1
Kristel, die het leven veel beter begreep dan hij, had hem uiteindelijk overtuigd. ‘Je hebt maar één broer, mijn lieve Mark. Juist nu heb je je familie extra hard nodig. Als hij maar een klein beetje op jou lijkt, komt het vast goed.’ In gedachten heeft hij het aankomende gesprek met zijn broer talloze malen gevoerd. Ze hebben elkaar lang niet gezien, het is moeilijk in te schatten hoe zijn broer zal reageren. Dat almaar blijven malen zinloos is, weet hij. Zijn hersenen kan hij echter niet stilzetten, ze schotelen hem een steeds weer wisselend scenario voor. Mark start de motor en de betoverende klanken van het Canto Ostinato vullen zijn auto, de geluiden van buiten verdringend. Zodra hij de schitterende melodie hoort, laat ze hem niet meer los. Het is alsof haar genetische code zich vermengt met zijn DNA. Zachtjes neuriet hij mee, de energie van het meesterwerk tot zich nemend. Deze muziek zet alle andere composities in de schaduw. Als er een strijd om leven en dood in de muziek zou bestaan, zou het Canto die zonder twijfel winnen. Pal voor de deur ziet hij een parkeerplek. Langzaam stapt hij uit en voor de zoveelste keer tast hij in zijn binnenzak. Hij weet dat hij de brief heeft meegenomen, maar zoekt toch het fysieke bewijs. Als hij de voordeursleutel omdraait, wil de deur niet wijken. Natuurlijk, de zon heeft er de hele ochtend op geschenen. Mark duwt met zijn schouder tegen de deur die
uiteindelijk meegeeft, raapt de post op en kijkt of er iets belangrijks bij zit. Zijn oog valt op een envelop van de notaris. Vreemd, dat moet een vergissing zijn. Hij besluit de brief later te openen, hij heeft nu wel iets anders aan zijn hoofd. Automatisch wil hij de deur achter zich dichtdoen, maar bedenkt zich. ‘Pff, benauwd en muf hier,’ mompelt hij als hij de gang inloopt. Onderweg naar de terrasdeuren kraakt het parket van de woonkamer, wat de beklemmende stilte nog meer benadrukt. Als hij de rechterdeur opendoet, schiet er krijsend een kat de struiken in. ‘Jezus!’ roept hij. Mark laat de klink uit zijn hand glippen, de deur valt wijd open en de verkoelende wind speelt direct met de vitrage. Mark glimlacht. Hoe vaak heeft hij zijn vader diezelfde deur open zien doen, waarna zijn moeder haar even later weer dichtdeed vanwege de insecten in de zomer of de kou in de winter? Zijn vader moest er altijd om lachen, die kon niet boos worden op moeder. Op niemand trouwens. Hij kijkt om zich heen. Hij ziet vaders zwarte leren stoel; waarin als je goed keek zijn contouren nog zichtbaar waren, het glazen tafeltje ernaast waarop altijd een stapel kranten lag, de olijfgroene velours stoel van zijn moeder, de kussenkast met het zondagse servies dat nooit op zondag werd gebruikt... er is niets veranderd. Alles staat nog op dezelfde plaats, alsof zijn ouders elk moment kunnen binnenstappen. Hij slikt en gaat op zijn oude plek aan de eettafel zitten. De levendige discussies over de zaak van zijn moeder, over de bijbel en over politiek waarbij zijn vader op komische wijze Joop den Uyl imiteerde, komen bovendrijven. Vroeger was het hier een komen en gaan van gemeenteleden die iets met
