minder, en 25% besteedt 115 dagen of meer. De verdeling is daarbij behoorlijk scheef: een groot deel van de uitvinders besteedt minder dan 68 dagen per jaar, terwijl een kleiner deel fulltime bezig is met uitvindingen (210 of meer werkdagen per jaar). Voor out-ofpocketinvesteringen vinden we een vergelijkbare spreiding: een kwart van de uitvinders besteedt jaarlijks € 400 of minder, en eveneens een kwart zit op € 20.000 of meer.
Particuliere
In tabel 4 worden de tijds- en out-of-pocketinvesteringen van verschillende typen uit-
uitvinders
vinders naast elkaar gezet. Voor particulieren is het uitvinden nog bijzaak, en de ge-
investeren
middelde tijdsinvestering is op jaarbasis 33 dagen. Deze inspanning is niettemin ge-
veel vrije tijd
lijk aan één à twee manmaanden, en ruwweg het aantal vakantiedagen dat een door-
en (eigen)
snee werknemer jaarlijks tot zijn/haar beschikking heeft. Tevens besteden particulie-
middelen
ren jaarlijks € 4.300. Ogenschijnlijk een bescheiden bedrag, maar ten opzichte van een doorsnee salaris een flinke hap uit het eigen inkomen. Deze investeringen suggereren dat particuliere uitvinders, ondanks dat zij in beginsel in hun vrije tijd opereren, zeer serieus met hun vindingen bezig zijn. tabel 4
Gemiddelde investeringen door uitvinders naar type op jaarbasis
particulier Tijd (mandagen) 33 Geld (€) 4.300 Bron: EIM, Enquête onder 504 uitvinders.
Type uitvinder ondernemer: zelfstandige 109 13.600
ondernemer: kleinbedrijf 117 140.600
Totaal 68 13.900
Zelfstandigen
Uit tabel 4 blijkt tevens dat als uitvinders de stap maken naar zelfstandig onderne-
investeren
merschap, zij met name veel meer tijd gaan investeren in het ontwikkelen en com-
meer tijd; direc-
mercialiseren van vindingen. Zelfstandige uitvinders investeren met 109 dagen per
teur/eigenaren
jaar ruim de helft van hun werktijd, alsmede ruim € 1.100 per maand aan out-of-
ook meer geld
pocketkosten. Hebben ondernemer-uitvinders eenmaal personeel in loondienst, dan nemen met name hun financiële investeringen flink toe. Daarnaast zullen zij een deel van hun medewerkers inzetten bij het commercialiseren van uitvinders, maar deze inspanning is in het onderzoek niet meegenomen.
31
Een analyse van de investeringen naar demografische kenmerken laat slechts beperkte verschillen zien. Wel is noemenswaardig dat jongere uitvinders relatief veel tijd investeren en naar verhouding weinig out-of-pocketkosten. Bij oudere uitvinders is dit juist andersom. Verder blijken hoger opgeleide uitvinders meer financiële slagkracht te hebben; hun out-of-pocketinvesteringen liggen bij alle typen uitvinders op een beduidend hoger niveau. I nv es te r in ge n op ma cr on i vea u Met behulp van de gegevens over aantallen uitvinders uit hoofdstuk 2 is een schatting
Meer dan € 0,5 mrd
te maken van de jaarlijkse innovatie-investeringen van uitvinders. Zie tabel 5. Parti-
innovatie-
culiere-, zelfstandige- en ondernemer-uitvinders met een klein bedrijf (tot 10 werkzame personen) zijn op jaarbasis goed voor 900 resp. 1.350 resp. 900 manjaren. Hun
investeringen
out-of-pocketinvesteringen bedragen circa € 24 mln., € 36 mln. en € 226 miljoen. Indien we voor een manjaar brutoloonkosten veronderstellen van € 80.000, dan zijn alle uitvinders bij elkaar goed voor een jaarlijkse innovatie-investering van meer dan € 0,5 mrd1. tabel 5
Schatting jaarlijkse investeringen door uitvinders
particulier
Type uitvinder ondernemer: zelfstandige 1350 35,6 144,1
Tijd (manjaren) 900 Geld (€ mln.) 24,3 Totaal* (€ mln.) 95,4 Bron: EIM, Enquête onder 504 uitvinders. * Uitgaande van jaarlijkse brutoloonkosten € 80.000.
ondernemer: kleinbedrijf 900 226,4 298,5
Totaal 3150 286,3 538,0
Verborgen
Merk op dat de bedragen in tabel 5 in beginsel niet zijn terug te vinden in de officiële
innovatie
innovatie- en R&D-statistieken. De betreffende enquêtes van de CBS meten alleen de innovatieactiviteiten van bedrijven met tien of meer werknemers. Volgens het CBS
onthult
waren de totale R&D-uitgaven in Nederland in 2008 € 10,4 mrd. Daarvan namen bedrijven € 5,3 mrd voor hun rekening. (Dit betekent dat de officiële statistieken een onderschatting zouden geven van de private R&D-uitgaven van circa 10%.) Feitelijk laat tabel 5 zien dat uitvinders economische betekenis hebben. Zelfs als al-
Aspirant-
leen de inspanningen van particuliere uitvinders in beschouwing worden genomen,
uitvinders
dan hebben deze nog een tegenwaarde van een kleine € 100 mln. Daarbij merken we
niet meegeteld
op dat de inspanningen van aspirant-uitvinders (wel een idee, nog geen vinding) in de schattingen niet zijn meegenomen. Met name hun tijdsinvesteringen zijn op geaggregeerd niveau waarschijnlijk een veelvoud van de hier gepresenteerde schattingen.
4.2
Samenwerking In het midden- en kleinbedrijf is algemeen bekend dat bedrijven in samenwerking met andere partijen innoveren. Door een tekort aan specialistische kennis en eigen middelen zoeken ondernemers hun toevlucht in samenwerking met leveranciers, klanten, concurrenten en andere partijen, om ontbrekende kennis, financiën en man-
1
32
De veronderstelling dat de jaarlijkse brutoloonkosten van een doorsnee uitvinder € 80.000 zijn, is zeer conservatief. Uit hoofdstuk 2 bleek dat de meeste uitvinders hoger zijn opgeleid, op middelbare leeftijd, en maar weinig zonder werk. De brutoloonkosten zullen in de praktijk hoger zijn.
kracht in huis te halen1. Ook in grote organisaties wordt, onder invloed van het Open Innovatiemodel van Chesbrough, steeds meer ingezien dat externe verbindingen handig zijn bij het commercialiseren van kennis2. Voor uitvinders is de noodzaak tot samenwerking beslist niet anders. De NOVU advi-
Noodzaak tot
seert aspirant-uitvinders vaak om zo snel mogelijk verbindingen te leggen met andere
samenwerking
partijen om hun slaagkans te vergroten. In het onderzoek werd gevraagd welke par-
hoog
tijen uitvinders in hoge mate relevant achten voor hulp, informatie of advies bij het ontwikkelen en commercialiseren van vindingen. Zie tabel 6. tabel 6
Relevantie van andere partijen voor hulp, informatie of advies (percentage uitvinders dat partij 'in hoge mate' relevant acht)
Partij
ondernemer: kleinbedrijf 33 75
Totaal
45 47
Type uitvinder ondernemer: zelfstandige 38 65
22
36
35
29
particulier
Vrienden, familie en bekenden (beoogde) Gebruikers of klanten Bedrijven met vergelijkbare producten/diensten Octrooigemachtigden of -adviseurs Commerciële leveranciers, ingenieurs en consultants (niet octrooi-gerelateerd) Hoger onderwijs- of publieke researchinstellingen Overheid (Agentschap NL, Syntens, Kamers van Koophandel) Bron: EIM, Enquête onder 504 uitvinders.
41 57
34
52
32
38
28
39
45
34
25
42
28
30
32
41
29
34
Ten eerste valt op dat uitvinders de beoogde klanten of gebruikers van hun product,
Beoogde klanten
technologie, proces of methode het vaakst als relevant kenmerken (57%). Bij onder-
belangrijkste
nemer-uitvinders is dit nog meer het geval dan bij particulieren. Kennelijk zijn zij
partner
door ervaring wijs geworden: adoptie is essentieel om een vinding te doen slagen. Ten tweede valt op dat particuliere uitvinders relatief vaak leunen op vrienden, fami-
Particulieren
lie en bekenden, ofwel de sterkste schakels in hun netwerk. Omdat zij in beginsel
vaker met informele
vanuit huis en in hun vrije tijd werken, hebben zij ook vaker geen andere mogelijk-
contacten
heid; het beeld van de eenzame uitvinder die vanuit de garage opereert, dringt zich hier op. Toch maken ook particuliere uitvinders gebruik van andere partijen, waarbij klanten het meest worden genoemd. Een derde conclusie is dat ondernemer-uitvinders beter met andere partijen zijn ver-
Met name
bonden dan particuliere uitvinders. Tellen we de percentages in tabel 6 over de ko-
zelfstandige
lommen op, dan zijn voor particulieren gemiddeld 2,3 partijen in hoge mate relevant,
uitvinders
terwijl zelfstandigen en directeur/eigenaren van een klein bedrijf gebruik maken van
werken veel
3,1 resp. 2,7 partijen voor hulp, informatie of advies. Met name zelfstandigen blijken
samen
sterk te leunen op hun netwerk; nog meer dan directeur/eigenaren. Heeft een ondernemer-uitvinder eenmaal mensen in loondienst, dan lijken de bijdragen van octrooigemachtigden, onderwijs- en researchinstellingen en de overheid van minder belang te worden geacht. De oorzaak is waarschijnlijk dat eigen medewerkers de betreffende taken deels kunnen overnemen en de ondernemer meer alternatieven heeft om in ontbrekende kennis of middelen te voorzien.
1
De Jong, J.P.J. (2005), De bron van vernieuwing: rol van netwerken bij innovaties in het MKB, EIM: Zoetermeer.
2
Chesbrough, H.W. (2003), Open Innovation: The New Imperative for Creating and Profiting from Technology, Boston, MA: Harvard Business School Press.
33
Ten slotte blijkt uit een analyse van demografische kenmerken dat met name jonge uitvinders leunen op vrienden, familie en bekenden om in ontbrekende middelen en kennis te voorzien. Bij oudere uitvinders is dit veel minder het geval. Verder blijkt dat hogeronderwijs- en researchinstellingen vooral door hoog opgeleide uitvinders worden geraadpleegd. Lager opgeleiden weten de weg naar universiteiten en publieke researchinstellingen nauwelijks te vinden.
