uitspraak RECHTBANK ARNHEM Sector bestuursrecht registratienummer: AWB 10/3563
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
^«" 2 ^ MEI 2011 inzake W. Eekhoff, M. Straathof, W.M. Rood-Geurts, L. van Gelder, R. Klaassen, M. van Solt, T.M.J.P. Keusters, R. van Meerten, H.G. Brunner, K.G.S. Keijser, L. Buijs, J. de Greef, mr. T. van der Poel, B. van Doornewaard, J.M. van de VIeugel, E. Ruven-Jansen, W. Schuitemaker, P.J.R. Mesker en J. Mesker-Niesten, CW. van Veggel, hiema te noemen: eisers, alien wonende te Nijmegen, vertegenwoordigd door drs. CH, van Marie, tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen, verweerder, aismede P.J.T. Peters, partij ex artikel 8:26 van de Awb, vergunninghouder, wonende te Nijmegen.
1. Aanduiding bestreden besluit Het besluit van verweerder van 25 augustus 2010 (met kenmerknummer G140Z09.001723/D10.163177).
registratienummer: AWB 10/3563
2. Procesverloop Bij besluit van 15 juni 2009 heeft verweerder een reguliere bouwvergunning verleend voor het veranderen van de eerste verdieping van het gebouw op het perceel, kadastraal bekend gemeente Hatert, sectie G, nummer 1644 en 1657 en plaatselijk bekend als Archipelstraat 292-296 te Nijmegen (hierna: het perceel). Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het daartegen namens Eekhoff en Straathof gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en de bouwvergunning gehandhaafd. Tegen dit besluit is namens eisers beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen. Bij schrijven van 15 oktober 2010 heeft vergunninghouder zich gesteld als partij in het geding. Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 3 maart 2011. Eisers zijn aldaar vertegenwoordigd door drs. CH. van Marie, Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. S.G, Blasweiler, Voorts zijn namens vergunninghouder G, Peters en M,A.M,M, Vermeer verschenen, bijgestaan door mr, T,E,P,A, Lam, 3.
Overwegingen
3.1, Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bepaalt dat onder 'belanghebbende' wordt verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken, Ingevolge artikel 1:3, tweede lid, van de Awb wordt onder 'beschikking' verstaan een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan. Op grond van artikel 7:1, eerste lid, van de Awb, voor zover thans van belang, dient degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een administratieve rechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken, Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank, 3.2, Verweerder heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat eisers, met uitzondering van Eekhoff en Straathof, niet in hun beroep kunnen worden ontvangen, nu zij ieder afzonderiijk beroep hadden moeten instellen tegen de aan hen gerichte besluiten op hun bezwaar, 3.3, De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft opgemerkt dat het beroep, voor zover dat mede namens anderen dan Eekhoff en Straathof is ingediend, niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Vast staat dat eisers ieder afzonderiijk bezwaar hebben gemaakt tegen de bouwvergunning van 15 juni 2009 en dat naar aanleiding daarvan ieder van hen afzonderiijk een besluit op het bezwaar heeft ontvangen, waartegen beroep open stond, Dit leidt tot het oordeel dat eisers niet als belanghebbend worden aangemerkt bij een niet aan hen gericht besluit op bezwaar nu zij ook zelf een besluit op hun bezwaar hebben ontvangen, waarin uitdrukkelijk wordt ingegaan op hun bezwaar, Dat de besluiten (vrijwel) gelijkluidend zijn, doet daaraan
registratienummer: AWB 10/3563
