3213 JZio
Nr ar.
GEMEENTE DORDRECHT
UITKERINGSVERORDENING vrijwillig vervroegd uittreden. Artikel l Deze verordening verstaat onder: a. ontslag: ontslag als bedoeld in artikel H 12a van het Algemeen Ambtenarenreglement of artikel K 3a van de Arbeidsovereenkomstenverordening; b. belanghebbende: degene aan wie ontslag, zoals bedoeld onder, a, is verleend; * c. uitkering: de uitkering, zoals bedoeld in artikel 4 van deze verordening. Artikel 2 *'>
1. Deze verordening verstaat onder laatstelijk genoten bezoldiging: de bezoldiging in de zin van de Bezoldigingsverordening genoemd in artikel C l, lid l. Algemeen Ambtenarenreglement, vermeerderd met het bedrag der vakantietoelage, zoals genoemd in artikel D 4 Algemeen Ambtenarenreglement, berekend over een maand, waarop de belanghebbende op de dag voorafgaande aan zijn ontslag aanspraak had of bij waarneming van zijn functie zou hebben gehad, met dien verstande dat: *
'
.
a. indien deze bezoldiging geheel of gedeeltelijk uit wisselende inkomsten bestaat, ten aanzien van deze inkomsten als laatstelijk genoten bezoldiging of als deel daarvan zal gelden de gemiddelde b^rzoldiging over de laatste twaalf volle kalendermaanden aan het ontslag voorafgaand;
Nr. 3213
"2 "
b. als deel van de laatstelijk genoten bezoldiging tevens zal gelden het bedrag dat over de twaalf volle kalendermaanden, voorafgaande aan het ontslag, gemiddeld aan toelage als bedoeld in artikel C 4, lid l, van het Algemeen Ambtenarenreglement per maand is toegekend. 2. Indien in de laatstelijk genoten bezoldiging, omschreven in het vorige lid, anders dan ten gevolge van het verwerven van periodieke verhogingen, wijziging zou zijn gekomen, wanneer de belanghebbende op deze bezoldiging in dienst zou zijn gebleven, zal van de dag van inwerkingtreding van die wijziging af het aldus gewijzigde bedrag als laatstelijk genoten bezoldiging gelden. 3. Ind£e.tt in de loop van het jaar onmiddellijk voorafgaand aan het ontslag een aanmerkelijke wijziging heeft plaatsgevonden in de omvang van de werkzaamheden, geldt in zoverre een afwijking van de vorige leden, als laatstelijk genoten bezoldiging, de gemiddelde bezoldiging over evenbedoeld jaar. 4. In gevallen waarin de toepassing van dit artikel tot onredelijke resultaten leidt, kunnen burgemeester en wethouders ten gunste van belanghebbende van het bepaalde in de vorige leden afwijken. Artikel 3 1. De belanghebbende heeft recht op een uitkering met ingang van de dag van zijn ontslag. 2. Burgemeester en wethouders kennen de uitkering toe. De gegevens die burgemeester en wethouders nodig achten voor de toekenning dienen door of vanwege de belanghebbende te worden verstrekt.
Nr. 3213
- 3Artikel 4
1. De uitkering bedraagt 80% van de laatstelijk genoten bezoldiging. 2. De uitkering wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald. Artikel 5 1. De inkomsten die de belanghebbende geniet of gaat genieten uit of in verband met arbeid of bedrijf, worden in mindering gebracht op de uitkering over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben. 2. Wanneer de belanghebbende arbeid of bedrijf ter hand heeft genomen voor de dag van het ontslag en na die dag uit die arbeid of dat bedrijf inkomsten of meer-inkomst en gaat genieten, is, het eerste lid ten aanzien van die inkomsten, vermeerdering van inkomsten of een gedeelte daarvan niet van toepassing, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat die inkomsten, vermeerdering van inkomsten of dat gedeelte daarvan noch het gevolg zijn van een verhoogde werkzaamheid noch verband houden met het ontslag. De vorige volzin geldt echter niet, wanneer de belanghebbende arbeid of bedrijf ter hand heeft genomen gedurende non-activiteit, vakantie of verlof onmiddellijk voorafgaand aan het ontslag dan wel binnen een termijn korter dan één jaar voorafgaande aan het ontslag. 3. Ten aanzien van de belanghebbende, die na zijn ontslag uit hoofde van ziekte of arbeidsongeschiktheid nog aanspraken heeft of krijgt in verband met de betrekking waaruit hij is ontslagen, wordt de uitkering verminderd met het bedrag daarvan tot het einde van de periode waarover die aanspraken beslfaan.