34
SNAPPEN HOE HET ZIT Iedere uitvinder bezit een bron waaruit hij zijn idee opdoet. Ontfutselt de één zijn ingeving aan bijvoorbeeld een irritatie aan de oppervlakte van het alledaagse leven, een ander verdiept zich zo intens in een bepaalde materie dat door een veranderd inzicht nieuwe ideeën aan de oppervlakte kunnen komen. Gustave Corten (1968) vaart als uitvinder een door kennis en inzicht doorwrochten koers. Niets is zoals het lijkt en zelfs als iets gemeengoed lijkt, dan nog zegt hij proeven te doen om te zien of iets inderdaad wel zo is. 'Zaken die voor iedereen zeker zijn en ook voor mezelf zeker zijn, blijf ik toch testen of het echt zo is. Dat is heel typerend voor mijn manier van werken. Dit zo wezenlijk mezelf afvragen hoe iets in elkaar steekt, is mijn bron van uitvinden.' De afspraak is op een catamaran in de jachthaven van Uitgeest. Corten houdt er een mobiel kantoor en heeft er tevens zijn testruimte. De aanblik van de boot verraadt onmiddellijk de reden van het gesprek. Op de voorplecht knikken twee windturbines links en rechts van de boot weg. De ene turbine is een klassiek model terwijl de andere naar eigen ontwerp is gemaakt. Corten zegt er het hele jaar 2008 aan te hebben gewerkt. Water en lucht Tijdens het vraaggesprek met Corten valt regelmatig het werkwoord begrijpen. Begrijpen hoe de dingen in elkaar steken en waarom ze werken zoals ze werken. Begrijpen wat er gebeurt en zien hoe iets rekenkundig kan worden begrepen. Zodra iets hem aangrijpt, kan hij er eindeloos mee bezig zijn. 'Ik ben altijd breed geïnteresseerd geweest, maar in techniek zeker en dan vooral stromingen en bewegingen van water en lucht. Als kind speelde ik met motortjes in bad en omdat we aan het water woonden en een aantal bootjes hadden liggen, pakte je die op en ging ermee weg. Zeilen vond ik in het begin eng, maar vanaf mijn twaalfde ben ik dit gaan beheersen, puur omdat ik begreep wat er gebeurde. Ik zeilde anders dan gebruikelijk, experimenteerde met heel
veel dingen en vond het bijvoorbeeld helemaal niet erg om een middag lang op een andere manier overstag te gaan die normaal gezien niet zou kunnen.' Kernreactorkunde Begin jaren negentig studeerde Corten technische natuurkunde aan de TU in Delft. Hij studeerde af op kernreactorkunde. 'Kernenergie fascineerde me toen. Hoewel het me fysisch nog wel boeit, ben ik daar helemaal vanaf. Maatschappelijk zie ik te veel problemen. Omdat energie me enorm interesseerde, zat ik tijdens deze studie al te rekenen met de mogelijkheden van windenergie. Mijn nucleaire collega's van toen vonden dat begin jaren negentig maar alternatieve onzin. Mijn conclusie was echter al vrij snel dat windenergie potentieel had. Want als je weet wat een windturbine per vierkante meter rotoroppervlak opwekt en je zet dit af tegen het verbruik in Nederland dan kon ik tot geen enkele andere conclusie komen dan dat windenergie een serieuze optie was en allesbehalve marginale flauwekul. Ik zag in dat windenergie in de toekomst substantieel kon bijdragen aan het wereldenergieprobleem.' Stall Flag Na zijn studie in Delft besloot hij zich verder op windenergie toe te leggen, werkte zeven jaar aan een proefschrift en was in dienst van Energie Centrum Nederland (ECN) gekomen. 'Ik zat in mijn proefschrift met een aantal vraagstukken. Eén ervan ging over de stroming rondom windturbinebladen. Die werd naar mijn idee niet goed begrepen, doordat er niet aan de bladen kon worden gemeten. Er bestond geen methode die zichtbaar maakte wat daar nu eigenlijk gebeurde. Wat was er aan de hand? Iemand koopt een grote commerciële windturbine en die produceert een stuk minder dan voorgespiegeld was. Klant boos en de producent heeft vaak geen oplossing. De opbrengst hangt namelijk af van het type luchtstroming. Het gaat om twee types luchtstroming die je van elkaar moet onderscheiden: aanliggende stroming die het profiel volgt en losgelaten stroming die los komt van het profiel en leidt tot een omgekeerde stroom aan de achterzijde van dat profiel. Als je dit type stroming kunt vaststellen, dan kan er iets aan de vleugels worden veranderd om de goede luchtstro-
35
ming te pakken. Na heel wat gepieker ben ik tot dit klepje gekomen: de Stall Flag.' Lichtflits Hij vertelt hoe het klepje, afhankelijk van de windstroming, al dan niet omklapt. 'Het is een verschrikkelijk simpel dingetje, maar het heeft bloed, zweet en tranen gekost om het te maken. Wat heb ik nu? Van deze stickers kun je er honderd op een blad van een windturbine plakken en afhankelijk van de stroming komt de reflector achter het klepje al of niet bloot. Die reflector werkt als de achterkant van een fiets, deze wordt evenzo vanaf een paar honderd meter zichtbaar als je er met een lamp op schijnt. Hierdoor was het voor het eerst mogelijk om de twee belangrijkste stromingstypes op grote turbines van elkaar te onderscheiden. Het mooie is dat je bij het ene type stroming een enorme lichtflits ziet als de klepjes open zijn, terwijl het helemaal zwart blijft bij het andere stromingstype. Hij geniet er nog steeds van wanneer hij 's nachts in een veld bij een turbine staat en de reflectoren boven zijn hoofd oplichten zodra hij zijn zaklamp aanknipt.
Controlling wind In zijn proefschrift kwam Gustave Corten tot nog enkele andere punten. Hij spreekt
36
van een fundamenteel theoretisch inzicht over de warmtewerking achter een windturbine, die op het ogenblik nog niet praktisch wordt uitgebuit. Belangrijker vindt Corten zijn vinding "controlling wind". 'Windturbines kunnen veel last van elkaar hebben doordat ze wind van elkaar afvangen, net als zeilers tijdens een wedstrijd. Dit kan makkelijk 10% van de jaaropbrengst schelen. Ik was een van de eersten die hier serieus mee aan de slag ging en ook met oplossingen kwam. Zo kun je windturbines dusdanig in een park opstellen dat ze de wind van grotere hoogte, waar het harder waait, omlaag buigen, het park in, naar de windturbines die erachter staan. Normaliter hebben turbines slechts de functie om energie uit de stroming te halen en nu gaf ik de turbines een extra functie, namelijk om de wind van grotere hoogte naar omlaag te geleiden.' Spotten Na het proefschrift kreeg Corten bij ECN de gelegenheid om dit inzicht en principe verder uit te werken. Hij vertelt over een innovatiegroep die bij ECN werd opgericht en waarover hij de leiding kreeg. Hij merkte echter dat het heel lastig was om het opzetten van deze windparken voor elkaar te krijgen. 'Ik denk dat als je echt innovatieve dingen wil doen, je dan beter niet bij een grote organisatie kunt zitten. Ik weet niet precies hoe het komt, maar het werkt daar niet. Sommige grote bedrijven geven dat inmiddels ook toe. Bijvoorbeeld Shell heeft heel veel R&D afgestoten. In plaats daarvan is er een afdeling ontstaan die tot taak heeft om in de markt te spotten of er interessante innovaties zijn. Die kopen deze innovaties in als ze denken dat het iets is. Heel slim. Het bevestigt mijn eerdere idee dat eigen R&D-afdelingen innovaties niet zien. Ik ben in januari 2006 een eigen bedrijf begonnen, omdat ik het gevoel had daarmee sneller te kunnen innoveren.' Opwaartse kracht Het was Corten nog niet op voorhand duidelijk dat hij zich opnieuw op windenergie zou storten. Hij had een aantal uiteenlopende ideeën die interessant waren om uit te werken, tot hij een aantal maanden later toch weer in de vertrouwde materie van de windenergie terugdook. 'Ik begon na te denken over de wijze waarop bladen van windturbines ontworpen moesten worden en
kwam erachter dat, terwijl ik al tien jaar bezig was met bladen van windturbines en meende het allemaal aardig te begrijpen, ik nog steeds een belangrijk inzicht niet had begrepen. Kort door de bocht wordt bij veel bladen een profiel gekozen met weinig opwaartse kracht. In de literatuur lees je dat het verstandig is om dit soort bladen te nemen om tijdens een harde windvlaag overbelasting te voorkomen. Daar ging ik toen over nadenken en ik zag tot mijn schrik dat er precies verkeerd om was gedacht.' Uitvindersgedachte 'Nu zie je het voordeel van het je iedere keer weer afvragen of iets wel goed zit. Dat is echt wat mij hiertoe bracht, door elke keer die dingen die al zeker zijn ter discussie te stellen. Ik stelde vast dat ik het al die tijd verkeerd had gezien en anderen ook. Daar was ik heel blij mee. Want als het duidelijk is dat de rest van de wereld vindt dat je een bepaald type moet gebruiken en dat blijkt fout te zijn, dan heb je typisch iets wat een uitvindersgedachte is, een omwenteling in de manier van denken. En als vervolgens de expert met een bijl achter je aan komt om je doormidden te hakken, want jij bent gek, dan zit je in de roos. Newtonse mechanica Corten legt uit hoe iedere toren van een windturbine is voorzien van dikwandig staal, juist om die onverwachte keiharde vlaag te kunnen weerstaan. 'Dan trekt alles naar achteren en wordt het geheel zwaar belast. Als dit niet het geval was geweest, dan had de constructie stukken lichter en goedkoper kunnen worden gemaakt. Je zou het liefst een blad willen hebben dat alles uit de wind haalt als er rustige wind is maar een momentane harde vlaag voorbij laat gaan. Als je dat voor elkaar weet te krijgen dan sla je de spijker op de kop.' Het verleden heeft een aantal verschillende actieve methoden opgeleverd, maar die zijn volgens Corten discutabel omdat ze niet met 100% zekerheid op de juiste manier ingrijpen. Hij zocht zijn oplossing bij een passieve methode die besloten ligt in de vorm van de rotorbladen 'Het is moeilijk uit te leggen', waarschuwt hij, waarna hij van wal steekt en spreekt over bijvoorbeeld operationele invalshoeken, verdubbelde liftkrachten en een klein vinnetje dat voor de benodigde wervelingen zorgt. 'De werking is di-
rect af te leiden uit de Newtonse mechanica. Als je daarin gelooft, dan geloof je ook in dit principe. Iemand die veel verstand heeft van aerodynamica die zegt, het klopt.'
Concurrentievoordelen Rendementsverhogingen van 5 tot 12% zijn volgens Corten haalbaar. 'Door de vlaagongevoeligheid van dit blad worden er minder krachten op de windturbine uitgeoefend, waardoor er een grotere rotor op de turbine kan worden gezet. Je maakt dus een groter blad, waardoor de kans op schade weer gelijk wordt, maar dat wel meer energie opbrengt.' Bovendien blijkt het profiel minder gevoelig voor vuil. 'Bij mijn bladen zakt de productie door vuil met 5% in, terwijl de productie van een standaard blad 12 % daalt: het voordeel loopt dan op van 5% naar 12%.' Wederom laat hij weten dit het resultaat is van ergens intensief mee bezig zijn. 'Als je je echt afvraagt hoe iets zit, dan snap je misschien ineens iets wat je daarvoor niet snapte. Ik heb een stapje in het proces gesnapt en daar meteen mijn voordeel mee gedaan.' Miljarden euro's Het octrooi werd in april 2006 ingediend. Vanaf dat ogenblik was het zaak om één van de grote windturbinefabrikanten voor zijn innovatie te interesseren. In maart 2009 werden de contracten getekend met Suzlon, mondiaal één van de grotere spelers op het gebied van windenergie. Corten was hier erg over te spreken. 'Het mooie was bijvoorbeeld dat Suzlon van plan was om ze niet alleen voor de eigen turbines te maken. Ze mochten ook naar derden. Dus de markt werd niet geblokkeerd.' Nadat de contracten getekend waren, zou er een productielijn worden opgezet die meerdere bladen per dag zou maken. Maar sindsdien bleef het stil. 'Tot op de dag van vandaag is er geen enkel rotorblad gemaakt.' Wonder-
37
lijk toch, als je je bedenkt dat op een jaarlijkse omzet van enkele miljarden de bladen van Corten een extra winst van ordegrootte 100 miljoen euro hadden kunnen opleveren. Achteraf had Corten de deal anders willen opzetten: 'Door de exclusiviteit kon Suzlon de voortgang blokkeren: ze deden zelf niets en met anderen mocht ik niets.' Publicaties Doordat Suzlon niet op tijd de verplichtingen nakwam, heeft Corten alle rechten weer terug: 'Ik ben blij weer met iedereen te mogen onderhandelen. Op korte termijn verwacht ik dat verschillende partijen tegelijkertijd een blad gaan maken. Daarnaast ga ik zeker zelf ook een blad bouwen. Ook positief is dat Suzlon nu met mij onderhandelt over een niet-exclusief contract. Doordat ik over het nieuwe blad gepubliceerd heb en doordat ik in het verleden met vele fabrikanten heb onderhandeld, zijn de voordelen inmiddels tot de windindustrie doorgedrongen. Overigens is de technologie in twee uitvoeringen met dezelfde fysische basis beschikbaar. Eén uitvoering is eigen-
38
dom van de grootste windturbinefabrikant Vestas en de tweede is eigendom van mijn bedrijf. Voordelig is dat de bladen van de eerste uitvoering inmiddels veel succes hebben. Dat is namelijk net zo goed een verkoopargument voor mijn uitvoering.' Exclusiviteit? Corten kent geen voorbeeld van een uitvinder waarbij een groot bedrijf de vinding in een bestaand product is gaan verwerken. Dat wil echter niet zeggen dat het onmogelijk is. 'Ik zou zo'n deal opnieuw aangaan, alleen een beetje anders. Mijn les is dat zodra een partij alleen exclusief verder wil, dat je dan een kleine ruimte moet behouden om in ieder geval zelf door te kunnen. Ik had bijvoorbeeld kunnen afspreken dat alle rechten bij mij zouden blijven voor rotoren tussen 20 en 30 meter diameter. Suzlon bouwt alleen windturbines groter dan 50m diameter, dus daar waren we heus wel uitgekomen. De NOVU zou deze kleine eigen ruimte om ook zelf verder te kunnen aan uitvinders kunnen adviseren.'