vader te bespreken hadden. Hij kan bijna weer het geratel van de typemachine in de werkkamer horen, waar zijn vader dikwijls aan zijn preek werkte. Hij ziet hun kindermeisje Annie - die al snel de bijnaam Annie Gehaktbal kreeg omdat ze dol op gehaktballen was - nog in de keuken staan met die eeuwige theedoek over haar schouder. Een gevoel van melancholie bekruipt hem. Dit huis waarin hij zoveel heeft meegemaakt, zal vroeg of laat door een ander gezin bewoond worden en aan hun familiegeschiedenis worden toegevoegd. Hij weet dat Irma, zijn vrouw, dol is op dit huis en er graag zou willen wonen. ‘Het zou ideaal voor ons zijn, Mark,’ had ze gezegd, zijn arm strelend. ‘Het is zo sfeervol met die mooie glas-inloodramen en die prachtige tuin rondom, veel groter dan die we nu hebben. De keuken en de badkamer moeten we wel vervangen natuurlijk,’ ging ze enthousiast verder, ‘want die kunnen echt niet meer. Ik kan de werkkamer van je vader nemen, we vergroten de ouderslaapkamer met zo’n handige inloopkast, weet je wel, en van je oude slaapkamer maken we jouw werkkamer. Kamers genoeg. En Erik krijgt zijn eigen appartementje op zolder, met alles erop en eraan. Nou, wat vind je ervan?’ Ze gunde hem haar liefste blik. ‘Hello mate, hoe is het met je, broertje?’ Mark schrikt op. Hij was zo in gedachten verzonken dat hij Tom niet hoorde binnenkomen. ‘Fijn dat de deur openstond, ik kon zo gauw mijn sleutel niet vinden, ha ha!’ Zijn lach werkt aanstekelijk; Mark kan een glimlach niet onderdrukken.
‘Kon je de weg naar je ouderlijk huis nog vinden, oudste?’ Hij wist zo gauw geen betere reactie te geven op het irritante ‘broertje’. Tom was nog geen twee seconden binnen en zette de verhoudingen al op scherp. Hij was geen spat veranderd, iets wat Mark stiekem wel had gehoopt. Tom was zeven minuten eerder geboren en dat gaf hem, vond hij, de legitimiteit om zich de oudste van de twee te noemen en zich aldus te gedragen. Mark had zich daar als kind al vreselijk aan geërgerd, zonder dat hij in staat was het te veranderen. Hoe vaker hij er iets van zei, hoe meer Tom hem op allerlei manieren kleineerde. Het beste was om het te negeren, had zijn vader geadviseerd toen hij een keer huilend troost zocht. ‘Dan stopt hij er vanzelf wel mee.’ Hij had gelijk gekregen. Tom loopt met open armen op hem af. Ze omhelzen elkaar kort. ‘Raar idee hè, dat ma er niet meer is,’ hoort Mark zichzelf schor zeggen. ‘Ja. Het is een vreemd gevoel om wees te zijn,’ vult Tom hem aan, ‘nu zijn wij de oudste generatie.’ ‘Goh, ja. Je hebt gelijk. Daar heb ik nog helemaal niet over nagedacht.’ Mark moet moeite doen om zijn tranen te bedwingen. Hij wil niet te emotioneel overkomen. ‘Jeetje, het lijkt alsof ik zo de geschiedenis in loop. Er is hier niks veranderd, is het wel?’ zegt Tom om zich heen kijkend. ‘En jij zit op je oude plek, grappig. Zal ik dat dan ook maar doen?’ ‘Ja, natuurlijk. Je zult wel moe zijn na zo’n lange reis.’ ‘Nee, het valt wel mee,’ antwoordt Tom terwijl hij tegenover hem gaat zitten.
