Colofon Uitsluiting en barmhartigheid Pastorale Verkenningen verschijnt 4 keer per jaar, in de maanden maart, juni,september en december. De redactie ziet zichzelf vooral als verzamelaar van artikelen en stimulator van collegae en anderen om artikelen te schrijven over de onderwerpen, die betrekking hebben op het werkveld justitiepastoraat. Pastorale Verkenningen wil deskundigheidsbevorderend zijn o.a. door het nadenken over justitiepastoraat en haar context, door de uitwisseling van visies op (aspecten van) het werk, door het reflecteren op noviteiten in het justitiepastoraat en haar context, en door aandacht te schenken aan de bronnen van waaruit justitiepastores leven en werken. Pastorale Verkenningen verschijnt in september 2009 rondom de opening van het Instituut voor het justitiepastoraat en het uitkomen van het Handboek voor justitiepastoraat. De daarop volgende aflevering van Pastorale Verkenningen (jaargang 5, nummer 2) verschijnt in december 2009 en zal handelen over psychiatrie en detentie. De redactie behoudt zich het recht voor toegestuurde bijdragen niet te plaatsen of naar believen in te korten.
Twee keer per jaar verschijnt Pastorale Verkenningen als Katern. Pastorale Verkenningen Extern Katern is te downloaden vanaf: www.gevangenispredikant.nl of www.gevangenispastor.nl. Medewerkende auteurs geven impliciet toestemming hun artikelen te plaatsen op deze websites Het REDACTIEADRES: Ds. C. Donner P.I. Haaglanden, loc. Scheveningen Postbus 87810, 2508 DE ’s Gravenhage
[email protected]
DE REDACTIE van Pastorale Verkenningen bestaat uit: W. Burgering, redactievoorzitter C. Donner, redactiesecretaris R. van Wieringen Redactie-adviseur: R. Vermeulen Pastorale Verkenningen verschijnt onder de verantwoordelijkheid van hoofdaalmoezenier F. van Iersel en hoofdpredikant J. Eerbeek. ISSN: 1875-0850 FOTO VOORKANT 2eprijs wedstrijd tuinperken Havelte, getiteld vrijheid , blijheid FOTO: Walther Burgering
Christelijk sociale ethiek laat zich niet zo makkelijk in een themanummer vatten. Ook al omdat er geen eensgezinde, eens bepalende christelijke ethiek bestaat. Wel stromingen en accenten. Dat heeft de redactie veel beziggehouden, voordat ze tot een thematisering van het christelijke en het sociale kwam. Leidend werd de vraag: welke waarden en principes zijn bepalend voor het justitiepastoraat? Dat barmhartigheid en gerechtigheid kwamen bovendrijven was niet zo verrassend. Christelijke begrippen vanaf de begintijd. Daarnaast veel uit de praktijk… Veel leesplezier. De redactie.
Uitsluiting als straf door Anne Kooij
pag. 3
Aan het einde van de rationaliteit rest barmhartigheid Interview Toine van den Hoogen door Walther Burgering pag. 8 Getekend zijn door Renilde van Wieringen
pag. 12
Terugkeer van de schandpaal? door Ryan van Eijk
pag. 14
God in ons midden door Renilde van Wieringen
pag. 21
Over solidariteit en naastenliefde Compendium van de sociale leer
pag. 22 23
Eindelijk ruimte. Over dakloosheid door Mariska Putters
pag. 24
Recensies Van huis uit katholiek Een misdadiger is meer dan zijn delict Hij preekte in een paar gehuchten…
pag. 26 pag. 27 pag. 28
Ken je zaakje RSJ jurisprudentie augustus-december 2008
pag. 29
Uitsluiting als straf door Anne Kooij
H
rest van een leven realiseren we ons oe lang
binnen de context van justitie, denk ik, op de lange duur niet meer voldoende.
en hoe ingrijpend de gevolgen van een detentie kunnen zijn heb ik eerder al eens, buiten de context van het justitiepastoraat, meegemaakt. Toen ik in 2002 als arbeidspredikant op de Enka-fabriek in Ede werkte, werd ik een keer benaderd door een werknemer van 53 jaar. In die periode was duidelijk geworden dat de fabriek in z’n geheel
Henk
ging sluiten. De werknemer die me benaderde
In het kader van het Diaconaal Centrum voor
zat in de shit, zei hij. Om een lang verhaal kort
het Gevangenispastoraat (DCG) maak ik zo nu
te maken: omdat hij nog niet oud genoeg was
en dan mee hoe het iemand verder vergaat na
om in het prépensioentraject van het sociaal
de periode van detentie. Veel capaciteit heeft
plan te komen, moest hij weer opnieuw gaan
het DCG niet op dit terrein, maar de ervaring is
solliciteren, en daarom "scheet hij bagger". Dat
dat individuele verhalen vaak staan voor een
was omdat hij ruim dertig jaar (!) daarvoor op
meer algemene praktijk.
voorspraak van de reclassering het bedrijf
Laten we in de loop van dit artikel Henk
binnen was gekomen. Hij had daarna alleen
volgen. Henk ben ik ongeveer anderhalf jaar
maar aan de productielijnen van de Enka
geleden tegengekomen, kort nadat hij in het
gewerkt, omdat hij dacht dat dit het meest
huis van bewaring in Haarlem terecht kwam.
maximale was wat het leven hem nog kon
Het is zijn vierde detentie. Eerder ging het
bieden. Geen carrièrekansen, nooit weg
telkens om een paar maanden en de eerste
kunnen bij deze werkgever, tevreden en
detentie is ongeveer tien jaar daarvoor
dankbaar zijn voor deze kans, maar daarbuiten
geweest. Het probleem van Henk ligt op het
eigenlijk altijd bang. En nou was hij bang dat
terrein van de agressiebeheersing. Voor zijn
het hele verhaal opnieuw op tafel kwam en dat
huidige detentie was hij al weer een jaar of vier
hij daarom nooit meer aan de slag zou komen.
buiten geweest en hij had ondertussen een
Het ging om een akkefietje. Maar voor hem
goede baan bij een videotheek (“mooi
betekende de veroordeling dat hij zichzelf als
avondwerk!”). Als ik hem spreek vertelt hij dat
buitengeslotene beschouwde. Hoeveel impact
hij erg teleurgesteld is over zichzelf. Hij heeft
zoiets relatief 'eenvoudigs' kan hebben op de
het gevoel dat hij nu echt al zijn glazen heeft
JUNI 2009
Pastorale Verkenningen 5 EXTERN KATERN 3
ingegooid. Hij is bezorgd over zijn baan. Met
gesloten inrichting. Uitgesloten worden heeft
lood in zijn schoenen belt hij zijn baas. Die
op deze manier de betekenis van ‘eigen
reageert negatief. Die wil geen ‘opgefokte
schuld’. Dat iemand er niet meer bij mag horen
jongens’ in zijn zaak hebben werken. Henk
bedoelt duidelijk te maken dat bepaald gedrag
heeft een vriendin en een zoontje. Hij is er
binnen de samenleving niet geaccepteerd is.
nooit voor veroordeeld geweest, maar hij heeft
Uitsluiting heeft dan tegelijkertijd de vooronder-
zich ook wel schuldig gemaakt aan huiselijk
stelling dat deze persoon in de periode van
geweld. Hij voelt dat als een groot probleem.
afzondering kan nadenken over wat er
Zijn vriendin heeft hem toen hij weer vast zat
gebeurd is en dan tot een gedragsverandering
door de telefoon stevig uitgescholden; hij is
kan komen.
onzeker over de toekomst van zijn relatie.
Er niet bij kunnen horen: onvermogen Maar er zijn twee ‘bijwerkingen’ van uitsluiting
Er niet bij mogen horen
die deze beoogde gedragverandering op de
In een helder essay beschrijft Kees Schuyt wat
langere termijn erg moeilijk en soms (of vaak)
uitsluiting voor de betrokkene kan inhouden.
onwaarschijnlijk maken. Een bijwerking is dat
Sociale uitsluiting heeft volgens Schuyt drie
er regelmatig bij delinquenten nauwelijks
verschijningsvormen. Namelijk: er niet bij
sprake is van een bewuste keuze voor
mogen horen, er niet bij kunnen horen en er
kwaadwillend gedrag. Een keuze voor
niet bij willen horen.
