20-9-2010
Stamboom Maria Boomsma 1922uitgave 8 (lijnopvolging=zwart)
kleurcode : bruin = mannelijke tak, groen = vrouwelijke tak, rood = de rechte lijn, oranje = kinderen van… zwart of blauw = geboorte-overlijdensplaats (evt. woonplaats), paars = aangetrouwd, blauwgroen = familie.
In deze stamboom zijn tevens een aantal notariële omschrijvingen opgenomen betreffende de aan- en verkoop van huizen en aangehorigheden © Tresoar. De aan- en verkoop van stukken land zijn niet opgenomen.
Dank aan Feike en Rob Boomsma voor de informatie uit hun zeer uitgebreide stambomen.
1
20-9-2010
XI (Stam-grootouders)_____________________________ ______________________________
________
Marten Boomsma ca.1585
X (Stam-ouders )_____ ___________________________ ______________________________ Kind(eren?) van
?
__ ______
en Marten Boomsma (ca.1585-????) Jelsum:
Oene Martenszn. Boomsma ca.1615-…. Jelsum (terp-dorpje boven Leeuwarden) (zie gen. IX)
NH-kerk te Jelsum, gebouwd tussen ca. 1170 en 1175.
IX (Oudbetovergrootouders)_____________ ____________ _____________________________ __ _______ Kinderen van
?
en Oene Martensz. Boomsma (ca.1615-????) Jelsum:
1. Jacob ….-1707 2. Eelke ….-…. 3. Trijntje (Trien) 1638-…. gedoopt Leeuwarden 4. Jan Oenes Boomsma ca.1640-vóór 1732 &ca.1668 Leeuwarden Houkien Jacobs Bommis ca.1644-…. (zie gen. VIII) Koopman/gardenier † Leeuwarden &…. Trijntje Bommis ….-…. ????
Inschrijving Burgerboek Leeuwarden 1676. Jan Oenes, Gereformeerd 1668, gardenier, werd in 1676 in het ‘Burgerboek van Leeuwarden’ bijgeschreven als geboortig van Jelsum. Begin 1690 gebruikte Jan Oenes voor het eerst de achternaam Boomsma.
2
20-9-2010
Op 14-01-1693 kocht Jan het huis links op de onderstaande linker foto. Dit was op de Koornmarkt, hoek Wortelhaven. Dit huis werd in 1723 door zoon Oene weer verkocht.
Vismarkt Leeuwarden.
Idem.
Op 04-04-1694 kocht Jan een stuk gardeniersland buiten de Huizumerpoort (beter bekend als Wirdumerpoort of St. Jacobspoort) waar hij al enige tijd het vruchtgebruik van had.
Wirdumerpoort, rechts Hoeksterpoort.
Idem.
Op 01-05-1694 werd in Leeuwarden een begin gemaakt met het in kaart brengen van wagens en schepen. Jan was toen in het bezit van een gardenierspraampje. Het overlijden van Jan Oenes Boomsma en Houckien Bommis is niet in Leeuwarden terug te vinden, waarschijnlijk zijn ze op latere leeftijd naar elders vertrokken. Jan Oenes is vóór 20-5-1732 overleden, daar Gijsbertus Vink toen als curator voor Jans kleinkinderen optrad.
3
20-9-2010
VIII (Oudovergrootouders)___________________________ _____________ _________________________ Kinderen van 1e echtgenote Houkien Jacobs Bommis en Jan Boomsma (ca.1640-????) Leeuwarden: 1. Jacob gardenier/koopman 1670-…. &1694 Leeuwarden Trijntje Clases ….-…. Leeuwarden (10 kinderen) 2. Oene 1673-1733 &1694 Leeuwarden Aefke Johannes Mol ….-1699 Huizem (2 kinderen) &1702 Leeuwarden Anna Beernts Sterrenbergh ….-1743 Leeuwarden (2 kinderen) Oene was
Mr. Koeckenbakker (zeker in 1702) en Burger-vaandrig (zeker in 1714)
Op 16-01-1706 kocht Oene samen met Willem Jansen de brouwerij de Eenhoorn op de Voorstreek O.Z. bij de Hoeksterpoort (ook wel bekend als St. Catharinapoort of Galileërpoort) voor fl.1701.00 goudguldens. Oene, Protestant, deed op 10-01-1714 belijdenis. Oene huwde in 1702 te Leeuwarden, Galileër Kerk, Anna Beernts Sterrenbergh, wonende te Leeuwarden.
Rechts Hoeksterpoort.
3. Lamcke 1674-….
Op de achtergrond de Galileërkerk.
Lamcke werd op 6 december 1674 te Leeuwarden gedoopt.
4. Lambertus soldaat 1675-1725 &1697 Leeuwarden Aukjen Arjens ….-…. Leeuwarden (2 kinderen) Lambertus werd in 1721 voogd over Bernardus, zoon van Lambertus broer Pieter. Twee jaar later op 13-01-1723 werd e.e.a. ingetrokken. Reden van afstand van voogdij: de verre afwoning maar ook in het bijzonder de lichamelijke zwakheid van broer Pieter. Cornelis van Son, koopman binnen Rotterdam, werd voogd.
5. Johannes Mr. koekbakker 1676-…. &1712 Leeuwarden Acke Jacobs ….-…. Bolsward (4 kinderen) Johannes, Protestant, deed op 08-04-1716 belijdenis. Op 09-12-1716 werd er aangifte gedaan van diefstal van Deventerkoek door enige jongens. Johannes werd op 08-03-1723 burgervaandrig te Bolsward en op 08-03-1723 te Workum. Johannes huwde in 1712 te Leeuwarden, Galileërkerk, Acke Jacobs, vroedvouw, geboren te Bolsward. Op 14-10- 1728 werd Acke Jacobs beëdigd als vroedvrouw.
6. Ulckjen 1679-1768 &1708 Leeuwarden Lulof Jansen Fin(c)k bombasynwerker 1678-1753 Leeuwarden (4 kinderen) Lulof Jansen F(V)inck werd op 22-10-1707 burger van de stad Leeuwarden en werd begraven in de Jacobijnerkerk, 75 jaar oud. Bombasynwerker: vervaardiger van weefsel met linnen ketting en katoenen inslag. Ulckjen wonende te Leeuwarden, Amelandspiep, begraven in de Jacobijnerkerk, 89 jaar oud.
Jacobijnerkerk.