5
Resultaat van uitvinden
Niet iedere uitvinding wordt een commercieel succes. Ook niet iedere uitvinding brengt het tot een concreet product. In paragraaf 5.1 gaan we in op de slaagkans van vindingen. Vervolgens bespreken we in hoeverre uitvinders hun inspanningen weten te vertalen in gerealiseerde innovaties en commercieel succes (paragraaf 5.2). Het hoofdstuk eindigt met een bespreking van de mate waarin uitvindingen leiden tot intellectueel eigendom (paragraaf 5.3).
5.1
Slaagkans U i tv in d in ge n Zoals besproken in hoofdstuk 2 wordt een vinding een innovatie zodra sprake is van een 'succesvolle marktintroductie' van een product of van adoptie door gebruikers van een technologie, methode of proces. In het onderzoek werd uitvinders gevraagd of en hoe vaak zij erin zijn geslaagd om vindingen ook echt naar de markt brengen, en of inkomsten werden gegenereerd die de gedane investeringen overtroffen. Op basis hiervan is een raming gemaakt van het aantal vindingen dat wordt doorontwikkeld tot een product of concrete, gebruiksklare toepassing, en in hoeverre hiermee inkomsten worden gerealiseerd (tabel 7). tabel 7
Te verwachten resultaten van honderd fictieve vindingen
Fase Vinding Product/toepassing
Inkomsten waarvan licenties waarvan zelf vermarkten Winst
Kenmerken Technisch-, octrooi- en marktonderzoek uitgevoerd, eerste aanzet business plan gereed (3*O+O) Verder uitgewerkte vinding is in beginsel klaar voor verkoop of gebruik: productie, distributie en marketing zijn uitgedacht en georganiseerd, of een werkende technologie, proces of methode is beschikbaar Met vinding wordt enige inkomsten gerealiseerd (vinding in licentie geven en/of integraal verkopen) (vinding zelf op de markt brengen)
Met vinding worden inkomsten gerealiseerd die gemaakte kosten overtreffen Bron: EIM, inschatting op basis van enquête onder 504 uitvinders.
Aantal 100
53 33 13 20 30
Circa drie
Het uitgangspunt in tabel 7 bestaat uit honderd vindingen, ofwel ideeën waarvan de
van de tien
technische haalbaarheid is aangetoond, de commerciële mogelijkheden aannemelijk
vindingen
zijn gemaakt, de beschermingsmogelijkheden op zijn minst zijn onderzocht, en over
is succesvol
de verdere stappen is nagedacht in de vorm van een plan. Van deze vindingen worden er naar schatting 53 zodanig verder ontwikkeld dat sprake is van een product of toepassing gereed voor gebruikers. Die blijken vervolgens niet altijd behoefte te hebben; met 33 vindingen worden enige inkomsten gegenereerd. Het vaakst gebeurt dit door vindingen zelf op de markt te brengen, maar regelmatig ook via licenties of verkoop van het gehele idee. Uiteindelijk wordt met 30 vindingen winst gemaakt. Dit betekent kortom dat van elke 10 vindingen, er uiteindelijk drie de status krijgen van 'innovatie' en commercieel succesvol kunnen worden genoemd. I d ee ën
Slaagkans van idee is maximaal 3%
Eerder in dit rapport gaven we al aan dat een idee niet hetzelfde is als een vinding; eerst moet de technische- en commerciële haalbaarheid zijn aangetoond en de beschermingsmogelijkheden uitgezocht. Juist in de fase naar een vinding vallen de meeste ideeën af. Volgens ervaringsdeskundigen is het uitvalpercentage van ideeën
39
die bij de NOVU worden aangebracht in deze eerste stap op zijn minst 90%. Dit betekent dat van elke duizend ideeën, slechts honderd het tot de status van 'vinding' brengen, waarop vervolgens de verhoudingsgetallen uit tabel 7 van toepassing zijn. De slaagkans van zo'n willekeurig idee is dan circa 3%. Deze schatting is vergelijkbaar met eerder onderzoek dat is uitgevoerd in Canada. Daaruit bleek dat van alle ideeën die (potentiële) uitvinders aanbrengen bij een uitvindersorganisatie, 6,9% tot een concreet product wordt ontwikkeld. Van deze producten werd met 40% uiteindelijk winst behaald, ofwel 2,8%1. Echter, waarschijnlijk betreft het hier nog een overschatting, omdat individuen in de praktijk niet al hun ideeën aanmelden bij een uitvindersvereniging als de NOVU.
5.2
Aantal uitvindingen en resultaten Veel uitvinders laten het niet bij een eenmalige vinding; ruim 60% van de uitvinders
Helft van de
heeft herhaaldelijk vindingen ontwikkeld (figuur 4). In het traject richting markt en/of
uitvinders maakt
adoptie van nieuwe producten, technologieën, processen en methoden sneuvelt ech-
winst
ter nog een flink aantal. Van alle uitvinders heeft de helft tenminste één keer winst gerealiseerd, en bij een kwart (26%) is dit herhaaldelijk gebeurd. Met andere woorden, naar verwachting de helft van alle uitvinders verdient met uitvindingen een belegde boterham, en ongeveer een kwart lijkt dat zeer goed af te gaan. De andere helft blijft (mede) afhankelijk van inkomsten uit nevenactiviteiten, eigen vermogen of een werkende partner. figuur 4
Percentage uitvinders met vindingen, producten/toepassingen, inkomsten en winst 0%
100%
Vinding
Product/toepassing
Inkomsten
Winst
38
62
27
31
46
50
(nog) niet
42
27
24
eenmalig
27
26
herhaaldelijk
Bron: EIM, enquête onder 504 uitvinders.
Ondernemer-
Het ligt in de lijn der verwachting dat met name ondernemer-uitvinders erin slagen
uitvinders
om uitvindingen te commercialiseren. Een nadere analyse van het aantal vindingen
zijn vaker
per type uitvinder bevestigt deze gedachte. Zie tabel 8. Ondernemer-uitvinders reali-
succesvol
seerden in de afgelopen vijf jaar gemiddeld 4,1 vindingen, waarvan zij er uiteindelijk 1,6 op een winstgevende manier naar de markt brachten. Bij particuliere uitvinders ligt het aantal vindingen in absolute zin lager; ongeveer de helft van het aantal vindingen van ondernemer-uitvinders. Bovendien weten zij slechts 0,3 vindingen met
1
40
Astebro, T. (2003), The return to independent invention: evidence of unrealistic optimism, risk seeking or skewness loving?, Economic Journal 113, 226-239.
succes op de markt te brengen. Van alle vindingen van ondernemer-uitvinders wordt een kleine 40% met succes vercommercialiseerd, terwijl dit bij particuliere uitvinders slechts 15% is. tabel 8
Gemiddeld aantal vindingen en resultaten daarvan, per type uitvinder
Fase Vinding Product Inkomsten waarvan licenties waarvan zelf vermarkten Winst Bron: EIM, enquête onder 504 uitvinders.
Type uitvinder particulier ondernemer 2,0 4,1 0,9 2,6 0,4 1,9 0,2 0,7 0,2 1,2 0,3 1,6
Totaal 3,0 1,6 1,0 0,4 0,6 0,9
Binnen de groep ondernemer-uitvinders zien we dat directeur/eigenaren nog iets va-
Vindingen
ker succesvol zijn dan zelfstandigen. Daarmee is de conclusie gerechtvaardigd dat,
vermarkten
als individuen hun vindingen met succes willen vermarkten, zij uiteindelijk onderne-
vraagt om
mer dienen te worden - hetgeen op zijn beurt weer impliceert dat alleen technische
ondernemerschap
uitvindersvaardigheden niet volstaan, maar dat ook ondernemerschapsvaardigheden nodig zijn. In de praktijk blijkt het bij veel aspirant-uitvinders, en ook een deel van de particuliere uitvinders, juist daaraan te ontbreken. Tot slot is gekeken naar demografische verschillen in de resultaten van uitvinders. Dan blijkt dat hoger opgeleide uitvinders succesvoller zijn dan lager opgeleiden: zij weten verhoudingsgewijs meer vindingen in winstgevende innovaties om te zetten. Het verschil zit met name in de mate waarin hoger opgeleiden inkomsten genereren uit licenties. Lager opgeleiden (lager dan HBO-niveau) slagen daarin slechts sporadisch.
5.3
Intellectueel eigendom 1 Voor uitvinders is de mogelijkheid om de eigen vinding te beschermen tamelijk essentieel; vaak kunnen zij zich maar beperkt wapenen tegen grotere partijen die een eenmaal succesvolle vondst imiteren. Tegelijk is formeel intellectueel eigendom (IE), in de vorm van octrooien, modellen, handelsmerk of copyrights, geen noodzaak om vindingen te vermarkten. Met name als de uitvinder erin slaagt om in korte termijn zijn idee naar de markt te brengen, is hiermee een voorsprong te verkrijgen. Voorts zijn, met name als de uitvinder een marktniche bedient, lang niet altijd concurrenten aanwezig die erop uit zijn om toe te treden tot de betreffende markt. Ten slotte heeft de uitvinder de mogelijkheid gebruik te maken van geheimhoudingsovereenkomsten. F or m ee l I E
Meerderheid
Uit het onderzoek blijkt dat een flink aantal uitvinders enige vorm van formele intel-
gebruikt IE;
lectuele eigendomsrechten bezit - zowel onder particuliere als ondernemer-uitvinders
ondernemer-
(tabel 9). Van alle particuliere uitvinders bezit 62% tenminste één octrooi, copyright, model of handelsmerk. Bij ondernemer-uitvinders is dit zelfs 86%. Ondernemer-
uitvinders vrijwel
uitvinders maken van alle vormen van intellectueel eigendom vaker gebruik, maar bij
allemaal
buitenlandse octrooien zijn de verschillen het grootst. Deze kosten verhoudingsgewijs
1
Intellectueel eigendom is ook te beschouwen als innovatieprocesvariable, en had in hoofdstuk 4 behandeld kunnen worden. Onder beleidsmakers, de doelgroep van het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap, geldt intellectueel eigendom echter meestal als innovatie-outputvariable.
41
ook de meeste tijd en geld om te regelen. Ook bij handelsmerken zijn de verschillen aanzienlijk: 17% versus 40%. tabel 9
Gebruik van intellectuele eigendomsrechten door uitvinders (exclusief geheimhoudingsovereenkomsten, in procenten van het aantal uitvinders)
Gebruikt formele rechten Octrooien waarvan Nederlandse octrooien waarvan buitenlandse octrooien Copyrights Modellen Merknaam/trade mark Gebruikt geen formele rechten
Type uitvinder particulier ondernemer 62 86 46 73 42 68 16 54 10 19 16 24 17 40 38 14 100 100
Totaal 73 58 53 33 14 20 27 27 100
Bron: EIM, enquête onder 504 uitvinders.
O ct ro o ie n n a d e r be sch ou wd Ondernemer-
In samenwerking met Agentschap NL Octrooicentrum is in het kader van dit onder-
uitvinders
zoek geschat dat in de laatste vijf jaar 5.700 uitvinders ten minste één octrooi heb-
hebben meer
ben verkregen (in Nederland en/of buitenland) dat heden nog steeds geldig is. Deze
buitenlandse
groep bestaat uit 2.600 particulieren, 1.900 zelfstandigen en 1.200 direc-
octrooien
teur/eigenaren van kleine bedrijven. Kijken we naar het aantal octrooien per uitvinder, dan treden opnieuw grote verschillen op. Ondernemer-uitvinders bezitten gemiddeld 1,8 'levende' Nederlandse octrooien, en 1,8 buitenlandse octrooien. Vragen zij octrooi aan, dan doen zij dit in de regel meteen op internationaal niveau - de concurrentie reikt vaak immers veel verder dan de landsgrenzen. Particuliere uitvinders daarentegen, beperken zich meestal tot een nationaal octrooi. Gemiddeld bezitten zij 0,7 Nederlandse octrooien en slechts 0,2 buitenlandse octrooien. Voor deze groep, die over beperkte middelen beschikt, is de aanvraag van een buitenlands octrooi vaak teveel gevraagd. De doorlooptijd bedraagt meerdere jaren en de kosten kunnen substantieel zijn, terwijl een Nederlands octrooi in beginsel direct wordt gegund. Gevolg is dat particuliere uitvinders bij inbreuk door buitenlandse partijen vaak direct buitenspel zullen staan. Ten slotte wijst een nadere analyse uit dat ook opleidingsniveau van invloed is op het aanvragen van buitenlandse octrooien. Met name hoger opgeleiden (tenminste HBOniveau) nemen de stap om internationaal octrooi te vragen op hun vindingen, terwijl lager opgeleiden zich beperken tot Nederland.