Waarom voelt hij geen blijdschap, nu hij zijn broer weer ziet? Dat zou hij volgens de sociale regels wel moeten voelen. Komt het omdat oude tijden herleven, nu ze samen aan tafel zitten en de familiaire verhoudingen door de tijd heen eigenlijk nauwelijks zijn veranderd? Hij zou nooit vergeten hoe blij hij was toen ze voor hun achtste verjaardag allebei een horloge hadden kregen. Na twee dagen was het zijne echter verdwenen. Hij had urenlang huilend gezocht. Hij wist bijna zeker dat hij het bij het slapen gaan op zijn nachtkastje had gelegd, maar het was weg. Zijn moeder was boos geworden en zei dat hij zo’n duur cadeau blijkbaar niet waard was; hij moest voor straf vijf dagen lang de afwas doen. Hij voelt zich weer even dat kleine jongetje dat eenzaam en verdrietig in stilte de grote vette pannen probeerde schoon te maken. Tom had in die dagen, als hij zag dat Mark in de buurt was, veelvuldig triomfantelijk op zijn nieuwe uurwerk gekeken. Na de strafperiode haalde Tom, terwijl ze aan tafel zaten, Marks horloge uit zijn broekzak. Hij had het in het schuurtje gevonden, had hij met een onschuldige blik gezegd. Zijn moeder geloofde Tom onmiddellijk en prees hem, Mark moest zelfs zijn broertje bedanken. Toen zijn ouders druk in gesprek waren, had Tom hem met een treiterende blik aangekeken. Mark haatte zijn broertje en had het liefst gewild dat Tom ter plekke dood was gevallen. ‘Ik ben gisteravond al aangekomen, vanuit Engeland. Ik moest nog wat zaken in Londen doen, vandaar.’ ‘Oh?’
‘Ze heet Lizzy,’ knipoogt Tom. Mark trekt z’n wenkbrauwen op. ‘Noem je dat tegenwoordig werk? Zit je in de vrouwenhandel of is ze een oude liefde van je? Of een nieuwe?’ ‘Bijna goed, ze heeft in ieder geval een lekkere bite, ha ha. Nee, Lizzy is de naam van een nieuwe candybar die ik daar op de markt wil brengen,’ zegt hij grijnzend terwijl hij ontspannen achteroverleunt. ‘Daar had ik je te pakken, hè?’ Mark kan er nauwelijks om lachen. ‘Het is mijn eerste overzeese avontuur, mijn emigratie niet meegerekend natuurlijk. Het is erg spannend allemaal. De smaak van de Engelsen verschilt niet zo veel van die van de Aussies. Het leek me een logische stap.’ Tom raakt op dreef, denkt Mark. Vroeger hoorde hij zichzelf ook altijd al graag praten en eiste hij - tot zijn grote ergernis - alle aandacht op. Zelfs uiterlijk is hij niet veel veranderd. Het Australische leven doet hem blijkbaar goed, hij heeft nog steeds die twinkelende, brutale ogen waar de meisjes vroeger op school als bosjes voor vielen. Zijn kleding en kapsel zijn nog steeds op-en-top verzorgd en hij heeft een prachtige rij witte tanden. Dat waren volgens moeder de belangrijkste ingrediënten voor een topverkoper. ‘Onze Tom is letterlijk in staat om knollen voor citroenen te verkopen en dat bedoel ik uiteraard positief. Hij lijkt wat dat betreft precies op mijn vader,’ had ze trots gezegd tegen iedereen die het horen wilde. Moeder nam Tom van jongs af aan regelmatig mee naar de fabriek, om hem klaar te stomen voor zijn grote toekomst. Een toekomst die zou moeten leiden tot de opvolging van