-4-
Nr. 3213
4. Voor de toepassing van dit artikel wordt een uitkering krachtens de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (Stb. 1975, nr. 674) aangemerkt als inkomsten in verband met arbeid. 5. Indien in het bedrag der inkomsten, zoals bedoeld in de voorafgaande leden, is of kan worden geacht te zijn begrepen een vergoeding ter zake van de premie Algemene Ouderdomswet en Algemene Weduwen- en Wezenwet, blijft deze vergoeding voor de toepassing van dit artikel buiten beschouwing. 6. Indien de toepassing van dit artikel tot onredelijke resultaten leidt, kunnen burgemeester en wethouders ten gunste van belanghebbende van hét in dit artikel bepaalde afwijken. '•
*
•
Artikel 6 1. a. De belanghebbende is verplicht *van het ter hand nemen van enige arbeid of bedrijf terstond mededeling, te doen aan burgemeester en wethouders onder opgave, voor zover mogelijk, van de inkomsten, die hij uit die werkzaamheden zal genieten. Indien het niet mogelijk is deze inkomsten vooraf op te geven, doet belanghebbende tijdig voor het verschijnen van elke uitkeritigstermijn opgave van inkomsten, die hij sedert de aanvang van de werkzaamheden, of sedert dé vorige opgave heeft genoten, b. Burgemeester en wethouders kunnen nadere voorschriften geven aangaande het doen van mededelingen door de belanghebbende met betrekking tot de 'inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf. 2'. a. Indien de aard van de werkzaamheden of van de inkomsten medebrengt, dat de inkomsten over een langere termijn moeten worden berekend, geschiedt de opgave dienovereenkomstig en wordt op de uitkering een vermindering toegepast van een voorlopig vastgesteld bedrag onder voorbehoud van verrekening aan het einde van de evenbedoelde termijn.
Nr. 3213
- 5-
b. Deze verrekening vindt plaats met toepassing van artikel 5, met dien verstande, dat de onder a. van dit lid genoemde langere termijn gehanteerd wordt, 3. Het in de voorafgaande leden bepaalde vindt overeenkomstig toepassing ten aanzien van de arbeid of het bedrijf en de inkomsten daaruit, bedoeld in artikel 5, tweede lid, alsmede ten aanzien van de inkomsten ter zake van aanspraken of de uitkering bedoeld in artikel 5, derde en vierde lid. 4. De belanghebbende aan wie een uitkering is toegekend> wordt door het aanvaarden van de uitkering geacht er in toe te stemmen, dat allen, die daarvoor naar het oordeel van burgemeester en wethouders in aanmerking komen, omtrent zijn omstandigheden alle inlichtingen geven, die voor de uitvoering van deze verordening noodzakelijk zijn. » Artikel 7 Indien op een belanghebbende artikel N 9, derde lid, van de Algemene burgerlijke pensioenwet niet van toepassing is, wordt het bedrag van de uitkering, eventueel na toepassing van artikel 5 of artikel 6, op overeenkomstige wijze verhoogd met een compensatie voor de premie die ingevolge de Algemene Ouderdomswet en de Algemene Weduwenen Wezenwet van hem wordt geheven, als zou zijn geschied, indien 'de belanghebbende in dienst zou zijn gebleven terwijl artikel N 9 van de Algemene burgerlijke pensioenwet op hem niet van toepassing zou zijn geweest. Artikel 8 1. Indien en zolang de belanghebbende uitkering ontvangt, heeft hij aanspraak op een toeslag, welke wordt toegekend en berekend op gelijke wijze als is bepaald in de Kindertoeslagregeling overheidspersoneel. Daarbij wordt onder bezoldiging verstaan de laatstelijk genoten bezoldiging bedoeld in artikel 2.
-6Nr. 3213
2. Op de voor een kind berekende toeslag, bedoeld in het vorige lid, wordt in mindering gebracht de kinderbijslag welke» onder welke benaming ook, elders voor dat kind kan worden ontvangen. 3. De belanghebbende, die kinderbijslag, onder welke benaming ook, kan/ontvangen, is verplicht daarvan aan burgemeester en wethouders mededeling te doen, zo mogelijk onder opgave van het bedrag van die bijslag. Artikel 9 Indien de belanghebbende wegens ziekte verhinderd is arbeid te verrichten, kan hij door burgemeeester en wethouders worden verplicht zich geneeskundig te doen onderzoeken door een door hen aangewezen geneeskundige, dan wel zich.aan een geneeskundig onderzoek volgens de bepalingen van de Algemene burgerlijke pensioenwet te onderwerpen. Artikel 10 ?
1. Het recht op uitkering eindigt: a. met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin de belanghebbende de leeftijd van 65 jaar bereikt| b. met ingang van de dag volgende op die, waarop de belanghebbende is overleden; .c* met ingang van de eerste dag van de tweede maand volgende op die waarin de belanghebbende in de zin van artikel E l van de Algemene burgerlijke pensioenwet uit hoofde van ziekte of gebreken blijvend ongeschikt is verklaard de betrekking te vervullen, waaruit hij met recht op uitkering is ontslagen; d. met ingang van de dag, waarop de belanghebbende recht verkrijgt op een uitkering krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, dan wel een uitkering overeenkomstig de normen van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering uit hoofde van de betrekking waaruit hij met recht op uitkering is 7 ontslagen.