42
"IK ZIE WAAROM" ‘Geluk kan je afdwingen’ is een term die vaak in de sport valt. Vertrouwen in eigen kunnen en het vermogen om ondanks alle hindernissen en valkuilen te kunnen doorzetten, zijn voorbeelden van de vele eigenschappen waarmee het af te dwingen geluk binnen handbereik komt. Eigenschappen ook, die om de hoek komen kijken wanneer je een eigen vinding of product op de markt wilt zetten. Uitvinden is net topsport. En net als met topsport geef je jezelf de meeste kans wanneer je er volledig voor kiest. René Nederhoed (1957) zette deze stap veertien jaar terug. Tot die tijd was hij jarenlang binnen de automatisering werkzaam bij Hewlett Packard. De genoten opleiding tot elektrotechnicus werd als hobby naar de vrije uren verdrongen. Binnen deze hobbysfeer kwam Nederhoed tot een elektronische klokthermostaat. Energieverbruik 'Ik ben altijd al geïnteresseerd geweest in energiebesparing en ergerde me aan de verspilling van energie wanneer ik 's ochtends wakker werd en er opnieuw achter kwam dat de centrale verwarming niet omlaag was gezet.' Dit bracht hem tot het vervaardigen van een klokthermostaat. 'Alleen was dat een schema van een meter bij een meter. Ik besefte dat dat niet kon en ben me in de microprocessortechniek gaan verdiepen. In de tijd dat ik daarmee bezig was, verscheen de eerste elektronische klokthermostaat, van marktleider Honeywell. Dat was even slikken, maar het was ook een stimulans. Want dit bevestigde mijn overtuiging dat ik goed zat met mijn ideeen.' Dan raakt hij in een kroeg aan de praat met een eigenaar van bungalowhuisjes over energieverbruik. 'Hij vertelde dat het energieverbruik net zo hoog was als in een gemiddelde eengezinswoning, terwijl ze in de wintermaanden leeg staan. Vreemd. Daar moest toch wat tegen te doen zijn!' De oplossing kwam snel en was eenvoudig. De praktijk leerde namelijk dat gasten in de bungalowhuisjes zich nauwelijks bekommeren om het energieverbruik. Eierwekker Dit bracht Nederhoed tot het idee om een thermostaat te maken die aanwezigheid van
mensen detecteert. Wanneer er na een bepaalde tijd geen beweging is gesignaleerd, gaat de temperatuur automatisch omlaag. 'Het principe van de eierwekker', zegt Nederhoed, 'wat een beetje elektronicus zo kan oplossen.' Nederhoed mag dan misschien een simpele oplossing hebben bedacht, zijn commerciële instelling zorgde ervoor dat zijn inspanningen niet vrijblijvend voor de ander waren. 'Voordat ik ben gaan ontwikkelen, wilde ik dat in opdracht doen. Daarom vroeg ik deze bungaloweigenaar of hij geïnteresseerd zou zijn in de oplossing en hoeveel hij daarvoor over zou hebben. Hij zou ermee instemmen als de investeringskosten van de oplossing binnen drie jaar waren terugverdiend.' Dat lukte. Hij heeft de thermostaat nog steeds hangen en is er bijzonder tevreden over.' De investering bleek zelfs in anderhalf jaar terugverdiend te zijn.
Detectie Voor Nederhoed was dit het sein om twee dagen in het Nederlands octrooicentrum in Rijswijk door te brengen, speurend in de literatuur naar het gehoopte hiaat waardoor hij octrooi op zijn thermostaat kon aanvragen. 'Dat had ik inmiddels geleerd van mijn eerste oefening.' Tegelijkertijd met de bescherming richtte hij het bedrijf Intelligent Controls Ymir op, ICY (I See Why). 'Ja, daar is over nagedacht.' De thermostaat kent twee varianten in het detecteren van men-
43
sen. 'Door na een bepaalde instelbare tijd een aantal pieptoontjes te laten horen ten teken dat de temperatuur omlaag gaat. Is men aanwezig dan moet men even de thermostaat aanraken. Het kan ook wat eleganter door er een bewegingsmelder in te doen.' Door de duur van afwezigheid van gasten kan de temperatuur trapsgewijs worden afgebouwd tot een minimum temperatuur. Zijn die piepjes niet irritant voor de gasten? Nederhoed zegt dat dat niet blijkt. 'Al moet je de tussenliggende tijd niet te kort maken. Ik adviseer twee uur. In de praktijk blijkt dat gasten bij binnenkomst altijd kijken wat er zoal aanwezig is en met hun vingers aan de thermostaat gaan zitten.' Diverse proeven en enquêtes bevestigden dit beeld van afwezigheid van irritatie. 'Alleen bij oudere mensen doet zich wel eens het probleem van onwennigheid voor.' Ontnuchtering Door de harde cijfers, die een winst op het energieverbruik van rond de 30% laten zien, dacht hij dat alle eigenaren van bungalowparken gretig naar zijn nieuwe product zouden zijn. 'Ik was ervan overtuigd iets in handen te hebben waar zij al jaren op zaten te wachten en ben toen in de auto gestapt en domweg langs bungalowparken gereden.' Dat resulteerde in een flinke ontnuchtering. 'Binnen de NOVU kent iedereen het soort verhalen dat men het probleem herkent, maar men ermee heeft leren leven. In mijn geval vond men het probleem niet groot genoeg om er 30% energiekosten op te besparen. Vooral binnen de grote bungalowparken is het leefcomfort van de gasten heilig, en is men als de dood dat een gast zich aan de thermostaat ergert en daardoor niet meer terugkomt.' Kinderziekten De eerste jaren kwamen er mondjesmaat klanten bij. Iets wat het geloof in zijn product niet aantastte. Dat was echter anders met de kinderziekten die zich gaandeweg aan Nederhoed openbaarden. 'Dan had ik er nog zo goed over nagedacht, zo veel dingen uitgevogeld en gedaan en toch kwamen er dingen aan het licht die ik over het hoofd had gezien.' Zo had hij zichzelf de eis gesteld dat de technische man van het bungalowpark de thermostaat binnen 10 minuten zou moeten installeren. Dat moest bovendien op iedere gangbare cv-ketel mogelijk zijn. 'En daar heb je al meteen een groot
44
probleem te pakken. Want de voedingsspanning van een thermostaatcircuit is vrij van normering. Geen type cv-ketel dat daarin hetzelfde was. Er bestonden zelfs ketels die de thermostaat om zeep hielpen.' Hij zegt daar jarenlang mee geworsteld te hebben. Dat heeft hem wel eens aan het twijfelen gebracht. 'Maar dan is het een enorme troost om te zien dat ook grote namen als Ford of Mercedes met hun nieuwe auto's last hebben van kinderziekten. Het is misschien ook wel onmogelijk om geen last van kinderziekten te hebben.' Telemetrie Het besef dat hij met zijn thermostaat een uniek product in handen had, gaf de commerciële instelling van Nederhoed vrij baan, waardoor hij de prijs van de thermostaat aan de economische waarde koppelde. 'Dus hoeveel bespaart zo'n ding op jaarbasis en binnen hoeveel tijd heeft zo'n eigenaar hem terugverdiend? Ik kon er daarom een aardige prijs aan hangen en werd het al vrij snel interessant.' In de prijs deed hij geen concessie om klanten binnen te halen. 'Laat het dan maar langer duren door rustig aan door te gaan, dan kan ik er nog vele jaren plezier aan hebben.' Op enig moment kon hij zijn bedrijf niet langer combineren met zijn voltijdbaan. 'Alle verlofdagen waren op.' Nederhoed nam het risico om het dienstverband af te sluiten. 'Achteraf zeg je, dat had ik veel eerder moeten doen.' Hij kreeg nu veel meer tijd om de acquisitie op te voeren en verhoogde de interesse en vraag. Tegelijkertijd wilde hij zich niet louter op de thermostaat focussen. 'Niet alleen omdat op een gegeven moment de markt verzadigd is, maar vooral omdat de kans er altijd in zit dat er iemand opstaat die iets veel beters heeft bedacht.' Kortom, hij kon niet rusten en zag nieuwe kansen in de draadloze telemetrie, bijvoorbeeld ten behoeve van het bedienen van zijn thermostaat vanuit de receptie. Doordat Nederhoed zo veel mogelijk tijd voor de installatie van de apparatuur wilde wegnemen, was hij op een netwerk van een zender en een ontvanger gekomen waarmee centraal kon worden afgelezen en geprogrammeerd. 'Door de kluit van locaties bij elkaar, is een bereik van 10 tot 30 meter voldoende. Hierdoor krijg je een relatief goedkoop gesloten communicatiecircuit waarvoor geen vergunning of machtiging nodig is.' Dat bood hem meer mogelijkheden, zoals vorstalarmering en
inbraakalarmering, die hij als aanvullende producten naast de thermostaat kon leveren. Glastuinbouw Via de NOVU kwam hij in contact met iemand van het Innovatiesteunpunt Wageningen die kansen zag voor zijn systeem van draadloze verbindingen binnen de glastuinbouw. Door de constructie van de kassen blijkt het een lastige omgeving voor draadloze communicatie. 'Het belangrijkste was dat er een probleem bestond in de ziekteregistratie van planten.' Men zocht een systeem waarbij een medewerker linea recta kon melden wat voor ziekte hij in welke gradatie waar had gezien. 'In de praktijk weten de medewerkers bijvoorbeeld niet in welk pad ze staan. Dan maken ze nog even hun ronde af en zijn het of vergeten of men weet niet meer precies waar ze de ziekte hadden geconstateerd. Als de ziekte zich serieus manifesteert, is het echter vaak al te laat en resteert de vervelende noodzaak om chemisch te gaan bestrijden.' Zijn beproefd telemetriesysteem is een oplossing. 'Aan de buizen zijn om de zoveel meter zendertjes gehangen, die het signaal tussen de handterminal van de medewerker en de computer doorgeven. De computer registreert exact waar de medewerker staat zodra hij de geconstateerde ziekte door middel van een afbeelding op de handterminal aantoetst. Daarnaast zijn de zenders voorzien van een temperatuursensor, waardoor het temperatuurverloop in de kas wordt geregistreerd. Het blijkt dat wanneer je eenmaal de structuur hebt er allerlei kanten mee op kunt.' Preventie Nederhoed noemt dit één van de leuke neveneffecten van het draadloze systeem, al vormt ook na veertien jaar de thermostaat zijn hoofdactiviteit. Zijn bedrijfsfilosofie is onveranderd: gestaag voortbouwen aan de solide basis van de thermostaat en rustig de markt verder uitbouwen. 'Bungalowparken en recreatiehuizen blijven de core business.' Het draadloze netwerk is inmiddels geschikt gemaakt voor preventieve meldin-
gen. 'Privacy voor mensen in de huisjes is heilig. Mensen willen er zich vooral thuis voelen en geen sores aan het hoofd hebben. Dan is het handig om al vooraf meldingen te krijgen over bijvoorbeeld een te lage waterdruk van de cv-ketel. Dat voorkomt ergernis.' Daarnaast heeft Nederhoed's netwerk een reserveringssysteem met toegangscontroles mogelijk gemaakt. 'Dit wordt al meer gedaan, maar wij werken realtime en met een uniek servicenummer.' Consumentenmarkt In de loop van de voorbije jaren heeft René Nederhoed rondom zijn vinding van de thermostaat een kop-staartbedrijf opgebouwd. 'Dat wil zeggen dat wij de ontwikkeling en de verkoop zelf doen. De productie is uitbesteed. Momenteel werken er veertien mensen bij ICY, waarvan 6 mensen bij R&D. Ook wij hebben het de afgelopen twee jaar moeilijk gehad, maar gelukkig niemand hoeven ontslaan. Nu is er een heel duidelijke stijging zichtbaar: 60% omzetgroei. Ik ga ervan uit dat we er volgend jaar twee of drie mensen bij kunnen nemen.' Sinds twee jaar ligt zijn thermostaat in bouwmarkten en is via webshops te bestellen. Hij vertelt dat de thermostaat daarvoor is aangepast, een ander smoeltje heeft gekregen. Toch klinkt er ook enige voorzichtigheid door. 'De consumentenmarkt in binnen- en buitenland is enorm, maar dit mag mijn professionele markt niet om zeep helpen.' De consumentenmarkt blijft hem het gevoel geven dat hij zich op glad ijs bevindt. Uit onderzoek van TNO blijkt weliswaar dat er met zijn thermostaat binnen huishoudens 15 tot 30% energiewinst valt te behalen, maar volgens Nederhoed wordt de tijd onderschat die mensen nodig hebben om aan veranderingen te wennen en dit te kunnen accepteren. De nieuwste groeipoot gebaseerd op het draadloze systeem is het monitoren van de legionellabacterie in hotels en sporthallen. Deze ontwikkeling is door Bureau de Wit, die als onafhankelijke organisatie de overheid over onder meer de controle van waterkwaliteit adviseert, als zeer goed gekwalificeerd. Nederhoed ziet veel potentie in deze spin-off.