gedragsverandering is dan niet waarschijnlijk. Een belangrijke oorzaak van crimineel gedrag is gelegen in het onvermogen om zich binnen de maatschappij te handhaven. Dat hoort bij het ‘er niet bij kunnen horen’. Er kan sprake zijn van sociaal-maatschappelijke, economische, culturele, of psychologische onmacht om een plekje te veroveren tussen de mensen die ‘er bij horen’. Factoren zoals problematisch gedrag, een psychische aandoening, of een persoonlijkheidsstoornis 1
Wanneer iemand veroordeeld wordt tot een
komen onder gedetineerden veel voor , en dat zet iemand maatschappelijk gezien al op
gevangenisstraf heeft dat een morele component: in de detentie wordt ten uitvoer gelegd dat veroordeelden er tijdelijk niet bij mogen horen. Insluiting in een Penitentiaire Inrichting is een tijdelijke uitsluiting van het normale maatschappelijke leven; een vorm van ballingschap - zou je kunnen zeggen - waarbij
achterstand. Als een gedetineerde dat onderkent en hulp zoekt biedt dat lang niet altijd een oplossing. De toeleiding naar werk, als dat al tot de mogelijkheden behoort, gebeurt ook lang niet altijd op een verstandige manier. Als het om werk gaat is het bij het CWI
iemand over de grens van de samenleving gezet wordt, al blijft dat binnen de muren van de fysieke ruimte van de al dan niet geheel
JUNI 2009
1
Zie het rapport van de Raad voor de Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming ‘Gedetineerden met een verstandelijke beperking’, 15 mei 2008, via www.rsj.nl
Pastorale Verkenningen 5 EXTERN KATERN 4
vaak een kwestie van ‘alles is goed als het je
gevoel had ‘gebrandmerkt’ te zijn. Geen of
maar uit een uitkering houdt’.
slechts partieel toegang krijgen tot bijvoorbeeld de arbeidsmarkt leidt vervolgens weer tot
Henk had bij een eerdere veroordeling een
economische uitsluiting en armoede. Concrete
door de rechter opgelegde anti-agressie-
voorbeelden zijn dat iemand twee jaar na zijn
training doorlopen. Dat had even geholpen,
laatste detentie nog steeds alleen maar zwart
maar het hielp niet voor de langere termijn.
een baantje kon krijgen – al was er de hoop
Henk kon na die eerdere veroordelingen niet
dat dat een keer zou veranderen - , of dat
meer zomaar iedere baan krijgen. Daardoor werd hij in zijn geval eigenlijk onbedoeld al weer in de positie gebracht waarin hij makkelijker met situaties geconfronteerd werd die moeilijk voor hem zijn. De laatste keer was hij opgepakt omdat er laat in de avond een vechtpartij in de videotheek was ontstaan met een dronken klant. Henk had – getuige de interne videobeelden van de videotheek – de klant flink letsel toegebracht en had al vechtende een aantal rekken omver geknald. Hij zei dat het hem weer zwart voor de ogen geworden was. Had Henk wel op een plek moeten werken waarbij hij met het publiek in
iemand die in een restaurant chefkok was alleen maar bij de Febo aan de slag kon. Dat deed hij graag in de hoop om tenminste ergens weer een begin te vinden, maar zo’n teruggang
aanraking kwam?
in iemands carrière is niet makkelijk. Dat waren
Er niet bij kunnen horen: melaats Een aspect van er niet bij kunnen horen ligt in het onvermogen van onze samenleving om mensen een nieuwe start te geven en om ze
voorbeelden van verhalen die de ronde deden vóór de economische recessie. De conclusie van die situatie was toen al dat de uitsluiting die men op de arbeidsmarkt ondervond, opnieuw ervaren werd als een straf. Net alsof
daarin de kans te gunnen om een constructiever aspect van hun persoonlijkheid naar voren te brengen en dat te versterken. Uitsluiting zet zich voort na afloop van de straf omdat het ‘oordeel’ van de rechter als het ware overgenomen wordt door bijvoorbeeld potentiële werkgevers. Dat is de tweede ‘bijwerking’ van uitsluiting. Uitsluiting in de ene
de morele veroordeling die nu justitieel gezien niet langer aan de orde is, toch gekoppeld blijft aan de uitsluiting. Dat gevoel van ‘eigen schuld’ dat meelift bij het ervaren van gebrek aan nieuwe kansen, zal er bij een groeiende werkloosheid waarschijnlijk niet minder op worden.
setting leidt vaak tot uitsluiting in een volgende setting; het lijkt besmettelijk. Mensen voelen zich soms ‘melaats’, een ‘paria’. Iemand die gerecidiveerd was vertelde me dat hij het
Er niet bij willen horen: kwetsbaarheid De mensen die ik als arbeidspredikant tegenkwam en die een detentieverleden
JUNI 2009
Pastorale Verkenningen 5 EXTERN KATERN 5
hadden – dat waren er enkelen – hadden bijna
geringe sociale weerbaarheid hebben. Dat wil
allemaal een zekere vorm van zelfuitsluiting
zeggen dat ze kwetsbaar zijn in situaties van
ontwikkeld. Een voorbeeld gaf de man die ik in
werk en ander maatschappelijk verkeer
het begin aanhaalde toen hij zei te denken dat
(verzekeringen). Ze zijn ook kwetsbaar in
het werk aan de productielijnen het enige was
relaties. Het kan ook betekenen dat een ex-
dat hem nog restte. Hij had de straf die hij
gedetineerde een breuk ervaart in de loyaliteit
uitgezeten had kennelijk inwendig voortgezet.
tussen hem of haar en de maatschappij; een
Hij was voor zichzelf gaan invullen wat de
gevoel dat kan gaan in de richting van
reactie van de maatschappij zou zijn wanneer
anomalie. Het kan betekenen dat het je
hij zich weer wat nadrukkelijker zou
allemaal helemaal niets meer kan schelen.
manifesteren. Hij is jarenlang bang geweest dat de vraag alleen al naar de verbetering van
Dat je alle schepen achter je verbrandt; dat je
zijn positie binnen het bedrijf waar hij werkte,
als het ware de ultieme straf op het terrein van
of een sollicitatie bij een ander bedrijf, het
de uitsluiting aan jezelf voltrekt, en dak- en of
weinige dat hij had nog in gevaar kon brengen.
thuisloos wordt. Dat is een vorm van er niet
Het zou een zoveelste fase kunnen zijn in de
meer bij willen horen. Dak- en thuisloos
straf die naar zijn idee nooit echt zou eindigen.
worden is daar dan een expliciete vorm van.
Een andere persoon had een heel netwerk van
Een andere vorm van er niet meer bij willen
verhalen verzonnen om de schaamte van het
horen kan zijn dat iemand ogenschijnlijk weer
detentieverleden te omzeilen. Nu ik in de bajes
redelijk functioneert, maar een diepgewortelde
werk valt me op hoe makkelijk en open
wrok koestert tegen een maatschappij die hem
mensen onderling zijn over hun ‘tijd’, de
of haar in de beleving van die persoon
veroordeling, het delict, ook al hebben ze het
‘geëxcommuniceerd’ heeft.
met het gegeven of de aanleiding zelf soms vreselijk moeilijk. Dat de detentie de noemer is
Vanuit het perspectief van het justitiepastoraat
waaronder iedereen in de bajes verblijft,
komt soms moeilijk in beeld dat ook een
betekent ook dat iedereen schaamtevrij met
relatief ‘eenvoudige’ zaak verstrekkende
een ander in contact kan komen. Buiten is dat
gevolgen kan hebben wanneer iemand weer
anders. Dan voelen ex-gedetineerden de
moet integreren in de maatschappij. Een groot
veroordeling van de maatschappij permanent
deel van de mensen die in detentie raken
en langdurig en dan zijn zij de uitzondering.
komen alleen maar in een huis van bewaring
Ex-gedetineerden zijn terughoudend om open
terecht. Ze zijn soms al weer vertrokken voor
over hun detentie te vertellen. Bij een
ze bij het justitiepastoraat goed en wel in beeld
werkgever moet je het al melden, voor een
zijn.
verzekering moet weer het hele verhaal op
Onlangs heb ik met Henk gebeld. Hij had ook
tafel, maar als je dat dan ook nog op de
voor het laatste vergrijp een veroordeling van
werkvloer zou vertellen… Van sommige
een paar maanden gekregen en was vanuit het
collega’s weet je niet hoe die zullen reageren,
huis van bewaring weer vertrokken. Het gaat
en de angst voor afwijzing is er altijd. Het
niet zo goed met hem. Hij heeft tenminste nog
betekent dat ex-gedetineerden op de
wel onderdak. Maar dat is bij zijn oude
werkvloer, maar ook in andere situaties, een
moeder, want zijn relatie is naar de knoppen.
JUNI 2009
Pastorale Verkenningen 5 EXTERN KATERN 6
Zijn zoon mag hij voorlopig niet zien. Hij is
van de samenleving. Tegenwoordig is het
werkloos, hij heeft schulden en hij voelt zich
helaas nog steeds mogelijk om gedetineerd te
depressief. Zijn motivatie om er nog wat van te
zijn, zonder dat er serieus gekeken wordt naar
maken is weggezakt: “ik kom toch niet aan het
wat je nodig hebt om verdere uitsluiting te
werk; zeker nou niet met die crisis”.
voorkomen. De tijd die in de cel wordt doorgebracht zou effectiever benut kunnen worden om mensen op den duur meer kansen
Aansluitende en geïntegreerde aanpak
te geven, en in de nazorg zou er meer gekeken kunnen worden naar een aansluitende en geïntegreerde aanpak van
Of opsluiten als vorm van maat- schappelijk uit- sluiten
eventuele noodzakelijke hulpverlening, wonen,
zinvol is staat
werk en relaties. Uitsluiting en de economische
natuurlijk al
en sociale gevolgen daarvan zijn pijnlijk voor
langer ter
de betrokkene en schadelijk voor de
discussie. In
maatschappij zelf.
zijn essay wijst Kees Schuyt
2
erop dat de drie aspecten van
Anne Kooij is werkzaam bij het Diaconaal centrum voor Gevangenispastoraat in Haarlem.
uitsluiting, Prof.dr.mr. C.J.M.Schuyt
namelijk er niet bij mogen, kunnen en willen horen, naar elkaar verwijzen. Ze horen bij elkaar en gaan aan in elkaar over. In de context van justitie kun je zeggen dat de ‘bijwerkingen’ zoals die zichtbaar worden in de nazorg, strafverzwarend zijn.