niet af, nu iemand belanghebbende is bij een besluit, niet bij de motivering daarvan, Dit betekent dat slechts Eekhoff en Straathof belanghebbende zijn bij het in beroep aangevochten besluit, dat immers op hun bezwaren ziet, en het beroep van W,M, RoodGeurts, L, van Gelder, R, Klaassen, M, van Solt, T,M,J,P, Keusters, R, van Meerten, H,G, Brunner, K.G.S, Keijser, L, Buijs, J, de Greef, mr, T, van der Poel, B, van Doornewaard, J,M. van de VIeugel, E, Ruven-Jansen, W, Schuitemaker, P,J,R, Mesker en J, Mesker-Niesten, en CW, van Veggel, niet-ontvankelijk is omdat het niet op hun bezwaren ziet, 3,4. Eisers hebben betoogd dat enkele bezwaarmakers niets van verweerder hebben gehoord en niet zijn uitgenodigd voor de hoorzitting, Naar de rechtbank begrijpt, hebben eisers daarmee beoogd te betogen dat sprake is van strijd met artikel 7:2, eerste lid, van de Awb, waarin staat dat een bestuursorgaan alvorens op een bezwaar te beslissen de belanghebbende in de gelegenheid stelt te worden gehoord, De rechtbank stelt op basis van het procesdossier vast dat verweerder de bedoelde bezwaarmakers allemaal afzonderiijk per brief heeft uitgenodigd voor de hoorzitting bij de bezwaarschriftencommissie, Nu voorts niet is gesteld wie van de bezwaarmakers niet in de gelegenheid zou(den) zijn gesteld te worden gehoord, ziet de rechtbank geen aanleiding ora aan te nemen dat sprake is van een schending van de hoorplicht, Het betoog faalt, 3.5 Het bouwplan waarvoor de bouwvergunning van 15 juni 2009 is verleend betreft het verbouwen van een kantoorpand ten behoeve van kamerverhuur, waarbij op het naastgelegen erf geparkeerd wordt, Eisers stellen zich op het standpunt dat dit parkeren strijdig is met de bestemmingsplanvoorschriften, 3.6 Tussen partijen is niet in geschil dat op het perceel het bestemmingsplan 'Galgenveld III 1974-2' (hierna: het bestemmingsplan) van februari 2007 van toepassing is, Dit betreft een herziening van het uit 1974 daterende bestemmingsplan Galgenveld voor zover het betreft het perceel. Ingevolge het bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming 'Kantoor- en Woondoeleinden (K/WO)', welke gronden zijn bestemd voor de bouw van woningen en kantoren, met ter plaatse van de in het bouwplan beoogde parkeerplaatsen de nadere aanduiding 'e' (erf). In de planvoorschriften is ten aanzien van die nadere aanduiding opgenomen dat ter plaatse van die aanduiding erfafscheidingen zijn toegestaan tot een hoogte van 2 meter, aismede bouwwerken geen gebouwen zijnde tot een hoogte van 4 meter. 3.7 Nu in artikel 1 van de planvoorschriften, waarin de begripsbepalingen zijn opgenomen, geen nadere omschrijving wordt gegeven van het begrip 'erf, is verweerder bij de uitleg daarvan uitgegaan van het normale spraakgebruik en heeft verweerder op grond daaivan geoordeeld dat op het erf mag worden geparkeerd, Eisers zijn het daar niet mee eens en wijzen op de totstandkoming van het bestemmingsplan, in het bijzonder op een door B, Velthuis destijds ingediende amendement ter zake, 3.8 De rechtbank stelt vast dat de tekst van de planvoorschriften niet expliciet stelt dat parkeren ter plaatse van de aanduiding erf is toegestaan, De gronden zijn bestemd voor woningen en kantoren en de nadere aanduiding erf wordt slechts via het vierde lid van artikel 4 van de planvoorschriften van een nadere duiding voorzien, Dit betreffen echter bouwvoorschriften, Nadere gebruiksvoorschriften worden in de planvoorschriften voor de aanduiding erf niet gegeven, Ter uitleg van het bestemmingsplan aansluiten bij
registratienummer: AWB 10/3563
hetgeen in het normale spraakgebruik onder erf wordt verstaan, zoals verweerder heeft gedaan, is dan mogelijk, Echter, evenzeer mag een bestemmingsplan worden uitgelegd in het licht van zijn totstandkoming, zoals eisers doen. Bij raadsbesluit van 7 februari 2007 is het betrokken amendement unaniem aanvaard en daarmee is, voor zover thans van belang, in afwijking van het ontwerpbestemmingsplan op het achterste deel van het perceel de aanduiding erf komen te rusten. In de toelichting op het amendement wordt onder meer opgemerkt dat (in het ontwerpbestemmingsplan) op het achterterrein de mogelijkheid is gecreeerd om te parkeren en dat een projectontwikkelaar bezig is om op het perceel appartementen te realiseren met daaronder een parkeervoorziening, Voorstel is om de plankaart aan te passen aan deze