4
20-9-2010
7. Pieter Janszn. Boomsma 1681-1731 &1704 Rotterdam Hendrijna Gessing 1675-1720 Rotterdam Hoofdstraat (zie gen. VII) Gardenier te Rotterdam/wijnhandelaar woonde later “op de Punt” in het Westnieuwland te Rotterdam † Rotterdam buitenechtelijke relatie: &Rotterdam Niesije Willems Block ….-…. Rotterdam (Knollemanssteeg) (zie gen. VII) &1720 Rotterdam Cornelia Eijlbracht 1675-1765 Rotterdam (de Punt) (zie gen. VII) laatst wo. Wijnhaven bij de brug. Pieter werd bij de geboorte in het kerkregister ingeschreven als Petrus Jans:
Doopakte. Pieter ging op 08-11-1704 te Rotterdam in ondertrouw, kosten "ijder 6 gld". Op 26-11-1704 huwde hij Hendrijna Gessing. Hendrijna Gessing werd Remonstrants gedoopt (getuigen: Hendrick Corstiaan en Jannetie Jans). Pieter en Hendrijna hebben voordat zij huwden nog in Hazerswoude gewoond, alwaar Hendrijna hoogstwaarschijnlijk al in verwachting was van haar eerste kind (ovl. 27-08-1705). Johannes, broer van Pieter, woonde op 11-09-1709 bij Pieter in huis "Agter Klooster binnenstad". Johannes liet op die datum een testament opmaken waarin stond, dat Martines Boomsma, zijn broer, wonende te Leeuwarden, 100 caroliguldens van 20 stuivers van hem erfde. Pieter erfde fl. 150,00. Johannes is op dat moment waarschijnlijk ziek, hij ligt bij de notaris op de bank. In het testament staat geschreven: "niettemin syn verstand en memoire volkomen hebbend en gebruycke". Op 01-07-1716 werden Pieter Boomsma en Hendrik Bremer aangesteld als toekomstig voogden over de nagelaten kinderen van Bernardus Gessing. Op 17-06-1730 trad Pieter daadwerkelijk als voogd op voor Cagnietje en Baldina Gessing. Op 05-07-1718 huurde Pieter Boomsma, koopman in wijnen en gedistileerde wateren, een huis op West-Nieuwland voor twee en een half jaar vast (verhuurder Adriaan van der Lelij). In het pand had Pieter ook zijn wijnhandel; “Ingaande 1 november deeses jaars 1718 en eindigende den laatsten april 1721 voor een somma van seven hondert guldens in ’t jaar te betalen. Alle half jaren de geregte helft van een jaar”. Op 14-03-1719 werd Pieter voogd over de minderjarige kinderen van Harmen Oyerman (ligter schipper) en Jacomijntie van Lomberg, wonende ‘einde Haringvliet’ te Rotterdam. Vlak voor het overlijden van Hendrijna werd op 27-04-1720 een testament opgemaakt op de langst levende. Hierin werd een frase opgenomen over kind(eren) te laten "leeren een eerlijken stijl studie of beroep bequaam om den kost te kunnen winnen" (hiervoor was een bedrag van fl. 500,00 uitgetrokken). Testamentair werd ook vastgelegd dat bij overlijden de kinderen in Leiden naar school moesten en volgens het "Schependonk recht" zouden erven. Bij kinderloos overlijden van beiden werd fl. 100,00 gelegateerd aan Pieters ouders, Jan Oenes en Houckje Bommis. Hendrijna is op 28-04-1720 te Rotterdam overleden, 44 jaar oud (oorzaak: kraamkind). Zij werd begraven op 02-05-1720 in Rotterdam bij de Franse (Waalse) Kerk. Bij haar overlijden liet Hendrina een minderjarig kind na. Voor de huur van het graf werd fl. 6,00 betaald. -------------------Pieters buitenechtelijke relatie was, buiten de geboorte van een zoon, van korte duur. Niesije Willems Block huwde-1724Rotterdam Willem Claasse Wallis, Achterklooster (zeker 4 kinderen van 1725 t/m 1733). ----------------------. Vrij snel na het overlijden van Hendrijna ging Pieter op 27-10-1720 in ondertrouw en huwde op 14-11 1720 Cornelia Eijlbracht. Cornelia was Gereformeerd gedoopt te Rotterdam op 04-08-1675. Vlak voor het huwelijk werd op 07-11-1720 een testament op huwelijkse voorwaarden gemaakt. Op 08-01-1721 werden er door Cornelia obligaties verzilverd voor totaal fl. 1750,00 gedateerd van 20 augustus 1709. Op 25-08-1721 kreeg Pieter geld uit de erfenis van Catharina Costermans de moeder van Hendrijna Gessing. Haar vader was toen al overleden. De erfenis moest verdeeld worden tussen Gerda Cornelia, Hendrijna, Florens en Johanna. Omdat Hendrijna al overleden was, ging de erfenis naar Pieter.
5
20-9-2010
Er stond: “Het ongemunte goud en zilver en verdere meubelen, inboel en huysraad is in vier eguale portien verdeelt en bekent ijder daarvan zijn een vierde part te hebben ontvangen”. Hiervan ontving Pieter het volgende: fl. 4761:6:53/4.. Dat Pieter contacten had met de betere gegadigden van de stad blijkt wel uit het feit dat hij goede omgang had met Pieter de Ridder (oud commissaris van de zeezaken van de stad Rotterdam – zijn zwager) en met Gijsbert Hoppestein makelaar in dezelfde stad. Op 17-07-1728 kocht Pieter een "thuyn, thuynhuis en erve staende en gelegen in den Ambagte van Cool in de Broederslaan" voor een somma van fl. 790,00. Hierbij kwamen er nog aan kooppenningen fl. 9.17.8. (negen guldens 17 stuivers en 8 penningen) bij. Vlak voor zijn overlijden deed Pieter op 10-05-1731 nog een bod op een ander huis ter waarde van fl. 1618,00, maar e.e.a. bleek fl. 250,00 te laag. Een paar dagen later maakte Pieter opnieuw een testament op en wel op 31-05-1731. Hierin werd o.a. opgenomen het "thuynhuis" gelegen in de Broederslaan onder de Ambagte van Cool met "thuyn, thuynhuis en erve met gereedschappen". Met dit testament werd de weeskamer omzeild, die een boedeldeling kon eisen als er ook maar één van de ouders kwam te overlijden. Ook stelde de weeskamer een voogd aan als er geen voogd geregeld was. Zelf woonden Pieter en Cornelia nog steeds in West Nieuwland naast ‘van Son’. Pieter was ook aangesteld als voogd over Jan Dirk Oyermans en was hij in 1729 belast met de verkoop van een huis wat voor Jan Dirk verkocht werd voor fl. 3874:10. Pieter, Gereformeerd, is op 6 juli 1731 overleden en begraven te Rotterdam, Grote Kerk, 10 juli 1731, 50 jaar oud. Toen Pieter kwam te overlijden moest er fl. 15,00 aan grafrechtbelasting worden betaald, dit was de op één na hoogste klasse. Tijdens zijn leven had Pieter de volgende achternamen: Boomsma, Bomsma en Bonsma. Hoogstwaarschijnlijk ook Bomsman en Bonsman.
Overlijdensakte Pieter.
Op 18-09-1731 verklaarde Cornelia van Eijlbracht, dat op 07-11-1720 voor Johan van Obzeen, notaris te Rotterdam, op huwelijkse voorwaarden is getrouwd en dat tussen haar en haar overledene man geen gemeenschap zou plaats hebben van de winsten en verliezen, de welke alleen zouden zijn voor bate en schade van den (voornoemde) haren overledene man. Dit is de reden dat na het overlijden van Pieter de gehele boel verkocht moest worden en alles geïnventariseerd werd, netto fl. 11.278,96 Dit bedrag mochten zoon Bernardus en zijn stiefmoeder Cornelia delen. Cornelia Eijlbracht was na het overlijden van haar echtgenoot, woonachtig te Rotterdam op de Punt en Wijnhaven bij de Brug. Haar vermogen was sinds het overlijden van haar echtgenoot wel gestegen. Toen zij kwam te overlijden moest fl. 30,00 aan belastingen worden betaald. Zij werd in de Grote Kerk begraven en had een eigen graf. s begraven in 1765 in Rotterdam in de
8. Jancke 1682-1765 &1710 Leeuwarden Duco Ritskes Smeding(h) ….-1740 Leeuwarden Jancke woonde te Leeuwarden Achter de Hoven bij de Vismarkt. Zij werd begraven Galileërkerk, 82 jaar oud.
9. Tietske 1684-…. 10. Jan 1686-…. 11. Aelty 1686-…. 12. Martinus stadsboomsnoeier 1689-1770 &1714 Leeuwarden Trijntje Hanses ….-1771 Leeuwarden (6 kinderen) hovenier 6
20-9-2010
Martinus, gedoopt te Leeuwarden op 18 augustus 1689, wonende aldaar, begraven te Oldehoofdsterkerkhof Leeuwarden op 29 augustus 1770, 81 jaar oud.