Een onbedoeld effect van detentie bovendien. Misschien mogen we tegelijkertijd zeggen dat mensen die al in een maatschappelijk zwakke positie verkeren, ook kwetsbaarder zijn voor de gevolgen van uitsluiting als straf. Mogelijk is er onder mensen die aan de rand van de samenleving leven, minder weerstand tegen het mechanisme dat op een detentie gereageerd kan worden met een zich afkeren
2
Sociale uitsluiting Essay van prof. dr. mr. C.J.M. Schuyt en interviews lt.kolonel mevr. Drs. C.A. Voorham, Stichting Leger des Heils Welzijns-en Gezondheidszorg 2000, Amsterdam, uitgeverij SWP
JUNI 2009
Pastorale Verkenningen 5 EXTERN KATERN 7
Pastoraat in de moderne samenleving
Aan het einde van de rationaliteit rest barmhartigheid door Walther Burgering
gesticht kan worden. Ten tweede op het terrein van de hulpverlening, waar wij als geen ander weten dat die pas werkt als iemand zijn lot weer in eigen hand kan nemen. En nog niet als hij in de situatie zit dat hij een door het lot getroffen slachtoffer is.”
Aan het woord is Toine van den Hoogen, hoogleraar fundamentele theologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Wij spreken hem over uitsluiting en de rol van pastoraat daarbij. “ Als iemand van de rails is geraakt, kan hij de feiten niet meer actualiseren, terwijl dat hij dat wel geacht wordt te doen. Dan is hij nog geen volledig aanspreekbare burger, terwijl men hem wel als zodanig ziet. Dat is een grijs gebied. In dit gebied is het pastoraat van belang. In menig delict, waar slachtoffers en daders zijn, zit iets tragisch. Niet alles wordt willens en wetens gedaan, terwijl men toch toerekeningsvatbaar wordt geacht. Hierin schuilt het samenlevingstekort van de rationaliteit. In onze samenleving hebben wij
“H
veel moeite om in een individueel leven en op
et recht
collectief niveau echte woorden en rituelen te
is gebaseerd op rechtvaardigheid, maar ook op
vinden waardoor we met die tragiek om
barmhartigheid. Het is meer dan alleen de
kunnen gaan. Wij willen directe en panklare
zakelijke en juridische kant in de relatie
oplossingen hebben.
slachtoffer-dader. Vanuit het oogpunt van
We zoeken hartstochtelijk en amechtig naar
pastoraat echter kijk je naar de wetgeving en
rationele beweegredenen, zodat we kunnen
bespeur je een niemandsland waarin de
verklaren waarom er iets gebeurt.”
wetgever niet heeft voorzien. Ten eerste op het terrein van verantwoordelijkheid, die niet
JUNI 2009
De tragiek is het grijze gebied dat we niet
Pastorale Verkenningen 5 EXTERN KATERN 8
kunnen uitsluiten, waar we geen
het enige dat haar beschijnt. Dat is heel mooi,
maatschappelijke en sociale kaders voor
maar tegelijkertijd ook tragisch. En de pastor is
hebben, dat niet te begrijpen is. Hij vergelijkt
er alleen voor het kaarsje…”
het met de institutie leger. Onder het mom van
“Of die pastor die vertelt hoe hij in een
professionaliteit worden (jonge) mensen
psychiatrisch centrum regelmatig bij demente
geworven met spotjes waarin alle onder
mensen komt. Wat er is, weet hij niet precies,
controle lijkt. Als er een slachtoffer valt door
maar hij blijft komen. Pastoraat als laatste
een bermbom in Uruzgan kunnen we daar als
strohalm. Ben je ten einde raad, dan kun je
samenleving maar moeilijk mee omgaan. Dat
altijd nog bij de pastor terecht… In onze
tragische zit volgens Van den Hoogen ook in
samenleving is veel zogenaamd “perfect
het verkeer. “Wij kunnen straks naar buiten
geregeld”, maar er zijn altijd weer situaties
gaan en – wat God verhoede- een ´stom onge-
waarin mensen alleen de realiteit van de avond
luk´ krijgen. Het kan ons allemaal overkomen,
of de morgen aan kunnen als er iemand is die
maar we houden er geen rekening mee.”
borg staat voor de laatste strohalm…”
Pastoraat als strohalm
Mensen raken in de knel
Godsdienst en theologie zijn volgens Van den
Vanuit het justitiepastoraat wordt dit wel
Hoogen niet ontstaan om dit soort ellende te
herkend. Wat te denken van die Zuid-
kunnen verklaren, wel uit de ervaring van een
Amerikaanse man die al meer dan een jaar zit
verlangen om iets van je leven te kunnen
te wachten op een uitspraak in een zaak,
maken. “Dat er Iets is dat jouw plek kan
waarin hij afhankelijk is van de rechtsgang van
dragen, een Concern dat je behoedt, die jou
de hoofdverdachten. Hij claimt onschuldig,
liefheeft. Ik moet denken aan dat verhaal over
maar wordt niet veroordeeld omdat de zaak
die gedetineerde vrouw, die op haar cel een
nog niet rond is. Ook wordt hij niet geschorst,
Maria-plaatje
want hij komt uit het buitenland en lijkt dus
heeft liggen.
vluchtgevaarlijk. Op zo´n moment kan de
Voor dat
pastor alleen nog maar een brief schrijven met
plaatje brandt
een vraag om schorsing op basis van
een
humanitaire redenen.
waxinelichtje.
Of die Antilliaanse man die na lange tijd even
De enige
terug is in Nederland voor de begrafenis van
reden om de
zijn zoon, die een tragisch ongeluk heeft
pastor aan te
gehad. Hij wordt op Schiphol vastgehouden en
spreken is om
mag niet naar de begrafenis, omdat een oude
een nieuw
straf open staat, die vier maanden later
lichtje te vra-
verjaard zou zijn… Hij heeft een nieuw bestaan
gen, opdat het
opgebouwd zonder criminaliteit, is van zekere
vuurtje blijft branden. De pastor voldoet aan
leeftijd, leidt aan allerlei kwalen en laat een
die vraag. Maria is voor deze gedeti- neerde
vrouw alleen achter… Naar wie kan hij anders
het enige gezicht dat haar aan- kijkt, het lichtje
gaan, dan naar de pastor?
JUNI 2009
Pastorale Verkenningen 5 EXTERN KATERN 9
barmhartig? Kijk naar delicten. Van veel daders komt een psychologisch rapport. Zo´n
Christendom lijkt bedoeld voor losers
rapport vertelt je wat er in een individu is
Van den Hoogen: “Zorg voor de laatste
gebeurd, het verklaart dat iemand ´uit zijn dak
strohalm, dat is pastoraat. Dat zijn zeker geen
is gegaan´, maar krijgt iemand daar zijn dode
restoperaties, omdat die zogenaamde rest
kind mee terug? Er blijft altijd dat
misschien wel het hart van de zaak is! Midden
onverklaarbare… Ook de wetgever heeft in zijn
in het systeem, in het hart van de systematiek
hoofd dat er een basis is dat het anders kan,
waar alles geregeld lijkt, lopen soms dingen
dat het anders moet. Dat de samenleving geen
spaak en raken mensen in de knel. Goede
jungle moet zijn, waar de één de wolf is voor
reactie hierop vraagt veel kennis van de
de ander. Ergens is er het besef dat de mens
pastor, maar het begint bij dat hij wordt geraakt
beschaafd is en niet in een afrekencultuur wil
in wat hij bij de mens tegenover hem ziet
blijven hangen. Rechtvaardigheid is dan meer
gebeuren.”
dan een optelsom van wetmatigheden.”
Geeft de bijbel dan aan hoe je moet reageren?