ontwikkeling, Dat betekent dat op het achterterrein de bestemming parkeren (?) komt te vervallen en wordt bestemd als (E), erf, aldus de toelichdng bij het amendement. Als gevolg van dit amendement is het ontwerpplan aangepast, in die zin dat de aanduiding p, parkeren is veranderd in de aanduiding e, erf. De planwetgever heeft met deze wijziging aldus beoogd het achterterrein, in afwijking van het ontwerpbestemmingsplan, niet voor gebruik als parkeerterrein te bestemmen. Deze bedoeling wordt nog versterkt door het verslag van de vergadering ter zake, waaruit blijkt dat nog sprake is geweest in plaats van erfde aanduiding tuin aan de betrokken gronden te geven maar hiervan is afgezien omdat de aanduiding erf, althans zo overwoog spreker in de gemeenteraad, tuinhuisjes en dergelijke ter plaatse mogelijk maakte. Met de aanduiding erf heeft de planwetgever parkeren op het achterterrein aldus niet mogelijk willen maken, De stelling van vergunninghouder dat uit de bestemmingsplantoelichting valt af te leiden dat (wel) is beoogd parkeren ter plaatse van de aanduiding 'e' toe te staan, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel, De betrokken passages zijn in de plantoellchting opgenomen bij de reactie op de inspraakreactles en hebben aldus, naar het oordeel van de rechtbank, betrekking op het ontwerpbestemmingsplan dat nog van de nadere aanduiding p van parkeren ter plaatse uitging, Het ziet aldus niet op de nadere aanduiding erf die nadien, bij het vaststellen van het bestemmingsplan, de gewijzigde inzichten van de planwetgever weergeeft, Uitgaande van voormelde, naar het oordeel van de rechtbank eenduidige, bedoeling van de planwetgever en in aanmerking genomen dat de tekst van de planvoorschriften geen uitsluitsel geeft en het normale spraakgebruik niet eenduidig is, in die zin dat op een erf altijd een parkeerterrein, als door het bouwplan omvat, zou zijn toegestaan, slaagt het betoog van eisers dat ter plaatse van de aanduiding 'e' niet geparkeerd mag worden. Verweerder heeft ten onrechte geoordeeld dat het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan, 3.9 Het beroep van eisers, voor zover ontvankelijk, zal aldus gegrond worden verklaard en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking, Nu verweerder de mogelijkheid heeft de betrokken strijdigheid van het bouwplan met het bestemmingsplan op enigerlei wijze op te heffen, zal de rechtbank niet zelf in de zaak voorzien, 3.10 De rechtbank acht verder termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door eisers in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op 6 874,- aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, te weten 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting. Van andere kosten in dit verband is de rechtbank niet gebleken.
registratienummer: AWB 10/3563
4. Beslissing De rechtbank: I,
II, III, IV, V,
verklaart het beroep, voor zover dat is ingediend namens W,M, Rood-Geurts, L, van Gelder, R, Klaassen, M, van Solt, T,M,J,P. Keusters, R, van Meerten, H,G, Brunner, K,G,S, Keijser, L, Buijs, J. de Greef, mr, T, van der Poel, B, van Doornewaard, J,M. van de VIeugel, E, Ruven-Jansen, W, Schuitemaker, P.J,R, Mesker en J, Mesker-Niesten, CW, van Veggel, niet-ontvankelijk; verklaart het beroep, voor zover dat is ingediend namens van W. Eekhoff en M, Straathof gegrond; vernietigt het bestreden besluit van 25 augustus 2010 (met kenmerknummer G140Z09,001723/D10,163177); veroordeelt verweerder in de proceskosten van W, Eekhoff en M. Straathof ten bedrage van € 874,-, welk bedrag dient te worden betaald aan hen; bepaalt dat verweerder het door W, Eekhoff en M, Straathof betaalde griffierecht van € 150,- aan hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr, J.J,W,P, van Gastel, rechter, in tegenwoordigheid van mr, M,W,M, Heutinck, griffier.
De griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 2 H MEI 2011
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. Verzonden op: 2 4 MEI 2011