Nr. 3213
-7-
Indien en voor zover het in de gevallen bedoeld onder c toegekende invaliditeitspensioen of de uitkering als bedoeld onder d lager is dan de uitkering die de betrokkene als belanghebbende in de zin van deze regeling zou hebben ontvangen indien het bepaalde onder c of d niet op hem van toepassing zou zijn geweest, wordt het verschil hem bij wijze van toelage uitgekeerd. In afwijking van het vorige lid, onder c, eindigt het recht op uitkering, indien de belanghebbende uit hoofde van ziekten of gebreken blijvend ongeschikt is verklaard voor het vervullen van de betrekking, die hij gedurende de met recht op uitkering doorgebrachte tijd bekleedde en waarin hij ambtenaar was in de zin van de Algemene burgerlijke pensioenwet, met ingang van de dag waarop de belanghebbende uit evenbedoelde betrekking is ontslagen. Het recht op uitkering kan geheel of ten dele vervallen worden verklaard indien de belanghebbende de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling of de vermindering van de uitkering niet, niet volledig, of onjuist verstrekt dan wel de verplichting als bedoeld in artikel 9 niet nakomt. Artikel 11 l «a. Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de belanghebbende aan wie een uitkering is toegekend, wordt aan de weduwe of weduwnaar van wie de overledene niet duurzaam gescheiden leefde, een bedrag uitgekeerd gelijk aan de uitkering berekend over een tijdvak van drie maanden vermeerderd met de toeslag bedoeld in artikel 8. b. Indien op de uitkering een vermindering wordt toegepast krachtens artikel 5 en.artikel 6, is het bedrag dat ingevolge de voorafgaande volzin wordt toegekend, gelijk ' aan het bedrag van de verminderde uitkering, waarop de belanghebbende voor zijn overlijden aanspraak had, gerekend over een tijdvak van drie maanden.
-8Nr. 3213
2.a. Bij ontstentenis van een weduwe of weduwnaar, van wie de overledene niet duurzaam gescheiden leefde, geschiedt de toekenning van het bedrag als bedoeld in het eerste lid ten behoeve van de minderjarige kinderen. b. Onder kinderen in de zin van dit artikel worden mede verstaan! Ie natuurlijke kinderen; 2e kinderen waarover de overledene de pleegouderlijke zorg droeg. Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van het kind als van het eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvan. c. Ontbreken ook de in dit lid genoemde kinderen, dan geschiedt de toekenning van het bedrag als bedoeld in het eerste lid aan hen ten aanzien van wie de overledene kostwinner was en met wie hij in gezinsverband leefde. • • * , 3. Op het bedrag als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt in mindering gebracht dat deel van het bedrag waarop de nagelaten betrekkingen van de overledene ter zake van diens overlijden aanspraak kunnen maken krachtens enige wettelijk voorgeschreven verzekering tegen ziekte, arbeidsongeschiktheid en onvrijwillige werkloosheid,, of krachtens artikel E 13, lid 10, van het Algemeen Ambtenarenreglement. 4. Indien de overledene geen betrekkingen, als bedoeld in het tweede lid, nalaat, kan het daarbedoelde bedrag geheel of ten dele worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging, indien de nalatenschap van de overledene voor de betaling *vari die kosten ontoereikend is. Artikel 12 Burgemeester en wethouders kunnen voor de uitvoering van deze verordening nadere voorschriften geven.
*
-9-
Nr. 3213
Artikel 13 In bijzondere gevallen of groepen van gevallen waarin de toepassing van deze verordening tot een naar het oordeel van burgemeester en wethouders onredelijke uitkomst leidt, zijn burgemeester en wethouders bevoegd overeenkomstig de strekking van déze verordening te beslissen. Artikel 14 In artikel 7 wordt voor artikel N 9, derde lid,tot l januari 1980 gelezen artikel N 9, vierde lid. , Artikel 15 1. Voor zoveel nodig in afwijking van het bepaalde in artikel H 4, lid 2, van het Algemeen Ambtenarenreglement kan, indien het belang van de dienst .zulks vordert, de termijn waarbinnen ontslag moet worden verleend tot ten hoogste zes maanden worden verlengd.^ 2. Dit artikel vervalt zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening. . Artikel 16 Deze verordening kan worden aangehaald als "Uitkeringsverordening vrijwillig vervroegd uittreden11. o Artikel 17
•
Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getreden met ingang van l november 1979. Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Dordrecht in de openbare vergadering van 13 november 1979. de secretaris
de voorzitter
P.J. Neef
J.H. van Zuuren
y