Barmhartigheid wordt verkondigd in de bijbel
Nee, de evangelieverhalen zijn volgens de
over mensen in grenssituaties. Wat kunnen we
theoloog geen verhalen over het systeem van
daar dan mee? Van den Hoogen: “Het is een
de moderne samenleving. “In de bijbel is er
oeverloze belofte, die niet dagelijks
zelfs sprake van een jammerlijk tekort aan hoe
plaatsheeft, maar wel wanneer het van belang
je iets moet oplossen. Als je het vergelijkt met
is voor een mens. Barmhartigheid begint bij het
de joodse religie en boeddhistische
geraakt worden. Het speelt als grondtoon mee
levensbeschouwing krijgen wij christenen geen
in het verhaal van God met mensen. Pastores
praktische handleiding van de bijbel hoe we
worden geraakt door het verhaal van de ander.
zaken moeten aanpakken. Nee, er staan
Dat kun je niet leren, dat is een vorm van
verhalen in over de laatste wijn die
gemotiveerd zijn en komt van elders. Het is
geschonken moet worden, over de
spiritualiteit. Professioneel ermee omgaan, kun
bruidschatten van de bruidsmeisjes en dat het
je wel leren.”
met het Rijk van God is als met de arbeiders die staan te wachten op werk… het christendom lijkt bedoeld voor de losers in de
De concrete ander en de Ander
maatschappij. Als mentaal systeem heeft het
In het pastoraat is het altijd een concrete
veel power in zich, maar als praktische
ander, waar je mee te maken hebt. Je komt
handleiding schiet het tekort.”
hem tegen, het is een concreet gezicht. “Maar”, zegt Van de Hoogen, “daarnaast is die ander ook altijd die Ander die oneindig ver weg is en God genoemd kan worden. Horizon, Zorg
Altijd dat onverklaarbare
of Bekommernis om mij, die me geborgen weet
“Barmhartigheid is de norm in dit grijze gebied.
in Gods hand.”
Als redelijkheid, normloosheid en rationaliteit
In het pastoraat is er altijd die spanningsboog:
doorgelopen zijn en geen redding hebben
het gezicht van de onzichtbare Ander
gebracht, wat kun je dan anders zijn dan
verandert door het gezicht van de ander die jij
JUNI 2009
Pastorale Verkenningen 5 EXTERN KATERN 10
ontmoet of tegenkomt. “Dat is die onopgeefbare relatie tussen die concrete ander en de Ander, die van Zichzelf geen gezicht heeft. Die God verandert door de gezichten van feitelijke mensen. Deze concrete ander wordt mijn Ander”, aldus de hoogleraar. Hij verwijst naar traditionele teksten en het bijbelgedeelte over het brandende braambos. “Dat wordt een story die erom vraagt om ingevuld te worden. Maar ook het existentialisme van Camus laat dit zien: de pest roept het onherleidbare mededogen op, de naamloze, intense betrokkenheid van mens tot mens. Die is gratuit, om niet. Bij pastores moduleert dit mee als zij mensen bezoeken, een gratuit concern voor jou. De essentie van geloof is dat het a-symetrisch is. Vaag tegenover concreet. Anderen zijn de drijfveer, maar de Ene is gericht op mensen. Met al Zijn barmhartigheid.” Walther Burgering is r.k. justitiepastor in de PI
Zie ook: A.J.M. van den Hoogen, Barmhartigheid na
Haaglanden, locatie Scheveningen en het
recht. Pleidooi voor een handelen voorbij de
Detentiecentrum Alphen aan den Rijn.
rechtvaardigheid, pag. 99-122 in: Sociale overbodigheid, Nijmegen 1998, uitgegeven door het Katholiek Studiecentrum voor Geestelijke Volksgezondheid (KSGV).
JUNI 2009
Pastorale Verkenningen 5 EXTERN KATERN 11
Getekend zijn door Renilde van Wieringen
Hoeveel van mijn pastoranten hebben, zodra de einddatum van hun verblijf in een justitiële inrichting in zicht komt, verzucht dat ze graag vrij komen maar er ook tegen op zien? De gedachte dat ze (weer) “de wereld in gaan” met het stempel van ex-gedetineerde weegt zwaar. En dan klinkt “exgedetineerde” in zekere zin nog vriendelijk in vergelijking met de uitdrukking “eens een dief altijd een dief”. Op de een of andere wijze voelt een justitiabele de druk op zich van het misschien altijd door het leven te moeten gaan met een stempel dat met misdaad te maken heeft. Voor mensen “buiten de muren” heeft een bajes een beladen klank. Wie daar gezeten heeft, moet wel iets op zijn kerfstok hebben. In vergelijking met andere “huizen” –zoals ziekenhuizen en verzorgingshuizen– is een Huis van Bewaring een beladen plek. Iedere mens komt vroeg of laat in aanraking met ziekte, ouderdom en aftakeling (als het niet in de familie is, dan in zijn omgeving). Een Huis van Bewaring staat echter letterlijk en figuurlijk ver weg: men hoopt en verwacht er niet mee in aanraking te komen en het staat bovendien nogal eens ergens weggestopt op een industrieterrein of tussen kantorencomplexen. Een Huis van Bewaring wordt geassocieerd met allerlei negatieve woorden die voorkómen hadden kunnen worden: misdaad, onbetrouwbaarheid en geweld. De gedetineerde die straks een ex-gedetineerde is, weet dat maar al te goed. Er is een stempel.
Een moord In de Bijbel komen misdaad, onbetrouwbaarheid en geweld ook voor. Al spoedig nadat de aarde door de eerste mensen wordt bewoond, wordt er al een moord gepleegd. De misdadiger krijgt een stempel mee voor zijn hele leven. Het gaat hier om Kaïn. Kaïn en zijn broer Abel hebben ieder voor zich
JUNI 2009
God een offer gebracht (Gen. 4:3 e.v.). In tegenstelling tot het offer van Abel, wordt het offer van Kaïn niet door God aanvaard. Kaïn wordt woedend. Hij neemt zijn broer mee het veld in en slaat hem dood. In uiterst sobere bewoording verhaalt de heilige Schrift het eerste vergrijp tussen mensen. Dat vergrijp is niet zomaar iets, maar meteen het meest erge: een moord. Direct na de moord komt God aan het woord. Hij ondervraagt Kaïn. Met het stellen van een vraag wordt zelfs in deze beladen en afschuwelijke situatie van God uit de persoonlijkheid geëerbiedigd. Dat vragen-stellen en de daarin uitgedrukte persoonlijkheid lijkt wel nieuw voor Kaïn. In de hele tekst heeft hij zijn broer geen vraag gesteld. Sterker nog, het Bijbelverhaal vermeldt geen woord van Kaïn 3 dat tot Abel gericht is. De vermoorde Abel is ook zelf in de hele tekst niet aan het woord geweest. Kaïn heeft zijn broer dus niets gevraagd, niet over het offer, niet over wat hem bezielt en hoe zijn relatie met God is. Over niets. Wel is God al aan het woord geweest. Nadat de broers hun offer hebben gebracht, ondervraagt God Kaïn al. Hij vraagt hem naar het waarom: waarom ben je zo kwaad? waarom kijk je zo donker? Van begin af aan roept God Kaïn ter verantwoording over zijn doen en laten. Na de moord doet God dat weer. “Waar is je broer Abel?” vraagt Hij. “Dat weet ik niet,” antwoordt Kaïn, “moet ik soms waken over 4 mijn broer?” Het sarcasme uit het antwoord klinkt nog brutaler dan de verontschuldigingen in het hoofdstuk ervoor van Adam (Gen 3:12). Met het zelfzuchtige antwoord heeft Kaïn niet alleen via de moord zijn broer uitgeschakeld, 3
In de Hebreeuwse tekst spreekt Kaïn nergens concrete woorden tot Abel. Zinnen als "Laten wij het veld in gaan" zijn toevoegingen van de vertalers. 4 De bijbelvertalingen zijn genomen uit de NBV 2004.
Pastorale Verkenningen 5 EXTERN KATERN 12
maar ook met woorden de broederband doorgesneden. De vervolgvraag van God “wat heb je gedaan?” is geen onwetendheid, maar een uitroep van afschuw. “Hoor toch,” vervolgt God, “hoe het bloed van je broer uit de aarde naar mij schreeuwt”. Nu Abel dood is, is hij aan het woord. Zijn bloed schreeuwt. Is het de schreeuw om vereffening? Of is het de schreeuw om de wandaden die mensen elkaar aandoen, aan het licht te laten brengen (vergelijk Job 16:19 en Jes 16:21)?
Een teken De straf die Kaïn krijgt opgelegd, is verbanning. Weg van God en weg van de plek waarop hij altijd woonde en werkte. Het rustige landbouwleven zal een onrustig bestaan worden van heen en weer zwerven op aarde. Kaïn vindt de veroordeling te zwaar. De strafmaat is hem te hoog. Over schuld of vergiffenis spreekt de dader niet, maar wel over de angst dat hem hetzelfde kan worden aangedaan van wat hij misdeed: hij zou vermoord kunnen worden. God gaat in op Kaïns verzoek. Hij neemt de broedermoordenaar in bescherming door hem met een teken te merken. Kaïn krijgt op eigen verzoek door God een stempel opgelegd. Hij wordt gekenmerkt als de persoon die beter niet dood geslagen kan worden –mocht iemand dat ooit van plan zijn–, want de eventuele moordenaar van Kaïn zal zevenvoudig moeten boeten. Het stempel dat God Kaïn geeft is echter wel een ander stempel dan het stempel van “eens een dief, altijd een dief”. Het stempel dat Kaïn van Godswege krijgt, is een waarschuwing aan een ander om niet te doen wat de dader ooit deed: namelijk moorden. Het stempel is tevens een levensmogelijkheid voor Kaïn zelf. Als de dood om vermoord te worden, wil Kaïn niet vogelvrij moeten rondzwerven. Hij wil de zekerheid van leven hebben. Het leven dat hij zijn broer ontnomen heeft, wil hij zelf wel blijven behouden. Opvallend is dat in het vervolgverhaal het leven van Kaïn niet inhoudt dat hij zonder enig contact met medeschepselen zijn levensdagen moet slijten. Het leven dat Kaïn leeft, nadat God hem getekend heeft, is een leven waarin wordt gewerkt en getrouwd. Kaïn bouwt zelfs een stad (met de opvallende naam “omzwerving”) en hij wordt vader en grootvader enzovoort. Er volgt een hele geslachtslijst van de Kaïnieten.