Oldehoofdsterkerkhof. Martinus had, zonder toestemming van de bouwmeester Wiersma, aan Steven Henrie opdracht gegeven om een boom, staande op het stadsbolwerk, om te houwen. Hij zei dit gedaan te hebben om de boom later te verkopen of brandhout er van te maken, voorgenoemde in armoede te verkeren. De sanctie hierop was dat Martinus een half jaar door de Raad geschorst werd (25-06-1723). Bekent dat hij buiten consent van de raad, twee bomen had verkocht, resp. aan Ruijrd Jans en Rulof Jans. Sanctie hierop: wegens ongeregeldheden ontslagen. Martinus woonde in 1749 hoogst waarschijnlijk in Leeuwarden op de Oost Hoeksterespel. Hij kreeg een aanslag van fl. 11:13:00. Het gezin bestond toen uit drie personen van 12 jaar of ouder en één jonger dan 12 jaar.
7
20-9-2010
VII (Oudgrootouders)_______________________________ _______________________________ _______ Kinderen van 1e echtgenote Hendrijna Gessing en Pieter Boomsma (1681-1731) Rotterdam: 1. Kind 1704-1705. Kind, overleden 27-08-1705, begraven te Hazerswoude, fl. 3,00 grafrechten.
2. Jan 17..-1709. Jan werd op 21-09-1709 begraven te Rotterdam, Nieuwe kerk huur; overledene was jongeman; Achterklooster in "De Beer". Voor grafrechten werd fl. 3,00 betaald.
3. Nn. 1709. Levenloos geboren kind te Rotterdam. Hij of zij werd begraven op 31-08-1709 te Rotterdam, St.Janskerkhof achter ’t Oudemanshuis, begraven in een doosje.
4. Nn. 1712. Levenloos geboren kind te Rotterdam. Hij of zij werd begraven op 21-01-1712 te Rotterdam achter de Nieuwe Kerk, St. Janskerkhof, begraven in een doosje.
5. Nn. 1712. Levenloos geboren kind te Rotterdam. Hij of zij werd begraven op 05-11-1712 te Rotterdam achter de Nieuwe Kerk, Waalse.
6. Jan 1714-1714 ?. Jan werd op 30-07-1714 remonstrants gedoopt te Rotterdam. Bij de doop van Jan waren de volgende getuigen aanwezig: Balten Gessing en Anna Gessing. Jan werd waarschijnlijk begraven op 07-08-1714 te Rotterdam, achter ’t Oudemanshuis, Achterklooster, St.Janskerhof.
4 of 5 jaar oud.
Achterklooster ca. 1700 Rotterdam.
’t Oudemanshuis ca. 1800 Rotterdam.
7. Bernardus Boomsma ca.1716-1784 &1737 Leeuwarden Houkien Luylofs Fin(c)k 1715-1740 Leeuwarden (zie gen. VI) Koopman/statenbode te Leeuwarden Jacobijnerkerk † Oudega (gem.Smallingerland)
&1746 Garijp Limpkien (Lempje) Lucas ….-…. Garijp, gedoopt Driesum (zie gen. VI) Bernardus werd omstreeks 1716 te Rotterdam geboren en Remonstrants gedoopt; hij heeft gewoond te Rotterdam, Leiden (school), Garijp, Rottevalle en Oudega. Toen hij vier jaar oud was verloor hij zijn moeder en toen hij vijftien jaar was zijn vader. In 1731 woonde hij in Rotterdam (waarschijnlijk bij zijn stiefmoeder) en ging in Delft naar school. Bernardus kon toen al goed schrijven. Op 21-07-1731 werd er betaald aan schoolmeester van de Does te Delft voor een vierde jaar kostgeld en onderwijs f 54,00 wegens kwitantie. De volgende betaling vond plaats op 31-10-1731. Uit het testament bleek dat Bernardus als hij 25 jaar werd hij fl. 2500,00 ineens erfde en jaarlijks nog een somma van fl. 250,00 tot een bedrag van totaal van fl. 3500,00 te voldoen met obligatien ten lasten van ’t Gemeeneland. Op 24-12-1732 ontving Bernardus notarieel goederen uit de erfenis van vader uit handen van Cornelis van Eilbracht.
8
20-9-2010
Op 03-01-1733 werd hij, toen hij 17 jaar was, door zijn voogden bij een kruidenier (Cornelis van Sprangt) in de kost en in de leer voor winkelknecht gedaan: "Dat de voornoemde Bernardus Boomsma den comparant ten eene zal dienen als winkelbediende en vervolgens hem in sijne beveelen gehoorsaemen en te doen wat een goed neerstig en getrouw winkelkneght aen sijne meester schuldig en verpligt is te doen. Vanaf 1 januari ten minste 6 jaar dienen voor de vergoeding van inwoning en aldaar genieten behoorlijke kost en drank. Voogden betalen een hondert vijf en twintig jaarlijkse ponde neer". Deze periode van zes jaar maakte Bernardus niet af, want op 28-04-1735 vertrok hij vanaf Texel in dienst van de O.I.C. als adelborst (officier in opleiding) met de Patmos naar Batavia. Onderweg werd van 25-08 t/m 22-09-1735 de Kaap aangedaan en op 26-11-1735 kwam dit schip in Batavia aan, waar het op 20-12-1735 weer vertrok om op 08-08-1736 in Goeree weer aan te komen. Onderweg maakte Bernardus het nodige mee, er was sodemie aan boord (de term sodomie was in die tijd min of meer synoniem voor homoseksuele contacten), waarop de doodstraf stond. Aan boord van de Patmos bevonden zich zestien ambachtslieden, dat dienst zou gaan doen op de overzeese vestigingen van de VOC. Onder hen bevonden zich beeldhouwer Willem van Wielijk (uit Den Haag), de roerslotmaker Jacob Lodewijk Hegelaar (uit Bazel), de huistimmerman Adrianus van Vleuten (uit Utrecht) en de molenmaker Pieter Goddeeus (uit Schipluiden). Vermoedelijk sliepen deze ambachtslieden dichtbij elkaar, want in de nacht van 19 op 20 juli werden Van Vleuten en Goddeeus op heterdaad betrapt door de eerstgenoemde twee. Zij verklaarden op 20 juli aan de scheepsraad dat Van Vleuten en Goddeeus 'in de eerste wagt met malkanders mannelijkheijd hebben gespeelt' en dat Van Vleuten 'zijn mannelijkheijd in het fondament [= achterwerk] van Pieter Goddeeus heeft gestoken en aldaar zijn zaat in heeft geschooten'. Beide mannen bekenden zonder enige vorm van tortuur (marteling) tijdens het verhoor door de scheepsraad, maar beschuldigden elkaar. Goddeeus verklaarde dronken te zijn toen Van Vleuten hem voorstelde te 'doen wat wij doen moeten' en op hem was gaan liggen. Van Vleuten daarentegen vermeldde dat Goddeeus hem enkele dagen eerder had benaderd en hem 'bij zijn mannelijkheijd [had] gevat'. Het heeft beide ambachtslieden niet geholpen. Het stond zonder meer van tevoren vast dat zij ter dood zouden worden veroordeeld en dat wisten ze. Vaak werden de schuldigen aan elkaar vastgebonden en overboord geworpen. Toen de scheepsraad op 21 juli weer bijeenkwam werd meegedeeld dat Van Vleuten de vorige avond uit de boeien was ontsnapt en van het achterdek overboord was gesprongen. In afwachting van het vonnis had hij zelfmoord gepleegd. Zijn gage en goederen werden verbeurd verklaard, evenals die van Goddeeus, die veroordeeld werd tot het aan bakboordzijde aan de nok van de fokkera met een roede doodgeranseld te worden. Zijn lijk werd daarna in zee geworpen. De Patmos werd in het jaar 1722 gebouwd op de werf van de kamer Rotterdam op de Oostzeedijk. Het schip had een tonnage van 810 en maakte in de periode 1723-1752 maar liefst negen reizen naar Azië, waarvan vier voor de kamer Rotterdam. Gemiddeld bevonden zich op de heenreizen van de Patmos ruim 240 opvarenden aan boord: 150 bemanningsleden en 90 militairen. De schippers op de vier Rotterdamse reizen van de Patmos waren de Rotterdammers Galeijn de Haas, Gerrit van Weezel en Willem de Wijs en de Amsterdammer Michiel van Markel. De Patmos is vergaan in de Smalle Baai. Bernardus had waarschijnlijk de smaak van het varen te pakken gekregen, want zijn toenmalige voogden Florens Eijlbracht, Gijsbert Coppestein, Wilhelmus de Five en Hendrik Beume stelden in 1736 een nieuw toeziend voogd aan. Dit was Pieter Groothuis uit Enkhuizen. E.e.a. was niet zo vreemd daar Bernardus in oktober weer met de Popkensburgh wilde gaan varen. Het schip was ingeschreven bij de kamer Hoorn-Enkhuizen. E.e..a. is echter niet doorgegaan daar Bernardus daarna naar Leeuwarden vertrok, alwaar blijkbaar ook nog geld voor hem lag, geërfd van zijn oom Lambertus Boomsma. (Op 22-06-1733 erfde hij namelijk geld van zijn oom Oenias Boomsma uit Leeuwarden).