haar onderneming. Van Heck Suykerwerken was immers al generaties lang in de familie, en dat moest vooral zo blijven. Als Tom uitweidt over zijn exportproblemen onderbreekt Mark de monoloog van zijn broer; dat zakelijke gezeik kan hem gestolen worden. ‘Vervelend dat je niet bij de begrafenis kon zijn.’ ‘Sorry?’ ‘De begrafenis. Je kon er niet bij zijn.’ ‘Oh dat. Ja, shit. Ik heb echt hemel en aarde bewogen om een kist de lucht in te krijgen. Door die vervloekte bosbranden kon niemand weg, zelfs de privéjets niet. Het was gewoon onmogelijk.’ Mark knikt. De natuurramp had dagenlang het nieuws beheerst. Het zuidoosten van Australië was bijna een week van de buitenwereld afgesloten geweest. ‘Waarom moest ze uitgerekend tijdens die bosbranden haar laatste adem uitblazen? Een weekje later en ik had bij de begrafenis kunnen zijn,’ zegt Tom grinnikend. Zwarte humor was kenmerkend voor hem. ‘Vond je het niet naar dat je geen afscheid hebt kunnen nemen?’ vraagt Mark door. Tom buigt zich naar hem toe. ‘Weet je,’ antwoordt hij zacht, ‘moeder en ik hebben, of sorry, hadden een bijzondere relatie. Onze karakters botsten. Ik denk dat we te veel op elkaar leken. Ze was zo overheersend dat ik bijna niet kon ademen. Australië was de perfecte plaats om mijn vrijheid te heroveren.’ In die tijd, toen Mark nog studeerde en in het weekend bij zijn ouders at, was het aan tafel een terugkerend onderwerp geweest. Tot vervelends toe, wat hem betrof. Na
de HEAO was Tom naar Australië vertrokken om een paar weken te genieten van de natuur en van de uitdagende golven; voor een geoefend surfer was het daar een paradijs. Daarna zou hij met het serieuze werk beginnen, had hij zijn moeder beloofd. Op wat zijn eerste werkdag had moeten zijn, liet hij echter doodleuk weten langer in Australië te blijven. Als surfleraar verdiende hij er prima de kost en de altijd aanwezige zon, de vriendelijke mensen en de voelbare vrijheid hadden zijn hart gestolen. Kon hij niet een jaartje uitstel krijgen? Zijn moeder had maanden naar deze dag toegeleefd, zijn kantoor was ingericht, het personeel geïnformeerd en alles was in het werk gesteld voor deze eerste serieuze stap van zijn carrière bij het familiebedrijf. Ze was razend en vertrok met het eerste vliegtuig naar Sydney om hem over te halen. Hoe kon hij haar zo laten zitten, had ze woedend geroepen. Ze kwam echter van een koude kermis thuis. De gedoodverfde opvolger liet vooralsnog verstek gaan. Stiekem had hij zijn broer hierom bewonderd; hij zou het zelf nooit hebben gedurfd. ‘Het is toch een vrije wereld, moeder,’ verdedigde Mark hem destijds. ‘Hij mag toch zeker wel doen wat hij wil? Als hij daar nou gelukkig van wordt… dat zeg jij toch altijd, pap?’ Moeder had hem priemend aangekeken. Zijn maag kromp ineen, hij kon er slecht tegen als zijn moeder boos op hem werd. ‘In deze wereld zijn er niet alleen rechten, Mark, er zijn ook plichten. Plichten tegenover de maatschappij, tegenover je medemens en tegenover je familie. Het leven is niet alleen vrijheid, blijheid!’