Een oproep Werd in het bijbelverhaal het stempel door God gegeven, in de huidige maatschappij wordt het
JUNI 2009
door ons mensen gedaan en niet in positieve zin. “Moet je die zien. Weet je wel dat hij gezeten heeft?” “Wat, is dat een bajesklant?” “Nou en of. Als ik jou was zou ik maar niet met. hem omgaan.” “Wat was er dan? ”Ik weet het niet precies, maar het was niet mis.” En zo wordt de ex-gedetineerde de altijdgedetineerde. Hij heeft een stempel gekregen waar hij soms maar moeilijk van af kan komen en dat hem behoorlijk tegenwerkt. Moet, om in de termen van het bijbelverhaal te blijven, het bloed van de vermoorde dan ook blijven schreeuwen? Van de andere kant schreeuwt het bloed misschien te weinig. Niet om een dader te kenmerken, maar wel om de wandaden tussen mensen elkaar aangedaan niet te vergeten. Het vergoten bloed is een oproep de ander juist wél te zien en te erkennen. Een dader die een aantal jaren geleden iemand doodstak, moest onlangs opnieuw voor de rechter verschijnen. Na een aantal jaren TBS-behandeling vond de beoordeling plaats of deze verlengd moest worden. De broer van de doodgestokene meldde zich bij de rechtszitting. Justitie had hem hiertoe ook bericht gestuurd. “Waar komt u voor?” werd hem gevraagd. “Ik kom voor de TBS-zaak die vanmiddag wordt beoordeeld.” “Wie bent u?” “Ik ben slachtoffer.” “Dat kan niet, want het slachtoffer is dood.” “Ik ben zijn broer.” Dr. Renilde G.W.M. van Wieringen is rkjustitiepastor in HvB en Gevangenis te Nieuwegein en redactielid van Pastorale Verkenningen.
Pastorale Verkenningen 5 EXTERN KATERN 13
Over straffen en christelijke liefde
Terugkeer van de schandpaal? door Ryan van Eijk
Inleiding Als kleine jongen bezocht ik regelmatig een sigarenwinkeltje dat een straat verder was gelegen dan mijn ouderlijk huis. In dat winkeltje werd ik door een oud dametje voorzien van zowel de sigaren voor mijn vader als van de meest prachtige sigarenbandjes. Deze herinnering vertel ik hier niet om aan te geven dat er toen een andere maatschappelijke en juridische tolerantiegrens bestond met betrekking tot de verkoop van rookartikelen, maar vooral vanwege het feit dat de gevel van het sigarenwinkeltje gesierd was met een prachtige blikken plaat (fig. 1) met daarop in grote letters de oproep “Rookt v. Rossems Troost” (Wat ik later ook een tijdlang gedaan heb). Deze tekst werd versterkt door een afbeelding van een corpulente meneer (Van Rossem zelf?), die aan een arme schlemiel in een schandpaal troost bood door hem in die benarde situatie een genoegzame trek aan zijn pijp te gunnen. Dit beeld zal als leidraad dienen voor deze bijdrage. De reden daarvoor is tweevoudig: Allereerst verenigt de afbeelding de centrale vragen van deze bijdrage: 1- hoe straffen we? en 2hoe daar vanuit christelijk perspectief Afb. 1: Van Rossems troost
mee om te gaan? Deze twee vragen worden hier beantwoord met belangrijke beperkingen. Wat betreft het aspect straffen beperkt het onderstaande zich tot het straffen door de overheid. Het gaat hier dus niet om begrippen als zonde, Gods straf of aanverwante theologische begrippen. En wat betreft het christelijk perspectief gebeurt dit vooral vanuit de sociaalethische invalshoek, waarbij dan vooral de sociale leer van de r.-k. kerk als basis dient. De tweede reden om deze afbeelding als leidraad te nemen is gelegen in het feit dat de deze advertentie verwijst naar een wijze van
JUNI 2009
straffen die weer terrein lijkt te winnen onder de naam ‘shaming’, dan wel wat ik zou willen noemen ‘schandpalisering’. Eerst wordt kort ingegaan op deze schijnbare trend van ‘schandpalisering’, waarna de aandacht wordt verlegd naar hoe we in Nederland straffen. Vervolgens wordt kort weergegeven hoe de Amerikaanse filosofe Nussbaum, die zich in haar werk uitvoerig bezighoudt met de relatie tussen emotie en recht, staat tegenover schandpalisering. Vervolgens kijken we wat de sociale leer van de r.-k. kerk stelt met betrekking tot straffen, en betrekken we dit alles in een afsluitende conclusie op wat dit betekent voor de houding ten aanzien van schandpalisering.
‘Shaming’ of de terugkeer van de publieke schandpaal? Vorig jaar liet het PvdA-Tweede Kamerlid Spekman in een interview met het weekblad Vrij Nederland (14 oktober 2008) een opmerkelijk proefballonnetje op over het bestraffen van jonge Marokkaanse criminelen. Het idee was dat deze jonge daders zouden moeten worden bestraft door hen op de een of andere manier publiekelijk te vernederen: “De Marokkanen die niet willen deugen moet je vernederen, voor de ogen van hun eigen mensen.” Want “Als je ze alleen maar een waarschuwing of een boete geeft, lachen ze je uit. En van een celstraf krijgen ze alleen maar meer status in hun groep. Je moet ze zo aanpakken dat ze hun status juist verliezen. (…) Dat is het enige dat werkt.” Zijn fractiegenoot Heerts gooide het onlangs in de Leeuwarder Courant (17-04-09) over een subtielere boeg met het idee om mensen in hun woonplaats –om precies te zijn in de raadszaal van het gemeentehuis- te berechten, want dat “vergroot de impact op de daders.” Het vergroten van de impact lijkt vooral gelegen in de suggestie dat dicht bij huis veroordelen, in een bekende omgeving, meer en/of beter werkt omdat het meer een beroep 5 doet op het schaamtegevoel van de dader.
5 Buiten beschouwing laten we hier ook maar even de vraag hoe dit voorstel zich verhoudt tot de scheiding der verschillende machten.
Pastorale Verkenningen 5 EXTERN KATERN 14
De uitspraken van deze politici zijn niet uitzonderlijk of uniek. De laatste tijd lijkt er namelijk een geleidelijke terugkeer van de publieke schandpaal waar te nemen. Deze trend is echter al enige tijd waarneembaar in de Angelsaksische wereld onder de naam ‘shaming’. Vooral de vormen waarin deze mogelijke trend inhoud krijgt, zijn divers en creatief te noemen. Bekende voorbeelden zijn het veroordelen van rijders onder invloed tot een publieke taakstraf, waarbij ze tijdens de uitvoering van de straf verplicht worden een Afb. 2. “I am a drunk driver”
hesje te dragen met de tekst ‘Drunk Driver’ (fig. 2) of de winkel dievegge die veroor- deeld wordt om met een bord met de tekst “ik ben een winkeldief” voor de deur van de bestolen winkelketen te gaan staan (afb. 3). Een grootschaligere vorm biedt het gebruik van de mogelijkheden van het internet. Zo is er in de staat Ohio een rechter, die besloot zijn rechterlijke uitspraken live in de rechtszaal te laten opnemen met de dader vol in beeld en vervolgens het geheel op You Tube te plaatsen. En in dezelfde lijn is ook de ontwikkeling van zgn. smoelenboeken op internet te zien. Zo is er inmiddels gepleit voor een smoelenboek voor geweldplegers tegen de politie (door een politievakbond, Ned. Dagblad 18-11-2008, p. 4) en een smoelenboek voor rookcontroleurs (door Tilburgse kroegbazen, Volkskrant 20-11-2008, p. 3). Gerealiseerd zijn al diverse smoelenboeken van justitie en politie met verdachten of veroordeelden die nog opgespoord moeten worden. Ook vele particuliere initiatieven zijn op dit terrein te zien met een zekere voorkeur voor winkeldieven en zedendelinquenten. Deze ontwikkelingen maken de vraag naar hoe we in Nederland (willen) straffen en hoe de sociale leer van de r.-k. kerk zich tot straffen verhoudt actueel en relevant.