Op 03-08-1737 krijgt Bernardus toestemming van zijn voogden om in Leeuwarden in ondertrouw te gaan met zijn nicht Houkien Finck. In Leeuwarden trouwt hij dan op 15 september 1737 in de Jacobijner kerk met Houckien, dochter van Lulof Finck die ook zijn belangen behartigde.
1737 Huwelijksakte. Houkien kreeg van Bernardus een gouden trouwring met zes stenen erin. Het is niet ondenkbaar dat Bernardus die dag een zilveren zakhorloge droeg, iets wat zeker later in zijn bezit was. In dat zelfde jaar werd hij ook als burger van de stad Leeuwarden aangenomen (2 december 1737).
9
20-9-2010
1737 Burger van Leeuwarden. Verder kreeg Bernardus in Leeuwarden, waar zijn familie wel bekend was, een baan als stads- en staatsbode. Op 19-12-1738 vertrok S.Treslingh als bode en volgde Bernardus hem op, wat hij tot 4-10-1740 volgehouden heeft. Op 18-04-1738 legde Bernardus een ‘schrift met crediteuren’ aan en begon een eigen zaak. Bernardus en Houkien hielden van notenhout, hun meubels waren ervan gemaakt. Als men op 18-03-1741 de hal binnenkwam hing er aan de muur een “panrek met tien porceleinen borden”. In de zijkamer stonden twee bedden, lag een paarse deken, hing een wit geknoopt kleed en aan de muur acht schilderijen. Verder stond er een “notebomen tafel” met zes gladde stoelen er omheen. Een armstoel stond bij de schoorsteenmantel met daarop een porseleinen set. Ook stond er een theetafel met blauw en bruin koffiegoed. Het “olijven kaske” maakte samen met de spiegel met de “notebomen list” het geheel af. In de spijskamer bestond het meeste keukengerei uit koper; de emmer, de schenkketel, de lamp, de haardplaat, de schaaltjes, de kandelaarsnuiters en het strijkijzer. Ook de mosterdpot ontbrak niet. In de kamer stond dus een “olijven kaske” om een zakhorloge in te doen (men kreeg dan een soort pendule). Verder stond ook hier een “notebomen porseleinkast” met een vijfdelig “geëmailleerd kaststel”. Op het “notebomen cabinet” stond een vijfdelig blauw porseleinen stel met vijf suikerpotten. In dat kabinet lagen o.a. vijftien lakens, twee slopen, twee grote en een klein tafellaken, 12 manshemden, een bijbel met gouden haken, een gouden ring, een gouden diamantring met negen stenen, drie paar gouden knopkes, een gouden centuurgesp, een gouden ring met tafelsteen, een “notebomen kleerbezem”, een barometer en een “spiegel met vergulde list”. Verder lagen hierin twintig kinderdoeken, een wit ruft, een doopskleed, twee bonte kinderdekens en een korf met kindergoed. Dit laatste zou gebruikt moeten worden voor het kind dat op 30-05-1740 begraven werd bij de Jacobijner kerk. Op 28-03-1741 werd een inboedelbeschrijving gemaakt, welke inhield dat Houkien waarschijnlijk voor die tijd is overleden en misschien zelfs in het kraambed. Bij de boedelbeschrijving werd ook gesproken over de eerste vrouw van Bernardus. Het vreemde is dat zij daar Houkjen Vinkhuis genoemd werd. Eind 1742 duikt de naam van Bernardus op in de processen-verbaal die opgetekend zijn i.v.m. Anna Gerrijts. Anna Gerrijts was een hoertje, in de volksmond horreltand genoemd, een verbastering van het friese oarel tosk. Als Anna haar mond opende, kwam er een gapend kerkhof voor de dag.
-------------------Bernardus vertrok omstreeks 1745 naar Garijp, waar hij op 23-01-1746 in het huwelijk trad met Limpkien Lucas, j.d. van Garijp (Trouwboek Garijp). Op 31-12-1745 was het stel in ondertrouw gegaan.
1746 Huwelijksakte. Bernardus was Koopman, Statenbode te Leeuwarden van haar Ed. Mogende, met attestatie naar Garijp, afgegeven dd. 16-011746. Omdat Bernardus destijds niet Gereformeerd was maar Remonstrants, moest zijn ondertrouw in Leeuwarden voor de stad worden aangetekend. In het Burgerboek van Leeuwarden staat de toevoeging; geboortig van Rotterdam. Verder is er ook nog een toevoeging waar staat: “oude Staten bedel van haar edele mogenden tot Leeuwarden was” (Bedel; het zelfde als pedel, bij een gerechtshof is dat een gerechtsbode). Daarna woonde Bernardus nog in Rottevalle en Oudega. Volgens de Specie-cohieren woonde Bernardus van 1750-1784 in Oudega Smallingerland. Hij woonde daar in de volgende huizen (1760) no. 108, no. 70, (1780) no. 38. Dehuizen op no. 108 en 70 zijn ondertussen afgebroken. Het lijkt erop dat Bernardus erg gierig was door niet teveel huur te hoeven betalen of de malaise was reeds toegeslagen en was Bernardus door zijn geld heen. Dat laatste is toch wat onwaarschijnlijk omdat zijn zoon Pieter geld van hem geleend had en bij zijn overlijden de burgemeester-curator werd. In Oudega was Bernardus waarschijnlijk middenstander die, toen hij later onder curatele gesteld werd, belangrijk genoeg was om de grietman van Smallingerland als curator te krijgen. Toen hij in 1784 overleed vertrok zijn weduwe naar Dantumawoude.
10
20-9-2010
1748 Notariele-akte. In bovenstaande notariële akte gaat het over de verhuur van een woning van Bernardus in de gemeente Smallingerland: Tjeerdt Sytses protesteerdt de effecten van opzegginge per Ex Uble aan B. Boomsma gedaan op den 12 Maij 1748 in Vrijdom te Slacten, soadaane Huijzinge en Hovinge Cum Annexis als de … van de pacht in Huijzinge en gebruik van heeft.