45
6
Context: innoverende consumenten
De activiteiten van uitvinders zijn ingebed in een veel bredere groep van consumenten die in hun vrije tijd innoveren zonder directe ambitie om te commercialiseren. In paragraaf 6.1 onthullen we onderzoeksresultaten, waaruit blijkt dat veel consumenten in Nederland innoveren zonder commerciële motieven. Daarnaast zijn er veel consumenten die in het voorportaal van innovatie en uitvindingen in hun vrije tijd sleutelen aan machines, auto's en apparaten, op internet actief zijn, en bijdragen aan opensourceprojecten (paragraaf 6.2). In paragraaf 6.3 vervolgen we met de demografische kenmerken van innoverende consumenten. Het hoofdstuk besluit met een analyse van de relatie tussen innovatie door consumenten en ontluikend ondernemerschap (paragraaf 6.4) - deze relatie blijkt positief te zijn.
6.1
Innovatie zonder commerciële motieven
Consumenten
Naast uitvinders is er in Nederland een veel grotere groep consumenten die nieuwe
innoveren uit
toepassingen ontwikkelt of bestaande toepassingen modificeert, niet zozeer uit winst-
eigen behoefte,
bejag, maar primair voor eigen gebruik. In hoofdstuk 3 belichtten we het alternatieve
plezier,
innovatiemodel, waarin de gebruiker centraal staat als actieve ontwikkelaar van innovaties. Dit model komt voort uit de literatuur over 'user innovation', die is ontstaan
behulpzaamheid
naar aanleiding van het werk van de Amerikaanse professor Eric von Hippel1. Uit deze
en leerambitie
literatuur, die sterk afwijkt van de heersende gedachte dat innovatie gebeurt in bedrijven en kennisinstellingen, blijkt dat ook consumenten prima innovaties kunnen ontwikkelen. Nu eens doen zij dat alleen, en dan weer in samenwerking met andere consumenten. Voorbeelden van producten die aanvankelijk door consumenten zelf werden ontwikkeld, zijn kitesurfing, mountainbikes en diverse outdoortoepassingen2. Consumenten kunnen uiteenlopende motieven hebben om te innoveren3: − Eigen behoefte. Als consumenten een maatwerkoplossing wensen, is die op de markt vaak niet voorhanden. Het inhuren van een fabrikant om een maatwerkoplossing te ontwikkelen, is al snel te duur. Bovendien zijn commerciële aanbieders vaak alleen geïnteresseerd in producten waarvoor een homogene doelgroep bestaat van voldoende omvang, om investeringen in innovaties te rechtvaardigen. − Plezier. Sommige consumenten beleven plezier aan het zelf sleutelen aan machines, apparaten, voertuigen of hulpmiddelen, om eigen toepassingen te ontwikkelen. Hierbij speelt ook een rol om met innoverende soortgenoten in contact te komen. Denk aan leden van autoverenigingen of programmeurs die in hun vrije tijd bijdragen aan opensource-softwareprojecten. − Anderen helpen. Consumenten kunnen buren, vrienden of familieleden helpen met het ontwikkelen of aanpassen van bestaande toepassingen, als deze behoeften hebben waarin commerciële aanbieders niet kunnen of willen voorzien.
46
1
Von Hippel, E. (1976), The Dominant Role of Users in the Scientific Instrument Innovation Process, Research Policy 5, no. 3: 212-39. En: von Hippel, E. (2005), Democratizing Innovation, MIT Press: Cambridge, MA.
2
Naast consumenten kunnen ook bedrijven voor intern gebruik procesinnovaties ontwikkelen. Deze vallen buiten het bestek van het onderhavige onderzoek.
3
Von Hippel, E., J.P.J. de Jong & S. Flowers (2010), Comparing business and household sector innovation in consumer products: Findings from a representative study in the UK, MIT Sloan School of Management Working Paper.
− Leren. Consumenten beginnen nog wel eens te innoveren om zich nieuwe vaardigheden eigen te maken. P e rc ent a g e in no ve r en de con su me nt en Als onderdeel van het onderzoek werd een enquête uitgevoerd onder de brede steekproef van Nederlandse consumenten van 18 jaar en ouder (zie ook bijlage I). Daarin werd gevraagd of consumenten in hun vrije tijd in de afgelopen drie jaar wel eens toepassingen zelf hadden ontwikkeld, of bepaalde toepassingen aangepast om deze meer geschikt te maken voor eigen gebruik. De vraagstelling richtte zich op de volgende objecten: computersoftware, huishoudelijke apparaten en -artikelen, transportmiddelen en -onderdelen, gereedschappen en andere hulpmiddelen, sport-, hobby- en kinderartikelen, voedsel, kleding en meubilair, en overige creaties en toepassingen. Uit recent Engels onderzoek bleek dat deze categorieën het meest relevant zijn om innovatie door consumenten te meten1. Bij een bevestigend antwoord werd steeds gevraagd om de ontwikkeling/aanpassing te omschrijven, of de respondent een vergelijkbare toepassing kant-en-klaar had kunnen kopen op de markt, en of de innovatie daadwerkelijk in eigen tijd was ontwikkeld. Voorbeelden van innovaties die consumenten in hun vrije tijd hebben ontwikkeld, zijn in tabel 10 te vinden. tabel 10
Voorbeelden van innovaties die consumenten in hun vrije tijd ontwikkelden
Categorie Computersoftware
Voorbeeld Ik heb Linux applicaties verbeterd. Omdat ik die dingen in mijn vrije tijd nodig had en de applicatie niet goed werkte. Huishoudelijke apparaten of Schoonhouden van een kliko container. Een plastic zak er in kunnen monteren, waarartikelen van ik kan beslissen of die bij lediging vervangen moet worden of dat ik hem laat zitten. Transportmiddelen/onderdelen Verbetering: een uitlaat van de scooter maakte veel herrie. Dit aangepast door de uitlaat te vervormen, hierdoor werd het geknetter tegengegaan (buigen, zagen). Gereedschappen en andere Hulpmiddel gemaakt voor gehandicapten en ouderen om in een roeiboot te stappen. hulpmiddelen Bestaande oplossingen kosten tienduizenden euro's. Ik heb een speciale instapstok gemaakt waarmee het voor beperkte middelen kan. Sport-, hobby- en kinderartiVoor de hengelsport heb ik een nieuw kunstvisje gemaakt zonder lood, waardoor je kelen beter vissen vangt. Nieuw is de verdeling van het gewicht, ik produceer het voor vrienden, om patenten geef ik niet. Voedsel, kleding, meubilair Babakanush verbeterd, een Noord-Afrikaans gerecht. Normaal maak je dat klaar met aubergine en zout, peper, knoflook, sesam en sesampasta. Ik heb de sesampasta vervangen door pindakaas en dat smaakt veel beter. In Noord-Afrika kennen ze geen pindakaas. Overige creaties of toepassinHoeslaken voor een dekbed maar dan stofmijtvrij. Ik ben allergisch en transpiratiegen vocht komt nu niet in het dekbed. Bron: EIM, enquête onder 533 Nederlanders ≥ 18 jaar.
Na het verwijderen uit het databestand van niet-innovatieve voorbeelden (bijvoor-
6,2%
beeld het 'in elkaar zetten van Ikea meubilair') bleek dat 6,2% van de Nederlandse
innoveerde
consumenten van 18 jaar en ouder in de afgelopen drie jaar ten minste één object
in afgelopen
zelf heeft ontwikkeld of aangepast, om deze meer geschikt te maken voor eigen ge-
drie jaar…
bruik. Dit percentage is vrijwel identiek aan een vergelijkbare enquête die in Engeland werd uitgevoerd2. Uitgaande van 13.060.000 Nederlanders in de leeftijd 18 jaar en ouder, betekent dit dat in de afgelopen drie jaar ruim 800.000 consumenten zich in hun vrije tijd bezighielden met enige vorm van innovatieve activiteit. Vanzelfsprekend is het grootste deel van deze 'innovaties' alleen bestemd voor eigen gebruik, en ongeschikt om als vinding naar de markt te brengen. De volgende voorbeelden uit tabel 10 zijn onmogelijk te commercialiseren: Linux-applicatie (want open-source), uitlaatpijp (triviale
1
Von Hippel, E., J.P.J. de Jong & S. Flowers (2010), op cit.
2
Von Hippel, E., J.P.J. de Jong & S. Flowers (2010), op cit.
47
aanpassing) en het recept voor Babakanush (niet te beschermen). Het eerder genoemde Engelse onderzoek maakt echter duidelijk dat slechts weinig consumenten zich druk maken om intellectueel eigendom en het commercialiseren van hun vondsten. Integendeel, vaak stellen zij de details over hun innovaties kosteloos aan anderen beschikbaar1. Hoewel lang niet alle innovaties van consumenten baanbrekend zijn of voor anderen
Voedingsbodem
bruikbaar, blijkt wel dat innoverende consumenten vaker dan gemiddeld bezig zijn
voor uitvinders
met het starten van een bedrijf (zie paragraaf 6.4). Innoverende consumenten vormen als het ware de kweekvijver voor eerst particuliere uitvinders en vervolgens ondernemer-uitvinders, die hun vondsten zelf naar de markt willen brengen.
1
48
In het genoemde onderzoek in Engeland bleek dat 17% van de innoverende consumenten bekend was met andere consumenten die de innovatie adopteerden. Slechts 2% van de innoverende consumenten probeerde de eigen innovatie te beschermen met octrooien, copyrights, etc. (von Hippel, de Jong & Flowers, op cit.).
Eenvoudig ondertitelen Frans Goosens is schrijver van het gratis softwareprogramma 'Verbeteren srt files', waarmee veel voorkomende problemen met de ondertiteling van films kunnen worden verholpen. Hij is 63 jaar en heeft zich na de LTS-elektro ontwikkeld tot meet- en regeltechnicus op HTSniveau. Op zijn werk lost hij technische problemen op. Hij staat er bekend als 'de terriër': als anderen afhaken begint hij het interessant te vinden en gaat op zoek naar een oplossing. Later werkt hij ook als planner op de ontwikkelafdeling, en als chef van een analyserafdeling. Intussen is hij met prepensioen, maar nog altijd bezig. Hij is geïnteresseerd in wiskunde en kwantummechanica, en in de M-theorie, en verder in astronomie, filosofie en psychologie. Hij is ook een pionier uit de begintijd van de computersoftware. Wanneer de eerste computers op de markt komen, programmeert Frans in zijn vrije tijd een editor in machinetaal, die te gebruiken is voor programmeren in de assemblytaal waar hij mee werkt: vijf jaar werk voor een programma van 8 kB. Later stapt hij over naar hogere programmeertalen. Veel later download hij films, en komt hij erachter dat voor ondertiteling van die films srt-files nodig zijn. Die files moet je weer ergens anders downloaden. Maar de synchronisatie blijkt niet altijd te kloppen: de ondertiteling loopt dan niet goed mee met de filmbeelden.
is niet simpel, en er blijkt nog veel meer mis te kunnen gaan bij de ondertiteling. Er zitten codefouten in het bestand. Woorden worden verkeerd weergegeven. Films hebben twee ondertitelbestanden waarvan één aangepast moet worden. Enzovoort.