Voordat zijn moeder verder kon gaan met haar opvoedkundige betoog was zijn vader gelukkig tussenbeide gekomen. ‘Lieve Bette, we missen Tom allemaal. Niet alleen omdat hij niet in je fabriek werkt, maar ook om wie hij is. God heeft ieder van ons een vrije wil gegeven en daar moeten we dankbaar voor zijn. Tom heeft wat meer tijd nodig, dat is alles. Het valt niet mee om aan hooggespannen verwachtingen te voldoen.’ Zijn vader was een meester in het verpakken van een moeilijke boodschap. Zijn ouders hoopten dat het een bevlieging zou zijn en dat Tom bij zinnen zou komen. Toen hij maanden later belde met de mededeling dat hij aangenomen was bij een Australische chocoladefabriek werd duidelijk dat het ijdele hoop was. Tom werkte aan zijn eigen carrière. ‘En ik heb het in down under goed gedaan, zonder moeders hulp. Die ze overigens wel steeds aanbood,’ hoort Mark Tom zeggen. ‘Ik ben onderaan begonnen. Ik heb keihard gewerkt, kon op afbetaling de chocoladefabriek kopen en de omzet is verdrievoudigd. Ik heb alles keurig afgelost en een krachtige toko neergezet. Ik ben er trots op. Nu nog de rest van de wereld veroveren, te beginnen met Engeland,’ vervolgt hij met een zelfgenoegzame blik. Hoewel moeder het graag anders had gezien, wees ze bij elke gelegenheid die zich voordeed de toehoorders ongevraagd op de moeilijke omstandigheden waaronder haar zoon Tom het toch maar mooi voor elkaar had gekregen om een eigen bedrijf te laten floreren. Ze kon het niet nalaten om
te benadrukken dat zijn achtergrond hem daarbij had geholpen. ‘Ze heeft zelfs een keer een bod gedaan op mijn aandelen in de fabriek, wist je dat?’ Mark schudt zijn hoofd. ‘Nee, dat heeft ze me nooit verteld. Wanneer...’ ‘Ik zou dan betaald worden in aandelen Van Heck en hier directeur worden,’ gaat Tom verder. ‘Een echte coupe van moeder zoals alleen zij die kon verzinnen. Een reverse take over, heel creatief. Ze was een geweldige strateeg. Ik heb nee gezegd, natuurlijk heb ik nee gezegd, want vroeg of laat zou ze haar lasso weer om me heen gooien en aan de strop trekken.’ Met zijn handen doet hij een wurggreep na. ‘Arghhh… dan had ik hier nu niet gezeten,’ zegt hij met een geknepen stemmetje. Ze schieten samen in de lach. ‘Ik overdrijf natuurlijk, maar je begrijpt wat ik bedoel.’ Mark ziet de lach op zijn gezicht langzaam verdwijnen. ‘En nu… nu is ze er niet meer,’ zucht Tom. ‘Misschien had ik wat vaker langs moeten komen om dingen te bespreken; ze was goed weet je, echt heel goed.’ Hij buigt naar hem toe en zegt op vertrouwelijke toon: ‘Ze heeft me kortgeleden nog gebeld, ze zei dat ze haar einde voelde naderen. Vreemd hè? Ik bood aan om naar haar toe te komen, maar dat vond ze niet nodig. Ze had er vrede mee, zei ze. Ja, ze had er vrede mee, dat zei ze letterlijk.’ Tom wendt zijn ogen af en staart de tuin in. Mark wist niet dat zij hem gebeld had, maar dat ze het had voorvoeld, was niet nieuw voor hem. Ze had zelfs haar
eigen begrafenis tot in de kleinste details geregeld en was rustig heengegaan. ‘Nou,’ zegt zijn broer kennelijk meer tegen zichzelf dan tegen Mark, ‘we moeten het ermee doen, zo simpel is dat. Zevenenzeventig is een mooie leeftijd, ik zou ervoor tekenen. Het leven gaat verder, the show must go on, wat jij, broertje?’ Mark weet het niet. Is zevenenzeventig een mooie leeftijd? Waaraan meet je dat dan af? Aan het feit dat mensen gemiddeld op jongere leeftijd doodgingen? Ach, het heeft weinig zin om erbij stil te staan, realiseert hij zich. Er is niemand die er iets aan kan veranderen. ‘Vertel eens Mark, waarom wilde je eigenlijk per se hier afspreken?’ Hij voelt dat zijn hartslag omhoog gaat. Al die jaren heeft hij het voor de familie verzwegen, zich steeds afvragend wat het juiste moment zou zijn om het te vertellen. De dood van zijn moeder had alles in een stroomversnelling gebracht. Hij haalt diep adem en staat zo rustig mogelijk op. ‘Loop even mee, als je wilt. Ik vertel het je liever op de plek waar ik het gevonden heb.’