Kind van Niesge Willems Block en Pieter Boomsma (1681-1731) buitenechtelijke relatie Rotterdam: 1. Pieter Block 1716-…. Pieter werd op 21-07-1716 Gereformeerd gedoopt te Rotterdam, getuige was Stijntie Jorus.
Kind van 2e echtgenote Cornelia Eylbracht en Pieter Boomsma (1681-1731) Rotterdam: 1. Pieter 1722-1725.
11
20-9-2010
VI (Oudouders )____________________________________ ____________________________ __________ Kind van 1e echtgenote Houkien Luylofs Finck en Bernardus Boomsma (1716-1784) Oudega gem. Smallingerland: 1. Nn. 1740. Levenloos geboren kind, begraven dd. 30-05-1740 Jacobijnerkerk te Leeuwarden.
Kinderen 2e echtgenote van Limpkien Lucas en Bernardus Boomsma (1716-1784) Oudega gem. Smallingerland: 1. Pytter Boomsma 1746-1826 &1770 Dokkum Wytske Gerbens Ybles 1741-…. geb. Foudgum (zie gen. V) Distelateur/landbouwer te Oostrum, Verhuisde in 1771 naar Oostrum, † Dokkum
&1789 Dokkum Sjoukje Feikes Ronner (Egtel) 1756-1830 (gescheiden 1820) geb. Dokkum (zie gen. V) Pytters geboorteplaats was Oudega (Garijp) in Smallingerland. Tussen 1747 en 1770 verhuisde hij naar Kollum waar hij van beroep distillateur was. Of hij hier alleen naar toe ging of met zijn ouders is niet bekend.
1770 Huwelijksakte.
Op 10-2-1789 gaat hij in ondertrouw en op 22-12-1770 trouwt hij met Wytske Gerbens (geb. 05-04 1741 te Foudgum en woonachtig te Driesum) in Dokkum. Een jaar later (22-06-1771) gaat Pytter in Dokkum wonen en wordt hij tot burger van deze stad aangenomen. Tijdens zijn huwelijk met Wytske koopt hij de volgende huizen: In 1771: een huis omtrent de Woudpoort te Dockum voor ƒl. 1551,00 In 1775: een huis omtrent de Woudpoort te Dockum voor ƒl. 355,35 In 1778: een huis omtrent de Woudpoort te Dockum voor ƒl. 2625,00 Totaal: ƒl. 4501,35 Hiervoor tekent hij voor een totaal aan schuldbekentenissen een bedrag van ƒl. 3119,45. Dit betekende, dat hij zelf een bedrag van ƒl. 1401,90 gehad moest hebben, wat voor die tijd een behoorlijk bedrag is geweest. In 1784 had Pytter een erfenis van zijn vader ontvangen waarmee hij een lening af kon kopen. Van de huizen een beknopte beschrijving: Het eerste huis werd in 1771 gekocht van Jacob Sybrens, koopman te Dokkum. Dit was een huisinge omtrent de Woudpoort binnen Dockum, met een vrije doorgang door de steeg noordwaards. Het huis werd gekocht voor fl. 1520,00 en was vrij van grondpacht en eeuwige renthe en gelijk mede vrij van huis florenen. De buren waren: ten oosten Yzak Hendriks, ten zuiden Grits Jacobs, ten noorden Yzak Jacobs en ten westen lag de straat. Het tweede huis werd gekocht in december 1776. Waarom zij dit hoogst waarschijnlijk kleinere huis kochten is niet te achterhalen, ze kochten het huis van Ynske Ables wed. van Tys Wybrens voor drie hondert vijf en twintig goutguldens en seven stuivers. Pytter Boomsma en Wytske Gerbens kochten een huisinge met mandelige steeg suidwaarts omtrent de Woudpoort binnen de gedachte stad Dokkum. Deze huisinge was bezwaard met goutguldens jaarlijke grondpacht aan ’t weeshuis en huisflorenes na stads register. Met actiën en servituten en gerechtigheden als van ouds. De buren waren: Bastiaan Bruinsma woonde ten zuiden, wed. Doeke Jans ten westen en noorden en de straat lag ten oosten. Het derde en waarschijnlijk grootste huis werd gekocht in juni 1787, koopsom fl. 2625,00. Een gedeelte van de akte: “Hendrikus Muller J.W.D., woonachtig binnen Dockum verklare bij dezen verkogt en in eigendom overgedragen te hebben aan Pytter Boomsma burger luitenant van voorschreven stad en Wytske Gerbens echtelieden mijne uitmuntende huisinge cum annexis met het houtstek ten noorden van hetselve mitsgaders ruime hovinge en thuyn daar achter alles staande en gelegen omtrent de Woudpoort binnen Dockum. Een steeg lopende tusschen de huisinge ten suiden van des verkopers. Tot naast legens de burgemeester heer Muller ten oosten en noorden, de straat ten westen en de verkopersen koopers ten suiden”.
12
20-9-2010
1771 Burger van Dokkum. Pytter Boomsma geboortig van Oudega is voor burger deser stad aangenomen naa dat onder eede belooft hadde de stad houw en getrouw te syn de Heren van Regeringe te eeren en te respecteren voorts sig te gedragen als een braaf burger betaamt hehhende de legatia betad. J.Tadema B. Suiderbaan. Pytter was dus op 22 juni 1771 tot “Burger van de stad Dockum” aangenomen. Dit kon door koop of door erving geschieden. Hij zal dit wel door koop geworden zijn daar hij uit Oudega kwam. Als burger van de stad had je bepaalde privileges. Zo kon je een eigen zaak beginnen, zoook Pytter. Hij was distillateur en later werd hij kastelein onder Oostrum, net buiten Dockum. Een ander privilege: als de kinderen wees werden kwamen zij in het Weeshuys terecht. E.e.a. was niet voor gewone burgers weggelegd. In 1771 begon Pytter een jeneverstokerij, alwaar hij jenever stookte van smotstarwe, haver, mout en water. Op 10-06 1809 kreeg hij toestemming de branderij voort te zetten. De branderij stond toen in wijk D nr. 86 en heette de Eikenboom. Deze branderij had de uitgang in een steegje in de Keppelstraat. Hij zelf woonde op nr. 88. De buren waren ten oosten het huis en de tuin van de hoofd rechercheur Hector Feugen, ten zuiden het huis van de grofsmid Sjoerd Borres, ten westen een leeg huis en noorden ook een leeg huis wat per 1 mei bewoond zou worden door rentenier Foek Reinders(?). Er was verder nog een berging voor drie fusten jenever, één van 11, één van 12, en één van 13 anker. Ook stond er een ketel van 35 ¼ stoop. Na de geboorte van zoon Bernardus is er over moeder Wytske Gerbens niets meer bekend. Pytter was in 1787 burger luitenant en werd in 1793 burgerhopman van de stad Dockum.
-------------------Sjoukje Ronner was weduwe van Tjeerd Yedes. Sjoukje werd gedoopt op 22-08 1756 te Dockum als dochter van Feike Beerns Ronner, mr. Schoenmaker.