JUNI 2009
Afb. 3. "I am a thief. I stole from Walmart”
Vragen rond straffen Straffen is van alle plekken en tijden. Het is niet voor niets dat we het ook al meteen aantreffen in Genesis: er wordt zelfs straffend opgetreden in het Paradijs. Niet vreemd dus dat de oude Romeinen concludeerden: ‘Ubi societas ibi ius’. Of te wel: Waar mensen samen leven, daar is recht. Want samen leven gaat blijkbaar niet zonder regels, en die regels blijkbaar niet zonder (dreigen met) straffen. De ervaring leert namelijk dat zonder straf de regel zwak is. Immers, niet iedereen laat zich op grond van rede en overtuigingskracht vrijwillig overtuigen van de noodzaak van (bepaalde) regels, en vooral van het nut je aan die regels ook te houden. En waarom zou je je aan de regels houden, als het niet eraan houden geen gevolgen heeft? Van het een komt dus het ander: Samenleven vergt regels, en regels vergen handhaven van die regels. En regelhandhaving kan uiteindelijk niet zonder (dreigen met) straffen. Al deze verschillende stappen roepen hun eigen vragen op. Cruciaal ten aanzien van de regels is natuurlijk de vraag: hoe komen de regels tot stand en door wie gebeurt dat? Gebeurt het door de slimste of door de sterktste, de geweldadigste? Door de meerderheid of een afvaardiging daarvan? En hoe wordt de regelhandhaving geregeld? Wie mag dat doen en hoe? Wat mag dat kosten? En als je al wil of moet straffen: wat bestraffen we dan wanneer, en hoe? En met welk doel en met welke middelen? Deze vragen blijken in onze samenleving op dit moment erg actueel en in grote mate aan verandering en ontwikkeling onderhevig. Voordat we daartoe komen echter een algemenere beschouwing over straffen.
Straffen in theorie Straffen is te omschrijven als het bewust toevoegen van leed aan iemand vanwege het verondersteld of feitelijk overtreden van een morele of juridische regel door die persoon. Dit impliceert dat straffen in wezen een reactieve daad is die een rechtvaardiging vereist, namelijk juist de overtreding van een regel.
Pastorale Verkenningen 5 EXTERN KATERN 15
Hierover bestaat nog wel enigheid, maar de onenigheid ontstaat als het gaat om wat door die regel(s) moet beschermd worden (rechten, bezit, autonomie, vrijheid of... ), en de visie op hoe dat het beste beschermd kan worden in relatie tot straffen. Met dat laatste raken we aan de verschillende theorieën over straffen. Hier zijn een drietal benaderingen te onderscheiden: 1- Vergelding: in deze benadering gaat het om weer in balans brengen van goed en kwaad. Het misdane moet weer recht getrokken worden. Hier hoort dus ook het bekende Bijbelse Talio-principe thuis: oog om oog, tand om tand. De straf is (moreel) verdiend, omdat de regel overtreden is (quia peccatum: omdat gezondigd is). Met het oog op wat in het verleden gebeurd is, wordt gestraft. Discussiepunt in deze benadering is natuurlijk de proportionaliteitsvraag: welke straf herstelt de verstoorde balans van goed en kwaad weer optimaal? Deze benadering vinden we ook bij de invloedrijke Duitse filosoof Kant. 2- Sturing: In deze benadering wordt straf ingezet als afschrikkingsmiddel en ter voorkoming van herhaling in de toekomst. Er wordt gestraft, opdat niet meer gezondigd wordt (ne peccetur). Er wordt gestraft met het oog op de toekomst, waarbij de mens wordt gezien als een rationeel, calculerend wezen dat pijn of lijden wil vermijden. Preventie door straffen in de vorm van afschrikking vindt zijn basis in angst en dreiging. Deze benadering vinden we bij de Britse filosoof, en tijdgenoot van Kant, Bentham terug. 3- De derde benadering bewandelt de gulden middenweg en combineert elementen van de twee hierboven genoemde benaderingen.
Straffen volgens ‘het (wet)boekje’ In de hierboven al aangestipte proportionaliteitsvraag aangaande straf zit impliciet ook de vraag verborgen naar wat rechtvaardig is. Straffend optreden kan en mag namelijk niet los gezien worden van het begrip rechtvaardigheid. Als dat wel gebeurt, is er geen sprake meer van straffen, maar van willekeur en wreedheid. Wat rechtvaardig wordt geacht, wordt mede bepaald door wat men redelijk en humaan acht. Om willekeur in het geval van straffen te voorkomen bestaan algemeen aanvaarde en bekende principes: 1- Geen straf zonder regel/wet: Straf is enkel gerechtvaardigd als er vooraf ook een regel was die vervolgens overtreden is. Straffen met terugwerkende kracht, in de zin van ongewenst gedrag straffen zonder dat vooraf bekend was dat het gedrag bestraft zou worden, is dan ook 6 niet rechtvaardig . 2- Geen straf zonder 6
Dit principe was onlangs nog erg actueel vanwege de afgesproken bonusregelingen in het bankwezen, waar JUNI 2009
schuld: De misstap moet de overtreder te verwijten (opzet) of toe te rekenen zijn (toerekenbaarheid). Op dit onderscheid is het ‘tweesporenbeleid’ in het Nederlandse sanctiesysteem gebaseerd: straffen en maatregelen. Opzettelijk overtreden van een regel leidt tot straf, d.w.z. leedtoevoeging op grond van vergelding. Bij verminderde of afwezige toerekenbaarheid bij overtreding van een regel kan een maatregel opgelegd 7 worden . 8
Ons Wetboek van Strafrecht maakt onderscheid tussen hoofdstraffen en bijkomende straffen. In volgorde van door de wetgever bedoelde afname van zwaarte gelden als hoofdstraf: 1. Gevangenisstraf; 2. Hechtenis; 3. Taakstraf en 4. Geldboete. Per delict is wettelijk aangegeven welke sancties de rechter mag opleggen bij veroordeling met betrekking tot het betreffende delict. In de Nederlandse wet wordt de maximale strafmaat aangegeven bij een delict en niet de minimale. Als bijkomende straffen kunnen worden opgelegd: 1. Ontzetting van bepaalde rechten; 2. Verbeurdverklaring; 3. Openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. Naast deze straffen kent ons strafrecht dus nog vermogensrechtelijke en/of vrijheidsbenemende maatregelen, die de rechter –al of niet in combinatie met straffenkan opleggen: 1. Onttrekking aan het verkeer; 2. Ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel; 3. Schadevergoeding; 4. Terbeschikkingstelling (TBS-maatregel); men moeilijk onderuit kon, terwijl die inmiddels vanwege de bankcrisis opeens verwerpelijk waren verklaard en waar de publieke opinie opeens moraal voorrang verleende boven recht. 7
Hoewel deze maatregel leed kan toevoegen aan de dader is dat niet een beoogd doel van de maatregel. Het doel van de maatregel is vooral gelegen in bescherming van de maatschappij en/of de behandeling van de dader. In tegenstelling tot bij een straf hoeft er bij een maatregel geen relatie te zijn tussen de ernst van het feit en het leed dat door de maatregel wordt toegebracht aan de dader. Omvang, duur en zwaarte van de maatregel worden vooral bepaald door andere factoren dan de aard van het delict of de schuld van de dader.
8
Overigens zijn ook in andere wetten sancties terug te vinden. Te denken valt o.a. aan voor de hand liggende wetten zoals de Wegenverkeerswet (b.v. rijden onder invloed), de Opiumwet en de Vuurwapenwet, maar ook aan minder vanzelfsprekende wetten als Belastingwetgeving en zelfs de Ambtenarenwet.
Pastorale Verkenningen 5 EXTERN KATERN 16
5. Plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis; 6. Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel).