Frans is vier jaar verder voor zijn programma volwassen is en het alles de baas kan wat er met srt-files mis kan gaan. Gebruikers van eerdere versies komen regelmatig met vragen en suggesties voor aanvullingen en verbeteringen. Die worden meegenomen op voorwaarde dat ze passen binnen zijn uitgangspunten voor het programma: alles aan boord wat nodig kan zijn, maar verder zo simpel mogelijk, zodat gebruikers het zich makkelijk eigen kunnen maken. Het programma van Frans Goosens 'Verbeteren srt files' is voor iedereen gratis beschikbare freeware. Het is interactief, klein, gebruiksvriendelijk en biedt mogelijkheden die geen enkel ander vergelijkbaar programma biedt. Daarbij heeft het ook zoek- en editmogelijkheden en de mogelijkheid om met vertaalprogramma's samen te werken. Het is al duizenden malen gedownload, en krijgt van zijn gebruikers een hoge waardering. 'Verbeteren srt files' is tweetalig: Nederlands en Engels, en er is een geïllustreerde handleiding voor beschikbaar.
Hij gaat op zoek naar programma's waarmee dat te verhelpen is. En hij stuit op een probleem: die programma's willen de srt-files vaak niet inlezen omdat ze 'corrupt' zouden zijn. Het ziet er zo op het oog uit als een vrij simpel probleem, en het moet met een zelfgemaakt programma op te lossen zijn. Dus gaat hij aan de slag. Intussen weet hij beter: het
49
6.2
Creatieve activiteiten Los van het ontwikkelen of aanpassen van toepassingen voor eigen gebruik, zijn er behoorlijk wat consumenten die in het dagelijks leven activiteiten ontplooien in het voorportaal van gebruikersinnovatie. In de enquête onder consumenten werd gevraagd naar: − creaties op internet. Sommige consumenten delen eigen creaties publiekelijk op internet, bijvoorbeeld door ontwerpen, foto's of films beschikbaar te stellen, of door bij te dragen aan wiki's. Slechts een klein deel van de informatie zal aan innovatie zijn gerelateerd, maar wel dragen zulke activiteiten bij aan het breder beschikbaar komen van kennis. − online feedback. Er zijn consumenten die online feedback geven of suggesties of creatieve prestaties van anderen. Te denken valt aan het testen van software en andere producten/diensten, het becommentariëren van ontwerpen, of deelnemen aan een online prijsvraag of wedstrijd. − sleutelen. Een flink aantal Nederlanders sleutelt in de vrije tijd aan machines, auto's, computers of andere hulpmiddelen. − open source. Dit betreft consumenten die naast hun werk op vrijwillige basis een bijdrage leveren aan open-sourcesoftware of -designprojecten.
Creatieve
Per activiteit werd gevraagd of consumenten zich hiermee nooit, soms of regelmatig
activiteiten
bezighouden (tabel 11). Aangezien 1% van de bevolking van 18 jaar en ouder gelijk
door honderd-
staat aan circa 130.000 consumenten, betekent dit dat honderdduizenden Nederlan-
duizenden
ders zich regelmatig op het internet begeven om kennis of informatie te delen, en/of
consumenten
feedback te geven op de creatieve prestaties van anderen. Het aantal sleutelaars bedraagt bovendien bijna 1,5 miljoen. Ten slotte zijn er naar schatting circa 130.000 consumenten die met regelmaat een bijdrage leveren aan open-sourceprojecten waarin gemeenschappelijk innovaties worden ontwikkeld. tabel 11
Creatieve activiteiten door Nederlandse consumenten (in procenten van het aantal consumenten ≥ 18 jaar)
Activiteit Creaties op internet
Omschrijving
eigen creaties op internet publiekelijk beschikbaar stellen (ontwerpen, foto's, films, bijdragen wiki's) Online online feedback of suggesties geven op feedback creatieve prestaties van anderen Sleutelen sleutelen/programmeren aan machines, auto's, computers of andere hulpmiddelen Open sourbijdragen aan open source projecten op ce internet Bron: EIM, enquête onder 533 Nederlanders ≥ 18 jaar.
50
Nooit
Soms
Regelmatig
Totaal
87
9
4
100
80
15
5
100
71
18
11
100
97
2
1
100
De RepRap: Computer Aided Manufacturing voor iedereen
maar gaat toch aan de slag als zijn idee enthousiaste reacties krijgt. Het resultaat is 'Darwin', de eerste RepRap. Die is inmiddels opgevolgd door de tweede versie: de 'Mendel', met door leden van de inmiddels ontstane community ingebrachte verbeteringen.
RepRap staat voor Replicating Rapid Prototyper, een 3D-printer waarmee uit verschillende bronmaterialen met de computer gemaakte ontwerpen kunnen worden gefabriceerd. CAD-CAM1 dus, maar dan voor en door iedereen. Want dat is het bijzondere aan de RepRap: het is 'opensourcehardware' zonder intellectuele eigendomsrechten (patent, merkrecht), en voor een handige knutselaar met een beetje kijk op techniek is hij voor een paar honderd euro in elkaar te zetten. Een snel groeiende internetcommunity van gebruikers over de hele wereld wisselt tips en ideeën uit over mogelijke verbetering en uitbreiding van de RepRap zelf, en over producten die er mee gemaakt kunnen worden.
Er zijn ook al verschillende varianten van beschikbaar, en er wordt geëxperimenteerd met andere bronmaterialen dan kunststof, zoals klei, keramiek en zelfs chocola. Uitbreiding met flexibel rubber voor buigzame constructies, keramisch materiaal voor hittebestendige onderdelen en geleidende materialen voor elektronische circuits zijn uitbreidingen waarmee de RepRap volledig zelfreproduceerbaar zal kunnen worden, maar dat is op dit moment nog toekomstmuziek. Als het zover is, kan de bezitter bij wijze van spreken ook zijn eigen mobieltje of mp3-speler fabriceren.
Toegepaste bronmaterialen zijn tot nu toe vooral kunststoffen. Bijvoorbeeld biologisch afbreekbaar polymelkzuur, dat uit aardappelen of mais gemaakt kan worden. Dat wordt, bij de juiste temperatuur, via een lange draad toegevoerd aan de printkop, waarmee het ontwerp op de computer laagje voor laagje wordt opgebouwd. Het levert producten op die stevig genoeg zijn voor dagelijks gebruik. Maar de eerste mogelijke toepassing voor de RepRap is: de volgende RepRap. Want de RepRap kan de kunststofonderdelen daarvoor zelf maken. Ontwerp en software zijn vrij te downloaden. Aandrijving, energievoorziening, elektronica en nog wat bouten en schroeven zijn gewoon te koop. Maar wie zijn 'eigen fabriek op de PC' wil, kan ook een complete assemblykit bestellen bij de online 3Dprintershop. Waar komt het idee voor de RepRap als open-sourcehardware eigenlijk vandaan? Daarvoor moeten we terug naar 2004, als Adrian Bowyer het idee lanceert in een artikel. Adrian Bowyer is afgestudeerd als wiskundige, en als hoogleraar werktuigbouw verbonden aan de universiteit van Bath, Engeland. Hij heeft zelf geen plannen voor een concreet ontwerp,
1
Computer Aided Design - Computer Aided Manufacturing.
Toepassingen die op dit moment al wél gemaakt kunnen worden, zijn bijvoorbeeld afgebroken, defecte of versleten kunststof onderdelen van verder nog goed functionerende (huishoudelijke) apparaten en gebruiksvoorwerpen. De Nederlandse RepRapper Erik de Bruin, afgestudeerd in informatiemanagement met een scriptie over de lessen van het RepRap-project2, vertelt het verhaal van de kapotte radiatorknop: een nieuwe radiator inclusief knop is de enige oplossing, zegt de leverancier. Maar even zoeken op internet levert een programma op waar je alleen nog de maten van de knop moet invullen. Vervolgens kan de RepRap die gelijk uitprinten. 'Zo gaan je spullen langer mee. In de toekomst zouden fabrikanten hun reserveonderdelen op internet kunnen plaatsen. Hun klanten kunnen ze dan zelf printen als er iets stuk is'. Zij zullen in elk geval na moeten denken over hun beleid voor distributie en prijs van reserveonderdelen.
2
On the viability of the Open Source Development model for the design of physical objects. Lessons learned from the RepRap project. Zie http://thesis.erikdebruijn.nl/master/MScThesis -ErikDeBruijn-2010.pdf.
51
werk volgens eigen ontwerp, van kunstvoorwerpen tot onderdelen, en bijvoorbeeld hulpstukken waarmee constructiespeelgoed van twee verschillende types of merken met elkaar verbonden kunnen worden. Wie meer wil weten van wat er allemaal al bedacht is kan eens een kijkje nemen op http://www.thingiverse.com/. Erik de Bruin denkt dat de RepRap bij uitstek gunstige voorwaarden schept voor innovatie, via de internationale community van gebruikers die zowel verbeteringen aan het apparaat zelf als alle mogelijke ideeën voor toepassingen met elkaar delen, daar eventueel weer verbeteringen voor bedenken, etcetera. Maar er kan nog veel meer met de RepRap: alle denkbare vormen van maat-
52
6.3
Demografie I nno v er en d e c on sum en te n Innoverende consumenten wijken in een aantal opzichten af van 'gewone' Nederlanders, en ook van uitvinders die er in beginsel op uit zijn om vindingen naar de markt te brengen. Zie tabel 12. tabel 12
Demografische kenmerken van innoverende consumenten in Nederland (in procenten)
Kenmerk Werkstatus niet werkzaam (werkloos, pensioen, student, huishouden) werkzaam (loondienst, ondernemer) Leeftijd 18-24 jr 25-34 jr 35-44 jr 45-54 jr 55-64 jr ≥ 65 jr Opleiding Hbo/Wo Mbo/Havo/Vwo Vmbo Anders (basisonderwijs, geen) Geslacht Vrouw Man
Innoverende consumenten
1
Uitvinders2
Nederlanders (≥ 18 jaar)3 allen werkend
28
17
36
0
72 100
83 100
64 100
100 100
18 10 26 26 13 7 100
1 6 18 31 27 17 100
15 15 18 18 16 18 100
10 23 27 25 14 1 100
34 44 21 1 100
62 27 8 3 100
26 40 24 10 100
33 42 19 6 100
17 83 100
7 93 100
51 49 100
43 57 100
Type opleiding landbouw techniek economie/bedrijfskunde gezondheidszorg gedrag en maatschappij onderwijs taal en cultuur recht en openbare orde anders/alleen algemeen onderwijs
48 100 Bron: 1 EIM, Enquête onder 533 Nederlanders ≥ 18 jaar; Statline.
2
4 3 3 64 18 22 12 15 17 4 9 9 6 14 16 3 5 5 2 3 4 1 3 3 4 30 21 100 100 100 EIM, enquête onder 504 uitvinders;
3
CBS,
Innoverende
Ten eerste valt op dat innoverende consumenten vaker dan de doorsnee Nederlander
consumenten
betaalde werkzaamheden verrichten, ofwel een baan of eigen bedrijf hebben. Bij uit-
hebben vaker
vinders is dit nog vaker het geval. Betaald werk is wellicht een pre, in de zin dat con-
een baan…
sumenten zo vaardigheden opdoen die bij het ontwikkelen en/of aanpassingen van toepassingen voor eigen gebruik van pas komen.
…zijn jonger dan uitvinders…
Ten tweede zien we dat innoverende consumenten qua leeftijdsverdeling afwijken van de populatie. Gemiddeld zijn zij een stuk jonger, en met name in de leeftijdsklassen boven 55 jaar houden zij zich minder met innovatie bezig. Ten opzichte van uitvinders zijn innoverende consumenten jonger - alsof zij eerst ervaring moeten opdoen om zich in de ontwikkeling van vindingen te bekwamen, en pas op latere leeftijd ook ondernemerschapsvaardigheden opdoen om vindingen te commercialiseren.