1789 Huwelijksakte Dokkum. De proclamaties van dit huwelijk zijn gedaan op: 11-01-1789, 18-01-1789 en 25-01-1789, daarna is het stel op 01-02-1789 getrouwd. Ook tijdens dit huwelijk werden nog een aantal aankopen gedaan. Zo kocht Pytter samen met zijn zwager Beernt Ronner, mr. brouwer te Dockum, op 16-03-1793 het aandeel dat zijn schoonmoeder Janke Arjen in de leerlooiersloods had. In 1797 kocht hij een zate en land onder Oostrum, waar hij fl. 1000,- voor leent. Vanaf 1797 werd Pytter voor dit bezit aangeslagen. Deze zate in Oostrum was genoteerd als nr.26. Het was waarschijnlijk een boerenbedrijf met één schoor. Verder bezat hij 3 koeien, 4 paarden, 52 ¾ ? bezaaid bouwland. In 1816 was Pytter koper van een half deel huis, wijk B no. 43 te Dokkum, koopsom fl. 140,-, verkoper Sake Jans v.d. Werff. In 1817 was Pytter verkoper van huis, wijk C no. 169 te Dokkum, verkoopsom fl. 322,-, koper Johannes van der Veer.
13
20-9-2010
In 1820 was Pytter verkoper van onroerend goed (kalkhuisje) te Oostrum, verkoopsom fl. 310,-, koper Jan Boomsma en Eelkje Gerrits Buwalda te Ee, borg Gerrit Klazes Buwalda te Oostrum. In 1820 was Pytter verkoper van een huis te Oostrum, verkoopsom fl. 600,-, koper de Armvoogden van Dokkum. Zeker in 1823 was Pytter kastelein. Het huwelijk van Pytter en Sjoukje scheen niet bijzonder goed te zijn, daar er in februari 1823 een boedelscheiding plaats vond tussen Pytter en Sjoukje die in “regten gescheiden zijn” op 18-02-1823 te Dokkum. Tijdens deze boedelscheiding wordt het volgende verkocht: Een Een Een Een Een
herberg buiten de Woudpoort huis binnen Dockum perceel greidland onder Oostrum perceel bouwland onder Oostrum perceel bouwland onder Oostrum Totaal :
ƒ 2800,00 ƒ 1400,00 ƒ 155,00 ƒ 116,00 ƒ 230,00 ƒ 4702,00
Dit geld is naar Sjoukje Ronner toegegaan. Wat zij ermee gedaan heeft is niet bekend. Wel bekend is, dat er in april 1823 ook de inboedel van de boerderij van Pytter jr. (landbouwer en zoon) verkocht werd. Pytter jr. was toen 33 jaar, gehuwd met Jantje Piers van Prins. Pytter jr. is na de verkoop koemelker geworden. Dat Pytter sr. na de boedelscheiding met Sjoukje nog wel geld over had bleek wel uit het feit dat hij nog verschillende dingen kocht of wilde kopen. Enige voorbeelden hiervan zijn: Een stuk bouwland dat in opdracht van Sjoukje Ronner verkocht werd, maar wat zij niet aan Pytter sr. wilde verkopen. Een gedeelte van de inboedel van de boerderij van zijn zoon. Dit laatste mocht hij wel kopen. Pytter Boomsma overleed op 17-03 1826 te Dockum in het huis in wijk D op nummer 86 en het kadaster-nummer 1245. Dit huisnummer werd later D 93 en begin 1900 werd het huis onbewoonbaar verklaard en afgebroken. Sjoukje Ronner overleed op 01-04-1830.
1826 Overlijdensakte van Pytter, Dokkum. De overlijdensakte van Pytter klopt niet helemaal. De ouders van Pytter zijn vernoemd: Pytter Boomsma en Lempkje. De ouders van Pytter zijn echter Bernardus Boomsma en Limpkien Lucas. De fout zal er in geslopen zijn, daar de buren aangifte bij de secretarie hadden gedaan. Volgens het reglement op de burenplicht waren zij verplicht dit te doen. Het reglement gaf o.a. aan dat de naaste buren binnen drie dagen bij de secretarie aangifte moesten doen van overlijden. Ook waren zij verplicht de kist te halen en de overledene afteleggen. Verder moest de klok door hen geluid worden en moesten zij de kist naar het graf dragen. Dit gebeurde allemaal belangeloos zonder dat er ook maar iets betaald werd. Er werd door de buren wel stevig gedronken op kosten van de overledene (veel bier en brandewijn). Omdat de naaste buren van Pytter, die toen al gescheiden was, waarschijnlijk de deur niet plat liepen, hebben zij ook nooit precies kunnen weten wie de ouders Pytter waren. Sjoukje huwde in mei 1776-Dokkum met Claas Berends. Sjoukje huwde op 29-02-1784 te Morra Tjeerd Yedes. Later werd de ontbinding van dit huwelijk uitgesproken. Sjoukje Ronner overleed op 01-04-1830.
14
20-9-2010
2. Hendrijna 1748-…. &1771 Dantumawoude Lieuwe Willems Fennema 1743-…. geb. Dantumawoude (zeker 1 kind-1772) Hendrijna werd op 24-11 1748 gedoopt te Rottevalle. Lieuwe werd te Driessum gedoopt.
3. Zoon ? 17..-17.. Rottevalle
Dokkum.
15
20-9-2010
V (Betovergrootouders)_____________________________ __________ ______________________ ______ Kinderen van 1e echtgenote Wytske Gerbens en Pytter Boomsma (1746-1826) Dokkum: 1. Lempkje 1773-ovl. vóór 1831 &1793 Dokkum Bauke Ekkes v.d. Aek timmerman ….-…. Dokkum Lempke werd als laatste in het Doopregister van 1773 bijgeschreven. Lempke en Bauke zijn in West Indië, Demerary (thans Guyana) overleden.
2. Aaltje 1778-1819 &1799 Dokkum Geert Andries Brouwer koopman 1776-1860 Dokkum (6 kinderen) In 1809 was Geert schuldeiser: schuldenaar Pieter Jeltema voor fl. 4640,-. In 1811 was Geert koper van huis en herberg, wijk D no. 124 te Dokkum, koopsom fl. 3090,-, verkoper Pieter Jeltema. In 1812 was Geert koper van huis en aangehorigheden, wijk ? no. 125, koopsom fl. 838,-, verkoper Jacob de Bruin te Harlingen. In 1819 was Geert verkoper van huis en herberg met stalling, wagenhuis en kolfbaan, wijk D no. 124 te Dokkum, verkoopsom fl. 4000,-, koper Wessel Durk Lubberts.
3. Bernardus 1783-1783. (6 mndn.) 4. Anke 1784-…. 5. Bernardus 1787-1855 &1810 Dokkum Henke Jans F(V)lint 1792-1826 geb. Damwoude, † Dokkum (7 kinderen) Landbouwer/wagenaar voerman &1827 Dokkum Yfke Abeles Stavorinus 1804-1861 † Dokkum (9 kinderen) In 1814 (22/06) was Bernardus verkoper van losse goederen, verkoopsom fl. 300,00, koper Harmen Jacobs Mokma te Hiaure. In 1814 (16/07) was Bernardus verkoper en verhuurder van losse goederen, verkoopsom fl. 426,00, huur fl. 21,00, koper en huurder Harmen Jacobs Mokma te Hiaure.