Huidige Ontwikkelingen in ‘t Strafrecht In 2004 presenteerde de toenmalige minister van Justitie een visiebrief met de titel Modernisering Sanctietoepassing. Daarin werd o.a. gesteld “wanneer gewone burgers zien dat crimineel gedrag van welk type dan ook onbestraft blijft, de pakkans gering is, de sanctie veel te lang op zich laat wachten of in hun ogen niet “aan de maat” is, kan er een moment komen dat ze de onderliggende norm ter discussie gaan stellen en zelf een potentiële wetsovertreder worden.” (Visiebrief, p. 5) Met deze zin wordt kernachtig aangeduid waar straffend optreden aan moet voldoen wil het effectief zijn: a- crimineel gedrag wordt daadwerkelijk bestraft, b- door een hoge pakkans, c- waarna de sanctie volgt korte tijd na de overtreding en d- waarbij de sanctie ‘voldoet aan de maatschappelijke maat’ en dus e- maatschappelijk draagvlak heeft. Hiermee zijn de richting en toon gezet van het huidige beleid onder de naam Modernisering Sanctietoepassing. Het succes van het strafbeleid wordt dus afhankelijk gemaakt van vooral de effectiviteit ervan. Dit betekent dat doel en resultaat richtinggevend in het huidige beleid t.a.v. straffen zijn. Teruggrijpend op de hierboven genoemde benaderingen van straffen, wordt dus vooral ingezet op een benadering van straffen vanuit het oogpunt van sturing: op basis van afschrikking moet overtreding voorkomen worden. Dit beleid is er op gericht dat de (mogelijke) dader geen delict (meer) wil of kan plegen. Deze door de minister geformuleerde beleidsvisie is natuurlijk niet los te zien van de heersende maatschappelijke tijdsgeest met betrekking tot veiligheid en strafrecht. In navolging van Boutelliers idee van wat de veiligheidsparadox heet (de wens van optimale vrijheid in combinatie met de wens van optimale veiligheid) constateert Berghuis ten aanzien van geweld “een verbreding van wat voor crimineel geweld doorgaat en een personalisering daarvan, beide een teken van een sterke moralisering van agressie, welke zich uit in een roep om meer strafrecht ter verwezenlijking van een generaal preventief effect.” (Berghuis 2008, 26). De concretisering hiervan is in allerlei ontwikkelingen en op verschillende terreinen terug te zien. De lijst is lang en divers: - aanpak van stelselmatige daders (veelplegers) en jeugdcriminaliteit; - versterking van de opsporing en handhaving b.v. bij geweld tegen publieke dienstverleners
JUNI 2009
zoals ambulancepersoneel; - versterking van het zichtbare toezicht en controle in de publieke ruimte (cameratoezicht); - intensivering van gerichte preventieprojecten zoals t.a.v. huiselijk geweld; - nieuwe wetgeving zoals de Wet herijking strafmaxima, die strafmaxima van vele delicten heeft verhoogd en sanctiemogelijkheden heeft uitgebreid; - uitbreiding van de mogelijkheden van OM en de politie zoals het aanbieden van een transactie in de vorm van een geldboete of taakstraf ter voorkoming van strafvervolging - de invoering van meerpersoonscellen - nachtdetentie jeugd - huisdetetentie, elektronisch toezicht, knieslot Balkema en Bleichrodt (2005) wijzen er terecht met zorg op dat met sommige van deze maatregelen het strafmonopolie van de strafrechter is doorbroken. De strafrechter toetst immers in sommige gevallen slechts nog achteraf als er bezwaar wordt gemaakt. Hun zorg ligt vooral bij de verschuiving van het opleggen van straffen van de rechterlijke macht naar OM en politie, en bij de mogelijke versnippering van strafmaten die dit tot gevolg kan hebben (rechtsongelijkheid). Omdat het aspect van effectiviteit als belangrijkste bepalend aspect van beleid geldt, wordt er natuurlijk ook onderzoek gedaan om te kijken wat nu effectief straffen is. Opmerkelijke uitkomst uit diverse onderzoeken is dat het effect van afschrikking, dat juist zo belangrijk is als men met straffen sturing beoogt, beperkt of zelfs afwezig is. Voorstanders van afschrikking blijken verder juist vooral onderzoekers met een economische achtergrond te zijn, die haast vanzelfsprekend uitgaan van de calculerende dader. Vele wetsovertreders blijken echter helemaal niet zo berekenend en calculerend als vaak gedacht.
Belang van schaamte Keren we nu terug naar de gesignaleerde trend van een terugkeer naar ‘schandpalisering’, die aan het begin van deze bijdrage is gesteld. Wezenlijk is bij deze vorm van straffen dat iemand publiekelijk te kijk en te schande wordt gezet. Hierbij wordt vooral een beroep gedaan op het schaamtegevoel van de dader en de afkeuring van omstanders. Emoties spelen in deze vorm van straffen dus een grote rol. Met de betekenis van emoties in relatie tot het recht houdt vooral de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum zich bezig. In een van haar boeken, Hiding from Humanity: Disgust, Shame, and the Law (2004), gaat ze uitgebreid
Pastorale Verkenningen 5 EXTERN KATERN 17
in op onder andere het gebruik van schaamte in relatie tot het recht. Nussbaum verdedigt hierin het belang van schaamte, maar stelt tegelijk dat mensen beschermd moeten worden tegen ‘shaming’. Schaamte is volgens haar een pijnlijk gevoel dat optreedt bij een persoon als reactie op het gevoel of besef te falen door niet te voldoen aan verwachtingen. Schaamte heeft met de beleving van het totale zelf te maken en niet met een daad. In het geval van schaamte voelt een persoon zich onwaardig en imperfect. Schaamte veronderstelt dus al een normstelling bij de zich schamende persoon, waaraan de persoon denkt of voelt niet te voldoen. Omdat de normstelling echter niet voor iedereen en in alle situaties hetzelfde is, verschilt het ook per persoon en situatie of er daadwerkelijk schaamte gevoeld wordt. Afb. 4. Nog op weg naar de politie en toch al gestraft?
Schaamte kan een waardevolle emotie zijn, want ze is gerelateerd aan waardevolle doelen waaraan we echter op het moment van schamen niet voldoen. Schaamte herinnert ons aan hoe we zouden kunnen zijn. Het is dus niet alleen een emotie die te maken heeft met bevestiging of afkeuring. Terwijl schaamte gerelateerd is aan een tekort of imperfectie op persoonlijk vlak als persoon, focust schuld op een daad, die zich niet uitbreidt tot de tekortschietende persoon. Schuldgevoel is een zelfpijnigende straf, die optreedt als reactie op een schade die iemand heeft veroorzaakt. Schuld is daarom ook gericht op het weer heel maken en bevat daarmee volgens Nussbaum een creatief (scheppend) aspect. Vergeving en verzoening horen daarom ook eerder in de wereld van schuld, niet in die van schaamte.
Schaamte als vernedering Schaamte is als emotie echter ook nauw verwant aan vernedering (en stigmatisering). Vernedering is volgens Nussbaum het actieve, publieke gezicht van schaamte. Vernederen gebeurt namelijk wanneer een persoon door toedoen van een ander wordt blootgesteld aan schaamte. Schaamte komt van binnenuit, vernedering komt echter van buitenaf. Een ‘goede’ samenleving beschermt mensen juist tegen
JUNI 2009
vernedering, want vernedering wordt in zo’n samenleving opgevat als een manier om iemands menselijke waardigheid aan te tasten. Vernedering veronderstelt immers juist dat iemand lager wordt geplaatst en niet gelijk aan anderen wordt gesteld in termen van waardigheid. Dat betekent dat schaamte zowel een constructieve kant heeft, maar ook een destructieve, en het is dus niet goed ‘schaamteloos’ te zijn. Op de vraag hoe constructieve schaamte onderscheiden kan worden van de destructieve, komt Nussbaum tot twee ijkpunten: 1- de normen in relatie waarmee schaamte gevoeld wordt, moeten goede morele normen zijn en 2- de schaamte moet non-narcistisch, zelfs antinarcistisch zijn. Met dat tweede punt bedoelt ze dat de schaamte het gevoel van gemeenschappelijke menselijke kwetsbaarheid moet versterken en niet verzwakken. Constructieve schaamte wordt zo verbonden met re-integratie en herstel.
Schaamtestraffen? Vervolgens is dan de vraag of het inderdaad een goede zaak is om schaamte een plek te geven in met name het strafrecht. Nussbaum beantwoordt deze vraag ontkennend. Het lijkt haar evident dat een wet niet de vernedering van burgers moet bevorderen, zelfs als een burger vernederd wil worden. Een overheid die vernedering uitdeelt of oplegt aan de willige afnemer ervan is juist subversief aan het idee van waardigheid en gelijkheid waar een democratische samenleving op is gebaseerd. Bovendien is ons strafsysteem gebaseerd op de schuldige daad; eventuele schaamte komt pas achter de schuldverklaring. Verder noemt ze een 5-tal argumenten, dat specifiek tegen schaamte als straf is gericht: - Schaamtestraffen vernederen en zijn tegen waardigheid van de persoon gericht. Schaamtestraffen beogen immers de vernedering van de hele persoon. Een schaamtestraf drukt niet uit dat de daad niet goed is, maar dat de dader niet goed is. - Schaamtestraffen zijn problematisch omdat ze publiek betrekken bij en uitnodigen te straffen. Dit nodigt uit tot tiranniseren van de dader en tot verlies van onpartijdigheid en neutraliteit. - Schaamtestraffen zijn onbetrouwbaar, want de geschiedenis laat zien dat bij deze straffen vaak de verkeerde mensen worden bestraft. Schaamtestraffen veroordelen namelijk niet zozeer slecht gedrag, maar vooral onpopulair gedrag. - Schaamtestraffen of vernederen werken psychologisch bovendien vaak juist averechts, want stigmatisering blijkt wetsovertredend gedrag te versterken.
Pastorale Verkenningen 5 EXTERN KATERN 18
- Het risico van ‘Net-widening’: dit is de gedachte dat schaamtestraf zich uitbreidt en steeds meer mensen onder controle wil krijgen. Schaamtestraf wordt door de voorstanders weliswaar gepresenteerd als een straf voor lichtere vergrijpen (i.p.v. de zwaardere gevangenisstraf), maar door het publiek wordt het juist een straf met een omgekeerd effect.