…en vaak man en
Ten derde blijkt uit de tabel dat onder innoverende consumenten opnieuw mannen zijn oververtegenwoordigd, al is dit niet in zo'n sterke mate het geval als bij uitvin-
technisch
ders. Hetzelfde geldt voor het hebben van een technische opleiding. Daarbij plaatsen
opgeleid
we de kanttekening dat vragen over innovatieve activiteiten in het onderzoek waren
53
gericht op de ontwikkeling van fysieke producten - diensten bleven buiten beschouwing en dit zal het percentage mannen en technisch opgeleiden hebben beïnvloed. C o ns um ent en m et c r ea ti e v e a ct iv i te i te n Jongste
Ook voor de creatieve activiteiten in het voorportaal van gebruikersinnovatie (uit pa-
consumenten
ragraaf 6.2) zijn de demografische kenmerken in kaart gebracht. Zie tabel 13. Meest
vaakst actief
opvallend is de leeftijdsverdeling: ongeacht de creatieve bezigheid blijkt dat de jongste consumenten zijn oververtegenwoordigd. Verder zijn hoger opgeleiden net als mannen iets vaker creatief bezig, al zijn de verschillen hier minder substantieel. tabel 13
Demografische kenmerken van consumenten met creatieve activiteiten (in procenten) Creatieve activiteit1 Creaties Online SleuOpen op infeedtelen source ternet back
Werkstatus niet werkzaam (werkloos, pensioen, student, huishouden) werkzaam (loondienst, ondernemer) Leeftijd 18-24 jr 25-34 jr 35-44 jr 45-54 jr 55-64 jr ≥ 65 jr Opleiding Hbo/Wo Mbo/Havo/Vwo Vmbo Anders (basisonderwijs, geen) Geslacht Vrouw Man Bron:
Levensfase:
1
Nederlanders (≥ 18 jaar)2 Allen
Werkend
33
29
25
33
36
0
67 100
71 100
75 100
67 100
64 100
100 100
45 20 20 8 7 0 100
31 23 21 13 12 0 100
23 20 18 20 16 3 100
39 15 31 8 8 0 100
15 15 18 18 16 18 100
10 23 27 25 14 1 100
33 41 25 2 100
41 45 15 0 100
25 45 27 2 100
71 7 21 0 100
26 40 24 10 100
33 42 19 6 100
14 47 86 53 100 100 Statline.
51 49 100
43 57 100
42 43 58 57 100 100 EIM, Enquête onder 533 Nederlanders ≥ 18 jaar; 2 CBS,
Uit tabel 12 en tabel 13 dringt zich het beeld op dat consumenten gedurende hun le-
eerst creatief,
ven beginnen met creatieve bezigheden. Dit kan uitmonden in innovatieactiviteiten
dan innovatief,
voor eigen gebruik, ofwel de innoverende consument. Vervolgens zal een deel van
tenslotte ondernemer?
deze groep ook de behoefte hebben om innovaties naar de markt te brengen; aanvankelijk als particuliere uitvinder en later als zelfstandig ondernemer. Men leert derhalve eerst om te innoveren, en op iets latere leeftijd (voor een beperkte groep) doet men de ondernemerschapsvaardigheden op, die nodig zijn om met innovaties een inkomen te verwerven.
54
Add-ons voor Mozilla Firefox Jaap Haitsma heeft zes addons ontwikkeld voor Mozilla Firefox. De browser Firefox is een gratis en open-source alternatief voor Internet Explorer. Het is gebaseerd op de Mozilla-code en bestaat zowel voor Windows en Linux. Firefox is klein, snel en makkelijk te gebruiken, en biedt voordelen boven Internet Explorer zoals automatisch blokkeren van pop-up vensters, het gebruik van tabbladen ('tabbed browsing') en meer veiligheid.
Jaap Haitsma begint zijn loopbaan als onderzoeker-wetenschapper op het gebied van beveiliging (watermarking) van video- en audiocontent bij Philips. Momenteel is hij Chief Technology Officer bij Civolution. Dit bedrijf is in 2008 van start gegaan als spinoff van Philips, en is actief op het gebied van content filtering/digital watermarking ten behoeve van (kopieerbeveiliging van) multimediale content. Buiten zijn werk is hij onder meer oprichter en steunpilaar van hightechstartups, een virtuele community van en voor Nederlandse technostarters. Daarnaast heeft hij de website CheapRiver.com gelanceerd: die vergelijkt de prijs van boeken op de verschillende websites van Amazon (.com, .co.uk, .ca, .de and .fr), inclusief wisselkoersen en verzendkosten. Zo kunnen bezoekers de goedkoopste aanbieder selecteren. In zijn vrije tijd ontwikkelt hij verder software voor internetzoekmachine Mozilla
Firefox en het mailprogramma Thunderbird, ook van Mozilla.
Eén van de addons van Jaap Haitsma is DictionarySearch. Waarom heeft hij die ontwikkeld? 'Omdat ik me realiseerde dat ik erg vaak woorden moest opzoeken in een woordenboek'. Zijn addons voor Firefox en Thunderbird zijn minder ingewikkeld dan zijn werk voor Civolution, en ontlenen hun populariteit juist aan hun simpele, praktische toepasbaarheid. Zijn addon DictionarySearch stelt Firefox-gebruikers in staat een woord op een webpagina te markeren en de betekenis ervan via een met de rechtermuisknop te activeren menu op te zoeken in een online woordenboek van hun keuze. Jaap Haitsma's addon is door Firefoxgebruikers al bijna twee miljoen maal gedownload, en krijgt van die gebruikers de maximale waardering van vijf sterren. Velen vinden het een van de beste en meest bruikbare addons van Firefox. Maar ook zijn addon ReloadEvery is succesvol, met zelfs al tegen de drie miljoen downloads: met deze addon kan een website periodiek opnieuw geladen worden met zelf vooraf in te stellen intervallen. Dit is bruikbaar voor wie bijvoorbeeld voortdurend de actualiteit wil volgen van beurskoersen, of het scorebord van een sportwedstrijd.
55
6.4
Relatie met ondernemerschap Het gros van de innoverende consumenten ontwikkelt toepassingen voor eigen gebruik, voor het plezier, om anderen te helpen, en/of om de eigen vaardigheden te ontwikkelen. Zelfstandig ondernemerschap en bedrijfseconomische motieven komen niet op de eerste plaats. Aan de andere kant zal een beperkt deel vroeg of laat deze wens wel tentoonspreiden. De theorie over innovatie door gebruikers voorspelt dat toepassingen die aanvankelijk voor eigen gebruik worden ontwikkeld, ook voor anderen bruikbaar kunnen zijn. Daarmee ontstaan geheel nieuwe markten en ruimte voor nieuwe bedrijvigheid1. Bovendien vraagt zowel innovatie als ondernemerschap om een zekere proactiviteit en de wens om het lot in eigen hand te nemen. Daarmee ligt in de rede dat innoverende consumenten vaker dan 'gewone' Nederlanders de stap naar zelfstandig ondernemerschap zullen wagen. EIM voert met de Global Entrepreneurship Monitor (GEM) jaarlijks enquêteonderzoek
Vier indicatoren
uit naar de mate van ondernemerschap door Nederlandse consumenten2. Op basis van
voor ondernemer-
deze systematiek hebben we in het onderzoek voor consumenten vier indicatoren
schap
voor ontluikend ondernemerschap gemeten: − Intentie. Dit betreft de vraag of een persoon, alleen of met anderen, binnen drie jaar een eigen bedrijf verwacht te starten. − Nascent. Nascent ondernemers zijn personen die actief bezig zijn met het starten van een bedrijf. Er zijn concrete activiteiten voor ontplooid, of het bedrijf is al gestart maar het individu heeft minder dan drie maanden salaris/winstuitkering ontvangen. − Starter. Startende ondernemers zijn directeur/eigenaar van een bedrijf die minimaal drie en maximaal 42 maanden salaris of winstuitkering hebben ontvangen. − Gevestigd. Gevestigde ondernemers zijn directeur/eigenaar van een bedrijf die 42 maanden of langer salaris of winstuitkering hebben ontvangen. Uit de GEM zijn benchmarkgegevens beschikbaar voor Nederlanders van 18 tot en met 64 jaar. Voor dezelfde groep innoverende consumenten hebben we geanalyseerd in hoeverre sprake is van ondernemende intenties, en nascent-, startend- en gevestigd ondernemerschap (tabel 14). tabel 14
Ondernemerschap door innoverende en creatieve consumenten in de leeftijd van 1864 jaar (in procenten)
Creatieve activiteit1 Nederlanders Creaties op Online Open Sleutelen internet feedback source 18-64 jaar2 consument1 Intentie 15 19 15 13 26 7 Nascent 9 12 12 12 34 3 Starter 3 6 6 4 3 4 Gevestigd 2 1 5 9 5 8 1 2 Bron: EIM, Enquête onder 533 Nederlanders ≥ 18 jaar; EIM (2010), Global entrepreneurship monitor 2009 the Netherlands: entrepreneurship on the rise. Ondernemerschap
56
Innoverende
1
Zie het gebruikersgerichte innovatiemodel dat in hoofdstuk 3 werd gepresenteerd, alsmede Shah & Tripsas (2007), op cit.
2
EIM (2010), Global entrepreneurship monitor 2009 the Netherlands: entrepreneurship on the rise.
Innoverende
Van Nederlanders in de leeftijd van 18 tot en met 64 jaar heeft 7% de intentie om
consumenten
binnen drie jaar een bedrijf te starten, en 3% is daarmee op dit moment bezig (rech-
tonen vaker
terkolom). Onder innoverende consumenten (linkerkolom) zijn deze percentages 15%
ontluikend
(wil bedrijf starten) resp. 9% (is daarmee al bezig). De conclusie is dat bij innoveren-
ondernemerschap
de consumenten veel vaker sprake is van ontluikend ondernemerschap dan in de brede populatie van Nederlanders. Ook toont de tabel dat innoverende consumenten minder vaak een gevestigde ondernemer zijn (2% versus 8% voor alle Nederlanders). Is men eenmaal ondernemer, dan resteert waarschijnlijk geen vrije tijd om aan gebruikersinnovaties te werken.
Maatschappelijk belang groot
Voor de eerder besproken creatieve activiteiten vinden we eenzelfde verband. Consumenten die creaties op internet ontsluiten, online feedback geven, in hun vrije tijd sleutelen, en bijdragen aan open-sourceprojecten, hebben allen veel vaker ondernemende intenties of zijn daarmee reeds bezig. Met name bij deelnemers aan opensourceprojecten is dit verband zeer sterk. Al met al zijn innovatieve en creatieve activiteiten van consumenten een belangrijke indicator van ontluikend ondernemerschap - en dit suggereert dat de innoverende consument van maatschappelijk groot belang is.
57
GNU radio Martin Dudok van Heel bouwde toen hij 12 jaar oud was al zijn eerste kristalontvanger en hij was apetrots. Hij sloopte alle apparaten die hij te pakken kon krijgen om te begrijpen hoe ze werkten. Wat later ontdekte hij dat het nog veel leuker was om van de componenten nieuwe apparaten te bouwen. Hij gaat naar de HTS, studeert er electronica, en doet vervolgens natuurkunde en sociale wetenschappen. Momenteel werkt hij voor zijn eigen bedrijf Olifantasia, dat consultancy- en ontwikkeldiensten levert op het gebied van GNU radio. Martin is een ervaren electronicus en programmeur, en daarnaast ook radioamateur. Als in Nederland digitale televisie wordt geïntroduceerd, wil hij hiervoor een ontvanger bouwen en komt dan in aanraking met het GNU-project. Het is complexe materie, maar hij verdiept zich er grondig in en wordt vervolgens een van de hoofdontwikkelaars van het project. Maar wat IS GNU radio nu precies? Het is "software defined radio", waarbij het signaal zo dicht mogelijk bij de antenne wordt gedigitaliseerd, en alle bewerkingen worden gedaan met behulp van de computer. Dat elimineert een belangrijk nadeel van conventionele zenders/ontvangers: voor iedere nieuwe frequentie en ieder type modulatie heb je een speciale, nieuwe zender/ontvanger nodig. GNU Radio daarentegen, is eigenlijk een gratis opensourcegereedschapskist. Daardoor hoeven radio-amateurs geen nieuwe radio-set te kopen of te bouwen: ze kunnen hem gewoon zelf programmeren of downloaden. De GNU radio is dus multifunctioneel: Martin kan met zijn huidige set stereo en smalband FM, TV, packet-radio en kortegolf ver-
58
zenden en ontvangen, maar hem bijvoorbeeld ook gebruiken voor radio-astronomie.