Kinderen van 2e echtgenote Sjoukje Feikes Ronner Egtel en Pytter Boomsma (1746-1826) Dokkum: 6. Anne 1790-1790. (ca.1 mnd.) 7. Pytter 1790-1839 &1810 Dokkum Jantje Piers van Prins herbergierster 1788-1839 (10 kinderen) † Oostdongeradeel Herbergier/kastelein landbouwer/koemelker te Aalsum Pytter werd op 10-04-1790 te Dockum geboren. Op 19 jarige leeftijd trad hij op 20-05-1810 te Hiaure in het huwelijk met Jantje Piers van Prins, geboren op 02-12-1789 te Sybrandahuis en gedoopt te Rinsumageest op 03-01-1790. Op 13-05-1810 was het stel in ondertrouw gegaan. Pytter en Jantje hebben tien kinderen gehad, waarvan de eerste twee op jeugdige leeftijd zijn overleden. Tot de jaren 1819-1822 werkte Pytter vermoedelijk bij zijn ouders in de zaak, want tot die tijd was hij kastelein van beroep. In 1810 was Pytter schuldenaar betreffende de huizen wijk B, no. 43 en 49, koopsom fl. 628,00, eiser Gosse Doedes. In 1812 was Pytter schuldenaar (obligatie), eiser Jan Minnes Donga, borg stonden vader Pytter en Pier van Prins. Pytter moest meebetalen volgens het document: Repartitie van Ingezetenen van der gemeente Ee (195 gezinshoofden) tot vinding der kosten van 2 geleverde paarden aan de Artillerie aan den Overste Baron Rozen ten behoeve van het Russische leger in december 1813 enz. jaar 1816 (5) dossier (13). In 1819 was Pytter koper van een huis en herberg, no. 40 te Oostrum, koopsom fl. 4456,00. Hoe Pytter jr. in het bezit van herberg het Wapen van Oost-Dongeradeel kwam is niet bekend. Misschien door vaders huwelijk met Sjoukje Ronner. Het zou zo kunnen zijn, dat Sjoukje de herberg verkocht na de scheiding met Pytter sr. De herberg werd beschreven als huizinge met herberg (het Wapen van Oost-dongeradeel) met stalling op nr. 41. De herberg was gelegen buiten de Halvemaanspoort bij Dokkum onder Oostrum en had twee beneden en twee boven kamers. Verder een keuken, bleek, put en regenwatersbak. Het bezat een vrije doorgang voor de gevel en was gebouwd op één bunder (100 vierkante roeden = 1 hectare =100 are = 10.000 m²), bijna 47 vierkante roeden en 4 pondematen. Ten noorden van de herberg lag het bouwland van Jan Idses Jasardi, ten oosten op nr. 40 lag het huis van Oeds Brouwer, ten westen lag de stadsgracht en ten zuiden liep de dijk (naar Oostrum).
16
20-9-2010
Toen herberg “het Wapen van Oost-Dongeradeel”, nu “de IJsherberg”, Harddraversdijk Oostrum. De herberg is later verkocht aan Lieuwe Oebeles Woudwijk, landbouwer onder Hiaure, Kanton Holwerd voor de som van fl. 2800,00. De herberg heeft thans weer wat van zijn oorspronkelijke functie terug. Het is tegenwoordig een restaurant, gelegen aan het Oostelijk Bolwerk van Dokkum. Verder bezaten Pytter en Janje een huizinge aan de stadswal bij de Woudpoort Wijk D nr. 80. E.e.a. voorzien van een behangen voorkamer, tuinkamer, zijkamertje en een schuur, keuken of loods. Verder een behangen bovenkamer, met daarnaast een schrijfkamertje. Voorts ruime zolders en kelders, een put en regenwaterbak, bleekveld en een mooie tuin beplant met verscheidene vruchtbomen. Ten oosten van het huis lag het huis van de heer Andreas Muller, ten zuiden de stadswal, ten westen de stad Dokkum (het is dus waarschijnlijk een hoekhuis geweest) en ten noorden Pytter Boomsma zelf. Pytter had recht op jaarlijks 60 cents eeuwige rente wegens waterlossing op de steeg. Ook had Pytter een stuk land met een oppervlakte van twee bunders ruim 75 vierkante roeden en 7,5 pondematen. “Ten zuiden lag het land van Klaas Daniels Sytsma, ten westen de scheeps sloot, ten noorden het land van Albert Jans Douma, begeregtigd met reed en drift. Het grootste stuk land was bezwaard op nummer negentien der plaatzen met twee en een/tweede lands floreen en op nummer zestien van het Dijkboek met negen Dijksfloreenen”. Verder had Pytter nog een stuk buitendijks land. E.e.a. werd als het volgt beschreven: “De geregte helft over hoog en laag in een bunder bijna vier en tachtig vierkante roeden/ vijf ponde maten bouwland gelegen buitendijk onder Oostrum hebbende naastlegers ten oosten de dijk, ten zuiden en westen het diep en ten noorden de dijk, zijnde onbezaaid aangeslagen in het landsflorenenkohier op nummer drie der enge dijke landen met een floreen”. In 1823 vond de boedelscheiding van zijn ouders plaats. de zaken gingen waarschijnlijk toen al slecht, want het jaar daarvoor was hij al landbouwer. Dit is hij tot 1826 geweest, want in dat jaar verkocht hij de inboedel van zijn boerderij. Na deze boedelverkoop ging hij verder door het leven als koemelker (boerenknecht?). In 1830 woonden Pytter en Jantje Steenendam 144. Pytter is vrij jong overleden, hij stierf op 19-02-1839 te Dokkum in Wijk B 43. Hij was toen pas 48 jaar. Dit was een huis wat in de Kleine Breedstraat 4 stond. Het was een huis met een trapgevel. Het huis wat nu op die plaats staat is in 1917 op de oude fundamenten gebouwd (rechts van de deur zit een plaquette ingemetseld met daarop J.B. F2 1917). Tussen deze twee periodes in heeft het huis ook nog een ander nummer gehad n.l. B 37 met het kadaster nummer 94. Pytter, Jantje en hun tweede kind (Pier) zijn allen begin 1839 overleden. E.e.a. is waarschijnlijk het gevolg geweest van een epidemie of iets dergelijks. Jantje overleed op 22-02-1839 om 12 uur in de middag in het huis in wijk B nummer 43.
8. Feike geb. Sneek gruttersknecht 1792-1858 &1833 Sneek Akke Uilkes Schuil 1790-1851 (1 kind) Akte van Plaatsvervanging 1813: Feike kwam onder curatele van vader Pytter en Jetze de Vries (Dokkum). Feike werd in 1853 ingeschreven in het vissersdorp Peasens (gem. Oostdongeradeel) 66, A, 520. Feike is om 7 uur s’ morgens in wijk C no. 57 overleden.
9. Jan Boomsma 1794-1860 &1820 Oostrum Eelkjen Gerrits Buwalda 1796-1839 geb. Ee, Oostrum, † Dokkum (zie gen. IV) Arbeider/gardenier/schipper werkvrouw stokersknecht geb. Dokkum In 1819 was Jan koper van een gedeelte huis, no. 100 te Ee, koopsom fl. 150,-, verkoper Lieuwe Wiltjes Meindersma te Ee. In 1822 was Jan verkoper van een huis te Oostrum, koopsom fl. 220,-, koper broer Pieter Pietersz. Boomsma te Oostrum. In 1822 was Jan verkoper van een huis te Oostrum, koopsom fl. 225,-, koper Walle Melis v.d. Werff te Oostrum.
&1842 Dokkum Helena Schuyer (Schreuder of Schroeder) 1813-1899 Vlaardingen (zie gen. IV) arbeidster Jan werd opgepakt wegens landloperij en veroordeeld tot enkele jaren opvoeding in de strafkolonie Veenhuizen (Maatschappij voor Weldadigheid). Jan is om 6 uur s’ morgens in wijk C no. 222 overleden.