Straffen vanuit christelijk perspectief Nussbaum geeft m.i. een gefundeerde weerlegging van het pleidooi voor en praktijk van ‘schandpalisering. Maar wat is er nu vanuit de sociale leer van de r.-k. kerk op te merken over straffen en schandpalisering? In het Compendium van de sociale leer van de r.-k. kerk wordt het straffen door de overheid behandeld in het tweede deel. Nadat in het eerste deel de hoekstenen van de leer zijn weergegeven door achtereenvolgens in te gaan op Gods heilsplan, de zending van de kerk in deze, de (waardigheid) van de menselijke persoon en de leidende principes van de sociale leer (algemeen welzijn, universele bestemming van de goederen, subsidiariteit, solidariteit en de fundamentele waarden (waarheid, vrijheid en rechtvaardigheid), werkt het tweede deel uit wat de toepassing van de leer voor verschillende leefterreinen van de mens 9 betekent. Straffen wordt door de sociale leer gezien als een legitiem optreden van de politieke gemeenschap. Als fundament en doel van de politieke gemeenschap stelt de sociale leer de menselijke persoon. Hieraan verbindt de leer de erkenning van en het respect voor de menselijke waardigheid, die met name tot uiting komt in de mensenrechten. Het gezag binnen deze gemeenschap moet een ‘geordend en rechtschapen gemeenschapsleven garanderen’ zonder de vrijheid van de menselijke persoon onnodig te beperken (Compendium no. 394). Het politieke gezag heeft daartoe als middel vooral de wetgeving. Nadat gewezen is op de voorwaarden met betrekking tot gewetensbezwaren en verzet ten aanzien van wetgeving, wordt over straffen gesteld: “Om het algemeen welzijn te 9
De behandelde, elkaar overlappende leefterreinen zijn achtereenvolgens het gezin, werk, economie, politiek, de internationale gemeenschap, milieu en vrede. Het derde deel van het Compendium geeft in een hoofdstuk aan wat kerkelijk te ondernemen is inzake de sociale leer. JUNI 2009
beschermen, moet de wettige publieke overheid het recht en de plicht uitoefenen om straffen op te leggen die in verhouding staan tot de ernst van de begane misdrijven.” (Compendium no. 402) Het is dus de verantwoordelijk van de overheid te straffen, en wel op een proportionele wijze. Het straffen dient gericht te zijn op verschillende doelen: ontmoedigen van misdadig gedrag, - herstellen van schade, - de dader tot inkeer brengen met het oog op re-integratie en verzoening. Uiteindelijk wordt aan het einde van het Compendium gesteld dat de hele sociale leer van de r.-k. kerk gericht is op het ‘opbouwen van een beschaving van liefde’ (Compendium no. 580 e.v.). Liefde tot de naaste is binnen het christendom het richtingwijzende kernwoord. De christelijke liefde bestaat echter niet alleen uit het spreekwoordelijke ‘lief en aardig’ zijn voor de ander, maar behelst ook aangesproken worden op de daden en daar antwoord op geven. De mens is immers als vrij wezen begiftigd met rede, dat op grond daarvan kiezen kan en uiteindelijk ter verantwoording daarover geroepen kan of zelfs moet door een ander/de Ander. De christelijke liefde is daarom ook niet voor afschaffing van straffen. De afkeuring, uitgedrukt in straf, geldt de daad, niet de mens zelf. Geen mens is in die zin liefde-onwaardig of zelfs ongewenst. Dat is gefundeerd in de overtuiging dat een mens kan veranderen, ook wat zijn gedrag betreft. Een christelijk leven leiden krijgt dan ook vorm, inhoud en dus betekenis wanneer het leven gericht is op liefdevol samen-leven met de naaste. Daarom is straffen te relateren aan toekomstgerichte en toekomstopenende begrippen als vergeving en verzoening. In de encycliek Deus caritas est, die een jaar na het Compendium is verschenen, wordt expliciet aandacht gegeven aan de verhouding tussen de christelijke opdracht tot liefde enerzijds en de politieke opdracht tot rechtvaardige ordening van de samenleving anderzijds. Na de erkenning van de scheiding tussen kerk en staat worden in de encycliek beide wel op elkaar betrokken. Want “[d]e politiek is meer dan een mechanisme om het openbare leven te regelen, doch heeft als oorsprong en doel juist de gerechtigheid en die heeft betrekking op de ethiek. Zo is het voor de staat bijna onontkoombaar zich steeds weer af te vragen: Hoe moet de gerechtigheid hier en nu verwezenlijkt worden? Maar die vraag vooronderstelt een andere, fundamentelere vraag: Wat is gerechtigheid? Dit is een vraag van de praktische rede, maar om goed te functioneren moet de rede steeds weer gezuiverd worden, want de kans dat de rede ethisch verblind wordt door het zegevieren van
Pastorale Verkenningen 5 EXTERN KATERN 19
bepaalde belangen en macht is een nooit geheel uit te bannen gevaar. Hier raken politiek en geloof elkaar.” Het geloof is daarbij “een reinigende kracht voor de rede zelf. Het geloof bevrijdt de rede vanuit het perspectief van God van de verblinding en helpt die aldus beter zichzelf te zijn. Het geloof stelt de rede in staat haar eigen werk beter te doen en wat haar eigen is beter te zien. Dit is precies de plek voor het inzetten van de katholieke sociale leer. Deze wil de Kerk geen macht over de staat geven; ze wil evenmin inzichten en gedragingen die bij het geloof horen opdringen aan hen die dit geloof niet delen. Ze wil eenvoudigweg bijdragen tot de zuivering van de rede en erbij helpen dat datgene wat juist is hier en nu kan worden herkend en dan ook uitgevoerd. De sociale leer van de Kerk redeneert op basis van de rede en de natuurwet, dat wil zeggen vanuit datgene wat wezenlijk is voor alle mensen. En de Kerk weet dat het niet haar opdracht is zelf deze leer politiek door te zetten. Ze wil de gewetensvorming in de politiek dienen en ertoe bijdragen dat de heldere kijk op de ware vereisten van de gerechtigheid toeneemt en tegelijk ook de bereidheid vanuit de gerechtigheid te handelen” (Deus caritas est no. 28) De encycliek plaatst het geloof daarmee vooral in een constructief-kritische positie en rol ten opzichte van de politiek.
staan daarmee haaks op de christelijke boodschap van Liefde, die nooit overbodig is. Want “Liefde (caritas) zal altijd nodig zijn, ook in de meest rechtvaardige samenleving. Er is geen rechtvaardige staatsvorm die de dienst van de liefde overbodig zou kunnen maken. Wie de liefde wil afschaffen staat op het punt de mens als mens af te schaffen.” (Deus caritas est no. 28) Nu is het niet uit te sluiten dat iemand het bovenstaande allemaal als gelovige prietpraat terzijde wil schuiven. Voor deze personen zij daarom hier enkel en alleen maar verwezen naar artikel 3 in het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, en dat luidt: “Niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen.“ Literatuur: - J. Balkema en F. Bleichrodt, 1995-2005: het sanctiestelsel rond de eeuwwisseling, in: A. Hartevbeld e.a. (red.), Systeem in ontwikkeling. Liber Amicorum G. Knigge, Wolf Legal Publishers - A.C. Berghuis, De olifant in de kamer; generale preventie en criminaliteitstrends, in: Justitiële Verkenningen, jrg. 34, nr. 2, 2008, p. 11-26 - Compendium van de sociale leer van de kerk 2008 - Encycliek ‘Deus caritas est’, 2005 - M. Nussbaum, Hiding from Humanity. Disgust, Shame, and the Law, Princeton UP, 2004 - Visiebrief Modernisering Sanctietoepassing 7-6-04
Afkeer van ‘Schandpalisering’ Gevraagd naar wat de reactie of houding ten opzichte van schandpalisering moet zijn op grond van de sociale leer van de r.-k. kerk is er eigenlijk slechts een conclusie te trekken naar aanleiding van het bovenstaande: Afkeuring. Deze manier van straffen is namelijk per definitie een aantasting van zowel de erkenning van als van het respect voor de menselijke waardigheid, die iedere persoon heeft ongeacht zijn daden. Een dergelijke manier van straffen voldoet ook niet aan de doelen waarop volgens de sociale leer straffen gericht zouden moeten zijn. Immers, in de praktijk blijken deze straffen niet alleen vaak averechts te werken en dus misdadig gedrag juist niet te ontmoedigen, zoals trouwens ook blijkt uit psychologisch onderzoek. Ook herstellen deze straffen geen schade, noch wordt op deze manier bijgedragen aan reintegratie en verzoening. Eerder is er nadrukkelijk sprake van het risico op stigmatisering en blijvende uitsluiting van de dader. In plaats van de opbouw van “een beschaving van liefde” dragen deze straffen eerder bij aan een beschaving van haat. Ze verleiden eerder tot een samenleving waar mensen niet worden aangesproken op hun daden en hun potentie tot verandering, maar blijvend worden afgeschreven als persoon. Ze
JUNI 2009
Pastorale Verkenningen 5 EXTERN KATERN 20