Het principe van software defined radio, signaalverwerking per computer, wordt ook al toegepast in mobieltjes. Maar chipspecificaties en software (firmware) zijn hier het angstvallig bewaarde en bewaakte geheim van de fabrikant. GNU radio daarentegen, is een open-sourceproject. Voor de signaalverwerking wordt een gewone standaardcomputer gebruikt. Vanwege dit open-sourcekarakter heeft iedereen toegang tot de componenten voor eigen gebruik, om aanpassingen te doen, of om elementen toe te voegen. De meest gebruikte zender/ontvanger voor software defined radio is de USRP (Universal Software Radio Peripheral): een breedband softwareradio die speciaal door de open-sourcegemeenschap is ontwikkeld om te kunnen werken in combinatie met een standaard computer. Een grote groep gebruikers en ontwikkelaars, waaronder Martin, heeft daaraan bijgedragen. De USRP maakt werken met veel verschillende systemen mogelijk, voor een beperkt budget en met minimale moeite.
BIJLAGE I
Onderzoeksmethodiek
Het onderzoek naar uitvinders en innoverende consumenten omvatte drie componenten: − internetenquête onder uitvinders − telefonische enquête onder consumenten − deskresearch. I nt er n et en qu êt e on de r u i tv in d er s In november 2010 werd een internetenquête gehouden onder de leden van de Nederlandse Orde van Uitvinders (NOVU). Op dat moment telde de NOVU 957 leden. Alle leden werden zowel per brief als e-mail uitgenodigd de webvragenlijst in te vullen. Gedurende een periode van vier weken werd tot drie keer toe een herinnering verstuurd; eerst per brief en later ook per e-mail. Uiteindelijk hebben 578 leden de vragenlijst ingevuld (60%). Een nadere inspectie wees uit dat 74 respondenten zich niet persoonlijk met uitvinden bezighielden (octrooiadviseurs, sympathisanten) of nog geen enkel idee tot een vinding hadden gebracht. Zij werden in de analyse niet meegenomen. Een vergelijking van respondenten en niet-respondenten op diverse achtergrondkenmerken (geslacht, type lidmaatschap, duur lidmaatschap, etc.) wees uit dat de respons representatief was voor alle leden van de NOVU. Ook een vergelijking tussen vroege en late respondenten liet zien dat van selectiviteit in de response geen sprake was. Met de internetvragenlijst werden gegevens verzameld over onder meer de onderwerpen: Demografie Type uitvinder
Leeftijd, geslacht, type en niveau opleiding, beroepsstatus Uitvinder in loondienst, ondernemer-uitvinder, uitvinder als nevenactiviteit
Aantal uitvin-
Aantal vindingen, producten/diensten ontwikkeld, produc-
dingen
ten/diensten vermarkt, winstgevende producten/diensten Omzet en winst behaald met licenties en/of door zelf vermarkten
Intellectueel
Bezit van octrooien, copyrights, modellen, handelsmerken,
eigendom
aantal Nederlandse en buitenlandse octrooien
Investeringen
Investeringen aan uitvindingen in tijd en geld
Samenwerking
Betrokkenheid van vrienden, familie, klanten, concurrenten, juristen, kennisinstellingen etc. bij het uitvinden
Motieven
Motieven om uit te vinden, waaronder zelfontplooiing, financieel gewin, altruïsme, etc.
Aanleiding
Aanleiding tot uitvindingen, waaronder eigen behoefte versus bedienen van een markt.
T e le fo n isc he en qu êt e on d er c ons um en te n In september en oktober 2010 werd een telefonische enquête gehouden onder 1905 Nederlandse consumenten van 18 jaar of ouder. Er werd een disproportioneel gestratificeerd steekproefkader gehanteerd om te voorkomen dat met name oudere Nederlanders werden bereikt - met name jongeren zijn telefonisch tegenwoordig moeilijk bereikbaar. Na vijf weken, waarin met elke respondent ten minste zes keer werd gepoogd contact te leggen, is de vragenlijst bij 533 consumenten afgenomen (28%).
59
Daar stond tegenover dat 463 personen weigerden om mee te doen (24%). De overige 48% van de steekproef bleek om uiteenlopende redenen niet bereikbaar (telefoon afgesloten, niet thuis, antwoordapparaat, etc.). Om representatieve uitspraken te mogen maken over de gehele Nederlandse bevolking van 18 jaar en ouder werden de data gewogen naar leeftijdsklasse, beroepsstatus, geslacht en hoogst afgeronde opleidingsniveau. De basis hiervoor bestond uit een tabel van CBS Statline (enquête beroepsbevolking), waarin 13.060.000 Nederlanders van 18 jaar en ouder procentueel werden verdeeld naar de genoemde kenmerken. Voor de verzamelde data (n=533) werd vervolgens dezelfde tabel uitgedraaid, waarna de gewichten werden gesteld op het quotiënt van de percentages in de corresponderende cellen van beide tabellen. Met de telefonische vragenlijst verkregen we data over de onderwerpen: Demografie
Leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, beroepsstatus
Innovatie
Ontwikkeling door consumenten van software, zakelijke machines of hulpmiddelen, huishoudelijke apparaten of hulpmiddelen, transportmiddelen of -onderdelen, gereedschappen, sport-, hobby- of kinderartikelen, voedsel of kleding, of andere creaties + motieven en doelstellingen om te innoveren.
Creatieve
Eigen creaties op internet delen, online feedback geven,
bezigheden
sleutelen en knutselen in en rond huis, en bijdragen aan open-sourceprojecten.
D e sk re sea r ch Uit verschillende secundaire bronnen verzamelden we gegevens om het onderzoek te complementeren. Via de NOVU werden casebeschrijvingen van uitvinders verkregen. Via een internetsearch werd gezocht naar voorbeelden van innoverende consumenten en beschrijvingen van hun uitvindingen. Met deze personen werden ook korte gesprekken gevoerd per telefoon om meer informatie te verkrijgen. Verder werd gebruikgemaakt van gegevens van het CBS om tot schattingen te komen van het aantal uitvinders in loondienst in Nederland, en om in de telefonische enquête tot een juiste weging van de gegevens te komen. Van Agentschap NL Octrooicentrum werden tot slot schattingen verkregen van het aantal particulieren, zelfstandigen en kleine bedrijven (tot 10 werknemers) dat in het bezit is van octrooien.
60
BIJLAGE II
Colofon
Aan deze publicatie werkten mee:
J e r oe n de J on g - E I M en RS M E ra s mu s U n iv er si t e it Projectleiding, dataverzameling, analyse, rapportage, eindredactie.
R e ne I J ze rm a ns - S t r i jk i j z e r Cases hoofdstuk 1 t/m 5: Het wiel opnieuw uitgevonden, De onderbouwing van een dam, Snappen hoe het zit, "Ik zie waarom", Watervlug ijskoud.
R o B ra a k sma - E I M Cases hoofdstuk 6: Eenvoudig ondertitelen, Add-ons voor Mozilla Firefox, GNU radio, RepRap.
A n ne va n G e ld e r - A nn e va n G e ld e r ph oto g ra p hy Fotografie: Het wiel opnieuw uitgevonden, De onderbouwing van een dam, Snappen hoe het zit, Watervlug ijskoud.
M a rc e l S e i p - Ag e nts cha p NL O ct ro o ic ent r um Populatieschattingen actieve octrooibezitters.
D e s i ré e Ge r r it se n , Wo ut e r P i j z e l - NO VU Dataverzameling, proof-reading, adviezen.
61
De resultaten van het Programma MKB en Ondernemerschap worden in twee reeksen gepubliceerd, te weten: Research Reports en Publieksrapportages. De meest recente rapporten staan (te downloaden) op: www.ondernemerschap.nl.
Recente Publieksrapportages A201104
april 2011
Kleinschalig Ondernemen 2010
A201103
10-3-2011
Trendstudie MKB en Ondernemerschap
A201102
8-3-2011
Monitor vrouwelijk en etnisch onderne-
A201101
5-1-2011
merschap 2010 Startende ondernemers Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid
A201012
8-12-2010
A201011
16-11-2010
A201010
9-11-2010
A201009
14-10-2010
De arbeidsmarkt van Midden-Nederland
A201008
14-10-2010
Monitor Inkomens Ondernemers
A201007
30-9-2010
Stand van Zaken Zonder Personeel
A201006
23-6-2010
Internationale benchmark ondernemerschap
A201005
31-5-2010
Bedrijfsbeëindigingen in het kleinbedrijf
A201004
april 2010
Octrooien in Nederland
A201003
12-4-2010
Ondernemen voor anderen!
A201002
15-2-2010
Een kwestie van ondernemen
A201001
11-1-2010
Innovatief ondernemerschap in detailhandel,
Global Entrepreneurship Monitor 2009 The Netherlands Ondernemen in de sectoren 2010 - 10 brochures
2010
horeca en ambacht A200918
1-12-2009
Slim en gezond afslanken
A200917
2-11-2009
Ondernemen in de Sectoren
A200916
30-10-2009
A200915
17-8-2009
Criminaliteitspreventie door kleine bedrijven
A200914
16-6-2009
Global Entrepreneurship Monitor 2008
A200913
15-5-2009
Springen over de Grens
The Netherlands Internationale benchmark ondernemerschap 2009 A200912
20-5-2009
A200911
3-4-2009
Kleinschalig Ondernemen 2009 Kopstaartbedrijven
A200910
1-4-2009
Ondernemerschap in de wijk
A200909
27-3-2009
A200908
half juni 2009
A200907
24-3-2009
Monitor Inkomens Ondernemers
A200906
19-3-2009
Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid
A200905
17-3-2009
Afhankelijkheid in de metaalsector
A200904
12-3-2009
Beter inzicht in multicultureel onderne-
A200903
5-2-2009
A200902
13-1-2009
Toekomst concurrentiepositie MKB
A200901
13-1-2009
MKB in regionaal perspectief
Van werknemer tot ondernemer Review: Internationalisering van het Nederlandse MKB
merschap Ten years entrepreneurship policy: a global overview
63
A200815
19-12-2008
Succes met samenwerking
A200814
16-12-2008
Tijdelijke samenwerkingsverbanden in het
A200813
8-12-2008
Sociaal ondernemerschap
A200812
8-12-2008
Ondernemen in de Sectoren
A200811
28-10-2008
A200810
23-9-2008
A200809
8-9-2008
Internationale benchmark ondernemerschap
A200808
3-9-2008
Nalevingskosten van wetgeving voor star-
A200807
september 2008
A200806
18-9-2008
A200805
8-7-2008
A200804
14-7-2008
Kleinschalig Ondernemen 2008
A200803
26-6-2008
Ondernemerschap in de regio
A200802
27-3-2008
Herstructurering van winkelgebieden
A200801
25-2-2008
Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid
A200714
21-12-2007
Technologiebedrijven in het MKB
A200713
19-12-2007
MKB in regionaal perspectief
A200712
15-11-2007
Voor het gewin of voor het gezin?
A200711
7-11-2007
A200710
25-10-2007
A200709
13-9-2007
A200708
21-6-2007
Kleinschalig Ondernemen 2007
A200707
21-6-2007
Global Entrepreneurship Monitor 2006 Ne-
Nederlandse MKB
Ondernemerschap in de zorg In- en uitstroom in de detailhandel
tende bedrijven Stimulering van ondernemerschap in middelgrote gemeenten HRM-beleid in het MKB Global Entrepreneurship Monitor 2007 The Netherlands
Van onbemind tot onmisbaar Ondernemen in de Sectoren Ondernemerschap in het primair en voortgezet onderwijs
derland A200706
13-6-2007
Een eigen bedrijf: loon naar werken?
A200705
10-5-2007
Internationale benchmark ondernemerschap
A200704
5-4-2007
Dat loont!
A200703
5-3-2007
Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid
A200702
1-3-2007
Flexibele arbeid in het MKB
A200701
8-1-2007
Entrepreneurship in the Netherlands; High growth enterprises; Running fast but still keeping control
A200613
8-1-2007
A200612
januari 2007
Geef richting, geen regels!
A200611
22-9-2006
Ondernemen in de Sectoren
A200610
18-9-2006
Met ervaring aan de start
A200609
20-7-2006
Global Entrepreneurship Monitor 2005 Ne-
A200608
18-9-2006
Pensioen voor ondernemers
A200607
24-7-2006
MKB regionaal bekeken
A200606
19-7-2006
MKB in regionaal perspectief 2006
A200605
29-6-2006
De externe adviseur bij bedrijfsoverdrachten
A200604
19-6-2006
Kleinschalig Ondernemen 2006
A200603
17-5-2006
Internationale Benchmark 2005
A200602
12-4-2006
Bedrijfsopleidingen geen weggegooid geld
Bedrijfsgroei in Nederland
derland
in het MKB
64