17
20-9-2010
10. Siebrigje 1797-1825 &1814 Metselawier (Ee) Jan Sakes v.d. Werff 1797-1871 scheepstimmerman Veenwouden, † Leeuwarden te Aalsum
11. Tjeerd 1800-1831. Tijdens militaire dienst † Haarlem. Tjeerd werd geboren op 12 maart 1800 te Dokkum, gedoopt op 30 april 1800 aldaar, overleden op 17 januari 1831 te Haarlem, 30 jaar oud. Tjeerd werd in 1828 door de militaire krijgsraad in Noord Holland veroordeeld (dossier nummer 1266 inventaris nr N-M 68). Tjeerd was 1 el, 6 palm, 7 duim, en 5 streep lang. Verder had hij een brede mond met een ronde kin, bruin haar en blauwe ogen. In 1819 woonde hij in Leeuwarden. Op 3-5 1819 trad hij in dienst als fuselier bij de 8e afdeling Infanterie te Maartensdijk waar hij tot 13-07-1824 verbleef, dit deed hem waarschijk zo goed, dat hij op 03-01-1825 voor een periode van 6 jaar bijtekende als Karassier en kreeg hiervoor fl. 8,00 aan handgeld. In deze laatste periode is hij tenminste 15 keer opgepakt wat varieerde van dronkenschap tot het dreigen met de sabel. Aangifte van overlijden gedaan te Dokkum op 27-1-1831 als Tierd Pieter Bomsma, ongehuwd.
Dokkum.
18
20-9-2010
IV (Overgrootouders)______________________________ ________________________ ______________ Kinderen van 1e echtgenote Eelkjen Gerrits Buwalda en Jan Pieterszn. Boomsma (1794-1860) Oostrum / Dokkum: 1. Pieter arbeider geb. en wo. Oostrum 1818-…. &1860 Haarlemmermeer Helena van Kooten 1839-…. Dussen 2. Tjetske geb. Oostrum 1820-1823. ovl. Dokkum 3. Sjoukje geb. Oostrum werkvrouw 1822-1900. 4. Gerrit geb. Oostdongeradeel arbeider 1824-1846. ongehuwd, wo. Dokkum Gerrit werd in 1841 veroordeeld tot 3 maanden gevangenisstraf en een boete van fl. 8,00 wegens het toebrengen van een moedwillige verwonding aan derde. Gerrit verdronk in de stadsgracht bij Woudpoort.
5. Feike geb. Dokkum arbeider 1826-1861 &1853 Dokkum Helena Zwaagstra 1825-1876 Dokkum (3 kinderen) Helena huwde later op 26-03-1864 in Dokkum Tjeerd Ytsma-1824.
6. Klaas geb. Dokkum 1829-…. 7. Jan geb. Dokkum kanaalwerker 1832-1910 &1867 Velsen Janke de Vries 1827-…. Marum Janke huwde later Heine Roelfs Rozema (Rosema). Hoogstwaarschijnlijk waren Jan en Janke uit elkaar gegaan. Jan stierf op 17 december 1910 te Groningen als weduwnaar.
Kinderen van 2e echtgenote Helena Schuyer en Jan Pieterszn. Boomsma (1794-1860) Dokkum: 8. Gerrit geb. Dokkum 1848-1849. 9. Gerrit Boomsma 1850-1943 &1877 Vlaardingen Helena v.d Lugt 1850-1932 geb. Schiedam, ovl. Vlaardingen (zie gen. III) Sleep/beurtschipper Geb. Dokkum, † Vlaardingen. Inschrijvings Register Gem. Vlaardingen 1869: Voor de lichting van 1870 ingeschreven, dat hem bij loting ten deel is gevallen no. 23 en dat hij vervolgens door den Militie Raad uit hoofde van gebreken is vrijgesteld, 19 november 1877. Gerrit en Helena woonden op de Korte(n)dijk te Vlaardingen.
10. Antje geb. Dokkum 1853-1859. 11. Arnoldus geb. Dokkum 1856-1912 woonde samen in 1879 met Neeltje Boekee 1850-1938 geb.Vlaardingen, † Amsterdam Schipper † Vlaardingen. &1880 Brielle Maria Weltevreden 1856-1913 geb.Brielle † Vlaardingen (14 kinderen) Arnoldus en Maria woonden zeker in 1897 in de 6e Achtersteeg te Vlaardingen.
1886 © Schiedamse Courant.
19
20-9-2010
III (Grootouders )____________________________________ ___________________________________ ___ Kinderen van Helena v.d. Lugt en Gerrit Boomsma (1850-1934) Vlaardingen: 1. Jan Pieter Boomsma 1878-1939 &1899 Vlaardingen Maria van Genderen 1876-1935 Spijkenisse (zie gen. II)
Schippersknecht/kroegbaas
geboren Korte(n)dijk te Vlaardingen, ovl. Schiedam, Nolet-Stichting, Dr. Noletstraat 1.
Jan Pieter is door loting buiten de Nationale Militie gebleven. Jan Pieter en Maria woonden zeker in 1900 Werfsteeg, zeker in 1907 2e Afrolsteeg, zeker in 1913 Krommesteeg en later op de Hoogstraat 189 boven Jan Pieters “cafe Unie”. Bijnaam van Jan: (Jan) van Pikkum.
2. Gerrit 1883-1961 &1914 Vlaardingen Geertruida van Houwelingen 1889-…. Dijkzicht Vlaardingen (12 kinderen) Los werkman Gerrit en Geertruida woonden te Vlaardingen-Ambacht. Gerrit deed in de periode 1914-1918 aan veesmokkel. Gerrit heeft nog wegens diefstal in de Strafgevangenis van Goes gezeten (08-03-1922 t/m 17-04-1922). Gerrit had de bijnaam Napoleon, hij was nou niet zo’n geliefd persoon.
20
20-9-2010
II (Ouders ) ________________________________
________ _______________________________
Kinderen van Maria van Genderen en Jan Pieter Boomsma (1878-1939) Vlaardingen: 1. Gerrit 1899-1969 &1922 Vlaardingen Gerritje van der Vaart 1901-1988 (Jan Pieter1922-1941, Jacoba 1925-2000, Gerrit 1930-) IJzerwerker Gerrit werd bij het huwelijk van zijn ouders in 1899 erkend.
2. Willem Johannes Boomsma forceur 1900-1984 &1921 Vlaardingen Maartje Kortleven 1902-1988 (zie gen. I)
3. Leendert 1902-1966 &1926 Adriana Hofman 1907-…. (Maria-)
4. Marie 1905-…. † Maassluis &1923 Jaap van Loon 1905-…. † Maassluis (Jacob 1923-ovl.) 5. Helena 1907-1999 &1930 Dirk Henneveld 1904-1981 Vlaardingen / Utrecht (Neeltje Johanna 1932-)
Helena en Dirk woonden zeker in 1932 in de 1e Spoorstraat 9 te Vlaardingen, later Binnensingel.
6. Rijna 1910-1970 &1934 Leen Lohman 1911-…. (Anton-)
&.... Hendrik Cornelis Bras 1910-1971 7. Johanna Petronella 1913-2002 &1933 Vlaardingen Johannes Westerdijk 1909-1992 (Jacoba Katharina 1933-, Jan Pieter 1935-2007)
21
20-9-2010
I (Generatie Maria Boomsma ’22)_____________________________________________________________ Kinderen van Maartje Kortleven en Willem Johannes Boomsma (1900-1984) Vlaardingen: 1. Maria 1922-…. &1947 Vlaardingen Machiel Westerdijk 1922-2001 calculator fi. HVO (Hendrik 1951-*)
Maria was laatst in dienst bij de fam. Hakbijl (bekende Herenmodezaak in Vlaardingen), adres Prins Bernardlaan (‘t Ool Huus).
2. Johanna Magteld 1926-…. &1946 Vlaardingen Age den Boer 1923-1989 meubelspuiter (Dirck Charles, Willem Johannes, Margot Katharina en Rene Freddy Peter Alexander)
* Opgemaakt door Henk Westerdijk ‘51, zn. van Maria Boomsma en Machiel Westerdijk te Vlaardingen.
22
